■ L WERKEI DER VEREENIG1NG TOT UITMAF DER BRONNEN VAN HET QUD-VAOERLANOSCHE HECHT GEVESTIGD TE UTRECHT. TWEEDE REEKS. No. 18. 's-GHAVENHAGE. MARTIN US NIJHOFF. 1917. 1 0UD-VADERLAND5CHE RECHTSBRONNEN. RECHTSBRONNEN DER STAD GOUDA. . UITGEGEVEN DOOR MR. L. M. ROLLIN COUQUERQUE EN MR. A. MEERKAMP VAN EMBDEN. 'S-GRAVENHAGE. MARTINUS NIJHOFF. 1917. Typ. kemin'k & ZOON, over den Dom, Utrecht. INHOUD. Bis. Inleiding Het „Verhuerboeck". 1390—1439 *• Het eerste keurboek. 1488—1495 91- Het tweede keurboek (A). 1507—1521 l97- Het derde keurboek (B). 1560—1566 37*- Het vierde keurboek (F). 1566—1660. Afgedrukt tot 1569 . 443De keuren en de verordeningen van blijvenden aard uit het eerste vroedschapsboek. 1465—1521 4^7- De keuren en de verordeningen van blijvenden aard uit het tweede vroedschapsboek. 1522—1558 527- De keuren en de verordeningen van blijvenden aard uit het derde vroedschapsboek. 1559—1572 007. Keuren op de draperie. In 1505 van kracht 627. Costumen. Vermoedelijk van 1570 655• Verbeteringen ""4- Index 665" INLEIDING. Horatius, die weinig behagen schijnt gevonden te hebben in stadsrechten — „peream si novi jura civilia!" luidt bij gelegenheid zijn exclamatie — zou althans wat één punt betreft zijn goedkeuring aan de uitgaaf dezer Goudsche rechtsbronnen niet kunnen onthouden: zijn beroemd voorschrift ter bestrijding van praemature uitgaven is getrouwelijk opgevolgd, ja zelfs zijn er nog meer dan negen jaren verloopen sedert het afschrijven der Goudsche rechten door Mr. L. M. Rollin Couquerque werd voltooid. Immers reeds in 1906 werden de copieèn in handen gesteld van het bestuur der Vereeniging tot uitgaaf der bronnen van het oud-vaderlandsche recht, terwijl de heer Couquerque daarbij tevens mededeelde, dat hij door andere werkzaamheden verhinderd werd verder voor de uitgave zorg te dragen. Mr. Couquerque was het werk begonnen in 1897 en had zich den steun verzekerd van den toenmaligen archivaris van Gouda, Dr. L. A. Kesper. Het resultaat van den arbeid, waarvan Mr. Couquerque verreweg 'tgrootste gedeelte heeft geleverd, bestond uit een afschrift van het oudste verhuurboek, met weglating van eenige nader aan te duiden gedeelten, volledige afschriften van de oudste drie keurboeken, van het vierde keurboek tot 1581, van het oudste vroedschapsboek, uitgebreide excerpten van de beide volgende vroedschapsboeken, volledige afschriften van de keuren op de draperie (1505), de costumen (vermoedelijk van 1570), de twee accijnsboeken van omstreeks 1500 en de oudste twee correctieboeken (1447—1581). Alle afschriften waren van de hand van Mr. Couquerque behalve een paar kleine gedeelten, die door Dr. Kesper waren geschreven. Het bestuur der Vereeniging verzocht daarop Mr. P. G. Bos zich met het uitgeven van het bijeengebrachte te belasten, welke uitnoodiging door dezen werd aanvaard. Wel verrichtte hij eenig noodzakelijk werk, dat nog ter spraak zal komen, maar toch wilde het met de uitgaaf niet recht vlotten; van jaar tot II jaar werd zij uitgesteld en na het betreurde overlijden van Mr. Bos in 1913 werd de verzameling aan mijn zorgen toevertrouwd. Niet al het bijeengebrachte bleek geschikt te zijn om in de uitgaaf dezer Goudsche rechtsbronnen te worden opgenomen. In overleg met het Bestuur besloot ik geen stukken af te drukken, dateerend na 21 Juni 1572, den dag, waarop de stad voor den prins van Oranje werd ingenomen, en de correctieboeken en de accijnsboeken geheel weg te laten. De eindelooze reeks strafvonnissen en de gedetailleerde voorschriften betreffende de accijnzen schenen eerder voor een afzonderlijke bewerking in aanmerking te komen. Het bestuur van het Historisch Genootschap bood in de Bijdragen en Mededeelingen gastvrijheid aan voor een reeks vroedschapsresoluties aangaande de vergaderingen der Hollandsche en der Algemeene Staten over de jaren 1501 — 1572. Zij is in drie gedeelten opgenomen in de deelenxxxvil— XXXix. Hierbij kon ook nog worden gebruik gemaakt van de minuten der vroedschapsresoluties over de jaren 1570—1574, die door de vroegere bewerkers terzijde waren gelaten. Voor bijzonderheden over deze uitgaaf worde verwezen naar de inleidingen tot die gedeelten en naar de hierna volgende handschriftenbeschrijvingen. Prof. Mr. E. M. Meyers te Leiden had de vriendelijkheid mij in 1915 een register van Goudsche privilegiën toe te zenden1). De kennismaking met dit merkwaardige handschrift deed mij besluiten om aan het Bestuur voor te stellen ook de privileges op te nemen, maar het door mij gewenschte resultaat werd niet bereikt. Van verdere pogingen om het materiaal vollediger te maken heb ik mij sindsdien onthouden. Intusschen worde hier vriendelijk dank gebracht aan Prof. Meyers voor zijn welwillendheid, een dank, welke mede toekomt aan Dr. Mr. S. Muller Fz., die als voorzitter der Vereeniging herhaaldelijk de uitgaaf met mij besproken heeft, aan Mr. W. C. Schuylenburg, het bestuurslid, belast met het toezicht op het werk, aan Mr. A. Ie Cosquino de Bussy, den hulpvaardigen en kundigen bewerker van den Index, aan Dr. J. Huges, archivaris van Gouda, en Dr. K. Heeringa, rijksarchivaris in Zeeland, die mij hun medewerking bij het beschikbaarstellen en het heen en weer zenden der gebruikte hss. in ruime maat hebben ge- 1) Andere exemplaren berusten op het Algemeen Rijksarchief te 's-Gravenhage. ui schonken. Van Dr. Huges mocht ik bovendien herhaaldelijk inlichtingen ontvangen. Het kan de bedoeling niet zijn, hier de geschiedenis van het Goudsche stadsbestuur !) te schetsen, maar wel is het gewenscht om, alvorens de gebruikte registers afzonderlijk te behandelen, enkele opmerkingen te maken over de algemeene regelende organen der stad. Van hun werkzaamheden immers vormen de registers den neerslag. Bij het privilege van 19 Juli 1272 2) ontving Gouda van graaf Floris V het Leidsche recht, met eenige afzonderlijk genoemde afwijkingen. Te Leiden komt volgens het privilege van 19 December 12663) het recht om keuren te maken toe aan den „iudex" (den schout) met de acht „iurati". Uit den samenhang en de vergelijking met andere bepalingen van dit privilege blijkt, dat deze „iurati" dezelfde lieden zijn als de „scabini" (schepenen). Het is echter bekend, dat in de Hollandsche steden van den aanvang af nog anderen aan het bestuur hebben deelgenomen, de zoogenaamde „raden", over welke het laatste woord nog altijd niet gesproken is. De Leidsche hoogleeraar Fruin hield hen aanvankelijk voor dezelfden als de latere burgemeesters, doch kwam later van deze opvatting terug4). Het schijnt echter niet mogelijk te zijn in deze zaak een algemeene conclusie te nemen. Het instituut der raden, herkomstig uit Vlaanderen en Brabant, heeft zich blijkbaar niet in alle Hollandsche steden op dezelfde wijze ontwikkeld. De raden zijn de gekozen beschermers van de belangen der burgerij in tegenstelling met de door den landsheer aangestelde schepenen 5). In de privileges, uitgaand van den landsheer, worden zij daarom 1) Zie daarover: C. J. de Lange van Wijngaerden, Geschiedenis en beschrijving der stad van Der Goude, dl. II, blz. 169 vlg. 2) Van den Bergh, Oorkondenboek, dl. II, nr. 237. 3) Van den Bergh, a. w., dl. II, nr. 151. 4) Verspreide geschriften, dl. VI, blz. 78, noot 5 (aanteekening van de redactie) en blz. 81, noot 4. — De burgemeesters hebben volgens dit latere inzicht van den schrijver een geheel ander karakter dan de raden: zij worden van den aanvang af door den vorst aangesteld. Voor Haarlem moge dit juist zijn doch in vele andere steden worden ook de burgemeesters door (de) ingezetenen gekozen, zoo bv. te Schiedam. Zie K. Heer inga, Rechtsbronnen der stad Schiedam, blz. 10 vlg.. Ook o. a. te Leiden, Oudewater, Hoorn en Weesp was dit het geval. 5) J. Huizinga, De opkomst van Haarlem, II, (in: Bijdragen voor vaderlandsehe geschiedenis en oudheidkunde, reeks IV, dl. V), blz. 165. IV slechts zelden genoemd. Zij oefenen verschillende administratieve functies uit, treden op als vredemakers tusschen twistenden, geven getuigenis op hun eed, fungeeren als bijzitters bij gerechtelijke onderzoekingen en werken mede bij het maken van keuren. Theoretisch gesproken is dit laatste niet bepaald noodig. Behoudens een enkele uitzondering, die slechts als een erkenning van het bestaan der raden is op te vatten *), wordt het recht om keuren te maken in de handvesten uitdrukkelijk aan schout en schepenen opgedragen. Het was echter van veel belang om daarbij voeling te houden met de burgerij, want de uitvoering van regelingen, vooral die van financieelen aard, tegen haar inzichten getroffen, stond bloot aan tegenwerking 2). Algemeen werden derhalve de gekozen vertegenwoordigers der gemeente door schout en schepenen geconsulteerd bij de uitoefening van het keurrecht. De genoemde functies vertoonen echter een overgroote gelijkenis met die der burgemeesters en hierin is de verklaring te zoeken van de andere opvatting, dat raden, poortm.eesters en burgemeesters verschillende namen waren voor dezelfde personen. Inderdaad schijnt dit te Leiden het geval te zijn geweest, althans sedert het laatst van de veertiende eeuw3). Zij maakten toen ook feitelijk reeds deel uit van het gerecht *). De keuren werden gedurende de verdere middeleeuwen blijkens den aanhef uitgevaardigd door schout en schepenen, zeer dikwijls met consent of bij rade van de burgemeesters en vaak ook van de vroedschap. Te Gouda echter is de toestand blijkbaar eenigszins anders geweest. Wel ontleende de stad haar recht aan Leiden, maar de organen, welke het recht toepasten, ontwikkelden zich op hun eigen wijze. Dit hangt samen met het feit, dat de gemeenschap, toen zij stadsrecht kreeg, reeds een bestuur, dat ook keuren maakte, bezat, met welks inrichting het privilege zich nietnood- 1) Privilege voor Middelburg d.d. n Maart 1254, Van den Bergh, a. w., dl. I, nr. 590: „So wat so schepenen van Middelburg ende portres, die sire toe nemen, maken bi gemanden ede ter port nutschap, dat in die chore niet ne staed, dat moet bliven ghestade." 2) M. S. Pols, Westfriesche stadsrechten, dl. I, blz. lx. 3) P. J. Blok, Eene Hollandsche stad in de Middeleeuwen(1910), blz. 141 vlg.— Stadsrekeningen van Leiden (in: Werken, uitgegeven door het Historisch Genootschap, gevestigd te Utrecht, derde serie, nis. 32, 33), dl. I, blz. 3. De aldaar genoemde raden zijn in alle opzichten gelijk aan de latere burgemeesters. 4) H. G. Hamaker, De middeneeuwsche keurboeken van de stad Leiden, blz. 99, nr. CXIII. ■ V zakelijkerwijze inliet i). In de handvest van 13 Juli 14142) beloofde graaf Willem jaarlijks twee burgemeesters en zeven schepenen te zullen aanstellen en zonder twijfel handhaafde hij aldus een reeds lang bestaanden toestand 3). Met den schout hebben ook later steeds zeven schepenen in het gerecht gezeten, het getal der burgemeesters echter is bij het privilege van Maria van Bourgondië d.d. 23 Maart 1471 4) van twee op vier gebracht en sindsdien zoo gebleven. Behalve de genoemden worden echter herhaaldelijk „raden" vermeld onder de personen, die namens de stad overeenkomsten sluiten, eenige malen ook onder hen, die keuren vaststellen 5). De formule luidt in deze gevallen: „Wij scoud, borghermeysters, schepenen ende rade der stede van der Goude doen cond enz." Somtijds wordt er nog bij vermeld, dat de vroedschap toestemming heeft gegeven tot het verrichten van de handeling. Zijn dus te Gouda de raden niet dezelfden geweest als de burgemeesters? Dit schijnt werkelijk uit het opgemerkte te volgen. Evenwel, wanneer het stadsbestuur van Leiden in 1413 aan dat van Gouda schrijft6), richt het zich tot schout, schepenen en raden, zonder de burgemeesters te noemen, en dit in een tijd toen deze zeker reeds te Gouda bestonden. Dit wijst weer in de richting der vereenzelviging van burgemeesters en raden. Ook maakt een zoo grondig kenner van de Goudsche geschiedenis als De Lange van Wijngaerden met geen woord gewag van raden, die naast de hem zoo goed bekende middeleeuwsche burgemeesters zouden hebben gezeteld. Misschien kan de volgende overweging een weg banen om uit deze impasse te geraken. Het instituut der raden is overal aanvankelijk hoogstwaarschijnlijk ongereglementeerd geweest. Zoo is bijvoorbeeld over de poorters, die volgens het Middelburgsche privilege van 1254 door schout en schepenen worden geassumeerd, niets naders bekend. In 1448 is de instelling geregeld; bij keur 1) S. J. Fockema Andrea?, Het wezen e rechten in Nederland (in: Hand. en meded te Leiden, 1890— 1S91), blz. 37. 2) Van Mieris, Charterboek, dl. IV, blz. 291. 3) Zie de lijsten bij De Lange van Wijngaerden, a 4) Geïnsereerd in de handvest van 10 Nov. 1481 der Hollandsche staatsregering, dl. V, blz. 358 vlg. 5) Verhuerboeck, passim; blz. 248, nr. CLXXXII. 6) Blz. 65, nr. LXIX. Ie beteekenis der verleening van stadd. Maatschappij der Ned. Letterkunde w., dl. II, blz. 228 vlg. afgedrukt bij Kluit, Historie VI van 17 Juli van dat jaar i) wórden twaalf personen aangewezen, die i°. alle jaren met wet (= gerecht) en poorters zullen kiezen vier quartier-meesters om der stede goeden te ontvangen en uit te geven, 2°. met de wet en de burgemeesters verschillende, opgenoemde zaken zullen administreeren, 30. raad zullen wezen en altijd ontboden zullen worden om met de wet alle zaken te helpen regelen, waarbij dit noodig wordt geoordeeld. Voor de verkiezing der raden te Leiden kwam reeds in 1351 een regeling tot stand2). Deze voorbeelden zijn gemakkelijk te vermeerderen. Voor Gouda echter is een dergelijk voorschrift niet bekend. Het feit nu, dat de raden hoofdzakelijk in den aanhef van belangrijke stedelijke bescheiden worden genoemd, terwijl overigens bijna elk spoor van hen ontbreekt, wekt het vermoeden, dat de instelling te Gouda nooit tot grooten bloei is geraakt en vroeger dan elders verdorde. Dit doet dan deze oplossing aan de hand, dat de raden omstreeks het jaar 1400 reeds niet meer fungeerden, daar hun gerechtelijke en administratieve bezigheden geheel op de burgemeesters waren overgegaan, die bovendien sedert 1402 door drie tresoriers werden bijgestaan 3), en dat men hunner nog slechts uit traditie en plechtigheidshalve gedacht. Ook de titulatuur in den genoemden brief van het Leidsche stadsbestuur aan Gouda is op deze wijze te verklaren: de aanhef van een brief, waarin de •Goudsche regeering zichzelf, volgens oude overlevering, aanduidde als: „scout, scepenen ende raden", vond zijn weerslag in het Leidsche antwoord. Evenzoo is in de privileges het woord „raden" ■ de weinige malen, dat het voorkomt, kennelijk overgenomen uit de verzoekschriften, waarbij die privileges werden aangevraagd *). Opmerkelijk is de hardnekkigheid, waarmede men de raden blijft noemen. Dat de instelling tot de antiquiteiten behoort, wordt nog miskend wanneer in de officieele taal der statencolleges O Dr W S. Unger te Middelburg vestigde mijn aandacht op dit belangrijke stuk. Het berust in afschrift op het Rijksarchief in Zeeland, Verzameling Verheye van Citters, portef. Middelburg III. 2) Van Mieris, a. w., dl. II, blz. 7.6. ,( Blz 35 nr XXXVI. - Sedert 143 • werden jaarlijks vier tresoriers gekozen. De ordonnantiè, die dit onderwerp regelt, komt voor in het boven vermelde hs.van privilegiën en handvesten (in het bezit van Prof. Meyers), fol. 9° vlg. ü Zie bv. Kluit, a. w., dl. V, blz. 356- - Met „raedtsheeren' wordt in het zgn. privilege van 1 Mei 1407 het „gerecht" bedoeld, hetgeen blijkt bij vergelijking met het privilege aangaande de accijnzen van .0 Sept. 141° (hetwelk in dat stuk: verkort wordt weergegeven. Zie de studie van Dr. Heinsius, op blz. XVI aangehaald, blz. 294, noot 1). Van Mieris, a. w., dl. IV, blz. 63, 151. VII het begrip van raden reeds lang met dat van vroedschapsleden is vereenzelvigd 1). i Zeer waarschijnlijk hangt het verdwijnen der oude raden samen met het opkomen van de vroedschap 2). Dit ligt in de rede. De gemeenschap ontwikkelde zich, d. w. z. zij werd meer gecompliceerd en op den duur konden de belangen van alle groepen niet meer voldoende worden vertegenwoordigd door enkele raden. Steeds vaker riep het gerecht een uitgebreide vertegenwoordiging uit de poorters, bestaande uit intellectueel ontwikkelden en gegoeden (vroedschap en rijkdom), samen om keuren en bestuursmaatregelen door haar te doen goedkeuren. Dit leidde er toe, dat in de periode, waarover onze bronnen loopen, het zwaartepunt van bestuur en wetgeving van het gerecht werd overgebracht op de vroedschap. Eigenlijk bestuurlijke veranderingen brachten in sommige gevallen ook wijzigingen in den vorm mede. Zoo hadden, om een voorbeeld te noemen, de burgemeesters, aangesteld door den landsheer, het financieel beheer in handen, dat oorspronkelijk hoogstwaarschijnlijk, evenals elders, bij de raden had berust. De gegoeden echter, die de stad geldelijk steunden door lijfrenten te koopen of leeningen toe te staan, hadden zooveel belang bij een juiste administratie van het schot en de accijnzen, uit welker opbrengst de rentebetaling aan hen moest geschieden, dat het bestier van deze middelen in 1402 aan de burgemeesters ontnomen en door de vroedschap opgedragen werd aan drie harer leden 3). De samenwerking tusschen gerecht en vroedschap bij het maken van keuren daarentegen, waartoe in ruimeren zin ook behoorde het geven van administratieve voorschriften , is zich in den landsheerlijken tijd steeds blijven bewegen in de oude vormen: het gerecht doet een voorstel, de vroedschap verleent consent. Ofschoon het gerecht dus altijd medewerkt, kan men toch spreken van vroedschapsbesluiten in tegenstelling met die van het gerecht alleen. Immers telt de vroedschap ook „die van den gerechte" onder haar leden. 1) Zie bv. den aanhef van een gildebrief van 1676 in het Eerste vervolg op de collectie keuren (1772) (archief Gouda), fol. 252. Dat daar met den raad niet de vroedschap bedoeld kan zijn, is op te maken uit het onderschrift: „Aldus gearresteert den 24 October 1676, bij 't college van de Magistraet." Immers beteekent magistraat te Gouda evenals elders het gerecht, zooals bv. blijkt uit de keur op fol. 207 van den aangehaalden band. 2) R. Fruin, Verspreide geschriften, dl. VI, blz. 81, noot 4. 3) Blz. 35, nr. XXXVI. VIII Een voorschrift, zooals elders i) voorkomt, dat in den regel slechts de oud-leden van het gerecht worden opgeroepen, is mij voor Gouda niet bekend. Voor een bepaalde vroedschapshandeling staat die beperking echter vast. Een ordonnantie van 1431 op het verkiezen der tresoriers 2), toenmaals vier in getal, schrijft voor, dat het stadsbestuur jaarlijks zal ontbieden „alle degene, die rn den gerecht geweest hebben". In een muts worden dan zooveel boonen gedaan als er personen aanwezig zijn. Dertien boonen zijn zwart, de overige wit. De gerechtsleden nemen nu eerst elk een boon uit de muts „ende voortaen die andere van der vroetscap [de oud-gerechtsleden dus] alzoe als sy daer sitten ende staen zullen". De dertien leden, die de zwarte boonen getrokken hebben, kiezen dan de tresoriers. De instelling der Veertigen, verkregen van Philips van Bouro-ondië omstreeks 14503), schijnt aanvankelijk eerder een uitbreiding dan een inkrimping van het vroedschapspersoneel bedoeld te hebben. Baljuw, gerecht en vroedschap zouden kiezen veertig personen „de rijckste, notabelste enz. van onser voorsc. stede, van wat conditiën ofte state dat sy mogen wesen." Dezen maakten een voordracht van achttien, waaruit de graaf burgemeesters en schepenen benoemde. Bij het nieuwe privilege op de Veertig, gegeven door Maria van Bourgondië op 23 Maart 4) Werd bepaald, dat de Veertig met de anderen van de vroedschap zouden worden geraadpleegd in alle zaken, waarvoor men gewoon was de vroedschap bijeen te roepen. Het college hield echter zichzelf voltallig en koos zijn nieuwe leden steeds uit hen, die in het gerecht gezeten hadden, zoodat het instituut tenslotte toch het opkomen van een ohgarchischen bestuursvorm bevorderde. In lateren tijd heeft de raad der Veertig te Gouda, evenals in de andere Hollandsche steden, de erootere vroedschap geheel verdrongen. Maar tijdens de periode, waarover onze rechtsbronnen loopen, blijft zijn voortbestaan voortdurend bedreigd en uit niets blijkt, dat gedurende den landsheerlijken tijd slechts de Veertigen opkwamen ter vroedschapsvergadering. Integendeel, een zeer duidelijk streven bestaat t) Zie bv. voor Leiden: Hamaker, Keurboeken, bit. 99, nr. CXII j°. blz. 15, nr. XIV. ■ , 2) In het hs., toebehoorend aan Prof. Meyers, fol. 9°- 3) Vermeld in het privilege van Maximiliaan en Mana d.d. 10 November 1481, gedrukt bij Kluit, a. w., dl. V, blz. 356. 4) Geïnsereerd in het privilege van 1481. IX dan nog om de vergaderingen vooral niet te klein te doen worden. Allen, die in den eed van de stad staan, zijn verplicht te verschijnen i) en herhaaldelijk wordt de boetebepaling tegen het wegblijven vernieuwd 2). Het gerecht is er blijkbaar op uit om de verantwoordelijkheid voor de verordeningen met velen te deelen en naar het schijnt moet het toenemen van den invloed der vroedschap eerder hieraan worden toegeschreven dan aan een bewusten drang der burgerij naar vrijheid, d. i. zelf bestuur, ten koste van de macht der door den graaf aangestelde regeering. Intusschen voltrok zich de feitelijke machtsverschuiving dermate snel, dat reeds in 1530 betwijfeld kon* worden of aan het gerecht afzonderlijk nog wel regelende bevoegdheid toekwam. Een vroedschapsresolutie was noodig om vast te stellen, „dat die gerechte sullen moegen kueren nae ouden haircomen" 3). De groote lacune tusschen het tweede en het derde keurboek wijst wellicht mede op een verminderde werkzaamheid van het gerecht als regelend college omstreeks dien tijd; een keurboek over de jaren !521 — 1560 heeft misschien bestaan, maar is niet meer aanwezig. Daarentegen loopt de reeks bewaard gebleven vroedschapsresoluties geregeld door. De competenties van gerecht en vroedschap in zake het vaststellen van keuren zijn niet nauwkeurig gescheiden. Het gerecht roept de vroedschap samen in alle gevallen, waarin dit wenschelijk schijnt4), en dat de meeningen hieromtrent kunnen veranderen, blijkt uit het feit, dat dezelfde materie nu eens door het gerecht, dan weer door de vroedschap wordt geregeld 5). Is eenmaal een aangelegenheid door het gerecht of de burgemeesters in de vergadering der vroeden ter regeling aangebracht, dan is het verder verloop lang niet altijd hetzelfde. Meestal bekrachtigt de vroedschap een vooraf opgesteld ontwerp van het gerecht 6), doch soms wordt eerst naar aanleiding van de discussie het concipieeren van een ordonnantie opgedragen aan het gerecht 7), 1) Blz. 581, nr. CXXXVIII. 2) Blz. 480, nr. XXXV, blz. 502, nr. XCIII, blz. 511, nr. CXX, blz. 563, nr. LXXXVIII, blz. 568, nr. XCIX, blz. 574, nr. CXIII, blz. 594, nr. CLXXIII. 3) Blz. 574, nr. CXII. 4) Blz. 480 nr. XXXV. 5) Vgl. bv. blz. 279, nr. CCLVII met blz. 479, nr. XXXII. 6) Eerst stemt de vroedschap (voor zoover zij niet tot het gerecht behoort), daarna het gerecht. Zie blz. 577, nr. CXXIII. 7) Blz. 562, nr. LXXXV e. a. X dikwijls met toevoeging van eenige vroedschapsleden Meestal behoudt de vroedschap zich dan de bekrachtiging voor, maar ook geschiedt het, dat men de eindregeling aan het gerecht overlaat 2). Van de vroedschapsresoluties, waaronder ook de vroedschapskeuren in engeren zin begrepen zijn, heeft men afzonderlijke collecties aangelegd, maar toch komen ook zoowel in het „verhuerboeck" 3) als in de keurboeken 4) eenige vroedschapskeuren voor. Sedert 1468 zijn enkele resoluties, waarschijnlijk op losse vellen, bewaard geworden; zij zijn door elkander geregistreerd toen men c. 1495 het oudste vroedschapsboek aanlegde. Thans kan ik overgaan tot de bespreking der handschriften. Zij berusten alle op het gemeentearchief van Gouda. Het „Verhuerboeck". I390—I439- Papier, 103 bladen, 29.5 X 21.5 c.M., in slappen perkamenten band. Voorin drie onbeschreven schutbladen. Gedeeltelijk gefolieerd , met gelijktijdige hand : 1—LI, LUI—LXVII, LXIX— xcvii; bovendien zijn de eerste drie bladen nog eens, met latere hand, gefolieerd. Fols. Lil en LXVIII ontbreken. Het eerste is verdwenen, het ontbreken van het tweede schijnt op een vergissing van den foliator te berusten. De bovenschriften der keuren enz. zijn met latere hand geschreven. Fols. 4—51 bevatten een poorterlijst over de jaren 1390—1417, fols. 64 vs.— 65 vs. een lijst van geïnde wachtgelden uit het jaar 1405 5). Op fol. 53 beginnen de keuren. Deze loopen tot het laatste gefolieerde blad; op het blad daarna volgt het begin van een inhoudsopgaaf, geschreven door de latere hand. Onbeschreven zijn fols. 44 vs., 50 recto, 54, 55» de versozijde van het na fol. 97 komende blad en de daarna nog volgende bladen. De lijst van aangenomen poorters is niet opgenomen. Om een denkbeeld van haar samenstelling te geven volgen hier eenige voorbeelden van de wijze, waarop de inschrijvingen werden verricht, en een samenvattend overzicht van de geheele poorterlijst. 1) Blz. 547, nr. LI, blz. 548, nr. LVI, blz. 558, nr. LXXXI e. a. 2) Blz. 532, nr. VIII, blz. 579, nr. CXXXII e. a. 3) Blz. 9, nr. III, blz. 19 , nr. XX, blz. 26, nr. XXIV e. a. 4) Blz. 113, nr. XXXVIII, blz. 135, nr. CXX e. a. 5) De namen zijn niet afgedrukt. Zie blz. 26, nr. XXIII. XI „Register van poorters gemaect anno 1390:" „Dit siin die poerters ondfangen bi Mathijs Claessoen ende Hughen Hermanssoens tyden anno XCI". Of b.v. als volgt: „Dit siin poerters, die Oedsier ondfaen heeft int jaer XIIIIC ende XII als hi borgermeyster was mit Jacob van der Goude; zinen neve." „1391. Claes Janssoen op den xxilisten dach van Aprille, borge Mychiel Jacobssoen huus in Gherijt Meysters steege. Symon die coster des Sonnendages na Sinte Bonefaesdach, borge siin huus bi den vierstal". Later sijn de laatste drie woorden doorgeschrapt. Hier is toen boven gezet: „hadde gheen eyghen". Als borg is toen ingevuld: „siin sekerheyt." „1392. Alijd Yde Claes de Vreden nijcht op den selven dach [den xxvirsten dach in Meye], borge Yde voersz. op haer huus in Rosendael. Meyster Dijrc cyrugien ondfaen etc. ende sel sitten stocvry ende waecvry ende bekent in sinen ouden poertrecht." Aantal Hiervan Hierin Fol.: Jaar: poorters: vrouwen: doorgeschrapt: 4.5 r. 1390 38 3 7 5 vs., 6 r. 1391 32 o 4 6 vs., 7,8r. 1392 54 1 5 8 vs., 9, 10, 11 r. 1393 72 1 |j 11 vs., 12, 13 r. 1394 47 o 7 13 vs., 14 —17 1395 48 2 19 (Voor het jaar 1396 ontbreekt een afzonderlijke opgaaf.) 18, 19 r. 1397 27 i l 19 vs., 20 1398 36 o 4 21,22 1399 35 o 1 23 1400 16 2 (of 1 ?) o 23 vs.,24,25.26.27r. 1401 79 1 4 27 vs., 28,29 r. 1402 53 o 1 29 vs., 30 1403 40 o o 30 vs., 31, 32,33 1404 82 9 2 34.35 r. 1405 36 2 o 35 vs., 36,37 r. 1406 54 3 o 37 vs., 38,39 r. 1407 60 o 1 39 vs., 40 r. 1408 23 o o 40 vs., 41,42,43 1409 70 1 5 11 XII (Voor de jaren 1410, 14". 1415 ontbreken afzonderlijke opgaven.) 43 vs., 44,45 Hl 2 5i 46,47,48 r. 1413 71 48 vs., 49 I4H 46 50 r. niet beschreven. 50 vs. Hl6 1 51 1417 22 5 0 5 0 o o O o o 31) De naam „verhuerboeck" is, ofschoon hij den inhoud van het register geenszins dekt, gehandhaafd, omdat het deel onder deze aanduiding wordt aangehaald, o. a. door C. J. de Lange van Wijngaerden, Geschiedenis der heeren en beschrijving der stad van Der Goude (1813-1817), en Dr. J. Heinsius, De financiën van de stad Gouda in de 15e eeuw (in: Bijdragen voor vaderlandsche geschiedenis en oudheidkunde, reeks 4, deel III) blz 291 vlg. De Lange van Wijngaerden meent blijkbaar, dat het register zijn naam ontleent aan de verhuurcontracten van stadsgoederen 2) maar deze opvatting lijkt minder juist. De accijnsboeken, die niet in de Goudsche rechtsbronnen zijn opgenomen worden ook „verhuurboeken" genoemd, omdat hun inhoud voornamelijk bestaat uit aanteekeningen aangaande het verhuren van accijnzen; daar nu in het hier beschreven register ook o a. enkele dergelijke verhuringen zijn aangeteekend, heeft men, blijkbaar bij gebrek aan een beteren naam voor dit deel met zijn zeer bonten inhoud, ook dit een „verhuerboeck" genoemd. Wat den inhoud betreft doet het sterk denken aan dergelijke stadsregisters te Deventer 3), Leiden4) en Aardenburg 5). In de laatstgenoemde plaats werd het aangeduid als het „bouc met den knoop" Veel aanlokkelijks heeft de theorie, dat deze soort boeken de oudste en in hun tijd éénige registers der steden waren, waarvan de samenstellende rubrieken bij het uitgebreider worden der administratie verdeeld werden over een aantal afzonderlijke registers Evenwel zijn er toch bezwaren tegen de onderstelling dat Gouda, in 1272 tot stad verheven, eerst in 1390 zou be- "o^Tv^rafgaande beschrijving van het tis, de voorbeelden van inschrijving,en het overzicht van de poorterlijst zijn ontleend aan de aanteekemngen van Mr. Bos. 2) A. w., deel II, blz. 306. 3) Inventaris van het Deventer archief, Bijlage VII. 4) Jhr. W. J. C. Rammelman Elsevier, Inventaris van het arch.ef der gemeente Leiden, dl. II, blz. 74- , . , , „„„ it , 5) G. A. Vorsterman van Oyen, Rechtsbronnen der stad Aardenburg, blz. 3. XIII gonnen zijn met het registreeren der voornaamste akten. Waarschijnlijker lijkt het, dat zulk een register werd aangelegd met het doel om er één of meer bepaalde soorten van akten in te copieeren en dat men in strijd met die bedoeling er later ook allerlei andere zaken in ging opnemen. Is deze onderstelling juist dan heeft het Goudsche „verhuerboeck" waarschijnlijk oorspronkelijk gediend als poorterboek, want de poorterlijst loopt achter elkander door en beslaat de helft van het register, — en het Leidsche stadboek als register van de „bewisingen" *), die niet minder dan 84 fols. vullen van het handschrift, dat 147 fols. telt. De uitgever van het Aardenburgsche „bouc met den knoop" toont aan,. dat dit register, uiterst ingewikkeld van samenstelling, aanvankelijk slechts berekend is geweest voor drie rubrieken2). Omtrent de bedoeling, waarmede het genoemde Deventer handschrift werd aangelegd, is mij geen gissing bekend en ik durf er ook geen wagen. De latere inschrijvingen, die buiten het oorspronkelijk kader vielen, geschiedden waar toevallig nog plaatsruimte gevonden werd; vandaar dat in deze registers de volgorde niet chronologisch is. Dat men in de veertiende eeuw, waarin de genoemde collecties ontstonden, reeds bijzondere registers kende, blijkt o. a. uit een post in de Deventer cameraars-rekening van 1362, waar sprake is van een „boec, daer men scriven sal die erfnisse van den onmondigen kinderen" 3), een soortgelijk register dus als te Leiden vermoedelijk „der stede boeck" oorspronkelijk geweest is. Het oudste poorterboek te Leiden begon, om een ander voorbeeld te noemen, met het jaar 1364 4). Het Goudsche „officieboek" 5) over de jaren 1319—1635 kan daarentegen niet als voorbeeld dienen, want het is eerst omstreeks 1609 aangelegd 6). Met onze opvatting schijnt in strijd te zijn, dat het Leidsche register „der stede boeck" wordt genoemd (op fol. 80), waaruit men zou kunnen opmaken, dat het toch bestemd was om als algemeen register te dienen. Er zijn 1) Dit zijn voor schepenen opgemaakte beschrijvingen van de goederen, toekomend aan minderjarige halve weezen. Zie S. J. Fockema Andreae, Het oud-Nederlandsch burgerlijk recht, dl. II, blz. 233. 2) Vorsterman van Oyen, a. w., blz. 13. 3) Cameraarsrekeningen van Deventer, dl. III, blz. 180. 4) Rammelman Elsevier, a. w. dl. II, blz. 69. 5) De Lange van Wijngaerden, a. w., dl. II, blz. 306. — Scheltema en Tebbenhoff, Inventaris v. h. oud-archief der gemeente Gouda, blz. 91, nr. 30. 6) Volgens mededeeling van Dr. Huges. XIV echter voorbeelden in de oude stadsadministratiën, dat onder dezen term een speciaal register wordt verstaan, waarvan de aard van zelf blijkt uit het verband, waarin het voorkomt. Ofschoon het in het algemeen zonder twijfel wenschelijk is om oude bescheiden in hun geheel af te drukken, wanneer tot hun publicatie besloten wordt, zijn, zooals reeds is opgemerkt, in de uitgave van het „verhuerboeck" de poorter- en wachtgeldlijsten weggelaten. Wie bezwaar mocht hebben tegen het aanbrengen van deze coupures, bedenke, dat dit oudste register in dit geval slechts voor uitgave in aanmerking kwam voor zoover het beteekenis had als rechtsbron. In dit opzicht staat het „verhuerboeck" tot deze bronnenuitgaaf geheel in dezelfde verhouding als de vroedschapsboeken, die eveneens besnoeid zijn geworden. Daar het handschrift beschadigd is, maakten Burgemeester en Wethouders van Gouda bezwaar tegen uitleening van het stuk. De gelegenheid ontbrak mij om de drukproeven ter plaatse te gaan collationneeren en daarom bleef mij niets anders over dan het afschrift, gelijk het in mijn handen gesteld was, af te drukken. Gelukkig bleek de copie, waarvan een klein gedeelte door de goede zorgen van Mr. Schuylenburg met het origineel vergeleken werd, zeer nauwkeurig te zijn, wat trouwens in overeenstemming is met de algemeene zorgvuldigheid, door Mr. Couquerque bij het afschrijven toegepast. "*v; de keurboeken. Het eerste keurboek. 1488—1495. Papier, 58 bladen, 29.5 X 21 c.M., in slappen perkamenten band, waarop gedeeltelijk geschreven, gedeeltelijk ingekrast, de woorden- „Dit sijn der stede koeren." Dit opschrift is later doorgehaald en er is onder geplaatst: „Verscreven". Verder staat nog op den band een teeken, hetwelk kan zijn öf een monogram TG of TG öf een doorgeschrapte G. Gedeeltelijk, met gelijktijdio-e hand, gefolieerd: fol. 1 tot XXVIII. Voor en achter de gefolieerde enkele ongefolieerde bladen. Onbeschreven de versozijde van het eerste, het tweede, zesde (half aanwezig) en zevende, ongefolieerde, blad, fols. 20, 21, 22 recto en de ongefolieerde bladen 31 recto, 49 verso, 50, 5L 52- Blad 40 slechts half aanwezig Geschreven met twee handen. Zooveel mogelijk is SS XV opgegeven wat van elke hand afkomstig is. Voorin een korte aanteekening over onderwerpen van marktpolitie, vervolgens een inhoudsopgave van de folio's i tot 19. Dan volgen de keuren. Aangelegd in 1488; gewijzigd, volgens opschrift, in 1491, 1493 en 1495. Vrij sterk beschadigd, voornamelijk aan de bovenranden. Hierdoor ontstaan op enkele plaatsen lacunes in den tekst1). Het tweede keurboek (A). 1507—1521. Papier, 151 bladen, 29,5 X 2I>5 c.M., in perkamenten band, waarop geschreven: „Keurboeck A", daaronder met potlood: „1507—1518". Op den rug staat: „2. Stadskeuren, 1507—1518, A". Aan den band sporen van zeemleeren sluitlinten. ' Gedeeltelijk gefolieerd, met gelijktijdige hand: I—LXXVI, LXXix—xcin, XCV—CXXII, CXXX. Het ontbreken van de folieeringen LXXVII, LXXVIII en XCim schijnt op een vergissing van den foliator te berusten. Op fol. 1 een stempel van het Goudsche archief en schrijfoefeningen. Onbeschreven zijn fols. 2, 3, 14, 15, 16, 17 recto, 64 verso, 65, 66, 67, 68, 69 recto, 96 recto, 120 verso, 122 verso, 128 verso, 129 recto, 130 verso en de vier daarop volgende ongefolieerde bladen. Geschreven met verschillende handen, waarschijnlijk twee. Voorin een inhoudsopgave van de fols. 1—56- Aan het eind een alphabetische zaken-index. De stof is gesplitst in twee rubrieken. De eerste2) bevat in hoofdzaak een nieuwe bewerking van het keurboek van 1488, de tweede3) bestemde men voor de nieuwgemaakte keuren, voor zoover zij geen blijvende regelingen bevatten, waarbij meestal de publicatievorm werd aangewend. Hierdoor draagt dit tweede gedeelte meer het karakter van een aflezingsboek, waarin ook nu en dan vonnissen en contracten werden opgenomen. Zeer strikt is echter het onderscheid tusschen de beide soorten van keuren niet in acht genomen. De twee rubrieken zijn met dezelfde hand geschreven en daar een der keuren daaruit onderteekend is door Willem Stevens, 1) Deze beschrijving is grootendeels ontleend aan de aanteekeningen van Mr. Bos. 2) Blz. 199. 3) Blz. 262. i XVI secretaris van Gouda*), kan worden vastgesteld, dat deze de schrijver is. Noot i op blz. 247 geeft aan, dat deze hand in de eerste rubriek doorloopt tot aan nr. CLXXVIII. Bij nadere beschouwing van het hs. komt het mij echter voor, dat eerst met nr. CLXXXIX (het eerste van het jaar 1520) de hand verandert. Dit is ook meer in overeenstemming met de scheiding der handen in de tweede rubriek. Ook daar zijn namelijk de keuren tot aan het jaar 1520 met de hand geschreven, welke wij als die van Willem Stevens hebben leeren kennen2). In 1520 treedt een nieuwe secretaris op 3) en waarschijnlijk heeft deze het keurboek vervolgd over de jaren 1520 en 1521. Uit latere jaren tot 1527 komen slechts enkele keuren voor4). De jongste bijvoeging bij reeds bestaande voorschriften dateert van 15295). Bij een grondige herziening van de eerste rubriek zijn de keuren in het hs. opnieuw genummerd. Om den gebruiker van deze uitgaaf in de gelegenheid te stellen na te gaan in hoeverre het keurboek na die herziening nog rechtskracht bezat, laat ik hier een vergelijkenden staat volgen van de nieuwe nummering en de nummers, die de keuren in de uitgave dragen. Nieuwe Nummers Nieuwe Nummers nummering van de keuren nummering van de keuren in het in de in het in de handschrift: uitgave: handschrift: uitgave: I = I, „Item dat IX bis = VIII. nyemandt"—slot. X = IX. II = II, eerste zin. XI = XI. III = II, tweede zin. XII = XIII. IV = III. XIII = XIV. V = IV. XIV = XVI. VI = IV, „Upten XV = XVII. xvmen" — slot. XVI = XVIII. VII = V. XVII = XX. VIII = VII. XVIII == XXI. IX = VII, „Is mede XIX = XXII. gekeurt" — slot. XX = XXIII. 1) Blz. 292, nr. CCCV. — De andere secretaris was Mr. Gerit Storm, zie blz. 334, nr. CDXXXVI. 2) Blz. 356, noot I. 3) De Lange van Wijngaerden, a.w., dl. II, blz. 307. 4) Blz. 259, nr. CCI vlg. 5) Blz. 261, nr. CCV. xvn Nieuwe Nummers Nieuwe Nummers nummering van de keuren nummering van de keuren in het in de in het in de handschrift: uitgave: handschrift: uitgave: XXI = XXIV. Lil = XCVI. XXIbis= XXV. LUI = XCVII. XXII = XXVI. LIV = XCVIII. XXIII = XXVII, „Int jaer LV = XCIX. XVC seventhien" enz. LVI = Cl. xxiv = xxviii. lvii = en. XXV = XXIX. LVIII = Clll. XXVI = LXI. LIX = CIV. (XXXIII. LX = CV. XXVII =| xxXIV. LXI = CVI. XXVIII = XXXV. LXII = CVII. XXIX = XLIV, onder LXIII = CXIV den titel: „Nyement LXIV = CXVII. beesten te slaen sy LXV = CXIX. en sijngeëedt". LXVI = CXXI,eerste XXX XXXI XXXII XXXIII XXXIV XXXV XXXVI XXXVII XXXVIII XXXIX XL XLI XLII XLIII XLIV XLV XL VI XLVII XLVIII XLIX L LI = XLV. = XLVI. = XLVII. L. = LXII. = LXXIV. = LXXV, i. = LXXV, 4. = LXXVI, 1. = LXXVI, 2. = LXXVI, „Item dat men gheen'*enz. = LXXVII. = LXXIX. = LXXX. = LXXXI. = LXXXIII. = LXXXIX. xc. = XCI. --- XCII. = XCIII. = xcv. LXVII = LXVIII = LXIX = LXX = LXXI = LXXII = LXXIII = LXXIV = LXXV = LXXVI = LXXVII = LXXVIII = LXXIX = LXXX I.XXXI = LXXXII = LXXXIII = LXXXIV = LXXXV = zin. CXXI, tweede zin. CXXII. CXXII, bijvoeging. CXXIII. CXXIV. i CXXV. ( CXXVI. CXXVII. CXXVIII. cxxx. CXXXI. CXXXII. CXXXIII. CXXXIV. CXXXV. CXXXVI. CXxXXIX. CXLII. CXLIII. CXLV. p XVIII Nieuwe Nummers Nieuwe Nummers nummering van de keuren nummering van de keuren in het in de in het in de handschrift: uitgave: handschrift: uitgave: lxxxvi = cxlvi. cii = clxix. lxxxvii = cxlvi, bij- ciii = clxxiii. voeging. civ = clxxiv. lxxxviii = cxlvii. cv = clxxvi. lxxxix = cxlviii. cvi = clxxvii. xc = cxlix. cvii = clxxviii, 2 xci = cli. cviii = clxxxviii. xcii = clii. cix = ■ cxciv. xciii = cliii. cx = cxcvi. xciv --=.- clv. cxi & O cxcvii. xcv = clvi. cxii = cxcviii. xcvi = cl viii. cxiii = cxcix. xcvh = clx. cxiv = cc. xcviii = clxi. cxv = cci. xcix == clxii. cxvi = ccn. C = clxiii. cxvii = cciii. Cl = clxv. Wanneer heeft nu deze nummering in het hs. plaats gehad? Moeilijk zal het zijn dit precies vast te stellen, doch het kan vrij nauwkeurig benaderd worden. Nr. CCII der uitgaaf1), een keur van i Februari 1527, is als nr. CXVI begrepen onder de genummerde keuren van het hs. De nummering moet dus zijn aangebracht na den genoemden dag. De bepaling is echter buiten werking gesteld op 10 Februari 15282), waaruit volgt, dat deze datum de terminus ante quem is der nummering. Neemt men nu hierbij in aanmerking, dat, krachtens vroedschapsresolutie van 13 November 1527, op 22 November 1527 door het gerecht een commissie uit de vroedschap werd aangewezen om, in verband met een geschil tusschen de vroedschap en den kastelein van het slot, met het gerecht na te gaan welke vroedschapskeuren geschikt waren om in het vervolg gehandhaafd te worden 3), en dat de uitgezochte keuren, na uitgebracht advies, op 28 Januari 1528 zijn gecontinueerd4), dan ligt de conclusie voor de hand, dat terzelfder 1) Blz. 260. 2) Blz. 260, noot. 3) Blz. 564, nrs. LXXXIX, XC, en noot. 4) Blz. 565, nr. XCIII. XIX tijd tevens is nagegaan welke gerechtskeuren behoorden van kracht te blijven. Voor de tweede rubriek, voornamelijk bestaand uit voorschriften, die niet bestemd waren om voort te duren, achtte men een dergelijke herziening blijkbaar niet noodig. Bij vele keuren uit de eerste rubriek staan verwijzingen naar folio's van een ander handschrift. Vermoedelijk is het keurboek met zijn zeer talrijke veranderingen en doorhalingen moeilijk te gebruiken geweest en zijn daarom een aantal bepalingen in een nieuw register en in andere volgorde gecopieerd, waarschijnlijk met bijvoeging van latere keuren. Wellicht komt dit verloren register nog eens te voorschijn en daarom volgen hier thans twee lijsten, eerst een van de keuren in de uitgaaf, met bijvoeging van de verwijzingen naar het andere register, en daarna een van de verwijzingen, met bijvoeging van de nummers der keuren in de uitgave. De eerste lijst maakt het mogelijk om onmiddellijk te zien of een bepaalde keur is overgenomen in de nieuwe codificatie, terwijl de tweede lijst voor zoover mogelijk een schematische reconstructie bedoelt te geven van het verloren handschrift. I. Nummers van de keuren in de uitgave: Verwijzingen: Nummers van de keuren in de uitgave: Verwijzingen: I, slot fol. XLVI. XXI XXII XXIV XXVI XXXIII XXXIV XXXV XLIV XLVI XLVII fol. XL. „ XLIII. „ XLI. „ XLII. II „ XLVIII. III „ XLVIII. IV „ XLI. V „ XX. VII „ XLI. VII, slot „ XLII. IX „ XXXIX. XI „ XXXIX i). XIII' „ XXXIX. XIV „ XXXIX. XVI „ XXXIX. XVII „ XL. XVIII „ XL. XX „ XL. LXXV, i LXXV, 4 LXXVI, i LXI, slot L „ XII. n XIV. „ XIV. „ III. „ v. „ XXXIV. „ XXXIV. „ XXXV. „ V. „ x X. i) Doorgehaald in het hs. XX Nummers van Nummers van de keuren in Verwijzingen: de keuren in Verwijting» de uitgave: de uitgave: LXXVJ.,2 fol. XXXV. CIV fol. XLV. LXXVI, „Item „ XXXV. CV „ XLIV. dat men gheen" enz. CVI „ XIX. LXXVII Ü XXXV. CVII „ XIX. LXXIX „ XXIV. CXIV „ XIX. LXXX „ XXIV. CXVII „ XLV. LXXXI „ XXIV. CXIX „ XLIV. LXXXIII „ XXXVII. CXXII „ V. LXXXIX „ XVII. CXXIII „ t XC „ XLIV. CXXVII J XX. XCI „ XL. CXXVIII „ XXII. XCII „ XXIII. CXXX „ XX. XCIII „ XXII. CXXXIX „ XXI. XCV „ XXII. CXLII „ XIX. XCVI „ XXII. CXLVI „ III. XCVII „ XXII. CXLVII ê xxv. XCVIII „ XVIII. CLX „ XX. XCIX „ XVIII. CLXII „ XLVI Cl „ XVIII. CLXIII „ V. CII „ XLV. CXCIV „ XLV. CIII „ XIX. CCII „ XLI. n. Nummers van de Vprwii»i«om- Nummers van de Verwijzingen: keuren in de uitgaye. * erwijzingen. keuren Jn de mtgaye. Fol. I CXXIII. Fol. XX V, CXXVII, „ III É L, CXLVI. CXXX, CLX. V XXXIII, LXI, slot, „ XXI CXXXIX. CXXII, CLXIII. „ XXII XCIII, XCV, X XXXIV, XXXV. XCVI, XCVII, „ XII XLIV. CXXVIII. „ XIV XLVI, XLVII. „ XXIII XCII. „ XVII LXXXIX. „ XXIV LXXIX, LXXX, „ XVIII XCVIII, XCIX, LXXXI. CL „ XXV CXLVII. „ XIX CIII, CV, CVI, „ XXXIV LXXV, u 4. CVII, CXIV, „ XXXV LXXVI, CXLII. LXXVII. XXI Verwijzingen: Nummers van de keuren in de uitgave Nummers van de keuren in de uitgave: Fol. XXXVII LXXXIII. „ XXXIX IX, XIII, XIV, XVI. „ XL XVII, XVIII, XX, XXI, XCI. „ XLI IV, VII, XXIV, eert. Verwijzingen-: Fol. XLII VII, slot, XXVI. XLIII XLIV XLV XLVI xxii. xc, cv, cxix. cn, civ, cxvii, cxciv. i, slot, clxii. xlviii ii, iii. Uit welken tijd de verloren codificatie dateert is niet meer na te gaan. In elk geval is zij tot stand gekomen na de herziening, waarvan boven sprake is geweest, want bij nr. CCII der uitgaaf1), dat in de overnummering van Dec. 1527—Jan. 1528 begrepen is geweest, staat met latere hand een verwtjfcifig naar fol. XLI. Wel is die keur, blijkens de bijgevoegde noot, op 10 Februari 1528 buiten werking gesteld maar hieruit mag niet worden afgeleid, dat de verwijzing vóór dien dag is aangebracht. Immers is het uiterst onwaarschijnlijk, dat twee belangrijke herzieningen van het geldende keurboek onmiddellijk na elkander hebben plaats gehad. Aannemelijker is, dat de bepaling, misschien met een kleine wijziging om haar het actueele karakter te ontnemen, na een tijdelijke opheffing opnieuw van kracht is geworden door opname in de nieuwe verzameling. Dat de gegeven verklaring van de verwijzingen slechts de kracht heeft eener hypothese, springt in het oog. De overnummering der keuren en de verwijzingen zijn in deze Inleiding behandeld om de noten bij den tamelijk ingewikkelden tekst van het keurboek niet te veel te bezwaren. Het derde keurboek. 1560—1566. Papier, 100 bladen (de los inliggende bladen met latere wijzigingen niet medegerekend) in 3 katernen, 30,5 X 21,5 c.M., in slappen perkamenten band, waarop geschreven: „Dat nieuwe kuerboeck der stede Gouda, B, Gouda", en daaronder met potlood: „1560— 1566". Op voor- en achterzijde voorzien van krabbels en krullen. Gedeeltelijk, met gelijktijdige hand, gefolieerd: I tot LXXVI. Achter folio 15 zijn 4 bladen ingenaaid, waarvan het eerste is 1) Blz. 260. XXII gefolieerd: 16 etc.1) Voor en achter de gefolieerde enkele ongefolieerde bladen. Onbeschreven: blad i (hierop een stempel van het Goudsche archief en enkele krullen en willekeurige versregels), fol. 5 vs., 10 vs., 15 vs., de versozijde van het voor fol. 16 ingelaschte blad, fol. 30 vs., 31, 34, 37 vs., 41 (dit bij vergissing; er loopt hierover een kruis en het woord „vacat" is hierop geschreven, terwijl de tekst op fol. 41 vs. aansluit bij dien van fol. 40 vs.), 42, 47 vs., 50 vs., 52 vs., 54 vs., 57 vs., 58 vs., 59, 76 vs., de 18 daarop volgende ongefolieerde bladen en de rectozijde van het 19e, op welks versozijde een gerechtskeur staat, d.d. 23 Februari 1567, waarbij verboden wordt om met schepen in de grachten buiten de stad te liggen. Deze keur hoort in dit'keurboek niet thuis en is blijkbaar gemakshalve hier ingeschreven toen het volgende keurboek niet bij de hand was. Bij fol. 60 liggen twee losse beschreven bladen. Het eerste bevat een keur van 13 September 1578 en de publicatie van den verkoop van een huis door het gerecht; op het tweede staan een paar keuren van 25 Nov. 1577 en een latere aanhef voor de oude keur op de „doorvaart" 2). Dit alles valt dus strikt genomen buiten den termijn van deze uitgaaf, maar toch is de keur van 13 September 1578 opgenomen3) omdat zij als vernieuwing van een regeling geheel op één lijn staat met de keur van 12 Mei 1581 4), welke eveneens oorspronkelijk op een los blad geschreven stond, dat echter later in het hs. is vastgehecht. Het hs. is waarschijnlijk, behoudens sommige latere bijvoegingen, met één, niet zeer gelijkmatige, hand geschreven. In de uitgave van dit keurboek zijn de verwijzingen naar andere registers in de noten opgenomen, ten behoeve van verder onderzoek. Het vierde keurboek. 1566—1660. Afgedrukt tot 1569. Papier, 46 bladen (de moderne schutbladen niet medegerekend) 31,5 X 2°»5 c.M., in slappen perkamenten band, waarop ge- 1) Blz. 390, nr. VI. 2) Blz. 421, nr. XXVII. 3) Blz. 428, nr. XXVIII. 4) Blz. 390, nr. VI. xxin schreven: „Ordonnantieboeck F.", en daaronder met potlood: „1566—1592" 1). Op den rug gemerkt: „F." Met gelijktijdige hand gefolieerd: I—XLIV. Fol. 41 komt tweemaal voor. Onbeschreven: fol. 41 verso, 41 bis tot 44. Het laatste blad, niet gefolieerd, is op een modern schutblad geplakt. De rectozijde is onbeschreven, op de versozijde staat een gelijktijdige inhoudsopgaaf. Op fol. 1 een stempel van het Goudsche gemeente-archief. Dit blad is beschadigd. De nrs. I tot XVII zijn vermoedelijk met dezelfde hand geschreven, het vervolg wellicht met een andere. Nr. XIX was de laatste keur, die voor opname in aanmerking kwam; alle volgende zijn later gedateerd dan 21 Juni 1572. De verwijzingen naar latere keurboeken zijn in de noten vermeld. De vroedschapsboeken. De vroedschapsboeken tellen talrijke resoluties, welke keuren bevatten. Het bestuurslid der Vereeniging, wiens advies over de uitgave van het Goudsche recht gevraagd was, Jhr. Mr. Th. van Riemsdijk, stelde voor om uit de vroedschapsboeken op te nemen i° alle resoluties, welke verordeningen inhouden en 2° de besluiten, die op verordeningen betrekking hebben zonder de bepalingen daarvan te bevatten. De eerste rubriek zou omvatten alle regelingen van duurzamen aard, met of zonder strafbepaling, en de regelingen van tijdelijken aard met strafbepaling, of, anders gegroepeerd, de keuren in engeren zin, d. z. verordeningen met strafbepaling, en de regelingen van duurzamen aard, ook al bevatten deze geen strafbepaling. De tweede rubriek zou bestaan uit de resoluties, welke het ontstaan of de verandering der verordeningen toelichten. Aan de hand van de door Mr. Couquerque gemaakte afschriften stelde de Heer van Riemsdijk lijsten samen van de door hem bedoelde resoluties. Zij hebben tot richtsnoer gediend toen definitief werd bepaald wat zou worden uitgegeven. Toevallig boden de vroedschapsboeken zelf een niet onaardig controlemiddel. Hiermede was het als volgt gesteld. In de handschriften der eerste twee vroedschapsboeken zijn talrijke resoluties gemerkt met Romeinsche cijfers, van welk feit naar mijn meening de verklaring schuilt in de vroedschapsresoluties 1) Dit jaartal is onjuist. Het moet zijn: 1660. XXIV van 13 November 1527 en volgende1). Er waren moeilijkheden ontstaan tusschen het stadsbestuur en de grafelijke officieren, den kastelein van het slot, tevens baljuw van Gouda, en den schout, over het ten uitvoer leggen van een vroedschapskeur. Zeer duidelijk wordt het geschil niet geformuleerd maar zeker is althans, dat de vroedschap, als contra-maatregel tegen de willekeurige opvattingen van den kastelein, besloot om alle vroedschapskeuren voorloopig buiten werking te stellen en door het gerecht met gedelegeerden uit de vroedschap te doen onderzoeken, welke vroedschapskeuren definitief konden vervallen en welke weer behoorden van kracht te worden. Deze herziening is reeds terloops genoemd bij de bespreking van het tweede keurboek. De commissie heeft zich in December 1527 en Januari 1528 van haar opdracht gekweten, zooals blijkt uit de genoemde resoluties en uit de bijschriften bij de oudere keuren. Om een basis voor het werk te hebben schijnt echter vooraf aan een der secretarissen te zijn opgedragen geweest om in de boeken aan te geven, welke resoluties als keuren moesten worden beschouwd en dus voor het onderzoek in aanmerking kwamen. De secretaris, blijkens de hand dezelfde, die in het begin van 1520 in functie is getreden, zal daarop de nummering hebben aangebracht, welke doorloopt tot de resolutie van 20 April 1525 2), alsmede de aanwijzingen: „k" of „kuere" bij verscheiden volgende bepalingen. Hieruit moet dus kunnen vastgesteld worden, wat men in de eerste helft van de zestiende eeuw te Gouda onder vroedschapskeuren verstond. Inderdaad blijkt klaarlijk, dat onder dit begrip geenszins alleen gerekend werden de keuren in engeren zin, nl. de verordeningen met strafbepaling, waarover het geschil was aangekomen, maar ook alle regelingen van meer algemeenen en blijvenden aard3). Een reden te meer dus om het criterium, opgesteld door den Heer Van Riemsdijk, te aanvaarden. Doch hoe nuttig ook de aanduidingen van den middeleeuwschen stadsschrijver waren als controlemiddel, in twijfelachtige gevallen moest toch het moderne oordeel over het al of niet opnemen beslissen. Immers vooral in het oudste vroedschapsboek is blijkbaar de schifting wat haastig 1) Blz. 564, nr. LXXXIX vlg. 2) Blz. 544, nr. XLIV. 3) Anders dus dan bv. te Utrecht, waar keur — verordening met strafbepaling. Zie S. Muller Fz., De Middeleeuwsche rechtsbionnen der stad Utrecht, Inleiding, blz. 69. XXV geschied en daardoor zijn enkele resoluties mede genummerd, die met den besten wil niet ift de uitgaaf konden worden opgenomen. Dit laatste en het feit, dat een groot gedeelte van het oudste vroedschapsregister niet chronologisch is ingericht, hetgeen in de uitgaaf hersteld is, maakten de nummering van het jaar 1527 bij de uitgegeven stukken zóó onvolledig en verward, dat het weinig zin scheen te hebben haar mede te doen afdrukken. Zij is dus weggelaten. Toen het mij bleek, dat de registers slechts tot September 1527 volledig afgeschreven en verder slechts geëxcerpeerd waren, moesten in de handschriften de resoluties uit de jaren 1527—• 1572 worden opgezocht, die in de uitgave behoorden te worden opgenomen. Daar echter hoofdzakelijk de resoluties betreffende landszaken bij het afschrijven waren weggelaten, leverde dit onderzoek weinig resultaat op. Hetzelfde was het geval toen ik de vroedschapsboeken vergeleek met de keurboeken om de gelijkluidende teksten op te sporen. Mijn voorgangers hadden dit blijkbaar nog niet gedaan, maar wel had Mr. Bos dat werk grondig voorbereid door het aanleggen van een voorloopigen index op de keurboeken. Althans ik vermoed, dat die bedoeling bij hem heeft voorgezeten. Dank zij dezen index kon de vergelijking vrij vlug geschieden. Wel bleek nu en dan dezelfde stof afwisselend door het gerecht en de vroedschap te zijn geregeld, en waar dit zoo is geeft de index achter dit werk de noodige informatie, maar slechts éénmaal vond ik een bepaling, die zoowel in het keurboek als in het vroedschapsboek voorkomt J). Daarentegen staan herhaaldelijk vroedschapskeuren in de keurboeken, en dit blijkt dan meestal uit den aanhef, doch zij ontbreken dan in de vroedschapsboeken. Een enkelen keer slechts kon de vergelijking der registers leeren, dat een keur, oogenschijnlijk uitgaand van het gerecht, eigenlijk een vroedschapskeur is 2). Het eerste vroedschapsboek. 1465 — 1521. Aangelegd in 1495. Papier, 70 bladen, 1 blad perkament, 29,5 X 20,5 c.M., in perkamenten band, waarop geschreven: „Vroetschapsboeck be- 1) Blz. 287, nr. CCLXXXIV = blz. 502, nr. XCV. 2) Vgl. blz. 324, nr. CDU, 2, met blz. 512, nr. CX3£ü't' XXVI ginnende 1468, eyndigende 1521". Het ioe blad en volgende zijn met verschillende handen doorloopend gefolieerd: I tot LIX. De eerste hand folieerde van I tot XVII, de tweede blad XVIII, de derde XIX tot LIX. Bovendien draagt fol. XXVII nog een folieering XXIII van de tweede hand; fol. XXVIII = XXIIII van de 2e hand; fol. XXXI = XXVII; fol. XXXIIII = XXX; fol. XXXVIII = XXXVII; fol. XLII = XXXVIII; fol. XLVIII = XLIIII. Na twee onbeschreven bladen voor in het register komt een derde blad met eenige aanteekeningen. Op de versozijde hiervan de letters A en B van een index met laat zestiende eeuwsche hand. Het volgende blad draagt op de rectozijde een paar aanteekeningen; op de versozijde en de twee volgende bladen wordt de index vervolgd tot de letter M. Dan komt een: „Tafel van der overdrachten van der stede vroosscape", geschreven met de oudste hand en omvattende de fols. 1 tot 15, doorlatere handen aangevuld met den inhoud der fols. 16 tot 17. Fol. 1 draagt dit opschrift, van de oudste hand: „Overdrachten ende kueren, gemaect ende geordonneert by die gemeen vroosscap", waarachter de derde hand schreef: „Beghinnende anno XIIII0 LXVIII". Nu komen resoluties van 1468 tot 1495, niet chronologisch ingeschreven met de oudste hand, behoudens een enkele uitzondering bestaande uit keuren. In chronologische orde volgen dan, met verschillende handen geschreven, de keuren en andere resoluties door elkander, tot 14 Juni 1509 op fol. 22. Hier eindigt het eerste deel van het hs. Fol. 23 is van perkament en bevat een vroedschapslijst l). Fol. 24, waarmede het tweede gedeelte van het hs. aanvangt, heeft tot opschrift, wederom van de oudste hand: „Hierna sal men scriven ende teykenen alle zaicken, die men dagelicx consenteerdt in der vroosscap van excijssen te hogen of te lagen ende alle anderen nootlicken saicken, tot memorie up wat dach die geschien, mer alle ordonnancien van kueren ende stede rechten sullen hiervoeren staen, die gemaect sijn of gemaect mogen worden". Onder dit opschrift schreef dezelfde, oudste, hand: „Eerst die XL personen van der stede, die na den privilegie van der stede upten Jaersdach kiesen XXII personen, daer men die wet uut maect. Actum Jaersdach anno XCV etc". Doch niet de namen der Veertigen volgen onder dit hoofd maar die der vroedschapsleden van 1495 en volgende I) Gedrukt bij De Lange van Wijngaerden, a. w., dl. II, blz. 285. XXVII jaren l), waarvoor blijkbaar oorspronkelijk fol. 25 bestemd was. Althans staat boven aan dit blad, met de oudste band: „Dit zijn die van der vrooscap". Daar de vroedschapslijst van 1495 e. v. jaren echter op fol. 24 was opgenomen, kwam nu fol. 25 vrij voor vroedschapslijsten uit volgende jaren2). Op fol. 26 staan twee ongedateerde keuren en op fols. 27 vlg. wordt de reeks keuren en andere resoluties, die op fol. 12 was afgebroken, voortgezet tot fol. 55, waarmede het tweede gedeelte van het hs. eindigt. De serie wordt onderbroken door gedeelten van den index, letters N tot Z, en enkele aanteekeningen op fols. 49 vs., 50 r., 54 en 55. Na de resolutie van 9 September 1521 volgen nog eenige ongedagteekende De resoluties van 20 Januari 1520 tot 9 September 1521 zijn met dezelfde hand geschreven als die van Februari 1522 tot 24 October 1533 in het tweede vroedschapsboek. De fols. 56 tot 59 zijn later bijgebonden en bevatten keuren uit de jaren 1468, 1473, 1482 en 1483, van een hand uit dien tijd, zonder dat bij de inschrijving de tijdsorde in acht is genomen 4). Afzonderlijk bijgebonden tenslotte is een dubbel blad, waarop een uittreksel5) betreffende het vernielen van spuien en doorvaarten op den Overslag tusschen Leiden en Delft, te Benthuizen en elders, door lieden uit Dordrecht en Gouda in het jaar 1492, uit een Goudsch register, dat niet bewaard schijnt te zijn. De marginale bijschriften in de uitgave boven de resoluties geplaatst, zijn gedeeltelijk gelijktijdig, gedeeltelijk later aangebracht. Vanaf 16 October 1495 zijn de resoluties in chronologische volgorde ingeschreven en het genoemde opschrift, met de oudste hand, boven de vroedschapslijst op fol. 24 is gedateerd van 1 Januari 1495, uit welke beide gegevens mag worden geconcludeerd, dat het register in 1495 is aangelegd. De vergelijking van de opschriften op fols. 1 en 24 leert, dat het de bedoeling was de vroedschapsresoluties in twee rubrieken 1) Gedrukt bij De Lange van Wijngaerden, a. w., dl. II, blz. 286, met het onjuiste jaartal 15.10. 2) Gedrukt bij De Lange van Wijngaerden, a. w., dl. II, blz. 287. 3) Blz. 525, nrs. CLV—CLVIII. 4) Blz. 483, nrs. XLI—XLV, blz. 480, nrs. XXXV, XXXVI, blz. 487, nrs. XLVII, XLVIII, blz. 481, nrs. XXXVII—XL, blz. 474, nrs. XV—XX, blz. 480, nrs. XXXIII, XXXIV. 5) Gedrukt bij Van Mieris en Van Alphen, Beschrijving van Leiden, dl. II, bfc.777. III XXVIII te splitsen. De eerste zou de keuren, de politievoorschriften bevatten, de tweede de overige resoluties, dat zijn dus de besluiten aangaande zuiver administratieve zaken. Het plan is echter niet doorgevoerd. Onder de tweede rubriek zijn slechts twee ongedateerde resoluties opgenomen en de overige zijn, evenals de resoluties, welke keuren bevatten, achter die van 1495 ingeschreven, terwijl de reeks zonder onderscheid te maken werd voortgezet op de bladen, die oorspronkelijk voor de tweede rubriek gereserveerd waren. In het afschrift was de volgorde van het hs. gevolgd. Daar echter het vroedschapsboek slechts gedeeltelijk gedrukt kon worden, leek het mij wenschelijk de opgenomen resoluties chronologisch te ordenen. Het tweede vroedschapsboek. 1522—1558. Papier, 319 bladen, 30,5 X 20,5 c.M., in perkamenten band, waarop geschreven: „Vroedschapsboeck, beginnende 1522, eyndigende 1558". Op den rug: „2 Vroedschapboeck ^J. 2", met roode inkt: „III C". Oorspronkelijk gefolieerd: 1 tot 205, daarna opnieuw: 1—303. Na twee onbeschreven schutbladen volgt een blad met schrijfoefeningen, aan de versozijde en op het volgende blad vroedschapslijsten i) van de jaren 1522 en 1533; de keerzijde van het laatstgenoemde blad is onbeschreven; op het volgende blad lijst van de Veertig, zonder jaartal. Deze lijst moet vóór of in 1537 zijn aangelegd, want van dat jaar zijn de oudste bijgeschreven obiits. Op fol. 1 beginnen de resoluties, die tot opschrift dragen: „Kueren ende ordonantien, gemaict by der vroescap in Februario anno XV° XXII ende ofgelesen mitten gemeen kueren". Dit opschrift en de resoluties tot 24 October 1533 zijn van dezelfde hand, die in het eerste vroedschapsboek de resoluties inschreef vanaf 20 Februari 1520. Na de resoluties van 24 October 1533 komen twee onbeschreven bladzijden. De volgende resolutie is van 24 Januari 1534. 1) Deze en de andere lijsten van vroedschapsleden en Veertigen uit dit vroedschapsboek zijn gedrukt bij De Lange van Wijngaerden, a. w., dl. II, blz. 289 vlg. XXIX Van hier af is de tekst met verschillende handen geschreven, die niet altijd' uit elkander te houden zijn. De oudste hand blijft echter door het geheele boek voorkomen. Op fol. 302 vs. en de volgende vijf bladen staat het schema voor een index, waarin echter bijna niets is ingevuld. Op de volgende foHo, rectozijde, een vroedschapslijst, van 1 Maart 1546. In margine staat echter: „Veertich", en de laatste telling loopt ook tot 40. Daarvoor waren er echter meer leden tegelijk dan 40, zoodat het opschrift: „Vroetschap" wel het juiste zal zijn. Aan de keerzijde een latere vroedschapslijst. Op het volgende blad, rectozijde, een lijst der Veertig. De versozijde is onbeschreven. Op het volgende blad eenige aanteekeningen van gerechtelijken aard, op de versozijde schrijfoefeningen. Ten slotte twee schutbladen. De marginale bijschriften, in de uitgave boven de resoluties geplaatst, zijn grootendeels van eenzelfde hand, uit jongeren tijd dan de tekst. Uit het opschrift van fol. 1 blijkt, dat ook hier, evenals bij het aanleggen van het eerste vroedschapsboek, de bedoeling heeft voorgezeten om van de overige resoluties de keuren afgescheiden te houden en deze te doen aflezen samen met de gemeene keuren, d. z. de keuren, vastgesteld door het gerecht. Maar wederom is het voornemen niet uitgevoerd. Na een vijftal keuren volgt in het hs. reeds een conclusie van de vroedschap betreffende het toestaan van een bede en ook overigens staan de keuren verspreid tusschen allerlei andere resoluties. Het derde vroedschapsboek; 1559—1572. Papier, 110 bladen, 34,5 X 2°>5 c.M., in perkamenten band, waarop geschreven aan de voorzijde: „VroetschapboeCk beginnende den 28 April 1559, eyndigende den 7 Junij 1572", op den rug: „Vroetschap 1559—1572. 3". Eveneens op den rug, met rooden inkt: „III C. 6". Resten van zeemlederen sluitbanden. Oorspronkelijk gefolieerd: 1—104. Voorin 2 schutbladen. Op het eerste: „NB. Dit vroedschapboek na mijn overlijden terug te zenden aan mijne Heeren de Burgemeesteren en Vroedschap der stad Gouda, als zijnde voor mijn tijdelijk gebruik ter leeninge XXX verkregen, waarvoor ik mijne dankbaarheid aan hun Ed. grootachtbaren van herte betuige. H. van Wijn, 's-Hage 1826", en daaronder: „Het tegenwoordige vroedschapsboek van 1559 mitsgaders die van 1572, 1579 en 1601, welke gedurende ik als klerk ter secretarie dezer stad ben werkzaam geweest, en vroeger, vermist waren, terug ontvangen van wijlen den Heere H. van Wijn, bevorens Raadpensionaris dezer stad, laatst Archivarius des Rijks: — en weder bij de overige vroedschapsboeken geplaatst, op den igden December 1831. (Zie Notulen van den . . . . x) bevorens) bij mij eerste klerk ter secretarie der stad Gouda. R. Koppenol". Na het tweede schutblad volgt het eerste oude blad, zeer beschadigd, waarop namen van vroedschapsleden (of van de Veertig?)2) en een stempel van het Goudsche archief. Dan komt fol. 1, waarop de resoluties beginnen, die afwisselend met twee handen zijn geschreven. Op fol. 104 eindigt de tekst. Daaronder een stempel van het Goudsche archief. Aan de keerzijde en op de volgende vijf ongefolieerde bladen staat een (niet compleete) alfabetische index op de behandelde onderwerpen, van de hand, die ook een gedeelte van de bijschriften plaatste. Tenslotte komen vier schutbladen. De marginale bijschriften, die in de uitgave boven de resoluties zijn geplaatst, stammen vermoedelijk uit eenigszins lateren tijd dan de tekst. Minuut-vroedschapsboe k. 1570—1574- Papier, 206 bladen, in 4 losse katerns, 29 X 19>$ C-M., in lossen kartonnen omslag, waarop geschreven: „Minuut-vroetschapsboek, 1570—1573 3). III, C, 7". Niet gefolieerd. Op het eerste blad een stempel van het Goudsche archief. Elke katern heeft in het eerste gedeelte een lijst van de vroedschapsleden, met de bovenschriften: „Junius 1570", „Junius 1572", „Octobris 1572", „Julius 1573". De eerste katern is met één hand geschreven, behalve de resoluties, van 23 November 1571 en 18 Januari 1572, die van dezelfde hand zijn als het grootste deel van de drie andere katerns, 1) Niet ingevuld. 2) Afgedrukt bij De Lange van Wijngaerden, a. w., dl. II, blz. 294. 3) Dit moet zijn: 1574. XXXI waarin nu en dan nog een derde hand voorkomt, nl. in de vroedschapslijst van October 1572 en in de resoluties van 16 Juni, 9 Augustus, 16 Augustus en 2 November 1573, 15 Februari en 20 Maart 1574. Vele bladen zijn niet of slechts gedeeltelijk beschreven. Na eenige resoluties van 15 Mei 1572 ontbreken blijkbaar eenige bladen, hetgeen wellicht in verband moet worden gebracht met het overgaan van Gouda naar de zijde van den prins van Oranje op 21 Juni 1572. Misschien waren de besluiten uit de crisisdagen van dien aard, dat men het beter achtte alle sporen daarvan te doen verdwijnen. Aan het eind van de eerste katern fragmenten van drie gedeeltelijk beschreven bladen. Het blad, bevattende de resoluties van 13 November 1571, ligt los. De tweede katern bevat eerst een beklad schutblad, dan een beschreven half blad, vervolgens de vroedschapslijst van Juni 1572, daarna den tekst. Het schutblad van de derde katern is. zeer beschadigd. Aan het slot van deze katern vier onbeschreven bladen, waarvan het laatste is losgescheurd. De vierde katern begint met een beklad schutblad. Aan het eind twee onbeschreven bladen. Daar de genoemde vroedschapslijsten in het werk van De Lange van Wijngaerden ontbreken, wordt de opgave van Juni 1570, de eenige, welke binnen het kader van onze publicatie valt, hier opgenomen. „Junius 1570. 14. Jan Aertsz. Moei. | 1. Mr. Dirck Willemsz. | 15. Jan Gerritsz. Loo. | 2. Jan Claesz. Dyert. 16. Jan Baerntsz. | 3. Dirck Cornelisz. rentmeester. 17. Jan Reyersz. | 4. Gijsbert Jan Maertsz. | 18. Dirck Ottesz. van Slingelan 4. Claes Maertsz. 19. Dirck Clementsz. van Neck. obijt. Symon Gerritz. van 20. Pieter Hillebrantsz. Schoonhoven. 21. Gerrit Gerrit Bouwensz. 5- Mr. Pieter van Asperen. | 22. Dirck Andryesz. | 6. Jan Hey Gerritsz. | 23. Henrijc Jacobsz. | 7. Govert Witte Govertsz. | 24. Willem Jansz. de Vet. 8. Gerrit Cornelisz. | 25. Willem Jacobsz. Tromper. 9. Jan Gerrit Stempelsz. 26. Dirck Dirck Hoensz. | 10. Gerrit Gerritsz. | 27. Jan Sincq Claesz. 11. Mr. Jan Jacobsz. | 28. Mr. Cornelis Henrijcxz. | 12. Cornelis Woutersz. | 29. Dirck Gerritsz. Hopcoper. 13. Gerrit Huyges Hopcoper. | 30. Jacob Clementsz. | xxxi] 44- Jan Gerritsz. Vroesz. | 45. Dirck Jacobsz. Lonck. | 31. Dirck Jansz. Lonck. 32. Floris Gijsbertsz. 33. Cornelis Cornelisz. de Lange. | 46. Johan Pietersz. 47. Cornelis Dirck Pietersz. 48. Jan Huygenz. de Jonge. 49. Mateeus Dircksz. Schaep. | 50. Jan Geen Symonsz. 51. Gerrit Pietersz. Vroesen". De minuut-resoluties zijn zoowel voor deze uitgaaf gebruikt als voor de publicatie der resoluties betreffende dagvaarten, in de Bijdragen en mededeelingen van het Historisch Genootschap. Bij een vergelijking van het netexemplaar (het derde vroedschapsboek) met de minuut bleken de verschillen, althans wat de hierna afgedrukte keuren betreft, zóó gering van omvang en beteekenis, dat zij in deze uitgaaf niet zijn opgenomen. Bij de bewerking der dagvaart-resoluties heeft de vergelijking meer nut gesticht. Of er nog oudere minuten van vroedschapsresoluties hebben bestaan blijkt niet met zekerheid. Een resolutie van 26 November 1554!), welke eischt, dat de vroedschapsresoluties in het vervolg worden te boek gesteld in het bijzijn van de schepenen en dat het boek zal blijven berusten in de kast van de burgemeesters, schijnt er op te wijzen, dat destijds de besluiten nog rechtstreeks uit de kladaanteekeningen der secretarissen in het vroedschapsboek werden overgebracht, welks gezag voortaan den steun genoot van het aanwezig zijn der schepenen bij het inschrijven. De oudste bekende bepalingen aangaande de Goudsche lakenindustrie maken deel uit van het „verhuerboeck". Zij dateeren van de jaren 1391 tot 14242); een drietal draagt geen datum3). Een van de laatstgenoemde stemt gedeeltelijk overeen met een Leidsche vollerskeur uit de tweede helft der veertiende eeuw 4). Ook de beide oudste keurboeken bevatten enkele voorschriften betreffende de draperie en den wolhandel uit de jaren 1494 tot 1) Blz. 602, nr. cxcii, 2. 2) Blz. 41 vlg., nrs. xxiv, xxv, xxxix, xli, xliii, xlviii, xciv. 3) Blz. 43 vlg., nrs. xlii, xliv, xciii. 4) Blz. 83, nr. xciii, vgl. n. W. Posthumus, Bronnen tot de geschiedenis van de Leidsche textielnijverheid, dl. i, blz. 12, nr. 130, I. De keuren op de draperie. XXXIII I52.°1)- Het overgroote deel der bedrijfskeuren is echter in een afzonderlijke verzameling bijeengebracht en deze codificatie zal thans worden besproken. Keuren op de draperie. In 1505 van kracht. Perkament, 25 bladen, 1 dubbel blad papier, 26 X 18 c.M., in slappen perkamenten band, voorzien van een klep. Het tweede en volgende bladen met gelijktijdige hand gefolieerd: I—X. Het dubbele blad papier is niet in de folieering opgenomen. Op het eerste blad van het hs. staat: „Dit sijn die ordonnantiën ende kueren van der draperie der stede van der Goude ende sijn gescreven uut een ander boeck int jair ons Heren dusënt vijffhondert ende vijff". Daaronder een stempel van het Goudsche archief. Op het volgende (papieren) blad een aanteekening. Dan volgen op fol. 1 de keuren, met het opschrift: „Dit is dat wairdeinsboeck der stede van der Goude ende is ghemaect int jair ons Heeren dusent vijffhondert ende vijff". Onbeschreven is de versozijde van het 23e blad, het 24e blad en de versozijde van het 25e blad. Het geheele hs. is met dezelfde hand geschreven. l&GY; Het eerste gedeelte van de keuren op de draperie, het zoogenaamde „wairdeinsboeck", is blijkens de bovenschriften op het eerste blad en op fol. 1, in 1505 afgeschreven naar een ander handschrift. Dit is niet meer aanwezig. Dat het denzelfden naam droeg als de copie blijkt uit het accijnsboek van het einde der vijftiende eeuw, waarin reeds sprake is van het „waerdeinsboeck". Onderzocht dient nu tè worden, wanneer die oudere codificatie is tot stand gekomen. Een vergelijking met de keuren op de lakenindustrie in de stad van het moederrecht bracht aan het licht, dat een belangrijk gedeelte van de Goudsche draperie-keuren overeenstemt met bedalingen, die te Leiden golden. Daar de Goudsche nijverheid veel minder belangrijk was dan de Leidsche zullen dus die Goudsche keuren aan Leiden ontleend zijn,' niet omgekeerd. De overige bepalingen van I) Eerste keurboek, blz. 134, nr. CXV, blz. 186, nrs. CCCVI, CCCVII, CCCVIII, tweede keurboek, blz. 243, nr. CLXIX, blz. 244, nr. CLXXI, blz 357, nr. DXÏI. ' XXXIV het „wairdeinsboeck" zijn nog van onbekende herkomst; waarschijnlijk ontstonden zij te Gouda zelf. De eerstgenoemde keuren zijn terug te vinden in de Leidsche keurboeken van de vijftiende eeuw, doch bij vergelijking valt het op, dat de bovenschriften van de Goudsche keuren, sommige met kleine variaties, te Leiden slechts voorkomen in de codificatie van 1446, met vervolgen tot 14511). Uit deze gewichtige aanwijzing mag m. i. veilig de gevolgtrekking worden gemaakt, dat de Goudsche keuren overgenomen zijn uit die codificatie. Wanneer is dit echter geschied? De vergelijking van nr. I, 98 uit het „wairdeinsboeck"2) met de correspondeerende bepaling uit het Leidsche draperie-keurboek van 14463) doet een gissing aan de hand. Bij de Leidsche keur staat de volgende aanvulling in margine: „te weten van Schotsche, Casteelsche of hierlantse veile of wolle, of van noppen of van vloeken of van ander onnutte vellen of wollen". Deze woorden zijn overgegaan in den tekst van het Leidsche keurboek van 1453 4). Zij werden dus zeker in het keurboek van 1446 bijgeschreven, voordat de collectie van 1453 was. tot stand gekomen, vermoedelijk echter reeds vóór 18 April 1451, want van dien dag dateeren de laatste gedagteekende aanvullingen in de oudere verzameling. In de Goudsche lezing echter ontbreekt de genoemde bijschrijving. Nu is het wel denkbaar, dat men haar met opzet heeft weggelaten, doch waarschijnlijk is dit niet, waar het een verduidelijking betreft, die kennelijk te Leiden in de praktijk noodig was gebleken. Veeleer is hier het vermoeden gewettigd, dat de aanvulling ook in het Leidsche keurboek nog ontbrak toen men dit te Gouda naschreef, waaruit dan volgen zou, dat de ontleening der Goudsche keuren aan de Leidsche verzameling van 1446 heeft plaats gehad vóór 18 April 1451 of althans voordat het keurboek van 1453 werd aangelegd. De gang van zaken is waarschijnlijk als volgt geweest. Bij de toenemende ontwikkeling der lakennijverheid te Gouda, welke zeer onvolledig geregeld was, zal men tegen het midden van de vijftiende eeuw de noodzakelijkheid van een nadere reglementeering gevoeld hebben en in verband daarmede inzage hebben verzocht van het Leidsche keurboek (van 1446). Daaruit zijn toen blijkbaar 1) Posthumus, a. w., dl. I, blz. 186. 2) Blz. 647, nr. 98. 3) Posthumus, a. w., dl. I, blz. 200, nr. 14. 4) Posthumus, a. w., dl. I, blz. 308, nr. 13. XXXV de bepalingen overgenomen, die voor Gouda nuttig leken. In het verdere verloop van de eeuw ontstonden voortdurend nieuwe noodige keuren, waarvan een enkele gedateerd isDoor de talrijke tusschenvoegingen en bijschrijvingen zal de behoefte aan een net-exemplaar zich steeds dringender hebben aangediend en dit kwam tenslotte in 1505 tot stand in het hs., dat bewaard is gebleven en in deze publicatie is afgedrukt. Ook die toevoegingen, welke in het oude exemplaar tusschen den tekst geen plaats hadden kunnen vinden en die men dus achter het eigenlijke keurboek had ingeschreven, werden in het net-exemplaar opgenomen2). Om de Leidsche ontleeningen overzichtelijk te maken volgt hier een vergelijkende staat van de Goudsche keuren met die van Leiden, zonder dat de, veelal vrij geringe, afwijkingen worden opgegeven. Goudsche keuren T ., , . , op de draperie, Leidsche keuren op de in 1505 van kracht: draperie, van 1446: I, 1 = blz. 186, I, nr. 1 I, 4 = „ 186, I, „ 2 I, 24 = „ 204, „ 2. L 25 = „ 204, „ 3. I, 27 = „ 204, „ 4. I, 28 = „ 205, „ 5. I. 29 = „ 205, „ 6. I, 40 = „ 207, „ 16. I, 41 = „ 206, „ 10. I, 42 = „ 206, „ 14. I, 64 = „ 201, „ 18. I, 7i = „ 211, „ 9. !. 83 = » 199. » 7- I, 84 = „ 210, „ 2. I, 85 = „ 210, „ 6. I, 86 = „ 199, „ 6. I, 91 = „ 200, „ 10. l> 92 = „ 199. „ 8. I, 94 = „ 200, „ 9. I, 95 = „ 188, „ 12. 1) Blz. 638, nr. 44. 2) Blz. 650 vlg. XXXVI Goudsche keuren Leidsche keuren op de op de draperie, draperie, Tan 1446: in 1505 van kracht: r I, 96 = blz. 200, nr. 12. I, 98 == „ 200, „ 14. ï, IOO = „ 212, „ 2. I, I02 = „ 201, „ 20. De costumen. Vermoedelijk van 1570. Voor de uitgaaf is gebruik gemaakt van het afschrift in het Goudsche stadsregister III, fol. 126 vs. vlg. Dit stadsrègister is omstreeks het jaar 1608 aangelegd en bevat allerlei afschriften. De costumen beslaan daarin slechts enkele bladen en het zal daarom niet noodig zijn het register hier nader te beschrijven. Nadat de costumen reeds waren afgedrukt trok het mijn aandacht, dat op het gemeentearchief te Gouda nog een ander exemplaar daarvan werd bewaard l), dat bij onderzoek het oorspronkelijke bleek te zijn. De beschrijving van dit stuk volgt hier. Papier, 6 bladen, 30 X 21 c.M., zonder omslag. Niet gefolieerd. Op de rectozijde van het eerste blad staat links boven: „Registrata P. fol. 126 verso". Ofschoon op het reeds genoemde stadsregister III de letter P niet voorkomt, is het duidelijk, dat de aanteekening naar dat register verwijst. Geschreven met drie handen. Bij dit stuk behoort een los blad papier, waarop in schrift van omstreeks het jaar 1800 deze aanteekening voorkomt: „Costuymen, die men binnen der Goude observeert ende dagelijks useert ende onderhouden werden, geschreven met de hant van wijlen Joris Jacobse, Secretaris, met ampliatie van Jan Daemse, Notaris, ende annotatien van den Pensionaris Mr. Francoijs Vranck. Reg. IIII * Fol. 126. In de Lade M." Het is duidelijk, dat deze aanteekening de niet geheel juiste (IIII in plaats van III) herhaling is van een veel oudere, opgemaakt kort na het overlijden van Jacobse, toen Daemse en Vranck nog leefden. De 1) Het wordt vermeld bij J. Huges, Het leven en bedrijf van Mr. Franchoys Vranck, blz. 17, noot 1. XXXVII eerstgenoemde komt in 1566 voor als secretaris van Gouda1). Waarschijnlijk zijn de costumen, na de aanschrijving van den hertog van Alva2) in 1570 in afschrift aan de centrale regeering te Brussel gezonden3), nadat zij door den stadssecretaris waren ontworpen en door een ervaren notaris herzien waren. De hand van dezen revisor, Jan Daemse, is duidelijk in het stuk te onderkennen. Afgezien van eenige onbeteekenende redactiewijzigingen, bestond zijn medewerking in het bijvoegen van nummer 64), den laatsten zin van nr. 8 („ende opte" — „ Vlaems")5), nr. 116), het laatste gedeelte van nr. 12 („ende dit wert" — „aengaende") 7), de nrs. 18—24 8). Later is het stuk in handen gesteld van den pensionaris Vranck, die (volgens de medegedeelde aanteekening) de bijschriften aan de paragrafen heeft toegevoegd. Tenslotte werd het geregistreerd en bij die gelegenheid is het aantal bijschriften nog vermeerderd met die, welke in de uitgaaf voorkomen boven de nrs. 1, 2, 3, 5, 6, 15 („Aesdomsrecht" enz.), 22, 23 („Waerborgen"). Overigens zijn er geen varianten op te geven. Een paar opmerkingen tenslotte over de wijze, waarop het beschreven materiaal is uitgegeven en in verband daarmede over den jaarstijl van Gouda. Daar het drukken reeds begonnen was voordat het bestuur van het Historisch Genootschap, gevestigd te Utrecht, zijn nieuwe stel „Regels voor het uitgeven van historische bescheiden" (1915) had gepubliceerd, zijn de oudere bekende voorschriften gevolgd, behalve voor het „verhuerboeck", dat nagenoeg ongewijzigd naar de copie is afgedrukt9). Het niet fraaie IJ is echter in de gecursiveerde opschriften der keuren vervangen door Y. — In getallen, met Romeinsche cijfers gedrukt, wordt: */g wel weer- 1) De Lange van Wijngaerden, a. w., dl. II, blz. 307. 2) In October 1569. Fruin—Colenbrander, Geschiedenis der staatsinstellingen in Nederland, blz. 145. 3) Dat de costumen opgemaakt zijn met het doel om die te verzenden blijkt uit het stok zelf, blz. 661, nr. 15. 4) Blz. 658. 5) Blz. 659. 6) Blz. 660. 7) Blz. 660. 8) Blz. 662 vlg. 9) Zie boven, blz. XVIII. XXXVIII gegeven door het teeken: 31) of J2). Dit teeken schijnt echter niet algemeen bekend te zijn en het kan tot vergissingen aanleiding geven3). Daarom leek het veiliger om: 1j2 te drukken. Mooi staat dit weliswaar niet maar het is althans duidelijk. De noten in haar tegenwoordigen vorm en de oplossingen der dateeringen zijn aan den bronnentekst toegevoegd door den laatsten bewerker, die er dus de verantwoordelijkheid voor draagt. Bij de genoemde oplossingen is steeds aangenomen, dat Gouda den Jaardagstijl volgde en wel op dezen grond. Uit de Goudsche correctieboeken kan met zekerheid het gebruik van dien stijl sedert het jaar 1451 worden aangetoond. Aangezien het niet gebleken is, dat Gouda vóór dien tijd een anderen Stijl bezigde4), heb ik gemeend ook bij d'ateeringen van oudere stukken het gebruik van den Jaardagstijl te mogen cwiderswllen. A. MEERKAMP VAN EMBDEN. 1) Bv. in: De gilden van Utrecht tot 1528, uitgegeven door Mrs. J. C. Ovetvoorde en J. G. Ch. joosting. 2) Bv. in: De cameraarsrekeningen van Deventer, uitgegeven door Mr. T. I. van Doorninck e. a., voor zoover in deze uitgave Romeinsche cijfers zijn gebruikt. 3) Zie een voorbeeld hiervan bij Mr. J. A. Sillem, De cameraarsrekeningen van Deventer (1337—1376), Nalezing, in: Tijdschrift van het Kon. Ned. Genootschap voor Munt- en Penningkunde, 13e jaargang (1905), blz. 64 vlg. 4) Ook den heeren Dr. Mr. S. Muller Fz. en Prof. Mr. R. Fruin is daarvan, blijkens hun welwillende mededeelingen, niets bekend. VERHUERBOECK. 1390—1439- VERHUERBOECK % 1390—1439. i. LYFFRENTEN OPTE STADT VERCOCHT"1). Dit siin dieghene, die lijfrenten In den jare van XCen. Aernd van Wijke gheboren van Hontvoett int lant van en .... Vrancx francken tsiaers lijfrenten. ° 1 Jan van Veen heren Janssoen gheboren te Wijke in e ie ers l ggjyg janj VIIi Vrancx francken tsiaers lijfrenten, dage in Zulle. I ^ /-1 j 1 l t> l 1 v_.orstans van vjnena gneDoren uui r>aoeionyenbroec X Vranc .... tsiaers lijfrenten. Herman die Fraey meyster Gysbrechtssone VI Vrancx francken . . in Maerthe. \ Jan van Ghend heren Willem Buzerssocn VIII fr Saloma Bendijnsdochter van Ghend gheboren van Tte . tsiaprs tiifrpnren 3\ Betaling Op I \\7.-]iprrl van (Zhend Aprndssoen van Rabelrinven den XXVllisten / 1 tsiaers lijfrenten. dach in Zulle. / r »,r , ^. t» , , , jan va.11 vvyKC uyrx. j. raucnsoue giieuureii ie Wijk tsiaers lijfrenten. Betalingexvi ( Jacob Jacob Passerssoen van Utrecht VI Vrancx dageinMaerte.) franck tsiaers lijfrenten. Somma van dese LXXX francken voers. So is heffer also lange als hi leeft heer Willem die Buzer canonic 1) Wegens de in de inleiding uiteengezette redenen is bet ten aanzien van dit verhuurboek niet mogelijk geweest de drukproef naar het origineel te corrigeeren, zooals aanvankelijk het plan was. De kans, dat eenige onjuistheden zijn ingeslopen, is das niet uitgesloten. 2) Dit en de volgende opschriften zijn van een latere hand. 3) Deze post is doorgeschrapt. 4 ten Doem tUtrecht. Des sel hi jaerlix quitancybrieve gheven, mer waer dat sake, dat enich van desen personen storven eer her Willem, so sellen de renten an die stede bestorven wesen. ( Joncfrouwe Fye Jacob Passaertsdochter Jacob BetahngexviX nychte XIIII Vrancx francken tsiaers lijf- dage in Maerte. 1 b f renten. Betalinghe VI ( Joncfrouwe Geertruud Heynrix wijff van den Dael dageinAprille.( VI Vrancx francken tsiaers lijfrenten. I. Somma lijfrenten c Vrancx francken. die lijfrenten ghecoft hebben Dyrc meyster Willem Zonderdanxsoeh VII Vrancx francken lijfrenten1) star f ende wort doetghesleghen van Ghert Wouter ende van Jan Egaert bi mend (?) op Sinte Lambrechtavond na noenen anno XCIIII ende wort ter Goude ghebracht. siin wijf Jacob Trudensone dochter VII Vrancx francken .... ers lijfrenten. an die Witte tUtrecht XXX Vrancx francken tsiaers renten. .... ond siin wijf Willem Dyrxsoens dochter XXX Vrancx .... jaers lijfrenten. ; heffen dese LX francken Tyman voers. also langhe als zi beyden leven. delt Goeswijns dochter van Houthuusen vi Vrancx .... lijfrenten. ghe Dyrcx sone, wonende tUtrecht ende is gheboren Gelre, een paerdecoper, XXX Vrancx francken1). II. Somma c ende X Vrancx francken tsiaers lijfrenten. Lijffrenten opte stadt vercocht. Die noch lijfrenten ghecoft hebben op die stede int Geerlach Janssoen canonic Tordrecht XII Vrancx oud sc tsiaers lijfrenten1). Betalinge op Sinte Petersdach in Zulle. i) Doorgeschrapt. 5 Betalinge ( Heyn Noert, Heyn Noertssoen, Lubbrecht Aernds- xvn dage in < sone dochter Aemstelredamme XX Vrancx Maerte. ( oud scilde tsiaers li . . . hefft Lubbrecht voers. op Geertruud siin wijf also lan Heyn Noert levet. S' Biscop Hubrecht Steynst, biscop van Yphuusen, xv Vran tsiaers lijfrenten *). Joncfrouwe Jan van Blochoven Jansdochter van Blocho .. oud scilde tsiaers lijfrenten. iPieter Warnaers bastaerts soen van Spyeghel tUtrecht VI .. . tsiaers lijfrenten. Erkenraed Jansdochter van Giffen VI Vrancx oud igeinAprille. 1 s .. . . lijfrenten. r heffet Warnaer van Spyghel also la.... ende ' Erkenraed leven, ktalinge op / inte Marcus \ her Robbrecht Janssoen, priester van Aemstelreach eewan- ) damme . .. scilde tsiaers lijfrenten, gelist. ' / Jacob Hombout Jan Potssoen tUtrecht IX an .... Betalinge VI \ lijfrenten. daeghe in < Jan van Gynkel Mychielssoen tUtrecht X .... Meye. / lijfrenten heffet her Gheryd Dymb .... also lange \ als Jan . . . voe .... Betalinge XX Symon van der Stuer Ysebrantssoen van .... age in Meye. scilde tsiaers lijfrenten. I. Somma dese lijfrenten bi ou .... renten, die vercoft waren Tordrecht over in 2) jaeren daer men .... et besceyt of en weet ende miin here dat ghelt gheleent wart .... die stede coemt overmids dat ment minen here ofgheslagen heeft daer voert op betaelt is die IIIIM Dorther scilde, die hun ghegeven wart in denjare van LXXX IX. 1) Doorgeschrapt 2) Oorspronkelijk stond er IIII; later veranderd in III. 6 .... n soen ende Geertruud Struesdochter xx Vrancx oud sc. tsiaers lijfrenten*) bestorven. . ... lt ende Jan siin soen xv Vrancx oud scild tsiaers lijfrenten *)2) ghelossent. aen Sarijs kinde xx Vrancx oud sc. tsiaers lijfrenten. . ... frensen sone wijf ende Heynric haer soen xx Vranck oud scild. doets). .... aen haer dochter xv Vrancx oud scild *). ende Goedscalc xv Vrancx oud scild. ende Vrederic siin soen xxv Vrancx oud scild.l) bestorven an de stede anno XCIIII. stiin siin dochter x Vrancx oud scild ertrud Symons kinde van Byscuten xii Vrancx oud scild. l) lossent. .... Geertruud Sarijs kinde xx Vrancx oud scild i). .... s Goedscalxsoen ende Else siin dochter x Vrancx oud scild.x) lossent. clxxxii Vrancx oud scilde. die stede lossenen den scilt mit ix oud sc. e alsoe beloept bi den jare wanneers die stede ghenoecht. renten bi francken vercoft ccx Vrancx francken. .... bi Vrancx oud sc. cccxlv Vrancx oud sc. 5) 1) Doorgeschrapt. 2) De naam, die op // eindigt, is doorgeschrapt en daarboven is gezet:.... oedscalcssoen. fan siin soen is op dezelfde wijze veranderd in Jan siin neve. 3) .... frensen sone wijf doorgeschrapt en vervangen door: Frensen soen. Heynric haer soen doorgehaald en vervangen door: Uille siin moeder is doet. 4) haer dochter doorgehaald en vervangen door eenige herhaaldelijk doorgeschrapte onleesbare woorden. 5) Hier volgt in den tekst de volgende aanteekening: Sterf/'dach van Lodewij ck de zoon van Grave Guy van Bloys, Int jaer ons heren MCCC een ende tnegenHch op den derden dach van de maent van Julius op den Manendaeh omtrent noenen, so starf Lodewijk, Grave van Dttnoys, Grave Guy en soen van Bloys, tot Beyamond; was out omtrent XIIII jaer ende hadde te wive getoghen dochter van Barry. Ende Lodewijcx moeder was gheheten Maria tsgraven dochter van Namen, Bidt voer zijn ziel, 7 Storven. BetalingeSinte' Jansdage te middesomer. Betalinge Sintt Jansdage ende bisake. Betalinge Kersavond. Betalinge Kersavond. Lijffrenten opte stadt vercocht. Anno XCIII op den XHHsten in Maerte so waren borgermeysters Dyrc Kerstantssoen, Jannes Jacobssoen, ende zi vercoften bi rade der ghemeenre vroedscap Dyrc Meyster van Herlem VI Enghelscher nobele jaers lijfrenten 1). Noch vercoft Aelwaer Janssoen dochter sinen wive vi nobel Enghelsch jaers lijfrente. Ende mit desen ghelde daer af onderscreven sel men lossenen een deel lijfrenten van Dordrecht, dat vorwaerde siin. Noch Ian Classen ende siin wijf2) hebben ghecoft xxin Engelscher nobels jaers lijfrenten te lossenen etc.3) in suiker manieren also die briève van Dordrecht inhouden ter lester doet toe van kent beyden.4) Ende daermede te lossene lijfrenten Tordrecht. Borgermeysters Lauwerens Claessone ende Claes Buiressone anno XCVI ende doe vercoften sy Gheryt de Roden ende siin bastaertdochter XV Vrancx scilde jaers lijfrenten ende niet te lossenen ter lesten doet toe duerende om renten Tordrecht weder te lossenen. Borgermeysters Kerstant Gijsbertssone ende Jacob Gheritsone anno XCVII ende doe vercoften sy Zwarte Claes Willemssone ende Mary siin wijf5) wonende tUtrecht xx Vrancx scilde jaers lijfrenten, niet te lossenen ter lester doet toe om ander renten Tordrecht weder te lossen bi goetduncken al der vroedscap6). 1) Doorgeschrapt. 2) De laatste drie woorden doorgeschrapt. 3) Hetgeen volgt door dezelfde hand later bijgeschreven. 4) Hetgeen volgt door dezelfde hand nog later hieraan toegevoegd. 5) De laatste vier woorden doorgeschrapt. 6) Hier volgen in den tekst de beide volgende aanteekeningen: Sterffdack van Grave Guy van Bloys. Int jaer ons Heren MCCCseven ende tnegentich, XXII daghe in December, ende op een Sater dach na noen, so star/ grave Guy van Bloys tot Avesnee sonder hinder; ende hadde te wive Maria tsgraven dochter van Namen. Bidt voer sijn ziel. Sterff dach van Har loge Aelbert Grave van Holland/. Int jaer mi 8 ff. DIT IS EEN FORMUIIER VAN DE L YFFRENTEBR YE VEN DIE INT JAER XIIIC XC OPTE STADT GE STELT ZYN. x) I39O. In dusdanige vorwaerden heeft die stede hoer lijfrenten vercoft in den jare van XOn ende hoer brieve daer of ghegeven. Wy, scoud, borgermeysters, scepene ende raed der stede van der Goude maken kond ende kenlic allen luden, dat wy om ghemeenen orbaer onser stede bi rade onser ghemeenre vroedscap vercoft hebben om een seker somme van ghelden, die ons vol ende al betaelt is ende die wy voert in onser stede orbaer ghekeert hebben A. etc. X of XII etc. goeden gulden francken van gherechter munten des conijnx van Vrancrijc ende van volre ghewichte, die voer der daten des briefs ghemunt siin, jaerrenten tot A. etc. live te betalen A. of siin ghewaerde bode alle jaer also langhe als A. voersz. levet, dese voersz. X of XII etc. of also veel ghelts daervoer an anderen paeyemente daer men op allen termiin der betalinge dese voersz. X francken om copen mach op desen dach etc. of binnen xiin dagen daerna ombegrepen met dustanigen vorwaerden: waer dat sake dat wy A. voersz. niet en betaelden binnen den voersz. termine, so mach A. voersz. comen of sijn ghewaerde bode seynden ter Goude ende manen enen man van onsen borgermeysters ende dan sellen wy hem des ander dages siin ghelt gheven; ende deden wy des niet, so sal hi of siin bode legghen II daghe op onsen cost ende gheven wy hem noch siin bode tghelt dan niet binnen dien tween daghen, so kennen wy ende lyen, dat wy dan alle daghe voert A. voersz. gheven sellen ende sculdich siin te gheven V of VI goede Vlaeymsche gulden tot eenre penen tot dier tijd toe, dat wy A. voersz. dat voersz. hoeftghelt mit allen den penen vol ende al betaelt hebben. Voert gheven wy mit desen teghenwoerdygen brieve A. voersz. ende siin ghewaerde boden een goet vast gheleyde voer ons ende alle onse poerters vryliken te varen ende te comen altoes ende also dicke als zi comen om dese Heren MIIIIO ende vier, XVI daghen in December op een Dinxdach voer noen in die daghcraet doe star/ hertoghe Aelbrecht grave van Hollant in den Haghe ende werl begraven in de Capelle. Bidt voer sijn ziel. 1) Dit opschrift van de latere hand, waarvan ook de overige opschriften zijn, is in het hs. op een open plaats tusschen de eerste twee regels van het hieronder volgende en IVy, scoud, borgermeysters, enz. ingevoegd. 9 voersz. pensi ende penen te manen of te halen. Voert est vorwaerde, waer dat sake, dat ons dese voersz. pensi ende penen ghenomen worden in ènighen oerloghe of afghewonnen warden mit rechte ofte anders om enigher saken wil, die yement op A. voersz. ofte op anders yement te seggen mochte hebben, dat ons dat niet ondheffen noch verlichten en mach van den gheloeften voersz. wij en sellen A. voersz. siin pensi ende penen voersz. sculdich bliven ende gheven tot allen terminen ende in allen manieren alse voersz. is. Voert est vorwaerde, dat P. etc. dese voersz. jaerpensi opbueren ende manen sel ende daer of quytancy gheven also langhe als A. voersz. ende hi levet in allen manieren ofte A. voersz. selve waer. Alle dese voersz. vorwaerden ende punten gheloven wij voer ons onse stede ende alle onse poerters vast ende stade te houden ende wel te voldoen in goeden trouwen ende sonder al arghelist. In orkonde des briefs besegeit met onser stede seghel. Ghegeven etc. in den jare van XCen. *) III. KUEREN GEMAECT 7ER ZAECKE VAN DEN BRANDT VAN DER GOUDE. 1439 October 3. Int jaer ons Heren dusent vierhondert negen ende dertich opten derden dach van October overdrogen die scout, burgermeesters, scepenen ende die ghemeen vroescap der stede van der Goude ponten hierna verclaert. 1. In den yersten dat alle renten, die spreken op huyssen ende erven, die verbrant geweest hebben off noch verbrant sijn ende voer Alreheyligendach naestcomende verschenen sijn off op Alreheyligendach naestcomende verschynen sullen, die renten sal men betalen als Alreheyligendach coemt daerna over een jaer naestcomende, eer off men wil, te weten elcx jaers een jaer renten ende daertoe een halff jaer renten van den outsten voirleden ende verschenen renten, ende aldus voert van jaer tot jaer, ter tijt toe, dat alle voirschenen renten, die nu Alreheyligendach naestcomende verschynen sullen off daervoir verschenen sijn, vol ende al betaelt sullen wesen ende dan voert een yegelijc sijn renten tsyaers te betalen als van outst costumelic ende recht is geweest. 1) Hier volgt in het hs. een lijst van aangenomen poorters over de jaren 1390—1417. Zie hierover in de Inleiding bij de bespreking van het Verhuurboek, 10 2. Item soe sullen diegheen, die renten sculdich sijn ende aldus betalen sullen als voirsz. staet, hoer rentyers goede sekerheyt doen dese renten aldus te betalen als voirsz. staet, daer sy aen gehouden sullen sijn bij goeduncken tgerechts. 3. Item waer yemant, die dit niet doen en woude als voirsz. staet ende mit haer rentyers niet te vreden en waeren, daer sout men terstont recht op doen in pandinge, ghelikerwijs als van outs costumelic ende recht is geweest. 4. Item alle diegheen, die dese laetste pandinge van renten gepant sijn ende die dat voirsz. staet doen willen, die pandinge en sal van gheenre werde, mer te nieten wesen ende sullen trechts genyeten, dat voirsz. staet. 5. Item alle diegheen, die verbrant sijn off verbrant geweest hebben ende enige sculden sculdich sijn, die gemaect waeren voir den brant ende verschenen sijn off verschynen sullen voir Sunte Jansdach te midsomer naestcomende, die sculden sullen sy betalen tusschen dit ende Sinte Jansdach voirsz. off haer sculdeners ge moede te hebben; ende waert dat sy des niet en deden, soe sout men tenden Sunte Jansdach voirsz. op die verbranden recht mogen spreken tsy in poertpandinge off dagelicx als van outs ende voir den brant custumelic ende recht is geweest. 6. Item waer ymant die men sculdich waer ende daer men scepenen noch scepenenbrieff off en hadde, die mogen haer sculdeners, daer sy gebreck aen hebben, alle dage doen dagen om die sculde te belyen off te missaken ende wes dan daer belyet wort, sal men voert teykenen int brantboeck, mer des soe en sal men dan voert op denghenen, die dus haer sculden belyen, gheen pandinge noch rechtvorderinge doen dan teynden Sunte Jansdach voirsz. ende dan trecht daer op te doen als van outs ende voir den brant custumelic ende recht is geweest ende voirsz. staet. IV. NAECOOP IN STEYN. It Item alle diegheen, die lant int lant van Steyn copen off vercopen, die sullen daer eygen off nemen ende geven binnen die yerste ses weken nadat sy tlant gecoft ende vercoft hebben, op die boten van enen halven gouden Engelschen nobel. 2. Item soe sal men van eiken morgen lants, gelegen int lant van Steyn voirsz., geven ende betalen te naecoop enen gouden halven Gwilhelmus Hollansche scilt off paeyment dier werde. II V. YSSELDYCK. 1391 Januari 14. Scoud, borgermeysters, scepene ende raed der stede van der Goude doen cond ende kenlic allen luden, dat wy gheloeft hebben ende gheloven van der stede weghen voer ons ende voer onse nacomelinghen Giiben Geerlofssoen ende siinen nacomelinghen, dat wij houden ende bewaren sullen den YseMfic voert muelenwater also verre alst der stede toebehoert tot an Diirc Boudekiins dijcke toe tot eewyghen daghen van desen tiid voert buten siinen cost ende scade. Ende waer dat sake, dat him daerof enighen scade of hinder quame, dat gheloven wy hem op te rechten ende te beteren bi goetduuncken den gherechte die dan wesen sullen. Voert so hebben wy hem gheoerloft ende ghegeven die zoecslaghe, dierre leyt tusschen synen hofsteden ende den voet van den Yseldiic, op te tymmeren of op te poëten ende gheen aerde daerof te voeren tot ghenen tiiden, mer des so sel hi houden buten der stede cost ende scade die kaa voer dese zoecslaghe tot sulken koeren als men die kaa sculdich is te maken scoudwiis oplopende an den Yseldiic ter goeder scape. Alle dinc sonder arghelist. In oirkonde desen brief soe hebben wij onser stede seghel hieran ghehanghen. Ghegevenop Sinte Pontyaensdach int jaer ons Heren MCCC een ende tnegentich.. VI. VERPACHTINGE VAN EEN VESTEN VOOR DE OUDE SCHUTTERSDOELEN VOER XXXIII JAER. 1390 December 24. Scoud, borgermeysters, scepenen ende raed deser stede van der Goude doen cond allen luden, dat wy van der stede weghen verpacht hebben Jan Aerndssoen ende ziin nacomelingen der stede vesten, op te spinnen, dierre leyt tusschen der steghe, die men gaet voer der ouder scuttersdoelen ende ons genadichs heren hof van Hollant, XXXIII jaer lanc duerende na Onser Vrouwendage te Lichtmisse naestcomende, tsjaers om XL st. Holl. buerzegelt, te betalen alle jaer deen helft op den Meyedach ende dander helft op Alreheyligendach mit ghelde of mit panden, alse recht is van der stede goet. Voert soe ziint vorwaerden, .dat Jan of zijn nacomelingen moghen doen maken een huus ende een loedze beneden op die vesten xv roede voete verre van 12 der muer nederwaerts, gheliken die timmeringen, dierre nu ter tiid staet, ghetimmert staen ende niet naerre der muer noch den doelen. Ende die vesten boven an die muer mach hi bruken ende bezyghen zonder timmeringe, siin touwe op te slaen ende siin gaeren op te spinnen tot alre tijd als die stede des gheen doen en heeft; ende die stede nyement anders die vesten te verpachten binnen deser tijd voersz. dan te houden tot haers selfs behoef. Voert soe zijnd vorwerden, waer dat sake, dat die stede last opquaem binnen desen jaeren, soe mach zy alzulke timmeringe als beneden op die vesten ghetimmert staen, bruken ende beziighen tot haren wille, onverseyt van yement. Ende als die stede weder in rusten is, soe sel Jan voersz. of ziinnacomelingen weder aenvaen dese vesten ende bruken in allen manieren ende vorwerden als dese brief inhoud ende begrepen heeft. Alle dinc zonder arghelist. In kennisse der waerheyt ende onser stede segel hieran ghehangen. Ghegeven op den Kersavond int jaer ons Heren MCCC ende neghen(tich ?). VII. EEN HUWELIXE VOORWAERDE. 1397 Juni 28. 1. Allen denghenen, die desen brief zullen zien of horen lesen, maken wy cont, Pieter van der Weyde ende Katherine Dyrcxdochter, dat het vorwaerde waeren, doe wy mit malcanderen vergaderden in wittachtygen huwelic, dat alle onse goede erven ende gaen souden na den rechte van Zuuthollant, alle dinc zonder arghelist. Ende omdat dit waer is ende wyd ghehouden willen hebben, soe hebben wy, Pieter ende Katherine voorsz. ghebeden eerzamen luden Dyrc Elyaesz., Jacob Gheritsz. ende coman Allert daer' bi, aen ende met gheweest hebben, dat zij dese voersz. huwelixvorwaerden over ons bezeghelen willen. Ende wy Dyrc, Jacob ende coman Allert voersz. om bede wille Pieters en Katherinen voorsz. ende om der meerre kennes, so hebben wy desen brief bezegelt mit onsen seghelen. Ende dese brieve zijn twee, deen uten anderen ghesneden. Ghegeven op Sinte Pieters ende Pouwelsavond int jaer ons Heren MCCC ende zeven ende tneghentich. 1410. 2. Item voert soe zijn voer ons ghecomen voert gherecht in een poertdinghe int jaer XIIIIC ende X alse Jacob Gheritsz. 13 ende coman Allert ende hebben ghetuucht bi horen éede, dat dese brief gans ende gave is ende alle vorwaerden also zijn, als die brief inhoud. Mer die brief wort ghemaect ende bezegelt na die tijd dat zy malcanderen beslapen hadden, ende oec seyden zij, dat zy niet daerbi en waeren, daer dese vorwaerden vorslaghen of ghemaect waeren eer zij malcanderen beslapen hadden. Zonder arghelist. VIII. DE CLEYWECH. 1399 November 10. Scoud, borgermeysteren, scepenen ende raed van der stede van der Goude doen cond allen luden, dat wy van der stede weghen overdraghen zijn mit Jan die Slotemaker, also van den wech te maken in Bloemendael buten des cleywechs poerthuus, dat is te weten, dat die stede houden ende maken sel den wech tot Bloemendael uut in van der stede graft op te meten zeventhiendalf roede voete verre, buten Jans voersz. cost, ende vandaer voert zoe selt Jan voersz. houden ende maken buten der stede cost ghelikerwijs alst hem toebehoert van zinen huuse ende erve, dat hi nu ter tijd aldaer staende heeft. Ende hiervoer hebben wij hem van der stede weghen dat als, dat die stede daer Iegghende hadde naest Gheye Volpertsz. hofsteden tot an die kaa noertwaerts, quuijd ghescouden ende ghegeven tot zinen vrijen eyghendom, welc erve hi nu ter tyd betimmert heeft. Alle dinc zonder arghelist. In kennesse der waerheyt, soe hebben wy hem desen brief daerop ghegeven, beseghelt mit onser stede seghel. Ghegeven op Sinte Martinusavond in den winter int jaer ons Heren MCCC neghen ende tneghentich. IX. SECRETARIS. 1399 December 28. Scoud, borgermeysteren, scepene ende raed der stede van der Goude doen cond allen luden, dat wy overdraghen zijn van der stede wegen ende gheconsenteert hebben Pieter Voppertsz., onsen clerc, dat hi vry zitten sel binnen onser stede van scote, van waken ende van allen onghelde, ombescat, die der stede opcomen mach, dat dueren sel also langhe als hi den dienst van den scrijfambocht ter Goude bewaert ende der stede dienst- knecht is. Alle dinc zonder arghelist. In orconde desen brieve ende onser stede seghel hieran ghehangen. Ghegheven op Alrekinderdach int jaer ons Heren MCCC neghen ende tneghentich. X. TGERECHT DAER MEN JUSTITIE AEN DOET. 1409 Maart 16. Int jaer XIIIIC ende neghen XXVI dagen in Maerte doe consenteerden die borchgrave van Leyden, Foytkijn alse tresorierende Jan Heerman van mijns heren wegen alse rade te Hollant, dat die stede haer gherecht, dat bi der steenplaets staet, verzetten moghen boven der stede of beneden der stede of in Gouderaec, daer der stede ghenuecht, zonder daeran te misdoen. Ende onversz. van den baeliu. XI. SLUYS TOETEMPELEN. (1409 Maart 16.) Op desen sel ven dach soe consenteerden zy noch der stede als dat die sluuswachters de door van der sluuse niet tempelen en souden, tenwaer bi goetdunken den rentmeyster, den II borgermeysteren ende bi II scepen of meer. Ende waert, dat zijd dat anders deden, dat souden zy minen heer beteren ende der stede. XII. TURFF DELVEN TOT MOORDRECHT. 1407 April 19. Willem, bi der ghenaden Goeds palensgrave up den Rijn etc, doen cond allen luden, want ghescil ende twist gheweest heeft tusschen onsen lieven ghetrouwen ende gheminden heeren Hughen van Heenvliet ende heren Jan sinen soen an die een zijde ende onser goeder stede van der Goude an dander zyde, roerende van zulken veen alse onse stede voersz. heren Hughen ende heren Jan voerghenoemt uutghedolven hebben uut hoeren thiende, die zy legghende hebben binnen den ambocht van Moerdrecht, welc ghescil ende twist zy alinge an beyden zyden an ons ghebleven zijn' soe hebben wy onse segghen daerof gheseyt, dat onse stede van der Goude heren Hugen ende heren Jan voersz. of hoere nacomelingen hoere thiende verzekeren zullen dat scoenste jaer van achten nederwaerts, also groet ende cleyn als hoer thiende 1* in den ambocht van Mordrecht ghegouden hebben, of dat zy heren Hughen ende heren Jan voersz. of hoere nacomelingen gheven zullen eenen groten van eiken last, als in onsen lande genge ende gave is, des wy onser stede voersz. hooren kuer daeraf ghegeven hebben, die van hoeren poerteren weghen, die aldaer moeren ghekoren hebben, dat alle dieghene, die aldaer delven zullen binnen hoeren thiende, gheven zullen van eiken last enen groten paeyment voersz. Ende opdat onse goede luden, dierre delven zullen, daer verder gheen ghebrec in en cryghen, ist dat zine onsen ghetrouwen heeren Hughen van Heenvliet of zinen erven of voldoen in der manieren, alse voersz. is, soe willen wy, dat onse ghetrouwe voersz. of zijn erven alle jaer tot tween tyden, dats te verstaen omtrentt Beloken Pinxsteren ende omtrentt Sinte Jacobsdage binnen hoeren thiende den torf doen meten, als zijd voer hebben doen ghebieden in der kercken, ende daerna dan zitten of doen zitten om hoer lastghelt, als onse baeliuwen van Scyelant voertijds ghedaen hebben, ende waer dat sake, datter yemant waer, die dat lastghelt dan niet en betaelde, so mochten her Hugen voersz. of zine nacomelingen of een man, die zij daertoe setten, dat uutpanden ende die pande van onser weghen aenvaerden, als zy verstaen waeren mit allen rechte. Ende nyemant en moet uut heeren Hugen ende heren Jans thiende voersz. enighen torf porren voer die mate, op een boeten van thien ponden ende op den torf verbuert te wesen tot onser behoef, die onse baeliu of bode van Scyelant uutrechten ende panden sal na den rechte van onsen lande. In orconde desen brieve bezeghelt mit onsen seghele. Ghegeven in den Hage op den XlXsten dach in Aprille int jaer ons Heren MCCCC ende zeven. XIII. STEYN. 1407 Mei 8. Int jaer XIIIIC ende zeven VIII dagen in Meye doe overdroegen die goede luden van den gherecht ter Goude mit heren Jan die bastaert van Bloys, heer van Treslong, dat hem die stede in scrift gheven soude tot alre tijd als een hoechhyemraed van den lande van den Steyn, die poerter waer, aflivich waer gheworden ende XII of meer van hoeren poerteren, die daer meest inghelant waeren van den rijxten ende raeckelixten aldaer, so soude her Jan voersz. of zijn nacomelingen eenen uutnemen i6 ende kiesen, die een hoefthyemraed aldaer wesen soude, duerende tot heren Jans of zine nacomelingen wedersegghen. Voert zijn zy overdragen mit malcanderen, dat nyement vischen en sel in sluysen noch in waterscappen in den lande van den Steyn op een boeten van III ff bi dage,.ende bi nacht op een boeten van VI fP , ende daeraf recht te doen in den lande van den Steyn. Ende 'wes boeten daeraf bescriven zullen mit recht, daeraf sel hebben die heer van den lande van den Steyn die een helft ende die kerc ter Goude dander helft in dustanige vorwaerden, dat die scoud ter Goude uutrechten ende panden sel die woenachtich zijn binnen der stede zulke boeten als zy sculdich zijn van der vischerye in den lande van den Steyn an hoeren ghereetsten goede, ghelijc of zy binnen der Goude van boeten mit recht verwonnen waeren, ende dit punt voersz. van der vischerye sel alleweghe staen tot wedersegghen heren Jans ende zijn nacomelingen ende der stede van der Goude. XIV. BUYTENVESTE TER ZYDEN TDOELEPOORTGEN NAE DEN DYCK TOE. 1400 Augustus 14. Scoud, borghermeysteren, scepenen ende raed der stede van der Goude doen cond allen luden, dat wy van der stede weghen bi rade onser vroedscap verpacht hebben Willem Enghelssoen tot eenen eeweliken pacht dat steenen harkier, dat die stede staende heeft bi den ouden doelen an die vesten zuutwaerts van der brugge, in deser manieren, dat hijd timmeren ende houden sel ende dicht maken op sinen cost ende dat te bruken tot sijnre orbaer, te beteren ende niet te arghen. Voert soe sel hi bruken den wal buten der muer, tusschen der brugge ende mijns heren hof sonder timmeringe, ende dat te beteren ende niet te arghen. Ende hiervoer sel hi der stede jaerlix gheven X st. Hollants buerzegelts, te betalen alle jaer deen helfte op den Meyedach ende dander helfte op Alreheyligendach met ghelde of mit panden, alse recht is van erfpacht. Voert ist vorwaerde, waer dat sake, dat die stede enige last opquame van oerloge of van andere saken, soe mach die stede dat harkier bruken ende bezychen onverzeyt van yement ende also lange als die stede dat bruuct ende bezicht, soe en sal Willem voersz. gheenen pacht gheven die tijd lang. Alle dinc sonder arghelist. In kennisse 17 der waerheyt soe hebben wy, scoud, borghermeysteren ende scepenen voersz., hem desen brief daerop ghegeven, besegeit mit onser stede seghel. Ghegeven op Onser Vrouwenavond assumptio int jaer ons Heren M ende CCCC. XV. ERFFPACHT VAN EEN ERFF IN DE CONINCKSTRAET. 1407 Augustus 1. Scoud, borghermeysteren, scepenen ende raed van der stede van der Goude doen cond allen luden, dat wy verpacht hebben van der stede wegen Willem Godevaertsz. een deel erfs bezuden an die noertzyde van der steghe in die Conincstrate naest Willems voersz. erve zuutwaerts, streckende van der strate tot an der stede vesten toe, ghelijc anders der buer erve, tot eewyghen dagen, tsjaers om x st. Hollants buerzegelts, eewelic daerop duerende, alle jaer te betalen deen helft op den Meyedach ende dander helfte op Alreheyligendach met ghelde of met panden, als recht is van der stede erfpacht. Ende dese steghe sel doergans al langhes breet bliven tusschen dit erve, dat hi verpacht heeft, ende den erven daerover an die andere zyde, vijfthien roedevoete ende niet min. Ende Willem voorsz. sel sijn erve voersz. moghen betimmeren ende beheynen tot alre tijd alst hem ghenuecht, onverseyt van yement, alle dinc zonder arghelist. In kennisse der waerheyt ende onser stede segel hieran ghehangen. Ghegeven op Sinte Pietersdag ad vincla int jaer ons Heren MCCCC ende zeven. XVI. BUYTENVEST BUYTEN TDOELENPOOR TG EN NAE TWEDDE TOE. 1407 Augustus I. Scoud, borghermeysteren, scepenen ende raed der stede van der Goude doen cond allen luden, dat wy mit Willem Engelssoen overdraghen zijn van der stede weghen, als dat hi die wal buten der muer tusschen dat brugghekijn bi den ouden doelen ende dat wynker bi des thiendewechs poerthuus bruken sal zonder timmeringe, ende die wal te hoghen ende te beteren ende daervoer so sel hi die muer al langhes den wal op zinen cost houden beneden den voet ter scepen goetdunken ende onder der scepen scouwe tot eewyghen dage zonder wedersegghen. Mer waer dat sake, dat die stede last opquame van oorloge of van enighen anderen voert noedzaken, zoe mochten zy desen a i8 wal bruken onverseyt van hem of van yement, dien tijd duerende ende nyement anders te gheven noch te verpachten, alle dinc zonder arghelist. In kennisse der waerheyt ende onser stede segel hieran ghehangen. Ghegeven op Sinte Pietersdach ad vincla int jaer ons Heren MCCCC ende zeven. XVII. 1407 September 3. Scoud, borghermeysters, scepenen ende raed der stede van der Goude doen cond allen luden, dat wy mit Aernd van Alblaes overdraghen zijn van der stede weghen bi goetdunken der vroedscap van der stede, ende jeghen hem verpacht hebben die scoel ter Goude vier jaer lang duerende na Meyendage naestcomende, tsjaers om vijftich Vrancrix scilde of payment dier waerde, hem te betalen of zinen ghewaerden boden also verre als hi leeft alle jaer deen helfte op Alreheyligendach ende dandere helfte op den Meyendach; ende dese scoel en sel Aernd voersz. binnen desen terminen nyement overgheven noch verpachten, tenzy bi der stede, zonder arghelist. In kennisse der waerheyt so hebben wy onser stede segel hieran ghehangen. Ghegeven op Sinte Gregoriusdach int jaer ons Heren MCCCC ende zeven. Noch 3 jaer verpacht hier en tenden, daer hi eenen brief of heeft. XVIII. THUYS IN DEN REGENBOOCH, GENAEMT TGRO TE SCHOOL, NU TARTILLERIEHUYS. Die stede ghecoft teghen Lauwe Jacobsz. sijn huus in den Regenboghe, daer een scoel of ghemaect is, ende wort ghecoft om XXXV gouden Engelscen nobel. Ende op thuus sel bliven staen vier pont buerzegelt ende vijf scellingen goeds ghelts an jaerlixen renten ende tsheren pacht, daer I waerborch of is. XIX 1). ENEN BRIEF VAN DER STEENPLAETS VERPACHT BI JACOB VAN DER GOUDE ENDE COMAN DYRCX TYDEN. 1406 Augustus 3. Scoud, borghermeysteren, scepene ende raed der stede van der Goude doen cond allen luden, dat wy bi rade ende goetduncken der vroedscap van der stede verpacht ende verhuert 1) Deze verpachting is doorgehaald. 10 hebben van der stede wegen Aelbrecht Zybrants der stede steenplaets also groet ende cleyn mit sinen toebehoren als zy se legghende heeft an die westzijde van der stede an den Yseldijc, twintich jaer lancg duerende van Sinte Pietersdage in Zulle lestleden, in dusdanige vorwaerden, dat hi in dese plaetse steen vormen ende backen sel dese jaeren uut. Ende hi sel houden den dijc ende maken op sinen cost uut allen scouwen ende daertoe alle bannewerc ende onraed, dattet heeft of opcomen mach desen termijn uut. Ende hieraf sel hi jaerlix gheven der stede ende leveren in dese plaetse thiendusent steens goet comans goet tusschen Sinte Jansdach te middesomer ende Sinte Jacobsdach alle jaer. Voert soe was Aelbrecht voersz. in dese plaetse poet of timmert, dat mach hi binnen sinen jaeren weder afhouwen ende breken ter aerde toe sonder de wortelen uut te roeden of die stede selt aen sinen ghemoede copen. Ende dit heeft hi verplogen op al sijn ghereetste goet, ghewonnen ende onghewonnen ende waer hijd heeft, alle dinc sonder arghelist. In kennesse der waerheyt hebben wy desen brief besegeit mit onser stede segel. Ghegeven des Dinxdages na Sinte Pietersdach ad vincula int jaer ons Heren MCCCC ende sesse. XX !). NYEUWE EXCHYNSEN. 1398. Dit siin die nuwe exsiinse ter Goude gheordeneert ende ghemaect bi alder vroedscap van der stede int jaer ons Heren MCCCXCVIII ingaende van Onser Vrouwendage te lichtmisse duerende daerna 1 jaer lanc ende niet langer. In den eersten den exsiinse, die men verluiert bi 1 quartier jaers. ,' Dat is te weten, dat men gheven sel van eiker l Dordrecht aem Rinsch wijns of van wijn, dat Intake. cv fï. \ boven corte wiin te tappe loept (xxmi gl.) 2) xl gl. J Van eiker Dordrecht aem corts wijns Wiin- \ . .. ex •• ] (xvi gl.) xxvii gl. unse. 1 Ende wes wijn men buten vercoept sel gheven ƒ half exsiinse van wiin die hier binnen liggen ende ( hier uut der stede ghevoert wort ende verlaten. 1) Het slot is gedeeltelijk gedrukt in: De financien der stad Gouda in de 15de eeuw, door Dr. J. Heinsius, in; Bijdragen voor vaderlandsche geschiedenis en oudheidkunde, 4e reeks, deel iii, blz. 310, noot 1. 2) De tusschen haakjes geplaatste cijfers zijn doorgeschrapt en door de daarachter geplaatste vervangen. 20 II take. Onverhuert. Vreemdenexsiinse van den bier Dat is te weten, dat elc vat biers of mede, dat buten der vryheyt ghebrouwen of ghemaect is ende dat men binnen der vryheyt volle, tvat gheven sel (XVI gl.) xix gl. Voert van eiken vate biers of mede, dat binnen Hollant ghebrouwen of ghemaect is ende binnen onser ste vryheyt niet*) ende men dat binnen onser vryheyt tappet tvolle vat gheven sel (XII gl.) (XVI gl.) xix gl. f Daerna van den halven vate of minre vate \ (vi gl.) vin gl.2). Ende nyemant min te nemen dan voers. is op een boeten van XVIII sc. eiker reyse ende daerof te rechte setten tot scouten wille ende den binnenexsiins een derdendeel den heer, een derdendeel der stede ende een derdendeel die anbrenger 3). Dat is te weten, dat elc vat biers of mede, dat binnen onser vryheyt ghebrouwen of ghemaect is ende ment binnen tappet of dat elc man binnen huus heeft of inhaelt om te drinken eetwaer in bruloften, in ghilden of in enighen vergaderingen, daeraf sel men gheven van den volle vate4) (mi gl.) VIII gl. Van eiken halven vate of standers of van minre vate (n gl.) nu gl. °) Bier ghebrouwen van Lecwerf ende men dat tappet, daeraf sel men gheven van den vate 11 gl- ) Oec diegheen, die selve bier maken binnen huus van gherst of van haver om dat solver te drinken, daeraf sel men gheven van den vate 1111 S*- III take. CCCXCII 18. Binnenexsiins van den bier. 1) De laatste zes woorden zijn doorgeschrapt en vervangen door: buten onser vryheyt. 2) Van de drie alinea's over den accijns van vreemde bieren zijn de laatste twee doorgeschrapt. 3) Deze alinea tusschengevoegd met gelijktijdige hand. De bepaling omtrent de verdeeling der boeten staat met een renvooiteeken onder aan de bladzijde. 4) of dat elc — vate doorgeschrapt en vervangen door: sel gheven tvat vin gl. texsys ende brouwers of die tsolver inhalen te drincken half (later doorgeschrapt en vervangen door: volle) exsijs. 5) Deze alinea doorgeschrapt. 6) Deze alinea doorgeschrapt. 21 !/2 take clxx ffi Molenexsünse. Noch verhuert bi i quartier jaers: { Dat is te weten so wat harde coern dat men l maelt binnen der vryheyt, of wat meel of gort dat van buten in coemt ende binnen onser vryheyt ghebacken, vercoft of ghesleten ware, daeraf sel men gheven van den scepel (ii d) */2 kal. (?) g. uutgheset alle moud, mer die brouwers sellen gheven van den rauwen tarwen moud *) dat sy to brode backen, van den scepel 2) ii d. 3) Ende van een half scepel meels 4) i d. 3) Dit siin noch die nuwe exsiinsen, die verhuert siin biden heelen jaer ingaende op Onser Vrouwendach te lichtmisse anno XCVIII tot Onser Vrouwendage toe anno XCIX betalinge een derdendeel tot Jacobi, i derdendeel tot Lamberti ende een derdendeel tot Mertini s). lil take. ccxl ffi. Coernsijs. Haversijs ende de matesijs. Dat is te weten so wat harde coern of moud dat hier binnen coemt ende binnen der vryheyt vercoft of ghesleten wart daer af sel men gheven van den hoede (i gl.) ui gl. Ende van eiken hoed haver of haveren moud sel men gheven (i/2 gl.) ii/2 gl. Uutgheset die brouwers6) diet selven buten copen ende binnen brenghen ende selver verbrouwen, mer wer dat sak dat zy daer voert af vercoften, so sellen zijd versinsen alse voerseyt is. Dat is te weten dat elc hoet gagel 7), hoppe 7) bonen, arweten, mostersaet, raepsaet, mancop- zaet, wyde7), henpzaet, kale7), smedecolen i) gheven sel thoet (i gl.) lil gl. 8) 1) Doorgeschrapt, vervangen door: meel. 2) De laatste twintig woorden doorgeschrapt en vervangen door: van ghemelt moud dat en sel niet gheven. 3) Doorgeschrapt. 4) Doorgeschrapt, vervangen door: '/2 schepel \ deut. 5) Doorgeschrapt. 6) De woorden: die brouwers zijn blijven staan. Verder is deze geheele alinea doorgeschrapt en vervangen door de woorden: sellent mede gheven. 7) Deze woorden zijn alle doorgeschrapt. Aan deze alinea is echter later het volgende toegevoegd: gagel, hop, wyde, kale ende smedecolen thoet 1 gl. 8) De geheele verpachting is later doorgeschrapt. 22 lil take. / Dat is te weten, dat elc brouwer, die binnen cclxxx tf. \ der vryheyt bier brouwet, hetzy luttel of veel, Brouwes- \ dunne of dicke, ghegruut of onghegruut van den exsiinse. f vollen vate gheven sel i d. *) / Dat is te weten, dat men gheven sel van eiken l coebeest, dat men binnen der vryheit slaetofdat uil take | van Duten incoemt ghesleghen of soe wyet slaet Vc lxxx ff / ende hoe menichwerven ende hoe dicke men dat Beestexsiinse. | doet, van eiken coebeest mi gl. j Van eiken vareken 11 gl. [ Van eiken scaep i gl. V Van eiken lam beneden 1/2 jaer oud 1/2 gl.1) r Dat is te weten, dat men gheven sel van eiken I last torfs, dat men binnen der vryheyt bernd op l den haert of in scoersteen, van den last i gl. 1 Ende van eiken voeder torfs, dat hier binnen li take. cx vercoft wort 11 d- Torfssijs \ Uutgheset die brouwers ende die backers en sellen niet gheven van haren torven dat zij zeiven buten halen ende copen ende verbrouwen of verbacken mer die zy bernnen op den haert of in scoersteen of die zy voert vercopen, daer sellen zy afgheven van den last i gl. *) Dat is te weten dat men gheven sel van allen ii take l ffi l timmerhout, cleyn of groot, rond of viercant of plat, sciphout, tonnehout, hoepen, hoephout ende poten, dat hier binnen ghebracht of vercoft wort tpont groot (i gl.) lil gl. i) Dat is te weten alle yser, woude, weet, alle 1 hol vaten, beetoen, alle smeer, ghesmouten of 1 onghesmouten, uutgheset dat binnen der vryheyt iitake Cl 18 ' vallet uut beesten, uut scapen, of uut vareken, / ruesei, linnen, laken, caenvas, harsse, volaerde, 1 kaerden, assche, coper, tinne, stael, coperwerc, J meede, was, vlas, ende alle ruughe voederinghe I hierbinnen opghedaen ende vercoft tpont groet \ (i gl.) m gl. i) Houtsijs. Bottersijs. i) Deze verpachting is doorgeschrapt. 23 ƒ Dat is te weten, alle vachte van buten lants of van binnen lants, alle wolle, vederen, hude, veile, aluun, boemoly, vyghen, rosinen, amandel, rijs, alle cruut, boemwolle, loet, hoe dattet zy, bast, alle maerserye in manden, in packen óf in tonnen beslaghen, cannen, stave, peeden, zeep, pyeken, molensteen, zarcken, slijpsteen, alle III take I Cievn ghemaect yserwerc ende alle harden steen, CLV f8. / uutgheset datter kerc of den gasthuus toebehoert, Zeesijs ende \ tp°nt groet (! ël) 111 S1- maerssijs. I van 1 'as^ tonneharinx vi gl. een last pex IIH gl. een last tarres IIII gl. een vat harincsmeers (i gl.) lil gl. een vat boter (i gl.) lil gl. een vat olijs (I gl.) III gl. I een vat honich (i gl.) III gl. \ een scippont casen, dat ter waghe coemt i gl.*) Dat is te weten alle henp, henpgaern of henpentouwe, dat ter wage coemt of sculdich is te comen, thondert wegens li d. 2) Kenpsijs. XXI {8. Dat is te weten, dat alle kenp, dat hier binnen coemt of van buten inghebrocht wort, so wye dat hi zy, daeraf sal men gheven so wes x 18 wech tot c f8 toe II d. Ende waer dat sake dattet x f8 ende c (8 woeghe tot cc f8 toe, dat sel gheven mi d. Ende alsoe voert van c f8 tot c f8 toe van eiken C II d. Sonder arghelist ende so wye die kenp inbrenghet om te vercopen sel betalen den exsiinse ende waer dat sake dat yement buten kenp cofte ende selver haelde, dairaf sel hi gheven siin exsiinse 3). 1) Deze verpachting is doorgeschrapt 2) Doorgeschrapt, regel voor regel, niet, als de andere verpachtingen, met een paar halen. '3) Deze verpachting is doorgeschrapt. 24 Tvierende vander Goude Westvierel Oestvierel Coeyste Gherit Ysebrantssoen Jacob Minne Lauwerens Claessoen Mouwe Reynoudssoen Jacob Vredericxsoen Dyrc Roelofssoen Jan Gijsbrechtssoen Coman Dyrc Elke twee hebben der stede brief dat'de exsciense niet langer staen en sel dan 1 jaer lanc. Die vry wesen sullen van exsiins binnen der vryheyt van der stede. Item ons ghenadichs heren hof. Item siin tollenhuus. Item onse prochipaep. Item onse scoelmeyster. Item die brieve hebben vry te zitten binnen der stede Item die begaven ende die brouwers 2) en sellen niet gheven van der bier, dat zy selver binnen huus brouwen. Item alle gasthuusen ende der Nood Gods. Item die Heyliige Gheest sel vry wesen van den wiin, die zy gheven Sinte Mertiinsavond. Ghekeurt van den vleyschouwers ghescreven hier after int boec. Item die boghemaker sel vry wesen van siin bier, dat hi binnen huus inhaelt mit vaten ende selver mit ziin ghesin drinct. Dit is gheconsenteert ende overdraghen mitten goeden luden van den gherechte ende ghekoert bi den heer, van den snijders ter Goude, anno XCVIII in de maent van Zulle, ende altoes tot wedersegghen der goeder luden van den gherecht ende bi den heer. I. Item dat nyemant haer ambocht doen en sel binnen der XXI. GILDEBRIEF VAN DE SNYDERS. 1398 Februari. 1) Doorgeschrapt. 2) De woorden: ende die trouwers zijn doorgeschrapt en vervangen door: ende die broeders. 25 vryheyt van der Goude hi en is poorter ter Goude, op een boeten van XII sc. 2. Item so sel een yghelijc, hetzy meyster of knaep, alle heylighe daghe vieren ende niet naeyen, die men ghebiet te vieren, gheliken den heyligen Sonnendach of daerboven, elke meyster op een boeten van vi sc. ende elke knaep op een boeten van II sc, ende des sel die meyster voldoen voor alle sine knapen. 3. Item voert so en sel gheen meyster noch knaep naeyen op alle Saterdaghe noch op gheen vigelyavond dan bi scoonen daghe ende bi gheen kaersen, elke meyster op VI sc. ende elke knaep op II sc. in der manieren alse voersz. es. 4. Item ende des so sellen die goede luden van den gherechte alle jaer hen setten twee goede knapen uut horen ambocht ende die te eeden ende dese saken te bewaren ende dat aen te brenghen ter goeder luden vermaninge alle jaer, ende dese boeten sellen ganghen een derdendeel den heer, een derdendeel den gherechte ende een derdendeel dien vynders, ende al te verstaen sonder arghelist. 5. Item voert so is hem gheconsenteert, dat dese 11 vynders moghen bekueren alle vreemde luden, die heymelic naeyen op solres, in camaren of in anderen heymelic steden, op horen eet, op die boeten voersz., of dat zy bewysen moghen mitten werc dat zy ghemaect hebben binnen jaers heymelic of openbaer. XXII i). 1399- Dit syn die nuwe exsinsen ter Goude gheordineert ende ghemaect bi al der vroedscap van der stede int jaer van XCIX, ingaende op den Meyedach, verhuert 1 quartier jaers duerende tot Zinte Pietersdach toe ad vincla ende dien dach al. Item Floris Jacobsz. den wijnexsinse om CXLHI 18. Item Wouter Claess. Spyker I Reynk die hantscoemaker L den molenexsinse omCLin 18. Meynse Janss. / 1) Doorgeschrapt. — Vgl. Heinsius, t. a. p. blz. 309, noot 1. 26 Item Gysbrecht Kerstantss. ) . T , ~ , f den binnenexinse om J"~-"" ^J-^" —• Pieter Bartoudss. ( vic xxui ff. XXIII. STRAET WACHT. 1405. Int jaer ons Heren MCCCC ende vijf doe wort overdraghen mitter vroedscap van der stede, dat die borghermeysters wakes soude winnen, in allen straten te waken van der stede wegen als die sedel daeraf inhoud ende die somme beloept elx nachts XLH g. mitter boden in waec. Ende haer eerste nacht was des Donredages na Sinte Mathijsdach apostel ende was die xxvis'en dach in Januario ende waeren XXV wakers, elx I1^ g. tsnachts. Aldus sel men tghelt gaderen in eiken buert van eiken huuse of paer volxt I g. of die teyken of sceepe voeren 1 g., arm luden ende weeskinder of eenlope knechten */2 g-, die beneden XXX IÉ staen int scot, ende die voor xxx f§ of daerboven staen voer 1 g. Die waec wort eerst begonnen om ghelt te gaderen van Jonghe Dyrc Beudekijn uut Simon huuse voert toten gasthuuse toe, beliep enen nacht van XLII g., luttel min of meer. Van den gasthuuse voert tot Jacob Gheyen toe, ende Jacob Geye niet, voer XLII g. v). XXIV. ORDONNANTIE OP ENGELSE ENDE SCHOTSE WOLLE. 1414 Augustus 14. Int jaer XIIIIC ende XIV op Onsser Vrouwenavont adsumpcio overdroegen die scout mitten gemeynnen gerecht by consente ende wille der gemeenre vroescapp der stede van der Goude een ordinancie op die Eyngelsche ende Schotsche wolle, uut verzoeck den drapenniers, van gebreck, dat dair dicwijll in gevallen. Dats te weten: 1) Hier volgt in het hs. de verdere lijst der wachtgelden. De geheele lijst is dporgeschrapt. Aan het slot staat: Somme 38 homantcap. 27 1. Item so wye Eyngelsche wolle reet off reden wil, die en sal geen Schotsche off andere wolle reden dan Eyngelsche op die boeten van li ponden ende die wolle verbuert. 2. Item so wye ander wolle reden wil dan Eyngelsche, die selt den wairdeyns seggen ende als hijt den wairdeyns geseyt heeft, so sal hy een quartier jairs dairna ledich sitten sonder reden eer hy enich ander wolle aenvaet, op die boeten van II ponden also dicke alse hy dairoff in der wairheyt bevonden wert. 3. Item wair dat sake, dat yment wolle meynigede dan op hair selven, dat wair op die boete voirsz. ende die wolle verbuert also dicke als men dairaff bevonde. 4. Item so wye enige andere wolle reet dan Eyngelsche, die sal scaren twee geel of rode lijstdraden an beyden eynden om die lakenen te kennen by dage off by nachte, ende wair dat sake, dat men in der wairheyt bevonde, dat zy die lijsten niet en hadden, dat wair op die boeten voirsz. 5. Item so wy Schottsche wolle reet, die sal hoir cam houden tseventich gange ende niet dairboven, dair zy hoir beste lakenen doir wercken sullen op die boeten vorsz. Ende alle dese boeten voirsz. sullen gaen een derdendel den here, een derdendel den gerechte ende een derdendel den gezworen. XXV. QUESTIE TUSSCHEN DRAPIERS ENDE VOLDERS TERNEDER GELEYDT. 1407 Februari 8. Int jaer ons Heren MCCCC ende zeven des Dinxdages na Grooten vastenavond doe seyde die scoud, borghermeysters ende die vu scepen een seggen ende een sceyden eendrachtelic tusschen die drapenieren ende volren ter Goude bi haerre beyde consente ende wille van alle ghebreken ende sceel, daer zy dicwijl twy ende sceel om hadden ende dat gheloefden zy trouwelic ende wel te houden an beyden zyden. Ende soe wye van beyden zyden verder hierover eenich uutgave ende ander vonde, waerbi dat zy twy ende sceel om creghen, dat den gherecht dacht, dat zy bruekich daerin waeren boven den seggen, dat soude diegheen, diet dede, den heer ende der stede beteren tot hoeren wille na der misdaet. Ende dit seggen is op die manier van Leyden, alst van Leyden overghesent es, ende voert onse seggen daerop, dat wy segghen: 28 1. In den eersten, alle laken, die breet zijn xiiii vierendeel of daerbeneden, die sel men ofgheven van den heelen laken xxxvi1^ g. Ende hierof moghen zy ii halve laken te comme dragen ende die uutmaken binnen tween dagen of zy willen. 2. Item wat lakene zien buten xhii vierendeel tot xvi vierendeel toe, zeilen costen dat heel laken xlviii g. ende hierof zeilen zy iii dagen op twee halve laken staen. 3. Item wat laken zien buten xvi vierendeel, zullen costen dat halve laken xxx g. ende hierof en zeilen zy niet meer dan een halve laken te comme draghen ende dat in tween dagen uutmaken. Ende dit ghelt sel al wesen eenen Guuilhelmus Dordrechtschen gulden, gherekent voer een pont, ende hierop is datloenghebetert op elc wasch ii g. 4. Item soe en moet nyement binnen Leyden enigen lakene muken, lopen, ezelen, wriven noch gheenrehande vonde noch scalkernye doen te vollen ende te wascken voer die scheen ende waer enich meester, die enich van desen punten in sinen huuse ghedaen worde, tzy bi zijnre wete of buten zijnre wete, die verbuerde xxxii sc, daerof die heer xiiii sc., die borchgrave vii sc, die stede vii sc. ende diet bevonde 1111 sc. Ende waer enich volreknapen, die in desen punten breukich ghevonden worde, verbuerden elx xii sc. 5. Item soe wat knaep van binnen, die buten Leyden ghinge warken anders dan in vryen steden ende weder inquame ende weder woude werken, soe wanneer hi te comme gaet, so is hi den ambocht sculdich xxvi d. 6. Item wanneer een knaep van buten binnen der vryheyt van Leyden wercken sel ende betoech heeft van ii knapen of mit zinen eede houden wil dat hi lest in vryen steden ghewrocht heeft, die mach wercken ende wil hi des niet doen, wanneer hi dan te comme gaet, so is hi den ambocht sculdich xxvi d. 7. Item hiertoe hebben tgherecht gheset iii goede knapen ter Goude, bi hoeren eede, die dese scalke vonde onderzooken ende aenbrenghen zullen ende waer yement, die hem yet misdade mit woerden of mit wercken of dat hem yement daervoer helde, als zy in wouden, dien soude tgherecht correngeeren in allen schijn oft hem ghedaen. waer. 8. Item soe en sel men niet meer lakens teffens te comme dragen dan voersz. staet, uutgheset een rot laken dat an een laken waer of dierreghelijc, bi eenre boete van xii sc. 29 Ende alle besleghen werc uut te maken eer men enich ander werc te comme draecht bi derselver boete. Ghekuert bi den gherecht ter Goude etc. 9. Item soe en sel men gheen laken noppen, dan met messen ende mit ghenen nopysers op een boeten van xii sc. daerof die heer mi sc, die stede uil sc ende diet aenbrenct 1111 sc. 10. Item die drapeniers zullen gheven den volres, die die laken vollen, van eiken halve laken 1 g. te drincghelde ende dat niet aen te slaen. Ende wes laken zy aenslaen, daeraf zullen zy hebben II g. 11. Item die volres zullen hoer loen hebben van eiken laken na der lanct ende brede alst van den boom valt. 12. Item wes laken langer of breder es dan hem toebehoert, daer zullen die volres of hebben haer loen ellen ellen ghelijc. Wardeyns eerst: Dyrc Gherit Lyclaessoenssoen ) Claes Hasensoen ( int iaer voer" Dyrc van Elten ( screven. XXVI. EEN BRIE FF VAN XII ENGELSE NOBELE N VER TH O ONDT OM TE BL YVEN IN ZYN CR ACHT. Enghebrecht Pieterss. ghetoent eenen scepenenbrief voor scepen, die uutgaen soude, inhoudende twalef Engelscher nobelen, sprekende op Aelwijn Dyrcxs., die ghemaect was int jaer ons Heren MCCCC ende drie op Sinte Gallenavond, also dat die brief in synre macht bliven sel. . XXVII. HE YLIGEEST TER GOUDE. So gaf Gerborch Willem Allertss. ende dat bespraec den Heyligen Gheest ter Goude 1 18 jaers, sprekende op 11 acker lants ende houden mi/2 morghen ghelegen in Waddinxveen ende belegen hebben met erven Coppijn Willemss. an die noertzyde ende Willem Brunegghe an die zuutzyde; ende dat lant is verpacht om dry pont jaers voersz., duerende also langhe als die persoen, diet bruuct, daervoer in pacht houden wil; des ghecomen zijn, voer die scoud tot Waddinxveen als voor Gysbrecht van Rye ende voer die buer Ysebrant Floriss. ende Jan Floriss., na Gerborge doot ende zy waren erfnamen Gerborgen vo'rsz. ende gaven over den Heyligen Gheestmeysters ter Goude als Bertoud Voppenss., Jan van Foreest ende Aernd Hermanss. een vryen 3ó eyghendom van desen II1Y2 rnerghen lants voersz. in sulken vorwaerden ende in pacht als voersz. is. XXVIII. IICL GULDEN SJAERS DEN GRAVE OP TE BRENGEN VOER DE STILSTANT VAN DE MUNT. 1406 Juli 25. Den brief van den sleyscat, die wy ghegeven hebben ende besegelt. Scoud, borgermeysteren scepenen ende raed der stede van der Goude doen cond allen luden, want onse ghenadyge heer hertoge Willem van Beyeren, grave van Henegouwen, van Hollant, van Zeelant om ghemenen orbaer synre lande ende om te scuwen groten scade ende verlies, die hi, sine ghetrouwe ende gheminde baenridzen, ridderen, knapen, steden ende goeden luden gheleden hebben bi groten verlope van paeyment, overdragen es mit sinen hoghen rade bi vervolch ende goetduunken van ons ende van anders sinen ghemeenen steden van Hollant ende van Zeelant, also dat hi gheen ghelt, gouden noch zylveren, en sal doen wercken in sijnre munten, mer alle hoeren paeyment bi enen ghezworen wardeyn, daertoe ghecoren, gheset, ende gheordeneert heeft, te gaen vijf jaer lanc duerende ghelijc ende in alre manieren als de brieve plackaet, die onse ghenadige heer voersz. daerof in sinen lande ghesent heeft en sijn brief, die wy daeraf hebben, inhouden ende begripen, daer hem sijn ghemeen lant ende goeden steden van Hollant ende van Zeelant jaerlix voer gheloeft hebben te geven ende te betalen twalef dusent oude Guuilhelmus Hollantsche guldens, daer die dage van betalinge af wesen zullen tot Kersavond naestcomende die een helfte ende dander helfte tSinte Jansdage te middezomer daer naestcomende, daer ons af aen belopen sal jaerlix te betalen mitten dorpen hierna gesegt als: Waddinxveen, Bloemendael, tLant van Steyn, Reeuwijc, Sluypwijc, den Tempel, Middelborch, Nuwenbroec ende Ravensberge, die rechte helfte meer dan wy onsen ghenadygen heer hertoge Willem van Beyeren, dien God genadich zy, mitten dorpen voersz. laetste voer sijn sleyscat gaven, dat was c ende XXV der gulden voersz., dat nu coemt He ende L gulden paeyments voersz., behoudelic dat wy mitten selven onwilligen dorpen van hoeren aendeel betalen zullen mogen ende onse aendeel van des wardeyns loen, soe hebben wy dat 31 gheloeft ende gheloven in goeden trouwen onsen ghenadygen heer van Hollant of sinen notarius tot sijnre behoef alle jaer wael te betalen ende te voldoen toten termijn voersz. den voergenoemden tijd van vijf jaer duerende. In kennisse der waerheyt hebben wy onser stede segel aen desen brief ghehangen. Ghegeven int jaer ons Heren MCCCC ende sesse op Sinte Jacobsdach apostel. XXIX. 1401 October 21. Int jaer ons Heren MCCCC ende een op den xim Maegdendach, doe oversent Aelwijn Dyrcxz. an reden ghelde voer den scoud, voer borghmeysteren ende voer scepen alsulc paeyment als hierna ghescreven staet, in deser manieren ende vorwaerden. Soe wanneer dat sijn broeder te lande coemt of goede brieve besent dat hi leeft ende sijn erfnesse van sijnre moeder doet hebben wil, dat hijd weder uutreyken ende betalen sel of yement anders dierre op te seggen mochte hebben mit beteren besceyde ende heeft dat verwillecoert op sijn 1/2 nuus ende erve, dat hi staende heeft in de Keyserstrate naest Coen Pietersz. zuutwaerts; voert op sijn lijnbaen ghelegen voer die Corte ackers, naest Andries de Backers noertwaerts, ende voert op al sijn goet, ghewonnen ende onghewonnen. Voert is borge Enghebrecht Pietersz., Dyrc Horuk ende Franseyse Willemsz. elx op sijn huus ende erve. Enghebrechts huus ende erve is ghelegen in die Keyserstrate naest Jan die Cupers noertwaerts, Dyrcx huus ende erve is ghelegen op die Goude naest Claes Zyben zuutwaerts ende Franpeysen huus ende erve is ghelegen in die Conyncstrate naest Floris Gysbrechtsz. zuutwaerts ende voert op haerre drierre goet, soe waer zijd hebben, ende Aelwijn Dyrcxz. voersz. gheloeft hem drien voersz. scadeloes tehouden op sijn V2 huus ende erve ende lijnbaen voersz. ende op al sijn goet soe waert ghelegen is. Dit is dat paeyment: Elf dubbelde Henegouwsche cronen. Eenen Vlaemschen nobel. Eenen Engelschen nobel. Twee Brabansch pieters. Twee Vrancx scilde. Twee Henegouwsche cronen. 32 Twee Vrancx cronen. Een lysen. Eenen halven nobel an zuiveren ghelde. Achte pont Hollants buerzegelt voer tilhave.*) Dese knecht sijn broeder quant ter Goude anno IIIIC ende twee bi Sinte Pouwelsdach conversio ende ondjinc sijn er/ness van sijnre moeder doet ende scoud sijn broeder quijd ende sijn borgen daeraf voer scepen. XXX. ËEN ERFF IfiT DIE HOFFSTRAET. 1402 Maart 6. Int jaer ons Heren MCCCC ende twee op den sesten dach in Merte doe toghede Heyn Reynoudsz. ende Pieter Voppensz. der vroedscap van der stede van meyster Godevaerts wegen, als dat meyster Godevert overbodich was der stede over te gheven dat erve, dat hi ghecoft hadde jeghen Gerbrant Meynaertsz. ende is ghelegen in de Hofstrate tusschen meyster Godevaerts muer ende twedde, dat onse lieve ghenadyge heer van Hollant Gerbrant ghegeven hadde in alsulken koop alst meyster Godewaert aenghecomen waer ende dat dat erve dan soude bliven legghen onbehenct ende onbetimmert, waer dat sake dattet die stede aennaem, aldaer die vroedscap op seyde, dat mijn heer doen mochte met sijn erve dat hem ghenueghede ende daermede bleef dat staen. XXXI. GJLDENS VOOR DE PROCESSIE GAENDE. 1404 Mei 28. Int jaer ons Heren M IIIIC ende vier op des Heylich Sacramentsavond doe wort overdraghen mitter vroedscap, dat die gilden mit haer tortyssen ganghen sullen voer die processi alle jaer op des Heylich Sacramensdach elc gilde die één na den anderen als hierna ghescreven staet. Item die bond/ude2). die smeden 1) N°. XXIX is tot hiertoe doorgeschrapt. 2) Doorgeschrapt. 33 die bondlude die backers die scoenbaerdsen die brouwersgilde die brouwersknapengilde die vischcopers die vleyschouwers die timmerlude die wevers die volres die snyders die lichters die coellude *) Sinte Lyclaesgilde die scoenbaerdsen z) die bierdragers Sinte Joestsghilde 3) die Noot Goeds Sinte Nyclaesgilde*) der brouwerknapen ghilde5) die elsenaers die cordewanieres Sinte Barberengilde XXXII. GILDEBRIEFF VAN DE SCHR YENMAECKERS. 1392. Dit sijn die coren van den scryenmakers, overdraghen bi den ghemeenre vroedscap van der stede ende bi aenbrengen de scryenmakers in tjaer XCII, duerende tot mijns liefs heren ende der stede wederseggen. 1. Item nyement te wercken bi nacht bi kaersen an gheenrehande werc dat ten ambocht toebehoert, uutgheset doetkisten, die men des "anderen dages behoeven sel, op een boeten van v'sc. 2. Item nyement te wercken op heylygen dagen, die men 1) Doorgeschrapt. 2) Doorgeschrapt. 3) Met andere hand dan de overige tusschenvoegingen. 4) Doorgeschrapt. 5) Doorgeschrapt. 3 34 ghebiet te vieren, dan kisten te hangen ofte sloten, die men op denselven dach vercoopt, op een boeten van V sc. 3. Item wulvenstaert of cloote mach men setten sonder verboernesse. 4. Item wes houd, dat men bi dage beslaet, dat mach men wannen ende besien mitter kaerse, sonder verboernesse. 5. Item soe wye buten huus wil timmeren ghelik anderen timmerluden, die mach twel doen sonder verboernesse. 6. Item soe wye in sijns selfs huus wil wercken, dat mach hi doen wanneer hi wil sonder verboernesse, ende sijn couwe te maken bi nacht sonder verboernesse. 7. Die scoud mitten gherechte selre jaerlix toe setten II knapen van.den ambocht, die dese punten sullen bescouwen, ende dat sullen zi alle jaer den gherichte aenbrengen bi haren eede. 8. Ende van desen boeten, daer sal die scoud af hebben II sc, die stede II sc. ende die vynders XII d. XXXIIII). 1407 Maart 29. In tjaer XIIIIC ende zeven des Dinxdages na Paeschdach doe overdroeghen aling tgherecht bi consente der vroedscap mit meyster Kestkijn als van onsen scoel te regeren, dat is te weten dat men meyster Kerstkijn eerst den pacht van den scoelen uutdoen sel ende daertoe hem leveren een huus, die scoel in te houden buten sinen cost. Item soe sel meyster Kerstkij'n hebben van elk scoelkint van binnen tsjaers X dubbeld botdragers ende gheen anders onghelt te gheven, hoe dat ment noemen mach. Item so sel meyster Kerstken onder hem houden II goede ondermeysters, daer hi sijn eer mede bewaren mach, of meer tot zinen wille ende eenen meyster toten meeyssens behoef. Ende waert dat zijn ondermeysters niet also wel hem en regierden, dat men se mit redene ondsetten mocht, so soude hi ander meysters zetten. Item soe sel meyster Kerstken regieren die scoel II jaer lancg in dese vorwaerden ende daer en tenden 11 jaer lancq hem norghent te verbinden of dienst aen te nemen om te regieren, mer hierbinnen te bliven ende daer gheen symonye in te zoeken bi zijnre eeren, uutgheset waer dat sake, dat her Otte van der 1) Doorgeschrapt. 35 Leek hem ondbode te comen in sijn kerken te Heel, dat hi dan vry sel wesen van dese vorwaerden, tenden i/2 jaer na zynen wederseggen ende die stede sel allerwegen vry wesen van dese vorwaerden, soe wanneer dat zijd meyster Kerstken 72 jaer te voeren segghen. Item waer dat sake, dat int eerst 1/2 jaer gheen me scoelkinder ter scoelen en ghenghen van hierbinnen, daer hi sijn pacht af hadde, dat sel hem die stede oprechten bi meyster Jan Reynoutsz. ende hierbinnen sel meteen scoel wesen mitten meyssenscoel ende staen sel onder zijn regement. Ende waere yet in te verclaeren tot eenre tijd, dat sel oeck staen tot meyster Jans voersz. verclaren, etc. Mychiel Godevaerts wedue hadde 1 brief, sprekende op Hughe Franseysensz. van xii nobel, die uutghinc op den Meyedach in tjaer van XCIX ende binnen dier tijd niet an en vant te pande an Hughen voersz. goede. Paul Gysbrechtszoen de verwer een brief ghetoecht den gherecht, sprekende op Jan Jan Hillensz. ende op Machtelt Jan Hillensz. wedue ende niet en vant daer hi an panden mach ende helt xxiil ffi ende xv sc. buersegelt. Int jaer ons Heren MCCCC ende twee xiii dagen in Junio soe werd overdragen ende gheconsenteert bi alinge alder vroedscap dat men alle jaer als men goedshuusmeysters, gasthuusmeysters ende ander dienstluden kyest, setten sel van der stede wegen iii tresoriers uut der vroedscap, die te scote staen l ff of daerboven. Ende die sellen ondfangen ende innemen alsulc scot of anders ghelt als men overdraghet, hetzy van lijfrenten te vercopen of van ghelt te leenen of van enigen exsijnse te ordeneren XXXIV i). XXXV i). XXXVI2). TRESORIERS. 1402 Juni 13. 1) Doorgeschrapt. 2) Gedrukt bij Heinsius, t. a.'p., blz. 355. 36 daer men mede betalen mach ende sel alsulc lijfrenten ende andere renten ende oec soudye of reysen van oerloge mede te regieren of sonderlingen onraed, die der stede opcomen mach, dat is te weten, dat zy van hoeren ondfangen ende uutgheven rekeningen ende bewysingen doen sullen alle jaer voer die vroedscap van der stede binnen XIIII dagen na den xmden Dach ende die rekeningen sellen die borgermeysteren ondfangen ende om voert daerop te bewysen ende te maken der stede rekeningen. Voert so sellen die borgermeysteren, dierre zijn of wesen sullen, ander der stede goet besorgen ende bewaren ende dat tondfangen ende uutgheven alst haer toeghestaen gheweest heeft, mer waer dat sake, dat zy so veel te timmeren hadden of ander onraed, dat. zy mitter stede goet niet toecomen en mochten, dat souden zy toghen ende bewysen den lil tresoriers ende waer datter ghelt over waer, dat souden zy den borgermeysteren leveren ende uutdoen ende waer dat sake, datter te cort waer ende datter hoerre gheen en hadde, so souden zijd der vroedscap togen, daer men dan voert op raden soude. Voert so wanneer dat men grote reysen doen sel van oerloghe; so sel men tot desen III tresoriers eenen goeden wysen man uut der vroedscap tot hem kyesen in manieren alse voersz. is ende dat te helpen te regieren die reyse duer; dat is te weten, datter II van den uil tresoriers mede in de reyse wesen sullen bi den gherechte, ende die andere twee sullen thuus bliven bi den gherechte aldaer ende den besten orbaer doen na hoeren vijf zinnen alse voersz. is ende des sellen zy gheëet wesen als daertoe behoort. Dese ordinancy sel ghedueren toter tijd toe dat die stede vry van lijfrenten ende van anderen renten zy, sonder enighen arghelist daerin te soeken of te vinden. Voert soe wanneer dat men heervaert kyesen sel, dat sel men doen ende kyesen bi den scoud van tsheren wegen ende bi alinge tgherecht van der stede weghen ende bi nyement anders. XXXVII.1). WYTE VAN DE WATERSCHAPPEN BINNEN DE STAD. Dit sijn die koeren van der stede waterscap alst ghevonden is uut eenre oudt rolle, die vermist ende verloren is ghebleven 2). 1) Gedrukt bij C. J. de Lange van Wijngaerden, Geschiedenis en beschrijving der stad van Der Goude, dl. II, bh. 22. , 2) die — gebleven doorgeschrapt. 37 1. Item die slote omme dat kerchof sal wesen vm voete wijd. 2. Item die slote van Willem Ellyaes' huuse, dat Ysebrant Timmermans was, afterwarts tot verbi Willem Scotelaers an die strate VIII voete wijd, dat is die waterscap after. 3. Item die slote tusschen ledyge ende Grieten van Delf oestwaerts an die strate vin voete wijd, dat is die waterscap. 4. Item die slote tusschen Lauwen van Zevenhusen ende Jacob die Scuutemakers soen oestwaerts in die wateringe lopende om die grafte van den hove, IX voete wijd, dat is die waterscap. 5. Item-van der tillebrugge zuutwaerts verbi tkerchof ende 'verbi tgasthuus tot in die graft after Houtemans I r. wijd, dat is die waterscap. 6. Item die graft voert van den boemgaert tot verbi Houte'mans tot Hughe Vynkens hofsteden toe, die graft al langhes t1/2 r. wijd ende die hoefde also wijd alse die tillebrugge,'dat is die waterscap. 7. Item van den Thiendenweghe zuutwaerts an, verbi Jacob Berchmans tot Aernd Rycouds hoek toe XVI voeten wijd, dat is die waterscap. 8. Item die graft voert van den hoek voerghenoemt tot verbi Claes Oemks neve i1/2 r.', dat is die waterscap. Peperstratengraft. 9. Item die wateringe van der westzyde van den haven van den Ysel tot in die Goude toe bi haren Willem Gelen I r. wijd, ende die hoefde X voete wijd, dat is die waterscap, lopende voer die Peperstraet allanghes. 10. Item die slote van der lyesdellen (?) tusschen die Boemgaertsstrate ende Jans Clercxz. hofstede tot Willem Wachters stege toe X voete wijd, dat is die waterscap. 11. Item die grafte voert van derselver steghe noertwaerts tot Claes Vechters toe IX voeten wijd, dat is die waterscap. 12. Item die grafte van des Vechters hoec westwaerts tot Zybrant Keysers toe V voeten wijd, dat is die waterscap. 13. Item die grafte voert oestwaerts verbi des Vechters tot Geerlofs toe V voete wijd, dat is die waterscap. 14. Item die graft van den westeynde van Willems Wachters steghe al langhes den borchwal tot Gijsbrecht Goeden toe, die graft VI voeten wijd, dat is die waterscap van Symons Jueden strate tusschen den Raemwech ende den hofsteden van der Keysersstrate. 38 15- Item die graft van Gijsbrecht Goeden tot verbi Volkerts toe an den wech VIII voete wijd, dat is die waterscap tusschen den Raemwech al langhes ende den hofsteden van der Goude, dat nu afghecoert is, overmits dat die stede den Raemwech uutgaf ende after die Keyserstrate. ■ 16. Item die grafte voert van der zoodslage tot in die Goude al langhes II r. wijd ende die hoefde also wijd alse die brugge bi Volkerts, dat is die waterscap voer die Conynxstrate al langhes. 17- Item besyden Aernd Franseysensz. so heeft die stede ghegeven ter strate te helpen uten water dat erve tot Dyrcx van den Gouden erve toe in dier manieren, dat ment niet betimmeren noch beheynen en sel, dat is dat erve. 18. Item die graft van den scijnkel after Hughe Gheritsz. tot verbi Pieter Coenen hofstede ende Gheryds lant al langhes, tot an den nuwen wech op die Goude vin voete wijd, dat is die waterscap. 19. Item die graft after heren Jans van der Goude hofstede voer die Goude noertwaerts I r. wijd ende die hoefd also wijd als Groenendaelre brugge, dat is die waterscap van Cralinxbrugge noertwaerts lopende tot an Tevencoep toe voer die Lauwersstrate ende soe die Naeyerstrate. 20. Item die slote beginnende te middewaerts in Makraes' hofstede, gaende ter Goudewaert an, tusschen dat erve, dat Jan Clophamers was, ende die van Groenendael tot Godelt Allarts. toe, dworch door die laen in die weteringe IIII voete wijd, dat is die waterscap van den zijl after die Louwerstrate, lopende tusschen Groenendael ende Tevencoep tot dat nuwe brugghe toe after Danel den timmerman *). 21. Item voert die graft van den Molensteghe, tusschen Groenendael ende Tevencoep, gaende verbi Meynsen hofstede an den wech IX voete wijd, dat is die waterscap van dat brugghekijn voerscreven2) lopende tusschen Groenendael ende Tevencoep. 22. Item die grafte verbi Heynricx tot Bloemendaelre brugge toe 3), 2 r. wijd, dat is dit waterscap. 23. Item voert vandaen tot an den Thiendenwechs brugge toe i1!^ r. wijd, dat is die waterscap4) ende die hoefde also wijd als Bloemendaelre brugge, dat is die waterscap. 1) Tevencoep — timmerman vervangen door: die Louwerstraet. 2) van dat brugghekijn voerscreven doorgeschrapt. 3) Hierboven staat: Synte Anthonis brugghe. 4) dat is die waterscap doorgeschrapt. 39 24- Item die grafte tusschen Houtscoep ende den nuwen hofsteden van der stege op die Goude tot an die steghe van den Cleywech bi Symen Hugensoens IX voete wijd, dat is die waterscap. Ende hiet nu die beghint op die Goude tusschen Scaverdack ende Katrijn Gheryt Vrericxz. lopende voer tcloester van Synte Claren oerde tot Claes Scaken toe op die Cleywech. 25. Item die grafte om die Goude verbi die nuwen hofsteden xv voete wijd, dat is die waterscap. Ende hyet die Nuwe haven. 26. Item die grafte van den uterste hofsteden over den Cleywech an die oestzijde lopende after Coppijn Sciks langhes bi den weghe an die westzyde van den Thiendewech VIII voeten wijd, dat is die waterscap, die loopt tusschen die susteren van Synte Marie Magdalenen doester ende after die Agnieten voer L ein du Is na den Tiendwech doer die Voglielesang. 27. Item die graft gaende van den voerghenoemden weghe after Aernd Rycouds toten Raemwech V voete wijd, dat is die waterscap tusschen der Voghelenzanc ende den Raemwech, lopende voer Blinde Betten steghe ende die Agnietenkerck uyttet convent1). 28 2). Item die slote over den Thiendewech verbi des papen hofstede after Spyerinx tot an den Yseldijc vill voete wijd, dat is die waterscap lopende voer Rosendael ende voer die Zac. 29. Item alle stillen sullen staen IV voete van der waterscap, daer ruum erf is ende daer se niet betimmert en zijn in besloten husen, op een boeten van v sc. 30. Item alle voete voerghenoemt sellen wesen roedevoete. 31. Item die graft bezyden Dyrc Brunsz. 3) in die Peperstrate tot in die grafte toe in de Conyncstrate sel wesen i1^- metten opstal an beyden zyden ende sel drivens waters houden 1 r. XXXVIII. UURWERKEN TE STELLEN. 1403 Februari 21. Scoud, burgermeysteren, scepen ende raed der stede "van der Goude doen cond allen luden, dat wy overdragen zijn van der 1) In margine staat naast deze alinea: die Raemwech hiet nu die Zoechttraet. 2) Boven deze alinea staat: ende hiet die Collaciebrocders. 3) Boven den regel staat: Dyrc Philipsz. 40 stede wege bi rade ende consent der vroedscap van der stede mit Rutgaert Gheritssoen die glasemaker, die aenghenomen heeft onse twee uurclocken te stellen ende geene vast te houden ende te maken op sinen cost des daeraen te doen mach vallen te maken, uutgheset van ouderdom of van brande, dat staen sel ter scepen verclaeren, des die een clocke hanghet op den kerctoern ende dander clocke hanghet ter Nood Goeds; ende waer dat sake, dat dese clocke anders misschyede, dat hi sculdich waer te beteren, dat sel hi beteren ende voldoen bi den scepen. Dese vorwaerden zullen ghedueren zijn leven lang, ten waer dat sake, dat hi van doetslagen of van der heerlicheyt of van kenlic armmoede die stede rumen most, oec waer dat hi hem an dese clocken ende in desen dienst also verzumede, waerbi dat hi noch sijn vriende dat voer al der vroedscap mit reeden noch mit besceyde niet verandwoerden en conden, soe waeren alle dese vorwaerden uut an beyden zyden. Ende hiervoer, also lange als hi den dienst doet, sel hem die stede jaerlix uutreyken ende gheven xill oud scilde, veertich gr. voer den scilt, als in buerzen gaet, alle jaer te betalen op den Jaersdach; hierentenden sal hi scotvry ende waecvry zitten ter scepen verclaeren. Voert zijn wy mit hem overdragen, dat hi, also langhe als hi den dienst voert, houden ende stoppen sel alle der kercke glasen ende alle die glasen in der stede raedcamer op sinen cost, uutgheset nuwe werc of kenlic ongheval, datter aen misschyen mocht, alse van brande, van nedervallen of van haghelsteen, also datter heel pande nedervellen, daer sel hi zijn loen of hebben ende anders niet; ende hiervoer sel hi van onser kerc hebben eenen roe tsjaers of vier pont buerzegelt daervoer, alle jaer op den Jaersdach. Dese vorwaerden heeft hi gheloeft ende Gherit Ysebrantss. sijn oem mit hem, ghesamenderhand ende onghesceyden, wel te houden ende te voldoen op haerre beyder ghereetste goet, ghewonnen ende onghewonnen, soe waer zijd hebben. Ende Rutgaert voersz. gheloeft Gherit zinen oem scadeloes te houden op al sijn goet, soe waer hijd he.eft, alle dinc sonder arghelist. In kennisse der waerheyt soe hebben wy scoud, burgermeysteren, scepen ende raed der stede van der Goude voersz. onser stede segel hieran ghehangen. Ghegeven op Sinte Pietersavond in Zulle, int jaer ons Heren MCCCC ende drie. 41 XXXIX. DRAPENIERS. I39I c. Juni 24. Dit is den drapenierres gheconsenteert bi overdracht mijns heren rade ende der ghemeenre vroedscap van der stede, op haer begheren van den lakene te maken, int jaer van XCIen omtrenten Sinte Jansdage te middesomer, dat dueren sel tot mijns heren ende der stede wedersegghen. 1. Item dat nyement en sel kaerden binnen der stede op een boeten van 3 Ég. 2. Item voert so en sel nyement en gheen mutsen maken binnen der stede, ten is dat sake dat zi bewysen moghen, so waer zi haer wolle ghecoft hebben, opdat ment begheert, op een boeten van xii sc. 3. Voert so en sellen gheen nopsteren, noch scoerste.ren, noch kemsteren, noch nyement, die metten wollen ommegaen, laeken noch reden, noch doen maken, tenzi dat zi bewysen moghen, waer dat zi die wolle ghecoft hebben, opdat ment begheert, op een boete van iii 18. Item ende daertoe sulc recht als mijn heer ende die stede daertoe doen wil. 4. Voert dat men gheen laken noch wolle blecken en sel, daer men dellen van den laken hogher of sel moeten gheven dan xii gr., op een boeten van xn sc. 5. Item voert dat men gheen blau vercopen en sel tensel hebben een witte lijst, op een boeten van xii sc. 6. Item voert dat men gheen faly in laken setten en sel op een boeten van 3 ffi. 7. Item voert dat men gheen onghelijk werp sceren en sel in ghenen laken op een boeten van 111 fë. 8. Item voert nyement gheen laken te snyden, hi en is poerter, uutgheset in vrye jaermarcten, op een boeten van xii sc. 9. Item voert dat gheen poerter vreemde laken vercopen en sal anders dan zy se ghecoft hebben, uutgheset Borckels grauwe of Borckels wit, op een boeten van 3 S. iö1). So wye mit houwe-ysers noppet of doet noppen, dat is op een boeten elx van xii sc. 11. Voert so sullen hem die goede luden jaerlix 1111 goede 1) Deze alinea staat op de volgende bladzijde, maar een verwijsteeken duidt aan, dat zij hier moet worden tusschengevoegd, . 42 knapen voeghen van haren ambocht, die dese voers. punten bescouwen ende ondersoeken sullen ende dat den gherechte aen te brengen bi horen eede, omdattet te bet ende ghetrouweliker ghehouden sel warden XL. 1405 April. Int jaer ons Heren MCCCC ende vijf in de maent van Aprille doe pandede Claes de Bruun Symon Jan Gheritssoensz. an sijn poertrecht XXIII 18 ende dat wort hem ghescat den derden penninc beter. Daervoer soe wort hi gheset uut sijn poertrecht voer die vierscaer, scoud Dyrc Jansz., scepenen Dyrc coman Dyrxz., Willem Dapper, Jacob Gheritssoen, Lauwerijs Claesz./ Jan Claesz., Gherit Jacobsz. ende Claes Haghen 2). Claes die Bruun heeft belyet voldoen te wesen van Symen voersz. ende heeft hem quuyd ghescouden voer scepen, als coman Dyrc ende Dyrc Heynricksz. int jaer XHHC ende XI, xxvil dage in Meye. XLI. LAEKEN RAEMEN. 1391 September 21. In dusdanige vorwaerden so heeft die stede den drapeniers enen brief ghegeven op die ordenancy van den ghereckde laken, als hierna volghet bescreven. Wy scoud, borgermeysters, scepen ende raed der stede van der Goude doen kond ende kenlic allen luden, dat wy overdraghen sijn mit onser vroedscap van der stede, bi goetduncken ons liefs gheduchts heren tsgraven van Bloys ende sijns raeds uut verzoek ende begheren veel goeder knapen van onser stede voersz. om een goede ordenancy te hebben op die ghereckde laken te maken, welk ordenancy wy hem gheconsenteert hebben ende consenteeren mit desen brieve, in suiker vorwaerden als 1) Met vrij wat later hand volgt thans: Int jaer ons Heeren XVCXL ende in den maendt van Aprille. Dit is waarschijnlijk slechts een schrijfproef. Van deze zelfde hand vindt men immers herhaaldelijk absoluut onbeteekenende tusschenvoegingen, die met den tezt niet te maken hebben. 2) Deze eerste alinea is doorgeschrapt. 43 hierna volghet bescreven, dat altoes staen sel tot verclaren ende tot wedersegghen ons liefs heren ende der stede. 1. In den eersten so en sel nyement binnen der vryheyt van der Goude* andersins rame setten dan op dat lant, datter toe gheordeneert es, in Dyrc Beudekijns land, tot dier tijd toe, dat dat lant vol ramen staet, op een boeten van lil ponden, also dick als men se daeraf bekoert. 2. Voert so en sel nyement min reden an een stuc dan een half laken, op een boeten van lil ponden. 3. Voert alle lakene, die men reet ende maect, die sellen comen te rame ende aldaer te doen recken ende warderen of zi seghelbar zijn, op een boeten van m ponden. 4. Voert so wye laken maken tot haer selfs draghen of dat zijd binnen haerselfs huus meenen te besyghen, die moghen die lakene maken in wat manieren dat zi willen, sonder verboernnesse, mer waer dat sake dat zi daer yet af vercofteden ende men dat betughen of beproeven mocht, dat waer op een boeten van ui ponden. 5. Ende voert so sellen wy hem setten drie wardeyns alle jaer bi goeddunken derghenen, die van der neringe zijn, die die lakene alle jaer an den ram warderen sullen of zi seghelbar sijn ende wes onghelijc zi daerof vynden, ons dat aen te brenghen bi haren eede, welc onghelijc wy hem gheloven te corregeeren bi den gherechte binnen jaers nadat zijd aenbrenghen, alle dinc sonder arghelist. In kennisse der waerheyt besegeit mit onser stede seghel. Ghegeven op Sinte Matheeusdach apostel ende eeuvanghelist int jaer ons Heren MCCC een ende tneghentich. Int jaer XCI waerdijns gheëet: item Allart Makraesz., item Jacob Jansz., item Gherit van O/ten ende Gherit Zweijm WilUmsz. ende dese sullen die laken seghelen opsulc recht als men te Leyden doet, dat is1) XLII. DRAPENIERS. Item voert so is den drapennieres gheconsenteert als hierna volghet. 1. Item so wat uutreeder hier binnen coemt, om te wercken, sel een 2) jaer lanc scotvry ende waecvry sitten. 1) ende dese — is doorgeschrapt. 2) Dit is later in: IIII veranderd. 44 2. So wat laken dat seghelbar is, die sel men houden Hu marcdaghei) na den coman eer ment crympe, op een boeten van lil 18 half ende half. 3. So wat laken dat niet seghelbar en is, die sel'men houden VI marcdaghe 2) na den coman eer ment crympe, op een boeten van III <8, half ende half. 4. Voert so sel een yghelijc siin laken vol doen maken ende opreeden als hem toebehoert, op een boeten van lil 18 half ende half3). 5. - Voert alle vreemde liede van buten, die mit laken hier binnen comen om te vercopen op marcdagen, die sullen staen teynden onse poerters stalle and nedereynde; soe waer men se anders vonde, dat waer op XII sc. half ende half, uutgheset in vryen jaermarcten, ende onse poerters en sullen niet boven der halle staen op XH sc. % des so sel die vreemde man gheven van exsiinse van siin laken, dat waerdich es HU ffi of daerboven*) r gl. ende beneden mi g 1/. gl. ende daerom sel dat laken vry wesen ter tijd toe dattet al vercoft es alle markedaghe weder te brenghen. 6. Hieromme so wat laken dat siin van der bester soort, die 'sellen wesen van X groten ende die sel men sceeren LXXX hoghe ende niet min ende elke ganc van XXX draeen ende niet min ende dat sel wesen XXI ellen op dat touwe ende III ellen op den raem ende niet min mer meer of men wil, ende die lijst sel wesen van derselver wolle, op een boeten van XVIII sc. ende op den kam, half den wardeyns ende half den here van der stede. 7. Voert die ander soert van den laken die sellen wesen van vil groten ende meer min ende die sel men sceeren LXVIII hoge ende niet min ende ghenen lijst, te roderen ende op den raem III ellen in der manieren voers. ende op sulke boeten alse voers. is % 8. Item so wat laken die men maect, die sal men besien over die paers, of zi seghelbar siin, ende is dat sake, dat zi 1) Dit is later in: XIIII daghe veranderd. 2) Dit is later in: XIIII daghe veranderd. 3) Dit artikel is met een vèrwijzingsteeken hier later tusschengevoegd. 4) De laatste dertien woorden zijn met een vèrwijzingsteeken later ingevoegd. 5) De laatste twintig woorden zijn eerst doorgeschrapt en later is het geheele artikel doorgeschrapt. 6) De laatste zeven woorden zijn eerst doorgeschrapt en later is het geheele artikel doorgeschrapt. 45 seghelbar sijn, so sellen zi hebben den cleynen seghel, mer is dat sake dat zi XX ellen lanc sijn ende seghelbar sijn, so sellen zi hebben den grooten seghel. 9. Item voert alle lakene, die lang ghenoech sijn ende seghelr bar sijn, die sellen hebben den grooten seghel ende men sel se. niet meeten; ende die laken, die niet lanc ghenoech en sijn ende nochtan seghelbar sijn, die sellen hebben den cleynen seghel ende men sel se meeten. 10. Item so wat nopster, die werc anghenomen heeft ende andersins noppet, die verboert II sc. ende die dachhuer ende die set men halen mitten wardeyns. 11. Item so wye hem werc gheeft te doen ende dat loen hem niet en gave, verboerde II sc. ende dat sellen halen die wardeyns. 12. Item gheen kemster en sal meer wolle hebben in haer huus dan van enen persoen, op een boeten van 11 sc. 13. Item so wye qualic sponne verboert II sc. ende [haer spinnen. 14. Item alle yef endewarp sal men haspelen op II sc. te boeten. 15. Item nyement te drapenierèn -binnen der vryheyt hi en es poerter, op een boeten van XII sc., half ende half. 16. Item so wat laken die wardeyns- ghewardeert hebben over gherechtich, dat sellen zi een teyken aensetten ende dan sellen zi gaen toet den seghellaer ende doen hem dat laken seghelen. Daer sel men of gheven van eiken y2 laken l/2 gr. XLIII. DE SEDEL DIE ES VAN DEN VOLRES. LAECKBNEN. 1399- 1. Int jaer ons Heren MMICXCIX bi Lauweris Claesz. ende Herbrants tyden doe wort overdragen in de vierscaer mitten gherechte, als men der stede goet verhuerde, dat alle deghene, die laken willen snyden bi der ellen, dat zy hebben sullen 1/2 stal van XL sc. jaers op de lakenhalle. 2. Item soe wye laken willen reden ende die laken niet snyden en willen, die sellen gheven van enen heelen laken II gr. te halleghelt ende van l/2 laken of min 1 gr. ende waert dat yement laken vercoftede bi der ellen ende gheen stal en hadde, dat waer op XII sc. 3. Item voert wes laken die men gheeft boven XVI gr. dellen, die sel men ramen ende dandere laken, die men daer beneden gheeft, mach men ramen of laten, hoe dat men wil. 46 XLIV. KUEREN VAN DER CAMMEN. Camme. Dit sijn die koeren van den kammen XL ganghe lil ellen ... mi over. XLI ganghe lil ellen . . . IIII over. XLII ganghe III ellen ... Iin ... . over. XLHI ganghe III ellen... V .... over. XLIHI ganghe lil ellen... VI over. XLV ganghe III ellen... VI .... over. XLVI ganghe III ellen ... VII.... over. XLVII ganghe in ellen ... VII .... over. XLVIII ganghe lil ellen . .. VIII mitten lijst. XLIX ganghe lil ellen ... IX over ende die lijst. L ganghe lil ellen ... X over ende die lijst. LI ganghe III ellen... XI over ende die lijst. Lil ganghe III ellen ... XII over ende die lijst. LUI ganghe III ellen.. . XIH over ende die lijst. LHII ganghe III ellen .. . XIIII over ende die lijst. LV ganghe lil ellen... XV over ende die lijst. LVI ganghe III ellen... XV over ende die lijst. LVII ganghe III ellen.. . XV over ende die lijst. LVIII ganghe lil ellen... XVI over ende die lijst. LIX ganghe lil ellen ... XVII over ende die lijst. LX ganghe in ellen ... XX over ende die lijst. LXI ganghe III ellen... XXII over ende die lijst. LXII ganghe lil ellen ... XXII over ende die lijst. LXIH ganghe III ellen ... XXIII over ende die lijst. LXIIII ganghe lil ellen .. . XXIIII over ende die lijst. LXV ganghe III ellen ... over hoeveel dat men wil. So wye dat dese kamme niet en helde, dat waer op een boeten van XVIII sc. ende op den kam, half den wardeyns ende half den here ende der stede. XLV BYER TE BROUWEN DAT MEN NOEMT GOUDTS HAMBURCHS. 1392 Januari 11. Item so is ghekent ende ordeneert bi alinge alle de vroedscap 1) Doorgeschrapt. — Gedrnkt bij de Lange ran Wijngaerden, t. a. p., bli.397. 47 van der stede int jaer XCII, XI dagen in Januario, een ordenancy van den bier te brouwen op den aert van Hoemborch, dat is te verstaen : Item alle bier, dat men brouwet, ende alst ghevaet es, so sel men ontbieden den seghellaer, dierre die stede toe setten sel, dat bier te seghelen ende alst gheseghelt es so selt bliven legghen dat men binnen lants of hier binnen tappen wil xim dagen lanc, ende dat men over Maze voeren wil vin dagen lanc, ende als die tijd omme ghecomen es, so sel men ondbieden den seghellaer ende selt anderwarven seghelen ende dan soe sel ment eerst uutdraghen. Ende daeraf sel die seghelaer hebben van eiker broute I gr., des sel die seghellaer hebben voer siin was ende arbeyt den derde penninc ende die stede die n deel l). So wye dat niet en helde ende men hem dat betugen mochte also dat scepene dat gheloveden, dat waer op een maent sijn neringhe te doen ende desen sel men niet laten. Elc man scut sinen scade. Dese koor ende ordenancy sel dueren also lange alst mijn heren ende der stede ghenuecht. Dit sel inganghen nu tot Onser Yrouwendach te lichtmisse. XLVI. Ghekuert mitten ghemeenen gherecht, dat elc kindekijn botter ter Goude weghen sel XXVIII loot op I boeten van xii sc. XLVII 2). 1403. Floris Houteman vermaende voer scepen alse voer Willam Dapper ende voer Jan die Bruun ende voer anders tgherecht int jaer ons Heren M IIIIC ende drie, sijn erfnesse van sijnre zuster, die Coppijn Meeussoen hadde binnen jaers na haere doot, dié zy malkanderen ghemaect hadden, na inhoud der brieven die daeraf zijn. XLVIII 2). 1402. Int jaer ons Heren M IIIIC ende twee doe wordt mitter vroed- 1) De laatste negen woorden zijn doorgeschrapt en vervangen door: deen helfte ende die stede dander helfte. 2) Doorgeschrapt. 48 scap overdragen, dat Dyrc Janssoen die uutreder sitten sel scotvry ende waecvry vier jaer lanc, overmids dat hi wat vercort was van sijn vorwaerden, roerende van der draperye, ende daermede soe en soud hi voert meer der stede gheen beclach doen noch over cronen. XLIX. ALREHANDE PUNTEN HIERIN TE SCRIVEN DIE DER STEDE AENGAEN ENDE ROEREN. 1410. a. Int jaer XIIIIC ende thien soe ghaven die van Leyden der stede van der Goude uut alrehande punten van rechtsweghen., ghelijc hyerna ghescreven staet. Vrede leggen. 1. Item eerst soude die vader ende sijn soen in schoei ghecomen wesen jeghen enen anderen cnaep ende hebben dien ghequetst, also dat hi in vresen sijns lijfs stont. Des is die soen daervoir gheruumt ende beliit him der alinghe misdaet. 2. Item des sout in woerden ghecomen wesen, dat onder desen kivers eenen vrede staen soude, des begheerde die baeliu tuuch dairof te horen mitten ghemenen gherecht ende wil dien vrede rechten an den vader. 3. Item dair die van Leyden aldus segghen op dit voersz. punte: tot wat tyden een beliu of een scout enich van onsen poerteren aentijt enige brueke, tsi van diefte, van vredebrake of van bueten, soe soude die scoud die tughen daghen ende die te eeden bi horen eed, dair die scepen die tughen horen souden ende anders nyemant, na den recht van onser stede; voirt tot wat tyden enich ghesceel valt in der stede, so gaet daer een of twie, die vrede maken moghen, totten ghenen, die scheel heeft, ende noemten bi synen name ende segghe: „Ic vermane u een vrede voir u ende him, een vrede voir him ende voir synen maghen", duerende een termijn, die him dan besceyden wort, ende ist dat hi him een vrede also ghyft, so gaet hi weder tot den anderen ende vermaent him desghelike als voersz. is. "Voirt waert dat zy beyde vrede gaven ende die vreders kenlike waer, so houdent wy over een vrede. Wye dairenboven misdede, dat wair up sijn lijf ende up sijn goet. 4. Item so woude die beliu borchtochte hebben van der stede 49 van der Goude, so hi hoir poerter is, dair sy of menen, dattet een ander doen soude, die also goet ende also rijc is als hi is. 5- Item dair die van Leyden aldus segghen up dit anderde punte voirsz.: tot wat tiden enich van onsen poirteren misdoet of misdaen heeft, dair die beliu of die rechter zekerhede of hebben wille ende die misdaedich begheert, dat men verborcht, na den recht van onser stede, so mach men verborghen van een man, die also rijc is ende also goet is als die misdadich is. b. Dit sijn noch punten, die die van Leyden der stede van der Goude uutghaven van rechts weghen, ghelijc hierna ghescreven staet. fe Item oft bevonden werde, dattet een vrede wair, weder men bet riede tot eenen dadinghe of niet. 2. Item dair die van Leyden aldus segghen up die derde punte voirsz.: waert sake dat enich van onsen poirteren misdaen hadde, dat scepene kenlyke waer, dat hi enich lijf verbuert hadde, so soud tgherecht dien persoen aensien sijn onnoselheyt of sijn quaetheyt ende nadattet wair, so souden wij dadinghe ende rechten. 3. Item hier en tenden comt die scout ende gebiet desen man in te legghen jeghen den gequetsten so hi nu ghenesen is. 4- Item dair die van Leyden aldus segghen up dit vierde punte voirsz.: dattet te Leyden een manier is, al wairt sake, dat een man onderborcht wair van lieve ende van goede ende yement dair jeghens inlegghen woude, so soud men hem bieden in te legghen ghéfijkerwijs of hi niet onderborcht en waer. L. TURFF ETC. 1411 Augustus 17. Willem, bi der genaden Goids palensgrave opten Rijn, hertoge m Beyeren, grave van Henegouwen, van Hollant, van Zeelant ende heer van Frieslant doen cont allen luden, dat wij vercoft " hebben Claes Hobbensz. ende Claes Jan ende hoeren medegesellen dat vyerendeel van twee ende dertich morgen moerlants dats te verstaen achte morgen, die gelegen sijn tusschen Waddinxveen ende Zevenhuusen, streckende an Coenencoop ende dairtoe noch een vierendel van vijff morgen lands an denselven moerlande gelegen, die voirtijts here Jan van Arckel coftede yegens Stoop Willemssoen, om enen bruucwech toten voirsz. moerlande, welke voirsz. achte mergen moerlands Claes Hobbensz. ende Claes Jan ende hoir medegesellen vry sullen mogen doen delven ende den turff daeraff voeren ende ghebruken tot hoeren besten oirbair ende profijt, dairt hun genoegen sal, ende geloven den voirsz. Claes Hobbensz. ende Claes Jan ende hoeren medegesellen off deghenen, die zy dairaff een deel off al vercopen sullen, dese voirsz. achte mergen moerlants vry te waeren tot ewigen dagen voir ons ende voir onsse nacomelingen. Ende hiervoir hebben wy ontfangen by handen Jacobs Leeuwen, ons rentemeyster van Noorthollant, dier ons goede bewysinge aff doen sal, c ende XX Vrancricxe cronen. In oirkonde desen brieve bezegelt mit onsse zegele. Gegeven tot Schoonhoven op Onsser liever Vrouwendach assumptio int jaer ons Heren MCCCC ende elve. LI. EEN ZILVER WYEROXVAT DE KERCK GEGEVEN. 141I Juni 19. Scoud borghermeysters, scepene ende raed der stede van der Goude doen cond allen luden, dat Gijsbrecht Willerüsz. ende Lysbet Jan Goeyersdochter, sijn wijf, ghegeven hebben onse prochikerc ter Goude een zuiveren wyeroecxvat ende dat wooch XLIH loot zuivers, in deser vorwaerden, dat die kerc hem beyden daervoer doen sel jaerlix elx een memory mit stalkersen als daertoe behoert, ingaende ten naesten jaer ende daerna duerende alle jaer also lange als zy leven ende tenden haerre doot, so sel men desghelijx haer memoryen doen doen op der kercken cost m der manieren voersz., duerende tot ewyghen daghen. Voort zijnd vorwaerden: waer dat sake, dat dit wyeroexvat in eemghen stucken verzwint, ghebroken of ghestolen worde, soe sellen onse kercmeysters weder een ander doen maken, of dat self op der kercken cost, dat weghen sel XLHI lood zuivers of meer, van zulker maecsel of beter als dat wyeroexvat nu is, binnen eenen halven jaer nadat ment verliest of ghebroken werde. Ende waer dat sake, dat zy des niet en daden, soe zijnd vorwaerden, dat men Gijsbrecht ende Lijsbet voersz. of hoerre beyder recht erfnaem wedergheven sel voer dat wyeroexvat XLHI lood zuivers ende dan sellen dese voersz. memoryen of wesen, alle dinc zonder arghelist. In kennisse der waerheyt, soe hebben wij onser stede 5i ' segel hier anghehangen. Ghegeven op den xixsten dach in Junio int jaer ons Heren MCCCC ende elf. LIL EEN RENT VAN ELFTAL VEN ENGELSCHEN NOBEL. 1410 Mei 2. Borghermeysters, scepene ende raed der stede van der Goude doen cond allen luden, dat wy sculdich zijn van onser stede weghen Herman van Bilenvelt, Herman Zassensoen, elftalven Engelscher nobelen, goet van goude ende van ghewichte, of paeyment, daer men se om copen mach, op allen termijn der betalinge tsjaers an renten, duerende also lange ende ter tijd toe, dat hem die stede betaelt of zijn erven voer eiken nobel thien nobelen paeyments voersz. ende die voersz. renten mitten' dachghelde daerop ghelopen na den beloept van den jaer, alle jaer te betalen op den xviisten dach in Aprille, ende waer dat sake, dat wy des niet en daden, ende onse borghermeysters, die doen wesen zullen, worden vermaent voer scepens van Herman voersz. of van zinen erven, ende binnen eenre maent daerna gheen betalinge en quaem, hem noch zinen erven, so soude Herman voersz. of zijn erven dan daerna alle dagen op die stede verteten moghen drie quartier van enen ouden scilt ter tijd toe dat hem of zijn erven dat hoeftghelt mitten dachghelde vol ende al betaelt waer, zonder arghelist. Ende dese renten roeren van drie jaer renten, die wy hem sculdich zijn van zijn lijfrenten ende van dachghelde tot deser daghe toe, daer alle dinc mede ghedoot is na inhoud zinen brieven, die hi van ons heeft. In kennisse der waerheyt so hebbe wy hem desen brief daerop ghegeven bezegelt mit onser stede segel. Ghegeven op den anderden dach in Meye int jaer ons Heren MCCCC ende thien. LUI. VESTEN BY TVLAMJNXPOORTGEN. 1411 December 28. Scoud, borghermeysteren, scepene ende raed der stede van der Goude doen cond allen luden, dat wy van der stede wege voersz. verpacht hebben Aernd Claesz. ende Dyrc Jacobsz. der stede vesten, die ghelegen is after die Conincstrate, stueckende van dat harkier, darter staet voer Jacob Vriencsz, huus, tot and Vlaeytninexpoertkrjn toe, behoudelic den bueren horen opstak. • 52 XX jaer lanc duerende na Onser Vrouwendaghe te lichtmisse naestcomende, sijn gaern op te spinnen ende zijn touwe op te slaen, tsjaers om XX sc. Hollants buerzegelt, te betalen alle jaer deen'helft op den Meyedach ende dander helft op Alreheyligedach mit ghelde of mit panden alse recht is van der stede goet. Ende dese voorsz. vesten en sullen zy norghent beheynen noch betimmeren in gheenre manieren, uutgheset an dat Vlaeyminxpoertkijn langhes der muer zes roeden; verre mogen zijd loodsen van der muer nederwaerts zes voeten breet ende niet anders. Voert zo zullen zy bruken ende bezighen dat houten harkier, datter staet neffens den tuun op die vesten, die Jan Geerlofsz. toe plach te horen. Ende dat sellen zy houden op horen cost dese jaeren uut in rake ende in dake, te beteren ende niet te arghen. Mer quaem die stede last op, dat God verhoeden moet, so mach die stede dat herkier ende die loedse bruken ende bezighen tot hoere orbaer onverseyt van hem beyden also lang thent de stede weder in rusten waer, alle dinc zonder arghelist. In kennisse der waerheyt so hebben wy hem beyden desen brief daerop ghegeven, bezegelt met onser stede segel. Ghegeven op Alrekinderdach int jaer ons Heren MCCCC ende elve. LIV. ANDER VESTEN TER ZYDEN TV LAMINGSPO OR TG EN. 1412 December 28. Wy scoud, borghermeysters, scepene ende raed der stede van der Goude doen cond allen luden, dat wi verpacht hebben van der stede weghen voersz. Claes Rycoutssoen der stede vesten, die gheleghen is after die Conincstraet tusschen dat Vlamyncxbrugghekijn ende dat stenen harkier after Dyrcx van der Gouden hofsteden, behoudelijc elc man zijn opstal, die hy daer heeft, vijf ende twintich jaer lanch duerende, van Onser Vrouwendaghe te lichtmisse lestleden, zijn gaern op te spinnen ende zijn tou op te slaen, tsjaers om vier pont Hollans buerzeghelts te betalen alle jaer die een helft op den Meyedach ende die ander helft op Alreheyligendach mit ghelden of mit panden alse recht is van der stede goet. Ende dese vesten voersz. en sel hy nerghent beheynen noch betymmeren in gheenre manieren, uutgheset dat hy mach loodsen van der muer nederwaerts zes voeten breet ende vijf end twintich roede lanc. Voert so sel hy bruken ende bezyghen dese jaren uut dat Vlamyncxpoortkijn. Mer des soe sel hyd weder houden op zinen cost in rake ende in dake onder 53 der scepene scouwe boven ende beneden. Voert soe mach hy dese vesten beneden op die graft bepoten mit willyghen of mit anderen houte tot zinen oerbaer, also datter een goeden ganc mach bliven tusschen den loodze ende zijn potinghe. Mer waer dat zake, dat de stede last opquame, dat God verhoeden moet, so mach die stede dit harkier ende dese loodze mitten vesten bruken ende bezyghen onverseyt van hem; ende dien tijt en sel hy ghenen pacht gheven, alle dinc zonder arghelist. In kennisse der waerheyt so hebben wy scoud, borghermeysters, scepene ende raed der stede voerscreven hem desen brief daerop ghegheven ende onse stede zeghel hier anghehanghen. Ghegheven op Alrekinderdach int jaer ons Heren MCCCC ende twalef. LV i). 1413 April 18. Int jaar XIIIIC ende XIII, XVIII dagen in Aprille doe overdroegen die vroedscap mit meyster Claes die scoelmeyster, daer her Jan die bastert bi was, als dat meyster Claes 1 jaer lancq die scoel regieren soude van Mey naestcomende in deser vorwaerden, dat hi twe ghesellen onder hem sel hebben, die een die den kinder haer zanc sel leren, ende tkoer verzien, ende dander die kinder te leren in die scoel. Des sellen die II ondermeysters betalen Aernd van Alblas die II deel van V Vrancx scilde ende die stede sel betalen voer meyster Clas dat derdendeel ende zy en moghen them wedersegghen een half jaer te voren of eer regiers hem qualike, bi tgherechts goedunken. LVI. COERN TE VERCOOPEN BY CEDELEN. (1413 April 18.) Op dese selve tijd wort gheconsenteert coern te vercopen bi sedelen in allen manieren als die manier tot Leyden is bi der meyster stemmen van den brouwers ende backers. LVII. VERPACHTINGEN VAN VESTENS ENDE BOGEN. I4I5- 1. Die stede heeft verpacht oude Jan Lydekkersz. dat erve buten der muer tusschen Huge Ockersz. poorthuus ende dat stenen 1) Deze overdracht is doorgeschrapt. 54 harkier tenden die Conincstrate ten eweghen pacht van X sc. jaers ende en selt niet vorder uut *) dan X voet van der muer ter graftwaert in. Hierof heeft hi der stede brief, ghegeven int jaer XIIIIC ende XV. 2. Item in tselve jaer verpacht Vrederic Daniël ende sijn gheselle dat erve buten der muer tusschen den toern tenden die Conincstrate ende der toern bi Potters poerthuus in deser selver vorwaerden tsjaers om v sc. Der stede brief daeraf. 3. Item in tselve jaer verpacht Baernd die timmerman dat erve buten der muer tusschen ...x) ghuus ende wyncket bi den Cleywech in deser selver vorwaerden tsjaers om x sc. Der stede brief daeraf. 4. Item in tselve jaer verpacht Dyrc Woutersz. den toern bi Potters poerthuus ende dat erve buten der muer in deser selver vorwaerden tsjaers om x sc. Brief daeraf. 5. Item in tselve jaer verpacht Dyrc Dyrcxz. den coperslager den toeren bi. den Thiendewech tsjaers om x sc. Brief daeraf. 6. Item in tselve jaer verpacht Jan Zybe dat erf ken binnendijcx tusschen Huge Ockesz. poerthuus ende Franseysen erve tsjaers Om II sc. Brief daeraf. 7. Item in tselve jaer verpacht Willem Hessel dat erfkijn. after Heyn van Haestrecht in die Peperstrate an der stede vesten tsjaers om 2) Brief daeraf. 8. Herman Damesz. heeft den toern tenden die Coninckstrate in pacht tsjaers om XX sc. ende dat geschiede v of vi jaer te voeren. LVIII 3). SCHOOL VERPACHT. 1414 April 20. Scoud, borghermeysters, scepene ende raed der stede van der Goude doen cond allen luden, dat wy mit Herman Beyncken overdraghen zijn van der stede weghen by goeduncken der vroescap van der stede ende jeghen hem verpacht hebben die scool ter Goude, zijn leven lanc na den Meyedage naestcomende tsjaers om vijftich Vrancrixe cronen, goet van goude ende van 1) Niet ingevuld in het afschrift. Zie Inleiding. 2) Niet ingevuld in het hs. 3) Deze verpachting is doorgeschrapt. 55 ghewichte, of payment, daer men se om copen mach tot eiken termijn van betalinge, te betalen hem of zinen waerden bode mit zinen brieve, also verre als hy leeft op Sinte Lambrechtsdach of binnen vierthien dagen daerna onbegrepen, mit dustaniger vorwaerden: waer dat zake dat zijn bode tenden den vierthien dagen voorsz. hier quame ende zijn ghelt niet en gave tenden drie daghen daerna, soe mach hy daer en tenden hier binnen der Goude bliven legghen vierthien daghen lanc ende verteren op die stede voorsz. alle daghe enen halven Ghelreschen gulden, ter tijd toe dat zijn vijftich Vrancrixe cronen ende zijn dachghelt vol ende al betaelt is. Voort waer dat zake, dat wy binnen den lesten vierthien dagen voorsz. dit voorsz. ghelt niet en betaelden, so mach Herman Beyncken voorsz. verteren op die stede voersz. vierthien dagen lanc alle dage enen halven Ghelreschen gulden overal daer hy is. Voert waer dat zake, dat wy binnen den lesten vierthien dagen voorsz. dese vij fti|W Vrancrixe cronen mitten dachghelde niet en betaelden, so sijnt vorwaerden ende hebben ghelooft ende gheloven Herman voorsz. van der stede weghen, dat hy overal onsen poerteren haer lijf ende haer goet becommeren mach ende recht op te plegen als daertoe behoort zonder onsculde daervoor te doen ter tijd toe dat hem vol ende al betaelt is zijn hooftghelt mitten dachghelde voorsz. Voort zijnt vorwaerden, dat Herman voorsz. nyement die scool overgheven noch verpachten en zei binnen desen termijn voorsz. tenzy by goeduncken onser stede voorsz. Ende waer dat zake, dat hy dese scool der stede niet leveren en mocht ende hi daer ofgheset wort, so sellen alle dese vorwaerden uut wesen ende niet houden, alle dinc zonder arghelist. In kennisse der waerheyt bezegelt mit onser stede zeghele. Ghegeven op den twintichsten dach in Aprille int jaer ons Heren MCCCC ende vierthien. LIX. ORDONNANTIE VAN VLEYSCH TE VERCOPEN. 141 o Augustus. Int jaer XIIIIC ende X in die maent van Augusto doe wort overdragen mitter vroedscap van der stede, bi consent onsen scoud van mijns heren weghen een ordinancy van den vleysch te vercopen binnen der vryheyt op sijn exsijns. 1. In den eersten: Item so en sel nyement vleysch vercopen bi penwaerden binnen der vryheyt dan in die halle, elx op sijn 56 stal, op een boeten van XL sc., uutgheset geroect varkensvleysch, dat mach men vercopen bi ponden meer of min. 2. Item alle onse poerters di vleysch bi penwaerden willen vercopen, die sullen loten aller maent in die vleyschalle, onverseyt van yement of hi wil. 3. Item so wye niet loten en wil, die moghen nochtan wel comen mit horen vleysch te vercopen op horen exsijnse, mer die zullen staen tenden den gheloten stallen. 4. Item alle vreemde luden moghen oec comen in-die halle om vleysch te vercopen bi penwaerden, mer die zullen staen tenden onse poerters ende zullen gheven dubbelde exsijnse, uutgheset des Donredages ende in die II jaermarcken, dan en sullen zy niet meer gheven dan onse poerters, ende zy zullen haer beesten levende laten bezien hierbinnen van onsen vynder, eer dat zy se slaen, op een boeten van xii sc. 5. Item alle onse poerters, die selve provancy maken van vleysch binnen huus ende nyet daerof en vercopen, sullen vry wesen van exsijnse ende voert die niet sculdich en zijn van anderen exsijnsen, zullen oec vry wesen hierof. 6. Item so wye beeste vercoftede, wat beeste dattet waeren, cleyn of groet, bi quartieren of bi half quartieren, meer of min, dat mach een yghelic doen op sijn exsijns, mer dat sel bescoet wesen levenslijfs op een boeten van XII sc. 7. Item soe wye een stal neemt ende mede lood, die sel op zinen stal hebben Uil mael vleysch te vercopen in eiker weec alst tydich is ende reeden mach, nootsaken uutgheset, ende waert dat his niet en dede, so mach een ander man die stal bestaen mit zinen vleysch, onverzeyt van hem of van yement1), op een boeten van xvin sc., te bekueren van den vinders2), een derdendeel den heer, I derdendeel der stede ende 1 derdendeel den vinders. 8. Den exsijnse te weten: Item so sel men gheven te exsijnse van een coebeest II botkens. Item so sel men gheven te exsijnse van een scaep of vareken 1 botken. Item' so sel men gheven te exsijnse van een lam of speen- 1) ende waert ■ yement doorgeschrapt. 2) Dit woord is vervangen door: exsijnsers. 57 vareken i/2 botken ende after Sinte Bavendach sel elc lam gheven i gr. 9. Dese exsijns sel onse kerc hebben van jaer te jaer ter tijd toe dat ze volmaect is, ten waer dat men anders overdrage mitter ghemeenre vroedscap ende bi onsen scoud. Ende onse keremeysters zullen den exsijns verhueren mitten gherecht. 10. Item dieghene, die dat inghewant van den beesten of vorchsche scouderen ende hammen vercopen, die sullen buten staen langhes die halle neffens malcanderen, overnaest der door van der vleyschalle zuutwaerts op. 11. Item dieghene, die ganse, hoenren, voghelen ende ander provande ter marct brenghen, die zullen staen buten langhes der halle neffens malcanderen, overnaest der doer van der vleyschalle noertwaerts op. 12. Item diegheen, die warmoes ende cruut te marct brenghen, die sullen staen bezuden traedhuus voer die wive, die tinghewant vercopen. 13. Item ende soe wye hier bruekich in ghevonden worde ende niet en stonde als voersz. is, verbuerde xii sc. ten waer dat sake, dat men se andersins wysede bi goetduncken tgherechts. 14. Item alle boten beneden een pont, daerof sel hebben die heer een derdendeel, die vinders *) een derdendeel ende tgherecht een derdendeel. 15. Item alle dinc sel staen te beclaeren bi den gherecht waert of daer enich sceel in gheviel. LX. LAZARUSSEN OFTE LEPROSEN. 1411 c. December 6. Int jaer XIIIIC ende XI omtrent Sinte Nyclaesdach doe wort overdragen bi den scoud ende bi den scepen bi goedunken der vroedscap ende doen verbieden, dat nyement gheen lazerusclappe slaen en moet van binnen noch van buten binnen der vryheyt van der Goude anders dan diegheen, die die huusmeysteren van der lazerus alhier daertoe scickt ende ordeneert tot onser lazerus behoef, op een boeten van xn sc. ende op sijn overste abbijd, uutgheset waer dat sake, datter een vreemd lazerus quaem van buten, diet niet en wist ende bade mitter clappe, die en soude 1) Dit woord is vervangen door: exsijtutrt. 58 binnen den eersten II dagen niet verbueren. Voert só en sellen die boden, die men daertoe scickt, tot gheenre tijd clappe slaen voer herbergen, anders dan in horen rechten ommeganc, op alsulke boeten: als voersz. is. Voert so sel die huusmeyster van den lazarus daertoe zien, dat er nyement in onse lazerushuus gheherbercht en wort anders dan rechte vreemde lazerus-menschen, die van hoers selfs lijf brieve hebben, ende die sel men gheven eeten, drincken, vier ende licht een atmael lanc, tweewarven des jaers ende niet meer. Voert soe en moet nyemant binnen zinen huuse yement herbergen, die mitter clappe gaen, op een boeten van XII sc. Dese boeten voersz. sellen gaen een derdendeel den heer, een derdendeel der stede ende een derdendeel diet aenbrenct. Ende desen punten sellen staen ende ghedueren tot tsheren wederseggen ende der stede. LXI. VESTEN TUSSCHEN TYENDE WECHS- ENDE CLE YWECHSPOOR T. 1414 September 5. Wij scoud, borghermeysters, scepene ende raed der stede van der Goude doen cond allen luden, dat wy verpacht hebben van der stede wegen by goeduncken van der vroescap van der stede voorsz. Everaed Claesz. die vesten, op te spinnen, dierre leyt tusschen des Thiendewechs poorthuus ende des Cleywechs poorthuus ende dat ervekijn an den Thiendewech, daer hy een huuskijn op gheset heeft naest den poorthuse westwaerts, twalef jaer lanc duerende na Onser Vrouwendage te lichtmisse naestcomende, tsjaers om twintich scellinge Hollants buerzegelt, te betalen alle jaer deen helft op den Meyedach ende dander helft op Alreheyligendach mit ghelde of mit panden, alse recht is. Voert zijnt voorwaerden, dat Everaed voorsz. doen timmeren mach een loodze beneden op die vesten, vijfthien roedevoeten van der muer ende niet naerre der muer. Ende die vesten boven an die muer mach hy bruken zonder timmeringe, zijn touwe op te slaen ende gaern op te spinnen so wanneer dats die stede gheen doen en heeft, ende nyement anders te verpachten binnen desen jaeren, dan te houden tot haers selfs behoef. Voort waer dat zake, dat der stede last opquame binnen desen jaren, so mochten zy sulke timmeringe als er Everaed op ghetimmert hadde, bruken ende bezyghen tot horen wille, onverseyt van Everaed voorsz. ende als die stede weder in rusten waer, so soude Everaed voorsz. 59 zijn vesten weder aenvaen ende bruken in allen manieren ende vorwaerden als zijn brief inhoudt, alle dyne zonder arghelist. In kennisse der waerheyt so hebben wy scoudt, borghermeysters, scepene ende raed voornoemt onser stede zegel hieran ghehangen. Ghegeven opten vijften dach in Septembris int jaer ons Heren MCCCC ende veerthien. LXII, i) 1415 Maart 26. Scoud, borghermeysters, scepene ende raed der stede van der Goude doen cond ende kenlic allen denghenen, die desen brief zullen zien of horen lezen, dat wy overdraghen zijn mit heren Johan die bastaert van Bloys, heer van Tresion, ende hem vercoft hebben by goeduncken, wille ende overdracht alle de ghemeynre vroescap van der stede, als van der stede weghen ende op die stede voorsz. XX goede gouden Enghelser nobele van der munten coninc Ewaerts van Enghelant ende van volre ghewichten, die voor den daten des briefs ghemunt zijn, an jaerlicxe renten ewelic duerende, op die stede voorsz., daer hy der stede vol ende al betaelt heeft, mit welken voorsz. ghelde wy ghecoft ende afghelossent hebben XX Enghelscher nobels tsjaers an erfliken renten, die Herman van Bilevelt, Herman Zassensoen hadde op die stede van der Goude, na inhoud des briefs, die hy hadde van der stede voorsz., welke brief hy ons weder overghegeven heeft ende ghedoot is ende ghescoort. Ende want heer Johan die bastaert van Bloys, heer van Tresion, dese voorseyde XX nobels tsjaers gheordineert heeft in rechten testament tot enen outaer, dat hy stichten wil in onser moeder der heyligher kerken ter Goude mit eenre missen daghelicx, daer Gode dienst mede ghemeret is ende die ghemeen stede mede ghedient is, so hebben wy hem vorder graci ghedaen ende ghegeven, so wanneer onse borghermeysters of andre dienres, die daertoe ghezet zullen worden, elcx in zijnre tijd, die der stede goede verhueren, dat dan die Heylighe Gheestmeysters, die nu zijn of namaels wesen zullen, ghelijc als hem heer Johan voorsz. mit zinen brieve dat ghegeven heeft, dan comen ende selve die loofte nemen tot 1) Deze brief is doorgeschrapt en komt op blz. 61 in eenigszins andere bewoordingen nogmaals voor. 6o XX nobelen toe, payments voorsz., van denghenen, die der stede goet hueren van jaer te jaer, van wien zy willen of kyesen ende uut wat goede, die der stede toebehoren, onverseyt van ons of van yement anders, ende dat te ontfaen alle jaer tot zulken daghen, als van der stede goede ghezet zijn, ende alsulc recht daerof te hebben, als die borghermeysters hebben van der stede goede, alle dinc zonder arch ende list. Ende want wy dit vast ende stade houden willen voer ons ende onsen nacomelingen, hen ende hore nacomelingen, so hebben wy onser stede zeghel hier anghehangen. Ghegeven op den XXVisten dach in Maert int jaer ons Heren MCCCC ende vijfthien. Hieromme weder ghescreven. LXIII1). MARCTOLLEN TOT WOUDRICHEM ENDE HEUSDEN. 1407 April 30. Willem, bi der ghenaden Goeds palensgrave van den Rijn, hertoge in Beyeren, grave van Henegouwen, van Hollant, van Zeelant ende heer van Vrieslant, doen cond allen luden, want onse ghetrouwe steden ghemeenlic van Hollant ende van Zeelant ons ghetoecht hebben, hoe dat hoer poerteren tot veel tyden toeghesproken worden van onsen dienaren om sonderlinge marctollen, die men hem van onsen weghen eyschende is tot Woudrichem ende tot Huesden, daer zy ons zamelic op vervolcht ende ghebeden hebben om daeraf onlast ende vry te wesen, soe hebben wy om oedmoedichs vervolch ende bede willen onser liever ende ghetrouwer steden voirsz. ende oec om menighen trouwen dienst willen, die zy ons tot veel tyden willentlich ghedaen hebben, ende oft God wil noch doen zullen, onse ghetrouwe stede van der Goude zulke graci ghedaen ende ghegheven, doen ende gheven mit desen brief, dat alle haer poerteren, die nu zijn of namaels wesen zullen, voertan overal in den onsen vry ende onbelast bliven zullen van der marctollen voersz., also dat zy daertoe onghehouden zullen wesen tot eeuwyghen dagen. Ende omdat wy voer ons ende onse nacome- 1) Vgl. n°.• LXXV. Bij Van Mieris, Charterboek der Graven van Holland enz., dl. IV, blz. 63 komt een privilege voor d.d. I Mei 1407, waarin o. a. dezelfde vrijdom van tol wordt gegeven als in bovenstaanden brief. Met dezen stemt overeen het privilege voor Middelburg d.d. 30 April 1407; zie Van Mieris, IV, blz. 62, 6i lingen derselver onser stede van der Goude die volcomeliken houden willen zonder verbreken in allen manieren als voersz. is, so hebben wy in kennisse der waerheyt onsen segel an desen brief ghehanghen. Ghegeven op den Meyeavond int jaer ons Heren MCCCC ende zeven. LXIV !). EEN RENTE VAN XX GOUDEN NOBELEN GECONSTITUEERT TEN BEHOEVE VAN HEER JAN DIE BASTAERT VAN BLOYS. 1415 Maart 26. Wy scoud, borghermeysters, scepenen ende rade der stede van der Goude doen cond ende kenlic allen denghenen, die desen brief zullen zien of horen lesen, dat wy overdraghen zijn by consente ende goeduncken der ghemeenre vroescap van der stede van der Goude ende hebben vercoft heren Johan die bastaert van Bloys, heer van Treslonge, twintich gouden nobelen tsjaers, ewelic duerende, muunte coninc Ewairts van Inglant, die voor dese tijd gheslaghen ende zwaer ghenoech van ghewichte zijn, of ander gouden ghelt daervoor, daer men se om copen sal moghen, van welken XX nobelen tsjaers heren Jan voirn. ons toter stede behoef voorsz. wel voldaen ende betaelt heeft den lesten penninc mitten eersten, daer wy m(tten selven ghelde rechtevoort weder mede ghelossent ende ghecoft hebben tgeghen Harman Bylevelt, Harman Zassensoen, XX Inghelse nobel erflike renten tsjaers, die hy op der stede van der Goude hadde, daer hy ons zijn brieve of overghegheven heeft ende rechtevoort ghecanseleert ende ghedoot hebben. Ende want heer Jan voorsz. dese voorsz. XX nobelen tsjaers gheordineert ende ghemaect heeft in rechten testament tot enen outaer, dat hy gesticht heeft in der prochykerke ter Goude mit eenre missen daghelicx daerop te doen, opdatter den dienst Gooids mede ghemeret ende die ghemeen stede mede ghedient zal werden, so hebben wy hem daerom van der stede weghen van der Goude zulke gracie ghedaen ende gheconsenteert mit desen brieve, so wanneer die borghermeysters van der Goude of ander der stede dienres, die tot enighe tijd hierna daertoe gheset zullen .worden, der stede goede van der Goude te verhueren, dat dan die Heylige Geest- I) Ook dit stuk is doorgeschrapt. Vgl. n°. LXII. 62 meysters, die nu zijn of namels wesen zullen tot behoef des Heylighen Geestes ter Goude, die heer Jan voorn, dese XX nobel sjaers mit zynen brieven ghegeven ende ghemaect heeft, daerby wesen zullen van jair te jaire om geloofte selve te nemen van denghenen, die der stede goede huyren zullen, daer zy menen an bewairt te wesen, toter sommen toe van den XX nobelen voirn. uut wat goeden dat zy willen, der stede toebehorende, onverseyt van ons of van yement anders. Ende dese XX nobel zullen die Heylige Geestmeysters ontfaen alle jaer tot zulken daghen als van der stede goeden voorsz. gheset zijn of gheset sullen worden. Ende die Heylige Gheestmeysters zullen hebben van horen ghelde voorsz. zulc recht of sys behoefden, als men den burghermesters ter Goude selve daeraf doen zal, sonder arch ende list. Ende want wy dit vast ende stede houden willen voor ons ende voor onsen nacomelingen, hem ende hore nacomelingen, so hebben wy onser stede zeghel an dese brieve ghehangen. Ghegeven op den zes ende twintichsten dach in Maerte int iaer ons Heren MCCCC ende vyfthien. LXV !). KEUREN GEMAECT OPT VERSOUCK VAN HEEMRADEN VAN RYNLANDT, ROERENDE DE GOUWE ENDE HA VEN. 1413 Januari 30. Dit zijn kueren ghemaect ende ordeneert bi den scoud, bi den gherecht ende bi al der vroedscap uut versoec ende begheren den hoghen hyemraed van Rijnlant, int jaer XIIIIC ende XIII, des Manendages na Sinte Pouwelsdach conversio. 1. Item eerst dat men die Goude tusschen der sluuse ende den stenen bruge allanghes die platen dyepen sel daers nood es elc man !/2 roede verre van zijnre plaets ende die stede selt midden dyepen ende onder die brugge daers nood es, also dyep dat die scepe an lant legghen moghen. Ende die bodem van der Goude also dyep als die dorpel van der sluuse op XII sc.2). 2. Item so sel elc man op die haven voer sijn plaet die haven dyepen scaepwijs of also, dat die scepe an tlant moghen 1) Gedrukt bij De Lange van Wijngaerden, t. a. p, blz. 26. 2) Het bedrag der boete later bijgevoegd. 63 leggen ende dat die vaert midden ruum blijft te varen, op een vallende water, op een boeten van xii sc. 3. Item alle grote hoefscepe van IIIIC den of meer, die moghen binnen der haven incomen ende lossenen hoer goet ende een dach daerna te bliven ende daer en tenden sullen zy uutleggen in die Ysel, ten waer dat sake, dat zy weder laden souden rechtevoert, ende als zy gheladen zijn, dan moghen zy daerna leggen eenen dach ende daerna uut te leggen, uutgheset onse bierscepe, die mach elc man leggen voer zijns selfs plaet om zijn bier te scepen tot zinen wille ende zijn goet te lossenen, zonder arghelist ende ter goeder luden goetdunken tot alre tijd, op een boeten van XII sc.1). 4. Item dat nyement gheen slic noch aerde of steen noch vulnesse noch misse warpen noch doen en sel noch doen doen in die haven, noch in de Goude, noch in die II waterscappen after die haven, noch in gheen waterscappen in die Hofstrate ende in die Peperstrate, op een boeten van XII sc, een derdendeel diet aenbrenct, een derdendeel den heer ende een derdendeel tgherecht ende dat sel men betuyghen mit goeden personen also dat scepen dat sullen gheloven. Voert soe sel een yghelic sijn slic of vulnes te samen doen op sijn strate an een hoep ende dat wechvoeren tot sinen wille tot eiken achte daghen. Ende wes daer blijft tenden den VIII dagen, dat sel die stede doen karren int marckvelt zonder daeraen te misdoen. Elc man segt den anderen voert ende scut sinen scade2). LXVI 3). ZYL IN DE PEPERSTRAAT. (1413 Januari 30.) 1. Overdragen noch op dese selve tijd mitter vroedscap, dat men die zijl bi den veerstal nauwen sel mit een kooker, een recht derdendeel of meer van der hoechte ende van der wijd, op een verbeteren ende tot verclaren der goeder luden van den gherecht tot alre tijd. Ende des sel men d;n zijl opt hof desghelijx minderen. 2. Voert waer dat sake, dat onse brouwers ghebrec water 1) Het bedrag der boeten later bijgevoegd. 2) Deze regel is met een verwijzingsteeken later tusschengevoegd. 3) Gedrukt bij De Lange van Wijngaerden, t. a. p., blz. 27. 64 hadden mede te brouwen, so soud men den zijl weyden ende opslaen ter hyemraden wederseggen. LXVII. WILLEM WILLEMSZ. ENDE HILLE COMEN JACOBSDR. VAN DEN ANDEREN GESCHEYDEN. 1413 Februari 6. Int jaer XIIIIC ende XIII des Manendages na Sinte Aechüü^ dach doe quamen voer scepen an die vierscaer Willam Willamssoen ende Hille coman Jacobsdochter ende verwillecoerde hem an eiker zyde ende verteghen elx van den anderen van bedde ende van allen goede, die zy tesamen mochten hebben of die zy elx vercryghen moghen hiernamaels mit bestarfften of mitter aventuer, in dustanigher vorwaerden, dat gheen van hem beyden den anderen aentalen en sel also langhe als zy beyde leven, noch van goede, noch van gheenrehande saken, op een peyn van X Engelsch nobele, half den heer ende half der stede. LXVIII. 1413 October 14. Int jaer XIIIIC ende XIII des Saterdages na Sinte Victoersdach doe quamen voer scepen Pieter Weversz. die decker, Pieter Kerstensoen die timmerman, Claes Rykoudss., coman Dyrc, Dyrc Claesz., Jacob Overscoud, Heyn die Wilde ende Pieter Voppensz. ende hebben gheloeft an des borghemeysters hand tot der stede behoef L Engelsch nobelen als voer Zwarte Wouter, hoeren neve, dat hi tot mijns heren vermanen van Hollant weder incomen sal in den Hage binnen V2 Jaer naestcomende of hys vermaent wort, also sculdich ende ondsculdich als hi nu es, oft ghelt te gheven. Des hebben gheloeft Pieter Woutersz., Pieter Kerstensz. ende Claes Rykoudsz. den anderen vieren voersz. hieraf scadeloes te houden. Scoud: Costen Geliisz. Borgemeysters: Jan die Bruun, Pieter Voppensz. Scepen: Jan van Hoern, Vrederic Gheritsz. 65 LXIX. DAT ALLE AMBOCHTSLUYDEN MOETEN WERCKEN OM SULCKEN LOON ALS BY DEN GERECHTE GESET WORDT. 1413 Februari 6. Scoud, scepene ende rade der stede van Leyden gheven te kennen onsen gheminden vrienden, scout, scepene ende rade der stede van der Goude, dat in voerleden tyden onse lieve here hertoghe Aelbrecht van Beyeren zaligher ghedachten ons ende allen goeden steden van Hollant ende van Zelant heeft ghegeven een privilegium om te verhoeden onpunteliken zaken, die in haren neringhe gheschien mochten, wel bezeghelt, sprekende van woerde te woirde alse hierna geschreven staet: Aelbrecht, bi Goids ghenade etc, laten weten allen onsen goeden steden van Hollant ende van Zeelant, want wy in der waerheit verstaen hebben, dat sommige misselike ghesellen uut vreemden lande, die van ambochten sijn, eendrachte ende vergaderinghe maken in onser steden boven ghebode van onsen gherechte van horen loen, dat hem gheset wart voer hoeren arbeyt, ende sonderlinghe den volres, die vergaderinge ende uutganc ghedaen hebben mit wille, dat wy in gheenre wijs langher ghehenghen en willen, so ombieden wy ju allen ende bevelen eernstelike ende elc bisonder, die van ambochten sijn, dat ghi m allen onsen steden neemt sulc loen als u van onsen gherechte toegheset wort ende nyet anders, ende waer yement dierre tegens dede, dat onse gherecht uut onsen steden bewisen mochten, dien verbieden wy sijn ambocht • te doen overal in onsen landen. Waer oec dat zake, dat yement boven onsen gheboden enich ambocht dede, so bevelen wy mit sonderlinge eernste allen onsen bailiuwen, scouten, boden ende rechteren die personen aen te tasten ende die te houden tot onser behoeft ghevanghen ter tijt toe, dat ghi onse wille daerof weet Des en laet niet, also lief als wy u sijn. In orkonde desen brief bezeghelt int jaer ons Heren dusent vierhondert ende yen na den loep van onsen hove i). In kennisse der waerheit hebben wy onser stede seghel binnen op desen plakaet ghedruct. Ghegeven op den sesten dach in Februario int jaer ons Heren MCCCC ende darthien. Die stede van Leyden. I) Gedrnkt bij Van Mieris, III, blz. 759. (3 Maart 1402.) 5 66 LXX. VAN VICTUAILLE OFF L YFTOCHT TE COPEN. 1413 Februari n. Int jaer XIIIIC ende XIII des Saterdages na Sinte Aechtendach doe wort overdragen zulc kueren, als hierna ghescreven staen, bi der ghemeenre vroedscap mitten gherecht. 1. Item so wat goet ter Goude coemt ter marct om te vercopen van vytaelge, van kupen(?) of van anderen goede, dat sel men brenghen op die sluuse ende voer die halle ende daer en binnen op die marct, eer ment veylt of vercopen moet op een boet van XII sc. 2. Item nyement en sel zijn goet als voersz. is moeten vercopen noch laten verdinghen op den Donredach voerdat de raedcloc gheluut es omtrentt VIII of IX uren op XII sc. 3. Item nyement en sel goet moeten vercopen noch verdinghen binnen der vryheyt noch bute der vryheyt, dat ter marct wil wesen, dan op die marct als voorsz. is op XII sc. 4. Item gheen voercopers noch voercoepsteren en sullen moeten copen gheenrehande vytaelge, die zy voert willen vercopen, dan op den Donredach op XII sc. 5. Item daer en moeten nyet meer veynouds te samen wesen, vytaelge te copen of te vercopen, dan zy twee op XII sc. 6. Item dese boeten zullen gaen een derdendeel den heer, een derdendeel tgherecht ende een derdendeel diet aenbrenct. Ende dat sel men moghen betughen mit goeden pérsonen, also dat scepen dat sullen gheloven. LXXI. VAN DE VARCKESCHOUWEN ENDE VARCKENS BY DE STRAET TE GAEN. (1413 Februari 11.) 1. Int selve jaer op denselven tijd, doe wort overdraghen dat 'nyement gheen vareken gaende en sullen houden bi der strate dan die sculdich zijn te gaen op scuttinghe. 2. Item die II knapen, die die goede luden daertoe setten zullen alle jaer, die zullen gheet wesen, die ander vareken te scutten ende waer yement, die hem die scutvareken mit craft of mit wille ondreve, dat men in der waerheyt vonde, dat soude men corrigeren bi den heer ende bi der stede, dats hem bilhx een ander hoeden mocht. 3. Item so wat vareken zy bezien, daer zullen zy of hebben voer haer loen 11 deuts ende niet meer. 67 4. Item waer yement anders die die varekens besaghe dan dese 11 ghezworen, die soude verbueren x sc., half die heer ende half die kerc. LXXII i). (1413 Februari 11.) Int selve jaer op denselven tijd doe droech tgherecht overeen, dat Baernd Woutersz. ende Jan Hermansz. dat roepen hebben souden in die kerc ende in erfhuusen ende nyement anders te roepen op een correxi. Ende dat sel wesen ter goeder luden wedersegghen. LXXIII. GESCHIL TUSSCHEN DE STADT VAN DER GOUDE ENDE DE HEER VAN SBVENHUYSEN ROERENDE DE VEENEN, 1407 September 10. Willem, bi der ghenaden Goods palensgrave op den Rijn, hertoghe in Beyeren, grave van Henegouwen, van Hollant, van Zeelant ende heer van Vriesland, doen cond allen luden, want ghescille ende twiste gheweest heeft tusschen onser ghetrouwer stede van der Goude ende-onsen goeden luden vari Zevenhuysen aen die een zyde ende onse gheminden joncfrouwe Johanna van der Merweden Walravens wijf van Ackoyen ende Jan van Hodenpijl aen die ander zyde, roerende van sulken veen als onse stede ende goede luden voirsz. in onsen ambocht van Zevenhuysen uutghedolven hebben uut sulken tienden als joncvrouwe Johanna ende Jan voersz. dair legghende hebben, welc ghescil ende twist zy alinge van beyden zyden aen ons ghebleven zijn, so hebben wy ons mit onsen rade daerop wel beraden ende onse segghen daerof gheseyt ende segghen mit desen brieve, dat onse poerteren van der Goude onse goede luden van Zevenhuysen ende anders alle dieghene, die in den voersz. tienden ghelandt zijn, gheven sullen joncfrouwe Johanna ende Jan voersz. ende horen nacomelinghen of dieghenen, die die tienden voersz. in der tijd besitten sal, van eiken last turfs, die zy daeruut delven sullen enen HoHants groten, suiker als in onsen lande in der tijd genge ende gave is, daer joncfrouwe Johanna voersz. ende hoer nacomelingen of hebben sullen die driedeel ende Jan voersz. ende zijn nacomelingen dat vierendeel, also joncfrouwe Johanna voirn I) Deze overdracht is doorgeschrapt. 68 die driedeel van der tienden voirsz. toebehoert. Ende opdat onse goede lude, dierre delven sullen, daer vorder gheen ghebrec in en ghecrighen, ist dat zy onsen gheminden joncfrouwe Johanna ende Jan voorn, of horen erven daerof voldoen in der manieren voerscreven, so willen wy, dat dieselve joncfrouwe Johanna ende Jan voerscreven of hoer nacomelinghe alle jaer op Sinte Jacobsdach binnen horen tienden voerscreven den turf sullen doen meten, als zijd voer hebben doen ghebieden in der kerken, ende daerna dan sitten of doen sitten om van horen lastghelde voersz. vuldaen te wesen, als onse baelyuwe van Schielant voertijds ghedaen hebben. Ende waer dat zake, datter yement weer, die dat lastghelt niet en betaelde, so moghen joncfrou Johanna ende Jan voerscreven of hoer nacomelingen of dieghene, die zij daertoe setteden, dat uutpanden ende die panden van onser weghen aenvairden, als zy volstaen waren mit alle recht. Ende nyemant moet uten thienden voersz. enich turf porren voir die mate op een boete van thien ponden ende op den turf verbuert te wesen tot onser behoef, die onse baeliu of bode van Schielant uutrechten ende panden sal na den recht van onse lande sonder verdrach. In orkonde desen brieve bezeghelt mid onsen zeghele. Ghegeven in den Haghe op den thienden dach in Septembns int jaer ons Heren MCCCC ende zeven. LXXIV 1). VAN MOER ENDE VEEN UYT TE DELVEN. 1405 Mei 31. Willem, bi der ghenaden Gods palensgrave op den Rijn, hertoghe in Beyeren, grave van Henegouwen, van Hollant, van Zeelant ende heer van Vrieslant, doen cond allen luden, dat wy ghegheven hebben ende gheven voor ons ende voor onsen nacomelingen onser ghetrouwer stede van der Goude om memghen trouwen dienst, die zy ons ghedaen hebben ende, oft God wil, noch doen zullen, dat alle die poorters, die binnen der vryheyt van der Goude woonachtich zijn of namels wonen zullen, zullen moghen horen moer ende veen uuytdelven zonder enich letsel of moynesse hem daerin te laten geschieden van ons of van onsen 1) Deze handvest komt ook voor bij dateerd op 30 Juni I4°5- ZÖ werd Juni 1428, Van Mieris, t. a. p., blz. gehaald als te zijn gegeven op 30 Juni Van Mieris, IV, blz. 17. doch is daar gebevestigd door Jacoba van Beieren op 10 914. Ook hier wordt het oude charter aan1405. 69 dienres, hetzy van lastghelde of van anderen onghelde, hoe dattet ghenoemt mach wesen, uutgheset van morghenghelde, van brugghen, van slusen ende van anderen onraet, dat opt ghemeen lant mach comen, morghen morghens ghelijc, ende zy zullen die turven bruken ende vercopen tot horen scoonsten, alle dinc zonder arghelist, behoudelic heren Hughe van Heenvliet ende elc ambochthere zijns rechts. Ende omdat wij willen, dat dese vryhede vol ende al ghehouden worde voor ons ende voor onsen nacomelingen onser ghetrouwer stede voorghenoemt ende horen nacomelinghen tot ewighen daghen, so hebben wy desen brief open bezeghelt mit onsen zeghele hieran ghehanghen. Ghegheven tot Middelburch op den laetsten dach in Maio int jaer ons Heren MCCCC ende vijf. LXXV = LXIII. LXXVI. BRANDKUER. 1413 c. Juni 24. 1. Die vroedscap is overdragen int jaer XIIIIC ende XIII omtrent Sinte Jansmisse te middesomer, dat elc man, die staet int scot voir XXX 16 of daerboven, sel houden 1 lederen emmer op sinen cost, mede te brande te comen alst nood es, ende die sel men alle tijd scouwen als men vrede maect; dies niet en hadde, dat is op een boeten van XII sc.; ende die emmers sel men setten vol water voor die doer om te bezien of zy goet zijn. Desghelijx elc backer of brouwer sel oec houden 1 emmer in derselver manieren. 2. Noch isser verboden, dat nyemant gheen honde en sel houden dan windhonde of brac, diet toebehoeren ende daertoe ghestaet zijn, op een boete van XII sc. LXXVII. KUER OPTE HAER WE VERS. 1415 Februari. Ghekuert bi den scoud, bi den borgermeysteren ende bi den scepen int jaer XIIIIC ende XV in die maent van Zulle etc. 1. Item dat gheen haerwever en sel moeten weven of maken haren, daer men moud op droghen sel, dan van paertshaer, mer daer moet wel toe wesen thaer van coestaerten ,op een boeten van XVIII sc, dats te weten een derdendeel den heer, een derdendeel tgherecht ende een derdendeel den vinders. 70 2. Item en moet men gheen wilt haer of ander haer onder dat paertshaer ghemenghet, op XVIII sc. etc. 3. Item so moet men wel maken ende weven haren van alrehande haer, wilt haer of ander haer, zonder te menghen mit paertshaer, zonder verbuernesse. LXXVIII. TCONVENT VAN MAR GR YE TEN. 1413 December 8. Scoud, burghermeysters, scepene ende raet der stede van der Goude doen cond allen luden, dat wy by consent ende goetduncken onser ghemeenre vroescap van der stede tot eren Goeds gheoorloft ende ghemachticht hebben van der stede weghen den zusteren van Sinte Margareten oorde ter Goude, die wy onder onse bescermenesse ghenomen hebben, opdat zy te sekerliken ende te vredeliken in enen reynen, oedmoedigen leven staende moghen bliven, dat zy moghen kyesen alle jaer by der meyster stemmen der susteren voorsz. drie goede knapen van onsen poorteren, dierre nut ende oerbaer toe zijn ende gaerne der zusteren dienst doen willen, dat die machtich zullen wesen alle jaer hoer renten, die zy hebben, jaerlicx op te bueren ende te ontfanghen toter zusteren behoef ende recht daerof te pleghen ende te verand woorden, ghelikerwijs of zyd selver waren, of een ygheliken van hen drien bysonder, opdats hen die ander twe ghewaert doen, so waer ende in wat manieren dié zusteren des behoeven ende daer recht of te doen, ghelikerwijs als men die Goodshuusmeysters ende die gasthuusmeysters recht doet vant Goodshuusgoede ende vant gasthuusgoede, so sellen dese drien goede knapen den zusteren goede rekeninge doen, twewarven des jaers, opdat zyd an hemluden begheren. Voert sellen zy den zusteren ghehulpich ende bystandich wesen in allen zaken, dien den zusteren aendraghen mach, by haer consent ende vijf sinnen na horen vermoghen. Des so sellen die zusteren alle jaer na den Derthienden dach als men nuwe dienstlude kiest ende set ende gheven in scrift den gherecht dese drie goede knapen alle jaer, die zy ghecoren hebben by der meyster stemmen, die hem nut ende oerbaer dinct wesen, ende die drien goede knapen sel die scoudt mitten gherecht eden, dese voersz. zaken te regieren na inhoud des briefs dit jaer lanc, also langhe als zyd gaerne doen willen ende nyement daertoe te dwinghen of te ghebieden. Alle dese voersz. punten zullen staen tot wedersegghen der 7i goeder luden van der stede, alle dinc zonder arghelist, ende want wy hem dit gheconsenteert hebben ais voorsz. staet, so hebben wy hem desen brief daerop ghegeven, bezeghelt mit onser stede zeghel hieran ghehangen. Ghegeven op Onser Vrouwendach conceptio int jaer ons Heren MCCCC ende derthien. LXXIX. GIFTE VAN HEER JAN VAN BLOYS AEN DE PAROCHIEKERK. 1413 December 4. Scoud, borghermeysters, scepene ende raet der stede van der Goude, doen cond allen luden, hoe dat heer Jan die bastaert van Bloys, heer van Tresion, ende mijn vrou van Tresion, zijn ghesellinne, mit goeden voorsien ter eren Goods ende onser Liever Vrouwen, om Goods dienst daermede te doen, ghegeven hebben ende gheven de heylige prochykerc ter Goude tot enen testament: Item drie cappen van frueel, een casufel van frueel mit alven, mitten stolen, als daertoe horen, ende twe rocken van frueel. Item so hebben zy noch ghegeven der heyliger kerken voorsz. vierdalven morghen lands, die ghelegen zijn int lant van den Steyn in dat weer, daer Jan Pietersz. weduwe nu ter tijd op woent, vry van scote, van lote ende van allen zaken, dat ter heerlicheyt aendraghen mach, uutgheset dijck-, bannewercende sluusghelt, den voorsz. lande toebehorende. Ende hiervoer so sellen die heylighe kercmeysters, die nu zijn of namels wesen zullen, doen doen op der heylicher kerken cost tot ewyghen daghen alle maende een vyghely des avonds ende een misse van requiem des morghens mit IIII tortysen belicht tot horen grave op enen dach in eiker maent, die heren Jan ende mijn vrou kyesen, also langhe als zy leven ende na hoeren doot hoer erfnamen kiesen, ende die priesters mitten clerken zullen alle tijd als die vyghely ghedaen is ende als die misse ghedaen is, gaen ten grave voorsz. ende daer lesen een salm of twe salm mitten. collecten, als dat behoort. Ende waert, dat men in enighen van desen punten versumende waer ende volcomeliken niet en dede als voorsz. is, so moghen heer Jan of mijn vrouwe voorsz. of hoer erfnamen na hoerre doet weder na hem nemen dese voorsz. vierdalven morghen lands, onverseyt van yement ende daermede hoer wille doen zonder enich arghelist. In kennisse der waerheyt so hebben wy by goetduncken der vroescap van der stede hierop 72 ghegheven desen brief, bezeghelt mit onser stede zeghel, op Sinte Barbarendach int jaer ons Heren MCCCC ende derthien. LXXX. PACHT VAN VESTEN TUSSCHEN DE STEENEN BRUGGE ENDE CLEYWECHSPOORT VOOR 25 JAEREN. 1413 December 26. Scoud, borghemeysters, scepene ende raet der stede van der Goude doen cond allen luden, dat wy verpacht hebben van onser stede weghen by goetduncken onser vroedscap Claes heren Jacobs soen van der Goude onser stede vesten tusschen der stenen brugghe ende des Cleywechs poorthuus, vijff ende twintich jaer lanc duerende na Onser Vrouwedaghe te lichtmisse naestcomende, in deser vorwaerden, dat hy dese vesten sel bruken zijn gaern op te spinnen ende zijn touwe op te slaen, ende mach loodzen an die muer nederwaerts ses roedevoete wijd ende xxv roede lanc; ende die vesten beneden sel hy bruken tot half die slote toe; ende dese vesten allanghes beneden mach hy bepoten also datter enen goeden ganc mach Wiven tusschen die loodze ende die poten ende hy en sel gheen steghen, die opgaen an die vesten, beheynen noch betimmeren. Voort so sel hy bruken ende bezyghen dat houten harkier naest der stenen brugghe dese jare uut, mer des so sel hyd houde op zinen cost in rake ende in dake, onder der scepen scouwe. Ende van deser vesten ende harkier voorsz. so sel hy jaerlicx gheven der stede voorsz. twintich scellingen Hollants buerzegelt, te betalen die een helft alle jaer op den Meyedach ende dander helft op Alreheylighendach mit ghelde of mit panden, also recht is van der stede goet ende dese vesten ende harkier en sel hy norghent arghen noch meynen dese jaren voorsz. Ende waer dat zake, dat die stede last op quame, dat God verbieden moet, so mach der stede dit harkier, die vesten ende die timmeringe als op dese vesten staet, bruken ende bezyghen onverseyt van hem of van yement. Ende wes scade men hem dan doet an zijn timmeringe ende potinge, dat zal men hem beteren bi den gherecht, ende die tijd lanc so en sel Claes, noch zijn nacomelingen ghenen pacht gheven, alle dinc zonder arghelist. In kennisse der waerheyt so hebben wy hem desen brief daerop ghegeven, bezegelt mit onser stede zeghel op Sinte Steffensdach int jaer ons Heren MCCCC ende derthien. 73 LXXXI 1). TSTEENEN HARKIER ACHTER DE NIEUWE HAVEN AEN DE STEDEVESTEN BY DE STENEN BRUGGE VERPACHT VOER 25 JAREN. 1413 December 26. Scoud, borghermeysters, scepene ende raed der stede van der Goude doen cond allen luden, dat wy verpacht hebben van der stede weghen by goetduncken onser vroescap heren Jacob van der Goude, priester, onser stede stenen harkyer after die nuwe haven an der stede vesten by der stenen brugghe vijf ende twintig jaer lanc duerende na Onser Vrouwendaghe te lichtmisse naestcomende in deser vorwaerden, dat hy desen toorn bruken ende bezyghen sal boven ende beneden tot zijnre oerbaer ende nutscap; des sel heer Jacob voorsz. dese toorn of harkier houden op zinen cost in rake ende in dake onder der scepen scouwe. Ende hierof so sel hy jaerlicx gheven der stede voorsz. XX sc. Hollants buerzeghelts, te betalen alle jaer die een helft op der Meyedach ende dander helft op Alreheylighendach mit ghelde of mit panden alse recht is van der stede goet. Voort sijnt vorwaerden: waer dat zake, dat die stede last opquame, dat Got verbieden moet, so mach die stede dese toorn of harkier voorsz. bruken ende bezyghen onverseyt van hem of van yement, ende wes scade men hem dan doet, dat sel men hem beteren by den gherecht ende die tijd lanc so en sel hy, noch zinen nacomelingen ghenen pacht gheven, alle dinc zonder arghelist. In kennesse der waerheyt so hebben wy hem desen brief daerop ghegeven, bezegelt mit onser stede zeghel hier anghehanghen. Ghegeven op Sinte Steffensdach int jaer ons Heren MCCCC ende derthien. LXXXII. TSEL VE HARKIER. 1419 November 25. Heer Jacob van der Goude, priester, overghegeven ende ghenoemen by den scout ende gemenen gerecht der stede harkier off stenen toiren after die nyen haven by der stenen brugge op Sinte Katherinendach int jaer ons heren MCCCC ende negentien. Dirc van der Goude weder aengenoemen. 1) Deze verpachting is doorgeschrapt. 74 LXXXIII1). VREEMDE STALGELT ENDE VREEMDE VISMARCT. 1414. Ghekuerd bi den scoud ende bi aling tgherecht, int jaer XIIIIC ende XIIII, dat soe wye huert dat vremde stalghelt dat die vreemde visch ofslaen sel, of enen man setten in sinen stede, ende hi sel den coman sijn ghelt gheven tenden dat mael ende die coman sel den coopman te goede doen van den ponde II gr. ende des sel hi hebben van den ponde eenen goeden deut voor zijn ofslaen, behalven sijn stalghelt. Ende soe wye den coman enighe visch ondname, die soude verbueren XII sc. LXXXIV. STEECH TEYNDEN DEN SACK. I4I3- Ghekuert bi den scoud ende bi alinge tgherecht int jaer XIIIIC ende XIII omtrent enen scoren, een steghe, die Gherit Ysebrantsz. voortijds ghescoert hadde van sijn erve tusschen die Hoofstrate ende die Zac, die daer nu sel bliven legghen op beyden eynden open doer te gaen; des sellen die bueren in den Zac de brugge houden op horen cost ende Gherit Ysebrantsz. erfnaem sellen houden die strate ende heyninge langhes die stege op horen cost, ende den pacht oec betalen van der steghe ende daervoer is Gherid Ysebrantsz. erfnaem toegheseyt van die steghe vier nobelen, die die bueren betalen sellen ende Gherit Ysebrantsz. huusinge ende cameren en sellen daer niet toe ghelden, noch toter brugge te houden. Alle dinc sel wesen sonder arghelist. LXXXV. ZYL TUSSCHEN DE GROENENDAEL ENDE HET TEVECOOP. 1414 December 24. Int jaer XIIIIC ende XIIII op den Kersavond doe seyde die scoud mitten gherecht een segghen tusschen die van Groenendael ende Tevencoep an deenre zyde ende Claes Haghen ende Jacob Daemsz. an dander zyde als van erve, daer zy haer water doer leeden souden in die,Goude mit eenen zijl, dats te weten, dat Claes Haghen sel hebben van zijn erve, daer die waterganc 1) Gedrukt bij Heinsius, t. a. p., blz. 312, noot 2, in ghedolven is, ende van sijn onraed van timmeringhe xxv ff, gherekent XV leewen voer een pont, ende die muer an die noertzijde van dese waterganc, die Claes Haghen heeft doen legghen, daer sel Claes sijn overganc over hebben te gaen in sijn huus daerafter wech ende weder. Mer die muer en sel men niet betimmeren, mer open bliven toter bueren behoef, als zijs te doen hebben. Item Jacob Daemsz. sel hebben van zijn erve ende onraed van timmeringe xx ffi paeyments voersz. Ende hi sel vry bliven van I fS jaers, dat op dat ledich erf stont, daer die waterganc in ghedelven is, ende dat pont jaers sel bliven op Claes Haghens afterhuus ende op sijn ganc, ende selt jaerlix betalen, also dat Jacob Daemsz. noch die bueren vorsz. ghenen scade daerbi en lyden. Item hiertoe so sel die stede ghelden ende den bueren te. baten comen mhtTtXXV paeyments voersz. LXXXVI. WILLECOER VAN CLAES VAN ASSENDELFF OM BINNENSJAERS NYET IN DE STADT TE COMEN. 1414 Januari 10. Item Claes van Assendelf ghewillecoort voer scepen als voer Pieter Voppensz. ende voer Huge Lyclaesz. int jaer XIIIIC ende XIIII, des Woensdages na den xmden Dach, niet te comen binnen der Goude, binnen jaers van den daten voersz. op sijn een hand te verbueren, waer dat sake, dat hi binnen quame. Dit ghescyede tot Costijns int huus, onse scoud ter Goude. LXXXVII 1). KVER OFTE ZEEM 1VERCKERS. 1415 Februari. Ghekuert bi den scoud ende bi den gherecht int jaer XHIfC ende XV in de maent van Zulle van die witmakers van den zeemschen leer ende alle werc dat men daerof maect. I Item dat nyement, die van den ambocht is, gheenrehande werc maken en sel op zeemsche werc dan van goeden wilden leer, zonder alleen zolen van zeemschen scoen, op een boete van xvni sc. ende op dat werc verbuert. Des sellen die boeten gaen een derdendeel den heer, een derdendeel der stede ende een derdendeel die vinders. 1) Deze keur is doorgeschrapt; 76 2. Item soe en moet nyement in gheenre manieren van leer hier binnen touwen of doen touwen of buten doen touwen of copen ende werc daerof maken op zeemsche werc noch werc te copen om voert te vercopen anders dan van goeden wilden leer, op XVin sc. ende op werc verbuert. 3. Item quamen enich van onsen poerteren in enighe marct, die van desen ambocht zijn, buten, ende een ander poerter van denselven ambocht een coop ghecoft hadde van wilden leer, dat sel hi den anderen mededeylen, of hys begheert, also verre als zijn ghelt reyken mach. Weygher hyd hem ende dat betughen mocht, dat waer op een boeten van XVIII sc., te gaen als voersz. is. LXXXVTII 1). MEES DIRXSZ. TOT STADSTIMMERMAN AÈNGENOMEN. 1415 April 24. 1. Scoud, borghermeysters, scepene ende raed der stede van der Goude doen cond allen luden, dat wy overdraghen zijn mit meyster Meeus Dyrcxsoen, onsen poorter, by goeduncken ende consent onser vroescap van der stede voersz. ende hebben meyster Meeus aenghenomen te wesen der stede wercman ende te bezorghen alle timmerwerc toebehorende der stede voorsz., als oud werc of nuwe werc ende niet uutghezet; ende dat zei wesen ende dueren tot meyster Meeus voorsz. live toe, ten waer van meyster Meeus voorsz. ouderdom of van onghehoorzamicheyt of dat hy der stede werc niet also en bezorchde, dat men hem wel mit reden verlaten zoude moghen, ende dat zoude wesen bi der meyster stemmen van der vroescap. Ende oec uutghezet alle noetzaken, die meyster Meeus voorsz. opcomen moghen in deser manieren als hierna ghescreven staet: Item zo zei meyster Meeus eersteliken alle timmerwerc maken, dat die stede te maken heeft, overal daert te doen is, ende dat zei meyster Meeus maken in dachueren, ende die stede zei hem daertoe leveren alle stof, dat hy daertoe behoeven zei. Ende meyster Meeus zei hebben elcx dages ix1^ botken, gherekent lil leewen voor mi botken, mer meyster Meeus knapen zei men lonen tot alre tijd by goeduncken tgherechts. Item als der stede werc alomme eens versien is 1) Deze akte is doorgeschrapt. — Gedrukt bij Heinsius, t. a. p., blz. 358, 77 van des daerop of daeran ghebreect, so zelt meyster Meeus voortaen houden ende bezorghen op zijn pensi, dat hy jaerlicx van der stede daerof heeft, mer die stede zei hem leveren alleweghe stof, dat hy daertoe behoeven zal. Voort so wanneer die stede nuwe werc zei doen maken, so sel meyster Meeus dat werc maken om alsoveel loons als tghemeen gherecht godunct, mer wil meyster Meeus dat werc niet also annemen te maken, so zei men dan dat werc bestaden te maken om den minsten penninc, mer meyster Meeus zei een bezorgher wesen van den werc voorsz. tot alre tijd op zijn dachloon, ende dat sel men segghen openbaerlic als men mitten werc te bode zei sitten, of men macht meyster Meeus laten maken mit zinen knapen op horen dachloon als voorsz. is. 2. Voort als men te velde leyt in oorloge mit onsen ghenadighen heer van Hollant, of waer wy dat te doen 'moghen hebben so zei meyster Meeus mede trecken mit enen knecht op zijn dachloon elcx als voorsz. is, ende meyster Meeus zei dan doen mit zyne knecht so wes die stede te doen heeft na horen vermoghen ende die stede dat te doen heeft. Voort so zei meyster Meeus alle der stede agynen, die zy nu heeft of namels cryghen mach ende al der stede koken desghelijcx, niet uutghezet, dat zei meyster Meeus bewaren ende regieren, als dat behoort, mer men zelt meyster Meeus in scrift overgheven ende meyster Meeus zalt jaerlicx te Midvasten weder bewysen den gherecht van jaer te jare na inhoud der sedelen, die daerof zijn, ende hy selver daer een of heeft. Voort so en zei hem meyster Meeus norghent verbinden enich werc te maken tenzy by consent van den gherecht. Voort so sel men op dat een eynde van der vleyshalle een kamer afmetsen daer men der stede werc voorsz. in besluten mach. Item zo zei meyster Meeus jaerlicx hebben voor zijn pensi van den werc voorsz. van der stede voorghenoemt VIII ffi Hollants buerzeghelt ende voor zijn cleder alle jaer drie oude vrancken, te betalen alle jaer die drie oude vrancken binnen Meyesmaent ende die VIII ffi voorsz. alle jaer op Sinte Maertendach in den winter, ende Meeus zei zijn cleder doen maken mitten ghelde voorsz. over dat oude jaer ten minsten als redelic is, daer hy ende die stede eer of moghen hebben, alle dinc zonder arch of list. In kennesse der waerheyt so hebben wy onser stede zegel hieran ghehangen. Ghe(ge)ven op den XXIIII dach in Aprille int jaer ons Heren MCCCC ende vijfthien. 78 LXXXIX. ANNEMINGE VAN EEN ORGANIST. 1415 December 20. Scout, burgemeesters, scepene ende raed der stede van der Goude doen kont allen luden, dat onse kerckmeesters by goeduncken van ons ende van onser vroescap overdragen sijn mit meester Jan die Goutsmit, dat is te weten, dat meester Jan voirsz. aengenomen heeft sijn leven lancq te spoelen op onse grote oirgelen in onser kerck alle hoechtiden, als behoirlic is, in die vesper ende in der missen; ende hy sel onse orgelen houden ende bewaren op hair stellinge op sijn sorge, ende wes dairaen mach gebreken, dat sel hy maken of doen maken sonder loon, mer des sel men hem leveren alle stof, dat hy dairtoe behoeven sel. Voirt sijnt voirwairden, wair dat sake, dat meester Jan voirsz. hem kennelic versumede an dit voirsz. werck ende an sijn dienst of an anderen onredeliken saken, also dat onse scout tgemeen gerecht ende die vroescap by der meester stemmen dochten, dat hy hem versumede ende ons niet nut en wair, so mach men hem desen dienst wederseggen ende dese brief sel dan doot wesen ende niet houden, mer hy sel verbonden wesen an desen dienst al sijn leven lancq sonder wederseggen, uutgeset nootsaken van dootslagen of van anderen kenneliken ongeval, dat hem opcomen mach, daer God verhoeden moet. Ende van desen dienst so sellen hem onse kerckmeesters, elcx in sijnre tyde, alle jair uutreyken ende betalen van onser kercken goede viertich pont Hollants buersegelts, gerekent vijfthyen Hollantsche leeuwen voir elc pont, alle jair te betalen die een helft op Sinte Jacobsdach apostel ende die ander helft op Onser Vrouwendach te lichtmisse dair naestcomende van jaire te jaren. Voirt so sel hy hyer binnen wonen sijn leven lancq ende sel vry sitten van scote, van waken ende van exsinsse van sinen bier, dat hy binnen sinen huse drinct mit sijn selfs gesin, ende voirt van allen ongelde, sonder argelist. Voirt so sellen hem die burgermeesters alle jair sceyncken op den heylygen Kerssavondt twee cleyn canne wijns, gelikerwijs als men jairlix doet die scepenen ende ander dieners. Alle dinc sonder arch of list. In kennesse der waerheyt so hebben wy hem desen brief dairop gegeven, bezegelt mit onser stede zegel, hier angehangen. Gegeven op Sinte Thomasavondt apostel int jaer ons Heren MCCCC ende vijfthyen. 79 XC. RENTE VAN XXXVI NOBELEN TEN BEIIOUVE VAN HEER JAN DE BASTAERT VAN BLOYS. 14.16 Maart 26. Scoud, burgermeesters, scepenen ende raed der stede van der Goude doen kond ende kenlic allen dengenen, die desen brief sullen sien of horen lesen, dat wy overdragen sijn by consent ende goeduncken der gemeenre vroescap van der Goude ende hebben vercoft heren Jan die bastaert van Bloys, heer van Treslong, ses ende dertich gouden nobels tsyaers, eweliken durende, munte coninc Edewairts van Yngeland, die voir dese tijd geslagen ende zwaer genoech van gewichte sijn, of ander gouden geit dairvbir, dair men se om copen sal mogen, van welcken ses ende dertich nobelen tsyaers here Jan voirsz. ons totter stede behoef voirsz. wael voldaen ende betaelt heeft deri lesten penninc mitten eersten, dair wy mitten selven gelde rechtevoirt weder mede gelossent ende gecoft hebben tegen Harman Bylevelt, Harman Zassensoen, twintich Eyngelscher nobels erflike renten tsyaers, die hy op der stede van der Goude hadde, ende sestyen nobels tsyaers, die onse poirters binnen onser stede op der stede voirsz. hadden, dair Harman Bylevelt ende onse poirteren voirsz. ons hair brieven of overgegeven nebben ende rechtevoirt gecanseleert ende gedoot hebben. Ende want here Jan voirsz. dese voirsz. ses ende dertich nobels tsyaers geordineert ende gemaect heeft in rechten testamente voir hem ende vrouwe Maryen van Heemstede, vrouwe van Treslong, sijn getrouwe wijf, tot enen outair, dat hy gesticht heeft in der prochykercke ter Goude mit eenre misse dagelix dairop te doen, opdatter den dienst Goids mede gemeeret ende die gemeen stede mede gedient sal worden, ende so wes geit dair overblijft tenden die dagelixe misse voirsz., so die bestaedt is te doen, te deylen den armen huussitten ende beddevasten, die binnen der stede voirsz. sijn, opdat sy te bet gelaeft ende getroest sullen worden, nae inhoud der brieven, die de Heylige Geest ter Goude van heren Jan voirsz. dairof heeft, so sullen (I) wy hem dairom van der stede wegen van der Goude sulke gracie gedaen ende geconsenteert mit desen brieve, so wanneer die burgermeesters van der Goude of andere der stede dienres, die tot eniger tijd hierna dairtoe geset sullen worden, der stede goede van der Goude te verhuyren, dat dan die Heylige Geestmeesters ter Goude, die nu sijn of namels wesen «uilen tot behoef des Heylich Geests ter Goude, die heren Jan 8o voirsz. dese ses ende dertich nobels tsyaers mit sinen brieven gegeven ende gemaect heeft, dairby wesen sullen van jaire te jare, om gelooft self te nemen van dengenen, die der stede goeden huyeren, dair sy menen an bewaert te wesen, totter somme van den ses ende dertich nobelen toe voirnoemt, uut wat goede dat sy willen, der stede toebehorende, onverseyt van ons of van yement anders. Ende dese ses ende dertich nobels sollen die Heylige Geestmeesters voirseyt ontfaen alle jair tot sulcken dagen, als van der stede goede voirsz. geset sijn of geset sullen worden. Ende die Heylige Geestmeesters voirsz. sullen hebben van horen gelde voirsz. sulc recht, of sijs behoefden, als men den burgermeesters ter Goude selve dairof doen sal, sonder arch ende list. Ende want wy dit vast ende stede houden willen voir ons ende onsen nacomelingen, so hebben wy gelooft heren Jan voirgenoemt, vrouwe Maryen van Heemsteden vrouwe van Treslong, haren erfgenamen, ende den Heylige Geestmeesters voirgenoemt in allen punten te houden ende te staecken tot ewigen dagen nae ingehoudt des briefs, die de Heylige Geest ter Goude van heren Jan voirgenoemt dairof heeft. In kennesse der wairheyt so hebben wy onser stede zegel hieran gehangen. Gegeven op den xxvisten dach in Marte int jair ons Heren MCCCC ende sestyen. XCI. PYETER CLAESZ. ONTHOOFT. 1416 November 28. Int jaer XIIIIC ende XVI des Saterdages na Sinte Katherinendach doe sprac Jan van Heteren, als baeliu, Pieter Claeszoen an in de vierscaer ter Goude voer scepen ende seyde, hoe dat hem in voerleden tyden der stede verboden was op sijn lijf, ende boven dat inghecomen was binnen der stede buten consent van den heer of van der stede ende hadde met ghewelt een doer opghestoten ende potten ende ketelen mit cracht ondtween ghesteken ende dat ghelyet hadde voer scepen onghevangen ende onghebonden ende daeraen verbuert hadde sijn lijf ende sijn goet, ende woude hy daer yet wederseggen, des woude hi mit hem gaen an scepen ende seyde, dat hi sculdich waer mit hem te gaen an scepen of an al sinen woerde te lyen. Des Pieter daerteghen dingde ende seyde dat hi des ondsculdich waer ende hem die aenspraec niet deren en soude, ende waer dat sake, dat hem die stede verboden was, dat was op sijn lijf ende niet op 8i zijn goet, ende soe wye den anderen hogher aenspreect, dan hi hem verbonden heeft, dat hi daeraf vry ende quuijd wesen sel. Ende oec mede binnen der vryheyt niet ghevanghen en wordt mer ghevanghen lach in Scyelant ende van daen mit craft ende mit ghevelt hier ghebracht is. Ende bi alle dese redene vry ende quuijd wesen sel van dese aenspraec. Ende soe hi hem scepen biet, des gaet hi mit hem an scepen ende ghewijst word an die vroedscap ende zy dat voert wijsden an die van Leyden, des die van Leyden uutgaven den baeliu die kenninge ghewonnen ende Pieter verloren ende Pieter wordt ondhooft op den XlIIden Avond op een Dincxdach voer de halle int jaer XIIIIC ende XVII. God hebbe zijn ziel. iFloris Dyrcxz. Pieter Voppensz. Hughe Lyclaesz. Gherit Rycoud. Godevaert Dyrcxz. Franseys Heyensz. Dyrc van Elten. Scoud: Costijn Gelysz. Burge- l Jan die Bruun. meesters ( Frederic Gheritsz. XCII. ORDONNANTIE VAN DEN LINNENWEVERS. 1419 September. Dit sijn kueren gemaect ende geordineert by den scout, by den gerechte ende by der vroescapp uut versoec ende begheren van den linnenwevers int jair XIIIIC ende negentien in die maent van Septembris. 1. Item soe sal nyemant leren weven, hy en moet den gilde geven tien scellingen buersegelts ende dat sal die meyster uutleggen; uutgeset eens gildebroeders of een gildesusters kint, dat is den gilde sculdich vijff scellingen buersegelts ende dat sal oic die meyster uutleggen ende geven'den gilde. 2. Item wair dat sake, dat enich gildebroeder of gildesuster offlmch worde ende kinder afterlieten, so mach dat oudste kint besitten ende gebruucken sijns vaders of moeders stede in allen manieren als sy se besaten ende gebruucten. 3. Item so en moet nyement vreemders binnen der vryheyt van der Goude weeftouwen setten noch doen setten, op te 6 82 wercken of doen wercken, op die boeten van XII sc, also dicke ende also menichwarven als sy dairaf bekuert worden. 4. Item tot een gildebroeders off gildesusters huus dair men des heylichavonts, nadatter te hoop te vesper geluut is, afwercken mach ende sijn roede uut den boom niet en hadde, die soude verbueren rechtevoirt tegen den gilde ende dat geven Y2 Sr-> ende wair oic dat sake, dat yement van den gildebroeders of ijjjHdesusters des heylichavonts, nadatter te hoop te vesper geluut es, him onderwonde af te wercken ende des niet en dade, dat wair op die boeten van XII sc. Ende voirt waer yement, die in den gilde niet en waer ende begeerde af te wercken gelijc vorsz., die soude geven den gilde I gr. 5. Item so en sullen die susteren op die muere niet meer linnentouwen setten noch doen setten op te weven dan vier touwen, op die boeten van xii sc. 6. Item so en sullen die arme susteren niet meer linnentouwen setten noch doen setten op te weven, op die boeten van XII sc, dan drie touwen. 7. Item so en sullen geen geestelic luden niet meer vergaderinge maken om linnentouwen te setten danre nu sijn. 8. Item so wat vreemde persoen ghinge van den linnenweven tot wollenweven off van den wollen totten linnen off van den vollen totten weven, alsoo menichwarven als hy ghinge van den enen totten anderen, die soude verbueren tegen den gilde, rechtevoirt te geven, een Dordrechsche plack. Ende wair dat sake, dat hy des niet en gave noch geven en woude, die soude noch verder verbueren XII sc. ende dat is gedaen, overmids dat die knapen hoeren meyster te bet voldoen sullen. 9. Item sullen sy alle jaer selver setten ende kiessen uut hoeren gilde vinders, die die scout dairop eden sal als vanouds costumelic ende haircomen is. 10. Item so wes him die dekens ende overmans gebieden van den gemeenren gilde wegen, dair sullen sy by comen ende wairt yement, die dair overhorich in waer, die soude rechtevoirt verbueren ende geven den gilde enen ouden Vlaemschen gr. Ende wair dat sake, dat hy den dekens dat geit niet en gave als hys him vermaende, so soude hy noch vorder verbueren yegen gilde IIII sc. 11. Ende alle dese voirsz. boeten van XII sc. sullen gaen een derdendel den heer, een derdendel der stede ende een derdendel den gezworen. 83 XCIII. VOLDERS. t Item so wat volre binnen der Goude meer te comme ghinge dan eens des dages, uutgenoemen een laken te breyeren die verbuerde xii scellingen, ende diet breyeert wil hebben' die sel comen mitten kaken, eer die volres uut den comme gaen. 2. Item elc gespanne en sel niet meer maken dan twee half laken, beyden xmi viertel wijd, in tween dagen. Ende so wat XIIII viertel wijd is, dats til dagen op n half laken. Ende wat XI vierendeel wijd blijft, luttel min of meer, dats n dage op i half laken. Ende voirt wat m ellen breet blijft, luttel min of meer, dats in dage op een half laken. Ende wanneer thalve laken langer is dan XXII ellen, dair sel men loon of geven na dien belope als van dien anderen. Ende wairt datter yement meer te comme droge tot voirgenoemden lakenen, dat wair op een boeten van xn scellingen. 3- Item so wye van den volres in enigen meesteryen binnen der Goude wrochte, voirdat men die dachclocke luut, of tsavons by kaersen, die verbuerde xii scellingen. 4- Item so wat knape van binnen, die buten der Goude ghinge wercken ende wanneer die weder binnen comt wercken so sel hy den ambocht geven m groot. So wat knaap uut sinen beslegen werke ghinge buten sijns meesters oerlof, die verbeurde Xll scellingen. 5. Item so wat meester den knapen alle Saterdage sijn geit niet en gave of des knapen moede niet en hadde, dat wair op een boeten van xn scellingen. 6. Item want er meer commen sijn dan die volres behoeven so mach elc meester van vollen II commen hebben in te vollen' ende met meer, op een boete van m oudscilde, half den heer ende half der stede, also dicke als me se becoert. 7- Item voert meer so wye meesterye setten wil, die sel eerst poirter wesen ende om bescermt te worden van der stede ende om minne willen des ambochtsso sel hy geven ra oudscilde half den heer ende half der stede als ment hem vermaent, op dieselve boeten. Ende ghenen leerknecht en sel hy aennemen binnen sinen eersten jair, op die boeten van xii scellingen also dicke als men becoert. 8. Wairt, datter yement vollen woude leeren, die sel soeken enen meester, die geen leerknaep en heeft ende dairmede mach hy leren. Ende omdat hy binnen een jaer niet meester en mach 84 worden, so sel hy II jaer leren; om minne willen des voirs. ambochts so sel die leerknaep geven enen nobel, dat een derdendeel den heer, dat ander derdendeel der stede ende dat derde derdendeel den ambocht voirsz. Ende dese voirsz. leerknaep sel verdienen drie groot des dages als hy werct ende dese voirsz. meester en sel binnen desen voirsz. twee jaren anders geen leerknaep aennemen, op een boeten van xii scellingen. q Item voirt meer want onse ambocht des winters met so o-oet en es als des somers, so dunct ons goet dat elc meester niet meer dan mit één com en werke tusschen Alreheyhgenmisse ende Vastelavond, op een boeten van XII scellingen also dicke als men becoert. 10 Item wat volre, meester of knaep, sinen gesetten loon niet en name, dat wair op een boten van XII scellingen also dicke als men becoirde. 1 11 Item al dese voirsz. boeten van XII scellingen, dair sel die heer dat een derdendel of hebben ende die stede dat ander derdendel ende voirsz. ambocht dat derde derdendel. 12 Ende voirt meer wairt dat enich knaep enen meester werck gelooft hadde ende ghinge elwairt wercken, die verbuerde XII scellingen. Ende wairt ooc, dat een meester enen knaep werck lovede ende hys hem niet en hilde, die verbuerde ooc XII scellingen. 13 Item als die heylige kerck gebiet te vieren, niement van onsen ambacht te wercken, op een boeten van XII scellingen. 14 Item wairt dat die gezworen of die vinders, die dairtoe geset sijn, selve daden tegens dese coren of ongetrouwe waren, dat wair op die hoechste boeten ende op hair ambocht. XCIV. SEGGEN TUSSCHEN DE DRAPIERS ENDE VOLDERS. 1424 Juni 12. Int jaer ons Heren MCCCCXXIIII op den XII dach in Junio, doe seyde die borgermeysters ende scepenen een minnenthc segghen tusschen den drapeniers an die een zide ende die volres an die ander zide, om versoecx ende bede wille van him beyden van alsulc scheel ende ghebreeck als sy onderlinge doe hadden, roerende vant loon van der vollerye. Item dat die volres hebben sellen van I puuc XXVIII tunen. Item van elc stuc voerwolle laken xvi/2 tuun. Item van I laken vaij XI verrendeel XXI tunen. Item van die ledich kueren XII tunen. «5 XCV '). ZYL IN DE PEPERSTRAET. 1417 Mei 26. Int jaer XIII1C ende XVII, xxvi dagen in Meye, doe word ghetoghen een reede bi den scepen tusschen die burgermeysters van der stede weghen ende Floer Mijnnen op den zijl bi den veerstal, dats te weten, dat die scepen wijsden, dat Floer voorsz. niet meer en soude hebben dan lijnrecht van sijnre plaet ghelijc Lauwerijs Claesz. uutcant van sinen afterhuuse. Ende dat ander over der straet toe soude wesen der stede. XCVI. VREDERICK JACOBSZ. STEDEKINDT GEMAECT. 1417 Mei 7. Int jaer XIIIIC ende XVII, VII dagen in Mey, doe word overdraghen bi den scoud van mijns heren weghen, die burghermeysters ende scepenen van der stede wegen bi vervolch Jacob Vredericxsz., Dyrc zinen soen, Gherijt Jacobssoen ende anders vrienden, als om Vrederic Jacobsz. stucken ende onredelicwillen van sinen goede, daer hi in bedroghen mochte worden, om dat te verhoeden, dat is te weten, waer dat sake, dat yement comanscap mit Vrederic voersz. dede, het waer in copen of in vercopen, in leenen of in borghen, of in anders enighe manieren buten consent Jacob sinen vader, Dyrc sinen broeder, of Gherijt Jacobsz. sinen oom, dat sel ongheacht wesen ende niet houden ende dairaf en sel men gheen recht doen. Dit sel ghedueren ter goeder luden van den gherecht wedersegghen toe, zonder arch of list. XCVII. DIT SYN JAN DIRC HEYMERSOEN ENDE JAN DIE HOEYER VAN DELF TWE SCEPEN BINNEN GEREGISTEREERT GELIKERWYS ALS HIERNA GESCREVEN STAET. 1415 October 13. a. Een schuldebrieff. Wy Heerbrant Ysebrantssoen, Jan die Bruun ende Huge Dapperssoen, scepene binnen der Goude, oirkonden ende kennen, dat quam voir ons Willem Ghijsbrecht Weyemanssoen ende 1) Gedrukt bij De Lange van Wijngaerden, t. a p., blz. 27. 86 lyede, dat hy sculdich is Jan Dirc Heymersoen hondert Eyngelsche gouden nobelen, goed' van goude ende van gewichte, off paymente diere wairde, te betalen die een helfte op Sinte Katherinendach naistcomende ende die ander helfte op Sinte Katherinendach dairnaistcomende mit gelde of mit pande alse recht is. Ende dit heeft hy verplogen op al syn goed waer hyd heeft, wonnen ende ongewonnen. In hennesse der waerheyt bezegelt mit onsser zegelen. Gegeven des Sonnendages na Sinte Victoirsdach int jaer ons Heren MCCCC ende vijfthien. b. Noch een ander. Noch een schuldebrie ff. Wy Heerbrant Ysebrantssoen, Jan die Bruun ende Huge Dapperssoen, scepene binnen der Goude, oirkonden ende kennen, dat quam voir ons Willam Gijsbrecht Weyemanssoen ende lyede, dat hy sculdich is Jan die Hoyer vijfftich gouden Eyngelscher nobelen, goed van goude ende van gewichte, off paymente diere wairde, te betalen die een helfte op Sinte Katherinendach naistcomende, ende die ander helfte op Sinte Katherinendach dairnaistcomende mit gelde of mit panden alse recht is. Ende dit heeft hy verplogen op al zijn goedt wair hyd heeft, wonnen ende ongewonnen. In kennesse der wairheyt bezegelt mit onsser zegelen. Gegeven des Sonnendages na Sinte Victoirsdach int jaer ons Heren MCCCC ende vijfthien. XCVIII. HET STEENEN HARKIER TEYNDEN DE VOGELESANGH AEN DE STEDE VESTEN NAEST DE CLEYWECHSPOORT VERPACHT TEN EEUWIGEN DAGEN. 1418 November 25. Scoud, burgermeesters, scepene ende rade der stede van der Goude doen cond allen luden, dat wy by rade ende consente onser vroescap van der stede wegen verpacht hebben Gerijd Mathijssoen tot enen ewigen pacht dat stenen harckier teynden der Vogelenzanck an 'der stede vesten naist des Cleywechs poirthuus, zuutoistwaerts, mit voirwaerden, dat Gerijd voirsz. dat stenen harckier besichgen, gebruucken ende een windmolen dairop timmeren sal tot sinen oirbair ende profijd, des die vlogelen van der windmolen boven der stede muyer gaen sullen. Voirt so en sullen diegene, die de lindbaen an der stede vesten aldair nu hebben of hiernamels vercrigen mogen, niet bepoten noch doen bepoten also dat die molen aldair by bescadicht of 87 hair wind benoemen worde. Ende hiervoir sel hy jaerlix der stede geven twintich sc. Hollans buersegelts te betalen alle jaire op Sinte Katherinendach mit gelde of mit panden alse recht is van der stede goed. Ende dit voirsz. stenen harckier sel Gerijd voirsz. houden in rake, in dake ende beneden scoeyen onder der scepen scouwe op sinen cost. Voirt sijnt voirwaerden, wair dat sake , dat die stede enige last opquame van oirloge of van anderen saken, so mach die stede voirsz. dat voirsz. harckier besichgen ende gebruucken ende dairop waken, onverseyt van Gerijt of yement anders, sonder arch of list. In kennesse der wairheyt bezegelt mit onser stede zegel hieraen gehangen. Gegeven op Sinte Katherinendach int jair ons Heren MCCCC ende XVIII. XCIX. KUERE VAN VREDE TE LEGGEN. 1427 December 27. Dit is die kuer van den vreden ter Goude, gekuert ende gemaect op Sinte Jansdach in die Kersheylichdagen int jair XIIIIC zeven ende twintich. li Wy scoud, borgermeesters, scepenen ende raed der stede van der Goude doen cond allen luden, dat wy by rade der gemeenre vroescap van der stede hebben aengesien om nutscap ende orbair, also van ouden tiden gewoenlic heeft geweest, dat men alle vreden plecht te vernuwen mitten scoud ende scepenen voir der lude doren, dair sy woenachtich sijn, ende om te verhoeden gebreke, die in veel manyeren dairin vallen mogen, so hebben wy eendrachtelic gecuert, dat die oude manyer off ende te niet wesen sal, mer dat men voirtan alle vreden vernuwen sal tot vier tiden van den jair, dat sal wesen des dages na Jairsdach, des dages na Beloken Paeschdach, des dages na Sinte Jacobsdach ende des dages na Sinte Martijnsdach in den winter. Ende so wye op enich van desen dagen enen vrede begeert, die sal comen in der stede huus voirmiddage voir den scoud ende scepenen, die dairover sitten sullen, ende begeren dair enen vrede ende sel dat rechtevoirt den clerc laten teykenen, jegen wye hy die vrede begeert, ende dat sal men scriven also dat hy dairmede bewairt is, welke vreden men kondigen sal des aftermiddages van der stede huus openbairlic mitter clocke, dat is te verstaen, dat tgerecht des aftermiddages die brantclocke sellen doen slaen an die een side tot drien posen ende als die laetste reys geslagen is, so sal men die vreden offlesen als voirsz. is. Ende die vreden 88 sullen dueren totten naisten vredach toe, die dach al, ende tot des anderen dages ter sonnen opganc. Ende dairmede sel een ygelic bevreet wesen; wye hierenboven die vrede braeck, die verbuerde sijn lijff ende sijn goet. 2. Item so wye dat na der clocke enen vrede begeert, welke vrede hy sculdich was te vermanen voir die clocke, dair sel die scout mitten scepenen mede gaen ende doen hem enen vrede hebben dair hyd begeert ende dairoff sal hy den scout ende den scepenen geven, voir horen ganc ende omdat hyniettetide en quam, IIII sc. 3. Item so wye een vrede doet inscriven off maken als voirsz. staet, ende geen poirter ter Goude en is, die sal den clerc van eiken vrede geven een half oudt botgen ende wye poirter ter Goude is, die sal den clerc niet geven. Nota. Als men dese vreden offgelesen heeft, so seyt die scoud dairop: dese vreden, also hier gelesen sien, die gebiede ic van mijns heren wegen etc. enen ygeliken te houden op sijn lijff ende op sijn goet. C. VERCOPINGE VAN GERST. Aernt Gerijtz vercoft gerst XIII sc. VI d., Sinte Jan coepman, Vrye die cuper meter, Wilde Wouter meter, Dirc Aerntsz. bodeion. Vrye mi hoet. Gerijt Luyt IIII hoet. Allairt Jans II hoet. Vrerick Gerijtsz. die brouwer II hoet. Claes Rickertsz. II hoet. Gijsbrecht Hermansz. 111 hoet. Harman II hoet. Bastert die Brouwerz. II1/^ hoet III scepel. CL VERCOPINGE VAN TARWE. Aelbert Gerijtsz. vercoft tarw XXVIII sc., Bave coepman, Jan backer meter, Dirck Gerijtsz. meter, Pieter Adriaen Aelbertsz. bodepenningen. Jan backer lil hoet. Jacob Jacobsz. I hoet. 89 Daem Pietersz. i hoet. Evert Tielmansz. i hoet. Bastert die brouwer li hoet. Herman Heynensz. i hoet. Willem Woutersz. n hoet. Martijn Cornelisz. i hoet. Cornelijs Mathijsz. 11 hoet. Meeus Gijsbrechtsz. i hoet. Jan Vrankensz. i hoet. Willem Wolfertsz. i hoet. Willem Hallinge i hoet. Allairt Jansz. v hoet. Heynric Aerntsz. die backer VI hoet. EERSTE KEURBOEK. 1488—1495. EERSTE KEURBOEK. DIT SIIN DIE KEUREN GEMAECT, GEORDINEERT ENDE GEKUERT BY DEN SCOUT, BURGEMEYSTEREN ENDE GEMEEN SCEPENEN DER STEDE VAN DER GOUDE IN DEN JAERE XIIIIC ACHT ENDE TACHTICH *)! I. In den eersten, die scout mit die goede luden van den gerecht sijn overdragen ende doen gebieden, dat nyemant binnen der stede van der Goude up gheen wagen sitten en moet, dair en salre een by die paerden te voet gaen, ten minsten xvi jaer out wesende, die die paerden leyden sal, up die boeten van ses scelling, alsoe dicke als sy dairof bekuert werden. Ende nyement en moet binnen der stede van der Goude mit sijn wagen draven up dieselve boeten voirsz. Ende dat sal staen van dat draven tot scepenen cavinck ende een ygelic sal hierof bekuerer 2) wesen ende diet anbrenget sal hebben den derden penning, ende dit sullen die anbrengers betugen mit ene tuych, behoudelic dat nyemant verdingen en sal, upte correctie van der stede. II. Die molenaers. Die scout mit die goede luden van den gerecht sijn overdragen ende doen gebieden, dat nyement, wie hy sy, molenaer of wagenaer, teffens meer voeren en sal up sijn wagen dan één hoet taruwe of rogge, twee hoet ghersten of haver, ende soe wie dat meer laede ende dairof bekuert worde, dat wair alle reyse up die boeten van xii sc. Voert soe en moeten gheen 1) acht ende tachtich successievelijk vervangen door: ende een ende tnegentich, drie ende tnegentich, anno XCV. 2) Door een latere hand (B) veranderd ia: hekuerders. 94 sackedragers meer teffens in een sack dragen dan drie scepel taruwen of rogge, up die boeten voirsz., ende hier sal een ygelic bekuerder of wesen ende diet anbrenget sal hebben een derdendeel van die boeten. III. Die molens omme te beheynen. Voirt soe sijn sy overdragen, dat alle dieghene, die wintmolens hebben buten der stede, dat sy hoir molenwerf alsoe omme beheynen, datter gheen kinder noch beesten doerlopen en mogen, up die boeten van een croen, ende hierenteynde dat heek van dese voirsz. heyninck, als die wintmolen ommegaet ende die wagen up die werf of van die werf is, alsoe gesloten houden datter gheen kinder noch beesten doerlopen en mogen, up die boeten van xii scelling; ende sciede hierenboven enige scade, dat sel den molenaer uprechten. IV. Van steen up die sluys te setten. Die scout mit die goede luden van den gerecht sijn overdragen ende doen gebieden, dat nyement gheen steen noch tonnen en set up die sluyse, noch gheenrehande dingen, up die boeten van xh sc. V. Dat nyement gaen bidden en moet by den iiusen. Die scout mit die goede luden van den gerecht sijn overdragen ende doen gebieden, dat nyement in enige husen en moet gaen bidden, tsy van bedevaerden of van cramen, sy en hebben eerst oerlof van den Heylige Geestmeesters, elcx up die boeten van een croen, alsoe dicke als sy dairof bekuert werden, ende diet anbrenct sal hebben half die boeten. Des so sellen se ende moeten hebben een teyken van den Heylige Geestmeesters. VI. Dat men nyement herbergen en moet om gelt. Voirt soe sijn sy overdragen, dat nyement voirtan binnen der vryheit van der Goude nyement herbergen en moeten om geit, sy sijn man of wijf, die om broet gaen, dats te weten lantlopers, spechalers ende hoir wiven of diergelijc, up die boeten van vi sc., sy en sellen hair herberge hebben die mannen in Sinte Kathrinengasthuus ende die wiven in die Noet Goetsgasthuus ende dair en sellen sy niet langer geherberget wesen dan enen 95 nacht tsomersdaechs ende des winterdages twee nachten ende alsdan te rumen ende binnen ses weken niet weder in te comen, up correxie van der stede. V IIVan vüylnisse of dreck in die watersoepen te werpen. Item soe en moet nyement voirtan gheenrehande assche, vüylnisse of varkensdreck of diergelijck werpen noch vegen in die waterscepen binnen der stede, up die boeten van een croen, ende dit sal staen tot mijns tsheren verwin. Noch dat nyement gheen misse leggen en moet, tsy varkensmisse of ander misse in die oude stede up mijns tsheren straet, ten waer in die nuwe stede; ende die sellen sy leggen twee roedenvoeten van allen waterscepen, up die boeten voirsz. Mer gheen misse te leggen an die vesten dan up hoir eygen erf, up dieselve boeten. VIII. Ordonnantie van der sluys. 1. Item eerst dat gheen turfscepen in onse vaert ter Goude van Potterspoert ter sluyse toe leggen en sellen, tensy dat sy lossen of laden ende dat sonder argelist. Ende dat sy anders leggen sellen in die zijtgraften. Ende oeck dat desgelijcx in dieselve vaert van Potterspoert totten graften toe by den Beghinen gheen bostelscepen leggen en sellen dan an die een zide van den Beghinen ende dat één scip dicke ende verder niet, up die boeten van xii sc. 2. Item soe en moet nyement twisken dat verlaet ende die sluyse van der Goude enige scepen leggen dan één scip dicke ende dat an die zuytzide, up die boeten van xii sc, tenwair dat sake dat sy losten of laeden, soe sellen sy an beyden ziden mogen leggen sonder dair yet an te verbueren. 3. Item dat men tusschen Potterspoert ende dén sluyse voirscreven gheen balken, ander hout noch leder int water houden leggen, up die boeten van een gouden croen. 4. Item dat gheen scip langer leggen en sal in die haven van der Goude dan achte dagen lang, dat men van outs costumeliken geweest is, niet en losset, noch en laden, sonder argelist, up die boeten van een croen. 1) In margine: loqaatur. 96 5. Item soe en moet nyement, wie hy sy, poerter of gheen poerter, winden ant slot, noch an dat tollenhuus, noch an die palen, die dairan staen, up die boeten van twee leeuwen ende correxie van der stede. Ende soe wie dairan maert ende niet en wint, dats up die boeten van een leeu. Noch men en moet niet winden an die scepen binnen der stede noch an die ringen up die platinge, noch upt hoeft an die palen, noch mit touwen in te halen dan mit boemen in te scieten, noch desgelijcx en moet men niet winden an dat verlaet, noch an die palen, die dairan staen, up die boeten van een leeu. 6. Item wairt datter enige scepen lagen in die haven of twisken dier verlate ende die sluse van der Goude, dat die scipluden die scepen, alsoe leggende, die hem hinderlic waren, sullen mogen verleggen ende dat touwe dairof ontmaren om hemselven te helpen, sonder verbueren of hoir luden dairom te misdoen te mogen worden. Ende wair yement, die enige scipman of sijn vennoet dairom yet misdede, die soude boven die boeten van onser voirsz. stede dairan verbueren twee cronen. 7. Item dat men tusschen Potterspoert ende den sluyse voirsz. alle ventegoet, dat verderflic is, sonder verbueren sal mogen overslaen, dats te verstaen bier, versschen harinck, aelvissche ende diergelijc ende anders gheen goet. Ende soe wie ander goet aldair oversloege uten enen scepe int ander, die soude verbueren IIII sc. groten. 8. Item dat die sluyswachters van der Goude voirtan gehouden sullen wesen die duere van der sluyse te winden beyde by dage ende by nachte up hoir sluysgelt, dats te verstaen soe wie een ure voir die sonne des morgens duervaert ende een ure na der sonnen des avonts, die sellen geven van elke scip een out botgen meer dan of sy by dage dair doer voren, te weten up een wasende water alsoeveel alst verlaet verdragen mach ende up een vallende water alsoe als dat van outs costumelic is, up die boeten van een croen, ende als die duere van der sluys up is, soe sullen die sluyswachters, ten wair van node van den wassende water, nyement die duer voir dat hoeft scieten, up dieselve boeten. 9. Die scout mit die goede luyden van den gerecht sijn overdragen ende doen gebieden, dat soe wat scepen in der haven van buten incomen ende voir ende doer die sluyse wesen willen, dat alle gevelde masten voir duervaren sellen eer dat die staende masten in der haven comen sellen, up die boeten van een leeu. 97 10. Item dat die voirscreven haven an beyden ziden ongespaert ruym gehouden willen hebben ende oick, updat eiken gevordert wesen mach, soe sellen die scepen van der sluyse voirscreven tot Sinte Jansbrugge toe één dicke leggen an der kaeye an die een zide ende van Sinte Jansbrugge ter Ysel toe sullen sy liggen an die westzide twee dicke ende an die oestzide an der kaeye één dicke langes malcander aftereen ende niet dwers int water; ende oeck tusschen scip ende die kaeye gheen sceepsboet leggen en sal gemaert, up die boeten van een croen, behoudelic datter twee grote scepen neffens malcander over lagen, dair en sel gheen ander scip up mogen leggen; ende dair een groet scip leyt dat sel men alsoe redelic leggen, dat die vaert dair gheen gebreck of en heeft, up die boeten voirscreven. 11. Die scout mit die goede luden van den gerecht siin overdragen ende doen gebieden, datter gheen boyersof coggescepen, die niet en lossen noch en laden, ant hoeft leggen en sellen dair die turfponten leggen buten Dijcxpoert, die dair langer leggen sullen dan een tye, up die boeten van een croen, alsoe dicke als sy dairof bekuert werden, dats te weten dat sy leggen sullen by die molens, up die boeten voirsz. 12. Item dat nyement sijn masten rechten moet binnen die haven alsoe lange als die duervaert van der sluyse duert, up die boeten van XII sc. alsoe dicke als sy dairof bekuert werden, behoudelic scepen die an twee touwen gemaert leggen ant lant, die mogen hoir masten rechten sonder verbueren. 13. Die scout mit die goede luden van den gerecht sijn overdragen ende doen gebieden, dat nyement sijn scepen maren en sal an bruggen, steygeren of an die craen in die haven, up die boeten van xn sc, uutgeseyt cleyscuten of ander, die soe cleyn siin of cleynre, die en sellen niet verbueren. Van die ringen up die haven. 14. Item soe sal een ygelic voir sijn doer up die haven een ring hebben voir up sijn plaets, up die boeten van een croen. 15 1). Item soe en moeten gheen turfscepen leggen voir den hoern, die lossenen willen ia grote scepen in die haven by der sluys, up die boeten van een croen. 162). Item soe en sellen gheen scepen noch ponten, aelmans 1) In margine: extra. 2) In margine: loqualur. 98 noch scouwen leggen by nachte in der stede graft of enige scepen hoe se genoemt sijn, up die boeten van een croen ende correxie van der stede. 17. Item van alle dese voirsz. kueren sellen bekuerers wesen die sluyswachters ende die scouteknechts ende dat anbrengen binnen daech sonnenschijn, om dat des anderen dages uut te rechten of die scepen en sullen dair gheen recht of doen tensy by horen wille, ende dat sullen sy anbrengen mit sekeren tuych of by hoeren eedt. IX. Dat nyement gheen vuylnis, noch misse en leggen upter straet. Die scout mit die goede luden van den gerecht sijn overdragen ende doen gebieden, dat nyement geenrehande misse noch vuylnisse leggen en moet upter stede straet buyten Tienwechpoert totten akerboem toe, die dair langer leggen en sal dan xiiii dagen up die boeten van ses scelling. X. Noch van misse, noch gansen, noch varken te mesten in der stede bogen. 1. Die scout mit die goede luden van den gerecht sijn overdragen ende doen gebieden, dat nyement wie hy sy gheenrehande natte misse noch varken noch gansen of desgelijcx mesten noch setten en sullen in der stede bogen van der stede muer, up die boeten van xii sc. 2. Noch dat men gheen misse leggen en moet in der stede bogen noch gheen varkenscoeten te maken in dieselve mueren, up die boeten van een croen. 3. Noch dat men gheen bostelcupen setten en moet buten up dat nuwe hoeft, up die boeten voirsz. XI. Van assche uut te dragen. Item soe en moet nyement gheenrehande assche uutdragen dair vier in is, sy en sellen dat vier eerst uutgegoeten hebben eer sy dairof sceyden, up die boeten van vi sc. XII. Van varkescoeten te maken. Die scout mit die goede luden van den gerecht sijn overdragen ende doen gebieden, dat nyement, wie hy sy, varkes- 99 coeten en sullen maken noch houden staen up die heerstraet of onder sijn venster, noch gheen varkenscoeten te maken over der stede waterscepen, up die boeten van een croen. XIII. Van hout of riet. 1. Die scout mit die goede luden van den gerecht sijn overdragen ende doen gebieden, dat nyement voirtan gheen steen, hout, riet of ander goeden noch gheen scelven van riet te coep of te verbesigen houden staende up die haven, Peperstraet ende Spierincstraet, up die boeten van een croen ende dit sal staen tot scepen cavinc, behoudetick die tymmeren of decken willen, die settent mogen houden staende ses weken sonder verbueren. 2. Item soe doen sy noch gebieden, dat nyement gheenrehande hout, steen noch ballick up die straet tusschen die halle ende Gronendaelrestege houden leggen langer dan drie dagen, up die boeten van drie pont, uutgeseyt die binnen vi weken timmeren wil of die timmeren, die sellen hoir hout aldair mogen leggen sonder verbueren. XIV. Van die voircopers van provande ende anders. *) Die scout ende die goede luden van den gerecht sijn overdragen ende doen gebieden, dat gheen voircopers noch voircoepsters gheenrehande provande, als hoenre, gansen, butter, casen of eyeren of hoe dat genoemt mach wesen, sy sijn poerters of gasten, copen noch doen copen en sellen, mogen binnen der vryheit van der stede, tsy up die marctdagen of buten die marctdagen, dan tusschen Jan Dirxzoons2) hoeck by Dirck Heymenszoen ende dat vrouwenhuysken by Romer Jacobszoen ende niet te copen des somerdages eer die clock negen geslagen heeft, van half Maert tot Bamis toe, ende des winterdages niet eer te copen van Bamis tot half Maert toe eer die clocke X geslagen heeft, up die boeten van mi sc. gr. Vlaems. Des soe en moet men gheen arres geven noch voercoep doen up die boeten voirsz.; des soe salt staen tot mijns tsheren verwin ende hierof sal een ygelic bekuere wesen. Voirt soe en sellen si se in ghene husen setten sonder enige sy, up dubbelde boeten. 1) In margine: habere. 2) Met hand b vervangen door: Pieter van Raemburch. 1ó0 XV. noch voercopen. E Voirt soe en moet nyement copen enige hoenr[e] of voegel, die scoen gemaect sijn, om weder te vercopen, up die boeten van een croen ende diet anbrenget sal hebben den derden penning. 2. Voirt soe en moeten gheen voircoper noch voircoepster gheenrehande provande te voren mogen copen te Corte Haerlem of over Ysel, noch doen copen, noch bedingen, up een boeten van een croen, ende dit sal staen tot mijns tsheren verwin. Ende soe wie dit den scout anbrochte sal hebben een derdendeel van die boeten ende die scout sal se mogen anspreken up horen eedt, alsoewel die binnen der stede copen als dairbuten, ende die den eet niet doen en wil binnen staender vierscaer, die sal verwonnen wesen van die voirsz. boeten, welverstaende dat men een ygelic eedt ofnemen sal mogen van alle dese voirsz. koeren. Ende so wye verwonnen wort by den eedt, dair sal dat gerecht een dordendeel of hebben x). 3. Voirt soe sijn sy overdragen, dat nyement voirtan gheen vogel noch hoenrecoper of vercoepster staen en sellen mit hoer goeden, als vogel, hoenre of anders, te vercopen dan an dat zuytoesteynde van der vleyshalle. Ende wair dat sake, dat sy anders stonden, dat wair up die boeten van xii sc., uutgeseyt kermis, Kerssavent ende Paesschen. XVI. Van die entvogels of hoenre. Die scout mit die goede luden van den gerecht sijn overdragen ende doen gebieden, dat alle dieghene, die aldus enige entvogel vercopen, dat die sullen an die wilde vogels laten bliven twee voeten ende die tamme vogels sal men beyde die voeten ofsnyden, om te kennen die wilde vogels voir die tamme vogels, up die boeten van ses scelling, ende dair sullen die vleysvinders bekuerers of wesen. Ende men sel gheen vogel noch hoenre noch gansen of diergelijc vercopen sy en sellen eerst besien van den vleysvinders ten minsten van twee of meer, ende een ygelic sal van den tamme vogels die voeten ofgesneden hebben eer sy uten huus gebrocht werden om te vercopen. Item nyement en moet 1) In margine staat hierbij met hand B, doch weder doorgehaald: NaderAant overdragen dat alle geer, dat Donredages gewoenlic is te comen, alsowel kennif als anders. roi water by hem hebben in tobbens of anders, mer alleen droech vercopen, up die boeten voirsz. XVII. [ ] en vleys. Die scout mit [di]e goede luden van den gerecht sijn overdragen ende doen gebieden, wair yement die enige stinckende vleys, ganse, hoenre, vogelen, niet uutgesteken, ter marct brochte om dair te vercopen, alsoe dat sy dairof van den vleysvinders bekuert werden ende dat ongave vleys die marct verboden worde, dat ongave vleys sout men steken an een stock voir sijn stal, diet te coep gebrocht hadde tot hoire spite, ende dairenteynden sout men alle dat ongave vleys of ongave speek, dat aldus die marct verboden worde, van der sluys int water smacken, ende die aldus van den vleysvinders bekuert werde als voirsz. staet, soude hierenteynden verbueren xn sc. ende een maent sijn nering, ende dit sellen die vleysvinders rechtevoert den scout ende gerechte up horen eet anbrengen ende gheen vleys langer te bruyeken dan up sijn mael of ten wair by consent van den vleysvinders, up die boeten voirsz. XVIII. Van die weyten. Item voirt dat men geen weyten vercopen en moet, die van buten incomen, tensy dat sy eerst besien sijn van den vleysvinders, up die boeten van vi sc. gr. XIX. Van die beesten an die pael te brengen, tensy dat sy soe woest syn dat men se an die pael niet brengen en mach, die sel se tot hoiren huus laten besien. Item soe en moeten die vleyshouders noch die onder die loeyffen staen, gheen hoernbeesten slaen, sy en sellen die eerst gebracht hebben totten vleysvinders an die pael ende laten hem hoey eten, up die boeten van drie pont, ende die vleysvinders sellen hebben van elke rugge te besien een doyt van die varkens ende dit sal staen tot scepen cavinck. XX. Van te loten onder die loeyf. Item alle dieghene, die des Saterdages hoir vleys bruyeken 102 willen onder die loeffen, die sellen des Saterdages smorgens ter sester uren comen ende loten, ende dat lot, dat hem gebeurt, sel hy houden up die boeten van een croen. Ende die dair dan niet en is ende mede en loete, die sal afteran staen, up die boeten voirsz. XXI. Van die vleyshouwers , die in die halle staen. Voirt soe sijn sy overdragen, als dat gheen poorter of poerters, dat vleyshouders sijn, enige vleys vercopen of doen vercopen en moet buten die hallen, mer alleen binnen die halle te vercopen; mer wair dat sake, datter enige poerter of inwonende wair, dat gheen vleyshouder en is, die mogen mit hoir eygen vleys staen ende vercopen gelijc die vreemde. Ende wair dat hier yement bruekich in gevonden worde, dat wair up die boeten van x f?. XXII. Van die slagers te eeden. Die scout mit die goede luden van den gerecht sijn overdragen ende doen gebieden, dat alle die slagers gehouden sullen wesen dat geit terstont te ontfangen van denghenen, die de beesten laeten slaen ende dat geit terstont te brengen denghenen, die dairtoe geordineert worden van der stede wegen of dien den exeiis gehuert hebbe *) up die boeten van iiii sc. gr. ende correxie van der stede. Ende dat nyement beesten en slae hy en com eerst ende laet hem eden, upten boeten voirsz. Ende geen slager en sal beesten slaen hy en zal eerst een teycken hebben van den excysenaer. XXIII. Van appelen, peren. Die scout mit die goede luden van der gerecht sijn overd[ragen] ende doen gebieden, dat nyement voirtan enige apelen, peren of noten of vygen en meten dan mit geeycte stede-maten, up die boeten van een croen ende dat sal hebben Sinte Kathrinengilde. Ende niet te stapelen. i) De laatste zes woorden zijn door B met een renvooi ingevoegd. io3 XXIV. Van die viscopers hair stal scoen te maken. Die scout mit die goede luden van den gerecht sijn overdragen ende doen gebieden, dat een ygelic viscoper, als hy sijn vis vercoft heeft ende sijn mael gedaen heeft, dat hy binnen dien dage sijn stede ende stal scoenmaken sal, beghinnende van sijnre vloer totter Goude toe, up die boeten van vi sc. alsoe dicke als sy dairof bekuert worden. XXV. Van die stallen up die vreemde vismarct. Item dat alle die vreemde luden, die mit vis ter marct comen, sullen staen an die ander zide van der Goude, wair sy willen, dair die stede hem die stallen hebben doen maken, up die boeten van xii sc.; mer nyement en moet up die visbrugge staen mit gheenrehande goet, up dieselve boeten. Item dat nyement visschen en moet in Bloemendaelre wetering van Tienwechbrugge of tot die sluyse ende zijl toe an den dijck, up die boeten van een croen. Des sel men alle visdaichs voir middaich die boem gesloten houden upte boeten voirsz. x). XXVI. Van die salm ende stoer. Item soe sijn sy noch overdragen, dat men gheen salm, stoer noch bruynvis vercopen en moet dan by die ponde, up die boeten van xn sc., ende dit sal staen tot scepen cavinck. XXVII. Van die kennip te vercopen. i. Die scout mit die goede luden van den gerecht sijn overdragen ende doen gebieden, dat nyement wie hy sy, sy sijn poerters of gasten, enige kennip binnen der vryheit van der Goude en copen, tensy dat die kennip eerst gecomen is tusschen Dirck Heymanszoens ende den Regenboech ende dair en tusschen geleyt up die stede, dair men se vercopen wil. Ende wair dair yement, die enige kennip anders cofte, dat wair up die boeten van mi sc. gr. ende die se cofte soude die boeten betalen, ende dit sal staen tot tscouten verwin ende elc man sel hierof be- i) In margine staat met hand B, doch weder doorgehaald: Des so sellen sy mogen staen tusschen den hoorn ende de visbrugge an dat waterzyde. 104 kuerers wesen l). Ende dat nyement gheen kennip copen noch bedingen en moet noch aenvaerden noch antasten eer hy up die marct comt, tsy te Corte-Haerlem, of over Ysel of een half mijl ommegaens der Goude of binnen der Goude, up die boeten van drie pont2). Ende hierof sel een ygelic bekuere wesen ende diet anbrenget sel hebben een derdendeel van die boeten3). Ende gheen kennip te vercopen voir acht uren van half Maert tot Bamis toe ende van Bamis tot half Maert voir negen uren, up die boeten van uil sc. gr. ende dit sel wesen van alle die dagen, die in die weke comen. Ende dese voirsz. kueren sal den scout een ygelic of an mogen spreken up hoiren eedt ende die den eedt niet doen en wil binnen spannen der vierscaert, die sal verwonnen wesen van den boeten voirsz. 2. Item so wat poorters of inwoneren enige kennip buyten der vryheyt van der Goude copen ende binnen der Goude coomt, die sal exsijs dairvan geven of se binnen der Goude gecoft wair. Ende dat alle vreemde, die geen poorter en is, enige kennip opleyt, die salt den exsysenair te kennen geven, hoeveel hy opleyt, up die boeten voirss. XXVIII. [Ordonn]ancie van den cupers, hoe sy hoir [TONNjEN maken sullen. L Die scout mit die goede luden van den gerecht sijn overdragen ende doen gebieden, dat gheen cuper noch nyement anders enige haringtonnen of ander biertonnen voirtan en maken, die men maect up die maet van Hoomburger tonnen, dan van helen ongecloefden hout. Ende die boedem te maken soe starck, dat men se niet wel induwen en sal mogen. Des soe sellen alle dese voirsz. tonnen gemaect wesen van goeden Pruyssen houte, van Revels houte, van rijshoute, van overzees maeshoute ende van lattonshoute, sonder enige spint dairan te wesen, dat onredelic is. Ende alle die wilde bomen, dat spint of dat onredelic is ende gheen Deventersche boemen te werken in biertonnen, tensy dat dat quaet spint of is. Ende gheen tonnen van gheen stoeven te maken, tensy dat sy van die brouwers selven vallen. Behou- 1) ende dit — wesen doorgehaald. 2) van drie pent met hand B vervangen door: voirscreven. 3) Ende hierop — boeten doorgehaald. ios delic die harincktonnen te maken gelikerwijs als men die in anderen steden van Hollant ende van Zeelant maect. Voirt soe en sel men voirtmeer gheen nuwe biertonnen binden dan mit ouden hopen, up die boeten van XII sc. ende die tonnen verbuert. Voirt gheen Dort gewatert hout te werken, tensy dattet eerst beslegen is ende gedroecht is ende gestaen heeft binnen der stede een maent lang ende dan te werken. Ende alle wrackhout niet te werken tipten boeten voirsz. 2. Item soe sal men alle dese voirsz. tonnen branden an die dugen van der tonnen. Ende elke cuper sijn teyken an die Hoemburger tonnen setten, die hy gemaect heeft by den brant van der stede, updat men weten mach, wie dat die tonnen gemaect heeft. Ende soe wie sijn teyken of mercke aldus an sijn Hoemberger tonnen niet en settede, dat wair up die boeten van elke tonne in sc. ende nochtan soude hy sijn teyken dairan setten. Ende die tonnenbranders en sellen gheen tonnen branden, sy en sijn eerst geteykent van den cuper. Soe sellen alle tonnen hebben ende houden hoir groet als van outs costumelic is geweest. Ende soe wes die tonnebranders branden beneden een half last, dair sellen sy een half last gelts of hebben ende soe wat benedent last is, dair sellen sy lastgelt of hebben. Item wair enich, die enich gewraecte tonnen, die van den tonnebranders gewraect waren, der stede brant niet en hadden ende hierenboven vercofteden, dat wair up die boeten van elke tonne, die sy aldus vercoft hadden vr sc. ende dairtoe te hebben correxie van der stede. Ende of enige gewraicte tonnen voir den branden wederquaetn, dat wair upte boeten van xn sc. 3. Item so sel men die Pruyssen tonnen branden gelijc men se plach te doen up dieselve stede. Ende die tonnen, dair enich Dorts hout an is, dair sel men die brant setten bcsyden dat vang heg at. Ende wair hier gebreck in gevonden, dair sal den brander an verbueren up elke tonne 11 sc. 4. Voirt wair dat sake, dat yement enige haringtojnnen] of biertonnen, die van den tonnebranders gewraect waeren ende anderwarf weder voirt brochten, om den brant te hebben ende noch niet gesteect noch gemaect en waeren, dat die tonnebranders gewraecten, dat wair op elke tonne te verbueren XII sc. 5. Item dat men gheen harincktonnen, die geclooft sijn, branden en sel dan tusschen den derden hoep ende den buyckhoep ende gheen tonnen te branden eer zy volmaect ende gemeten sijn, up die boeten van XII sc. ioó 6. Item soe wat groef tonnen, die buten up den bierstal bekuert worden, die te cleyn sijn, die sel gelden die branders Ende die boeten sellen alsoewel binnen der stede verbuert worden als dairbuten ende die boeten sellen wesen XII sc. Mer van dit stuck sel den branders eet gaen voir den cupers eet ende als die brander sijn eet gedaen heeft, dat hy die tonnen gemeten heeft, soe sal die cuper, die de tonnen gemaect heeft, die boeten selver betalen. 7. Die scout mit die goede luden van den gerecht sijn overdragen ende doen gebieden, dat nyement voirtan, wie hy sy, biertonnen, die men maect up die maet van Hoemburger tonnen binnen onser stede vercopen noch brengen en sal moeten om binnen onser stede te laten of selver te gebruycken, sy en sellen gemaect wesen van helen ongecloefden hout ende den boedem soe starck, dat men se niet wel induwen en sel mogen, als dat behoeren sal, welke tonnen gemaect sullen moeten wesen van goeden eykenhout. Ende wair hierenboven yement, die enige nuwe biertonnen, dair gheen bier in geweest en heeft, binnen onser stede brochte, vercofte of selver gebruycte ende niet gemaect en waeren als voirsz. staet, dat wair up die tonnen verbuert te wesen ende dairtoe up die boeten van XII sc. alsoe dicke als sy dair bruekich in gevonden werden; ende dit sal van den vreemden luden staen tot scepen cavinck. 8!). Item dat men gheen biertonnen, dair bier in geweest heeft, den boedem omme setten moet noch die mefcken of te houwen, up die boeten van XII sc. van elke tonne; ende dat men yement bevonden, tsy brouwer of cuper, dair alsulke tonnen bevonden worden ende niet en wisten te seggen van wién si se gecoft hadden, dat wair up die boeten voirsz. 9. Item soe wat briteken in dese voirsz. tonnen ende in der ordinancie van den voirsz. tonnen binnen dese jaer gesciet, dat sellen die tonnebranders up horen eet den scout ende den gerecht anbrengen rechte voert alst dair gekuert is; des soe sellen dese voirsz. tonnebranders hierof hebben een derdendeel van den voirsz. boeten, die scout een derdendeel ende dat gerecht een derdendeel. 1) In margine: loquatur. io7 XXIX. [ORDONNAJnCIE GEMAECT BY DEN SCOUT, BURGE■ MEYSTEREN [ENDE SCEPENjEN ENDE DEN GEMEEN BACKERS VAN DER GOUDE [HOE] SY HOER BROET VOIRTAN BACKEN SELLEN. i. Eerst dat voirtan gheen backer of bacster, die broet vercopen om geit, backen en moeten grof broet als taruwen, rogge of andere backen dan hierna bescreven staet, dats te weten, dattet groetste broet wegen sa! ses pont twalef loot meer of dair en binnen ende niet min. Ende dat ander broet dairan sal wegen drie pont ses loot meer of dairenbinnen ende niet min. Item dat derde ende dat cleynste broet sal wegen anderhalf pont drie loot meer of dairenbinnen ende niet min. Des soe sal men dese voirsz. broden mogen vercopen ende geven alsoe dier ende goetcoep als men wil ende mach. Wair dat sake dat enich van desen broeden voirsz. meer of min wogen dan voirsz. staet, die sout men dairvan bekueren ende souden verbueren achtien scelling ende dat soude betalen dieghene, diet broet gebacken hadden; des mogen alle deghene, die hoir huysbacken broet selven backen ende gheen broet vercopen, noch broet om geit en backen, haersselfs broet backen alsoe groet ende cleyn als hair believen sal sonder verbueren. Voirt soe wie van den backers sijn broet ses loot te luttel backen, die sel verbueren die helfte meer boeten dan voirsz. staet; of diet acht loot te licht backen of dairenboven, die sel verbueren die helfte meer boeten ende een jaer sijn neringe te laten. 2. Voirt soe doen sy gebieden, dat gheen backer of bacster gheen broet en backen dan van versschen taruwe of rogge ende van gheen outs coern, up die boeten van xn sc, ende hier sal een ygelic bekuerers of wesen ende diet anbrenget, sal hebben den derden penning. 3. Item soe en moet gheen backer of bacster in enigen broeden, hetsy taruwen, masteluyen of rogge, gheenrehande cortmeel, cornelle, semelen, erweten, bonen of diergelijk backen in enich broet, dan alle broet, het sy taruwen, masteluyn of rogge op hemselven. Ende wairt, dat yement hierof bevonden werde dat gedaen hebbende, die sal verbueren die boeten van drie pont ende dairtoe een half jaer sijn nering. Ende hierof sal den heer meester, vrou, knecht ende joncwijf van de backerie mogen anspreken up haren eedt ende die den eet niet doen en willen io8 die sellen vervallen wesen van den boeten voirsz. ende dit sal den heer mogen doen also dicke alst hem believen sal. 4. Item soe sellen alle die backer of bacsters mit hoeren boden, hetsy knecht of joncwijf, gheeet wesen, dat sy gheen cornelle, semelen of diergelijc als voirsz. staet in enich broet backen en sullen noch doen backen dan alle coern, greyn up hemselven. Ende soe wie dat backet, hetsy meester, vrouwe, knecht of joncwijf, die niet gheeet en is, die sellen verbueren drie pont ende dairtoe een half jaer sijn nering. Des so sellen sy comen binnen achte dagen hiernae ende doen horen eedt. 5. Item soe wat broet dat van buten comt, hetsy taruwen of rogge, ende dat men bevinden can, dat dair enich semelen, cornelle, cortmeel, erweten ofte boenen in gebacken is, dan alle coern ende greyn up hemselven, die sel dat broet ende boeten voirsz. verbueren ende dair en sellen sy gheen broet vercopen mogen binnen der Goude noch vryheit van der Goude binnen een jair dairna ende hierof sel een ygelic bekuere wesen ende soe wiet anbrenget sel hebben den derden penning van den boeten. 6. Item soe en moet nyement gheen wittebroet backen, hij en heeft eerst sijn eet gedaen als hierna bescreven staet, dats te weten dat men gheen wittebroet diere noch min geven en sal dan elke broet voir een doyt of voir een oertgen of voir een penning of doen geven ende dat gheen backer ghift, noch mye, noch huesheit, noch wair geven en sal noch doen geven, dat men tot horen huys broet halen soude ende elc broet anders niet te rekenen dan voirsz. staet sonder yet quijt te scelden, up die boeten van drie pont ende een half jaer sijn nering ende correxie van der stede, ende geen paertgis te backen dan up sijn wicht, alsowel huusbacken als ander, dan alleen bollen. 7. Voirt doet men gebieden, dat alle roggebroet van xii ponden hair wicht houden sullen, tsy van binnen of van buyten, sullen weegen xii ffi vier ende twintich loot meer of daerenbinnen ende niet min. 8. Item wairt dat [een] knecht of joncwijf bevonden worde, dat hy of sy enige cornelle of zemelen of diergelijc als voirsz. staet, in enige broet gedaen of gebacken hadden by consent ende weten van vrouwe of meester ende dat terstont niet an en brochte dat gerechte of den vinders van der backerye, die knecht of joncwijf sullen verbueren die boeten van drie pont voirsz. ende dairtoe een half jaer dat sy binnen der stede van der Goude niet dienen en sullen in enige backershuus. 109 9- Item soe sellen voirtan gheen backer of bacsters gheen knecht noch joncwijf te werck setten, dat die backerye angaet, sy en sullen eerst gheeet wesen ende dat up die boeten ende correctie van der stede voirsz. 10 !). Item voirt doet men gebieden, dat die backer sal comen by der stede clerck ende laten sijn naem ende merck setten in der stede boeck ende dat merck sellen sy altijt setten up hair broet, dat sy backen sullen ende vercopen sullen, up die boeten van xii sc. II. Item soe wes broet datter te licht is, dat sellen die broetwegers an stucken snyden ende den armen geven ter tijt toe dat sy broet vinden, dat zwaer genoech is. XXX. ORDONANCIE VAN DEN ZEEMWERKERS ENDE [ ] UPGEMAECT BY DEN SCOUT, BURGEMEYSTEREN ENDÉ SCfEPENEN V]AN DER GOUDE. 1. Item soe sellen die zeemwerkers alle hoir scaveles van hoir leder niet langer houden leggen binnen der stede dan achte dagen ende dairenteynden soe sellen sy dat buten der stede brengen elc upt sijn ende dat bodeloen binnen daech sonnenschijn alst uutgèvoert is, up die boeten van drie pont ende up een maent sijn nering. 2. Item soe sullen sy alle hoir loech ghieten in enen put, staende up hoir erf een halve roede van alle waterscepen, up die boeten van VI f? ende up een maent sijn nering. Ende die loech in gheen waterscepen te gieten, tensy up een heiligen avont na tlof ende dat up een wasende water up dieselve boeten. 3. Item soe en sullen sy gheen hair wasschen dan tusschen Potters 2) poert ende den dijck ende gheen hair te wasschen binnen der stede in enige waterscepen, up die boeten van drie pont ende een maent hair nering ende hier sal een ygelic bekuere of wesen ende diet anbrenget sel hebben den derden penning. 4. Item soe en sellen die zeemwerkers van der Goude in die vier marcten, twee te Bergen, twee tot Antwerpen, gheen leer nabrengen noch doen nabrengen dan in die gemeen marctscepen ende in gheen ander scepen, dat eerste scip des Donredages of te scepen, eer ende niet later; ende dat ander scip des Saterdages 1) In margine: nota. 2) Met hand B vervangen door: Cleywech. 1IÓ of te scepen, eer ende niet later. Ende des Manendages vroete varen mitten eerste getide ende niet langer te beyden ende alle dese voirsz. punten te houden sonder argelist. Ende voirt soe wie hier bruekich in viele, die soude verbueren die boeten van tien pont ende een half jaer sijn nering. Item van die vierde marct voirsz., geheten die Couwemarct, sullen sy scepen up Sinte Willeboertsavont, eer ende niet later, ende varen mitten eerste getide sonder argelist. Ende dit is gesciet by den scout, burgemeysteren ende scepenen ende gemeen zeemwerkers up dieselvè boeten voirsz. 5. Item soe sellen sy des Woensdages loeten ende cramen ende die cramen alle decken, up die boeten van drie pont. 6. Item soe en sellen die gemeen zeemwerkers gheen vreemt getouwet zemenleer copen, dat buten der vryheit van der Goude gemaect is, om weder te vercopen, alle dinck sonder argelist, up die boeten van tien pont ende up een half jaer sijn nering. Ende die gemeen zeemwerkers hebben ditselve overgegeven, dat die scoemakers wel zemenleer copen moeten buten of binnen, wair dat sy willen. 7. Item soe sellen die zeemwerkers van der Goude gheen leer touwen dan gerechtich wiltleder, dat is te verstaen herten, hinden, eelen, deynen, reen, boeken of gheyten binnen der stede van der Goude, sonder enich arch of list, up die boeten van tien pont ende een half jaer sijn nering. 8. Dese voirsz. boeten sellen hebben een derdendeel den heer, een derdendeel dat gerecht ende een derdendeel den anbrenger, die enich van desen boeten anbrenget. XXXI. Ordonnancie van den oly[maten ende] van den zeep ende maten. i. Die scout mit die goede luden van den gerecht sijn overdragen ende doen gebieden, dat men voirtan gheen oly binnen onser stede slaen en sal, die men vercopen wil ende oeck mede up Corte Haerlem, sy en sellen in branden tonnen gelevert wesen, die van den gezworen meter geijet ende gebrant sullen wesen. Ende dese tonnen sullen gemeten wesen mit negentien onser matalen cannen ende houden lii stoep ende alle die tonnen, die te cleyn sijn, en sel men niet branden ende alle die resten, die sy overhouden, sel men up vergieren by mengelen olymaet. Ende alle dese tonnen sal men eens des jaers branden ende scoen Ilt maken, updatter gheen fayt in en gevalt. Ende dese gezworen branders en sellen selfs gheen oly by der tonnen vercopen ende dese tonnen vergiert mit water, up die boeten van een leeu. 2. Item voirt soe en sel men gheen zeep zieden men en sel se gieten in gebrande tonnen eer men se vercoopt, gebrant mit onser stede brant, up die boeten van een croen. 3. Item voirt soe en sel men gheen oly vercopen by der tonnen, men sel se meten by den gesworen meter i) mit der stede cannen, up die boeten van een croen. 4. Item soe en moet nyement butter ter marct brengen sy en moet een pont wegen of een half pont, up die boeten van xii sc. ende die butter verbuert te wesen. XXXII. [ ]e maten. Ir" r. Die scout mit die [goe]de luden van den gerecht sijn overdragen ende doen gebieden, dat men van nu voirtan gheen oly en vercopen dan mit geijcte biermaten ende desgelijcx mede honich, up die boeten van een croen. 2. Voirt soe sijn sy overdragen, dat gheen tinnegieters wijncannen noch olymaten uut en geven, sy en sijn geijct na den yser als dat behoirt, up die boeten van xii sc. ende die cannen verbuert. Voirt sal men alle ander maten doen ijcken, dair men mede met, hetsy droech of nat, up die boeten van een croen, hetsy scepelen, halfscepelen, jnengelen, pinten, olymaten, biermaten ende alle ander maten, sy sijn groet of cleyn, up die boeten van drie pont. XXXIII. Van die wichten. Voirt sijn sy overdragen, dat nyement in sijn huus hebben en moet eenige wichten, die lichter sijn dan Coelsche wicht, up die boeten van drie pont ende die wicht verbuert te wesen' ende alle wichten sellen effen wesen, up die boeten voirsz., dat minste mitten meesten, te weten dat men die cleyn wichten soewel bekueren sal als die meeste wichten, die hoir zwaert niet en hebben. J.) by den—meter doorgehaald. 112 XXXIV. Meten. Die scout mit die goede luden van den gerecht sijn overdragen ende doen gebieden, dat nyement om geit meten, sy en sellen meten 'mit geijcte strekelen ende die strekelen sellen alsoe grof wesen, dat sy doer den ring niet en sellen mogen, die voir dat raethuus hanct. Ende wair dat sake, dat sy doer den ring mochten, dat wair up die boeten van een croen. Ende men sel een ygelic sijn strekel ijcken om niet. Ende hier sel een ygelic bekuere of wesen, ende diet anbrenget, sal hebben half die boeten ende dairtoe een maent sijn nering. XXXV. Van den exsiins. i. Die scout mit die goude luden van den gerecht sijn overdragen ende doen gebieden mit enige van der vroetscap van der stede, alsoe die stede exsijnsen seer ofgaen, als dat nyement, wie hy sy, brouwer of brouster of yement anders, enich bier uut horen huse geven by kannen groet of cleyn yement, die binnen hoiren husen wercken, ende wair dat sake, datter yement bevonden worde, die enich bier by cannen uutgave of yement, wye hy waer, by cannen haelde over enich arbeit anders dan puerlic om Godswillen, die sullen verbueren elcx een croen ende diet bier uutgheft ende diet bier haelt ende dairtoe up die correxie van der stede. Ende hierof sullen bekuerers wesert die exsijsmeesters, die dat bekueren sullen up hoeren eet ende dit sal men uutrechten eer dat men enich recht doen, als die exsijsmeesters dat anbrengen sullen ende hierof sel hebben een derdendeel den heer, een derdendeel dat gerecht ende een derdendeel die exsijsmeesters. 2 1). Item dat die tappers selver comen moeten ende verexsijnsen hoir bier ende nemen een gezworen drager uut dat huysgen; ende die tappers en sullen gheen bier vertappen voirdat sy dat thuus hebben, up die boeten voirsz. 3. Item dat nyement gheen halve vaten noch kinnekiins vollen en sal, sy en sellen eerst geijct wesen, up die boeten voirsz. XXXVI. Dat men gheen wiin of bier up tslot ende tollenhuus en haelt. Item dat nyement gheen wijn noch bier upt hof noch upt l) In margine: hquatur. H3 tollenhuus halen en moeten up die boeten van x pont ende correxie van der stede. XXXVII. Dat men gheen laken noch sout up en doet. Item dat nyement gheen laken updoen en moet hy en gheeft die exsysenaers eerst te kermen, dat hy sijn laken upgedaen heeft ende hoeveel hy upgedaen heeft, up die boeten van drie ffi. Noch dat nyement gheen sout up en doet, noch tonne sout, sy en hebben eerst die exsysenaers gemoede, up die boeten voirsz. ende correxie van der stede. XXXVIII. [ ] husen uut te roepen. 1. Die scout mi[t die] goede luden van den gerecht sijn overdragen ende doen gebieden mitter gemeenre vrootscap, dat alle dieghene, die enige husen copen, dat die comen sellen totten clerck van der stede ende laten die renten van den husen uutroepen ende sijn gebode geven na der overdracht dairup gemaect. Ende indien sy dat niet en deden ende dairna enige colange upcomt ende in der stede boeck niet gescreven en staet, daer en sel men hem tot ghenen tïjt recht of doen. Een ygelic scut sijn scade. 2. Ende wair dat saicke, datter yemant wair, die sijn knus of erf vercoftede ende meer renten of scepenbrieven van gelde spraken upt huus ende erf, dat hy of zy vercoft hadden, dan hy of zy hadden laten scriven ende geboden geven, dat wair optie boeten van c croenen ende dairtoe soude hy nochtan dat huus of èrve vrien van datter meer op gecomen wair dan hy voir geseyt hadde of die stede van der Goude voir ruymen tot ewigen dagen of ter tijt toe dat hy van den boeten ende van datter upt huus of erve meer gecommen wair, voldaen hadde, welke boeten voirsz. gaen ende hebben sullen een dordendel die heer, een dor dendel tgerecht ende een dordendel die kerck ter Goude. XXXIX. Ordinancie van die turftelsters. i. Die scout mit die goede luden van den gerecht sijn overdragen ende doen gebieden, dat van nu voirtan nyement, wie hy sy, gheen turf tellen en moet, dan dieghene, die dat tellen sullen by hoeren eedt. Ende wair yement, die bevonden werde 114 ende niet gheeet en waer, dats up die boeten van drie pont ende correxie van der stede. 2. Voirt soe en moet nyement sijn turf selver tellen, up die boeten voirsz. Ende men sal voirtan gheen turf copen noch vercopen dan by die last of tael of brout, tsy loerman of anders, up die boeten van een croen elcx, die coept of vercoept, uutgeseit alle dachveltturf van over Rijn, sal men by den hoep mogen vercopen ende oeck mede vincken sonder verbueren. 3. Item dat gheen turfdragers of turftelsters gheen coepluden navolgen en sal om die coep te helpen maken up die turfmarct, up die boeten van ii ff. Mer als dien turf vercoft is, dat sy dan alle loten sellen om te tellen ende soe wie dat werck heeft, die en sel niet loten eer hy sijn werck gedaen heeft, up die voirsz. boeten, wel te verstaen dat nyement, wy hy sy, sijn eygen turf en sellen tellen dan alleen dat sy vercopen by de tail ende niet by lasten, noch by halve lasten. XL. Van die turfponten ende aelmans. 1. Voirt soe en sellen gheen turfponten, aelmans of damlopers leggen mogen in Houtscopersgraft dan die een after den anderen tot die Vuylstege toe, noch dat gheen turfponten of aelmans leggen en sullen up die turfmact als sy vercoft hebben, sy en sullen scieten doer die Vuylstegebrugge of up die nuwe haven. 2. Item voirt dat men die plating maken sal up die turfmarct ende men sal se overleggen mit steen tot dat water toe ende gheen misse noch vulnisse dair langer te leggen dan xiiii dagen lang, up die boeten van twee cronen. XLI. Dobbelen. Die scout mit die goede luden van den gerecht sijn overdragen ende doen gebieden, dat nyement binnen der Goude of binnen der vryheit van der Goude, noch dat gheen poerter of inwonende van der Goude up een mile na der Goude dobbelen, potreynen noch gheenrehande hantieringe mit taerningen doen en moet noch gheen spul, daer men geit mede winnen of verliesen mach, noch eentgen te setten, noch buten te wedden, noch voer mijn na mijn, noch craeybecken, cruceminten, om hoepges te werpen, noch te raen effen of oneffen, noch te hiltyken om geit, hoet genoemt mach wesen, dan mit scijfspul,sonder argelist, dat sal wesen tlange woertafel puysten, ses scijf ter faly ende anders niet. Noch nyement en sel binnen die vryheit van der Goude, noch een myle ommegaens der Goude, mit dat quaertspul dobbel en, noch gheenrehande spul dairmede te spelen dan die rechte goede quaert of quade quaert of te zeylen na een ende dertich. Alsoe dick als yement hierin bevonden worde, die soude verbueren drie pont. Ende die scout sel een ygelic mogen anspreken up sijn eet, die enige van dese voirsz. spelen gedaen heeft, alsoewel die waert of waerdinne, knecht of joncwijf, alst in enige husen of tavaernen gehantiert worde. Ende die den eet niet doen en wil binnen staender vierscaer voir den scout ende gerechte, die soude verwonnen wesen van dese voirsz. boeten, mer des soe sel se die scout anspreken binnen een maent. Ende alle dieghene, die gedaecht worden in hoir antwoert ende den eersten dingedach niet te rerAt en comen, die sellen verwonnen wesen van den voirsz. boeten. Ende dit sel die waert of waertdinne, knecht of joncwijf anbrengen moeten binnen daech sonnenschijn alst int huus gehantiert is, alsoe verde als syt weten, ende noemen dieghene, die dat gedaen hebben. Ende deden sy dat niet, soe souden sy verbueren die boeten van drie pont ende correxie van der stede gelijc den speelres. Ende dese voirsz. boeten sel hebben die scout een tweedeel ende dat gerecht een derdendeel. XLII. [niet t]e scieten binnen der stede. Die scout mit [die gjbede luden van den gerecht sijn overdragen ende doen gebieden, dat nyement, wie hy sy, out of jonck, mit ghenen bogen scieten en moeten binnen der stede van der Goude, uutgeseyt in der stede doelen, up die boeten van vijf scelling. Noch dat nyement keylen noch koeten en moet om geit, noch kaetsen int raethuus. Ende wairt, datter enige kinder dairof bekuert worden, die ongehilict sijn, die boeten sellen betalen der kinder ouders, up dieselve boeten voirsz. XLHI. Dat nyement in der luden tuyn comen en moet. Die scout mit die goede luden van den gerecht sijn overdragen ende doen gebieden, dat nyement, wie hy sy, ongewaht comen en sullen in eniger luden tuyn ende hof by dage of by nachte; ende wair dat sake, dat yement hierenboven of mitter wairheyt betuycht worde, dat scepens geloefden, dat wair telken reyse up die boeten van drie pont ende dairtoe correxie van der stede. XLIV. Dat men gheen vensters of stopen maken en moet. Voirt soe sijn sy overdragen, dat alle dieghene, die wonachtich sijn binnen der stede van der Goude, enige vensters of stopen maken willen voir hoir husen of doer, dair sy wonen, dat sy die vensteren noch stopen niet soe verre van die stylen van den huus ter straetwairt en maken dan vier roedevoeten, up die boeten van xii sc. ende nochtan souden syt weder in moeten halen. Ende soe wanneer men bevint, dattet noet is, dat men die stopen ende vensters alsoe breet niet maken en mochte, des sout men se maken by goetduncken des gerechts, ende dat sal staen tot scepen cavinck. XLV. Dat men mit ghenen bomen of haken steken en moet [an die] sluys of an die kerckmuer. - Die scout mit die goede luden van den gerecht sijn [over]dragen ende doen gebieden, dat nyement, wie hy sy, mit genen boemen noch haken, dair yser an is, en steke an dat steenwerck van der sluyse, noch an die muer om dat kerckhof, up die boeten van XII sc. XLVI. Van vrede te nemen. Die scout mit die goede luden van den gerecht sijn overdragen ende doen gebieden, dat alle dieghene, die selver een vrede mitter hant nemen, dat hy die vrede, die hy genomen heeft, des anderen dages dairna binnen daech sonnenschijn den scout anbrengen sel. Ende wair yement, die aldus die vrede genomen hadde mitter hant ende die vrede des anderen dages dairna binnen daech sonnenschijn niet an en brochte, als voirsz. staet, dat wair up die boeten van drie pont ende dat soude verbueren dieghene, die die vrede selver mitter hant genomen hadde; ende alle poerters mogen vrede nemen; ende soe wie vrede weygerde, dat wair telken reyse up tien pont tot drie reysen toe, updat die vrede in kennisse van poorteren genomen is als recht is. ii7 XLVII. Van die mit recht angespróken wort. Item soe wé*- den anderen doet dagen ende mit recht anspreect van' gemèenre scult, ist dat dieghene, die angespróken wort, ghenen eet doen en wil ende hy den aenspreker biet te geven tghene dair hy om claecht, soeverre als hy dat mit sijn eet. houden wil, ende wairt dat die clager tselve, dair hy om claecht, mit synen eet niet houden en woude, soe soude dieghene, die beclaecht wair, vry ende quyt wesen vant gene, dair hy om beclaecht ende gedaecht sal sijn; ende dit sal wesen van allen sculden, uutgeseyt van tsheren ende van der stede goeden. XLVIII. [Van d]enghenen, die up sijn eede angespróken wort [ ] doen will. Item wat man [of] wijf mit recht angespróken wort ende onscult biet mit synen eet ende die anspreker up hem proven wil, dat scepen geloven, dat hy of sy die sake, dair hy om claecht, sculdich is ende die an die prove niet en wil, die sal eenwarf ende anderwarf thuus gaen ende ghenen eet doen, tensy upten derden dach; ende dat sal wesen van alle sculden, uutgeseyt van tsheren ende der stede goeden, welverstaende ist dat scepenen kennen, dat hy qualic spreken soude1), die sal men also corregeren, dats hem een ander wachten sal. XLIX. Dat nyement sonder oirlof voir recht in de vierscaer en spreke. Item soe wat man of wijf sonder oirlof voir die vierscaer spreken, die sullen verbueren ii sc. alsoe dicke als sy dairof bekuert worden; ende die scout sel die pande terstont uten huus mogen doen halen. Ende soe wie gaet callen in der stede huus als men dinget, dat wair up die boeten van drie stuvers. L. Dat men niet qualic en sprect voir de vierscaer. Item 2) soe en moet nyement malcander qualic toespreken voir die vierscaer, up die boeten van een croen ende correxie van der stede. 1) spreken soude met hand B vervangen door: zweren soude. 2) In margine : Nota. u8 LI. Van vonnissen te appelleren. Item wair yement appelleerde van scepenenvonnisse voir die vièrscaer ende die appellacie niet rechtelic en afftervolchde, datt sal wesen uptie boeten van x pont, een derdendeel den heer, een derdendeel die stede ende een derdendel den gerechte, welverstaende dat die appellaci verheven moet wesen binnen x dagen, npte voirsz. boeten. LIL Van verboden wapen te dragen. Die scout mit die goede luden van den gerecht sijn overdragen ende doen gebieden, dat men voirtan, wie hy sy, pansers noch lange messen dragen en moeten by nachte noch by dage, noch des nachts by der straten by hem en hebben noch en dragen bogen, cuscn, hameren, pieken of diergelijc of enigerhande ander wapen, dan alleen des casteleyns huysgesin, des baylius ende des scouten gezworen knechts, die sullen mogen dragen pansers, lange messen of zwaerden als van outs costumelic geweest is ende anders niet, up die boeten van tien pont ende dat panser, langmesse ende wapen verbuert oft en sy by bevel van den heer. LUI. Van gespannen bogen te dragen. Ende oeck mede sijn sy overdragen ende doen gebieden, dat nyement voirtan, wie hy sy, mit ghenen gespannenden bogeby dage by der straten gaen noch staen en sal mogen, up die boeten van tien pont ende up die correxie van der stede ende den boge verbuert; ende by nachte up die helfte meer, alle dinck sonder argelist. Ende dit sal staen tot tsheren verwin. LIV. Dat men gheen gelijcke cledinge of [coloir tsamendrajgen en moet. Die scout mit die goede luden van den gerecht sijn ov[erdra]gen ende doen gebieden, dat nyement voirtan, wie hy of sy sijn, enige cledinge of coloir tsamen dragen en moeten, up die boeten van tien gouden cronen, uutgeseit tsheren knapen ende dienres. Voert soe wie dat tsamen enige cledinge nu ter tijt dragen ende hebben, die sullen die ofleggen ende niet meer dragen, up die boeten voirsz. H9 LV. Van hoer te scelden. Item alle vrouwen, die malcander hoer scelden, sullen verbueren xii sc. LVI. Dat nyement uut des anders werck gaen en moet sonder consent. Die scout mit die goede luden van den gerecht sijn overdragen ende doen gebieden, dat gheen wercluden, wie sy sijn, die in enich werck sijn, uut dien werck, dair sy in gegaen sijn, in ander werck gaen buten consent van dieghene, dair sy eerst int werck sijn, up die boeten van een croen. LVII. Van onsturicheit te bedriven by nacht upter straten. Die scout mit die goede luden van den gerecht sijn overdragen ende doen gebieden, dat nyement voirtan by nachte upter straten onzedich bedriven en sullen als mit ketelen te rammelen, mit wagens langes die straten te lopen, mit stenen te werpen, balken (of) anders instrumenten overdwers die straten leggen of int water te werpen of quade onzedicheit te bedriven. Een ygelic, die dat dede of int spul betuycht worden, dat sy dair mede geweest hebben, dat wair up die boeten van een croen ende voirt tot correxie van der stede of tot caveling van den gerecht. JDism LVIII. Wie neringe doen wil moet poorter worden. Voirt soe sijn sy overdragen, dat nyement wie hy sy enige poertersneringe voirtan en doen, die gheen poerters en sijn, sy en worden poerter binnen dese naeste ses weken, up die boeten van een croen. LIX. [Dat nyement] gheen wateren ende oesse of en ghiete [up ANDjER luyden plaetsen. Item soe en mo[et] nyement voirtan gheen water storten noch oesen an yements platen, anders dan up sijns selfs platen, up die boeten van xii sc., dats te verstaen up die haven, ende hier sel een ygelic bekure of wesen. 120 LX. Dat men gheen steenen en worpe upte kercke ofte goedtshuysen, noch mit bogen en sciete, noch werptollen in der kercken of upt raethuus. Die scout mit die goede luden van den gerecht sijn overdragen ende doen gebieden, dat nyement voirtan, hy sy out of jonck, werpen en moet mit ghenen stenen of werptollen up dat kerchof, up die boeten van een croen. Ende soe wie dat mit bogen scieten, sy sijn cleyn of groet, of mit stenen werpen upter kercken of upt raethuus of up die cloesteren ende gasthusendack of int glaes, die sullen verbueren een croen. Ende dese boeten sellen betalen der kinder ouders, die hier bruekich in gevonden worde, ende die boeten sellen staen tot mijns tsheren verwin. LXI. Van glaessen uut te werpen ofte slaen. Voirt waer dat sake, dat yement scade dede an yements glaes, tsy mit ballen te slaen of te werpen, die die scade dede, soude dat denghenen, die de scade hadde, binnen drie dagen dairna, dat hy die scade gedaen hadde, beteren, up die boeten van een croen, ende nochtan soude hy die scade beteren. LXII. Dat men marctdagen mit wagens upte buttermarct niet en vare. Item soe en moet nyement des marctdages mit ghenen waegenen noch karren duer die buttermarct varen, dats te weten tusschen Dirck Gijsbrechts die scoemakers*) huus ende dat vrouwenhuyskijn in den Regenboech, up die boeten van vi sc. LXIII. Van de comanscramen te stellen upte[n marctdach]. Item soe sellen onse comans reekwijs upten m[arct]dach dubbelt staen van Dirck Heymanszoens tot die Zwarte Leeu toe ende nerghent anders, up die boeten van xii sc. Ende die bedecte cramen sullen voir staen ende tesamen loten ende die onbedecte cramen sullen after staen ende loeten, up die boeten voirsz. Ende die vreemde comans sullen after an onse comans staen ende nergent anders, up die boeten voirsz. 0 Gijsbrechts die scoemakers met hand b vervangen door: Heymanszoetis. 121 LXIV. Van de mandemakers te staen. Item soe sullen die mandemakers staen van der sluys of tot die molenwerf toe, alsoewel onse comans l) als die vreemde. LXV. Van den cramen te stellen versceyden. Item soe sijn sy overdragen, dat men voirtan ruym gehouden wil hebben ende een duerganck van die comanscramen endelicken door die cramen te gaen totten raethuus toe, up die boeten van vi sc. LXVI. Van wagens, staende tusschen Dijckpoort ende tollenhuus. Voirt soe sijn sy overdragen, datter gheen lege wagens 'staen en moeten van Dijckpoert tot dat Tollenhuus toe, die niet en lossen noch en laden, uptie boeten vi sc. LXVII. Van die upt kerchof leggen. Item soe en sel nyement, wie hy sy, mit yement, die upt kerchof geweken sijn, hetsy van doorslagen, vechtelic of anders, eten noch drincken, ten waren getruwede man of wijf, up die boeten van een croen. Ende desgelijcx, dat dieselve dootslagers of vechters niet leggen noch comen en sullen upten toern, up die boeten voirsz. Ende dit sel staen tot des scouten verwin. LXVIII. [niet te] slingeren ende mit gavelen te werpen. Die scout mit [die] goede luden van den gerecht sijn overdragen ende doen gebieden, dat nyement, wie hy sy, mit ghenea slingeren noch mit gavelen of diergelijc binnen der stede upter straten twerpen, up die boeten van xh sc.; noch nyement en sal voirtan mit loden colven mogen slaen by der straten mit slachballen, up die boeten voirsz. ende dit sal staen tot scepen cavelinck. LXIX. dat nyement enige enicheit make van comansscap. Item soe en moet nyement, wie hy sy, enige enkheit mit i) comans met hand B vervangen door; mandemakers. 122 malcander maken, tsy van bostel of diergelijc te copen ofte vercopen, up die boeten van een croen ende dairtoe binnen een jaer gheen bostel te copen binnen die stede van der Goude. LXX. Van honden te houden. Die scout mit die goede luden van den gerecht sijn overdragen ende doen gebieden, dat soe wie enige honden hout, die sel sijn honden alsoe verwaren, dat sy gheen scapen noch beesten en byten. Ende wair dat sake, dat yement dairin bevonden worde, die sijn honden enige scade deden an yements scapen of beesten, dat wair up die boeten van drie cronen, dairtoe die scade te beteren, die hair honden gedaen sullen hebben. Voirt dat gheen molenaer noch bleysters enige honden houden, die door den ring niet en mogen, die an dat raethuus hanct, tensy dat sy se houden binnen der vryheit van der Goude. Ende ist byalsoe, dat si se buten der vryheit laten gaen sonder denghenen dairby te wesen, die se toebehoeren ende sonder remmel an hoeren hals te hebben, vier pont wegende, dat wair up die boeten voirsz. Ende hier sel een ygelic bekuere of wesen ende diet anbrenget sal hebben een derdendeel van dese voirsz. boeten. LXXI. Van peck ende terre te heten bennen der stede. 1. Item soe en sel nyement peck noch terre heten moeten binnen der stede van der Goude uutgeseyt die zeylmakers, up die boeten voirsz. ende dat sel wesen een roe van allen husen. 2. Item dat gheen sceepmakers hoer peck noch [terre] ketelen, warmen noch heten en moeten binnen h[ore]n husen ende twee roeden van allen husen ende dair een vuster maken, dair sy dat vier upleggen sullen, up die boeten van een croen. Ende ■ een ygelic sal hierof bekuerers wesen ende diet anbrenget sel hebben een derdendeel van dese voirsz. boeten. LXXII. Van hout, calck, steen ende anders te leggen upte goude. Item alle dieghene, die up die Goude timmeren willen an beyden ziden, die sellen hair hout, steen, calck ende sant aldair mogen leggen sonder verbueren, alsoe lange als sy timmeren ende 123 niet langer. Ende houden syt dair langer leggen dan sy timmeren , dats up die boeten van een croen, uutgeseyt houtcopers 1). LXXIII. Van mit warmoes upt straet te staen. Voirt soe sijn sy overdragen, dat alle dieghene, die mit warmoes upter straten sitten, hoir stede scoen maken als sy hoir warmoes vercoft heeft, up die boeten van uil sc. Ende hier sel een ygelic bekuere of wesen ende diet anbrenget sal hebben half die boeten. LXXIV. 'Dat nyement delven en moet an de stede cade rontomme die stede. Die scout mit die goede luden van den gerecht sijn overdragen ende doen gebieden, dat nyement voirtan, wie hy sy, delven en moet up die stede cade buten an die vesten nergens tusschen den enen dijck totten anderen, up die boeten van xn sc. ende dit sal gedaen sijn tot scepen cavelinck. LXXV2). [Dat m]en in de hantboochdoelen niet schieten en [moet] mit voetbogen noch mit clooten. Die scout mit [die go]ede luden van den gerecht sijn overdragen ende doen gebieden, dat nyement voirtan in die Hoemborger doelen en scieten mit voetbogen, mit cloeten of diergelijc, noch en breken an die doelen, up die boeten van vijf sc ende hier sel een ygelic bekuere of wezen. LXXVI. Van hart dack of te breken ende niet te decken dan mit hart dack binnnen der stede. 1. Item soe wie dat hart dack of breken wil, dat hy dat den gezworen tegeldecker eerst laet weten eer hyt ofbrect, up die boeten van drie pont ende dairtoe die correxie van der stede. Ende soe dattet den tegeldecker niet en heeft laten meten eer dattet die gerecht te voren comt, dats up die boeten van tien pont ende dairtoe die correxie van der stede. 2. Voirt soe en moet nyement enige husen timmeren binnen 1) uutgeseyt houtcopers doorgehaald. 2) Deze keur is doorgehaald. 124 die stede van der Goude noch loedsen sy en sellen mit harden dack gedect wesen, up die boeten van tien pont. LXXVII. Dat men der stede goet niet ofbreken en moet. Item dat nyement enige steen of hout en breken van der stede bruggen of vesten of ander stede goeden, up die boeten van drie pont ende correxie van der stede. Ende die dat anbrengen, sel hebben den derden penning. Noch dat nyement over der stede muer dimmen en moet, up die correxie van der stede. LXXVIII. Van enigerhande provande te copen up Sinte Jacobsdach ende Sinte Matheusdach. Die scout mit die goede luden van den gerecht sijn overdragen ende doen gebieden, dat men van nu voirtan gheen butter noch caes vercopen moet noch arres geven noch bedingen up Sinte Jacobsdach ende up Sinte Matheusdach , up die boeten van een croen, half den heer, half dat gerecht. LXXIX. Hoe die lakencramen staen sullen in de marct. 1. Item alle die verdecte cramen, dair laken in sijn, sellen beneven van malcander staen een ellen wijt, onverdect, up die boeten van drie pont. *feïï?ï 2. Item dat nyement sijn cramen en setten (t)sy dat hy eerst geloot heeft, hy sy wie hy sy, uptie boeten van xn sc. LXXX. Van der stede singel tusschen den dijck [ende tienJdwechpoort. Voert soe gebiet men, dat nyement voirtan gheen [aerde] van de wech nemen en moet ende brengen se in hoir tuyn van Tienwechpoert totten dijck, up die boeten van i croen. LXXXI. Van alle dode beesten uter stede te voeren. Item soe en moet nyement enige dode beesten binnen der stede, noch der stede vryheit, noch buten der stede brengen, noch in enige waterscepen werpen anders dan sy die bedelven sellen, up die boeten van drie pont. 12$ LXXXII. Van dat men hout, steen noch calck leggen en moet upt marctvelt ende van sant te leggen upte Goude. Die scout mit die goede luden van den gerecht sijn overdragen ende doen gebieden, dat nyement gheen hout, calc noch steen of diergelijc en houden leggen omtrent den raethuus langer dan drie dagen, up die boeten van drie Ég, ten wair of sy timmerden. Voirt soe en sel nyement gheen sant te coep houden leggen van der sluys tot Potterspoert toe an beyden ziden, ten moet drie voet van alle waterscap leggen, up die boeten van een croen. LXXXIII. Van arme luyden, die in der kercken bidden. Voirt soe sijn sy overdragen, dat nyement voirtan in der kerken en moet gaen bidden van die arme luden, up die boeten van tselve, dat sy gebeden sullen hebben ende up hair overste cleet. LXXXIV. Van pantkeringe te doen ende te laten teykenen. Item alle diegene, die pantkeringe doen, die sellen terstont inleggen xvm placken ende die clerck laten teykenen; ende indien sy dat niet en doen, soe sel die pantkering van geenre wairde wesen. LXXXV. [Hoe] die lantluyden staen sullen mit butter, caes ende anders [provande]. Die scout mit [die g]oede luden van den gerecht sijn overdragen ende doen gebieden, dat alle die lantluden, die mit enige wair ter marct comen, het sy butter, caes, melc ende ander provande, dat sy dairmede staen sullen over die palen ten raetfcuuswaert an, up die boeten van vi placken, alsoe dicke als sy dairof bekuert werden. LXXXVI. Van den mensschen, die lasarus zijn, tontfangen. Die scout mit die goede luden van den gerecht sijn overdragen ende doen gebieden, dat nyement, wie hy sy, enige 126 lazarusmenschen husen noch herbergen en moet, noch binnen hoiren huse bier vercopen, sitten drinckende, alsoewel die lazarusmenschen, die wonachtich sijn in onse lazarushuus buten der Goude als die van buten incomen. Voirt tot wat tiden als dair enige sieken comen int lazarushuus van buten ende dair soe lange bliven, dat men hem seyt, dat sy vertrecken sullen, ende dat niet en deden, soe en souden sy dairenteynden binnen tsjaers niet comen binnen der Goude, up die correxie van der stede, dats te weten des winterdages twee nachten ende des somersdaechs ene nacht ende binnen ses weken dairna niet weder int lazarus te comen, up die correxie van der stede. Noch dat sy gheen vis noch vleys handelen en moeten up die vismarct noch vleyshalle of onder die loeyffen, up die correxie voirsz. LXXXVII. Van scepen of ander, die ballingen of uutgeweken heymelic in der stede brengen. Die scout mit die goede luden van den gerechte sijn overdragen ende doen gebieden, dat gheen scipperen mit hoir scepen enige uutgeweken van onsen genadigen heer of van der stede van der Goude brengen sullen binnen der stede voirsz. heymelic of bedectelic, up die boeten van drie pont ende correxie van der stede. LXXXVIII. Van meelexsijs te geven gelijck coor[n ]. Item alle meel, dat men van buten der vryheyt in[brengt], daer men van den coern gheen exsijns of gegeven en heeft, dair sal men exsijns of geven geliken dat men doet vant coern, upte boeten van XII sc. ende dairtoe dubbelde exsijs. LXXXIX. Hoe lange men coorn borgen mach met stric-selen. Die scout mit die goede luden van den gerecht sijn overdragen ende doen gebieden, dat men gheen coern en vercopen up coerncedulen, dat men langer borgen en sal dan drie maanden, of men sel se niet besegelen. XC. Van kerffhout ontfaen. Voirt gebiet men, dat nyement kerfhout en ontfinget dan 127 hout voir hout int getal van enkel hout, up die boeten van een croen, alsoewel diet ontfanget als diet levert, XCI. Dat men alle coorn doet meten mit geswoeren meters. Voirt doet men gebieden, dat nyement coern up en doet van den wagens van buten, noch in scuten, tensy dat eerst gemeten wort by den gezworen meters ende dat an te brengen binnen daech sonnenschijn, up die boeten van xn sc. XCII. Vant ryetdack te leemen. Die scout mit die goede luden van den gerecht sijn overdragen ende doen gebieden, dat alle dieghene, die enige husen of loedsen hebben, die mit weken dack gedect sijn, binnen leemen sullen, up die boeten van een croen. XCIII!). Van leeren tot elck huus te hebben. Item voirt doet men gebieden enen ygeliken, dat sy hebben sellen een leer tot hoiren huse, streckende van den dake totten huse toe of van een kercksparre tot een hoeckhuus ende dairtoe een brantleer, dair weeck dack is; ende nyement en moet hebben geleende leeren, up die boeten van een croen. XCIV. [Van] alle coorn te besien ende segelen eer men[t mete]n moet. Item soe en sel [geen] meter coern meten dat vercoft is ten sel eerst besegeit wesen eer dat hyt beghint te meten. Ende ist datter meer is dan tien hoet, soe sal die meter comen totten zegelair ende gevent hem te kennen, datter tien hoet uut is. Ende alst gelevert is, soe sal men die zegelair vernuegen binnen den avont van dat segelgelt, up die boeten van ses pont te verbueren, een derdendeel die Seven getide, een derdendeel den heer ende een derdendeel den zegelairs. XCV. Van goed coorn boven ende erger onder. Item alst coern niet soe goet en valt onder alst boven, after l) Gedrukt bij Heinsius, t. a. p., blz. 335, noot 2. I2o* als voir, alst tgene datter besegeit is, ende die meter dat den zegelair niet an en brochte, soe sal die meter verbueren ses pont Hollants ende die coepman twalef pont Hollants omdattet niet soe goet en is teen alst ander, up die boeten voirsz. ende correxie van der stede. XCVI. Van hoybergen te hebben in der stede. Die scout mit die goede luden van den gerecht sijn overdragen ende doen gebieden mitter ghemeenre vroetscap, dat alle de bergen sullen bliven staen in die oude stede, die redelic staen, ende die enige nuwe bergen timmeren wil in dieselve oude stede, die sel se mogen timmeren redeliken by goetduncken des gerechts ende anders niet, mer men moet gheen hoey leggen in enigen husen in die oude stede, up die boeten van tien pont. XCVII!). Van dat men onbekende luyden niet herbergen en moet. Die scout mit die goeden luyden van den gerechte sijn overdragen ende doen gebieden, dat geen wairdinnen ofte wairden yement harbergen en sal, die niet bekent en sijn, sy en sellen se den heer of den burgemeesteren anbrengen, uptie boeten van drie pont ende dat tot scepenen caveninck. XCVIII. Van alle quade üpsetten den scout an te brengen. Die scout mittie goeden luyden van den gerechte sijn overdragen ende doen gebieden als wair yement, die enige upsetten ofte anderen saken wiste, die der stede, den heer offte der gemeenten tegens gaen mochte, dat hy dat anbrengen sal of men selt an hem corregieren, alleens of hyselver opsetter geweest wair, an sijn lijf ende sijn goet, naer gelegentheyt der sake. XCIX2). Van willigen up te houwen [ ]n. Die scout mittie goede luyden van den gerechte sijn o[verdrajgen ende doen gebieden als dat alle degene, die binnen an 1) Deze en bijna alle volgende keuren met de latere bijvoegingen en veranderingen zijn door hand b geschreven. De opschriften schijnen echter van de eerste hand (a) te zijn. — Zie de Inleiding. 2) In margine: loquatur. Kt0 der stede vesten willigen hebben staende, uphouden sellen ende in alle die lijnbanen tusschen dit ende Saterdagenavont, uptie boeten van tien pont van den meesten totten minsten willigen, ende sal staen tot scepen caveninc. C1). Van hoütrijssen, staende upter stede waterscap. Voort doet men gebieden, dat een ygelijc, die staende hebben in der stede waterscip an der stede muer enige rysen, hangende overt water, dat een ygelic die ofhouden sal tusschen dit ende Saterdach naestcomende, uptie boeten van tien pont. Cl. Van de lijnbanen tonderhouden an vesten. Voirt doet men gebieden, dat alle diegene, die lijnbanen hebben om der stede muer, dat se die houden also dat men se gaen ende staen mach. Ofte die enige ander toeseggen hebben an den vesten an de muer rontomme gaende, dat sal wesen upte verbuernisse van hair toeseggen. CIJ.2). Van de keuren tonderhouden. Item alle die kueren, die gemaect sijn by den ouden gerecht, die gebiet men te houden eenen ygelic alsoe sy gekuert sijn by den ouden gerecht, up alsulke boeten als dairtoe staen. CIII 3). Van de nachtwake upte toornen tonderhouden. Item dat alle diegene, die snachs gestelt worden te waken upte poorten ende toornen, dat altijts een van die wakers in de venster leyt by gebuerte, alsowel jonge scuts als oude scuts, ende gemeete elcx sinen tijt, upte boeten van vi placken. CIV. Van tcoorn te besegelen eert ment meten sal. Tis overdragen, dat nyement geen coorn up en doe noch geen meter ruych*) coorn en begint te meten of te dregen van yement 1) In margine: loquatur. 2) Deze bepaling, geschreven met hand a, is doorgehaald. 3) In margine: loquatur. 4) ruych doorgehaald. 9 I3Ó of up te doen, tsy hoe cleyn dattet sy*), het sy tarv, fog, gerst of haver, ten is eerst gewardeert ende bezegelt van de wardeyns van den coorn. Ende men sel geen coren zegelen dat arger sal wesen enichsins van alle gebreke dan goet quatter troy of nae de munsteren op der stede huus. Ende wanneer die saick in twifel staet, so sullen sy mit malcander beraden of ment in sal coren of niet ende wanneer sys niet vroet en sijn so sellent die wardeyns dat gerechte presenteren ende wat dair dan in geordonneert wordt by den meèstendeel van den gerechte ende wardeyns, die tegenwoirdich sien, dat sal van wairden gehouden worden; die dairtegens dade, up die boeten van x croenenende correxie van der stede, dat dordendeel den heer, een dordendeel den gerechte ende een dordendeel de wardeyns ende als ment arger vint onder dan boven, voir ende after, dat is op dieselfde boeten. Ende hiervoir sellen die wairdeyns hebben */a stuver van elc segel ende dat beneden twe hoet is, sel men om niet segelen ende warderen. Ende en sellen niet gehouden wesen te segelen, men sel hem eerst hoir halve stuver geven, al soudet die meter of scipper den coopman lenen. Ende de wardeyns' sel men alle jair setten ende eeden hierup als men gewoenlic is alle ander officiers te setten ende te eeden. CV 2). Item den scout mitte goede luyden van den gerechte sijn overdragen ende consenteren alle degheene,.... Voort so en moeten geen lantluyden haver vercopen of coren uut scuyten of up wagens dan tussen den Noot Goids ende Sinte Jansbrugge, uptie boeten van drie pont ende correxie van der stede. Voort doet men gebieden, dat alle diegene, die coorn of haver updoen beneden een3) hoet, die sellen geven ende betalen den meters dat exsijsgelt van stonden an also geringe alst gemeten is. Voort laet men een ygelic weten, dat men geen coorn up die solre doen en sel ten sel eerst gemeten wesen upte straet of op die vloir. 1) of te dregen—dattet sy met een renvooi ingevoegd. 2) N°. CV is met minder regelmatige hand dan het voorgaande en nau het schijnt bij verschillende gelegenheden geschreven, en later doorgehaald. 3) een vervangen door: II. Ijl Noch soe en moeten geen coorncopers coorn coopen uut scuytert of op wagens voirdat die clocke twalif geslagen heeft ende als die clocke xii geslagen is, so sellen sy copen mogen als ander brouwers doen, ende dat tussen Sinte Jansbrugghe ende Willem Hugenzoens huys dairinne begrepen, upte boeten voirsz. CVI. Voort doet men gebieden, dat nyemant, wie hy sy, yonck of out, en sciet mit cloeten noch en slae mit kolven ende ballen an der stede vesten rontommegaens der Goude, noch in den scuttersdoelen, uptie boeten van ses scelling. CVII. Item voort la[et men e]en ygelick weten, die hair leningen niet gebracht en hebben, daer se up geset sijn, dat sy dat van stonden anbrengen tussen dit ende Diensdachavont naestcomende of den heer die salt dan verleggen als tsheren geit als eens gekuert is. Ende men seis nyement verdragen, wie hy sy, sonder den tijt meer te verlangen, gemerct dat men minen genadigen heer van Sassen alle dage verwachtende is ende van stonden an int velt sullen reyssen, also dat men niet langer toeven en mach. Elck scut sijn scade ende elc sel sijn gelden boven upter stede huys brengen tafternoen. CVIII. Voort so wairscuwet menteen ygelick, datter nyement int bosch van Nyeuwerkerk en gae om scieten of voegel te scudden, tsy poortere of inwoenende. Indien dat hem dair enige hinder of scade van den heere coomt, dair en sellen men hem niet offverantwoirden. Elc sye voir hem, dat hy niet bevonden en wordt. CIX. Voort doet men gebieden, dat nyement, wie hy sy, tapper of tapster of yement anders, geen bier in en leg, tensy dat die tapper of tapster of wie bier inleyt dat die selver comen sal in persoen ende halen een exsijsbriefgen int exsijshuystgen i). l) Hierna volgen de woorden: Voert so doet men 132 CX. Die scout mit die goede luyden van den gerecht sijn overdragen mit die gemeen vroetscap ende doen gebieden, dat men voortan geen bier uter stede van der Goude voeren of seynden en sal van brouwers of brousters, tsy wairt sy, den scipper die dat bier uutvoeren sal, die sal comen ende brengen dengenen, die dairtoe geordineert sal worden te sitten int exsijshuystgen, xn stuvers van elke broute biers eer sy uuter stede vaeren mitten bier, uptie verbuernisse van tbier ende dat scip ende dairtoe *) die correxie van der stede. Des so sellen die brouwers of brousters hair bier mogen brouwen eenendedertich stocxsticx lang ende niet langer, up den eed ende ordonnancie, die meester, vrou, knecht ende joncwijff laetstwerff gedaen hebben, Ende alle diegene, die binnen brouwen, die sellen comen alle Saterdaechs int exsijnshuystgen ende brengen aldair hair geit, van elke broute XII stuvers upter verbuernisse ende correxie voirsz. ende dese boeten sellen gaen 2). CXI. Voirt laet men weten alle diegene, die soudie winnen willen mitte scepe voir oorloch te vaeren, die comen by Jan Janszoen ende Baernt Henricxzoen ende laeten hem inscriven van stonden an. CXII. 1. Die scout mit die goede luyden van den gerechte laten weten als dat laetstwerff geboden worden, dat men geen bier uter stede en soude voeren, den scipper en soude eerst comen ende brengen int exsijnshuus XII placken van elke broute, eert bier uter stede gevoert worde upte boeten van X f8 ende correxie van der stede, welke ordonnancie voirsz. van den scipperen qualick verstaen was, so laet men weten een ygelick, brouwer ofte brouster, dat sy hair geit brengen van desen dage eer die clocke ses slaet int exsijnshuustgen van alsoovele brouten als sy gebrauwen hebben, upte boeten van X t8. 2. Ende so laet men voiran èen yghelick weten, brouwers ende 1) tbier — daartoe vervangen door: X f8 ende. 2) Niet ingevuld. 133 brousters, dat se geen bier uter stede en seynden sy en brengen of doen brengen van elke broute biers XII placken gelijc voirsz. staet, eer tbier uutvaert, upte voirz. boeten, uutgeseyt den binnenbrouwers of brousters sellen alle Saterdaich brengen hun geit, van elke broute biers XII placken int exsijshuustgen, upte voirsz. boeten. CXIII. Die scout mit die goede luyden van den gherecht [sijn overdragen ende doen gebieden, dat nyement, wie hy sy, geen [ ]nde bier en brout. CXIV. 1. Also tot onser kennisse gecomen is, datter enighe binnen der. stede dye brouwen binnen haren huysen cleyn bier of hoe tgenoemt mach wesen by vaten ende halve vaten of twee of meer, dairby dat den heer sijn hoppenexsijas ende oick die stedeexsijns by vercort ende verachtert sijn, soe ist dat men beveelt ende een ygelick wairscuwet, datter nyement anders bier en brouwet dan na uutwysinge der koeren van der stede van de brouwerie, upte verbuernisse van tien croenen ende correxie van der stede. Ende dese boete sel hebben een dorde»deel den heer, een dordendeel die stede ende een dordendeel die dat te kennen geven sal. Ende hierof sal den heer een ygelic an mogen spreken up sijn eedt ende so wie den eedt binnen spannen vierscaer niet en dede, die sal verwonnen wesen van de voirsz. boeten. 2. Voirt doet men ghebieden, datter nyement voirtan coorn up en doet, tsy wat graen dattet sy, hy en comt binnen dieselve weke, dattet upghedaen sal wesen, in den exsijnshuus ende betalen hoir exsijns van den coorn dengenen, die dairtoe geordonneert sijn, upten boeten van X croenen, half den heer ende half der stede. 3. Item dat nyemant mout vercope dan alleen brouwers, die upte kuer van der stede brouwen, upte boeten ende correctie voirsz. ende dit sal men elcx vermanen mogen by sinen eede. 4. Voirt doet men gebieden, dat alle diegene, die bier doen vollen by halve vaten of kindekins, dat die sellen comen voir dat exsijnshuustgin ende laten dair die halve vaten énde kindekins besien ende meten of sy hoir maet hebben eer sy hoir bier 134 thuus brenghen, uptie boeten van thien pont, half den heer ende half de stede 1). CXV. Voirt doet men gebieden, dat nyement geen vreemde wolle van buyten der stede in en moet brengen om alhier gekemmet ende gesponnen te worden, up die verbuernisse van die wolle. CXVI. 1. Voirt so doet men gebieden, dat nyemant voirtan, wie hy sy > geen bier mit kommen noch mit cruycken of diergheliken halen en moeten in de voirpoort vant hoff of uut enige scepen, up die boeten x fê ende correxie van der stede, ende hierof sal den heer een ygelic mogen anspreken up horen eedt, ende so wie den eedt niet doen en wil binnen spannen vierscaer, die sal verwonnen wesen van de voirsz. boeten. 2. Voirt doet men gebieden, dat geen tapper noch tapster2), wairt of wairdinnen of die bier vercopen om geit anders in hair bier en doen noch doen doen of hoet genoemt mach wesen in eniger manieren, dan alleen tbier te tappen ende te vercopen alsoet van den brouwer gehailt is ende gebrouwen is upter stede kuere, upte boeten van van elke tonne te verbueren drie pont, half den heer, half de stede. Ende den heer sal hierof en ygelic an mogen spreken up sijn eedt ende wie den eedt niet en dede binnen spannen vierscaer, die sal verwonnen 'wesen van de voirsz. boeten. CXVII. Voort d[oet men gejbieden, dat alle poorteren, wairden en wairdinnen sellen co[men by den] burgermeester ende hem seggen, wat knechten dat sy ge [ ]dt hebben ende onder wat capi- teyn dat sy staen, upte correxie van der stede. CXVIII. Die scout mitte goeden luyden van den gerechte sijn overdragen ende laten een ygelic weten, die men renten sculdich is 1) hoir bier — stede vervangen door: die te vollen brengen, up die boeten van drie pont, half den heer ende half de stede. 2) tapper noch tapster doorgehaald, tflijl 135 of geleende gelden of anders l), dat die comen tachternoen tot den tresoriers ende halen hair verscenen renten of sculden2). Ende die niet en comen die sellen die tresoriers hair geit onder scepenen leggen ende dairmede betalinge doen van der stede wegen. CXIX. Die scout mit die goeden luyden van den gerechte sijn overdragen ende doen gebieden, dat alle diegene, tsy coorncoepers, brouwers, backers, vleyshouders, viscopers, comans, suvelcopers3), ende voort alle die ander, die goet of wair te coop houden, dat se hoir goet sellen vercopen ende hair nering doen voir sulken prijs als sy tot hairtoe vercoft hebben ende ontfangen alsulke penningen als thehans in course gaen, ter tijt toe dat men hem anders laet weten. Ende wair dat yement, die hierinne gebruckich viel ende sijn goet niet en wilde vercopen als voirsz. staet ende sijn neringhe ofte comenscap niet en soude willen achterVollegen ende blyven leech sittende, dat sal wesen upte correxie van der stede ende up een jair hoir nering ende dairtoe sel men hem setten ses ruyters in haft* husinge, ende die sellen sy die cost geven. cxx. Die scout mit die goeden luyden van den gerechte mit die gemeen vroetscap die sijn overdragen ende doen gebieden, dat alle brouwers of brousters van nu voirtan hair bier brouwen sellen dortich stocx-sticx lang ende niet langer ende in elke broute biers sullen sy doen negentien sack coorns, te weten in elke sack taerw of rog drie scepel, gerste in elke sack vier scepel, spelt of haver in elke sack vijf scepel. Ende hierop sal die meester ende vrou, knecht ende joncwijf horen eedt doen anders niet te brouwen ende sellen comen tot den scout ende doen hoeren eedt eer dat se brouwen. Voirt so en sal geen molenair enich mout scroen hy en heeft oick eerst sijn eedt gedaen eer hy scroet ende dat sal al wesen upte boeten van X f$ ende correxie van der stede *). 1) De laatste vijf woorden zijn boven den regel geschreven. 2) verscenen — sculden vervangen door: penningen. 3) suvelcopers boven den regel geschreven. 4) correxie — stede vervangen door: een jair hair neringe ende dairtoe die correxie van der stede. 136 CXXI. Die scout mit die goede luyden van den gerechte mit die gemeen vroetscap sijn overdraghen ende doen gebieden, dat men voirtan dat beste paertgen tarwenbroet, wegende ses pont, niet dierre geven en sal dan voir seven doyts ende dat cleyn pairtgen na advenant ende dat roggenbroet van in pont voir negen penninck ende die roe butter ende die witte butter voir vijff doyts tpont. CXXII. Die scout mit die goeden luyden van den gerechte mit die ge[meen vroetjscap sijn overdragen ende doen gebieden, dat nyemant uter stede [voeren] of doet voeren butter, case of turff upte verbuernisse van de provande, die men contrarie bevonde, ten waer dat dieselve die provande uutvoeren woude, die most so veel provande van coorn of anders inbrengen ende by wete ende consent van den burgemeesteren deen helft den heer ende dander helft de kerck ende den Heyligen Geest. Actum den XXI«» dach van Augusto anno LXXXIX. CXXIII. 1. Die scout mit die goede luyden van den gerechte sijn overdragen ende doen gebieden als dat alle diegene, die vreemde gasten of knechten hebben of harbergen, tsy wairden of wairdinnen of yemant anders, binnen horen huse, dat die tavont ende voort alle avondt comen upter stede huus ende brenct se den scout an ende den gerechte in gescrifte hoeveel ende wie dat se sijn ende van waer dat se sijn, uptie boeten van X 18 ende correxie van der stede. 2. Voirt wair dair yement, die enige personen of knechten versteken houden heymeliken, dat se die van stonden an anbrengen, up hair lijf ende goet. CXXIV. É Die scout mit die goe luyden van den gerechte sijn overdragen ende doen gebieden, dat nyement, wi hi sy, en weyger harberch den hartoich van Sassen ende sinen volke, up die correxie van der stede. Voort ist sake dat den hartoich voirsz. binnen der stede coomt by avonde of by nachte, dat dan een ygelicke voir sijn doir hanget lantaernen mit kaersen, uptie i3; korrexie van der stede ende dat een ygelic sijn straten voir sijn doir schoen wasset ende veget, upte correxie van der stede. 2. Voirt doet men gebieden, dat tot welker tijt dat men beyert, dat dan alle die scutteren, tsy jonc ende oude, comen sellen by den gerechte, elx in hoir peloir, om den hartoch voirsz. te ontfangen, upte correxie van der stede. 3. Voort doet men gebieden, dat alle die gilden ende broerscap sullen doen maken ende hebben eenen helen toorts vandaich of den hartich quaem by nacht of by avont, om hem eerliken in te halen, uptie correxie van der stede, ende dat sel men verhalen an den dekens van den gilde of broerscap. CXXV. Voert doet men gebieden, dat nyement, wie hy sy, sijn kinder ter scolen setten, die so veer gecomen sijn, dat sy hair text r) sullen lesen of leren, dan alleen int groote scoel, want er grote gebreck by is in den choer 2), up te boeten van een croen ende die boeten sel men den ouders ofnemen. CXXVI. Also die scout mit die van den gerechte hebben doen gebieden twe of drie reysen, dat alle die knechten, die geen soudie en hebben ende onder geen cappiteyn en staen, dat die uter stede reysen souden, twelck sy noch eens voir al gebieden ende bevelen, dat alle diegene, die geen soudie en winnen of onder geen capiteyn en staen, dat sy binnen daichs sonneschijn uter stede gaen of men selse morgen also corrigeren, datse een ander exempel wesen sellen. CXXVII 3). Voirt doet men gebieden, dat alle die poorteren, die wairdinnen of wairden, (die) eenige vreemden knechten of anderen persoenen herbergen, dat se die de burgermeesteren, anbrengen eer se in hair huus vernachten. 1) text vervangen door: doctrinael. 2) want er — choer vervangen door: in geenrehande ander scoelen, 3) Deze bepaling is doorgeschrapt. 138 CXXVIII. Die scout [mit die] goeden luyden van den gerechte sijn overdragen ende doen gebieden, dat [alle] die dorpen, leggende tussen Rotterdam ende der stede van der Goude, te weten Moordrecht, Capelle, Nyeuwerkerck, Gouderaick, Cralingen, dat se alle hoir wagenen ontslopen ende die sticken vaneen brengen, also dat men se niet besigen en mach, ende dit gedaen te wesen van desen dage. Indien (men) yement vonde hierinne gebrekich, die sal men verbomen van huus ende van hoiff. Elcx doet den anderen te weten. i-^ _ CXXIX. 1. Voirt laet men een ygelic weten, alle degene, die fytaly brengen wil int Veen, die sellen duechdelic ende wel betaelt worden. Ende alle degena, die dair fytalye brengen willen, die comen by den clerck vanavont ende laet hem teykenen; men sal voegen, dat se geleyt sullen worden. 2. Uut bevele van mynen heer den stadhouder also datter enige wiven ende mannen dagelicx lopen te Rotterdam, Woorden of Sconhovenl), dewelke aldair hair mannen ende anderen fytailgeren, dairom ist dat wy gebieden, dat2) alle de wiven, die hair mannen leggen hebben tot Rotterdam, Woirden ende Montfoirde, dat die uuter stede gaen binnen daichs sonnenschijn ende niet weder in te comen tensy by consent van den gerechte, upte verbuernisse, drie dagen upte kaek te staen ende dairenteynden noch gecorregiert te wesen van den gerechte. Voort alle degene, tsy wijf of man, jonck of out, die voirtan gaen te Rotterdam, Woirden of Montfoirde buten consent van den gerechte, die en sel niet weder incomen binnen der Goude. Wairt dat hy hierenboven inquaem, die soud men corregeren dats hem een ander wachten soude3). CXXX. Die scout mit die goe luyden van den gerechte ende mit die 1) Sconhoven is vervangen door: Montfoirde. 2) Tot hiertoe zijn de woorden van dese tweede paragraaph bij- en tusschengevoegd. 3) Hierna volgt nog: Also wy wel geadverteert sijn van minen heer den stedehouder mit synen brieve, die hy ons terstont gesonden heeft, dotter enige vrouwen, mannen, jonck ende out, dagelicx dair fytailgeren ende lopen te Rotterdam, Woorden ende Montfoirde 139 gemeen vroetscap sijn overdragen ende doen gebieden, dat nyement, wie hy sy, jonck off out, in nyements tunen en gaen buten consent van dengenen, die de tuynen toebehoren. Ende wairt sake, datter yement in bevonden worde, hy sy wie hy sy, jonck of out,^ te weten worder yement in bevonden van enighe van den ruyteren of die soudie winnen ende dat men dat betugen mach, die sel verbueren een maent soudie ende dairtoe sel men se uptie kaeck setten ende daertoe gecorrigeert worden van den gerechte1) ende die beneden hair twalif 2) jaeren sijn, die sel men mogen geselen als men se in den tuynen vindt, sonder te verbueren, ende dit en sel men nyement verdragen, wie hy sy. Elck wacht hem van misdoen. CXXXI. Die scout mit die goe luyden van den gerechte sijn overdragen ende doen gebieden, dat alle, die scepen leggende hebben binnen der haven, die niet en lossenen noch en laden of binnen achte dagen niet laden en sellen, die sellen uter haven schieten tussen dit ende een Maendachavont naestcomende, uptie boeten van een croen. CXXXII. 1. Die scout mit die goe luyden van den gerechte sijn overdragen ende djoen gebieden, dat nyement geen coorn en meten hy en coorn eerst int huustgin ende dobbel mit sijn maets, uptie boeten van VI sc. 2. Ende dat terstont an te brengen wat hy gemeten heeft, up sijn nerinc ende eedt. 3- Item wat coorn dat de meters meten, dat men dair tgelt of geven sal terstont dat beneden twe hoet is, tsy tarv of rog of haver, upte boeten (van) vi sc. CXXXIII 3). Item dat nyement geen bier uut en geeft ten is versijnst mit een brief kin of van den exsysenairs oorlof gebeden, upte correxie van der stede. 1) ende — gerechte met een renvooiteeken tusscbengevoegd. 2) twalif vervangen door: vijftien of testten, 3) In margine; nota. 140 CXXXIV!). Voort dat geen backers of bacsters coorn en backen van de lantluyden, sy en sellent int huustgin te kennen geven ende den exsijns dairof terstont brengen eer syt backen, upte boeten van vi sc. CXXXV. Voort doet men gebieden, dat men nemen sal ende geven die Bommelse penningen also die gevalueert sijn by onsen genadighen heeren. CXXXVI2). Voort doet men gebieden, dat geen priesters bier en vercopen om geit van hair kindekints. CXXXVII. Voort so laet men weten, dat een ygelick, wy hy sy, renten mag copen up de stede, lijfrenten wel te verstaen, die gejeent hebben. Ende die men renten sculdich is, die zeilen mogen ofcorten hair geleenden gelde ende verscenen renten. Des so sellen sy upleggen alsoveel penningen als sy ofcorten, te weten de penninc seven up een lijff. Ende die renten hebben willen, die come by den gerechte ende laet hem inscriven. CXXXVIII. Die scout mit die goede luyden van den gerechte sijn overdragen ende doen gebieden, dat nyement, wie hy sy, tsy jonck of out, en clijmme mit leeren over die dwersmuer om te comen in den boemgaert totten Minrebroeders by dage, uptie boeten van xii sc. ende de ouders sellen de boeten betalen voir hair kinderen. CXXXIX. Item dat nyement mit genen boegen en scieten langes de straten tsy jonck of out, upte boeten van 3) 1) In margine: backers. 2) In margine: brouwers. 3) Niet ingevuld. CXL i). Die scout mit die goede luden van den gerecht sijn overdragen ende doen gebieden, dat nyement voirtdan mit enich bier uter Ysel en vaert uter Goude, up die boeten van hondertdusent steens ende correxie van der stede. CXLI i). Item dat nyement voirtan up Woerden noch up Montfoirde en ruyt noch en roeft eer men hem anders laet weten, up die correxie van der stede. CXLII. Men laet een ygelick weten, die sijn broet winnen wil, die mach brengen fitailge, bier ende broot tussen Wensfeen ende Soetermeer of dairomtrent in de venen, dair leyt minen heer den stedehouder mit volc. CXLIII. Voort so wairscuwet (men) een ygelick, dat hy hemselven bewair van lijf ende goet alsowel van die van Woirden ende Montfoirde als voir Rotterdam, want minen heer van Montfoirde up gisteren avont ons enen brieff gesonden heeft aldair hy mede dat bestant upseyt. Een ygelic bewair hemselven ende sijn goet. CXLIV. Voort laet men [wetjen, dat wy int seker gewairscuwet sijn dat die vianden ons Roemschs coninc ende hertoge Philips, sinen soen, verwachtende sijn alle dage, nacht ende ure te comen alhier voir de stede om ons te vercrachten ende te overvallen mit macht; wairom dat men een ygelic laet weten, dat also geringe als men die clocke slaet, dat hy op sijn hoefslach come. Ende men gebiet die hoemans upté correxie van der stede, dat sy anbrengen dengenen, die in gebreken sijn ende up hair hoefslach niet en comen. Ende so wie angebrocht sal wesen van den hoemans die sal gecorrigeert worden an sijn lijf ende goet. Ende of dair yement wair, die enige feynen of opsettinge wisten, dat se dat den burgermeesteren anbrengen sullen. Ende indien i) Deze bepalingen zijn met hand A geschreven. 142 men dairenboven yement bevonden ende niet angebrocht en hadde, die sel men corrigeren an sijn lijf ende sijn goet of hy selver een wair van dengenen, diet doen soude. CXLV. Alle diegene van der gemeenten, die rogge hebben willen, die comen tachternoen morgen ende overmorgen, men sal een ygelic geven tot twe mudden toe ende niet meer, elcke scepel voir X i/j stuver. Ende men sal nyement coorn doen dan voir hemselven ende dat sellen sy by horen eede seggen, dattet nyement hebben en sal dan syselver. Ende wairt, datter yement wair die cofte dan voir hemselven dat sel men corregeren als menedich. Ende een ygelic sal brengen geit na den valuacye, uutgeseyt die Bommelse penningen en sal men niet ontfangen, wel te verstaen dat men dit coorn halen sal een ygelic voir sijn selfs eeten ende anders niet. CXLVI. Alle diegene, die hair geit, dair sy up geordonneert sijn, niet te volle gebrocht en hebben ende alle dandere, die noch niet gebrocht en hebben, dat syt noch brengen tachternoen, want mijn heer sal morgen sonder meer weet te doen execucie doen ende een ygelic ofnemen sonder yement verdragen. CXLVII. Die scout mit die goe luyden van den gerechte sijn overdragen ende doen gebieden, dat geen brouwer of brouster yemandt geit en geeff van den hoppenexsijns dan een die de stede dairtoe ordonneren sal oft en sal hem geen betalinge te verstrecken. CXLVIII. I. Die scout mit die goe luyden van den gerechte mit die gemeen [vroetjscap sijn overdragen ende doen gebieden, dat alle diegene, die staende hebben rontomme buyten an der stede zingel van den enen dijck totten anderen enige husinge, bergen, scueren ofte heyningen, dat se die altesamen of breken sullen, te weten al de husinge, de wegen ende dack, ende den romp viercant mogen laten staen, indien sy willen, ende dat gedaen wesende Ué binnen deser weken ende alle anderen heyningen ende mueren of te doen ende te breken tussen dit ende morgenavont. Ende sullen de borden van den heyningen ofte husen binnen der stede brengen. Ende of hier yemant in gebroekich wair ende niet en dede gel ij c voirsz. staet, so sal men den rutheren dat consenteren of te bomen ende darenboven gecorregiert te wesen na goetduncken van den gerechte. 2. Voert so is overdragen ende men doet gebieden, dat men alle die willegen ende stoeven, staende binnen een quartier mijl weechs rontommegaen buyten der veste van der Goude, ofhouden sullen tussen dit ende een Sonnedach naestcomende. Ende indien hier yement wair in gebreke ende dat niet en dede, so sal die stede dair selver volck seynden ende doen ofhouden tot der stede profijt ende oirbair. 3. Voort alle die mueren, dair de husen, God betert, ofgebornt sijn, dat men die altesamen mede ofbreken sal ende slecht maken ter aerden toe. CXLIX. Die scout mit die goe luyden van den gerechte sijn overdragen ende doen gebieden, dat alle diegene, die ter wake geboiden worden ende niet en comen voir der negender uren, die sellen verbueren VI placken ende dat sel den heer tsanderen dages an panden uut den huse halen ende dan sel men verbuert hebben X stuvers, ten wair dat se ses placken brochten eer den heer quaem om de panden. Om wel te verstaen dat alle die scutteren, jonge ende oude, comen sellen elc mit een boich of mit een cloever, op die voirsz. boeten te verbueren. CL. Voirt oft gebuerde, datter brant geviel in der stede by dage of by nachte, so sullen alle vrouwen ende maichden mit geesteliken persoonen ende tien der naeste bueren an elke zyde om dien brant te uten ende alle anderen up hair hoefslach te bliven, op lijf ende goet te verbueren, ter tijt toe dat de burgemeestérëli hair consenteren thuus te gaen. CLI. Voort so en sal men geen bier uut voeren, noch broot, noch 144 zuvel, noch geenrehande fytailge, mer die vitailge inbrenct, die sal vitailge ende bier mogen uutvoeren. CLII. Voort doet men gebieden, dat alle degene, die hair husen niet ondect en hebben, noch de mueren ende heyningen niet ofgebroken en hebben, of alle boemen ende willigen ende stoeven ofte eisen of hoedanich dat se sijn, sonder oeftboemen, dat se dat doen binnen daichs sonneschijn of men sel of doen breken ende ofhouden ten pronte van der stede ende dat sel men den ruteren consenteren te bernen, gelijc dat eens geboden is. CLIII. Voort alle degene, die geordonneert sijn ende gestelt te lenen ende noch hair geit niet gebrocht en hebben, dair se op gestelt sijn, dat se noch comen ende brengen hair geit dengenen, die dairtoe geordonneert sijn te ontfangen tussen dit ende Donredachavont upte verbuernisse alle dagen na den Donredach te verbueren een croen ende men sals niet meer ofcleppen ende men sel executeren uptengenen, die hair penningen niet en brengen, gelijc voirsz. staet. CLIV. Die scout mit [die] goede luyden van den gerechte hebben geordonneert ende gemaict een nyeuwe ordonnancie van de nachtwake om die voortan te onderhouden ende te doen onderhouden in alle punten hiernaer verclaert. 1. Te weten dat alle die goede luyden van der vroetscap mit seker persoenen, gecoren uut de rijcdom van der gemeente, ter nachtwake geboden sullen wesen ende selve in persoene waken gelijc die scutters van der stede. Ende die wake sal dagelicx gebieden van der stede wegen der scutteren boden. 2. Item dit en sal men nyement verdragen dan die boven tsestich jaeren out sijn of enige van seker nootsaken ende dat by goetduncken vant tmeestendeel van den gerechte, behoudelic die LX jaeren out is off om nootsaken verdragen wort, dat die gehouden sal wesen te seynden tsavonts upte wake in handen van den burgermeester twe stuvers goets tijts als men die wake uproept, om sijn geit over te geven als men hem uproept. 3. Item waer dat sake, dat yemande van den rijcdom, vroetscap of scutters by enige gebreken selve in persone somtijts niet waken en mochte, soe mogen sy enen anderen van den vroescap, rijcdom off scutters stellen ende willigen voir hem te waken ende anders nyemant dan by consente van den gemenen gerechte. Ende so wye dat van huus reyst van der vroescap, rijcdom of scutters, die moeten uut haren huse besorgen tsavonts goets tijts upte wake ene stuver ende dat en sel men nyement verdragen. 4. Des so gebiedt den scout mitten gerechte, dat elc van der vroescap, rijcdom ende scutters voirsz. sullen gaen waken dair men se int uproepen gebiedt te gaen ende bliven dair of doen als men hem gebiet, uptie boeten hiernaer verclaert, te weten so wie voor den VIII uren upte waken niet gevonden' en wordt die sal verbueren drie stuvers ende ten x uren VI stuvers ende wie van al der nacht niet en comt X stuvers. 5. Voort van de gemene poorterie sijn geordonneert ende gestelt VIII te hoemans in alle gebuerten ende quartieren van der stede, die elcx hoir porcie van de poorterie ter nachtwake gebieden sullen alle dage. 6. Item so wat poorter, poortersse of inwonende van der stede ter nachtwake geboden wert van den voirsz. hoemans, dat die hemselven voegen in persoene gewapent tsavonts goets'tijts upter stadt huus aleer men die wake uproept, behoudelic die LX jaeren oudt zijn ende niet en begeren selve in persone te waken ende oick die vrouwen, die mogen mit enen stuver volstaen te brengen in handen van den burgermeester als voirsz. is ende dat nyement te verdragen dan by goetduncken ende consente van den gerechte. 7- Voirt wair dat sake, dat enige van de poorterie selve in persone niet waken en mochten om enighe saicken, die elc te doen mochte hebben, die sal comen by den burgermeester ende doen sijn onscult als men die wake uproipt ende geven den burgermeester enen stuver om enen ander waker te hueren by den burgermeester. 8. Item so wie dat van huus reyst uter poorterie voirsz., die sal gehouden wesen upter stede huus te besorgen in handen van den burgermeester, alst zijn buert is te waken als men die wake uproipt, ene groten. 9. Voort so gebiedt den scout mitten gerechte, dat alle diegene, die ter wake geboden worden van de poorterie, datse 10 i4<5 comen upter stede huus ende doen als hemluden geboden wort ende navolgende dat voirsz. is. Ende so wie dat men niet en bevint terstondt up sijn plaetse, dair hy geset wort, die sal verbueren twe stuvers ende ten X uren sal hy verbueren IIII stuvers ende binnen den nacht VI stuvers. CLV. Voort also wy dagelicx hoeren, datter seker logental[e upter] straten gespreyt worden, dair men een verweckinc ende [up]redinck onder de gemeente mede soude mogen maken, soe gebiedt men een ygeliken, tsy man of wijf, dat nyement voortan enige nyeuwe tydinghe, noch nyeumare, noch enige ander woorden en spreec, noch voort en segge hy en weet sijn segsman te nomen, want alsoedrae als ment verneemt, men sal dengenen ontbieden dair ment laetst of gehoort sal hebben. Ende indien hy .dan sinen man niet voort en weet te nomen so sal ment andie laetsten also korregieren, datter exempel sal wesen allen anderen. CLVI. Voort soe doet men gebieden, dat nyement, wie hy sy, enige tuunenhuustges of heyningen buyten der stede staende en bescadicht of en breect. Indien dair yement in bevindt, die sel men corrigieren, dats hem een ander wachten sal. CLVII. Die scout mit die goede luyden van den gerechte sijn overdragen ende doen gebieden, dat nyement', wie hy sy, goet en seyndt buyten der stede van der Goude tensy by consent van den burgermeesteren. Ende indien dair yement boven dede so mogen die knechten dat goet weder halen ende doen hair wille dairmede onverseyt van yement, gelijc oft vianden goet waren. CLVIII. I. Die scout mit die goede luyden van den gerechte sijn overdragen ende doen gebieden,' dat alle diegene, die husinge of bergen hebbende staende binnen an der stede mueren, die mit riet gedect sijn, dat se die van stonden an liemen, van deser weke gedaen te wesen, uptie boeten van X 1B ende correxie van der stede. H7 2. Voort doet men gebieden, dat alle, die huysert staende hebben an der stede muer, hebben sellen altijt een tobben mit water mit een dweyl. Ende alle cloesteren i) sellen hebben heet water mit calc gemenget altijd bereet also wel by dach als by nacht, te weten de cloesteren ende husingen, die by der stede muer staen2), upte correxie van der stede. CLIX. Voort doet men gebieden, dat alle diegene, die ter waick gestelt wort up die toornen, dat se altijt een van hem allen ordonneren sullen te leggen ende te wesen upte middelste borstwerinc tussen den toorns of waichuustgis, upte boeten van ses placken. CLX. Voort doet men gebieden, dat alle diegene, die leggende hebben buyten an der stede vesten enige misse of aerde, dat se die wech cruyen van deser weken binnen hair tuynen of elders, upte boeten van drie pont. CLXI. 1. Item die scout mit die goede luyden van den gerechte sijn overdragen ende doen gebieden, dat alle de oude scuts ende die jonge scudts sullen comen elc an hair poorte onder hoir burgemeester ende hoeman om te byten dair de burgermeester ende de hoemans hoir wysen sellen te byten, uptie boeten van XII sc. te verbueren, mit bylen of mit haken. 2. Voort doet men gebieden, dat elc sal comen up sijn hoefslach, dairby geordonneert sijn, ende geen kinder te setten te luyen, uptie boeten van XII sc. als men die clocke luut. . CLXII. Voort laet men een ygelic weten, dat alle coorncedulen ende scepenenbrieven in hair wairden bliven sullen viertien daich nadattet open water is. 1) Hierachter, doorgehaald: ses tobben mit water. 2) te weten — staen doorgehaald. 14» CLXIII. Voort doet men gebieden, dat elcx sal byten after ende voir sijn doer also lange alst vryest, uptie boeten van ses scellinc. CLXIV. Voort doet men gebieden, dat een ygelic, die desavonts gaet by sijn hoey of beesten, dat hy niet en gae tensy mit een lantaern in sijn hant. CLXV. Voort doet men gebieden, dat een ygelic, die scepen hebben leggende buyten der stede, dat sy hair sprieten wippen ende hair want binnen der stede brengen binnen daichs sonneschijn, uptie boeten van XII sc. CLXVI. 1. Die scout mit die goede luyden van den gerechte sijn overdragen ende doen gebieden, dalle vreemde ruyteren ende knechten, die geen soudie en hebben of onder geen capiteyn en staen, dat die uter stede gaen binnen daichs sonneschijn of men sel se vangen ende leggen in der stoc ende corregieren se dats hem een ander wachten sal ende dat se nyement en herberch hy en brenctet den heer an, up correxi van der stede. 2. Voirt doet men gebieden, dat alle diegene,'die ter lot gevallen is mit den burgermeester, meester Jacob Hobber, dat se hem rede maken mit hem uut te vaeren als men hem de weet doet ende dan wapenscouwinc te doen als dat behoort. CLXVII. Die scout mit die goede luyden van den gerechte sijn overdragen ende doen gebieden, dat alle poorteren of inwonende, die uut der stede gereist sijn, tsy by oorlof van den burgermeester of sonder oirlof, dat die binnen der stede weder innecommen binnen X dagen, uutgeseyt die scipluyden, die buyten lants sullen seylen of anders ambochtsluyden, die tot anderen plaetsen hair broet winnen. Ende alle diegenen, die binnen dese voirsz. X dagen niet en commen, die sel men houden als verraders, uutende vant verraet, dattet gesciet soude hebben. 149 CLXVIII. Die scout mit die goe luyden van den gerechte sijn overdragen [ende doen] gebieden, dat een ygelick, wie hy sy, voir sijn doer also doet h [ ] ende maken van der snee, dat men die straten gebruyken, gaen ende staen mach ende ■ dat een ygelick sijn kinder verbieden en houden, dat se mit genen stoelen noch sleen off anders en ryen, noch dat men die straten niet en begiet, upte boeten van XII placken, noch desgelijcx te rien mit genen scoverlingen noch scrijcscocnen upter straten. CLXIX. 1. Voort doet men gebieden, dat een igelic sal comen up sijn hoefslach, dair hy geordonneert is van outs te byten, ende dair te wesen naemiddach als men die clocke luut ende die dair dan niet en is als die clocke geluut is, die sal verbueren XII sc. ende men sal byten, wijt wesende van der stakettinge of buiten drie roe ende binnen twe roen ende nyement en gae vorder bytinge, tensy dat hy oirlof heeft van den gerechte. 2. Voirt doet men gebieden tot wat tyden als men die clocke clopt, dat sy by daich of by nacht, dat een ygelic coom up sijn hoefslach ende mit hem breng alle knechten, mit hem woenende, out wesende boven de sestien jaeren ende oick desgelijcx elcx hoir soenen, oick out wesende boven de sestien jaeren, ende alle de lantmannen die sellen oick comen mit degenen, dair sy mede inwonen, upteselve hoiffslach, uptie boeten ende correxie, die dairtoe staen. CLXX. Voort doet men gebieden, dat een ygelick, die smale scepen hebben, die doir de sluys mogen, dat se die doir de sluys brengen van stonden an en voeren se in de Goude ende voort alle degene, die scepen leggende hebben in de Ysel, buyten de stakettingx), dat se die van stonden an scieten ende brengen binnen der haven, upte boeten van een croen. Ende die sal vandage ommegaen ende bekoeren een ygelic, die hy bruekich vindt. i) buyten de staketting doorgehaald. iSo CLXXI. Voort doet men gebieden, dat nyement, wye hy sy, geenrehande pertilike woorden en spreken tegen malcander, tsy uptie waick, of an der muer, of upte poorten, of anders by daich of by nachte, tsy man, wijff ofte kint, upte boete van X pont ende correxie van der stede. CLXXII. 1. Voort doet men gebieden, dat alle die scutteren sullen comen up hair hoefslach namiddaich buten der poorten an der singel als men die clocke luut, mit hair harnasch *), bogen ende gescut, upte boeten van een croen, ende aldair bliven ter tijt toe dat den gerechte ommegaen sullen. 2. Voort, dat nyement, wie hy sy, en gae van sijn hoefslach by daich of by nacht ende nergent van daen en gae tensy by consent van den burgermeester, upte correxie, die dairtoe staet. CLXXIII. Die sc[out mit die] goede hryden van den gerecht sijn over-1 dragen ende doen gebieden, dat ny[ement, w]ie hy sy, enige fetaelge en brenge te Rotterdam, te Woerden of ten [ ] oecfc en vercoept ende wair dat sake, datter yement gebreclic in gevonden worde, die sout men vangen ende houden geliken ons openbaer vianden. CLXXIV 2). Voirt soe sijn sy overdragen alsoe tgeboden is, dat een ygelic dweylen soude doen maken, die husen ende erven staende hebben an die vesten, dat sy siin dat degene, die se niet gemaect en hebben, dat si se terstont maken, elc alsoe veel als hoir husen groet sijn, up een boeten van II sc. te verbueren. Ende men sel ommegaen ende scouwen diegene, die in gebreck sijn. CLXXV 2). Voort soe sijn sy overdragen, dat soe wie enige ballinge of overlopers vangen of dootslaen, die sellen hebben van der stede 1) harnasch doorgehaald. 2) Deze bepalingen zijn met hand A geschreven, i5i II t¥ groet van diegene, die sy inbrengen ende oeck sellen sy hebben tgene, dat sy an hem hebben ende die ander, die sy gevangen inbrengen, een *) f$ groet. CLXXVI. Die scout mit die goede luyden van den gerechte hebben eenwerff ende anderwerff doen gebieden ende ofroepen, dat elcx sijn leninge, dair hy up geset is, upter stede huus brengen soude of men soude ruyteren in hair husen leggen solange dat sy hair leninge gebrocht hadden. Ende want die van den gerechte niement gaerne belasten noch bescadigen en souden, soe ist, dat die scout mit die goede luyden van den gerechte dordenwerff voir al elc laten weten ende doen gebieden, die noch hoir leninge niet gebrocht en hebben, dat sy dat brengen upter stede huus tussen dit ende Sinte Poenciaensdach, uptie verbuernisse van X croenen ende vier ruyters bovendien in hair husinge teten te geven ende die te ontfangen. Ende dit en sel men nae Sinte Ponciainsdach nyement verdragen. CLXXVII2). Die scout mit die goede luden van den gerecht sijn overdragen ende doen gebieden als men die clocke clopt, dat ygelic up sijn hoefslach wesen moet eer men den brief leest, up die correxie van der stede. Ende een ygelic sel een lantaern voir sijn doer hangen ende hoir doer wijt upsetten. Voirt soe en moet nyement enige vreemde ropinge ropen, tsy man of wijf, jonck of out: „tis al verloren" of „gewonnen". Soe wie dat dede, die sout men alsoe corrigieren, dats hem een ander wachten soude. CLXXVIII. Item dat nyement van sijn hoefslach gaen en moet tensy dat hy eerst oerlof • heeft van den burgemeysters, up die correxie van der stede. CLXXIX. Also dagelicx veel gebreck valt ende gesciet, dat die ruyteren ende ander bier halen totte brouwerie ende seggen, dat sy dat- 1) een vervangen door: 3. 2) Deze bepaling is met band A geschreven, 15* selve bier uter stede voren sellen ende dat alsoe niet en doen mer hair bier een ander graft ofte straet voeder om brengen in hoir husen sonder die exsijns te betalen *), soe sijn den gerechte overdragen ende doen gebieden, datter nyement geen bier uut en doe om buyten der stede te voeren sy en nemen alsoveel gelts van hair bier meer dat syt selver buyten der poorten leveren. Indien datter eenich gebreck in gesciet, tsy van ruythers of lantluyden of van yement anders, ende ditselfde bier wederomme comt als voirsz. staet, dat sel men verhalen upten brouwer of broutster, diet bier vergeeft, upte boeten van X croenen ende correxie van der stede. Ende desgelijc van alle bier, dat men uutdoet ende binnen der stede blijft, dat men doet haelen een brieftgen eer men dat bier uutdoen moet, upte voirsz. boeten ende correxie. Ende hierin sel men oick corregieren die van der saicke weten ende men dat vernemen kan, tsy slepers, dragers, meyt of knecht. CLXXX. Item dat nyemant enigerhande coorn of greyn, da[er men exsijns] of sculdich is, en vercope, dat mit wagens of mit scuy ten of an[ders dan] alleen upte marct ende anders nergent, up ende corre[xie van der] stede. CLXXXI. Die scout mit die goe luyden van den gerechte sijn overdragen ende doen gebieden, dat een ygelic sijn graften laict ende diept, te weten die Spirincstraet, Zuechstraet, Hontscoop, Tevecoop, Konincstraet, Peperstraet after "die Vismarct, Nayerstraet tussen dit ende Sinte Pietersdach naestcomende ende men sal up daichs na Sinte Pieter ende Sinte Pauwelsdach naestcomende scouwen ende so wie bruekich gevonden wort die sal verbueren twe scelling groet Vlaems. Actum den xxien in Junio anno XCII. CLXXXII2). Upten xxxen dach Augusto anno XCII. Die scout mit die goede luyden van den gerechte sijn overdragen ende laten weten, dat alle lantluyden, die comen binnen 1) Door hand A met een renvooi tusschengevoegd. 2) Deze bepaling is doorgehaald. 153 der stede mit wagenen of scuyten, dewelke die brengen haver of ander coorn een half hoet of dairboven, dat die mach vry comen ende keren alsoe dicke als him believen sall, onbecommert of beset te worden van yemandt. CLXXXIII. Die scout mit die goe luyden van den gerechte sijn overdragen ende laeten weten, dat alle diegene, die comen te kermis nu naestcomende, dat die vry sellen comen ende keren drie daich voir ende drie daich nae de kermisdach, onbecommert of beset te worden van yemande. CLXXXIV. Dat alle lantluyden, die ter Goude ter marct brengen haver of ander coorn een half hoet of dairboven, die sellen een vrygeley hebben te komen ende te keren also dicke alse coorn brengen als voirsz. staet, sonder becommert of beset te worden van yemande. Actum ut supra. CLXXXV. 1. Die goede luyden van den gerechte gebieden ende laten weten, dat alle dieghene, die coren of haver updoen beneden twee hoet, die sullen betalen ende geven den meters dat excijsgelt van stonden an, also geringe alst gemeten is. 2. Voirt soe laet men een ygelicken weten, dat men geen coren up die solder doen en sal ten zal eerst gemeten wesen up die strate ofte up die vloer. 3. Voirt soe en moeten geen lantluyden haver vercopen of coren uut schuyten of up wagens dan tusschen den Noot Goeds ende Sint Jansbrugge. 4. Noch soe en moeten geen corencopers bedingen om weder te vercopen noch coren copen uut scepen, schuyten of up wagens, voirdat die clocke twalef geslagen heeft, ende als die clocke xn geslagen is, soe sullen zyt mogen copen als ander brouwers doen ende dat tusschen den Noet Goets ende Sint Jansbrugge als voirsz. staet. 5 x). Ende dese voirsz. geboden sal men onderhouden up de bote van lil 08 ende de correxie van der stede. 1) In margine bijgeschreven. 154 CLXXXVI. Actum den XXVIten in Januario. Alle [dieghene], die gebrouwen hebben mit cuypen, mit steels off mit [ ] of die gebrouwen hebben mit ander manieren of hoe tsy of dat bier vercoft hebben bewijs[ ]nde boeten, na uutwysinge tkoirboeck ende gecorrigert te wesen na medegeven van den vroetscap, alle hair reetscap, dat se dairtoe gehadt ende gebesicht hebben voir dat raethuus te brengen binnen daichs sonnescijn ende tot scepen vermaninge een bedevairt te Roemen te gaen. Ende so wie sijn reesscap niet en brenct als voirsz. staet, die sal terstont binnen daich sonneschijn uter stede gaen ende niet weder in te coemen hy en sal eerste te Romen gegaen hebben. Ende so wie anders gebrouwen heeft dan voirsz. staet, dat sal staen scepenen cavinck, wel te verstaen , dat men dese reesscap voirt stedehuus verbarnen sal CLXXXVII. Die scout mit die goede luyden van den gerechte doen gebieden , dat ygelic, wie hy sijn, nu namiddach als de clocke luyt up sijn- hoefslach comen onder sinen hoeman om der stede graft te byten ende de scossen van den yse wel uutten bijtte te halen, upte boeten die dairtoe staen. Ende men gebiet alle hoemans, dat se up hair hoofslach sijn, upte selve boeten, ende leveren se over die van sijn hoemansscap daer niet en comen. Ende indien enich hoeman van des in gebreke waer of niet up sijn hooffslach en quame, daer soude men die panden uten huyse halen, niet alleen van sijn boeten, mer oick voor degheene, die van sijn homanscap upten hoofslach niet geweest en hadde. Actum vil dagen in Februario anno XCII. CLXXXVIII. Voort doet men gebieden, dat nyement, wie hy sy, coorn noch sout op en doe, noch laken, noch wijn of enich stede goeden, sy en gevent eerste den exsysenairs te kennen, up alsulke boeten, die dairtoe staen. Actum ut supra. i) Hierachter, doorgehaald: Ende so wie die boeten niet en voldoet, dair hy in bewcscn wort, b.,.. Dan volgt nog: Alle diegene, die gebrouwen hebben mit cuypen ,., iS5 CLXXXIX. Men doet gebieden, dat alle diegene, die hoir [ ] ge- waict hebben, die sullen ter waken comen of hair geit geven [dair se up] geset sijn als Frans mitte bode van der stede hoir de wete doen. [Wair dat] sake, datter yement wair, die ter waick niet en quaem of [tgelt nie]t en gave als hem die weet gedaen is als voirsz. staet, die sel tsafnde]ren dages geven Dirc Stempelszoen ten lancsten, upte boeten van ses placken ende correxy van der stede. Ende men selt nyement verdragen, ten wair datter yement van huus wair, die van den Heyligen Geest leefde of also arm wair, die en sal waken noch geit geven alse van huus sijn. Ende alle diegenen, die hair wiven in de kraem leggen, die sellen ter wake comen of hair geit geven, dair se up geset sijn. Voort alle diegene, die geit sculdich sijn van waken, die sellen hair geit geven ende men seis nyement verdragen. Actum den mien Mairt anno XCII. CXC. Also Aerntgen de Bil ende Aerntgen Vuylmont niet en hebben willen ter wake comen noch hair geit geven, dair se up geset sijn als hem de weet by Franszoen ende Dirc Stempelszoen beyden gedaen is twe of drie reyssen, dat ons van hem noch van niement en staet te lyden, dairvoir sy der stede te betertnge doen sellen ende gaen een bedevairt tot Amersfoerdt binnen daichs sonneschijn ende niet weder in te comen, sy en hebben die bedevairt gedaen ende hair geit gegeven, dat sy sculdich sijn, upte verbuernisse van hoir rechter hant. CXCI. Voert doet men gebieden, dat een ygelic coorn up sijn hoofslach tachternoen als die clocke luut te byten, ende alle diegenen, die hoir haickx gebrocht hebben, die comen upter stede huus, men sel se hem wedergeven ende men sal die bijt wijt maken XXini voet ende wie dair niet en coomt, die sel verbueren die boeten, die dairtoe staen. CXCII. Voort doet men gebieden, dat alle diegene, tsy man of wijf, die weeskinder hebben ende niet bewesen en sijn, dat die come iS6 dese toecomende weke by den weesmeesters ende doen bewijs by den voichden, op alsulke correxie ende boeten, die dairtoe staen; men seis nyement verdraghen, dair ons de weesmeesters over clagen. CXCIII. Alle diegene, die de koninck van Engelant dienen willen mitte haren scepe, die comen by den clerck Laurens ende doen hem inscriven tachternoen ten tween uren tot sinen huyse. CXCIV. Voort doet men gebieden, dat nyement, wie hy sy, enige fytaly, tsy butter, kaes of diergelijck, uter stede en voir, tensy dat sy eerst alsoveel coorn of anders fytaly gebrocht sullen hebben; ende dat sal staen tot kennisse van die van den gerechte na dat sy veel coorns ingebrocht sullen hebben, upte verbuernisse van de fytailge, die se uut souden voeren. Ende die fytaly en sel nyement mogen nemen dan by consente van den heere, uptie correxi van der stede. CXCV. Voort alle die scepen, die lossen noch inladen, dat die de haven ruymen tussen dit ende morgen volzee, uptie oude boeten; men seis nyement verdragen. CXCVI. Die s[cout mit die] goede luyden van den gerechte sijn overdragen ende doen [gebieden], dat een ygelic, wie hy sy, sijn geit brenct van den honders[ten pennjinck, dair hy op geordonneert is, die helft dairoff. Nu een [Ma]andach ten negen uren sal men sitten upter stede huus van negen uren tot elff uren ende na middach van drie uren tot vijf uren toe. Ende indien hier enich gebreck in gevalt, so sal men dair anders in voirsien, want men anders varen noch keren en mach, tensy dat de penningen ten borde comen. CXCVII. Die scout mit die goe luyden van den gerechte sijn overdraghen ende doen gebieden, dat alle diegene, die de weet hebben by den gezworen bode, hair geit te brengen upte stede huus, dair sy op geordonneert sijn, ende niet gebrocht en hebben, dat syt noch brengen tusschen dit ende en Vridach naestcomende of men sel se van stonden an corregieren, dat se exempel van een ander wesen sullen. Actum den vijften dach in Septembri anno XCII. CXCVIII. Die scout mit die goe luyden van den gerechte sijn overdragen ende doen gebieden, dat alle diegene, die geordonneert ende geset sijn te geven van den hondersten penninck ende niet gebrocht en hebben, dat die noch hair geit upter stede huus brengen in handen, die dairtoe geordonneert sijn, tusschen dit ende overmorgen avont sonder langer vertreck. Ende dengenen, dies niet en brengen, die sel men alsdan terstont corregieren ende nyement verdragen, wy hy sy; ende also een ygelick de weet gehadt heeft by den gezworen bode, ende niet gecomen en sijn, aldus so wairscuwet men se noch eens, een ygelic scut sijn scade, men sel geen weet meer laten gescien, want onse scepen gehouden worden, dat mens niet langer vertrecken en mach of dese penningen moeten gegeven wesen. CXCIX. Voirt doet men gebieden, dat alle degene, die hair maten niet gebrocht en hebben te ijcken, als gekoirt is, dat sy se noch brengen tusschen dit ende Bamisse naestcomende, opte correxie van der stede. CC. Voirt doet men gebieden, dat nyement1), wie hy sy, sijn hoppenexsijs betaelt, dat verscenen is van Goude-kermis, of in handen van Frans de bode 2) ende nyement anders en geeff, oft en sal geen betalinge wesen, want hy sal van stonden an ommegaen. Actum den .... CCI. Alle diegene, dair hair man of hair wij ff gestorven sijn ende weeskinder hebben, dat die comen voir die weesmeester binnen 1) nyement vervangen door: alle die brouwers of brousters. 2) de bode vervangen door: Claeszoen. XIIII dagen ende doen bewijs van hairen weeskinder, up alsulke boeten ende correxie, die dairtoe staen. Men seis nyement verdragen, elc scut sijn scade, want alle diegene, die de weet gehadt hebben mit de gezwore wesenbode ende niet en comen, die duncken wy also te corregeren, na uutwysinge der wesenkoeren, ter exempel van een ander. CCII. Actum den IIIen Aprille anno XCII. Die [scout mit die] goe luyden van den gerechte sijn overdragen ende doen gebieden, dat [nyement] coorn uter stede en voere, hy sy wie hy sy, tensy by consenft van] den gerechte, uptie boeten van X f§ ende correxi van der stede. CCIII. Actum den xvinen Aprille anno XCII. 1. Men doet gebieden dat nyement, wie hy zy, voorcoopster of voircooper van binnen noch van buyten, butter of zuvel en coop, voirdat die clocke negen geslagen heeft, upte boeten van een croen ende de fytaly verbuert. 2. Item voirt so wie van den lantluyden butter noch ander zuvel binnen der Goude en brenct, die en sel geen broot weder uutnemen, noch geenrehande provande uut en sellen voeren, uptie boeten CCIV. Alle diegene, die voeren willen fytaly in Zelant by den hartoich van Sassen, die worden dat geconsenteert, tsy butter, caes, bier ende anders provande. CCV. Item men laet weten, datter te nacht een wagen gestolen is, toebehorende den hartoich van Sassen of sijn volck, ende die dat weet of gedaen heeft, dat hy dat binnen daichs sonnescheen den heer anbrenct, tsal dan heel en al vergeven wesen. Ende indien tniet angebrocht en wordt ende int nae vernomen wort, wye dairof weet of gedaen heeft, die sal men corregeren ansijn lijff ende goet. i59 CCVI. Die scout mit die goede luyden van den gerechte sijn overdragen ende doen gebieden, dat nyement coorn op en doe, wie hy sy, van dengenen, die uut Engelant gecomen sijn of anderen, tensy dattet eerst den exsysenairs angebracht. wordt ende gemeten wordt van den gezworen meters, upte boeten, die dairtoe staet. Ende alle diegene, die coorn upgedaen hebben sonder consent van den exsysenairs, dattet die noch binnen daichs sonneschijn anbrenghen ende laten tmeten mitte gezworen meter, uptie dubbelde boeten ende correxi van der stede. CCVII. In der manieren nabescreven so wil (men) verhueren mijn ge[nadichs here]n wage1). 1. Alsoe die coemens, smeden, tynnegieters, coperslagers ende [ jderen tot horen huyse een waghe gemaict hebben ende hebben aldair gewoegen van al dat hem belieft heeft boven den tien ponden, twelc men niet en behoort te doen, want sy mijns genadichs heren wage dairmede te niet maken, twelc is in groten prejudicie van mijns genadichs heren, soe verbied men een ygelic, wie tsy of angaet, dat nyement, up die verbuernisse van x É8 van xl gr. Vlaems tpont, en wege enich dinc dat ter waghe behoort, up die verbuernisse voirsz. ende den heren correxie. Ende diet anbrenget, sal hebben een dordendeel. Ende wair dair yemant, dair men an twifelt, die sal men ten eede mogen setten also dicke ende menichwarven alst die waichmeesters belieft of die de wage bewairt. Ende so wie dan broeckich gevonden wordt sal verbueren de voirsz. boeten, half den heer ende half de waichmeesters of dengenen, die de waich bewairt. 2. Voort so en sal men geen butter, hoppe, froyt, yser of wat comanscap dattet is, dat men mit die wicht ontfangt, mit die voet mit stoeten overslaen en sal, tensy dat men die waichmeesters of de bewairre van den wage eerst spreect ende tsijn dairof gevet, up die boeten voirsz. ende den eedt dairof te nemen als voirsz. is. 3- Item die de wage huert, die sal de stede vernuegen vant waichhuus. 1) Dit opschrift is met hand B geschreven. Zie blz. 128, noot. tób CCVIII. Men laet een ygelic weten, dat men nu Woensdach, overmorgen, gaen sal generail processy om God te dancken ende te loven van den pays, die ons God verleent heeft. Elc danct God naerstich. CCIX. Opten Ven dach in November wart dese koer gemaect ende afgelesen. K Die schout mit die goede luyden van den gerechte sijn overdragen mit die gemeen *) vroesscip ende doen gebieden, datt men achter dese weke niet langer en sal brouwen dan XXXI stock-sticx van XIX2) volle sacken mout, te weten in elke sack drie scepel taruwe ofte rogge of vier scepel geerst3), vijf scepel haver, ende dit sullen zy mogen veranderen tot horen schoensten alsoet hem belieft4), behoudelick, dat zy altijt XIX sacken brouwen sullen. [ Jen Sinte Maertin, soe en sal nyement anders brouwen" dan na [der voerjsz. koer ende dat up de bote van twintich duysent steens ende de correxie van der stede, welverstaende dair\ en sal nyement mogen brouwen als voirsz. staet, die meesters, die vrouwen ende knechten zullen eerst ende alvoren gehouden wesen den eedt te doen, up de boeten voirscr. 6). 2. Alsoe alle dieghene, die hoir coren updoen, die sullen dan comen betalen hoir excijs binnen drie dagen nadat zy dat coren upgedaen zullen hebben ende wairt, dat zy hiervan te doen in gebreke waren, dat wair up de correxie van der stede. 3. Ende voirt alle dieghene, die sculdich zijn van den corenexcijs van tvierendeel jairs, dat voirleden is, zullen comen betalen den excysers tusschen dit ende Saterdage naestcomende, up de bote van thienduysent steens ende up de correxie van der stede. CCX. Voirt dat een ygelick sijn pat maken sal in den raem van de kae, alsoet after begonnen is te maken, ende dat tusschen dit ende Sinte Katrynendage nu naestcomende, up de boete van een croen. 1) gemeen is vervangen door: hoe mans ende die van der brouwer ie. 2) Vervangen door: XVII, XIX. 3) in elke sack — geerst vervangen door: vier sack hart coorn. 4) ende dit — belieft doorgehaald. 5) voirscr. vervangen door: van thien cronen ende een jair hoir ntringe. 16*1 CCXI, Alle degene, die sculdich sijn te gelden in den waterganck, tusschen Gillis de Backer ende Dirc Vermeyen ingaet, tot Katrijn Gerrit Vrericxzoens weduwe uutcoemt, dat die hair geit geven tusschen dit ende en Saterdach naestcomende, dair se up o-eset sijn; die bode sal noch eens ommegaen up morgen ende dies niet en geeft, die sal uter stede gaen een Sonnendagenavont ende niet weder in der stede te comen hy en sal eerst geweest hebben ende een bedevairt gedaen hebben tot Onser Lieven Vrouwen te Wilssen ende nochtans te geven dair sy op gestelt sijn, eer sy weder incomen sellen, uptie correxi van der stede. CCXII. ende van der] stede huys Actum den XXVlien da[ch in. ofeelezen. i. Alsoe dese nabescreven personen niet geachtervolgt [en hebben tgjebot van der stede, soe sullen sy gaen binnen sdages sofnneschijn] uter stede ende vryheyt ende voldoen hair bevirt tot Wfilssen als]t ofgelesen was ende niet weder incomen tenzy dat zy hoir bedevaert gedaen hebben ende voirt hair penningen, dair zy up gestelt waren, betaelt hadden. Ende wairt byalsoé dat hierinne eenich gebreck ware van der betalinge te doen ende die bevairt voirsz., soe sullen zy gaen een bedevaert tot Colen tusschen dit ende Sinte Andriesdage naestcomende, ende wairt dat sy niet uut en gingen, dat wair up de correxie van der stede. 2. Wolper Clais. Ghijsbrecht Symons- Jan Pieterssoen. Barent Pieterszoen. zoen. Tan V<-><;<; Claes Corneliszoen Pieter Janszoen. Weyn Joesten. Pieter Pieterszoen Heynrick Gerijts- zoen. Claes Jacobszoen. Gerijt Aelbrechts weduwe. Yewon Claeszoen. Gerijt Walichszoen. Jan Errembouts- zoen. VredelicK Zegers- zoen. Willem Pieterssoen de Wever. Jan Sinck. 31). Ende wairt byalsoe, datter yement wair, die te bedde Gerijt van Buiren. Cornelis Jan Waechals. Pieter Jacobszoen Decker. Jan Wouterszoen. Jan Mairtszoen. Gerijt Luyt. l) Deze alinea is doorgehaald. II iéi lage of zyeck waire ende sijn bedevairt niet doen en mochte, die sullen gehouden wesen te betalen dair zy up gestelt waren tusschen dit ende Saterdage !). 4. Ende wairt byalsoe, datter yement zyeck wair of zijn bedevaert niet doen en mochte van den voirsz. personen, die sal dairvoir beteringe doen ende geven die stede vijEiuysent steens ende dairtoe hair principale penningen, die zy sculdich zijn, up de correxie te Colen te gaen voirsz. ende dit te voldoen voir Sinte Andriesavondt. CCXIII. Voirt soe gebiet den heeren ende gerechte, dat nyement, wye hy zy, van nu voirtan geen palen ute den vesten en halen up de boeten van thien pont ende die correxcie van der stede, wel te verstaen alsoewel dengenen, die de palen ofsmiten of ofhouden als dengenen, die se uuthalen, upte voirsz. boeten ende correxi. CCXIV. D[ie scout m]it die goe luyden van den gerechte laten weten, dat [alle die scijppers, die verdachvaert sijn geweest in den Haich te comen [ ]n verby Geervliet ende die ghlee gevaren sijn geweest, son[der] hair zeyl te strijcken of hair focke, ontslegen sijn van die verdachvairding. Ende men wairscuwet se van nu voortan ende gebiet se by scout, burgermeesteren ende den gerechte, dat sy voortan niet voirby de voirsz. tollens en varen, sy en strijcken na uutwisinge dat mandament, upte correxi van der stede ende upte boeten, na uutwisinge dat mandament. CCXV. Die scout mit die goede luyden van den gerechte sijn overdragen ende doen gebieden, dat nyement, wie hy sy, upte Kersnacht en vercope upter straten of uten huyse, tsy coick, wafelen, appelen of enige provande diergelijck, upte boeten van een croen ende datgeen dat se te coop hebben verbuert te wesen; ende dat sellen die scoutenknechts mogen nemen. 1) ende Saterdage vervangen door: ende Sinte Andriesdage naestcomende. CCXVI. Voirt so wairscuwet men een ygelic, die geset sijn opten hondersten penninck, dat sy hair geit rede maken te geven in den XII Nachten ende geit na den valuacien. Actum den xximen CCXVII. Die scout mit die goe luyden van den gerechte sijn overdragen ende doen gebieden, dat een ygelicken voir sijn doir een byte maken sal van vijf voeten lanck ende vier voten breet Ende voirt dat een ygelicken binnen sijn doer houden sal een leer als die schout ommegaet. Koren dat zy hoir boeten dairby mogen mede bescutten. CCXVIII. Die schout mit die goede luyden van den gerechte sijn overdragen ende doen gebieden, dat een ygelicken, wie hy zy van nu voirtan alsoe lange alst vriest, waken sal omme den zesten nacht. CCXIX. Ende want byalsoe dat die clocke by dach of by nachte eeclept worde, dat een ygelicken coern mit sijn harnassche up s,jn hoefslach, dair hy behoirt, up de correxie van der stede ccxx. Voirt soe en sal dair nyement geen kennip updoen, hy en sal den excysenair betalen. CCXXI. Voirt soe en sal nyement eenige palen uphouden. [Wairt sake! datter yement bevonden worde, men sal hem also corrigeren all[en anderen] exempel. CCXXII. Upten xnea i„ Januario anno XCIII ofgelesen Voirt soe gebiedt den heeren ende gerechte, dat van nu voirtan nyement, wie hy zy, enich bier sal laten halen of dragen uuter brouwerie anders dan by een gesworen drager uut dat huyskm, dat is te verstaen niet meer dan een vat ofte een half 164 vat ende lager niet. Ende sullen voirtan wie dattet bier verexcysen wil, die sal selver comen ende verexcysen tende brengen selver sijn geit ofte by zijns zelfs dienaer ende bode ende niet by den brouwer. Ende wairt dat sake dat hier yemant contrarye dede, dat wair up de bote van thien cronen ende up de correxie van der stede. CCXXIII. Voirt soe laten weten den heeren ende gerechte dese nabescreven personen, dat zy comen ende betalen binnen sdaechs sonneschin hoir penningen ende gelden van dat zy der stede sculdich sijn van excysen. Ende wairt sake dat sy met betaelden als voirsz. staet, soe zullen zy binnen sdaechs sonneschijn uuter stede ende een bedevairt gaen tot Haestrecht ende niet weder incomen, zy en hebben betaelt, ende dat up de correxie van der stede. CCXXIV. Die heeren ende gerechte laten weten, datter nyement, wie hy zy, eenich geroeft goet copet, dat coemt uuten lande van Geldre, te weten van pairden, besten ende ander huysraet, dat aldair geroeft is. Wairt sake dat hier yement contrarye dede ende dat men bevonde, dat wair up de boete van X 18, den heer een derdendeel, der stede een derdendeel ende een derdendel diegene, diet anbrenget ende voirt up die correxie van der stede. CCXXV. Voirt soe gebiet den heren ende gerechte, dat alle dieghene, die butter of oly updoet, dat zy dat anbrengen zullen. CCXXVI. 1 Die [scout mit] die goede luyden van den gerechte sijn overdragen ende geordonneert by [ ]szoen ende by die van die brouwerie, dat men van nu voirtan [niet meer] brouwen en sal dan XXXI stocksticx van XIX sac mouts te [ ] sack havers, vijf scepel in elke sack haver, seven sack hart coorn te weten vier sacken gerst ende vier scepel gerst in die Sack ende drie sac scepel, tarv of rogge in elke sack. Ende so wie anders brouwede dan voirsz. staet, dair wair up die boeten van X ffi ende een jair sijn nering. i65 2. Voirt laet men een ygelick weten, alle diegene, die up Brugge brouwen, dat die niet langer brouwen en sal dan xxvni stocsticx ende twintich sack mouts, te weten XII sack havers, vijf scepel havers in elke sack, acht sack harts coorns, te weten vijf sack gerst, IIII scepel in elke sack, drie sack rdgges of tarwe, in elke sack drie scepel, ende dese sal mogen mangelen, te weten twe sack rogge voir twe sack gerste of twe sack gerste voir twe sack rogge. CCXXVII. Den heeren ende gerechte laten eenen ygelicken weten van den poirteren ende poirtresse, dat alle dieghene, die eenige hinder ende scade van horen goeden geleden ende gehadt hebben by die van der Sluys ende in de Vlaemsche oirloge, dat sy sullen comen ende laten den clerck in gescrijfte stellen alle alsulke scade ende hinder als zy by die van Vlaenderen ende der Sluys gehadt mogen hebben ende dat binnen V of VI dagen x). CCXXVIII. Den heeren ende gerechte gebieden, laten eenen ygelijcken weten, wie hy zy, dat zy tusschen dit ende Sonnendage naestcomende comen ende betalen den hondersten penninck, dair zy elcx up geset sijn ende dat na der valuacie, upter stede huys; dair sullen zy sitten van smorgens voir negen uren totdat die clocke elff heeft ende des sachtermiddages van twee2) uren tot vier uren. Ende wairt byalsoe dat hier yement in gebreke wajr ende niet en betalen als voirsz. staet, dat wair up de correxie van der stede. CCXXIX. Voirt soe laet weten den heeren ende gerechte, datter van nu voirtan nyement, wie hy zy, geen turff updoen en sal, zy en zullen eerst ende alvoren een teyken halen ten huyse van Jacob Corneliszoen; noch turfftelsters en sullen oick geen turff tellen, sy en sullen eerst ende alvoren dat teyken hebben. Ende wairt byalsoe datter yement wair, die contrarye dede, dat wair up de bote van lil ff, den heer een derdendeel, der stede een 1) V of VI dagen vervangen door: IIII of V dagen, 2) twee vervangen door: een. i66 derdendeel ende een derden dieghene diet anbrenct, ende die correxie van der stede. CCXXX. 1. Den heeren ende gerechte die gebieden ende laten weten, dat van nu vo[irtan nyement], wie hy zy, enich harinck, bockin ofte sproot, tzy bockin [ ]de in ander vaten up en - slae ofte in en doet, hy en sal eerst ende alvoeren [den excysen]air te kennen geven hoeveel harinck, bouckinck ofte sprot dat hy updoe. Ende wair dat sake, dat hier yement contrarye dede ende men dat bevonde, dat wair up de boete van x f6, een derdendeel den heer, een derdendeel der stede ende een derdendeel diet anbrenget, ende voirt up de correxie van der stede 1). 2. Voirt soe gebiet den heeren ende gerechte ende laten weten, soe wat harinck of bockinck ende sprot, dat tehans in der stede is ende dieghene, diet in hebben, die sullen dairvan die excyse betalen. Ende soe wat harinck, bockinck ende sprot dat van nu voirtan in der stede gebrocht ende alhier vercoeft wort, dair sal die vercoper de excyse of betalen ende soe wie, hy zy poirter ofte poirtersse ende inwoner, die enich goet van harinc, buckijnc ende sproet in heel vaten, halve vaten, kintges of achtendeels van buyten inbrenget, die sal de excyse dairvan betalen ende sal dat den excysenaer anbringen eer hyt updoet, up de boet etc. 3. Voirt soe gebiet den heeren ende gerechte ende laten weten, als den excysenaers comen tot yemants huys ende vragen ende begeren te weten, hoeveel dat zy inhebben, tzy van hariielèi bockinck ende sprot, dat zy hem dat van stonden an seggen sullen by horen ede. Ende wairt sake, dat hier yement contrarye dede, dat wair up de boeten van X ff ende de correxie van der stede. CCXXXI. Voirt soe sal eenen ygelicken van nu voirtan een teyken halen van de meelexcyse in dat huyskin up die brugge by den Noet Goets, dair sullen die excysers zitten des smorgens omtrent acht 1) Hierachter volgt, doorgehaald: Voirt soe gebiet den heeren ende gerechte ende laten weten, soe wat harinck, bouckinck ende sprot hier binnen der stede cotnt mitten laste ofte halve last ende alsoe alhier verpacht.... 167 uren ende sachtermitdage omtrent twee uren in allen schijn als men int byerexcijshuyskin sit. Voirt soe gebiet den heeren ende gerechte, soe wat meel datter en Manendage gepeylt worde ende an broet gebacken was, die sal comen ende betalen den excysenaers up namiddage up de boete van X 18, een derdendeel den heer, een derdendeel der stede ende een derdendeel denghene diet anbrenget, ende voirt up de correxie van der stede. CCXXXII. Voirt soe gebiet den heeren ende gerechte ende laten weten, datter van nu voirtan nyement, wie hy zy, van den turffdrachters anders en dobben dan int openbair ende dairby hebbende dat meestedeel van den turffdrachters ende roepen alsoe mit luyder stemmen: „die wil dobbelen, die sal hier comen." Ende wairt byalsoe, dat hier yement contrarye dede, dat wair up de bote van x f§, een etc., ende voirt up de correxie van der stede CCXXXIII. Voirt soe gebiet den heeren ende gerechte, datter nyement, wie hy zy, jonck of oudt, man of wijf, in de kercke yement omme Goetswille geeft, hetzy pelgrim of anders, zy en zullen een schael in de hant hebben ende dair zal inleggen een teyken, dat sullen zy halen totter Heyligen Geest. Ende wairt sake, dat yement, wie hy zy, contrarye dede, dat wair up de boete van XII stuvers alsoe dicke ende menichwerff alst gebuerde. CCXXXIV. 1. Alsoe die heeren ende gerechte mitter wairheyt vernomen ende gewairscout zijn van sonderlinge vrunden als dat die heeren wel toesien souden als datter enige quaetwillige in meninge sijn omme die stede van der Goude in te nemen, aldus soe gebiet den heeren ende gerechte, als dat men van nu voirtan alsoelange alst vriest, alle nacht waken sal ende sullen up de wake comen des savonts als die clocke geluyt wordt. Ende dieghene, die de l) Hierachter volgt: [Voirt so~]e laet weten ende gebiet den heeren ende gerechte, datter nyement, wie [hy] zy, jonck of oudt, ofte enige pelgrims..., i68 wake geboden wordt mit die bode, die sullen ter wake comen, een man in hoir stede te stellen ofte een stuver te geven binnen dieselven avondt, ende wair dat sake, dat die man ofte wijf, die de wake geboden wordt, die stuver niet en betaelde ofte een man niet en senden in hoir stede, die sal des sanderdages verbueren zes stuvers ende dairtoe die correxie van der stede. Ende dat sal men an pande uuten huyse halen. 2. Voirt soe gebiet den heeren ende gerechte, wairt byalsoe, dat die clocke ofte beckenen by nacht ofte by dage geslagen worde, dat elck dan sal comen up sijn hoefslach in sijn harnassche mit' sijn weer in sijn hant, up sijn lijff ende goet te verbuiren. Ende dat een ygelick sijn harnas rede maket. 3. Voirt soe gebiet den heeren ende gerechte alsoelange alst (vriest, dat men] byten sal ende sullen te byte comen elck in sijn hoefsflach als] die stedeclocke luyt, up de bote van zes stuvers ende da[irtoe die cjorrexie van der stede. Ende men sal die byte wijt maken twee r[ ]. 4. Voirt soe gebiet den heeren ende gerechte, dat elcke huys hebben sal twee leren, een brantleer ende een lange leer an sijn dack toe of te minsten van een kercksparre, up die boete van een croen ende dairtoe die correxie van der stede. 5. Voirt soe laet den heeren ende gerechte weten, als dat die stede dienair ommegaen sal van huys te huys ende scryffeU} hoeveel stede-emmers dat sy hebben. Ende wair dat sake dat yement enige emmers versvech ofte te voirschien niet en brochten ende dat men namaels vernaem, dat sy emmers gehouden hadde, dat wair up correxie van der stede. Ende dat een ygelick sijn emmers upter strate werpt alst brant is. 6. Voirt soe laete den heeren ende gerechte weten, dat alle dieghene, die up geleyde ingecomen sijn, dat sy up morgen voir X uren comen upter stede huys; ende dieghene, die morgen voir X uren niet en comen, soe seggen den heeren ende gerechte elck sijn geleyde up. CCXXXV. Alsoe die heeren ende gerechte geset ende geordineert hebben Pieter Lyst omme van der stede wegen te yken, aldus soe sal elck comen tusschen dit ende Derthiendach ende laten hoir maten ende scepelen ijcken, ende dat up de bote van een croen ende dairtoe die correxie van der stede, .. 169 CCXXXVI. [Alsoe] die gesworen bierdrager een vat hoppe gehaelt heeft ten huyse van Baert [ ]mans weduwe sonder een brieffkin te hebben van den exsysenaer e[nde h]eeft [die]selve vat hoppen gedragen ten huyse van Jan Sardam in de keldenaer, twelcke groete lelyke saken zijn, dat den heeren ende gerechte niet en staet te lyden sonder openbair correxie dairvan te doen, aldus soe verdragen den heeren ende gerechte denselven Wouter sijn eedt ende niet meer eenige diensten van der stede te hebben. Voirt soe sal die selve Wouter hierenboven gaen een bevairt tot Colen ende sal uuter stede gaen up en Sonnendage naestcomende . binnen sdages sonnenschijn uut der stede ende hoir vryheyt gaet. Noch soe sal deselve Wouter gaen up en Sonnendage naestcomende voir die crusen in een pair lynen clederen, barrebens ende een grijnsboem up sijn schouderen. Ende wairt sake dat die voirn. Wouter dat niet en dede, dat wair up sijn rechterhant. Ende dit boven die boten. CCXXXVII. Alsoe Jan van Sardam bier ingeleyt heeft sonder der stede hoir excyse te geven, twelck lelyke saken sijn, dat den heeren ende gerechte van him noch van nyement en staet te lyden sonder oppenbair correxie, alsoe soe seggen den heeren ende gerechte him voir sijn correxie als dat hy geven sal die heylige kercke tusschen dit ende Mitvasten twee toirtsen, elke toirtse wegende twee pont wassen, ende noch twee toirtsen dat Heylige Sacremehtscappelle, ende wairt byalsoe dat die voirn. Jan dit niet en dede als voirsz. staet, dat soude wesen alle dagen up de helft meer ende de correxie van der stede. Ende dit boven de boeten van X fB, dair hy inne gewesen is. CCXXXVIII. Alsoe die Clairijssen binnen deser stede [ a]flaten van allen sonden, te weten Schortelen Woensdach, [ ]dach ende "Gode Vrydach, aldus soe geeft den heeren ende g[erechte] enen ygelijcken, wie hy zy, een goet, vry, vast ende seker geleyde drie dagen voir ende drie dagen na. 170 CCXXXIX. 1. Die heeren ende gerechte gebieden ende laten weten, dat alle dieghene, die hoir vier stuvers van den broute biers, dair sy up gestelt zijn, niet betaelt noch gegeven en hebben, dat zy die betalen tusschen dit ende Beloken Paesschen off men sal se en Maendage naestcomende panden ende schatten. 2. Ende voirt alle dieghene, die der stede sculdich zijn, dat zy mede betalen tusschen dit ende Beloken Paesschen of men sal se mede panden ende schatten. Ende dese penningen, die hierof comen, zullen moeten wesen tAnwerpen omme alsoe te bet te mogen varen. CCXL. Die heeren ende gerechte gebieden ende laten weten, datter nyement, wie hy zy, enige beesten ofte vareken slaet by den huysen of anders, hy en heeft eerst een eedt gedaen. Ende wair dat sake dat hier yement contrarye dede, dat wair up de boete van X ffi ende den heer hieroff zijn derden penninck. CCXLI. Den heeren ende gerechte gebieden ende laten weten, dat nyement, wie hy zy, jonck of out, over de Ysel en varen, dan diegheene, die dairtoe geordineert sal worden by denghenen, die zy dairtoe zullen ordeneren. Ende wairt dat sake, dat hier yement contrarye dede, dat wair up die bote van I croen, halff den heer ende halff den veermeester. Ende dat nyement over de Beyerssche sluyse over Ysel voer, dat wair up de voirsz. boten. Ende oick van den Berchvlyet by Haestrecht yement ter Goude voer, hy en betale zijn veer, up de bote voirsz. CCXLII. 1. [Die scout mit] die goede luyden van den gerechte gebieden alle denghenen, [dairt] storfft van der pestelencie of zieck geweest heeft van der pestelencie ende binnen XIIII dagen [noch storf]ft, dat die binnen dage sonneschijn enen grooten b[out strOe] voir hair huus hangen sullen ende gheen poirters neringe en [doen] binnen ses weeken l) na den dach, datter yemandt int huus gestorven is. 1) ses weeken vervangen door; een maand. i;i 2 x). Ende zullen gaen ter kercken totter Collacien-broers ende nyeuwers anders2) ende sullen in hoir hant dragen een witte roode, die lanck sal wesen een elle, int openbaer ende nyet heymelicken. 3. Ende wairt sake, dat yement contrarye dede, dat wair up de correxie van der stede ende up en bote van een croen. CCXLIII. Item voort verbiet men, dat nyemandt, wie hy zy, gheen vuylnisse, puyn, stroo of anders en brenge of en legge upte sluus of daeromtrent, upte boeten van V stuvers; die sullen den schoutenknechten van stonden an uten huys halen. CCXLIV. Item alle taerv sal van nu voordt dan van elck hoot te excijs geven xn stuvers ende al ander coorn sal bliven staen upte selffde exsijs, dair zy up staen 3). CCXLV. Voort alle dieghene, die brantemmers hebben in hoir huys, dat zy die sullen bringen tusschen dit ende morgenavont upter stede huys, up een bote van een croen ende correxie van der stede 4). CCXLVI. Voirt soe gebiet den heeren ende gerechte, dat alle dieghene, die sculdich sijn van den broute biers iiii stuvers ende van de corenexcijs ende alle ander excysen, die te Meye verschenen waeren, comen ende betalen Frans tusschen dit ende morgenavont ende dat up de correxie van der stede 5). CCXLVII. Die scout mit die goede luyden van [den gerechte gebieden 1) Deze alinea is doorgehaald. 2) nyeuwers anders vervangen door: in ander kercken, sonder in de jbrochiekercke te comen. 3) Hierachter volgt: Item dat alle molenaer ende haer knechten na middach... 4) Hierachter volgt: Voirt soe sullen alle vleys.... 5) Hierachter volgt op twee afzonderlijke regels: Ghijsbert Weverszoen en: Dit Van Amsterdamme, 172 ende laten weten], dat ygelic, wie dat hyzy, sijn straet ma[ken ende dat nyement] gheen putten of dellen in de straten e[n make] tusschen dit ende Saterdachavent naestcomende *) [. . . ]ten bysonder daer nu Sint Jansdach naestcomende d[ie proces]sre gaen sal, tusschen dit ende Saterdachavont, upte boeten van een croon. CCXLVIII. Alsoe Katrijn Heynricx wijf gelogeert ende geherberget heeft enige manpersonen, die een onmondich kindt ontvoirt hadden buyten vrunden ende magen, twelck zy wel geweten heeft, twelck den heeren ende gerechte van rechtswegen van hoir noch nyement en staet te lyden sonder openbair correxie dairvan te doen, aldus soe seggen den heeren ende gerechte voir hoir correxie, als dat zy van stonden an den tonne an horen hals dragen ende gaen van stonden an mitter tonne rontomme de haven ende omme tmarctvelt. CCXLIX. Voirt soe gebiet den heeren ende gerechte, nyement, wie hy zy, enich hoy te leggen in de oude stede ende dat up de oude bote. CCL. Die heeren ende gerechte gebieden ende laten weten, dat alle die lantluyden, dairt binnen zes weken gestorven heeft of noch stervet van der pestelencye, binnen der stede niet comen en sullen mit enich suvel ter marct omme te vercopen, mair sullen dat moeten vercopen buyten der poirte dair zy inne comen, ende niet in der stede. Ende wair dat yement contrarye dede, dat wair up de bote van v sc. grooten Vlaems gelts ende up tsuvel, dat zy ter marct brochten, ende dairtoe sullen zy in hair hant hebben een witte roede, een vaem lanck, ende sullen die int openbair dragen, een derdendeel den heer, een derdendeel der stede, een derdendeel dieghene, diet anbrenget. CCLI. Die heeren ende gerechte gebieden ende laten weten , dat alle dieghene, dairt van der pestelencye gestorven heeft binnen zes l) tusschen — naestcomende doorgehaald. I73" weken *) of noch stervet, dat zy sullen dragen in hair hant eert witte rode, een vaem lanck, ende niet int heymelick dragen mair int openbair dragen. Ende en sullen binnen eender maent in de prochiekerke niet comen ter kercken, tenwair dat sy mit hoir vrunden ende magen ende mit hair bueren ter uutvairt quamen ende anders niet. Welverstaende wairt sake, dat yement .binnen den huyse storven ende in den huyse bleven, die sullen dragen een witte rode in hair hant, gelijck voirsz. staet. Ende voirt dieghene, die thuys rumen ende hoir kinder ofte dienstboden uuten huyse bringen, die en sullen geen roden in hoir hant dragen noch die kercke niet rumen. CCLII. [Voirt soe] gebiet den heeren ende gerechte soe wairt binnen eender maent [gestorven] heeft ende noch stervet, dat dieghenen, dairt gestorven heeft, ghenre[hande] provande vercopen sullen, alsoewel van zuvel, vleys, [ ] ende anders, niet dairof uut- gesondert ende binnen eender maent neringe doen en sullen. Ende dairtoe soe sullen zy van stonden an een bout stroe, alsoe groet ende cleyn als zijt copen, voir den dore ende veynstër uuthangen, up een bote van . V sc. groten te verbueren, een derdendeel den heer, een derdendeel der stede ende een derdendeel denghenen diet anbrenget, ende dairtoe die correxie van der stede. CCLIII. Voirt soe gebiedt den heeren ende gerechte, dat men van stonden an alle die stede doir, elck voir sijn doir, alsoewel achter als voir, van stonden an baggeren sal ende wair dat yement hiervan becoert worde, dat wair up de bote van een •croen ende correxie van der stede. CCLIV. Voirt soe gebiedt den heeren ende gerechte, dat alle die ïi^ftniioeswyven, alsoewel voir die halle .als up de mart, van stonden an alle dat zy van den wortelen ende cool vergaderen ende ofsnyden, dat zy alle die bladen ende anders van der i) zes weken vervangen door: een maent. vuylnisse voir him nemen ende wechdoen. Ende wair dat sake, dat yement contrarye dede ende bekuert worde, dat wair up de boten van een croen ende correxie van der stede 1). CCLV. Voirt soe laet weten ende gebiet den heeren ende gerechte, dat alle dieghene, die sculdich zijn van den vier stuvers up de broute, comen ende betalen tusschen dit ende overmorgen2), want den excysenaers van stonden an ommegaen sullen, ende dat up de correxie van der stede3). Ende van den meelexcijs van gelijcken. Ende voirt van allen anderen excysen ende stedegoeden, die zy sculdich sijn, dat zy betalen tusschen dit ende Donderdage, gelijck voirsz. staet. Ende wair dat sake, dat yement in gebreke wair van der betalinge, dat wair up de bote van lil ff ende voirt up de correxie van der stede. CCLVI. Voirt soe gebiet ende laet weten den heeren ende gerecfjbte, dat] die corenmeters tusschen dit ende morgen comen ende doen haren eedt, up de bote van III ÉB ende [de correxie va]n der stede. CCLVII. Alsoe die heeren ende gerechte mitter wairheyt vernomen hebben, als dat Pieter Velaer gebrouwen heeft tegens die cuer van der stede, indien dat hy in genade gaen wil, soe seyt den heeren ende gerechte him over voir sijn correxie als dat hy geven sal de bote, die in Ac coer gescreven staet ende dairtoe VI ffi groot, te betalen binnen zes weken; ende wairt byalsoe, dat hy geen betalinge en dede binnen den zes weken voirn., soe sal hy een jair lanck wesen sonder neringe. CCLVIII. i. Die scout mit die goede luyden van den gerechte sijn 1) Hierachter volgt: Voirt soe gebijdt den heeren ende gerechte, dat alle die wagen, die upten .... 2) overmorgen vervangen door: Donderdage naestcomende. 3) ende dit — stede doorgehaald. Overdraghen ende doen gebieden, dat een ygelic van elke huus een man te bijt seynt ende die sellen comen tusschen den Cleywechpoort ende den Hagendijc by thoff ende dat ander tusschen Cleywechpoort ende Dijcxpoort sal men up dese tijt byten mitte scouderen. Ende so wie niet en comt als voirsz. staet als men die clocke luut, die sal elcx verbueren nM steens ende die correxie van der stede. 2. Item voirt doet men gebieden, dat een ygelic voir sijn doir ende after sijn doir maect een bijt, ses voet lang ende vier voet wijt, van stonden an, up die boeten van een croen ende correxie van der stede. 3. Voirt dat niement, wie hy sy, enige banghe geclach of geluut en maict by daich of by nacht upter strate, upte boeten van een croen ende correxie van der stede CCLIX. E Die heeren mit die goede luyden van den gerechte laten weten als dat men up Sinte Jeroensdach naestcomende ende noch twee ander dagen, daer men,daertoe ordineren ende Uten weten sal, sal dragen dat Heylige Sacrement ende alsoe processie generael doen deuctehjcken ende onsen Heer te bidden, als dat hy sijn barmherticheyt wil doen ende soe die pestelencye mach cesseren. Voirt om alle ander vruchten dat die in souden mogen comen. 2. Voirt soe gebiedt den heeren ende gerechte dat alle die ghilden, die upt coer lichten, dat zy van stonden an sullen laten maken twee toirtsen omme die voir dat Heylige Sacrement te dragen; ende wair dat sake, dat sy dat niet en deden ende hiervan in gebreke waren, dat wair up die verbuernisse van huer previlegen, die de stede huer gegeven ende verleent heeft, ende voirt up de correxie van der stede. 3- Voirt soe gebiedt den heeren ende gerechte, dat alle die gilden, die upt coer niet en lichten, dat zy van stonden an sullen laten maken een toirtse omme die voir dat Heylige Sacrement te dragen up Sinte Jeroensdach naestcomende ende voirt ander dagen, die men dairtoe ordineren sal. Ende wair dat 1) In margine: Ael Jaccf Ma.es (doorgehaald). /// 18 groot Jacob Pieterszoen (doorgehaald). VI tg Jan de verwcr. VI ffi Copfen de Zeiander. [... .Jocssoen. *** Uw ■*»"J7ir' 'ece jacoo kuieren wedue mit hot zoen. 17^ sake, dat zy hiervan in gebreke waren, dat wair up de verbuernisse van alle hair previlege. CCLX. Voirt soe gebiedt den heeren ende gerechte, dat alle di[egene die harinck]tonne maken, als zy twee last harincktonnen gema[ect sullen hejbben, soe sullen zy moeten maken een last grove tonnen [updat] die brouwers alsoe te bet tonnen [mogen] vijnden, ende dat up die boten van een croen. CCLXI. Den heeren ende gerechte laten weten als dat men up morgen voirmiddage van der stede goeden scatten zal. Ende wairt byalsoe, dat enige poirteren scatten willen, die comen up morgen , men sal hemluyden scattinge doen alst van der stede wegen gescat is. CCLXII. Den heeren ende gerechte gebiet ende laet weten, dat alle dieghene die up schoet geset sijn, dat zy comen ende brengen hoir geit tuséchen dit ende Vridage naestcomende. Ende wair dat sake, dat yement hiervan in gebreke wair ende sijn geit niet en brochte upten dach voirsz., dat wair up de helfte meer. Ende wairt byalsoe, dattet gerechte ommeghinck mit die wagen omme enige penningen, die noch onbetaelt waren, dair soudt men de helfte meer pande voir nemen1). Ende als men dan voir die doir quame ende die penningen niet en gave, soe sal den schout de helft meer an pande uuten huyse halen. Ende men sal upten huyse sitten des morgens van acht uren tot elff uren ende des Satermiddages van twee uren totdat men dat loff luyt 2). 1) Ende wair dat — nemen doorgehaald. 2) Hierachter volgt: /// last harincktonnen sal maken een last grove tonnen. pior\ yimsoen. Upten XXen dach in Meye anno XIIIICXCII. Bar\ .~]pper up sijn huys ende er ff by burgermeester Gerijt Dirxsoen. r ]« XXHIen Meye Adriaen Gerijtsz... (verder onleesbaar). Jacob [ ~]ende te hebben enen scepenbrieff, inhoudende IX 8? X sc. jair £ ] staet XIX Rijnsgulden, toebehorende Jacob Thijszoen niet min. 177 CCLXIII. Voirt doet men gebieden dat een ygelick, wie hy sy, die hoy hebben leggende binnen horen huyse, dat die hair kaerssen ende vier also bewair. Indien dat dair enich brant of coom, die sal verbueren xx pont ende die correxie van der stede. CCLXIV. Die scout mit die goede luyden van den gerechte laten weten een ygelick, wie hy sy, die hair hondersten penninck niet betaelt en heeft, dair sy up geset sijn, dat syt noch betalen ende brengen sullen tussen dit ende overmorgen voirmiddach; ende desgelijcx so wie van den gerechte ende van der vroetscap hair penningen niet en brengen tusschen dit ende morgen voirmiddach ende dengenen diet niet en betalen ende brengen als voirsz. staet, die sel men overmorgen den panden uut den huyse halen, men seis nyement verdragen ende men sel geen weet meer doen. CCLXV. 1. Die scout mit die goede luyden van den gerechte sijn overdragen ende laten weten als dat alle die gilden sullen himselven vougen ende uutbringen in den ommeganck van Sint Jan als van outs costumelick is geweest. 2. Ende soe wie in den ommeganck van der stede geordineert wort te gaen, die sal dat doen als hy geordineert wort, ende dat up de bote van een croen. 3. Ende voirt soe geeft den heeren ende gerechte eenen ygelicken, wie hier in der stede te een goet ommeganck coemt, vry ende vast geleyde, te weten vier dagen voir ende vier dagen na dat den ommeganck gedaen sal wesen. CCLXVI. ' Den heeren ende gerechte gebieden ende laten weten, datter nyemant brouwen en sal achter dese weke hy en sal eerst ende alvoren sijn mout laten meten by eenen gesworen meter ende alle meters die sullen tusschen dit ende morgen vóórmiddage comen ende laten hem eeden, ende dat up een bote van een croen !). 1) Hier volgt: Actum anno XCII. 12 i78 CCLXVII. 1. Die scout mit die goe luyden van den [gerechte sijn] overdragen ende doen gebieden, dat nyement, wie [hy sy, v]oircoop en doe van coorn, tensy dattet eerst drie dach ontl[ ]eest. 2. Dat geen voorcooper coorn en coop ten[sy da]ttet eerst drie daich ander marct gelegen heeft ende alst gecoft is van den voircoper, dan sal ment opleggen VI weken eer dat hyt weder vercoopt, uptie boeten van X ÊB, een dorden den heer, een dorden den gerecht ende een dordendeel diet anbrenct. 3. Voirt' dat men geen coorn op en doet tsy ant veerstal of elderswair mit sacken of anders, tensy dat sy eerst oorlof hebben van den exsijsmeesters. CCLXVIII. Voort doet men gebieden dat nyement, wie hy sy, en hail bier noch wijn in den voirpoirt vant hoff, noch poirter noch inwonende dair en gae drincken in geenre manieren, uptie boeten van X IS ende correxy van der stede. CCLXIX. Die scout mit die goede luyden van den gerechte laten een ygelic weten, dat alle die kueren, die int voirleden jair geweest hebben ende gekoert, dat die van wairden gehouden sullen worden ter tijt toe, datter anders in voirsien wordt. CCLXX. Voort so geeft men alle lantluyden ende alle diegene, die Donredages te marct comen, geleye vry uut ende in te reyssen ende te keren van allen saicken ende renten, uutgeseyt van sculden, die up Donredages gemaict sijn of saken, die den heer of der stede angaet. CCLXXI. Men laet een ygelick weten dat die Heylige Geestmeesteren tachternoen ommegaen sellen ende achtervolgen dese weke ende sellen bescriven alle diegene, die men aelmisse geven sal. Mer ghy sultet wel verstaen, alle diegene die aelmisse ontfangen i?9" sellen, wanneer dat se aflivich worden, so sal den Heylïgert Geest al hair goet nemen sonder yements wederseggen. Ende dese aelmisse sel men geven driewerff te weke, te weten Manendaichs, sWoensdaichs ende tSaterdaichs, dair men den eersten dach off beginnen sal nu en Saterdach naestcomende. Ende men en sal nyement scriven noch geven dan dengenen, die binnen der vryheyt van der Goude wonachtich sijn. CCLXXII. [Voirt] soe laet men een ygelick weten, dat men voirtan [ ] XXIIll nachten waken sal, wel verstaende [ ]en plach te geven den .xini dagen van waken, dat sal men nu geven omme die XXIIH nachten. CCLXXIII. Voirt soe laten weten noch die heeren ende gerechte, soe wat kinderen ofte jonge gesellen, die men van nu voirtan upter stede huys caetsen ofte spélen vint, hetzy heylichdach of werckendach, die sal men hoir overste cleet uuttrecken. CCLXXIV. Die scout mit die goede luyden van den gerechte geven consent ende vry vast geleyde alle dieghene, die mit beesten hier ter marct comen geduerende tot Alleheyligendage. CCLXXV. Voordt gebiet men alle poirteren, poorterssen ende die voichden van den weeskinderen ende inwonende, dat sy haer penningen brengen upter stede huus, daer zy up gestelt zijn ende gelijck men ygelic tsinen huysse de weet doen sal by een stedebode tusschen dit ende Sondach naestcomende, upte verbuernisse van die helfte meer sculdich. Ende dat men daerna dat geit innen sal mit pande te halen ende te scatten, ende die verbuernisse sal hebben halff den heer ende halff die stede ende voort up die correctie van der stede. Item die ontfangers van den penningen sullen alle dagen sitten upter stede huus, smorgens van den IX uren tot xi uren ende namiddach van den twe uren tot vier uren. i8o CCLXXVI. Voort doet men gebieden, dat alle diegene die weeskinder hebben, dat se comen by den weesmeesters mitte voichden ende doen bewijs van der kinder goeden, upte correxy van der stede, tsy rijck ende arm. CCLXXVII. 1. Die scout mit die goe luyden van den gerechte sij[n overdragen ende d]oen gebieden, dat nyement, wie hy sy, enige butter, honich [ up en d]oe hy en brenctet tsander- daichs binnen daichs sonnes[chijn den exsyjsenair an op die boeten van een croen. 2. Voort doet men gebieden, dat alle diegene, diederste[de enige e]xsysen sculdich sijn, dat se betalen tussen dit ende Donredach naestcomen[de nie]t en betalen als voirsz. staet, die sal men tSaterdaichs dairan panden ende sMaendaich daeran scatten sonder langer vertrek. 3. Voort doet men gebieden, dat een ygelic wie hy sy, tapper of tapster of yemant anders selver hair bier verexsysen, • ende een briefgen selver halen, upte boeten voirsz. !). Ende dat nyemant bier en hail noch en draich, tensy by den gezworen drageren. 4. Voort doet men gebieden, dat men de valuacie onderhout alse laetst geset sijn, upte verbuernisse van die boeten, die dairtoe staen. Elck sie voir hem, men seis nyemant verdragen. CCLXXVIII. Upten XVIHen dach in Februario anno XCIIII. Voirt soe gebiedt den schout mit die goede luyden van den gerechte, dat alle dieghene, die de stede goeden gehuert hebben, dat die comen tusschen dit ende morgen voirmiddage by den tresoriers ende betalen tguent dat zy sculdich sijn. Ende voirt alle dieghene, die de huyerluyden sculdich sijn, dat zy himluyden betalinge doen als voirsz. staet of men sal des sanderdages gaen scatten. CCLXXIX. Voirt soe gebiedt den scout mit die goede luyden van den 1) Hierachter volgt nog, doorgehaald: ende dat men die valuacie van den penningen. i8i gerechte, datter nyement, wie hy zy, eenich bier vercopet, dat ter Sluys gaen soude, ende dat up een jair hoir neringe ende dairtoe de correxie van der stede, ter tijt toe dat men hun anders laet weten. Wel te verstaen waer dat sake, dafter yement waer, die hierinne sochte loesheyt ofte anders enige nyewe vonden om bier int heymelick alsoe te vercopen dat ter Sluys gaen soude, dat wair up een jair sijn neringe als voirsz. staet. Voirt waert sake, datter yement wair, die zijn bier benomen worde van die van der Sluys, dat hy dairof brengen sal certificacie of kennisse, dat geloeffelick is, soedat hy geen geit van sijn bier ontfangen en heeft updat den heeren ende gerechte him dairna sullen mogen weten te rechten CCLXXX. Upten XVen dach in Marte anno XCIIII. Voirt soe gebiedt die schout mit die goede luyden van den gerechte dat een ygelick, wie hy zy, voir sijn doer maken zal zijn strate, zijn kae ende alle oneffen dellen tusschen dit ende die eerste poirtpande, elcx up de bote van v sc. groten. CCLXXXI. Voirt soe gebiet die scout mit die goede luyden van den gerechte, dat alle dieghene, die van de stede gelden 2) sculdich sijn, dat die betalinge doen tusschen dit ende Beloken Paesschen naestcomende. Ende indien zy geen betalinge en doen als voirsz. staet, soe sal men in die weke dairna van stonden an gaen scatten. Ende men en salt nyement verdragen. 1) Hierachter volgt doorgehaald: [ ] Claeszocn ende Adriaen Pieterzoen tugen by horen eede, hoe dat Jan Gerritszoen [ende Jd]n Lauwen bi malcander waren tot Huuch Voppenzoen ende aldair spreken [ ]o» mangeling van gerst ende van haver tegen mancander [ ], dat Jan Geritszoen hem leveren soude Wolferdijcse moet XXVI scepel [ ] voir Dortse hoet Tordrecht gelevert int water, sonder cost. Des soude Jan Lauwenzoen Jan Geritszoen leveren haver tGoutse hoit up een scelling nae de leste, de gerst soude wesen goet quatter troy Wolferdijcse gerst, elc deen den ander te leveren tot XX hoet toe tussen dit ende Midvasten te leveren doir Jan Geritszoen. 2) gelden vervangen door: excysen. l82 CCLXXXII. Voirt soe gebiet die scout mit die goede luyden van den gerechte, dat men onderhouden sal die ordonnancie van der munte, die lest ofgelesen was. CCLXXXIII. Voirt soe gebiet die scout mit die goede luyden van den gerechte, dat men van die Thienwechspoirt tot an den dijck die singel maken sal elck voir sijn thuyn ende erff ende dat mit rysen ende cleyn. Ende dit te maken tusschen dit ende Meyedach, ende dat up de boeten van een croen ende de correxie van der stede. CCLXXXIV. Die scout mit die goede luyden van den gerechte gebieden ende laten weten, dat geen vleyshouwers beesten slaen en sullen, zy en sullen eerst gehouden wesen den eedt te doen ende sullen een brieffkin halen totten excysenaershuys. Voirt soe gebiet den heeren ende gerechte, datter geen vleyshouwers uut de halle enich vleys onder die loeffen brochten ende in de halle, dat zy den excysenaer eer voldaen hebben van . sijn excijs, upte boete van een croen. CCLXXXV. Die schout mit die goede luyden [van den gerechte laten] weten, dat alle dieghene, die bescadicht sijn ge[ ] van Beveren of van mijn joncker van Waesmonste [ ]er enige obligaciën ofte brieven van die penningen die [sy dairoff] hebben, dat zy comen tusschen dit ende Maendage ende [leveren] hoir bescheyt in handen van den burgermeester. CCLXXXVI. bb**i Voirt soe laeten den heeren ende gerechte weten, als dat men tachtermiddage na vesper verhuyeren sal die stede goeden. CCLXXXVII. Ysser yement, die yet te spreken hebben upten huyse ende erve gelegen up de haven, naest Jan Janszoens noertwairts plach toe te behoren Gerijt Janszoen in de molen, die come binnen achte dagen by den clerck ende gevent him te kennen. i83 CCLXXXVIII. Die scout mit die goede luyden van den gerechte sijn overdragen ende doen gebieden, dat een ygelic, wie hy sy, hair brantemmers te voirschijn brengen als die tresoriers ommegaen ende eysschensse. CCLXXXIX. Voirt soe gebiet die schout mit die goede luyden van den gerechte, dat een ygelick, wie hy zy, in zijn waterscip voir ende achter diepen sal tusschen dit ende veerthien dagen voir Sint jansdach naestcomende, want den heeren ende gerechte ommegaen sal schouwen, ende dat up de bote van een croen. CCXC. Voirt soe sal elck huys hebben twee leeren, een leer totten dake toe of te minsten mit een kercksparre ende een brantleer; tusschen dit ende vierthien dagen voir Sijnt Jan soe sal den heeren ende gerechte ommegaen, ende dat up de bote van een croen. CCXCI. Voirt soe gebiet den heeren ende gerechte, dat alle die gilden den ommeganck uutbrengen sullen up Sint Jansdach na ouden haircomen, gelijcken den overmanneit'thim dat bevelen sullen, ende dat up de correxie van der stede ende dat up verbuernisse van hoir previlegien van hoir gilde. CCXCII. [Voirt soe gebie^den heeren ende gerechte, datter nyement, wie hy zy, eenich [dack ojfbreket hy en decket wederomme mit hart dack ende wie [dat niet en de]de, dat wair up de boete van thien pont, alsoe dicke als ment becuerde. CCXCIII. Voirt soe' gebiet den heeren ende gerechte, dat men ij eken sal ten huyse van Pieter Kyste van alle maten, te weten wijnmaten , biermaten, olymaten, corenmaten ende anders, geen dairof uutgeseyt, ende dat tusschen dit ende Snit Jacobsdach, up de boten van een croen. 184 CCXCIV. Die scout mit die goede luyden van den gerechte sijn overdragen ende doen gebieden, dat alle diegene, die gepant sijn van der stede goeden, dat se hair penningen binnen daichs sonneschijn brengen in handen van den tresoriers, of men sel se morgen scatten ende nyement verdragen. Ende sellen verbueren de helfte meer dan se sculdich sijn. CCXCV. Item voort doet men gebieden, dat nyement van den poorteren off inwonende, wie hy sy, enich wijn en halen noch en drincken upt tollenhuus, upte boeten van tien scelling groten ende de correxie van der stede. CCXCVI. Item voort doet men gebieden, dat nyement wie hy sy en sciet mit cloeten an der stede vesten, upte verbuernisse van hair overste cleet ende die te lossenen mit x stuvers. Ende hierof sellen tsheren dienres bekuerres wesen. CCXCVII. Item alle degene, die sculdich sijn van den excijs van den IIII stuvers tbrout, dair en sel men nyement of corten, sy gaen totten tresoriers, die sellen hem besceyt doen. CCXCVIII. Item upten vien dach in Junio anno XCIIII soe gebiet den heeren ende gerechte, dat een ygelick meten sal sijn boert ende wie sijn boirt versumet, die en sal binnen die weke niet mogen verhalen ende die en sal die toecomende weke niet mogen verhalen. Ende nyement en sal moeten meten, men sal him in dat meethuyskin halen. Ende elck sal dit onderouden up de boete van een croen ende voirt up de correxie van der stede. CCXCIX. XVIien in Julio. Die rentmeester van mijns genadichs wegen die wil [ 1 sitten ende verhuyeren upter stede huys by der barnender [keersse ]redye ende die wage. CCC. Die scout mit die goede luyden van den gerechte doen gebieden, dat alle dieghene, die ponten, schuyten ende pleyten in der stede graften liggende hebben, dat die van stonden an uute graften sullen bringen up de bote van een croen!). CCCI. Voirt soe gebiet den heeren ende gerechte, dat men yken sal ten huyse van Pieter Kyste van alle maten, te weten wijnmaten , biermaten, olymaten, corenmaten ende anders, geen dair uutgesondert, ende dat tusschen dit ende Sinte Louwersdage naestcomende, upte bote van een croen. CCCII. Upten uien in Augusto. Die schout mit dje goede luyden van den gerechte doen gebieden ende laten weten, datter nyement, wie hy zy, eenige gerofde beesten alhier binnen der stede vercopen en 'moet up de verbuernisse van den beesten. CCCIII. Upten ximen dach in Augusto. Die schout mit die goede luyden van den gerechte doen gebieden ende laten weten, dat alle dieghene, die van buyten incomen, hetzy lantluyden of ander luyden, mit butter, case ende ander provande, dair gestorven heeft van der pestelencye ende hair goet hier in der stede vercopen willen, die sullen in hoir hant hebben een lange witte rode, een vadem lanck, ende die houden in hoir hant int openbair sonder verdeck te wesen, ende wie men contrarye bevonde, dat wair up de bote van tguent dat zy vercopen ende dairtoe up de boete van een croen. Ende wair dat sake, datter enige voircoepers dese butter, case ende ander provande als voirsz. staet coften, dat men vername, dat wair up de bote van een pont. I) dat die — croen vervangen door: dat zy dair geen vernachten laten en sullen, up de bote van een croen. i86 CCCIV. [Die schout m]et die goede goede luyden van den gerechte (doen gebieden) datter nyement, wie hy zy, [ ]e upten scutters anders dan die scutters ende elck up hem sel ven, men en sal dair [ ] geven ende geen recht off doen. CCCV. Den XXVen in Augusto. Die schout mit die goede luyden van den gerechte doen gebieden ende laten weten, datter nyement, wie hy zy, geen bier uut en geeft, hy en heeft eerst een brief ken van den excysenaer; ende dat men nyement geen bier vercysen sal anders dan die tappers off dieghene die tselve inleyt. CCCVI. Die schout mit die goede luyden van den gerechte doen gebieden ende laten weten als dat geen drapenierder van nu voirtan anders en doet dan na inhoudt dat wairdeynsboeck, up de boten ende na uutwisinge dat wairdeynsboeck ende correxie van der stede. CCCVII. Voirt soe gebiet noch die scout mit die goede luyden van den gerechte, als datter nyement, wie hy zy, enige vellen noch wolle in der stede up en doet, hy en laet se eerst den wairdeyns besien ende dat up de bote van x ffi. CCCVIII. Noch soe gebiet die scout mit die goede luyden van den gerechte als datter van nu voirtan geen drapenyerder puycken reden en moet anders dan by* consent van den wairdeyns ende dat up die verbuernisse van den lakenen ende voirt up de correxie van der stede. CCCIX. Voirt soe gebiedt den heeren ende gerechte, datter nyement, wie hy zy, enige slick of vulnisse up sijn strate off voir sijn doir en moet laten leggen ende sijn straten schoen vegen ende wechbringen tusschen dit ende Saterdage naestcomende off een i87 ygelicken die sal dat slijck mogen halen die wil. Ende voirt alle dieghene, die hopen van slijck maken omtrent der stede huys, die sullen die altijt voir Saterdage wechbringen ende dat up de bote van een scelling gr. alsoe dicke ende menichwerff alst gebeurde. cccx. Voirt soe gebiet die scout mit die goede luyden van [den gerechte, dat] nyement, wie hy sy, enige besten en slae, hy en [ jende halen een brieffkin van den excysenaer, up [de bote van] een croen. CCCXI i). Voirt soe gebiet' die scout mit die goede luyden van den gerechte als dat een ygelick, wie hy zy, dat hy siet, dat hy die valuacie van der munte onderhoude alsoe zy lest gecundicht was. Ende den schout sal zeer scarpelick toesien, want men die onderhouden wil hebben. Ende wie bekuert worde, tgerechte sal him in de boeten wysen. CCCXII. Vlien in October. Die schout mit die goede luyden van den gerechte doen gebieden ende laten weten een ygelick, wie hy zy, als dat hy siet, dat hy onderhoude die valuacie van der munte alsoe zy lest gekundicht ende offgelesen was, want men die onderhouden wil hebben. Ende wairt byalsoe dat yement contrarye dede ende bekuert worde, die sal verbueren na inhoudt tmandement. CCCXIII. Voirt soe gebiedt die scout mit die goede luyden van den gerechte als datter van nu voirtan nyement, wie hy zy, jonck off oudt, in der stede huys niet meer caetsen noch spelen en moet, up die verbuernisse van sijn upperste cleet ende die te lossen mit V sc. CCCXIV. Den xmen in Decembri offgelezen. [Die scout m]it die goede luyden van den gerechte sijn over- I) Doorgehaald. i88 dragen [ende doen] gebieden, datter van nu voirtan nyement, wie hy zy, [ e]nigen gilden en sal moeten laten beyeren van enigen gilden, off doen beyeren van horen knechten, hy en sal eerst den coster spreken ende die coster sal dan beyeren mit sijn dienaers ende nyement anders. Ende wairt sake, dat yement contrarye deden, dat sal men verhalen an den dekenen van den gilden ende men sal des savonts na dat loff beyen een ure ende des smorgens als die eerste misse gedaen is, ende up die correxie van der stede. CCCXV. Voirt soe gebiedt den heeren ende gerechte, dat een ygelick, wie hy sy, zie dat hy sijn strate schoenmaket ende dat slick van der straten brenget aleer die leste poirtpande ommegaet. Ende wie bekuert worde, dat sal wesen up de boete van een croen, ende men en salt nyement verdragen. CCCXVI. Voirt soe gebiedt den heeren ende gerechte, dat alle die scepen, die in de haven leggen geruyst, dat zy die uuten haven bringen tusschen dit ende Donderdage naestcomende alsoeverre als zy niet geladen en sijn ende dat up de boeten van een croen. CCCXVII. Voirt soe gebiedt den heeren ende gerechte, dat alle dieghene die palen of styelen in hoir incken int water hebben staende, dair die scepen mede bescadicht moechten worden, dat zy die uutdoen tusschen dit ende die naeste poirtpande, up de boete van een croen. CCCXVIII i). i. Men doet gebieden dat een ygelic coomt op sijn oude hoefslach, dair hy tjair voirleden bitede twee roen weyt, tachternoen als men die clocke luut, ende wie dair niet en is, die sal verbueren III placken ende die sellen die bueren verdrincken. Ende wie se niet up en leyt, dair sal men tsanderdages dat panden uut den huyse halen ende die helfte meer, wel te ver- i) Met band A geschreven. 189 staen dat elke buerman sal gaen onder die hoeman, die in die buert woent, upte voirsz. boten. 2. Voort dat alle hoemans van de byten comen om hair haicx om mede te byten tachternoen upter stede huus, upte voirsz. boeten. 3. Voirt doet men gebieden, dat alle die vierscauwers elc in hair quartier ommegaen ende vinden se enich gebrec, dat sellen se den gerechte te kennen geven. CCCXIX. Die schout mit die goede luyden van den gerechfte sijn overdragen] ende doen gebieden als dat men van nu vfoirtan ] waken sal ter tijt toe dat men anders laet wfaken ] xmi dagen eens ommegaen sal ende sullen des [savonts ter) wake comen als men die clocke luyt ende des morgens van der wake gaen als men die clocke luyt ende dat up de boeten van zes stuvers; ende een ygelicken, diet sijn buert ende wake is, die sal selver mogen waken off een stuver senden. Ende wairt byalsoe dat zy die stuvers niet en brochten als die wake geluyt is of selver niet te wake en quamen, die sal verbueren zes stuvers, ende dat sal men van stonden an an pande uuten huys halen. Ende ist dat sake, dat zy des sanderdages die pande niet en lossen, soe sal die pande verboert wesen. CCCXX !). Voort doet men gebieden, dat een ygelick, wie hy sy, een bijt maick voir ende after sijn huysinge drie voet weyt ende vijf voet lang, uptie voirsz. (boete) van lil placken. Ende den gerechte sellen mogen binnengaen ende dair se gebrec an vinden, dair sel men de panden dair terstont uut den huyse halen. CCCXXI. Die brouwersknechten sullen comen by den clerck ende laten hem scryven ende dan den eedt doen. Voirt alle meters, die tot brouw sacken, die sellen comen ende doen hoeren eedt. Item alle brouwersknechten, die brouwen, die en sullen achter I) Met hand A geschreven. i$ó dese weke niet meer meten mogen, ende dat up de boeten vart een croen, alsoe dicke ende menichwarff als men die bevonde contrarye te doen. CCCXXII *)! [Die scout mit die] goede luyden van den gerechte sijn overdragen ende doen gebieden [ d]ie weten of by geweest hebben, dair dat ondaet gesciede an [ ]zoen eergister> avont, den heer ende den gerechte binnen daich sonneschijn [ n]iet an en brenghen wiet gedaen heeft, soe sel mentan hemluden [verhalen alsof] syt selver mitter hant gedaen hadden, want men wel vernemen sal [ ]en rechten als moert. CCCXXIII. Voirt doet men gebieden, dat nyement, wie hy sy, en gaet mommen by avont of bi daich of hemselven vermaict mit clederen of anders of mit becken te gaen langes der straten, uptie boeten van een pont groot ende die correxi van der Goude. CCCXXIV i). Voirt doet men gebieden, dat alle die brouwers, dewelke hair scepelen niet geweest en hebben ter ijcken, dat se die brengen te yken binnen XIIII dagen naestcomende, up alsulke boeten als int koirboick staet, twelc de brouwers geordonneert hebben by de gemeen brouwers. Elc scut sijn scade. CCCXXV 2). Voirt doet men gebieden, dat alle die meters comen ende doen den eedt so dat behoort binnen dese weke 3), up die boeten van een croen. CCCXXVI. Die heeren ende gerechte doen gebieden ende laten weten, dat alle die brouwers, die scepelen hebben, die niet geijckt en sijn van dese jair, dat die laten hoer scepel ijcken ten huyse 1) Met hand A geschreven. 2) Met hand A geschreven. — In margine: a. Vgl. nr. CCCXXVIII. 3j binnen dese weke vervangen door: «/ een Maendagc ende dese dage naestcomende ende dat. 191 van Pieter Kist tusschen dit eftde Vastelavont naestcomende, ende dat up de boten van een croen ende na uutwysinge de coer, die de brouwers cortelick gemaict hebben. CCCXXVII. Die heeren ende gerechte doen gebieden ende laten weten, dat van nu voirtan nyement by avont upter straten wesen en sal achter dat de clocke geluyt is, hy en sal een licht in sijn handt hebben, ende dat up de boeten van xn stuvers. Voirt wairt sake, dat yement na der clocke bevonden worde enige onsturicheit, die hy bedreeff, die soude alle poirter mogen vangen ende leveren den heeren over, up indien dat men die quadedoeners souden mogen corrigeren het zy an lyve ende an goede na gelegentheyt der sake. CCCXXVIII i). Voirt soe gebiedt den heeren ende gerechte, dat alle [ ] die meters sijn, soe wanneer dat sy vyer ond[ ] sullen zy niet uuter brouwerie gaen o[ ] dattet nabier genoech is ende verslagen sullen [upte correxie] van der stede ende een jair hoir neringe 2). CCCXXIX. Die scout mit die goede luyden van den gerechte doen gebieden ende laten weten, dat nyement, wie hy zy, enich turff lossen en moet, hy en haelt eerst een brieffkin van (den) excysenaer ende betalen eer zy uuter stede trecken, ende dat up de bote (van) een croen, den heer een derdendeel, den gerechte een derdendeel ende den aenbrenger een derdendeel. CCCXXX. xviien in Februario ofgelezen. Die schout mit die goede luyden van den gerechte laten weten, dat alle dieghene, die van der stede goeden scukhch sijn van den exc[ysen], dat zy zien dat zy comen betalen den tresoriers tusschen dit ende Saterdage naestcomende, off men sal ze dan panden ende scatten. 1) In margine: i. Vgl. nr. CCCXXV. 2) Hierachter volgt: Dat nyement zerp indoen en moet 192 CCCXXXI. Voirt soe laten den heeren ende gerechte weten, dat alle die brouwers sullen betalen ende geven in handen van Gerijt, der stede bode, die zes stuvers, die geordonneert sijn te geven omme die brantleeren ende emmers te laten maken. CCCXXXII. Voirt soe gebiedt die scout mit die goede luyden van den gerechte, als dat van nu voirtan nyement, wie hy zy, en moet roepen by dage offte by nachte eenige partyelicken woerden, te weten van Egmondt ofte Brederoode ofte ander diergelijcke woerden. Ende wie men hierinne bevonden bruekich te wesen, dat wair up de verbuernisse van X pont ende voirt up de correxie van der stede. CCCXXXIII. Voirt soe laet men weten, dat alle dieghene, die hoir bruggegelt ende tveer sculdich zijn, dat zy betalinge doen, off men sal de pande mitter stede dienaer uuten huyse halen. CCCXXXIV. [Roeren]de van coren uut scepe, scuyten te vercoepen "■). [....] xen dach in Februario offgelesen. [Die scout mit die] goede luyden van den gerechte doen gebieden [ ]en soe dat geen corencopers coren [ ] etc. om weder te vercopen noch oick te bedingen [van] enigen scepen, schuyten off dat up wagens leyt ende dat voir die clocke twaleff geslagen heeft. Ende als die clocke twaleff geslagen is, soe sullen zyt mede mogen copen als ander brouwers doen. Ende wie contrarye dede ende hieroff bekoert worde, dat wair up de boeten van IIII ff, dair den heer off hebben sal deen helft ende den gerechte mitten anbrenger tesamen dander helft. CCCXXXV. IXen in Meye anno XCV. Die scout mit die goede luyden van den gerechte doen ge- ,) Dit opschrift is met hand B geschreven. Vgl. blz. 128, noot I. 193 bieden ende laten weten, dat alle dieghene, die noch sculdich sijn ses stuvers te geven totten leren van den brouwers, dat zy die geven ende betalen der stede bode ende dat tusschen dit ende Disendage naestcomende off men sal des sanderdages de helfte meer pande uuten huyse halen. CCCXXXVI. . 1. Die scout mit die goede luyden van den gerechte doen gebieden ende laten weten, dat alle die vierscouwers van dese toecomende weke omme sullen gaen ende besien, wair dat gebreck is, ende dat den heeren ende gerechte van stonden aenbringen. Ende wairt sake, dat den heeren ende gerechte ommegingen ende dat bevonden, datter gebrek wair ende niet angebrocht en hadde, dat wair up die boeten van een croen, die sullen betalen den vierscouwers uut hoir eygen budeL >1V 2. Ende voirt als dat die vierscouwers voirtan ommegaen sullen telken XIHi dagen, ende wair dat sake, dat zy niet omme en gingen ende besagen, wair gebreck is, ende dat l) up de boete [van ]. CCCXXXVII. Die scout mit die goede luyden van den gerechte sijn overdragen [ende] doen gebieden, dat nyement, wie hy zy, brouwer off brouxster, bier uutgave, hy en sal eerst een brieffkin zien van den excysenaer, ende dat binnen der vryheyt van der stede ende een quartier mile ommegaens gevoert wort. Ende wie contrarye dede, dat wair up de boeten van een croen, alsoowel den vremden man als den brouwer ende brouxster, een derdendeel den heer, een derdendeel den excysenair ende een derdendeel den anbringer. CCCXXXVIII. Die scout mit die goeden luyden van den gerechte sijn overdragen ende doen gebieden, dat alle dieghene, die hieromtrent der stede huys hout of misse hebben leggen, dat zy dat wech doen binnen xim dagen, up de boeten van een croen, ende alsoe menigen dach alst langer leyt dan xim dagen, dat sal wesen alle dagen up de boeten van een croen. Ende geen hout of misse hier meer te laten leggen, up de boeten voirsz. i) Lees: dat wair. ■ »3 CCCXXXIX. Die scout mit die goede luyden van den gerechte sijn overdragen ende doen gebieden, dat alle dieghene, die ongelijcke dellen in hoir straten hebben, dat men die sal doen maken van den stede stratemaker. Ende hy sal ommegaen gelijck de poirtpande ende maken alle ongelijcke dellen om redelick loen. Ende wie contrarye hierinne dede offte belettede , dat wair up de boeten van een croen ende dairtoe die correxie van der stede. Ende dit sal al gemaket wesen voir Sint Jansdach naestcomende, up de boe[te] voiMÉ.'na CCCXL. Roerende van by der stede vesten de cloet te schieten Den lesten dach in Meye anno XCV. [Die] schout mit die goede luyden van den gerechte sijn overdragen ende doen gebieden, dat nyemant, wy hy zy, jonck off oudt, van nu voirtan die cloete schieten en moeten noch die balie te slaen an der stede vesten, upte verbuernisse van vijf stuvers; ende dairoff sal een ygelijcken bekorer off wesen. Ende wie dattet aenbringet by synen eede, die sal hebben de helft, ende ist byalsoe dat ze mit recht aengesproken worde voir de boeten ende alsoe verwonnen ende die boeten binnen sdages sonneschijn niet en betaelde, dat sal wesen up de helfte meer, die men des sanderdages an pande uut synen huyse halen sal. CCCXLI. 1. Die scout mit die goede luyden van den gerechte sijn overdragen ende doen gebieden, dat (men) van nu voirtan an beyden zyden van der haven geen hout, te weten naeffhout, wilgen ende anders, houden leggen en moeten niet langer dan drie dagen ende dat up de verbuernisse van xii stuvers. Ende wairt sake, dat dat hout langer lage dan drie dagen, dat waer up de verbuernisse alle dagen te verbueren vi stuvers. 2. Noch soe gebiet den heeren ende gerechte, dat van nu voirtan nyement, wie hy sy, enich hout en moeten houden leggen i) Dit opschrift is met hand B geschreven. Vgl. blz. 128, noot I. »95 upt hoeft anders dan drie l) roeden van thoeff*) up de verbuernisse als voirsz. 3) CCCXLII. Die scout mit die goede luyden van den gerechte s[ijn overdragen ende doen] gebieden, dat een ygelicken, wie hy zy, VL ] Houscoep, Zoegestraet ende de Conijnckstraet noL ]ge voir hoir huys mit eyken hoefden doen maken tusschen [ ] naestcomende, ende dat up de boeten van drie p[ont, twee derdenjdeel den heer ende dat derdendeel den gerechte. 1) drie vervangen door: twee. 2) thocff vervangen door: water. 3) up de-voirst. vervangen door: up de boeten van XII stuvers. Ende dit hout sal wesen wech voir Pijnsterendach naestcomende. TWEEDE KEURBOEK (A). 1507—1521. TWEEDE KEURBOEK (A). KEUREN ENDE ORDONNANCIËN DER STEDE VAN DER GOUDE, VERMAECT ENDE VERSCREVEN IN DEN JAERE VIJFTIENHONDERT ENDE SEVEN IN MANIEREN HIERNAE VOLGHENDE. f. Dat gheen waghenaers up hoir waghenen sitten en moeten. (Kb. 1488, I.) Na: up geen wagen in den aanhef der keur staat hier in margine tusschengevoegd: off carren. De toevoeging aan het slot luidt hier: ende dit sellen die anbrenghers betughen moeten of by ede selfs affirmeeren, behoudelick datter nyemandt en zal moeten verdinghen, upte correctie van der steede. Welverstaende, dat die tsheren dienairs niemant en zullen laeten verdinghen, upte verbuernisse van hairen dienst. Later is met verschillende handen hieraan nog toegevoegd: Ende de schout sal die paerden mogen uutslaen ende houden ter tijt toe dat se de boeten betaelt sullen hebben. Ende wat die van de gerechte bekueren ende by hoeren eede anbrengen, die boeten zullen alsdan die van den gerechte hebben. Ende indien die tsheeren dienaers dese coer nyet en onderhouden, soe en sal men hem van alle hoir andere coeren gheen rechte doen ende alle hoeren profyten onttrecken. In de boeten, gevallen int jaer van XVQCVIII, sullen hebben den heer deen helft ende die stede dander helft. Op de ledige bladzijde tegenover fol. I staat nog het volgende: Deerste kuer is vermaect by den gerechten van den jaer XVCXXI ende alsoe ofgelesen int eerste van haer tijt als hier volcht. Item dat nyemandt binnen der stede van der Goude up enige 200 wagenen of carren sitten en moet, dair en sal der een by die paerden te voet gaen, ten minsten oudt wesende xvi jaeren, die de paerden leyden sal, ende dat upte boeten van een croen, alsoe dicwijls als zy dairof bekuert worden, ende dit tot discretie van den gerechte v). Ende nyemandt en moet binnen der stede van der Goude mit sijn waegen of sleede rennen upte boeten voirsz. ende hierofï sullen een ygelick van den gerechte becoerder wesen2), ende van rennen sal staen tot scepene cavelinge. Ende hierof sullen bekuerders wesen die schouteknechten, behoudelick als zy hierofï becoeren zoe sullen zy dairof kennesse nemen zoe verre zy moegen. Ende indien sy geen kennesse en connen gecrjgen soe sullen zy dat anbrengen by hoiren eede. Ende indien die bekuert is contrarien zweren wil soe sal zijn eedt van onschulde gaen voir de schouteknechten hooren eedt. Ende van desen boeten sullen hebben die schouteknechten die gehelen boeten zoe wanneer zy die bekueren, behoudelicken dat nyemant en sal verdingen, upte correxien van der stede. Ende indien die schouteknechten mit yemande verdingeden, dat sal wesen upte verboernisse van hoire profyten van dese kuere ende men en sal hemluyden van hoire ander kueren gheen recht doen. Ende wat die van den gerechte aenbrengen, dese voirsz. kuere aengaende by hoeren eede, dairof sullen die boeten gaen, deen helft an den heer, ende dander helft tot reparacie van den camere. Ende dese kuer sel staen tot discrecie van den gerecht. II. Dat gheen molenair meer teffens up zijn wagen voeren en moet dan een hoet tarv. (Kb. 1488, II.) In plaats van: een hoet taruwe of rogge staat hier: anderhalff hoet tarwe of rogge. Achter het bedrag der boete is in margine bijgevoegd: sonder yement gracie te doen, half den heer, halff tot reparacie van den cameren, welverstaende wair dat sake, dat enige wagens geladen waeren uuyt een schuytgen of dattet het laetste uuyt een scip wair, dat soudt men moegen lossen sonder verboeren. Het slot der keur: ende hier zal een ygelick becoerder of wesen etc. is doorgehaald. 1) Deze toevoegingen margine is weder doorgehaald. 2) Wat volgt is doorgehaald, 201 III. Van de molens omme te beheynen mit hoir moelënwerven. (Kb. 1488, III). Bijvoeging, met latere hand: Ende indien die schouteknechte yemant hierofï" becoeren, soe sullen zyluyden die boeten hebben, of anders sullen die boeten gaen naer ouder gewoenten l), behoudelick dat die schouteknechte bekueren, dairoff sullen sy kennisse nemen off men tselve voirt hanthieren als gescreven staet in de eerste kuere2). IV. dat nyemandt gheen steen upte sluys zal moeten setten noch sleen ofte wagenen. (Kb. 1488, IV.) In plaats van: up die boeten van xii sc. staat hier: ende wie contrarie deede, dat wair upte boeten van xii sc. Daarna volgt: Item dat nyemandt, wie hy zy, waghenen noch sleen of pairden houden staen upte sluys, mar zullen gehouden wesen mitte waghenen, sleen ende paerden te staene an die zuytzyde van der stede huys, upte voirsz. boeten. Daarachter volgt met latere hand: ende correxie van der stede ende upte verbuernisse dat den heere de sleeden zal mogen branden ende de wagens. Dit is echter, evenals de woorden: voirsz. boeten in de vorige alinea, doorgehaald en met latere hand vervangen door: upte boeten van m stuvers ende die correxie van der stede. Oick soe en sullen gheen wagens off sleen moeten staen upte cant van de haven ende dat upte boeten als boven, welverstaende wye dat lost of laet, die sal ongehouden wesen»). Daarachter volgt nog: Upten xvilien dach in Januario anno XVCXX is geordonneert by die van den gerechte, dat geen wagens, noch sleeden, noch paerden en sullen staen up die sluys of dairomtrent, te weten van Daem Jan Heyenzoens huys of tot den hoeren toe an deen zyde ende van Sinte Katrynengasthuys*) tot de Kerkstege an dander zyde, ten wair of zy losten off laedén wilden , ende alsdan souden sy gehouden wesen te staen mit hoir wagens, sleden ende paerden vast an de 1) naer ouder gewoenten vervangen door: deen helft aen den heer ende dander helft tot reparaeien van de cameren. tot — ca meren vervangen door: de stede. 2) off men — kuere doorgehaald. 3) Tot zoover is deze geheele keur doorgehaald. 4) sintt Katrynengasthuys vervangen door: die molenwerjp off. 202 huysen, dair sy lossen of laden willen. Ende soe wye anders stonde, dat wair upte boeten ende peyne van xii stuver. Aan den voet van fol. I vs. staat nog het volgende, dat hierbij schijnt te behooren: mer sullen gehouden wesen ofte sleden te setten upt marctvelt van de straet after de stede huys after die kerck, upte boeten van vi sc. ende die schouteknechten sullen die boeten hebben. V. Dat nyemandt gaen bidden en moet by den huysen. (Kb. 1488, V.) Bijvoeging, gedeeltelijk met andere hand: die oerlof gegeven zal wesen. Ende wat die van den gerechte up hoeren eedt anbrengen, daer zullen die boeten off gaen tot reparacie van de camer. VIx). Dat nyemandt yemandt herbergen en moet om gelt. van den armen. (Kb. 1488, VI.) Bijvoeging: wie hierinne broeckich bevonden worden. VII. van vulnisse of dreck in der stede waterschappen te werpen. (Kb. 1488, VII.) Oorspronkelijk stond er voor het bedrag der boete: ses stuvers ende dit zal staen tot die scoutenknechts eedt. Dit is doorgehaald en in margine vervangen door: een croen, die heer deen helft ende den gerecht dander helft tot reparacie van de camer. Ende dit sel staen tot eede van een van den gerechte, diet gesien sal hebben. Van deze invoeging is alles, behalve de woorden: een croen, weder doorgehaald. Bijvoeging: Item is noch gheordonneert, dat men gheenrehande misse en zal legghen in de nuwe steede, daer dubbelde straeten zijn, upte voirsz. boeten. Oeck mede soe en zal nyemandt eenighe vulnisse voor zijn doere houden legghen, dair eenighe backen omtrent zijn, upte voirsz. boeten ende die van de gerechte zullen hier bekuerders off wesen. In margine staat nog, met latere hand: Is mede gekuert.dat 1) Deze keur is doorgehaald. In margine staat: Loquatur. Nichil. 203 nyemant, wye hy sy\ sijn vulnesse en vegen off en werpen upte haven binnen VI roedevoeten in de cant van de haven, upte boeten van een croen. Ende soe wye enige vulnesse geveget off gebrocht hebben upte haven, die sullen hoir vulnesse oick van daer weder doen binnen xxim uren dairnae , upte voirsz. boeten. VIII. Dat gheen turffscepen en moeten leggen van potterspoort tot sluys toe. (Kb. 1488, VIII, 1.) In plaats van: zijtgraften stond er: zuylgrafte. Dit is doorgehaald en in margine vervangen door: Houtscoopgraft tot die Vuylstederbrugge toe. Het slot luidt: by den Baghynen gheen bostelscepen legghen en zullen ende wie dat contrarie deede, dat dair ghebreck in bevonden worde,.dat waer upte boeten van xii sc. IX. Dat nyemandt tusschen tverlaet ende die sluyse en moet leggen dan één scip dicke. (Kb. 1488, VIII, 2.) X. Gheen scepen tusschen dat gat van den haven houden leggende ende die brugghe. Die scout mit die van den gherechte zijn overdragen ende doen gebieden, dat nyemandt, wie hy zy, van nu voortan eenighe scepen en hout leggende in der Ysele tusschen dat gat van den haven ende die brugghe toe dan alleen enckel langhes den dijck één dick, ende dat upte boeten van een half pondt groet Vlaems, een dardendeel den heer, een dardendeel den gherechte i) ende een dardendeel den anbrengher. XI. VAN gheen balcken int waeter te houden legghen. (Kb. 1488, VIII, 3.) Bijvoeging, met latere hand': een derdendeel die heer, een derdendeel tot reparacie van den camere ende een derdendeel die sluyswachter, soeverre hy tselfde anbrengt, anders sullen die boeten gaen halff ende halff. 1) den gherechte vervangen door: tot reparacie. van de camer. 2Ó4 XIIVan gheen scepen langher te leggen dan achte daghen. (Kb. 1488, VIII, 4.) Bijvoeging: Voorts gebiet men, dat nyemandt mit zijn scepen ant groete hoeft ofte an tollenhuys, die noch en lossen, noch en laeden, aldaer niet langer leggen en zullen dan twee 2) getyden lanck upte boeten voirsz. XIII. Dat nyemandt en moet winden om dat slot, noch an tollenhuys. (Kb. 1488, VIII, 5.) XIV. Van scepen, die tusschen tverlaet laeghen ende hinderlick waeren. (Kb. 1488, VIII, 6.) Bijvoeging, met latere hand: Welverstaende, dat dieghene, die enich scip soude willen ofleggen, dat die gehouden sel wesen te comen by een of twee van den gerechte of by den sluyswachter ende verthoenen sijn gebreken ende sulcx als dan geboden sal worden te doen, dat sal men schuldich wesen te achtervolgen, upte boeten ende correxie voirsz. XV. Van ventegoet over te slaen. (Kb. 1488, VIII, 7.) In plaats van: aelvissche staat hier: aelvissche, die levende is. Bijvoeging, met latere hand: dan by nootlicke saicke ende dat by consent van den heer, behouden altoos die dienairs hair salaris, te weten een stuver. XVI. Van de sluysdueren te winden by daghe ende by nachte. (Kb. 1488, VIII, 8.) XVII. Van alle ghevelde masten voer duer te moeten vaeren. (Kb. 1488, VIII, 9.) 1) Deze keur is doorgehaald. In margine staat, doorgehaald: Nota. Loquatur, 2) Boven den regel staat Jjitr: vier. 20$ XVIII. Van de haven ruvm ghehouden te willen hebbek. (Kb. 1488, VIII, 10.) XIX. Van dat gheen boyers ant hoeft niet en lossen. (Kb. 1488, VIII, 11.) *hL £ XX. Dat nyemant zijn masten en moet rechten in de haven. (Kb. 1488, VUL 12.) Bij 'voeging: Welverstaende, dat men gheen masten rechten en moet binnen die valdoer van de bruggen ende dat tot scepenen cavelinge. XXI. Dat nyemandt zyn scepen maeren en moet an steygheren, bruggen, craen. (Kb. 1488, VIII, 13.) XXII. Van de ringhen upte haven. (Kb. 1488, VIII, 14.) XXIII. Gheen turfscepen te moeten leggen voor den hoern. (Kb. 1488, VIII, 15.) Latere bijvoeging: ende dit tot scepen cavelinck. XXIV. Gheen scepen te leggen in der stede graften by nachte. (Kb. 1488, VIII, 16.) XXV i). (Kb. 1488, VIII, 1;.) XXVI. Van gheen vulnisse of misse upter straeten te moeten legghen. (Kb. 1488, IX.) Het slot luidt: tot den aeckerboem toe ende I) Deze keur is doorgehaald. 20fJ van de singhel des Thiendwechspoort tot den dijck toe ende *) die niet langer te legghen dan xiiii daghen lanck, upte boeten van vi sc., behoudelick niet te verbueren tenzy dat *üjn goet mede mit misse beleyt is of die heerstraet, daer gheen goeten en zijn 2). XXVII3). Van ganssen, vercken te mesten in der stede boghen. (Kb. 1488, X.) In 1 is de boete uitgevallen. Aan het slot van 3 volgt nog: welverstaende, dat men in de voorsz. boghen anders niet stellen en zal dan alle tgene, dat droeghe is ende anders niet ende dat se voor open zullen wesen ende ongesloeten. De geheele keur is doorgehaald en in margine vervangen door het volgende: Int jaer XVC seventhien opten xvien dach in Meye is by den gerechte gesloten ende geordineert, dat men in der stede bogen gheenrehande goet, nat noch droich, tacken, hout, riet of hoe dier wesen moegen, leggen en sal, mar sullen boven ende beneden ledich ende open wesen ende blyven, opte boeten van een croen alsoe dicwils yemand bekuert worde, half den heer, half tgerecht4). XXVIII. Van assche uut te draghen. (Kb. 1488, XI.) van VI sc. is later veranderd in: van een croen. XXIX. Van varckenscotten te maecken. (Kb. 1488, XII.) Bijvoeging: ende die correctie van der stede. Welverstaende, dat die hee|f$raet zal strecken te waeter toe. XXX. Van hout of riet niet te moeten staen upte haven. (Kb. 1488, XIII, 1.) In het opschrift zijn de woorden: of riet, in de keur zelve de woorden: of riet en: noch gheen scelven van riet doorgehaald. 1) ende met andere hand vervangen door: ende wairt, dat yement misse aldair leggen wilde ende wech te voeren, die sal die moegen leggen, mer. 2) niet te — zijn vervangen door: dat men die ghoeten niet en sal beleggen, upte boeten voirsz. 3) In margine: Loquatur. 4) tgerecht vervangen door: tot reparatie van de camere. XXXI *). Van hout te leggen tusschen de halle. (Kb. 1488, XIII, 2.) Bijvoeging: after up dongestraete plaetse after stede huys ende nyeuwers anders, upte selve boeten. XXXII2). Van de voercopers van provande ende anders. Die scout mit die goede luyden van den gerechte doen ghebieden, dat nyemandt buyten der stede in dorpen ende tlant hieromtrent intrecken om butter ofte case te copen dan in besloeten steden, upte boeten van drie ponden. Mar een yghelicken zal van nu voirtan butter ende zuvel binnen deser stede moeghen coepen tot aller uuren ende tyden alst hemluyden believen zal willen alsoe verre tzelfde zuvel upte mart is, dat wesen sal tusschen tvrouwenhuysken ende Dirck Heymenszoens daer die marct plach te wesen. Welverstaende, dat alle poorters wel voor hoor duere ende elders sullen butter moghen copen tot zes kindekens toe voer hoerselfs eeten sonder verbueren ende dat mar eens sdaechs tot allen uren. De tweede zin is later aldus veranderd: Mar nyemant van den voircoepers of voircoepsters zullen van nu voortan butter noch zuvel binnen deser stede moeghen coepen, noch bedingen, noch doen copen, noch doen bedingen van datte clock in Sint Janskerck negen geslagen sal hebben, opte boeten van een croen. XXXIII. Noch van voercopen. (Kb. 1488, XV, 1, 2.) Achter: dit zal staen tot mijns heeren verwin volgt: welverstaende, dat se binnen eenre maent zullen moeten aenghesproecken worden van de boeten of zy zullen vry zijn van de boeten van deselve kueren. Later is de keur aldus veranderd: Voert soe en moet nyemandt copen eenighe hoenderen of voghelen, die scoen ghemaect zijn, om weder te vercoepen, upte boeten van een croen ende die boeten te gaen als in de voirgaende kuere. Welverstaende, dat se binnen eenre maent zullen moeten aenghesproecken worden van de boeten van de voirsz. voirgaende kueren van voircopen 1) Deze keur is doorgehaald, In margine staat: Of, omme een ander keur fol. XXXVIII, die van ihout verclaert. Zie nr. cxvii. 2) In margine staat: Loquatur oft eerste artikel. — Offgelesen anno XVCXIIII den XVen in December. — Noch after. Off. 20è of zy zullen vry zijn van de boeten van deselve kueren. Welverstaende, dat men van een yghelick eedt zal moeghen nemen van alle dese voirsz. kueren. Ende soe wie verwonnen wort by den eedt, dair zal een derdendeel of gaen tot reparacie van de camere. Welverstaende, dat men van dese voirscr. percelen niet en mogen coepen dan nae negen uren ende dat binnen dat viercant van de buttermarctJ). XXXIV2). Waer die voorcoopsters mit hoir vogelen ende gansen staen zullen. (Kb. 1488, XV, 3.) zuytoesteynde veranderd in: oesteynde. Bijvoeging: ende zullen Sonnendaechs ende ander vier dagen mit die vleishouders staen ende weder thuys gaen als die vleyshouders upsluten, upte boeten van Xii stuvers. XXXV. Die entvoeghelen die voeten of te snyden. (Kb. 1488, XVI.) Achter: die wilde vogels voir die tamme vogels is later in margine ingevoegd: aleer die vogelen uut den huyse ter marctwaert gebrocht sullen worden om te vercopen. In verband daarmede is: ende een yghelick zal tot: om te vercopen doorgehaald. XXXVI. Hoe die voegelwijffs loeten zullen. Voert doet men gebieden, dat elcke van den vogelwijffs, die mit vogelen willen staen upte marct, dat zy zullen eens ter weecke gehouden wesen te looten ende dat des Saterdaechs, upte boeten van een croen. Ende soe wie niet en staet daer hy geloet es, dat waer upte selve boeten. Ende soe wie niet en loot up zijn ure mitten anderen, die zei afteraen staen ende nyeuwers elders, upte boeten voirsz. XXXVII. Van stinckende vleys. *$ys*i (Kb. 1488, XVII.) xii sc. is veranderd in: een croen. Doorgehaald is: ende een maent sijn nering. 1) In margine staat hier: Memorie. Dit te stellen an de keuren voirsi. vant voireoejien. 2) In margine: Loquatur. 209 XXXVIII. Van vermaelt vleys. Item alle vleys, dat vermaelt is, zal men leggen up eenen scoenen douck of in een mouwe, updat ment kennen mach, ende dit zal wesen vant eerste mael naedattet vermaelt is. Ende tanderde vermaelde mael zal gesouten wesen, upte boeten voirsz. Later is de laatste zin van de vorige keur hiermede vereenigd en aldus gewijzigd: Item!) ende gheen vleys langher te bruyeken dan up zijn mael, upte boeten van xii sc, behoudelick dat alle vleysch, dat vermaelt es, zal men leggen up eenen scoenen douck of in een mouwe, updat ment kennen mach, ende dit zal wesen vant eerste mael naedattet vermaelt is. Ende tanderde vermaelde mael zal gesouten wesen ende wel gewreven mit soudt, gelijck men gesouten vleysch plach ende behoiren te zouten, upte boeten voirsz., welverstaende, dat men dat vermaelde vleys al tefïens openbaerlick up eenen uutgespreyden witten doeck leggen zal, upte voirsz. boeten. Latere bijvoeging2): Die van de gerechte gebieden, dat alle die vleyshouders zullen des Sonnendaechs ende ander vier daghen die halle sluyten soe gheringe als men die wijnwatersclocke luyt. Item voert dat hem nyemant en vervorde in de halle te pissen, noch qualick onnuttelicke ende onmanierlicke woerden te spreecken, noch mit vreemde geselscap te drincken, noch te spelen of eenige quade manieren te houden anders dan hoer vleys te vercoepen, upte boeten van een croen ende ses weecken hoer neringe te laten 3). Ende indien de dekens den misbruyeker niet an en brochte, die soude zelfs die boeten gelden. Bi/voeging met latere hand: Item men gebiet, dat nyement enige vieren en maken in de vleyshalle in testen of anders dan alleenlick van doeff backerscoolen, upte boeten van xn sc. XXXIX. Van de weyten. (Kb. 1488, XVIII.) Vervallen is: die van buten incomen. Het slot is later aldus gewijzigd: upte boeten van zes scelling groten, die daerof bekuert worde. Die boeten sullen gaen een derdendeel an den heer, een derdendeel tot reparacie van de camere ende een derdendeel an de vleyschvinders. 1) In margine: Dit tip hemselven te stellen. 2) In margine: Nota. Een ander keure. 3) ende ses weken — laten doorgehaald. «4 210 XL,. Noch van weyten ende boelingen. Item dat alle dieghene, die weyten of bolingen te coep brengen, dat die zullen staen van Jan Sadse noerteynde van zijn huis ofl) mit een dubbelde gaerde nae de halle toe an de goetzyde 2). Des zullen dieghene, die aldus staen willen als voorsz. staet, comen ende loeten als die vleyshouders looten. Ende waert, datter yemant quame, die niet gheloot en hadde, die zal afteran staen, teynden denghenen, die gheloot hebben, nae de halle toe, upte boeten van XII scellinghen tsheren gelts. Latere bijvoeging: ende zullen des Sonnendaechs ende ander vier dagen mit hoir weyten staen ende thuysgaen als die vleyshouders upsluten, upte boeten van XII stuvers ende dit tot discretie van den gerechte. XLI. Van de beesten an de pael, te bringhen. (Kb. 1488, XIX.) Na: tot den vleysvinders aen die pael volgt hier nog: of tot den vleysvinders huysen ende dat tot discretie van den vinders. Het slot is later gewijzigd als volgt: een doyt van de verekens. Ende nyemandt van de vinders en zullen lj»ji§f-. eyghen beesten mogen besien, upte boeten voirsz. Latere bijvoeging:. Item die vleysvinders en zullen nyemandt van de vleyshouders oerlof moeten geven eenige beesten te slaen, zy en zullen die eerst besien hebben, of zullen selfs die boeten gelden. Voort soe en moet nyemandt, wie hy zy, voortan eenige koyen slaen om in de halle ofte onder de leufen te bruyeken tusschen Kersmisse ende Vastelavondt, tenzy dat men die koe of koyen an de pael. brenct om by den vleysvinders te besien oft calfï te groet waer omt vleys te bruyeken. Ende geen ossen- ende coyenvleys up ééne banck te gebruyeken, upte boeten van lil fë voirsz. De laatste twee zinnen zijn vervangen door: Voort soe en moet nyemandt, wie hy zy, voortan eenige koyen of vaersen slaen tusschen Kersmisse ende Vastelavont noch gheen ossen, die beneden negen Rinsgulden waerdich sijn, upte boeten van drie pont. 1) van — of vervangen door : an die 7vestzyde van den hallen. 2) an — goelzijde doorgehaald. 211 XLII. Van te loeten onder die leufen. (Kb. 1488, XX.) Latere bijvoeging: Item gheen vleyshouders, die in de halle staen, en zullen geen vleys binnen hoeren huyse mogen vercopen of doen vercopen buten de halle min dan een halve voet teffens, upte boeten van m pondt. XLHI. Van de vleyshouwers die in de halle staen. (Kb. 1488, XXI.) Achter: binnen die halle te vercopen volgt hier nog: minder dan heele ende halve voeten. De geheele keur is doorgehaald en vervangen door: Item voor ende al soe en zullen geen vleishouders in de halle mogen staen om vleys te vercopen te wetene Kersdach, Paesdach, Pynxterdach, Alderheyligendach ende Assumptio Marie. XLIV. Die slaegers te eeden. (Kb. 1488, XXII.) De eerste zin is later doorgehaald. Inden tweeden is als boete opgenomen: IHI sc. gr. Als nieuwe titel staat boven het tweede deel: Nyement beeste*a te slaen, sy en sijn geëedt. In margine staat nog deze latere keur: Item dat alle diegene, die Saterdaechs onder de leufen willen staen mit vleys, die zuilent Vridaechs slaen ende Saterdaechs onder de leufen bruyeken. Ende wat vleys dat sy des Saterdaechs niet brueken en mogen, dat zal Sonnendaechs sanderendaechs voormiddage int soudt moeten wesen. Ende dat soute vleys niet te vercopen dan opten eersten, nen, nien 0f nnen Saterdach ende up geen ander dagen. Item oft gebuerde, dat eenich vleyshouder des Saterdaechs vleys vercofte onder die leufen, dat zullen die luyden, diet gecoft hebben, nae hem nemen sonder dat te laeten hangen binnen die vleyshouders huysen, die onder die leufen staen, ende zullen oeck alle hoir vleys gelijck teffens gelijck onder die leufc» brengen, sonder yet thuys te laeten. Ende dit al te samen dat voirsz. is upte boeten van drie pondt, ende sullen van als die vleyschouwers die boeten gelden. Onder de keur staat nog: Upten xxixen in Maye anno XVCXVI soe is by der vroetscap rypelicken gesloeten, dat nyemandt van nu voortan hem en vervordere onder de leufen te staen om vleys te bruyeken, tenzy dat degheene, die daer staen ende vleys bruyeken willen, een gheheel beest teffens zullen moeten slaen ende gebruyeken up 212 een stal, sonder yemandt meer paert off deel daeran te hebben, upte boeten van iii 11, uuytgeseyt die beesten, die gecoft sijn voir xvi Rinsgulden of dairboven, gelijck int vroescapbouck. XLV. Van appelen, peren ende noeten. (Kb. 1488, XXIII.) Aan het slot staat: ende die maete zal hebben Sinte Katrynengilde. Ende niet te stapelen teerst. De woorden: Sinte Katrynengilde zijn later doorgehaald. XLVI. Van de viscopers hoer stallen scoen te maecken. (Kb. 1488, XXIV.) XLVII. Van de stallen upte vreemde vismarct. (Kb. 1488, XXV.) In plaats van de laatste twee zinnen stond hier: Des sal men alle visdage vóórmiddaghe den boom gesloeten houden upte selve boeten voirsz., die men hierinne broeckich vonde. Ende dese boeten zal betaelen tgilde van Onsser Vrouwe. Deze zin is doorgehaald en vervangen door: ende dit tot scepenen cavelinge. In margine volgt dan de volgende keur, die ook weder doorgehaald is: Item noch is by den schoudt ende gerechte geordonneert, dat voirtan nyemant, hetzy in de vasten, noch buyten die vasten, noch op gheen dagen mit sleen, cramen, noch mit ghenen goeden, hoedanich die wesen mogen, staen en zal van de visbrugge of tot an comen Corssen huys, genoemt dat Hemelrijck, anders dan mit woensteren ende mosselen. Ende die sullen alsoe naeby de cant van de water staen, datte wagens noch sleen dair gheen gebreck an en hebben, welverstaende, dat men nyet staen en sal besyden coman Corssen voirsz. huys, noch opte brugge voir Willem Aertszoens, opte boeten van zes stuvers te verboeren alsoedicke als zy bevonden worden. Tenwaer datter een poirter wair, die een staertgen harincx over hadde, dat sal men upte voirsz. plaetse mogen vercopen soeverre sy dair gheen neringe of en maken. XLVIII. Noch van visch. Item soe wie van den visvinders bekoert wort van eenighe stinckende visch, die zal verbueren xii sc. ende die visch int waeter te smacken. Ende soe wie eenighe visch vercoopt boven 213 die bekueringe, dat zal staen upte correctie van der stede, alsoewel van harinck als anders. XLIX1). Van salm ende stuer te vercoepen by de ponde. (Kb. 1488, XXVI.) L2). Van de kennip te vercopen. Item die scout mit die van de gherechte zijn overdraghen ende doen gebieden, dat alle poorters ende inwoenders zullen moeghen copen kennip tot allen uren alst hem ghelieven zal, behoudelic dat men die kennip tot gheenen anderen plaetsen vercopen en zal, dan alleen binnen tviercant vant marctvelt, upte boeten van nu sc. groet. Actum den ven dach in Februario anno XVCVII 3). LI. Ordonnantie van de cupers, hoe zy hoer tonnen maken zullen. (Kb. 1488, XXVIII, 1.) In den aanhef worden niet genoemd de haringtonnen. Voorts is met latere hand het beginwoord van eiken zin veranderd in: Item. Aan het slot volgt, gedeeltelijk met dezelfde, gedeeltelijk met andere hand geschreven, nog deze toevoeging; Voirt dat die brantmeesters gehouden zullen wesen selver in persoon elcke tonne bisonder te meten eer zy die branden, upte boeten voirsz. ende correctie voirsz. van der stede, niettegenstaende toude haircomen, ende wie contrarie dede tegens alle dese ordonnantie van den cupers, die zal men arbitralicken corrigieren ende die volle boeten opnemen nae uutwysen dit boeck. Voert soe en sal den brander gheen bier mogen tappen of volck setten om te dryncken binnen synen huysen. Ende alle dese punten, dair gheen boeten en staen, upte boeten van xn sc. Aan het einde van den eersten zin is met latere hand in margine toegevoegd: ende en gescibbet houdt, upte boeten van II Karolusgulden, dairof hebben sal die heer die tweedeel ende danbrenger een derdendeel. Dezelfde hand haalde in den zevenden zin de 1) In margine: Loquatur. 2) Vgl. Kb. 1488, XXVII. 3) Actum — XVOVII doorgehaald, 214 boetebepaling door en schreef in margine daarvoor in de plaats; tot Meyedage toe. Bij deze keur is een los vel ingebonden, waarop staat: Dat nyemandt enige leerjongen en sel setten om tonnen of te boomen of om te' beslaen, tenzy dat sy by den dekens bekent worden, dat sy bequaem sijn omme tselfde te doen. Memorie. Te verclaeren, dat dieghene, die de brandt huyrt, voir hem siet, dat hy niet en brandt enige tonnen, gemaict tegens die ordonnantie van den cuypers, want men soude tselfde an hem verhaelen ende over hem correxie doen. Ende een ygelick sel hier bekuerder off wesen. LIL Die tonnen te branden an den dugen. (Kb. 1488, XXVIII, 2,3.) De tweede zin is later aldus gewijzigd: Item elcke cuper sal zijn teycken aen die Haemburgher tonnen setten upte boirdeduych, sulx dat men elck sijn merck onderscheyden mach, ende oeck an de harincktonnen x), die hy gemaect zal hebben by den brant van der stede2), updat men weten mach etc. Bij de boetebepalingen op het einde van 2 staat aangeteekend: Dit is gestelt up die boeten van een Karolusgulden, en: Dit is gestelt up een Karolusgulden. Latere bijvoeging: Welverstaende, dat men die tonnen up hoir maet maecken zal, te weten, dat men die tonnen up hoir maet maecken zal, te weten, dat men die cupers alsoewel bekueren zal, die de tonnen te groot maeken als die se te cleyn maecken. LUI. Van tonnen anderwerf weder ghewraect. (Kb. 1488, XXVIII, 4.) Later is: gesteect noch ghemaect veranderd in: vermaect, en is: xn sc. veranderd in: 1 Karolusgulden. Latere bijvoeging: Item dat elcke cuper gehouden zal wesen den brantmeester te halen als hy twee last tonnen vergadert heeft of daerbeneden. Ende gheen tonnen meer te maecken tenzy dat de voirsz. twee last eerst gebrant zijn, upte boeten van lil sc. gr. Vis. 1) ende — harincktonnen .doorgehaald. 2) by — stede doorgehaald. 215 LIV. Van haerincktonnen, die gecloeft zijn, niet te branden. (Kb. 1488, XXVIII, 5.) De plaats, waar het teeken komen zal, is aldus omschreven: tusschen den darden hoep ende den huyehoep bi dat teyken, dat die cuyper upteselfde tonne geset heeft. Dit gedeelte der keur is doorgehaald en vervangen door: Item dat men van nu voirtaen die harincktonnen maicken sel nae uutwysinge der ordonnantie dairvan gemaict by de K. M*. ende gelijck men die tot Delff, Rotterdam ende Dordrecht maect, upte peyne ende boeten in denselven ordonnancie begrepen. Van het volgende is een nieuwe zin gemaakt, aanvangend met: Item. Latere bijvoeging: Item alle cupers zullen gehouden wesen den brander te leveren tot elcke tonne, die zy branden zullen, een mengelen waeters of daeromtrent. Item die cupers en zullen gheen tonnen of bodemen dan by dage ende niet by de kaers, upte boeten van zes stuvers. LV. Van tonnen die buyten bekuert worden. (Kb. 1488, XXVIII, 6.) Alles behalve de eerste zin is doorgehaald. Het slot van den eersten zin is aldus gewijzigd: die boeten sal ghelden den brander ende dairboven noch hier binnen der stede xn sc. Latere bijvoeging: Item alle dughen, daer wormgaeten in zijn, die zullen gestopt wesen eer men se upset, upte boeten van iii sc. op elke ton, tot discrecie van scepenen. Item dat men gheen Dorts hout cloven of scibben en zal moegen om harincktonnen daerof te maecken, upte boeten voirsz., ende hierof sal die brander becoerder wesen. LVI. Tonnen te maecen van heelen ongeclöefden houte. (Kb. 1488, XXVIII, 7.) Latere bijvoeging, doorgehaald:Item alle grove tonnen moeten omtrent der bonge dicht wesen sonder eenige gaeten daeromtrent te wesen, upte boeten van iii sc. van elke tonne l). 1) III — tonne vervangen door: een Karolusgulden. 2l6 LVII. Gheen biertonnen den bodem om te setten. (Kb. 1488, XXVIII, 8.) Latere bijvoeging: Item dat men gheen scoven vermaecken en zal mogen om weder biertonnen daerof te maecken tenzy dat men se groet genoech maect, dat men se branden mach, upte boeten Ende die cuper sal sijn merck setten op beiden syden van dat bongegat ende indien daer enige scade op quame, dat se te cleyn waeren, die scaede sal den brouwer verhalen an den cuper, die die tonne van de scoven vermaict hadde. LVIII. Gheen tonnen binnenshuyse te branden noch te wermen. Item dat nyement gheen tonnen binnen noch after zynen huysen branden noch wermen en zal moeghen, upte boeten van xn sc, mar zullen hoir tonnen moeten wernen by dage upte straet ende niet by avondt noch smorgens voer daech, upte boeten voirsz. Item alle tonnen, die qualick ghemaect zijn ende niet brantber en zijn, die zullen die branders upter stede huys brenghen voor die van de gherechte 2). LIX. Item alle harincktonnen, die van buyten incomen ende van buyten inghebrocht worden om hier vercoft te worden, of die vercoft zijn, dat men dieselve branden zal mitter steede brant ghelijcken ander tonnen, welverstaende die tonnen, die om bier comen, die en zal men niet branden. Latere bijvoeging: Upten xxen dach in Februario anno XVCXIII soe is by den gerechte ende hooftmans van de brouwerie geordineert, dat men voirtan gheen nyeuwe tonnen alsoe en sal moeten maken, dat als die nyeu van de meesters comen ende men die soude moeten stoppen mit doeken of mit biesen, odte verboernisse van de tonnen ende men sal se an stucken smyten. 1) dat men se branden — boeten doorgehaald. 2) Item alle — gerechte doorgehaald. 217 LX. (Kb. 1488, XXVIII, 9.) Het aandeel van het gerecht in de boete werd, volgens latere correctie, besteed: tot reparacie van de camere. Hierna volgt: Int jaer XVCXVI upten lesten dach van Julio soe is overdragen ende gesloeten, dat nyemant, wie hyzy.hem voortan vervordere eenige dugen van oude ofte ghebroecken tonnen te vercopen noch uuter stede voeren noch doen voeren, upte boeten van drie pondt ende die correctie van der stede. Ende nyemant en zal scoven mogen vercopen dan alleen de brouwers ende nyemant anders, upte boeten ende correctie voirsz. Int jair XVCXVII opten xvien dach in Meye is by den gerechte geordineert, dat hem nyemant en vervorderen te wercken binnen der stede van der Goude enige Henegoutsche schooven, opte boeten van een croen, half den heer, half tgerecht *). Item wairt saecke, datter eenige tonnen gebrocht worden voer die van den gerechte ende2) anders 'gebrant waeren dan nae uutwijssen der stede kueren ende den heer tselfde mochte doen blijcken by scepenen off andere wettige bewysinge off tuygen, soe zal den brander verbueren drie pondt ende die correctie van der stede. Actum den imen in Februario anno XIX. LXI 3). Die schout mit die van den gerechte doen gebieden ende kueren, dat nyemandt, wye hy zy, voirtan hem en vervordere te copen of te -bedingen enige butter, case, melck noch ander zuvel, vogelen, hoender off ander provande binnen deser stede of binnen een quartier mijls rontom deser stede, voir der tijt dat die clocke des ochtens in Sinte Janskerck negen uren heeft geslagen, up die boeten van een croen, dairof die anbrenger hebben sal dat derdendeel 4) ende hierboven die broekige noch gecorrigeert te wesen by den meesten ommeseggen van den gerechte nae gelegentheyt van der saicke, welverstaende, dat 1) tgerecht vervangen door: tot reparacie van den camêrc. 2) gebrocht — ende doorgehaald. 3) Op een los blad. 4) dairof — derdendeel doorgehaald. 2l8 alle poorters wel voir hoir doir ende elders sullen butter moegen copen tot ses kindetges toe off ander zuvel off provande voir hoirselfs eten,»zonder verbueren, ende dat mer eens daechs tot allen uren. Ende die schout sal se moegen aenspreken up hoiren eedt, alsoewel die binnen der stede copen, als buyten, binnen tquartier mijls; ende die den eedt niet doen en wil binnen staende vierschaer, die sal verwonnen wesen van de voirsz. boeten, ende zoe wye verwonnen wordt by den eedt van die boeten, sal een derdendeel gaen tot reparacie van de camer1). Welcke boeten gaen sullen deen helft an den heer ende dander helft tot reparacie van de camere. Ende in gevalle yemant wair, die an den gerecht niet en is, die tselfde anbrocht, die sel hebben dat derdepaert van den boeten. Actum den Xixen dach in Aprille anno XVCXXI. Is geaddeert upte bovengescreven kuer upten XXixen dach in Maerte anno XVCXXII ende deze kuer sijn effect sorteren sal tot allen tyden uutgesortdert alleen Sinte Jacopsmarct ende Sinte Matheusmarct. Item indien yemant wair, die bekuert wair ende bevonden gedaen te hebben tiegens die voirsz. kuer, ende dieselve binnensjairs weder bekuert worde, soe sel die dus bekuert worde verbueren die boeten van twie croenen. Ende worde hy noch derdewerff bekuert binnensjaers, zoude hy verboeren drien croenen, ende dit all boven de correctie van der stede. Ende soe menichwerven die noch hierboven binnensjairs bekuert worden sel telkens verbueren die voirsz. iii croenen ende die voirsz. correxie. Ende dese voirsz. boeten sullen zoewel gelden diet doen doen als diet doen. LXII. Ordonnancie van de backers. (Kb. 1488, XXIX, Q Het slot van den eersten zin luidt: dattet groetste broet weghen zal zes pondt backens broet ende niet min. In den vijfden zin is alleen het leveren van minder gewicht strafbaar gesteld. Bijvoeging, met latere hand: of alsulke emende van penningen voir dat jaer neringe na discretie van den gerechte ende quantiteit van der misdaet, welverstaende, dat men dat jair neringe sal 1) Ende die — camer doorgehaald. 2ig moegen lossen alsoe menich loot alst te licht bevonden sal woeden, soe menige vijf scelling groot vant loot boven die boeten, ende dat tot profijt een derdendeel den heer ende dat tweedelen die gerecht ende die stede. Ende die backers sullen gehouden wesen hoir mereken boven te brengen. Het slot en deze latere aanvulling zijn: doirgehaelt om die correxie wille an dander voirgaende zyde gescreven, welke correctie aldus luidt: of diegene, diet acht loot te licht backen, die sullen verboeren de helfte meer ende sullen noch betalen voir dat jair neringe, dat die bruekige plach te verboeren, die acht loot off dairboven te licht backen, voir elc loot, dat tselve broot te licht is, boven sijn gerechte gewichte Vijf scelling groot Vlaems. Ende wairt sake dat yemant sijn broot boven acht loot te licht bacte, die sel gheven van elck loot, dat tselve broot boven die acht loot te licht is, van elck loot xx sc. groot boven die boeten die dairtoe staen als voirsz. is tot acht loot toe. Welcke boeten gaen sullen een derdendeel an den heer, een derdendeel an der stede ende een derdendeel tot reparacie van de camer. Actum bijt gerechte van den jaere rXf\f©XXII ende ofgelesen mit de gemeen kueren. Bij den laats ten zin staat in margine: Dit is gecorrigeert als an dander zyde staet. Daar staat: Welcke boeten vant broet, dat boven acht loot te licht is, gaen sullen een derdendeel an den heere ende die tweedeel tot reparacie van de camer. Ende die boeten van den broede, dat acht loot of dairbeneden te licht is, sullen alleen gaen tot reparacie van de camer. Ende van dese voirsz. boeten sullen die -scepenmeesteren contenteren die brootwegers nae ouder gewoenten. Aldus gedaen by Jacop Minne, Cornelis Dirck Bouwenszoen ende Pieter Roelofszoen, burgermeesteren, Dirck Dircxzoen, Cornelis Jan Oeckerszoen, Jacop Jahszoen Moei, Jan Dircxzoen ende Reyner Paeuwe, scepenen, upten XVH dach in Octobri anno XVC vier ende twintich. LXIII. Item dat alle huysbacken broet, dat men backen zal, dat zal moeten houden zijn volle ghewicht als ander broet; off indient hemluyden belieft, zy moeghen tbacken an bollen sonder ghewichte te houden. Ende soe wie dat huysbacken broet ghebacken hadde ende gheen bollen wesende ende dat te licht gevonden waer, dat wair upte boeten van achtien scellinghen. 220 LXIV. Gheen broet te backen dan van vvjesscam,-- tarwe. (Kb. 1488, XXIX, 2.) Latere bijvoeging: ende dit zal staen tot scepenen cavelinghe. LXV. (Kb. 1488, XXIX, 3.) Het slot van af: ende een halff jair zijn neringe, evenals eene toevoeging, luidende: welverstaende, dat men nyemandt en zal moghen anspreecken upten eedt dan alleen denghenen, daer kenlicke ende markelicke presumptie by zeker kennisse of is, zijn later doorgehaald. Bijvoeging: Item dat wittebroet zal staen nae de ordonnantie van Delft, sulcxdat die broetweghers ordineren, ende thofbroet zal weghen twee loot meer dan tkerspet. Item alle diegheene, die ressierbroet backen wil, zal backensbroet wegen ghelijcken thofbroet. Item die gherstelde bollen backen willen, die in de bennen legghen, zullen weghen twee loot meer dant hofbroet ende al nae backensbroet. Item alle groeve bollen, daer dat ruyste uut is, zullen weghen ghelijcken tarwenbroet. LXVI. Van den eedt te doene. (Kb. 1488, XXIX, 4.) ende een halff jair zijn neringhe doorgehaald. Later is de geheele keur doorgehaald en vervangen door: Item voirt dat ghene backers of bacsters hem en vervorderen te copen of doen coepen enige cornelle, cortmeel, zemele, gort of diergelijck of te gehengen, dat yet, dat voirsz. staet, uuyt anderen huysen in hoirluyder huysen gebrocht wordt ende dat upte boeten van thien Karolusgulden alsoe dicke ende menichwerven als yemant van den backers off bacsters bevonden sal worden contrarie gedaen te hebben. Actum by den gerechte de anno XXII ende ofgelesen mitte kueren. Weder aldus vernyeuwet den viien Februarii anno XXIII. LXVII. Van broet, dat van buyten incoempt. (Kb. 1488, XXIX, 5.) 221 LXVIII. (Kb. 1488, XXIX, 6.) Het slot' luidt hier: Item dat men gheen hof broet meerder backen en zal dan van eenen deut ende zal twee loot zwaerder wegen dan kerspet. Item die gherstelde bollen zullen wegen twee loot swaerder dant hofbroet. Behalve deze twee toegevoegde zinnen is de geheele keur doorgehaald; in margine staat: Nota: dit articule is ofgestelt, behoudelick dat de backers up hoir wicht backen zullen moten ende geven hoir broet alsoe dier als zy willen ende mogén. LXIX. (Kb. 1488, XXIX, 7.) LXX i). (Kb. 1488, XXIX, 8.) LXXI. (Kb. 1488, XXIX, 10.) LXXII. (Kb. 1488, XXIX, 11.) Lxxin. Item dat gheen backers of backsters yemandt anders waerscuwen en zullen als die broetweghers ommeghaen weghen, upte boeten van een croen ende die correctie van der stede. LXXIV. Ordonnantie van den zeemwerckers. (Kb. 1488, XXX.) 1 is niet overgenomen. 2. ende een maent zijn neringhe doorgehaald. Daarna volgt: Ende die loghe soe zwart in gheen etc. Bijvoeging: Welverstaende, dat men die put alsoe vol niet ghieten en zal dat se overloopt, upte boeten voirsz. Ende indien de seemwerckers niet eenen man en maecken als ment bevindt, soe zullen zy te samen die boeten ghelden 2). Item insgelijck zoe en zullen gheen verwers hoir looch niet3) uutghieten dan als boven, upteselve boeten. Ij Deze keur is doorgehaald. 2) Ende — ghelden doorgehaald. 3) niet doorgehaald. 222 Voort dat geen verwers hoir laeckenen uut en zullen moeten spoelen in der stede waterschappen, daer die brouwers by bescadicht worden van hoir bier, upte boeten voirsz. 3. Het verbod van de nering is doorgehaald. 4. Het verbod van de nering is doorgehaald doch later weder bijgeschreven. In plaats van: Willeboertsavont staat hier: Maertensavondt. 5 is niet overgenomen. 6 en 7 zijn gelijkluidend. 8. Het aandeel van het gerecht in de boeten is hier bestemd : tot reparacie van de camer. Bijvoeging, met latere hand: Item dair is noch geordineert doir versoick van den ghemeene zeemwerkers, dat nyemant van hemluyden in enige van den vier marcten, te weten twee tot Antwerpen ende twee tot Bergen, enich goet scepen noch doen scepen en sal dan gelijckelick in één scip, twelck gehuyert sal worden van den dekens van den ambocht, opte bueten van thien pont ende een half jair sijn neringe. Ende oick dat nyemant in de voirsz. marcten voirt doen en sal dan op eenen aencondigen dach, geordineert wesende by de meeste stemmen, op de boeten voirsz. LXXV. Ordonnancie van den oly- ende zeepmaten. (Kb. 1488, XXXI.) De woorden: ende oeck mede up Corte Haerlem ontbreken hier. 2—4 zijn gelijkluidend. 3 is doorgehaald. LXXVI. Van de maeten te ijcken l). (Kb. 1488, XXXII.) 1 is gelijkluidend. Van 2 is de eerste zin doorgehaald, evenals de boetebepaling in den tweeden. Het beginwoord is: Item. In margine is tusschen: olymaten en: biermaten ingevoegd: wijnmaten. Bijvoeging, met latere hand: Ende dat nyemant, wie hy sy, die enige van den voirsz. maten besigen om mede te vercopen, en sullen genen maten binnen hoer huyse hebben sy en zijn geijct, upte voirsz. boete. I) Vervangen door: Gheen oly of honich te vereopen dan by geijcte biermaten. 223 Item dat men gheen cannen, tsy wijncannen off biercannen, en sal ijcken, tenzy dat die cannen soe groot sijn, dat ijcke sitten mach ten minsten anderhalven duym roede-maet binnen die cant van deselve can, upte boeten van een croen. Ende soe wye wijn of bier vercopen, en sullen gheen cannen binnen hoir huyse hebben sy en sy groote ende geijct alsvoeren, upte boeten voirsz. In margine staat: Welverstaende, dat hierinne niet begrepen en sijn die schouteknechten, die openbair houden bordeel in de Cleywechstege of opte nyeuwe haven dairomtrent, die aldair nae ouden usantie sullen moegen tappen. LXXVII. Van de gewichten. (Kb. 1488, XXXIII.) Achter: nyemandt in den aanhef is later ingevoegd: die hem geneert mit die gewichte. In margine .zijn later bijgevoegd tusschen: die lichter zijn en: dan Coelsche ghewichte de woorden: noch zwairder, ter scepen cavelinge, en tusschen: ende alle ghewichte en: zullen effen wesen, de woorden: ende scalen. Latere bijvoeging: ende dit zal staen tot cavelinge van scepenen. LXXVIII1). Van te meten mit geijcte maeten. (Kb. 1488, XXXIV.; LXXIX. Dat gheen brouwer of broutster bier uut en gheve sonder excyse. (Kb. 1488, XXXV.) De boete in den eersten zin van 1 is later veranderd in: een pondt groot. De tweede zin later vervangen door: welcke voirsz. boeten gaen sullen die een helft den heer ende dander helft tot reparacie van de camere, tenwair dat dexcijsmeesteren tzelfde anbrochten, soe sullen zy hebben dat dordendeel. 2 is doorgehaald tot en met de woorden: uut dat huysken. Aan het slot van 3 is later toegevoegd: ende dit zal staen tot scepenen cavelinghe. l) Deze keur is doorgehaald. — In margine: Nichil. 224 LXXX. Van ghken wijn of bier up tslot ende tollenhuys te haelen. (Kb. 1488, XXXVI.) In plaats van: upt hof staal hier: upt slot. LXXXI. Gheen laecken of zoudt up te doen sonder oerloff. (Kb. 1488, XXXVII.) Het slot van den eersten zin luidt: ende hoeveel hy die upghedaen heeft sonder oerlof, dat waer upte boeten van drie pondt. LXXXII1). Die husen uut te roepen by den gezwoeren clerck. (Kb. 1488, XXXVIII.) De verdeeling der boeten aan het slot van 2 is later aldus gewijzigd: een dardendeel den heer, een dardendeel tot reparacie van de camer ende een dardendeel die kerck van Sint Jan ter Goude. LXXXIII. Ordonnantie van der turftelsters. (Kb. 1488, XXXIX.) 1 is gelijkluidend. Naast den eersten zin van 2 staat in margine: dan alleen die die vercopen by den taele ende niet by den last off halff last. De eerste zin van 3 is in margine aangevuld met deze woorden: ende dieselven, die dus volgen of coop maken, en sullen in gheen werck moegen gaen, noch nyement van hoeren huysgesinne, binnen denselven dach. Aldus ofgelesen xi Augusti anno XXVIII. Het slot van den tweeden zin luidde: wel te verstaen, dat nyemandt, wie hy zy, zijn eyghen turff en zal moeten tellen dan alleen van de turftelsters, ende dat van de turffponten ende aelmans, dat zy vercopen by den tael ende niet by lasten, noch by halve lasten, ende dit al tot scepenen cavelinghe. De geheele tweede zin is echter doorgehaald, doch in margine staat: Nota: dit is dus weder ofgelesen den xi Augusti anno XXVIII. Bijvoeging, met latere hand: Item als die turff vercoft is, zoe sal die coper moegen kiesen eene, die den turff stoet ende upslaet na inhoud de kuere, te weten dat men die tonne twee- 1) In.margine: Nota. — Loquatur. — Niet te leien. 22$ Werf stoten sal up de plecht off bodem van tscip l), dairjegens die vercoper weder eenen kiesen sal, die de turff sel helpen vollen ende die tscrift bewaeren sel. Ende indient gheen tonneturff en is, mer lastgoet, soe sullen die coper ende vercoper elcx eenen kiesen, die hoir turff tellen sullen, welverstaende dat dieghene, die men kiesen sal, synen eedt gedaen sel moeten hebben. Ende dat oick nyemant enich in sijn voirsz. werck en sal moeten kiesen, die ander werck heeft of besproken is tot ander werck off die hem of sijn huysvrouw is gemaeckt. Ende wilde yement dit beletten, dien sal men corrïgieren ten exempel van allen anderen. In margine staat hierhij: Nota: dits uutgelaten als dese kuer ofgelesen worde den xi Augusti anno XVCXXVIII. LXXXIV 2). Voert ghebiet men, dat nyemandt van den turfftelsters turff en beghinnen te tellen zy en hebben eerst een teycken van den excysenair. Ende datselver teycken weder tot den voirsz. excysenaer te brenghen eer zy in een ander werck ghaen zullen ende anbrengen, hoeveel lasten dat zy ghetelt zullen hebben, upte boeten van III IS. Item oeck dat gheen turffdragher of turfftelster gheen turff mit sacken of mit manden thuys en draghen uut wat scepen dat zy denzelfden turff tellen ofte draegen zullen, upte boeten van twee sc. groet. LXXXV. K Die scout mit die goede luyden van den gerechte zijn overdraghen ende doen ghebieden, dat nyemandt turff ter marct en brenghet, tenzy dat zy die ponthen ghelaeden zullen hebben van di voerkorff tot den afterkorff toe, sonder eenighe mollem hoegher daermne te laeden of te legghen dan gheljjck die korven toe. 2. Insghelijtk dat alle ijckers ende damlopers ghelaeden zullen wesen van den eenen plechte totten anderen toe, ghelijck die van der stapele comen, sonder mollem hoeger daerinne te leggen dan tot die korven toe als voirsz. is ende niet daerenboven. 1) na - tscip doorgehaald. 2) Vgl. Kb. 1488, CCXXIX. »5 22fJ Ënde zullen oeck ghehouden wesen die leeren alsoewel van de ponthen als van de 'jokers ende damlopers rechtup te stellen, ende dit upte boeten van een croen ende dit tot scepenen cavelinge. LXXXVI. Van de turfponten ende aelmans. (Kb. 1488, XL.) Aan het slot van 1 is toegevoegd: ende dit sel staen tot scepenen cavelinge. In 2 is: xiiii daghen lanck later veranderd in: acht daghen lanck en aan het slot is toegevoegd: tot scepenen cavelinge. Bijvoeging: Item die tonne, dair men den turff mede met ende vercoopt, zal hebben Sinte Kathrynengilde in de kerck ende zal hebben van elcke loerman een stuver. Hoe men die tonne stoten sal. Noch soe ordonneren ende gebieden die van de gherechte, dat soe wat turff vercoft wort by de tonne, dat men deselve tonne tweewerff versetten of stoeten zal alse deerste reyse vol is, upte boeten van xii sc. ende die boeten zullen gelden die vercoper een dardendeel ende die telders of volders elcx een dardendeel1). Ende dese tonne sal men stoeten opte plechte ofte opten bodem van tscip ende niet opte mollem, noch op ander sochte dingen. LXXXVII2). Van dobbelen. (Kb. 1488, XLI.) Achter: puysten is later ingevoegd: ticktacken. De zin betreffende het kaartspel luidt aldus: Noch nyemandt en zal binnen der vryheyt van der Goude, noch up een myle ommegaens der Goude noch mit dat quaertspul dobbelen, noch mit gheenrehande spul daermede te spelen dan die rechte goede quaert trouven of quaede quaert, ofte zeylen nae een ende dartich, wel te verstaen, dat men die goede quaert noch die quae quaert trouven niet dierre spelen en zal dan dat les voor een oirtgen, sonder heeren of vrouwen of dieghelijcken buten te wedden. Het aandeel in de boete, aan het gerecht toegekend, werd later bestemd: tot reparatie van de camere. Bijvoeging: Ende die van de gerechte zullen verbueren dub- 1) die vercoper — dardendeel in margine vervangen door: die toHsterts. 2) In margine: Loquatur. 22? belde boeten in al dat voirsz. staet, welverstaende dat die Twalilï' nachten noch gheen tijt van den jaer eenich vryheyt zal hebben. LXXXVIII*). Mit bogen te scieten binnen der steede. (Kb. 1488, XLII.) In den aanhef staat hier: dat nyemandt, wie hy zy, jonck of oudt, mit gheenen boghen noch in tyden van paeyse mit cloevers-scieten en moeten etc. LXXXIX. Dat nyemant in der luyden tuynen coemen en moet. (Kb. 1488, XLHI.) drie pont is hier vervangen door: thien pondt. XC. Dat men gheen vensters of stoepen maecken en moet. (Kb. 1488, XLIV.) XCI. Dat men mit ghenen bomen noch iiaecken in de sluys steken en moet. (Kb. 1488, XLV.) XCII. Van vrede te nemen. (Kb. 1488, XLVI.) De tweede zin begint aldus: Ende waer dat sake, dat yemandt aldus die vrede anghenoemen hadde mitter hant etc. XCIII. Van die mit recht anghesproeIcen wordt. (Kb. 1488, XLVII.) Latere bijvoeging: tenwaere dat yemandt yet eyste van yemant die ghesturve, van hanteyckenen of anders, dat zal staen tot scepenen cavelinge. XCIV 2). Van dengheenen , die up zynen ede angesproecken wordt. (Kb. 1488, XLVIII.) l) In margine : Loquatur. a) Deze keur is doorgehaald. 228 XCV. Dat nyemandt sonder oerloff voor de vierscaer en spreke. (Kb. 1488, XLIX.) XCVI. Nyemandt voor die vierscaer qualick toe te spreecken. (Kb. 1488, L.) XCVII. Van vonnissen te appelleren. (Kb. 1488, LI.) In den aankef zijn doorgehaald de woorden: voor die vierschaer. Voorts is achter: achtervolchde ingevoegd: binnen behoirlicke tijt en is: X pont veranderd in: drie pondt, waarvan het aandeel van het gerecht later bestemd is: tot reparacie van de camere. De slotzinsnede is, nadat2thien daghen mi XX daghen veranderd was, doorgehaald. XCVIII. Van verboeden wapenen te draeghen. (Kb. 1488, LIL) Wapenen mogen ook dragen: de scutters. Aan het slot is toegevoegd: ende dit tot discretie van de gerechte. Bijvoeging1): Voort dat nyemandt, wie hy zy, hem en vervordere snachts by der straeten ten gaene sonder lantaern of licht ende, afterdien dat de waeckclocke geluyt is savons, dat nyemandt upter straet en gaet, upte verbuerte van i sc. gr. ende de correctie van der stede. XCIX. Van ghespannen bogen te dragen. (Kb. 1488, LUI.) C2). Gheen coluer van cledinghe te dragen. (Kb. 1488, LIV.) Cl3). Van hoer te scelden. Item alle diegheene, tzy man of wijff of wie datse sijn, die die malcander hoer scelden, zullen verbueren twaliff scellingen 1) In margine: Of. 2) Deze keur is doorgehaald. — In margine: Nichil. 3) Vgl. Kb. 1488, LV. — In margine: Loquatur. 229 groeten Vlaems ende die correctie van der stede ende dit sal staen tot discretie van den gerechte. CII. Dat nyemandt uut des anders werck en gaet sonder consent. (Kb. 1488, LVI.) Latere bijvoeging: Welverstaende, dat geen sackedrager niet meer dan een werck teffens an en zal moegen nemep ende niet daer uut te sceyden voerdat hy tzelfde werck uutgewrocht heeft, upte boeten van elcke sackedrager 11 sc. gr. ende de correctie van der stede, den heer deen helft ende Sint Joostgilde dander helft, ende ygelick sackedrager ende dekens zullen hier bekuerders of wesen. CIII. Van onsturicheyt by nachte upter straeten te bedryven. b (Kb. 1488, LVII.) CIV Gheen neringe te doen hy en moet eerst poorter wesen. Die scout mit die goede luyden van den gherechte doen gebieden , dat voortan nyemant, wie hy zy, eenighe poortersneringhe en doet, hy en is eerst poorter ende dat binnen zés weecken naedat zy in de stede gecomen zij».2) upte boeten van een croen. CV. Van gheen water te ghieten up ander luden plaetse. (Kb. 1488, LIX.) In het opschrift en de eerste maal in de keur is: plaetse en: platen later vervangen door: platingen en: platinghe. CVI. Van gheen steen te werpen upt kerckhoff, noch te scieten mit bogen. (Kb. 1488, LX.) CVII. Van glaesen uut te werpen. (Kb. 1488, LXI.) 1) VgL Kb. 1488, lviil 2) ende dat—zijn doorgehaald. 230 CVIII!). Dat gheen wagenen up marctdagen duer de buttermarct en vaeren. Die scout mit die goede luyden van den gerechte zijn overdraghen ende doen ghebieden, dat nyemandt, wie hy zy, des Donderdaechs mit gheen wagenen noch karren duer die buttermarct vaeren en moet, dats te weten tusschen Dirck Heymenszoens huys ende die kaeck 2) ant oesteynde, upte boeten van ses scellingen ende zal staen tot discretie van den gherechte. CIX 3). van de comenscrame te stellen upt marctvelt. (Kb. 1488, LXJJI.) CX3). Waer die mandemaeckers moeten staen. (Kb. 1488, LXIV.) CXI 3). van den craemen versceyden te stellen. (Kb. 1488, LXV.) CXII4). Van de wagens te staen tusschen Dijcxpoert ende dat tollenhuys. (Kb. 1488, LXVI.) CXI1I3). Van dootslagers upt kerckhoff te leggen. ' (Kb. 1488, LXVII.) CXIV. Van slingeren ende mit gavelen te werpen ende van colven. (Kb. 1488, LXVIII.) 1) Deze keur is doorgehaald. — Vgl. Kb. 1488, LXII. 2) Vervangen door: Gerijt die Smit. 3) In margine: Off. 4) In margine: Nota. Nichil, 231 CXV""-)2). Dat ntemant eenicheyt maecken en moet van comanscap. Die scout mit die goede luyden van den gherechte zijn overdraghen ende doen ghebieden, datter nyemandt, wie hy zy, eenighe eenicheyt mit malcander en maecken in gheenen saecken te copen noch te vercopen, upte boeten van een croen ende dit tot scepenen cavelinge, welverstaende dat men tsamen sal mogen copen, mer alst gecoft is, soe sullen sy dat goet van malcander deelen ende niet weder tsamen ghemeen vercopen, upte boeten voiïiz. CXVI!). Van honden te houden. (Kb. 1488, LXX.) Bijvoeging: ende dengheenen, die* den remmel niet en hebben an den hals, die sal men die voet off houden, opte boeten voirsz., tenwair dat diegheene openbair oerlof hadden van den houtvester. CXVII. Van peck ende terren te heten binnen der stede. (Kb. 1488, LXXI.) CXVIII1). Van hout, calck, steen ende anders upte Goude te legghen. (Kb. 1488, LXXII.) De aanhef luidt hier: Item alle diegheene, die upte Goude timmeren willen an beyden zyden, die zuilent mogen doen; des soe zullen zy hoor hout etc. Latere bijvoeging: Voert is by den gemeen vroetscap gesloeten, dat nyemant upte Goude of elders eenich hout voortan en hout leggende dan alleen houtcopers, die zullent mogen houden leggen up hoer eygen kaede voer hoer duer, ende dat alsoe wijt ende ruim, datter twee wagens besiden malcander wisselen moegen, ende wie contrarie dede, dat waer upte boeten voirsz. CXIX. Dat nyemant delven en moet an der stede kaede. (Kb. 1488, LXXIV.) 1) In margine: Off. 2) Vgl. Kb. 1488, LXIX, 232 CXX!). Van hart dack te decken. (Kb. 1488, LXXVI.) Bijvoeging: welverstaende indien zijt dack ofbraecken ende niet weder en timmerden. CXXI. Dat men der stede goet niet ofbreecken en moet, noch over die stede muer te climmen. (Kb. 1488, LXXVII.) In den aanhef is boven den regel later tusschen: eenighe en: steen ingevoegd het woord: yseren. De slotzin luidt hier: Item dat nyemandt over der stede mueren en climmen by daghe, upte correctie van der 1 stede ende ses pondt te verbueren an den heer, ende by nachte te helfte meer, en draagt als opschrift: Over der stede muur niet te climmen. CXXII. Van provande te copen in Sint Jacobs- ende Mateusmarcten. (Kb. 1488, LXXVIII.) Het aandeel in de boete van het gerecht is later bestemd: tot reparacie van de raetcamer. Bijvoeging, met latere hand: Is mede overdraegen by den gerechte, dat nyemandt upte voirsz. dagen enige butter off caese scepen en moet, opte voirsz. boeten. Actum den xxven Julii anno XVC twintich. CXXIII2). Dat die laeckencramen staen zullen in de marct van malcander. (Kb. 1488, LXXIX, 1.) besiden van malcander staen is later vervangen door: hoir oversteken van malcander staen. CXXIV. Van der stede singel. (Kb. 1488, LXXX.) CXXV. Van alle dode beesten uut der stede te voeren ende van dode vercken. (Kb. 1488, LXXXI.) Bijvoeging: Voort alle die verekens, die langes der straeten gaen of die doot bevonden worden sonder 1) In margine : Nichil. 2) In margine: Dit staet in de ordonnantie van de marct. 233 bellen, die en zullen die gasthuysmeesters van Sinte Anthonis niet moegen verantwoirden, mar men zal die boeten verhaelen an dengheenen, die de verekens toebehoirt hebben. Voort waert saecke, datter eenighe verekens doot bevonden worden, die Sinte Antonis toebehoirde, die zullen zy mede begraven of men zal se die boeten ofnemen gelijcken een ander. CXXVI. Van gheen hout of calck te leggen upt marctvelt. (Kb. 1488, LXXXII.) Tusschen; drie pont en: ten waer of zy timmerden is in margine ingevoegd: ende dit tot scepen cavelinge. De tweede zin is doorgehaald. CXXVII. Van arme luiden die in de kerck gaen bidden. (Kb. 1488, LXXXIII.) CXXVIII. Van pantkeringhe te doen ende te laeten teyckenen. (Kb. 1488, LXXXIV.) Bijvoeging: welverstaende indient scepenen kennen, dat die pantkeringe gedaen es binnen veerthien dagen na die pandinghe, al waert saecke, dat die pantkeringhe niet gheteyekent en waer, soe soude nochtans die pantkeringhe rechtelick van wairden wesen. Deze geheele keur, behalve de aanhef tot en met het woord: placken, is doorgehaald. CXXIX i). Hoe die lantluyden staen zullen mit butter, caes ende anders. (Kb. 1488, LXXXV.) CXXX. Van den lazarussen tontfanghen. (Kb. 1488, LXXXVI.) CXXXI. Van ballingen heymelick in der stede te brenghen. (Kb. 1488, LXXXVII.) l) In margine: Loquatur. 234 CXXXII i). Van de meelexcijs te geven ghelijcken van tcoern. (Kb. 1488, LXXXVIII.) CXXXIII. Hoe langhe dat men tcoorn borgen mach mit strickceelen. (Kb. 1488, LXXXIX.) Bijvoeging: Welverstaende, dat men den datum van der cedulle zal setten ende scryven upten dach, dattet coern vercoft wert, of de cedulle en zal van gheender waerde wesen. Ende indien yemandt hierinne contrari dede ende bevonden worde, dat waer upte boeten van een croen, halff den heer, halff tgerechte 2). CXXXIV. Van kerffhout tontfangen. (Kb. 1488, XC.) Bijvoegingen, met verschillende handen: Ende dat men gheen coep van hout en maect dan om ghereet ghelt int openbaer opte straet, upte voirsz. boeten, ende den heer zal een yghelick an mogen spreecken upten eedt. Ende die bescoeter en zal gheen hout moeghen bescoeten ten waer dat hyselver by de coop waer, upte voirsz. boeten. Ende die bescoeters sullen jairlicx hoeren eede doen ende gheen hout te beschoten, tensy dat sy hoeren eedt gedaen hebben, welcke boeten gaen sullen halff an den heer ende halff tot reparacie van den camere. CXXXV 3). Van alle coern te doen meten mit een ghezwoeren meter. Die scout mit die goede luyden van den gerechte zij'n overdraeghen ende doen gebieden, dat nyemandt, wie hy zy, voortan coern up en doet van den waghens van buten in scuyten, tenzy dattet eerst ghemeten wort by den ghezwoeren meters of in tegenwoirdicheyt van eenen ghezwoeren meter, van de waghen ofte scuyte ghedreghen te worden ende van stonden an by denselven meter gemeeten te worden ende dat an te brengen by 1) Deze keur is doorgehaald. 2) igerechtc vervangen door: tot reparacie van de raedtcamer. 3) Vgl. Kb. 1488, xci. 235 hoeren ede binnen sdaechs sonneschijn; ende wie contrarie dede dat waer upte boeten van xn sc. ende die correctie van der stede ende dit zal staen tot scepenen cavelinghe. CXXXVI ijl Vant rietdack te leemen. (Kb. 1488, XCII.) CXXXVII 2). Van leren tot elcken huis te hebben. (Kb. 1488, XCIII.) CXXXVIII3). Van alle coorn te besien ende te bezegelen eer ment meten moet. (Kb. 1488, XCIV.) CXXXIX. Van coorn, dat onder argher is dan boven. (Kb. 1488, XCV.) De koopman verbeurt hier: thien croenen. CXL *). Van hoyberghen te hebben in der stede. (Kb. 1488, XCVI.) CXLH). Van dat men gheen onbekende luyden herbergen en moet. (Kb. 1488, XCVII.) CXLII. Van alle quaede upsetten den scout ende den gerechte an te brenghen. (Kb. 1488, XCVIII.) CXLIII. Van de lijnbaenen an der stede vesten tonderhouden. (Kb. 1488, CL) Achter: staen mach is met latere hand 1) In margine: Nota by tegeldack. 2) Deze keur is doorgehaald. — In margine: Hierof te teilen als men maict dordonnantie van den emmeren. 3) In margine: Off. 4) In margine: Nihil. 236 tusschengevoegd: tussen nu ende Saterdach naestcomende, welke tusschenvoeging weder is doorgehaald. Aan het slot is; van haer toesegghen vervangen door: van ii f?. CXLIV!). Van de nachtwaecke upte thoeRnen tonderhouden. (Kb. 1488, CIII.) CXLV. Ordonnantie hoe men de zegelaers eden zal ter onderhoudenissen van den coerne ende datter an cleeft ende dat men tcoern bezegelen sel eer ment zal meten. (Kb. 1488, CIV.) De aanhef luidt hier als volgt: Die scout mitten heeren van den gherechte zijn overdraghen ende doen ghebieden, dat nyemant gheen coorn up en doet, tzy up wagenen of in sacken of anders, hoet mach wesen, ten zy eerst besien ende ghehandelt van den zegelaers. Noch men moet gheen haver binnen der Goude up solders draghen voordattet die zegelaers ende vinders eerst besien ende- bezegelt hebben, upte boeten als beneden. Noch gheen meter coorne en beghinne te meten of te draeghen, hoe cleyne dattet waer, etc. — of nae der munsteren upter stede huys doorgehaald. — Aan het slot staat: Actum xen daghen in Januario anno gratie .... Het aandeel van het gerecht in de boete is later bestemd: tot reparacie van de camer. Bijvoegingen met verschillende handen: Item waert saecke, datter yemandt waer van de zegelairs, die paert of deel hadde an de coornexcijs, die en soude gheen coorn in mogen zegelen alsoe lange als den tijt van zijn pacht duerde, upte correctie van der stede. Item dat hem nyemant, hetzy coerncoper of meter, hem en vervordere soe wanneer hy yemant van den zegelaers op sijn coern gehadt heeft ende dat coern uutgesegelt is, dat hy gheen ander zegelair opt selve coern haelen en sal om tselve coorn te doen bezegelen, upte boeten van drie pont, te gaen als voeren. Actum xxvien Januarii anno XVCXVII. CXLVI2). Waer men dagelicx mit warmoes staen zal. Men doet ghebieden, dat alle dieghene die warmoes dagelicx 1) In margine: Nichil. 2) Vgl. Kb. 1488, LXXIII, CCLIV. 23? vercopen, dat die zullen staen an de westzyde van den raethuse dubbelt, die poorters voer van den trappen van den voirsz. raethuse of ende die vremde neffens overs dubbelt nae de goet toe, ende men zal steenen legghen in de straet up elcke stal; des zal men eens loten ende dan alle achte dagen sal men up ende neder voertgaen. Ende en zullen anders nergent staen noch voor die halle noch upte vismarct dan alleen des visdages smorgens zullen zy upte vismarct wel staen!). Des zal een ygelick zijn stallen scoen houden als zy van de marct ghaen ende dit al upte boeten van xn sc. te verbueren. Actum ut supra. Item dat nyemant en stae mit wermoes in Twystraet voor comen Kerssen ende Claes Backuyten duere upte boeten van ses placken, alsoe dicke als zy daeroff bekuert worden2). Latere bijvoeging: Is geordonneert, dat die warmoesluyden tot allen tyden zullen mogen staen tsafternoens daer die bolinxwijffs staen, behoudelick dat zy altijt hoir plaets scoen zullen maecken, upte boeten voirsz. CXLVII. Van laeckenexcijs angaende. Men doet gebieden, dat nyemandt, wie hy zy, gheen vreemde laeckenen, tzy brouwers off scippers of yemandt anders, up en doen, hy en brenctet den excysenair an, upte boeten van thien pont. CXLVIII3). Die kerck hoer slachgelt te betaelen. Voirt doet men gebieden, dat men gheen goet vercopen en zal in eenige besterfenisse, tzy int heymelick of openbair, men sal die kerck geven een oirtgen van een stuver van elcke gulden als van ouden haircomen plach te wesen, upte boeten van drie pont ende die correctie van der stede. CXLIX. Die dubbelde straeten scoen te maecken. Noch doet men gebieden dat een ygelick, wie hy zy, daer 1) dan alleen — staen doorgehaald. 2) Item — worden doorgehaald. 3) In margine: Dese kuer sel of wesen ende een ander kuer kier off by den vroescap gemaict, ergo dese kier niet ie corrigeren. dubbelde straeten zijn, dat se alle heylich avont voor hoor duere die straet scoen maecken ende die vulnis wechdragen ende die goten schoen maicken, upte boeten van elcx drie placken te verbueren; ende tsheren dienairs zullen die boten terstont uut den huse halen. CL. Van de kindekins ende achtendeelkens. Voort doet men ghebieden, dat nyemandt, wie hy zy, halve vaten noch kindekins en moet vollen van nu voortan dan die ghebrant zijn mitter stede brant, die geordonneert is. Ende gheen achtendeeltgens en zal men vollen, upte boeten van tvier ende een sc. gr. Vis. CLI. Van ganssen te houden. Noch gebiet men dat nyemandt, wie hy zy, gansen en moet houden binnen der vryheyt van der Goude ende indien se yemandt up zijn lant vint, sal se moegen dootslaen sonder recht daerof te doen ofte yemant anders by consent van den eygen. CLII. Van aerde uwt der stede singel te graven. Voirt gebiet men, dat nyemandt eenige aerde uwtgravèn en moet voor zijn tuynen upter stede singel van de Thiendwechspoort of tot den dijck toe, noch oeck gheen aerde van de wech in den tuyn te voeren, noch oeck gheen aerde of misse te houden leggen upte voirsz. singel langher dan drie dagen 2) upte boeten van drie pont, tweedeel den heer ende tgerechte3) een dardendeel tot reparacie van de raidtcamer. CLIII. Van baggeren. Item dat nyemandt en baggert tusschen die Thiendwechspoort ende den dijck naerder de singel dan up drie roeden nae, upte boeten van lil IS. 1) ' ende indien — eygen vervangen door: dan op sijn selfs erve, ende indien yemants ganssen quamen op anders erve, weteringe of landt, dienelve ganssen sel men moeghen dootschieten of slaen sonder verboeren, ende nae hem nemen. 2) van de Thiendwechspoort — dagen doorgehaald, 3) tgerechte doorgehaald. 2j9" CLIV!) Van huysen te decken. Voert doet men ghebieden, dat nyemant voortan gheen huysen en decken noch doen decken, tenzy by goetduncken van den gerechte, te weten mit riet, upte boeten van twee pont groeten, den eyghen een pont groet ende den decker een pont groet, ende die correctie van der stede, den heer de helft van de boeten, den gerechte 2) een vierendeel 3) ende den anbrenghere een vierendeel. CLV. Dat bloet van den vleyshouders. Voert ghebiet men dat nyemandt van den vleyshouders dat bloet van hoeren beesten voor uut en laeten loepen, upte boeten van ses placken als ment mit twee poorters betugen mach, ende dat zullen tsheren dienairs terstont an panden uut den husen halen, welverstaende dat dese kuere alleen hout upte vleishouders, die dagelicx beesten in hoer huysen slaen ende in de halle off onder de leuffie bruken ende up nyemandt anders. CLVI. Dat bloet van den barbiers. Voert gebiet men, dat gheen barbieren, wie hy zy, hoorlaetbloet en ghieten noch en storten in gheenen waterscappen noch voor hoer duer, dan alleen in hoer heymelicheyt of buten der stede, upte voirsz. boeten ende correctie van der stede. CLVII. Van medicynen in te geven. Voert doet men ghebieden, dat nyemandt, wie hy zy, eenighe medicinen of meesterien van medicinen en gheven dan alleen dengeenen, die daertoe ghepromoveert zijn. Ende soe wie hierin contrarie dede der voirsz. ordonnantie of bevonden waer, dat waer upte boeten van drie pondt ende die correctie van der stede. CLVIII. Van de bostelscepen. Die scout mit die goede luyden van den gerechte zijn overdragen ende doen gebieden, dat geen bostelscepen leggen en 1) In margine: Loquatur. 2) den gerechte doorgehaald. 3) Hierachter bijgevoegd: lot reparacie van de raetcamer. 240 zullen dan alleen buten Potterspoert in de Cromme Goude an de lazaruszyde, upte boeten van een croen, te weten die laeden. CLIX1). Dat gheen brouwers bier tappen en moeten. Voert doet men ghebieden, dat gheen brouwer of broutster bier tappen en moeten, upte boeten van drie pondt, tenzy by consente van den gerechte. Noch nyemant, die half vaeten of kindekins inleggen, en sullen nyemant setten of bier vercopen om geit of dat bier by cannen vercopen, opte boeten voirsz. Item wairt dattet eenige priesters deden, die en sal men nyet meer brief kens geven. CLX. Den lazarussen niet te setten om bier te vercoepen. Voert doet men ghebieden mitten ghemeen vroetscap, dat alle diegheene, die bier binnen der stede vryheyt tappen of vercopen, gheen lazarussche' menschen, vreemdt of anders, gheen bier vercopen en zullen moeghen, binnen den huyse settende of voor die dueren lettende in gheender manieren ende dat upte boeten ende verbuerte van een croen ende die correctie van der stede. CLXI. Van malcander dieft an te segghen. Die scout ende goede luyden van den gherechte zijn overdraghen ende doen ghebieden, soe wat persoonen, die malcander diefte ansegghen ofte dierghelijcke woirden off die quader zijn, dat men betughen mach ende daernae die woerden voor scout ende scepenen willen missaecken ende ontkennen, die zullen verbueren thien pondt, deen helft den heer ende dander helft den gherechte 2) ende die correctie van der stede. CLXII. Die wermoes- ende tuynluyden die vulnisse wech te haelen. Die scout mit die goede luyden van den gherechte doen ghebieden, dat van nu voortan nyemandt vreemders van buten 1) In margine: Loquatur. 2) den gerechte vervangen door: tot reparacie Dan de raetcamer. 24i der vryheyt binnen der vryheyt van der stede halen noch doen haelen en moeten eenighe vulnisse, misse, poyn ofte poortaerde, die dagelicx upte ghemeen straten, steghen ende crebben gevonden worden, ende dat upte verbuernisse van tscip, daer die vulnisse in ghelaeden es. Mar is gheconsenteert tot verzoucke ende begheerte van alle die wermoeslüyden, die eynten ende jonge bomen jairlicx teelen, ende carreluyden, dat die ghesamentlicken hem verbonden ende gheloeft hebben voor den gerechte, alle die vulnisse, misse, slijck, poyn of poortaerde, die vallen ende comen zal an hopen up allen straeten, steghen, crebben, cayen, plaetsen, daer men die bevinden zal ende mit scouwen te waeter off mit waghenen, carren ende cordèwaegheneft bycomen mach, die alle weecke wech te haelen ende schoen te maecken, sonderlinghe die eenen Sonnendach upter straeten, in steghen, crebben, cayen ende plaetsen ghelegen heeft sonder wederseggen van yemandt. Ende wie daertegens seyde of dede, die soude verbueren XII stuvers, soe dickent alst gebuerde. Ende wairt saeke, dat men bevonde a dat de vulnisse ende anders voirnt. langer bleve leggen dan eenen Sonnendach, soe souden die voirsz. warmoesluyden, boemluyden ende carreluyden verbueren tot soemenich plaetsen alst bevonden worde XII stuvers, dat ronde vant marcvelt dairinne niet begrepen 1). CLXIII. Van voorcoop van coorne. Die scout mit die goede luyden van den gerechte zijn overdraghen ende doen ghebieden, dat gheen voorcoper noch nyemandt, wie hy zy, coorn en copen noch en verdinghen voor twaliff uuren, tenwaer voer hemselven te gebruycken ende te verbesighen sonder weder te vercopen. Ende soe wie cofte nae XII uuren, die zal ghehouden wesen dat coorn up te legghen ses weecken aleer hyt weder vercoept, upte boeten van thien pondt, een dardendeel den heer, een dardendeel den gherechte ende een dardendeel den anbrengen. Actum den ixen in Februario anno XVC ende twee 2). 1) Mar is — begrepen doorgehaald. In margine staat hierbij: Dit is voirt off, beginnende: Mar is etc., en: Item de iuynluyden ende carreluyden .onbegrepen. 2) Het slot dezer keur is later aldus gewijzigd: upte boeten van thien pondt, die een helft tot reparacie van de raetcamer, tenwair dattet angebrocht worde van yement, die gheen officier en waer, soe sel die anbrenger hebben een derdendeel ende die heer ende reparacie van de camer II derdendeelen. 16 242" CLXIV!)2). Van clocken te luyen ende te beyeren. Is overdraghen by den gherechte ende kerckmeesters om sonderlinghe groote ghebreecken, die daer vallen int luyen ende beyeren van de clocken, dat men van nu voortan gheen ghilden consenteren en zal te luyen noch te beyeren mit die clocken tenzy saecke dat als die ghilden statie ofte hoechtijt hebben ende alsdan luyen of beyeren wilden, soe zullen zy moeten comen voor scepenen ende borch stellen ghenoech suffisant, dat scepenen kennen, dat die borgen goet ghenoech zijn voor die scade, die de ghilden an de clocken souden moeghen doen. Ende waert byalsoe, datter eenighe ghilden of yemandt anders upten toorn quame omme te beyeren of te luyen ende daerenboven scade ghesciede an de clocken ende dat die ghilden of die alsoe boven quame sonder borch te stellen als voirsz. staet, soe souden die kerckmeesters, die an de clocken gheschiet soude wesen, dan verhaelen an den costers, in der tijt wesende. CLXV. Van gheen palinck te moeghen vangen. Men ghebiet dat nyemandt, wie hy zy, ael of palinck vanghen en moet binnen der stede mit eenighe vuycken, korven ofte poeren, hoe dat ghenaempt mach wesen, upte boeten van een croen ende die correctie van der steede. CLXVI. Noch van kindekens te ijcken. Die scout ende goede luyden van den gherechte zijn overdraeghen ende doen ghebieden, dat men van nu voortan gheen kindekens hoegher en zal vollen dan tot xxii mengelen toe ende niet meer. Voort dat alle diegheene, die kindekens hebben, dat die gaen tot den branders om die kindekens te branden mitten nuwe brant of men zal se niet moghen vollen hoeger dan voirsz. is. Ende wairt saecke, dat men bevinden conde, dat die kindekens anders gevollet Waeren dan voirsz. is ende oeck der stede brant niet en hadden als voeren, dat is upte boeten van drie Rijnsche gulden ende dese boeten zullen gaen ende ghelden alsoewel den brouwers, die de kindekens vollen, als diet bier haelen. O vgi. Kb. 1488, cccxrv. 2) In margine: Loquatur. si? CLXVII1). Van dobbelen ende van eenighe onghelijcke persoonen te setten. Men adverteert ende ghebict eenen ygelicken, dat nyemandt, wie hy zijn, hem en vervorderen eenighe persoonen te setten om te spelen mit eenigherhande spul, tzy dobbelen of quaerten of hoet ghenaempt mach wesen, dat verhoeden spul is, upte boeten van drie pont ende die correctie van der stede. Voort alle diegheene, die eenighe onghelijcke persoonen huysde, hoefde of settede, te wetene die beruft zijn ende in overspul leven, dat men dieselfde zal verdossen, zy zijn van de gherechte, van der vroetscap ofte wat dienst of officie dat se hebben, ende zullen oeck van hoeren dienst ende officie verlaten wesen, ende noch daerenboven gekjfp tot boeten thien croenen ende die correctie van der stede. Ende diegheene, die dese voirsz. persoonen huysde, hoefde of settede, dat waer upte boeten voirsz. ende die correctie van der steede. CLXVIII1). Van huysen , die mit rietdack gedect zijn. Item die scout ende gherechte mit die ghemeen vroetscap zijn overdraeghen, dat alle diegheene, die hoer huysen, loedsen of dierghelijcke ghedect hebben mit rietdack ende niet gheschiet en is by consent van der vroetscap, dat deselve hoer dack ofbreecken of doen ofbreecken tusschen nu ende Bamisse naestcoemende, upte boeten van thien croenen ende die correctie van der stede. Actum den xen in Meye anno XV^ vier. CLXIX. Van wolle binnen der stede te brenghen. Men ghebiet eenen yghelicken, dat nyemant, wie hy zy, hem en vervordere eenigerhande wolle binnen der stede van der Goude te brengen om ghekemmet of ghesponnen te worden, dan ter Goude thuys en behoirt, upte boeten van de wolle ende correctie van der stede, ende dit tot discretie van den gherechte. CLXX. Van den steenovens. Die grave van Egmont, heer tot Baer etc, stadthoudergeneral van weghen ons ghenadichs heeren ende anders, alsoe onssen ghenadigen heer zeker mandementen ende bevelen ghe- l) In margine: Loquatur. 244 sonden heeft an die van de gherechte van der Goude up zeker peynen tegens zijnder ghenaden te verbueren, zeer scerpelicken ghebiedende, dat die van de gherechte voirsz. by openbaer edicte ende ofroepinghe souden kueren of te breecken alle alsulcke steenovens, omtrent der voirsz. stede van der Goude gelegen, mits oeck bevelende den proprietaeren of den eyghen hebbende van den ovens voirsz., dat zy dieselve steenovens sonder eenich vertreck ofte dissimulatie ofbreeken ende doen ofbreecken ende haer verdraeghen die meer aldair te setten of te stellen, soe ist dat wy, achtervolgende tvoirsz. bevel, bevelen ende ghebieden alle proprietaeren, eyghens of steenovens hebbende binnen een quartier mijls van der stede rontsommegaende, dat zy sonder vertreck of dissimulatie van stonden an alle die steenovens ofbreecken ende doen ofbreecken ende haer verdraeghen die meer aldaer te setten, sonder dat zy oeck meer backen zullen, up een peyne van hondert gouden leuwen, elcx uut zijn eyghen goet te verbueren. Actum den Xlen dach van Aprille anno XVC ende drie. CLXXI. Van vellen ende wolle te drapenieren. Die scout mit goede luyden van den gherecht doen ghèbieden, dat nyemandt, wie hy zy, ter Goude in eenigher manieren van nu voortan gheen wolle noch vellen in de stede voirsz. noch in hoer vryheyt en zullen mogen brenghen noch drapenieren dan alleen die ghecomen zijn uut der stapele van Calis om Engelsche lakenen, te wetene voerwollen, puycken of dardeman of te reeden mitsgaders daer certificatie of te brengen, dat die daer ghecoft is ende anders gheen goet en is dan cotslints, contergarinck ende noerder vellen, ende tselfde die waerdeyns te laeten sien om die by hemluyden inghewijst te worden. Ende soe wie eenighe ander vellen of wolle in der stede brochte of drapenierde ende tgundt niet en onderhielde als voirsz. is, dat zal wesen upte verbuernisse van denselven vellen ende wolle, daerof den heer hebben zal een dardendeel, die waerdeyns een dardendeel ende die stede mit die kerck een dardendeel, ende die correctie van der stede. Welverstaende, dat gheen vleyshouwers noch nyemandt anders en zal zijn vellen, die binnen der stede ghesteecken worden ofte binnen der vryheyt, mogen drapenieren noch doen drapenieren in geender manieren, upte boeten ende correctie voirsz. Actum ultima Aprilis anno XVC sesse. 245 CLXXII i). Van de uutdraechsters. Die scout mit die goede luyden van den gherechte doen ghebieden, dat nyemant, wie hy zy, hem en vervordere eenighe goeden te copen noch te vercopen tot eenighen uutdrachters husen of by der straeten te gaene of tot eenigen husen mit eenighen goeden, hoe die ghenaempt mogen wesen, mar zullen alleenlick upte Donderdage ende Saterdaeghe in de weecke staen beyden dat raethuys, daer die kaecke staet of dair zy gewoenlick zijn te stane in de marct. Ende indien hierinne yemandt contrari bevonden worde, dat zal wesen upte verbuernisse vant goet ende men zal dat moeghen lossenen mit een half pondt groet. Ende waert saecke,- datter yemendt waer, die sulcke goeden cofte ofte vercofte, daer en zal men gheen recht of doen. Actum ultima Aprilis anno XVCVI. CLXXIII. Van verckens te^vercopen. Die scout mit die goede luyden van den gerechte doen^ghebieden ende laeten eenen yghelicken weten, dat 'men van nu voortan gheen verckens copen noch vercopen en mach up marctdagen dan voor Sinte Antonisgasthuys, noch^oeck'geen verckens in de scepen te copen of den besier en heeft er zijn ghelt of. Voort dat nyemant verckens upter straet en laet gaen of men zal se scutten sonder den scutter een quaet woert te gevene, upte correctie van der stede. CLXXIV. Die coornexcijs angaende. Die van de gherechte laeten [eenenj yghelicken weten, dat nyemandt gheen broet, meel, zemelen of yet dat die coornexcijs angaet, in der stede of in der vryheyt brenghen en zal van buten, hy en zal dat den excysenair eerst aenbrengen, upte verbuernisse vant tzelfde goet ende die correctie van der stede. Voort soe en moet nyemandt gheen coorn, dat excijs sculdich is, uut scuyten, scepen ofte van de wagens doen, zy en gheven dat eerst den excysenairs te kennen. Ende dit zal men anbrengen binnen sdaechs sonneschijn, upte verbuerte van thien ponden ende die correctie van der stede, ende dit zal staen tot scepenen cavelinghe. Actum den inen dach van Februari© anno XVC vier. i) In margine: Loquatur. 246 CLXXV. Van wagens of sleen upte sluys te setten. Men adverteert eenen yghelicken, dat nyemandt, wie hy zy, van nu voortan eenige waghenen, sleen ofte karren en setten, die lossen noch en laeden, upte brugghe voor Willem Aertszoens noch upte sluys, noch oeck des heylighen avonts upte kant van de haven, mar zullen ghehouden wesen, hoer wagens ofte sleen te setten upt marctvelt van de straet after der stede huys verby die kaeck, upte boeten van ses stuvers ende die scoutenknechts zullen die boeten hebben 1). Dese bovengescreven kuer is weder vernyeuwet ende gekeurt upte XVm dach in Maerte anno XVC XXIIII, gelijck die boven staet gescreven. CLXXVI. Noch van wagens ende sleen te ryden ende mit paerden. Men adverteert eenen yghelicken, dat hem nyemandt en vervordere van nu voortan mit eenighe paerden, sleen of dierghelijck en ryden over den brugghen tusschen die sluys ende Dijcxpoert, mar zullen ghehouden wesen die sluse omme te ryden, upte boeten van een 2) sc. gr. Vis. Ende allen denghenen, die upte wagen sitten, langes de straten rydende, ende yemant van de gerechte dat zien, die sullen se bekoeren, die sullen dat in de camer anbrengen ende alsdan sal denghenen, die upte wagen ofte disselboom geseten, die boeten gelden, te weten een croen, deen helft den heer ende dander helft den gerechte 3). CLXXVII. Van saecken, die uut die vierscaer in de camer worden ghewesen. Men adverteert eenen yghelicken, dat alle die parthyén, die uut die vierscaer in de camer ghewesen worden, dat men die by de camer een dach van sceyden beteyckenen zal ende indien die een parthye of dander upten beteyckenden dach niet en 1) Tol hier doorgehaald. 2) een vervangen door: twee. 3) De bijvoeging is doorgehaald. In margine staat: Dit is verclafrt in deerste kuer, ergo doir kalen, 247 quame, soe sal die parthye, die teghenwoirdich is, mit zijn claeghen in de camer voirtgaen, ghelijck of hy in de vierschaer claechde. Actum den xxvnen in Meye anno XVC seven CLXXVIII. i.2) Item nyemandt en moet int scoel voortan caetsen, upte boeten van I sc. gr., 1/2 den heer ende i/2 tgerecht3). 2. Voort gebiet men, dat nyemandt hem vervordere nae de craen upter stede huys te scieten, upte correctie van der stede. CLXXIX *). Item alle die kueren, daer die boeten nyet off genarreert en staen, die sullen gaen een dardendeel den heer, een dardendeel den gerechte5) ende een dardendeel den anbrenger ende soe waer gheen anbrenger en staet, dat sal den heer hebben de tweedeel ende den gerechte 6) tderdendeel 7). CLXXX. Ordonnancie hoe den heemraet van Bloemendael scouwen zal. Actum den xxiiien dach van Februario anno XVC negen. i. Is geordonneert by den castelleyn, scout ende burgemeestereh van der Goude, dat die heemraets van Bloemendael voortan scouwen zullen in manieren hierna bescreven, te weten dat men duergaende scouwen zal ende wat werck dat bevonden sal worden van den heemraet, dat niet wel gemaect off ongemaect blijft leggen, dat sal die scout mit den heemraet besteeden up cost 1) Tot hier is het keurboek van de;elfde hand. Wat nu volgt is met allerlei handen geschreven. 2) Deze alinea is doorgehaald. 3) tgerecht vervangen door: tot reparacie van de raedtcatner. 4) Deze keur is doorgehaald en vervangen door: Item alle die keuren staende tot boeten ende dairimie niet gespecificeert en staet, wair die boeten gaen sullen, dieselve boeten sullen gaen die een helft an den heer ende dander helft tot reparacie van de ca/uere, behoudelick dat indien een aenbrenger wair, die de broeken anbrengt ende niet en wair van de camere, die sel hebben een derdendeel van deselve boeten, die hem die heer ende die scepenmeesteren sullen tsamen uutreyeken. 5) den gerechte vervangen door: tot reparacie van de raetcamer, 6) den gerechte doorgehaald. 7) Bijgevoegd: sel gaen tot reparacie van de camer. 248 van den eygen ten minsten pryse dat zy connen. Ende die scout zal den eygen de weet doen hebben, wat dat gecost sal hebben. Ende indien den eygen die costen van stonden aen binnen sdaechs sonneschijn niet en betaelde, soe sal die scout dat uwtleggen upte helfte meer ende salt inwinnen als tsheeren geit. 2. Item alle diegheene, die lant copen off vercopen in Bloemendael, sullen gehouden wesen, alsoewel die coper als de vercoper, te comen by den scotvangers binnen XIIII dagen naedat de coop gesciet is ende laeten dat lant overstellen int scotboeck ende sullen elcx geven eenen halven stuver ende dit omdat die scotvangers moghen weeten, wien zyt margengelt eysschen zullen. Ende wie contrary dede dat waer upte boeten van een croen, deen helft de scout ende dander helft die scotvangers mit den heemraetl). CLXXXI. Voort is geordonneert, wairt byalzoe datter yemandt waer, die eenich werck anname te maecken ende tzelfde werck niet en maecte binnen drie dagen nadattet hem anbesteet waer, die soude verbueren een croen ende tenden die drie dagen alle dage een scellinck groet Vlaems geduerende alsoe lange totdattet gemaect zal wesen. CLXXXII. 1. Wy scout, burgemeesteren, scepenen ende raeden der stede van der Goude doen condt ende kenlick allen luden, hoe dat wy by consent ende overdracht der gemeenre vroetscap geconsenteert ende overgegeven hebben, consenteren ende geven over mit desen onssen brief onsse kercke binnen onsser stede, als dat men van nu voortan geen inboel ende huysraet in eenigen husen vercopen en zal dan alleen in een openbaer erffhuys als van outs costumelick is geweest, tenzy by consent van den kerckmeesteren of dengheenen, diet slachgelt verpacht zal hebben van den kerckmeesteren up die boeten van drie pondt, een dardendeel den heer, een dardendeel die kerck voirsz. ende een dardendeel den anbrenger, alzoe dick ende menichwerven als zy daerof bekuert of bevonden zal worden. 2. Voort soe is overdragen, dat gheen uwtdraechster of haer man of haer dienstmaecht eenigen goet copen en zal binnen 1) In margine: Regislrata int register van Bloemendael, folio 2 verso. 249 hoeren huse, tenzy by twee poorters, die daerby wesen zullen ende slachgelt daerof geven, alsof zyt int openbaer erffhuys gecoft hadden, upte boeten voirsz. Ende wat goet dat hemluyden thuysgebrocht wert om te vercopen ende indien zyt dan vercopen, daer zullen zy oeck slachgelt of geven als voirsz. staet, upte boeten voirsz. 3. Item des soe zullen die uwtdraechsters mogen Donredages gaen duer die stede ende nemen up haeren armen dat goet, dat zy vercopen willen ende anders niet, upte voirsz. boeten. Ende was bezegelt mit de stede zegel int jaer ons Heeren MCCCC XCVII den men dach in Februario. CLXXXIII. 'é^~>- Ij Voort is overdragen, dat alle uutdragers of uutdraechsters, die dagelicx uutdraeghen ende eenigerhande clederen, imbool, huysraet ende anders vercopen, daer zullen zij slachgelt ofgeven alsoe dickwils alst vervreemdt of vercoft wordt. 2. Item angaende vant gaern, linnelaecken ende wollelaecken, te weten vant gaern om selfs laecken daerof te reeden, zullen zy mogen copen sonder yet daerof te geven, mar waert dat zyt coften om weder te vercopen, daer sullen zy slachgelt ofgeven. 3. Item soe wat^linnen of wolle laecken, die zy copen by gheheele laeckenen, zullen zy weder mogen vercopen sonder slachgelt te geven. Mar waert byalzoo dat se eenige lappen of sticken coften om weder te vercopen, daer zullen zy slachgelt of geven. 4. Voort als die pachters vant slachgelt comen ten huse van den uwtdraechsters, soe zullen die uwtdragers of uwtdraechsters gehouden wesen tzelfde den pachters by hoeren eede an te brengen ende te seggen van alle tgundt dat zy van die weeck vercoft hebben ende daer betalinge van doen, ende dit upte boeten voirsz. Actum den mi Junii anno IX. CLXXXIV. Alzoe by openbaer placaeten van onzen aldergenadichsten heer1) ende besloeten brieven van gouverneur, stadthouder, 1) heer vervangen door: vrouwe, vervangen door: heer. 250 president ende raedt van Hollandt bevoelen es, die ordonnantie van der munte tonderhouden ende weder te vernyeuwen, upte peynen soe dat in voirleeden tyden geboeden is geweest, soe gebiet men ygelick van wegen onser genadigen heer, dat nyemandt contrarie der voirsz. ordonnantie en doe, ongevalueert tontfangen noch uwt te geven, upte peynen, hiernae verclaert. Ordonnantie van de valuatie van de munte, geordonneert by onssen genadigen heer van gouden ende silveren penningen, hiernaert verclairt, te wetene: Tgulden vlies van lv*H int marck voor vin sc. iiii d. Vis. Den groeten reael van Oestenrijck van XVl72 int marck xxvii sc. vi d. Vis. Den halven van dien van xxxm int marck xni sc. ix d. gr. Den vierendeele nae avenandt. Den roesenobel van xxxil int marck xnil sc. ii d. gr. Die halve ende vierendeele van dien nae avenandt. Den Henricusnobel van xxxvi int marck Xllsc.vid.gr. Den Vlaemschen nobel van xxxvi int marck xii sc. gr. Den halven van dien nae avenandt. Den engel van Ingelandt van xlvtii int marck ix sc. v d. i Ingelssche. De halve van dien nae avenandt. Den gouden leu van lix int marck. vil sc. mi d. gr. De tweededen ende dardendeelen van dien nae avenandt. Den gouden ryder van lxx int marck vi sc. vi d. gr. Den Franschen croene mitter sonne van lxx int marck vi sc. i d. gr. Den Hongerssche ducate van lxix int marck, ducaten van Spaengen ende cruysaeten van Poertegael, facit vi sc. vi d. Den saluyt van lxxh int marck . vi sc. iii d. gr. Den Ghuuilhelmus van lxxii int marck S» sc- * d. gr. 251 Den oude Franssche croen van lxxii int marck v sc. xi d. Den ducaten van Ytalien van lxxii int marck VI sc. III d. gr. Den scuytken van lxxiii int marck v sc. xi d. gr. Den Johannes van lxxiii int marck mi sc. II d. gr. Den nyeuwe Philipsgulden, die men nu munt, van lxxiiii int marck . . mi sc. II d. Die Sinte Andriesgulden van LXXIIII int marck mi sc. X d. gr. Den Gelderssehen rider van lxxiiii int marck Illlsc.gr. Den David Utrechtsche gulden van LXXVI int marck mi sc. gr. Den Philipsclinkert van LXXVI int marck m Sc. vi d. gr. Den Lovesche Pieter van lxxvi int marck nu sc. mi d. Die Vredricus- ende Beyersgulden van Lxxvm int marck ui sc. vi d. gr. Den Arnoldusgulden van XCII int marck n sc. v d. gr. Den postulate van Borbon ende degheenen, die men noempt Robertus mitten hondeken van lxxxi int marck li sc. ix d. gr. De goude koervorster gulden ende ander van lxxv int marck, die zal men ontfangen navolgende der lester ordonnantie ende den brieven daerof geprent voer misc.vmd.gr. Hierna volgen die zilveren penningen, die cours hebben zullen ende tot wat prijsse. Den groeten silveren reael xii gr. Den silveren penninck mitten vliese . . . vi gr. Den dubbelstuver, die men nu munt . . . mi gr. Den enckel van dien H gr. Den dubbel Phillips ende Karolus .... v gr. De halve ende vierendeel van dien nae avenant. Den dubbel mitten croene xi gr. Den dubbel mitten twee griffoen .... vV2gr. 252 Den dubbel mitten twee helmen .... v!/2 gr. Den dubbel mitten croene. . . . v1^ gr. Den enckel ende vierendeele van dien nae avenandt. Den dubbel vierijsser mitten twee leuwen mitsgaders de Mechelsche ende Bourboensche dubbel-eck niï*/$ gr. Den eynckel van dien naer avenandt. Den Johannes-braspenninck ui gr. Den Melaentsche hoefde, die men heyt slapers XVIII gr. De hoefde van Savoyen XVI gr. De oude PhiHipspenningen van name . II gr. De Franssche blancke mitten twee lelykens ende twee croenkens tusschen de cruce . • . . n gr. Ander Franche blancke mitten vier lelikens tusschen de cruce, zonder croenkens .... XL myten Vis. De groetkens, halve groetkens ende vierendeele van dien voertijts in onsser munte ghemaect ende gheen ander zullen bliven cours hebbende op hueren ouden prijs ende anders niet. Ende alle ander gouden ende silveren penningen, hierboven niet verclairt noch gevalueert, van wat landen ofte munten die zijn, en zullen gheen cours noch ganck hebben in onssen voirsz. landen ende heerlickheden, maer zijn al nu ende zullen bliven gehouden ende gerekent voer billoen, ende dit upte peyne ende bruecke in der - laetster ordonnantie begrepen ende verclairt. Verbieden alle onssen ontfangers ende rentemeesters-generael ende particulier ende allen anderen, eenichsins hebbende eenich onderwijnt van ontfanghe eenige van onssen penningen, soewel van onssen domeynen als van onsser beede of espaerne, hoedanich die zijn, ende oeck allen onssen ondersaten of ander, van wat staeten of landen die zijn, in onsse voirsz. landen uwt te geven of tontfangen eenige penningen van goude of silver noch tot anderen prijsse dan voer verclaert staet, upte peyne, te wetene van onssen ontfanghers, hem onderwindende van onssen voirsz. penninghen, van de privatie van huere officie ende tot ewigen dagen onwert ende inonhabel te wesen eenige officie te hebben ende gebannen te wesen sonder wederroupen uwt allen onssen landen den tijt ende termijn van VI jaeren; ende als van den anderen te verliesen de penningen by hemluyden uwtgegeven ende ontfangen ende tdobbel daerin amende ende daertoe oeck den tijt van ses jaeren gebannen te syne sonder wederroupen. 253 Aldus gebiet men dese voirsz. ordonnantie te onderhouden up alsulcke peynen als voer verhaelt staet. Actum den lesten Septembris anno XVCX !). CLXXXV. Harinck in of uut te doen. Voirt gebiet men, dat nyemandt, wie hy zy, hem en vervordere eenige haerinck in of uwt te doen, tzy coper of vercoper , hy en zal Goris Jacobszoen excijssenaer te kennen geven ende anbrengen binnen sdaechs sonneschijn, upte boeten van een croen ende die correctie van der stede, ende dit tot scepenen cavelinge. CLXXXVI. Beesten te slaen. Voirt dat hem nyemandt en vervordere, wie hy zy, poorter of geen poorter, eenige beesten, ossen, coyen, verckens of anders te slaen zy en zijn eerst geedt ende zullen een briefken tot den excijssenair2) moeten halen, upte boeten van een croen ende die correctie van der steede. CLXXXVII. Honden, die scapen byten. Voirt laet men eenen ygelicken weeten, alsoe groete scade valt van seker honden, die de scapen ende beesten dagelicx dootbyten, soe is geordonneert ende men doet gebieden, dat nyemandt, wie hy zy, hem en vervorderen eenige honden te houden dan alleen die duer den ringe moegen, die voert raethuys hanct, ende die daer niet duer en moegen, die zal men die voertste een poet ofhouden binnen achte dagen naestcomende. Ende waert saecke, dat yemandt bevonden worde, die eenige honden anders hielde of huysde of hoefde, die duer den ringe niet en mochten ende de poot niet ofgehouden en waeren, dat waer upte boeten van twee croenen van elcke hont te verbueren alsoe dickwils als yemandt bekuert wordt. Ende den anbrenger zal hebben een dardendeel van de voirsz. boeten ende hier en zal nyemandt uutgesondert wesen dan alleen de casteleyn. Voert zal de scout recht doen. 1) In margine: Die scout zal moegen recht doen. 2) In margine: tot Dirck Berch by de halle. 254 CLXXXVIII. Ordonnantie van de vischmarct, gemaict den xxixen dach in januario anno XVCXIIII. K Ia den eersten, dat soe wie die vischmarct bedient of verpacht of pairt of deel dairan heeft, die en sal gheen visch mogen copen noch mynen noch vercopen noch loten mitte stallen noch paert noch deel hebben mit yemant, die visch vercopen, opte boeten tot elke reyse van een croen ende die correxie van der stede, te weten den heer, dat gerechte ende den anbrenger elcx een derdendeel. 2 x). Voirt soe en sullen gheen poirters noch poirtersschen die visch copen of vercopen, enige leggers mogen hebben op enige rivieren of opte zee of op enige plaetsen, daer men visch vercoept, mar alle poirters of poirtersschen sullen selver in persone mogen reysen tot allen plecken, dair visch gevangen ende ofgeslagen wort, mogen copen ende weder ter Goude ter marct brengen ende doen ofslaen ende zeiver mynen mogen op hair pontgeit, zonder yemant anders pairt of deel dairan te hebben, die visch bruyeken, opte boeten van drie pont ende die te gaen als voeren telken reyse als zy becoert worden. 3. Voirt soe en sal gheen visch langer marct hebben dan hem van de vischvinders geordineert ende gegunt wort, opte boeten van een scellinck groit ende die te applicieren als voirscr. staet. 4. Voirt soe en sal men gheen tonnevisch mogen vercopen noch te weecke leggen dan by consent van den vischvinders, elke reyse upte boeten van drie pont ende geappliceert te worden als voir. 5. Voirt soe en sel men gheen tonneharinck opslaen noch vercopen dan by consent van de vischvinders. Insgelijcx zoe en sal men gheenen versschen noch droegen harinck moegen droegen noch bruyeken dan by consent van den vischvinders, elke reyse opte boeten van een croen, die gaen sullen gelijck voirsz. is. 6. Voirt soe zullen die vinders macht hebben ende auctoriteit een ure te ordineren ende te stellen om den visch of te slaen nae die gelegentheit van den jaere. Ende soe wat visch, die ofgeslagen is, en sal men ter banck nyet mogen bruyken noch vercopen voirdat de clock acht geslegen heeft, teriwair datte laetste visch eer ofgeslegen wair, soe sal men mogen vercopen voir acht uren. Ende dit opte boeten van een croen als voer. 1) Deze alinea is doorgehaald. — In margine: Nickil. 25? 7- Noch soe is geordonneert, dat gheen scuyten, kaeren noch corven mit riviervisch en sullen mogen leggen an eenige waterscepen, opte boeten van een croen. Ende hiervan sal dat waterscip geven die een helft, ten waire dat de scipper hem dat verboden hadde an zijn boort te leggen. 8. Voirt dat alle kaeren ende corven, die mit visch ter marct gebrocht worden, gehouden sullen wesen hoer kaeren of corven opt lant te halen ende te houden leggen nadat sy den laetstcn hoep offgeslegen hebben. Ende indien sy van hairsdfs visch weder mijnden om selver te bruyken, zoe sullen zy die visch gehouden wesen te doen in een leege kaer of corf, dair gheen visch in en is. 9. Ende die kaer ofte corf sullen zy mogen leggen after hoir stall ende anders gheen, opte boeten van ses stuvers tot eiken reyse als zy becoert worden ende die stalmeester sal hem oick mogen bekueren als hy visch vint after die vreemde vischmarct, die niet ofgeslagen en is. IO1). Item die vischvinder sullen hebben voir hoeren arbeit ende salaris, te weten van een schuyte visch een oertgen, van elke tonne visch een oirtgen. Item van elke stroe boekijncx een deuyt. Item van elke schuyte versschen harinck een groetgen. Item van een mande droichde visch, dair een tal in is, een oertgen ende dairbeneden nae advenant. Item van een stoer een groiten. Item van een salm een penninck. Item van boven xx elften een deuyt. Ende van alle groite waeterscepen, dair visch of ael in is, een stuver. Ende die cleyne schuyten nae advenant. 11. Item soe wie desen vismarctexcijs huert, die zal gehouden wesen den vreemden man te betaelen ende zijn geit te geven binnen tvisexcijshuysgen ende die viscopers zullen gehouden wesen den excijssenaers te betaelen hoeren excijs van de visch int excijshuysken ende niet in eenige harbarrigen. Ende soe wie broekich bevonden wordt, dats upte boeten van een croen. CLXXXIX. Van de beesten an de pael te bringen. Upten. .. dach in Januario XV twintich is geordonneert ende gekuert by die van den gerechte, dat nyemandt, wye hy zy, l) In margine: Nichil. 256 hem en vervordere enige hoerenbeesten te slaen om die te bruyeken of te vercopen in den halle of onder die loeyff, ten wair dat eerst ende alvoeren die beesten geweest hadden an de pael staende voir Dirctgen Pieter Feysen huys ende aldair hadden gegeten in tjegenwoirdicheyt van den vinders ende gezwoeren, of indien yemant zijn beesten dair niet brengen en woude of en mochte, die soude gehouden wesen den vinders of vinder een doeyt te geven van een yegelick beest ende alsdan zoe zal die vinder gehouden wesen op zynen eedt ter plaetsen te gaen, dair dat beest off beesten stonden ende dat binnen der stede ende aldair die beesten sien eten. Ende soe wye contrarie dede, anders dan voirsz. staet, dat wair upte boeten van een croen, die heer, de gerechte *) ende die vinders elcx een derdendeel2) ende dairboven arbitraelick gecorrigeert te wesen nae gelegentheyt van der saecke. Item te stellen hierin gelijck die oude kuer hieroff houdt, folio xii/3). CXC. Van de leveren in de scapen te laeten^ hangen onbedect. Item dat gheen vleyshouwer oft ander enige scapen sal moegen steken om te bruyeken of te vercopen zy en sullen gehouden wesen die leveren in de scapen te laeten hangen ongedect ende openbair, dat men die sien mach den tijt van twee dagen naedat die scapen gesteken ende in de halle gebrocht sijn ende dit van Goude-kermis of tot Vastellavondt toe ende van Vastellavondt tot Goude-kermis toe eenen dach ende indien zy die voirsz. scapen braeken om te vercopen, soe sullen die leveren voir up hoir bancken bliven leggen den voirsz. tijt van twee dagen of eenen dach nae'gelegentheyt des tijts, ter tijt toe dat sy die scapen -bruyeken ende gebruyet sullen hebben, upte boeten van een croen van een yegelick scaep te verboeren4). CXCI. Geen scapen te blaesen. Noch is geordonneert, dat men van nu voirtan geen scapen 1) de gerechte doorgehaald. . 2) Hierachter is bijgevoegd: ende een derdendeel tot reparacie van de camer. x) Zie hiervóór XLI. 4, In- margine: Dese kuer is verclaert o/ten X/Xen Jam, anno XX als achterwairts int anderde blat staet gescreven. 257 en sal moeten blaesen noch ghené gaten te steken, dair men scapen doir blasen mach mit blaesbalgen of mit monden, upte boeten van een croen alsoe dickwiji ende menichwerven als die gaten voirsz. by den vinders in enich scaep of scapenvleysch bevonden worden. Ende hieroff sellen die vinders alle versche malen gehouden wesen te gaen besien' ende ondersoecken up hoeren eedt. Ende soe wye den vinders yet misseyde of misdede, dat wair upte boeten van x ft ende up die correxie van der stede. CXCII. Hoe lange dat men verkenvleysch of verkens- weyt sal mogen bruycken. Is geordonneert ende gekuert by die van den gerechte, dat men gheen verkenvleysch of verkensweyt niet langer en sal gebruyeken dan up hoir malen, gelijck die vleyschouwers hoir vleysch in de halle bruyeken ende en sullen nae die malen tselve verkenvleysch off weyt niet weder ter marct brenghen, upte boeten ende correxie gelijck vant vleysch in de hallen. CXCIII!). Van rennen mit sleden. Voirt is gekuert, dat men mit ghene sleden rennen en sal, upte boeten van een croen. CXCIV. Item is gekuert by den heeren van den gerechte, dat men gheen houdt en sal moeten leggen up die haven off yet dair men enige caden mede besetten mach, noch dat men geen houdt en sal moegen leggen up die Goude dan een yegelick voir sijn selfs doir ende dat hemselff eygelick toebehoirdt, noch in ghene dubbelde straten, noch upt marctvelt, noch om den Regenboech, noch ghene platinge te besetten of onruym te houden, dair enige brouwers by belet worden hoir bier te scepen. Ende soe wye contrarie dede anders dan voirsz. staet, dat wair upte boeten van een croen, een derdendeel den heer ende derdendeel die gerechte2) ende een derdendeel den aenbrenger, welverstaende, dat men tot ghene plaetsen eenich houdt off anders en sal 1) In margine: Hierof staet in de eerste kuere. Zie nr. I. 2) die gerockte vervangen door: tot reparacie van de raetcamer. '7 2$è moegen setten off leghen dan datter twee wagens verby malcander sullen moegen, up die boeten voirsz., alsoe dicke ende menichwerven als dat bevonden sal worden. CXCV1). Van riet te brengen binnen der stede. Item dat nyemandt enich riet brengen en sal binnen der stede om up te doen ende up te leggen dan alleen die decken mit riet sullen sooveel riets mitter tijt inbrengen, wanneer sy decken, als twee man in twee dagen verdecken moegen ende anders niet. Ende soe wye enich riet hebben staende binnen der stede off leggen in enige huysen dat sy datselfde uuyt der stede brengen tusschen nu ende achte dagen, upte boeten van drie pondt, een derdendeel den heere, een derdendeel de gerecht ende een derdendeel diet anbrengt. CXCVI2). Upten xxen dach in Januario anno XVC twintich is gekuert ende geordonneert by die van den gerechte, dat soe wat geit gebrocht wordt onder scepenen, dat men dat geit niet en sal moegen lichten uuyt handen van scepenen up borchtochte, ten sy saicke, dat partye eerst ende voorall dairup gehoirt zy. CXCVII3). Upten XVien dach in Aprille anno XVC ende twintich is geordonneert ende gekuert by die van den gerechte, dat alle die boeten, die hiervoir int kuerboeck gespecificeert staen te gaen an de gerechte, dat die voirtan niet gaen en sullen an de gerechte, mer tot reparacie van die camer. CXCVIII. Upten Xixen dach in Junio anno XX is by die van den gerechte verclairt aengaende die kuere van den scaepsleveren, dat die vleyschvinders gehouden sullen wesen van nu voirtan te comen in de halle ende tot ghenen plaetsen anders dat eerste mael ende besien alle die scapen ende leveren, dairin hangende, 1) In margine: Of. 2) Deze keur is doorgehaald. 3) In margine: Off. 2$C) ende zoe wat leveren, die • gans ende gaefif sijn zonder enige belemmertheyt, zullen zy van stonden aen moegen céSfcsenteren uuyt te nemen ende te laeten oirbairen ende anders gheen. Ende soe wat die vinders niet en consenteren uuyt te nemen, dat sal moeten bliven hangen off leggen achtervolgende die eerste kueren ende dat upte boeten ende correxie als die kuere voirsz. uuytwijst. CXCIX. Is geordonneert ende gekuert by den heeren van den gerechte, dat men die marcten, die men in de weeckmarcten ende up ander dagen gewoenlick is geweest te houden ende dairmede te staen voir der stede huys, tsy van cuyperye, pottebackerye, schoenmakerye, warmoesluyden ende ander diergelijcke, dat men voirtan die marct houden sal ende een ygelick mit syne goeden staen besyden der stede huys, beghinnende teynden die trappen afterwairts gaende gelijck ende in alre manieren als zy nu voir staen. Ende die kennep sal staen upte marct over die goet voir die wage ende dairomtrent ende dit upte boeten van XII sc., halff den heer ende halff die stede. CC. Is noch gekuert, dat nyemandt, wie hy zy, staen en sal mit appelen, coelen noch geenrehande wair in de poort vant veerstal noch binnen noch buyten voir de voirsz. poort noch oick upte brugge van deselve poort noch dair setten masten, tonnen noch geenrehande goet upte verbuerte van VI sc. *), zoe dick ende menichwerven als yemant bekuert sal worden, ende dit tot profijt van den heer2) ende noch dairboven upte correxie van der stede. CCI. Upten xxixen Januari© anno XVCXXIIII is gekuert by de schout, burgemeesteren ende scepenen, dat Willem Gherijtszoen ende Baernt Janszoen, volres, woenende in de Nayerstraet, after in hoire erven van hoire huysen setten sullen elx een tonne, groot wesende een Goudts of Hamburger vat ende niet grooter, 0 W te. vervangen door: Xll sc. 2) ende dit — heer doorgehaald. 2óo aldair sy indoen sullen alle twater, comende uuyt die volrye, welck water sy weder voir uuytdraegen sullen int water van hoire huysen ende niet after hoir huysen in de Zijl. Ende sullen oick gehouden wesen hoir erven om die voirscr. tonnen soe hoich te maken ende te houden dattet water van hoire tonnen niet comen en mach in de voirsz. Zyle, ende die aldus gemaect te zijn tusschen nu ende Donderdach naistcomende ende soe voirt onderhouden te worden, upte boeten van in ende die correxie van der stede. CCII1). Van straten ende platen. Upten eersten dach in Februario anno XVCXXVII is geordonneert ende gekuert, dat een yegelick sijn straet ende platinge, dair gebrek in is, maicke tusschen dit ende die poortpandinge voir Palmsonnendach naistcomende ende dat een ygelicken dan voirt an sijn strate ende platinge sulex maect ende onderhoudt, dat die in alle poortpandinge goet zy, dat die schouwe dairover mach tot redelicheyt ende discrecie van den gerechte, ende dit upte boeten van een Rijnsche gulden te verboeren van alle strate off plate, die niet goet en is als voirsz. staet, halff die heer ende halff die stede. CC1II. Wair die boeten gaen sullen. Item alle die kueren, staende tot boeten, daerinne niet en staet gespecificeert, waer die boeten gaen sullen, dieselve boeten sullen gaen een derdendeel an den heer, een derdendeel an die stede ende een derdendeel an den aenbrenger, tsy schout off yemant van den gerechte off enich ander, wye dattet zy. Ende wair gheen anbrenger en is, dair sullen die boeten gaen die een helft an den heer ende dander helft an die stede. CCIV. Die boven brouwen ander neringe doen. Alsoe vele personen sijn, diewelcke brouwen ende hieronder ander neringe doen, ende hemselven vry willen houden van sekere exchysen, overmits dat sy doen die neringe van de brouwerye, wairby die stede grotelick vercort wordt in hoer exchyse, i) In margine: Ofgedaen den Xen Februarii anno XXVIII. 261 zoe is gekuert by goede deliberacie, dat alle dieghene, die brouwen ende ander neringe dairboven doen, dat die hoir volle exchijs betalen sullen van alsoeveel als zy behoeven binnen hoeren huyse angaende die neringe, die sy doen boven dat brouwen, tot discrecie van den gerechte off dairvan mit die stede ende allen den exchysenairs over te comen eer dat sy die ander neringe doen sullen, ende dit upte boeten van X ü. CCV. Van de paerdemarcten. Alsoe zekere dachten gecomen sijn van den coopluyden ende andere, dat die Goudsche paerdemarct niet en wordt gehouden up hoire rechte daegen als men die, naevolgende die previlegien van de marcte, behoirdt te houden, dairby vele worden geinteresseert ende beschadicht, twelck om beterscip wille doir die vingeren is gesien, up hoope, dat die marcte dairby beteren zoude ende men tselfde contrarie bevindt, hieromme doen die van den gerechte mitten rentmeester ende tollenair ons genadichs heren eenen ygelick weten, dat men voirtan in toecomende marcten van den paerden die marcten houden sal upte daegen, hiernae bescreven, te weten dese paerdemarct, die nu is, sal men houden altijt den Vlijen dach in Julio up Sinte Kiliaensdach, die tweede paerdemarct altijt den anderden Donderdach voir Vastellavondt ende den IIIen paerdemarct altijt den eersten Donderdach nae Midvasten. Ende elck marct sel gedueren drie daegen, up welcke daegen men die paerdemarcten voirtan gehouden wil hebben ende niet eer, up sulcke peynen ende verboerten als die previlegien, dairvan zijnde, inhouden ende begrypen. Ende gebieden, dat nyemandt, wye hy zy, en cope off vercope binnen die marcte enige paerden dan binnen deser stede muyeren, upte boeten vant paert ende twintich croenen. Ofgelesen in de paerdemarct van Sint Kilyaen anno XVC vijff ende twintich. Dit is weder ofgelesen den xiilien Martii anno XVCXXVI. Dit is weder ofgelesen den vnien Martii anno XVCXXIX. Ende wanneer Kiliani comte op een Sonnendach, als hy nu is, soe sal men des Saterdaechs ende sManendaechs de marct houden ende des Dinsdaechs vertollen 1). i) Het volgende gedeelte is weder met dezelfde band geschreven als het begin van dit keurboek. 2Ó2 DAGHELICXE KUEREN, ORDONNANTIËN ENDE OFROEPINGHE MITTER CLOCKEN. CCVI. Eerst van de paerdemarct. i. Die scout mit die goede luyden van den gherechte mitsgaders den rentmeester-general ende den tollenair deser stede, gheven eenen yghelicken van wegen onssen alderghenadichsten heer eertshartoghe van Oestenrijck, hertoghe van Bourgoengen ende prince van Spaengen, grave van Hollant, Zeelant ende Vrieslant etc. een starck, zeker, vry, vast gheleyde te vaeren, comen ende keren alhier binnen deser stede drie daghen voerdattet cruys gherecht is tingaen van de marct ende drie dagen naedattet selfde cruys van den toecomende pairdemarct gevelt ende ofgedaen zal wesen texpireren van de marct mit hoeren goeden ende comanscepen. Ende bevelen van wegen als boven, dat nyemandt, wie hy zy, up zijn lijff ende goet te verbueren, gheene coopluyden ofte andere te beletten of te arresteren in hoor comanscappen. Ende soe wat coepluyden, die eenighe paerden copen, zullen ghehouden wesen den tollenairs te betaelen den tolle van den paerden, die zy ghecoft zullen hebben. Des zullen die vreemde coepluden den tollen van den paerden den lantman moeghen ofslaen, alsoeverre den lantman van den tolle niet vry en is. Ende indien hy vry is, soe en zal den coopman hem niet meer ofslaen dan den halven tolle ende anders niet. Des zal den lantman ghehouden wesen mitten coopman te gaen voor den tollenair ende verthoenen aldaer zyne vridomme. Ende soe wie den tollenair zyne tolle ontfoorde, die zal verbueren zijn lijff ende goet ende wie tweevoudt mangeling doet, zal tweevoudt tollen betaelen. Voort laet men weten soe wie dat recht mit wapen of sonder wapen, verbuert dubbelde boeten, alle wapen van de wage upte boete van drie pondt. Ende wie dat pairden buyten der vryheyt deser stede cofte ende men dat bevinden conde, die soude verbueren xx croenen tegens den rentmeester ende den tollenair ende soe wie verdost wordt verbuert drie pondt2). Ende alsoe Kiliani nu compt up die Sonnedach, soe sel men den eerste marcktdach houden upte Manendach naestcomende ende soe altijts voorts continueren. i) In margine: de IC Af. a) ende soe — pondt doorgehaald. 263 2. Item dat nyemandt, wie hy zy, coopluyden of ander, eenigen paerden en copen noch en vercopen voor snochtens eer die clocke gheluyt zal wesen, upte boeten van x croenen tot behouff onssen genadigen heer ende zynen tollenair. Ende dat hem nyemandt en vervordere eenige paerden buten der stede te copen noch te vercopen dan alleen hier binnen de mueren van der stede, achtervolgende dat octroye, gegeven van onssen genadigen heer, ende dit upte verbuerte van de paerden, deen helft den heer ende dander helft den tollenair ende den rentemeester. 3. Men adverteert ende laet een ygelicken weten, dattet up 1) over a . . . . *) dagen naestcomende alhier ter Goude pairdemarct wesen zal, wairomme men geeft eenen ygelicken vry, vast geleyde te vaeren ende te keren hoor comanscappe te hantere van nu desen dach of ingaende, geduerende tot drié geheele dagen nae "■) over 1) dagen naestcomende. CCVII. Den ommeganck. 1. Die scout mit die van de gerechte zijn overdragen ende doen ghebieden, alsoe men in anderen steden in Hollant ommegangen speelt, hopende pays ende vrede te verwachten, soo gebiet men dat alle die gilden den ommeganck ende hair spul uwtbrengen zullen, ghelijcken zy pleghen te doen ende dair zy toe geordonneert zijn, upte boeten van elcke deecken te verbueren van drie pondt ende die correctie van der stede. 2. Ende wairt saecke, datter yemandt waer van eenige gildebroeders , die geordonneert worden van den dekens om te spelen ende dair overhoerich ende onwillich in waeren ende dat nieten wouden doen, dat zullen alsdan de dekens den gherechte te kennen geven ende die scade, die den dekens daervan hadden, zullen zij verhaelen an dengheenen, die onwillich geweest is. 3. Voort alle dieghene, die in den ommeganck gescreven worden ende niet uwt en comen als zy geordonneert zijn ende dair zy toe geset worden, die zullen elcx verbueren drie croenen ende men zal die boeten tot den kinderen ouders haelen. 4. Voort ghebiet men, dat ten minsten twee deeckens van elcke gilde wesen ende bliven zullen by hair spul, omdattet voorspul voortganck hebben mach ende dat zy terstont naevolgen zullen, upte boeten voirsz. l) Niet ingevuld. 264 5. Voort gebiet men, dat als men die raethuysclocke driewerffs geluyt heeft, dat dan elcke ghilde ende alle dieghene, die in den. ommeganck geset ende geordonneert zijn, up hoir plaats wesen zullen dair zy geordonneert sijn achtervolgende zekere cedeligens, die men hangen of Hemen sal rontomme de Regenboich ende die processie volgen sonder die een voir den anderen te loopen, upte boeten voirsz., ende den heer en zals niemandt verdraghen. Desgelijcx sullen die gilden oick gaen voir ende nae in der processie, gelijck dat mede geordonneert is ende soe die briefgens, die men upte haven stellen ende ordonneren sal, upte boeten ende correxie voirsz. 6. Voirt gebiet men dat nyemandt hem en vervordere onstuericheyt te bedryven in denselven ommeganck, te weten dat men nyemandt in de helle en zal moeten haelenl), noch nyemant mit wateren te begieten of mit saechmollem te werpen, noch. mit nappen ende kruken 2) te lopen bidden om bier of om geit, noch van nyemandt geit te nemen, upte boeten van een croen, ende dese boeten zal men de dekens ofnemen. Ende dieghene, die hierenboven dede, zal men arbitralicken corrigeren. 7. Voort gebiet men, dat nyemandt van de gilden eenige kinderen in den ommeganck en ordonneren, dan dair kinderen hoiren ende dair mans hoeren, zullen mans wesen boven de xvi jaeren, upte boeten voirsz. 8. Voort zoe consenteert men alle luyden, van wat landen zy zijn, vry binnen deser stede comen zullen moegen drie dagen voer ende drie dagen naer, uwtgeseyt die ballincx lant zijn ende daer den heer actie up heeft. CCVIII. Speckhaelders ende van andere lantlopers ofte netteboeven. Die scout mit die van de gerechte adverteren ende gebieden alle gasthuysen ende andere logyssen, die gewoonlicken zijn arme luyden te logieren, dat hem die niet en vervorderen eenige speckhaelders, lantlopers ende diergelijck te logieren binnen deser stede. Ende indien yemandt van desen bevonden worde, die zal den heer moegen vangen ende leggen hemluyden ter exsamen ende corrigieren denselven nae ghelegentheyt van der saecke. 1) dat men — haelen doorgehaald. 2) ende kruien doorgehaald, 265 CCIX. Oflaet ten Brigitten. Men adverteert ende laet eenen ygelick weten, dat alle dieghene, die alhier binnen der stede van der Goude comen om hoir aflaet ten Brigitten, twelck ingaen zal nu te Midvasten naestcomende, Sinte Pieter ad vincula naestcomende, dat die zullen hebben een zeker, vry, vast geleyde te vaeren ende te keren drie dagen voerdattet oflaet ingaet ende drie dagen naedattet selfde oflaet uutgegaen zal wesen, nae ouden haircomen. Voort gebiet men, dat geen crepels noch arme luyden hem en vervorderen upt kerckhbff binnen de poorten van de Brigitte» te sitten, mar zullen moegen sitten buten upte straeten ende dit upte verbuernisse van hoer opperste cleet. CCX. Tnyeuwe jair. Die scout mit die van de gherechte zijn overdragen ende doen gebieden, dat hem nyemandt en vervordere upte nyeuwejairsnachts te singen of te spelen dat nyeuwe jair, upte boeten van een croen, dan alleen die stede trompers, de sangmeester mit die coralen. Ende yemandt waer die eenige andere vreemde speelluyden geit gaven dan die trompers ende corale, die souden alsoewel de boeten gelden als die speelluyden ende den heer zal die panden uut den huyse mogen halen. CCXI. OPTEN VERSWOEREN MAENDACH. Voort dat nyemant, tzy sackedragers, turfdragers, scuytevoerders of yemandt anders, hem en vervorderen upten verzwoeren Manendach naestcomende te gaen bidden by den huysen ofte straeten om hair verzworen Manendach, ghelijcken zy plegen te doene, upte boeten van x stuvers elcx te verbueren, die dairinne bevonden wort. CCXII. BYTEN. Voort alle diegene, die tafternoen byten willen in der stede graft, die comen voer een uren voor traethuys mit alsulcke gereetscap, daer zy mede byten zullen ende men zal een ygelick twee stuvers geven. 266 CCXIII!) Dat nyemandt van de sackedragers voor der luyden dueren sitten en moeten. Men gebiet, dat nyemandt van de wagenairs, sackedragers of anders diergelijcken hem en vervorderen voortan te sitten noch en wachten om werck te hebben voor der luyden doeren ende stoepen, mar zullen gehouden wesen te sitten upte Noot Goodsbrugge, dair zy gewoenlic zijn te sitten, upte boeten van drie stuvers2) ende niet in eenich werck te treden vóórdat zy die boeten voldaen ende betaelt hebben, upte correctie van der stede. Ende dese boeten zullen die scoutenknechts hebben insgelijcx van de slepers. CCXIV. Den bal te slaen ende die cloet te scieten. Men adverteert ende gebiet eenen yghelicken, dat hem nyemandt en vervordere den bal te slaen noch die cloet te scieten an der stede vesten, upter straet, in der stede doelen, noch upt lazaruskerckhoff, noch in de kerck, upte boeten van xii stuvers. Voort dat nyemandt mit sneballen of vloeken hem en vervordere te werpen, upte boeten voirsz. ende die boeten van den kinderen halen an den ouders. CCXV. Van catten te vanghen. Men laet eenen yghelicken weten, dat nyemant, wie hy zy, hem en vervordere by daghe noch by nachte eenige catten te vangen mit honden, stricken ofte vallen in eeniger manieren, upte boeten van een croen ende die correctie van der stede. Actum lil0 Decembris anno XVCVII. CCXVI. Van boechsprieten. Die scout mit die van de gherechte zijn overdragen ende doen ghebieden, dat nyemant, wie hy zy, hem voortan en vervorderen in de haven noch in der Ysele eenighe boechsprieten, cort ofte lange, te rechten alsoewel int incomen als int uutvaeren, upte boeten van een croen. Actum den xen.in Marte anno XVCVIII. 1) In margine: Nichil. 2) Dit bedrag is doorgehiald en achtereenvolgens is daarvoor in de plaats gesteld: XII stuvers en: VI stuvers. 26; CCXVII. DOBBELEN ENDE VERBODEN SPEL. Die van de gerechte adverteren ende laeten eenen ygelicken weten, dat hem nyemandt en vervordere te dobbelen of te spelen, dat verhoeden spul is, upte boeten daertoe staende. Voort laet men weten, dat alle die stede kueren ende ordonnantiën, hoe die genoempt moegen wesen, zullen in hoir macht ende recht bliven, totdat die al te samen ofgelezen zullen wesen. CCXVIII. GOUDTKAE. Die scout ende gherechte gebieden, dat men die Goudtkae ende alle kaeden, die daerbinnen leggen, dicht gemaect wil hebben, datter geen water over en mach. Ende indien hier gebreck in geviele ende yemandt brueckich bevonden worde, dat waer upte boeten van i croen, ende die heer soude tzelfde alsdan doen maecken up cost van den eygen ende den heer zal dat geit uutleggen ende weder inwinnen als tsheren geit. CCXIX. PR O CESSIE- GENERAIL. Die scout, burgemeesteren ende gerechte adverteren ende laeten eenen ygelicken weten, alsoe up gisteren gepubliceert ende ofgelezen is geweest die vaste ende duechdelicke pays tusschen die K. M. ende hartoge Kaerl, eertshartoge van Oestenrijck etc. an deen zyde ende de karstelicken coninck van Vranckrijck mit zijn adherenten an dander zyde, soe gebieden die van de gerechte, alsoet overmorgen up Woensdach Sinte Antonisdach is, dewelcke maerscalck is van de pestilentie ende andere plagen, dat een yghelick die voermiddach zal vieren van acht uwren totdat die processie gedaen zal wesen ghelijcken den heyligen dach ende een ygelick zal ten sermoene ende in denselver processie comen, Goede vant hemelrijck danckende van de goede nyeumare ende voorts biddende voor eendrachticheyt ende welvaeren van den lande. Voort dat een yghelick in allen straeten hem vroelick maecken mit vier te maecken ende andere genoechten. Item dat hem nyemandt en vervordere eenich vier wech te brengen, dat voort raethuys gemaect zal worden, upte correctie van der stede. CCXX. DIE SCIPPERS TLOOT TE ff ALEN. Die scout mit die van de gerechte ende gemeen vroetscap zijn 268 overdragen ende laeten eenen ygelicken weten, dat alle die scepen, die in de haven willen wesen, zullen een loot moeten haelen van dengheenen, die daertoe by der stede geordonneert is. Voort soe en zal nyemant gheen loot mogen halen voerdat hy binnen de baecken is, ende soe wie hem anders vervorderde in te scieten of contrari deede dan navolgende zijn lot, dat waer upte boeten van vijff scellingen groet. Ende alle diegheene, die up hoir lot invaeren, die zullen hem alzoe uut die vaert houden dat dander scepen, die navolgen, gheen gebreck en hebben duer te vaeren naet sluus toe, upte boeten voirsz., welverstaende dat alle gevelde masten, die duer de sluys willen wesen, zullen voor al voor duer scieten. Voort soe en zal men nyemant eenich loot geven hetzy turffscepen, cleyscuten, boyers of andere scepen, die gelegen hebben ant oude ofte nyeuwe hooft, leech of geladen, welcke scepen in de haven wilden wesen om te lossen of te laeden, tenzy dat die van lant gemeert zijn ende moeten wesen by de palen, die geslagen zijn int gat van der haven of daeromtrent, ende alsdan soud men deselve scepen loot geven gelijcken ander scepen, die van buten incomen. Ende dese boeten, die hierof comen, zullen hebben een helft den heer ende dander helft tgerechte. CCXXI i). 1. Diegheene, die mitte stede nyet en hebben willen overcomen ende zijn lot tot Hairlem is geweest, die sullen dese cavel mede gereet wesen ende uutreyssen. 2. Voirt overmits dat men sculdich is de stede neringen ende proffijt te vorderen ende te verbeteren daer men can of mach ende door begeerte ende vervolch van Dirc Gouterzoen ende ander, soe geven die casteleyn, schout ende heeren van den gerechte vry ende vast geleide alle degheene, die van Gorchem tot Dirck Gouterzoen ter bruloft comen sullen II dagen lanck naedatte voirsz. bruloft gehouden sal wesen2). CCXXII. CL ACHT OVER BROUWERSKNECHTS OF JONCWYFS. Voort is noch geordonneert ende gesloeten by de ghemeen 1) Het onder dit nr. volgende staat op een los blad, dat hier in het hs. ligt. Het is blijkbaar evenals de keuren afgelezen geworden. 2) Hierachter volgt nog: Joest Aelberlstocns hooftmanscif voetboich. — Jan Ghijssen hooftmanscip clovenicn. 269 vroetscap, alzoe tot diversche brouwershuysen binnen deser stede veel gebreecken vallen in de brouwersknaepen ende jonckwyven mit drincken ende andere onredelicke manieren, die zy dagelicx hebben, dat als yemandt van de brouwers ofte brouwerswijffs comen clagen den gerechte over hoir knecht of joncwijff van hoer onredelickheyt, dat men alsdan deselve knecht of jonckwijff zal verbieden binnen der Goude niet te moegen dienen noch brouwen binnen een geheel jair. CCXXIII GHEEN WAEPENEN TE DRAGEN. Voort soe gebiet die scout ende gherechte, dat nyemandt, wie hy zy, geen lange messen noch geenderhande wapenen by dage noch by nachte dragen en zal moeten in eeniger manieren dan alleen een corte dagge, upte boeten van een croen ende die wapenen verbuert ende die correctie van der stede, uutgeseyt castelleyns ende tsheren dienairs, ende dit zal wesen tot discretie ende cavelinge van de gerechte ende scepenen. CCXXIV COERN OP TE DOEN. Noch soe zijn die van de gerechte overdraghen ende gesloeten, dat nyemant geen coorn updoen en moet mit sacken of anders in geender manieren, ten zal eerst besien wesen van den zegelairs, upte boeten van VI sc. een dardendeel den heer, een dardendeel gerecht ende een dardendeel die zegelairs. Voort alle diegheene, die coorn updoen, hetzy tarwe, rogge, gerst, haver ende anders om te vercopen, zal gehouden wesen een sack te presenteren, daernae hy tzelfde ander coorn vercopen ende leveren wil. Ende indien tander coorn soe goet niet en waer als die sack die hy getoondt hadde, die soude verbueren alsulcke boeten als daertoe staen. Voort soe en zullen die zegelairs geen coorn bezegelen voort dattet vercoft is. CCXXV. HARINCK, SPROT ENDE BOCKING IN TE DOEN. Voort dat nyemandt, wie hy zy, hem en vervordere eenigen harinck, bockinck ende sprot up, in of uut en doet, hejbry coper of vercoper hy en zal eerst 2) den excysenair te kennen 1) Deze keur is doorgehaald. 2) Niet ingevuld. 2?6 geven ende anbrengen binnen sdaechs sonneschijn, upte boeten van een croen ende die correctie van der stede. CCXXVI 1). AZYN ENDE ZEEP. Voort en zal nyemandt azijn of zeep in- of uwtdoen sonder oerlof ende consent van den excysenair, upte boeten van een croen. CCXXVII V). COERN TER MOLEN TE BRENGEN. Voort soe en zal nyemandt eenich coorn ter molen brengen sonder briefken ende consent van den excysenair, upte boeten van een croen. CCXXVIII. BORCH VAN DER STEDE GOEDEN TE STELLEN. Voort alle diegheene, die nu Lichtmisse lestleeden eenige excysen ofte stede goeden gehuert hebben, dat die comen upter stede huys morgen ende overmorgen ende verburgen hoir excysen, upte correctie van der stede. CCXXIX. TUTRECHT TE REYSEN. Voort doet men gebieden ende laet een ygelick weten, dat nyemandt hem en vervordere tUtrecht te reysen, dan up zijn selfs geleyde. CCXXX. COERN OF WANT TER WAGE. Voort dat hem nyemandt en vervordere eenich graen, touwe ofte want ter wage te brengen, hy en geeftet eerst den excysenair te kennen, upte boeten van een croen. CCXXXI. Men laet eenen ygelicken weten, dat alle diegenen, die tachteren zijn an den bool van Jacob Phillipszoen die comen by der stede clerck ende laeten hoer sculden teyckenen om eenen ygelick recht te doen. Actum den XXlen Martii anno XVCIX. l) Deze keur is doorgehaald. m CCXXXII. TURFTELSTERS. Men laet een ygelick weten, dat nyemant, wie hy zy, van de turftelsters hem en vervorderen eenige turff te tellen zy en zullen eerst een teycken haelen tot Cornelis die Glaesmaecker upte Turffmarct in Houtscoop, ende datselver teycken weder tot Cornelis te brengen eer zy in een ander werck gaen, upte boeten van een croen ende die correctie van der stede. Voort dat hem nyemant en vervorderen turff te tellen, voordat zy eedt gedaen hebben, upte boeten ende correctie voirsz. CCXXXIII. IIUYDEN TE COPEN. Voort dat nyemandt van de scoenmaeckers hem en vervorderen eenige huyen of anders te copen navolgende tVerhuerboeck, zy en zullen tzelfde alle Saterdach anbrengen Gerit Baerntszoen in de Peperstraet, upte boeten ende correctie daertoe staende. CCXXXIV 1). STRAFTEN TE MANEN. Die scout mit die van de gherechte zijn overdragen ende doen gebieden dat alle diegheene, wie zy zijn, tot allen plaetsen duer de stede, daer eenige dellen, culen in der straeten zijn voor yemandt zijn duer, dat dezelve die culen ende dellen doen maecken voor die naeste poortpande, te weten des Saterdaechs voor Kiliani, ende dit upte boeten van ses stuvers. Ende men zal die boeten terstont uwten huyse halen ende dit zal wesen van poortpande tot poortpande ewelicken geduerende. Actum den xxvien Martii anno IX. Welverstaende dat men die boeten verhaelen zal an denghenen, die int huys woent ende zullent weder mogen ofcorten van hoir huyshuer. CCXXXV PLAETINGEN, VARCKENSCHOTEN ENDE PRYVAET, DIE OFGECOERT WORDEN. Men gebiet voort wat platingen ofte kaeden of privaetsen, verckenscoeten, die afgekuert worden by die van de gerechte, te wetene die platingen te maecken ende die varckenscoeten, privaeten ende anders of te breecken, soet gekuert wordt, dat i) Deze keur is doorgehaald. 272 men dat altijt doen ende maecken zal voor die eerste poortpande naedat zy gewaerscuwet zijn ende deselve ofgekuert zijn te maecken of te breecken, upte boeten van XII stuvers. Ende men zal de boeten verhaelen an dengheenen, die fftt huys woent als voirsz. staet van de straet ende zullen noch evenwel gehouden wesen tzelfde te maecken voor de naeste poortpande daeran volgende, upte selfde boeten. Actum ut supra. CCXXXVI. TURF TE STORTEN. Die scout rnit die van de gerechte doen noch gebieden ende laeten eenen ygelicken weten, dat men voortan geenderhande turff en zal mogen storten noch gieten om de plech, onder die plecht noch upte plecht vant scip, men zalder alzoewel excijs of geven als van anderen turff. Actum den xxvnen Martiranno XVC negen. CCXXXVII. GOUWERAICK. BEYERSON. Upten xxvien dach van Aprille anno XVCIX is verclaert by die volle camer ende gerechte binnen der Goude, dat die van Gouwerack van nu voortan scouwen zullen nae ouden haircomen ghelijcken men altljts gedaen heeft nae den rechte van' den lande, behoudelicken dat men niet eer scouwen en zal dan nae Sinte Pieter in de Vasten. Worde voorts verclaert ende geseyt by derselver camer, dat die van Gouwerack ende die van Beyerssom an beyden zyden hoer kaeden zullen alzoe maecken ende dicht houden, zulcx dat die een van den anderen niet bescadicht en wordt. Present Pieter Leu Jacobszoen, scout, Jan Janszoen, Heinrick Govertszoen, burgermeesters, Vrerick Adriaenszoen, Dirck Dirxzoen, Claes Janszoen de Jonge, scepenen. My present Willem Stevenszoen, clerck der stede van der Goude. CCXXXVIII 1). VANT VERHUYSEN ENDE VANT STROO ETC. Die scout mit die van de gherechte adverteren ende laeten eenen ygelicken weeten, dat hem nyemandt en vervordere, die nu verhuysen off verhuysen zullen of daer yemandt in eenigen huysen van der nieuwer siecte gestorven is, eenigerhande stroe i) Deze keur is doorgehaald. 273 off hoy uten huyse upter straeten, in de waterscappen noch in de backien te werpen, mair zullen gehouden wesen, tselve stroe off hoy in sacken te steken ende buten der stede vridomme te brengen ende aldaer den brant in steecken ende aldair niet off sceyden voirdattet verbrant sal wesen, upte boeten van een croen ende die correctie van der stede. CCXXXIX 1). VAN VLEYSCH OF VISCH AN TE TASTEN. Voort adverteert men eenen ygelicken, dat nyemandt, wie hy zy, hem en vervordere in de halle onder de leufen of upte vismarct eenich vleys ofte vissche an te tasten in eeniger manieren, upte correctie van der stede. CCXL 1). EEN TEEKEN VAN DER NYE WER ZIECTE UUYT TE HANGEN. Voort soe gebiet men eenen ygelicken als tot wat huysen, daer yemandt van der nuwer siect gesturven is of sieck is, dat men aldaer een stroewis uwthangen zal van een halff gerff groet, te weten drie palmen dick, dat men die wel syn mach ende dit geduerende VI weecken lanck, noch gheen erfhuys houden binnen XII weken naedat die laetste dode uwt dien huyse gebrocht zal wesen. Ende soe waert in afterstraeten is, daer zal men stroewissen after ende voor uwthangen, upte boeten van li ffê ende die correctie van der stede. CCXLI v). EEN UUTTER KERCK TE BLYVEN. Voort soe wie van der nuwer siecte upgestaen is of daer die siect in eenigen husen is, die en zal binnen VI weecken in de parochiekercken niet moegen comen ende en zullen oeck onder tvolck niet mogen wandelen noch converseren, upte correctie van der stede. CCXLII !). HOE MEN STAEN SAL OPTE VREEMDE VISCHMARCT. Is noch geordonneert dat men upte vreemde vismarct staen zal mit vissche als hiernae volcht, te weten die zalm voor, die zevis daeran, die riviervis daeran ende den ael ende palinck daeran ende dit langes twaeter, gelijcken die bancken geordon- 1) Deze keur is doorgehaald. 18 neert zijn ende soe wie anders stonde, dat waer upte boeten van drie stuvers, welverstaende soe wie van den salm, elft of zeevis voorcompt, die sal voerstaen. CCXLIII VAN DEN TURF TE VOLLEN ENDE WIE DAT DOEN ZAL. Noch is geordonneert by die van den gerechte, dat nyemant, wie hy zy, zijn eygen turff, die men by den hoop vercoopt, selfs mogen vollen of doen vollen, anders dan die daertoe geordonneert zijn by hoeren eede, die zullen dairomme loeten ende dit upte boeten van een croen, uutgeseyt den turff, die vercoft wordt by de brout, die zullen zy selfs mogen vollen ende doen vollen sonder verbueren. Upten Villen dach in Februario anno XVII wort dit artikel te nyet gedaen tot wederseggen van den gerechte. CCXLIV 2). VAN DE GOUTKAE. Voort gebiet men eenen ygelicken, dat men die Goudtkae gemaect wil hebben nae twaterpas, den lagen nae den hogen, boven vijff voet breet blivende, aldaer dese stede die scouwe up heeft ende dit tusschen nu ende XIIII dagen upte boeten van een croen alle dagen te verbueren, ende zullen nochtans deselve kae moeten maecken. Actum CCXLV. DE WECH BY DE LAZARUS. Voort dat men die wech van die lazarus of streckende, alsoe verde als die stede daer scouwe up heeft, gemaect wil hebben binnen XIIII dagen naestcomende, upte boeten van XII st. alle dage te verbueren ende nochtans gehouden wesen deselve wech te maecken. Ende die stede zal scouwen tenden de XIIII dagen. Actum den XXVIIIen Aprilis. CCXLVI "■). STEDE SCULDEN. Alle dieghene, die sculdich zijn van eenige stede goeden ende excysen, dat die betaelen in handen van den excysenairs tusschen nu ende een Sonnendach naestcomende. 1) Deze keur is doorgehaald. 2) In margine: Regislrata int register van Brouci ende Thuyl. 275 CCXLVII l). KINNEKYNS TE VOLLEN. Voort dat hem nyemandt en vervordere eenige kindekens te vollen ofte doen vollen dan die den laetsten brant hebben, welverstaende soe wat kindekens, die niet geijct en zijn, die zal men up een nyeu moeten ijcken, upte boeten van m Rijnsgulden. CCXLVIII 1). DE WECH BUYTEN DIE TIENWECHSPOIRT. Actum den ixen in Meye anno IX. Die scout mit die van de gerechte doen gebieden ende laeten een ygelick weten, alsoe die wech tusschen de Thiendwechspoort ende den Hogendijck zeer quaet ende gebroecken es ende up gisteren by die van de gerechte upgekuert is om die te maecken, soe gebiet.men alle diegheene, aldaer eygens hebbende, dat zy van stonden an deselve singel doen maecken mit rysen ende mit harder aerde, den lagen nae den hogen tusschen nu ende XIIII werckedagen naestcomende ende die van de gerechte zullen tenden de XIIII werckedagen scouwen. Ende soe wie zijn wech niet gemaect en hadde als voirsz. is, die soude verbueren een croen ende zal nochtans gehouden wesen zijn wech te maecken. Voort gebiet men alle die willigen ende bomen of te houden, staende tusschen Tiendwechspoort ende den dijck, terstont, upte boeten voirsz. ende die willigen verbuert. CCXLIX 1). DIE WECH BUYTEN DIE CLEYWECHSPOIRT. Insgelijck gebiet men, dat men die wech tusschen Cleywechspoort ende Potterspoort, te wetene dat wagenpat, breet ende effen gemaect wil hebben acht roevoeten breet, datter een wagen wel ruym ryden mach, ende tzelfde wagenpat te maecken den lagen nae den hogen mit ryse ende mit harden aerde tusschen nu ende xim werckedagen naestcomende. Ende die van de gherechte zullen scouwen sdaechs nae de voirsz. xmi werckedagen ende soe wie zijn wech niet gemaect en hadde binnen dese tijt als voirsz. is, die zal verbueren een croen ende zal nochtans zijn wech moeten maecken. Voort soe willen die van de gerechte, dat een ygelick zijn misse alsoe van nu voortan tot ewigen dagen hout leggende dattet wagenpat acht roevoeten breet blijft, upte boeten voirsz. l) Deze keur is doorgehaald. 276 CCL1). DIE VOETPADEN AL OMME. Voort gebiet men dat een ygelick zijn voetpat elcx voor zijn duer ofte tuyn rontsomme der stede van den eenen dijck totten anderen doet maecken mit kantelinge steen vier voet breet, den lagen nae den hogen, navolgende twaterpas ende die staecken, die rontsomme der stede gesteecken ende geordonneert zullen worden ende dit tusschen nu ende Sint Jacob naestcomende, upte boete van een croen. Actum ut supra. CCLI l). EEN EYNDE IVINTERDYCX BY OM HEYNEN. Voort soe hebben die van de gherechte upgekuert dat vooreynde van de wynterdijck an der stede singel tot die brugge toe by Oem Heyn ende gebieden die wech te maecken den lagen nae den hogen mit rijsse ende mit harder aerde tusschen nu ende XIIII werckedagen als voirsz. staet, upte boete van een croen. Ende dat voetpat te maecken mit steen vier voet breet den lagen na den hogen, upteselfde boeten. Actum ut süpra. Ende men zal scouwen sdaechs nae Beloecken Pynxterdach. Elcx scut zijn scade. CCLII2). Upten XVIIien in Meye soe heeft Robbert Aelbertszoen gelooft zijn Goudtkae te maecken, dair hy of bekuert is, binnen XHfl werckedagen naestcomende, up alsulcke boeten als dairtoe staen. CCLIII x). DE BROUWERS TE EEDEN. Die scout mit die van de gerechte zijn overdragen ende doen gebieden, dat nyemandt, wie hy zy, brouwer, broutster, wijff ofte brouwersknechts, hem en vervorderen te brouwen after Pynxterdach naestcomende. Mar zal een yghelick gehouden wesen tusschen nu ende Pynxterdach naestcomende upter stede huys te comen by die van de gerechte om eenen behoirlicken eedt te doene ende soe wie after Pynxteren broude ende geen eedt gedaen en hadde, die soude verbueren een croen ende die correctie van der stede. Actum den XXIIIIen in Meye anno XVC negen. 1) Deze keur is doorgehaald. 2) Het volgende is doorgehaald. 277 CCLIV. VAN DEN BROUWERS. Item soe en zullen gheen brouwer noch broutster des heyligendages als men te hoop te metten luyt geduerende des avonts toe dat Onsser Vrouwen lof gedaen is geen mout ter molen senden noch geen mout van de molenair innemen noch ontfangen, mar ygelick zal vieren den Sonnendach ende alle die heylige dagen die binnen den jaere comen alst ommelicht in der kercken is, sonder eenich werck den voorsz. tijt buten den husen beginnende, der brouwerie angaende, te doen. Ende alst geen ommelicht en is, zoe zal men vieren sonder eenich werck te doen van datter te hoop van de homisse geluyt is tot safternoens toe totdat die vesper gedaen zal wesen, uutgeseyt dat een brouwer zal altijt mogen vercopen een lantman, die binnen der stede compt, ses vaten biers sonder meer. Ende desgelijcx zal men eenen vreemden scipper mogen vercopen ses vaten biers voor zijn drinckelbier sonder meer. Ende soe wie hierenboven dede, dat waer upte boeten van drie ponden te verbueren. Up welcke ordonnantie voir verhaelt alle die brouwers binnen deser stede eedt zullen doen alsoe te brouwen als voirsz. staet, daervan elcx hoer namen mit hoer wijffs ende knechts hiernaer gestelt staen. In den eersten beginnende mit Airt Snoy, voorts mit die westzyde van de haven: Aernt Snoy. wij ff. knecht!). CCLV. Up huyden gesloeten ende geaccordeert by die van de gherechte mit de nuwe ende oude homans van de brouwerie, dat een yghelick brouwer of broutster noch voortan gehouden zullen i) Op deze wijze volgen voor de westzyde van de haven de namen van 37 brouwers, waaronder 2 ongetrouwde en van 6 brouwsters, ieder met een knecht. Daarna .komen op dezelfde manier voor de Peperstraet de namen voor van 20 brouwers, waaronder een ongetrouwde, en 3 brouwsters; vervolgens aan de oosizyde van de haven 8 brouwers, waarvan een ongetrouwde, en 2 brouwsters; aan de oostzyde van de haven van boven neder 30 brouwers, waarvan 3 ongetrouwd, allen met een knecht, en 2 brouwsters, waarvan eene met twee en eene met een knecht; aan de Goude 35 brouwers, waarvan 2 ongetrouwd en 8 brouwsters, ieder met een knecht. Te zamen dus 130 brouwers en 21 brouwsters, samen met 152 knechts. Voor iederen naam of andere persoonsaanduiding staat een kruisje, Wellicht om aan te wijzen, dat de bedoelde persoon den eed heeft afgelegd. 278 wesen te brouwen in elcke brout XX sacken mouts achtervolgende de laetste ordonnantie ende kuer, lestleeden gemaect, ende dat ter tijt toe, dat men deselve brouwers anders laet weten. Actum den niien May anno X. CCLVI. L Int jair XVC ende XIII opten xxen dach in Februario is gesloten ende geaccordeert by den gerechte nutte nyeuwe ende oude hooftmans van de brouwerie ende mitte achte, als dat men voirtan in elke broute biers brouwen sall zeventien sacken mouts, te weten negen sack havers, vijf scepel in elke sack, vier sack geerst, vier scepel in elke sack, ende vier sack hart coerens, drie scepel in elke sack. Amer ende spelt gelijck haver. Ende hierof sal men brouwen een ende dertich stock-sticx van de cuype. Ende voirt van dat overbrouwen, storten ende anders navolgende de laetste ordonnantie. 2. Item noch soe hebben die hooftmans ende achte voirsz. gecoeren ende geordonneert vijf vinders, dewelke die gebreken van de brouwerie duersien ende bekoeren sullen. Ende deselve vinders sullen segelairs wesen van de hoppe ende nyemant anders. 3. Item is geordineert, datte maten boven ende beneden effen wijt sullen wesen ende dat nyemant en sal moeten meten dan gesworen meter, opte correxie. 4. Item dat men gheen turftonnen en sal meeten tenzy datte mande wyder is dant bovenste van de tonne, opte boeten navolgende doude coer. 5. Item dat gheen brouwer noch broutster voirtan nyet meer dan een broute biers ter weke en sal mogen copen, upte boeten van thien pont. 6. Item is noch geordonneert dat men voirtan dat fasseelhout nyet vercopen en sal noch coop dairof maken, tenzy dattet laetste hout oft onderste hout alsoeveel sal gelden alst eerste hout dat uut scip gelevert ende getelt is. Ende indien men anders bevonde soe en soude men van dat eerste hout niet meer betalen dan voirt laetste. Ende hierop sal men den beschoeters eeden datselve tonderhouden. 7. Item dat gheen voircopers voirtan ant veerstal in de scuyten noch upt marctvelt upte wagens gheen haver en sullen mogen copen voirdatte clocke twaelf geslagen sal hebben. Ende en sullen oick gheen coeren mogen copen van den vreemden man 279 voirdat hy drie dagen an de marct geweest is welverstaende, dat nyemant coorn en zal moegen bescoeten dan alleen wairden ende wairdinnen, die daertoe gecostumeert zijn. Bisonder Huelman en zal niet mogen bescoeten, upte boeten van I croen. 8. Item dat gheen brouwersknechten gheen mout ofte broutcoeren en sal moeten seynden ter moeien tenzy dattet eerst gewegen is ende insgelijcx gheen mout ontfangen tenzy dat syt eerst weder ingewegen hebben eert in de cuyp gestort wort, opte boeten van een croen. Ende dese boeten sullen gelden die molenairsknechten ende die brouwersknechten den heere deen helft ende die stede ende den anbrenger die ander helft. Ende wat brouwer of broutster, die geen waech en hebben, die zullen de voirsz. boeten gelden. q. Voort alle andere oude kueren roerende de ordonnantie van de brouwerie, die nu niet gelezen en worden, houden die van de gerechte in zijn wesen ende van wairden, upte boeten, die daertoe staen. Actum den xxiXm in Meye anno XVCXVIII. . CCLVII. UP CORTE HAERLEM TE DRINCKEN. Die van de gerechte adverteren ende ghebieden eenen ygelicken, dat nyemandt, wie hy zy, mannen noch vrouwen, poorters noch inwoenders van der Goude hun voortan en vervorderen up Corte Haerlem in eenige harberrige te gaen drincken of daer men bier vercoopt, noch dat nyemandt, wie hy sy, up Corte Haerlem en zullen moeten halen eenich bier mit cruycken, kannen of anders om in der vryheyt van der stede gedroncken te worden, upte boeten van een croen te verbueren, deen helft an den heer ende dander helft den anbrenger, alsoe dickwils als yemandt bekuert zal worden, ende voert die correctie van der stede. Actum den xxiinen May anno IX. CCLVIII. VANT BIER OP ANTWERPEN TE VOEREN ENDE NERGENS ANDERS. VAN DE BROUWERS ENDE SCIPPERS UP AND WERPEN VAERENDE. Alsoe die burgemeesteren, scepenen ende raedt der stadt van Antwerpen onlancx geleeden gelieft heeft, den gherechte alhier scriftelick te adverteren, dat wy souden maken een kuer ende ordonnantie upte brouwers ende scippers, up Antwerpen vaerende, zulcx dat die van Antwerpen gevordert ende gerieft mochten 28o worden van Goudts bier, soe ist dat men daeromme gebiet ende beveelt, dat nyemandt van den brouwers ofte scippers, up Antwerpen vaerende, hem voortan en vervorderen, als zy hoir bier alhier ofgesceept hebben, geen ander haven onderwegen soecken en zullen, mar zullen gehouden wesen mit dat bier voort duer te vaeren in de haven t Andwerpen sonder eenige vracht of winst onderwegen te wachten of te soecken, ende dit upte boeten van een pondt groet Vlaems te verbueren, deen helft an den heer, een vierendeel Sint Olivierscapelle ende een vierendeel den anbrenger. Actum ut supra. CCLIX. VAN BUER WAECK B Y NACHTE. Actum den ien in Junio. 1. Die castelleyn, scout, burgemeesteren, scepenen ende gherechte deser stede adverteren ende laeten eenen yghelicketa weten ende doen gebieden, overmits groete droechte up deser tijt nu jegenwoirdich zijnde, oeck bisonder desen tegenwoerdigen brant, die men omtrent tSchoenhoven siet, dat men noch niet weeten en mach, dat alle die vierscouwers, een ygelick in zijn homanscap, van desen avont beginnende, zullen alle ayonts drie of vier *) persoonen setten, dewelcke waeck houden zullen in hoer buerte ende homanscap van tsavons ten X uren tot snochtens ten drien uren toe ende dit geduerende ter tijt ende wylen toe dat men anders laet weten, upte boeten van een croen. 2. Voort alle diegheene, die geordonneert worden van de vierscouwers om te waecken, die zullen selfs in personen moeten waecken sonder eenige kinder te setten of ten minsten te setten alsulcke waeckers, die boven achtien jaeren out zijn. Voort dat nyemandt van de waeckers by nachte quade manieren en hebben van roepen ende ander quaet gelaet, upte boeten van XII stuvers, 3. Voort gebiet men alle die vierscouwers omme te gaene tot allen huysen ende plaetsen elcx in zijn homanscap ende bezien waer eenige gebreecken souden moegen wesen ende zullen gehouden wesen ten minsten eens ter xnii dagen omme te gaen, upte correctie van der stede 2). 1) Met latere band bovengeschreven: twee. 2) ende zullen — stede vervangen door: die vierscouwers hoir gebreke den gerechte te kennen geven tusschen dit ende Manendach naestcomende, opte boeten van I croen. 28l Die brouwers totte viere te zien. 4. Voorts soe gebieden die van de gerechte ende wairscuwen, dat alle die brouwers, broutsters of brouwersknecht toesicht hebben tot hoir este by gevalle daer eenige last van brant of comen mochte, upte correctie van der stede. 5. Voort gebiet men, dat een ygelick lederen ende emmers gereet hebben up avontuer offer brant viele, dat men daermede den brant cesseren ende keren mochte, upte correctie van der stede. CCLX. PECK OF TERRE TE HEETEN. Die scout mit die van de gerechte zijn overdragen ende doen gebieden, dat nyemandt, wie hy zy, voortan hem en vervorderen binnen der stede eenich peck of terre te heeten omme scepen, cabelen, want, masten ende diergelijck binnen der stede te peecken, mar zullen tzelfde moeten doen buten der stede, upte boeten van een croen, uwtgeseyt die zeylmakers, die zuilent binnen der stede mogen doen, mar dat zal wesen een roe van allen husen, welverstaende, dat men oick binnen der stede wel peck ende terre zal mogen heeten, daer men goeten, begietvaeten ende diergelijck mede peect ende dat zal moeten wesen anderhalve roe van allen rietdaecken, upte boeten voirsz. Actum.... CCLXI. Voort soe gebiet men dat men die Peperstraetengraft van stonden an gediept wil hebben an beyden zyden tusschen nu ende , upte boeten van n sc. gr.!). CCLXII. VAN DE BRANTEMMERS. Voort alle diegheene, die eenige emmers hebben ende deselve emmers niet ontfangen en hebben by handen van Pieter harnasmaecker, dat die deselfde emmers wederbrengen upter stede huys in handen van Pieter harnasmaecker, upte boeten van I sc. gr. ende die correctie van der stede. CCLXIII. VAN BALLASTWA TER. Voort gebiet men eenen ygelicken van den scippers of yemandt 1) In margine staat hiernaast: Memorie: overmits dattet bier brack wordt, soe is dit iaifgestelt. 282 anders, wie hy zy, die ballast van waeter van den bierstallen ofte elders innemen, tzelfde uut te storten eert in der Ysele compt. Ende soe wie contrari dede, die zal men arbitralicken corrigieren ende noch daerenboven verbueren een croen. CCLXIV. SCUTTERSWAKE. Voort alle die scutters, jonck ende out, die gebooden zijn te waecken upter stede huys, dat die comen ende waecken upte boeten van I sc. gr. ende men zal die boeten uut den huse halen. CCLXV. VAN EEN YGELYCK SELF TE WAKEN. Voort gebiet men alle diegheene, die ter waecke geboeden worden, die zullen selfs in persoonen moeten waecken of hoeren hoemen, die se te waeck biet, eenen stuver geven voor hoer waeck. 'Ende wie die stuver niet en geeft, dat zal men des anderen daechs mit tsheren dienairs an panden uut den huse halen, alsoewel die scutters als yemant anders ende men zal drie stuvers an panden haelen ende van de scutters ses i) stuvers. CCLXVI. BRIGITTENGELEYE. Voort alle diegheene, die te Brigitten comen in dit tegewoirdige oflaet, twelck Sinte Pieter lestleeden inginck, die geeft men geleyde te vaeren ende te keren drie dagen naedattet aflaet uutgegaen ende geexpireert zal wesen, nae ouden haercomen. CCLXVII. STEDEKINT. Alsoe Huelman hem vervordert heeft soe langer soe meer die clederen van zijn lijff ende tgelt uut zijn budel te verdobbelen ende te verspelen, soe set men hem mits desen uut zijn voochdie ende soe wie tegens hem speelde of eenige comanscap dede, twaer copen of vercopen, daer en zal men geen recht of doen. Actum den llllen Augusti anno XVC negen. CCLXVIII. WAPENSCOUWEN. Voort die van de gherechte zijn van meeninge, up Manendage l) ses vervangen door: negen. 283 naestcomende wapenscouwinge te doen, waeromme men gebiet eenen yghelicken, dat als men een Manendach ten een uren die groete clocke luyt, dat eenen ygelicken gaat up zijn hooffslach mit alsulcke wapenen, daer ygelick zijn lijff ende goet mede verweren wil. Ende die scutters, out ende jonck, zullen comen by de burgemeesters ende gerechte in hoer harnassche ende mit hoer wapenen voort raethuys, ende dit upte correctie van der stede. Ende men zalts niemant verdragen. Alsoeverde alst scoen weder is. CCLXIX. VAN BEEDEBRIE VEN GEEN RECHT TE DOEN. Voort soe zijn die van de gerechte overdragen mit die gemeen vroetscap, dat men voortan van geenen beedenbrieven recht doen zal, die spreekende zijn up paerden, coyen, clederen, huysraet ende ander tilbair have, dan alleenlick van brieven, die houden up sceepen, daer zal men recht of doen ende anders niet. Actum CCLXX. WAPENSCOUWEN. Die scout mit die van de gerechte zijn overdragen, alsoe up eergisteren gepubliceert was, een ygelick up zijn hoofslach int harnassche te comen tachternoen ten een uren, voort soe gebiet men volgende dien, dat een ygelick come, die boven xx ^jaeren out zijn ende beneden tsestich tachternoen ten een uren als men die groete clocke luyt elck up zijn hoofslach int harnassche ende mit alsulcke wapenen, daer ygelick zijn lijff mede zoude verweren, te wetene die knechts by hoir meesters ende die kinder by hoir ouders, die boven die jaeren zijn ende selfs geen hoofslach en hebben. Ende zullen gehouden wesen den burgermeesteren te volgen, zulcx men ordineren zal, te wetene bussen by bussen, piecken by piecken, ende elck nae zijn ordinantie. Ende die scutters, jonck ende out, zullen voort raethuys comen int harnassche ende mit hoir wapen, ende dit upte boeten van elx i sc. gr. ende die correctie van der stede, ende men zalt nyemandt verdragen dan alleen de brouwersknechts, die upte cuyp staen ende brouwen ende anders nyemant. l) XX vervangen door: XVIIJ. 284 CCLXXI. ELC SYN GEWEER REEDE TE MAKEN. Voort gebiet men eenen ygelicken, dat elcx zijn harnas, wapenen ende ander instrumenten scoen ende gereet houden om, oft van doen waer ende de stede van der Goude eenige moyte of inconvenienten opquamen, om alsdan een ygelick zijn lijff ende goet te verweren ende den burgemeesteren te volgen, daer zy voor zullen gaen. CCLXXII. VAN WAECKGELT TE BETALEN. Die scout mit die van de gerechte adverteren ende laeten eenen yghelicken weten, alsoe by die van de gerechte ripelicken een ordonnantie vant waecken geordonneert ende geset is tot bewaernisse deser stede ende ons lijff ende goet, soe gebiet men eenen ygelicken, dat soe wie gestelt zijn up stuvers ende up groetges, navolgende twaeckboeck, dat die betalinge doen in handen van Pieter harnasmaecker ende Cornelis l) als zy ommegaen manen, upte correctie van der stede, ende soe wie selfs waecken en wil, die zal geit geven daer hy up geset is2) off men zal sanderendaechs de helfte meer an panden uut den huys haelen. CCLXXIII. STEDE SCULDENAEREN. Item alle diegeene, die de stede ofte excysenairs eenige stede goeden ofte excijssen sculdich zijn, dat die betalinge doen tusschen nu ende Sinte Victoersdach naestcomende. CCLXXIV. VERLENGING VAN DE MARCT. Alsoe mits den quaden stormen ende onweder deser stede marct in tween dagen niet gebruyckelick is geweest ende den coopman van buten daermede zijn behoirlicke vridom ende tijt verliesen soude, is daeromme geordonneert ende gesloeten, dat in recompense van dien wederomme alle vreemde ende ander coopluyden zullen moegen mit haer comanscappen copen ende vercopen ende die vridomme van de marct gebruycken in de toecomende weeck, te weten Dynsdach, Woensdach ende Donderdach, gelijcken als van outs in gelijcken marcten gewoenlick 1) Niet ingevuld. 2) geit — is vervangen door: ter waeck comen. 285 es, ende daernaer noch drie dagen vridomme te gebruyeken int vertreck, van welcke voirsz. ordonnantie men eenen ygelicken adverteert om hem daernaer te vougen. CCLXXV. DIE DERDE JAIRMARCT. Item men adverteert eenen ygeKcken, dat men van nu voortan ten ewigen dagen binnen deser stede houden ende gebruyeken zal een derde jairmarct van allen comanscappen, die men houden zal den eersten dach des Saterdaechs up Cleyn Sonnendachavont of Saterdaechs nae Letaere of Midvasten, sManendaechs, Woensdaechs daeranvolgende, ende zullen alle coopluyden in de voirsz. marct alsoe vry wesen int comen, marren ende verkeren, ghelijck men dat gebruyet in Sint Jacobs- ende Sinte Mateusmarct deser stede. CCLXXVI. TGELEYDE VAN DE DRIE DAGEN TER WEKE. Voort laet men eenen ygelicken weten, dat alle diegheene,:, van wat plaetsen zy zijn ende alhier binnen der stede ter marct comen om eenige beesten, ossen, coyen ende diergelijcke te copen of te vercopen, die geeft men geleyde vry ende vast te vaeren ende te keren drie marctdagen ter weecke, te wetene sWoensdaechs, Donderdaechs ende sVridaechs geduerende drie weecken an malcander, welcke marct ingaen zal sWoensdaechs up Sinte Victoersdach naestcomende ende soe voort, als voirsz. staet. CCLXXVII. VAN VOIRCOEP VAN DE LEVENDE BEESTEN. Item dat nyemandt geen beesten copen en moeten om weder levendich upte marct te vercopen, upte boeten van de beesten, ten waer dat zy deselve beesten coften ende die staende hielden upte stalle ses weecken lanck. CCLXXVIII. PR O CESSIE- GENERAIL. Die scout ende gerechte adverteren ende laeten eenen ygelicken weten, overmits de groete last ende inbreecke van waeter ende andere plaegen , die ons* upcomen ende noch upcomen soude mogen, soe is geordonneert by die van de gerechte, dat men up marghen ende Woensdach ende Vridach processie-general 2§6 houden zal; daeromme gebiet men een ygelicken te comen in derselver processie, Gode van hemelrijck biddende ons te willen bescermen van den lasten ende plagen, die wy hebben ende crygen moegen. CCLXXIX. VAN DE BLANCK OPTE MORGEN TONTFANGEN INT LANT VAN STEYN ENDE ELDERS. Men adverteert eenen yghelicken, dat alle diegheene, die lant hebben leggende in Bloemendael, int lant van Steyn, in Rewijck, Slupick, in den Broeck ende voorts alle degheene die by den inbreeck van den Rijndijck bevloyen souden, dat zyluyden sculdich zullen wesen te betaelen alle alsulck margengelt, daervan zyluyden gemaent zijn off gemaent zullen worden, te weten up elcke margen eenen blanck in handen van Heinrick Govertszoen, als by den Hove daertoe geordonneert. Ende dit geit zal den eygen betalen. Ende ingevalle dat zyluyden dit niet en volcomen noch en betalen zullen, verwachten alsulcke executie alst Hoff van Hollant daarvan geordonneert heeft. Een ygelick scut zijn scade. Actum xxen Octobris IX. CCLXXX. DEN THYNS OP CORTE HAIRLEM OP SINTE MAIRTYNSA VONT. Men adverteert ende laet een ygelicken weten, dat die tresoriers deser stede up morgen, Sinte Maertensavont, sitten zullen nae ouder gewoenten up Corte Haerlem om aldair tontfangen den tienspenninck. Dat een ygelick, die lant hebben leggende in de heerlicheyt des lants van Steyn, comen morgenmiddage ten XI uren up Corte Haerlem ende vertijnssen hoer lant, up alsulcke verbuernissen als daertoe staen. CCLXXXI. STEDEN/NT. Voort alsoe Claes Corneliszoen de Leertouwer hemselven overgegeven heeft ende hemselven kent zulcx te wesen, dat hy zijn geit niet regieren noch bewaeren en can, soe set men hem mits desen uut zijn voochdie. Ende soe wie after desen dach tegens denselven Claes eenigerhande comanscap dede in copen of vercopen, in speelen of anders, daer en zal men geen recht of doen. Actum VTllen Novembris anno IX. 287 CCLXXXII. DATTE SCHOUT RECHT DOEN WIL. Voort laet men eenen ygelicken weten, dat die scout in dese toecomende weecke ende voortan recht doen zal van alderhande sculden, alsoewel van poorters als van vreemde. Een ygelick scut zijn scade ende segget malcander voort. CCLXXXIII "■). VANT LOOT TE HALEN. Voort gebiet men alle scippers, poorters of vreemde, die in de haven wesen willen, dat staende masten zijn, die lossen of laden willen ende binnen tveerstal zijn, die zullen gehouden wesen een loot te haelen tot dengeenen, die daertoe geordonneert is van der stede wegen, updat deselve scepen deeri voor, dander nae, na ordonnantie van hoir lot, in de haven mogen comen. Ende soe wie anders in de haven quame, daer zal wesen upte peyne van een croen ende die correctie van der stede, deen helft an den heer, dander helft an de stede. Ende soe wie dengheenen qualick toespreeck, die de looten uutgeeft, dats upte boeten ende correctie voirsz. CCLXXXIV. Voort soe zijn die van de gherechte mit die gemeen vroetscap overdragen, dat van nu voortan gheen molenaers en zullen geenderhande coorn binnen der stede ofte vridomme mogen copen noch vercopen, upte boeten van CCLXXXV. VAN DE MOLENAIRS COERN TE MOGEN COPEN. Voort soe sijn die van de gerechte mit die ghemeen vroetscap overdragen, overmits marckelick ghebreecken, die bevonden zijn van zekere molenairs, dat van nu voortan gheen molenairs en zullen geenrehande coorn mogen copen noch vercopen, upte boeten van X croenen ende die correctie van der stede. CCLXXXVI. COERN TE COPEN OM VRY GELT ENDE VAN DIE EXCYS. Voort i9 overdragen ende men doet gebieden, dat alle degheene 1) Deze keur is doorgehaald. 288 brouwers of andere, die haver, gerst ofte ander greyn copen om vry geit, dat die alsdan van stonden an zynen excijns van tselfde coorn mit reet geit betaelen zullen, upte boeten van een croen. Actum den xixen Decembris anno IX. CCLXXXVII. DE WAECK BUYTEN DER STEDE POIRTEN. Voort gebiet rrien, dat alle degheene, die buten de poorten ter waecke gebooden worden, dat die zullen moeten waecken of men zal tsanderendachs mit tsheren dienairs an panden drie stuvers uut den huyse halen. eCLXXXVIII. DER LANTLUYDEN GELEYDE. Die van de gherechte zijn overdragen ende laeten eenen ygelicken weten, overmits de onveylicheyt van den Gelders ende andere ruters, die by de wege lopen, soe geeft men geleyde alle diegheene, die van Bodegraven over Rijn van de Mye ende daeromtrent alhier ter Goude willen comen, uut ende in te vaeren ende te keren van allen saecken, roerende van gemeen lant ende van de kercke renten, mar niet van hoer eygen sculden. CCLXXXIX. PROCESSIE- GENERAIL. Die scout mit die van de gerechte adverteren ende laeten een ygelicken weten, alsoe mijnheer stadthouder ende raedt mit die gedeputeerden van den lande van Hollandt eendrachtelicken ende solempnelicken gesloeten zijn processie-general te houden, overmits de groote onweder, storm ende upwaeter, dat gebuert is, twelck niet te remediëren en is dan duer Goods voorsienicheyt, soe ordonneert men ende gebiet men also men drie Vridagen achtereenvolgende telcken processi-general houden zal, daer den eersten Vridage of wesen zal nae Kersdach naestcomende, dat een ygelick hem stelt te gaene ende te volgen mit goede devotie deselve processie als men sculdich is ende behoirt te doene, biddende Godt almachtich om zijn godertierenheyt, gratie ende genade ende om welvaert, prosperiteyt van de K. M. ende onssen genadigen heer ende omme ghelyde weder ejide bescermenisse van plagen, pestilentiën ende waternoet ende dattet gemeen lant geverscht ende behouden worden. 289 CCXC. EEN YGELICK OP SYN HOOFSLACH TE WESEN. Voort alsoe die van de gerechte int zekere geadverteert zijn van eenige vianden, die dese stede ofte anderen plaetsen souden willen overvallen, soe gebiet men eenen ygelicken, dat als men de clocke slaet, dat een ygelick up zijn hoofslach gaet mit zijn wapen, daer ygelicken zijn lijff mede zoude willen verweren. Ende indient van brande waer, zoe en zal nyemandt ten brande mogen gaen dan de gildebroers van Sint Joost ende de naeste vrunden ende bueren ende die cloesters. CCXCI. SCULDE VAN DE WAKE. Item alle degeene, die sculdich zijn van waecken, dat die van stonden an betalen of men zal drie stuvers an panden uut den huyse halen ende men zals nyemant verdragen. CCXCII. VANT BYTEN BINNEN DER STEDE. Item, dat een ygelick, wie hy zy, zal byten after ende voor zijn duere, daer waeter is, welcke bijt zal wijt wesen zes voeten lanck ende vier voeten breet, upte boeten van ses placken. Ende soe wie broeckich bevonden wordt, zal men de partden uut den huse halen. CCXCIII !). DIE GELT ONDER RECHT HEBBEN LEGGEN. Item men adverteert ende laet een ygelick weeten, dat alle degheene, die eenige scepenbiedinge, pantkeringe, ree ende roe ende diergelijck onder recht hebben staende, dat deselve comen by die van de gerechte ende vermaenen hoer recht ende haelen hoer geit de naeste werckedach naestcomende, of, by gebreeckén van dien, men zal hemluyden nae Dartienendach naestcomende niet wedergeven of recht doen. CCXCIV. ELCK CAPITEYN OP SYN TOIRN TE WESEN. Voort alsoe zekere cappiteynen geordonneert zijn van de oude ende jonge scuttén om up zekere poorteren 2), toornen ende waeck- 1) Deze keur is doorgehaald. 2) Lees: poorten. »9 huysen te leggen, oft van node waer, soe gebiet men deselve oude ende jonge scutters ende cappiteynen, dat se up Woensdach, overmorgen tsafternoens, als men de clocke luyt, elcx soe dat geordonneert is, up zijn poort ende toern is mit alsulcke wapenen, daer elcx zijn lijff ende goet mede soude willen verweren , te wetene de oude scutters mit bogen ende die jonge scutters mit bussen 1), ende dit upte boeten van I sc. gr. ende die correctie van der stede. CCXCV. EEN HUYS TE VERCOPEN. Voort laet men een ygelick weten, dat men up Donderdach nae Jaersdach naestcomende tsafternoens ten tween uren upter stede huys by die van de gerechte vercopen zal dat huys, erff ende orssmoelen, staende^buten Thiendwechpoort, dat Gerit tHeer toe plach tebehoiren. Alle diegheene, die daer gadinge in hebben, die comen alsdan upter stede huys, men zal een ygelick goet besceyt doen. CCXCVI. VAN DYCKEN INT LANT VAN STEIN. Die scout mit die van de gherechte laeten weeten, dat alle diegheene, die alhier verdachvaert ende bescreven zijn om an te nemen te maecken de dijckaege int lant van Steyn, dat die comen tachternoen ten één uren up Corte Haerlem, aldaer zekere persoonen wesen zullen, dewelcke den dijck besteen willen ende de dijckers annemen up alsulcke ordonnantie ende voirwairden als men aldaer verthoenen zal. CCXCVII. SCEPEN UUTE HAVEN TE RUYMEN. Men adverteert ende laet een ygelicken weten, dat alle diegheene, die eenige scepen in de haven hebben leggende, die niet en lossen noch en laeden ende die achte dagen of langer in de haven gelegen hebben2), dat die deselve hoer scepen uuter haven in den Ysel scieten tusschen nu ende margen tavont te X uren, upte boeten van een croen ende die correctie van der stede. Actum den ven jn Aprille anno X 3). 1) bussen vervangen door: dovers. 2) ende die — hebben vervangen door: ende hoire volle last hebben. 3) Actum — X vervangen door: ende die lossen off laden, dat se uut de vaert gaen leggen an de kae, dat de vaert daer geen gebreck an en heeft. 2cj i CCXCVIII. ZWANEN TE SMYTEN OFTE WERPEN". Voort gebiet men, dat nyemandt, wie hy zy, jonck of out, hem en vervorderen te smiten of te werpen eenige swanen of de eyers an stucken te smacken in eeniger manieren, up corregiert te wesen zulcx als dat behoirt, tot exempfele van allen anderen. Ende indien de kinderen broeckich bevonden worden, dat zal men verhaelen an der kinderen ouders. CCXCIX. BROUWERS TE EEDEN. Die scout mit die van de gherechte adverteren, gebieden ende laeten eenen yghelicken weten, dat nyemandt, wie hy zy, brouwer, broutsters, wijffs ofte knecht, hem en vervorderen after Sonnendach naestcomende te brouwen, mar zal een ygelick gehouden wesen up Manendage naestcomende upter stede huys te comen in presentie van die van de gherechte om ygelick eenen behoirlicken eedt te doene, te brouwene achtervolgende die kuere, daervan geordonneert. Ende soe wie after Sonnendach broude ende gheen eedt gedaen en hadde, die soude verbueren die boeten van een croen ende die correctie van der stede ende dit alsoe dickwils als zy bekuert worden. CCC. Jan van Stapel looft van huyden binnen xmi dagen certificatie te toenen den gherechte, dat Sciltman hem sculdich is achtervolgende zynen eyssche. Actum den ixen Aprilis anno X. CCCI. DE SUFFRAGAEN SAL WYDEN. Die scout mit die van de gerechte adverteren ende laeten eenen ygelicken weten, dat men up margen processie-general houden !) zal, overmits dat den eerwairdigen here de wybisscop up morgen wiën zal zekere ongewyde plaetsen in de kerk ende daeromtrent2), waeromme men gebiet eenen ygelicken te vieren gelijck den heyligen3) dach ende ter kercken te comen de 1) processie-general houden vervangen door: vieren. 2) zekere — daeromtrent vervangen door: de nuwe kerck, 3) heyligen vervangen door: kermis. 2gi processie te volgenx) sonder eenich werck te doen van dat de clock acht geslagen heeft totdat die processie gedaen sal wesen 2), Goede van hemelrijck danckende ende lovende ende biddende om rust, vreede ende welvaeren van onssen genadigen heer ende desen gemeenen lande, ende dit upte boeten soe wie bekuert worde van drie stuvers een ygelick te verbueren. CCCII. VARKENS OF BEESTEN TE SLAEN SONDER BRIEFKENS TE HALEN. Voort gebiet men, dat hem nyemandt en vervordere, wie hy zy, eenige beesten, vereken, scapen of anders te slaen sonder consent ofte briefkens te haelen van den excysenairs ofte oeck eenich vleys, weyten of anders, hoet genoempt mach wesen, van buyten der stede vryheyt binnen der stede te brengen sonder consent, oorlof van den excysenair, up alsulcke boeten als daertoe staen, te weten de boeten van een croen. CCCIII. WYBISSCOP. Voort zoe zal deselven eerwairdigen wybiscop tachternoen tot die Collatiebroers vormen alle die kinderen ende andere persoonen. Die niet gevormt en zijn comen aldair, hy zal een ygelick-- helpen. CCCIV. BROUWERS3). CCCV. BROUWERSORDONNANTIE. i. Int jaer XVC ende XV, den xxviien dach in Maert soe hebben die van de gerechte mit die nyeuwe ende oude homans 1) de processie te volgen doorgehaald. 2) processie — wesen vervangen door: kerck gewijt is ende de misse gedaen zal wesen. 3) Onder dit hoofd volgt een lijst van brouwers en brouwsters overeenkomstig die van nr. CCLIV, weder beginnende met: Aernt Snoy. Voor de westzyde van de haven volgen hier 37 brouwers, waaronder 3 ongetrouwde, en 6 brouwsters; Vöorde Peperstraet 21 brouwers, waaronder 3 ongetrouwde, en 2 brouwsters; voor de oeslzyde van de haven 9 brouwers, waarvan een ongehuwd, en 3 brouwsters; voor de oestzyde van de haven van boven neder 30 brouwers, waarvan 2 ongehuwd, en 2 brouwsters; aan de Goude 37 brouwers en 6 brouwsters. Te zamen 134 brouwers en 19 brouwsters. Evenals in de vorige lijst staat bij eiken brouwer en elke brouwster een knecht vermeld en staat voor eiken naam of aanduiding van wijf of knecht een kruisje. 293 ende acht uuter brouwerie geordonneert ende gesloeten, dat men voortan in elcke broute biers brouwen zal XVII sacken mouts, te wetene vijff sack rogge, drie scepel in elcke sack, vier sack gerst, vier scepel in elcke sack, ende acht sack haver, vijff scepel in elcke sack, amer ende spelt ghelijcken haver. Ende indien eenich brouwer off brouester bevonden worde, dat de voirsz. sacken niet te vollen gesact en waeren als voirsz. staet, dat zal wesen upte boeten van twee pondt groet, een dardendeel den heer, een dardendeel de stede ende een dardendeel Sinte Steven. Ende indien de knecht de sacken buten consent ofte wetenscap van meester of vrouwe te vollen niet en sackede, soe soude de knecht de boeten gelden als voeren. Des zal men mogen veranderen een sack gerst voer een sack rogge off haver, welverstaende, dat men hieroff zal moeten brouwen XXXI stocksticx van de cuyp ende niet langer. Ende soe wat brouwer off broutster drie kindekens off daerbeneden overbroude, dat zal deselve brouwer om Goetswillen moeten geven. Ende indien yemandt hierentenden overbroude boven de voirsz. drie kindekens een vat off meer, soe zal die brouwer gehouden wesen alle dat overgebrouwen bier an te brengen die van de gerechte binnen twee uren naedatter gevaet is. Ende indient by nacht gevalt off by ontyde, zoe zal men dat sochtens anbrengen sanderendaechs voer acht uren om tzelfde overgebrouwen bier by goetduncken van die van de gerechte om Godswillen gegeven te worden. 2. Item is voorts gekuert, dat soe wye van eenich van den voirsz. brouweren off broutsteren langer brouden ende contrarie deden tegens dese voirsz. kuere, dat zal wesen upte boeten van drie pondt groet ende een jaer zijn neringe te laeten. Ende dese boeten zullen gaen als voirsz. staet. 3. Is noch gekuert, dat voortan geen brouwersknechten tegens dese ordonnantie niet doen en zullen, upte verbuernisse ter Goude nymmermeer te moegen brouwen ende de correctie van der stede. 4. Item soe en zal geen brouwer noch broutster eenich bier mogen storten off men zal der een van dengheenen uphaelen, die daertoe geordonneert zijn, ende geven van elck vat een oertgen ende de gezwoeren zal daerby staen ende weesen eer den brouwer beghint te vaten of te storten. Ende die gezwoeren en zal vandaer niet gaen voerdat alle die vaten gestort zijn. Ende indient by nacht gebeurde, soe zal den brouwer den 294 gezwöeren die vaten, die hy storten wil, laeten sien ende thoenen tsavons te voeren ende by consent van den gezwoeren zal hy des nachts moegen storten. Ende dese gezwoeren en zullen niet gaen daer zy vader, oem ofte zwager zijn off alsoe nae mage off dat kint tot de vader. Ende indien eenich brouwer of broutster bevonden worde, dat zy eenich bier storteden sonder bywesen ofte consent van den gezwoeren, dat zal men houden ende uutrechten in alder manieren alsoff hy overgebrouwen hadde, upte boeten ende correctie voirsz. 5. Item dat men geen gist en zal moeten meten dan mit geijcte nappen, upte boeten van een sc. gr. 6. Item dat die vinders die gebreecken van der brouwerie duersien ende bekueren zullen. Ende deselve vinders zullen zegelaers zijn van de hoppe ende nyemandt anders. 7. Item dat die maeten boven ende beneden effen wijt zullen wesen ende dat nyemandt en zal moegen meten dan die gezwoeren, upte correctie van der steede. 8. Item dat men geen turff tonnen en zal moeten tenzy dat die mande wyder is dant bovenste van de tonne, upte boeten navolgende doude kuere. 9. Item dat gheen brouwer noch broutster voortan niet meer dan een broute biers ter weecke en zal mogen copen noch doen copen ten waer in jairmarcten off kermissen, dan zullen zy oerloff begeren van den gerechte, ende dit upte boeten van thien pondt Hollandts, ende die boeten zullen gaen als boven. 10. Item dat men voortan dat fasseelhout niet vercopen en zal noch coop daeroff maecken, tenzy dattet laetste hout offt onderste hout alsoeveel zal gelden alst eerste hout, dat uut tscip gelevert ende getelt is. Ende indien men anders bevonden, soe en soude men van dat eerste hout niet meer betaelen dan voort laetste hout. Ende hierup zal men die bescoeters eeden, tzelfde tonderhouden. 11. Item dat gheen brouwersknechten geen mout of broutcoorn ter moeien en zal moeten seynden, tenzy dattet eerst gewegen is, ende insghelijcx geen mout ontfangen, tenzy dat zyt eerst ingewegen hebben eert in de cuyp gestort wordt, upte boeten van een croen, ende dese boeten zullen gelden die molenairs ende brouwersknechten navolgende doude kuere. Ende wat brouwer off broutster, die gheen waech en hebben, die zullen de voirsz. boeten gelden, ten waere datte brouwer off zijn wijff selver soe lange daerby stont, dat men zijn mout scroede, die 295 soude daermede volstaen sonder wegen, ende dese brouwer off brouwers zal den scout zijn naem in gescrifte geven. 12. Item ende boven al zoe zijn die van de gerechte mitten hoomans gesloeten, dat voortan geen brouwer off broutster up des anders brouwers off broutsters bierstal ofte callanten en zal mogen comen noch bier slyten, die voirtijts noyt up desselfs brouwers off broutsters bierstal gebiert en heeft, welverstaende, waert saecke, datter eenige brouwers waeren, bierende up een haven omtrent malcander ende den eersten brouwer eenige tappers hadde, die by hem niet blyven en woude, zoe zullen die tappers an den anderen brouwer moegen gaen, mits upleggende den eersten brouwer zijn penningen navolgende doude kuere, ende boven al dat de laetste brouwer zijn bier niet min geven en zal moeten dan deerste brouwer zijn bier gegeven en heeft, upte boeten van elcke reyse thien Rijnsgulden, te gaen als boven. 13. Item waert saecke, datter eenige bierstallen waeren aldaer mar een brouwer en broude ende denselven bierstal wel twee brouwers soude moegen voeden, daer soude een ander brouwer up mogen comen bieren. Des zal die laetste brouwer dat doen blijcken den burgemeesteren ende gerechte, datter wel twee brouwers bieren souden moegen ende die laetste brouwer zal alsdan by consent van den gerechte daer mede mogen bieren ende den eersten brouwer upleggen ende betaelen zijn sculden navolgende doude kuere. My present Willem Stevens, secretarius ter Goude. De vinders vant storten: Gijsbert Janszoen Moei. Comen Jacob Gijsbertszoen. Andries Janszoen. Willem Vroessen. Dirck Janszoen cuper. Simon Heinricxzoen, Gijs Comen Adriaen. Mathijs Gijsbrechtszoen. CCC VI. DE SPIERINCSTRAET ENDE PEPERSTRAET TE DIEPEN. Die scout mit die van de gerechte adverteren ende doen ghebieden, dat men die Spierinckstraetergraft tusschen nu ende 296 margen over achte dagen naestcomende gediept wil hebben, te wetene die upte oestzyde van den haven woenen zullen after ter halver graft toe diepen ende die in de Spierinckstraet woenen zullen daertegens up haer platinge deselve graft diepen ter halver graft toe. Insgelijcx gebiet men die Peperstraetergraft te diepen, te weten die upte westzyde van den haven woenen zullen ter halver graft toe diepen ende die in de Peperstraet woenen voor zullen daertegens ter halver graft toe diepen ende dit een ygelicken alsoe lange ende alsoe breet als de huysinge strecken. Ende degheene, die de huysen bewoenen, zullen gehouden wesen te doen diepen ende soe wie in een huerhuys woent, die zalt den eygendom corten an de huer. Ende soe wie zijn waterscap niet alsoe en diepte alst behoerde, dats upte boeten van ses stuvers te verbueren, de tweedeel an den heer ende een dardendeel ant gerecht. Ende dese boeten zal men haelen an panden van stonden an uwt den huyse, die sculdich zijn dese waterscappen te diepen ende degheene, die in huerhuys woent ende bekuert worde, die en zal de boeten dat den eigen niet mogen corten, mar indien hyt dede maecken soedat hy niet bekuert en worde, soe zal hy dat den eygen mogen corten de costen, die hy gedaen heeft. Ende dese waterscappen zal men scouwen up Manendach over achte dagen naestcomende. Actum den xxen Aprilis anno XVC ende thien. CCCVII. Dirck Janszoen, Gerit Geritszoen ende Clemment Jacobszoen hebben tesamen gelooft ende hem mit malcander verbonden, dat zy after desen dach binnen Bochouterambocht geen bier senden en zullen, elcx upte verbuerte van 1 ffi gr., i/2 de kerck ende V2 den heer, ten waer dat zyluyden weder sooveel gelts van hoer bier mochten crygen als zy tevoeren gehadt hebben. CCCVIII. PROCESSIE OP SACRAMENTSDACU. Die scout mit die van de gerechte adverteren, laeten weten ende doen ghebieden, dat alle die scutters, alsoewel van de voethoge als van de'cloveniers zullen gehouden wesen een ygelicken upt Heylich Sacramentsdach naestcomende mit zijn peleure te gaen l) l) mit — gaen doorgehaald. 297 in de processie voort heylige sacrament ende up Sint Jansdach int harnassche 1) te weten, de voetboechscutters elcx mit eenen boge ende de cloveniers elcx mit een clover, upte boeten van een croen een ygelick te verbueren. Ende waert saecke, dat de homans dese peynen niet en haelden van dengheenen, die brueckich bevonden waeren, soe zullen des heeren dienairs daernae steecken ende die panden van stonden an uut den huyse halen. CCCIX. VAN DENSEL VEN ENDE VAN DE GILDE TOORTSEN • Voort zoe zal een ygelick gilde gehouden wesen twee nyeuwe wassetoortsen gereet te hebben omme dairmede te gaene up Sacramentsdach ende Sint Jansdach voort heylige sacrament, upte verbuernisse van hoer privilegiën. Ende die dekens sullen selven die toortsen draegen, upte boeten van I croen, ende sullen elcx an hoir toortsen hebben een teyken, dairby men weten mach, wat gilde die toebehoeren, upteselve boeten. CCCX. VAN DEN BROUWERSCOER. Voort zoe zijn die van de gerechte mit die nuwe ende oude homans van den brouwerie (overdragen), dat een ygelick brouwer ende broutster noch voortan gehouden zullen wesen te brouwen in elcke broute XX sacken mouts, achtervolgende de laetste kuere ende ordonnantie, laatstleeden gemaect, ende dat ter tijt toe dat men hem anders laet weten. Waeromme men gebiet, dat nyemant, tzy brouwer noch broutster ofte knecht, hem en vervorderen vier onder te steecken after desen dach noch te brouwene, tenzy dat een ygelick hantastinge gedaen heeft an handen van den heer mit eenige van die van de gerecht, dezelve kuere tonderhoudene upten eedt, upte boeten van een croen ende de correctie van der stede. CCCXI. DE SINGEL TE SCOUWEN. Voort laet men weten, dat men die singel tusschen Thiendwechspoort ende den hoogen dijck scouwen zal' upten eersten dach van Junio naestcoemende. Waeromme men gebiet eenen l) int harnassche- doorgehaald. In margine staat hierbij: in sijn harnas te gaen. 298 ygelicken zijn wech te maecken mit hout, mit rijsse ende mit harden aerde, den lagen nae den hogen ende dat steenpat vier voet breet mit kantelinge steen, upte boeten van een croen. Actum den HHen in Meye anno XVCX. CCCXIL VAN SELFS TE WAKEN. Die scout mit die van de gerechte laeten een yghelick weten, dat alle dieghene, die ter waeck geset worden, dat die selfs in persoonen ter waecke comen off, indien zy niet ter waeck en comen willen, dat zy den waecksetter hoer geit geven, daer se up geset zijn, ende dit upte boeten van VI placken ende correctie van der stede. Ende men zals nyemandt verdragen totdat men anders laet weten. CCCXIII. BUERWAECK. Die scout mit die van de gerechte laeten eenen ygelicken weeten ende gebieden overmits de groete hetten ende droechte, dat alle die vierscouwers, elcx in zijn homanscap, van stonden an innegaende setten zullen in hoer buerte alle avonts drie of vier personen, dewelcke waeck houden zullen van tsavons ten tien uren tot tsnochtens ten drie uren toe, upte boeten van een croen, geduerende ter tijt toe dat men anders laet weten. Voerts dat een ygelicken van stonden an voer zijn deur hout staende l) een leer2), reyckende ten daecke toe. Ende dat een ygelick zijn brantemmers ghereet hout binnen zijn huys, oft van doen waere. Ende die van de gerechte zullen ommegaen scouwen ende soe wie zijn leer voer zijn duer3) niet en hadde staende 4), dats upte boeten voirsz. CCCXIV. DER STEDE SCULDENAIRS. Voort alle die excysenairs, die de stede sculdich zijn van eenige excijssen, dat die betalen in handen van den tresoriers tusschen dit ende een Sonnendage naestcomende. Voort alle 1) voer — staende doorgehaald. 2) Hierachter is bijgevoegd: tot zijn huysse hebbe. 3) voer — duer doorgehaald. 4) staende doorgehaald* 299 diegene, die de exsysenairs sculdich zijn van eenigerhande excysen, dat die insgelijcx de excysenairs betalen voor Sonnendach naestcomende of men zal hemluyden panden ende scatten ende tuterste recht daerup doen, nae recht van der stede. CCCXV. HOUT ENDE ANDERS BY DER STEDE HUYS TE LEGGEN. Die scout mit die van de gerechte doen gebieden, dat een ygelicken, die om der stede huys ende rontsomme tmarckvelt eenigerhande hout, balcken, steen ende anders hebben leggende, dat die tzelfde hout ende steen wechbrengen tusschen nu ende een Sonnendaghe naestcomende, upte verbuernisse vant hout ende steen. Actum den men in Julio anno X. CCCXVI. PR O CESSIE- GENERAIL OP SINTE MATHEUSDACH. Voert laet men weten, dat men up mergen, Sint Mateusdach, processie-general houden ende doen zal. Is daeromme de begeerte van die van de gerecht, dat een ygelicke come in deselve processie, Gode van hemelrijck biddende tot welvaeren ende prosperiteyt van onssen genadigen heere ende zijnen genaedigen landen. Twelck believe die een den ander voort te seggen. CCCXVII. DIRCK VAN DER LECX BIER. Men adverteert ende laet eenen yghelicken (weten) hoe dat in den oerloge van Rotterdam een cappeteyn, ghenaempt Dirck Verleek, cappiteyn van mijn heere van Egmondt, diewelcke doe ter tijt in den Ysele ontfangen soude hebben zeker bier van eenigen brouwers ofte scippers, van welck bier de voirsz. Dirck Verleek zijn hantscrift ofgegeven soude hebben, indien yemant hier is, die zijn hantgescrift voortbrenct tusschen dit ende Sinte Louwerisdach naestcomende, men zal hem vruntlick betalen, ende indien daer nyemandt en compt zoe zal men die penningen beleggen by den geleerden deser stede tot proffijt de zielen, die daertoe gerecht is. CCCXVIII. HOUT, STEEN ENDE ANDERS OPT MARCTVELT. Voert alle diegheene, die upt hoeft, upt veerstal ofte rontsomme upt marctvelt eenich hout, steen ende anders hebben 30O leggende, dat die tzelfde wechbrengen binnen dit ende Sint Jacobsdach naestcomende, upte verbuernisse vant hout ende steen. CCCXIX. LEGE SCEPEN IN DE HAVEN Voert alle die scepen, die leggende zijn ant nyeuwe hoeft, die lossen noch en laeden, dat die van daer vertrecken tusschen nu ende Sint Jacobsdach naestcomende, upte boeten van een croen. CCCXX. BRIGITTENGELEY SINTE PIETERSDACH. Voert alle diegheene, die te Brigitten om hoer offlaet comen, twelck Sinte Pieterdach ingaen zal naestcomende geduerende VIII dagen, dat die zullen hebben vry, vast geleyde te vaeren ende te keeren in ende uut drie dagen voordattet oflaet ingaen zal ende drie dagen naedattet uutgaen zal. CCCXXI. GELT UUT TE LEGGEN OPTE PAPEGAEY. Die scout mit die van de gherechte zijn overdragen ende doen gebieden, alsoe eenighe persoonen zijn, die zeker geit uutgeleyt hebben upte papegay van den cloveniers of te scieten, in meninge, die vruchten ende winninge van dien te ontfangen ende en soude niet comen tot proffijt van den coninck, die de papegay ofscieten zal, twelck alsoe niet en behoirt. Waeromme laet men eenen ygelicken weten, dat alle diegheene, die alsoe uutgeleyt hebben, dat die winninge, daervan comende, zal wesen tot proffijt van den coninck, die de papegay ofscieten zal, mits betalende den uuytlegger zijn uuytleggende geit alsoe verde die coninck dat vernemen kan, ende wat hy niet vernemen en can daer en sal men geen recht of doen. Mar indien yemandt waere, die van eenige scutters wegen uwtleyden, soe soude die scutter, indien hy de papegay ofscoet de proffijten daerof hebben ende daer zal men recht of doen l). Actum den xvien in Augusto anno XVCXIX. CCCXXII. DIE JAIR MAR CT IN DE VASTEN. Actum den XXVIlIen in Julio anno X. Die scout mit die van i) Mar — doen doorgehaald. 3ói de gerechte zijn overdragen ende laeten eenen ygelicken weeten, dat van nu voertan de darde nyeuwe jairmarct, dewelcke plach te wesen ende in te gaen tSaterdaechs nae Midvasten verset ende verleyt is by goedtduncken van veele coeplieden alhier ter Goude converserende, alzoe dat de voirsz. darde nyeuwe jairmarct den eersten togeldach ingaen ende tot ewigen dagen gedueren zal den anderden Manendach in de Vasten, geduerende de gheheele weecke inclusijff, soedat alle degheene, van wat landen zy zijn, zullen alhier in deselfde darde nyeuwe jairmarct in de Vasten als voeren binnen deser stede moegen comen mit hoer comanscappen te vaeren, keren ende converseeren, uut ende in, ghins ende weder, drie dagen voer ende drie daegen naedattet cruys van deselfde marct gerecht ende ofgedaen zal wesen, ende zullen hebben dezelfde vridomme in alder manieren als men heeft in Sint Jacobs- ende Sinte Mateusmarct. CCCXXIII. TE LOTEN IN DE DRIE JAIRMARCTEN. Voert laet. men eenen ygelicken weeten, dat men van nu voortan een manier van loetinghe van de laeckencramen ende julierders ende anders geonderhouden wil hebben, te wetene, dat alle diegheene, die alhier ter Goude mit laeckencramen ter marct comen in Sint Jacobs-, Sinte Mateus- ende in de Vastenmarct, zullen gehouden wesen te comen selfs in persoonen of een gemachticht of bevel hebbende in hoer stede altijt up Sint Jacobsavondt, Sinte Mateusavondt ende den anderde Saterdach in de Vasten, tsafternoens ten tween uren ende zullen gesamentlicken loeten, waer een yghelicken staen zal navolgende de ordonnantie van dien. Ende soe wie upteselfde tijt als voeren niet en quame of zijn gemachtichde, die zal afteran moeten staen sonder yet daertegens te seggen. CCCXXIV. VAN DE JULIERDERS ENDE ZYDECOPERS. Voert laet men weten, dat de julierders ende zydelaeckencramers, staende in Sinte Katrynengasthuys, zullen voertan staen int selfde gasthuys, te wetene die julierders ofte goudtsmeeden voor int gasthuys ter straetwaert an, elcx up zijn lot, ende de zydenlaeckencramers zullen afteran de goudtsmeden staen nae tkoer toe, bloet, ongedect, gelijcken de goudtsmeeden. 3Ó2 CCCXXV. WEBSKINDEREN TE BEWYSEN. Voert gebiet men, waert saecke datter yemandt waer, die zijn weeskinderen niet bewesen en hadden, dat die comen tussen nu ende Midvasten upter stede huys voor de meesters ende bewijssen hoer 'weeskinderen up. CCCXXVI. GELT VAN DER VALUATIE. Alsoe tot kennisse van den bailiu, scout, burgemeesters ende die van de gherechte gecomen is, dat eenighe heymelicken hem vervorderen om die onghevalueerde penningen jegens dordonnantie van den munten laets verkundicht ende gepubliceert uut te geven, daermede die scamele luyden die van den meente ende ander bedroegen souden worden, soe adverteert men eenen ygelicken, wye hy zy, dat hy die ordonnantie voirsz. onderhoudt in allen punten ende articulen, alzoewel van gouden als van silveren penningen, ende dat upte peynen ende bruecken, in derselver ordonnantie begrepen. Actum den lllen in Septembris anno XVCX. CCCXXVII. WAECKGELT. Voert alle diegheene, die sculdich zijn van waeckgelt of noch sculdich zullen worden, dat die hem vougen te betaelen, of men zal die panden van stonden an uwt den huyse halen tot een ygelicken die gebrekelick is, tot drie stuvers toe. CCCXXVIII. GELEYDE OPTE LEVENDE BEESTEN. Die scout mit die van de gerechte adverteren ende laeten eenen ygelicken weten, dat alle diegheene, die binnen der stede van der Goude mit ossen, coyen ofte eenige andere beesten ter marct comen, dat die zullen hebben zeker vry, vast geleyde, te vaeren ende te keren drie marctdagen ter weecke, drie weecken an malcander geduerende, te weten sWoensdach, Donderdach ende sVridachs, daervan de eerste drie vrie marckdagen wesen zullen nu Woensdach, Donderdach ende Vridach naestcomende 1). i) In margine staat hiernaast: in omnem lerram. -3ój CCCXXIX. VOIRCOEP VAN LEVENDE BEESTEN. Voert gebiet men, dat nyemant wie hy zy, geen beesten en zal moegen copen upte marct binnen deser stede ofte vridomme om die Weder levendich opte marct te vercopen, tenwaer dat zy se VI weecken lanck upte stal hielden staen, upte boeten van deselfde beesten. CCCXXX. RECHT TE DOEN IN DE MARCT. Voert adverteert men, dat men in dese toecomende jairmarct alsoewel van poorters recht doen zal ghelijcken oft buten de marct waer. Een ygelick scut zijn scade. CCCXXXI. BOVENBROUWERS. Voert soe ghebiet men alle brouwers ende broutsters, dat zy gheen brouwersknechten after desen dach off ter ketel en setten of laeten brouwen, tenzy dat se eerst upter stede huys voor den gerechte eedt gedaen zullen hebben, upte boeten van i croen ende de correctie van der stede. CCCXXXII. STEENHOUDEN. Voert alsoe up gisterenavondt upte Goude een, genaempt Janin de Wael, in de Goude omtrent tverlaet omtrent den X uren int water geworpen is geweest van twee gesellen, deselve feyters hem stomme ende vermompt houden, dat men se niet kennen en mochte, soe gebiet men, dat indien daer iemandt of weet, diet gedaen heeft, dattet die den heer ende den gerechte anbrengen van stonden an, of men zalt houden voor moert. Ende alsoe men vermoet up eenigen, die gebiet men an te brengen of men zal corrigieren voer moert. Ende soe wie van hem beyden eerst anbrenget, die zal men hueselicken handelen nae gelegentheyt van der saecken. CCCXXXIII. EEN YGELICK OP SYN HOEFSLACH. Alsoe den casteleyn scout, burgemeesteren, scepenen ende raedt deser stede van desen dage by diverssche brieven van ons genadichs heeren wegen geadverteert ende gewaerscuwet zijn, 304 dat de vianden deser landen uut zijn ende vergaderinge gemaect Hebben om eenige piecken tovervallen, soe laet men eenen ygelicken weten, dat soe wanneer men die brantclocke tzy by dage ofte nachte slaet, dat een ygelicken an de.muer up zijn hoefslach come mit alsulcke wapenen, harnas ende anders, daer elck zijn lijff ende deser stede bescutten ende bescermen wil. CCCXXXIV. VAN DENSELVEN. Voerts gebiet men alle -homans ende cappeteynen, geordonneert upte poorten, toornen ende waeckhuysen uwten ouden ende jongen scutters, dat zyluyden in deselve toornen, poerten, waeckhuysen hem vinden alsoet hemluyden bevoelen ende geordonneert is ingevalle de clocke geslagen worde. Ende dit gebiet men eenen ygelick te volcomen upte verbuernisse van lijff ende goet. Ende indien dattet brant waer sal insgelijck een ygelick up zijn hoefslach gaen als voirsz. is, uutgeseyt de gildebroeders van Sint Joost ende alle die cloesteren, die zullen ten brande lopen, mitsgaders de bueren ende de naeste vrunden van dengenen, daer den brant is ende anders nyemant, upte correctie van der stede. Ende indien eenlopen luyden ofte eenige brouwersknechts waeren of ander vreemde knechten, die mit hoer meesters inwoenden ende gheen hoefslach en hadden, die zullen mit hoer meesters ende up hoer meesters hoefslach gaen ghelijcken een ander, upte correctie van der stede. Ende eenen ygelicken, in wat straeten dattet zy, zal alsdan een barnende kaerse mit een lantaern voer zijn duer hebbende l), upte correctie van der stede. CCCXXXV. VIER IN DE SCEPEN. Die scout mit die van de gerechte adverteren ende laeten eenen ygelicken weten, alsoe zekere gebreecken vallen by avondt ende by nachte van vier ende kaerssen te barnen in de scepen alsoewel buten der stede als binnen, daer groete last van brant of mochte comen, soe doet men gebieden, dat hem nyemandt en vervordere in eenige scepen, alsoewel buten der stede in den Ysele voert gat van den haven als binnen, eenich vier te barnen noch an te leggen of kaerssen tontsteecken after acht uren tsavons, upte boeten van II Rijnsguldens ende die correctie van der stede. l) Lees: heiben. 305 CCCXXXVI. VAN BYTEN. Voert gebiet men, dat als men die clocke luyt te drien uren, dat een ygelicken ter bijt compt, upt alsulcke boeten als laetstleeden ofgelezen is, te weten een ygelick soude verbueren drie sc. Ende een ygelick zal selfs ter bijt comen sonder kinder te senden, tenzy dat zy over de XV jair out zijn, upte selfde boeten; Ende de homans zullen selfs ter bijt comen, die thuys zijn, ende soe wie niet ter bijt en quame, die zal men verdrinken, endede homans zullen dubbelde boeten geven ende tsheren dienairs zullen de panden uwten huyse halen. Voort soe en sal men geen scossen in de bijt laeten leggen mar men zal se uphalen of ondert uptrecken ende dat een homanscap en zal zijn scossen in des anders bijt niet laeten driven opte selfde boeten. Datte hooftmans sullen op hoir quarticr blyven totte burgemeesters daer geweest hebben, opte biteten van VI stuvers. Voort zal een ygelick byten after ende voer zijn duer daer waeter is, elcke bijt wijt wesende drie voeten ende vijff voeten lanck, upte boeten van ses placken. CCCXXXVII. BIDDEN DOIR DIE KERCK. Voort gebiet men, dat gheen arme mannen of vrouwen hem en vervorderen te sitten om aelmissen te bidden of tontfangen voer de kerck ofte upt kerckhoff van de Clarissen ende dit overmits de ongeregeltheyt, die zy aldaer houden, mar zullen sitten vant kerckhoff buten de poort uut de ganck voer upte heerenstraet, upte boeten van hoer upperste cleet. Ende de scoutenknecht zullen de boeten hebben. CCCXXXVIII. VAN MOMMEN. Die scout mit die van de gerechte adverteren ende laeten eenen ygelicken weten, dat hem nyemandt en vervorderen by avondt ofte by nachte by der straeten of in der luy huysen te gaen mommen, upte boeten van een yghelicken een croen te verbeuren. CCCXXXIX. Voert is geordonneert, dat alle der stede kueren ende ordonnantiën in hoer wesen ende macht bliven zullen ter tijt ende wylen toe totdat die altesamen ghelijck ofgelezen zullen wesen. 20 3o6 CCCXL. BY NACHT OPTER STEDE SINGEL. Voert gebiet men, dat hem nyemandt en vervordere by nachte om der stede vesten noch buten langes der stede singel te gaene. Ende indien yemandt anders bevonden worde dan de waeckers, die zal men antasten, vangen ende doetscieten ghelijcken oft vianden waeren. CCCXLI. BALSLAEN ENDE CLOETEN AN DE VESTEN. Voort ghebiet men, dat hem nyemandt en vervordere den bal te slaen noch de cloet te scieten an der stede vesten, upte boeten van XII stuvers. CCCXLII. CL YMMEN O VEREN DE MUYEREN. Voort gebiet men, dat nyemandt, wie hy zy, hem en vervordere over der stede mueren te climmen by dage, upte correctie van der stede ende ses pondt te verbueren an den heer, ende by nachte de helfte meer. CCCXLIII. BYTEN. Aldus overmits datter tot noch toe qualicken ghebijt is ende van groete node is, datter wel gebijt wordt, angesien de lasten, die daerof souden moegen comen, dat een ygelick wel bijt, ende die mans, die by huys zijn, sullen zelfs ter bijt comen ofte eenen van hoeren boden senden, daer de homans ende bueren mede tevreden zijn, upte boeten voirsz. CCCXLIV. SCEPEN IN DE HA VEN. Item die scout mit die van de gerechte ghebieden eenen ygelicken, dat alle diegheene, die in de haven hebben leggende eenige scepen, die lossen noch en laeden, dat die van stonden an uuter haven in den Ysel scieten, upte boeten van elcke scip te verbueren x sc. gr. Vlaems 1). CCCXLV. COMAN JANS HUYS TE GEBIEDEN. Men laet een ygelicken weten, alzoe Huych de backer vercoft i) X sc. gr. Vlaems vervangen door: IIII sc. gr. Vlaems. — In margine staat naast deie paragraaf: Omme die vreemde coopman in dese jegenwoirdige marct te gerieven. 30? heeft comen Jan dat huys ende erve, staende upte dostzyde van der haven upten hoeck van de Noot Goedsstege ende hy niet heeft huys noch erve, daer hy comen Jan up verwaerborgen mach, soe laet men een ygelick weten, waert saecke, datter yemandt waer, die yet up tselfde huys ende erve te spreecken heeft mit brieven, sullen ende anders, die comen binnen VI weecken naestcomende ende geven tzelfde te kennen ende spreecken recht of men zal daer geen recht of doen. Actum den xvien Aprilis anno XI. CCCXLVI. B YTHAKEN. Voert die homans die bijthaecken van der stede ontfangen, dat se die niet an stucken en smiten, mar dat se se wel bewaeren, off de homans zullen die selfs betaelen. Voert dat tafternoen nyemandt van de bijt en gaet, voerdat rontsomme gebijt is ende dattet van die van de gerechte gesien is, upte boeten voirsz. CCCXLVII. PECK, RIET ENDE ANDERS BUYTENDYCXPOIRT OPTE HELDINGE. Die scout mit die van de gherechte zijn overdragen ende doen ghebieden, alsoe zekere groete last onlancx geleeden buyten Dijcxpoort an de heldingen van brant geweest is ende noch te sorgen is meer periculen vant riet ende theeten van peck ende terre daervan te comene, indien by die van de gerechte hierinne gheen provisie gedaen en worde, waeromme men ghebiet ende laet een ygelicken weeten, dat nyemant buten Dijcxpoort upte heldingen ende daeromtrent eenich riet van nu voortan en zal mogen houden staende by scelven of anders, alsoewel de sceeptimmermans als andere. Ende alle diegheene, die up dese ure aldair eenich riet heeft staende of leggende, dat die tzelfde riet vandaer wechvoeren buten de vrydom of up alsulcken rumen plaetse, datter geen scade noch last van brant of en come, upte boeten van X sc. gr. telcken reyse. Ende dit tusschen nu ende Paesschen naestcomende. CCCXLVIII. VAN DENSEL VEN. Voert dat hem nyemandt en vervordere van den sceepmaeckers van nu voortan eenich peck of terre te heeten in eenige ketelen 30-3 upte voirsz. heldinge, tenzy dat zyluyden een upstaende oven een rodex) hoech viercant van steen ghemaect zullen hebben, om deselfde peck ende terre aldaer soe in te heeten ende waermen zulcx dat daer gheen scade van brant of en geschie, upte boeten van X sc. gr. CCCXLIX. WILLIGEN OP TE HOUDEN. Voert gebiet men, dat alle diegheene, die buten der stede binnen der stede vryheyt of binnen der stede eenige upstaende willigen heeft staende, dat een ygelick deselve willigen uphouden of ten minsten deselfde willigen te snoyen ende te corten ende tot stoven te maecken, zulcx dat se niet langer en zullen bliven dan acht voeten lanck, ende dit upte boeten van elcke willich drie stuvers ende die willigen verbuert; ende dit tusschen nu ende Meydach naestcomende sonder langer vertreck. CCCL. CORRECTIE. Item ende alzoe Zybert Jan Lutenzoen de cuper hem onlancx leeden onduechdelicken ende onredelicken gehadt heeft ten huyse ende tegens Jan Luyt, zijn vader, hem onmanierlicken ende ondorpelicken toespreeckende, mits smitende nae zijn vader, twelck men niet en behoirt van Goods- ende van rechtswegen ongecorrigeert te laeten, ende noch daerenboven overhoerich geweest is, by den gerechte upter stede huys niet te willen comen, hoewel hy nochtans by der stede bode ontboeden was, ende alzoe die van de gerechte meer geneycht zijn tot barmharticheyt dan tot strenghe justicie, soe ordonneert men denselven Zybert voor zijn correctie, dat hy binnen sdaechs sonneschijn uuter stede ende vridom zal gaen ende doen bedevaert ten Inzeel ende niet weder binnen derselver stede noch vridom te comen, tenzy dat hy daer wettelick betoech of gebrocht zal hebben ende voor ende al den heer voldoen ende betalen van zijn boeten als recht is, aleer hy weder incompt; ende noch hierenboven ten hogen Romen tot scepen vermaninge. Ende indien hy weder binnen der stede of vridomme quame, eer hy zijn bedevairt gedaen hadde, ende geen betoech en brochte, soe soude men hem i) een rode vervangen door: VIII voe/en of hoger. 309 telcken reysse uuter stede geselen ende nochtans de bedevaert moeten doen ende daer betoech of brengen als voirsz. staet. Actum den xven Aprilis anno XI, CCCLI. DIE GOU TE DIEPEN. Voort gebiet men eenen ygelicken, dat alle degeene, die upte Goude woenen ofte eygens aldaer hebben, dat een ygelick voer zijn duer voor zijn plaetinge de Goude diept ende de baggert uphaelt soet behoert tusschen dit ende drie weecken naestcomende , upte boeten van een croen een ygelick te verbueren. Actum den XXVIIIen Augusti anno XI. CCCLII. WAPENSCHOUWE. Die castelleyn, scout, burgemeesteren, scepenen ende raedt der stede van der Goude adverteren ende laeten eenen ygelicken weten, dat men up Manendaghe, Sint Pancraesdach naestcomende tsafternoens als men de clocke luyt, wapenscouwinge doen zal ende men gebiet eenen ygelicken, die boven de XVIII jaeren out zijn ende voert alle anderen, hoe oudt zy zijn, niet beddevast noch van huys zijnde, hem alsdan reede vinden in hoer harnassche een ygelick mit goede ende mit alsulcke wapenen daer elcx zijn lijff ende goet mede soude moegen verweren, te wetene elcx up zijn hoefslach daer men gewoenlick es te gaene, te wetene de knechts by hoer meesters ende de kinderen by hoer ouders, die boven hoer jaeren zijn ende selfs geen hoofslach en hebben, uutgeseyt de knechts van den gerechte ende van de oude ende jonge scutters, die zullen gehouden wesen up hoer meesters hoefslach te gaene. Voert zoe zal een ygelicken gehouden wesen den burgemeesteren te volgen zulcx men ordonneren zal, te weten bossen by bossen, piecken by piecken ende elcx nae zijn ordonnantie. Ende de scutters, oude ende jonge, zullen altesamen voer der stede huys comen in hoer harnassche mit hoer wapen ende dit al upte boeten van elcx een scellingh te verbueren ende voorts de correctie van der stede, ende men zalts nyemandt verdragen. Voert dat elcx zijn harnassche ende wapen scoen ende gereet houden om, oft van doen waere, dat een ygelick hem verweren mach. Voort gebiet men, dat nyemandt, wie hy zy, tusschen dit ende een Manendage totdat die wapenscouwinge gedaen zal wesen, hem en vervordere uut der stede noch vridomme te trecken buyten consent van 3io den burgermeesters, upte boeten van een croen, want men zals nyemandt verdragen. Ende de burgemeesters zullen ommegaen van homanscap tot homanscap ende teyckenen alle die absenten, dier niet en zijn, ende hemluyden de boeten ofnemen ende corrigieren als voirsz. staet. CCCLIII. CORRECTIE. Alzoe Jan van Hulst hem tot menige ende diverssche stonden onredelick ende ondeuchdelick gehadt heeft upte waecke, daervan hy van der stede geloont is, ende up ende off van de waecke gegaen heeft daert hem belieft ende ander waeckers mits dreygementen te doene ende te beletten hoer waeck te bewaren, twelck die van de gerechte niet sculdich en zijn ongecorrigiert te laeten, ende alsoe die van de gerechte meer geneycht zijn tot barmharticheyt dan tot strenge justicie, soe* ordonneert men denselven Jan van Hulst voor zijn correctie, dat hy binnen sdaechs sonneschijn uuter stede ende vridomme zal gaen een bedevairt ten Inzeel ende niet weder binnen der stede noch vridomme te comen, tenzy dat hy daer wettelick betoech of gebrocht zal hebben. Ende indien hy binnen der stede of vridomme quamen sonder betoech ende zijn bedevaert niet gedaen en hadde, soe sal men hem uuter stede geselen ende soude nochtans de bedevaert moeten doen. CCCLIV. QUAET OPSET AN TE BRENGEN ENDE TOTTEN VIERE TE ZIEN. Die castelleyn, scout, burgemeesteren, scepenen ende gerechte adverteren ende laeten eenen ygelicken weten, alzoe die van de gerechte voirsz. int zekere geadverteert ende gewaerscuwet zijn, dat eenige persoonen, in maniere van vrouwen gehabitueert, uut eenigen piecken souden comen omme alhier binnen ende buten der stede van der Goude ende oeck in anderen plaetsen in Hollandt poppen te leggen, daer groeten scade van brant ende andere onverwinlicke laste of comen mochte, waeromme men gebiet eenen ygelicken scerpelicken in allen hoecken, huysen, bergen, stallen ende elders nau toe te siene tsavons ende tsnochtens ende tot allen uren. Ende indien yemandt waer binnen deser stede van der Goude, die van eenige quaeden upsetten wiste, dat onssen genadigen here ende dese stede tegens mochte gaen, dat die tselfde anbrengen off men zalt an heoitoyden an lijff ende goet corrigieren gelijck of zy selfs die baersculdige waeren. 3" CCCLV. DE GASTEN IN GESCRIFTE TE BRENGEN. Voert soe en moeten geen harbarregiers, die harbarch houden, wie zy zijn, geen vreemde luy moeten harbergen, tenzy dat zy deselve gasten vragen van waer zy comen, hoe zy hieten ende waer zy woenachtich zijn ende deselve gasten in gescrifte stellen ende die in handen van den scout tsavonts te brengen, ende dat upte correctie van der Goude. CCCLVI. BUYER WAICK. Voert dat alle homans in allen homanscappen een ygelick in zijn buert zullen voortan tsavons buerwaeck houden, beghinnende tsavons ten X uren tot sochtens ten drien toe, ter tijt toe dat men anders laet weten, ende dat overmits dese tidinge. Ende soe wie ter waeck geset wordt ende niet en waeckt, dats upte boeten van drie stuvers een ygelick te verbueren. CCCLVII. DE SLAGERS TE EEDEN. Die scout mit die van de gerechte doen gebieden, dat nyemant, wie hy zy, alsoewel vreemde als poorters, hem en vervorderen eenige ossen, coyen, vereken, scapen ofte eenige andere beesten te slaene, tenzy dat die slagers voer ende aleerst geedt zijn van den scout, ende en zullen oeck deselve beesten niet slaen, zy en zullen eerst een briefken haelen tot Willem Dircxzoen Moei naest Willem Jan an de sluys ende dit upte boeten van een croen een ygelick te verbueren. CCCLVIII. LOSRENTEN OTTER STEDE. Die scout mit die van de gerechte gebieden ende laeten eenen ygelicken weten, dat alle diegheene, die losrenten hebben spreecken upte stede van der Goude, dat die hoer brieven brengen ende thoenen den tresoriers van der stede binnen achte dagen naestcomende off men zal denselven rentiers geen betalinge doen van hoer renten binnen twee jaeren naestcomende. Actum den xen Octobris anno XI. CCCLIX. CAETSEN BY SINTE ANTHONYS ENDE BY SINTE AGNIETEN. Voert dat hem nyemandt en vervorderen te kaetsen in de 312 straet tussen Sint Antonis ende Agnieten ende oeck in de nuwe straet tusschen de Magdaleenen ende dAgnieten, upte verbuernisse van hoer upperste cleet of een croen daervoer. CCCLX. SCEPEN DOIR TE VAEREN. Voert dat nyemandt, wie hy zy, mit eenige scepen die gelaeden zijn, in en zullen moegen scieten dan up hoer loet ende zullen hem oeck houden in diep te bliven sonder an de gront te comen, soedat de vaert daerby niet behindert en wordt ende dat die één voer ende dander nae elcx up zijn loot in mach scieten, upte boeten van V sc. gr. Vlaems. CCCLXI. GELEIDE VAN DE LEVENDE BEESTEN. Voert alsoe nu drie weecken an malcander drie dagen ter weecken ossenmarct wesen zal, soe geeft men geleyde alle degheene, die alhier ter Goude ter marct comen mit beesten, ossen, coyen ende anders drie dagen ter weecken om te copen ende vercopen, te weten Woensdach, Donderdach ende Vridach, daervan deerste drie dagen of ingaen zal nu Woensdach, Donderdach ende Vridach naestcomende. CCCLXII. BROUWERS GHEEN ANDER NERINGE TE DOEN. Voert dat nyemandt, wie hy zy, hem en vervordere, die brouwen, eenige andere neringe te doen dan alleen te brouwen ende hoer comanscepen doen soet behoert, alsoet by der gemeender vroetscap geordonneert ende gesloeten is, upte boeten van x croenen ende die correctie van der steede. CCCLXIII. TE BRANDE TE LOPEN. Die scout mit die van de gerechte adverteren ende gebieden eenen yghelicken, dat hem nyemant en vervordere ten brande te lopen, alst brant is, dan alleen mans, die boven de XVI jair out zijn ende niet jonger, upte boeten vant opperste cleet. Voort datter gheen vrouwen noch meyssens mit heucken of sonder heucken, tzy jonck of out, ten brande en zullen moeten gaen, tenwaer dattet vrunden of magen ende de naeste bueren waeren, upte verbuernisse vant opperste cleet ende voort de correctie van dér stede. 313 CCCLXIV. BRANTEMMERS VOIR DE DOEREN TE SETTEN. Voert soe zal de scout mit die van de gerechte up Manendach naestcomende ende voort de heel weeck duer scatten van poorters , van vreemde ende van allen saecken ende sculden, waeromme men gebiet dat alle diegheene, die eenige brandemmers hebben, dat die deselfde emmers voor hoer duer setten ende openbaer hangen, dat se die van de gerechte scouwen ende sien mogen. Ende wie dat niet en doet ende namaels bevonden worde, dat yemandt eenighe emmers hadden ende niet te voerschijn gebrocht en hadden, die soude verbueren een croen ende die correctie van der stede. CCCLXV. SANT OPTE VLUEREN TE LEGGEN. Voert dat nyemant, wie hy zy, hem en vervordere binnen zynen huyse de vloeren of upte cameren sant te stroyen, overmits dat de haven, de Goude ende der stede waterscippen daer marckelicken by ondiep worden, upte boeten van i sc. gr. te verbueren. Ende dese boeten zullen gelden 1/2 jonckwijff ende Y2 de vrouwe of meester. CCCLXVI. TSYNSPENNINGEN OP CORTE HAIRLEM. Voert alle degene, die lant hebben leggende int lant van Steyn , dat die comen up Manendach Sinte Maertensavondt naestcomende up Corte Haerlem ende brengen hoeren thijnspcnninck, up alsulcke verbuernisse als daertoe staen. CCCLXVII. PROCESSIE VAN DE SEVEN WEEN. Die schoudt ende heeren van de gerechte adverteren ende laeten een ygelijcken -weten, dat men op Maendage naestcomende ter eeren ende wairdicheit van de Seven ween van Onser Vrouwen nae ouder gewoente ende ordonnantie houden zal processiegenerail. Begeerende dairomme dat men vieren sal van wercken totten middage toe ende bidden God van hemelrijck, dat hy de goede stede beschermen ende bewaeren wil van brandt ende plagen, gelijck int jair XVCVIII was op Houtscoep ende dairomtrent1). 1) was — dairomtrent vervangen door: buyten Dijcxpoirt. Dal een ygelijck come ende gaet mitter processie devotelickcn omme. 314 CCCLXVIII. ZOUDIE TE WINNEN. Die scout mit die van de gerechte adverteren ende laeten eenen ygelicken weten, dat alle deghene, die soudie winnen willen, die comen van desen dage tachtermoen ende laeten hem inscriven upter stede huys; ende degheene, die ingescreven worden, dat hem die gereet maecken mit hoer wapen om morgennochtent vroech mit scepen van oerloge uut te vaeren omme den vianden te wederstaen mitten anderen steden van Hollandt. Ende men zal elke knecht geven nu Philippusgulden ter maent ende men hemluyden verzekeren een maent lanck. Ende men zal elck I Philippusgulden upte hant geven. CCCLXIX. WAECKGELT. Voert dóet men gebieden, dat alle degeene, wie zy zijn, nyemandt uutgesondert, zullen geven eenen stuver van waecke alsoe dickwils als die waeck omgaet. Ende die geen stuver geven en wil, die zal selfs in persoonen moeten waecken of men zal die panden tot VI sc. toe uuten huyse halen, uutgeseyt arme luyden, arme weduwen ende dier(gelijck). CCCLXX. RECHT DOEN. Voert laet men weten, dat die scout zal voortan tot Kersmis toe recht doen van alle saecken van poorters, van vreemde luyden. Een ygelick scut zijn scade ende segget malcander voort. CCCLXXI. ZWEEREN ENDE VLOEKEN. Voert soe gebiet men eenen ygelicken, dat nyemant, wie hy zy, jonck ende out, hem en vervordere onnutte, ondorpelicke, onmanierlicke woerden te spreecken, te wetene te vloecken, te evelen by Sint Jan ende diergelijck, upte boeten van I sc. gr. ende de correctie van der stede. CCCLXXII. QUADE TYDINGE TE BRENGEN. Voert dat nyemandt, wie hy zy, hem en vervorderen eenige quade maeren ofte tidinge binnen der stede te brengen ende onder de gemeente voort te steecken, of hy en zal weeten zijn segsman te nomen, upte correctie van der stede. 3'5 CCCLXXIII. SCEPEN IN DE HA VEN. Men adverteert ende gebiet, dat alle diegheene, die scepen hebben leggende in de haven of an dat nyeuwe hooft, die noch en lossen noch en laeden, dat die van stonden an uutscieten, updat die vaert daerby niet behindert en wordt, upte boeten van een croen. CCCLXXIV. BRIGITTENGELE Y IN DE VASTEN. Die scout mit die van de gerechte laeten eenen ygelicken weeten, alsoe tot de Brigitten te Midvasten naestcomende offelaet wesen zal, soe geeft men een ygelick geleyde, die int selfde offelaet comen, drie dagen voerdattet offelaet ingaet ende drie dagen naedattet uutgaet, nae ouden haercomen, uutgeseyt dengeenen, daer den heer actie up heeft. CCCLXXV. CLAES BACKUYT SCULDENAIRS. Voert alle diegeene, die ten achteren zijn van Pieter Jans, Claes Backuyten zwager, van eenigerhanden sculden, dat die comen binnen drie dagen naestcomende ten huyse van Warnaer Daems ende geven aldaer de sculden te kennen; ende soe wie buten der stede ende vridom woent, die zullen hoer sculden anbrengen binnen een maent naestcomende. Ende wie dat niet en dede binnen den voorsz. tijt, daer en zal men geen recht van doen. CCCLXXVI. CONTINUATIE VAN DER BROUWERSCOER, ANNO XVGXII. Voert laet men weten ende men gebiet allen brouwers ende broutsters deser stede, dat hem nyemandt en vervordert voortan te brouwen anders dan nae de oude kuer, die in den voerleden jaer int brouwen geonderhouden is geweest, dats te wetene achtien sack mouts soe hart soe ander coern, soe die ordonnantie dat begrijpt, ende dat upte boeten ende correctien, die daertoe staen anno X. CCCLXXVII. STEDE KINT. Die scout mit die van de gerechte adverteren ende laeten eenen ygelicken weeten, alzoe Claes Albert Maertszoen zijn 3i6 goeden in corten tyden groetelick ende marckeliken duergebrocht heeft ende gescepen soude wesen, indien hierinne geen provisie gedaen en worde, int eynde groete armoede te lyden, ende overmits dat de vader van Claes Aelbertszoen ende zyne naeste vrunden ende magen an die van de gerechte versocht hebben, hierinne provisie te doene, soe set men denselven Claes Aelbert Maerts uut zijn voochdie ende men waerscuwet eenen ygelicken dat hem nyemandt en borget noch tegens hem en coop noch en vercoëpt in geender manieren, want in gevallen van dien en zal men daer geen recht of doen. Actum den xxixen in Maert anno XVCXII. CCCLXXVIII. WECH TE MAKEN. WINTERDYCK. Voert gebiet men, dat alle degheene, die tuynen of erven hebben leggende voer in de wynterdijck, streckende van Oem Heyn of van de brugge tot der stede singel toe, dat men die wech gemaect wil hebben de lagen nae den höegen mit rijsse ende mit harde aerde, soedatter wagens moegen ryden soet behoirt tusschen nu ende Paesdach naestcomende, upte boeten van drie pondt, deen helft an den heer ende dander helft de stede. Actum ut supra. CCCLXXIX. TBESIEN VAN DE VARCKENS. Voort gebiet men dat degeene, die de pacht hebben vant besien van de varekens, dat die geen verckens en besien, voerdat zy eerst ende voor al upter stede huys geweest hebben om hoeren eedt te doen, soe hem die van de gerechte ofgenoemen zal worden, upte correctie van der stede. Item van te scatten. CCCLXXX. • KERCKGRAFT TE DIEPEN. Voort gebiet men, dat een ygelicken gehouden zal wesen, elcx after zijn huys, van den eenen dam tot den anderen an de noertzyde om kerckhoff te diepen tusschen nu ende Meydach naestcomende, upte boeten van een croen. CCCLXXXI. STEDE KINT. Alsoe Jan Meeszoen hem vervordert sijn goet onredelicken ende onmanierlicken te verteeren ende doir te brengen ende sijn vader 31? an den burgermeesteren versocht ende oitmoedelicken gebeden heeft hierinne te voirsien, soe ist, dat men een ygelick waerschuwet ende laet weten, datte voirsz. Jan Meeszoen gestelt wort uut syne voichdie. Ende wairt dat hem yemant leende, borchde, vercoft ofte van hem yet cofte, dat men dair gheen recht of doen en sal. Actum den xmen dach in Augusto anno XVCXII. CCCLXXXII. Mosselen: 1. Die schoudt mit die van den gerechte doen gebieden een ygelick ende bevelen, dat nyemant van nu voirtan, wie hy zy, enige mosselen sal mogen copen of vercopen, dezelve mosselen en sullen eerst ende voir al besien ende gecoirt wesen by een van den geswoeren vinners, by der stede dairtoe geordineert, opte boeten van zes stuvers. Ende wairt saicke dat de vinners eenige mosselen de marct verboden ende datteselve mosselen dairnae ter marct gebrocht worden om te vercopen, dat soude wezen opte boeten voirsz. 2. Voirt soe en sal men binnen deser stede van der Goude noch in der vrydomme van derselver stede gheen mosselen vercopen dan mit maten, die de mosselvinners uutgeven sullen. Dat sullen die vinners ontfangen" van elke mate een deuyt. Ende degheene, die de voirsz. maten gebesicht sullen hebben, zullen gehouden wesen tot eiken maele die maten wederomme te brengen ter plaetsen dair zy die gehaelt hebben, opte boeten voirsz. 3- Voort soe wat mosselen datte marct verboden worden by den mosselvinners, die verboden mosselen sal men moeten brengen buyten der vryheit van der voirsz. stede. Actum XXVien Junii XVCXII by Pieter Leeu, schout, mitsgaders Christoffel Floryszoen, Willem Jan, burgermeesteren, mitsgaders Heynrick Janszoen , Jan Jacobszoen van Cortgeen, Dirck Stempelszoen, Clais Danielszoen, Cornelis Bosch ende Dirck Hoen, scepenen. CCCLXXXIII !). OPTE VISCH BR UG GE TE STAEN. Die schout ende heeren van den gerechte laten een ygelyken weten, dat nyemant mit eenige goeden opte vischbrugge staen en sal alsoeverre als die leenen strecken, opte boeten van ses stuvers. Actum men jn Julio anno XVCXII. i) Deze keur is doorgehaald. In margine: Düsgecorrigtertfolio XV. Zie nr. XLVII. CCCLXXXIV. Item dat oick nyemant mit enige goeden staen en zal voir Onser Liever Vrouwenhuysken dan die dat tegen den ofslager huyeren zal, opte boeten van VI stuvers. CCCLXXXV. DIE BEDELAIRS ENDE LEECHGANGERS UUTER STEDE TE GAEN. Die schoudt ende heeren van den gerechte doen gebieden van ons genadichs heren wegen datte heyens, bedelairs, bedelairsters, crepelen, netteboeven off leechgangers, hoe die genoempt mogen wesen, die binnen deser stede nyet vast en wonachtich sijn, dat sy binnen sdaichs sonnenschijn gaen ende reisen sullen uuter stede ende vrydomme van dien, of die mannen gegeselt te worden. Ende indien hem den heer sulcx bevoelt, sal men deselve ter banck mogen leggen ende corrigieren na der gelegentheyt van der saicke. Ende die vrouwen, die hierenboven binnen deser stede ofte vrydomme van dien bevonden worden, sal men tot elke reyse, dat sy alsoe bevonden worden, een ure lanck opte caeck setten ende nochtans terstondt dairnae gaen uuter stede ende vrydomme van dien. Actum den Xixen dach in Augusto anno XVC ende XII. CCCLXXXVI. VARKENS BY DER STRAETEN. Die schout ende heeren van den gerechte doen gebieden, dat nyemant, wien hy zy, enige varkens sal houden gaen by der straeten, uutgeseit Sinte Anthoenysvarkens, die mitte belle gaen, opte boeten, die dairtoe staen. Ende men sal alle dander varkens scutten sonder den- scutter enige quade woerden te geven, opte correxie van der stede. CCCLXXXVII. DIE HUYSEN TE LEEMEN. 1. Die schoudt ende goede luyden van den gerechte mitte ghemeene vroetscap van deser stede zijn overdragen ende doen ghebieden, dat men alle die huysen, schuyeren ende bargen, staende buyten die Dijcxpoirt, alsoewel binnendijcx als buytendijcx beginnende van der poirten totten eersten horsmoelen toe; 2. Item die huysen, schuyeren ende bargen, staende buyten Potterspoirt, an beyden zyden van der Gouwe, beginnende van 3*9" der poirten totte anderde wintmoelen toe, ende oick langens die singel totten winterdijck toe oostwairts totte bleykershuys toe ende dat huys mede; 3. Item alle die huysen, schuyeren ende bargen, staende van de Cleywechspoirt totter hoel an beyden zyden ende opte singel oistwairt totte eerste bleykershuys toe ende dat mede, ende van de Cleywechspoirte oistwairt totte Thientwechspoirt toe; 4. Item alle die huysen, schuyeren ende bargen, staende buyten de Tientwechspoirt aen beyden zyden totte eerste wintmoelen ende dat gasthuyslant toe ende oick alle die huysen, schuyeren ende bargen, staende van de Thientwechspoirte tot den hoegen dijck toe ende voirt langes den dijck totte Bloemendaelsche weteringe toe; 5. Alle dese voirsz. huysen, schuyeren ende bargen sal men lyemen binnensdaicx ende die weechgen na deF ouder coere ende gelijck men doet binnen deser stede ende buyten upte" daeken twie vingeren dick, tusschen dit ende Sinte Bavendach naistcomende ofte dieselve huysen, schuyeren ende bargen te ondecken, uptie boeten van elke huys, schuyr ende barge vijf scellinck gr. Vlaems, te weten die schout die twie deelen ende dat gerechte dat derdendeel, ende dairtoe gecorrigeert te worden by der stede. Ende hierenboven sal die stede die ongelyemde huysen, schuyeren ende bargen, die men alsdan sal vinden onghelyemt, of doen breken tot ende op coste van den eygenen. 6. Item alle huysen, schuyeren ende bargen, staende binnen der stede, zal men binnensdaichs lyemen nae inhout der ouder kueren, opte boeten voirsz. van vijf scellinck gr. Vlaems ende correxie van der stede. 7. Item alle huysen, die nuwelick getymmert zijn, zal men die wegen lyemen an beyden zyden, buyten ende binnen, opte boeten voirscr. 8. Item alle huysen, schuyeren ende bargen, staende binnen by der stede vesten, zal men oick binnen lyemen na der ouder koere ende buytensdaicx twie vingeren dick opte voirscr. bueten. Ende alle dese boeten zullen gaen gelijck voirsz. is. CCCLXXXVIII. SCUTTERS MESSEN TE DRAGEN. Die scout mit die van de gerechte gebieden ende laeten weten, dat alle die scutters, out ende jonck, zullen dagelicx gaen mit een lanck mes up hoer zyde dragende geduerende dese marct 32Ó lanck, upte boeten van I sc. gr. Ende den eenen scutter zal den anderen verdrincken ende becueren ende wat den heer bekuert, dat zal den heer hebben. Voert soe wat scutters, die in de poorten geordonneert worden om by dage de poort te wachten, zullen gehouden wesen aldaer te comen ende niet droncken te drincken, mar scerpelicken toe te sien ende de vreemde luyden scerpelicken te vragen, waen zy comen ende waer zy willen. Ende de poortiers mit die scutters zullen de vreemde luy beveelen, dat zy zullen gaen ten huyse van Willem Stevenszoen an de sluus in de Sloetel ende laeten hem aldaer inscryven, waer zy gelogiert zijn ende waen zy zijn. Ende wat vreemde luy, diet aldus by den poortiers ende scutters bevolen wordt ende dat niet en deden, dat sal men corrigieren nae gelegentheyt van der saecken. CCCLXXXIX. STEDE GELT TE LEENEN. Item alle degeene, die gestelt zijn de stede geit te leenen, dat die van desen dage betaelen in handen van den tresoriers off margen ten lancksten voer de middage, upte correctie van der stede. * CCCXC. KENP ENDE VLAS TE HEEKELEN. Item dat nyemandt hem en vervordere kennip noch vlas te hekelen by de kaerse, upte boeten van xn stuvers. CCCXCI i). i"; Die schoudt mit die van den gerechte laeten een ygelijcken weten, dat als men die clocke luyt, dat een ygelijck ter bijt coemt, op alsulke boeten als laestwerf ofgelesen was, te weten een ygelijck soude verboeren drie stuvers. Item een ygelijck sal selfs ter bijt comen sonder kinder te senden, tenzy dat sy over vijftien jaeren oudt sijn, opteselve boeten. Ende die hoemans, die thuys sijn, sullen selfs ter bijt comen ende soe wie ter bijt niet en quame, soude men verdrincken. Item die hoemans sullen dubbelde boeten geven. Ende tsheeren dienaers sullen van stonden an de pande uuten huyse halen. Item men sal gheen scossen in de bijt laeten leggen, mar men sal dien ophalen of ondersteken, opteselve boeten. i) Het volgende tot en met nr. CCCXCVI staat op een los blad. 321 2. Item voirt sal een ygelijck byten after ende voir sijn doer, dair water is, elke bijt wijt wesende drie voeten lanck, opte buten van ses placken. 3. Voirt soe waer steygeren zijn, die glat zijn, die sullen die hoemans laten maken dat men dair op ende of mach. 4. Item soe wair men gheen byten voer de doeren maken en mach overmits die scepen, die dair leggen, dair sal men die byten maken besiden die scepen ofte voir die scepen. CCCXCII. 1. Item dat men gheen mosselen copen en sal, voirdat se an der steyger sijn van der stede ofte in andere besloten steden, opte boeten van VI sc. 2. Item soe wye enige mosselen coept van den vreemde luyden, die sal deselve mosselen terstont uuter scepe an de marct moeten brengen, sonder die gecofte mosselen int scip te mogen laten, opteselve boeten VI sc. 3. Item dat de scipper sijn schoenste sal mogen doen mitte grote of cleyne maten die mosselen, die hy tsceep houdt, hetzy mit selfs te vercopen ende uwt te bruyeken ofte wech te voeren, sonder dat hy enige vercofte mosselen tsceep sal mogen houden, opte boeten van vi sc. CCCXCIII. 1. Dat hem nyemant en vervordere enige penningen uut te geven of te bieden contrarie der ouder ordonnantie, uutgeseitde engelen sal men voirtan geven voir 11 Andriesgulden ende de Engelsche stoeter voir vx/2 groten. 2. Ende dat nyemant enich hagemunt en sal bieden, mar indien sy enich hebben, sullen die mogen brengen ten huyse van Willem Janszoen die goutsmit, die by der stede geordineert is te wisselen. CCCXCIV. Dat nyemant enich sterf huys en houden noch ymboel, speek noch vleys noch anders yet vercopen, dair yemant haestelick gestorven is, van de tijt, datte laetste doode thien weken doot geweest is, opte boeten van een croen of ende correxie van der stede. si 322 cccxcv. De schout ende heeren van den gerechte laeten een ygeliken weten ende doen gebieden, dat hem nyemant en vervordere voirtan te callen ofte clappen in der kercke onder die hoichmissë, onder de vesper ende onder die sermonen, opte boeten van elc drie stuvers. Ende hierof sullen becoerders wesen sekere goede mannen, die dairtoe geordineert sijn. CCCXCVI. Dat nyemant en coopt noch en vercoopt, en lient noch en borch noch enige panden neemt van Geerte Doots, men sal dair gheen recht of doen l). CCCXCVII. VAN WANEN. Die schoudt ende heeren van den gerechte (laeten een ygelijcken weten), dat alle dieghene, die van nu voirtan ter wake geboden worden, dat die selver waken sullen, dan alleen weduwen of diegheen, die zieck zijn, of die van huys zijn of die boven hoir tsestich jaeren oudt sijn of brouwersknapen of backers als zy l) Hierna volgt nog: fo. negen assche uut te dragen mit vier. (zie nr. XXVIII.) ƒ>. XIII beesten an de pael angaende coeyen te slaen. (Zie nr. XLI.) fo. XV van de stallen besyden coman Kerssen. (Zie nr. XLVII.) jiem den brantmeesters van de tonnen te ontbieden. (Zie nr. LI.) fo. XXVI bier uute geven sonder excijs. (Zie nr. LXXIX.) fo. XXVII gheen wijn opt slot. (Zie nr. LXXX.) fo. XXVIII.... van den last van den huysen. (Zie nr. LXXXII.) fo. XXXVI. ...de wagens by dat veerstal. (Zie nr. CXII.) fo. XXXVIII.. tfeck te heeten. (Zie nr. CXVII.) fo. XIIII van de leeren ende brantemmers. (Zie nr. CXXXVII.) fo. XLHI coeren te meten ende segelairs te ontbieden. (Zie nr. CXXXVIII.) fo. L van de straetmisse. (Zie nr. CLXII.) Memorie in de vroetscap. Item op gheen lijf noch bedevairt te copen noch te vercopen. Item die scepenbrieven over te geven mit I transfixe. Item de man sijn wijfs of dat wijf des mans clederen te versellen. Memorie om te vermaenen van de vicecureyt om een halff vat biers excijs-vry te hebben. Noch te vermanen Van de brouwerie ende oeck van dal de brouwers wagen moeten lubben, upte.... Memorie om te vermanen van de vroevrouwen. De eerste serie keuren is blijkbaar in een gerechtszitting besproken. 323 brouwen of backen, die sullen betalen mit hair geit, dair zy op geset zijn; mar als zy niet en brouwen noch en backen ende scippers, die thuys zijn, sullen selver waken alst hem geboden wordt, opte boeten van ses placken, ende men zal de boeten van stonden an uuten huyse halen. Ende soe wie op poirten ofte thoernen gestelt worden, die sullen een man beneden houden, gaende van den eene poirte of toirne totten anderen, elcx sijn tijt, ende dat nyemant van der waeke en gaet voirdat men die clock luyt, opten boeten voirsz. ende correxie van der stede. Actum xiiii Decembris anno XVCXII. CCCXCVIII. WAECKGELT. Item alle deghene, die waeckgelt sculdich sijn, dat sy terstont betalen, opte boeten voirsz. CCCXCIX 1). SCHADE IN DE THUYNEN. Voirt dat hem nyemant en vervordere in yemants thuynen, huysen, thuynhuysen te comen binnen der stede of buyten ende enige schade te doen, hoe tsy, an boemen, enten ofte anders, wat dat zy, of straffelijk gecorrigiert te worden nae gelegentheit van der saicke. Ende indien dair yemant waer, ende die dat wiste ende dat den heeren nyet an en brochte, dat sal wesen opte correxie van der stede. Ende soe ("wye) dat anbrochte, die sal men van der stede wegen eerlijcken loonen mit eenen goeden drinckpenninck. CD. STEDEKINT. Alsoe den gerechte genoich gebleken is Lourijs die Coekebacker hem onduechtelicken regiert ende zijn goet onnuttelicken ende qualicken overbrengt, soe set men hem in der stede voichdie ende men wairschuwet een ygelijcken, dat hem nyemant en borcht noch en lient, men soude dair gheen recht of doen. Actum XVlien Februarii anno XVCXIII. CDI. STEDEKINT. Alsoe den gerechte genoich gebleken is, dat Gheen Joryszoen l) Deze keur is doorgehaald. 3H hem onduechtélick regeert ende zijn goet qualicken ende onnuttelicken overbrengt, soe set men hem in der stede voichdie ende men wairschuwet een ygelicken, dat hem nyemant en lient noch en borcht, men soude dair gheen recht of doen. Actum XXIII Martii. CDU i). Actum in Junio anno XVCXIIII. 1. Doen gebieden, dat nyemandt, wie hy zy, binnen de mueren van der stede van der Goude, alzoewel in de nyeuwe als in de oude stede, hem voortan en vervorderen mit riet ofte weeck dack zijn huys, loodzen ende anders te decken, opte boeten van X croen, nae doude kuer2), te weten den decker deen helft ende den eygenaer dander helft ende voorts de correctie van der stede. 2. Voorts laet men eenen ygelicken weten, dat alle degheene, die mit hart dack haer huysen decken willen, die zal men te baete comen van der stede wegen van elcke roede xx stuvers. Ende diegheen, die hoer huysen over XXX off XL jaer rietdack geweest heeft ende tzelfde heel nu off willen breecken ende mit hart dack willen decken, die zal men dubbelt dack geven, te weten n Rijnsgulden van de roe, te weten een heel huys of geheel dack ende nyet die by vacken of een vack of breet, soeverren sy opte oude sparnaye decken souden moegen of sparnaye te vernuywen. Actum xxixen Aprilis anno XVII. 3. Voorts gebiet men alle degheene, die haer hart dack ofgebroecken hebben ende weder mit riet gedect hebben, daer de stede niet off vernoucht en is, dat die gehouden zullen wesen, hoer weeck dack off te brecken ende weder mit hart dack te decken binnentsjaers, opte boeten voirsz. ende correctie van der stede. 4. Item alle degheene, die haer huysen mit weeck dack gedect off gestopt hebben by belofte, voer den gerechte gedaen, dat die tzelfde ofbreecken ende weder decken mit hart dack naevolgende der stede bouck, upte boeten ende correctie voirsz. CDIII. Voort gebiet men, dat men gheen speckhalers ofte diergelijcke 1) Het volgende tot en met nr. CDIV staat op een los blad. 2) nae — kuer doorgehaald. 325 int gasthuys van Sinte Katrynen niet langer dan twee nachten zwinters logieren en zal ende Sonnendaechs een nacht. Ende die cloeck ende gesont zijn en zal men niet logieren noch innemen. Ende als de gasthuysmeesters deselve lantlopers gebieden uut ■te gaen ende zy dat niet doen en wouden, dat waer upte correctie van der stede 1). CDIV. Aldus adverteert men eenen ygelicken, wie hy zy, van wegen als voergelezen is ende der stede van der Goude, dat hem nyemandt en vervordert binnen der jurisdictie ende vridomme der stede van der Goude ofte oeck binnen den lande van Steyn yemande te ferfoortsen ofte gewelt te doene, tzy mits transofinerende ofte anders verspiende yemande te vangen of geroefde goeden hier in de vridomme van de voirsz. jurisdictie te brengen, upte verbuerte ende peyne van lijff ende goet ende gerecht te worden als rovers ende straetscenders ende voorts nae gelegentheyt van der saecken. CDV. VAN DER STEDE TE LEENEN. Die scout mit die van de gerechte laeten een yghelicken weten ende ghebieden, dat alle diegheene, die geordonneert zijn om der stede geit te leenen ende een weet gehadt hebben van der stede boden, dat die comen tafternoen upter stede huys ten tween uuren ende brengen hoer leeninge, daer se up gestelt zijn, gemarct dat de stede haestich geit te doen heeft, upte correctie van der stede. CDVI. TGELEYDE VAN DEN SCOUDT. Voort soe laet die bailiu ende scout deser stede een ygelick weten, dat alle diegheene, die alhier binnen deser stede up geleyde gaen, dat de voirsz. bailiu van tsheren wegen denselven persoonen hoer geleyde upseyt ende men beveelt hemluyden binnen sdaechs sonneschijn te vertrecken uuter stede ende bailiuscepe ende vridomme van der Goude ende by gebreecken van l) Hierna volgt: Memorie om Ie vermanen van den luyden, die van de pestelenlie int gasthuys gedrocht worden. 326 dien zal men denselven antasten ende vangen ende die corrigieren nae gelegehfheyt van der saecken. Actum den xixen Julii anno XVCXV. CDVII. STRATEN SCHOEN TE MAKEN. Die schout ende heeren van den gerechte laten een ygelijck weten ende doen gebieden, dat een ygelijck sijn straet voir sijn huyserttschoen maect ende brengt die vuylnes op een hoop ofte in de vuylenskuylen. Ende dat nyemandt enich vuylens worpt int water, opte bueten van ses stuvers ende men salt corrigeren an denghenen, dair die vuylens voir de dueren ofte huysen leit. CDVHI. PIETERTGEN NIET TE QUELLEN. Voirt dat hem nyemant en vervordert Pietertgen te quellen ofte enich quaet te doen in de kerck noch opter straeten, opte bueten van ses stuvers ende correxie van der stede. Ende wes kinderen dat bekoert worden, dat sal men verhalen an den ouders. CDIX. STEDEKINT. Alsoe Dirc Pieterszoen Fuickel hem vervordert qualicken te regieren, zijn goet onnuttelick duer te brengen, twelck die van de gerechte gaern verhoet saegen, soe laet men eenen ygelicken weten, dat hem nyemant en vervordert, denselven Dirc Pieterszoen yet of te coepen off te vercopen off eenigerhande comanscap tegens te doen, cleyn noch groet, want men zal daer geen recht off doen, ende men set denselven Dirck Pieterszoen uut zijn voochdie. CDX. HOEY IN DE HUYSEN TE LEGGEN. Die schoudt ende heeren van den gerechte laeten een ygelicken weten ende gebieden, dat nyemant enich hoeye en leit in hair huysen of an schelven, staende in de oude stede, mar diegheene, die enich hoey in hair huysen ingedaen hebben, dat die tselve hoey weder uutdoen tusschen dit ende Donredage naistcomende ende dien dach al. Die schout ende heeren sullen op Vrydage dairan ommegaen schouwen ende wie zy bruekich vinden sullen zy van stonden an die bueten ofhemen navolgende die kuere, die dairof is. 327 CDXI. STEDEKINT. Alsoe Jan Moei de vleyshouder hem dagelicx qualicken regiert, te wetene zijn goet offhandich te maecken ende quade comanscappen te doen ende diergelijcke ende soude geheel ende al van zijn goeden vervreemdt worden, indien by den gerechte daerinne geen provisie gedaen en worde, soe ist dat die van de gerechte ghaern siende twelvaeren van denselven Jan Moei hem mits desen setten ende stellen uut zijn voochdie. Ende men laet een ygelick weeten, dat hem nyemant en vervordere tegens denselven Jan Moei te copen off te vercopen ofte eenigerhande comanscap tegens hem te doene, want men daer geen recht van doen en zal. Actum den Xlien Decembris anno XVCXIIII. CDXII. STEDEKINT. Alsoe Dirck Heynricxzoen Melker hem dagelicx qualicken regiert, sijn goet qualicken ende onredelicken vervreemdende ende wech te brengen mits borch te worden ende anders, ende noch meer doen soude, indien daerinne nyet voirsien en worde, soe ist dat die van de gerechte gaeren sijn welvaert sagen, mits desen setten ende stellen uut sijn voichdie ende men laet een (ygelicken) weten, dat hem nyemant én borge, vercope noch tegens hem te copen in eniger manieren, want men daer gheen recht of doen en sal. Actum xxijen Decembris anno XVCXIIII. CDXIII. STEDEKINT. Alsoe Pieter Hermanszoen Lolla hem qualicken regiert, sijn goet onnuttelicken wech te brengen ende anders ende noch meer doen zoude indien dairinne nyet voirsien en worde, soe setten die van de gerecht denselven Pieter uut sijn poirtrecht ende laeten men een ygelicken weten, dat nyemant tegens hem en coop noch en vercope noch en borcht, men sal dair gheen recht of doen. Actum ut supra. CDXIV. CALLEN IN DE KERCK. i. Die schout ende gerechte adverteren een ygelijcken, dat hem nyemant en vervordere te callen in de kerck onder die 328 hoemisse, sermoen ende vesper, opte boeten van elke reyse twee stuvers. Ende soe wie bekoert wordt, sal die twee stuvers terstont betalen. Ende indien sy nyet en geven, soe sullen die schoutendienaers pande haelen tot drie *) stuvers toe. 2. Item dat nyemant den bekoerders qualick toe en spreken noch en misdoen mit woerden noch mit wercken, opte correxie van der stede. 3. Noch oeck niet te callen onder de metten, seven getyden, sermoen, noch onder tloff, upte boeten voirsz. CDXV. SCEPEN UUT HAVEN. Men laet een ygelicken weten, dat alle degeene, die enige scepen in de haven hebben leggende, die noch en lossen noch en laeden of die geladen zijn, dat die van stonden uut de haven scieten in de Ysel, upte boeten van een croen. CDXVI. PROCESSIE- GENERAEL. Voort soe zal men up Woensdage naestcomende processiegeneral houden, Goede van hemelrijck biddende voor de welvaert ende prossperiteit van onssen genadigen heere ende zijnder goeden landen ende voortan sal men alle weecke processie houden, up een dach, die men upte stoel in (de) kerck kundigen zal. Een ygelick zal hem vougen te comen in deselve processie ende bidden God van hemelrijck als voirsz. staet. Een ygelick segtet malcander voort, CDXVII. Men laet een ygelijcken weten, dat nyemant hem en vervordere te bedingen, noch doen copen noch doen bedingen enige boter te copen, die sy weder uutbruyken of vercopen willen, voirdat die clocke negen geslagen heeft, opte boeten van een croen. Mar alle poirters sullen vry mogen copen tot allen tyden alst hem gelieft voir haerselfs eeten. CDXVIII. VAN DE CONYNCX COEMSTE. 1. Alsoe onssen aldergenadichsten here up morgenavondt Tordrecht comen zal ende voort in Hollandt om zijnder genaden 1) drie vervangen door: IIII. 329 tot allen piecken ende steeden gehult te worden, soe gebiet men alle die scutters, alsoewel de oude als de jonge, dat zy van stonden an gereet hebben ende doen maecken elcx een toorts van anderhalff pondt wegende om mijn genadige heere, indien hy hier quame, mit processien ende statelicken in te houden. 2. Voort soe gebiet men, dat insgelijcx alle die gilden gereed hebben ende doen maecken, te wetene elcke gilde vier toortsen voor elcke deecken een, Sinte Katrynengasthuys vier toortsen, voort alle de cloesteren ende cappellen binnen der stede elcx vier toortsen. 3. Voort alle brouwers, die geen scutters en zijn, ende alle degheene, die zijn goet waerdich is boven de hondert nobel, die zullen elcx een toorts gereet hebben om mijn genadige here in te helpen halen, ende dit upte correctie van der stede. 4. Voort gebiet men, dat de oude scutters van stonden an hoer peleur doen maecken, zulcx soe zy meenen hoer eer voer mijn genadige heer te bewaeren 1). CDXIX. JAN VOPPEN ZEGEL. Men laet een ygelick weeten, alsoe Jan Jacob Voppezoen, scout vant lant van Steyn, zijn zegel verloren heeft, daer hy mede zegelt, daermede hy mit datselfde zegel noch Dynsdach kstleeden gesegeit heeff ende sint noyt meer, soe laet men weeten, soe wat brieven die voer Dynsdach gésegeit zijn, dat die comen binnen achte dagen naestcomende by Jan Jacob Voppezoen voirsz. om alle die brieven te visiteren, omdat hy hem daerin veranderen mach, off de houder van denselven brieven en zullen daer geen recht mede mogen spreecken ende zullen van geender wairden wesen. Actum ultimo Junii anno XVCXV. Dirc Geritszoen van den Hogeveen. Dirc Voppezoen. Willem Claeszoen. Jacob Dircszoen. CDXX. VANT VEER. R Voirt gebiet men ende laet een ygelijck weten, dat hem 1) Hierna- volgt: Voort dat een ygelick, als mijn genadige keer compt 330 nyemant en vervordert eenige vreemde luyden over Ysel te voeren noch int veer over te setten, die alhier gheen poirters en zijn, upte boeten van drie stuvers tot eiken reyse. 2. Item datter nyemant mit enige veerschuyten yemant oversetten en sullen, dan diegheene, die by den huyrman ende pachter van den Yselbrugge daertoe gelaeten ende geordineert wordt, opte boeten van.... 3. Ende datter gheen kinderen noch jonge int selve veer vaeren en sullen, opte boeten voirsz. CDXXI. HOUT OPT HOOFT. Schout, burgermeesteren ende tgerecht laeten een ygelicken weten ende doen gebieden, dat alle degheene, die enich hout, wagenschoudt, sparren of ander hout, sprieten, masten ende naefhout hebben staende of leggende opt hooft buyten tveerstal, dat sy daervandaen halen ende laten doen binnen achte dagen naistcomende, opte boeten van een croen telken-reyse dat sy bekuert worden. Actum' imen Septembris anno XV. CDXXII. VARCKEN TE BESIEN. Men laet een ygelijck weten, dat nyemant enige vareken en slaet, dair ment speek of bruyken wil binnen deser stede ofte vridomme, tensy datteselve varekens eerst levende beschout ende gesien zijn van de vleysvinders, opte boeten van elck vareken een croen ende die correxie van der stede. CDXXIII. VOIRCOEP VAN LEVENDE BEESTEN. Men laet een ygelick weeten, dat nyemandt, wie hy zy, het zy vleyshouder off anders, hem en vervordere eenige beesten upte marct te bedingen off te copen om die weder levendich te vercopen, upte verbuernisse van de beesten, tenzy dat zy deselve beesten, die zy copen, houden staende ses weecken upte stal, eer zy die weder vercopen ende en zullen oeck deselve beesten binnen de ses weecken uut de stede niet moegen dryven om elders te vercopen, ende dit na ouden haircomen. Ende dese boeten zullen gaen een derdendeel den heer, een dardendeel de stede ende een dardendeel den anbrenger. 331 CDXXIV. TURFTELDERS TE DOBBELEN. Voirt is geordineert, datte tutftelsters dobbelen sullen van Paesschen tot Bamis smorgens te ses uuren ende nyet eer ende van Bamis tot Paesschen toe smorgens te seven uuren ende nyet eer, ende en sullen nyet dobbelen nae elf uuren noch voer één (?) uren, opte boeten van ses stuvers elke reyse. Actum xven dach in Maert anno XVCXV. CDXXV. 1. Up Sinte Stevensdach anno XII is gesloeten by den gemeen vroetscap, dat men overmits de last van de vianden ende brant, die soude moegen gebueren, dat men de huysen, mit riet gedect, rontsomme der stede van stonden off zal moeten breecken ende ondecken ende alle die heyningen, scuren, husen, bergen rontsomme der stede off te breecken ende gaten in de huysen ende scueren te maecken mit de tuynhuyskens open te setten, dat men daer uut ende in mach sien ende gaen. Ende indien hierin yemandt gebreeckelik bevonden wordt, die zal men zijn huys ende heyninck mitter heerlicker hant offbreecken ende doen offbreecken of branden ende dit binnen sdaechs sonneschijn. Dwelcke heere een ygelicken van der vroetscap ende scutters, out ende jonge, gebiet bistant ende hulp te helpen doene, te wetene buten Dijcxpoort off tot de eerste moeien. Item van de Potters tot de Cortacker toe. Item Cleywechspoort tot Blomendaelsc weteringe toe. 2. Voort gebiet men alle degheene, die rontsomme der stede voer hoer tuynen off huysen eenige misse hebben leggende, dat die van stonden an hoer misse effenen, dat men daer niet after leggen en mach, upte boeten van een croen. 3. Voort alle diegheene, die binnen der stede eenige huysen hebben mit riet gedect, die gebiet men van stonden an voer elcke huys een ladder, dweyl mit een tobbe mit waeter houden staende by dage, ende snachts binnen hoeren huyse, upte boeten van I croen. 4. Item voorts is geordonneert, dat alle diegheene, die leeren hebben buten der stede, in allen straeten ende buten alle poorten, dat die hoer ladderen van stonden an binnen der stede brengen, upte correxie . .. 5. Voort is geordonneert ende geconsenteert by der gemeen 332 vroetscap up Kersdach, dat, ingevalle enige last upquaeme van den vianden ende quaede dinge, dat die van de gerechte sullen volle macht hebben, in haestige voirsienicheit dairinne te doen, mits enige knechten an te nemen, tzy hondert of meer. CDXXVI. CO EREN IN DE CLOESTEREN TE MAELEN. Anno XVI in Februario. Die scout mit die goede luyden van de gerechte zijn overdragen ende doen ghebieden, dat nyemandt, wie hy zy, hem en vervordere voortan eenich coorn in eenige cloesteren te doen malen, upte verbuernisse vant coorn ende die correctie van der stede. CDXXVII. BRUGGELT. Voort alle degheene, die bruggelt sculdich zijn, dat die van stonden an betaelen off men zal se mit een clage verwinnen ende die panden uut den huyse halen. CDXXVIII. IN DE KERCK TE CLAPPEN. Voort gebiet men, dat hem nyemant en vervordere in de kerck te gaen clappen ofte callen, upte boeten van twee stuvers. Ende soe wie bekuert wordt ende hoer geit niet geven en willen, daer zal men de panden uuten huyse halen ende de scouteknechts zullen twee stuvers hebben behalven de boeten. Desgelijcx en zal men onder de metten noch onder de seven ghetyden, onder tsermoen noch onder tloff niet mogen gaen clappen ende callen, upte boeten voirsz. CDXXIX. HAVER TE BESIEN. Item dat nyemandt hem en vervordert eenige haver off coorn te vercopen by de sacken, tenzy dat die eerst besien wordt by den zegelairs. Ende alsser een sack toegesegelt is, daernae zal de vercoper gehouden wesen dander haver daernae te leveren, upte boeten van een croen. Ende indien men geen zegelairs vinden en can zoe zullen die van de gerechte selver zegelen. CDXXX. OPTER STEDE HUYS TE SPEELEN OF TE BOEVEN. Voort dat hem nyemandt en vervordere van eenige rebauwen 333 ofte andere tsafternoens upter stede huys te comen om te speelen, te caetsen ende andere boverie te doene, upte verbuernisse van de rebauwen upte kaeck te staen, ende de kinderen up hoer upperste cleet. CDXXXI. RECHT DOEN. Voort zal de scout morgen recht doen van poorters ende van vreemde luyden van alderhande saecken. Een ygelick scut zijn scaede. CDXXXII. DIE CLOET TE SCHIETEN. Die schout mitte goede luyde van de gerechte sijn overdragen ende doen gebieden, dat nyemant, wie hy zy, hem en vervordere voirtan die cloet of dat wychgeren te schieten of den bal te slaen tusschen den Thienwechspoirt ende den hoegen dijck, opte boeten van een croen ende die correxie van der stede. CDXXXIII. STEEN OF SANT OPTE SINGEL. Voirt dat nyemant enige steen of sant van de singel en draicht noch en haelt, noch die straet nyet en breect tusschen die Tienwechspoirt ende den hogen dijck voirsz., upte boeten voirsz. CDXXXIV. MOLENAERS. Dat voortan geen molenaer eenich meel malen noch inbrengen en zullen off dat uuter stede gevoert wordt ende dat om sonderlinge saecken ende gebreecken, die dagelicx bevonden worden, tenzy dat zy eerst een briefken van den excijssenaer gehaelt hebben, al waert van hoerselfs etelcoorn, mar zullen alleenlicken vry wesen van dat pondtmeel, dat zy van de backers hebben. Ende dat zullen dezelve molenairs tot den backers moeten laeten, als zy dat meel van de backers thuysbrengen, daer zyt pondtmeel off hebben, ende anders niet. Ende indien eenich molenaer eenich meel anders tot den backers brochte, daer soude den backer een briefken of moeten ontfangen eer hyt meel in zijn huys neempt, ende dit upte boeten van X croenen ende die correctie van der stede. Actum den XXVlien Mey anno XVI. CDXXXV. DEN NYEUEN DYCK TE VERHUYEREN. Voort laet men een ygelick weten, dat men tafternoen te 334 twee uren de nyeuwen dijck int lant van Steyn verhueren zal van buen tot buen den tijt van drie jaeren lanck geduerende. Alle diegeene, die daer ghainck in hebben, die comen tafternoen boven, men zal een ygelick goet besceyt doen. CDXXXVI. LOT1NGE TOT BRUGGE. Die scout mit die van de gerechte laeten een ygelick weten, dat binnen der stede van Brugge een lotinge gheschien zal van groete, menigerhange prijssen ende juweelen, achtervolgende de brieven, die voort raethuys, kerckdueren ende poorten geset zijn. Alle diegheene, die hem in willen laeten scryven, die comen tot meester Gerit Storm off tot Willem Stevenszoen, der stede clercken, die zullen een ygelicken goet besceyt doen. CDXXXVII. RECHT DOEN. Voort laet men weten, dat die scout een Woensdach ende voortan recht doen zal van poorters, van vreemde luyden, van alderhande saecken. Een ygelick scut zijn scade. CDXXXVIII. IN VLAENDEREN TE VAEREN ENDE ELDERS OP SYN SELFS GELE Y. Die scout mit die van de gerechte laeten eenen ygelicken weten, dat hem nyemandt en vervordere mit zi^..scepen ende goeden te vaeren in Vlaenderen ofte in Brabant, dan een ygelick up zijn selfs geleyde, ende dit overmits dat de scepen in Vlaenderen gehouden worden over de gemeenelants renten. Een ygelick scut zijn scade ende segget malcander voort. Actum den XVler- Maii. CDXXXIX. STEDEGOEDEN TE BETALEN. Die scout mit die van de gerechte zijn overdragen ende gebieden, dat alle die excijspachters, die van der stede eenige stedegoeden verpacht heeft ende nu Meye lestleeden verscheenen zijn ende daer te voeren, dat die comen by den tresoriers tusschen nu ende morgenavondt naestcomende. Ende indien de pachters eenige sculdenaers hebben, die den pachters sculdich zijn, die zullen tzelfde recht upten excijssenaers hebben als de stede upten pachters heeft. Ende indien zy niet en betaelden als voirsz. is, soe zal men se in doen leggen jegens den heer ende de stede, upte boeten ende correctie navolgende tverhuerboeck, alsoewel de sculdenaers als de excijssenaers. CDXL. LEEREN VOER DE DOEREN. Voort soe gebiet men, overmits dese groete droechte, dat een ygelick van stonden an een leer voer zijn duer heeft staende ende niet int veynster leggende, ende zullen oeck een yghelick huer brantemmers voer hoer duer upt veynster hebben staende, dat se die van de gerechte sien mogen. Ende die van de gerechte zullen margen afternoen omgaen scouwen ende duersien die gebreecken, die by laste van brant soude mogen comen. CDXLI. ELCX OP SYN TOORN TE WESEN. Die schoudt ende goede luyden van den gerechte laeten weten, hoedatter sekere nyewe cappeteynen van de oude ende nyewe scutterie opte poirten ende toornen geordineert sijn, aldus gebiet men denselven cappiteynen, dat sy elcx mit hoer scuttea wesen sullen by de poirten ende toornen^ daer sy geordineert sijn, nae die middage ten één uren, opte boeten elcx van drie stuvers te verboeren; die burgermeesters sullen ommegaen schouwen ende dat nyemant van daer en gaet, voirdatte burgermeesters dair geweest hebben. Actum xxxen Augusti anno XVI. CDXLII. HOUT OPT HOOFT. Voort dat een ygelijck, die hout, masten, balken, steen, sparren of andere goeden hebben leggende buyten opt nyewe hooft, dat sy al dat vant hooft laeten doen van desen dach, elcx opte boeten van een croen. Anno XVI den xxx dach in Oest. CDXLIII. GASTEN INT SCRIPT TE BRENGEN. Die scout mit die van de gerechte gebieden ende laeten een ygelicken weten, dat alle diegheene, die herberch houden, hy zy wie hy zy, niet en vervordere eenige vreemde luyden te harbergen, tenzy dat zy deselve gasten eerst vragen van waer zy comen ende hoe zy hieten ende waer zy woenachtich zijn ende deselve gasten in gescrifte te nemen ende die in handen 33° van den scout tsavonts te brengen ende dit upte correctie van der stede. Ende zullen deselve gasten waerscuwen huer geweer off te leggen, upte verbuerte van hoer geweer. Ende indien die waerden ofte waerdinnen off hoer boden deselve huere gasten niet en waerscuweden off en deden waerscuwen, zoe zullen de gasten hoer scaden mogen verhaelen an hoer waerdt. CDXLIV. SCUTTERS MESSEN TE DRAGEN. Item voort gebiet men, dat alle die scutters, out ende jonge, gehouden zullen wesen een degen ofte lange messe te dragen. Ende wie gheen degen off lanck messe en droech after desen dach ende bekuert worde, dat waer upte boeten van I sc. gr. te verbueren ende die scutters zullen malcander mogen bekueren ende die boeten tsamen verdrincken. Ende men en zals nyemandt verdragen ende dit tot wederseggen van den gerechte. CDXLV. GHEEN MESSEN TE DRAGEN^ Voort gebiet men, dat nyemandt anders, wie zy zijn, het zijn brouwersknechts off andere, hem voortan niet en vervorderen eenigerhande lange messen ofte geweer by dage off by nachte te dragen int heymelick ofte int openbaer, upte verbuerte vant lange messe ende geweer ende die correctie van der stede. Ende dat oeck nyemandt hem en vervordere, wie hy zy, jonck off out, eenige quade manieren te hebben noch te houden by dage noch by nachte mit cryten, roepen, jocken ende anders diergelijcke, noch mit trommelen ende anders, upte correctie van der stede. CDXLVI. CLOETEN AN DE VESTEN TE SCHIETEN. Voort soe gebiet men dat nyemandt, wie hy zy, voortan en zullen moegen die cloet scieten binnen an der stede vesten rontsomme der stede, upt stickgen ende anders, upte correctie van der stede ende oeck upte boeten van I sc. gr. Actum den penultimo Augusti anno XVI, van alle dat in dese zyde staetJ). I) Deze datum heeft betrekking op de nrs. CDXLIII—CDXLVI. 337 CDXLVII. RUYTERS UUTER STEDE. Voort ghebiet men dat alle vreemde knechten, die up dese tijt binnen der stede zijn, dat se van desen dage vertrecken uut de stede ende vridom, upte verbuernisse CDXLVIII. DIE SOUD YE WINNEN WILLEN. Die scout mit die van de gerechte ende ghemeene vroetscap laeten eenen yghelicken weten, dat alle diegheene, die soudie winnen willen, dat die comen tafternocn upter stede huys by die van de gerechte als die clocke twee geslagen heeft mit alsulcke wapen, daer een ygelicken zijn lijff mede meent te verweeren, om hemluyden alsdan in te scryven. CDXLIX. WAEKE. Voort gebiet men alle diegheene, die ter waecke geset worden, dat die ter waecke comen off hoer geit geven, off men zal se mitter clocken corrigeren nae gelegentheit van der saicken. Ende indien yemandt waer, die hemselven woude excuseren, die comen by den gerechte ende gheven hoer excusatie te kennen, upte correctie voirsz. CDL. DE KNECHTEN SCULDEN. Die schoudt ende goede liede van den gerechte adverteren een ygelijcken, die de knechten, leggende in der stede souldye, binnen die tijt van hoeren dienst yet geborcht ofte an den knechten yet uutgestelt hebben, dat die op morgen voir de middage comen by den tresoriers deser stede ende geven hoir sculden in gescrifte. CDLI. VAN DE LOOTING E. Die castelleyn, scout ende heeren van den gerechte laeten eenen ygelicken weeten, alsoe de K. M. bevoelen (heeft) lotinge te doen om den vierden man tot allen piecken uut te reysen als men die te doen sal hebben, soe hebben die van de gerechte mit die gemeene vroetscap geordonneert ende eendrachtelicken gesloeten, dat men die lotinge binnen deser stede doen zal, 21 33$ twelck alsoe gedaen is in manieren hiernae verclaert. In den eersten zoe zal Willem Jan Willemszoen als een van den burgemeesteren uutreysen ende daertoe Dirck Janszoen de Lange ende Ghijsbert Gerit Claeszoen als scepenen. Item als van de oude scutters is te lootinge gevallen Cornelis de apteecker mit zijn quartier. Item van de cloveniers ist lot gevallen Adriaen Dircszoen van Crimpen mit zijn quartier; van de cloveniers van de vroetscap is te tquartier gevallen Aernt Snoy, Jan Janszoen, CHnjsbert Janszoen Moei. Welcke voirnoemde persoonen zullen in hoer hulpe hebben als voor tquartier van de gheheel stede, te weten die oestzyde van de haven, beghinnende van Willem Gheritszoens te comen upte tillebrugge mit de molenwerff, Noot Goodsstege j Minderbroederstege, Spierinckstraet, de Sack, Rosendael, Doelenstraet an beyden zyden ende de zuytzyde van den Thiendwech, beghinnende van meester Louwers off tot al buyten Tiendwechspoort tot de vridom toe ende die singel langes tot den dijck ende brugge. Waeromme die van de gerechte adverteren ende gebieden eenen yghelicken up lijff ende goet, dat alle dese voirnoemde persoonen, woenende in de voirsz. straeten an beyden zyden zoe die geloot zijn, dat zy tachternoen ten een uren comen by den gerechte voor der stede huys mit alsulcke wapenen, daer een ygelicken zijn lijff mede wil verweren, om wapenscouwinge te doen ende den burgemeesters ende scepenen te volgen, daer zy voer zullen gaen. Ende waert saecke, dat yemandt waer, die uuter stede reysde, die gheloet zijn, dat zal men corrigieren an lijff ende goet, ende dese reyse zal dueren van XIIII dagen tot XIIII dagen ende niet langer. Ende alle weduwen die zullen een man in hoer stede setten ende dat by discretie 'van den gerechte. Actum up Sinte Mauriciusdach anno XVI. Navolgende de voirsz. ordonnantie zoe zijn de voirsz. quartieren in vier deelen geset, te wetene: Ule Meester ] ( Cornelis dap- j Vroetschap. Christoffel f l teecker I« I jan janszoen IV Dirck l buree- , Jacob ZasIIe ( , Gij» Janszoen n. I homans 7 t A#-l- ) , Dircxzoen I meesters. \ Joesl Ael / scutters. Moei I« Jacob Minne \ i bertszoen IIIe l Aert Snoy II» Willem Jan ' / Dirck Janszoen I v de Lange IVe / 339 'Adriaen van ) Dirc Janszoen ) \ /'Adriaeu van \ Witte Goverts- "J de Lange ( I l Crimpen Ie J zoen I Gijsbert Gerits- l IC j I Cornelis Bo- f Meester Reyer / ne zoen ) f homans J gert II8 \ c .ve" Baernt Hein- \ Dirc Goverts- ] I IjanGhijssenlIIM mers> ricxzoen ' zoen l TTe I f JacoDPieterVol-1 Jacob Claeszoen) Ysenout Claes- 1 \ scepenen. v pertszoen I Ve / Aelbert Dircx- | me zoen ) / zoen ' DircJanHoens-j Vrerick Adri- j zoen I aenszoen / IVe Cornelis Dircx- | me Jan Aertszoen J zoen ] Jacob PieterVol- pertszoen IV8 Oestzyde van de haven. !Die oestzyde van den haven van Willem Muyltgen off mit die molenwerff, Noot Goodsstege, Spierinckstraet, de Sack, Roesendael, Doelenstraet an beyden zyden, mit alle, dat daerin gesloeten is, ende daertoe de zuytzyde van de corte ende langen Thiendwech mit die buyten der steede woenen in der stede vridom ende soe voort de singel langes tot den dijck ende de brugge toe. Westzyde van de haven. ( Die westzyde van de haven van Willem Aertszoens off mit I de Noot Goodsstege, Peperstraet, Simon Judenstraet an de jje w / vesten, Coninckstraet tot de Vlamincxstraet toe mit die KeyserI straet, vreemde vismarct, mit dat daerinne besloeten is, ende [ alle die buten Dijcxpoort wonen. De Gouwe. IDie Gouwe an beyden zyden eerst beghinnende van den hoorn off ende soe voorts rontsomme mit de Vlamincxstraet, eyndende tot Zyvert Willemszoens toe; voorts buten Potterspoort, wynterdijck, Houtscoop, Tevecoop ende nieuwe haven, mit alle die stegen ende straeten, daerinne besloeten. Die polre off marctvelt. / Dat marcktvelt ende polre, beginnende van den hoorn off I rontsomme mit corte ende lange Groenendael an beyden zyden, J mitsgaders de noordzyde van de corten ende langen Tiendwech IVelot.*! mit zijn toehoeren buten de poort, Cleywech, Soechstraet, VogeleI sanck mits alle die buyten Cleywechspoort woenen, Blaustraet, V Nayerstraet ende alle die stegen ende straeten, daerinne besloeten. 34ö CDLII. STEDE SCULDEN. Alle dieghene, die den tresoriers van der stede sculdich sijn van der stede goeden, dat sy op margen ende overmargen comen by den tresoriers ende voldoen, ende soe wye nyet en comt in dese twee dagen, die sullen die burgermeesters op Woensdage nae die middage doen inleggen naevolgende die ordinancie. CDLIII. VEERSTALPOIRT TE RYDEN. Die schoudt ende goede luyden van den gerechte laten een ygelijck weten ende gebieden, dat hem nyemant en vervordere te slepen noch mitte paerden te leeden doir die Veerstalpoirt, tenzy by consent ende guetduncken van den poirtier, opte boeten van ses stuvers te verboeren tot elke reyse. Ende hierof sal die poirtier bekoerder wesen. Actum ultima Decembris anno XVCXVI. CDLIV. WAECK. Die schoudt ende goede luyden van den gerechte laten een ygelijck weten ende doen gebieden, dat een ygelijck, die ter waecke geboden wort, dat hy selver waeken sal of sijn geit geven, daer hy op geset is. Ende alle diegheene, die waeckgelt sculdich sijn, dat sy betalen, opte boeten van ses stuvers ende die correxie van der stede. Actum xixen Januario anno XVII. CDLV. DE STEDE GOEDEN OF TE BREKEN. Die schoudt mitte goede luyden van den gerechte sijn overdragen ende doen gebieden, dat hem nyemant en vervordere enige stede goeden of te breken, hetsy yserwerck, houtwerck an eenige bruyken, vulneskuylen an de sluysen, staende buyten opte Yseldijck an de Yselbrugge ende overal, ende dat sal men corrigeeren als dieft oft sulcx als scepenen die saicke bevinden sullen. Ende dieghene, die dat anbrengt ende datte rechte man gevonden wort, sal hebben een pondt groet. Voirt waert saicke, dat yemant dese goeden cofte ende dat den burgermeesteren binnen sdaichs sonneschijn nyet an en brocht, ende dattet bevonden worde, dien coper sal men corrigieren gelijck of hyt selver gedaen hadde, tenwaere dat hy sijn vercoper wiste te leveren. Actum XXVI Januarii. 34i CDLVI. BUYTEN DE STEDE GOET TE BREKEN GELYCK VOIR. Voirt dat hem nyemant en vervordert enige stoopen, loènen, staecken of te breken, of dat nyemant enige pooten, stooven, heyningen , grienden, tacken, rysen of andere diergelijcke hout ofte barninck houden, haelen off binnen deser stede brengen en sal ofte die luyden in "joir thuynen of huysgens enige scade te doen, of men sal dat corrigieren als dieft of gelijck dat scepenen die saicke bevinden sullen, indien yemant claechde. Ende waert dattet enige kinderen deden, soe sal men dat corrigieren ende verhalen an hoir ouders. Actum ut supra. CDLVII. SCUTTERS WAECK. Voirt dat dese vorst geduerende waeken sullen uut elke scuttcrie thien scutters, ende die ter wake geboden wert, sal selver in persone waken, opte boeten van ses stuvers. Ende dat nyemant van der wake scheiden en sal, voirdatte waeckclocke geluyt sal wesen. Actum ut supra. CDLVIII. MOLENAERS GHEEN OVENS TE HEBBEN. Die van den gerechte, by goetduncken ende ordonnantie van der vroetscap, is geordineert ende men laet weten, dat gheen molenaers, die brouwers of backers om loen maelen, gheen ovens houden noch setten en sullen noch tot gheenen huysen noch plaetsen hoer broet en sullen laten backen, dan alleen tot des backers huysen, dair sy hoir pondemeel hebben. Ende die molenaers, die nu ter (tijt) ovens hebben staende, dat sy die ofbreecken binnen achte dagen naistcomende, opte bueten van drie pont ende die correxie van der stede, den heer, tgerecht ende de» anbrenger elcx een derdendeel. Actum Xlien Februarii anno XVC seventhien. CDLIX. FEYT BY NACHT. Alsoe op gisteravont omtrent te acht uren Garbrant Heynriexzoen Scaverdack, comende opte Nayerstraet, geslagen is doer sijn tabbert, doer sijn hoet ende bonet, ende alsoe men nyet en weet, wie dattet gedaen heeft, soe laten die heeren van den gerechte weten, ist saicke, datter yemant of weet, wie dattet gedaen heeft, dat sy dat den burgemeesteren anbrengen binnen 342 daichs sonneschijn, ofte indien men namails yemant bevonde, die daerof wist ende nyet angebrocht en hadden op desen dach, die soude men rechten of hy tselver gedaen hadde, gelijck moert, alsoe men dese saick houdt als moert. Actum XXVHen dach in Februario anno XVII. CDLX. DAT ROOMSCH OFLAET TOTTE BRIGITTEN. Die goede luyden van den gerechte laeten een ygelijck weten, hoe dat nu op Saeterdage naistcomende die eerwairdige ende heilige oflaeten wesen ende ingaen sullen totten Brigitten, twelck die heeren van den gerechte mitten generale processie ende groeter wairdicheden in helpen haelen sullen, waeromme men gebiet ende begeert, dat men in deselve processie comen sal ende dancken God van der groete gratie, dat hy ons verleent heeft, dat wy dese groete aflaeten binnen deser stede hebben meer dan in anderen steden. Voirt geeft men vry ende seker geleyde allen dengheenen, die commen sullen om dese oflaeten te verdienen drie dagen, voirdatte aflaeten ingaen sullen, ende drie dagen, naedat se weder uutgegaen sullen wesen, uutgeseit vianden ons genadichs heeren ende deser stede. Actum X!Xen Martii anno XVCXVII. CDLXI. STEDE SCULDENAERS. Die goede luyden van den gerechte gebieden ende laten weten, dat alle diegheene, die sculdich sijn van der stede goeden, dattie comen by den tresoriers ende voldoen tusschen dit ende Saterdach naistcomende, of men sal hemluyden ghyselen ende doen inleggen navolgende dat verhuerboeck. Ende indien de sculdeners den excysenaers sculdich sijn, dat sy betalen oick tusschen dit ende Saterdach naistcomende of de excysenaer sal tselve recht doen ende hebben gelijck die tresoriers hebben opten pachters. Ende alle diegheene, die enige briefkens hebben, dat sy comen by den tresoriers ende claeren hoir dingen; die tresoriers sullen tafternoen' sitten ende alle margens twee uuren ende tsafternoens twee uuren. CDLXII. ONSTURICIIEIT B Y NACHT. Voirt alsoet cortelingk dicwijls by nacht geboirt is, datter sekere jonge gesellen gelopen hebben by der straeten, ropende, 343 crytende ende doppende ende smytende ander luyden doeren, waeromme die goede luyden van den gerechte gebieden ende laten weten, dat hem nyemant en vervordere voirtan enige onsturicheit te maken van roepen of cryten of smyten an yemants huysen of dueren, opte boeten van een croen 1) ende die correxie van der stede, i derdendeel den heer ende die stede ende anbrenger elcx een derdendeel. Actum XVlen Aprilis anno XVII. CDLXIII. KINDEREN TE VECHTEN OTTER STRAETEN. Voirt dat hem dese jonge ofte kinderen nyet en vervorderen enige vergaderingen te maken by dage noch by avonde mit stocken, steenen ofte andere manieren om malcandere te beroepen, te versoicken ofte bevechten, gelijck by die van den (gerechte) in die voirgaende weeke gesien is, waeruut groite beroerte onder ghemeente comen ende geboeren mochte, opte hoeten van ses scellinck sheeren geit, die men an den ouders van denselven kinderen verhalen sal. Ende dieghene, die de ses scellinck nyet willichlick en betaelden, daer sullen die scoutenknechten negen scellinck voir halen. CDLXIV. VAN DE VALUATIE ENDE WISSEL. Voirt dat hem nyemant en vervordere enige penningen uut te bieden noch te ontfangen contrarie de ordonnantie van onsen G. H, Ende indien yemant enige hagemunte heeft, die sal se brengen in den Horen. Willem Dircxzoen goutsmit sal dagelijcx in den Horen sitten ende geryven een ygelijcken, diet te doen hebben. CDLXV. PR 0 CESSIE- GENERAIL. Die goeden van den gerechte hebben geordineert, dat men op Saterdage naistcomende houden sal processie-generael, gebieden daeromme, dat men vieren sal van allen ambochten ende hantwercken ende dat een ygelijcken comen sal in deselve processie, biddende God van hemelrijck om pays ende vree, om getydich weder ende dat hy ons wil behoeden ende beschermen van brant ende allen anderen plagen, die ons opcomen souden moegen. Actum xxiijen Aprilis anno XVII. i) een croen vervangen door: X sc. gr. 344 CDLXVI. VAN DENSELVEN. Voirt dat een ygelijck gilde tot allen tyden, als men dat waerde heilighe sacrament ommedraecht, gereet sullen hebben ende voir den heiligen sacrament doen dragen twee toortsen, opte boeten van een scellinck groet ende hoir privilegie verboert te wesen. Actum ut supra. CDLXVII. PIETER GILLISZOENS SCULDEN. Die goede luyden van den gerechte adverteren ende laten eenen ygelicken weten, dat alle diegheene, die an Pieter Gilliszoen ten afteren zijn, dat sy comen by den clerck deser stede ende laten hoir sculden inscryven tusschen dit ende Pynster naistcomende, ende soe wye in deser tijt nyet en comt, men sal mitte scattingen voirtgaen. Actum XXVen May anno XVCXVII. CDLXVIII. SE YLEN TE STR YCKEN BUYTEN DAT BAEKEN. Die schout ende goede luyden van den gerechte laeten een ygelijcken weten ende doen gebieden, dat hem nyemant en vervordert mit hoeren scepen te comen binnen dat baeken, staende in de Ysel, tensy dat sy hoer zeyl gestreeken hebben ende oick hoer scottafelen opgedaen hebben, dat men hoer scepen besien mach, opte boeten van een croen ende die correxie van der stede. Actum den xvinen dach in Julio anno XVCXVII. CDLXIX. SPECK OF VLEYSCH, DAT GEVLUCHT IS. Voirt dat alle dieghene, die enich vleys of speek in hoer huysen hebben, dat van den lantluyden hier in der stede gevlucht is, dat sy comen by den excysenaer van den vleysch, of men sal hem mogen bekueren, navolgende die ordonnantie van den verhuyerboick. CDLXX. L YFRENTEN TE VERCOPEN. Voirt alle diegheen, die lijfrenten copen willen op deser stede, die sullen comen by den tresoriers, men sal hem goet bescheit doen. 345 CDLXXI. HUYSRAET IN TE BRENGEN. Voirt waerscout men een ygelijcken, dat sy hoer huysraedt ende goet, dat sy bewaeren willen, brengen in der stede. CDLXXII. LADDEREN IN TE BRENGEN. Voirt alle diegheene, die ladderen hebben buyten der stede, dat sy die brengen binnen der stede. CDLXXIII. SYLEN TE STOPPEN. Voirt alle diegheen, die enige zylen hebben in hoer huysen, alsoewel cloesters als anders, dat sy die stoppen sullen van stonden an. l&'iïti CDLXXIV. GOED TE BERGEN. Voirt dat een ygelijck voer hem siet ende sijn goet berge op avontuer, of men die sluysen opsette, dat sy gheen scaede en lyden vant waeter. CDLXXV. TURFSCEPEN INT DIEP TE LEGGEN. Voirt dat alle turfscepen, die plagen te leggen ant oude hooft, voirtan leggen sullen int diep boven tgat van der haven, opdatte scepen, die tseyl gaen, hem gheen scade en doen. Ende indien hem enige scade gedaen worde, men zoude hem gheen verset doen. CDLXXVI. HOUT ENDE STEEN VANT HOOFT TE DOEN. Voirt dat men alle hout, steen, masten ende andere goeden, wesende upt nyewe hooft, wech doen sal, opte verboernisse vant hout, steen of anders. CDLXXVII. BRANTLADDEREN. Voirt dat elck huys, mit riet gedect, hebben sullen een groten dweyl ende een leer mit seven sporten lanck mit een ijsseren haeck. CDLXXVIII. VIERPANNEN. Voirt alle diegheene, die vierpannen hebben, hemluyden of der stede toebehoerende, dat sy die brengen opter stede huys, 346 men sal se hem wedergeven, die se toebehoeren, of men sal se hem betalen. CDLXXIX. MISSE OPTE SINGELEN. Voirt dat een ygelijck, die misse hebbe leggende opter stede singel, dat sy die wech doen of effenen, sulcx datter nyemant after leggen of schnylen mach, ende dit binnen IIII dagen naistcomende, opte boeten van een croen. CDLXXX. APPELCOEPSTERS. Die schoudt ende goede luyden van den gerechte hebben gekoert ende doen gebieden, dat hem nyemant en vervordere te staen mit appelen, coeck ofte met coeken, taerden, vlaen noch mit enige andere wair voir de Kerckstege noch daeromtrent, uutgeseit de brandewijn, mar sullen voirtan staen tusschen den hoick van der stede huys, by de trap an de suytsyde, streckwijs nae die goet, nae buttermarct toe, opte boeten van een croen ende correxie van der stede. CDLXXXI. STEDE SCULDEN. Die goede luyden van de vroetscap mittie van den gerechte doen gebieden, overmits dat dese stede haestelick opbrengen moet een groete somme van penningen, daervoer zy gesommeert sijn, tot onderhoudenisse van den ruyteren ende knechten, leggende voir Asperen tot defensie van den lande, voir welke somme zeven van onse poirteren leggen in den Hage in de ghyselinge ende noch is de rentmeester in meninge daertoe noch twaelf te doen ghyselen, tot groete coste van der stede, ende noch daerenboven wil den rentmeester doen houden voir de tolle alle onsen poirteren scepen ende die vercopen tot minderinge van den voirscr. somme, indien dat men van stonden an die voirsz. penningen nyet op en brengt; waeromme die vroetscap ende die van den gerechte zijn overdragen ende geaccordeert, dat alle diegheene, die dese stede sculdich sijn van enigen excysen off stede goeden, alsoewel den pachters van der stede goeden als degheene, die den pachters sculdich sijn, van als, soewel dat nu Sinte Pietersdach verschenen is, als van andere oude termynen, dat sy betalen tusschen dit ende Woensdage naistcomende binnen sdaichs sonneschijn of men sal hemluyden 347 ghyselen navolgende dat verhuyrboick in sekere herbergen, die men hem wysen sal, ende daer nyet uut te gaen, upte boeten van thien pondt, soe dicwijls als sy daerof bekoert ende bevonden worden. Actum prima Augusti anno XVCXVII. CDLXXXII. TDORDRECHT NIET TE REYSEN. Die schoudt ende heeren van den gerechte laten weten ende waerscuwen eenen ygelijken, dat nyemant van onssen poirteren tot Dordrecht en reysen dan op hoir selfs geleyde ende avontuer. Actum den eersten dach in Septembri anno XVCXVII. CDLXXXIII. VOIRCOPERS. Die scout mit die van de gerechte zijn overdragen ende doen gebieden, dat nymant, wie hy zy, hem en vervordere van desen dage, alsoet heylichdach is, geen kaesen noch zuvel te copen noch te vercopen noch te bedingen, noch arres te geven achtervolgende doude kuere, upte boeten van vijff sc. gr. Vlaems, een dardendeel den heer, een dardendeel tgerecht ende een dardendeel den anbrenger. Ende die kaesen, die vercoft zijn, en zal men van desen dage niet mogen scepen, upte boeten voirs. Item soe gebiet men, dat alle die scepen, die leggen buyten ant hoeft upt veerstal, die lossen noch en laeden, dat die van stonden an vandaen vertrecken, updat die cooplieden up margen ende overmorgen gevordert mogen wesen, upte boeten voirsz. CDLXXXIV. STEDEKINT. Alsoe den gerechte genoich gebleken is, dat Pieter jacobszoen den Blaeuwen sijn goet qualicken ende onnuttelicken doerbrengt, twelck die van den gerechte gaern verhuet sagen, waerom men den voirn. Pieter set in der stede voichdie ende men adverteert een ygelijcken, dat nyemant tegens hem en coept noch en vcrcoept, en lient noch en borcht, men en sal daer gheen recht of doen. Actum den xxmen dach in Januario anno XVC ende achtien. CDLXXXV. TOT UUTRECHT NIET TE REYSSEN. Die schout ende heeren van den gerechte adverteren ende laten een ygelijcken weten, alsoe dese stede voirtijts een compositien gemakt ende lange tijt onderhouden hebben angaende 348 die betalinge van den renten binnen der stede van Uutrecht ende alsoe die van Uutrecht dieselve compositie nu te buyten gaen ende hem daer voegen, soe waerschuwet men een ygelijcken van onsen poirteren, dat nyemant en reyst binnen der stede van Uutrecht dan op hoir eygen geleide; want indien sy daer gearresteert of gehouden worden, men sal hem daervan nyet verantwoirdèn noch scadeloes houden. Actum uien Februarii anno XVCXVIII. CDLXXXVI. Die scout mit die van de gerechte adverteren ende laeten een yghelicken weten, dat alle diegheene, wie dat hy zy, hetzy excijssenaers van der stede ofte andere persoonen, die eenige brief kens hebben van sculden, geassigneert ende beweesen upten tresoriers deser stede, dat die comen tachternoen te twee uren by den tresoriers ende thoenen hoer briefkens ende laeten die betaelt teycken(en) by den tresoriers. Ende soe wie niet en quame, die en zal men van hoer briefkens noch sculden geen betaelinge doen hebben. Actum den xxven in Februario anno XVIII. CDLXXXVII. VIERSCOUWERS. Voort gebied men, dat alle die vierscouwers, die dit voerleeden jaer vierscouwers geweest hebben, die continueert men, dat deselve hoer officie zullen bewaeren soe zy tot noch toe gedaen hebben ende mert beveelt hemluyden, dat een ygelick in zijn homanscap ommegaen zal ende duersoecken overal de gebreecken. Ende waer dat se gebrecken vinden, dat zullen se den gerechte anbrengen ende daerinne doen zulcx den gerechte hemluyden dat toebetrouwen ende alsoe lieff als zy de stede hebben ende dit ter tijt toe dat men hemluyden anders laet weten. Actum ut supra. CDLXXXVIII. STEDEKINT. Alsoe die van de gerechte genoech blijct, dat Gerit Janszoen de Cuper hem qualicken regiert ende zijn goeden qualiCKen ende onnuttelicken duerbrenct, twelck die heeren ende gerechte gaern verhoet sagen vant selfde meer te doene, waeromme men een yghelicken adverteert, dat men hem uwt zijn voochdie stelt, 349 ende soe wie voortan denselven Gerit Janszoen after desen dach meer borchde ofte vercofte, daer en zal men geen recht off doen. Actum den xen Martii anno XVIII. CDLXXXIX. Die schout ende heeren van den gerechte laeten een ygelijefcéft weten, dat men tafternoen te twee uuren besteden wil uut die gront te doen die hoede, leggende by de Ysselbrugge. Al dieghene, die hoir broet daeran winnen willen, die comen ten voirsz. uure ende winnen goet loen. Actum den xvnen Aprilis anno XVIII. CDXC. BIER UWT TE VOEREN. Den xvnen Maii anno XVIII. 1. Die castelleyn, scout ende heeren van den gherechte adverteren, gebieden ende laeten een yghelicken weeten, dat hem nyemandt en vervordert, hetzy poorters off inwonende, geenderhande bier mit scuyten off wagens uwt te voeren binnen der myle rontsomme der stede van der Goude omt zelfde bier by vergaderinge ende geselscap uwtgedroncken te worden, overmits dat de stede goeden ende de bierexcijs by dien te nyete gaen soude, upte boeten van vijff sc. gr. up elcke persoon, die daeroff drincken ende de correctie van der stede. 2. Voort ghebiet men, dat nyemandt, poorter noch inwoenende, en zullen voortan niet mogen» gaen drincken over Yssel an de hant noch upte hoeff noch in Blomendael noch tot gheenen plaetsen buten der stede een quartier van een mijl rontsomme gaende, tenwaer dattet bier verexcijst waer, upte boeten van elcke persoon ende correctie als voorsz. staet. Mar de reyssende luyden, staende voer de duere off sittende up een wagen, zullen wel een kanne biers off twee moegen drincken sonder verbueren ende anders niet. Overbrouwen bier. 3. Item soe gebiet men voorts, dat soe wanneer eenich brouwer off broutster overgebrouwen heeft, hetzy een kindeken, halff vat off drie kindekens, dat zullen zy om Goods willen mogen geven up hoeren eedt, te wetene de conventen ofte andere miserabile persoonen, die om Goodswilten gaen ende van aelmissen moeten leven. Mar waert saecke, dat zy tzelfde overgebrouwen bier buten der stede, twaer in Vlaenderen off anders- 3$o sins, om Goodswillen geven wouden, dat en zullen zy niet mogen doen, ofte zy en zullen teerst den gherechte te kennen geven, waer ende wie zy dat geven zullen, ende zullen daeroff besceyt ende betooch brengen, dattet den gerechte genoech blijct, ofte by gebreecken van desen soe soude men dat houden als voer overgebrouwen bier. CDXCI. Die scoudt ende heeren van den gerechte adverteren ende laeten een ygelijcken weten, bisonder alle coopluyden, brouwers ende scippers ende voirt alle poirters, dat nyemant, wie hy zy, hem en vervordere te voeren off te doen voeren enige onvrye goeden, hoe luttel dattet waere, voirby enige tollen of die wachten van dien, alsoe dese stede int seker geadverteert is, dat alle die tollenaeren ons genadichs heeren groete naersticheit doen ende dagelicx doen sullen om ondersoick te doen ende die scippers te afterhalen. Ende indien van onsen poirteren yemant achterhaelt worde, soe en sal dese stede hemluyden daerinne nyet verantwoirden noch voirstaen, mar hemluyden ende hoeren scepen ende goeden helpen executeren ter somme toe van vijftich pont groten, al en waert dattet scip soe goet nyet en waer. Actum den XXIIIIen dach in Julio anno XVCXVIII. CDXCII. PRUYMEN NIET TE VERCOPEN1). Die scoudt ende goede luyden van den gerechte laeten weten ende gebieden, dat hem nyemant en vervordere te vercopen off opte marct te brengen enige pruymen, hetsy dat sy gewassen zijn binnen deser stede of buyten, opte boeten van een croen ende correxie van der stede. Actum den nen Augusti anno XVCXVIII. CDXCIII. VLEYS TE BLASEN. Voirt dat gheen vleyschouders gheen scapenvleysch blasen en sullen, opte boeten van i croen ende correxie van der stede. CDXCIV. PR 0 CESSIE- GE NBR AIL. Die schoudt ende heeren van den gerechte hebben geordineert, dat (men) nu op margen voir de homisse, voirt op Dynsdage ende i) Boven deze keur staat nog: Noch aftelen noch f eren te vercopen tusschen dit ende Sint Gillisdach naistcomende. 35i op Vrydage naistcomende houden zal generail processie, gebieden da'erom een ygelijcken te comen in deselve processien ende bidden God van hemehHjck, dat hy ons verleenen wil getydich weder ende dat God ons voirt beschermen ende ofnemen wil die plage van der pestilentie ende dancken van dat hy ons tot noch toe verleent heeft, dattet alhier ter Goude soeseer nyet en sterft alst alomme hieromtrent doet. Voirt isser geordineert, dat men maken sal seker wascaerssen; diegheene, die devotie hebben, die sullen die mogen copen. Ende als die processien weder in de kerck comen, soe sullen zy hoer offergelt an de caerssen steeken ende offeren die mitter caerssen, die de kerck daertoe heeft doen maken, welke profijt die kerck hebben sal opdat Sint Jan, onsen patroon, God voir ons bidden mach ende bidden, dat hy onse vaendrager wesen wil. Ende men (sal) ommedragen Onse Lieve Vrou mitte maerscalken van der pestelentie. Ende men sal dat heilige sacrament ommedragen. Alle dieghene, die toortsen hebben in haer huysen, dat sy die medesenden voir dat heilige sacrament. CDXCV. Item die scout mit die van de gerechte adverteren ende laeten eenen yghelicken weten, dat gheen brouwer noch broutster hem en vervordere, eenich bier, hetzy heele, halve vaten off kindekens, binnen der quartier mijls ommegaens der stede1) sonder excijsbriefken ofte consent van den excysenaer, upte correctie van der stede ende de boeten vant verhuerboeck. CDXCVI. Voor(t) gebiet men, dat alle diegheene, die (de) stede sculdich zijn van eenige excijssen ofte stede goeden, dat die betaelen tusschen nu ende margen te middage naestcomende. Ende de tappers ende sculdenaers zullen insgelijcx deur excijspachters betaelen , off men zal se gijsselen. CDXCVII. Voort alle diegeene, die lant hebben leggende int lant van Steyn, dat die comen up morgen up Corte Haerlem om aldaer te vertijnssen hoer lant nae ouden haercomen, up alsulcke boeten als daertoe staen. i) Hier ontbreken blijkbaar eenige woorden, waarschijnlijk: te vercopen. 352 CDXCVIII. Men laet een ygelicken weeten, dat die kerckmeesters van Sint Janskercke up morgen ten één uren verpachten ende uphangen willen dat slachgelt van de erft huysen ende anders nae ouden haercomen, achtervolgende alsulcke ordonnantie als een yghelicken voergelezen zal worden. Alle diegheene, die daer ghadinge in hebben, die comen up morgen ten één uren tot Willem Stevenszoen in de Sloetel, men zal een ygelick goet besceyt doen. Actum den xxxen Martii anno XIX. CDXCIX. Ordonnantie opt stuck van de mosselen. i Die scout mit die van de gerechte doen gebieden, bevelen ende laten eenen ygelicken weten, dat nyemant van nu voirtan, wye hy zy, hem en vervordere enige mosselen te coopen noch te vercoopen, tenzy dat deselve mosselen eerst ende overal bezien ende gekoert zijn by een van den gesworen vinders, die daertoe van der stede wegen geordonneert zijn, upte boeten van II sc. gr. Vlaems ende die correxie van der stede. Ende wairt dat die vinders eenige mosselen de marct verboden ende deselve mosselen daerover weder ter marct gebrocht worden, dat waer upte boeten ende correxie voirsz. 2. Voort soe en zal men binnen der stede van der Goude noch in de vrydomme van dien gheen mosselen mogen vercoopen dan mit alsulcke maeten als die mosselvinders uwtgeven zullen. Ende die vinders zullen ontfangen van elcke mate eenen deutl). Ende dieghene, die de voirsz. maten gebesicht hebben, die zullen gehouden wesen telckenmale deselve maten wederomme te brengen ter plaetsen daer zy die. gehaelt hebben, upte boeten ende correxie voirsz. Ende men sal gheen mosselen mengen, upte boeten ende correxie voirsz. 3. Item soe wat mosselen de marct verboden worden byden mosselvinders, die sal men moeten brengen buyten der vryheit van der stede van der Goude, upte boeten ende correxie voirsz. ende dat binnen een ure, naedat sy die marct verboden sijn. 1) In margine staat hierbij: Den deuyt is verhoochdt geweest op drye penningen. Is ver steun ende geaccordeert, dat de mosselvinders van elcke maet, dye zy uy ticenen, in plaetse van drye penningen hebben sullen een oortgen. Actum den XXlIVn Augusti anno XVC thyen, by tcollegie van de magistraet. 353 4. Item dat men gheen mosselen coepen en zal moeten voerdat se an de steyger gecomen zijn, noch oick in eenigen anderen besloten steden, sonder oick den vreemden man tegemoet te varen van onderwegen eenige mosselen te coopen ofte voercoop te maicken ende item soe wye eenige mosselen coopt van de vreemde luyden, die zal deselve mosselen terstont uwter scepe an de marct moeten brengen, sonder dat die gecofte mosselen int scip zullen mogen laten, upte boeten ende correxie voirsz. 5- Item soe zullen alle viscoopers ofte andere poirters mit malcander wel mosselen an de steyger moegen coopen van de vreemde man, mar zullen dezelve mosselen van stonden an als voirsz. staet an de marct brengen ende alsdan deselve mosselen te paerten ende van malcander te deelen om een ygelick elcx bysondere zijn paert ende deel te mogen vercoopen by alsulcke maten als voirsz. staet, upte boeten ende correxie voirsz., ende nyet by singulaer personen sonder dat twee, drie, vier of meer personen mit malcander zullen mogen vercoopen ofte die proffyten, daarvan comende, sullen mogen deelen. 6. Item soe en moet nyemandt, wye hy zy, van onssen poirters eenige mosselen in gheenen anderen steden, dorpen noch plaetsen voeren noch seynden noch doen seynden om te vercoopen noch oeck mit eenige vreemde scippers, die mosselen te coop brengen, an de steyger eenighe aliancie maicken om die duer hueren name tot anderen plaetsen te vercoepen. Mar die scipper zal sijn scoenste mogen doen mit groote ende cleyne maten om die mosselen, die hy tsceep houdt, hetzy zelfs te vercoepen ende uuyt te bruyeken ofte weder wech te voeren, sonder dat hy eenige vercofte mosselen tsceep zal mogen houden, upte boeten ende correxie voirsz., welverstaende, dat die scippers alsoewel de boeten zullen gelden als onsse poirters, die hierinne gebreckelick bevonden worden. 7. Ende soe wat mosselen dat men coopt off vercoopt, die sal men vercopen openbaer upte straten ofte upt veerstal ende nyet in huysen ofte herbergen sonder daer yet up te setten van gelagen, bier off geit off diergelijken mar alleen suver te vercoepen om geit sonder eenige fraude, upte boeten ende correxie voirsz. D. Upten Xxvmen dach in Meye anno XVCXIX is overdragen by die van den gerechte, dat alle poirters ende poirteressen 23 354 sullen mogen coepen mit malcander alderhande visch, versch, gesouten off gedroocht, hoedanich die is off wesen mach off genaempt mach wesen, tsy harinck, bockinck, sprot, tonnevis ende anders, mar sullen dese voirsz. goeden gehouden wesen van stonden an, als zy binnen der stede gebrocht ofte gecoft zullen wesen, van malcander te deelen ende nyet daeroff te vercoepen ofte eenige proffyten mit malcander te deelen in gheender manieren int vercoopen, dan yegelick alleen, up die boeten van drie pont ende die correxie van der stede. Ende den heer sal een yegelick mogen anspreecken up sijn eedt, ende soe wye den eedt nyet doen en wil, die sal die boeten gelden, uytgeseyt soe wye die geloot zijn mit malcander up die vischmarct, die zullen twee mit malcander mogen coopen ende vercoopen in den ofslach ende nyet meer, upte boeten ende correxie voirsz. Dl. Die schoudt mit die van de gerechte doen gebieden, dat alle deghene, die geset sijn om de stede te leencn, dat sy hoir geit brengen tusschen dit ende margen voer elf uuren, upte verbuernisse van twee croonen ende die terstont uuytten huys te halen by den heer. Ende men salt nyemant verdragen, wie hy zy. DII. 1. Die scout, burgemeesteren, scepenen ende gerechte laeten een yghelicken weten, dat alle diegheene, die eenich hout ofte ander goet hebben leggende upt groete hoeft upt veerstal, dat zy tzelfde goet wechbrengen tusschen nu ende margenavont naestcomende, upte verbuernisse vant hout ende goet. 2. Voort alle diegheene, die scepen hebben leggende an tzelfde hoeft, die niet en lossen ende laeden, dat die int diep scieten, upte boeten van drie pondt. DIII. Item alle degheene, die tzee willen reeden, soe laeten die burgermeesters een yghelicken weten, dat onssen aldergenadichsten heer tevreden is, dat zy dat zullen moegen doen. Aldus mach hem een yghelicken daertoe vougen ende dat up hoer eygen geleyde ende aventuer. Actum den xxijen Juliï anno XIX. 355 DIV. Voort dat nyemant, wye hy zy, hem en vervordere eenige kasen te coopen ofte vercoopen up Sinte Mauriciusdach ofte voer een Vrydach naistcomende, upte boeten van twalef stuvers. Actum den xxen in Septembri DV. Die schoudt, burgermeesteren, scepenen ende gerechte laten eenen yegelicken weten, dat alle dieghene, die enich hout, steen, masten, sparren, sprieten, naefhout ende alle andere goet, nyet uuytgesondert, leggende of staende hebben mogen hebben buyten upt groote hooft upt veerstal, dat zy tselfde goet van stonden an wechbrengen tusschen dit ende margenavondt naistcomende, upte verbuernisse vant selfde goet. Ende indien yemant in toecomende tyden eenich goet up tzelfde hoeft loste ende daerup leyde off sette, die sal datselfde goet weder van daen moeten brengen binnen drie werckendagen, naedat sy tselfde goet upt voirsz. hooft geset of geleyt sullen hebben, upte boeten vaneen pont2) groit Vlaems. Actum den xxen jn Septembri anno XVCXIX3). DVI. Die scoudt mit die van de gerechte doen gebieden ende laten eenen ygelicken weten, dat alle deghene, die leren emmers binnen hoiren huysen hebben, dat sy mitteselve emmers gheen water in en moeten halen ofte ergent elders mede besigen, mar dat se alleen stille sullen bliven hangen, tenwaer datter eenigen brant quaem, dat God verhoeden moet, alsoe de bewaerders van deselfde emmers die in raicke ende daecke up horen cost moeten houden. Ende wairt zaicke, dat yemant hierinne contrarie dede, dat waer upte boeten van een pont Hollants. Actum in camera upten men dach van Augusto. 1) boeten — Septembri vervangen door: verbuerte van alle tgoet ofte kaesen, die up Sinte Mauriciusdach of voer een Vrydach vercoft worden. 2) een pont vervangen door: X sc. 3) Actum — XVCXIX vervangen door: ten wair dat sy consent hebben van der camer. Dits mede ofgelesen den XXen Julii anno XVCXXIII. » 35°" DVII. Voirts dat nyemant en moet werpen naet hoofken upt kerckhof mit steen ofte anders. Ende wairt saicke, datter eenige kinderen nae worpen ende scade deden, dat sal men an die ouders verhalen, ende dit upte boeten van een pont Hollants. DVIII. Upten darden dach van Augusto anno XVC ende XIX is by die van de gerechte gesloten ende geaccordeert, dat alle de cloveniersscutters tabbarts ofte paltrocx van peleur moeten hebben, groot wesende ten minsten vier ellen breet lakens off daerenboven. Ende waert saicke, datter eenige scutters waeren, die gheen tabbarts ofte paltrocx en hadden als voirsz. staet aleer men de papegaey sal schieten, die sal verbueren twee Philippus- guldens, een dardendeel den heer, een dardendeel ende een dardendeel Sinte Bastiaensoutaer. Actum ut supra, praesentibus Jan van Berendrecht, scoudt, meester Christoffel Floriszoen ende Dirck Jan Hoenzoen, burgermeesteren, Ghijsbert Gerit Claeszoen, Jan Jacobszoen van Cortgeen, Cornelis Raeszoen ende Jan Corneliszoen, scepenen. DIX. De burgemeesters mit die van den gerechte laten een ygelicken weten, zoe wye van de scutters van de cloveniers die papegaey offschiéten zal, die zal hebben van der stede vijff pont groit Vlaems tot synen proffyte. Een ygelick doet zijn best. Actum den XVje*1 in Augusto. DX !). NIET ONDER DE PROCESSIE TE GAEN. Die schout mit die luyden van den gerechte zijn overdragen ende doen gebieden, dat nyemandt, wie hy zy, hem en vervordere te gaen in de processien van voir die cruysen of tottet achterste van den gerechte toe, upte verboerte van hoirluyden hoet off bonet ende die vrouwen upte verboerte van hoirluyden I) Het vervolg van dit keurboek is met een andere hand geschreven. 357 hoycken, diewelcke sy lossen sullen moegen van sheeren dienaeren mit ses stuvers. Ende dit in allen processien. Actum den.... dach in Marte anno XVQÖC. Ende soe tvye beloeft hebben te gaen in linden cleder en voirt heylige sacrament, dat die gaen sullen after die scutters ende voir die afterste cruys, upte boeten van i sc. gr., daer sheeren knechten bccoerders of wesen sullen. Actum xxiiii Junii anno XXV. DXI. van den toirtsen voirt sacrement. Alsoe die van de gerechte clairlicken blijct ende gebleken is zoe wanneer men dat heylige sacrament ommedraeget, dat die ghilden ende outaeren hoirluyden toirtsen achterhoudende sijn ende dairdoir theylige sacrament niet genoech geèert en wordt noch sulcke behoirlicke reverencie niet gedaen als in andere plaetsen ende steden, zoe ist dat die van den gerechte ordoneren ende gebieden, dat alle die gilden ende andere, die gewoenlick sijn toirsen tonderhouden, van nu voirtan gehouden sullen Wesen, wanneer men dat heylige sacrement ommedragen sal, twee toirtsen, elck wegende 11 Éfê was, te setten een ygelick voir sijn outair ende dair elck sijn merck van sijn gilde van bliek of coper an te hangen, welcke toirtsen gehailt sullen worden van denghenen, die dairtoe van den gerecht worden geordonneert. Ende indien hier gebreck in viel, dat wair een ygelick deken upte verboerte van een croen uuyt zijn eygen budel. DXII. laken te vercopen by de ellen. Die van den gerechte hebben geordonneert, dat indien voirtan yemandt wair, die enige wollen laecken vercofte int grosse ende die coper ende vercoper beyde of enich van hem beyden dieselve lakenen begeerden gemeten te hebben by den geswoeren meter van der stede, zoe sal men tselve doen meten by Cornelis Adriaenszoen snyder, woenende by de sluys, die by den gerecht dairtoe geordonneert is, ende men sal hem betalen voir sijn meten van elcke laken een oirtgen, dairof die coper ende vercoper betalen sullen elcx een doeyt. Actum den xxillen Julfi anno XVC twintich. DXIII. scepen te ruymen. i. Voirt gebiet men, dat alle dieghene, die hoer scepen 358 hebben leggende ant hooft, die niet en lossen off laeden, dat die mit hoire scepen ruymen tusschen dit ende morgenmiddage, upte boeten van een croen. 2. Desgelijcx dat dieghene, die hoer scepen hebben leggende in de haven ende niet en lossen off laeden en sullen, mede ruymen tusschen dit ende morgenmiddage. DXIV!). 1. Alsoe die van den gerechte gewairschuwet sijn van eenige verraderye, die in desen lande zoude moeghen wesen, wairomme men naerstelicken behoirt toe te sien om alle inconvenienten te schutten, zoe hebben tgerecht geordonneert, dat alle dieghene, die vreemde gasten binnen hoeren huyse tsavons hebben ende logeren, dat die comen ten huyse van Vrenkeyl, clerck deser stede, VIII uren ende leveren hem over in gescrifte die namen ende toenamen van hoer gasten ende waen die zijn ende dat upte correxie van der stede. 2. Voirt gebieden tgerecht , dat een ygelick^sijn harnasch, weer ende wapenen gereet maect ende houdt ende dat indien die clocke van der stede geslegen wordt, dat een ygelick hem voicht onder den burgermeesteren ende up hoer hoofslage, ende dat upte verboernisse van hoer lijff ende ghoet. Ende indien enige brant geboerde, dat God verhoeden wil, tsy by moirtbrant off ander ongevalle, dat nochtans een ygelick gae up sijn hoofslach ende aldair blijff, uutgeseyt denghenen, die dat van oudts bevolen ende geordoneert is geweest, ende dit mede elck up sijn lijf ende ghoet. DXV. MOMMEN. Tgerecht gebieden, dat nyemandt, wye hy zy, hem en vervordere , des avonts nae ses uren te gaen mommen mit verdecte aensichten off mit messen, upte boeten van een pondt groot Vlaems ende de correxie van der stede. DXVI. LANGE MESSEN. Desgelijcx mede dat nyemandt by dage noch by nachte en gaen mit eenige lange messen, dan alleen die scutters van der stede, upte boeten van een croen. i) Deze keur staat op een los blad. 359 DXVII. SCHOUWEN. Die van den gerechte laeten weten, dat men schouwen sal sdages nae Sinte Odulphusdage die Corte Acker, der stede singele, die wynterdijck, die Bloemendaelsche wech ende die oude Gouwe naer ouden haircomen; wairomme men een ygelick wairschuwet, dat elck sijn wegen maect ende repareert nae ouden haircomen, upte boeten van een croen, die dairtoe staen. DXVIII. VAN DEN TOLLEN. Voirt laet men weten, dat alle scipperen, vaerende westwairts voirby Cats ende Arremuyden, tsy int uuytvaeren of int wederomme keeren, dat die sullen voir Cats stryken drie clincken zeyls off vier ende roepen tot drie mael oirloff, zoe luyde dat men dat upten dijck hoeren mach, ende dit als zy vry goet inhebben. Ende als zy onvry goet inhebben, zoe sullen zy gehouden wesen tot Cats an te vaeren ende aldair te vertollen, upte boeten, die dairtoe staen. Ende indien yemant contrarie dede, dien en zoude die stede niet verantwoirden. Ende dit sal gedueren totdat men anders laet weten. DXIX. VAN BAGGEREN. Tgerecht hebben geordoneert, dat een yegelick sijn waterscip in de Soechstraet, in de Vogelensang ende alle andere daerinne dienende, streckende van Sinte Agnieten susterhuys tot an der stede veste toe, sullen diepen die graften, maicken up hoire oude wyte ende die platinge van dien maken alst behoirdt, ende dat tselve volcomelick is gemaict voir Sinte Jansmisse naistcomende, upte boete van een croen. Die van den gerechte sullen alsdan ommegaen ende schouwen die wercken ende den bruekigen van dien die boeten offhemen, zonder yemant des te verdraegen, welcke boeten gaen sullen; deen helft an den heer ende dander helft tot reparacie van den camere. DXX. VAN BOSTELCUYPEN. Noch gebieden tgerecht, dat alle dieghenen, die staende hebben eenige bostelcuypen omtrent tveerstall, tsy an der stede vest off upte straet, dat die hoir bostelcuypen wech doen tusschen dit ende Manendachavont naistcomende, upte boeten van een croen ende die boeten te gaen als voeren. 360 DXXI. BAGGEREN. Die gerechte sijn overdragen ende doen gebieden, alsoe zekere grote gebreken sijn in der stede waterscappen, dat dieselve verstopt ende niet diep genoech en sijn, dat by geval dair enige brant of last quaem, hetwelck God verhoeden moet, men niet wel by twater comen en zoude moeghen om denselfden brant te uuyten, dat een ygelick sijn waterscippen sal diepen ende schoen maken, wair die gelegen off hoe die genoemt zijn, tusschen dit ende Onser Vrouwen visitatie alsoewel in de afterstraten of sloppen of hoe die genoemt mogen wesen als ander, ende dit upte boeten van een croen. DXXII. PLATEN. Mede dat een ygelick sijn platinge maket ende uphaelt alst behoirt voir de voirsz. tijt, upte boeten voirsz., uutgeseyt upte haven ende Gouwe. DXXIII. IN DER STEDE VOICHDIE. Alsoe den gerechte genoich gebleken is, (dat) Frans Huge Jacopszoen zijn goet qualicken ende onnuttelicken overbrengt, twelck die van den gerechte gairne verhoedt sagen, wairomme men denselven Frans settet in der stede voichdie ende men adverteert eenen yegelicken, dat nyemant tieghens hem en coopt noch vercoopt, en leent noch en borcht, men en sal gheen recht dairoff doen. Actum den xvilie*1 dach in Julio anno XVCXXI. DXXIV. IN DER STEDE VOICHDIE. Alsoe den gerechte clairlick gebleken is, dat Jacop Jacopszoen Soetemelck sijn goet qualicken ende onnuttelicken duerbrengt, twelck die van den gerechte gairne verhoedt sagen, wairomme die van den gerechte den voirnoemden Jacop setten in der stede voichdien ende men adverteert eenen ygelicken, dat nyemandt tegens hem en coopt noch vercoopt, en leent noch en borget, wandt men nyemandt dairof recht doen en sal. Actum den xvmen Julii anno XVCXXI. DXXV. Alsoe Claes Aelbert Maertszoen in voirleden tyden gestelt is 36i geweest in de voichdie van der stede, zoe hebben die burgermeesteren mit dandre van den gerechte om sonderlinge saicken, hem dairtoe porrettde, denselvén Claes Albrechtszpen weder gestelt uuyt die voichdie van der stede ende in sijn eygen voichdie. Actum den xxviler* Julii anno XXI, by Adriaen van Crimpen, schout, Jan Janszoen ende Jacop Minne ende Witte Govertszoen, burgermeesteren, Cornelis Dirck Bouwenszoen, Jan Corneliszoen ende Jan Dircxzoen, scepenen. Upten voirsz. dach heeft Claes voirsz. willichlicken overgegeven, indien hy sijn goeden qualicken regierde, niet sulcx alst behoirdt, dat mijn heeren van den gerechte hem alsdan weder sullen moegen stellen in der stede voichdie. Praesentibus ut supra. Heeft noch dieselve Claes overgegeven, dat Jan Fredericxzoen bewaeren ende ontfangen sel dat sluysgelt duerende de pacht van Claes voirsz. ende den rentmeester betalen syne pacht in sooveel als van den sluyse gecomen sel wesen. Ende indient incomen te cort valt in der betalinge, soe sel Claes voirsz. dat selver betalen. Ende indien dair tover comt als die gehele pacht is verlopen, dat sal Claes voirsz. alsdan ontfangen ende niet eer. Actum ut supra. DXXVI i). Alsoe jegenswoirdelick is een periculose tijt ende die van den gerechte considereren ende mercken die ongeregeltheyt, die is in den wake, zoe ordoneeren ende bevelen die van den gerechte om sonderlinge saicke wille, dat een ygelick, die by de waecsetter bevolen wordt te waken, alhier upter stede huys comt off eenen ander bequaem man in sijn stede stelt ende sendt, wanneer die waecclock geluyt sal worden om aldair vandaen te gaen upte toornen ende poorten, dair sy geordoneert sullen worden ende aldair bliven tot des morgens, dat men die waecclock luyt, ende dit all upte correxie van der stede. Ofgelesen den lesten Octobri anno XVCXXI. DXXVII. i. Die van den gerechte doen gebieden, dat nyemandt, wye hy zy, en staen mit hoir wagenen, geladen mit coeren, haver, tacken, houdt, stroe off mit enigerhande comanscip upt marct- i) Deze keur staat op een los blad. 362 velt, in Twystraet noch voir off besyden der stede huys, mer sullen staen after der stede huys, upte boeteft van 2. Voirt gebieden tgerecht, dat nyemandt en houdt staende sijn wagen off sleden sonder paerde upte sluyse, opte tillebrugge, in Twystraet noch opt marctvelt boven een halven dach, opte boeten van , tenwair in de beestemarct, soe sullen die wagenen, dair men die beesten an bint, staen moegen after der stede huys sonder verboeren. 3. Noch gebieden die gerechte, dat alle dieghene, die ter marct comen mit boelingen, pensen, speek, vleyssch, tongen of diergelijcke wair, staen sullen bezyden an de westzyde van der stede huys, beghinnende dair die loyfen beghinnen, zoe noortwairt upgaende in gairde ende niet voir de trappen van der stede huys, upte boeten Ende dieghene, die mit warmoes- cruyt ende diergelijcke groene wairen ter marct comen, sullen staen in gaerde noortwaerts upgaende, westwairts ende an de bolinckwijffs, dat die trappen van der stede huys oick vry bliven, mede upte boeten x) DXXVIII. Die van den gerechte gebieden eenen ygèlieken, wye hy sy, geestelick off wairlick, dat die enige tarwe, rogge of mostelluyn by hem heeft boven een halff hoedt, tsy dat hy tselve coeren heeft voir sijn selfs eten off anders, dat dieselve come upter stede huys by die van den gerechte tusschen dit ende morgen dat die clock elff slaet ende by hoeren eede tselfde aldair te kennen geven, upte verboerte van tselfde 'coren ende die correxie van der stede. DXXIX. Noch sijn die van den gerechte overdraegen ende doen gebieden, dat nyemant, wye hy sy, hem en vervordere van nu voirtan enich goet, nat noch droech, te setten of te stellen, hoe dat genaempt mach wesen, in enige boogen van der stede, nyet uuytgesondert, upte boeten van een croen, alsoe dicwylen ende menichwerven als yemandt dairof bekoert sal worden. Noch dat nyemant, wye hy zy, hem en vervordere enige bostel ofte lecworsse te vercopen of te setten van de Dijcxpoort off tot dat tolhuys toe, tsy up wagenen oft anders, upte boeten voirsz. Actum den 1) Hierna volgt nog: Item die carren ende wagenen .... 363 DXXX. Tgerecht laeten weten een ygelicken, die brantemmers hebben upter stede huys, die hemluyden toebehoeren ende zy betailt hebben, dat die comen te twee uren upter stede huys ende hoir emmeren halen. Ende wairt saick, dat hiernamails bevonden worde yemant enighe brantemmeren te hebben, die hem niet toe en behoeren of die zy niet betailt en hebben, die sel verboeren die boeten van iii ffi , dairof hebben sal die heer een derdendeel, die aenbrenger een derdendeel ende dat derde derdendeel sal gaen tot reparacie van de camer, ende hierboven upte correxie van der stede. Actum den lesten Decembri anno XXI. DXXXI. Ordonnancie gemaect upte cramen , waer die staen sullen in de jaermarcten van der goude ende in wat manieren. 1. Item die cramen van den lakencopers sollen staen tot sulcke plaetse als zy tot noch toe gestaen hebben, mar sullen hoer cramen beginnen te stellen an die goete an de westzyde van de marctvelt ende zoe oestwaerts upgaende. 2. Item dat alle, die verdecte cramen hebben, dair lakenen in zijn, sullen hoir oversteken boven van malcander staen een ellen wijt onverdect, opte boeten van ui fS. 3. Item diegene, die mit cramerie ende maersserie ter marct comen mit grote cramen, sullen staen an gaerden an die oestzyde van den raethuyse after an de lakencramen, beginnende acht roedevoeten van den raethuys, zoe upwaert oestwaerts gaende na de goet toe, ende sel een ganck bliven onder den raethuyse, wijt wesende acht roedevoeten, om bequamelick in der halle ende in de gaerden van den cramen te mogen gaen. 4. Ende daeran sullen staen an gaerden die grote cramen mit budelen ende sulcke of diergelijcke maersserie, beginnende als die voirsz. andere cramen. 5. Daeran sullen staen die kermiscramen an gaerden, beginnende als voren. 6. Daeran die mit cleyne cramen van de voirsz. rriaersserien ende goeden ter marct comen. 7. Daeran sullen staen die messemakers in gaerden. 8. Daeran die maliyers oock in gaerden. 364 g. Daeran die ter marct comen mit spijckeren ende nyeu yserwerck oeck in gaerden. 10. Ende daeran die oudecleercopers oeck in gaerden. 11. Welverstaende dat men die cramen alsoe setten sal, dat die doeren van der halle vry bliven, zoewel an de westzyde van der halle ende oeck an die oestzyde, sulcx dat men in de halle bequamelick gaen sal mogen van de goeten of tot die halle toe. 12. Item alle degene, die mit mouwen, eieren, cousen ende andere nieuwe gemaecte clederen ter marct comen, zullen staen an de westzyde vant raethuys an gaerden after an de lakencramen, beginnende van de goet ant marckvelt of, zoe upwaert gaende tot up ses voeten na die loyffen. 13. Ende zal een ganck bliven voer die loeyffen, wijt wesende VI roedevoeten, ende voert van de loyffen tot voer de halle een gank, wijt wesende acht roedevoeten om bequamelic te mogen gaen in de gaerden ende om vleysch te copen. 14. Daeran sullen staen an gaerden de scomakers, beginnende van de goete upwaert gaende tot an de voirsz. ganck. 15. Daeran sullen staen an gaerden die mit kistemakerswerek ter marct comen ende die cramen van den houtwereke. 16. Daeran sullen staen die potten. 17. Item die tinnegieters sullen staen voer die lakencramen, beginnende an de goet van de westzyde vant marct velt, upwaert gaende oestwaert. 18. Daer dwers over sullen staen die mit specerie, cruden ende diergelijcke ter marct comen. 19. Die luden, staende mit appelen ende ander froyt, sullen staen after traethuys. 20. Welverstaende dat van alle cramen, van wat comanscap het is, die poorterie deser stede die voercuere hebben sullen om te staen elck int zyne. 21. Ende alle dander goeden ende comanscepen, hiervoren niet verhaelt, sullen staen tot sulcke plaetsen ende steden als zy gewoenlick zijn te staen. 22. Ende voert zullen alle andere ordonnancien, upte marcten gemaect, in hoere waerden bliven ende onderhouden worden als van outs gewoenlick is. 23. Voert gebieden tgerecht, dat niemant staen en sal mit eenigerhande waer in de Troystraet, beginnende van Pieter Kerssen of tot die Kerckstege toe; dan een ygelick diet belieft, sal in sijn huys ende up sijn vensteren mogen voertdoen, ten- 3Ö5 waer of die speceryeluden mit hoer cramen daerbinnen souden moeten comen, die sullen mogen staen binnen die Kerckstege ende nyemant anders. DXXXII. Overmits dat clachte dagelicx comt, dat ,die vreemde man niet en can verstaen sulke roeping als men dagelicx doet int uutroepen van wijn, bier, coeren, ghist, vogelen, vleyssch, visch ende anders, dairinne die van den gerechte hebben willen voirsien, zoe hebben sy geordonneert, dat voirtan roepers wesen sullen van de voirsz. goeden Heynrick Janszoen Rijst ende Cornelis Faeszoen. Dat hem nyemant en vervordere voirtan uut te roepen enighe dinghen, upte boeten van xii stuvers soe dicwijl yemant bevonden wordt. DXXXIII. Ordonnancie van brantemmeren ende leeren. i. In den eersten sal die stede hebben honderd brantemmers ende die sullen hangen opt stedehuys. 2. Item die Observanten Sinte Claren susteren Die Birgitten / sullen elx hebben xn emmers. Sinte Agnieten susteren Die Cellebroeders 3. Die Collaciebroeders Suster Yden susteren Die nonnen after die kerck Die nonnen upte Gouwe Die Magdalenen Sinte Katrynen gasthuis 4. Item een ygelick huys, wairt wesende vjc Rijnsgulden, sel hebben twee emmers. 5. Item een huys, wairt wesende li8 Rijnsgulden, sal hebben eenen emmer. 6. Item een yegelick brouwer sel hebben boven sijn huys aengaende sijn brouwerye twee emmers. 7. Een yegelick backer, cuyper, smit, cramer ende bouman, die hoy leyt, sel hebben boven sijn huys een emmer. 8. Item een yegelick huys sal hebben een leer ten dake toe hoich of van 11 kercksparren. 9. Item een huys, mit riet gedect, sal hebben een lange stock mit een dweyl dairan. sullen elcx hebben xxv emmers. 366 10. Item een yegelick huys, staende upt water emie mit riet gedect is, dier veel zijn, die sullen hebben een ghieter ofoesvat. 11. Item is voirt geordoneert, dat een yegelick sijn emmers sullen hangen voir in hair huys ende tot ghenen dingen anders besigen dan dairmede te brande loopen, up een boete van een croen. 12. Item oick dat nyemant, die sijn emmers uutgegeven heeft in noode van brandt, gheen emmers weder thuys draegen en sal, upte boete van III t£ ende indien yemant bevonden worde, dat hy een emmer thuys droege, die gheen emmer en hadde, dat zoud men corrigieren als dieft. 13. Item voirt is geordoneert, dat die emmermeesters sullen een yegelick hair emmers weder thuysbrengen ende indien die emmers gebroken sijn, dat zy se dan sullen repareren, ende wat dair verloren blijft, sullen zy andere weder in hair stede leveren, welverstaende, die nyeuwe emmers gecoft hebben, die sal men weder nyeuwe in de stede leveren ende wye oude emmers hebben, sal men weder oude emmers leveren, behoudelick die zijn emmer verloren blijft, die sal dairin gelden'fWijf groot ende die stede vijf groot. 14. Des soe sullen zy hebben voir hair loon des jairs van een yegelick emmer éen halve stuver van bewaeren. 15. Ende hieroff sullen die gerechte ende emmermeesters mede bekoerders off wesen. DXXXIV i). Upten zestiensten dach van Maerte anno XVC ende zeventhiene naer tscryven tshoefs van Doernicke zoe waeren binnen der stede van Ghendt vergadert tscraven mannen ende hooftscepenen tslandts van Waes metsgaders eenighe gedeputeerde van den lande ende stede van Denremonde over een syde, ende Baerent Heyndricxzone ende Jacob Minne, burchmeesters, ghedeputeerde van der stadt van der Goude, aldaer denzelven gedeputeerden van der Goude by den voirsz. justicieren van den lande van Waes ende ghedeputeerde van den lande ende stede van Dendermonde voorn, vertoocht was, hoe de insetene van den voorsz. landen by den brauers van der Goude zeere getraveilliert waeren 1) Het onder dit nummer volgende is op afzonderlijke bladen geschreven. Het feit, dat het in dit boek is opgenomen, maakt het waarschijnlijk, dat het, evenals de keuren, is afgelezen geworden. 367 by gebreke dat men by der eenicheyt, die men ter Goude voorazv hielt, dat gheen brouwere op andere brouwers stal bier leveren en mochte, niet somtijts maer dicwijls, principalick in de somere, groot gebreck van biere hadden ende dat sy* brauwers, wetende dat gheen andere brauwers, daer gheenen upslach hebbende als voorsz. es, bier leveren en mochten, uuyt crachte van alzulcke usantie als men daeroff ter Gouden houdende was up groote correxie, ja al wast dat men zulcke brauwerstal hebbende, niet sculdich en was ofte ten minsten by den upslagers van huerluyden schuit, duechderick onderrekent ende bekent zijnde, vulveerdich was te voldoene, daeroff zy van den landen van Waes ende Dendermonde uuyt clachte van den insetene niet en consten langer gebeyden, zy en moeten begeren daerinne geremedieert te zyne ofte zonder daerinne om pollicie van leeftochte te gecrygene, bedwongen sijn provisie daerinne besorgen ghedaene te zyne. Hendelinghe, naer vele communicatie by den voorsz. van den lande van Waes ende Dendermonde jegens'die van der Goude daerup onderlynghe gehadt ende de materie an beeden zyden geargüeert, zoe was geconcipieert ende in termen by de voorsz. van Waes ende Dendermonde geleyt den voorsz. van der Goude, dat omme dese materie af te legghene ende questifc té schuwene, upt rapport, dat daerof elck den insetenen int syne sal moghen doen zonder anderssins finalic daerinne te slutene ende daerof rapport te doene off die van der Goude zoe zouden willen daerinne condescenderen, elc anderssins geheel staende ende behoudens zonder prejudicie van yemandts rechte, dat zoe de upslagers ter tijt van nu bier hebben van die van der Goude, van denzelven tot dien tijt toe bier zullen mogen ontfangen, sonder dat de leveraers daerby begrepen zullen sijn van de voorsz. van der Goude, dat gheordonneert sal zijn, dat zoe wanneer upslagers ofte andere binnen den landen van Waes ende Dendermonde, hem generende mitter keuyte ende vindende qualick ghelevert van te lettel ofte te quaden biere ofte anderssins zal willen veranderen van der Goude dan van die ter sulcker plaetse van te vooren bier gelevert heeft, bier willen hebben ofte doen bringhen, datte sal mogen doen, midts den voorsz. brauwer van der Goude, eerst daer stal ende bier gelevert hebbende, de penningen, die hy an de tappers hangende heeft, upleggende ende betalende, behouden oock, dat de voorsz. alzulcke brauwere, vooren ghestalt, zijn schuit by ouden rekeninghe metten tappers wettelick maecke ende duechdelick recouvrerelick schuit bekendt 368 ende bevonden zijn, zonder dat de voirsz. brauwere tweeste leveraere daeromme uuyt crachte van negheene costume ofte edicte van der Goude punierlick zy. Ende daer questie compt tusschen parthyen nopende tupleggen van de penningen van de voorsz. eersten gestalde, de voorsz. van Waes ende Dendermonde zullen met zoe corter expedicie alst mogelick werdt daerinne recht doen ende den Goudenare voorzien. Ende tghuendt, dat voorsz. es, es al gedaen by manieren van premien ende tonderhouden an beeden zyden alzoe langhe alst elcken ghelieven zal thoudene ende totten wederrouppen van elcken. DXXXV i). Voird gebiet men een yegelijck, wye hy zy, dat hy selfs in persoene te byte comt sonder yemant in zijn stede te setten, upte boeten, die dairtoe staen. DXXXVI. Item noch gebiet men alle die scutters, out ende jonck, dat se mit hair boegen ende bosschen selfs coemen ter waicke, upte boeten van een scellinck, ende dat elcx cruyt ende pilen hebbe, upteselfde boeten. DXXXVII. Voirts is geordonneert ende men gebiet een yegelijcken, die enige toernen van der stede bewoenen ofte besigen mit enigen dingen, dat zy dat ruymen ende van stonden an uuyt doen, upte verbuerte vant goet ende de correctie van der stede. DXXXVIII. Voort laet men een ygelick weten, dat alle degheene, die eenige verderfflicke goeden binnen der stede hebben van barninge, tacken, beesten of anders, hoe dattet zy, dat bewaeren up avontuer of men die sluysen opensettede. DXXXIX. Ende alle degheene, die eenige zylen hebben binnen hoeren huyse lopende, dat se die terstont stoppen, upte correctie van der stede. l) In margine! Loquatur. 369 DXL. Voort gebiet men, dat nyemant van de waeck en gaet, voordat de clocke geluyt is, upte boeten van 1 sc. gr. DXLI. Voort gebiet men alle scutters ende cappeteynen van de poorten ende toornen, dat se mit hoer geweer gaen upte poorten ende toornen nae den eten ten één uren ende daer bliven, totdat die van den gerechte by hemluyden geweest hebben, upte boeten van elcx I sc. gr. te verbueren *). 1) Hierna volgt nog: Pieter de Vries, Dirck Janszoen Hopcoper ende Gerit Walcchs tuygen by hoeren ede, dat zy deposanten mit malcander geaccordeert zijn geweest omtrent voor Kersmisse lestleeden ter cause.van zekere questien ende gescillen, die Ghijs Claeszoen Scoemaecker ter eenen ende Trijn Smits weduwe ter anderen jegens malcander hadden, roerende de coop van den huyse, dat Trijn hem vercoft hadde buten Dijcxpoort, te wetene dat de voirn. Gijs Claeszoen de voirn. Trijn geven soude IIII ffi gr. nu Meydach lestleeden ende dan noch acht IS gr. tot III Meye daeranvolgende ende dan noch XVI fjg gr. up VIII Meye daeranvolgende, alle twelcke gesloeten zijnde, de voirn. Dirck Janszoen dese uutspraeck in absentie van Pieter ende Gerit gedaen heeft, daer zy doe ter tijt mede tevreeden was. Oestzyde van de Goude, die scutters nyet gerekent LXI personen. De westzyde van de Goude van Poerterspoert tot Dijcstraet . . XXVIpersonen. Die Flamijnstraet rontsomme tot Bedte Bragis toe XXVI personen. Die raem rontsomme. .... t vv j. L.XX personen. Honscoept. , „ . ^ * JL.H personen. evecoep XXVII personen. 1. Memorie om die backers tontbieden om hoir marck upt broet te setten. 2. Memorie om of te lezen, dat nyemant geen lange messen noch geenderhande wapen by dage noch by nachte dragen en zal moegen in eeniger manieren dan alleen een corte dagge, upte boeten van een croen ende die correctie van der stede ende hoir wapen verbuert, uwtgeseyt tsheren ende castelleyns dienairs. 3. Memorie om Jan Vrericxzoen up Vridage boven tontbieden, roerende vant stick om die scepen elcx I loot te geven, wie èerst of laetst uwt- of inscieten zal. 4. Memorie om de brouwers te vermanen van als een meester of vrou comt den gerechte clagen over zijn knecht of jonckwijff, dat die niet en dienden noch hem en vouchden alst behoirt, dat men deselve zal verbieden een jair binnen der Goude niet en te mogen dienen noch brouwen. 5. Memorie om te spreecken van de steyger by Aertgen Back ende tzelfde te maecken tussen nu ende poertpande, upte boeten van een leu. 6. Insgelijcx de platinge te maken voor Jans Geris, upte boeten van IIII sc. gr. vóór de poortpande. 7. Die steyger by meester Jan de barbier upte Goude is upgekuert te maken lussen nu ende de naeste poortpande naestcomende, upte boeten van X sc. gr. ende men zal de timmermeester lasten oock hier een asput vóór dese selve tijt te setten. 24 DERDE KEURBOEK (B). 1560—1566. DERDE KEURBOEK (B). Also te vergheefs waere eenige statuyten, ordonnancien ofte keuren te maecken, ten ware dat die onderhouden werden, ende dat uut der oirzaecke ende tot onderhoudenisse van dien verscheyden mulcten ofte boeten jegens dovertreders ofte dengeenen, die daerjegens zouden doen, gestatueert ende gevoucht rijn ende bevonden is dat in voorleden tyden overmits in dexecutie van kueren geslabact ende dickwijls meer gesocht is geweest tsingulier profijt, comende uut de boeten, dan teffect derzei ver kueren, die nochtans nyet gemaect en zijn om der boeten wille, mer ter contrarie die boeten ter contemplatie van den kueren, vele van dien, die nootlick onderhouden waren geweest, gecomen zijn tot non-observancie ofte abuys, soe ist dat, omme daerjegens te remediëren, gestatueert ende geordonneert es, dat van nu voortan mit alle naersticheyt tegens dovertreders ofte tegencommers van den voorsz. kueren geprocedeert zal worden tot inwinninge ende executie van den boeten, zowel by den schout als ander officiers, respectivelick elcx in den hueren, zonder eenige dissimulacie ofte mitten breuckigen te connivieren ofte oochluyckinge te doene, ende dit zoe dicke ende menichwerve als daer overtredinge ofte faulte int onderhout ende achtervolginge der voorsz. keuren gebueren zal, ende zal daerup vervolcht worden van tyde te tyde, daertoe gestelt, tot nieuwe ende andere boeten, zolange teffect der voorsz. kueren geachtervolcht ende volcomen zy. Ende ingevalle die voorsz. schout ofte yemant anders in den hueren daeroff bevonden werden in gebreecke ende, dies van den burgermeesters vermaent ware, van stonden an oft ten minsten binnen drie daegen daernae zulcke gebreecken niet en corrigeerde ende teffect van de voorsz. kueren achtervolgende, mits zonder simulatie procederende jegens die overtreders ende breuckigen omme die boeten te consequeren, so zouden die burgermeesters zeiver tot dien fyne jegens dezelve breuckige mogen 374 procederen ende die boeten innen ende inwinnen, deen helfte thueren profyte ende dander helfte tot profyte van der stede, constringerende ende bedwyngende also den brueckigen tot volcominge der voorsz. kueren. Aldus gedaen by consente ende advijs van mynen heere van Goudriaen, bailluw deser stede upten xilen Novembris XVCLX. I. Ordonnancie van de brouwerie. 1 2). Item is gekeurt, dat geen brouwer op yemants bierstal ofte tot yemants tappers by hemzelven ofte yemant anders, directelick off indirectelick zal mogen brengen ofte doen brengen eenich bier, by een stedebode gewaerschuwet zijnde om van den bierstal off tappers te blyven, ten zy zaecke, dat alzulcke brouwer eerst ende alvooren den eersten brouwer in gereede penningen opleyde alsulcke schulden als men hem sculdich is, tenware die eerste brouwer mit zijn tappers, bierstekers, opslaegers ofte andere eenige accoordt gemaect hadde om zijn schulden op daegen betaelt te worden, alsdan zoude men mogen volstaen, mits betaelende volgende dvoorsz. contracten. Des zo zal die eerste brouwer zijn schulde eysschen binnensjaers nadat deerste brouwer die kennisse heeft, dat dander brouwer op zijn bierstal ofte tappers gecomen is. Ende wye contrarie dede, die zoude verbeuren thien cronen ende die correctie deser stede. 2 2). Item alle brouwers, .op één bierstal off in één contreye bierende, zijn gehouden hoirlieden bieren te geven om één prijs zonder eenige simulacie ende niet tot minder pryse dan den eersten brouwer, aldaer bierende, zijn bier gegeven heeft, op die boete ende correctie voorsz. Ende off yemant zijn bier tot lager pryse begeerde te vercoopen, en zal tzelve nyet mogen doen dan by consent van den burgemeesters, mits dat die ander brouwers, op diezelfde plaetse bierende, eerst opt voorsz. versouck zullen gehoort wesen, tenware tvoorsz. bier voor zuyer bier vercoft worde. 3. Item die brouwers, coopende hair hoppe by die jare, en zullen geen coop van hoppe mogen maecken solange hairluyden leveringe van coop van hoppe dueren zal, op die boeten van een croen. 1) by — stede doorgehaald. 2) Deze paragraaf is doorgehaald. 375 4. Item die zelfs hoppe te coop hebben, en zullen haerzelfs hoppe niet mogen meten mer die zal gemeten worden by den gezworen meter van die hoppe. 5. Item nyemandt, wye hy zy, zal mogen des anders knechte ofte jonckwijffs onderhuyeren zolange die knecht ofte jonckwijff verhuyert is. Ende oft gebeurde, dat een knecht ofte jonckwijff hair verhuerde binnen den tijt, dat hy off zy verhuert ware ende verlooft an een ander, die zoude verbeuren vijff cronen ende die se gehuert hadde zoude insgelix verbeuren vijff cronen, zoverde als die gewaerschuwet ware, tenwaere die knechts ofte jonckwijffs wisten te verifiëren, dat haer meester ofte vrouwe hemluyden van den huyer ontslagen hadde off die huyer opgeseyt. Ende oft gebeurde, dat een knecht ofte jonckwijff hem verhuyert hadden zonder elders van te voren verhuert te wesen, die zouden gehouden wesen in haer huyer te comen ende twerck aldaer te doen alst behoort, op die voorsz. boete. 6. Item zo wanneer eenige twist valt tusschen die meester ofte vrouwe ende die knechts ende jonckwijffs ende daeroff geen scriftelick bescheyt en is off dat by getuygen die waerheyt niet bevonden en mach worden, zo zal die verclaringe van dien staen tot eede van die meester ofte vrouwe. 7. Item dat geen brouwer ofte brouster op Onser Vrouwen dagen, Aposteldagen, Sonnedagen ende diergelijcke eenige neeringe, die brouwerie angaende, zal mogen doen, te weten van bier in den oven ofte in den eest te hebben ofte van moudt ter molen te zenden ofte ontfangen, tenzy smorgens vóór die metten ende tsavonts na dat Salve, dan zullen wel vermogen up Zondagen ofte andere vierdagen smiddachs na xii uuren vyer in den oven insteecken, mits dat men nyet beginnen zal up te slaen, voordat tSalve uut is, op die boete van een croen. Ende men zal buytenshuys niet mogen vaten off bier scepen off slepen dan smorgens vóór zeven uren ende tsavonts na vier uren, op gelijcke boete. Mer een schipper ofte een man van buyten zal men mogen behelpen tot vier off vijff vaten biers zonder verbeuren. Item die brouwers, die up zulcke daegen beginnen up te slaen eer dat Salve uuyt is, die zullen verbeuren zes Carolusgulden, die twee deelen tot proffyte van den officier ende tderdendeel tot proffyte van de leprosen, niettegenstaende dat alsulcke brouwers by den deken bekuert waren ofte van denzelven deken oorlof hadden. Actum den xxen Februarii 1562. 8. Item oft gebeurde, datter mer één werckendach quame 376 tusschen twee heylige dagen, zo zal men up den eenen heyligendach off op den anderen heyligendach die neeringe van der brouwerie binnenshuys wel mogen excerceren zonder nochtans eenich water te mogen putten ofte buytenshuys yet te mogen doen, diezelfde neering angaende, mer op andere slechte heylige dagen, die niet offgesedt en zijn, zal men die voorsz. neeringe wel mogen excerceren mer anders niet, op die voorsz. boeten. Ende hierinne'zal die schout geloff hebben, tenware die meester off vrouw by eede woude affirmeren, dat die voorsz. neeringe ten tyde als die schout dat onderzoek dede in haer huyse niet gedaen en worde. 9. Item oft gebeurde, dat het getyde zo laet quame offdattet weer doer hette off donre ongestelt ware off datter merckelicke vreese ware van vorst, zo zullen twee burgermeesters in dese keure mogen dispenseren. Ende ist dat zy yemant oerloff geven, zo zullen zy gehouden wesen dat den officier te kennen te geven 10. Item geen schippers zullen mogen in haer scepen leggen eenich bier, daer die brouwers haer bier in hebben leggende, dan twee ofte drie tonnen voor haer drinckelbier, op die boete voorsz. 11. Item men zal in geen scepen mogen leggen eenige cleyn bier off lecworse als diezelve scepen Goudtse bieren geladen hebben, up die boeten van drie ponden. 12. Item men sal geen peck, teer, kennip, biesen off diergelicke waren, waerdoor tbier zoude mogen bederven, mogen laden binnen die dennen van den scepen, als die mit Goudtsche bieren geladen zijn, van den eersten Junii tot Sinte Lambertsdach toe, op die boete van een croen, tenwaere den brouwer daerinne consenteerde. 13. Item alle brouwersknechts zijn gehouden sManendaechs, nadat zy gebrouwen hebben, in dat bierexcijshuysken den excysenaer van den bierexcijs an te brengen hoeveel brouten biers zylieden in de voorleden weecke gebrouwen hebben ende hoeveel tonnen biers, tzy gemengt bier off ongemenget, van elcke broute gecomen zijn, elcke reyse op die boete van een croen, die betaelt zal werden halff by den brouwer ofte brouster ende halff by den brouwersknecht. Ende oft gebeurde, dat des Manendaechs dat bier niet al getont en ware overmits gebrek van tonnen, scepen ofte eenige andere merckelicke zaecken, zal evenwel die brouwersknecht gehouden wesen, sManendaechs dat te kennen te geven den excysenaer voorsz. ende als dat bier getont is, zal die voorsz. brouwersknecht optenselven dach of ten lanxsten a 377 daechs daerna tbier anbrengen mit verclaringe als vooren, op die voorsz. boete. 14. Item geen brouwersknechts zullen mogen brouwen off eenige wercken doen, die brouwerie angaende, off zy hebben eerst in handen van den burgmeesters sollempnelick eedt gedaen, dat zy volgende tvoorgaende articule getrouwelick alle haer bieren zullen anbrengen zonder eenige simulacie ofte dissimulacie, wekken eedt zy gehouden worden te vernieuwen tot vermaninge van den schout, burgmeesteren ofte excijssenaer van den biere, al op die boete voorsz. Ende zal die voorsz. excijssenaer tot vermaninge van den officier gehouden wesen zijn bouck te openen ende zulcke verclaringe te doen, dat den officier daeruuyt verstaen mach off die anbrenginge gedaen is als voorsz. staet, op die boete voorsz. 15. Item diegene, die eenige vreemde bieren inbrengen om by die vaten te vercoopen, die en zullen diezelfde bieren niet mogen opdoen in huysen ende ter plaetse, daer men zulcke bieren vercoopt, op die boeten van drie ponden. 16. Alle welcke boeten geappliceert zullen worden die een helft tot proffijt van den officier ende dander helft tot proffijt van de camer. Offgelesen de bovengescr. ordonnantie den-np* Martii XVCLXV stilo communi1). Hi Ordonnancie ende keuren opt stuck van de backerie. 1. In den eersten en sal geen backer off baxster eenich broot mogen backen off laten backen dan van versch coeren ende van geen vunst ofte ouwich coeren, op die boete van drie Carolusguldens, ende zal die schout tot zyne wille in alle backershuysen mogen gaen ende snyden aldaer eenige broden op om also te mogen ondersoucken off dat broot van vunst coren gebacken is. 2. Item zo en moet nyemant in eenige broeden doen eenigerhande cornelle, zemelen, erweten,' boenen, boeckweyt, haver, gort, gerste off diergelijcke, mer een yegelick is gehouden alle broet, tzy tarwe, rogge off masteluyn, elck op hemzelven te backen, op die boete voorsz. 3. Item waert dat eenich knecht ofte jonckwijff bevonden 0 Offgelesen — communi doorgehaald. — Een nieuwe ordonnantie op de brouwerij is in margine geschreven doch staat vollediger op fol. lxx vs. vlg. Zie nr. xxxvi. 378 worden eenige cornelle, zemelen off .diergelijcke als voorsz. staet in eenich meel off deech gedaen of gebacken te hebben by consente ofte wetenschap van den backer ofte baxster ende dat die van den gerechte niet an en brochten. 'zo zoude die knecht ofte jonckwijff zelfs mede die voorsz. boeten betalen ende zouden daarenboven binnen een halff jaer in geene backershuysen mogen dienen. 4. Item geen backer of baxster en zullen mogen copen eenich cortmeel, cornelle off diergelijcke als voorsz. staet, offgehengen, dat yet van des voorsz. is, in haerlieder huysen zal gebrocht worden, op die voorsz. boete. 5 Item men zal alle jaers binnen die eerste maent na de vernieuwinghe van de wet tot vermaninge van den schout eeden alle die gezworen wegers ofte weechsters van de backerie ende die hierin gebrekelick bevonden worde, die en zal niet mogen wegen, op die boete voorsz. 'f 62). Item die gezworen3) wegers off weechsters zullen up haren eedt4) getrouwelick wegen allen den deech, daer men broet off backen zal. 7 5). Item die voorsz. gezworen wegers ofte weechsters en zullen niet gemaechtailt wesen an den backer off den baxster noch en zullen aldaer knechts noch jonckwijffs mogen wesen, tenzy dat zy oudt zijn ten minsten XVII jaren. 8. Item men zal gehouden wesen op alle broet te zetten dat merck van den backer, diet zelve broet gebacken heeft ende dat merck van den gezworen weger ofte weechster zo bescheydelijck ende van malcander, dat men diezelve teyckens wel zien mach, op die boete van een Carolusgulden6). 9. Item alle die backers ende bacxsters ende die gezworen wegers ofte weechsters 7) zullen alle jaers binnen die eerste maent na vernieuwinge van de wet tot vermaninge alsvooren8) haer 1) Deze paragraaf is doorgehaald. Een latere hand schreef daaronder: Item alle backers off baxsters zullen gehouden wesen te hebben getrouwe wegers bffte weechsters, oudt wesende XVII jaren off dairboven, up die boeten van twee schell. groten Vis. 2) Deze paragraaf is doorgehaald. In margine: Geroyeert. 3) gezworen vervangen door: voirsz. 4) uj> — eedt doorgehaald. 5) Deze paragraaf is doorgehaald. Eronder staat: Dits geroyeert den XXIII Januarii XVCLXII. 6) ende dat — Carolusgulden vervangen door: op die boete van een Karolusgulden. 7) ende die — weechsters doorgehaald. ■ - 8) -alsvooren vervangen door: van den schoudt. 379 namen ende toenamen mit haer mercken doen zetten in der stede bouck, op die boete van drie Karolusguldens. 10. Item diezelfde gezworens1) zullen eedt doen, dat zy2)int wegen een yegelick dat zijn geven zullen 3). Ende waert zaecke datter eenich broet4) een halff5) loet min ofte een loot meer6) bevonden worde te wegen, in zulcke gevalle zoude die breuckige gebannen worden uuyt deser stede den tijt van een maent ende in geen backers huysen te mogen wercken. ende voerts verclaert menedich 7). 11. Item alle backers ende baxsters zullen haer voordoervan den huyse moeten anzetten ende nyet sluyten als men yet binnen den huyse is doende, die voersz. neringe angaende, tenware dat zy hadden hangen ter plaetse, daer men die voorsz. neeringe is doende, een belle, die men van buyten bequamelijk mach trecken, ten eynde nyemant ignorantie zal mogen pretenderen, dat men dat cloppen an die doere als die schout dat onderzouck van de backerye zal willen doen niet gehoort en hadden. Ende waert zaecke, dat men den schout terstont zonder vertreck niet in en liet, zo zal die backer ofte baxster verbeuren een croen. 128). Item oft gebeurde, dat die schoudt int ondersoucken van de backerie twelck hy tot allen tyden in tegenwoor- dicheyt van twee van den vinders van de backerie, daertoe 1) gezworens vervangen door: wegers ofte weechsters. 2) eedt — zy doorgehaald. 3) tullen doorgehaald. 4) broet vervangen door: deech, in forme van brbet zijnde. 5) halff doorgehaald. 6) ofte een loot meer doorgehaald. 7) breuckige — menedich vervangen dcor: weger ofte weechsler ende die meester offte vrouwe verbeuren die voirsz. boeten halff ende halff. Daarna is vrouwe — halff vervangen door: vrouwe tsamen verbeuren een sheren croon. Ende indyen tdeech, in forme van broot zijnde, bevonden werde een loot meer te wegen, dat in zulcke gevalle de weget ófte weechster verbeuren zal twaelff stuvers. Tenslotte is de heele paragraaf vervangen door: Item diezelfde wegers ofte weechsters zullen int wegen een yegelick dat zijn is geven. Ende waert zaecke, datter een deech, in forme van broot zijnde, een loot min bevonden werde te wegen, in zulcke gevalle zoude die weger offte weechster ende die meester ofte vrou tsamen verbeuren een sheren croon, half ende halff. Ende indyen deech, in forme van broot zijnde, bevonden werde een loot meer te wegen, dat in zulcke gevalle de weger ofte weechster verbeuren zal twaelff stuvers. 8) Deze paragraaf is doorgehaald. In margine staat: Off gedaen den XVIen Januarii LX VI by tvolle collegie, ergo 38o geeedt zijnde, zowel by nachte als by dage zal mogen doen bevonde eenigen deech, in forme van broet wesende, zijn gewichte niet te hebben als hierna verclaert zal worden 1) zo zal die backer ofte baxster, daer gebreck bevonden zal worden, verbeuren drie Karolusgulden ende die weger ofte weechster gecorrigiert als voorsz. staet. 13. Item zo wie eenich deech, wesende in forme van broot, an stucken braecke off onder ander deech worpt off mengede, die zoude insgelicx verbeuren de voorsz. boete. 14. Item alle diegene, die huysbacken broet backen om geit, worden mede gehouden haren deech van den gezworen2) wegers te doen wegen als die ander. 15. Item dat grootste broot zal wegen an deech zeven ponden ende alle ander broot an deech na advenant. 16. Item dat roggenbroot van twaelff ponden gebackens broot zal wegen an deech veerthien ponden ende dat ander zeven ponden ende zo voort na advenant. 17. Item dat broet, dat van buyten incompt, tzy tarwe-, r°gghe-, masteluyn-, vigen-, gerstebroeden, speltenbroeden ende alle andere, dat zal moeten houden zijn gewichte na die oude keure, te weten dat groetste broot zes ponden, dat anderdedrie ponden, dat derde anderhalf!" pondt ende zo voort na advenant. Ende ingeval eenige broeden min wougen dan voorsz. is, zouden verbeuren van elcke waghe van vier broeden een pondt; ende wouch dat broot zes loot min, zouden verbeuren twee ponden; ende wouch dat broot acht loot min, zoude verbeuren vier Carolusguldens; ende boven die acht loot van elck loot een pondt voor die jaer neeringe. Ende waert zaecke, dat yemant broot boven die acht loot te licht bevonden worde, die zal betalen van elcke loot boven die acht loot zes ponden boven die boeten, die staen tot die acht loot toe. 18. Item off dat broot van zes ponden, hierbinnen gebacken, lichter dan drie loot bevonden worde, zo zoude die backer verbeuren van elck loot boven die drie loot tot zes loot incluys drie stuvers. Ende van elcke loot boven tseste loot XII st. Ende vant broot van drie ponden, dat lichter bevonden wordt boven die twee loot, van elck loot drie stuvers tot vijff loot incluys, ende boven tvijffde loot twaelff stuvers als vooren. Insgelix van 1) als i— worden doorgehaald. 2) gezworen doorgehaald. 38i elcke loot broots vant broot van anderhalff pondt, dat boven een loot noch lichter bevonden wordt tot vier loot toe incluys, drie stuvers ende boven tvierde loot twaeliff st. Ende zo voort van ander broot na advenant ende bovendien altoos tbroot verbeurt ten behouven van den armen. Mer die mulcte pecuniele zal gaen die twee deelen tot proffijt van den officier ende tderdendeel tot reparacie van den camer. 19. Item dat broot, dat van buyten incomt, zal een yegelick tot allen tyden ende plaetsen wel mogen vercopen, tzy poorter off vreemde. Mer die broot wil vercoepen, dat hierbinnen gebacken is, zal moeten poorter wesen ende gildebroeder. 20 1). Item dat hoffbroot ende wittebroot ende alle ander diergelijck broot zal moeten wegen als ander tarwenbroet, nae advenant, op pene volgende dordonnantie van het tarwenbroot, uuytgesondert deuyts- ende oortgesbrooden. 21 2). Item dat alle wittebroot, groot ende cleyn, zal moeten wegen na advenant vant wittebroot van een deuyt. 22. Item dat wittebroot van een deuyt zal wegen also hierna volcht, te weten als men tarwe coopt om zo menigen groot alst voorste getal begrijpt, dat hierna volcht, zo zal een witbroot van een deuyt wegen tgewichte dat daeran staet: VI 1 pont III loot. XIX XIIV2 l°ot- vil 1 pont min een loot. xx xn loot. Vin 1/2 Por»t x" loot. xxi xii/2 loot. ix V2 Pont Ix loot. xxil xi loot. X V2 P°nt vu loot. xxm xi/2 loot. XI x/2 pont v loot. xxiv x loot. XII V2 P°nt niVa kot. xxv ixi/2 kot. XIII V2 Pont 11 loot- xxvi ix kot. xiv i/2 pont 1 loot. xxvii vnii/2 loot. xv i/2 pont. xxviii vin loot. xvi t/2 pont min een loot. xxxix vn1^ loot. xvii. .. xnnloot. xxx vu loot. xvm xiii loot. 23. Item die backers zullen huer koelen niet mogen smoren dan in steene gemetselde backen; ende als die koelen gesmoert 1) In margine staat: Aldus geremedieert ende gejnibliceert cplen XIIlm Septembris 1578. 2) Deze paragraaf is doorgehaald. 382 zijn, zo zal men die koelen tot gene andere plaetsen mogen leggen dan up steene ende aerde vloeren ende in geen houdtwerck, up die boeten van drie ponden !). 24. Item men zal geen ovens mogen zetten onder off an eenige bedsteden ende dat men rontsomme die ovens gaen mach, tenware diezelfde ovens stonden an eene steene muyer, op gelijcke boeten. III. Ordonnantie van den thinnegieters. 1. Item in den ien dat nyemant en zal vermogen te wercken ofte te vercoopen eenige onfyne tinnewerck, tenzy al tzelfde gewrocht ende gemaect is na den assaye, den tinnegieters gelevert, ende dat voorsz. werck bevonden worde fijnder te wesen dan van acht pondt loots op hondert pondt fyne thinne, op die boete van drie ponden van xl grooten tstuck ende twerck verbuert. 2. Item nyemant en zal mogen doen dat ambocht van den tinnegieters, hy en zal eerst zijn merck ofte letter upt stathuys gebrocht hebben ende geslagen op die assayroede, teneynde men weten mach, wye tzelve werck gewrocht heeft, ende dat die tinnegietere in zijn huys heeft een stuck van den assaye deser stede, opte boete voorsz. 3. Item op alle werck, dat men van ouden tyden gewoenlick is op die keure te maken, daerop zal een yegelick gehouden wesen te slaen zijn letter ofte merck, dat hy opt stathuys gebrocht heeft, o(p)te boete voorsz. 4. Item zo wye van den thinneghieters wederom gebrocht wort eenich werck, onfijnder wesende dan vooren verclaert staet ende met zijn merck geteyckent, die zal gehouden wesen tzelve na den voorsz. assaye te vergoeden, al waert oock hem gebrocht by een ander thinnegieter, diet eens die luyden vergoet hadde, opte boete voorsz. 5. Item dat nyemandt hem en vervordere, die croen te slaen op eenich tinnewerck off eenich werck te vercoopen, daer die croen op geslagen is, tenzy dat tzelve werck gewrocht is van fyne thinne, daer gheen loot onder gemenget en is, al op die boeten voorsz. I) drie ponden vervangen door: ses gulden. 383 IV i). Ordonnantie , gemaect up die cramen , waer die staen zullen in de jaermaercten van der Goude ende in wat manieren. L Item die cramen van de lakencoopers zullen staen tot sulcken plaetse als zy tot noch toe gedaen hebben, mer zullen hoer cramen beginnen te stellen an de goet an de westzyde van den mercktvelde ende zo oostwaerts upgaende tot an die ander goet toe, op die boete van een croon. 2. Item alle diegenen, die verdecte cramen hebben, daer laeckenen in zijn, daervan zullen die oversteecken boven van malcander staen een elle wijdt ende die cramen en zullen niet langer wesen dan xvi voeten, noch en zullen mogen eenige bancken an diezelfde cramen zetten ende een yegelijck huysgesin sel mer één craem mogen besigen, upte boeten van drie pondt, zonder eenige dexel van cleen beneden ofte onder over den raem te hangen, up gelijcke boete. 3. Item diegene, die mit cramerie ende maercerie ter merct comen met groote overdecte cramen, zullen staen an gairden an doostzyde van den raethuyse, zo upwaert oostwaerts gaende nae de goet thoe. Ende zal een ganck blijfven onder den raethuyse, wijdt wezende acht roedenvoeten, om bequamelijck in der halle ende in de gairden van de cramen te mogen gaen, up die boete voorsz. 4. Daeran zullen staen an gairden die groote overdecte cramen met budelen off mit diergelijcke marcerye, beginnende als die voorsz. andere cramen, op gelijcke boeten. 5. Daeran zullen staen die overdecte kermiscramen an gairden, beginnende alsvoeren, op gelijcke boeten. 6. (Kb. 1507, DXXXI, 6.) Aan het slot: op die voorsz. boeten. 7. (Kb. 1507, DXXXI, 7.) Aan het slot: up de boeten voorsz. 8. Daeran die mailiers oock in gairden, op die voorsz. boeten. 9. (Kb. 1507, DXXXI, 9.) Aan het slot: op die voorsz. boete. 10. Ende die oude cleercoopers zullen staen metten rugge an tstadthuys zoverde zy daer al staen mogen. Ende in gevalle 1) Deze ordonnantie is doorgehaald. In margine staat: Dese ordonnantie staet fo. XXXII, zo alhyer geroyeert. Bedoeld is blijkbaar f°. XLHI. Zie hierna nr. XI. 3^4 nyet, zo zullen zy staen over dengenen, die metten rugge an stadthuys staen, welverstaende enz. als Kb. 1507, DXXXI, tl. Daarna volgt nog: ende dat tusschen die cramen een bequaeme ganck blyven zal, upte boete voorsz. 11. (Kb. 1507, DXXXI, 12.) Aan het slot: up die voorsz. boete. 12. Ende zal een ganck blyven voor die leuyffen tot dat eynde van den raethuyse, wijdt wesende zes roedevoeten, om bequamelicken te mogen gaen in die gaerden ende om vleysch te coopen, op die voorz. boete. 13. (Kb. 1507, DXXXI, 14.) Aan het slot: op die voorsz. boete. 14. Daeran zullen staen die met houtwerck ter marct comen, te weten met houten maten, lantaernen, stoelen ende cuperie, op die voorsz. boete, mer die kistemaeckers zullen mogen staen mit hare goeden van kistemaeckerie in den huysen, zulcx zy in voorleden tyden gedaen hebben. 15. Item die tinnegieters zullen staen voor die laeckencramen by de kercksteech, beginnende an de goet van de westzyde vant merctvelt upwaert, up die boete voorsz. 16. Die met specerie, cruyden ende diergelijcke ter marct comen, zullen staen upte brugge van de sluysse, up die voorsz. boete. 17. Die luyden, die staen met appelen ende ander fruyt, zullen staen achter traedthuys ende nergens anders, tenware dat zy stonden binnen die stoupen van den huysen, op die boete voorsz. 18. Ende alle dander goeden ende coopmanscepen, hiervoren nyet verhaelt, zullen staen tot zulcker plaetse ende steden als zy gewoonlijck zijn te staen, behoudelijck dat zy met heure ware nyet en zullen mogen staen buyten eenige stoupen dan drie voeten. Ende wiens cramen, kisten, cofferen off ander goedt bevonden worden buyten die voorsz. drie voeten, die zal verbeuren een croon. 19. Welverstaende dat van alle cramen, van wat coopmanschap dat is, die poorterie deser stede dat voorloten hebben zal om te staen elck int zyne, opte boete voorsz. 20. Ende alle diegene van der poorterie deser stede, die staen willen in de vrye mercten alhier upte merckt met hoer laecken offte andere ware, die zullen looten ende staen metten anderen poorteren tot zulcken plaetsen, daer men gewoonlijck es 3^5 te staen met zulcke coopmanschap ende ware als zy hebben ende niet op hemzelven van den anderen poorters van gelijcken coopmanschepen, ende dat upte verbeurte van drie Karolusguldens. 21. Insgelicxs zullen die vreemde coopluyden mede lootén ende staen elcxs onder den zynen, upte voorsz. boeten. Des zei die voorsz. vreemde man, die alhier nyet ter jaermerct geweest heeft, in dese boeten nyet vervallen wesen, tenwaer dat hy eerst by den officier waer gewaerschuwet ende hem die boeten verclaerde. 22. Item men zal alle jaers looten in die jaermarcten, te weten in die Vastenmerct Sondaechs te vier uren nae noen; in Sint Jacobsmerct zal men looten op Sint Jacobsdach ende comt Sinte Jacobsdach up een Saterdach, zo zal men loten up den Sondach; in Sinte Matheusmerct zal men looten up Sinte Matheusdach y ende als Sinte Matheusdach comt opten Saterdach, zo zal men looten tSondaechs. Ende in die Vastenmerct zal den eersten thoondach ende merctdach wesen op den Manendach, in Sint Jacobsmerct daechs nae Sint Jacob, tenware off Sint ^Jacobsdach quaem up een Saterdach, zo zal den eersten merctdach wesen sMaendaechs; in Sinte Matheusmerct zal den eersten merctdach wesen up Sinte Mauriciusdach, ten ware dat Sinte Matheusdach quaem up een Saterdach, zo zal den eersten merctdach wesen sMaendaechs. Ende zo wye up die ure daer nyet en is in d© looterie, die zal achteraen staen. 23. Item dat nyemandt staen en zal met eenigerande waer in Twystraet, beginnende van tHemelrijck off tot den ryng van den vlascramen toe; dan een yegelijck, dient belieft, zal in zijn huys up zijn veynsteren mógen voortdoen. 24. Die vlasch vercoopen, zullen staen achter die thinnewercxcramen, streckende nae de haven toe over beyden (zyden), rugge an rugge, welverstaende, dat ze blyven staen zullen binnen den ryng. 25. Item nyemant en mach coopen noch vercoopen, bedingen, naevragen, arrasch geven ofte handelen eenige booter off caesen noch oock scepen Sondaechs voor die Vastenmerct noch up Sinte Jacobsdach noch up Sinte Matheusdach tot des anderen daechs voordat die clocke geluyt wort op stadthuys.op die boeten van drie pondt. Des zo zal een yegelijck poorter voor zijnzelfs huysgezin ende scepen mogen coopen upte voorsz. dage zonder verbeuren. 26. Item nyemandt en zal op andere dagen buyten die jaer- marcten coopen tot geenen tyde booter off case dan int viercant van de merct, upte boeten van een croon. Dan die van de poorterie, die hem mit zuyvel coopen nyet generen, zullen tot allen plaetsen zoveel mogen coopen als zy tot haersselfs familie behoufven. 27. Item die coperslagers zullen in die jaermarcten staen vant Hemelrijck omgaende nae die tillebrugge tot die sluys toe over beyde zyden ende die poorter zullen die voorstede hebben ende daerna die vreemde, ende zullen loten op die ure als voorsz. staet, mer die een eygen huys hebben ofte een huys in huyeren een jaer lanck buyten die voorsz. plaetse, die zullen mogen staen voor haer huysen binnen haer stouypen, welverstaende dat alsulcke mit den anderen niet en zal mogen looten, op die peene. van een croon. 28. Item alle diegene, die mit lynenlaecken, tzy wit off blauew, wit vouyerlaeken, tyrentey, blauwerpen, duyndouck of eenich van desen ter marct comen, die zullen gehouden wesen te staen in Sint Anthonisgasthuis, op die boete van twee schellingen. 29. Item oft gebeurde, dat diezelve capelle te cleyn ware,zo zullen die laetste geloot zijn staen onder die leuyfens buyten der voorsz. capelle, zonder over die brugge te mogen comen, uuytgenomen die mit webbens ter marct comen om int gros te vercoopen, die zullen mogen staen op haer gewoonlicke plaetse.' V1). Ordonnancie van de cuperie. 1. Item nyemandt en sal mogen maecken eenige byertonnen, die men maeckt op die maet van Hamburger tonnen, dan van goeden Pruyssche, Lettouw, rijs, Revels, overzee, Maes ofte Dorts houte, zonder an tvoorsz. houdt te laten eenich weeck spint off ander spint, dat onredelijck is, hoe luttel dat het waer. 2. Item men zal die boemen maecken van goet houdt zonder onredelijck off weeck spint als voorsz. is ende zo dick ende starck, dat men se niet induwen zal mogen. 3. Item men zal gheen biertonnen mogen maicken van cerise schoeven van oude tonnen dan voor den brouwer, die de voorsz. schoeven toebehoeren. 1) In margine staati In de plaetse van deese ordonnantie te schryven de nyeuwe, hierinne gelecht. Deze nieuwe ordonnantie is met perkamenten strooken in het hs. bevestigd. Zie nr. VI. 3§7 4. Item zoo wat brouwers cuypers binnen keur luy der doere hebben, zullen dezelfde cuypers gehouden zijn eedt te doen in handen van den officier ende haer. namen by den secretarys doen registreren, ten' fyne dat zy geen oude tonnen zullen vermaecken, tenzy dat zy dezelve voor de dooren stellen om aldaer gebrant te werden zonder die in huys te branden, upte boeten van een sheren croon up yegelicke ton te verbeuren, die incurreren zullen den brouwers, dwelcke de cuper te werck stelt. 5. Item men zal gheen tonnen, halve Vaten ofte kyndekens; mogen maecken van eenige duygen van haryncktonnen ofte van ander duygen, daer zout ofte pekel in geweest is. 6. Item men zal die haringtonnen maecken gelijck men diezelfde van ouden tyden in die andere steden van Hollant gemaect heeft. 7. Item men zal geen nyeuwe biertonnen van Bamisse tot Meyedach mogen bynden dan mit oude houypen off ten minste mit alsulcke droge houypen, die den brander goedt kennen zal. 8. Item men zal geen gewatert Dorts houdt mogen wercken, tenzy dattet eerst beslagen is ende gedroicht ende binnen deser stede gestaen heeft zes weecken lanck. 9. Item men zal an die byertonnen noch haringtonnen geen gewraickt houdt mogen wercken. 10. Item men zal gehouden wesen die byertonnen overal dicht te maicken zowel boven als onder, zonder eenige wormgaten ongestopt te laten. 11. Item men zal geen bomen mogen ommezetten van tonne*» daer byer inne geweest heeft noch eenige mercken mogen uuythouwen, ende dit al op die boete van twaelff schellingen ende die tonnen verbeurt, tenware men wiste te bewysen van wyen die tonnen gecoft waren, uuytgeseyt van den vreemde tonnen ende halve vaten ende een yegelick zal zijnszelfs merck mogen anvaerden. 12. Item dat nyemant zal mogen vercoopen eenige schoeven, op die boet van thien ponden; mer oft gebeurde, dat eenich brouwer oude tonnen hadde ofte schoeven, die zoude se selfs wel mogen vercoopen, al waert oick, dat die cuypere daerby waer. 13. Item die brander van die tonnen off die de branderye van den tonnen huyert en zal geert tonnen mogen branden , off hy moet elcke tonne op hemzelven meten ende met water besoucken, off die tonnen wel dicht zijn, mer die cuypers zijn gehouden in elcke tonne te doen ten minsten een mengele waters, aleer den brander die tonnen zal mogen branden, op die boete van XII sc. 3§ê 14. Item die Pruyssche tonnen zal men branden an die bongeduych op die plaetse daer men diezelfde plach te branden, maer die tonnen, daer eenich Dorts houdt an gewrocht is, zal men branden bezyden dat bongat. 15. Item elcke cuypèJr is gehouden zijn brantmerck bescheydelick op die tonnen te setten besyden dat brantmerck van der stede, aleer die brander die tonnen zal mogen branden ende en zullen geen meesterie mogen zetten, off zy hebben haar brantmerck doen zetten in der stede bouck. 16. Item die brander zal geen tonnen binnenshuys mogen branden dan alleenlijck voor die dore op tsheeren straet. 17. Item nyemant zal binnen der stede eenige tonnen mogen vercoopen om byer daerinne te doen, tenzy dat die tonnen mit den brandt van der stede gebrant zijn. 18. Item datter in geene Engelssche tonnen byer gevaet zal mogen werden, tenzy dat die alvoren den orant van de stadt hebben, upte boeten van een sheren croon. 19. Item die haringtonnen, die van gecloefden houte gemaect zijn, die zal men branden tusschen den derden houyp. 20. Item den brander en zal gheen tonnen mogen branden dan die gemaect zijn na dese ordonnantie, op die voorsz. boete. 21. Item dat nyemant eenige tonnen, die eens gewraickt zijn, wederom zal moeten voersetten om gebrant te worden, off men zal eerst den brander waerschuwen, ende worden die tonnen andermael gewraickt, zo zal die cuyper verbeuren die tonnen ende noch van elcke tonne twaelff schellingen. 22. Item die brander zal hebben voor zijn recht van die tonnen te branden van elcke last een halve stuver ende wat boven thalff last is ende geen last maecken en mach, daeroff zal hy hebben een halve stuver ende van een halff last ende daerbeneden een halff blanck. 23. Item off eenighe tonnen gewraickt worden, zo zal den brander zowel zijn geit hebben van den tonnen, die hy wraickt, als van den tonnen die hy brant. 24. Item dat nyemant zijn tonnen, halff-vaten, kindekis, karnen ofte eenich houtweerck, hoe cleyn tzelfde zoude mogen wesen, heeten off warmen en mach dan voor die door op die gemeen strate binnen sonneschijn, op die boete van een Carolusgulden. 25. Item die brander en zal geen oude tonnen noch oude halff-vaten branden, die van oude duygen gemaect zijn, ten zy zaecke, dat die tonnemercken in die boomen staen. 3«9 26. Item nyemant en zal mogen maecken eenige half-vaten van oude duygen, tenwaere hy wiste te bewysen van wyen die gecoft waren. 27. Item die brander is gehouden op zynen eedt terstondt den burgemeesters an te brengen alle faulten ende gebreecken, die hy in de ordonnantie van de cuperie bevinden zal. 28. Item elcke cuyper zal gehouden wesen den brander te halen, zo wanneer hy drie last tonnen gemaect ende vergadert heeft off daerbeneden, ende gheen tonnen meer te maecken, tenzy die voorsz. drie lasten eerst gebrant zijn, opte boeten ende verbeurten van een sheren croon, tenwaere dat den brander in gebreecke waer omme te coemen branden. 29. Item die voorsz. brander en zal geen byer mogen tappen off volck zetten om te dryncken binnen zynen huyse, op die boete van xii sc. dan by consente van den burgermeesters. 30. Item eenen yegelijck wort toegelaten mit een meister van den ambocht van zijn huyshoudt, tzy gecoft ofte van zijnzelfs gewAS) houypen te doen maecken tzy in zijnzelfs huys ofte in een ander huys, zonder dat die jonge, die de houypen buycht, gehouden wordt meester te wesen ofte int gilde te wesen. Aldus gepubliceert upten xxen Februarii XVCLXII stilo communil). 31. Item dat alle oude zeeptonnen van buyten innecoemende ende den Goutsscken brant nyet hebbende, zullen denzelven brant uut doen houden ende alzoe by den brander alhyer bebrant te werden, opte boeten van een sheren croon. 32. Item zal den brander gehouden wesen eet te doen in handen van den officier der stede van der Goude omme int branden gelijcke hant te draegen ende doen na vermogen de voorsz. ordonnantie ende up yegelicke tonne de maet te leggen beroerende de hoochte ende wyte. 33. Voorts dat den voorsz. brander gehouden zal wesen al zeeptonnen, halve tonnen ofte vierendeelen te branden op de Aemsterdamsche maete 2). 34. Item zoo wat artijckel van dese ordonnantie geen boete en comprehendeert ende hem nyet tot voorgaende artyckele boete houdende en refereert, zullen dovertreders van dzelve artijckelen verbeuren xii sc., alle welcke boeten gaen zullen een 1) Aldus — communi doorgehaald. 2) Aemsterdamsche matte vervangen door; maete daervan zijnde. 390 derdendetï tot prouffyte van den aenbrenger ende de twee ander derdendeelen tot proffyte van den officier. Gepubliceert ter peue den XIIm April 1567 stilo communi. VI l). ORDONNANTIE VAN DE CUYPERIE BINNEN DER STEDE VAN DER GOUDE. 1. In den eersten zall niemant eenige biertonnen moegen maecken noch doen maecken dan alleen van goet Pruys, Lettoens, ry, Revels, oversee, Maes ofte Dorts houte, zonder dat aen de duygen ofte boedems van denzelve tonnen eenich weeck ofte ander onredelijck spynt blyven zal moegen, hoe luttel het zy; welverstaende, dat dvoorsz. biertonnen nyet gemaect en zullen moeghen werden van eenich Dortséh houte, daervan yet geclooft es, hoe luttel dat zoude moeghen zveesen, midts dat die duygen aent eynde ende in den buyck van dyen zoe dick zullen moeten zijn gelijck de mate die daervan berustende es, een int secreet deeser stede ende een onder den brander; ende oock de boedems zoe dick dat men die nyet induwen mach. Welcke voorsz. tonnen dicht gemaect zullen moeten weesen zoewel besyden de bonghe als ander, noch geenige wormga tige dugen daerinne te steecken, tenwaere de bongeduych, midts stoppende van den derden hoep tot den boedem toe ende mits maeckende goet werck, de boedems perfect in tenoor ende nae die tonnen recht omme te houden. 2. Item men zall gheen biertonnen moegen maecken van eenige schoeven van oude tonnen noch gheen oude duyghen in nieuwe tonnen te wercken dan voor den brouwer, die dezelffde schoeven toebehooren. 3. Item men zall gheen nieuwe biertonnen van Bamisse tot Meyedach moegen binden dan met oude hoepen off ten minsten met alsulcke droghe hoepen, die den brander ghoet kennen zall. 4. Item men zall gheen gewaetert Dorisch hout moegen wercken tenzy dattet eerst beslaegen is, gedroocht ende binnen deeser stede ge staen heeft zes weecken lanck, daervan behoorlijck geprobeert zal moeten werden indyent noot waere. 5. Item nyemant en zall eenighe bier-halff-vaeten moeghen maecken van oude haringhtonnen, van oude tonnen, van boeterhalff-vaeten, van seepduyghen, van olyetonnen noch van eenighe duyghen ofte boedems noch gheen onbehoorlijck spynt noch vueren- 1) Zie blz. 386, noot. — De ordonnantie maakt deel uit van het hs. en is daarom opgenomen, ofschoon zij wat den tijd van haar ontstaan betreft buiten het kader van deze uitgave valt. 391 hout daerin te wercken, moer men zall die dicht maecken alsoewel by de bonghe als onder, zonder daerinne eenighe wormgatige noch pluckgatige duyghen, tzy groot off cleyn, te wercken, noch duyckgaeten anders dan die bongeduyghen, mits die wormghaeten ende pluckgaeten stoppende van den derden hoep tot den boedem toe, mitsgaeders twerck goet te maecken, perfect int croos ende nae recht omme te houden. 6. Item elcke cuyper is gehouden zijn brantmerck bescheydelijcken op die tonnen te zetten besyden dat brantmerck deeser stede allccr die brander die tonnen zal moeghen branden ende en zullen gheen meesterie moeghen setten, off zy hebben haer noem ende brantmerck ter secretarie doen aenteyckenen. Ende wat brouwers cuypers binnen hun huys hebben, zullen dezelve cuypers gehouden zijn eet te doen in handen van den officier ende insgetijcx.\heier naem alsvooren doen opschryven ten fyne 'zy geen oude tonnen en zullen vermaecken dan midts dezelve voor de door stellende omme gebrant te werden , zonder die in huys te branden, opte boeten van een sheeren croon, welcke boeten zoexvel den Stouwer als: tien cuyper incurreren zall. J. Item die brander zall gheen tonnen noch haifi-vaeten noch harincktonnen binnenshuys moegen branden dan alleenlijcken voor die doore op sheeren straele, mits dat den cuyper gehouden'zall weesen in elcke tonne ende halff-vat te doen ten minsten een mengelen waeters. 8. Item nyemant en zall binnen deeser stede eenige biertonnen ofte byer-halff-vaeten moeghen vercoopen, tenzy dat die tonnen ofte halff-vaeten met den brandt van deeser stede gebrant zijn. g. Item off alhier eenige tonnen off halff-vaeten off haringtonnen gewraeckt worden, zoe zal den brander hel brantmerck op den oppersten boom setten ende zijn ghelt hebben, zoewel van de tonnen, die hy wraeckt als van de tonnen, die hy brant. io. Item men zall geen boemen moegen ommesetten van tonnen off halff-vaeten, daer bier inne geweest es, noch eenige mer eken moegen uuthouwen ende dit all opte boeten vaik twaelff schellingen ende dye tonnen off halff-vaeten verbeurt, tenwaere men wiste te beivysen, van wien die tonnen off halff-vaeten gecoft waére, uutgeseyt van den vreemden tonnen ende halve vaeten. Ende een yegelijck zal zijnszelffs merck moeghen aenvaerden. tl. Item dat nyemant eenighe tonnen, die eens gewraect zijn, weder omme zall moeten voorsetten om gebrant te werden, off. men zal eerst den. brander waer schuiven ende tl wonen den brant, die op 392 den boom staet ende worden die tonnen ander mael gewraect, zoe zall die cuyper verbeuren die tonnen ende noch van elcke tonne twaelff schellingen. 12. Item dat nyemant zall moe gen vercoopen eenige schoeven, op die boeten van thien ponden, maer oft gebeurde, dat eenich brouwer oude tonnen hadde ofte schoeven, die zoude die zelffs wel moegen vercoopen, al waert oock, dat die cuyper daerby waere. 13. Item dat geenige biertonnen ofte bier-halff-vaeten allhier binnen der stadt zullen moegen gehaelt, gebrocht noch vercoocht werden, tenzy dat die cuypers deeser stede in dezelffde steeden haer byertonnen ende bier-halff-vaeten oock vry zullen moegen vercoopen ende gebruyeken, op peyne van op elcke last te verbeuren twaelff schellingen. 14. Item dat oock geenige brouwers eenige biertonnen ofte bierhalff-vaeten, tzy nieuwe ofte oude, gecocht ofte gemangelt en zullen moegen vaeten, tenzy diezelffde eerst groot genoech gemeeten zijn ende den Goutschen brant hebben, opte boete voirsz. 15. Item den brander zall gehouden weesen met zijn dysel te gaen branden ende elcke tonne, halff-vat ofte harincktonne te besien rontsomme, onder ende boeven, off die oock dicht zijn, wraecken hetgheen dat hem schaemt, opdat die harincktonnen, binnen deeser stede gemaect, in andere steden voor goet gekent moegen werden. Ende hy zall hebben van elcke wormgat, dat hy ohgestoupt vint, een deuyt ende van dat hy onder die hoepen vint een oortgen. 16. Item dat nyemant in Engelsche tonnen bier doen ofte vaeten zall, tenwaere dit alvoeren een brant van de stadt hadde, opte boeten van een sheeren croon. 17. Item oft gebeurde, datter eenich twist mochte vallen tusschen den brander ende den cuyper, daer hy brant, ende dat omme die tonnen, halff-vaeten ofte harincktonnen te wraecken, zoe zal dm cuyper moegen haelen die vier deeckens omme te keuren ende haer te scheyden midts dat den cuyper gehouden zall wesen te geven elcke deecken een stuver. 18. Item den brander zall hebben voor zijn recht van die tonne te branden van elcke last een halve stuver ende wat boeven thalff last es ende geen last maecken en mach, daeroff zall hy hebben een halve stuver ende van een halff last ende daerbeneden een halff blanck, midts dat den brander veertien harincktonnen zal branden voor tlast, gelijck die cuypers moeten leveren. 19. Item den brander zall gehouden wesen in handen van de burgermeesters deeser stede eet te doen, dat hy deese ordonnantie 393 in alle zijn poincten voor zooveel hem aengaen mach, scherpelijck zall onderhouden nae zijn vermoegen ende op elcke tonne de mate te leggen beroerende de hoochte ende zvyte, op privatie van zijn offitie ende zal voort gehouden weesen op zijn eet den burgermeesters terstont aen te geven alle fauten ende gebreecken, die hy in deese ordonnantie ofte in andere zaecken, die cuyperie aengaende, bevinden zall. 20. Item den brander wort gehouden alle seeptonnen, tzy groot ofte cleyn, scherpelijck te meten alleer hy die zallmoegenbranden. 21. Item dat nyemant zijn tonnen, halff-vaeten, kindekens ofte eenich houtwerck, hoe cleyn tzelve zoude moegen weesen, heeten, branden off warmen en mach dan voer die deur op die gemeen straete by den dack ende sonneschijn, opte boeten van een Carolusgulden. 22. Item den voorsz. brander en zal geen bier moegen tappen off volck setten binnen zijn huysse, op die boete van twaelff schellingen. 23. Item een yegelijck wort toegelaeten met eenen meester van dien ambocht van zijn hoephout, tzy gecocht ofte van zijnzelffs geivasse, hoepen te doen maecken, 'tzy in zijnzelffs huys ofte in een ander huys, zonder dat die jongen, die de hoepen buycht, gehouden wert meester te weesen ofte int gilde. Gepubliceert upten xilm Maii anno XVC eénentachtich. VII1). Kueren ende ordonnantie angaende die vleyschouders, vogelwijfs ende dié mit weyten ter merct comen. i 2). Item dat nyemandt, wye hy zy, hem en vervordere eenige horenbeesten te slaen ofte te doen slaen om die te bruyeken ofte vercoopen in de halle off onder die leuffen, sowel in die slachtijt als buyten die slachtijt, tzy off die beesten vercoft worden in die halle, onder die leuffen off in die huysen by die heele beesten, halve voeten off by die ponde, tenwaer dat eerst ende alvooren die beesten geweest hadden aen die pael staende voort huys vant Rammeken ende aldaer hadden gegeten in jegenwoordicheit van den voorsz. vynders, ofte dat die vynders ofte gezwoerene by faulte dat diezelfde beesten aldaer nyet 1) In margine staat: In de plaetse van dese ordonnantie de nyeuwe te schryven, staende in een ander bouck. 2) In margine staat: Dit arlijckel is gepubliceert den XVen Augusti 1573. 394 eeten en wilden gesondt kende ende waerdich om geslagen te worden uutbesondert de drie marcktslachdagen, welverstaende dat de vleyschouders, aleer zy eenige beesten zullen mogen slaen, diezelve beesten eerst zullen moeten de vleysvinders laeten besyen, daeroff die vinders voor hoer moeyten sellen hebben van elcke beest een deuyt. Ende men zal gehouden wesen diezelfde beesten te slaen binnen XXIIII uren, naedat die an de pael geweest hebben, ende nyet later, off men zal die beesten weder laten besien an die voorsz. pael. Ende zo wye contrarie dede off anders dan voorsz. staet, dat waer upte boeten van drie Carolusguldens, die heer een derdendeel. Dat oock de vleyshouders in de slachtijt upte drie marctdagen -zullen mogen beginnen te slaen smidachs nae den twaelff uuren. 2. Item die vynders en zullen hoir eygen beesten zelffs nyet mogen bezien, upte boeten van een croon. 3 Ende die vleyschvynders en zullen nyemandt van den vleyschouwers in de halle noch onder die leuffen oerloff mogen geven eenige beesten te slaen, zy en zullen die eerst bezien hebben an die pael ende aldaer gegeten alsvooren, tenwaer om merckelicke zaecken, die staen zullen tot verclaringe ten minsten van twee van den vynders, off zullen zelfs, die boeten gelden, uutbesonder de drie marctdagen in de slachtijt als voorsz. is. 4. Item alle vleyschouwers in de halle zullen up hoir malen staen ende hoir vleysch bruyeken te weten van Paesschen tot Sinte Maerten toe tweewerven ter weecke ende van Sinte Maerten tot Vastelavent toe eens ter weecke, upte boeten van een croon, zonder eenige gratie. Des zullen die vleyschouwers moegep steecken alsoveel lammeren als zy weten te bruyeken tusschen Paesschen ende Pynxteren ende zullen alle hoer vleysch van een beest geheel teffens in die halle brengen eer zij eenich vleysch breecken, upte boeten voorsz. 5. Item men zal van Pynxteren tot Goude-kermis geen beesten mogen slaen noch schapen off lammeren snyden dan naer drie uren sachternoens, up die boeten voorsz. 6. Item men zal geen vleysch langer bruyeken dan up zijn mael, upte boeten voorsz., welverstaende alle dat vleys, dat op Saterdach in die halle gebrocht wort, dat sal men sMaenendaechs tsavons uuyt die halle brengen ende zouten, gelijck men gesouten 1) Deze paragraaf is doorgehaald. 395 vleys gewoenlijck is te zouten, aleer die poortclocke geluyt werdt. •Desgelicx zal men des Donredaechs tsavonts uuyt die halle brengen alle dat vleys van dat anderde mael ende souten als voorsz. is, op die voorsz. boete. 7- Item die vleyschouwers, die in de halle staen, zullen gheen vleysch binnen hoircn huyse mogen vercoopen off doen vercoopen buyten der halle min dan een halve voet teffens, upte boeten van m 9?. 8. Item men zal geen ossenvleysch ende coeyenvleysch up eenen banck mogen bruyeken, upte boeten van X sc. 9. Item men zal geen koeyen off vaersen mogen slaen om te vercoopen tusschen Kersmisse ende Vastelavondt, noch oock geen ossen, die beneden negen1) Rijnsche gulden wairdich zijn, upte boeten van m 15. 10. Item dat nyemandt eenige schapen zal mogen steken om te bruyeken off te vercoopen, hy en zal die leveren in de schapen laten hangen ende diezelve schapen ende leveren doen bezien van den vleyschvynders in der halle ende tot gheen andere plaetsen. Ende zo wat leveren gans ende gaeff zijn zonder eenige belemmertheyt, die zullen die vinders van stonden an consenteren uuyt te nemen ende laeten oirboiren ende anders geen. Ende zo wat leveren die vinders niet en consenteren uuyt te nemen, zullen dieselve dan moeten blyven hangende in den scapen ongedect ende openbaer, dat men die zien mach den tijt van twee dagen, naedat die schapen gesteken ende in de halle gebrocht zijn ofte vercoft, ende dit van Goude-kermis of tot Vastelavondt toe ende van Vastelavondt tot Goude-kermis toe eenen dach. Ende indien zyluyden die scapen bruyeken om te vercoopen, zo zullen die leveren voor up hoer bancken blyven leggen den voorsz. tijt van twee dagen off eenen dach, nae gelegentheyt des tijts, ter tijt toe dat zy die scapen gebruyet zullen hebben, upte boeten van een croen van een yegelick scaep te verbueren. 11. Item men zal geen scapen off beesten moegen blazen noch gheene gaten steken, daer men doir blasen mach, upte boete voorsz., also dicwil ende menichwerveri als die gaeten voorsz. by den vynders in eenich schaep, scapen- off beestenvleysch bevonden worden. 122). Item zoe en zullen geen vleyschouwers in de halle 1) negen vervangen door:XV. 2) Deze paragraaf is doorgehaald. 396 mogen staen om vleysch te vercoopen up Kersdach, Paeschdach, Pyncsterdach, Onser Vrouwendach Assumptionis, noch op Alreheyligendach, op die voorsz. boete, ten ware dat Onser Vrouwen- off Alreheyligendach quam op een Saterdach. 13. Item alle die vleyschouwers zullen Sonnendaechs ende ander vierdaegen, uuytgenomen Sint Jacob- ende Sinte Matheusdach !) die halle sluyten zo geringe als men die wywaterclock luyt ende, als men die wywaterclock nyet en luyt, eer dat die misse angeslaegen is 2) ende en zal die sleutelbewaerders nyemant in der halle mogen inlaten, nadat die halle gesloten is, up die voorsz. boete. Ende oft gebeurde, dat yemant begeerde eenich vleys te coopen, nadat die halle gesloten is, so zal men alle die vleyshouders van der halle een wete doen om in die halle te commen ende diegene, die alsdan eenich vleys vercoopt, zal betalen dengenen, die de wete gedaen heeft, een oertgen3) tot proffijt vant gilde. 144). Item op werckedagen zo zal men die halle openen smergens te vijff uren tot elff uren ende tachternoens te halff tween tot dat loff uuyt is5), uuytgesondert op die martdagen. Ende ingeval yemant bevonden wort een sleutel van de halle te hebben anders dan die twee sloetelbewaerders, die zal vervallen in die voorsz. boete 6). Welcke boeten de bewaerders van de voorsz. sloetels zoowel incurreren zullen als dengeenen, die bevonden werde daervan een sloetel te nebben. 15 7). Item zoe en moeten geen vrouwen noch maechden in der halle noch onder die leuffenbanck staen om vleys te vercoopen,'up die boete voorsz., tenware dat haerluyden mans zyeck ofte van huys waren. Ende nyemant en mach ter banck staen, hy en is xvill off xx jaeren oudt, machtich ende bequaem om vleys te bruyeken. 16. Item dat nyemant van de vleyshouders in de halle staende met malcanderen aen eenich vleysch tsamen en sullen moegen pairt off deel hebben dan twee ende twee aen een geheel beest ende anders 1) ende — Matheusdach doorgehaald. 2) als men die wywaterclock luyt — is vervangen door: ais die clocke negen sal hebben geslagen. 3) oertgen vervangen door: halve st. 4) In margine staat: Gepubliceert den XXen Januarij 1569. 5) dat loff uuyt is vervangen door: ses uren toe. 6) voorsz. boete vervangen door: boeten van een croen. 7) In margine slaat: Nota. 397 nyet, opte boeten van drie gulden ende bovendyen drie maenden gesuspendeert wesen van syne neringe. Ende sullen gehouden wesen ter vermaninge van den officier hen tallen tyden by eede te purgeren , dat zy dit artijckele nyet en contravenieren, ende wie den eet weygerde te doen, sal incurreren dvoorsz. boelen. Van calven, schapen ende lammeren sullen maer twee vleyshouwers tsamen maer paert moegen hebben. 17!). Item dat hem nyemant en vervordere in der halle te pissen, noch qualicke off onnutte ende onmanierlicke woorden te spreken, noch mit vreemt geselschap te dryncken , noch te spelen off eenige quaede manieren te houden anders dan hoer vleysch te vercoopen, upte boeten voorsz. Ende indien die dekens den misbruycker nyet an en brochten den gerechte, zo zouden zy zelfs die boeten gelden. 18. Item dat nyemant eenige vieren en maecke in de halle in testen of anders dan alleenlick van doeve backerscoelen, upte boeten van xn sc. 19. Item in allen huysen, daer men hoirenbeesten wil slaen, die alhier in de halle off onder die leuffen gebruyct zullen worden , daer zal men gehouden wesen te hebben een tobbe ofte back in den houck van den huyse, daer men slaen wil, omme tbloet van die beesten daerinne te doen loopen. Ende men zal oock geen goetgaeten hebben in de voorsz. huysen, daar tzelfde bloet duerloopen zal upter straten, noch en zal tzelve bloet over die dorpels nyet mogen loopen, upte boeten van een croon. Ende indien voir yemants doere, daer zulcke beesten geslagen waer, mercklick beestenbloet bevonden worde, die zoude verbueren die boeten voorsz. 20. Item zo en zullen dié barbiers geen bloet, dat zy laten, voor die deure houden staen langer dan tot xn uren. Ende dat bloet nergens te gyeten noch te storten dan elcx in zijn, privaet off buyten der stede, op die boete van XII sc. ende der stede correctie. 21 2). Item men zal: alle rintvleysch vercoopen by de ponde ende anders nyet, opte boeten van drie pondt, also dickwil ende menichwerven als yemant daeroff bekeurt wordt, welverstaende dat men wel zal moegen vercoopen een vierendeel voets daerenboven by den hoop ende nyet daerbeneden. 1) In margine staat: Nota. 2) Deze paragraaf is doorgehaald. 39® 22 Item zo wat vleyschouwers die onder de leüyffen staen, die en zullen in een geheel jaer in de halle nyet moegen staen; desgelicx die in de halle staen, en zullen in een geheel jaer onder die leuffen nyet moegen staen, op die boete van een croon. Maer die vleyshouders uute halle zullen een ander zijn beest moegen venten ende vercopen om haer loon onder de leuff, zonder nochtans paert ofte deel daerinne te hebben. - 23. Item allen dengenen,' die hen met beesten te slaen sijn generende ende ivleysch van dien venten ende slyten, die en sall met geen vleys onder de leuffen nochte^ elders moegen staen dan alleenlick in de halle, opte boeten van drie gulden ende in twee maenden nyet te moegen slaen, uuytgesondert burgers, geen vleys*houders sijnde ende met vleysch te vercoopen nyet ommegaendej die mits desen toegelaten wort alleen des Saterdaichs onder den leuffen te moegen staen, ende alH^Vreempdelingen nae ouden hereómen, welverstaende dat een vleyshouder wuyte halle een ander sijn beest onder de leuffen wel sal moe gen helpen vercoopen om, sijn loon sonder nochtans paert off deel daeran te hébben, daervan denselven vleyshouders ende diet vleys doet vercoopen, gehouden sall wesen hem up den eede ter vermaninge van den officiers te purgeren, alles opte boeten ■ ende by weygeringe van den eet te doen alsboven. 242). Item alle diegheene, die des Saterdaechs huer vleysch bruyeken willen onder die leuyfïen, zullen van Paesschen tot Bamis des Saterdaechs smorgens ten zes uren ende van Bamisse tot Paesschen te zeven uren comen ende looten ende dat lot, dat hem gebuert, dat zal hy houden zonder van den eenen banck up die ander te loopen, upte boeten voorsz. ende die op die voorsz. tijt daer nyet en is, die zal achteran staen, upte boeten voorsz. Ende dat nyemant mit meer bossen zal mogen looten dan se met bruyekers besetten zullen ende en sal nyemant met cramen ofte stallen moegen staen even verre eenich plaetse onder den leuffen ledich staet, upte boeten voirsz. 25. Item dat alle dieghene, die Saterdages onder dieleüyffen #lHen staen mit vleyssch, die zullen Vrydages slaen ende des Saterdages haer vleysch onder die leüyffen bruyeken. Ende wat vleysch zy des Saterdaeges niet bruyeken en mogen, dat zal 1) Deze paragraaf is doorgehaald. In margine staat: Off gedaen den toetsten Januarij 1577a) In margine staat: Nota, 399 Zonnedages smorgens voor negen uuren int zout moeten wesen, ende zullen dat gesouten vleyssch tot haren schoenste mogen vercoopen, opte boeten van een croen. . 26. Item oft gebeurde, dat eenich vleyshouwer des Saterdaechs vercofte onder die 1 leüyffen, dat zullen die luyden , diet gecoft hebben, nae hem nemen zonder dat te laeten hangen binnen den huysen van dengeenen,. onder die leüyffen staende, Ende zullen oock alle hoir vleyssch gelijckelick teffens onder die leüyffen brengen zonder yet thuys te laeten op de voorsz. boete, tenwaere by consent van den burgemeesteren ende anders nyet. 27. Item dat nyemant hem en vervoordere onder die leüyffen te staen om vleyssch te bruyeken, tenzy dat diegene, die daer staen ende vleyssch bruyeken willen, een geheel beest teffens slaen ende bruyeken op een stal, zonder yemant meer paert off deel daeran te hebben, upte boete van drie pondt. Mer wat beesten zyluyden coopen voor zestien Rijnsche gulden ende daerboven, die zullen zy mit hem tween op een stal wel mogen bruyeken ende slyten zonder verbeuren 28. Item dat men geen weyten slachten ofte uuytval van beesten hierbinnen zal mogen brengen off bruyeken anders dan smeer, opte boete van een Carolusgulden. 29. Item dat nyemandt zal mogen zijn weyten vercopen, tenzy dat zy eerst besien 'zijn van den vleysvinders, opte boete van zes schellingen groot. Ende die vleysvinders zullen hebben van elcke rugge van den verckens te bezien eenen deyt 2). Desgelicx zo zal men bezien alle geroockt speek, dat onder die leüyffen off in die huysen gebruyet wordt ende zullen die vynders daeroff hebben als van den weyten. 30. Item alle diegene, die weyten ende boelingen vercoopen, die zullen daermede staen an de westzyde van stathuys mit een dubbelde gaerde nae der halle toe ende tot gene andere plaetsen dan binnen haren huyse. Des zullen diegene, die aldus staen willen als voirsz. staet, coemen ende looten als die vleyshouwers looten ende waert datter yemant quame, die. nyet geloot en hadde, die zal achteran staen teynden dengenen, die geloot hebben nae der halle toe, opte boeten van XII sc. ende zullen des Sonnedages ende anderen vierdaeghen mit heure spyse moegen 1) Mer — verbeuren doorgehaald. 2) deyt vervangen door: oortgen. 4óó blyven staen tot hoire schoonste ende dat om die bederfflickheyt van den spyse. 31. Item men zal geen verckenvleys, weyten ofte uuytval langer mogen bruyeken dan up hoer malen, gelijck die vleyschouwers hoer vleysch in de halle bruyeken. Ende en zullen nae die malen tzelfde vereken vleysch, slachten ofte weyten nyet weder ter marct mogen brengen, upte boeten ende correctie gelijck vant vleysch in de halle. 32. Item dat nyemant, vogelen off hoenderen vercoopende, zal mogen staen mit zyne goeden als vogelen, hoenderen, gansen off andere, schoen gemaect zijnde, dan achter ant stathuys onder dat schavot, ende waert zaecke, dat zy anders stonden, dat waer upte boeten van twaelf schellingen, uuytgeseyt Paesschen, Kermisse ende Kersmisse. [- 33. Item die vogelwijfs, die mit vogelen willen staen upte marct, zullen eens ter weke gehouden wesen te looten ende dat des Saterdages, upte boeten van een croen. Ende zo wye nyet en staedt, daer hy geloot is, dat waer optezelfde boeten. Ende zo wye niet en loot up zijn ure mitten anderen, die zal afteran staen ende nyewers elders, opte boeten voorsz. 34. Item alle diegene, die eentvogelen vercoopen, die zullen an de wilde vogels laeten blyven twee voeten ende van de tamme vogelen zal men beyde die voeten offsnyden omme te kennen die wilde vogels voor de tamme ende dit aleer die vogelen uuyt den huyse ter marct gebrocht zullen worden, upte boeten van zes schellingen van elcke vogel. 35. Ende zullen die vogelwijfs mede gehouden wesen als zy hare vogelen ter marct brengen, die tamme vogels op hemzelven te houden ende die wilde up hemzelven, zonder die ondereen te leggen, uptezelfde boete. 36. Item men zal geen schoengemaecte vogelen, hoenderen noch gansen off diergelijcke vercoopen, zy en zullen eerst besieft wesen van den vleyschvynders. 37. Item die vogelwijffs en zullen geen water by hem hebben in tobbens off anders, mer zullen gehouden wesen, die vogelen drooch te vercoopen, upte boeten van twaelff stuvers. 38. Item waert zaecke datter yemant eenich stynckende vleysch, gansen, hoenderen, vogelen ofte konijnnen, nyet uuytgesondert, ter merct brochte ende daeroff bekeurt worden, zo zoudt men ongaeff vleysch, vogelen, hoenderen, konijnnen off anders steecken an eenen stock voor zijn stal, diet te coop ge- 401 bracht hadde ende daerenteynden zoudt men alle dat ongave vleysch off ongave speek, hoenderen, vogelen ofte andere, dat aldus die merct verboden worde, van den sluyse int water werpen. Ende die aldus becuert wort, die zoude hierboven verbeuren drie Carolusgulden. Ende dit zullen die vleysvynders den burgmeesters op hoeren eedt anbrengen. 39. Item zo wye den vleyschvynders om hoire officie wille quaiick ende onduechdelick misseyde off misdede, dat waer opte boete van thien ponden ende die correctie van der stede. 40. Item zal yegelick vleyschouwer off vleyschvercooper in de halle ende onder die leüyffen een juyste schaele ende geijekte gewichte hebben voor op zijn banck om daermede te wegen ende wegen yegelick vleyssch van een beest of hemzelven, opte boete voorsz. zonder tvleysch van twee diveerssche beesten tsamen te wegen. 41. Item nyemant zal mogen houden ganzen binnen der vryheyt van der Goude dan op zijnzelfs erfve ende, indien yemants ganzen quamen up een anders erve, weteringe off lant, diezelve gansen zal men moegen doodtschieten off doodtslaen ende nae hem nemen zonder verbeuren. 42. Item nyemant en mach eenige doode beesten, verckens of calveren binnen der stede ofte vryheyt van dien noch buyten der stede brengen noch in eenige waterschippen werpen, mer zullen diezelve moeten delven, upte boeten van drie ponden. 43 *). Item alle die verkens, die langes der straeten gaen off die gevonden worden zonder bellen, die en zullen die gasthuismeesteren van Sinte Anthonis nyet mogen verantwoorden, mer men zal die boeten verhaelen an dengenen, die de verckens toebehooren ende men zal zulcke verckens mogen schutten, waeroff die schoutendienaers off die schutter hebben zullen voor die eerste reyse twee stuvers ende zullen dan die verckens an dat een oer doen een teycken geven ende voor die anderde reyse dat alsulcke verckens opter straten gevonden zullen worden, zal men hemluyden betalen xn sc, ende voor die derde reyse op die boete van een Carolusgulden. Mer een poorter ofte inwoonder zal zijn verckens wel een weynich tijts mogen laten lopen mits conditie dat daer een by is, die de verckens bewaren zal, ende nyemant zal den schutter off die dienaers hieromme mogen quaiick toespreken off misdoen, op die correctie van der stede. 1) Deze paragraaf is doorgehaald. 26 402 44- Item dat nyemant hem vervordere te villen eenige calveren ofte andere beesten, daer ment vleys off wechwerpt, binnen der vryheyt van der Goude ofte vrydomme van dien dan binnenshuys, upte voorsz. boeten van drie pondt. 45. Item alle diegene, die binnen der stede van der Goude ende vrydomme van dien eenige verckens mesten ende ongans bevonden worden, dat men tzelve speek ofte weyte nergens en zal moeten vercoopen ende slyten dan by Sint Anthueniscapelle ende dat nyemant eenich ongans speek van buyten binnen dér stede zal mogen brengen ende slyten, upte boeten van zes Carolusgulden. Ende indien eenige verckens, van buyten binnen deser stede gebrocht, ongans bevonden worden, tzelve zal men binnen dezer stede nyet mogen slyten dan voor Sint Anthuenisgasthuys off daerontrent als voorsz. is. 461). Item nyemant en zal mogen eenige hoerenbeesten, schapen, lammeren, verckens noch gheenrehande beesten slaen, tenzy zaecke dat hy zynen eedt in handen van den officier gedaen heeft ende zijn naem by die statssecretaris geteyekent is, ende en zal buyten huyse nyet mogen scheyden, daer hy geslaegen heeft, tenzy dat hy gezien ende gelesen off doen lesen heeft tbrieffken van den excysenaer, upte boete van ÈÉ sc. gr. ende zal den officier endje den excysenaer den slager zynen eedt mogen vermanen, off hy dat brieffken van den excysenaer gelesen off doen lesen heeft, ende weygert hy den eedt te doen, zo is hy vervallen in die boeten. 47 2). Item nyemant en vermach van den eersten dach October totten laesten dach in November eenige beesten upte marct off vrydomme van deser stede te bedyngen off te coopen om die weder levendich te vercoopen, upte verbuernisse van zes Carolusgulden, tenzy dat zy diezelfde beesten, die zy coopen, houden staende upte stalle zes weecken, eer zy die weder vercoopen, ende zullen oock diezelve beesten binnen zes weecken uuyt die stede nyet mogen dryven om elders te vercoopen ende zullen voort die voorsz. coopers gehouden wesen diezelve beesten, die zij dus coopen zullen, den schout an te brengen om by hem geregfetreert te mogen worden ende dat opte boeten off peyne voorsz. 1) In margine staat: Dit artijckel gepubliceert desen Vllen Octobris LXHI. — Den Vlen Octobris 65 die bovengescreven article ofgelesen. 2) Deze paragraaf is doorgehaald. In margine staat: Dit artijckel of gedaen den VIJen Januarii 1566 stilo communi by tvolle collegie, ergo... (sc. doorgehaald). 403 48J). Item alle diegene, die binnen deser stede ter marct comen om eenige beesten, ossen, koeyen ende diergelijcke te coopen ofte vercoopen, die zullen hebben vry ende vast geleyde te varen ende te keeren drie marctdagen ter weke, te weten sWoensdaechs, Donderdaechs ende Vrydaechs geduerende drie weken an malcander, ingaende den eersten Donderdach naer Sinte Victor. 49. Item men sal geen verckens, die van buyten incomen, op die straet mogen coopen off vercoopen noch teten geven dan voor ofte bezyden Sint Anthuenisgasthuys, uuytgesondert op Sint Jansavont ende Goude-kermisavondt, noch men zal geen verckens, in die schepen van buyten incomende, mogen coopen off vercoopen, off die besiender is betaelt, op die boete van xn sc. 50. Item men zal betalen den gezworen beziender van alle magre verckens van buyten incomende een oert stuvers, zoverre die voorsz. verckens binnen deser stede ofte vrydom van dien blyven ende nyet weder uuytgevoert worden. Des zo zal den voorsz. beziender gehouden wesen ter zeker tijt die voorsz. verckens te bezien ende te schauwen, zoverre alst den cooper belieft, mer die braetverckens zullen vry wesen ende van de vette verckens zal men betaelen den beziender voor zijn recht naer ouder gewoonte een stuver, met conditie dat die besiender gehouden zal wesen die verckens, die hy schoen schoudt ende vuyl bevonden worden, naer hem te nemen tot zyne laste, daervoor betalende binnen drie dagen zooveel als diezelfde gecoft zijn. 51. Item die vleysch^rynders zullen op horen eedt twee burgemeesters anbrengen alle gebreken, die zy in dese ordonnantie bevinden ende wye dat zy bekeurt hebben. 52. Item alle dese boeten zullen gaen een derdendeel aen den heer, een derdendeel an die stede ende een derdendeel an den vleysvynders. VIII2). Ordonnantie hoe men den zegelaers van de coeren ende hoppe eeden zal mit dat daeran cleeft ende dat men alle coeren bezegelen zal eer ment meet. I. Item nyemant en mach eenich coeren ofte hoppe, tzy in 1) Deze paragraaf is doorgehaald. 2) In margine staat: Deze ordonnantie is over geset in H 22. 404 huys off elders, hoet mach wesen, in huys brengen off tzelve coeren ofte hoppe moet eerst bezyen ende gehandelt wesen van den zegelaers vant coeren ende hoppe. 2. Noch geen meter zal mogen beginnen te meten noch geen zackdragers zullen mogen dat coorn dragen, tzy tarwe, gerst, zaet, hoppe, haver, ten is eerst gewaerdeert ende gezegelt van den zegelaer van de hoppe ende coorn. 3. Ende men en zal gheen coeren off hoppe zegelen, die arger zal wesen eenichsins van allen gebreken dan goedt quatertroy, naet gewas van de lande, ende wanneer die zaecke int twijffel staet, zo zullen die segelaers hem met malcanderen beraden, of ment in zal kueren off nyet. Ende wanneer zijt nyet vroet en zijn, zo zullent die zegelaers den gerechte presenteren ende wat dan daerinne geordonneert wort by den meestendeel van den gerecht ende van den zegelaers, die tiegenwoordich zijn, dat zal van waerden gehouden worden. Ende die hiertegens dede, dat is upte boeten van thien croenen ende die correctie van der stede. Ende als ment arger vynt onder dan boven, voor dan after, dat is opte zelfde boeten, twelck die meter gehouden zal wezen op zynen eedt die zegelaers an te brengen ende die zegelaers voorts die van den gerechte, upteselfde boeten. Ende hiervoor sullen die zegelaers hebben van een hoet coeren off zaet een oortgen tot twee hoet toe ende dat twee hoet is off daerboven, daeroff zullen zy hebben een halve stuver ende dat beneden een hoet es, zal vry wesen. Ende die zegelaers en zullen nyet gehouden zijn te zegelen, men en zal hem eerst haer recht geven. 4. Item wanneer yemandt den zegelaers op zijn coeren gehadt heeft, dat uuytgezegelt wordt, daerop en zal hy geen ander zegelair mogen halen, op die boete ende correctie voorsz. 5. Ende die zegelaers zal men alle jaers zetten ende hierop eeden als men gewoonlijck is. 6. Item diet coren off de hoppen zegelen, die zullen tgelt vant zegelen hebben ende en zullen nyet gehouden wesen haer medebroeders daeroff deelinge te doen. 7. Item van alt coeren dat gezegelt wort, daeroff zullen hebben die zegelaers die een heelft ende die Getyden die ander 1) daerop — voorsz. vervangen door: daerop zal diegeene, diet coorn toecompt, mogen haelen twee andere zegelairs ende die twee zegelaers zullent weder, indyent hem goetdunckt, in mogen zegelen. 405 heelft, mer van elcke zack hoppe zal men geven een oortgen tot behouff van den Getyden alleen. 8. Item waert zaecke, datter yemant waer van den zegelaers, die paert off deel hadde an den coorenexcijs, die en zoude geen coren in mogen zegelen alsolange als die tijt van zijn pacht duyerde, upte correctie van der stede. 9. Item die gezworen meters off die beschoters van den hoppe en zullen zelfs geen hoppe moegen copen off paert off deel hebben an eenige hoppe, noch en zullen geen zolders om hoppe te leggen mogen huyeren off verhuyeren, opte boete van een croon. 10. Item nyemant en zal mogen meten eenige hoppe dan die gezworen hopmeter zelfs in persoone ende men en zal geen hoppe met die handen meten maer met wannen in die mate storten ter tijt toe dat die mate aen allen canten vol is, opte voorsz. boeten. IX!). Ordonnantie van die craen. 1. Item alle Rijnsche wynen, comende binnen der stede van der Goude ofte vridomme van dien ende aldaer opt landt gedaen worden, tzy off die mitter craen gewrocht worden off nyet, zullen betalen van elcke Dortsche aem drie grooten Vlaems. 2. Item van een boodte romenie ofte bastaert, van een pype pictons ofte maleveseye zal men betalen tot craengelt van elcke boote ofte pype zes groeten Vlaems. 3. Item van een vadt rootwijns ofte pijnsoenen ende van alle andere wynen naerdat die houden ende dat zal men rekenen by die amen, zowel boven die halff amen als boven die amen. 4. Item indien eenige wijn ter Goude ofte binnen der stede vryheyt uuyt die scepen vercoft worde ende alsdan overgescheept, verbodempt off op wagens ofte sleden gestelt worden, zal gehouden wesen craengelt te geven alsvoren. 5. Maer wat wynen van buyten comende ende ter Goude ofte binnen der stede vryheyt nyet vercoft en worden, en zullen geen craengelt geven, hoewel die overscheept ende verbodempt worden, tenwaer dat ze die craen bezichden. 6. Item men zal gehouden wesen van alle wynen, cyropen ende boomolye, die binnen der stede ofte vryheyt van dien 1) In margine staat: Nota: in de plaetse van dese ordonnantie te schryven die int jmblicatiebouck stoet, gemaict anno 69 ofte 70. 406 opt landt ende in de keldenaers ofte huysen ingedaen worden, te betaelen craengelt, tzy off die mitte craen gewrocht worden dan nyet, elcx naer haer groete naer advenant als boven, maer beneden den halff aem, te weten van den cyropen ende boomolye, en zal nyet geven. Ende van alle wijnvaetgis beneden die half aem daeroff zal men geven van craengelt een halve stuver. 7. Item daer en zal nyemandt geen wijn moegen uuytdoen ofte ofsteken, hetzy onder een aem off daerenboven, dan dye gezworen craenmeester, upte correctie van der stede, ende zal hebben van elcke aem een blanck ende beneden een aem een grootgen. Maer wat wynen, cyropen ende boomolye, die opgeslegen ende gelandt worden binnen der stede ofte vryheyt van dien om weder uuyt te voeren mit wagens, scepen ofte schuyten, zullen betalen van die aem een blanck. 8. Item die craenmeester zal gehouden wesen altijt by zynen eedt den exsysenaers aen te brengen alle die wynen, dye hy dien dach in- off uuytgedaen heeft, ende dat binnen des dages sonneschijn, op die boeten van een Carolusgulden ende die correctie van der stede, ten ware by expres consent van den exsysenaer. 9. Item die tappers en zullen geen wynen uuytdoen uuyt deen kellenaer in een andere dan by die craenmeester ende zullen hem betalen van elcke aem wijns een blanck. Ende indien daer eenich schaede gebeurde, zal wesen tot laste van dengenen, die den wijn toebehoort. 10. Maer wye ghelieft zijn wijn over te laten brengen van die een keldere in den anderen tot craenmeesters laste, zal gehouden wesen te betalen van den aem drie grooten Vlaems ende daervan zal men den craenmeester verclaringe doen eer hy handt an die wijn slaet, tenware oock die craenmeester van tevooren verclaerde die vaten nyet goedt genouch te wesen om uuyt off in te doen. 'li. Item wat wynen, cyropen, boomolye gewrocht worden mitter craen, zal wesen tot perijckel van de craenmeester. Des wat vaten dat grooter zijn dan vijff aem Dortsch, daeroff zal hy hebben van elcke vyertel dat ze grooter zijn een groetgen meer dan voorsz. staet. 12. Item die craenmeester zal gehouden wesen al die wynen, die de tappers binnen der stede van der Goude brengen, terstondt in de kellenaer te doen ofte helpen doen, zodat die tappers daer geen schaede by en lyden, opte verbeurte van 40; zijn sallaris, ende by gebreke van dien zullen die tappers ander mogen hueren om diezelve wynen in te doen, onverseyt die huyerluyden van der craene. 13. Item van een molensteen, slijpsteen ofte outaersteen ofte andere, wegende boven die zeshoridert pondt, zal men betalen van elcke stuk, die mitte craen opgedaen worden, acht grooten Vlaems, maer wegende beneden zeshondert pondt zullen betalen vyer grooten Vlaems. Ende off daer eenige questie geviel in de gewichte, zal staen tot verclaringe van den gasthuysmeesters. 14. Item een suech loots, die mitte craen gewrocht wordt, zal geven vier grooten Vlaems. 15. Item zo wye die craen huyert, zal borge moeten stellen voor die pacht ende oock voor die schaede, die daer vallen mochte int wercken, binnen den tijt van drie dagen, upte verbeurte van vijfftien croonen ende die correctie van der stede. 16. Item zo wye die craen huyert, zal gehouden Wesen alle vyerendeel jaers zijn pacht te betalen, elcke reyse een vierendeel van dien. 17. Item zo wye dat pachter blijft ende coop slaet van der craene, zal betaelen vijff schellingen te gelaege boven zijn pacht, buyten costen van tgasthuis. 1 X. Ordonnantie van den turff te vercoopen ende van dat daeran cleeft. 1 Item dat nyemant turff ter marct en brengt, tenzy dat zy die ponten ofte schepen geladen zullen hebben van de voirkorff tot den aftersten korff toe, zonder eenige mollem hoger daerin te laeden ofte leggen dan gelijck die korven toe. Insgelicxs dat alle ponten, ijckers, damloopers ende diergelicke geladen zullen wesen van den eenen plechte totten anderen toe gelijck die van den stapel comen, op die boete van een croon. 2 J). Ende zullen oock gehouden wesen die leeren, alsowel van de ponten als van de ijckers ende damlopers, lootrecht op te stellen, op die boete voorsz. 3 2). Item dat alle ponten, aelmans ofte andere scepen, die 1) Deze paragraaf is doorgehaald. 2) Deze paragraaf is doorgehaald. In margine staat: Geroyeert by mijn heren van den gerechte den XlXen Januarii 1566 stilo communi, en wat lager: Nota: hier eerst te beginnen de keuren int j>ublicatiebouck van datum den Sen Augusti 1578, te weten teerste artijckle. 408 mit turff an de marct comen om te vercoopen ofte stille leggen an de marct, gehouden zullen wesen an beyden zyden huer turff even hooch te laden, opte boeten voorsz. 4. Item nyemant en mach mit zijn turfscepen in die vaert liggen van Potterspoort tot die sluys toe, tenzy dat zy lossen off laeden, zonder argelist, opte boete van xn sc. 5. Item geen turffschepen en mogen leggen voir den Hoor en, die lossen willen in groote schepen in de haven by de sluys, upte boete van een croon. 6. Item zo wye mit turff alhier ter marct compt, die en zal nyeuwers leggen mitt zijn turff dan in Hondtscopergraft tot der Clarenbrugge toe, upte boeten van XII sc. Ende en zullen geen turffponten, al mans off damloopers mogen leggen in de voorsz. graft dan die een after den anderen an beyden zyden, mer één dick gemaert tot die brugge van den Claren, zonder dat yemant midden in de graft zal mogen leggen. Ende geen turffponten off aelmans zullen moegen leggen upte voorsz. turffmarct, als die turff vercoft is, mer een yegelick zal zijn scepen moeten schieten binnen een quartier daernaer, als den turff vercoft is, op zijn laestede of doer die brugge van den Claren, den raem in der stede graft ofte opte nyeuwe haven, op die voorsz. boeten. 7. Voort dat die turfftelsters off -tonsters van yegelick hondert *) nyet meer en zullen mogen nemen dan drie stuvers ende voirts naer advenant2), upte boete voorsz. Item hier nae tderde artijckle van de keur e van den VIII011 Augusti mitsgaeders uw, V* ende VP. 8. Item dat geen turffdragers off turftelsters gene coopluyden naevolgen en zullen om die coop van den turff te helpen maicken upte turffmarct, upte boete van twee pondt. 9. Ende diezelve, die dus volgen off coop maecken, en zullen in geen werck moegen gaen noch nyemandt van huere huysgesinde binnen denzelven dach, ten waere zaecke dat yemandt van den huysgesinne van de coopers, comende upte turffmarct, daer eenich requireerde. Noch dat nyemandt hem vervorderen en zal te commen hender an de turffscepen dan tot die straet van den Clinckert. 1) hondert vervangen door: tonne. 2) drie — advenant vervangen doer: een penning, sonder eenich dranck ofte spijs te eysschen. 409 10. Item dat nyemant turff tellen ofte tonnen en moet dan diegene, die die tellen off tonnen zullen by hoiren eedt. Ende waert dat yemant bevonden worde, die turff telde off tonde ende nyet geedt en waer, dat is upte boete van III f£ ende die correctie van der stede. Ende en zal nyemandt geedt mogen worden, die geen XVIII jaren oudt is, dan by kennisse van den burgemeesteren. 11. Item men zal gehouden wesen te geven van den eedt als yemant van nyeus geedt wordt drie stuvers ende van den eedt jaerlicx te continueren twee stuvers zonder meer. 12. Item zo en moet nyemandt zijnzelffs turff zeiver tellen, upte boeten van drie ponden, dan alleen die vercoopen bij der taele ende nyet by der last off halff last. 13. Item zo wat turff dat vercocht wordt by der tonne, zo zal men diezelve tonne tweewerff stoten als die deerste reyse totten hals toe vol es ende die vol mande zal wyder wesen dan die tonne ende dit upte boeten van XII sc. ende die boeten zullen gelden die vercooper een derdendeel ende die telsters off volsters elcx een derdendeel. Ende dese tonnen zal men stoten upte plecht off opte bodem vant schip ende nyet upte mollem off op andere zachte dyngen. 14. Item dat geen turffdrager off turfftelster eenige turff mit zacken off mit manden thuys zullen mogen dragen ofte doen dragen in eniger manieren uuyt die schepen daer zy turff tonnen, tellen off dragen, upte boeten van II sc. gr. 2), al waert zaecke dat hemluyden den turff gegeven worden. Ende hierinne zal die schoudt geloeff hebben, tenwaer die breuckige hem wilde purgeren by eede 3). 15. Item die gezwoere telsters of tonsters en zullen geen werck, dat zy angenomen hebben, mogen overgeven ofte een ander in hoire plaetse stellen, upte boeten van een croen. 16. Item wat turff binnen die vryheyt vercoft wordt boven vijftich tonnen, zal gehouden wesen van de tonne te besigen te geven een groetgen, al wairt oock by de scepen ofte hoop vercoft, ende van vijftich tonnen tot xxv toe een oortgen ende van 1) mit zoeken — manden vervangen door: directelick noch indirectelick. 2) // sc, gr. vervangen door: een sheren croon. 3) tenwaer — eede doorgehaald. 4io XXV tonnen tot XII toe een doyt ende beneden x) die XII tonnen 2) zal nyet geven ende vry wesen. 17. Item alle slachturff off delfturff, comende van over Rijn ofte van anders wegen, zal gehouden wesen te betalen acht«£* volgende dordonnantie hiervooren verclaert, mits dat ze gehouden zullen wesen, aleer dat zyluyden haer turff lossen, eerst een teycken te halen tot dengenen, dewelcke daertoe geordonneert is, tzy oft zyluyden die tonnen bezigen zullen dan nyet, upte peyne als vooren. 18. Item dat nyemandt hem en vervordere eenich onsturicheyt opte turffmerct te bedryven met kijfvaige ofte anders, upte boeten van drie sc. ende in xxim uren in geen werck te gaen. Ende ingevalle yemandt contrarie van dien dede, zoude verbeuren die boete voorsz. ende gecorrigeert worden nae gelegentheyt van der zaecke. 193). Item dat nyemandt, die turff uuytvoeren ofte wederom vercopen wil, en vervordere turff te coopen, te bedingen, daerna vragen, handelen off arras daerop geven noch doen bedingen, navragen, handelen off arras daerop doen geven van Paeschen tot Bamis voor die clocke zes geslagen heeft ende van Bamis tot Paesschen voor die clocke acht tot tachternoens te vijff uren toe. Ende up egeen plaetse turff te mogen coopen dan upte turffmarct, upte boete van lil #. 20. Item nyemant en zal tot gene tyden off plaetsen eenigen turff mogen coopen omme denzelfden turff wederom te vercoopen om te leveren by die tonne ofte heele scepen uuyt die schepen van den veenluyden offte andere by maniere van tempels int geheel ofte deel, op die voorsz. boeten. 21. Item alle brouwers, backers, schippers, ambachtluyden, poorters wesende ofte inwoonders, die eenigen turff willen copen, zullen mogen nemen een vrye handt van den gezworen turfftonsters ende die andere gezworen turfftonsters zullen gehouden wesen om die ander handt, te weten van denghenen, die den turff vercoopen, een general dobbel te worpen van alle wercken, die daer comen ende vallen zullen, ende wanneer die dobbeU 1) beneden doorgehaald. 2) Hierachter is bijgeschreven: tot ses tonnen een penning ende daerbeneden en. 3) Deze paragraaf is doorgehaald. In margine staat: Geroyeert ten dage ende by de presenten alsvooren. 4ii steenen overcant vallen nochtans schoon staen, zullen daermede int werck mogen gaen. 22. Voort dat egene .... Nota: hier te voolgen dat intpublicatiebouck staet in date den ixen Augustfa 1580. XI. Ordonnantie gemaect up die cramen, waer die staen zullen in die jaermarcten van der goude ende in wat manieren. e ?fcr 1 »> (Kb. 1560, IV, i.) 2 1). Item alle dieghenen, die verdecte cramen hebben, daer laeckenen in zijn, daervan zullen die oversteecken boven van malcander staen een elle wijdt ende die cramen en zullen nyet langer wesen dan XVI voeten, noch en sullen mogen eenige bancken an diezelfde cramen zetten, ten ivaere dat die cramen corter waeren dan xvi voeten, dat in zulcke gevalle men zal mogen bancken setten totte lengte van XVI voeten toe. Ende een yegelick huysgesin zal maer een craem mogen besigen, upte boeten van drie pondt zonder eenige decxel van cleen beneden ofte onder over den raem te hangen, op gelijcke boete. 3. Item diegene, die met cramerie ende maercerye ter merct comen met groote overdecte cramen, zullen staen an gairden an doestzyde van den raidthuyse achter an de laeckencraemen, beginnende acht roedevoeten van den voorsz. raidthuyse, zo upwaert oostwaerts gaende na die goet toe2). Ende zal een ganck blijffven onder den raidthuyse, wijdt wesende acht roedevoeten, om bequamelick in der halle ende in de gairden van de cramen te mogen ghaen, up die boete voorsz. 43). Daeraen zullen staen aen gaerden de linnelaeckenvercopers [by] der ellen het linne[lae]cken [uujtmetende, beginnende als die voorsz. andere cramen, up gelijcke boeten, mits dat de voorsz. linnelaeckencopers betaelen zullen tSinte Anthoniscappelle *) het ordinaris recht van dezelve cramen [...] totte cappelle [van] Sinte Anthonis [. . .]ch te betaelen. . Ende dat nyemant zijn cramen langer zal moegen maecken dan X voeten, opte voorsz. boeten. 5. (Kb. 1560, IV, 4.) 1) Deze paragraaf is doorgehaald. In margine: Doet. 2) acht — toe vervangen door: van de goeie of westwaerts up nae den raethuyse toe. 3) Deze paragraaf staat op een aangehecht blad. 4) Anthoniscappelle vervangen door: Catrynengasthuys. 412 6. (Kb. 1560, IV, 5.) 7. (Kb. 1560, IV, 6.) 81). (Kb. 1560, IV, 7.) 91). (Kb. 1560, IV, 8.) 10. (Kb. 1560, IV, 9.) 11. (Kb. 1560, IV, 10.) 12. (Kb. 1560, IV, 11.) 13. (Kb. 1560, IV, 12.) 14. (Kb. 1560, IV, 13.) , 15. (Kb. 1560, IV, 14.) 16. (Kb. 1560, IV, 15.) 17. (Kb. 1560, IV, 16.) 18. (Kb. 1560, IV, 17.) 192). (Kb. 1560, IV, 18.) De boete bedraagt hier: II gulden. 20. (Kb. 1560, IV, 19.) 21. (Kb. 1560, IV, 20.) 22. (Kb. 1560, IV, 21.) 238). (Kb. 1560, IV, 22.) 24. Item dat nyemant staen en zal mit eenegerande waer in Twystraet, beginnende vant Hemelrijck off tot den rynge van den vlasramen toe anders dan opter aerden zonder op eenige bancken ofte tonnen voort te doen ende staen, dan een yegelick, dient belieft, zal in zijn huys up zijn veynsteren mogen voort doen. 25. (Kb. 1560, IV, 24.) 264). (Kb. 1560, IV, 25.) 275). (Kb. 1560, IV, 26.) 28. (Kb. 1560, IV, 27.) 296). (Kb. 1560, IV, 28.) 1) Deze paragraaf is doorgehaald. 2) In margine staat, doorgehaald: In state tot de Vastenmerct, en: Goet. 3) Deze paragraaf is doorgehaald en vervangen door: Item men sal daegs voor de marct looten des naemiddags precyse ten één uuren ende wie op die uure daer nyet en is, sal achteran staen. 4) De woorden: op die boeten van drie pondt zijn vervangen door: op pene van yegelick reys te verbeuren ses gulden, soewel dengenen, die doet mit sijn arbeyt, tsy mit ryden ofte scepen, als dengenen, diet doet doen. 5) De woorden: upte boete van een croon zijn vervangen door: up pene van yegelick reys te verbeuren ses gulden. 6) Sint Anthonisgasthuys is vervangen door: Sint Catrynengasthuys. In margine staat: In state. Weder doorgehaald met de bijvoegingen: Geapprobeert, en: Nota. 4'3 30Item oft gebeurde, dat diezelve cappelle van de Katrynen te cleyn waer, enz. als Kb. 1560, IV, 29. 31. Item alle voorgaende artijcklen zullen in der vouge, als die voorn, getoucheert staen, stadtgrypen, ten waere daerinne by den schout, burgemeesters anders upte mercten gedisponeert ende geordonneert werde. XII. Waer men staen zal in die weeckmerct ende op andere dagen buyten die jaermarcten 2). 1. Item die mercten, die men in de weecke ende op andere dagen gewoonlick es geweest te houden voort tstathuys, tzy van cuyperie, pottebackerye, schoenmaeckerie ende ander diergelijcke, die zal men voortan houden zulcx dat een yegelick met zijn goeden zal staen bezyden der stede huys, beginnende teynden die trappen, achterwaerts gaende naar die schole, an gaerden, die cuypers voor, daeran die schoemaeckers, daerna die mandemackers ende daerna die pottebackers, gefijck ende in alre manieren als zy voorgestaen hebben, upte boeten van twee schellingen grooten Vlaems. 2. Ende dat nyemandt hem en vervordere te staen upte zelfde marctdagen met heurluyder cramen anders dan midden upte goedt, upte boeten voorsz., uuytgeseyt in die jaermarcten zo zullen zy mogen staen up heurluyder oude gewoenlicke plaetse. 3. Item alle diegene, die ter marct comen met haer wagenen geladen mit coren, haver, tacken, houdt, stroo off mit eenigherhande comanschap, die zullen staen mit haer wagenen achter der stede huys ende op geen ander plaetsen. Ende die wagenluyden zullen by haer wagens moeten blyven off zullen die paerden moeten uuytslaen, „op die boete van een croon. XIII. Waer men dagelicx met waermoes staen zkl. I. Item alle diegeene, die waermoes vercoopen, cool ofte eenich ander eedtbaer groen cruyt, die zullen staen an de westzyde van den raedthuyse dubbelt, die poorters voor, van den trappen van den voorsz. raedthuyse off, ende die vreemde neffens 1) In margine staat: In state den XXIffle* Jidii 1577, en: Off. 2) In margine staat: Hier nyet vorder te schryven. Met latere hand: Vide K. 13. 414 over dubbelt, nae de goet toe, daer die steenen leggen in de straet up elcke stal. Des zal men eens looten ende dan alle acht dagen zal men up ende neder voortgaan. Ende en zullen anders nergens staen, noch voor de halle, noch opt hooft, noch upte vischmarct dan alleenlijck dengenen, die met schepen coolen ter marct brengen, zullen vermogen voor heurluyder schepen opt hooft te legge tot een monster thien ofte xii coolen zonder meer ende allen anderen, die coolen in eenige schepen hebben leggende ende in haer huysen. Des zal een yegelijck zijn stalle schoon houden als hy van der merct gaet, ende dit al up een boete van xn sc. 2 J). Item dat men met die wortelen staen zal over die goet, daer zy nu staen, welverstaende dat zy van achteren blyven op die goet met dat aensicht nae die huysen, beginnende van den trappen van den raidthuyse achterwaerts ende tot geene andere plaetsen. Ende men zal looten sdaechs te voren als tloff uuyt es. Desgelics die met waschbaer cruyt om mede te thuynen, groote boonen, lattusaet ende diergelijcke ter merct comen, zullen staen van den voorsz. trappen voorwaerts ende dat over die goet als diegene doen, die met wortelen ter merct comen, welverstaende dat die poorters vóór zullen staen. XIV. Waer men met appelen staen zal. i 2). Item dat nyemandt met eenige appelen off andere dyergelicke ooft zal moeten staen om te vercoopen dan alleen bezyden traethuys, beginnende van de haldeur, streckende opwaerts na tschool toe ende binnen hoeren huyse ende hoeren eygen ofte gehuyerde stouppen van dien ende nyet tot anderen plaetsen noch opt veerstal ende opt hooft van tveerstal noch buyten eenige poorten upte straet ende zullen loten des Manendaechs zo dat behoort ende zullen op haer geloten stallen blyven staen die geheele weecke, opte boete van een Carolusgulden ende die appelen ofte fruyt verbeurt. 2. Item die luyden, die van buyten met appelen ter merct comen, zullen staen by die andere appelvercoopsters gelijck zy nu gewoonlijck zijn te staen ende up ghene andere plaetse, ten waere zaecke dat zy maer een cleyn mandeken ter marct brochten 1) In margine staat: Vide de ordonnantie van de weeckmarcten K. 13. 2) In margine staat: Vide H. 33. 415 ende dat zullen zy mogen vercoopen met haer ander waer, daer zyluyden mede ter merct gecommen zijn, opte boete voorsz. XV Waer men staen zal met kennip. i . Item die kennip zal staen upte marct over die goet van de straet voor de wage, streckende van de Stooffstege tot die Hoochstraet ende op geen ander plaetsen, upte boete van twaelff stuvers. 2. Item dat alle poorters ende inwoonders zullen mogen copen kennip tot allen uren alst hem gelieven zal, behoudelick dat men den kennip tot gheenen anderen plaetsen vercoopen, bedingen off naevragen en zal dan alleen op die voorsz. plaetse, ten waere dat eenen proprio motu in een inwoonders huys quaeme ende kennip by hem hebbende, diezelve veylde om te vercopen. In zulcke gevalle zal een yegelick mogen copen tot xxv ponden toe zonder meer, opte boeten van sheren croon. 32). Item wanneer yemandt daerby staet, daer kennip bedongen wordt off daer yemant achtergetrocken wordt om te luysteren om kennip te coopen ofte vercoopen, tzy by de gewichte of by den hoop, dat alle diegeene, die daerby staen eer daer finale ende absolute coop geschiet es ende begeert mededeelinge te hebben, dat die cooper gehouden zal wesen hemluyden daeroff deelingen te doen, upte boete van twaelff stuvers. 43). Item dat nyemant, hem geneerende met kennip, hem en vervordere te nemen ofte doen nemen off wercken eenige carle uuyte zaetdrager kennip off diezelve kennip anders te vercoopen off te verwercken dan die hier upte merct te coop compt, upte boeten van zes Carolusguldens. 54). Item dat nyemandt hem vervordere te maecken ofte doen maecken, coopen ofte vercoopen eenige karle dan alleenlijk van gellynck, up die boeten van zes Carolusguldens ende upte verbuernisse van den karle. Ende dat men gheene karle, hoe die genaempt mach wesen, en zal mogen verdragen ofte verbrengen ofte uuyt der stede voeren dan alleenlijck by dage l) In margine staat: Nota: dese geheele keur is in state gestelt tot de compst van de heyligegccstmeesters, en daaronder: Vide de ordonnantie van de lijndraeyerie K. 2J. z) Deze paragraaf is doorgehaald. 3) Deze paragraaf is doorgehaald. In margine staat: Geroyeert als gecomprehendeert zijnde int placcaet. 4) In margine staat: In state om keurmeesters daer eerst op te hoor en. Dit slaat ook op de §§ 6, 7 en 8. 416 openbaerlick ende diezelfde eerst voor die wage te brengen ende die kuermeesters daerop te halen, die gehouden worden die voorsz. karle wel te deursien, off daer geen zaetdrager karle onder en is, up die boeten voorsz. Ende ingevalle zyluyden bevinden contrarie dese ordonnantie gedaen te wesen, zullen zy up hoeren eedt twee burgemeesters tzelfde gehouden wesen an te geven in die kamer ende zullen hebben van elcke hondert te bezien een oort stuvers. 6. Item alle dieghene, die hem generen mit eenige zaecken, die lijndrayerie angaende, zullen gehouden wesen haer houten te brengen tot die gezworen keurmeesters om te laeten branden, mits eerst ende voor al op diezelfde houten gebrandt hebbende binnen ende buyten haer eygen merck ende daerenboven binnen ende buyten haerzelfs eygen merck te snyden op diezelfde houten. 7. Item nyemandt en zal die voorsz. neeringe van den lijndrayerie mogen doen, tenzy dat hy zijn eygen marck heeft doen opteyckenen by den secretaris opt stathuys, al op die verbeurte van drie Carolusgulden ende binnen een maendt die voorsz. neeringe nyet te mogen doen. 8. Item dat nyemandt hem vervordere gaende spinnen eenich garen, te gaen loopen van den draet als den officier mit die keurmeesters ommegaet, op die boete voorsz. ende verbeurnisse Voorsz., welke boeten die meesters gehouden zijn te betalen, gereserveert die meester hair actie an den knechts. XVI1). Nyet te mogen staen in die poorte vant veerstal. Item dat nyemandt met geenrehande waer en zal moeten staen in ofte voor die poorte vant veerstal dan binnen haeren huyskens staende in dezelve poorte, noch men zal geen onruymte in de voorsz. poorte mogen zetten, upte boete van een croon voor deerste reyse ende voor die anderde reyse upte boeten van een croon ende alle die waere verbeurt. XVII2). Gheen goedt te setten opt hooft ende opt veerstal. Item dat nyemant eenich goet opt groete hoeft ende upt 1) In margine staat: Nceringen 4. 2) In margine staat: Van straten ende weghen 2. 4'7 veerstal sal mogen leggen off setten, off hy en haelt dat vandaer binnen drie werckendaegen, naedat hy tselffde goet opte voersz. plaetsen geset off geleyt sal hebben, upte boeten van x sc. gr., tenwaer dat hy hadde consent van tmeerdeel van collegie van de wet. XVIII i). Gheen hout off calck te legghen upt marctvelt etc. Item dat niemandt eenich hout, calck ofte steen off dierghelijcke sal moghen houden legghen omtrent den raithuyse op die marct voer ofte achter noch an den Regenboghe langher dan drie daghen, opte boeten van Hl ff, dan by consent als voersz. is. XIX1). Waer men steen, houdt ende dierghelijcke op straet leggen mach off nyet, etc. Item dat men gheen hout, daer men eenighe caden mede besetten mach, en sal moeten leggen op die have ende op die Goude dan een yegelick voer sijn eygen doere ende huys, daer hy woenachtich es, noch in gheen dubbelde straeten, dan een balck, waermede die slagers beschermpt worden van den wagens, dan een tijt van drie daghen, upte boeten van een croen, welverstaende dat men tot gheenen plaetsen eenich houdt off anders onruymte sal moghen zetten off leggen dan datter twee wagens voerby malcander sullen moghen, upte boeten voirscreven, alsoe dick ende menichwerven als dat bevonden sal worden. XX2). gheenrehande goet te setten op die brugghe van der sluyse ende op die andere brugghen. Item dat men gheen hout, steen, tonnen, misse, vuylnisse ofte andere goet sal moghen setten off leggen opte brugge van der sluyse off op eenighe andere bruggen, opte boeten van xii stuvers ende die misse ende vuylnisse verbeurt. XXI. gheenrehande goet te setten opte kerckhoff. Item dat niemandt en sette, werpe ofte legge eenrehande onruymte offte vuylnisse op dat kerckhoff, opte boeten voersz. 1) In margine staat: Van straten ende weghen 2. 2) In margine staat: Vide G 97. 37 4i8 XXII1). Nyet te staen mit eenighe waere ofte cramerie in de kercksteech. Item dat hem niemant en vervordere mit eenighe waere, cramerie ofte andere comanschepe, hoe die genaempt moghen wesen, te staen in beyde die kerckstëgen, opte boeten van twee schellingen groet Vlaems, dan alleenlick mit brieven an die wandt, upte boete van twaelff stuvers zoo dick ende meenichwerve zy bekeurt zullen worden. XXIII. Voerts dat men up ghene heylighe dagen eenige messen, budelen, boucken ofte andere cramerie sel moeten vercoepen anders dan eetbaar waer, upte boeten van een Karolusgulden. XXIV2). Van gheen vercoop van melck te doen ende waer men mit melck staen zal. 1. Item alle dieghene, die met melck ter merck comen omme te vercoepen, die sullen tot allen tyden staen tot sulcken plaetsse, daer zy gewoenlick zijn te staen upte marcktdaghen, ende nergens elders, upte boeten van een croen. Ende en sullen die pinte van den kernemelck nyet hooger moghen gheven noch vercoepen dan voer een penning3), upte boeten voersz., welverstaende dat diegheenen, die karnemelick vercoepen binnen haeren huyse, gecomen van heurzelffs koeyen, sullen in dese ordonnantie niet gehouden wesen 4). 2. Item dat niemant hem en vervordere binnen een quartier mijls deser stede off binnen deser stede te coopen, bedingen off vragen off doen vraghen nae eenighe melck om wederom te vercoepen, upte boeten van III Karolusgulden. Ende een yegelick sal sijnselffs melck, koeyen houdende, moeghen vercoepen ofte by eenighe van hoeren bode, wonende binnen hoeren huyse, doen vercoepen, upte voorsz. boeten van drie Karolusguldens, ende een yegelicken zal hyerinne bekeur der moe gen wesen, daeroff den anbrengher sal hebben een derdendeel van de voersz. boeten. Ende den schout sal een ygelick hieroff moghen verwinnen met 1) In margine staat: Neeringen 4. 2) In margine staat bij alle paragrafen van deze keur: Vide H: 36- 3) penning vervangen door: deyt. 4) welverstaende—wesen doorgehaald. 419 den eedt van de vercoepere alleenlick, tenwaere dat die vercoepere sulcke persoene waere, dat hy geen geloeff en behoerde te hebben omme eenighe ghetuychnisse te dragen, in wekken gevalle die vercoepere souden hemzelven moghen purgeren met zynen eede. 3. Die schout met mijn heeren van den gerechte hebben gekeurt, gestatueert ende geordonneert, dat nyemandt van nu voortaen binnen deser stede ofte vrydomme van dyen en zal mogen vercopen eenige me lek, ten zy zaicke dat dengeenen, die dezelve ver coopt, zeiver koeyen ende bouwerye houdende is, ofte dat dengeenen, die dezelve ver coopt, in dyenste is van dengeenen, die dezelve melck toebehoert ende koeyen houdende is, upte boeten ende verbeurte van drie Karolusgulden. Ende hyerinne zal een yegelick bekeurder moegen wesen ende daerinne gelooff hebben, zoowel sheren dienaers als andere. Gepubliceert den V'» Februarii 1569 stilo communi. XXV!). Van v(o)ercoepers van den provande. 1. Item dat niemandt hem en vervordere te coepen off vragen nae eenighe booter, case, melck noch ander zuyvel, voegelen, hoenderen off anderen eetbaer waer binnen deser stede off binnen een quartier mijls rontom deser stede, voer dat die clocke des sochtens in Sint Janskerck, te weten van Alreheyligendach off tot Paesschen toe, negen geslagen sal hebben ende des somertijts acht, ende dat alkenlicken men sal nieuwers sulcke eetbaer spise moghen copen dan 2) alleenlicken binnen tviercandt van de merct, opte boeten van drie Karolusguldens ende op die verbeurte van die boter ende van die provande, den heer, den camer ende den anbrenger elcx een derdendeel, ende hieroff zal een ygelick becoerder moghen wesen ende daerinne geloof hebben, tenwaere den breukigen hem purgeren wilde by eede de koere nyet gecontravenieert te hebben, dan alleen in Sint Jacobsmerct, Sint Matheusmarct ende in die Vastenmarct, welverstaende dat alle poorters, hem mit diergelijcke waren te vercoepen niet generende, wel voir hoir doir ende elders sullen moghen copen booter tot zes 1) In margine staat: In de plaetse van dese de keure int cleyne bouck te schryven, en: Vide f 9, 10. a) voer dat-dan vervangen door: zoowel voor de noen als nae de noen, dan. 420 kindekens toe ende van ander zuyvel ende provande Zoveel als zy behouven zonder verbeuren. Ende sal die schout mit een dienaer off twee insgelijcxs hierinne gelooff hebben, tenwaere die breuckige hem wilde purgeren by eede. 2. Item indien yemandt bekeurt waer ende bevonden wordt gedaen te hebben tjegens die voersz. keure ende diezelve weder binnen tsjaers bekeurt worde, soe sal die aldus bekeurt wordt verbeuren die boeten van twee croenen *) ende worde hy noch derdewerf!" bekeurt binnen tsjaers, soude hy verbeuren drie croenen2) ende die correctie van der stede. Ende soe menichwerffven dieselffde noch hierboven binnen tsjaers bekeurt worden, al waert oeck dat hy die keure thienmael in een ure contravenierde, zal telcken verbeuren die voersz. drie croenen2) ende die voersz. correctie. Ende dese boeten zullen soewel gelden diet doen alst diet doen doen, welverstaende dat zy binnen een jaer angespróken sullen moeten worden van de boeten van de voersz. keure off sullen vry wesen van die boeten voersz. 3 3). Item tot wat tyden eenige boeter nae der noen ghebrocht wordt om te vercoepen binnen deser stede, die butter en sullen geen voorcoopers moghen coopen, handelen noch bedingen off doen coopen, handelen off doen bedingen voer die tijt dat diezelve butter een ure gestaen zal hebben upte buttermarct om vercoft te worden, opte voersz. boeten4). 45). Voert dat men in gheenen huysen butter en sal moghen insetten, off die butter heeft een ure op die marct gestaen als voersz. is. 5. Item nyemandt en mach coopen eenighe hoenderen off vogelen, die schoen gemaect zijn, om weder te vercopen, upte boeten van een sheren croon. 6. Item dat niemant met eenighe provande ommeghaende off ghenerende, hem vervordere ofte gedogen die lantluyden off andere, den provande brengende, huerluyder provande te setten off te huysen in haere huysen, op alle verbeurte ende boete alsoff sy die provande jegens de keure gecoft hadde voer deerste, dandere ende andere reysen, als die voersz. keure van den voercoep 1) twee croenen vervangen door: vier Karolusgulden. 2) drie croenen vervangen door: zes gulden. 3) Deze paragraaf is doorgehaald. In margine staat: Geroyeert. 4) voer—boeten vervangen door: dan alleenlicken in tviercant van de marct. 5) Deze paragraaf is doorgehaald. 421 begrijpt. Actum, aldus gepubliceert op den XXen Februarii arino XVC twee ende tsestich stilo communi *). 7. Ende die cause ende redene van dese keure is geweest, dat mijn heeren van den gerechte dagelicx hoe langer soe meer bevinden int voercoepen van de butter, case ende ander provande, dattet tselve eensdeels bycompt, overmits dat die lantluyden heur provande voersz. inzetten tot denghenen, die met deselve provande ommegaen, zoedat dat diezelve provande genouch swigende ende by enich verstant vercoft is, al tot grooten verdriet, prejuditie ende achterdeel van den armen menschen. Actum desen XXUen Februarii anno ut supra2). 83). Item dat oock alle voorcopers, eenige boter ofte andere provande gecocht hebbende, ende dat daer eenige poorters ofte inwoonders deser stede zijn, die daervan begeren eenige delinge te hebben, dat in zulcke gevalle de coopers gehouden zullen wesen dezelve poorters ende inwoonders delinge te doen van denzelve boter, aleer men die van de merct zal mogen draegen. XXVI. Van peen ende uuyen te vercoepen. Item dat nyemandt hem en vervordert te coepen, handelen ofte bedinghen eenighe wortelen ofte uuyen omme weder te vercoepen, eer die clock sochtens in Sint Janskercke thien geslagen heeft, opte boeten van drie Karolusgulden. Ende nieuwers te moghen vercoepen dan int viercant van de marct ende niet tsavens te voeren als die eerst angecomen es, welverstaende, dat die poerters voir diezelve ure wel wortelen ende uuyen sullen moghen copen voir hoirselffs behouff ende nootrufticheyt sonder verbeuren. XXVII4). Roerende die deurvaert der stede van der Goude. Upten xxuen Augusti anno XVC een ende tsestich5). 1. Item6) gheen lootghever off havenmeester moghen inlaten 1) Actum—communi doorgehaald. 2) Actum—ut supra vervangen door: Ofgelesen den XXIII'* Martii 1566 stilo communi. 3) Deze paragraaf is doorgehaald. 4) In margine staat: In de plaetse van dese ordonnantie dengenen hierinne geleekt. Deze is van 1578 en volgt hierachter onder nr. XXVIIL — Vgl. blz. 390, noot. 5) Upten—tsestich doorgehaald. 6) Item vervangen door: In den eersten en zal. 422 eenighe schepen ofte schuyten, uuytghenomen bierscepen, bierschuyten ofte haverschuyten, dan by consent van der sluyswachter ende dat dieselffde mit die eerste schuttinghe mochte doergeholpen worden, op die boete van een croen. 2. Item alle dieghene, die doer die sluis willen varen, sijn gehouden die sluysdoere soewel by nachte als by daghe op te Winden, te weeten uuyt elcke schip ofte schuyte een tot vin ofte X mannen toe van die naeste die an die sluys leggen, elcx up die boeten voersz. 3. Is voorts geordonneert ende gekeurt, dat nyemant, wye hy zy, hem en vervordere eenich schip te ontmaeren omme deur de sluys te schyeten, ten zy zaicke dat up tselve schip, twelck ontmaert zal werden, twee manspersonen zijn ofte een man ende een jongen, naer de grootheyt van de schepen, aleer de sluys in zijn volle hoochte gewonnen is, upte boeten van een croon. 4. Item dat ghene hoge schepen noch seuyers sullen moghen schieten doer die sluys dan by consent van den sluyswachter, op die voersz. boete. 5. Item die sluyswachter is gehouden die sluysdoere te winden soewel snachts als daechs, op sijn sluysgelt, mer voer ofte nae sonne om een oudt botgen; maer dan off1) die deurwaert by daghe gheviele2), niet hoger op een wassende water te3) winden dan tverlaet verdragen mach, op die voersz. boete. 6. Item als die sluysdoere openstaet, soe en mach men die nyemandt voir thoeft sluyten dan by noode van twassende water, op die voersz. boete. 7. Item dat gheen schippers, die eenich ghoet willen lossen off laden, eenighe schepen sullen moghen offmaren, ten sydatzy die weder vastmaecken an andere caden, op die boete alsvoeren. 8. Item schepen, leggende in die haven, in die vaert off an die caden ende die vaert hinderlick wesende, die sal men ontmaren ende weder vastmaken zonder verbeuren. Ende worde hieromme yemandt misdaen mit woerden off mit wercken, die sal verbeuren twee croenen boven die boeten van der stede. 9. Item ontmaerde yemant eens anders schip mit quader saecke, dat waer op ghelijcke boete. 10. Item gheen schepen, uytghenomen ponten ende schuyten, 1) mer—off vervangen door: ende ais. 2) gheviele vervangen door: valt, soe en sal men. 3) te doorgehaald. 423 en moghen maren binnen deser stede dan an palen, staende op die straet, off an ringen, op die boeten van een croen. 11. Item niemandt en mach winden binnen deser stede, tsy an palen, bruggen, bomen ofte, anders, op die boete van twee leeuwen ende der stede correctie, ten waere by groete nootsaicken, twelck die breuckige gehouden sal wesen te doen blijcken. 12. Item die maert an dat slot, tholhuys1), dijsselbrugge ofte an die palen van dien, dat is op die boete van een leeuw. 13 2). Item nyemant en sall met eenige schepen moegen maren aen tslot, tollenhuys ofte aen eenige palen van 'dien dan alleenlijck damlopers ende lange schuyten ende dat geduyrende soe lange daer deurvaert es van tuuytschieten ende langer nyet, all opte boete voersz. 14. Item gheen schepen sal men mit touwen moghen inhaelen, op gelijcke boete. 15. Item men sal alle schepen, schouwen, schuyten ende booten zoe vast maren dat se nyet en dryven, op die boete van een croon. 16. Item indien eenighe diepgeladen ofte wyde schepen lagen an die uuyterste brugge off op andere plaetsen ende die vaert hinderlick wesende, die zullen gehouden wesen tot vermaninge van den havenmeester off den sluyswachter uuyt te schieten ende die vaert te ruymen, op die boeten van twee ponden voor die eerste reyse. Ende bleven eenighe schepen leggen dat ander getyde, sulcx vcrmaent zijnde, zoude verbeuren drie ponden ende op dat derde ghetyde ses ponden ende der stede correctie. 17. Item alle schepen, in die haven leggende sonder te lossen ofte laden, zijn gehouden, tot vermaninghe van den havenmeester ofte sluyswachter uuyt die haven in die IJssel te schieten, op die boeten van een croon. 18. Item voor dat veerstal, daer die rouyschuyten ancomen, daer en sullen gheen groote schepen off cleyschuyten mogen leggen, op die voorsz. boete. 19. Item gheen turffschepen, poorters toebehorende, die met turff geladen zijn, sullen mogen blyven leggen an eenighe caden langer dan een schuttinge, tenwaer by expres consent van den burgemeesters, tusschen dat verlaet3) ende tgadt van der haven, mer sullen gehouden wesen mit deurvaerende schepen an ende 1) dat—tholhuys doorgehaald. 2) Deze paragraaf is doorgehaald. 3) dat verlaet vervangen door: Potterspoert. 424 voort uuyter stede te schieten, op die boete voorsz. Ende alle andere schepen, met turff geladen zijnde, gheen poorters toebehoerende, zullen op diezelve voorn, boeten gehouden wesen terstondt aen ende aen deur te schieten, sonder een schuttinge te mogen blyven leggen, tenwaer dat zy souffisantelicken doceerde geseten thebben binnen dese vridomme up die comenschap om heurluyder geladen turff te vercoopen. 20. Gheen opene noch besloten bostelschepen te mogen leggen tusschen die Potterpoort ende dat tverlaet noch tot gheene andere plaetsen dan buyten Potterspoort van die Lazarusen off tot die steech van die Cortacker an die Lazarussen, op die boete voorsz. Mer die daer woonen, sullen mit haer schouwen daer wel mogen leggen voir haer doren één dick achtereen om hair bostel te mogen vercoopen ende anders nyet, op gelijcke boete. 21. Item dat men tusschen Potterspoort ende tgadt van der haven nyet en sal mogen laden enigherhande waer ofte goet uuyt enighe schepen, schuyten ofte ponten, opt boort van den schepen leggende ende de deurvaert hinderlick wesende, op die voorsz. boete 22 2). Item men sal gheen schepen mogen leggen tusschen dat verlaet ende die sluys dan één. schip dick, uuytgenomen bierschepen ofte calckschepen, ende dat an die zuytzyde, op die boete van xii sc., ten waeren saicke dat men loste of lade. 23. Item die schepen zullen leggen tusschen Sint Jansbrugge ende die sluys één dick op die een zyde ofte op die ander zyde, op die voorsz. boete, ende dese boeten sullen betaelt worden halff by die schepen, over malcander leggende. 24. Item van Sint Jansbrugge ter IJssel toe3) twee dick, niet dwers 4) ofte achterin die vaert hangende ende die deurvaert hinderlijck wesende, te weten aen elcke syde een ende voort van voorsz. poort één dick aen de westsyde tot het tolhuys toe sonder aen de muyr van tcasteel te blyven leggen dan de deurvarende schepen in de schuttinge, alles op die boete van een croon. 25. Item men sal gheen soe groote schepen neffens over 1) oft—boete vervangen door: sonder voirgaende eensent van èin ofte II burgemeesters, of de boete van een croon. a) Deze paragraaf is doorgehaald. In margine staat: Geroyeert by de gerechte den XIIIIen Decembris 1577. 3) ter—toe vervangen door: tot de voirpoert van tcasteel toe. 4) niet dwers vervangen door: mer nyet dwers. 425 malcander mogen leggen, dat die deurvarende schepen daerdoer belet worden in eeniger manieren, op gelijcke boeten. 26. Item men sal gheen boeten mogen houden leggen tusschen die caden ende, schepen, op die boeten voorsz. 27. Elcxs moet zijn loot halen nae ouder gewoente by oosten die steyger ende westen dat casteei. Desgelijcxs van die deurvarende schepen. Welverstaende dat alle damlopers, Uuytersche schuyten ofte andere schepen, die niet meer dan acht last en moegen laeden, ende turffponten van houdertvijftien tonnen ende daerbeneden vry sullen wesen van loot te haelen, maer wat meer loen mach, sal loot moeten haelen als andere groote schepen, welverstaende dat alle damlopers, bier geladen hebbende, grooter wesende dan acht last, onder de cleyne scfhepen gerekent sullen worden ende exempt wesen van loot te haelen; sonder dat eenige van deselve cleyne schepen sullen moegen inschieten dan tot sulcken getale als die havenmeester ofte sluyswachter goetduncken sall, mits dat deerste comende eerst sal inschieten, opte boete voorsz. 28. Item die zijn loot eerst haelt, die sal eerst inschieten, tenwaere anders by den havenmeester ende sluyswachter geordonneert werde. Ende ingevalle daerenboven yemande tegen wil van den havenmeester inschoot, zal verbeuren de boete van een croon, welverstaende dat altijt txvie schip ofte loot mede zal comen in dezelfde schuttinge. Ende men zal nyemandt loot gheven, off sijn schip moet wesen by oosten die steyger ende by westen dat casteei, als voorsz. is. 29. Item nyemandt en moet voir zijn loot ofte voor zijn boerte aen weder zyde van de stadt inschieten, op die boete van een leuw1). Ende zal bovendyen gehouden gijn achter tlaetste schip terug ge te gaen leggen. Ende zoo wye van dyen onwillich bevonden werde tselve te doen, ver maent zijnde, die zal verbeuren doubbelde boeten ende de correctie van der stede. Noch gheene schuyten zullen mogen inschieten als daer vaert valt, dan by consent van den lootghever, op gelijcke boeten. 30. Item gheen deurvarende schepen zullen loot mogen halen, off zy zullen van tselffde getyde doorschieten, op die boete voorsz., ende waert saicke, dat yemandt zijn loot een ander overgaff, dat waer op dobbelde boete 2). l) een leuw vervangen door: V sc. Vlaems. 3) ende—boete vervangen door: welverstaende dat een schipper een ander schipper zijn loot zal mogen eens vercoopen ende nyet meer, opte boelen van twee tronen ende de stede correctie. 426 31. Item die lootghever en sal op geen getyde nyet meer schepen inlaten dan XVI, uuytgenomen cleyne schuyten ofte cleyschuyten daerinne nyet gerekent, tenwaere dat die haven heel ruym waer ende die schippers van die staende masten tevreden waren, op die voorsz. boeten. 32. Item die staende masten, die voir den boom leggen, en sullen haer touwen nyet mogen offwerpen, voirdat die deurvarende schepen inne zijn, op die voorsz. boete. 33. Item dieghene, die zijn loot nyet weder en gheeft off die weygert in te schieten, dats op die boeten voorsz. 34. Item dat gheen staende masten sullen mogen inschieten voor die deurvarende schepen, op gelijcke boeten, dan bierschepen, die haest hebben, ende dat by consent van den lootghever ende anders nyet. '35. Item die deurvarende schepen zijn gehouden altoes in te schieten voor die staende masten ende zoe wie dat belette mit in die vaert te leggen off mit touwen te treeken ofte winden, zoewel int gadt van der haven als op andere plaetsen, dats op die boete van twee leuwen 36. Item die deurvarende schepen moeten leggen an die oostzyde van die haven niet meer dan twee dick2) op die oostpalen. Ende wye aldaer nyet leggen en mach, moet an de oestzyde van die palen leggen ofte int diep an zijn ancker, zoe verde oostwaert dat die schepen, uuyt die haven comende, bequamelick tzeyl mogen gaen, op die voorsz. boete. 37. Item alle biere ende andere schepen, die in die haven willen lossen off laden, zijn gehouden, als zy ancomen, te leggen an die westzyde van tgadt van der haven ende haer touwen om die westpalen te maren ende soe hoech op te corten datter een wijdt schip ofte een groote westvaerder voerby mach varen, op die boete van een leuw. 38. Item dat nyemandt zijn mast mach rechten alsoe langhe die deurvaert duert, op die boete van XII sc. zoe dick als zy bekeurt worden, dan by expres consent van den sluyswachter. Mer schepen, leggende an twee touwen an die caden, mogen haer masten rechten sonder verbeuren. 1) Hierna volgt een keur op bet baggeren. In margine staat daarnaast: Dit coneer Heer l tbaggeren ende moet uut dese ordonnantie tip een andere plaetse gestelt werden. De keur volgt onder nr. XXIX. 2) nyet—dick doorgehaald. 427 39- Item alle schepen, comende uuyt die haven ende nyet tzeyl gaende van tselffde getyde, zijn gehouden hemselven te bergen opt hoeft ofte int diep an haer ancker, sonder by oosten ofte westen van tgadt van der haven an eenighe palen te maeren, op die boete van een leeuw 402). Mit ghene haicken off boomen, daer yser an is, te mogen stecken an eenich steenwerck binnen der stede ofte vridomme van dien, op die boete van een croon, halff tot prouffijt van den anbrenger. 41 3). Item gheen water uuyt die schepen te mogen oosen ofte storten an yemandts platinge dan an zijnsselffs plaetse, op die boete van XII sc. 42 3). Item die lootghever off havenmeester ofte boomsluyter sal gheen bier uuyt eenighe schepen mogen halen mit kannen, kruycken ende anders, op verbeurenisse van hair officie-ende der stede correctie. 43. Item die havenmeester ende lootgever zijn gehouden alle die schippers te bekeuren ende den schoudt an te brengen op den derden penninck4) ende zoe wye den voorsz. havenmeester ofte lootghever hieromme misseyde off misdede eenichsins, die sal men arbitralick corriegeren tot exemple van andere. 44. Item dat nyemandt van Bamisse tot Vastelavondt nae acht uuyeren eenich vier off kaerssen barnende sal mogen hebben binnen tscheepsboert ende van Vastelavondt tot Bamisse een ure nae zonne dan in een besloeten landttaerne, op die boete van eene croon, ende hierinne sullen des heeren dienaers geloff hebben, ten waere dat die breuckige hem wilde purgeren by zynen eedt, welverstaende dat men in de schepen, die nae zonne incommen ende voorts begerende teerste schuttinge te passeren, zullen vier ende licht mogen in tschip hebben s). 45. Item die havenmeester ende sluyswachter respective sullen gehouden wesen, op keuren eet, des vermaent sijnde, den officier te 1) hemselven—leeuw vervangen door: daer mede te gaen leggen int diep an haer ancker achter de schepen, die tseyl willen gaen, sonder by oosten ofte westen van tgat van der haven an eenige palen te moegen maren, op de boete van een leeuw. 2) Deze paragraaf is doorgehaald. In margine staat: Geroyeert. 3) Deze paragraaf is doorgehaald. 4) op—penninck vervangen door: om de helft. 5) Hierna volgt nog , doorgehaald: Voir alle welcke penen, hiervoren geroert, alle schepen in arreste .... 428 noemen den breuckigen sijn naem ende waer sijn schip is gelegen, alles totdat anders sal wesen geordonneert. 46. Item die officier, sluyswachter ende havenmeester sullen in alle saicken, dese ordonnantie angaende gelooft" (hebben). Des soe sal die breuckige hemzelven mogen purgeren als voorsz. is. Aldus offgelesen alsvoeren 1). XXVIII*). Den Xlllen Septembris 1578. Alsoe mijn heeren de burgermeesteren ende gerechte deser stede, verstaende die groote ongeregeltheyt ende desordre dagelicx gebuerende onder den schipperen int loot te haelen ende inschieten van de schepen, waeruyt eenighe inconvenienten van veehtelessen, dootslagen ende anders zoude mogen volgen, gaerne daerinne intijts voorsyen ende remedie stellen souden voor soeveel des doenlick zy, soe ist, dat zyluyden voor goet aengesyen endeyraetsaem bevonden hebben eenighe articulen van der deurvaerte, dvoirsz. saecke betreffende, by desen te doen wederom publiceer en, vernyeuwen ende interp(r)eteren, zulcx een yegelick by toplesen der selver sal mogen aenhoren. Item dat alle deurvaerende schepen sullen gehouden wesen heur loot te halen by oosten die steyger ende westen dat casteei naer ouder gewoonte, mits dat alle damlopers, Uuytrechtsche schuyten ofte andere schepen, die nyet meer dan acht lasten en mogen laeden, ende turffponten van hondertvijftich tonnen ende daerbeneden vry zullen wesen van hot te haelen als dander e groote schepen, uuytgesondert de crabschuyten, incoemende ofte uuytvaereude ende heure netten gelaeden hebbende, die insgelijcx ongehouden sullen sijn alsdan loot te haelen, maer met andere coopmansgoederen bevracht sijnde sullen alsdan mede moeten loot haelen als andere. Welverstaende, dat alle damlopers, byer gelaeden hebbende, grooter wesende dan acht lasten, onder die cleyne schepen gereeckent sullen iverden ende exempt wesen van loot te haelen, sonder dat eenige van deselve cleyne schepen sullen mogen inschieten dan by consent ende belyeven van den havemeester ofte sluyswachter ende oick alleens tot zulcken getale als dzelve havemeester ofte sluyswachter 1) alsvoeren vervangen door: den Xl/en Novembrit 1560 ende den XXIHen Martij 1566 stilo communi. Ende zijn sedert alle jaer gecontinueert. 2) Zie blz. 421, noot 4. 429 goetduncken sal, mits dat deerste coemende eerst sal inschieten, opte boete van een croon ende arbitrale correctie. Ordonnerende ende gebiedende daeromme eenen yegelicken wel expresselicken hem te reguleren achtervolgende tvoorsz. articule mitsgaeders alle dandere articulen in de ordonnantie van de deurvaerte begrepen, op penen ende amenden daerinne verhaelt, soe die schout scherpe Heken daerop toesicht hebben zal. XXIX1). Baggeren. 1. Die schout mét die van den gerechte adverteeren eenen yegelicken dat nyemandt, wye hy zy, van nu voortan hem en vervoordere binnen deser stede off buyten derzelver stede ofte binnen de jurisdictie van dien in eenighe waterschepen te baggeren met eenighe baggerschouwen, schuyten, schepen ofte anders, hoe men die nomen zoude mogen, te weeten vóór zonneopganck ende naer sonnèonderganck, by daege ofte by nachte, ende dat op de boete van thien Karolusgulden ende correctie deser stede, te weeten die boete by dage zoe voorsz. staet ende by nachte twintich Karolusgulden ende die voorn, correctie, daerinne die schout met li zyne dienaers in al gelooff zullen hebben ende insgelijcx met eenen dienaer, tenwaere die breuckege hem purgeren wilde by eede, nyet gebaggeert thebben. Hiermede d(e)rogeerende alle voorgaende keuren ende boeten beroerende tbaggeren, zoewel binnen als buyten. Actum .... 2. Item es gekeurt by den schout ende die van den gerechte, dat hem nyemandt en vervordere te baggeren in die stede graft van den een dijck totten anderen, op die boeten van drie ponden. 3. Item is oick gekeurt, dat hem nyemandt en vervordere te baggeren in de Blommendaelssche wateringe, van den dijck off totte Goutcade toe, noch in de Cromme Goude, op de boete van thien Karolusgulden; by nachte voor die sonne ofte nae op dubbelde boeten, tenware eenen yegelijck op zijn eygen landt stonde ofte op de cade, leggende voor zijn eygen. 4. Item dat nyemandt, wye hy zy, ael off palijnck zal mogen vangen binnen deeser stede met eenige vuyeken, korven ofte pooren, hoe dat genaempt mach wesen, op de boete van een croon ende die correctie van der stede. Desgelijcx in de stede 1) Zie blz. 426, noot I. 430 graft nyet te visschen met hamen noch netten dan die pachter, up de boete ende correctie voorsz. 5. Item dat nyemandt van nu voortan hem en vervordere met enigherhande netten te visschen in die Cromme Goude zoeverre die jurisdictie van Blommendael streckt, op de boeten van lil pondt. 6. Item dat nyemandt hem en vervordere binnen deser stede jurisdictie te visschen met enighe hamen voor off onder de bruggen off enighe korven te leggen in die stede waterschappe, uüytgeseyt in die zijl in de Peperstrate, opte verbeurte van den haem ende boete van een Carolusgulden. Voort dat hem nyemandt, wye hy zy, en vervoordere, binnen deser stede jurisdictie by daege ofte by nachte noch in der stede graft ofte verhuyerde waterschappe te visschen met eenige hamen ofte staende touwen, op de verbeurte van den haem off touwe ende van twee gulden. XXX!).. Roerende den brandt metter ancleeft. 1. Die schoudt met die van den gerechte hebben gestatueert ende geordonneert, statueren ende ordonneren mits desen, dat gheen backers, brouwers, smeeden ende die metten viere ommegaen, gheen hoy en zullen moghen houden leggen in den brouhuyse, smedehuyse ofte backerie ende dat upte bueten van zes Karolusgulden. Offgelesen den xxillien Juliï 1563. 2. Es voorts gestatueert ende geordonneert, dat nyemant enighe ovens zetten en mach onder ofte an enige bedsteden off daert periculoes es van brande, upte buete als boven. Offgelesen ut supra. 3. Item dat nyemant jonck off oudt hem vervordere enighe vieren buytenshuys te maken, waerdeur enigen brandt zoude moeghen comen, upte bueten van drie Karolusgulden. Offgelesen ut supra. 4. Item dat nyemant enighe assche binnen syne huyse off erve mach garen daert periculoos van brande es, upte boeten voorsz. Offgelesen ut supra. 5. Item dat nyemandt, wye hy zy, peck noch teere en moet heeten binnen der stede van der Goude dan binnen sdages zonneschijn ende een roede van allen huysen ende by hem hebbende 1) In margine: Vide H 48. 43i ende houden staende twee emmeren waters daerby zoolange zy heeten zullen, upte boeten van een croon. 6. Ende ingevalle dat by 11 off in van den gerechte yemant verboden worde zijn peck off theer te heeten, overmits onweder off merckelicke perijckel, die zal gehouden wesen up te houden, upte boeten voorsz. ende die correctie van der stede. 7. Es noch gestatueert ende geordonneert, dat nyemant, wie hy sy, peck noch teer en moet heeten binnen der stede van der Goude noch de vrydom van dien dan ter plaetse gecostumeert buyten ende nyet binnen den huysen tot gerieff ende commoditeyt van den schippers ende sceepmakers ende dit niet dan binnen sdaechs sonneschijn, welverstaende dattet verde genouch gedaen moet zijn van alle huysen, uuytgeseyt in de potbackerie, upte bueten van drie Karolusgulden. Offgelesen ut supra. 8Es noch gekeurt ende geordonneert, dat hem nyemant en vervordere, binnen deser stede te leggen enige teer ofte peck, dan in verwulfde kelders, upte bueten van twee cronen. Des zoe sullen die comans moghen leggen in haer huysen vier ofte vijff tonnen zonder verbeuren. Offgelesen ut supra. JjH XXXI. Wassende boomen over stadts muyren ende bogen. Die schout met die van den gherechte adverteren eenen yegelijcken, dat alle diegheene, die eenige wassende boomen hebben binnen deser stede, hangende over die statsmuyren ofte boghen van dyen, off te houden die tacken tusschen dit ende Ponciaensdach eerstcoemende, upte boeten van een sheeren croon. Offghelesen den mien Januarii anno XVCLXIIII stilo communi. XXXII2). Hoe die schout panden zal an yemants huys. Item wie renten heeft up eenige huysingen oft erven binnen der Goude ofte die vryheyt van dyen ende daervan nyet betaelt en werde, zal binnen tsjaers, naedat diezelve verschenen zijn, daervoor mogen panden ende zal hem toegeschat werden den penning een, thyen an renten, te lossen den penning x, zoewel 1) Deze paragraaf is doorgehaald. In margine staat daarbij aangeteekend: Geroyeert den Villen Martii 1566 stilo communi by tmeerdedeel van tcollegie. 2) Deze keur is doorgehaald. 432 die tprincipael verhopen renten als die oncosten, van welcke pandinge ende toeschattinge *) den schuldenaer een wete gedaen zal werden. Ende indyen hy binnen veerthyen daegen, nae die weet hem gedaen is, die voorsz. verschenen renten mit die oncosten betaelt, zal die pandinge ende toeschattinge *) off ende te nyet wesen. Mer waert dat hy die nyet en betaelde, aleer die pandinghe an den heer gedonghen és, zullen daer pantbryeff off ghemaect werden, zoewel van den verhopen renten als van de oncosten ende den derden penning meer, welverstaende dat men mer eens van een rente up een huys renten panden off schatten en zal, zoelange die ttyet gelost en zijn, twelck men zal mogen doen zonder gehouden te zijn die principaele renten te lossen ende daeromme, indyen yemant, up wyens huyse zulcke pantrenten staen, in gebreecke waren die renten te betaelen, zal men terstondt, nae die renten verscheenen waren, mogen procederen, omme te coemen tot betaelinge zoewel van de principael alsmede die gepande off geschatte renten, tot vercopinge van denzelven huysingen oft erven in manieren naevolgende, te weten dat men2) thuys ende er ff den burgermeesteren zal3) andingen van dach tot dack omme te vercoopen met drie claegen ende zullen die burgermeesteren teynden die drie dachten gehouden wesen te procederen tot vercopinge van dezelve huysingen ofte erven mits doende tselve te coop bieden by een van der stede boden met die roede in die parochiekercke twee Sondagen achtereenvolgende ende een chckgeslach, ten waere die schuldenaer zijn crediteur vernouchde voor de vercopinge. Gecorrigeert by de schoudt, wethouders ende eenighe notabelen van de vroetschap upten XXandtbrieff zoude doot ende te niet wesen. Ende men zal. 3) zal doorgehaald. 4) Deze keur is doorgehaald. 433 zal hem toegeschat werden den vierden penning beter, van welcke pandinge die schuldenaer een wete gedaen zal werden. Ende indyen hy binnen zes weecken die schulde mit die oncosten ende den mien penning nyet en bgtaelde, zal men den burgermeesteren moegen aendingen dezelve huisinge ofte erve te vercoopen mit drie clagen, als in de voorgaende keure geseyt es. Ende indyen die pander tselve huys nyet aen en dinget als voorsz. es binnen der thyen weecken naer de voorgaende zes weecken, zal die pandinge alsdan doot ende te nyet wesen. Offgelesen den xxen Januario 1565 stilo communi i). XXXIV. Nopende die eygens van den huysen. Aengaende die renten, waervooren die eygens verbonden zijn, indyen die crediteur naer voorgaende beleedinghe gedaen up zijn eygen geen moeble goeden en vindt genouchsaerri voor zijn actie om zijn executie daeran te dirigeren, zoe zal hy procederen ende executeren aen thuys ende erff als voorsz. es. Offgelesen den xxien Februarii 1565 stilo communi. XXXV. Hoe men panden zal van schulden, geen renten zijnde, aen onroerende goeden. 1. Item zoo wye pant met bezegelde custingbrieven ofte andere bezegeltheyt, gheen renten zijnde, specialijcken geypotequeert op eenige onroerende goeden, zal den eygenaer ofte besitter van dyen een wete van pandinge gedaen worden. Ende is, dat hy nae die xiiii daegen nyet en betaelt, met die costen daeromme gedaen, zal den houder sbryeffs die pandinge moegen volbieden ende an den heer dingen ende mitsdyen prouffiteren den vierden penning meer dan daer hy voor gepant heeft, tenwaere die schout tgelt uutleyde ende die pandinge aen hem naem. Ende indyen den schuldenaer nae die voorsz. xiin daegen zijn partye noch nyet en betaelde binnen ander vier weecken metten vierden penning beter ende die costen, daeromme gedaen, zal den crediteur dat den burgermeesters mogen andingen, omme tselfde huys ende erffve te vercoopen met drie clagen, als in de voorgaende keure geseyt es. Ende indyen die pander ofte crediteur die voorsz. pandinge nyet an en dingt binnen die voorsz. i) Hierna volgt nog eens de laatste lezing der keur, onder nr. xxxii opgenomen Zij is doorgehaald. 28 434 XIIII daegen ende vier weecken — — maeckende tsamen zes weecken zal die voorsz. pandinge alsdan doot ende te nyet wesen. 2. Item men zal aen gheene onroerlickfc goeden eenige executie mogen dirigeren, tzy off diezelfde generalick ofte specialick verbonden zijn dan nyet, zoe lange als men roerlicke goeden weet te vinden, zal oock die gecondempneerde zijn optie hebben, wat goeden van zijn roerlicke goeden hy begeert geexecuteert te hebben, zoe verde hy in de executie present es off yemant, daertoe gemachticht. Offgelesen den uien Martii 1565 stilo communi. XXXVIl). Ordonnantie van de brouwerye ende tapperye. 1. Die schout, burgermeesteren, schepenen ende raedt der stede van der Goude hebben by advyse van eenige van den ouwen uute vroetschap gestatueert ende gekeurt, statueren ende keuren mits desen, dat zoe wye binnen deser stede ofte vrydomme van dyen doen ende beginnen zal willen die neringhe van de brouwerye ende gheen ingeboren poorter wesende, dat diezelve eerst ende alvooren gehouden zal zijn poorter te worden ende borge te stellen voor tweehondert Karolusgulden van XX sc. den gulden, thyen jaeren achtereen poorter te bliven ende voorts tot geenre daegen te brouwen noch brouwerye te setten buyten der voorsz. stede; elck point van desen tonderhouden upte verbeurte van tweehondert Karolusgulden, een derdendeel tot prouffyte van den officier, een derdendeel aen die stede ende tderde tot prouffyte van dengenen, die eerst den schout met die burgermeesteren ende tgerechte tselfde aengegeven zal hebben, welcke borchtochte insgelijcx een ingeboren poorter, die de voorsz. neringe binnen deser stede zal willen beginnen, gehouden wert te stellen. Ende waert dat eenich ingeboren poorter die voorsz. neringe van de brouwerye dede, aleer hy die voorsz. borchtochte gedaen hadde, des vermaent zijnde, die zal mitsdyen verbeuren zoe menige zes ponden als hy broute byers contrarie desen gebrouwen zal hebben ende daervan bekeurt worde, dezelfde boeten te gaen in der manieren boven verhaelt. 1) Zie blz. 377, noot. De daar bedoelde ordonnantie komt in hoofdzaak overeen met de §§ 1—15 van nr. XXXVI. De afwijkingen worden in de volgende noten opgegeven. 435 2. Voort zoe es gekeurt ende verboden, dat geenichbrouwer, broutster ofte schipper, poorter wesende, buyten ofte binnen Hollant op een anders byerstal zal moegen coemen, directelick noch indirectelick, zijn byer min gevende dan diegheenen, die gewoonlick zijn op dezelfde bierstal te byeren, upte boeten van thyen ponden zoo meenichwerffve contrarie gedaen bevonden werde, te gaen dvoorsz. boeten als vooren. Ende zal den brouwer gehouden wesen te verantwoorden voor zijn slyter ofte byersteecker ende den schipper voor hemzelven. 3. Is voorts geinterdiceert ende verboden, dat nyemant en zal gedoogen ofte accorderen up zijn byerstal off daer hy byer slytende es, eenige ordonnantiën, interdictien ofte verboden, wesende contrarie die privilegiën ofte octroyen deser stede, beroerende die byerneeringe, maer gehouden van standen aen die burgermeesteren daervan te adverteren. Noch nyemant en zal die byerneeringe moeten beleenen noch belasten in eeniger manieren tot beswaernisse van dezelve neeringe ofte achterwesen van eenige brouwer buyten voorgaende consente ende wille van der stede, upte boeten van twintich croonen ende correctie van schepenen. 4!). Item dat men voortaen brouwen zal binnen der Goude ende jurisdictie van dyen om by de tappers gesleten te werden drie soorten van byeren, te weten byer, dat men die pinte vercoopt voor een oortgen, tvat tot xviii st. 2); tander van drie deuts die pinte, het vat tot xxxvi st.a); tbyer van een halve stuver die pinte, tvat tot LIHI st. 5. Item en zullen gheen tappers mogen inleggen noch in huys hebben omme te vercoopen eenige Goutsche byeren van mindere pryse dan van een oortgen die pinte, tzy dat byer leckwors, naebyer ofte scharpbyer genaempt mach zijn, opte peyne van drie Karolusgulden. 6. Dat geen tappers, byer vercoopende van een oortgen, en mogen geenige andere byeren van hoogere pryse in huyse hebben. 7. Van gelijcke die byer van drie deuts inleggen, geen andere soorten van hooghere ofte laeger pryse zullen mogen inleggen. 1) In de ordonnantie, bedoeld op blz. 377, noot, luidt deze paragraaf: Item dat men voortaen brouwen tal drye soorten van byeren, te weten byer dat men die pinte vercoopt voor een oortgen, tvat tot XVIII st., tander van drie deuts die pinte, het vat tot XVIII st., tbyer van een halve st. die pinte, tvat tot LVIII st. 2) XVIII st. vervangen door: XXIIII st. 3) XXXVI st. vervangen door: XXXVIII st., dit weder vervangen door. XXXVI st. 436 8. Van gelijcke nopende tbyer van een halve st., al op peyne voorsz., tot welcke ondersouck den officier gecommitteert ende geautoriseert es by daege ende by nachte tot allen tyden onderzou ck te mogen doen. 9!). Item gheen brouwer zal mogen geven by hemzelven ofte deur een ander eenige propynen, zoewel binnen deser stede als buyten, directelick noch indirectelick, tzy dat XXV8 vat, hooftcleden, juweelen, hoochtijtgelt, jaergelt, kermisgelt, quijtscheldinge ofte andere manieren van schenckaige, hoet genoempt zoude moegen worden, uutgeseyt dat een brouwer een tapper zal mogen geven een staerte scharpbyer omme by de tapper gedroncken te werden met zijn familie, opte peyne van een pont groot die contrarie bevonden worde gedaen te hebben, ende zal den officier, burgermeesters ende mede die brouwers ende tappers onder malkanderen den eet mogen, rechtelick daertoe verdaecht zijnde zoe wanneer daer is eenige suspitie van contraventie, andingen. Ende die den eet weygerde te doen, zal verbeuren als vooren. Ende zoo wat brouwer ofte broutster bevonden werde, dat artijckel gecontraveniert te hebben zal noch boven de boeten van i pont "Vlaems in een jaer de neringe van de brouwerye nyet mogen doen. io 2). Ende omme dese ordonnantie te effectueren zal 3) scharp 1) In de ordonnantie, bedoeld op blz. 377, nopt, luidt deze paragraaf: Item dat geen trouwer zijn byer voor anderen pryse zal mogen geven, zoewel binnen deser stede als buyten, dan voorsz. es, directelick noch indirectelick, tzy vant XXVo vat, hooftcleeden, juweelen, hoochtijtgelt, jaergelt, kermisgelt, witbroot, ganssen, cappoenen, uutgelt, quytscheldinge ofte andere maniere van schenckaige, hoet genoempt soude moegen worden, upte peyne van een pont groot die contrarie bevonden worde gedaen te hebben, ende zal den officier ende mede die brouwers onder malkanderen den eet mogen rechtelick daertoe verdaecht zijnde andinglien, ende die den eet weygerde te doen zal verbeuren als vooren. 2) In de ordonnantie, bedoeld op blz. 377, noot, luidt deze paragraaf: Ende omme dese ordonnantie te effectueren zoe moet elck vat inhouden omtrent thyen vier telen, twelck beloopt tachtenlich mingelen, luttel min off meer, waerup scharp regart ende toesicht genoemen zal worden, nyet alleen up die nyeuwe vaten ende halff vaten, die men gehouden zal wesen, als die verboempt 'ofte verkuupt worden, up een nyeuwe den brant te geven. Hierin zijn de woorden: zoe moet — of meer vervangen door: zal elck vatgemaeckt werden up zijn behoorlicke mate. De geheele paragraaf is doorgehaald en vervangen door een bepaling gelijkluidend met de hierboven afgedrukte paragraaf 10. Het slot, ende en — Karolusgulden, ontbreekt. — In margine staat: Dit naevolgende artijckel is gecorrigeerl den XVen Januarii 1566 stilo communi by den schout, burgermeesteren ende tmeerdedeel van schepenen. 3) zal vervangen door: zullen alle vaten gemaeckt werden up zijn behoorlicke maten, waerup. 437 regardt ende toesicht genomenx) werden, nyet alleen op die nyeuwe vaten ende halff vaten, maer oock die oude vaten ende halff vaten, die men gehouden zal wesen, als die vermaeckt, verboompt ofte verkuupt worden, up een nyeuwe den brant te geven, betaelende van elcke last te branden gelijck men gewoonlick es te doen van de nyeuwe, ende en zullen die brouwers geen heele vaten ofte halff wrtéh moegea vollen, ten zy zaecke dat se hebben den brant deser stede, upte boeten van drie Karolusgulden. 11. Item en zal men gheen byerkannen ijcken dan twee roededuym beneden tboert ofte upperste van de kanne ende die met andere kannen tapte, zal verbeuren een Karolusgulden ende die kanne ofte kannen verbeurt tot prouffyte van den officier. 12. Es noch gekeurt [ende gestatueert by ad vijs van de gemeen vroetschap deser stede 2), dat men van den laesten Martii toecomende3) geen kindekens en zal te vollen moeten brengen, tzy nyeuwe ofte ouwe 4), ten zy zaecke dezelfde eerst, ende al vooren by een geswooren ijcker ende brander by burgermeesters daertoe gestelt geijckt zijn, van nyeus5) upte peyne van een Karolusgulden te verbeuren by dengeenen, die het kindeken toecompt, ende zal dvoorsz. peyne mede incurreren diegheene, wyens kindeken bevonden worde groter te wesen dan den ijcker by eede verclaeren wilde by hem geijckt te zijn. 13. Item zal den gesworea* ijcker voor zijn sallaris ontfangen van elcke nyetiwe kindeken te ijcken een oortgen ende van een out kindeken een deut, tenwaere tselfde als geweest zijnde te groot vermaect waere, in welcke gevalle wert hem toegeleyt een oortgen. 146). Item dat alle byertappers ende tapsters zullen moeten uuthangen een borteetgen, in welcke die pryse van haer ingeleyt byer zal gescreven staen, ende wye van dies in gebreecke waere te doen, zal verbeuren elcke reyse een Hoornsgulden ten prouffyte als vooren. 15 7). Alle welcke ordonnantiën ende voorsz. artijcklen zullen 1) Hierachter is ingevoegd: zal. 2) by — stede doorgehaald. 3) van — toecomende doorgehaald. * 4) tzy — ouave doorgehaald. 5) van nyeus doorgehaald. 6) Deze paragraaf is doorgehaald. 7) Deze paragraaf is doorgehaald. In margine staat: Geroyeert by tmeerdedeel van tcollegie den XVen Januarii 1566. Dit is doorgehaald en vervangen door: Goet. 43» ingaen ende haer effecte sorteren zoe upte brouwers'als tappers ofte tapsters upten eersten Aprilis incluys eerstcoemende l). 16. Item dat geenige brouwer ofte broutster vermogen zal tontfangen in wisselinge eenige tonnen ofte halve vaten, toebehoerende eenige van de brouwers deser stede, upte peyne van twee gulden. 17. Ende zal den brouwer ofte broutster, wyens merck in wisselinge gegeven zal zijn, zijn tonne ofte halve vaten mogen anvaerden als zijn*srty eygen goet. 18. Item die brouwers, coopende haer hoppe by die jaere, en zullen geen coop van hoppe moegen maecken, zoelange haerluyder leveringe van coop van hoppe dueren zal, up die boete van een croon. 19. Item die zelffs hoppe te coop hebben, en zullen haerzelffs hoppe nyet mogen meeten, maer die zal gemeeten werden by den gesworen meter van de hoppe. 20. Item nyemant, wye hy zy, zal mogen des anderen knechts ofte joncwijffs onderhuyren, zoelange die knecht ofte jongwijff verhuyrt es. Ende oft gebeurde dat een knecht ofte jongkwijfï haer verhuyrde binnen den tijt, dat hy off zy verhuyrt waere ende verlooft an een andere, die zoude verbeuren vijff croonen, ende die se gehuyrt hadde zoude insgelijcxs verbeuren vijff croonen, zoo verde als die gewaerscouwet waere, ten waere die knechts ofte jonckwijffs wisten te verifiëren, dat haer meester ofte vrouwe hemluyden van de huyre ontslaegen hadde off die huyr upgeseyt. Ende oft gebeurde, dat een knecht ofte jongwijff hem verhuyrt hadden zonder elders van te vooren verhuyrt te wesen, die zouden gehouden wesen in haer huyr te coemen ende twerck aldaer te doen alst behoort, up die voorsz. boete. 21. Item zoe wanneer eenige twist valt tusschen die meester ofte vrouwe ende die knechts ende jongwijffs ende daeroff geen schriftelick bescheyt en es, off dat by getuygen die waerheyt bevonden mach worden, zoe zal die verclaeringe van dyen staen tot eede van die meester offte vrouwe. 22. Item dat geen brouwer ofte broutster up Onser Vrouwendagen, aposteldaegen, Sonnedaegen ende diergelijcke eenige neeringe, die brouwerye aengaende, zal mogen doen, te weten I) upten — eerstcoemende vervangen door: achte dagen nae Licht(misse). 439 van vier in den oven ofte in den aest te hebben ofte van mout ter moeien te zeynden ofte ontfangen ten zy smorgens voor die metten ende tsavonts nae dat Salve, dan zullen wel vermogen up Zondaegen ofte andere vier daegen smiddachs nae XII uuren vier in den oven steecken, mits dat men nyet beginnen zal up te slaen voordat tSalve uut is, up die boéte van een croon. Ende men zal buytenshuys nyet moegen vaten off bierschepen offslepen dan smorgens voor zeven uuren ende tsavonts nae vier uuren, up gelijcke boete, mer een schipper ofte een man van buyten zal men moegen behelpen tot vier off vijff vaten byers zonder verbeuren. 23. Item die brouwers die up zulcke daegen beginnen te brouwen x) eer dat Salve uut es, die zullen verbeuren zes Carolusgulden , die twee deelen tot prouffyte van den officier ende tderdendeel tot prouffyte van de Leproesen, nyettegenstaende dat alsulcke brouwers by den deecken bekeurt waren ofte van denzelven deecken oorloff hadden. 24. Item oft gebeurde datter mer één werckendach quaeme tusschen twee heyligedaegen, zoe zal men up den eenen heyligendach off up den anderen heyligendach die neeringe van de brouwerye binnenshuys wel moegen exerceren, zonder nochtans eenich water te mogen putten ofte buytenshuys yet te mogen doen, diezelfde neringe aengaende, maer up andere slechte heyligedaegen, die nyet offgeset en zijn, zal men de voorsz. neeringe wel mogen exerceren vóór die hoochmisse ende nae die vesper, mer anders nyet, op die voorsz. boeten. Ende hyerinne zal die schout gelooff hebben, ten waere die meester off vrou by eede woude affirmeren, dat die voorsz. neeringe, ten tyde als die schout dat onderzouck dede, in haer huyse nyet gedaen en werde. 25. Item oft gebeurde, dat het getyde zoo laet quaeme off dattet weer doer hette off donre ongestelt waere off datter merckelicke vriese waere van vorst, zoe zullen twee burgermeesters in dese keure mogen dispenseren. Ende ist dat zy yemant oorloff geven, zoo zullen zy gehouden wesen dat den officier te kennen te geven. 26. Item geen schippers zullen mogen in haer schepe leggen 1) te brouwen vervangen door: up te slaen. 440 eenich byer, daer die brouwers haer byer in hebben leggende, dan twee off drie tonnen voor haer drinckebyer, up die boete voorsz. 27. Item men zal in gheen schepen mogen leggen eenich cleyn byer off leckworse, als diezelve schepen Gouttsche bieren geladen hebben, up die boete van drie ponden. 28. Item men zal gheen peck, teer, kennip, byesen off diergelijcke waeren, waerdoer tbyer zoude moegen bederven, moegen laden binnen die dennen van den schepen als die mit Goutssche bieren gelaeden zijn, van den eersten Junii tot Sinte Lambertsdach toe, up die boeten van een croon, ten waere den brouwer daerinne consenteerde. 29. Item alle brouwersknechts' zijn gehouden sMaenendaechs nadat zy gebrouwen hebben in dat byerexcijshuysken den excysenaer van den byerexcijs an te brengen hoeveel brouten byers zyluyden in de voorlede weecke gebrouwen hebben ende hoeveel tonnen byers, tzy gemengt byer off ongemengt, van elcke broute gecoemen zijn, elcke reyse upte boete van een croon, die betaelt zal werden halff by den brouwer ofte broutster ende halfï by den brouwersknecht. Ende oft gebeurde, dat des Maenendaechs dat byer nyet al getont en waere overmits gebreck van tonnen, schepen ofte eenige andere merckelicke zaecken, zal evenwel die brouwersknecht gehouden wesen sMaenendaechs dat te kennen te geven den excysenaer voorsz. Ende als dat byer getont es, zal die voorsz. brouwersknecht uptenzelven dach off ten lancxsten daechs daernae tbyer anbrengen mit verclaringe als vooren, up die voorz. boete. 30. Item geen brouwersknechts zullen mogen brouwen off eenige wercken doen, die brouwerye aengaende, off zy hebben eerst in handen van den burgermeesters solempnelick eet gedaen, dat zy volgende tvoorgaende artijckle getrouwelijck alle haer byeren zullen aenbrengen, zonder eenige simulatie ofte dissimulatie, welcken eet zy gehouden worden te vernyeuwen tot vermaninge van den schout, burgermeesteren ofte excysenaer van den byere, al up die boeten voorsz., ende zal die voorsz. excysenaar, tot vermaninge van den officier, gehouden wesen zijn bouck te openen ende zulcke verclaringe te doen, dat den officier daeruut verstaen mach, off die aenbrenginge gedaen is als voorsz. staet, up die boeten voorsz. 31. Item diegenen, die eenige vreempde byeren inbrengen, om by die vaten te vercoopen, die en zullen diezelfde bieren 441 nyet mogen updoen in huysen ende ter plaetse, daer men zulcke bieren vercoopt , up die boeten van drie ponden. 32. Alle welcke boeten geappliceert zullen werden die een helft tot prouffyte van den officier ende dander helft tot prouffyte van den camer. Offgelesen den men ende xixen Martii anno XVC vijff ende tsestich stilo communi. XXXVII. Van geen zeeptonnen te mogen vollen, ten zy dat se geijckt zijn. Alsoo tot kennisse van mijn heeren van de gerechte gecoemen es van de groote ongejijcheyt van de zeeptonnen, halve tonnen ende kindekens, die dagelicxs binnen deser stede gecocht ende vercocht worden, ende omme daerinne te voorzyen zooveel doenlick es, hebben mijn heèren voorsz. gestatueert, gekeurt ende geordonneert, dat men van nu voortaen binnen deser stede geen zeeptonnen, halve tonnen ofte kindekens zal mogen met zeepe vollen, tenzy deselve by de geswooren ijcker geijckt zijn; dat oock alle tonnen, halve tonnen off kindekens, daer zeep inne geweest is ende ydel gemaeckt, weder van nyeus by den voorsz. ijcker den brant gegeven ende geijckt zullen werden, zoolange dezelve tonnen, halve tonnen ofte kindekens groot genouch bevonden zullen werden, ende dit upte boete van twee Karolusgulden, deen helft tot prouffyte van den officier ende dander helft totte camer. Gedaen by tmeerdedeel vant collegie ende offgelesen den XVien junü XVC vijff ende tsestich. XXXVIII. Die schout met die van den gerechte adverteeren eenen yegelicken, dat den officier scherpe toesicht sal hebben omme die peynen van thyen pondt off te nemen dengeenen, die in gebreecke zijn, binnen zes weecken nae de coop, haer eygens ende beterschappen over te geven, tontfangen ende die te bouck te doen stellen. Desgelijcxs van dengeenen, poorters zijnde, die hem vervorderen binnen der Goude ofte daerbuyten andere heure medepoorters te besetten ofte heure medepoorters te molesteren voor eenige andere rechters buyten deser stede, ten waere yemant ypoteecq hadde, leggende buyten de jurisdictie deser 442 stede, omme van dezelve off te nemen die boeten van veertich pont. Offgelesen den XVI Februarii 1566 stilo communi. Vernyeut ende gepubliceert den XXVen Februarii stilo communi1). 1) Hierna volgt nog, doorgehaald : — ORDONNANTIE, VANT NETTEBREYEN. — Alsoe mijn heeren van de gerechte dagelicx bemercken, dat het nettebreyen ende de neringe van dien begint te vermeerderen, soe hebben zyluyden gevonden daerop seeckere ordonnantie ende statuyt te maecken, gelijck dienaengaende in anderen sleden gemaeckt es, teneynde dvoorsz. neringe noch dagelicx vermeerderen ende alhier getrocken mochte ïuerden, daer ter contrarie deur faulte van goede ordonnantie geschapen soude ivesen dvoorsz. neringhe te ver gaen, soe ist dat den schout ende die van dgerechte, dat aengemerct, by advijs ende goetduncken van mijn heeren van de vroetschap gekeurt ende gestatueert hebben, keuren ende statueren VIERDE KEURBOEK (F). 1566—1660. Afgedrukt tot 1569. VIERDE KEURBOEK (P). I. Ordonnantie van de brouwer(ye) ende tapperye. 1. Die schoudt, burgemeesteren, schepenen ende raedt der stede van der Goude hebben by advyse van eenige van den ouwen uute vroetschap gestatueert ende gekuert, statueren ende keuren mits desen, dat zoe wye binnen deser stede ofte vrijdomme van dien doen ende beginnen sal willen die neeringe van de brouwerie ende geen ingeboren poorter wesende, dat dselfde eerst ende alvooren gehouden zal zijn poorter te wordene ende borge te stellen voir tweehondert Carolusguldens van xx stuvers den gulden, thyen jaeren achtereen poorter te blyven. Ende voorts tot geenre daghen te brouwen noch brouweryen te setten buyten der voorsz. stede. Elc point van desen tonderhouden opte verbeurte van tweehondert Carolusgulden, een derdendeel tot proffyte van den officier, een derdendeel aen die stede ende tderde tot proffyte van dengenen, die eerst den schout met de burgermeesteren ende tgerechte tselfde aengegeven sal hebben. Welcke borchtochte insgelijcx een ingeboren poorter, die de voorsz. neringeJljjnnen deser stede sal willen beghinnen, gehouden werdt te stellen. Ende waert dat eenich ingeboren poorter dvoirsz. neeringe van de brouwerye dede aleer hy de voirsz. borchtochte gedaen hadde, des vermaent sijnde, die sal mitsdien verbeuren zoe menige zes ponden als hy brouten biers contrarie desen gebrouwen sal hebben ende daervan bekeurt worde, dselfde boeten te gaen in manieren boven verhaelt. 2. Voorts zoe is gekeurt ende verboden, dat geenich brouwer, broutster ofte schipper, poorter wesende, buyten ofte binnen Hollant op een anders bierstal sal mogen comen directelick noch indirectelick, zijn bier min gevende dan diegeenen, die gewoonlick zijn op diezelfde bierstal te byeren, opte boete van thyen ponden zoe menichwerve contrarie gedaen bevonden werde, te gaen dvoirsz. boete alsvoren. Ende sal den brouwer gehouden 446 wesen te verantwoorden voor zijn slyter oft byersteker en den schipper voor hemselven. 3. Is voorts geinterdiceert ende verboden, dat nyemant en sal gedooghen ofte accorderen op zijn byerstal oft daer hy byer slytende is, eenighe ordonnantiën, interdictien ofte verboden, wesende contrarie die privilegiën ofte octroyen deser stede beroerende die byerneringhe, maer gehouden van stonden aen die burgermeesteren daervan tadverteren. Noch nyemandt en sal de bierneeringhe moeten beleenen noch belasten in eeniger manieren tot bezwarenisse van denselve neeringhe oft achterwesen van eenighen brouwer buyten voorgaende consente ende wille van der stede, opte boete van twintich croonen ende correctie van schepenen. 4 Item dat van nu voortaen alle tappers zullen mogen inleggen drye soorten van Goudsche byeren, te weten bier de pinte van een blancke, bier de pinte van een grootghen ende bier de pinte van drye duyts. 5. Ende tbier, twelc dat ze venten voor een blanc de pinte, zullen betalen voir de tonne vier guldens vijff stuvers ende uuterlicke IIII gulden mi stuvers 2) zonder meer noch min. 6. Ende tbier, dat se venten voor een halve stuver, zullen betalen voor de tonne LH stuvers ende uuterlick LI stuvers zonder meer ofte min. 7. Ende tbier van zes penninghen de pinte zullen betalen voor de tonne XXXVI stuvers ende uuterlick xxxv stuvers zonder meer oft min. 8. Ende die bier begeeren in te legghen van de pinte een oortken, zullen geen van de voorsz. ingebrouwen bieren moghen inleggen ende zal men voir de tonne betalen XXII3) stuvers ende uuterlick XXI stuvers4) zonder meer ofte min, opte boete van een sheeren croon. 9. Item omme alle fraude te eviteren, die by de tappers zoude mogen in tappen van de voorsz. zoorten van bieren gepleecht worden, soe zullen alle tappers gehouden wesen een bordeken te. stellen ende voor haer door uut te hanghen, daerinne gescreven zal wesen met poincture wat zoorte van bieren dat se inhebben, opte boete van drye Carolusguldens. Ende 1) In margine slaat hiernaast: Gerenoveert ende gepubliceert den XV (later doorgeschrapt en vervangen door: XXIX) Januari/ 1567. 2) vijff—IIII stuvers doorgehaald. 3) XXII vervangen door: XX. 4) ende uuterlick — stuvers doorgehaald. 447 zoe wat tapper ofte tapster een bordeken uuthangende ende daerin stellende, dat zy te coop hebben eenige van de soorten van de voirsz. byeren ende dair zy dezelve soorten van byeren nyet in en hebben ende dat zy weygerde tselve byer te tappen, zullen verbeuren de boeten voirsz. 10. Item wat tapper ofte tapster, byer vercoopende ende geen bordeken uuthangende heeft alsvoren, zullen verbeuren twaelf stuvers. n. Item dat geene tappers ofte tapsters zullen mogen vercoopen noch wechgeven eenich scharpbier, sy by de staerte, pinte ofte anders directelic noch indirectelick, dan zullen alleenlick moeghen in huys hebben tvoirsz. scharpbier omme by hen ende hare familie gedroncken te wordene ende by anders nyemandt, zonder tselfde in eenich bier te mogen menghen, opte boete van een sheeren croon. 12. Item geen brouwer zal mogen geven by hemzelven ofte duer een ander eenighe propynen, zoewel binnen der stede als buyten, directelic noch indirectelic, tzy dat xxve vat, hooftcleden, juweelen, hoochtijtgelt, jaergelt, kermisgelt, witbroot, gansen, capoenen, metgeit, quijtscheldinghe ofte andere manieren van schenckaighe hoet genaempt zoude mogen worden, uutgeseyt dat een brouwer een tapper sal moghen geven een staerte scharpbier omme by den tapper gedroncken te werdene met zijn familie, opte peyne van een pondt groot die contrarie bevonden werde gedaen te hebbene. Ende sal den officier, burgermeesteren ende mede die brouwers ende tappers onder malcander den eedt mogen rechtelick daertoe verdaecht zijnde ende zoe wanneer dair is eenige suspitie van contraventie aen- dingen ende die den eedt weygerde te doen, sal verttÉaren als voren. Ende soe wat brouwer ofte broutster bevonden wert dit artickel gecontravenieert te hebben, sal noch boven de boete vant pont Vlaems een jaer de neeringe van de brouwerye nyet mogen doen. 13. Ende omme dese ordonnantie te effectueren, zullen alle vaten gemaect worden op zijn behoorlicke maete, waerop scharp regard ende toesicht genomen sal worden, nyet alleen op die nieuwe vaten ende halff vaeten, maer ooc die oude vaten ende halff oude vaten, die men gehouden sal wesen als die vermaect, verboemt ofte verkint worden, op een nieuwe den brandt te gheven, betalende van elcke last te branden gelijc men gewoenlic is te doene van de nieuwe. Ende en sullen de brouwers geen 448 heele vaeten ofte half vaeten moghen vollen ten zy zaecke dat ze hebben den brande deser stede, opte boete van drye Carolusguldens. 14. Item en sal men geen bierkannen ijcken dan twee roededuym breede beneden tboort ofte opperste van de kanne. Ende die met andere cannen tapte zal verbeuren een Karolusgulden ende die canne ofte cannen verbeurt tot proffyte van den officier. 15. Es noch gekeurt ende gestatueert, dat men geen kindekens aen zal te vollen moeten brenghen, ten zy sake deselfde eerst ende alvoren by den gesworen ijcker ende brander, by burgermeesteren daertoe gestelt, geijct zijn, op de peyne van een Carolusguldens te verbeuren by dengenen, die het kindeken toecompt. Ende zal de voirsz. peyne mede incurreren diegene, Mfyens kindeken bevonden worde grooter te wesen dan den ijcker by eede verclaren wilde by hem geijckt te syne. 16. Item zal den gezworen ijcker voir zijn zalaris ontfanghen van elcke nyeuwe kindeken te ijcken een oortken ende van een oudt kindeken een duyt, ten ware tselfde, als geweest zijnde te groet, vermaect waer, in welcken gevalle wert hem toegeleyt een oortken. 17. Item dat geenighe brouwer ofte brouwster vermogen zal tontfanghen in wisselinghe eenige tonnen ofte halve vaeten, toebehoorende eenighe van de brouwers deser stede, opte peyne van twee gulden. 18. Ende zal den brouwer ofte broutster, wyens merck in wisselinghe gegeven sal zijn, zijn tonne ofte halve vaeten mogen aenvaerden als sijn vry eygen goet. 19. Item die brouwers, coopende haef hoppe by den jaere, zullen geen coop van hoppe moghen maken zoelange haerluyder leveringhe van coop van hoppe dueren sal, op de boete van een croon. 20. Item die selfs hoppe te coop hebben, en zullen haerselfs hoppe nyet mogen meten, maer die zal gemeten worden by den gezworen meter van de hoppe. 21. Item, nyemant, wie hy zy, zal mogen des anderen knechts ofte joncwijffs onderhueren, zoelanghe die knecht ofte joncwijff verhuert es. Ende oft gebeurde, dat een knecht ofte joncwijff haer verhuerde binnen den tijt hy ofte zy verhuert ware, die soude verbeuren vijff croonen ende die se gehuert hadde, soude insgelijcx verbeuren vijff croonen, zoeverre als die gewaersehouwt ware, ten waere die knechts ofte joncwijffs wisten te verifiëren, 449 dat haer meester oft vrouwe hemluyden van de huere ontslagen hadde of die huer opgeseyt. Ende oft gebeurde, dat een knecht oft joncwijff hen verhuert hadden zonder elders van te voren verhuert te wesen, die souden gehouden sijn in haer huer te comen ende twerck aldaer te doene alst behoort, op die voirsz. boete. 22. Item zoe wanneer eenighe twist valt tusschen die meester ofte vrouwe ende die knechts ende joncwijffs ende daeraf geen scriftelick bescheyt en es oft dat by getuygen die waerheyt nyet bevonden en mach worden, zoe sal die verclaringhe van dien staen tot eede van die meester ofte vrouwe. 23. Item dat geen brouwer ofte broutster"op Onser Vrouwendagen, Aposteldagen, Zonnedagen ende diergelijcke eenighe neeringhe, die brouwerye aengaende, sal mogen doen, te weten van vyer in den hoven ofte in den aest te hebben ofte van mout te molen te seynden ofte ontfangen tensy smorghens voor die metten ende tsavonts naert Salve; dan zullen wel vermogen op Zonnedagen ofte andere vyerdagen smiddaechs naer xii uren vier in den hoven steken, mits dat men nyet beginnen zal op te slaen, voordat tSalve uut is, up de boete van een croon, ende men sal buytenshuys naer vier uren *) nyet mogen vaeten ofte bier schepen oft slepen dan smorgens vóór zeven uren ende tsavons nae vier uren, op gelijcke boete, maer een schipper ofte man van buyten zal men moghen behelpen tot vier ofte vijff vaeten biers zonder verbeuren. 24. Item die brouwers, die op zulcke daegen beghinnen op te slaen, eer dat tSalve uut is, die sullen verbeuren zes Carolusguldens, die twee deelen tot proffyte van den officier ende tderdendeel tot proffyte van de Leprosen, nyetjegenstaende dat zulcke brouwers by den deken gekeurt waren ofte van denzelven deken oorloff hadden. 25. Item oft gebeurde datter mer één werckendach en quame tusschen twee heylige dagen, zoe sal men opten eenen heyligendach die neringhe van de brouwerye binnenshuys wel mogen exerceren zonder nochtans eenich water te mogen putten ofte buytenshuys yet te mogen doen, tselve neeringe aengaende, maer op andere slechte heylighe dagen, die nyet afgeset en zijn, zal men de voijjB, neeringhe wel mogen exerceren voor de hoochmisse ende naer de vesper mer anders nyet, op de voirsz. 1) naer — uren doorgehaald. 20 450 boete. Ende hierinne sal den schoudt gelooft" hebben, tenware die meester ofte vrouwe by eede wille affirmeren, dat dvoirsz. neeringhe ten tyde als de schoudt dat ondersoeck dede in haer huyse nyet gedaen en worde. 26. Item oft gebeurde dat het getyde zoe laet quame oft dattet weder door hette oft donre ongestelt waere oft datter merckelicke vreese waere van vorst, zoe sullen twee burgemeesteren in dese keure mogen dispenseren, ende ist dat zy yemandt orloff geven, zoe zullen zy gehouden wesen dat den officier te kennen te gheven. 27. Item geen schippers zullen mogen in haer schepen leggen eenich bier, daer die brouwers haer bier in hebben leggende, dan twee ofte drye tonnen voir hair drinckenbier, op de boete voirsz. 28. Item men sal in geen schepen mogen legghen eenich cleen bier oft lecworse als diezelfde schepen Goudsche bieren geladen hebben, op de boete van drye ponden. 29. Item men sal geen peck, teer, kennip, biesen off diergelicke waren, waerdoor tbyer zoude mogen bederven, mogen laeden binnen die dennen van de schepen, als die met Goudsche bieren geladen zijn, van den eersten Junii tot Sint Lambertsdach toe, op die boete van een croon, ten waer die brouwer daerinne consenteerde. 30. Item alle brouwersknechts zijn gehouden sMaendaechs, naedat zy gebrouwen hebben, in dat bierexcijnshuysken den excysenaer van den byerexcijns aen te brenghen, hoeveel brouten biers zyluyden in de voorleden weeck gebrouwen hebben ende hoeveel tonnen biers, tsy gemengt bier oft ongemengt, van elcke broute gecomen sijn, elcke reyse opte boete van een croon, die betaelt zal worden halff by den brouwer ofte broutster ende halff by den brouwersknecht. Ende oft gebeurde, dat des Maenendaechs dat byer nyet al getont en waere, overmits gebrec van tonnen, schepen ofte eenige andere merckelicken saken, zal evenwel die brouwersknecht gehouden wesen dat te kennen te gheven den excijssenaer voirsz. Ende als dat byer getont es, zal die voirsz. brouwersknecht optenzelven dach oft ten langsten sdaechs daernae tbier aenbrengen mit verclaringhe als voren, op die boete voirsz. 31. Item geen brouwersknechts zullen moghen brouwen oft eenige wercken doen, die brouwerye aengaende, oft zy hebben eerst in handen van den burgermeesteren solempnelicken eedt 451 gedaen, dat zy volgende tvoorgaende artickle getrouwelick alle hare byeren sullen aenbrenghen, zonder eenighe simulatie, dissimulatie, welcken eedt zy gehouden werden te vernyeuwen tot vermaninghe van den schoudt, burgermeesteren ofte excijssener van den biere, al op die boete voirsz. Ende sal die voirsz. fcscijssenaer tot vermaninghe van den officier gehouden wesen zijn bouck te openen ende zulcke verclaringhe te doen, dat den officier daeruut verstaen mach oft die aenbrenginge gedaen is als voirsz. staet, op die boete voitujix 32. Item diegene, die eenige vreempde bieren inbrengen om by de vaeten te vercoopen, die en zullen dieselfde bieren nyet mogen opdoen in huysen ende ter plaetsen, daer men alsulcke byeren vercoopt, op die boete van drye ponden. 33. Alle welcke boeten geappliceert zullen werden die een helft tot prouffyte van den officier ende dander helft tot prouffyte van de camer. Offgelesen den ixen ende Xlien i) Martii anno XVC vijff 2) ende tsestich stilo communi3). II4). NOPENDE TBAGGEREN. Die schoudt mit die van den gerechte hebben by advijs van eenige van de vroetschap gekeurt ende gestatueert , keuren ende ordonneren by desen, dat nyemant binnenslants buyten deser stede, zoe ver de djurisdictie derselver stede ende de landen van Bloemendael ende Brouck ende Thuyl streckende sijn, hem en vervordere te baggheren in eenighe scheyslooten, in wat manieren tselfde zoude moghen geschieden, mer in de weteringhe ofte andere vaerde zal men wel mogen baggheren om een yegelijck zijn banwerck te maken, mits voor op zijn landt, kaede ofte wech staende met een stoc, nyet langher wesende dan vin voeten. Dat oec nyemandt in die Cromme Gouwe tot die Wenveensche brugge toe ofte in der stede grafften noch beneffens de bolwercken 0 ende XIJen doorgehaald. 2) vijff venrangen door: zes. 3) Hierna volgt nog: Alsoe tot kennisse van mijn heeren van den gerechte geeomen es van de groote ongelickheyt van de zeeptonnen, haive tonnen ende iinnekens, die dageltex binnen deser stede gecocht ende vercocht worden, ende eins* daerinne te voerzien zoeveel doenelicken es ... 4) In margine staat: Waterschappen 3. 452 in geender manieren en sal moegen baggeren maer wel in die Goude binnen de stadt tot die sluys toe l) dan een yegelic voor zijïi eyghen, mits die schouwen, schuyten ende schepen wel vast te2) maren voor ende achter aen twee touwen >endê steeckende een siock in de gracht een roede van de walle ofte kaede ende vorder Julii 1569. 2. Die schout mit mijn heeren van de gerechte interdiceren ende verbieden eenen yegelicken, dat van nu voortaen hem nyemant en vervordere tusschen de Potterspoort ende de sluys upte haven te laeden van deen schip off schuyt int ander schip eenigen turff, upte boeten van een sheren croon. Waerinne den officier met een off twee dienaers gelooff in hebben zal, ten waer den breuckige by eede hem wilde purgeren de keure nyet gecontravenieert te hebben. Offgelesen den xnen Septembris 1566. XV. NOPENDE TG EB 0 O MP TE OFTE POOTEN AFF TE HOUDEN. Die schout met mijn heeren van den gerechte interdiceren ende verbyeden eenen yegelicken, wye dat zy, eenige pooten ofte geboomte op te trecken, quetsen, snoeyen off aff te houden, hem nyet toebehoerende, opte boete ende verboerte van een gouden engel ende arbitrale correctie. Gepubliceert den viien Maii 1567. XVI. GHEEN AZYN OFTE ZEEP IN TE MOGEN LEGGEN TEN ZY DIE GESLEEPT IS BY DEN GESWOREN SLEPER. Voorts interdiceert men ende verbiet men eenen yegelicken te mogen indoen ofte leggen eenigen azijn ofte zeep, ten zy zaecke dezelve gesleept ende beweecht is by Claes Daemen, gesworen sleper, ende dit upte boete ende verboerte van een sheren croon. Gepubliceert ut supra. XVII. BEROERENDE DIE RIETDACKEN OFTE MET RIET NYET TE MOGEN DECKEN. I. Die schout, burgemeesteren, schepenen ende raedt der stede van der Goude hebben, by advys van de geheele vroetschap, omme te schuwen ende eviteren alle perijckle van brant, gestatueert ende gekeurt, statueren ende keuren by desen, dat nyemant van nu voortaen hem en vervordere binnen deser stede eenige huyssen, schuyren, bargen, lootsen ofte koeckenen van 464 nyeus te decken met rietdack off stroodack, al waert dat die huyssen, schuyren, bargen, lootsen ofte koeckenen voormaels met riet gedect geweest hadden, anders dan met hart dack, opte boeten van XV Karolusgulden. Ende sall dengenen, die sulck dack geleyt sall hebben, gehouden wesen binnen XIIII daegen tselve weeck dack weder aff te breecken ende met hart dack te maecken, opte boeten voirsz. Welcke boeten soewel incurreren sullen den decker als denghenen, die hem te werck gestelt sall hebben. Interdiceren ende verbieden voorts eenen yegelicken, zoewel vreempde als poorter, binnen deser stede te moegen brengen off opdoen eenich riet om te verdecken, opte boeten van XX Karolusgulden. Ende sall dengenen, diet riet opdoet, mede de voirsz. boeten incurreren soewel als dengeenen, diet riet ingebracht sall hebben, ende nyetemin tvoirsz. riet verbeurt. Ordonneren ende gebieden voorts eenen yegelicken, die eenich riet, zoe out als nyeut riet, ongedect binnen deser stede leggende hebben, tselve riet binnen XIIII daegen eerstcomende uuyter stadt te brengen, opte boeten van een pont Vlaems ende verbeurte van tselve riet. Ende zall den schout tot allen tyden met zijn dienaers tondersouck in allen huyssen, schuyren, kelders ende andere besloten plaetsen moegen doen. Ende indyen yemant den officier op eenige weygerde, dieselve zall vervallen in de voirsz. boeten ende die correctie van der stede. 2. Voorts hebben mijn heeren van de weth geordonneert ende gekeurt, dat zoe wanneer in yemants dack van zijn huys by tempeeste van wint ofte anders eenige gaeten in openwayde, dat men dieselve gaeten nyet en zall moegen stoppen met eenich riet ofte stroe, maer met pannen ofte ander hart dack, opte boeten van ses Karolusgulden. Ende tgat, dat gestopt zall wesen, binnen XIIII daegen naedat hy sall bekeurt wesen, weder op te nemen ende met hart dack te maecken, opte voirsz. boeten. 3. Alle welcke boeten gaen sullen een dardendeel aen den officier, den armen ende den anbrenger. Gepubliceert den XXVIlien April 1569. Offgelesen den Vm Maii 1580. XVIII. 1. Den Vlen Maii 1569 soe es by mijn heeren van den vroetschap interpretatie opte voirsz. keure gedaen ende verclaert, als dat een poorter off inwoender, huyssen hebbende binnen deser stede, gedect met riet, dat deselve een rack min off meer over 465 sijn dack opnemende ende in de plaetse van dyen hart dack leggende, dat deselve vermach met het oude riet, dat vant dack comen sall, sijn ander ryetdack te maecken, voersyen ende tselve daeraen te verbesigen. 2. Voorts dat men oock vermach by kennisse van den officier ofte burgemeesteren in stadt brengen riet om te staecken, mits tselve van binnen ende van buyten lemende. 3. Item dat oeck die leertouwers , schoemaeckers ende wevers insgelijcx met kennisse als voeren riet sullen moegen inbrengen ende tselve tot hoer hantwerck te moegen gebruyeken, sonder daermede te moegen decken, opte boete daertoe staende volgende die keure. Actum ut supra. Ofgelesen den Ven Maii 1580. XIX. BEROERENDE VAN NYET TE MOEGEN VISSCHEN IN DER STEDE GRACHTEN. Die schout met mijn heeren van der gerechte interdiceren ende verbieden eenen yegelicken, dat hem nyemant en vervordere in de drie stadtsgrachten, beginnende van de Potterspoort teynde die limiten van de vierde gracht, die in erffpacht heeft Gerrit Gerrit Bouwensz., streckende voorts totte visscherie van de C°. M*., te weten twee roeden van de nyeuwe sluys, leggende achter ofte beneven tslot, te visschen, op peyne zoe wye bevonden wert binnen de voirsz. limiten visschende ofte gevischt thebben, van drie Carolusgulden voir deerste reyse ende die netten verbeurt; ende voir de tweede reyse zes Carolusgulden ende insgelijx die netten verbeurt; ende voir de derde reyse XII Karolusgulden ende oeck die netten ende touwen verbeurt; deen helft tot prouffijt van den officier ende dander helft tot prouffijt van den pachter ofte zyne gecommitteerde, ende nyetemin arbitralicken gecorrigeert te werden. Uuytgeseyt alleen te moegen visschen metten hengelroede. Ende int gunt dat voirsz. es zullen bekeurders wesen den pachter, den officier ofte hoerluyder gecommitteerden, die daerinne geloeff zullen hebben. Gepubliceert den XXVlien Augusti 1569. 30 DE KEUREN EN DE VERORDENINGEN VAN BLIJVENDEN AARD UIT HET EERSTE VROEDSCHAPSBOEK. 1465—1521. DE KEUREN EN DE VERORDENINGEN VAN BLIJVENDEN AARD UIT HET EERSTE VROEDSCHAPSBOEK. i1). 1465 Mei 28. Item tis overdragen ende doen gebieden by die gemeen vroescap, dat alle dieghene, die bergen staende hebben binnen die oude stede, dat zy die off doen tusschen dit ende Goude kermisse, upte boete van vijff cronen ende die correxie van der stede, noch dat men gheen hoy, noch coren, dat int stroo is, in de huyssen en leggen binnen die oude stede, upte boeten voirsz, Actum LXV den XXVIII dagen in Meye. II2). 1465 Mei 28. Noch upten voerscr. dach van den XXVIII dagen in Meye anno LXV soe worde overdragen mitter vroescap, dat nyement gheen nyeuwe huysen en tymmere binnen der stede van der Goude, zy en decken se mit harden daeck, up de voirscr. boeten van vijf cronen ende dieghene, die hair tegelen offgebroken hebben van hoir huyssen ende mit weken dack weder gedect hebben, dat zy dat weder mit harden dack decken tusschen dit ende Goude kermisse dach, upte boeten van thien pont. m. (1465 Mei 28?) Item tis overdragen mitter gemeender vroescap, dat soe wat 1) Deze resolutie is doorgehaald. In margine staat: Nihil. Dese kuere is doirslegen om ander navolgende kueren. 2) Deze resolutie is doorgehaald. In margine staat: Doirgeslegen als voirsz. is. 470 doden dat men begraeft binnen Sinte Janskercke ter Goude, die zullen geven van elcke graff een nobel, ende al wair dat sake, dat men se tot anderen plaetsen begraefde binnen die stede van der Goude in eenich kerken, nochtans soe souden sy gehouden wesen die voerscr. kereke van Sint Jan te geven eenen nobel. IV!). Van renten te lossen up huysen ende erven. 1465. Int jair van LXV soe is overdragen mitter vroescap, als dat alle dieghene, die renten up hair huysen staende hebben ende begeeren die te lossen, die sellen comen totten gerechte ende gevent hem te kennen, dat sy hoir renten lossen willen ende dat gerechte sal hem seggen: doet die buer dagen tegens margen; ende dan soe sal die schout die buyeren eeden, die renten te waerdeeren, ende als die bueren die renten gewaerdeert hebben, soe sal dat gerecht die renten waerdeeren, of se die bueren te hoech gewaerdeert hebben, lager setten, ende hebben se die bueren te lage gewaerdeert, hoger setten by hoeren goetduncken, ende geen renten hoger te taxeren dan die pennijnck twee ende twintich. V2). Van huysen ende erven, die men verhuyert, in der stede boeck setten. 1465. Item int selve jair van LXV soe is by der vroescap overdragen, dat nyement voirtan geen huyssen ende erven verhueren noch en hueren, daer die huyer langer off dueren en sal dan een jair, sy en sullen hoir voirwaerden doen bescryven in der stede boeck, off scepenbrieven dairoff nemen, off men sal hem daervan gheen recht off doen, indien sy dairvan enige callange off gecrygen, behoudelick dat men dat eerst sal sculdich wesen in der stede boeck te setten off scepenenbrieven dairoff te geven binnen ses weken nadat men int huys geeomen sal wesen mitter woen 3). 1) Deze resolutie is doorgehaald. In margine staat: Te niet gedaen ut supra. 2) Deze resolutie is doorgehaald. In margine staat: Doirgedaen omdat sy tegen recht is, maer hieroff te spreeken bi de vroescap, hoe dat men best hierin doen sel. 3) Deze resolutie is doorgehaald. Ia margine staat; DU staet vtir, ergo doirhailt. 47 * VI!). Van geen renten te vercopen men sal se mogen lossen. 1465. Int jair van LXV soe is overdragen by de gemeen vroescap van der stede ende deden gebieden, dat men van nu voirtan nyement gheen renten vercopen en sal binnen der vryheyt van der stede, men sal se mogen lossenen denpennijnckomsesthien, tot wat tyden dattet yement belieft, ende als dan den eygen de renten gelost heeft, soe sal men den brieff scoren ende daerenteynden doot ende niet wesen ende oick niet houden tot ghenen dagen after dien dach, dat hy gelost is. Ende nyeuwe rentenbrieven , die men wint uut sculdenbrieff off uut oude rentenbrieff, die sal men mede mogen lossen den pennnijck voir zestien. VII. Van brieven te comen in vremder luyden handen. (1465.) Noch soe wordt overdragen mitter vroescap, soe wat brieven dat vercoft ende verhandelt worden in anderen handen, dan sy nu ter tijt sijn, soe sal alsdan denghenen, die den brieff vercoopt, gehouden wesen den eygen te kennen te geven; ende daer soe sal dengheenen, die in den eygen van den huyse is, dair den brieff up sprect ende ouder sijn gemaect voir tjair van LX, dien brieff mogen hebben binnen tsjaers voir alsulcken pennijnck als die gecoft is ende mitten verschenen renten. Ende wair dat sake, dat den eygen beliefde, soe sal hy den anderen ten eede mogen setten, dat die coep rechtvaerdelicken geschiet is geweest. Ende tot wat tyden den eygen eenige renten gelost sal hebben, soe sel hy terstont dien brieff scoren, ende sal after dien dach doot wesen ende niet houden tot gheender tijt, behoudelick dat alle renten die bestorven an den kinderen ofte die erffgenamen mogen sijn, sullen hieroff ongehouden wesen. VIII. Van dat den eygen sal mogen hebben die renten. (1465.) Noch soe sijn die vroescap overdragen, soe wat renten dat 1) Deze resolutie is doorgehaald. In margine staat: Afgedaen als boven. Dit is nuederhandt verandert, ergo doirkailt. 472 crygen nu voirtan die geestelicke personen, hetsy met copen of medegaven, hoe sy dairaen geeomen souden mogen wesen, ende ouder sijn gemaect dan tjair van LX, dat dan sal mogen den eygen hebben den rentenbrieff, den pennijnck voir twintich, tot wat tyden den eygen believen sal, upte renten ende rentenbrieff te verbueren ende als die gelost es, soe sal hy doot ende te niet wesen als voirsz. staet. IX. Die ordonnancie van dat lant van den Steyn. (1465.) i. Item te weten, dat die van den lande van Steyn gedinget moeten hebben voir twalef uren. Item dat die van den lande van Steyn overgegeven hebben, dat men die poirteren van der Goude alsulck recht doen souden als men hemluyden alhier in der stede van der Goude doet. 2 1). Voirt soe zijn die schout mit die goede luyden van den gerechte by consent van der vroescap aen een zyde ende die van den lande van Steyn ter ander zyden, mit malcander overdragen ende gesloten, wair dat saecke, dat die bailiu of scout van der Goude enige personen verwonnen hadde, dat zy die souden mogen vangen in de lande van Steyn. Item desgelicx soe soude die scout van den lande van Steyn dieghene, die hy verwonnen hadde binnen die lande van Steyn, mogen vervolghen binnen die stede van der Goude ende vangen. Ende ist byalsoe dat die scout van den lande van Steyn niet starek genoech en is, soe sal hy mogen toespreken die scout ofte zijn gesworen knechten van der stede van der Goude, dat se hem bystandichèit doen ende in zijn vangenisse legge, ter tijt toe want hy voldaen is van sijn bruecken ende des soe sal die scout van der Goude halff die boeten hebben. Voirt soe sal hy die boeten halff hebben van dieghene, die hy den scout van den lande van Steyn uutrecht. X. Die ordonnancie van de waerden ende bescoters. 1465. 1. Item int jair LXV was overdragen mitter vroescap ende 1) Deze paragraaf is doorgehaald. In margine staat: Loquatur, en: Dits afgedaen we tselfde is tjegens die stede. 473 deden gebieden, dat gheen waerden voortan en zullen moeten deelen int coorn, dat men vercoept, off int coren, dat vercoft wordt, ten waer van hairselffs coren, ende dat zullen zy te voeren seggen, up die boeten van drie pont *) ende een jair hair neringe 2) ende die correxcie van der stede. 23). Item voort is overdragen, dat voertan geen bescoters wesen en zullen in de comanscap van den coren, mair een ygelick sal sijn eygen coorn vercopen off copen ende bescoten ende nyemant anders ende desgelijck van den hout up die boeten van drie pont ende die correxcie van den stede ende de boeten voirsz. zullen hebben een derdendeel den heer, een derdendeel dat gerechte ende een derdendeel den aenbrenger. XI. (1465.) Item oick overdragen, dat van nu voirtan alle xilli dagen een van den gerechte ommegaen sal mitten brootwegers, omme tbroot te wegen ende die boeten terstont te nemen. XII. 1465. Item int jair LXV soe worde overdragen mitter vroescap, dat nyement voertan van de poirteren van der stede coren noch sout en vercopen binnen een myle ront ommegans der stede, upte correxie van der stede. XIII. 1465. Item int jair LXV soe worde overdragen, dat voirtan gheen vrouwen copen en zullen noch verlien, die man en sal die goeden loenen ende die mannen zullen borch worden. 1) drie font vervangen door: zes Karolusgulden. 2) een — neringe doorgehaald. In margine staat hierbij : Dits gecorrigèèrtby den gerechte ende ses van de vroetscap den 17 Decembris anno XXVIl. 3) Deze paragraaf is doorgehaald. In margine staat: Nihii. 474 XIV1). Van huysen ende erven niet te mogen bezwaren. 1468 Augustus 2. Upten tweesten dach van Augusto anno LXVIII soe worde overdragen mitter vroesscip, dat men van nu voirtan gheen huysen noch erven binnen der vryheyt van der Goude bezwaren en sal met enigen losrenten, dan alleen als men die vercoept soe mach den vercoper dair lijfrenten op houden ende die mach men besegelen ende anders niet. XV2). LYFRENTE. 1468 Augustus 2. Die scout mit die goede luden van den gerechte ende mitter gemeenre vroetscap sijn overdragen, dat men van nu voirtan lijfrenten besegelen sal van dieghene, die hoir husen of erven vercopen up lijfrenten. Ende anders gheen renten en sel men besegelen dan van vercopinge van husen of erven, gelegen binnen der vryheyt van der Goude. XVI. HUSEN, ERVEN, GOTEN. 1468 Augustus 2. Voirt soe sijn sy overdragen, dat men geven sel van brieven, die men laet scriven van husen, erven of goeten v groten van eiken brief, dats te weten, dat die clerck sal hebben van eiken brief te scriven 111 groten ende dat gerecht 11 groten. XVII. Van die lichte vrouwen. 1468 Augustus 2. Die scout mit die goede luden van den gerechte ende mitter vroetscap sijn overdragen ende doen gebieden, dat gheen lichte vrouwen tappen en sellen in die stede van der Goude ende nergent wonen en sellen dan up die noirtzide van die nuwe haven, up die boete van drie fB ende correxie van der stede alsoe dicke als sy dairof bekuert worden, ende dese boeten sel hebben half den heer ende half die kerck. 1) Deze resolutie is doorgehaald. 2) Boven deze resolutie staat: Actum II dagen in Augusto anno LXVIII. Het is niet volkomen duidelijk hoeveel nummers hieronder begrepen zijn. 475 XVIII. Van de verdossinge van die scooteknechts. (1468.) Die schout mit die goede luden van den gerecht ende mitter vroetscap sijn overdragen ende gesloten, wair dat sake dat die scouteknechten yement verdosten, die man of wijf hadden, ende dairenboven by ander gevonden worden, soe en souden sy niet meer mogen nemen dan dat overste cleet. Ende dat sout men mogen lossenen mit v sc. groten ende niet meer. Ende desgelijcx eenlopende personen, die by man of wijf waren, die gehilict sijn. XIX. LAECKENEXCYNS. (1468?) Voirt alle dengenen, die enige vremde Engelse lakenen ingedaen hebben ende die exsysenairs niet angebrocht en hebben, die brengen noch den exsysenairs an binnen twe dagen, upten boeten voirsz. XX. Dat men gheen dubbelt dack geven en sel. (1468?) Die scout mit die goede luden van den gerecht ende mitter vroetscap sijn overdragen, dat men van nu voirtan gheen dubbelt dack geven en sal; ende men sel gheen dack geven van stilhusen, löedsen of varkenscoeten dan dieghene, die viercante husen timmeren mit stenen muren, die sel hebben twee gulden van die roe ende niet meer. Ende alle dieghene, die hoir dack afgebroeken hebben binnen vier jaeren ende niet weder gemaect en hebben of mit ryen dack weder getimmert hebben, die sellen dat den tresoriers anbrengen binnen xim dagen. XXI i). 1472 Januari 2. Upten tweesten dach van Januario anno LXXII soe is by der vroescap overdragen ende gesloten, dat men den clerck geven zal van brieven te doen scryven van huyssen, erven, goeten of 1) In margine staat: Te niet gedaen by den geordonneerden van de vroescap upten l8en Deeembri XXVII, 476 mit enigerhande voirwaerden, vijf groet van elcken brieff, dats te weten, dat die clerck hebben zal van scryven drie groetende dat gerechte twe groet. XXII i). (1472 Januari 2.) Item soe is mitter vroesscap overdragen, dat gheen lichte vrouwen tappen en sullen in der stede van der Goude. XXIII. VERDORSSEN. (1472 Januari 2.) Item soe is by den gerechte mit die vroesscap overdragen ende gesloten, wair dat sake dat die scoutenknechten yement verdorsten, die man off wijff hadden, ende dairboven by ander gevonden worde, soe en souden die schoutenknechten niet meer mogen nemen dan dat overste cleet, ende dat sout men dan mogen lossen mit vijf scellinck groet Vlaems ende niet meer ende desgelijcx éénlopende persoen, die by man of wijff waren, te weten die ge(hy)licxt zijn. XXIV 2). (1472 Januari 2.) Item soe is by den heeren ende gerechte mit die gemeen vroesscap overdragen ende gesloten, dat men van nu voirtan gheen dubbelt dack geven en sal ende men en zal geen dack geven van stillehuyskins, loodzen off varekenscoten dan dieghene, die viercante huyssen tymmeren mit steenen mueren, die zal hebben twee gulden van die roede ende niet meer ende alle dieghene, die hoir dack offgebroken hebben binnen vier jaeren ende niet weder gemaect en hebben off met ryen dack weder getymmert hebben, die zullen dat den tressoriers anbringen binnen XIIII dagen. XXV. SPEL. 1473 Maart 24. Item upten xxillien dach Mairte anno LXXIII soe is by den 1) In margine staat: Nihil ut supra. 2) Deze resolutie is doorgehaald. In margine staat: Nihil. Doir gedaen ut supra. 477 heren ende gerechte mit die gemeen vroesscip overdragen ende gesloten, als dat men van gheen spul, hoe dattet genoemt mach wesen, recht doen en zal dan alleen van boechschieten, van kaetsen ende van balslaen ende van anders gheen spul. XXVI i). (1473 Maart 24?) Item soe is by den heeren ende gerechte mit die ghemeen vroesscip overdragen ende gesloten, dat die tressoriers alle jair gehouden sullen wesen hoir rekeninge te doen voir Beloken Pynxterendach; ende wair dat sake, dat se dat niet en daden ende dair gebrekith in vielen, soe sullen dan alle die tresoriers in gaen leggen ter tijt toe, dat zy hoir rekenynge gedaen sullen hebben, ende wair dat zy hierenboven uutgingen sonder oirloff van den gerechte, dat wair up die correxcie van der stede. XXVII. (1473 Maart 24?) Item die gemeen vroesscap van der stede hebben overdragen ende doen gebieden, dat nyemant, wie dat hy zy, en vervolge tegen die stede hantvesten ofte previlegien, dair die stede cost, scade off hinder by gecrygen mochte in eniger manyeren, up een jaer sijn neringe ende daertoe die correxie van der stede. XXVIII 2). (1473. Maart 24?) Item die gemeen vroesscap is overdragen ende gesloten, dat tot wat tyden dat men de vroesscap tesamen hebben wil, dat men dan elcke vroesscap bysonder die weet doen sal tot zynen huyse mit een stede bode des savonds te voren, ende men sal des anderen dages des smorgens te acht uren die clocke van der stede huys luyen, een halff ure an malcander, ende soe wie van den vroesscap te negendalven upter stede huys niet en 1) Deze resolutie is doorgehaald. In margine staat: Nihil. Doirgedaen omme ander nieuwe kuere. 2) Deze resolutie is doorgehaald. In margine staat: Deselve is of gedaen om andere 478 waer ende men die namen van der vroesscap upgelesen hadde, die soude verbueren drie stuvers, alzoe dicke als hy, niet en quame; ende indien hy onwillich waer in de voerscr. boeten te betalen, men sal dan terstont die pande uut zynen huyse halen off doen halen mit een scoutenknecht, behoudelick, die zieck off van huys zijn, die en zullen niet sculdich wesen yet te betalen. Ende soe wie alsdan in den gerechte brueckich viele ende niet en quame als voirscr. staet, die zoude dan dubbelde boeten gelden; ende soe wie des savonts thuys is, ende des anderen dages van huys trecken wil, die en zal niet trecken mogen, hy en zal eerst oirloff hebben van den schout off burgermeester, up die boeten voirscr. XXIX. (1473 Maart 24?) Item soe is mitten gerechte by den gemeen vroesscap overdragen ende gesloten, als dat men van nu voirtan nyemant en sal gebieden in te leggen tegen den heer ende der stede, die misbroeckich sijn mit woerden ende mit wercken; mair tot wat tyden datter yement brueckich gevonden worde mit woerden off mit wercken tegen den heer ende der stede, dat dan die schout mit die van den gerechte hem wel sullen doen informeeren van der misdaet ende partie dairop hoeren. Ende terstont als men van der misdaet wel geinformeert zal wesen, soe zal men den misdadigen terstont corrigieren na sijnder misdaet, sonder in doen sitten off willecoer van den misdaet te nemen, alsoe dat van rechtswegen behoert. XXX. Van borge te stellen van huysen. (1473 Maart 24?) Item het is overdragen by der vroesscap, dat soe wie dat huys, erff off enich goet coop binnen der vryheyt van der stede, die zal moeten borch setten, dat scepenen kennen dat partye bewaert is, alsoe veer alst partie begeren. XXXI. Van in te doen leggen, van gekyf of gevecht. (1473 Maart 24?) Item het is overdragen mitter gemeender vroesscap ende doen gebieden, dat alle dieghene, die geschil off gekijff ende dier- 470 gelijcke hebben ofte gecrygen mochten, het wair gevecht off anders, ende daer geen openbaere quetsinge en geschiede, ende dair vrede gemaect wort, soe sullen dieghene, die de vrede nemen, hem terstont gebieden in te leggen drie dagen lanck ende niet langer. Ende indien zy binnen die drie dagen niet en soenen, zoe zullen die partien dan gehouden wesen dat den gerechte aen te bringen, up een boeten van veertich scellinck. Ende dan zoe zullen dat gerechte hem zoenen. Ende wair dat sake, dat er enich gekijff off gevecht ware ende oft geboerde, datter bloetstordinge ofte quetsinge geviele, sonder leemte off dootslach, dair vrede off gemaect worde, dieghene, die de vrede nemen, die zullen gehouden wesen hem terstondt bieden in te leggen off in te setten xiiii dagen lanck, up een boeten van veertich scellinck. Ende alle die vreden, die men leyt off neempt, die sal men den schout terstont aenbringen off des anderen dages binnen dage sonneschijn, up die boeten van drie pont. Ende indien sy binnen xini dagen niet en soenen, soe sal dat gerechte hem soenen, ende die partien sellen dat terstondt aenbringen als die xihi dagen omme geeomen sijn, up een boeten van veertich scellinck. Ende van alle soenen, die dat gerechte maken, dairoff sal hebben den heer xii scellinck ende dat gerechte xii scellinck. Ende alle gevecht, twist off geschil, dat by nacht geschiet, sullen die partien dat terstont dat gerechte aenbringen, dair vrede off gemaect wordt. XXXII!). Van dat geen vrouwen op Corte Hairlem drincken moet. (1473 Maart 24?) Item die scout mit die goede luyden van den gerechte ende mitter- vroesscap van der stede sijn overdragen ende doen gebieden , dat van nu voirtan gheen vrouwen, die binnen der stede wonachtich sijn, hoe die genoemt mogen wesen, goede eerbare wiven off dernen off die gemeen vrouwen tot Corte Hairlem, up Rippershuel, up die Calchoeven off upt Waeltgen niet drincken noch eten en moeten, up die verbuernisse van hair overste cleet, ende dair sullen rechters off wesen die scoutenknaepen ende die l) In margine staat: Nihil. Doir gedaen ut supra. 480 stede gesworen dienaers, als die vrouwen binnen der stede vryheyt weder incomen, dat cleet dan uut te trecken ende te vercopen tot haren wille. XXXIII. Van spelen te verbieden. Anno LXXIII. T473- Die scout mit die goede luden van den gerecht ende mitter vroetscap sijn overdragen, dat men van gheen spel, hoet genoemt mach wesen, recht doen en sal dan van boechscieten, van caetsen ende van balslaen ende van anders gheen spul. XXXIV. DIE TRESAURIERS HAER REECKENINGE TE DOEN VOOR BELOOKE PAESSCHEN. (1473 ?) Die scout mit die goede luden van den gerecht ende mitter gemeenre vroetscap sijn overdragen ende gesloten, dat die tresoriers alle jaer gehouden sullen wesen hoir rekening te doen voir Beloken Pinxterdach. Ende wair dat sake, dat sy dat niet en daden ende dair gebreck in viele, soe sellen alle die tresoriers in gaen leggen ter tijt toe want sy hoir rekening gedaen hebben. Ende wairt, dat sy hierenboven uutghingen sonder oerlof van den gerecht, dat wair up correxie van der stede. XXXV. ORDE OPT CONVOCEREN VAN DE VROETSCHAP. 1482 Mei 8. Die scout mit die goede luden van den gerecht ende mitter gemeenre vroetscap sijn overdragen, tot wat tiden dat men die vroetscap tsamen hebben wil, dat men dan elke vroetscap bysonder die weet doen sal mit een stede bode tsavons tevoren tot synen huse ende men sal des anders dages tsmorgens te VIII uren die clock luyen een half ure an malcander ende soe wie van der vroetscap te negendalven upter stede huus niet en wair, die soude verbueren drie stuvers, alsoe dicke als hy niet en quame. Ende indien hy onwillich was in die voirsz. boeten te betalen, men sal dan terstont die pande uten huus doen halen mit de scoutendieneren, behoudelic die sieck of van huus sijn, die en sullen niet sculdich wesen in den voirsz. boeten. Ende soe wie van den gerechte bruekich viele ende niet en quame als voirsz. 481 staet, die soude dubbelde boeten gelden, behoudelic dat die scout voir elke brueke twee placken nederleggen sal ende drie stuvers weder inwinnen. Actum den villen dach in Meye anno LXXXII. XXXVI. INLEGGEN. GERECHTE. (1482 Mei 8.) Die scout mit die goede luden van den gerecht ende mitter gemeenre vroetscap sijn overdragen, dat men van nu voirtan nyement en sal gebieden in te leggen tegen den heer ende der stede, die misbroekich sijn mit woerden of mit werken, mer tot wat tiden datter yemant broekich viel mit woerden of mit werken tegen den heer of die stede, dat dan de scout mit die gerechte hem wel sullen doen informeren van der misdaet ende partye dairup horen ende terstont als men van den misdaet wel geinformeert sal wesen soe sal men den misdadigen terstont corrigeren na zijnder misdaet, sonder in te doen sitten of willecoer van den misdadigen te nemen, alsoe dat van rechtswegen behoirt. Actum als boven. XXXVII. ITEM VAN DIE SOUTEXSYNS. (1482.) Item in den eersten soe sal alle grof sout vry uut ende in varen sonder exsijns te geven, ten wair dat ment hier binnen vercofte by die scepel, soe soude texsijns geven geliken groet sout. Item alle vuyl sout sal geven van exsijs van der tonne drie leliaerts. Item dat scepel recht plat neder te setten, als men dat sout meet, up die boeten van xn sc. Item men sel geven van elke scepel souts een blanck te exsijns ende alle sout, dat binnen de mijl vercoft wort van onse poerters, sel exsijns géven. Item gheen sout up te doen, sy en hebben die exsysenaers hoir gemoede, up die boete van VI pont, een derdendeel den heer, die exsisenaers ende den anbrenger. XXXVIII i). VLEYSEXCIJNS. 1482. Item soe wie die vleysexsijns huert in die halle, die sal nemen 1) Boven deze resolutie staat: DU sijn die excysen, die gemaect sijn int jaer van LXXXII by der gemeenre vroetscap. Blijkbaar had dit opschrift boven nr. XXXVII moeten staan en slaat het 0Jk op de vólgende nummers. 3» 482 van elk hoernbeest, dat men in die halle bruyct, dat die vleyshouwers slaen, drie placken, van een scaep ii groten, van een vereken drie groten ende van een lam drie doyts. Ende voirt die weyten copen ende bruyeken voir die halle, te weten die sy copen van die poerterye of van yement anders, die sellen geven van elke weyt een groten. Ende een zueker sal geven gelijck een scaep. Ende een ygelic sal alt jaer varken mogen slaen sonder verbueren. XXXIX. Die vleysexsijns onder die poerterye. (1482.) 1. Item soe wie die vleysexsijns huert, die men onder die poerterye slaet, dat men in de halle niet en bruyct, die sal nemen van elke hoernbeest, twee jaer out of dairenboven, twee placken, ende beneden twee jaer een placke; van varken ende van scapen elcx een placke ende van een lam een oertgen. Ende alle die slagers sellen gheeet wesen om die exsysenairs an te brengen, hoeveel dat sy van. dien dage geslegen sullen hebben ende wair sy geslagen hebben. Ende oeck dat nyement hemselven slaen en moet, hy en brenct oeck binnen dach sonnenschijn an als voirsz. is. Ende wair yement, die sijn exsijns niet geven en woude of heymelic onthielde, of dat die slagers niet an en brachte ende van enich van den punten gebreclic viele, dat wair up die boeten van een croen ende correxie van der stede. 2 tj] Item voirt wairt sake, dat yement sijn beesten buten der vryheit van der stede sloge ende binnen der vryheit brochte om den exsysenaers te vercorten ende des bevonden worde, dat wair up dubbelde exsijs ende dubbelde boeten. Item alle smael tonnen van soutevleys, die lantroringe doen, van elke tonne een stuver. Desgelijcx van elke zide specx, die lantroringe doet, een groten, dats te weten, dat lantroringe doet ende gehuyst wort of vernacht upt lant. Ende dat an te brengen up een boeten van xii sc. 3. Item so wat spec of vleys, dat in de wage gewegen wort, dat sel exsijns geven. 4. Item soe sijn sy noch overdragen, dat een ygeliken mach 1) Boven deze paragraaf staat verkeerdelijk: Kennipexcijns, 4«3 staen des Saterdages mit sijn vleys an die noirtzide van dat raethuus up hoir exsijns, alsoewel vreemde als poorters, om te vercopen. Ende wair dat sake, dat een poerter een beest sloge binnen synen huse ende genoech hadde an die helft of an een voet, die soude die ander drie voet binnen sijn huse mogen vercopen onverseyt van yement allenken voeten of half voeten ende niet min. Ende wat sy des Saterdages niet en vercopen up die straet, dat en sellen sy niet mogen vercopen eer des Saterdages dairan, up die boeten voirsz. Ende dit laetste artikel sel men ver hueren mit die hal. XL. Van die kennipexsijs anno LXXXII. 1482. Item soe wie de kennip-, gaern-, touwe of wantexsijns huer, die sal hebben ende nemen van elke hondert kennips, gaern, geslegen touwe of want enen groten, na der ordinancie van der wage, van al dat ter wage comt of by den hondert of hoep vercoft wort, te geven na der avenant van der wicht. Ende twintich pont of dairbeneden en sel niet geven. Ende dit sel die coper betalen, alsoe dicke alst ter wage comt. Ende dat men gheen kennip, gaern, geslagen touwe of want uter stede en voirt ten come eerst ter wage ende betale die exsysenaers. Ende wie hierin brokich gevonden worde, dat wair up die boeten van een croen ende correxie van der stede. XLI. Item soe wie die velexsijns huert, geordineert int jair van LXXXII. 1482. In den eersten soe wie die vellen van den zeemwerkersexsijs huert, die sal hebben ende nemen van alle dekenvellen van thien vellen enen groten aldair noch hair op is of hair up geweest heeft. Ende gheen vellen up te doen sy en sellen dat den exsysenairs anbrengen binnen daech sonnenschijn, up een boeten van drie pont ende correxie van der stede, half den heer, half die exsysenaers. XLII. Van die huyenexsijns anno LXXXII van den hoernbeesten. I482. Item soe wie die exsijns van den huden van den hoernbeesten huert, die twee jaer out sijn of daerboven, die sal hebben ende nemen van elke huyt een oertgen ende dat sal die coper betalen, alsoewel de poerters als vreemde. Item van geloeyt leer, datter vercoft wort by die stucken, dairof sel geven die rugge een doyt, die lyessen ende die halssen elcx een penning. Ende dat van buten incomt ende niet vercoft en wort, dat mach vry weder uutvaren. Item een dosijn cordewaen m groten ende een dosijn puicken H/2 groten. Item soe wie huyen coept ofbrenct binnen der vryheyt van der Goude, dair sy exsijns of sculdich sijn, dat sy dat anbrengen binnen daich sonnenschijn, up die boeten van drie pont. XLHI. Van die exsijns van den oly, butter ende honich, anno LXXXII. 1482. Item soe wie die exsijs huert van den oly, butter ende honich, die sal hebben ende nemen van elke tonne twee placken ende voirt na advenant van der wicht tot twintich ponden toe; ende beneden xx pont en sal niet geven, alsoewel dat nu binnen der stede is of vryheit comen sal. Ende dieghene, diet voirtan inbrengen of oly laten slaen, die sullen die exsijs geven ende betalen, welverstaende dat lantroringe doet ende gehuyrt wert of vernacht upt lant, behoudelic alle die oly halen van buten der vryheit mit kannen, houdende seven pinten, die sullen geven van elke canne een doyt. Voirt alle butter, oly of honich die binnen der vryheit upt lant comt, die sal exsijs geven geliken voirsz. staet ende die doervaert sonder lantroringe of vernachtinge, die sal vry wesen. Ende soe wie in enich van desen punten brueckich bevonden worde, dat wair up die boeten van een croen ende correxie van der stede. Voirt soe wie enich butter, oly of honich updpet, die selt den exsysenaers anbrengen tsanderen dages binnen sonnenschijn, uptie boeten van een croen. XLIV1). Ordinancie van die brugge tot Haestrecht2). (1482.) Die scout mit die goede luden van den gerechte ende mitter gemeenre vroetscap sijn overdragen van die brugge tot Haestrecht2): 1) Deze resolutie is doorgehaald. 2) tot Haestrecht doorgehaald. 485 1. In den eersten dat alle onse poirters ende inwonende mit hoir huysgesin vry mit hoir live over dese voirsz. brugge gaen ende riden sullen tsy te wagen of mit een gesadelt paert of mit hoiren scapen of vareken sonder yet dairof te geven. Ende die vreemde luden, die hoir varken of scapen overdese voirsz. brugge driven sellen ende gheen poirters en sijn, die sullen geven van elcke^&caep, die sy over dese voirsz. brugge driven sullen, enen penning, die de acht een groot doen *), behoudelieY/ttie lammer, die by die moer gaen, en sullen niet geven. Item desgelijc alle volens ende calver beneden tsjaer sullen mede vry wesen. 2. Item van alle paerden ende hoernbeesten, die over dese voirsz. brugge liden sullen, tsy onse poerters of vreemde, die sullen geven van elke paert of hoernbeest een halven groten2). 3. Item soe sullen die vreemde personen, die over dese brugge liden ende gheen poerters en sijn, geven een penning3), die in gheen proven en sijn. Ende alle die jachwagens sellen vry wesen mit die wageman ende paerden ende wagen, mer deghene, die dairup sitten ende gheen poirters en sijn, die sellen geven elcx een penning 3), als voirsz. is. 4. Item alle die lantwagens, die over dese voirsz. brugge riden willen ende ter Goude ter marct comen mit hoir huysgesin ende mit hoir goet, dat sy ter Goude ter marct brengen, ende wederom thuus varen, die sullen geven van elke reyse een doyt, dats te weten, als sy ter Goude comen een doyt ende als sy wederom thuus varen een doyt, ten wair dat sy enige vreemde personen up hair wagen hadden, die souden geven als voirsz. staet. Ende alle bostel ende lecwors en sel niet geven, ende alle leech tonnen diergelijc. 5. Item alle diegene, die mit haver over dese voirsz. brugge liden, die sal geven van elke reyse van elke hoet haver of hart coeren een halve4) groten ende dairmede sel die wageman mit sijn paerden ende wagen vry wesen. Ende alle saken na avenant. Ende alle saet diergelijc. 6. Item alle diegene, die over dese voirsz. brugge liden willen 1) penning — doen vervangen door: doyt. 2) of hoernbeest — groten vervangen door: een groten ende I hoernbeest III doyts. 3) penning vervangen door: doyt. 4) halve doorgehaald. 486 tsy mit ru voer, coern, hoey, stroe, hout, turf, riet of anders diergelijc, wairmede dat sy geladen sijn, die sal geven van elke geladen reyse een halve groten ende die lege wagen, die om dit voirsz. gaet, tsy coern, hoey of riet of diergelijck geliken voirsz. staet, en sal niet geven. Ende alle coern, dat int stroe incomt, geven sellen van elke geladen wagen i groot. 7. Item mijn genadigen heer mit sijn ridderen ende eedelen, huysgesin ende dieneren sellen over dese voirsz. brugge riden ende gaen sonder yet dairof te geven. Ende oick alle gheestelike personen. Ende oeck medex) alle vis sal geven van elke corf vis i penning, een salm 1 penning ende i stuer 1 groot ende alle vis, die in gheen corf incomen, sal men taxeren na dat in een corf gaet ende dairna gelden. 8. Item alle graeftonnen of harinctonnen, die gevollet sijn, die over dese voirsz. brugge liden, sellen geven van elke tonne een duyt, ende dat minder is dan i harington sellen geven i penning. 9. Item men sel geven in dat veer geliken dat men op die voirsz. brugge gheeft. 10. Item alle stapelgoet, dat die Lecke uut ende in comt 2), en moet niet over dese voirsz. brugge, ende diegene die brugge, die moet sulke borchtocht nemen dat sy vry sijn, of die brugman soude die boeten selve gelden. 11. Item alle bier ende ander goet, dat men in Zuythollant brengen mach of van daen hier inbrengen mach, (die) Tordrecht exsijs of eenige andere oncosten geven, die sellen sy up moeten leggen, indien men eysschet. XLV. Niet te volgen tegen die privilegiën ende hantvesten. (1482.) Die scout mit die goede luden van den gerecht ende mitte vroetscap doen gebieden, dat nyement, wie hy sy, en vervolge tegen der stede- hantvesten of privilegiën, dair die stede cost, scade of hinder of crigen mochte in eniger manieren, dat wair up een jair hoir nering ende correxie van der stede. 1) oeck mede doorgehaald. 2) uut — comt vervangen door: nedercomt of upvaert. 487 XLVI. Van huysen te huyeren niet over te geven buyten den eygen. 1483 Maart 10. Int jair upten thienden dach van Maerte anno LXXXIII soe •s overdragen by der vroescap, alsdat alle diegene, die enige huysen huyeren, dat sy die niet over en moeten geven buyten consent van den eygen, ten wair dat kift eenen weder ver huyr de van gelijcke neringe ende parsoen tot discrecie van den gerechte, off den eygenaer soude sijn huys iveder an hem moegen nemen nae tverloip van den tijt. XLVII !). BORGH STELLEN DIE EENIGH HUYS OF ERFF COOPT. 1483 Mei 18. Het is overdragen by der vroesscap upten dach voirsz., soe wie huus, erf of enich goet coopt binnen die vryheit van der stede van der Goude, die sal moeten borch setten dat scepenen kennen, dat partie bewairt is, behoudelic dattet den vercoper begeert. XLVIII. BOETEN OPT VEGHTEN. 1483 Mei 18. Die scout mit die goede luden van den gerecht ende mitter vroetscap sijn overdragen ende doen gebieden, dat alle dieghene, die gescil, kijf of gevecht crigen, dair gheen openbaer quetsinge en gesciet ende vrede gemaict wert, soe sellen dieghene, die de vrede nemen, hem terstont bieden in te legghen drie dagen lang ende niet langer. Ende indien sy binnen drien dagen niet en soenen, soe sellen die partyen dan gehouden wesen dat den gerecht an te brengen, up een boeten van xl scelling ende dan sellen dat gerecht hen soenen. Ende wair dat sake, datter enige gekijf of gevecht gebeurde, dair bloetstortinge of quetsinge geviel sonder leemte of doetslach, dair vrede of gemaect wert, diegene, die de vrede nemen, die sellen gehouden wesen hem terstont bieden in te leggen xiiii dagen lang, up een boeten van xl scelling. Ende alle die vreden, die men nemt, die sel men terstont 1) Boven deze resolutie staat: Actum den XVillen van Mey LXXXIII. Ook voor bet volgende nummer geldt deze dateering. 488 den scout anbrengen of tsanderdages binnen daech sonnenschijn, up een boeten van drie f8. Ende indien sy binnen xiiii dagen niet en soenen, soe sel dat gerecht hem soenen. Ende die partyen sellen dat terstont anbrengen als die xiiii dagen omme geeomen sijn, up een boeten van xl sc. Ende van alle soenen, die dat gerecht maken, dairof sel hebben den heer xii sc. ende dat gerecht xii sc. Ende alle gevecht, twyst of gesceel, dat by nacht gesciet, sellen die partyen dat terstont den gerecht anbrengen, dair vrede of gemaect wort. XLIX!). Van huysen te hueren ende niet over te geven buyten consent van den eygen. 1483. Item int jair van LXXXIII soe is overdragen by der vroesscap, dat alle diegene, die enige huysen hueren, dat sy die niet over en moeten geven buyten consent van den eygen. L. Van over vonnisse te dingen. 1485 Mei 26. Upten xxvien dach in Meye anno LXXXV soe worde overdragen mitter vroesscip, wair dat sake, dat yement, wie hy waer, over vonnisse dingede van enige voirwairden off sculden of van enige vonnisse vermaende van den hoechsten, contrarye dat recht van der stede, die soude verbueren twee scellinck groet. Vlaems. LI. L488. Item int jair van LXXXVIII worde overdragen mitter vroesscap, dat (men) van nu voortan kiesen zal zes goede mannen, die watermeesters wesen zullen, ende die sal men kiesen, als men tresoriers ende weesmeesters kiest. LIL REYSEN VAN DE BURGERMEESTEREN. 1489 Januari ï. Upten eersten dach van Januario anno LXXXIX soe worde 1) Deze resolutie is doorgehaald. In margine staat: Dit staet voir, ergo doirhailt. 489 by dc veertich uter vroesscap ende rijcdom van der stede geordonneert ende overdragen, als die xxil upte selve tijt gecoren waren, dat men voertan, als die nyeuwe burgermeesteren gemaect worden ende horen eede gedaen zullen hebben, dat zy dan van stonden an loeten off werpen zullen mit taerlinghen, soe wie van die vieren dat eerste quartier jairs der stede dienen sal int reysen ende die dachvaerden van der stede wegen te bewaren, als die gebeuren zullen. Ende soe wordt elcke van den vier burgermeesteren zijn quartier jaers, als dat hem elck byzonder vallen sal, mitter loete off by meesten ogen van taerlingen. Ende of enige burgermeester, diet zijn buert waer ende nootelicken te doen hadde, off by ziecten off gebreken niet reysen en mochte, soe sal hy dan gehouden wesen een ander te wilfigen een van zijn medegesellen off andere van den gerechte ofte ymmers van den vroesscap, nut ende bequaem dairtoe wesende, bygoetduncken van den gerechte. LUI. 1489 Maart 21. Item tis overdragen mitter gemeender vroesscap upten xxien dach in Meerte anno LXXXIX, dat men goude ende consenteerde, dat die lazarusmeesters van de lazaruyshuyssen wegen voirtdan mede staen zullen mit een bordt die drie hoochtyden by die kerckmeesteren, gasthuysmeesters ende getydenmeesteren, duerende tot wederseggen van den voirsz. vroesscap. LIV. OLYMOLENS. 1489 Maart 21. Noch is upten voerscr. xxisten dach in Maerte anno LXXXIX overdragen by die gemeen vroesscap, dat een ygelijck mach setten olymolens binnen der stede van der Goude, behoudelick dat zy die ordonneeren ende setten zullen an die vesten. LV i). 1492 Maart 20. Upten xxsten dach in Maerte anno XCII was by der gemeender vroesscap van der stede geordonneert ende overdragen ende 1) Deze resolutie is doorgehaald. In margine staat: Dese kuer is off ende ie niet gedaen den Uien. Marlt* anno XXIIII. 490 deden gebieden, dat soe wie enige comanscip doet, ende coopt om reetgelt, het sy coren off ander goeden, ende indien die vercoper coemt ende claecht, dat hy sijn gereet geit niet gecrygen en can, als hy bedinget heeft, soe mach die vercoper sijn goet weder nemen mitten rechte; ende men sal zijn scade oick beteren by goetduncken van den gerechte. Ende die coper sal bovendien staen tot correxie van der stede. LVI. 1492 April 15. Upten vijftienden dach van April anno XCII soe worde by der gemeenre vroesscap van der stede overdragen ende geconsenteert, als wair dat saicke, dat enige poirteren der stede van der Goude van nu voertaen hem vervreemden woude, vertrecken uuter stede van der Goude mitter woen, soe sal dien poerteren ofte poirtresschen, die uuter stede alzoe trecken woude mitter wone, gehouden wesen eerst ende alvoeren der stede van der Goude te betalen, naer groetheyt van synen goeden, alle dat afterwesen van sculden ende renten, dat die stede van der Goude alsdan sculdich wesen sal ende dair den voerscr. poerter off poirtresse in bevallen mach wesen ter goeder rekeninge, na advenant dattet haer aendragen mach wesen in der tijt van den vertreckinge. Oick worde overdraghen ter selver tijt, dat alle poerteren ofte poirtressen, die hem vervreemdt hebben ende uter stede getogen zijn binnen die voergaende oerloge van Utrecht ende Vlaenderen tot nu toe, dat die mede gehouden sullen wesen mitter stede van der Goude over te comen van daeroff zy in bevallen sullen wesen tot haeren vertrecken, of men salt an haren goeden mogen verhalen, nietjegenstaende enige vryheyt die se souden willen gebruyeken, die aldus vertrecken off noch vertréeken mochten. LVII. (1492?) Juni 26. Upten zesse ende twintichsten dach in Junio zo is bi der ghemeen vroesscip overgedraghen ende gesloten, dat van nu voortan gheen tymmerluden noch metselaeren tymmeren noch metselen en moghen an der stede erven noch waterscippen, sy en zullen terstont na daten van desen comen ende doen haren eedt, dat sijs der stede erven off waterscepen nymmermeer betymmeren 491 noch bemetselen en sullen l). So wie contrarie van dien dede, die soude verbueren thien pont2), die twee deel den heer ende een derden deel den gerechte, ende hierenboven soude hy verbueren, dat hy nymmermeer na dier tijt binnen der stede van der Goude zine ambocht sal moghen doen ende die correxie van der stede. LVIII. 1492 (October 31). Item is voirt overdragen by den gemeen vroesscap, dat men van nu voirtan excijs geven sal van den bardenwijn van denghenen, die se vercopen, te weten na dat se geit, wat men by stopen ende darenboven haelt, sal excijs geven; ende dese overdracht geschiede up Alreheyligenavont anno XCII. LIX 3). 1493 Januari 16. Upten xvisten dach in Januario anno XCIII soe is by den heeren ende gerechte mit die vroesscap overdragen, dat men van nu voirtan betalinge doen sal after twee jaeren van alle alsulke losrenten ende lijffrenten als die stede van der Goude sculdich is, alzoe wel buyten als binnen der stede ende dat achtervolgende die gracie, die de stede van der Goude van onsen genadigen heer daeroff heeft. Ende voert soe sullen die tressoriers derselver stede ontfangen alle die pennyngen, die comen sullen van den stede excijssen ende nyement anders, ende die uutgeven in den oerbaer ende proffyte van der voern. stede. Ende waert byalsoe, dat dan die penningen, comende van den excijssen, niet toecomen noch strecken en mochten omme die betalinge van den renten te doen, soe is geconsenteert ende overgegeven, dat die heeren van den gerechte een ordonnancie maken ende stellen zullen, binnen der stede te gaderen, elck na sijn goet ende dat hy neringe heeft, alle vierendeels jairs omme te gaen, als hem dat goetduncken sal. Ende die pennyngen dairvan comende sullen ontfangen die tressoriers der voern. stede 1) sy en — sullen doorgehaald. 2) font vervangen door: Karolusgulden. 3} Deze resolutie is doorgehaald. In margine staat: Loquatur 1 492 ende dair sullen zy voertdan mede betalen alle die renten alsoe wel buyten als binnen, die de stede sculdich ende ten afteren is. Welverstaende soe sullen alle die huerluyden van den excysen betalinge doen in handen van den voern. tressoriers alle quartier jairs. LX. 1493 Januari 31. Upten lesten dach in Januario anno XCIII soe is by den heeren ende gerechte mit die gemeen vroesscap overdragen, geordonneert ende geconsenteert, dat men van nu voirtan van alle wijn, azijn, koyten, hoppen ende alle vreemden azijn, zullen van elck vat te excyse geven X stuvers. Ende voert van elck vat zeep VI stuvers, dat sal betalen diegene, die den azijn ende zeep updoet ende slijt, die lantroringe doet ende vernacht. LXI i). (1493) Maart 5. Upten vde dach in Maerte soe is by den heeren ende gerechte mit die ghemeene vroescap overdragen als dat die vroesscap vergaderen sal, soe sal men die clocke tot negendalven beginnen te luyden ende luyden se, totdat die clocke negen slaet, ende als men se dan upleest, diegheene, die dair dan niet en is, die sal verbueren III stuvers ende die van den gerechte zes stuvers, ende dese penningen sal men terstont betalen off die pande halen uut haren huyse. Ende dit is naderhant verzwaert upten jijden dach in Julio up zes stuvers, die hier niet en coemt. LXII 2). 1493 April 23. Upten xxmen dach in April anno XCIII soe was geaccordeert ende overdragen by der vroesscap, als dat men van nu voirtan tot vier termynen tsjaérs uutgaende recht doen sal van alle sculden te uten ende te scatten, na den rechte van der stede, te weten vier warven tsjaers, in deselffde vierthien dagen als men van ouden gewoenten van poirtpande recht doet, dat men 1) Deze resolutie is doorgehaald. In margine staat: Voir. 2) In margine staat: Nihil. 493 alsdan binnen de xiiii daghen oick van alle sculden, hoe die genoemt mogen wesen, uutgaende recht doen sal van scatten ende anders. Behoudelicken dat men telken binnen die voirscreven xiiii dagen anders gheen recht en sal doen dan van poirtpande na ouder gewoenten van strickcedelen ende vreemde luyden ende voirt van alle andere sculden uutgaende recht te doen van panden ende scatten, als voersz. is, ende dat na den rechte van der voirn. stede J). LXIII. 1494 Januari 31. Upten lesten dach in Januario anno XCIIII soe is by den heeren ende gerechte mit die gemeen vroesscap geordonneert, overdragen ende geconsenteert, dat men de wijnexcyse upsetten ende verhogen sal als zy plach te wesen, dats te weten, alzoe meningen groten, alsoe menige thiin stuvers van de aem te excyse. van alle wynen groff ende cleyn, ende dese excijs sal men verhueren een halff jaer 2). LXIV. NYET TE COMPOSEREN VAN EXCHYNSEN. 1495 Januari 31. Upten lesten dach van Januario anno XCV soe is by den vroesscap ende mitten gerechte overdragen ende gesloten, dat van nu voirtan alle dieghene, die excysen van der stede huyeren, die en sullen nyement geen verset ofte lichtenisse doen van horen excijs, mair zullen dairoff gehouden wesen tontfangen die hele ende volle excyse, ende wair dat sake, dat yement contrarye dede, dat wair up die boeten van drie pont ende daertoe die correxie van der stede. LXV. 1495 Januari 31. Upten lesten dach in Januario anno XCV soe is by den heren ende gerechte mit die gemeene vroesscap overdragen ende gesloten, alsdat alle die brouwers vry sullen wesen van excyse 1) te weten vier warven — stede vervangen door: soe verre die Ysel open is. 2) ende dese — jeier doorgehaald. 494 te geven van alsulck bier, als himluyden wedercoemt off ofgaet, ende wat voir azijn vercoft ende gesleten wort, dair zullen zy geen excijs of geven, mair wat vercoft wert voir drinckebier, sal excijs geven 1). LXVI 2). EYGHENS. 1495 Maart 16. Upten XVIen dach in Maerte anno XCV soe is by den gerechte mit die gemeen vroesscap overdragen, gesloten ende geconsenteert, alsdat achtien roedenvoeten erffs dat sal wesen een groot erff, ende beneden achtien voeten dat sal wesen gerekent voir een halff erve, ende den scout sal van dat grote erff hebben zes stuvers ende van dat halve erve dair sal hy off hebben drie stuvers ende die te gaen nae ouden haircomen. LXVII. RECHTDAGEN. 1495 October 16. Het is overdraghen bi den vroesscap voorsz., dat men drie werven ter weecke poorters recht doen soude als Manendach, Woensdach ende Vridach. Ende so wie van den gherechte binnen der stede ware in ghesontheit ende sonder oerloff van den scout off zinen stedehouder van de stathuse bleve opten dagen voorn, ende ter uren dienende om recht te helpen doen, die soude verbueren alle dage eenen grooten Vlaems, dat men hem corten sal aen zinen toecomende presentie. Actum XVI in October anno XCV. LXVIII. HUYSSEN AFBREECKEN. 1497 October 31. Upten lesten dach van Octobri anno XCVII soe was bi der ghemeen vroesscap overdraghen, dat nyemant voortan zijn eyghen husen, staende binnen der vriheyt van der stede, sal moghen offbréken ende te nyete maken noch oic beroeven of vervreemden van eenighe steen, houtwerck, yserwerck off anders, dat 1) dair zullen — geven vervangen door: by de cleyne male, dairof sel men gheven te exchijs den IIHden penninck van soeveel als sy dien azijn of zuyr bier gecoft sullen hebben. 2) Deze resolutie is doorgehaald. 495 totten huysse behoort om in wesen te bliven, upte verbuernisse ende boeten van thien gouden croonen ende de correctie van der stede. Ende bovendien die renten, die upten selven huse spreecken, te versekeren up eenighe andere huyssen off erven in der stede, om also die huyssen ende renten tonderhouden ende in weesen te laten bliven. Actum ut supra. LXIX. CL OOSTEREN. 1498 Augustus 23. Upten drie ende twintichsten dach in Augusto soe was bi der gemeender vroetscap overdraghen, dat scout ende scepenen over geen eygen staen en sullen, dat enige cloesteren ontfangen sellen, ten sy by consent van de vroetscap. Actum xxiii«n in Augusto XCVIII. LXX. 1499 Januari 28. Het is overdragen by de vroetscap upte XXVIIien dach in Januario anno XCIX ende geordonneert, dat alle backers, die moelens hebben ende namaels molen hebben sellen ende coorn malen, dat die backers hair meelexcijs betalen sellen van al dat coorn, dat zy copen ende ontfangen, dan mit een briefgen ende consent van de meelexcijs-pachters, upte boeten .. . LXXI. (1499 Januari 28.) Item noch is overdragen ende geordonneert by de vroetscap, dat tot wat tyden als yemant van de scepenen geropen worden om huyshuyr te beleen, dair sel elke scepen of hebben enen stuver van dengenen, die des begeren. Actum ut supra. LXXII i). 1499 Juni 4. Upte vierden dach van Junio anno XCIX so is overdragen by 1) Deze resolutie is doorgehaald. 496 de vroetscap, dat men voortan coorn sel mogèn upleggen upte scoppe, te weten, dat men meten sal met een gezworen meter sonder excijs. LXXIII i). 1500 Juli 29. Upten XXixden dach in Julio anno XVC soe was by de gemeene vroetscap overdragen, alsdat geen lichte herbergen ofte bordelen woenen en sellen tot genen plaetsen dan alleen up de noordzyde van de nuwe haven ende in de Vogelensang van de zuuthouck van Lem Duls huus of nae den Tiendewech toe. Ende ist sake, dat men can bevinden, dat sy andersins woenen dan voersz. staet, die sel verbueren ses pont an den heer ende dairtoe de correxi van der stede. Actum ut supra. LXXIV l). (1500 Juli 29.) Oic is overdragen by de vroetscap ende geconsenteert noch een tromper om te waken upt toorn. Actum ut supra. LXXV. 1500 September 7. Upten sevenden dach in Septembri anno XVC zo was bi der gemeen vroesscap geaccordeert ende gesloeten, dat gheen brouwers ofte brousters voertan en sullen bier tappen noch doen tappen, hemluden toebehoerende, binnen horen huse off daerenbuten dan alleenlic wedergecomen bier van de bierstal; des winterdaechs off oec bier, dat sy by hemluden hebben overmits de vorst, dat men niet uuytseynden en mach, dat sullen sy mooghen tappen by consente van de excisers ende gherechte ende anders niet; ende so wie contrarie dede, dat waer op die boeten van thien pond ende de correctie van der stede. Actum ut supra. LXXVI. JAER MERCTEN. 1501 Januari 23. Upten XXIIIen dach in Januario anno XVC ende een soe was t) Deze resolutie is doorgehaald. 497 by der vroesscap overdragen, alsoe die vrye jaermarcten, die men van ouder gewoenten lange jaeren gebruyct ende onderhouden heeft tot twe terminen tsjaers, deerste jaermerct beginnende den eersten werckdach naer Sinte Jacobsdach, drie werckedagen an malcander geduerende, ende dander jaermarct beginnende den eersten werckdach naer Sinte Matheusdach, oick drie werckedagen an malcander geduerende, soe dat men nu voordtdan geconsenteert ende overdragen heeft te verlangen elcx van den twe marcten voornoemt te achtervolgen an de voirsz. drie vrye wercke marctdagen noch elcx drie vrye wercke marctdagen, soe dat nu voortdan elcke vrye marct voirsz. hebben ende ter Goude gebruyct sal worden ses vrye wercke marctdagen; ende die drie nadagen, nu verlanget, sullen also vry wesen int copen, vercopen, comen, merren ende keren als die eerste dagen voirsz. x) geconsènteerdt ende overdragen, tsy poorteren, poorterssen ende alle vreemde personen, die butter copen ende vercopen binnen elcke ses vrye marctdagen, die sal men vry vercorjen sonder der stede enige excijs te betalen die marctdagen geduerende, sonder arch of list daerinne te gebeuycken, welverstaende dat die stede off die pachters van de butterexcüs terstondt naer die ses vrye marctdagen sullen mogen doen onder* soecken ende peylen alle die butter, die se binnen der vryheit vinden tot allen coopluyden, coemans, voercopers ende personen, die de butter vercopen ende slitten willen ende alle personen van de coopluyden, coemans ende voercopers voern., die butter also in de vrye marctdagen vry gecoft hebben ende ontfangen sonder excijs te betalen, dat se die butter den excijssenaer anbrengen ende sine gemoede hebben binnen den eersten dach na de vrye marctdagen up alsulcke boeten ènde correctie alst verhuerboeck uutwijst ende begrijpt. Mer soe wat butter, die de poorters ofte poorterssen in de vrye marctdagen gecoft hadden by heele vaten, die mochten zy weer by consent van der stede excijssenaer by hele vaten doen uutscriven ende vry sónder excijs te geven uter stede voeren. LXXVII 2). (1501 Januari 23.) Noch upten voirsz. dach by der vroosscap overdragen, dat 1) Het vervolg van deze resolutie is doorgehaald. 2) Deze resolutie is doorgehaald. 32 498 men van nu voortdan useren ende gebruyeken sal alle alsulcke ordannancien van keuren als men hier voermaels plach te useren ende te gebruyeken upten pacht van de lakenexcijs also die by diverse articulen int verhuerboeck gescreven staen ende die te onderhouden upte boeten ende correctkn daerinne begrepen. Ende waer dat saicke, dat die lakenexcijs-pachters daermede simuleerden ende gedoechden die anders te gebruyeken, die souden verbueren dubbelde boeten ende die correctie van der stede. LXXVIII1). INTBRESTBRYEVEN. 1501 Maart 27. Upten XXVHen dach in Maert anno XVC ende een soe wert overdragen by de vroetscap, alsdat men van nu voortan geen brieven meer bezegelen sal, dewelke inhouden, dat men geit overneemt tsy v, VI, VII jaren of meer ende dair jairlicx winning of geven in een maniere van renten ende den lesten dach te betalen de heele somme, die men oyergenomen heeft mitten verscenen renten. Wel te verstaen, dat men geen huysen bezwaren noch belasten en saLmit geenrehande rente, hoe ment noemen mach, daer men de huysen mede belasten soude mogen dan alleen van rechtvaerdige ende duechdelike sculden 2). LXXIX. BR ANDER ZE. (1501 Maart 27.) Noch is overdragen ende conserileert by de vroetscap, dat die Seven getyden hebben sellen die branderie alsoe lange als se een sangmeester houden; ende als sy geen sangmeester en houden soe sel die branderie weder comen an der stede. LXXX. (1501 Maart 27.) Item thys overdragen by de vroetscap ende by die van de gerechte, dat men die waterganck besyden Arien Jacobsz., beginnende uut de Goude, lopende tussen Groenendail ende Tevecoop, uutcomende in de Nayerstraetgraft, wijt maken sal negen 1) In margine staat: Kuer, en; Actum ut supra. 2) Wel te verstaen — sculden doorgehaald. 499 voet na den oude kant ende diep maken als datter de scauwe over mach, de platinge in de gront mit plancken up te maken ende wel bepaelt mit eykenhout, ende alle die heymelicheden van de water te maken binnen de plating den uterste kant van de heymelicheden; ende dit gemaect wesende voir een anderen Sonnendach, te weten tSonnerdaechs nae Sint Odulphus, upte verbuernisse elcx van drie Rijnsgulden, een derdendeel den heer, een darden den gerechte ende een dordendeel de hoemans, die* dairtoe geset sijn ende upte correxie van der stede. LXXXI. (1501 Juni 17.) Upten selven dach soe worde geconsenteert, dat men die kuere van de brouwerie verswaren zal, te weten achtien sacken mouts, dats elff sacken haver, drie sacken rogghe ende vier sacken tarve of gerst. LXXXII. (1502 September 15?) Angaende de betalinghe van de renten tusschen die van Leyden ende der stede van der Goude soe is gesloeten, dat alsulcke conditie als die stede van der Goude up die van Leyden hebben, dat zy die gebruyeken zullen up hemluyden als die van Leyden up ons doen, alsoe dat wy hemluyden betalinge van hoeren renten doen zullen als zy ons doen. LXXXIII 1). ANGAENDE DIE BIEREXCHYSE. (1SO4 April 17.) Up huyden is noch geaccordeert by de vroetscappe, dat geen onvrye personen, die gehuwelickt sijn, mit geenen brouwers offe in gene cloesteren wonen en sullen, ten zy dat zyluyden mitten bierexcysenaers overcomen, achtervolgende de kuere daeroff gemaect. Actum ut supra. Off, indien zy metten excysenaers niet over en comen, Zoe sallen zy van elck vierendel jaers geven vijff scellingen gr. VI. Actum ut supra 2). 1) Deze resolutie is doorgehaald. 2) In margine staat bij deze bijvoeging: Dus naderhand* vermaiet, ergo doir. Soo LXXXIV. PREFERENTIE VAN DE STADT. 1504 Mei 3. Upte lllde dach Mey anno XVC vier is geconsenteert by de gemeen vroetscap, alsdat alle stede goeden, hoe die genoempt moegen wesen, zullen voor alle andere sculden gaen, uutgeseyt huyshuer. LXXXV i). (1504 Juli 21.) Up huyden is geaccordeert, dat een van de vroescap sal mogen weesen ten huyse, als den brouwers storten willen, gelijcke macht hebbende als een scepen. Actum ut supra. LXXXVI. (1504 December 11.) Upten dach voorsz. zoe is geconsenteert, dat de schutters hebben sullen de acht pond gr. Vis., waervoeren dat die hoemans van deselve schutters ende die schutters hebben sullen een ommegaende tuuych ende eenen staelen boech mit een hellebaerde off een pieck. LXXXVII 2). ANGAENDE DE BIEREXCHYS. 1505 Januari 21. Up huyden den xxisten dach in Januario anno XVC ende vijff is by de vroetscap overgedragen, dat alle degene, die met brouwers innewonen, die kinderen zijn off kintskinderen, susters off broederskinderen, die mit hemluyden wonachtich zijn ende uut hoeren huyse uutgehylect ende uutgegeven sullen worden, dat die hoer bier vry excijs hebben sullen, alzoe verre den brouwer hoer dat bier geeft ende dat affirmeeren wil by eede, ende insgelijcx die jonckwijfs ende knechts, die mit den brouwer twee jaeren gewoent sullen hebben, die sal mede bierexcijs vry weesen, indien den brouwer hemluyden dat geeft. 1) Deze resolutie is doorgehaald. In margine staat: Loquatur. i) Deze resolutie is doorgehaald. In margine staat: Omme de basen roerende. 5oi LXXXVIII. (1508 Januari 19.) Is noch geconsenteert, dat men die vier tresoriers ende twee timmermeesters tsjaers tot hoeren nyeuwen tabbert geven zal elcx vijff ende twintich scellinge grooten Vlaems. " LXXXIX. (1508 Januari 19.) Item is noch upten selven | dach (geconsenteert), dat indient gebuerde, datter een poorter uut zijn poortrecht geset worde, dat men die in de vangenisse zal mogen leggen ter tijt toe, dat zy parthyen voldaen zullen hebben. XC. 1508 Mei 15. Upte XV*11 in Meye anno acht is geaccordeert ende gesloeten by de vroetscap, dat men vierendeel van de stede ende vroetscap mit een burgermeester loeten zal om uut te trecken, ende wie niet uuttrecken en wil, die zal een ander in zijn stede setten. XCI i). 1509 April 16. Upten xvien Aprilis anno IX is geconsenteert by de vroetscap, soewat by die van de gherechte geordonneert wordt, te wetene van scencken, van reysen ende anders, dat zullen die tressoriers achtervolgen ende toude haercomen onderhouden, ghelijcke tot nochtoe altijt geweest is, sonder dat die tresoriers daer eenich seggen in hebben zullen. XCII 2). (1509 April 16.) Upten selfden dach is geconsenteert ende gesloeten, dat men van nu voortan alle bier tappen zal by de maet in alle harbargen, 1) Deze resolutie is doorgehaald. In margine staat: Nota. 1) In margine staat: Nota. 502 te wetene by pynten ende halve pynten nae de stede maet, sonder cleyne kannen te tappen. XCIII. VROETSCHAP. 1509 April 18. Upten xvmen dach Aprilis anno XVC negen is gesloeten ende geconsenteert by de ghemeen vroetscap, dat, als die vroetscap vergaert ende upgelezen worden ende soe wie alsdan niet en quame eer die proposicie gedaen is, soude verbueren drie stuvers ende men zal die panden van stonde an uut den huyse halen ende wat die scout niet en executeert, zal hy selfs upleggen. Ende wie de boeden geen weet en doen, daer zullen de boeden voor betalen, nootsaecken uutgeseyt. XCIV. VERBINTENISSEN VAN ROERENDE GOEDEREN. (1509 Augustus.) Upten selfden dach is geordonneert by der gemeen vroetscap, dat men van geen beedenbrieven recht doen en zal, die houden up paerden, koyen, wagen, clederen, huysraet ofte ander tilbair have, dan alleen van beedenbrieven, die spreeckende zijn up scepen, daer zal men recht of doen nae ouden haercomen. XCV. MOLENAERS. (1509 December 9.) Item dat voortan geen molenaers en zullen geenrehande coorn binnen der stede ofte vridomme mogen copen nochte vercopen, upte boeten van XCVI. LEPROOSHUYS. (1509 December 9.) Item dat voortan tgasthuys ende den Heyligen Geest elcx alle weecke geven zullen de lazarusschen menschen vijftien stuvers, tsamen vijff scell. gr. XCVII. WYNTAPPERS. (1510 Februari 1.) Is noch geconsenteert, dat nyemandt, wie hy zy, die Rijns wijn tappen, gheen Petauwen en zullen mogen tappen, upte S03 boeten van de oude kuer; welverstaende dat se oeck geenHiPOr gaerse noch witte westertsche wynen en zullen moegen tappen, upte selfde boeten. XCVIII. DULLE MENSCHEN. (15io Februari 23.) Voort is gesloeten, dat men toesicht hebben sal upte dulle personen om die een plaetse te ordonneren ende dat se bewaert zijn. XCIX. RETHORYCKERS. (1510 Mei 2.) Item de rethorijekers is geconsenteert, dat men hemluyden een nyeuwe wagen maecken zal upter stede cost om daerup te speelen, ende een kindeken biers ter weecke excijsvry ende alle jair IX Rijnsgulden omme den ommeganck uut te brengen. Des zullen zy gehouden wesen te spelen achtervolgende hoir presentatie ende supplicatie. C. PANDEN ENDE SCHATTEN. (1510) November 23. Upten xxm*n Novembris is geconsenteert by der vroetscap, dat alsulcke ordonnantie van panden ende scatten als in Leyen is, dat men die halen zal ende die gehaelt wesende, zal men die visiteren. Cl i). 1511 Mei 2. Up- huyden gesloeten by der vroetscap, dat gheen brouwers, binnen der Goude brouwende, gheen neringe anders doen en zal moeten dan alleen brouwen ende hoer comanscap doen soet behoert. Actum den ll«" Maii anno XI. CII. 1511 December 3. Upten Uien dach in Decembri anno XVCXI is by der gemeen 1) Deze resolutie is doorgehaald, In margine staat: Omdat daarvan een ander kuere is gemaict. 504 vroetscap geordonneert, overgedragen, gesloeten ende gheconsenteert, dat om te conserveren ende bewaren deser stede van der Goude, soe zijn gemaect ende geordonneert zekere kuer endè ordonnantie om gehouden te worden, up peynen ende verbuerten up elcke articul geordonneert. 1. Gelderse. In den eersten adverteert men alle ingeboeren Geldersschen, tzy brouwersknecht ofte andere ambochtsluyden, ghehylict ende ongehilict, poorters ende geen poorters, dat zyluyden tusschen nu ende morgenmiddage comen upten stadthuys by den burgemeesters ende gerechte om gedaen te worden van hemluyden tgundt des alsdan geordonneert zal worden. 2. Inwoonders. Item insgelijcx gebiet men alle inwoenderen, die geen poorters en zijn, dat die gehouden zullen wesen tusschen nu ende morgenmiddage te comen upter stede huys by den burgemeesters ende tgerechte voirsz. om oeck gedaen te worden tgundt des gedaen ende geordonneert zal worden, ende dit upte peyn van stonden an nae morgen uuter stede te vertrecken. Ende soe wie contrarie dede, soude geacht ende angetast worden als viandt. 3. Br ulo f ten. Voort gebiet men, dat soe wanneer eenighe bruloften tusschen dit ende Paesschen gehouden worden, soe gebiet men, dat men niet verzoucken en moet langes der straeten lopen, noch daeromme moet tzy mit singen, roupen ofte andersints quaet gelaet te maecken, upte verbuerte van een ygelicken, die ter contrarie dede, die boten van een croen. 4. Schutters. Voort gebiet men alle scutters, oude ende jonghe, dat se van stonden an gehouden sullen wesen alle daege te gaene ende te dragen een lanck mes ofte coorde up zyde, upte verbuerte van lil stuvers. Ende de scutters zullen malcander mogen becoeren ende zullen de boeten mit malcander verdrincken. Ende wie den heer bekuert, zal gehouden wesen den heer de boeten up te leggen. 5 Sylen. Voort gebiet men alle diegheene, die zijllen ofte watergangen hebben, duer huer huisen ofte erven lopende in eenige stede waterscappen, dat zy zullen gehouden wesen tusschen nu ende Saterdage over achte dagen naestcomende de voirsz. zylen ofte watergangen toe te stoppen ofte scotdueren daerin te maecken omt waeter te scutten, alst van node wesen zal ende 1) Deze paragraaf is doorgehaald. 5oS den gerechte belieft, ende dit upte verbuerte van ygelick een croen, te verbueren alsoe dickwils als yemandt bekuert wordt, ende zullen nochtans gehouden wesen de scotdueren te maecken. 6. Huysen aen de vesten. Voorts gebiet men eenen ygelicken} dat alle diegeene, zy zijn geestflMck ofte waerlick, die huysen hebben staen an de vesten rontsomme binnen der stede ende mit weeck dack gedect zijn, dat die gehouden zullen wesen de daecken te lemen of off te breecken ende decken mit hart dack tüssen nu ende acht werckedagen naestcomende, upte boeten van li croenen alle dagen te verbueren, alst de acht werckedagen geleeden zijn. 7- Schuytevourders. Voort gebiet men alle schuytevoerders, in der IJssele vaerende, dat zy nyemandt uut eenige scepen en haelen om an lande te setten, ten zy dat die scepen besien zijn by dengheenen, die daertoe van der stede wégen geordonneert zijn, upte boeten van drie stuvers up elcke man of drie weecken te waeter ende te brode upte poort te leggen. 8. Ut supra. Voort gebiet men alle andere scuytvoerders, dat se nyemandt in der stede van buyten in en brengen mer zullen gehouden wesen de luyden buten der stede te lossenen, upte boeten voirsz. CIII i). (1511 December 3.) Voort ghebiet men, dat nyemandt, wie hy zy, hem en vervordere de straeten te veegen dan by dage of een ure nae der sonne ende tslick by dage wechbrenghen. Ende soe wie bekuert worde, soude verbueren I sc. gr. Ende men zal de boeten verhaelen an den meester of vrouwe, voer wiens duer ende by wyens jonckwijff de straet geveecht zal worden, ende dit alsoe menichwerff als yemandt bekuert wordt. CIV. 1512 Februari 14. Upten xiin«n dach van Februario anno XVC ende twaliff is 1) Deze resolutie is doorgehaald. In margine staat: Hierof een ander kuer gemaect, en: Of om dat octroye daerof verworven, en: Upten XXÏIIen in Maert anno XVCXV is dese kuer by der gemeen vroetscap rypelicken gelesen ende is eendrachtelickeu weder up een nyeu geconfirmeert, geafprobeert ende willen, dat men die van wairden houden zal soe die uutwijst. 5°6 overdragen ende by der ghemeender vroetscap van der stede van der Goude gesloeten, dat van nu voortan, als daer eenige zwaericheyt vallen zal in der neringe van der brouwerien ofte die kueren van dien, dat alsdan die nyeuwe homans ende die oude mit de acht uuter brouwerie vergaderen zullen ende die saecken van der neringe ende kuer overleggen, maeckende een goet concept, twelck zyluyden zullen gehouden wesen die van de gerechte, in der tijt wesende, over te brengen, dewelcke alsdan tvoirsz. concept accorderen zullen ofte laecken, ordonnerende ende kuerende sulcx als henluyden dat goetduncken zal, sonder dat die van de gerechte voirsz. eenichsins voortan ghehouden zullen wesen te volgen tgundt des die homans ende die andere uuter brouwerien geconcipiert zullen hebben. Actum ut supra. CV. PANDEN ENDE SCHA TTEN. (1512 Februari 14.) Is voorts geordonneert by der ghemeender vroetscap, dat de scattinghe ende ordonnantie van dien zijn voortganck hebben zal van vierwerff tsjairs te scatten als men tot nochtoe geuseert heeft, welverstaende indien parthye begeert upten scout ende ,|9 scepenen, als yemandt een ander pandt of an den heer dinget, dat alsdan den scout mit twee scepenen of meer gehouden zal wesen mit de parthye te gaen ten huyse van dengheenen, die gepandt of an den heer gedongen wordt, mit den clerck ende doen inventereren alle die goeden, die men aldaer vinden zal, ende bevelen den sculdenaer die goeden niet te verminderen noch te vervreemden up zynen eedt. Ende indien' yemandt eenige goeden hierenboven vervreemde, dat zal men uutrechten als diefte ende dit tot coste van parthye. Actum ut supra. CVI. (1512) September 10. Upten xen dach in Septembri is rypelfcken gesloeten by der gemeen vroetscap dese articulen, als hiernae volcht. 1 !). Brantemmers. Item is noch gesloeten, dat men voortan 1) Deze resolutie is doorgehaald. 5°7 een ordonnantie maecken zal van den brantemmers nae de ordonnantie van die van Delft, soe dat by den gerechte geordonneert zal worden. Des zal een ygelick van elcke emmer een stuver tsjairs geven. Des zullen die emmermeesters gehouden wesen een ygelick zijn emmers weder te leveren buyten den eygens cost. 2. Item is gesloeten, dat men buyten alle poorten de huysen mit cleem decken zal binnen ende buyten off die daecken offbreecken, ende dat alsoe verde ende binnen een tijt ende up alsulcke boeten als die van de gerechte dat ordonneren zullen. 3. Schutters. Item dat voortan een ygelicken zelfs in personen waecken zal, die beneden tsestich jaer out zijn, up alsulcke boeten als daertoe gestelt zullen worden. CVII. GECOMMITTEERDE DACHVAER TEN. 1512 October 3. Upten men dach in Octobri anno XII soe is gesloeten ende geconsenteert, dat als een burgemeester ofte pentionarius- ter dachvaert reysde van der stede wegen ende de saecke lastich, zwaer off zulcx waer, dat men daer eenigen uuter vroetscap toe' ordineerde om mede ter dachvaert te reyssen, zoe zullen diegheene, die by den meeste stemmen van die van de gherechte gheordonneert worden, gehouden wesen mitte» burgemeester ofte gedeputeerde mede te reyssen ende te helpen raeden soet b*. hoirt, sonder des te weygheren, upte correctie van der stede. CVIII. CAL VERS. (1512 December 13.) Upten selfden dach soe hebben die van de gerechte de vroetscap getoent ende doen lezen een ordonnantie, die zeer goet is voer de huysen, roerende van de calvers ende de renten te scatten, soedat die vroetscap geconsenteert heeft tachtervolgen deselve' ordonnantie. Ende indien de van de gerechte wat meer goets daertoe weten, dat men dat doen zal tot proffijt van der stede ende gemeente van der Goude. CIX1). RIEDDAECKEN. (1513 November 19.) 1. Noch is geconsenteert, dat achtervolgende de laetste kuer 1. Deze resolutie is doorgehaald. 508 vant hart ende rietdack, mitter clocken gepublieert laetsleeden, nyemandt en zal mogen decken mit riet nyeuwe wercken ende dat degheene, die gedect hebben zedert de laetste kuer mit weeck dack, zullen tweeck dack ofbreecken ende deckent mit hart dack tussen nu ende Sint Jansmisse naestcomende, upte boeten achtervolgende doude kuer. 2. Voort alle degheene, die hoer huysen ondect hebt ende weder gestopt mit weeck dack by consent van de camer ende hem weder verwillecoort hebben tzelfde weeck dack up een tijt off te breecken ende mit hart dack weder te decken, dat dieselfde alnoch doen tussen nu ende Goude kermisse, upte boeten, die daertoe staen. 3. Voort alle andere, die hoer hart dack offgenomen hebben ende mit weeck dack weder gedect hebben, dat deselfde, hoewel zijt niet verwillecoert en hebben, hoer huysen tweeck dack offbreecken ende mit hart dack decken tusschen nu ende Goude kermis naestcomende, upte selfde boeten. CX. AVONTUYRLICKE COOPMANSCHAP. (1514 Maart 11.) Is noch overdragen, dat men van nu voortan geen recht doen en zal van gheenrehande comanscappen, dier dagelicx gheschyen up bedevaerden off up lyven, hetzy up een, twee off meer lyven, hoet genoempt mach wesen. CXI x). TRANSPORTEN. (1514 Maart 11.) Item dat men voortan gheen rentebrieven vercopen noch oversetten en zal dan int openbaer ende dat by een transfix mit scepenen zegelen duerghesteecken. CXII. BROUWERS. > (1514 Juni ï| Upten ien in Junio anno XVCXIIII is rypelicken gesloeten ende geaccordeert by der vroetscap, dat men voortan niet min brouwen 1) Deze resolutie is doorgehaald. 509 en zal in elcke broute dan xvil sack, te weten xxxi stocksticx lanck van de cuyp ende niet langer. Ende indien iemandt V2 vat off drie kindekens over brout, dat zal men anbrengen upte oude boeten. Ende soe wie anders broude dan voirsz. staet, dat zal wesen upte boeten van X ff gr. ende de correctie van een jaer zijn neringe te laeten. CXIII PANDINGE. 1515 Februari 14. Upten xiinen Feb ruarii XVCXV is geordonneert by den gerechte ende vroetscap, dat men voortan panden zal als die scepenenkennesse XIIII dagen out ende die dage van den scepenenbrieve verscheenen zijn; ende alsdan zal die scout mit II scepenen off meer gaen ten huyse, daer men gebreck heeft, ende dan zal den eysscher pande wijssen, daer men an panden zal ende scepenen zullen die panden scatten den darden penninck min dan die wairde, ter somme toe van den scepenenkennisse, ende die pande zal die clerck scryven in een boeck, daertoe gemaect, ende die pande zal staen XIIII daghen ende dan sal men die panden volbieden. Ende indien de eysscher begeert, soe zal men die gepande goeden in een ander huys setten. CXIV1). TAPPERS. YCK. 1515 Februari 17. Up huyden den XVIien dach in Februario anno XVCXV isby der gemeen vroetscap overdragen ende gesloeten, dat men voortan in allen harbargen geen bier tappen en zal dan by der stede maet, te wetene by mengelens, pynten ende halve pynten. Ende een ygelick zal gehouden wesen zijn kannen te laeten verijcken tusschen nu ende Paesschen naestcomende ten huyse van Jan Jacobsz. tinnegieter. Ende men zal die penne setten een duym binnen die cant van de kan, upte boeten van II sc. gr. alsoe dickwils als yemandt bekuert wordt. CXV. PENSIONARIS. 1515 Juli 16. Up huyden den xvien dach in Julio anno XVC vijftien soe is 1) Deze resolutie is doorgehaald. 5io gesloeten ende geaccordeert by der vroetscap, overmits dat der stede saecken van reyssen ende anders niet wel bewaert en worde, besonder oeck gemarct dat men nyemant verwilligen en can om te reyssen, dat men een pensionarius annemen zal ende sien om een goet gheleert expert man, daertoe dienende. CXVI. POORTERS. 1515 October 16. Up huyden den XVlen dach van October anno XVCXV soe is rypelick by der volle vroetscap gesloeten ende overdragen, dat men van nu voortan geen poorters maecken en zal, ten zy dat zy een jaer binnen der stede van der Goude gewoent hebben ende vier ende licht gehouden hebben ende dat se, alst jair omgecomen is ende poorter wouden worden, borch zullen gehouden wesen te stellen, dat se vijff jair an malcander binnen der stede van der Goude sonder bedroch woenachtich zullen blyven mit wijff ende kinder ende vier ende licht houden ende voorts dat se hoer tolleteycken sonder bedroch gebruyeken zullen als een goet poorter behoirt te doen. Ende men en zal se binnen een geheel jaer geen tolleteycken geven. Ende dat voertan geen burgemeesters, die nu zijn off namaels comen zullen, die en zullen geen poorters maecken dan als voirsz. staet. Actum ut supra. CXVII1). TEXCYS VRY VOOR SCHEPEN, DIE GEMAENT WERDEN. (1515 December 8.) Item is noch geaccordeert, dat alle dieghene, die enige vreemde sceepmakers van buyten brengen ende hem nyeuwe scepen doen maken upte heldinge, die sullen alsoe veel tonnen biers excijsvry hebben als sy thien ponden groten van den scepen bedingt hebben te maken mit dat stof, te weten soe menige thien pont groten, alsoe menige tonne biers excijsvry ende dit van de scepen, die men van nu voirt besteden sal te maken. Actum ut supra. CXVIII i). (1516) Mei 28. Upten XXVllien dach in Meye soe zijn vergadert die gemeene 1) Deze resolutie is doorgehaald. 5n vroetscap ende hebben eendrachtelicken geaccordeert ende gesloeten, dat soe wanneer van nu voortan yemandt van den burgemeesteren ofte andere gedeputeerden uuter vroetscap ten hove reyssen, hetzy beneden off boven, dat deselve volcomen macht, auctoriteyt ende speciaeJ bevel zullen hebben om vrunde» té maecken ten hove, hetzy in scencken ende anders, tot oerbair ende proffijt van der stede saecken, soe van wat saecken deselve gedeputeerden van der stede wegen ten hove te doen zullen hebben, hetzy van de verpondinge, bruyckwair, gemeenlants renten off diergelijcke ende dat de poorteren vry tot allen plaetsen mit hoer scepen ende bieden mogen vaeren. Ende soe wes by denselven gedeputeerden in derselver stede saecken gedaen zal worden, dat zal men houden vast ende van goeden wairden tot ewigen dagen. CXIX. WET. 1517 Januari 7. Hf ïMiÉ Upten vnen Januarii anno XVCXVII soe is by de ghemeene vroetscap gesloten ende geaccordeert, dattet zegel ten saicken ende die sloetelen van der stede poirten bewaert ende blyven sullen onder ende in handen van denghenen, diet voirgaende jair burgermeesters geweest hebben als van der vroetscaps wegen, ter tijt toe datter een nyewe wet geordineert sal wesen. CXX !). VROETSCHAP. 1517 Januari 30. Upten xxxen dach in Januario anno XVCXVII is geordineert ende gesloten by de ghemeene vroetscap, dat soe wanneer die vroetscap geordineert wordt omme te vergaderen, dat men dan een ygelijck tsavonts te voer een wete sal doen doen by een stede bode. Ende soe wye alsdan des anderen dages, als die vroetscapsclocke geluyt is, nyet en quame eer die namen van de vroetscap opgelesen waeren, die sal verboeren drie stuvers Ende soe wye nyet willichlijcken betaelde, daer zal de schout terstondt pande haelen tot ses stuvers toe, daervan de schoudt hebben sal den derden penninck. 1) Dese resolutie is doorgehaald. 512 CXXI1). RYEDDAECKEN. 1517 April 29. Upten dach in Junio anno XVC vierthien was gesloten ende by de ghemeene vroetscap geordineert, dat alle diegheene, die hoir huysen mit hart dack decken willen, dien sal men te baeten comen van der stede wegen op elke roede dacx twintich stuvers. Ende diegheene, die hoir huysen over dertich of veertich jaeren rietdack geweest hebben ende nu voirtan hoir dack off willen breeken ende mit hart dack willen decken, die sal men dubbel dack geven, te weten twee Rinsgulden4ipte roe dacx, welverstaende, soe wye een geheel huys dacx of breet, mar nyet die een vack af die by vacken ofbreect. Ende oick soeverre sy opte oude spannaeye decken ende soeverre sy gheen geheele oude spannaye of en breken ende die geheel vernuwen, ende soeverre sy gheen geheele oude weegen ofbreken. Dit was verclaert by der vroetscap den XXlXen dach in Aprille anno XVCXVII. CXXII. KERCK. 1517 Mei 30. Upten xxxen dach in Meye anno XVC seventhien is by de ghemeen vroetscap overdragen ende mit goeder deliberatie gesloten , dat men voirtan nyet meer dan twee eerste missen tsjaers in deser stede houden en sal, die singen sullen, ende die sullen de stede ende den ghemeente moegen bidden ende moeyen ende anders gheen meer binnen dat jaer, te weten van Paeschdach of tot Paeschdach toe. Ende dit sullen poirterskinderen wesen. Ende waert datter meer dan twee priesteren waeren, die gelijck bereedt waeren, soe sullen zy gelijck comen mitten vicecureit van der kercken voir den gerechte ende looten onder hem allen, welke twee dat jaer singen sullen ende wie van beyden voir of nae gaen sal. Ende waert datter meer dan die twee, diet lot gevallen waere, (waeren) die in datselve jaer singen of lesen wilden, die en sullen die stede noch den ghemeente nyet moeten bidden noch moeyen dan alleen hoer maegen, die van hoeren bluede sijn ende ses of acht van hoeren naiste gebuyeren. 1) Deze resolutie is doorgehaald. 513 CXXIII. SHEEREN DYENAERS. PRIVILEGIE DOODEN SCHOUWEN. (1518 Januari 12.) Voirt datte scouteknechts hebben sullen als een doetgesteken is voir de vijf scellinck groten, dat sy plagen te hebben van de hant of te houden, te zieden, te beslaen in wasch ende te bewaeren, dat sy nu nyet meer en doen, navolgende den octroye, by onsen genadigen heer de K. M. deser stede onlancx dairop verleent, mar overmits datte dienaers die doode heffen, ommekeeren ende leggen moeten als die schout mitten scepenen den dooden besien ende scouwen, soe sullen die scouteknechts hebben van eiken doode twaelf stuvers v). CXXIV. WAERBORGEN IN COOP VAN HUYSEN. (1518 Januari 12.) Voirt dat men mitter clocke openbairlick ofcleppen sal, dattegheene, die hoer huysen of erven vercopen ende gheen andere of meer goeden en hebben, tselve vercofte huys of erve op te verwaerborgen, dat sy volstaen sullen dat sy tselve huys sullen doen geven sijn drie kerckgeboden, ende soe verre die coper begeert of wil, soe sal die vercoper ten heyligen moeten zweeren, dattet huys of erve, dat hy vercoft heeft, niet meer belast en is dan mitte renten, daer hijt mede vercoft heeft ende dat hy tselve nyet belast noch beswaert en heeft. Ende indien in middelen tyden enige last of beswaernisse opt vercofte huys of erve quaem, soe soude diegheen, die dat huys of erf gecoft heeft, hemselven mogen remburseeren ende verhalen an de penningen, die hy noch sculdich waer van de coop van tselve huys. CXXV. BROUWERIE. 1518 Februari 13. Opten xinen dach .in Februario anno XVCXVIII is by de ghemeene vroetscap geaccordeert ende gesloeten, dat angaende alsulcken kuer van de brouwerie, gemaict wesende by den hooftmans ende acht uute brouwerie, als voir dit jair die geconcipiert l) twaelf stuvers vervangen door: vier scellingen groten. 33 514 hadden, dat men dit jaer brouwen soude derthien sacken etc.; waeromme by der ghemeene vroetscap als voeren gesloten is, dat men voir dit jaer brouwen soude sestien sacken eens ende dat men die peyl houden soude niet langer te brouwen dan XXX stocksticx ende dat scarpelijck onderhouden. Ende daertoe sal men eeden de brouwers, hoer huysvrouwen, den knechten ende jonckwyven. CXXVI. VROEVROUWEN. (1518 April 12.) Noch is by de ghemeene vroetscap gesloten, dat men deser stede voirsien sal van twee goede ende experte vroede vrouwen, die men examineren sal by doctoeren ende geven hem alsulke gaidzgen, daer sy hoir op bedragen sullen, ende dat men daertoe voirsien sal van een of twee vrouwen van hier binnen, die dat mede leeren sullen, ende die sal men oick redelicke gaidzge geven by discretie van den gerechte. CXXVII. BROUWERIE. (1518 April 30.) Noch is gesloten by de ghemeene vroetscap ende geaccordeert, dat men van nu voirtan brouwen sal in elke broute biers seventhien sacken coerens, te weten IX sack havers, vijf scepel in elke sack, vier sacken tarwe, rogge of mesteluyn, drie scepel in elke sack, vier sack gerst, vier scepel in elke sack, amel, spelt gelijck haver, vijf scepel in elke sack; ende hierof sal men brouwen XXXI stocksticx ende nyet langer. Des sal men moegen veranderen een sack van den meesten pryse in de minste pryse. CXXVIII. BROUWERIE. 1518 Juni 30. Upten dach van huyden is geordonneert ende eyntelicken geconcludeert by der gemeene vroetscap, dat men die laetste kuere van der brouwerie, gemaect by derselver vroetscap upten lesten dach in April lestleden, dat men dieselve kuer geonderhouden wil hebben ende wordt up een nyeuwe gecontinueert. Aldus adverteert men eenen ygelicken, dat hem nyemant en vervordert deselve kuer over te treden ofte anders te brouwen dan sis die ordonnantie uutwijst, up alsulcke boeten ende correctien als daertoe staen. Ende dit geduerende alsoe lange als meit anders laet weten. Actum den lesten dach van Junio anno XVCXVIII. CXXIX. BROUWERS. (1518 Juni 30.) Noch datte koer van de brouwerie continueert is tot Heyligermis toe of soe lange dat men den brouwers anders sal laten weten. Ende dat men dit een ygelick brouwer te kennen geven sal. CXXX. BROUWERIE. (1518 Augustus 3.) Voirt worden die kueren van de brouwerie gelesen ende geconfirmeert by den ghemeene vroetscap. CXXXIx). CLERCK. (1518 October 15.) Voirt dat alle bedebrieven, die niet gescreven ende onderteyckent en zijn van der stede gesworen clerck, daer en sal men hier binnen der stede gheen recht off doen. CXXXIX GOTEN. (1519 Februari 20.) Item angaende van de goeten duer de stede, daer dubbelde straten zijn off anders, dat men deselve goeten voortan maecken zal mit een planck, dat men die scoen maecken en houden mach sonder mit steen over te verwulven, ende degheene die overwulft zijn mit steen zal men weder upbreecken, updattet water ende ander vulnisse zijn duerganck hebben mach. Actum ut supra. CXXXIII. VERDOSSENDER. (1519 Februari 20.) Upten selfden dach is geconsenteert, dat soe wie verdost 1) Deze resolutie is doorgehaald. Si6 wordt, die sal verbueren een Karolusgulden, ende dese boeten zullen hebben de scouteknechts. Ende waert byalsoe dat die scouteknecht verdingden, soe zouden zy selfs de boeten gelden ende voort gecorrigeert te wesen, te weten, de poorters zullen verbueren de voirsz. boeten ende de vreemde X sc. groten; ende de knechts en zullen niet verdossen yemandt, off zy zullen teerst hoer meester te kennen geven, upte selfde boeten. CXXXIV. GECOMMITTEERDE. 1520 Januari 20. Upten xxen dach in Januario anno XVCXX is gesloten by der vroescap angaende die ordonancie van de personen omme die reysen ende dachvaerden van der stede te bewaeren, dat men blijft by de kuere, dat deghene, die by den burgermeesteren dairtoe geordoneert ende gecoren worden, reysen sullen. CXXXV. SCHIPPERS. (1520 Januari 20.) Is mede gesloten upte supplicacie, by den scippers overgelevert, dat tot wat plaetsen onse scippers vry zijn om te moegen laeden, van dier plaetse sullen die scippers mede vry wesen alhier binnen deser stede om te moegen laeden. CXXXVI. WYNEXCHYS. MINNEBROERS. 1520 Februari 1. Upten eersten dach in Februario anno XX is gesloten upte supplicacie, overgelevert by den gardiaen ende tconvent van den Observanten, dat soe wat wijn denselven convent gegeven wordt by vatgens om by den gemeen broederen upten reventer gedroncken te worden of int siechuys of voir hoir missewijn, dairof sullen zy vry wesen van den wijnexchijs yet te gheven. Mer wat wijn gedroncken wordt upte gastcamer of elders, tsy in cledinge, processie off eerste missen by wairlijcke luyden, dair sal men exchijs off gheven. Ende men sal oick gheen wijn ofscriven, die de voirsz. broederen halen in herbergen by stopen of cannen. Si7 CXXXVII !). BROUWERIE. 1520 Juli 13. 1. Up huyden den xmen Julü anno XVCXX is gesloten by de meeste stemmen van den gerecht ende vroescap, dat men den scipperen deser stede, vaerende upter Noes, consenteert, dat zy sullen moegen voeren ses brouten biers, gelijck zy tot nu toe gevoert hebben vijff brouten biers. 2. Upten voirsz. dach is oick geconsenteert ende gesloten als boven, dat die scipperen, vaerende up Nyeupoort, die mer vil brouten en hebben moeten voeren, sullen moegen voeren acht brouten. Ende indien zyluyden sullen willen voeren negen brouten biers, dat sel wesen upte peyne van een croen, die te gaen een derdendeel an den schout, een derdendeel an Sinte Stevensgilde ende een derdendeel an Sint Olivaerscapelle. Ende en sullen boven dat negende broute niet moegen voeren. CXXXVIII2). GECOMMITTEERDE. (1520 Augustus 17.) Is voirt gesloten, dat zoe wye voirtan gedeputeert wordt om van der stede wegen te reysen ende tselfde weygert, die sal verboeren in fP groten, dairof hebben sal die heer, die stede ende Sinte Janskerck elcx een derdendeel. CXXXIX. VROETSCHAP. 1520 September 11. Upten XIen Septembri anno XVCXX is gesloten by den gerecht ende vroetscap soe wanneer die burgermeesteren de vroescap die weet doen doen om byeen te vergaderen tot eenen beteykenden ure, dat dieghene, die van den gerecht ende vroescap niet in de camere boven en wair als die clocke ten voirsz. ure geluyt waere ende voirdat die vroescap opgelesen is, die sal verboeren 111 stuver voir de cleyne boeten ende vi stuvers voir de grote boeten, off sullen oirloff hebben van den burgermeesteren, be- 1) In margine staat: Dese II kueren tijn weder verandert XV Septembri anne XVCXXI. 2) Dese resolutie is doorgehaald. 5i8 houdelick die voir den bode sijn excusacie doet, dat hy van huys moet reysen ende dan reyst, sel vry wesen van den boeten. Aldus verclaert den xven Septembri anno voirsz. CXL1). BROUWERIE. 1520 September 15. Upten xven dach in Septembri anno XVCXX is gesloten by der vroescap, dat die scipperen, varende up Nyeupoort, Duynkercken, Oesteynde ende alle andere, voirby der Sluyse vaerende , sullen moegen voeren acht brouten biers zonder meer ende dat diencscipperen, vaerende upter Noes ende upter Sluys ende binnenslands sullen moegen voeren ses brouten zonder meer, ende dit boven hair drinckelbier. Ende wairt saicke, dat yemant meer biers voerde dan voirsz. is, die sal verboeren 111 groten Vlaems, welcke boeten sullen gelden die eygenairs van den scepe II ff groot ende die scipper één pondt groot. Behoudelick dat indien die scipper mocht betuygen ende bewijssen, dat hem tselfde te doen belast wair van eenich brouwer, zoe sal die brouwer gelden die boeten van den scipper voirsz., welcke boeten gaen sullen een derdendeel an den heer, een derdendeel an den aenbrenger ende een derdendeel tot reparacie van der stede. CXLI. POORTERS NERINGE. (1520 September 15.) Is geordoneert ende gekuert upte voirsz. dach, dat nyemant binnen deser stede doen en sal poortersneringe boven den tijt van ses weken, ten sy dat hy poorter is, upte boete van een Philippusgulden voir elke weke, dairinne die bruekige bekuert wordt hierjegens gedaen te hebben. CXLII. BROUWERIE. 1520 September 18. Den xviuen Septembri anno XVCXX. Overmits dat doir clachte van de brouwers ende andere tot kennisse van de vroescap geeomen is, dat die scipperen, vaerende 1) Deze resolutie is doorgehaald. 5'9 up Nyeupoort, Duynkercken etc. hoir scepen laeden mit xii, XIII of Xim brouten biers, wairdoir zy dicwijls moeten bliven leggen onder wege ende en mogen hoir reyse niet vorderen, lyden oick dicwijls dairom groote schade by weer ende storm , zoe int verliesen van hoer scepen ende anders, ende dat meer is moeten dicwijl verwachten een hooge stroom, sullen zy havenen, ende principalick mede dat dese scepen laeden zoeveel dat zy dairby letten ende behinderen die neringe van de gemeente ende meer scepen zouden vaeren ende die gemeente hair broot dairdoir winnen, hieromme ende om meer andere redenen, de vroescap dairtoe porrende, hebben dieselve van der vroescap geordoneert, overdraegen ende gekuert, dat die scipperen, vaerende upter Nyeupoort, Duynkerken, Oesteynde ende alle andere, voirby der Sluyse vaerende, zullen moegen voeren in hoer scepen acht brouten biers zonder meer, ende dat die scipperen, vaerende upter Noes, upter Sluys ende binnenslands, suilen moegen voeren ses brouten biers zonder meer, ende dit all boven hair drinckelbier. Ende wairt saicke, dat yemandt meer biers voerde dan voirsz. is, dat sal wesen upte verboerte van lil ffi groten Vlaems, van welcke boeten gelden sullen die eygenairs van den scepe, dat meer biers voerde dan voirsz. is, II fë groot ende den scipper van denselven scepe een pondt groot, behoudelick dat die scipper mocht betugen ende bewysen, dat hem tselve te doen belast wair van enich brouwer, zoe sel die brouwer gelden die boeten voir den voirsz. scipper. Welcke boeten gaen sullen een derdendeel an den heer, een derdendeel an den anbrenger ende een derdendeel tot reparacien van der stede. CXLIII. BROUWERIE. (1520 September 18.) Wandt tot kennesse van der vroescap mede geeomen is, dat die scipperen, voerende die bierscepen, als zy wederomme thuys sijn geeomen, achterhouden seker bier, dat zy noch in hoire scepen hebben ende hem vervorderen in hoire scepen dagelicx te setten diversche parsonen in grooten getaele, die zy tselve bier tappen ende die dair bliven sitten drinckende gelijck off zy in taverne saten, twelck grotelick is tot achterdeel van den brouwer ende oick tot groote schade ende verminderinge van der stede exchysen, zoe is hieromme by den vroescap geordoneert ende gekuert, dat nyemandt, wye hy sy, voirtan in 520 enigen scepen sullen sitten drincken, tsy binnen der stede, in de haven, voir die boom of binnen der vryheyt van der stede, dan alleenlick die scipper, sijn knecht of vennet, ten wair dat men loste of laede, zoe sal noch een parsoon, te weten die foyer, die hem helpt lossen off laeden, binnen den scepe moegen drincken ende anders nyemandt. Voirt zoe wanneer die voirsz. scipperen wederomme thuys geeomen sijn, zoe sullen zy gehouden wesen alle tbier, dat sy in hoer scepen hebben, opt landt te slaen om by den brouwer thuysgebrocht te worden binnen ses uren naedat sy an de caede off binnen de haven geeomen sullen wesen, dair zy lossen off laeden sullen. Noch en sullen die voirsz. scippers nyemandt enich bier uut den scepen gheven, tzy in cruyeken off anders, ende dit alle upte boeten van een croen te verboeren soe dicwijl als yemant bevonden wordt gedaen te hebben tegens enich van de voirsz. punten. Welcke boeten gaen sullen een derdendeel an den heere, een derdendeel an den anbrenger ende een derdendeel tot reparacie van der stede. Ende hierboven noch "gecorrigeert te worden by den meesten stemmen van den gerechte nae gelegentheyt van der saicke. Ende soe wanneer die heer oft gerecht suspicie hebben, dat yet gedaen mochte wesen tiegens den voirsz. ordonancie ende kuere, zoe sal men den scipper, sijn knecht ende vennet, dair suspicie off is of in wyens scip men suspicie heeft, hierjegens gedaen te zijn, moegen dairof toespreken op hoeren eedt om die wairheyt te seggen. Ende soe wye dat weygerde, den eedt te doen, die zoude verboeren zulcke boeten ende correxie als voirsz. is. .CXLIV. BROUWERIE. (1520 September 18.) Alsoe oick tot kennisse van der vroescap geeomen is, dat veele ende diversche brouwers hem vervorderen wech te geven ende te vercopen zeker nabier hair brouwersknechten ende andere, ende tghene, dat den brouwersknechten medegegeven wordt, zy mede vercopen andere, die tselve doen in hair bier ende wordt dat alsoe by den tappers vercoft, twelck comt tot grote praejudicie van de neringe van de brouwerye ende tot groote schade van der stede bierexchijs, zoe is geordoneert ende gekuert by der vroescap, dat ghene brouwers hem voirtan sullen vervorderen yemandt, wye hy zy, te geven of te vercoopen enich naebier, mer die brouwersknecht sal gehouden wesen sijn naebiei: 521 geheel in de ketel te brengen zoet behoirdt ende geen naebier weder uut die ketel of uuyt tscepvat te slaen noch te doen slaen ende dit all upte boeten van een croen voir die brouwer ende voir die knecht oick een croen te verboeren, die brueckich bevonden wordt. Ende die boeten te gaen als voeren ende dairboven noch gecorrigeert te worden by den meeste stemmen van den gerecht nae gelegenheyt van der saicke. Ende die heer sel een yegelick brouwerknecht, dair suspicie is, hierof moegen toespreken up sijn eedt, ende die den eedt weygerde te doen, sal verboeren die voirsz. boeten ende correxie. CXLV. BROUWERSKNECHTS GEEN BIER TE VERCOPEN. (1520 September 18.) Is mede gekuert ende gesloten by de vroescap, dat gheen brouwersknechten van nu voirtan bier. tappen of vercopen en sullen, noch mit nyemant inwoenen, die .tappen, upte boeten van een pondt groot Vlaems ende die correxie van die stede. Ende die boeten te gaen als voeren. CXLVI 1). EXCHYNSEN BUYTEN DE STADT. (1520 September 18.) Noch is gekuert, dat geen bierslepers enich bier slepen en sullen, dat binnen die vrydom van der stede of binnen een quartier mijls om der stede blyven sal, tensy dattet selve bier eerst verexchijst is, upte boeten van een croen ende die correxie van der stede. Ende die boeten te gaen als voeren. CXLVII. TURFFL U YDEN. (1520 September 18.) Is voirt tot kennesse van der vroescap geeomen, dat veele ende diversche parsonen van turfdregers ende turftelsters hem vervorderen dagelicx te nemen zekere gelden van denghenen, die mit hoer turff ter marct comen om te vercopen, ende oick van denghenen, die comen om turf te copen, welck geit men noempt luypen, dairdoir die ghemeente grotelick wordt bedroegen ende 1) Deze resolutie is doorgehaald. 522 bescadicht, zoe is geordoneert ende gekuert by de vroescap, dat nyemandt van den turfdregers of turftelsters hem voirtan vervorderen en sullen sulcke gelden te ontfangen noch van coper noch vercoper noch enige bate dairvan nemen, tsy van turffgelt oft anders, noch mede dairby an off over wesen om enige coop te maken of dairin te spreken, tipte boeten van X sc. groot, die te gaen als voeren, ende noch dairboven gecorrigeert te wesen by den gerechte nae gelegentheyt van der saicke. CXLVIII. HOEYBERGEN. 1521 Augustus 23. Item het is gekoert ende overgedragen by der vroescap ende men doet gebieden , dat alle dieghene, die bergen hebben staende binnen die oude stede, dat sy die ofdoen tusschen dit ende Meyedage naistcomende. Ende dat alle dieghene, die ten voirse. plaetse enich hoy hebben leggende, dat die mede hoir hoy van daen doen voir Meyedage naistcomende. Ende dat voirtan nyemandt enich hoy off coeren, dat int stroo is, en legge binnen die oude stede voirsz. ende dit al upte boeten van een pondt groot. Ende soe menige maent als yemant niet en achtervolgede die voirsz. ordonancie of dairjegens deden, dat wair oick alle maents dairnae upte verboerte van I IS gr. ende nochtans soude men die voirsz. ordonancie moeten achtervolgen. Actum XXIII Augusti XVCXXI. CXLIX. HART DACK. (1521 Augustus 23.) Item tis voirt overdragen by der vroescap ende men doet gebieden, dat alle dieghene, die tegeldack gehadt hebben ende van den tegelen profijt van der stede hebben gehadt ende dair die tegelen ofgebroken zijn ende weder mit riet gedect, dat die de stede weder remburseren sullen van den profyten, die zy van der stede gehadt hebben, ende sullen gehouden wesen die daicken weder te doen decken mit harden daicke zonder profijt dairvan te hebben, ende dit tusschen dit ende Sint Jacopsdage naistcomende, upte boete van I 1$ gr. Ende so menigen maent als yemant sijn voirsz. daicken na den dach van Sinte Jacop voirsz. niet gemaict en hadde als voirsz. is, zoe menich pondt groot sal hy verboeren ter tijt ende wylen, dat die daicken sijn gemaict S23 als voirsz. is. Desgelijcx sullen oick gehouden wesen te decken mit harden daicke alle dieghene, die hem verbonden ende verpeynt hebben te decken mit harden dake ende die dat niet gedaen en hebben upte daghe ende peyne voirsz. Actum ut supra. CL. DAECKEN. (1521 Augustus 23.) Is voirt overdraigen by den vroescap ende men doet gebieden, dat nyemant van denghenen, die up ghisteren hoir daicken by den quaden weder ende storm sijn gebroken, hoir daecken en decken dan mit harden daicke, ten wair off zy eerst by den gerechte quamen ende hem anders worde.geconsenteert, upte boeten van in sc. ende die correxie van der stede. Actum ut supra. CLI. DAECKEN. ffolso (1521 Augustus 23.) Men consenteert eenen yegelick, die up ghisteren by den quaden weder hair daicken sijn gebroken, dat die sullen moegen decken mit trapriet, behoudelick dat sy dat weder ofgebroken sullen hebben ende mit harden daicke gedect voir Bamisse, upte boeten van 111 sc. gr. te verboeren van soe menigen dach als zy na den dach van Bamisse waeren in gebreke van dese ordonancie. Welverstaende dat nochtans alle dieghene, die mit riet decken willen als voirsz. is, sullen gehouden wesen dat te kennen te gheven ende hem te laeten teykenen, upte boeten van 111 sc. gr. ende die correxie van der stede. Actum ut supra. CLII. PENSIONARIS. 1521 Augustus 31. Upten lesten dach van Augusto anno XVCXXI is geconsenteert an te nemen een pensionaris, die geexperimenteert is in als ende een geleert man, ende hem gheven pc Rinsgulden off XXXII ffi gr. sjairs als men best mit hem sal overcomen moegen, ende sijn exchijs gheven gelijck andere gehadt hebben, overmjj* die veelheit ende groeticheyt van den saicken, die de stede heeft te doen. 524 CLTII. CONTRIBUTIE. 1521 September 3. Upten Uien dach in Septembri anno XVCXXI is gesloten by der vroescap, dat om te fineren die penningen, die men jegenwoirdelick upbrengen moet der K. Mt., die men uuyt die tresorie niet en mach upbrengen etc., dat men ontbieden sall enige die geit ende goet hebben ende ghene off weynich renten hebben upter stede ende hem ten besten onderwysen om lijfrenten te copen. Ende soe te verduchten is, dat men hiertoe niet en sal moegen comen om die nootlicke penningen up te brengen, zoe sal men kiesen uut die vroescap Uil parsonen, die de voirgaende leeningen ende boecken sullen visiteren, om die te laech staen te verhoegen ende die te hoich staen te veriaegen. Ende indien oick enige sijn, die niet gestelt en sijn, sal men oick stellen. Ende dit gesien hebbende, sullen zy by hoeren eede, ziel ende consciencie een yegelick stellen nae hoge masten ten naesten dat sy sullen weten te stellen ende een yegelicken stellen up een somme, dairvoir zyluyden ontfangen sullen lijfrenten, die penninck acht tot eenen live, ende die stede sel hemluyden brieven leveren buyten hoeren coste. Ende soe wye gecoren wordt ende tselfde weygerde te doen, die sel verboeren ses pondt groot; ende soe wye gestelt wordt ende zijn penningen niet upbrengen en wil, die sel verboeren 2Ë gr. Ende die een derdendeel den heer ende die stede II derdendeelen. Ende hiertoe sijn gecoeren Frederik Adriaensz., Gerijt Geerlofsz., Dirck Stempelsz. ende Ysenout Claesz. CLIV. 1521 September 9. Upten ixen dach van Septembri anno XVCXXI zoe is by die van den gerechte by raeden ende consent van die vroescap geordonneert , dat omme up te brengen die porcie ende paerte van dese laetste bede van LXXXM bevolen sal worden enige van den rijcste van dese stede te coopen jairlicxe renten nae advenant van haere goeden tot seggen ende taxacie van den gerechte ende vier goede mannen, van der vroescap dairtoe geordoneert. Ende beveelt dieselve van den gerecht een yegelick, die bevolen ende geordoneert sal worden lijfrenten te copen, up te brengen tgundt 525 dairup sy gestelt sullen wesen in handen van die tresoriers binnen die twee dagen naedat tbevel hemluyden gedaen sal wesen, up die (boeten) van xxilil duysent steens, tduysent up X stuvers gerekent, welcke peyne mitsgaders de prweipale somme die gebrekelick is up te brengen sijn settinge afgescat sal worden , nietjegenstaende appellacie of reformacie. Ende sal van die voirsz. peyne die helft voir sijn execucie den officier geappliceert worden ende dander helft sal die stede ontfangen. CLV. SCHUTTERYE. UUYTTRECKEN OP VERBEURTE VAN LYFF ENDE GOET. (1521 September 9?) Alsoe up huyden desen dach die van de gerechte mit die gemeen vroetschap ende rijckdom van der brouwerie deser stede gesloeten ende geaccordeert zijn uut te reysen mit Jan Jansz., burgemeester, Huych Gijsbertz., Vranck Adriaensz. ende Pieter Voipertsz. als scepenen, diet hoir lot gevallen is, mitsgaders oeck die een helft van der stede ende oeck de helft van beyde die scutterien, te weten Dirck de Vrien homanscap ende Neel Bossen homanscap van doude scutters ende Neeltge cuper mit Adriaen Dircsz. cuper van de jonge scutters, mitsgaders oick de acht homanscepen, als Henrick Boyensz., Dirck Maes, meester Henrick boeckebinder, Frans die lijnder, Valck Allertsz, Neelebroer, Dirck Dielofs ende Cornelis de berduerwercker, diewelcke hemluyden te loote gevallen is om uut te reysen terstont mit ^e voirsz. burgemeester ende scepenen voirsz. ter plaetsen, daer die burgemeesters voorgaen;fl»4llen, waeromme men gebiet, dat de voirsz. homans van stonden an ommegaen ende hem laeten weten, dat se hem terstont gereet maecken int harnassche ende mit alsulcke wapene, daer zy hoir lijff mede verweeren mogen. Ende men gebiet eenen ygelicken, diet zijn lot is, van stonden an te comen voort raethuys mit alsulcke wapenen, daer een ygelicken zijn lijff mede meent te verweren, ende den burgemeester volgen, dair hy voorgaen sal, ende alle te doene, dat den burgemeester eenen ygelicken mit zynen raedt bevelen ende lasten zal, upte verbuernisse van lijff ende goet. Welverstaende soe wie van huys is, zal gehouden wesen een man in zijn plaetse te stellen mit wapen, dair den burgemeester mede tevreden te wesen. Ende men wilts nyemandt verdragen. 526 CLVI. Pestilentie. (1521 September 9?) Men gebiet eenen ygelicken van stonden an desen dach te vieren totdat de processie om geweest zal hebben, Goede van hemelrijck ende zijnder gebenedider moeder danckende ende lovende van de bescermenisse van den brant, die binnen der stede soude hebben mogen comen, van den brant, die onlancx, Godt betert, buyten Dijcxpoort geweest is; ende bisonder oick biddende, dat ons Godt bescermen wil voir die pestellentie ende haestige doot. Ende men zal Onsse Vrouwe van Nootgoods ter eere van den broerscap van den Seven weken, twelcken alle jairs up desen dach doen zal. CL VII. (1521 September 9?) Voort alle diegeene, die by Pieter harnasmaecker gemaent zullen worden, hetzy stuver, halve stuver ofte ontgelt, roerende van de waeck, dat die tot nochtoe gewaect hebben, upte correxie van der stede. CLVIII. (1521 September 9?) Voort is gesloeten by der vroetscap, dat men tot alle harbargen geen bier tappen en zal dan by der stede maet, te weten by mingelens, pynten ende halve pynten. Ende een ygelick zal gehouden wesen zijn kannen te laeten te veryken tusschen nu ende Meydach naistcomende ten huyse van Dirck Geritsz. tinnegieter, wonende upte Corte tiendwech; ende men zal de penne setten een duim binnen de cant van de kanne, upte boeten van II sc. gr. alsoe dick als yemant bekuert zal worden. DE KEUREN EN DE VERORDENINGEN VAN BLIJVENDEN AARD UIT HET TWEEDE VROEDSCHAPSBOEK. 1522—1558. DE KEUREN EN DE VERORDENINGEN VAN BLIJVENDEN AARD UIT HET TWEEDE VROEDSCHAPSBOEK. I 1). COORiVËXCYNS. 1522 Februari. Alsoe zekere gebreke vallen in de coernexchijs van den coren, dat binnen deser stede gebrocht wordt ende vernacht ende oick dat uuyt schuyten ende van wagens upgedaen wordt, zoe hebben die van den gerechte mitte heele vroescap dairup geordonneert ende gekuert gelijck hierna volget. ï. Item soe wye coeren binnen deser stede off vrydomme van dien brenget ende landt roert ende vernacht sonder dat den exchysenair te kennen te gheven ende oirloff te begeren, die sal gehouden wesen synen vollen exchijs te betaelen van denselven coeren. Ende diet coeren toebehoirdt sel hierboven verboeren X 8?. Mer indien tselfde coren den exchysenair angebrocht wordt ende des anderen daeges zonder vercopen uuytgevoert wordt, soe sal men vry wesen van den exchyse van denselven coren. 2. Item dat men geenrehande coren uuyt scepen, scuyten, wagens off anders sal moeten updoen by scepelen, mudden,' halve hoeden, heele hoeden off meer, dan by consent van den" exchysenair ende sal eerst gesegeit moeten wesen ende gemeten, ende dit upte boeten van thien pondt. Ende men sal geven van zegelen van een hoedt een oirtgen tot twee hoedt toe ende dat twee hoedt is ende dairboven, sal geven een groetgen, ende dat beneden een hoedt is sal vry wesen vant segelgelt. I) Opschrift boven de nrs. I-IV: Cueren ende ordonnantiën, gemakt by der vraeseaf ,n Februari, anno XWXXII ende ofgelesen mitte gemeen kueren. 34 53ó tl. SLEEPEN BIER, BOSTEL, DRANCK, COORN OF ANDERE DIER GEL YCKE WAIR^ (1522 Februari.) Voirt is gekuert by de gerriene vroescap nyemant binnen der stede van der Goude en sal moegen slepen bier, bostel, dranck, coren off anders diergelijcke om geit, dan die poorteren ofte inwoenders van der stede, ten sy dattet hemselven toebehoirdt ende slijt an sijn eygen beesten off huysgesinne, upte boeten van III U, een derdendeel den heere, een derdendeel den aenbrenger ende een derdendeel tot reparacie van de camere. III. ORDONNANTIE OP DE ARRESTEN. (1522 Februari.) Overmits datter groot gebreck valt ende ongeregeltheyt, als yemandt van enige sculden off saicken binnen deser stede beset wordt, van buyten consent van den bode boven tbesetten uuyter stede te gaen off sonder borge te setten ofte stellen, twelck meest geboert omdatter geen expresse kuere off boeten toe gestelt is, zoe is by de gemene vroescap omme hierin te remediëren geordoneert ende gekuert gelijck hiernae bescreven volget. 1. Bode. Besetten. Arresten. Item wanneer een bode vermaent wordt yemant te besetten, zoe sal die bode gaen totten ghenen, dien hy besetten sal ende hiertoe nemen kennisse van poorteren ende seggen denselven, dien hy besettet, voir hoeveel die hem doet besetten hem beclaegen wil. Ende wat poorter dairtoe vermaent wordt ende dat weygerde, verboerde vijff pondt. Ende als dieghene aldus beset wordt, soe sal die beset is terstont een borge setten te recht te comen off by den bode gevangen bliven ter tijt toe dat hy borge geset heeft. Ende wairt dat dieghene, die beset wair, binnen eenre ure gheen borge en settede, soe sal die bode denghenen, die hy beset heeft, den schout overleveren ende die schout sal die houden in den vang. nisse~;ter tijt toe dat hy borge geset heeft off mit recht gevrijt is. Ende wairt dat dieghene, die men alsoe besettede, van den bode in jegenwoirdicheyt van twee poorteren niet beset noch niet gehouden en wilde wesen ende soe wechginge tiegens wiUe van den bode sonder borge te setten, zoe zoude hy verboeren veertien pondt ende dairtoe gecorrigiert te wesen by den meesten ommeseggen van den gerechte. Ende wairt saicke dat die eysscher clagede hoeger off laeger dan dairvoir beset wair, soe 53* mach die verweerder hem antwoirdt ontseggen, ende wordt hem antwoirdt ontseyt, zoe verboert hy xvm scelling. 2. Weeten. Gilatien. Item is gekuert ende gestatueert by de ghemene vroescap, alsoe merckelicke gebreken dagelicx vallen, dat enich van den poorteren of inwoenende hemselven absenteren tot sulcke tyden als men gewoenlick is recht van poorters te doen, sulcx dat zyluyden mitsdien tot ghenen tyden mit recht angespróken en moegen worden, ende om eenen yegelicken recht te administreren, zoe is geordoneert, dat men van nu voirtan sal moegen daegen mit een geswoeren bode alle poorteren ende inwoenres, van huys wesende ende hem absenterende alsvoeren, tot discrecie van den gerechte ende dat tot hoirluyder laetste maelstede, ende hemluyden eenen rechtelicke weete te doen of te doen doen tot coste van denghenen, die ongelijck hebben sal, ende sal die voirscreven poorter ofte inwoender, sulcx die weet gedaen wesende, gehouden wesen te recht te comen ofte procuracie te senden binnen XIIII daegen, alsoeverre hy die weet crijcht binnen die lande van Hollandt. Ende ingevalle hy wair buyten slands ofte over zee, zoe zoude hy schuldich wesen in te comen binnen ses weken, ofte die eysscher zoude sijn partye by contumacie mogen verwinnen nae den rechte der stede van der Goude. IV !). REET GELT. (1522 Februari.) Is noch gekoert, dat alle dieghene, die enich goet coopen binnen die jurisdictie van der Goude om gereet geit ende gheen daegen en bevoirwairden, die sullen schuldich wesen te betalen binnen drie daegen dairnae dat hem dat goet gelevert sal wesen of gepresenteert sal worden gelevert te worden, behoudelicken dat alle dieghene, die haver copen by de schuyten off by die wagenen, die sullen schuldich wesen te betaelen binnen sdages zonneschijn. Ende indien hier yemant gebrekich in wair ofte bevonden worde ende dair clachte an den heer quaem, die zoude verboeren thien croenen. VI). HOEY BERGEN, COORN, RYEDTDAKEN, TEGELEN. (1522 Maart 19.) Item die kuer van dat hoy bergen ende tcoren in den huysen 1) Deze resolutie is doorgehaald. 532 te leggen ende van den rietdaicken mit tegelen te verdecken is by den ghemeen vroescap gesloten ende geaccordeert, dat men dieselve tijt van dien in sijn forme tonderhouden continueert een jair datum van desen. VI !). (1522 Mei 2.) Is mede gestemmet ende gesloten, dat men voirtan int verhuyren van der stede exchysen niet meer wijns en sal doen haelen in der vierschaer. Ende dat men oick voirtan den talmans, casteleyns ende schoutedienaeren ende andere diergelijcke dienaeren geen presencie en sal gheven als men dexchysen verhuyrt. VII. GEDEPUTEERDE TE REYSE OP EEN BOETE VAN ZES GULDEN, TEN SY DE BURGERMEESTEREN DE EXCUSE WETTIGH OORDEELEN. (1522 Mei 27.) Upten voirsz. dach is mede geaccordeert ende gesloten, dat dieghenen, die geordoneert worden by den gerechte enige reysen te doen van der stede wegen off enige dachvairden te bewaeren, dat die gehouden sullen wesen die reysen te doen upte verbuernisse van een pondt gr., deen helft tot profijt van den heer ende dander helft tot profijt van denghenen, die de reyse bewaeren sullen, ten wair dat dieghene, die gecoeren wair te reysen, sulcke excusacie hadde, die den burgermeesteren genoech dochtel zoe soude hy van den voirsz. boeten vry wesen. VIII. (1522 Juni 5.) Item dat die van den gerechte sullen maken zekere kuere, achtervolgende wekken op Antwerpen up dese tijt gebrouwen sal worden, ende kiesen zekere brouwers, die achtervolgende die voirsz. kueren sculdich sullen wesen te brouwen hair bier mits dat dieselve brouwers, alsulcx gecoren, alleen ende nyemant anders up Antwerpen sullen bliven brouwende, ten wair dat die neringe vermeerde, alsulcx dat zy alleen die van Antwerpen niet en mochten geryven, twelck sal staen tot discrecie van den gerechte. 1) Deze resolutie is doorgehaald. >33 IX. BROUWER YE. 1522 Juni II. 1. Upten xien dach in Junio anno XVCXXII is by de gemeen vroescap eendrachtelick geaccordeert ende geordoneert, dat achtervolgende die beloftenisse ende voirwairde, gemaict mit die brouwers, gecoren up Antwerpen, men sal inhiberen ende verbieden op Antwerpen te brouwen ende aldair hair bier te slyten zonder ordonnancie van den burgermeesters ende gerechte. 2. Item dat men mit alre behoirlicke wege van bedwange bedwingen sal die onwillige brouwers te betalen die XV stuvers, dair zy up geset zijn. X. COORNEXCYNS. (1522 Juni 23.) Voirt is geordoneert, gesloten ende geaccordeert by de voirn. vroescap, dat alle dieghene, die in de coerenexchijs schuldich zijn, sal men by ghisclinge van stonden an doen betalen. Ende zoe wye van nu voertan enich coeren updoen smorgens voir den middach, die sullen nae die middach upten selven dach hoir exchijs moeten betalen. Ende soe wye nae middage coeren updoen, die sal sanderen dages voir middach zijn exchijs betaelen. Ende ingevalle yemandt dairinne gebreckelick wair, die sel, telken dage [over die voirsz. tijt gaende tot Hl dagen toe, eiken dach betalen in peyne een croen boven den exchijs, ende nae die lil daghen ommegecomen wesende sonder die voirsz. betalinge gedaen hebbende, sal alsdan de heer den voirn.exchijs mitte peyne uuytleggen upte me penninck meer. Ende sal die exchysenair of die bewairder van dien gehouden wesen twee uren voir middage ende II uren nae middage te sitten ende verbeyden om trecht van den exchijs tontfangen. XI. BROUWERS. (1522 Augustus 27.) Oick zoe is geconsenteert, dat die brouwers selver sullen moegen vercopen ende leveren die schoeven, hem toebehoerende. XII. THESAURIERS REECKENINGE TE DOEN VOOR KERSMISSE. (1522 October 13.) Was mede ten voirsz. dage geordoneert ende gesloten, dat die 534 tresoriers van XIX ende twintich voor Kersmisse naistcomende hoir rekeninge, bewijs ende reliqua sullen doen ende die tresoriers vant voirleden jair sullen voir Lichtmis naistcomende hoir rekeninge ende reliqua overleveren binnen een halff jair nae die destitucie van hoir officie, up arbitrale correxie. Ende ist byalsoe dat men den tresoriers geen expedicie van hair sculdenairs doet, wanneer die wet des versocht is, sullen die tresoriers dairup die vroescap moegen doen dagen ende over die wet claegen. XIII. NACOOP VAN STADSRENTEN. (1522 October 13.) Item mits dat veel renthen ten live ende ter losse up die stede voir" zeer cleyne prijs gecoft worden, sullen die tresoriers, by advijs van die camer, a tempore sciencie die nacoop moegen nemen. XIV. VACATIËN VAN GEDEPUTEERDE. DE BURGERMEESTER MET EEN KNECHT IN DEN HAGE ƒ O—18., IN VLAENDEREN f I. (1522 October 13.) Item wanneer een burgermeester mit een knecht reyst in den Hage, sal niet dan drie scelling hebben. Ende boven in Vlaenderen ofte Brabant sal hy hebben een gulden. Wanneer dair sijn twee off meer burgermeesters of gedeputeerden mit die pensionaris, sullen betailt worden nae ouden haircomen. XV TAILLE. (1522 November 11.) Is mede geordoneert, dat dieghene, die gehouden sullen wesen naevolgende der settinge up te brengen hoire kerven, dieselve kerve' upbrengen sullen des Saterdages of sullen hoir kerven moegen corten an hoire verjaerde renthen. Ende die sijn gelden niet upgebrocht en heeft ter voirsz. dage, sal men des Manendages dairan executeren den derden penninck beter. 1) Bij resolutie van 13 October 1522 had de vroedschap een „taille" ingesteld, tot stijving van de uitgeputte stadskas. Wie boven vijftig pond groot gegoed was> kreeg een „kerf" en werd daardoor belast voor twee stuivers per week gedurende zesentwintig weken. Op 9 November werd de kerf gesteld op één stuiver, te betalen gedurende tweeëndertig weken. 535 XVI. UT SUPRA. (1522 November II.) Item om dese weeckgelden tontfangen zijn geordoneert enighe parsonen ende is geaccordeert by de vroescap ende hebben elck tselfde overgegeven, dat dieghene, die men noemen sal, gehouden sullen wesen hem te stellen totten voirsz. ontfang als geordoneert is. Ende zoe wye onwillich wair, dat die verboeren sal v ff gr. tot profijt van den anderen medegeordoneerden. Ende sal hierboven noch verbueren die correxie van der stede. Ende indien die schout dairof dexecucie doet, sal alsdan hebben het derdendeel van de voirsz. V ff ende dander bliven sittende die twee deelen. Ende zijn hiertoe genomen Gerijt Heye, Willem Jan Willemsz., Claes Gerijt Claesz. ende Jan Dircxz. uut die gerechte, Pieter Roelofsz., Ysenout Claesz. ende Martijn AeHörechtsz. uut die vroescap ende Gerijt Ghysen, meester Willem die Vrye ende Symon Heyaricxz. uut die ghemeent. XVII. DE SCHOUT DEN DERDEN PENNING VOOR DE EXECUTIE. 1522 November 18. Upten xvmen dach in Novembri anno XVCXXII is geaccordeert ende gesloten, dat die schout hebben sal den derden penninck meer van hoire settinge van den onwilligen, die hoir settinge niet up en brengen, voir zijn execucie als in de voirgaende vroescap was gesloten. Ende dat men van dese materie ende peyne mit goede manieren ende instructie onderwysen sal den castelleyn van dage by den burgermeesters ende enige van de vroescap, ende dit aleer men Adriaen Dircxz. antwoirde geven sal. XVIII. EXECUTIE. (1522 December 29.) Is oick geconcludeert, alsoe nae ouden haircomen die voirgaende officiers ende castelleyns altoes van skeysers wegen gedaen hebben executeren die stede peynen, kueren ende boeten up alsulcke emolumenten ende profyten als by dieselve kueren hem toegevonden zy, dat men alsulcx sal mit vrienscap die castelleyn onderwysen ende bidden alsulcx texecuteren die gemeenten, die hair tailge onwillich zijn up te brengen, op sulcke 536 posicie als by die kueren hem toegevonden zijn zonder hem yet meer toe te vinden of te geven. Indien hy dat niet doen en wil, dat men hem by den hove dairtoe sal bedwingen. XIX. (1523 Februari 26.) Is voirt gesloten, dat aengaende haver off gerst, hier vercoft ende overgesceept ende dat die maet roert, sel betalen exchijs nae ouden haircomen ende usancie. XX. TOLLEN. (1523 Juni 25.) Item als aengaende tscriven van de camere van de rekeninge, roerende tbetalen van der tollen van den onvrye goeden ende oirloff te bidden van de vrye goeden etc., is by der vroescap gesloten ende geaccordeert, dat men die poorterye openbairlick mitter clocke wairschuwen sal, dat nyemant hem en vervordere enige onvrye goeden of die te voeren vercoft zijn, voirby. den tollen te voeren, ten zy dat zy dat den tollenaeren eerst te kennen geven, want men sonder verdrach den misbrueckigen sal executeren ende strengelicken corrigieren, sonder tselfde te verantwoirden. XXI GEEN HOY IN DE BROUWER YEN. 1523 Juli 23. Upten XXIIien Julii anno XVCXXIII is by die van den gerechte om groote dachten wille den vroescap verthoont zekere periculen van brande doir middel vant hoy ende rietdack in de stede dagelicx comende, contrarie zekere oude vroescapskueren, dairvan wesende, wairup is by die vroescap gesloten ende geaccordeert, dat men sal alle dat hoy uuyt die brouweryen ende voirhuysen van dien doen ende niet meer dairin leggen, upte boeten van III Rijnsgulden elke weke te verboeren, beghinnende acht dagen nae Sinte Pietersdach toecomende, ende die correxie van der stede. Welverstaende dat dieghene, die beesten houden in hoire brouweryen, die sullen mit sacken thoy moegen aldair halen ende laeten in de sacken staen. 1) Deze resolutie is doorgehaald. 537 XXII. BRANTGEREE TSCHAP. (I,5..23 Juli 23.) Item roerende die brantemmeren, leeren ende haicken, dienende ter brande, is by de voirsz. vroescap gesloten, dat men by drie off vier uuyt die vroescap mit die van den gerechte maken sal een goede ordonancie upte voirsz. leeren, emmers ende haicken. Ende hiertoe zijn genomineert Baerent Heynrixz., Cornelis Bossch, Ysenout Claesz., Ghijsbrecht Gerijtsz. ende Cornelis Jan Oeckers. XXIII. TAILLE. 1523 September 10. Upten xen dach in Septembri anno XVCXXIII is gesloten by de vroescap, dat die tailgien, geordoneert int voirleden jair om der stede achterwesen te vervallen, hoir voirtganck hebben sullen ende overmits dat die stede haestelick moet upbrengen xxvinc Rijnsgulden, zoe is geordoneert, dat een yegelick sel upbrengen sijn tailgien gereedt an gelde sonder enige quytantie voir XVI weken, om dairmede die haestige penningen te betalen. Ende sullen dan die tailgien alle weecx upgebrocht worden ende die eerste weke dan dairof sel wesen die Saterdach voir Sinte Matheusdage naistcomende. Ende sullen dan dieghene, die renthen hebben, die yerjairt sijn, hoere renten moegen corten van hoir tailgen, ende als die tijt van de tailgien te gaderen ommegecomen is, sal men een yegelick van syne voirsz. upgebrochte tailgien ende oick van syne oude Ieeninge, gedaen in den jaere XVCXXII, lijfrenten gheven die penninck acht, dairof men deerste betalinge doen sel in den jaere XVCXXV. Ende om dese penningen tontfangen sijn geordoneert uuyt die gerecht Pieter Roelofsz. als burgermeester ende Jan Dircxz. of Reyer Paeuwe, één van hem beyden, uut die vroescap Willem Jan Willemsz., Ysenout Claesz., Jan Dircxz. de Bruyn ende uut die ghemeent Gherijt Ghysen, meester Willem die Vrye ende Symon Heynricxz. Ende die van de gerecht ende vroescap sullen hoir tailgien van de xvi weken gehouden wesen up te brengen tusschen dit ende Dynsdach naistcomende, dien dach all, ende die van de ghemeent sullent upbrengen tusschen dit ende Saterdach dairnae comende, dien dach all. Ende soe wye in gebreke wair syne penningen up te brengen binnen den voirsz. tijt ende dagen, 53» die sel men des anderen dages dairan executeren den derden penninck beter. Ende van dese peyne sel hebben die heer dat een derdendeel ende die stede die twee derdendeelen. XXIV. Ê U YTENVESTEN(1523 October 23.) Item alsoe die erven buyten an der stede muyeren dagelicx uutgesteken worden ende zeer breet zijn, dairinne die stede in perikel zoude moegen comen by den vianden, zoe ist dat men dairinne gairne remediëren ende voirsien wil etc. Is gesloten, dat elck zijn brieven van den voirsz. erven bovenbrengen omme die te sien ende gesien hebbende voirts dairinne te ordeneren alst behoeren sal tot welvairt ende sterkenisse van der stede. XXV. AR TILLERIEMEESTER. (1523 October 23.) Item alsoe dese stede zekere artilleriebussen ende ander gerescip dairtoe dienende heeft, dair luttel up geacht wordt ende nyemant en bewairt ende dicwijls verbijsteren ende vergaen, zoe is by der vroescap gesloten ende geaccordeert, dat men een artilleryemeester, nut, bequaem ende verstandt hebbende van bussen te schieten' ende die alrehande cruyt maeken can, sal annemen ende hem tot zijn salarys toeleggen nae discrecie van den burgermeesters ende gerechte. XXVI. 1524 Januari 26. Upten XXVI™ Januari XVCXXIIII sijn by der vroescap geaccordeert ende gesloten die naebescreven artikelen. 1. Rector. Eerst upter stuck van .den rectoer van der schoele, dat men by enige den rectoer weder annemen sal voir den tijt van twee off drie jairen ten meesten oirbair ende minste 'quetse van der stede ende dat men mit enige geleerde sal spreken om somwyle te zien totten regimente ende ordonancie van der schole ende dat die jongen wel geleert moegen worden. 2. Vroetschap. Die kuere van ter vroescap te comen is gecontinueert, gelijck int oude vroescapboeck staet, ende nyemandt en sel voirtan moegen spreken die eene tiegen dandere terwyle 539 die opinien ommegaen, upte peyne van een stuver, die men terstont upte staende voet ofnemen sal. XXVII. 1524 Februari 29. Upten laetsten dach van Februario anno XXIIII isgeproponeert die vroescap by den burgermeesteren ende gerecht drie articulen hiernae verclaert. 1. Voer reet geit te copen. In den eersten datter groote clacht valt, datter veel copen om gereet geit ende niet en betaelen, dair is geconcludeert by de gemeen vroescap, dat soe wye coopt om gereet geit dat bedraecht beneden X 18, is upte boeten van vijff pondt, ende boven X 18 upte boeten van X É8, alsoe"verde die heer tgelt verschiet. XXVIII. REET GELT. (1524 Maart 3.) Is mede gesloten aengaende te copen om gereedt geit ende dairoff een kuere gemaict gelijck die schout die by gescrifte overgeleyt heeft ende was luydende als hiernae volget. Item omdat zekere dachten dagelicx vallen van den vercopers, alsoewel poorters als vreemde liede, als dat hemluyden ofgecoft wordt hoirluyder goet om gereet geit, menende hoir gereet geit tontfangen om weder hemluyden te behelpen in comanscepe ende elders, zoe ist, dat dagelicx bevonden wordt, dat die copers, alsoe dat goet gecoft hebbende, in gebreke sijn van betaelen, tot- grooten achterdeel van den vercopers, wairomme dat die vroescap deser stede hierinne heeft willen voirsien ende remediëren ende hebben gestatueert ende gekuert, dat hem nyemandt, wye hy zy, en vervordere te copen enige goeden om gereedt geit, ten sy dat hy den vercoper voldoe ende vernoege den vreemden man binnen een atmael ende den poorter binnen twee daegen naedat hem tgoet, sulcx gecoft, gelevert sal wesen. Ende by gebreke van dien ende dat die coper niet en betailde als voirsz. staet ende dat den vercoper off vercopers clachtich vielen an den schout van deser stede, zoe zoude die schout die penningen moegen upleggen ende van stonden an scatten den coper den derden penninck meer dan die schout verschoeten zoude 540 moegen hebben. Ende indien die schout die penningen den vercoper niet en begeert up te leggen, soe sal hy den vercoper die pande te goede schelden ende sal van stonden an den vercoper evenwel recht administreren ende scatten den gebrekigen. Upten IIII™ Novembris anno XVCXXIIH is by de vroescap dese voirsz. kuer verclaert, dat die vercoper sel eerst die coper rechtelick doen ver daegen omme den eersten dach dairup te hoeren, ende denselven sal men moegen mit die eerste rechtelicke claege verwinnen, gelijck men van sheeren penningen doet. Ende indien hy wordt verwonnen by sentencie off contumacie, soe sal dieselve coper gehouden wesen up dienselven dach te betaelen off die scheut sel des anderen daeges die penningen upleggen upte derde penninck meer ende die uuytscatten als sheeren penningen. Ende indien die heer die niet uuyt en leyt, soe sal die vercoper hebben tselfde recht dat die heere heeft. Aldus noch verclaert den II™ Decembris XVCXXIIII. " XXIX. SCHOLE. (1524 Maart '0j Item up zekere concepten, puncten ende articulen, roerende vant regiment van der schoele ende tannemen van een rectoor, blikende by zekere scriften dairvan wesende ende in de voirsz. vroescap gelesen, is by de vroescap gesloten, dat men dese saicke stelt tot discrecie van den gerechte. XXX. (1524 April 18.) Item die kuere gemaict den XVI™ April lestleden angaelide dat storten *), is gesloten, dat tselfde alsoe sal geboeren. Ende aengaende die boeten van de vroescap is gestelt up hoeren eedt te doen. XXXI. CONSUL TA TIEN. (1524 April 18.) Item aengaende die dachgelden van Cornelis Bogairt ende Jan Cornelisz. van de consultacie is geaccordeert by de vroescap, 1) Die keur is niet bekend. 54* ,dat die stede betalen sel hoir reysen, soe die stede in voirleden tyden betailt heeft, mer voirtan sel betaelen die costen van der consultacie dieghene, die de consultacie begheren. XXXII. DECRETEN. (1524 October 3.) Item aengaende die renten, staende upte huysen, diewelcke huysen by den heer up daegen vercoft worden, is by de vroescap gesloten, dat men sal ondersoucken, hoe ende by wat manieren in anderen steden, Delff, Hairlem, Dordrecht, in gelijcke sakken gedaen wordt ende dairnae sal men dairup moegen letten ende ordonnancie te concipiëren. XXXIII 1). WA TERMEESTERS. (1524 October 3.) Item roerende tpunt van de waterscippen, binnen deser stede leggende, ende betymmert, gedamt ende bedorven worden, is by de vroescap gesloten, dat men vier off ses watermeesters ordoneren sal, die regardt ende toesicht sullen hebben upte voirsz. waterscappen ende dairin mit die van den gerecht ordoneren tot oirbair ende profijt van der stede waterscappen ende onderhoudenisse van dien. XXXIV. SLACHGELT. (1524 October 3.) Item aengaende dat slachgelt van den huysraet, ymboel off andere goeden, die men vercoopt, is by den vroescap gesloten, dat zoe wat niet ofgeslaegen en wordt in sterfhuysen, dattet selfde gheen slachgelt betaelen en sal. XXXV. DECRETEN. (1524 November 4.) Upt punt van den huysen, dair renten up staen, die by de stede vercoft worden ende hoe dat men die renten betaelen sal, 1) In margine staat: Daeroft is geordoneert. 542 Is gesloten, dat men dese saicke by vijff of ses parsonen sal laeten ondertasten ende bespreken ende dairnae hoir concept in de vroescap verthoenen. Ende voirt sullen dieselve parsonen mede letten upten armen luyden, die leeninge gedaen hebben ende geen renten dairvoir en begeren, hoe dat mén dairinne bequaemste sal moegen doen. XXXVI. EXUE. 1524 November 22. Upten XXlien Novembris anno XVCXXIIII is by den vroescap by besloten brieve van Hoeren verthoent, hoe dat dieselve stede van Hoeren begeert voir hoiren poerteren ende inwoenres een accoordt ende overdracht te hebben mit dese stede van te verexuen, te weten dat diegheen, die van Hoeren van nu voirtan hier binnen quamen woenen, tsy by huwelick oft anderssins, zouden vry wesen vant voirsz. exeue ende diergelijcke dese poorters wederomme tot Hoiren etc. Dairup is by der vroescap gesloten, dat men die van Hoeren accordeert gelijck zy in hoeren brieff hebben begeert. XXXVII. VONDELINGEN. (1524 November 22.) Is mede gesloten, dat men die kueren van den Heyligegeest aengaende die vondelingen van nyeuwes sal doen publiceren ende ofgelesen, gelijck die Heyligegeestmeesteren dat begeert hebben. XXXVIII 1). DECRETEN. (1524 November 22.) Noch is gesloten by de vroescap dat aengaende dordonancie van den huysrenten van den huysen, die by den heer vercoft worden, dat men vijff off VI van. den oudsten dairtoe ordoneren ende nemen sal, die diesaengaende maken sullen ende raemen een bequaem concept, om dat gevisiteert te worden ende dan dairin te doen alst behoiren sal. 1) In margine staat! Off. Ui XXXIX. MAEL TYDEN ONDER DE VYFF GROOTE STEDEN. (1524 November 22.) Item roerende zekere maeltyden, die de steden elcx geordoneert hebben gehadt te doen omme vrienscap, kennisse ende minne te maken mit malcander ende dieselfde tonderhouden> dwelcke die andere vijff groote steden mitter tijt volbrocht hebben gehadt ende tselfde mede geachtervolget is by Willem Jan, burgermeester , ende dandere gedeputeerden van deser stede doir dicke vermaninge van den anderen steden etc, is gesloten, dat dese stede voir desen tijt die maelteyt gedaen bij de gedeputeerde van der Goude betaelen sal, mer men sal voirtan van sulcke ende diergelijcke maeltyden niet meer by der stede betalen sonder expres consent. XL. VLEESHOUWERS. 1525 Januari I'L Upten Xl«« dach in Januario anno XVCXXV is geconsenteert die vleyschouweren onder die loyffen, dat zoe wat beesten zyluyden copen voir XVI Rijnsgulden off dairboven, dat zydairmede twee ende twee tsamen looten moegen ende mit hem tween slyten ende bruyeken. XLI. CALFFVENPANTBR YE VEN. (1525 Januari 11.) Is noch gesloten by den gerecht ende vroescap eendrachtelicken, dat zoe wanneer yemant verworven heeft pantbrieven, die men noemt een calff, up yemants huys, dat men die renten van denselven pantbrieff sal moegen oflossen elcken penninck mit thien. Ende desgelijcx sal men die mede ofscatten, indien die huysen, dair die pantbrieven up spreken, van der stede wegen vercoft worden, zoe die renthen dair alsoe van den thien penningen een in den pantbrieff up gestelt sijn. XLII. ERFENISSEN. 1525 Januari 28. Upten xxvmen Januarii anno XVCXXV is by der vroescap off ende te niet gedaen die oude ordonancie, kuere ende costume 544 van der stede, dat soe wye hem vermet gerecht te sijn in enige erfnisse, schuldich is hem te doen leeden in derselver erfnisse binnen jair ende ses weken nae den doot van deghene, dairoff hy hem vermet te sijn erfnaem, off van derselver erfnisse versteken te wesen. Ende is verclaert, dat een yegelick, die hem vermet recht te hebben in enige erfnisse, sal hem moegen laeten inleeden in derselver erfnisse tot allen tyden, up sijn goet recht. XLHI. OFLOSSINGE VAN HUYSRENTEN. (1525 Februari 13.) Item upt punt, roerende die oflossinge van den huysrenten, dewelcke huysen by den heer vercoft worden, is gesloten by der vroescap by de meeste stemmen, dat men bliven sal by dordonancie van der stede van Delff ende die te verbeteren, ist moegelick. XLIV. BRANDT. R YEDDA E CKEN. 1525 April 20. I. Upten thienden Aprilis anno XXV is den vroescap verthoent, hoe dat dagelicx ende openbairlick dat harde dack van den huysen ofgebroken wordt ende wederomme dieselve huysen mit riet gedect worden, dairby die stede in groot perekei van brande gescepen is te comen. Ende om dairinne repelicken te voirsien zoe is by de vroescap gesloten, dat alle die huysen, die hier voirtijts mit hart dack gedect sijn geweest ende nu mit rietdack wederom gedect sijn, men tselfde riet sal moeten ofdoen om wederomme die voirsz. huysen mit hart dack te decken binnen eenen zekeren tijt hiernae volgende, ten wair dat yemant, gebrekelick wesende int gundt dat voirsz. is, conde bewysen den rechte genoech wesende, dat zy restitucie hadden gedaen dese stede van hair ofgebroken hart dack, ende die sullen up dese tijt van dit gebot ongehouden wesen. Ende ommedat men scarpelick ende zekerlick dat onderhouden wil hebben ende dat nyemant enige excusacie en mach off behoirt te alligeren, zoe is by de voirsz. vroescap ende gerecht geordoneert, dat die schout ende gerecht mit de vroescap, gebrekelick wesende int gundt dat voirsz. is, sullen aldereerst tusschen dit ende Sint Jacopsdage naistcomende moeten dit voirsz. gebot onderhouden ende voldoen, upte boeten van III ffi gr. Vlaems, ende nae 545 Sinte Jacopsdach sullen zy verboeren alle weeck een halff pondt groot, ter tijt toe dat dat voirsz. gebot voldaen sal wesen. 2. Is mede gesloten, dat alle dieghene, die gaten in hoere tegeldaicken hebben gestopt mit riet ende dairoff die gaten niet groter en sijn boven dat sestendeel van denselven daicke, tselfde riet van den daken ofnemen sullen ende wederomme mit hart dack decken ende repareren tusschen dit ende Sinte Jacopsdach voirsz., upte boeten voirsz. Mer dair die gaeten in den harden daicken groter sijn dan dat sestendeel van denselven daicke, dieselve gaten sullen gerepareert werden by lotinge mitten anderen daicken. 3- Item is voirt by de gerecht ende vroescap geordoneert, dat men dese stede stellen sal an vier, ses of acht deelen ende looten, welck deel eerst beginnen sal dese bovengescreven ordonancie ende kuere te volbrengen ende onderhouden, alle welcke loetinge geschien sal by die van den gerechte voir Sinte Jacopsdach naistcomende. Ende sullen by openbair oflesinge gecondicht worden, wyens lot dat eerst beghinnen sal, ende dander looten dairan volgende mit specificacie, binnen wat tyde dese voirsz. ordonancie ende kuere elcx in sijn lotinge sel moeten volbrengen, upte peyne van den voirsz. boeten. Dit is ofgelesen den xxen Aprilis anno XVCXXV. XLV. ORDONANCIE WEESCAMER. (1525 April 20.) Mede is de vroescap verthoent, datter zekere grote gebreken vallen in de ordonancie van de wesen te bewysen, tot grote achterdeel van den weeskinderen ende verminderinge van den voirsz. ordonancie, wairup is gesloten, dat men die voirsz. ordonancie sal doen onderhouden, upte boeten, dairinne begrepen ende die correxie van der stede, ende dat men van die outste' gebrekelick wesende, eerst beginnen sal. XLVI. VROETSCHAP. (1525 Mei 15.) Item omme te compareren in de vroetscapt als die verdaecht es, daerinne zeekeren gebrecken vallen, is gesloeten, dat men die keur omme te comen in de vroetscap sal onderhouden ende scerpelicken executeren. 35 546* XLVII. RE THOR YCKERS. (1525 Juni 16.) Item angaende die brieven, die .de rethorickers begerende zijn be(se)gelt te hebben over huerluyden tot conservacie van huerluyden camer etc., is ghesloeten, dat men hemluyden bezegelen sal hoeren voirsz. brieven, behouden den heer zijn recht. XLVIII. BRANDT. HOEY. (1525 Juni 16.) Item angaende dat hoey, dat men binnen der stede brengt ende'in den huuse leggen wille, is ghesloeten by den vroetscap, dat gheen backers, brouwers, smeen ende die metten vuer ommegaen, en sullen gheen hoey moegen indoen, overmits het pericul, dan by consent ende discrecie van de burgermeesteren ende gerechte. XLIX. PAERDEMARCTEN. (1525 Juli 7.) Up punct van de pardemercten tonderhouden nae ouden haircomen ende privilegiën, daermede lange gesimuleert is geweest tot prejudicie van dese stede ende mede die coeptluyden etc, soe is ghesloeten by die vroetscapt, dat men die paerdemercten sal doen onderhouden voir den toecoemende tijt nae ouden haircomen ende die privilegiën, daervan wesende. L. BROUWERIE. (1525 Augustus 1.) Item is mede by den voirsz. burgermeesteren den vroetscap verthoent die groete ongeregelticheyt ende quade ordonancie, die by presumpcie gehouden wordt in de neringhe van de brouwerie, ende dat die dairomme wel groetelicke van noede waere daerinne te voirsien ende te procederen tot eenen nyeuwe kuer ende texecuteren die peynen, updat die neringhe van die brouwerie soude moegen in esse bliven. Waerup is by die vroetscap ghesloeten, dat men sal maecken een kuer ende die onderhouden naevolgende toctroy, daerup by die K. Mt. dese stede verleent. 54? LI. (1525 October 2.) Item is oick by den gerechte den vroetscap geopent, datter zekere gebrecken vallen in de executie van de peynen'van de ryetdaecken met den casteleyn ende voirts dat die keur van de brouwerie geexpireert is ende zwaeren groeten dachten dagelicx van diverschen plaetsen comen over tbier, waerup is ghesloeten by die vroetscap, dat die van de gerechte met VI, vm of x bequamen personen uuyt die vroetscap vergaeren sullen by malcanderen ende concipiëren een goede ordonnancie omme te remidieren in de voirsz. gebreecken, daervan men sal den vroetscap rapport doen omme voirts daerinne rypelicken te voirsien als behoeren sal. Lil. GERECHTE. LOOTGELDT. TABEE R TLAECKEAK ' (1525 December 2.) Up punct roerende tgunt dat scepenenmeesteren ontfangen van eenigen boeten ofte broecken, is gesloeten by die vroetscapt dat men alsulcke penningen, comende van die voirsz boeten ende broecken als daer plegen te comen "in scepenbuydel dat diezelve comen zullen aen die stede, daervan den secretaris register off houden sal. Ende den heer sal die voirsz. penningen van der stede mede executeren sonder eenige simulacie ofte fraude. Voirts soe en sal die voirsz. heer van alsulcke voirsz boeten ende broecken nyet moegen dainghen i) buyten kennisse van den burgermeesteren ende gerechte, alle welcke penningen by den heer den tresoriers by goede verclaringe sal overgegeven worden. Voirts soe sullen die van de gerechte ontfangen elcx een stuver alle daege als zy boven comen voir negen uren ende dair bliven tot elf uren, welcke stuver die stede sal betalen ende dit in die plaets van huerluyden xxv st., die zy jairlicx voir een tabbertlaecken plegen tontfangen. LUI. WEESCAMER. (1526 Januari 31.) Item is mede den vroetscap verthoent die daegelicxe clachte l) Hs.: daenghin. 548 Van den wedewen ende weeskinderen, die gheen vougden over hemluyden konnen gecrigen van hoeren naesten vrienden, begerende daeromme, dat die vroetscapt daerinne remediëren ende voirsien wilden. Waerup is by meeste stemmen van die voirsz. gesloeten, dat men sal doen onderhouden dordonnancie van die weescamer. LIV. (1526 Januari 31.) Item angaende die begeerten van Sint Joseptghilde om geoctroyeert te hebben zeeckeren ordonancien, in de voirsz. vroetscap gelesen, ende die bezegelt te hebben , is ghesloeten dat men hemluyden hoeren begeerten nyet en sal achtervolgen, overmits dat men die porterie nyet gherne en soude willen bezwaeren. LV. BRANTEMMEREN. (1526 Januari 31.) Item is den voirsz. vroetscopt mede verthoent ende gelesen zekeren ordonnancien up die brantemmeren etc., waerup ghesloeten is, alsoe die voirsz. ordonnancie goet is, dat men die sal onderhouden. Ende angaende die verloeren emmeren, daervan sal die stede deen helff of betalen, te weeten soe wye daer twee emmeren verloeren heeft, daeroff sal die stede één betaelen ende dander nae advenant. LVI. GEEN TWEE NERINGEN TE DOEN, MET GEEN TWEE KETELS TE BROUWEN. (1526 Februari 3.) Item is den vroetscopt verthoent, datter een kuer is, inhoudende dat nyemant geen twee neringhe moet doen ofte mede met twee ketellen brouwen, begeren wel daeromme die van de gerechte te weeten, off men wil die voirsz. kuer gehouden hebben dan nyet. Waerup is gesloeten, dat men vijff of ses van den ouden uuyt die vroetscop ontbieden sal by die van de gerechte ende communiceren van die voirsz. kuere, diewelcke hoeren advijs ende concepte sullen weder te vroetscop brengen, omme alsdan daerinne rypelicken te sluyten als behoeren sal. 549 LVII. BROUWERYE. 1526 Maart 20. Up den xxen Martii anno XXVI is den vroetscop verthoent, dat achtervolgende dat slot van de voirgaende vroetscopt soe hebben eenigen van den outsten uuyt die voorsz. vroetscop met melcanderen ghesproecken ende gecommuniceert up zeeckerèn puncten, hemluyden by den voirsz. vroetscop belast, ende eerst 1. Item is mede by den gerechte ende den voirsz. personen geraempt omme generalicken te weeten, hoe dat men voirtaen die costen ende reysen, die daer upcomen tér cause van de brouwerie> betaelen sal moegen, soe duncken hemluyden voir hoir advijs ende raminge goet te wesen, te weeten soe wanneer gebeurt, dat eenigen brouweren clactich comen van eenighe belastinge ofte nyeuwicheyden, die hemluyden angedaen worde in prejudicie van de neringhe van de brouwerie jegens die vryheyt ende privilegiën van deser stede, dat alsdan sulck brouwer ofte brouweren gehouden souden wesen hoeren gebreecken claerlicken int gescrift te stellene ende die den gerechte overgeven, daerup men dan committeren soude moegen eenigen te reysen in sulcke plaetse daert behoeren sal, omme goede informacie te nemen van de voirsz. gebrecken ende dachten, waeruuyt zy oick spruytende irijn, met al tgunt daeraen clcvcn soude moegen, ende soude dese eerste reyse wesen up costen van den brouwer ofte brouweren, die daervan clactich comen. Ende voirts nae die van de vroetscap ende gerechte rapport sullen gehoirt hebben van den voirsz. gedeputeerden ende die gelegenticheyt van de voirsz. dachten ende nyeuwicheyden, soe soude men voirts daernae moegen by die vroetscop ofte gerechte ordonneren die costen ende reysen te doen, tsy geheel by die stede ofte geheel by den brouwer ofte brouweren ofte half ende halff, myn of meer, naedat men die saecken dan bevinden soude. Wairup is in de voirsz. vroetscopt gesloeten, dat men dit tselve concept ende punct sal onderhouden in zynen forme als voirsz. is. 2. Item up articule van de keur van nyemant met twee ketellen te moeten brouwen, dunck die van de gerechte met die personen uuyt die vroetscop voir heurluyden advijs goet te wesen, dat kinderen, die vaeder ende moeder hebben ende ongehilick zijn, nyet en souden moeten brouwen, mair kinderen, die bestorven zijn van vader ofte moeder ofte van allebeyde ende eygen goet S Sc¬ habben , dat die souden moegen die neringe van de brouwerye doen, midts doende den eedt, dat zy dat profijt, baet ende scaede selven hebben, lyeden ende gedoegen souden, ende anders nyet en souden zy moegen brouwen. Waerup is by die vroetscop gesloeten, dat men dese keur sal onderhouden achtervolgende tadvijs ende raminghe, boven by die van de gerechte ende den personen uuyt die vroetscop verclaert. 3. Item up articul van dat eenigen twee neringe doen is by die van de gerechte ende den voirsz. personen uuyt die vroetscap geadvyseert, dat zoe wye twee neringe doet, daerby die stede exchyse ende goede bescadich ofte vermindert soude moegen worden ofte die ter cause van hoeren anderde mynste principaelste neringen dienneren uphouden in prejudicie van die exchysen ende stede goeden, dat sulcke personen souden gehouden wesen met die stede te moeten overcomen ter cause van die stede exchyse ende goeden nae gelegenticheyt van der saecke. Waerinne die vroetscop geaccordeert hebben ende willen, dat men tselve alsoe mede onderhoudt als voirsz. is. LVIII. POER TPANDINGEN. (1526 Maart 20.) Item angaende dat sallaris, dat scepenen geven den dienneren nae ouder gewoenten in de poertpande, is gesloeten by die vroetscopt, dat die stede die dienneren loenen sullen alsoe zy nu ontfangen tgunt dat scepenenmeesteren van de boeten ende broecken plegen te hebben ende voirts van als, dat uuyt scepenbuydel plach te gaen om loen, sal die stede betaelen. LIX. AESDOMSRECHT. (1526 Maart 20.) Item is in de vroetscop mede verthoent, datter zeker questie voir scepenen valt van successie, dairinne die van de halve bedde zijn, willen mede soeveel erven ais die van den geheele bedde zijn, uuyt crachte van Noerthollants recht als aesdomsrecht, waerinne scepenen hem bezwaert vinden, die de natuer van aesdoms- ofte Noerthollants recht volcoemelicken nyet wel en weeten, versoucken daeromme tadvijs van de vroetscopt, hoe dat sy hen daerinne hebben sullen om yemant te verongeHcken. Waerup is ghesloeten in de voirsz. vroetscopt, dat men 55i sal vernemen an dengeenen, die hem verstaen van tvoirsz. aesdoms- ofte Noerthollants recht ende daermede raetsplegen, om voirts daerinne te procederen als nae recht ende redenen sal behoeren. LX. DE CREE TEN. (1526 Maart 20.) Item angaende die huusen, die by den heer vercoft worden, daer renten up staen, is gesloeten dat men van nu voirtaen sal vercoepen sulcke huusen met den renten ende lasten, daerup staende blivende. LXI. BR OUWER YE. (1526 Mei 3.) Item is by die van de gerechte den vroetscap verthoent, dat zy gherne goet toesich hebben souden up die brouwerie, begerende advijs van de voirsz. vroetscopt, hoe dat men bequaemelickste soude moegen bevinden den mysbrueckigen ende denselven corrigeren. Waerup is ghesloeten dat men maecken sal die keur achtervolgende toctroy ende scerpelicken ommegaen. LXII. ALLE JONGENS, 9 JAREN OUD, NERGENS ANDERS TE SCHOOLE ALS IN DE GROOTE SCHOOLE. (1526 Mei 14.) Item is in de vroetscopt gesloeten ende geordonneert, dat alle knechtgijs, boven IX jairen oudt wesende, sullen moeten visiteren het groete scoel ende nyeuwers elders in dese stede. LXIII. BE WAERDERS DER EXCYNSEN. (1526 Juni 20.) Item is oeck by den tresoriers ende bewaerders van den exchysen den vroetscopt verthoent zeekeren bezwaernisse van dat zy gemeen volck nyet en moegen voldoen als betalen hoeren exchysen ende sculden mit st. ende halve st., gemerct datter gheen myten en zijn om die evaluacie in de voirsz. penningen tonderhouden etc., waerup is by die vroetscop ghesloeten, dat men die laeste ordonnantie van de evaluacie sal doen onderhouden int ontfang van den exchyse voirsz, 552 LXIV. CONCLUSIE UPGEHOUDEN OM DE DIVERSITEYT VAN DE OPINIE. (1526 Juli 24.) Item up punct van de myshoepen in Suychstraet ende elders ende die privaten, staende in de Peperstraet ende elders, over twaeter staende, is ghesloten in de vroetscopt, dat men die privaten sal keuren te staen binnen den erven ende mit koeckers leyden tot aen ende int waeter toe ende dat men die oversteeckinghe van de plaetsen sal offkeuren tot discrecie van die van de gerechte. Ende als angaende die myshoepen en is overmits die diversiteyt van de opinien gheen eyntelicke conclusie alhier genomen. LXV. DIEPTE VAN GRANEN (1526 Augustus 3.) Item is mede den vroetscop verthoent die groete dierte van den greynen, daeromme men wel regart ende toesich behoirt te hebben up die keur van de brouwerie, daeromme die van de gerechte tadvijs van de vroetscop waeren begherende. Ende in dese materie en is gheen slot genomen geweest. LXVI. WATERSCHAPPEN, BEPALINGEN, UUYTSTEECKINGEN EXDE BETUYNINGEN. (1526) Augustus 11. Up den xien Augusti is den vroetscop by die van de gerechte verthoent die groete gebreeckinghe van de bepalinghe, uuytsteykinge ende daegelicxe betymmeringe van der stede erven ende waeteren, contrarie die oude ordonancie, waerup is gesloeten, dat die van de gerechte sullen inspectie nemen up die voirsz. waterscepen ende sullen die nae heuren discrecie keuren moegen ende die doen repareren ende onderhouden nae die gelegenticheyt van der saecke. LXVII. EXU ROTTERDAM. (1526 October 3.) Item up die begeerten van die van Rotterdam, angaende omme vry te wesen jegens dese stede in betaelen van den exue etc, is ghesloeten by den vroetscop, dat men die van Rotterdam vry sal laeten wesen alhier in die exue, gelick dese stede poirteren vry zijn te Rotterdam. 553 LXVIII. (1526 October 12.) Item roerende die oversteeckinge ende tymmeraege over die stede waterscaepen ende betymmeringhe van de stede erven etc. is by meesten opinien gesloeten, dat men die waterscepen sal doen houden hoir ouden wyetten. Ende als angaende die oversteeckinge ende tymmeraege over der stede waterscepen ende erven, daertoe sal men ordonneren vijff of ses van den outsten ende bequaemste uuyt die vroetscopt, die inspectie sullen nemen up die gelegenticheyt van de voirsz. materie, daertoe gecoren ende genomineert zijn Dirc Jansz. de Lange, Dirc Stempelsz Ysnout Claesz. ende Cornelis Bosch, omme alsoe rypelicken daerinne te procederen als behoeren sal. LXIX. VANT EXUE VAN ROTTERDAM. (1526 October 12.) Item angaende dat dese stede poerteren jegens die van Rotterdam gehck vry souden moegen wesen deen jegens danderen in verexue van de ervenisse etc, is ghesloeten, dat men alhier den vo.rsz. van Rotterdam sal laeten vry wesen, gelick zy dese stede poerteren doen ende vry laeten binnen Rotterdam int voirsz. verexue van den erfvenissen. LXX. (i527 Januari 30.) Item is den vroetscopt verthoent, dat die versche harinck uuyt dese stede blijft overmits den exchijs, die daerup staet, ende in gheenen anderen steden daerup exchijs betaelt wordt, ende oick datter weynich jairiicx of coempt ende groeten reupt maeck • soe ist begeert geweest, hoe men daerinne doen sal. Waerup is in de voirsz. vroetscop ghesloeten, dat men denzelven exchijs up den verschen harinck sal laeten blyven in zijn staet ende wesen. LXXI. TIMMERAGE OP STADSERVEN. (1527 Februari 21.) Item is oick die vroetscop verthoent, datter informacie genomen is up zeeker oversteeckinge ende tymmeraege up die stede erven 554 ende dat in de Peperstraet, om te volbringen die conclusie van de vroetscop, daerup genomen; waerup is by meeste stemmen ghesloeten, dat men sal consultacie houden in den Haeghe met den geleerden up dese voirsz. materie om te weeten off men gefundeert is, die voirsz. ovêVsteykinghe ende den brugge, over die Peperstraetwaterscop leggende, te moegen keuren renten te geven dese stede ofte dieselve off te doen breeken, ende off daer gheen prescriptie op en valt ende off die K. Mt. tselfde hem nyet anstrecken en soude. LXXII. BROUWERYE VLAENDEREN. (1527) Maart 28. Up den xxvilien Martii is den vroetscop by Jacop Mijnne, burgermeester, Cornelis Bosch ende Arien Dircxz. van Crimpen gereporteert, hoe dat zy den hooftscepenen van Waes in Vlaenderen tot diversche stonden te kennen gegeven hebben het groet verlyes van den brouweren, die aldaer huerluyder bieren brengende zijn, overmits die dierten van den greynen, brant ende anderen materialen, dienende tot die brouwerie etc, daeromme zy versouch ende begeert hebben gehaedt verhoeginge ende rysinghe van den voirsz. Goutschen bieren nae die gelegenticheyt van de voirsz. saecken, ende nae zekeren communicatien hebben soeveel vercregen, dat by gedoéchsamicheyt die voirsz. brouweren, bierende in den voirsz. landen van Waes, sullen moegen hoirluyder bieren vercoepen die pot om XII myten ende die volle tonne om XX1III of XXV st., mits dat men aldaer goet, deuchdelick ende drincbaer bier dairvoir leveren sal sonder eenighe fraude ende dat men tselve bier brouwen soude moeten van VIII sacken havers, uil sacken gerst, in sacken tarwe offcalloet. Des soude men een sack tarwe moegen veranderen om ende in een sack gerst ende daervan brouwen XXXI stockstucx, up den eedt ende peyne van de brouwerie. Waerup is by meeste stemmen van de vroetscopt ghesloeten, dat men sal den voirsz. brouweren ordonneren te brouwen die voirsz. XV sacken up den eedt ende toverbrouwen soude men stellen up peynen achtervolgende de keure van de brouwerie. LXXIII. (1527 April 4.) Item is die vroetscop verthoent die gelegenticheyt van de keure 13 555 van de brouwerie ende dyerte van den greynen, sulcx dat men up desen tijt nyet rypelicken en mach noch en kan concluderen mt maecken van de voirsz. keure, waerup is gesloeten, dat men sal een keur maecken, sulx dat den brouwer hem daeraen behouden mach sonder te verliesen. LXXIV. BR ANDTEMMERS. (152; April 6.) Item is den vroetscop verthoent die groete gebreecken van de brantemmers, die in den brant verloren worden, dwelck eensdels compt dat eenige brantemmers nyet geteykent en zijn met behoirhcken mercken ende letteren etc. Waerup is in de voirsz vroetscop gesloeten, dat men dordonnancie van de brantemmers vo.r dit jair sal doen onderhouden ende naedien soe sal men moegen anderen ordonnancie van Hairlem ende anderen visiteren ende die gebrecken bequae(me)licken remediëren als men tselve sal conen ende moegen. LXXV. BROUWERYE. (1527 April 6.) Item is in de vroetscop verthoent, ter begeerte ende versouck van den officier, dat men behoirde die keur up die brouwerie te maecken omme te scuwen die peynen, begrepen int privilegie ende octroye van die voirsz. brouwerie, welcke privilegie in de vroetscop gelesen is. Ende is daerup gesloeten, dat men sal communiceren dese materie van maecken van de brouwerie met die camer van de rekeninge, gemerct die groete dierten van den greynen ende brande, ten eynde dat die K. Mts. domeynen ende dese stede neringe in wesen bliven moegen, sonder te vervallen in de peynen, int voirsz. privilegie gespecificeert. LXXVI. 1527 Mei 3. Upten men dach in Meye anno XVCXXVII is gesloten by de vroescap, dat men den brouweren, bierende int landt van Waes ende Beveren, expresselick sal verclaeren, dat dieselve brouweren sullen brouwen die vijftien sacken, gelijck dat o-e0rdonneert is, op hoeren eedt, sonder eenighe condicien ofte 556 exceptien dairin te trecken off dairin te moegen uuytnemen. Ende indien yemant contrarie dede, dat men tselfde sal corrigfeflen alst behoirdt. Desgelijcx mede, dat nyemandt sijn bier en sal moeten vercoepen dan tvat XXIIII stuvers, naevolgende tgundt, dat lest geordonneert is, mede up gecorrigeert te wesen. Ende dit geduerende ten minsten ter tijt toe dat die gedeputeerde , die ten naesten hoefde in Vlaenderen ter dachvairt reysen sullen, wederom geeomen sullen wesen. LXXVII. SCHUTTERYE. (1527 Mei 3.) 1 Is mede gesloten, dat men die scutteryen ofsetten sal ende den scutters hoeren eedt verdraegen. 2. Item dat men van nyeus kiesen sal drie scutteryen, elcx van tachtich scutten, ende die sullen al hebben ondergesneden cledinge tot hoeren pelloer ende sullen alle tabberden hebben van laken, wairdich wesende an laken een pondt gr. Vlaems, ende gheen paltrocken. Ende dat men die oude, die uuytgeset zijn, weder setten sal in den scutterye, die noch machtich zijn. Ende dat een yegelick scutter sel bliven scut soe lange hy leeft off dat hy by den gerecht, coninck ende hoomans om merckelicke redenen uuytgeset wordt. Ende soe wanneer een scut oflivich is geworden, soe en sal men nyemant setten in des oflivigen stede, ten sy gedaen by den gerechte, coninck ende hoomans van den scutterye, in wes scutterye hy is geweest, ende alsoe tgetal van tachtigen in elke scutterye onderhouden. LXXVIII. BROUWERSMERCKEN. imzim (1527) Mei 20. Up den xxen Meye is den vroetscop verthoent, dat by die van de gerechte ende VI of vil uuyt die vroetscopt, achtervolgende tprivilegie van de brouwerie, gemaict es een keur, inhoudende, dat elcke brouwer up hemselven sal hebben zijnselfs merck ende nyet gemeen met den anderen, daer zy mede brouwen, sulcx dat men daeroff onderscheyt mach bekennen ende weeten in de voirsz. mereken. Welcke keur in de voirsz. vroetscop upgelesen is geweest, daerup oick eenigen brouweren up gehoirt zijn geweest, waerup is gesloeten, dat (men) die voirsz. keur van de voirsz. mereken te stellen elcx up hemselfts bescheyden 557 sal doen onderhouden ende wordt by die voirsz. vroetscop geapprobeert ende geconfirmeert. LXXIX. SCHUTTERIE. NIEUWEN DOELEN. 1527 Juni 6. Up den vien dach in Junio anno XXVII is verthoent geweest, hoe dat die vroescopt geordonneert heeft gehaedt drie scutterien, elcke scutterie groet wesende van LXXX personen, daeroff deen een voetboechscutterie wesen sal ende dandere twee cloveniersscutterien, waerinne die van de gerechte difficulteyt vinden, overmits datter veel scutters zijn, die hoerluyder scutterie nyet veriaeten en willen ende gaen in een andere scutterie mair souden dairomme wel begeren te loetten etc, waerup is in de vroetscop ghesloeten, dat die van de gerechte sullen ordonneren ende kiesen die bequaemste personen van alle die scutterie LXXX tot voetboechscuts ende dat men die oude, die uuyt die scutterie zijn gegaen, wederomme inne scutterie setten sal by discrecie van die van de gerechten. Ende dat men eenen nyeuwen doelen sal doen maecken up stede erff, gecoeft tot pestilenciehuus, by goetduncken van de gerechte. Ende omme die scutterie in hoeren wesen te houden, soe ist by meeste stemmen van de vroetscop gesloeten, dat als men maentscut scieten sal, dat die voirsz. scutters met hoire gereetscop sulcx, dat zy daermede scieten moegen, sullen moeten comen voir ach uren in den doelen, op die verbuerte van drie st. Ende indien zy gheen maentscut scieten en willen, sullen alsdan hem moegen bevryen, mits daer in^den doelen betalende ende upleggende eenen stuver. LXXX. BRANDT. RYEDDACA'. (1527) Juni 27. Up «den XXVIien JUnü anno ut supra is den vroetscop verthoent, hoe datter veel huusen by ongeval in de Nayerstraet, Hoenscoept ende an mertvelt verbrant zijn, daerdeur veel arme luyden hoeren goeden verloeren hebben ende arm geworden zijn. Ende omme te moegen voirsien jegens meer toecomende branden ende periculen van dien, soe ist by die voirsz. vroetscop ghesloeten, dat nyemant, wye dat hy sy, sal moegen ryetdack decken, maer die tymmeren wil, sal moeten decken hardt dack ende omme bequaemelicken te weeten, hoeveel die stede te 558 baeten comen sal in voirsz. hardt dack ende mede omme te remediëren jegens ryetdack ende die stoppinge met ryet, soe sal men acht off x personen uuyt die vroetscop vergaederen ende daermede communiceren up dese saecke ende concipiëren daerup een concept ende ordonnancie, welcke concept ende ordonnancie men sal den vroetscap verthoenen omme, naedat die gehoirt ende wel verstaen sal wesen, daerinne met goede rype deliberacie te concluderen ende te sluyten als behoeren sal. LXXXI. Dit sijn sulke articulen als geconcipieert sijn BY DEN GERECHTE ENDE ENIGE, GECOREN UUYTER VROETSCAP , ACHTERVOLGENDE DIE LAETSTE CONCLUSIEN VAN DEN VROESCAP, GENOMEN DEN XXVIien JUNII LESTLEDEN ENDE UP HUYDEN DEN Uien DACH in JULIO BV DE VROESCAP GECONFIRMEERT ENDE GEAPPROBEERT.^ (1527) Juli 3. Eerst angaende die thoerenwakers. 1. Item te ordoneren lil wakers, die waken sullen opte kerckthoeren deser stede, dairof altijt een wesen sal buyten die thoeren ende ommegaen sijn tijt sulcx datter altijt een buyten sel bliven ommegaende ende wakende, tsy dattet regent, wayt of wat weder dattet is. 2. Item dese wakers sullen hem verbinden die waken tonderhouden als voirsz. is ende by wyen van hemluyden gebreck bevonden wordt, die sal verboeren die somme van lil 18 gr. Ende indien hy niet en hadde te voldoen, soe zoude die dairvoir ewelick gebannen bliven uut dese stede. 3. Ende dese waeckers sullen gaen up desen voirsz. waeck als men des avonts die poortclock luyt, ten wair dat by den gerechte hem een ander ure worde geordoneert ende geconsenteert. Aengaende die straetwakers. 4. Item die clapwaeck te gaen opte straet, sulcx als die is geordoneert, ende niet op te houden om enige regen off ander weder off oick enige heyligedagen off ander feestdagen, opte bovengescreven correxie. Vierschouwers. 5. Alle vierschouwers te gebieden om boven te comen tot 559 een bequaem tijt, die men dan sal setten ende een ygelick te doen seggen hoir gebreken, die sy weten in den hoeren, ende oick tondersoucken ende indien yet wordt bevonden, dat te kennen te geven. Angaende donderhoudenisse van den brandtemmeren. 6. Of te stellen die stoters, die de luyden hebben moeten betalen, die hoir emmers verliesen zouden. Desgelijcx mede die stoters, die de stede geven zoude. 7. Ende om te comen mit enige, die de emmers willen annemen te houden ende hemluyden toeleggen r blanck seven doyts of sulcx als men mit hemluyden sal moegen overcomen; die weder gehouden sullen wesen alle emmeren dicht te houden ende ooick nyeuwe emmeren te leveren in de steden van den verlooren emmeren, ten wair datter soe grote excessive brandt wair ende soe groot verlies van emmeren, in dat geval soude die stede den emmermeesters te bate comen tot redelicheyt ende discrecie van den gerechte. 8. Item wandt men clairlick gesien heft in dese laetste brant, dat de goetwillige hair emmeren te brande gebrocht hebben ende andere om die sparicheyt van den stoter off anders hoir emmeren thuys gehouden hebben ende die goetwillige scade soüden moeten lyden van de stoters, dair die quaetwillige hem in hebben voirsien ende gheen scade lyden sullen, ist goetduncken, dat die stede den goeden luyden, die hoir emmeren quijt, verloren ende verbrant sijn, te bate comen sullen ende hem' vryhóuden van deselve stoters, die de stede betalen sel den emmermeesters, mits dat sy weder leveren sullen moeten nyeuwe emmers, naevolgende die oude ordonancie. 9. Item tot wat tyden men clept van brande, soe sal een yegelick van stonden an zijn emmeren ende leeren uut sijn doire setten om die genomen ende gebesicht te moegen worden dairt van noode is, ende dit upte boeten van II sc. gr. sonder gracie. Backen. 10. Te ordoneren, dat Sinte Kathrynenconvent, Sinte Margrietenconvent, die Magdalenen ende nonnen upte Gouwe maicken sullen elcx een grote back mit wielen ende ringen, groot wesende tot discrecie van den gerechte. Desgelijcx die Collacibroeders mede eenen back. Desgelijcx elke convent een doSijtfruyme ghieters. 560 11. Te gebieden, dat men mede voir de doiren setten sal in alle poortpandingen die dweylen ende oick die ghitters ende oesvaten, die geordoneert sijn. Aengaende die waterscippen. 12. Item men sal tot die watermeesteren, die gecoren sijn, noch toekiesen eenen vijften, die volle macht ende last hebben sullen ende visiteren sullen die oude registeren van der stede ende meester Christoffels, ende sullen ommegaen zien die gebreken van die waterscippen ende zisten, ende dat ordoneren nae hoir beste verstant ende weten. Ende indien zy enige zwaricheyt vinden, sullen zy tot hem moegen nemen een tymmerman ende metselair totter stede cost, ende mit hemluyden raetsplegen ende dairby doen. Ende is gecoren tot een vijfte man Martijn Aelbrechtsz. 13. Is mede gesloten, dat soe wat dese vijf ordoneren ende kueren desen angaende, sal gehouden ende volcomelick geachtervolget worden. Ende die -van den gerechte sullen tselfde executeren. Om te voirsien van hart dack. 14. In den eersten, dat alle die zijn van den vroetscap ende huysen hebben, gedect of gestopt mit weeck dack, diewelcke voirtijts gedect sijn geweest mit hart dack, dat die hoir riet ofdoen sullen ende tselfde weder reparéren ende maicken mit hart dack tusschen dit ende Omnium sanctorum naistcomende, upte boeten van XVill Karolusgulden ende sullen nochtans gehouden wesen te maicken ende te decken als voirsz. is, ten wair saicke dat sy dese stede gerestitueert hadden tghene, dat sy van den harden dake ontfangen hadden, ende daerofï" waeren gepurgeert. Dit gedaen zijnde sel men desgelijcx mede bedwingen alle andere, diergelijcke huysen hebbende gedect off gestopt. 15. Item dat nyemant decken en moet dan met hardt dack ende die stede sal geven tot voirsz. hardt dack een Rinsgulden tot elcke roede hardt dacx. 16. Item die stede sal boven die voirsz. Rinsgulden up elcke roede hardt dacx den myserabelen ende die nu verbrant zijn leenen een Rinsgulden tot elcke roede hardt dacx voir een jair, met dat die stede haer verhael sal moegen wederomme dairvoir hebben aen hoeren voirsz. miserabelen personen huusen ende hoir borgen. 17. Item dat men sal impetreeren ende solliciteren brieven van S6i recommendacien van mijn heer die grave van Bueren ende den procureur generael up die materie van de groeten brant, die alhier geweest is, ende dairmede reysen an mijn G. V., versouckende zeekeren gracien ende verset in de beede. Hoybergen. 18. Item angaende die hoeybergen soe sal men die keur ende ordonnancie, by die vroetscop gemaict int jair van XXV den XVien in Junio, onderhouden ende voirts dat men sal alle ryedaecken ende hoeybergen lyemen achtervolgende die keure, daervan wesende. 19. Item angaende dat peet ende terre binnen der stede te brengen is geraempt, dat men geen peet off terre in de stede binnen den huusen sal doen dan in vervolffde kelderen ofte buyten der stadt blyven, ten waer dat anders by discretie van de gerechte geordonneert worde, uutgesondert IIII, V, VI of VII tonnen pecx off terre, die de slyters ende scipers behoeven. Dese articulen in de voirgaende twee blaeden zijn geconcipieert geweest by die gerechte ende enige uuyt die vroetscap, achtervolgende die conclusie van den vroetscop, ghesloeten den XXVlien Junii anno XXVII ende by die vroetscop geconfirmeert ende geapprobeert den men Julii anno voirsz. LXXXII. SCHU TTERIEN. 1527 Juli 13. Up den XIII Julii anno XXVII is die vroetscopt verthoent zekere ordonancie, gemaict up die scutterie, welke ordonnancie in de vroetscop gelesen is, waerup by meesten stemmen gesloeten is, dat men diezelve ordonnancie sal doen onderhouden ende dat die stede den coninck te baten comen sal in vijff ponden groeten Vlaems. Dit punct is up Marie Magdalenendach verclaert by eenige uuyt die vroetscopt ende gerechte, dat die voirsz. vijff ponden, groeten Vlaems sullen ontfangen ende hebben die scutters achtervolgende tartieul van de hooftmans, sulcx als die overgegeven es. LXXXIII. (1527 Juli 13.) Item omme te verhoeden alle periculen van de brande is ge- 36 562 ordonneert, dat alle cleyne scutterien onder de gemeente nyet en sullen moeten vuyeren in gheender mannieren, maer die stede scutterie sullen moegen vuyeren up die maert nae ouden haercomen; ende voir des coninck huusen sal men moegen vuyeren met vierpannen. Ende dit al up die boeten van een Karolusgulden soe dicwils als dat gebeurt. LXXXIV. (1527 Juli 13.) Item is oick gesloeten, dat men in elcke scutterie sal noch stellen vier scutteren by discrecie van de gerechte ende dit al sonder prejudicie van de vroetscopt conclusie in voirleden tyde, daerup genomen, welcke conclusie men wil onderhouden hebben. LXXXV. (1527 Jul' iï') Item angaende het bewaeren van de brantemmeren is gesloeten, dat men daerup sal ramen een goet concept, dienende tot onderhoudenisse van den voirsz. emmeren ende tselve concept in de vroetscap brengen omme eyntelicken dairinne geconcludeert ende gedaen te werden als behoeren sal. LXXXVI. VERCOPINGE VAN HUYSEN. (1527 Juli I3-) Item angaende die huusen, by den officier ende gerechte vercoefft worden ende belast zijn met renten, daeroff den eygendom verset es, is ghesloeten by die vroetscopt, dat men die huusen sal vercoepen met alsulcke belastjnge als daerup staen. Ende soe wye eenige penningen ontfangen van alsulcke vercoefte huusen, die sullen gehouden wesen alsulcke penningen te verwaerborgen. LXXXVII. SCHUTTERS. (1527) Augustus 3. Up den Ui™ Augusti is den vroetscop verthoent, dat die hooftmans van de voetboechtscutterie hebben den gerechte ver- 563 daert, dat alsoe eenige van de gerechte, scutteren wesende, ende mede anderen hem verexcuseren om pelleur te draegen, overmits dat zy rouwe draegen, daerup meer anderen scutterien oick murmureren ende onwillich zijn hoeren tabberen ende pylleur te doen maecken etc. Waerup is in de vroetscop gesloeten, omme alle obediencie ende myndelickheyt onder die voirsz. scutterien te houden, dat alle diegeene, die scutters zijn, nyemant uuytgesondert, sullen moeten hebben hoiren pilleur, eerdat men die papegaey schiet, sonder anscouwen te nemen up eenighe rouwe ofte anderen saecken, ende dit up die boeten van ses Karolusgulden, daervan den heer deen helff sal hebben ende die scutterie, daeronder gebreck valt, dander helff. Ende indien die scutter ofte scutters, die gebreckelicke bevonde worde, nyet willicken die voirsz. peyne van ses Karolusgulden en betailde, alsdan soe sal den heer met die van de gerechte sanderdaechs naedat die papegay gescoeten sal wesen, die executeren up.den derden penninck meer, ende dit van allen scutterien. LXXXVIII. Van in de vroetscop te moeten comen up peyne van iii stuvers. (1527) October 25. Up den xxven Octobris is den vroetscop verthoent, datter groet gebreck valt, als die vroetscop vergaedert, dat zy nyet en comen, die in de vroetscop behoeren ende geroepen zijn te comen Oick mede valt daer groet gebreck, dat soe wanneer die van de gerechte eenigen uuyt die vroetscop by hemluyden ontbieden die insgelicx oick nyet en comen. Waerup is ghesloeten, dat zoe wye van de vroetscop in de vroetscop nyet en es als diè namen upgelesen zijn ende verdaecht zijn geweest, sullen verbueren elcke reyse drie stuvers. Ende upindien die nyet willicken in de eerste toecomende vroetscop betaelt en worden van de misbrukighe, soe sal hy verbueren een Karolusgulden. Welcke penningen men leggen sal in een boysse. Ende als angaende die by den gerechte uuyt die vroetscop onboeden worden is gesloeten, dat men sulcke personen geven sal, als zy compareren een stuver, ende indien zy nyet en comen ende compareren sullen verbueren twee stuvers; ende die van de gerechte sullen nae hoirluyden discrecie ende goetduncken up hoeren personen moegen ordonneren om te compareren als behoeren sal. 564 LXXXIX. ALLE KEUREN BY DE VROEDSCHAP GEMAECKT TE NIET GEDAEN EN ANDERE TE MAECKEN OM DE DIFFICULTEYT VAN DEN SCHOUT OM DESELVE TE EXECUTEREN. (1527 November 13.) Overmits zekere questie ende gescille, diewelcke is tusschen die schout deser stede ende eenen, die gestelt heeft een berch ende gedect mit weeck dack, dairoff vonnisse hangt onder scepenen, ende scepenen hair beraet genomen hebben by de vroescap die saicke te brengen, ende die vroescap onderlinge voelen zwaricheyt in dese kuere ende oick in andere vroescapskueren, soe die schout wil enige boeten executeren ende tot andere saicken ende kueren niet doen ende om vele redenen, by der vroescap over ende weder over geallegeert, zoe is die vroescap gesloten ende geaccordeert ende leggen te neder alle die kueren, by de vroescap gemaect tot desen dage toe, by protestacie dat tselfde niet en geboert om den schout off yemant achterdeel te doen, mer om dieselve kueren wel te doen visiteren ende te doirsien by rype deliberacie, dat nyemant ongelijck gedaen en worde ende die stede mach bliven in goede policie. Ende dat men van stonden an int werck treden sal. Ende men sal spreken mitten castelleyn om dese saicke mitter minnen te moegen doen om alle inconvenienten te schuwen. Ende men salt bovengescreven vonnisse noch eens steeden om te zien of men dairoff mitten castelleyn mach overcomen. Ende indien men niet overcomen en mach mit hem, soe sal ment vonnes wysen ende condempneren zijn wederpartie in de boete. Ende die stede sal den castelleyn van sijn deel contenteren. XC. KUEREN DUERSYEN. (1527 November 13.) Is mede gesloten, dat tot die kueren te doirsien ende visiteren ende dairup te letten die gerecht tot hem kiesen sullen ses parsonen uuyt die vroescap. Ende die gecoren wordt sal gehouden wesen te comen ende in de voirsz. saicke te doen als voirsz. is, upte boeten van drie Karolusgulden, om die gesien ende gevisiteert wesende hair advijs weder te brengen in der vroescap *). 1) Door het gerecht werden daartoe op 22 November 1527 gekozen: Dirc Jan Hoensz., Dirc Jansz. de Lange, Jacop Moei, Jacop Pietersz., Cornelis Dircxz. en Jan Dircx. ■ 565 XCI. KEUREN. 1527 December 16. Upten xvien Decembris anno XVCXXVII is by den burgermeesteren verhailt die conclusie, genomen den Xllien Novembris lestleden, roerende van de nederlegghinge van den kueren van de vroescap, ende hoe dat ses parsonen sijn gecoren om mitten gerecht die kueren van der vroescap te visiteren ende dairin te doen achtervolgende tslot van den vroescap, die vergadert geweest zijn, ende hoe dat int vergaderen die castelleyn niet doen en wilde in de voirsz. saicke, ten wair dat hy eerst hadde copie van de voirsz. conclusie van de vroescap, gelijck hy wel geeyscht hadde. Ende dat die gerechte ende ses parsonen voirsz. in dese saicke van de copie niet hebben willen doen, ten wair saicke dat die by de vroescap geopent wair ende hoir advijs dairop gehoirdt. Is gesloten by de vroescap, dat men den castelleyn minlick ende vriendelick bidden sal, dat hy tevreden wil wesen zonder copie te hebben ende presenteren hem, dat men van stonden an sal treden int visiteren ende maicken van de kueren in de beste manieren ende opt vriendelicste dat men can ende mach. Ende indien dat in de kueren valt dissencien, men sal tevreden wesen die gescille te nederleggen tot seggen van mijn heere van Assendelff ende den procuruer generael off enige andere, dair men in sal accorderen ende begeren mede, dat hy hiermede tevreden wil wesen, sonder dese stede enich letsel te doen. XCII. UT SUPRA. (1527 December 16.) Tgene dat voirsz. is, is den castelleyn geopent, ende die castelleyn heeft hierinne geconsenteert, behoudelick dat, indien int visiteren van de kueren valt dissencie tusschen den gerechte ende ses personen voirsz. ende hem, dat men hem dan die copie boven verhaelt sal leveren, verclaerende mede dat hy niet en sal dairover staen, dat men die boeten sal verminderen, want hy dairop sijn officie vant schout-ambocht heeft verpacht. XCIII. KEUREN. 1528 Januari 28. Alsoe die vroescapskueren sijn gevisiteert by den gerechte 566 ende seven uut die vroescap ende men bevindt vele kueren, dair gheen zwaricheyt in bevonden en is, zoe sijn sulcke kueren weder toegelaeten ende gecontinueert. Des sal men dander kueren, dair zwaricheyt in is bevonden, breder visiteren ende den vroescap dan verthoenen ende dairin sluyten. Actum den XXVIII Januarii anno XVCXXVIIL XCIV. WA TERMEESTERS. (1528 Januari 28.) Item wandt int visiteren van den kueren geordoneert is, dat men alle jair sel stellen watermeesters, zoe heeft die vroescap dairin geconsenteert ende voirt geordoneert, dat die by den gerechte gecoren sullen worden ende dat men goede ordonancie maicken sel, dairnae die watermeesters hem sullen weten te regulen. Ende sijn by den gerechte gecoren tot watermeesters te wesen Ysenout Claesz., Martijn Aelbrechtsz., Claes Gerijt Claesz., Adriaen Bosz., Dirck Dirxz. Actum ut supra. XCV. WALLEN VAN DE STADT. RENTENCOPERS. PRIESTERS. (1528 Mei 12.) M Is den vroetscap verthoont, dat die settinge van den weergelde tot maickinge van den wallen gestelt is ende is den vroescop gevraget, in wat manieren men best sal moegen die gelden innen ende hoelange dattet sal gedueren. Ende is dairup gesloten, dat dese settinge gedueren sal vier maenden ende dat men die vier maenden executeren sel nu van stonden an te betalen voir een maent ende soe voirt alle maents tot noch drien maenden toe zonder meer; ende een yegelick sel zijn geit selver boven brengen denghenen, die totten ontfanghe sullen worden gestelt. 2. Item wair yemant in gebreke ende sijn penningen niet op en bracht als voirsz. is, dien sal men moegen gebieden in te gaen leggen in sijn huys, dair hy in woendt, ter tijt toe dat hy zyne opgesette penningen betailt heeft. Ende indien hy zijn ghyselinge ofte inlegginge niet en hilt, zoe sal hy verboeren als hem overtuget wordt uuyt zijn huys gegaen te zijn, te weten: 1) Veranderd in: stratemaker. 567 die up een grotgen gestelt zijn een Karolusgulden; die up II gr. staen li Karolusgulden; die up drie staen III Karolusgulden ende die up IIII gr. staen off dairboven sullen verboeren IIII Karolusgulden. 3. Ende wair yemant verwonnen voir die boeten voirsz. ende hy niet en betailde, dair hy up geset wair, ende hy weder dan gegiselt worde, dat sal telken reyse wesen upte boeten voirsz. in der manieren als voirsz. is, soelange ende ter tijt toe dat hy sijn gesette gelden betailt heeft. 4. Ende die vier boden sullen ommegaen elcx in sijn quartier ende den luyden elcx seggen, wat sy upbrengen sullen ende wairup zy gestelt zijn. 5. Ende men sal den boden betaelen elcx ses stuvers voir hoeren arbeyt. 6. Item indien yemandt hem beclaichde van de settinge, dair hy up geset is ende zweren wil, dat sijn goet gheen hondert Rijnsgulden wairdich en is, dien sal men die settinge * verdraegen. 7. Men sal den priesters mede doen betalen sulcx als zy geset zijn by sulcke manieren als men best sal moegen doen. 8. Is mede gesloten, dat die coningen van beyde de scutteryen, als Lievijn Gerijtsz. ende Adriaen Dircxz. van Crimpen, sullen mede gestelt wörden als andere. Desgelijcx mede meester Cornelis, tollenair van de Goudsluyse. 9. Item ten ontfange van den voirsz. penningen van den weergelde zijn geordoneert Aelbert Barentsz. ende Witte Aertsz. van Hoeff uut de vroescap ende uut de ghemeent meester Willem de Vrye ende Clais van Beaumondt. Ende die van den gerechte sullen altijt een dairby ordoneren om der auctoriteyt wille. Ende die tresorieren sullen alle avonts die penningen voirt ontfangen. Ende die vier voirsz. parsonen sullen gehouden wesen te vaceren totten voirsz. ontfange elcx up een boete van ses Karolusgulden. XCVI. SCHUTTERS. 1528 Mei 19. 1. Is noch gesloten, dat die jonge scutters van den hantbosse mede houden sullen hoir maentscut gelijck dander scutters van den anderen scutteryen ende dat men hoire doelen sal repareren, dat men dairinne bequamelick mach schieten, mer sullen in dander doelen schieten ter tijt toe dat hair doelen is gerepareert. 568 2. Voirt is gesloten zoe wat scutter, diet sijn maentscut is, voir acht uren off voir den gesetten ure niet en is mit alle zijn gerescip dat van noode is om sijn maenscut te moegen schieten in de doelen, die sal verboeren II stuvers, mer comt hy mit sijn gerescip als voeren, soe sal hy moegen volstaen sonder te schieten met één stuver te geven. Die niet en comt eeten int maentscut, sal moegen volstaen mits betalende een stuver. Ende soe wye niet van huys en is, als hem die weet gedaen wordt van sijn maentscut, ende niet en doet als voeren, ^sal moeten voldoen van die gehele drie stuvers. Actum den XIX™ Maii anno XVCXXVIII. XCVII. (1528 Augustus . . .) Is gesloten, dat men die resten, die de ghemeente sculdich is van hoire emmeren ende jairgelt van den emmeren, sal executeren gelijck sheeren penningen. XCVIII. SCHUTTERS. (1528 Augustus 31.) Item angaende die jonge cloeverscutters van den pondt groot, twelck zy hebben souden up hoir heyligendach als sy tsamen theeren ende sy dat nu int schieten van de papegay, soe sy een vrye coninck gemaict hebben, mede gerekent ende verthoent hebben, twelck sy an den tresorieren versocht hebben ende dairoff betalinge begheren, is gesloten, dat indien sy up eenen dach vergaderen mit malcander om te theeren gelijck andere scutters doen up hoir heylichendach, dat men hemluyden alsdan geven sal tvoirsz. pondt groot. XCIX. VROEDSCHOPSCOMPARITIE. 1528 December 18. Up den XVllien Decembris anno XXVIII is in de vroescap vermaent, dat dicwils die van de vroetscop hem verexcuseren omme in de vroetscop nyet te coemen, overmits zyluyden met hoeren vrienden ende maegden lijeken te groeff gaen, waerup 569 is ghesloeten, dat nyemant in sulcke saecken hem sal moegen verexcuseren, ten zy dat zy ten mynsten achterkintsmaecht is van den lijeken, daermede zy te groeffgaen, als die vroetscop vergadert is, daervan zy oick gehouden sullen wesen oirloff te begeeren ende sullen mitsdien die boeten nyet verbueren. C. 1529 Februari 4. 1. Up den mien Fejbruario anno XXIX is den vroetscop verthoent, dat die van de gerechte met eenigen van den ouden uuyt die vroetscop hebben gelet ende gecommuniceert up die frauden ende fauten, die in den exchysen gebeuren. Ende omme daerjegens te remediëren dunct hoirluyder goet advijs te wesen up behaegen van den vroetscop, dat men ordonneren ende keuren soude geenrehande exchijsbaere goeden te moeten -verdraegen, vervoeren noch verslepen, naedat die zonne onder sal wesen ofte oick voir zonnenupganck, ten zy dat men daervan eerst oirloff ende consent of begeert ende gebeden heeft an den exchyseners ofte, byalsoe die nyet te vinden en waeren, an een van den gerechte, mair soude alsdan noch gehouden wesen sanderdaechs tselve den exchysener te kennen te geven voir die noen; welverstaende dat upindien een gezwoeren meter int werck waer gegaen binnen sonneschijn omme tcoern te meten, die sal moegen zijn werck volbrengen sonder oirloff ofte consent te begeren als voirsz. is. Ende wye contrarie bevonden wordt gedaen te hebben, die sal gelden die boeten van soeveel off hy sonder exchijs goet upgedaen hadde, welverstaende dat die voirsz boeten sullen betaelen die tselve goet met der handt updoet ten waer dat hy konde doen blieken, dattet tselve hem sulcx belast waere geweest, ende in dien gevalle soe sal diegheene diet heeft doen doen, die boeten gelden ende nyet diet gedaen heeft als voirsz. is. Welcke voirsz. advijs ende raminghe van den gerechte met eenigen uuyt die vroetscopt is by die ghemeen vroetscop geapprobeert ende geratifieert sulcx als voirsz. is. 2 Item is mede den vroetscop verthoent die merekelicken frauden ende gebreeken van de brandewijnexchijs, ende omme daerinne te remediëren soe is gesloeten, dat men die voirsz brandewijnexchijs sal verhuyeren up condicien, dat nyemant" brandewijn sal moeten vercoepen dan alleen den pachter offte anderen, oirloff eerst van den pachter hebbende. Ende wye 57o contrarie bevonden wordt gedaen te hebben, sal gelden die boeten van zoeveel off hy brandewijn sonder exchijs opgedaen hadde. 3. Item is die vroetscop mede verthoent, dat men die meelexchijs nyet en heeft verpacht, soe die nyet genouch gelden en mochte, waeromme men begeert tadvijs van de vroetscop, hoe dat men daerinne sal doen, hetzy omme die noch te verpachten ofte te doen bewaeren ofte die geheel off te stellen ofte omme den armen die meelexchijs van den rogge off te stellen, ende byalsoe die stede den voirsz. exchijs aen haerselven wil houden, by wyens men die sal laeten bewaeren. Waerup is in de vroetscop gesloeten, dat men die voirsz. exchijs sal doen bewaeren ter tijt toe dat men van de voirsz. materie eyntelicke gesloeten sal hebben met die van de gerechte ende oude ende nyeuwe tresoriers ende mede met eenigen uuyt die van de vroetscop omme perfectelicken te weeten, hoe dat men oirboirlicxste sal moegen doen met der voirsz. exchijs. Cl. LOOTGELDT. (1529 Februari 4.) Item is mede den vroetscopt verthoent dordonnancie van de gerechtecamer ende tloot van dien te geven, ende alsoe men noetelicken sal moeten vergaederen den gerechte nae middach omme justicie tadministreren ende die te vorderen, daertoe die van de gerechte soe lange tijt nae middach doen sullen gelick zy voir middach doen, is daeromme gevraecht off men die voirsz. gerechte van de vergaederinghe nae die middach mede sal loot toevougen gelick tselve voir die middach doet. Waerup is gesloeten , dat men die van de gerechte sal tloot geven nae middach als zy vergaederen ende dat uuyt die profyten van den boeten ende soeverde die strecken sullen moegen. Ende wes die voirsz. boeten nyet en moegen strecken, daeroff zullen zy paciencie nemen ende Goots loen voir hebben. CII. VROEDSCHAP BY DE GERECHTE ONTBODEN SYNDE. (1529 Februari 4.) Item is mede gesloeten, dat als men eenige uuyt die vroetscap ontbiet by die van de gerechte te comen, dat die zullen moeten comen up die peyne van UI st. 57i CIII. (1529 Maart 6.) Item angaende die keur, gemaict up de vleyshouders, die onder die loyffen staen ende nyet meer up elcke stal moeten gebruyeken dan een geheel beest, waerdich wesende onder die XVI Rijnsgulden etc., is gesloeten, dat men parthien nyet en behoirt te condempneren, mair by discretie den heer tonderwisen. CIV. WEESCAMER. (1529 Mei 28.) Up punct van de ordonnancie van de weescamer, daertoe men verkregen heeft dordonnancie van Delff, is gesloeten, dat men met vijff of ses uuyt die vroetscop die ordonnancie sullen visiteren ende huerluyden advijs daerup geven ende tselfde- dat daerinne gedaen wordt te vroetscop brengen, omme daerinne ghesloeten te worden als behoeren sal. CV. DE SINGEL SOO BREET TE MAECKEN, DAT TWEE WAGENS CONNEN WYCKEN. (1529 Juni 2.) Angaende tmaecken van de stedesingel, daervan by die van Bloemendael dachten comen, verclarende, dat twater daerover loept etc, is gesloeten, dat men ordonneren ende keuren sal die voirscreven wech van de singel up te maecken sulcx datter twee waegenen beneven melcander sullen moegen ryden ende die hoer vallen uuytgesteecken hebben dat men die off keuren sal te doen. CVI. BR OUWER YE. (1529 Juli 12.) Item is in de vroetscop verthoent die groete ongeregelticheyt van de brouwerie ende datter gheen executie up gedaen wordt waerup is ghesloeten dat die van de gerechte sullen VIII of X personen uuyt die vroetscop kyesen by hemluyden te comen daermede zy tracteren sullen die voirsz. materie van de brou^ wene ende dairtoe is geeligeert Dirc Stempelsz., Willem Jan Jacop Pietersz., Ysenout Claesz., Jacop Moei, Dirc den Deutschen, Marten Albersz. ende Claes Geritsz. 572 CVII. UT SUPRA. (1529) Juli 14. Up den ximen dafeh in Julio soe ist den vroetscop verthoent, dat die van de gerechte met den genomineerden personen uuyt die vroetscop, achtervolgende die laeste conclusie van de vroetscop, hebben getracteert ende gecommuniceert up die materie van de brouwerie, daerinne zy bevonden hebben veel gebreeken te vallen, besunder mede by toedoen dat den heer gheen executie en doet noch ondersouck van de voirsz. brouwerie, wairby gescepen is dese stede neringe te vergaen etc, by monde breder verclaert. Waerup is gesloeten by meesten stemmen, dat men alsulcke questie ende geschiellen als daer souden moegen wesen tusschen den heer ende die van de gerechte, sal verlickenen ende veraccorderen ende dat men sal voirts procederen tot maeckinge van eenen nyeuwen keur up die brouwerie ende denzelven doen scerpelicken onderhouden, ende den heer met die van de gerechte te accorderen, sal men doen by advijs ende goetduncken van den voirsz. personen, uuyt die vroetscopt genomineert als voirsz. is. CVIII. (1529 Juli 23.) Item up den frauden van dengenen, die gepandt zijn ofte diegeenen, die tot scatnis toe gebrocht zijn, daervan groete ende zeekerlicke suspicie is, dat zy hém met hoeren goeden sullen -Wgttijff maecken eer recht gesleten sal wesen etc., is gesloeten, dat upindien die van de gerechte merckelicke ende zeekeren suspicie hebben, dat alsulcke personen boven gemencioneert hem willen fugitijff maecken, dat men alsdan dairinne provisie doen sal sulcx als die van de gerechte bevinden zullen daertoe te behoeren. CIX. KEUREN. (1529) Augustus 18. Up den XVIII Augusti soe ist den vroetscop verthoent, dat Jacob Mijnne, burgermeester, met meester Dirc Henricxz. in den naem van deser stede hebben vermaent ende versouck hem te willen vougen tot verclaeren van den keuren, daer questie ende duysternisse in valt ende denselven mede helpen remediëren, updat men die souden moegen executeren als behoeren 573 sal, waerup den casteleyn antwoirde, dat hy die begeerten willde hebben int gescrifte met al tgunt, daervan men over hem soude willen claegen ofte over die scout; ende indien men over hem ende den voirsz. scout oick nyet en weet te claegen dat men hem tselfde int gescrifte geven soude, waer den geréchte rappoert gedaen is geweest, diewelcke tot vordernisse van de voirsz. materie hebben noch wederomme gesonden an den voirsz casteleyn gehaedt ter cause voirsz. Jacop Mijnne, Dirc Jan Hoensz. ende Jan Dircxz. de Bruyn, burgermeesteren, begerende met hem communicatie te houden up den materie van den keuren ende met hem in alle vrientscepen taccorderen soeverde tselve moegelick soude zijn, waerup den voirsz. casteleyn seyde ende persisteerde by zynen eersten antwoirde, den burgemeester Jacop Mijnne ende meester Dirck gegeven, allegerende dat hy wel wyste, dat men over hem claechde ende dat men hem injurieerde etc. Waerup is by meeste stemmen gesloeten, dat indien yemant den voirsz. casteleyn geinjurieert heeft, dat hy dan tselve soude te kennen geven ende te recht stellen, daerup men hem goet coert expedicien soude doen. Ende dat men hem nyet int gescnft overgeven soude eenigen saecken, om meerder inconvenienten te scuwen, mair dat men an hem sal noch versoucken die questien ende geschillen van den keuren te communiceren met alle vnentscopen. Ende omme dese saecke ten effect te brengen soe zijn daertoe geordonneert den burgermeesteren mit Dirck Stempelsz., Cornelis Jansz. de jonge, die by den voirsz casteleyn sullen gaen ende van hoirluyden wedervaeren sullen daerof den vroetscop rapport doen 1). CX. HOFSTEDEGELT. (r53Q Januari 27.) Is mede geopent, dat enige, hebbende thofstedegelt, te kennen gegeven hebben, dat zy quaiick betailt worden, versouckende daeromme, dat men den vroescap omme wil vraegen, hoe zyluyden hoire resten sullen best executeren. Ende is gestemmet dat men die doeren sal onthangen nae ouden gewoenten. .) De geschillen tusschen den kastelein en de stad bleven bestaan tot het jaar d^ zake06 1 "e 0PgdOSt WCrden bliJkt niet> latere resoluties over cieze zaken zijn met opgenomen. 574 CXI. (1530 April 4.) Item die vroescap blijft by tkoerbouck van de draperye ende by sulcke boeten als tselfde kuerbouck inhoudt, ende dat men tselfde sal achtervolgen. CXII. KEUREN. (1530 Mei 28.) Is mede gesloten by de meeste stemmen van den vroescap , dat die gerechte sullen moegen kueren nae ouden haircomen. CXIII. TE SENDEN AEN DE HUYSEN VAN DE VROEDSCHAP, DIE ABSENT ZYN. (1530) Juni 12. Up den XHen dach in Junio is in de vroetscopt gesloeten, dat men van stonden aen, als die namen van den vroetscop upgelesen zijn ende men bevint, datter eenigen absent zijn, soe sal men van stonden aen seynden totten absenten huysen omme die peyne van huerluyden absencie. Ende als angaende Ghisbrecht Geritsz. die sal hem overmits zijn sieckte moegen selven vrien met zynen eedt, verclaerende oft hem moegelicken geweest is in de vroetscopt te comen dan nyet ende daernae men bevint, sal men hem die boeten offnemen. Ende angaende die personen van Gerit Geerloftsz. ende Cornelis Jansz. Boogaert, daeroff sal men van sulcke saecken informeren by den anderen groeten steden, ende wes men daeroff bevint, dat sal men rapporteren. CXIV. TUGHTHUYS. (1530 Juni 12.) Is mede in de voirsz. vroetscopt geopent omme een vast huys ofte camer te doen maecken by der stede, dair men den inobidienten ende quaetwilligen kinderen ende anderen personen ter castymente soude moegen leggen. Dit voirsz. punct is by den vroetscop uuytgestelt tot zy wederomme vergaederen sullen ende alsdan sal men daeroff breeder spreeken ende sluyten. CXV. ORDONNANCIE WEESCAMER. (1530 Juli II.) Item is mede by den weestmeesters verthoent, dat die ordoa- 575 nancie van de weestcamer by eenigen geobedieert woirden ende by veel anderen quaetwilligen nyet geacht; versouckende provisie ende remedie. Wairomme is gesloeten, dat men die voirsz. ordonnancie van de weestcamer sal doen onderhouden ende den quaetwilligen metter executie constringeren totter obediencie, sonder simulacie. CXVI. CA STIMENTSHU YSGES. (1530 October 3.) Is mede verthoent die groete clachten, die daegelicx vallen onder den rebelligen ende inobidienten kinderen ende jonghe luyden, die hoirluyder ouders groete overlast andoen, dairinne men wel behoirt te voirsien ende te remediëren etc. Waerup is gesloeten, dat men sal maecken ende ordonneren eenighen huysen omme daerinne by discrecie van den burgermeesteren den rebelligen ende inobedienten personen te castimente te leggen nae gelegenticheyt van huerluyden quaeden feyten ende mannieren. CXVII. (1531 Januari 7.) Is mede verthoent, dat zeeker questie is vant loot van de gerechte, die in de jairen van XXVI, XXVII, XXVIII ende anderen jairen gedient hebben, ende eenighen daerjegens penningen inhouden etc. Waerup is gesloeten, dat men die saecke vant loot sal uuytstellen ende continueren totdat die questie van den casteleyn met die stede vereenich sal wesen ende dat men sal concipiëren een goede ordonnancie up die scepenbuydel ende dat die vroetscop verthoenen. CXVIII. 1531 Januari 27. Upten xxviien dach in Januario anno XXXI is de vroetscop geopent, of men soude willen ordonneren, dat die tresoriers, die men nu nae ouden haircomen eligeren sal, sullen mede gecommitteert wesen tot den geheele ontfanck ende uuytgeven van dit toecomende jair, beghinnende Vroulichmist toecomende, in sulcken mannieren, dat die tresoriers van XXX sullen allen hoeren sculden inmanen ende die penningen daerof comende leveren 576 dat voirsz. cantoir van XXXI, die gehouden sullen wesen eenen yegelicke rentier eens zijn rente te betalen tsjaers. Is mede geopent, of men die tresoriers wil ordonneren tot den ontfanck van der stede exóhysen mits dat men hemluyden byvoughen soude noch een bequaem persoen in den voirsz. exchijs, gheen tresorier wesende. Ende is noch mede geopent, alsoe men noettelicken an die stede goeden repareren ende tymmeren moet, of men daertoe sal willen ordonneren een tymmermeester, die toesich up die voirsz. tymmeraeghe ende dat daeraen cleven mach hebben sal. Waerup is gesloeten, dat men bliven sal by toude haircomen van den tresoriersofïïcie ende tselve officie nyet meer te belasten. Ende roerende die stede tymmeraeghen, dat die tresoriers daerup letten sullen om een goet man te kiesen, die sy den gerechte overleveren sullen omme by die van den gerechte ende hemluyden denzelven taccepteren met alsulcke ordonnancie als behoeren sal die stede oirbaerlicxste te wesen. CXIX. SCHEPENSBUYDEL. (i531 Januari 31.) Item is mede geopent, dat die van de gerechte, achtervolgende die conclusie van den vroetscopt, hebben gelet ende gecommuniceert up den scepenbuydel ende tincomen van dien, daervan up den iien Octobris anno XXV geordonneert was den ontfang te gaen an den officier met zeekeren condicien, ende hebben die voirsz. gerechte hoirluyden advijs verclaert. Waerup is gesloeten, dat men achtervolgende advijs voirsz. sal voirtaen onderhouden toude haircomen met goede geregelticheyt van de voirsz. scepenenbuydel, sulcx als dat was voir die laetste veranderinghe, die men gedaen heeft in jair XXV laestleden, ende uuyt tincomen van dien betaelen tloot van de voirsz. gerechte als men dat plach te doen. CXX. (1531 Januari 31.) 1. Item is gesloeten, dat men omme den armen willen ende denzelven in hoirluyden armoede te helpen sal die meelexchijs van den rogge, haver, gerst ende semelen ende alle diergelicke cleyne meelexchysen offlaeten, uuytgesondert die meelexchijs van den tarwe ofte van den greynen ende goeden, daer tarwe 577 mede gemenget sal wesen ende dit tot anders geordonneert sal wordden. Ende dat men goet toesich ende regart nemen ende houden sal up den backers, ten eynde dat den armen sullen moegen genyeten ende gebruyeken profijt van de voirsz. meelexchysen. 2. Item is gesloeten, dat men die groeten exchysen nyet uphangen en sal, mair diezelve doen bewaeren. CXXI. (1531 Januari 31.) Item is mede gesloeten, dat men twee goede scutterien ordonneren sal van bequaeme personen ende diezelve met goede pollicie, ordonnancie ende mannieren doen onderhouden. CXXII. (1531 Mei 22.) Is mede gesloten, dat die cloverscutters hoir scutterye houden ende schieten sullen in den doelen by tVlamincxpoortgen. Ende men sal hemluyden die doen repareren. Ende angaende die doelen, staende upte nyeuwe haven, die sal die stede an hem behouden ende hoir oirboir dairmede doen. CXXIII. VROETSCHAP. (1531 Juli 31-) Is mede gesloten, dat die vroescap voirtan sitten sal in der camere, die oude voor ende dander nae, achtervolgende tbouck van den vroescap, ende men sal beghinnen an die oestzyde an de scepencamere. Ende nyemandt en sal spreken in des anders opinie, upte boeten van drie stuvers. Ende soe wanneer die vroescap gestemmet heeft, soe sal die gerecht hoir stemminge nae geven. CXXIV. (1532 Mei 25.) Item is by die vroetscop gesloeten, dat men recht doen sal van poirters indagen, beclagen, panden te verbieden ende an den heer te dingen ter tijt toe dat men mitter scattinghe ommeghaet, wandt die vreemde personen sulcx recht gedaen wordden nyetjegenstaende dat die oude rechten ende coustumen zijn geweest, dat als men met die poertpande ommeginck off ommegegaen was nyet meer recht van poerters en plach te doen. Ende dit up een proeff ende wederseggen toe van de vroetscopt. 37 578 cxxv. (1533 Januari 31.) Item is geconcipieert zeker correxie angaende die manier off die ordonancie van den jairexchysen ende wijnexchijs te innen, twelck den vroescap is verthoont, ende is gesloten tselfde sulcx te stellen voir die ordonnancie als dat is gecorrigiert. CXXVI. YDEREEN MET VLEYS TE STAEN ONDER DE LUYFEL. (1533 Januari 31.) Is mede gesloten, dat voirtan een ygelick sel moegen staen mit sijn vleysch onder die loyffen te vercopen als men voirtijts plach te doen. CXXVII. ORDONNANTIE WEESCAMER. (1533 Maart 17.) Is ten selven dage geproponeert by den burgermeesteren die erroeren van den weescamer, dat dordonancie van dien, laetst gemaect, nyet geobserveert is geweest mer interrupt gebleven, overmits die swetende ziecte, wairup geaccordeert is by den vroescap, dat die ordonancie, laetst gemaect, onderhouden sel worden in alle sijn forme ende articulen. Dit was aldus genoteert by Heynrick Woutersz., burgermeester. CXXVIII. PANDBRIEVEN. (1533 Ju!' 3-) Is mede gesloten, dat men voirtan in de pantbrieven, die men noempt calveren, stellen sel wat die renthiers, die gepandt hebben, jairlicx ontfangen van hair nobelen, scilden, ponden, Vrancrijcxsche scilden ende andere, dairom zy gepandt hebben, ende sulcx als zy dairoff ontfangen te stellen in de pantbrieven, mits dairin mede stellende tselfde te sijn sonder prejudicie van hoir principale rentebrieff. CXXIX. (1533 Juli 3.) Is den vroescap mede opgelesen die ordonantie, gemaict opte inninge ende execucie van den jairexchysen, die wijnexchijs 579 ende van den stoters ende mi stuvers van de brouwerye, allegerende die zwaricheden van dien, overmits dat die oude sculden bl iven staende sonder die te executeren etc. Ende is de vroescap gevraecht, off men bliven sel by de voirsz. ordonancie ende overleveren die gebrekige off hoe men dairin doen sal. In welcke saicke nyet en is gesloten om diversche swaricheden, by veele geallegeert. CXXX. (1533 Juli 26.) Opte supplicacie, by den pater ende convent van de Cellebroeders overgegeven aengaende tpestellenciehuys te willen ordoneren ende maken an den Cellebroedersconvent ende upte erve van den Heyligegeest, is gesloten, dat II burgermeesteren mitten Heyligegeestmeesteren sullen nemen inspectie oculaer van den plaetse ende overleggen datter meer dairup toverleggen is, .ende nae dat bevonden wordt, sal men weder in den vroescap reporteren. CXXXI. 1533 Augustus 1. Upten eersten dach in Augusto anno XXXIII is den vroescap verthoont aengaende den harinckexchijs, hoe dairin gedaen is tvoirleden jaer ende dat die nu mede is blyven staen onverhuyrt ende geallegeert tcleene profijt, dairvan comende, ende die grote scade, die de scamele gemeent dairby lijt, ende, om te weten wes men dairvoir in doen sal, is gesloten, dat men die harinckexchijs geheel sal laeten smelten. CXXXII. ORDONNANTIE WEESCAMER. 0534) Januari 24. 1. Up huyden den xxiliien Januarii is die vroetscap verthoent, datter zwaernisse valt in de weescamer, overmits dat eenige persoonen die voichdie van de weeskinderen niet accepteren en willen, mair liever soude willen betalen die peyne van een ofte twee Éf groten Vlaems. Oick zoe bevindt men mede, dat die naeste vrunden van den weeskinderen dickwils niet wel bequaem en zijn om die voichdie te hebben, bisondere dair diffkulteyt ende zwaricheyt valt in den boel van den sterfhuyse. Waerinne men gaerne tot onderhoudenis ende utilitee van de weeskinderen 58o soude remediëren ende voirsien. Waerop by die meeste stemmen van de vroetscap gesloten is, dat die van de gerechte zullen ses oft acht van den oudsten van de vroetscap ontbieden ende letten upte voorsz. saicke omme die ordonnantie van de weescamer van Delff hier mede te doen onderhouden ende dieselve te verbeteren, is doenlick, ofte vermeerderen ofte verminderen, zoe zyluyden bevinden zullen nae redenen te behoeren. CXXXIII. SCHUTTERIE. 1534 Mei 30. Up huyden den xxxen Mey anno XXXIIII es die vroetscap verthoent, hoe dat van node was te onderhouden die scutteryen, hier voirtijts upgestelt, te weten van de voetboech ende van de hantbussen, ende dat dieselve scutterien van gheender meeninge en waeren eedt te doen ofte eenige scutterie onderhouden, ten waere dat men hemluyden onverbrekelicke toeseyde, dat alle jaeren eene van deselve scutterien schieten souden ende hebben hondert croenen mitsgaders andere proufyten van wijn ende anders, gemerct dat men eens ofte twemalen hemluyden hadde doen copen tabbairden van coluere te vergeefs tot eene bespottinge ende derisie. Wairop es by de vroetscap gesloten ende geaccordeert by de meeste stemmen, dat men die voorsz. twee scutteryen van nyeus weder opheffen ende eeden sal ende dat men hemlieden van der stede wegen toeseggen sal alle jaers een van de scutterie te doen scieten ende hemluyden van der stede wegen te laten genieten alsulcke emolumenten ende proufyten als. zyluyden gewoenlick sien ende behoren te genieten. „CXXXIV. (1534 Augustus 27.) Upt point van der munte es gesloten, dat men daerinne wel behoort te voirsien, bisonder up onse nageburen munte, die tgoet ghelt halen ende tquaet ghelt in de lande brengen. Ende te letten of men die haechmunte soude mogen stellen op een pryse. CXXXV. (1534 Augustus 27.) Upt point, die hoir huysen mit hart dack van pannen decken, es gesloten, dat men van zulcke rode daeks sel gheven den derden penninck? 11 58i CXXXVI. (1534 Augustus 27.) Upte zaicke geproponeert by Cornelis Bosch rorende tbetalen van de velle-exchijs es gesloten, dat dese stede poorters alsoe vry sullen wesen als den vreemde man ende dat men tselve in toecomende tyden int verhuyren van de voorsz. velle-exchijs breder sel verclaeren. Actum ut supra. CXXXVII. DE EXUE AEN DE KERCK. 1535 Januari 26. Up huyden den XXVI Januarii anno XXXV is die kerckmeesters by de vroetscap achtervolgende heure requeste ende supplicatie, die vroetscap overgegeven, geconsenteert van nu voirtan die proufyte/i van den exue tot wederseggen toe, welverstaende dat zy gheen composicie maicken en sullen sonder consent van de camer. CXXXVIII. VROETSCHAPPEN TE COMPAREREN. 1536 Januari 28. Up huyden xxvmen Januarii anno XVCXXXVI is by de meeste stemme van de vroetscap geconcludeert, dat men die naeste vroetscap ontbieden sel alle diegheene, die die stadt eedt ghedaen hebben, omme hemluyden te induceren ende seggen, dat zy altijt medecompareren souden in de congregatie van de vroetscap ofte te seggen die redenen, waerom dat zy niet en behoren te compareren, omme, hoire andtwoert by de vroetscap gehoort sijnde, daerinne ghedaen te worden alst behoren sal. CXXXIX. DE ABSENTEN TER VROETSCHAP TE BETALEN 3 ST.; DE OMVRAGE GEDAEN SYNDE, OF HAER EXCUSE WETTIGH OF ONWETTIGH IS EN DESELVE ONWETTIGH GEOORDEELT WORDENDE, NOGH 3 ST. TE BETALEN. (1536 Januari 28.) Item noch geconcludeert, dat alle diegheene, die hem absenteren uuyt die vroetscap, dat dieselve, die hem geabsenteert heeft, die eerste vroetscap daeran sel gheven ende betalen drie stuvers ende indien dieselve begheert gehoort te wesen van sijn- 582 der excusatie, sel men denselven hoeren, ende indien sijn excusatie souffisant ende redelick bevonden wordt, sel men denselven alsdan sijn drie stuver wederomme restitueren, ende ingevalle bevonden worde sijn excusatie niet deuchdelick ende goet te wesen, sel alsdan moéten betalen boven die drie stuvers noch andere gheliteke drie stuvers ofte by gebreke van dien die pande daervoer terstondt uuyt den huyse te halen1, achtervolgende die laeste conclusie van de vroetscap daerop gemaeckt. CXL. (1536 Januari 28.) Es noch by de meeste stemmen van de vroetscap geconcludeert, dat alle diegheene, die begheren te hebben assignatie van den tresoriers, dat men dieselve gheen assignatie gheven en sal, ten zy dat sy overgheven int assignacibnefgen, indien sy dat verliesen, dat zy van deselve assignatie niet betaelt en sullen worden. CXLI. ABSENTE VROETSCHAPPEN. 1536 Mei 2. Up huyden den tweden dach van Mey anno XXXVI es geaccordeert ende gesloten by die meeste stemmen van die vroetscap, dat diegheene die hem van die naeste twe vroetscappen geabsenteert hebben ende van diegheene, die hem in toecomende tyden absenteren sellen, dat men dieselve terstont als zy hoer absenteren seynden sel die bode omme te betalen drie stuvers ende indien hy by huys es ende refuseert ende weygert die drie stuvers te betalen, zoe sel men terstont seynden die scoutendienaers ende laten daer an pande voer ses stuvers uuyt den huyse halen, daeroff die dienaers voer hoer executie sellen hebben die helft. CXLII. ORDONNANTIE WEESCAMER. (1536 Augustus II.) Item opte clachte van de ordonnantie van de weescamer es by die vroetscap gesloten ende geaccordeert, dat men bliven sel by de conclusie van tjair van XXVIII, ende reguleren nae die ordonnantie uptie tijt gemaect, ende dat by kennisse ende wetenscap van den officier. 583 CXLIII. REECKENINGEN VAN GILDENS ALLE JAREN TE DOEN VOER BURGERMEESTERS. (1537 Januari 4.) Voorts es die vroetscap verthoent, hoe dat die ghilden overmits quade toesicht ende sober regiment van de homans vergaen, overmits dat zy jairlicx gheen rekeninge en doen, waerop es geconcludeert by de meeste stemmen van de vroetscap, dat die dekens ofte homans van alle ghilde gehouden sellen wesen alle jaire hoere rekeninge te doene ten minste in presentie van een van de burgemeesters, in der tijt wesende. CXLIV. GEEN HUYSEN AFF TE BREECKEN ALS OP CONSENT VAN DE VROEDSCHAP. 1537 Februari 23. Up huyden den XXllien Febuarii anno XXXVII es die vroetscap verthoent, dat dagelicx veele ende diversche huysen binnen deser stede offgebroken worden ende vercopen die tegelen, die zy van der stede wegen ontfangen hebben, ende noch meer gedaen soude worden, indien daerinne niet voirsien en waere, ende int eynd comen soude tot gehele ruyne ende destructie deser stede. Waerup by die vroetscap gekeurt ende geordonneert es, dat van nu voirtan niemandt, wie hy sy, gheen husen offbreken en sellen moeten dan by consente van de vroetscap, up alsulcke redelicke grote ende cleynen boeten als die heere ende die van de gerechte dat ordonneren sal. Dese boeten sijn gestelt by die van de gerechte up LX Karolusgulden ende die corrextie van der stede upten Ven Martii anno XXXVII. CXLV. TEGEL- ENDE HART DACK. (1537 Februari 23.) Voorts es geconcludeert by die vroetscap, dat alsulcke concepten als by die van de gerechte ende eenige van de ouwen van de vroetscap geconcipieert es, te weten dat men van nu voortan in tegeldack off hart dack gheen gaten stoppen en sal moeten mit riet, upte boeten van 111 Karolusgulden, noch dat men gheen oude tegelen uuytter stede sal moeten brengen off voeren, upte verbeurte van de tegelen ende die boeten van de drie Karolusgulden, noch dat men gheen tegelen vant hart dack en 584 sal moeten breken ende tdack wederomme decken mit ryet, upte boeten van xii Karolusgulden. Ende voorts dat men die rietdeckers ende tegeldeckers by die van de gerechte ontbieden sellen ende hemluyden eeden upte voorsz. articulen, dat die vroetscap dat goetdunckt ende daerby bliven by die voorsz. concepten ende dat die van de gerechte mitten heeren upte voorsz. articulen alsulcke boeten stellen sellen als hemluyden goet ende nae redenen dunckt te behoeren. CXLVI. ORDONNANTIE WEESCAMER. (1537 Februari 23.) Voorts nopende die doleancie ende ongeregeltheyt van de weescamer, dat eenige niet en willen accepteren die voochdie van de weeskinderen, es by die van de vroetscap geaccordeert ende gesloten, dat zy bliven by die ordonnantie, daer laestmael up gemaect, dat men dieselve voochden sel bedwingen by ghiselinge, achtervolgende die voorsz. keure ende ordonnantie. Ende dat men die van de gerechte ende die van de vroetscap eerst bedwingen sal, die hoer kinderen niet bewesen hebben, dat zy hoer kinderen eerst sellen moeten bewysen, eer men yemandt anders van de gemeente daertoe sel mogen bedwingen. CXLVII. ORDE TE MAECKEN OM TER VROEDSCHAP TE COMPAREREN EN TE REYSEN. (1537 April 9.) Item alsoe zekere questien gevallen zijn ter cause van de kueren ende bevelen, die eenige verbeurt soude hebben, geleden zekere langen tijt ter cause dat zy ter vroetscap en waeren gecompareert oft die bevelen van de burgemeesters ofte vroetscap van reysen ofte anders niet geobedieert en hebben etc, es gesloten, dat men alle die voorsz. questien om beteren wille sel laten smelten ende offdoet ende te nyete wesen ende dat men van nu voortan rypelicken een keure maecken sal by consente ende overgifte van de vroetscap, daernae elcx sonder eenige questie hem sel weten te vougen ende reguleren. CXLVIII. (1537 Augustus 8.) Es vertoent, dat zeer veel grote ende cleyne honden alhier 585 binnen deser stede zijn, waerby die gemeente bescadicht worden ende gescepen es in periculose tyde van pestilencie last off te chrigen, daerup die gerechte belast es by heurlieder discretie daerinne te remediëren ende te voirsien. CXLIX. 1537 September 13. Up huyden den xnien Septembris anno XXXVII es die vroetscap by die scout vertoent, overmits- dat veele brouweren by nacht vaten, soedat die scout in die keure niet en mach remediëren ende naesien, soe versouct die scout, dat hy by nachte diegheene, die overgebrouwen zei hebben, mogen becoeren mit twe whtachtige tugen ofte mit twe scepenen. Waerop es gesloten by die meeste stemmen van de vroetscap, dat die van de gerechte seven off acht uuyt die vroetscap by hoer riemen sullen ende letten ripelicken upte voersz. materie van de brouwerie ende maecken een generale keure ende dragen een gelijcken handt, datter niemandt in die keure gheen vordel en heeft. CL. 1537 November 6. Up huyden vien Novembris anno XXXVII is in de camere by die burgermeesters, scepenen ende eenige uuyt die vroetscap, die niet en brouwen, by meeste stemmen gesloten, dat men eerstdaechs procederen sal tot maeckinge van een nyeuwe keure upte brouwerye. Voorts dat men een gelijcke handt dragen sal int becoeren ende versoucken, dat by advijs van de vroetscap met die hoge handt dairinne voirsien mach worden, zulcx dat die keuren upte voorsz. brouwerye sonder eenich simulacie ofte 1 faveur heur effect sorteren mogen. CLI. BROUWERYE. 1537 November 12. Up huyden den xiien Novembris anno XXXVII es by die vroetscap geconcludeert upt point van de onderhoudenisse van de brouwerie, ende off men by die oude peyl bliven sal off dat men langer brouwen sal, omme meester Reynier Brundt ende Willem Goudt, die daer alhier ende in andere steden informacie 586 genomen hebben, advijs te scriven, es gesloten, dat men sal nemen van de notabelsten uuyt die vroetscap, die niet en brouwen, mit noch drie van de notabelsten, die nu ter tijt brouwen, ende communiceren ripelicken tsamen mit die van de gerechte upte voorsz. saecke van de brouwerie ende maecken een ordonnancie ofte keure, soedat daer een gelijcke handt gehouden mach worden int becoeren, alsoet behoeren zal. CLII. (i^37) November 14. Item die van de gerechte hebben up den ximen Novembris VI notabelen personen, gheen brouwers wesende, met drie brouwers by hemluyden ter camer ontboeden ende gecommuniceert up die saecke van de brouwerie, off voir die stede oirbaerlick soude wesen langer dan xxxi stock te brouwen dan daerup te bliven, waervan zeeckeren tijt geleden meester Reynier Brundt ende Willem Gout, rentmeester, raeden van de K. M*., hier wesende, gecommuniceerd hebben met die van de gerechte ende anderen brouwers, daerop zy hemluyden geinformeert hebben ende onder andere begeert tadvijs van de gerechte in gescrifte te hebben, twelck men seyde den voirsz. commissarissen na te seynden, dat alsnoch nyet gedaen en is geweest, die voirsz. Brundt in de voirsz. saecke van de brouwerie tot Haerlem gebesoingeert hebbende ende in meninge tot Delff mede te besongeren ende alle die stucken den tresorier, meester Vincent, mede te geven omme boven by der coninghinne daerinne gedaen te worden als behoeren sal. Waerup is by die voirsz. personen by meesten stemmen gesloeten, dat men avijs overseynden sal, verclaerende, dat mén blyven sal up die oude peyl van XXXI tonnen, ende tselfde beste ende oirbaerlicxste is voir die neringe, stede ende domeynen, ende is die vroetscap daer mede by gebleven. CLIII. (1538 Januari 24.) Es voorts die vroetscap by die van de gerechte te kennen gegeven, hoe dat daer veele gebreken vallen vant byer te dryncken voir den boem ende in de haven in de scepen, ende vant nabyer uuyt die ketel off uuyt tscepvat te slaen ende tselve wech te geven off te vercopen etc. Es by die meeste stemmen 5«7 van de vroetscap geconcludeert, dat die van de gerechte by hem sellen ontbieden ses off acht van den ouwen ende mit d.eselve daerinne keuren ende remediëren soe hemluden tot proufyte van der stede sel duncken te behoeren. Ende wat by dieselve gekeurt ende gestatueert wort, dat tselve van wairden gehouden sal worden. CLIV. (1539 April 24.) Upte requeste, overgegeven by die lichters, dat niemandt lichten en soude mogen off hy en waer eerst int lichtersghilde ende dat helpen onderhouden, es geconcludeert, dat men ontbieden sel ses off seven van den ouwen ende letten ripelicken upte voorsz. saecke ende ordonneren alsoet behoeren sal. CL V. AGHT PERSONEN TE E LIG ER EN, DIE ME T TWEE BURGERMEESTERS SULLEN VERGADEREN OM TE LETTEN OP ALLE ABUYSEN, IN DE STAD VOOR. VALLENDE; TE GENIETEN VOOR COMPARITIEGELT 1 S7\ EN TE VERBEUREN 3 ST. 1539 October 29. Upten xxix Octobris XXXIX es by die meeste stemmen van de vroetscap geconcludeert, dat men eligeren sal acht van den ouwen van de bequaemste uuyt die vroetscap, diewelcke up sekere ure mit twe burgermeesters vergaderen sullen ende letten upte abusen ende ongeregeltheit, die dagelicx binnen der stede gebeuren. Ende diegheene, die compareert up sijn geprefixeerden tijt, die sel hebben voir zijn sallaris elcx een st, ende die genomineert es ende niet en compareert sel verbeuren drie st Ende zijn by die vroetscap genomineert Cornelis Jansz. Bosch Dirck Jan Hoensz., Jan Dirck, Jan Lambrechtsz., Adriaen Bosch Jacob Moei, Reynier Pau, Cornelis Jansz. diejongeende Dirck Jansz. die Vrye. CLVI. LAECKENEXCYS. 1541 Januari 26. Up huyden den xxvien Jannuarii anno XLI es die vroetscap ver hoent die ongeregeltheit, die daer es in de ordonnantie van de lakenexchijs, soedat een fijn uuytheems laken van xm, xim xv m gr. off meer niet meer en geeft te exchijs dan een laken 588 van XV Rijnsgulden, daer darme gemeente mede zeer bezwaert es, die gheen fyne lakenen en mogen vervallen. Waerop geconcludeert es, dat men die lakenexchijs sel houden an der stede ende dat alle Hollantsche lakenen sullen bliven by die oude ordonnantie. Ende alle uuytheemsche lakenen sullen te exchijs geven van elcke pont groot een st. tot vijff scellinck groot toe naer advenant; ende beneden die vijff scellingen en sal gheen exchijs daeroff geven. CLVII. VERKENS SCHOUWEN NYET ALS VRYWILLIGH 1541 Maart 18. Up huyden den XVIII™ dach van Maert anno XLI es by die meeste stemmen van de vroetscap geconcludeert, berorende dordonnantie vant verken-besien, dat niemandt gehouden sel wesen zijn verkens te laeten besien dan diegheene, dient gelieft, maer in gevalle yemant zijn verken wil laeten besien, tzy vet off mager, dat zy tselve niet en sullen mogen laeten besien dan die gezwore besiender. Ende indien yemandt contrarie dede, die sel gehouden wesen den gezworen besiender te betalen in alle schyne off hy tselve besien hadde. Ende indien hy niet en betaelde, eens vermaent zijnde, ende daeromme gedaecht ende mit recht angespróken worde, soe zal hy gehouden wesen den besiender te betalen dubbelt geit, dat hy verdient soude mogen hebben. CLVIII. DE GILDENS HAER GILDEBRIEVEN TE RESTITUEREN. 1541 Juli 19. m Up huyden den xixen Julii anno XLI es by die meeste stemmen van de vroetscap geconcludeert, dat men die ghilde elcx hoir brieff wederomme restitueren zal. 2. Nopende tghilde van de kistemakers ofte stoeldrayers es geconcludeert by die meeste stemmen van de vroetscap, dat tselve ghilde heur brieven sel gebruyeken, maer alsoe daer veele scamele jongens comen int selve gilde ende tgildegelt niet en mogen betalen, soe sal mit dieseive scamele jongens, die tselve om Goedswillen begeert, mede deur die vinger gesien worden. 3. Nopende tgilde van de scoemakers, dat zy begeren dat dieghene, die huyeopers sijn, dat zy mede behoeren in scoema- 589 kersgilde te zijn, es geconcludeert by die meeste stemmen van de vroetscap, dat die dekens van de scoemakers sullen die wet te kennen geven, wye zy begeren dat mede behoeren int gilde te wesen, omme, dat gesien, daerinne geordonneert te worden alst behoeren zal. CLIX. (1541 Augustus 17.) Voorts is die vroetscap vertoent, omme den armen te subvenieren in den exchysen ende dat men den turffexchijs soude mogen offsetten, alsoe dieselve exchijs uuyten gemeenen buyck van den armen betaelt wort. Es geconcludeert by die meeste stemmen van de vroetscap, dat men den armen subvenieren sal ende dat men den turffexchijs sel laeten smelten ende den exchijs daeroff niet betalen. CLX. STADSERVEN NIET TE BETIMMEREN. (1541 October 13.) Nopende die huysen, die buten Dijcxpoort staen, ende die stede erf betimmert hebben, es geconcludeert by die meeste stemmen, dat men interdiceren sel dat niemant der stede erff betimmeren en sel moeten. Ende diegheene, die der stede erff betimmert hebben, dat zy daeroff geven sullen pacht off renten naer gelegentheit van der saecke , tot discretie van de vroetscap CLXI. (1541 October 13.) Noch es geconsenteert die Magdalenen, dat thart dack, dat zy gemaect hebben ende te voeren mit riedt gedect was, dat men hemluden thart dack betalen sel gelijcken anderen, ende ordonneren die tresoriers van nu voortan niemandt hartdack-gelt te betalen dan denghenen, daer zy tevoeren upt werck geweest sullen hebben. i) dat zy — vroetscap vervangen door: daervan sel men in toecomende tyden delibereren ende letten of.men die huysen off breien sal dan renten geven tot discretie van de vroetscap. 59° CLXII. MALCANDEREN NIET TE INJURIEREN EN ELCX OPINIE IN DE VROEDSCHAP VRY. 1542 Augustus 5. Upt articule, die vroetscap geproponeert, beroerende ofte die stemme ofte opinie van eenich vroetscap, wesende int opineren ende delibereren, vry es dan niet, te weten off yemandt van de vroetscap soude mogen achterhaelt worden int gundt, dat by hem geproponeert ende voir sijn opinie voirtgebracht ende geseyt wort, is by die vroetscap geresolveert, dat die opinien vry sijn, behoudelick daer niemant by expresselick ofte naemlick geinjurieert worde, mair wat anders by die voirsz. opinien bygebrocht ende geseyt wort, sal int goede genomen ende verstaen worden. Niettemin indient gebeurde, dat yemandt van de vroetscap deser stede yet soude weten te seggen ofte te reveleren, dat soude mogen comen tot welvaert van der stede ende nochtans gheen souffisant bewijs daervan en soude konnen bybrengen, die sal schuldich wesen tselfde secreet een van de burgermeesters, in der tijt wesende, te kennen te geven, ten eynde dat daerinne gedaen mach worden als naer gelegentheyt van der saecke behoeren zal, sonder by den voersz. opinerenden van alsulcke materiën in zijn voorsz. opineren te verhaelen ende tcollegie van de vroetscap dairmede te molesteren. Actum den Ven in Augusto XVCXLII. CLXIII. KERCK EENIGE BENEFICIËN TOEGELEYT. 1542 Augustus 17. Up huyden den XVHen Augusti anno twee *) ende veertich es een requeste mitsgaders sekere declaratie van tbelichten ende van kisten die vroetscap gecommuniceert, hierna van woerde te woerde geinsereert. An mijn heeren die burgermeesters van de vroetscap verthoenen ende geven in alder oetmoedicheit te kennen die kerckmeesters van Sint Janskercke alhier, hoe dat zy supplianten tot anderen tyden versocht hebben an mijn heeren, hemluyden te willen admitteren ende consenteren tbelichten in der voorn, kercke ende dat nyemandt eenige dootkisten off waslicht soude mogen haelen van die doden, die in deselfde kerck off op dat kerckhoff van dien begraven soude worden, .dan alleen van die- 1) Hs.: een. De volgorde der resoluties pleit er echter voor hier twee te lezen. 59i gheen, die van der kercken wegen daertoe geordonneert soude worden, aengemerct dat niet mogelicken en es die voorsz. kercke in reparacie ende in andere noodtlicke saecken te onderhouden, overmits die groote belastinge van renten, van den uuytgeeff van de costerye ende doer zeer grote declinatie van der incoempste, die van dit tegenwoirdige jair bynae in dat derdendeel vermindert es; mer wat vervolch die voorsz. supplianten gedaen hebben om tgundt dat voorsz. es geconsenteert te worden, en hebben tot perfecte conclusie niet connen geraecken doir veel differenten ende geschillen, die geweest zijn tusschen mijn heeren van de vroetscap berorende die materie van de boucke kisten, want sommige van mijn heeren waeren up die tijt van opinie, dattet te veel was te gheven thien stuvers van een boucke kist van een oude dode. Wairomme deur conclusie van de vroetscap gestatueert worde, dat scepenen by hem doen roupen souden eenige timmerluyden om dese saecke tondersoucken, twelck geschiet zijnde, is by dieselve geordonneert voir een bouken kist tot middelbaer pryse elff stuvers, overmits dat die boucken nu ter tijt tot lagen pryse staen, beducht zijnde, off die eenichsins mochte rysen, ende alsdan wairt niet wel doenlick een verhoginge te maken sonder veel murmuracie. Hierom versoucken alsa*cb die voorsz. supplianten, dat uwe, mijn heeren, conclusie tot perfectie mach comen. Dit doende sullen mijn heeren wel doen etc. In manieren hiernaer verclaert versoucken die kerckmeesters tbelichten. Boven up dat choer misse te vespertijt van dat belichten . . . thien stuvers. ende onder dat loff . . m gr Boven up dat choer Van vier kaerssen van een priester. . . . xii st. beneden dat choer . n gr Beneden dat choer Van een jaerkaers .VHIsc.gr Vis van een vollicht onder Als men memory die hoochmisse te houdt, boven die drie barnenseve stuvers. kaerssen elcke kaers . een stuver Beneden dat choer Alreheiligendach in vo.r d.e hoechmisse de vigilie mit die hooch- ende nae die hooch- misse elcke kaers m p-r m.sse onder die vesper Up een sevendach ende te lofftijt van een ende maenstont elcke VOlVht LS^IbnS ^tien stuver, Van een halff hcht Van een eyken kist twintich st voirendenaediehooch- Van een boucke kist thien stuvers 592 Ende es by die meeste stemmen van de vroetscap upte voorsz. articulen geconcludeert, dat die kerckmeesters toegelaeten wort hoir voorsz. versouck, mits restrinctie ende condicie, dat die kerckmeesters niet meer van tbelichten van de jaerkeerssen ende ancleven van dien nemen en sullen dan men nu jegenwoirdich neempt. CLXIV. MAEGHSCHAP IN SAECKEN VAN JUSTITIE. (1542 December 28.) Es mede by die meeste stemmen van de vroetscap geconcludeert berorende hoeverre maetscap (sic) wesen zal, die in saecken van justicie sullen vertrecken, daerup by die pensionaris gesproken is mit die van Leyden ende es conclusie genomen, dat broders ende broderskinderen ende niet vorder maetscap (sic) vertrecken sullen. CLXV. WAERBORGE VAN HUYSEN. (1543 Februari 28.) Nopende die wairbrieven van huysen, die by den heer vercoft worden, es geconcludeert, dat men daerinne stellen sal die renten, daermede die huysen by den heer vercoft zijn, dese clausule: „te weten mit welcke voorsz. jaerlixe renten alleen die voorsz. husinge rechtelicke by die gerechte vercoft es geweest in den jaere etc, mits welcke vercopinge alle meer andere renten ofte schulden, dairop vóór datum voorsz. staende, geannuleert, gedoet, off ende te niete gedaen zijn". CLXVL (1543 Juü 3i-) Noch es by die meeste stemmen van de vroetscap geaccordeert, dat die van de gerechte by hemluden sullen ontbieden ses off seven, hem verstaende, oft oirbair es, dat men coorn alhier binnen der stede up soude mogen leggen ende weder uuytvoeren sonder yet te gheven. Ende die van de vroetscap gheven dieselve parsonen volcomen last, dat zy daerinne sullen ordonneren soe hemluden dat oirbairlicxste duncken sal. Voorts hebben die van de vroetscap dieselve parsonen volcomen last gegeven, dat zy mede ordonneren sullen in de ordonnancie van de craen soe hemluden dat oirbairlicxsten duncken sal. V 593 CLXVII. (1545 September 11.) Es mede geconcludeert, dat dieghene, die de stede sculdich zijn van excysen oft anders ende dien de stede weder sculdich is van renten, sullen heur achterwesen mogen compenseren mit heurluyder eygen quitanchien ende niet met yemants vreemders quitanchien ende dit soeverre die quitanchie verjaert zy. CLXVIII. 1547 Februari 14. Up huyden den ximen Februarii anno XVC ende XLVII es die vroedtscap by de burgemeesters te kennen gegeven ten versoucke van den tresoriers, van noode te zijn een ordonnancie thebben upte reeckeningen; soe es by de meeste stemmen van de vroetscap geconcludeert, dat die tresoriers hem reguleren zullen na de oude ordonnancie daervan zijnde ende dat men van nu voortan tot egeen reeckeningen ofte sluytmge van dien procederen sal, ten zy in presencie van alle die vroedtscap, die daerover geroupen zullen werden, upte peyne van drie stuvers; ende dat men wel rypelijck van articule tot articule daerup letten sal. CLXIX. (1547 Februari 14.) Upten zeiven dach es die vroedtscap by de burgermeesters ' verthoondt geweest zeeckere requeste, overgegeven by de olislagers deser stede, daerby zyluyden versoucken vry excijs thebben van den olye gelijck vreemde luyden van buyten, ofte dat die Vreemden betalen zullen gelijcke dese poorters. Soe es by de meeste stemmen geconcludeert, dat die vreemde luyden gheen meerder exemptie ofte vrydom van excijs genyeten. zullen dan onse poorters beroerende dolye, diewelcke hyer binnen deser stede gesleeten wordt. CLXX. (1547 Februari 14.) Upten selven dach es die vroedtscap by de burgemeesters I noch te kennen gegeven off men alle quitancien van dengheenen, die de stadt schuldich zijn van jaerexcysen, ontfangen zal off I 38 594 nyet, soe es by de meeste stemmen geconcludeert, dat mert voor dese reyse ontfangen zal alle quitancien, daer reden toe dient, ende dat men mette clocke offcleppen zal, dat nyemant, wye hy zy, van nu voortan met andere quitancien betalinge zal mogen doen dan met eygensehTs quitancie. CLXXI. (1547 Februari 21.) Upten selven dach es by de vroedtscap achtervolgende voorgaende conclusie by de meeste stemmen geconcludeert, naevolgende zeeckere requeste, by de gemeen backers deser stede overgegeven beroerende een zeeckere keur geaboleert thebben, alsdat achtervolgende tscryven van den hove reysen zullen in den Hage zeeckere gedeputeerde upten eersten Maendach in de Vasten voor commissarissen, die thoff daertoe ordonneren sal. CLXXII. 1547 Maart 9. Up huyden den ixen Marcii anno XVC ende XLVII es die vroedtscap by Witte. Aertsz. van Houff, burgemeester, gerapporteert, als dat hy gecompareert es geweest voor mijn heer meester Cornelis Zuys als commissaris in de saecke van de backers, alwaer proces verbael gehouden es. Ende naer veele altercatie by parthien ten beyden zyden geallegeert, soe es by de commisssÜis voorn, geappoincteert als dat die backers haerluyder grieven overleggen zullen ende dat die stede daertegens peremptoerlijck binnen achte dagen daernae comen antwoordend zouden ende ten selfden dage parthyen gehouden zouden zijn' hinck inde mede te brengen procuratie met ratificatie, soe es daerup by de meeste stemmen van de vroedtscap geconcludeert, als dat hy die saecke met alder diligencie voorts vorderen sal, ende ratificeerden ende approbeerden nyettemin alt gundt wes by de voorn, burgemeester tot desen dage toe gedaen es geweest. CLXXIII. VROETSCHAP. BOETE OP DE ABSENTEN EN DIE TE LAET COMEN. 1547 Juli 29. Up huyden den XXlxen dach Julii anno XLVII is by de buir* 595 gemeesters die vroedtscap te kennen gegeven ende geproponeert die ongeregeltheyt, dagelicxs geschyedende int absenteren wanneer convocatie van den vroedtscap gehouden wordt, spruytende meest uuytdien datter diversche oude conclusien, tot vu of vin, variabel spreeckende, int vroetscapbouck zijn beroerende die absenten ende peynen, daertoe staende. Waerup met rype deliberatie by de meeste opinien van de vroedtscap gecoÉS^ deert is, dat yegelick van de vroedtscap gehouden sal zijn te comen int zelfde collegie precise up die gesette ure, hem by insinuatie van de boode geprefigeert, up die peyne van drie stuvers voor die laechste boeten ende zes stuvers voor die hoochste boeten, salvo tprivilegie als men die weth off die tresoriers eligeert. Ende zullen die burgemeesters terstondt nae die laetste clockeslach van de gesette ure sonder enich vertreck die namen van de vroedtscap doen uplesen overluyde sonder oock yemandt by de boode te waerschuwen, die by avontuer noch up die plaetse mochte ghaen wandelen, mer sullen naet reciteren van den namen terstondt die doeren doen sluyten; ende zoe wye daernae compt als die doere geslooten is, al waert oock vóór die proposicie, zal vervallen zijn in de voorsz. peyne, mits evenwel gehouden wesende int zelfde collegie noch te blyven sitten, terwyle men sar doende zijn over die reeckeninge off anders. Noch en zullen oock daerinne nyet geexcuseert zijn tresoriers, wesende upt contoir in der stede affaire, ofte weesmeesters, weesende in de weescamer, ten zy dat zy tevoeren expres consent hebben van den burgemeesters als van noodtzaecken. Item off yemandt van de vroedtscap zelff die weet van den boode nyet ontfangen hadde ende nochtans tzynen huyse gedaen ware aen enich van zijn familie, zoe sal diezelve evenwel gehouden zijn te comen, up die peyne voorsz., al waert oock dat zijn huysgezijn vergheten hadde hem die boodtscap te doen. Ende ingevalle yemants huysgesinne ontkennen wilde die weet aldaer gedaen te zijn, zoe sal altijts die stadtsboode gelooff hebben by affirmatie van zynen eedt. Indien oock enich van den booden by negligentie versuympt ofte vergheten hadde in zijn quartier yemande van de vroetscap die weet te doen, soe sal in dien gevalle hyzelff die voorsz. boeten moeten betalen. Item soe wye uuyter stede reyst naedat hem off tzynen huyse die weete gedaen is, sal verbeuren die voorsz. boeten, ten zy dat hyzelff in persone een burgemeester consent gevraecht heeft; ende en sal oock diezelve burgemeester nyemande mogen con- 596 sent gheven dan die reysen willen voir vergaderen van den vroedtscap, mits verclarende oock by eede genootsaect te zijn van huys te.reysen. Ende omme dese ordonnancie wel te doen observeren soe zal men illico terzelver ure als yemandt absent bevonden wordt, die boode zeynden tot zynen huyse omme te eysschen die man ofte vrouwe, die hy dair vinden sal, die voorsz. boeten ende dit al by maniere van namptissement, want indien denzelffden absent wil sustineren, dat hy juste execusatie heeft, tzy van siecte off andere nootsaecken, daer hyerboven gheen mencie off gemaect is, zoe sal hy terselver tijt off die naeste vroetscap daeraen mogen versoucken verclaringe. Ende indien alsdan by de meeste opinien van de vroedtscap verclaert wordt zijn excusacie soumsant, deuchdelick ende redelick te zijn, zoe zal men in dien gevalle zijn geit restitueren. Mer indien verclaert wordt contrarie, zoe sal diezelfde absent gehouden weesen te gheven dubbelde boeten. Item in dese ordinantie en zijn niet verobligeert overmits den ouderdom Dirck Gherijt Stempelsz., Jan Roemersz., Ghijsbrecht Huygez. ende Gherijt Gheerloffsz. CLXXIV. (1548 Januari 31.) Upten selven dach es by de vroedtscap, achtervolgende voorgaende conclusie, by de meeste stemmen geconcludeert beroerende oft eenige wijntappers binnen deser stede wel tweerhande Rinsch wynen in heurluyder huysen zullen mogen tappen dan nyet, dat van nu voortan nyemandt van de wijntappers meer dan eenrehande Rinsch wijn van eenre prijs en zullen mogen tappen, al waert oock zoe dat zyluyden diezelve in diversche kelderen legghende hadden. CLXXV. HART EN RIETDACK. (1548 Mei 14.) Upten selven dach es noch by de meeste stemmen van de vroedtscap geconcludeert beroerende of men doude ordonnantie van hart dack of te breecken ende ryet weder te leggen weder van nyeus publiceren sal dan nyet, dat men deselve ordonnantie, tanderen tyden by de vroetscap daervan gemaect, weder renoveren ende off doen lesen sal. 597 CLXXVI. (1548 Mei 22.) Upten selven dach es die vroedtscap by de burgemeesters voorgehouden, overmits dimpertinentie van reeckeninge ende anders, dier gehouden wordt int bedienen van alle cleyne officien, dat wel goet waer, dat men twee oude officiers perpetueerden ofte drie jaeren continueerden. Es daerup by de meeste stemmen van de vroetscap geconcludeert, dat men van alle cleyne officien twee ouden officiers drie jaeren continueren sal, mits dat zy van heure administracie regyster houden ende van heure ontfange reeckeninge doen zullen. CLXXVII. (1549 Maart 26.) Beroerende off enige wijntappers binnen dese stede wel tweerhande Rinsch wynen in heurluyder huysen zullen mogen tappen of nyet, es geconcludeert, dat men vooralsnoch achtervolgen ende volcommen sal die conclusie, diewelcke in voorleden tyden in deser saecke genomen ende te bouck staende es. Actum ut supra. CLXXVIII. THOFF ORDONNEERT WEDEROM TE INTRODUCEREN DE BOETE TEGENS DIE SIGff ABSENTEREN VAN DE JUSTITIE. 1549 Juli 24. Up huyden den XXIIlIen Julii anno XLIX es die vroetscap by de burgemeesters verthoendt zeeckere missyve van den hove van Hollant, beroerende dat scepenen selden opt raedthuys compareren ende enighe van hem absenteren, waerdoer die justicie verachtert ende nyet geadministreert en wordt alst behoort, twelck toecompt overmits dat zeeckere pennincklicke somme, die de non-comparanten tot prouffyte van de comparanten plagen te verbeuren, affgeset ende te nyete gedaen is mits darmoede deser stede, ende dat ons by den hove van Hollandt voorn, geordonneert werdt deselfde peyne ofte mulcte pecuniele weder up te setten tot vordenisse van justicie, ten ware wy enige andere middelen wisten, daertoe dienende, die wy gehouden werden scriftelufcê» denselfden hove over te seynden, omme, die gezien, 59» gedaen te werden alst behoeren sal. Es daerup by de meeste stemmen van de vroetscap geconcludeert, dat die burgemeesters acht ofte negen van den ouden ontbieden zullen ende communiceren wel rypelick upter saecke ende brengen dieselfde saecke weder ter vroetscap omme, dat gedaen, voorts geordonneert te worden soet behoeren sal. CLXXIX. (15 51 Februari 17.) Upten selven dach es die vroetscap by de burgemeesters voorgehouden die sobere dienste, dier dagelicxs soe langer soe meer by enige gildebroeders gehouden werden ende dinpertinentie van heurluyder reeckeningen. Es daerup by de meeste stemmen van de vroetscap geconcludeert, dat men deese saecke die burgermeesters committeert, die daertoe eligeren zullen enige die heurluyder reeckeningen hoeren zullen soe ende dat behoeren sal. CLXXX. DIE UYT HET POORTER RE GHT GESTELT SYN BOETE. Beroerende dengheenen, die uuyt heur poortrecht gestelt worden, of men die leggen zal tot drie grooten daechs, ten fyne zy heuren schuldenaers te badt soude mogen betaelen, of nyet, es geconcludeert by de meeste stemmen van de vroetscap, dat men dieselfde leggen sal by provisie tot drie grooten sdaechs tot wederseggen van de vroetscap. CLXXXI. DE SCHOUT OUDE WETHOUDERS TE ONTBIEDEN IN PLAETSE VAN DE ABSENTEN IN CRIMINELE SAECKEN. 1551 April 24. Up huyden den xxniien Aprilis anno LI es die vroetscap by de burgemeesters verthoondt zeeckere missyve uuyten hove van Hollandt, mitsgaders zeeckere requeste, daerinne beslooten, denzelfden hove overgegeven by Jan Gherijt Hey Daemsz., schoudt der stede van der Goude, inhoudende, dat men binnen derselfder stede altoes geuseert heeft in crimineel saecken, als eenige scepenen absent zijn, dat den bailiu ofte schoudt in presentie van twee scepenen in die plaetse van deselfde absente scepenen heeft mogen beleeden andere scepenen, die in voor- 599 leden tyden wethouders geweest zijn, die gehouden waeren up zeeckere peynen pecunieel justicie te helpen administreren ende dat enige, geen wethouders zijnde, hem absenteren, zulcxs dat den officier die nyet beleeden en mach ende enige, beleedt zijnde, proponeren diversche frivole exceptien, sustinerende alsoe zy tresoriers zijn, weesmeesters ofte burgermeesters, daeromme nyet gehouden te zijn justicie in de plaetse van de absente scepenen te helpen administreren, daerdeur dieselfde justicie zeer verachtert wórdt, ende dat den officier daeromme versocht heeft an mijn heeren van den raide, dat hen gelieven souden te aucthoriseren die roedragers der voorsz. stede, bevel hebbende van de bailliu ofte schoudt, te mogen inthimeren alle diegheenen, die wethouders geweest zijn, sonder enige exemptie. Es daerup by de meeste stemmen van de vroetscap geconcludeert, dat den officier doen ende hem sal mogen reguleren naer ouden haercomen; ende ingevalle hy bewysen can, datter enige tresoriers, indertijt beleedt geweest hebbende, die justicie hebben helpen administreren, dat hy in dien gevalle die weder met twee scepenen $al mogen beleeden ende nyet met roedragers der voorsz. stede. CLXXXII. (1551 November 17.) Nopende oft int vermogen van de tresoriers sal zijn enich goedt van bakken ofte anders, die stadt toebehorende, te vercoopen , es geconcludeert by de meeste stemmen van de vroetscap, dat men die tresoriers hyervan by haer oude gewoonte ende gebruyck laten sal, uuytgesondert tgescudt angaende, mits oock dat zy innen zullen binnen heuren tijt tgundt dat zy uuytgeborcht zullen hebben soe ende dat behoort. CLXXXIII. BROUWERYE. (1551 November 17.) Beroerende tbekeuren vant brouwen up alle keurdaghen es geconcludeert by de meeste stemmen van de vroetscap, dat die schoudt sal mogen bekeuren naer ouden haercomen ende, soe waer hy die deure toevindt ende hem geen opening gedaen werdt, dat die brouwers gehouden zullen wesen hem te purgeren by eede nyet gebrouwen te hebben. 6oo CLXXXIV. NIET BY DE KAERS TE HEECKELEN. (1552 Februari 4.) Beroerende of men van nu voortaen binnen deser stede des avondts meer sal mogen heeckelen by de kaerse dan nyet, es by de meeste stemmen van de vroetscap geconcludeert, dat nyemant, wye hy zy, van nu voortan meer sel mogen heeckelen by de caerse ter tijt ende wylen toe by mijn heeren anders daerinne geordonneert zy. CLXXXV. RIETDACK. 1552 Maart (30). Up huyden den voorlaetsten dach Marcii anno XVCLII stilo communi es die vroetscap by de burgermeesters te kennen gegeven, alsoe enige hen vervorderen an heur huysen te maecken zeeckere vaecken ende dat decken met riedtdack, ende oock eenige nyeuwe huysen gemaect worden, die insgelijcx met riedtdack gedect worden, ende of men tzelfde al toelaten ende gedogen sal dan nyet, es daerup by de meeste stemmen van de vroetscap geconcludeert, dat men van nu voortan nyemandt, wye hy zy, toelaten noch gedogen en sal enige nyeuwe huysen te laten decken met riedtdack, noch enige vaecken, die gelenct worden an enige huysen, anders dan met hardt dack. Ende nopende tgundt, dat tot Willem Daemsz. noch resteert te maecken ende te decken, dat hy dat nyet voorts maecken noch decken en sal mogen, ende wes hy naer tverbodt van mijn heeren die burgermeesters gedect ende gemaect heeft, dat hy dat schuldich sal wesen terstondt of te doen breecken, soe ende dat behoort. CLXXXVI. (1552 Juni 25.) Angaende of die dienaers in de voorcoop van booter, case, melck, hoenderen ende andere provande, nyet uuytgesondert, geloof zullen hebben off nyet, es by de meeste stemmen van de vroetscap geconcludeert, dat die dienaers geloof zullen hebben of ten ware die breuckige hem purgeren wilde by eede geen voorcoop gedaen thebben. 6oi CLXXXVII. LEEREN. BRAND THAEKE N. (1552 December 10.) Nopende dordonnantie van te moeten onderhouden zeeckere leeren ende brandthaecken in elck quartier deser stede, dienende tot bescermenisse van den brandt, soe dat breder by gescrifte geconcipieert ende gestelt es, es by de meeste stemmen van de vroetscap geconcludeert, dat die burgermeesters zeven ofte acht van den ouden ontbieden zullen, diewelcke met hen daerinne van als volcommen last zullen hebben omme te doen tot oerbaer ende proufijt deser stede, soe men bevinden sal te behoeren. CLXXXVIII. THESAURIERS ELECTIE. 1553 Juli 13. Up huyden den xmen Julii anno XVCLIII es die vroetscap by de burgermeesters verthoondt ende upgelesen een zeeckere concept, gemaect upte electie ende administracie van den tresoners ende of men mettet selfde concept voortgaen sal dan nyet is daerup by de meeste stemmen van de vroetscap geconcludeert, dat men mettet voorn, concept voortgaen sal ende dat d.e tresoners hen daernae reguleren zullen, soe ende dat behoort. CLXXXIX. BRANDHAECKEN. (1553 September 9.) Nopende dordonnantie van te moeten onderhouden zeeckere eeren ende brandthaecken in elck quartier deser stede, dienende tot bescermepisse van den brandt, soe dat breeder by gescrifte gecons.pieert ende die vroetscap upgelesen es, es daerup by de meeste stemmen van de vroetscap geconcludeert, dat die burgermeesters zeven ofte acht van den ouden ontbieden zullen diewelcke met hem daerinne van als volcommen last zullen hebben omme te doen tot oerbaer ende profyte deser stede, soe ende dat behoort, volgende voorgaende conclusie daervan zijnde. cxc. (1554 Augustus 22.) Beroerende die statuten ende keuren deser stede, daer scepenen zwaricheyt inne . maecken omme up te wysen, es daerup by de 6o2 meeste stemmen van de vroetscap geconcludeert, dat die burgermeesters acht ofte negen van den ouden ontbieden zullen, dwelcke hyerinne met hem volcommen last zullen hebben, ende recouvreren die keuren ende statuten van Leyden omme, die gesien, voorts gedaen te worden naer behoeren. CXCI. (1554 October 19.) Beroerende of men in de ordonnantie van de wijnexcijs een artijckel stellen sal, dat hen nyemant van nu voortan van de wijntappers vervorderen sal mogen enige wynen inne te leggen, ten zy dat zy eerst ende alvoeren van deselfde wijn haren excijs betaelt zullen hebben of nyet, es daerup by de meeste stemmen van de vroetscap geconcludeert, dat die burgermeesters ses ofte zeven van den ouden ontbieden zullen, dwelcke met hem in tzelfde volcommen last zullen hebben omme te doen tot oerbaer ende prouffijt deser stede, soe ende dat behoort. CXCII. SCHOLE. ALLE RESOLUTIEN TE BOUCK TE STELLEN ENDE HET BOUCK TE LATEN ONDER BURGERMEESTEREN. (1554) November 26. 1. Angaende die toesicht tot die schole, tzelve werdt die burgermeesters gecommitteert. 2. Voorts es geconcludeert, dat men van nu voortaen die conclusie van de vroetscappen present scepenen te bouck stellen sal ende dat tselfde bouck alsdan blyven berusten sal int scap van de burgermeesteren. Actum ter vroetscap desen XXVI™ Novembris anno ut supra. CXCIII. 1555 Februari 25. Up huyden den xxven Februarii anno XVCLV stilo communi es die vroetscap by de burgermeesters verthoondt zeeckere missyve uuyten hove van Hollant mitsgaders een requeste, by Grietgen Jacop Joostez. denselfden hove gepresenteert, inhoudende omme ofgedaen ende geaboleert thebben die keure, die by mynen heeren van der Goude gemaect beroerende tofsteecken van de wynen, ende of men tzelfde resisteren sal metter justicie dan nyet. Es daerup by de meeste stemmen van de vroetscap 6o3 geconcludeert, dat men Grietgen eerst ontbieden sal ende die induceren soeverde tselfde doenlijck es, ende indien nyet, dat men tzelfde alsdan met recht resisteren sal, soe ende dat behoort. CXCIV. KEUREN OP DE ARRESTEN. (I5SS Februari 25.) Beroerende die keuren van den arrestementen, gemaect in den jare XXII, staende int begin vant vroetscap deser stede, of men dieselfde keure in haer vigeur ende weesen houden ende die oflesen sal of nyet, es daerup by de meeste stemmen van de vroetscap geconcludeert, dat men tzelfde die burgermeesters committeert, dwelcke enige van den ouden by hem ontbieden zullen ende daervan hebben volcommen last, omme die te maken tot oerbaer ende profyte deser stede, soe ende dat behoort. CXCV. DACHGELDEN OP 12 STUWERS BINNEN EN i5 ST. BUYTEN DE PROVINTIE. (1556 Juni 2.) Beroerende of men die dachgelden van den gedeputeerde, dwelcke van stadtswegen uuytreysen, verhoogen ende verbeteren sal dan nyet, gemerct die zeer sober zijn, es daerup by de meeste stemmen van de vroetscap geconcludeert, dat soe wanneer enige van de gedeputeerde in Hollant ofte binnenslandts reysen sal, hebben sal twaelf stuvers ende buyten Hollandt vijfthien stuvers. CXCVI. (1556 Juni 2.) Nopende of mijn heeren van de vroetscap up tSacramentsdach ende Sint Jansdach int zwart achter die wethouders in de processie gaen sullen ter eeren vant Sacrament, dan of zy int narnasch gaen sullen naer ouder gewoonte, es daerup by de meeste stemmen van de vroetscap geconcludeert, dat mijn heeren van de vroetscap ter eeren vant Sacrament achter die wethouders gaen sullen int zwart, soe ende dat behoort. CXCVII. 1556 Juli 1. Up huyden den eersten Julii anno LVI es die vroetscap by 604 de burgermeesters voirgelesen zeeckere ordonnantie | gemaect tot bescermenisse van den brant, soe die breder by gescrifte geconcipieert es; es daerup by de meeste stemmen van de vroetscap geconcludeert, dat men vier hooftmans, in elcke quartier een, nomineren sal, dwelcke die voorn, ordonnantie effectueren zullen mette burgermeesters tot oerbaer ende welvaert deser stede, soe ende dat behoort. CXCVIII. ARMEN, DIE TSEDERT DRIE JAREN INGECOMEN SYN, AF TE WYSEN VAN HET WEESHUYS. (1556 November 19.) Beroerende den armen, die binnen thien jairen heur residentie binnen der Goude genomen hebben, es geconcludeert, dat men ontseggen sal daelmissen van den Heyligengeest die binnen den tijt van drie jairen heur residentie binnen deser stede genomen hebben ende allen anderen, die heur residentie alhier nemen sullen omme te leven van de aelmisse. CXCIX. GEEN ARMEN ALS MET CERTIFICATIE. ichttwi (1556 November 19.) Dat men oick geen vreemdelingen hyer ontfangen zal, ten zy dat zyluyden vertoocht sullen hebben behoirlijcke certifficatie van heur renommee ende heur laetste residentie. CC. SCHEPENENSALARIS OP EYGENS EN BELASTING TE BOUCKE TE SETTEN. 1557 Januari 26. Up huyden desen XXVI Januarii - anno LVII stilo communi es by de vroetscap dburgermeesters te kennen gegeven, hoe tot nochtoe veel questien gheresen sijn uuytdien dat men veel eygens ende die huyer ofte belastinge, dairop gevolcht, verhoecht, ver » 1 » boven : Houtscoep lees: Hontscoep. „ 247. Noot 1 moet hier vervallen en daarentegen gevoegd worden op blz. 255 bij het woord: croen, regel 4 van onderen. „ 303, regel 3 van onderen: casteleyn scout lees: casteleyn, scout. » 532> regel 10 van boven : casteleyns ende lees: casteleynsende. „ 642, regel 18 van onderen: zijn in huere wete, conreyden, lees: zijn, in huere wete conreyden. „ 644, regel 16 van boven : ende dengheene. Dit is de lezing van het hs. Uit het zinsverband blijkt echter, dat het woord: ende vervallen moet. Vgl. Posthumus, a. w., blz. 210, nr. 2. „ 646, regel 5 van onderen: reet lees: reet. INDEX. 2V B. De groote cijfers verwijzen naar de bladzijden, de kleine naar de daarop voorkomende nummers. A. Aanbesteding, — van het onderhoud van de dijken in Stein 290 ccxcvi. Aanbrengen zie Denunciatie. Aangifte, — van rechten op een huis 182 cclxxxvii; 306cccxiv; _ van korenvoorraden 362 Dxxvni- van schulden zie onder Schuld. Aannemers, straf op het niet-uitvoeren van aangenomen werk 248 clxxxi. Aasdomsrecht, toepassing van het — 550 "x, 661 15 Abusen zie onder Straatschenderij. Accijnzen, lijst van — 19xxf 25 xxn; bestemming van de opbrengst der — voor de betaling van los- en lijfrenten 491LIX; lijst van vrijgestelden van — 24xx; vrijdom van — voor den pensionaris 523 cui; verwerping vaneen voorstel om de — te. doen ontvangen door de tresoriers 576 cxvnij muntsoort en rantsoen bij verpachting en in rekeningen van — 622 xuu; afschaffing van wijnschenking en presentiegelden bij het verpachten der — 532 W; borgtocht voor accijnspachters 270 ccxxvm j termijn van betaling van — en van accijnspachten 164 ccxxin^ 171 ccxlvi, J 74 cclv jj 1802 j I9icccxxx) 274Ccxlvi) 284 ccLxxm( 298 cccxrv, 334 cdxxxix 342 cdlxiI 346 cdlxxxi j 351 cdxcvi j 492 ux; vertooning door accijnsenaars van schuldbrieven ten laste der stad 348 cdlxxxvi ; betaling van accijnsschuld met quittanticn van door de stad verschuldigde renten 593 clxvh • valuatie van stuivers en mijten bij de betaling van — 551 Lxni; verbod voor accijns- 666 pachters om ontheffing te verleenen aan accijnsplichtigen 493LXIV • vervoer bij nacht van accijnsbare goederen 569 1; betaling van de jaaraccijnzen 578 cxxv, cxxix, 593CLXX; heffing van den vleeschaccijns 56 8, 102 xxn, 182 cclxxxiv , 187 cccx , 253 clxxxvi, 292 cccii , 311 ccclvu, 344CDLXIX, 402 46, 48I xxxviii, 482 xxxix; bestemming van de opbrengst van den vleeschaccijns voor de kerk 579; heffing van den vischaccijns 166 ccxxx, 253 clxxxv, 255 n, 269 ccxxv, 553 lxx ; afschaffing van den haringaccijns 579CXXX1; heffing van den korenaccijns 133 2, 140CXXXIV, 154 cLxxxym ,159 ccvi, 1602,3, 171 ccxliv, 178 3, 245 clxxiv, 270 ccxxvhj ccxxx, 287 cclxxxvi( 529 l, 533 x> 536 XIX; vrijdom van den korenaccijns 495 lxxh, 592 clxvi( 605 cci; verbod voor pachters van den korenaccijns om koren te zegelen 405 8; heffing van den meelaccijns 126 Lxxxvm, i66ccxxxi, 234 cxxx", 333 CDXXXIV> 495 Lxx, 570 3; heffing van den grooten en afschaffing van den kleinen meelaccijns 576 cxx; heffing van den accijns op boter en olie 164 ccxxv; id. op boter en honing 1801; id. op boter, olie en honig 484 xun; id. op olie 593 clxix ; vrijdom van denboteraccijns 497LXXV1; heffing van den wijnaccijns 112 xxxvi; 154 CLXxxvm , 178 CCLXVIII 184 CCXCV, 224LXXX, 322 noot 1, 406 8, 492 LX, 493 lxiii, 578 cxxv, cxxix, 602 cxci; vrijdom van den wijnaccijns 516 cxx xvi; heffing van den brandewijnaccijns 491 LVin; verpachting van den brandewijnaccijns 569 2; heffing van den azijnaccijns 270 ccxxvi, 492 ; heffing van den bieraccijns 112 xxxv, xxxvi, 131 wx , 132 cx cxii, 133 CXIV, I34CXVI, I39XXXXIH, 151 glxxix, 163 ccxxii, 169 ccxxxvii , 178 ccLxvui, 180 3, 184 ccxcvu , I86 cccv, 193 cccxxxvn, 223 LXXIX 224 LXXX, 279 CCLVII, 322 noot 1, 349 cdxc, 351 CDXCV, 376 e. v.13, u, 440™, 30, 450 30,31, 492 «, 499 lxxxiii, 5lgCXLIII, 52O cxliv, 52I cxlvi, 586 clih, 614xvm, 6l6xx«v, 617 xxvi ,619 XXXIII, 62O XXXVI, 624XUX; vrijdom van den bieraccijns 322nootI, 500 lxxxvii 503 x«x( 51OCXVII; vrijdom van bier- en andere accijnzen voor brouwers 26b cciv, 493 lxv ; heffing van den hopaccijns 133 cxiv i I42Cxlvii, 157 cc, 169 ccxxxvi, 492 lx ; heffing van den zoutaccijns 113 xxxvn, 154 cLxxxvm t 224 lxxxi, 481 xxxvn; heffing van den zeepaccijns 270 ccxxvi, 492 i-x; heffing van den turf- . accijns 165 ccxxix, 191 cccxxix, 225 lxxxiv, 271 ccxxxu, 272 ccxxxvi, 41017; afschaffing van den turfaccijns 589 CLIX; 667 heffing van den lakenaccijns 113 xxxvii, 154'CLXXxvni, 224 lxxxi, 237 cxlvïi, 475 xix, 497 lxxvii, 587CLV1; heffing van den huidenaccijns 271 ccxxxra, 483 xlh; heffing van den vellenaccijns 483 xli, 581 cxxxvi,- heffing van den hennipaccijns 1042, 163 ccxx, 483 xl ; heffing van den touwaccijns 270 ccxxx; heffing van den accijns op „stede goeden" 154 clxxxviii. Afkondigingen, aanstelling van ambtenaren, belast met het doen van openbare — 67 lxxii , 365 dxxxii. Afvaardiging zie Dagvaart. Afwezigen, opontbod van afwezige inwoners in oorlogstijd 148 clxvii ; dagvaarding van — 5312; procedure tegen een afwezigen poorter 662 17. Alarm, verspreiden van alarmeerende berichten 146 clv, 151 «lxxvii, 175 cclviu S 3I4CCCLXXII. Ambten (Kleine), aflegging van rekening door de officiers van — 597 clxxvi. Appel zie Beroep (Hooger). Arbeid, beperking van den — in den winter 84 9; arbeidsrust op Zon- en feestdagen 252,332, 82* 84 13, 277CCUV, 375 e. v. 7-9, 438 e. v. 22.25, 449 e. v. 23.26; verkoop van eet- en andere waren op Zon- en feestdagen 209 xxxviii, 210 xl, 211 xLiii, 347 CDLXXxin, 395 12, 39613, 418 xxni; arbeidsrust op processiedagen 267 ccxix, 291 ccct, 313CCCLXV11, 343 cdlxv; verbod van nachtarbeid 253, 33 k 34 4,6, 833 215 liv, 320 cccxc, 38824,393 21, 4317, 457 vii, 6OO clxxxiv. Zie verder onder Arbeiders. Arbeiders, arbeidsbeurs op de Nood-Godsbrug 266 ccxm; aanneming van werk door — ngLvi, 229 en; onderhuur van brouwersknechts 375 5 > 438 20, 448 21; oproeping van — voor het bijten van het ijs 265 ccxii; id. voor de lichting van een gezonken schip 349 cdlxxxix. Architect zie Timmermeester. Armenzorg, maatregel tegen het binnenkomen van arme vreemdelingen 604 cxcix; bedeeling van huiszittende armen 178 cclxxi ; distributie van brood onder de armen 605 ecu, 615 xxii; toewijzing van te licht bevonden brood aan de armen 109 u; ontzegging van den steun van den H. Geest aan armen, die minder dan drie jaren in de stad wonen 604CXCV111; onderhoud van een „innocente" vrouw door het H. Geesthuis 624 l , li ; geldmiddelen van het H. Geest- 668 huis 605 cent, 6o6ccv; 615 xxi; 623 xlvi 'f 624 li. Zie ook Gasthuis, Godshuizen, tës-^tw Bakkersbedrijf, keuren op het — 107 xxix; 218 e. v. lxii lxxiiif 377 11; afschaffing van een keur op het — 594 clxxi | clxxii ; bevel aan de bakkers tot het zetten hunner merken 369 noot 1 sub 1; controle op het gewicht van het brood 473 xi; verbod voor molenaars om het — uit te oefenen 341 cDLvni; bijzonder voorschrift tegen brandgevaar voor bakkerijen 546 xlviii. Baljuw, bevoegdheid van den — tot vervanging van absente schepenen 598 clxxxi; bevoegdheid van den — in reauditie te komen óoóccrv; bevoegdheid van den — in Stein 472 2; geheimhouding door den — van de beraadslagingen der vroedschap 618 xxix; uitkeering aan de dienaars van den — 617 xxvm. Barbiers zie onder Geneeskunde. Bastaarden, erfrecht van — 66l !5. Bede, aandeel der stad in een — 560 17. Bedebrieven zie onder Nietigheid van acten. B e d e 1 a r ij, verlof van de H. Geestmeesters tot — 94 v, Artilleriemeester, aanstelling van een — 538 xxv. Assignatie zie onder Tresorier. 167 ccxxxin, 202 v; — in en bij de kerk 125 lxxxiii, 167 ccxxxm, 233 cxxvii t 305 cccxxxvn; — bij den aflaatdienst der Brigitten 265 ccix; verbod van — bij een processie 2646; id. op Verzworen Maandag 265 ccxi; keur op het zingen en spelen op Nieuwjaarsnacht 265 ccx; — van leprozen 57 LX; nachtverblijf van bedelaars 94 vi, 202v'; uitzetting van bedelaars 318 ccclxxxv. Begraven, recht voor het — in de kerk 469 m; levering van doodkisten door de kerk 590 cLxiii; vervoer van krengen om te worden begraven 124 lxxxi, 232 cxxv, 401 *2. Belasting, heffing van een — op de erven naar de grootte 494 lxvi; termijn van betaling eener — voor het onderhoud van een watergang 161 ccxi; termijn van betaling eener — (van den honderdsten penning?) 156 cxcvn. Accijnsen, Hofstedegeld, Morgengeld, Omslag (Hoofdelijke), Penning (Honderdste), Slaggeld, Weergeld zie i. v. Zie verder onder Turf- 669 handel (voor den impost op den turf), Wacht (voor het waakgeld). Beleediging, — van vrouwen 119 lv, 228 «; — op de rechtzitting 117 L, 228 xcvi; ontkenning als verzwarende omstandigheid bij — 240 clxi; veroordeeling van een zoon wegens — van en handtastelijkheden tegen zijn vader 308 cccl. Beroep (Hooger), — van schepenvonnissen n8u, 228 xcvii ; straf op het instellen van — tegen het stadsrecht 488 n Beschadiging zie Schade. Bescoters, afschaffing van de — in den koren- en den houthandel 473 2. Beslag zie Panding, Poortpanding. Bewijs zie Eed; verder onder Schuld, Voorkoop. Bierverkoop, bepalingen op den — 1342, 435 e. v. 3-s, 437 14,-446 e. v. 501 xcii f 509 cxiv • 526CLV1TI, 621 xxxvii, 622 xlii, xliv, 624 xlix} Lii; voorschriften tegen de concurrentie in den — 295 12 18, 366 dxxxiv, 374 1, 2, 435 2. 436 9,445 2, 447 12; verkoop van vreemd bier 377 15, 440 31, 451 82, 620 xxxvi; verbod van verkoop van het „naebier" 520cx1.1v; — 0p heilige dagen 277 ccliv ; verbod van — aan leprozen 240 clx ; koop van bier door brouwers 278 5, 294 9; — in het klein door brouwers 496 lxxv; personen niet gerechtigd tot den — 140 cxxxvi, 240 clix, 389 29, 393^, 519 cxliii, 521CXLV; verbod voor havenambtenaren om bier uit schepen te halen 427 42; uitvoer van bier ten verkoop 141 cxLn, 143 cli( 158 cciv; verkoop van Goudsch bier in den vreemde 180 cclxxix, 279 cclviii, 296 cccvii t 3Ö6DXXXIV, 554LXXII, 551 lxxvi; straf op ongeoorloofden — 154 C, XXXVI; betaling van bier gekocht door een vreemden kapitein 299 cccxvn. Brouwersbedrijf, Tappersbedrijf zie i. v.; BieracCijns zie onder Accijnzen; Bierverscheping zie onder Scheepvaart; Ijk van biermaten zie onder Ijk. Bloedverwantschap, — in zaken van justitie 592 clxiv. Bode, loon van de stadsboden 610 «i, 619 xxxii. Boeten, algemeene bepalingen op de verdeeling der — wegens overtreding der keuren 247 clxxix? noot 4, 258 cxcvn, 26occni; algemeene bepaling op de stipte invordering der — wegens overtreding der keuren 373 ; toewijzing aan de stad van het aan de schepenen onttrokken aandeel in de — 547 Ln- 670 Boomkweekerij, wegruiming van straatvuil door boomkweekers 240«xn, 322 noot 1 • verlof voör boomkweekers om te baggeren in de stadsgracht 619 xxxiv. Bordeelen zie onder Zedenpolitie. Borgtocht, — voor nieuwe poorters 510 CXVI; — voor brouwers 434 xxxyi 1, 445 1 > — voor den kraanmeester 407 15; — voor de accijnspachters 270 ccxxvhi j beding van — bij koop 662 22; — voor den kooper van onroerend goed 478 xxxJ487x'-vn; — voor de uitkeering eener erfenis 31 xxrx; lichting van door procedeerende partijen als — gestorte gelden 289 ccxcni; — voor een beklaagde 64 Lxvra; — voor een aangeklaagden poorter 48 4, 5; gijzeling van een verborgden persoon 49 3, 4. Bosdraegers zie Bode. Bouwpolitie, betimmering van stadserven 553 «kw, lxxi, 589CLX; afbraak van huizen 583CXLIV; maken van vensters en stoepen iiöxliv, 227xc; subsidie voor het maken van daken 475 xx, 476 xxrv; plaats der privaten 39a, 499LXXX. 552 LXIV; afbraak van privaten en varkenskotten 271 ccxxxv j bouw van varkenskotten 98 x«, 206 xxr*. Bouwvoorschriften tegen brandgevaar zie onder Brandpolitie. Brand, branderie zie Ijk. Brandpolitie, voorschriften ter voorkoming van brand 33i H 3, 4» 430 xxx! waarschuwing tegen vijandelijke brandstichters 310 cccliv; nachtwacht („buerwaeck") bij brandgevaar 280 cclix , 298 cccxm, 311 ccci.vi ; leemen van huizen 318 ccclxxxvii; voorschriften op de dakbedekking 123 lxxvi ( 127 xcn, 183 ccxcn , 232 cxx, 235 cxxxvi, 239 CLIV, 243 clxviii, 324 cdii, 463 xvn, 464 xvm 1, 469 11, 507 «x, 522 e. v. cxlix-cli, 531 v, 544 xliv , 557 lxxx, 56O 14"16, S6l 18, 583 cxlv, 596 clxxv , 600 clxxxv • executie bij overtreding der bepalingen op de rieten daken 547 i-i; subsidie voor het dekken met harde daken 512 cxxi, 522 cxlix, 557 lxxx, 560 15, 16, 580 exxxv, 589CLXI, 613 xiv, 621 xxxvin; bijzondere voorschriften tegen brandgevaar voor huizen en kloosters bij de stadsmuur en aan de vesten 146 clviii, 150 clxxiv , 505 6; id. voor huizen buiten de poort 5072; id. voor de vleeschhal 209 xxxvm, 397 18; id. voor bakkerijen 381 e. v. 23 24, 546 xLviii; id. voor brouwerij en 191 cccxxvm, 28l 4, 536XXI, 546 XLVIII; id. voor kuiperijen 388 24, 393 »; 671 id. voor smidsen 546 xlvhi • id. voor schepen 304 cccxxxv, 427 44; id. bij het ijken van tonnen 388 16, 393 21; id. bij het hekelen van hennip en vlas 320 cccxc, 457 to( 6bOCLXXXIV; 613 xvi; id. bij het heeten van pek en teer 122 lxxi, 231 cxvn, 281 cclx, 307 cccxlvii, 322 n°ot i; id. bij het uitdragen van asch 98x1, 206xxvm, 322 noot iid. bij de bewaring van brandbare stoften 128 *tnt 172 ccxliXj 177 ccLxm, 235 CXL, 258 cxcv, 307 cccxlvii, 326 cdx , 464 xvn l, 465 2, 3, 4691, 522 cxLvrn 531 v; 536 xxi, 546 xlviii, 561 18, 19; id. bij publieke feesten 267 ccxrx; id. bij het aanleggen van vuren door de schutterijen 561 ixxxm; inlevering van vuurpannen 345 cDi.xxvni; voorschriften op het brandgereedschap 69LXXV1I, i2y xcm, 163 ccxvii, 1684 5, 171 ccxlv, 183 cclxxxviii, ccxc, 23 S cxxxvii, 281 5, cclxii, 298 cccxm, 313 ccclxiv, 322 noot 1, 335 cdxl, 345 cdlxxvii, 355 dvi, 363 dxxx, 365 dxxxiii, 506 1, 537 xxn, 548 LV, 555 lxxiv, 559 e. v. 6;U, 562 lxxxv, OOI CLxxxvn, clxxxix; hoofdelijke omslag ter bekostiging van brandgereedschap 192 cccxxxi, cccxxxv, 568 xcvii; inspectie door de „vierscauwers" 189 3, 193 cccxxxvi, 2803, 348 cdlxxxvii, 558 5; toezicht op de naleving eener ordonnantie tegen brandgevaar 603 cxcvn; politie voorschriften bij brand 143 cl, 289 ccxc, 304 cccxxxiv, 312 ccclxiii, 358 2. Bijten van het ijs (o. a. voor de watervoorziening bij brand) zie Bij ten ; Uitdiepen van grachten (id.) zie onder Onderhoud subc. Brandschade, vermindering van het aandeel der stad in de bede wegens den brand van 1527 560 17; betaling van schulden door hen, die schade hebben geleden door den brand van 1439 9 m. Broodverkoop, vaststelling van broodprijzen 136 cxxi; verkoop van uitheemsch brood 108 5, 220LXV11, 380 17, 381 19; controle op het gewicht van het brood 473 xi; uitvoer van brood 141 cxlh, 143 cli, 158 2 Zie verder de onder Bakkersbedrijf vermelde keuren. Brou wersbed rij f, besluiten tot het maken van een keur op het — 546 l, 547 li, 551 LXI, 571 e. v. cvi, cvii, 585 e. v. cxlix-clii ; keuren op het — 46 xlv, 133 cxm, cxrv, 135 cxx, iobccrx, 164 ccxxvi, 177 cclxvi, 277 e. v. ccliv-cclvi, 292 cccv, 297 cccx, 315 ccclxxvi, 3741, 434 xxxvi, 4451, 499 lxxxi, 508 cxii, 513 cxxv, 514 e. v. cxxvu-cxxx, 548 lvi, 549 2, 599 clxxxiii, 616 xxiii, 617 672 xxvi, 622 xlii, xliv; straf op overtreding der keuren op het—I54CLXXXVI, 174CCLV11; handhaving der keuren op het — bij duurte der granen 552LXV, 554 Vmt Lxxm, 555 lxxv, lxxvi ; voorstel tot wijziging van de keuren op het — 505 civ; aanteekening omtrent bepalingen op het — 322 noot 1; watervoorziening voor brouwerijen 63 lxvi2; bijzondere voorschriften tegen brandgevaar voor brouwerijen 191 cccxxviii, 281 4, 536 xxi, 546 xlviii ; brouwerij voor export 532 vm, 533 i; schenking van overgebrouwen bier 349 3; meten en zegelen van hop 403 vm; belediging van meters van brouwmaterialen 189CCCXXI; keur op de brouwersmerken 556 lxxvih ; beeediging der brouwers 276 ccLm, 291 ccxcix; verbod voor brouwers een andere nering uit te oefenen 312 ccclxii, 503 ei; tappen van bier door brouwers 240CLIX, 496 ixxv; „storten" door brouwers 500 lxxxv , 540 xxx (?); verkoop van „schoeven" door brouwers 533 xi; ongeoorloofde bierverscheping door brouwers 518 cxl, cxlii; handhaving van de rechten der brouwers in den vreemde 549 verplichting der brouwers bij het inhalen van den heer 329 3; vrijdom van accijnzen voor brouwers en hun huisgenooten 260 cciv, 500 Lxxxvii; hoofdelijke omslag over de brouwers 170 ccxxxix, 192 cccxxxi, cccxxxv, 533 2, 578 cxxix; opgave van het aantal brouwers 277 noot 1, 292 noot 3; beêediging van brouwersknechts 189 cccxxi, 303 cccxxxi; vrijstelling van brouwersknechts van een wapenschouw 283 cclxx; wangedrag van ondergeschikten in het brouwersbedrijf 268 ccxxu, 369 no°t 1 SUD 4. Bieraccijns zie onder Accijnzen; Bierverkoop zie i. v.; Ijk van biermaten enschepelenzie onder IJ k. Bruggeld, betaling van het — 192 cccxxxru, 332 CDXxvn; . heffing van het — te Haastrecht 484 xliv. Burengerucht, voorschriften tegen — 119LV11, 336 cdxlv, 342 cnLxn, 461 xi; bijzonder voorschrift tegen — bij bruiloften in oorlogstijd 504 3- Burenrecht, verbod van waterstorting op eens anders „platen" 119 ux, 229 cv. Burgemeesters, delegatie van verordenende macht aan de — 614 xix; financieel beheer van de — 36 xxxvi; zorg van — voor de handhaving van de draperiekeur door den schout 647 "; aanwezigheid van — bij verhoor of executie van gevangenen 610v; het voorschrift van 673 geheimhouding van de beraadslagingen der vroedschap geldt niet voor de voorstellen der — 6i8xxrx; aanwijzing van een burgemeester voor een krijgstocht 501 xc; bedrag van het tabbertlaken voor de — 6091; toekenning van een zwaan aan de — 619 xxxi; tijdelijke bewaring van het stadszegel ten zaken en van de sleutels der poorten door de — van het vorige jaar 511 cxrx. Voor de burgemeesters als C. (Zie Calffven-pantbrieven, calveren, calvers, zie onder Rente. Castimenthuysges zie Tuchthuis. Consignatie, lichten van onder schepenen geconsigneerd geld 258 cxcvi. Consultatien, betaling van de kosten van — (hofvaarten?) 540 xxxi. Contumacie zie Verstek. Costumen, verzameling van D. Dading, — na gelegden vrede 49 1-2 > — door den heer ten nadeele van de stad 547 mi. Dagvaarding, — van afwezigen 531 2. Dagvaart, registratie van de notulen der —en 621 xli; aanwijzing van gecommit- gecommitteerden ter dagvaart zie Dagvaart. B ij t en, — van het ijs door alle inwoners 148 clxiii, 1491, 154 clxxxvii, 155 cxci, ' 163 ccxvii , 168 3, 174 cclviii X, 2, 188 cccxviii, 189 cccxx, 289 ccxcii( 305 cccxxxv!^ 306 cccxlih 307 cccxlvi, 320 cccxci f 368 dxxxvj ix"; plaats der van een moordaanslag 303 lakenkramen op de markt cccxxxii, 341CDUX; — van den 301 cccxxui; schadeloosstelpleger van een misdrijf tegen ling van een door de stad beeen persoon 190 cccxxn j — nadeelden drapenier 47 xlvih van een wagendief 158 ccv. Dwarsnacht, rechtspraak Dobbelarij zie onder Cura- over — bij scheepvaartstele, Spel. overtredingen 98^, 205 xxv. Draperie, keuren op de — Dijkrecht zie onder Onder41 xxxix, 43 xlii( 45 xuii f 629— houd (sub b), Schouw. E. Eed, decisoire — in een geding om schuld 117 XLVn, XLViii f 227 xcin, xcrv. Zie ook onder Brouwersbedrijf. Erfhuis, verkoop van goederen in — 248 % 273 ccxi., 321 cccxcrv. Slaggeld (bij verkoopingen in erfhuis) zie i. v. Erfpacht, — van een buitenvest i6xrv; — van een harkier ióxrv, 86 xcvni; — van een erf in de stad 17 xv. Erfrecht, toepassing van het Noord-hollandsch of aasdomsrecht in zaken van — 550 'ix, 661 15; id. van het Zuidhollandsch recht 12 vu; vererving der goederen bij overlijden van één der echtgenooten 66221; vererving van de goederen der in het gasthuis overledenen 623 xlvi; verer- ving van de goederen van bedeelden 178 cclxxi; inleiding van den erfgenaam in een erfenis 543 ™, 661 16; „vermaning" eener nalatenschap 47 xlvii. Erf rente, verkoop van een — door de stad 59 lxiiv 61 i.xiv, 7Q xc. E xc h ij n s e n zie Accijnzen. Executie (Lijfstraffelijke), verlegging van de plaats der — 14 x ; onthoofding van een in de stad teruggekeerden banneling 80 xci. Executie (VermogensFabriek, invoering van een verordening op de stads — 614XIX; verkiezing van fabriekmeesters 612 xii. Fetaelge, fitailge, fy- Gastenzie Vreemdelingen. Gasthuis, instandhouding van het — 615 xxi; verhooging van het bedrag verschuldigd voor opneming in het — 618 xxx; recht van het — op de goederen van in het huis overledenen 623 xlvi; geldelijke hulp van het — aan den H. Geest 605 cciii; opneming van pestlijders in het — 325 no°t 1; verplichting van het — bij het inhalen van denheer3292. Pesthuis zie i. v. rechtelijke), costumen in zake — 658 e. v. 7-14. Panding, Poortpanding zie i. v. Zie verder onder Hofstedegeld, Omslag (Hoofdelijke), Schout. Exue, vrijstelling van landlieden van de betaling van — 611 vu; verdrag der stad met Hoorn tot vrijstelling van elkanders poorters van de betaling van — 542 xxxvi; id. met Rotterdam 552 lxvii, 5 S 3 LXIX ï toewijzing van de opbrengst der — aan de kerk 581 cxxxvu. taly, zie Levensmiddelenhandel. Formulier ad verbum, geldigheid van het — 612 xi. Gebruik, in — geving van een buitenvest 17 xvi; id. van een harkier 5 2 lui ; id. van een poort 5 2 uv. Geestelijke gestichten, verplichting der — bij het inhalen van den heer 3292; verplichting der conventen tot het maken van brandgereedschap 559 10; transport van goederen aan kloosters 495 lxix ; verbod om koren te doen malen in kloosters 332 cdxxvi; benoeming van rentmeesters van 675 F. 676 het convent van St. Margriet 70 Lxxvni; toewijzing van de opbrengst van den ijk aan de Zeven Getijden 498 LXXIX. Zie ook onder Inklimming. Geestelijke personen, beperking der linnenweverij door — 827; vrijdom van het bruggeld te Haastrecht voor — 4858, 4867; beperking van het lezen van eerste missen door priesters 512 cxxn; plichtigheid der priesters in het weergeld 5677; verbod van bierverkoop door priesters 140 cxxxvi, 240 clix; vrijdom van bieraccijns voor den vicecureit 322 noot 1; toediening van het vormsel door den wijbisschop 292 cccin. Zie ook onder Pesthuis, Rente. Geheimhouding, — van de beraadslagingen der vroedschap 618 xxix. Geneeskunde, verbod van uitoefening der — door onbevoegden 239 clvh; aangifte door chirurgijns en barbiers van de door hen verbonden gekwetsten 623 xlviii j verwijdering van het „laetbloet" door barbiers 239 cLvr, 397 20 • aanstelling van vroedvrouwen 514 cxxvi; besluit over de vroedvrouwen 322 noot 1. Getuigen, getuigenis tegen een aangeklaagden poorter 48 J-3. Geweldpleging zie Straatschenderij. Gewicht, — van boter 47 xlvi f in4, 222 lxxv 4; — Van wol 63426; — van lakens 64693; onzuiverheid van weegmaterialen 111 xxxm ( 223 lxxvii, 401 40, 633 19 Waag zie i. v.; Broodgewicht en —wegers zie onder Bakkersbedrijf en verder de aldaar vermelde keuren. Gezondheidspolitie, maatregelen tegen pestbesmetting 170 ccxlii, 172 e. v. ccl-cclii, 185CCC111; voorziening tegen honden bij de pestbestrijding 584CXLV111; maatregelen tegen besmetting met de „nieuwe siecte" 272 e. v. ccxxxviii-ccxli. Zie ook Gasthuis, Geneeskunde, Pesthuis. Voorschriften in zake privaten zie onder Bouwpolitie. Gilden, deelneming der — aan processiën 32 x**1, 1771, 183CCXC1, 263 ccvn, 297CCCIX, 344CDLXVI, 357 dxi; verplichting der — bij het inhalen van den heer 3292; id. bij het inhalen van den hertog van Saksen 137 3; beieren der klokken door de— 187 cccxiv, 242 clxiv ; aflegging van gilderekeningen 583 cxlih, 598 clxxix; teruggave der gildebrieven aan de — 588 x; betaling van gildegeld 81 1, 83 4, 588 2; bezegeling der 677 ordonnantiën van het St. Joseph-gilde 548 WV; opneming van de huidenkoopers in het schoenmakersgilde 588 3; rechten en verplichtingen van leden van het linnenweversgilde 81 xci ; gjidedwang voor drapeniers 632 17; id. voor lakenwevers 63633; id. voor bakkers, die Goudsch brood verkoopen, 381 19; id. voor kuipers 389 80, 39323; id. voor lichters 587 cuv; bevoegdheid van dekens van het linnenweversgilde 82 10; id. van het kuipersgilde 392 17. Glazenmaker, overeenkomst met den — over het onderhoud van de stadsuurwerken en de glazen in de kerk en in de raadskamer 39 xxxvm. Haarweversbedrijf, keur op het — 69 lxxvu. Handvesten, inbreuk op — of privilegiën der stad 477 xxvii, 486 xlv. Zie ook onder Beroep (Hooger). Havenbedrijf, laadvrijheid van vreemde schippers 516 cxxxv; pacht en gebruik van de kraan 405 ix, 592 clxvi. Onderhoud van den haven zie onder Onderhoud (sub c); Scheep vaart in den haven zie Scheepvaart; Verkeer aan den haven zie onder Straatpolitie. Godsdienstoefening zie Kerkdienst. Godshuizen, vrijdom van den korenaccijns voor —, die van aalmoezen leven, 605 cci. Groentenkweekerij, wegruiming van straatvuil door groentenkweekers 240 clxii, 322 noot Groentenverkoop, plaats der groentenverkoopers op de markt S712, 236CXLV1, 362 3, 413x111, 421 xxvi; verplichting der groentenverkoopers hun marktplaats schoon te maken 123 lxxih, 173CCLIV, 237cxlvi, 414x1111. Voorkoop van groenten zie onder Voorkoop. G ij z e 1 i n g zie Panding, Poortpanding. Hazardovereenkomst en, nietigheid van — 322 noot >, 508 cx. Hazardspel zie onder Spel. Heervaart, besluit tot het doen van een — 36 xxxvi laatste alinea. Zie ook onder Tresorier. Heilige Geest, transport van land aan den Heiligen Geest 29 xxvii. Zie verder onder Armenzorg, Vondelingen. He nniphandel, keuren op den — (kenniphandel) 103 xxvn, 213 L, 415 $ƒ• Voorkoop van hennip zie onder Voorkoop; 678 Hejinipaccij ns zie onder Accijnzen. Hoefslag, samenroeping der inwoners op hun —en 141 cxliv; 143 cl, 147 <:lxi2 1492, i50 2, 151 clxxvii, clxxviii , 163 ccxrx, 168 2, 289CCXC, 303 e. v. cccxxxiii , cccxxxiv , 358 dxiv 2 Samenroepingderschutters op hun hoefslag zie onder Schutters; id. der inwoners voor een wapenschouw zie onder Wapenschouw; id. der inwonersvoor hetbijten van het ij s zie onder Bijten. Hof, volmacht voor de afgevaardigden naar het (vorstelijk?) — 510CXV111. Hof van Holland, aanschrijving van het — in zake de afwezigheid van schepenen 597 clxxviii , 598 clxxxi ; geding voor het — over de afschaffing van een bakkerskeur 594 clxxi , clxxii ; geding voor het — over de afschaffing van een keur op het wijntappen 602 cxcm. Hofstedegeld, executie bij niet-betalingvan het — 573 cx. Hofvaart, rechtsbeslissingen op verschillende punten, door „die van Leyden" aan de stad Gouda gegeven, 48 xlix; uitspraak, „van Leyden overghesent", in een geschil tusschen drapeniers en vollers over hun bedrijven 27 xxv; overzending door de Leid¬ sche regeering van een privilege op de vaststelling van het loon der ambachtslieden door het gerecht 65 lxix ; uitspraak van „die van Leyden" in een strafzaak tegen een teruggekeerden banneling 81 xci. Zie ook Consultatien. Hoofd mannen, (Hoemans), aanstelling van — voor de nachtwacht 145 5; id. van — voor de tenuitvoerlegging van de keur tegen brandgevaar 603 cxcvh. Hoogheemraad, verkiezing van een poorter tot — in Stein 15 xi". Hoogverraad, strafvervolging wegens misdrijven tegen den heer of de stad 478 xxix, 481 xxxvi. Houthandel, afschaffing van de „bescoters" in den — 473 2; levering van kerfhout 126 xc, 234 cxxxiv; aankoop van kneppelhout door brouwers 278 6, 294 10; bevoegdheid der houtkoopers om hout te leggen voor hun deur 123 lxxii, 23I cxviii. Houtstand, aanplanting van boomen op de lijnbaan aan de stadsvest 86 xcvm; hakken en snoeien van boomen 128 e. v. xcix , c, 308 cccxlix, 431 xxxi; beschadiging van boomen 323 cccxcix , 341 cdlvi, 463 xv. Huidenkoopersbedrijf zie onder Schoenmakersbedrijf. 679 Huisvredebreuk, straf op 115 xli", 227 lxxxix, 323 cccxcix ■ verscherpte bepalingen op — in oorlogstijd 138 cxxx. Hulpverleening aan misdadigers, straf op het herbergen van ' ontvoerders van een kind 172 ccxlviii; id. van slecht befaamde personen 243 ctxvn. Huur, verhuur, verpachting van stadsgoederen i82cclxxxvi; id. van stads„bogen" 53 t*H; id. van stadstorens 54 4, 5, 8; id. van stadsharkiers 52liv, 53 1, 72 lxxx, 73 lxxxi lxxxii' id. van stadsvesten 11 VI, 51 e. v. li", liv, 53 lvii, 58 lxi, 72 lxxx; id. van de stadssteenplaats 18 xix; betaaldag voor pachters van stadsgoederen 180 cclxxviii, 184 ccxciv; betaaldag voor schuldenaars van pachters van stadsgoederen 180 cclxxvui; verhuring van den nieuwen dijk in Stein 333 cdxxxv; registratie van huurvoorwaarden van huizen 470 v; overgifte (in onderhuur e. a.) van een huis door den huurder zonder toestemming van den eigenaar 487 xlvi , 488 xlix ; preferentie van huishuurschuld 500 lxxxiv; panding aan roerende goederen bij niet-betaling van huishuurschuld 661 13; loon van schepenen bij het erkennen van huishuur 495 lxxi. Zie verder onder A c c ij n z e n, Havenbedrijf, School, Slaggel d, Sluisgeld, Waag. Huwelijksrecht, handelingsbevoegdheid van den man 662 20; id. van de vrouw 662 19; bijstand van den man bij koop of beleening door de vrouw 473 xm; verpanding door echtelieden van elkanders kleederen 322 noot Huwelijksvoorwaarden, bevestiging van — voor het gerecht 12 vu. Hypotheek, vestiging van generale — 85 xcvii; vestiging van — voor de uitkeering eener erfenis 31 xxix. I. Ingezetenen, samenroeping van ingezetenen, geen poorters zijnde, in oorlogstijd 504 \ 2. I n k 1 i m m i n g, verbod om door — in den boomgaard der Minderbroeders te komen 140 cxxxviii. Inkomst, maatregelen getroffen voor de — van den heer te zijner huldiging 328CDXV111; id. voor het inhalen van den hertog van Saksen en zijn krijgsvolk I36cxxiv. Inleggen (gijzelen) zie Pan- 68o ding, Poortpanding. Inleiding, — in een erfenis 543 xlii, 661 16; — in een schip 661 14. Interest, verbod van geld- leening op — 498 lxxviii. Jachtrecht, verbod van jacht in het bosch van Nieuwerkerk 131 cvrir K. (Zie Kastelein, onderhandelingen met den — over de herziening der keuren 564 e. v. lxxxix-xcii, 572 cix; geheimhouding door den kastelein van de beraadslagingen der vroedschap 6i8xxrx. Kattenmeppersbedrijf, verbod om katten te vangen 266 ccxv. Kerk, inkomsten der Jans— : exue 581 cxxxvn; vleeschaccijnzen 57 9; begrafenisrechten 4691"; offergeld bij een processie 351 cdxciv; levering van waskaarsen en doodkisten 590CLX111; schenking 50 li, 71 lxxix. Zie ook Slaggeld. Kerkdienst, verbod van spreken tijdens den — 322 . cccxcv, 327CDXIV, 332CDXXVIII; aanstelling van een organist .78 lxxxix; verhelping van het gebrek aan koorknapen 137 cxxy; beperking van het aantal der eerste missen 512 cxxn. Invoer, evenredigheid van in- en uitvoer 136CXX11, 143 cli, 156CXCIV, 158 2. Zie ook onder Draperie, Korenhandel, Wolhandel. Schade door honden aangericht onder jachtwild^) zie onder Schade. ook C.) Kerkgebouw, grootte der altaren in de Janskerk 616 xxv; begraven in de kerken 4691"; besmetting in de kerken 273 ccxli ; bescherming van een persoon tegen overlast in de kerken 326CDV111. Kerkhof, verblijf van en omgang met misdadigers op het — 121 lxyu, 230 cxiii. Keuren, bevoegdheid van het gerecht tot het maken van — 5 74 cxii; handhaving der bestaande — 129 en, I78 cclxix, 267 ccxvu, 305 cccx xxix; generale herziening der — 564 e. v. lxxxix-xciii , 572 cix, 601 cxc. Zie ook onder Boeten. Kistenmakersbedrijf, gildegeld in het kistenmakersgilde 5882. Klerk, nietigheid van „bedebrieven", die niet door den stads— zijn geschreven en onderteekend 515 cxxxi. Klokgelui, bepalingen op 681 het luiden der klokken — 187 cccxiv, 242 clxiv. Kloosters zie onder Geestelijke gestichten. Koop, verkoop, verbod van hazardovereenkomsten van koop („op lijf", „op bedevairt" ,) 322 no°t 1; koop en verkoop van geroofd en gestolen goeden vee 164CCXXIV, 185 ccch, 340 cdlv; borgtocht bij koop van onroerend goed 478 xxx, 487 xlvii; aangifte van rechten bij den verkoop van huizen 182 cclxxxvh(?); 306 cccxlv; gerechtelijke verkoop van een huis buiten de stad 290 ccxcv ; koop van een huis door de stad voor de school 18 xvni; geschil over den koop van een huis 369 no°t '; verkoop van land in Bloemendaal 248 clxxx 2 ; verzuim van transport na koop 441 xxxviii; betaling bij koop om gereed geld 489 iyf 5 31 rv, 539 xxvn , xxviii. Verkoop in erfhuis zie E rfhuis; id. bij executie zie Panding, Poortpanding; id. door uitdraagsters zie Uitdraagstersbedrijf. Zie verder onder L ij f r e n t e, Rente, Tresorier, Vrijwaring. Korenhandel, keuren op den — 130 cv, 152 clxxx, 153 clxxxv, 269 ccxxiv; verbod van — voor molenaars 287 cclxxxiv, cclxxxv, 502 xcv- id. voor waarden 472x1; af_ schaffing van de „bescoters" in den — 473 2; invoer van koren 136 cxxh, 152 clxxxh 153 clxxxiv; zegelen en meten van koren 127 xci, xciv xcv, 129 civ, 139 cxxxn, 234 cxxxv, 235 cxxxvm, cxxxix, 236 cxlv, 322 not 332 cdxxix 403 vm, 495 lxxii, 5292, 5691; beeediging van korenmeters 174 cclvi ; aangifte van korenvoorraden 362 dxxviii; ver_ koop van koren bij ceel 53 '-vi, I2Ó lxxxix, I47£LXIi, 234 cxxxui ; verkoop van koren in den omtrek der stad 473 xn; verkoop van rogge in oorlogstijd 142 cxlv; staat van een gerstverkooping 88 c; id. van een tarweverkooping 88 ci; betaling van om gereed geld gekocht koren 489 lv, 531 iv; ruiling van gerst tegen haver 181 n°°t «• uitvoer van koren 158 ecu. Voorkoop van koren zie onder Voorkoop; Korenaccijns zie onder Accijnzen. K r a a n b e d r ij f zie onder Havenbedrij f. Krankzinnigen, bewaarplaats voor — 503 xcvrn ■ onderhoud van een „innocente" vrouw 624 l , u. Kuipersbedrijf, keuren op het — 104 xxvin, 176 cclx, 213 e. v. li-lx, 322 noot 1, 386 v 390 vi. 682 L. Lakenweversbedrijf zie Draperie. Landlooperij, nachtverblijf van landloopers in de stad 94 vi, 202 vi, 324 cmii; verbod om landloopers te herbergen 264 ccviii. Leening (Gedwongen), termijn van betaling eener i3i cvii, 142 cxlvi, 144 CLm, 151 clxxvi, 320 ccclxxxix, 325 CDV, 354DI; bevoegdheid om voor het bedrag, waarvoor men in de — is aangeslagen, een lijfrente op de stad te koopen 140 cxxxvii. Zie verder onder Schulden (Stads-). Leerwerkersbedrijf zie Schoenmakersbedrijf, Zeemwerkersbedrijf. Leerverscheping zie onder Scheepvaart; Huidenaccijns zie onder Accijnzen. Leprozen, verblijf der -— in de stad 125 lxxxvi, 233 cxxx; verbod van bierverkoop aan — 240 clx ; bedelarij van — 57 lx; wekelijkische uitkeeringen aan het —huis 502 xcvi; geldinzameling voor het —huis 489 lui. Levensmiddelenhandel, keur op den — 66 lxx ; vaststelling van boterprijzen 136 cxxi; verkoop van eetwaren op heilige dagen 418 xxni; marktplaats der landlieden, die levensmiddelen' verkoopen, 125 lxxxv, 233 cxxix; uitvoer van levensmiddelen 136 cxxii, 138 1, 141 cxlii , 143 cu, 156CXCIV, 1582, cciv; toevoer van levensmiddelen aan den vijand 138 2, isoclxxiii; verkoop van snoepwaar op Kerstnacht 162 ccxv. Voorkoop van levensmiddelen zie onder Voorkoop; Accijnzen op levensmiddelen zie onder Accijnzen; Verscheping van levensmiddelen zie onder Scheepvaart. Lichtersbedrijf, invoering van gildedwang in het — 587 cuv. Linnenweversbedrijf, keur op het — 81 xcn. Loon, vaststelling van het — der ambachtslieden door het gerecht 65 LXix. Lootgeldt zie onder Schepenen. Losrente, vestiging van een — ten laste der stad 51 1" ; betaling van —n door de stad 491 ux'; vertooning van —brieven ten laste der stad 311 ccclviii. Zie ook onder Nakoop. Losrenten op huizen zie onder Rente. L o t e r ij, inschrijving op een — te Brugge 3 34 cdxxxvi. Lijfrente, onlosbaarheid van —n op twee lijven 621 683 xxxix; Hjst van door de stad verkochte —n 3 1; verkoop van —n door de stad 140 cxxxvii, 344 cdlxx , C24 cliii( ci.iv; betaling van — n door de stad 491 ux; formulier van een —brief op de stad 8 H ; leges voor —brieven op de stad 620 xxxv. Zie ook onder Na koop. Lijfrenten op huizen zie onder Rente. L ij n d r aa i e r s b ed r ij f zie Touwslagersbedrijf. M. Maaltijd, gemeenschappelijke — van de gedeputeerden der groote steden, zie onder Dagvaart. Maat, bepaling, dat ieder zijn „boert" mete (op zijn beurt als meter optrede?), 184 ccxcvm; beëediging van meters 190 cccxxv; meten van koren 127 xci( xciv, xcv, 129 e. v. civ( cv; 139 cxxxii t 234 cxxxv, 235 cxxxviii, cxxxix j 236 cxlv. 322 noot it 403 vm, 495 lxxu 529 2, 569 f; beëediging van korenmeters 174CCLVI; bepalingen op de mosselmaten 317 2, 321 cccxcn3( 3522; meten van vruchten met de stadsmaat 102 xxm, 212 xlv; bepalingen op de biermaten 133 4, 278 3, 294 7, 501 xcii, 509 cxiv( 526 clviii öiöxxiii^ t$ij xxvi; meten van brouwmaterialen 177 cclxvi( 279 s, 294 11, 375 i, 403 vm, 438 19, 448 20; beëediging van meters bij de brouwerij 189 cccxxi; bepalingen op de turfmaten 278* 2948; id. op de maten van olie en zeep 110 xxxi, 222 lxxv; meten van laken 357 dxh; onzuiverheid van de ellemaat bij wantsnijders 633 19. Ijk van maten zie onder Ijk. Mandenmakers bedrijf, marktplaats der mandenmakers 121 lxiv, 230 cx. Markt, uitsluiting der poorters van de —vrijdom 303 cccxxx; verlenging van een —tijd 284 cclxxiv ; verlenging der jaar — en 496 lxxvi ; instelling van een derde jaar— 285 cclxxv; verlegging der derde jaar — naar een andere week 300 cccxxii. Zie verder onder M a r k t p olitie, Vrijgeleide, Paardenhandel, Turfhandel. Marktpolitie, bewaperjing der schutters gedurende een markttijd 319 ccclxxxviii; handhaving der orde op de turfmarkt 410 18; maatregel tegen besmetting op de vleesch- en de vischmarkt 273 ccxxxix; verkoop van andere dan eetwaren op heilige dagen 418 xxni; standplaats van wagens en sleden op de markt 361 dxxvii l( 2, 684 413 3> flftstalling van waren buiten de.markt 36423, 385 23, 386 27, 4t 2 24, 28; verplaatsing van de voor het stadhuis gehouden markt 259 cxcrx, 413 xn 1; plaatsing der kramen op de markt 120 lxiii, 121 lxv, 124 lxxix, 23O cix , cxi, 232 cxxiii, 363 dxxxi, 383 rv, 411 xi, 413 xn, 418 xxn; gebruik van de vleeschhal 209 xxxvm, 396 e.v.13,14,17; marktplaats der vleeschverkoopers IOI e. V. xx, xxii, 211 xlii , xlhi , 3623, 39824; id. der varkenshandelaars 245 clxxiii ; id. der verkoopers van „weyten" en „boelingen" 210 xl, 362 3, 399 30; plaatselijk verbod van verkoop van „bostel ofte lecworsse" 362dxxix; marktplaats der handelaars in gevogelte IOO 3, 208 xxxiv, xxxvi, 400 32, 33; id. der handelaars op de vreemde-vischmarkt 103 xxv, 212 xLvii, 273 ccxlii, 317 ccclxxxiii, 322 noot i; plaats van den korenhandel 131 cv; marktplaats der landlieden, die levensmiddelen verkoopen, 125 lxxxv, 233CXXK; id. der groentenverkoopers 57 12, 236 cxlvi, 362 3, 413 * xiii, 421 xxvi; id. der appelverkoopsters 346 cdlxxx, 414 xiv; id. der melkverkoopers 125 lxxxv, 233CXXIX, 418 i; id. der hennipverkoopers 415 1; id. der lakenverkoopers 44°; id. der goudsmeden en der zijdekoopers 301 cccxxiv; verloting van de plaatsen der laken- en goud- . Émidskramen op de markt 301 cccxxiii; marktplaats der mandenmakers 121 '-xiv, 230 cx; id. der uitdraagsters 245 cLxxii; verhuring van een marktplaats 318 ccclxxxiv. Melkverkoop, keur op den — 418 xxiv; marktplaats der melkverkoopers 125 lxxxv, 233 CXXIXMerken, registratie van bakkers— 109 1°, 221 lxxi, 378 9; bevel aan de bakkers tot het zetten hunner — op het brood 369 noot 1 sub i; registratie van — van broodwegers 378 9; verwisseling van brouwers— 438 16, 17, 448 17, 18, 556LXXV111; bepalingen op de laken— 63580,31, 648108; registratie van kuipers— 388 15, 391 6; bepalingen op de touwslagers— 416 6, 7; inlevering van tinnegieters — 382 2. Brandmerk zie Ijk. Metselaarsbedrijf, keur op het bemetselen van stadserven en grachten door metselaars 490 lvii. Molenaarsbedrijf, verbod om koren te doen malen in kloosters 332 cdxxvi ; verbod voor molenaars om ovens te hebben of het bakkersbedrijf uit te oefenen 341 cdlvih; verbod van korenhandel voor molenaars 287 cclxxxiv , cclxxxv , 502 xcv; vervoer van 68 5 koren door molenaars 93 n, 200 'i; verbod voor molenaars om mout te sch roden, voordat zij den eed hebben afgelegd, 135 cxx; omheining der molenwerven door de molenaars 94 "i, 201 m; vergunning tot het zetten van oliemolens 489 uv. M e e 1 a c c ij n s zie onder A cc ij n zen. Morgengeld, heffing van een— in Bloemendaal 248 ci.xxx 2. in Stein en elders 286 cctórfööf. Mosselhandel, keuren op den — 317 ccclxxxii, 321 cccxcii t 352 cdxcix. M u n t, handhaving van de Nachtarbeid zie onder Arbeid. Nakoop, — van de stad bij verkoop van een erf in de stad 32 xxx; jd_ bij verkoop van los- en lijfrentebrieven op de stad 534 xiii ; _ van den huiseigenaar bij verkoop van een rentebrief op zijn huis 471 vn( vm; afkoop van den — in Stein 10 iv. Nering, keuren op de uitoefening van twee —en 548 LVI» 55°3; onderhuur van een huis aan iemand van gelijke — 487 xlvi; uitoefening van poorters— 518 cxu. Nettenbreiersbedrijf, aanhef van een keur op het — 442 noot i. ordonnantie op de — 182 cci.xxxn; ordonnantie op de valuatie van de — 249 ci.xxxiv; handhaving van de ordonnantie op de valuatie van de — 180 4, 187 cccxi j cccxu( 302 cccxxvi( 321 cccxciiij 343 CDLXrV( 551LX111; valuatie der Bommelsche penningen 140 cxxxv; opneming van de valuatie der —soorten in plechtbrieven 578 cxxvni; binnenvloeien van slechte — 580 cxxxiv; inwisseling van slechte — 321 cccxcm2) 343 cdlxiv; — soort bij de verpachting en in de rekeningen van de accijnzen 622 xlhi. Jff. Nietigheid van akten, nietigheid van „bedebrieven", die niet door den stadsklerk zijn geschreven en onderteekend, 515 cxxxi, Zie ook onder Notarissen. Nietigheid van overeenkomsten, nietigheid van hazardovereenkomsten 322 noot !, 508 cx; verbod om overeenkomsten te sluiten met een (onder curateele gestelden?) perspon 322 cccxcvi. Curatele zie i. v. Notarissen, geldigheid van notarièele akten en van akten van niet wettig genomineerde — 452 ui. 686 O. Officien (Kleine) zie Ambten (Kleine). Officier zie Baljuw. Ommeganck zie Processie. Omslag (Hoofdelijke), termijn van betaling van een hoofdelijken omslag 176 cclxii( 170.cc1.xxv; straf op het niet-betalen van een hoofdelijken omslag 161 ccxii; vrijdom van schot 47 xlviii ; heffing van den hoofdelijken omslag geheeten „taille" 537 xxui; ontvangers der „taille" 535 XVI> termijn van betaling der „taille" 534 xv; executie bij niet-betaling der „taille" 535 xvn» xvm; heffing van een hoofdelijken omslag voor de betaling van los- en lijfrenten 491 lix. Zie ook onder Brouwersbedrijf. Onbruikbaar making, — van wagens in oorlogstijd 138 cxxviii. Onderhoud, a. van straten, kaden enz. in de stad: herstel van straten 171 ccxlvii, 181 cclxxx, 194 CCCXXXIX( 26O CCIIj 27I CCXXXIVj 274 «cxlv , 460 ix; verbod om een straat op te breken 333 cDxxxni; herstel van den sin, gelweg 182 cclxxxiii ; verzwakking van den singelweg door uitgraving en baggering 124 lxxx( 232 cxxiVj 238 cliIj cliii, 33 3 cdxxxiii; breedte van den singelweg 571 cv; onderhoud van een steeg en een brug 74 lxxxiv; herstel van kaden en schoeiingen 160 ccx( 181 cclxxx t 260 ecu, 267 CCXVII^ 271 CCXXXV; 274 CCXLIVj 276 cclii, 359 dxix( 36oDXXU, 369 noot 1 sub 6; maken van platingen (?) (schoeiingen) met eiken hoofden in de grachten 195 cccxui (cf. 152 clxxxi) ; maken van een steiger 369 noot 1 sub 5, 7; keur op het straatvegen 505 cm; begaanbaar houden der straten bij sneeuwval 149CLXV111; wegruiming van straatvuil 240 clxii; 322 noot 1; uitstel van de beslissing over eenige mesthoopen op straat 552 lxiv ; verontreiniging van straten 63 4, 95 v", 98 ix, xn 114 xl 2; 186 cccix, 188 cccxv, 193 cccxxxvhi, 202 v", 205 xxvi f 206 xxix ( 226lxxxvi2( 237 CXLIXj 239 CLV( CLVIj 326 CDVI^ 39720; id. van den havenkant 202 vu; id. van bruggen 417 xx; id. van het kerkhof 417 xxi; schoonhouden van marktplaatsen 103 XXIV; 123 LXXIH, I73CCLW2I2 XLVI, 237 CXLVI , 414 XIII 1. Zie ook onder Water1 o o z i n g. — b. van wegen, kaden enz. buiten de stad: herstel van wegen en paden 687 275 e- v- ccxlvi11—ccli, 297 cccxi f 316 ccclxxviii, 3 59 dxvii ; onderhoud van dijken 11 v, 19XIX, 290 ccxcvi; herstel van de kaden in Gouderak en Beyerson 272 ccxxxvti; onderhoud van een weg 13 vm. — c. van waterwegen: onderhoud van de Gouwe en van den haven 62 lxv; uitdieping van de Gouwe 309 cccli ; instuiving in de Gouwe, in den haven en in de grachten 313 ccclxv ; breedte der grachten 36 xxxvii; breedte en diepte eener gracht 498 lxxx • uitdieping van grachten 152CLXXX1, 173 ccliii, 183 cclxxxix , 281 cclxi, 295 cccvi, 3i6ccclxxx; 359 uxrx, 360DXX1; baggering binnen en buiten de stad 238 cmi, 429 1-3, 451", 462 xm, 619 xxxiv; verontreiniging van grachten 63 4, 95 vu, 98x11, io9 2,3, 1241-xxxj, 202 vu, 206 xxix, 221 e. v. 2,3, 232 cxxv, 239 clvi, 259 cci, 326CDV11, 397 20, 4o! 42; betimmering van grachten 490 lvii, 552 lxvi , 553 lxviii lxxi. Watermeesters zie i. v. Onderhuur zie onder Huur, Arbeiders. Onroerend goed, panding aan — 431 e. v. xxxh—xxxv. Koop, Transport (van onroerend goed) zie i. v. Onschendbaarheid, —van de leden der vroedschap voor hetgeen zij ter vergadering zeggen 590 clxii. Onthoofding, — van een in de stad teruggekeerden banneling 8oxci. Ontruiming, bevel tot — van stadstorens 368 dxxxvu. Ontslopen zie Onbruikbaarmaking. Oorlog, opzegging van den wapenstilstand door den heer van Montfoort 141 cxlhi; opontbod van afwezige inwoners in —stijd 148 clxvij; inschrijving van schippers voor —sdiensten 13 2 cxi • jj. ten behoeve van den koning van Engeland 156CXC111; prijs op het vangen of dooden van ballingen en overloopers 150 clxxv; registratie van door poorters geleden —sschade 165 ccxxvn 182 cclxxxv ; aanwijzing van deelnemers aan een krijgstocht 337 cnu, 501 xc; verplichting van den stadstimmerman om mede ten — te trekken 772; werving van soldaten voor een krijgstocht 314 ccclxvih; samenroeping der aangewezenen voor een krijgstocht 1482, 2681(?), 525 clv. • Verdediging zie i. v. Zie ook Artillerie mees ter. Organist, aanstelling van een — voor het groote orgel in de kerk 78 lxxxix. Overloopers zie onder Verraad. Overspel zie onder Verdossing. 688 P. Paardenhandel, keuren op de paardenmarkten 261 ccv 262 ccvi, 546 xlix. Pacht, verpachting, zie Huur. Panding, costumen in zake — 6598, 66013; raadpleging van de Leidsche ordonnantie op het panden en schatten 503 c; ordonnantiën op het panden en schatten 506cv, 509 cxni; — aan het poortrecht 42 xl j — aan onroerende goederen bij nietrbeteling van daarop rustende renten 431. xxxn, 433 xxxiv; id. bij niet-betaling van andere dan renteschulden 432 xxxiii, 433 xxxv; — van pachters van stadsgoederen 184 ccjjWV; onmogelijkheid van — wegens afwezigheid van pandbaar goed 3 5 xxxiv , xxxv; ontvluchting van schuldenaars na — 572 cvm; ordonnantie op het leggen vah beslag door den bode 5301", 603 cxcov • beslag op poorters gelegd ten platten lande 663 24; straf op het leggen van beslag door een poorter op een medepoorter 441 xxxviii; procedure in zaken van beslag 662 17; gijzeling van een uit zijn poortrecht ontzetten poorter 501 lxxxix, 50,8 clxxx; gijzeling van een verborgden persoon 49 3,4. Poortpanding zie i. v. Pandkeering, costumen in zake — 6598,9; som te storten bij het doen van — 125 lxxxiv, 233 cxxynr. Partijschap, verbod elkander „pertilike" woorden toe te voegen 150CLXX1, 192 cccxxxii. Penning (Honderdste), termijn van betaling van den honderdsten penning 156 cxcvi, 156 cxcvn(?), 157 cxcviii, 163 cexvi, 165 ccxxviii, 177 cclxiv. Pensionaris, aanstelling van een — 509 cxv, 523 clh. Pestbest rij ding zie onder Gezondheidspolitie, Processie. Pesthuis, verzoek der Cellebroeders in zake het bouwen van het — 579 cxxx. Pinxtermelck zie onder Straatschender ij. Poorters, aanneming van nieuwe — 9 1, 510 cxvi; priesters, die hun eerste mis willen lezen in de kerk, moeten —kinderen zijn 512 cxxii; privilegie van turfdelving voor de — 68 lxxiv; betaling van exue door landlieden, die — zijn, 611 ft; vrijdom voor — van het bruggeld te Haastrecht 485 l,3; id. van de tollen te Woudrichem en te Heusden 60 lxiii • voorkeur der — ter zake van hun standplaats op de markt 364 20, 384 19, 386 27, 412 20,28, 413 XIU 1,2; uitoefening van —nering 518 689 cxu; verplichting van poorterschap voor neringdoenden 119 ' vm, 229 civ; id. voor brouwers 434 xxxvi, 445 lid. voor drapenierders 45 15; id. voor lakensnijders 41 8; id. voor snijders 241; id. voor meestér-vollers 83 7; bevoorrechting van — ten aanzien van den bieraccijns 616 \ 617XXV1; gelijkstelling van — en vreemdelingen bij de betaling van den vellenaccijns 581 cxxxvt; id. bij de betaling van den olieaccijns 593 clxix ; vleeschverkoop door —, die geen vleeschhouwers zijn, 39823 • verkoop van koren of zout door — 473 xu; broodverkoop door — 381 19; verbod voor — om vreemde lakens te bewerken 41 9; verblijf van turfschepen van — en van niet in de stad 42319; vennootschap van — bij den inkoop van leer 763; id. in den vischhandel 353 d; termijn van betaling aan een poorter bij koop om gereed geld 539 xxviii j —kennis bij het leggen van beslag 530 J; bevoegdheid van — om vrede te nemen 116 xi.vi, 227"'*™; straf voor — wegens het leggen van beslag op, of het betrekken voor een vreemden rechter van een medepoorter 441 xxxviii ■ rechtdagen voor het —recht 494 lxvii, 657 1; id. voor zaken van — 3i4 jjjcdxxxi, 334 Cdxxxvh; rauw-actie in —zaken 658 3; uitsluiting der — van de marktvrijdom 303 cccxxx; rechtspraak tegen — bij en na de poortpanding 577 cxxtv; rechtspraak tegen ten platten lande gearresteerde — 663 2*; procedure tegen afwezige — 662 17; dading bij misdrijven van — 491,2; borgtocht voor aangeklaagde — 48* s; getuigenis tegen aangeklaagde — 482, 3; boete voor „verdoste" — 516CXXXHI; termijn van betaling voor veroordeelde — 658 7; rechtspraak voor — in Stein 472 ix i; betaling van hun aandeel in de stadsschulden door —, die de stad metterwoon willen verlaten, 490 lvi ; samenroeping van de — van Geldersche afkomst in oorlogstijd 504 1. Zie ook Poortrecht. Poortmeesters zie Burgemeesters. Poortpanding, costumen in zake — 659 e. v. 9-12; opheffing van de bepaling, dat bij en na de — tegen poorters geen recht wordt gedaan 577 cxxiv; termijnen voor de rechtspraak in zaken van — 493 lxii ; salarissen bij de — 550 Lvm. Poortrecht, panding aan en ontzetting uit het — 42 xl ; ontzetting uit het — bij 44 690 plaatsing onder curateele 327 cdxiii; gijzeling van een uit het — ontzetten poorter 501 lxxxix, Jq8 clxxx, Privaten zie onder Bouwpolitie. Privilegie zie onder Handvesten. Processie, uitschrijving eener generaal 160 ccvm, 267 ccxix, 285 ccLxxym,288cglxxxix, 291 ccci, 299 cccxvi, 313 ccclxvii , 328 cdxyi, 342 cdlx, 343 cdlxv, 350 cdxciv; Uit- schrijving eener — tegen de pest 175 cclix, 526 clvi; oproeping der schutters voor een — 296 cccvin; begaan- Rangregeling zie onder Schuld, Schulden aan de stad. Rantsoen,— bij verpachting en in rekeningen van accijnzen 622 xlhi. Reauditie, costume in zake het komen in — 658 6; bevoegdheid van den baljuw om in — te komen 606 cciv. Rechtdagen, — voor het poortersrecht 494 lxvii; — voor poorters en vreemdelingen 3I4CCCLXX, 333 cdxxxi, 334 cdxxxvii, 657 !; — voor zaken van schuld 287 cclxxxii ; — voor zaken van schuld, van poortpanding, van „strickcedelen" en van vreemdelingen 492 lxii; voor zaken van -baar maken van de straten voor de — 171 ccxlvii, 194 cccxxxix; bepalingen in zake —n 177 cclxv, 263 ccvii; deelneming der gilden aan —n 32 xxxi, 183 ccxci, 297 cccix, 344CDLXV1, 357 dxi; kleeding van de leden der vroedschap bij —n 603 cxcvi; handhaving der orde in de — 356 dx. Procureurs, eed van de — op de notarissenkeur 453 Provande zie Levensmiddelenhandel. Prijsregeling, algemeen verbod van prijsverhooging 135 cxix; — voor brood en boter 136 cxxi. R. koop om gereed geld 657 K Rechtspraak op verkorten term ij n zie Dwarsnacht. Rechtsvorderingen, costumen in zake het instellen van — 657 e. v. Rechtzittingen, spreken zonder vergunning op de — 117 xlix,, .228 xcv; beleedigingen op de — 117 '-, 228 xcvi; inwoners van Stein moeten hebben „gedinget" vóór twaalf uur 4721X 1. Reciprociteit, —inzakede laadvrijheid van vreemde schippers 5 iócxxxv; — in zake het toelaten binnen Gouda van vreemde tonnen 392 13 ; verdrag van — met het land 691 van Stein in zake de rechtspraak voor poorters en de bevoegdheden van baljuw en schouten 472 ix'; — in zake de uitbetaling van stedelijke renten aan inwoners van Leiden 499 lxxxh • verdrag van — met Hoorn in zake de betaling van exue 542 xxxvi; id. met Rotterdam 552 l-xvh 553 lxix. Reinigingsdienst zie Onderhoud. Reizen in stadsdienst zie onder Dagvaart. Rente zie Interest. Rente, —plichtigheid van een brug 553 ''XXI; verkoop en transport van —brieven 508 CXI; geldigverklaring van een ordonnantie op de —brieven op huizen („calvers") en de schatting dier —n 507 cvin; vestiging van —n op huizen 4g8 Lxxvni; id. van lijf—n op huizen 474 xiv, xv; verbod om op huizen andere dan losbare —n te vestigen 471 vi; valuatie der muntsoorten in —brieven op huizen („calveren") 578 cxxvm; inschrijving van - brieven op huizen 604 cc; afbraak van huizen ten nadeele der heffers 494Lxvni; registratie van de —n bij verkoop der daarmede belaste huizen 113 xxxvm, 224 Lxxxn, 322 n°ot 1 • bepalingen omtrent de —n op bij executie verkochte huizen („decreten") 541 xxxii, XXXV, 542 XXXVIII, 544 XLHI, 551 LX, 562 LXXXVI, 592 CLXVj nakoop van den huiseigenaar bij verkoop van een —brief op zijn huis 471 vu; id. bij deszelfs verkoop of schenking aan geestelijke personen 471 vm; betaling van —nop door brand geteisterde huizen 91"; executie bij niet-betaling van —n op huizen 431 xxxii, 433 xxxiv, 66010,13; aflosbaarheid van —brieven op huizen („calffven-pantbryeven", „calveren") 543 xli , 614 xvii; waardeering van —n op huizen voor de lossing 470 iv; handhaving van de gewoonte bij de rechtspraak over —brieven op huizen („calveren") 613 xv; executie bij niet-betaling van een —brief op een schip (zeebrief, waterbrief, scheepskustingbrief) 661 14. Renten op de stad, betaling van — I34CXVHI, 499 - lxxxii ; compensatie van — met accijnsschuld 593 clxvii. Zie verder Erf rente, Losrente, Lijfrente. Retributie zie Bruggeld, Sluisgeld, Veergeld. Roerend goed, rechtskracht van „beedebrieven" op — 283 cclxix, 502 xciv; panding aan — bij niet-betaling van renten op huizen of van huishuur 660 13; executie aan — vóór die aan onroerend goed 433 xxxiv 434 2. 692 Sacramenten (Heilige), toediening van het vormsel door den wijbisschop 292 cccin. Schade, waarschuwing, dat het reizen naar Utrecht slechts op eigen risico kan geschieden, 270CCXXIX, 347CDLXXXV; id. voor het reizen naar Dordrecht 347 cdlxxxii; id. voor het varen naar Vlaanderen en Brabant 334CDXXXV111; beschadiging van stadsgoederen 124 Lxxvii, 232 exxi , 340 cdlv • id. van steenwerk door aanraking met ijzeren haken of boomen uö^v, 227 x«, 427 4°; id. van de handboogdoelen 123 lxxv; id. van boomen 463 xv; id. van tuinen, boomen enz. buiten de stad I46clvi, 323 cccxcix, 341CDLV1; verbod om palen om te hakken 163 pcxxi.j — toegebracht aan glazen 120 lxi; — aangericht door honden 122 lxx, 231 cxvi, 253 clxxxvii, 584 cxlviii. Brandschade, Waterschade zie i. v.; Oorlogsschade zie onder Oorlog. Zie verder onder Dagvaart, Draperie. Schatting zie onder Panding, Rente, Schuld. Scheepsbouw, vrijdom van den bieraccijns voor hen, die in Gouda door vreemdelingen schepen doen bouwen, 5IOCXVH. S. Scheepskustingbrief zie onder Rente. Scheepvaart, inschrijving van schippers voor oorlogsdiensten 132 cxi; id. ten behoeve van den koning van Engeland 156 cxcm; ontscheping van personen door schuitvoerders in oorlogstijd 505 7, 8; vergunning tot zeereederij 354Dm; keuren op de — in de stad 633, 95 vni( 203 e. v. vm-xxv, 421 xxvii; wegneming van voor de — gevaarlijke palen i88cccxvh; verbod om met opgerichten boegspriet in of uit te varen 266 ccxvi; rangorde der schepen bij het binnenvaren 267 ccxx, 287 cclxxxih, 312 ccclx, 369 noot 1 sub 3, 428 xxviii; bevel om buiten liggende schepen binnen de stad te voeren 149 clxx ; aanwijzing eener ligplaats voor „bostel"schepen 239CLV111; id. voor turfschepen 345 cdlxxv ; uitwijzing van schepen 139 cxxxi, ijöcxcv, 185 ccc, 188 cccxvi, 290 ccxcvii, 300 cccxix, 306 cccxliv, 315 ccclxxiii, 328 cdxv, 347 cdlxxxih 3542 357 Dxiii; zeilen in de IJssel 344 cdlxviii ; id. in de Kromme Gouwe 452 "; onttakeling van buiten liggende schepen 148 clxv; waarschuwing tegen het varen naar Vlaanderen en Brabant 334 cdxxxvui; Ver- 693 scheping van bier 141 cxl, 279CCLVIH 3757, 37610-12, 439 e. V. 22 26-28 449 23 450 27-29, 517CXXXVII, 518CXL, cxlhid. van zuivel 347 cdlxxxih, 385 25, 412 26; id. van turf II4XI', 225 lxxxv, 226 lxxxvi 462 xiv, 617 xxvii; id. van ieer IO94, 222 lxxiv 4, bijvoeging- uitstorting van in ballast genomen water 281 cclxih; lichting van een gezonken schip 349 cdlxxxix. Zie ook Tol. Havenbedrijf zie i. v. Voor mosselaanvoer per schip zie de onder Mosselhandel vermelde keuren. Scheiding van tafel en bed en van goederen,— bij onderling goedvinden 64 lxvii. Schenking, aan de kerk 50 li, 7 i lxxix. Schepenbrieven, geldigheid van — bij dichtvriezen der waterwegen 147 clxh ; overgifte van — met één transfix 322 noot 1; vaststelling van huurvoorwaarden van huizen bij — 470 v; kosten van — over huizen of goten 474 XVI» 475XXI> bevestiging van een vervallenden schepenbrief 29 xxvi. Schepenen, comparitie van — 563 lxxxvui, 610 iv; presentiegeld van — („lootgeldt") 547UI» 5;o«, 575CXVH, 576 cxix, 612ix; boete voor absente — 597 clxxviii; ver¬ vanging van absente — 598 clxxxi,- aanwezigheid van — bij verhoor of executie van gevangenen 610 v; bedrag van het tabbertlaken voor — 609 |; besluiten over het aandeel der — in de boeten 547 575 cxvn, 576 CXIX; loon van — bij het erkennen van huishuur 495 lxxi; aanwezigheid en loon van — bij de inschrijving van rentebrieven op huizen 604cc; geheimhouding door — van de beraadslagingen der vroedschap 618 xxix; zilveren letters gedragen door de — bij plechtige gelegenheden 609 'i; bekostiging van den schepenmaaltijd door de stad 611 vi; aangifte van de goederen van halve weezen door — 584 cxlvi. Schepengerecht, overbrenging van rechtsgedingen van de vierschaar naar de „camer" 246CLXXVH; bevoegdheid van het — tot het maken van keuren 574 cxii; privilegie op de vaststelling van het loon der ambachtslieden door het — 65 lxix; zeggenschap van het — over de tresoriers 501 xci; consignatie van gelden onder het — 258 cxcvi; lichting van door procedeerende partijen onder het — gestorte gelden 289 ccxcm; stemming door het — na de vroedschap 577CXX111; comparitie van leden der 6Q4 vroedschap in het — 563 " lxxxviii, cu. Rechtdagen, Rechtzittingen zie i. v. Schepenmeesters, toekenning van een zwaan aan de — 619 xxxi. Schepenvonnissen, hooger beroep van — u8LI, 228 -" xcvii. Schietwapenen, verbod van het gebruik van — 115 xlii; 120 LX, I40CXXXIX, 227 lxxxviii, 229 cvi; id. van het dragen van gespannen bogen 118 lm, 228 xcix; id. van het schieten naar de „craen" (kraanvogel?) op het stadhuis 247 2; id. van het schieten met voetbogen e. d. in de handboogdoelen 123 lxxv. Zie verder Wapenen. Schoenmakersbedrijf, bevoegdheid der schoenmakers om buiten de stad hun leer in te koopen no6, 222 6; opneming van huidenkoopers in het schoenmakersgilde 588 3. Huidenaccijns zie onder Ace ij nzen. School, opdracht van het toezicht op de — aan de burgemeesters 602 1; verpachting van de — 18 xvn( 54 vnnaanstelling van een rector der — 538 x, 540 xxix; overeenkomst met den schoolmeester betreffende het houden der _ 34 xxxiii 't 53 lv; verbod om gevorderde leerlingen naar een andere dan de groote — te zenden 137CXXV; id. ten aanzien van jongens ouder dan 9 jaren 551 lxii; verbod om te kaatsen in het —gebouw 247 cLxxviii; aankoop door de stad van een huis voor —gebouw 18 xvni. Schot zie Omslag (Hoofdelijke). Schout, herziening der keuren wegens moeilijkheden van den — bij de executie 564 e. vr Lxxxix-xciii • 572 cix; belemmering van de inspectie van bakkerijen door den — 37911; handhaving van de draperiekeur door den — 647 98, 649 111; vervanging van absente schepenen door den — 598 clxxxi ; bevoegdheid van de —en van Gouda en van Stein binnen elkanders gebied 472 2; belasting op de erven ten bate van den — 494 lxvi; visitatie van door den — van Stein gezegelde brieven 329CDXIX. Rechtdagen zie i. v. Schouteknechts, loon der — voor hun diensten bij den doodschouw 513 cxxiii; openbare bordeelen der — 223 lxxvi aanteekening in margine. Over den rol der schouteknechts bij „verdossing" zie de onder Verdossing vermelde bepaHn'gen. Schouw, — van een singel 297 cccxi; — van de stadssingels en van dijken en wegen buiten de stad 359 dxvh; 695 ordonnantie op den —- in Bloemendaal 247 clxxx; — in Gouderak 272 «:xxxvii; loon der schouteknechts voor hun diensten bij den dood— 513 cxxm. Wapenschouw zie i. v. Schrijnmakersbedrijf, gildebrief van de schrijnmakers 33 xxxii. Schuitvoerders zieScheepvaart. Schuld, verlij van —bekentenissen voor schepenen 85 xcvii; aangifte van —vorderingen op een persoon 315 ccclxxv ; registratie van —vorderingen op een boedel 270 ccxxxi; oproep van —eischers voor een rangregeling („scatting") i76cclxi( 344CDLXVH; maatregelen tegen ontvluchting van schuldenaars na panding of rangregeling („scatnis") 572CV111; betaling van —en door schuldenaars, die brandschade hebben geleden, 9111; vaststelling van vier jaarlijksche termijnen voor de rechtspraak in zaken van — 492 lxii ; levering van bewijs eener —vordering in rechte 291 ccc; decisoire eed in een geding om — 117 xlvi^ xlviii ( 227 xcra) xciv; rechtspraak in zake —vorderingen uit spel en weddenschap 300 cccxxi f 476 xxVj 480 xxxui. Rechtdagen in zaken van schuld zie onder Rechtdagen; Schulden van soldaten zie onder Soldaten. Schulden (Stads-), vertooning van schuldbrieven ten laste der stad 348CD1.XXXV1; bevel aan vertrekkende poorters hun aandeel in de — te betalen 490 Lvi; aflossing van leeningen, door arme lieden aan de stad opgebracht, 542 xxxv; betaalbaarstelling van — 134 cxvuijid. van een door de stad overgenomen schuld van een vreemden kapitein 299 cccxvn. Renten op de stad zie i. v. Schulden aan de stad, rangregeling van — 176 cclxi; preferentie van — 500 lxxxiv; termijn van betaling van — I70ccxxxrx2j 174 cclv( 181 cclxxxi, 274 ccxlvi( 284 cclxxiii, 34O cdlii , 342 cdlxi t 346 cdlxxxi 351 cdxcvi. Belastingen, Erfpacht, Pacht, Tijns zie i. v. Schutters, handhaving der ordonnantie op de schutterijen 561 i.xxxii; afschaffing der oude schutterijen 5 56 1; instelling van drie nieuwe schutterijen 556 2, 557lxxix; terugbrenging van het getal der schutterijen op twee 577 cxxi; vermeerdering van het getal der — 562 lxxxiv ; kleedij der — 356 nvin, 562 lxxxvii; doelen voor de „cloverscutters" S77cxxii; bewapening der — 319 ccclxxxviiIj 696 336 cdiir 5oolxxxvi( 504 4; wapenschouw der — 282 cclxviii 1 309 cccLii; papegaaischieten der — 300 'cecxxi t 356Drx; „maentscut" der — 567 xcvi j 613x111; subsidién voor de schutterijen 568 xcviiij [jSocxxxnij 613 xiii; bepalingen op de —-wacht 282 cclxiv > 289 ccxciv; 304 cccxxxiv f 3 20 ccclxxxviii t 33c cdxli( 34I cdlvii( 368dxxxvi( 5073 (zie hiervoor ook de onder Wacht vermelde keuren op het houden der wacht); oproeping van de helft der schutterijen voor een krijgstocht 525 clv; opontbod der — naar hun poorten en torens 369 mui; samenroeping der — 150 1; oproeping der — voor een processie 296 cccvui; verplichting der — tot het hakken van bijten in het ijs 147 1; verplichting der — bij het inhalen van den heer 328 e. v. cdxviii 1, 4; id. bij het inhalen van den hertog van Saksen 137 2; aanleggen van vuren door de schutterijen 561 lxxxiii; uitsluitende bevoegdheid van de — om te ? (onleesbaar) i86ccciv; pHchtigheid der —koningen in het weergeld 567 8. Secretarie, afzonderlijke rekening van de — 612 x; leges verschuldigd aan de — voor lijfrentebrieven op de stad 620 xxxv. Secretaris, vrijdom van belastingen en waakdiensten voor den — 131X; authentisatie van notarieele afschriften door den — 453'"; geheimhouding door den — van de beraadslagingen der vroedschap 618 xxix. Secreten zie (i. v. privaten) onder Bouwpolitie. Slaggeld, heffing van het — ten bate der kerk 237 cxlviii( 248 ci.xxxn t 249 cLxxxnt ■ verpachting van het — door kerkmeesters 352CDXCV111; — wordt slechts geheven bij de veiling van goederen in sterfhuizen 541 xxxiv. Sleepersbedrijf, verbod voor anderen dan poorters en inwoners om het — uit te oefenen 530 sleepen van bier 521CXLV1; monopolie van een sleeper voor het sleepen van azijn en zeep 463 xvi. S lei schat, verbintenis van de stad tot betaling van den — 30 xxviii. Sluisgeld, inning van het — door een plaatsvervanger van den pachter 361 uxxv. Sluiswachters, „toetempelen" van de sluis door de — 14x1. S m i d s b e d r ij f, bijzonder voorschrift tegen brandgevaar voor smidsen 546 xlvhi S n ij d e r s b e d r ij f, gildebrief van de snijders 24XX1. Soldaten, aanwerving van — 3I4ccclxviii( 331 5 337 697 cdxlviii; aangifte van geherbergde — 134 cxro, 137 cxxvii j uitwijzing van niet in dienst zijnde — 137 cxxvi, 1481; id. van vreemde — 337 cDXLvii; aangifte van schuldvorderingen op — in dienst der stad 337CDL; inhaling van den hertog van Saksen en zijn — 136 CXXIV. Spel, verbod van werp- en balspelen op verschillende plaatsen 115 XI ", 120LX, 121 Lxvni} 1.31 cvi; 179 cclxxiii, i84ccxcvi) 187 cccxm, 194 CCCXL) 227 lxxxviii . 230 CXIV t 247 CLXXVIII 1. 266 CCXIV 30ÓCCCXLIJ3I ICCCLIX> 332CDXXX; 333 CDXXXII, 336 CDXLVI, 459 vm • vergoeding van de bij het bal— aan glazen toegebrachte schade 1201x1; verbod van hazard— 114 XLI, 226 Lxxxvii t 267 CCXVII 459 Via; gelegenheid tot hazard— 167 ccxxxii, 243 ci.XVII( 331 cdxxiv 460 3; rechtspraak in zake schuldvorderingen uit — en weddenschap 300 cccxxr 476 xxv> 480 XXXIII. Hazardovereenkomsten zie i. v. Zie verder L o t e r ij en onder Curatele. Steenfabricage, verpachting van de stadssteenplaats 18 xix; afbraak van steenovens bij de stad 243 ci.xx. St orten, handhaving eener keur op het — 540 xxx; — door brouwers 500 lxxxv • vinders van het — 295. Straatpolitie, wagen- en sledeverkeer op straat 93 •, 120 Lxir 199 1, 230 cvni t 246 cLxxvi- 257CXC111 j vervoer van koren langs de straat 93 'i, 200 ii; standplaats van wagens en sleden op straat 121 lx\i t 201 iv, 230 cxiij 322 noot i; varkenskotten op straat 98 xn t 206 xxix, 271 ccxxxv ■ verwijdering van „bostelcuypen" op straat 359 DXX; voorschriften op het leggen van bouwmaterialen op straat 99x111, 122 lxxii; 125 lxxxii 193 cccxxxvm, 206 e. v. xxx, xxxi( 231 cxviii, 233 cxxvi 257 cxciv , 299 cccxv; cccxviii 417 xviii t xix; voorschriften op het leggen van hout aan den haven en op het havenhoofd I94 cccxli, 335 cdxlii; 345 cdlxxvi, 354 i( 355 DY> 417 xix; uitstalling van kool op het havenhoofd 414 xhi 1; maatregelen tegen belemmering van het verkeer op bruggen 417 xx; id. aan den haven en op het havenhoofd 98 3, 99 l, 201 iv, 2o6xxvn) 416 xvii; id. op de sluis 94 iv, 171 ccxliii, 20I 'v, 246 clxxv, 417 xx; id. bij het veer 259^ 33O cdxxi( 340 cdlih, 359 dxx; 416 xvi, xvii; verblijf van levende en doode varkens op straat 66 lxxi, 232 cxxv bijvoeging, 245 clxxiii, 318 ccclxxxvi, 401 43; verbod om 698 beesten te villen op straat 402 44; voorzieningen tegen honden 692, 122 231 cxvi; 253 ci.xxxvn 584 c3"-™1; verbod om op straat te zijn na het luiden der waakklok 228 xcviii bijvoeging; verbod om 's avonds zonder licht langs de straat te gaan 148 ci.xiv( 191 cccxxvh 228 xcviii bijvoeging; verbod van vermomming op straat 190 cccxxm, 305 cccxxxviii, 358dxv." Straatpolitie bij brand zie Brandpolitie; Straatschenderij, Marktpolitie zie i. v.; Spelen op straat zie onder Spel; Gebruik van wapenen en schietwapenen op straat zie onder Wapenen, Schietwapenen. Straatschenderij, instelling eener commissie ter zake van de in de stad voorvallende „abusen ende ongeregeltheit" 5 87 ci v; algemeen verbod van — 460 x; id. in Gouda en Stein 325 cmv; voorschriften tegen — 120 IX, i-xi, 229 cvi, cvn; 356UV11; id. bij een processie 264 6; voorschriften tegen — bij nacht 119 lw, igi cccxxvu, 229cm, 342 cdlxii ; bescherming van een persoon tegen overlast op straat 326 «m»; verbod van baldadigheid tegen zwanen en zwaneneieren 291 ccxcviu; verbod van het nemen van „Pinxtermelck" en van andere op Pinksternacht gebruikelijke insolentiën 461 x'. Burengerucht, Vechterij zie i. v. T. Taille zie onder Omslag (Hoofdelijke). Tappersbedrijf, keuren op het — 434xxxvi, 445 1; tapperij in de bordeelen der schouteknechts 223 t-xxvi aanteekening in margine; verbod voor lichte vrouwen om te tappen 474 xv", 476 xxn; verbod van wijnverkoop voor tappers van zeker soort Amsterdamsch bier 625""; verzoek tot afschaffing van een keur op het wijntappen 602 cxciii; bijzondere tapverboden voor tappers van Rijnschen wijn 502 xcvn( 596 ci.xxiv 3 597 clxxvii. Bi er ver koop zie i. v. Tiend zie Turftiend. Timmermansbedrijf, aanstelling van een stadstimmerman 76 i-xxxviii; keur op het betimmeren van stadserven en grachten door timmerlieden 490 wit. Timmermeester, aanstelling van een stads— 5 76 cxvin; toe- 699 legging van een vergoeding aan de stadstimmermeesters voor hun tabbertlaken 501 Lxxxvni. Tinnegietersbedrijf, keur op het — 382 m Tol, uitreiking van het — teeken aan nieuwe poorters 510 cxvi; heffing van — voor ter Goudsche markt gekochte paarden 2621; plichtigheid van den tollenaar der Goudsluis in het weergeld 5678; waarschuwing tegen ontduiking der grafelijke tollen 35000x01, 536 xx; instructie voor schippers in zake het passeeren van de — te Geervliet 162 ccxiv; id. van de — te Cats 359 Dxvni; vrijdom van de tollen te Woudrichem en te Heusden voor Goudsche poorters 60 lxm. T o o n e e 1, bezegeling van de ■ brieven der „rethorijckers" 546 xLvii; subsidie voor de „rhetorijckers" 5°3 xc,x- Touwslagersbedrijf, keur op het— 416 6-8; keuren op het hekelen van hennip en vlas 320 cccxc, 457 vu, 600 clxxxiv, 613 xvi Henniphandel zie i. v. Transport, — van goederen aan kloosters 495 lxix; — van land in Stein 10 straf op verzuim van — van goederen 44I xxxviii; — van rentebrieven 508 cxr Tresoriers, aanstelling en werkkring van de — 35 xxxvi, 575 CXVIII - 601 CLXXXVIII, 6l2 xn; aanstelling van een vierden tresorier bij een heervaart 36 xxxvi; onderworpenheid der — aan de besluiten van het gerecht 501 xci; bevoegdheid der — tot verkoop van goederen der stad 599 clxxxii; bepalingen op het doen van rekening door de — 477 xxvi,480xxxiv, 533 xii, 593 cLxvni; bepaling op het schrijven der —rekening 611 vm; toelegging van een vergoeding aan de — voor hun tabbertlaken 501 lxxxviii,6o9i; betaling van verloren assignatiebrieven op de — 582CXL. Tuchthuis, besluiten tot het maken van tuchthuizen 574 cxiv, 575 cxvi. Turfdelving, privilegie van — voor de poorters 68 lxxiv; — onder Waddinxveen 49 1-. Turfhandel, keurenopden ■— i 14 xxxix 2, 3, 224 lxxxiii 2, 3, 226 lxxxvi bijvoeging, 407 x ; verplaatsing van de turfmarkt 617 xxvii; uitvoer van turf 136 cxxii; grootte der turfmaten 278*, 2948; toewijzing der turftOnnen aan het St. Kathrijnegilde 226 lxxxvi bijvoeging; bepalingen op het turftellen 113 xxxix, 2241-xxxin, 225 LXXXIV, 27I ccxxxii; id. Op het turfvullen 274 ccxlih ; id. op het turfdragen 225 lxxxiv; ontduiking van den impost i op de turf 462 l; verbod voor turftelsters en -dragers om giften („luypen") aat\ te nemen 521 cxLvii; dobbelarij van turftelsters 331 cdxxiv; id. van turfdragers 167 ccxxxii. Turf accijns zie onder Accijnzen; Turfverscheping zie onder Scheep¬ vaart. Turftiend, betaling van de — in Moordrecht 14x11; id. in Zevenhuizen 67 lxxih. T ij n s, betaling van den —penning van land in Stein aan de stad 286 cclxxx, 313 ccclxvi, 351 odxcvii. ü. Uitdraagstersbedrijf, keuren op het — 245 clxxh, 248 e. V. clxxxii 2, 3> clxxxiii. Uitvoer, evenredigheid van in- en uitvoer 136 cxxu, 143 cli , 156 cxciv 1582; verbod van — buiten consent van burgemeesters in oorlogstijd 146 clvii; — van mosselen 353 6; —van bier 141 cxi. (zje verder onder Bierverkoop, Brouwersbedrijf, Scheepvaart);— van lakens 650 6. Zie ook onder Broodverkoop, Korenhandel, Levensmiddelenhandel, Scheepvaart, Turf¬ handel, Wolhandel. Uitwijzing, — van vrouwen wegens toevoer van levensmiddelen aan den vijand 138 2; — van niet in dienst zijnde soldaten 137 cxxvi, 148 1; — van vreemde soldaten 337 cdxlvh. Uitwijzing van schepen zie onder Scheepvaart. Uniform, verbod van het dragen van uniforme kleedij 118 liv, 228 c. Voor de kleedij der schutters zie onder Schutters. Uurwerken (Stads-) onderhoud der — 39 xxxvm. V. Varkenshandel, keuren op den — 245 clxxiii, 403 49; keuring van varkens 330 cdxxh 399 29 403 50 588 clvii; beëediging van varkenskeurders 316 ccclxxix. Verkoop van varkensvleesch zie onder Vleeschv er koop. V e c h t e r ij, verbod van kindervechtpartijen 343 cdlxiii ; aangifte van gekwetsten bij vechtpartijen 623 xlviii. Vrede leggen en vrede nemen bij vechtpart ij e n zie Vrede. Veehandel, keur op den — 402 47. m 7oi Varkenshandel zie i. v. Zie verder onder Voorkoop, Vrijgeleide. Veergeld, betaling van het — 170 ccxu iq2 cccxxxiii; heffing van het — te Haastrecht 486 Veermansbedrijf, keur op de uitoefening van het — op den IJssel i 70 ccxli, 329 cdxx. Vennootschap, — van inen verkoop 231 cxv; — van in- en verkoop van „bostel" 121 i.xix; — van vleeschhouwers 396 16, 398 22, 23, 399 27, 543 XL; — van poorters in den vischhandel 353 n; — in den mosselhandel 353 5; — van inkoop van levensmiddelen 66 5, 421 8, 455 e.v. v, VI; — van poorters bij den inkoop van leer op een vreemde markt 76 3; — van inkoop van hennip 4153. Verbanning, — wegens verstandhouding met den vijand 138 2; verbintenis gedurende een jaar buiten de stad te blijven 75 lxxxvi; verbod om bannelingen heimelijk in de stad te brengen 126 lxxxvh, 233 cxxxi; onthoofding wegens terugkeer ondanks — 80 xcr; : prijs op het vangen of dooden van bannelingen 150 clxxv. Verdediging (Stads-), afkondiging van tijdelijke maatregelen voor de — 167 ccxxxiv 331 cdxxv, 503 en; opruiming van het terrein om de stad 142 cxt.viii, 144 clii, 346 cdlxxix' onbruikbaarmaking van wagens ter belemmering van 's vijands bewegingen 138 cxxviii; waarschuwing tegen vijandelijke brandstichters 310 cccliv ; bevel om ladders binnen de stad te brengen 345 cnnxii; waarschuwing om goederen in de stad in veiligheid te brengen 345 cdlxxi ; oproeping der inwoners bij klokslag ter — 141 cxi.iv, 289 ccxc, 303 e. v. cccxxxih cccxxxiv, 358 dxiv2 (zie verder voor samenroeping der inwoners onder Hoefsjag); verbod in oorlogstijd zich 's nachts bij de vesten op te houden 306 cccxl. Verdedigingswerken zie i. v.; Bijten van het ij s (o. a. voor de stadsverdediging) zie Bijten. Zie ook onder Denunciatie. Verdedigingswerken, verzwakking en beschadiging van de vesten 123 lxxiv, 124 lxxvii, 162 ccxiii, 231 cxix, 232 cxxi, 538 xxiv; voorschriften op de boomen en lijnbanen aan de vesten 86 xcvhi, 128 xcix, 129 «, 235 cxuii; verwijdering van mest of aarde liggend aan de vesten 147 clx; id. van aldaar staande „bostelcuypen" 359 dxx; verbod om oliemolens te zetten elders dan aan de vesten 489 liv ; verbod om over de stadsmuren te klimmen 124 702 lxxvii, 232 cxxi, 306CCCXLII; gebruik van de „bogen" in de stadsmuur 98 x, 2o6xxvn, 362 dxxix; bewaring van de sleutels der stadspoorten 511 cxix. Zie verder onder Brandpolitie, Erfpacht, Gebruik, Ontruiming, Pacht, Verdediging (Stad s-), Weergeld. Verdossing, bepalingen op de — 515 cxxxiii ; id. op de — bij overspel of medeplichtigheid daaraan 475 xvm, 476 xxiii. Verkeersmaatregelen zie onder Straatpolitie. Verkoop zie Koop. Verontreiniging, — van straten, grachten enz. zie onder Onderhoud; — van verdedigingswerken zie onder Verdedigingswerken. Verraad, prijs op het vangen of dooden van overloopers I 50 clxxv. Hoogverraad zie i. v. Verstek, costumen in zake het — 657 e. v. 2-5. Victuaille zie Levensmiddelenhandel. Vierschaar zie onder Schepen gerecht. Vinders, bevoegdheid der vleesch— 330ci>xx«, 393 e. v. vu passim; loon der visch— 255 10; bevoegdheid der — in den mosselhandel 317 1, 2, 352 \2; lijst van — in de brouwerij 295; benoeming en bevoegdheid der — in de brouwerij 278 2, 2946; id. in draperie 287, 41 11; overtredingen van — in het vollersbedHjf 8414; benoeming en bevoegdheid der — in het linnenweversbedrijf 829; id. inhetsnijdersbedrijf254,5; id. in het schrijnmakersbedrijf 34 7. Vischhandel, keuren op den — 254 ci.xxxvm, 353 u; verbod van — voor leprozen 126 lxxxvi, 233 cxxx; verkoop van zalm, steur en bruinvisch 103 xxvi, 213 xlix; verkoop van bedorven visch 212 xlvhi ; verkoop bij afslag van vreemden visch 74 lxxxiii ; maatregel tegen besmetting op de vischmarkt 273 ccxxxix; reiniging der marktstallen door de vischkoopers 103 xxiv, 212 xlvi; marktplaats der handelaars in vreemden visch 103 xxv, 212 xLvii, 273 ccxi.ii, 317 ccclxxxiii, 322 noot 1, Vischaccijns zie onder Accijnzen; Mosselhandel zie i. v. Visch recht, keuren op het yisschen binnen en buiten de stad 429 e. v. 4-6, 465 wx; verbod van palingvisscherij in de stad 242 clxv; verbod om te visschen in Stein 16 xm; id. in de Bloemendaler wetering 103 xxv. Vleeschhouwersbedrljf, bepalingen op het slachten van vee 101 xix, 102 xxn, 170 . eau ( i82Cclxxxiv; 187 cccx f 2lO XLt; 211 XLIV, 255 CLXXXIX 3II ccclvii; 322 noot 1, 330 cdxxii( 393 e. v. vu 1.5, 9 10 25 28( 46j verbod voor vleeschhouwers om het bloed van geslacht vee op straat te laten loopen 239 ci.v, 397 19; id. om de vellen van geslacht vee te drapenieren 244 clxxi. Vleeschverkoopzie i. v.; Vleeschaccijns zie onder Accij n zen. Vleeschverkoop, keuren op den — 55 i ix, 211 xmv 394 e. v. vu 4 6.8 12 13 15 16 21.27 40, 482 4 571 Cin 578CXXVI; id. op den verkoop van varkensvleesch 257 exen, 402 45 • id. op den verkoop van schapenvleesch 256 cxc; cxct, 258 CXCV,II> 350cdxcih( 39510 11id. op den verkoop van „weyten" 101 xyut- 209 e. v. xxxu xl 399 28 29. id. op den verkoop van „vermaelt" vleesch 209 xxxvni, 400 31 • id. op den verkoop van bedorven vleesch 101 xvh, 208 xxxvhverbod van vleeschhandel voor leprozen i2ólxxxvij 233 cxxx; vennootschap bij den — 543 XL; — in erfhuis 321 cccxtay; marktplaats der vleeschverkoopers 101 e. v. xx, XXI, 211 xlii} xmif 362 3 • id. der verkoopers van „weyten" en „boelingen" 210x1-, 362 3 399SO; maatregel tegen besmetting op de vleeschmarkt 273 ccxxxix; gebruik 703 van de vleeschhal 209 xxxvin 396 e. v. 13 14 17. Vleeschaccijns zie onder Accijnzen. • Vloeken, verbod van—314 ccclxxi. Voerlieden zie Straat- politie. Vogelhandel, keuren op den — .99 XIV> 100 !, 3 xvr IOI xvn; 207 e. v. xxxiii-xxxvii, 4oo32.3Shouden van ganzen in de stadsvrijheid 238 cli, 401 41 Zie ook onder Voorkoop. Vo 11 ersb ed rij f zie Draperie. Vondelingen, handhaving van de keuren van den H. Geest aangaande — 542 XXXVII'. Voorkoop, — van vee 285 cclxxvii, 303 cccxxix, 330 cDxxiii; _ van visch 2546; — van mosselen 321 cccxcui 353 4; — van koren 178 cclxvii, I92CCCXXXIV) 24I clxiii 278 — van levensmiddelen en gevogelte 66 lxx 2 34 99 e. v. xiv) xv, T24 lxxviii( 158 207XXXH, xxxhi, 217 lxi 232 cxxii, 328 cdxvii, 347 cdlxxxi» 355 uiv 38525, 4I226 419 xxv, 453 e. v. iv-vi; bewijs in zaken van — van levensmiddelen en gevogelte 600 clxxxvi ; — van groenten 421 XXVI; — van turf 410 19; — — van hennip 103 xxvn 415 2; — van paarden 263 ccvi 2. Vrede, leggen van — 48 !-3, 87 xcix; nemen van — 116 704 xlvi, 227 xciij 478 xxxi, 487 xlviii. Vreemdelingen, maatregel tegen het binnenkomen van arme — 604 cxcix; inschrijving van binnenkomende — 320 cccLxxxviii; verbod om — over den IJssel te zetten 329 cdxx 1; aangifte van geherbergde — I28xcvn, 136 cxxm, 235 cxu, 311 CCCLV, 335 CDXL1", 358 dxiv1; vleeschverkoop door — in de hal 56 4, 398 23; afschaffing van den vrijdom van den olieaccijns voor — 593 CLXIX; termijn van betaling aan — bij koop om gereed geld 539 xxvui; rechtdagen in zaken van — 314 ccclxx, 333 cdxxxi, 334 cdxxxvii, 493 LXir, 657!; boete voor „verdoste" —■ 5i6cxxxni; betalingstermijn voor veroordeelde — 658 7. Vreemde soldaten zie onder Soldaten; Vreemde vischhandelaars zie onder Vischhandel. Zie ook Reciprociteit. Vroedschap, delegatie van verordenende macht door de — 614 xix • convocatie van en comparitie op de —svergaderingen 477 xxvm, 480 xxxv , 492 lxi, 502 xciu 511 cxx, 517 cxxxix, 538 2, 545 xlvi, 563 lxxxviii, 568 xcix 574 cxiii, 581 cxxxyiu, cxxxix 582CXLÏ, 584 cxlvii, 594CLXXIII bepalingen op de orde en het stemmen in de —svergade- ringen 577CXX111; bepalingen op het spreken in de — svergaderingen 590CLXH; geheimhouding van de beraadslagingen in de —svergaderingen 6t8 xxix; besluit tot het te boek stellen van de —sresolutiën 602 2; ontbieding van leden der — ten gerechte 563 Lxxxviii, 570«ij bevoegdheid van de — zich te doen vertegenwoordigen bij het „storten" der brouwers 500 lxxxv; aanwijzing van een vierde gedeelte van de ■— voor een krijgstocht 501 xc; kleeding van de leden der — bij processien 603 cxcvi; aangifte van de goederen van halve weezen door leden der —■ 584 cxlvi. Vroedvrouwen zie onder Geneeskunde. Vrouwen, handelingsbevoegdheid van — 662 18,19; plaatsvervanging van weduwen bij een krijgstocht 33S cdli; beleediging van — 119LV, 228 ci; verbod voor in de stad wonende — om in herbergen buiten de stad te eten of te drinken 479 xxxii; vleeschverkoop door — 396 15; uitwijzing van — wegens toevoer van levensmiddelen aan den vijand 138 2. Lichte vrouwen zie onder Zedenpolitie. Vruchtenhandel, verbod van verkoop van pruimen 350CDXCH; id. van appelenen 705 peren 350 noot i; id. van kwade rozijnen 462 xn; meten van vruchten 102 xxm, 212 xlv; marktplaats der appelkoopsters 346 cdlxxx, 414 xrv. Vr ij geleide, — voor landlieden, die koren in de stad brengen, 152 clxxxh, 153 clxxxiv ; — voor bezoekers van de Donderdagsche markt 178 cclxx ; id. van de veemarkt 179 cclxxiv, 285 cclxxvi, 302 cccxxviii( 312 ccclxi( 403 48 ; Jd. van de paardenmarkt 262 e. v. ccvi 3; — voor het verkrijgen van een aflaat bij de Brigitten 265 cox 282 cclxvi( 300 cccxx, 315 ccclxxiv 342CDLX; id. bij de Clarissen 169 ccxxxvni;— voor deelnemers aan processien 1773, 2648; — voor kermisgangers 153 clxxxih; — voor bruiloftgangers 268 2; beperkt — voor landlieden bij onveiligheid der wegen 288 cclxxxviii; samenroeping van personen, die met — in de stad zijn, 168 6; opzegging van —n 325 CDV1. Marktvrijdom zie Markt. V r ij h e i d (Stads-), houden van ganzen in de — 238 cli, 401 4l. Vr ij waring, — van huizen 513 cxxiv, 663 23. W. Waag, verpachting van de — 159CCV11 184CCXCIX. Waardij ns, benoeming en werkkring van de — van het koren 129 civ, 236 cxlv. Voor de waardijns van de draperie zie de onder Draperie vermelde keuren op de draperie. Waardijnsboek, inhoud van het — van de draperie 629 '; handhaving van de in het — van de draperie vervatte bepalingen 186 cccvi, Wacht, keuren op het houden der — 129 cru 143 cxlix; 144 cuv, 147 CL1X; ijj clxxxix, 163 ccxvih 167 1, 179 ccLxxn, 189 , cccxix, 236 cxliv, 282 cclxv; 288 CCLXXXVH; 298 CCCXII; 322 CCCXCVI^ 337 CDXLIXj 34O CDLIV( 361 dxxvi; 369 dxi, ; veroordeeling wegens het niet komen ter — 155 cxc; id. wegens wangedrag op de — 310 cccliii ; keur op de toren— 558 !-3; versterking van de toren— 496 lxxiv; keuren op de straat— 26 xxiii, 5584; keuren op de „buerwaeck" bij brandgevaar 280 cclix^ 298 cccxiii; 311 ccclvi ; vrijdom van de waakverplichting 47 xLviii; betaling van het waakgeld 284 cclxxii, 289 CCXCI( 302 CCCXXVH( 3 14 CCCLXTXj 323 cccxcviii, 526 clvii (zie hiervoor ook de boven vermelde 706 keuren op het houden der wacht.) Schutterswacht zie onder Schutters. Wapenen, bevel tot het gereed houden der — 284 cclxxi, 30QcccLn; verboden in zake het dragen van — 118 lh, 228 XCVIlf 269 CCXXIH, 336 CDXLV, 358 "XV, DXVI, 369 noot I sub 2. Schietwapenen, Wapenschouw zie i. v. Zie ook onder Schutters. Wapenschouw, uitschrijving van een algemeenen — 282 CCLXVIIr, 283 CCLXX( 309 CCCLU ; id. van een — voor deelnemers aan een krijgstocht 148 2, 338 culi. Wapenstilstand, — met den heer van Montfoort 141 cxli( '■ - cxlih. W aterbrief zie onder Rente. Waterloozing, openhouden van goten 515 cxxxii; bevel tot het stoppen der zijlen 345 cdlxxiii, 368 nxxxra 5045, 622 xlv; uitspraak in een geschil over de — door een zijl 74lxxxv; vernauwing van een zijl 63 lxvi; eigendom van een zijl 85 xcv. Watermeesters, aanstelling van — 488 li; 541 xxxiii, 560 566xciv. Waterschade, waarschuwing zich te hoeden voor — bij het openzetten der sluizen 345 CDLXXIVJ 368 DXXXVIII. Water wege n. Onderhoud van — zie onder Onderhoud (sub c); Scheepvaart op de — zie onder Scheepvaart; Vischrecht in de — zie onder Vischrecht. Weddenschap zie onder Spel. Weergeld, heffing van een — voor het maken der stadswallen 566 xcv. Weeshuis zie Heilige Geest. Weeskamer, besluiten tot het maken van een ordonnantie bp de — 571 cïv; 579 cxxxu; handhaving van de ordonnantie op de — 545 xlv, 547 Lin 574 cxv, 578 cxxvn 582 cxlii, 584 cxlvi; aangifte („bewijs") van de goederen van halve weezen ter — 155 exen, 157001, 180 cclxxvi, 302 cccxxv, 584 cxlvi; lichten van brieven of geld uit de — 615 xx. Wethouders zie Schepenen. Wolhandel, invoer van wol en vellen 134 cxv, 186 cccvn. 243 clxix, 244CLXXI, 633 18; uitvoer van wol 635 29; bepalingen op den handel in Schotsche wol en vellen 648 102,104; id. op den handel in andere wol door reeders van Schotsche wol en vellen 648 e. v. 105, .106; eed van den „upscriver" van de van 707 Calais komende wol en vel- Wijnhandel, bepalingen op len 653 x. de lossing van wijn met de Wolreederij zie Draperie. kraan 405 ix. IJ. Ijk, — van maten in het algemeen III xxxii 1 112 xxxiv, 157 cxcrx, 168 ccxxxv, 183 ccxcm, 185 ccci, 222 lxxvi , 223 lxxviii; — (brand) van tonnen, kannen enz. (biermaten) 112 3, 223 3, 238 cl, 242 clxvi, 275 ccxlvii, 436 e. v. '°-13, 447 e. v.13-16, 509 cxiv, 526 clviii, 6I4 xviii; van oliematen 110 xxxi, 222 lxxv; — van zeeptonnen 111 xxxi 2, 222 lxxv 2, xxxvii, 451 noot 3; — van brouwers- schepelen 190 cccxxiv, cccxxvi; — van gistnappen 2945; — van weegschalen en gewichten bij den vleeschverkoop 401 4°; toewijzing van de opbrengst van den — („branderie") aan de Zeven Getijden 498 lxxix. Zie verder voor het branden van tonnen en gereedschappen de onder Kuipersbedrijf en onder Touwslagersbedrijf vermelde keuren. Z. Zakkendragersbedrijf, aanneming van werk door zakkendragers 229 en latere bijvoeging; verbod voor zakkendragers om zich voor werk aan te bieden 266 ccxiii; vervoer van koren door zakkendragers 93 u, 200 nj verbod voor zakkendragers om ongezegeld koren te vervoeren 404 2. Zedenpolitie, plaats derbordeelen 474 xvn, 496LXX111; tapperij in de bordeelen der Schouteknechts 223 lxxvi aanteekening in margine; verbod voor lichte vrouwen om te tappen 474 xvn, 476 xxii. Zeebrief zie onder Rente. Zeemwerkersbedrijf, keuren op het — 75 lxxxvii, 109 xxx 221 lxxiv. ' Vellenaccijns zie onder Ace ij nz en. Zegel, bewaring van het stads— ten zaken 511 °xix; maatregel ter voorkoming van fraude met het door den schout van Stein verloren — 329 cdxix; vereischte van bezegeling voor notariëele akten 453 nI- Zegelen van hop zie onder Brouwersbe- 708 drijf; id. van koren zie onder Korenhandel; id. van laken zie de onder D r a p e r i e vermelde keuren op de draperie. Zondagsrust zie onder Arbeid. Zouthandel, verbod van zoutverkoop door poorters binnen een mijl in den omtrek der stad 473 Z o u t a c c ij n s zie onder A c c ij n z e n. Zuivelhandel zie Levensmiddelenhandel. Zuivelverscheping zie Scheepvaart; Bo ter accijns zie onder Accijnzen.