/ * RIJKS GESCHIEDKUNDIGE PUBLICATIËN UITGEGEVEN IN OPDBAOHT VAN Z. EXO. DEN MINISTER VAN BINNENLANDSCHE ZAKEN. 35. POELMAN, BRONNEN TOT DE GESCHIEDENIS VAN DEN OOSTZEEHANDEL EERSTE DEEL. EERSTE STUK. 'S-GR AVENHAGE, MARTINUS N IJ H O F F 1917. BRONNEN TOT DE GESCHIEDENIS VAN DEN OOSTZEEHANDEL. VERZAMELD DOOR D* H. A. POELMAN. EERSTE DEEL 1122-1499. EERSTE STUK. 'S-GRAVENH AGE, MARTINUS NIJHOPF 1917. De uitgave van een eebste deel eener verzameling Bronnen tot de Geschiedenis van den Oostzeehandel, welk eerste deel den tijd tot 1500 zoude omvatten, werd aan de commissie voor's rljks geschiedkundige publioatiën voorgesteld door haar bestuur, 16 sept. 1910. zü weed door de oommissie aanbevolen bij z. exc. den mlnisteb van blnnenlandsche zaken, 3 oct. 1910. z. exc. droeg de bewerking op aan Dr. h. a. Poelman, 13 Oct. 1910. De uitgave geschiedde onder toezicht van het lid der oommissie, ür. Gr. w. kernkamp. INLEIDING. In haar „Overzicht van de door bronnenpublicatie aan te vullen leemten der Nederlandsche geschiedkennis" wijst de Commissie voor 's rijks geschiedkundige publicatiën onder meer ook op de wenschelijkheid, dat een bronnenpublicatie betreffende den handel van Nederland op de Oostzeelanden en Noorwegen tot stand kome, om dit zeer belangrijk deel van onze geschiedenis toe te lichten. Het is inderdaad beschamend, dat de geschiedenis van den moederhandel van allen Nederlandschen handel zoo lang onbekend terrein gebleven is en wel moest blijven bij gebreke aan voldoende bronnenpublicatiën. Vooral voor het bloeitijdperk van onzen Oostzeehandel is een bijna geheel gemis aan gepubliceerde bronnen te constateeren; voor het tijdvak der middeleeuwen echter is reeds heel wat materiaal bijeengebracht, zij het ook in bronnenpublicatiën van vreemden bodem. Aan den vreemdeling, aan den Duitscher in de-eerste plaats liet de Nederlander gaarne over niet alleen het onderzoek in buitenlandsche, maar evenzeer in Nederlandsche archieven. Een eereplaats moet bij dit onderzoek aangewezen worden aan de Duitsche geleerden, die op initiatief en kosten van het Hansische Geschichtsverein met groote nauwgezetheid de stof bijeengezameld hebben, noodig om het ontstaan en de ontwikkeling van de Hanze en haar handel toe te lichten. Hun arbeid is ook voor de geschiedenis van den Nederlandschen Oostzeehandel in de middeleeuwen van groot belang geweest. Doch die onderzoekers beschouwden de opgespoorde bronnen voor een goed deel van uit een Hanzestandpunt, vroegen zich steeds af, in hoeverre dit materiaal de ontwikkeling van de Hanze en haar handel kon toelichten; een Nederlandsch onderzoeker echter zou de min of meerdere belangrijkheid van de aangeboorde bronnen getoetst hebben aan het belang, dat zij hadden, hetzij in een vroeg tijdperk voor de geschiedenis van den handel der Nederlandsche hanzesteden, hetzij in een latere VIII INLEIDING. periode voor het ontluiken en opbloeien van den Hollandsch-Zeeuwschen Oostzeehandel. Daarmede is ook het verschil aangewezen tusschen de zoo belangrijke bronnenpublicatiën van het bovengenoemde Verein, en een publicatie, welke door Nederlanders tot stand gebracht zou zijn. Bovendien gaan in de publicatiën van het Hansische Verein de op Nederland betrekking hebbende stukken veelal te loor onder tal van andere, die voor de geschiedenis der Hanze wel, doch voor die van den Nederlandschen handel geen belang hebben. Dit is vooral in de zeer uitgebreide serie der Hanserecesse het geval. Naast deze bronnenpublicatiën zijn nog heel wat voor de geschiedenis van den Nederlandschen Oostzeehandel in de middeleeuwen belangrijke stukken te vinden in de oorkondenboeken van vele Duitsche Hanzesteden en Hanzegebieden en in enkele Scandinavische bronnenpublicatiën. Zoo kan, tenminste voor het tijdperk der middeleeuwen, de oogst aan reeds gepubliceerde stukken zeer rijk zijn; de nog niet gepubliceerde gegevens, nog in de archieven verborgen, zullen slechts een aanvulling bij dit materiaal vormen. Hiermede is het verschil aangewezen tusschen het nu verschijnende eerste deel der „Bronnen tot de geschiedenis van den Nederlandschen Oostzeehandel", dat de middeleeuwen omvat, en de volgende later te verschijnen deelen, welke de geschiedenis van dien handel in de 16e tot en met de 18e eeuw zullen toelichten. In het voorliggende deel zijn voor het grootste gedeelte reeds elders uitgegeven stukken verzameld, terwijl de nog niet gepubliceerde slechts een aanvulling vormen. In de volgende later te verschijnen deelen zal de verhouding juist omgekeerd zijn: het reeds elders gedrukte materiaal zal steeds geringer plaats innemen"; het publiceeren van onuitgegeven stukken zal dan meer en meer hoofdzaak worden. Het nu verschijnende deel vormt als het ware het fundament voor het op te trekken gebouw. Zooals gezegd is, omvat dit eerste deel het tijdperk der middeleeuwen. Oorspronkelijk was vastgesteld, dat de stukken tot het jaar 1530 opgenomen zouden worden. Het Hansische Geschichtsverein heeft dat jaar als eindpunt voor zijn beide groote publicatiën, het Urkundenbuch en de Recesse, aangenomen. De Recesse zijn dan ook tot dat jaar gevorderd, doch die publicatie wordt, naarmate het eindjaar bereikt wordt, voor de handelsgeschiedenis van de Nederlandsche gewesten van steeds minder belang. Daarentegen is het zoo hoogst belangrijke Hansische Urkundenbuch slechts tot 1500 gevorderd *). Om dus het eerste deel 1) Het elfde deel, omvattende de jaren 1485—1500, is verschenen, te laat evenwel, om er voor onze publicatie gebruik van te kunnen maken. INLEIDING. IX tot 1530 voort te kunnen zetten, zou een uitgebreid onderzoek in de archieven van tal van Nederlandsche steden, van buitenlandsche Hanzesteden en in de Scandinavische archieven plaats moeten vinden, om het hiaat van 1500 tot 1530 te vullen. Een onderzoek van zulke uitgebreidheid lag niet in de bedoeling; bovendien zou het aantal in extenso op te nemen nog niet gepubliceerde stukken zoo toenemen, dat de hoeveelheid materiaal de beschikbare ruimte verre te buiten zou gaan. Het was noodzakelijk, het eindjaar van 1530 naar 1499 terug te brengen. De inhoud van dit eerste deel beantwoordt niet geheel aan de omschrijving, in het „Overzicht" gegeven. Daar wordt op blz. 39 de wenschelijkheid van een bronnenpublicatie betreffende de „Betrekkingen met Rusland" en op blz. 41 het belang van zulk een publicatie betreffende de „vaart op Hamburg en Bremen" in het licht gesteld. Bij de bewerking van dit eerste deel kon de bewerker evenwel niet nalaten, van tijd tot tijd een strooptocht naar deze verboden jachtgebieden te ondernemen. De handelsweg naar Rusland liep in de middeleeuwen van de oostzeekust over Lijfland. Het binnendringen in Rusland was verboden. In de 15e eeuw komt er bij Hollanders en Zeeuwen meer en meer het verlangen op, rechtstreeksche handelsbetrekkingen met de Russen aan te knoopen zonder gebruik te maken van de bemiddeling van Lijfland. Hevig verzet der Hanze volgde, doch ook Lijfland liet zich niet gemakkelijk uit zijn bevoorrechte positie verdringen. Telkens opnieuw afgekondigde verbodsbepalingen der Hanze en van Lijfland tegen het binnendringen van Hollanders en Zeeuwen, tegen het aanleeren door Hollanders en Zeeuwen van de Russische taal, trachtten het opkomende gevaar te bezweren. De belangen van Lijfland, van een aan de Oostzee gelegen handelsgebied dus, waren in de eerste plaats bij deze conflicten betrokken; van daar dat opneming dezer gegevens geboden scheen. Ook de gegevens betreffende de vaart op Hamburg en Bremen konden niet steeds zonder meer weggelaten worden. De Hanze en haar politiek spelen in de geschiedenis van den middeleeuwschen Oostzeehandel een groote rol; in de talrijke geschülen, onderhandelingen, verbonden enz. der Hanze bleven belangrijke handelssteden als Hamburg en Bremen niet onzijdig. Waar een bronnenpublicatie betreffende den Oostzeehandel in de middeleeuwen voor het grootste gedeelte aangewezen is op materiaal, dat rechtstreeks of zijdelings de Hanze en haar politiek betreft, is het onmogelijk, handelssteden als Hamburg en Bremen buiten het onderzoek te sluiten. Natuurlijk hebben echter de speciaal Amsterdamsch-Hamburgsche, de Groningsch-Hamburgsche en Q-roningsch-Breemsche relaties geen object van opzettelijk minutieus onderzoek uitgemaakt. Bij de bewerking van dit eerste deel is als volgt te werk gegaan. X INLEIDING. Zoo volledig mogelijk is al het reeds elders gedrukte materiaal verzameld en verwerkt. Tegen in extonso opnemen van eenige dier stukken kan principieel geen bezwaar bestaan, vooral als die stukken voorkomen in moeilijk te bereiken publicatiën. Toch kon hiertoe slechts uiterst zelden overgegaan worden, daar de overgroote rijkdom aan materiaal tot de grootst mogelijke beperking noodzaakte. De reeds elders gedrukte stukken zijn dus voor het grootste deel in regestvorm medegedeeld. Hierna kon aangevangen worden met het onderzoek in de Nederlandsche archieven; in hoeverre zouden deze archieven, reeds zoo doorzocht, nog nieuwe gegevens aan het licht kunnen brengen? De verwachting was niet hoog gespannen, de oogst viel echter mede. Vooral het algemeen rijksarchief te 's-Gravenhage bleek nog heel wat stukken te bevatten, van belang voor de geschiedenis van den Oostzeehandel. Hier volgt een opsomming der bezochte archieven en een opgave van de nummers der stukken, aan die archieven ontleend. Bij de Nederlandsche Hanzesteden heeft het archiefonderzoek bij een vijftal, en wel Deventer, Groningen, Harderwijk, Kampen en Zutfen eenige resultaten opgeleverd. Aan het archief van Deventer zijn ontleend de n°". 1549, 1595, 1653, 1654, 1699, 1710, 1783, 1836,1956,1961, 2041, 2059, 2066, 2076, 2174, 2301, 2313, 2332, 2348, 2369, 2371, 2395, 2400, 2467, 2557, 2558, 2873; aan dat te Groningen de n08.1215, 1286, 1377, 1378, 1650, 1671, 1745, 2026, 2028, 2128, 2640, 2912, 2925, 3002, 3004, 3006. Harderwijk leverde slechts n°. 1694 op. In Kampen was de oogst rijker en wel de n°8. 1222, 1392, 1490, 1514, 1665, 1682, 1684—1686, 1767, 1768, 2440, 2442, 2443, 2448, 2477, 2504, 2548, 2568, 2571, 2607, 2669, 2701, 2716, 2817, 2825, 2829, 2841, 2846, 2850, 2867, 2886, 2887, 2903, 2916—2918, 2941, 2943-2945, 2958, terwijl Zutfen de n°8. 2439, 2472, 2812 verschafte. Gunstiger resultaat leverde het onderzoek der archieven in Holland en Zeeland op. Bovenaan staat het algemeen rijksarchief te 's-Gravenhage, waaraan ontleend zijn de n°". 208, 210, 523, 529, 532, 534, 549, 556, 562, 566- 568, 573, 616, 618,629,631,632,646, 647, 650, 660, 662, 696, 701, 761, 785, 788, 823, 851, 941, 953, 954, 975, 998, 1010, 1013-1015, 1166, 1183, 1184, 1186, 1214, 1231, 1253, 1260, 1288, 1298, 1309, 1318, 1323, 1325, 1326, 1329, 1333, 1334, 1336, 1338, 1346, 1351, 1352—1355, 1361, 1362, 1364—1368, 1371, 1381,1385,1386, 1389—1391,1394-1397,1399—1401, 1403,1405—1408,1411,1413,1415— 1418, 1429, 1433, 1436, 1438, 1441, 1444, 1445, 1448, 1450, 1455, 1460, 1462, 1467, 1470—1472, 1476, 1485, 1498-1501, 1505, 1508, 1512, 1522-1524, 1527, 1541, 1543—1546,1551,1552,1557—1560,1566—1569, 1571—1575, 1585, 1594, 1598, 1600-1602, 1605, 1606, 1611,1612,1614, 1621, 1622, 1628—1632, 1637—1640,1645—1649,1658,1678-1681,1701, INLEIDING. XI 1705, 1706, 1719, 1725, 1744, 1746, 1754, 1756-1759, 1778, 1784,1788, 1794—1801, 1816, 1843—1845, 1851, 1852, 1886, 1895, 1897,1898,1900, 1915, 1924, 1927, 1935, 1938, 1941, 1943-1945, 1969, 1970, 1986,1989, 2002, 2032, 2033, 2049, 2053, 2165, 2168, 2170, 2182, 2184, 2213, 2226, 2257, 2264, 2308, 2309, 2311, 2319, 2329, 2333, 2343, 2344—2347,2352, 2379, 2382, 2388, 2832, 2965, 2991—2993, 3021. Ook een der handschriften, in de Koninklijke Bibliotheek berustende, getiteld „Foedera inter Hollandos et 6 urbes Vandalicas", waarvan h»t register Z O in het algemeen rijksarchief te 's-Gravenhage een afschrift is, leverde een onverwachte aanvulling op en wel de n°s. 1515, 1536, 1537, 1542,1806,1808, 1814, 1824. Aan de gemeente-archieven in Holland en Zeeland zijn ontleend, aan Amsterdam de n°8. 2588, 2656, 2744, 2749, 2751, 2796,2828, 2830, 2840, 2860, 2864, 2868—2870, 2881, 2964, 3016, 3029; aan Enkhuizen de nos. 1652, 2942, 2960; aan Hoorn de n09. 769,1526,1610,1748, 1809, 1833, 1904, 1942, 1947, 1949, 1950, 1954, 1959, 1962, 1965, 1972, 1973, 2023, 2090, 2092, 2186, 2203, 2222, 2278, 2295, 2876, 2970, 2979, 2990; aan Monnikendam de nos. 1692, 2281, 2414, 2768, 2785. Dordrecht leverde n°. 2810, Rotterdam n°. 2999 en Brielle de n°". 2099,2129, 2201, 2267, 2290, 2310, 2334, 2438, 2637, 2686. In Zeeland had het onderzoek in Middelburg, Veere en Zierikzee resultaten. Middelburg leverde de n°". 1307, 1477, 1554, 1616, 1702, 1838, 1894, 1896, 1940, 1967, 1971, 1992, 1998, 2106, 2118, 2119, 2219, 2777, 2794, 2815, 2821, 2885, 2981, 3003, 3005, 3010; Veere de n°8. 2820, 2901, 2905 en Zierikzee de n°8. 1736, 1820, 1888,1891,1934,2483, 2519, 2620, 2524, 2525. Hoe uitgebreid nu ook het materiaal geworden was, toch kon het resultaat niet geheel bevredigen. Vooral in de betrekkingen van Holland en Zeeland tot Pruisen en Lijfland bleef veel onduidelijks; die betrekkingen, waarvan men wist, dat zij vooral in de 15° eeuw zeer belangrijk waren, werden door de verzamelde gegevens slechts onvoldoende toegelicht. Meer en meer nam de zekerheid toe, dat de voor die betrekkingen belangrijkste stukken niet in de Nederlandsche archieven te vinden waren, doch dat de nasporingen in het stadsarchief van Danzig en het rijksarchief te Koningsbergen voortgezet moesten worden. Reeds de door Prof. Dr. G. W. Kernkamp in zijn Baltische archivalia bijeengebrachte gegevens wezen hierop. Een bezoek aan Prof. K. Kunze te Hannover en Prof. Dr. W. Stein te Göttingeri, die zeer welwillend inzage verschaften in het door hen verzamelde materiaal voor de ontbrekende deelen van het Hansische Urkundenbuch, sterkte de overtuiging, dat van een bezoek aan Danzig en Koningsbergen veel te verwachten was. Tot een onderzoek in de beide archieven werd besloten, de ministerieele xn INLEIDING. machtiging werd verkregen om gedurende een maand in beide archieven werkzaam te zijn. In beide archieven bewees het vroeger door Prof. Kernkamp gedane onderzoek mij zeer groote diensten. Te Danzig, waar het onderzoek begonnen werd, was het mij reeds na korten tijd duidelijk, dat het ondoenlijk was in de spanne tijd», mij toegemeten, den geheelen buit binnen te halen. Volstaan moest worden met het afschrijven of in regest brengen van de stukken, in registers te vinden, en het noteeren der losse stukken. Die losse stukken werden mij later met groote bereidvaardigheid achtereenvolgens naar het algemeen rijksarchief toegestuurd, waar de soms zeer uitvoerige stukken afgeschreven konden worden. Dezelfde werkwijze werd te Koningsbergen toegepast, waar voor het geheele onderzoek slechts een achttal dagen beschikbaar bleef. Niet alle in de registers te vinden stukken konden afgeschreven worden; van de overige verschafte mij de archivaris met buitengewone welwillendheid afschriften, terwijl de losse stukken mij naar den Haag ter bewerking toegestuurd werden. Zoodoende is het gelukt in deze publicatie een groot aantal en daaronder zeer belangrijke stukken op te nemen, die een helder licht op de betrekkingen van Holland en Zeeland tot Pruisen en Lijfland werpen. Aan het stadsarchief van Danzig zijn ontleend de n°". 292, 454, 456, 462, 463, 630, 656, 673—675, 1144, 1170, 1198,1200, 1247, 1261, 1262, 1265, 1269, 1278, 1283, 1290—1293, 1320,1372—1374, 1404, 1432, 1478, 1611, 1520, 1576, 1641, 1642, 1651, 1655—1657,1660, 1661, 1666, 1668, 1669, 1677, 1687—1690, 1693, 1695—1697, 1715,1716, 1720, 1724, 1729, 1743, 1760, 1764, 1779, 1780, 1785—1787, 1789, 1793, 1807, 1810, 1819, 1835, 1837, 1841, 1842, 1849, 1850, 1853, 1854, 1858, 1859, 1866, 1869, 1870, 1872, 1873, 1876, 1877, 1883, 1906, 1916, 1931, 1939, 1948, 1963, 1964, 1968, 1975, 1978, 1980-1982, 1988, 2010, 2030, 2039, 2101, 2105, 2120, 2205, 2314, 2342, 2349, 2419, 2445, 2461, 2484, 2503, 2515, 2518, 2673, 2697, 2732, 2746, 2750, 2769, 2778, 2803, 2813, 2822, 2823, 2826, 2827, 2833, 2843, 2845, 2852, 2854—2857, 2861, 2883, 2888, 2900, 2909, 2911, 2919—2924, 2926, 2927, 2930, 2931, 2934, 2935, 2939, 2940, 2949, 2950, 2954 -2957, 2959, 2961—2963, 2967, 2968,3008, 3012, 3020, 3028, 3037, 3038, 3041—3049, terwijl het rijksarchief te Koningsbergen de volgende n°". verschafte: 1230, 1266,1341,1376,1384, 1463, 1555, 1579, 1644, 1667, 1672—1674, 1711, 1717, 1733, 1742,1761, 1765, 1770, 1771, 1773, 1775, 1791, 1792, 1802, 1804, 1805, 1811, 1815, 1821, 1822, 1826-1832, 1840, 1846, 1855-1857, 1862, 1865,1867,1868, 1871, 1874, 1880, 1887, 1893, 1899, 1912, 1914, 1917—1919* 1925,1929, 1930, 1932, 1933, 1936, 1946, 1977, 1979, 1984, 1985, 1987, 1990, 1991, 1993, 1995—1997, 1999, 2155, 2907, 2910. Verder werden mij nog uit Hamburg de n°*. 1454, 1609 toegestuurd, terwijl aan het stadsarchief INLEIDING. Xltl van Wismar de n09. 1083, 1172, 1202, 29B2 ontleend zgn, dank zij de vriendelijke hulp van den stadsarchivaris aldaar, die mij als gevolg van eene correspondentie bovengenoemde stukken in afschrift toezond benevens afschrift van eenige stukken na 1500, welke in een volgend deel hun plaats zullen vinden. Ik meen na de bovenstaande uiteenzetting nog een en ander in het midden te moeten brengen, om te wijzen op de belangrijkheid der verzamelde bronnen. Een historische uiteenzetting te geven, zooals voor elk deel van het Hansische Urkundenbuch op zoo uitnemende wijze geschied is, ligt niet in mijn bedoeling; dat zou toch niets meer of minder beteekenen dan het schrijven van een geschiedenis van den Nederlandschen Oostzeehandel in de middeleeuwen en het bescheiden bestek van een inleiding ver overschrijden. Met nadruk wil ik er echter op wijzen, dat in deze bronnenpublicatie de ontwikkeling, de bloei, soms ook de verwording van den handel van de verschillende Nederlandsche steden stap voor stap te volgen is. Het is een eigenaardig verschijnsel, dat in de middeleeuwen het ontstaan, de bloei en het verval van den handel van sommige steden, van geheele landstreken zelfs, zoo snel op elkaar volgen. Duidelijk wordt dit geillustreerd door den Nederlandschen Oostzeehandel. Gaan wij het tijdperk van ± 1200 tot 1500 na, dan zien wij eerst de Friesche steden en Groningen handelsbetrekkingen met de oostzeelanden onderhouden; spoedig echter eischen de I Jssel- en Zuiderzeesteden haar aandeel in dit verkeer, worden snel de gelijken van eerstgenoemden om haar vervolgens te overvleugelen. Min of meer trouwe leden der Hanze, volgen zij de hanzepolitiek, zijn zij betrokken in de verwikkelingen, welke dikwijls genoeg de aandacht der Hanze vroegen. Maar ook deze steden, zoowel de LTssel- als de Zuiderzeesteden zijn gedoemd het lot der Hanze te deelen. Nog hebben die steden haar bloeitijdperk niet uitgebloeid, of in het westen komen er andere op, die eerst aarzelend aandeel in den Oostzeehandel vragen, vervolgens haar gerechtigd deel eischen en met de wapenen weten te verkrijgen, om zich ten slotte te ontpoppen als de grootste en gevaarlijkste concurrenten der Hanze, welker politiek verstarde naarmate de concurrentie der Hollandsche en Zeeuwsche steden toenam. Vooral voor de ontwikkeling van den Oostzeehandel der Hollanders en Zeeuwen zijn de bijeengebrachte stukken belangrijk. In Holland en Zeeland heeft langen tijd de landsheer, de graaf een eigen handelspolitiek gevolgd. Het verleenen van handelsvoorrechten, voornamelijk aan kooplieden van Hamburg en Lubeck, het geven vooral van voorrechten aan de Oostersche kooplieden, die Dordrecht wilden bezoeken, XIV INLEIDING. toonden zeer duidelijk het streven der Hollandsche graven, om den stapel van Oostersche producten naar Dordrecht te brengen, om zoo mogelijk van Dordrecht te maken, wat Brugge reeds was. Hierop was uitsluitend het'oog der graven gevestigd; van een aansporen en aankweeken van den Hollandsch-Zéeuwschen handel met de Oostzeelanden, van een steun geven aan dien handel, die in knop reeds aanwezig was, is nooit sprake geweest. De handelspolitiek van de graven hield geen voeling met het streven hunner onderdanen, was een politiek van hoogerhand opgelegd, was ter mislukking gedoemd. Hier, zooals zoo vele malen in latere perioden, zou blijken, dat vorstelijke wil, vorstelijke voorrechten van een stad geen handelsstad kunnen maken. De handel zelve, de kooplieden wijzen hun verzamelplaats aan. Oehéel onafhankelijk van den vorst en diens handelspolitiek heeft de Oostzeehandel der Hollanders en Zeeuwen zich ontwikkeld. De eerste sporen van dien handel voeren ons naar het centrum van haringvangst en haringhandel, naar het punt, waar de handelaars van Noord- en Oostzee elkaar ontmoetten, naar Schonen. Aanvankelijk brachten de haringvangst en haringhandel, vervolgens de vrachtvaart, ten slotte eigen handel de Hollanders en Zeeuwen daarheen. Zeeuwen en Hollanders is waarschijnlijk een betere volgorde, want in 1355 waren de Schonenvaarders uit Holland, Zeeland en Friesland reeds eenigszins georganiseerd, stelde de graaf over hen aan den voogd, door Zierikzee aangewezen. Waarschijnlijk is de oorsprong van den Oostzeehandel der Zeeuwen en Hollanders voor een groot deel op Schonen te zoeken, op de in die tijden grootste marktplaats der Oostzee, waar mededinging voor niet-Hanzeaten mogelijk was, want daar kon de Hanze ■ haar suprematie nog niet geheel uitoefenen. Vermoedelijk stelden de Hollandsche en Zeeuwsche steden grooten prijs op die handelsbetrekkingen, want hoe anders te verklaren, dat bij de Keulsche confederatie in 1367, waar krachtige maatregelen tegen den koning van Denemarken getroffen werden, de Hollandsche en Zeeuwsche steden onder leiding van Amsterdam en Brielle een krachtig woord medespraken en dat in de uitgebreide uitrusting ter zee tegen genoemden koning Amsterdam een groot deel der lasten op zich nam. Wel groot moeten dus de bedreigde belangen op Schonen geweest zijn. Eigenaardig is het, dat Amsterdam zoo plotseling" op den voorgrond treedt en dat reeds toen de Hollandsche en Zeeuwsche steden over de Wendische steden heen aan de Pruisische de hand reikten. Van dien tijd af treden de Hollanders en Zeéuwen meer op den voorgrond, begint die lange en moeizame arbeid om ondanks de sterke tegenwerking der Hanze vasten voet in de om de Oostzee gelegen landen te krijgen. En dat onze Hollanders en Zeeuwen INLEIDING. XV daarin slaagden, bewijst de felle oppositie der Hanze, de telkens op de Hanzedagen afgekondigde nieuwe en hernieuwde bepalingen tegen de indringing van vreemden in de Oostzee. Doch met verbodsbepalingen lieten die schippers en kooplieden zich niet verdringen. Dit kon slechts door geweld. En tot geweld moest het komen, toen de concurrentie der Hollanders en Zeeuwen zulke afmetingen aannam, dat de Wendische steden haar suprematie sterk bedreigd gevoelden. De periode van 1438—1441 is er eene, waarin de Hollandsche en Zeeuwsche steden haar jonge krachten zouden meten met de reeds beproefde kracht der Wendische steden. Het middel was een tot het uiterste gevoerde kaperoorlog, waarin niemand winst doch allen groote verliezen te boeken hadden. Een stedenoorlog ook, waaraan eerder een transactie dan een definitieve vrede een einde maakte, want de in 1441 gesloten vrede van Kopenhagen herstelde den toestand van voor den oorlog, en stelde de beslissing in tal van netelige kwesties tot later te voeren onderhandelingen uit. Vandaar dat gedurende de jaren van 1441 tot 1500 telkens onderhandelingen gevoerd werden met de Wendische steden, maar vooral ook met de steden van Pruisen en Lijfland, met Danzig aan het hoofd, en met den hoogmeester der Duitsche orde. Want ook Pruisen en Lijfland waren, ondanks hun houding van welwillende neutraliteit tegenover Hollanders en Zeeuwen in den driejarigen kaperoorlog wreed getroffen. Hun zoutvloot was met schending van alle recht in 1438 voor de kust van Frankrijk geroofd, hun schepen vielen de een voor de ander na in kapers handen. Het uitvoerige n°. 2205 geeft een treffend beeld van de geweldige verliezen, door de Pruisisch-Lijflandsche handelsvloot geleden. Vandaar, dat Pruisen en Lijfland te Kopenhagen eischende partij waren, die zich een som gelds als schadevergoeding zag toekennen, waarvan de uitkeering door Hollanders en Zeeuwen onder allerlei voorwendselen steeds uitgesteld werd. Na 1441 beginnen de periodiek terugkeérehde onderhandelingen, en de daarbij gewisselde stukken, nu in extenso uitgegeven, laten ons een helderen blik werpen op de betrekkingen van Holland en Zeeland met Pruisen en Lijfland. Ik kan verwijzen naar de zending van Egbert de Gier in 1442 naar Pruisen (n°. 1631), de onderhandelingen van Hans von dem Walde, zendbode van den hoogmeester der Duitsche orde, in 1444 en 1445 (n0B. 1742,1758,1791), de zending door den hoogmeester van Johan Wargel in 1446 (n°. 1805). Zeer belangrijk zijn de onderhandelingen te Brugge (n08. 1821, 1822, 1827—1830, 1832, 1840—1842), in 1447 te Keulen voortgezet (n°». 1849, 1860, 1853, 1869, 1870, 1882). Dan volgt de mislukte zending van broeder Joost Borre uit naam van den hertog van Bourgondië naar den hoogmeester der Duitsche orde (nos. 1862, 1865, 1920) en ten slotte onder- XVI INLEIDING. handelt men weer te Bremen in 1448 (n°«. 1929, 1930, 1932, 1933,1936, 1937). En dit alles had geen resultaten. De handelsbetrekkingen bleven onderhouden, periodiek verlengde bestanden traden in de plaats van een definitieven vrede. Zoo hadden er nog in 1491 te Antwerpen en 1494 te Stralsund onderhandelingen plaats, welke al even vruchteloos waren als de voorafgaande. Ook voor de verhouding van de Hollandsche en Zeeuwsche steden tot de Wendische had de vrede van Kopenhagen geen definitieve regeling gebracht. Alle tot wrijving aanleiding gevende kwesties bleven bestaan, uitgesteld tot later te voeren onderhandelingen. En bij die oude moeilijkheden kwamen telkens nieuwe zich voegen. Tot een nieuwen oorlog is het niet gekomen; ook hier bestanden en verlenging van bestanden als surrogaat van vrede. Holland en Zeeland, nu met Amsterdam aan het hoofd, zagen hun invloed in de Oostzee hand over hand toenemen; in Denemarken en Noorwegen werd der Hanze geduchte concurrentie aangedaan, de lakenen zouthandel van Hollanders en Zeeuwen werd voor de Oostzeelanden onmisbaar. Daarbij kwam, dat slechts een losse band de verschillende leden der Hanze verbond en velen maar al te gauw uit den band sprongen en met name de stapelverordening voor Brugge steeds meer verwaarloosden. De Duitsche koopman te Brugge, krachtig gesteund door de Wendische steden, trachtte den stapeldwang nieuw leven te geven. Daartoe diende de stapelverordening van 24 Augustus 1470, waarbij bepaald was, dat alle lakens, ook Hollandsche, te Brugge ten stapel moesten komen. Hevig verzet van Hollanders en Zeeuwen volgde, dat leidde tot de onderhandelingen te Utrecht in 1473, waarop 9 April 1474 een bestand volgde tot 1 Januari 1477, later verlengd tot 1 Mei 1480. Gedurende dien tijd zou de stapelverordening voor Holland, Zeeland en Friesland niet van kracht zijn. In September 1479 hadden er weer onderhandelingen tusschen de afgevaardigden van de drie Nederlandsche gewesten met die der Wendische steden plaats, welke een bestand van 24 jaren tengevolge hadden. De pogingen der Wendische steden en van den Duitschen koopman te Brugge, om den stapeldwang te Brugge ook voor de Hollanders enz. van kracht te doen zijn, werden ijverig voortgezet. En Brugge èn de genoemde Nederlandsche gewesten hadden denzelfden landsheer; van hem hing de beslissing in dezen strijd af. En die beslissing viel ten ongunste van Holland, Zeeland en Friesland uit, toen 21 Augustus 1487 Maximiliaan en aartshertog Filips het stapelverdrag bevestigden. Het hevig verzet van de Hollanders c. s., de talrijke overtredingen van de stapelverordening door leden der Hanze, lieten aan Brugge duidelijk genoeg zien, welk haar lot zou zijn. Dat lot werd 14 Januari 1501 bezegeld, toen Filips de schoone het stapelverdrag voor INLEIDING. XVII Hollanders en Zeeuwen buiten werking stelde. Doch met genoemd jaar te noemen hebben wij de ons gestelde grenzen reeds overschreden. Het bovenstaande moge voldoende zijn, om enkele groote lijnen aan te geven, langs welke de bronnenverzameling zich voortbeweegt. De volgorde der stukken is zuiver chronologisch. Een locale indeeling der gebruikte bronnen, waarop de commissie in haar genoemd overzicht bl. 39 wijst, kon naar onze meening niet toegepast worden, daar te veel stukken op. verwikkelingen, alle Oostzeelanden betreffende, betrekking hadden en vooral de Hanserecesse telkens weer de politiek der Hanze, het geheele oostzeegebied omvattende, behandelen. Een splitsing der bronnen naar de verschillende landen, een locale indeeling der bronnen dus, kan wellicht voor het tweede deel overwogen worden. Over het toegevoegde register kan ik kort zijn. Er is slechts één register, nml. van persoons- en plaatsnamen door elkaar, bewerkt in hoofdzaak naar regels, door het bestuur van het Historisch genootschap (gevestigd te Utrecht) in 1915 vastgesteld en uitgegeven. De aardrijkskundige namen zijn in aansluiting aan die regels cursief gedrukt. Een enkele afwijking heb ik mij veroorloofd: het terugbrengen der verschillende vormen van den voornaam tot één hoofdvorm heb ik als ondoenlijk nagelaten. Ten slotte blijft mij over een woord van dank uit te spreken aan allen, die mij op zoo vriendelijke en welwillende wijze bij mijn arbeid behulpzaam zijn geweest. Een gezamenlijke dankbetuiging richt ik tot alle archivarissen en archief-ambtenaren, bibliothecarissen en bibliotheekambtenaren, die door hun hulp en voorlichting mijn taak verlicht hebben. Een woord van hartelijken dank wensch ik echter met name te richten tot Prof. Dr. O. W. Kernkamp, die mij bij het verzamelen en bewerken der bronnen met zijn wenken en raadgevingen bijstond en het lastige pad der correctie met mij heeft willen bewandelen. Veel ben ik ook verschuldigd aan de hulp en voorlichting van eenige Duitsche geleerden en archivarissen. Hier spreek ik dan ook mijn dank uit aan Prof. Dr. Karl Kunze te Hannover en Prof. Dr. Walther Stein te Gröttingen, die mij met groote bereidwilligheid inzage van het door hen verzamelde materiaal verleenden, aan Dr. F. Techen, Ratsarchivar te Wismar, die mij afschriften van stukken uit het onder zijn beheer staande archief toezond, en niet het minst aan de beheerders van het stadsarchief van Danzig en het staatsarchief te Koningsbergen, n XVlUf INLEIDING. met name aan den Geheim-archivrat Dr. Max Bar te Danzig (nu te Koblenz) en Dr. J. Kaufmann aldaar, benevens aan den Geheim-archivrat Dr. E. Joachim te Koningsbergen, zonder wier krachtige hulp mijn arbeid in beide genoemde archieven onafgedaan had moeten blijven. Groningen, September 1917. H. A. POELMAN. AANVULLINGEN EN VERBETERINGEN. Blz. 23 links bovenaan staat 1327 Mei 5—1330, lees 1327—1330 Mei 5. > 52 n°. 242 regel 2 staat eigendom is, lees eigendom zijn. i 60 n°. 274 regel 6 lees HR. 3 n. 279 en 280. i 69 n». '305 regel 6 lees Vermeld: Hans. U. B. 4 n. 420. » 176 aanm. 1 regel 5 lees jubilate. > 202 n°. 803 § 6 regel 4 lees Jacobi'). » 254 n°. 1005 regel 3 staat varen en, lees varen en. » 328 n». 1279 moet vervallen (zie n°. 1308). » 356 n°. 1367 regel 2 van beneden staat menynge, lees nemynge. » 368 n°. 1394 vul aan: Vermeld Boergoensche charters blz. 5i. » 412 rechts bovenaan staal 1515, lees n. 1515. » 464 links bovenaan staat [14J43 Jan., lees [14J43 Jan. 8. » 525 n°. 1737 regel 14 van boven staat off deso, lees off dese. i 525 n°. 1758 regel 5 van beneden moet de komma achter heefft vervallen. ï 527 n°. 1759 regel 16 van boven staat wijltijts, lees wijl tijts. » 531 n°. 1767 regel 28 van boven staat Torne, lees torne. ï 537 rechts bovenaan staat n. 1786—1787, lees n. 1786—1788. » 539 n°. 1791 regel 19 van boven staat 1645, lees 1445. » 719 n°. 1958 laatste regel staat lozz, lees losz. » 830 regel 11 van boven staat eynen, lees Eynen. 1122 Juni 2—1243 Aug. 17. n. 1—4. Keizer Hendrik V bevestigt naar aanleiding van klachten der Utrechtenaren het oude toltarief in de stad Utrecht voor de vreemde kooplieden o. a. voor Fresones de Osterlant venientes, voor Denen en Noren. 1122 — in Trajecto, 4 nonas Junii, indictione 13 anno regni 23 imperii 12 — Juni 2. Gemeente-arch. UtrecJit, oorspr., *) inv. n. 38; zie voor vidimussen, afschriften enz. de opgave by Brom, Regesten van oork. 1 n. 303. Gedrttkt o. a.: Hans. U. B. 1 n. 8; v. Mieris, Gr. Charterboek 1 blz. 86. Vermeld o. a.: Brom, Regesten van oorkmiden betreffende het sticht Utrecht ln.303; 8. Muller Fz., Regesten van het archief der stad Utrecht n. 4. G[odefridus], advocatus de Staden, aan de burgers van Utrecht: verklaart op last van aartsbisschop Hartwic van Bremen, dat de burgers van Utrecht voortaan vrij zullen zijn van het hoofdgeld, dat zij gewoon waren te geven. [1186—1188 of 1195—1201.] Gemeente-arch. Utrecht, oorspr., inv. n. 42. Aldaar een vidimus-inv. n. 42 en een af~ schrift-inv. n. 28 fol. 33. Gedrukt: Hans. U. B. 1 n. 42, alwaar gedateerd [1186—1201]; Cod. dipl. Neerl. 1 n. 11 enz. Vermeld: Brom, Regesten van oorkonden 1 n. 517; Muller, Regesten v. h. arch. der stad Utrecht n. 8. Vorst Mstislaw Dawidowitsch van Smolensk sluit een handelsverdrag met de kooplieden van Riga en die op Qotland en met alk Duitsche kooplieden. Onder de getuigen komen voor: Bernek (Bernhard) en Volker uit Groningen. {1229, Zomer.] Sted. arch. Riga. Gedrukt in Vertaling: Hans. U. B. 1 n. 232; fragment in het Oork. boek van Groningen en Drente 1, 90. Vermeld: Brom, Regesten v. oork. 1 n. 799. Willelmu9 [II] comes Hollandje geeft den kooplieden van Lubeck en van Hamburg met hun goederen een veilig geleide in zijn landen, bepaalt voor fien den tol, apud Ghervlit ie betalen en verklaart, dat dit geleide xal duren een jaar na opzegging. 1243 — feria secunda post assumpeionem beate Marie ■— Augustus 17. 1) Oppermann toont in het Wesldeutsche Zellschrift, jaargang XXVII bh. 202 aan, dat deze oorkonde een vervalsching is van omstreeks 1177. 1 1244 Aug. 23—1249 Oet. 11. 2 n. 5—9. Steel. arch. Lubeck, Batavica n. 1. Gedrukt: Hans. U. B. 1 n. 331; Lüb. V. B. 1 n. 100; v. d. Bergh, Oorkondenb. van Holl. en Zeel. I, 1 n. 397. Vermeld: Brom, Regesten van oork. 1 n. 985; Hamb. U.B.ln.538 (op 1243 Aug. 16). 5. Otto Dei gracia Trajectensis electus neemt universos de Lubeke et Honburch mercatores met hun goederen onder zijn besclierming, bepaalt de tollen, door ken te betalen, en verklaart het vrijgeleide geldig een jaar na opzegging ervan. 1244 — Trajecti, vigilia Bartholomei — Augustus 23. Sted. arch. Lubeck, Batavica n. 2. Gedrukt: Lüb. U. B. 1 n. 102; Cod. dipl. Neerland. 1 n. 16; Hans. ü. B. In. 334. Vermeld: Brom, Regesten van oork. 1 n. 1003; Hamb. U. B. 1 n. 529. 6. WiUem II, graaf van Holland, aan Lubeck: bevestigt het wijgelcide door zyn landen, vroeger reeds verleend (n. 4); bevrijdt die van Lubeck van het strandrecht; beveelt zijn onderdanen in de gunst der Lubeckers aan. 1245 — Trajecti, in octava sancti Jobannis baptiste — Juli 1. Sted. arch. Lubeck: vidimus van 1315 Sept. 29 *). Gedrukt: Lüb. U. B. 1 n. 108; v. d. Bergh, Oorkondenb. v. Holl. en Zeel. I, ln. 410. Vermeld: Brom, Regesten van oork. 1 n. 1023; Hans. U. B. 1 n. 337. 7. Gijsbrecht, heer van Amstel, aan Lubeck: belooft, de stad Lubeck behulpzaam te zijn bij haar pogingen om vergoeding van de schade, door burgers van Lubeck in den strijd met den roover Marcward Oulen geleden, te verkrijgen; verzoekt teruggave van een schip, den zijnen ontnomen en naar Lubeck gevoerd. 1247 — Traiecti, in crastino s. Agathe virginis — Febr. 6. Sted. arch. Lubeck, Varia n. 2, oorspr. Gedrukt: Lüb. U. B. 1 n. 122; v. d. Bergh, Oorkondenboek van Holland en Zeeland I, 1 n. 434; Hans. U. B. 1 n. 360 op 1248 Febr. 6. Vgl. Ter Gouw, Gesch. van Amsterdam 1 blz. 97. 8. Floris, broeder van WiUem, koning van Duitschland, aan Lubeck en Hamburg: belooft, als hij het graafschap van zijn broeder ontvangen zal hebben, het vrijgeleide 2), door graaf Willem aan beide steden verleend, te zullen handhaven. 1248 — Trajecti, feria secunda post purificationem beate Marie — Februari 3. Sted. arch. Lubeck; afschrift. Gedrukt: v. d. Bergh, Oorkondenb. I, 1 n. 489, gedateerd 1249 Febr. 8. Vermeld: Hans. U. B. 1 n. 373, gedateerd 1249 Febr. 8. 9. Floris, broeder van Willem, graaf van Holland, bevestigt opnieuw de voorrechten, door zijn broeder aan die van Lubeck geschonken. 1249 — apnd Hage, in crastino Victoris — October 11. Gedrukt: Lub. V. B. 1 n. 139 (op 1249 Febr. 28); v. d. Bergh, Oorkondenb. I, 1 n. 490 (op 1249 Maart 7). Vgl. Hans. U. B. 1 n. 373. 1) Vermeld: Hans. U. B. 2 n. 264. 2) Zie n. 4. 1251 Sept. 24—1252 Aug. 19. 3 n. 10—14 10. Abel Dei gracia Danorum Slavornmque rex enz. bevrijdt hen, qui umlands- farae dicuntur, van het strandrecht in zijn rijk en stelt een lolverordening voor de markten van Skanör vast 1251 — Scanarae, kalendas Octobris octavo — September 24. Gemeente-arch. Kampen, oorspr. Gemeente-arch. Utrecht: vtdimus van het Minderbroeder-klooster te Lund (van 1251 na September 21) z. d. Inv. n. 46. Gedrukt: Hans. U. B. 1 n. 411; Charters en bescheiden bijzonder van Kampen ln.1. Naar den vtdimus ie Utrecht in: Cod. dipl. Neerl. 1 n. 18. Vermeld: Register van charters en bescheiden van Kampen 1 n. 1; Brom, Regesten van oork. 1 n. 1208; de Utr. vidimus: Hans. U. B. 1 n. 412; Muller, Regesten v. h. arch. der stad Utrecht n. 18. 11. Koning Abel van Denemarken aan de bezoekers van Skanör: staalden Omme- landvaarders toe, hun waren op bepaalde uren der feestdagen en der vigiliën dier feestdagen aan land te brengen en te vervoeren. 1251 — Skanorae, kalendas Octobris septimo — September 25. Gemeente-arch. Kampen, oorspr.; aldaar 2 herhalingen van 1320 en 1376 in het repertorium fól. 49. Gedrukt: Charters en bescheiden van Kampen n. 2; Hans. U. B. 1 n. 413. Vermeld: Register van charters enz. van Kampen 1 n. 2; Brom, Regesten van oork. 1 n. 1209. 12. G[erhardus] Dei gratia sancte Bremensis ecclesie archiepiscopus aan comiti Hollandie [Floris]'. belooft aan eenige Hollanders hun geld terug te zullen geven, dat zij in zijn gebied verbeurd hebben; verzoekt hetzelfde voor zijn onderdanen. [125ï\ — die Galli — Oclober 16. Stade. Gemeente-arch. Haarlem , D 1 n. 1; oorspr. Gedrukt: v. d. Bergh, Oorkondenb. I, 1 n. 347 2); Hans. U. B. 1 n. 415. Vermeld: Enschedé, Invent. v. h. oud arch. d. stad Haarlem 1, blz. 1. Vgl. n. 13 en n. 14. 13. Koning Willem neemt op verzoek van ridder Willem Gedulf van Brugge en van Arnold Doneldei, burger van Bremen, de burgers van Bremen en van Stade voor het verkeer in Holland, Zeeland en in zijn geheele rijk in bescherming en geeft hun ook de vroeger aan Lubeck verleende gunsten. 1252 — 2 idus Junii, indictione 10 — Juni 12. Antwerpen. Sted. arch. Bremen, Trese Z; oorspr. Gedrukt: v. d. Bergh, Oorkondenb. I, 1 n. 561; Brem. U. B. 1 n. 253. Vermeld: Hans. U. B. 1 n. 438. 14. Floris van Holland s) herhaalt en bevestigt den brief van 1252 Juni 12 (n. 13). 1) Heinr. van Zutfen, gardiaan der Minorieten ie Kampen, geeft van deze oorh. 1376 Mrt. IS een transsumpt. Vermeld: Hans. U. B. 4 n. 533; Begister van Kampen 1 n. 197. 2) Gedateerd 16 Oct. (1933—1933). 3) Plaatsvervanger van graaf Willem II, koning van Duitschland. 1259 Maart 23—1266 Aug. 20. 4 n. 15—19. 1252 — feria secunda post assumptionem beate Marie — Augustus 19. Middelburg. Sted. arch. Bremen, afschrift. Gedrukt: v. d. Bergh, Oorkondenb. I, 1 n. 567; Brem. U. B. 1 n. 854. Vermeld: Hans. U. B. 1 n. 443. 15. Zoen tusschen de steden Keulen én Utrecht, houdende bepalingen over de vergoeding van de schade, door de wederzijdsche burgers elkander toegebracht o.a. goederen betreffende, door die van Utrecht te Gotlant verloren. 1259 — 1258, op den Sundach dat man singit Letare Jerusalem — Maart 23. Gemeente-arch. Utrecht; oorspr. Inv. n. 507. — Afschr. Inv. n. 32, fol. 44. Gedrukt: Hans. U. B. 1 n. 521; Cod. dipl. Neerl. 1 n. 20. Vermeld: Muller, Regesten v. h. arch. der stad Utrecht n. 28; Brom, Regesten van oork. 1 n. 1427. 16. Jolian I en Gerhard I, graven van Holstein, stellen een tollijst vast voor de kooplieden, die Hamburg bezoeken, waarin o.m. voorkomen: omnes Frisones sive alii mercatores venientes de mari enz. [1262 Maart 12 — 1263 April 20.] Gedrukt: Hans. U. B. 1 n. 573; Hamb. ü. B. 1 n. 665 en 666. Vermeld: Colmjon, Register van oorkonden, die in het charterboek van Friesland ontbreken, n. 89. 17. Dordrecht aan Hamburg: belooft, de burgers van Hamburg binnen Dordrecht en daar buiten behulpzaam te zijn, als zij Dordrecht en Holland en Zeeland bezoeken zullen. 1266 — quinta feria proxima post dominicam quasimodogeniti — April 8. Sted. arch. Hamburg, Trese E e 7. Gedrukt: Hamb. U. B. 1 n. 699; v. d. Bergh, Oorkondenb. I, 2 n. 133; Sloet, Oorkondenb. v. Gelre en Zutfen I, 2 n. 891. Vermeld: Hans. U. B. 1 n. 622. 18. Zierikzee aan Hamburg: belooft den burgers van Hamburg en allen, die van de Elbe naar Zierikzee komen, vrijgeleide. 1266 — feria quinta post dominicam qua cantatur misericordia Domini — April 15. Sted. arch. Hamburg, afschrift. Gedrukt: Hamb. U. B. 1 n. 701; v. d. Bergh, Oorkondenb. I, 2 n. 135. Vermeld: Hans. U. B. 1 n. 624. Zie n. 17 en 20. 19. Graaf Floris V bevestigt de voorrechten, door zijn voorgangers aan die van Lubeck verleend; doet die van Hamburg in dezelfde rechten deelen. 1266 — apud Telynge, feria sexta proxima post assumptionem beate Marie virginis — Augustus 20. Sted. arch. Hamburg; afschrift (in 1842 verbrand.) Gedrukt: Hamb. U. B. 1 n. 703; v. d. Bergh, Oorkondenb. I, 2 n. 139. Vermeld: Hans. U. B. 1 n. 628. Vgl. n. 4, 6, 13. 1266 Sept. 29—1273 Oct. 4. 5 n. 20—25. 20. Albrecht van Voorna enz. aan Hamburg: neemt de kooplieden van Hamburg en van de Elbc in zijn bescherming; laat hun de berechting hunner onderlinge geschillen over. 1266 — in die beati Michaelis archangeli — September 29. Sted. arch. Hamburg; afschrift, (1842 verbrand). Gedrukt: Hamb. U. B. 1 n. 705; v. d. Bergh, Oorkondenb. I, 2 n. 141. Vermeld: Hans. V. B. 1 n. 631. Vgl. n. 18. 21. Kampen aan Hamburg: bericht, dat burgers van Kampen aan den mond van de Stör in het land van den graaf van Holstein door Nic. Stucroede opgewacht worden, om hen te benadcelen; verzoekt de vijandelijkheden van genoemden Nic. Stucroede tegen te gaan. [Voor 1267 Februari 11.'] Sted. arch. Hamburg, Trese L l n. 1. Gedrukt: Hamb. U. B. 1 n. 713. Vermeld: Hans. U. B. 1 n. 637; Brom, Regesten van Oork. 1 n. 1623 enz. 22. Floris V, graaf van Holland, bevestigt voor de kooplieden van Lübeck het vrijgeleide, hun door zijn vader verleend l). 1269 — sabbato post festuni beatorum Jacobi et Christofori — Juli 27. Dordrecht. Sted. arch. Lubeck; oorspr. Gedrukt: Lüb. U. B. 1 n. 312; v. d. Bergh, Oorkondenb. I, 2 n. 187. Vermeld: Hans. U. B. 1 n. 669. 23. Floris V, graaf van Holland, bevestigt de voorrechten, door zijn vader en zijn voorgangers aan de kooplieden van Lubeck verleend 2). 1270 — in vigilia beati Johannis babtiste — Juni 23. Leiden. Sted. arch. Lubeck; oorspr. Gedrukt: Lüb. U. B. 1 n. 318; v. d. Bergh, Oorkondenb. I, 2 n. 202. Vermeld: Hans. U. B. 1 n. 683. 24. Aartsbisschop Hildebold van Bremen bevrijdt, op verzoek van Stade en van den bisschop van Utrecht, de burgers van Utrecht van den tol op het laken, dat de Utrechtenaren de Elbe op en naar Stade invoeren. 1270 — die Odelrici Confessoris, pontificatns nostri anno XI — Juli 4. Stade. Gemeente-arch. Utrecht; oorspr., inv. n. 59; vidimus van 1540 Jan. 23, inv. n. 42. Gedrukt: v. Mieris, Charterboek I blz. 355. Vermeld o.a.: Hans. U. B. 1 n. 685; Brom, Regesten van oorkonden 2 n. 1702; Muller, Regesten der stad Utrecht n. 40. 25. Aartsbisschop Hildebold van Bremen bevrijdt het schip van het Cisterzienserklooster [Aduard], hetwelk gewoon is naar Hamburg te varen, van de verplichting 1) Zie n. 4 en 6. 2) Zie n. 22. [Voor 1277 Sept. 21]—1280 April 21-27. 6 D. 26—29. bij het opvaren der Elbe bij Stade aanteleggen, mits hel den gewonen tol betaalt en geen vreemde waren geladen heeft. 1273 — 4 non as Octobris — Oetóber 4. Bremen. Gemeente-arch. Groningen, oorspr. reg. 1273 n. 2. Gedrukt: Driessen, Monum. Groningana 1 n. 21; Hamb. U. B.l n. 753; Oorkondenb. v. Groningen en Drente 1 n. 144. Vermeld: Hans. U. B. 1 n 717; Feith, register v. h. archief van Groningen lblz.8. 26. Dordrecht aan Hamburg: erkent de ontvangst van een brief van Hamburg; belooft antwoord te zenden, zoodra haar kooplieden, die naar het Oosten varen, teruggekeerd zullen zijn. [Voor 1277 September 21.] •) Sted. arch. Hamburg, Trese L l n. 2; oorspr. Gedrukt: Hamb. U. B. 1 n. 714, gedateerd: omstreeks 1266;v.d. Bergh, Oorkondenb. I, 2 n. 153. Vermeld: Hans. ü. B. 1 n. 801. 27. Floris V, graaf van Holland, geeft den burgers van Hamburg voorrechten voor het bezoelcen van Dordrecht, verandert de tolheffingen enz. 1277 — in die sancti Matthei apostoli et evangeliste — September 21. Leiden. Bijksarch. den Haag: register E. L. 40, fol. 3; register Thollen, fol. 8. Gedrukt: v. Mieris, Charterboek 1 blz. 394; Hamb. ü. B. 1 n. 774; v. d. Bergh, Oorkondenb. I, 2 n. 344. Vermeld: Hans. JJ. B. 1 n. 802. 28. Harderwijk en Zutfen beoorkonden de overeenkomst tusschen Harderwijk en Hamburg, waarbij gevangenen en goederen uitgewisseld zullen worden, Harderwijk een som gelds zal betalen en de schipper — dominus navis — aansprakelijk zal zijn voor eventueele schade, door de zijnen veroorzaakt. 1280 — in septimana paschali — April 21-27. Sted. arch. Hamburg, Trese E e 8; oorspr. Gedrukt: Hamb. JJ. B. 1 n. 785; Hans. JJ. B. 1 n. 846; Sloet, Oorkondenb. van Gelre en Zutfen 2 n. 1014. 29. Oraaf Oerhard I van Holslein en Hamburg beoorkonden de overeenkomst tusschen Harderwijk en Hamburg volgens de scheidsrechterlijke uitspraak van Deventer, Zwolle en Kampen. (28.) 1280 — in septimana paschali — April 21-27. Gemeente-arch. Harderwijk n. 3; oorspr. Gedrukt: Schrassert, Hardervicum antiquum 2 blz. 3; Sloet, Oorkondenb. van Gelre e» Zutfen 2 n. 1013; Hamb. JJ. B. 1 n. 786 enz. Vermeld: Hans. JJ. B. 1 n. 847; Brom, Regesten van oorkonden 2 n. 1959 enz. 4) Zie n. 37. 1280 April 21-27—[tusschen 1272 en 1284]. 7 n. 30—35. 30. Harderwijk en Zutfen beoorkonden de overeenkomst tusschen Harderwijk en Rendsburg als n. 28. 1280 — in septimana paschali — April 21-27. Sted. arch. Hamburg; oorspr. Gedrukt: Hamb. U. B. 1 n. 788; Sloet, Oorkondenb. van Gelre en Zutfen 3n. 1016enz. Vermeld: Hans. U. B. 1 n. 848. 31. Graaf Gerhard I van Holstein en Rendsburg beoorkonden dc overeenkomst tusschen Harderwijk en Rendsburg, door bemiddeling van Deventer, Zwolle en Kampen lot stand gebracht, (n. 29-) 1280 — in septimana paschali — April 21-27- Gemeente-arch. Harderwijk; oorspr. Gedrukt: Schrassert, Hardervicum antiquum 2 blz. 4; Hamb. U. B. 1 n. 787; Sloet, Oorkondenb. v. Gelre en Zutfen 2 n. 1016 enz. Vermeld: Hans. JJ. B. 1 n. 849. 32. Hamburg verklaart, dat de zuiveringseed van een burger van Harderwijk voldoende is, als een burger van Stendal klachten over schade, geleden tijdens de geschillen tusschen Hamburg en Harderwijk, inbrengt, en neemt die van Harderwijk in Hamburg in bescherming *). 1280 — in vigilia pentecostes — Juni 8Gemeente-arch. Harderwijk, n. 4; oorspr. Gedrukt: Schrassert, 2 blz. 5; Hamb. JJ. B. 1 n. 789; Sloet, Oorkondenb. van Gelre en Zutfen 2 n. 1020 enz. Vermeld: Kronijk v. h. histor. genootsch. te Utrecht 9 blz. 319; Hans. JJ.B. In.850. 33. Harderwijk geeft een oorkonde over de overeenkomst tusschen Hamburg en Harderwijk over gewelddadigheden, over den borgtocht van een Hamburger, in Harderwijk .aangeklaagd enz. 1280 — 10 kalendas Septembris — Augustus 23. Hamburg. Sted. arch. Hamburg, Trese E e 9; oorspr. Gedrukt: Hans. U. B. 1 n. 859; Hamb. JJ. B. In. 790; Sloet, Oorkondenb. van Gelre en Zutfen 2 n. 1023. Zie: n. 28-31. 34. Hamburg geeft een oorkonde over de overeenkomst met Harderwijk als n. 33. 1280 Augustus 23. Gemeente-arch. Harderwijk; oorspr. Gedrukt: Schrassert, Hardervicum antiquum 2 blz. 5; Bondam, Charterboek van Gelderland I, 4 n. 35. Vermeld: Hans. JJ. B. 1 n. 860. 35. Uittreksel uit het oude stadrecht van Sleeswijk, betrekking hebbende op vreemde 1) Zie n. 28. 1284—[1285 Nov.] 8 n. 36—38. en inlandsche kooplieden en». De §§ 29 en 30 maken gewag van hospites de Frysia en van Frysones de lege Frysonica. [tusschen 1272 en 1284.] Gedrukt: Hans. U. B. 1 n. 1362, waar gedateerd is „omstreeks 1195—1200". Hans. ü. B. 3 blz. 418 dateert tusschen 1272 en 1284. Vermeld: Colmjon, Register van oorkonden, die in het charterboek van Friesland ontbreken, n. 35, alwaar gedateerd is 1101—1150. 36. Uittreksel uit de stadsrekening van Dordrecht van 1284—85. 1284. Gemeente-arch. Dordrecht. Gedrukt: Dozy, De oudste stadsrekeningen van Dordrecht, blz. 12, 13, 14, 35. Dit es van alrehande utgheven int jaer ons Heren 1284 sinte Servaes daghe '). Willame Canen van granen halven, die men sculdich was Osterlinghe 36 1. Van den roegbe te lyfcope, die men cochte jeghens die van Rostocke 7 s. Willame Canen van der Osterlinghe weghen 93 1. 19 s. Van den roeghe, die ghecoft wort ieghens die van Rostocke, daer gaf men of tassise 1 1. 18 s. Dien van Rostocke van roeghe, die die stede ieghens heme cochten omme hare scult mede te verleeghenen 138 1. 8 s. Willame Canen van der Osterlinghen weghen 52 1. 10 s. Van alrehande stickën in der stede orbare. Westfalinghe, do hi liep in die Haghe omme die Hoesterlinghe 3 s. 37. Magnus, koning van Zweden, maakt zijn sclieidsrechterlijke uitspraak openbaar in het geschil tusschen Bric, koning van Noorwegen, aan de eene zijde, Lubeck, Bostock, Wismar, Stralsund, Greifswald, Riga en de Duitschen te Wisby aan de andere zijde; hij staat den steden Kampen, Staveren en Groningen toe, haar klachten tegen den koning tot 1286 Juni 24 bij hem ter beslissing in te leveren. 1285 — in vigilia omnium sanctornm — October 31. Kalmar. Sted. arch. Lubeck, Norwagica n. 9; oorspr. Verder te Riga en Wismar. Gedrukt: Hans. U. B. 1 n. 993 enz. Vermeld: Hanserecesse 1 n. 41; Brom, Regesten van oorkonden 2 n. 2165 enz. 38. Wismar aan de sleden Stade en meerdere Westfaalsche steden en ook aan Lewart, Groninge, Stoveren, Campe, Swolle, Deventer, Sutphan, Herderwic et Mndhen: zendt aan de steden bericht omtrent de bemiddeling van Magnus, koning van Zweden, de onderhandelingen betreffende de geschillen met Noorwegen ennoodigt de genoemde steden uit, koning Magnus als scheidsrechter aan te nemen en boden tot hem te zenden ante festum nativitatis sancti Johannis baptiste nnnc instans (1286 Juni 24). [1285 November.] Sted. arch. Lubeck, oorspr. Gedrukt: Hanserecesse 1 n. 44 op 1285; Sloet, Oorkondenboek van Gelre en Zutfen 2 n. 1092; Oorkondenb. van Groningen en Drente 1 n. 172 enz. Vermeld: Hans. U. B. 1 n. 996; Brom, Regesten van oorkonden 2 n. 2166 enz. 1) Mei 13. [Einde 1285, begin 1286]—1293 Apr. 28. 9 n. 39—43. 39. Kampen aan de steden Lubeck, Wismar, Rostock, Stralsund en Qreifswald: dankt, dat de steden in de geschillen met Noorwegen zich de belangen van Kampen aangetrokken hebben; belooft boden naar Zweden te zenden '). [Einde 1285, begin 1286.~] Sted. arch. Lubeck; oorspr. Gedrukt: Hanserecesse 1 n. 45 enz. Vermeld: Hans. JJ. B. 1 n. 997; Brom, Regesten van oorkonden 2 n. 2200 (gedat. 1293); enz. 40. Tollijst voor den invoer naar Dordrecht, zoowel van de land- als van de zeezijde. Hierin worden genoemd o. a. die van Oestland. 1287 Oetober 10. Rijksarch. den Haag, Mss. van de leen- en charterkamer; afschrift in register Thollen, cos. K, fol. 16: 1287 santé Victorsdag. Gedrukt: v. d. Wall, Handvesten van Dordrecht 1 blz. 76, daarnaar Hans. JJ. B. 1 n. 1033. 41. Eric Magnusson, koning van Noorwegen, en Hakon, hertog van Noorwegen, geven te kennen, dat, op grond van een overeenkomst met Kampen, aan de burgers van Kampen handelsvrijheid in Noorwegen toegestaan is, zoolang die van Kampen de overeenkomst in acht nemen, doch dat die van Staveren niet in dit voorrecht 'zullen deelen. 1289 — Kaupmannahomn, 2 dagum aeftir Olafs voku fyrru — Juli 31. Gemeente-arch. Kampen; oorspr. Gedrukt: Charters en bescheiden over de betr. der Ooerijss. steden op het Noorden n. 3; Hans. JJ. B. 1 n. 1058 enz. Vermeld: Brom, Regesten van oork. 2 n. 2309; Register van charters en bescheiden van K. 1 n. 6 enz. 42. Naar aanleiding van het feit, dat de gemeene koopman in Marstrand, een haven van Noorwegen, 1292 Mei 24 zeeroovers gegrepen heeft, die door den koninklijken rechter ter dood veroordeeld zijn; uit vrees, dat de koning van Noorwegen ook die van Staveren, Kampen en andere steden zal trachten te benadeelen, verklaart Staveren, de steden Lubeck, Wismar, Rostock, Stralsund en Greifswald tegen den koning te zullen bijstaan. 1293 — Marei evangeliste — April 25. Sted. arch. Lubeck, Norwagica n. 17; oorspr. Gedrukt: Lüb. JJ. B. 1 n. 601; Meklenb. JJ. B. 3 n. 2223 enz. Vermeld: Hanserecesse 1 n. 62; Hans. JJ. B. 1 n. 1114; Register van Overijsselsche oorkonden 3 n. 1041 enz. 43. Kampen verklaart, zich met Lubeck, Wismar, Rostock, Stralsund en Greifswald tegen Noorwegen te verbinden (als Staveren in n. 42). 1293 — feria tercia ante festam Philippi et Jacobi apostolorum — April 28. 1) Zie n. 38. 1293 Juni 12—1294 Juli 6. 10 n. 44—47. Sted. arch. Lubeck; oorspr. Gedrukt: Lüb. U. B. 1 n. 603 (op Mei 5); Charters en bescheiden van Kampen n.4 enz. Vermeld: Hanserecesse 1 n. 63; Hans. U. B. 1 n. 1115; Brom, Begesten van oorkonden 2 n. 2509 enz. 44. Eric, koning van Noorwegen, aan Lubeck, Wismar, Rostock, Stralsund en Greifswald: meldt de overeenkomst, mei de boden der 5 genoemde steden getroffen over de betwiste punten van het verdrag van Kalmar '), ten gevolge waarvan 1294 Juni 6 ie Bergen vredesonderhandelingen met de stedelijke boden plaats zullen hebben, doch de vrede in elk geval tot 1294 Juni 24 zal voortduren; gedurende dezen tijd zullen naast anderen ook de burgers van Kampen en Staveren in het genot zijn der voorrechten, bij het verdrag van Kalmar toegestaan. 1293 — proxima sexta feria ante festum beatorum Viti et Modesti martirutn, anno regni quarto decimo — Juni 12. Bergen. Sted. arch. Lubeck, Norwagica n. 19; oorspr. Gedrukt: Lüb. U. B. 1 n. 605; Meklenb. U. B. 3 n. 2227 A enz. Vermeld: Hanserecesse 1 n. 49; Hans. U. B. 1 n. 1117; Brom, Begesten van oorkonden 2 n. 2516 enz. 45. Be boden van Lubeck, Wismar, Rostock, Stralsund, Greifswald, Kampen en Staveren oorkonden als in het vorige nummer en beloven voor Nov. 11 de ratificaties hunner steden in Tönsberg bij de Minderbroeders te Tönsberg te deponeeren. 1293 Juni 12. Bergen. Sted. arch. Lubeck; gelijkt, afschrift. Gedrukt: Lüb. U. B. 1 n. 606; Meklenb. U. B. 3 n. 2227 B. Vermeld: Hanserecesse 1 n. 50; Hans. U. B. 1 n. 1118; Brom, Regesten van oorkonden 2 n. 2515 enz. 46. Eric, koning, en Hdkon, hertog van Noorwegen, mélden, dat zij met de boden van verschillende Duitsche steden en ook van Kampen en Staveren te Tönsberg op Pinksteren onderhandeld hebben; dat de vrede tusschen Noorwegen en Bremen aan de eene zijde en genoemde steden aan de andere zijde hernieuwd is; zij bevestigende overeenkomst van Kalmar en verleenen den burgers zekere voorrechten in Noorwegen onder bepaalde voorwaarden. 1294 — in octavis beatorum Petri et Pauli apostolorum, anno regni nostri quinto decimo — Juli 6. Sted. arch. Bremen. Gedrukt: Brem. U. B. 1 n. 502; Hans. U. B. 1 n. 1144. Vermeld: Hanserecesse 1 n. 56 *). Zie n. 42, 43, 44 en 45. 47. Eric, koning, en Hakon, hertog van Noorwegen, beoorkonden hunne onder- 1) Zie n. 37. 2) Het stuk, vermeld bij Brom, Begesten van oorkonden 2 n. 2549, gedat. 1294 Maart 7, moet geschrapt worden. Vgl. Hans. U. B. 1 blz. 397, aanm. 2. [1294, tweede helft]—1298 Apr. 23. 11 n. 48—51. handelingen met Hartwig van Nagle, bode van Kampen, over de overeenkomst als in n. 46. 1294 Juli 6. Gemeente-arch. Kampen; oorspr. Gedrukt: Charters en bescheiden van Kampen n. 5. Vermeld: Hans. JJ. B. 1 n. 1147; Hanserecesse 1 n. 55; Brom, Begesten van oorkonden 2 n. 2570; Register van charters en bescheiden in het oude arch. v. Kampen ln. 8. 48. Zwolle aan Lubeck: dankt voor hetgeen Lubeck gedaan heeft tot nut van alle zeevarende kooplieden van het Roomsche rijk en tot herstel van het oude recht, waarbij Friezen noch Vlamingen de Oostzee en Ooiland, de Goten de Westzee niet bezoelcen mogen; belooft de maatregelen, door Lubeck genomen, in acht te zullen nemen. [1294, tweede helft.] >) Sted. arch. Lubeck, Batavica n. 22; oorspr. Gedrukt: Lüb. JJ. B. 1 n. 485 op het jaar 1285; Hans. JJ. B. 1 n. 1154. Vermeld: Charters en bescheiden van Kampen, blz. 12; Brom, Regesten van oorkonden 2 n. 2568. Een dergelijk stuk van Kampen aan Lubeck (Sted. arch. Lubeck, Batavica, n. 23) wordt vermeld: Hans. JJ. B. 1 n. 1155, gedat.: 2" helft van 1294 enz. 49. Grietmannen van Wüdinge, Franeker en Wenbirge verkondigen hun besluit betreffende den lol, door Hamburgers, Staveren en Franeker bezoekend, te betalen. 1296 — dominica proxima post assumptionem virginis gloriose — Augustus 19. Sted. arch. Hamburg; oorspr. Gedrukt: Hamb. JJ. B. 1 n. 893 (verkeerd op Aug. 15). Vermeld: Hans. JJ. B. 1 n. 1218; Colmjon, Register van oorkonden, die in het charterboek van Friesland ontbreken, n. 128 (op Aug. 15). 50. Overeenkomst tusschen Franeker en Hamburg, dat bij krediet, schuld, diefstal enz. alleen de schuldige verantwoordelijk gesteld zal worden 2). 1297 Mei. Sted. arch. Hamburg; oorspr. Gedrukt: Hamb. JJ. B. 1 n. 899. Vermeld: Hans. JJ. B. 1 n. 1240; Colmjon, Register van oorkonden, n. 134. 51. Jan I, graaf van Holland en Zeeland enz. geeft aan die van Lubeck een vrijbrief voor hei bezoeken van zijn landen gedurende 15 jaren, als Floris V aan de Hamburgers, wat aangaat het bezoeken van Dordrecht, gegeven had (n. 27). 1298 — in die beati Georgii — April 23. Zierikzee. Sted. arch. Lubeck; oorspr. Gedrukt: Lüb. JJ. B. 1 n. 675; v. d. Bergh, Oorkondenb. I, 2 n. 1026. Vermeld: Hans. JJ. B. 1 n. 1276. 1) Vgl. voor de dateering Hans. U. B. 1 blz. 300, aanm. 1. 2) Vgl. n. 49. 1898 Aug 16—1302 Febr. 12. 12 n. 52—56. 52. Eric [Menved], koning van Denemarken, staat den kooplieden van Kampen onder zekere voorwaarden toe, bij schipbreuk hun goederen te bergen '). 1298 — in crastino assumcionis beate virginis — Augustus 16. Lund. Gemeente-arch. Kampen; oorspr. Gedrukt: Charters en bescheiden van Kampen n. 6. Vermeld: Hans. U. B. 1 n. 1386; Brom, Begesten van oorkonden 3n. 3816; Register van charters en bescheiden van K. 1 n. 9. 53. Jan II, graaf van Henegouwen, Holland, Zeeland, enz., geeft den kooplieden, o, a, van Dutscen lande, vrijgeleide voor het bezoeken van Dordrecht, tot een maand na opzegging. 1300 — 1299, des vridaghes na dertien daghe — Januari 8Gemeente-arch. Dordrecht, J 7; oorspr. Gedrukt: v. d. Wall, Handvesten van Dordrecht 1, blz. 108; v. Mieris, Charterboek 3blz. 6. Vermeld: Hans. JJ. B. 1 n.1333; v. Dalen, Inventaris v.h. arch. van Dordrecht ln. 59. 54. Aldermannus, consules et cives in Liwerd aan Lubeck: erkennen de ontvangst van een schrijven van Lubeck, waarin mededeeling gedaan werd van de onveiligheid van den weg tusschen Lubeck en Hamburg; beloven den burgers van Lubeck vrij verkeer in hun haven. [1300 — feria 3 post dominicam letare — Maart 22.~\ 2) Sted. arch. Lubeck, Batavica n. 5; oorspr. Gedrukt: Lüb. JJ. B. 1 n. 162 (1' helft 13e eeuw); Hans. JJ. B. 1 n. 1343. Vermeld: Colmjon, Register van oorkonden (gedat. 1201—1250). 55. Schepenen en raden van Harderwijk oorkonden over de, den burgers van Harderwijk van de zijde van Lubeck en de Pruisische steden betaalde schadevergoeding vim 200 goudstukken, voor hun, door de manschappen der zeesteden te Geilen 3) gedeeltelijk verbrand en gedeeltelijk gestolen, hout. 1300 [begin]. Sted. arch. Lubeck, Batavica n. 30; oorspr. Gedrukt: Lüb. JJ. B. 1 n. 728; Preussisches JJ. B. 1 n. 750. Vermeld: Hans. JJ. B. 1 n. 1331. 56. Zutfen aan Koning [Eric Menved] van Denemarken: klaagt over het onrecht, den kooplieden der Wendische steden en den kooplieden uit de steden van Gelre en Utrecht aangedaan, in het bijzonder over het intrekken van de rechten, welke den kooplieden op Schonen, Falsterbode enz. verleend waren, over het opheffen van hun rechtsbevoegdheid, over willekeurige heffingen van voogden en rechters en de aanspraken dier voogden en rechters op alle goederen, van schipbreuk afkomstig; verzoekt herstel dier grieven 1302 — feria 2 post Agathe virginis — Februari 12. 1) Vgl. n. 10 en ff. 2) Zie voor de dateering Hans. U. S. 1 blz. 450, aanm. 3. 3) Super terram Gellandie; straat tusschen Pommeren en Rugen. 4) Dergelijke brieven van Nijmegen, Doesburg en Harderwijk, gedateerd 1302 — 1302 Maart 17—1305 Juni 26. 13 n. 57—61. Sted. arch. te Lubeck; oorspr. Gedrukt: Lüb. U. B. 2 n. 147. Vermeld o. a.: Hans. IJ. B. 2 n. 32; Cod. dipl. Neerland. 1 n. 28. 57. Guido van Henegouwen, bisschop van Utrecht, aan Lubeck: belooft den kooplieden van Lubeck en allen anderen geleide en bescherming voor de vaart van Muiden naar Utrecht en het verblijf aldaar. 1302 — 1301, sabbato post dominicam invocavit — Maart 17. Sted. arch. Lubeck, oorspr. Gedrukt: Lüb. U. B. 2 n. 137; verder o. a. Cod. dipl. Neerl. 1 n. 29. Vermeld: Hans. U. B. 2 n. 16. 58. Graaf Johan [II] van Henegouwen, Holland, Zeeland enz. verleent den kooplieden van Lubeck vrijgeleide voor de vaart naar Vlaardingen, durende lot 3 maanden na opzegging, mits zij de gebruikelijlce tollen betalen. 1303 — des Sondaghes vore sinte Mergrietendaghe — Juli 7. Sted. archief Lubeck, orig.-vidimus. Gedrukt: Lub. U. B. 2 n. 167. Vermeld: Hans. U. B. 2 n. 38; Muller, Regesta Hannonensia, bh. 9. 59. Dordrecht verleent den kooplieden van Lubeck vrijgeleide voor den handel met Dordrecht tot 3 maanden na opzegging. 1303 — in sente Magrietendaghe — Juli 13. Sted. arch. Lubeck, oorspr. Gedrukt: Lüb. U. B. 2 n. 168. Vermeld: Hans. U. B. 2 n. 39; Muller, Regesta Hannonensia, blz. 9. 60. Koning Hakon [7] van Noorwegen aan zijn beambten en onderdanen: in antwoord op de klachten van Goswin en Johan Worne, boden van Kampen, beveelt hij niet meer te beletten, dat de burgers van Kampen bij schipbreuk hun schip herstellen en vrij wegvoeren. 1304 — in festo beate Mavie Magdalene, anno regni quinto — Juli 22. Opslo. Gemeente-archief Kampen, oorspr. Gedrukt: Charters en bescheiden enz. van Kampen op het N. van Europa, n.7;Dipl. Norveg. 5 n. 45. Vermeld; Charters en bescheiden in het oude archief van Kampen 1 n. 15; Hans. U. B. 2 n. 53. 61. Kampen bevestigt den vrede, 1286 Octóber 16 met Noorwegen gesloten en beoorkondt de voorrechten, welke aan de Noren in Kampen en aan die van Kampen in Noorwegen verleend zijn 1). 1305 — in festo sanctorum martirum Jobannis et Pauli — Juni 26. Kampen. feria 4 post Scolastice virginis — Februari 14 (die van Doesburg en Harderwijk ongedateerd) zijn gedrukt Lüb. U. B. 2 n. 147, 2,3 en 4 en vermeld Hans. U. B. 2 n. 33, 34 en 35. \) Zie n. 46. [1305 tegen Juli 27]—1307 Aug. 8. 14 n. 62—66. Gemeente-arch. Kampen; afschrift in n. 63. Gedrukt: Hans. U. B. 2 n. 70; Diplom. Norveg. 5 n. 47; Charters en bescheiden van Kampen n. 8. Vermeld: Register van charters en bescheiden in liet oude archief van Kampen 1 n. 17. 62. Kanselier Ake van Noorwegen aan Kampen: verklaart, dat het document n. 61 van Kampen door de boden van Kampen, Hartwich von Nagel en Jacob Heinemannss, aan den Koning van Noorwegen overgegeven is. [1305 tegen Juli 27.] Gemeente-arch. Kampen, n. 17; oorspr. m. zegel. Gedrukt: Dipl. Norv. 5 n. 49; Charters en bescheiden van Kampen n. 8. Vermeld: Hans. U. B. 2 n. 74; Register van het oude archief van Kampen 1 n. 17. 63. Koning Hakon [V] van Noorwegen bevestigt op verzoek van de boden van Kampen den vrede van 1286 Oct. 16 en verleent den burgers van Kampen onder bepaalde voorwaarden de handelsprivilegién in Noorwegen als in n. 47. 1305 — tercia feria proxima post festnm beati Jacobi apostoli, anno regni sexto — Juli 27. Tönsberg. Gemeente-arch. Kampen, n. 18, 2 origineélen. Gedrukt: Charters en bescheiden van Kampen n. 9; Dipl. Norveg. 5 n. 48. Vermeld: Hans. U. B. 2 n. 73; Register van lust oude arch. van Kampen, 1 n. 18. 64, Koning Hakon [V] van Noorwegen stelt den tol voor de haringvangst voor Kampen gedurende 5 jaren vast op 4 d. sterl. van elk Noorseh last haring. 1305 Juli 27. Tönsberg. Gemeente-arch. Kampen, Chartidarium Hanseatic. der 16' eeuw. Gedrukt: Charters en bescheiden van Kampen n. 10; Hans. U. B. 2 n. 76. Zie: Hans. U. B. 1 n. 1153. 65. Hechter en schepenen der stad Slaveren verzoeken schout en schepenen van Utrecht, Tideman uit Hamburg behulpzaam te zijn bij het invorderen van de penningen, door de burgers van Utrecht aan dezen en aan Kefried, stedeling van Slaveren, verschuldigd. 1307 — crastino beati Odulpbi Confessoris — Juni 13. Gemeente-archief Utrecht, oorspr., inv. n. 510. Gedrukt: Codex diplom. Neerl. I, blz. 17. Vermeld: Colmjon, Register van oorkonden, n. 147; Muller, Regesten v. h. arch. der stad Utrecht n. 101. 66. Tidemann Lange, burger ie Lubeck, en Helmich, burger te Thorn, machtigen 4 schepenen van Harderwijk, de bij Ameland opgevischte goederen te ontvangen en aan de burgers van Harderwijk uit te deelen. 1307 — feria 3 ante festum beati Laurentii martiris — Augustus 8. Gemeente-arch. Harderwijk n. 10; oorspr. Vermeld: Hans. U. B. 2 n. 111; Schrassert, Hardervicum ant. 2, 7; Kronijk v. h. Hist. Gen. te Utrecht 9, 321; Colmjon, Begister van oorkonden n. 148. 1307 Sept. 8—1313 Juni 13. 15 n. 67—72: 67. Koning Eric [Menved] van Denemarken bevestigt alle privilegiën en voorrechten, door hem en zijn voorgangers aan Kampen verleend voor haar Vitte op Skanör. 1307 — die nativitatis beate virginis — September 8. Helsingborg. Gemeente-arch. Kampen, n. 19; oorspr. met zegel. Gedrukt: Charters en bescheiden van Kampen n. lt. Vermeld: Hans. ü. B. 2 n. 112; Begister v. h. oude archief van Kampen 1 n. 19; Regesta dipl. hist. Danicae II, 1 n. 898. 68. Koning Eric [Menved~] bevestigt de burgers van Kampen in het bezit van een afgepaalde plaats op Skanör, om er gedurende de jaarmarkt op ie wonen. 1307 — des anderen daghes nae santé Mathies dach apostel ende ewangeliste — September 22. Helsingborg. Gemeente-arch. Kampen, n. 20; gelijkt. Nederl. vertaling. Aldaar n. 353 vtdimus van de Minorieten te Kampen van 1403. Gedrukt: Charters en bescheiden van Kampen n. 12; Hans. U. B. 2 n. 115. Vermeld: Register v. h. oude arch. van Kampen 1 n. 20; Regesta dipl. hist. Danicae, II, 1 n. 900. 69. De Graven Johan en Christiaan van Oldenburg en Richard Voss, drost ie Vechta, verkenen den burgers van Osnabrück, Munster, Utrecht en aan alle omliggende steden vrijgeleide voor de st. Lambert jaarmarkt te Oldenburg. 1308 — in festo Bartholomei — Aug. 24. Oldenburg. Sted. arch. te Osnabrück, n. 61s; oorspr. Vermeld: Hans. U. B. 2 n. 130. 70. Extract uit de rekening van Dordrecht van 1311. 1311. Gemeente-arch. Dordrecht, Extracten uit de thesoricrsrekeningen van 1311—1424 door Wouter van Goudhoeven. Gedrukt: Dozy, De oudste stadsrekeningen van Dordrecht, blz. 78. Van brieven, die Meester Jan van Fiorense aen onsen Heere den Graeve sende om te besegelen ende te sendene an die coepmannen van Enghelant, van Oestland ende van Lombardyen tote Turenhout in die marct, daer sy vergaderen zonde. 4 s. 71. Willem, graaf van Henegouwen, Holland enz. verleent allen kooplieden van Oestlande, die over zee met volle lading naar Dordrecht komen, vrijheid van tol tot 4 maanden na opzegging. 1313 — des Manendaeglies na Meydach — Mei 7. Dordrecht. Gemeente arch. Dordrecht, H n. 2; afschrift midden 16e eeuw. Gedrukt: v. d. Wall, Handvesten van Dordrecht 1, 137; v. Mieris, Charterboek 2,132 (naar een jonger afschrift); Hans. U. B. 2 n. 232. Vermeld: v. Dalen, Inventaris v. h. arch. v. Dordrecht 1 n. 80. (Regestenlijst n. 161). 72. Eric, hertog van Zweden, aan zijn voogden en onderdanen: beveelt de burgers van Kampen en hun handel in Zweden in hun bescherming aan. 1313 — apud Malstrand, quarta feria post dominicam trinitatis — Juni 13. 1318 fOct.]—1316 Juni 29. 16 73—76. Gemeente-arch. Kampen, n. 29; oorspr. m. zegel. Gedrukt o. a.: Charters en bescheiden van Kampen n. 13; Sverges Traktater ln. 178; Kans. JJ. B. 2 n. 234. Vermeld: Register v. h. oude arch. van Kampen 1 n. 29. 73 Herman en Nicolaus Enxe, burgers van Zutfen, verkoopen een huis te Rostock. 1313 [Oclober]. Rostocker Stadtb. 1304—1314, fol. 144".. Gedrukt: Meklenburg. JJ. B. 6 n. 3647. Hermannus et Nicolaus Enze, cives de Sutfyn, vendiderunt Johanni de Corvo hereditatem unam cum iusticia prosecu tam, sitam in plathea Cosfeldi, que Volzikini de Alen fnerat, quam sibi resiguaverunt Iteniko Dives et filius suus consensu(m) prebebant. Henricus et Boltho tabule presidebant. 74 Hertog Eric van Zweden stelt op verzoek van raden en boden der stad Kampen den tol bij de haringvangst vast op sex denarios novorum et legalium sterliugorum voor ieder last haring, en dit voor den tijd van 10 jaren; verder geeft hij den koopman van Kampen voorrechten betreffende het vellen van boomen, de rechtspraak enz. 1314 — crastino beati Laurencii martiris — Aug. 11. Opslo. Gemeente-arch. Kampen; oorspr. met zegel. Gedrukt: Charters en bescheiden van Kampen n. 14; Dipl. Norveg. 5 n. 60; Sverges Traktater 1 n. 183; enz. Vermeld: Hans. JJ. B. 2 n. 2i8; Register van het oude archief van Kampen 1 n.32. Zie n. 64. 75 Willem [iïT], graaf van Henegouwen, Holland enz., herhaalt op verzoek van de kooplieden van Lubeck n. 51; Stelt den tol voor den invoer en den koop van waren gelijk aan den gebruikelijlcen Vlaainscfien tol, geeft hun nog eenige andere voorrechten en stelt den duur van dit privilegie op een jaar na opzegging. 1316 — feria 6 post pascha Domini — April 16. Sted. arch. Lubeck; oorspr. met zegel. Rijksarchief den Haag, Afschrift van Dordrecht voor Lubeck, gedateerd 1316 — feria 2 post dominicam quasimodogeniti — April 19, in Register Tollen cas K1332-1358 fol. 5; er boven geschreven: Die hantveste van Lubeke. (Vermeld: Hans. JJ. B. 2n.278). Gedrukt: Lüb. JJ. B. 2 n. 338, gedateerd September 16. Vermeld: Hans. JJ. B. 2 n. 276; Muller, Begesta Hannonensia, blz. 64. ijfc IConing Eric Menved van Denemarken geeft den burgers van Harderwijk vrij¬ geleide voor den handel in zijn rijk, verleent hun voorrechten, stelt den tol voor hen vast enz. 1316 — die beatorum apostolorum Petri et Panli — Juni 29. Wordingborg. Gemeente-arch. Harderwijk; oorspr., zegel afgescheurd. Gedrukt: Schrassert, Hardervic. ant. 1, 178; Hans. JJ. B. 2 n. 283. Vermeld: v. Slichtenhorst, 14 Boeken van Geldersse Geschiedenissen blz. 589. 1316 Aug. 10—1317 Juli 11. 17 n. 77—81. Koning Eric Menved van Denemarken voor Zutfen als n. 76. 1316 — d. beati Laurentii — Aug. 10. Gemeente-arch. Zutfen n. 63; oorspr. perk. met aanh. zegel. Vermeld: Hans. ü. B. 2 n. 286; Tijdrekenkundig register van het arch. van Zutfen 1 n. 93. Vgl.: Schaf er, Das Buch des Lüb. Vogts auf Schonen, p. LXVI1I aanm. 4. Eric Menved, koning van Denemarken, geeft den burgers de Sathfyn een plaats op de markten van Skanör. 1316 — domiaica proxima ante festum beati Michahelis — September 26. Helsingborg. Gemeente-arch. Zutfen n. 64; oorspr.; zegel afgevallen. Gedrukt: Hans. V. B. 3 n. 389. Vermeld: Tijdrekenk. register van het sted. arch. van Zutfen 1 n. 93; v. Slichtenhorst, 14 Boeken van Geldersse Geschiedenissen blz. 588. Dezelfde voor Harderwijk op Schonen als in n. 78 voor Zutfen. 1316 Sept. 26. Helsingborg. Gemeente-arch. Harderwijk; oorspr. met resten van zegel. Gedrukt: Schrassert, Hardervic. ant. 1, 177; druk van 1732, 1, 145. Naar een afschrift in Kopenhagen: Hildebrand, Dipl. Suecan. 3 n. 2065; verder v. Slkhtenhorst, 14 Boeken v. Geldersse Geschiedenissen blz. 588. Vermeld: Hans. U. B. 2 n. 290; Regesta dipl. hist. Danicae II, I n. 1150. Vgl. Kernkamp, Skand. archivalia blz. 298. Willem, graaf van Henegouwen etc. oorkondt, dat hij aan Willem Adaemsscme van Cats toegestaan heeft te pandene over die seade, die hi ghenomen heeft, op des coninx lade van Denemarken jof op des heren lude van Roye tote onsen wedersegghen'; het\in beslag genomen goed moet hij onder den baljuw van Zierikzee stellen; aan hen, die gbepandt worden, zal men toestaan toit huys te varene om Willem goed te leveren en te brengen; indien zij dit niet doen, zal de baljuw van Zierikzee het goed houden, tot hem anders bevolen zal worden. 1317 — des woensdaghes na sinte mathiis daghe anno 1316 — Maart 2. Middelburg. Rijksarch. den Haag, reg. E L 13 fol. 2 v; aldaar register E L 20 fol. 2. Vermeld: Muller, Regesta Hannonensia blz. 71; Hans. U. B. 2 blz. 112 aanm. 1. Jadices ac universitas terrae Astringiae beoorlconden de verzoening tusschen Harderwijk en de kooplieden van hun land en de regelingen, getroffen aangaande het verkoopen en koopen op krediet. 1317 — secunda feria ante festum beatae Margaretae virginis ac martyris — Juli 11. Jever. Gemeente-arch. Harderwijk, afschrift. Gedrukt: Schrassert, Hardervicum ant. 2, 9; Schwartzenberg, Gr. Placaat- en charterboek 1, 156 ; Hans. U. B. 2 n. 306. 2 1318 Maart 10—1320. 18 n. 82—87. 82. Leeuwarden aan Bremen: beklaagt zich over het feit, dat die van Bremen toe¬ gelaten hebben, dat burgers van Leeuwarden op de Wezer door mannen van Rustringen beroofd zijn; vraagt, hoe Bremen voortaan in dergelijke gevallen zal handelen. 1318 — feria sexta ante invocavit — Maart 10- Sted. arch. Bremen; oorspr. Gedrukt: Brem. JJ. B. 2 n. 178; Hans. JJ. B. 2 n. 314. Vermeld: Colmjon, Register van oorkonden n. 178. 83. Willem [III], graaf van HenegouwenT van Rolland enz., heft de tolvrijheid, den coepmannen van den Oestlande gegeven, op en bepaalt, dat zij denzelfden tol als de Icooplieden van Lubeck zullen betalen. 1319 — des vridaghes voer sinte Jans dach te middezomer — Juni 22. Dordrecht. Rijksarchief den Haag, Reg. Tollen cas. K 1322—58 fol. 80. Er boven geschreven: Die h&ntveste van den coeplnden van Oestlande. Zie n. 71. Gedrukt: Hans. JJ. B. 2 n. 340. Zie Hans. JJ. B. 3 blz. 430, n. 340. Vermeld: Muller, Regesta Hann. blz. 80. 84. Gardiaan Peter Johannis ie Lund en gardiaan Konrad te Thrcelleborg geven afschrift van het privilege van Abel, koning van Denemarken, voor de Ommelandvaarders, n. 10. 1320 — in festo beatorum apostolorum Philippi et Jacobi — Mei 1. Gemeente-arch. Kampen; oorspr., zegels afgevallen. Vermeld: Register van het archief van Kampen 1 n. 38; Hans. JJ. B. 2 n. 361. 85. Christoffel [II], koning van Denemarken, als in n. 67 voor Klampen op Skanör. 1320 — 3 feria proxima ante diem beati Laurencii martiris — Augustus 5. Roeskilde. Gemeente-arch. Kampen; oorspr. met zegel. Aldaar een 2" gelijkluidend stuk van Aug. 4. Gedrukt: Charters en bescheiden van Kampen n. 15 op Aug. 5 en 6. Vermeld: Register van het archief van Kampen 1 n. 39; Hans. JJ. B. 2n.366. 86. Willem [III], graaf van Henegouwen en Holland enz., aan Bremen: meldt de invrijheidstelling van Rudolf, burger van Bremen, door die van Dordrecht gevangen genomen; deelt de klacht van Dordrecht mede over schade, den burgers van Dordrecht aangedaan; verzoekt om schadevergoeding; verklaart, dat zijn geleide opgeheven is. 1320 — in vigilia assumptionis beate Marie virginis — Aug. 14. Dordrecht. Byksarch. den Haag, Reg. E L 20, 1316—37, fol. 26; E L 13 fol. 28. Gedrukt: v. Mieris, Charterboek 2, 237; Brem. JJ. B. 2 n. 204. Vermeld: Hans. JJ. B. 2 n. 367. 87. Aanteekening in den oudsten foliant van Kampen: Ista dimittunt Scabini suis successoribus discernenda: primo quod resistant iniurie pro qua Lefmannus filius Besselli est in Sundis arrestatus, unde habent litteras a Nicolao Juniore et a judicibus in Seelingha et a Scabinis de Medenblic 1321 Oct. 23—1322. 19 88—91. quod sint innoeentes, ut et ipsi ab illiq de Harderwic et ab ahjs civitatibus tales literas procurent. 1320. Gemeente-arch. Kampen, Oudste foliant fol. 134". Gedrukt: Register van het arch. van Kampen 5 n. XIX. 88. Het land Harlingen aan Harderwijk: belooft den burgers van Harderwijk voor hun handel veiligheid van verkeer in hun land; verzoekt een oorkonde, waarbij die van Harlingerland hetzelfde voorrecht te Harderwijk verkrijgen. 1321 — Oslinge, ipso die Severini confessoris — Oct. 23. Gemeente-arch. Harderwijk; oorspr. met resten van zegel. Gedrukt: Schwartzenberg, Groot Placaat- en Charterboek 1, blz. 163; Friedlander, Ostfries. JJ. B. 1 n. 49. Vermeld: Hans. JJ. B. 3 n. 383. Een dergelijk stuk aan Arnhem uit Gemeente-arch. Arnhem, gedrukt: Nijhoff, Gedenkwaardigheden v. Gelderl. 1, blz. 195 en Friedlander, Ostfries. U. B. 3 n. 1683. 89. Aanteekening in den oudsten foliant van Kampen: Item Bufino perceptum fuit in os suum sub pena centum solid. in Scone ut daret suum scot, et non dedit. 1321. Gemeente-arch. Kampen, Oudste foliant fol. 135 Gedrukt: Register van het arch. van Kampen 5 n. XXV. 90. Aanteekening in den oudsten foliant van Kampen: Isti sunt victi quod tesseraverunt in Mastrand: Matheus de Herderwh'c, Gherardus Naldenmaker, Wilhelmus Vexet, Arnoldus Junior de Daventria, Gherardus Smit de Daventria, Cop filius Wlues piscatoris, Rael Wold, Jacob fili us Sanders, Sibertus natus Henrici Suvels, Woltherus de Gheyno, Johannes de Wilsem, Rolandus de Svoll. Item non dederunt vuyrbaken ghelt: Boldewinus Mannard in Heirasprunc, Herbordus de Yslemuden in Goytiaer, Mathias Lanchals in Krigheland, Nicolaus Lanchals in Krigheland, Johannes Ridder in Medio Cogg. 1321. Gemeente-arch. Kampen, Oudste foliant fol. 136rGedrukt: Register van het arch. van Kampen 5 n. XXIV. 91. Aanteekening in den oudsten foliant van Kampen: Engelbertus de Koten discordavit cum Bolemanno de Enze in Elvincgen et idem Engelbertus conquerebatur coram advocato in Elvincgen et recusavit jus Campense et non emendavit huiusmodi delictum sed Boldewinus emendavit delictum suum in Scone. 1322. Gemeente-arch. Kampen, Oudste foliant fol. 7". Gedrukt: Register van het arch. van Kampen 5 n. XXVI. 1323 Aug. 1—1326 Sept. 4. 20 n. 92—97 92. Willem III, graaf van Henegouwen, enz., beveelt, dat van bier, dat in Kenne- merlaiid ende in Vriesland uten Oistlande ende uten gestichte van Utrecht ende elwair komt, tol te Medemblik en te Amsterdam betaald moet worden; verzoekt den kooplieden, die tolplaatsen niet voorbij te varen of te mijden. 1323 — op sinte Pieters dach ingaende oichste — Aug. 1. Dordrecht. Rijksarch. den Haag, Reg. E L 31 fol. 3; Reg. E L 6 fol. 3. Gedrukt: onnauwkeurig v. Mieris, Charterboek 2 blz. 321; Hans. U. B. 2 n. 409. 93. Oerolf van Beval en zijn makker Eberhard verklaren, dat zy van Harderwijk de verschuldigde gelden ontvangen hebben en van alle verdere aanspraken afzien. 1324 — 4 feria post festum nativitatis beati Johannis baptiste — Juni 27. Gemeente-arch. Harderwijk; oorspr. met zegel. Gedrukt: onnauwkeurig Kronijk van het Histor. Genootsch. te Utrecht 15, 288. Vermeld: Hans. U. B. 2 n. 423. 94. Aanteekeningen betreffende ambtelijke handelingen van oldermannen van Kampen op Schonen. 1324. Gemeente-arch. Kampen, Oudste foliant, fol. 136 Gedrukt: Register van het archief van Kampen 5 n. 38; Hans. U. B. 3 n. 640. 95. Ridder Kanut Porse erkent met 7 bloedverwanten, door bemiddeling van Wismar verzoend te zijn met Kampen, wegens den moord op hun bloedverwant Eskïl Schane. 1325 — in octava sancti Johannis baptiste — Juli 1. Wismar. Gemeente-arch. Kampen, gelijktijdig afschrift. Gedrukt: Charters en bescheiden van Kampen n. 16; Meklenburg.,U. B. 10 n. 7305. Vgl. Lüb. U. B. 2 n. 470 en 471. Vermeld: Register van het archief van Kampen 1 n. 48; Hans. U. B. 2 n. 431. In het arch. te Kampen, Oudste Foliant, fol. 136" een aanteekening betreffende geld aan Kanut Porse gegeven — 1325 — Gedrukt: Register van het arch. van Kampen 5 n. 47; Hans. U. B. 3, blz. 435, b$ n. 431. 96. Scabini, consules et universitas opidi de Campen besluiten, dat het den burgers van Kampen verboden is, compagniescliappen buiten de stad tot het drijven van handel te sluiten; dat de overtreders geen deel aan de vitte op Schonen zullen hebben. 1326 — feria quinta post oculi — Febr. 27. Gemeente-arch. Kampen, Oudste Foliant, fol. 260. Gedrukt: Bijdragen van Overijssel 5 (1879), 348; Hans. U. B. 2 blz. 182, noot 1. 97. Waldemar III, koning van Denemarken, bevestigt de rechten en privilegiën van Harderwijk uit den tijd van koning Waldemar II, wat het verkeer in zijn rijk betreft. 1326 — quinta feria proxima ante diem nativitatis beate virginis — September 4. Wordingborg. 1326 Sept. 4—1327 Febr. 14. 21 n. 98—102. Gemeente-arch. Harderwijk; oorspr. met stuk Afschrift in het Geheim-arch. Kopenhagen, transsumpt van 1594. Gedrukt: Schrassert, Hardervicum ant. 1, U. B. 2 n. 449; v. Slichtenhorst blz. 588. Vermeld: Kernkamp, Skand. archivalia, blz. van het zegel. Niederlande fase. 3; te Harderwijk een 183; 3" druk (1733) 1, blz. 149; Ham. 398. 98. Als n. 97 voor Zutfen. 1326 Sept. 4. Wordingborg. Gemeente-arch. Zutfen n. 83; afschrift van een vtdimus van Karei, Aartsbisschop van Lund van — feria 3a post festum st. Matthei Evangel. — Sept. 33. Vermeld: Hans. U. B. 2 n. 450; Tijdrekenkundig register van alle oorkonden in het gemeente-arch. v. Zutfen 1 n. 130. 99. Als n. 97 voor Staveren. 1326 Sept. 4. Wordingborg. Vindplaats onbekend. Gedrukt: gebrekkig, Schottanus, Chrongk van Vriesland blz. 174; Winsemius blz. 196, 197; v. Mieris, Charterboek 3, blz. 399. Vertaald: Winsemius blz. 198; v. Mieris, Charterboek 3 blz. 399. Vermeld o.a.: Colmjon, Register van oorkonden n. 305 op Sept. 9; Hans. U. B.3n. 451. 100. Als n. 97 voor Kampen, waarin Waldemar den burgers van Kampen de vitte met de tegenwoordige grenzen toestaat. 1326 — feria 6 proxima ante diem nativitatis beate virginis — Sept. 5. Wordingborg. Gemeente-arch. Kampen; oorspr. met.zegel. Gedrukt: Charters en bescheiden van Kampen n. 17. Vermeld o.a.: Register van het archief van Kampen 1 n. 53; Hans. U. B. 3 n. 453. 101. Judices et universitas terre Astringie aan Willem, graaf van Henegouwen: schrijven over het schip, toebefioorende aan burgers van Wagheroch, dat op weg naar Vlaanderen door de Hollanders geplunderd was; ontkennen, dat er met die van Westergo en van Staveren een verbond tegen den graaf van Holland gesloten is; verzoeken de goederen terug te geven en de gevangenen vrij te laten. 1327 — in die beate scolastice virg. — Febr. 10. Rijksarch. den Haag, register E L 10 fol. 31; ook E L 12 fol. 31 Gedrukt: v. Mieris, Gr. Gharterboek 3 blz. 413; Schwartzenberg, Groot Placaat- en Charterboek 1 blz. 176; Friedlander, Ostfries. U. B. 1 n. 53. 102. Johannes, comes in Oldenburch, aan Willem, graaf'van Henegouwen: klaagt, dat het schip van Thethardus, dat naar Vlaanderen wilde zeilen, doch door storm naar Holland gedreven werd, door de Hollanders geplunderd is onder voorwendsel, 1327 Juli 24—1327 Sept. 14. 22 103—107. dat die van Astringie met de West-Friszen tegen den graaf van Holland verbonden waren; ontkent dit en vraagt teruggave der goederen x). 1327 — Oldenburch, in die Valentini mart. — Febr. 14. Byksarch. den Haag, register E L 10 fol. 21; ook E L IS fol. 20 Gedrukt: v. Mieris, Charterboek 2 blz. 414. Vermeld: Colmjon n. 206. 103. De Graaf geeft vrijheid aan Wissele van Alkmaar, zijn schade op die van Jever te verhalen. 1327 — des Vriendaghes op Zente Jacobs avond — Juli 24. Rijksarchief den Haag, Reg. E L 10 fol. 22. Gedrukt: v. Mieris, Charterboek 2 blz. 434. 104. Judices ac universitas terrae Astringbiae, Bremensis dyoc, aan graaf Reinoud van Gelre: verzoeken de hulp van den graaf om te bewerken, dat aan eenige kooplieden van Jever de goederen teruggegeven zullen worden, hun door dienaren van graaf Willem van Holland ontnomen. 1327 — dominica die proxima post festum b. Jacobi apostoli — Juli 26. Jever. Gemeente-arch. Arnhem, lade 1, oorspr. perk.; zegel afgevallen. Gedrukt: Nijlioff, Gedenkwaardigheden 1 blz. 213. Vermeld: Nijhoff, Inventaris v. h. oud arch. der gemeente Arnhem blz. 15. 105. Instructie voor de boden van Lubeck ter verkrijging van uitbreiding van de privilegiën in Holland. [1327 voor Sept. 1.] Sted. arch. Lubeck; oorspr. Gedrukt: Lüb. U. B. 3 n. 74 op 1327; Hans. U. B. 2 n. 464. 106. Willem III, graaf van Henegouwen, Holland enz., herhaalt den voorreehtsbrief voor de kooplieden van Lubeck n. 75 voor den duur van 2 jaren met wijziging van eenige bepalingen betreffende den te betalen tol. 1327 — in die beati Egidii abbatis — Sept. 1. Valenciennes. Sted. arch. Lubeck; oorspr. Rijksarchief den Haag, Reg. E L 40, 1316—1337, fol. 9 b; verder te Lubeck en den Haag nog transsumpten (Zie Hans. U. B. 2 n. 465). Gedrukt: Lüb. U. B. 2 n. 485 naar het orig. te Lubeck; v. Mieris, Charterboek 2 blz. 442, naar een later afschrift. Vermeld: Hans. U. B. 2 n. 465. 107. Grietmannen en rechters [van Astringie] aan Harderwijk: beloven den gesloten i) Over de plundering van dit schip schrijven 1327 Febr. 22 Otto, prepositus, Fredericua, decanus, totumque capitulum ecclesie (Bremensis) aan Willem, graaf van Henegouwen. Gedrukt: v. Mieris 2 blz. 412 (op Jan. 18); Ostfries. U. B. 1 n. 54. Vermeld: Colmjon n.207. Eveneens 1321 Febr. 23 Thidericus de Zantis, s. Gereonis Coloniensis ecclesie canonicus, aan Willem van Henegouwen. Gedrukt: v. Mieris 2 blz. 414 en 415. 1327 Mei 5—1330. 23 n. 108—111. vrede te zullen handhaven; beloven, die van Harderwijk noch hun goederen, te water noch te land te zullen aantasten. 1327 — in festo exaltationis sanctae crucis — Sept. 14. Gemeente-arch. Harderwijk; gebrekkig afschrift. Een dergelijke oorkonde van 1337, Jever, voor Arnhem in het gemeente-arch. te Arnhem, Lade 1, gelijkt, afschrift. Termeid: Hans. U. B. 2 n. 466. 108. Aanteekening in den oudsten foliant van Kampen: Impositum fait Henkende Copeken quod non solvit theolonium suum in Scoenen tempore quo Ecbertus Clinghe et Boldewinus Scelewerd fuerunt Aldermanni in Scoenen, super quibus posuit fideiussores, et illorum unus fuerat Henricus Haese et ille idem Henricus solvit pro eo quod fuerat fideiussor VIH gross. et IIII gross. et Jacobus predictus solvit personaliter XIIII s. gross. et ista pecunia posita est ad cistam Scabinorum tali condieione, si idem Henkende Copeken possit probare solucionem cum nostris opidanis fidedignis, tune sibi eadem pecunia restituetur et reddetur. 1327. Mh§|E; Gemeente-arch. Kampen, Oudste foliant fol. 138"- Gedrukt: Register van het arch. van Kampen 5 n. 71. 109. Notarieele verklaring van notaris Johannes Martini, geestelijke te Lubeck, dat 2 raden van Staveren voor het dooden van 13 burgers, voor het gevangennemen van een man, voor het verlies van een kogge bij het ondersteunen van Jacob Lange van Lubeck bij een overval in de haven van Bara in Halland en voor de boete, betaald aan Kanut Porse van Halland en Samsö ter zake van het dooden van een zijner verwanten, van Lubeck vergoeding geeischt hebben, en dat zij het voorstel van het afleggen van een reinigingseed of van het inroepen van de bemiddeling van Willem III, graaf van Henegouwen enz., van de hand gewezen hebben. 1329 — in eymiterio ecclesie Hamburgensis, in vigilia beati Johannis baptiste — Juni 23. Sted. arch. Lubeck; oorspr. Gedrukt: Lüb. ü. B. 3 n. 507. Vermeld: Colmjon, Register van oork. n. 316; Hans. 11. B. 3 n. 487. 110. Kanut, hertog van Halland en Samsö, verklaart, dat Lubeck buiten zijn strijd met Staveren en zijn overeenkomst met die stad staat, dat Lubeck dus niet in rechten aangesproken kan worden voor de boete, wélke Staveren betaald heeft. 1329 — Nestwedis, in crastino beate Margarete virginis et martiris gloriose — Juli 14. Sted. arch. Lubeck; oorspr. Gedrukt: Lüb. U. B. 3 n. 510. Vermeld: Hans. U. B. 3 n. 489; Colmjon, Register van oorkonden, n. 318; by Colmjon, n. 315 hetzelfde regest doch op Jan. 39; Regesta dipl. hist. Danicae 1 n. 3062 op Juli 14 of 31. 111. Hendrik, bisschop van Lubeck, maakt een schrijven van Graaf Willem III openbaar, waarin deze mededeelingen doet omtrent het proces tusschen Lubeck en [1331] Aug. 18—1332 Juni 21. 24 n. 112—115. Staveren, dat zijn commissarissen, de Gravin en de heer van Voorne 1331 Maart 20 beginnen zullen. 1330 Mei 5. Gedrukt: Lub. TT. B. 2 n. 518. Vermeld: Muller, Regesta Hannonensia, blz. 187; Colmjon, Register van oorkonden, n. 319; Hans. JJ. B. 3 blz. 231, noot 3. 112. Willem III, Graaf van Henegouwen enz. aan Lubeck: meldt, dat hij met Staveren niet tot overeenstemming is kunnen komen in zake het proces tusschen Staveren en Lubeck; dat hij na zijn terugkeer in Holland de onderhandelingen weder beginnen zal; dat het geleide voor die van Lubeck in Holland en Zeeland van kracht blijft tot opzegging ervan. [1331] — apud Quarcetum in Haynnonia, die dominica post assumptionem beate virginis Marie — Aug. 18. Sted. arch. Lubeck; oorspr. met sporen van zegel. Gedrukt: Lüb. JJ. B. 3 n. 511 op 1329 Aug. 20. Vermeld: Hans. JJ. B. 2 n. 503; Muller, Regesta Hannonensia blz. 180 op 1329 Aug. 20; Colmjon, Register van oorkonden n. 224. 113. Deventer aan Lubeck: verzoekt voor de kooplieden van Deventer, die zich te Bergen in Noorwegen bevinden, de beloofde hulp; vraagt een brief van Deventer aan Stralsund door te zenden. [1331 Sept. 16?] — feria secunda post exaltacionem sancte crucis.. Sted. arch. Lubeck; oorspr. Gedrukt: Lüb. JJ. B. 1 n. 744 (einde 13» eeuw); Hans. JJ. B. 2 n. 504 enz. Vermeld: Brom, Register van oork. betreffende het Sticht Utrecht 2 n. 2931;Register v. Overijss. oork. 3 n. 1050. Volgens Hans. JJ. B. 2 n. 504 wijzen schrift en materiaal op een later tijd dan eind 13', begin 14' eeuw. Misschien is het stuk jonger dan 1331. Vgl. Hans. U. B. 2 n. 511. 114. Graaf Johan [III] van Holstein en Stormarn, hoofdman op Seeland en Schonen, bevestigt de privilegiën voor Kampen op Schonen als koning Ghristoffel II n. 85. 1332 — feria 6 post dominicam oculi mei — Maart 27. Gemeente-arch. Kampen; oorspr. met zegel. Een afschrift te Kopenhagen. Gedrukt: Charters en bescheiden van Kampen n. 18; naar het afschrift: Hildebrand, Dipl. Suecan. 4 n. 2914. Vermeld: Register van het archief van Kampen 1 n. 66; Hans. ü. B. 2 n. 509. 115. Sluis aan Lubeck; biedt Lubeck in den strijd tusschen Lubeck en Staveren haar goede diensten aan. 1332 — dominica ante festum beati Johannis baptiste — Juni 21. Sted. archief Lubeck; oorspr. Gedrukt: Lüb. JJ. B. 2 n. 511. Vermeld: Hans. JJ. B. 2 n. 513. Vgl. Hans. V. B. 2 n. 503. Dergelijke brieven, behelzende verklaringen van onzijdigheid in bovengenoemden strijd 1332 Aug. 9—1333 Oct. 18. 25 n. 116—119. en aanbieding van goede diensten of bemiddeling enz. zijn aan Lubeck verzonden door: Utrecht, [1332] — sabbato post nativitatem beati Johannis — Juni 27; Briélle, [1332] — feria 4 post apostolornm Petri et Pauli — Juli 1; Middelburg, 1332 — des vridaghes voer sinte Martins dach in den zomer — Juli3; Dordrecht, [1332 einde Juni, begin Juli]; Zutfen, [1332 einde Juni, begin Juli]; Zierikzee [1332 einde Juni, begin Juli]; Harderwijk [1332 einde Juni, begin Juli]; Kampen [1332 einde Juni, begin Juli]; Elburg [1332 einde Juni, begin Juli]; Gedrukt: Lüb. U. B. 2 n. 542, 543,544,546, 547, 545,548, 549 en Lüb. Ü.B. 3 n. 80. Vermeld:'Hans. U. B. 2 n. 515 , 516 , 517 , 518 , 519 , 520, 521, 522, 523; Colmjon, Register van oorkonden n. 228—237; Muller, Regesta Hannon. blz. 205 en 210. 116. In zalie de geschillen tusschen Staveren en Lubeck bepaalt Willem, graaf van Henegouwen enz., dat, als die van Lubeke niet an ons dair of bliven en willen tusschen nu en onser Trouwen lichtmisse over een jaar de burgers van Staveren hun schade op de burgers van Lubeck mogen verhalen. 1332 — op sinte Laurens avonde — Augustus 9. den Haag. Rijksarchief den Haag, register E L 10, fol. 25; E L 12, fol 27. Gedrukt: v. Mieris, Charterboek 2, blz. 532; Schwartzenberg, Gr. Placaat- en Charterboek 1, blz. 186; Lüb. ü. B. 2 n. 551. Vermeld: Hans. ü. B. 2 blz. 231, noot 1. 117. WiUem, graaf van Holland enz., geeft aan Pieter Buyt verlof te panden op die van Denemarken, oystwairds van der Elven, zoolang, tot hij de schade, door die van Denemarken hem toegebracht, verhaald zal hebben. [1S]33 — des Vrydaghes na Meyedach — Mei 7. Oeertruidenberg. Rijksarchief den Haag, afschrift in register E L 13, fol. 126; een ander afschrift in E L 20, fol. 101"- Gedrukt: v. Mieris, Charterboek 2, blz. 545. Vermeld: Hans. U. B. 2 blz. 231, noot 1; Regesta dipl hist. Danicae, II, ln. 1605. 118. Hamburg belooft op een boete van 1000 libr. grote Tornoysen de scheids¬ rechterlijke uitspraak van Willem, graaf van Henegouwen, van Holland enz., in haar strijd met Staveren, te zullen houden. 1333 — des saterdages vor sancte Mychiles dach — Sept. 25. Sted. arch. Hamburg, Liber pigncr. et pactor. fol. 68. Gedrukt: Hans. ü. B. 2 n. 539. Vermeld: Colmjon, Register van oorkonden, n. 239. 119. Willem [111], graaf van Henegouwen, van Holland enz., verkondigt zijn scheidsrechterlijke uitspraak in den strijd van Lubeck met Staveren en van Hamburg met den Abt van Staveren en Ekbrecht van Woudrichem, bijna gelijkluidend als de 1) 1334 Febr. 2. 1333 Oct. 18—1333 Oct. 18. 26 n. 120—122. Vlaamsche en Zeeuwsche steden 1335 Maart 26, Hans. U. B. 2 n. 557,%% 1—10 '). 1333 — op sinte Lucas dach e wangelisten — Oct. 18- Rijksarch. den Haag, Reg. E L 10, fol. 25b en E L 12, fol. 28b; afschriften. Gedrukt: slordig v. Mieris, Charterboek 2 blz. 549; Schwartzenberg, Gr. Placaat- en Charterboek 1, blz. 187; Lüb. U. B. 2 n. 568. Vermeld: Hans. U. B. 2 n. 540. Zie: n. 115. 120. Willem, graaf van Henegouwen enz., doet uitspraak in het geschil tusschen eenige burgers van Enkhuizen, nml. Arnoud Steyneldensone, Altgheer Jacobssone en Thade, zijn broeder, aan de eene zijde, en die van Lubeck aan de andere, betreffende liet schip en de goederen der genoemde burgers, door Lubeck in den oorlog met Staveren genomen. Lubeck moet aan de drie burgers van Enkhuizen drie pond grote beialen op den naesten Meyedach te Hairlem. Indien Arnoud kan bewijzen, dat 1li van het schip liem en niet dien van Staveren toebehoort, en hij er nog geen vergoeding voor ontvangen heeft, zal hij hiervoor op genoemden tijd te Haarlem Belaling ontvangen. 1333 — op sinte Lucas dach ewangelisten — October 18. Rijksarchief den Haag. register E L 10, fol. 27; aldaar E L 12, fol. 30", afschriften. Gedrukt: v. Mieris, Charterboek 2 blz. 552; Lub. U. B. 2 n. 570. Vermeld: Hans. U. B. 2 blz. 236, noot 1. 121 Willem, Graaf van Henegouwen, van Holland enz. doet uitspraak in liet ge¬ schil tusschen Staveren en Heinrvih Langheside, die door Staveren gevangen genomen was als zijnde burger van Lubeck, terwijl hij beweerde te Riga thuis ie behooren. Het vonnis beveelt Heinrich, Bewijzen van zijn burgerschap uit Riga te Brengen, waarna over het teruggeven der goederen Beslist zal worden. 1333 — op sinte Lucas dach ewangelisten — Oct. 18. Rijksarchief den Haag, Reg. E L 10 fol. 26"; ook E L 12 fol. 29". Gedrukt: v. Mieris, Charterboek 2 blz. 550; Lüb. U. B. 2 n. 569; Liv.-, Esth.- und Curland. U. B. 6 n. 2802; Schwartzenberg, Gr. Placaat- en Charterboek 1 blz. 189. Vermeld: Hans. U. B. 2 blz. 236, noot 1. 122. Willem, graaf van Holland en»., doet uitspraak in het geschil tusschen Staveren en Harman Papen. Die van Staveren hadden in den oorlog tusschen Staveren en Lubeck het schip en de goederen van genoemden Harman in Beslag genomen, voorgevende, dat Harman burger te I/abeck was, terwijl hijzelf zegt, dat hij burger te Righe is, en dat de hem ontnomen goederen alleen hemzelf en geen burgers van LuBeck toebehooren. De uitspraak van graaf Willem luidt als in het geschil tusschen Staveren en Henric Langheside (n. 121). 1333 — op sinte Lucas dach ewangelisten — October 18. Rijksarchief den Haag, Register E L 10, fol. 26", en register E L 12, fol. 29", afschriften. Gedrukt: v. Mieris, Charterboek 2 blz. 551; Schwartzenberg, Gr. Placaat- en Charterboek 1 blz. 190. Vermeld: Hans. U. B. 2 blz. 236, noot 1. 1) Zie n. 131. 1333 Oct. 18—1335 Jan. 1. 27 n. 123—127 123. Graaf Willem doet uitspraak in het geschil tusschen Staveren en Jan Rost. Die van Staveren hadden in den oorlog tusschen Staveren en Lubeck het schip en de goederen van Jan in Beslag genomen onder voorwendsel, dat Jan Burger te Lubeke was, terwijl hijzelf zegt, dat hij \urgcr te Dertmonde is, enz. De uitspraak is als in het vorige nummer. 1333 — op Sinte Lucas dach ewangelisten — OctoBer 18. Rijksarchief den Kaag, Register E L 10, fol. 37, en register E L 13, fol. 30, afschriften. Gedrukt: v. Mieris, Charterboek 3 blz. 551; Schwartzenberg, Gr. Placaat- en Charterboek 1 Hz. 191. Vermeld: Hans. U. B. 3 blz. 336, noot 1. 124. Dortmund aan Staveren: verzoekt aan Staveren, het was terug te geven, door die van Staveren op de Elbe aangehouden onder voorwendsel, dat het aan Burgers van LuBeck toebehoorde, terwijl het in werkelijkheid aan Johanni et Everardo fratribus dictis Rost, burgers van Dortmund, toebehoort l). 1333 — sabbato post omnium sanctorum — Nov. 6. Sted. arch. Dortmund, Liber civium fol. 7b. Gedrukt: Mans. II. B. 3 n. 541. Vgl. Hans. U. B. 3 blz. 437. Vermeld-' Colmjon, Register van oorkonden n. 341. 125. Lievin van Artevelde 2) aan Markward von Coesfeld 8): Bericht, dat de schepenen van Staveren het scheidsgerecht en de scheidsrechterlijke uitspraak van den Graaf van Holland erkennen zullen; dat op Nov. 1 te Brugge een dagvaart ter verzoening van LuBeck en Staveren gehouden zal worden; noodigt Hamburg tot deelneming uit. [1334] — in vigilia exaltacionis sanete crucis — Sept. 13. Sted. arch. Lubeck; oorspr. Gedrukt : Lüb.-U. B. 3 n. 84. Vermeld: Hans. U. B. 3 n. 549; Colmjon, Register van oorkonden n. 344. Vgl. voor de dateering n. 139 en 131. 126. Hamburg geeft volmacht aan Jóhann HorBorch, raad van Hamburg, voor de onderhandelingen Betreffende den strijd met Staveren. 1334 — in die beati Calixti pape et martiris — Oct. 14. Afgeschreven in n. 131. Gedrukt: Lüb. U. B. 3 n. 589. Vermeld: Colmjon, Register van oork. n. 345. 127. Lubeck geeft volmacht aan Markward von Coesfeld, raad van Lubeck, voor de onderhandelingen Betreffende den strijd met Staveren enz. 1335 — in circumcisione Domini nostri Jehsu Christi — Jan. 1. 1) Zie n. 123. 2) Burger te Brugge. 3) Baadman te Lubeck. 1335 Jan. 7—1335 Apr. 23. 28 128—132. Overgenomen in n. 131. Gedrukt: Lüb. JJ. B. 2 n. 599. Vermeld: Colmjon, Register van oork. n. 247. 128. Staveren geeft volmacht aan Eberhard Soneminga en Arnold Brand voor de onderhandelingen betreffende liaar strijd met Lubeck en Hamburg. 1335 — in crastino epyphanie Domini — Jan. 7. Overgenomen in n. 131. Gedrukt: Lüb. JJ. B. 2 n. 601. Vermeld: Colmjon, Register van oork. n. 248. 129. B rugge verklaart, dat de gevolmachtigden van Lubeck, Hamburg en van Staveren in den strijd van Lubeck en Hamburg met Staveren de bemiddeling van de 3 steden van Vlaanderen, van Dordrecht, Zierikzee en Middelburg en van Jan van Heelu aanvaard hebben en zich onderwerpen zullen aan de uitspraak van den Graaf van Henegouwen te Dordrecht, tot wien zij zich begeven. 1335 — 1334 — Febr. 1. Sted. arch. Hamburg, Trese S 13; oorspr. Gedrukt: verkeerd op 1334 Lüb. JJ. B. 2 n. 576- Vermeld: Hans. JJ. B. 2 n. 554; Muller, Reg. Hannon. blz. 230; Colmjon, Register van oork. n. 249. 130. Notarieele acte over liet verhoor van eenige te Lubeck gevangen zijnde burgers van Staveren door den Raad van Lubeck. 1335 Febr. 18. Sted. arch. Lubeck. Gedrukt: Lüb. JJ. B. 2 n. 604. Vermeld: Colmjon, Register van oork. n. 250; Hans. JJ. B. 2 blz. 241, noot 2. 131. Scheidsrechterlijke uitspraak van Gent, Brugge, Yperen, Dordrecht, Middelburg en Zierikzee in den strijd van Hamburg en Lubeck met Slaveren, den abt van Staveren en Ekbrecht van Woudrichem. 1335 — 1334, tsonnendaghes na der conceptie van onser vrouwen upten sesse ende twintichsten dach in Maerte. — Maart 26. Brugge. Sted. arch. Gent; oorspr. met 7 zegels; sted. arch. Hamburg, Trese Y 3, oorspr-met 19 zegels. Gedrukt: Hans- JJ. B. 2 ». 557. Vermeld: Lüb. JJ. B. 2 n. 609 aanm.; Muller, Regesta Hannon. blz. 230; Colmjon, n. 251; Blok, Verslag aangaande een onderzoek in Duitschland, 1886—1887 blz. 225 n.5. 132. Kampen belooft haar gezanten, die naar Noorwegen zullen gaan, dat zij hen zal loskoopen en schadeloos stellen, indien zij in gevangenschap geraJcen, uitgezonderd, indien dit in Westfalen op den terugweg geschiedt. 1335 — des sonendaghes na Paeschen — April 23. [1335 voor Nov. 7]—1335 Juli 30. 29 n. 133—137. Gemeente-arch. Kampen; Oudste foliant fol. 137b. Gedrukt: Charters en bescheiden van Kampen n. 20. Vermeld: Hans. U. B. 2 n. 558; Register v. h. arch. van Kampen 1 n. 74. 133. Het antwoord van Kampen op de beschuldigingen van Magnus, koning van Zweden en Noorwegen, wegens vredebreuk op Schonen. [1335 voor Nov. 7.] Gemeente-arch. Kampen; perkamentenrol. Aldaar een 2e perkamentenrol met een andere redactie. Gedrukt: Charters en bescheiden van Kampen n. 19; Sverges Traktater 1, 560; Hans. U. B. 2 n. 559. Vermeld: Register van het oude arch. v. Kampen 1 n. 75. Zie voor de dateering H. R. 1 blz. 61. 134. Hamburg aan Gent, Brugge, Yperen, Dordrecht, Middelburg, Zierikzee: verklaart onder eede, dat de stad noch haar burgers in den strijd tusschen Lubeck en Staveren met Lubeck verbonden geweest zijn en dat alle door Staveren beroofde burgers en hun goederen uitsluitend te Hamburg thuisbehoorden. 1335 Mei 1. Overgenomen in Hans. U. B. 2 n- 565. Gedrukt : Vrk. Gesch. d. Urspr. d. D. Hanse 2 blz. 344. Vermeld: Hans. U. B. 2 n. 560; Colmjon, Register van oork. n. 252. 135. Lubeck verklaart onder eede, dat Glais Grandouwe, aangeklaagd van roof op burgers van Staveren, nooit burger van Lubeck geweest is, en dat geen burger of helper van Lubeck den abt van Staveren, zijn klooster of Ekbrechtvan Woudrichem goederen afgenomen heeft. 1335 Mei 1. Overgenomen in Hans. U. B. 2 n. 567. Gedrukt: Urk. Gesch. d. Urspr. d. D. Hanse 2, blz. 344. Zie Hans. U. B. 2 n. 557 § 5 en 8. Vermeld: Hans. U. B. 2 n. 561; Colmjon, Register v. oork. n. 253. 136. Lubeck verklaart zich neer te leggen bij de scheidsrechterlijke uitspraak n. 131. 1335 Mei 1. Overgenomen in Hans. U. B. 2 n. 567. Gedrukt: Urk. Gesch. d. Urspr. d. D. Hanse 2 blz. 341. Vermeld: Hans. U. B. 2 n. 562; Colmjon, Reg. v. oork. n. 254. Een dergelijke verklaring van Hamburg, gedrukt als boven 2 blz. 345. Vermeld : Hans. U. B. 2 n. 563; Colmjon, n. 255. Evenzoo van den Abt van Staveren, gedrukt: Lüb. U. B. 2 n. 614; Vermeld: Hans. ü. B. 2 n. 564; Colmjon, n. 256. Allen gedateerd 1335 Mei 1. 137. In antwoord op dé klacht van twee burgers van Enkhuizen over schade, hun door schepen van Lubeck in den Gresund voor 3 jaren tijdens den strijd van Lubeck met 1335 Oct. 3—1335. 30 n. 138—140. Staveren aangedaan, maakt Lubeck de beeedigde verklaring van haar scheepsaanvoerders openbaar, dat de klagers door Berthold Kule, toen voogd van Lubeck op Skanör, en door anderen schadeloos gesteld zijn. 1335 — in die dominica proxima post festum beati Jacobi apostoli — Juli 30. Sted. archief Lubeck; oorspr. Gedrukt: Lüb. U. B. 2 n. 621. Vermeld: Hans. JJ. B. 2 n. 576; Muller, Regesta Hannon. blz. 232; Colmjon, Register van oorkonden, n. 260. 138. De rechters van Harlingerland aan Lubeck: willen van het goed uit een schip, waarschijnlijk uit Lubeck, dat voor hun kust gestrand is, 2/g geven tegen '/3, dat zij willen behouden; indien Lubeck al het goed terug wil hebben, vragen zij 900 Mark Harlinger gewicht als bergloon, en een verklaring, dat de goederen uit Vlaanderen of uit een of andere stad af komstig waren. 1335 — in die duorum Ewaldorum — Oct. 3. Harlingen. Sted. arch. Lubeck; oorspr. met resten van zegel. Gedrukt: Lüb. U. B. 2 n. 1069. Vgl. aldaar n. 682. Vermeld: Hans. U. B. 2 n. 579. 139. Oorkonde van Magnus, koning van Zweden, Noorwegen en Schonen, waarbij hij, op verzoek zijner gemalin, aan Kampen de vergrijpen van het vorige jaar vergeeft 1335 — Bawaehus, feria tercia proxima ante festum beati Martini episcopi et confessoris — Nov. 7. Gemeente-arch. Kampen; oorspr. met zegelsGedrukt: Charters en bescheiden van Kampen n. 21; Hans. 17. B. 2 n. 581 enz. Vermeld: Register van het arch. van Kampen, 1 n. 76; Regesta dipl. hist. Danicae II, 1 n. 1657. Een dergelijke oorkonde voor Zutfen,gedateerd: Bohus, 1335Nov. 7, naar een afschrift uit een Copieboek 1640 te Zutfen, gedrukt: Nijhoff, Gedenkwaardigheden van Gelderland 1 n. 308; Vermeld-' Hans. U. B. 2 n. 582; Sverges Traktater 1 n. 225. 140. Aanteekening in den oudsten foliant van Kampen: Thome Touslager data fuit licentia eundi Elbingum post Petrum tali condicione, quod Gherardus de A promisit pro ipso Thoma, si debet manere Campis, vel navigare vel solvere suum scoet vel aliquod aliud facere, quod illud Gherardus de A illud faciet nomine Thome predicti, vero Thomas eciam aliqua mercimonia medio'tempore exercebit, sed expedito negocio suo, Campis revertetur sub pena XL librarum parvorum .... Heyne Beyeken navigabit ad Wiic et non ad Noersont sub pena XL librarum. 1335. 1) Zie n. 133. 2) Aldaar ook een vidimus van 1336 Mei 31 (feria sexta post diem Sacramenti); vermeld: Hans. V. B. 2 n. 586 en Uegisler van het arch. v. Kampen 1 n. 78. 1336 Aug. 18-[1338 Mei 30]. 31 „. 141—145 Gemeente-arch. Kampen, Oudste foliant fol. 271". Gedrukt: Register van het arch. van Kampen 5 n. 160. 141. Magnus, koning van Zweden, Noorwegen en Schonen bevestigt op verzoek van Kampen die stad in het bezit van haar plaats op Schonen. 1336 — Upsale, dominica infra octavas assumpcionis beate virginis — Aug. 18. Gemeente-arch. Kampen; oorspr., zegel afgevallen voor afschriften zie Hans. U.B. 2 n. 591. Gedrukt: Charters en bescheiden van Kampen, n. 22; Dipl. Norveg. 5 n. 115;Hans. U. B. 2 n. 591; enz. Vermeld: Register van het arch. van Kampen 1 n. 79 enz. 142. Uit de oudste stadsrekening van Deventer. 1337. Gedrukt: Cod. dipl. Neerland. 1 blz. 49; Hans. U. B. 3 blz. 440. Henrico torn Stocke de expensis servi civitatis Hoenburgensis 8 s. 148. Willem, graaf van Henegouwen, van Zeeland enz., verklaart, dat de raad en de burgers van Bremen onschuldig zijn aan de gevangenschap van twee zijner ridders in het sticht Bremen. 1338 — 1337 in festo puriücationis beate Marie virginis — Febr. 2. Sted. arch- Bremen; oorspr. Trese Z. Gedrukt: Brem. U. B. 2 n. 409. Vermeld: Muller, Regesta Hannon. blz. 243. 144. Willem [IV], graaf van Henegouwen en van Holland, herhaalt hetprivilege n. 75, door zijn vader aan die van Lubeck verleend; bepaalt den duur er van tot wederopzegging; verordent, dal bij schipbreuk de beschadigden voor de verleende hulp volgens voorschrift van de plaatselijke beambten vergoeding zullen geven. 1338 — dominica die qua cantatur quasimodo — April 19. Valenciennes. Sted. arch. Lubeck; oorspr. met zegel. Gedrukt: Lüb. U. B. 2 n. 671. Vermeld: Hans. U. B. 2 n. 610; Muller, Regesta Hannon. blz. 253. Zie n. 106. 146. Bepaling vow den voogd van Kampen op Schonen. [1338 Mei 30.] 2) Gemeente-arch. Kampen, Boeck van Rechten, fol. 21. Gedrukt: Overijsselsche Stad-, Dijk- en Markeregten, I, 1 blz. 32. XXIII. Voertmer soe en sal neghien voghet, den wi te Schonen senden, meer mit hem voren dan zes pont gr. bi XL cleijne, ende zien knape niet meer dan een pont gr. bi der selven pene. 1) Te Kampen ook een vidimus van 1336 Aug. 31 (sabbato proximo post diem decoll. s. Joh.); vermeld: Register van hel arch. van Kampen 1 n. 80. 2) Slaat onder een verordening, gedateerd: 1338 dies saterdaeghes vor pinxslern. 1338 Juni 7—1340 Hei 22. 32 n. 146—151. 146. Gerard van Heemskerk, ridder, baljuw van Amstelland, en 2 schepenen van Amsterdam oorkonden, dat de bloedverwanten van Godekyn den scroeder afstand doen van alle aanspraken op Lubeck wegens den doodslag, op genoemden Godekijn gepleegd. 1338 — des eersten Zonnen daghes na Pynsterdage — Juni 7. Sted. arch. Lubeck; oorspr. Gedrukt: Lüb. U. B. 2 n. 676. Vermeld-' Muller, Regesta Hannon. blz. 254. 147. Willem IV, graaf van Henegouwen, van Holland enz., bepaalt, dat vooralle schepen, die uit Oestland in die Maese komen, de stapel te Dordrecht is. 1338 — Berghen in Heynegouwen, up den 22 daeh in den Oechste — Aug. 22. Rijksarchief den Haag; oorspr. met zegel. Gedrukt o. a-: naar slechte afschriften v. d. Wall, Handvesten van Dordrecht 1,182; v- Mieris, Charterboek 2 blz. 613; naar het oorspr. Hans. 17. B. 2 n. 623. 148. Magnus, koning van Zweden en Noorwegen, bevrijdt voorloopig de gasten, die Malmö, Lund en andere stéden van Schonen bezoeken, van den wagentol. 1338 — Helsingborgh, dominica infra octavas beati Martini episcopi et confessoris — Nov. 15. Sted. arch. Lubeck; oorspr. Gedrukt: Hans. U. B. 2 n. 630 enz. 149. Git de oudste stadsrekening van Deventer. 1338. Gedrukt: Qod. dipl. Neerland. 1 blz. 51; Hans. U. B. 3 blz. 441. Tweemaal vermeld •' Ernesto socio Nicolai Wiintapper de litteris in Lubeke 4 s. 150. Scliepenen en raden van Deventer oorkonden, dat de strijd met Bremen bijgelegd en dat de vrede tusschen beide steden gesloten is. 1340 — in dominica qua cantatur judica — April 2. Sted. arch. Bremen; oorspr. Trese BeGedrukt: Brem. U. B. 2 n. 466. Vermeld: Hans. U. B. 2 n. 650. Zie voor dezen strijd de uittreksels uit de oudste stadsrekening van Deventer, medegedeeld: Hans. U. B. 3 blz. 445 op n. 650. 151. Willem IV, graaf van Henegouwen, Holland enz., neemt de kooplieden van Pruisen en Westfalen in zijn bescherming, verlaagt voor hen den tol te Dordrecht, geeft hun voorrechten voor de vaart op de Maas, stelt bepalingen vast betreffende het in beslag nemen dei' goederen, tegen het ontvreemden van goederen en op het bergen van waren, van schipbreuk afkomstig. 1340 — Brussele, des inanendaghes voer ascentien dach — Mei 22. 1340 Aug. 3—1341 Juni 28. 33 n. 152—156. Rijksarchief den Haag, Reg. E L 32, fol. 84; gelijkt, afschrift. Afschrift te Keulen, in een Vlaamsch copieboek der 15" eeuw, fol. 181b. Gedrukt: slordig v. Mieris, Charterboek 2 blz. 637; Hans. 17. B. 2 n. 658. 152. Johan [III], graaf van Holstein en Stormarn, belooft Lubeck, Stralsund, Rostock, Wismar, Kampen, Staveren, Harderwijk, den anderen steden der Zuiderzee en aan alle kooplieden geleide en bescherming voor hen en hun goederen tusschen Lubeck en Hamburg tot na Paschen, en volk schadevergoeding. 1840 — in inveneione sancti Steffani prothomartiris — Aug. 3. Lubeck. Sted. arch. Lubeck; oorspr. Gedrukt: Lüb. JJ. B. 2 n. 712; Meklenb. JJ. B. 9 n. 6063. Vermeld: Colmjon, Register van oork n. 273; Register van Overijsselsche oork. 2 w. 507 op Aug. 2; Hans. U. B. 2 n. 664. Zie aldaar, blz. 291, n. 664, aanm. 2. 153. Toltarief voor den handel van kooplieden uit Westfalen, Keulen, van den Neder-Rijn, voor Oostfriezen, Hollanders, Nederduitschers, Denen, Zweden, Noren Ëngelschen, Vlamingen te Kampen. [c. 1340.] Gemeente-arch. Kampen; Boeck van Rechten fol. 48. Gedrukt: v. Boorninck, Overijsselsche Almanak 1838, 210; Hans. U. B. 2 n. 668 Vermeld: Register van het archief van Kampen 1 n. 62 op het jaar 1330. Zie vooral Hans. JJ. B. 2 n. 668, blz. 294, aanm. 1. 154. Wülem IV, graaf van Henegouwen, van Holland enz., bevestigt voor de kooplieden van Pruisen en Westfalen n. 151. 1341 — sdinxendaghes vor sente Jans dach middenzomers — Juni 19. Gent. ■Sted. arch. Keulen, n. 2466; oorspr. Gedrukt: Hans. 17. B. 2 n. 674. Vermeld: Muller, Regesta Hannon. verkeerd op Juni 26. Zie de hierop betrekking hebbende posten in de grafelijkheidsrekeningen, gedrukt: Hans. JJ. B. 3 blz. 445. 155. Magnus, koning van Zweden, Noorwegen en Schonen, verklaart, dat hij door zyn verzoening met die van Kampen tevreden gesteld is; belooft hun bescherming m zijn rijken; zal afzien van mogelijke aanspraken. 1341 — in vigilia apostolorum Petri et Pauli — Juni 28. Stockholm. Gemeente-arch. Kampen; oorspr., zegel afgevallen. Gedrukt: Charters en bescheiden van Kampen n. 23. Vermeld: Hans. U. B. 2 n. 675; Register van het arch. van Kampen 1 n. 88. 156. Magnus, koning van Zweden enz., stelt op verzoek van 2 boden van Kampen ') den tol bij de haringvangst voor Kampen vast; verbindt er eenige voorwaarden aan 8). 1341 Juni 28. Stockholm. 1) Lambert Balduinsson, Thomas Thoautzslagher (!) volgens Hans. U. B 2 n 676 2) Zie n. 74. 3 1341 Juni 28"-134l. 34 n. 157—160. Gemeente-arch- Kampen; oorspr. met beschadigd zegel. Gedrukt: Dipl. Norveg. 5 n- 151; Charters en bescheiden van Kampen n. 24. Vermeld: Hans. JJ. B. 2 n. 676; Register v. h. oude arch- van Kampen 1 n. 89. 157. Magnus, koning van Zweden enz., voor Kampen als koning Waldemar III van Denemarken voor de vitte van Kampen op Schonen. Zie n. 100. 1341 Juni 28. Stockholm. Gemeente-arch. Kampen; oorspr. met zegel. Gedrukt: Charters en bescheiden van Kampen, n. 25. Vermeld: Hans. 17. B. 2 n. 677; Register van het archief van Kampen 1 n. 90. 158. Magnus, koning van Zweden enz., oorkondt op verzoek van de 2 boden van Kampen l) als koning Hakon in n. 63. 1341 — in festo beatorum apostolorum Petri et Pauli, anno regni Norwegie 22 — Juni 29. Stockholm. Gemeente-arch. Kampen; orig. afschrift van den gardiaan der Minorieten Volker Blaewaeter, 1362 Mei 13. Gedrukt: Charters en bescheiden van Kampen n. 26. Vermeld: Hans. JJ. B. 2 n. 678; Register van het arch. v. Kampen 1 n. 91, verkeerd op Juni 28. 159. Markward von Stove de oudere enOtto Oolenbek, hoofdlieden van het kasteel Kopenhagen, beloven allen van Kampen, Staveren, Harderwijk en van de steden der Westzee geleide en bescherming voor hel bezoeken der markten gedurende dit jaar te Kopenhagen en voor de haringvangst in den Sont. 1341 — feria 2 post divisionem apostolorum — Juli 16. Kopenhagen. Sted. arch. Lubeck; oorspr. Gedrukt: Lüb. IJ. B. 2 n. 725. Vermeld: Hans. JJ. B. 2 n. 680; Colmjon, Register van oork. n. 274; Register van Overijsselsche oorkonden 3 n. 1066. 160. Aanteekening van het loon van boden van Kampen o. a. naar Noorwegen. 1341. Gemeente-arch. Kampen; Oudste foliant, fol. 265". Gedrukt: Register van charters en bescheiden i. h. oude arch. van Kampen 5 n. 211. Vermeld: Hans. JJ. B. 3 blz. 446. Deze aanteekening staat in verband met Hans. JJ. B. 2 n. 675—678 in. 155—158). Lambert Boldewens zoene heft verteert toe wanderen an dien Coninc van Norweghen van Thide Wlues zoene wegen 4 gr. ende 20 gr. Item van der selver zaken an dien Greven van Holland 9 s. gr. Lambert ende Ludekin *). Item 12 fjj gr. toe Vlandren omme cleynade. 1) Lambert Balduinsson en Thomas Touslaegher volgens Hans. U. B. 2 n. 678. 2) Zie n. 161. 1341—1342 Söpt. 12. 35 n. 161—165. 161. Thide Wlues zoene stelt borg, dat hij naar Noorwegen zal gaan om zich en Kampen te verzoenen met Qunner Wiic. 1841. Gemeente-arch. Kampen; Oudste foliant, fol. 263°. Gedrukt: Reg. v. charters en bescheiden i. h. oude arch. v. Kampen 5 n. 210 Vermeld: Sans. ü. B. 3 blz. 446. Zie Hans. U. B. 2 n. 675-678 (n. 155-158). m Thid* Wluea zoene zette burghe bi eynre pene van 25 gr., dat hi vaeren zoelde in Nor^eghen ende maken hem selven qnüt ende al onze burghers van der antalmghe ende van der scult, dat hem Ganner Wüc scult ghaef; ende wanner hi weder quame, waer dat zake, dat eynech onsen portere daer mede sculdech an ware dat hem die doen zoelde bi dien scepene, dat liic ende reeht ware, die men vinden coende toer warheyt dat sculdech ware an die stucken. Ende dit ziine burghen Mathias Jonghe, Alard Sparewoelt, Johan van Coedoelen, Peter Beye, Volcker ziin neve lierman Glauwiken, Gherd Scinkel. Ende des zette Thide Wlues zoene ziene bnrghen weder zinen cogghe, die in Vlanderen lach, daarmede al scadeloes ziene burghe toe holden. 162 Magnus Thorstamson, advocatus te Aalborg, bekent, aan Herman Gryllee f [van Zutfen] schuldig te zijn de som van 2 mark zuiver zilver, te betalen Maart 7. 1342 — in die beate Agathe virginis — Febr. 5. Gemeente-arch. Zutfen, n. 94; oorspr., zegel afgevallen. Vermeld: Hans. U. B. 2 n. 691; Tijdrekenk. register van alle oorkonden in het sted. arch. te Zutfen berustende l n. 136. «»• Waldemar IV, koning van Denemarken, bevestigt voor de bewoners van Kampen de privilegiën in zijn rijk uit den tijd zijner voorgangers; staat hun toe, dat zij, evenals op Schonen, hun eigen rechtspraak ook hebben mogen in Kopenhagen, Drag'ór en Reveshol. 1342 — Kalinghenborch, in die assumpcionis Marie — Aug. 15. Gemeente-arch. Kampen; oorspr. met zegel. Afschrift te Kopenhagen. Gedrukt: Charters en bescheiden van Kampen n. 27; Hans. JJ. B. 2 n. 701 enz. Vermeld: Register van het arch. van Kampen 1 n. 93. 164. Waldemar [IV], koning van Denemarken, belooft allen kooplieden, visschers en handeldrijvenden, veiligheid en geleide in zijn rijk, evenals zijn voorgangers dit verleend hadden. 1342 — in profesto beati Augastini episeopi et confessoris — Aug. 27. Kopenhagen. Gemeente-arch. Kampen; oorspr. met zegel. Gedrukt: Charters en bescheiden van Kampen n. 28. Vermeld: Hans. JJ. B. 2 n. 703; Register van het arch. van Kampen 1 n. 94. 165. Borchardus, aartsbisschop van Bremen, verleent aan het klooster Aduard vrijdom van tol te Stade. 1342 — primo Idus Septembris — Sept. 12. Stade. 1343 Aug. 4—1345 Jan. 30. 36 n. 166—170. Rijksarch. Groningen, 1342, n. 3. Gedrukt: Oorkondenboek van Groningen en Drente 1 n. 372; Driessen, Monumenta Groningana 1 n. 46. Vermeld: Feith, Register van het archief van Groningen 1 blz. 19, op Sept. 13. 166. Albert van Varenholte, curator van de kerk te Kampen, neemt afschrift van n. 155 van Magnus, koning van Zweden. 1343 — feria 2 ante Laurentii martiris — Aug. 4. Gemeente-arch. Kampen; oorspr. met zegel. Vermeld: Hans. 17. B. 3 n. 12; Register van het arch. van Kampen 1 n. 100; Reg. dipl. hist. Danicae II, 1 n. 1857. 167. Aanteekeningen betreffende boden van Deventer naar Lubeck. 1344 einde Februari, begin Maart. Gemeente-arch. Deventer, oudste cameraers-rekening. Gedrukt: Codex dipl. Neerland. 1, 69 en 71. Vermeld: Ham. U. B. 3 blz. 450. 168. Magnus, koning van Zweden, Noorwegen en Schonen verleent den burgers van Zutfen voor tiet verkeer op Schonen een privilege, overeenstemmend met dat van Waldemar (III), koning van Denemarken n. 98. 1344 — die Felieis et Adaueti martirum beatorum — Aug. 30. Trélkborg. Gemeente-arch. Zutfen, n. 99; oorspr. met stukken van zegel. Rijksarch. Arnhem, Privilegeboek van Zutfen fol. 82. Gedrukt: Sverges Traktater 2 n. 278. Vermeld: Hans. U. B. 3 n. 36; Tijdrekenk. register van alle oorkonden in hetstedel. arch. te Zutfen 1 n. 143. 169. Borgstelling van de Heeren van Egmond, van der Lecke, Dirricvan Breederode en Godevaert van der Delf tegenover de stad Lubeck voor de terugbetaling van 1000 schilden of 75 pond gr., door Willem [_IV\, graaf van Henegouwen en Holland, van Lubeck geleend [voor zijn tocht naar Pruisen]. 1344 — des naestes daghes na alder kinder dach — Dec. 29. Lubeck. Gedrukt: Hamaker, De rekeningen der grafelijkheid van Holland onder het Heneg. huis 3 blz. 383. Vermeld: Hans. U. B. 3 n. 663, blz. 462. 170. Aanteekening betreffende gelden, door Willem [IV], graaf van Henegouwen, van Holland enz., geleend van kooplieden van Koningsbergen en van Elbing. 1345 — fl3]44, des sondaghes voer onser vrouwen lichtmisse —Jan. 30. Koningsbergen. Gedrukt: Hamaker, De Rekeningen der grafelijkheid van Hólland onder het Henegouwsche huis 3 blz. 333. Vermeld: Hans. U. B. 3 n. 664, blz. 462. Zie aldaar aanm. 3, 4, 5, 6 en 7. 1345 Febr. 23—1346 Apr. 19. 37 n. 171-175 171. Aanteekening, dat kooplieden te Koningsbergen en te Elbing aan Willem IV, graaf van Henegouwen, van Holland enz. geldsommen leenen. 1345 — 1344, up s. Mathiis avond — Febr. 23. Koningsbergen. Gedrukt: Hamaker, De rekeningen der grafelijkheid van Holland enz. 3, blz. 334. Vermeld: Hans. U- B. 3 n. 665, blz. 463. Dergelijke geldleeningen door den graaf van kooplieden van Koningsbergen en Elbing, gedat. 1345 Febr. 23, Maart 11, gedrukt: Hamaker 3 blz. 334 en 335; vermeld: Hans. U. B. 3 n. 666, 667, 668 op blz. 463. Zie aldaar blz. 463, aanm. 1. 172. Arnold, gardiaan der Minorieten te Kampen, geeft afschrift van de oor¬ konde van Magnus, koning van Zweden, voor Kampen n. 155. 1345 — feria 3 post annunciacionis beate Marie virginis — Maart 29. Gemeente-arch. Kampen; oorspr. met zegel. Vermeld: Register van het oude arch. van Kampen 1 n. 103; Hans- U. B. 3 n. 53. Zie n. 166. 173. Gheert Bading verklaart voor schepenen in Kampen, verkocht te hebben aan Gheert den Witten een last haring upten bode, en derhalve zal Gheert of een ander goed man van zijnentwege op eenig schip, '< welk ze verkiezen, in oorkonde van den voogd op Schonen en andere goede lieden die haring laden. En kwam het schip behouden aan en wilde Gheert, Gheert den Witten niet zooveel geld daarvoor betalen als de hering gheweerd ware, zoo zal Gheert de Witte het geld kunnen verhalen op Gheert Badings halve huis en zal hij van ieder twaalf pond een pond geven. 1345 April 1. Gemeente-arch- Kampen; Oudste foliant fol. 68. Vermeld: Register v. h. arch. van Kampen 5 n. 248. Vgl: Hans. U. B. 3 n. 230 blz. 105 aanm. 1. 174. Aanteekening betreffende een bode van Bremen te Deventer. 1345. Gemeente-arch. Deventer; Cameraars-rekening van 1345 [Febr. 22]—1346 [Febr. 22]. Gedrukt: Cod. dipl- Neerland. 1 blz. 72; Hans. U. B. 3 blz. 463. 175. Aanteekening, betreffende een lading, door een Kamper schipper naar Rostock gebracht, ontleend aan het handels- en huishoudboek van burgemeester Joh. Tollner té Rostock (2e gedeelte). 1346 April 19. Sted. arch. Rostock; oorspr. Gedrukt: Meklenburg. U. B. 9 n- 6602. Item notandum, quod anno MCCCXL sexto, feria quarta pentecostes, receptu(m) est ex coggone Matthie Hagenssoene de Campen frustum pannorum, pertinentem domino Johanni Tolner et Johanni Tolner, eius filio, et domino Arnoldo Copman ac Edeiero Witten, ipsis equaliter, et continebat in se LXVIII pannos cum slachdoek, videlicet IH longas Gtandenses et I stripaticum scarlaticum et IH Brugenses, item XXVI mixtos et XV Ord.' et XIX Osborg' et I Stenvord' ad slachdoek. Et constabat LXI XV s.' et X den. gross. [1346 Apr. 23] 1346 Oct. 22. 38 n. 176—181. 176. Hamburg aan den abt van het klooster Aduard: verzoekt bij grietmannen en rechters van Friesland aan te dringen, de handelaars van Hamburg bij te staan. [1346 April 23.] Zie n. 177. Gedrukt: Hans. JJ. B. 3 n. 74. Op verzoek van het St. Bernard klooster te Aduard neemt Groningen afschrift van het schrijven van Hamburg van 1346 April 23 (in feria octava pasche) n. 176 en verklaart, dat het klooster dergelijke beloften afgelegd heeft. [1346 c. Mei.] Rijksarch. Groningen, Ommélander arch.; oorspr. Gedrukt: Driessen, Monum. Groning. 1 n. 50. Vermeld: Hans. U. B. 3 n. 75; Colmjon, Register van oork. n. 283. 178. Waldemar IV, koning van Denemarken, wijst aan de burgers dér stad Zutfen een vitte op het eiland Amager aan op de wijze als de vitte dier stad op Schonen. 1346 — die beatorum Gereonis et Cassii martirum — Oct. 10. Röskilde. Gemeente-arch. Zutfen, n. 106; oorspr. met zegel. l) Gedrukt: Hans. 17. B. 3 n. 86. Vermeld: Tijdrekenkundig reg. van oorkonden in het stedel. arch. v. Zutfen ln. 151. 179. Waldemar IV, koning van Denemarken, bevestigt voor Zutfen de voorrechten, welke de stad tijdens zijn voorganger Waldemar voor den handel in Denemarken had. 1846 — die beatorum Gereonis et Cassii martirum — Oct. 10. Röskilde. Gemeente-arch. Zutfen n. 106"; oorspr. met zegel. Vermeld: Hans. JJ. B. 3 n. 87; Tijdrekenk. register van het stedel. arch. te Zutfen 1 n. 152. Zie n. 98. 180. Keizerin Margaretha, gravin van Henegouwen, van Holland enz., bevestigt de voorrechten, door haren broeder graaf Willem IV aan de kooplieden van Pruisen en Westfalen verleend. Dit zal van kracht zijn tot 6 weken na opzegging. 1346 — Ath, des sonnendaghes na sinte Lucas dach — Oct. 22. Sted. arch. Keulen, Hanse 1 n. 42; oorspr. Gedrukt: Hans. IT. B. 3 n. 669 (Betere tekst dan in Hans. 17. B. 3 n. 88). Vgl. Hans. JJ. B. 3 blz. 468, aanm. 1—3. Zie n. 151 en 154. 181. Keizerin Margaretha, gravin van Henegouwen, van Holland enz., beveelt baljuwen, schouten enz. de kooplieden uit Pruisen en Westfalen overal rustig te laten gaan volgens het hun gegeven tolrecht (n. 151). 1346 Oct. 22. Ath. 1) Dit stuk is twee maal gevidimeerd door het kapittel van Zutfen: 1372 Juli 23 en 1300 — vigilia beati Johannis Baptistae Estivalis — Juni 23. 1347 Apr. 22—1347 Aug. 9. 39 182—186. Sted. arch. Keulen, Hanse 1 n. 43; oorspr., perk. Gedrukt: Hans. U. B. 3 n. 670. Vermeld: Hans. U. B. 3 n. 89. De rechters van het Oldambt geven bericht aan Hamburg over de genoegdoening, aan gevangen genomen Hamburgers verleend. 1347 — in profesto Georgii martiris — April 22. Sted. arch. Hamburg, Trese Ee 37; oorspr. Gedrukt: Oorkondenboek van Groningen en Drente 1 n. 396; Hans. U. B. 3 n. 95. Aanteekening betreffende goederen, met schepen van Kampen en Harderwijk naar Rostock gevoerd, ontleend aan het handels- en huishoudboek van burgemeester Joh. Tóllner te Rostock (2e gedeelte). [na 1347 Mei 3.] ») Sted. arch. Rostock; oorspr. Gedrukt: Meklenburg. U. B. 9 n. 6602. Item notandum, quod recepi ex cogone Altenetelenmensoene de Campen I frustum pannorum, pertinentem domino Johanni Tolner et domino Arnoldo Gopman et Edelero Witten. Et continebat in se XX Cortr. et XX Osborg. preter slachdoek. Opbrengst 440 Mk. Hinrik Bülow en Bernard Alkun hebben den geheelen post genomen. Item notandum, quod recepi ex cogone Ottonis Rewarderssone de Herderwich XX mixtos et X Ord.' bluees, pertinentes domino Johanni Tolner et domino Arnoldo Copman et Edelero Witten. 184. Johan [IV], bisschop van Lubeck, geeft afschrift van het privilege n. 144, door Willem IV, graaf van Henegouwen, van Holland enz., aan die van Lubeck voor het .verkeer in zijn landen verleend. 1347 — in festo nativitatis sancti Johannis baptiste — Juni 24. Lubeck. Sted. arch. Lubeck; oorspr. Vermeld: Hans. ZT. B. 3 n. 99. 185. Abten, geestelijken, bestuurders en rechters van Westergoo in Friesland aan Hamburg: verzoeken loslating van hun gevangen landslieden, die trots den bestaanden vrede beschadigd geworden zijn; beloven hetzelfde voor Hamburgers en goederen van Hamburg, indien het aangetoond wordt, dat die zich bij hen bevinden. 1347 — die septem fratrum — Juli 10. Sted. arch. Hamburg, Trese ad W 27; afschrift. Vermeld: Hans. U. B. 3 n. 103; Colmjon, Register van oork. n. 289; Blok, Verslag aangaande een onderzoek in Duitschland (1886—1887), blz. 225, n. 6. 186. De Friezen van Westergoo verklaren, dat zij zich met Bremen verzoend hebben 4) Ongedateerd; volgt op een aanteekening van [13]47, festo inventionis sancte crucis, Mei 3. 1347 Aug. 9. 40 187—190. wat aangaat den strijd over te Bremen in beslag genomen goed van Westergoo, waartoe Bremen overgegaan was, omdat burgers van Bremen op zee door helpers van die van Westergoo bij vergissing van doek en andere goederen beroofd waren. 1347 — in cetu de Hertwert — Aug. 9. Sted. arch. Bremen; oorspr. Gedrukt: Brem. 17. B. 2 n. 565. Vermeld: Hans. 17. B. 3 n. 105; Colmjon, Register van oork., n. 290. 187. Termunten en het Friesche Oldambl oorkonden over de verzoening met de stad Hamburg en de kooplieden van Hamburg tot stand gebracht betreffende de vijandschap en de belemmeringen in het handelsverkeer, sedert 1346 Maart 25 heerschend. 1347 — in vigilia beati Laurentii martiris — Aug. 9. Hamburg. Sted. arch. Hamburg, Trese Ee 37; oorspr. Aldaar Ee 34—36 gelijkluidende oorkonden o. a. van de kloosters Elaarkamp, Dokkum, Foswerd enz. en de steden Leeuwarden en Dokkum. Gedrukt: Oorkondenb. van Groningen en Drente 1 n. 398; Hans. 17. B. 3 n. 107. Vermeld: Colmjon, Register van oork. n. 291; Blok, Verslag aangaande een onderzoek in Duitschland (1886—1887), Uz. 226, n. 10; vgl. aldaar n. 8. 188. Hamburg als n. 187. 1347 — in vigilia beate Laurentii martiris — Aug. 9. Gemeente-arch. Groningen, oorspr. (Reg. 1347, n. 1). Gedrukt: Oorkondenb. van Groningen en Drente 1 n. 399; Drïessen, Monumenta Groning. 1 n. 52, blz. 181. Vermeld: Hans. 17. B. 3 n. 108; Colmjon, Register van oork. n. 291. 189. Abt en kloosterlingen te Aduard en de overheden van Hunsingoo oorkonden over hun verzoening met Hamburg 1). 1347 — in vigilia beati Laurentii martiris — Aug. 9. Sted. arch. Hamburg, oorspr.; Trese Ee 38. Gedrukt: Oorkondenb. van Groningen en Drente 1 n. 400. Vermeld: Blok, Verslag aangaande een onderzoek in Duitschland, (1886—1887), blz. 226, n. 9; vgl. n. 13. 190. Hamburg als n. 189. 1347 Aug. 9. Rijksarch. Groningen, oorspr. (Reg. 1347, n. 3). Gedrukt: Driessen, Monum. Groning. 1 n. 51; Oorkondenb. van Groningen en Drente 1 n. 401. Vermeld: Hans. 17. B. 3 n. 109. Te Hamburg is een vidimus van 1349 Juni 26. — Zie Blok, Verslag aangaande een onderzoek in Duitschland (1886—1887), blz. 226. 4) 1347 Juli 25 verklaart Wibrandus, dictus abbas Claricampi een brief van Hamburg ontvangen te hebben, waarin vrijgeleide gegeven wordt aan Friesche boden, die over den vrede zullen komen spreken, welk geleide zal gelden tot ». Michiel (Sept. 29). Sted. arch. Hamburg, P. 48. Vermeld: Blok, Verslag aangaande een onderzoek in Duitschland, 1886—1887, bh. 226 n. 7. 1347 Aug. 9—1349. Ai 41 n 191—196. 191. Abten en kloosterlingen van Wittewierum en Feldwerd, de merkeden van Fwelgoo en de burgers van Appingedam oorkonden over hun verzoening met Hamburg. — m vigilia beati Laurencii martiris — Aug. 9. Sted. arch. Hamburg, W. 10; oorspr. Gedrukt: Oorkondenb. van Groningen en Drente 1 n. 402. 192. De abt van het klooster Bloemkamp verklaart, dat de abt en de kloosterlingen van Aduard de kooplieden van Hamburg nimmer vyandig behandeld, noch beroofd hebben, hetgeen door den abt van Foswerd wordt bevestigd. 1348 — in Florido Campo, ipso die purificationis beate Marie virginis gloriose — Febr. 2. Rijksarch. Groningen; oorspr. {Reg. 1348, n. 3). Gedrukt: Driessen, Monum. Groning. 1 n. 53; Oorkondenb. van Groningen en Drente 1 n. 405. Vermeld: Hans. 17. B. 3 n. 122; Colmjon, Register van oork. n. 296. 193. Lambert, gardiaan der Minorieten en Albert, curator, geven afschrift van n. 156 en 157 van Magnus, koning van Zweden en Noorwegen, voor Kampen. 1348 Juli 4. Gemeente-arch. Kampen; oorspr. met zegel. Vermeld: Register van het arch. van Kampen 1 n. 108; Reo. dipl. hist Dan II, 1 n. 2032; Hans. U. B. 3 n. 133. 194. Willem, hertog van Beieren, graaf van Holland enz., bevestigt de rechten en vrijheden, aan de burgers en kooplieden van Lubeck door zyn oom, graaf Willem [77] gegeven in n. 144. 1349 — feria 3 post dominicam, qua cantatur misericordia — April 28. den Haag. Rijksarch. den Haag, afschrift in Reg. E L 27, Cos C. fol. 86". Sted. arch. Lubeck; 2 afschriften. Gedrukt, naar het afschrift te Lubeck: Lüb. 17. B. 3 n. 931. Vermeld: Hans. U. B. 3 n. 142. Vgl. de aanteekening, ontleend aan de Deventer rekeningen, gedat. 1349 Maart 9, medegedeeld: Hans. 17. B. 3 blz. 472, op n. 142. 195. Albert, gardiaan der Minorieten te Kampen, en Albert, curator, geven afschrift van de oorkonde n. 52 van Eric, koning van Denemarken, voor Kampen. 1349 — feria 5 post festum sanctorum Petri et Pauli apostolorum — Juli 2. Gemeente-arch. Kampen; oorspr. met 3 zegels. Vermeld: Register van het arch. van Kampen 1 n. 110; Hans. 17. B. 3 n.148; Reg. dipl. hist. Dan. II, 1 n. 3057. 196. Willekeur voor het verkeer met Schonen. 1349. [omstreeks 1350] Febr. 11—1350 Juni 42 n. 197—200. Gemeente-arch. Kampen; Gulden Boeck. Gedrukt: Nanninga-Uitterdijk, Overijsselsche Stad-, Dijk- en Markeregten 1 blz. 128; Hans. JJ. B. 3 blz. 73, aanm. 1. Voert alle die ghene, die mit onsen borgeren vaeren ende spise ende loen van hem nemen, die siin borger off gaste, den mach men vrede bieden bynnen scips boert ende bynnen siinre boeden te Schonen op onser vitten geliker wiis als onsen borgeren bynnen onser stat. 197. Ihom aan Lubeck: verzoekt voor kooplieden uit Thorn, die te Brugge handel dryven, bemiddeling bij de Friesche abten. [omstreeks 1350] — Thorun, in crastino sancte virginis Scolastice — Febr. 11. Sted. arch. Lubeck; oorspr. Gedrukt: Lüb. 17. B. 3 n. 763; Hans. 11. B. 3 n. 186. Vermeld: Colmjon, Register van oork. n. 301. 198. Lambert, gardiaan der Minorieten te Kampen, geeft afschrift van de privilegiën van Waldemar III, koning van Denemarken, voor Kampen van 1326 Sept. 5, n. 100. 1350 Juni 4. Gemeente-arch. Kampen; oorspr. met zegel. Vermeld: Hans. JJ. B. 3 n. 168; Register van het arch. van Kampen 1 n. 115; Reg. dipl. hist. Dan. II, 1 n. 3081. 199. Oestringen, Wangerland en de stad Jever aan Lubeck: verzoeken teruggave der goederen, door den Lubecker Smilau in beslag genomen, welke door burgers van Kampen wederrechtelijk op de Mbe ontnomen waren aan wijlen Eboka Uffana, burger te Jever. 1350 — ipso die septem fratrum — Juli 10. Jever. Sted. arch. Lubeck; oorspr. Gedrukt: Lüb. JJ. B. 3 n. 973. Vermeld: Hans. JJ. B. 3 n. 173; Register van Ooerijss. oorkonden 3 n. 539. 200. Magnus, koning van Noorwegen en Zweden, verleent den kooplieden der Duitsche Hanze te Bergen hel recht levensmiddelen voor eigen gebruik in te koopen en beveelt zijn beambten onwillige schuldenaren der Hanze-kooplieden door straf tot betaling te dwingen. 1350 — septimo idus mensis Junii — Juni 7. Bergen. Sted. arch. Lubeck, Norwegica n. 39; oorspr.; afschriften in andere archieven (Zie Hans. JJ. B. 3 n. 169, 1). Gedrukt: Hans. JJ. B. 3 n. 169, 1. Aldaar n. 169, 3 is gedrukt vertaling en afschrift van een herhaling van bovenbedoeld stuk. Daarin is het stuk gedateerd 1350 — an dem negesten daghe na sunte Johannes de to mytsomer kumpt — Juni 35. Bergen. Zie Hans. JJ. B. 3 n. 172. Het afschrift zélf, gedateerd 1351 — an des hilgen cruces avende, alze dat ghevunden wart — Mei 3, Bergen, is vermeld: Hans. JJ. B. 3 n. 199. 1350 Aug. 14—1352 Apr. 16. 43 201—205. 201. Sytnon Veraggher senior, Symon Veraggher junior en Willekinus vor Greten, burgers in Sutphen, erkennen voor zich en hun erfgenamen schuldig te zgn aan Peter Kremer, consul te Rozstok, de som van 120 gouden schilden — centum et viginti aureis clippeis — terug te betalen te Brugge aan Everhardus Coper, hospes van genoemden Kremer in proximo festo purificacionis Marie nunc affuturi 1350 — in vigilia assumpcionis Marie — Aug. 14. Rostock. Sted. arch. Rostock; oorspr. Gedrukt: Meklenburg. 17. B. 10 n. 7112. 202. Symon Veraggher senior en Symon Veraggher junior, burgers in Sutphen, erkennen voor zich en hun erfgenamen schuldig te zijn aan Peter Kremer, consul in Rozstok, 66 oude gouden schilden, terug te betalen te Brugge in proximo festo purificacionis Marie nunc affuturi *). 1350 — ipso die beati Galli confessoris — Oct. 16. Rostock. Sted. arch. Rostock, oorspr. Gedrukt: Meklenb. 17. B. 10 n. 7129. 203. Willem V, hertog van Beieren, graaf van Holland enz., maakt bekend, dat hij door bemiddeling van Hamburg en Amsterdam een bestand met Stade tot Sept. 29 — ad Michaelis festivitatem proxime affuturam — gesloten heeft. 1351 — anno [13]50 — Maart 5. Amsterdam. Rijksarch. den Haag, Reg. E L 22, 1351—1356, fol. 2. Gedrukt: Hans. U. B. 3 n. 193. 204. Bepalingen van Kampen betreffende het loon van schippers voor de vaart naar het Oosten. 1352 Febr. 19. Gemeente-arch. Kampen, Copieboek van Deensche privilegiën fol. 6. Aldaar: Boeck van Rechten fol. 20*; Guldenboek fol. 25. Gedrukt: naar het copieboek Rans. U. B. 3 n. 230; naar de beide andere lezingen: Overijsselsche Stad-, Dijk- en Markeregten 1, 31 en 130. Vermeld: Register van charters en bescheiden in het oude arch. van Kampen 1 n. 119 op Febr. U = up sente Valentynsdach, naar Guldenb. fol. 25. 205. Schepenen en raad van Oldenzaal aan Lubeck: geven een verklaring af betreffende de voogden van de neven van Herman Schuttorp, in Bergen [in Noorwegen] overleden. 1352 April 16. Sted. arch. Lubeck, Frisica n. 9 vlgg. Vermeld: Hans. 17. B. 3 n. 199, blz. 97, aanm. 1. 1) 1351 Febr. 2. 1352 Aug. 17—1352 Deo. 7. 44 n. 206—209. 206. Johannes Kok en Johannes Thobias, burgers van Zutfen — in Sutphania — beloven aan Peter Kremer, raadsman te Rozstok, te zullen betalen te Brugge in proximo festo purificacionis Marie centum et viginti clippeos aureos antiquos, qui proprie nuncupantur olde Vrankesche scilde. Getuigen bij deze verklaring zijn Everhardus Sobbe, Thomas Voghe en Johannes Nachtraven, burgers ie Rozstok. 1352 — feria sexta post festum assumpcionis beate Marie virginis — Aug. 17. Rostock. Sted. arch. Rostock; oorspr. Gedrukt: Meklenburg. U. B. 13 n. 7645. 207. Johannes Kok, burger te Zutfen, belooft aan Peter Kremer, raadsman te Rozstok, te zullen betalen le Brugge in proximo festo purificacionis Marie virginis ') Septuaginta clippeos aureos antiquorum monete, qui proprie nuncupantur olde Vrankesche scilde. Getuigen zijn Everhardus Sobbe en Thomas Voghe e.a. 1352 — ipso die beatorum apostolorum Symonis et Jude — Oct. 28. Rostock. Sted. arch. Rostock; oorspr. Gedrukt: Meklenburg. U. B. 13 n. 7672. 208. Hertog Willem van Beieren enz. geeft een burger van den Briel verlof zijn schade op de Denen te verlialen. [13] 52 December 7. Rijksarch. den Haag; register in Zeeland, liber D, 1351—1354, fol. 19". Hertoghe Willem ete. maken cont etc., dat wi gheoerloeft hebben ende oerloven met desen brieve Hughe Mertijnssone van den Briele te pande op die Denen, des coninx lude van Deenmarcken, overmids scade ende verlies, die hi van den Denen voerseyt gheleden heeft, ende hoer quaetste te doen aen lijf ende aen goede, waer dat hise ghevinden of ghecrighen mach, eest te water of te lande, binnen lands of daer buten. Ende soe wes Hughe voerseyt op dese voerseide Denen ghewinnen of ghecrighen mach, dat zal zija wesen, zinen vryen wille mede te doene. Dit zal ghedm-en tonsen wederzegghen. Ghegheven in den Haghe des vridaghes na sente Clausdach anno 52. 209. Hertog Willem \yan Beieren enz.] geeft Clays Schenaert, poerter van Scyedamme, tot wederopzegging toe verlof, zijn schade op de onderdanen van den koning van Denemarken te verhalen; hetgeen Clays van de Denen meester kan worden, dat sal sine wesen, sinen vryen wille mede te doene. [13J52 — des vrydaghes na s. Nyclays dach — Dec. 7. den Haag. Rijksarch. den Haag; register E L 25 fol. 17; Ms. suppl. v. Mieris le stuk. Vermeld: Unger, Regestenlijst voor Rotterdam en Schiéland n. 662. 1) 1353 Febr. % 1352 Deo. 9—[1353 Mei 18]. 45 210. Verklaring van een burger van Haarlem, dat 1 j 4 van een kogge, bij Scheveningen gebroken, aan een burger van Hamburg behoort; belofte, door dien burger van Hamburg afgelegd, om genoemden burger van Haarlem scliadeloos te stellen. Verklaring, dat den burger van Hamburg geld uitgekeerd is voor het vierde deel van de kogge. 1352 Dec. 9 en 10. dm Haag. Rijksarch. den Haag; Register E L 25 fol. 18". Ic, Symon Haghen, poorter in Haerlem, make coat allen laden, dat io glietuucht hebbe in tieghenwoerdicheden mijns liefs heren, hertoghen Willems van Beyeren, graven van Hollant, van Zelant, here van Vrieslant, ende verbeyders gravescep van Heynnegouwen, dat fierendeel van dien cogghe, die voer luscorberch (?) bi Sceveninghen brac des vridaechs voer sente Martijnsdach in den winter *) ende gheheten was „god beraet", ende 't fierendeel van wande ende van vrachte van dien cogghe was ende is Wonninghe Essteden van Hamborch; ende waer daer ghebrec aen, of dat "Wonninghe 2) voerseit meer aen hem toghe van den aenghecomenen goede uyt dien cogghe, dan hem met rechte van dien vierendeel toe behoerde, dat lovic, Symon voer3creven, minen lieven here voerscreven te beteren met tween hondert goeden scilden. In orkonde desen brieve bezeghelt met minen zeghele. Ende ic, Wonninc voerscreven, want Symon voerseit, mrjn troawe vrient, dese voèrghenoemde tughe ende loefte om mine vorderiughe ende bede ghedaen heeft, soe love ic hem in goeden trouwen daer scadeloes of te houden, des ic in orkonde der wareit met hem desen brief oec met minen zeghel bezeghele. Ghegheven in den Haghe des Zondages na onser Vrouwen dach concepcionis, int jaer ons heren 1352. Dit zijn die tekene, die Wonnen voerseit toebehoren van ziere vracht ende in den zac ghevonden waren: Item soe is desen voerseiden Wonninghen betaelt bi mijns heren openen brieve aen Heinric Janssone, rentmeester van Aemstellant, van enen vierendeel van den boute van den cogghe 3 lb. 5 s. ende van enen vierendeel van den ghewande van den coghe 4 lb. 8 s., maect 7 lb. 13 s.; welke brief ghegheven was in den Haghe des Maendages na onser vrouwendag concepcionis, anno 52. Dit siin die teykene, die Wonnen Eysstede van Hamburch toebehoeren van siinre vracht voerscreven: 211. Kampen aan Lubeck: meldt, dat, daar met Dec. 25 — ipso die natalie Domini — de wapenstilstand van Kampen met Stralsund, Rostock en Wismar afgeloopen was, zij de goederen van Stralsund, te Kampen zijnde, in beslag genomen heeft. Sabbato post penthecostes [1353 Mei IS], 1) Nov. 9. 2) Hs.: Wominghe. 1353 Sept. 29—1353 Nov. 7. 46 212—216. Sted. arch. Lubeck; oorspr. Gedrukt: Hans. JJ. B. 8 n. 269; Lüb. JJ. B. 3 n. 363 op 1356 Juni 18. Vermeld: HB. 1 n. 191 op 1354 Juni 7; Register van Overijss. oorkonden 3 n.544. Zie voor de vermoedelijke dateering: Hans. JJ. B. 3 n. 269. Zie voor dezen strijd ook HR. 1 blz. 119. 212. Getuigenis van twee burgers van Lund, dat burgers van Kampen, in den Oresund verzameld, aldaar uit het schip van Tidemann Droseker goederen, toebehoorende aan Tidemann Los, raadsman van Wisbg, genomen hebben, terwijl er een bestand tusschen den koning van Zweden en Kampen was. 1353 — in die beati Miehaelia archangeli — Sept. 29. Sted. arch. Lubeck; oorspr. Gedrukt: Lüb. JJ. B. 3 n. 181. Vermeld: Hans. JJ. B. 3 n. 276. 213. Wisby aan Lubeck: komt op voor haar raadsman Tidemann Loos, door die van Kampen beroofd; verklaart, dat zij met Kampen in vrede leeft; dat de burgers van Kampen veiligheid bij hun verkeer te Wisby hebben en dat Wisby met de geschillen van den Zweedschen koning — zijn tocht tegen de heidenen uitgezonderd — niets te maken heeft. 1353 — die saneti Gereonis et sociorum ejus — Oct. 10. Sted. arch. Lubeck; oorspr. Gedrukt: Lüb. ü. B. 3 n. 182. Vermeld: Hans. JJ. B. 3 n. 277. Zie boven n. 212. 214. De raad van Lund verklaart, dat aan Tidemann Loos, raadsman te Wisby, door burgers van Kampen goederen ontnomen zijn, welke in het schip van Tidemann Droseker waren. 1353 — die beatorum Symonis et Jude apostolorum — Oct. 28. Sted. arch. Lubeck; oorspr. Gedrukt: Lüb. JJ. B. 3 n. 183. Zie boven n. 212. 215. De voogd op Oeland verklaart den raad van Lubeck, dat volgens verklaring van vier edellieden de burgers van Kampen goederen uit het schip van Tidemann Droseker, ten nadeele van Tidemann Loos, geroofd hebben. 1353 — feria secunda proxima post Omnium Sanctorum — Nov. 4. Sted. arch. Lubeck; oorspr. Gedrukt: Lüb. U. B. 3 n. 184. Zie boven n. 212. 216. Ridder Nicolaus Thurisson, lagman der 10 provineién, oorkondt over de voor hem afgelegde verklaring van 4 burgers van Kalmar als n. 215. 1353 — feria quinta proxima post festum Omnium Sanctorum — Nov. 7. Sted. arch. Lubeck; oorspr. Gedrukt: Lüb. JJ. B. 3 n. 185. 1354 Jan. 1—1354 Aug. 30. 47 217—221. 217. De raad der stad Essen verklaart, dat twee burgers van Essen een beëedigde verklaring afgelegd hebben, dat er in den tijd, toen die van Kampen den raadsman Tidemann Loos van Wisby beroofden, vrede tusschen den koning van Zweden en Kampen heerschie. 1354 — ipso die circumcisionis — Jan. 1. Sted. arch. Lubeck; oorspr. Gedrukt: Lüb. 11. B. 3 n. 190. Vermeld: Hans. U. B. 3 n. 284. Zie boven n. 212. 218. Albrecht, hertog van Mecklenburg, verklaart, dat door de vloot van Kampen 1353 Sept. 28 goederen uit het schip van Droseker, welke goederen toebehoorden aan raadsman Tidemann Loos vdn Wisby, in den Sont geroofd zijn en dit tijdens het bestand, door den hertog tusschen Kampen en den koning van Zweden gesloten. 1354 — feria 2 post conversionem beati Pauli apostoli gloriosi — Jan. 27. Stralsund. Sted. arch. Lubeck; 2 origineelen. Gedrukt: Lüb. U. B. 3 n. 192; Meklenb. U. B. 13 n. 7886. Vermeld: Hans. U. B. 3 n. 285. Zie boven n. 212. 219. Willem, hertog van Beieren, graaf van Holland enz., oorkondt, dat hij aan de burgers van Stade, vrijgeleide en bescherming in Holland, Zeeland en Friesland verleend heeft voor den tijd van 2 jaren, ingaande met Pasehen. 1354 — 1353, die lune post dominicam qua cantatur invocavit — Maart 3. Dordrecht. Rijksarch. den Haag, Reg. E L, 1351—56, fol. 45. Gedrukt: Hans. U. B. 3 n. 288. Zie boven n. 203. 220. i Voorloopige scheidsrechterlijke uitspraak van Lubeck in de geschillen tusschen Stralsund, Rostock en Wismar aan de eene zijde en Kampen aan de andere zijde: er zal tot 1355 Juli 25 een bestand zijn; onderwijl zal Kampen beslissen, of de stad de bemiddeling van Lubeck wü, en in dit geval zal er een dagvaart te Lubeck gehouden worden to desseme neghesten pynghxsten 1); het beslag, gelegd op goederen der steden, zal niet opgeheven worden. 1354 — feria sexta infra octavas penthcostes — Juni 6. Sted. arch. Lubeck; ontwerp. Gedrukt: HR. 1 n. 192. Vermeld: Hans. 17. B. 3 n. 295; Meklenb. U. B. 13 n. 7661, 3; Register van Overijsselsche oorkonden 2 n. 533. 221. Magnus, koning van Zweden, Noorwegen en Schonen, bevestigt voor de burgers van Zutfen de voorrechten, welke zij tijdens zijn voorganger Waldemar [127], koning van Denemarken, [in Schonen] genoten hadden. 1354 — die Pelicis et Aucti martirum beatorum — Aug. 30. Trelleborg. 1) f355 Mei 24. [1355] Mei 1—1355 Juli 8. 48 Gemeente-arch. Zutfen, n. 66; oorspr. met zegel. Vermeld: Hans. U. B. 3 n. 301. Zie boven n. 98. 222. Kampen aan Lubeck: verklaart zich bereid het bestand met Stralsund, Rostock en Wismar tot Juli 25 na te leven; zal haar burgers aansporen op zee vrede met de genoemde steden te houden; heeft haar boden reeds aan den koning van Zweden e. a. gezonden. [2355] — feria sexta post dominicam jubilate — Mei 1. Sted. arch. Rostock, n. 5580e; afschrift in een brief van Lubeck aan Rostock. Gedrukt: HR. 1 n. 193. Zie HR. 1 n. 194. Vermeld: Hans. 17. B. 3 n. 323; Meklenb. 17. B. 13 n. 7661, 4; Register van Orerijss. oorkonden 3 n. 536. Zie boven n. 220. 223. Kampen aan Lubeck: verzoekt bij de scheidsrechterlijke uitspraak van Lubeck en Greifswald tusschen Kampen aan de eene zijde en Stralsund, Rostock en Wismar aan de andere zijde er wel op le willen leiten, dat de stad door de klachten, door haar tegenstanders bij den koning van Noorwegen en Zweden ingediend, zeer benadeeld is. \1355\ — sabbato post penthecostes — Mei 30. Sted. arch. Lubeck; oorspr. Gedrukt: Lüb. 17. B. 3 n. 261 op 1356 Juni 18. Vermeld o.a.: HR. 1 n. 190 op 1354 Juni 7; Register van Overijss. oorkonden 2 n. 534 op 1354 Juni 7; Hans. 11. B. 3 n. 327. Zie voor de dateering Hans. U. B. 3 n. 327. 224. Willem, graaf van Holland enz., bevestigt de benoeming door Zierikzee van Hugh Pieterssoon, onsen knape ende doerwader, tot voogd der Hollanders, Zeeuwen en Friezen op Schonen. [13]55 — des manendaghes na sinte Martiins daeh in den somer — Juli 6. den Haag. Rijksarch. Middelburg; Registr. Henriet Popponis E L 42 fol. 57. Rijksarch. den Haag; Reg. E L 25 fol. 71; E L 42, fol. 18. Gedrukt: Rans. 17. B. 3 n. 332. Vermeld: v. Visvliet, Invent. v. h. prov. arch. van Zeeland 2 n. 716. 225. (Vergadering te Lubeck:) Voorloopige scheidsrechterlijke uitspraak van Lubeck en Greifswald in de geschillen tusschen Stralsund, Rostock en Wismar aan de eene zijde en Kampen aan de andere zijde, waarbij bepaald wordt, dat er tot 1356 Aug. 15 een bestand zal zijn; dat de steden lot 1355 Sept. 19 haar klachten en antwoorden te Lubeck overleveren kunnen; dat Kampen 1356 tusschen Juni 12 en Juli 25 haar voogd en gevolmachtigden naar Lubeck zal zenden, waarna de 3 steden de haren zenden zullen; het gearresteerde goed zal blijven in de steden, waar het in beslag genomen is, doch Stralsund zal haar goed in Kampen tegen geld mogen inwisselen. 1355 — ipso die Kiliani martiris gloriosi — Juli 8. I/ubeck. 1355 Juli 8—1355 Juli 21. 49 n, 226—229. Sted. arch. Rostock, n. 7046; perk. Sted. arch. Lubeck, evenzoo. Gedrukt: HR 1 n. 198. Vermeld: Hans. 17. B. 3 n. 333; Register van Overijss. oorkonden 2 n. 539; Meklenb ü. B. 13 n. 7661, 6. Hierbij behoort de aanteekening uit de stadsrekening van Deventer, 1355 — in die b Mathei - Sept. 21, gedrukt: Van Doorninck blz. 308; Hans. U. B. 3, blz. 486, bijn. 333. 226. Kampen verklaart in haar strijd met Rostock en Wismar genoegen te zullen nemen met de scheidsrechterlijke uitspraak van Lubeck en Greifswald. 1355 — ipso die Kiliani martiris — Juli 8. Sted. arch. Lubeck; oorspr. Gedrukt: Lüb. 17. B. 3 n. 231. Vermeld: HR. 1 n. 203; Hans. ü. B. 3 n. 335; Register van Overijss. oork. 2n. 537. Dergelijke verklaringen in orig. op het sted. arch. te Lubeck van Wismar, gedat 1355 Juli 8; van Rostock 1355 - in die beate Margarete virginis - Juli 13 en van Stralsund 1355 — die sanctorum martirum Proti et Jacincti — Sept. 11; gedrukt: Lüb 17 B 3 n. 230, 234 en 243; vermeld: HR. 1 n. 202, 204, 205 en Hans. U. B. 3 n. 334 337 en 342; Register van Overijss. oorkonden 2 n. 537, 540, 541. 227. Schrijven van Kampen, bevattende de klachten van Kampen tegen Stralsund en een verdediging van Kampen tegen de klachten van Stralsund, Rostock en Wismar in zake den moord en doodslag op Schonen. 1355 — op snnte Kylianis daghe — Juli 8. Sted. arch. Lubeck; oorspr. Gedrukt.-.Lüb. U. B. 3 n. 232; Ham. U. B. 3 n. 336; Meklenb. U. B. 13n.7661,8. Vermeld: HR. 1 «. 206; Register van Overijss. oorkonden 2 n. 538. 228. Klachten van Rostock over de burgers van Kampen wegens een doodslag, 1352 Sept. 22 op Schonen bedreven. 1355 — in sunte Margareten daghe der hilleghen juncvrowen — Juli 13. Sted. arch. Lubeck; oorspr. Gedrukt: Lüb. 17. B. 3 n. 235; Hans. U. B. 3 n.338; Meklenb. U. B.13n 7661 11 Vermeld: HR. 1 n. 207. Dergelijke klachten zijn te Lubeck ingediend door Stralsund [1355 Sept. 11] en door Wismar 1356 — feria sexta ante- festum purificacionis beate Marie virginis — Jan. 29, beide stukken in orig. te Lubeck; gedrukt: Hans. U. B. 3 n. 343 en 353; Lüb. ü. B. 3 n. 244 en 253 enz. Vermeld: HR. 1 n. 208 en 209; Register van Overijss. oorkonden 2 n. 543 en 545, verkeerd op Juni 29. 229. Magnus, koning van Zweden en Noorwegen, oorkondt, dat hijmet zijn Noorsche vazallen den burgers van Kampen alle doodslagen, brandstichtingen en misdrijven, in Skanör en verder in zijn rijken bedreven, vergeven heeft, en dat hy hun oude rechten en privilegiën vernieuwt. 1355 — in profesto beate Marie Magdalene — Juli 21. Helsingborg. 4 1355 Aug. 11—[1857] Jan. 19. 50 n. 230—233. Gemeente-arch. Kampen; oorspr. met zegel x). Gedrukt: Charters en bescheiden van Kampen n. 29; Kans. U. B. 3 n. 339 enz. Termeid: Begister van het arch. van Kampen I n. 123. 230. De boden van Hamburg beoorkonden de verzoening, tot stand gekomen met de Friesche kloosters Klaarkamp, Aduard, Jeruzalem, Mariengaard, Dockum en Foswert, bij welk verdrag het beschadigen van schepen en goederen van Hamburg sedert 1346 Maart 25 vergeven wordt. 1355 — in crastino beati Laurentii martiris — Aug. 11, Emden. Sted. arch. Hamburg, Trese Ps; oorspr. Gedrukt: Oorkondenboek van Groningen en Drente I n. 440; Ostfr. JJ. B. I n. 73. Vermeld: Hans. JJ. B. 3 n. 341; Colmjon, Register v. oork. n. 312. Vgl. n. 187. Zie uittreksels uit de rekening van Hamburg: Hans. JJ. B. 3 blz. 149, aanm. É 231. Kampen aan Lubeck: machtigt de raadsmannen van Kampen, Lambert Balduinssoon en Thomas Touslaegher, voor de onderhandelingen te Lubeck. [1356 tusschen Juni 12 en Juli 25.] Sted. arch. Lubeck; oorspr. Gedrukt: Lüb. JJ. B. 4 n. 27; Hans. JJ. B. 3 n. 361; HR.In.210. Voor de dateering zie Hans. JJ. B. 3 n. 361. Vermeld: Meklenb. JJ. B. 13 n. 7661, 15; Register van Overijss. oorkonden 2 n. 542, gedat. 1356. 232. Scheidsrechterlijke uitspraak van Lubeck en Greifswald in de geschillen tusschen Stralsund, Rostock en Wismar aan de eene zijde en Kampen aan de andere zijde wegens de gewelddadigheden, 1352 Sept. 22 op Schonen bedreven. 1356 — des donredaghes na s. Peters daghe als em de bende untsprnnghen — Aug. 4. Lubeck. Sted. arch. Rostock, n. 7048; boven en onder uitgesneden. Sted. arch. Lubeck; perk. getand. Gedrukt: HR. I n. 211; naar '< stuk te Lubeck: Lüb. JJ. B. 3 n. 264; Meklenb. JJ. B. 13 n. 7661, 17. Vermeld: Hans. JJ. B. 3 n. 364; Register van. Overijss. oork. 2 n. 546. 233. Hamburg aan Kampen: bedankt Kampen voor de bemoeiingen bij den bisschop van Utrecht in de zaak Johans sone Hermans van Kuenre, en verzoekt Klampen, de beslissing van den Heer van Kuenre, die zich bedenken wilde tot 1356 Dec. 25, mede te deelen. [1357] — in sunte Fabianes unde Sebastianes avende — Jan. 19. Gemeente-arch. Kampen; oorspr. met sporen van brief sluitend zegel. (Zie n. 235.) Gedrukt: Hans. U. B. 3 n. 369 op Jan. 20. Vermeld: Register van het arch. van Kampen 5 n. 63, verkeerd op 1327 Jan. 27. 1) Gemeente-arch. Kampen heeft van dit stuk een transsumpt van den gardiaan der Minorieten, Volker Blaewater van Kampen, gedat. 1363 April 9; vermeld: Hans. U. B. 4 n. 81; register van Kampen 1 n. 149. 1357 Apr. 16—1358 Sept. 26. 51 n. 234—239. 234. Willem, hertog van Beieren, graaf van Henegouwen, van Holland enz herhaalt n. 194 voor die van Lubeck voor den duur van 2 jaren na opzegging. ' 1357 — dominica qua cantatur quasimodogeniti — April 16. Middelburg. Sted. arch. Lubeck; gelijkt, afschrift uit Holland. Sted. arch. Keulen; Vlaamsch copieboek, 15e eeuw, fol. 171". Gedrukt: Lüb. 17. B. 3 n. 380. Vermeld: Hans. 17. B. 3 n. 371. 235. Kampen verkondigt haar scheidsrechterlijke uitspraak tusschen heren Johan, heren van Kuenre, ridder, en de stad Hamburg; spreekt Hamburg vrij van de beschuldiging van doodslag; verklaart, dat alle overtredingen, aan beide zijden begaan kwijtgescholden zijn. ' 1357 — feria tertia post octavam penthecostes — Juni 6. Gemeente-arch. Kampen n. 135; afschrift op papier. Gedrukt: Hans. 17. B. 3 n. 374. Vermeld: Register van het arch. van Kampen 1 n. 135. Zie boven n. 333. 236. Albrecht, hertog van Beieren, regent van Henegouwen, Holland enz., geeft aan de kooplieden der Duüsche Hanze een privilege voor het verkeer met Dordrecht. 1358 Mei 9. Dordrecht. Sted. arch. Keulen, Hanse I n. 53; oorspr. Rijksarch. den Haag, Reg. E L 39 fol. 33 en Reg. Tollen, cos. K, 1333-1358 fol. 19; afschriften. ' Gemeente-arch. Zutfen, n. 133; gelijkt, afschrift op perk. Gedrukt: Hans. U. B. 3 n. 396 (Zie aldaar blz. 173, vooral aanm. 4). Vermeld: Tijdrekenk. register van het stedel. arch. te Zutfen, I n. 189. 237. De olderlieden der drie derdedeelen der Hanze erkennen de ontvangst vanwege schepenen en raad van Dordrecht van het privilege, hun door hertog Albrecht voor Dordrecht verleend, (n. 236). 1358 Mei 23. Gemeente-arch. Dordrecht, K. n. 10; oorspr. perk. met 3 aanhangende zegels. Gedrukt: Van de Wall, Handvesten van Dordrecht I blz. 357; Hans. 17. B.3n.399. Vermeld: v. Dalen, Invent. van het arch. van Dordrecht, Regestenlijst n. 365. Zie de aanmerkingen in Hans. 17. B. 3 blz. 181. 238. De olderlieden van den Duitschen koopman, nu te Dordrecht verblijvende, aan [Lubeck]: melden de inrichting van den Duitschen koopman te Dordrecht. [1358] — vigilia sancte trinitatis — Mei 26. Dordrecht. Sted. arch. Reval, oorkondenvondst van 1881; afschrift. Gedrukt: Hans. U. B. 3 n. 401. Zie aldaar blz. 183, aanm. 1—4. 239. Johannes dictus Scrape, oppidanus de Amstelredamme, verklaart zich voldaan over 30 last koren, welke hij wegens tolontduiking verbeurd had, maar die 1359 Jan. 30—1360 Jan. 10. 52 240—243. hem na bemiddeling van Lodewijk den Romein, markgraaf van Brandenburg, tegen betaling van 10 Mark boete zijn teruggegeven. 1358 Sept. 26. Sted. arch. Hamburg, LI. 10. Vermeld: Blok, Verslag aangaande een onderzoek in Duitschland, 1886—1887, blz. 236 n. 14. 240. Albrecht, regent van Henegouwen, Holland enz., geeft de voogdij op Schonen over de kooplieden van Zierikzee ende dier anderen, die mit him tot haer hebben gheweest aan Jan den Hond Jansz. 1359 — 1358, des woensdachs na s. Pouwels dach conversio — Jan. 30. Dordrecht. Rijksarch. den Haag, Reg. liber 4 Aelbrecht, 1358—1391, cos E fol. 17", waar deze brief is doorgehaald; ook Reg. E L 4 fol. 50. Gedrukt: v. Mieris, Charterboek 3 blz. 78; Bezemer en de Ble'court, Rechtsbronnen van Zierikzee, n. 38, verkeerd op Jan. 39. Vermeld: Hans. U. B. 3 n. 435. Zie n. 334. 241. Zierikzee aan Danzig: meldt dat Jans Hondssone, poorter van Zierikzee, geklaagd heeft, dat een zekere Wolmaer ten onrechte van hem 20 nobelen eischt; verzoekt, genoemden Jans tegen deze onrechtmatige vordering in besclierming le nemen. Sted. arch. Danzig, Niederlande XVIII, n. 15; oorspr. jaar en datum niet tebepalen. Gedrukt: Hans. U. B. 3 n. 436. 242. Utrecht aan Lubeck: verzekert, dat de goederen, door 5 bij namen genoemde burgers van Utrecht naar Lubeck en Hamburg gevoerd, hun eigendom is; dat die goederen noch in Vlaanderen, noch in Aniwerpm of Mechelen verkregen en dat de lakens niet in Vlaanderen vervaardigd zijn enz. 1359 — in octava pasce — April 28. Sted. arch. Lubeck; oorspr. Gedrukt: Lüb. U. B. 3 n. 339. Vermeld: Hans. U. B. 3 n. 444. Dit betreft het verbod van handel met Vlaanderen, Mechelen en Antwerpen van 1358 Jan. 30, vermeld: Hans. U. B. 3 n. 385. 243. Henneke Glashaghen en Thidericus Retzecowe beloven, den Raad te Rozstok schadeloos ie houden voor de aan den raad van Dordrecht verleende borgstelling pro Godekino de Swertze et Hermanno et Alberto, fratribus suis, et Tybba, sorore eorum. 1360 — feria sexta post epyphauiam — Jan 10. Sted. arch. Rostock, Lib. recognit. 1338—1384, fol. 71b. Gedrukt: Meklenburg. U. B. 14 n. 8704. 1360 Maart 1—[1361] Nov. 19. 53 n. 244—248. 244. Albrecht, graaf van Holland en»., verleent den ghenen die wonen binnen Steden bescherming (voor hun verkeer in het graafschap Holland) voor den duur van een jaar na Maart 15 eerstvolgende. 1360 — 1359, des zonnendaghes nae s Mathiis dach — Maart 1 Dordrecht. Rijksarch. den Haag, Heg. lïber 4 Aelbrecht, 1358-1390, fol. 48"; gelijkt, opteekening. Gedrukt: v. Mieris, Charterboek 3 blz. 81, verkeerd op 1359 Maart 3. Vermeld: Hans. 17. B. 3 n. 471. 245. Amsterdam aan Danzig: meldt, dat Claes Beerwontszoen ende Ysebrant Wiggherszoen onse poerters ende Claes Beerwoutszoens kinder, getuigenis afgelegd hebben, dat een knaep, gheheten scipheer Naghel, die uut Oestlant gheboeren was, in het schip van Claes Beerwoulszoen stierf en voor zijn dood aan het st. Pietersgild te Amsterdam toter tymmeringhe tot hore kerken drie gouden nobelen van Enghelant beloofde; verzoekt Jan Beerwoutszoen ') en Ysebrant Wiggherszoen bij te staan bij het innen van het geld. des vridaghes na sunte Gheerde dach. (Begin 2e helft der 14e eeuw). Sted. arch. Danzig, Niederlande XVIII, n. 3; oorspr. Gedrukt: Hans. ü. B. 3 n. 552. Vermeld: Kernkamp, Baltische archivalia blz. 177. 246. Verordening van Amsterdam betreffende overtredingen van Amsterdammers in Denemarken, Noorwegen, Zweden, Pruisen, de Wendische steden, de Oostersche steden, in Oostland, op de vitte te Schonen en in geheel Schonen. [omstreeks 1360.] Gemeente-arch. Amsterdam, Keurboek A, fol. 3". Gedrukt: Breen, Rechtsbronnen der stad Amsterdam (Werken der vereeniging tot uitgave der bronnen van het oude Vaderlandsche recht 2e reeks, n. 4), blz. 7 en 8. Hans. U. B. 3 n. 553. Vgl. Ter Gouw, Gesch. van Amsterdam 2 (1881), blz. 849. 247. Koning Magnus van Zweden en koning Hakon van Noorwegen bevestigen de steden en de kooplieden der Duitsche Hanze in het bezit der privilegiën voor den handel met hun rijken en met het te heroveren Schonen en breiden die voorrechten uit. 1361 — in crastino nativitetis beate Marie — Sept. 9. Greifswald. Sted. arch. Lubeck, Suecica n. 109; oorspr. Verder o.a. een afschrift in het gemeentearch. te Deventer, n. 1127, kopieboek van privilegiën te Bergen van het jaar 1552, f. 2; Nederduitsche vertaling met het jaar 1356. Gedrukt onder meer: Hans. ü. B. 4 n. 28. Zie verder aldaar. 248. Lubeck aan Reval: deelt de besluiten mede, Aug. 1 op de bijeenkomst te Greifs¬ wald (HR. 1 n. 258) genomen, bevattende het afbreken van alle verkeer met Dene- 1) Een Jan Barwoutszoon was in 1407 schepen te Amsterdam. Zie Ter Gouw, Geschiedenis van Amsterdam 2, blz. 274. 1361—1362 Aug. 21. 54 249-252. marken en Schonen, het instellen van een zoogenaamden pondiol, liet verbod van handeldrijven met personen, niet in de Hanze zijnde, die dezen tol niet willen betalen en Denemarken en Schonen bezoeken willen; verzoekt hulp. Voegt er aan toer Litteras eciam tenoris similis civitatibus, videlicet Cauipen et aliis resideiitibus in der Sudersee et Flamingis, ut idem faciant, volumus destinare. \136ï\ — in die beate Elizabeth vidue gloriose — Nov. 19. Sted. arch. Reval; oorspr. Gedrukt: Bunge, Livl. U. B. 2 n. 987; HR. 1 n. 264; Hans. 17. B. 4 n. 30 (betere tekst dan Livl. U. B. en HR.) Vgl. ook het verhandelde op de vergadering te Greifswald 1361 Sept. 7 (HR. 1 n. 269). 249. Hollandsch-Hamburgsche betrekkingen: Thiderico 10 lb., cum fuit Dordraci et stetitin illis partibus 11 septimanis. 2 lb. servis, qui faerunt cum dominis Hermanno Bischopingh et Nicolao Gultzow in Holland. 1361. Uit: Kcimmereirechnungen der Stadt Hamburg 1 S. 75, 78. Medegedeeld: Hans. U. B. 4 blz. 40, onder n. 82. 250. Wenzel en Johanna, hertog en hertogin van Brabant, staan den sehepenen van 's Hertogenbosch toe, jaarlijks op Schonen in Denemarken een voogd aan te stellen ten behoeve van de uitoefening der rechtspraak. 1362 Juli 28. Gemeente-arch. 's-Hertogenbosch; oorspr. met 2 zegels. Vermeld: Sassen, Invent. der archieven van de stad ''s-Hertogenbosch n. 149; Hans. U. B. 4 n. 53. Vgl. Hans. U. B. 3 n. 435 aanm. 4. 251. Posten uit de jaarrekening van Lubbert ter Poer ten, kameraar te Deventer, betrekking hebbende op een bijeenkomst met raadszendboden van Lubeck en Hamburg te Harderwijk. ( des vrydaghes ua sente Jacobs dach — Juli 29. 1362 < *^eS zonnenaa£nes na H000 meghede — Oct. 23. § up sente Symonis ende Juden dach — Oct. 28. \ des manendaghes na 11000 meghede dach — Oct. 24. Gemeente-arch. Deventer. Gedrukt: HR. 3 n. 276. 252. Waldemar IV, koning van Denemarken enz., bevestigt voor de burgers van Kampen alle privilegiën en voorrechten, welke zij onder zijne voorgangers van koning Abel af bezeten hebben 1362 — Kalundborgh, dominica proxima post festum assumpcionis beate virginis Marie — Aug. 21. 4) Heinr. v. Zutfen, gardiaan der Minorieten te Kampen, geeft 1376 Mrt. 12 een transsumpt van deze oorkonde. Vermeld: Hans. U. B. 4 n. 533; Register o. Kampen 1 n. 197. 1362 Nov. 6—[voor 1363 Febr. 26]. 55 n. 253—255. Gemeente-arch. Kampen; oorspr. met aanh. zegel. Voor afschriften zie: Hans. JJ. B. 4 n. 54. Gedrukt: Charters en bescheiden van Kampen n. 32; Hans. JJ. B. 4 n. 54. Vermeld o.a.: Register van het arch. van Kampen 1 n. 143. Zie n. 10, 11, 67, 85. 253. Vergadering te Rostock: vertegenwoordigd waren Lubeck, Wismar, Rostock en Stralsund en van Deensche zijde waren gekomen Vicko Moltéke en notaris Roder; de besprekingen betroffen liet sluiten van een bestand met koning Waldemar tot 1364 Jan. 6 enz. § 4. Premissa omnia scripta sunt et demandata in Colonia, Flandria, Hamburgo, Bremis et versus partes occidentales per consules Lubicenses. enz. 1362 — dominica die ante festum beati Martini episcopi — Nov. 6. Gedrukt: HR. 1 n. 276. Een ontwerp van een wapenstilstand, als hier boven bedoeld, 1362 — insunteMertins avende des hilghen bischopes — Nov. 10 is gedrukt HR. 1 n. 277 en vermeld Hans. JJ. B. 4 n. 62. De wapenstilstand, gesloten tusschen koning Waldemar van Denemarken en hertog Christoffel, zijn zoon, aan de eene zijde en de koningen Magnus en Haquin van Zweden en Noorwegen en de Duitsche Hanze aan de andere zijde 1362 — des midwekens binnen den achte daghen sunte Mertens des hilghen biscopes — Nov. 16 is gedrukt HR. 1 n. 278 en vermeld Hans. JJ. B. 4 n. 63. De oorkonde van koning Waldemar enz. over het sluiten van het bestand 1362 Nov. 16 is vermeld: HR. 1 n. 279 en Hans. JJ. B. 4 n. 64. 254. Vergadering te Rostock: vertegenwoordigd waren Lubeck, Hamburg, Stralsund, Kolberg, Wismar, Greifswald, Kiel, Rostock, Stettin. 14. Item litere sunt commisse, mittende dominis dé Kunre *) et Eghemund, ut nichil sinistri attemptant contra mercatores in mari. 24. Summa pecuniarum in presenti gwerra contra regem Dacie expositaram per civitates: Primo de Lubek 28505 marce 2 solidi Lubicensium denariorum, exceptis navibus, armis, captivis, machinis et operibus ductilibus. Item summa 6 reysarum Bahus, Nougard, Kampen, Sweden, Prucie, Sudersee 2) 1838 marce et 2 solidi 1363 — die beate Agathe virginis — Febr. 5. Gedrukt: HR. 1 n. 287. Vgl. HR. 8 blz. 855. 255. Zutfen aan [Stralsund]: klaagt over het gevangenzetten en het afvorderen van een schatting van Gerit de Koninc, burger van Zutfen, die [te Stralsund] met een 1) Kammereirechnungen d. St. Hamburg 1, S. 87: 17 s. Buschere pro 1 tunna cerevisie Wismariensis, que dabatur Frisonibus, cum nunciaverunt dominis nostris mortem domini de Coenre. (HR. 1 blz. 218, aanm. 6). 2) Waarschijnlijk naar Harderwijk. Zie de uiltreksels uit de rekeningen van Deventer HR. 3 n. 276. Zie boven n. 251. 1363 Febr. 27—1363 April 7. 56 n. 256—260. inwoner dier stad een geschil heeft gehad over een handelszaak; behoudt zich echter voor, hem te bestraffen, wanneer hij gehandeld heeft tegen een Hanzestatuut en verzoekt daaromtrent antwoord vóór 1363 Febr. 26. [Einde 1362, begin 1363; voor 1363 Febr. 26.] Sted. arch. Stralsund; gelijktijdig afschrift op papier. Gedrukt: Hans. U. B. 3 n. 551; vermeld: Kernkamp, Balt. archivalia blz. 152 en aanm. 2. Vgl. voor de dateering n. 256. 256. Gerit de Koninc, [burger van Zutfen], verklaart, dat zijn geschil met den raad van Stralsund bijgelegd is. 1363 — feria secunda post dom. reminisc. miserac — Febr. 27. Stralsund. Sted. arch. Stralsund; gelijkt, afschrift op papier, op hetzelfde blad als n. 255. Vermeld: Hans. U. B. 4 n. 77; Kernkamp, Balt. archivalia blz. 152. 257. Vergadering te Wismar van vertegenwoordigers van Lubeck, Rostock, Stralsund, Anklam, Stettin, Stargard en Kiel. 9. Item de negotio illorum de Herderwik dietnm est, quod veniant ad placita in Niekopinge 1363 — feria sexta ante judica — Maart 17. Gedrukt: HR. 1 n. 291. 258. Joh. Grawecop, schipper te Rostock, stelt zich tegenover de stad Rostock aan¬ sprakelijk voor mogelijke nakomende vorderingen wegens de teruggave van de zijde der stad van 4 last haring aan Joh. filius Thiderici uit Brielle en Joh. Loweuit Malmö. 1363 — fer. quarta post judica — Maart 22. Sted. arch. Rostock, Lib. recognit. 1338—84 fol. 92*. Gedrukt: Meklenb. U. B. 15 n. 9149. Vermeld: Hans. U. B. 4 n. 78. 259. Schepenen en burgemeesters van Zierikzee verklaren, dat Dieric Poppensone en Pieter Janssone, burgers van Zierikzee, door reeders en schippers der stad gemachtigd zijn, om naar den koning van Denemarken en naar Pieter Niclayssone, (hoofdman van Wordingborg) te gaan, ten einde met den laatstgenoemde te onderhandelen wegens den dood van zijn broeder, en bevelen, hen te ondersteunen 2). 1363 April 7. Gemeente-arch. Zierikzee n. 61; oorspr. met zegel. Gedrukt: Hans. 11. B. 4 n. 79. 260. Schepenen en burgemeesters van Zierikzee bevelen het heffen van een pondgeld van zeeschepen en van haring van Schonen. 1363 April 7- 1) 1363 — festo Wolburgis proximo — Mei 1, volgens § 7. 2) Zie n. 360 en 265.' 1363 April 22—1363 Juni 24. 57 n. 261—262. Gemeente-arch. Zierikzee n. 62; oorspr. met resten van zegel. Gedrukt: Hans. U. B. 4 n. 80. Zie aldaar aanm. 1. 261. Albrecht, hertog van Beieren, ruwaard van Holland enz., neemt in naam van zyn broeder hertog Willem van Beieren en in zyn eigen naam de kooplieden van het Roomsche rijk in bescherming, stelt het toltarief voor hen vast, verleent hun voorrechten voor handel en scheepvaart, en bepaalt, dat deze voorrechten zullen duren 2 jaren na den dag van opzegging ervan. 1363 — in den Haghe — April 22. Sted. arch. Keulen, Hanse 1 n. 70; oorspr. Verder o. a. gelijktijdig afschrift in het rijksarch. den Haag, Reg. lib. IV Aelbrecht fol. 380\ Voor verdere afschriften enz. zieHans. 17. B. 4 n. 82. Gedrukt naar het oorspr. stuk te Keulen: Hans. U. B. 4 n. 82; naar het afschrift in den Haag gebrekkig by' v. Mieris, Charterboek 3, 145 § 1—2. 262. Uittreksel uit het reces te Lubeck. Aanwezig waren raadszendboden van Hamburg, Rostock, Stralsund, Wismar, Greifswald, Stettin, Stargard, Lüneburg, Kiel, Lubeck', Wisby, Riga, Dorpat, Reval en Kulm. 1363 — die Johannis baptiste — Juni 24. Gedrukt: HR. 1 n. 296. 1. ') Primo illi de Campen egerunt negocium suum, apportantes litteras dominorum regum Dacie et Swecie, quod haberent eos excusatos de suspicione f acta contra eos ex parte navium civitatibus in Noressund anno preterito ablatarum, et pecierunt eciam litteras civitatum, ut ipsos eciam haberent supportatos ab hujusmodi suspicione, quam eciam haberent contra eos occasione premissorum. Quibus respondebatur, quod absque litterisipsorum ipsis assistere velint, quod nullas querimonias fecissent de eis racione premissorum quam vis dicti Campenses allegaverunt, quod per dominum Johannem Vlemyngh militem, nuncium consulum Sundensium, coram rege Swecie querimonie facte sunt de ipsis in premissis. 2. Item requisiti fnerunt pro subsidio faciendo civitatibus, si opus esset, contra regem; pro quo negocio dixerunt, se veile notarium suum ad civitatem Campensem nuttere, etdicere vellentinLubek et in Prucia,quiddareturei8proresponso. 1. s) Primo illi de Campen egerunt negocium suum, apportantes litteras domini regis Swecie, quod haberet eos excusatos de impeticione facta contra eos ex parte navium civitatibus ablatarum, et pecierunt eciam litteras civitatum, ut essent supportati ab hujusmodi inpeticione. Quibus respondebatur, quod absque litteris eis assistere vellent, quod nullas querimonias fecissent de eis racione premissorum. 2. Item dicti consules Campenses requisiti sunt pro subsidio civitatibus faciendo contra regem Dacie et maris defensionem; responderunt, ipsos suum notarium veile ad civitatem Campen sem transmittere et dicere in Lubeke et Prutzia, quod ipsis daretur pro responso 3). 1) Naar de lezing van het handschrift te Ledraborg. 2) Naar de lezing van het handschrift te Rostock. 3) Zie n. 273 % 11 (4 en 6); n. 275 § 1; n. 277 § 3; n. 278 § 3 en n. 379 § 13. 1363 Juni 28—[1363] Aug. 20. 58 n. 263—267. 263. Schipper Oerh. de Telghete, burger van Harderwijk, erkent, van den raad van Lubeck voor een aan dezen verkochte kogge ontvangen te hebben 1502 1j2 M.lub. 1363 — in vigilia beatorum Petri et Pauli ap. — Juni 28. Sted. arch. Lubeck; oorspr. Gedrukt: Lüb. 11. B. 4 n. 87. Vermeld: Hans. U. B. 4 n. 89. 264. Henrech Berndssone, burger van Harderwijk, bekent 250 M. lub. schuldig te zijn aan Gozskalk Scarpenbergh '), betaalbaar Paschen eersllcomende te Lubeck, of anders te Ralzeburg 2). 1363 — Mastrand, dominica prox. post oct. ap. Petri et Pauli — Juli 9. Sted. arch. Lubeck; oorspr. Gedrukt: Lüb. U. B. 4 n. 88; vermeld: Hans. U. B. 4 n. 91. Vgl. Hans. 17. B. 4 n. 91 aanm. 3. 265. Schepenen en burgemeesters van Zierikzee geven met toestemming van reeders en schippers der stad volmacht aan Hughen Pieter Yensons sone, Dierie Poppen sone en Pieter Janssone, burgers der stad, om de verzoening, tot stand gebracht met Pieter Niclayssone, hoeftman tot Wardingheburgh, ivegens den dood van zijn broeder, ten uitvoer te leggen; bevelen allen, hen daarbij te ondersteunen s). 1363 — op zente Marien Madelenen dagh — Juli 22. Gemeente-arch. Zierikzee n. 21; oorspr. met rest van zegel. Gedrukt: Hans. 11. B. 4 n. 93. 266. Uittreksel uit het reces te Wismar. Aanwezig waren raadszendboden van Lubeck, Rostock, Stettin, Kolberg, Wismar, Kiel, Stralsund en notarissen van Hamburg en Greifsivald. 1363 — die beati Jacobi apostoli majoris — Juli 25. Gedrukt: HR. 1 n. 299. 5. 4) Postea adducebatur computacio uninscujusque civitatis. Summa Lubicensium tenet 35171 marcas et 2 */, solidos Lnbicensium denariorum; exceptie 6 reisis versus Babus, Neugarden, Campen, Sweden, Prussen et Suderzee enz. 6). 17. 6) Item lecta fuit littera dominorum Sundensium, in qua continebatur, quod Godscalkus Scharpenbergh, capitaneus ducis Saxonie super Bohusen 7), spoliavit 4 cogghones de Campen et unum de Herderwyk, in quibus Sundenses habuerunt multa bona. Et concordatum est, quod hujusmodi bona in nulla civitate debeant securari, nee eciam hujusmodi bonorum spoliatores. 267. L\ Pruisische steden aan de te Stralsund vergaderde zeesteden: melden, dat zij niet in staat zijn cum propriis hominibus hulp tegen Denemarken te ver- \) Hoofdman van liet slot Bohus. 2) Zie n. 368. 3) Zie n. 359. 4) Lezing van hel handschrift te Ledraborg. 5) Zie n. 354 § 34. 6) Lezing van het fragment te Stralsund. 7) Zie HR. 1 n. 303. [1363] Aug. 29—1363 Nov. 59 n. 268—271. kenen; willen echter den pondtol blijven heffen; stellen voor Kampen te verzoeken, eenige schepen met manschappen naar den Sont te zenden, zoowel uit haar eigen naam ah uit dkn van Pruisen, waarvoor Kampen den gëinden pondtol zal ontvangen. [1363] — dominica proxima ante Bartholomei — Aug. 20. Bandschrift te Rostock. Verder nog handschriften te Wismar en Stralsund. Gedrukt: HR. 1 n. 302. Vermeld: Hans. U. B. 4 n. 95. Register van Overijss. oorkonden 2 n. 556. 268. Oottschalk Scarpenberch, hoofdman te Bohus, aan Lubeck: zal aan het verlangen van Lubeck betreffende den geroofden wijn voldoen en Herman Wintermast in vrijheid stellen. Item rogo, ut illos de Campania, Stowaern et Haerdaarwik informetis, ut amicis meis et niichi justiciam et emendam faciant pro amicis nostris, quos juxta Copaendaehawaen inhumaniter et immerito fecerunt decollari. [1363] — in die decollacionis beati Johannis baptiste — Aug. 29. Sted. arch. Lubeck; oorspr. Gedrukt: Lüb. 17. B. 3 n. 109 op het jaar 1349; HR. 1 n. 304. Vermeld o.a.: Colmjon, register van oorkonden n. 315; Hans. 17. B. 3 n. 157 op het jaar 1349. Vgl. Hans. 17. B. 4 n. 91, aanm. 3. 269. Waldemar IV, koning van Denemarken enz., verleent aan 's-Hertogenbosch de voorrechten voor handel en scheepvaart, welke Kampen bezit. 1363 Sept. 12. Gemeente-arch. 's-Hertogenbosch; oorspr. Vermeld: Sassen, invent. der archieven van de stad 's-Hertogenbosch 1 n. 169; Hans. 17. B. 4 blz. 28, aanm. 1. 270. Waldemar, koning van Denemarken, neemt de burgers van Slaveren, die op zijn rijk handel drijven^ in zijn bescherming; staat hun op Schonen alk voorrechten , ten tijde zyner voorgangers bezeten, toe; bevestigt hen in het bezit hunner vitte »). 1363 — in die b. Matthei — Sept. 21. Skanör. Sted. arch. Lubeck, Acta Flandrica; ongewaarmerkt gebrekkig afschrift van 1596 naar een ouder ongedateerd transsumpt van het orig. door prelaten, grietmannen en rechters van Oostergoo en Westergoo. Gemeente-arch. Leeuwarden; gewaarmerkt afschr. van 1764 van het bovengenoemde, toen nog in Staveren aanwezige transsumpt. Gedrukt naar het stuk te Leeuwarden: Schwartzenberg, Groot Placaat- en Charterboek I, 227—229. (geheel bedorven tekst). Vermeld: Hans. U. B. 4 n. 97. 271. Burgemeesters, schepenen en raad van Harderwijk danken den raad van Lubeck voor de betaling van 413 goudguldens, in opdracht van Lubeck door de oldermannen enz. in Brugge aan Thidemann Sube, burger van Harderwijk, gedaan. 1363 — in crastino omnium sanctorum — Nov. 2. i) Zie n. 99. 1363 Nov. 13—1364 Jan R. 60 n. 272—275. Sted. arch. Lubeck; oorspr. Gedrukt: Lüb. IT. B. 3 n. 479. Vermeld: EB. 3 n. 371. 272. Albrecht, hertog van Beieren enz., beveelt al zijn tollenaars, de tolvoorrechten, aan den Duitschen koopman toegestaan, in acht te nemen. 1363 — srnanendaghes na sinte Mertiins dach — Nov. 13. Rijksarch. den Haag, Reg. lib. IV Aélbrecht fol. 281. Verder afschrift in het sted. arch. Keulen, Hanse 1 n. 72. Gedrukt: van Mieris, Charterboek 3, 147; Hans. U. B. 4 n. 103. 273. Uittreksel uit het reces te Greifswald. Aanwezig waren raadszendboden van Lubeck, Rostock, Wismar, Stettin, Anklam, Stralsund, Kolberg, Neu-Stargard, Greifswald en een notaris van Kiel. De besprekingen betroffen voornamelijk de toebereidselen voor een mogelijken oorlog, daar 1364 Jan. 6 het bestand met Denemarken eindigde. 1363 — die beate Elizabeth — Nov. 19. Gedrukt: HR. 1 n. 307. 11.l) Item concordatum est per civitates, quod domini consules Stralessundenses et Gripeswoldenses mittent duos de consularibus suis ad magistrum et civitates Pru8Sie, qui ibidem agant negocium civitatum, prout sequitur, et secundum informacionem domini Everhardi Rubenow, proconsulis in Gripeswold: 4. Item de responso Campensium 2). 274. Posten uit de jaarrekeningen van Goswin ten Duno en Herbord van Rectem, kameraars van Deventer, betrekking hebbende op de plannen der Hanze tegen Waldemar van Denemarken. 1363 Oct. 8—Dec. 18. Gemeente-arch. Deventer. Gedrukt: HR. 3 n. ~79 en 280. Zie aldaar blz. 261, hetgeen medegedeeld wordt over de onderhandelingen met de Zuiderzee-steden, 1363 Dec. 275. Uittreksel uit hel reces te Stralsund. Aanwezig waren de raadszendboden van Lubeck, Rostock, Wismar, Greifswald, Stettin, Stargard, Anklam, Kiel, Stralsund en Kolberg. 1364 — epiphanie Domini — Jan. 6. Gedrukt: HR. 1 n. 310. 1. Primo lecte sant littere de Bremis, de Hamborch, de Stavoren et de Campen *). 1) Naar de lezing van de handschriften te Ledraborg en te Stralsund. 2) Zie n. 262 § 2. 3) Naar de lezing van het handschrift te Rostock. 4) Zie R. v. 1363 Juni 24 § 2 (n. 262.) 11. s) Item domini consules Stralessundenses et Gripeswaldenses mittant quilibet unum consulem ad magistrum et ad civitates Prutzye, qui agant negociasubscripta: 6. De responsione Campensium 2). 1364 Jan. 14—1364 April 14. 61 n. 276—279. 2. Item nuncii missi ad Pruciam recitaverunt negocium suum inhuncmodum1)quod non possunt facere subsidium cum armatis et navibus propter inpugnacionem paganorum, sed dare vellent theloniom, et illud applicare illis de Campis, si ponere vellent ad portum Noressund naves suas; mercaturam deponere nolunt, nee favere volunt quod aliqui de portubus suis sub eventn suo invadant regem Danorum- et ex qno magis ad premissa facere non poterant, noluerunt eciam snos nuncios mittere ad terminum placitorum in Sundis. enz. 276. Verordening van Kampen op den bouw van boeden op de vitten dier stad op Schonen. 1364 — op santé Pontiaens dach — Jan. 14. Gemeente-arch, Kampen, Boeck van Rechten fol. 32. Gedrukt: Charters en bescheiden van Kampen n. 33; Overijsselsche stadreaten I 55 ■ Hans. U. B. 4 n. 105. ' Vermeld: Register van Kampen 1 n. 152 (op Nov. 19) enz. 277. Uittreksel uit het reces te Stralsund. 1364 — feria sexta ante dominicam palmarum — Maart 15. Gedrukt: HR. 1 n. 315. 3. Responsum ultimatum Campensium !) stabit ad proximum terminum, et si medio tempore mercimonia portaverint ad aliquam civitatum, possunt ea ibidem vendere sed nequaquam bona educere. 278. Uittreksel uit hel reces te Stralsund. 1364 — in vigilia annunciacionis Marie virginis — Maart 24. Gedrukt: HR. 1 n. 316. 3. Item Campenses bona adducta possunt vendere, sed nnlla debent deportare3). 279. Uittreksel uit het reces te Rostock. Aanwezig waren te Rostock raadszendboden van Stralsund, Wismar, Rostock, Kiel en notarissen van Lubeck, Greifswald en Stettin. De besprekingen liepen in hoofdzaak over de maatregelen, tegen Denemarken te nemen. 1364 — dominica jnbilate — April 14. Gedrukt: HR. 1 n. 331. 12. De vaart naar Denemarken, Schonen endoorden Sont wordt verboden tot 1364 Mei 36. 13. ^ Si veniant illi de Campen 6), 13. «) Item si Campenses5) ad aliquam enavigentur; nichil autem dabitur eisnisi civitatum maritimarum cnm mercibus suis victualia. pervenerint, possunt eas ibidem vendere, sed nulla bona ultra victualia ex ea educere usque ad terminum antedictum. Medio vero tempore domini consules cogitabunt de die placitorum Rozstock observando. 4) Zie R. v. 1363 Nov. 10 § 11 (n. 373) en n. 267. 2) Zie R. v. 1363 Juni 34 § 2 (n. 363 § 3). 3) Zien. 262 § 2 en n. 277 § 3. 4) Hs. te Ledraborg. 5) Zie n. 262 § 2. 6) Hs. te Rostock. [1364 Juni 21]—1365 Nov. 22. 62 280—284. 280. Onderhandelingen tusschen Vicko Molteke e.a. uit naam van koning Waldemar mit den steden by der see der Dudeschen henze over de Deensche tollen. 11364 Juni 21.~\ Gedrukt.• HR. 1 n. 328. Vermeld: Hans. 17. B. 4 n. 121. 281. Waldemar, koning van Denemarken, oorkondt over een bestand tot 1368 Febr. 2, met de Hanze gesloten !). 1364 — des vrydaghes neghest vor s. Joh. daghe bapt. — Juni 21. Stralsund. Sted. arch. Stralsund; oorspr. Gemeente-arch. Zutfen, n. 142; afschrift. Gedrukt: HR. 1 n. 336; Meklenburg. U. B. 15 n. 9275; v. Mieris, Gr. Charterboek 3 blz. 251; Dumbar, Dev. blz. 540. Vermeld: Hans. U. B. 4 n. 117; Tijdrekenkundig register van het arch. te Zutfen l n. 201. 282 Verordening van Kampen over de kontante betaling der visschers, voerlieden en arbeiders op Sclwnen en over het gebruik van de vitte der stad aldaar 2). [1365 Febr. 22.] Gemeente-arch. Kampen, Boeck van Rechten fol. 30b. Aldaar Guldenboeck fol. 117. Gedrukt: Charters en bescheiden van Kampen n. 31 (gedat. 1361); Overijss. stadregten 1 blz. 52 en 121 (vgl. blz. 129); Hans. 17. B. 4 n. 132, (zie aldaar aanm. 1 en 2). 283. Waldemar, koning van Denemarken enz., beveelt de burgers van Zutfen in de welwillendheid zijner beambten op de markten te Kopenhagen, Dragör en Skanör aan; wil, dat genoemde burgers van hun oude rechten gebruik kunnen maken. 1365 — quarta feria post decollacionis s. Joh. bapt. — Sept. 3. Wordingborg. Gemeente-arch. Zutfen n. 144; oorspr. met spoor van een op de achterzijde gedrukt zegel. Gedrukt:. Hans. U. B. 4 n. 155. Vermeld: Bijdragen voor vaderl. geschied. 7, 168; Tijdrekenk. register van alle oorkonden in het sted: arch. te Zutfen 1 n. 203. 284. Waldemar, koning van Denemarken enz., sluit met toestemming van den rijksraad een eeuwigen vrede met de steden iMbeck, Rostock, Stralsund, Bremen, Hamburg, Kiel, Wismar, Greifswald, Anklam, Stettin, Neu-Stargard en Kolberg (zie Hans. 1) Een dergelijke oorkonde van Lubeck, Wismar, Rostock, Stralsund, Greifswald, Kolberg, Stettin, Anklam en Kiel van 1364 Juni SI, is gedrukt: HR. 1 n. 337. 2) Foor het verkeer van Deventer met Schonen, zie de post uit de rekening van Deventer van 1365 Oct. 18, gedrukt: Hans. U. B 4 blz. 57 aanm. 2. 1365 Dec. 7—1366 Juni 30. 63 n. 285—288. ü. B. 4 n. 156) en verleent dien steden en allen, die tot de Duitsche Hanze behooren, vrijdom van het strandrecht in zyn rijk en voorrechten voor den handel op Schonen, onverminderd de vroegere voorrechten. 1365 Nov. 22. Nykjöbing. Sted. arch. Lubeck; oorspr. nut 25 aanh. zegels. Voor andere afschriften enz. zie Hans. U. B. 4 n. 160. In het gemeente-arch. te Kampen is een afschrift op papier te zanten met n. 316. ' Gedrukt o.a.: Lüb. U. B. 3 n. 542; HR. 1 n. 370 enz. Vermeld o.a.: Brem. 17. B. 3 n. 255; Meklenb. U. B. 15 n. 9416; Hans. U. B. 4 n. 160; Register van het arch. van Kampen 1 n. 155. Vgl. Hans. IJ. B. 4 n. 152. 285. Schepenen en raad van Staveren beoorkonden een vrede, door hen gesloten tusschen de Hamburger liggers te Staveren en Jarich Lewekensoen !). 1365 — des naesten sondaghs nae santé Andries daghe — Dec. 7. Gemeente-arch. Kampen, Collectorium fol. 10. Gedrukt: Hans. 17. B. 4 n. 162. Vermeld: Register van Kampen 5 n. 286; Colmjon, Register van oorkonden, n. 317. 286. Mededeeling van het recht van de Hamburger Hanze te Amsterdam aan de Hamburger Hanze te Staveren 2). 1365. Sted. arch. Hamburg, Kopialbuch van ca. 1370, 1842 verbrand. Gedrukt: Hans. 17. B. 4 n. 164. Vermeld: Colmjon, Register van oorkonden, n. 318. Zie over deze beide Hanzen Hans. 17. B. 4 n. 164, blz. 66, aanm. 1. 287. Wenzel en Johanna, hertog en hertogin van Brabant staan de stad''s-Hertogenbosch toe, van den koning van Denemarken een plaats en vitte op Schonen te koopen en daar jaarlijks een voogd aan te stellen ter uitoefening van de rechtspraak volgens het recht der stad. 1366 Febr. 6. Gemeente-arch. 's-Hertogenbosch; oorspr. m. aanh. zegel. Vermeld: Sassen, Inventaris der archieven van de stad 's-Hertogenbosch n 184' Hans. U. B. 4 n. 167. 288. Hakon, koning van Noorwegen enz., beoorkondt een bestand, met Kampen gesloten; belooft gedurende dit bestand wijheid en zekerheid van handel. 1366 — Haffnis, die commemoracionis s. Pauli — Juni 30. 1) Zie n. 410. 2) Zie n. 385. 1367 Hei 30—1367 Juni 24. 64 n. 289—290. Gemeente-arch. Kampen; oorspr. m. aanh. zegel. Afschrift te Kopenhagen. Gedrukt onder meer: Charters en bescheiden van Kampen n. 34; Hans. U.B. 4 n. 185; Dipl. Norveg. 5 n. 354. Vermeld o.a.: Register van het arch. van Kampen 1 n. 158; HR. 1 blz. 338. 289. Uittreksel uit het reces te Rostock. Hier waren aanwexig raadszendboden van Lubeck, Stralsund, Rostock, Wismar en Kiel, evenals notarissen van Greifswald en Stettin. De steden trachten den strijd tusschen Pruisen en Denemarken te voorkomen; Alardus, raadsnolaris van Stralsund, wordt naar Pruisen gezonden, om te berichten, dat koning Waldemar bereid is Juni 24 te Stralsund te onderhandelen. Hij moet er blijven tot de uitslag van de dagvaart tusschen Pruisen en de Nederlandsche steden bekend is. Verder zal Juni 24 beraadslaagd worden over het al of niet afbreken van het verkeer met Denemarken. 1367 — dominica die post ascensionem Domini — Mei 30. Gedrukt: HR. 1 n. 400. 2 Item dominus Alardus faciat moram in Pruscia usque quo dies placitorum ipsorum Prucenorum (et) illorum de Campen et Zuderzee fuerint servati. 3. Unde medio tempore quelibet civitas deliberabit in suo consilio, et venire debet in proximo dicto termino cum plenaria potestate super eo, quod si forte cum illis de Pruscia et illis extra Suderzee, si aliquos transmïserint plenipotentes, ipsi civitatenses unanimes seu concordes fleri vellent, quod omnes Daciam vitare vellent, et illic nulla bona adducere, et eciam de reisa Schanie, si illa procedere debeat, an non. Similiter de velificacione et de singulis oportunis quivis advenire debet pleno cum responso. 290. Uittreksel uit het reces te Stralsund. Aldaar waren vertegenwoordigd Lubeck, Rostock, Stralsund, Wismar, Greifswald, Stettin en Kolberg; Hamburg door een raadsnolaris; verder Pruisen, Kulm, Thornen Elbing; Denemarken.De besprekingen hopen voornamelijk over de vraag, welke houding de steden zullen aannemen tegen Denemarken aan de eene zijde, en de Pruisisch-Nederlandsche steden aan de andere zijde. 1367 — in festo nativitatis sancti Johannis baptiste — Juni 24. Gedrukt: HR. 1 n. 402. 1. De steden zenden Johannem Plescowen Lubicensem, Arnoldum Eropelin Eozstokcensem et Bertrammum "Wulflam Sundensem, naar Pruisen, qui debent videre, scrutari et audire coobligacionem, quam ipsi Pruceni et illi de Campen et ex Zuderzee facere et inire pretendant, et modum procedendi, necnon ceteras circumstancias, queibiordinabuntnr '). Quicquid vero ipsis ibi inde occurrerit, hoe debebunt civitatibus reimportare. 2. Ante omnia debent predicti nuncii consulares civitatum attemptare apnd Prucenos et illos de Campen et ex Zuderzee, si forte possent in hoe unanimes et concordes fieri, quod mercator possit hoe anno Schaniam visitare et Daciam, pront hactenus fecit, et quod tune in proxima hyeme fiat terminus in loco ad hoe magis apto, nbi convenire possint, illi et isti ad tractandum et consiliandum, quomodo et qualiter in estate negocium et factum hujusmodi eervare velint, et quid unus alteri facere velit, nee non qualem respectum seu remissionem unus ad alium habere debeat, si forte aliqua gwerra intentaretur. 8. Item negociari debent, ut bona, ipsis Lubicensibus et quibusdam aliis nuper in Norwegia per illos de Campen ablata, reddantur, seu alias pront dignum fuerit, refundantur. 1) Zie n. 205 § 2. 291. 292. 293. 294. 1367 Juli 11—1367 Sept. 1. fi- n. 291—294. Ratman und scheppen der lande und atete hirnach gescriben . alz 12 ' T CamP6D' VaD St0Vern' van Herderwich und van der Êlborcn vortmer van Zcynczee, van Amsterdamme und van BordvecU Z. Ts Ter nf W fFS-T*' a/fe ** 2)~^m en Noorwegen af te Breken 2367 — on dem süntage vor Margarethe — Jwft 77. JSBh^. Sted. arch. Elbing, A III 50; oorspr n. Jt^STSTt T^"*1™- ^ 3 *■ 94 - ™ 1 oorkJdTZ *ï(™Ta)F' B' W ^ ^ C°lmjm ^ 33°: - J,„ ^ ^ n^We? "* 2>W*W*W aaw I)anx*9: zenden een aanbeveling voor den Burger van Dordrecht Johannes zoon va*, W.,™ n ± ^- ■ , »es%e» wil. mannes, zoon van Jdugo Certor, die zich m Danzig 1367 — ipso die divisionis Apostolorum — Juli 15. V^lf'^T' ÜTt ^ Briefe' SML 18> *: «"W- P°Pier- Latijn Vermeld: Kernkamp, Baltische archivalia, bh. 175. Uittreksel uit het reces, te fttrnlatmJ a~~.» «. , 2367 — in die beati Olavi — Juli 29. Gedrukt: HR. 1 n. 405. de JL\L llLtt^T^ W»~ * —MW^l conceptnmlLTotrr' ^ ^ * *"» ^ Martini») inPrncla eciarA premiS8am c°acordanciam ^isernnt litteras suasPrucenia, in quibus eciam optant servare cum ipsia terminum placitorum aute festum beati Michadis") in Sundis aut Gripeswold super articulis Colonie pertractandis <). ) m treksel uit het reces te Stralsund. Aanwezig waren de raadszendboden die % koning Waldemar te Falsterbo geweest waren. löb/ ~ tena «uarta P°st decollacionem sancti Johannis baptiste - Sept. 1. MiddllJra^aTTsOOmt t 1 "8 ?' 81 °anW- alwaar * Misrekeningen van uü Prlen (1^7efj^«an9°h°?«"orden betreffende de ontvangst van een brief reizen ( KG Tv 24 2 ƒ^ 5) ™ Th0Fn Dec' iS) > treffende en 2n™j2blr* ^ Mert*nsd«c> W 31) naar Dordrecht en aen Haag ter bespreking van de reis naar Schonen 2) f367 Nov. li. 3) f367 voor Sept. 39. 4) n. 294 § ƒ. 1867 Oct. 6—1367 Nov. 19. 66 n. 295—296. Gedrukt: HR. 1 n. 409. 1 Si illi de Prucia noluerint servare placita hic in partibus1), nbi et qnando consnles civitatnm volnerint inter se pro placitis convenire, et quod mittendi nnncii versus Coloniam veniant ad eundem diem placitorum. 2. Item quod qnelibet civitas mittat nnum ad minus versus Coloniam, quia alii aliter reysam nolunt acceptare. 295 Uittreksel uit het reces te Rostock. Aanwezig waren te Rostock raadszend¬ boden van Lubeck, Stralsund, Stettin, Wismar en Rostock. De Besprekingen betroffen voornamelijk de dagvaart, te Keulen ie houden. 1367 — in octava beati Michaelia — Oct. 6. Gedrukt: HR. 1 n. 411. 1. Primo deliberaverunt, quod qnelibet civitas deberet mittere duos conconsules suos versus Coloniam ad placita servanda ibidem in festo beati Martini»).... 2. Secundo de negociis ibidem agendis: Quorum primum est: si illi de mari meridiano et Pruteni simpliciter vellent permanere in constitucione jam ordinata per eos8), et noUent plus facere ad propositum contra regem; quod super illo ipsis respondeatur, quod hoe nuUo modo Bit conveniens ipsis aut nobis, turn propter hoe, quia non semper convenire poterimus ad transeundum per Noressund et repertranseundum, nnde pericula poterint evenire, turn eciam, quia sic semper rex esset securus pre nobis, et nos essemus inseenri, et ipse posset nobis nocere, et nos Sibi non, et multa alia que occurrunt. Secuudum negocium: si predicti meridionales et Pruteni vellent refutare dominos Magnopolenses et Hinricum comitem Holtzacie, ut responde(a)tnr, quod ipsimet alias in partes commisernnt nunciis nostris tractare cum dominis super isto 4), et quod ex commisso et informacione eorum hoe jam sit factum et tantum profundatum, quod jam retractari non possit; et cum hoe nobis videtnr, quod sine ipsis non possumus proficere in hoe facto. 296. De raadszendboden van Lubeck, Rostock, Stralsund, Wismar, Kulm, Thorn, Elbing, Kampen — Everd Boze nnde Jacob Seynenzone —, Harderwijk — Gberlacb Upghangh unde Thideman van Numeghen -, Etburg — Bernd Gherdeszone unde Hinrick Nannemanszone -, Amsterdam — Jacob Ghizekenszone unde Hinrick Korte -, Brielle - Hughe Storm - oorkonden over een verbond, tusschen de steden gesloten tegen Denemarken en Noorwegen, waarhij o.a. bepaald is: dat de Wendische en Lijflandsche steden 10 koggen, elke kogge met 100 gewapenden, zullen uitrusten, en by elke kogge een schute unde een snykke; de steden van Pruisen 5 koggen; de van Kampen schollen utmaken enen cogghen unde twe Rynschepe mid anderhalfhunderden man ghewapend des ghelikes; de van Dordrecht, van Aemstelredamme, van Staveren, van Herderwyk unde alle de stede deby 4) Zie n. 393 § 6. 2) 1367 Nov. 11. 3) Zie n. 390 § f. 4) Vgl. HR. 1 n. 363. 1367 Nov. 22—1367 Dec. 8. 67 297. 298. lentotT ,eïD 2? Lntghenomen de van Kampen, schollen ntmaken r °gg,h mid+hundert ^wapenden mannen alze voreschreven is;devan Se vn" b maT6n ^ C°gghen mid twehu°derd mannen ghewapent d rd'T f enemLgyWelkei1 C0^heQ ^hollen jo mank den hun- derden ghewapent wezen twmthich ghude schutten mid erren vullen wapenen unde mit starken armborsten; wapenen dat de koggen uit de Zuiderzee, Holland en Zeeland 1368 Apr 2 aereed TZsZd^in *"0reszund'm **alle sehepm ie*~ veriodTJC Mmkl * ^ *" kmingm Vm Demtmrkm m horwegen 1168 WelVn" beSt?din9 ^ raHdgM gefleV6n ™l worden> beginnende 1368 hebr. 20, voorloopig een jaar durende, enz. enz. 1367 — in zunte Elzeben daghe — Nov. 19. Keulen. verderVte^naZtr^heCr\15°; af^rift. Aldaar nog twee handschriften; veraer net handschrift? te Ledraborg en een te Wismar. Gedrukt: HR 1 n. 413; naar een ander hs. te Lubeck in Lüb. U. B. 3 n. 659 enz Vermeld: Colmjon, Register van oork. n. 321; Hans. ü. B. 4 n. 227 enz. Scabini et cnnsnloa t&Mmttm n„i : • ... T™^+„ • Z— . T ^ Ü S1S w aomiDls consu"bus civitatum Trajectensis Daventrens,s, Svollis et Hasselt: doen weien, dat door de aZ ledigden der steden, te Keulen vergaderd, de consules civit tis Campen ai g, volmachtigd zyn, zekere zaken met bovengenoemde steden te bespreken. 1367 — in die Oecihe virginis gloriose — Nov. 22. Sted. arch. Keulen, Liber comarum A III, 10 fol Sb Een aantekening vermeldt een dergelijke volmacht voor'die van Amsterdam en Brielle Vermeld: Hans. U.B. 4 n. 233; Register van Overijss. oorkonden 2 n. 564. Uittreksel uit het reces ie Lubeck. Aanwezig waren de consules civitatum mantimarum reversi de Colonia. consuies civitatum 1367 —■ die concepcionis beate virginis — Dec. 8. Gedrukt: HR. 1 n. 420. Campen^0 neg°CiandUm GS* dncem Magnopolensem pro concordia illornm de 5. Item notificari debet mercatoribns in Norwegia cum alüs articulis, ut si veniret ahqua class* de meridionalibus, quod secure eia commendeut (se) et sul bol al cum ipsis tractatus habiö sunt super eo. ' q 7. Item illi de Campen et alü de Mari meridiano assumpserunt sibi tractare inter deaÏt * N0rW6Sia' * * ^ -srespon! Ar^14~16; B°afl^wr Ber9m *■ Noorwegen gezonden, om de kooplieden aan te sporen Noorwegen te ontruimen. Maatregelen zullen genomen worden om lelige schepen te zTden. 1) Zie n. 300 § 24. 1367-68—1368 Febr. 2. 68 n. 299—302. 299. Uittreksel uit de jaarrekening van Oose ton Dune, kameraar te Deventer, betrekking hebbende op den strijd der Hanzesteden tegen den koning van Denemarken. 1367-68. Gemeente-arch. Deventer. Gedrukt: HR. 3 n. 296. Eenige posten hieruit zijn reeds gedrukt: HR. 3 n. 24. Zie inleiding op blz. 280 der HR. 3. 300. Uittreksel uit het reces te Rostock. Aanwezig waren raadszendboden van Lubeck, Hamburg, Stralsund, Stettin, Greifswald, Kolberg, Wismar en Rostock. Voornamelijk hopen de besprekingen over de krijgstoerustingen tegen Denemarken. 1368 — in festo cWtottneisionis Domini — Jan. 1. Gedrukt: BR. 1 n. 421. 11. Item collectis omnium illorum, qui premissa retraxerunt, responsie, scribent Rostokcenses Prucenis et Campensibus, que civitates esse velint in unione et que velint esse excluse. 24. Articuli ad dominos terrarum: 1. Primo quod dominus dux Magnopolensis et Campenses1) stare debent pronunciacioni et diffinicioni dominorum consulum Lnbicensium, Rostoccensium, Wismariensum et Sundensium. 801. Uittreksel uit het reces te Lubeck. Vertegenwoordigd waren Rostock, Stralsund, Wismar, Lubeck en koning Waldemar. De steden breken geheel met koning Waldemar, sluiten een verbond met de vorsten van Mecklenburg en Holstein en den adel van Jutland. 1368 — in festo purificacionis Marie — Febr. 2. Gedrukt: HR. 1 n. 427. 1. Primo ob violenciam et injuriam eis et communi mercatori per reges Dacie et Norwegie illatam inierunt et fecerunt confederacionem contra dictos reges cum dominis Alberto rege Swecie, Alberto duci Magnopolensi, Hinrico et Magno suis filiis, Hinrico et Nicolao comitibus Holtzacie et cnm Jutis ex parte istarum civitatum cum eis ad duos annos, sed ex parte civitatum Pruscie, Campen, Hollandie et Zeelandie adunum duraturam. Que quidem confederacio nunc instabit in carnisprivio proxime futnro»); prima durabit ad pascha ultra ad duos annos venturum'), secunda ad unum annum ultra ad pascha proxime venturum 4). 2. De hertog van Mecklenburg zet zijn sloten Wittenburg en Ribnitz te pand. Met bovengenoemde vorsten zal 1368 Febr. 27 een dagvaart te Grevismühlen gehouden worden. 7. De genoemde steden sluiten een neutraliteitsverdrag met hertog Erik van Saksen. 302. De zeesteden, te Lubeck vergaderd, aan den Duitschen koopman te Bergen: bevelen, Bergen, Tönsberg en Opsh met Paschen (1368 Apr. 9) of Mei 1 onder 1) Zie n. 398 § 1. 2) 1368 Febr. 33. 3) 1370 Apr. 14. 4) 1369 Apr. 1. 303. 1368 Febr. 2—1368 Febr. 13. «Q °Y n. 303—306. 236S - Uppe unser vrowen dach lichtmisse - Febr. 2. Lubeck. Sted. arch. Lubeck, Brief kopiar fol. 106. Gedrukt onder meer: BB. 3 n. 302; Diplom. Norveg. 8 n 182. Vermeld onder meer: Hans. JJ. B. 4 n. 239. «*J* TfTff^ ie Lubeck vergaderd, aan dm Duitschen koopman te Brugge: melden, dat Lubeck, Rostock, Stralsund en Wismar met eenige andere steden aan HoZd^'^T^T ^ St6den mn Pruisen- **** beland en HoUand aan de andere zyde, dat geen schepen uit het Zwin of de Zuiderzee zeilen zullen, voordat de vhot van Kampen, Holland en Zeeland gereed is uit le varen; dat zV gezanten,k zeilen zullen usque in Norssund, om daar de vloot de mar! onentali af te wachten; verzoeken hierop acht te geven. Melden, dat allen slechts gewapend uit mogen zeilen; dat de kooplieden, die gewoon zyn naar Bergen in Noorwegen te gaan, leege schepen kunnen zenden om sm\s mxk00plwden m 90ederm * ™ op te nemen; dat er een pondgeld inge- 1368 — in festo purificacionis beate Marie virginis — Febr. 2. Sted. arch. Lubeck, Briefkopiar fol. lOSb. Gedrukt: HR. 1 n. 428. Vermeld: Hans. JJ. B. 4 n. 838. LubeckJlaagt vorsten en heeren o. a. ook Alberto duci Bavarie, comiti Hollandie, Hannonie, Zelandie, et dominii Frisie gubernatori, over de gewekbladen van koning Waldemar, en verzoekt hun, niet den koning, doch de steden bii IG StfX&Tl, 1368 — in festo purificacionis beate Marie virginis — Febr. 2. Lubeck. Sted. arch. Lubeck, Brief kopiar fol. 33a. Gedrukt: Lüb. JJ. B. 3 n. 637; HR. 1 n. 431. 305. De te Lubeck vergaderde zendboden der zeesteden Lubeck, Rostock, Stralsund en Wismar, zeggen Waldemar, koning van Denemarken, den vrede op. 1368 — in die beate Agathe virginis — Febr. 5. Lubeck. Sted. arch. Lubeck, Brief kopiar fol. 32b. Gedrukt: Lüb. U. B. 3 n. 638; HR. 1 n. 429; Meklenb. JJ. B. 16 n 9736 Vermeld: Hans. JJ. B. n. 420. 306. Lubeck, Rostock, Stralsund en Wismar sluiten voor de Wendische en Pruisisch- Zuiderzeesche steden een oorlogsverbond met koning Albrecht van Zweden en hertog Albrecht [II] van Mecklenburg benevens met diens zonen Heinrich en Magnus tegen de koningen van Denemarken en Noorwegen, welk verbond voor de Wendische steden zal duren van 1368 Febr. 20 tot Pasehen over twee jaren (1370 Apr 14) en voor i) Zie n. 298 § 14 en HR. 1 n. 421 § 14 en 15. 1368 Febr. 13—1368 Maart 18. 70 n. 307—310. de Pruisische steden, Kampen en die der Zuiderzee tot Pasehen over een jaar (1369 Apr. 1); zij stellen de voorwaarden van dit verbond vast. 1368 — des sfindaghes vor vastellavende — Febr. 13. Sted. arch. Lubeck, Brief kopiar fol. 119b—130b. Gedrukt: Hans. U. B. 4 n. 243. Een dergelijke oorkonde, uitgevaardigd door hertog Albrecht [II] van Mecklenburg en zijn zonen Heinrich en Magnus, 1368 Febr. 13 is o.a. gedrukt: Meklenb. U. B. 16 n. 9744; Lüb. U. B. 3 n. 662 en vermeld o.a. HB. 1 n. 437 (op Febr. 20); Hans. U. B. 4 n. 242. 307. Lubeck, Rostock, Stralsund en Wismar oorkonden over een met Hinrik en Nicolaus, greven to Holsten unde to Stormern en met 8 ridders tegen Waldemar van Denemarken en Haquin van Noorwegen gesloten verbond. 1368 — des sondaghes vor vastelavende — Febr. 13. Handschrift te Wismar 1 blz. 28. Gedrukt: HR. 1 n. UI op Febr. 20. Vermeld: Hans. U. B. 4 n. 245. Een dergelijk stuk, door de graven van Holstein en de 8 ridders uitgevaardigd, 1368 — des Zondaghes vor Vastelavende — Febr. 13, in orig. te Lubeck, is gedrukt: Lüb. JJ. B. 3 n. 641, verkeerd op Febr. 20; vermeld: Hans. JJ. B. 4 n. 244; HR. 1 n. 442 (eveneens verkeerd op Febr. 20). 308. Uittreksel uit het reces te Orevismühlen. Aanwezig waren raadszendboden van Lubeck, Rostock, Stralsund, Wismar en Greifswald, evenals hertog Albrecht van Mecklenburg en de graven Heinrich en Nicolaus van Holstein. 1368 — dominica die invocavit — Febr. 27. Gedrukt: HR. 1 n. 436. 5. De zendboden van Lubeck zullen aan Kampen en die van Wismar aan Pruisen brieven zenden, om te vragen, of Hamburg wegens verzet tegen de Keulsche besluiten1) buiten de Hanze gesloten moet worden. 309. Hertog Albrecht van Mecklenburg geeft den burgers der steden Lubeck, Stralsund, Greifswald, Stettin, Kolberg, Stargard, Rostock, Wismar en aan allen, die mede in het verbond zijn, vrijgeleide in zijn landen. 1368 — des mytwekens vor deme sondaghe, als me singht reminiscere — Maart 1. Grevesmühlen. Sted. arch. Lubeck; oorspr. Gedrukt: Lüb. ü. B. 3 n. 644 enz. Vermeld: HR. 1 n. 445;'Hans. JJ. B. 4 n. 247. 310. Hertog Albrecht van Mecklenburg oorkondt over de privilegiën, door hem, zijn zonen en koning Albrecht van Zweden aan de Hanzesteden na de verovering van Schonen te verleenen. 1368 — des sonavendes vor deme sondaghe, wan men singet letare Jherusalem — Maart 18. Rostock. 1) Zie hiervoor Ree. van 1368 Jan 1 $6. 1368 Mei 26—1368 Juni 24.. 71 n. 311—313. Sted. arch. Beval; gelijkt, afschr. op perk. Gedrukt: Hans. U. B. 4 n. 351. Zie aldaar. 811. Scepenen, raed ende ghemeene stede van Dordrecht enz. in het bijzonder aan steden en kooplieden van Oestland, van Prusen ende anders der Duutscher anze van Almaengen: verklaren in verband met de ontvangen tijding, dat de koopman de stad wegens een daar heerschend oproer vermijden wil, dat er geen oproer is; wijzen er op, welke maatregelen ten dienste van den koopman genomen zijn »). 1368 — des vridaghes vor sinxen — Mei 26. Sted. arch. Lubeck; oorspr. Gedrukt: HR. 1 n. 450. Vermeld: Hans. U. B. 4 n. 356. 812. Albrecht, hertog van Beieren enz., bevestigt de kooplieden van Alemangen ende van der Dutscher ansen, indien zij den stapel te Dordrecht willen brengen, in hel bezit van alle voorrechten, hun door zyn broeder verleend in den tijd, toen zij hun stapel daar hielden 2); machtigt Dordrecht met hen te onderhandelen. 1368 — des vridaghes na des hilghen sauramentes daghe — Juni 9. Quesnog. Sted. arch. Lubeck; gelijkt, afschrift. Gedrukt: HB. 1 n. 451. Vermeld: Hans. U. B. 4 n. 358. • • 818. Uittreksel uit het reces te Lubeck. 1368 — in die nativitatis beati Johannis baptiste — Juni 24. Gedrukt: HB. 1 n. 469. Aanwezig waren raadszendboden van Lubeck, Rostock, Stralsund, Wismar, Stettin, Greifswald, Neustargard, Kolberg; Thorn, Elbing, Danzig, Riga, Reval, Kampen: Thidoricns Brand et Wilhelmus Murre, Zierikzee: Alard Petersson et Petrus Johannesson, Dordrecht: (Michel Michelsson), Staveren: HinricusYwersson, Amsterdam:Herman Koocze, Brielle: Johan Diderikesson. 1. 2. 4. 5. Bepalingen betreffende het pondgeld. 8. Er zal een dagvaart gehouden worden te Stralsund, 1368 Oct. 6. 6. Vortmer schal me ene Schonesche reyze hebben3), und we darkumptvanden, de in dessem verbunde zint, de zulveshere is, de schal zyn vullen harnasch hebben; und dit schal me byden in ener gywelker stad, unde kundegen dat thu zunte Jacobes daghe4) thu der bursprake. Ok schal me handelen mid den heren, dat me veleghe alle de Denen, de dar komen willen up de vischerye mid eren schuten, dat me dat ok knndeghe menlike over dat land, dat zy velich zin, de wile dat dat waret, nnd thn und af; men ane vapene schollen ze komen. 7. Vortmer schal me uppe Schone pundgheld gheven, und de voghede, de dar zyn van allen steden, de scholen des macht hebben mid anwysinghe der hovetlude, 1) Zie: Hans. U. B. 4 n. 256, bh. 106 aanm. 3. 2) Privil. van 1358 Mei 9 (n. 236). Vgl. het privü. van 1363 Apr. 22 (n. 261) en Hans. U. B. 4 n. 258, aanm. 3. 3) Zie B. v. 1368 Juli 30 § 3. 4) 1368 Juli 25. 1368 Juni 24. 72 n. 314. de ute zint in der hervard van der stede weghene, wene ze dar thu schicken, de dat up nemen schollen; nnde de schollen breve gheven; dar schollen twe inghezeghele thu wezen van enem tekene. TJnd me schal nerghene zolten, went thu Schonere unde Valsterbude '); und in gy welker stede scal der inghezeghele een wezen. Dit schal me holden by ere nnd by gude; und we dar ane brykt, dat derdendel zynes ghudes scal bliven by der stad, dar he borgher inne is, dat ander derdendel scal bliven der stad, dar he inne ansproken werd, dat derde derdendel den genen, de ene ansprikt; und zin gut scal me nemen na Lubeschem rechte. 8. Vortmer we over enen jare, alze do de Schonesche reyze verboden was, thu Schone (was), is he borgher in gheneger stad desses vorbundes, zo schal me over ene richten na dér upzat des selven jares; wolde de stad, dar he borgher inne is, nicht over ene richten, so schal me over ene richten wor he kumpt; over de borgher der stede van der Wendeschen zyden, alze des over een ghedreghen ward thu Rozstok, unde over de borghere der stede van Prutzen und van der Zuderzee, alze over een ghedreghen ward in Prutzen2); men umme de ghenne, di dit verbund nicht an reret, dat schal stan wente uppe den vorscrevenen dach achte daghe na zunte Micheles daghe; under des schal malk dar umme spreken in zynen rade, wo me dat holden wille 8). 9. Vortmer de Schonreyze schal men alzo holden, dat me nicht schal up dat land komen thu zoltende eer achte daghe na zunte Jacobes daghe4), und schal nicht np schepen, id en zy by vulbord der hovetlude edder der voghede5). 10. Vortmer drughen ze up een, dat de van Prnczen und van der Zuderzee schollen spreken gywelk (in) zynem rade umme de vorbindinghe, de twischen den heren und ym steyd up een jaar vort thu vorlenghende noch thu enem jare, und des schollen ze een antworde bringhen up den vorscrevenen dach na zunte Micheles daghe mit vuiler macht. 11. Het slot te Kopenhagen zal men behouden, tot men een andere versterkte plaats veroverd heeft; dan zal men het slechten. 12. Vortmer drughen ze up een, dat me alledinghes vor dat eerste arbeyden scal, dat me den Denen ere schepe neme. 13. Vortmer up den sulven dach, achte daghe na zunte Micheles daghe, zo schal me de breve up de ordinancie bezegheld bringhen thu dem Zunde 6), de stede van der Wendeschen zyden mid den van Lyflande zes breve, de van Pruczen zes breve, de van Campen zesse, de van Holland zesse, de van der Zeeland zesse, de van Ghelren (zesse). 16. Vortmer wart up een ghedreghen umme de breve, de me bezeghelen schal, alze vorscreven is, dat ere anbeghin aldus luden schal: volgt n. 314. 314^ Formulier voor de ratificatie van het verdrag van Keulen (van 19 Nov. 1367) door de steden. 1368 Juni 24. Handschrift te Lubeck. Verder te Stralsund en Ledraborg. Gedrukt: HB. 1 n. 471. Aldaar n. 470 is een formulier voor een pondtolkwitantie gedrukt. 1) Zie § 9. 2) Zie n. 391. 3) Zie n. 331 § 14 en n. 344 § 19. 4) 1368 Aug. 1. 5) Zie boven § 7; n. 331 § 14. 6) Zie § 15. 1368 Juli 25. _rt «*» n. 315—818. 315. Koning Albert van Zweden herhaalt en bevestigt met toestemming van den Zweedschen ryksraad het door de hertogen van Mecklenburg met zijn volmacht gesloten verbond met de Wendische steden (Hans. U. B. 4 n. 242; zie boven n 306) 1368 Juli 25. Falsterbo. Sted. arch. Lubeck; oorspr. U. BGf7ls; HkTn. £ * 3 °- * W * 9808; «■■ H™- 316. Komng Albert van Zweden oorkondt over de voorrechten, door hem aan vele steden o. a - DWj Swolle, Hasselt, Deventer, Zütphen, Elborch unde alle den, de in desme knghe, den wii unde desse vorbenomede stede nu mit usen vianden hebben, [use] unde der vorbenomeden stede hulpere sint, unde alle oe|nj, de m der Dudèschen hense sint — verleend, bevattende: vrijheid van verkeer in Denemarken en Schonen; bepalingen betreffende goederen, van schipbreuk afkomstig • bepalingen betreffende de vitten der steden ie Skanör en Falsterbo • het aanstellenvan voogden, de rechtspraak op de vitte, koop en verkoop op de vitte enz. enz bepalingen betreffende den tol. 1368 — in sente Jacobs daghe des hilghen apostols — JuU 25. Falsterbo. Sted. arch Lubeck; oorspr. Verder nog te Stettin en Kopenhagen en elders; afschrift te Kampen, papter. ' ' Gedrukt o.a.: Lüb. U. B. 3 n. 663; HB. 1 n. 453 Vermeld: Hans. JJ. B. 4 n. 264; Register van Overijss. oorkonden 2 n. 566; Register van het arch. van Kampen 1 n. 161 ene. 317. Q1Ü Koning Albert van Zweden oorkondt over dr. vnnrr^ht^ j*„ „w«~ a Enkhuizen en Wieringen verleend. 1368 — in sonte Jacobs daghe — Juli 25. Falsterbo. Gemeente-arch Amsterdam; oorspr.; zegels van den koning en zijn raden. Aldaar transsumpt van Harderwijk van 1436 Juli 27. Gemeente-arch. Enkhuizen; oorspr.; zegels van den koning en zijn raden Geheim-arch. Kopenhagen, Spanien und Niederlande 25b; afschrift van 1544 Juni20 van George van Egmond, bisschop van Utrecht. Aldaar Diplomat. Langebek T XVIII. Gedrukt: m Hollandsche vertaling: Handvesten van Amsterdam (1748), blz. 51 ■ Dapper Hist Beschryving v. Amsterdam (1663), blz. 90; v. Mieris, Charterboek 3 blz 227 Aanhef en slot: HR. 1 n. 454 (gelijk aan 453). ' ' Vermeld: Hans. U. B. 4 n. 268; Schelt erna, Invent. v. h. Amsterd. arch. 1 blz 16' Gonnet, Invent. v. h. arch. v. Enkhuizen, n. 348. Koning Albert van Zweden oorkondt over de voorrechten, aan Brielle verleend. 1368 — m sunte Jacobus daghe des hilgen apostels — Juli 25. Falsterbo. Gemeente-arch. Brielle; oorspr. perk.; Lade 2 n. 10. Aldaar, Lade 2 n 11 een ZanhZ "el 8chePenen m raad van Antwerpen, 1579 Maart 24, oorspr., perk. met Gedrukt: v. Alkemade, Beschrijving van de stad Brielle (1729) 2 blz. 42- v Mieris Charterboek 3 blz. 229, naar v. Alkemade. ' ' ' Vermeld: HR. 1 n. 455; Hans. JJ. B. 4 n. 270. 1368 Juli 25. 74 n. 319—324. 319. Koning Albert van Zweden verleent Brielle een vitte op Schonen. 1368 — in sinte Jacobs daghe des hilgen apostols- — Juli 25. Falsterbo. Gemeente-arch. Brielle; oorspr., perk. m. zegel; Lade 2 n. 8. Aldaar Lade 2 n. S_ een vtdimus van burgem., schepenen en raad van Antwerpen, 1579 Maart 24, oorspr.,perk. met zegel. Gedrukt: v. Alkemade, Beschrijving van de stad Brielle (1729) 2 blz. 42; v. Mieris, Charterboek 3 blz. 229, naar v. Alkemade. Vermeld: HB. 1 n. 463; Hans. U. B. 4 n. 275. 320. Koning Albert van Zweden oorkondt over voorrechten, aan Staveren en Hindelopen verleend. 1368 — in sunte Jacobus daghe des hilgen apostels — Juli 25. Falsterbo. Gemeente-arch. Staveren (B. A. Leeuwarden) n. 4, oorspr. transsumpt van prelaten, grietmannen en rechters van Oostergo en Westergo van 1435 Juli 6, met n. 335. Gedrukt: Winsemius (1622) blz. 207; Schotanus blz. 191; v. Mieris, Charterboek 3 blz. 231; Schwartzenberg, Gr. Placaat- en Charterboek 1 blz. 230. Vermeld: HB. 1 n. 456; Hans. U. B. 4 n. 267. 321. Koning Albert van Zweden oorkondt over de voorrechten, aan Harderwijk verleend. 1368 — in santé Jacops dage des heiligen apostels — Juli 25. Falsterbo. Gemeente-arch. Harderwijk; oorspr., 7 zegels, 2 verloren. Rijksarch. Kopenhagen, Niederlande, Fascikel 2; afschrift, door Harderwijk gegeven 1594 Mei 23. Gedrukt: Schrassert, Harderv. antiq. (1732) 1 blz. 155. Aanhef en slot gedrukt: HB.1 n. 457; verder o. a. v. Slichtenhorst blz. 593. Vermeld: Hans. TJ. B. 4 n. 266; Kronijk v. h. Hist. Genootschap 15, 294 enz. 322. Koning Albert van Zweden oorkondt over de voorrechten, aan Kampen verleend. 1368 Juli 25. Falsterbo. Rijksarch. Kopenhagen; Diplomat. Langebek., afschrift. Gedrukt: het begin b$ Rydbsrg, Sverges Traktater 2 n. 379. Vermeld: HB. 1 n. 458; Hans. U. B. 4 n. 265 (zie aldaar). 323. Koning Albert van Zweden bevestigt Kampen in het bezit van haar vitte te Skanör. 1368 _ in sante Jacops daghe des hilighen apostols — Juli 25. Falsterbo. Gemeente-arch. Kampen; oorspr. met aanh. zegel. Aldaar transsumpt van 1376 Maart 12. Rijksarch. Kopenhagen, Diplomat. Langebek. T. XVIII. Gedrukt: HR. 1 n. 461; Charters en bescheiden van Kampen n. 35; enz. Vermeld: Hans. U. B. 4 n. 272; Register van het archief van Kampen 1 n. 162 enz. 324. Koning Albert van Zweden verleent Amsterdam een vitte te Skanör, waar die van Amsterdam dezelfde rechten en vrijheden zullen hebben, als die van Kampen op de vitte van Kampen. 1368 — in sunte Jaoobes dage des hilghen apostels — Juli 25. Falsterbo. 1368 Juli 25—1368 Aug. 10. 75 325—329. Gemeente-arch. Amsterdam; oorspr., aanhangend zegel. Aldaar een transsumpt van Harderwijk van 1436 Juli 37. Holl. vertaling in het Privilegieboek 1 fol. 83. Rijksarch. Kopenhagen, Spanien und Niederlande 35a; afschrift van den Prins van Oranje van 1544 Juni 14. Gedrukt: HR. 1 n. 463; in Holl. vertaling: Handvesten van Amsterdam (1748) blz. 51Dapper, Hist. beschr. v. Amsterdam, blz. 89. Vermeld: Hans. U. B. 4 n. 374; Scheltema, Invent. v. h. Amsterdamsche archief 1 blz. 16. 325. Koning Albrecht van Zweden verkent de stad Elburg een vitte bij Falsterbo met dezelfde voorrechten, als Lubeck bezit. 1368 — in sunte Jacobes daghe — Juli 25. Falsterbo. Gemeente-arch. Elburg (Rijksarch. Arnhem), Lade 11 n. 30; oorspr. m. aanh. zegel Gedrukt: Hans. 17. B. 4 n. 373; v. Ueurs, Geschiedenis en rechtsontwikkeling van Elburg blz. 193. Vermeld: HB. 8 n. 863. «26. Koning Albrecht van Zweden verleent aan de stad Zierikzee en haar helpers die in Zeeland wonen, voorrechten. 1368 Juli 25. Falsterbo. Gemeente-arch. Zierikzee n. 65; oorspr., van de 9 aanh. zegels zijn er resten van 7 behouden. Aldaar transsumpt van 1465 Nov. 23. Rijksarch. Kopenhagen, Holland fase. 31b; afschrift midden 16' eeuw. Rijksarch. den Haag, Ms. suppl. v. Mieris, afschrift. Vermeld: Hans. IT. B. 4 n. 369; HB. 8 n. 863. 327. Koning Albrecht van Zweden verleent de stad Zierikzee en haar helpers, die in Zeeland wonen, een vitte bij Skanör met dezelfde voorrechten als Kampen. 1368 — in sunte Jacobs daghe — Juli 25. Falsterbo. Gemeente-arch. Zierikzee n. 64; oorspr., zegel afgevallen. Aldaar een transsumpt van 1465 Nov. 33. Rijksarch. den Haag, afschrift in het Ms. supplem. v. Mieris. Gedrukt: Bezemer en de Blécourt, Rechtsbronnen van Zierikzee blz. 539; Hans U B 4 n. 376. Vermeld: HR. 8 n. 864. 328. Hamburg verkondigt de besluiten der zeesteden betreffende de eerstvolgende Schonenvaart. [1368 Juli 25.] Sted. arch. Hamburg; handschrift van ca. 1370, 1843 verbrand. Gedrukt o. a.: Hans. U. B. 4 n. 377. Vgl. Reces van 1368 Juni 34, HR. 1 n. 469 § 6,7 en 9. Zie boven n. 313§6,7 en9. 329. Uittreksel uit het reces te Wismar. Aanwezig waren raadszendboden van Lubeck, Rostock, Stralsund en Wismar. 1368 — in die beati Laurencii martiris — Aug. 10. 1368 Sept. 25—1368 Oct. 6. 76 n. 330—331. Gedrukt: HB. 1 n. 475. 7. Item placuit ipsis et decreverunt, quod capitanei predictarum loquantur cum illis de Prussia et Zuderzee, ut illi una cum ipsis aliquos ordinent ad sublevandum pecuniam libralem, quia illa tangit ita bene illos, sicut civitates Slavicales. 14. Wapenstilstand tusschen den koning van Noorwegen en de steden tot 1369 April 1 ; ne igitur predictum regem aut suos, si quando poterint infra tempus predictum, nllo modo offendant, nemo cum mercimoniis suis regnum predicti regis debet visitare, per penam prins appositam; si autem aliquis necessitate ad dictum regnum perveniret et invitus, 111e deberet premissa observare; hoe eciam debet mercatoribus in Flandria et Anglia intimari. 330. Koning Albert van Zweden geeft wegens de diensten, die Willem Morren, voogd van Kampen [op Schonen], den koning bewezen heeft, aan de stad Kampen een stuk land, gelegen ten Zuiden van de vitte van Kampen, ten Westen van die van Zutfen enz. 1368 — des maendaghes voer santé Michiels daghe — Sept. 25. Skanör. Gemeente-arch. Kampen; oorspr. m. aanh. zegel. Aldaar transsumpt van 1376 Maart 12. Rijksarch. Kopenhagen, Diplomat. Langebek. T. XVIII, afschrift. Gedrukt: HB. 1 n. 465 (naar het afschrift te Kopenhagen); Charters en bescheiden van Kampen n. 35, bh. 61. Vermeld: Hans. U. B. 4 n. 283; Register van het arch. van Kampen, 1 n. 163; enz. 881. Uittreksel uit het reces te Stralsund. 1368 — octava die sancti Michahelis archangeli — Oct. 6. Gedrukt: HR. 1 n. 479. Vermeld: Colmjon, Register van oork. n. 323. Te Stralsund waren aanwezig raadszendboden van Lubeck, Rostock, Stralsund, Wismar, Greifswald, Stettin, Kolberg, Stargard; Riga, Dorpat, Reval; Kulm, Thorn, Elbing, Danzig, Braunsberg; Campen: Wilhelmus Murre et Johannes Duimen; item de Mari australi, videlicet de Zirikessee Alardus Peterssen et Petrus Johannissen; de Herderwiik Heyno de Hirde et Alt Leferdessen, de Stanria Symon Bare; deDordraco Michael Michelssen et Baroldus Menussen; de Amsterledamme Hermannus Kuis; de Brele Johannes Diderikssen; de Elborch Bernhardus Norus; de Zutphania Johannes Span et Wolbertus Veeracker. 2. De steden van Vlaanderen weigeren het verkeer met Denemarken en Noorwegen af te breken. 3. Deinde concordaverunt communiter in hoe, quod velint juxta defensionem inceptam per instantem hyemem persistere et permanere. Sed Campenses et illi de Mari australi dixerunt, se quoad hoe non esse potentes, sed crederent, nuncios de suis civitatibus venturos jam esse in via, quia noluerunt ad sequelam ulterius faciendam consentire, volentes tarnen hoe libenter suis consiliis inportare. Quocirca decreverunt communiter, terminum placitorum in Lnbeke proxima dominica letare') observare. In quem tarnen terminum illi de Pruscia, dicentes se hujus non esse potentes, non consenserunt, volentes tarnen hoe libenter apud eorum consulatus diligenter agere, ut et ipsi illic mittant suos consulares; de quo cum domi venirent, debebunt, quantocius poterunt, eorum responsum nobis reformare. Et in dicto termino debent Campenses et illi de Zuderzee dicere expeditum eorum responsum super defensione et sequela, pro 1) 1360 Maart 11. 1368 Oct. 6. 77 n. 332—333. qua ipsi juxta tenorem ordinancie ab aliis civitatibus monentur, et eciam super prolongacione pecunie libralis, que per alias civitates est prolongata, prout infra patebit 6. Item illi de Pruscia, de Campen et de Mari meridiano medio tempore deliberabunt super confederacione ulterius ad unum annum cum dominis facienda »). 9. Insuper concorditer prolongaverunt tempus pecunie libralis *) usque ad proximnm festum pasche ultra ad annum unum continuüm, hoe est usque ad pascha anni septuagesimi »), ita quod usque ad hoe et interim eo modo, qno nunc a mercatoribus recipitur, recipiatur. Verum Campenses et illi de Zudersee retraxerunt hunc arttculum ad sua consllia et reddent inde in dicto termino sua responsa «)• 11. Item concordaverunt concorditer in hoe, ut si qui principum vel dominorum negociarentur et attemptarent aliqua placita ex parte Danorum regis observanda 6), dummodo tune esset de consensu voluntateque dominorum nostrorum adjutorum, tune hnjnsmodi placita deberent observari ad audiendum et videndum, quid et quantum nobis possit obviare, nequaquam dando hiis effectum finalem, nisi habita super eo voluntate Campensium, illorum de Pruscia et de Mari australi. 13. Strafbepaling tegen hen, die in 67 Denemarken bezochten. 14. Strafbepaling tegen hen, die in 68 elders dan te Skanör en Falsterbo haring gezouten hebben. 20. Insuper cives Lubicenses, quorum liburni nuper cremabantur per Campenses, et quorum bona anferebantur protunc per eosdem et suos, debent suas querelas et causas conscribere et eas transmittere Campensibua, qui super illis debent in predicto termino letare in Lubek sua reddere responsa 6). 32. Insuper litteris confederacionis factis super ordinancia, quas Livonienses portabant suis sigillis sigillatas, debent alie civitates, que nondum eas sigillarunt, sua appendere sigilla, que cum sigillate fuerint, debent in Lubeke legari. 37. Item postquam premisse littere sigülate et apud Lubicenses deposite, et aliis, videlicet Prncenis et Zuderzee, presentate fuerint, tnnc aliis illas petentibus ipsi Lubicenses copias earum tradant suo sub sigillo. 332. Eenige bij name genoemde Deensche edelen beloven onder eede aan die van Lubeck, Rostock, Stralsund, Wismar, Greifswald, Stettin, Kolberg, Kulm, hern Willame Murre van Campen, hern Alarde Peterssen van Sirixe unde hern Heynen van Hoirde van Herderwik, zich 1369 Maart 11 in Stralsund in gijzeling te zullen stellen, en zich tot dien tijd van alle vijandelijkheden te zullen onthouden. [1368 Oct. —" ~^Ui.c/m/,c, „. w. „im a.u,uvpen, Deventer, Utrecht, Zwolle, Hasselt, Groningen, Zierikzee, Brielle, Middelburg, Arnemuiden, Harderwijk, Zutfen, Elburg, Staveren, Dordrecht, Amsterdam, overeengekomen is, dat de steden 2/8 der inkomsten uit de sloten Skanör, Falsterbo, Malmo en Helsingborg gedurende 15 jaren zullen ontvangen; dat zij gedurende dien tijd die sloten bezetten en daarna aan den koning overgeven zullen; dat de koning als pand zal stellen het slot Warberg op Halland. 1370 — des neghesten daghes na der hochtyd Godes hemelvarth — Mei 24. Stralsund. Sted. arch. Stralsund, oorspr. Gedrukt: in slechte hoogduitsche vertaling van Mieris, Charterboek 3 blz 253Schwartzenberg 1 blz. 237; gedeeltelijk in het Oorkondenb. van Gron. en Drente 1 n 577HB. 1 n. 524. ' ' Vermeld o.a.: Hans. U. B. 4 n. 345; Colmjon, Begister van oork. n. 333. 871. Cord Molteke, hovetman tho Wardbergh in Hallande, verklaart, dat hij het slot Warberg voor de zeesteden openstellen zal, als de bepalingen van den vrede, 1370 Mei 24. 90 n. 372—376. gesloten tusschen Waldemar van Denemarken en den Deenschen rijksraad aan de eene zijde en de steden aan de andere zijde, binnen 15 jaren overtreden worden. 1370 — des negesten daghes na unses heren Gode[s] hemelvart — Mei 24. Stralsund. Gedrukt: HR. 1 n. 525; gedeeltelijk gedrukt: Oorkondenb. v. Gron. en Drente 1 n. 578. Vermeld o.a.: Hans. U. B. 4 n. 347. 372. Ontwerp van de door de overige leden van den Deenschen rijksraad uit te vaardigen ratificatie van den met de steden gesloten vrede. 1870 — des neghesten daghes na Godes hemmelvard — Mei 24. Stralsund. Gedrukt: HB. 1 n. 526. Vermeld: Hans. U. B. 4 n. 346. Vgl. het reces van 1370 Mei 1, HB. 1 n. 522 § 22. 373. Raadsleden der steden Lubeck, Rostock enz. ook der Nederlandsche steden oorkonden over den vrede, gesloten met bij name genoemde rijksraden van Denemarken; beloven de bezegeling der oorkonden, zoodra Waldemar de oorkonden, door den Deenschen rijksraad gegeven, bezegeld heeft enz. 1370 — des neghesten daghes der werden hochtyd Godes hemelvarth —■ Mei 24. Stralsund. Rijksarchief Kopenhagen; oorspr. Gedrukt: HB. 1 n. 530; Oorkondenb. van Gron. en Drente 1 n. 579 enz. Vermeld o. a.: Hans. U. B. 4 n. 348. Zie aldaar aanm. 2. 374. De steden beloven koning Waldemar van Denemarken en den zijnen geleide, zoodra hij de verdragen, met de steden gesloten, bezegeld zal hebben. 1370 — des neghesten daghes der werden hoehtyd unses heren Godes hemmelvarth — Mei 24. Stralsund. Bijksarchief Kopenhagen; oorspr. Gedrukt o. a.: gedeeltelijk Oorkondenb. v. Gron. en Drente 1 n.580; HB. 1 n. 538 enz. Vermeld o. a.: Hans. U. B. 4 n. 351; Colmjon, Begister van oork. n. 334. 375. Ontwerp van de door de steden uit te vaardigen ratificatie van den vrede, met den Deenschen rijksraad gesloten. [1870 Mei 24.] Bijksarchief Kopenhagen, ingeschoven in n. 373. Gedrukt: HB. 1 n. 528. Vermeld: Hans. ü. B. 4 n. 349 enz. 376. Ontwerp van de gelofte, door de steden af te geven, dat zij de sloten Helsing¬ borg, Malmö, Skanör en Falsterbo aan Denemarken terug zullen geven, indien zij gedurende 15 jaren 2/8 der inkomsten ontvangen zullen hebben. [1370 Mei 24.] Rijksarch. Kopenhagen, ingeschoven in n. 373. Gedrukt: HB. 1 n. 529 enz. Vermeld: Hans. U. B. 4 n. 350 enz. [1370 Mei 24]—1370 Juni 27. 91 377. Ontwerp van de, door konina WoM.em.nr ««« n^^^i^. ,■ ratificatie van den vrede, dom- den Deenschen rijksraad met de steden gesloten [1370 Mei 24.] Gedrukt: HB. 1 n. 527. Vermeld: Hans. JJ. B. 4 blz. 146 aanm. 1. 378. Klachten van Hakon, koning van Noorwegen en Zweden, tegen de zeesteden. [1370, omstreeks Juni 24.] J) Gedrukt: HB. 2 n. 4. «™a *?■Item fr™' °ïtates ad dominum nostrum et patrem ac ad ™ ^cios suos dominum Johannem Fleming, domiuum Arnoldum Kropelin, dominum Johannem de Tweten et Vickonem Scharpenberg, qui ex parte eivitatum eoram ipso domino nostro et patre ac nobis proponebant, quod üü de Campen ac plures eciam de civitatibus Mans occidentalis civitatibus promisissent, quod cum eis in passagio Oressund mansisse debuissent in. defensionem et assistenciam navibns civitatum, quas ibi pro facienda navigantibus pace reliquissent, donec in manus auxilium de Almania habuissent, et quod sub ista promissione recesserunt illi de Campen et plures de ipsis civitatibus cum eorum classe a navibns supradictis et occultam placitacionem cum reffe Dacie habuerunt»). Et ex hoe receperunt civitates dampna, et idcirco fecerunt domino nostro et patri ac nobis per suos nuncios supplicari, quod nobis dampna hujusmodi dispheerent et propter hoe intravimus gwerram cum illis de Campen ac plnribus dvitaübns Mans occidentalis. Et postquam gwerram hujusmodi intrassemus, extunc juvabant cmtates Campenses et illos plures Maris occidentalis in dampna nóstra et quando combusserunt opidum nostrum Mastrande cum castello ibi, claustro et ecclesia uitren ™ m 6t ^ iMUla8- De qU° qUidem inCendl° damP— r-epimus ultra 10,000 marcarum puri. Item Congeldiam, insulam Baveholm et naves nestras et insulam Hising, ex quo dampna recepimus ultra 8000 marcarum puri. Item quando ecclesiam Ludosie, villam et castrum ibidem et multas villas in rure inter Lndosiam et Bavahus combusserunt, in hoe nos et nostri dampnificati sumus ultra 16,000 marcarum puri. Item quando terras nostras sub Ogdom conbusserunt, nos et subditi nostri rece- IZtrl Tr VT marCarUm PUrl- It6m ^-do combusserunt contractas nostras Jadran, Zoknadal et infra Byafilk, dampnum nos et nostri recepimus usque 10,000 marcarum puri. * 379. Waldemar, koning van Denemarken, aan de steden van de Wendische zijde van Pruisen, Lijfland en van de Zuiderzee: kan den brief van vrijgeleide, hem door Bn-tmar von Herreke gezonden, niet verstaan; verzoekt een anderen. éê r ~ am Destin donrstage noch Johannis des toufers - Juni 27. Kahsch. Sted. arch. Lubeck; oorspr. Gedrukt: Lub. JJ. B. 3 n. 728; Livl. JJ. B. 6 n. 3217. Vermeld: Hans. JJ. B. 4 n. 356; HB. 1 n. 539. 1) Datum ontleend aan de onderhandelingen te Bahus — 1370 Juni 24. Zie ook HR. 2 n. 1: klachten van de zeesteden partis orientalis tegen de koningen Magnus en Hakon; HR. 2 n. 2: het antwoord van koning Hakon; HR. 2 n. 3: Antwoord der Hanzesteden aan koning Hakon. 2) Zie HB. 1 blz. 196; Reces van 1363 Juni 24 (zie boven n. 262). 1370 Juli 1—1370 Sept. 29. 92 380—383. 380. Hakon, koning van Noorwegen, oorkondt over den met de zeesteden tot 1375 Juni 24 gesloten wapenstilstand. 1370 — in octava nativitatis sancti Johannis baptiste — Juli 1. Bahus. Sted. arch. Lubeck; oorspr. Gemeente-arch. Kampen, gelijktijdig afschrift op hetzelfde blad als n. 381. Gedrukt: Hans- 17. B. 4 n. 357. Vermeld: HB. 3 n. 7; Register van het archief van Kampen 1 n. 170. Vgl.: Hans. U. B. 4 n. 357, blz. 151 aanm. 1. 381. De raadszendboden van Lubeck en Stralsund als gevolmachtigden van de Wendische en Lijflandsche steden; van Elbing voor de Pruisische steden; et nos Goswinus Ludekinsson et Everhardus B0ze, scabini de Campis, ac aliis in diocesi Trajectensi sitis; et ego Hugho de Lockim pro civitatibus Zeelandie, videlicet Sirixe, Middelborch et Arremuden; et ego Symon Prederikesson ex parte civitatis Brele; et ego Johannes Coppensson ex parte civitatum Hollandie, videlicet Dordraci, Amsterledamme, Enchusen et Wiringhen; et ego Hinricus de Heirden ex parte civitatum Herderwiic et Hindelop; et ego Gherardus de Bfincke ex parte civitatum Zutphanie et Elborch; et ego Arnoldus Hinriksson ex parte civitatis Staurie; necnon ego Johannes Pawemund ex parte civitatis Deventer: oorkonden over den wapenstilstand, met koning Hakon van Noorwegen gesloten, welke duren zal usque ad proximum festum nativitatis sancti Johannis baptiste, quemadmodum alias fuit placitatum, et sic deinceps ab illo festo ad 4 annos continuos proxime subsequentes 1). 1370 _ in octava nativitatis sancti Johannis baptiste — Juli 1. Bahus. Receshandschriften te Ledraborg en Wismar. Gemeente-arch. Kampen, gelijktijdig afschriftGedrukt o. a.: HR 3 n. 5 op Juli 2; Meklenb. U. B. 16 n. 10076 enz. Vermeld o.a.: Hans. TJ. B. 4 n. 358; Colmjon, Begister van oork. n. 337 op Juli 3; Register van het arch. van Kampen 1 n. 171. 382. Kampen ratificeert den met den Deenschen rijksraad gesloten vrede. 1370 — uppe sunte Mychiels dach des hylighen ertzenengheles — Sept. 29. Sted. arch. Lubeck; oorspr. Gemeente-arch. Kampen; afschrift. Gedrukt: Lub. U. B. 3 n. 735; naar het afschrift te Kampen: Charters en bescheiden enz. van Kampen n. 39, gedateerd 1370 na Juli 1. Vermeld o. a: Hans. U. B. 4 n. 361; HB. 1 n. 534; Register van het arch. van Kampen 1 n. 173; Register van Overijss. oorkonden 3 n. 571. Dergelijke stukken van Zutfen, 1370 Sept. 39, vermeld: Hans. U. B. 4 n. 363 en HB. 1 n. 533; van Staveren, 1370 Sept 39, vermeld o.a.: Hans. TT. B. 4 n. 363 en HB. 1 n. 533; vgl Kernkamp, Baltische archivalia, Hz. 152. 383. Staveren belooft de teruggave der sloten Helsingbm-g, Malmö, Skanör en 1) 1375 Juni 94. [1370] Nov. 6—1370. 93 n. 384—388. Falsterbo aan Denemarken, als de steden gedurende 15 jaren »/, van de inkomsten genoten zullen hebben. 1370 — up sinte Micheels dach eens heilighen eertzenenghel — Sept. 29. Sted. arch. Lubeck; oorspr. Vermeld: Hans. U. B. 4 n. 363; HB, 1 n. 535; Colmjon, Register van oork. n. 339;enz. Dergelijke beloften van Deventer, 1370 Sept. 29, vermeld: Hans. 17. B. 4 n 364 en HB. 1 ti. 536; van Zutfen, 1370 Sept. 29, vermeld: Hans. U. B. 4 n. 364 en HB ln 537' van Harderwijk, 1370 Sept. 29, vermeld: Hans. U. B. 4 n. 364. 384. Kampen aan Lubeck: zendt de bezegelde oorkonden van Kampen, Zutfen en Harderwijk i) f int alleen nog maar het pondgeld van de kooplieden uit Engeland Vlaanderen en Brabant, maar niet van de eigen burgers; is bereid afgevaardigden naar een dagvaart met den koning van Noorwegen te zenden, indien de kennisgeving ervan tijdig geschiedt. {1370] Nov. 6. Sted. arch. Lubeck; oorspr. Gedrukt: Lüb. U. B. 3 n. 740; HR. 3 n. 48 op 1371. Vermeld: Hans. U. B. 4 n. 367. 385. Kampen aan Lubeck: verzoekt bericht over den tegenwoordigen stand van zaken. [1370] Nov. 7. Sted. arch. Lubeck; oorspr. Gedrukt: Lüb. IT. B. 3 n. 741; HB. 3 n. 49. Vermeld: Begister van Overijss. oorkonden 2 n. 572. Zie: Hans. U. B. 4 n. 367 blz. 154 aanm. 4. 386. Schepenen en raad van Kampen verklaren, Everd Boezen en zijn erfgenamen schadeloos te zullen houden, indien hij eenig geld mocht henen of borgen gedurende ic**™, wcwe ng voor ae staa nu aoen zal naar Lubeck en elders. [1370.] Gemeente-arch. Kampen, Collectorium fol. 5°. Vermeld: Begister van het arch. van Kampen 5 n. 295. 387. Uittreksel uit de jaarrekening van Andries van Rysen, kameraar te Deventer betreffende den strijd der steden tegen den koning van Denemarken. 1369—70. Gemeente-arch. Deventer. n,6^?**.*', HR' 3 n- m- Emi9e posten uit teze rekening zijn reeds gedrukt: HR. 3 n. 24. Vgl. inleiding op blz. 280 der HR. 3. 388. üütreksel uit de jaarrekening van een kameraar te Deventer, betreffende den strijd der steden tegen den koning van Denemarken. 1369—70. 1) n. 332 en 383. 1371 Apr. 28—1371 Mei 25. 94 n. 389—390. Gemeente-arch. Deventer. Gedrukt: HR- 3 n. 300. Eenige posten reeds gedrukt: BR. 3n.24. Vgl. HR- 3 blz. 280. 389. Belofte, door Ludolf Rutenbek, burger te Wismar, voor den raad aldaar afgelegd. 1371 April 28. Sted. arch. Wismar, Lib. parv. civ., fol. 188. Gedrukt: Meklenburg. U. B. 18 n. 10193. Vermeld: Hans. U. B. 4 blz. 166 aanm. 3. Ludolphus Rutenbeke promisit dominis meis consulibus, quod racione XVIII marcarum Lubicensium denariorum, in quibus sibi Johan Diderikson1) bone memorie, quondam concivis in Breile, tenebatur obligatus, pro quibus litteram dominorum meorum misit, in qua respectum et confidenciam ad ipsos habendum continebatur, quod nulla actio secundaria subsequi debeat quoquomodo in futurum. Actum anno domini MCCCLXXI, ipso die Vitalis, presentibus dominis Thiderico et Hinrico Wessels, Bertoldo Kalsowe etc. 390. Uittreksel uit het reces te Stralsund. 1371 — in festo pentecosten — Mei 25. Gedrukt: HB. 2 n. 11. Aanwezig waren raadszendboden van Lubeck, Rostock, Wismar, Greifswald, Stettin, Kolberg, Stralsund; Thorn, Elbing, Danzig; de Mari meridiano: de Campen Gherardus de Putte; de Sirixe "Wilhelmus Wilhelmsson. 1. De steden besluiten, dat pondgeld geheven zal worden van hen, die geen burgers eener Hanzestad zijn, en stéllen bepalingen hieromtrent vast. De grootte van het pondgeld blijft, als in de ordonnantie van Keulen vastgesteld is2). (HR- 1 n. 413). 2. In antwoord op een verzoek van den bisschop van Linköping namens den koning van Noorwegen, om te spreken over een eeuwigen vrede, besluit men een bode te zenden om een dagvaart te beramen jeghen sunte Wolburge dach (1872 Mei 1). Onder de steden, welke een ratificatie-oorkonde van het met Noorwegen gesloten bestand inzonden, behoorden Kampen, Harderwijk, Dordrecht, Deventer, Zutfen, Amsterdam, Zierikzee, Enkhuizen 3). B. Wat betreft de tollen, wordt besloten, dat to Falsterbode schal her Henning enen setten, unde de van Lubeke unde de stede van der Wendeschen siden enen, unde de van Prussen enen unde de van der Zuderzee; de schollen den tollen upboren unde in ene kisten samnen, dar malk enen slotel to hebbe. In dessem stucke wolden de van Rostok unde van der Wismer nicht sitten. Des ghelikes schollen de van Lubeke unde van der Wendeschen siden enen hebben to Schonere, unde de van Prussen unde van der Zuderzee enen, de dar den tollen upnemen unde samnen ok in ene kisten, dar malk enen slotel to hebbe. Unde dat gheld van beiden tollen schal men bringhen to dem Sunde to sunte Michelis daghe 4), dar de stede menliken to samende komen. 1) Deze vertegenwoordigde de stad Brielle o. a. op de dagvaart te Stralsund, 1368 Oct. 6. Zie n. 331. 2) Zie hiervoor HR. 2 n. 15, waar gedrukt z\jn notities van een raadsnotaris van Rostock over den pondtol en den tol op Schonen. 3) In een notitie van Lubeck over de naar Stralsund gezonden stedelijke ratificaties van het bestand met Noorwegen worden dezelfde Nederlandsche steden genoemd, [f574]. Gedrukt: HR. 2 n. 14; Lüb. U. B. 3 n. 742. 4) Sept. 29. [1371] Aug. 5-1371 Oct. 27. 95 391. Bepalm9m T" Fa^^o, Skanör en Malmö: men mag aldaar zouten; ieder, de sulveshere is mag daar gewapend komen; geen kooplieden zullen bij visschers liggen op boete van 8 lodighen marken. Ook elders, buiten deze 3 steden, mag men zouten. ». qp Schonen zal elk voogd op zijn vitte pondgeld innen van hen, die niet tot de Hanze belmoren en op zijn vitte liggen, uitgezonderd van hen, die den koning van Denemarken toebehooren. Van Engelsehen, Vlamingen, Brabanders enz., die niet op de vitten liggen, zal pondgeld geheven worden o. a. te Skanör door den voogd van Kampen en dien van Wismar enz. 9. Al het pondgeld, van de gasten geïnd, zal te Stralsund uppe sunte Michelis dach ') gebracht worden., ' 10. Bepalingen omtrent den tol te Malmö enz. Dordrecht aan Trnherh «« ,n nna»„n . i— . .... — ™" uarwm over ae uitgaven, door de stad inden Deenschen oorlog gedaan en over de heffing van pondgeld door de stad van de burgers, die in het vorige jaar naar Schonen gegaan xijn; geeft voor verdere mededeehngenvolmachtaanden voogdvan Dordrecht [op Schonen], Wilh. Eliwodesson *) [1371] Aug. 5. Sted. arch. Lubeck; oorspr. Gedrukt: Lüb. IT. B. 3 n. 731 (op 1370); HB. 3 n. 309. Vermeld: Hans. U. B. 4 n. 394. 392. Uittreksel uit het reces te Stralsund s). 1371 — in vigilia Symonis et Jude apost. — Oct. 27. Gedrukt: HB. S n. 18. Vermeld: Colmjon n. 345. Aanwezig waren raadszendboden van Lubeck, Rostock, Wismar, Greifswald, Stettin, SÏZ' cl a m !trtmnd: Vm Biga' Dwpat m Reval>- van Kulm ™ Thorn; dé Campen Gherardus de Putte; de Sirixe Hugho de Lochin; de Zutphania Thidericus van dem Walle; de Brele Jacob Mannessen; de Dordraco Wilhelmus Elewodesson; de Stauna Symon Bere; de Herderwik Herman Kleek; de Amsterledamme Gherardus Wilhelmsson; de Deventir Johan Eover; de Eleborg Lambert van Ertborn. 1. De heffing van het pondgeld wordt afgeschaft. 2. Bekenschap van het tot nu toe geïnde pondgeld wordt afgelegd. a» a , rtmer btwffdea sik de stede van lubeke nnde van der Wendeschen sliden sloten tt ^a ' ^ d6me dat 86 Vde meer uth g^gheven hebben an den sloten to holdende, wen se up gheboret hebben van dem tollen unde van aller nut dat se dat, des en unbrikt, willen upb^ren van dem ersten, dat uppe Schone vellet to maTkTr T T' ^ * ~ Van ^P» ^■ ™ ^ malt brmghen to sinem rade. 4. Wat aangaat de dagvaart tusschen den koning van Noorwegen en de steden *), zal men de Pruisen, die van Kampen en der Zuiderzee tijdig waarschuwen. 1) Sept. 29. 2) Vertegenwoordiaer van T)n»d~oi>ht .*« n- j__ , . - HR 2 blz 29 • "f ""'"e"uy ie airaisuna van 1311 Oct. 27, 3) Zie hiervoor: Uittreksel uit de jaarrekening van Herbord van Rectem, kameraar te Deventer, gedrukt: HR. 3 n. 310. te holnVZ7SMTi* " ^ ^ raadM0den *» «edenvoorgestelddezedagvaan 1371 Oct. 27. 393. 96 6 Voorstel om tegen den zomer vredeschepen uit te rusten. De steden moeten hierop ^r^™— van de kten met A • , ' , ,, Jo?.9 jif„„r/ pft (Paschen) naar Stralsund zenaen, het groot zegel der stad bezegeld, voor 1373 Maart as \r™ > ter uitwisseling tegen die van den honing. 14. Opgave van de opbrengst van den tol op Schonen en te Mrtmo. aesr,ecinceerde opgave der ontvangen pondgelden a festo pascüe ann * m^TlTn fim April 14-1371 Sept. 39) o.a. ook van Nederlandsche steden. 15. Verantwoording der gelden van den tol op Schonen. Koning Waldemar van Denemarken ^f?*^MJ^£^ vredesverdrag van 1370 (n. 368); hangt er zijn kUin zegel aan; belooft de bezegehng met zijn groot zegel voor 1372 Jult 26. 1371 - in deme avende der hilghen apostele Symonis et Jude Oct. Wïï, Stralsund. Sl^lTlTXW Oorkondenb. van Gro,. en Drente 1 n. 59, Vermeld: Bons. U. B. 4 n. 403; Colmjon n. 346 enz. Koning Waldemar van Denemarken herhaalt en bevestigt ^^^oft het Deensch-Hanzisch verdrag over de onderpanden ^.^J^f^^ t„ j. tnpt *.iïn oroot zeqel, uitgezonderd het artikel over voor laic Jun zo u*> i/c^y...^ ■— —j * - WaTh7m - in deme avende der hilghen apostelen Symonis et Jude - Oei. 27. Stralsund. Vermeld o.a.: Hans. U. B- 4 n. 403. De verbonden steden oorkonden onder het zegel van Stralsund over een met den ^ Deens^tsrZ 9esloten vrede; zij verzekeren den ^^iTZLlZt rijksraad over te geven. „n„:a ai Tiirlp _ Oct. 27. 1371 - in dem avende der hilghen apostelen Symonis et Jude Stralsund. Rijksarch. Kopenhagen; oorspr. Drente 1 n. 5Ó6. Gedrukt: HR. 2 n. 33, li gedeeltelik Oorkondenb. van Gron. en Drente Vermeld: Hans. U. B- 4 n. 404. vermeld: HR. 2 «• 93, 6-10 en Hans. U. B. 4 blz. 169, aanm. 1. 394. 1371 Oct. 27—1371 Nov. 2. 07 y ' n. 396—399. 396. De verbonden steden ratificeeren als n. 375 den door koning Waldemar en sZenTvoZ rSTfv hüt9Mm m M°Vm * ratifieatieS der Aderlijke de met ITZ 1 ^ l 25 ^ StraUUnd t6 XUUm ™nden ier ^wisseling tegen de met het groote xegel bezegelde koninklijke ratificatie-oorkonde (n. 393) 1371 Oct. 27. Stralsund. Rijksarch. Kopenhagen; oorspr. Gedrukt: HR. 2 n. 24, 1. Vermeld: Hans. U. B. 4 n. 405. Zie HR. 2 n. 18, 18. 397. vtehliZ 1 ,5^ T im V™1"» ™ de sloten op Schonen dezelfde ver. plwhling als n. 376 op zich en beloven, gelijkluidende verklaringen der afzonderlijke TZet Ir ï H25 rrstralsund te ™d™ * 4* de met het groote zegel bezegelde Iconinklgke bevestigingsoorkonde fn. 394) 1371 Oct. 27. Stralsund. Rijksarch. Kopenhagen; oorspr. Gedrukt: HR. 2 n. 26, 1. Vermeld: Hans. U. B. 4 n. 406. Ontwerp van een verklaring van den Deenschen ridder Henning von Putbusch waarby hg tot 1374 Mi 25 voor de verbonden steden het bestuur der vier sloten op' Schonen onder bepaalde voorwaarden op zich neemt. [1371 Oct. 27.1 Handschrift te Stralsund. Gedrukt: HR. 2 n. 20. Vgl. ook HR. 2 n. 19. Vermeld: Hans. U. B. 4 n. 407. ElMna 7 ™ ^ *" Ludeke Horbor<*> «-F van Elbing omstreeks 11 jaar geleden in een kogge van Gherd den Gróthe, schipper van Amsterdam welk schip door Johannes Zedeke van Elbing gehuurd was om 1 Elbmg naar Vlaanderen te zeilen, een ton kruidnagelen laadde, om naar Vlaanderen te voeren dat de kogge bij Friesland schipbreuk leed en de schipper de ton kruidnagelen te Amsterdam borg; legt getuigenissen over, dat genoemde Amsterdamsche schipper weigert de kruidnagelen uit te leveren onder voorwendsel, dat ze aan Johannes Zedeke toebehoorden. Id71 ~ ln crastino omnium sanctorum — Nov. 2. Sted. arch. Lubeck, Hamburgensia n. 53; oorspr. Gedrukt: Hans. U. B. 4 n. 409. ,,„z„/w v ^\ '""fT*" te «opendagen berusten de ratifUaties, gedat. 1371 Oct. 27 o a der ^t^tArrrj^ «~ - - n n T *L 'VT*' 16 K°Penhaaen ber»st™ ™lk° verklaringen, gedat. 1371 Oct 27 vermet-"nÏTn TtTu ^' Ui*™^> S<™> vcrmeia. uit. Z n. 26, 6—10; Hans. U. B. 4 blz. 169, aanm. 3. 7 .[1371]—1373 Mei 1 400. 3M .c:^»--!1 * [1371.} 401. 403. Sted. arch- Lubeck; perk. Gedrukt: HB. 3 n. 50. rw / vu • fc,W/ de» oww* van Dokkum handelsvrijheid te vestigt alle vroegere privilegiën. 1372 - fer. secunda prox. post octav. penthec. - Mei d*. Sted. arch. Bremen; oorspr. Gedrukt: Brem. ü. * £ 4 w. 4J0. 2ie oo* Om.. 17. A 4 blz. ™, Termeid: Colmjon n. 349, Hans. u. r>- * « aanm. 4. 1372 <. S tot 25. Gedrukt: SB. 2 «. 40. Termeid: Hans. U. B. 4 n. 426. De koningen Magnus en Hakon van Zweden en Noorwegen verleen den U« Koningen m y verbonden steden gesloten (n. 380), wapenstilstand, tusschen koning Hakon en ae vewon met twee jaren*). q . on 1372 - crastino beati Micbaehs arebangeh - bept. óo. Sted. arch. Lubeck; oorspr. Terder o.a. een nederduüsche vertaling van 1614, methet jaar 1272 als datum, in het rijksarch. te ^™lnf™- m naar M stuk te Gedrukt: naar het orig. te Lubeck m Lub. U. Groningen: Driessen, Monum. ^ngana S n.1*. ^ Vermeld: ^U. HJ ^40 ƒ * ^ ^ ^ Mg; Feith, register konden betreffende het sticht Utrecni * » « h. arch. v. Groningen 1, 8 op het jaar 1272 enz. Uittreksel uit het reces te Lubeck. „ . , 1373 - in festo beatorum Phihppi et Jacobi - Met 1. „ n„ ~. Apknninaen van Zweden en Noorwegen, 4) De eischen van den koopman te Bergen, vm£ ™we» & en 43. Zie n. 403. m van de gleden, te ^berg^rhand^d ^^In den'wapenstilstand verlengen en 2) De oorkonde, waarby ^^f^Xde^ die hiertoe Zien toetreden, voor 1374 M verplichten, de rat^-oorkonden «^J^*^ fc gedrukt UR. 9 n. 45 en Juni 24 te Opslo te zullen zenden - i37Z bept. w ^teTkHan*:*. B. Vb^ZZnlT*^ een aanteekening uit de stadsrekening van Middelburg over dezen vrede (1373 Juni 15). 1373 Mei 1—1374 Mei 21. 90 n. 405—407. Gedrukt: HR. 3 n. 55. mLitT6^ T 1 raadgzendbod^ van Hamburg, Rostock, Stralsund, Wismar, Stettin, Luneburg, Stade en Zubeck; van Kulm en Elbing; van Wisby; van Riga, Dorpat en Reval; de Campen dominus Gosswinus Ludekessone. P schot ^l^f™ N;0rU^en' °a- wordt den k^man te Bergen toegestaan, nog 3 jaren schot te heffen, worden klachten van Noorwegen over slecht laken en meel behandeld en maatregelen beraamd tegen geweldplegingen door kooplieden in Noorwegen ') , , • ln de kwestie tusschen Lubeck, de Wendische steden, die van Lijfland en die daartoe ehooren, aan de eene zijde, en die van Pruisen, Kampen, van de Zuidzee el die daartoe behooren aan de andere zijde, betreffende de sloten en tollen op Schonen, wordt ToZen'die d"™»™™> - enz. de helft zullen hebben in die sloZt la Z T r f "r\ ? aHdere Mfl m dai eoenzo° iedere P"rt» * helft van de t J»l , nemm> Unde 8Chal me d6 8l°te anderS ^ de se nu heft dat schal scheen und ener eendracht unde beyder partye rade unde willen Konde me ok anders nemende hebben, alzo dat se se sulven holden scholden, so scolen se 1 coste dreghen to like halph unde half, nnde to like dar vore raed n mid ener een unde def " f T ^ ^ ^ * sineme rade L t Tv T *° b6dende *° E,Ze 86 6r8t k0nen" Des b™nde sik de van Lubek unde ere partye wedder, wolden se hir nicht to de van Prucen unde ere partye dat se denne der sake umme de slote unde umme den tollen, wo dat sten schal, na lude erer breeve by rechte bliven willen. 405. Koning Magnus van Noorwegen, Zweden en Schonen verbiedt inwoners en vreemdelingen te Bergen stokvisch of versche visch te koopen, voordat het voor den Honing benoodigde door zijn dienaren gedekt is. 1373 Mei 1. Tönsberg. Kon. Biblioth. Kopenhagen, Ame Magnussons Sammlung, pap. cod. n. 94; afschrift van het eind der 16e eeuw. Eveneens aldaar Cod. n. 103. Gedrukt: Keyser och Muneh, Norges gamle Love 3 n. 104. Vermeld: Hans. U. B. 4 n. 440. 406. De Pruisische steden aan de zeesteden: schrijven o. a., dat zij in zake den tol op bchonen met Kampen overleggen zullen *) enz. [1373] Juni 12. Gedrukt: HR. 3 n. 63; vermeld: Hans. U. B. 4 n. 443. 407. Uittreksel uit het reces te Lubeck. 1374 — in festo pentecostes — Mei 21. Gedrukt : HR. 3 n. 73. Aanwezig waren raadszendboden van Rostock, Stralsund, Wismar, Stettin, Greifswald ■ rhom en Elbing; Lubeck en Hamburg "). , «• 5 A"ngaande te™ dachten van den koning van Noorwegen zie een opteekening betreffende de gedragslijn, welke men den Bergenvaarders voorschrijven zal (1373)- gedruktHR. 2 n. 16, verkeerd gedateerd 1311. 2) Vgl. het reces van 1373 Mei 1 § IS (n. 404 § 12). » 3) Uit een brief van Lubeck aan de Pruisische steden (1374) Mrt. 11 gedrukt o a if... 2 n. 70, blijkt, dat Lubeck over dezen Hanzedag met Kampen gecorrespondeerd heeft. 1374 Juli 25—1374 Nov. 1. 100 to deme neghesten sunte Micheles daghe (1374 Sept. 39). it. T 3L s*a« z«ï in l*ar raad overleggen, of men de EeuUche confederatie % welke to sunte Jacopes daghe e. k. (Juli 35) afloopt, verlengen zal. 4 Vordmer schal malk spreken an sineme rade, wo me id holden schole mul den de uppe deme lande to Schone solteden na deme bode, de van deme bode.nicht en wustenfoft de ok broke hebben scholen, edder wo se sik undleddegghen schuilen^ 5 óp de eerstvolgende dagvaart te Stralsund zal elke stad volmacht brengen, om de afrekening van de tollen op Schonen ten einde te brengen. 408. Uittreksel uit het reces te Stralsund. 1374 — in festo sancti Jacobi apostoli — Juli 25. Gedrukt: HR. 3 n- 77. Aanwezio waren raadszendboden van Lubeck, Rostock, Wismar, Greifswald, Stettin; de CampTn^ CopTuTherdessen; de Syrixee Hugo de Lochem; de Herderwyk Hmricns de Herde et Gherardus Upgank; en van Stralsund. Schonen ') zal gehandeld worden op de eerstvolgende dagvaart te Lubeck to sunte Johans baptisten daghe (1375 Jum 34). SM, (men 4. Overeenkomst met heer Henning v. Putbus, waarbij hem de sloten openen onder bepaalde voorwaarden toevertrouwd worden to sunte Jacopes daghe neghest to ^TSetenZdie de tollen op ScJwnen inden, zullen dit gedurende ««jaarveer* zetten, de opbrengst te Stralsund brengen, uitgezonderd het geld voor Henning v. Putbus volg™ § 4 Het geld zal te Stralsund blijven, totdat de steden het over de verdeeling eens zijn. 409. 410. Thomas Gerdson, raadszendbode van Kampen op de vergadering te Stralsund, 1374 Juli 25, aan Danzig: had gehoopt, dat Danzig op den dag te Stralsund vertegenwoordigd zou geweest zijn; meldt, dat de steden mondeling of schriftelijk op het schrijven van Danzig zullen antwoorden. [13]74 — des saterdagis na sente Jacobs dage — Juli 29. Sted. arch. Danzig (Byksarch.); Stadtbuch 1, blz. 4. Gedrukt: HR. 3 n. 59. Aasha Walte van Kercwer ende Dode Lytfngha van Imswolde, bekennet greetmans van Wildingbe, ende de menen richters beslissen, dat de Hamburger UggerTte Staveren vrij zijn van het betalen van den grafelijken HoUandschcntol,hun 1) HR. 1 n. 413. 2) Zie n. 407 § 1. [1374] Dec. 2—1375 Juni 24. 101 n. 411—412, door Jarich Lewekenzone ende Alard Symonszone van Staveren afgevorderd. 1374 — up aller Godis heylighena dach — Nov. 1 »). Gemeente-arch. Kampen; gelijkt. afschriftGedrukt: Hans. U. B. 4 n. 481. Vermeld: Begister van het arch. van Kampen 1 n. 185; Colmjon n. 351. 411. Kampen aan Bremen: verzoekt het losgeld voor 3 burgers van Kampen, te Bremen gevangen, door Bremer kooplieden, die met Vlaanderen of Holland handel drijven, te doen voorschieten. [1374] Dec. 2. Gemeente-arch. Kampen, Collectorium fol. 5. Gedrukt: Hans. U. B. 4 n. 486. Vermeld: Begister van het arch. van Kampen 5 n. 316 op het jaar 1375. Zie Hans. U. B. 4 blz. 200 aanm. 1 en 4. 412. Uittreksel uit het reces te Lubeck. 1375 — in festo nativitatis Johannis bapt. — Juni 24. Gedrukt: HB. 2 n. 86. Aanwezig waren raadszendboden van Hamburg, Bostock, Stralsund, Wismar, Stettin en Greifswald; van Biga, Dorpat en Beval; van Elbing en Thorn; de Campen Godswinns Lndekesson; de Syrixee Hugo de Lochem; de Satphania Thidericus de Valle; en van Lubeck. i Gehandeld wordt over het verzoek van den koning van Denemarken om teruggave van de sloten en tollen op Schonen *). De steden komen overeen, de sloten en de tollen te houden zooals tot nu toe en de sloten te laten houden door heer Henning v. Putbus. Die van Pruisen verzetten zich hiertegen; zij toillen in de kosten van de sloten niet deelen, doch wél hun aandeel in de opbrengst der tollen ontvangen enz. 2. Een bode zal naar den koning van Denemarken gezonden worden, om met den koning over een te houden dagvaart te spréken 3). 7. Namens den koning van Noorwegen wordt een lijst met klachten overgelegd *). 8. Schrijven aan den koning van Noorwegen, waarbij de steden verklaren een dagvaart met den koning op Mei 1 of Pinksteren te willen houden 5). 1) Jarich Lievekenzon en de opvolgers in de rechten van den gestorven Alard Simonzon eischen later wederom bovenstaanden tol, blijkende uit een schrijven pan Hamburg, te dateeren tusschen 1314 en 1384 (zie n. 478); gedrukt: Hans. U. B. 3 n. 182, gedateerd omstreeks 1350. Voor de betrekkingen tusschen Hamburg en Staveren, zie Hans. U. B. 4 blz. 198, aanm. 4, waar voor de jaren 1371 en 1374 gegevens ontleend zijn aan de Kammereirechnungen der Stadt Hamburg 1, 192 en 1, 198. Zie aldaar 1, 195: bode van Hindelopen. 1377 Mei 6 kwam er een verdrag tusschen Hamburg en Jarich Lewekenz. over den graventol te Staveren tot stand. St. arch. Hamburg, Z. 9. Vermeld: Blok, Verslag aangaande een onderzoek in Duitschland, 1886—1887, bh. 226 n. 17. Staveren bevestigde dit verdrag 1377 Aug. ff. Zie: Blok blz. 226 n. 18. 2) Zie n. 407 §1. 3) De instructie voor de boden naar den koning van Denemarken (1375 Juni 24) is gedrukt: HB. 2 n. 88. 4) De lijst van klachten en eischen van koning Hakon van Noorwegen is gedrukt: HB. 2 n. 89. 5) Dit schrijven (1375 Juni 24) aan koning Hakon van Noorwegen is gedrukt: H& 2 n. 90. 1375 Juni 24—1375 Juli 1. 102 413—415. 9. Naar de dagvaart met dm koning van Noorwegen zullen Lubeck, Rostock, Stralsund, Wismar en Kampen boden zenden; de kosten hiervan zal de Duitsche koopman in Noorwegen betalen. Punten, waarover de steden zullen onderhandelen, worden genoemd. 12. Klachten over de pek-, teer- en aschtonnen. Hierover zal aan Pruisen, Stettin, Kolberg en naar Gotland geschreven worden. 13. Vortmer schal malk spreken in sineme rade umme de harynktunnen unde de beertunnen, dat me dee eenparich make in allen steden, nnde de likede na Rostker tunnen: oft des nicht scheen en moghe, dat denne en iestlik stad berne ere tunnen mit erem merke. 14. Vortmer schal en jewelk voghed uppe Schone kundeghen den einen, dat malk sinen harynk alzo in de tunnen solte, dat he vor beyden bodemen unde middene like gud si, unde dat me nenen pypharink, noch schawak, nog hovetlozen harink solte mank dem guden, nnde dat malk den harink schal legghen unde nicht mid molden instorten. An welker stad sodane gud ghevunden werd, dat schal me richten Üke valschen. Vorkofte ok jummend harink de ghezolten weren an der Wendeschen syden vor Schoneschen harink, dat schal me ok denne richten in der snlven wyse. 20. Vortmer scal en jewelk stat kundeghen van der loven in der bursprake dyt, dat hir na screven steit, unde scal dat den vogheden, de uppe Scone teen, bovelen, dat se dat sulve ok dar kundeghen van der stede weghene vaste to holdende 24. Niemand zal op Schonen haring verkoopen, voordat hij ze gezouten Iteeft, op boete van 10 lodeghen marken. 418. De raden der zeesteden, der Pruisische, Ljjflandsche en Zuiderzeesteden, in Lubeck vergaderd, aan koning Waldemar van Denemarken: melden, in antwoord op een boodschap van den koning betreffende de sloten op Schonen, dat zijbereid zijn \ daarover met hem een dagvaart te houden in Duitschland, indien hij daarheen komen zal, of anders op Schonen *). jr575 _ jn festo nativitatis s. Joh. bapt. — Juni 24. Lubeck. Gedrukt: HR. 2 n. 87; vermeld: Hans. U. B. é n. 500. 414. De raden der zeesteden, der steden van Pruisen, Lijfland en der Zuiderzee, in Lubeck vergaderd, aan koning Hakon van Noorwegen en Zweden: antwoorden op de door hem ingediende Machten s), dat zy bereid zijn met hem omstreeks Mei 1, in elk geval voor Pinksteren te onderhandelen; verzoeken hem plaats en dag vast te stellen en tot dien tijd de kwesties te laten rusten. 1375 — in festo nativitatis s. Joh. bapt. — Juni 24. Lubeck. Gedrukt: HR. 2 n. 90; vermeld: Hans. U. B. é n. 501. 415 Staveren oorkondt over de bijlegging van een geschil tusschen Hindelopen en 1) Volgt HR. 2 n. 91 Ca". 1375), waarin straf bedreigd wordt, tegen den koopman of schipper, die zich in Noorwegen of een andere havenplaats schuldig maakt aan doodslag, geweldpleging of ontvoering. 2) Vgl. HR. 2 n. 86 § 1—6. HR. 2 n. 88 is de instructie gedrukt voor de raadszendboden der Hanze, naar koning Waldemar van Denemarken te zenden. 3) De klachtenlijst van koning Hakon is gedrukt: HR. 2 n. 89. 1375 Sept. 29 tot begin Nov.—1376 Maart 11. 103 n. 416—419. meyster Hnghe van Dantzik ') betreffende het aandeel van Hindelopen in de hullic van genoemden Hugo. 1375 — up sinte Joh. achte dach bapt. — Juli 1. Sted. arch- Danzig, 18, 5; oorspr. transsumpt van Staveren van 1380 Maart 19, pap. m. zegelGedrukt: Hans. U. B. 4 n. 503; vermeld: Kernkamp, Balt. archivalia blz. 175. 416. Bericht van de gevolmachtigden, der Hanzesteden 2), naar Denemarken gezonden, betreffende een overeenkomst, met Henning von Putbus te Falsterbo gesloten over het verdere bestuur der sloten op Schonen, betreffende onderhandelingen met koning Waldemar en eenige rijksraden te Gritrre over de klachten der Hanze en de bezegeling van het vredesverdrag, over klachten der kooplieden wegens verlies van goederen by schipbreuk en over rooveryen op Schonen. 1375 Sept. 29 tot begin November. Gedrukt: HB. 2 n- 105; vermeld: Hans- U. B- 4 n- 511. 417. Henning von Putbus oorkondt over de overeenkomst, door hem Sept. 29 te Falsterbo met de zendboden van Lubeck, Stralsund, Wismar, Greifswald en de voogden op Schonen gesloten, waarbij hij het bestuur der sloten op Schonen in naam der steden tot 1376 Juli 25 op zich neemt. 1375 — fer. quinta ante festum Sim. et Jude ap. — Oct. 25. Skanör. Sted. arch- Stralsund; oorspr. Gedrukt: naar een receshandschrift HB. 2 n. 106; vermeld: Hans. IT. B. 4 n. 512. 418. De te Wismar vergaderde raadszendboden der Hanzesteden 3) aan de Pruisische en Zuiderzee-steden: geven inlichtingen omtrent den strijd om de erfopvolging in Denemarken tusschen de beide kleinzonen van den overleden koning Waldemar, nml. hertog Albrecht den jongeren van Mecklenburg en Olaf, zoon van koning Hakon van Noorwegen; noodigen uit tot de dagvaart, 1376 Maart 23 te Lubeck4) te houden, om over deze kwestie te spreken; noemen nog eenige punten ter behandeling. 1376 — die sanctorum Fahiani et Sebastiani mart. — Jan. 20. Gedrukt : HB, 2 n. 114. 419. Herman, heer van Kuinre, belooft voor zich en zijn aanhangers de stad Hamburg vrede van Maart 16 (sondaghe nae s. Gregorys daghe) tot Pinksteren (Juni 1) 6). 1376 — op santé Gregorys avuut in der vasten — Maart 11. 1) Voor betrekkingen tusschen Danzig en Zierikzee, zie: Hans. U. B. 4 n. 503, blz. 207 aanm. 1. 2) Deze zendboden, waaronder her Gosswyn Ludekensson van Campen, nemen 500 mark Sundesscher pennynghe op en leggen rekenschap af van het gebruik dier gelden. Gedrukt: HB. 2 n. 107. 3) Alleen Lubeck, Rostock, Stralsund en Wismar waren vertegenwoordigd. 4) Zooals blijkt uit n. 420 is deze dagvaart te Stralsund gehouden. 5) Hans. U. B. 4 n. 532, blz. 218 aanm. 2 wijst op vroegere onderhandelingen tusschen 1376 Maart 23—1376 Mei 18. 104 n. 420—422. Gemeente-arch. Kampen; oorspr. m. zegel. Vermeld: Hans. JJ. B. 4 n. 532; Begister v. het arch. van Kampen 1 n. 196. 420. Uittreksel uit het reces te Stralsund. 1376 — dominica letare — Maart 23. Gedrukt: HB. 2 n. 115. Aanwezig waren raadszendboden van Lubeck, Bostoek, Wismar, Stettin, Greifswald; de Campen dominus Goswinus Ludekenssone; van Stralsund. 8. Vortmer wart ghesecht des rikes rade van Denemarken unde liertoghen Albertes rade van Mekelenborch, dat wegens afwezigheid van die van Pruisen en van de Zuiderzee geen antwoord op hun verzoek gegeven kan worden '), doch dat een dagvaart beraamd is te Stralsund an deme sondaghe vor unses Heren hemmelvard (1376 Mei 18), waarover brieven gezonden zijn aan Pruisen, Kampen en Zierikzee. 4 Brieven naar hertog Albrecht van Holland, verzoekende afschaffing van de nieuwe tollen te Wieringen. 421. Herman, heer van Kuinre, ridder Johan van Kuinre en hun aanhang beoorkonden hun eeuwigdurende verzoening met de stad Hamburg, tot stand gekomen onder bemiddeling van Deventer, Kampen, Zwolle en van den burgemeester Ludeken Holdenstede en den raadsheer Ficke van Gheldersem uit Hamburg; zij verklaren de Hamburgers onschuldig aan den dood van den ouden Heer van Kuinre *). 1376 — op dien zonendach in Meye — Mei 4. Gemeente-arch. Kampen, Collectorium fol. 70. Gedrukt: Cod. dipl. Neerlandicus, Ser. II, 5, 364. Vermeld: Hans. U. B. 4 n. 538; Begister van het arch. van Kampen 1 «. 198. Vgl. HB. 3 blz. 317. 422. Uittreksel uit het reces te Stralsund. 1376 — dominica vocem jocunditatis — Mei 18. Gedrukt: HB. 2 n. 117. Aanwezig waren raadszendboden van Lubeck, Greifswald, Stettin; de Campen domiaus Everhardus Buse; van Stralsund en raadsnotarissen van Rostock en Wismar. Hamburg en den heer van Kuinre op grond van 3 plaatsen — 1366 April 4, April 10 en April 11 — ontleend aan van Doorninck, Cameraarsrckeningen van Deventer 3, 1,604; 605; 632. Vgl. ook n. 421. 1) Betreft den erf'opvolgingsstrijd in Denemarken. 2) Zie Hans. U. B. 4 n. 538, blz. 920, aanm. 2, waar als sterfjaar genoemd is 1363 met verwijzing naar de Kammereirechnungen der Stadt Hamburg 1, 88 en HB. 1 blz. 918 aanm- 6. Verder worden hier verschillende plaatsen aangehaald uit de Kammereirechnungen der Stadt Hamburg. Hans. U. B. 4 n. 540 geeft uittreksels uit de rekeningen der stad Deventer betreffende deze zaak, gedat. 1376 Mei 9, Juni 8, Juni 14, Juni 28. Zie ook: HR. 3 blz. 317: inleiding voor de stukken betreffende de dagvaart te Stralsund 1378 Mei 30. 1376 Juni 24—1376 Aug. 14. 105 u « \ °T ^ T 6,1 rf6r Znidar«* «fi«*V ™ren, werd een nieuwe dagvaart NoorZt T tl"' ^ SUnte J°hanneS ^ bePaald, om de Deensche el Noorscheaangelegenheden te behandelen. Voorloopig wordt besloten tot onderhandelingen te Wordingborg acht dagen na de dagvaart te Stralsund met den koning van Noorwegen en den rijksraad van Denemarken. J 423 Uittreksel uit hei reces te Stralsund. 1376 — in festo nativitatis s. Job. bapt. — Juni 24. Gedrukt: BB. 2 n. 120. Aanwezig waren raadszendboden van Lubeck, Greifswald en Stralsund; van Elbing en Thorn; de Campen Everhardus B0se; de Zutphania dominus Thidericus de Walleraadsnotarissen van Rostock en Wismar. t Aan de steden wordt in beraad gegeven, hoe te handelen met de sloten op Sclionen /, van liet loon ontvangen te Iwbben wegblijft. ' 20. Maatregelen worden voorgesteld tegen hem, die wyket nt ener stat nnde blift dar ane echnldich. Hij zal in alle steden van het verbond nenes leydes braken») De steden zullen hierover haar meening op de volgende bijeenkomst mededeelen. 21. Vortmer welk man, de vorvestet is in ener stat, de schal in allen steden, de 1) Zie n. 455. 2) Zie Rn. van 1375 Juni 24 § 10; 1375 Sept. 8 § § 1, 2; 1378 Nov. 25 § 5. 8 .. . » . „, 1.. n. 458—461. [omstreeks 1380?]—1381 Juni 24. 114 in dessem vorbunde sin, nenes leydes bruken'). Op de volgende bijeenkomst zullen de steden haar meening hierover zeggen. 25. De sloten op Schonen zullen in bewaring gegeven worden aan Peter Stromekendorpe en Wulf Wulflam enz. 458 Kampen aan den hoogmeester der Duitsche orde in Pruisen: deelt mede, dat Heyneken van Harstenhorst V* aandeel had in een kogge en de lading en dat her Henrie van Alen uwe schaffer, her Johan Borouwe dies marschalkes schaffer ende Tidernan van Melle uwe borgher ten Elbinge ook elk een vierdedeel bezaten; dat de erfgenamen van genoemden Heyneken het vierde deel van schip en lading verkocht hebben; verzoekt, Henric van Harstenhorat behulpzaam te zijn, opdat de 3 genoemde medeeigenaars hem volghen laten dat vierendel cogges ende coepschattes voer- SCreTen' [omstreeks 1380?] 2). Sted. arch. Danzig, Schbl. 18 n. 8; oorspr. Gedrukt: Hans. U. B. 4 n. 705. Vermeld: Kernkamp, Balt. archivalia, blz. 176. 459 De te Rostock vergaderde raadszendboden der steden Lubeck, Rostock, StraU sund en Wismar aan de Pruisische steden: verklaren, dat zij bereid zijn de noodige medeschepen uit te rusten en tot Juni 24 te onderhouden; verlangen een verklaring, dat de Pruisische steden zullen inslaan voor de kosten, voortvloeiende uit de uitrusting der vredeschepen; deelen mede, dat zij een dergelijke verklaring aan Kampen en de Zuiderzeesteden gevraagd hebben enz. [1381] — die dominica proxima post convers. Pauli — Jan. 27. Rostock. Sted. arch. Danzig, Stadtbuch 1, blz. 73, 74. Gedrukt: HB. 2 n. 226. 460 De ie Stralsund vergaderde raadszendboden der Wendische steden aan de Pruisische en Zuiderzeesteden: zenden bericht van hun onderhandelingen met de Deensche gezanten over geleden schade en over maatregelen, tegen de zeeroovers te nemen; deelen mede, dat verdere onderhandelingen Juni 24 (to sunte Johannis dage) plaats zullen hebben; verzoeken, gevolmachtigde zendboden te zenden. [1381 Apr. 25.] Gedrukt: HB. 2 n. 231. 461. Wttreksel uit het reces te Lubeck. 1381 — in festo nativitatis beati Joh. bapt. — Juni 24. Gedrukt: HB. 2 n. 232. Aanwezig waren raadszendboden van Lubeck, Hamburg, Bostock, Stralsund, Wismar, Lüneburg, Kiel; Thorn, EXbing, Danzig; Biga, Dorpat, Beval; de Mari meridiano, de Campen Hinricus de Wiltzen; de Stauria Andreas Peyye; de Amsterledamme Peter Abbe; van Wisby en een raadsnotaris van Stettin. 1) Zie BR. 1 n. 7 § 5. 2) Zie voor de dateering Hans. U. B. 4 n. 705 blz. 289 aanm.'ïï 1S81 Juni 24. 115 . ± fPf^ betreffende de grootte der haringtonnen; als maat wordt voorgesteld de ton van Rostock. De steden nemen dit ad referendum. , 5- feÜ0tm ™:dt' dat er geschreven zal worden naar den Roomsch koning en den hoogmeester van Pruisen om hun bemiddeling te verzoeken bij den hertog van Holland >), opdat hij enen drechliken redeliken und beschedenen tolne zette, up dat de kopman wete war he sik an hohien moghe, uud wes he dar to tolue sy plichtich, en ervoor zorge] dat uuse kopman, de mit schepen und gude dar in havene kumpt van stormeund van wedders nod umme syn lif und gad to bergende, und dar nicht en koft edder vorkoft noch vortan dorch sin land zegelt, mit also unwonliken und unplichtliken tolne nicht mer besward en werde, weute unse kopman jo mochte Holland und Zeeland vriliken soken sin lyf und gud to bergende, und dar wedder utzegelen sunder tolne. 7 Trelleborg, Tstad en Sömmershaffen zullen door den koopman, de dar plecht to ïïr n^L")n reyse nnd al dat jar>ffemeden —» 8. Bevel aan de voogden op Schonen, om te bewerken, dat de handwerkslieden te Malmö met hun goederen van sunte Dionisius daghe bet to sunte Mertens daghe (Oct 9-Nov 11) mogen staan. ° 1 ]°- ^e voogden van Stralsund en Kampen zullen zoo tijdig op Schonen zijn, dat se da also bestellen, dat ere visschere to ereme rechten lage komen, also van oldinges heft en wonheit gewezen, up dat dar nener beweringe edder slachtinge mer van not en sy. De steden geven den voogden op Schonen verdere instructies n , i\i8Chtf enaT' uit^stadSew^n>2ul^ind^ndere steden nenesleyieabraken^ Dyt hebben de stede van Pruzen und Amsterladamme tho rugghe toghen in eren raed. l\ Mt "* »tad verbannen, zal in de andere steden van het verbond nenes leydes bruken *). 13. Wat het pondgeld aangaat, blijft van kracht also de recessus inholt, de in dem 76 ,are to sunte Johannis daghe to myddenzomer to dem Stralessunde gesad wart >) Iemand, die van zVn goed pondgeld betaald heeft, en dit goed brengt naar em andere stad om hét aldaar tn een schip te laden, bélweft daar geen pondgeld te betalen 14. Lubeck Bostock en Wismar zullen weder vredeschepen uitrusten. Ter betaling hiervan zullen de steden het pondgeld naar Lubeck zenden, zullen de tollen op Schonen aangesproken mogen worden, en zullen de steden bijdragen. 16. Betreffende de oude schuld van Kampen, groot 232 mark Lub., en van Zierikzee groot 40 mark Lub., en de nieuwe schuld van Kampen, groot 120 mark Lub., en van Zierikzee, groot 20 mark Lub.»), wordt bepaald, dat, als die gelden voor sunte Michels daghe (lf'i \T cT ^ d6Ze*tad*eva"M Pondgeld mag nemen of anders van den tol op Schonen. 17. Brieven gezonden aan de koningin van Noorwegen en de voogden van Tönsberg en Opslo wegens onrecht, den kooplieden aangedaan. 18. Klacht van Kampen e.a. over roof en brand op Schonen door de voogden, her Gregonus Zwertmges und her Nycolaus Zegevrides, raadsleden van Stralsund 22 Afrekening van het pondgeld. Kampen en Staveren hadden het pondgeld van dit jaar niet gebracht en de afwezige steden ook niet. Zij zullen liet naar Lubeck zenden, als m § 14 vermeld is. ' dier aad B"P°U*IM betre^ende d^Mllen tusschen steden en tusschen een stad en den heer 1) Zie n. 472 § 5 en n. 473. 2) Zie n. 439 § 12. 3) R. v. 1380 Oct. 21 § 20. Zie n. 457 § 20. i) R. v 1380 Oct. 21 § 21. Zie n. 457 § 21. 5) R. v. 1376 Juni 24 % 6. Zie n. 423 § 6. 6) Zie de afrekening van hel pondgeld a° 1378: Uil 2 n. 171, blz. 186 aanm. 7. 1381 Juni 26—[13]8l. 116 462—466. 462 Drie schepenen van Zierikzee verklaren, dat Johanues Bloote de Dansich tot zijn gevolmachtigd beheerder van zijn schepen en waren te Zierikzee benoemd heeft Hinricus, filius Oolini. ' 1381 Juni 26. Sted. arch. Danzig, Schbl. 18 n. 12; oorspr., papier. Vermeld: Kernkamp, Baltische archivalia, blz. 176. 463. Drie schepenen van Zierikzee verklaren, dat Johannes die Bloote de Dansich afziet van alle aanspraken tegenover Petrus die Ghent, fil. Hugonis »). 1381 Juli 8. Sted. arch. Danzig, Schbl. 18 n. 13; oorspr., papier. Vermeld: Kernkamp, Baltische archivalia, blz. 176. 464 Onderhandelingen op Schonen tusschen de raadszendboden en voogden der zee¬ steden o.a. de Campen Henricus de Wilsen; de Sutphania Johannes Wolf; de Stauria Audreas Peye; de Zyrixe Waddin Lyvense; de Brilis Henricus Junge; de Elborg Jacobus Hugonis; de Herderwiic Wilhelmus Stubbe; de Amesterdamme Petrus Abbe en koningin Margaretha en den Deenschen rijksraad over de kwestie der zeeroovers en de hun van uit de Deensche sloten verleende ondersteuning; over het houden van een nieuwe dagvaart 1382 Maart 16 te Ngköping, waar ook de aanvoerders der zeeroovers verschijnen zullen; over de militaire bezetting vanwege de Denen der sloten op Schonen, door de koningin verlangd; over bevestiging der privilegiën der steden in Noorwegen, vervallen na den dood van koning Hakon enz. enz. _ , „, 1381 na Sept. 15. Gedrukt: HB. 2 n. 240. Vermeld: Hans. U. B. 4 n. 728; Colmjon n. 362. 4«5 Aartsbisschop Albert van Bremen aan Hamburg: klaagt, dat eenige bij name ' genoemde schippers van Amsterdam, Terschelling, Hindelopen, Wieringen, Staveren enz. den tol op de Sehwinge niet betaald hebben; verzoekt, den Hamburgers te verbieden, goederen in de scliepen van genoemde schippers te laden. [1381] — in castro nostro Vordis, sequenti die post festum Dionisii martiris et sociorum ejus — Oct. 10. Sted arch. Lubeck, ingeschoven in het stuk, vermeld Hans. IT. B. 4 n. 737. Gedrukt: Hans. U. B. 4 n. 730. Aldaar n. 731 is gedrukt een brief van Aartsbisschop Albert van Bremen aan Lubeck en de raden der zeesteden over bovenstaande zaak (1381 Oct. 10). Hans. U. B. 4 n. 737 is te vinden een schrijven van Hamburg aan Lubeck over de houding, in deze zaak aan te nemen; wenscht bespreking op den eerstvolgenden Hanzedag (1381). Voor de dateering zié: Hans. U. B. 4 n. 737, blz. 301 aanm. 3. 46g Verschillende schippers o. a. Johan Stevenssone von Herderwik aan de Pruisische steden: brengen klachten in over Clauwes Zeghefrit *) van Stralsund, 1) Zie n. 4ö2. 2) Deze en Gregorius Swerting waren bewaarders der sloten op Schonen (HR. 2 n. 156 § 24). Zie boven n. 461 § 18. 1382 Apr. 20—1382 Sept. 29. 117 n. 467—470. hoofdman te Helsingborg, die den zeeroovers geleide gegeven had enz.; deelen mede, dat zij den zeeroover Eambow met 9 anderen gevangen genomen en eenigen onthoofd, anderen in het water geworpen hebben. [J3]6B. Sted. arch. Danzig; Stadtbuch 1 blz. 156. Gedrukt: HB. 3 n. 141. 467. De te Wismar vergaderde raadszendboden der Hanzesteden [aan de Pruisische sleden]: doen mededeelingen over het te Nykbping met koningin Margaretha en den Deenschen rijksraad verhandelde, waar besloten is Sept. 29 te Stralsund een nieuwe bijeenkomst te houden; over het verlengde bestand met de zeeroovers enz.; noodigen uit, zich op de dagvaart, te Lubeck Juni 24 te houden, te doen vertegenwoordigen; hebben een dergelijk schrijven tot de Zuiderzeesteden gericht. 1382 — misericordia Domini — Apr. 20. Wismar. Sted. arch. Danzig; Stadtbuch 1 blz. 150. Gedrukt: HB. 3 n. 147. Vermeld: Hans. IT. B. 4 n. 745. 468. . [Hertog Albrecht v. Beieren, ruwaard van Holland, aan den Duitschen koopman te Brugge]: verklaart, dat de bezwaren, door den Roomsch koning en den hoogmeester ingediend l), ongegrond zijn, daar hg wegens hel geringe aantal Duitsche kooplieden, zijn landen bezoekende, het privilege dier Duitsche kooplieden, lot wederopzegging verleend2), opgezegd fieeft; belooft hun, indien zij zijn landen bezoeken, gaarne voldoende voorrechten. [1382] — des satherdagb.es naeh s. Marcus daghe — Apr. 26. den Haag. Sted. arch. Danzig; Stadtbuch 1 blz. 184. Gedrukt: HB. 3 n. 151. Vermeld: Hans. 17. B. 4 n. 746. 469. Uittreksel uit het reces te Lubeck. 1382 — festo die nativitatis beati Joh. bapt. — Juni 24. Gedrukt: HB. 2 n. 248. Aanwezig waren raadszendboden van Lubeck, Hamburg, Bostock, Stralsund, Wismar Lüneburg; de Campen Everhardus Boze; de Zutphania Tydemannus de Walle. 4. Bestand met eenige zeeroovers. 6. Tusschen Kampen en Henneke Leembeke komt een tijdelijke vrede tot stand, durende tot 1383 Juni 24. Und Henneke Lembeke wil komen to dem daghe, den de stede denne schuilen holden, wo yd eme neen not beneme 3). 9. De bewaarders der sloten op Schonen verzoeken hulp in geld. 470. Vergadering te Stralsund van raadszendboden van Lubeck, Rostock Stralsund, Wismar, Stettin, Greifswald, Anklam, Thorn, Elbing, Danzig, waar o.a. besluiten 1) HR. 2 n. 23% 5 (Zie n. 461 § 5). 2) Zie n. 361 en Hans. U. B. 4 bh. 306 aanm. 3. Verder R. v. 1376 Maart 23 § 4 (Zie n. 420 § 4). $) Zie R. v. 1378 Mei 30 § 15 (n. 443 § 15). Vgl. ook R. v. 1380 Oct. 21 § 6. 1382—1383 Apr. 5. H8 471—472" genomen werden betreffende het beheer der sloten op Schonen, over een nieuwe dagvaart, 1383 April 5 ie Lubeck te houden, waarover men xal schreven aan de koningin van Noorwegen 1) en aan den rijksraad van Denemarken, over het uilvaren der schepen in een vloot, betreffende maatregelen tegen goederen uit Noorwegen, een verordening op schipbreuk en op geroofd goed enz. 1382 — in festo beati Micbaelis archangeli — Sept. 29. Gedrukt: HB. 2 n. 254. 471. Pondtol van Elburg op Schonen. 1380, 1382. Gemeente-arch. Elburg (rijksarch. Arnhem); L. 26 n. 12; papier. Gedrukt: van Meurs, Gesch. en rechtsontwikkeling v. Elburg, blz. 190; HB. 8 n. 899. 1. Item in den jaer van 80 zoe brochte Heijueman Adria[n]szoen van Schonen van pontghelde 3 nobel. 2. Item in den jaer van 82 zoe brachte Jacob Hughenzoen toe ponghelde 7 olde clipper. 472. Uittreksel uit het reces te Lubeck. 1383 — dominica misericordia Domini — Apr. 5. Gedrukt: HB. 2 n. 258. Aanwezig waren raadszendboden van Lubeck, Hamburg, Bostock, Stralsund, Wismar, Lüneburg; de Campen Everhardus Boze et Goswinus Ludekensson; de Dordraco Wilhelmus Molner et Nicolaus Molner; de Amstraledamme Ghizelbertus Schutte. 1. Dagvaart te Lubeck op verteynnacht na pinxsten neghest to komende. 3. Vortmer so was vor den steden her Everd Boze van Campen, unde seghede, wo dat in jaren, de gheleden sin, der stede voghede up Schone des over eyn droghen, dat se de hovetlude van den sloten a) wolden sterken mid druttighen ghewapent, nnde dat men en dar wes umme don scholde. Ok seghede her Everd, dat de van Campen unde de vam Sunde na eren borentale to den tiden de hovetlude allene sterkeden, unde begherede, dat meu en dar umme don wolde, wes en boren mochte. Dit schal eyn jewelik stat eren vogheden bevelen, dat se dar umme spreken, wan se komen uppe Schone, na deme dat id dar entstan is, unde dat se sik denne dar umme vorliken. 4. Over de kogge van Kampen3) zal men spreken op de volgende dagvaart, als die van Pruisen daarbij zijn. 5. Zendboden van Dordrecht doen uit naam der stad en van hertog Albrecht het voorstel, dat de Duitsche koopman de landen van den hertog zal bezoeken en den stapel van Brugge naar Dordrecht zal verplaatsen. Antwoord zal geschreven worden *). 6. Onderhandelingen met de bewaarders der sloten op Schonen. 7. De kwestie der vredeschepen5) wordt uitgesteld tot de volgende dagvaart; daar zal ieder rekenschap van het pondgeld afleggen. 8. Strafbepaling voor overtreding der pondtolverordening. 1) Dit schrijven aan koningin Margaretha is gedrukt HR. 2 n. 255. 2) RB. v. 1382 Juni 24 § 9; 138-2 Sept. 29 § 3; en hier § 6. (n. 469 § 9, n. 470). 3) R. v. 1383 Oct. 4 § 10. (n. 475 § 10). 4) n. 473. 5) RR. * 1382 Sept. 29 § 4; 1383 Mei 31 § 2. (n. 470, n. 474 § 2). [1383 Apr. 5]—1383 Oct. 4. 119 473—475. 473. [De te Lubeck vergaderde raadszendboden der Hanzesteden] aan hertog [Albrecht van Beieren, ruwaard van Holland]: antwoorden op zijn brief en op het verzoek der zendboden van Dordrecht om zijn land te bezoeken, dat zij daarover eerst in een volgende vergadering spreken kunnen; brengen klachten in, dat de kooplieden in de landen van den hertog door onrechtmatige tollen l) bezwaard worden; verzoeken een billijk toltarief. [1383 Apr. 5.] Gedrukt: HB. 2 n. 260. Vermeld: Hans. U. B. 4 n. 774. (Zie aldaar aanm. 2). Vgl. het reces van 1383 April 5 (n. 472 § 5) en het overzicht in HB. 3 blz. 170. 474. Uittreksel uit het reces te Lubeck. 1383 — dominica post octavatn corp. Ghristi — Mei 31. Gedrukt: HB. 2 n. 263. Aanwezig waren raadszendboden van Keiden; Lubeck, Hamburg, Bostock, Stralsund, Wismar, Lüneburg; Dortmund, Munster; de Campen Everhardus Boze et Goswinus Ludekenssone; de Amsterledamme Ghizelbertus Schoute; en van Brunswijk. E Besprekingen over het beheer der sloten op Schonen. 2. De vredeschepen *) zullen in zee blijven bet to zunte Mertens daghe neghest to komende s). De kosten zullen betaald worden uit het pondgeld, en het ontbrekende uit den tol op Schonen. 5. Aan Kampen wordt opgedragen met Dordrecht te onderhandelen, om te weten te komen, welke voorrechten den Duitschen koopman door hertog [Albrecht] verleend zullen worden, indien de stapel in Holland gevestigd zal worden 4). 6. Bepaling voor de grootte der haringtonnen. Geen besluit. 7. Bepalingen voor de kremere unde de wantsnydere op Schonen. 475. Uittreksel uit het reces te Lubeck. 1383 — dominica prox. post festum Michahelis — Oct. 4. Gedrukt: HB. 2 n. 266. Vgl. Colmjon n. 366. Aanwezig waren raadszendboden van Lubeck, Hamburg, Bostock, Stralsund, Wismar, Stettin, Greifswald; Thorn, Elbing, Danzig; de Campen dominns Goswinus Ludekensone; de Staurea dominus Andreas Poye; Wisbg; Riga; Goslar, Brunswijk, Lüneburg. 1. De kooplieden mogen op eigen risico komen en gaan in Vlaanderen, Holland, Zeeland, de Zuiderzee en elders. Aan Kampen wordt opgedragen bij hertog fAlbrecht] van Holland te onderzoeken, welke voorrechten de kooplieden, die zijn land willen bezoeken, zullen hebben en welke tollen zij zullen moeten betalen 5). Men zal Dordrecht, Amsterdam en Zierikzee verzoeken, Kampen hierbij te steunen. Indien de onderhandelingen gunstig verhopen, zullen Lubeck, Hamburg, Rostock, Stralsund, Wismar en Lüneburg gemachtigd zijn, afgevaardigden naar den hertog te zenden. 1) R. v. 1381 Juni 24 § 5 (n. 461 § 5). 2) R. v. 1383 Apr. 5 § 7 (». 472 § 7). 3) Nov. H, i) R. v. 1383 Apr. 5 § 5 (n. 472 § 5). 5) R. v. 1383 Mei 31 § 5 (n. 474 § 5). 1384 Jan. 13—1384 Apr. 10. 120 n. 476—477. 5. Vortmer zo hebben de stede des menliken over en ghedreghen, dat me mit den haringtunnen schal volghen dem bande der van Rostok *) enz. 8. Ok was her Goswin Lndekenssone nnde Andreas Poye van Stoveren begherende: werit alzo, dat de stede vnrdere privilegie vorworven in Norweghene, Denemarken, Hollant nnde Flanderen, dat de stede wolden de van Campen nnde van Stoveren der gnnden mede tho brnkende, unde ze dar ane vordeghedinghen. Dat heft en jow(e)lik tho rugge toghen an zynen raad, dar van en antworde tho zeghende up den neghesten dach. Ok is den van Campen unde van Stoveren ghezecht, dat ze dar umme spreken an erem rade: weret, dat de stede en des wolden gun(nende) wezen, dat ze denne horsam willen wezen des kopmannes rechte in allen steden, dar des kopmannes recht is. 9. Denen bieden hulp tegen de zeeroovers aan. 10. Her Goswin Ludekenssone spreekt over de kogge van Kampen, welke behoord had aan Heynen van dem Ende2). De steden zullen op de volgende dagvaart antwoorden. 12. Ok schal me breve zenden an de van Dordracht umme dat puntghelt na deme dat it en van den steden nicht bevalen is, dat ze it van dem kopmanne nicht en esschen. 18. Rekenschap van het pondgeld en den tol op Schonen zal op de volgende dagvaart afgelegd worden. 20. Voorgeslagen wordt, het volgende jaar weder vredeschepen uit te rusten. 21. Klachten over doodslag door visschers op Schonen. Maatregelen worden tegen hen genomen. 476. Uittreksel uit het reces te Marienhurg. 1384 — in octava epyphauie — Jan. 13. Gedrukt: HR. 2 n. 270. Aanwezig waren raadszendboden van Thorn, Danzig en Koningsbergen. 5. Item das die von Campen begernde sint, ab die gemeynen stete czu des kopmans behuff bessir privilege derworben in Norwegen, Denemarken, Holland und Elanderen, das sie der gebruchen mochten glich den anderen etc. *): hir uff habe wir czwene synne, von Thorun und Kongisberg eynen, in der wise, das mans mit in balde, als mans bis her gehalden hat; so is der von Dantzike syn, wolden sich dy von Campen vorbinden mit iren besigilten bryven mit den gemeynen stetin, gehorsam czu syn glich den anderen, das were in unmogelich czu vorsage. 6. De kwestie van de kogge van Hegne von dem Ende moet men bespreken op de dagvaart der gemeens steden *). 477. Staveren oorkondt over de voorrechten, aan de liggers van Hamburg te Staveren voor den tijd van 10 jaren verleend. 1384 — up paeschendach — April 10. Sted, arch. Hamburg, Trese P n. 4; oorspr. Gedrukt: Hans. U. B. 4 n. 794. Vermeld: Blok, Verslag aangaande een onderzoek in Duitschland, 1886—1887, blz. 226 n. 21. 1) R. v. 1383 Mei 31 § 6 (». 474 § 6). 2) R. v. 1383 Jpr. 5 § 4 (n. 472 § 4). 3) R. v. 1383 Oct. 4 § 8 (». 475 § 8). 4) R. v. 1383 Oct. 4 § 10 (n. 475 § 10). 1384 Apr. 16—1384 Apr. 24. 121 n. 478—479. 478. De gevolmachtigde van Staveren, Symon Bere, schepen van Staveren, oorkondt over de overeenkomst, door hem met Hamburg gesloten, betreffende de voorrechten, aan de Hamburger liggers te Staveren verleend >). 1384 — des sonnavendes in der hilghen passchewekene — April 16. Hamburg. Sted. arch. Hamburg, Trese P n. 5; oorspr. Gedrukt: Hans. U. B. 4 n. 795. Zie aldaar bh. 333 aanm. 1 en de aanmerkingen op blz. 334 en 335. 479. Uittreksel uit het reces te Stralsund. 1384 — dominica misericordia Domini — Apr, 24. Gedrukt: HB 3 n. 376.Vermeld: Colmjon n. 367. Aanwezig waren raadszendboden van Lubeck, Bostock, Stralsund, Wismar, Greifswald • lhorn, Elbing, Danzig; de Mari meridiano, de Campen Everhardus Boze; de Steuria her Symon Bere. 4. De koningin van Noorwegen en de rijksraad van Denemarken zullen de steden tegen de zeeroovers helpen en stellen de grootte van die hulp vast. iao. ÜT ^ SChad6 ^ k°°Plieden m over ander« zo*™ *al op een dagvaart, op Schonen 1384 Sept. 8 te houden, gehandeld worden enz. 6. Omtrent de kogge, toebehoorende Heynen van Ende van Kampen \ wordt bepaald dat Kampen aan Heynen voor zijn kogge 150 mark Lub. zal geven van het geld, dat Kampen aan de gemeene steden nog schuldig is. Van dat geld zal Kampen ook 49 oude schilden nemen voor de kosten van boden naar Holland; wat er van het geld over is, moet Kampen naar Lubeck zenden ten behoeve der vredeschepen. Kampen is nog schuldig van 3 achtereenvolgende jaren 333 »), 60 en 60 mark Lub. Van deme overghelde dat heft her Everd Boze toghen an zynen raad. 7. Lubeck en Stralsund willen weder vredeschepen uitrusten enz. 8. De steden besluiten, dat men in allen steden schal meer dat puntghelt bv eden upboren. 9. Klachten, dat de Buscheschen unde de Enghelschen lakene te kort zijn. De lengte moet zijn, als de steden bepaald hebben, t. w. een heel laken 44 el en een half 33 el 11. Umme den vorband, den de stede makeden to Kolne, zullen de steden elk m haar raad spreken, en antwoord op de volgende dagvaart brengen. 12. Vortmeer hebben de stede des over en ghedreghen, dat men in allen steden den van Hollande nener uthredinghe edder utmakinghe der schuten steden schal to vischende up Schone. Ok schal men en daer to nene schute vorhuren edder penninghe lenen, yt en were, dat welk Hollander borgher were in welker stad, de schal des gheneten, dat he schuten moghe utmaken. Dyt schal een jewelk stad den eren kSndighen. Ok schal een jewelk kundighen van der bursprake, welk vyschman varet uppe Schone, dat he daer to zee, dat deme koepmanne nen schade sche; van weme deme koopmanne schade scheghe, dat scholde men richten an zyn hogeste. 16. Verbod van invoer van Borchveldische lakens op Schonen. 1) 1384 Maart gaf Staveren volmacht aan Simon B»re tol het voeren van onderfiandehngen met Hamburg over den vrede. St. arch. Hamburg, Aa 2, 4. Vermeld: Blok, Verslag aangaande een onderzoek in Duitschland, 1886—1887, blz. 226 n. 19. De overeenkomst van Simon Bere met Hamburg is gedateerd van 1384 April 9. St. arch. Hamburg, P. 5. Vermeld: Blok, Verslag aangaande een onderzoek in Duitschland, 1880—1887 blz. 326 n. 20. 2) B. v. 1384 Jan. 13 § 6 (n. 476 § 6). 3) B. v. 1381 Juni 24 % 16 (n. 461 § 16). 1384 Oct. 9—1385 Febr. 1. 122 n. 480—484. 480. Resultaatlooze onderhandelingen van de raadszendboden van Lubeck, Rostock, Stralsund, Wismar, Greifswald, Stettin, Kolberg, Elbing; de Campen Everhardus Bose; de Stauria Symon Bere met de koningin van Noorwegen en den rijksraad van Denemarken te Falsterbo. 1384 — die beati Dionisii — Oct. 9. Gedrukt: HR. 2 n. 293. Vermeld: Colmjon n. 369. 481. Dordrecht oorkondt in een open brief, dat volgens getuigenis van Willem Vraincholt, Jannes van Doerne en hun waard, de oosterling Heinr. Hoghezain uit Stralsund door eigen schuld verdronken is. 1384 — op s. Lucasdaeh — Oct. 18. Gemeente-arch. Dordrecht, Akten- en Klepboek 1 fol. 1. Gedrukt: Fruin, De oudste rechten der stad Dordrecht 1, 245. Vermeld: Hans. U. B. 4 n. 805. 482. Verordening voor Leidsche burgers, die naar Schonen varen en aldaar laken verkoopen. [1363—1384.] Gemeente-arch. Leiden, Keurboek n. 3. Gedrukt: Posthumus, Bronnen tot de geschiedenis van de Leidsche Textielnijverheid 1 n. 12 blz. 15. Item so en sel gbeen poorter van Leyden, die up Scoenrelant vairt ende enighe bueden maect of hnyert, dair der stede teyken op staet van Leyden, laken dairin te sniden of heel vercopen, si en siin binnen Leyden ghedrapeniert ende beseghelt van den wardeyns, noch gheen laken langher leveren dan 21 ellen voirt halve laken *)• Ende wie dair bruekich in ghevonden worde, dat men betughen mocht mid twien wittachtighen tughen, dat wair op siin poortrecht ende een jair die stede. 483. Leidsche verordening Betreffende laken, dat naar het Oosten uitgevoerd wordt. [1363—1384.] Gemeente-arch. Leiden, Keurboek ». 3. Gedrukt: Posthumus, Bronnen enz. 1 n. 12 blz. 17. Van laken, die men oestwairt voirt. Item so wat laken, die men oestwairt voirt, ende ghien laken van sorten en sien, ende ghereet siin binnen der stede van Leyden, die sullen lanc wesen 19 ellen ende niet corter. Ende die laken sel men striken bi der stede reep, dat si hoir volle lenghe hebben, eer men se uuytvoert, want si se vercopen up ghelijc, ende dese laken sellen alle ghezeghelt wesen. 484 Verordening van Kampen, waarhij als straf voor den schuldige aan doodslag gesteld wordt verbanning uyt onser stat ende uyt onsen verschiepe *) ende uyt onser vitten te Schonen. 1385 — op onser vrowen avent te lechtmisse — Febr. I. 1) In een herhaling van deze verordening van 1406 staat op deze plaats: dan 16 ellen voirt halve laken. Gedrukt: Posthumus, Bronnen enz. 1 n. 58 blz. 58. 2) In het Ouldenboeck fol. 49b: verschepen. [1385 voor Febr. 14]—1385 Mei 11. 123 n. 485—490. Gemeente-arch. Kampen, Boeck van Rechten fol. 22>>. Aldaar Guldenboeck fol. 42 b Gedrukt: Hans. ü. B. 4 n. 812; Overijss. stadregten 1, 35 en 148. 485. Beval aan Duzeborgh: verzoekt te Bewerken, dat Jacob Beteken aan Peter Munter van Beval rekenschap zal afleggen aangaande >/2 last traan, door Peter aan genoemden Jacob toevertrouwd, toen deze van Beval vertrok, om naar Pruisen te zeilen. [1385 voor Febr. 14.] Sted. arch. Beval, Missivbuch 1384—1420 fol. 3. Gedrukt: Hans. U. B. 4 n. 815. 486. Richtere ende scepene der stat van Zuytphen aan borgemeistere ende raeo uer siai van uanznck: verklaren, dat Alyt Wilneer, vrouw van den te Danzig gestorven Johan Hombolt, met haar echten man Meyster Andries Creynch, vol macht gegeven hebben aan Johanne ter Borigh den Jongen en aan Ludolfne van Dorenborgh, burgers van Zutfen, om de erfenis in ontvangst te nemen. 1385 — up Reminiscere — Febr. 26. Sted. arch. Danzig, Schbl. 18 n. 14; oorspr., perk. Vermeld: Kernkamp, Baltische archivalia, Ut. 177. 487. Uittreksel uit het reces te LuBeck. 1385 — dominica letare — Maart 12. Gedrukt: HB. 2. n. 298. Aanwezig waren raadszendboden van Lubeck, Bostock, Stralsund; Wismar; Thorn, Elbing,^ Danzig; de Campen Johannes Schilder; de Dordraco Wolterns de Bisanten;' de T(z)irxe Jacobns Johanssen; de Amsterledamme Johannes Meynerdessen. 1. Afrekening van den pondtol. Zie n. 488. 5. Schadevergoeding aan de bewaarders der sloten op Schonen. 7. Uitrusting van vredeschepen. 8. Wulf Wulflam zal de sloten op Schonen bewaren. 11. Het achterstallige pondgeld zal op de volgende dagvaart medegebracht worden. 12. Het pondgeld zal in de steden geïnd worden by sworen eeden. 488. Afrekening van het pondgeld over de jaren 83 en 84, ook der Nederlandsche steden. [1385 Maart 12.] Gedrukt: HB. 2 n. 301. 489. Verdrag der gemeene steden met Wulf Wulflam, waarbij deze onder bepaalde voorwaarden op zich neemt, den strijd tegen de zeeroovers voor de steden te voeren. 1385 — quinta feria post dominicam letare — Maart 16. Gedrukt ; HB. 2 n. 300. 490. Koning Olaf van Denemarken en Noorwegen, erfgenaam van Zweden, koningin 1385 Juni 24—[1386 Jan. 25]. 124 n. 491—192. Margaretha van Noorwegen en de Deensche rijksraad oorkonden over de teruggave der 4 sloten op Schonen door de Hansesteden en beloven de bevestiging der Deensche privilegiën van de Hanze enz. 1385 — up den werden dach und hochtid der hemelvard unses Heren — Mei 11. Helsingborg. Sted. arch. Lubeck; oorspr.; bovendien elders nog afschriften. Gedrukt o.a.: Lüb. U. B. 4 n. 455; naar het receshandschrift HB. 2 n. 308; gedeeltelijke tekst in Oorkondenb. v. Gron. en Drente 2 n. 745. Vermeld: Hans. U. B. 4 n. 831; Colmjon n. 371. Vgl. Hans. ü. B. 4 n. 831 blz. 349 aanm. 3 en Hans. U. B. 4 n. 832. 491. Uittreksel uit het reces te Stralsund. 1385 — in nativitate beati Joh. bapt. — Juni 24. Gedrukt: HB. 2 n. 306. Aanwezig waren raadszendboden van Lubeck, Bostock, Stralsund, Wismar, Stettin, Greifswald; Thorn, Elbing, Danzig; de Campen Johannes Schilder; de Amsterledamme Johannes Meynerdessen. 2. Voor de haringtonnen tal men volgen dem bande der van Rozstok '). 4. Plan* om den stapel van Brugge naar Dordrecht 2) te verplaatsen, doch tevoren boden naar Holland te zenden, om te onderzoeken, uppe wat tolne und vriheit und tho wo menigen jaren de kopman Holland soken moghe. De steden zullen hierop op de volgende dagvaart antwoorden. Voorloopig worden voor het gezantschap naar Holland boden van Lubeck, Hamburg, Keulen, Pruisen, Westfalen en Kampen aangewezen. Verdere besprekingen over de voorwaarden, waarop men den stapel naar Holland wil verplaatsen. 5. Dezelfde boden zullen klagen, dat men in Holland en Zeeland te korte lakens maakt. 10. Klacht, dat men de Busscheschen und de Engelschen lakene korter levert, dan 1384 Apr. 24 3) vastgesteld is. 11. Elke stad moet haar voogden bevelen, in den herfst e.k. op Sclumen pondgeld te heffen. 16. Plan om het volgend jaar pondgeld te heffen en vredeschepen uit te rusten. 18. Kampen, Amsterdam en Zierikzee zijn den steden nog geld schuldig *). 22. De steden zijn van oordeel, (nu de sloten op ScJwnen aan koning Olaf overgegeven zijn), dat het Keulsche verbond afgeloopen is. Elke stad zal in haar raad overleggen, of verlenging noodig is. 23. Ouk sprekin de von Prussen mit den ut der Zuderze, uft se icht woldin mit em unde mit dem van Liflande eyn vorbynt maken. Dat togen de ut der Zudersee weder to rugge an eren rat. 492. De te Lubeck vergaderde raadszendboden der Hanzesteden aan [de Pruisische steden]: melden onder meer, dat zij bericht ontvangen hebben, dat de unvrede unde twydracht in Vlaanderen geëindigd zijn. Dar umme so en dunket uns des nen behuf wesen, dat men in den werve, dar gi van scriven, in Holland 5) up desse tyd icht ende. Stellen verdere besprekingen uit tot de dagvaart op April 1 te Lubeck. [1386 Jan. 25.] 1) R. v. 1383 Oct. 4 § 5 (n. 475 § 5). 2) R. v. 1383 Oct. 4 § 1 (n. 475 § f> 3) Zie n. 479 § 9. 4) HR. 2 ». 301 § 10. 5) Zie n 473. 1386 Apr. 1—1386 Juli 13. 125 n. 493—496. Gedrukt: HR. 2 n. 317. Vgl. HB. 3 blz. 174. Vermeld: Hans. U. B. 4 n. 860. 493. Uittreksel uit het reces te Lubeck. 1386 — dominica letare — April 1. Gedrukt: HB. 2 n. 320. Aanwezig waren raadszendboden van Lubeck, Hamburg, Bostock, Stralsund, Wismar Greifswald, Lüneburg; de Campen Johannes van der A et Johannes Schilder; de Amsterledamme Johannes Ledighe. 2. Voor de onderhandelingen met Vlaanderen zal Albert Rodenborg >) daarheen gezonden worden. Hg zal tevens naar Holland gaan, om hertog Albrecht van Holland te verzoeken, den maatregel, waarbij deze de privilegiën van den Duitschen koopman herroepen heeft, uit te stellen. 4. Aan de steden in Pruisen en Lijfland en der Zuiderzee zal geschreven worden de dagvaart, te Lubeck np snnte Margareten dach «J te houden, te bezenden en aldaar het achterstallige pondgeld mede te brengen, opdat men Wulf Wulflam zal kunnen betalen enz 494. Willekinus Brant en Gherardus de A verplichten xich, den raad te Rostock schadeloos te houden voor de aan den raad van Zierikzee verleende borgstelling ten behoeve van Hinricus de Alen. [tusschen 1386 Febr. 2 en Apr. 11.] Sted. arch. Rostock, Lib. recognit. 1384—1431, fol. 5. Gedrukt: Meklenb. U. B. 14 n. 8704 n. 495. Sluis aan Danzig: antwoordt op het verzoek van Danzig om teruggave van de lading, toebehoorende burgers van Danzig, geladen in het schip van Jan Rudze van Kampen, dat van Danzig naar Middelburg zou gaan, welk schip gevoerd werd onder de kust van Engeland en daar door kapers uit Sluis genomen was s); verwyst naar de daartoe aangestelde beambten van den hertog van Bour'gondië; belooft, indien mogelijk, Danzig van dienst te zullen zijn. [1386, 2de helft.] Sted. arch. Danzig; Niederlande 18 n. 4; oorspr. Gedrukt: HB. 2 n. 348 b, blz. 474. Vermeld: Hans. O. B. 4 n. 882 en Kernkamp Balt. archivalia, blz. 176. 496. Uittreksel uit het reces te Lubeck. 1386 — Margarete virginis — Juli 13. Gedrukt: HB. 2 n. 323 gedateerd Juli 19. Vgl. HB. 8 blz. 596. Aanwezig waren raadszendboden van Lubeck, Hamburg, Rostock, Stralsund, Wismar; Wisby; Riga, Dorpat; et de Mari meridiano, de Campen Johannes van der Aa; dé Dordfaco Arnoldus de Maldeghem; de Amsterledamme Johannes Meynerdesson • de Zntphania Johannes Petersson; de Elborch Jacobns Hngen. 1) Domheer te Lubeck. 2) Juli 13. 3) Begin Juni 1386, vgl. HR. 2 n. 343, 40; 3 n. 448, 11. 1386 Oct. 3—1387 Juni [28]. 126 n. 497—500. 1. Met de koningin van Noorwegen is gesproken over de dagvaart, te Wordingborg te houden 4. Ok was de bode der stad van Dordrecht des begernde van den gemenen steden, dat en jewelik de syne, dese pleghen to segelen in de Mase, dar vore willen warnen, dat nemant, deze vort wil np segelen to Dordrecht, synen bonnik breke, er dat he knmpt tho Dordrecht. Werit also dat id yemant mer dede, neme he dar schaden over, dar wolden se sik teghen de stede ane vorwaret hebben. 497. [De Pruisische raadszendboden aan de Pruisische steden]: berichten over de resultaailooze onderhandelingen met den Deenschen rijksraad en de koningin van Noorwegen te Wordingborg2) enz. Melden o.a.: Uus syn ouch wol rede vorkomen, das uf dem tage czu Colne rede weren gescheen, also umme eyne enunghe czu machen czwyschen den gemenen steten, de in der henze syn, den czu etliken joren czu zettin, also das in vorleden czyten ok wol is gewesen in worten, dy wyr hanen vornomen, so synt de stede der Zuderzee wol begerinde, das is geschee. 1386 _ in dem mitwochen nach s. Michaelis tage — Oct. 3. Stralsund. Sted. arch. Danzig, Stadtbuch 2 blz. 9. Gedrukt: HB. 3 n. 207. 498. Uittreksel uit het reces te Lubeck. 1386 s— in die beatorum Symonis et Jude ap. — Oct. 28. Gedrukt: HB. 2 ». 333. Aanwezig waren raadszendboden van Lubeck, Hamburg, Stralsund, Wismar, Lüneburg; Thorn, Elbing, Donzig. 7. 8. Betaling van gelden aan Wulf Wulflam 3) voor kosten van het uitrusten van vredeschepen en het bewaren der sloten op Schonen. Onder deze gelden komen ook bedragen voor, welke die van Dordrecht en de voogd van Kampen gébracht hadden enz. 499. Hertog Albrecht [van Deieren, ruwaard van Holland,] verlengt voor de kooplieden der Hanze de geldigheid hunner privilegiën lot 1389 Mei 1. 1387 -r- des donredages na des heilichs cruys dach invencio — Mei 9. Heusden. Rijksarch. den Haag, Beg. lib. IV Aelbrecht fol. 282 b. Gedrukt: v. Mieris, Groot Charterboek 3, 461; Schwartzenberg, Groot Placaat- en Charterboek van Vriesland 1, 246. Vermeld: Hans. U. B. 4 n. 894. Vgl. reces van 1387 Mei 1—Juni [28] (n. 500). 500. Bericht der raadszendboden van Lubeck, Hamburg, Stralsund, Thorn, Elbing en Dortmund over hun onderhandelingen met de gevolmachtigden van Vlaanderen te Dordrecht en Antwerpen; over een samenkomst met hertog [Albrecht] van Holland, die het herroepen Hollandsche privilege voor 2 jaren van 1387 Mei 1 af verlengt en 1) Uit een brief aan de Pruisische steden blijkt, dal de dag te Wordingborg uitgesteld is tot Sept. 45. HR. 2 n. 325. 2) 1386 Sept. 15. 3) Zie R. v. 1386 Apr. 1 § 4 (n. 493 § 4). [1387] Aug. 12—[1388] Jan. 21. 127 n. 501—504, 501. beloof , by verplaatsing van den stapel naar Dordrecht, de vroegere voorrechten te bevestigen; over het verzoek van Nijmegen om weder in de Hanze opgenomen te worden, welke stad naar de vergadering der gemeene Hanzesteden verwezen wordt terwyl by Deventer en Harderwijk navraag gedaan zal worden, of die van Nijmegen vroeger m des copnians rechte icht ghewesen hebben enz. 1387 Mei 1 tot Juni [28]. Gedrukt: HB. 3 n. 343. Vermeld: Hans. ü. B. 4 n. 893. De Duitsche koopman te Brugge aan Zutfen: bericht, dat op de dagvaarten te Dordrecht en te Antwerpen, gehouden om met de Vlamingen te onderhandelen d personen uit den raad van Nijmegen verzochten, de stad Nijmegen weder in de Hanze op te nemen want sie in vorfcyden darin ghewesen hadden »)• Verzoekt te onderzoeken, of de stad vroeger tot de Hanze behoord heeft. [1387] Aug. 12. Brugge. Gemeente-arch. Zutfen; oorspr. m. resten van 3 zegels. Gedrukt: Hans. U. B.4 n. 899. Vermeld: HB. 8 n. 933. 502. Uittreksel uit het reces te Lubeck, waar voornamelijk over de Vlaamsche zaken gesproken werd. 1387 — in festo b. Dionisii — Oct. 9. Gedrukt: HB. 3 n. 363. Aanwezig waren raadszendboden van Lubeck, Hamburg, Stralsund, Wismar en Danzia 1 Een nieuwe bijeenkomst wordt bepaald te Lubeck oppe zunte Walburgis dach neghest to komende (Mei 1). ^ acn 3. Den steden van Westfalen zal men schrijven en verzoeken, dat se van den eren dat bynnen der tyd laten handelen unde truwelikeu werven, dat men demeghemenen koopmanne koude verwerven vryheyde unde privilegia in Holland unde in Zeelandat°t t Tü /rivilefa VOrwo™ t0 e™She» tyden, dat grot ghud kosten moste! dat duchte den stedeu nicht nutte wesen, na deme male, dat de herteghe van Holland neen recht here, men allene een ruwar des landes is; men dat men dar vorworve vryheyde unde privilegia to ener tyd, dat were der stede raad wol unde wille 503 Verordening van Kampen betreffende den verknnn n„i„„i„„jn„i.„ iljA het overpakken van haring uit heele in halve of kwartlonnen. [1387.] ^^nte-arch. Kampen, fragment van een stadrecht in het Collectorium, achter lot. b4. Aldaar, Guldenboeck fol. 79 b. Gedrukt: naar het Guldenboeck in Overijss. stadregten 1, 193; naar het Collectorium m Hans. U. B. 4 n. 908 (Zie aldaar aanm. 3). Vermeld: Begister van het arch. van Kampen 1 n. 363. 504, [De Pruisische steden aan Kampen:] antwoorden op het verzoek van Kampen om bij den hoogmeester te bewerken, dat verlof gegeven zal worden, om den uit', voerhandel uit Pruisen weder op te nemen met uitzondering van het verkeer naar lj Vgl. HB. 2 n.^42 blz. 400. [13]88 Apr. 2—[1388] Mei 7. 128 n. 505—507. Engeland; verwijzen naar het door den hoogmeester uitgevaardigde verbod >) van uitvoer van koren, hout, pek, teer en asch; zullen, indien dit verbod opgeheven wordt, de belangen van Kampen naar vermogen waarnemen. [1388] — die Agnetis — Jan. 21. Sted. arch. Danzig, Stadtbuch 1 blz. 305. Gedrukt: HB. 3 n. 486. Vermeld: Hans. U. B. 4 n. 909. 505. Verslag van het besprokene op de bijeenkomst van de Pruisische steden te Marienburg; men besluit, indien de Vlamingen Mei 1 niet te Lubeck ter dagvaart komen, dat men dan voor den koopman privilegiën in Holland verwerven zal czu ewigen tagen adir czu genanter cziit, und doch den koufrnan do nicht czu vorbinden 2). [13]88 — feria quinta post pasche — Apr. 2. Gedrukt: HB. 3 n. 376. 506. Uittreksel uit het reces le Lubeck. 1388 — in festo beatorum Philippi et Jacobi ap. — Mei 1. Gedrukt: HB. 3 n. 380. Geen Nederlandsche steden waren vertegenwoordigd. De besprekingen betroffen voornamelijk de Vlaamsche kwestie. Er waren geen afgevaardigden uit Vlaanderen verschenen. De Duitsche koopman besluit Vlaanderen te verlaten. 8. De steden komen overeen, om gevolmachtigden naar Holland te zenden, om privilegiën voor den koopman van den hertog te verwerven; men dat men sik dar vorbinde, den stapel dar tho jaren to holdende, dat dunket den steden nicht nutte wezen; jodocb. kunden de privilegiën anders nicht volghen, so schuilen de boden macht hebben, to twen jaren edder to dren dar tho vorbyndende. Voorgesteld wordt daartoe een bode van Lubeck, een van Hamburg en een van Pruisen te zenden. Dit hebben de van Prussen to rugghe toghen in ere stede. Went aver so, dat (me) dem kopmanne dar nene privilegie vorwerven kunde, so willen de stede denne dar umme spreken, wo dat men it mit dem kopmanne mene tho holdende. Und des schuilen de boden mechtich wesen mit den steden hir umme beleghen to ramende, wo dat men it denne mit den kopmanne umb Holland holden schole. Und dit hebben de van Prussen, van Gotlande und Liflande togen in ere stede, dar van en antword mit den irsten hir wedder to enbedende. 507. [De Pruisische raadszendboden aan de Pruisische steden:] melden hun aankomst ie Lubeck Mei 1; schrijven over de Vlaamsche kwestie; deelen o a. mede, dat de Duitsche koopman uit Vlaanderen geschreven heeft, dat den koopman groote schade in Holland en Zeeland veroorzaakt is, en dat het wel het beste zal zijn, Vlaanderen, Holland en Zeeland te verlaten. [1388] — an uns heren Godes henimelvart daghe — Mei 7. 1) [1386 voor Aug. 5]: verbod van invoer van doek en andere waren uil Engeland en van uitvoer over zee van asch, pek, teer, masten en timmerhout. Gedrukt: UB. 2 n. 3/20; vermeld: Hans. U. B. 4 n. 876. 2) Ditzelfde is medegedeeld in de instructie voor de Pruisische raadszendboden naar Lubeck, vastgesteld op de bijeenkomst d, Gedrukt: Schwartzenberg 1 fol. 332. Zie Hans. U. B. 5 n. 269 aanm. 2. Zie n, 620, [1402 Febr. 19]—[1402] Apr. 27. 186 n. 735—739. 735. De raadszendboden der Lijflandsche steden, in Dorpat vergaderd, aan de dagvaart te Lubeck, 1402 Mei 14 te houden: herhalen hun verzoek, reeds meermalen gedaan, om bij hertog [Albrecht] van Holland aan te dringen op teruggave van de goederen, toebehoorende aan Lubbert Wittenborg en andere lieden in Lijfland, evenals van andere goederen, vroeger weggenomen; oordeelen het nuttig, bij deze gelegenheid van den hertog voorrechten voor de steden en den koopman te verwerven; verzoeken te bewerken, dat de goederen, door Friezen e. a. genomen, teruggegeven worden 1). [1402 Febr. 19.] Gedrukt: HR. 5 n. 64. Vermeld: Hans. U. B. 5 n. 515. 736. Hertog Albrecht van Beieren, graaf van Holland, verlengt den vrede met Hamburg, welke met Pinksteren (Mei 14) afloopt, tot Kerstmis 1402. 1402 — 1401 na den lope van onsen hove — Maart 7. den Haag. Bijksarch. den Haag, Memoriale BJ cas B fol. 1. Nota: Dese brief is ghelevert bi Willem Eggert der stede van Aemsterdam, om voirt te leveren tot Hamburch, mar • sij en sullens dair niet overleveren, sij en hebben weder tot mijns heren behoef enen wederbrief van der stat van Hamburch, inhoudende die verlangenisse van den vrede, als voirscreven is. Sted. arch. Hamburg; oorspr. Vermeld: HB. 5 n. 151; Hans. U. B. 5 n. 520. 737. Op de bijeenkomst van raadszendboden der Pruisische steden te Marienburg wordt o. a. besloten, een bode naar de dagvaart, in den Haag Mei 1 te houden, te zenden. 1402 — feria quarta post letare — Maart 8. Gedrukt: HB. 5 n. 71. 738. Hoogmeester [Konrad von Jungingen] aan de landen Oostergo en Westergo: antwoordt op het schrijven, waarin de schuld van het wegnemen van een schip aan liorenz von Russen gegeven wordt, met de aankondiging van een uitvoerige uiteenzetting van Donzig; stelt voor, de zaak te onderwerpen aan de scheidsrechterlijke uitspraak van Lubeck en Hamburg. 1402 — am sonohande vor misericordias Domini — Apr. 8. Elbing. Bijksarch. Koningsbergen, Eochmeister-Registrant 3 fol. 37 b. Vermeld: Hans. Z7. B. 5 n. 525; HB. 5 n. 75. ■ Hamburg aan Kampen: antwoordt op den eisch van Kersten van Wylsen, burger van Kampen, over 16 last bier, uit de kogge van Lubbert Overdik genomen, dat die kogge door de vitaliebroeders vermeesterd, doch hun door de Hamburgers op de Jahde weder ontnomen was; dat het grootste deel van het bier reeds over boord geworpen was en dat naar het stadrecht van Hamburg een derde i) Vgl. BR, 5 n, 63, 40. [1402] Mei 9—1402 Juli 21. 187 n. 740—748. deel van schip en lading aan Lubbert voor zich en de bevrachters van het schip teruggegeven is; verzoekt, Kersten te bewegen, zijn eisch in te trekken. l) [1402] — des donredaghes dar na als men singghed cantate — ^4pr. 27. Gemeente-arch. Kampen; oorspr. perk. met zegel. Gedrukt: HB. 5 n. 54. Vermeld: Hans. V. B. 5 n. 536; Begister van het arch. van Kampen 1 n. 349. 740. Aanteekening van de grafelijke Hollandsche kanselarij, dat de graaf geleide gaf voor de zendboden van Lubeck, Thorn en Hamburg, durende tot Juni 24 of daarbinnen tot 8 dagen na opzegging, en dat Mei 22 (dez manend ages na beloken pinxteren) een dagvaart met genoemde sleden gehouden zal worden. [1402] Mei 9. Bijksarch. den Eaag, Memoriale BJ cas B fol. 10. Gedrukt: Hans. U. B. 5 n. 537. 741. De raadszendboden der Hanzesteden, te Lubeck vergaderd, aan de gezanten der Hanze in Holland: verlangen, dat zij na beëindiging van hun opdracht den [graaf van Holland] of diens raad polsen zullen over verlichting der drukkende bepalingen voor den zeevond en over verlaging der hooge tollen, en dat zij de verdere behandeling daarvan den koopman [te Brugge] zullen overdragen. [1402 Mei 14,] Gedrukt: HB. 5 n. 81. Vermeld: Ham. U. B. 5 n. 538. Vgl. EB. 5 n. 77, 3. 742. Overeenkomst tusschen den raad van Holland en de zendboden van Lubeck en Thorn, dat de beslissing in de gescMUm tusschen Holland en Hamburg opgedragen zal worden aan de scheidsrechterlijke uitspraak van een der steden Gent, Antwerpen, Brussel, Leuven, Mechelen, Utrecht, Amersfoort of Kampen, en dat Hamburg voor Aug. 15 (onser vrouwen dach assumpcio) zal laten weten, welke stad zij kiest. *) [1402] Juni 13. Bijksarch. den Haag, Memoriale BJ cas B fol. 13; Ms. suppl. v. Mieris 3 n. 35. Gedrukt: Hans. U. B. 5 n. 538. 743. Uittreksel uit het reces te Marienburg. j402 — in vigilia Marie Magdalene — Juli 21. Gedrukt: HB. 5 n. 101. Vergadering van raadszendboden der Pruisische steden. 4. Item umme dy Vlamynge, Hollandere unde Zeelandere ist obir eyn getragen, 4) Een dergelijk antwoord geeft Hamburg aan Leiden in zake de klacht van Gerrit de Bruyn, dat hem uit de holk van Gödeke Michel 7 last en 4 tonnen bier genomen zijn. Vermeld: HB. 5 n. 52. Vgl. hiermede ook Hans. U- B. 5 n. 593, [9]. 2) Zie n, 740, 1402 Aug. 1—1402 Oct. 20. 188 n. 744—748. daz dy von Danczik sie vor sich bebotin sullen, unde in sagen, daz sie nicht stete durch daz yor yre gewand sullen veyle habin, sunder alse is noch alder gewonheit wonlich ist geweset. 744. Lubeck aan de Pruisische steden: brengt in herinnering, dat op de laatste pinkstervergadering te Lubeck een zendbode van Nijmegen verzocht heeft om wederopname der stad in de Hanze, doch de daarvoor verlangde som van 1000 gulden niet zonder meer kon toestaan; deelt mede, dat Nijmegen haar verzoek, ondersteund door em schreven van den hertog van Qulik- Gelre, herhaald heeft en dat ook de koopman ie Brugge ten gunste van Nijmegen gesproken heeft; gelooft, dat men het verzoek van den hertog niet weigeren kan, en verzoekt den steden, haar besluit mede te deelen. 1402 — up den dach sintte Peters ad vincula — Aug. 1. 'Sted. arch. Thorn; gelijktijdig afschrift. Gedrukt: HB. 8 n. 1004. Vermeld: Hans. JJ. B. 5 n. 543. 745. De landen Oostergo en Westergo aan de zeesteden der Duitsche Hanze: spreken leedwezen uit over de herooving van burgers der steden door hun uitleggers • verzoeken, de zaak tot Mei 1 te laten rusten en onderwijl nadere inlichtingen te zenden; beloven vergoeding der schade volgens landrecht. 1402 — up s. Johannis dach decollacionis — Aug. 29. Gedrukt: HB. 5 n. 85. Vermeld: Hans. JJ. B. 6 n. 544. 746. Hamburg geeft volmacht aan de burgemeesters Meinhard Buxlehude en Hilmar Lopowe en den raadsnolaris Hermann Kule als vertegenwoordigers der stad bij de scheidsrechterlijke uitspraak der stad Gent in de geschillen tusschen Hamburg en graaf Albrecht van Holland. 1402 — ipso die b. martyrum Cosme et Damiani — Sept. 27. Sted. arch. Gent; oorspr. Gedrukt: Hans. JJ. B. 5 n. 546 (Zie aldaar aanm. 2, een post uit de rekening van Hamburg). Vermeld: Van Duyse et de Busscher, Inventaire des archives de la ville de Gand n. 486. 747. Hertog Albrecht van Beieren, graaf van Holland, onderwerpt de beslissing in zijn geschillen met Hamburg aan de scheidsrechterlijke uitspraak der stad Gent. 1402 Oct. 20. den Haag. Sted. arch. Gent; oorspr. Gedrukt: Hans. JJ. B. 5 n. 548. Vermeld: Van Duyse et de Busscher, Inventaire des archives de la ville de Gand n. 487; Devillers, Cartulaire des comtes de Hainaut 3 n. 878. Zie Hans. U. B. 6 blz. 277 aanm. 1: posten uit de stadsrekening van Gent van 1402/3 over bovengenoemde zaak. . 748. Hertog Albrecht van Beieren, graaf van Holland, geeft volmacht aan zijn raden, ridder Hugo, heer van Heenvliet, en Gisbert van Diepenburch, evenals aan deraads- 1402 Dec. 30—1403 Maart 3. 189 n. 749—753. heeren Oiselbert Franconis van Dordrecht en Joh. die Langhe van Amsterdam als zijn vertegenwoordigers bij de seheidsrechterlijlce uitspraak der stad Oent in xijn geschillen met Hamburg. 1402 Oct. 20. Sted. arch. Oent; oorspr. Vermeld: Eans. ü. B. 5 n. 549; Van Duyse et de Busscher n. 488, Devillers 3 n.879. 749. Twee posten uit de jaarrekening van Martin ten Bome, kameraar te Deventer, betreffende de onderhandelingen tusschen Hamburg en Holland. 1402 Dec. 30 en Dec. 13. Gemeente-arch. Deventer. Gedrukt: HB. 5 n. 163. 750. Posten uit de jaarrekening van Hildebrand [ter Brokenf], kameraar te Deventer, betreffende de verhouding der Zuiderzeesteden tot de dagvaarten te Lubeck van Mei 14 en Oct. 8. 1402—1403. Gemeente-arch. Deventer. Gedrukt: HB. 5 n. 88. 751. Uittreksel uit het reces te Wismar. 1403 — des mandages na dem achtendage derhoehtidtwelften —Jan. 15. Gedrukt: EB. 5 n. 114. Aanwezig waren raadszendboden van Lubeck, Eamburg, Bostock, Stralsund, Greifswald, Wismar en een raadsnotaris van Lüneburg. 2. Brieven zullen gezonden worden aan den hertog van Bourgondië en de steden van Vlaanderen, witlik tho donde, wo de van Nymegen van den steden wedder in de hense genomen sin; enz. 752. De landen Oostergo en Westergo aan hoogmeester Konrad von Jungingen: antwoorden op n. 738; houden de schuld van Laurens van Bussen vol; verzekeren, dat hij den strijd begonnen is en zijn hulk niet terug wilde hebben en dat hij lieden van Dokkum en Leeuwarden gedood en gewond heeft; ontkennen, dat zij verplicht njn, schadevergoeding te geven; verzoeken voor hun onderdanen vrij verkeer in zijn landen, of anders een vrijgeleide in Pruisen voor den tijd van een of twee jaren voor hun onderdanen; dreigen vijandelijkheden met vijandelijkheden te zullen beantwoorden. 1403 — op onser vrouwen avond purificacio — Febr. 1. Bijksarch. Koningsbergen; oorspr. Gedrukt: EB. 5 n. 131. Vermeld: Eans. U. B. 5 n. 565. 758. Uittreksel uit het reces te Marienburg. 1403 — sabbato invocavit — Maart 3. Gedrukt: EB. 5 n. 118. Vergadering van raadszendboden der Pruisische steden. 4. Item umme den schaden, den dy Engelschen und Hollander den inwonern 1403 Maart 20—1403 Mei 20, 190 n. 754—758. dys landes getan habin, is ouch czu rugke getzogen czum nesten tage inozubrengen, ab man en derlowben welle, wider als vyle gutis uffczubalden; und denne sal ouch eyn iderman beschriben vor die stete brengen, wy grossen schaden her von den Engelschen und Hollandern hat geledyn. 754. Uittreksel uit het reces te Marienburg. 1403 — feria tercia post Gertrudis — Maart 20. Gedrukt: HR. 6 n. 119. Vergadering van raadszendboden der Pruisische steden. 5. Vortmer als umme den schaden, den unsir borgere genomen habin, als von den Englischin und Hollanders, hat unsir here, der homeistir, mit synen steten vortzogen wente czu der czyt, das dy sendebotin von Lubic wider komen. 755. Clawes Lembeke zegt hertog [Albrecht van Beieren, graaf] van Holland, den wede op, daar hij den Pruisen, die hem en de zijnen benadeeld hebben en wier vijand hij geworden is, geen schade kan doen, zonder tegelijk de Hollanders te benadeelen. 1403 — dez sdicendages to myd vasten — Maart 27. Flensburg. Rijksarch. den Haag, Memoriale BJ cas B fol. 36; Ms. suppl. v. Mieris 3 n. 55. (op Maart 25 = Zondag te midvasten). Gedrukt: HR. 5 n. 125. 756. Hoogmeester [Konrad von Jungingen] aan de landen Oostergo en Westergo : antwoordt op n. 752, dat de toegang tot zijn land voor alle onschuldigen vrij is, doch dat hij hen, die de zijnen benadeeld hebben, zonder dat behoorlijke voldoening gegeven is, niet geleiden zal; zal ongaarne oorlog voeren, verlangt echter schadevergoeding voor zijn onderdanen of anders een uitdrukkelijke oorlogsverklaring. 1403 — Marienburg am dinstage vor ostern — April 10. Rijksarch. Koningsbergen, Hochmeister-Registrant 3 fol. 60. Gedrukt: HB. 5 n. 122. Vermeld: Hans. IJ. B. 5 n. 574. 757. De gardiaan der Minorieten te Kampen Alardus Legghenoet geeft afschrift van de oorkonden van de koningen Waldemar van Denemarken van 1326 [n. 100], Erich van Denemarken van 1307 [n. 68] en Magnus van Zweden van 1336 (n. 141). 1403 Apr. 2 en 24. Gemeente-arch. Kampen; 3 orig. met aanh. zegel. Op de achterzijde van n. 3 met latere hand: Desse vidimus plach die voecht op Schonen mit hem toe nemen. Vermeld: Hans. U. B. 5 n. 573; Register van het arch. van Kampen 1 n. 353. 758. Uittreksel uit het reces te, Marienburg. 1403 — dominica vocem jocunditatis — Mei 20. Gedrukt: HR. 6 n. 129. Vergadering der raadszendboden van de Pruisische steden. 7. Item ez den heren van Dantzk befolen, breve an den kouffman in Flanderen, 1403 Juli 27—1403 Oct. 9. 191 759—762 Engeland und Holland tzu senden, sy bittende, das sy dy gbene, dy dy unsirn in den landen und jegenoten bescbediget babin, geruchen czu vormanen, das sy den unsirn gnug ton vor eren schaden, den sy en getan habin, czwisschen hir und osteren. Und ab des nicht geschege, das sy sie warnen, das sy nicht mee her int land komen, wante wir sulchen schaden von en nicht mee lyden wellen. 759. Hertog Albrecht van Beieren, graaf van Holland, geeft volmacht aan Ghiselbertum filium Franconis, Petram filiam Bien et Theodericum Hollant, burgers van Dordrecht en van Amsterdam, als zijn vertegenwoordigers by de scheidsrechterlijke uitspraak te Oent tusschen hem en Hamburg. l) 1403 Mi 27. den Haag. Sted. arch. Gent; oorspr. Vermeld: Hans,. U. B. 5 n. 584; Van Duyse et de Busscher, Inventaire des archives de la ville de Gand n. 489; Devillers, Cartulaire des comtes de Hainaut 3 n. 881. 760. Hertog Albrecht van Beieren, graaf van Holland, bevrijdt voor de eerstvolgende 15 jaren de Hamburgers van tol en gruitgeld, stelt voor hen de tollen vast, welke zij na dien tijd zullen betalen, verleent hun verdere voorrechten voor den handel in zijn landen. 1403 Aug. 14. den Haag. Sted. arch. Hamburg, Trese J3; oorspr. Verder afschriften te Keulen, Lubeck en Gent. Gedrukt: Hans. U. B. 5 n. 585. Zie aldaar aanm. 2. Vermeld: HB. 5 n. 153; Blok, Verslag aangaande een onderzoek in Duitschland, 1886—1887, blz. 227 n. 22 en blz. 36 n. 24. 761. Aanteekening, dat Willem Spaen aan Jan Zale van Schonen ontvoerd lieeft tusschen 20 en 24 vaten haring. {1403'] September 12. Bijksarch. den Haag, Memor. B J cas B fol. 43". Item 12 dage in September overseide Claes Heynenzoon voir mijns heren rade, als die burchgreve, etc., die here van Egmonde, die proest, heer Ghijskijn ende heer Gielijs van Cralinghen, "Willem Spaen, dat hi ontvoert heeft van Schonen Jan Zalen tusschen 20 ende 24 vats harincx, die Jan Zale mit him hadde doen inlegghen of mit sinen broeder, dair hi him noch harinc noch ghelt voir ghegeven en heeft. Item upten dach voirscreven ghelyede Willem Spaen, dat Jan Zale die voirseide harinc mit him ingheleit heeft, als voirscreven is. Dese man wort ghevangen, mar hi wort weder uutghelaten, overmids dat Kunsel Pentier dairvoir loefde tot alre üjt den man te leveren of selve ghevanghen te gaen. 762. Scheidsrechterlijke uitspraak der stad Oent in de geschillen tusschen hertog Albrecht van Beieren, graaf van Holland, en zijn onderdanen met de stad Hamburg. 1403 Oct. 9. 1) Zie de posten uit de stadsrekening van Oent van 1402/3, gedrukt: Hans. U. B. 5 blz. 293 aanm. 1. [1403 omstreeks Oct. 22]—[1403 Dec. 6]. 192 n. 763—766. Sted. arch. Keulen, Hanse IV n. 21. Verder te Lubeck en Gent. Gedrukt: Hans. 17. B. 5 n. 593. Vermeld: Van Duyse et de Busscher, Inventaire des arch. de Gand n. 490. Aangehaald: Devillers, Cartulaire des comtes de Hainaut 3 n. 881. 763. Hollandsche aanteekening, dat de Oosterlingen op nieuwjaar e. k. [1404 Jan. 1] by den [graaf van Holland] zullen komen, om te accorderen van sulken privilegiën, als si begerende sullen wesen. [1403 omstreeks Oct. 22.] Bijksarch. den Haag, Memoriale B J eas B fol. 47. Gedrukt: HB. 5 n. 155. 764 Hertog Albrecht van Beieren, graaf van Holland, erkent, van de stad Hamburg, in overeenstemming met de scheidsrechterlijke uitspraak van de stad Oent 2000 nobelen, 6 sch. vlaamsch voor den nobel gerekend, ontvangen te hebben. 1403 Nov. 19. den Haag. Sted. arch. Hamburg; oorspr. Vermeld: HB. 6 n. 157; Hans. U. B. 5 n. 595. 765. Uittreksel uit het .reces te Lubeck. 1403 — in festo beati Nicolai episcopi — Dec, 6. Gedrukt: HB. 5 n. 158. Aanwezig waren raadszendboden van Lubeck, Hamburg, Bostock, Stralsund, Wismar en Lüneburg. l) 4. Brieven gezonden aan den koopman in Vlaanderen, de steden in Lijfland en de steden der Zuiderzee, also dat men vor cathedra Petri negest comende 2) nicht ntsegelen schal, nnde ok dat me na sunte Mertins dage 8) nicht en segele; dat me dat voge to holdende yn der wize unde bi der bote, alse vorscreven is. Zie §§ 2 en 3. 5. Her Meinhart Buxtehude, borgermester to Hamborg, warf vor den steden van des copmans wegene to Brucge in Vlandern, wo de copman handelinge hat; hadde mit dem heren hertegen van Holland nnde sinen rade, umme vriheide in sinen landen to vorwervende; dar umme ok de copmann breve gescreven hadde an de heren van Lubeke, welke breve vor den steden ok gelesen worden. Antwoord aan den koopman als n. 767. 6. De steden schrijven op verzoek van her Meynhard Buxtehude na bevelinge des heren hertegen van Hollant unde sines rades unde siner stede nnde des copmans to Brugge, aan den hoogmeester en de steden van Pruisen als n. 766. 766. De raadszendboden der Hanzesteden in Lubeck aan hoogmeester [Konrad von Jungingen]: Meinhard Buxtehude, burgemeester van Hamburg, heeft in opdracht van hertog Albrecht van Beieren, zijn raad, den koopman te Brugge en de steden in Holland, aan de steden medegedeeld, dat de hoogmeester van den hertog voor Paschen 1) § § 2 en 3 bevatten een verordening op de staking van de scheepvaart in den winter. Deze verordening ook in het gemeente-arch. te Zutfen op een blad papier. Zie HR. 8 blz. 653 onder: 1403 Dec. 6. 2) Febr. 22. 3) Nov. 11. [1403 Deo. 6]—[Einde 1403]. 193 n. 767—769. e. k.') vergoeding voor de schade, den Pruisen door de Hollanders aangedaan, verlangt en anders met in beslag neming der Hollanders en van hun goederen gedreigd heeft; verzoeken daarmede nog te wachten, om de onderhandelingen van den koopman te Brugge met den hertog over een Hollandsch privilegie niet te belemmeren; meenen bovendien, dat de gestelde termijn te kart is. [1403 Dec. 6.] Gedrukt: HB. 5 n. 160. Vermeld: Hans. JJ. B. 5 n. 599. Een dergelijk schrijven aan de Pruisische steden; vermeld: HB. 5 n. 161 en Hans, ü. B. 5 n. 599. 767. De raadszendboden der Hanzesteden, te Lubeck vergaderd, aan den Duitschen koopman te Brugge: hebben van zijn gezantschap naar Holland ter verwerving van een Hollandsch privilegie vernomen; keuren de dagvaart [met de Hollanders'], op 1 Jan. bepaald, goed2); verzoeken het resultaat ervan naar Lubeck te melden; deelen mede, dat zij aan den hoogmeester en de Pruisische steden geschreven hebben. [1403 Dec. 6.] Gedrukt: HB. 5 n. 165. Vermeld: Hans. U. B. 5 n. 598. 768. De hoofden Haro Tdserna van Greetsiel en Enno van Norden beloven, de stad Groningen en haar bondgenooten ongehinderd te laten wegens het geweld, uitgeoefend op twee Oost-Friezen. 1403 — up zunte Nicolaus dach — Dec. {?„ Gemeente-arch. Groningen; oorspr. Gedrukt: Friedlander, Ostfries. JJ. B. 1 n. 191. 769. Opgave van de sommen, welke Hamburg aan burgers van Hoorn betalen zal, wegens de schade, genoemden burgers toegebracht, welke sommen vastgesteld zijn door de Wet van Gent. 8) [Einde 1403.] Gemeente-arch. Hoorn, oorspr., perk., Mer en daar onleesbaar. Het stuk draagt de onderteekening Colvin. Zie voor de dateering Hans. JJ. B. 5 n. 593, f4]. Hora. Dit naervolghende zijn de parcheele ende [summe] van ghelde, die de goede liede van Horn hebben sullen, over de scade, die hemluyden [bij] dien van Hamborch gbesciet es, elc persoen up hem selven, alsoet ghetaxert ende ghesmaeldeelt esbyder wet van G-hend van den neghen dusentich noblen, die de stat van Hamborch betalen sal den ondersaten ende lieden mijns Heeren van Holland, sesse scellinghe grote vlaenderscher munten over eiken nobel. Dit eerste. Clais Melissone 137 noble 3 s. grote. Item Roelof Janssone 147 noble 4 s. grote. Item Pieter Janssone 52 noble 5 s. 9 d. grote. Item Broeder 116 nobel 18 grote. 1) 1404 Maart 80. Zie het Pruisische reces van 1403 Mei 20 n. 758 § 7. 2) Zie n. 763. 3) Zie n. 762. 1? 1403-1404. 194 n- "0-773. Item Blanc Herman 47 noble 12 grote. Item Symoen Scael 35 noble 2 s. 7 d. grote. Item Drie Janssone 31 noble 3 grote. Item Pieter Nannincsson ende Jacop sijn broeder .... 46 noble. Item Jacop Pieter Nannincsson 33 noble 3 s. 3 d. grote. Item Jan Voppensone 14 noble 3 s. grote. Item Aelt Heinensone 22 noble 18 grote. Item Clais Waterland 13 noble 2 s. grote. Item Jan Aelbrechtsson 8 noble 2 s. grote. Item Gherbrant Scael B »oble 6 Srote- Item Jacop Claissone ende Clais Gheertssone 6 noble. Item Jan de Wael 35 noble 15 S10*6- Item Keyser 34 noble 12 grote. Item Matthijs Zyvertsson 16 noble 4 s. grote. Item Jan Janssone 20 noble 5 8- 810*6- Item Willem Halinsson 12 noble 3 s. grote. Item Heter Goudsmet . . . . , 10 noble 2 s. 6 d. grote. Item Andries Pieter Mersmanssone 2 noble 6 s. grote. Somma 849 noble 4 s. [1] d. grote. 770 Aanteekening betreffende gelden, door de stad Kampen uitgeleend, 1398—1403. Gemeente-arch. Kampen; Collectorium fol. 75r. Gedrukt: Begister van het arch. van Kampen 5 n. 384. Item die her van Voirst is der stad schuldich 200 vrancrixsche schilde, to betalen te sente Merten in den winter naest comende. Datum ut supra (XCVIII) verlenght een jaer. Joncher Arnt van Gnterswijc 100 vrancr. schilde. Anno tercio littera in cista. Item die Greve van Delmenhorst ghedain 120 engelsche nobele, dair wi sinen brief van hebben, ligghende in Westfaelen 1). Item dien Greve van Oldenborch des gelix ghedain 120 Binsche gulden. 771. Uitgaven van Hamburg voor de verzoening dier stad met hertog Albrecht van Beieren, graaf van Holland. 1403—1404. Gedrukt: Eans. U. B. 5 n. 601. 772. Posten uit de jaarrekening van Geliis van Arnhem, kameraar te Deventer, betrekking hebbende op de dagvaart te Lubeck van 1404 Apr. 8, de bestrijding der zeeroovers enz. 1403—1404. Gemeente-arch. Deventer. Gedrukt: HB. 6 n. 183. 778 [Hoogmeester Konrad von Jungingen] aan den Duitschen koopman te Brugge: 1) Zie n. 638. [1404] Febr. 3—1404 Maart 2. 195 meldt, dat. de koningin van Denemarken Gotland overvallen heeft, en dat hij het ontzetten moet; wil tot Mei 18 (pfingsten) geen uitvoer uit zijn land toestaan; verzoekt mededeeling hiervan aan de steden in Zeeland, Holland enz. 1404 Jan. 31. Marienburg. Bijksarch. Koningsbergen, Hochmeister-Begistrant 3 fol. 74b. Vermeld: HB. 5 n. 178. 774. De steden Kampen, Harderwijk, Dordrecht, Amsterdam, Zierikzee en Brielle, te Dordrecht vergaderd, aan den Duitschen koopman te Brugge: melden, dat zij het het beste oordeelen, dat de scheepvaart naar het Oosten gestaakt wordt, totdat de dagvaart ie Lubeck op Maart 9, welke zij hopen bij te wonen, gehouden is.1) [1404] — up s. Blasius dach — Febr. 3. Sted. arch. Lubeck, afschrift. Gedrukt: HB. 8 n. 1005. 775. De Duitsche koopman te Brugge aan de in n. 774 genoemde steden: antwoordt, dat de vergadering van de schippers en de kooplieden besloten heeft, de schepen niet langer te laten liggen. [1404] — Up s. Scolastiken dach — Febr. 10. !) Sted. arch. Lubeck, afschrift. Gedrukt: HB. 8 n. 1006. 776. Schepenvonnis van Dordrecht in zake de klacht van eenige bij name genoemde Hollanders wegens vorderingen op een schip, dat, uil Schonen komende te Dordrecht binnengeloopen, door zijn kapitein Lubbrecht Beyken, burger van Kampen, heimelijk verlaten was. 1404 — op sinte Valentijns dach 1404 na costume ende den lope van onser stede — Febr. 14. Gemeente-arch, Dordrecht, Aktenboek n. 3 I fol. 16 b. Gedrukt: Fruin, De oudste rechten der stad Dordrecht 2, 3; Hans. U. B. 5 n. 649 (op het jaar 1405). 777. Uittreksel uit liet reces te Marienburg. 1404 — dominica oculi — Maart 2. Gedrukt: HB. 5 n. 181. Vergadering van de raadszendboden der Pruisische steden. 4. De zendboden naar de dagvaart te Lubeck moeten aldaar mededeelen, dat de zaak met de Hollandersa) uitgesteld is tot Paschen over een jaar 8) en dat den steden verzocht wordt, by hertog [Albrecht] van Beieren te bewerken, dat binnen dien tyd de kwestie bijgelegd zal worden. 1) [1404] Febr. 14 zendt de Duitsche koopman te Brugge afschrift van beide bovenstaande brieven aan Lubeck. Gedrukt: HB. 8 n. 1007. 2) Zie n. 766. 3) 1405 April 19. 1404 Apr. 8—1404 Aug. 9. 196 n. 778—782. 778. Uiltreksel uit het reces te Lubeck. 1404 — feria tercia post dominicam qaasimodo geniti — Apr. 8. Gedrukt: HB. 5 n. 185. Aanwezig waren raadszendboden van Lubeck, Hamburg, Rostock, Stralsund, Danzig, Wismar, Lüneburg, Greifswald en een raadsnolaris van Keulen. 8. De raadszendbode van Danzig deelt mede, dat de hoogmeester op verzoek der steden gerne vorholden wolde, de Hollandere to hinderende wente to paschen negest komende, unde dat he dar umme van den steden begerede, an den hochborn vorsten, hern hertigen van Holland, to scrivende, up dat den Prusseschen ere schade under des wedderlecht worde. 8. De koopman in Vlaanderen heeft over het in Holland te verwerven privilegie geschreven. Des hebben en de stede macht gegheven, udtobedende 2000 Hollandische ghulden up en vorsokent, nnde dat se yodoch mede vort dar to arbeyden, alse sevordest konen, wo me sodane vriheit mit reddelicheit vorkrigen mochte. Danzig neemt dit ad referendum. 11. Ok scref de kopman, wo de van den Bryle vain der sulven materiën en bi eres rades kumpanen gekundiget hadden, wo hertige Albrecht, greve van Holland, hadde overgeven sinem sone, bischope van Ludike, dat lant van Vorne mit aller vriheit unde tobehoringe, unde dat de sulve here bisscop dat lant in aller vriheit holden wil vor alle koplude, alse dat alle schipheren und koplude mogen in und ud keren unde varen in de Mase etc.. Dat bevolt den steden also wol, wo de kopman bi siner olden rechticheit blive. 779. Hamburg aan Danzig: meldt, dat Klaus Leembelce en Borchard Krummendiik, knapen van wapen, geschreven hebben, dal hun vrienden en dienaren op zee zijn, om Engelschen en Hollanders, hun vijanden, te schaden; heeft geantwoord, dit aan de [Pruisen], Engelschen en Hollanders te zullen niededeelen en heeft hun verzocht, de [Pruisen], Engelschen en Hollanders niet te benadeelen ; heeft geen antwoord ontvangen. 1404 — des mydweken vor s. Viti dage — Juni 11. Vermeld: HR. 5 n. 199. 780. Hertog Albrecht geeft den gezanten van Keno torn Broke en van Enno van Norden, welke zij naar Staveren zenden zullen, vrijgeleide. [1404] Juni 25. Gedrukt: Schwartzenberg, Groot Placaat- en Charterboek 1 blz. 339; Friedlander, Ostfries. JJ. B. 1 n. 199. 781. [Hertog Albrecht van Beieren, graaf van Holland,] geeft den zendboden van den Duitschen Icoopman [te Brugge] tot 40 personen toe vrijgeleide voor den tijd van 4 weken of tot 4 dagen na herroeping. , [1404] Juli 23. Rijksarch. den Haag, Memoriale BH cas R fol. 75 b. Gedrukt: HB. 5 n. 306. Vermeld: Hans. JJ. B. 5 n. 630. 782. Johan Snoer, burger van Bremen, verklaart, dat zijn geschil met eenige aan- 1404 Oct. 16—[1404 Nov.]. 197 n. 783—786. hangers der stad Groningen in der minne is beslecht en dat hij dus geen verdere aanspraken op hen of op die stad heeft. 1404 — up sente Laurencius avent — Aug. 9. Gemeente-arch. Groningen; oorspr. Gedrukt: Oorkondenboek van Gron. en Drente 2 n. 1185. 783. Uittreksel uit het reces te Marienburg. 1404 — die Galli — Oct. 16. Gedrukt: HR. 5 n. 209. Aanwezig waren raadszendboden van Lubeck, Hamburg, Bostock, Stralsund, Wismar, Thorn, Elbing en Danzig. 1. Een dagvaart bepaald, te Lubeck up lichtmissen negest komende (1405 Febr. 2) te houden. 2. Brieven als n. 784 zullen gezonden worden o. a. an den heren hertogen to Holland unde den heren van der Veere nnde an ere stede in Holland und Zeeland. 6. De schrijver, met brieven als in 2 gezonden, moet den Hollandschen en Zeeuwschen steden verzoeken, haar raadszendboden naar de dagvaart te Lubeck te zenden, om aldaar met den hoogmeester en diens steden te spreken over bijlegging der geschillen tusschen beide partijen, daar het bestand slechts loopt tot Paschen e. k., en tevens over de klacht van den hoogmeester en de Pruisische steden, dat zij den Engelschen, die den koopman zeer benadeelen, goederen toevoeren. 7. Des gelix ok to dem heren hertigen van Holland to wervende, em sundergen to vormanende, dat he sine stede in Holland unde Zeeland dar an holde, dat se jo de vorscreven dachvard umme guder endracht willen besenden, unde de reddelike vorbedinge des heren homeisters unde siner stede nicht vorlecgen. 8. Ook Hendrik van Borselen, heer van Veere, zal hij aanmanen, dat hg de schade, den koopman aangedaan, zal vergoeden, en dat hij de Engelschen niet helpen zal. 12. Brieven zijn o. a. gezonden aan Nijmegen, Zutfen, Kampen, Deventer, Harderwijk. 784- [De Wendische steden o. a. aan de steden in Holland en Zeeland, aan hertog [Albrecht] van Hólland, aan den heer van Veere enz.:] melden, dat zij wegens de gewelddadigheden der Engelschen Febr. 2 te Lubeck een dagvaart zullen houden; accrediteeren den overbrenger, den schrijver der stad Lubeck. [1404 Oct. 16.] Vermeld: HB. 5 n. 212. 785. Albrecht, [hertog van Beieren, graaf van Holland,] geeft Enne Edzerdissoen, hoéftlinc toe Noerden en Hara, sinen broeder, en hun onderdanen een vrede voor den tyd van 12 jaren. 1404 — op zunte Symon ende Judenavond apost. — Oct. 27. den Haag. Bijksarch. den Haag, register hertoch Aelbrecht cas E fol. 64. Ms. supplem. van Mieris 3 n. 140. 786. Riga aan Rèval: bericht, dat niet lang voor s. Martijnsdag een schip in de Luna kwam, dat door zeeroovers den Engelschen te Schonen imme Hole ontnomen was; dat de zeeroovers dit schip, geladen met haring, te Dünamunde lieten liggen en 1404-1405—1405 Jan. 11. 198 787—790. een van hen, Hermen Halverogghe, naar Riga zonden, die zeide, dat zij uit Kampen waren en schip en goed op hun vijanden veroverd hadden; deelt verder mede, dat de raad van Riga naar Dünamunde zond, waarop de zeeroovers vluchtten, terwijl schip en goed in beslag genomen werden; verzoekt, de zeeroovers, bjj aankomst te Reval, aan te houden en geeft de namen der zeeroovers op o. a. Hermen Halverogge van Campen; een, de bet Clawes, de is van Campen; een de het Diderik, de is ein Hollander. [1404 Nov. ?] Gedrukt: Tav-, Est- und Kurland. TT. R. 4 n. 1652. 787. Posten uit de jaarrekeningen van Lubbert Johanssoen en Herbort Splitof, kameraars te Deventer, betreffende den Hanzedag te Lubeck van 1405 Maart 12. 1404—1405. Gemeente-arch. Deventer. Gedrukt: HR. 5 n. 236 en 237. 788. Aanteekening, dat Willem, hertog van Beieren enz., voor zich en zijn raad ontbood Florijs van Zwieten, om zich te verantwoorden tegen den overmans van den leggers van Hamburch tot Aemsterdamme, up sulke gebreke, als sy over him getoent hadden, roerende van zeevonde etc. 1405 — 1404 na den lope van onsen hove — Januari 7. Rijksarchief den Haag, Memor. BH cas B fol. 4*. 789. Amsterdam aan hoogmeester [Konrad von Jungingen]: heeft vernomen, dat de burgers van Amsterdam gedurende driejaren geen schepen in Pruisen mogen bevrachten, en dat hun van Paschen 1) af het geleide in Pruisen ontnomen is wegens de schade, den onderdanen van Pruisen in den Hollandsch-Frieschen oorlog aangedaan; verklaart, dat de burgers van Amsterdam daaraan onschuldig zijn, en dat de [weggenomen] goederen niet naar Amsterdam gebracht zijn; verzoekt voor de burgers van Amsterdam de vroegere vrijheid van verkeer; verklaart zich tot wederdienst bereid. [1405 2)J — des saterdages na den heyligen dertienden dach — Jan. 10. Bijksarch. Koningsbergen; oorspr. Vermeld: HB. 8 n. 1017; Hans. TT. B. 5 n. 642; Kernkamp, Balt. archivalia blz. 286. 790. Uittreksel uit het reces te Marienburg. 1405 — dominica post epyphanie — Jan. 11. Gedrukt: HB. 5 n. 221. Vergadering van de raadszendboden der Pruisische steden. 2. Item umme den schaden, den dy Hollandere desem lande getan habin, ist den sendeboten befolen, der sache von des schaden wegen mit den Hollanderen by den gemenen steden to bliven, ab dy Hollandere ouch das ton wellen; willen sy abir nicht, so sullen dy sendeboden mechtich syn, eynen lengeren tag mit en vnrder uff- 4) 1405 Apr. 19. 2) Zie n. 791, 1405 Febr. 11—[1405] Maart 10. 199 1—793. tzunemen, als verre sy mit den hensesteten kegen dy Engelschen voreynen und der Engelschen vortzigen. 10. Item sal man den sendeböten [naar de dagvaart te Lubeck] den Engelschen und Hollandischen schaden mitegebin. 791. Hoogmeester [Konrad von Jungingen] aan hertog Willem van Holland: kan op den brief van den hertog betreffende de uitsluiting der Hollanders voor den tijd van drie jaren uit het Pruisische uitvoerverkeer niet definitief antwoorden, voordat de Pruisische raadszendboden verslag gegeven hebben over de besluiten, op den laatsten Hanzedag te Lubeck genomen. 1405 — an der mittewochen vor Valentini — Febr. 11. Marienburg. Bijksarch. Koningsbergen, Hochmeister-Registrant 3 fol. 89. Gedrukt: Hans. U. B. 5 n. 647. Een dergelijk schrijven gericht tot Amsterdam. 792. De Duitsche koopman te Brugge aan zijn zendboden op den Hanzedag ie Lubeck : bericht, dat graaf [Willem] van Holland alle schippers en kooplieden der Hanze in Holland en Zeeland zonder reden laat arresteeren; zendt zijn klerk mei schriftelijk verzoek aan den graaf, om de gearresteerde personen en goederen vrij te laten of om de redenen voor die inbeslagneming op te geven; zal het antwoord dadelijk mededeelen; volgens mededeeling van een Engelschman, die van den graaf komt, moet de graaf met koning [Hendrik IV] van Engeland overeengekomen zijn, by een oorlog tusschen de Hanze en Engeland, de schippers en kooplieden der Hanze in Holland en Zeeland te arresteeren; verzoekt dit aan Hamburg le berichten, om de schippers, die van plan zijn naar Holland te varen, te waarschuwen enz. [1405] Maart 3- Sted. arch. Thorn; afschriftGedrukt: HB. 8 Nachtrage n. 1023. Vermeld: Hans- U. B. 5 n. 650. Zie B. v 1405 Maart 12, HB. 5 n. 225, 7. 793. De klerk van den Duitschen koopman te Brugge aan de zendboden der Hanzesteden in Lubeck: bericht als in n. 792 over zijn zending naar graaf [Willem] van Holland; deelt mede, dat deze hem geantwoord heeft, dat hij wegens belemmering zijner onderdanen in Pruisenl) bevel tot arresteering tegen de Pruisische schippers en kooplieden, doch niet tegen burgers uit de andere Hanzesteden uitgevaardigd heeft, en den baljuw van Zierikzee heeft doen bevelen, het beslag, op het zout van eenige kooplieden uit Stralsund en Greifswald gelegd, op te heffen, voor zoover Pruisen daaraan geen deel hadden; heeft verder in het geheim vernomen, dat de graaf wegens een twist, dezen winter bij Mar strand tusschen schippers van Kampen en van de Hanze en Zeeuwen voorgekomen, aan represailles denkt. [1405] Maart 10. Botterdam. Sted. arch. Thorn; afschrift. Gedrukt: HB. 8 n. 1027. Vermeld: Hans. IT. B. 5 n. 652. 1) Zie w. 789 en 791. 1405 Maart 12—[1405] Apr. 5, 200 n. 794—797. 794. Uittreksel uit het reces te Lubeck. 1405 — feria quinta post dominicam invocavit — Maart 12. Gedrukt: HB. 5 n. 225. Aanwezig waren raadszendboden van Lubeck, Hamburg, Bostock, Stralsund, Wismar, Thorn, Elbing, Riga, Lüneburg, Stettin, Greifswald. 12. De sulven boden [van den koopman in Vlaanderen] worven van des copmans wegene, dat de stede ere dechtnisse bebben wolden van mennigerhande schaden, also van Hollanders nnde Zeelanders, unde van anderem schaden dem copmanne geschen. Dar up de stede antwerden, dat se gerne dar up willen bedacht sin. 19. In de geschillen, hangende tusschen de Hollandsche en Zeeuwsche steden en den hoogmeester van Pruisen, is aan die steden geschreven als n. 795. 795. De raadszendboden der Hanzesteden in Lubeck aan de Hollandsche en Zeeuwsche steden: hebben van Amsterdam een schrijven over represailles van den hoogmeester [als n. 789] ontvangen en daarover met de Pruisische raadszendboden onderhandeld; volgens de meening der Pruisische raadszendboden zal de hoogmeester van Pruisen wel over te fiolen zyn, zijn dwangmaatregelen tot Paschen over een jaar l) of langer uit te stellen, mits de Hollanders zich onderwijl evenals de Pruisen aan de scheidsrechterlijke uitspraak der Hanzesteden onderwerpen zullen; verzoeken antwoord aan den Hanzedag of aan Lubeck; hebben ook den koopman te Brugge opgedragen, voor deze zaak in Holland werkzaam te zijn. [1405] — des donredages na invocavit — Maart 12. Gedrukt: HB. 5 n. 228. Vermeld: Hans. 17. B. 5 n. 653. 798. [Hertog Willem van Beieren, graaf van Holland,] staat Jan Davidssoon en Jacob Femmensoon toe, de goederen uit het schip van Symon Bueting van Danzig, in Zeeland aangehouden, en uit een schip, te Geervliet aangehouden, te verkoopen. 1405 — 1404 secundum cursum curie — Maart 18. Bijksarch. den Haag, Memoriale BH cas B fol. 22 b. Gedrukt: Hans. U. B. 5 n. 655. 797. Hertog Willem van Beieren, graaf van Holland, aan hoogmeester [Konrad von Jungingen:] schrijft, dat een jaar geleden, toen vele lieden üit Holland en Zeeland te Danzig waren, door den raad aldaar bepaald is, dat alle schepen, zoowel van Holland en Zeeland als van Danzig, gezamenlijk uit zouden varen 2); klaagt, dat het onder voorwendsel van overtreding van deze verordening zijn onderdanen voor den tijd van drie jaren verboden is, aldaar te lossen en te laden; beklaagt zich eveneens, dat by' een twist gedurende de laatste Schonenvaart tusschen twee matrozen op Mar strand 3) die uit Danzig en Pruisen zijn onderdanen uit Zeeland geslagen en gekwetst hebben ; verlangt voor zijn onderdanen de gebruikelijke handelsvrijheid; stelt een scheidsrechterlijke beslissing voor. [1405] — upten sonnendach judica — Apr. 5. den Haag. 1) 1406 Apr. 11. 2) Dit^ werd bepaald te Marienburg; zie R. van 1404 Mei 31, HR. 5 n. 198 1 Zie n. 778. 3) Zie n. 793 1105 Mei 17—1405 Sept. 22. 201 Rijksarch. Koningsbergen; oorspr. Gedrukt: Hans. U. B. 5 n. 659. Vermeld: HR. 8 n. 1173; Kernkamp, Balt. archivalia blz. 286. 798. Uittreksel uit het reces te Marienburg. 1405 — dominica cantate Domino — Mei 17. Gedrukt: HB. 5 n. 247. Vergadering van de raadszendboden der Pruisische steden. 16. Men zal de 5 last ozemund, volgens gerucht door een Hollander ingescheept, weder doen lossen. 799. Hoogmeester [Konrad von Jungingen] aan hertog [ Willem van Beieren, graaf] van Holland: heeft van zijn zendboden, naar den Hanzedag te Lubeck gezonden, vernomen, dat de Hanzesteden den [Duitschen] koopman in Vlaanderen aangewezen hebben, om den hertog te bewegen, de scheidsrechterlijke uitspraak der Hanzesteden te aanvaarden 1); heeft daarover nog geen bericht; stemt toe in het voorstel van den hertog, om tusschen de Hollanders en die van Danzig een dagvaart ter bijlegging van de geschillen te houden 2); laat de aanwijzing van tijd en plaats den hertog over en staat intusschen den Hollanders vrijheid van verkeer in zijn gebied toe. 1405 — am montage noch cantate — Mei 18. Bijksarch. Koningsbergen, Hochmeister-Registrant 3 fol. 99 b. Vermeld: HB. 5 w. 249; Hans. ü. B. 5 n. 666. 800. Vergadering der raadszendboden der Hanzesteden, o. a. von Campen Wychart Schursack unde Rolaf Wylsing, te Lubeck, waar o. a. de steden met de koningin [van Denemarken] onderhandelen. 1405 — in s. Joh. daghe bapt. — Juni 24. Gedrukt: HB. 5 n. 255. 801. Hoogmeester [Konrad von Jungingen] aan hertog [Willem van Beieren, graaf] van Holland: weigert, zich beroepende op het verbod der Hanzesteden 3), den Hollander Oyscher verlof, 8 schok hout uit te voeren. 1405 — am dornstage noch divisionis apostolorum — Juli 16. Bijksarch. Koningsbergen, Hochmeister-Registrant 3 fol. 100. Vermeld: HB. 5 n. 250; Hans. U. B. 5 n. 673. 802. De Duitsche koopman te Brugge aan de Pruisische steden: meldt, dal hij Sept. 6 de namen opgegeven heeft van hen, die met verboden waren tot hem gekomen zijn; sedert zijn 7 bij name genoemde schippers de Maas in naar Dordrecht gekomen; naar men zegt, hebben zij asch, pek en teer gebracht; schipper Hinrich Unrow heeft vlas 1) Zie n. 795. 2) Zie n. 797. 3) Zie voor dit verbod het R. van 1405 Maart 12, HR. 5 n. 225, 4. 1405 omstreeks Sept. 29—1406 Febr. 202 n. 803—806. naar Dordrecht gebracht; ook naar Amsterdam zijn vele schepen met verboden waren gekomen; dientengevolge is er noch daar noch in Engeland gebrek aan die goederen; alles, wat daarvan naar Vlaanderen komt, wordt in beslag genomen, doch in Holland en Zeeland kan hij voor de naleving der ordonnantie niets doen; verzoekt, ervoor te zorgen, dat geen verboden waren uit de havens verscheept worden, opdat de ordonnantie der steden in stand gehouden worde. *) 1405 Sept. 22. Vermeld: HB. 5 n. 374. 803. Uittreksel uit het reces te Marienburg. 1405 — circa festum Michaelis — omstreeks Sept. 29. Gedrukt: HB. 5 n. '376. Vergadering van de raadszendboden der Pruisische steden. 6. Den zendbode der Pruisische steden [naar de dagvaart te Dordrecht, met de Engelschen te houden], is bevolen met de steden en de olderlieden van den koopman te Brugge te spréken, umme privilegie in Holland tzu irwerben kegen den tag uff Philippi et Jacobi 3) dozelbist tzu Dordrecht tzu halden. 7. Item ist em befolen, mit dem heren hertzogen von Holland eynen tag by rote und tzuthune der stete ufftzunemen, als vom schaden dys landes, kegen Philippi nnd Jacobi *), als der vorgenante here hertzoge und unsir here homeister vormols under eynander dovon gescrebin haben. 804. Kooplieden en poorters van Hamburg klagen bij hertog Willem van Beieren, graaf van Holland, diens raad en diens sleden Dordrecht, Haarlem, Delft, Leiden en Amsterdam, dat hun privilegiën in Holland en Zeeland en de scheidsrechterlijke uitspraak van Gent geschonden zijn, doordat goederen van zeevond afkomstig niet teruggegeven zijn, en burgers van Staveren goederen van Hamburgers genomen hebben. [1405.'] Sted. arch. Hamburg, Trese Bb 16a; gelijktijdig afschrift. Gedrukt: Hans. ü. B. 5 n. 698; HB- 8 n. 1051 (onnauwkeurig). 805. Posten uit de jaarrekeningen van Friedrich van der Eze en Steven Mommen van Keken, kameraars te Deventer, betreffende de te Dordrecht te houden dagvaart, de vitaliebroeders enz. 1405—1406. Gemeente-arch. Deventer. Gedrukt: HB. 5 n. 316 en 317. 806. De raadszendboden der Pruisische steden, te Marienburg vergaderd, Icomen overeen wat aangaat de dagvaart met den hertog te houden, dat men den Wendischen . steden schrijven zal, dat men dien dag int bywesen von in 1 Mei te Dordrecht 4) Zie voor deze ordonnantie, tegen de Engelschen gericht, het B. van 1405 Maart 12, HR. 5 n. 225, 4. 2) Mei 1. 1406 Febr. 5]—1406 Maart 22. 203 n. 807—810. houden zal, en dat men dien steden verzoeken zal, dat zij dit den rentmeester in Holland zullen laten weten. 1406 — feria sexta ante Dorothee virg. — Febr. 5. Gedrukt: HR. 5 n. 296. Vermeld: Kernkamp, Balt. archivalia blz. 287. 807. [De Pruisische steden aan de te Wismar vergaderde raadszendboden van Lubeck, Hamburg en Rostock:'] antwoorden, dat zij bereid zijn, genoemde steden in den strijd tegen de in Friesland verzamelde zeeroovers met geld bij te staan; zij wenschen de dagvaart, beraamd wegens de geschillen tusschen den hoogmeester en den graaf van Holland, te Dordrecht Mei 15 te houden. [1406 lebr. 5.] Gedrukt: HR. 5 n. 297. 808. Uittreksel uit het reces te Danzig. 1406 — Valentini — Febr. 14. Gedrukt: HR. 5 n. 302. Vergadering van de raadszendboden der Pruisische steden. 17. De steden komen overeen, aan den koopman in Vlaanderen te schrijven, dat de kooplieden, die onder verdenking lagen, verboden waren naar Holland en Zeeland gevoerd te hebben, hir von den steten dorumme sint angelanget, so das sie mitdenander ire recht dorezu gebotin haben, das sie boben die garnyrunge, dy under irem korn ist gewest und dy en hy derloubet ist tzu furen, keyne vorbotene ware dohyn gebrocht haben. 18. Ouch tzu schriben dem kouffmanne, das eczlichen schiffheren noch grosse syns schiffs garnyrunge tzu dem korn, das her gefurt hat, ist derloubet; das ez tzu vorstende, das eyn schiff von 100 lesten mochte 300 wagenscotes tzu garnyrunge haben, und alzo mynre und mee noch grosse der schiffe vorgescrebin. 20. De zendbode, naar Dordrecht te zenden, zal den hertog en diens steden verzoeken, das her in synem lande nicht en state noch vorhenge, das man Engelsch want anderweyde do vorverbe adir vonnache. 809. Uittreksel uit liet reces te Elbing. 1406 — dominica reminiscere — Maart 7. Gedrukt: RR. 5 n. 304. Vergadering der raadszendboden der Pruisische steden. L Irsten ez vorramet, czwene sendebothen ken Holland tzu Dordrecht uffmeytag nest komende tzu senden, eynen vom Elbinge und eynen von Danczk. 810. Uittreksel uit het reces te Danzig. 1406 — feria secunda post dominicam letare — Maart 22. Gedrukt: HR. 5 n. 308. Vergadering van de raadszendboden der Pruisische steden. 33. Item ist vorramet eyns tages uff den irsten vrytag noch osteren'), tzu deme 1) April 16. 1406 Apr. 16—1406 Juli 24. 204 n. 811—815 de sendeboten keghen Dordrecht sullen komen, ire befelunge denne dar tzu untfande. 34. Item dy schipheren, die in Holland und Zeeland sint gewest, dovon der kouffman in Flanderen hat geschrebin, sullen ire recht ton, wanneer sie wider heym komen, das sie keyne vorbotene gutere dohen gefurt habin, dortzu sy letzt ire recht habin gebotin. 811. Uittreksel uit het reces te Marienburg. 1406 — feria sexta pasche — April 16. Gedrukt: HB. 5 n. 311. Vergadering van de raadszendboden der Pruisische steden. 1—3. Den zendboden naar Dordrecht wordt opgedragen, te beproeven, met de Friezen een bestand te sluiten, mede te werken aan de verdrijving der zeeroovers door geweld of door onderhandeling uit Friesland door middel van betaling van geld. 4. Item is den sendeboten befolen, mit hulffe der Wendisschen stete tzu vorderen den schaden, der den inwonern dis landes in Holland und Zeeland ez geschen; und hiiruff wyl unsir here homeister briffe von credencie und vullemacht en myte gebin. 5. Hun is opgedragen, met hulp der Wendische steden en van den koopman in Vlaanderen te trachten, ab sy enyghe vryhet nnd privilegie in Holland irwerben mogen; doruff ez en vuile macht gegeben tzu tonde, was sy noch aller gelegenhet vor das beste hiirby und by den Hollandisschen schaden irkennen. 812. Lubeck aan de Pruisische steden: zendt afschrift van een schrijven van den [Duitschen] koopman in Vlaanderen en van een schrijven van de zendboden van den koning van Engeland, waarin medegedeeld wordt, dat die zendboden de dagvaart te Dordrecht tot Aug. 1 uitgesteld hebben; verzoekt mededeeling, of zij met dat uitstel genoegen nemen; schrijft verder over de zeeroovers in Friesland en over de maatregelen, tegen hen te nemen. [1406] — des donredaghes na misericordia Domini — Apr. 29. Gedrukt: HR. 5 n. 315. 818. [Hertog Willem van Beieren, graaf van Holland,] draagt aan Pieter Dyrexsoen van Zierikzee de voogdij over de vitte van Zierikzee op Schonen op, duerende tot Ghijskijns van den Hoirns wederseggen, die mijn heere hertog Ailbrecht saliger gedachten die selve voichdie gegheven heeft sijn leven lang ende mijn heere geconfirmeert heeft. [1406] Juni 14. Rijksarch. den Haag, Memoriale BH cas R fol. 76. Gedrukt: Hans. JJ. B. 5 n. 724. 814. Post uit de jaarrekening van Martin ten Bome, kameraar te Deventer, betreffende een dagvaart, te Lubeck 1406 Juni 29 gehouden. 1406 — op sente Johans avont — Juni 23. Gemeente-arch. Deventer. Gedrukt: HB. 5 n. 324. 815. Hertog Jan van Beieren, etect van Luik en heer van Voorne draagt aan 1406 omstreeks Aug. 10—[1406 Aug. 24]. 205 n. 816—818. Heynrie Harmanssoen jun. voor zijn leven de voogdij van Brielle op Schonen over en beveelt allen, die uit Brielle en het land van Voorne naar Schonen varen, nergens anders dan op de vitte der stad te wonen en Heynrie of diens plaatsvervanger gehoorzaam te zijn en hem de gebruikelijke voor deelen te geven. *) 1406 — op 8. Jacobs avent apostels — Juli 24. Gedrukt: Alkemade en v. d. Schelling, Beschrijving van de stad Briele 2 n. 56; van Mieris, Groot Charterboek 4, 39 (beiden naar een afschrift). Vermeld: Hans. U. B. 5 n. 729. 816. Aanteekening der grafelijke Hollandsche kanselarij over de verklaringen van de bemanning van een genomen schip van Hamburg, te Hoorn aangebracht, dat sjj te Woudrichem in Oystvrieslant wesen wouden. Vervolgens verklaren zij voor den schout onder eede, dat zij voor Amsterdam bevracht waren, of, indien het weder hen dwong, zouden zij naar Dordrecht zeilen; hun eerste verklaring was door dwang en uit angst geschied. 1406 — omtrent Laurencii — omstreeks Aug. 10. Bijksarch. den Haag, Memoriale BH cas B fol. 94 a. Gedrukt: Hans. U. B. 5 n. 735. 817. Aanteekening van een geleide, door den burggraaf en tresorier aan de zendboden van Lubeck, Hamburg, Stralsund, Wismar en van de Pruisische steden tot 50 personen toe gegeven, durende tot Nov. 11 of daarbinnen 14 dagen na herroeping. Aanteekening van een geleide, door den heer van Wassenaar en Filips van den Dorp aan de zendboden van de gemeene steden der Duitsche Hanze tot 50 personen toe gegeven, durende tot Nov. 11 of daarbinnen 14 dagen na herroeping 2). 1406 Aug. 12 en Aug. 15 (onser vrouwen dach assumpcio). Rijksarch. den Haag, Memoriale BH cas B fol. 94 en 94". • Gedrukt: HB. 5 n. 345. 818. [Allef uter Olpe, raadszendbode van Dorpat, aan Dorpati] meldt, dat de raadszendboden van Lubeck, Hamburg, Stralsund, Wismar, Pruisen en hijzelf te Dordrecht brieven van den koning van Engeland ontvingen, waarin medegedeeld werd, dat de dagvaart, te Dordrecht Aug. 1 te houden, door hem uitgesteld was; dat zij Aug. 22 in den Haag kwamen, om met den graaf te spreken over een privilegie in Holland en over de gebreken van den koopman in Holland; dat zij aldaar van een schipper uit Elbing vernamen, wo em syn schip genomen were van den Vresen in Norwegen in Scheressunde sulff 13, waarvan 2 van Beval uitgezeild waren, en een schip uit Riga van Amsterdam was, waarop de steden haar zendboden naar Friesland en den schrijver van Lubeck naar Bremen, Hamburg en Lubeck gezonden hebben; deelt mede, dat de heer van Holland in Henegouwen geweest is, en dat een uit lt Zie n. 861. 2) Zie n. 818. [1406] Sept. 11—1406 Oct. 28. 206 n. 819—823. zijn raad tot hem gezonden is, om hem ie melden, dat de zendboden hem witten spreken. [1406 Aug. 24] Gedrukt: HR. 5 n. 346; Liv.-, Est.- und Kurland. U. B. 6 n. 2969. 819. Oostergo en Westergo aan de zendboden der Hanzesteden in Holland: verklaren zich bereid, de voorgestelde dagvaart met hertog [Willem] van Holland te houden; verzoeken een brief van vrijgeleide, waarvoor zij een ontwerp zenden; beloven, dat hun zendboden den steden bewijzen zullen, dat zij bereid zijn mogelijk onrecht, den steden aangedaan, te vergoeden; zullen hun zendboden ook met de onderhandelingen met de Pruisen belasten. [1406] — am dage Protbi et Jacincti — Sept. 11. Bolsward. Gedrukt: HR. 5 n. 342. 820. Hollandsche aanteekening betreffende een dagvaart, Sept. 26 met de OostFriezen te Amsterdam te houden, waartoe die van Amsterdam Sept. 25 hun lieden tot Diicxende zenden zullen, om de Friezen aldaar te ontvangen en te geleiden. Tevens zal dagvaart met de Pruisen geliouden worden. [1406] — uptes heiliges cruus dach exaltacionis — Sept. 14. Rijksarch. den Haag, Memoriale BH cas R fol. 98 b. Gedrukt: HR. 5 n. 345. 821. Arnold Heked, [raadszendbode van Pruisen,] aan de Pruisische steden: meldt, dat de schrijver van Hamburg, naar Friesland gezonden wegens de door de Friezen im Scheressunde genomen schepen, er in geslaagd is, twee der schepen kosteloos te doen teruggeven, en van een 5 Sept. plaats gehad hebbende vergadering der Friesche hoofden goede verwachtingen heeft; dat hertog [Willem] van Holland nog niet teruggekeerd is, doch den Friezen brieven van vrijgeleide gezonden heeft en Sept. 26 te Amsterdam dagvaart houden zal, waar ook gesproken zal worden over de schade, den Hanzesteden door de Hollanders aangedaan. [1406] — am dage exaltationis crucis — Sept. 14. Gedrukt: HR. 5 n. 347. 822. De landen Oostergo en Westergo oorkonden, dat zij met Meynard Buxtehuden, burgemeester van Hamburg, en de zendboden van den koopman te Brugge overeengekomen zijn, de twisten met de Pruisen, die van Rostock en van Wismar voor een jaar te laten rusten, en met de Hanzesteden een dagvaart te Hamburg, 1407 Mei 15 (up pinxsten) te houden. 1406 — in sunte Feliciani dage — Oct. 20. Leeuwarden. Gedrukt: HR. 5 n. 340 op Juni 9. Vermeld: Hans. ZJ. R. 5 n. 742. 828. Hertog WiUem van Beieren, graaf van Holland, verleent den gemeynen 1406 Oot. 28—[1406] Nov. 19. 207 n. 824-—827. poorteren van Wissmer, geleide te water en te land, durende een jaar lang na vrouwendag purificatio naestcomende *), behoudens des hertogen tollen. 1406 — up s. Symon ende Juden dach — Oei. 28. Rijksarch. den Haag, Memoriale BH cas R fol. 104. 824. Hertog Willem van Beieren, graaf van Holland, verleent geleide voor een of twee van den rade van Rostock tot 12 personen toe, die sjjne ontseyde vyande noch balling sijnre lande niet en svjn, welk geleide zal duren tot s. Jansdage te midzomer naistcomende *). 1406 — up s. Symon ende Juden dach — Oct. 28. Rijksarch. den Haag, Memoriale BH cas R fol. 104". Vermeld: Hans. ZJ. R. 5 blz. 392 aanm. 7. 825. Arnold Heked [raadszendbode van Pruisen] aan Danzig: deelt o. a. mede, dat er met de Hollanders onderhandelingen gevoerd zijn over de schade, door de Hollanders veroorzaakt, en dat hertog [Willem] Nov. 11 beslissend antwoord beloofd heeft; de hertog is in Zeeland, doch komt Nov. 11 weder hier; tusschen de Hanzesteden, in het bijzonder Pruisen, en de Friezen is een dagvaart beraamd, 15 Mei te Hamburg te houden, ter bijlegging van alle geschillen en vergoeding van geleden schade, terwijl tusschen beide partyen een bestand tot Juni 9 gesloten is; tusschen hertog [Willem] en de Friezen is een bestand, loopende van Nov. 25 tot Oct. 6, gesloten enz. [1406] — an der mitweken na aller hilgen dage — Nov. 3. Amsterdam. Gedrukt: HR. 5 n. 349. 826. [Hertog] Willem [van Beieren, graaf van Holland,] aan zijn getruwen mannen, Keyne tho Broeke en andere bij name genoemde Oostfriesche hoofden: geeft kennis van den vrede, door hem met Oostergo en Westergo gesloten; verlangt van hen, als zijn leenmannen, dat zij tot dezen vrede zullen toetreden *). [1406 Nov. 13.] Rijksarch. den Haag, Memoriale BH cas R fol. 114. Gedrukt: HR. 5 n. 353; Schwartzenberg, Groot Placaat- en Charterboek 1, 358; Friedlander, Ostfries. ZJ. B. 1 n. 202. 827. [Hertog] Willem [van Beieren, graaf van Holland], geeft op verzoek der raadszendboden der Hanzesteden, en met name van Harman Meyer, raadsheer van Wismar, den inwoners van Rostock en Wismar geleide, om veilig handel te drijven, mits zij de verschuldigde tolgelden betalen, welk geleide zal duren van Febr. 2 tot 1) 1408 Febr. 2. 2) 1407 Juni 24. 3) Een dergelijk schrijven van [hertog] Willem aan proost Hitzeko van Emden en alle hoofden van Lauwers tot Eems en van Eems tot Jade, die zijn leenmannen niet zijn enz. [1406 Nov. 13]. Rijksarch. den Haag, Memoriale BH cas R fol. 114b. Gedrukt: HR. 5n.354; Schwartzenberg 1, 358. 1406 Nov. 21—1407 Maart C. 208 n. 828—830. twee jaren daarna; hij beveelt zijn ambtenaren en onderdanen, de inwoners van Rostock en Wismar vrij en veilig gebruik van dit geleide te laten maken. [1406] Nov. 19. den Haag. Rijksarch. den Haag, Memoriale BH cas R fol- 111 b. Gedrukt: HR. 5 n. 352. Vermeld: Hans. ü. B. 5 n. 749. 828. Verslag der onderhandelingen te Amsterdam, alwaar aanwezig waren raads¬ zendboden van Lubeck, Hamburg, Danzig, Dorpat, Stralsund en Wismarfatr effende een verzoening tusschen de landen Oostergo en Westergo en hertog Willem van Beieren: de landen Oostergo en Westergo erkennen hertog Willem van Beieren als hun heer op voorwaarden, door de zendboden der steden vast te steüen; ook tusschen der olden vrowen van Hollant [Margaretha, de weduwe van hertog Albrecht], en Oostergo en Westergo wordt vrede gesloten; Oostergo en Westergo verzoenen zich met Pruisen, Rostock en Wismar; te Hamburg zal up pinxsten negest komende [Mei 15] een dagvaart gehouden worden, om eikaars schade te verrekenen; de beide landen Oostergo en Westergo zullen den Oost-Friezen vragen, of zij tot den vrede met hertog Willem willen toetreden en de dagvaart te Hamburg willen bezenden. De steden Zwolle, Duisburg en Wesel verzoeken wederopname in de Hanze, dar umme se den steden gerne behegelcheit willen wesen na erem vormogen, went se sunder eer grote schuit, dar se dat nicht wol beteren mochten, van mengerleye gebreke wille dar ute gekomen weren. 1406 Aug. 22—Nov. 21. Gedrukt: HB. 5 n. 339. Zie aldaar de inleiding op blz. 250 en 251. 829. Uittreksel uit het reces te Marienburg. 1407 — am sonabinde vor reminiscere — Febr. 19. Gedrukt: HR. 5 n. 362. Vergadering van de raadszendboden der Pruisische steden. 7. Item sal yderman kondigen lossen in der stat, do her is gesessen, nmme den Freslandisschen schaden, das man den losse beschriben und tzwisschen dys und ostern in schriften obergebe. 830. Uittreksel uit het reces te Marienburg. 1407 — dominica letare — Maart 6. Gedrukt: HR. 5 n. 372. Vergadering van de raadszendboden der Pruisische steden. 4. Dergelich ouch tzu sprechin [in den raad van elke stad] umme priviligie in Holland onch tzu derwerben, noch deme als ez by den sendeboten der gemeyne hensestete, dy letzt in Holland tzu taghe sint gewest, ist begriffen, das ouch tzum nesten taghe intzubrengen. Und ab dy gemeynen stede dorumb nicht zere erbeyten welden, ab denne nutze were, desim lande besunderen privilegie vor desis landis schade tzu werbin. 1407 Apr. 10—1407 Apr. 20. 209 n. 831—834. 831. Uittreksel uit het reces te Marienburg. [Instructie van den zendbode naar Ham¬ burg en Lubeck.'] 1407 — dominica misericordia Domini — April 10. Gedrukt: HB. 5 n. 374. Vergadering van de vertegenwoordigers der Pruisische steden. 3. Klacht, das nnge nnwonlich geit uff den kouffman gesatzt sulle syn tzu Amsterdamme; den zendbode [naar de dagvaarten te Hamburg en Lubeck] wordt opgedragen, met hulp der steden afschaffing ervan te verkrijgen. 5. Item umme privilégie in Holland tzu werben, is dem sendeboten befolen, mit hulffe der gemenen stete und tzu irer behuff dorumme tzu erbeyten und mit den steten eyns tzu werden umme das geit, das dy privilegie kosten sullen, den schaden der stete in dem gelde jo abe tzu slande. 6. Were ouch, das dy gemenen stete sich usserlichen an dy privilegie nicht keren welden, das denne der sendebothe dorumme tzu dises landes behuff besunderen mit willen der stete erbeyte, als verre als sy vor den schaden desis landes und beqweme redeliket wellen vollgen lossen. 7. Item ist im befolen den Freslandisschen schaden tzu vorderen; und ab dy Fresen keyne redeliket dorvor ton wellen, das her denne mit den steten handele, ab man mit hulffe des heren hertzogen tzu Holland de Fresen tzu redelicket mochte brengen, idoch keyn vorbynt dorober tzu machen sunder tznrucketzihen, welchirleye das vorbynt syn sulle. 10. Wat aangaat het verzoek van Zwolle, Duisburg en Wesel, om in de Hanze opgenomen te worden, is den zendbode bevolen, den steten obir volgich tzu syn, was sy dorby thon werden. 18. Den schrijver van Danzig komen 20 mark toe voor zijn reis naar Holland. 832. Deventer, Kampen en Zwolle geven Hisseken, hovedingb ende provest tot Emeden, den burgers van Emden en al zijn onderdanen, veilig geleide in genoemde steden ten eeuwigen dage; uitgezonderd zijn zij, die deelgenomen hebben aan de berooving van den koopman op zee. 1407 — op sente Tïburcius ende Valerianus dach — Apr. 14. Gemeente-arch. Kampen, afschrift in Divers. A fol. 200b. Gedrukt: Hans. U. B. 5 n. 771. Vermeld: Begister van het arch. van Kampen 5 n. 412. 833. De landen Oostergo en Westergo geven volmacht aan her Wibrant, deken van Merden unde cureyt van Wykel, unde hern Eppen, vicarius van Walderkem, voor de onderhandelingen met de Hanzesteden, welke Mei 15 te Hamburg vergaderen, en om een andere dagvaart met die steden te bepalen. 1407 — feria tercia post dominicam jubilate — April 19. Gedrukt: HB. 5 n. 389. 834. Wernei- von Tettingen, plaatsvervanger van den hoogmeester, aan hertog Willem van Beieren, graaf van Holland: geeft volmacht aan Arnold Hecht, burgemeester, en aan Joh. Crolow, raadsnotaris van Danzig, voor de onderhandelingen met den hertog over de Pruisische klachten, welke onderhandelingen Juni 24 zullen plaats hébben. 1407 — an der nehsten mitwochen noch dem sontage jubilate — Apr. 20. 14 1407 Apr. 27—1407 Mei 15. 210 n. 835—839. Bijksarch. Koningsbergen, Hochmeister-Registrant 3 fol. 151b. Vermeld: HR. 5 n. 383; Hans. TT. B. 5 n. 774. Een dergelijk schrijven aan Oostergo en Westergo, bevattende een volmacht voor beide bovengenoemde personen voor de onderhandelingen met bovengenoemde gewesten, 1407 Apr. 30; vermeld: HB. 5 n. 384. 835. Hertog Willem van Beieren, graaf van Holland, sluit met de hoofden van Greetsiel en Norden een wapenstilstand. 1407 — des woensdages voir Meydach — Apr. 27. den Haag. Ryksarch- den Haag, Memoriale RF eas R fol. 39. Gedrukt! Schwartzenberg 1 blz. 360; Friedlander, Ostfries. TT. B. 1 n. 306. 836. Hertog Willem van Beieren, graaf van Holland, oorkondt, dat hij Hisseken, provesfc, unde den gemeynen burgeren tot Emeden een goeden vrede gegeven heeft, welke zal duren tot Sept. 29 (s. Miehielsdage), en wel onder dezelfde voorwaarden als vermeld staan in den vredebrief voor Oostergo en Westergo. 1407 April 30. den Haag. Rijksarch. den Haag, Memoriale BF eas R fol. 19. Gedrukt: Friedlander, Ostfries. IT. B. 3 n. 1744. 837. [De Pruisische raadszendbode in Lubeck,'] Arn. Heked, aan de Pruisische steden : is Mei 10 le Lubeck gekomen; aldaar zijn raadszendboden o. a- van alle Zuiderzeesteden aanwezig; boden van de Friezen moeten in Hamburg geweest zijn en verzocht liebben, dat men de dagvaart, tusschen hen en de steden Mei 15 te Hamburg te houden, uitstellen zal tot de dagvaart van hen met hertog [Willem] van Holland te Amsterdam, daar zij onmogelijk naar Hamburg kunnen komen. [1407] — an der mitweke vor pinxsten — Mei 11. Gedrukt: HB. 5 n. 401. 838. [De Pruisische raadszendbode in Lubeck,] Arn. Heked, aan de Pruisische steden: hem is o.a. opgedragen, op den stedendag de verkrijging van een Hollandsch privilege te bewerken, en de schade, welke de Pruisische steden [door de Hollanders] geleden hebben, bij de kosten van de verwerving van dit privilege in rekening te brengen; bericht, dat Keulen, Dortmund, de Geldersche en Zuiderzeesteden, die door de Hollanders niet benadeeld zijn, in hoofdzaak om het Hollandsche privilege op de dagvaart vertegenwoordigd zijn; vraagt, indien de genoemde steden met andere, die ook geen schade geleden hebben, de kwestie van de schadevergoeding van de verkrijging van een privilege scheiden willen, hoe hij dan hierin handelen moet enz. [1407] — an dem vrydage vor pinxsten — Mei 13. Gedrukt: HB. 5 n. 403. Vermeld: Hans. TT. B. 5 n. 781. 839. Uittreksel uit het reces te Lubeck. ±407 _ in festo penthecostes — Mei 15. 1407 Mei 25. 211 n. 840. Gedrukt: HB. 5 n. 392. Vgl. Friedlander, Ostfries. U. B. 2 n. 1745. Aanwezig waren raadszendboden van Lubeck, Keulen, Hamburg, Bremen, Dortmund, Donzig, Riga, Dorpat, Bostock, Stralsund, Wismar, Lüneburg, Greifswald, Stettin, Stade, Kiel; de Mari meridiano: (de Campen Wigardus Schursak;) de Davantria Lubertns Marquardi; de Nymegen Johannes van der DSne; de Zntphania Lambertns Meyer; de Harderwijck Gerhardns de Telged; de Elborgh Jacobus Vrese. 1—2. De 2 zendboden van Oostergo en Westergo zijn Mei 16 naar Hamburg gegaan, hebben aldaar op verzoek van Hamburg tot Mei 22 vertoefd, en zijn naar Lubeck gekomen. Hun volmacht is zeer beperkt. Hun wordt geantwoord als in n. 843. 3. Op een brief van Haro en Enno to Norden wordt geantwoord als in n. 842. 9. Om den koopman te beschermen tegen de zeeroovers uit Friesland, wordt besloten ener were in de zee to leggen. Het aantal gewapenden, door elke stad te leveren, wordt vastgesteld o. a. voor Kampen op 12 en voor Deventer, Nijmegen, Zutfen, Harderwijk en Elburg te zamen op 12 gewapenden. 10. De uitrusting van Lubeck en van Pruisen zal zijn 1 schyp van der Elve mit 70 wapent, unde dar to 20 schipmans myt eren vollen harnissche enz. 11. Hamburg, Keulen, Bostock, Wismar, Lüneburg, Dortmund en Kiel 1 schip met 73 gewapenden etc. 12. Bremen met de steden van Lijfland, Stralsund, Greifswald, Stettin, Anklam unde myt den overswinschen steden 1 schip met 70 gewapenden. 13. Vortmer so hefft her Wichard Schursack, voget to Campen, myt den Zuderzeesschen steden, alse Deventer, Nymegen, Zutphen, Harderwiick unde Elborg gevolbordet, eyn schip uttomaken, darup de van Campen 12 gewapent unde de anderen stede vorscreven ok 12 wapent utmaken sullen. Dar to hebben de stede den van Campen ge voget 80 gewapent, unde dar to up dem schepe to .wesen alse vele schipmans myt erem (vallen harnyssche na bornisse, in sodaner wyse, alse vorscreven is, dat her Wychard vorscreven annamet hefft. Des hebben em de stede wedder gezecht, dat men vor de vorscreven 30 gewapent den van Campen noge maken schal van deme gelde, dat de stede, hir nicht yegenwardich' wesende, utgeven schollen vor de wapenere, dar se up gesattet syn. Were ok, dat des nicht en schege,, so sal man de van Campen entrychten van deme ersten puntgelde; unde de stede willen se dar ane besorgenlyck en sulven. Idoch so heft de voget van Campen van den van Swolle entphangen 40 mark Lubesch, yn mynneronge des geldes, dat sick gebort vor de 30 gewapent vorscreven etc. 14. De uitrusting zal gelden voor 3 maanden. Aan de niet aanwezige steden zal geschreven worden (Vgl. HB. 5 n. 398). 15. Ter bestrijding van de kosten zal van Juli 25 af pondgeld geheven worden. De grootte van het pondgeld en de wijze van inning ivorden vastgesteld. 16. De steden van Pruisen en van Lijfland nemen dit ad referendum. 17. Zwolle wordt weder in de Hanze opgenomen. Volgt n. 846. 18. De boden, die naar Holland gaan, zullen trachten een privilege in Holland te verwerven. 20. Zij zullen ter bestrijding van de kosten, voor dit privilege te maken, schot mogen instellen. 26, 13. De koopman [te Brugge] verzoekt, aan de steden in Gelre en in het sticht van Utrecht te schrijven, dat z& geen geroofd goed zullen koopen etc; daarover is reeds geschreven en de boden naar Holland zullen daarover verder spreken. 840. Hamburg aan den Hamburger koopman te Sluis: waarschuwt tegen het mis¬ bruiken van de tolvrijheid, den Hamburgers in Holland verleend. 1407 — in des hilghen sacramentes avende — Mei 25. Gedrukt: Hans. U. B. 5 n. 784. f1407] Mei 28—(1407] Juni é. 212 n. 841—845. 841. Arn. Heked, [raadszendbode van Pruisen in Lubeck], aan de Pruisische steden: brengt een uitgebreid verslag uit over het verhandelde op de dagvaart te Lubeck. [1407] — am sonavende na corp. Christi — Mei 28. Gedrukt: HB. 5 n. 403. 842 [De raadszendboden der Hanzesteden, te Lubeck vergaderd, aan Haroenmm van Norden:] antwoorden op het tot Hamburg gerkht schrijven; willen de zaak laten rusten, indien zij gedurende den vrede, tot Oct. 6 tusschen den hertog van Holland en de landen Oostergo en Westergo gesloten, hun gezellen niet laten rooven en Juni 24 te Amsterdam zich tegenover de klachten der Hanzesteden verantwoorden willen; melden, dat de aanwezige raadszendboden van Deventer, Zwolle en Kampen, met welke steden Haro en Enno een vrede van 2 of 3 jaren wenschen te sluiten, vrede willen houden tot Oct. 6 onder de bovengenoemde voorwaarden. [1407 Mei 29.] Gedrukt: HB. 5 n. 395. 843. De raadszendboden der Hanzesteden, in Lubeck vergaderd, aan Oostergo en Westergo: zijn verwonderd, dat de gezanten van beide gewesten Mei 15 in Hamburg geen opdracht hadden voor de beloofde genoegdoening in zake de verliezen van de kooplieden der Hanze, maar alleen uitwisseling van de beidei-zijdsche klachten verlangden en voorstelden, Juni 24 te Amsterdam een dagvaart te houden, welke opdracht de gezanten op den stedendag te Lubeck herhaald hebben; verklaren zich bereid, den dag te Amsterdam op Juni 24 te houden; hebben met de gezanten de klachtenlijsten uitgewisseld en verzoeken dringend, op deze dagvaart den benadeelden kooplieden voldoening te geven. *) 14Q7 — des dinxsdages na des hilligen lichenanies dage — Mei 31. Gedrukt: HB. 5 n. 394. Vermeld: Hans. U. B. 5 n. 785. 844. [De Pruisische raadszendbode] Arn. Heked aan de Pruisische steden: deelt het besluit der steden mede, om 300 gewapenden in 3 groote en 3 kleine schepen tegen de vitaliebroeders in de Eïbe te leggen en ter bestrijding der kosten van deze uitrusting en van een mogelijke ondersteuning van hertog [Willem] van Holland een pondgeld te heffen; daar de aanwezige Hanzesteden en Kampen, dat niet in de Hanze is, in de uitrusting toegestemd hebben en de Pruisische steden meermalen geld voor de bestrijding der zeeroovers gegeven hebben, heeft hij ook zijn toestemming tot de uitrusting gegeven; de 2 punten: mogelijke ondersteuning van hertog WiUem en de heffing van een pondgeld heeft hij ad referendum genomen enz. [1407] — am sonavende na Marcellini — Juni 4. Gedrukt: HB. 5 n. 404. 846. [De Pruisische raadszendbode] Arn. Heked aan de Pruisische steden: meldt vernomen te hebben, dat meer dan 100 vitaliebroeders met 2 groote schepen niet ver 1) Zie n. 8e Duitsche koopman te Nowgorod aan Beval: antwoordt op het verzoek van Reval om de Hollanders, die naar Nowgorod gekomen zijn, met hun goederen te arresteeren; deelt mede, dit nog niet te hebben kunnen doen. Se staen mit den Russen to hove unde siid unser in varen, als uns dunket. Verzoekt, indien de koopman aan het verlangen van Reval niet kan voldoen, dat gi en vorholden, alse se utvaren solen, se to hinderen, wor juu dat is beqweme. [14]32 — vor Petri au vincula des midwekens — Juli 30. Nowgorod. Sted. arch. Reval; oorspr. Gedrukt: Hildebrand, Livl. U. B. 8 n. 609; Hans. U. B. 6 n. 1028. 1181. Danzig aan Axel Petersson, hoofdman van Kopenhagen; beëedigde verklaring, dat het schip van Herm. Fischcr van Danzig, dat met de vloot, welke van Danzig door den Sont zeilde, in den Sont genomen werd 2), te Danzig thuis behoort en dat de ingeladen goederen, met uitzondering van 10 last vlas aan eenige kooplieden uit Holland toebehooren, zonder dat iemand uit de den koning van Denemarken vijandelijke steden aandeel daarin heeft; verzoekt teruggave van schip en goed. 1432 — fer. 3 ante Laurencii — Aug. 5. Sted. arch. Danzig, Missivbuch 2 fol. 52. Vermeld: Hans. ü. B. 6 n. 1029. 1182. [De raadsheer van Dorpat] Tideke Wise [aan Dorpat]: meldt o.a.: Item so 1) 1432 Juni 2 gingen weder gedeputeerden der vier Leden van Vlaanderen naar den heer van Veere. Stadsrekening van Brugge. Gedrukt: HR. Hl n. 99 § 1. 2) Vgl. n. 1159. [14J32 Aug. 14—[14]32 Aug. 29. ,300 1183—1185. sint hir [te Nowgorod] gekomen twe Hollandere, de hebben gebracht by den 24 ofte 26 leste heringes unde de staen to hove mid den Russen. De coepman were gerne by en unde by eren guderen, mochte men mit jenigera lympe daran komen. Wol is dat nicht nutte, s^Ien de Hollandere ok ere vaart herwardes maken, nu de coepman up den h0ven nicht starck en is. Dat myshaget uns altomale zere. enx. [14]32 — up den dach Laurencii martyris — Aug. 10. [Nowgorod.] Sted. arch. Reval, ingeschoven in n. 1186. Gedrukt: Hildebrand, Livl. ü. B. 8 n. 614; Ham. U. B. 6 n. 1030. 1183. Verlof voor Clais Gerytszoon van Hoirn en xijn gezellen, die uit een schip, dat Dirc Helmer van Aemsterdam toebehoorde en uit Noorwegen kwam, goederen genomen hadden, als zijnde vijandelijk goed, en naar Schellinchout gebracht hadden, om die goederen te verkoopen. Van de opbrengst zal de hertog lj3 en Clais met zijn gezéllen 2/s ontvangen. Clais Gerytszoon en Jan Gerijts, poirter tot Hoirn beloven, dat, indien het blijkt, dat die goederen geen vijanden, doch vrienden toebehooren, zij die gelden den gouverneüren heren Vrancken ende Floris van Borsselen, terug zullen geven. [14]32 Aug. 14. Bijksarch. den Haag, Memor. Bose 1 fol. 119. Vermeld: Boergoensche charters blz. 16. 1184. Filips, hertog van Bourgondië enz., geeft aan Jan Dircszoon, Wouter Dircszoon, Gheryt Dircsoon, Claes Gerytszoon, Martyn Claeszoon, Jan Pieterszoon, Symon Jansöon, Jan Andrieszoon, Dirc Andriesz., Reyntgen Ghys Herman, Vrederick Volkert, Aelbert Pieter Bvertsz., Outgher Wayer, Symon Jan Meyster, Jacob ende Gherbrant, die onlangs een schip, toébehoorende eenigen vijanden van Holland, te Scellinchout aanbrachten en het gebeut ende gedeylt hebben, vrijgeleide in Holland, Zeeland en Friesland, welk geleide duren zal tot 8 dagen na opzegging, behoudens dat zij recht zullen doen, als het blijkt, dat het geen goederen van vijanden waren. ') 1432 Aug. 27. Bijksarch. den Haag, Memor. Bose 1 fol. 120'". Zie Boergoensche charters blz. 16. 1185. Dorpat aan- Reval: zendt n. 1182; oordeelt het verkeerd, den Hollanders en anderen buiten de Hanze de vaart [op Rusland] toe te staan 2). Konde men nu an desulven Hollandere in sodaner gelimpliker wiise komen, dat es de stede unde coepman umbeschediget bleve, unde se in der wiise corrigeren, dat des hirnamals nicht meer en schege, dar were gud des besten an geramet. [14]32 — des vrydages na Bartholomei apostoli — Aug. 29. Sted. arch. Beval; oorspr. Gedrukt: Hildebrand, Livl. U. B. 8 n. 622; Hans. 11. B. 6 n. 1039. 1) Zie n. 1183. 2) Vgl. n. 1019. [14]32 Sept. 13—1433 Jan. 21. 301 n. 1186—1189. 1186. Florijs Janszoon van Granenborch, schout van Hoorn, belooft uit naam van eenige gezellen en poorters van Hoorn, die een schip met wijn, toebehoorende aan den hertog van Holstein, genomen hadden, dat hij gelofnisse ende zekerheit van hen nemen zal, dat zij de waarde terug zullen geven, indien het blijkt, dat het geen goed van vijanden was. >) Sept. 13. Rijksarch. den Haag, Memor. Rose 1 fol. 122. Vgl. Boergoensche charters bh. 16. 1187. Hel land Ditmarschen verleent de stad Kampen voor den tyd van 8 jaren geleide en veiligheid voor het handelsverkeer in Ditmarschen, mits Kampen hetzelfde belooft. 1432 — iu alre zele dage — Nov. 2. Gemeente-arch. Kampen, Diversor. A fol. 115. Aldaar de tegenoork. van Kampen. Vermeld: Register van het arch. van Kampen 1 n. 522; Hans. U. B. 6 n. 1054. 1188. Lubeck aan de Pruisische steden: verzoekt medewerking ter bestrijding van de Friesche zeeroovers, daar Lubeck en Hamburg alleen niet in staat zijn, hen te overmeesteren 2). [14]32 — uppe sunte Elizabeth dage — Nov. 19. Sted. arch. Danzig, Schbl. 28 n. 29; oorspr. Gedrukt: HB. II1 n. 158. 1189. Hoogmeester [Paul von Russdorf] aan hertog [Filips] van Bourgondië (en mul. mut. evenzoo aan den heer van Veere en de vier Leden van Vlaanderen): Bernd van der Lynde, burger, en Curt Steynhoff, inwoner van Danzig, klagen, dat de heer van Veere 1432 omstreeks Oct. 28 het schip van schipper Qobbe Damessón voor Middelburg in de haven van Arnemuiden aangehouden heeft, in de helft van welk schip zy ieder !/]6 aandeel bezitten enz.; verzoekt, den heer van Veere te bewegen, deze 2/16 aandeelen vrij te laten. 1433 — am tage Agnetis — Jan. 21. Sobbowitz. Bijksarch. Koningsbergen, Hochmeister-Begistrant 13 blz. 134. Vermeld: Hans. U. B. 6 n. 1058. 1) 1432 Sept. 14. Bevel aan hen, die bovenbedoelden wijn aangehouden hebben, den schout van Hoorn le betoven, de buitgelden terug te zullen geven, indien het blijkt, dal liet schip ten onrechte aangehaald is. Bijksarch. den Haag, Memor. Bose 1 fol. 122". Vermeld: HB. II 7 blz. 670 aanm. 2. Vgl. Boergoensche charters blz. 16. [14]33 Juni 27 (sunnavendes vor s. Petri et Pauli d.) meldt Wismar aan Lubeck, vernomen te hebben, dat de hertogen van Sleeswijk unse butzen unde andere schepe myt werafftigheme volke leghen de Hollandere etc. in zee willen zenden enz. Sted. arch. Lubeck; oorspr. Gedrukt: Lüb. U. B. 7 n. 537. Vermeld: HB. II 7 n. 429. 2) 1433 — feria 3, Fabiani et Sebastiani — Jan. 20 antwoordt Danzig en raadt aan, onderhandelingen met alle daartoe in aanmerking komende steden aan te knoopen en de resultaten aan Danzig zoo spoedig mogelijk mede te deelen. Vermeld: HB. II 1 n. 162. 1433 Jan. 22—[14]33 Junij 302 1190-1193. 1190. Danzig aan Zierikzee: volgens verklaring van Hans Vasmer, burger van Danzig, hebben lieden van Zierikzee omstreeks Sept. 29 een schip onder schipper Wage genomen en naar Zierikzee gebracht, in welk schip waren Friedrich Berdze, broeder van Vasmer, en goederen van Vasmer ter waarde van 250 M. Lub., welke goederen weggenomen zijn, terwijl Berdze gevangen gezet is; verzoekt, daar de goederen volgens beëedigde verklaring van Vasmer voor 2/8 hemzelf en voor 1jB Berdze toebehoor en en de laatste geen burger van Bremen is, Berdze vrij te laten en hem ie helpen, zijn goederen terug te bekomen. 1433 — ipso die Vincencii martiris — Jan. 22. Sted. arch. Danzig, Missivbuch 2 fol. 61. Vermeld: Hans. U. B. 6 n. 1060. 1191. Danzig aan Brielle: verzoekt teruggave van de goederen ter waarde van 300 Eng. nobelen, door eenige lieden van Brielle met hun schepen en buizen onder de aanvoering van Joh. Dotte, Delle Heyne en Peter Wille enz. op den Humber voor Huil uit het schip van schipper Hinr. Bremer genomen en naar Brielle gevoerd 1). \1433 Maart.'] Sted. arch. Danzig, Missivbuch 2 fol. 65 b. Vermeld: Hans. U. B. 6 n. 1072. 1192. De hoogmeester aan den graaf von Ruppin: verzoekt vrijlating van Jacob Sgmonsson uit Zierikzee, die als dienaar van Hildebr. Tannenberg van dezen en van Peter Jordan van Danzig faktor in Zeeland geweest is en daarover rekening afleggen moet. 1433 — cantate — Mei 10. Bijksarch. Koningsbergen, Hochmeister-Begistrant 13 blz. 151. Vermeld: Hans. U. B. 6 blz. 584 aanm. 1. 1193. De schippers Hans Monnie, Heinric Cluver, Jacob Luninc, Lambert Janssoon en de Pruisische kooplieden te Amsterdam (den ghemene coepman uut Pruyslant nu ter tiit wesende binnen der stede van Amstelredamme) aan Danzig: klagen over Jan van Waerde, genaamd Blaenhoyck, die met hen 1432 + Juli 25 naar Vlaanderen zeilde, te Helsingör des koopmans goed aan Peter Oxe 2) gaf, te Danzig gevangen gehouden werd en vandaar naar Amsterdam vluchtte ; hij gaf zich hier uit voor een vijand der Pruisen, overviel in het slicht Hildesheim van het slot Poppenburch uit vele kooplieden van Danzig enz., totdat hij nu op hun verzoek voor een som gelds 1) 1433 Mei 12 bericht Danzig [aan Brielle], dat wegens deze zaak eenige bij name genoemde schippers en kooplieden uit [Brielle] en Goedereede te Danzig gearresteerd zijn en beloofd hebben, moeite te zullen doen voor de vergoeding der schade, dien van Danzig aangedaan of zelf er voor te zullen opkomen; verzoekt de schuldigen te bewegen, schadevergoeding te geven. Sted. arch. Danzig, Missivbuch 2 fol. 691. Vermeld: Hans. U. B. 6 n. 1078. 2) Deensclie voogd te Helsingör. 1433 Juli 6—[14]33 Nov. 24. 303 n. 1194—1197. te Amsterdam gevangen gezet is; verzoeken de kosten van het gevangen zetten op zich te nemen en de aanklacht tegen Jan door te zetten '). [24]<33 Juni 7. Amsterdam. Sted. arch. Danzig, Schbl. 18 n. 19; oorspr. Vermeld: Hans. 17. B. 6 n. 1079; Kernkamp, Balt. archivalia blz. 179. 1194. Hoogmeester [Paul von Russdorf] aan koning [Erick] van Denemarken: schipper Symon Stewrman uit Zeeland en schipper Arnd Cleissen, in wier schepen eenige bij name genoemde burgers van Danzig baaizout geladen hadden om naar Pruisen te brengen, vragen, ofschoon de schepen door den koning met toestemming der schippers in beslag genomen zijn en niets van de lading naar Pruisen gekomen is, de volle vracht tot de oorspronkelijke plaats van bestemming ; verzoekt, den schippers te zeggen, dat zij de goederen volgens het vrachtcontract naar Pruisen moeten brengen. 1433 — am montage noch visit. Mar. — Juli 6. Marienburg. Bijksarch. Koningsbergen, Hochmeister-Begistrant 13 blz. 386. Vermeld: Hans. 17. B. 6 n. 1084. 1195. Danzig aan Zutfen: volgens getuigenis van het stadsgerecht van Danzig bezworen de 150 Arnoldusguldens, welke Mathies Steffen, burger van Danzig, voor twee jaren by Gerd Marqwardesson in Flandern overkofte om te Danzig le betalen, waarvoor Gerd Ulricks borg is, alleen toe aan Peter Jorden en Ludeke Kohier, burgers van Danzig, en ztfn deze gelden afkomstig van >/4 scheepsaandeel, dat Peter en Ludeke hadden in het schip, dat schipper Mathies verkocht had, zonder dat Mathies aan dal geld eenig deel had; verzoekt te zorgen, dat Gerd van zijn borgstelling ontslagen wordt. 2) 1433 [Juli]. Sted. arch. Danzig, Missivbuch 3 fol. 34 b, tusschen Juli 3 en 38. Vermeld: Hans. 17. B, 6 n. 1087. 1196. Lubeck aan Wismar: herhaalt het verzoek om teruggave van het schip, toebehoorende aan schipper Symon Johansson uit Amsterdam; wijst er op, dat sedert het schip te Wismar kwam, de Holsteiners er niets meer mede te maken hebben en dat Johansson de aan hertog Gerd beloofde 200 M. betalen wil; verzoekt, Johansson aan zijn schip te helpen, om benadeeling der steden en van den koopman, vooral van Wismar, te voorkomen 3). [14]33 — des mytwekens vor s. Dyonisii dage — Oct. 7. Sted. arch. Wismar; oorspr. Gedrukt: Lüb. U. B. 7 n. 543. Vermeld: Hans. U. B. 6 n. 1091. 1197. Amsterdam aan Danzig: is voorspraak voor de borgen van Jan van Goch, 1) 1433 Juni 5 vraagt Amsterdam aan Danzig om nadere inlichtingen over deze zaak. Sted. arch. Danzig, Schbl. 18 n. 18; oorspr. Vermeld: Hans. U. B. 6 blz. 602 aanm. 2. 2) Zie n. 1177. 3) Zie n. 1202. 1433 Deo. 27—[14]34 na Febr. 14. 304 1198—1200. burger van Danzig, die in een proces, door Jan Pauwelszoen uit Amsterdam tegen van Ooch wegens het onrechtmatig opnemen van 215 Revaler M. gevoerd en gewonnen, de betwiste gelden hebben moeten betalen. [14\33 — op sinte Kathrinen avont — Nov. 24. Sted. arch. Danzig, Schbl. 18 n. 30; oorspr. Gedrukt: Hans. U.B. 6 n. 1096. Vermeld: Kernkamp, Balt. archivalia blz. 180. 1198. Kampen aan Danzig: deelt mede, dat Johannes Brant vroeger in de stad Kampen 2 burgers van Kampen in rechten aansprak, die hem, volgens zijn zeggen, geld schuldig waren; dat Johan echter de stad verliet, zonder af te wachten, wélke de uitspraak zou zyh, en nu brieven tegen de stad verkregen heeft, waarmede hij de stad vervolgt; verzoekt, Johan te bewegen, hiervan af te zien, en zijn recht in Kampen te zoeken, waar men hem goed recht zal verschaffen. 1433 — op sente Johans dach ewangelist — Dec. 27. Sted. arch. Danzig, Schbl. 18 n. 38; oorspr., papier, resten van briefsluitend zegel. Vermeld: Kernkamp, Baltische archivalia blz. 180. 1199. Uittreksel uit het reces te Wolmar. 1434 — des mandages na nyenjarsdage — Jan. 4. Gedrukt: HB. II1 n. 336; Hildebrand, Livl. U. B. 8 n. 753. Vergadering van de raadszendboden van de steden van Lijfland. 7. Hollanders, Zeeuwen en die van Kampen mogen de havens van Lijfland bezoeken, unde eren market to donde in der stadt, dar se ersten havenen unde ere gut upscheppen, unde nicht vorder in jenige stede eren market to sokende edder emant van erer wegen, bii vorboringe des gudes. 8. Vortmer weret sake, dat jenich maen jeniges Hollanders geit upneme, em dat to betterende in jeniger anderen stede, dan dar he selven ersten ankumpt unde losset, dat geit edder gud darmede gekofft sal den steden vorvallen sin, unde de beweren sall vorvallen in pene van 50 mark Rigesch an de stede. Ok en sall men neynes Hollanders, Zeelanders, Campers, Vlaminghe noch Engelsche jungen don noch don helpen up de sprake bii 10 mark selvers to vorvallende an de stede. 9. Item so en sall ok neyn Hollander, Zeelander noch Camper copslagen mit Russen bii vorboringe des gudes, ok en sal dar nemant mekeler to sin bii pene van 50 mark Rigesch, to vorvallende an de stede, so als diit ok in dem 26 jare to dem Walke in vortttden berecesset is gewesen. 1200. Danzig aan Amsterdam: deelt mede, dat Andres Auwelsson, poorter van Amsterdam, met de zijnen het schip van Hinric Kattenor van Danzig, dal met vracht op weg van Riga naar Lubeck voor den Weiehsel lag, geroofd en naar Amsterdam gevoerd hebben, waarschijnlijk omdat zij vermoedden, dat het schip, hun in den Sont ontnomen, te Danzig zou zijn; verklaart, dat de stad, om hun groote schade te besparen, Kattenor bewogen heeft, zijn klacht niet bij den hoogmeester in te dienen; [H]34 Mei 1—[H]34 Mei 6. 305 1201—1203. verwacht, dat hem zijn eigendom teruggegeven of zijn schade hem vergoed zal worden. \14~]34 — post Invocavit — na Febr. 14. Sted. arch. Danzig, Missive 2 fol. 78v. 1201. Deventer aan de te Lubeck vergaderde raadszendboden der Hanzesteden en aan Lubeck: is door de vele injandelykheden tengevolge van den keizerlijken ban verhinderd, de dagvaart te Lubeck op Pinksteren e. k. bij te wonen, vooral daar Dirc Pladdyse met ongeveer 40 helpers in het sticht Bremen, Minden, Osnabrück en verder in Schauenburg en Lüneburg de stad den oorlog verklaard heeft; bericht verder uitvoerig over de geschillen van Deventer met Detlef Widser uit Itzehoe, die goederen, door de zeeroovers aan burgers van Deventer ontnomen, kocht, waardoor groote moeilijkheden ontstonden; verzoekt in dezen strijd te bemiddelen, daar Deventer reeds twee maal haar zendboden tevergeefs naar Hamburg zond. [14]34 — op sente Philippus ende Jacobus dach apost. — Mei 1i). Sted. arch. Lubeck; oorspr. Vermeld: HB. II1 n. 304. 1202. Conr. Vogheler, Petrus de Barken, Petrus de Cerden, Jo Ratzeborgh senior, Reynike Crabbe, Ludike Groteoem et nauta de holke Symon Clawesson stant coniunctis manibus consnlibus pro littera mittenda de Amesterledam super navi Symon Johansson. Et prenominatus Symon Clawesson debet alios fideiussores cum bonis suis tenere indempnes 2). [Tusschen 1433 Dec. 3 en 1434 Mei 4-1 Sted. arch. Wismar, Zeugebueh 1433—1490, blz. 13. Medegedeeld door Dr. F. Techen, archivaris te Wismar. 1203. Groningen aan Lubeck: dankt voor de aangeboden bemiddeling in den strijd met Hamburg, doch deze stad heeft reeds haar raadszendboden ter onderhandeling naar Emden afgezonden; kan geen raadszendboden naar de dagvaart, Pinksteren e. k. te Lubeck te liouden, zenden, daar de stad door die van Oldenburg en Bremen bestreden wordt; zal gaarne gevolg geven aan de besluiten van den Hanzedag s). [14]34 — in den hillighen daghe ascensionis Domini — Mei 6. Sted. arch. Lubeck; oorspr. Gedrukt: HB. II1 n. 275. 1) Vgl. de posten uit de stadsrekening van Deventer; rekening van den kameraar Oelmer Meynoldssoen 1434. Gedrukt: HR. II 1 blz. 193 aanm. 1. 2) Zie n. 1196. 3) 1434 — des manendages na ons Heren hemelvairts dach — Mei 10 schrijft Harderwijk aan Lubeck, dat zij den Hanzedag te Lubeck niet bijwonen kan, daar de hertog en het land van Gelre in oorlog zijn met den hertog van Berg, de stad Keulen en vele buitenlandsche groote heeren enz. Sted. arch. Lubeck; oorspr. Vermeld: HB. II 1 n. 310. 20 [14]34 Mei 17—1434 Juni 5. 306 n. 1204—1205 1204. Johan Oerwer, [raadslid te Lubeclc] aan Lubeck: zendt bericht over zijn komst te Emden, en de onderhandelingen met die van Groningen en van Hamburg ter bijlegging van de geschillen tusschen beide partijen; heeft den brief, door Groningen aan Lubeck gerichtopengebroken, om naar gelang van den inhoud te handelen; deelt mede, dat er Mei 19 met de Friezen en met hen, die voor Emden geweest zijn, ten dagvaart gehouden zal worden in het klooster der barrevoeters voor Emden 2). [14]34 — des mandages in dem pingesten — Mei 17. Sted. arch. Lubeck; oorspr. Gedrukt: HR. II 1 n. 274. 1205. Uittreksel uit het reces te Lubeck. 1434 — uppe sunte Bonifacii dage — Juni 5. Sted. arch. Lubeck en in tal van andere archieven o. a. Gemeente-arch. Kampen, Acta Hanseatica 1 f. 4 en S. Gedrukt: HR. II1 n. 321. Algemeene Hanzedag, waar o. a. aanwezig was van Staveren Reynard van Zuringen, radman. 5. De zendboden, in 4 genoemd, zullen op weg naar Engeland upantworden des heren homeysters breve, gescreven an den heren hertogen van Bourgundien. an de verelede van Vlanderen unde an de stede van Holland, unde mundlik antword darvan esschen. Unde vurder des besten darane to ramende, mit der stede unde copmannes wervevort to settende. 12. Men zal niemand mit der henze edder des copmannes rechte vordegedingen, of hij moet burger eener hanzestad zijn. Niemand mag burger in twee steden zijn. Overman van den koopman te Brugge, Londen, Bergen en Nowgorod kan alleen een burger eener Hanzestad zyn. 18. Geen schipper zal met geladen schepen of met ballast zeilen na sunte Mertens dage (Nov. 11), zooals reeds staat in het B. van 1417 Juni 24. 3) Hierover zal men schrijven aan Holland enz., dat goederen, na Nov. 11 vervoerd, in de Hanzesteden opgehouden zullen worden, zoodat ze niet verkocht zullen worden voor Febr. 22 (sunte Petri dage cathedra). 14. Niemand in de Hanze mag hebben selshop noch kumpanie met iemand buiten de Hanze. 15. Niemand in de Hanze zal aan iemand anders zijn goed zenden dan aan hem, die in de Hanze is, uitgezonderd wijn, bier cn haring. 16—20. Bepalingen tegen hen, die niet tot de Hanze behooren. 27. Niemand buiten de Hanze zal in een Hanzestad met zijn goederen langer dan drie maanden blijven, noch van Nov. 11—Febr. 22 in de Hanzesteden overwinteren. 29. Lombarden, Engelschen, Vlamingen, Hollanders enz. mogen in de hanzesteden geen schepen doen bouwen. 1) Vgl. n. 1303. 2) [14]34 Mei 34 (maendach nae der octava van pinxleren) meldt Groningen aan de raadszendboden van Lubeck en Lüneburg, dat de stad aan Hamburg een vrede tot Sept. 17 (s. Lamberts d.) wil toestaan; zendt de vredesoorkonde en verzoekt om de bezegelde tegenoorkonde van Hamburg enz. Sted. arch. Lubeck, A. Hans. 1; oorspr. Vermeld: HR. II 7 n. 430. [1434\ Mei 36 (an des h. lichammes avende) zenden de raadszendboden van Lubeck en Lüneburg de bezegelde tegenoorkonde van Hamburg. Sted. arch. Lubeck, A. Hans. 1; ontwerp. Vermeld: HR. II 7 n. 431. 3) Zie n. 035. [14]34 Juni 25—[1434 Juli 5]. 307 n. 1206—1209. 30. Een schipper moet minstens een jaar een nieuw schip bevaren, voordat hy' het verkoopen mag aan iemand buiten de Hanze, De raadszendboden van Pruisen nemen de laatste twee punten ad referendum. 34. Niemand zal de taal in Lijfland leeren, of hij moet tot de Hanze behooren. Iemand, die niet in de Hanze is, mag in Lijfland alleen handel drijven in de steden aan zee. 36. De voogden op Schonen en elders mogen niemand vordegedingen, die niet tot de Hanze behoort. Iemand, die niet tot de Hanze behoort, zal geen plaats vinden op de vitten en velden, behoorende aan de Hanzesteden. 1206. De Duitsche koopman ie Brugge aan de te Lubeck vergaderde raadszendboden der Hanzesteden en aan Lubeck: deelt mede, dat de vier Leden van Vlaanderen kern tegen den voortdurenden zeeroof van den heer van Veere slechts zwak ondersteunen en dat de heer van Veere Juni 15 te Oent is geweest, om over de kwestie van de wederzijdsche schade te onderhandelen, doch in niets toegegeven heeft, maar slechts bereid is, een nieuwe dagvaart te houden, mits hij voor Aug. 1 antwoord krijgt; de heer van Veere is in openbare vijandschap met de 6 steden, welke in oorlog waren met den koning [van Denemarken], doch wil het goed uit andere sleden niet teruggeven, en staat er op, dat de guden lade uter Marke van Brandenborch, den dat guet tobeboert, zullen sel ven komen und er gued vriien; raadt aan, de schepen naar Vlaanderen zeilende, goed te bemannen en heeft de goederen,gereed ter verzending, weder doen lossen, daar• de heer van Veere opnieuw schepen uitrust. [14]34 Juni 25. Sted. arch. Lubeck; oorspr. Sted. arch. Danzig, Schbl. 21 n. 19; afschrift. Gedrukt: HB. II 1 n. 325. 1207. Groningen aan de ie Lubeck vergaderde raadszendboden der Hanzesteden: weigert, de beslissing in den strijd tusschen Groningen en Hamburg aan de Hanzesteden over te laten; verwijst naar hetgeen op de bijeenkomst te Emden overeengekomen is. [14]34 — in den daghe commemoracionis s. Pauli — Juni 30. Sted. arch. Lubeck, A. Hans. 1; oorspr. Gedrukt: HB. II 7 n. 433. 1208. Burgemeesters en schout van Groningen en Friesche hoofden aan de te Lubeck vergaderde raadszendboden der Hanzesteden: verzoeken, dat zij Hamburg bewegen zullen, dat die stad proost Imel van Emden zal vrijlaten en hem zal teruggeven, hetgeen hem ontnomen is. [1434] — in dem daghe commemoracionis s. Pauli — Juni 30. Sted. arch. Lubeck, A. Hans. 1; oorspr. Gedrukt: HB. II 7 n. 434. 1209. Korte opsomming der bezwaren van den Duitschen koopman in Vlaanderen, 11 B. v. 1434 Jan. 4 % 8. Zie boven n. 1199 § 8. [14]34 Juli 8—1434 Juni 29-Juli 16. 308 n. 1210—1211. Hólland, Zeeland, Denemarken en Engeland, den hoogmeester Paul von Rusdorf door de raadszendboden der Hanze overhandigd. \1434 Juli 5. Marienburg.'] Gedrukt: HR. II 1 n. 357. Dy gebrechen in Hollant und Zelandt. v 12. Primo das dy zeetriftigen guttere, do dy lute von vertruncken adir sust schiffbrochich geworden sein, dy in Holland adir Zelant an landt komen, von der hirscbaft werden genomen und vor vorboret gut behalden widder recht nnd privilegiën, dy der kouffman von dem allirdurchlnchtsten etc. hern Romschen keysere haben. 13. Item von dem czolle, das sy in Holland und Zeiand golt und silber wellet verczollet nemen gleich kofenschatcz, wer des nicht thut, das rechen sy vor vorborth gntt, das doch in keiner herren lande do czolle sein gewonheit ader recht ist. 14. Item so thut der herre van der Fere dem kouffman groszen merklichen schaden, wente er hat eyn slos erkriget, das heist Flessingen, dovon her und dy seine mogen zeen, was schiffe in Flandern ins Swen adir doruss zegelen, wen is en denne ebent, so holen sy eyn schiff ader czwee in nnd nemen doruss, was sy wellen, und nemen czu czeiten schiff im strome und habenen der stad Brugk. Und wywol das der kouffman in privilegiën hat, was guttere uf dem strome von Vlanderen genomen werden, das dy lande und stete das sullen helfen verfolgen und gunnen dem kouffmanne uff dy landt und stete czu rosteren, do dy gerobeten guttere hingefurt werden, adir dasselbe beczalen, dennoch so thun dy lande und [stete] darczu nichtes nicht. 15. Item so halden dy Frezen zeerobers in Freszlande, dy den Dutschen koffman und einen iczlichen grosen schaden getan haben und noch tegelichs thun, und alle schiffbrochiche guttere dy dar an land komen, do sein lute bey adir nicht, behalden sy vor vorboret gut. 1210. De te Lubeck vergaderde raadszendboden der Hanzesteden en Lubeck aan Wismar en Stralsund: hebben van den Duitschen koopman te Brugge bericht ontvangen, dat de heer van Veere behalve andere schepen de hulk van schipper Herrmann Scrineke in beslag genomen heeft en van plan is alles te nemen, wat thuis behoort in de met den koning [van Denemarken] in strijd zijnde steden; verzoeken, dat de steden haar kooplieden waarschuwen zullen. [14yi4 — in sunte Kyliani dage — Juli 8. Sted. arch. Lubeck; papier. Gedrukt: Lüb. 17. B. 7 n. 590. Vermeld: ER. II i n. 337. 1211. Bericht over de onderhandelingen van de raadszendboden der Hanzesteden met den hoogmeester Paul von Rusdorf over het onrecht, door den Duitschen koopman geleden in Engeland, Vlaanderen, Holland, Zeeland en in de 3 rijken van den koning van Denemarken; de hoogmeester belooft, den zendboden brieven mede te geven aan de heeren en landen voornoemd en, zoo de antwoorden onvoldoende zijn, 1) Dit schrijven van hoogmeester [Paul von Rusdorf] aan koning [Erich] van Denemarken en evenzoo aan den hertog van Bourgondië, de vier Leden van Vlaanderen en de steden in Holland en Zeeland, 1434 Juli 0 (am freytagc vor sunte Margarete) Marienburg, is gedrukt: HR. II 1 n. 359. [14]34 Juli 30—1434 Oct. 6. 3(39 n. 1212—1215. zal de hoogmeester zich neerleggen bij alles, wat de gemeene steden der Duitsche Hanze besluiten. 1434 Juni 29—Juli 16. Marienburg !). Gedrukt: HB. II1 n. 355. 1212. De Duitsche koopman te Brugge aan de te Lubeck vergaderde raadszendboden der Hanzesteden en aan Lubeck: antwoordt op het zoo juist ontvangen schrijven van de raadszendboden, dat de vier Leden van Vlaanderen op de ingediende klachten van den koopman over den heer van Veere beloofd hebben, hun gedeputeerden naar den hertog van Bourgondië met de behandeling van deze zaak te belasten; gelooft niet aan eenig resultaat hiervan, daar den koopman zoowél door de Leden als door den raad van den hertog meermalen aangeraden is, de schade op de goederen van de onderdanen van den heer van Veere te verhalen; verzoekt afdoende maatregelen te nemen. [14]34 Juli 30. Sted. arch. Lubeck; oorspr. Gedrukt: HB. II 1 n. 338. 1213. Alff, hertog van Sleeswijk, graaf van Holstein enz., aan bisschop Rudolf van Utrecht: erkent de ontvangst van een schrijven van den bisschop van Utrecht, waarin deze de stad Kampen verontschuldigt in zake den wijn, den hertog van Sleeswijk ontnomen; méldt, dat hij aan de zaak geen verder gevolg zal geven, doch dat hij zich voorbehoudt, de schade te verhalen, waar en wanneer hij zal kunnen. \14~\34 — up unser leven Vrowendagh assumpcionis — Aug. 15. Gottorp. Gemeente-arch. Kampen, n. 539; oorspr., papier, zeer beschadigd. Vermeld: Begister van het archief van Kampen 1 n. 539. 1214. Vrijgeleide in Holland, Zeeland en Friesland voor Alairt van der Glynde, coepman van Oudenborch, die langen tijd in Holland handel gedreven heeft, mits hij geen goederen brengt nut eenich van der oisterscben steden' of uit Holstein, door welker onderdanen die van Holland, Zeeland en Friesland benadeeld zijn, noch goederen daarheen vervoert. [1434] Oct. 3. Bijksarch. den Haag, Memor. Bose 1 fol. 184". 1215. Symon van Utrecht, burgemeester, Albert Wydinghusen en Detleff Bremer, raadslieden van Hamburg, oorkonden, dat er een vrede tusschen Hamburg en Groningen gesloten is. 1434 Oct. 6. 1) Het reces te Marienburg geeft hetzelfde, als in bovenstaand bericht medegedeeld wordt, doch korter. 1434 — am sontage nach visitacionis Marie — Juli 4. Gedrukt: HR. II 1 n. 356. [14]35 Maart 19 310 n. 1216. Gemeente-arch. Groningen, 1434, 1; oorspr., perk. met 2 aanhangende zegels. Vermeld: Feith, Begister van het archief van Groningen 1 blz. 84. Vgl. HB. II 7 blz. 671, inleiding voor de vergadering te Lubeck van 1434 Juni 5. Wy, Symon van Utrecht, borgermester, Albert Wydinghusen unde Detleff Bremer, Radinane in Hamborch, volmechtighe sendeboden der vorschreven stad, don witlick allen ghuden luden unde betughen in desseme openen breve, dat wy gegeven hebben unde geven den ersamen ghuden luden borgermesters unde rade unde ghemenen borgers unde inwoners der stad tho Groninghen unde eren hulperen enen steden, vasten vrede, ingande op datum desses breves unde durende twe jar lank na Pinxsten nu neghest komende, vor nns unde alle de genne, de umme unsen willen don nnde laten willen unde scholen, in alsulker wyse, dat men under dessen tyden ene vollenkomene vaste sone moghe maken. Unde vortan so scholen de van Groninghen unde ere hulpere nen underwind hebben an desser sijt der Eemse, id en were, dat yumment eren copman, borgers nnde inwoners overlast dede sunder recht; unde wederumme so en scholen wy, noch de lande an desser vorschreven side der Eemse, nummend ontholden, hegen edder husen, de dar beschedigen scholen de van Groninge unde den copman efte ere medehulper vorseit bynnen desser vorschreven tijt; hirup so schal de copman an beyden syden velich varen unde komen by dage unde by nacht, to watere unde to lande. Vortmer, were yumment in beyden siden des landes, de den npstoet makede, dar de copman efte de lande in beyden siden van beschedeget mochten werden, dat scholen wy unde willen mid den van Groningen unde eren medehulpers truweliken helpen keren nnde weren nnde richten in beyden siden nae alle unsen vormoghen sonder argelist. Ok so schal unser een des anderen copman rechtes behelpen unde pleghen in enes ywelken gebede unde stede. Vortmer van den ballingen, dat schal stan to beclaringe der van Groningen unde unser sendeboden van Hamborch, wo se dat malk mit anderen vor dat beste ramen na des landes orbar unde des ghemenen copmans. Vortmer so en scholen wy, noch de van Emeden, nnde onse medehulpers nene dinctale sik underwinden an genner sijt der Eemse bynnen dessen unsen vrede, den gededinget hebben nnde undergan in beyder syden de erliken mannen Ditmer Rengers, provest to Fermissem, unde Dyrk Schaffer, borger to Groningen an de enen sijt, nnde Dirk Bardewisch, knape, unde Edzart Ennenson, hoftling in de Greet, an de anderen sijt, welken vrede wy loven stede, vast nnde unvorbroken te holdende sunder argelist unde nyge vunde. In orkunde der warheyt hebben wy, Symon, Albert nnde Detleff erbenomet, nnse ingesegele witliken don hangen benedden an dessen breff. Gegeven in den jaren unses Heren dusentveerhondert nnde veerundedortich, des Wonsdages na Remigij, des sesten dages in Octobri. 1216. De te Lubeck vergaderde raadszendboden van Hamburg, Lüneburg en IVismar en de raad te Lubeck aan Heinrich Hoger en Heinrich Vorrath, burgemeesters van Hamburg en Danzig: deelen mede, dat zij beiden in plaats van met hun vieren, de onderhandelingen moeten voortzetten '); hebben vernomen, wo de deghedinghe ghevallen sint van blivynghe weghen twisschen uns steden van eyner unde der Hollander unde Selander weghen van der anderen syde unde dat der drier heren een, alze de bisschop van Colne, de hertoghe van Cleve edder de greve van Mortze darto overman syn scholde etc., so en dunket uns sodanne handelinghe vor uns nicht wesen, alzo gi dat sulven ok wol beweghen konen; oordeelen het het beste, te trachten met den heer van Veere, de Hollanders en Zeeuwen to 1) Zie n. 1217. [1435] April 5—1434 Sept. 27-1435 April 12. 3\\ 1217—: 1219. enem frundliken upslaghe te komen voor den tijd van 3 of 4 jaren; laten instructies voor de Engelsche onderhandelingen volgen. [14]35 — des sonnavendes vor .... oculi mei — Maart 19. Gedrukt: HB. II 1 n. 429. 1217. Johan Clingenberch, Everd Hardevuusl, Hinrick Hoyer en Hinrick Vorraed, raadszendboden, aan Danzig: berichten over hun onderhandelingen met den heer van Veere, de Hollanders en de Zeeuwen te Gent; hébben de vaart uit het Zwin naar het Oosten verboden, om de vier Leden te noodzalcen, dat ze deze dingen meer beghynnen to herten to nemen; oordeelen het, gelijk zij ook aan Lubeck geschreven hebben, raadzaam, in alle aan zee gelegen Hanzesteden beslag op de scliepen en de goederen der Hollanders te leggen, en verzoeken bij den hoogmeester te bewerken, dat dit ook in zijn land geschieden zal; deelen mede, dat Hinrick Hoyer en Hinrick Vorraed achter zullen blijven, om met de Engelschen te onderhandelen. [1435] April 5. Gent. Sted. arch. Danzig, Schbl. 26 n. 24 a; oorspr. Gedrukt: HB. II 1 n. 404. 1218. [Danzig] aan Heinrich Vorrath te Brugge: schrijft in hoofdzaak over de Engelsche onderhandelingen; op het verzoek om geen schepen aan personen buiten de Hanze te verkoopen, antwoordt de stad besloten te hebben, das wir mit den schippern, die van hynnen in Engelandt, Flandern, Holland, Zeeland etc. zegelen wellen und in dy henze zu hus behoren, wenne die bereit seyn, vorbitten wellen, das sie ere schiffe nymande van bussen der hense bis zu euwer und der andern sendeboten zukunft vorkouffen sullen, sunder were is sache, das ymande aws Flandern, Hollandt und Zeelandt hir komen und schiffe offsetczen wurde, das wir das nicht wol konden vorbiten enz. Op het verzoek om toezending van opgaven van schade, door Engelschen, Hollanders, Zeeuwen en den heer van Veere veroorzaakt, antwoordt Danzig: also ist nymandis gekomeii der schaden von den Hollandern, Zeelandern adir van dem hern van der Fere hette lassen beschreiben, usgenomen eyner, ofschoon de stad meent, dat er veel meer benadeelden zijn. 1435 — feria quinta ante palmarum — April 7. Sted. arch. Danzig, Missivbuch 2 fol. 88—89. Gedrukt: HB. 11 1 n. 437. 1219. Bericht van Heinrich Vorrath over de onderhandelingen der raadszendboden der Hanzesteden mét de vier Leden van Vlaanderen, de afgevaardigden van Holland, Zeeland en den heer van Veere. De raadszendboden, nml. Johan Klinghenbergh van Lubeck, Hinrik Hoyger van Hamburg, Hinrik Vorrad van Danzig, en Everd Hardevust, burgemeester van Keulen, zijn van Oct. 11—Dec. 18 in Engeland. Daarna hebben zij te Brugge besprekingen met de vier Leden van Vlaanderen, den heer van Estampes, stadhouder van den hertog van Bourgondië, en eenige raden van den hertog, ten gevolge waarvan besloten wordt Febr. 15 ie Brugge een dagvaart met de Hollanders, de Zeeuwen en den heer van Veere te houden. [1435] April 14—1435 Mei 10. 312 n. 1220—1221. Febr. 19 komen de raadszendboden te Brugge samen met 8 personen van den raad van den hertog van Bourgondië en van den graaf van Estampes, den rentmeester en eenige stedelijke zendboden uit Holland. Na eenige besprekingen wordt besloten, Maart 27 te Oent te vergaderen. Maart 29 komen de raadszendboden voor den raad van den hertog van Bourgondië en de vier Leden en beginnen de onderhandelingen met de Hollanders, de Zeeuwen en den heer van Veere. Tijdens deze onderhandelingen komt bericht, dat de Zeeuwen 2 schepen, uit Engeland komende en toebehoorende aan die van Keulen en andere Hanzesteden, genomen hebben. De raadszendboden dreigen met afbreking van alle verkeer. April 1 verzoeken de raad van den hertog van Bourgondië en de 4 Leden, een nieuwe dagvaart Apr. 27 te houden, binnen welken tijd de Hollanders, Zeeuwen enz. nieuwe volmachten zullen halen. De Hollanders, Zeeuwen en de heer van Veere gaan weg zonder afscheid. De gedeputeerden van Lubeck en Keulen worden teruggeroepen, die van Hamburg en Danzig blijven voor de dagvaart met de Engelschen. April 9 stemmen de beide achtergebleven gedeputeerden toe in nieuwe onderhandelingen op April 24 1). 1484 Sept. 27—1435 April 12. Gedrukt: HB. II1 n. 392. 1220. Hinrick Hoyer, Hinrick Voirad, raadszendboden, en de afgevaardigden van den Duitschen koopman, te Gent zynde, aan Danzig: vervolgen hun bericht over de onderhandelingen met de vier Leden, de Hollanders, Zeeuwen en den heer van Veere ; de vier Leden hebben een nieuwe dagvaart op Mei 1 voorgesteld; de afgevaardigden hebben vernomen, dat eenige personen het verbod van het uitvaren van het Zwin en van het handeldrijven met lieden buiten de Hanze, overtreden hebben, en verzoeken, hen te arresteeren; dringen er op aan, dat de schepen voor het Zwin bestemd in een vloot en goed gewapend zullen zeilen, daar behalve de Hollanders ook de Bretagners de xee onveilig maken 2). [1435] April 14. Sted. arch. Danzig, Schbl. 26 n. 22; oorspr. Gedrukt: HB. II1 n. 405. 1221. Overeenkomst, gesloten tusschen de afgevaardigden van Holland, Zeeland en West-Friesland aan de eene zijde en de raadszendboden van Hamburg en Danzig en de overlieden van de Hanze in Vlaanderen in naam van Lubeck, Hamburg, Lüneburg, Wismar en Stralsund aan de andere zijde, waarbij overeengekomen is: dat er een bestand zal zijn van 1435 Mei 10—1436 Maart 1, gedurende welken tyd de onderdanen van beide partyen vrij handelsverkeer zullen hebben enz. de raadszendboden en de overlieden zullen trachten, den hertog van Holstein en de stad Bostock, (nu buiten de Hanze), het bestand ie doen aannemen; 1) Zie n. 1316, 1317 en 1330. 2) Zie n. 1219. [14)35 Mei 11—[14135 Mei 15. 313 1222—1223. alle personen en goederen, die boven ghelede gearresteerd zijn, zullen vrijgelaten worden, emmer den goeden lieden van Hamborgh onverledt ende onvermindert blivende in hare goede recht den vorscreven vrede overleden ziinde, als van der vonnesse, dat zii segghen, dat bii den goeden lieden van Ghend tharen prouffitte ende jeghen de vorscreven van Holland ende Zeeland ghewiist is, ende aldierghelike den vorscreven van Holland ende Zeeland van dies zii bii causen van der vorscreven vonnesse metten vorscreven van Hamborgh te doene moghen hebben. Nadere bepalingen omtrent het teruggeven van goederen en het opheffen van. beslag, op schepen en goederen in Pruisen en Lijfland sedert Februari 19 gelegd. Beide partijen zullen voor Oct. 1 de geleden schade opgeven. 1435 Nov. 30 (sinte Andries dagh) zal tusschen partijen een dagvaart gehouden worden. Voor Nov. 1 moet bericht worden, indien een der partijen niet ter dagvaart komen kan; het bestand zal toch tot Maart 1 van kracht blijven. De raadszendboden, nu geen open machtbrieven bezittende, hebben beloofd, open brieven te zenden onder het zegel van Lubeck of van een andere plaats, waar de Hanzesteden vergaderen zullen, bevattende, dat de Hanzesteden dit traktaat goedkeuren enz. 1435 Mei 10. Gedrukt: HB. II1 n. 399. . 1222. Burgemeesters, schepenen en raden van Kampen verklaren, dat ze aan Otte van der Laewyc en Herman Jacobsz. van der Vene en allen, zoowel geestelijken als wereldlijken, die met dezen naar Lijfland zullen trekken en die geen ballingen van het Sticht Utrecht of der stad zijn, vrijgeleide geven, om binnen de stad en haar vrijheid te komen met hun personen en goederen, welk geleide zal ingaan op den datum van dezen brief en zal eindigen op den Pinksterdag e. k. 2). [14]35 — op sente Pancracius avent — Mei 11. Gemeente-arch. Kampen; afschrift in Diversorum A fol. 350 b. Vermeld: Begister van het arch. van Kampen 5 n. 484. 1223. [Danzig] aan Heinrich Vorrath: heeft de Hollanders niet kunnen aanhouden, daar zij reeds acht dagen voor de ontvangst van den brief der raadszendboden s) uitgezeild waren; zal de schepen, voor het Zwin bestemd, slechts in vloten, sterk bemand en onder admiraals, laten uitvaren. \14]85 — dominica qua cantatur cantate — Mei 15. Sted. arch. Danzig, Missive 2 f. 92. Gedrukt: HB. II1 n. 438. i ■ 1) Transsumpt van bovenstaand bestand door hertog Filips van Bourgondië, waarbij hij al zijn beambten en onderdanen beveelt, het bestand streng in acht te nemen. 1435 Mei 10. Lille. Vermeld: HR. II 1 n. 400. Transsumpt van dit bestand door de vier Leden van Vlaanderen. 1435 Mei [10]. Bijksarch. den Haag; oorspr. perk., zeer beschadigd. Vermeld: HB. II 1 n. 401. Zie n. 1219 en 1220. 2) Juni 5. 3) n. 1217. [1435] Mei 17—1435 Juli 30-Aug. 6. 314 n. 1224—1227. 1284. De raadszendboden der Hanzesteden en de Duitsche hoopman te Brugge aan Danzig: melden onder meer, dat zij met Holland, Zeeland en den heer van Veere een bestand tot 1436 Maart 1 gesloten hebben en voegen de voornaamste bepalingen van het bestand er bij [1435] Mei 17. Brugge. Sted. arch. Danzig, Schbl. 26 n. 23; oorspr. Gedrukt: HB. U 1 n. 435. 1225. Ordonnantie op de lakennering te Zierikzee. 1435 Juli 6. Gemeente-arch. Zierikzee, Hs. C. 1 fol. 32'—33'. Gedrukt: Bezemer en de Blécourt, Bechtsbronnen van Zierikzee blz. 363 n. 9. Item es gheoirlooft den scippers ende coepluyden, dat sy bringhen moghen bynnen der vryheyt van der stede alrehande lakenen, om in Prnyscen, in Noorweghen of anders te voeren; des zullen die lakenen in coorden bescleghen zijn. Ende waert dat zy se doen verwen of rechten, zoe zullen zy ze by den deken ende ghezworen unyte coorden doen sclaen, by eenre boete van drie pont, ende die deken ende ghezworen zullen daertoe bereedt wesen, als zy des vermaent worden. 1226. Uittreksel uit het reces te Marienburg. 1435 — dies sancti Dominici — Aug. 5. Gedrukt: HB. II1 n. 459. Vergadering van de vertegenwoordigers der Pruisische steden. 1. Heinrich Hoger, burgemeester van Hamburg, en Heinrich Vorrath, burgemeester van Danzig, doen mededeelingen over hunne onderhandelingen in Vlaanderen met de Engelschen en Hollanders. Zij verlangen nu van den hoogmeester en zijn steden te weten, wat deze van plan zijn te doen ten opzichte van de dagvaarten, met de Engelschen en Hollanders te houden en wel met de Hollanders Nov. 30, terwijl de Hollanders Nov. 1 antwoord moeten hebben, of men de dagvaart al of niet bezenden zal. 2. De burgemeester van Hamburg verlangt van de steden te vernemen, of zij genoegen nemen met een Hanzedag op Sept. 29. Dit wordt ad referendum genomen. 3. Item hat der vorgescrebene burgermeister von unserm hern homeister begeret, und die stete gebeten unsern hern czu ermanen, das her und wir den von Hamburg in erem rechte, dass sie czu den Hollanderen und Zeelanderen durch den ussproch der von Ghend gewunnen haben, wellen beilegen und en gunnen, das sie mit rechte hir und ouch in Liifflande uff die Hollander halden mogen. s) Dit wordt ad referendum genomen. 1227. Posten uit de stadsrekening van Deventer, betrekking hebbende op een samenkomst van de nabij Deventer gelegen Hanzesteden, ten einde te beraadslagen over het zenden van raadszendboden naar de dagvaart te Lubeck. 1435 Juli 30-Aug. 6. 1) Vgl. n. 1221. 2) Zie n. 973, 978, 999 en 1221. [H]35 Aug. 26—[14J35 Sept. 11. 315 u. 1228—1230. Gemeente-arch. Deventer, rekening van den kameraar Conrad ten Dune van 1435. Gedrukt: HB. II1 n. 460. 1228. De Duitsche koopman te Brugge aan Lubeck: bericht de ontvangst van den brief met de mededeeling van den met Denemarken gesloten vrede; verzoekt ook Pruisen het sluiten van dien vrede mede te deelen, daar de het laatst aangekomen schepen den nieuwen Sonttol hebben moeten betalen; heeft de oorkonde van het bestand met Holland door bemiddeling van de vier Leden naar den Raad van Holland in den Haag gezonden, welke klaagt, dat hem niet tijdig bericht gezonden is, welke houding de heer van Holstein ten opzichte van het bestand inneemt, daar de heer van Holstein den inwoners van Holland groote schade aangedaan heeft; verzoekt aan alle steden te melden, dat men de schade, door de Hollanders gedaan, in geschrifte stelle, daar de Hollanders en Zeeuwen dat reeds lang geleden in alle kerken van hun land hebben doen afkondigen enx. [14]35 Aug. 26. Sted. arch. Lubeck; oorspr. Gedrukt: HB. II1 n. 478. 1229. Uittreksel uit het reces te Elbing. 1435 — die dominica ante festum nativitatis Marie — Sept. 4. Gedrukt: HB. II1 n. 473. Vergadering van de raadszendboden der Pruisische steden. 10. Item haben die stete faste handlange gebabt mit unsirm hern, alse von nedirlegimge willen der zegelacie noch vorbrengen des borgermeisters von Hamburg'), also das durch viel und mancherley handlunge, die nnsir hern nnd die stete zusampne gehat haben, die ding also sint geslossen, das unsir hern wellen ir merkliche botschaft zu dem hern herezogen von Burgundien senden, so ferre is den steten der hense gut dunket, nnd en mit fleisse bitten, das her den kouffman by siner freiheid und gerechtikeit lasze; und getrnwen genczlich, das us sulcher botschaft viel guttes dem kouffmanne sulle komen, und ab denne sulche botschaft yo nicht helfen welde, wen der bote wider inkompt, wie is denne wert bleiben, do mag men sich noch halden s). 1230. De hoogmeester [Paul von Rusdorf] aan den hertog van Bourgondië: deelt mede, dat Claus Burkard uit Danczk, brenger van dezen brief, door den Heer von der Feer van zijn schip en goederen beroofd is; verzoekt, het onlnomene aan Claus terug te geven. [14]35 — am sontnge nach nativitatis Marie — Sept 11. Bijksarch. Koningsbergen, Hochmeister-Begistrant 13 fol. 296. Aldaar fol. 298 een dergelijk schrijven aan Amsterdam, Dardrecht and den gemeynen steten in Hollande und Seelande. 1) Vgl. n. 1226 §§ 1—3. 2) [14]35 — am mantage vor nativitatis Marie virg. — Sept. 5 schrijft de hoogmeester aan de Hanzesteden en in het bijzonder aan Lubeck, dat hij een afgevaardigde naar den hertog van Bourgondië zal zenden, om hem te vragen, den Duitschen koopman in het bezit zijner privilegiën te laten en hem geen schade, toe te brengen. Sted. arch. Lubeck; oorspr. Vermeld: HB. II 1 n. 474. 1435 Nov. 7—1435 Dec. 16. 316 1231—1234. 1231. Aanteekening, dat in den Haag voor den heer van Santez en de andere raden verschenen zijn Heynrie Berndes en Johan Rnstede, coepluden ende horgeren der stad van Atnborch, sprekende ook uit naam, van andere kooplieden der Duitsche Hanze, welke kooplieden onlangs te Vlissingen haring en lakens in een ever gescheept hadden, waarover Bertolt van der Heyde stuurman was. Dit schip was gestrand an die Hollantsche zyde tot Campen in den bedryve des rentmeysters van Kennemerlant. Genoemde Heynriek en Johan beloven, dat, als er op de dagvaart, met de steden van de Duitsche Hanze en den heer van Holstein te houden, geen overeenstemming aangaande dit schip verkregen zal worden, zij 14 dagen daarna voor den Raad verschijnen zullen of eenigen van hun vrienden zenden zullen, waarvoor zij een borgtocht van 600 arnoldus gulden stellen. De raad beveelt, aan genoemde kooplieden tegen betaling van bergloon en van andere onkosten haring en laken terug te geven. 1435 Nov. 7. Rijksarch. den Haag, Memor. Rosé 2 fol. 51. Er onder staat een aanteekening van fl4]35 Nov. 17, dat op verzoek van Amsterdam de borgtocht 300 scilden bedragen zal. Vermeld: Boergoensche charters blz. 27; Register van Overijsselsche oorkonden n. 127 (waarin dit stuk door verwarring met de stad Kampen opgenomen is). 1232. Posten uit de stadsrekening van Deventer betreffende het zenden van raadszendboden naar de dagvaart, 1435 Oct. 21 te Lubeck gehouden. 1435 Sept. 24—Nov. 18. Gemeente-arch. Deventer, rekeningen van de kameraars Conrad ten Dune en Johan van Ockenbroeck. Gedrukt: HB. II1 n. 488. 1233. De Duitsche koopman te Brugge aan de raadszendboden der Hanzesteden, die eerstdaags te Lubeck vergaderen zullen, en aan Lubeck: bericht, dat de brief van Lubeck, behelzende, dat de zendboden niet naar de dagvaart, Nov. 30 (up sunte Andreasdach) volgens het gesloten bestand te houden 1), zullen komen, eerst Nov. 15 aangekomen is; heeft door bemiddeling van de vier Leden aan den hertog van Bourgondië doen schrijven, die bij Amiens was, opdat deze naar Holland en Zeeland schrijven kon, dat de dagvaart uitgesteld was enz. [14]35 Nov. 30. Sted. arch. Lubeck; oorspr. Gedrukt: HB. II 1 n. 483. 1234. De raad van Lubeck verklaart den raad van Wismar, dat Hermen van den Ghete (Gheref), burger te Zutfen, die met 2 terling laken door Wismar trekken wil, bij eede verklaard heeft, dat dit laken niet voor Rostock2), doch voor Stralsund bestemd is. 1435 — vridages na Lucie — Dec. 16. 1) Vgl. n. 12SH. 2) Rostock was buiten de Hanze gesloten. 1435 Dec. 18—[1436] Febr. 8. 317 n. 1235—1289. Sted. arch. Wismar; oorspr. Vermeld: Lüb. U. B. 7 n. 647 aanm. 1 n. 10. 1235. Hertog Filips van Bourgondië verleent den gezanten van den hoogmeester van Pruisen, van de Hanzesteden en van de Heeren van Holstein, die volgens het verdrag, met Holland, Zeeland en Friesland gesloten, ter dagvaart zullen komen, tot 150 personen toe vrijgeleide, ingaande op den datum van dezen brief en durende tot zes weken na afloop van de dagvaart. 1435 Dec. 18. Brussel. Sted. arch. Lubeck; afschrift. Vermeld: HB. II 1 n. 486. Hoogmeester Paul von Rusdorf aan Lubeck: meldt, dat hij in plaats van Hans von Bayszen, die hem op het oogenblik onmisbaar is, Johann Sobbe, pastoor te Thorn, naar den hertog van Bourgondië zal zenden; verzoekt Lubeck, indien zij haar zendboden met genoemden Johann mede wil zenden, ze gereed te houden. 1436 — am tage sente Blasii — Febr. 3. Sted. arch. Lubeck; oorspr. Rijksarch. Koningsbergen, Hochmeister-Registrant 6 fol. 314. Gedrukt: HR. II 1 n. 505; Lüb. U. B. 7 n. 673. 1237. Danzig aan Lubeck: meldt, dat het gezantschap naar Vlaanderen Febr. 12 van Danzig vertrekken zal, om zich te Lubeck met de zendboden der steden te vereenigen; verzoekt Lubeck, dit den koopman te Brugge zoo noodig mede te deelen. [14\36 — am mandage Dorothee virg. — Febr. 6. Sted. arch. Lubeck; oorspr. Sted. arch. Danzig, Missive 2 fol. 114b. Gedrukt: HR. II 1 n. 506; Lüb. 17. B. 7 n. 674. Heinrich Buck aan Danzig: bericht onder meer, dat de Hollanders en Zeeuwen over hel algemeen zeer verlangen naar de komst der zendboden uit de \Hanze\steden, wante alle ere schepe sint mest to Liflande unde Prusen wert vorvrachtet unde liggen up grote kost, unde en werden nicht segelen, er se sik mit den steden geënt hebben. [14]36 — up s. Dorotheen dach — Febr. 6. Brugge. Sted. arch. Danzig, Schbl. 74 n. 19; oorspr. Gedrukt: HB. II1 n. 523. 1239. De Duitsche koopman te Brugge aan Lubeck: deelt onder meer mede: Und nadetne, dat de hertoghe van Bourgonyen etc. hevet Johan Johansson van Nortwiick, eenen zeerover, de langhe tiid uut Engheland und Schotland to rove hevet ghevaren, vry gheleydë ghegheven, de eirst up de Mase met 12 [U]86 Febr. 14—1436 Febr. 25. 318 li. 1240—1243. schepen qwam und sal nu met een deels ziinen schepen ter Veer ligghen,des eirsten daghes in merte to verbedende 1) enz. [1436] Febr. 8. Sted. arch. Lubeck; oorspr. Sted. arch. Danzig, Schbl. 21 n. 22 en 32; afschriften. Sted. arch. Reval; afschrift. Gedrukt: HR. II1 n. 523. 1240. Hoogmeester Paul von Rusdorf aan hertog [Filips] van Bourgondië: accrediteert Johann Sobbe, Heinrich Vorrath en,Heinrich Tannenberg als zijn gezanten; verzoekt, hun welwillend gehoor te verkenen en hun verzoek te overwegen2). [14]36 — ipso die s. Yalentini mart. — Febr. 14. Elbing. Rijksarch. Koningsbergen, Hochmeister-Registrant 6 f. 318. Vermeld: HR. II 1 n. 510. 1241. Uittreksel uit het reces te Elbing. 1430 — feria tercia, que erat dies s. Valentini mart. — Febr. 14. Gedrukt: HR. II 1 n. 507. Vermeld: Hildebrand, Livl. U. R. 9 n. 18. Vergadering van de raadszendboden der Pruisische steden. 7. De vaart door den Sont wordt uitgesteld bis cznr czeit, das unsers heren homeisters sendebothen ken Lubeke komen nnd do vornemen werden, wii is die stete domefte] halden werden, nnd entwert widder von Sich herwert schreiben; abir bynnen landes mag men zegelen wo men wil. 1242. Kampen aan Reval: bericht, dat Gotschalk Staelbiter, inwoner van Kampen, voor eenige jaren zijn geheele vermogen bij testament voor zekere godsdienstige doeleinden bestemd en de burgeres Lyfke met de uitvoering van zijn laatsten wil belast heeft; deelt mede, dat, ofschoon na zijn dood zijn beide zonen Hans en Wennemar hiertoe hun toestemming schriftelijk gegeven hadden, Hans nu toch bij vorsten en sleden over Kampen klaagt en dreigt, de goederen van inwoners van Kampen te nemen. Verzoekt, dit niet toe te laten en genoemden Hans, indien hij aanspraken op Kampen meent te hebben, naar den weg van het recht te verwijzen. 1436 Febr. 19. Sted. arch. Reval; twee orig. Vermeld: Hildebrand, Livl. U. B. 9 n. 19. 1243. Heinrich Buck aan Danzig: meldt onder meer, dat de hertog van Bourgondië en zijn raad op verzoek van Lubeck het bestand met Holland tol 1437 Maart 1 1) Op dien datum eindigde liet bestand van Holland en Zeeland met de Hanzesteden. 2) Denzelfden dag verleent de hoogmeester aan genoemde gezanten volmacht, om met Oent, Brugge, Yperen en de andere vrijen en edelen van Vlaanderen, evenals met Holland, Zeeland en Friesland te onderhandelen over de schade, de Orde en haar onderdanen aangedaan, en over de geschillen tusschen beide partijen. Rijksarch. Koningsbergen, Uochmeisler-Registrant 6 f. 393. Vermeld: HR. II 1 n. 512. 1436 Febr. 26—1436 Febr. 28. 319 1244—1246. verlengd hebben; bericht verder: aldus werden unse schepe, Hollander, Zeelander mit den ersten wynde ter Baye wert segelen und vort in Prusen und Linande, na dat elk gevrachtet is enx. 1436 — des ersten sunnavendes in den vasten — Febr. 25. Sted. arch. Danzig, Schbl. 74 n. 20; oorspr. Gedrukt: HB. II 1 n. 525. 1244. De Duitsche koopman te Brugge aan Lubeck: heeft, daar hij niet wist, wanneer de zendboden zouden komen, met hulp van de vier Leden van den hertog van Bourgondië een verlenging van het bestand tot 1437 Maart 1 verkregen op voorwaarde dat, zoodra de zendboden.gekomen zijn, dagvaart gehouden zal worden, liefst voor April 8 (paeschen); heeft de verplichting op zich genomen, verantwoordelijk te xijn voor alle schade, totdat Lubeck den vrede bezegeld heeft; zet de redenen uiteen, welke hem daartoe bewogen hebben enx.; zendt n. 1245 1436 Febr. 26. Sted. arch. Lubeck; 2 orig. Gedrukt: HB. II 1 n. 526. 1245. Hertog Filips van Bourgondië oorkondt, dat hij het bestand, 1435 Mei 9 tusschen zijn landen- Holland, Zeeland en Friesland en de Hanzesteden gesloten, op schriftelijk verzoek der steden, welke wegens allerlei vei-hindering haar zendboden op den vastgestelden dag niet zenden konden, doch dat spoedig zullen doen, en op het door de gedeputeerden der vier Leden van Vlaanderen ondersteunde verzoek van de overlieden van den Duitschen koopman te Brugge van 1436 Maart 1 tot 1437 Maart 1 verlengd heeft enz. 1436 — int jaer ons Heren 1435 — Febr. 27. Sted- arch. Lubeck; twee gelijkluidende afschriftenBijksarch. den Haag, Memor. Bose 2 fol. 83 b. Vermeld: HB. II 1 n. 529; naar het Haagsche afschrift: Limburg Brouwer, Boergoensche charters blz- 29. 1246. De vier Leden van Vlaanderen aan de te Lubeck vergaderde raadszendboden der Hanzesteden en aan Lubeck: berichten over de veiienging van het bestand tusschen de Hanzesteden en Holland., Zeeland en Friesland tot 1437 Maart 1; verontschuldigen de overlieden van den Duitschen koopman, die de verplichting op zich hebben moeten nemen, de aansprakelijkheid te aanvaarden voor alle schade, den Hollanders na 1436 Maart 1 aangedaan; verzoeken, de zendboden spoedig te sturen2). 1436 — int jaer 1435 — Febr. 28. 4) [14]36 Febr. 27 schrijft de Duitsche koopman aan Hamburg in denzelfden geest als hierboven. Sted. arch. Lubeck; afschrift. Vermeld: HR. II I n. 527. 1436 Febr. 28 schrijft de Duitsche koopman hetzelfde aan Danzig. Sted. arch. Danzig, Schbl. 21 n. 23; oorspr. Sted. arch. Reval; 3 afschriften. Vermeld: HR. II 1 n. 532; zie aldaar aanm. 1. 2) [1436] Maart 5 schrijven dezelfden aan dezelfden: berichten uitvoeriger over de verlenging van hel bestand, over de verplichting, door den Duitschen koopman op zich genomen, 1436 Febr. 28—[14]36 Maart 27. 320 n. 1247—1250. Sted. arch. Lubeck; oorspr. Gedrukt: HR. II1 n. 530. 1247. Danzig aan Amsterdam: verzoekt, het geld en de kleederen van Hans Vasemer, burger van Danzig, die ten huize van Jacob Florinsson te Amsterdam stierf, naar Danzig te sturen; verklaart, daarmede de schulden van Hans te zullen betalen en de rest aan zijn weduwe te zullen geven. 1436 — feria tercia post Invocavit — Febr. 28. Sted. arch. Danzig, Missive 2 f. 119. 1248. De te Elbing vergaderde raadszendboden der Pruisische steden geven Heinrich Vorrath, burgemeester van Danzig, volmacht, om te zamen met de gezanten van den hoogmeester en der Hanzesteden met de vier Leden van Vlaanderen en de landen Holland, Zeeland en Friesland over het bijleggen der geschillen te onderhandelen. 1436 Maart 6. Vermeld: HB. II 1 n. 518. 1249. Danzig aan Reval: deelt mede, dat ingevolge de overeenkomst, door afgevaardigden der Hanzesteden met Engeland, Vlaanderen, Holland en Zeeland gesloten, de gezanten van den hoogmeester en Heinrich Vorrath ') in opdracht der steden Maart 1 naar Lubeck gegaan zijn; in verband hiermede heeft men in Pruisen de vaart door den Sont gestaakt2), totdat men over den loop der onderhandelingen in Vlaanderen onderricht zal zijn enz.; verzoekt onder meer te mogen vernemen, welke houding Reval tegenover de vaart door den Sont aan zal nemen. \14]36 — am fridage vor oculi — Maart 9. Sted. arch- Reval; oorspr. Sted. arch. Danzig, Missive 2 fol. 120b. Vermeld: HR. II 1 n. 520; Hildebrand, Livl. U. B. 9 n. 26. 1250. Danzig aan Reval: zendt den brief, 1436 Febr. 28 door den Duitschen koopman te Brugge aan Danzig gezonden; deelt mede, dat de hoogmeester na kzing te zorgen voor een oorkonde van hel bestand door de steden en alle schade, welke na 1436 Maart 1 den onderdanen van den hertog door de steden aangedaan -zal worden tot het binnenkomen van de oorkonde, te vergoeden; z\j verzoeken gezanten naar Vlaanderen te zenden ter onderhandeling met de Hollanders. Sted. atch. Lubeck; oorspr. Vermeld: HR. II 1 n. 534. 1) 1436 Maart 1 wordt aan Heinrich Vorrath, burgemeester van Danzig, zijn instructie medegegeven voor de dagvaart te Lubeck op 1436 Maart 17, waarvan het reces ontbreekt. Deze instructie is gedrukt: HR. II 1 n. 538. 2) Vgl. n. 1241 § 7. [14(36 Apr. 4— [14]36 Mei 10. 321 n. 1251—1254. van dezen brief het verbod van scheepvaart door den Sont ingetrokken heeft, doch op voorwaarde, dat niemand Engeland bezoeken zal [14)36 — am dingisdage na judica — Maart 27. Sted. arch. Beval; oorspr. Vermeld: SB. II 1 n. 547; Hildebrand, Livl. U. B. 9 n. 35. 1251. [Danzig] aan den Duitschen koopman te Brugge: antwoordt op n. 1246 dat de vertraging in het afzenden van het gezantschap naar Vlaanderen veroorzaakt is door den twist met Polen; belooft het bestand van een jaar, met Holland gesloten, in acht te nemen enz. 2). [14]36 Apr. 4. Sted. arch. Danzig, Missive 2 fol. 123 b. Vermeld: SB. II1 n. 571. 1252. Posten uit de stadsrekening van Deventer, betrekking hebbende op de reis van de raadszendboden der Hanze, nml. van Lubeck, van Pruisen en van Hamburg naar Vlaanderen. 1436 Maart 29—Apr. 6. Gemeente-arch. Deventer, rekening van den kameraar Gelmer Meynoldssoen 1436/7 Gedrukt: SB. II1 n. 579. 1253. Post uit de rekening van Godscalc Oom, rentmeester-generaal van Holland, Zeeland en Friesland. 1436 Apr. 24. Bijksarchief den Saag, Rentmeesters-rekening van Godscalc Oom van 1435 Nov. 16— 1436 Nov. 15. Item upten 24°*» dach van April lestleden *) zoe is dezelve meyster Heinric Luuyten Hove] wederom bij mijnen voirseiden genadigeu Heere gereyst in Vlaenderen om sekere saicken will, dairoff hij mit zijnen genade te spreken hadde ende oick mede op tgescil, dat is tusschen den lande van Hollant ende den Oosterlingen. In dewelke reyse hjj nnyt was varende ende keerende 28 dagen 1254. Danzig aan Reval: deelt uit een brief van Heinrich Vorrath mede, dat het Hanzisch-Pruisische gezantschap Apr. 3 in Vlaanderen aangekomen is, doch wegens den Engekch-Bourgondischen oorlog den Engelschen geen bericht heeft kunnen zenden; de hei-tog van Bourgondië rust zich sterk op zee uit enis van plan Calais te belegeren; de Hamische schepen zijn mngehouden; hij deelt verder mede, wo dat etlike koplude ut Zeeland sin gekomen, de hebben gesecht, dat de Hollander und 1) 1436 Maart 37 schrijft Danzig mut. mut. gelijkluidend aan Riga. Sted. arch. Reval afschrift. Vermeld: HR. II 1 n. 548; Hildebrand, Livl. U. B. 9 n. 35. 1436 Maart 38 schrijft Danzig gelijkluidend aan Reval. Sted. arch. Reval; oorspr Vermeld: HR. II 1 n. 549; Hildebrand, Livl. 17. B. 9 n. 35. 2) [14]36 Apr. 5 schrijft Danzig aan Heinrich Vorrath, den wapenstilstand, door bemiddeling van den Duitschen koopman met Holland voor een jaar gesloten, in acht te zullen nemen. Gedrukt: HR. II1 n. 564. 3) 1436 April 34. 21 [14]36 Mei 30—[14]36 Juni 24. 322 n. 1255—1258. Zeelander ete. dat bestant eyn jar lang, dat de here hertoch tuschen den steden Lubeke etc. und en gemaket hefft, nicht willen holden, alse verre seemfolgen solen so willen se 100 schepe tor zeewert utmaken; verdei- deelt hij mede, dat de zei onveilig ie door uitleggers van heide partijen en dat de handel stil ligt; waarschuwt voor de vaart dom- den Sont. [14]36 — am donnersdage vor rogacionum — Mei 10. Sted. arch. Reaal; oorspr. Gedrukt: HR. II 1 573. iokk Heinrich Vorrath aan Danzig: meldt onder meer, dat de raadszendboden naar Lubeck terug willen heeren. Item, leven herren unde vrunde, alz de Engelschen to Middelborgh ut dem stene sint gelaten J), heft my itczunt en warhaftigh man gesecht, dat se der Zeelander schepe dar 6 oft meer hebben vervracht to segelen in Prusen unde vort von dar mit gude in Engelant; vei-zoekt, daartegen maatregelen te nemen. [14]36 — des midwekens to pinxten — Mei 30. Sted. arch. Donzig, Schbl. 74 n. 24; oorspr. Gedrukt: HR. II 1 «• 568. 1256 Jan Glingenberch, burgemeester van Lubeck, Jan Sobbe van de Duitsche Orde, Heynrick Hoyer, Heinrich Vorrath van Danzig en HilbrandDannenberg,secr-etaris, beloven te Gent in tegenwoordigheid van meester Heynrie Uutenhove en meester Pieter van Renisse, den vrede met Holland trouw te zullen houden. 1436 Juni 5. Gent. Rijksarch. den Haag, Memor. Rose 2 fol 108°. Gedrukt: HR. II1 n. 560. Vermeld : Limburg-Brouwer, Boergoensche charters blz. 32. I8K, Heinrich Vorrath aan Danzig: deelt mede, uit Vlaanderen vertrokken te zijn; vermeldt verder: Ok sint personen ut den landen Hollant unde Zeelant by uns to Gent gewesen, mit den wy ok vruntlik sint gescheiden, unde hebben gelovet een dem andern, dat bestant begrepen getruwelik to holden, wurde ymant van den iren dar gebrek an hebben in den landen enygerley wis, [so is] dat bestelt, dat de dat vordere an meister Hinrik üttenhove, des herren raet, unde an den herren van Santis, se hebben uns gelovet to allem bescheide unde redelicheit den unsen to helpen. [14^36 — up sunt Johannes baptisten dag — Juni 24. Lubeck. Sted. arch. Danzig, Schbl. 74 n. 26; oorspr. Gedrukt: HR. II1 n. 595. 1258 De Duitsche koopman te Brugge aan Lubeck: meldt de ontvangst van den bestandbref des vredes met den Hollandern etc. en van den brief van de 1) De beambten van den hertog hadden een EngeUch tehip aangehouden, doch werden door de stad gedwongen, het w§ te laten. HR. II 1 bh. 499 aanm. 2. 1436 Juni 24—114)36 Juli 25 323 n. 1259—1262. raadszendboden der gemeene steden, waarin geschreven wordt o. a. dat wy met dem eirsten, dat wy zullen konnen und moghen, bestellen, dat ju nnd den juwen van den Hollandren und Zeelandren van den eren de vrede dergheliken yo wederomme gehalden werde; deelt mede, de oorkonde van den hertog bezegeld ontvangen te hebben; zendt afschriftl); zal een vtdimus aan den heer van Santes, goevemeur, en aan den raad van Holland zenden enz. [14]36 Juni 24. Sted. arch. Lubeck; oorspr. Gedrukt: HB. II 2 n. 1. 1259. Brief van vrijgeleide voor Hollandsche kooplieden in Pommeren. 1436 Juni 24. Sted. arch. Stettin, Ducalia n. 51. Vermeld: Hans. U. B. 2 n. 583 op het jaar 1336, verbeterd Hans. U. B. 3 blz. 439. 1260. Aanteekening, dat den landen en lieden van den hertog van Stetyn ende Pomeren, en aan die van zijn broeder, op verzoek der stede van Gripeswolde, geleide gegeven is, durende een half jaar na opzegging, indien de landen en de lieden van hertog Filips wederkeerig vrijgeleide zullen ontvangen *). [14^6 Juli 19. Rijksarch. den Haag, Memor. Rose 2 fol. 117». Vermeld: Boergoensche charters Hz. 33, verkeerd gedateerd 1436 Juli 20. 1261. Amsterdam aan Danzig: deeÜ mede, dat eenige burgers van Amsterdam in Pommeren beroofd en mishandeld zijn; dat andere burgers van Amsterdam te Danzig zijnde, den dader hebben doen vangen en naar Danzig doen voeren; toont aan, dat de verontschuldiging van den ban, over het graafschap Holland uitgesproken, hier niet opgaat; verzoekt, den dader te recht te stellen. [1436] Juli 24. Sted. arch. Danzig, Schbl. 19 n. 124; oorspr., papier. Vermeld: Kernkamp, Balt. archivalia blz. 186. 1262. Amsterdam aan Danzig: bericht, dat Claes de Vriesse onder eede verklaard heeft, aan Peter Wormniet, burger van Danzig, nu overleden, zijn schuld betaald te hebben, voordat deze naar Rome reisde, en dat hij hem de 5 mark niet schuldig was, voor welke schuld de goederen van Claes in beslag genomen waren en waarvoor Heynrie Geerman borg was; verzoekt, Heynrie van zijn borgstelling te ontslaan. [14]36 Juli 25. 4) Vgl. n. 1245. 2) Vgl. n. 1259. 1436 Juli 27—[14]36 Aug. 25. 324 n' 1263—1267 Sted. arch. Danzig, Schbl. 18 n. 30; oorspr., papier, resten van briefsl. zegel. Vermeld ■' Kernkamp, Baltische archivalia blz. 180. 1263. Harderwijk geeft vidimus van een brief van koning Albert van Zweden van 1368 Juli 25, waarbij deze aan Amsterdam dezelfde voorrechten voor Schonen als aan Kampen verleent (n. 324). ' 1436 Juli 27. Gemeente-arch. Amsterdam; oorspr., perk. met zegel. Vermeld: Scheltema, Inventaris v. h. Amsterdamsche arch. 1 blz. 60. 1264. Harderwijk geeft vidimus van een brief van koning Albert van Zweden van 1368 Juli 25, waarbij deze aan Amsterdam, Enkhuizen en Wkringen vrijen handel op Denemarken en Schonen toestaat (n. 317). 1436 Juli 27. Gemeente-arch. Amsterdam; oorspr., perk. met zegel. Vermeld: Scheltema, Invent- v. h. Amsterd. arch. 1 blz. 60. 1265. Danzig aan [Amsterdam]: deelt mede, dat zij in verband met de geuite klachten van Amsterdam het volgende te weten gekomen is: Iemand is met den keizerlijken banbrief, tegen Amsterdam gericht, naar den hertog van Pommeren gekomen; met diens toestemming heeft hij in verbinding met den landvoogd van Pommeren eenige poorters [van Amsterdam] overvallen, van welke eenige gewond werden. Daarop is dezelfde persoon naar Pruisen gekomen en is dooi- die van [Amsterdam] in de Altstadt, welke een afzonderlijken raad heeft, , voor het gerecht gebracht, en nu bevindt hij zich nog ak gevangene op het slót van den heer.1) [1436 voor Aug. 19.] Sted. arch. Danzig, Missive 2 f. 148. 1266. De hoogmeester [der Duiteche Orde in Pruisen] aan Amsterdam: antwoordt op het verzoek van Amsterdam om een man, die met anderen twee Amsterdammers in Pommeren mkhandeld had en door de overvalknen gevat en naar Danzig gevoerd was, te recht te stellen; weigert een rechterlijk ingrijpen en dit op grond van de twee keizerlijke banbrieven tegen Amsterdam; meldt, dat hij den gevangene vrijgelaten heeft en biedt zijn verontschuldigingen aan; staat den Amsterdammers toe, evenak vroeger in Pruken handel te drijven.2) 1436 — am Sontage naoh assumpeionis Marie — Aug. 19. Rijksarch. Koningsbergen, Hochmeister-Registrant 13 fol. 355. 1267. De te Lubeck vergaderde raadszendboden der Hanzesteden en Lubeck aan Danzig: hebben op het bericht van het aankomen van een tegen 300 zeilen sterke Engekche vloot aan den Scheldemond en tengevolge van het vermoorden en het benadeelen van Hanzeaten in Vlaanderen allé handelsverkeer naar Vlaanderen, 1) Zie n. 1361. 2) Zie n. 1361 en 1365. [H]36 Sept 14— [14]36 Sept. 21. 325 n. 1268—1270. Holland, Brabant, Zeeland te water en te land verboden; verzoeken, dit verbod in Pruisen af te kondigen en aan de steden van Lijfland mede te deelen. \14]36 — des sonnavendes na sunte Bartholomei daghe — Aug. 25. Sted. arch. Danzig, Schbl. 26 n. 25; oorspr. Sted. arch. Lubeck; ontwerp. Sted. arch. Reval; 2 afschriften. Vermeld: HR. II 2 n. 8; Hildebrand, Livl. U. B. 9 n. 96. 1268. De raadszendboden der Pruisisclie steden, te Holland vergaderd, aan Lubeck: hebben na ontvangst van n. 1267 met den hoogmeester overlegd; weigeren afbreking van het verkeer met Vlaanderen en Holland, daar de Hollanders daarin een verbreking van het tot Maart 1 hopende bestand zouden kunnen zien eti het jaargetijde reeds zoo ver gevorderd is, dat de schippers, die zeilklaar zijn en weer zouden moeten lossen, groote schade zouden lijden enz.; achten het raadzaam, de zaken te laten rusten, totdat de zendboden der gemeene steden uit Engeland terug zijn en men verneemt, hoe het gesteld 'is met de Engelschen en ook met de Hollanders en Zeeuwen enz. [14^36 — am freitage exaltacionis s. crucis — Sept. 14. Sted. arch. Danzig, Missive 2 fol. 149. Vermeld: HR. II 2 n. 11. 1269. Danzig aan Zutfen: deelt mede, dat Johann van Goch, burger van Danzig, de geheele nalatenschap van zijn vader Hiurich, te Zutfen gestorven, aan zijn moeder Geseke, burgeres van Zutfen, voor haar geheele leven gelaten heeft onder voorwaarde, dat zij de hovetstuel van die goederen niet verkoopen, verminderen, noch met renten of schulden bezwaren zal. [14]36 — in crastino exaltacionis sancte crucis — Sept. 15. Sted. arch. Danzig, Missive 2 f. 148. 1270. [Raadszendboden van Lubeck] aan Lubeck: deelen mede, dat drie burgemeesters van Hamburg hun medegedeeld hebben, wo de van Amsterdaem hebben en schyp bekummert unde rbsteret in erer baven, ynnehaldende myt anderem gude wol 80 terlinck wandes. Unde desse rosteringhe unde bekummeringe hebben ze daen van der wegen, dat hertych Barnem, her van Bart, schall in vortyden en unde den Hollanderen etlike schepe hebben genomen, alze ze wol vorvaren hebben. Nu leven heren, nachdetn wy, alze de menen hensestede, hir nycht mede hebben to schaffende unde de van Hollant, alze van Amsterdaem, syn de ersten gewesen, de alzodanne vorvanck unde bekummeringhe hebben gedaen, zo duchte den ernanten borgermeysteren van Hamborg unde her Hinrik Vorrad nutte wesen na jwem rade, dat me hir to Hamborg de schepe unde koplude unde gudere ut Holland desgelike up en recht kummerde unde de lude brynge in borgehand, went me des vuiler queme to der warde, wente ze myt hast morgen willen enen boden senden in Flanderen unde alle dynck myt lympe vorvaren. Verzoeken aan burgemeesters en raad van Hamburg hierop antwoord te zenden. Schrijven verder over Engelsche zaken. [lf]36 — in sunte Matheus daghe des apostels in der quatertemper — Sept. 21, Hamburg. [14J37 Jan. 5—[14]37 Febr. 11. 326 n. 1271—1274. Sted. arch. Lubeck; ontwerp. Gedrukt: ER. II 2 n. 53. 1271. Amsterdam aan den hoogmeester: verwijst naar het bericht, met dezen bode gezonden, van den rentmeester en den raad van Holland over de te Brugge gevoerde onderhandelingen met de raadszendboden van Lubeck, Keulen, Danzig en Hamburg; vraagt, of haar kooplieden in Pruisen vrij kunnen verkeeren, daar de dagvaart te Gent zonder resultaat gebleven is en het bestand van de Wendische steden met Holland Maart 1 eindigt. [14]37 — op die heylige drie connigen avent — Jan. 5. Rijksarch. Koningsbergen; oorspr. Vermeld: HR. II 2 n. 93. 1272. De Duitsche koopman te Brugge aan Lubeck: antwoordt op de opdracht van Lubeck, met de Hollanders, indien zij dit verlangen, het houden van een dagvaart af te spreken, dat de Hollanders dit niet verzocht hebben, noch naar het schijnt er om verzoeken zullen; heeft den koopman gewaarschuwd om toe te zien, waarheen hij zijn goed verscheept; verzoekt dit ook in de steden te doen l). [1437 Jan.] Sted. arch. Danzig, Schbl. 28 n. 44, 2; afschrift. Vermeld: ER. II 2 n. 107. 1278. Doen Clawesson van Tzirkesse erkent, dat de burgemeesters en raadslieden van Lubeck hem geheel betaald hebben voor de diensten, door hem met zijn schip bewezen in den oorlog met koning Erich van Denemarken, Zweden en Noorwegen. 1437 — uppe onser leven vrowen avende to Lichtmissen — Febr. 1. Sted. arch. Lubeck; oorspr. Gedrukt: Lüb. U. B. 7 n. 726. 1274. Hoogmeester Paul von Rusdorf aan de Hollandsche steden: staat den Holland- schen koopman, indien de dagvaart, Maart 1 tusschen de Hanzesteden en Holland te houden, zonder resultaat afloopt, vrijgeleide in Pruisen toe, mits zijn onderdanen hetzelfde in Holland verkrijgen; verklaart, dat de Pruisische raadszendboden uitsluitend wegens de schade, den Pruisen door den heer van Veere en de Hollanders aangedaan, aan de onderhandelingen deel genomen hebben; verzoekt aan de steden, voor schadevergoeding op te komen 2). [J4]37 — montag zcu fastnacht — Febr. 11. Waldau. 4) [i"4]57 — dinxedages na invocavit — Febr. 19 zendt Lubeck aan Danzig dit schrijven om het ook aan de steden van Lijfland mede te deelen; deelt mede, den koopman volmacht gegeven te hebben, het bestand met Holland voor den tijd van twee of meer jaren te verlengen. Sted. arch. Danzig, Schbl. 28 n. 45; oorspr. Vermeld: HR. II 2 n. 108. i) Dit besluit van den hoogmeester, genomen op verzoek van een bode van den hertog van Bourgondië en de steden van Holland en Zeeland, die naar Koningsbergen gekomen was, wordt door Danzig aan Lubeck medegedeeld [1437 Febr. 28]. Sted. arch. Danzig, Missive 2 fol. 163. Vermeld: HR. II 2 n. 95. [H]37 Febr. 17—[H]37 Maart 12. 327 1275—1277. Sted. arch. Danzig; Missive 2 fol. 162 b. Byksarch. Koningsbergen, HochmeisterBegistrant 6 fol. 404. Vermeld: HB. II 2 n. 94. 1275. Lubeck aan de raadszendboden der Hanzesteden te Londen: heeft met Hamburg den koopman te Brugge, volmacht gegeven, den. wapenstilstand met Holland met 2 of meer jaren te verlengen, en hem bevolen, het resultaat van zijn onderhandelingen den raadszendboden onverwijld mede te deelen [14~\37 — am sontage invocavit — Febr. 17. Sted. arch. Lubeck; oorspr. Vermeld: HB. II 2 n. 33. 1276. De Duitsche koopman te Brugge aan Lubeck: meldt de verlenging van het bestand met HoUand tot April 8 en het houden van een dagvaart met de zendboden dei- Hóllanders en Zeeuwen te Antwerpen Maart 17 (des sondages na mitvasten), om een langer bestand te sluiten en een nieuwe dagvaart te beramen, ten einde alle geschillen bij te leggen; heeft zijn klerk naar den raad van Holland gezonden om te vragen: verlenging van het bestand tot Kerstmis e. k., het houden van een dagvaart op Juli 25 (uppe s. Jacobs dach), en zoo ja, die dagvaart te houden ten utersten bynnen der stad Bremen enz.; verzoekt de naar het Oosten komende Hollandsche schepen niet lastig te vallen 2). 1437 Febr. 25. Sted. arch. Danzig, Schbl. 21 n. 29; afschrift. Gedrukt: HB. II 2 n. 109. 1277. Heinrich Vorrath aan Danzig: schrijft over de Engelsche onderhandelingen; vervolgt: Item wy hebben gene ander tydinge van over zee, sunder dat de Hollander und Seelander mit den steden willen krigen, und se seggen hir openbar, se willen nymande lever nemen wen den van Danczke, de dorren nicht manen; geeft den raad, slechts in vloten te laten uitzeilen. [14]37 — up sunt Gregorius dage — Maart 12. Londen. 1) [14]S7 Febr. 3 schrijft de Duitsche koopman te Brugge aan de raadszendboden der Hanzesteden te Londen onder meer, dat Lubeck en Hamburg en andere nabijgelegen steden overeengekomen zijn, dat, indien de Hollanders verder uitstel willen, de Duitsche koopman te Brugge volmacht heeft, een dagvaart te beleggen in een stad bi der zee beleghert und ten utersten binnen Bremen enz. Sted. arch. Lubeck; 2 orig. Vermeld: HB. II 2 n. 3% 2) [14]37 — mytwekens na s. Mathies dage — Febr. 27 zenden de raadszendboden der Hanzesteden uit Londen een afschrift van een brief van den Duitschen koopman te Brugge over het met Maart 1 afloopend bestand aan den Duitschen koopman te Boston met verzoek, den koopman te Bergen, de gewonlik plegen to vorsoken to Deventer mit eren guderen, te waarschuwen aldaar nog eenigen tijd te blijven, daar de Hollanders na Maart I van plan zijn de goederen der [Hanzesteden te nemen. Sted. arch. Lubeck; ontwerp. Vermeld: HB. IISn.35. [14]37 Maart 7 deelt de Duitsche koopman te Brugge aan Danzig de verlenging van het bestand tot Apr. 8 en het houden van een dagvaart te Antwerpen Maart 11 mede; meldt bijzonderheden aangaande de uitrustingen tegen de Engelschen. Sted. arch Danzig, Schbl. 2/ n. 30; oorspr. Vermeld: HB. II 2 n. 110. [14]37 Maart 19—1437 Apr. 8. 328 n. 1278—1280. Sted. arch. Danzig, Schbl. 74 n. 35; oorspr. Gedrukt: HR. II 2 n- 67. 1278. Danzig aan Zierikzee: verzoekt de goederen van Peter Gordan, Albrecht Kornmarkt en Curd v. Dalen, burgers van Danzig, welke goederen in den herfst 1.1. in beslag genomen zijn, terug te geven, daar Zierikzee van genoemde personen toch niet eischen kan, dat zij hertog Barnam van Wolgast dwingen zullen, aan Zierikzee schadevergoeding te geven voor de goederen, door hem aan burgers dier stad ontnomen. [14\37 Maart 19. Sted. arch. Danzig, Missive 2 f. 165°. 1279. Afschrift van een plakkaat, waarbij den burgers van Rotterdam verlof gegeven wordt uit te leggen op die van Hamburg, Wismar, Rostock, Lüneburg, Stralsund, Lubeck en de onderdanen van den hertog van Holstein. 1437 Apr. 7. Bijksarch. den Haag, Memor. Rose 2 fol. 212°. Er boven geschreven: Copie van den plackaitte, dair mede dat men varen mach opten Oosterlingen. Philips etc. doen cond allen luyden, dat wy geconsenteert hebben ende consenteeren mit desen brieve al deghene, die nut onser stede van Rotterdamme ter zee varen zullen ende vangen of crygen mogen enige luyde ») scepen, goeden off coopmanscepen, toebehorende die van Hamborch, Wyssemair, Rostock, Lunenborch, Stralesonde, Lnbeke off den ondersaten des hertogen van Holsten, die onse lande van Hollant ende van Zeelant grotelic bescadicht hebben an live ende an goede, dair zy tot geenen rechtdnge of gecommen en connen, dat sy dat deelen ende parten mogen mit melcanderen zonder ons off yemant anders yet dair aff sculdich sijn te geven, zy en woudent mit wille doen; behoudelijc, dat sy 2) die voirseide goeden nergent voeren en sullen, noch die paerten noch bneten, dan bi den gerechte van de stede off plaetze»), dair sy nut varen sullen, opdat men clarlijc weten mach, dat die voirseide goeden toebehoren lnyden van den voirseiden zess steden of van den ondersaten des voirseiden hertogen van Holsten ende nyemant anders ende dat nyemant zonder reden bescadicht en worde. Dit sal geduren tot onsen wederseggen «). In orconde etc. Gegeven opten 7en dach van April anno 37. 1280. Vergadering der raadszendboden der Pruisische steden te Marienburg, waar die van Thorn zeggen wii sie schelnnge und gebrechen haben von deen von Crakow und ouch von der Hollander wegen, dye die stroessen besuchen bwssen landes. 1437 — feria secunda post quasimodogeniti — Apr. 8. Gedrukt: HR. II 2 n. 96. 4) luyde boven den regel bijgevoegd. 2) in geenre wys is doorgeschrapt. 3) van de stede off plaetze staat boven het doorgeschrapte voirs. stede. 4) geduren tot onsen wederseggen in margine. [1437 Apr. 17]—1437 Juni 9. 329 n. 1281—1284. 1281. Danzig aan Lubeck: bericht, dat men in Pruisen overeengekomen is, dat de schepen, voor Vlaanderen, Holland en Zeeland bevracht, Mei 12 zeilklaar moeten zijn en in een vloot zullen uitzeilen; dat de voor Engeland bestemde schepen eveneens naar de genoemde landen en niet naar Engeland zullen zeilen l). [1437 Apr. 17.] Sted. arch. Danzig, Missive 2 fol. 168. Vermeld: HR. II 2 n. 97. 1282. Hertog Filips [van Bourgondië] oorkondt, dat hij den wapenstilstand van zijn landen Holland, Zeeland en Friesland met den hertog van Holstein en de zes Wendische steden, welke Maart 1 afgehopen is, verlengd heeft tot Dec. 24 op denzelfden voet als het bestand van [14]35 2). [14]37 Mei 21. Bijksarch. den Haag, Memor. Rose 2 fol. 167. Vermeld: HR. II 2 n. 115; Lint burg-Brouwer, Boergoensche charters blz. 36. 1283. Danzig aan heer Henrik v. Borselen, here van der Vere enz.: verzoekt, aan Cordt Steynhoff, gevolmachtigde van Hanke Polen en Hans Schuiten, burgers van Danzig, de 18 punt grote vlaimschs payments, benevens de schade, daarop gekomen, te betalen, welke som genoemde heer en Thomas Jacohsson van Middelburg schuldig zijn; dreigt, dat bij niet betaling de hoogmeester beiden genoemden personen verlof zal geven, de goederen van de onderdanen van den heer van Veere, te Danzig liggende, in beslag te nemen. [14]37 Juni 8. Sted. arch. Danzig, Missive 2 f. 169". 1284. Uittreksel uit het reces te Pernau. 1437 — des sondages vor Viti et Modesti mart. — Juni 9. Gedrukt: Hildebrand, Livl. U. B. 9 n. 178; HB. 11 2 n. 132. Vergadering van de raadszendboden der Lijflandsche steden. 4. Vortmer leten desse vorbenomeden radessendebaden lesen mannigerhande breve, de en vormiddelst den van Eige ton handen qwemen, sprekende van der sake tusschen den gemeynen steden van der hense van der eynen, den Hollanderen, Seelanderen etc. van der anderen siden, unde benemeliken van eynen puntte, dat de Hollandere up de Liefflandeschen stede sakeden, urne dat in Liefflandt solle vorboden sin, dat neyn vromet copman mit gasten copslagen en moste etc. Hirvan ys den van Lubeke gescreven eyn breeff in lude nagesereven 3). 1) 1437 Mei 21 vraagt Danzig aan koning Hendrik van Engeland, haar vloot naar Engeland, Holland en Zeeland niet te hinderen; deelt mede, dat Heinrich Buck, raadsman, aan het hoofd staat der naar Zeeland bestemde schepen en dat hem Johann Sculteti en Johann Greve als admiraals toegevoegd zqn; verzoekt, de schepen vrij de havens van Engeland, Holland en Zeeland te laten in- en uitgaan. Sted. arch. Danzig, Missive 3 fol. 61 b. Vermeld: HB. II 2 n. 101. 2) Zie n. 1221. 3) De te Pernau vergaderde raadszendboden der Lijflandsche steden aan Lubeck: be- 1437 Juli 4—1437 Juli 12. 330 n. 1285—1286. 1285. [Danzig] aan den Duitschen koopman te Brugge: antwoordt op een schrijven van Maart 28, waarin de koopman meldt, dat hij op de dagvaart te Antweipen met de -zendboden der Hóllanders en Zeeuwen overeengekomen is, dat het bestand verlengd zal worden tot Kerstmis e. k. en dat men met de Hollanders en Zeeuwen te Deventer Juli 25 een nieuwe dagvaart ter bijlegging van de geschillen zal houden, met verzoek aan Danzig, haar zendboden daarheen te zenden; zal zich op de dagvaart te Deventer niet doen vertegenwoordigen, daar Heinrich Vorrath, burgemeester van Danzig, volmacht gekregen heeft, alle kwesties in Engeland, Vlaanderen, Holland en Zeeland te bespreken, en tot nu toe Danzig niet weet, welk verloop de onderhandelingen van Vorrath gehad hebben; antwoordt op de klacht van Amsterdam over het verwonden van een burger van Amsterdam en het berooven van een ander door lieden, voorzien van den banbrief des keizers dat dit in Pommeren geschied is; zet zeer uitvoerig het verloop van de geheele gebeurtenis uiteen en tracht de onschuld van Danzig te bewijzen. 1437 Juli 4. Sted. arch- Danzig, Missive 2 fol. 173 b. Gedrukt: HB. II 2 n. 141. 1286 Verzoening tusschen Hamburg en Groningen. 1437 Juli 12. Gemeente-archief Groningen, 1437, 4; oorspr. perk. met aanhangend zegel. Vermeld: Feith, Begister van het archief van Groningen 1 blz. 90. Vgl.: Bijdragen tot de geschiedenis van Groningen 3 blz. 86 vlgg. Witlik nnde openbare sij allen, de dessen breff zeen ofte horen lesen, dat vormiddelst den erbaren heren hern Bebben, proveste to Grothusen, hern «Tullen, proveste to Usqnard, Ditmer Rengers, proveste to Fremessum, unde Hermen Simensson, copman van Hamborgh, dar to gekoren vnlmechtighen schedesluden van beyden sijden, en ewich vullenkomene, stede zone unde vrede uthgesproken is twisschen den ersamen mannen unde heren borghermeisteren, radmannen unde inwoneren der stad Hamborgh, deme hovetmanne to Emeden van der van Hamborgh wegene unde deme copmanne darsulves, Eyliken tor Munte, hovetlinghe, unde eren medehulperen uppe de ene zijde unde den erbaren mannen unde heren borghermeisteren, radmannen unde inwoneren der stad Gronynghe unde eren medehulperen uppe de anderen zijde, in desser nascrevener wijse: To dem ersten, dat alle schade, schelinghe unde twidracht, de van den beyden deelen unde eren medehulperen gedan unde leden is wente an dessen dagh, schal doet unde genscliken neddergelecht wesen, sodat me dar in allen tokomenden tijden nummer vurder up manen edder saken schal, unde darup scholen de van Gronynghe umme alsodane schelinghe unde twidracht, alse se alduslanghe mid malkanderen gehad hebben, in vrigheid der Henze, alse se oldinghes vor mennighen jaren gewest sind, bliven van der van Hamborgh wegen; vortmer so schal de copman van richten, dat zij van Riga een brief van Danzig over den wapenstilstand met Holland ontvangen hebben, waarin een briefje van de Hollanders gelegd was, luidende: Item in Liefflandt ys vorboden, dat geyn vromet copman copslagen en mot mit gasten danne alleyne mit ingesetenen borgeren, dat also nicht en behoret, wante den luden dat in dem lande van Hollandt also nicht wedderfaret; verklaren, dat zulk een verbod nooit uitgevaardigd, wel echter de handel tusschen Hollanders en Russen verboden is; zetten de redenen van dit verbod uiteen enz. [1437 Juni 10.] Gedrukt: Hildebrand, Livl. U. B. 9 n. 180. Vermeld: HR. II 2 n. 134. 1) Zie n. 1265 en 1266, 1437 Juli 24—[14]37 Aug. 7. 331 1287—1288. beyden zijden vrig unde velich, to watere unde lande, wanderen, varen, keren unde vorkeren ane alle gheverde, unde den scholen se van beyden siden na alle erem vormoghe vorderen, beschutten unde beschermen sunder jenigherleie nye unghelt darnp to makende, men dat bi olden tolen unde rechticheiden to latende. Ok en schuilen de van Gronynghe ofte ere hnlpere nummende heghen, husen edder upholden, de de van Hamborgh ofte ere hulpere beschedighe; dergelijken schallen de van Hamborgh unde ere hulpere nummende entholden, de de van Groninghe unde ere hulpere beschedighe. Unde weret, dat jemend van beyden parten jenighe sake uppe den anderen hadde to manende, de sake schal he vorderen unde manen in der stad ofte lande, dar deghenne, de also beklaghed werd, wonaftich is, unde dar schal me denne deme kleghere vullenkomenes rechtes behelpen. Weret aver, des God nicht en wille, dat desse stncke unde articule, edder jenich van en, Van ener desser stede gebroken unde, so vorscreven is, nicht geholden wurde, dat bewislik were, so schal de stad, de dat also gebroken heft, der anderen stede in dnsent olden franckesschen schilden vorvallen wesen also wakene, alse dat gebroken wert; nochtan schal de zone unde vrede darumme nicht ghebroken wesen, men se schal allikewol stede, vast unde unvorbroken bliven. To tnchnisse unde groterer witlicheid desser vorscrevener stucke so hebbe wij, borghermeistere unde radmanne der stad Hamborgh vorbenomed, unsser stad ingeseghell witliken unde mid guden willen vor dessen breff henghen laten. Gheven na Godesbrod verteinhundert jar, dar na in deme sevenundedrittigesten jare, des Frigdages in Sunte Margareten avende der hillighen Jnncfrouwen. 1287. Bericht over de onderhandelingen te Deventer, in tegenwoordigheid van de raadszendboden van Zwolle, Nijmegen, Zutfen, Harderwijk en van Deventer gevoerd tusschen de raadszendboden van Lubeck, Hamburg en de zendboden van den Duitschen koopman aan de eene zijde en den raad van den hertog van Bourgondië en de zendboden der steden van Holland en Zeeland en uit Brielle aan de andere zijde; de Hollanders eischen vergoeding van hun schade, begroot op 100000 nobelen en stellen voor scheidsi-echters te kiezen; de steden ontkennen de rechtmatigheid der HoUandsche eischen, willen, in het bijzonder Hamburg, van een scheidsgerecht niets weten, en verlangen uitstel van de dagvaart en verlenging van het bestand, hetgeen de Hollanders weigeren; de dagvaart gaat zonder resultaat uiteen 1437 Juli 24—Aug. 2. Gedrukt: HB. II 2 ». 142. 1288. Otte Ailbrechtsz. en Ailbrecht Gijsbrecht van Aemstelsz., poirteren van Aemstelredamme, beloven den heer van Santez, te zullen houden al wat de heer van Santez met den raad van hertog Filips beslissen zal in de zaak van een schip 1) Op bovengenoemd stuk volgt: Een ontwerp van een verdrag tusschen Holland en de steden, waarin voorgesteld werd, de geschillen te doen beslechten door scheidsrechters, en, indien dit niet aangenomen werd, het bestand te verlengen to mydwinter negest komende over en jar. f437 Aug. 2. Deventer. Gedrukt: HR. II 2 n. 143. Verder volgt een stuk, bevattende de eischen der Hollanders, waaraan voldaan moest worden, wilden de Hollanders met bovenbedoeld ontwerp-verdrag medegaan. [1437 Aug.] Gedrukt : HR. II 2 n. 144. Zie verder de posten uit de stadsrekening van Deventer, betrekking hebbende op de dagvaart te Deventer. 1437 Juli 29—Aug. 13. Gemeente-arch. Deventer, rekening van den kameraar Steven Momme uit het jaar 1437/8. Gedrukt: HR. II 2 n. f47. 1437 Aug. 12—[1437 voor Aug. 28]. 332 1289—1291. met goederen, dat burgers van Zerixee van Noirwegen gebracht hadden naar hun stad, en dat volgens zeggen van de 2 bovengenoemde burgers hun toebehoort en door die van Zierikzee in Noorwegen uit zevonders handen bevrijd is. [14]37 Aug. 7. Bijksarch. den Haag, Memor. Bose 2 fol. 178. 1289. Hertog [Filips] van Bourgondië aan den hoogmeester: zet uitvoerig uiteen, hoe de geschillen tusschen de Wendische steden en Holland en Zeeland ontstaan sfytiY gaat de onderhandelingen na eerst le Brugge, daarna te Gent en vervolgens weer te Brugge; deelt mede, dat te Deventer weder onderhandelingen gevoerd zijn en bericht over het verloop dier onderhandelingen, welke door de schuld van de raadszendboden van Lubeck en Hamburg mislukt zijn; verzoekt, aan de Hollanders gedurende den aanstaanden oorlog den vrijen handel naar Pruisen toe te staan. 1437 Aug. 12. Bijksarch. Koningsbergen; oorspr. Gedrukt: HB. II 2 n. 145. 1290. Danzig aan Brielle: deelt mede, dat Johan Hugensson, Simon Petersson, Cornelis Adriansson, Willam Johansson, Pieter Cleisson, Heyne Cleisson und Willam Dirigsson, alle van dem Briele, und Pauwel Simonsson und Jacob Wilmesson van der Gudenreide in het jaar 1434 an sente Philippi und Jacobi avende ') voor schepenen van Danzig beloofd hebben, aan Bertold Buramer en Johan Voss den ouden te zullen betalen als vergoeding voor het verlies, door genoemde burgers van Danzig in het schip van Hinric Bremer geleden, 300 geringe marcen und 2 ledische lakenen en wél in 3 termijnen: op Michaelis eerstvolgende *) 100 ger. marcen en de 2 ledische lakens, op Pinksteren daarna 3) 100 en op Pinksteren daarna *) 100 ger. marcen; meldt, dat in 1437 Sonnavende vor sunte Laurentii dage 5) Johann Vos uit zijn naam en uit dien van Buramer erkend heeft, dat Albrecht Eornmarkt, burger van Danzig, dat geld voor genoemde burgers van Zierikzee betaald heeft. [14]37 Aug. 24. Sted. arch. Danzig, Missive 2 f. 179". 1291. Danzig aan Amsterdam: deelt mede, dat een burger van Amsterdam, die te Danzig door een mundrikvarer aan een been verwond werd, aan die wond gestorven is: dat de moordenaar naar de gevangenis gevoerd werd en op aanklacht van de aanwezige vrienden van den vermoorde wel ter dood gebracht zou worden; meldt, dat de toenmaals aldaar aanwezige koning van Denemarken aan het gerecht en aan de vrienden van den vermoorde om vrijlating van den dader ver- 1) 1434 April 30. 2) 1434 Sept. 29. 3) 1435 Juni 5. 4) 1436 Mei 27. 5) 1437 Aug. 3. [14)37 Aug. 28—1437 Sept. 12. 333 n. 1292—1295. zocht, hetgeen de genoemde vrienden alleen wilden toestaan, indien ook de buitenlandsche bloedverwanten dit goed vonden; verklaart, den dader zoo lang in gevangenschap te zullen houden, totdat die toestemming gekomen is; verzoekt tevens over dengene, die voor een jaar een burger van Danzig vermoordde en nog vrij rondloopt, recht te spreken. [1437 vooi- Aug. 28] »). Sted. arch. Danzig, Missive 2 f. 172". 1292. Danzig aan Amsterdam: verklaart, dat zij, daar Amsterdam op de terechtstelling van den Mundrickvarer aandringt, dezen man dadelijk zou doen terechtstellen, indien de hoogmeester, die het hoogste gerecht in het land heeft, op verzoek van den koning van Denemarken dit niet verhinderd had; deelt mede, dat zij zes poorters van Amsterdam en tceiFfechter Hildebrandsson, Joh ann Oldgardsson, Lange Clausson, Heyne Johansson, Hermen Gerardsson en Arnd Clausson uitgenoodigd had, met een burgemeester en een raadslid van Danzig naar den hoogmeester te gaan, doch dat genoemde personen dit geweigerd hebben; belooft, zonder toestemming van Amsterdam den man niet uit de gevangenis te zullen laten 2). [14]37 — feria 4ta ante Egidy — Aug. 28. Sted. arch. Danzig, Missive 2 f. 181. 1293. Danzig aan den kommandeur van Danzig, nu als zendbode in Denemarken : meldt, dat de Amsterdammers aandring en op de terechtstelling van den mundrikvarer ; zendt op bevel van den hoogmeester den brief der Amsterdammers; verklaart, den man tot de terugkomst van den kommandeur in de gevangenis te zullen houden s). [14]37 — feria 2a post Egijdii abbatis — Sept. 2. Sted. arch. Danzig, Missive 2 f. 180". 1294. De hoogmeester aan hertog Filips van Bourgondië: geeft zijn leedwezen te kennen over de houding der Hanzesteden bij de onderhandelingen; verleent den onderdanen van den hertog gaarne het gevraagde geleide naar Pruisen, daar hij met den oorlog niets te maken heeft 4). [14]37 — dinstag vor nativitatis Marie — Sept. 3. Bijksarch. Koningsbergen, Hochmeister-Begistrant 6 fol. 455. Vermeld: HB. II 2 n. 146. 1295. Lubeck aan Reval: verklaart, dat Jacob von Hackten, burger van Lubeck, in 1436 omstreeks Mei 27 (umme pinxsten) door sijn knecht Mense Hughing van 1) Zie n. 1292. 2) Zie n. 1291. 3) Zie n. 1291 en 1292. 4) Zie n. 1289. 1437 Sept. 24—1436 Nov. 16-1437 Nov. 15. 334 n. 1296—1298 Peter Veckinghusen in Reval 7 vaten vlas gekocht had, waarbij laatstgenoemde in tegenwoordigheid van Lambert von Bodeken, Marquard Bretholt en Hans Roterd aan Hughing beloofd had, wen dat vlas qweme in den market, dar men dat vorkoffte, wat id denne myn galde denne gut Fickeler, dat wolde he, Peter, Mensen erbenant nprichten; daarop heeft Hackten het vlas te Lubeck aan Willem Weesp, burger van Amsterdam, onder dezelfde voorwaarden verkocht; toen laatstgenoemde de waren op de markt te Amsterdam bracht als droge unde unvorrotet, do was dat vlas vul scheven, hedich, groff unde unterich unde nicht vul don en mochte vor gut Fickeler, waardoor Willem een schade leed van 38 mark 15 schelling Lub.; deze som heeft Willem op een getuigenis van Amsterdam van Hackten gekregen. 1437 — des donredages na unser vrouwen dage erer bord — Sept. 12. Sted. arch. Reval; oorspr. Vermeld.' Hildebrand, Livl. U. B. 9 n. 221. 1296. De gezanten der Hanzesteden, te Lubeck vergaderd, verklaren, de steden Roermond en Arnhem in het verbond te zullen opnemen. 1437 — des dynxedaiges voir s. Michiels daghe — Sept. 24. Opgenomen in een vidimus van Zutfen van 1438 Aug. 9 (s. Laurencius avont) en hiervan afschrift in het sted. arch- Arnhem, Privilegieboek B fol. 36 en Privilegieboek 1 fol. 130. Vermeld: Nijhoff, Inventaris v. h. arch. der gemeente Arnhem blz. 88. 1297. Lubeck en de te Lubeck vergaderde raadszendboden van Hamburg, Wismar en Lüneburg aan Riga, Dorpat, Reval (en Danzig): berichten over de afbreking der onderfiandelingen te Deventer; deelen mede, dat het bestand tot Kerstmis van kracht blijft; hebben den koopman te Brugge en te Londen verzocht, de kooplieden te waarschuwen, dat zij zorgen in dien tusschentijd Holland en Zeeland te verlaten en dat niemand in het voorjaar up der Hollander bodeme noch uppe andere bodeme sin gud in de lande schepe noch en sende; verzoeken, dat de steden deze voorschriften eveneens afkondigen zullen. \14\37 — midwekens vor s. Mertens dage — Nov. 6. Sted. arch. Reval; oorspr. (tot de Lijflandsche steden gericht). Sted. arch. Danzig, Schbl. 15 A n. 3; oorspr. (tot Danzig gericht en gedateerd vrigdages vor s. Mertens, Nov. 8.) Gedrukt: Hildebrand, Livl. U. B. 9 n. 239. Vermeld: HB. II 2 n. 149. 1298. Posten uit de rekening van Godscalc Oom, rentmeester-generaal van Holland, Zeeland en Friesland. 1436 Nov. 16—1437 Nov. 15. Rijksarch. den Haag, 5e rekening van Godscalc Oom, rentmeester-generaal. fol. 91. Den voirnoemden rentmeyster de somme van 22 <£. 1 s. gr., dewelke hij uutgeleyt ende betailt heefft in een reyse, die gedaen worde binnen der stede van [14]87 Dec. 13—[1437] Dec. 25. 335 n. 1299—1300. Deventer bi den Heere van Wassenair, den voirnoemden rentmeyster, meyster Pieter van Renisse, raiden, ende Clais de Vriese, secretaris mijns genadichs Heeren, tot eenre dachvaert, die aldair geordineert was te houden mitten oosterschen steden op alsulke gescillen, als staen tusschen den lande van Hollant, Zeelant ende Vrieslant ende den voirnoemden steden, dair sij om uut waeren 12 dagen enz zoodis blijkt bi den openen brieven van mandemente mijns genadichs Heeren, dairop gemaect, gegeven opten ÏIm dach in Angusto anno XIincXXXVH enz. fol. 102. Jan Heynenzoen, scout van Aemstelredam, dewelke tooch te Deventer, roerende eenre dachvaert, die aldair geoirdineert was te houden, op die gescillen, staende tusschen den lande van Hollant ende van Zeelant ende den Oosterschen steden, enz. fol. 108. Geseint den lesten dach van Februario Claiskin den bode mit brieven aen mijnen Heere van Oostervant ende van der Veere ende voirt an de heren Ridderen ende knechten ende voirt an de steden van Middelborch, Ziericxee, Goes, Remmerswale, als dat sij in den Hage comen zonden ter dachvairt, die men aldair houden zonde om der ordinancien van den .munten te onderhouden ende oick op de saicke van den Oosterschen steden des Sonendaechs Letare him gegeven XH 8. grote. fol. 114. Den 21 in Julio Dirck Lieve Neve gezeint tot Aemstelredam aen Jan Heinenzoen om der dachvairt van den Oosterlingen etc, him gegeven 8 s. 6 d. gr. fol. 120. Geseint 5 dagen in Novembry Dirck Lieve Neve, den bode, mit brieven tot Ziericxee, Middelborch, Tollen, Remmerswale, Goes, aen Wolfaert van den Maelstede, heren Jan van Crunijngen ende meer andere, dat sij ter dachvairt commen zouden in den Hagé, den 14sten dach van Novembry, op sekere punten van der munten ende den gescille, staende tusschen Hollant ende den Oosterschen steden, him gegeven 12 s. gr. 1299. \Danzig~\ aan den koopman uit het Pruisische en Lijflandsche derdedeel te Antwerpen: antwoordt op de vraag, wat Danzig bij het weder uitbreken van den oorlog' tusschen Holland en de steden, met het oog vooral op de mogelijke schade, welke die van Zeeland en met name die van Zierikzee den koopman zouden kunnen veroorzaken, denkt te doen, dat de stad dit den hoogmeester voorleggen en diens antwoord mededeelen zal; heeft op dezelfde wijze aan de steden van Lijfland geschreven 2). [14]37 Dec. 13. Sted. arch. Danzig, Missive 2 fol. 188 b. Vermeld: HR. II 2 n. 168. 1300. Lubeck aan Wismar: heeft van Hamburg bericht gekregen, dat de zendboden van Antwerpen te Hamburg gekomen zijn en naar Lubeck zullen komen, unde alse den van Hamborch duncket ere werve de Hollandessche sake andrepet; verzoekt op verlangen van Hamburg aan Wismar, Jan. 1 raadszendboden naar Lubeck te zenden; heeft Hamburg en Lüneburg ook uitgenoodigd. [1437] — in des heren hilgen Kerstes dage — Dec. 25. 1) 14317 Maart 10. 2) [1437 Dec. 13] zendt Danzig een afschrift van dit schrijven aan Riga en verzoekt de meening van Riga hierover. Sted. arch. Danzig, Missive 2 fol. 188b. Vermeld: HR IISn.169. [14]37 Dec. 30—1438 Jan. 29. 336 n. 1301—1804. Sted. arch. Wismar; oorspr. Vermeld: HB. II 2 n. 181. Zie inleiding aldaar. 1301. Hoogmeester Paul von Rusdorf aan de Wendische steden: zendt den gehofsbrief voor Nikolaus [Wreekt], stadsschrijver van Danzig, die van den hoogmeester volmacht gekregen heeft, met die steden zoowel over de gevangenschap van Heinrich Vorrath als over de geschillen der steden met Holland te onderhandelen. \14]37 — montag vor circumcisionis Domini im 38 jare — Dec. 30. Marienburg. Rijksarch. Koningsbergen, Hochmeister-Registrant 6 fol. 476. Aldaar fol. 478 zulk een geloofsbrief aan de Westfaalsche steden, waarbij de aanteekening, dat zulk een geloofsbrief ook geschreven is aan Amsterdam, Zierikzee, Dordrecht, Leiden en andere steden van Holland en Zeeland. Vermeld: HB. II 2 n. 172. 1302. Hoogmeester Paul von Rusdorf aan den Duitschen koopman [te Antwerpen] : verzoekt den koopman, pogingen in het werk ie stellen, den oorlog tusschen Holland en de Wendische steden te doen uitstellen door het sluiten van een bestand van drie of vier jaren, binnen welken tijd over een definitieven vrede onderhandeld kan worden ; heeft beiden partyen in denzelfden geest geschreven en ze aangemaand, zich hiertoe bereid te verklaren \14]37 — montag vor circumcisionis Domini im 38 jare — Dec. 30. Marienburg. Rijksarch. Koningsbergen, Hochmeister-Registrant 6 fol. 479. Sted. arch. Danzig, Missive 2 fol. 191. Vermeld: HR. II 2 n. 173. 1303. Hans Vorrath aan Danzig: zendt berichten omtrent zijn broeder; meldt, dat toen hij te Hamburg kwam, de Hollanders twee zendboden, Brabanders, naar Hamburg gezonden hadden, die van daar naar Lubeck gingen, se begereden eynen vrede to eyner tyt; so vornam ik to Hamborch, dat se dat geit wyllen erst hebben, dat en vorschenen unde togesproken yst; wo et vortan vallen wyl, des wet ik nicht, sunder ik vorneme wat Lubeke unde Hamborch wyl. 2) enz. 1438 — up der hylgen dre konynge dach — Jan. 6. Bremen. Sted. arch. Danzig, Schbl. 74 n. 49; oorspr. Gedrukt: HR. II 2 n. 177. 1304. Danzig aan Dordrecht, Leiden, Haarlem, Delft, Amsterdam, Zierikzee, Middelburg 1) De hoogmeester schrijft den Hollandschen steden over een mogelijk bestand van 3 of 4 jaren; hoopt, dat z{j daarop zullen ingaan; verzoekt, antwoord met den brenger van dezen brief te zenden. [14\37 — montag vor circumcisionis Domini im 38 jare — Dec 90. Marienburg. Rijksarch. Koningsbergen, Hochmeister-Registrant 6 fol. 480; Sted. arch. Danzig, Missive 2 fol. 190b. Vermeld: HR. II 2 n. 174. 2) Vgl. n. 1300. [U]38 Maart 21—1438 Maart 23. n. 1305—1307. en de andere gemeene steden van Holland en Zeeland: geloofsbrief voor Nikolaus Wreekt, eersten stadsschrijver, die in opdracht van den hoogmeester enx. met die steden onderhandelen xal over den twist met de Wendische steden; verzoekt, kern te geleiden en zoo noodig geleide te verschaffen. 1438 Jan. 29. Sted. arch. Danzig, Missive 2, los blad, ontwerp; Missive 3 fol. 3 b. Vermeld: HB. II 2 n. 179. 305. De Duitsche koopman te Antwerpen aan Lubeck: doet eenige mededeelingen over de dagvaart met de Hollanders en Zeeuwen ie Antwerpen; meldt, dat de Hollanders en Zeeuwen het bestand niet langer willen houden dan tot April 1; verzoekt, dit aan die van Pruisen, Lijfland en overal, waar het noodig is, te verkondigen. ') [14]38 Maart 21. Sted. arch. Danzig, Schbl. 21 n. 36; afschrift. Sted. arcli. Beval; afschrift. Gedrukt: HR. II 2 n. 184. ~" *"*»«) vermelde Pruisische en Lijflandsche schippers voor Brustwater genomen hébben; verzoeken, dat de genomen schepen en goederen ongedeeld voor de eigenaars bewaard zullen worden. [1438 Juli 24.] Sted. arch. Reval; ontwerp. Gedrukt: Hildebrand, Livl. U. B. 9 n. 335. Vermeld: HB. II 7 n. 465. 1345. [De hoogmeester] aan Lubeck, Hamburg, Wismar en Lüneburg: zal over het verzoek, om hulp legen de vijanden der steden te verleenen, welk verzoek hem zeer bevreemdt, met de Pruisische standen overleggen; verklaart, dat hij de lieden en goederen, in de steden thuis behoorende, van het opgelegd arrest zal ontslaan, zoodra de steden die uit Pruisen ongehinderd laten zeilen. [14)38 — am tage Jacobi apostoli — Juli 25. Manenburg. Bijksarch. Koningsbergen, Hochmeister-Registrant 6 fol. 543. Gedrukt: HR. II 3 n. 343. 1346. Filips, [hertog van Bourgondië enz.], overwegende, dat Clais Deye en Herman Clais Deyezoon, zijn onderdanen, te Hamburg gevangen geweest zijn, staat Clais en diens zoon Herman op hun verzoek en te bulpe om hoir scattinge mede te vervallen toe, dat zij één keer naar Hamburg zullen mogen varen met hun schip, geladen met 60 scipponden kesen, om die daar te verkoopen, en dat zy in Holland koren, meel of andere goederen terug mogen brengen. [14)38 Aug. 6. Rijksarch. den Raag, Memor. Bose 4 fol. 16. 1347. Overeenkomst, op de dagvaart te Brussel gesloten tusschen de gedeputeerden van Holland, Zeeland en Friesland aan de eene zijde en de overlieden van de Duitsche Hanze en andere gedeputeerden vanwege de zes Wendische steden aan de andere zijde in tegenwoordigheid van den hertog van Bourgondië, waarbij bepaald is: dat een algemeene vrede gesloten moet worden, omvattende niet alleen de zes Wendische steden, maar ook den hertog van Holstein, den hoogmeester van Pruisen en diens onderdanen van Pruisen en Lijfland; dat daartoe Nov. 11 (to sunte Mertens misse naestkómende) in een van de steden van Brabant of Vlaanderen, door den hertog van Bourgondië aan te wijzen, de gedeputeerden van partijen zullen samen komen; 1) Zie n. 1337. [1438] Aug. 23—1438 Sept. 1. 351 n. 1348—1350. dat arbiters aangewezen of gekozen zullen worden, waarvoor uitvoerige voorschriften gegeven worden; enz. ten slotte, dat tusschen nu en Nov. 11 de zalcen zullen blijven sonder enighc versekerheyt in denselven state alse nu z\jn. De hertog van Bourgondië ordineert, dat de dagvaart te Brussel zal gehouden worden. 1438 Aug. 21. Brussel. Sted. arch. Danzig, Schbl. 18 n. 27; afschrift. Sted. arch. Reval; afschrift. Gedrukt: HR. II 2 n. 248. Vermeld: Kernkamp, Balt. archivalia blz. 181. 1348. De Duitsche koopman te Antwerpen aan Danzig: heeft de uitnoodiging van Juli 14, om Qerd Kasdorp te helpen de door de Hollanders genomen schepen terug te bekomen, Juli 31 ontvangen en den volgenden dag nog een brief; deelt mede, dat enkele schepen reeds verkocht zijn en dat de Hollanders, die nu ook lieden, niet tot de Hanze behoorende, berooven, niet van plan zijn iets terug te geven; had van den landdag in den Haag vergeefs iets goeds verwacht; weet niet, of de door den Hei-log te Mechelen samengeroepen dagvaart') door Holland bijgewoond zal worden; zal er eenige gedeputeerden heen zenden 2), die Kastorp aan een antwoord zullen helpen; meent, dat de stad haar burgers en schippers hastiger bystendicheit moest hebben gedaan, updat de Hollander und Zeelander geweten hedden, dat jw de grote* overdaet leet were und dat gii dar wat umme dechten to don; wy hebben vor war vernomen, dat se seggen, se weten wol, wor se met ju darane stan und hebben se ock mer gedan, se willen des heren homeisters gnade wol krigen; zij zullen zoo lang rooven, tot zij tegenstand ondervinden. [1438] Aug. 23. Sted. arch. Danzig, Schbl. 21 n. 49; afschrift. Vermeld: HR. II 2 n. 265. 1349. Uittreksel uit het reces te Elbing. 1438 — uff Bartholomei — Aug. 24. Gedrukt: HB. II 2 n. 266. Vergadering der Pruisische standen. 2. Item van den 22 schiften, dy in Prussen und Liifflande czu huse gehoren nnd van den Hollandern und Zeelandern genomen seyn, ist mit nnsirm hern gehandelt, und her hat gelobt, das her keynen Hollander noch Zeelander hir ins landt geleiteu wil, is sey denne das den schipperen und koufflewten van eren sachen genug geschee. 1350. Hertog Filips van Bourgondië, overwegende, dat wegens den oorlog tusschen Holland en de zes Wendische steden geen koren, meel noch andere levensmiddelen van het Oosten naar zijn landen komen, waardoor een groote rijzing in de prijzen van het koren ontstaan is, verleent allen onderdanen van den koning van Denemarken, die gheseten siin van Coppiinhaven westwart, die gemeene goede luyde van 1) Deze dagvaart is verlegd van Mechelen naar Rrussel. HR. II 2 n. 254 § 3. 2; De dagvaart le Brussel was reeds 1438 Aug. 21 gehouden. Zie n. 1347. [14138 Sept. 2—1438 Sept. 4 352 n. 1351 —1353, Ditmers ende anders alle diegene, die geseten ende gelegen ziin van Beltsonde herwairts, veilig geleide voor hun personen, schepen en levensmiddelen naar Holland, Zeeland en Friesland, mits zij van de haven van uitvaart een bewijs overleggen, dat zij de levensmiddelen naar Holland zullen brengen; bier van Hamburg en Wismar blijft verboden; de verordening geldt voor een jaar of binnen dien tijd tot zes weken na opzegging. 1438 Sept. 1. 1. Gemeente-arch. Kampen; afschrift. 2. Rijksarch. den Haag, Memor. Rose 4 fol. 16"—17. Vermeld naar 1: HR. II 2 n. 232; Register van het arch. van Kampen 1 n. 651; naar 2: Boergoensche charters hlz. 46. 1351. Filips, liertog van Bourgondië era., maakt bekend, dat hij op verzoek van heren Erick Nyclaisz., ridder, hoiftman tot Rijpen in Denemerken, aan Jan den Wreden, burger van Kampen, toegestaan heeft, zijn schip, groot omstreeks 20 bast, met wynen, molensteenen, lakenen, speceryen ende andere goede te laden en uit de landen Holland, Zeeland en Friesland te brengen naar Ripen eh vandaar terug te brengen koorn ende provande, die men eten of drincken mach. [14)38 Sept. 2. • Rijksarch. den Haag, Memor. Rose 2 fol. 226. 1352. Benyaert Zey heeft den heer van Santes en den anderen raden van Holland beloofd, 59 Engelsche nobelen te zullen betalen, waarvan 56'1% nobel aan heren Otten of zijn gevolmachtigde, en wel 18 nobelen binnen 8 of 10 dagen aan Jan Heynenzoon tot Aemstelredam en de overige 38lit nobel tot halfvasten dair naistvolgende ') aan Splinter Noort Heinrixsoon tot Aemsterdam. [14)38 Sept. 3. Rijksarch. den Haag, Memor Rose 3 fol. 199°. Er boven geschreven: Roerende lieren Otten Snaf nut Denemerken. 1353. Verlof aan Otte Snafs, ridder, om met zijn schip, met ballast geladen, naar Denemarken te varen, en vandaar koren enz. terug te brengen. 1438 Sept. 4. Rijksarch. den Haag, Memor. Rose 2 fol. 227". Er boven geschreven: Gheleyde lieren Otten Snafs, ridder. Phillips etc. doen cond allen luyden, dat wy geoirloift ende geconsenteert hebben, oirloven ende consenteren mit desen brieve, onzen geminden. heren Otte Snafs, ridder, onze leenman ende diener, dat hy sijns selfs scip sal mogen senden mit ballast inden ryke van Denemerken ende tvoirseide scip aldair laden mit koirne ende ander provande, die men eten ende drincken mach, om die weder te doen brengen ende te slyten in onzen lande van Hollant, behoudelic, dat heer Otte voirnoemd, noch siin scipper ende scipkinderen gheen hantieringe mit coepen ende vercoepen hebben, noch plegen en zullen mit enigen van des hertogen onderzaten van Holsten, den Wenschen steden of hoiren ingezetenen ende medeplegeren, onser lande vyande van Hollant ende van Zeelant, -1) 23 Maart. [14]38 Sept. 12—[14]38 Sept. 21. 353 n. 1354—1357 in gheenrewna; ende geven den selven heren Otte ende sinen scipper mit sinen scepe ende scipkmderen, die onze noch onser voirseiden lande van Hollant ende van Zeelant ballinge noch viande niet en siin, een goet, vry, vast ende zeker geleyde in varen merren ende keeren overall in den onzen, binnen steden ende dair bnyten, te water ende te lande, ingaende np datum des briefs ende duerende darentenden een jair lanc of hierenbmnen ses weken na onsen wederseggen. Ontbieden hierom ende bevelen allen onzen capiteynen, casteleynen, luyde van wapenen ende anders allen onzen officyeren ende dyeneren, dat sy herén Otte voirnoemd mit sinen schepe, scipkinderen ende goede, dese onze veylicheit ende dit geleyde rustelic ende vredelic gebruken laten den tijt voirscreven duerende, sonder hun enigen hinder, letsel of moeynisse te doen ende des in gheenrewijs en laten, wantet onzen wille is. In oirconde etc. Datum sub sigillo den 4d™ dach in Septembri anno ut supra. 1354. Aanteekening, dat aan den Heer van der Vere geschreven is, dat, aangezien Peter Ocx «) knechte naar Denemerken gegaan is om een betoich en daar gevangen genomen ts, de zaak tot Kerstavond uitgesteld moet worden. [14)38 Sept. 12. Bijksarch. den Haag, Memor. Bose 4 fol. 17". 1355. Aanteekening betreffende het verlof, door Filips, hertog van Bourgondië, gegeven y. " XJllu "j.uun, <"« «ezen Keer m zyn scinp te laden harinc, zeepe ende oly, daarmede te varen van Aemsterdamme tot up die Wezel, en in Amsterdam terug te brengen hert koren alze tarwe of rogge, om binnen de grenzen van Hollanden nergens anders te verkoopen, mits hij geen handel drijft met de vijanden van Holland en Zeeland. 1438 Sept. 12. Bgksarch. den Haag, Memor. Bose 2 fol. 230. o»6. Uittreksel uit het repo* ie \r„*;»^l,..„„ — W ■»"" "«"J. 1438 — am tage crucis exaltacionis — Sept. 14. Gedrukt: HB. II 2 n. 267. Vergadering van de raadszendboden der Pruisische steden. 2. Item das eyn itczlicher bynnen der vorschrebenen czeit") mit seynen eldesten handelunge habe, ab dy Hollander und Zeelander, dy also dy inwonere dis landes in gutten glouben so ungetrnlich beschediget haben,8) besitczen wurden nnd dovor keyn recht adir gleich erbieten, wy mens denne up vorjar mit en halden welle, und ab men wege und wise finden mochte, dodurch men sie czu beczalnnge nnd czu gleiche twingen muchte, das dy van dem eynen alse wol alse van dem andern eyntrechtiglich gehalden wurden. 357. Lubeck aan hoogmeester Paul von Rusdorf; antwoordt op n. 1345 en vraagt de beslissing van den hoogmeester in zake hulpverleening tegen Holland; zendt w, 1) Peter Ochse, voogd te Helsingör. 2) Voor de dagvaart, Nov. 25 — uff Katherine — te houden. 3) Door het nemen van de Pruisische zoulvlool. Zie n. 1337. 23 1438 Sept. 22—[14]38 Oct. 8. 354 n. 1358—1861. 1347; bericht, dat de Duitsche koopman ie Antwerpen van de xes Wendische steden volmacht had met Holland een bestand van 8 of 10 jaren te sluiten, dat de hertog van Bourgondië echter den hertog van Sleeswijk en Pruisen in den vrede opnemen wilde, waarop de koopman niet kon ingaan, daar hij geen volmacht van Holstein en Pruisen had; verzoekt, brenger dexes mede te deelen, of de hoogmeester zich op de dagvaart te Brussel zal doen vertegenwoordigen '). [14)38 — in g. Mathei dage — Sept. 21. Sted. arch. Danzig, Schbl. 28 n. 61; afschrift. Vermeld: HB. II 2 n. 275. 1358. Uittreksel uit het reces ie Marienburg. 1438 — am montage noch Mathei apostoli — Sept. 22. Gedrukt: HB. II 2 n. 274. Vergadering der raadszendboden der Pruisische steden. 1. De hoogmeester overlegt met zijn steden, of men op verzoek van den hertog van Bourgondië Nov. 11 — uff Martini — een zendbode naar Brussel *) zal zenden, nmbe des schaden willen, den dy Hollander und Zelandere den inwoneren diss landes und den van Liiffland getan haben, berichtunge czn halden. De hoogmeester wil iemand zenden, nicht anders denne umbe dy schaden czu manen und dy gelegenheid der sachen dorselbist vor czn brengen. De steden nemen dit ad referendum tot de volgende dagvaart. 1359. Hertog Filips van Bourgondië aan zijn beambten en onderdanen in Holland en Friesland: beveelt hun, de Oostfriesche hoofden uit Eemsland, Tmelo von Hinte en von Oisthusen en Gerit von Dockem te Oldendorp, met hun vrienden door Hamburg en de zes Wendische steden wederrechtelijk uit hun eigendom verdreven, ie helpen in het heroveren van hun bezittingen, opdat die steden, welke van Emden uit Holland en Friesland bestrijden, daaruit verdreven zullen worden. [14]38 Sept. 23. Bijksarch. den Haag, Memor. Bose 4 fol. 17 b. Gedrukt: Friedlander, Ostfries. D. B. 1 n. 501 op Sept. 24, doch verbeterd in 2 n-, 1783. Vermeld: HB. II 2 n. 253; Boergoensche charters blz. 47 op Sept. 24. 1360. Uittreksel uit het reces te Elbing. 1438 — in die sancti Francisci conf. — Oct. 4. Gedrukt: HB. II 2 n. 277. Vergadering van de raadszendboden der Pruisische steden. 1. De steden overleggen met den hoogmeester over de schade, door de Hollanders en Zeeuwen den inwoners van Pruisen aangedaan, en ook over liet zenden naar de dagvaart te Brussel Nov. 11 (nff Martini). s) Die van Danzig nemen dit ad referendum. 1961. Op verzoek van Haarlem en andere steden in Holland en Friesland geeft Filips, hertog van Bourgondië enz., verlof aan Maes Kuenreturf, burger van 1) Denzelfden dag zendt Lubeck bovenstaand schrijven in origineel en in afschrift aan Danzig. Vermeld: HR. II 2 n, 27(5. 1) Zie n. 1347. 3) Zie n. 1358. [U]38 Oct. 16—[14)38 Oct. 21. 355 n. 1362—1865. Campen, om met een of twee schepen, geladen met zes last hariucx ende andere goede ie gaan naar Bremen of in die Ditmaire, en aldaar in te koopen koren, om dat te brengen in Holland en Friesland en nergens anders en het daar te verkoopen. [14)38 Oct. 8. Rijksarch. den Haag, Memoriale Rose 3 fol. 338'. 1362. Verlof, door Filips, hertog van Bourgondië enx., gegeven aan Gharmer Westvaling en Jan Loevenssoen, wonachtig tot Noirden, dat elk uten dorpe vau Noorden ') een schip met koren in Holland brengen en hel daar verkoopen mag; daartoe geeft hy hun een vrijgeleide tot Kerstmis of binnen dien tijd tot acht dagen na opzegging. [14)38 Oct. 16. Rijksarch. den Haag, Memor. Rose 3 fol. 343. 1363. De hoogmeester aan Reval: deelt onder meer mede, dat hij den hertog van Bourgondië twee malen om teruggave van het genomene verxocht heeft2), dat deze hem nu uitgenoodigd heeft, xich op een dagvaart te Brussel Nov. 11 te doen vertegenwoordigen; zendt Bertold Buramer en Gert Kasdorp van Danzig daarheen met opdracht, vergoeding der schade te vorderen; verzoekt te melden, in hoever hij voor die van Reval optreden moet. [14)38 — frytag vor Luce ewangeliste — Oct. 17. Roggenluxusen. Sted. arch. Reval; oorspr. Gedrukt: Hildebrand, LM. U. B. 9 n. 383. Vermeld: HR. II 3 n. 378. 1364. In de geschillen tusschen schout, burgemeesters en gerecht van Enkhuizen, eenige kooplieden, die verlof gekregen hadden, goederen in de Elve te voeren, en eenige ruyteren, die de goederen, als bier en asch, door genoemde kooplieden hierheen gebracht, onder voorwendsel, dat liet vijandelijk goed was, in beslag genomen hadden, beslist de Raad van Holland, dat de gelden en de opbrengst der nog onverkochte goederen in handen gesteld zullen worden van schout en burgemeesters van Enkhuizen, totdat er een beslissing gevallen xal xyn; dat de kooplieden den plaekait van hoiren consente mede naar den Haag zullen brengen. Beide pariyen beloven op een nader te bepalen dag en tyd in den Haag voor den Raad te zullen komen. [14)38 Oct. 18. Rijksarch. den Haag, Memor. Rose 3 fol. 308°. Er boven geschreven . Roerende eenigen coepluyden, dien geconsenteert worden in de Elve goed te voeren ende eenigen rnyteren van Enchnysen. 1365. Verlof aan Riewairt Heyruicxzon, Wouter Claeszon en Claes Willemszon om uit Holland en Zeeland naar Hamburg, waar xij gevangen gezeten hadden, te 4) dorpe en Noorden geschreven hoven het geschrapte stede en Groeningen. 2) Zie n. 1340. [14J38 Nov. 4—1438 Nov. 15. 356 n. 1366—1367. mogen brengen, om hoir scattinge mede te betalen, 5 last haring of daar beneden en weder terug te brengen koren of bier ter waarde van de ingevoerde haringen. [14]38 Oet. 21. Rijksarch. den Haag, Memor. Rose 4 fol. 18". 1366. Wegens grote duyrte van koorne en op verzoek van sonderlingen vrunden geeft tilips, hertog van Bourgondië enz., verlof aan Heiirick Luere van Revel, om te brengen of te doen brengen binnen Holland of Zeeland 2 schepen met koren, elk groot 50 last of daaronder, om in genoemde landen dit koren te verkoopen; daartoe geeft de hertog hem, den schippers en scheepskinderen geleide. [14)38 Nov. 4. Rijksarch. den Haag, Memor. Rose 2 fol. 248". 1367. Posten uit de rekening van Godscalc Oom, rentmeester-generaal van Holland, Zeeland en Friesland. 1437 Nov. 16—1438 Nov. 15. Rijksarch. den Haag, 6e rekening van Godscalc. Oom, rentmeester-generaal. fol. 58. Den selven Andries [van den Cruuce], secretarius, de somme van 31 <£, te 40 groot tpont, om gescheyden te wesen nnyten Hage opten 299ten dach van Jnlio ende gecommen te wesen tot Bruessel bi mijnen genadigen Heere, om him te kennen te geven ende voirt tghoent, dat oeverdragen was bi den Raide, Ridderscip ende gemeenen steden, optie tijt vergadert wesende in den Hage, op tstnc van den Oosterlingen, van die van Eemden ende anders die antwoirde gedaen worden dengeenen, die nnyten vlote off bider vlote nnyter Baeye commende bescadicht sijn geweest, ende opter voirseider dachvairt vervolgden om verrechtinge te hebben fol. 59. Meyster Heinric nuten Hoeve, raid mijns genadigen Heeren, de somme van 225 Boergoensche scilden oever die reysen, bi him gedaen in der manieren hier nae volgende: Ende dairnae soe is de voirnoemde Meyster Heinric tot sijnen wederkeeren nnyt Engeland, dair hij geweest hadde mit den Heere van Santes voirnoemd, gecommen tot Donay, ende aldair bi mijnen genadigen Heere gebleven op een dachvaert, die hoir(?) aldair hielt optie nemyngen, geschiet tusschen die van Vlaenderen ende die van Hollant voirseit, ende oick tusschen die Oosterlingen optie een sijdeende die van Hollant, Zeelant an die ander sijde Hiervoor was hij uit van Juni 12—Augustus 25. fol. 59*. Voirt soe is de voirnoemde meyster Pieter [van Beoostenzween] nnyt beveile des Raids voirseid getogen uuyter Hage opten 12,ten dach van Augusto bi mijnen genadigen Heere voirnoemd in sijne stede van Bruessel opter dachvaert, die bi mijnen genadigen Heere voirscreven aldair geraemt was tusschen den landen van Hollant, Zeelant ende den Oosterlingen ') fol. 59". Eerst soe sijn getoegen nuyten Hage die Heer van Wassenair, meyster Pieter van Beoostenzween, de voirnoemde rentmeester, raiden ende Cornelis Baroen, secretaris mijns genadigen Heeren, mit hnnluden ter dachvairt[in der stede van Douay, dair mijn genadige Heere alsdoe was ter dachvairt tiegens den Oosterlyngen ende Vlamyngen, roerende van der scade ende menynge, die geschyet sijn tusschen hnnluden ende den landen van Hollant ende van Zeelant, die een opten anderen; ende doe sij 1) Zie n. 1347. 1437 Nov. 16—1438 Nov. 15. 357 tsamen mitten gedeputeerden van den steden van Hollant ende van Zeelant quamen tot Middelhui^, doe ombood hnnluden mijn genadige Heere mit sijnen brieven dat hij aldair bi hun seynden soude enige van sinen raide, twelke hij alsdoe deide ende seynde bi hun heren Willem van Lalaing, heere van Bingecourt ende meyster Anthonis Michiels, secretaris etc., dewelke aldair doe oeverdroegen, dat sij samentlick weder thuns keeren souden, soe hoer die dachvaert optie tijt niet onderhouden en soude fol. 61. Den Heere van Ysselsteyn de somme van 18 £ groten nyer munten dewelke somme hij voirt uuytgeleyt ende verteert heefft mit sciphuyr, wagenhuyr ende bellechiere in een reyse, bi him gedaen bi ordonnancie ende mit den Heer van Santes, oeverste ende anderen van den raide, gestelt ten saicken der lande van Hollant ende van Zeelant, den ll8ten dach van Augusto uuyten Hage bi mijnen genadigen Heere in sijnre stad van Bruessel mit enigen van den gedeputeerden uuyt den goeden steden van Hollant voirnoemd tot eenre dachvaert, die mijn genadige Heere aldair dede honden optie geschillen, die nnytstaen tusschen den ondersaten van Hollant voirnoemd ende den Oosterlingen ') fol. 61". Dirck Boudinszoene, secretaris etc., de somme van 58 vrancken, tot 32 groten tstuc, oever twee reysen Eerst van dat hij bi ordonnancie van den Raide van Hollant geseint was bij mijnen genadigen Heere in sijnre stede van Bruessel mit den Heer van Ysselsteyn enz. om een dachvaert te honden tiegens den Oosterlingen, dair hij om reysde unyter Hage opten lieten dach van Augusto ') fol. 62. Clais de Vriese, secretaris, de somme van 8 6 s., 4 d. gr., dewelke de voirnoemde Clais uuytgeleyt ende betaelt heefft bi beveile ende ordonnancie van den Raide in- Hollant in den costen, die meyster Pieter van Beoostenzweene ende deselve Clais gedaen hebben opter dachvaert, die sij van mijns genadigen Heeren wege hielden in der steden van Andweerpen tiegens die Oostersche steden fol. 68. Gesent 18 dagen in Novembris) Dirck Lieve Neve den bode mit brieven tot And worpen ende Bruessel, roerende eenre dachvaert van der munten ende den gescille, staende tusschen den landen van Hollant ende Zeelant ende den Oosterschen steden, die men aldair houden zonde, gegeven 7 s. 10 d. grote. fol. 69. Geseint 15 dagen in Decembri Jannekin den bode mit brieven an mijnen Heere van Oestervant ende van der Vere ende voirt an die stede van Middelborch ende van den Briel, dat sij die Oestersche steden vry ende veylich souden laten vairen eene zekere tiit doer die lande etc; him gegeven 12 s gr. Wisse den bode, die opten 17sten dach van Decembri om enige boodscepen tooch tEgmonde ende voirt geseint woirl mit brieven van plackairden, roerende den Oesterschen steden an de steden van Hairlem, Aemstelredam, Hoirne, Eynchnysen, Edam, Monickedam; him gegeven 6 s. 2 d. ob. grote. fol. 69. Geseint 18 dagen in Decembri Claiskin die bode mit brieven overal an den steden in Zeelant, an den Heer van der Veren ende meer andere van den ridderscippen in Zeelant, dat sij opten 28""»0 dach van der selver maent wesen souden in den Hage teenre dachvaert, die men aldair houden soude op die ordinancie van der munte ende op meer andere saicken van den Oesterlingen ende anders; him fol. 71. Geseint den eersten dach van Merte Jan van der List, den bode, mit brieven an die stede van Aemstelredam ende van Hoirne, roerende eenre dachvaert, die men houden soude tAntwerpen 3) tusschen den lande van Hollant ende den Ooster- gegoven 10 s. 8 d. grote. schen steden; him gegeven 8 s. gr. 1) Zie n'. 1547, 2) 1437 Nov. 18. 3) Zie n. 1305. 1437 Nov. 16—1438 Nov. 15. 358 n. 1367. fol. 71". Item Heer Floris knecht van Haemsteden, die hem eenen brieff bracht, dat hij ter dachvaert tAntwerpen trecken zoude tiegens die Oosterlingen den 7en Maert *); hem gegeven 2 s. 8 d. grote. Gegeven Splinter, diener des voirseiden rentmeesters, die brieven droech an die steden van Dordrecht ende van der Gonde, roerende eenre dachvaert, die men tAntwerpen houden soude mit den Oosterschen steden 5 s. gr. fol. 72°. Upten 23sUm dach van Marte soe was Floris Snider, den bode, geseint mit brieven an die Raide, tot Antwerpen wesende, roerende stuc van den Oesterlingen; him gegeven 8 s. grote. fol. 73. Upten 30sten in Marte soe was Boudin Florisz. geseint mitter antwoirde op tstnc van den Oosterlingen an de Rade, wesende tot Remmerswaile, gegeven 5 s. 4 d. gr. fol. 73°. Upten 7en dach van Aprille was Boudin Florisz. geseint tot Aemstelredam mit eenen brieve an Jan Heynenz. ende met eenen plackairt an den gerechte aldair ende an den admirael van der vloete, liggende int Marsdiep *) etc.; him gegeven 2 s. 8 d. gr. fol. 73°. Item up die selve tijt (April 8) Her Jan Florijn mijnen Heere van Santes nagesent tot in den Briele mit eenre copie, roerende eenen ygelicken te wairenen, omdattet mitten Oosterlingen buten vrede was ende mijns Heeren van Santes sin dairaff te weten; him gegeven 2 s. 4 d. gr. Geseint 10 dagen in ApriHi Claiskin den bode mit brieven tot Delff, Rotterdam, Schiedam, Dordrecht, Goude, dairmede sij sWoendaechs in de Heylige dagen omboden waren te comen in den Hage ter dachvaert etc., roerende den scepen,'die nut varen sonden ter oorloege tiegens den Oosterlingen etc.; gegeven 5 s. 4 d. gr. Geseint 18 dagen in Aprilli Jan van der List, den bode, mit brieven an de vier leden slands van Vlaendren ende an der stat van Andwerpen van sraids wegen, roerende van den Oosterlingen etc; him gegeven 12 s. gr. fol. 74. Den 198ten in Aprilli Claiskin gegeven, die in Pruysse tooch om die wairninge van den Oosterling te doen overal onderwege, 9 Rijnsche guldin valent 28 s. 6 d. Den 20sten in Aprilli Dirck Lieve Neve geseint aen mijnen Heere, om hem te beteykenen die viantscip van den Oosterlingen, him gegeven 6 Pieters valent 18 s. grote. Geseint 29 in Aprilli Colin den bode mit brieven an enige van den ridderen ende edelen in Noort-Hollant als die Heere van Egmonde, Ghijsbrecht van Vyanen ende andere etc, an die steden van Leyden, Hairlem, Aldmair, Hoirne, Eynchusen,Medemblieck, Aemsterdam, Edam, Monickedam, Nairden, Muyden, Weesp etc, dat sij den ll8tea dach van Meye comen souden in den Hage ter dachvaert om die oorloege van den Oosterlingen etc; him gegeven 12 s. gr. Dergelijke oproepingen aan steden en edelen van Zeeland en Holland. fol. 76. Geseint 17 dagen in Meye Floris Snider, den bode, mit brieven oeveral in Zeelant, roerende der ordinancie 8) gemaect in den Hage van den baerdsen ende scepen, die men in Hollant ende Zeelant rede maken soude, ende hoe men t'oorloege voirtan voeren soude etc tiegens den Oosterlingen etc; him gegeven 6 s. 10 d. fol. 76°. Hans, mijns Heeren bode van Ysselstein, geseint optie selve tijt (Juni 6) mit brieven van sRaids wege an de stede van den Briele, roerende off sij enige coopluyden nuter Ditmaers hoir goed, dat sij him genomen hadden, wedergeven wouden. Gegeven 8 s. grote. 1) Zie n. 1305. 2) Hs.: Maesdiep. 3) Zie n. 1327. 1437 Nov. 16—1438 Nov. 15. 359 „. i367. Item 6 dagen in Jnnio den voirnoemden Hans geseint in den Briele, dat sij ter dachvaert commen zonden tiegens die van Ditmaers voirseit in den Hage; him gegeven 20 gr. fol. 77°. Geseint 22 dagen in Junio Jannekin den bode mit brieven haestelic aen mijnen genadigen Heere ende mijnen Heere van Santes, roerende den dachvaert, die men houden soude tusschen den Oosterlingen, Brabanders ende Vlamingen ende den ondersaten slands van Hollant, Zeelant ende Vrieslant, van der scade, die sij die een den anderen gedaen hadden opter zee etc; him gegeven 18 s. 8 d. gr, Geseint 28 dagen in Jnnio Dirk Lieve Neve, den bode, mit brieven an die steden van Leyden, Hairlem, Aemsterdam, ende voirt an die bailliuwen van Kenemerlant, Vrieslant ende Waterlant, an die van Texel ende Wyeringen, roerende, dat sij elc in den sijnen siin baerdsen rede maken souden ende op stapelen setten; him gegeven 10 s. gr. Evenzoo aan Delft, Rotterdam, Schiedam, Gouda. fol. 78". Geseint 18 dagen in Jnlio Jannekin den bode mit den voirnoemden brieven mijns genadichs Heeren ander stad van Campen, roerende van enige baerdsen, die sij maecten om die van Amborch; him gegeven 11 s. gr. fol. 79. Geseint 30 dagen in Jnlio Clais de Wilde den bode mit brieven oeveral in die steden in Kenemerlant, Vrieslant, Waterlant ende Goylant, roerende dat sij mit den anderen steden commen zouden tot sekeren dagen, die men tot Eemden doen zoude Geseint den lesten dach van Jnlio Jan van der List den bode mit brieven an der stad van Antwerpen aen mijnen genadigen Here, roerende eenre dachvaert, die men houden zonde tot Mechelen tusschen den landen van Holland ende den Oosterlingen etc. Geseint den tweeden dach van Augusto Wisse den bode mit brieven an die van Groeningen ende elder dairomtrent, roerende der reyse, die men doen zonde op die van Eemden etc, gegeven 16 s. gr. Dergelijke brieven aan Leiden, Amsterdam, Delft, Schiedam, Rotterdam, Gouda. fol. 79". Geseint 7 dagen in Augusto Laukin den bode mit brieven an die stede van den Briele, Ziericxee, Middelborch ende der Goes, dat sij terstont trecken souden tot Bruessel ter dachvaert tiegens den Oostersche steden ende die van Pruyssen etc'); him gegeven 9 s. 4 d. Eveneens naar Leiden, Haarlem, Amsterdam, Delft, Rotterdam en Gouda. fol. 80°. Item eenen, geheyten Tyelkin, die in Vrieslant gereist was ende tot Eenden, om zeker gestande te vernemen; hem gegeven 21 s. gr. fol. 82. Geseint 16 dagen in Septembri Boudin Florisz., den bode, mit brieven an die steden van Delff, Rotterdam, Schiedam etc, roerende, dat sij opten 28sten dach van der selver maent we3en souden tEynchnysen, om voirt te trecken tot Eemden etc, him gegeven 2 s. 4 d. Evenzoo naar andere steden gezonden. fol. 82°. Geseint 23 dagen in Septembri Boudin Florissoen, den bode, mit brieven an die van Delff, Rotterdam, Schiedam, Goude, Hairlem, Aemsterdam, dat sij den vierden dach van Octobri commen souden in den Hage ter dachvaert, die men houden sonde, roerende eenre dachvaert, die men te Bruessel houden soude van den Oosterlingen ende andere saicken etc; gegeven 6 8. gr. fol. 84°. Jannekin den bode geseint den 29sten in Octobri tot Ziericxee, Middel- 1) Zie n. 1347. [14]38 Nov. 20—[14]38 Dec. 16. 360 n. 1368—1371. borch ende tot Antwerpen om geleyde voir den Raid ende stéden van Hollant, die tot Bruessel trecken zouden etc.'); him gegeven 8 s. gr. 1368. Op verzoek van den graaf van Oostervant vergunt Filips, hertog van' Bourgondië enx., aan Mathijs Jacob Cuperszoon en Jan Beye, onderdanen van den graaf van Oostervant, die gevangenen xyn der stadt van Hamborch, dat xy 6 last haring mogen laden in een cleyn buyskiin, die brengen mogen naar Hamburg, om daarmede zichzélf vrij te koopen, en dat xy hun scheepje te Hamburg laden mogen met waren ter waarde van de 6 last haring, om die te brengen in den Briele of in ^Bolland en Zeeland en aldaar te verkoopen. [14)38 Nov. 20. Bijksarch. den Haag, Memor. Bose 2 fol. 248. 1369. Een door schipper Peter Oerdessen genomen en met de lading naar Lubeck gebracht schip, welk schip men meende, dat aan Hollanders toebehoorde, wordt op getuigenis van Kampen, dat zoowel schip als lading eigendom van burgers van Kampen zijn, door den raad van Lubeck aan de eigenaars teruggegeven. 1438 — Catharine — Nov. 25. Sted. arch. Lubeck; aanteekening in het Niederstadtbuch. Gedrukfi(&üb. TJ. B. 7 n. 782. 1370. Buramer en Kastoip aan Danzig: zijn Nov. 21 (10 daghe na sunte Merten) te Brussel aangekomen, doch vonden daar noch den hertog van Bourgondië noch de Hollanders; hebben alleen vernomen, dat de Hollanders 2 dagen te Brussel geweest zijn; zijn den hertog van Bourgondië op gaan zoeken en hebben hem over hun zending ingelfchfalleze deelde mede, dat de zaak tusschen den hoogmeester endelanden Holland en Zeeland were bevolen syner vrouwen van Bourgonien und dem heren van Santoys myt mer eres rades; wachten nu te Brugge af, tot zij tot de hertogin van Bourgondië kunnen gaan; hebben onder meer vernomen: se hebben to Amstelredame grote noet van dem armoede, des so veele is, dat umme brotlopt,des alle de andren stede ih Holland und Zeelant gevrowet synt und danken Gode, dat hiir ymant gekomen is, de daer claghen wil, up dat se daerto helpen moeghen, dat dat gherichtet werde, Got voghet to den besten, enz. Deelen ten slotte nqg mede, dat de hertogin van Bourgondië te Grevelingen is en pogingen in het werk stelt, wede te sluiten tusschen Frankrijk en Engeland en Vlaanderen, Hollanders en Engelschen, en ook tusschen Oosterlingen en Pruisen en de Hollanders. [1438] — up unser leyven vrouwen dach concepcionis — Dec. 8. Sted. arch. Danzig, Schbl. 28 n. 61a; oorspr. Gedrukt: HB. II 2 n. 285. 1371. Di antwoord op de vraag, gedaan door den heer van Haemsteden, hoe te handelen ten opzichte van eenige schepen, geladen met koren, Hamburger bier en andere goederen, op zee aangehaald, daar Holland en Zeeland in oorlog zijn met de Oisterlingen, beslist het Hof, 1) Naar de dagvaart te Brussel, Nov. 11 te houden. Zie n. 1368. [14)38 Dec. 18. 361 1372—1373. dat de heer van Haemsteden alle goederen, die tiit Pruisen of andere landen gekomen zijn, waarmede deze gewesten niet in vijandschap verkeeren, zal doen verkoopen binnen Hollant off Zeelant, en het geld zal leggen in gewairder bant totter coomste toe des beren van Santes, om alsdan voirt geordineert te worden, wes men mit den gelde doen sal; dat men de goederen, als Hamburger bier.enz., welke gekomen zijn uut den lande van Holsten off uut den ses WendscHen steden, die des lants vyande sn'n, zal boyten ende pairten up die wnirninge, behoudelic dat ment uut Hollant noch uut Zeelant niet voeren en sal; ende sulke vrachte, als men behoirlic is te geven den scippers van den voirseiden goeden, die sal den heer van Haemsteden an hem nemen van den gelde, dat comen sal van den goeden, dier vercoft sullen worden, ende dat geit mede leggen in gewairder hant totter coomste des voirseiden heren van Santes, om alsdan geordineert te worden, wie dat sculdich sal wesen te hebben; dat de heer van Haemsteden de benadeelden uit Antwerpen, Mechelen e. a. schadeloos zal stellen. [14]38 Dec. 16. Ryksarch. den Haag, Memor. Rose 2 fol. 250. 1372. Danzig aan [Rotterdam of Schiedam]: beklaagt zich, dat schipper Symon Lynke in den vorig en zomer, toen hij met de vloot van hier naar het Zwin in Vlaanderen zeilde, up sunte Matheus dage des heiligen apostels und ewangelisten negest geleden ') in zee door visschers van Rotterdam én Schiedam van zijn schip beroofd is; deelt mede, dat die visschers een gedeelte der lading in hun buszen overgescheept en naar de bedoelde stad gebracht hebben, terwijl zij het schip met de goederen, die er nog in waren, hebben laten drijven; verzoekt, daar genoemde Lynke met zijn reeders en kooplieden onder eede verklaard heeft, dat er geen goederen van de zes [Wendische] steden in het schip waren, teruggave van de aan land gebraehte goederen en vergoeding voor het schip en de daarin zijnde lading. [14]38 Dec. 18. Sted. arch. Danzig, Missive 3 fol. 101. 1373. Danzig aan den baljuw in t : heeft van schipper Symon Lynke 2) de klacht ontvangen, dat hem door visschers van Rotterdam en Schiedam schip en . lading ontnomen zijn enz.; dat hij zelf, Symon Dudschendorp, Hans Sal[t] en Herman van Eneken onder vooi-wendsel, dat zij in de zes [ Wendische steden], welke den . Hollanders en Zeeuwen vijandig zijn, thuisbehooi-en, gevangen genomen zijn; dat de beide eersten uil de gevangenis ontslagen zijn na de belofte afgelegd te hebben, weder in gevangenschap te zullen terugkeeren, terwijl de beide laatstgenoemden nog gevangen zijn; ver-klaart, dat genoemde personen te Danzig thuis behaoren; 1) 1438 Sept. VI. 2) Zie n. 1372. [14]38 Dcc. 18—[1438] Dec. 26. 362 n. 1374—1876. verzoekt, Symon Lynke en Symon Dudschendorp, brengers van dezen brief, van hun belofte te ontslaan, Plans Salt en Herman van Emeke in vrijheid te stellen, en bij Rotterdam en Schiedam te bewerken, dat de goederen enz. teruggegeven zullen worden. [14)38 Dec. 18. Sted. arch. Danzig, Missive 3 f. 101", 1374. Danzig aan Rotterdam en Schiedam: schrijft over de zaak, vermeld in n.1372; zendt volmacht van de benadeelde reeders en kooplieden voor schipper Symon Lynke en voor de Duitsche kooplieden Hinr. Tarrax, Bremer, Otte Peeck en Hans Juske, om te onderhandelen over de teruggave der verloren goederen. [14)38 Dec. 18. Sted. arch. Danzig, Missive 3 f. 102. 1375. Reval aan den hoogmeester: antwoordt op den brief van Oct. 17 (des vridages vor Lnce ewangeliste), dat Reval een groot aandeel heeft in de schade, door de Hollanders veroorzaakt, en verzoekt, den koopman te Brugge, wien opgedragen is vergoeding voor die schade te verwerven, daarbij door de gezanten van den hoogmeester te doen ondersteunen; verzekert haar toewijding aan den hoogmeester 1438 — am dage s. Thome apostoli — Dec. 21. Rijksarch. Koningsbergen, Ordensbriefarchiv; oorspr. Gedrukt: Hildebrand, Livl. ü. B. 9 n. 400. 1376. [Bertold Buramer) aan Danzig: meldt, dat hij to Grevelinge 2) bij de hertogin van Bourgondië geweest is, waar zij in afwachting van den kardinaal was om vrede te maken tusschen Engeland, Frankrijk, Holland en Vlaanderen enz.; dat zij de wenschen genadig aanhoorde, verklaarde, dat de schade, door die uit Pruisen geleden, haar ernstig leed deed, en verzocht, alle klachten op schrift te stellen om ze met haar raden te overwegen; deelt mede, dat dit geschied was en dat in die klachten ook opgenomen was de klacht over het verlies, dat de kooplieden uit Pruisen en Lijfland in den Sont door de Hollanders geleden hadden en over andere schade, dien uit Pruisen door burgers uit Veere aangedaan; dat hun verzocht was te wachten, tot de zaken met de heeren uit Engeland ten einde gebracht waren, hetgeen geweigerd werd, en dat de vrouwe ten laatste een dag, te Mechelen te houden, vaststelde, waarheen de Hollanders ontboden zouden worden en wel den 18den van deze maand, hetgeen goedgekeurd werd; dat de hertogin daarop aan de Steden schreef, verzoekende, den koopman volmacht te geven, om voor 6 jaren een bestand met Holland en Zeeland te sluiten; hoopt, dat alles tot een goed einde zal komen, en meent, dat daar veel toe 1) Een dergelijk schrijven van Dorpat aan den hoogmeester, 1438 [Dcc] Sted. arch. Reval; afschrift. Gedrukt: Hildebrand, Livl. U. R. 9 n. 308. Vermeld: HR. II 2 n. 380. Vgl. het schrijven van Dorpat aan den Duitschen koopman te Brugge, 1438 [Dec.]. Sted. arch. Reval; afschrift. Gedrukt: Hildebrand, Livl. U. R. 9 n. 399. Vermeld: HR. II Sn. 981. 2) Zie n. 1370. 1439 Jan. 26. 363 n. 1377—1878. bijbrengen zal het feit, dat de Hollanders te Barwase en te Nanthes aan de Barthuners en Spaniairden hun 18 beste schepen verloren hebben; deelt mede, dat de heer van Santes, die zeer bekummert is, omdat hn' de breve mede hefft geschreven, daer wy en grofflik mede anghaen und spreken, dat wij all sulke breve iu unsen landen vor ledesbriffe holden, oordeelde, dat de Hollanders behoorden terug te geven so vele schepe und soltes, und sick denne leten kennen, wes daer vorder schade wer gescheen an schepen und an schippkynderen [1438] — des fridaghes na des hiligen Cristesdages — Dec. 26. Brugge. Bijksarch. Koningsbergen, Ordensbriefarchiv; afschrift op papier. Op de achterzijde met dezelfde hand: Dis Ist eyne Copie des Brieffs, den Bertold buramer gesandt hat van Brugke etc. — dem Bate zcu Danczk. 7. Verdrag tusschen burgemeesters en raden van Groningen en hun vrienden en helpers aan de eene zijde en Eppen tom Broke met zijn vrienden enz. aan de andere zijde, onder bemiddeling van Her Nicolaus Setelle, raid te Hamburgh, nu Amptman to Emeden, Hermen Simensson en Michele van dem Rune, waarbij bepaald werd, dat er een bestand zou zijn tot sunte Johannis daghe to Middensommere negestkomende ')? dat in dien tijd beide partijen elk ticee mannen zouden kiezen om na te gaan, oft de erbenomede Eppo wes an de van Gronynghe ghebroken hebbe, hetgeen hij dan vergoeden zou; dat Groningen zulks eveneens zou doen; dat alle kooplieden van beide zijden vrij en veilig handel zouden mogen drijven. 1439 — am Mandaghe negest na Conversionis Pauli — Jan. 26. Gemeente-arch. Groningen, 1439 n. 6; oorspr. papier. Vermeld: Feith, Begister van het archief van Groningen 1 blz. 93. 8. Oorkonde, dat door bemiddeling van Her Nicolaus Setelle *), raad van Ham¬ burg, nu ambtman te Emden, aan de eene zijde, Evert Jarichs, burgemeester, Hinric Baroldus en Werner Smede, raadsleden van Groningen, aan de andere zijde, een bestand gesloten is tusschen Hamburg en Groningen, durende tot sunte Johannis daghe to Myddensommere s). Binnen dezen tijd zal er een dagvaart gehouden worden tusschen beide partijen. Verder wordt bepaald, dat de kooplieden van beide zijden volgens gewoonte mogen gaan, waarheen zij willen, en dat in het bijzonder die van Groningen schepen mogen uitreeden en koren mogen laden, mits zij met het koren to Emeden in de haven zullen komen unde darsulves den borgheren unde anderen der van Hamborgh ondersaten vorkopen, wes me des behoeff heft. 1439 — Mandaghe negest na conversionis Pauli — Jan. 26. Gemeente-arch. Groningen, 1439 n. 7; oorspr. papier. Vermeld: Feith, Begister van het arch. van Groningen 1 blz. 93. 1) Juni 24. 2) Hs. Fetelle. 3) Juni 24. 1*39 Febr. 10—1439 Maart 7. 364 n. 1379—1381. 1379. Overeenkomst tusschen Holland en den Duitschen koopman te Brugge als vertegenwoordiger der xes Wendische steden en van Pruisen. 1439 Mei 1 xal te Brugge een nieuwe dagvaart gehouden worden, daar de overlieden der Hanxe niet gemachtigd waren om te antwoorden op n. 1347. De overlieden nullen dadelijk aan de Wendische steden, den heer van Holstein en aan Pruisen schrijven, hun verdere volmacht te willen xenden. De hertog van Bourgondië xal onderzoeken de klachten, door den Duitschen koopman ingediend, te wetene van den averaige, canceillen ende pondtgelt, van der staple van Myddelborch, van tol te betalen ter cause van den rimen van der houte, van der composicie des tolners van Yersickerhoirde ende van der zeedrifft, die men beet lagan enx. De hertog van Bourgondië oordeelt het billijk, dat dien van Pruisen en van Lijfland vergoeding gegeven xal worden voor de schade, hun door de onderdanen van Holland en Zeeland aangedaan. De vergoeding xal berekend worden naar de waarde, welke de goederen hadden, toen xe gekomen waren tot Yerremuuden in Zeelant off anders wor dar omtrent, en niet naar de waarde, welke xe in Pruisen gehad xouden hebben. Het geven dier vergoeding xal afhankelijk zijn van het lot stand komen van den vrede met de xes Wendische steden. 1439 — 1438 nair den loop van Henne[gowe] — Febr. 10. Sted. arch. Wismar; afschrift. ■ Gedrukt: HB. II 2 n. 286; in uittreksel: Hildebrand, Livl. 17. B. 9 n. 419. 1380. Hertog Filips van Bourgondië aan de raden van Hoorn, Medemblik, Enkhuizen en Benyart Sey Jansx., kastelein van Medemblik: deelt mede, dat op de dagvaart te Brussel overeengekomen is, dat men schepen en goederen, uit Pruisen komende en toebehoorende aan Pruisen, welke tusschen nu en Mei 1 aangebracht worden, niet boyten noch parten en sal, doch dat men de schepen in goede bewaring houden xal, de goederen in tegenwoordigheid der kooplieden en schippers verkoopen en de opbrengst honden sal in gewerder hant onder onsen schouten ende gerechte, dair die voirscreven scepe angebracht sullen worden ]). 1439 — 1438 na den loip van onsen hove — Febr. 13. Bijksarch. den Haag, Memor. Bose 4 fol. 21. Vermeld: HB. II 2 n. 287. Vgl. Boergoensche charters blz. 49. 1381. Daar schipper Muyl van Hoorne en xijn gezellen op zee onder Noirwegeu een nyewen kraeyer, dair Baerut Zwarte scipper in was, en een zwerten kraeyer, onder schipper Maertiin Brant genomen en in die Mase binnen Botterdam gebracht hebben met de bedoeling, die te boyten ende te pairteu als toebehoorende Oosterlingen, vijanden dezer landen, zijn de schippers dier schepen met de kooplieden voor den Raad van den hertog van Bourgondië komen Magen, bewerende, dat de nieuwe 1) Mei 15 wordt dit bevel medegedeeld aan alle beambten in Bolland, Zeeland en Friesland tot herroeping ervan, en wordt het van toepassing verklaard op alle schippers en kooplieden van bevriende machten. Rijksarch. den Haag, Memor. Rose fol. 29v. Vermeld: HR. II 2 blz. 230 aanm. 1. [14]39 Maart 19—[1439] Maart 20. 365 n. 1382—1383. kraaier in Pruyssen en in Lieflant thuisbekoorl en de andere kraaier voor 2/g hei eigendom ia van Pieter Ocxz., en het i/„ thuis behoort tot Helmste Pieter Oxen, ondersaet in Deentnerck; De Raad van Holland, gehoord den eisch tot teruggave van schepen en goederen, gehoord, partyen enz. enz. stelt een beslissing tot 15 Mei uit; beveelt, dadelijk de goederen uit beide schepen te verkoopen door middel van het gerecht van Rotterdam; de opbrengst in handen van genoemd gerecht te stellen; aan ieder van de 21 gezellen uit het schip van schipper Muyl 20 gulden te geven, verminderd met de waarde van hetgeen zij reeds uit de schepen genomen hebben, mits deze gezellen beloven het terug te geven, indien de Raad dit eischen zal; beveelt verder, dat men van de opbrengst aan de schippers en kooplieden 420 gulden te teergelde geven zal en dat de 2 schippers hun schip tot zich zullen mogen nemen, daarmede varen mogen, waarheen zy willen, mits zij borg stellen, het schip terug te brengen in Rotterdam voor 15 Mei of de waarde ervan te vergoeden. 1439 — 1438 sec. cursum curie — Maart 7. Rijksarch. den Haag, Memor. Rose 6 fol. 6. Aldaar, fol. 31', ü een aanteekening, vermeldende, dat de beslissing uitgesteld wordt tot Bamisse ')• 1439 Mei 15. 1382. Hertog Adolf van Sleeswijk aan Danzig: waarschuwt voor de vaart door Sont of Belt naar Holland, Zeeland en West-Friesland, daar hij schepen uitgerust heeft om zich van de drie genoemde gewesten vergoeding te verschaffen voor den roof door die van Hoorn van 30 vaten wijn, door wijlen hertog Gerd aan den Rijn gekocht. [14)39 — donredages na s. Gertrmiis dage — Maart 19. Sted. arch. Danzig, Schbl. 13 n. 40 a; oorspr. Vermeld: HR. II 3 n. 393. 1383. Bertold Buramer aan Danzig: doet mededeelingen over de welwillende gezindheid van den hertog van Bourgondië jegens Pruisen en van het bevel, door den hertog uitgevaardigd, om goederen uit Pruisen niet te verdeelen, doch ze te verkoopen en de opbrengst tot Mei in bewaring te houden 2), welk bevel aan den heer van Veere gezonden is, die antwoordde, dat he dat so gherne holden welde; meldt, dat de uitleggers Hinrik Meyneken en Vischer opbrachten naar Amsterdam, dar holden se van eren heren nicht myt alle, dar hebhen se butet lik viggende ghude unde seggen, se willent nemen unde buten, dat hore weme dat hore, en zijn weer met wel 800 man uitgezeild. Waarschuwt voor de vaart, daar al wat genomen wordt, verloren is. Etlike menen, nue he [de hertog van Bourgondië] dar sulven in dem lande is, dat sole wol anders werden, doch int ghemene secht men, he en vraghet nicht darna wo dat gheyt, uppe dat he dat ghelt van en kricht, dat is sin werff dar. Doet verdere mededeelingen over besprekingen met den heer van Santes 8). [1439] — des frigdages na mytvasten — Maart 20. 1) October ï. 2) Zie n. 1319 en 1380.' 3) Vgl. hel fragment van een brief, medegedeeld: HR. II 2 blz. 230 aanm. 2. 1439 Maart 31—[14]39 Mei 9. 366 n. 1384—1387. Sted. arch. Danzig, Schbl. 74 n. 86; oorspr. Gedrukt: HB. II 3 n. 288. 1384. Alderlude des ghemenen coopmans van der duutschen henze, nu to Brucge in Vlandren wesende, aan hern Pauwel Rustorp homester enx.: deelen mede, dat zij onlangs te Brugge bij de 4 Leden van Vlaanderen waren, toen her Symon van Lalain, ridder, kemerïinck des heeren hertoghen van Bourgonyen enx., kwam klagen, dat een zekere Clement Saye met een schip, toebehoorende genoemden hertog, te Danzig komende door Johan Eckenbroeck en diens vrienden schandelijk behandeld was, zoodat hij uit vrees voor zijn leven het schip moest achterlaten. Schrijven nu op verzoek van den Heer van Lalaing en de 4 Leden hierover. 1439 Maart 31. Bijksarch. Koningsbergen, Ordensbriefardt.; oorspr., pap., resten van briefsluitende zegels. 1385. De Raad van Holland stelt op verzoek van Heinrijc Ryelander, koopman, de zaak, tusschen hem en schipper Muyl hangende, uit tol sinte Jacobsdage ') eerstvolgende. [14]39 April 25. Rijksarch. den Haag, Memor. Rose 6 fol. 16. Er boven geschreven: Roerende scipper Muyl ende den coepluyden nut Proyssen. 1386. Filips, [hertog van Bourgondië enz.], overwegende, dat hij bevolen had, dat men goederen uit Pruisen, die aan kooplieden uit Pruisen toebehooren, en die door de uitleggers van Holland, Zeeland en Friesland aangehaald zijn, niet boyten noch pairten zal, doch ze zal stellen in gewairder hand; dat eenige burgers van Tiel en andere onderdanen van den Hertog van Gelre hem te kennen gegeven hebben, dat zij 4 schepen in Pruyssen of dair omtrent tot Grijpswoude, met koren, meel en andere goederen geladen hebben, van welke schepen schippers waren Luytken Solten, Tesmer Heynenz., Johan Walle en Mertijn Middelderch; beveelt allen officieren, dienaars enz. van Holland, Zeeland en Friesland,zorg te dragen, dat, indien die schepen op zee door de uitleggers aangehaald worden, ze niet verkocht en verdeeld zullen worden, doch dat men ze zal houden in gewairder bant, tot hij zal laten weten, hoe er mede te handelen. [14]39 Mei 5. Rijksarch. den Haag, Memor. Rose 5 fol. 33. 1887. De Duitsche koopman te Brugge aan de raadszendboden der Hanzesteden, te Lubeck vergaderd, en in het bijzonder aan Lubeck: meldt, dat de onder-handelingen te Brugge *) met de Hollanders en Zeeuwen mislukt zijn, en dat de stand van zaken steeds ongunstiger wordt; de Hollanders en Zeeuwen zullen alles aanhouden, wat 4) Juli 25. 2) Zie n. 1370. [1439] Mei 22—[14]39 Mei 27. 367 1388—1390. naar het Oosten gaat of uit het Oosten komt, en hebben veel schepen uitgerust; oordeelt het noodig, waarschuwingen naar Prtiisen, Lijfland, Bergen in Noorwegen, Hamburg em. te zenden; deelt mede, dat Hollanders en Zeeuwen 4 of 5 schepen uit Wismar genomen, een hulk van Wismar op het strand gejaagd en een grooten Pruisischen creyer verbrand hebben. [14)39 Mei 9. . Sted. arch. Reval; 2 afschriften. Sted. arch. Danzig, Schbl. 24 n. 42; afschrift. Gedrukt: HR. II 2 n. 303. Vermeld: Hildebrand, Livl. U. B. 9 n. 451. 1388. Hertog Filips van Bourgondië aan hoogmeester Paul von Rusdorf: spreekt zijn . leedwezen uit, dat de hoogmeester geen gevolmachtigde naar de dagvaart te Brugge gezonden heeft; verzekert zijn geneigdheid tot den vrede; betreurt, dat de zes Wendische steden geen gemachtigden op de dagvaarten, door den hertog gehouden, gezonden hebben; heeft nogmaals aan de zes steden geschreven en zal ook eenige gedeputeerden van de vier Leden van Vlaanderen zenden 1), om him te vermanen ende an him te versoecken, dat zii him voegen willen tot wegen van rechte ende van redenen; zal, indien de Wendische sleden in een vergelijk toestemmen, den Pruisen schadevergoeding doen geven; zal daartoe eenigen zijner dienaren met eenige kooplieden naar Pruisen zenden; va-zoekt voor de Hollanders, Zeeuwen en Friezen een vrijgeleide voor een jaar. [1439] Mei 22. St. Omer. Bijksarch. Koningsbergen; oorspr. Gedrukt: HB. II 2 n. 304. 1389. Hertog Filips van Bourgondië beveelt allen kapers, de twee aangestelde kaperkapiteins, nl. Claes die Grebber en Aernt Jacopsz. van Amsterdam, in alles te gehoorzamen, zoowel wat aangaat de vaart als wal het verdeélen van den buit betreft. 1439 Mei 25. Bijksarch. den Haag, Memor. Bose 4 fol. 23; Ms. supplem. van Mieris, Bourgogne 1 n. 98. Vermeld: Boergoensche charters blz. 51. 1390. Filips, [hertog van Bourgondië enz.] geeft verlof aan den prior van de predikerorde te Noorden in Vrieslant, om te Utrecht twee rijnschepen te doen laden met een deel stoelen, dienende in den koere van der kercken in synencloistre tot Noorden, een deel vloerstienen ende kale en ook een aem wn'ns tot sangwijn en die te doen voeren naar zijn klooster; hij neemt schippers en knechten in zijn bescherming en beveelt al zijn onderdanen en vooral hun, die ter zee uitleggen, beide schepen ongehinderd te laten gaan. [14]39 Mei 27. Rijksarch. den Haag, Memor. Bose 5 fol. 23. 1) Deze gedeputeerden verlieten Brugge einde Juli, om einde Sept. terug le keeren. Dit blijkt uit de posten uit de stadsrekeningen van Brugge 1430 Juli $3—Sept. 20. Gedrukt: HB. II 2 n. 310. 1439 Juni 1—1439 Juli 6. 368 n. 1391—1394. 1381. Hertog Filips verbiedt den Hollanders, gedurende den oorlog met de Oosterschen de onderdanen van Qrijmershem op Borchmerooge in Oost-Friesland-, zijn vriend en bondgenoot, te benadeelen; dit bevel .zal van kracht zijn tot veertien dagen na herroeping. 1439 Juni E Ryksarch. den Haag, Memor. Rose 5 fol. 24. Vermeld: Boergoensche charters blz. 51. 1392. Filips, hertog van Bourgondië enz., beveelt Heyn Stael en diens gezellen, die uit geweest waren om de vijanden van Holland te benadeelen, dat zij de schepen, door hen op zee genomen en in het Marsdiep gebracht, welke uit Pruisen gekomen waren en aan burgers van Kampen behoorden, niet tot buit verklaren of verdeelen zullen, doch dat zij die schepen tot nader bevel in geivaarder hand zullen houden, daar die schepen niet aan vijanden behoor en. 1439 Juni 11. Gemeente-arch. Kampen; afschrift op papier. Vermeld: Begister van het arch, van Kampen 1 n. 552. 1393. Verdrag tusschen den rijksraad van Denemarken en de steden Lubeck, Ham¬ burg, Wismar en Lüneburg, waarbij zij elkaar wederketrig hulp beloven; betreffende de Hollanders en Zeeuwen ivordt bepaald: Vortmer wille wii ergenanten redere bestellen, dat den Hollandern unde 'Seelandern nine guderë ut dem ryke Dennemarken en scholen orlovet werden uttobringende in' de vorscreven lande, dewyle se desser stede vyende sin. 1439 — des vrydages na s. Joh. bapt. dage — Juni 26. Sted. arch. Lüneburg; afschrift. Gedrukt: HB. II 2 n. 306. 394. Filips enz. aan Benyairt Zey Jansz., casteleyn van Medenblik: herinntrt, hoe een jaar geleden door den.gemenen Raide, Ridderscippe ende steden van Hollant, van Zeelant ende van Vrieslant ter wille van den oorlog met de 6 Wendische steden een ordonnantie gemaakt is, waarbij bevolen werd het bouwen van bairdzen, zoodat Westwoude mit hoeren toebehoeren een bairdze, die van Hoichtwoude een, die .van Spanbroeck een, die van Abbenkerck een, dievan Scellinchout en die van Wydenisse samen een, die van Hemveenhnyssen en Zybenkerspel samen een bairdze moesten maken, doch dat deze plaatsen ze niet gebouwd hebben ; beveelt, dat die bairdzen binnen 8 dagen.na ontvangst van dezen brief op stapel gezet en zoo snel mogelijk afgebouwd moeten worden op straffe van een boete van 100 riders; dat Benyairt alle bairdzen, die niet binnen 8 dagen op stapel staan, zelf zal doen bouwen, en de boeten én de kosten van het bouwen .dier schepen zal verhalen op de overtreders en hun goeder-en. 1439 Juli 6. Bijksarch. den Haag, Memor. Bose 4 fol. 24. [14]39 Juli 8—[14139 Juli 9. nar, 1 1 oby n. 1395—1397. 1395. Mips, [hertog van Bourgondië enx.) gezien het feit, dat de uitleggers van Holland en Zeeland, die liggen upter zee om der oirloge wil van den Oisterlinge, en voor het Zwin ftySluys en op den stroom van Vlaanderen liggen, om aldaar de kooplieden uit Pruyssen en uit Oistlant . te wachten> ook de schepen, uit het Westen komende, in beslag nemen, zelfs de visschers van Vlaanderen benadeelen en in Vlaanderen aan land gaan, om daar koeien, schapen en andere goederen te rooven, beveelt den rentmeester van Zeeland, allen baljuwen enz., te verbieden dat uitleggers voor Sluis of op den stroom van Vlaanderen zullen vertoeven, op zee schepen mthet Westen komende, in beslag nemen of de visschers van Vlaanderen benadeelen zullen enz. [14139 Juli & Bijksarch. den Haag, Memor. Bose 4 fol. 25. 1396. Aangezien Adriaen Aerntsz. van Botterdam, die eenige goederen genomen uit het schip van schipper Symon Lincke van Dansie, onder zign berusting had, om die va gewairder handt ie houden, gelijk hem door den Baad van Holland bevolen was, gestorven was, verscheen voor den Raad Boudijn Fjjck, die in handen van den Heer van Yselsteyn beloofde, dat hy die goede onder him nemen ende houden sal m gewairder handt tegen alsulke gelde ende goede, als scipper Symon voirscreven becommerfc heefft tot Dansic, toebehoerende denselven Boudijn Daarop is een schrijven aan Rotterdam gericht, dat de erfgenamen van Adriaan geld of goed zullen overleveren aan Boudijn. [14]39 Juli 9. Rijksarch. den Haag, Memor. Rose 5 fol. 29°. 1397. Filips, [hertog van Bourgondië enz.] oorkondt over de ordonnantie, door den raad en de ridderschap van Holland en Zeeland op een gemeene dagvaart gemaakt, hoe men hen, die ter haringvangst uitvaren en ook de uitleggers tegen de vijanden dezer landen beschermen en beveiligen zal: Uit Hoüand bewesten der Maze zullen 4 buizen en uit Zeeland bewesten der Maze 6 buizen, elk bemand met 50 gewapenden, een hoofdman en 4 kwartiermeesters, naar zee gaan; de steden uit Holland zullen een en die uit Zeeland ook een hulk met 100 gewapenden uitrusten en in de hulken zullen wezen een kapitein over de Hollanders en een over de Zeeuwen enz. • de manschappen zullen den eed van gehoorzaamheid aan kapitein, hoofdlieden en kwartiermeesters afleggen; de hoofdlieden van de buizen en de kwartiermeesters zullen hun kapitein van de hulk den eed van trouw afleggen; enz. ter bestrijding van de kosten van de buizen en de gewapenden zal men in de plaatsen van Holland en Zeeland, waar de buizen thuisbehooren, van eiken last haring 30 gr. nemen, en wel de helft van den stuurman en de helft van den koopman; buizen, welke van buiten naar Holland en Zeeland met haring komen, zullen ook van eiken last 30 gr. betalen, en wel */3 voor de Hollanders en «/. voor de Zeeuwen; de huiken en alle andere schepen van Holland en Zeeland zullen de schepen en goederen, uit het Oosten komende en naar het Oosten gaande, evenals Spanjaarden 24 [14139 Juli 11—[14]89 Aug. 8. 370 ti. 1398—1400. en die uit Bretagne (Bertoenen), mogen aanhouden, waar xij kannen, behoudelicken wairt sake datter ennige scepe off goede quamen uut den drien rijcken des conincx van Deenmerken, den iugesetenen der drier rykeu toebehorende, ende desgelijcx uut der Ditmer ende nut den stichte van Bremen, aldair behoerende, dat men die sal mogen antasten, behoudelic, dat men die perten noch deylen en sal in geenrewn's, mer die bringen off laten comen in den havenen van Hollant off van Zeelant, ende dair zullen zy dan wezen ende bliven ter ordinancien van onsen Rade van Hollant; regelen worden gegeven, op welke wipte de hulken, buizen en schepen van Hollanders en Zeeuwen den buit verdeden zullen; alle andere kooplieden en schippers zullen vrij zijn ie varen, waarheen zij willen; geen ton haring zal gezouten worden voor s. Peters dach ad vincula naestcomende op straffe van verbeurdverklaring der haringen; de stuurman zal zijn merk op een der duigen van de tonnen, waarin de haring gezouten wordt, zetten, op een boete van 3 pond by overtreding. [14)39 Juli 9. Rijksarch. den Haag, Memor. Bose 4 fol. 25"—26°. Vermeld: Boergoensche charters blz. SI. 1398. Lubeck aan Wismar: verzoekt, dat Wismar de Bergenvaarders niet zal laten uitloopen, daar de Hollanders met 30 schepen met voorkasteelen bij Marstrand liggen, om de Bergenvaarders op te vangen; verzoekt antwoord. [14139 — sonnavendes vor s. Margareten dage — Juli 11. Sted. arch. Wismar; oorspr. Gedrukt: LUb. TJ. B. 7 n. 804. Vermeld: HB. II 2 n. 307. 1399. Filips, [hertog van Bourgondië enz.,] vernomen hebbende, dat de uitleggers van Holland en Zeeland eenige schepen genomen hebben onder voorwendsel van den oorlog met den hertog van Holstein en de 6 Wendische steden, op grond van de waarschuwing, dat niemand naar het Oosten zeilen, noch van daar komen mag; dat er Engelsche schepen onder zouden zijn en goederen uit Pruisen, welke, als niet aan vijanden behoorende, niet buit gemaakt mochten worden; beveelt dm bailiu van Waterlant, Gn'sbrecht van Vyanen en Simon Arentssoen, naar het Maersdiep, of waar de buitgemaakte schepen zijn, te gaan, de Engelsche schepen en goederen evenals die uit Denemarken aan de eigenaars terug te geven, de goederen uit Pruyssen in gewairder hant te stellen, doch de goederen, vijanden toebehoorende, te laten boyten ende pairten. [14)39 Juli 28. Rijksarch. den Haag, Memor. Bose 4 fol. 28°. 1400 Filips, [hertog van Bourgondië enz.], gezien de klacht, door eenigen van Noorden bij den Raad van Holland ingediend, dat 28 April 1.1. die van Hoemburch een schip namen, dat uit Coppenhaven kwam, waarop Willem Aelsz. van Herderwijck schipper en Aelman Janssoen vau Nairden stuurman was, waarvan de eene helft ie Naarden en de andere le [U]89 Aug. 15—1439 Aug. 2i 871 n. 1401—1402. Harderwijk behoorde, en dat geladen ivas met 4 last vlas, 4 tonnen meels, 10 last terres, 7 last stergers biers, 4 last arweten, 2 tonnen meels, 68 wagenscot ende 28 deelen, voirt armborsten, kisten ende cledren; dat die van Hamburg, na het nemen van het schip er 7 van hun mannen in zetten, en er den stuurman van Naarden met 2 matrozen en 3 man van Hindeloip m achter lieten, om het naar Hamburg te brengen; doch dat het schip door storm afdreef en aangevallen werd door die van Texel, welke aanval afgeslagen werd, waarop de 7 Hamburgers, ziende, dat zij steeds meer naar Holland afdreven, zich aan den stuurman gevangen gaven om hun leven te redden, en zkhzelven vastbonden, daar de stuurman het roer niet verlaten kon; dat het schip daarop door die van Bnchuyssen met 5 bairdzen genomen en buit gemaakt werd; Gezien het verweer van die van Enkhuizen, die beweerden, dat zij aan boord van het schip 3 Oost-Friezen aantroffen en dat de 2 matrozen uü Pomeren geboren waren; dat de bemanning van plan was het schip naar Hindeloip te brengen enz.; Gezien de uitspaak van den Raad, dat die van Enkhuizen aan Ailman, of aan Gerijt van Alphen en "Willem Aejsz. tot Aelmans behoeff, terug moeten geven schip, goederen en de 7 gevangenen, of de waarde ervan en het losgeld der Hamburgers moeten vergoeden; Beveelt schout, burgemeesters enz. van Enkhuizen, aan Ailman Janssoen of zijn gemachtigden, goederen en gevangenen over te leveren, of hun vergoeding te geven. {U~$9 Aug. 8. Ry'ksarch. den Haag, Memor. Rose 6 fol. 33'. 1401. Filips, {hertog van Bourgondië enz.,'] aan scout, borgermeysteren, scepenen ende rade van Medenblic: herinnert aan zijn bevel, sommige goederen, te Medemblik liggende, welke burgers van Medemblik bij Wieringen uü het schip vanJan Havicxsoen van Wouderichem, komende uit Deenemerken, genomen hadden, en welke Geerloff Floir, dienaar van den muntmeester van Deenmercken toebehoorden, aan genoemden Geerloff terug te geven; beveelt nu, de goederen uit genoemd schip als assche, teer, wagenscot, scooffhout, terwe, rogge aan schipper Jan Havicxsoen, poorter van Aemsterdamme, en zijn medereeders terug te geven, daar hij anders genoemden eigenaars brieven van schadeverhaal zal uitreiken. {U]39 Aug. 15. Rijksarch. den Haag, Memor. Rose 4 fol. 39. Er boven geschreven: Roerende Jan Havicxzoen van Wouderichem ende Geerloff Floir, dienre des muntmeesters van Deenmerken. 1402. De raad van Abei-deen verklaart, dat een schip van Greifswald, te Aberdeen uü Nijmegen aangekomen, op de terugreis naar huis voor de haven van Aberdeen door een Hollandsch schip genomen is. 1439 Aug. 25. Sted. arch. Lubeck; aanteekening in het Niederstadtbuch. Gedrukt: Lüb. U. B. 7 n. 808. [14]39 Aug. 28—[14139 Oot. 8. 372 li. 1403—1408. 1403. Filips, [hertog van Bourgondië em.,'] geeft verlof aan Otte Siiafs, ridder, die met brieven van vrijgeleide van den hertog onlangs uit Pruisen een buysse, geladen mit houte ende mit asschen, had doen komen en wiens schip toch door de uitleggers van Holland genomen was, om zelf of door zijn boden beslag te doen leggen op schip en goed, waar hij het zal aantreffen; beveelt zijn dienaars em., Otte Snafs behulpzaam te zijn. [14)39 Aug. 28. Rijksarch. den Haag, Memor. Rose 5 fol. 40. 1404. Harderwijk aan Danzig: verklaart, dat Else van Spolde, zuster en erfgename van den in Danzig gestorven Herman van Spolde, haar man Ghebert Gheberts 'soen gemachtigd heeft, de nalatenschap in ontvangst te nemen; stelt borg voor mogelijke latere aanspraken. [14)39 — up des hilligen cruysdach — Sept. 14. Sted. arch. Danzig, Schbl. 18 n. 36; oorspr., papier, resten van brief'si. zegel. Vermeld: Kernkamp, Baltische archivalia blz. 181. 1405. Filips, [hertog van Bourgondië em.,] aan Scout, borgermeesteren, scepenen, rade ende alinge geuieynte der stad Aemstelredamme: heeft vernomen, dat eenige burgers van Amsterdam gereed zijn uit te varen, ten einde de vijanden dezer landen te benadeelen; verbiedt echter, daar de vrienden dezer handen veel meer dan de vijanden benadeeld worden, dat burgers van Amsterdam ten oorlog uitvaren, op verbeurte van lijf en goed. [14)39 Sept. 17. Rijksarch. den Haag, Memor. Bose 4 fol. 39. 1406. De Raad van Holland, uitspraak doende in het proces, hangende tusschen schipper Muyl en zijn gezellen aan de eene zijde en de schippers en kooplieden van de 2 kraaiers, op zee genomen en naar Rotterdam gebracht, aan de andere zijde; nagaande het verloop der zaak; overwegende, dat op sinte Bavendach 1), toen het proces voor den Raad zou komen, geen der schippers en kooplieden der 2 kraaiers verschenen is, uitgezonderd Hans Limbeke, die beweerde, dat hem uit den kraaier van schipper Mertijn Brant goederen ontnomen waren ter waarde van 254 rijnsche guldens, doch geen ander bewijs kon overleggen dan een verklaring van den Hertog van den Berge, dat Hans zijn onderdaan was; beslist, dat schipper Muyl en gezellen de schepen en goederen zullen mogen deelen, mits zij het geld, waarop Hans aanspraak maakt in gewairder hant zullen stellen, totdat de Raad daarover beslist zal hebben, hetgeen geschieden zal op Jairsdage 2) eerstvolgende s). [14)39 Oct. 8. Rijksarch. den Haag, Memor. Rose 6 fol. 52. 4) Oct. 1. 2) Jan. 1. 3) Zie n. 1381. 1438 Nov. 16—1439 Nov. 15 373 n. 1407. 1407. Posten uit de rekening van Godscalc Oom, rentmeester-generaal van Holland, Zeeland en Friesland. 1438 Nov. 16—1439 Nov. 15. Bijksarch. den Haag, 7e rekening van Godscalc Oom, rentmeester-generaal. fol. 49". Den Heere van Ysselsteyn, Raid ende Camerling mijns genadichs Heeren, de somme van derthien ponden, thien scellinge, thien penninge Hellinc grote, oever een reyse, bij him gedaen opten 9st«n dach van Novembry lestgeleden in der stede van Bruessel mit enigen van den Raide ende gedeputeerden nnyt den goeden steden van Hollant ende Zeelant tot eenre dachvairt, die men aldair dede honden mitten Oosterlingen optie geschillen, staende tusschen den landen van Hollant ende van Zeelant ende den zeiven Oosterlingen enz. Den voirnoemden Heere van Ysselstein de somme van 10 <£ 15 s. 1 d. grote oever een reyse, bij him gedaen bij bevele ende ordonancy des Raids opten lesten dach van Aprili lestgeleden in der steden van Brugge, om aldair mit mijnen heeren den Cancellier ende van Santes ende andere van den Raide mit den gedeputeerden der goeder steden van Hollant ende van Zeelant een dachvairt te houden mit den voirscreven Oosterschen steden optie geschillen voirnoemd, uuytstaende tusschen den voirnoemden landen van Hollant ende van Zeelant ende den voirnoemden Oosterschen steden enz. '). fol. 57. Gegeven Her Jan Florijn, die den 248ten dach van Novembry geseint was te Bruessel an mijnen genadigen Heere mit brieven, die die Hoffmeyster van Prnyssen gescreven hadde an mijnen Heere van Santes ende den Raide etc. 20 s. gr. fol. 58. Den eersten dach in Januario Bartelmeus Rose gegeven, omdat hij brieven brochte van mijnre genadiger vrouwen van Bourgondien ende van mijnen Heere van Santes, roerende van eenre dachvaert, te houden tot Mechelen tegen den Meyster van Pruysen ende oic de 6 steden ende andere sake, den 188ten dach in Januario20 s.8d.gr. Schrijven over deze dagvaart gezonden aan heeren en steden in Zeeland (fol. 58). fol. 58". Geseint 14 dagen in Januario Jan van der List mit brieven an die steden van Leyden, Hairlem, Aemstelredam, roerende enige saken van der dachvaert van den Oosterlingen ende voirt fol. 59". Geseint optie selve tijt Clais de Wilde, den bode, mit brieven van plackfaete] van sraids wegen an die steden van Leyden, Hairlem, Alcmair, Hoirne, Enchnysen, Medemblik, Monickedam, Edam, Aemstelredam ende an die bailiuwen van Rijnlant, Kenemerlant ende Waterlant, roerende der dachvaert, die gehouden was tot Bruessel mit die van Pruyssen ende oic tot Calays mit den Engelschen bij enige van den gedepnterden uuyt Hollant optie neminge ende schade, an beyde sijden geschiet, ende dat nyement voirnoemd van Pruyssen noch den Engelschen bescadigen soude etc; gegeven 9 s gr. fol. 60. De twee volgende aanteekeningen betreffen het zenden van een bode over dezelfde zaak naar steden van Zeeland en Zuid-Holland. fol. 61. Geseint 2 dage in Mairte Clais de Wilde, den bode, mit brieven tot Aemstelredamme, Hoirne, Eynchuysen, Medembliec, Grotebroick, Texel, Wielingen, roerende enige tijdinge, die men vernomen hadde, dat die van Hamburge die viande sijn slands etc 1) Dergelijke reis van Dirck Boudinsz. van Zweelen, fol. 54»t [14]39 Nov. 28—1440 Febr. 15(26). 374 1408—1409. fol. 64". Item Wisse den bode gegeven bij mijnen Heere van Santes, om getogen te wesen van Cats te Brugge, roerende der dachvaert, die men aldair houden soude opten 8sten dach van Meye tusschen den lande van Hollant ende Zeelant ende den Oosterlingen, him gegeven 9 s. gr. fol. 66'. Item Boudijn Florisz. de bode, die quam van Sinthomars ende brieven brochte van mijnen genadigen Heere, die aen den Meyster van Pruyssen gingen etc, him gegeven 14 8. g,. fol. 66". Geseint opten vierden dach van Jnnio Janneke den bode mit brieven van mijns genadichs Heeren wegen an den Hoffmeyster van Pruyssen, roerende den schade, gedaen die van Pruyssen bij dien van Hollant ende Zeelant, ende den oirloge, staende tusschen den landen voirnoemd ende den Hertoge van Holsten ende den 6 Wenschen steden; enz. 1408. Filips, [hertog van Bourgondië enz.,] overwegende, dat de uitleggers van Holland, Zeeland en Friesland ondanks herhaalde waarschuwingen voortgaan met nadeel toe te brengen aan de visschers van Vlaanderen, zoowel voor het Zwin ter Slnys als voor andere havens en stroomen van Vlaanderen, hoewel die van Vlaanderen enz. geen vijanden dezer landen zijn, noch iets te maken hebben met den oorlog met de zes Wendische steden; verbiedt, dat iemand gewapend uit eenige haven van Holland, Zeeland of Friesland uitvaren zal tusschen nu en den eersten dag van Maart eerstkomende. [14]39 Nov. 28. Bijksarch. den Haag, Memor. Bose 4 fol. 43* vlg. 1409. Ontwerp van een verdrag tusschen Holland, Zeeland en Friesland aan de eene zijde en de zes Wendische steden aan de andere zijde, opgesteld door de bemiddelaars tusschen de beide partijen bij de onderhandelingen te St. Omer. 1. Er zal een bestand zijn van 10 jaren. 2. Binnen 2 jaren zal de hertog van Bourgondië een dagvaart doen houden in Vlaanderen, Brabant of elders, waar zijn commissarissen de wederzijdsche klachten in ontvangst zullen nemen, om die daarna op een of meer dagvaarten te bespreken. 3. Beide partijen zullen, indien zij het bovenbedoelde bestand willen, binnen drie maanden haar bezegelde brieven in handen van den hertog van Bourgondië stellen. 4. De hertog van Bourgondië zal den hoogmeester van Pruisen om een bestand van een jaar verzoeken, om binnen dien tijd een gezantschap naar den hoogmeester te zenden ter vereffening van de schadevergoeding enz. 1440 Febr. 15(26). Bijksarch. den Haag, Memor. Bose 4 fol. 67"—58. Sted. arch. Lubeck; afschrift. Gedrukt: HB. II 2 n. 321. Vermeld: Boergoensche charters blz. 49 op het jaar 1439. 4) Zie de op de onderhandelingen te St. Omer betrekking hebbende posten uit de stadsrekeningen van Brugge. Gedrukt: HB. II 2 blz. 264 aanm. 1. De zes Wendische steden keurden dit verdrag goed, 1440 — upp den hilghen avent to pinxten — Mei 14. Sted. arch. Wismar; afschrift. [14J40 Febr. 23—[14]40 Maart 6. 375 n. 1410—1414. 1410. Idzerd, to Emeden, Norderlande hovetlingh, aan Nijmegen, Arnhem en Zutfen: heeft vernomen, dat de inwoners dier plaatsen de markten te Groningen niet meer bezoeken mogen; geeft hun veilig geleide voor het bezoeken der markten te • Emden, Norden, Esens en Aurich. {14)40 — am dinghesdaghe vor Oculi — Febr. 23. Gemeente-arch. Arnhem, Lade 4; oorspr., perk., opgedrukt zegel. Gedrukt: Nijhoff, Bijdragen voor Vadert, geschiedenis en oudheidkunde III blz. 282 en Nieuwe reeks V blz. 64; FriedlUnder, Ostfries. JJ. B. 2 n. 1784. Vermeld: Nijhoff, Inventaris van het arch. van Arnhem blz. 90. 1411. Filips, [hertog van Bourgondië enz.), geeft aan Reyner van Boolswairde verlof, met zijn schip, geladen met 40 hoet calx of minder over Eemze tot Wyairden te gaan, en daar koren te laden om in Holland te verkoopen; beveelt daarom aan alle officyeren, reehteren enz., genoemden Reyner vrij te laten gaan en terugkeeren, {14)40 — 39 sec. curs. curie — Febr. 28. Ryksarch. den Haag, Memor. Bose 5 fol. 58*. 1412. [De raad van den hertog van Bourgondië aan Hamburg ?:] verzoekt, aan Imelen van Hinte und van Grimersum, onderdaan van den hertog van Bourgondië en die nu te 's-Gravenhage woont, zijn goederen terug te geven en Imelen van Hinte, hoevetünck tho Oisterhuisen, Ailt, provest van Hinte, Prederick, hoevetlinck tho Larrelt, en Redert tho Grotehuisen uit de gevangenschap te ontslaan. {14140 — anno 39 — Maart 1. den Haag. Gedrukt: Friedlander, Ostfries. JJ. B. 1 n. 507, gedateerd 1439 Maart 1, (Duitsche vertaling; niet vermeld, wie de afzender is noch tot wien dit schrijven gericht is). 1413. Filips, {hertog van Bourgondië enz.), overwegende, dat sommige uit den Raad en uit de ridderschap en eenige gedeputeerden uut onsen hoiftsteden van Noorthollant ende van Zeelant, bij hem gekomen zijn te Sintomers, om te spreken over den oorlog met de zes Wendische steden, en dat hij hen nog eenigen tijd bij zich denkt te houden, beveelt, dat niemand mit scepe van oirloge uitvaren zal om vijanden of anderen te benadeelen, ter t«t toe, dat onse getruwe rade ende die gedeputeerde van onse steden voirs. volcomelic van onser meyninge dairaff geinformeert ende weder thuys gecomen z\jn. {14)40 — 39 sec. curs.- curie — Maart 2. Bijksarch. den Haag, Memor. Bose 4 fol. 46. 1414. Rondschrijven van de steden Lubeck, Hamburg, Lüneburg1) en Wismar: 1) [1440 Maart 1] werd er tusschen de steden Lubeck, Hamburg, Lüneburg en Wismar een verdrag gesloten, om allen handel te staken. Gedrukt: HR. H 2 n. 342; in uittreksel: Friedlander, Ostfries. V. B. 2 n. 1785. Tot dit verdrag was Lüneburg overgehaald op de dagvaart, te Lüneburg gehouden 1440 Febr. 28-Maart 1. Het reces is gedrukt: HR. II 2 n. 341. [14J40 Maart 11—1440 Apr. 7. 376 n. 1415—1418. deelen mede, dat zij overeengekomen zijn, om te voorkomen, dat de Hollanders en Zeeuwen door toevoer van elders gesterkt worden, dat alle copvart tho watere und lande schal nedderliggen nnd dat wii nenerleye copmans gud in unse stede hebben edder wedder daruth steden willen; verzoeken, zich te onthouden vantoezending van koopmansgoederen [14)40 — des sondages letare — Maart 6. Gedrukt: HB. B 2 n. 343. 1415. FMpgf [hertog van Bourgondië em.), geeft aan de onderdanen van Haye Harlde, wonende op Wangeroge, goede veiligheid; beveelt al zijn onderdanen en vooral hun, die op de Oosterlingen uitleggen, die van Wangeroge onbenadeeld te laten. [14)40 — 39 sec. cursum curie — Maart 11. Bijksarch. den Haag, Memor. Bose 5 fol. 59. 1416. Füips, [hertog van Bourgondië enz.), geeft op verzoek van den Hoomeester van Pruyssen verlof aan Willem van der Kamenaden, dienaar des hoichwairdigen hoomeyster van Pruyssen, dat hij of zijn gemachtigde, die desen brief off een vidimus daer uut by hem hebben sal, naar Pruisen zal mogen voeren een schip met 200 voeder rijnsche wijn of minder mit een deel gewants, en dit schip, geladen met coorn, provande of andere goederen, naar deze landen zal mogen terugzenden ; beveelt daarom al zijn onderdanen en in het bijzonder hun, die ter zee uitleggen, bedoeld schip ongehinderd naai- Prutsen en weer terug té laten varen. il4\iO Maart 21. Bijksarch. den Haag, Memor. Bose 5 fol. 61. 1417. Filips, [hertog van Bourgondië em.), geeft aan de ingezetenen des lands van der Dytmersschen geleide om veilig te komen in Holland, Zeeland en Friesland en aldaar handel te drijven. Dit geleide zal duren tien jaren, beginnende op den datum van dezen brief, of tot een half jaar na opzegging ervan. [14)40 — 39 secundum cursum curie — Maart 22. Bijksarch. den Haag, Memor. Bose 5 fol. 61". 1418. Filips, [hertog van Bourgondië enz.), geeft aan de kooplieden van den landen van den Dytmerschen geleide, om met hun goederen in Holland, Zeeland en Friesland te komen, welk geleide duren zal van sinte Petersdach ad cathedram lestleden 2) tien jaren lang. Mochten die van Ditmarshen in een oorlog tusschen Holland em. en de zes Wendische steden, welke oorlog zou uitbreken binnen deze 10 jaren, 1) Dit rondschrijven is ook le Deventer gekomen, zooals blijkt uit een post uit de stadsrekening van Deventer van Maart 23. Gedrukt: HR. 11 2 blz. 278 aanm. 1. 2) Februari 22. [14]40 Apr. 8—1440 Apr. 17. 377 n. 1419—1421 door de uitleggers benadeeld worden, dan zal men dair aff geen ansprake lyden, noch wederkeringe doen, maar het geleide zal toch van kracht blijven. 1440 Apr. 7. Byksarch. den Haag, Memor. Bose 5 fol. 64°. 1419. Verordening van den raad van Holland betreffende de expeditie naar Dene¬ marken: De stad Amsterdam zal 5, 6 of meer goede notabel wiise mannen uit Amsterdam aan hei hoofd der vloot stellen; Deze aanvoerders zullen allen, die uit Holland en Zeeland, ter zee om des oirloichs wille uitgevaren zijn, bevelen met hen te varen; Zij zullen met de vloot naar den koning van Denemarken varen, om mit hem te overcomen tot des gemeens lauds eer, oirbair ende profiite, soverre als zii dat naiste mit hem bededingen mogen na die instructie, die men him dairaff bii den rade medegeven sal; Holland en Zeeland zullen voor de reis 4000 riiders opbrengen en wel Holland 2/8 en Zeeland 1js, de helft te betalen tot sinte Jans dage te midsomer naest comende ') en de andere helft Kerstavond daarna *); Voor degenen, die met de vloot zeilen zullen, sal men voor deze som- borg stellen 8). [14)40 Apr. 8. Bijksarch. den Haag, Memor. Bose 5 fol. 65. Gedrukt: HB. II 2 n. 363. Vermeld: Boergoensche charters blz. 54. 1420. Lubeck aan Reval: heeft bij geruchte vernomen, dat de Hollanders van plan zijn met een sterke vloot door den Sont naar de Oostzee te varen; waarschuwt Reval en den koopman; verzoekt, dit aan de steden van Lijfland mede te deelen. [14)40 — des sondages misericordia Domini — Apr. 10. Sted. arch. Reval; oorspr. Vermeld: HR. II 2 n. 351; Hildebrand, Livl. U. B. 9 n. 579. 1421. Uittreksel uit het reces te Lubeck. 1440 — sondach jubilate — Apr. 17. Gedrukt: HB. II 2 n. 354. Aanwezig waren raadszendboden van Hamburg, Bostock, Stralsund, Wismar, Lüneburg, Stade, Anklam en Lubeck en de klerk van den koopman van Brugge. 3. Item leten de stede vor siik komen mester Andream, des heren hertogen van Bourgonien etc. sendeboden; desulve warff sin warff na inneholde der cedulen van dem vorbenomeden heren hertogen verramed nnde den steden oversand van dem bestande van 10 jaren etc. 4) Dergeliken warff ok Johannes Swin, clerik des copmans, van wegen des copmans to Brugge etc. 1) 1440 Juni 24. 2) 1440 Dec. 24. 3) Zie n. 1422 en 1423. 4) Vgl. n. 1409. [14)40 Apr. 18. 378 n. 1422—1424. 5. Item leten de stede der van Hamborch sendeboden lesen dat begreyp des bestandes unde vredes mit den Hollandern etc., vragende, efft se van der van Hamborch wegen den vrede unde dat bestand mede annamen wolden, worto der van Hamborch sendeboden vormidest ander insagen antwerden, se wolden dat bringen in eren rad, de scholden ere antwerde den steden darvan wedderscriven.>. 6. Item efft de van Hamborch dat begryp solkes bestandes unde vredes nicht also annamen en wolden, so hebben de van Lubeke der van Rostocke, Stralessunde, Wysmar nnde Luneborch sendeboden van erer stede wegen den vrede nnde dat bestand tot teyn jaren mit den vorscrevenen Hollanderen angenamet to lydende nach inneholde des breves up den vorscreven vrede unde bestand van den van Lnbeke unde van den van Luneborch van aller vorscrevenen vyff stede wegen verseghelt. 11. Item efft de van Hamborch antworde screven, dat de den vrede mit den Hollanderen nicht anghan en wolden geluk dessen steden, dat se van Lubeke nnde van Luneborch denne macht hebben, dat se darumme by de[n] van Hamborch in ere stad moghen senden, de dinge van desser stede wegen to wervende, alse dat nutte nnde gut sy. 1422. [Hei-log] Filips [van Bourgondië] oorkondt, dat hij in antwoord op het verzoek van koning [Erich] van Denemarken om hulp tegen hertog Christoffel van Beieren, volmacht gegeven heeft aan Jan Jan Heynenzoonszoon, schout van Amsterdam, Jan Claeszoon, burgemeester, Dirck van Warmer, Clemment Claiszoon, Jan Pouwelszoon en Willem Zoel, poorters van Amsterdam, of vijf, vier of drie van hen, om in naam van den hertog van Bourgondië met den koning van Denemarken verdragen af te sluiten en hem alle mogelijke hulp te verleenen. [14]40 Apr. 18. Bijksarch. den Haag, Memor. Bose 4 fol. 48". Gedrukt: HB. II 2 n. 364. Vermeld: Boergoensche charters blz. 55. 1423. Hertog Filips van Bourgondië draagt aan de in n. 1422 genoemde personen het opperbevel op over alle gewapenden, die zij ter ondersteuning van koning Erich meenemen zullen; hij beveelt dien gewapenden, den bevelhebbers le gehoorzamen en slechts goederen van vijanden aan te tasten; geeft den bevelhebbers volmacht, de overtreders des noods met den dood te bestraffen. 1). 1440 Apr. 18. Byksarch. den Haag, Memor. Bose 4 fol. 49. Vermeld: EB. II 2 n. 365. Vgl. Boergoensche charters blz, 55. 1424. Hertog Filips van Bourgondië verklaart, dat hij den in n. 1422 genoemden bevelhebbers bevolen heeft, het wegnemen van goederen van vrienden door de kapers, tegen de Wendische steden in zee liggende, te verhinderen; mochten echter de kapers te machtig zijn en legen den wil der bevelhebbers van de vloot goederen van vrienden rooven, dan zullen de bevelhebbers niet verantwoordelijk zijn, mits zij geen aandeel van den buit genoten hebben. [14)40 Apr. 18. 1) Zie n. 1419 en 1422. [14)40 Apr. 18—[14J40 Apr. 28. 379 1425—1427. Rijksarch. den Haag, Memor. Rose 4 fol. 49". Vermeld: HR. II 2 n. 366. Vgl. Boergoensche charters blz. 55. 1425. De raad van Holland belooft den in n. 1422 genoemden bevelhebbers, dat de 4000 rijders, toegestaan voor de expeditie naar Denemarken, op tijd betaald zullen worden, en dat alle wanbetalers op alle manieren tot betaling gedwongen zullen worden. [14)40 Apr. 18. Bijksarch. den Haag, Memor. Bose 4 fol. 50. Vermeld: HR. II 2 n. 367. Vgl. Roergoensche charters blz. 55. 1426. Instructie voor de bevelhebbers der vloot, naar koning Erich gezonden >). Zij zullen onderhandelen over het bezetten van de sloten Helsingör en Helsingborg, mits de koning de kosten op zich neemt, evenals de kosten van de uitrusting om bij hem te komen en de sloten in te nemen enz. Indien de koning langer de hulp noodig heeft van de tot hem gezondenen, zal men deze verkenen op zijn kosten. Er zal een verbond gesloten worden tusschen de landen Holland, Zeeland en Friesland en den koning; zij zullen elkaar wederkeerig helpen; volgen eenige voorwaarden. Zij zullen voor de kooplieden privilegiën verwerven. [1440 Apr. 18.) Rijksarch. den Haag, Memor. Bose 4 fol. 50—51. Gedrukt: HB. II 2 n. 368. Vermeld: Boergoensche charters blz. 55. 1427. Lubeck aan de raadszendboden dier stad: vreest, dat de vrede, met de Hollanders enz. voor den tijd van tien jaren te sluiten, mislukken zal door de weigering van Hamburg; meldt in een naschrift, vernomen te hebben, wo dat Otte Snaff unde een gênant NSteman mit twen groten bardzen mit volke voreheen wolden segelen to Krok unde Heylsingenore, umme to wetene, efft se den olden koning dar vinden. Unde efft se Peter Ossen mit den twen sloten vast vinden we[rden], de Hollandere mit der gantzen vlote mit macbt ene wolden volgen in den Sund to Krock unde to Heylsingenore, dat se dar entholden mochten wesen. Vunden se dat vast, so wolden se vort segelen to Godlanden unde wolden koning Erike wedder in Dennemarken voren- s). [14)40 — sabbato ante dominicam cantate — Apr. 23. Sted. arch. Lubeck; oorspr. Gedrukt: HB. II 2 n. 362. 1) Zie n. 1419, 1422—1415. 2) [14]40 — cantate — Apr. 24 meldt Stralsund aan Reval o. a.: wo de Hollander, Selander, Brabander etc. mit velen schepen unde groten hupen volkes sint gekomen in den Sund und ere hovedlude gan up Helsingborg dagelikes Iten, darumme steit to vruchtende, dat se vort willen in desse Osterzee enz. Sted. arch. Reval; oorspr. Vermeld: HR. II 2 n. 369. Gedrukt: Hildebrand, Livl. U. B. 9 n. 581. Zie verder het verslag van de onderhandelingen te Kolding tusschen de sleden Lubeck, Hamburg, Wismar en Lüneburg en koning Chrisloffer van Denemarken, 1440 Apr. 24—W. Gedrukt: HR. H 7 n. 468 §§ S—13; Lüb. U. B. 7 n. 826, 1440 Apr. 29—[14]40 Hei 6. 380 Tl. 1428—1431. 1428. Stralsund aan Danzig: meldt, dat de Hollanders in den Sont gekomen zijn en eenige schepen genomen hebben en dat zij een nog grootere macht zullen laten volgen; verzoekt om raad en hulp. 1440 — Freitag vor Himmelfarth — Apr. 29. Vermeld: Toeppen, Acten der Standetage Preussens, 2 n. 147. 1429. Filips, hertog van Bourgondië enz., overwegende, dat poorters van Hoirne en eenigen uit Wieringen des saterdages na den heiligen Paescbdach lestleden *) uit den hoeyer, welke nut der Ditmer kwam, aan Volken van Lonnen uut der Ditmer en Wybrand van Hem binnen der Scellinge up twat ontnamen viertien last gersten, drie last tarwen, drie Honnborger tonnen roggen, viertien tonnen bonnen, een tonne erweten ende 2 gesouten ossenhuyde, wairdich wesende al te samen 592 Airnoldus Arenhemsche gulden; dat reeds herhaaldelijk die van Hoorn en Wieringen vermaand zijn, vergoeding te geven, daar de benadeelden geen vijanden zijn; dat Volken van Lonnen tot zijn gemachtigde aangesteld heeft Jacob Ruysschenzoon ; machtigt genoemden Jacob Ruysschenzoon, de poorters van Hoorn en de inwoners van Wieringen aan te tasten en hun goederen in beslag te nemen, totdat de schade vergoed is; beveelt al zijn rechters enz., Jacob behulpzaam te zijn. [14~]40 Mei 1. Bijksarch. den Haag, Memor. Bose 4 fol. 51. 1430. Uittreksel uit het reces te Elbing. 1440 — an unsers Hern hymmelfarttage — Mei 5. Gedrukt: HB. II 2 n. 375. Vergadering van ridders, knechten en steden van Pruisen. 2. Item umbe dy zegelacie ist is also bleben, das is domete sal anstehen bis 3 wochen noch pfingsten, so sal man mogen korn nnd weysen frey usschiffen nnd anders keyne guttere. 10. Item eyn iderman handlunge habe von deme, das dy Hollandere in dy zee gekomen seyn, und eyn iczlicher seyn-gutdunken dovon widder ken Danczik schreibe, was ratsam dorinne seyn wirt czu thuende. 1431. Lubeck aan Danzig: heeft van den bisschop van Roeskilde bericht ontvangen, dat de Hollanders met 6 schepen met voorkasteelen, 11 baardzen en ongeveer 1000 man in den Sont gekomen zijn en twee baardzen naar Gotland gezonden hebben; meldt, dat Lubeck met Wismar, Bostock en Stralsund overeengekomen is, de Hol" landersde besirijdciij vraagt, of Danzig ondersteuning zenden zal, en zoo ja, dat dit dan zoo spoedig mogelijk geschiede; verlangt antwoord door brenger dezes. [14]40 — vrydages na unses Heren hemmelvart dage — Mei 6. 1) April 2. t i4.J4cl.Mei- 10—[14]40 Mei 26. 381 n. 1432—14SS. Sted. arch. Danzig, Schbl. 28 n. 71; oorspr. Vermeld: HB. II 2 n. 371. 1432. Danzig aan Lubeck en Stralsund: deelt mede, dat koning Erik van Denemarken en Zweden am negest vorgangen Sundage ') in de haven van Danzig verschenen is en om geleide verzocht heeft, ten einde in de stad te komen, doch dat zij met het oog op de geschillen, hangende tusschen de stad en den koning, dit geweigerd heef t ; dat zij echter, na het ontvangen van het bericht, door een bode van Stralsund gebracht, dat de Hollanders zich in den Sont verzamelen, en dagelijks sterker worden, en vermoedende, dat de koning zich met de Hollanders vereenigen zal of omgekeerd, den koning, zoowel in haar eigen belang als in het belang der beide genoemde steden, het gewaagde geleide gegeven heeft, om een vereeniging met de Hollanders te verhinderen en hem, zoo mogelijk, in de stad op te houden. \14]40 — am Dingesdages na unses heren hemmelfairt — Mei 10. Sted. arch. Danzig, Missive 3 fol. 108. 1433. Frederick die Jonge, van godes gnaden marcgrave tot Brandenborch enz., aan burgermeesteren, raetmannen und gemene borgere und al inwoneren der stede to Hollant und to Zeelant, und sonderlich mit namen Dordricht, Hege 2), Herlange 3), Aemsterdamme, Middelborch und Zerixee: verklaart genoemden landen en steden den oorlog, daar zij met geweld in het land van Cristoffel, coninck to Denemerken enz., onsen lieven heren und oheme, gevallen zijn, onder dit voorbehoud, dat hij daarmede den hertog van Bourgondië niet vijandig zal worden. 1440 — am mandage in den Pingschiligen tagen — Mei 16. Berlijn. Bijksarch. den Haag, Memor. Bose 4 fol. 59. Aldaar fol. 59" waarschuwt de raad van Holland de steden voor mogelijke vijandelijkheden van den kant van Brandenburg. fl4]40 — up s. Laureyns dach des h. mart. — Aug. 10. Vermeld: Boergoensche charters blz. 58. 1434. Stralsund aan [Danzig en de overige Pruisische steden]: waagt wederom hulp in schepen en manschappen tegen de Hollanders. 1440 — Dienstag nach Trinitatis — Mei 24. Vermeld: Toeppen, Acten der Standetage Vreussens 2 n. 162. 1435. Lubeck aan Danzig: waarschuwt, geen schepen door den Sont le laten varen, wente des heren konynges Cristoffers, unse unde desser stede were nu sin in dem Sunde. \14]40 — in des hilgen lichames dage — Mei 26. Sted. arch. Danzig, Schbl. 28 n. 72; oorspr. Vermeld: HB. II 2 n. 372. 1) Mei 8. 2) den Haag ? 3) Haarlem. [U]40 Mei 28—[14]40 Juni 6. 382 n. 1436—1439. 1436. De raad van Holland, verlof gegeven hebbende aan Willem van den Kamenaden om 200 voeder wijn, bestemd voor den hoogmeester van Pruisen, uit te voeren; vernomen hebbende, dat hij meer wijn en ook wijn van andere kooplieden wil vervoeren ; waarschuwt hem, dit niet te doen, daar hij er hinder ende letsel van zal ondervinden 1). {14)40 Mei 28. Rijksarch. den Haag, Memor. Rose 4 fol. 52. 1437. Instructie voor de aanvoerders der vloot van Lubeck, hoe te handelen tegen de vloot, dooi' de Hollanders naar den Sont gezonden, {1440 Mei.) Sted. arch. Lubeck; ontwerp. Gedrukt: HR. II 2 n. 370. 1438. Filips, hei-tog van Bourgondië, beveelt zijn onderdanen, die ter zee varen, om de vijanden van Holland, Zeeland en Friesland te benadeelen, zich geheel en al te stellen onder de aanvoerders der vloot, welke naar Denemarken gaan zal. [14)40 Juni 1. Ryksarch. den Haag, Memor. Bose 4 fol. 56". Vermeld: Boergoensche charters blz. 56. Phillips etc. ontbieden ende bevelen allen capyteinen, ammiralen, hooftmannen ende lnyde van wapenen, onzen onderzaten, die dagelicx ter zee vairen om te crencken ende te bescadigen den vyanden onser lande van Hollant, Zeelant ende Vrieslant ende eiken van him bysonder up hooire lyve ende goede, dat nyement ter zee en vaire dan mitten hooftlnyden ende gewapenden, die geordineert siin te vairen, om den conünc van Denemerken te dyenen, ende anderswalr, dair him dat bevoelen is, ende him honden onder den selven hoof tluyden ende die gehoerich ende bystandich sijn in allen zaken, daer des van noede wesen sall, ende des in geenre wijs en laten alsoe lieve als him om onse luyde is; want, wair yemant contrarye dede, dat wonden wy aen dien so doen corrigieren, datter andere tot ewygen dagen exempel an nemen souden. In oorconde etc. Datum den eersten dach in Jnnio anno veertich. 1439. Lubeck aan Danzig: meldt, dat de hertog van Bourgondië naar de zes deden gezonden heeft sinen secretarium mit namen mester Andream van den Crutze mit welken werven, artikelen unde scrifften, also umme een bestand unde vrede tusschen den landen Holland, Seeland unde Vresland unde uns zes steden tot tein jaren durende; dat onderwijl de Hollanders met zes groote schepen met voorkasteelen en elf baardzen in den Sont vor Krok kwamen en dat daartegenover Lubeck, Rostock, Stralsund en Wismar hun schepen tegen de Hollanders in zee brachten; vraagt aan Danzig, eenige groote schepen te hulp te zenden; wat aangaat de onderhandelingen met meester Andreas, is een scryfft verramet, waarmede meester 4) 1440 April 28 was genoemden Willem verlof gegeven, dezen wijn en tevens een deel gewants in 2 schepen te vervoeren. Rijksarch. den Haag, Memor. Rose 4 foL 54°. Vgl. n. 1416. [1440 voor Juni 13]—[1440] Juni 14. 383 n. 1440—1442. Andreas naar den hertog van Bourgondië en de Hollanders teruggekeerd is; willen zij op dien grondslag den vrede, dan moeten zij dat schrijven; deelt verder mede, van den koopman van Brugge van de markt te Antwerpen belicht ontvangen te hebben, dat de Hollanders en Zeeuwen zich sterk ter zee uitrusten, dar se dree hovetlude to hebhen gesat, myt namen Johan Heynensone, Clement Dyderik van Wormer en Johanne Pawelssen enz. [14]40 — des mandages na s. Bonifacii dage — Juni 6. Sted. arch. Danzig, Schbl. 38 n. 73; oorspr. Gedrukt: HR. II 3 n. 373. 1440. Riga, Dorpat en Reval aan Lubeck, Hamburg etc.: hebben Hans Merklinchusen, Albert Bisscop en Diderik Bodeker volmacht gegeven, van de Hollanders schadevergoeding en voldoening te vragen voor de geroofde Lijflandsche schepen en goederen, zoodra de steden met Holland over den vrede onderhandelen zullen; verzoeken, de gevolmachtigden daarbij te steunen. [1440 voor Juni 13.) Sted. arch. Reval; ontwerp. ') Vermeld: HR. II 3 n. 338; Hildebrand, Livl. V. B. 9 n. 602. 1441. Filips, [hertog van Bourgondië enz.], overwegende, dat wegens den oorlog met de Wendische steden de burgers dier steden geen bier, aldaar gebrouwen, naar Hollandt Zeeland of Friesland brengen mogen, en dat zijn onderdanen of hun buren geen bier aldaar halen mogen; dat evenwel Oost-Friezen of bewoners van het Sticht Utrecht Hamburger bier brengen en dat zijn onderdanen naar Oost-Friesland gaan, om het aldaar te halen; beveelt, dat in Holland, Zeeland en Friesland geen bier van Hamburg, Wismar of uit een der zes steden, gebracht noch getapt zal mogen worden, zoolang de oorlog met de zes Wendische steden duren zal, tenzij dat bier genomen of geroofd was, op straffe van verbeurdverklaring van het bier. [14]40 Juni 13. Rijksarch. den Haag, Memor. Rose 4 fol. 54. Er boven geschreven: Roerende dat men geen Hamborger bier, Wissemer bier off ander nnten zess Wendschen steden comende, vercopen noch tappen en sal, tenzy geroofft. Vermeld: Boergoensche charters blz. 56. 1442. De raad van Holland aan den hoogmeester: heeft Willem van der Kemnade toegestaan, ondanks den twist tusschen Holland en Pruisen, 200 voeder wijn ten behoeve der Orde door Holland naar Pruisen te brengen a); meldt, dat de hertog ter bijlegging der geschillen zijn secretaris uit Vlaanderen naar Pruisen zond, die te Lubeck door de Wendische steden tegengehouden is onder voorwendsel, dat zijn 1) Uit ontwerp werd aan Reval ter goedkeuring gezonden. [14]40 — maendach vor s. Viti — Juni 13. Vermeld: HR. II 2 n. 337. 2) Zie het schrijven van Willem van der Kemenaden uit Keulen aan den hoogmeester over het verzenden van dezen wijn. 1440 — sarapstag na piinxsten — Mei 21. Rijksarch. Koningsbergen; oorspr. Vermeld: HR. H 2 blz. 303 aanm. 1, f14140 Juni 16. 384 n. 1443—1444. reis vruchteloos zou zijn en dat de steden en onderdanen van Pruisen den hoogmeester ongehoorzaam waren, zoodat de hoogmeester niets in de zaak zou kunnen doen; schrijft de schuld aan de Wendische steden toe; geeft verzekering van de vredesgezindheid der Hollanders; verzoekt, gevolmachtigden aan den hertog te zenden om den vrede tot stand te brengen; Kemnade heeft opdracht, dit hij den hoogmeester ie bepleiten; verzoekt antwoord. [1440] Juni 14. den Haag. Rijksarch. Koningsbergen; oorspr. Vermeld: HR. II 2 n. 378. 1443. Johannes Zwiin aan Herman vamme Haghen, der heren to Lubeke protono- tario: schrijft onder meer: Vorder, gude vrunt, anghaende myner bodeschop tuschen mynen heren den zees steden und den Hollanderen etc., so is mynen mesteren een dach betekent upten ersten dach van julio to Sint Omars in Pickardiie to wesende, dar denne de Hollandere etc. ok sullen wesen, dar alle volk all hiir is up verblidet, daar de vrowe van Bourgonien te Brugge gezegd heeft, dat zij wat goeds van deze dagvaart verwacht enz. [14]40 Juni 16. Brugge. Sted. arch. Lubeck; oorspr. Gedrukt: HR. II 2 n. 357. 1444. Filips, [hertog van Bourgondië enz.], overwegende, dat door den Raad van Holland met het oog op den oorlog met de zes Wen? dische steden en den hertog van Holstein bevolen was een aantal bairdzen te doen maken en ten oorlog uit te rusten; dat de Raad vernomen heeft, dat velen deze schepen niet gemaakt hebben ; dat de Raad opnieuw bevolen heeft, een aantal baardzen te vervaardigen en wel zulke groote, dat men se buten ter zee sal mogen oirbairen, welke schepen gereed moeten zijn Aug. 8 (14 dagen na s. Jacobsdag) en geleverd moeten worden door de volgende steden en dorpen: Alcmair een bairdze van 12 dochten; Medenblic een bairdze van 12 dochten; die van Spanbroeck, Hensbroeck, Updamme, Wysennen ende Upmeer mit hoeren toebehoeren een bairdze van 12 dochten; Hoichtwoude ende Eerdswoude mit hoiren toebeboiren een bairdze van 12 dochten; Oude ende Nye Nydorp ende Winckel mit hoiren toebeboiren een bairdze van 12 dochten; Abbenkerck, Twisch ende Mitwoude mit hoiren toebeboiren een bairdze van 10 dochten; Westwoude, Oosterblockweer, Westerblockweer, Binnenwysen ende Oudijck mit hoiren toebehoiren een bairdze van 12 dochten, Hem Veenhuysen, Oosterleeck, Wyenesse ende Schellinchout mit hoeren toebehoiren een bairdze van 12 dochten, ende Zybenkerspel ende Bennincbroeck mit hoiren toebehoiren een bairdze van tien dochten; beveelt, de baardzen volgens deze ordonnantie te doen maken binnen den he- [14]40 Juni 20—1440 Juni 25. 385 n. 1445—1448. paalden tijd op boete van 100 nobels; beveelt den castelleyn van Medenblic, Benyairt Zey Jansz., dezen open brief af te kondigen, waar het behoort. 1440 Juni 16. Rijksarch. den Haag, Memor. Rose 5 fol. 85". 1445. De Raad van Holland aan Jan Heynenzoon: verklaart de boodschap, door Ysselstein overgebracht uit naam van Jan Heynenzoon en van de andere hoifftluyden, die in die reyse van Deenmerken treeken zullen, roerende van den ruyteren, die corts in gecornen zijn uut Oistlant, ontvangen te hebben; lean echter geen toezegging doen buiten toestemming van de gemeene sleden;- zal, indien dat die reyse hoiren voirtgang hebbe, die gedaen wesende, op een dagvaart datt alre beste dairin doen. [14~\40 Juni 20. Rijksarch. den Haag, Memor. Rose 4 fol. 56. 1446. Twaalf Engelsche kooplieden verklaren, dat de vloot van koning Christoffel en van de steden Lubeck, Rostock, Stralsund en Wismar vijf van hun schepen bij Helsingör 13 Juni in beslag nam en tegen de Hollanders uitrustte; dat zij echter van de raadszendboden der steden vergunning kregen, hun goederen naar Pruisen of waarheen zij wilden te brengen enz. 1440 — des avendes s. Johannis bapt. — Juni 23. Sted. arch. Lubeck, Trese Anglicana n. 125; oorspr. Gedrukt: Lüb. ZJ. B. 7 n. 831. Vermeld: HR. II 2 n. 391. 1447. Vergadering der Pruisische standen te Elbing, waar in zake het verzoek om hulp tegen de Hollanders, door Lubeck, Hamburg enz. tot Pruisen gericht, besloten wordt, deze zaak aan den hoogmeester ter afdoening over te laten. 1440 — s. Joh. bapt. — Juni 24. Gedrukt: HR. II 2 n. 379. 1448. Posten uit de rekening van Willem van Naaldwijk, rentmeester generaal van Holland, Zeeland en Friesland. 1439 Juni 19—1440 Juni 25. Rijksarch. den Haag, 1' rekening van Willem van Naaldwijk, rentmeester-generaal. fol. 64". Meester Andries van den Crnce, secretaris mijns genadichs Heren, was gesent uten Hage upten laitsten dach van Aprille tot Brugge upter dachvairt tusschen den Oisterlingen ende den Hollanderen ende vandaen voirt getogen bij bevele mijns heren des canceliers ende des heren van Santes bij minen genadigen Here van Bonrgondiën, roerende derselver sake enz. fol. 66". Meester Andries van den Cruce de somme van 8 £ 14 s. 8 d. gr. voir ene reyse. die hij gesent wert uut Hollant van des raets wegen an minen genadigen Here Item roerende enige tijdingen van den coninck van Deenmarcken, dairup dat heer Otte Snaffs overgesent wert bij den selven coninck. Item van der reyse van 25 1439 Juni .19—1440 Juni 25. 386 n. 1448. Eemden van der traytie, dat heymelic versproken wert tusschen minen voirscreven genadigen Here ende den Oistvriesen up welke reyse lüj uuttoich upten anderen dach in Septembri ende was nut varende, merrende ende besongierende totten 1980 dach in Octobri fol. 68. Meester Andries van den Cruce voir ene reyse, die hij gesent wert van mijns genadichs Heren wegen van Sinte Omeers in Hollant met brieve van gelove an den gemeynen ridderscip ende goede steden aldair, om hemluden up te doen tgoent dat meester Goossen van der Rijt l) en meester Floris Wyelant *) overgebrocht hadden uut Oistlant, updat hem die voirscreven ridderscip ende goede steden van Hollant dairna rechten ende voegen souden mogen, om te comen gemachticht tot Brugge ende aldair ene dachvairde te houden upt overbrengen van den voirscreven meester Goossen ende meester Floris, dair dese zelve meester Andries wederomme gescict wert nut Hollant van mijns voirscreven genadichs Heren rade wegen, gestelt ten saken siiner lande van Hollant ende Zelant, an minen voirscreven genadigen Here ende met hem Dirc Janszoon van Delff van slants wegen, om minen voirscreven genadigen Here te onderwisen, hoe dat np die punten, die dese voirscreven 2 meesteren overgebrocht ende gegeven hadden van den Oisterlingen, hyet behoirlic noch mijns Heren ende sijnre landen van Hollandt, Zelant ende Vrieslants eer noch oirbair nyet en was, dair enighe dachvairde up te houden off dair yewairs om te trecken; np welcke reyse dese voirscreven meester Andries nut was van November 6 tot December 16 fol. 69". Heer Otte Snaffs die somme van 200 riinssche gulden over een reyse, die hij dede nut Hollant in Deenmarcken an den ouden coninck bij ordinancie van minen genadigen Here van Bourgondiën ende bij sinen Rade, gestelt ten saken siinre lande van Hollant, Zelant ende Vrieslant om zekere saken wille minen genadigen Here voirnoemd in sinen lande alhier zeer grotelic angaende over deen zijde ende des ouden Coninck van Deenmarcken optie ander zijde, ende bizonder om te vernemen, off die ambassiatoren, die de oude coninc herwairt overgesent hadde ende tot Lubbeke onthooft werden, nutgesent hadde om bij minen genadigen Here van Bourgondiën te trecken off nyet, ende hoet metten voirseiden ouden Coninck gelegen was ende desgelijcx die inneminge van den sloten, die upten Zonde leggen ende Pierox in handen heeft. De reis duurde van 14 Aug. tot 10 Dec. fol. 70. Ende die anderde reyse wert diesel ve procureur (Jacob Bossairt) gesent upten 21ten dach van Aprille bij minen genadigen Here tot Hesdijn, om siinre genaden te thonen ende in gescrifte te setten in francoys die overdrachte, die bij minen genadigen Heere overdragen ende gemaict was tsinte Omeers, roerende dat men den ouden Coninck van Deenmarcken te baten comen soude uut dese landen met luden ende scepen fol. 82. Eerst upten 20ten dach van Jnnio wert Boudijn Floriszoon gesent uter Hage mit meester Pieter van Beoistenzweene tsinte Omeers bij minen genadigen Here, dair hij uut was, mits dat hij twee reysen dede tusschen enige van den Oosterlingen tot Brugge ende wederomme tsinte Omeers mit zekere brieven ende boitscippen van den here van Santes ende oic an sommige ridderscippe ende gerechte van sommigen steden, doe ter tijt uut Hollant tot Brugge wesende fol. 83°. Upten 281611 dach van der maent VOirnoemt (Juli) sDinxendages wert gesent Claes die Wilde, die bode, mit mijns genadichs Heren brieven geteykent mit 1) Secretaris van Brugge. 2) Stadsschrijver van Yperen. 143» Jimï 19—1440 Juni 2! 387 n. 1448. sijns zelfs hant an den zes Wendschen steden, die hij vinden sonde tot Lubeke, dienende uptie saken, dair die vier Leden tslants van Vlaendren om gesent waeren an' den voirscreven 6 Wendsschen steden, roerende die vreden, staende tusschen den Hollanderen ende Zeianderen ende den selven steden fol. 88. Item so was gesent Jan Trant omtrent Meye mit mijns genadichs Heren besloten brieve an den meester van Pruyssen, roerende, dat mijns voirseiden genadichs Heren ondersaten uut Hollant, uut Zelant ende uut Vrieslant veylich in Pruysen souden mogen zeylen ende reysen mit horen scepen ende goeden, behoudelic dat men den Prusene restitucie doen soude binnen sjairs van schade, die hemluden gedaen mochte wesen van den voirseiden mijns Heren ondersaten; ende was uut 92 dage fol. 90. Gesent 22 dage in Octobri Floris Snyder, gesent mit mijns genadichs Heren brieven overal in Zelant an den steden ende ridderscip als roerende, dat sij comen souden ter dachvairde in den Hage upten 29<*n dach van der maentvoirnoemt, om te horen die boitscippen, dair meester Andries van den Cruce mede gecomen was van mijnen genadigen Here van Bourgondiën als van tgoent die meester Goossen van den Rijt ende meester Floris Wyelant overgebrocht hadden van den zess Wendschen steden, dair sij an gesent waeren van der vier Leden wegen van Vlaendren om een bestant te maken, off sij gemogen hadden, tusschen den Hollanderen ende den voirscreven 6 Wendsschen steden; hem gegeven De twee volgende aanteekeningen betreffen eveneens deze zaak. fol. 91. Claes die Wilde gesent 4 dage in Novembri tot Delff in der nacht an der stede van Delff, dat sij terstont senden souden in den Hage bij den Rade mijns Heren, roerende der dachvaerde, die men houden soude tot Brugghe tusschen den Hollanderen ende den Oisterlingen fol. 98. Claes die Wilde gesent den 22ten dach van der selver maent (Maart) mit mijns Heren brieve nter Hage in Zelant overall dat sij comen souden upten 5Un dach van Aprille ter dachvaerde in den Hage, roerende, dat men tgelt vinden soude, dair men die reyse mede doen soude, dair men die twee sloten mede innemen sonde uptie Zonde ..... fol. 101". Colijn, bode, gesent upten 30ton dach voirnoemt >) mit mijns genadichs Heren brieven in Zelant an den Grave van Oistervant enz., roerende, dat sij comen ende wesen souden den 6ten dach van Jnnio in den Hage, om te horen tgoent, dat meester Andries van den Cruce, secretaris mijns genadichs Heren, wedergebrocht hadde van den zes steden, dair hij gesent geweest hadde van mijns voirscreven sheren wegen an den meester van Pruyssen De volgende aanteekening betreft dezelfde zaak. Upten 22ten dach van derselver maent van Jnnio gesent een vreemt bode .... tot Gent ende van daen tsinte Omeers mit brieven van sRaets wegen, gaende an meester Heinric uten Hove, roerende, dat hij dair bliven woude ter tijt toe, dat geleden wair den eersten dach .van Jnlio, om te doen der Hollanderen onscult tegens minen genadigen Here ende Vrouwe, dat sij dair doe nyet en quamen ter dachvaerde na mijnre genadiger Vrouwen ordinancie, als tusschen den Hollanderen ende den Oisterlingen, want die voirseide Hollanderen ende Zeianderen up alsulke mate, als hem van minen voirscreven Here ende Vronwe was laten weten te comen, geen zoene noch dadingen angaen en mochten, ten hadde geweest tot deser lande verderfnisse, gelijc sij dat minen voirseiden genadigen Heere wel hoopten te onderwijsen 1) 30 Mei. 1440 Juni 29—1440 Juli 2! 388 1449—1452. fol. 104". Dirck die maelre die somme van 5 Bourgondische scilden voir een wapenrock, die Yselsteyn gegeven wert mit mijns genadichs Heren wapen verwapent, dair hy onede toich mitter vloten in Deenmerken bij den ouden coninck 1449. Recht en Rade van Westergoelande aan Hamburg: vragen teruggave van een schip, toebehoorende aan Huge Heertig, burger in Workum. 1440 Juni 29. Sted. arch. Hamburg; oorspr. Vermeld: Blok, Verslag aangaande een onderzoek in Duitschland, 1886—1887, blz. 227 n. 25. 1450. De raad van den hertog van Bourgondië voor Holland, Zeeland en Friesland, overwegende, dat de vloot, welke naar den koning van Denemarken gezonden zal worden om van hem zekere rechten in zijn landen ende hulpe tiegens onse ende der lande vyande te verkrijgen, waarvoor 4000 rijders door ridderschap en steden van Holland, Zeeland en Friesland bestemd waren '), door tegenwind opgehouden is, waardoor de 4000 rijders reeds verteerd zijn, enz. staat den kapiteins der vloot en de stad Amsterdam toe, dat sy vinden ende untleggen sullen tot der sommen toe van 1500 rijders of daar beneden; belooft den kapiteins en de stad Amsterdam, alles in het werk le zullen stellen, opdat zij, indien zij van de reis teruggekeerd zullen zijn, van der selver sommen by den hoeren commen sullen van den gemeenen lande ende goeden steden van Hollant, Zeelant ende Vrieslant. [14)40 Juli 7. Bijksarch. den Haag, Memor. Bose 4 fol. 56"—57. Vermeld: Boergoensche charters blz. 57. 1451. Danzig aan Lubeck: deelt mede, dat op de dagvaart te Elbing gesproken is over het staken van de scheepvaart enz. en dat de steden de fart mit wasse, werke und andern guderen, bir ute dem lande over lant to foren, gestaakt hebben en besloten hebben, niet meer door den Sont te zeilen enz.; verklaart, de gevraagde hulp tegen de Hollanders wegens de oneenigheden binnen 's lands niet ie hebben kunnen verkenen en dat de steden nu het resultaat van de zending van Andreas van dem Crucze zulkn afwachten enz. [14)40 — feria quinta post festum visitacionis Marie — Juli 7. Sted. arch. Danzig, Missive 4 fol. 3"—4". Gedrukt: HB. II 2 n. 381. 1452. Koning Christoffel van Denemarken aan Danzig: verzoekt, den uitvoer uit Pruisen van kvensmiddelen, waarmede zijn vijanden en die der Hanze, nml. de Hollanders, voorzien worden, te beletten, daar hij zich anders genoodzaakt zal zien, ze in beslag te nemen. 1440 — Jacobi — Juli 25. Holstenburg. Vermeld: Toeppen, Aden der Standetage Preussens 2 n. 171. 1) Zie n. 1419. [14]40 Aug. 15—[14]40 Aug. 19. 389 n. 1458—1455 1453. Lubeck aan de Pruisische steden: deelt mede, dat de Hollanders te Marstrand niet xoo sterk zijn, als men meende, doch dat zij aldaar 14 schepen met vooi-kasteelen hebben; de aanvoerders der vloot van den koning en van de steden hébben besloten Aug. 9 (in s. Laurencii avende) naar Marstrand te zeilen; de koning heeft besloten geen schip door den Sont te laten; verzoekt, dit aan die van Pruisen mede ie deelen; doet verder nog mededeelingen over de uilrusting ter zee van de steden Lubeck, Stralsund en Wismar. [14]40 — in unser leven (vrouwen) daghe assumpcionis — Aug. 15. Sted. arch. Danzig, Schbl. 28 n. 78; oorspr. Gedrukt: HB. II 2 n. 388. 1454. Gherlacus, abt van Slaveren en Hemelen, verzoekt vrijlating van Johan Ghiise- bertsone, burger van Staveren. 1440 Aug. 18. Sted- arch. Hamburg; oorspr., perk. met aanhangend zegel. Vermeld: Blok, Verslag aangaande een onderzoek in Duitschland, 1886—1887, blz. 227 n. 26. Gherlacus, bi der ghenade Godes abt van Staveren ende van Hemelen, laten weten den eersamighen, wisen ende besceydenen heren burghermeisteren ende raetsluden der stede van Hemborch, saluyt! mit kennisse der waerheit, hoe dat wy hebben vernomen, dat uwe eerbarheit ghefanghen heeft ende mit nwen scloten ghescloten heeft enen eerbaren man, die gheheten is Johan Ghiisebertsone, enen burgher to Staveren, om opsegghen, datt hy in uwer viande lant als in Hollant solde wonende wesen. Waerom, lieve eerbare heren, n sy ghenughelich to weten, datt in der waerheit so nyet en is, mer hi is ende heeft gheweest manich jaer stedelic burgher to Staveren, dat ons wal kondich is. Daerom syn wy u trouwenlike biddende ende begherende, dat gi den vorseiden Johan willen quiit ende vry gheven ende syn guet willen hem volghen ende laten brukende wesen, want hi uwe market ende stede versoket hevet als een vrent ende nyet als een viant. Hierin, lieve eerbare heren, wilt uwe eersamheit in bewisende wesen, als wy gansliic tot n synnen betrouwende. In kennisse der waerheit so heb wy desen breef beseghelt nuthangende mit onsen seghel, des donredaghes nae onser vrouwen dach assumpcionis, int jaer ons Heren dusent vierhondert ende viertich. 1455. Filips, [hertog van Bourgondië enz.], aan de ingezetenen der steden en dorpen hierna beschreven, t. w. onse stede van Alcmair, van Medenbliee, die van Spanbroeck, Hensbroeek, Updamme, Wysennen ende TJpineer mit uwen toebehoren, Hoichtwoude ende Eerdswoude mit uwen toebehoiren, Oude ende Nye Nydorp ende Winckel mit uwen toebehoren, Abbenkerck, Twisch ende Mitwouden mit uwen toebehoren, (West)woude, Osterblockweer, Weesterblocweer, Binnenwysen ende Oudyck mit uwen toebehoren, Hem Veenhuyse, Osterleeck, Wyenesse ende Seellinchout mit uwen toebehoiren ende Zybenkerspel ende Bennincbroek mit uwen toebehoren: herinnert aan het bevel, baardzen van 12 en 10 dochten te maken; heeft vernomen, dat sommigen oude versleten baerdzen gecofft hebben om cleyn geit, en [14]40 Aug. 23(24)—[14]40 Sept. 16. 390 1456—1459. daarmede aan hun verplichting denken voldaan te hebben; beveelt nogmaals, de baardzen ie maken in overeenstemming met vorige brieven, door hem uitgevaardigd. [14)40 Aug. 19. Rijksarch. den Maag, Memor. Rose S fol. 102°. 1456. Lubeck aan de Pruisische steden: geeft de redenen op, waarom zij den lcooplieden toegestaan heeft, was, werck unde andere ere gudere alleen over land uit te voeren, doch geen goederen, die den Hollanders dienstig kunnen zijn, en evenmin in le voeren Hollandsch laken en Hollandsche goederen; deelt in verband met de expeditie tegen de Hollanders bij Marstrand mede, dat de Hollanders gewaarschuwd waren unde se pynngeden syk ut der Mastrander havene to komende. Unde wor se syk henne keret hebben, en konne wy noch nicht weten; de vloot van den koning en de steden is naar den Sont teruggekeerd. [14)40 — in s. Bartholomei arende — Aug. 23(24). Sted- arch. Danzig, Schbl. 28 n. 82, 83; twee orig. Gedrukt: HR. II 2 n. 389. Vermeld: Hildebrand, Livl. U. B. 9 n. 640. 1457. [De Duitsche koopman te Brugge] aan Lubeck: is op uitnoodiging van de hertogin van Bourgondië le Hesdin 1) ter dagvaart geweest met de gedeputeerden van Holland, Zeeland etc.; de Hollanders verzetten zich vooral tegen dit punt: beholden des so wes de gemenen henzestede, wan se vergadderden, berecesseden, darinne solden de Hollanders etc. bynnen den 10 jaren des bestandes gelü'k juwer heren unde der anderen stede borgers unde inwoners geholden sin; de onderhandelingen worden schriftelijk voortgezet. [1440 Aug.) Sted. arch. Danzig, Schbl. 28 n. 84, 2; afschrift, onvolledig. Gedrukt: HR. II 2 n- 382. 1458. [Danzig] aan koning Christoffel van Denemarken: deelt in antwoord op het verzoek van den koning, om aan de graanschepen, voor Holland bestemd, het uitloopen te verbieden, mede, dat de vaart door den Sont reeds geruimen tijd geslaakt is; meldt, dat Danzig met den hoogmeester en de burgers overeengekomen is, het verkoopen van schepen aan vreemden ie verbieden; geen schipper van Danzig denkt er aan, door den Sont te zeilen; alleen aan eenige Engelsche schepen is de uitvoer van graan toegestaan enz.; op den volgenden landdag zal het verzoek om ondersteuning legen de Hollanders besproken worden. [14)40 — sonnabend vor unser frauwen tage nativitatis — Sept. 3. Sted. arch. Danzig, Missive 4 fol. 10. Vermeld: HR. II 2 n. 387. 1459. Lubeck aan Donzig: bericht, dat de steden Lubeck, Hamburg, Rostock, Stralsund, Wismar en Lüneburg toegestaan hebben, dat de kooplieden uit deze steden naar 1) De onderhandelingen te Hesdin hadden plaats 1440 Juli 97. Zie HR. II 2 blz. 307 aanm. 1 en 9. (14J40 Sept. 22—[14]40 Sept. 24. 391 1460—1461 Bergen zullen zeilen, mits zij nyne andere stapele to Deventer noch andere nye havene *»ei hun schepen en visch betoeken zullen, anders denne in desse stede; vreest anders, dat de koopman wegens gebrek aan levensmiddelen Bergen zal moeten ontruimen, waardoor het ie vreezen zou zijn, dat de nedderlage in der Hollandere macht queme enz. [14)40 — des vrydages na des hilgen crutzes dage exaltacionis — Sept. 16. Sted. arch. Danzig, Schbl. 28 n. 85; oorspr. Gedrukt: HB. II 2 n. 397. 1460. Filips, hertog van Bourgondië enz., ontvangen hebbende een verzoek van den hoogmeester van Pruisen, om naar Pruisen te mogen voeren een hoeveelheid wijn en ook een deel souts l), en om weder naar Holland, Zeeland en Friesland terug te doen brengen enige provanden ende goeden, staat Willem van den Kamenaden, dienaar van den hoogmeester, of diens gemachtigde toe, naar Pruisen te brengen een scip 2), geladen met 30 s) voeder wijn of daarbeneden, met veerhondert souts *), mit 30 ffi grote wairts froyt off dair onder ende 6 vaten olyen, en weder terug te brengen coorn, provande of andere goederen; zendt tot meerdere zekerheid zijn bode, Jan Jacobsz., mede. [14)40 Sept. 22. 6). Rijksarch. den Haag, Memor. Rose 4 fol. 54". 6) 1461. Dje Rade ons genadigs heren van Bourgondiën, gestelt ten saicken zijure landen van Hollandt, van Zeelandt etc. aan den hoogmeester van Pruisen: erkennen de ontvangst van een brief van den hoogmeester; hebben dezen brief aan den hertog van Bourgondië doorgezonden; welen nog niet anders, dan dat men tot den hoogmeester zenden zal, om de benadeelden tevreden te stellen en de geschillen bij te leggen; deelen mede, dat Willem van der Kamenaden, dienaar van den hoogmeester, zijn best gedaan heeft, de zaken van den hoogmeester te bevorderen, en dat zij hem krachtig geholpen hebben, mer en heeft hem tot noch toe niet te punte gedient over te zeylen; hebben hem geleide gegeven, om zelcere goederen voor den hoogmeester te laden. [14)40 Sept. 24. Rijksarch. Koningsbergen; Ordensbriefarchiv; oorspr., papier. Vermeld: HB. II 2 blz. 328 aanm. 1. 1) een deel souts geschreven boven het doorgeschrapte wat gewants. 2) een scip geschreven boven hel doorgeschrapte twee scepe. 3) twe hondert geschrapt; aan den kant geschreven XXX. 4) een deel gewants ende doorgeschrapt; de opgave van het verzonden zout, fruit en de verzonden olie is er naast of aan den kant geschreven. 5) De oude datum, 28 dage in Aprille anno XL, is geschrapt; de nieuwe datum is er naast geschreven. 6) Men heeft dus het stuk van 1440 Sept. 22 geschreven over dat van 1440 April 28, waarin Filips verklaarde, dat hij Willem van den Kamenaden toestond 2 schepen, geladen met 200 voeder wijn en een deel gewants naar Pruisen te brengen. Zie n. 1430. [14]40 Sept. 26—[1440 Sept.] 392 n. 1462—1463. 1462. Filips, [fiertog van Bourgondië enzj], overwegende, dat uitleggers, te Amsterdam uitgerust, in het Maersdiep en op andere stroomen, binnen de grenzen gelegen, kooplieden uit Noorwegen, bewoners van Westen scon wen enz. benadeeld hebben, terwijl in alle ordonnantiën de lieden der drie koninkrijken van den oorlog, welken Holland en Zeeland nu voeren, uitgezonderd zijn; in herinnering brengende vroegere bevelen; beveelt zijn schout Jan Jan Heynenzoonszoon, de daders in hechtenis te nemen, opdat zy door den raad van Holland gestraft kunnen tvorden en opdat die uit Noorwegen enz. schadevergoeding zullen kunnen krijgen; beveelt het gerecht, de vroedschap enz. van Amsterdam, hierbij behulpzaam te zyn, daar hij anders den benadeelden het recht zal geven, hun schade op die van Amsterdam te verhalen. [_14]40 Sept. 26. Bijksarch. den Haag, Memor. Bose 4 fol. 65. 1463. \ Willem v. d. Kemenate] aan Pauwel von Ruszdorp, hoogmeester der Duitsche orde in Pruisen: deelt mede, dat hij des Maendagis vur sent Bartholomeus dach 1) van Keulen naar Kampen ging as ich uren gnaden den lesten boiden up den sundach da bevoir van myns herren gnaden wegen van Coelne zo uch santé mit den brieven myns gnedigen herren van Coelne, als van Hans Davidtz sachen 2) wegen, ure gnade up sent Andreis dach 3) zo senden urre gnaden gerechticheit ind boitschafft, als myns herren gnaden brieve ind die myue up die zflt cleirlichen inhaldent ind uysswijsent, ind des ure gnade neit zo laissen den dach zo halden, want alle ure sachen steent damp und neit versuempt en werde etc. dat hij des donristagis na sent Bartholomeus dage 4) te Kampen komende, aldaar Johan, bode van den hertog van Bourgondië, die van den hoogmeester met brieven voor den regent en raad van den hertog kwam, aantrof en met hem des sondages darnach 6) naar den Haag ging, alwaar hij zijn zending voor den raad verklaarde; dat hem hierop verzocht werd, in den Haag te blijven tot up unser vrouwen dach der gebuyrt 6), op welken datum alle afgevaardigden van sleden en ridderschap van Holland, Zeeland en Friesland in den Haag vergaderen zouden; dat hij in dien iusschentijd, vernemende, dat de overlieden van den koopman en hun schrijver te Gynt bij den hertog van Bourgondië waren, naar Brugge ging, om nieuws aangaande deze onderhandelingen te vernemen en dat hij van Goebel Castorp, ure lyger in Flandern, vernam, dat de koopman gewaarschuwd had, dat de koning in den Sont ligt en dat dus niemand van 't Oosten of van 't Westen zeilen mag. Ind weert sache, dat dar yemantz queme, den die koninck rustierde, ind hey darenboyven en wech sigelde uyss der rustirungen, wair hey den achtervolgen kunde in eyncher hensen Stat, dar solden die gueder verboirt syn ind hey des kopmans recht verloiren; dat haynt yem die Stede georlovet mit den van Dantzke. Hn'r mach ure gnade erkennen, waz sij meynen und 1) Aug. 22. 4) Aug. 25. 2) Zie BR. II 2 n. 379 § 3. 5) Aug. 28. 3) Nov. 30. 6) Sept. 8. [1440 Sept.] 398 n. 1463. ure undersaissen der van Dantzke. Dit dry'vet nyemant dan Heynrich Vurrait ind Lucas Mekelfelt mit den Iren etc. verhaalt verder, dat hij op onzen Vrouwendach ') in den Haag vernam, dat, daar Wilhem van Alleyn met brieven naar den hertog van Bourgondië te Antwerpen was, de dagvaart 8 dagen uitgesteld was; dat hij toen voor den raad geroepen was, waar hem te kennen gegeven was, dat mm ure gnaden senden wirt van myns herren genaden wegen van Burgonien und van dem Raide in den Hage ind van den Steden Hollant ind Selant gude, trefflige, redeliche lude, und mechtich mit urre gnaden ind undersaissen zo versoecken ind gentzlich sich gerne zo slichten ind zo scheiden umb den schade van beydens sijden; daz ure gnade dartzo helpen raiden, daz urre gnaden undersaissen ind die ure gelymplichen ind voechlich iren schaden vurbrengen na gelenheit des schaden, ind nicht zo hoge en setzen, als sij sich besorgen, wo ure gnade sy' nicht nnderwysen noch volgen en weulden, als sy' besorgen die van Dantzke wurden mit den van Lubike irronge dar in brengen, as in zo besorgen steit, want sy is mit eynanderen eyns synt, as ure gnade wail bevyndt etc. verzoekt brieven van vrijgeleide voor die boden; schrijft over den wijn en de andere goederen, voor den hoogmeester bestemd; Oich gnediger herre, do ich vur den Rait in dem Hage quam, doe vragede sy mich, wie id were umb die dry'e Schiffe, die Arnt van Tellicht geleyde vurvurdert von uren gnaden wegen an myns herren gnaden van Burgonien as vur wyne ind vur ander komentschafft, da mit dat sy' geladen s\jn. Doe antwerde ich yn, ich en wiste nicht van ghenen Schiffen, dan yem were mit bevoilen, dartzo zo helpen in Hollant ind in Selandt, want hey dar bekant were, dat myns herren Schiff ind wyne velich oever moechten komen. Doe sprachen sy', wa dat gut zo huyss hoirde, ind meynten, off ich das dorste sagen, daz daz gut uren gnaden ind urme Orden ind nicht iren vyanden zo behoyrde. Doe sprach ich neyn, da en were mich neit van bevoilen. Ind ure gnaden en hetten mir ouch neit da van geschreven; ind ouch hetten die lubische ind anderen, ind die van Dantzke nicht umb ure gnaden verdient mit vill worden, as ure gnaden wail wissent, ind ich uch neit so vill geschrieven en kan, as mir vurkoempt. Ind were sy' ire vyant nicht, sy en weulden yn umb uren gnaden nicht die gunstiger syn, as sy an uren gnaden bewysen. Item gnedigen herre, off uren gnaden hy'r van vur queem, daz die dry'e Schiff nicht gesigelt en hetten, die in den tzwen vur der Sluyss geladen lagen off genoymen weren, dar umb dat ich sy' nicht verantwerden, daz laist ure gnaden nicht an gayn, ind verantwerdt mich da inne. Nu mach ure gnade mircken, as ich uren gnaden sachte in urme Stoyffgijn: Sy' sy'nt allit (?) up iren vroymen vyss, ind ouch so en hait Arnt van Tellicht umb en sus nicht so lange so Lubicke gelegen ind zo Dantzke, ind daz die Rait in den Hage vurwair waill weyss, wair die Schiffe zo huyss gehoiren etc.. verzoekt in zake den wijn van den hoogmeester, welke nog onverkocht is, en vur zwey off vier hundert Saltz ind vier off seess pyffen Olichs ind vur dertich punt grote fruyt, wélke hij niet heeft kunnen verzenden, dat de hoogmeester hem neit in desen schaden en laissen mit den wynen, die noch zo Kampen liggen, die ure synt, ind die ich gekoufft hain den heren van Plaen ind her Erlenbach, 1) Sept. 8. [14]40 Oct. 1—1440 Oct. 10. 394 n. 1464—1466. ind myn drije voyder off Tier, die ich zo urme nutze gehalden ind gekoufft enx., doch dat de hoogmeester aan den Raad in den Haag een brief zenden zal, biddende umb eyn Schiff, uren gnaden wyne ind uren gebiediger ind ander guet, daz dan nutzlich ist zo schiffen zo uren gnaden behoyff enz. verzoekt, afschriften van alle brieven, betreffende deze zaak ie schrijven. Item dit synt der Schilfer namen. Item Schipper Diederick Poppe eyn hulluc. Item Schipper Herman Kam 1 busse. Item Schipper Wijnrick eyn busse. [1440 Sept.] Rijksarch. Koningsbergen, Ordensbriefarchiv; oorspr., papier, 2 vellen kwarto, waarvan 5 blz. beschreven- Op de rugzijde.' adres; met gelijktijdige hand: Die brieve uyss den hage des Erwirdigen Raitz etc.; met latere hand en andere inkt: Von Hans Davidts sachenn. 1464. Lubeck aan Danzig: bericht onder meer, dat koning Christoffel twee raden naar Lubeck gezonden heeft, om voor Hollandsche zendboden naar koning Christoffel geleide te verkrijgen; heeft met Hamburg, Wismar en Lüneburg geantwoord, dat zij den Hollanders nu slechts le land en naar de Elbe geleide geven konden, daar de uitleggers van Hamburg en de raadszendboden van de andere steden nog op xee waren enz. [14]40 — in s. Remigii dage — Oct. 1. Sted. arch- Danzig, Schbl. 28 n. 87; oorsprVermeld: RR. II 2 n. 400. 1465. Aartsbisschop Johan van Lund aan Lubeck: rechtvaardigt uitvoerig zijn houding tegenover de Hollanders. [1440] — die beati Dyonisii mart. — Oct. 9. Lund. Sted. arch. Danzig, Schbl. 13 n. 50; afschrift. Gedrukt: HR. II 2 n. 401. 1466. Christoffel, koning van Denemarken en Noorwegen, oorkondt, dat voor hem en zijn raden verschenen is Reynard Andresson namens Johan Heynesson, schulte to Amsterdam, Johan Clausson, burgemeester van Amsterdam, Clement Clausson en Willelm Saell, aanvoerders der vloot uit Holland en Zeeland, hem verzoekende., de genoemde aanvoerders of eenigen van hen met hun volgers te willen ontvangen, ten einde met hen te overleggen, hoe de geschillen bij te leggen; dat hij den genoemden aanvoerders met hun schepen en goederen geleide geeft, om in zijn landen te komen en weder terug te keeren naar Holland en Zeeland, en wel tusschen nu en Jan. 6 (driekoningendag) 1) Uit een brief van Lubeck aan Wismar blijkt, dat te Lubeck kwamen 2 raden van koning Christoffel met een Hollander. \14\40 — mandag na unser 1. vrouwen dage nativitatis — Sept. 12. Sted., arch. Stralsund; oorspr. Vermeld: HR, 11 % n. 396. [14]40 Oct. 13—[14140 Oct. 26. 395 n. 1467—1470. dat zy, indien zij genoodzaakt zijn, langer te blijven, toch van het vrijgeleide gébruik xullen kunnen maken, totdat zij weder in Holland of Zeeland teruggekeerd zullen zijn. 1440 — des anderen daghes neghest na s. Dyonisii daghe — Oct. 10. Kopenhagen. Gemeente-arch. Amsterdam; oorspr. perk., aanhangend zegel. Ook een afschrift van 1634 Dec 29. Gedrukt: Diplomatarium Norveg. 5 n. 504, gedateerd Oct. 11. Vermeld: Scheltema, Invent. v. h. Amsterd. archief I blz. 62, gedateerd Oct. 4; HR. II 2 blz. 319 aanm. 3, gedateerd Oct. 11. 1467. Vrijgeleide wordt gegeven aan Burchart van Ansloe in Noirwegen met zijn schip, knechten en waren, om veilig te zeilen uit Amstelredam waar Noirwegen weder in Holland, Zeeland en Friesland terug te keeren, welk geleide duren zal tot Sonnedage toe, dat men singen sall in die heylige kerke Judica, naistcomende 1). \14~\40 Oct. 13. Bijksarch. den Haag, Memor. Bose 5 fol. 119. 1468. De raad van Holland aan den hoogmeester: herhaalt in opdracht van den laatst in den Haag vergaderden landdag de dankbetuiging, reeds door Wilhelm von der Kempnathe overgebracht, voor de bereidwilligheid van den hoogmeester, om den vrede tUsschen Pruisen en Holland tot stand te brengen; stelt onderhandelingen le Deventer voor, daar de onveiligheid der wegen niet toelaat, dat Hollandsche boden naar Pruisen gaan. 1440 Oet. 16. den Haag. Bijksarch. Koningsbergen; afschrift. Sted. arch. Danzig, Schbl. 18 n. 30; afschrift. Vermeld: HB. II 2 n. 409; Kernkamp, Balt. archivalia blz. 181. 1469. Uittreksel uit het reces te Danzig. (Pruisische standendag.) 1440 — am mitwoch vor der 11000 jungfrauwen tage — Oct. 19. Gedrukt: HB. II 2 n. 405. 7. De steden zullen naar Lubeck, Hamburg etc. zenden, om te weten te komen, wy sy dy sachen mit den Hollanderen wellen angriffen und ab sy czu eyntracht mit den Hollanderen nicht mochten komen, wy sy is nffs vorjar mit der segelacio durch den Sundt meynen czu halden enz. 1470. Filips, [hertog van Bourgondië enz.,] aan scout, burgermeysters enz. van Aemsterdam me: Jierinnert, hoe een koopman van Ansloo uut Noorwegen geklaagd heeft, dat Clement Claiszoon, poorter van Amsterdam, hem zijn schip en goederen onder Noorwegen ontnomen heeft, en meldt het verloop van het proces voor den raad van Holland; beveelt den schout, aan den koopman van Ansloo zijn scip, tou, takel, 4) 1441 Apr. 2. |14]40 Oct. 28—[14]40 Nov. 19. 396 u. 1471—1473. anckeren en alle andere goederen, waar hy die vinden kan, hetzij bij Clement voornoemd of elders, terug te geven en hem vrij en veilig uit Amsterdam te laten wegvaren; beveelt burgemeesters enz. van Amsterdam, den schout hierin behulpzaam te zyn. \14~\40 Oct. 26. Rijksarch. den Raag, Memor. Rose 4 fol. 6T°. 1471. Filips, [hertog van Bourgondië enz.,] aan hooftmannen, quairtiermeysters, ruteren ende scipkinderen, die op dese tijt uut onsen lande van Hollant ende van Zeelant ter zee uutvaren off uutvaren sullen: meldt, dat Dirc Jonge, poorter van Schiedamme, onlangs met zyn buysse gevangen genomen is door die van Hamburch ende aldair zo zwairlic gescat; dat hem vergunning gegeven is, om, indien hij zich en zyn schip los kan koopen, in zyn schip Hamburger bier of anderen Oisterscen goeden te laden, om aldus eenige tegemoetlcoming in zijn verlies ie bekomen en dat hij deze goederen naar Holland enz. mag voeren; beveelt, genoemden Dirc ongehinderd te laten varen. \14~\40 Oct. 28. Rijksarch. den Haag, Memor. Rose 4 fol. 67. 1472. De raad van Holland, gehoord hebbende de klacht, ingediend door die vriende mijns heeren van Cleve, die bourgmeesteren van Nederwesen, mit Enaert Stellinck, bourgervan Wesel, dat aan Enaert in het jaar 38 omstreeks Pinksteren goederen l), ter waarde van 311 £ groten, bestaande uit zout en aandeel in eenige schepen, door die van Amsterdam e. a. op ter Traden ontnomen zyn; gehoord hebbende de gedeputeerden van Amsterdam, die erkennen op de Trade 23 schepen genomen te hebben, geladen met zout en andere goederen, doch op grond van een brief van den hoogmeester van Pruisen, waarin deze schreef, dat de 23 scfiepen met de goederen aan burgers van Pruisen en van Lijfland toebehoorden, beweren, dat Enaert Stellinck geen goederen in die schepen kon hebben; enz. enz. beslist, dat Enaert Stellinck goede certifficatien autentijck zal brengen; dat, daar er spoedig een dagvaart met die van Pruisen gehouden zal worden, aan die van Cleve dag en plaats medegedeeld zullen worden, opdat Enaert aldaar zal kunnen verschijnen, en dat, indien daar blijkt, dat Enaert goederen in die schepen had, hem goed recht zal geschieden. \14\40 Oct. 29. Rijksarch- den Haag, Memor. Rose 4 fol. 68—69. Aldaar afschrift in Ms. suppU van Mieris, Bourgogne 1 n. 149. 1473. j)e hoogmeester aan Reval: bericht, dat de hertog van Bourgondië en de raad van Holland om het zenden van een gezantschap verzocht hebben, daar hun boden wegens onveiligheid der wegen onderweg hebben moeten terugkeeren; verzoekt, dat i) Zie n. 1337. 1440- Dec. 6—1440 Juni 26-Dec. 25. 397 n. 1474—1476. Reval gevolmachtigden naar Pruisen zenden zal, die met de boden van dm hoogmeester naar den hertog kunnen gaan. [14)40 — am tage Elizabeth — Nov. 19. Marienburg. Sted- arch. Reval; oorspr. Vermeld: HR. II 2 n. 423; Hildebrand, Lid. U. B. 9 n. 663. 1474. . Uittreksel uit het reces te Marienburg. 1440 — in die Nicolai s. episcopi et conf. — Dec. 6. Gedrukt: HR. II 2 n. 410. Vergadering van de raadszendboden der Pruisische steden. h Primo est conclusum et concordatum das unser here homeister schreiben wil den Hollanderen, uff ire dirbietunge des schaden wegen und wil sie laden uff purificacionis Marie 1) eynen tag czu halden czu Bremen, do werden denne die stete ere botschafft ouch hiin fugen und vorsuchen, ab man mit den Hollanderen czu gleiche moge komen. 2. Item so wil unser here ouch von den sachen schreiben deme bischoffe czu Bremen umbe eyn geleithe den Hollanders ab is noth wirt thun. 3. Aan die van Danzig is opgedragen aan de stad Bremen om geleide voor de Hollanders te verzoeken 2). 4. Indien de Hollanders te Bremen niet kunnen komen, zullen de zendboden gaan kehen Deventer adir wo is bequeme wnrde sin. 1475. Lubeck, Hamburg, Wismar en Lüneburg aan de Pruisische Hanzesteden: deelen mede, dat zvj den Hollanders eerst slechts geleide gegeven hadden te land of naar de Elbe, doch op herhaald verzoek van den koning van Denemarken toegestaan hebben, dat de Hollanders sunder myddel to water unde to lande in den Sont kunnen komen als sendeboden und nicht myt copfaert guderen bette tho der hilgen dre koninghe daghe unde vort up den snndach bette to mydvasten, als men in der hilgen kerken singhet letare erstkomet 3), darvan wii ok noch nichtes vornemen eres willen dergeliken to donde off to latende; enz. [14)40 — in dem hilgen avende to wynachten Dec. 24. Sted. arch. Reval; afschrift. Vermeld: HR. II 2 n. 417; Hüdebrand, Livl. U. B. 9 n. 669. 1476. Posten uit de rekening van Willem van Naaldwijk, rentmeester-generaal van Holland, Zeeland en Friesland. 1440 Juni 26—Dec. 25. 1) 1441 Febr. 2. 2) [14]40 — mandages vor Lucie virginis — Dec. 12 verzoeken de te Marienburg vergaderde raadszendboden aan Bremen, den Hollanders geleide te geven. Sted. arch. Danzig, Missive 4 fol. 19". Vermeld: HB. II 2 n. 411. Denzelfden dag verzoeken de raadszendboden der Pruisische steden aan de steden van Lijfland, aan de onderhandelingen té Bremen deel te nemen. Sted. arch. Danzig, Missive 4 fol. 20. Vermeld: HB. II 2 n. 412; Hildebrand, Livl. U. B. 9 n. 665. 3) Tot 1441 Maart 26. 1440 Juni 26—Dec. 25. 398 n. 1476. Rijksarch. den Raag, 2e rekening van Willem van Naaldivijk, rentmeester-generaal. fol. 55. Meester Andries van den Cruce, secretaris mijns genadichs Heren, over 2 reysen, die hij gedaen hadde in der manieren hierna volgende, to weten die eerste reyse is de voirseide meester Andries gereyst bij bevele sommige van den Rade van Hollant ende oic ten ontbieden van den Here van Santes, doe ter tijt overste, gestelt ten saken van Hollant, upten 25*»11 dach van Januario anno XXXIX uter Hage tot Rijssel, dair hij doe den voirscreven here van Santes vant ende van danen voirt bij minen genadigen Heere tAtrecht mit zekere boitscippen, der landen van Hollant ende Zelant angaende, dair hij doe terstont wederomme gesent wert tot Rijsel bij den voirscreven Here van Santes, hem seggende van mijns voirscreven genadichs Heren wegen, dat hij terstont comen soude tAtrecht, om van danen voirt te trecken mitten Ridderscippe ende goede steden van Hollant ende Zelant tsinte Omers bij mijnre genadiger Vrouwen, om aldair te helpen tracteren tgescil, staende tusschen den Hollanderen ende Zeianderen ende den Oisterlingen .... Voirt is de selve meester Andries gereyst uuter Hage upten li1*11 dach van Jnnio anno XL bij minen genadigen Here ende Vrouwe tot Hesdijn, om siinre genaden te kennen te geven, wes hem tot Lubeke gemoet was van den Oisterlingen ende wairomme hij nyet duergereyst en was in Prnysen, gelijc hem bevolen was fol. 55". Den procnreur-generael van Hollant ende Zelant, Jacob Bossairt voir een ander reyse, die hij dede ten bevele van den voirscreven rade ') tAemsterdamme an der stede aldair ende hem te kennen gaff die groten clage, die die voirscreven Rade dagelicx hoirden over hoir ruteren upter zee ende sonderlinge van enige van Noirwegen ende van Westenscouwen, ende dat sij dairtoe sagen, dattet nyet meer en geschiede, mar dat de voirscreven bescadichden wederkeringe ende restitueie gedaen werde fol. 61". Upten selven dach van der maent voirnoemt (6 Juli) gesent uter Hoge Jan van der List bij minen genadigen Here ende Vrouwe tot Hesdijn mit brieve van sraets wegen sijnre lande van Hollant, roerende een antwoirde upten brieve, die mijn voirscreven Here sijn voirscreven ondersaten gesent hadde, dat hij woude, dat dat lant van Hollant ter dachvairde quamen bij hem tot Hesdijn tegen den Oisterlingen, dair dese landen gebreke in hadden, dat hem sulke zoene niet aen en bnerde te gaen;hem gegeven tot teergelde 24 s. gr. fol. 62. Upten 121»11 dach van der selver maent (Juli) gesent Claes die Wilde, bode, mit mijns genadichs Heren besloten brieve an der stede van Aemsterdamme, dat sij terstont senden souden int Maersdiep, dair die scepe lagen, die in die Zonde zeylen zouden, ende doen den hoofmans seggen, dat sij nyewairs trecken en souden voir die tijt, dat men anders uten rade liet weten; ende dese bode toicb selve int Maersdiep mitten voirscreven brieve; hem gegeven tot teergelde 6 s. 6 d. gr. fol. 65. Upten selven dach (Augustus 11) gesent Colijn die bode te peerde mit enen openen plackaete van sraets wegen allen steden in Noort-Hollant ende in WestVrieslant, om te kundigen ende te wairnen alle die ingeseten des voirscreven lants, van dat die jonge Marcgrave van Brandenbnrch Hollant, Zelant ende Vrieslant mit sinen brieve ontseyt hadde 2) 1) nml. de raad van Holland. 2) Zie n. 1438. 1440 Jan. 1-1441 Jan. 1—[omstreeks 1440 ?] 399 n. 1477—1478. De twee volgende aanteekeningen betreffen het zenden van een bode over dezelfde zaak naar Zeeland, Zuid-Holland enz. fol. 78. Jan Jacobsz., mijns genadichs Heren bode, die in den jaire van XXXIX van mijns genadichs Heren wegen gesent was in Pruysen an den meester van Prusen mit alrehande boitscippen, up welker reyse hij berooft ende tsyne benomen wert van den struycroveren ende in groter vreese van sinen lijve, sijn keel offgesteken ende vermoort te wesen enz. 7 gouden riinsse gulden .... fol. 78. Hanss Crousse, bode des Hofmeesters van Pruysen, die gecomen was in den Hage bij den Rade aldair mit brieve van den voirscreven hofmeester, roerende eenre dachvaerde, die men houden soude tot Deventer tusschen den Hollanderen ende Zeianderen over een zijde ende den Pruysschen over dander zijde, dewelke lach in den Hage eer hij ontcommert wert 21 dage enz. 1477. Posten uit de stadsrekening van Middelburg. 1440 Jan. 1—1441 Jan. 1. Gemeente-arch. Middelburg, Groote stadsrekening 1440 Jan. 1—1441 Jan. 1. Item 18 daghen in merte was Jan Boudiinssone van der stede weghen in den Haeghe ter dachvaert, daer ter taxacye van den heeren bij hem ghegheven was meester Andries van den Crnusse achte rinsche guldene toter reysen van Pruyssen, daer meester Andries voirscr. toeghescick was bij onsen ghenadighen heere enz. Item vijf daghen in Maerte waren Jan Heynrijcxsone, die Burgemeester ende Jacop Claeyssone gecomen van der dachvaert van Sinthomaers, daer die heeren ende die stede van Hollant ende van Zeelant samentlijc gheweest hadden) omme dacnvaert te houdene bij onsen genadighen heere teghens den Oesterlïnghe '); ende deden hoir bootscepe hier voir die wet en.?. Item 18 daghen in Augustus voir der noenen waren burghemeesters ende scepenen vergadert, om een brieff off te doen lesene, die Vrederijc de Jonghe, marcgraeve van Lunenburch etc. alhier ghesent hadde, roerende van eenen ontsegghe *), enz. Item 25 daghen in Julyo was Heynr. Olaertssone ghescict te treckene ter dachvaert tsint thomaers off ter plaetsen, daer ons gheduchteghen heere wesen soude, roerende van den Spaengaerden ende van den Oesterlinghe enz. Item 9 daghen in October was Heyn Koek ghesent tAernemuden om een scip J» huerne, daer die goede heden van der wet mede oestwaert varen souden enz. 1478. (Iemand in de Nederlanden) aan zyn vriend in (Pruisen); meldt, dal de hertog van Bourgondië met zijn gemalin uit Holland teruggekeerd is enz.; deelt mede, dat de Hollanders meenen, dat de Pruisen een vloot tegen hen uitrusten, om naar hun land te zeilen; raadt aan, geen schip uit Pruisen te laten uitkopen, er gy mit en tu hope gewest hebt. [omstreeks 1440?] Sted. arch. Danzig, Schbl. 19 n. 115; oorspr,; strook papier. Vermeld: Kernkamp, Baltische archivalia blz. 182. 1) Zie n. 1409. 2) Zie n. 1483. 1441 Jan. 10—1441 Jan. 15. 400 n. 1479—1480. 1479. Uittreksel uit het reces te Wismar. 1441 — des diuxtedagb.es na der hilgben dryer koninghe dagbe — Jan. 10. Gedrukt: HB. II 2 n. 419. Aanwezig waren raadszendboden van Lubeck, Hamburg, Bostock, Stralsund, Lüneburg en Wismar. 5. Item gheven de van Lubeke to kennende den andereu steden, wo de homester van Prutzen den Hollanderen in synen breven hadde vorscreven, weret dat se vrede myd den steden wolden anghan, dar wolde he to denen, dat de vrede vulghetaghen worde na alle syneme vormoghe. Dar em de Hollandere wedder up ghescreven hebben, weret dat de Prutsesschen unde andere stede wolden bii se komen to Campen, to Swolle edder to Deventer, so wolden se gherne myd en vorzoken, offt se vredesam underenanderen werden konden, dar hebben de Prutsesschen stede den Hollanderen wedder up ghescreven, weret dat de Hollandere jeghen se willen komen to Bremen, dar willen se gherne to en komen unde nicht vnrder. Dar beyden de Prutzesschen stede antwerde up van den Hollanderen 6. Item vragheden de van Lubeke den anderen steden, weret dat de Prutsesschen stede to Bremen jeghen de Hollandere quemen unde se ere sendeboden dar to sendeden, wes en gudduchte, wo me den vrede myd den Hollanderen scholde sinten, dar do de stede endrachtliken seden, dat en nutte dnchte wesen, dat men den vrede anghinghe in der wiise alse de copman to Brugghe in Vlanderen wesende den vrede hefft upgheuamen, also dat me dat in daghe settéde teyn jar lanck. 7. Item gheven de van Lubeke den anderen steden to kennende, wo se vorvaren hadden unde bevrnchteden siick, dat de Denen siick van den Hollanderen wolden sliten, de stede dar buten to latende, dar de stede umme eens worden, dat se wolden in ere redere bringhen unde vortsetten, dat me darumme sende to deme heren koninghe van Dennemarken uppe unser leven vrowen dach to lichtmissen 2) neghest volghende na edder vor"," alse her Johan Luneborch dat vorscreve, uppe dat alsodane sunderghe affschedinghe torugghe ghetaghen worde. 8. Item so seden de Lubesschen, weret, dat God vorbede siick de Denen myd den Hollanderen sleten de stede dar buten to latende, alse se siick bevruchten, wor me denne de Hollandere mochte behinderen, dat se nicht dor den Sund konden seghellen. Dar de Lubesschen erst to seden, dat en radsam duchte wesen, dat jeslike stad van den zeesteden dree edder veer grote schepe in de zee utmakeden uppe den tokomenden zamer, de Hollandere ut der zee to holdende. Dar de anderen stede to antwerdeden, dat ze dat gherne wolden in ere redere bringhen, unde wes en weddervore, dat wolden zee gherne den van Lubeke alse se ersten konen scrifftliken benalen. 10. Hinrik van Bijen, burger van Kampen, overhandigt een brief, waarin de stad verzoekt, in de Hanze opgenomen te worden. Uitgesteld tot de volgende dagvaart. 1480. Uittreksel uit het reces te Elbing. 1441 — am sontage nehest vor Prisce virg. — Jan. 15. Gedrukt: HB. II 3 n. 421. Vergadering van de raadszendboden der Pruisische steden. 6. Er zal een gezantschap naar Holland gezonden worden; de zendboden zullen Febr. 1 (uff unser lieben frauwen obent purificacionis) te Danzig komen und sullen aldo 1) Zie n. 1468, 1413. 2) Febr. 2. [44}4l Jan. 22. 401 n. 1481—1482. mit den schipperen und kowffleuten eynstragen, wy men den schaden von den Holl anderen und Zeianderen vorderen und heysschen sal; und ist is, das die sendeboten sulchens nach bevele, also alse en werd bevolen, mit den Hollanderen eynstragen das sie denne eyne fruntliche eynunge mit en vorder mogen bethedingen; wers ouch sa'cbe das die Hol ander sich nicht so gantcz und all in beczalunge geben welden, sunder eyns teyls, alse halb adder mynner adir mer, das sullen dy sendeboten ouch annamen und nicht abeslon , sunder sie sullen vortdan mit den Hollenderen umbe das obirge also) betedingen, das sie uff eyne nemliche czeit in geleite dis landes hir ins landt komen und denne hir im lande mit der herschafft landen nnd steten von der vorgeschribenen schipper und kowffleuthe wegen umbe die obirge summe denne vortan eyns werden, alse men beste und vorderste kan und mach; welden sich ouch denne dy vorbenumpten Hollander und Zeelander in der vorberurten weyse keyns geben und ouch hir ins landt nicht komen welden, so sollen dy sendeboten eynen boten wedir czurucke senden und vorschreiben der herschafft den landen und steten, wy dy dvnghe aldort geendet und gemachet werden, uff das man sich hir moghe wissen darnach zen richtende '). 7. Verdeeling der hosten van het gezantschap over de verschillende steden. 8. Als gezanten worden aangewezen Henrich Buck van Donzig en Tydeman van Wegen van Thorn. 1481. [De te Wolmar vergaderde raadszendboden der Lijflandsche steden aan de Pruisische steden]: verklaren in antwoord op de uitnoodiging, om aan het gezantschap naar Holland deel te nemen *), dat zij ondanks de geleden schade het niet raadzaam achten, aan de zending deel te nemen uit vrees voor geschillen met de Hanzesteden; raden aan, dat de Pruisen evenals zij de vaart door den Sont tijdelijk zullen staken en onderwijl Lubeck en de andere met Holland in strijd verkeerende steden zullen uitnoodigen, een Hanzedag byeen te roepen, om middelen te beramen schadevergoeding te verkrijgen; enz. [14]41 — Up s. Vincencii, undir der van Rige secret — Jan. 22. Wolmar. Gedrukt: Hildebrand, Livl. U. B. 9 n. 688. Vermeld: HB. II 2 n. 429. 1482. [De ie Wolmar vergaderde raadszendboden der Lijflandsche steden aan den Jwogmeester]: verklaren, dat het bedrag van hun verliezen niet nauwkeurig bekend is, daar het grootste deel van de door de Hollanders genomen goederen buten Sundes ingescheept is; hebben besloten, dat de hunnen den verschepers zullen meededen, dat zy, indien er een dagvaart met de Hollanders en Zeeuwen gdiouden zal worden daarby tegenwoordig zullen zijn, om de schade op te aeven; verzoeken den hoogmeester, daarbij behulpzaam te zijn. [14]41 — Up s. Vincencii, undir der stad Rige secrete — Jan. 22. Wolmar. Gedrukt: Hildebrand, Livl. 17. B. 9 n. 689. Vermeld: HR. II 2 n. 430. 1) Bij de onderhandelingen te Marienburg, 1441 - am frygtage Fabiani und Sebastiani - Jan. 20 tusschen Kulm, Thorn en Danzig mit dem heren stadthelder und anderen gebitgeren, wordt hetzelfde besloten. Gedrukt: HB. II 2 n 422 2) Zie n. 1473. 26 rl44l] Jan. 22—[1441 Febr.) 402 n. 1483—1487. 1483. De raad van Holland aan de naar Bremen afgevaardigde zendboden van den hoogmeester: verzoekt, de onderhandelingen over de schade, den kooplieden van Pruisen aangedaan, niet in Bremen maar te Kampen of Groningen te doen plaats hebben. 11441] Jan. 22. den Haag. Sted. arch. Danzig, Schbl. 18 n. 35, 2; afschrift. Vermeld: HR. II 2 n. 447; Kernkamp, Balt. archivalia blz. 182. 1484. Friedrich Nikeritz, Tideman vom Wege, Heinrich Buk aan Danxig; hebben n. 1483 zooeven door den looper Johann Kruse ontvangen; zenden afschrift; deelen mede, dat xy van plan zyn de Hollanders naar Kampen te laten komen, tenzij de Hanxesteden eenige raadszendboden naar Groningen mede xenden willen; verxoéken, dit aan de andere steden mede te deelen en antwoord naar Lubeck te xenden. \14]41 — dinstag vor cathedra Petri — Febr. 21. Lauenburg. Sted. arch. Donzig, Schbl. 39 n. 59; twee orig. Vermeld: HB. II 2 n. 448. 1485. Filips, [hertog van Bourgondië enx.,] geeft aan Joos Wolfertsz. van West- cappel, die in September 1.1. met zyn buis, sinte Willibroort geheeten, toen hy op de haringvangst was, door die van Hamburg genomen werd en genoodzaakt was, zichzelf, xijn matrozen en zyn schip los te koopen, verlof om xijn schip te Hamburg met goederen te laden en die vry en veilig in Holland, hetxy' in het Marsdiep, hetxy in de Maas te brengen. [14)41 — 40 sec. curs. curie — Febr. 25. Rijksarch- den Haag, Memor. Bose 4 fol 74". 1486. Danxig aan de Pruisische gezanten (en evenxoo aan Elbing en Tlwrn): deelt mede, dat Nicolaus Wrecht in Denemarken geweest is; dexe heeft onder meer medegedeeld, dat koning Christoffel xeide, dat de Hollanders in het voorjaar hun gevolmachtigde zendboden naar den koning xenden zullen; de koning xal dan pogingen in het werk stellen, om een bemiddeling tusschen de Hollanders en den hoogmeester en Pruisen tot stand te brengen, en verzoekt, de vaart door den Sont xoo lang uit te stellen, totdat de Hollanders bij hem xijn enx. [14)41 — am dingstage zeur fastnacht — Febr. 28. Sted. arch. Danzig, Missive 4 fol. 21". Gedrukt: HR. II 2 n. 449. 1487 Instructie voor de Pruisische gezanten voor de onderhandelingen met Holland, de onderhandelingen met de Hanzesteden en met Denemarken >). [1441 Febr.) 4) Zie hel reces te Lubeck van 1441 Maart 12 en het verslag der onderhandelingen met de Hollanders te Kampen 1441 April 10—30. n. 1489 en 1506. [1*341 Maart 1—1441 Maart 12. 403 n: 1488—1489: Sted. arch. Danzig, A Schbl. 47 n. 13; B Schbl. Mm. 81. Gedrukt: A en B in HB. II 2 n. 434, waar het jaar 1440 in 1441 veranderd moet worden; in uittreksel: Hildebrand, Livl. JJ. B. 9 n. 698. 1488. Geloofsbrief van hertog [Filips] van Bourgondië ten behoeve van zyn beledigden bode Brandekin Jacobszoen en van Heinrich Rinlander van Stettin, door hem aan den hoogmeester enz. gezonden gelast van saken, die wii up desse tiit begerende ziin. [14]41 Maart h Bijksarch. Koningsbergen; oorspr. Vermeld: HB. II 2 n. 347. 1489. Uittreksel uit het reces te Lubeck. 1441 — uppe den anderen sondacb in der vasten, alse men in der hilgen kerken 3inghet reminiscere — Maart 12, Sted. arch. Lubeck. Verder in andere archieven afschriften, onder meer te Kampen, Acta Hanseatica 1 fol. 9—22, en te Zwolle een uittreksel. Gedrukt: HB. II 2 n. 439. Vermeld: Begister van het arch. van Kampen 1 n. 557. Aanwezig waren raadszendboden van Keulen, Bremen, Bostock, Stralsund, Wismar, Maagdenburg, Brunswijk, Thorn, Danzig, Stettin, Anklam, Lemgo, Stade, Buxtehude, Stendal, Salzwedel, Kiél-Hamburg, Lüneburg, Greifsivald, Munster, Kolberg; van Nymegen Rembolt van Beke, borgermester; van Deventer Hinrik Bruns, borgermester 1); van Sutphen Gert Olrykes, borgermester; Duisburg, Wesel; van Remunde Arnold Drosdal, borgermester; van Arname Goswin van deme Gruthus, radman 2); van Campen Tyd»-' man Schursak, borgermester; Lubeck enz. 2. Roermond en Arnhem worden in de Hanze opgenomen. 4. Kampen verzoekt, in de Hanze opgenomen te worden. 6. De zendboden van Pruisen verklaren, dat de hoogmeester en de steden van Pruisen besloten hebben, de schepen, krachtig bemand, te laten uitvaren; dat zij April 9 (up palmen) met de Hollanders te Kampen een dagvaart zullen houden; dat niemand voor Paschen int Pruisen zal zeilen; dat de koning van Denemarken de wart doof den Sont verboden had solange dat de Hollandere nach eren vorscriven weren by sinen gnaden gewesen. 7. 8. Lubeck, Hamburg, Bostock, Stralsund, Wismar en Lüneburg stellen voor, dat de vaart door Sont en Belt gestaakt zal wórden, totdat de Pruisische zendboden van de dagvaart met de Hollanders teruggekeerd zullen zyn. Aldus zal ook aan Pruisen geschreven worden. Volgt n. 1493. 10. Item worden dar vor den steden upantwardet welke breve des irluchtigesten vorsten unde heren, heren hertigen van Burgundien, angande de zake van etliken vangen ut des erbenomeden heren van Burgundien lande, de gevangen holden de rad unde stad to Bremen; de breve weren lank hiran to Bettende. 4) Vgl. de posten uit de stadsrekeningen van Deventer 1441 Jan. 9—Apr. 17. Gemeentearch. Deventer, Rekeningen van dé kameraars Henrik Bruyns, Pelegrim ter Bruggen, Momme van Keken en Willem ter Koleke. Gedrukt: HR. II 2 n. 461. 2) 1441 — s. Mathias dach ap. — Febr. 24 gaf bisschop Rudolf van Utrecht aan de vier hoofdsteden Nijmegen, Roermond, Zutfen en Arnhem en aan de kleinere steden van Gelre voor haar afgevaardigden naar de dagvaart te Lubeck vrijgeleide. Gemeente-arch. Zutfen; oorspr. Vermeld: HR. II 2 n. 437; Tijdrekenkundig register van alle oorkonden in het stedel. arch. te Zutfen 1 n. 353. 1441 Maart 12—[14J41 Maart 15. 404 h. 1490—1491. 15. Vortmer so vorscreven is van den breven des erbenomeden heren hertogen van Burgundien, alse van sinen vangenen undersaten, de gevangen sin van den van Bremen, aldus umme alles gelimppes willen nnde vredes, so senden de erbenomeden heren unde stede to Bremen den doctor unde enen borgermester van Lubeke, enen radmann van Bremen, enen van Munster nnde enen van Stade unde Albert Bemmer, eynen alderman van Brncge, umme to bearbeydende, dat sodanne vangenne mnchten werden gelost.') 18. De opneming van Kampen in de Hanze zal geschreven worden aan den koning van Denemarken *), naar Bergen in Noorwegen, Danzig enz. 25. Kampen ivordt weder in de Hanze opgenomen. 1490. Verzoek van Kampen om weder in de Hanze opgenomen te worden 8). 1441 Maart 12. Gemeente-arch. Kampen; Acta Hanseatica II, ingenaaid blad papier. Item anno etc. quadragesimoprimo np Sonnendach Reminiscere warde tot Lubeke eyn dach gehailden van den gemeynen henzesteden; up der selver dachfart comparierden Tydeman Schuersack, burgermester der stat van Campen und antworden den steden eynen Credencie brieff der stat Campen van woirden to woirden aldus ladende etc. nt in forma consueta et generali. Als die credencie gelesen was, begerden he van wege der stat Campen, dat men die stat weder in der bruederschap van der Henze nemen wolde; ward oen ter antwort sich op manendach nestkomende to verlyden; onder des wolden se op syne werve verdacht wesen. Conclnsum unanimiter in eadem dieta presenti super negocio prescripto ut sequitur in forma. Voirtmeer als die van Campen by den gemeynen steden geschickt hadn den eirsamen heren Tydeman Schuersack, umb dat men se weder in der Henze ontfienge, der se icht welke tyt ontbaeren hadn umb saicke will, als oick die stat to mennige dachfarden oitmoedelicke gesynnen und begeren hadde laiten by oeren vrnnden, soe hebn die gemeyn stede averdraigen, dat men derselver stat lange noch vertaigen und gewert hefft nnd hebn angesien oitmoedige bede somiger stede und vrunde und hebn se weder in der Henze ontfangen. 1491. Tideman van dem Wege en Hinrick Buck, [raadszendboden der Pruisische steden,] aan Danzig: melden, dat de bode van koning Christoffel te Lubeck kwam met brieven, om de Hollanders uit te noodigen tot een dagvaart in den Sont; hebben de Hollanders en Zeeuwen opgeroepen voor de dagvaart te Kampen April 9 (up den palmesondach); verwachten, dat de Hollanders de dagvaart in den Sont niet bezoeken zullen, voordat zy' met de Pruisen dagvaart gehouden zullen hebben; vragen, wat zij moeten doen, indien deze dagvaart geen resultaat oplevert en de Hollanders met den Iconing van Denemarken en de zes steden een dagvaart zullen houden en daartoe ook de zendboden van Pruisen uiinoodigen. [14)41 — des midwekens na reminiscere — Maart 15. I/ubeck. 1) De geloofsbrief voor deze personen, gedateerd [14]41 — vrydages vor letare — Maart 24, is vermeld: HR. II 2 n. 444. 2) Zie n. 1497. 3) Vgl. R. van 1441 Maart 12 §§ 4 en 25 (boven n. 1489 §§ 4 en 25). [14]41 Maart 19—[14]41 Maart 26. 405 n. 1492—1495. Sted- arch. Danzig, Schbl. 18 n. 35, 1; oorspr. Gedrukt: HR. II 2 n. 451. Vermeld: Kernkamp, Balt. archivalia blz. 182. 1492. Tideman vam Wege en Hinrick Buck aan Danxig: xenden bericht over de onderhandelingen op de dagvaart te Lubeck wegens het uitzenden van een vloot door den Sont »); deelen mede, dat de Hollanders 8 schepen tegen de Bergenvaarders en de Zeeuwen nog 12 schepen uitgerust hebben; gehoven, dat xy van de xes steden volmacht zullen krijgen, om de Hollanders tot een dagvaart met de zes steden uil te noodigen. [14~]41 — am sondage oculi — Maart 19. Lubeck. Sted. arch- Danzig, Schbl. 74 n. 61; oorspr. Gedrukt: HR. II 2 n. 452. 1493. De ie Lubeck vergaderde raadszendboden der Hanxesteden en Lubeck aan de Pruisische steden en Danxig: verxoeken de uitxending van een vloot door den Sont uit te stellen, totdat de raadszendboden uit Kampen teruggekeerd xullen xijn, opdat men verneme, of Holland een vrede of een bestand wil; enx. [14)41 — oculi — Maart 19. Sted. arch. Danzig, Schbl. 26 n. 29; oorspr. Vermeld: HR. II 2 n- 443. 1494. Tideman vam Wege en Hinrick Buck aan Danxig: melden, dat Kampen inde Hanxe opgenomen is en dat de xes steden gaarne met Holland vrede xouden willen sluiten. Vortmer so wetet tidinge, dat de Hollanders up der Elve gewest sin mit robardzen und den Hamborger groten schaden gedan hebben an kleynen schepen; ok hebben se gewest up der Wezer, Bremen up dree myle na, und hebben schepe genomen und in de grunt gehouwen; und hebben nw tidinge, dat se in dem Belte solen sin mit 15 zegelen 2). [14)41 — am mandage na oculi — Maart 20. Lubeck. Sted. arch. Danzig, Schbl. 74 n. 62; oorspr. Gedrukt: HR. II 2 n. 453. 1495. Tideman vam Wege en Hinrick Buck aan Danxig: deelen mede, dat zyinden loop der week naar Bremen gaan; melden, indien Danzig toch een vloot door den Sont xenden wil, dat de Hollanders op Elbe en Wezer groote schade aangericht hebben, dat de Zeeuwen volgens verklaring van den burgemeester van Kampen en van anderen 12 groote en verscheidene kleine schepen uitrusten en dat ongeveer 15 Hollandsche schepen in den Belt liggen und don groten schaden und hir is nemmands, de dartho doen wil. [14)41 — sondages to mitfasten — Maart 26. Lubeck. Sted. arch. Danzig, Schbl. 74 w. 63; oorspr. Vermeld: HR. II 2 n. 454. \) Zie R. van 1441 Maart 12 §§ 6—8 (n. 1489 §§ 6—8) en n. 1493. 2) Vgl. hiermede de aanhaling uit de kroniek van Reiner Snoy (Sweert. Rer. Relgicarum annales 1, 2 blz. 149), welke aanhaling gedrukt is: HR. 11 2 blz. 345 aanm. 1. [14J41 Maart. 28—[14]41 Apr. 7 406 n. 1496—1499. 1496. Arnt van Telchlen aan Hinrick Buck: deelt onder meer mede, dat de heer van Bourgondië' in Zeeland is, man secht, he wert in Hollant. Ons was hir vor war gesecht, dat he wirt scharpeliic richten over de ut hebn gewest ter see wert, wii hadn es wol gehopet, men et komt al tu gelde; de geit mach geven, de komt al mede dor. Die van Amsterdam en Hoorn hebben 18 schepen uitgerust en rusten er dagelijks meer uit, dat maket dat geruchte hir is, dede ut Prusen werden hersegelen enx. [14)41 — dinxstage na letare — Maart 28. Brugge. Sted. arch. Danzig, Schbl. 74 n. 64; oorspr. Gedrukt: EB. II 2 n. 455. 1497. De te Lubeck vergaderde raadszendboden der ' Hanzesteden en Lubeck aan koning Christoffel van Denemarken (en Danxig): deelen mede, dat Kampen in de Hanze opgenomen is; verzoeken, de burgers dier stad te beschermen gelijk andere kooplieden der Hanze. 114)41 — mitwekens nach letare — Maart 29. Handschriften te Wismar, Bremen, Stralsund, Kampen. Sted. arch. Danzig, Schbl. 26 n. 30; oorspr. Aan Danzig, 1441 — donredages vor judica — Maart 30. Gedrukt: Diplomat. Norvegicum 6 n. 485 (naar het handschrift te Kampen). Vermeld: HB. II 2 m. 445; Begister van het arch. van Kampen 1 n. 557. 1498. De raad van Holland, overwegende, dat Ghijs mitten Hacken, Jan Jansz., Pieter Kiel en Jan Thymansz. een hulk, geladen met vette wair en andere goederen genomen en gebracht hebben in het Marsdiep om die daar te boyten ende te paerten, wélk schip geladen was in Zweden en thuis behoorde in een stedekijn, dat genoemt is Ludenhusen; dat er eenige raden naar genoemde schippers gezonden zijn, om te vernemen, waarom dit schip genomen is; dat de schippers naar den Haag ontboden xijn om gehoord te worden, waarom xy' het schip genomen hebben, daar het' in Zweden, dat geen vijand dezer landen is, thuisbehoort; beveelt, dat de goederen gebracht zullen worden in gewairder handt onder der stede van Aemstelredam off andersins en dat, indien genoemde schippers de redenen kunnen opgeven, waarom zy' schip en goed aangehaald hebben, zy' ze tot zich zulleh mogen nemen 1). [14)41 — 40 sec. curs. curie — Apr. 5. Bijksarch. den Haag, Memor. Bose 4 fol. 78°. 1499. De Baad van Holland aan den quartiermeysters, scipkinderen ende gemeenen gesellen van den vier scepen, dair Ghijs mitten Hacken, Jan Janszon, Pieter Kei ende Jan ïymanszon scippers ende hooftmaus off geweest hebben ende up dese tut leggen in die Wierbalgen off dair omtrent: 1) Zie ». 1499 en 1504, [14141 Apr. 7—[1441 omstreeks Apr. 7]. 4Q7 n. 1500—1501. deelt mede, dat hij, hoewel de genoemde Ghijs, Jan, Pieter en Jan en daarbij Jan Symoenszon, Pieter Pieterszon, Lubert Geerijtszon, Jan Lubbezon enGeerijt Gerytszon in den Haag voor den Raad van Holland de redenen opgegeven hebben, waarom zij eenen hulc ende eenen crayer, thuys horende tot Luydehuysen in Zweden, genomen hebben, toch geen vonnis heeft kunnen wijzen; beveelt, dat ghy mit uwen scepen van oirloge ende mitten voirseideu twee soepen ende goeden van Jjudehuysen onvermindert comen sult binnen der stede van Amstelredamme off van Hoirne, om de goederen te leggen in goeder bewairnisse tot uwer alre behoeff ende oick tot der geenre behoeff, die recht dair toe sullen worden bevonden hebbende enz. '). \14\41 — 40 sec. cursum curie — Apr. 7. Rijksarch. den Haag, Memor. Rose 4 fol. 78. Aldaar fol. 82" een afschrift van een brief van Proconsules, consules ac communitas civitatis lndosiensis, gedat. 1441 — crastino beati Ambrosii — April 5, over het nemen dezer beide schepen. 1500. De Raad van Holland, gehoord hebbende Mathijs Steffensz., scipper van enen craeyer, toebehoerende den bisscop van Lonnen in Schoonre, die zeide, dat schip en goed hem door eenige uitleggers van Aemstelredamme genomen was, en, daar de bisschop geen vijand dezer landen was, om teruggave verzocht, want hy goede borchtocht ende wisheyt setten woude, wairt dat men an der wairheyt conde bevinden, dat die voirs. goede den voirs. bisscop niet toe en behoirden of datter vyander goede onder wairen, dat hij die teruggeven zou aan dengene, die er volgens den raad recht op had; gehoord hebbende Pieter Barbier voir hem selven ende den anderen sinen medegezellen, reeders van den schepen, die den voirs. crayer hebben helpen nemen, die beweerde, dat hij bewijzen kon, dat een deel der goederen vijandelijk goed was; beslist, dat men schip en goederen, die nu binnen Aemstelredamme in gewairder hant liggen, aan Mathijs geven zal mit voirwairden, dat Mathijs voirnoemd goede zekerheit ende borchtochte setten sal, dat hy' de goederen aan de rechthebbenden terug zal geven, als het vijandelijk goed is 2). 114)41 — 40 sec. cui-s. curie — Apr. 7. Rijksarch. den Haag, Memor. Rose 4 fol. 76°. Aldaar fol. 77 een beslissing van den raad, gedat. [1441] Maart 17, waarbij op verzoek van Jans die Wael e» Willem Zwanenzoon bovengenoemde craeyer met de goederen in gewairder hant gestéld wordt enz. 1501. Beëedigde verklaring van koopman Meyssenz. van Amersfoort betreffende de goederen, geladen in het schip van Mathijs Steffenzoon. [1441 omstreeks Apr. 7.J *) Rijksarch. den Haag, Memor. Rose 4 fol. 79". 1) Zie n. 1498 en 1504. 2) Zie n. 1501 en 1504. 3) Zie n. 1500 en 1504. [14J41 Apr. 13—[14141 Apr. 14. 408 n, 1502—1503. Dit is dat Lieven comen Meyssenz. van Amersvoirde by sijn eede getuycht heeft van den goede, in Mathijs Steffenszoons crayer geladen. In den eersten Hans uut Miesen 6 last goets, te weten noten, clippclap ende wagenscot. Item Hans Duentgin, by Colen geboren, 4 last goets, te weten traen ende noten. Item Rembout van Bergen 6 last goets, te weten an biere, noten ende een grot tonne vlas. Item Runnenberch 4 last goets, te weten an noten ende visch ende een last teer, dat heeft hy gecoft tElsingerver natten coggen, dat heeft hy gemarct mit Mathijs Steffenszoons marke ende Runnenberchs van Lubeck. Item Hannetgin die Oesterlinge 2 last noten ende hy seyt, dat hy tbisscops dienre is. Item Heynrijc die "Westvaling 5 tonnen teers. Item die stuerman van den crayer van Campen 1 last noten ende 2 tonne visch ende een half tonne zeelspeck. Item Hannetgen, die Oisterlingen meester, 4 last goets, te weten an asch ende an noten. Item dat tou ende takel behoyrt al enen man toe ende heyt Claes ende is van Rostick. Item 1 last botter, die en weet wy niet, wair se behoert. Item noch 4 tonne botter, die quamen van des bisscops hof. 1502. Tideman vom Wege en Heinrick Buck aan de steden van Pruisen: berichten over hun resultaatlooze onderhandelingen met de Hollanders; xenden afschrift van hun brief aan regent, raad en standen van Holland en Zeeland; zyn overtuigd, dat de Hollanders wel tot de dagvaart te Kopenhagen met den koning van Denemarken en de xes steden besluiten zullen; verxoeken, dat de vloot, indien xijwerkelijk uitxeitt, sterk bemand uitvaren xal, daar de Hollanders niet van plan zijn, haar ongemoeid le laten. [14)41 — am guten donnerstage vor ostern — Apr. 13. Kampen. Sted. arch. Danzig, Schbl. 74 n. 66; oorspr. Vermeld: HB. II 2 n. 464. 1503. Hinrik Buck aan Danxig : deelt mede, dat de Hollanders op de eischen der Pruisen niet antwoorden willen und dryfen eren spot darmede; acht het raadzaam, de vloot te laten uitzeilen en hoopt, dat xij er goed door zal komen; de Zeeuwen zijn met wel 35 schepen naar de Baai, de Hollanders willen ook naar de Baai; zij kunnen in 7 of 8 weken, voordat xij uit de Baai terug xijn, geen groote macht in xee brengen. De kleynen stede, hir int land gelegen, alse Horn und de andern, de hebben to twen und dren schepen, dar se mede in de zee liggen, dar muste de vlote vor also vorwaret wesen, dat se der nicht don en kunden. De schepen, die in dm Belt de sehade veroorzaakt hebben, zijn thuis gekomen 1); schrijft verder over de mogelijk te Kopenhagen te houden dagvaart. [14)41 — am guden vridage — Apr. 14. Kampen. Sted. arch. Danzig, Schbl. 74 n. 67; oorspr. Gedrukt: HB. II 2 n. 465. 1) Vgl. n. 1494 en 1495. [U]il Apr. 14—[14J41 Apr. 30. 409 n. 1504—1507. 1504. Hinrik Vorrath aan Danxig: deelt bi/zonderheden over zyn tocht naar Kampen mede; meldt, dat de Hollanders twee schepen uit Lödöse genomen hebben evenals een schip van Malthyas Stejfen, de in des herren konynges Cristoffers werve segelde '),- dat xe den Bergenvaarders 3 schepen ontnamen enx.; raadt groote voorxichtigheid aan, indien men de vloot laat uitzeilen. \_14~\41 — up den guden vrydagh — Apr. 14. Sted. arch. Danzig, Schbl. 74 n. 68; oorspr. Gedrukt: HB. II 2 n. 457. 1505. Geleide voor Symon Melijsz. en Symon Michielsz., dieners des hisscops in Denemerken, om met schepen en goederen, toebehoorende aan genoemden bisschop te komen en te gaan overal in Holland, Zeeland en Friesland, mits zij de gewone tollen betalen. Dit geleide zal duren tot sinte Jansmisse of tot 8 dagen na opzegging. [14)41 Apr. 20. Bijksarch. den Haag, Memor. Bose 5 fol. 158. Er boven geschreven: Geleyde voir twe des bisscops dieneren van Lonnen in Denemarken. 1506. Bericht van de Pruisische gezanten over hun onderhandelingen met de Hollanders te Kampen; de Hollanders wijzen de aanspraken der Pruisen af, weigeren op de Pruisische voorstellen in te gaan, of verontschuldigen xich met een onvoldoende volmacht, xoodat zij een nieuwe volmacht moeten gaan Italen; ten slotte xijn de Pruisische zendboden gedwongen, op het voorstel der Hollanders, de onderhandelingen op de dagvaart te Kopenhagen bij den koning van Denemarken voort te xeilen, in te gaan 2). 1441 Apr. 10—30. Sted. arch. Danzig, Schbl. 26 n. 27 en n. 28. Bijksarch. Koningsbergen; afschrift. Gedrukt: HB. II 2 n. 463. 1507. Cristoffer, van godes genade to Dennemerken, der Wenden und Groten coningh enx. oorkondt, dat hij aan de zendboden van Holland en Zeeland, die de genoemde gewesten naar Kopenhagen zenden zullen om vrede und vruntlycker deghedinge willen, met hun schepen, goederen, knechten enz. geleide gegeven heeft om naar Denemarken te komen, aldaar twaalf weken te verblijven en veilig weder terug te keeren. 8). [14)41 — des sondages in Philippi et Jacohi avende — Apr. 30. Kopenkagen. 1) Zie n. 1498, 1499, 1500 en 1501. 2) Zie de posten uit de stadsrekeningen van Deventer van 1441 April 28 en 29. Gemeente-arch. Deventer, Rekening van 1441/2 van den kameraar Willem ten Koleke. Gedrukt • HR. II 2 blz. 380 aanm. 3. 3) Hertog Adólf van Sleeswijk geeft den gezanten van den hertog van Bourgondië en van Holland en Zeeland met 4 schepen en hoogstens 300 personen geleide naar Kopenhagen en terug. [14]41 — des sondages vocem jocunditatis — Mei 21. Rijksarch. den Haag, Memor. Rose 5 fol. 178. Vermeld: HR. 11 2 n. 482, 2. Denzelfden dag (Mei 21) geven de Wendische sleden een dergelijk geleide. Rijksarch. den Haag, Memor. Rose 5 fol. 178°. Vermeld: HR. II 2 n. 482, 3. 1441 Apr. 30—[14]41 Mei 12. 410 n. 1508—1511. Bijksarch. dm Maag, Memor. Bose 5 fel. 179. Vermeld: HB. II 2 n. 482, 1; Boergoensche charters blz. 63. 1508. Ffrederick van Nickeritz, ordens vogeth torn Bretchen, Tydeman van Wege en Hinrick Buck, radessendeboden der lande van Pruyssen und Lijffland, oorkonden, dat, aangezien zij mit den raede unses genedigen Heren tshertogen van Bourgonden, van Hollant und van Zeelant und guede steden der sulven landen ie Kampen dagvaart gehouden hebben, waar besloten is, een nieuwe dagvaart te Kopenhagen te houden, zij aan de afgevaardigden van den hertog van Bourgondië, van Holland en Zeeland enz. geleide gegeven hebben, om met 4 schepen veilig te komen naar Kopenhagen en van daar naar hun land terug te keeren. 1441 Apr. 30. Bijksarch. den Haag, Memor. Bose 5 fol. 179". Zie HB. II 2 blz. 387 aanm. 1. Aldaar ook em aanteekming, ontleend aan de Rekeninge van den ponttollen, ontfangen tho Campen van den Hollantschen, Zeelantsce ende Westfriesce guede, in het gemeente-arch van Kampen, betreffende bodeloon voor een bode naar de Wendische steden en Denemarken, om dit geleide te verwerven. 1509. Hinrik Vorrat aan Danzig: doet mededeelingm omtrmt de uitrustingen ter zee van Lubeck en Hamburg; meldt, dat de Hamburgers em overwinning in Friesland behaald hebbm; de Hollanders hebben bij Lezo twee schepen, met zout geladen, wélke op weg van de Baai naar Danzig waren, gmomen enz. [14)41 — des vrydages vor jubilate — Mei 5. Lubeck. Sted. arch. Danzig, Schbl. 74 n. 71; oorspr. Gedrukt: HR. II 2 n. 459. 1510. Hinrik Buck aan Danzig: doet mededeelingen omtrent zijn terugreis naar Lubeck; de Zeeuwen zijn met al hun groote schepen, ongeveer 25, naar de Baai gezeild, terwijl die van Amsterdam gereed zijn om met 20 schepen er hem tevarm; die van Lubeck en Hamburg maken groote uitrustingen ter zee. [14)41 — am donrstage vor cantate — Mei 11. Sted. arch. Danzig, Schbl. 74 n. 72, 1; oorspr. Gedrukt: HB. II 2 n. 466. 1511. Danzig aan de zendboden naar Holland en Zeeland, Tideman v. Wege en Henric Buck verklaart op de vraag, of sij, indien de zes (Wendische) steden met Holland enz. tot em dagvaart in dem Sunde besluitm, ook daarheen moeten gaan, gem antwoord te kunnen gevm, doch aan de zendboden over te laten te doen, wat dezen in verband met hun opdracht en noch dem abescheide mit den Hollandern als het beste erkennen zullen. [14)41 — am freitage vor Cantate — Mei 12. Sted. arch. Danzig, Miss. 4 fol. 29". 1) Zie n. 1491. [14J41 Mei 19—[14J41 Juni 12. 411 n. 1512—1514. 1512. Beslissing in zake de vordering van eenige schippers van Amsterdam tegen Jan Bet Willemsz., Jan Bont en Jan Claesz., die burgemeesters waren in den tijd, dat Jan Heynenzoen de reis naar Denemarken deed. [14~\41 Mei 19. Bijksarch. den Haag, Memor. Bose 4 fol. 81. Upten 19»t*n dach in Meye anno 41 wort gedadincht ende overdragen by meester Heynrich nuten Hove, Jan van der Mye ende den scout van Aemstelredamme Jan Jan Heynenzoenszoen, tusschen Jan Bet Willemsz., Jan Bont ende Jan Claesz., die burgermeysteren waeren np die tijt, dat Jan Heynenzoen die reyse dede in Denemerken, up een zyde ende Pieter Willemsz., Oude Jacob, Clais dié Grebber, Sy mon Tedinc, Willem Allairt, Dirc Willemsz., Eeyner Andrieszoen, Zivert Rem Ghyzenz. ende comen Meeus, alle scipperen, up dander zyde, roerende van sulken eyssche ende afterwesen, als die voirnoemde scipperen seyden, dat zy hadden an der stede van Aemsterdamme, dat men den selven scipperen vernoegen sal van enen stuver sdages, die hem toegeseyt was, uutgenomen Pieter Willemsz. ende Oude Jacob, die sal men verset doen by Jan Heynenzoen, als dat redelic wesen sall. Ende van hoeren anderen gebreken sal bliven staende ter tijt toe, dat dese toecoemende Deensche reyse, die nu tot Coppinhaven dienen sal, gedaen sal wesen.; behoudelic dat die voirnoemde scipperen der stede van Aemstelredamme terstont wederleveren sullen sulke bussen cruyt, bussen steen, pylen ende anders sulke reescip tot oirloge dienende, als zy van der voirnoemde stede hebben; ende wairt, dat hier off yet verloren of verbijstert wair, dat sal men hem weder corten van den voirs. stuver sdages. 1513. Borgermestere unde Radmanne der stad Lubeke machtigen Johan Colman, Wilhel m van Calven, borgermestere, Joban Luneborch, radman, unde mester Johan Hertze, unser stad prothonotarius, om, daartoe door Christoffel van Denemarken uitgenoodigd, met de gedeputeerden van Holland, Zeeland en Friesland te Kopenhagen te onderhandelen over de geschillen, bestaande tusschen de genoemde landen aan de eene zijde en de steden Lubeck, Hamburg, Bostock, Stralsund, Wismar en Lüneburg aan de andere zijde. 1441 — des mandages vor Pinxster — Mei 29. Koninklijke Bibliotheek den Haag, afschrift in register n. 74 A 46 (Foedera inter Hoüandos et 6 urbes Vandalicas Fr boven geschreven: Machtbrieff der gheenre, die • van Lubeke tot Coppenhaven ter dachvaert tiegen den Hollanderen gesent waeren etc. Byksarch. den Haag, register Z O fol. 1; slecht afschrift van het bovenstaande. Hiervan weer een afschrift in het Ms. suppl. van Mieris, Bourgogne 1. Vermeld: HB. II'2 n. 483, dat alleen register Z O kent. Vgl. Boergoensche charters blz. 64. 1514. Filips [hertog van Bourgondië, enz.], bevestigt de overeenkomst, gesloten tusschen Campen aan de eene zijde en Aemstelredam, Hoern, Enchusen, Moni- 1) Dit register bevat op fol. 1", 2, 2", 3" dergelijke volmachten van de sleden Hamburg, Wismar, Stralsund en Rostock; op fol. 4 een volmacht van den koning van Denemarken aan zijn vertegenwoordigers bij de onderhandelingen te Kopenhagen; op fol, 3 een volmacht van den hoogmeester der Duitsche Orde in Pruisen voor zijn gedeputeerden naar Kopenhagen. 1441 Juni 12. 412 1515 ckedam, Ydam en de watersteden aan de andere zijde, bij welke overeenkomst bepaald was, dat die van Kampen vrij en veilig mogen varen naar Schotlant, Engelant ende voirt overal westwart ende desgelü'cx in Noirwegen, dair sy sullen mogen vry vueren alsulkdanige guede ende comanscippe, als men gemeenlic in Noirwegen te sliten pleecht en wederom terug sullen mogen brengen alsulke guede ende comanscippe, als dair vallen, mits het geen Oostersch goed is, daar zij niet naar Oestlant noch door Vrieslant zullen mogen varen, en geen handel met die landen of met de onderdanen der zes Wendische steden sullen mogen drijven; dat die van Bolland, Zeeland en Friesland vrij en veilig zullen mogen varen voir die van Campen ende binnen den hoereu met hun goederen, mits betalende het pontgeit, als overdragen is; dat de geschillen zullen rusten tot Bamisse naistcomende doch dat 14 dagen te voren een dagvaart te Kampen gehouden zal worden. Verder bepaalt Filips, dat Deventer zal kunnen deelen in de voorrechten, bij deze overeenkomst aan die van Kampen verleend. {14)41 Juni 12. Gemeente-arch. Kampen; oorspr. Bijksarch- den Haag, Memor. Bose 5 fol. 172a versoVermeld: Begister van Overijsselsche oorkonden, n. 133; Begister van het arch. van Kampen 1 n. 560; Boergoensche charters blz. 63. Vgl. Kronijk van Arent toe Boecop, blz. 633. 1515. De Duitsche koopman te Brugge verklaart, dat een aaivtal bij name genoemde schippers uit Lijfland volmacht gegeven hebben aan Diderick van Bodeken en Johan Zwyn, om bij de onderhandelingen te Kopenhagen vergoeding voor de hun midden in vredestijd toegevoegde schade te eischen. 1441 Juni 12. Koninkl. Bibliotheek den Haag, Begister Foedera inter Hoüandos et 6 urbes Vandalicas (n. 74 A 46) fol. 4". Afschrift hiervan in het rijksarch. den Haag, register Z O fol. 19. Vermeld naar reg. Z O: HB. II 2 n. 484 2); Hildebrand, Livl. U. B. 9 n. 734; Boergoensche charters blz. 64. Een Certificacie van den aldermannen in Vlaenderen wesende etc. Allen denghennen, de dessen breyff sullen seyn off horen lezen, sonderlinx deme irluchtigesten, eddelen und groetmachtigen forsten nnd heren, heren Cristoffer, van der Godes gnade der ryke Denemarken, Zweden und Norwegen koninck, vort allen anderen forsten und heeren hertogen, greven, banrossen, ridderen, knapen, regireren, lande, stede nnd slote, borgermesteren, radmannen, richteren, voghede und by namen den vorsenighen, wysen und erbaren sendeboden der lande Holland und Zeeland etc., nu to Copenhaven ter 1) October 1. 1) HB. II 2 6b. 403 aanm. 2 verwijst naar HR. II 2 n. 240 (1438 Juni 23, n. 1337); dit is onjuist. De in dit stuk opgenoemde namen van schippers zijn geheel andere, dan die, welke in hel stuk van 1438 Juni 23 genoemd worden. [14J41 Juni 13. 413 n. 1516. dachyart wesende off anderswaer komende, und vort allen anderen, den desse unse opene breyff sal ghetoghet off ghelesen werden, enbede wy, alderlude des ghemenen copmans van der Duitser Henze des Romeschen Rikes, nu to Brucge in Vlaendren wesende, sammetliken und eiken bysunderen na behorliker irbedynge unsen denstund vermogen myt wonsche alles heyles to voren; openbarlike myt dessen jegen wordighen breve betugende, dat vor ons gekomen siin de beschedene Johan Herlinckhusen Wenemaer Overdijck, Ludike Borchardes, Wolter Sasse, Johans Remelinckrode, Gherwiin upten Orde, Albrecht Aldenbrekelvelde, Hinrick Vrundenberch, Johans Buddinck, Johan Kale, Willem van Hemerden, Johans Clenynckhusen, Johan Crane, Johan Lentzendijck, Schiper Herman Creyenbrock, Hynrick Castorp, Everd Rotard, Lodewich Beyerinckoven, Hinrick Wijsmond und Wolter Breetholt, alle van der Dudescher Henze, in Liifflande to huus horende, nnde hebben uns clageliken vorghebracht und to kennene ghegheven, nycht jeghenstaende dat se mitten landen Holland, Zeeland und eren undersaten anders nycht danne alle leve, mynne und vruntscap en wisten utestaende, nycht te min so zijn se und ere vrnnde, in Liifflande vorseid to huns behorende, doch darenboven van den undersaten der lande voirseid boven redelicheyt und alle bescheyt nnd sonder verdenst swarlike beschedighet, des eres enweldighet und in verderffliken schaden ghekomen, na uutwysinghe ener openen certificacien, den vorseiden copluden by ons daer up ghegheven. Und omme den vorbenomeden schaden, hynder, achterdeel, alse dat behoren sal, by zyden to lecghende, so hebben de vorseide coplude und schiper vor sick selven und ere vrunde, den de selve schade anrorende is, in der besten wyse nnd formen, dat se konden, solden und mochten, gesat ende ghekoren und myt dessen jeghenwordighen breve setten, kesen und ordineren in crafft desses jeghenwardighen procuratorii to eren vnlmechtighen procuratores, wervers und hovetmannen, de ersamen Diderick van Bodeken und Johans Zwyne der sel ver Henze, desses breves bewiser jeghenwordich wesende de sake vorseid to sick to nemende, sick gensliken der to underwyndende in vruntschoppe off anderzyns, de to endighende, ut te draghende den schaden up to borende, to entfanghene, composicie und eendracht van termynen der betalinge daervan to makende, qwitscheldinghe daervan to doende, mitgafftige nnd vullenkomene qwitancie vor namanynge vor se und ere vrunde daervan to ghevende, und vort ghemenlike gheheel und all daer by to doende und to latende allet, dat de vorbenomeden personen, de se gemechtighet hebben, daer by doen nnd laten mochten, off se jeghenwardich, personlick und vor oghen weren. Und so wes nnd wat de vorseide Diderick und Johans vorseid daer by doende und latende werden dat hebben de vorseide Johans. Herlinckhuysen, Wenemer Overdijck, Ludeke Borchardes, Wolter Sasse, Johans Remelinckrode, Gherwiin Uptenorde, Albrecht Aldenbrekelvelde, Hinrick Vrundenberch, Johans Buddinck, Johan Kule, Willem van Hemerden. Johans Cleninckhusen, Johan Crane, Johan Lentzendijck, Schipher Herman Creyenbrock, Hinrick Castorp, Everd Rotard, Lodewich Beyerinckoven, Hinrick Wijsmond nnd WoHar Breetholt vor ons also ghelovet, gued, ghestadich nnd vast to holdene to ewighen daghen sunder all arghelist. In tuchnisse und merer kennesse der warheyt so hebbe wy, alderlude vorseid, unse inghezeghele beneden an dessen breyff doen hangen int jair ons Heren dusent veirhondert und eyn nnd veirtich upten twelefften dach in Jnnio. 1516. Instructie voor de Pruisische gezanten op de dagvaart te Kopenhagen. \14\41 — dinstage nach trinitatis — Juni 13. Rijksarch. Koningsbergen, Hochmeister-Registrant 15 blz. 13. Gedrukt: HR. II 3 n. 477; in uittreksel: Hildebrand, Livl. U. B. 9 n. 735. 2. Item von den 22 schiffen, die die Hollander ersten genomen haben: wellen 1441 Juni 20—1441 Juli 6. 414 n. 1517—1519. sich. die Hollander in redliche beczalunge derselben schiffe und gutter geben, das man das uffneme, und umme die anderen schiffe und gutter, die sie sint der czeit haben genomen, teydinge, so man forderst moge, das die onch mochten beczalet werden; kunne das nicht gescheen, das man (denne) mit en eyn bestehen mache von czweyen, dreyen adir vier jaren nnd tage bynnen des mit en vorrame, uff das man den losen hawffen us der sehe brenge und die anderen zcu narnnge und segelacien widerkomen, mit denselben man denne deste bas die sachen zcu handeln bette. 1517. Hoogmeester Konrad von Erlichshausen geeft zijn gezanten volmacht, met de gevolmachtigde zendboden van den hertog van Bourgondië op de in Kampen afgesproken dagvaart te Kopenhagen over alle geschillen tusschen Pruisen, Lijfland, Holland en Zeeland ie onderhandelen en besluiten te nemen. 1441 — dinstag nach corporis Cristi — Juni 20. Marienburg. Sted. arch. Donzig, Schbl. 18 n. 36; afschrift. Bijksarch. den Haag, Begister Z O fol. 14. Vermeld: HB. II 2 n. 485; Kernkamp, Balt. archivalia blz. 182. 1518. Verslag van de zijde der Orde over de onderhandelingen met den gezant van koning Christoffel van Denemarken en over het verhandelde op de dagvaarten te Althans, Mewe en Elbing. Cristoffer von Parszberg, zendbode van koning Christoffel, komt onder meer verzoeken, of de hoogmeester zijn zendboden naar Kopenhagen wil zenden ter dagvaart met de Wendische steden, de Hollanders enz. Juni 3 brengen de drie zendboden, door den hoogmeester en de steden van Pruisen naar Kampen gezonden, op de dagvaart te Mewe verslag uit over hun onderhandelingen met de Hollanders. Er zal een gezantschap naar Kopenhagen gezonden worden. Juni 13, dagvaart te Mewe; instmctie voor de gezanten naar de dagvaart te Kopenhagen wordt opgesteld, (n. 1516). Juni 26, dagvaart te Elbing; land en steden van Pruisen willen, indien de onderhandelingen met de Hollanders te Kopenhagen zonder resultaat blijven, met de andere steden een dagvaart houden om te bespreken, hoe tegen de Hollanders op te treden; de hoogmeester echter wil in dat geval zich wenden tot den hertog van Bourgondië. 1441 Juni 3—26. Bijksarch. Koningsbergen, Hochmeister-Registrant 15 blz. 9. Gedrukt: HB. II 2 n. 476. 1519. Hertog Filips van Bourgondië verklaart, dat de gezanten van' Pruisen en Lijfland op de dagvaart te Kampen, inziende, dat zij hun strijd met Holland, Zeeland en Friesland gedurende het voortduren van den oorlog tusschen deze landen en de Wendische steden en den hertog van Holstein niet kunnen beëindigen, evenals koning Christoffel van Denemarken verzocht hebben, een gezantschap naar Kopenhagen te zenden, terwijl zij van?hun kant de -Wendische steden en den hertog van Holstein bewegen willen, eveneens te doen; geeft zijn naar Kopenhagen1 vertrekkende gezanten en aan de hen vergezellende gedeputeerden der steden van Holland en Zeeland volmacht , een verdrag met die van Pruisen en Lijfland te sluiten, en eveneens met den 1441 Juli 0—1441 Juli 12. 415 n. 1520—1622. hertog van Holstein en de Wendische steden, indien koning Christoffel en die van Pruisen en Lijfland hen overgehaald hebben, de dagvaart bij te wonen, over de den Hollanders aangedane schade te onderhandelen. 1441 Juli 6. Brussel. Sted. arch- Lubeck, Trese Batavica n. 191; oorspr. Vermeld: HB. II 2 n. 486. Gedrukt: Lüb. 17. B. 8 n. 25. 1520. Filips, hertog van Bourgondië enz., oorkondt, dat hij ter bijlegging van de geschillen wegens het nemen van schepen tusschen Holland, Zeeland en Friesland aan de eene zijde, en de onderdanen van Pruisen en Lijfland aan de andere zijde, voor de dagvaart, te Kopenhagen op verzoek van Christoffel van Denemarken te houden, volmacht gegeven heeft aan her Hanse van Lalaing enz., her Aernt van Gend enz., meyster Lodewijc van der Eyke, Jan Heine zons zoen ende meyster Jan Rose, onse secretarius, met eenige gedeputeerden van de steden van Holland en Zeeland, om met die van Pruisen en Lijfland te onderhandelen en besluiten te nemen. 1441Juli 6. Brussel. Sted. arch. Danzig, Schbl. 18 n. 47; oorspr., perk., aanhangend zegel. Vermeld: Kernkamp, Baltische archivalia blz. 182. Vgl. HB. II 2 blz. 404 aanm. 3. 1521. De te Elbing vergaderde raadszendboden der Pruisische steden aan de te Kopenhagen vertoevende raadszendboden van Pruisen: hebben besloten, indien de Hollanders geen genoegdoening geven, dat de raadszendboden met die van Lubeck enz. een Hanzedag zullen bijeenroepen; de hoogmeester blijft bij zijn meening, dat hij eerst nog eens den hertog van Bourgondië om schadevergoeding zal vragen zij blijven bij hun besluit. [14\41 — am donnerstage nach visitacionis Marie — Juli 6. Sted. arch. Danzig, Schbl. 26 n. 31a, ontwerp; Missive 4 fol. 34. Vermeld: HR. II 2 n. 479. 1522. Filips, [hertog van Bourgondië,] geeft op verzoek van Leiden aan Willem Hugenzon en schipper Aelbrecht van Schiedam verlof, om een buis, geladen met zout, naar Kopenhagen te voeren. 1441 Juli 12. Bijksarch. den Haag, Memor. Bose 4 fol. 89"; afschrift. Phillips etc. doen cond allen luyden, dat wy ter bede ende versoecke van onser stede van Leyden geoirloift ende geconsenteert hebben, oirloven ende consenteeren mit desen brieve Willem Hugenzon ende scipper Ailbairn van Schidamme, dat sy enen buysse, geladen mit zoute, sullen mogen voeren in Denemerken off tot Coppen- 1) In dezen zin zendt de hoogmeester zijn instructie aan de gezanten der Orde te Kopenhagen. [14]41 — am 8 tage visitationis Marie — Juli9. Rijksarch. Koningsbergen, Missive 15 blz. 14. [14]41 Juli 13—1441 Aug. 15. 416 n. 1523—1526. haven niettegenstaande sulke verbode, als dairtegen gedaen sijn. Ombieden dairom ende bevelen mit ernste allen onsen ondersaten van Hollant, van Zeelant ende van Vrieslant ende sonderlinge diegene, die upter zee leggen om die vyande van onsen voirseiden landen te crencken, up hair lyve ende goede, dat sy Willem ende Aelbrecht voirseit mitten voirseiden buysse ende goede dair in geladen, rnstelic, vredelic ende ongehindert laten vaeren ende keeren dese reyse voirseit ende des in geenrewijs en laten, alsoe lieve als wy hem sijn. In oirkonde desen brieve ende onse signet hier np gedruct. Gegeven upten 128ten dach in Julio int jair ons heren dusent vierhondert ende eenendeveertich. 1523. Filips, [hertog van Bourgondië enz.,] verbiedt, daar veel onderdanen uit Hol" land, Zeeland en Friesland zich gereed maken, om comansgewyse te varen in Denemerken off in Noorwegen, en daar zijn gezanten, die up dese tijt tot Coppenhaven in Denemerken getoigen sijn ter dachvairt, slechts voor 4 schepen geleide verkregen hebben, dat iemand naar Noorwegen, in Denemerken of in Oistlant zal varen zonder zijn toestemming. [14]41 Juli 13. Bijksarch. den Haag, Memor. Bose 5 fol. 181. Vermeld: Boergoensche charters blz. 64. 1524. De Raad van Holland, gehoord hebbende Jan Pietersz. en Pieter Jansz. van Westenscouwen, die geklaagd hebben, dat Jan Dircxz. en Pilgeryn Gerjjtsz. hun twee schepen, geladen met goederen en komende uit Noorwegen, dair sy geseilt waren up sulc consent, als sy dairaff hadden van den hertog van Bourgondië, genomen hadden; gehoord hebbende Jan en Pilgerijn voornoemd, die zeggen, dat Jan ende Pieter van Westenscouwen mit moetwille die scepe ende goede weder tegen hém gecoft souden hebben om sekere sommen van gelde; beslist, dat de twee schepen ten onrechte genomen zijn enz. [14)41 Aug. 6. Bijksarch- den Haag, Memor. Bose 4 fol. 89. 1525. De raadszendboden dei- Pruisische steden aan Danzig: berichten, dat koning Christoffel de privilegiën der Hanzesteden bevestigd en voorloopig ook den Hanzesteden de betaling van den Sonttol kwijtgescholden heeft; iedere stad moet echter op een volgende dagvaart bewijzen, dat zij deelgerechtigd is in de voorrechten der Hanze; deelen mede, dat de Hollanders Aug. 9 (an s. Lorencz abende) met 9 schepen aangekomen zijn; hebben nog niet veel met de Hollanders onderhandeld. [14)41 — am fritage des nehsten tages nach Laurencii — Aug. 11. Kopenhagen. Sted. arch. Danzig, Schbl. 18 n. 40; oorspr. Gedrukt: HB. II 2 n. 501. 1526. Filips, [hertog van Bourgondië enx.,] aan schout, burgemeesters, schepenen en raad van Hoirne: deelt mede, dat Jan Dircxzoon, brenger van dezen brief, voor den gouverneur 1441 Aug. 2.1 417 n. Ió27—Ibü. en raad van Holland verklaard heeft, dat hij op xee bij Schagen een crayer, geladen met zout, toebehoorende kooplieden van Lubeke, en zeilende van Schotlant naar Wissemer, genomen en naar Hoorn gebracht had, waar het schip wel 5 weken gelegen heeft, zonder dat Jan den buit mocht verdeelen, daar men beweerde, dat het vrienden toebehoorde; beveelt, dat het gerecht van Hoorn gedeputeerden van Medenblic en van Enchusen ontbieden zal, om een onderzoek in te stellen, en dat, als het schip en de goederen aan vijanden toebehooren, cum Jan en zyn gezellen toegestaan zal worden, die te boyten ende te pairten. 1441 Aug. 15. Gemeente-arch. Hoorn; oorspr. papier, signet. 1527. Filips van Bourgondië geeft verlof aan Ilaye Harlde uit Oost-Friesland, om 4 schepen met ossen naar Holland, Zeeland of Friesland te zenden, en de schepen, met kalk geladen, terug te brengen. 1441 Aug. 23. Ryksarch. den Haag, Memor. Rose 4 fol. 89". Phillips etc. doen cond allen lnyden, dat wy geoirloft ende geconsenteert hebben, oirloven ende consenteren mit desen brieve Haye Harlde nut Oistvrieslant over die Eemse, dat hy sall mogen senden ende doen laden uut synen lande vier scepe mit ossen ende andere goede, sulc als in synen lande vallen, in onsen lande van Hollant, van Zeelant of van Vrieslant ende aldair weder te doen laden die selve scepe mit calck, om die weder in synen lande te doen brengen, ende om dit te doen een reyse gins ende weder. Soe geven wy dengenen, die mitten voirseiden scepen varen sullen, een goet, vry, vast ende seker geleyde dese voirseide reyse gins ende weder te vaeren. Ombieden dairom ende bevelen allen onsen ondersaten onser voirs. lande ende sonderlinge alle dengenen, die uut onsen voirs. landen uutleggen upter zee, om hair vyande te crencken, dat sy die voirs. Vier scepe veylich ende ongelet laten varen ende keren mitten goeden voirseit, een reyse gins ende weder, als voirseit staet, sonder die in eniger wijs te beschadigen of te misdoen, wantet onse wille is, dattet alsoe geschie. In oirkonde desen brieve ende onse signet hierup gedruct. Gegeven upten 23en dach in Augusto, int jair ons Heren dusent vierhondert een ende veertich. 1528. Verdrag, te Kopenhagen gesloten tusschen de afgevaardigden van den hertog van Bourgondië en de gedepideerden der steden van Holland, Zeeland en Friesland aan de eene zijde en de raadszendboden der zes Wendische steden aan de andere zijde: Er zal een bestand zyn van 10 jaren, ingaande te land Sept. 10 en te water Oct. 9. De gedeputeerden van Holland, Zeeland en Friesland zullen uit de steden Utrecht, Amersfoort, Antwerpen, Mechelen en Nymegen en de raadszendboden der Wendisclte steden uit de steden Maagdenburg, Brunswijk, Göttingen, Hannover en Kampen elk twee steden aanwijzen, welke gedeputeerden zuilen zenden naar de dagvaart, te Kampen upten pinxsten dach nayst comende over twe jaren ') te houden, om aldaar als bemiddelaars op te treden. Mochten deze vier het na 13 weken niet eens zyn, dan zullen zij een stad kiezen om als scheidsrechter op te treden. iAineburg wordt in dit verdrag opgenomen. 1) lWi Mei 31. 27 1441 Aug. 23. h. 1529—1530. Mocht er vertraging in de te Kampen te houden dagvaart xijn, dan xal liet bestand toch voortduren 1441 — up sunte Bartholomeus avent — Aug. 23. Kopenhagen. Sted. arch. Lubeck, Trese Batavica n. 192; oorspr. Afschriften o.a. in de Kon. Bibliotheek den Haag, register n. 74 A 46 (Foedera inter Hoüandos et 6 urbes Yandalicas) fol. 5; Bijksarch. den Haag, Begister ZO fol. 21—26; Gemeente-arch. Amsterdam enz. Gedrukt: HB. II 2 n. 491; Lüb. U. B. 8 n. 35. Verder o.a. Aitzema 1, 90 enz. Vermeld: Boergoensche charters blz. 64; Scheltema, Invent. v. h. arch. van Amsterdam 1 blz. 63. 1529 Verdrag, gesloten tusschen de gexanten van den hertog van Bourgondië en de raadszendboden der Wendische steden: de Wendische steden zullen tusschen nu en Oct. 9 (sinte Dyonisius dach) bij den hertog van Sleeswijk pogingen in het werk stellen, aal hij de som van 1600 Lub. mark, door hem geüischt ivegens hem ontnomen wijnen, verminderen zal. Gaat hij hierop niet in, dan zullen Holland, Zeeland en Friesland voor 1442 Jan. 6 (binnen die twaeff nachten van Kerstmisse) de 1600 mark ten belioeve van den hertog aan den Duitschen koopman ie Brugge ter hand stellen; er zal een bestand xijn tot den dag, waarop de hertog xijn geld ontvangen xal; daarna zal er vrede zijn enz. 1441 — sinte Berthelmeeus avent — Aug. 23. Sted. arch. Lubeck, Trese Batavica n. 193; oorspr. Kon. Bibl. den Haag, register n. 74 A 46 (Foedera inter Hoüandos et 6 urbes Vandalicas) fol. 9. Hiervan weder een afschrift in het rijksarch. den Haag, register Z O fol. 37—39. Gedrukt: HB. II 2 n. 492; Lüb. U. B. 8 n. 36. Verder o.a. Aitzema 1, 93. Vermeld: BoergoenscJie charters blz. 64. Vgl. Scheltema, Invent. v. h. Amsterd. archief 1 blz. 63 n. 3. 1530 Verdrag tusschen Holland en Denemarken: 1. De oude vriendschap zal liersteld worden. 2. Voor alle schade, door die van DenemarJcen den Hollanders en door de Hollanders den Denen aangedaan, zal langs den weg van het recht vergoeding geeischt worden; 3. zoowel de koning als die van Holland kunnen daartoe gevolmachtigden bij den Raad van Holland en bij den koning zenden; 4. alle klachten en tegenklachlen tusschen Holland, Zweden en Noorwegen zullen blijven rusten lot een nieuwe dagvaart, na den terugkeer des honings vast te stellen. 5. Holland betaalt den koning tot hovescheit 5000 Rijnsche guldens in twee termijnen; daarvoor bevestigt de koning de privilegiën van Holland. 1441 — op s. Bartholomeus avont — Aug. 23. Kopenhagen. 1) Bevestiging van deze oorkonde door burgemeesters en raden der 6 Wendische steden, 1441 — suunavendes voir s. Matheus dage — Sept. 16, Lubeck. Vermeld: HB. 112 n. 495. Bevestiging door hertog Filips van Bourgondië, medebezegeld door Haarlem, Leiden, Amsterdam, Zierikzee en Middelburg. 1441 Oct 27. Kon. bibl. den Haag, reg. n. 74 A 46 fol. 10"; rijksarch. den Haag, Beg. Z O fol. 40. Vermeld: IIB. II 2 n. 496, gedateerd 1441 Stpt. 27; Boergoensche charters blz. 65, zonder datum. 14*1 Aug. 9-Aug. 23—[1441 Juli—iug.) 419 n. 1531—1534. Kon. Bibl. den Haag, Register n. 74 A 46, fol. 6*—&>. Rijksarch. den Haag, Reg. Z O fol. 27. Gedrukt: Aitzema 1 blz. 91. Vermeld: HR. II 2 n. 493. 1531. Bericht der Wendische steden over haar onderhandelingen te Kopenhagen met de zendboden van den hertog van Bourgondië en van de steden van Holland en Zeeland, eindigende met het sluiten van het verdrag n. 1528. 1441 Aug. 9—Aug. 23. Sted. arch. Lubeck; oorspr. Sted. arch. Danzig, Schbl. 13 n. 46, onvolledig afschrift. Gedrukt: HR. II 2 n. 488 §§ 25—37 ')• 1532. Aartsbisschop Johan van Lund, raetgeven des riikes to Denne marken, verklaart op verzoek van de raadszendboden der steden, dat de raadszendboden der steden tegen de woorden alse van suiker schade als die vorscreven hertoge ende die van den Wendeschen steden onsen voirscreven ondersaten voirtiits ghedan hebben myt groten foirtze ende onrechte en ok andere punte in de volmacht van de gezanten van den hertog van Bourgondië geprotesteerd hebben 2). 1441 — dinxtedages na s. Bartholomei dage — Aug. 29. Kopenhagen. Sted. arch. Lubeck, Trese Batavica n. 194; oorspr. Gedrukt: Lüb. U. B. 8 n. 37. Vermeld: HB. II 2 n. 504. 1533. Notarieele verklaring, dat de Pruisische en Lijflandsche gevolmachtigden door getuigen bewezen hebben, dat zij bij de onderhandelingen met de Hollanders te Kopenhagen slechts vergoeding gevraagd hebben voor hetgeen aan Pruisen en Lijfland in de genomen 22 schepen toebehoorde s). 1441 Aug. 29. Kopenhagen. Sted. arch. Danzig, Schbl. 18 n. 38 en 39; 2 orig. Gedrukt: HB. 11 2 n. 503, verkeerd gedateerd 1441 April 29. Vermeld: Hildebrand, Livl. U. B. 9 n. 761; Kernkamp, Balt. archivalia blz. 182. 1534. Uittreksel uit het reces der le Kopenhagen vergaderde steden. [1441 Juli—Aug.~\ Sted. arch. Lubeck; oorspr. Sted. arch. Danzig, Schbl. 13 n. 46. Gedrukt: HB. II 2 n. 490. Vertegenwoordigd waren Lubeck, Hamburg, Bostock, Stralsund, Wismar, Lüneburg, Elbing en Danzig. 5. Item up deme sulven daghe mach me ok denne overspreken, wo me yd wyl 1) HR. II 2 n. 488 §§ 1—24 bevatten de onderhandelingen tusschen de Wendische steden, die van Pruisen en den koning van Denemarken van Juni 20—Aug. 6. 2) Vgl. HR. II 2 n. 488 § 30. 3) Zie n. 1337. 1441 Sept. 6—1441 Sept. f. 420 n. 1535—1536. holden alse myt den Hollanderen, -weret dat de dinghe to vreden nnde gnaden nicht worden gestellet, dat de erbenomeden sendeboden ok hebben vuile macht van der wegen. 8. Item dat se desgeliken by ere oldesten bringen, dat de erbenomeden sendeboden uppe deme erbenomeden daghe last hebben dar in tosprekende, dat me na desseme daghe nene Hollandere unde dede buten der hense synt vorvrachte, so dat in olden recessen clarliken is vorwaret !), wente desse sendeboden dat hoghe hebben overwegen so ok dat latest by dy gemenen stede to Lubeke wart vorhandelet, dat de Hollandere buten der hanze vormyddelst der vrachtinge sere weren gemechtiget unde alle desse Hollandesche kriek myt den steden van hovardie der Hollandere is upgestan und entsprungen. 1535. Verdrag, te Kopenhagen gesloten tusschen de gezanten van den hertog van Bourgondië en de gedeputeerden van Holland, Zeeland en Friesland aan de eene zijde en de raadszendboden van den hoogmeester, van Pruisen en Lijfland aan de andere zijde: 1. AUe schepen en goederen, in Pruisen en Lijfland wegens de op de Trade genomen 22 schepen becommert off onbecommerb, zullen vrij zijn. 2. Wegens het nemen der 22 schepen op de Trade zullen die van Holland, Zeeland en Friesland aan die van Pruisen en Lijfland te Brugge 9000 pond gr. Vlaamsch betalen in 4 termijnen, nml. 2500 ffi Kerstavond [14)42, 2500 Si Kerstavond [14)43, 2000 fÈ Kerstavond [14)44 en 2000 ÏÈ Kerstavond [14)45. 3. Bit geld moet vrij uit de landen van den hertog van Bourgondië gevoerd mogen worden. 4. Indien een onderdaan van Pruisen en Lijfland zich van de schade der 22 schepen te veel toegerekend lieeft, zal dit teruggegeven worden. 5. De beslissing omtrent de schepen en goederen, voor en na het nemen der 22 schepen dien van Pruisen en Lijfland door de Hollanders enz. ontnomen, en alle schade en geschil aan beide zyden zullen verblijven aan den hertog van Bourgondië en den hoogmeester, die daarvoor een dagvaart zullen houden. 6. De schepen en goederen, in § 5 bedoeld, zullen eerst na gevallen beslissing naar Pruisen en Lijfland gevoerd mogen worden. 7. De Hollanders mogen ondanks de schade, veroorzaakt voor en na het nemen der 22 schepen, vrij in Pruisen en Lijfland komen; zoo mogelijk zal de beslissing over die schade binnen 4 jaren vallen. 8. Alle nieuwigheden, tijdens deze twisten ingesteld, zullen afgeschaft worden. 1441 Sept. 6. Kopenhagen. Sted. arch. Danzig, Schbl. 18 n. 41; oorspr. Schbl. 19 n. 72, 2; 'afschrift. Afschriften te Koningsbergen, Thorn; Kon. Bibl. den Haag, Reg. n. 74 A 46 fol. 8v en Bijksarch. den Haag, Beg. ZO fol. 33; Gemeente-arch. Amsterdam, Keurboek Ablz.67". Gedrukt: HB. II 2 n. 494; verder o.a. Aitzema 1 blz. 93. Vermeld: Boerg. charters blz. 64; Scheltema, Invent. v. h. Amsterd. arch. 1 blz. 64; Kernkamp, Balt. archivalia blz. 183 enz. 1536. Johan, aartsbisscliop van Lund, verklaart, dat zyn schip met de goederen genomen is, in wélk schip de Hollandsche zendboden waren, tegen het geleide in, door hem aan de lieden van Holland gegeven. 1441 Sept. 7. 1) Vgl. hiervoor R. van 1441 Maart IS; HR. II 2 n. 439. 1441 Sept. 7—[14J41 Sept. 9. 421 n. 1537—1538. Kon. bibl. den Haag, register Foedera inter Hoüandos et 6 urbes Yandalicas, n. 74 A 46, fol. 10. Afschrift hiervan in het rijksarch. den Haag, register Z O fol. 40. Vermeld: Boergoensche charters blz. 64 en HB. II 2 n. 506, beiden naar register Z O. Wy, Johannes Laxman, van Godes gnaden Ertzebischop to Lunden etc. bekennen vor allen ersamen Inden ghestlic unde wertlik, dat uns gesant wart np unse gelove, truwe unde geleyde, by unse denere Mathijs StefFen, eyn butze myt sendeboden, de yr by unse gnedige Here koninge Cristoffere scholde ghewest hebben, alse se och qwemen; welker butze myt de guder uns ghenomen wart (by) Gotzstaff Stuwe, voget to Elvesborch, boven gelove unde geleyde, de wy den goeden mannen uut Hollant to ghescreven unde secht hadden, umme des ghemenen besten willen alse umme vrede to makende etc.', welk vorghescreven butze myt den guderen geladen nnde och myt de grote unkost, de wy dair sudder (!) umme deden, so goet was alse 4000 Rijnsche guldene. To tuchnisse der warheyt so hebbe wy unse secret ghedrucket laten nedden an dessen breff, de ghegeven ys to Copenhaven int jaar unses Heren dusent veerhundert in den eyn unde veertigeste, unse leve vruwen avende erer ghebord. 1537. Johan, aartsbisschop van Lund, verklaart door de landen Holland en Zeeland tevreden gesteld te zijn, wat aangaat de schade, geleden dooi- het nemen van schip en goederen, gevoerd door schipper Mathijs Steffen. 1441 Sept. 7. Kon. bibl. den Haag, register Foedera inter Hoüandos et 6 urbes Vandalicas, n. 74 A 46, fol. 10. Afschrift hiervan in het rijksarch. den Haag, register Z O fol. 40°. Vermeld: Boergoensche charters blz. 64 en HB. , II 2 blz. 436 aanm. 2, beiden naar register Z O. Wy, Johannes Laxman, van Godes gnaden Ertzebischop to Lunden etc., bekennen vor allen ersamen guden luden ghestlik und wertlik, dat wy vornoeghet synt van den lande (van Hollant) unde Zelant van allen sulken schaden unde hinder, also uns uppe de schepe unde ghude, de de Mathijs Steffen unse schipper van unse wegene voerde, ghescheen was van den lande Holland unde Zelant vorghescrevene vor datum desses breves; nnde bekenne wy uns myt vorbenomede unse diener Mathijs Steffen, dat wy dar gude betalinge vore gekregen hebben na unsen willen vor jenigerleye namaninge van uns beyden unde unsen erffhamen to ewigen ') tyden. To s) tuchnisse der warheyt so hebbe wy unse secret ghedrucket laten nedden an dessen breff, de gegeven ys to Copenhaven int jaar unses 3) Heren dusent veerhundert in den eyn unde veertigeste, unse leve vruwen avende erer gebord. 1538. Diderick van Bodeken en Johannes Zwiin aan Dorpat en Reval: deelen mede, dat de vrede tusschen Hollanders, Zeeuwen enz. en Pruisen en Lijfland gesloten is; noemen eenige bepalingen van dezen vrede op; voegen er bij, dat de vrede te water tot Oet. 9 (s. Dyonisius daghe) uitgesteld is, om de losen partiie ut der zee te roepen; verzoeken, dit aan Riga en elders mede te deelen. [14)41 Sept. 9. 1) dagen doorgeschrapt. 2) Hs. so. 3) Hs. unsen, [14J41 Sept. 21—1441 Oct. 7. 422 1539—1542 Sted. arch. Beval; oorspr. Gedrukt: ER. II 2 n. 503; Hildebrand, Livl. U. B. 9 n. 768. 1539. Hertog Filips van Bourgondië maakt bekend, dat de vrede te land 10 Sept. ingegaan is en te water 9 Oct. beginnen xal; beveelt, de uilleggers terug te roepen en het kapen niét meer toe te staan; bedreigt met straf overtreding van dit bevel. [14)41 — up s. Matheus dach — Sept. 21. Bijksarch. den Haag, Memor. Rose 5 fol. 189". Vermeld: HB. II 2 n. 510; Boergoensche charters blz. 65. 1540. De Hollandsche gezanten beloven de 1500 Rynsche guldens, welke zyden aartsbisschop [van Lund] nog betalen moeten van de hem toegestane 12000 Arnoldusguldens, in Jan. 1442 (tot derthien dage naest commende off binnen vierthien dagen dairna) te Brugge ofte Amsterdam aan Gerard de Boer de Wale, Johan Talam de Wale ende Herman zun Dresbeke of hun gevolmachtigden te zullen overhandigen 1). [1441] Sept. 21. Sted. arch. Danzig, Schbl. 18 n. 42; afschrift. Gedrukt: HB. II 2 blz. 436 aanm. 2; Kernkamp, Balt. archivalia blz. 183. 1541. Bevel aan Hoorn, om de opbrengst van den verkoop van een schip met sparren, door schipper Brandeken onder Noorwegen genomen, te bewaren, totdat beslist xal zyn, wat er mede gedaan moet worden. [14]41 Sept. 26. Bijksarch. den Haag, Memor. Bose 4 fol. 91". Upten 26en dach van Septembri anno 41 is gescreven ende bevolen mit mijns genadichs heeren openen brieven den burgermeesteren van Hoirn, dat sy alsulc geit als sy in hoeren handen hebben ende onclancx gemaect is van een scip, mit sparren geladen, dat onder Noirwegen genomen wart over drie maenden van een, geheten scipper Brandeken, up die tijt stuerman van een baerdse, uut hoeren handen niet en laten sceyden, noch dat nyemand en geven totter tijtt toe, dat die raide mijns heren blyken sal, tot wiens restitucy dat dat behoeren sal ende men die burgermeesters voirs. mit anderen mijns heeren brieven anders dair up sullen laten weten. 1542. Johan aartsbisschop van Lund, verklaart, dat Nyclaeus Postor van Danxig aan Arent van Gent uit Holland beloofde, bij den hoogmeester van Pruisen te zullen bewerken, dat de wederzijdsche schaden elkander opheffen xouden. 1441 Oct. 7. 4) Zie HR. II 2 blz. 136 aanm. 2 betreffende 9000 gouden Arnoldusguldens, door Gert van Smrtieh aan zijn medegezanten voorgeschoten, die. beloven, de som voor Kerstmis te zullen teruggeven o) zich le Haarlem in gijzeling te zullen begeven. 1441 Sept. 6. Kopenhagen. Met dit geld werd de aartsbisschop van Lund betaald; zie n. 1537, [14]41 Oct. 14. 423 n. 1543. Kon. bibl. den Haag, register Foedera inter Hollandos et 6 urbes Vandalicas, n. 74 A 46, fol. 10. Afschrift hiervan in het rijksarch. den Haag, register Z 0 fol. 39. Vermeld: Boergoensche charters, blz. 64, op Sept. 7 en Oct. 7. Wy, Johan, by der genaden Goids aerdsbijscop to Lunden in Denemarken, doen cond allen luden ende tuge mit desen brieve, dat ic by, aen ende over geweest hebbe, dair die eerbare Here Nyclaeus Postor, komptor to Dansick, tot Copenhaven zeyde ende loofde Heren Arent van Gent, ridder nnyt Hollant, dat hy trouwelic mit alle gelympe bearbeyden, vervolgen ende sijn vermogen doen soude an den hooftmeyster van Pruyssen, zynen Here, dat alle die scepe ende guede, die voor ende na die neminge van der Trade dien van Pruyssen und Lijflant genomen sijn by dien van Hollant, Zelant ende Vrieslant, ende die scade, gedaen by dien van Pruyssen und Lyflant den voirbenomeden van Holland, Zelant end Vrieslant, sullen deen tegen dander gaen ende verlijct sijn, zodat dair an geen gebrec wesen en sal, alle ding sonder argelist. In orconde der waerheyt hebben wy onsen zegel hier up doen drucken. Gegeven tot Copenhaven vors. VII» die mensis octobris int jair ons Heren MCCCC een ende viertich. 1543. Schrijven van den Raad van Holland aan Brielle: verzoekt, aan Aelbrecht van Buesinchuyzen van Danzig schip en goed terug te geven en hem van de betaling van 200 *Vè gr. vrij te stellen 1). [14]41 Oct. 14. Bijksarch. den Haag, Memor. Bose 4 fol. 94. Er boven geschreven: Roerendescipper Aelbrecht van Buesinchuyzen, burger tot Dansick. Daaronder: Gescreven an der stede van den Briele van des raets wegen. Eerbair, lieve ende gemynde vriende: Also scipper Aelbrecht van Buesinchuyzen, burger to Dansick, ons te kennen gegeven heefft, hoe hy sijn scip ende goet, dat him onlanges in der zee genomen ende in den Briele gebrocht is, weder gecoft heefft voir die somme van 200 ffi gr., in suiker maten, wairt dat die gedeputeerde uut Hollant, die tot Coppenhaven ter dachvairt geweest sijn, kenden, dat die voirs. scipper sculdich wair, sijn scip ende goet weder te hebben, so soude hy van den 200 t£ gr. vry ende quyt wesen; ende kenden die selve gedeputeerde, dat hy sijn scip ende goet nietsonldich en wair te hebben, so soude hy nochtan sijn scip ende goet weder hebben ende die 200 gr. betalen. So hebben wy mitten voirs. gedeputeerden, alse here Sampson van Lallain, here Aernt van Gendt, meester Lodewijck van den Eecke ende meester Jan Rose hier of gesproken, die voir ons bekent hebben, dat die voirs. scipper na uutwysinge der dadinge, die tot Coppenhaven gemaect is, sculdich is sijn scip ende goet weder te hebben. Begeren hierom vruntlic aen U, dat ghy den voirnoemden scipper sijn scip ende goet weder doet leveren ende him ende sijn borge van der geloften van den 200 gr. voirs. quytschelt ende u so duegentlic hier inne bewijst om den pays ende vrede te onderhouden, dats him gheen behoef en sy meer an ons dair om te vervolgen of ons oic van ons genadichs heeren wegen vorder hierinne te versien. Onse here God beware U altoes. Gescreven in den Hage den 14™ dach in Octobri anno 41. By den here van Ysselstein, den heer van Wassenair, den heer van der Veere, here Jan van Wassenair, heeren Gerijt van Zijl, Boudijn van Zwieten, Jan van der Boechorst ende Jan van der Mye; datum ut supra. 1) Zie n. 1546. [14411 Oct. 23—1441 Nov. 25. 424 n. 1544—1548. 1544. Voor den Raad van Holland zijn verschenen Lader Quast, clerc van der stat van Staden, mit enen anderen, genoemt Hans '), die allerlei klachten omtrent schade, den burgers van Stade door de uitleggers van Holland, Zeeland en Friesland aangedaan, indienden. Daar er een dagvaart van ridderschap en steden den 7m November gehouden zou worden, welke tot 15 November uitgesteld werd en Luder en Hans niet konden wachten, is de zaak uitgesteld tot sinte Nyclausdage, binnen welken tijd die van Stade de Hollanders enz. niet benadeelen zullen. [1441] Oct. 23. Rijksarch. den Raag, Memor. Rose 4 fol. 94". 1545. Bevel aan Willem Vranckenz. en Willem Zael, om op 21 November voor den Raad in den Haag te verschijnen, om zich te verantwoorden tegen Baernt Schierenborch over het nemen van visch ter waarde van 384 Rijnsche guldens. [14}41 Nov. 7. Rijksarch. den Haag, Memor. Rose 4 fol. 93'. Er boven geschreven: Aenroerende Baernt Schierenborch van Ooppenhave in Denemerken. 1546. De Raad van Holland geeft aan Ailbrecbt Bosincbusen *), wiens hulk met de goederen er in geladen door visschers uit Holland en Zeeland genomen was, welke visschers hem met zijn schip en goederen niet willen laten gaan, tenzij zij kwijtschelding van Ailbrecht ontvangen hebben, verlof, om zijn ligplaats upter Maze wegens mogelijk gevaar van stroom, en ijsgang te verlaten, en een andere haven op te zoeken, op voorwaarde, dat Ailbrecht geen goederen uit zijn schip nemen zal tenzij Willem Paedze, der stede clerc van den Briele, er bij zal zijn, en schip noch goed, noch het geld, daarvan komende, buiten Holland zal voeren enz. [14\41 Nov. 19. Rijksarch. den Haag, Memor. Rose 4 fol. 95. 1547. Pruisisch bericht over de onderhandelingen te Kopenhagen met de Hollanders enz., welk bericht op den Pruisischen stedendag te Elbing overgelegd is. 1441 Nov. 25. Rijksarch. Koningsbergen; Hochmeister-Registrant 18 fol. 15". Gedrukt: HR. 11 3 n. 489. 1548. Op de vergadering van de raadszendboden der Pruisische steden te Elbing wordt besloten, het verdrag met Holland enz. goed te keuren *). 1441 — ipso die Katherine virg. — Nov. 25. Gedrukt: HR. II 3 n. 537. 1) niet ingevuld. 2) Zie n. 1543. 3) Aan hetgeen aan dit besluit voorafging, over het verzet der Pruisische steden tegen het verleende verlof aan de Hollanders om schepen te koopen, zie de uitvoerige mededeelingenHR. II 2 blz. 449 aanm. 1. 1441 Nov. 27—1441 Dee. 31. 425 n. 1549—1552. 1549. Aanteekening, dat de stad Deventer een generael toeversich in Pruysen schreef, om aan Grymmen ten Koleke de goederen over te leveren, door Geerd Werner, Avekongs soen, nagelaten, daar Bartholt ende Johan gehrueder ende Gertruyt hoer suster, Werner Avekongs kindere, Grymmen volmacht gegeven hebben. Als onderpand heeft Johan Beerndssoen zijn huis en erf gesteld. 1441 — des Manendages nae sant Katherinen dach — Nov. 27. Gemeente-arch. Deventer, Register Toeversich ende geleide fol. 1. 1550. [Danzig] aan den Duitschen koopman te Bmgge: verzoekt, voor het geval, dat de bevestigingsoorkonde van het verdrag van Kopenhagen op den vastgestelden dag Febr. 2 (lichtmisse) niet te Brugge is, de uitlevering der oorkonden 8 of 14 dagen uit te stellen en na aankomst ervan een gelijkluidende tegenoorkonde van den hertog van Bourgondië, bezegeld door Dordrecht, Leiden, Amsterdam en Zierikzee, te verwerven. [14}41 Dec. 3. Sted. arch. Danzig, Missive 4 fol. 41. Vermeld: HR. II 3 n. 639. 1551. Geleide, gegeven Jan Yntte, die van wegen den koning van Denemarken gemachtigd was, de schade te vervolgen, door sommige Hollanders eenigen inwoners van Yutlant aangedaan. Dit geleide zal duren tot Paschen ') eerstkomende. [14)41 Dec. 30. Rijksarch. den Haag, Memor. Rose 5 fol. 301". 1552. Posten uit de rekening van Willem van Naaldwijk, rentmeester-generaal van Holland, Zeeland en Friesland. 1440 Dec. 26—1441 Dec. 31. Rijksarch. den Haag, 3e rekening van Willem van Naaldwijk, rentmeester-generaal. fol. 70. Meester Heinrick nten Hove die somme van 24 scilde over een reyse, die hij ende Goidscalc Oom tsamen deden van mijns genadichs Heren wegen ende mit hem andere zekere gedeputeerde nten steden van Hollant ende Zelant tot Campen 2) ter dachvairde tegens die van Pruyssen, roerende den geschele, dat sij mitten Hollanderen ende Zeianderen uutstaende hadden, up welke reyse hij uter Hage schyet den 3den dach van Aprill anno XL -voir Paesschen ende was uut 8 dage enz. fol. 71". Louwerijs van Hornick, die gesent was van des Paets wegen van Hollant uter Hage tot Hesdijn bij minen genadigen Here mit brieve van geloven ende mit boitscippen van dat die ambassiaten, die in Deenmercken ter dachvairde geweest hadden, den zoene tusschen den Hollanderen ende Zeianderen ende den Oisterlingen thuys gebrocht hadden, ende mit voirt noch meer andere boitscippen, die antwoirde eyschten, up welke reyse hij uter Hage schyet upten achsten dachvan Octobry enz. 3) fol. 73. Goidscalc Oom die somme van 5 <£ 19 s. gr. over 2 reysen, die hij ge- 4) 4442 Apr. 1. 2) Zie n. 1502 en 1506. 3) Zie.n. 1528, 1529, 1530 en 1535. 1440 Dec. 26—1441 Dec. 31. 426 n. 1552. daen hadde ten bevele van den Here van Binginconrt ende den Rade van Hollant tot Campen ter dachvairde aldair tegens den gedeputeerden uut Pruysserlant, roerende van alsulk geschille, als tusschen den Hollanderen ende die van Pruyssen stont, om zekere neminge wille, die dair geschiet souden geweest hebben; dair up die eerste reyse mede was uten Rade meester Heinric van Hove ende uptie anderde reyse Ghijsbrecht van Vyanen; up welke eerste reyse die voirseide Goidscalc uter Haghe schyet upten 3en dach van Aprille ende was uut in varen, marren ende in keren 8 dage, ende binnen 14 dagen dairna reysde hij uptie anderde reyse ter voirseider plaetzen ende was uut 9 dage enz. Op fol. 73° staat vermeld, hetgeen Ghijsbrecht van Tganen uitgegeven heeft voor zijn reis naar Kampen. fol. 78. Upten 27ten dach van der maent voirnoemt (Januari) gesent Jan Trant mit brieve van s Raets wegen an den commissarissen des Hofmeesters ende slants van Pruysen tot Lubeke, ende van daen voirt tot Rostick, dair hij se wanede gevonden te hebben, roerende' van der dachvairde, die geraemt was te houden tusschen Prnsenen ende den Hollanderen ende Zeianderen, ende sij begeerden te hebben tot Bremen, dair onse gedeputeerde van dese landen voirnoemt dair niet comen en mochten, mair gairne tot Deventer, Campen of tot Groeningen comen wouden ende om dairoff een antwoirde te hebben; hem gegeven tot teergelde 46 s. gr. fol. 83'. Upten laitsten dach van Mairte voirnoemt gesent Colijn die bode uter Hage in Zelant, eerst tZericxee an der stede aldair, ende voirt an den Here van der Veer in Walcheren mit brieve van s Raets wegen, dat die Here van der Veer vornoemt van deser lande wegen van Hollant ende Zelant comen wonde tot Palmen Paesschen ter dachvairde tot Campen tegens die van Pruyssen ende desgelgcx, dat die van Zericxee dair oic senden wouden van hoirre steden wegen; hem gegeven tot teergelde 8 s. gr. fol. 84". Upten selven dach gesent Claes die Rode, bode te peerde, mit brieve van mijns Heren wegen an der stede van Campen, om een geleye te hebben voir denghenen, die geordineert waeren ter dachvairde aldair te comen van den Hollantschen rade ende steden tiegens den Pruyssen. fol. 85. Upten 6teu dach van derselver maent (April) Colijn die bode gesent te peerde mit mijns genadichs Heren besloten brieve an den steden hier na volligende: an Delf, Schyedamme, Rotterdamme, Goude, Scoonhoven, Woerden, Oudewater, Gorinchem ende an Huesden, roerende dat sij comen ende wesen souden 2 of 3 uut eiker stede in den Hage ter dachvairde upten 22ten dach van deser maent van Aprille, om te tracteren upt punt, dat die Rade ende enige uten steden gehantiert souden hebben tot Campen tegens die van Pruyssen upt geschille, dat tusschen Hollant, Zelant ende hemluden stont De 2 volgende aanteekening en bevatten oproepingen aan steden van Holland en Zeeland over dezelfde zaak. fei. 85°. Upten 8ten dach van derselver maent (April) Claes de Rode, die gecomen was van Campen mitten geleyde voir die rade der lande van Hollant, die aldair ter dachvairde comen souden tiegens den 6 steden; ende also Mr. Heinric uten Hove, Goidscalc Oom ende (de) uut (de) steden van Hollant ende Zelant gereyst waeren tot Campenwairt, eer Claes in den Hage quam mitten geleyde voirnoemt, so wert terstont de voirseide Claes nagesent totten voirscreven gedeputeerden mitten geleyde tAemstelredamme, diewelke dese Claes doe voirt mit hem lieten reysen tot Campen .... • j440 Deo. 26—1441 Dec. 31. 427 n. 1552; fol. 86". Upten selven dach (April 18) gesent Jacob Claesz. bij gebreke mijns Heren boden haestelic tSinte Mertijnsdage an den Grave van Oistervant mit brieve van mijns Heren wegen, dat hij terstont comen woude in den Hage upter voirseider dachvairde, om te horen ende te helpen ten besten raden upt punt, dat die gedeputeerde van den Rade ende steden uut Hollant ende Zelant weder gebrocht hadden van Campen, dair sij ter dachvairde geweest hadden tiegens den Pruyssen ambassiatoirs, also sij begeerden een generael dachvairde gehouden te hebben in Deenmercken, dair van den 6 Wendschen steden mede in begrepen sonden wesen; hem gegeven tot teergelde 6 s. gr. De volgende aanteekening bevat een dergelijken oproep. fol. 87'. Upten 29**n dach van Aprille gesent Claes die Rode, bode te peerde, uter Hage mit brieve van sRaets wegen an Ghijsbrecht van Vyanen, roerende, dat hij trecken soude tot Aemstelredamme, om van daen voirt te trecken tot Campen mit Goidscalc Oom ter anderde dachvairde tegen die van Pruyssen fol. 88'. Upten selven dach (Mei 6) gegeven bij bevele des Heren van Bingincourts ende der heren van den Rade enen bode, die van Bremen in den Hage gecomen was an der Rade aldair, tot hnlpe sijnre teringe om wederomme mede thnys te trecken, also hij lange in den Hage na sijn antwoirde most wachten 4 s. gr. , 89. Upten 8ton dach van Meye voirnoemt haestelic gesent Wisse die bode mit besloten brieven van minen genadigen Here, gaende an Jan ende Floris van der Boechorst, an den Abt ende Here van Egmonde, an die stede van Medembliec, Eynchuysen, Grotebroeck, Hoorn, Monickedamme ende Edamme, roerende dat sij comen ende wesen souden in den Hage ter dachvairde upten 14den dach van der maent voirnoemt ende voirt om te overdragen die punten, die men die gedeputeerde medegeven souden, die in Deenmercken trecken souden ter dachvairde van slants wegen tiegens den Pruyssen ende den Oisterlingen De volgende aanteekeningen bevatten een oproep voor dezelfde dagvaart. fol. 92". Upten selven dach (Juni 26) gesent Boudijn, bode, an heren Airnt van Gent tot Ghijsen mit brieve van mijns genadichs Heren wegen, roerende dat hij in den Hage comen soude bij den ambassiatoren als Here Fans (?) van Alleyn ') ende meester Loys van der Eycke, die geordineert waeren te trecken in Deenmerken, dair hij mede geordineert was fol. 92" Upten 271*11 dach van derselver maent (Juni) gesent Colijn, bode te peerde, mit mijns genadichs Heren besloten brieve ende voirt van daen tAem- sterdamme an Jan Heynenz., dat hij terstont comen soude in den Hage bij denghenen, die dair gecomen waeren om voirt in Deenmercken te trecken, dair hij mede toegevoecht was fol. 93". Upten selven dach (Juni 30) gesent Wisse die bode mit brieve van sRaets wegen in Zelant an die stede van den Briele, Brouwershaven, Zericxe, Middelburch, Vlissingen, Reymerswale ende ter Tholen, roerende, dat sij elcx senden souden horen tacxe, dair sij up geset waeren te geven totter reysen behoeff in Deenmercken, also die ambassiaten, die dair geordineert waeren te trecken, dair na lagen ende wachten in den Hage fol. 93". Upten selven dach (Juni 30) gesent een vreemt bode mit enen brieve 4) Sampson van Lalaing. 1440 Dec. 26—1441 Dec. 31. 428 1552. van mijns genadichs Heren wegen tAemsterdamme an Jan Heynenz., roerende dat hij terstont comen soude in den Hage om die voirwairde te helpen maken mitten scippere van den hulke, die die ambassiatoren voren soude in Deenmarcken tot Coppenhaven.... fol. 94. Upten llten dach van derselver maent (Juli) gesent Dirc voirnoemt mit brieve van sRaets wegen an den steden van Herlem, Leyden, Aemsterdamme ende van Hoorne, dat sij hoir luden, die van hoirre stede wegen mede ter dachvairde trecken souden in Deenmercken, senden sonden in Tecxel up enen benoemden dach fol. 94". Coudijn, bode, gesent mit brieve van sRaets wegen an die steden van Schiedamme, Rotterdam ende an Vlaerdinghen, roerende dat sij hoir harinclude, die mit horen buysen in der zee ten harinck varen wouden, wairscuwen souden, want die voirseide rade hadden dair clair ende wair tidinge off, dat die Hamburger een deel groter uutgemaicter scepe bereyt hadden, om upten harinckman uut Hollant ende Zelant te wachten . . . . , fol. 99. Upten 218ten dach van der maent voirnoemt (September) gesent Boudijn die bode haestelic mit mijns genadichs Heren openen brieve tot Aemsterdamme, Hoorn, Medemblie, Eynchuysen, Monickedamme, Edamme, Nairden, Weesp, Mnyden, Herlem, Alcmair ende tot Leyden, roerende den bestande van den Oisterlingen, om dat te kundigen ende die uutleggers van den watere gebieden te bliven . , . . . De volgende aanteekening bevat een dergelijk bevel aan de steden van Zeeland. fol. 100". Gesent "Wisse Gerijtsz. upten 6ten dach van Octobri mit 2 brieve, beyde houdende an allen casteleynen, bailiuwen, scouten, burgermeesteren, scepenen, dienaeren ende ondersaten van Hollant, Aemsterlant, Waterlant, Goylant, Kenemerlant, Vrieslant, Texel, Wieringen ende tVlielant, in den enen himluden bevelende, dat sij terstont souden quijtscelden alle, die sij in vangnisse hebben mochten, Oisterlingen wesende, ende dat sij oick wedergeven souden alle scepen ende goeden, die onder him waeren of noch comen mochten, dien van Bremen ende van Staden genomen wesende. fol. 101. Upten 8ten dach van Octobri gesent Jaquemart Jolitier, bode te peerde mijns genadichs Heren van Bourgondiën, uut Hollant an minen voirseiden genadigen Here tot Hesdiin mit brieve van sRaets wegen, roerende dat die ambassiaten in Hollant wedergecomen waeren uut Deenmercken, ende dattet bestant was tusschen den Hollanderen ende den Oisterlingen enz. fol. 101. Gesent Jan van der List upten 21ten dach van Octobri mit brieve an den steden van Herlem, Leyden, Alcmair, Hoorn, Enchusen, Medemblie, Grotebroeck, an den grave van Oistervant en andere edelen, roerende dat die selve steden senden ende die heerscippen comen souden in den Hage upten 7en dach in Novembri, om alsdan te horen die relacie van den gedeputeerden, die tot Coppenhaven in Deenmarcken ter dachvairde geweest hebben ende dair np te helpen sluten De volgende aanteekeningen bevatten dergelijke oproepingen. Een latere aanteekening maakt melding er van, dat deze dagvaart uitgesteld is tot 15 Nov. fol. 106. Upten 9en dach van der maent voirnoemt ') gesent Jan Trant, die bode, mit mijns genadichs Heren brieve in Zelant, te weten an Willem Koet in den Briele ende an Willem Claesz. tot Brouwershaven, Pieter Huge Lauwenz. tot Zericxee, Neel Pieter Moers ende Elant Dirc Lemsz. van Westenscouwen, scipper Cornelis van Cortkene, wonende ter Veer, Lem Adriaensz. van Arnemuyden, scipper Cornelis van Vlissingen ende an Jan van Scengen in Zuyt-Bevelant, roerende hoe dat die van Aemsterdamme, dair dese voirnoemde personen mede scippers waeren up die 1) December. [l4]4l—1442 Jan. 1, 429 h. 1553—-1554. reyse, doe die 23 soepen genomen waeren uptie Trade, die die van Pruysen ende van Lijflant toebehoirden in hoir rekeninge overgegeven hadden, dat dese voirnoemde personen 7 scepen dairoff gehadt soude hebben, dair die 5 scepen totten 23 scepen behoirden te wesen; ende want men van dese voirnoemde personen rekeninge ende bewisinge hebben woude, wat van den 7 scepen uten 5 scepen gecomen is, so werden sij terstont over dach ende nacht ontboden, dat sij comen souden in den Hage, om dairoff rekeninge ende bewisinge te doen van des sij ontfaen mochten hebben fol. 106°. Gesent Claes die Wilde upten 13** dach in Decembri mit brieve van den Here van Binginconrt tot Bruesel an mijnre genadiger Vrouwen, roerende ende oic die gelegenheyt van der dachvaerde, die uptie tijt in den Hage was, roerende van den gelde, dair men restitucie off doen souden die van Pruysen 2) ende noch meer andere saken, dese lande anroerende foL 107. Upten selven dach (December 21) van der maent voirnoemt gesent Jan Trant mit mjjns genadichs Heren brieve besloten an der stede van Botterdam an den gerechte aldair ende tSciedamme, roerende dat sij comen souden in den Hage bij den Rade, om rekeninge te doen van 2 scepen, die aldair binnen der haven gebroken waeren, toebehorende coiplude van Pruysen, want die goeden dair of vercoft werden binnen der voirnoemder steden; ende desgelijcx van der selver sake 1 brief an Boudijn Eijck fol. 109. Dirck die maelre betailt voir ene bannyere, die hij maicte den ambassiaten, die ter dachvairde gereyst waeren in Deenmarcken, verwapent mit mijns genadichs Heren wapen ende oic van tlaken, dair sij of gemaict was, tsamen bij sijnre quitancie, hier nu overgegeven 10 s. 6 d. gr. 1553. Aanteekening betreffende de kosten van de schepen, tegen de Oosterlingen uitgerust [14)41- Gemeente-arch. Schiedam, Aanteekeningen van een stadsklerk uit de vijftiende eeuw. Gedrukt: Eeeringa, Rechtsbrontien der stad Schiedam (Oude Vaderlandsche rechtsbronnen) blz. 407. Item doe voer men ten oirloge opten Oosterlingen. Ende elc most by zinen ede seggen, wat cost hy hadde. Ende dair waren 4 scepen, als Ysbrecht Jonysz., Lau Jansz., Jan Musen ende Jan Symonz., ende costen wel 400 ende daerboven. Ende int selve jair worttet oirlof gesoent. 1554. Posten uit de stadsrekening van Middelburg. 1441 Jan. 1-1442 Jan. 1. Gemeente-arch. Middelburg, Groote stadsrekening 1441 Jan. 1—1442 Jan. 1. Item 24 daghen in Zeptember brachte Jan van der List tydinghe mit een plackaert, inhoudende, dattet tbestant waer tusschen den dryen rijcken, de lande van Pruysschen, den Wenschen steden ende den Hertoghe van Holsten; hem ghegeven te hovesscheden een postelaets gulden, facit 2 s. 8 gr. Item upten darden dach in Julyo sende de heer van Bingecourt ende die andere heeren van den raide alhier een bode, ghenaemt Wisse, mit eenen brieve, begherende 1) Zie n. 1337. 2) Zie n. 1535. (na 1441]—1442 Jan. 2. 430 n. 1555—1557. een zekere somme van ghelde toter dachvaert, die men houden soude toter dachvaert tot Coopmanhavene twisschen Hollant ende Zeelant np deen sijde ende die hertoghe van Holsten ende den zes Wensche steden up dander zijde; hem daertoe ghegeven 15 ffi gr. 1555. Afgevaardigden uit Holland en Zeeland geven den hoogmeester der Duitsche Orde de grieven te kennen, welke schippers en kooplieden uit Holland en Zeeland tegen Danzig hebben, nml. : dat het den inwoners van Holland en Zeeland, in strijd met hetgeen bij den vrede van Kopenhagen bepaald is, niet toegestaan wordt, de gelden en goederen, welke zij voor den oorlog te Danzig achtergelaten hebben, in ontvangst te nemen; dat het hun verboden is, te Danzig schepen te koopen en te doen bouwen, handel te drijven en den Artushof te bezoeken; verzoeken den hoogmeester, hun een bevredigend antwoord mede te geven, {na 1441.] Bijksarch. Koningsbergen, Ordensbriefarchiv; papier. 1556. Uittreksel uit het reces te Marienburg. 1442 — am tage circumcisionis domini — Jan. 1. Gedrukt: HB. II 2 n. 532. Vergadering van de raadszendboden der Pruisische steden. 5. Item alse die borger van Danzike der Hollander guter umb ires schaden willen haben mit rechte gefordert noch erlobunge unser hern, und nw dy Hollander noch der eynunghe und vorschreibunge forderen und manen etc: ist beslossen, das die burger von Danzike das geld, das by en ist, sullen leghen by den hern kompthur von Danzik also langhe, das man irfare, das den undersassen unsers hern ire guter und geit, das sie in Hollant und Zeelant haben, noch der vorgeschrebenen eyntracht und vorschreibunge widdirgegeben seyn und sie die eynunghe werden halden und genuchthun, und also man dovon worhafftige beweisunge wirt haben, so sal man ir geld folgen lassen. 1557. He Raad van Holland deelt aan 4 gedeputeerden van Amsterdam mede, dat ridderschap en steden de 3000 "8, bij den vrede van Kopenhagen beloofd, niet wenschen te betalen, voordat Amsterdam rekening afgelegd zal hebben van de schepen en het zo\U, aan die van Pruisen ontnomen. Aan Amsterdam wordt voorgesteld, 2000 'VÈ en nog 200 ft te betalen. Het antwoord wordt te Haarlem verwacht. Bij weigering zullen de gedeputeerden 14 Januari voor den Raad in den Haag moeten verschijnen. 1442 Jan. 2. Rijksarchief den Raag, Memor. Rose 7 fol. 1. Er boven geschreven: Hoerende van der neminge van den soute, dien van Pruyssen genomen. Upten anderen dach in Januario anno 41 na den loip shoifs is geseit Jan Heynenz., E.uysch Jacobz., Jan Pouwelsz. ende meester Pilgerom, als gedeputeerde der stede van Aemsterdamme: alsoe sy wail weten, dat die gedeputeerde, die van mijns heren wegen ende van des gemeens lants wegen geweest hebben ter dachvairt tot Coppenhaven, [H]42 Jan. 4. 431 n. 1558. om die zoene ende bestant te maken mit dien van Pruyssen, mit den hertoge van Holsten, mit den 6 steden ende mit anderen, die van desen lande beschadicht sijn, geloift hebben te betailen grote sommen van gelde, dair men nu gereet aff betalen moet omtrent 3000 ft gr., ende sy oick wail weten, dat die ridderscip ende steden van den lande geseit hebben ende overdragen sijn, dat sij van den voirs. gelde niet betalen en willen, tensy dat diegene, die dien van Pruyssen hair sout, scepe ende goede eerst genomen hebben mit onrechte, dair eerst rekeninge ende betalinge aff doen sullen, ende dat mit der rekeninge, die sy dair aff gedaen hebben, den ridderscip ende steden niet en genuecht, ende dat die neminge, dier geschiet is van den voirs. scepen, sout ende goede, sy sculdich sijn te verantwoirden van der stede wegen, alsoe sy die vlote, by denwelken die neminge gedaen is, uutgemaect hebben ende die capiteynen van der stede wegen dair in geset hebben ende oick van der stede wegen dat geit eensdeels van den goede ontfangen ende in handen hebben ende dairom men dat mit den scerpsten rechte up hem vervolgen moet; mar overmits dat die ridderscip ende steden den rade gebeden hebben, omdat sy die verderfnisse van der stede van Aemsterdamme niet gerne en saggen, soe hebben die here van Bingincourt ende rade voirs. den voirscreven gedeputeerden geseit, dat sy geraemt hebben, dat die stede van Aemsterdamme up dese tijt leenen ende verleggen souden van den gelde dat van den soute gecomen is, 2000 gr., om dairmede te betalen, tgeent datter ge^ loift is gereet te geven, ende te lossen diegene, die dair voir geloift hebben, updat sy dairvoir niet leysten en dorven tot scaemte, schade ende laste van mynen genadigen here ende van synen voirs. landen, en dairtoe mede 200 g gr., om dairmede te componieren mit dien van Eouaen van der sentencie, die sy hebben upter stede van Aemsterdamme. Ende ist, dat die stede van Aemsterdamme dit aldus anvairden willen te volbringen, soe sullen die here van Bingincourt ende rade voirs. dan die ridderscip ende steden ten besten onderwysen, soe dat sy hopen, dat sy der stede van Aemsterdamme in tgeent datter meer geloift is te betalen, te baten comen snllen ende horen state ansien. Ende hieraff is den voirs. van Aemsterdamme hair beraet gegeven, thuys te trecken ende dairaff weder antwoirde te brengen tot Haerlem en Dinxdage naistcomende, weder sy dat doen willen off niet. Ende is hem verder geseit, ist dat sy soe beraden worden, dat sy desen wech van genoege niet annemen en willen, dat men hem dan dach beteykent van wegen mijns genadigen heren en Sonnendage over 8 dage ende is den 14en dach van Januario naistcomende, te comen in den Hage te rechte van der voirs. neminge ende hem dairup te verantwoirden van des men hem dairaff anseggen sal. Dit is gedaen by den here van Bingincourt, daer by waren her Gerijt van Zijl, Boudijn van Zweten, meester Henryc uuten Hove, meester Lodewijc van den Eecke ende Jan van der Mye. 1558. Filips, hertog van Bourgondië enz., overwegende, ■ dat Boudn'n Fn'ck eenigen tijd geleden op bevel van den Raad van Holland de som van 40 ffi 10 s. 2 d. gr. ontvangen heeft als opbrengst van de goederen, die uit het schip van Symon Laicke, schipper van Danzig, genomen waren, om die te houden in gewairder handt voir sekere gelde, die hy tot Dansick in sijns waerdes handt staende hadde ende aldair becommert waeren; dat er met die van Pruisen een overeenkomst gesloten is, dat een yegelüc an beyden syden sulc geit, als sy in des anders lande staende hebben, weder anvairden ende ontfangen sullen, zoodat aan Boudijn Fijck het geld teruggevraagd ■is, die, daar hij reeds 15 ffi 2 d. gr. uitgegeven had, in handen van Goevei-neur en Raad van Holland 26 10 s. gr. (?) stelde; sclieldt genoemden Boudijn Fijck de som van 15 ffi 10 s. 2 d. (?) gr. kwijt. \14~]42 Jan. 4. [14]42 Jan. 15—[1442 Jan.] 432 n 1559—156i. Bijksarch. den Haag, Memor. Bose 8 fol. 1*. Er boven geschreven: Roerende Boudin Fijck. 1559. De Raad van Holland ontbiedt eenige schippers voor zich, om zich te verantwoorden tegen Jan Jutte van Denemarken. ') [14)42 Jan. 15. Bijksarchief den Haag, Memor. Bose 7 fol. 4". Upten 15,ten dach. in Januario anno 41, secundum cursum curie, is dach bescheyden scipper Muyl, Meynart van Hove ende eenen, genoemt Breyde, ende pleecht scipper Munls scip te voeren, mit mijns genedigen heeren plackaert ter antwoirde tegen Jan Jutte, gemachtigt van des Rijcken Raids wegen van Denemerke, om enige schaden te vervolgen, gedaen by den ondersaten van Hollant ende van Zeelant deen ondersaten van den drie rijcken. Item in eenen anderen plackairt ende upten selven dach is ondboden Claes Janszon van Enchuysen tegen denselven Jan Jutte. 1560. De raad van Holland, gehoord hebbende de klacht van Bernt Zerenberch van Coppenbaven tegen Willem Zael ende sinen broeder, Willem Vranckensoon en hoeren medegezellen, dat zij omtrent sinte Gheertrudendage int jair 40 na den loip shoifs van Hollant zijn schip met goederen genomen hebben; gehoord de verklaring van Willem Vranckensoon, dat hij bedoeld schip heeft helpen nemen mit eenre cogge, dat Clais Zwan van Edamme, Jan Coppertssoon, Meiijs Janssoon, Pouwels Damensoon, poorters van Amsterdam, quartiermeesters, Jacob Lambertssoon, Pouwels Damenzoon voirnoemd, Jan Veen en Willem voirnoemd reders van de kogge waren enz., beveelt het gerecht van Amsterdam, te onderzoeken of iemand anders part of deel aan het schip gehad lieeft; aan allen te gebieden, heden over 8 dagen des avonds in der herbergen in den Haag te zijn, om voor den Raad te verschijnen; en, indien zij dit niet doen, hen gevankelijk naar den Haag te voeren. *) 1442 — 41 na den loip shoifs van Hollant, des Dingesdages — Jan. 23. Rijksarch. 'den Haag, Memor. Rose 4 fol. 103. Aldaar, fol. 103", een schrijven van den Raad van Holland aan die van Amsterdam, waaruit blijkt, dat 33 Jan. 1442 over 8 dagen niemand in den Haag verschenen is; daarom wordt bovenstaand bevel herhaald; gedat. 1442 — 1441 na den loip shoifs van Hollant, des Manendages — Februari 5. 1561. [Danzig) aan den Duitschen koopman te Brugge: meldt, dat de bezegeling van de bevestigingsoorkonde van het verdrag van Kopenhagen door Lijfland door de daar heerschende pest verhinderd is; Hans Kruse, bode van Danzig, brengt nu een nieuwe oorkonde van den hoogmeester, bezegeld door Thorn, Elbing, Koningsbergen en Danzig tegelijk met den brief van vrijgeleide voor de Hollanders; verzoekt, van den hertog de tegenoorkonde der Hollanders te verwerven en den brief van vrijgeleide, indien de Hollanders de oorkonde wegens liet ontbreken van een zegel 1) Zie n. 1551. 2) Zie n. 1545. 1442 Febr. 20—1442 Maart 9. 433 1562—1565. van Lijfland niet aannemen willen, bij den raad van Brugge of Gent tot de uitlevering der tegenoorkonde te deponeeren; vraagt an de syde van Hollant Zeelant etc. inlichtingen in te winnen, of aan de Pruisen hun gedurende den twist weggenomen geld in overeenstemming met het verdrag teruggegeven ü; verzoekt spoedig antwoord. [1442 Jan.] Sted. arch. Danzig, Missive 4 fol. 43. Vermeld: EB. II 3 n. 533; Hildebrand, Livl. ü. B. 9 n. 808. 1562. Uittreksel uit het reces te Wolmar. 1442 — up den dinxtagh vor reminiscere — Febr. 20. Gedrukt: HB. II 3 n. 555; Hildebrand, Livl. U. B. 9 n. 817. Vergadering van de raadszendboden der steden van Lijfland. 4. Item spreken desse sendebaden van der vorvrachtinge der Hollandere dat se neyne pene damp willen gesat hebben, sunder se mach laden weme dat beqweme is wante wor dar eyn gebot up gedan worde, so duchte dessen sendebaden, dat de nie eyndracht, tusschen den Hollandern und den steden in dem Sunde gemaket, solde darmede gebraken werden. 1563. Dorpat en Reval om-konden, dat zij het verdrag van Kopenhagen, met de Hollanders gesloten, bevestigen; Riga daarentegen verklaart, geen gevolmachtigde naar de dagvaart te Kopenhagen gezonden te hebben, dat zij echter den Hollanders voor den duur van hun vrede met de Hanzesteden vrij verkeer in Riga toestaat. 1442 — middeweken nah reminiscere — Febr. 28. Riga. Sted. arch. Danzig, Schbl. 37 n. 157a; afschrift. Gedrukt: Hildebrand, Livl. U. B. 9 n. 833. Vermeld: HB. II 7 n. 470. 1564. [Danzig] aan Heinrich [Terrax]: zendt dom-middel van Arnd von Pinxsten de uit Lijfland aangekomen bevestigingsoorkonde; verzoekt, Kruse zoo spoedig mogelijk met de tegenoorkonde terug te zenden en mede te deelen, wo de Hollander sik holden werden und to dussen saken schicken. [1442 Jan.—Febr.] Sted. arch. Danzig, Missive 4 fol. 44. Vermeld: HB. II 3 n. 537. 1565. Isabella, dochter van den koning van Portugal, hertogin van Bourgondiëenz., tijdens de afwezigheid van den hertog van Bourgondië het bewind voerende over zijn gewesten en heerlijkheden van hairwairder over, overwegende, dat in het jaar 1438 door een vloot, door Amsterdam uitgerust, op de Trade 23 schepen met zout geladen, in Pruisen en Lijfland thuisbehowende genomen en naar de Wielingen gebracht zijn »), en tegen het bevel van den hertog voor goeden buit verklaard zijn, waardoor sedert dien tijd de handel met Pruisen en Lijfland gestaakt is; 1) Zie n. 1337. 28 [14J42 Maart 10—[14]42 Maart 14. 434 n. 1566—1567. dat er te Kopenhagen vrede met Pruisen en Lijfland gesloten is, waarbij bepaald werd, dat Pruisen en Lijfland schadevergoeding zouden ontvangen; ') dat Amsterdam en de aanvoerders der Amsterdamsche vloot, geroepen om voor den raad, de ridderschap en de steden van Holland rekenschap en verantwoording over de genomen schepen en goederen af te leggen, dit zeer onvoldoende gedaan hebben, en dat Amsterdam weigerde, de gelden noodig voor de betaling van den eersten termijn van de schadevergoeding voor te schieten; verklaart Amsterdam rebel ende overhorich; beveelt al haar dienaren en onderdanen, alle burgers van Amsterdam te arresteeren, op htm goederen beslag te leggen en die te verkoopen, ten einde daarmede de schadevergoeding aan Pruisen en Lijfland te voldoen; verbiedt alle verkeer en allen handel met Amsterdam. 1442 — 41 — Maart 9. st. Quintin. Kon. bibl. den Haag, Register 74 A 46 fol. 8"—12°. Afschrift hiervan in liet Rijksarch. den Haag, register Z O fol. 43—50, en in liet Ms. Suppl. van Mieris, Bourgogne 1 n. 188. Gemeente-arch. Leiden, transsumpt van 1442 Mei 10. Gedrukt: Wagenaar, Amsterdam enz. 1 blz. 170; J. ter Gouw, Gesch, van Amsterdam 3 blz. 427; Hildebrand, Livl. ü. B. 9 n. 826. Vermeld: Boergoensche charters blz. 66; HB. II 2 blz. 531 aanm. 1 enz. 1566. Voor den Raad van Holland worden een aantal visschers ontboden, om gehoord te worden tegen schipper Aelbrecht van Buedynckhusen van Danzig 2). {14)42 Maart 10. Bijksarch. den Haag, Memor. Bose 7 fol. 12". Er boven geschreven: Boerende scipper Aelbrecht van Bnedinchuysen ende enigen van Vlissingen, van Catwijck ende Noortwick. Up en Saterdage naistcomende, dat wesen sal den 10611 dach in Mairte anno 41 secundum cursum curie, zijn ontboden te commen in den Hage voir den Rade aldair Jacob Claisz., Dirck Clais Hobbez., Jonge Jacob Matsen van Scevenyngen, Pieter Hugenz. van der Heyde, oude Jacob Matsen tot Catwijck, Huge Willemsz. ende Aelbrecht Dircxz. van Noirtich, dat zy ende elc van him commen in den Hage ter andwoirde tegen scipper Aelbrecht van Buedynckhusen van Dansick etc. 1567. Verschillende personen uit ter Heide, Schiedam, Zierikzee, Brouwershaven, den Briel, Veere, Soutelande en Westkappel, zijn voor den Raad geroepen, om zieh te verantwoorden tegen Ailbrecht van Buedinchuysen van Danzig 8). {14)42 Maart 14. Bijksarch. den Haag, Memor. Rose 7 fol. 15. Er boven geschreven: Roerende Ailbrecht van Buedinchuysen van Dansyck an deen zyde, zeker personen, hier nae genoemt, an dander. Upten 148ten dach in Merte anno 41 secundum cursum waren ontboden vor den Rade etc., Jan Willem Meesz., Ailbert Jan Blotenz., Jacop Hugenz. van der Heyde, 2) Zie n. 1543 en 1546. [14]42 Maart 15—[1*4]42 Maart 17. 435 ti. 1568—1569. Jan Ghibez., Muys Piermanz., Nele'Pijckert, Jan Jaoobsz., Geryt Clais Gerytsz., Huge Clais Gerytsz., Phillips Jonisz., al van Schiedamme, Clais Dyrcxz. van Zierixee, Cornelis Yenz. ende Clais Jansz. van Brouwershaven, Wouter Cop Alairtszoen van den Brielle ende enige andre van der Veer, van Soutelande ende van Westeappelle, die mede an den hulck geweest hebben, ter antwoirde tegen Ailbrecht van Buedinchuysen van Dansyck, upten 22en dach van dese tegenwoirdige maendt. 1568. De raad van Holland etc. aan den alderluyden van der Duytscher Hanze, binnen der stede van Brucgen residencie houdende: deeü mede, dat voor den Raad verschenen is Ailbrecht van Buedinchuysen van Dansyck klagende, dat eenige visschers uit Holland en Zeeland zijn hulc op zee genomen en naar Holland gebracht hebben boven alsulke dadinge, als by den ambassiaten ende gedeputeerden upter dachvairt tot Coppenhaven overdragen ende gesloten is geweest, waarom hij teruggave van schip en goederen of schadevergoeding verlangt; dat de schippers, door Ailbrecht als daders aangewezen, voor den Raad ontboden zijn en verklaarden, dat zij, op zee visschende, niets wetende van enige dadinge, te Kopenhagen gemaakt, een hulk zagen, welke zij wilden onderzoeken om. de plaats van herkomst te weten, doch dat er, voor zij den schipper van de hulk er naar konden wagen, een busse op hen afgeschoten werd, waardoor een man gedood werd, waarop zij het schip veroverd hebben enz. deeü verder mede, dat hij den voors. hulck ende goeden in gewairder hand heeft doen stellen, Ailbert van de in den Briel afgelegde beloften heeft doen ontslaan, hem de goederen heeft laten verkoopen tot zyner schoonsten, en dat hem verder de weg gewezen is, om recht te verkrijgen. \14~\42 — 41 na den loop shooffs van Hollant — Maart 15. Rijksarch. den Haag, Memor. Rose 7 fol. 16. Er boven geschreven: Certifficatie roerende scipper Ailbrecht van Buedinchuysen van Dansyck ende enigen visschers uut Hollant, Zeelant. 1569. De Raad van Holland aan scout, burgermeisteren, scepenen ende rade van Hoornè: deelt mede, dat voor den Raad verschenen is Hans Jutte, dienaar van heer Eeryc Neelsz., hooffmeyster van koning Cristoffel van Denemarken, die aan den Raad overlegde: , le. een certifficatie, onder het zegel van Johan, erdsbisscop tot Lunnen, Jan, bisscop tot Roschilt, Mertin Gonsen, ridder, waarin zij verklaren, dat voor hen gekomen is her Henryc Enodsen, ridder, die getuigde, dat in den Belt by Romso twee baerdse uit Holland onder schipper Meynert van Hove en Muylken van Hoorne zijn schip en goederen ter waarde van 600 Lubeecsche Maerc genomen hebben; 2e. een certifficacie,. onder het zegel van Kerstant, bisscop tot Riepen, Geryt, bisscop tot Borlom, her Henryck Knosel, ridder, Neel Eerycxz., hoffmeyster up Aelborch ende Eel Eerycxz., hoffman up Koling, waarin zij verklaren, dat voor hen gekomen zijn Her Eeryc Neelsz., hofmeyster des Conyncx i) Zie n. 1566 en 1567. [14]42 Maart 23. 436 n. 1570. van Denemerken ende Hans Jutte, zyn knecht, die getuigden, dat door genoemden schipper Muiken en sijn helpers aan bisscop Geryt van Borlom een schip ontnomen loas, waarin heer Eeryc goederen had; dat uit een schip, toebehoorende aan zekeren Molten, borger tot Riepen, door Jan Pauwelsz., schipper, een deelhuyden, taerwe ende botter, toebehorende den selven her Eeryc, genomen sijn; dat die van Medemblik namen uut scipper Knuts seip, den tolnair 1) aldair van Riepen, omtrent 30 gulden wairt goeds; dat Claes Jansz., mit eenre baerdse van Enchuysen nam by Ditmeers uut Paye Jan Claesz., die men Muiken heet, scip van Westforcy (?) laken, bier ende drie last Hamborchs biers, toebehorende her Eeryc voornoemd; dat Muiken nam uit het schip van bisschop Geryt specerie ende andre goede, behoorende aan her Eeryc en Hans Jutte, hetgeen alles te zamen bedraagt 703Ma Maerck; 3°. een certifficacie onder het zegel van Kerstant, bisscop tot Riepen, her Henryc Knodsen, ridder, hoofman up Scandelborch, Neel Erycxz., hoofman up Aelborch en Neel Erycxz., hooffman up Kolding, waarin sij verklaren, dat voor hen gekomen is bisscop Geryt tot Borlom, die getuigde, dat schipper Muiken een schip, also goed als 300 Maerck, met de goederen genomen heeft, alles ter waarde van 1160 Marck; ; 4°. een certifficacie, onder het zegel van den bisschop van Riepen, den bisschop van Borlom, her Henryc Knodsen, ridder, Neel Eerycxz. van Aelborch en Neel Eerycxz. van Kolding, waarin zij verklaren, dat voor hen gekomen is her Pieter Eerycxz., provesst tot Wyborch ende hoffman tot Lesu, die getuigde, dat Menart van Hove, scipper Brandeken en helpers hem, harde by Lesu, zeer veel goederen ontnomen hadden ter waarde van 100 Maerck; dat voor den Raad van Holland ter verantwoording geroepen zijn Meynart van Hove, scipper Mul en scipper Brandeken, waarvan de beide eersten verschenen, doch zich niet voldoende rechtvaardigen konden; dat aan genoemde schippers uitstel verleend is, om geld bijeen te brengen, om Hans en zijn meester schadeloos te stellen, doch dat zij niet teruggekomen zijn; daarom heeft de raad Meynert van Hove en scipper Muylken veroordeeld, de schade volledig te vergoeden. {14)42 — 41 sec. curs. curie — Maart 17. Rijksarch. den Haag, Memor. Rose 4 fol. 106 vlg. 1570. {Lubeck] aan Amsterdam, (Deventer, Kampen en Wisby): meldt, dat de raads- sendboden der steden op de dagvaart te Kopenhagen umme bestendicheyt — der gemenen hanze, jwer unde anderer stede privilegie — sunderges in deme ryke van Dennemarken besloten hebben, op Cantate2) een dagvaart te Stralsund te houden, waartoe ook de Pruisische, Lijflandsche en andere steden, den sodanne privilegiën ok sint vorlenet, uitgenoodigd zijn; noodigt ter bijwoning uit; verzoekt dit aan de omliggende steden, de der vorscreven privilegie denken to brukende, mede te deelen. {14~]42 Maart 23. Sted. arch. Lubeck; ontwerp. Vermeld: HR. II 3 n. 574. 1) Hs.: Tlonair. 2) April 39. [14J42 Maart 26—[14]42 [Maart.; 437 n. 1571—1573. 1571. De Heer van Lalaing aan Amsterdam: schrijft, dat Baernt Zierenberch, eoipman van Coppenhaven uut Denemercken een vonnis verkregen heeft tegen burgers van Amsterdam nml. Willem Vranckenz., Melys Dircxz., Jan Coppairtsz., Pouwels Damenz. en Willem Zael, die aan Baernt 384 Rijnsche guldens moeten betalen wegens de schade, hem aangedaan; dat aan die van Amsterdam bevolen was, Baernt behulpzaam te zijn bij het arresteeren van burgers van Amsterdam en hun goederen, doch dat Baernt onverrichterzake teruggekeerd is; heeft den brief van den schout van Amsterdam ontvangen; is bereid aan WiUem Zael een vrijgeleide Kte geven, om zich in den Haag te komen verantwoorden, en toont aan, dat de redenen, door den schout aangevoerd, waarom hij de genoemde burgers niet gearresteerd heeft, niets dan uitvluchten zijn; beveelt schout en burgemeesters van Amsterdam, te zorgen, dat Baernt schadeloos gesteld wordt tusschen nu en Beloken Paesschen of anders te zorgen, dat de schuldigen gevangen naar den Haag opgezonden zullen worden enz. Indien dit niet geschiedt, zal hij Baernt brieven van Mercke geven op schout, burgemeesters en alle poorters van Amsterdam 2). \14~\42 — 41 secundum cursum curie — Maart 26. Rijksarch. den Haag, Memor. Rose 8 fol. 12. Er boven geschreven: Aldus is gescreven an der stede van Amstelredamme voir Baernt Zierenberch. 1572, De Raad van Holland oorkondt, dat Meynert van Hove, in mindering van de som van 600 Mare Lubecx, aan Hans Jutte betaald heeft 200 Mare Lubecx, ter vergoeding van de schade, genoemden Hans en zijn meester Eeryc Neelsz. aangedaan. Daarom beveelt de Raad, dat ieder, tot versoeke van den voors. Meynert ende totter somme toe van 200 Marck voors., aantasten en vangen zal alle hulpers, reeders ende mededeelres van den selven Meynert in den nemynge voors. 8) [14]42 — 41 sec. curs. curie — Maart 26. Rijksarch. den Haag, Memor. Rose é fol. 108. 1573. De Raad van Holland, gehoord de klacht van Bernt Zeerenberch, coopman, wonende tot Coppenhaven en dienaar van den aartsbisschop van Lunnen, dat uit zijn schip, geladen te Bergen in Noorwegen, en thuis behoorende te Bremen, bestemd om naar Bremen of Deventer te varen, toen hij up 't Reff gekomen was een aantal goederen als droge vissche, harnasch, clederen, bier, broot, ter waarde van 384 rijnsche gulden genomen waren door het schip van schipper Willem Vranckenz. van Amsterdam, waarvan Willem Zael van Amsterdam reeder was; gehoord de verschillende partijen enz. veroordeelt Willem Vrankenz. als scipper, Melys Dyrcxz., Jan Coppertsz. ende Pauwels Damenz., quaertier-meysters, en Willem Zael, medereeder, tot schadevergoeding en in de kosten; 1) April 8. 3) Zie n. 1569. 2) Zie n. 1560. [14]42 Apr. 7. 438 n. 1574-1576. beveelt allen en het gerecht van Amsterdam in het bijsonder, genoemden Bernt behulpzaam te zijn, zijn schade op genoemde personen te verhalen. [14)42 — 41 sec. curs. curie — [Maart] '). Rijksarch. den Haag, Memor. Rose 4 fol. 105". 1574. De Raad van Holland, overwegende, dat Ailbrecht van Bosinghusen, coipman uut Pruyssen, wiens schip met goederen geladen, komende uit Pruisen, in die leste haringteilte door visschers uit Holland en Zeeland genomen en in de Maas gebracht is, schip en goed naar Tordrecht heeft mogen voeren om het voor ijsgang te bergen, op voorwaarde, dat hij in handen van den heer van Lalaing beloofde, in den Haag terug te komen en niet uit het land te gaan, tenzij hij kwitantie gaf van zijn schip en goed; dat Ailbrecht weder in den Haag gekomen is en klaagde over groote verliezen, soodat hij geen kwitantie geven kon; besluit, Ailbrecht toe te staan, met sijn hulk te gaan, waarheen hij wil, mits hij belooft, dat hij, noch zijn medereed.ers de onderdanen van Holland en Zeeland, van Friesland of van Voorne lastig vallen sullen en dat hij, indien hij te eeniger tijd zich beklagen wil over de goederen, hem ontnomen boven dat hem weder gelevert is, zijn recht zal zoeken in den Haag voor den Raad van Holland en nergens anders 2). [14]42 Apr. 7. Ry'ksarch. den Haag, Memor. Rose 7 fol. 19. 1575. Vrijgeleide, gegeven aan Ailbrecht van Bosinchuysen, koopman uit Pruisen, om met zijn goederen overal in Holland, Zeeland en Friesland te komen. 3) [14]42 Apr. 7. Rijksarch. den Haag, Memor. Rose 8 fol. 14. Geleyde om Ailbrecht van Bosinchuysen, coipman van Pruyssen. Upten 7den dach in Aprille anno 42 is van mijns genedigen Heren wege geleyde gegeven Aelbrecht van Bosinchuysen mit synen lyve, goede ende coipmanscippen, betalende synen rechten tolle, te comen, te varen, te merren ende te keren overall in onsen lande van Hollant, Zeelant ende Vrieslant, ingaende upten voirs. 7den dach en durende een jair lang dairna, off hierenbinnen 8te dage na onsen wederseggen. 1576. Danzig aan den raad van den hertog van Bourgondië in Holland: meldt, dat Albrecht Boszinghusen door middel van Reynolt Nedderhoff, unser stat gesworne scheppe, en van Reynolt Ekellingboff geklaagd heeft, dat, ofschoon de raden van den hertog de stad Brielle aangeraden hadden, genoemden Albrecht schip en goed o. a. dree vate barnestens, toebehoorende den hoogmeester en zijn orde, hem na het sluiten van den vrede ontnomen, terug te geven, Brielle hem slechts een gedeelte 1) Zie n. 1571 en 1585. 2) Zie n. 1568. 3) Zie n. 1568 en 1574. [14]42 Apr. 8—[1442] Apr. 10. 439 n. 1577—1579. teruggeven wil en wel onder voorwaarde, dat hij verklaart, af te zien van alle verdere aanspraken; roept de bemiddeling van den hertog in. 1) [14]42 Apr. 7. Sted. arch. Danzig, Miss. 4 f. 45. 1577. De Duitsche koopman te Brugge aan den raad van Holland: verklaart, de door de Wendische steden, den hoogmeester enz. bezegelde oorkonden van den vrede van Kopenhagen reeds geruimen tijd ontvangen te hebben ter uitwisseling tegen de Hollandsche; is door zijn heeren en den hoogmeester aangemaand, de Hollandsche oorkonde en de 1500 mark voor den hertog van Holstein te zenden; verzoekt om opheldering over de oorzaak van dit uitstel. ■». [14)42 Apr. 8. Sted. arch. Lubeck; afschrift. Gedrukt: Lüb. V. B. 8 n. 68. Vermeld: HB. II 2 n. 591. 1578. Uittreksel uit het reces te Marienburg. 1442 — dominica quasimodogeniti — Apr. 8. Gedrukt: HB. II 2 n. 568. Vergadering van de raadszendboden der Pruisische steden. §§ li—16. Instructie voor de Pruisische raadszendboden op de dagvaart te Stralsund 2). 12. Item von den Hollanderen, die do mete in unser privilegiën, (dy wir in Denemarkten haben), seyn, ab man sie mete vorteidingen sall adir nicht, so ist der stete gudduncken, das men sie awss dem privilegienbriffe nicht vorwerffe und das men sie ouch nicht vorteidlnge, wil sie obir der here koning von Dennemarken bey freiheiten halden, das setcze wir zcu ym. 16. Item von der vorfrachtunge der Hollander is vor das beste irkant, das men die dinge eyn jar ader drey anstehen laesze bis czur czeit, das men bas mit en zcu sasze kumpth. 1579. Besprekingen tusschen den hoogmeester en de Hollanders over de vrije vaart en de afschaffing van den pondtol. [1442] Apr. 10. Bijksarch. Koningsbergen, Hochmeister-Begistrant 18 blz. 41. Medegedeeld door Dr. Joachim, staatsarchivaris te Koningsbergen. Von den Hollanders. Dornach am selben tage 3) qwomen die Hollander und sprochen: Lieber gnediger herre! Wir sein komen her in euwir land und uns haben gesagt die sendeboten, die do seyn gewest bei der sununge und eyntracht zcu Koppenhagen *) czwuschen euwern 1) Zie n. 1568, 1514 en 1515. 2) Vgl. HR. II 2 n. 588. 3) Dinsdag na Quasimodogeniti op den landdag le Marienburg (April 10). i) Zie n. 1535. 114J42 Apr. 17. 440 n. 1580—1581. gnaden und landen und nnserm gnedigen herren von Burgundia und den seynen landen Holland nnd Zeeland gemachet, wie das wir velich, sicher nnd frey in euwir lande und wider dor aus mit unsern gutern tzyhen mogen ane allerley beswerunge nnd das wir nicht geben sullen den pfnndczol, sunder pfoelgelt sulle wir geben Nu vorbeuth uns der Kompthur zen Danczk, das wir nicht segeln sullen, wir sullen vor geben den pfnndczol. Zo kome wir tzu euwern gnaden und bitten ench demnticlich das ir dem Kompthur zcu Danczk woldet schreiben, das her uns frey ane beswerunge' des pfundezolles losse sigeln als is denne zcu Koppenhagen ist beteiding in der sununge. Antwerte en der herre homeister: Sie sprechen, is were tzu Koppenhagen also beteydinget, das sie velich, sicher und frey (etc), das stunde en der homeister zen und wuste ouch nicht, ap en ymands vordries tete. Dirfure her das, her welde en bestellen, das sie wol sicher seyn sulden. Sunder das sie sprechen, das do beteidinget were, das sie nicht sulden pfnndczol geben; her welde en lesen lassen die voreynunge so wurden sie wol horen, was do beteidinget were ader nicht. Do lies die voreynunge' der herre homeister lesen. Do sie gelesen was, do sprach der herre homeister: Nu horet ir wol, ap beteyding sie, das ir den pfnndczol nicht sullet geben. Do slugen sie die houbte nedir. Vort sprach der herre homeister: Uns hat der Kompthur zcu Danczk gesagt und die andern sendebaten, das die sendeboten euwers herren von Burgundien haben gesprachen zcu den unsern: Worumbe hot der herre homeister sich den pfundczol lassen abelegen? Wisse wir dach wol, das der orden sulche privilegia und freiheyt hat und also eyn frey land, als yrkeyn cristlich furste hat, habe. Und haben enangebeten, welden sie is haben, sie woldens an iren herren herezog wol dirwerben, das her solde schreiben den seynen, das sie dem herren homeister seynen pfnndczol sulden geben. Do sprochen sie: hettens die iren ubirgeben, so knnden sie und ouch welden nicht dowider, sunder sie boten den herren homeister, das her en dach frist gebe bas zcu sente Johannis tage •), sie welden under das czu den iren schreiben; was en die denne wedir schreben, so welden sie sich nach halden. Und dasselben (!) boten sie gevach nnd boten umb sulche frist, uf das sie die ersten nicht weren, die den pfnndczol geben, und sprochen: Geben en denne die andern, so welden sie en ouch geben 1580. Amsterdam aan Lubeck: kan geen vertegenwoordigers naar de dagvaart te Stralsund zenden wegens onveiligheid van den landweg en ongunstig weer en tegenwind ■ voor de vaart naar Hamburg en van daar naar Stralsund; verklaart zich bereid, op verzoek zendboden naar Lubeck te zenden, die met de zendboden van Lubeck en met de anderen zoo noodig ter dagvaart kunnen trekken. {14)42 Apr. 17. Sted. arch. Lubeck; oorspr. Vermeld: HR. II 2 n. 577. 1581. Deventer aan Lubeck: kan de dagvaart te Stralsund niet bijwonen wegens twist met jonker Walraf van Meurs enz. [14)42 — feria 3 na den sonuendach misericordia domini — Apr. 17. Sted. arch. Lubeck; oorspr. Vermeld: HR. II 2 n. 578. i) Juni 24. [1442] Apr. 20—1442 Apr. 26. 441 n. 1582—1585. 1582. Kampen aan Lubeck: verontschuldigt hel wegblijven aan de dagvaart te Stral¬ sund met zaken in het sticht Utrecht. [1442] Apr. 20. Sted. arch. Lubeck; oorspr. Vermeld: HB. II 2 n. 579. Gouverneur en raad van Holland aan den Duitschen koopman: antwoorden op n. 1577, dat zij met de standen van Holland herhaaldelijk en nog wel drie dagen geleden over de bezegeling van den vrede van Kopenhagen en de betaling aan den hertog van Holstein onderhandeld hebben en binnen 14 dagen nogmaals onderhandelen zullen; iedereen wil het verdrag houden, doch de vertraging wordt veroorzaakt ornme andere redene willen, die sii onderlinge te schaften hebben »); hopenna afloop der dagvaart bevredigend te kunnen antwoorden; hebben met de beraadslagingen door afwezigheid van hun gouverneur, den heer van Lalaing, niet vroeger kunnen beginnen 2). [14]42 Ap: 20. den Haag. Sted. arch. Lubeck; afschrift. Gedrukt: Lüb. U. B. 8 n. 70. Vermeld: HB. II 2 n. 592. 1584. Uittreksel uit het reces te Mewe. 1442 Apr. 22—25. Gedrukt: HB. II 2 n. 570 (in uittreksel); geheel: Toeppen, Aden der Standetage Preussens 2 n. 316. Vergadering van de raadszendboden der Pruisische steden. 2. Danzig uit naam der steden geeft den hoogmeester te kennen, dat de nadeelige gevolgen van den pondtol zullen zijn, dat de Hollanders het verdrag niet zullen nakomen en de Engelschen andere havens opzoeken zullen; beweert, dat het zout zeer opgeslagen en het koren in prijs gedaald is. De hoogmeester antwoordt, dat Hollanders en Engelschen zich reeds voor hem te Marienburg over den pondtol beklaagd hebben, waarop h$ den Hollanders het laatste artikel van het verdrag van Kopenhagen heeft doen voorlezen (behalden doch eynes ytczlichen landes rechten nnd privilegiën) en hun verklaard heeft, das her nach awswisunge seyner privilegiën czolle in seynen landen muchte legen glich alse der herre von Burgundien in seynen landen thnn muchte. Und domethe weren die Hollander von dem homeister gescheiden, enz. 3) 1585. De Raad van Holland, overwegende, dat het vonnis in Maart U. gewezen *) tegen eenige burgers van Amsterdam, die Bernt Zierenberch, koopman te Coppenhaven, benadeeld hadden, door die van Amsterdam niet ten uitvoer gelegd is enz. 1) Zie n. 1565. 2) De Duitsche koopman zendt aan Lubeck n. 1577 en 1583; zal hel antwoord van den Raad dadelijk zenden. [14]42 Apr. 30. Gedrukt: Lüb. U. B. 8 n. 79; Hildebrand, Livl. U. B. 9 n. 845. Vermeld: HB. II 2 n. 593. 3) Zie n. 1579. i) Zie n. 1571. [1442 Apr.]—[1442] Mei 22. 442 n. 1586—1589 beveelt allen bailiuwen, scouten, tolnairen, boden ende dieneren in Holland, Zeeland en Friesland, op te houden en te arresteeren de burgers van Amsterdam met hun goederen, totdat Baernt Zeerenberch of sijn gemachtigde vergoeding van de schade, groot 384 Rijnsche guldens, ontvangen zal hebben. 1442 Apr. 26. Rijksarch. den Raag, Memor. Rose 4 fol. 109. 1586. Instructie voor den bode van den hoogmeester naar den hertog van Bourgondië: hij sal bezegeling van de oorkonde [van den vrede van Kopenhagen] verzoeken, en verder het heffen van een pondtol door den hoogmeester verdedigen met een beroep op de mancbfeldige keyserliche guldene bullen, wélke den hoogmeester dit recht geven enz. [1442 Apr.] Rijksarch. Koningsbergen, Hochmeister-Registrant 15 blz. 125; er boven geschreven: Bevel an den herren herczogen von Brungundien (!) dem Erhald Preusserland metegegeben. Gedrukt: HR. U%2 n. 632. 1587. Hertog Hendrik en Johan van Mecklenburg aan Lubeck: verleeaen op verzoek van Wismar aan de raadszendboden van Riga, Dorpat, Reval, Kampen, Lüneburg, Hamburg en Lubeck vrijgeleide door hun landen heen en terug. [14)42 — am sonavende na der hemmelvart Cristi — Mei 12. Sted. arch. Lubeck; oorspr. Gedrukt: Lüb. U. B. 8 n. 84. Vermeld: HR. II 2 n. 584; Hildebrand, Livl. V. B. 9 n. 857. 1588. Bericht over een onderhandeling der Lijflandsche steden met Lubeck. 1442 — des sonnavendes vor exaudi — Mei 12. Lubeck. Sted. arch. Lubeck; los blad. Gedrukt: HR. II 2 n. 603; Hildebrand, Livl. U. B. 9 n. 858. 6. Item dageden se, dat en were bykamen, dat etlike buten der hanze alse Hollandere unde andere, dede seltschup hadden myt luden bynnen der hanze, dat id so worde besorget, dat id gekeret worde etc. De zake schal me handelen torn Sunde, wente Johannes Zwin hefft dat in syner schryfft. 1589. Sampson van Lalaing, Arnd van Ghent, ridders en raden, en Johan Rose, secretaris van den hertog van Bourgondië, aan den hoogmeester: antwoorden op den brief, gedateerd Leske, [1442] — donnerstage nach misericordia domini — Apr. 19, ivaarin de hoogmeester mededeeling doet van de instelling van den pondtol en van het verset der Hollanders in Pruisen daartegen, als zijnde de pondtol in strijd met het verdrag van Kopenhagen; zijn overtuigd, dat de hoogmeester de Hollanders niet zwaarder dan de inwoners van andere landen belasten sal; verklaren, dat de uitivisseling der vredesoorkonden aan den koopman te Brugge alleen vertraagd is door de afwesigheid van den hertog en onmiddellijk plaats zal hebben na den terugkeer van [14421 Mei 22—1442 Mei 20-30. 443 den hertog, daar zoowel de ridderschap als de steden van Holland den vrede in acht wenschen te nemen. 1) [1442] Mei 22. Haarlem. Bijksarch. Koningsbergen; afschrift. Vermeld: HB. II 2 n. 634. 90. Dezelfden 2) aan Nikolaus Poster, kommandeur te Danzig: antwoorden op den brief van Apr. 26 — donredages na Marcy ewangeliste — over instelling van den pondtol en bezegeling van de vredesoorkonde; zenden een afschrift van n. 1589 enz. [1442] Mei 22. Haarlem. Bijksarch. Koningsbergen; oorspr. Vermeld: HB. II 2 n. 635. De te Stralsund vergaderde raadszendboden der Hanzesteden aan den raad van Holland: zenden het besluit van den Hanzedag over het hervatten en het sluiten van de scheepvaart s) met verzoek, deze ordonnantie in HoUand te doen afkondigen, opdat zij nageleefd zal worden en niemand schade bekome; hebben vernomen, dat de Duitsche koopman in Holland in strijd met de bepalingen van het verdrag van Kopenhagen mit groten tolne unde mit der ankrasie, stapelghelde to Middelborg myt kraneghelde, des wii naeh uthwysinge unsser privilegia nicht plege sint to ghevende, belast wordt: verzoeken afschaffing. [1442 Mei 24.] Vermeld: HB. II 2 n. 616. 2. Uittreksel uit het reces te Stralsund. 1442 Mei 20—30. Sted. arch. Lubeck. Verder onder meer: Gemeente-arch. Kampen, Acta Hanseatica 1 fol. 23—31. Gedrukt: HB. II 2 n. 608; in uittreksel: Hildebrand, Livl. U. B. 9 n. 864. Aanwezig waren raadszendboden van Lubeck, Hamburg, Lüneburg, Stettin, Anklam; van Campen Tideman Schursak 4), borgermester, (de ok was sendebade der van Deventer 6) und Swnlle), Bostock, Wismar, Greifswald, Danzig, Riga, Dorpat, Beval, Stralsund. 1. De steden spreken over den pondtol, door den hoogmeester van Pruisen ingesteld. Aan den hoogmeester zal geschreven worden. 3. In verband met de besluiten, genomen op de dagvaart te Kopenhagen, worden vele privilegiën en transsumpten ervan gelezen, de gbud unde wichtich weren uppe alle dre rike Zweden, Norwegen unde Dennemarken. Aan den koning van Denemarken zal geschreven worden. Zie HB. II 2 n. 611. 1) Zie n. 1586. 2) Als in n. 1589. 3) Zie reces van 1442 Mei 20—30 § 14; n. 1592 § 14. 4) Zie ook HR. II 2 blz. 504 aanm. 2. 5) Vgl. de posten uit de stadsrekeningen van Deventer, op deze dagvaart betrekking hebbende. 1442. Gemeente-arch. Deventer, Rekeningen van de kameraars Heinrich Brwjns en Pelegrym ter Bruggen. Gedrukt: HR. II 2 n. 628. [14]42 Mei 30—1442 Juni 1. 444 n. 1593—1594. 5. Indien de hoogmeester van Pruisen den pondtol niet ml afschaffen, zullen zendboden uit eenige steden tot hem gezonden worden. 6. Wegens de schade, den koopman in het rijk van Benemarken aangedaan van weghen der mennigerleye wilden legheren, wélke de kooplieden in en buiten de Hanze hebben in Denemarkes siden uppe den Schonreisen, wordt besloten: Dat nymant na desseme daghe borger, gast edder inwoner nth dessen unde anderen steden van der Dudeschen hensze unde de der Dudeschen hensze privilegiën denket to brukende unde in Denemarkes siiden ere Schonreise unde solterie holden unde hebben, scholen jarlikes mit eren schepen unde ghuderen anderswor solten edder liggen wen up der stede vitten legen unde erden, alse id van olden tiden her is wontlik gewesen, nemeliken uppe dessen nascrevenen legen alse Valsterbode, Schonore, Melbogen, Drakor, Drelborch, TJstede, Somershaffen unde Borneholme; dit op straf van verlies van haring en van 10 mark zilver enz. Deze ordonnantie zal aan Amsterdam geschreven worden met verzoek, de omliggende steden in Holland te waarschuwen. Eveneens is dit geschreven aan Kampen, om het aan de omgelegen steden mede te deelen. 14. De ordonnantie op het uitzeilen van 1417 Juni 24 (uppe s. Joh. bapt. dage) en van 1434 Juni 5 (Bonifacii) ') zal van kracht blijven. Na Nov. 11 zal niet gezeild worden. Dit zal men ook naar Holland schrijven. Volgt n. 1591. 28. Hernieuwing van het reces van 1417 en 1434, dat nyman buten der hensze in dessen steden mit syme lyve efte ghude mach lengher licghen wen veer mante nnde ok mach he dar nicht licghen winterlaghe !). 30. Vortmer alse denne nn latest de van Campen to Lubeke worden in de hensze genomen, also wart dar bii den gemenen steden overwegen unde weren in vruchten, dat de erbenomeden van Campen Hollandere unde Hollanders kindere unde andere buten der hensze vor de ere vordegedingeden unde also in Lifflande unde anders uppe de sprake dem menen copman van der hensze to vorvanghe sanden. Also dat de erbenomeden radessendeboden deme ersamen her Tidemanne Schursak, radessendebode van Campen, do mit ernste zeden, dat he dat also bii syne oldesten brochte, dat de stede van der hensze des mochten bliven unbesorget. Unde darumme dosulves de erbenomeden radessendeboden gheven den Lifflandeschen steden nnde eren sendeboden vuile macht unde bevel, wor se in der wise up waneden, dat he en Hollander edder bnthen der hensze were, dat se sodanne persone unde ere ghudere mochten thoven beth so lange, dat he bewisinghe brochte, wor he borgher edder porter were. 1593. Albert Rumor aan Reval: deelt van de onderhandelingen op de dagvaart te Stralsund onder meer mede: Item, leven heren, so en hadde de sendebode van Danseke gen bevel also van deme Kollandeschen schaden de bededynget ys; also wy hir vornemen, so en syt de Hollanders noch nycht hastych darup to betalende, men doch wy werden et hirna enware. enz. [14]42 — up des hilgen lychgames avende — Mei 30. Stralsund. Sted. arch. Reval; oorspr. Gedrukt: HR. II 2 n. 622; Hildebrand, Livl. ZJ. B. 9 n. 868. 1594. Filips van Bourgondië aan Bnrgermeesteren, scepenen ende raide van Hoirne: heeft vernomen, dat er tusschen Hans Jutte 3) aan de eene zijde en schipper 1) HR. II i n.m § 13. 2) HR. II 1 n. 321 § 27. 3) Zie n. 1559, 1569 en 1572. 1442 Juni 1—[14]42 Juli 24. 445 1595—1598. Muyl, zijn medereeders, poorters van Hoorn, die Hans Jutte benadeeld hebben, aan de andere zijde, een vergelijk tot stand gekomen is, wat aangaat de schadevergoeding, aan Hans te geven, doch dat tegenover Hans aan dit vergelijk de hand niet gehouden wordt; beveelt, Hans Jutte bij te staan, opdat de bepalingen van het vergelijk nageleefd zullen worden, of anders aan genoemden Hans recht ende executie te doen op de genoemde burgers en hun goederen binnen tien dagen na datum des briefs, soe dat hem geen noot en sy, meer dairom clachtich te comen voor den raad, daar de raad anders aan Hans brieven geven zal, om zijn schade op alle burgers van Hoorn te verhalen. 1442 Juni 1. Rijksarch. den Haag, Memor. Rose 7 fol. 39". 1595. Aanteekening, dat Deventer aan Reval schreef, aan Frederic Wn'nk[e]ns over te leveren alle goederen, door Johan Boele nagelaten, daar Henric Boele den genoemden Frederic volmacht gegeven heeft en daar hij voor namaninge twee erven en huizen als onderpand gezet heeft. 1442 — des jjrsten dages nae des hiligen Sacramentsdach — Juni 1. Gemeente-arch. Deventer, register Toeversich ende geleide, fol. 1. 1596. Zutfen verklaart aan Reval, dat Gertrud, vrouw van den te Zutfen wonenden burger Wolther Schilling, als naaste erfgename van haren te Reval overleden zoon Bernd Vrylinck, onder toestemming van haar man aan haar broeder, den te Lubeck wonenden schipper Bernd Vrylinck, volmacht gegeven heeft, de erfenis in ontvangst te nemen. Verzoekt, de erfenis over te geven en staat borg voor mogelijke latere aanspraken. 1442 Juni 21. Sted. arch. Reval; oorspr. Vermeld: Hildebrand, Livl. 17. R. 9 n. 879. 1597. Dordrecht aan Bremen: verzoekt teruggave van het door schippers van Bremen cum burgers van Dordrecht, die op Noorwegen handel drijven, ontnomen goed, daar zij geen deel nemen aan den oorlog tusschen Amsterdam en de Oosterlingen. 1442 Juli 16. Sted. arch. Bremen. Vermeld: Blok, Verslag aangaande een onderzoek in Duitschland, 1886—1887, blz. 318 n. 8. 1598. Aanteekening, dat de Raad van Holland, met die van Hoorn ter dagvaart zijnde, bevolen heeft, dat die van Hoorn Hans Jutte executie doen zouden up Meynaert van Hove, Muikin ende andern hoire hulpers, reders ende mededeelres, zoowel op hun personen als op hun goederen, tusschen nu en onser Vrouwen- 1442 Juli 24—[14]42 Juli 31. 446 n. 1599—1600. dage assumptie- naestcommende Bij niet uitvoering van dit bevel zullen brieven van executie gegeven worden up die geheel stede ende ondersaten van Hoirne 2). \14\i2 Juli 24. Rijksarch, den Haag, Memor. Rose 7 fol. 36. 1599. Bremen aan Danzig en de Pruisische steden: deelt mede, dat de stad van de Vlamingen, Hollanders en Zeeuwen ondanks vele gezantschappen en dagvaarten geen schadevergoeding heeft kunnen verkrijgen en nu, nadat zij in den oorlog tusschen Holland en de Wendische steden, waarmede de stad niets te maken had, dezelfde ervaring opgedaan had, aan Holland en Zeeland den oorlog verklaard heeft; waarschuwt voor het handelsverkeer met die landen. s). 1442 — in vigilia Jacobi — Juli 24. Sted. arch. Danzig, Schbl. 24 A n. 3; oorspr. Vermeld; HR. II 3 n. 652. 1600. Vonnis, geveld in het geschil tusschen Jacob Dircxz. van Hoorn en zijn mede¬ gezellen aan de eene zijde en Bengairt Say aan de andere zijde, welke Bengairt uit het schip van genoemde kooplieden, dat op Vlieland schipbreuk geleden had, een deel dei- lading tot zich genomen had. [14)42 Juli 31. Rijksarch. den Haag, Memor. Rose 7 fol. 36". TJp sulke clachte, als Jacob Dircxz. van Hoirne gedaen beeft up Bengairt Say, van dat die selve Bengairt hem ende synen medegesellen, alle coiplude van Dansick ende van Campen ende geboren tot Hoirne, hem affgenomen heeft 200 wagenschots ende een last teers, overmits dat hair scip gebroken was an Vlielant, dair Bengairt een diener aff is, boven dat sy dat derde pairt van horen goede gegeven hadden den buyren van Vlielant van berchgelt, dair die scout van Vlielant sijn deel aff gehadt heeft, ende dair Bengairt up verantwoirt heeft, dat hy datselve, dat hy van den voirs. coipluden gehadt heeft, die selve hem dat gegeven hebben by horen moetwüle etc. Soe is gewijst by den here van Lalaing ende Rade hierna gescreven, dat al dat die voirnoemde Bengairt den voirs. coipluden afgenomen heeft, boven dat sy den buyren van Vlielant gegeven hebben van bercbgelt, sonder recht ende redene genomen heeft ende dat hy hem dat sculdich is weder te geven, gemerct dat die grave van Hollant van zeebreck niet en pleecht te nemen ende men oick niet sculdich en is, yet dairaff te nemen na bescreven rechte. Gedaen upten lesten dach in Jnlio anno 42 by den here van Lalaing, dair by waeren heer Lodewijc van Montfoort, heer Gerijt van Zyl, Boudijn van Zwieten, meester Henryc uuten Hove, meester Jacob Potter ende Geryt Potter. Ende hierup is Bengairt enen brief gescreven, dat hy den voirnoemden Jacob die 200 wagenschot ende een last teers weder geven sal. 4) Aug. 15. 2) Zie n. 4594. 3) [14]42 — sonnavendes na exaltacionis crucis — Sept. 15 antwoorden de te Elbing vergaderde raadszendboden der Pruisische steden, dat het te laat is den koopman te waarschuwen; zij verzoeken uitstel der vijandelijkheden tot het voorjaar. Vermeld: HR. II2n.654. [14]42 Aug. 1—1442 Aug. 10. 447 n. 1601—1604. 1601. Aanteekening, dat het Hof de oorlogsverklaring van Bremen aan Holland, Zeeland, Friesland en Vlaanderen ontvangen heeft. J) [14]42 Aug. 1. Rijksarch. den Haag, Memor. Rose 8 fol. 37". Vermeld: Boergoensche charters blz. 67. Vgl. HB. II 3 blz. 560 aanm. 1. Roerende van den ontseggebrieven, nutgesent by der stadt ende andere Van Bremen up dien van desen lande. Up den eersten dach van Augusto anno 42 zijn by den bode der stadt van Bremen gebracht in handen van den Rade mijns genadigs Heren hierna genoemt sulke brieve van ontsegge, als by derzelver stat ende anderen van Bremen nutgesent zijn np mynen genadigen Here ende zynen landen van Hollant, Zeelant, Vrieslant ende Vlaendren, diewelke voirt geleyt ende bestedet sijn in den sack van Bremen, hangende in der cancelrien van den Hove in den Hage. Dair dit aldus geschyede, hebben tegenwoirdich geweest die Here van Yselsteyn, Here Lodewijc van Montfoirt, Here Aernt van Gendt, Boudijn van Zwieten, meester Heinric nuten Hove, meester Ghijsbrecht van Rietvelt, proesst van Westvrieslant, meester Pieter van Renisse, meer andere endeick de Cleve. 1602. De raad [van Holland enz.) aan de ingezetenen van Holland, Zeeland en Friesland: deelt mede, brieven van Bremen ontvangen te hebben, inhoudende maniere van veede ende ontsegge, die by der stadt ende andere van Bremen ende by namen van Herman Scoman ende Huner van den Horne, knape, van hun ende hoeren hulpers uutgesendt sn'n op de landen en onderdanen van Holland, Zeeland, Friesland en Vlaanderen; waarschuwt alle ingezetenen der genoemdelanden tegen dw van Bremen en raadt hun aan, krachtige maatregelen te nemen, om, die van Bremen te weerstaan. 1442 Aug. 1 *). Bijksarch. den Haag, Memor. Bose 8 fol. 37*. Er bovengeschreven: CJp dese voirseide ontseggebrieven van Raets wegen an den ondersaten van desen lande gescreven gelijc hierna volcht. Vermeld: Boergoensclte charters blz. 67. Vgl. HB. II 3 blz. -550 aanm. 1. 1603. De Duitsche koopman te Brugge aan Reval: verzoekt te zorgen, dat de besluiten, den stapel betreffende, op den Hanzedag te Stralsund genomen, nageleefd worden; verzoekt, geen laken uit Leiden, Amsterdam en Schiedam te koopen, dat niet op den stapel geweest is. [14~}42 Aug. 8. Sted. arch. Reval; oorspr. Gedrukt: Hildebrand, Livl. U. R. 9 n. 895. Vermeld: HB. II 3 n. 637; Posthumus, Bronnen tot de gesch. van de Leidsche Textielnijverheid 1 n. 149. 1604. Dagvaart van ridderschap en steden van Holland, Zeeland en Friesland, 1442 Juli 24 te 's-Gravenhage gehouden, ter bespreking van de volgende punten : 1) Zie n. 1599. 2) Zie n. 1599 en 1601. [14]42 Aug. 24. 448 n. 1605—1606. 1. De betaling van de 9000 pond gr. aan Pruisen. Voorgesteld wordt een pondgeld te heffen van alle goederen, naar Pruisen gebracht en van daar uitgevoerd; verzet van den heer van Veere en van de steden Brielle, Middelburg en Zierikzee tegen dit voorstel. 2. Voorstel, dat men die execncye doen zoude upter stede van Aemsterdamme van den 2200 ffi groten, die zii voir dair inleggen zouden, om vervolgens na te gaan, wat Amsterdam nog meer behoorde te betalen enz. 3. De bezegeling der tractaten: de groote steden van Holland willen de tractaten bezegelen, indien de kleine steden mede bezegelen; Middelburg en Zierikzee alleen dan, indien de ridderschap mede bezegelen zal; deze steden zullen eerst over 14 dagen antwoorden en wel betreffende de bezegeling van het bestand met de zes Wendische steden; tot de bezegeling van het tractaat met Pruisen zullen zij eerst overgaan, indien er wegen gevonden zijn, om de gelden te vinden, voor die van Pruisen. 4. Aug. 10 bijeenkomst van de groote steden in Holland en van Middelburg : 5. De steden besluiten geen pondgeld te zullen heffen, voordat er antwoord uit Pruisen gekomen zal zijn, of die van Pruisen met de heffing van zulk een pondgeld genoegen nemen. 1442 Juli 24 en Aug. 10. den Haag. Rijksarch. den Haag, Memor. Rose 8 fol. 83°—83. Gedrukt: HR. II 3 n. 640. Vermeld: Limburg Brouwer, Boerg. charters blz. 69. 1605. De raad [van Holland enz.), gehoord hebbende het verzoek, gedaan door twee burgemeesters van Amsterdam met eenigen van horen medegesellen uit naam van Amsterdam, om, aangezien die van Bremen vijanden dezer landen zijn, oorlogsschepen uitrusten om de kooplieden te benadeelen en zelfs voor het Mairsdiep komen, om de schepen op te wachten, aan Amsterdam verlof te geven, oorlogsschepen uit te zenden, ten einde den vijand te weerstaan en den handel te beschermen; staat aan Amsterdam toe, schepen ten oorlog uit te rusten en uit le zenden, om te wederstaen, te crencken, te vangen ende te beschadigen die van Bremen ende hair hulperen, zonder iemand anders te benadeelen, en geeft dit verlof tot opzegging ervan 1). [14)42 Aug. 24. Bijksarch. den Haag, Memor. Bose 8 fol. 45. Er boven geschreven: Consentum om uut te trecken np die van Bremen. Vermeld: Boergoensche charters blz. 68, gedateerd Augustus 33. 1606. De raad [van Holland enz.), overwegende, dat aan Amsterdam toegestaan is, schepen ten oorlog uit te rusten, .om die van Bremen, vijanden dezer landen, die uitleggen om de kooplieden dezer landen te beschadigen, te Weerstaan en de kooplieden tegen hen te beschermen; beveelt, dat nyemant voirtan uut en vaere dat Mairsdiep noch andere diepen dair omtrent, om comanscip ter zeewairt te doen, tensy by ordinancie, 4) Zie n. 1601 en 1603. Vgl, HR. II 2 blz. 550 aanm. 1. [14]42 Ang. 26—1442 Sept. 7. 449 n. 1607—1609. wille ende conseute van der stede van Aemstelredamme ende dergeenre, die sy dair toe geordineert hebben, om dese saken te bewaeren, en dat dit tot wederopzegging zal duren. [14]42 Aug. 24. Rijksarch. den Haag, Memor. Rose 8 fol. 45. Vermeld: Boergoensche charters blz. 68. 1607. De Duitsclie koopman le Brugge aan Riga, Dorpat en Reval: heeft de bevestigingsoorkonde van het verdrag van Kopenhagen uit Holland nog niet ontvangen; vraagt, of Holland aan de steden soms bericht gezonden heeft. [14]42 Aug. 26. Sted. arch. Reval; oorspr. Vermeld: HR. II 2 n. 695; Hildebrand, Livl. U. R. 9 n. 900. 1608. Uittreksel uit het reces te Elbing. 1442 — in profesto nativitatis Marie — Sept. 7. Gedrukt: HR. II 2 n. 653. Vergadering van de raadszendboden der Pruisische steden. 2. Item so furderten die stete bey deme heren homester die sache von der Hollander und Zeiander wegen und ouch den voregen und hinderstelligen schaden, als zcu Koppenhagen von den heren sendeboten getegedinget ist. Hirnff der homeister entwerte, das seyn sendebote, den her zcu deme heren hertczogen von Borgondien gesant hatte umbe derselbigen sache willen '), nach nicht were wedirgekomen, nnd der homeister wil dem kumpthur zcu Danczik schreiben, das her die Hollander» die do zen Danczik seyn, vor sich vorbote und sie anhalden, das sie den eren doheyme sullen scriben, das den dingen, alse sie zcu Koppenhagen getegedinget seyn, moge genug scheen. Und so des homeisters boten komen wirt, so wil her ouch gerne schreiben, uff das die sachen gefordert werden. 1609. Eenige Nederlandsche schippers oorkonden, dat xij afxien van alle aanspraken tegen Hamburg wegens het aanhalen van hun schepen en goederen door Hamburg. 1442 Sept. 7. Sted. arch. Hamburg; oorspr., perk. met 9 aanh. zegels. Wy, Lubbert Gherdessone van Herderwik, Gosman Meynerssone van Dockum, Wilhelm Hinrikessone van Harderwik, Johan Lambertessone van Edam, Meynert Otzen van Enkhusen, Johan Meynerssone van Enkhusen, Paul Johanssone van Campen, Robbert Johanssone van Dordrecht unde Lasman van Amstelredame bekennen unde betughen openbare vor alle den jennen, de dessen breff seen edder horen lesen, alse de ersamen heren borgermeistere unde radmanne der stad Hamborch unss mit unssen schepen unde inschepeden korne unlangk vorleeden up leeten halen bynnen ere stad umme sake willen, dat. wy eren market mid densulven unssen schepen unde ingeschepeden guderen nicht dachten to vorsokende, alze wy pliehtich weren na wontliker wyse to donde, unde wowol dat wy en besunderliken van des tolne wegene in swaren broke weren vorvallen, doch so hebben se uns sodannen broke gnedichliken overseen 4) Vgl. n. 1586. 29 1442 Sept. 10—[14142 Oct. 7. 450 n. 1610—1612. nnde gentzliken togheven, ok vorder unssen market bynnen erer stad gheholden laten to unssen sckonsten, alze dat wy van der nphalinghe weghene in nenen schaden sint ghekomen, so dat wy en frnntliken dan eken unde loven vortmer in guden truwen vor unss unde unsse frunde, nummer meer sulven edder vormiddelst eneme anderen in tokomenden tiden darup to sakende, sunder alle argelyst. In orkunt nnde merer sekerheit der vorscreven punte so hebbe wy alle unde eyn jewelyk besunderen unsse inghesegele benedden an dessen breff ghehanghen heeten, de gegeven unde ghescreven iss na der bord Christd verteinhundert jar, darna in deme tweundervertighesten jare, in unsser leven vrouwen avende nativitatis. 1610. Filips, hertog van Bourgondië enz., aan schout, burgemeesters en schepenen van Hoorn: gezien de klacht van Hans Jute voor gouverneur en raad van Holland, dat het gerecht van Hoorn liet vonnis, ten behoeve van Hans tegen de burgers van Hoorn door het Hof gewezen, niet uitgevoerd iveefi; gehoord de getuigenis van 2 personen, door het gerecht van Hoorn gezonden, en van Colyn, messagier van den hertog ; beveelt, aangezien de zaak uitgesteld geworden is tot sinte Lambrechtsdage 1) of eerder, als de heer van Lalaing, gouverneur van Holland, in den Haag zal zijn, Donderdag, September 13, in den Haag te verschijnen, ten einde zich te verantwoorden 2). 1442 Sept. 10. Gemeente-arch. Hoorn; oorspr. papier met zegel. 1611. Daar de executie tegen die van Aemstelredamme, bevolen by brieven van miin genadige vrouwe s) in naam van den Hertog, en evenzoo van den Heer van Lallaing ende anders die rade m\jns genadicbs heren van dezen synen landen, niet goed uitgevoerd wordt, heeft de Heer van Lallaing de ridderschap en Raden gevraagd, off hoir menynge noeh is, die voirseide execucie te houden ende te starken, off hoe men vorder dairinne doen soude. Hierop antwoorden ridderschap en raden, dat sy bliven by den brieven ende mandamenten van mn'nre genadiger vrouwen, en indien 'de Heer van Lallaing betere middelen vindt om vorder off breeder execucie up den voirseiden van Aemstelredamme te doen, dat zy hem gaarne daarin behulpzaam zullen zyn. {14)42 Oct. 5. Rijksarch. den Haag, Memor. Rose 8 fol. 49v. Aldaar fol. 50 een aanteekening, dat de gedeputeerden van Hairlem, Delf, Leyden, Goude, Botterdam, Schiedam, Oudewater, Hoirne, Alcmair, Monickedamme, Enchusen, Medenbliek, Middelburch, Zericxee, Eeymerswaile, Tholen en Goes evenzoo antwoorden, als hier boven staat; [14]42 October 6. Vermeld: Boergoensche charters blz. 68. Zie: HR. II 2 blz. 531 aanm. 1. 1612 Antwoord van den raad van Holland aan den Briel op een klacht over het in beslag nemen in Pruisen van gelden, toebehoorende burgers van den Briel. {14)42 Oct. 7. Rijksarch. den Haag, Memor- Rose 7 fol. 42°. 2) Zie n. 1598. 1442 Oct. 8—1442 Oct. 14. 451 tl. 1613—1615, Hoerende der stede van Briele. Upten 7den dach in Octobry anno 42 wort der stede van den Briele geantwoirt np sulke arrestatie als up hoiren poirter geit in Pruyssen gedaen is, dat miin heren van der rade contrarie der zoenen niet doen en wouden, mer souden wail een zwygen van dezer zake doen. Dits aldus geteykent by bevele mijns heren van Lallaing, dair by was Willem van Naildwijck. 1613. Verklaring van verschillende voogden der Hanzesteden, dat de voogd, door de stad 's-Hertogenbosch voor haar vitte op Schonen aangesteld, wegens verhinderingen onder weg niet is kunnen verschijnen. 1442 — op Dionisius avond — Oct. 8. Gemeente-arch. 's-Hertogenbosch; oorspr. Vermeld: Sassen, Inventaris der archieven van de stad 's-Hertogenbosch n. 422. 1614. Filips etc., overwegende, dat aan Hans Jute uut Denemerken, dienre heren Eerycx Neelsz., hoifmeyster van koning Christoffel van Denemarken, wegens de schade, door uitleggers van Holland, Zeeland en Friesland heer Eeryc en anderen aangedaan, door den raad van Holland den Hen Maart 1442 een sentencie gegeven is op Jan Claisz., die men heet scipper Maylkin, ende Meynert van Hove van Hoirne, om aan Hans de schade en de gemaakte kosten te vergoeden, welk vonnis echter onuitgevoerd is gebleven; dat 24 Juli de Raad aan gedeputeerden van Hoorn, toen ter dagvaart in den Haag, beval, om voor onser Vrouwen dach assumpcio l) executie te doen op schipper Muylkin en Meynert van Hove en hun helpers, waarop Meynert van Hove voir zijn andeel ende helfte van der somme van ses hondert maerck Lubeecx aan genoemden Hans 200 Mark gegeven heeft, doch. dat de overige gelden niet uitbetaald zyn enz.; oorkondt, dat de Raad besloten heeft, Hans Jute toe te staan, poorters en inwoners van Hoorn, hun lyven ende goede overal binnen Holland, Zeeland en Friesland aan te tasten, totdat hy' ontvangen zal hebben alle gelden van schipper Muylkin en helpers, uutgenomen Meynert van Hove van alzo verre als hy gedadingt heeft, en wel tot een bedrag van 23631j2 marck Lubeecx, die Hanze voirnoemd noch ten afteren is; beveelt allen amptluyden, bailiuwen, rentmeesteren enz., dat zij op verzoek van Hans Jute of van toonder van dezen open brief arresteeren, vangen enz. zullen alle poorters en inwoners van Hoorn, totdat Hans betaald zal zijn. 2). 114)42 Oct. 11. Rijksarch. den Haag, Memor- Rose 7 fol. 53. . 1615. Christoffel, koning van Denemarken, vergunt aan de stad 's-Hertogenbosch als van ouds een vitte op Schonen in Denemarken te hébben 3). 1442 — ipso die beati Galixti — Oct.. 14. 1) Augustus 15. 3) Zie n. 1613. 2) Zie n. 1610. [1442] Oet. 15—[1442] Oct. 16. 452 n. 1616—1617. Gemeente-arch. 's-Hertogenbosch; oorspr. Vermeld: Sassen, Inventaris der archieven van de stad 's-Hertogenbosch n. 423. 1616. . Be stad Amsterdam aan burgemeesters, schepenen en raden van Middelburg: deelt mede, dat haar burgers in Danxig benadeeld xy'n; verzoekt hulp, om die van Danxig in de Wielingen te arresteeren. [1442] Oct. 15. Gemeente-arch. Middelburg: Brieven aen de stadt, 1406—1499, n. 13. Op de rugzijde: Den eerbaeren ende wijsen Burgermeesteren, scepene ende rade der stede van MiddeJburch, onsen gemynden vrienden. Vermeld: de Stoppelaar, Invent. v. h. oud arch. der stad Middelburg, blz. 54 n. 214. Eerbare, bijsondere guede vriende; wij gheven uwe eersame liefden van onsen poirteren zeer vrientlic ende oio claghentlic te kennen, hoe dat onze poirteren omtrint Pinxtere lestleden mit drien scepen, geladen mit wijnen, laken ende andere costelike goede, coipvaïrt geseylt waeren tot Danzicke, om hun godlic ende eerlic te generen opten znenen, tot Coppenhaven gemaect, ende up zekere brieve van vrientscappen ende van geloven, die de stadt van Dansick ons gescreven had int jaer verleden. Ende alzo vroe, als die selve scepe bynnen Dansicke gehavent wairen ende aldair laghen getueyet ende gemeert an hoiren anckeren, ende onse scipheren ende poirteren gegaen wairen in horen herberge sonder huede te draghen, des quamen die raitslude van Dansicke mit enyge van der gemeenten ende hebben die scepe mit den costeliken goede weldelic genomen bynnen horen selves stadt, die gepaert ende gebueyt, oft vyande goede gheweest waeren, boven der zuenen ende hoir selves brieve; om welke neminge die stadt van Dansick, bevruchtende, dat horen borgeren in lijve ende goede dair weder om behindert ende bescadicht mochten warden, screven voir Deventer zeer vrientliken an onzen genedichsten Heren van Borgongen, om geleyde to hebben voir horen borgheren, twelke zij are genaden nyet believen noch consenteren en woude, gelijc ons dat bericht is. Dit is den onsen al gesciet boven der zuenen. Ende, want wij vernomen hebben, dat die van Danzicke hoir scepe ende goede in die Wielinge gehavent zijn ende wij eenre luyde ende ondersaten zijn onder enen here, aldus zo begheren wij, an uwen liefden vrientliken biddende, dat gij onsen poirteren gunstich, behulpich ende bijstandich willen wesen, dat sij comen moghen bij horen schade ende dese saken doch ther herten nemen willen, dair sullen gij G-ode hef an doen ende ons zeer danckelic. Eerbare, lieve vriende, hierin doende, also gij soudt willen, dat wij den uwen daden, dairt also mit hem bewant waire ende U wael toe getruwen ende geloven, die almachtige ' God wil U allen be waeren in goede gesonde ende in langen seligen tijden, ons weder nyet spaerende van des wij vermogen. Gescreven 25 dagen in Octobri. Die stede van Aemstelredam. 1617. De lieer van Lalaing, goeverneur, en de raad van Holland aan den Duitschen koopman te Brugge: liebben liet verzoek van den liertog van Holslein om betaling van de verschuldigde gelden ontvangen; leggen de verklaring af, dat xy van plan xy'n zich aan het verdrag van Kopenhagen te houden, dat de betaling wegens onderlinge geschillen tusschen steden en land achterwege gebleven is, doch voor Febr. 2 (onser vrouwen daghe to lechtmisse) plaats xal hebben; verzoeken te bewerken, dat de hertog tot dien datum geduld hebben xal. ') [1442] Oct. 16. den Haag. 1) Dezen brief zendt de Duitsche koopman aan Lubeck, [14]42 Nov. 1. Sted. arch. Lubeck; oorspr. Vermeld: Uil. II 2 li. 081. 1442 Nov. 4—[14]42 Nov. 18. 453 n. 1618—1622. Sted- arch. Lubeck; afschriftVermeld: HR. II 2 n. 680. 1618. Groningen waagt aan Bremen de vrijlating van den in Groningsch gebied wonenden en te Bremen opgebrachten Wygher Olumna. 1442 Nov. 4. Sted. arch. Bretnen. Vermeld: Blok, Verslag aangaande een onderzoek in Duitschland, 1886—1887, blz. 218 n. 10. 1619. De Duitsche koopman te Brugge aan Riga, Dorpat en Reval: meldt, dat de Hollanders onlangs in de maand October zich verontschuldigd hebben, dat de bezegeling van de vredesoorlconde wegens een twist in het land nog niet geschied is, en medegedeeld hebben, dat de bezegeling voor Febr. 2 (lichtmissen) plaats zal liebben. [14]42 Nov. 10. Sted. arcfi. Reval; overgenomen in een schrijven van Dorpat aan Reval van 1443 Febr. 10. Zie HR. II 2 n. 700. Vermeld: HR. II 2 n- 697. 1620. Danzig aan Thomas Schenkcndorf en Heinrich Terrax: deelt mede, dat de stad hun volmacht gegeven heeft met Kerstmis den eersten termijn van de Hollandsche schadevergoeding, nml 2500 ffi, in ontvangst le nemen; verzoekt, met behulp der overlieden die gelden le ontvangen, ook indien de brief van volmacht en de kwitantie nog niet aangeJcomen mochten zyn. *) \14~\42 — feria 4 post festum Martini — Nov. 14. Sted. arch- Danzig, Missive 4 fol. 64. Vermeld: HR. II 2 n. 661. 1621. Verlof aan Alijt Hersten, om de goederen, voor haar uit Pruisen en Noorwegen gekomen, te halen, mits zij geen goederen tiaar Amsterdam voert, noch er vandaan haalt. \14~\42 Nov. 18. Rijksarch. den Haag, Memor. Rose 8 fol. 53. Roerende Alijt Hersten. Upten 18aten dach van Novembri anno XLH wert Alijt Hersten geconsenteert by mijns heren openen brieve, dat sy soude mogen halen alsulc goet, als hoir uut Pruyssen over gecomen is ende uut Noirwege, te weten 600 wagenscots, 200 sperren ende stengen te samen, een last assche ende een contoir; ende des heefft sy geloefft, dat sy geen goede tot Aemstelredam voeren, noch van dane halen en sal. 1622. Verlof voor Adriaen Ghysbrechtz, om goederen uit Pruisen in kleinere schepen te laden en naar Dordrecht ie voeren, mits hy niets te Amsterdam laat. \14~\42 Nov. 18. Ryksarch. den Haag, Memor. Rose 8 fol. 53. 1) Vgl. het reces van 1442 Nov 22 § 1, (n. 1623 § 1). 1442 Nov. 22—[1442] Nov. 29. 454 n. 1623—1625. Roerende Ghijsbrecht Quekel. Upten selven dach ende int jair voirseit') wert Adriaen Ghijsbrechtz. geconsenteert by mijns heren openen brieve, dat hy sonder yet te misdoen etc. soude mogen overscepen in anderen cleynen scepen alsulc goet, als Ghijsbrecht uut Pruyssen over gecomen is ende geladen sijn in enen bryc, die him selven toebehoirt, te weten 600 wagenscots, 200 clipclaps, 22 last roggen, 18 last terwe, 4 last assche, 4 last pecx, 3 last teers, 6000 vlothouts ende der hinder kisten ende hernassch jende des heefft Adriaen gesekert, dat hy dese voirs. goede geheelic van dane Tordrecht voeren sal sonder yet dairoff te laten tot Aemsterdam off enige goede dair te copen ende van dane te voeren, sonder argelist. 1623. Uittreksel uit het reces te Marienburg. 1442 — feria quinta ante Katherine virg. — Nov. 22. Gedrukt: RB. II 2 n. 660. Vergadering van de raadszendboden der Pruisische steden. 1. Czum ersten so haben die stete eyntrechtiglichen Hinrik Terrax, kopmann van der Dutschen hensze czn Brugge in Vlanderen, nnd Thomas Schenckendorpp, des heren scheffers van Koningsberg ligger darselbest, in ere volmechtige procuratores gesettet, alse die 2500 tÈ. grote Flamesches payments van den van Hollant, Zeelant und Vreszlant uff Kristabent anno 42 den ersten termyn zcu entfangende, und haben en eren machtbrieff, mit der dreyer stete, alse Thorun, Elbing und Danczik ingesegelen vorsegelt, gesant mitsampt eynem qnidtancienbrieffe *). Und die hern von Danczik haben den heren von Thorun nnd Elbinge gelobet schadelos zcu halden, nachdeme siemethe vorsegelt haben und sie die sachen nicht anruren, und solen den vorbenanten zcwen steten iglicher eren besegelten brieff doruff geben. Und dergleich hot der herre homeister nach bete derselben stete deme heren hertczogen von Bourgondiën, der fronwen von Bourgondiën unde deme regente van Hollant und Zeelant von derselben sache wegen geschreben s). 1624. Verbintenis van een Bremer tegenover den Raad le Bremen, om mei zijn schip en manschap te strijden tegen Hollanders en Zeeuwen, mits hij '/g van den buit en van de gevangenen mag behouden. 1442 Nov. 24. Sted. arch. Bremen. Vermeld: Blok, Verslag aangaande een onderzoek in Duitschland, 1886—1887, blz. 218 n. 11. 1625. Danxig aan Thomas Schenkendorf en Heinrich Terrax: xendt de volmacht en de kwitantie voor het van de Hollanders te ontvangen geld, verzoekt het geld,indien 1) 1442 November 18. 2) Volmacht en kwitantie dateeren van 1442 — donersdage na s. Mertens daghe — Nov. 15. Vermeld: HR. II 2 blz. 556 aanm. 1. 3) In de aanteekening van de kanselarij der Orde over de dagvaart te Marienburg komt o.a. voor: Do sprach Heinrich Vorrath: vraagt den hoogmeester, te schrijven aan den hertog van Bourgondië enz., om betaling der gelden te verzoeken. Denne wie man nicht manen wurde, so mochten die Hollander etc , als sie seltczeme lewte seyn, etwas intragen, sprechende: worumbe habt ir nicht ge man el? enz. Gedrukt: Toeppen, Acten der Standetage Preussens 2 n. 342. [14]42 [Nor. 29]—[14]42 Dec. 9. 455 n. 1626—1628. de koopman van de Lijflanders volmacht heeft, met den koopman le verzegelen en te bewaren, totdat de Pruisen en de Lijflanders het over de verdeeling eens zyn; indien de Hollanders niet betalen, verzoekt de stad de bijgevoegde brieven, waarin ook aan de te voeren onderhandelingen over de schade voor en na het nemen der Baaivloot herinnerd wordt, aan den hertog en de hertogin van Bourgondië te overhandigen; zendt verschillende afschriften van brieven; verzoekt antwoord. l) [1442] — feria quinta ante Andree apostoli — Nov. 29. Sted. arch. Danzig, Missive 4 fol. 62°. Vermeld: HR- II 2 n. 662; Hildebrand, Livl. U. B. 9 n. 912. 1626. Danzig aan de Hollandsche gezanten, die op de dagvaart te Kopenhagen geweest zijn: deelt mede, dat zij Terrax en Schenkendorf volmacht gegeven heeft, te zamen met den Duitschen koopman, die door de steden van Lijfland gemachtigd is, den eersten termijn van de Hollandsche schadevergoeding, nml. 2500 ffi in ontvangst te nemen en daarvoor kwitantie le geven; verzoekt zorg le dragen voor het naleven van het verdrag. [14]42 [Nov. 29]. Sted. arch. Danzig, Missive 4 fol. 64. Vermeld: HR. II 2 n. 664. 1627. Amsterdam aan Danzig en de Pruisische steden: vreest, dat Holland de gelden, welke Dec. 24 vervallen, niet betalen en Pruisen daardoor het handelsverkeer van de Hollanders naar Pruisen verbieden zal; verklaart onschuldig aan het uitstel te zijn, dat uitsluitend veroorzaakt is door de afwezigheid van den hertog en de tweedracht in het land; verzoekt voorspraak bij den hoogmeester, opdat de betaling voor een jaar uitgesteld zal worden en de Hollanders tot dien tyd vrijgeleide zullen ontvangen; belooft, bij den hertog, die in dien tusschentijd in het land komen zal, aan te dringen op nauwgezette uitvoering van het verdrag van Kopenhagen. [1442] Dec. 3. Sted. arch. Danzig, Schbl. 19 n. 48; oorspr. Vermeld: HR. II 2 n. 669; Hildebrand, Livl. IT. R. 9 «. 914; Kernkamp, Balt. archivalia blz. 183. 1628. Filips, hertog van Bourgondië enz., overwegende, dat voor den Raad van Holland eenige onderdanen van Enkhuizen geklaagd hebben, dat Jan Pieter Meysz. van Enkhuizen, met zijn schip uit Noorwegen komende, wegens het weer voor Eemden zeilde en aldaar door die van Heemden van schip en goederen beroofd en zelf gevangen genomen is; geeft Pieter Meys, des voirscreven Jans vader, verlof, om allen uit Eemden en degenen, die up dese tut Ulrn'c, capeytein van Eemden, gehoirsaem z\jn, gevangen te nemen en te brengen in een der havens, sonder die luyde te scatten off die goede te pairten, mer dat dan onsen gouverneur ende Rade 1) Danzig verzoekt den Duitschen koopman te Brugge, Thomas Schenkendorf en Heinrich Terrax te ondersteunen; [14]42 [Nov. 29]. Sted. arch. Danzig, Missive 4 fol. 63°. Vermeld: HB. II 2 n. 663. [14J42 Dec. 16—1442 Jan. 1-1442 Dec. 31. 456 n. 1629—1630. van Hollant an te brengen, om te versien, west dair voirt in gedaen sall behoiren te wesen; beveelt al zijn dienaars, Pieter Meys behulpzaam te zijn. [14)42 Dec. 9. Rijksarch. den Raag, Memor. Rose 7 fol. 69. 1629. Op de dagvaart, gehouden om geit te gecrygen, om die lestingc mede te vervallen, den Hertogen van Holsten mede te betalen ende oie in Engelant te senden ende in Pruysen, om te bidden ende te vervolgen die dagen te verleggen van der somme van den payemente in Pruysen, ende meer andere zaken, welk geld men vroeger besloten had te nemen vau den zaken van Aemsterdam, die hun noch tot genen redenen noch rechte voegen en willen, stelt de Heer van lalaing met den Raad voor, dat Hairlem, Delf, Leyden, Goude. Rotterdam ende Schiedam de som van 800 ft grote leveren zullen en wel Herlem 250 ft, Delf ende Leyden elc 200 ft, Goude 100 ft, Rotterdam 30 ft ende Schiedam 20 ft grote, hetgeen dien steden terugbetaald zal worden van het eerste geld, dat men nemen en crygen sal van der stede van Amsterdamme, of dat door ridderschap en steden op een andere wijze gevonden zal worden. Indien men niet slagen kan in het leenen van het geld, zal de Heer van Lalaing of de Raad dese sake van Aemsterdam niet langer mogen dus laten blyven, mer zullen die Ridderscip ende steden van mijns genadigs heren wegen vermanen, dat sy him bystandicheyt doen, om mit machte te trecken voir die stede van Aemsterdam ende die te becraftigen ende te brengen tot gehoirsaemheyt, waartoe die stede van Hairlem sullen moeten leveren 800 gewapende ten minsten, Delf ende Leyden elcx 600, Goude 400, Rotterdamme ende Schiedamme ende alle andere steden, elc na hoeren taxe ende belope, gelyc sy dat tot anderen tyden in eenre generaelre dachvairt geloeft hebben. Op deze twee voorstellen wordt tusschen nu en den vier heyligen dagen van Ker ssavont naistcomende antwoord ingewacht. [14)42 Dec. 16. Rijksarch. den Haag, Memor. Rose 8 fol. 61". Vermeld: Boergoensche charters blz. 69. 1630. Posten uit de rekeningen van den nntmeesler-generaal van Holland, Zeeland en Friesland. 1442 Jan. 1—1442 Dec. 31. Rijksarch. den Haag, le rekening van Willem Engélbrechtsz., rentmeester-generaal. fol. 80. Gerijt Potter van der Loo, raid mijns genadichs Heeren, de somme van 30 Vrancken over een reyse, bi hem gedaen ten bevele ende ordinancie van den Here van Lalaing, oeverste enz ende toich uutter Hage upten 1B«- dach in Febrnario a» 41 na den loip shoofs lestleden tot Bruessel bij mijnre genadiger Vrouwen van Bourgoendien roerende die wedersporicheit der stede van Amsterdam, hoe men die tot onderdanicheit brengen soude, van der stadt van Bremen, die genoech hadde laten weten, dat sij vyant worden wonde alle mijns Heeren lande enz. ') 1) Zie n. 1602, 1605 en 1624. 1442 Jan. 1—1442 Dec. 31. 457 n. 1630: fol. 80°. Her Arnt van Gendt de somme van 8 clincers tot 30 gr. tstic, also hij bi goetduncken van den gemeenen Rade mijns genadichs Heeren, gestelt ten saken zijnre landen van Hollant ende Zelant, omtrent den 8™ dach in Maerte tjaer 41 na den loip shooffs nutter Hage reysde in der stadt van Unttreeht an den landcommandeur van den Duytschen Heeren aldair, om an him een nutsettinge ende dach te verwerven, dat Heer Sampsoen van Lalaing ende die ander Rade ende dieners mijns vorseiden Heeren, die upter dachvaert jegens den Conijnc van Denemerken, den Pruysschen ende Oostersche steden geweest hadden ende in zeker loftenisse him verbonden hadden, niet terstont leysten en souden, oft sake ware, datter watgebreck viele in der betalinge van den gelde, daer sij voir geloift hadden, voor den gemeenen lande van Hollant ende Zelant etc. dien van Pruyssen vorseit te voldoen fol. 81. Meester Andries van der Cruce, secretaris mijns genadichs Heeren, de somme van 4 £ 19 s. 6 d. gr. over twee reysen, bi hem gedaen ten bevele van den Here van Lalaing, oeverste, ende anders die Rade mijns genadichs Heeren vornoemt, te weten, dat hij eerst gereist is nutter Hage tot Brnessel, om consente an minen genadigen Here te verwerven, een procnracye te maken onder sinen zegele van Hollant voor die ambassiaten, die in Dennemerken gesent waren Ende is weder getogen nutter Hage bi bevele ende ordinancye van den Rade vorseit mit meister Henrijc untten Hove tot Rijsel ende om eenen brief van execusien te werven upter stede ende ondersaten van Amsterdam fol. 82. Adaem van Cleve, secretaris mijns genadichs Heeren, die bij bevele van den Heer van Lalaing, oeverste, ende anders die Rade gesent wort van mijns Heeren wegen vornoemt in Zelant upten 20<*> dach in Junio a° 42 mit brieve van gelove, sprekende overal an den officiers aldair, roerende dat men hem van mijns genadichs Heeren wegen beval up te houden ende te arresteeren al alsulke scepe ende goede, als die van Amsterdam aldaer in die Wyelingen ende voor Arnemuyden up die tijt liggende hadden, dat sij daer voort up vervolgen souden na inhout der execusie upten selven van Amsterdam uutgesproken 8). Den selven noch van twee andere reysen, bi hem gedaen ten bevele van den Rade vornoemt nutter Hage tot Harlem, om aldaer als gemachticht procureur van mijns genadichs Heeren wegen an te vaerden ende in handen der Rade voornoemt te brengen die drie deele van 9000 Arnoldus gulden of brieve, als enige poorteren van Harlem in handen daerof hadden, toebehoorende poorteren van Amstelredam 2). fol 82°. Henrijck van der Goes, secretaris mijns vorseiden Heeren, de somme van 12 vrancken over een reyse, bi him gedaen bij bevele ende ordinancye van den Here van Lalaing, oeverste, ende anders die Rade mijns vorseiden genadichs Heeren omtrent den eersten dach van Julio anno 42 uutter Hage tot Vollenhove an den Bisscop van TJuttrecht, die up die tijt aldaer was, roerende om van hem consent te crijgen, dat men die van Amsterdam hadde mogen uphouden in den steden ende gestichte van Unttreeht, in live ende goede, alsoe diesel ve van Amsterdam onwillich waren ende niet betalen en wouden sulke 2200 £ gr., als him bi den gemeenen lande vorseit overgeseit ende overgevonden waren te gelden, roerende van zoute, voirtijts bi hemluyden upter zee genomen etc fol. 83. Een dergelijke opdracht aan Lodetoijck van der Eycke, om naar Vlaanderen te gaan (22 Juli 1442), om eenige schepen van Amsterdam voor Biervliet te doen arresteeren. 1) Deze aanteekening is geschrapt, zooals uil een aanteekening in margine blijkt, daar deze reis moet komen ten laste van het land. 2) Zie n. 1565. 1442 Jan. 1—1442 Dec. 31. 458 1630. fol. 84. Willem Bol, clerc des Heren van Lalaing, de somme van 7 <£. 6 s. 6 d. gr. over drie reysen, bi hem gedaen ten bevele van den Here van Lalaing ende anders den Rade mijns genadichs Heeren vorseit, te weten, dat hij eerst gereist is nntter Hage den 10«n dach in Septembry mit brieve van mandemente van mijnre genadiger Vrouwen van Bourgoendien, in Brabant ende in Vlaenderen, om bi machte van dien te soucken ende te arresteren aldaer alle der poorter live ende goede van Amstelredamme .... Item daerna den 4en dach in Octobry is die selve Willem uutgesent geweest an den eerwairdigen vader in Gode, den bisscop van Dornijcke ende bi den anderen Heren van den gouvernemente in absencye van minen genadigen Here van sinen lande harwairts over, om te verwerven besloten ende open brieve up die vorseide van Amsterdam, achtervolgende die brieve van mandemente, die myn genadige Vrouwe voor gegeven hadde') ende is voort van danen (Brussel) gereist tot Brugge ende tot Biervliet, om aldaer te arresteren zeker goede ende coipmanscepe, toebehoorende die van Amsterdam vorseit fol. 86. Dijrck Boudinsz. van Zweeten, secretaris mijns genadichs Heeren,' de somme van 12 s. 6 d. gr. over een reyse, bij hem gedaen bi den Heere van Lalaing, gouverneur, Heer Gerijt van den Zijl, Boudin van Zweeten ende meister Lodewijck van der Eycke, binnen der stede van Harlem, dair die Heer van Lalaing mitten Rade vorseit versochten om gecorrigiert te worden die poorteren van Harlem, die boven bevele van minen genadigen Here ende ordinancye van den gemeenen lande coipmanscip gedaen hadden mit die van Amsterdam fol. 87. Jacob Bossaert, secretaris ende procureur-general mijns genadichs Heeren, zijnre landen van Hollant, Zeelant ende Vrieslant, de somme van 11 £. 6 s. gr. over alrehande reysen up welke eerste reyse die vors. procureur toich nutter Hage ende wort haestelijc gesent omtrent Kerssfmis] a° 41 binnen der stede van Amsterdam, om aldaer eenen hoirren poorter gevangen te heysscheu ende te brengen upter poorten in den Hage, overmitz dat hij eenen Oosterlingk, die mitten ambassiaten, die lest tot Coppenhaven geweest hadden, gecommen was uut Dennemarken, zeer gequest ende gewont hadde ende him luttel of geen beteringe daerof doen en wonde fol. 87". So wort die vorseide procureur gesent ende nam mit hem 2 knechten boven zijnre ordinancye uutter Hage up die Vechte bi Melys van Mijnden, baillu van der Loosdrecht, ende daer omtrent, om aldaer te verwachten ende te arresteren van mijns genadichs Heeren wegen alrehande coipmanscip van wolle ende anders, toebehoorende die van Amsterdam, die sij meynijnge hadden te brengen binnen der vorseider stede doir die stadt van Unttreeht ende door die Nyevaert fol. 93°. Upten 7en dach in Februario gesent uutter Hage Dijrck Lieve Neve mit brieve van den Rade, sprekende an der stede van Amstelredam, inhoudende van nemyngen, den bisscop van Lonnen uut Denemerken gedaen ende dairof antwoirde te wachten fóL 93°. Upten 2Ben dach van derselver maendt (Februari) gesent nutter Hage Clais de Wilde mit brieven van den Rade vornoemt, sprekende an den Heren van der Veer, van Haemsteden, van Crunijngen, Florijs van Borsselen, Lourijs van Cats ende voort an allen den stede van Zelant, inhoudende dat sij des Zonnendaichs dair an ter dachvairt commen souden in den Hage, roerende der saken wil van der zoene van Pruyssen, want die van Amsterdam niet betalen en wouden, ende voort om te 1) Zie n. 1565. 1442 Jan. 1—1442 Dec. 31. 459 n. 1630. ordineren, hoe men doen soude, dat heren Sampsoen van Lalaing, her Arnt van Gent ende die ander niet leisten en souden De volgende aanteekeningen betreffen deselfde zaak. fol. 94°. Upten 8™ dach van derselver maendt (Maart) gesent uutter Hage bi bevele van den Rade mijns genadichs Heeren vorseit Jan van der List in heimeleke plaetsen, om te doen becommeren ende te arresteren die van Amsterdam, want sij niet betalen en wouden al snik schade, als sij mit onrechte gedaen hadden dien van Pruyssen, Lieflant ende anderen fol. 95. Upten 9en dach van derselver maendt (Maart) gesent uutter Hage Jan Jacobsz. Trant mit open brieve van plackait, sprekende an den scout van Texel, Jan van Poelgeest, inhoudende, dat hij de schepen van Amsterdam, in het Marsdiep liggende om naar het Oosten te zeilen, aanhouden zal, daar Amsterdam de schade, dien van Pruisen en Lijfland aangedaan, niet vergoeden wil fol. 96*. Upten 28en dach van derselver maendt wort gesent uutter Hage Dijrck Lieve Neve mit besloten brieve van den Rade etc. overall an den prelaten, ridderscepen, goede steden ende oic sommige officiers in Zelant, inhoudende, dat sij des Vrydaechs den 13en dach in Aprille dair an naist comende commen ende wesen souden ter dachvaert in den Hage bi den Rade vorseit, want die 5 steden van Hollantt niet zegelen en wouden die zoene van Pruyssen ende van den zess Wendsche steden, als tot Coppenhaven overdragen was, ten wair bi den goetduncken der drien staten van den lande. Oic om te sluyten die execucye van die van Amsterdam van der nemynge etc Volgende aanteekeningen betreffen dezelfde zaak. fol. 99. Upten selven dach (Mei 1) wort gesent uutter Hage Jan van der List tot Leyden mit eenen besloten brief an Gijsbrecht van Zweeten, scout aldaer, inhoudende, dat hij spreken soude mitten commandeur, dat hij voirt scrijven woude an den lantcommandenr tot Uuttrecht om een unttsettinge te hebben, dat Heer Sampsoen van Lalaing ende die ander, die gelooft hebbende, roerende van der zoene tot Coppenhaven gemaect tusschen den Pruyssen, Oisterlinge ende den lande van Hollant, in der leistinge niet trecken en sonden fol. 101. Upten selven dach (Mei 16) wort gesent bi bevele van den Rade Jan Trant mit eenen brieve van wegen meister Henrijcx Uutten Hove an der stede van Amsterdam, om een entlijke andwoird te weten als van den 2200 gr., die sij betalen souden van den soute'), dair doe noch geen bescheit of gecommen en was voor den Raid vornoemt, wat huer synnes dairof wair ende dat sij dat betaelden, geliken hem mede gegeven was, of men soude sonder langer vertreck procederen mitter execnsien up hnnlnden fol. 101*. Uptie 20e"1 dach in derselver maendt (Mei) wort gesent Jan Jacobsz. Trant mit eenen open brief van plackaert, sprekende an den officiers hierna benoemt, inhoudende, dat sij souden doen kundigen elcx binnen hoir bedrijve snlck vidimus, als men hem seinde, gescreven uut zeker brieve van mandemente, die gecommen waeren van mijnre genadiger vrouwen van Bourgoendiën, roerende die execucye up die van Amsterdam, diewelke onder ander meer punten inluiden, dat niemant, wie hij wair, enige coipmanscip voortan mitten selven van Amsterdam hantieren en souden, ende dat men overal hoir live ende goede antasten ende arresteren soude, mit meer ander punten, te weten an den bailln van Rijnlant tot Noortich enz. Vólgende aanteekeningen betreffen dezelfde zaak. 1) Zie n. 1381. 1442 Jan. 1-1442 Dec. 31. 460 n. 1630. fol. 103. Upten 7en dach van derselver maendt (Juni) gesent Jan Jacobsz. vorseit mit eenen besloten brief van den Eade, sprekende an der stede van Amsterdam, inhoudende onder meer bescheits, dat die scout aldair mit 2 of 8 burgermeesteren ende notabelsten uutten gerechte commen souden in den Hage binnen 8 dage na datum sbriefs mit een entlik antwoirde, weder sij die 2200 £ gr., roerende van der nemynge van den zoute upten Trade verleggen ende betalen wouden, als overdragen ende gesloten was bi den gemeenen staten der lande, aengesiendattetvertreck niet goet langer en dochte, overmitz der kistingen willen van heren Sampsoen van Lalaing ende die ander, die tot groitten coste so langer so meer dragen sonden ende int eynde medebetailt mosten wesen fol- 104. Upten selven dach (Juni 24) gesent Jan van der List mit mijns genadichs Heren brieve, sprekende an heren Sampsoen van Lalaing ende den anderen, die in der leistinge tot Harlem lagen np die tijt, roerende om der verrechtinge wille van den Pruyssen, dair die van Amsterdam him niet toe besaten en wouden te betalen, dat sij sonder vertreck commen souden in den Hage bi den Rade vorseit, om saken wil, die sij mit himluden te spreken hadden. fol. 105. Upten selven dach (Juni 27) Boudin die bode an den steden van Alcmaer, Hoirne, Medemblieck, Enchuysen, Groittebroeck, Monickedam ende Eedam mit brieve ende dairna noch een reyse an denselven steden mit eenen plac- kaert brief, inhoudende dat men alle dengenen uphouden soude, die mit die van Amsterdamme enige coipmanscip deden of hantierden, gelikerwijs of sij van Amsterdam selve waeren fol. 106. Juni 30 — bode naar Utrecht, Kampen, Deventer, Amersfoort, brengende een verbod van allen handel met Amsterdam. In de vólgende folio's vele aanteekeningen betreffende de executie tegen Amsterdam. fol. 106*. Upten 7en dach in derselver maendt (Juli) gesent Colin Melyon in den drien staten van den lande, om een general dachvaert te houden upten 18en dach van derselver maendt up zeker punten, te weten: hoe men wege vinden soude, dat die 9000 ft? gr., die die van Pruyssen in der lesten zoene gedadingt van den Oisterlingen tot Coppenhaven denselven van Pruyssen betailt mochten worden in den vier toecommende jaeren na uutwijsinge derselver zoenen ende mede om raedt te vinden om tgelt van den 2200 £ gr., dair die Heren om ter leistinge leggen tot Harlem De vólgende aanteekeningen betreffen oproepingen voor dezelfde dagvaart. fol. 107*. Upten llen dach van derselver maendt (Juli) gesent Jan Jacobsz. mit brieve van den Rade mijns genadichs Heren nutter Hage tot Rijsel an den Here van Santos, roerende hoe die van Amsterdam up him 8) tuychden, dat sij bij zijnre bevele in den oorloge van den Oisterlingen uutgevaren waren in der zee ende genomen hadden alle die gene, die oistwairts voeren of die uut Oistlant quamen, ende om te weten een bescheit dair of, dat him de Rade mijns genadichs Heren bi derselver antwoirde na rechten mochten fol. 108*. Upten 24™ dach van derselver maendt (Juli) gesent Boudin die bode tegens der nacht haestehjc mit mijns genadichs Heren besloten brieve, sprekende an der stede van der Goude. roerende dat sij terstont des anderen dages him voechden uut hoirrer wijsheit 3 of 4 goede mannen te seynden in den Hage bi den Rade, om mit him ende anders den goeden steden, die aldaer wesen souden, enige goede wege 1) Zie n. 1337. 2) Hs.: hin. 1442 Jan. 1—1442 Dec. 31. 461 n. 1630. te vinden, dat die leistinge van den heren ende Rade, die tot Harlem lagen, roerende om de 9000 gulden tot Coppenhaven gelient of ende te niete te wesen mochte ende voort te spreken van der execucye ende ander saken van die van Amsterdam etc fol. 108°, Upten 25en dach van derselver maendt (JuM) gesent bi bevele van den Heer van Lalaing ende andere die Rade mit hueren besloten brieve Jan Jacobsz. Trant nutter Hage baestelijc in Bourgondiën an minen genadigen Heere, aldair up die tijt wesende, inhoudende, also die selve Rade in der wairheit vernomen hadden ende him bigebracht was, dat die van Amsterdam gesent ende gescreven hadden an minen vorseiden genadigen Here, om een absolucie, lichtenisse ende gracie te hebben van sulke execucyen, als men up him dagelijcx dede ende hantierde, ende mitz dat effj onwillich waren te betalen sulke 2200 £ gr., als him bi minen vorseiden genadigen Here ende den gemeenen state van den lande van Hollant overgewijst was te betalen, roerende der nemijnge van dien van Pruyssen etc., inhoudende dat mijn vorseide genadige Here him in geenrewijs dairin gehorich en wilde wesen, noch enige gracie dairinne gedoen anders dan voirtijts mit sentencien over him gewijst ende uutgesproken was bi den state van den lande vorseit, wanttet anders him ende sinen gemeenen landen van Hollant, Zelant ende Vrieslant tot groitten laste commen mochte, mit meer bescheits etc fol. 110. Upten eersten dach van Augusto gesent Nicolaeus Bogemaker bi bevele van den Here van Lalaing, oeverste, ende anders die Rade uutter Hage in Pruyssen mit brieve sprekende an den hoichwairdigen, den Hof meister van Pruyssen, inhoudende hoe dat die vorseide Rade geene wegen en sagen, dat zijn ondersaten van Pruyssen betalinge soude mogen geschien van den 9000 £ gr., ten ware datter pontgeit geset worde up alle coipmanscip, die die gemeene coipluden van Hollant ende van Zeelant aldair inne Pruyssen halen of brengen souden, twelke hij tot zijnre ondersaten behoef selve soude doen ontfangen; voort dat die selve Hofmeister in geenen onwairde nemen en wilde, dat die steden van Hollant ende van Zeelant niet besegeit en hadden sulke brieve ende geloftenisse, als sij geloift hadden, roerende die zoene van Pruyssen, want sij bereit waeren ende doen wilden alle des sij dair of geloeft hadden; oic mede dat die Hofmeister vorseit die dachvaert, die geraemt was te houden in die Zonde in deser tegenwoirdiger maendt van Augusto, vertrecken ende verthoeven wilde totter tijt toe, dat mijn genadige Here van Bourgoendiën dairup versien wair ende van sinen Rade dair toe geordineert soude hebben, die dair mede wesen mosten mitten gedeputeerden der landen van Hollant ende van Zeelant ende dattet den vorseiden lande ende Rade niet wail gelegen en waer, also verre ter dachvaert te trecken, overmitz zeker reden wil, in denzelven brieve mit meer bescheits verclaert fol- 110°. Upten anderden dach van derselver maendt (Augustus) gesent Reyntgen de bode mit eenen open brief van plackait uutter Hage an der stede van Delf, Rotterdamme, Schiedam, Dordrecht, Gornichem, Huesden, Scoonhoven, Oudewater, Woerden, ter Goude ende Leyden, inhoudende, hoe die stadt van Bremen ende 2 ander personen, bi namen genoemt Jan Schoman ende Huner van den Hoorne, minen genadigen Here van Bourgoendiën ende sinen lande van Hollant, Zeelant, Vrieslant ende oic van Vlaenderen ontseit hadden ende vyande waren geworden, hunluden hierop wairnende, dat sij him wachten souden te commen ofte trecken binnen den bedrive van die van Bremen, ende oic dat sij him dair tegens stareken souden, om hunluden te wederstaen ende te becraftigen, dair sij mochten Be volgende aanteekeningen betreffen dezelfde zaak. fol. 101. Upten llen dach in Augusto vorseit gesent Colijn Melyon mit besloten 1) Zie n. 1500, 1001 en 1602. [1442.] 462 n. 1631. brieve van den Rade etc. an die steden van Rotterdam ende an den castelleyn van Hnesden, heren Dijrck van der Merweden, inhoudende alse die stede van Bremen ontseit hadden minen vornoemden genadigen Here ende sinen landen van Brabant, Vlaenderen, Hollant ende Zelant, so wort denselven Heren Dijrc ontboden ende bevolen, dat hij up deselve van Bremen wachten soude in de Antwerpermarct doe naestcomende om die, oft gebuerde, alle te arresteren ende te vangen hoir lijve ende goede ende die also gevangen zijnde, dat terstont laten weten den Rade vornoemt fol. 101". Upten 106" dach van derselver maent van Septembry gesent Jan Jacobsz. mit eenen brief van plackait an der stede van Hoorn, inhoudende, dat sij 2 of 3 nut hoirren gerechte seynden souden in den Hage bi den Here van Lalaing, oeverste, ende anders die Rade, bi also dat sij aldair waren des Donredages 13™ dach in derselver maendt, om hunluden te verandwoirden, bi wat reden sij Hanze Jutte geen execucie gedaen en hadden np hoirren poirteren live ende goede, van suiker sentencie als him bi denselven Rade daerup toegewijst was, ende oic dat dieselve van Hoirn volcomelijc gemachticht soude commen om den vorseiden Hanze van sinen schade te vernoegen, off wairt, dat des niet en geschiede, so soude men denselven Hanze brieven van arrestacie geven up hoir gemeene poirteren ') 1631. Instructie van wege den Raad en de Staten van Holland, Zeeland en Friesland voor Egbert den Gier als gezant naar Pruisen, Denemarken en den Bisschop van Lund. [_1442] Rijksarch. den Haag, Memor. Rose 4 fol. 111"—113. Aldaar nog een afschrift in het Ms. supplement v. Mieris, Bourg. 1 n. 213—215. Vermeld: Boergoensche charters blz. 69. Instructie om Egbert den Gier, die by lasten van den raide ende van den gemenen lande trect by den Hoomeyster van Pruysen al voeren *), dair naer an den coninc van Denemerken etc. [1.] In den eersten, als hy coemt by den Hoomeyster van Pruysen, so sal hy seggen, hoe dat die Raide, g[e]stelt ten saken van desen landen Hollant, Zelant ende Vrieslant van mijns genadigs Heren wege ende die drie staten der solver lande, te weten Prelaten, Ridderscip ende goede steden, hem zeer vrientlic gebieden tot hem in aller liefden, ende presenteren hem alsulke brieve, als hy aen hem heeft. [2.] Item als die brieve duersien sullen werden ende men hem vragen sall, of hy yet seggen wil van siinre credencie, so sal hy seggen, dat mijn genadige Heer die Hertoge van Bourgondiën vaste gestelt heeft, dat hy houden, doen houden ende onderhouden wille alsulken pays ende zoene, als zyne Raide ende sendeboden mit den raiden ende sendeboden der ordenen ende gemeynen steden van Pruyssen maecten in den jaere lestleden tot Coppenhaven in Denemerken naer nutwysinge der brieven, die dairof zyne gedeputeerde ende sendeboden bezegelt ende gevesticht hebben, tusschen den ondersaten van Hollant, Zelant ende Vrieslant ende den zynen. 1) Zie n. 1610. 2) In overeenstemming met deze instructie draagt Egbert de Gier de wenschen van den hertog van Bourgondië aan den hoogmeester voor; zijn mondeling verzoek, naar den inhoud geheel overeenkomende met de bovenstaande instructie, is opgeteekend in den Hochmeister-Registrant 15 blz. 413-414 in liet rijksarchief te Koningsbergen. Het stuk is ongedateerd, doch hel bezoek van Egbert de Gier valt in de eerste helft van 1443. Zie n. 1644. [1442. 463 n. 1631. [3.] Item omme te andwoirden, hoe dat by coemt, dat die ondersaten van Pruyssen ende Lieflant niet betailt en ziin van den paymente van Kerssavont lestleden naer uutwysinge der voirseider zoene, so sal hy seggen, dat cort na den wederkeren van den sendeboden mijns voirseiden genadigen Heren uut Denemerken mjjn voirseide genadige Heer track in zinen lande van Bourgondiën, dair hy noch es ende also en hebben die Raide, Ridderscip ende goede steden die saken niet wel konnen beleeden by scattingen ende settingen mids der overhoricheit van enigen steden ende plaetsen, die mijn genadige Heer voirseit tot redenen dringen sall sonder inconvenient of last also schiere, als hy binnen desen synen .lande comt, dat zeer cort wert, also zy warachtelic vernomen hebben by brieven ende anders. [4.] Item dien niet wederstaende, al wairt so, dat die voirseide overhorige steden ende luden gewillich waeren als andere steden ziin, so en eyst in hoeren vermogen niet de termynen ende payementen van der zoenen te konnen houden, want die lasten so groet commen siin zindert der voirseider zoene opt gemene land, van nemingen ende antastingen, gedaen in den oirloge, dair restitucie ende wederkeeren toe behoeren sall by vervolge van rechte ende dit van diverschen rycken, landen ende nacien, eerst van den Ingelschen, Scotten, Spang(air)den, Venecianen, Genevoisen, Denen, Brabanders, Vlamijngen ende anderen, dairof dat zy een deel letteren ende brieven vercregen hebben up de voirseide landen ende steden. Dus al eyst zo, dat die voirseide drie staten willich ziin die voirseide zoene tonderhouden, so sal men moeten wege vinden omme de payementen te verlingene. Ende dit sal die voirseide Egbert vaststellen ende pynen die verlingenisse te vercrygene, hetzy te 8 of 9 jaeren, ende dat sal men doen vestigen by onse voirseide genadige Heer ende den steden van synen voirseiden landen van Hollant etc. met ter principaler zoene, seggende dat anders niet doenlic en is, sal men tlant behouden in neringen, ende die Inde varende ende kerende, ende die principale zoene in allen anderen punten blivende in state ende van wairden. [5.] Item niet te myn bevonde die voirseide Egbert, dat hy so veel jaeren niet vercrygen mochte, so sal hy nemen die selve jaeren, die hem gebueren mogen, seggende, dair gy my myn geeft dan achte jaeren, tlant en salt niet konnen volbrengen, doch ic wilt gaerne overdragen sonder dairop te slutene, ende andwoirde dairop laten weten van slands wegen, als ic wederomme thuys comen sal wesen. [6.1 Item sal bidden die voirseide Egbert den voirseiden Hoomeyster, dat hisine ondersaten ende die dat antreft so onderwysen wille, dat die nutsettinge van jaeren geschien moge ende dat die cooplude van beyden zyden mogen bliven varende ende kerende, so sy van ouden tyden gedaen hebben; ende stellen vast, dat van deser zyden geen gebreck daer aen wesen en sal ende dat hy van tguent, dat hy doen. sal, bringe brieve of bewijs van horer meyninge; ende by sonder sall die voirseide Egbert pynen, dat deerste payement van den 8 jaeren beginnen ende ingaen sal tot Kersmisse naistcomende, ende can hy dairtoe niet comen, so neme dat hem werden mach by protestacien, dat hy dat overdragen sall sonder sinten etc. Instruc(t)ie voir den voirseiden" Egbert van tguent, dat hy den Coninc van Deenmerken te seggen heeft. [1.] Eerst so sal hy naer oetmoedige recommandacie, also dat behoirt, vaststellen die zoenen ende tractaten, die in siinre stadt van Cooppenhaven gemaect waeren van mijns genadigs Heren wegen ende de staten dese(r) ziinre landen in den jaere 41 tusschen zijnre genaden ende den ondersaten van synen drien rycken ende dien ondersaten mijns voirseiden Heren van Hollant, Zelant ende Vrieslant. [2.1 Item omdat die voirseide Coninck niet betailt en es van den voirledenen payemente van den 5000 Riinsche gulden, die hem tot Cooppenhaven toegeseyt ende [H]43 Jan. 464 n. 16321 gesegeit waeren, so sal hy seggen, hoe mijn voirseide genadige Heer absent is geweest van desen synen landen sindert dat syne Raide ende sendeboden wederkeerden van Cooppenhaven, gelijc voeren staet in die instructie van Pruyssen, ende bidden hem oetmoedelic, dat hy die payementen uutstellen wille een jair lanc ende dan so salt vaststaen, want dan mijn genadige Heer comen wert ende veel eer; ende nu mids syner absencien so en heeft men gene ommesettinge van gelde mogen doen by overhoricheyt van enigen steden van desen lande, also dat tot siinre kennisse wail comen mach wesen. [3.] Item sal die voirseide Egbert den voirseiden Coninc bedancken van der vriendscip ende bystant, die syne officieren ende dieneren den ondersaten deser lande gedaen hebben van brekingen van hoeren scepe, vergaderingen van hoeren goeden ende anders, ende bidden, dat die oude vriensscip altijt bliven moeten tusschen zynen ondersaten ende deser voirseider landen, also dat van ouden tyden gewest is, dair geen gebreck by der genaden Goids off wesen sal an dese zyde. Ende van der vrienscip, die hy onlancx den gedeputeerden van Aemstelredamme bewijsde, zall hyne bedancken, hoewael sy geen last en hadden van den Raide noch van den lande. Instructie an den Bisscop van Lonnen. [1.] Eerst sal Egbaert naer recommandatie van der 3 staten wege deser landen seggen, dat tgemene lant hem sonderlinge bedanct van der liefden ende vriendscippen, dien hy den ambassaden ende ondersaten mijns genadigs Heren te meer stonden bewijst heeft; ende dair sy hem enige liefde doen mochten, dat wilden sy altijt gerne doen. [2.] Item sal hy voirt seggen, hoe dat by comt, dat hy van synen 1500 Riinschen gulden niet vernuecht en is, also hem dat beloeft was, gelijc dien van Pruyssen ende Coninc van Denemerken by der absencie ons genadigs Heren ende dat dair toe dient. [3.J Item voirt sall hy bidden, dat hy zyne payementen uutstellen wille een jair ende dan salt vast ziin, want mijn genadige Heer wert commen ende vele eer, eer die die ommesettinge van den gelde sal mogen doen, ende anders niement op desen .tijt by der overhoricheyt van enigen. [4.] Item voirt sall hy seggen, hoe dat die Raide gescreven hebben an den Coninc omme uutstell te vercrygene van synen 5000 Rijnsche guldenen een jair lang, bidden hem, dat hy dair inne genadich wesen wille, also men hem ganselick toebetrout. Ende oft yet meer te seggene of tandwoirdene viele, so geef men den voirseiden Engbert gelove ende macht, dat te doene, behouden altijts dat hy uuter materye niet en trede, verwaerende in all die eere van mynen voirseiden genadigen Heere ende van desen siinre landen. 1632. Füips, lierlog van Bourgondië, geeft aan dorden Plaskouwe uit Kopenhagen verlof, om met xijn schip en goederen in Holland, Zeeland en Friesland handel te komen drijven. {14)43 Jan. 8. Bijksarch. den Haag, Memor. Bose 8 fol. 62". Phillips etc. doen cond allen luyden, dat wy gegunnet ende gegeven hebben, gunnen ende geven mit desen onsen brieve Jorden Plaskouwe, coopman, woenende tot Coppenhaven in Denemerken, een goet, vry, vast ende zeker geleyde, veylich te commen, te varen, te merren ende te wederkeeren overall in onsen voirs. landen van [1443] Jan. 18—[14]43 Jan. 26. 465 n. 1633—1635 Hollant, Zeelant ende Vrieslant, mit synen lyve, sceepe, coopmanscappe ende goede, om te doen tguent, dat hy dair te doen mach hebben, te water ende te lande, binnen steden ende dair buyten, ingaende up datum deses briefs ende geduerende tot Ifidvasten toe naistcomende ') of hierenbinnen 8 dagen na onsen wederseggen. In oirconde etc. Datum 8 dagen in Januario anno 42 secundum cursum curie. 1633. De heer van Lalaing en de raad van Holland aan den Duitschen koopman te Brugge: erkennen de ontvangst van het schrijven, waarin de.koopman te kennen geeft, dat hem opgedragen is, de Dec. 24 vervallende gelden te innen; deelen mede, dat de standen in Holland het verdrag van Kopenhagen willen naleven, doch dat er geschil is tusschen Amsterdam en het gemeene land over de betaling van de schadevergoeding, in wélk geschil de hertog van Bourgondië beslissen moet; kunnen in niets beslissen, voordat de hertog naar Holland of ten minste naar Brabant of Vlaanderen gekomen is; hebben den hoogmeester verzocht, tot dien tyd geduld te hébben en hebben hem geméld, dat zij hem spoedig zendboden sullen zenden; verzoeken den koopman om voorspraak voor Holland a). [1443] Jan. 18. den Haag. Sted. arch. Danzig, Schbl- 19 n. 47; afschrift. Vermeld: HB. II 2 n. 674; Kernkamp, Balt. archivalia blz. 183. 1634. Uittreksel uit het reces te Marienburg. 1443 — in die Fabiani et Sebastiani mart. — Jan. 20. Gedrukt: HB. II 2 n. 671. Vergadering van de raadszendboden der'Pruisische steden. 3. Item hot der herre homeister den steten zcugesaget, das her deme heren regenten der lande Hollant, Zeelant und Vreszlant, den heren sendeboten, die zcu Koppenhagen im Sunde zcu tage woren, und ouch den houbtsteten derselben lande wil schreiben, das den sachen, die im Sunde nach awsweisunge des vorsegelten brieffes doselbest gemachet, genug geschege, und wil ouch mete beruren, das em die von Amstelredam und den steten dis landes umbe geleythe gescreben haben nach inhaldunge eres brieffes, und der herre homeister meynete mit seynen steten, das her en nach zeur czeit ken geleythe hir ins lant zcu komen welde geben, wenne is wedir die teydunge und vorsegelunge were. 1635. Heinrich Terrax en Thomas Schenkendorf aan Danzig: hebben twee brieven van Danzig door de loopers Hund en Martin Swarte ontvangen en Martin met de overige brieven naar den Haag gezonden, die teruggekeerd is met een schrijven aan den hoogmeester en een brief aan den koopman; vermoeden, dat de terugkeer van den hertog sik sere lange vorteen sal — under deme mogen se aver eyne flate mit gudern to hus krigen, dewelke en notdorff is; vortmer so duncket uns, bedden se eyne sulke flate to hus, se solden der betalinge nicht sere achten; hirumme muchte men se ok mit schonen schriften wedder holden bet thor tyt, 1) Maart 31. 2) De Duitsche koopman te Brugge zendt afschrift van dit schrijven aan Danzig, [14]43 Jan. 27. Sted. arch. Danzig, Schbl. 2f n. 56; oorspr. Vermeld: HB. II 2 n. 076. 30 [1443 Jan.]—[1443 Febr. 20 of 21.] 466 1636—1638. dat ere schepe in Prusen quemen, gi funden denne wol wege nnde wise dartho, off ghi thvivel hedden, dat de betalinge to lang worde fallen, dat ghi se dartho brechten; wy horen wol von dem gemenen man nt Hollant, dat se willen betalen, aver tho welker tiit kone wy nicht vornemen. [14)43 — sonnobend vor lichtmissen — Jan. 26. Bijksarch. Koningsbergen; oorspr. Sted. arch. Danzig, Schbl. 74 n. 75; afschrift. Vermeld: SR. II 2 n. 675. 1636. Danzig aan Amsterdam: antwoordt op n. 1627, dat Pruisen alle voorwaarden van het verdrag van Kopenhagen vervuld en gevolmachtigden tot ontvangst van de géiden benoemd heeft, verwachtende, dat ook de hertog van Bourgondië en diens landen hun verplichtingen zouden nakomen; verwijst verder naar de brieven van den hoogmeester aan den regent van Holland, aan de gezanten ter dagvaart le Kopenhagen en aan de hoofdsteden van Holland. [1443 Jan.) Sted- arch. Donzig, Miss. 4 fol. 65°. Op fol. 66 een dergelijk schrijven aan den graaf van Oostervant, die Dec. 23 vrijgeleide voor de kooplieden van Brielle verzocht had. Vermeld: RB. II 2 n. 673. 1637. Filips, hertog van Bourgondië enz., aan Jan, here van Egmonde: beveelt hem, daar hij aan een vorige oproeping niet voldaan heeft, np een Manendage naistcomende, den elfsten dach van Februario, voir onsen getruwen Gouverneur ende Raide van Hollant in den Haag te komen of een gemachtigde te zenden, om zich te verantivoorden tegenover Cord Trampenicht, die klaagde over zijn schip en goed, hem by uwen dienaeren in uwer heerlicheyt van Huysdunen ombruyck gemaect. [14] 43 — 42 secundum cursum curie — Febr. 6. Bijksarch. den Haag, Memor. Bose 7 fol. 89". Er boven geschreven: Koerende den here van Egmonde ende Cord Trumpenicht van Lubeke. 1638. Aanteekening, dat in zake de klacht, door Coert Trompenicht voor den Raad van Holland tegen den heer van Egmond ingediend, de heer van Egmond rechtstreeks aan Coert het volgende geschreven heeft: Coert, alzo dat schip ende goet gearresteert was mitten rechte, ende boven die rosteringe u sceepskinder dat goet wech hebben doen voeren buten consent van ons of van onsen dienren, dairmede dat schip ende goet an ons vervallen is mitten rechte, nietmin omdat men weten mach, dat wy u geen onrecht doen en willen, zo willen wy u eenen dach van recht bescheyden tot uwer begeerten, wanneer dattet u gelieft, ende u een onvertogen recht doen hebben ter plaetsen, dair die zaecke geschiet is. Ende ist, dat gyt wint metten rechte, wy willen u schip ende goet doen hebben ende betalen. Ende ist, dat gyt verliest, zo willen wy u nochtan genade ende gracie doen om Goods [U]43 Febr. 23—[14143 Maart 2. 467 n. 1639—1641. willen ende ter lieften der heeren van den Rade voirscreven alzo veel, dat gys mogeljjc te vreden sult wesen. Hierbij is de aanteekening gevoegd: twelke Coert in geenrewn's angaen en woude. [1443 Febr. 20 of Febr. 21] i). Bijksarch. den Haag, Memor. Bose 7 fol. 93". Er boven geschreven: Roerende den here van Egmonde en Coenraet Trompenicht van Lubeke. 1639. Vrijgeleide, gegeven aan Hans Juette uit Denemarken, om in Holland, Zeeland en Friesland vrij te verkeeren. [14]43 Febr. 23. Bijksarch. den Haag, Memor. Bose 8 fol. 69". Geleyde Hans Juette. Upten 2S»tea dach In Februario anno 42 secundum cursnm curie is geleyde gegeven Hans Juette uut Denemerke, veylich te comen, te varen, te merren ende te keeren over all Hollant, Zeelant en Vrieslant, ingaende upten dach voirscreven ende gedurende tot sinte Jacobs dach Appostel dair naist volgende3), offdairenbinnenachte dage na mijns genedigs heeren wederseggen. 1640. Phillips etc. aan allen denghenen, die him mit comanscippen behelpen, van wat nacien ende landen dat se znn ende sonderlinge onsen ondersaten ende goeden luyden onser lande van Hollant, van Zelant ende van Vrieslant: overwegende, dat de stad en de poorters van Aemstelredamme aan hem en ridderschap en steden der genoemde landen ongehoorzaam zyn, en dat in een anderen brief door hem verboden is, dat iemand naar Amsterdam varen of eenigen handel met die van Amsterdam dry ven zal; verbiedt, aangezien de tyd aanbreekt, dat men plecht uut te vaeren ter zeewairt ende andersins om die comanscippen te soeken, dal iemand eenige gemeenschap hebben zal met die van Amsterdam, noch mit hunluyden en vaere en verkeere, noch toe en legge comansgewyse noch andersins; beveelt zijn bailiuwen, scouten, tolnaeren, boden ende dieneren, streng op de overtreding dezer verordening te leiten, de overtreders met hun goederen in hechtenis te nemen enz. en dezen brief in het openbaar te doen uitroepen. [14]43 — 42 secundum cursum curie — Febr. 24. Rijksarch. den Haag, Memor. Rose 8 fol. 71". Vermeld: Boergoensche charters blz. 70. 1641. Zierikzee aan Danzig: verzoekt, brenger dezes voor de kooplieden van Zierikzee een brief van vrygehide, geldig tot Bamysse, den eersten dach van October naest comende, mede te geven, opdat voor dien datum alle geschillen tusschen beide partijen betreffende betaling der schadevergoeding bijgelegd zullen worden. [14)43 Maart 2. 1) Ongedateerd; staat tusschen een aanteekening van Febr. 20 en een, gedateerd up sinte Petersavont ad Cathedram. Zie n. 1637. 2) Juli 25. [14]43 Maart 3—[14]43 Maart 26. 468 n. 1642—1646. Sted. arch. Danzig, Schbl- 19 n. 81; oorspr., papier. Vermeld: Kernkamp, Baltische archivalia blz. 184. 1642. Brouwershaven aan Danzig : verzoekt voor de schippers van Brouwershaven een brief van vrijgeleide tot Bamisse den eersten dach van October naest comende; hoopt, dat dan de strijd van Danzig met Holland en Zeeland bijgelegd zal zyn. [14)43 Maart 3. Sted. arch. Danzig, Schbl. 19 n. 82; oorspr., papier. Vermeld: Kernkamp, Baltische archivalia blz. 184. 1643. Uittreksel uit het reces te Pernau. [14)43 — up den ersten sunnendach in der vasten — Maart 10. Gedrukt: HB. II 2 n. 701; Hildebrand, Livl. U. B. 9 n. 935. Vergadering van de raadszendboden der Lijflandsche steden. 7. Item desse vorbenomeden radessendeboden spreken van den Hollanderen nnde alle anderen, in der hense nicht wesende, dat de ere market mogen don in den steden bi der see belegen, dar se mit eren schepen komen, unde nicht bynen landes to sokende. 8. Item sal nen Dutsche van dessen vorbenomeden geit upnemen unde to eren besten beweren sunder argelist, bi viftich marken to brekende degene, de en dat geit beweren, na lude der olden recesse. 1644. Willem, heer van Lallaing, van Bingincourt enz., gouverneur van Holland, aan den Hoogmeester van Pruisen: erkent de ontvangst van een brief van den Hoogmeester, welke gelezen is op een dagvaart van ridderschap en steden van Holland en van Zeeland; heeft het antwoord ongeveer 3 weken geleden met Egbert die Ghier !) gezonden; verzoekt gunstig antwoord aan Egbert mede te geven. [14)43 Maart 23. den Haag. Bijksarch. Koningsbergen, Ordensbriefarchiv; oorspr., papier. 1645 Vrijgeleide voor Jan Zwin, secretaris van den koopman der Duitsche Hanze, met een knecht en voor schipper Aelbrecht van Buedichusen, om voor den Baad in den Haag hun zaak in rechten te vervolgen 2). [1443] Maart 23. Bijksarch. den Haag, Memor. Bose 8 fol. 73. Geleyde Jan Zwijn ende scipper Aelbrechs zoen. Upten 23en dach in Mairte secundum cursum cnrye so wort geleyde gegeven Jhohannes Zwijn, secretaris van den gemeenen coopman van der Dutscher Hanse, mit eenen knecht tot him, ende schipper Aelbrecht van Buedichusen, durende also lange, als de voirnoemde Jhohannes ende Aelbrecht off elc bysonder, updat des noot zy, voir onsen Raide in den Hage te rechte te volgen hebben sellen. 1646. Een aantal personen worden voor den Baad in den Haag ontboden, om het ■vonnis te hooren uitspreken in het geschil, hangende tusschen genoemde personen 1) Zie n. 1031. 2) Zie n. 1543 en 1546. [U]i3 Maart 29—[14]43 Maait 31. 469 1647—1649. aan de eene zyde en den secretaris van den gemeenen koopman der Duitsche Hanze en schipper Ailbrecht van Buedinchuysen aan de andere zyde 1). [14]43 Maart 26. Rijksarch. den Haag, Memor. Rose 7 fol. 96 en 96*. Roerende Ailbrecht van Bnedichnysen an deen zyde ende Mathijs Jacop Cupersz. mit zynen gezellen an dander zyde. Upten 26en dach van Mairte anno 42 secundnm cursum curie so wort omboden Mathiis Jacob Cupersz., Jacob Boyezoen, Pieter Roesart, Meeus Huge Wittersz., Walraven van den Briele ende Willem Bone van der Goeder Reede, te commen in den Hage, om te anhoeren alznlke sentencye, als die Raide alsdan uutspreken sullen tusschen hunluyden ende Johannis Zwijn, secretaris van den gemenen coipman van der Duytscher Hanze, ende scipper Ailbrecht van Buedichuysen. Desgelijcx so wort omboden oude Jacob Maitsen van Catwijck, Jonge Jacob Maetsen, Jan Paert, Dirck Clais Hebbenz., Henrick die Heer ende Jacob Claisz., alle van Schevenijnge, Hugo Willemansz. van Noortich ende Pieter Hugenz. van der Heyde, ter antwoirde tegen scipper Ailbrecht van Buedichuysen. Upten selven dach worden omboden Jan Ghybenz., Muys Piermansz., Nele Piliertsz.(?), Jan Jacobsz., Gerijt Clais Gerijtsz., Huge Clais Gerijtsz., Phillips Yems (?) zoen, alle van Schiedam, Cornelis Ydenz. ende Clais Jan van Brouwershaven, Clais Dircxz. van Zericxee, ter antwoirde tegen scipper Ailbrecht van Buedichuysen. 1647. Daar Ailbrecht van Bosinchusen twee maal schippers, die hem schade beroklcend hadden, voor het gerecht heeft doen dagen, waarvan eenigen echter niet verschenen zyn, en hy' niet kon blijven wachten, heeft de Raad op zijn verzoek de zaak tot in den zomer uitgesteld. 2) [14)43 — 42 na den loip shoifs — Maart 29. Rijksarch. den Haag, Memor. Rose 7 fol. 99. 1648. Phillips etc. aan zyn bailiuwen, drossaten, scouten, tolnaeren, officieren - ende dieneren: brengt in herinnering zyn bevel, de burgers van Amsterdam aan te houden, daar de stad Amsterdam de ordinancie, door raad, ridderschap en steden geordineert up die verrichtinge, die sy doen souden van sekere neminge, door poorters van Amsterdam gedaan, niet in acht wilde nemen; beveelt, aangezien de gedeputeerden van Amsterdam een traktaat met den gouverneur en raad van Holland gesloten hebben, de poorters van Amsterdam met hun goederen vrij en ongehinderd overal te laten komen en gaan en wel tot Kerssavont toe naistcomende. [14)43 — 42 secundum cursum curie — Maart 29. Rijksarch. den Haag, Memor. Rose 8 fol. 73°. Vermeld: Boergoensche charters blz. 70. 1649. Die Hertoge etc, aan den Graye van Oistervant, den Joncheere van 4) Zie n. 1645. 2) Zie n. 1645 en 1646. 1443 Apr 4—1443 Apr. 10. 470 n. 1650—1652. Gaesbeeck, den Here van Egmonde, den Heere van Brederoden, den Heere van Montfoirt, die Heere van Crunyngen ende der Vrouwe van der Veer: meldt, dat op de dagvaart, gehouden 17 Maart 11. in den Haag, genoemde personen niet gekomen zyn; deeü mede, dat op genoemde dagvaart versproken was up dat stuck van zulke zoenen ende tractaten, als by onsen Raide ende gedeputeerden onss lants van Hollant tot Coppenhaven mit den Coninc van Denemerken, mit den Hoomeyster van Pruyssen ende mit hoiren ondersaten gemaect waeren, die van onzer lande wegen niet volcomen noch voldaen en worden, ende dairom onze lande weder gescepen zjjn in oirloge te comen, dat ons in geenrewn's genuegen en soude, noch te gehengen en staet, om dairup een entlic slot te maken ende wege te vynden, hoe men dit onderhouden ende voldoen zall; dat men de beraadslaging over de te nemen maatregelen uitgesteld heeft tot Aprü9; noodigt genoemde personen uit, 9 April in den Haag te komen, ten einde upter voirs. materye mit anderen onzen Baenridzen, Ridderen, Knapen ende goeden steden te sluyten ende te overdragen, sodat by u geen gebreck in der sake en valle; en deelt hun mede, dat, indien zij niet verschijnen, zij gèaeht zullen worden, in alle te nemen maatregelen toe te stemmen. [14)43 — 42 secundum cursum curie — Maart 31. Bijksarch. den Haag, Memor. Bose 8 fol. 74. Vermeld: Boergoensche charters blz. 71. 1650. Borgermestere unde Radmanne der stad Bremen oorkonden , dat zij den Borgermesteren, Rade unde inwoneren der stad Gronyngen een vrede gegeven heiben, beginnende op den datum van dezen brief en durende een jaar lang na Paschedaghe naest komende, op voorwaarde dat door beide partijen de vrede twee maanden tevoren opgezegd zal worden. 1443 — des Donnersdages vor deme Sondaghe in der vasten, als men singet Judica — Apr. 4. Gemeente-arch. Groningen, 1443 n. 9; oorspr., perk. met aanhangend zegel. Vermeld: Feith, Begister van het arch. van Groningen 1 blz. 98. 1651. Danzig aan Brouwershaven: antwoordt op een schrijven van Brouwershaven ') met een verwijzing naar een brief van den hoogmeester. 1443 Apr. 8. Sted. arch. Danzig, Miss. 4 fol. 71". 1652. Burgemeesters en raden der stad to Ripen oorkonden, dat Nisse Kornynk broeder van Mathes Kornynk, over wiens kinderen hij voogd is, en Nisse Nigelsson burgers van Ripen, Peter Hermensson ontslagen hebben van de belofte, welke hg' ten behoeve van burgers van Enkhuizen afgelegd had, betreffende goederen, door die van Enkhuizen aan Mathes Kornynk en Nisse Nigelsson ontnomen; dat zij danken voor de goede betaling enz. 1443 — des Myddewekens neghest vor Palmesundaghe — Apr. 10. 1) Zie n. 1642. 1443 Apr. 11—[14]43 Mei 25. 471 n. 1653—1657. Gemeente-arch. Enkhuizen; oorspr, perk. met aanhangend zegel. Vermeld: Gonnet, Inventaris van het arch. der stad Enkhuizen n. 349. 1653. Aanteekening, dat. de stad Deventer aan den coepman van Bergen schreef, om aan Frederic Wjjnkens en Branc Dommeldoeck over te leveren de nagelaten goederen van Dirc Stier, daar Gertruyt Stiers myd Herman Busch, oiren echten man, Frederic en Brant gemachtigd hebben enx. 1443 — des Donredages nae den Sonneudage Judica — Apr. 11. Gemeente-arch. Deventer, Register Toeversich ende geleide, fol. 1". 1654. De stad Deventer verxoekt den olderluyden en den gemenen coepman to Berghen, de goederen van Dirck Scepping, die te Bergen stierf, over te geven aan Ton\js Riemslaegher, die door Willem Brekenap gemachtigd is, xe in ontvangst te nemen. 1443 — des Saterdages nae den Sonnendach Judica — Apr. 13. Gemeente-arch. Deventer, Register Toeversich ende geleide,' fol. 1". 1655. Danxig aan Zierikxee: antwoordt op het verzoek, om met den bode een brief van vrijgeleide voor de burgers van Zierikxee te zenden met een verwijzing naar een brief van den hoogmeester. {14431 Apr. 29. Sted. arch. Danzig, Miss. 4 fol. 71v. 1656. Danzig aan Hinric van Borsselen, here van der Veere enx.: verxoekt, aan Hans Polen, burger van Danxig, de 44 pond grote vlaems geld uit te betalen, welke genoemde heer van Borselen en Thomas Jacobsson uit Middelburg op grond van een gexegelden brief hem schuldig xijn. 11443] Apr. 29. Sted. arch. Danzig, Miss. 4 fol. 73. 1657. Danxig aan de overlieden van den Duitschen koopman le Brugge: méldt, dat zij met de Hollanders en Zeeuwen, die in liet voorjaar naar Danxig gekomen zijn, veel onderhandeld heeft over de betaling van den éérsten termijn van de schadevergoeding, welke op Kerstavent negest vergangen betaald moest xijn; dat de Hollanders weigerden, dien eersten termijn te voldoen, waarom de stad met hulp van den komthur hun goederen in beslag genomen en tevens de schepen der Hollanders, welke niet naar Danxig wilden komen, doch voor den Weichsel hy der Oxyve *) lagen, naar Danxig gébracht en eveneens in beslag genomen heeft, terwijl den Hollanders verboden is het land te verlaten en een opgave van hun goederen bij den komthur van Danxig gedeponeerd is; deelt mede, dat dit alles xoo blijven xal, totdat de zendboden van den hoog- 1) Zie n. 1641. 2) Oxhöft. L14J43 Juni 1—[1443] Juni 6. 472 n. 1658—1660. meester van hun zending naar den hertog van Bourgondië teruggekeerd zullen zyn en men van hen vernomen heeft, of de Hollanders en Zeeuwen met Michaelis ') betalen zullen; meldt verder, dat de hoogmeester den te Danzig zynden Hollanders toegestaan heeft, borgen te stellen. 2) \14~\43 — feria sexta? — Mei 25. Sted. arch. Danzig, Miss. 4 fol. 80". 1658. Aanteekening, dat een dagvaart uitgeschreven is, te houden in den Haag Juni 26, om te beraadslagen, hoe de gelden byeen te brengen, verschuldigd volgens den vrede van Kopenhagen. [14]43 Juni 1. Bijksarch. den Maag, Memor. Bose 9 fol. 4'. Vermeld: Boergoensche charters blz. 71. Upten eersten dach in Jnnio anno 43 is overdragen een dachvairt gehonden te ■worden in den Haige, dair die gemeen Ridderscip ende steden van Hollant ende van Vrieslant toe ontboeden sullen worden des Woensdages na sinte Jansdage te middzomer naestcomende 3) up tstuck, omme wege te vinden, hoe men die zoene tot Coppenhaven gemaect, voldoen zall, alzo die Ridderscip geraemt hadden, dat geit te nemen upt bier, dat die grote steden versteken ende geraemt hebben, dat te nemen up coern, dat men backen sal, ende upten turff, die men barnen sall. 1659. Instructie voor den voogd van Roggenhausen als afgevaardigde van den hoogmeester naar den meester der Orde van Lijfland, waarin o. a. voorkomt: Item von der Hollender wegen czu reden mit dem meister, das her der Hollender gutter alle hii namen losze beschreiben und en gebiete, das sie bey leyp und gutte nicht czihen ausz den steten, doinne sie gerostiret seyn, ee denne em der herre homeister schreibe, das sie vorsicherunge gethan haben, das sie beczalunge uff die uffgenomene zceit thun welden; wen wir umbe der herren ausz Hollant bete wille den Hollander tag der beczalunge, die sie uff weynachten nehestvorgangen sulden gethon haben, uff sente Michels tag 4) nehestkonfftig geschoben haben, is das sie das wissz [machen] mogen den unsern zcu Flandern 6). 1443 Juni 1. Rijksarch. Koningsbergen, Hochmeister-Registrant 1441—47 blz. 193 en 211. Gedrukt: Hildebrand, Livl. JJ. B. 9 n. 964. 1660. Danzig aan de overlieden van den Duitschen koopman ie Brugge: meldt, dat de Hollanders en Zeeuwen te Danzig gearresteerd zyn, zoodat zyuit die plaats hun goederen niet verschepen mogen «); dat er te Danzig kooplieden uit Kampen en uit Brabant —en wel uit Antwerpen — zyn, die veel goederen verzenden; dat deze kooplieden hebben moeten vorborgen und vorwissen, dat zij burgers dier steden waren, toen die van 1) Sept. 39. 3) Juni 36. 5) Zie n. 1657. 2) Zie HR. II 3 blz. 87 aanm. 1. 4) Sept. 29. 6) Zie n. 1657. 1443 Juni 6—fl4]43 Juni 19. 473 n. 1661—1664. Pruisen en Lijfland in der Baye upter Trade benadeeld werden, en het nu nog zijn, en dat de Hollanders en Zeeuwen part noch deel aan die goederen hebben; verxoekt, op de scliepen, die uit Pruisen komen, te letten, of xy soms den Hol landers goederen brengen, daar de stad eenigen kooplieden uü Kampen en Antwerpen uitvoer van goederen toegestaan heeft, op voorwaarde dat xif geen goederen, aan Hollanders toebehoorende, medenemen xullen. [1443] Juni 6. Sted. arch. Danzig, Miss. 4 fol. 84". 1661. Danxig verklaart, dat xij op de klacht van schipper Johan Lenisson van Am. sterdam tegen Hinrie Gertsson van Campen, die int upgaent van den Reve de boye van Johan in den grond gexeild had, geantwoord heeft, dat zij beide partijen veroordeeld heeft om binnen jaar en dag voor het gerecht van Campen te verschijnen, daar het Reff dichter bij Kampen dan bij Danxig gelegen is • dat xij van beiden borgstelling geeischt heeft, welke wel door Gertsson, niet door Lenisson gegeven is, doch dat de laatste weggexeild is. 1443 Juni 6. Sted. arch. Danzig, Miss. 4 fol. 85". 1662. Kampen vraagt aan Bremen genoegdoening voor den dood van den Kamper burger Dgbbolt van Dueren en teruggave van xyh schip; hij ende xijnen waren door Bremers aangevallen onder voorwendsel, dat hij een Vlaming was J). 1443 Juni 6. Sted. arch. Bremen. Vermeld: Blok, Verslag aangaande een onderzoek in Duitschland, 1886—1887, blz. 218 n. 13. 1663. Wismar aan Lubeck: deelt mede, dat de Bremer Icaper Grote Gherd 13 schepen, welke hij den Hollanders ontnomen had, tegen den wü van Wismar naar Golvitx gebracht heeft; heeft den burgers van Wismar alle verkeer met Gerd verboden; verxoekt Lubeck, een dergelijk verbod uit te vaardigen 2). [14]43 — sonnavendes vor trinitatis — Juni 15. Sted. arch. Lubeck, St. Bremen vol. 6; oorspr: Gedrukt: Lüb. IT. B. 8 n. 136. Vermeld: HB. II 3 n. 49. 1664. Schipper Willem Koyd, Peter Lambertson en Allerd de Gude, met al de andere schippers aan Lubeck: deelen mede, dat hun schepen met de goederen door Vrederik 1) 1443 Juli 15 vraagt Kampen aan Bremen teruggave van het Genueesche pantseren den tabberl van Dijbbolt van Duersn aan diens zoon. Vermeld: Blok, blz. 218 n. 14. 2) [14]43 — des mandages na trinitatis — Juni 17 beantwoordt Lubeck dit schrijven. Vermeld: BR. II 3 n. 50. Zie ook het schrijven van Kord Vorstenberch aan Hinrik van der Hude over het wegnemen van een Hollandsche vloot door Bremer kapers. 1443 Juli 17. Gedrukt: HR. II 7 blz. 706 aanm. 1. [14]43 Juni 29—1443 Juli 5. 474 n. 1665—1667. Snepel en Grote Gerd genomen en naar Golvitz gebracht zijn; verzoeken, indien de raad van Bremen te Lubeck komt, dat gy umme der stede wyllen van Amstardame nnde van Zirixe unde van den Brele helpen unit, opdat de schippers hun schepen en goederen terug zullen krijgen. 1) [14]43 — an des hilgen lychams avende — Juni 19. Sted. arch. Lubeck, St. Bremen vol. 6; oorspr. Gedrukt: Lüb. U. B. 8 n. 140; HB. II 3 n. 51. 1665. Antwoord van Harderwijk op de klachten van Bremen. Bremen klaagde, dat in 1441, in den oorlog van de 6 Wendische steden tegen Holland en Zeeland, waarmede Bremen niets te doen had, terwijl Bremen Holland en Zeeland ook niet vy'andelyk was, een kreyer van Bremen, van Bergen in Noorwegen komende, door gewapenden van Amsterdam in zee genomen en met de lading, bestaande uit visch en andere goederen, naar Amsterdam gebracht was; dat twee kooplieden van Bremen t. w. Henric van Varle en Berend Tzierenberch een gedeelte van de gestolen goederen, nml. tweloff stueke vischs, te Harderwijk in beslag namen, doch dat die visch, niettegenstaande het beslag, uitHarderwyh weggevoerd werd enz., waarom Bremen herstel van recht en schadevergoeding eischt. Hierop antwoordt Harderwijk, dat de stad niets afweet van het in beslag nemen van schip en goed door de Amsterdammers; dat Gerit van Huekelhoven, een man van Erkelens, die niet tot de Duitsche Hanze behoort, de stokvisch van Amsterdam bracht, waar hij ze in het openbaar gekocht had; dat de zaak van het in beslag nemen van de visch door den schout berecht is; dat Gerit de visch uit de stad heeft mogen voeren, nadat hij goede borgen gesteld had, op wie Henric en Berend, indien zij voor het gerecht in het gelijk gestéld werden, hun schade zouden kunnen verhalen enz. \14~\43 — up Sente peters ende pauwels dach — Juni 29. Gemeente-arch. Kampen, n. 565; afschrift op papier. Vermeld: Begister van het arch. van Kampen 1 n. 565. Verg.: Schrassert, Hardervicum antiquum 2 blz. 34 en 35. 1666. Danzig aan (den kommandeur van Danzig): deelt in antwoord op een verzoek om te weten, hoe het met de Hollanders gesteld is, mede, dal de Hollandsche schippers aanbieden, de helft der 2500 « gr. te betalen; dat echter de Hollandsche koopman daarin niet toestemmen wil, doch dat men op het oogenblik nog in onderhandeling is2). [1443 voor Juli 5J] Sted. arch. Danzig, Miss. 4 fol. 90. 1667. Broder Nicclos Poster, dutsches Ordens kompthur to Danczke en burgemeesters en raden der stad Danzig oorkonden, dat zy met die van Holland, Zeeland en Friesland, nu in Pruisen zijnde, overeengekomen zyn, in zake de betaling 1) Vgl. n. 1663. 2) Zie n. 1657 en 1667. 1443 Juli 5. 475 n. 1C68. van den eersten termijn der schadevergoeding, welke up Cerstavent negest vorgangen betaald moest zijn: dat disse vorbenomeden van Hollant unde Seelande etc., de hir nw kegenwerdich syn, solen unde willen vorsekeren unde vorborgen XXVC ft grote, de se to Brugge in Flanderen up Michaelis *) negest komende willen unde solen betalen; unde wurde dat geit in Vlanderen to Brugge, als vorscreven is, betalt» so solen ere giszelers unde borgen fryg syn, de se hir to Danczike gesettet hebben; unde oft des nicht geschege, so solen ere borgen unde gü'szelers, de se hir gesettet hebben, de vorbenomede XXVC ft grote up aller hilgen dach *) negest komende, oft up sunte Mertens dach8) darna negest volgende na datum disses breffes hir to Danczike gelden unde betalen unvortogen, unde solen ok vor elk punt grote, also vele also de Alderlude des Copmans van der Dutschen hensze, to Brugge in Vlanderen wesende, scriven werden, wat eyn ft gr. an pruschem gelde werdich is, utiichten unde betalen. Darup so gelove wy en unde hebben em gelavet, so wat schepe und koplude hn'r tuschen desser tyt unde wynnachten negest komende, komen werden, dat de gelik en solen getaxeret werden unde dar solen de vorbenomeden van Hollant und Seelant, hir wesende, by vogen unde schicken van den eren IIII edder V personen, updat men de schepe, koplude unde guder, also komende, taxere geliker wise alse se sik sulvest under einander getaxiret hebben; dat, mocht de som van 2500 ft overschreden worden, het overschot bij den Baad van Danxig blijven xal, en in mindering der 2500 ft zal dienen; dat die uit Bolland, Zeeland en Friesland, de also getaxiret zn'n, tusschen nu en Kerstmis vrij xullen mogen komen en gaan, 1443 — des frigdages na visitacionis Marie, dat nemlike was de Vte dach des Maenden Julii — Juli 5. Bijksarch- Koningsbergen, Ordensbriefarchiv; afschrift op papier. Sted. arch. Danzig, Miss. 4 fol. 103". Overeenkomst, gesloten tusschen de zendboden van Holland, Zeeland en Friesland, nu in Pruisen xijnde, en Danxig, umme de vorscreven rosteringe van wegen der betalinge des ersten termjjns, waarbij bepaald werd: De Baad van Danxig xal eenige personen uit den raad, uit schepenen en burgers aanwijzen, waarbij die van Holland, Zeeland en Friesland de hunnen voegen zullen, unde davor solen de schepers van Hollandt, Zeelandt und Vreeszlandt ok vorbenomet komen, er se vorpunden unde vorpalen, unde solen dar vorbringen by eren eyden van er unde erer schepeskinder wegen, wee ere schepe laden sal, wormede, mit wat unde wo vele gudes. Ok solen se keyn bodemgeit edder fustgeit up er gut nemen, se solen dat ok by eren eyden bekennen, updat elk gelik last drage und updat sik de copman darna wete to richtende. Betreffende personen, die tydens de vroegere twisten burgers in Holland, Zeeland of Friesland waren, doch die nu elders burgers zijn, wordt bepaald, dat der geit gelike last sal mededragen gelik der anderen van Hollandt, Zeelandt und Vreeszlandt. 1) Sept. 29. 2) Nov. 1. 3) Nov. 11. [14]43 Juli 9—1443 Juli 15. 476 n. 1669—1670. Niemand uit Holland, Zeeland en Friesland xal goederen uit Danxig voeren of die goederen moeten door de daarvoor aangestelden getaxeerd worden. Goederen, synt de Rosteringe began, van Danxig versclieept, zullen denzelfden last dragen. Elk koopman uit Holland, Zeeland en Friesland moet beloven, dat personen schepen noch goederen uÜ Pruisen gehinderd of in beslag genomen zullen worden Die van Holland, Zeeland en Friesland zullen up sunte Mertens dage negest komende ') te Danxig komen. 2) 1443 — des Vrygdages na visitacionis Marie — Juli 5. Danxig. Sted. arch. Danzig, Schbl. 19 n. 68; afschrift op papier. Dit stuk was onderteekend door eenige kooplieden en schippers uit Holland en Zeeland, nnd.: Claus van Anster Clans Lambertss., Peter van Leiden van Amstelredam, Heerman Oemss. van Leiden, Willam Jacobsson Michel Peter Noppenson van Zirixee, Willam Gertsson, Peter Zone van dem Briele, Johan Wissenson van Bruwershaven, Huge Hogelandt van der Fere te DanSr^' ' 0rdengbriefa™»™> afschrift, eenigszins afwijkend van dat Vermeld: Kernkamp, Balt. archivalia blz. 183. 1669. De Hollandsche admiralen en schippers van een baaivloot uit Holland, liggende voor Kopenhagen, aan Danzig: hebben onderweg vernomen, dat er te Danxig op alle Hollandsche schepen beslag gelegd is; verzoeken vrijgeleide, opdat xij 'hun waren op de plaatsen, waarheen xij bevracht xyn, afleveren kunnen. \1£\43 Juli 9. Kopenhagen. Sted. arch. Danzig, Schbl. 19 n. 69; oorspr., papier, opgedrukt zegel. Vermeld: Kernkamp, Balt. archivalia blz: 183. 1670. Lubeck aan Reval.- meldt, dat na het uitbreken van den strijd tusschen Bremen en de Hollanders de Bremer uitleggers 13 groote en kleine Hollandsche schepen, die met baaizout en andere goederen geladen waren, genomen'en in de haven Golvitz gebracht hadden; daar werden schepen en goederen van de hand gedaan, zonder dat men te welen kon komen, wie ze kocht. Verxoekt, daar de oorlog van Lubeck en bondgenooien met de Hollanders geëindigd is, indien van die schepen en goederen iets daar m het land gebracht xou worden, er op te letten, we dejenne zin mit namen unde mit tonamen, de solke schepe, solt unde gudere gekofft unde de in juwe stede unde havene bringen unde upschepen, unde weme ze tobehoren, en dit ten spoedigste aan Lubeck te melden, opdat xij zich tegenover de Hollanders zal kunnen verantwoorden 8). 1443 — divisionis apostolorum — Juli 15. Sted. arch. Beval; oorspr. Vermeld: Hüdebrand, Livl. U. B. 9 n. 986. Een dergelijke brief aan Danzig en de Pruisische steden is vermeld: HB. II 3 n. 52. 1) 1443 Nov. 11. 2) Zie n. 1667. 3) Vgl. het R. van 1443 Aug. 1 § 2; n. 1675•§ 2. [1443] Juli 18—1443 Juli 1' 477 1671—1674. 1671. Kampen aan Groningen: verzoekt geleide voor de Hollanders om ter dagvaart te Groningen tegen die van Bremen te komen. [1443] Juli 18. Gemeente-arch. Groningen; oorspr., papier met resten van briefsluitend zegel. Stukken zonder j. en d. n. 3. Op de achterzijde: Den ersamen ende wijsen Borgermeisteren, scepen ende Baed der stad van Groningen, onsen guden vrenden. Vermeld: Feith, Register van het arch. van Groningen 5 blz. 95. Onse vrentlike grote vorscreven. Ersamen gaden vrende; eyn dachvart is geraemt bynnen uwer stad to holden op sente Marien Magdalenen') naest comende tusschen den ondersaten der lande van Hollant ende Selant etc. ende den van Bremen etc. Soe hefft ons die vrome Here, die regent der vorscreven lande, gescreven, bogerende van u vrentlike, denghenen, die daer comende werden ter dachvart, te gevene eyn vrij, velich geleide an ende aff to 26 off 27 persoen toe ende dat an ons weder te senden in enen apenen plackerdesbreve onder uwer stad segele besegeit; bij dessen onsen beden hijr in doende, als wij u betruwen. God sij mit u. Gescreven des Donredages nae sente Margareten dage. Scepen ende Baed der stad van Campen. 1672. Pfuntmeister czu Danczik aan den Hoogmeester van Pruisen: schrijft over het openen van de pondkist; deelt mede, dat die van Amsterdam een schip, waarin de pondmeester goederen had, aangehouden en den schipper gevangen genomen hebben wegens een doodslag, dien hij voor 7 jaren in der Baye gedaan zou hebben, doch waaraan hij onschuldig is; dat daarop iemand ie Amsterdam gekomen is en zijn dienaar gevangen genomen heeft, enz.; dat degene, die dien dienaar gevangen genomen had, een schip, nml. een Bardze, te Danzig had liggen, dat nu door den pondmeester in beslag genomen is. [14]43 — am nehsten freytage vor Marie Magdalene — Juli 19. Danzig. Rijksarch. Koningsbergen, Ordensbriefarcldv; oorspr., papier. 1673. Voghede, sluter, sworen unde menheyd Dytmerschen landes aan borgermeysteren, radmannen, hovetlinghen der stede unde deme lande Westvrieslande: oorkonden, dat zij den inwoners van genoemde landen, die in hun land handel komen drijven, een veilig geleide geven, durende to sunte Jacobes daghe vort over dren jaren 2) na ghifte van dezen brief, in de verwachting, dat hun onderdanen hetzelfde voorrecht gegeven zal worden. 1443 — am sunte Marien Magdalenen daghe — Juli 22. Gemeente-arch. Groningen, 1443 n. 8; oorspr., perk. met aanhangend zegel. Vermeld: Feith, Register van het arch. van Groningen 1 blz. 98. 1674 . Overeenkomst tusschen Harman van Gropelinck, borghemeyster, en Heynrick Blocke, Raetmau, in naam der stad Bremen en Reyner Poppenz., Hovelinckop die Scellinge, als gemachtigde van het genoemde land, waarbij bepaald wordt: 1) Juli 22. 2) 1446 Juli 25. 1443 Aug. 1—[1443] Aug. 478 n. 1675—1677. dat de inwoners van genoemd land zich los, vry ende ledich zullen houden in den twist, welke nu heerseht tusschen Bremen en Holland, Zeeland, Oostergo en Westergo, zoodat de uitleggers van Bremen vry' in genoemd land zullen mogen komen, om hun penninck le verteren; dat de inwoners, indien beide oorlogvoerende partijen gelijk op het sant komen, zich onzijdig zullen houden; dat de kooplieden van Scellinghe geen waren, toebehoorende aan vijanden van Bremen, in hun schepen of in schepen van de vijanden van Bremen mogen laden; dat de kwestie betreffende de gevangenen van Scellinghe, door die van Bremen gemaakt, en betreffende de 2 genomen schepen, geregeld zal worden, als de vriendschap tusschen die van Bremen en van West-Friesland hersteld zal zyn; dat die van der Scellinge de schepen zuilen kunnen terugkoopen. Deze overeenkomst is op verzoek van beide partyen mede bezegeld door burgemeesters en raad van Groningen. 1443 — op sinte Pantaleons avont — Juli 27. ») Gemeente-arch. Groningen, 1443 n. 4; gelijktijdig afschrift op papier. Vermeld: Feith, Register van hel archief van Groningen 1 blz. 98. 1675. Uittreksel uit het reces te Elbing. 1443 — ^ria quinta ipsa die beati Petri ad vincula — Aug. 1. Gedrukt: HR. II 3 n. 58. Vergadering van de raadszendboden der Pruisische steden. 2. Item so haben die stete die sache, alse die heren von Lubeke den steten gescreben haben von wegen der schiffe, saltcz und guttire, die die von Bremen den Hollanderen nnd Zeianderen genomen haben in der zee, beslossen, das eyn yderman uff dasselbige mit seynen eldesten doheyme handelunge habe und seyner eldesten gutduncken zeur nehesten tagefart dovon inbrenge s). 1676. Kampen aan Bremen: verzoekt, de reeds lang in zee zijnde kooplieden van Kampen niet Jastig te vallen, terwijl de stad nu Jiaar burgers bevolen heeft, hun goederen niet in Hollandsche, Zeeuwsche of Friesche schepen te laden. 1443 Aug. 4. Sted. arch. Bremen. Vermeld: Blok, Verslag aangaande een onderzoek in Duitschland, 1886—1887, blz 219 n. 15. 1677. Danzig aan den admiraal der Hollandsche vloot in Sund: antwoordt op den brief van Juli 9 »), bevattende het verzoek te Danzig binnen te mogen hopen, om er handel te dry ven; meldt, dat verzuimd is, den eersten termijn der schadevergoeding, vervallen op Kerstavent negest vorgangen le Brugge te betalen; dat de Hollanders en Zeeuwen met hun goederen te Danzig gearresteerd zyn; dat met Hollanders en Zeeuwen, te Danzig zynde, een overeenkomst aangegaan is betreffende de betaling van den eersten termijn ; zendt een afschrift van deze overeenkomst; 1) Zie Blok, Verslag aangaande een onderzoek in Duitschland, 1886—1887, blz. 219 n. 16: 1443 Sept. 13, Verdrag tusschen Bremen en Terschelling. 2) Vgl. n. 1670. 3) zie n. 1069. [1443] Aug. 9—[14]43 Aug. 12. 479 n. 1678—1679. deelt mede, aan het verzoek van den admiraal gaarne te zullen voldoen, indien hij de gesloten overeenkomst goedkeuren wil. [1443] — upp sunte Dominici dage — Aug. 5. Sted. arch. Danzig, Miss. 4 fol. 97°. 1678. Burgemeesters, schepenen en raad der stad Middelburch aan den Heer van Lalayng enz., overste, en aan de andere heeren van den Raede ons ghenadichs Heeren, ghestelt ten saken sijnre ghenaden lande van Hollandt, Zeelant ende Vrieslant: melden de ontvangst op Augustus 9 van een schrijven van wege den Hertog, waaruit zy vernomen hebben, dat de gedeputeerden, die ter dagvaart tot Grneninghe waren tegen die van Bremen in den Haag teruggekeerd zyn, op welke dagvaart door bemiddeling van Kampen eenige punten overlegd zijn, om tot een verzoening met Bremen ie komen; kunnen aan het verzoek, in genoemd schrijven gedaan, om 2 of 3 gedeputeerden ter dagvaart in den Haag te zenden, om betreffende de geschillen met Bremen tot een besluit te komen, niet voldoen, daar het schrijven van den Hertog hun le laat bereikt heeft. [1443] Aug. 9. Rijksarch. den Haag; oorspr. papier, sporen van briefsluitend zegel. Gebonden tusschen fol. 21 en 22 van het 9e Memor. Rose. Aan de achterzijde boven het adres met andere inkt geschreven: Antwoirde ende onschnlt der stede van Middelborch, np dat hun gescreven was te zenden ter dachvairt den 9slen dach in Augusto anno 43. Vgl. Boergoensche charters blz. 72 op 9—12 Aug. 1679. De gedeputeerden van de steden uit Holland als Hairlem, Delff, Leyden, Aemsterdam, Goude, Rotterdam, Hoirne, Alcmair, Medenblick, Nairden, Weesp, Muden, zijn overeengekomen de gelden, noodig ter uitvoering van het traktaat, tot Coppenhaven gemaict, te betalen van den bier of koirne, zout, turf of andersins, zooals de lieer van Lalaing en de Raad van Holland beslissen zullen. Die van Oudewater zyn het hiermede eens, doch zij vinden het niet goed, die gelden te betalen na den taxe, die men over tgemeen lant pleecht te setten van beden ende andersins. 'Die van den Briele zeggen, dat zy altijd restitucie gedaen hebben van den nemingen, by den hoeren geschiet, of alsnog bereid zijn restitutie te geven; dat, indien de andere steden evenzoo gedaan hadden, het nu niet noodig zou zijn, een belasting op te leggen, om de benoodigde gelden bijeen te brengen; dat zij echter, wanneer die scepen, luden ende goeden van desen lande, up dese tijt om der betalinge wille van den voirs. gelde in Pruyssen becommert wesende, van dier becommeringe ontslagen z\jn, zich zullen nederleggen by' hetgeen door den Raad hierin besloten zal worden en dit, om die zoene ende tractaiten voirnoemt ymmer te houden. Die van Zerixee zeggen, dat zij hun aandeel in de gelden gaarne zullen betalen van den gemete, of van den bier, of mit gereden gelde, zooals riddersclmp en steden besluiten zullen. Die van Brouwershaven als Zierikzee. [14]43 Aug. 12. Rijksarch. den Haag, Memor. Rose 9 fol. 21. Vgl. Boergoensche charters blz. 72 op Augustus 9—12. 1) Zie n. 1071. [14]43 Aug. 12. 480 n. 1680. 1680. Op de dagvaart van ridderschap en sleden van Holland, [14]43 Augustus 12 in den Haag gehouden, om middelen te beramen, ten einde den vrede van Kopenhagen uit te voeren en de gelden bijeen te brengen, noodig voor dien vrede, waagt de Ridderschap, wat de Heer van Lalaing, als goeverneur, daarin raadt. De Heer van Lallaing antwoordt, also die zoene gemaect is generalic voir al die gemeene lande, die miin genadige Heer bevolen heeft mit siinre genaden brieven te onderhonden, so en weet hy anders niet, dan dat mijns genadichs heren meeninge is, dat siin onderzaten mede gelden zullen tot der voirs. zoene geliken anderen heren onderzaten, die hoge heerlicheit in den lande hebben, indien dat dier heren onderzaten des gelijc doen. Want soude yement dairin vry wezen, so souden ymtner mijns genadichs heren onderzaten also vry of vryer wezen dan yement anders, want miin genadige Heer dat oirloge niet angenomen en heeft, mer die baenridzen, ridderscip ende steden van den lande, diewelke oic dat oirloge gevoert hebben ende by hoiren consente ter zee gevoert is. Oic mede, dat miin genadige Heer die zoene heeft laten maken, is by verzoeke ende vervolge van den baenridzen, ridderscip ende steden voirscreven, wairby hem dunct, dat nyement schuldich en is vryer te wezen dan mijns Heren onderzaten. Die Heer van IJsselstein levert zijn antwoord hierop den volgenden dag in geschrifte in, waarin hij met nadruk betoogt, dat siin Heerlicheyt van IJsselstein vry is ende altois geweest heeft, en dat hij daarom vrij moet blijven van deze lasten. H(iet myn om ymmer die zoene te helpen onderhouden, seyt die Heer van IJsselstein voirt, dat hy wonachtich is in den Hage ende heeft dair huys ende huysgesynne, ende wes men bevinden sall ten minsten quetze van den lande, in also verre als dat dragen moet, sal hy gerne doen, geliken anderen voir him ende voir siin huysgesynne, also lange als hy in den Hage woent. Die Heer van Wassenair oordeelt, dat men het geld op het bier setten moet, en sluit zich verder aan bij de meening van den Jonkheer van Gaesbeke, den Beer van Egmonde, den Heer van Montfoirt, den Heer van IJsselstein en den Heer van Brederode. y Willem van Naildwijck antwoordt, wes die Heer van Lallaing mitten anderen van den Rade hierinne oirdineren sal ten minsten quetze van den lande, dat hy dat mede gevolgich wezen sall. Heer Aernt van Ghent antwoordt, dal hij anders moet antwoorden dan de ridderschap, so hy in Zuythollant ende in der Bailiuscip aldair gezeten is ende en mach buyten denghenen, die dair gezeten siin, by hem selven niet antwoirden, want anders sy sloegen hem doot, mer wes mijns genadichs Heren lande ende luyde in Zuythollant gezeten doen, dat zal hij naar vermogen 'steunen. Heer Gerijt van Poelgeest zegt, dat hij een schamel heerlicheyt heeft van omtrent 17 huyzen, dat hij echter mee zal gaan met hetgeen de Heer van Lallaing en de andere raden in hei belang van het land besluiten zullen. Jan van Heemsteden zal zich niet verzetten tegen hetgeen de ridderschap besluit. \14\43 Aug. 12. Rijksarch. den Haag, Memor. Rose 9 fol. 24. Er boven geschreven • Antwoirde des Bieren van Lallaing, Gouverneur, up tgheent dat enige der ridderscip hini gevraecht hebben, up die wege te vinden, dat die zoene, die tot Coppenhaven gemaect wort, onderhouden moge worden ende wair men tgelt nemen sal, om die zoene mede te betalen. Vermeld: Boergoensche charters blz. 72 op 1443 Augustus. ■