(SRI | ^ip^ H i l p #1 1§|h 9 WERKEN UITGEGEVEN DOOR DE LINSCHOTEN-VEREENIGING XIII DE OOST-INDISCHE COMPAGNIE IN CAMBODJA EN LAOS UITTREKSEL UIT DE STATUTEN. Art. 2. De Linschoten-Vereeniging heeft ten doel de uitgave in het oorspronkelijke, van zeldzame of onuitgegeven Nederlandsche zeeen landreizen en landbeschrijvingen. Werken van anderen aard worden slechts uitgegeven, indien daartoe bijzondere aanleiding bestaat. Art. 3. De Vereeniging bestaat uit eereleden, donateurs en gewone leden. Over het toetreden der leden beslist het Bestuur. De gewone leden betalen een jaarlijksche bijdrage van tien gulden. Donateurs zijn zij, die een bijdrage in eens van ten minste f 500.— aan de Vereeniging schenken, of jaarlijks een contributie van minstens f 25.— betalen. Art. 4. Het lidmaatschap loopt van den eersten Januari tot den laatsten December. Art. 5. De leden ontvangen een exemplaar van de werken, die door het Bestuur aangewezen zijn voor het jaar of de jaren, waarvoor zij hunne contributie hebben betaald. REGELEN VOOR DE UITGAVEN DES LINSCHOTEN-VEREENIGING. 1. Zooveel mogelijk zal elke Zee- of Landreis, dan wel Landbeschrijving, afzonderlijk worden uitgegeven. Slechts bij al te geringen omvang van een dezer, kan een andere tekst toegevoegd worden aan de uitgave; deze toe te voegen tekst moet evenwel aansluiten in onderwerp, of den hoofdtekst aanvullen. Groote teksten worden in meer dan een deel gesplitst. 2. Voor elke uitgave wordt den bewerker als eisch gesteld: dat zij bevat als Inleiding een korte Biographie van den schrijver van 't reisverhaal; een uiteenzetting van de Aanleiding tot de reis; en een Bibliographie van eventueele vroegere drukken van het reisverhaal; voorts opheldering in den vorm van Noten onder den tekst, daar waar de tekst opheldering vereischt; en een Register (of Registers), benevens een lijst van geraadpleegde werken met plaats en jaar van uitgave aan 't slot. 3. De bewerker heeft vrijheid, in zijne Inleiding het resultaat eener reis ook te beschouwen in zijn verband met later ondernomen reizen naar dezelfde streek of streken. 4. De noten onder den tekst moeten sober blijven, en niet vervallen in uitweidingen. Is er echter bepaalde noodzakelijkheid om dieper in te gaan op het een of ander gedeelte van den tekst, dan mag dat geschieden in eene Bijlage achteraan. Ook hier echter blijft soberheid plicht. 5. De tekst zelve moet met de grootste nauwkeurigheid herdrukt worden naar de beste oudere uitgave, c. q. nauwkeurig gedrukt naar het handschrift dat voor de uitgave dient. De origineele V paginatuur van dien standaarddruk, dan wel van het handschrift, wordt in de uitgaven der Linschoten-Vereeniging tusschengroote haken [ ] doorloopend mede-opgenomen. 6. Als algemeene regel geldt dat de tekst onverkort wordt gedrukt. Uitlatingen zijn slechts dan veroorloofd, als het iets geheel onbelangrijks geldt. De bewerker moet dan echter in een noot toch rekenschap geven van wat hij wegliet. 7. Indien er voor de kennis van eene bepaalde Zee- of Landreis, behalve de aan den druk ten grondslag gelegde tekst, in archieven of bibliotheken nog andere bronnen bestaan, moeten deze bij de uitgave gebruikt en (indien noodig) in inleiding, noten of bijlagen verwerkt worden. 8. Het opnemen van kaarten en platen wordt aan den bewerker overgelaten, in overleg met de Commissie van voorbereiding. WERKEN DER LINSCHOTEN-VEREENIGING. I. DE REIS VAN JAN CORNELISZ. MAY naar de IJszee en de Amerikaansche kust, 1611 —1612. Verzameling van bescheiden, uitgegeven door Mr. S. Muller Fz. 1909. Met 2 kaarten, roy. 8vo. In linnen band, kop verguld ƒ10.— HENRY HUDSON IN HOLLAND. An inquiryintotheoriginand objects of the voyage which led to the discovery of the Hudson RiverbyHENRYC.MuRPHY. Reprinted, withnotes.documents and a bibliography.by Wouter NijHOFF.Secretary to the „LinschotenVereeniging". 1909. roy.8vo. In linnen band, kop verguld, ƒ5.— II. ITINERARIO voyage ofte schipvaert van Jan Huygenvan Linschoten naer Oost ofte Portugaels Indiën, 1579— 1592. Uitgegeven door Prof. Dr. H. Kern. 1910. 2 dln. Met portret, 3 kaarten en 5 platen, roy. 8vo. In linnen band, kop verguld. . . . ƒ20.— III. KORTE HISTORIAEL ende Journaels Aenteyckeninge van verscheyden voyagiens in de vier deelen des wereldtsronde, als Europa, Africa, Asia ende Amerika gedaen door d. David Pietkrsz. de Vries, uitgegeven door Dr. H. T. Colenbrander. 1911. Met portret, 2 kaarten, 18 platen, roy. 8vo. In linnen band, kop verguld ƒ10.— IV. DE REIS van Mr. Jacob Roggeveen ter ontdekking van het Zuidland, 1721—1722. Verzameling van stukken, uitgegeven door F. E. Baron Mulert. Met een aanhangsel over de waarnemingen der kompasmiswijzing op Roggeveen's tocht, verricht door Dr. W. van Bemmelen. 1911. Met 3 kaarten en 2 platen, roy. 8vo. In linnen band, kop verguld ƒ10.— V. BESCHRIJVINQHE ende historische verhael van het Gout Koninckryck van Gunea anders de Gout-custe de Mina genaemt, liggende in het deel van Afrika, door P. de Marees. uitgegeven door S. P. L'Honoré Naber. 1912. Met een kaart en 21 platen, roy. 8vo. In linnen band, kop verguld ƒ10.— VI. TOORTSE DER ZEEVAART door Dierick Ruiters, 1623. samuelbrun'sSchiffarten, 1624, uitgegeven door S. P. L'Honoré Naber. 1914. Met 1 kaart en 1 plaat. roy. 8vo. In linnen band, kop verguld ƒ10.— VII. DE EERSTE SCHIPVAART der Nederlanders naar Oost-Indie onder Cornelis de Houtman, 1595—1597. Journalen, documenten en andere bescheiden, uitgegeven en toegelicht door G. P. Rouffaer en J. W. IJzerman. L d'Eerste boeck van Willem Lodewycksz 1915. Met titelplaat, 2 portretten, 7 kaarten en 47 platen, roy. 8vo. In linnen band, kop verguld ƒ20.— VIII. REIZEN VAN JAN HUYQEN VAN LINSCHOTEN naar het Noorden, 1594—1595. Uitgegeven door S. P. L'Honoré Naber. 1914. Met 14 platen en 4 kaarten, roy. 8vo. In linnen band, kop verguld ƒ15.— IX. DIRCK QERRITSZ POMP, alias DirckGerritsz. China. De eerste Nederlander die China en Japan bezocht, 1544—1604. Zijn reis naar en verblijf in Zuid-Amerika. Grootendeels naar Spaansche bescheiden bewerkt door J. W. IJzerman. 1915. Met 2 kaarten, roy. 8vo. In linnen band, kop verguld ƒ10.— vn X. DE OPEN DEURE tot het verborgen hey dendom, door Abraham Rogerius, uitgegeven door W. Caland. 1915. Met titelplaat, roy. 8vo. In linnen band, kop verguld ƒ10.— XI. REIZEN IN ZUID-AFRIKA in de Hollandse tijd, uitgegeven door E. C. Codée Molsbergen. Eerste deel. Tochten naar het Noorden, 1652—1686. 1916. Met 3 kaarten en 9 platen, roy. 8vo. In linnen band, kop verguld ƒ10.— XII. REIZEN IN ZUID-AFRIKA in de Hollandse tijd, uitgegeven door E. C. Godée Molsbergen. Tweede deel. Tochten naar het Noorden, 1686—1806. 1916. Met t kaart en 12 platen, roy. 8vo. In linnen band, kop verguld ƒ 10.— Zij, die als lid toetreden tot de Linschoten-Vereeniging (iazxlijksche contributie ƒ10.—) kunnen één exemplaar van onderstaande werken ontvangen als volgt: 1909. I. De reis van Jan Cornelisz. May . . voor ƒ 7.50 Henry Hudson in Holland . . . . voor - 3.— 1910. II. Itinerario van J. H. van Linscho- ten. 2 dln voor - 15.— III. Korte Historiael ende journaels aenteyckeningen van verschevden I9"« J VOYAGIENS DOOR D. DAVID PlETERSZ. de Vries voor - 7.S0 IV. De reis van Mr. Jacob Roggeveen . voor - 7.50 i V. Beschryvinghe van het Gout Ko- 1012 1 ninckrijk van gunea door P. de 9 | Marees. voor - 7.50 l VI. Toortse der Zeevaart, door Dierick Ruiters,SamuelBrun'sSchiffarten voor - 7.50 1913. VII. De Eerste Schipvaart der Nederlandersnaar oost-lNDIË onder cornelis de Houtman, 1595—1597. . . voor - 15.— VIII. Reizen van Jan Huyghen van Lin- schoten naar het Noorden . . . voor -11.25 IX. Dirck Gerritsz. Pomp, alias Dirck Gerritsz. China. Zijn reis naar en verblijf in Zuid-Amerika .... voor - 7.50 r X. De Open-Deüre tot het Verborgen Heydendom door Abraham Rogerius voor - 7.50 i9IS ] XI. Reizen in Zuid-Afrika in de Hol- l landse tijd. Deel I voor - 7.50 1916. XII. Reizen in Zuid-Afrika in de Hollandse tijd. Deel II voor - 7.50 Men wende zich tot den Secretaris der Vereeniging, Lange Voorhout 9, 's- Gravenhagc. 1914. NAAMLIJST DER LEDEN VAN DE LINSCHOTEN-VEREENIGING op 31 December 1916 Beschermvrouw : H. M. de KONINGIN. Eere- Voorzitter : Z. K. H. PRINS HENDRIK. Bestuur in 1916: J. W. IJzerman, Voorzitter. (1919). Dr. H. T. Colenbrander, Onder- Voorzitter. (1917). Wouter Nijhoff, Secretaris. (1918). Dr. D. F. Scheurleer, Penningmeester. (1918). Prof. Dr. J. Huizinga. (1919). Dr. W. J. Leyds. (1920). Dr. C. P. Burger Jr. (1920). S. P. L'Honoré Naber. (1921). Dr. F. C. Wieder. (1917). Leden voor het leven : A. G. C. van Duyl Sr., Amsterdam, Prinsengracht 1091. Donateurs: Bataafsche Petroleum Maatschappij, Den Haag,CarelvanBylandtlaan3o. Bataviaasch Genootschap voor K. en W., Batavia. Mr. N. P. van den Berg, Amsterdam. Mevr. de Wed. Mr. C. Th. van Deventer, Den Haag, Surinamestraat 20. August Janssen, Amsterdam, Keizersgracht 690. M. Mees, Rotterdam, Veerkade 7. Nederlandsche Gist- en Spiritusfabriek, Delft. Nederlandsche Handel Maatschappij, Amsterdam. Raad van Beheer der Nederlandsen-Indische Spoorweg Maatschappij, Den Haag. J. W. IJzerman, Den Haag. 1) De secretaris houdt zich voor opgaven van onjuistheden innamenofadrassenten zeerste aanbevolen. ix Leden. C. J. K. van Aalst, Amsterdam, Keizersgracht 608. C. Abels, Amsterdam, Prinsengracht 862. Dr. N. Adriani, Station de Bilt, Soestdijkschestraatweg 76. F. C. Baron van Aerssen Beyeren, Hilversum, Utrechtscheweg 57. Algemeene Visscherij Maatschappij, IJmuiden. Archief der Gemeente, Rotterdam. H. E. Baron van Asbeck, Den Haag, Delistraat 43. F. L. G. d'Aumerie, Scheveningen, Prins Willemstraat 19. Jhr. Mr. J. F. Backer, Amsterdam, Keizersgracht 639. J. F. L. de Balbian Verster, Amsterdam, Prinsengracht 579. J. Fred. Bangert, Amsterdam, Weteringschans 227. Mr. J. Barlage Bussemaker, Deventer. Dr. A. J. Barnouw, Den Haag, van Blankenburgstraat 71. F. Bauduin, Warnsveld, Huize Baank. H. Beckering Vinckers, Zalt-Bommel. Chr. Beels, Amsterdam, Van Eeghenstraat 70. H. L. Bekker, Rotterdam, Parkstraat 2 (hoek Parklaan). Mr. G. J. A. van Berckel, Den Haag, Laan van Meerdervoort 27. Bibliotheek der Gemeente Rotterdam, van Hogendorpsplein 8. Bibliotheek v. d. Handels Hoogeschool, Rotterdam. Bibliotheek v. d. Teyler's Stichting, Haarlem. Mr. J. Bierens de Haan, Amsterdam. Prof. Dr. P. J. Blok, Leiden. Th. W. Blijdenstein, Amsterdam, Heerengracht 544. Mr. W. B. Blijdenstein, Amsterdam, Heerengracht 572. A. G. Boissevain, Amstérdam, van Baerlestraat. Charles Boissevain, Naarden, Drafna. Walraven Boissevain, Amsterdam, Keizersgracht 143. H. de Booy, Amsterdam, Heerengracht 450. A. J. Breda Kleynenberg, Hellevoetsluis. W. Broese van Groenou Sr., Scheveningen, Parkweg ga. C. H. Brouwer, Nieuwediep, a/b Hr. Ms. „Medusa". N. de Brouwers, Delfzijl. W. G. L. Brünings, Amsterdam, Wouwermanstraat 34. Dr. C. P. Burger Jr., Amsterdam, Overtoom 141. J. H. Cohen Stuart, Delft, Oostsingel 18. W. J. Cohen Stuart, Scheveningen, Dirk Hoogenraadstraat 224. Dr. H. T. Colenbrander, Scheveningen, Frankenslag 129. W. Cornelis, Utrecht, Stadhouderslaan 67. V. C. Coster van Voorhout, Den Haag, Stadhouderslaan 44. H. Cox, Amersfoort, Utrechtsche Straatweg 110. C. Craandijk, Den Haag, Prins Mauritslaan 72. Patric Cramer, Overveen, Huize Dompvloed. J. T. Cremer, Santpoort, Duin en Kruidberg. Mevr. M. Croiset van der Kop—Croiset, Haarlem. D. Croll, Rotterdam, Esschenlaan 44. H. A. Crommelin, Den Haag, Juliana van Stolberglaan 14. Ernst Crone, Amsterdam, Hobbemastraat 12. A. F. H. Dalhuisen, Vlissingen, Torpedoboot G 8. Deli-Batavia Maatschappij, Amsterdam, Keizersgracht 173. Departement van Marine, Den Haag. H. Dirkzwager, Maassluis. B. van Donselaar, Rotterdam, Heemraadsingel 148. P. J. van Driel, Nieuwediep, a/b Hr. Ms. Noord-Brabant. A. C. Dunlop, Den Haag, Deprt. van Buitenl. Zaken. H. Dunlop, Delft, Mijnbouwstraat 12. C. van Eeghen, Amsterdam, Raadhuisstraat 34. Mevr. L. Elemans—Brouwers, Zalt-Bommel. W. A. Engelbrecht, Rotterdam, Rivierstraat 12. Mr. M. Enschedé, Den Haag, Daendelsstraat 33. S. W. Eyssen, Nieuwediep, a/b Hr. Ms. Noord-Brabant. H. W. Fischer, Leiden, Hooge Rijndijk 32. J. P. Funke, Den Haag, van Lennepweg 8. F. A. Gastman, Vlissingen, a/b Hr. Ms. Gelderland. Mr. J. H. Geertsema Wz., Groningen, Zuidersingel 3a. Geographisch Instituut. Utrecht. Germanistisch Seminarium, Groningen. H. M. de Groot, Utrecht, Ouden Rijn 19. Mr. J. L. Gunning, Amsterdam, Amstel 220. S. van Gijn, Dordrecht, Nieuwe Haven 39. R. H. Haentjes, Hellevoetsluis, a/b Hr. Ms. Schorpioen. Herman van Heek, Enschede, Villa „Witte Huis". J. B. van Heek, Enschede, Noorderhagen. Prof. Mr. J. E. Heeres, Leiden, Rapenburg. F. K. J. Heringa, Hilversum, Ministerpark. H. van Herwerden, Nieuwediep, a/b Hr. Ms. Noord-Brabant. G. van Heteren, a/b Hr. Ms. Noord-Brabant. H. Hissink, Amsterdam, Jan Luykenstraat 96. Historisch Genootschap, Utrecht. G. G. W. C. Baron van Höevell tot Nijenhuis, Den Haag, Wilgstraat 71. W. J. Hoffman, Nijmegen, Stijnbuijsstraat 4b. A. B» van Holkema, Amsterdam, Keizersgracht 611. G. J. Honig, Zaandijk. Hoofdbestuur Nederl. Vereeniging Onze Vloot, Den Haag, Stationsweg 89. Jhr. M. W. H. Hooft, Den Haag, Kanaalstraat 12. XI W. H. C. Hoog, Den Helder, Stationsweg 9. J. £. van Hoogenhuyze, Nieuwediep, a/b Hr. Mr. Noord-Brabant. J. H. van Hoogstraten, Groningen. Jhr. H. T. Hora Siccama, Den Haag, Kneuterdijk. A. P. H. Hotz, Den Haag, Bezuidenhout 265e. J. Hudig Dzn., Hilversum, Heuvellaan 7. W. C. Hudig, Rotterdam, Nieuwe Binnenweg 178. Prof. Dr. J. Huizinga, Leiden. Dr. J. de Hullu, Den Haag, Prinses Mariestraat 25. C. W. Janssen, Amsterdam, Leidschegracht 13/15. Java-China-Japan Lijn, Amsterdam, Prins Hendrikkade 159. J. C. Joekes, Rotterdam, Maaskade 107a. Jhr. Mr. B. de Jonge, Zutphen. Mevrouwde Wed. J. O. de Jongh—Rouffaer, Den Haag, Sweelinckstr. 72 Frans Jurgens, Nijmegen, „Heyendael". P. J. de Kanter, Dordrecht, Singel 163 i. L. Keers, Amsterdam, Stadhouderskade 154. A. O. van Kerkwijk, Den Haag, Nassaulaan 22. J. B. J. Kerling, Den Haag, van Swietenstraat 134. Prof. Dr. H. Kern, Utrecht. A. Kleiweg de Zwaan, Amsterdam, van Eeghenstraat 65/75. Prof. Dr. L. Knappert, Leiden. Mr. F. C. Koch, Rotterdam, Westersingel 86. E. Kol, Amsterdam, Heerengracht 130. Kon. Bibliotheek, Den Haag. Kon. Instituut voor de Marine, Willemsoord. Kon. Instituut v. Taal-, Land- en Volkenkunde v. N. I., Den Haag. Kon. Nederl. Aardrijkskundig Genootschap, Amsterdam. Kon. Paketvaart Mij., Amsterdam, Prins Hendrikkade 159. P. C. Koops, Den Haag, Louise de Colignyplein 27. F. G. Kramp, Amsterdam, van Breestraat 156. N. E. Kröller, Rotterdam, Westersingel 13. Mr. G. M. Kruimel, Amsterdam, Sarphatipark 79. Dr. E. T. Kuiper, Amsterdam, Koninginneweg 2. W. Laman Trip, Hilversum, Ministerpark 6. C. L. M. Lambrechtsen van Ritthem, Amsterdam, Sarphatistraat 14. Allert de Lange, Amsterdam, Damrak 62. N. Laseur, Utrecht. A. van Leer, Hilversum. „Dennenoord", Trompenbergerweg. R. van Lennep, Amsterdam, Heerengracht 580. W. J. H. Leuring, Den Haag, Wagenaarweg 20. Dr. W. J. Leyds, Den Haag, Frankenslag 337. B. H. van der Linden, Den Haag, Schuytstraat 143. Lindeteves-Stokvis, Amsterdam, J. W. Brouwersplein 2. XII C. A. Lion Cachet, Vreeland. S. L. van Looy, Amsterdam, Keizersgracht 198. Jhr. H. Loudon, Den Haag, Prinsessegracht 22. P. L. Lucassen, Amsterdam, Raadhuisstraat 29. J. Lugten J. Gzn., Heerlen (Limb.). Anton Mensing, Amsterdam. Mr. E. E. Menten, Den Haag, Houtweg 3. J. Merkelbach Jzn., Amsterdam, N. Z. Voorburgwal 51. A. H. van der Mersch, Zeist, Driebergsche Weg. Dr. R. v. d. Meulen Rzn., Leiden, Maria Gondastraat 49. J. M. van der Mey, Amsterdam, Nic. Maesstraat 32. J. J. Moret, Den Haag, Juliana van Stolberglaan 195. M. Mouton, Den Haag, Herderstraat 5. W. A. Mouton, Den Haag, Nassau-Dillenburgstraat 40. F. E. Baron Mulert, Ommen, Landhuis „Piet Hein". Abram Muller, Amsterdam, Van Eeghenstraat 96. Gerard Muller, Amsterdam, Binnen Amstel 82. Museum voor Land- en Volkenkunde en Maritiem Museum „Prins Hendrik", Rotterdam. S. P. L'Honoré Naber, Amsterdam, Lomanstraat 4. Nederlandsen Indische Bestuursacademie, Den Haag, ie Sweelinckstraat 26. Prof. J. F. Niermeijer, Utrecht. E. L. van Nierop, Bussum. B. Nierstrasz, Amsterdam, Prins Hendriklaan 26. Chr. Nuijs, Amsterdam, Valeriusstraat 137. Paul Nijhoff, Amsterdam, Oranje Nassaulaan tti Wouter Nijhoff, Den Haag, Lange Voorhout 9. Mei. Dr. J. Aleida Nijland, Amsterdam, Nicolaas Witsenstraat 21. W. H. J. Oderwald, Amsterdam, Vondelstraat 130. Openbare Leeszaal en Bibliotheek, Dordrecht. Openbare Leeszaal en Bibliotheek, 's-Gravenhage. Openbare Leeszaal, Groningen. Openbare Leeszaal en Biblotheek, Leeuwarden. J. R. van Osselen, Amsterdam, Jan-Luykenstraat 5. Nanne Ottema, Leeuwarden, Weerd 7. W. H. G. Palm, Nieuwediep, a/b Hr. Ms. Noord-Brabant. Mr. C. P. D. Pape, Den Haag, Prinsessegracht 20. Prof. Mr. P. Pet, Groningen, Heerenweg 22. J. M. Phaff, Den Haag, van Boetselaarlaan 80. Mr. Aug. Philips, Amsterdam, van Eeghenstraat 66. Mr. Th. B. Pleyte, Den Haag, Nassauplein 29. Prof. Dr. N. W. Posthumus, Rotterdam, Heemraadsingel. R. Posthumus Meyjes, Soesterberg. XIII Ary Prins, Schiedam, Nieuwe Haven 153. Provinciale Bibliotheek van Friesland, Leeuwarden. W. J. Puhringer, Apeldoorn, Daendelsweg 6a. P. A. Pijnappel, De Hoornboeg bij Hilversum. W. J. Rahdèr, Utrecht, Hotel des Pays Bas. Jhr. Mr. H. de Ranitz, Den Haag, Nassaulaan 5. J. A. A. C. Ridder van Rappard, Den Haag, Zeestraat 71. Redaktie van „Het Nederl. Zeewezen", Den Haag, Cornelis Speelmanstraat 34. W. van Rede, Rotterdam, Schie 11. Mr. R.van Rees, Amsterdam, Keizersgracht 69. J. P. Remijnse, Vlissingen, a/b Hr. Ms. Gelderland. Jhr. Marten W. van Rensselaer Bowier, Amsterdam,' Sarphatistraat 44. G. Ribbius Peletier Jr., Utrecht, Maliebaan 15. Jhr. J. A. Röell, Den Haag, 3e Van den Boschstraat. J. A. Rom Colthoff, Leiden, Kweekschool voor de Zeevaart. A. F. J. Romswinckel, Den Haag, Koninginnegracht 98. Dr. A. G. Roos, Groningen, Ebbingestraat 47Ma. G. Rooseboom, Zwolle, Prins Hendrikstraat 7. P. J. Roosegaarde Bisschop, Haarlem, Prinsen Bolwerk 1. Rotterdamsch Leeskabinet, Rotterdam, Geldersche kade 18. G. P. Rouffaer, Den Haag, Frankenslag 89. Bemhard E. Ruys, Rotterdam, Westerkade 7. Rijksarchief, Den Haag. Rijksarchief in Noord-Holland, Haarlem. Rijksarchief in Zeeland, Middelburg. Rijksarchief in Overijsel, Zwolle. Rijks Ethnographisch Museum, Leiden. Rijks Universiteits-Bibliotheek, Leiden. C. M van Rijn, Amsterdam, Roemer Visscherstraat 33. Samarang-Joana Stoomtram Maatschappij, Den Haag, Jan Pietersz. Coenstraat 4. Dr. D. F. Scheurleer, Den Haag, Laan van Meerdervoort 53/. Mr. J. van Schevichaven, Amsterdam, Valeriusstraat 51. P. W. Schilthuis, Rotterdam, Heemraadssingel 180. A. J. Schreuder, Arnhem, Klein Warnsborn. J. L. Willem Seijffardt, Amsterdam. Jhr. J. W. Six, Den Haag, Prinsengracht 30a. Jhr. W. Six, Hilversum. Mr. J. Slingenberg, Amsterdam, Oranje Nassaulaan 62. Mr. G. van Slooten Az., Rotterdam, Westersingel 7. Hobbe Smith, Amsterdam, Overtoom 357. Prof. Dr. C. Snouck Hurgronje, Leiden. Stadsbibliotheek, Haarlem. XIV J. J. A. van Staveren, Den Helder, a/b Hr. Ms. Holland. Prof. Mr. S. R. Steinmetz, Amsterdam, Amstel 65. H. E. Stenfert Kroese, Noord wijk a/Zee. W. P. van Stockum Jr., Den Haag, Juliana v. Stolberglaan 43. Mr. R. W. van Stolk, Delft, Oude Delft 157. Stoomvaart-Maatschappij „Nederland", Amsterdam. (8 lidmaatschappen). Cd. F. Stork, Hengelo (O), Grundel. J. E. Stork, Baarn, Prins Hendriklaan, Huize „Sewa". W. Stork, Hengelo (O.). Jonkvr. A. de Stuers, Den Haag, Parkstraat 32. Dr. R. A. Tange, Amsterdam, Leidschegracht 12. G. L. Tegelberg, Amsterdam, De Ruijterkade 113. J. P. Tetterode, Lochem. A. W. Turk, Den Haag, Deprt. van Marine. Tj. J. Twijnstra, Amsterdam, Lomanstraat 47. Vaderlandsch Fonds tot aanmoediging van 's Lands Zeedienst, Amsterdam. F. T. Valck Lucassen, Brummen, Huize Sonnevanck. Vereeniging ter bev. v. d. Bel. des Boekhandels, Amsterdam, Singel 146. „ de Groote Club, Amsterdam, Paleisstraat 1. „ Hou en Trouw, Amsterdam, Beursgebouw, kamer 28. „ Oost en West, Den Haag, Laan van Meerder voort 195. „ Zeevaartschool, Vlissingen. F. H. Baron van Verschuer, Arnhem, Willemsplein 2. C. W. de Visser, Bloemendaal, Huize Denheim, Parkweg 1. Mr. G. Vissering, Amsterdam, Keizersgracht 71. Mr. F. Vorstman, Bussum, Boschlaan 15. Dr. A. G. C. de Vries, Amsterdam, Singel 146. , Chr. H. G. de Vries, Amsterdam, Singel 146. B. H. de Waal, Den Haag, Ban kastraat 135. F. van Wageningen, Hellevoetsluis, a/b Hr. Ms. Buffel. F. G. Waller, Amsterdam, Vondelstraat 73. W. K. L. van Walree, Amsterdam, Keizersgracht 511. J. C. M Warsinck, Den Haag, Prins Hendrikstraat 60. J. A. van der Weerdt, Amsterdam, Krugerplein 10. H. P. van Weideren Baron Rengers, Den Haag, Nassauplein 26. J. Wentholt, Den Haag, Juliana van Stolberglaan 40. J. F. Wesseling, Hellevoetsluis, a/b Hr. Ms. „Schorpioen". J. C. van Wessem, Heemstede, Berkenrodestraat 29. Dr. F. C. Wieder, Vreeland. G. P. Wouters, Vlissingen, a/b Hr. Ms. G VI. K. H. Wijdekop, Amsterdam, Hoogte Kadijk 161. M. Wijt, Hellevoetsluis, Directie der Marine. J. IJzerman, Amsterdam, Joh. Vermeerstraat 44. M. Zeldenrust Szn., Den Haag, Valkenboschlaan 163. xv Mr. H. Zillesen, Den Haag, Delistraat 37. Dr. A. Zijder veld, Amsterdam, Joh. Vermeerstraat 75. Th. J. A. van Zijll de Jong, Den Haag, Fred. Hendrikpl. 29. Leden in Nederl. Oost-Indië. Th. L. Arnold, Weltevreden, Kon. Paketvaart Mij. M. E.G. Bartels, Halte Tji-Saat bij Soekaboemi, Onderneming Passir Datar. K. F. van den Berg, Batavia, Javasche Bank. W. F. van Beuningen, Weltevreden, Tan ah-Abang 30. C. Bruin, Amboina (Molukken). M. H. Bruyn, Sinabang (N. W. Sumatra). L. J. J. Caron, Weltevreden, Rijswijk. Wouter Cool, Batavia, Pegansaan 24. B. M. van Driel, Emmahaven bij Padang, a/b Hr. Ms. van Doorn. H. E. Driessen, Weltevreden, 21 Gang Scott. K. van Dijk, Weltevreden, Kon. Paketvaart Mij. P. Eikenboom, Batavia, Deprt. van Marine. L. J. Ginjooien, Batavia. F. H. A. de Greve, Batavia, Deprt. van Marine. Dr. G. A. J. Hazeu, Weltevreden, Deprt. v. Onderwijs-Eeredienst. J. J. Heilbron, Batavia, Deprt. van Marine. A. M. Hekking, Batavia, Deprt. van Marine. C. L. J. F. Holman, Madioen, Suikerfabriek „Sagottan". J. H. Hondius van Herwerden, Batavia, Deprt. van Marine. H. Huykman, Weltevreden, Kon. Paketvaart Mij. Mr. H. 's Jacob, Batavia. D. Kaan, Batavia, Deprt. van Marine. B. H. Kerkhoff, Medan (Deli) Sumatra's Oostkust. R. A. Kern, Brebes, (Java). Dr. T. B. Kolthoff, Weltevreden, Kramat 83. Kon. Magn. en Meteor. Observatorium, Dir. Dr. W. v. Bemmelen, Batavia. C. A. Lens, Makassar, a/b Hr. Ms. Sumbawa. K. H. H. Leonhard, Weltevreden, Kon. Paketvaart Mij. D. J. Baron van Lynden, Batavia, Deprt. van Marine. B. N. G. M v. d. Maaten, Lho Seumawé, Atjeh, Sumatra. P. F. W. Mouton, N. O. Indiê, a/b Hr. Ms. van Doorn. Mr. J. C. Mulock Houwer, Bandoeng. J. S. C. Olivier, Batavia, Deprt. van Marine. C. M Pleyte Mzn., Weltevreden. H. A. Romswinckel, Batavia, Deprt. van Marine. P. de Roo de la Faille, Weltevreden, Nieuwe Laan 17. C. L. J. Rooseboom, Poerworedjo, Ondernem. Tandjoeng Sari. J. C. F. van Sandick, Palembang. XVI S. A. Schaafsma, Salatiga. Secretaris Algem. Nederl. Verbond, afdeeling Batavia, Batavia, Vioslaan a. Mr. J. W. Sillevis, Semarang, Laan Hoogenraad 19. S. van Vleuten, Modjokerto, sf. Ferning. J. J. de Vos tot Nederveen Cappel, Padang. S. Woldringh Jzn., Batavia, Deprt. van Marine. J. H. Zeeman, Batavia, Deprt. van Marine. Leden in het buitenland. Europa. België: Bibliothèque du Ministère des affaires étrangères, Bruxelles. Bibliothèque Royale de Belgique, Bruxelles. Dr. £. C. Godée Molsbergen, Gent. Prof. F. van Ortroy, Gent. Universiteits-Bibliotheek, Gent. Denemarken : Kön. Bibliothek, Kopenhagen. Duitschland: Commerz-Bibliothek, Hamburg. Kais. Universitats- und Landesbibliothek, Strassburg. Kön. Bibliothek, Berlin W. Kön. B. Hof- und Staatsbibliothek, München. Kön. Öflfentl. Bibliothek, Dresden N 6. Kön. Universitats Bibliothek, Göttingen. Dr. O. Nachod, Grunewald-Berlin, Hagenstrasse 57. Frankrijk: Bibliothèque Nationale, Paris. Groot-Brittannië en Ierland: J. J. T. Blijdenstein, London, E. C, Threadneedlestreet 56. Bodleian Library, Oxford. British Museum, London, W. C. Francis Edwards, London, W., 83 HighstreetMarylebone(a subscriptions) John Kitching F. R. G. S., London, S. W., Oaklands Kingston Hill Queens Road. Library of the India Office, London, Westminster. Library of Trinity College, Dublin. London Library, London, S. W., St. James Square. XVII Royal Colonial Institute, London, W. C, Northumberland Avenue. Royal Geographical Society, London, W., i Savile Row, Burlington Gardens. University Library, Cambridge. Italië: Nederl. Historisch Instituut, Rome. Oostenrijk-Hongarije : K. K. Geographische Gesellschaft, Wien, Wollzeile 33. K. K. Hofbibliothek, Wien. K. K. Universitats-Bibliothek, Frag. K. K. Universitats-Bibliothek, Wien. Stadtbibliothek, Budapest. Rusland: Bibliothèque Impériale Fublique, Petrograd. A. Lappo Danilevski, Petrograd, 1 Quai Nicolas, W. O. 1 i8b. Scandinavië: Kong. Bibliothek, Stockholm. Universitats-Bibliothek, Kristiania. , Zuid-Afrika. Mr. H. A. Lorentz, Kenilworth bij Kaapstad. J. A. Strasheim, Stellenbosch. Noord-Amerika. American Geographical Society, New-York City, Broadway at 15 6th Street. Dr. E. E. Blaauw, Burfalo, 327 Franklinstreet C ham plin Burrage, Librarian of the John Carter Bro wn Library. Pro vidence. Hackley Public Library, Muskegon, (Michigan). Harvard College Library, Cambridge, (Mass.). Hispanic Society of America, New-York City, isöth Street West of Broadway. ' Library of Congress, Washington, D. C. Mercantile Library, St. Louis, (Miss.). Newberry Library, Chicago, Illinois. New-York Public Library, New-York, N. T. New-York State Library, Albany, N. Y. Provincial Library, Victoria (B.C.), Canada. Yale University Library, New-Haven, Conn. Linschoten XIII. I1 xvni Zuid-Amerika. Archivo Nacional, Rio de Janeiro. J. van Dorssen, Buenos Aires, Calle Parana 133. Australië. Public Library of South Australia, Adelalde. (S. Australia). Azië. Asutosh Mukhopadhyay, Calcutta, 77 RussianRoadNorth.Bhowanipem. R. van Beuningen van Helsdingen, Singapore, Bukit Timah Road J. N. Bouman, Hongkong. Ecole francaise d'Extrême Oriënt, Hanoi (Indo-Chine francaise). F. Baron Otori, Tokio (Japon), Légation du Japon au Ministère des affaires étrangères. Raden Harden al Rasjid, Djeddah (Arabië). Behoort bij: Werken uitgegeven door de Litischoten- Vereeniging, Deel XIII. Al kan thans niet meer worden nagegaan, in hoever bovenstaande afbeelding juist is geweest, zij berust, naar mij uit aanschouwing van het landschap bekend is, niet bloot op inbeelding, zooals zoovele platen van afgelegen faktorijen uit dien tijd. LAUWECK, DE HOOFDSTAD VAN CAMBODJA. Photographische afbeelding van een waterverfteekening uit een Verzameling Paskaarten, in het Rijksarchief, N°. 619 Supplement. DE OOST-INDISCHE COMPAGNIE CAMBODJA EN LAOS VERZAMELING VAN BESCHEIDEN VAN 1636 TOT 1670 uitgegeven en toegelicht door Dr. HENDRIK P. N. MULLER MET EEN KAART EN DRIE AFBEELDDïGEN „Daerop repliceerden (wij), wij waeren Hollanders „ende.... begeerden daervoor ende voor geene andere „natie gehouden ende aengesien te wesen..." (Jan Dircxz. Gaelen, blz. 133 hierachter). 'S-GRAVENHAGE martinus nijhoff 1917 INHOUD. Bladz. Inleiding xxvh Verklaring van inlandsche woorden lxi I. Vremde geschiedenissen in de koninckrijcken van Cambodia en Louwen-Lant, in Oost-Indien, zedeit den Iare 1635, tot den Iare 1644, aldaer voor-gevallen.Tot Haerlem, Gedruckt bij Pieter Casteleyn, 1669 1 Aen de Lezers 5 Register j Kort verbael van de vreemde voorvallen die in Oost-Indien, in het Koninck- rijck van Cambodia sedert den jare 1635 tot 1644 sijn geschiet n De onbekende reyse der Nederlanders uyt het Coninkrijck Cambodia naer het Louwen-Lant • 28 Beschrijvinge van het coninckrijck der Louwen 4a Wederom Reyse uyt het coninckrijck der Louwen naer het koninkrijck Cambodia 46 't Geen bij verblijf in 't Coninckrijck der Louwen van de twee assistenten Willem de Goyer en Huybert Boudewijnsz voorgevallen is 49 De cruelle Moort in Cambodia aen de Hollanders begaen 51 Bijvoegselen van Indien en de zee. De begraefplaets van St. Thomas in Groot Indien 55 II. Journael in Cambodia van Jan Dircxz Gaelen, 18 Juni 1636 tot 8 November 1636 61 II A. Uittreksel van translaet van missive van den coninck van Cambodja aan den Hr. Generael, sonder dach ofte datum, Battavia desen 22 December A°. 1636 125 B. Uittreksel van journael van Jan Dircxz. Galen van 18 Juni 1636 tot 23 October 1637 125 C. Uittreksel van origineele missive van den oppercoopman Henricq Nachtegael uit Siam aan Sr. Jan Dirxen Galen in Cambodja, 3 Mei 1638 129 D. Uittreksel van instructie voor Johannes van der Haagen in Cambodia van Paulus Croocq, Cambodia 6 November 1638. 131 E. Uittreksel van copie rapport door commissaris Paulus Croocq uit Cambodia aan Gouv.-Gen. Ant0. van Diemen ende de heeren Raeden van India, van 7 November 1638 . . . . 133 XXII Bladz. F. Uittreksel van copie missyve door President Coeckebacker uyt Firando (Japan) aen commandeur Croocq in Cambodja, 9 November 1638 136 G. Uittreksel van copie missyve van ondercoopman Joannis van der Haegen uit Cambodja a. d. Ed. Heer Generaal, 16 November 1638 136 H. Uittreksel van copie missyve van gouverneur Jan van der Burgh uit Tayouwan aen commandeur Paulus Croocq in Cambodia, 18 December 1638 137 I. Uitreksel van twee translaeten van missiven van de coningen in Cambodia aen d. Hr. Generael Ant°. van Diemen, ontv. 1639 138 T. Uittreksel van copie missyven door Sr. Johannes van der Haghen uit Cambodia aan coopman Carel Hartsincq in Tonquyn, 25 April 1639 en 18 Mei 1639 139 K. Uittreksel van copie missyve door Sr. Johannes van der Kaghen uyt Cambodia aen President Caron, Japan, 20 July 1639 14° L. Uittreksel van copie missyve door oppercoopman van der Haegen uit Cambodja aen Jan van der Burgh in Tayouan, 20 Juli 1639 141 M. Uittreksel van copie missive van oppercoopman Joannes van der Hagen uit Cambodja aan President Fransois Caron in Japan, 20 Juli 1639 14* N. Uittreksel van copie missive van oppercoopman Joannes van der Hagen uit Cambodia aen Gouv.-Gen., 27 October 1639 . 143 O. Uittreksel van copie missive door President Francois Caron uit Japan aen oppercoopman Joannes van der Haegen in Cambodja, 11 December 1639 143 P. Uittreksel van generale missive (van Gouv.-Gen. aan Bewindhebbers) van 18 December 1639 . 144 Q. Uittreksel van copie missive aan Johannes van der Haegen in Cambodja van Gouverneur Jan van der Burch uit Taiouan, 31 December 1639 145 R. Uittreksel van generale missive (van Gouv.-Gen. aan Bewindhebbers) van 8 Januari 1641 14S S. Uittreksel van generale missive (van Gouv.-Gen. aan Bewindhebbers) van 12 December 1641 146 T. Uittreksel van copie missivens van Pieter van Regemortes uit Cambodja aen Gouverneur Paulus Traudenius op Formosa ende den oppercoopman Johan van Elseracq in Japan, 5 July 1642 f. 146 XXIII Bladz. Ü. Uittreksel van copie missive door den oppercoopman Pieter van Regemortes uit Cambodja aen Gouverneur Paulus Traudenius in Tayouan, 5 Juli 1642 147 III. Journael van de reyse naer der Lauw en-Landt door Gerrit Wuysthoff, 20 Juli 1641 tot 2 4 0ctober 1642 149 Vervolg van 't gepasseerde in 't landt der Lauwen ofte Langsiangh t' sedert 't vertreck van G. Wuysthoff naer Cambodia bij d'assistenten Huybert Boudewijnsen van Lookhorst ende Willem de Goyer, gehouden tot haer arrivement in Cambodia, beginnende Dec. 1641 217 IIM. Uittreksel van copie missive door Gouverneur Traudenius uit 't Casteel Zeelaudia aen oppercoopman P. van Regemortes in Cambodja, 14 November 1642 230 B. Uittreksel van copie missive van den oppercoopman Pieter van Regemortes uit Cambodja aen Gouv.-Gen. ende Raden van India, 30 November 1642 230 IV. Missyve van den ondercoopman Gerrit Wuysthoff uyt Cambodja aengaende de gelegenheyt van 't Lauwenlandt aan den Hr. Generael, dato primo December 1642 233 V. Dagh-Register van 't gepasseerde op 't Nederlants comptooir in den Rijcke van Cambodia 't zedert den 2 5en Maert 1642 tot 6 December 1642 door Pieter van Regemortes 245 VI. Translaet missive van den Coninck van Cambodia aen den Ed. Hr. Gou v ern e u r-Gener a el 1642 331 VIL Translaet missive van Mory Kaffioye (Havenmeester), Japander in Cambodia, aan den Hr. (Gouv.-)Generaal 1642 339 VIL4. Uittreksel van copie missive door den Tayouansen gouvr. Traudenius aen den oppercoopman Herman Brouckmans in Cambodja. 12 Januari 1643 344 B. Uittreksel van instructie van Gouvr Traudenius voor schipper van het jacht Zandvoort nit Formosa, 12 Januari 1643 • 344 C. Uittreksel van generale missive (van Gouv.-Gen. aan Bewindhebbers) van 13 Januari 1643 344 D. Uittreksel van copie missive van Harmen Broeckman uit Cambodia aen Gouv.-Gen. Ant° van Diemen en Raden van India, 27 Januari 1643 345 E. Uittreksel van copie missive door d'oppercooplieden Pieter van Regemortes ende Herman Broeckman geschr. 26 Januari ende 6 Februari (1643) uit Cambodja aen Gouv.-Gen. ende Raden van India 346 xxrv Bladz. F. Uittreksel van copie der missiven door d'oppercoopl. P. vato Regemortes ende Herman Brouckman uit Cambodja aen Gouv.-Gen. en Raden, 26 Januari, 6 Februari en 10 Maart 1643 347 G. Uittreksel van copie missive door Johan van Elseracq uyt Nangasacqi aen den oppercoopman P. van Regemortes in Cambodja 15 October 1643 347 H. Uittreksel van copie daghregister van... de tocht naert coninghrijck Cambodia... door den vice-commandeurSimon Jacobsz. Domckens, 1644 34& I. Uittreksel van copie advys van den vice-commandeur Simon Jacobsen Dompkens, gestelt ende gegeven in 't casteel Zeelandia ter begeerte van Francois Caron, Ordinaris Raet van India ende gouverneur des lants Formosa, 15 November 1644 35* J. Uittreksel van generale missive (van Gouv.- Gen. aan Bewindhebbers) van 23 December 1644 3S2 K. Uittreksel van copie resolutien van den vice-commandeur Simon Jacobsen Dompkens. 1644 354 L. Uittreksel van translaet missive van den coninck van Cambodja aen Gouv.-Gen. 10 Juli 1645 355 Af. Uittreksel van 'tafschrift van 'ttranslaet door de twee opperste raetsheere van den conincq van Cambodia aen Gouv. Nicolaes Verburch (in het kasteel Zeelandia), 10 May 1650 . 356 N. Uittreksel van copie missive van Hendrick Indijck, Pieter Kettingh en Adrjaen Stouthart uit Cambodia aen Gouv.Gen. Joan Maetsuycker ende Raaden van India, 17 October 1656 357 O. Uittreksel van copie octrooi van den koning van Cambodja, 28 October 1656 359 P. Uittreksel van copie missive van Hendrick Indijck, Pieter Kettingh en Adrjaen Stouthart uit Cambodia aen Gouv.Gen. Joan Maetsuycker ende Raaden van India 12 November 1656 36° Q. Uittreksel van oorspronkelijke missive door Hendrick Indijck, Pieter Kettingh en Adrj. Stouthart in Cambodja aen Gouv.-Gen. Joan Maetsuycker en Raden, 22 November 1656 36° Jt. Uittreksel van copie missive van Hendrick Indijck, Pieter Kettingh en Adrjaen Stouthart uit Cambodia aen Gouv.Gen. Joan Maetsuycker ende Raaden van India, 20 December 1656 361 XXV Bladz. S. Uittreksel van copie missive van Pieter Ketting uyt Cambodia aen Gonv. Gen. en Raden in Batavia 20 Februari 1657 361 T. Uittreksel van rapport door Hendrick Indijck uit Cambodia aen Gouv.-Gen en Raden, geschr. 10 Mairt 1657 in 't jacht de Drommedaris 362 U. Uittreksel van copie missive van Hendrick Indijck, Pieter Kettingh en Adriaen Stouthart uit Combodia aen Zacharias Wagenaar, opperhooft in Japan, 8 Juli 1657 362 V. Uittreksel van copie missive van Hendrick Indijck ende Pieter Kettingh uit Cambodja aen Generael ende de Raden van India. 21 September 1657 363 IV. Uittreksel van copie rapport door den ccopman Indijck op sijn arri vem ent op Batavia uit Cambodia aen Haer Ed. geschr. 5 January 1658 op 't jacht Armuyden ter reede Batavia . . 364 VIH. Brief van Pieter Kettingh in 't Nederlants Comptoir Cambodja aan Gouv.-Gen. en Raden, Maart 1658 368 VIIL4. Uittreksel van copie missive van Hendrick Indijck uit Nan- gasacki, blijkbaar aan Gouv.-Gen. en Raden, ao October 1658 386 B. Uittreksel van generale missive (van Gouv.-Gen. aan Bewindhebbers) van 4 Augustus 1664 386 C. Uittreksel van copie missive van Joan de Meyer en Pieter Kettingh uyt Cambodia aen Batavia, 30 November 1664 . 387 Articulen van Aceort met die van Cambodja 391 D. Uittreksel van generale missive (van Gouv.-Gen. aan Bewindhebbers) van 30 Januari 1665 398 E. Uittreksel van copie instructie van Joan de Meyer aen Pieter Kettingh in Cambodia. 11 Februari 1665 399 F. Uittreksel van copie missive van Sr. Kettingh uyt Cambodia aen Gouv.-Gen. Joan Maetsuyker en Raden van India, ia Februari 1665 399 G. Uittreksel van rapport van den coopman Joan de Meyer, geschr. 10 Maert 1665 in 't jacht de Zeehont 401 IX. Daghregister gehouden door Pieter Kettingh, i2Februari tot 11 November 1665 403 IXA. Uittreksel van brieven van den koning en van den „prince van Cambodja" zonder dagteekening aen den gouv -gen., ontv. 5 December 1665 444 B. Uittreksel van copie missive van Sr. Kettingh en van Wijckersloot, 17 December 1665 444 C. Uittreksel vanoriginale missive van den koopman Pieter Ket- XXVI Bladz. tingh uit Cambodia aan Gouv. Gen. Joan Maetsuycker en Raden, s December 1666 • • 445 D. Uittreksel van originale missive van den koopman Pieter Kettingh en den onderkoopman Jacob van Wijckersloot uyt Cambodia aan Gouv.-Gen. Joan Maetsuycker en Raden, 12 Maart 1667 . 445 E. Uittreksel van copia van 't eerste advysbrieffken door d'overheden yan 't jagt de Schelvis uyt de revier van Cambodja na Balthasar Bort ende sijnen Raedt, Mallacca, 21 Juli 1667 . 446 F. Uittreksel van rapport van den ondercoopman Jacob van Wijckersloot uit Cambodja aen Daniël Sicx, opperhooft in Japan. Geschr. int jacht de Schelvis, 19 Augustus 1667 . . 447 G. Uittreksel van generale missive (van Gouv.-Gen. aan Bewindhebbers) van s October 1667 ■ • 449 H. Uittreksel van generale missive (van Gouv.-Gen. aan Bewindhebbers) van 23 December 1667 45° I. Uittreksel van generale missive (van Gouv.-Gen. aan Bewindhebbers) van 18 October 1668 • • 451 /. Uittreksel van generale missive (van Gouv.-Gen. aan Bewindhebbers) van 31 Januari 1670 451 Register Puiten: Lauweck, de hoofdstad van Cambodja .... tegenover titel. Titelplaat van Vremde geschiedenissen in de Koninckrijcken van Cambodia en Louwen-lant 3 Slach voor Ponumpingh 348 Kaart van Cambodja en Grenslanden, uit de 17e eeuw. . . achteraan in omslag. INLEIDING. De schrifturen onzer vaderen, welke hier worden afgedrukt, volledig of in uittreksel, behandelen koninkrijken die thans deel uitmaken van Fransch Indo-China, Cambodja sedert 1863, Laos sedert 1893. Het is voor de eerste maal dat deze bescheiden in druk 1) verschijnen, met uitzondering van het eerste daarvan, getiteld: Vremde geschiedenissen in de Koninckrijcken van Cambodia en Louwen-lant. Dit geschrift verscheen in 1669 bij Pieter Casteleyn te Haarlem; het vermeldt geen schrijversnaam, maar is blijkens het voorwoord door hem of op zijn last samengesteld. Daar dit boekje, dat ook buiten onze grenzen sterk de aandacht heeft getrokken, hoogst zeldzaam geworden is a), werd herdruk ervan in dezen bundel wenschelijk geacht. De overige bescheiden worden hier medegedeeld naar de stukken, meerendeels afschriften, welke door de regeering te Batavia indertijd aan bewindhebbers zijn gezonden en die zich thans bevinden in ons rijksarchief te 's-Gravenhage. Ik vlei mij, hier alle stukken te hebben behandeld uit beide rijken, op dat rijksarchief aanwezig. Zooals meer het geval is met afschriften, bevatten deze een aantal schrijffouten en onnauwkeurigheden. Ik heb die in enkele gevallen hersteld, waar 1) De voorritter der Linschoten-Vereeniging, de heer J. W. IJzerman, heeft de afschriften der bescheiden persoonlijk met de oorspronkelijke teksten in het rijksarchief vergeleken. Die samenwerking is het werk ten goede gekomen. Hem dank ik de noten No. I op blzn. 67, 68, 79,107, ix6,132 en 190, noot a op blz. 197, noot 1 op blzn. 213 en 267, noot 2 op blz. 271 en noot 4 op blz. 284; en aan den heer G. P. Rouffaer de eerste noot op blm. 61,66, en 87. a) Met trots en liefde werd er mij een exemplaar van getoond aan de Ecole francaise d'Extrême Oriënt te Hanoi (Tonkin). XXVTII inlei- de bedoeling niet den minsten twijfel overliet en door wijziging hier en dino. daar in de leesteekens gepoogd onduidelijkheden op te heffen; maar soms moet men naar de bedoeling raden. Lastig voor den lezer zijn zij voornamelijk in het „Journael" van Wuysthoff, dus in geschrift III, en buitendien is de schrijver (trouwens een ondergeschikt ambtenaar der Compagnie, een onderkoopman) niet bijzonder bekwaam geweest in het voeren der pen en het behandelen der taal; soms moet men tot het Duitsch zijn toevlucht nemen om hem te verstaan i). Om die redenen temeer scheen het wenschelijk, hier het boekje van Casteleyn te herdrukken. Wel bestaat dit in hoofdzaak, behalve uit een overzicht van onze betrekkingen met Cambodja tot 1644, uit een bewerking van hetzelfde „Journael" van Wuysthoff dat hem blijkens het voorwoord in afschrift is toevertrouwd geweest. Maar hij heeft dit „Journael" belangrijk verduidelijkt en verbeterd, behalve dat het door hem verkort is. Van zijn verbeteringen heb ik hier en daar bij dit geschrift van Wuysthoff een nuttig gebruik gemaakt. De wenschelijkheid van deze uitgaaf bleek mij bij mijn verblijf in Fransch Indo-China in 1908. In Cambodja tóch verhaalde mij de koning uit eigen aandrift en uitvoerig, hoe reeds zijn ouders hem hadden gesproken over de nederzetting onzer vaderen in zijn land, niettegenstaande die reeds aVj eeuw achter ons ligt. En in Tonkin vestigde de Ecole francaise d'Extrême Oriënt, die te Hanoi, tegelijk hoofdplaats van Fransch Indo-China en van Tonkin, gevestigd is (geen school doch een zuster van de Fransche wetenschappelijke instellingen te Rome, Athene en Cairo), mijn aandacht op de voornaamste der hier volledig volgende bescheiden. Zij achtte die zoo belangrijk, dat zij mij als een gunst verzocht, voor haar rekening afschriften daarvan telaten vervaardigen. Ten slotte is het de heer A. Cabaton geweest, hoogleeraar te Parijs aan de Ecole des Langues Orientales en oud lid van het genoemde wetenschappelijke instituut te Hanoi, die den stoot tot deze uitgave heeft gegeven. Zijn onderzoek van de geschiedenis van Fransch Indo-China, aan hetwelk onder andere zijn uitgave, bewerking en Fransche vertaling te danken zijn van een belangrijk, in 1604 verschenen Spaansch werk over Cambodja >), bracht hem naar ons land. En daar onderzocht hij een aantal der hier volgende bescheiden in ons koloniaal archief, z) Evenals verscheiden door hem verhollandschte Duitsche woorden, doet de naam Wüsthoff, zooals men hem soms genoemd vindt, en ook zijn verwijzing naar Duitschland op blz. 205 hierachter bijkans denken aan Duitsche herkomst. Zijn geboorteplaats is niet bekend. a) Breve et véridique Relation des Événement* du Cambodge, par Gabriel Queroga de San Antonio de 1'ordre de Saint Dominique. Edition par Ant. Cabaton. Parijs, 1914. XXIX waarop hij tot de Linschoten-Vereeniging het verzoek richtte de uitgaaf te inleibewerkstelligen van enkele der hier volgende stukken, waarvan aanzien- ding. lijke aanvulling mij bij het naspeuren onzer geschiedenis in die landen wenschelijk is gebleken en dus hier geschied is. Deze Franschen hebben juist gezien. Van Laos toch bracht Wuysthoff's dagboek het eerste uitvoerige bericht, door een Europeaan op grond van eigen ondervinding opgesteld, al overdrijft Pieter Casteleyn een weinig, waar hij op bladzijde 16 hierachter schrijft, „dat wij de eersten van „Christen natiën geweest sijn, die dat landt besocht hadden." Onze Jan Huygen van Linschoten maakt wel melding van Laos doch slechts met enkele woorden. Evenzoo de Barros 3), de Morga 3), Gaspar daCruz 4), de vaders Borri, Alexandre de Rhodes en de Marini 5), terwijl de zooeven geil Op blz. 84 van deel I der uitgaaf van zijn Itinerario door Prof. Dr. H. Kern voor de Linschoten-Vereeniging. a) Da Asia de Joao de Barros, Decada III ae Boek cap. V, Lissabon 1628: „Een der „merkwaardigste rivieren van dat Oosten wordt door de Siameezen Mecon genoemd, het„geen zeggen wil kapitein der wateren, omdat zij zooveel water meevoert, dat zij zich verdeelt „in vele deelen wanneer zij gaat uitkomen in de zee. Het koninkrijk Choampa ligt oostelijk „van haar. De volken Laos (sic) omringen dit heele koninkrijk Siam in het noorden en oosten „langs de rivier Mecon. En ten zuiden van die Laos zijn de twee koninkrijken, Cambodja en „Choampa, die aan zee liggen. De Laos tellen drie koningen , alledrie onderworpen aan den „koning van Siam, ofschoon dikwijls tegen hem in opstand. De Lauwen hebben eigen taal; „eveneens Cambodja" (fol.36—8). 3) The Philippint Islands ... Cambodia (etc.) at the close of the sixteenth century by Antonio de Morga, translated by H. E. J. Stanley, Hakluyt Society, London 1868 pag. 98. Dit is de Engelsche vertaling van de „Sucesos de las Islas Philipinas", verschenen te Mexico in 1609, en behandelt o. a. de Spaansche expedities, over welke ik zoo dadelijk spreken zal. Het boek verhaalt van twee Spaansche avonturiers, Bias Ruyz en Diego Bellosa, die Laos bereikten dwars door Cochinchina heen, en bevat ook een brief van eerstgenoemde aan den schrijver, welke echter geen bijzonderheden omtrent Laos vermeldt. Beiden werden in Cambodja vermoord, dat zij van uit Laos bereikten. 4) Gaspar da Cru*, vertaling van Purchas, Pilgrime], uitgave 1625/6 deel I blz. 169. „Deze Laos kwamen naar Camboia een rivier af vele dagen reizens, welke men zegt in Chi„na te beginnen zooals vele andere, welke in de Indische zee uitloopen. Zij heeft acht, vijftien, en twintig vademen water, zooals ik zelf zag bij ondervinding in een groot deel daar„van. Zij stroomt door vele onbekende en woeste landen van groote wouden en bosschen, „waar ontelbare olifanten zijn en veel buffels en zekere beesten, die men in dat land Badas „noemt" (rinoceros). 5) Marini, Histoire nouvelle et curieuse des royaumes dé Tuncquin et de Lao, Paris 1666, p. 339;—337: „Tusschen zoovele en zoo machtige koninkrijken van het laatste (Verre) Oosten „ is er een genoemd, Lao, eigenlijk het koninkrijk der Laugiers .... Het koninkrijk heeft zijn ■ xxx inlei- noemde Gabriel de San Antonio wel vermeldt dat een hem bekende Pording. tugeesche avonturier in Laos vertoefde, doch geen bericht omtrent dit land, noch van hemzelf, noch van dien Portugees wereldkundig heeft gemaakt. Bracht Wuysthoff 's geschrift nieuws, het was tevens nauwkeurig en wierp in verschillende richtingen licht op den toestand des lands. Lange tijden heeft Europa zich met betrekking tot Laos tevreden moeten stellen met zijn bericht, en eerst onlangs, sedert de komst der Franschen, is onze kennis daarvan aanmerkelijk gegroeid. Reeds weinige jaren nadat Frankrijk zich in Indo-China had vastgezet (1859) door de inbezitneming van Saigon, verscheen een vrije en verkorte vertaling van Casteleyn's hierachter afgedrukt boekje over Laos door den jeugdigen Franschen zeeofficier Francis Garnier, die enkele jaren later een rol zou spelen in het voorspel van de verovering door de Franschen van Tonkin. *) Zoo weinig stond toen nog de naam van het land vast, dat hij den Hollandschen naam, daarvoor door Wuysthoff gebruikt, letterlijk in den titel overnam, namelijk: Voyage Lointain aux royaumes de Cambodge et Laouwen par les Néerlandais et ce qui s'y est passéjusqu'en 1644, annoté par Francis Garnier. 2) „Men kende", schrijft hij over Wuysthoff en zijn gezellen, „het verhaal van hun reis nauwelijks dan door Dubois in zijn Vie „des Gouverneurs- Généraux des Indes Nierlandaises ; en het Laos van de „i7e eeuw was vooral bekend door de iets latere verhalen van den jesuiet „ Jean Marie Leria, welke verhalen men vindt in Marini en Martini. 3) Deze „bleef 5 jaren in Laos, en sedert heeft geen enkele roomsche priester in dat „deel van Indo-China kunnen doordringen." Garnier noemt het boekje („brochure") Vlaamsch; het was echter reeds verdienstelijk van dezen jeugdigen krijgsman, die zich weldra een man van de daad zou toon en, om een Fransche bewerking van Wuysthoff s geschrift in het licht te zenden. Een kwart eeuw later bracht Etienne Aymonier Wuysthoffs geschrift opnieuw op den voorgrond, door een aantal aanhalingen in zijn Le Cam- „naam naar het groote aantal olifanten, die men er aantreft; inderdaad beteekent het woord „Laugiërs duizenden olifanten." 1) Zie over dezen mijn Azië Gespiegeld I. Utrecht, (91a, blz. 303. 3) Bulletin de la Sociité de Géographie de Paris, sixième série, Tome, II. Paris 1871, bis. 349/389. - 3) Deze Leria is een der beide Portugeesche priesters, van wie de assistenten van Wuysthoff s preken (blz. sas hierachter.) XXXI bodge i) en in zijn Voyage dans le Laos. 3) Hij was thans in staat de pogin- inleigen van Garnier, om de plaatsnamen van Wuysthoff tot de tegenwoordige DIN0, terug te brengen, te verbeteren. Wat Cambodja betreft, wel bestaan er oudere geschriften, die over dit land spreken, van Portugeezen en Spanjaarden, in hoofdzaak van de bovenstaanden, alsook korte aanteekeningen over bezoeken van schepen onzer Oost-Indische Compagnie; doch Gaelen's Journael, het hier volgende geschrift II, werpt voor het eerst helder licht, dat verspreid en versterkt wordt door de daarachter medegedeelde bescheiden. Gezamenlijk geven zij een duidelijk en nauwkeurig beeld van het land, zooals uit geen andere berichten te vormen is, noch inlandsche.noch Portugeesche, Spaansche of Engelsche, en dat eerst in onzen tijd ten gevolge van de Fransche inbezitneming belangrijk is vernieuwd en verbeterd. Een aanwijzing omtrent het belang der Hollandsche bronnen ligt ook in de omstandigheid, dat alle kaarten, bewaard op de Bibliothèque Nationale te Parijs 3) en alle ongeveer dezelfde plaatsnamen vermeldende, blijkbaar vervaardigd zijn naar hetzelfde prototype, geteekend naar een Hollandsch origineel of Hollandsche inlichtingen. De oude Portugeesche en Spaansche kaarten geven geen namen en beperken zich tot de kust. Eerst in de 19e eeuw beschikt men in de kaart van Tabard 4) over nieuwe gegevens aangaande plaatsnamen en bijzonderheden. Voor onze eigen geschiedenis hebben de hier volgende geschriften, inzonderheid dat van Gaelen, evenzeer waarde. Zij geven namelijk een duidelijk beeld van het bedrijf der Compagnie in landen, waar zij geen heerschappij uitoefende; en tevens brengen zij ons in de schrijvers mannen voor oogen, uiteenloopend van opvoeding, van rang, bekwaamheid en natuur, maar meestal waardige vertegenwoordigers der beste jaren van het grootsche handelslichaam, mannen die men blijde is te leeren kennen, ijverig, zorgzaam met de hun toevertrouwde belangen, onvervaard, van alle markten thuis, waardig zonder onbescheidenheid en vervuld met eerbied voor het eigen volk. Hen te lezen is een genoegen, trots hun breedsprakigheid. Hoort Jan Dirckz. Gaelen verhalen aan den vorst des rijks, hoe wij „als 1) Parijs, 1900. Zie over hem Azië Gespiegeld I, blz. 248 en «55. a) Annales du Musie Guimet. Parijs, 1895. 3) Collection Klaproth, seetion des Cartes. 4) Gereproduceerd in Les Jungles Moï van Maitre, Parijs 191a. XXXII iNLEi- „coninghen over de zee domineerden ende geboden" „machtiger DINa „ende rijcker coopluyden als alle de Spanjaerden ende Portugesen in mal„canderen gesmolten," *) en zich ergeren over het zeuren bij het opvaren van de rivier door de bemanning van het schip dat hem gebracht had, een Hollandsen schip! a) Hoort hem Portugeesche snoeverij beantwoorden met het verzoek aan den koning, hem te veroorloven om met zijn ééne vaartuig drie Portugeesche op diens rivier te mogen aantasten; hij zou die dan in één dag aan den koning ten geschenke uideveren.3) Hoort hem uitroepen, tureluursch geworden door het telkens aandringen op geschenken voor 'slands grooten onder verwijzing dat deze giften door de gebruiken des lands werden geëischt, een gewoonte die nog heden ten dage in half barbaarsche landen den reiziger van wrevel vervult: „Wij waeren Hollanders „ende conden ons in geen Cambodiérs transformeren; begeerden dan „daervoor en (voor) geene andere natié gehouden ende aengesien tewe„sen."4) Het zijn woorden, het onthouden waard. Maar hij was ook een schalk. Zuinig met het hem toevertrouwde eigendom van Heeren Meesters, trachtte hij den koning bij een zijner bezoeken voor geschenken af te schepen met vier oude geweren, roers zooals hij evenals thans nog de Afrikaanders die noemt, „slecht ende opgemaeckt out „goet, dat (wij) niet veel dochte en daer int proberen altijds yet aan haper„de". Als de koning, die er niet mede terecht kan.danvan hem verlangt de behandeling der geweren te toonen, lukt die ook hem niet, „soodat (wij) „meerder schande als eere daerbij behaelt hebben; doch (wij) hadden „anders niet(s) coninctijes bij de hant." (!) 5) Kernachtig is soms zijn taal. Van de Cambodiérs getuigt hij, dat zij „met „vuyle luyicheyt besmet sijn ende haer (d. w. z. zich) met Diogenis leven „vergenoecht houden. Men moet haer (hen) gelijck den esel continuelick „met beleeft aenspreken ende voortdrijven daertoe (d.w.z. tot arbeid) crij„ghen." Het kost echter eenige moeite zich te gewennen aan zijn gewoonte om het woord wij of zij weg te laten, welke hij trouwens met de andere schrijvers deelt en die thans nog somtijds door kooplieden gevolgd wordt. Evenmin als Shakespeare, als onze groote de Ruyter en tal van anderen l) Bis. ia6 hierachter. 3) „ 108 en in bierachter. 3) „ in hierachter. ' 4) » 123 n 5) « I04 » XXXIII in die dagen, heeft hij een vaste schrijfwijze van zijn naam gehad, en men inleivindt hem nu eens Dircxz. Gaelen genoemd, dan weer Dirckz. Galen, Di- D,N0rixz. of Dirricxen van Galen enz. Men verwarre hem echter niet met Jan van Galen, den bekenden vlootvoogd die bij Livorno sneuvelde. Ook WujrsthofFs naam vindt men op uiteenloopende wijzen gespeld. Thans dient allereerst een blik geslagen op de toenmalige staatkundige indeeling van Achter-Indië beoosten Siam. Vergelijking van de bijgaande kaart met een van het huidige Fransche besit toont aan, dat die indeeling grootdijks verschilde van de tegenwoordige. Terwijl thans het uitmondingsgebied van de Mekong onder den naam van Cochinchiaa volkomen aan het gezag van den koning van Cambodja is onttrokken en een afzonderlijk deel van Fransch Indo-China uitmaakt, behoorde het toen tot genoemd koninkrijk. De kuststreek tusschen de mondingen van de Mekong in het zuiden en Tonkin in het noorden wordt thans geheel ingenomen door hét rijk van Annam. Toen echter bestond die kuststrook uit twee deelen: re. in het zuiden het rijk van Tsjampa of Tsompa, dat in 1657 door den „coninck van Coutchinchina' werd veroverd blijkens het hier achter volgende „Rapport door den coopman Indijck" *), soodat dan ook de latere Valentijn terecht schrijft 1 „dit koningrijk (Cam„bodia) grenst allernaast aan Coetsjientsjina"; a)2e. dat van het toenmalige Cochinchina of Quinam of Annam, soms zelfs aangegeven onder den naam van Kiaochi. 3) Onder de namen Tonkin en Laos wordt tegenwoordig, in hoofdzaak althans, hetzelfde gebied verstaan als toen onder Tonquin en Lauwenlandt. 1) Geschrift VII W, blz. 365. 2) In hoofdstuk „Beschrijving van onzen Handel in Cambodia",deelIII, Amsterdam 1726. 3) Aldus vindt men het genoemd in den beroemden atlas van Blaeuw, deel Asia, blz. 84/S. uitgegeven in 1662, terwijl op de geteekende kaart no. 13a in ons rijksarchief, dagteekenend van 1658, zoowel de naam Cochinchina als die van Quinam voorkomen. De kaarten nos. 369 en 391, beide zonder jaartal maar vervaardigd in de 17e eeuw. vermelden alleen den naam Quinam. Alle maken deze kaarten deel uit van den z.g. „Atlas de GraafT, namelijk van de verzameling kaarten aldaar van Isaak de GraatT, kaartenmaker der Oost-Indische Compagnie sedert 1673. (Zie over dezen Dr. f. C. Wieder, Tijdschr. Kon. Ntd. Aar*. Genootsch. 1915, bis. 815.) Dat Quinam en Cochinchina twee namen zijn voor een zelfde rijk, blijkt o. a. uit onderlinge vergelijking van achterstaande blz. 109,169,262, 301,347 en 351; voorts uit de Mémoire dtBtnigmt raeM [1641-17»,), Bulletin de la comm. archéol. de! Tlndochine. Paris, 1913. bis. a, 12,13 en a*Trouwens, Heter van Dam zegt in zijn Beschrijving, van de Oost-Indische CU.,HS. in het rijksarch. te 'sGrav., II Cap. 18bis. 344: „Quinam „0/ Couchinchina" en zulks twee maal. Linschoten XIII. UI XXXIV inlei- Het woord Cochinchina heeft doör zijn eigenaardigen klank aanleiding DINO* gegeven tot veel verwarring en een aantal veronderstellingen omtrent zijn oorsprong, welke echter alle in de lucht hangen. Pater Gaubil heeft dien gevonden. In zijn Notice Historique sur la Cochinchine') toont hij nl. aan, dat het woord een verbastering is vanhet Chineesche Koué Tchen Tching. Koué beteekent rijk en Tchen Tching was een voorname stad, gelegen in een rijkje dat grensde aan zuidelijk Tonkin en dat deChineezen noemden Annam, d.w.z. „rijk van het zuiden", nl. bezuiden het hun behoorende Tonkin. Sedert 807 n. Chr., toen de vorst van Annam gedwongen werd vlak bij die stad zijn residentie te vestigen, werd langzamerhand Annam naar die stad genoemd Koué Tchèn Tching. Het woord nu is verbasterd geworden, eerst door de Maleiers, die tengevolge van hun groote zeevaart en de gemakkelijkheid van hun taal de laatste tot een lingua franca in Zuidoost-Aziê hebben zien groeien, en daarna door hun opvolgers als groote zeevaarders, de Portugeezen. De laatste hebben het over Europa verbreid. Onze 17e eeuwsche vaderen hebben zich meest van den naam Quinam bediend. Ik vermoed, dat die ontleend is aan de „Rivier Quinam", op de zooeven vermelde kaarten 269 en 291 aangegeven naast de hoofdstad Fayfo ») op 160 40' NB. Ook de aloude naam Annam 3) werd nu en dan gebruikt. Later is die op den voorgrond getreden en thanszelfs de officieele geworden voor het kust-protectoraat tusschen Tonkin en de Mekongmondingen. Maar nog de vorige koning van Siam gebruikt in zijn Memorie tegen Fransche aanspraken den naam van Cochinchina voor dat gebied, evenals Vivien de St. Martin 4) in 1879, vijf jaren voor de Fransche inlijving. Het rijk had ook de Mekong-mondingen aan Cambodja ontnomen, doopte henNeder-Cochinchinaen dientengevolge is laatstgenoemde naam thans aan hen gegeven. Op het voetspoor der Portugeezen hebben onze vaderen aanvankelijk 1) AangehaalddoorVivien de St Martin, DUtionnairedeGéograpkü. Parijs, 1879, bis. 759. a) Zie o.a. blz. 129 bierachter. Ertegenover lag onder de kust het eilandje Champello, hierachter o. a. op blz. 3ssgenoemd, en het „Tijgerseiland" op 17° 40' N.B. tegenover Toron. 3) In boek 16581. blz. 839 rijksarchief te 's-Gravenhage bijv. vindt men een „verhaelge„daen bij (= door) den coopman Nicolaes de Vooght wegens sijn aanlanden, verrichten, en .gedane commertie int coninckrijck Annam, geschr. op de Waeckende Boey 7 December 1657." Op den rug van ditzelfde verhaal staat: „Rapport verhaelgedaen door den coop„man en gewesen hooft der negotie opTonckin, 7December 1657 overgegeven te Batavia." 4) Dia.de G&ifr.Ibl*.is6enen7S7/9' XXXV de geheele oostkust van Achter-Indië aldus genoemd *), en de bewoners inleizijn zij, ook na de nauwere aanraking door onze vestigingen, onder den DINOnaam Cochinchijnders, in de hier volgende bescheiden telkens gebruikt, veelal blijven vereenigen. Terecht. Deze toch vormen gezamenlijk één volk, één ras zelfs, ten eenen male en opvallend verschillend van dat der koninkrijken Cambodja en Laos. Het zij mij vergund omtrent hen te verwijzen naar mijn Azië Gespiegeld I*). Genoeg zij het hier aan te stippen, dat het volk van Laos en Cambodja hetzelfde is als dat van Siam, („in somma meest gelijck Siam") 3), kleine, heel licht bruine Maleiers met gelaatstrekken die getuigen van eenig Chineesch bloed, de haren bij man en vrouw kort gesneden, allen, van hoog tot laag, zoowel man als vrouw, het onderlijf gekleed in de panoeng, een eigenaardig gevouwen kleurige lap, en allen een tamelijk zuiver Boedisme belijdend; terwijl anderzijds de Cochinchijnders onzer vaderen, thans Annamieten genoemd, de geheele overige bevolking van Fransch IndoChina uitmaken (uitgezonderd kleine groepjes van verscholen levende afstammelingen van een vroeger volk), en zich zoowel lichamelijk als met betrekking tot hun kleederdracht, godsdienst en beschaving ten eenenmale onderscheiden van alle andere volken der wereld. Zij zijn lang van stuk, dragen het ongekorte hoofdhaar onder een zwarten doek verborgen, steken de beenen in een broek, mijden bonte kleuren, hebben hun Boedisme tot een veelgodendom verbasterd; en ook hun bouwkunst en versieringswijze dragen een geheel ander karakter dan die der Siameezen. Ook in Cambodja zijn zij talrijk geworden. Wat de in achterstaande bescheiden vermelde plaatsnamen betreft, sommige daarvan leven nog heden voort. In Laos is dit hetgeval met den toenmaligen koningszetel, dien Wuysthoff Winckjan noemt; de Franschen spellen dit woord thans Vientiane. De koning woont echter niet langer hier 4) doch hooger op de Mekong, te Luang Prabang, en zijn rijk heeft i) „Dit landt van Cauchinchina is ghedeelt in twee ofte drie coninckrijken." (Linschoten I.blx.85.) a) Hoofdstuk III. 3) Vertooninge der gelegentkeyt des Coninckrijx van Cambodia mitsgaeders hoeren kandel ende wandel ttc. Recepta 14 Oct. i6aa. (Kroniek Hist. Genootschap 1871) bis. 304/10. 4) Garnier vertelt in zijn hiervoren aangehaald geschrift dat, „de Fransche commissie „onder den commandant de Lagrée, die in 1866-8 een onderzoekingsreis door Indo-China „maakte, de bouwvallen bezocht beeft ran de onde hoofdstad van Laos, Vien Chang, ver„woest door de Siameezen in 1828." XXXVI inlei- zelfs tot kort geleden den naam van die stad gedragen. Wanneer njen beDD,°* denkt, dat onze vaderen zijn land noemden dat der Lauwen, of der Laos zooals Jan Huygen van Linschoten spelt i), dan blijkt de S alleen gerechtvaardigd als meervoudsaanduiding en de huidige landsnaam Laos opzettelijk en kunstmatig vervaardigd te zijn. 2) De stadsnaam Ponumphingh, , Ponombing of Ponomping 3), welken sommige der hiervoren besproken kaarten vermelden en waarvan ook in de hier volgende bescheiden herhaaldelijk sprake is, wordt nog steeds (thans gespeld Pnom-Penh) te zelfder plaatse aangetroffen, namelijk aan de samenvloeiing van de Mekong met de afwatering van het groote en merkwaardige meer van Cambodja, genaamd Tonlé Sap. Thans zetelt er de koning, doch toen hield hij verblijf iets hoogeropdie afwatering. Volgens de genoemde kaarten heeft die residentie nu eens aan den rechter-, dan weder aan den linker-oever gelegen. „De ban„daer 4) ofte daer den coninck sijn hoff is houdende, genaemt Tjur„remock 5) ende Leweeck,streckt 60 Holl. mijlen van de mont, sijnde geen „bemuerde ofte vaste steden, alleenlijck maer dorpswijs langs de revier „gebout", berichtte men vóór onze vaste vestiging, n.1.1622 °). Op kaart no. 131 (rijksarchief), dagteekenend van 1660, ligt evenals op de onze „de stadt van Cambodja", aan den linker oever, terwijl op kaart 128, vermoedelijk uit de 18e eeuw, maar ongetwijfeld vervaardigd naar 17e eeuwsche gegevens, Lauweck op die zelfde plaats geteekend is met „de Hoofdstad" vlak ertegenover; de koningen hebben somtijds hun zetel gewisseld, zooals uit de hier meegedeelde bescheiden zal blijken. De rivier van het meer af tot aan zee werd „de rivier van Cambodia" of ook wel de Meicon 7) of I) Itinerario //.blz. 84. a) Op de kaart van d'Abbeville, Parijs 1654, in de Biblioth. Nationale te Parijs, collection Klaproth 186, wordt het koninkrijk genoemd „Royaume des Layes", welk laatste woord blijkbaar zonder s dient uitgesproken. Op kaart 4927 van P. du Val, 1688, heet het zelfs „Royaume de Lao"', zonder s. Op die van d'Anville 1752 leest men: „capitale des Layes „ou Laos.'1 3) De eerste schrijfwijze ziet men op de hier weergegeven teekening van den: „slach „voor Ponumphingh gehouden 12 Juni op Sondach van den dageraedt tot "s avonds ten „S uyren int jaer 1644." Zoo dadelijk zal over dezen slag worden gesproken. 4) Havenplaats. 5) Chadomukh (= catur mukha, de vier gezichten) zooals de inlanders nog heden de ligging van Pnom Penh noemen, omdat daar vier stroomen samenkomen. (E. Aymonier, Le Cambodge, Paris 19001, blz. 5.) ' 6) Vertooninge der gtlegenthcyt des Coninckrijx van Cambodia etc. 7) Casteleyn, bis. 11 hierachter. XXXVII Mecom *) genoemd; maar haar boven- en middenloop, dus het deel der inleiMekong tot waar zij zich met de afwatering van het meer vereenigt, heette „de Lauwsche rivier", soms ook „de rivier van Bassacq". De Hollandsche loge,door J. D. Gaelen gesticht, heeft vlak bij en bezuiden de residentie en iets benoorden Penomping gelegen, evenals deze stad aan den rechter oever van de „Meicon." Ten slotte dient, tot recht verstand van de hier volgende bescheiden, kortelijk gesproken over deze rivier zelve, welker stroomgebied het tooneel is van dit boek; ik ontleen die aan eigen ervaring en mijn „Azië Gespiegeld I" 2). Geboren in China, kronkelt zij sich door een rotswereld, ook nadat zij China heeft verlaten en grootendeels de nog jonge, lange grens vormt tusschen Siam en Laos. Heeft zij echter die taak vervuld en bijkans op hetzelfde oogenblik Cambodja bereikt, dan vindt zij de vlakte voor zich en verandert daarmede geheel van karakter. Niet langer, als in China en Laos, wordt zij door haar bed beheerscht, maar zij is nu de meesteres over den bodem, vervormt dien, maakt geheel Cambodja van haar af hankelijk. Inderdaad is dit rijk het gebied van de Beneden-Mekong; en zelfs is het vermoeden niet te stout, dat het meer Tonlé-Sap of Tale-Sap eenmaal een zeeboezem is geweest en dat al het land tusschen meer en zee aangevoerd is en neergelaten door den machtigen stroom. Haar hellend bed van rotsen met zijn kronkels, nauwten en stroomversnellingen heeft Laos haast ontoegankelijk gemaakt, terwijl zij in Cambodja haar snelheid moet verliezen, breed de armen opent en zeeschepen toelaat tot diep het land in, tot voorbij de hoofdstad Pnom-Penh. Hier versterkt, zooals gezegd, door de afwatering van het meer Tonlé-Sap, splitst zij zich dadelijk in twee bijkans evenwijdige stroomen, die zich opnieuw splitsen of zich weer vereenigen, tal van rivier-eilandjes vormend, tot zij sich eindelijk door een groot aantal uitgangen heen in zee oplost 3). Een ongewone toestand nu wordt in Cambodja geschapen met betrekking tot den waterstaat door twee omstandigheden : haar waterrijkdom verschilt buitengewoon naar gelang van het seizoen en het meer Tonlé-Sap dient haar tot waterpakhuis. Te PnomPenh verschilt de waterstand, al naar het jaargetijde, tot tien meter. In September begint het water te zakken, is in Maart niet meer dan een hal ven i) Linschoten I. blz. 83. a) Blz. au/s en 330/1. 3) Den noordelijksten noemden onze vaderen de Japansche Rivier (de o. a. blz. 438 hierachter), ik denk omdat langs deze het verkeer met het noordelijk gelegen Japan plaats vond. Xxxvm INLEI- meter diep, en begint dan weer te rijzen, zoozeer, dat van half Juli tot 15 DINO. November zeeschepen op kunnen stoomen tot ver voorbij Pnom-Penh, tot Battambang, geenszins aan de Mekong gelegen, maar aan een klein riviertje, dat uitloopt in het meer van Tonlé-Sap. In zomer en najaarvoert namelijk de Mekong te veel water aan voor den weg naar zee en dit vloeit dan van Pnom-Penh weer landwaarts terug, weer noordelijk doch nu in westelijke richting. Het vult dan eerst het genoemde meer, dat slechts een tiental meters boven de zee ligt, en doet dit vervolgens overstroomen en wel over een oppervlak dat tenslotte zesmaal grooter is geworden en de stad Battambang bereikt. Het water staat in het meer gedurende den regentijd tot 14 meter hoog, in den droogen slechts een of twee. Deze toestanden herinneren aan den Nijl. Zij hebben van het Beneden-Mekonggebied een ideaal rijstland gemaakt. Gaan wij thans de hoofdlijnen onzer geschiedenis in de beide rijken na en teekenen wij de plaats aan, die onze achterstaande berichtgevers daarin bekleeden. Ook hier zijn wij niet de eerstgekomenen geweest. Gelegen aan den weg tusschen de Portugeesche nederzettingen in Voor-Indiê en in Zuid-China, de eerste een eeuw ouder dan onze Oost-Indische Compagnie, de tweede dagteekenend van 1515/8 »), was Cambodja natuurlijkerwijs gedurig door Portugeesche schepen aangedaan, die er eerst, omstreeks de helft der 16e eeuw, geestelijken achterlieten. In Portugal geen Oost-Indische Compagnie, geen handelsmonopolie, al dreef de staat handel voor eigen rekening in het oosten. Dientengevolge trok dit veel meer Portugeezen dan Nederlanders, lieden die er zich, veelal voorafgegaan door geestelijken, neerzetten om te eigen voordeele handel of nering te drijven, een beroep of ambacht uit te oefenen of zelfs als avonturiers van de hand op den tand te leven. Zij zijn er gebleven, hebben zich vermengd met de inlanders en worden nog heden over geheel Oost-Azië aangetroffen, zij het thans sterk gekleurd. Bij onze komst in Cambodja vonden wij er hen reeds diep geworteld, „60 blanke coppen met haer drye vaertuyghen," schrijft Galen. En wat wij hen hebben laten verduren in den Archipel, te Malakka, in Voor-Indië, Ceylon en Japan, dat hebben zij ons in Cambodja trachten betaald te zetten. Nog heden leeft hun bloed zeer sterk gemengd tePnom Penh en omgeving voort. Het is tengevolge van hun prediking, dat het rijk ' 1) W. P. Groeneveldt, de Nederlandtri in China. Bijdr. Koninkl. Instituut, 1898, blz. 40, en China door capt. E. Brinkley. Londen, 1904, blz. 17a. XXXIX thans een 16 duizendtal inlandsche christenen telt, in hoofdzaak Anna- inleiding. mieten *). Ook de Spanjaarden, sedert 1565 op de Fhilippijnen gevestigd, kwamen lang voor ons in het vlak daartegenover gelegen Cambodja, maar hebben zich slechts bij uitzondering buiten hun eilanden neergezet, die trouwens ruimte te over boden aan het handvol daarheen getrokken Spanjaarden en eeuwenlang in hoofdzaak een land van monniken hebben gevormd. Bij onze komst in het koninkrijk hadden zij reeds het veld geruimd, maar twee pogingen waren daaraan vooraf gegaan om het land te hechten aan de Spaansche kroon. De koning van Cambodja, bevreesd voor een overval van zijn Siameeschen buurman, had namelijk de hulp ingeroepen van de regeering te Manilla, op aanstichting van Spaansche en Portugeesche avonturiers die in zijn hoofdstad leefden, en deze drongen sterk aan op de inwilliging van het verzoek, waardoor Spanje immers een nieuwe kolonie machtig zou worden. De landvoogd te Manilla zag er geen heil in. Spanje was reeds uitgeput evenals zijn schatkist, had geen burgers of soldaten meer om aan zijn koloniën af te staan 3) en zou eerst in de laatste plaats de Philippijnen helpen, zijn onvoordeelig en verst verwijderd stiefkind. En wat de Philippijnen zei ven aan krachten voor deze onderneming hadden aan te bieden was ten eenenmale onvoldoende. Voor de Spaansche expedities van Manilla uit naar de Molukken en Mindanao had men verbruikt wat Manilla aan geschikt menschenmateriaal bezat. Om aan roeiers te komen voor de galeien moesten Chineesche handelaars worden opgelicht en slaven gekocht. De soldaten in die vesting bestonden grootendeelsuit misdadigers en waren volkomen onbetrouwbaar, terwijl de overige blanke bevolking behalve de monniken er bestond uit het schuim der Spanjaarden van Amerika en het moederland. Intusschen, de monniken en avonturiers drongen aan, de eersten ten einde het kruis te planten in Cambodja, de tweeden wegens den wachtenden buit. En daar toen reeds het gezag der monniken feitelijk overwoog op de Philippijnen, gaf de landvoogd toe, leende het geld dat de expeditie zou kosten bij particulieren en zond in 1596 een fregat met twee jonken naar Cambodja, 120 Castilianen overvoerende onder bevel van den generaal Juan Juarez de Galinato, afkomstig 1) Azië GespiegeldI. blz. 32/48. 2) „In bet begin der regeering van Philips III telde Spanje niet minder dan tweehon„derdduizend wereldlijke priesters en klaarblijkelijk het dubbele aantal geschoren geestelij „ken." (Breve et Véridique Relation, bis. XII.) XL INLEI» van de Canarische eilanden. Den nieuwen koning van Cambodja brachten DINO. zjj om jjgj. ieven maar trokken onverrichterzake af. Toen diens opvolger opnieuw de hulp van Manilla had ingeroepen, thans tegen zijn eigen onderdanen, vertrok in 1598 een tweede expeditie van daar, bestaande uit drie schepen onder bevel van Luis Perez Dasmarinas en bemand met 200 soldaten en matrozen. Door tegenwind en zeerampen hebben deze schepen Cambodja nooit bereikt; integendeel werden alle Spanjaarden in Cambodja uitgemoord evenals de bemanning van het nagezonden hulpschip. Slechts drie Castilianen brachten er het leven af. Nu gaf de regeering te Manilla het op, te meer daar het geleende geld niet meer aan te vullen bleek. Wel begaf de Dominicaan Gabriel Quiroga de San Antonio, aan wiens boek *) deze feiten zijn ontleend, zich naar Spanje om daar de hervatting der veroveringspogingen, niet alleen van Cambodja maar ook van het daarnaast gelegen Tsjampa, te bepleiten, o.a. met te wijzen op de verdorvenheid der kolonisten in Manilla en de Portugeesche nederzettingen 2) en te betoogen, dat men hen door de expeditie zou bezighouden en kwijt raken. Maar ook in Spanje bleef men doof; en voortaan heeft dit geen geschiedenis in Cambodja te boekstaven gehad, al hebben schepen uit Manilla, reeds op grond der nabuurschap, somwijlen Cambodja bezocht. 3) DatChineezen van oudsher in Cambodja gevestigd waren, behoeft nauwelijks betoog; want deze aartshandelaars en onvermoeibare, bekwame ambachtslieden, die door de volheid van hun eigen land daaruit puilden, werden en worden in den omtrek daarvan overal gevonden „where man„kind goes and money comes", zooals het in het Amerikaansche versje van de Duitschers heet. 1) Hiervoren aangehaald. 2) „De Christenen, die leven in de Portugeesche koloniën van Indië," (d. w.a. in Z. en O. Azie, want de naam Indië werd toen niet, zooals thans door de Engelschen geschiedt, uitsluitend op Voor-Indie doch op het geheele Verre Oosten toegepast), „bestaan uit drie „soorten: de soldaten uit Portugal, de kleurlingen (afstammelingen van dezen), en de begeerde slaven. De eersten worden met uitzondering van den adel gevormd door het „schuim van Portugal, meestal muitzieke misdadigers die uil hun vaderland verbannen zijn. „De tweeden zijn slecht opgevoed, in den hoogsten graad verwijfd en leveren zich over aan „alle zinnelusten. De derden zijn ruw, onbekwaam en woest." Aldus teekent hen de Vader Vincenzo Maria di Santa Catharina da Siena, in zijn Viaggio, Venetië, 1678, bis. 202/3, aangehaald door Cabaton blz. 21a. 3) Zie blz. 379,381,386 en 441 hierachter. i XLÏ Aanzienlijker rol nog speelden in Cambodja bij de komst der Hollan- inleiders de Japanneezen, voornamelijk Christenen. Het verbod toch der Japan- Dn,a sche regeering aan haar onderdanen om het moederland te verlaten dagteekent eerst van 1635; en in verschillende beroepen, ook als krijgslieden, trof men hen in die dagen aan, verspreid over Oost-Azië, ook bij ons, op de Philippijnen en zelfs in Mexico. Bij onze komst in Cambodja waren zij het blijkbaar, die ons daar het naaste stonden. Gaelen is niet over hen tevreden geweest: ,,'t Is een volcq luy ende lancsaem, die niet als van vreten „ende suypen en houden."») Ook aan verdere ongunstige beoordeelingen ontbreekt het in deze stukken niet. Het was in 1601—'2, dat de Hollanders voor het eerst in Cambodja verschenen, toen de admirael Jacob van Neck op een der groote onderzoekingstochten, die aan de stichting der Oost-Indische Compagnie vooraf gingen, tijdens zijn „tweede scheepvaerd" hier met de Haerlem en deLeyden aanliep om te proviandeeren. Handel van beteekenis werd niet gedreven, 2) maar een aantal zijner opvarenden, aan land gegaan om levensmiddelen op te doen, werden overvallen en vermoord, de eerste der reeks rampen die de Compagnie in Cambodja hebben vervolgd en haar ten slotte na een slechts betrekkelijk kort verblijf van daar voorgoed hebben verdreven. Vanuit de Hollandsche factorij te Patani, aan de oostkust van het schiereiland Malakka, werden vervolgens in 1616,1617 en 1620„pogingen „aangewend om duurzame betrekkingen aan te knoopen, terwijl handelaren van Cambodja Batavia bezochten" 3). In laatstgenoemd jaar werd het jacht de Vos er een voordeelige lading rijst en „benjuyn" 4) machtig 5). Van dit bezoek was een kleine vestiging het gevolg, die mij schijnt aan de kust gelegen te hebben; want in de „Vertooninge der gelegentheyt des coninkrijx van Cambodia", hiervoren aangehaald, een geschrift dat ^October 1622 werd ontvangen, heet het: „Mijn gevoelen is, dat men ten „dienste der Compagnie de plaetse in de bocht... niét en behoorde te „verlaten." 6) 1) Gaelen hierachter bis. 76. 3) Begin ende Vnrtgang van de Vereen. Neder!. Geoctroy. Oost-Indische Co. /. bis. 07-31. 3) Prof. Mr. J. E. Heeres, Abel J. Tasman* Journal. Amst. 1898, hoofst. VIII bis. 48 en v.v. 4) Ben2oi°.benzoë,benjuin,eenharsachtigegom,welketerbereidingvanreukwerkenin die dagen op zeer hoogen prijs werd gesteld en thansnogvoor hetzelfde doel gebruikt wordt. 5) Volgens Pieter van Dam en brief vanj. P. Coen aan Bewindhebbers van 8 Jan. 1621. 6) Bis. 310. XLII INLEI- Toch geschiedde dit en wel reeds een oogenblik later. GouverneurDWO' Generaal Jan Pietersz. Coen achtte het namelijk wenschelijk 's Compagnie's handel samen te trekken in eenige harer voornaamste vestigingen, en daarom gaven de Heeren Zeventien 23 October 1623 last om o. a. het pas geboren kantoor in Cambodja te lichten -). Het verbod van 1635 door de Japansche regeering, waarvan zooeven sprake is geweest, was aanleiding dat op dit besluit werd teruggekomen. Niet alleen op Japansche onderdanen doch ook op Japansche vaartuigen was dit verbod om het moederland te verlaten toepasselijk, en tevens werden alle daarbuiten gevestigde Japanneezen in geval zij niet dadelijk terugkeerden, evenzeer op straffe des doods, buiten Japan gesloten «). Deze maatregel, welke aan de regeering te Batavia door haar menschen in Japan tenzelfden jare bericht werd, opende voor de Compagnie de kans om den handel, die tot nog toe door de Japanneezen van Cambodja uit op Japan was gedreven, van dezen over te nemen; hij bestond in hoofdzaak in groote hoeveelheden „gommelak" en hertevellen, die Japan met graagte voor vier en vijfmaal den inkoopsprijs overnam; vee toch en daardoor leder is zeldzaam in Japan, omdat */t onbebouwbaar is. Voorts had Batavia vanuit Siam vernomen, dat de Lauwen niet meer daarheen kwamen wegens de ruwe behandeling die zij er ondervonden en beloofde dus een vestiging in Cambodja aan de Compagnie de kans om dekostbare voortbrengselen van het Lauwenland daar machtig te worden. Eindelijk bracht het uitgestrekte, lage, telkens onderloopende stroomgebied van de Beneden-Mekong, thans een der grootste rijstlanden van de wereld, ook toen reeds belangrijke hoeveelheden rijst voort, en daaraan had de Compagnieindiedagen vóórhaar vestigingen elders dringend behoefte, „daar den obstinaten Mattaram (de groote vorst op Java) ons tot nu den toevoer van rijs onthouden;"3) al hielp Japan soms mede om dit tekort te dekken, men zou hongersnood hebben geleden te Batavia zonder den rijstaanvoer uit Siam, schreven Gouverneur-Generaal en Raden 6 Januari 1628 aan Bewindhebbers. 4) Einde- 1) Valentijn III, blz. 42/3. 3) Lees blz. 143 hierachter. 3) Instructie voor den oppercoopman Jan Dircksz. Galen van Gouv.-Gen. Ant. van Diemen en Raden van India, 16 April 1636 (Batavia's Briefboek van 1636 No. 1 blz. 238/61.) 4) Bouwstoffen voor de Geschiedenis der Nederlanders in den Maleischen Archipel, uitgegeven en toegelicht door P. A. Tiele, deel II, blz. XXXII. xLin lijk was ook eenige winst te verwachten van den verkoop van gekleurde inleikatoenen lijnwaden, z.g. „kleeden", in Voor-Indié vervaardigd. Zietdaar waarom 11 April 1636 te Batavia besloten werd *) ,,'sCompag„nies traffic te extenderen tot alle zulke plaatsen daar die natie (de Japan„sche) voorheen op gevaren heeft, onderandere op Cambodja." Onmiddellijk werd aan dit besluit gevolg gegeven. Reeds zes dagen later, „17 April verseylen van hier in compe. de schepen Oudewater ende „Schagen, n. 1. 't schip Oudewater gemant met 55 coppe naer Cambodja „met een cargasoen monterende ter somma van f 79810,16,— 2) „in hande van den oppercoopman Jan Dirksen Galen, geassisteert met „dén coopman Pieter Soury om aldaer over te setten." Daarbij werd besloten: „dat 't schip Oudewater met een wel geassorteerd Japans cargasoen, „bestaende in harteveüen, jegens ultimo July aenstaende van voor de „bharra 3) der Cambodjase reviere naer Firando 4) sal verseylen met den „coopman Jan Dircksen Galen, die alvoorens aan Pieter Soury van de resterende middelen doen sal behoorlijck transport omme aldaer in voor„schreven handel te continueren. Voorschreven Oude water is gelast weder „van Japan naer Cambodja te keeren om vollaeden .... opt spoedichste „voorts her waerts te comen, blij vende in Cambodja tot nieuwen incoop van „Japans cargasoen den oppercoopman van Galen." 5) Het hierachter afgedrukte Journael van Gaelen nu 6) verhaalt het verloop van deze expeditie. In zoover gelukte zij, dat hij het schip, 10 Juni 1636 geankerd, den daarop volgenden dag aan de monding verlatende en zich per boot naar 's konings zetel de rivier op spoedende, zich te Lauweck of Loveck vestigde en daardoor de Nederlandsche factorij in het leven riep, welke ofschoon slechts 30 jaar oud geworden, zich een plaats heeft verworven in de koloniale geschiedenis. Voordeel echter heeft de expeditie zelve niet gebracht; want schipper en bemanning van de Oudewater vermorsten zooveel tijd met het opvaren van de Mekong tót voor de nieuwe 1) Realia, Register op de generale resolutiën van het kasteel Batavia 1630-1805. Leiden, 188a. o) De gulden had 20 stuivers van 16 penningen. 3) Bharra at haar, de dorpel d. w. z. zandophooping die voor riviermondingen veelal gevormd wordt, doordat de rivier bij de botsing tegen het zeewater haar zand laat vallen. 4) Firando of Hirando is de Japansche haven waar de Compagnie toen haar factorij had ; eerst enkele jaren later is die naar Decima, Nangasacki, overgeplaatst. e) Dagregister van het kasteel Batavia. 6) Den inhoud van dit journaal vermeldde J. A. B. Wiselius in de Gids van 1878. XLIV inlei- factorij, dat het 8 November werd voordat het weder vertrekken kon en de dino. moesson gemist werd voor Japan, zoodat het tegen de ontvangen bevelen in 'naar Batavia moest terugkeeren en Gaelen in de factorij achter laten, „n December 1636", schrijft men te Batavia in het Dagregister, „arriveert „tschip Oudewater van Cambodja, volladen met 165-/} lasten rijs, 2436 „cat ty x)benjuyn ende 200 catty gommelack, tsamen incoops f 102 51,15,13." Pieter Soury is blijkbaar toen aan boord geweest, want 21 Maart 1637 vertrok hij van Batavia naar „Palimbangh2)." Gaelen's uitnemende verstandhouding met den koning, die uit zijn Journael blijkt, hield geen stand. Trouw beheerder van de eigendommen der Compagnie en ongeneigd zich te laten ringelooren, kon hij zich niet neerleggen bij 'skonings willekeurige handelwijs aangaande de kanonnen van welke hij hierachter bij herhaling gewaagt. Te Batavia hechtte men er echter niet veel aan, zag geen heil in twist en schreef hem 26 Maart 1637, dat „aen den coninck 2 ijzere stucken geschut, 't voorleden jaer op sijn versouck „om te coopen ter handt gestelt", werden geschonken, met nog andere goederen die aan een nieuwe zending werden toegevoegd 3). Tenzelfden jare zond de regeering Hendrik Hagenaar „als gezant aan den koning... „om te sien of men de geresen geschillen niet zou konnen bijleggen 4)." Deze bereikte niets 5). En intusschen had de Compagnie een nieuwe gewelddaad in Cambodja te verduren. De Noordwijck, schipbreuk geleden hebbende (1637), werd geplunderd en de koning eigende zich 13 stukken geschut toe en ook een ander deel harer lading 6); gelijk alle vorsten in Zuidoost-Azië 7), ook van Laos, dreef hij door middel zijner ambtenaren voor eigen rekening en op groote schaal handel. Nu zond de regeering te Batavia een nieuwen gezant of commissaris, Paulus Croocq 8), die 8 Juni 1638 in onze loge aanlandde. Ook hij be- 1) 1 catty = picol = o, 6176 kilogram. 2) Dagregister van het kasteel Batavia. 3) Dito. 4) Valentijn, III2. Amsterdam, 1726. 5) Zie geschrift IIB hierachter. 6) Valentijn, III 2. Amsterdam, 1736. 7) Zie o. a. de hoofdstukken Siam en Tonkin in mijn Azië Gespiegeld ƒ. blz. 167,17a en 292. 8) Lid in den Raad van Justitie te Batavia, werd hij 16 Januari 1630 president van weesmeestéren aldaar, dan 35 Juni 1644 aangesteld als president van schepenen te Batavia en „bij provisie in den Raad van Indië geassumeerd" 9 Juli 1644, waarna hij 17 Julii 644 „extra- XLV reikte niets en besloot ter wille van den vrede, Gaelen te „lichten", met inleihet naar Japan vertrekkende schip (1638) x). Gaelen is niet meer in Cambodja teruggekeerd. Bij resolutie van Gouverneur-Generaal en Raden werd hij lid van den Raad van Justitie te Batavia 12 Januari 1639, terwijl zes maanden later besloten werd hem naar Tayowan, Formosa, te zenden. In 1642 werd hem het bevel opgedragen over de Goa'sche vloot en in 1643 vindt men hem, thans Dircksen Gaell en ook Gale genoemd, vermeld, als commandeur daarvan „mannelijcken" (dapper) Portugeesche schepen nemende *). Hij werd in Cambodja opgevolgd door den oppercoopman Johannes van der Hagen, 12 October 1638 in de loge aangeland 3) en die in de volgende maand het bestuur van Croocq overnam. 4). Voor een oogenblik was nu de goede verstandhouding hersteld. Doch in 1640 vernam de regeering te Batavia: „Den coninck hadde den brieffs) van den Gouv.-Gen. „niet willen ontvangen, sustinerende sijne Maj* daerinnevercort te wesen, „dat sijn Edh-, sijnde een dienaer van hare Ho. Mo., hem sijn broeder ende „vrunt intituleerd. Het geschut, neffens sijn Ed's brieff tot geschenck gebonden, was door gemelte van der Hagen al gelargeert (= afgegeven) ende „als den coninck de brieff weijgerde te aenvaerden, wederom geeyscht, „maar te vergeefs; (de Cambodjers) gaven tot antwoord, den brieff was niet „recht maar de schenkagie niettemin aengenaem."(l) In 1640 overleed van der Hagen „aan een haastige sieckte" (Valentijn zegt, „heete koorts"), waarna de „ondercoopman Gerrit Wuysthoff tot de ordinares Raad" wordt. (Index Personalia, rijksarchief, waaraan ik de levensbijzonderheden ontleen, tenzij naar andere bronnen verwijzende.) 26 Januari 1643 schreef hij uit Soeratte en ik vond aldaar op de begraafplaats der Hollandsche factorij op een aanzienlijk grafgebouw, zooals er daar vele zijn: „Hier leyt begraven de eerbare deugtz' juffrouw Magdalena Hayers, „in haar leven huysvrouwe van D. E. Hr. Directr. Paulus Croocq, overl. 164a sijnde oudt „27 jaeren." 1) Zie geschrift II E. hierachter. a) Dagregister van het kasteel Batavia. 3) Zie geschrift II K. bierachter. 4) | | HE. „ . 5) Brief van Gouv. Gen. en „ Raden van India, welcke 't gebiet hebben over den staat der „ Vereenighde Nederlanden in Orienten, aen Jang de Portuan, coninck in Cambodia," Batavia 2 Mei 1639, gezonden per het schip Broecoord, tegelijk met vriendelijke brieven van denzelfden datum en de zelfde onderteekenaars aan den „jongen coninck", voorts „aen deoude coninginne'' en eindelijk aan drie ocknia's, in het geheel vijf brieven, te vinden in het Batavia's Briefboek van 1639, rijksarchief, den Haag. XL VI inlei- „compste van den oppercoopman Pieter van Regemortes Gompies affaires „ende ommeslagh waergenomen heeft, 's Compies effecten (= goederen) „met d'uytstaende schulden (beliepen toen) ter somma van f106813.—"> een bedrag dat niet spreekt van een grooten omvang van haar bedrijf ter plaatse. Deze Regemortes *) was hier reeds in 1637 gekomen, met den gezant Hagenaar, als ondercoopman. Hij behoorde, in tegenstelling met verreweg de meerderheid der Compagnie's dienaren buiten patria, tot een tamelijk aanzienlijk geslacht, was een neef van een bewindhebber en wel wat hooghartig. Hij stamde uit Nijmegen. Blijkens zijn hier volgend „Daghregister „van 't gepasseerde op 't Nederlants comptoir in den rijcke van Cambodia „'t zedert den asen Maert Ao. 164a", was hij een slecht schrijver. Maar hij heeft zonder het te vermoeden zich een plaatsje verworven in de geschiedenis, doordat het tijdens zijn bewind en met zijn medewerking geweest is, dat Wuysthoff's reis in het Lau wenland heeft plaats gevonden. Toen in het begin van 1641 de later beroemde Abel Tasman als bevelhebber van de Oostcappel hier van Japan over Formosa aanliep, op weg naar Batavia, ten einde produkten te laden, nam hij enkele Lauwsche handelaars daarheen mede met hun koopmanschappen 3); en dezen verzochten daar de regeering om hun bij hun terugkeer eenige Hollanders mee te geven ten einde met hun koning nauwere betrekkingen aan te knoopen en handelsbelangen met hem te bespreken. Dit stemde volkomen overeen met den raad van Regemortes en Har men Broeckman, beide opperkooplieden in Cambodja, maar de tweede ondergeschikt aan eerstgenoemde, het „opperhooft". Wel hadden deze aanbevolen om voortaan in Laos zeiven de produkten te gaan opkoopen, terwijl de regeering te Batavia wegens de kosten en het tijdverlies de Lauwen liever naar Cambodja en Batavia getrokken zag; doch de regeering billijkte de zending, ten einde de Lauwen daartoe aan te moedigen. Reeds 15 Mei 1641 zeilde de Oostcappel van Batavia naar Cambodja terug, weder onder bevel van Tasman en met de kooplieden van Laos aan t) Dr. Winkel noemt hem Regemortel in zijn opstel Les relations de la Hollande avec le Cambodge et la Cochinchine out je siècle, verschenen in den bundel Excursions et ReconnaissancesNo. iö-13. Saigon, 1881. „De namen Regemortel, Regemortes en Regenmortes komen „in de geschriften der Compagnie allen voor," zegt Mr. L. C. D. van Dijk in zijn Neerland's vroegste betrekkingen nut Borneo, Solo-Archipel, Cambodja en Cochin-China. Amst., 1862 blz. 333; en ik zie zijn naam ook voorzien van het voorzetsel van of de. a) Abel Tasman s Journal en Pieter van Dam. xLvn boord, terwijl „haar Edelheden ordonneerden (14 Mei 1641) aan de opper- inlei„hoofden der Compagnie in Cambodia, dat een der twee oppercooplieden d,no. „(Regemortes of Broeckman) of anders den ondercoopman Gerardvan „Wusthof met haren brief en geschenk aan dien vorst (van het Lauwen„landt) zouden gezonden werden" -). Wuysthoff vertrok 20 Juli 1641 uit'sCompagnie'slogein Cambodjanaar het Lauwenland in prauwen, met zich voerende „een cargasoentje van „f6601,8,10" 3), werd uitmuntend en met groote pracht in Winckjan, de hoofdstad, ontvangen en bracht een ladinkje terug van „benjuyn, gomme„lak, muskus en eenig goud", het laatste van de Bo ven - Mekong afkomstig. Wuysthoff vroeg nu zijn „verlossing" aan, zijn diensttijd was verstreken. Den 20 Juni 1643 vertrok hij „ over Tayou wan na Japan'' 3) om daar de Cambodja'sche lading af te leveren. Blijkens Casteleyn's voorrede bevond hij zich in 1669 in Holland. Wel voordeelig was zijn handel in Laos gebleken maar niet groot, terwijl ook de reis daarheen een ontzaglijken tijd had beslagen, namelijk van Pnom Penh van 20 Juli tot 3 November 1641, en de terugtocht, ofschoon stroomafwaarts, geduurd had van 15 Augustus tot 94 September 1642. 4) Spoorde dit weinig aan om in afwijking van het vermelde inzicht der regeering den tocht te hervatten, de gebeurtenissen in Cambodja maakten elke gedachte daaraan vooreerst onmogelijk. Gouverneur-Generaal en Raden hadden namelijk 14 Mei 1641 aan hun factorij aldaar gelast om voortaan geen passen af te geven (d. w. z verklaringen die vreemde schepen vrijwaarden tegen inbeslagneming door de onzen) aan inlandsche vaartuigen die Portugeesche goederen overvoerden naar Japan. Daar waren de Portugeezen verboden; en nu trachtten zij desniettegenstaande den handel op Japan voort te zetten, door hun goederen op inlandsche vaartuigen zouder passen van de Compagnie te verladen. Toen nu Abel Tasman op zijn terugreis uit Cambodja dusdanig geladen en niet van een pas voorziene jonken uit dat land op zee aantrof, verklaarde hij deze voor goeden buit. Intusschen had de verovering in 1641 door de onzen van de overbelangrijke Portugeesche vesting Malakka talrijke van daar uitgeweken Portugeezen naar Cambodja gebracht en dezen versterk - 1) Valentijn, III2. 2) Dito. 3) Valentijn, III a. 4) Het kaartje van de „Louse Rivier" op het hierachter weergegeven titelblad van Casteleyn's boekje berust geheel op verbeelding evenals de andere plaatjes daarop. xlviii MUI- ten er onze vijanden. Gezamenlijk zocht men wraak wegens Tasman's daad °* door den koning op te hitsen en rnet hem saam te spannen. Diens hierachter op blz. 333 opgenomen, verwarde brief van 1642 aan Gouverneur-Generaal Antonio van Diemen toont reeds zijn ontstemming. *) Regemortes, „de saecken onderwijl in Cambodia soo verwildert staen„de" a) — zoo waren in Februari 1642 weder twee Nederlanders vermoord, thans door Portugeesen 3), vertrok begin 1643 naar Batavia „om aldaer „den Heer Generael van des Compagnies staet en affairen teraporterenen „nieuwe ordre te ontvangen", landde er 2 Mei en was in September 1643 1) Ten gevolge van den oorlog ontvang ik eerst na afdruk van den hier volgenden tekst, van den heer Ant. Cabaton te Parijs de volgende belangrijke, door mij gevraagde inlichtingen over den aanhef van dien brief, welke ik mij gelukkig acht hier nog te kunnen vermelden. Genoemde geleerde kent de taal van Cambodja evenals het Cham of Tsjam en bet Annamitisch. Die aanhef nu, verklaart hij, bestaat geenszins uit Cambodjaansche (of Khmer) woorden en vormt een opsomming der weidsche titels, die sedert onheugelijke tijden en van af hun kroning, door de koningen van Cambodja evenals door die van Siam gevoerd worden. Die titels, waarin de hemelsche oorsprong dier koningen, aangeduid als zonen van Rama (uit de Indische Rama-legende) altijd wordt opgeëischt, vormen een reeks van aanduidingen, die bijkans geheel aan het Pali zijn ontleend; de geleerden verstaan daarvan de beteekenis, bet volk niet. Die aanduidingen en haar volgorde wisselen bij eiken koning en zelfs gedurende hun regeering, maar een zeker aantal harer treft men in alle ofiicieele titulaturen van een nieuwen koning aan. De Cambodiërs verwisselen de zachte en de harde medeklinkers (d.w.z. de/ met i, de t met d enz.) en spreken het Pali op een afzonderlijke wijze uit. Buitendien is de spelling zelden juist en de overzetting, meest door een Maleier of Chinees, in een Europeesche spelling meest nog onjuister. Is dientengevolge de hier volgende vertaling misschien niet onberispelijk, in elk geval vormt de oorspronkelijke tekst slechts een aaneenschakeling der titels, in 1643 gedragen door den koning van Cambodja, die van 1638 tot 1644 regeerde onder den naam van Prah Srëi Thoma Raca of in bet Pali: Sin Dhamma Raja, hetgeen zeggen wil: „Eerbiedwaardige koning van de Boedistische wet." Hij veranderde volgens de Koninklijke Kroniek herhaaldelijk van naam. Misschien nu moet de tekst als volgt luiden: prah bat raéaphoraéa srëi Ram sambit harem Mahent prah bat ongkar prabor thipdei srik moha Kampuca bar om bhopat cheitha nai prah ang Thomma. (Hierbij is a = éa; c = tj; n = nj; j = dj.) Deze woorden beteekenen: „Heilige voeten = Majesteit, meester van de aarde, de eerbiedwaardige Rama die peinst, „de hoogste Indra, het Koninklijke Woord, opperste meester van het groote Cambodja, „onvergelijkelijke vorst, verheven heer van de hemelsche wet", a) Casteleyn, blz. 50. 3) Vermeld in het journael van Wuysthoff, blz. 221. XLIX weder van daar teruggekeerd, in „qualiteyt als ambassadeur" tot vergroo- inleiting van zijn veiligheid. Hem was een brief aan den koning meegegeven dn*0. door Gouverneur-Generaal en Raden om hun misnoegen uit te spreken over geweldenarijen van verschillenden aard. Toen hij nu in staatsie naar den koning ten gehoore vertrok, werd hij met de zijnen door'skoningssoldaten omgebracht. Casteleyn zal het zoo dadelijk verhalen. Valentijn wijt het aan de Portugeezen en vertelt, hoe ook Broeckman werd „neergehakt", de loge geplunderd, het jacht Rijswijck en de fluit de Orangieboom afgeloopen en het volk grootendeels vermoord. Wat van de bemanning dier schepen gevlucht was werd opgevat en als slaven onder de grooten des lands verdeeld; eerst driejaar later werden zij vrijgelaten en met de Orangieboom naar Batavia teruggezonden. Een andere aanleiding tot deze gruweldaad meldden Chineezen die, in 1644 te Batavia „van „Cambodja herrewaerts comende", berichten van het gebeurde brachten. Zij „rapporteren dat den oppercoopman Pieter van Regemortes nevens „n och 11 ofte 12 Nederlanders, soo als, naer het hof van den coninc geroe „pen sijnde, warén gaende, schielyc van omtrent 200 personen omringht„ende door last desselfe verradelijcken gemassacreert ende doot geslagen „waren, gelijc mede smorgens daaraen die van delogie ende het jacht Rijs„wijc, uytgesondert weynige matrozen, die haer int want begeven hadden „ende eyndelijc om voorschreven jacht te regeren bij 't leven gelaten waren, in vougen dat den oppercoopman Harmen Broecman en de onder„cooplieden Backer en Bucquoy na alle apparentie daermede onnosel aen „haer eynde gecomen suilen sijn. Na 't seggen der voorschreven Chinesen „soude den coninc oirsake tot dese cruelle daet genomen hebben, omdat „den voorschreven oppercoopman Regemortes wat te hart ende onbe„scheyden restitutie geeyscht hadde van seker 4000 tayl, over 2 jaren door „denzelven de Compiegeweldelijc ende jegens alle recht ende reden afge„perst, waertoe bij instructie van hier gelast was. De sabander -) sustineer„de (n.l.)dat bijaldien de missive van den Gouv.-Gen. sonderversachtingh „getranslateerd wiert, den coninc daerover seer verstoort stont te worden. „Waerop Regemortes geantwoord had, tot gene de minste mitigatie ofte „veranderingh wildet verstaen,alsondetoochunnerallerlevencosten"a). Het waren mannen van staal. Had de Compagnie zich tot nog toe van forsche maatregelen onthouden, ») Havenmeester. Uitvoeriger verklaring hierachter noot 1 op bla. 19. a) Dagh-Rcgister van het Gasteel Batavia. Linschoten XIII. L inlei- omdat het belang van Cambodja voöt haar bedrijf de kosten daarvan niet Dn,°* loonde, thans dwong haar naam, haar eer tot ingrijpen. Op het kasteel te Batavia werd dus in 1644 „een besluyt genomen om de Cambodjers een „vlootje van vijf jagten op den hak te senden om deselve exemplaerlijk te „straffen over hunne boze bedrijven" Nog in hetzelfde jaar „vertreö„ken.... de vijf jachten ende fluy ten om revengie van de cruelle moort, ge„mant met 431 coppen" »), zeilden de Mekong op, en raakten 1 Juni 1644 slaags. Van dezen slag wordt hierachter een destijdsche afbeelding, misschien van een Japansche hand, weergegeven. De koning, beter thuis op zijn lastige rivier dan de vreemdelingen met hun voor de zee gebouwde schepen, legde het hcofd niet in den schoot, te minder nu hij gesteund werd door de Portugeezen die in hun vestigingen elders zoo nameloos veel van de onzen te lijden hadden gehad. Wel richtte het Hollandsche smaldeel veel schade aan, maar de Vijand wist te beletten dat het een besliste overwinning behaalde. Onze -commandeur sneuvelde en wij hadden een groot verlies aan volk.Gouverneur-Generaal en Raden, niet spoedig tevreden, oordeelden dat „ons volk zig manmoedig gekweeten heeft 3)", maar hun vloot vertrok zonder den koning van Cambodja te hebben getemd, en deze stuurde haar een allerparmantigsten brief achterna 4). Vooreerst was het nu uit met onze vestiging in dat rijk* Noode werden wij echter daar gemist en meer dan één gezantschap vaardigde de koning af naar Batavia om aan te dringen op heropening der lóge. Zoo verscheen in 1653 te Batavia „ter reede het Cambodias jacht benevens de gesant van de May» in Cambodia, om de voorgaende geschillen „te niet te doen ende te ottineren, dat onse natié aldaer als voordesensou„den comen handelen s)". En in April r656 bereikten weder „ambassadeurs „van daer" Batavia. 8 Julivanhetzelfdejaar werd nu een „contract van vre„de tusschen ons en deselve geslooten." In heropening der loge zag de hooge regeering alleen heil, indien de koning eindelijk wilde toestemmen om aan de Compagnie in zijn rijk het monopolie te verleenen voor den handel op Japan. Daartoe kwam in 1656 de coopman Hendrick Indijck naar Cambodja, 1) Realia. 3) Dagregister kasteel Batavia. 3) Realia. 4) «Zie geschriften VIIH. tót en met L. hierachter. 5) Dagregister. LI die door den koning zeer goed ontvangen werd -) en eerst het Volgend jaar inleiweder vertrok a). De koning hoopte op bestendige vrede en vriendschap, DIN0, maar maakte bezwaar tegen sommige onzer voorwaarden. Ten slotte gaf hij echter toe en verleende aan de Compagnie „den exclusiven handel der „herte vellen en andere waren voor Japan dienstich. Alle andere waren, „uytgesondert de Japanse, daarvan sal d'eene helft d'E. Compagnie ver„ mogen in te coopen ende 't resterende sal voor diverse negocianten, die „hier comen, overblijven." Verder beloofde hij, dat „de Japansche waren „door de Hollanders alleen voor den tijd van 20 jaeren sullen werden verdocht. Naar Amboina, Banda, Ternate ofte de eylanden zal hij geen vaar„tuygen laten vertrecken noch ook senden; en overtreders mogen aangepast werden 3)" door de Compagnie. Indijck zag nu de toekomst gunstig in voor de Compagnie en kocht in 1656 de loge der Engelschen 4), twee jaren te voren opgericht 5) nabij de onze, maar die nu beschikbaar werd doordat de Engelschen vertrokken en hun vaste vestiging reeds weder opgaven. Hij vroeg verlof, daar een behoorlijk gebouw te stichten °) en ried zelfs eenige waterstaats-en bebakeningswerkzaamheden aan bij de riviermondingen 7). Een oogenblik heeft de vrede geduurd. Bescheidenlijk kwamen in 1657 „Cambodische gezanten te Batavia verzoeken dat haer heer (de groote „koopman des rijks) mochte toegestaen werden een pas om naer de cust „Choromandel te navigeren; doch is verstaen d'selve haer versoeck noch „desen jaer en op het beleeffste doenelijck 't ontseggen om de consequentie wille" 8). 7 Mei 1658 besloot de regeering die weigering goed temaken door „een geschenk van omtrent 200 Rds. aan den koning te doen." 9) 1) Dagregister; zie voorts geschrift VIIN hierachter. 2) En wel naar Japan, om aldaar als secunde te (Henen. „5 Jan. 1658 comt hier (Batavia) „ten ancker't jacht Arnemuyden van Cambodia met het opperhooft Indijck. (Lijsten der [te „Batavia] aangecomen schepen.)" 3) Dagregister. 4) Zie geschriften VIIN. en VIIP. hierachter. 5) English intercourse with Siam in the ïjtk century door Dr. John Anderson. Londen, 1890, blz. 88 en de daarin op blz. 89 aangehaalde Britsche brief van Bantam van 13 Augustus 1659, India Office Records. 6) Zie Geschrift VIIT. hierachter. 7) Zie geschrift VIIW. hierachter. 8) Dagregister van het kasteel Batavia ■ zie ook geschrift VIIW. hierachter. 9) Realia. Linschoten XIII. IV* Ltl inlei- „In 1658 sijn in dat rijck weder beroerten ontstaen door eenige rebelle«rende princen, die eintelijck door gebreck aan levensmiddelen de vlught „hebben moeten nemen .... nae Quinam off Couchinchina. Die koninck „is door derselver inductie met een grote maght van vaartuygen onvoorziens in Cambodia gevallen en heeft sigh meester van dat gansche rijck „gemaeckt, oock de koninck en de koninginne gevangen gekregen. Uyt de „logie hebben d'onse niets buyten een weynigh gout kunnen bergen. D'En „gelschen hebben mede alles verloren; aan d'onse is toegestaan na Batavia „te mogen vertrecken. De gemelte koninck van Quinam off Couchinchina „hadde even te voren het rijck van Chiampa mede ingenomen, neffens een „groot gedeelte van Tonquin." Aldus schrijft Pieter van Dam tusschen 1690 en 1700 in zijn hiervoren aangehaald, beroemd handschrift, zijn levenswerk. Een breed licht wordt op deze gebeurtenissen geworpen door de hier volgende bescheiden, inzonderheid door den brief van Pieter Kettingh, dien Indijck als opvolger had achtergelaten. Aanleiding tot dezen opstand bestond terdege; maar de inval van den koning van Quinam, uitgelokt door de opstandige prinsen, was erger dan de kwaal. 8 Mei 1659 ontvingen Gouverneur-Generaal en Raden bericht, „hoe het Cambodische rijck door den „Quinammer was overheert", de logie was „geheel vernielt ende afgelo„pen" •). Kettingh en zijn menschen gelukte het in een jonk te vluchten naar Siam, gezamenlijk met de Engelschen. Eerstgenoemde bereikte veilig Batavia, waar men 17 Augustus 1659 notuleerde: „Kettingh, gewesen op„perhooft in Cambodja, legt over desselfs gehouden dachregister van 't „overrompelen van dat rijck door den Quinammer, alsmede een brief, op „sijn vertreck van Cambodia hem overhandigt door den victorieusen Co„chinchinse a) veltoversten.'' Weer bleef onze factorij opgeheven. Maar terwijl de Engelschen het verkeer opgaven,- „the Dutch sends ships yearly to both places" (d.w.z. Cambodja en Siam) „and brings commodityes to Batavia." 3) Dit waren schepen van particulieren te Batavia en ook jonken van Cambodja; zoo spreekt het Dagregister, te Batavia gehouden in 1657, van den handel op Cambodja of het Lauwenland, gedreven door den „vrijcoopman Thijs Piettersen te 1) Dagregister. 2) Dat de Quinammers behoorden tot het volk, dat Cochinchijnders genoemd werd, weet men uit den aanvang van dit opstel. 3) Brief van Bantam van 31 Dec. 1664, zie Anderson bis. 101. Lilt Batavia." -) Deze inbreuk op het monopolie geschiedde geenszins tegen inleiden wil van de regeering. Integendeel; 15 Maart 1659 werd „handel aldaar D,NO „bij oogluyking aan de Bataviasche burgers toegelaten," 2) en in 1665 heet het: „de vaert der vrije luyden op Cambodia connen haar Ed. (Gouverneur-Generaal en Raden) nog niet goed vinden te verbieden". 3) Soms kocht de Compagnie zelve door middel van inlanders, te Batavia gevestigd, produkten in Cambodja op. Voornamelijk was het haar te doen om de huiden van herten en buffels, die — wij zagen het reeds — Japan niet alleen met groote winst betaalde maar ook van de Compagnie verwachtte. Onze Engelsche mededingers hebben uit hun toenmalig kantoor te Bantam hun Londensch hoofdbestuur ingelicht, hoe de Hollandsche Compagnie die vellen machtig werd. 4) Door bemiddeling van inlandsche kooplieden gaf zij n.1. voorschotten in katoenen lijnwaden aan honderden arme inlanders,'^ het wild gemakkelijk konden bemachtigen tijdens de groote jaarlijkschéWerstrooming, gevolg van den eigenaardigen en ongewonen toestand tynde natuurlijke bewatering deslands over welke hiervoren 5)reeds gesproken is. Het wild moest dan leven van waterplanten en verloor door hest^ngdurig staan in het water zijn hoeven, zoodat het bij menigten een gemakkelijke prooi werd van de jagers. „Wij gelooven", schreef de Engelsche Raad te Bantam 31 December 1664 aan de bewindhebbers te Londen 6), „dat indien de koning van Siam „door onzen koning beschermd werd tegen de Hollanders, wij den handel „van zijn land zouden erlangen; en evenzoo zal ongetwijfeld de koning van „Cambodja handelen; want de tegenwoordige manier der Hollanders is „maar door hun grootê vloten de meeste koningen in deze zeeën zoo te beangstigen, dat zij uit vrees en niet uit liefde zulke contracten sluiten." (De schrijvers hadden hier het oog op ons verdrag met Siam van 22 Augustus 1664, dat ik elders uitvoerig behandelde" 7).) „Gemerckt door de voorsz. inval (van 1658) 't landt t'eenemaal is verhoest geworden, selfs mede de logie geruineert met berovinge van alle „haere goederen en effecten, heeft men tot in 't jaar 1665 vertoeft eer we1) Zié ook geschrift VII N. en VIIV. hierachter, a) Realia. 3) Dagregister van het kasteel Batavia. H. nu» 4) Dezelfde brief uit Bantam naar Londen. 5) Op bis. XXXV en XXXVI. 6) Anderson, bis, 100. 7) Aei'é Gespiegeld I. bis. 169-171. LIV INLEI- „der een nieuw contract met den coninck door Joan Meyer en Pieter KetDIHO" «ting, expres daartoe van Batavia afgesonden, is gemaeckt, doch sonder „dat wij daar hebben kunnen bekomen vergoedingh van de schade nogh „ook betalinge van 't gene de vorige koninck en andere aan de Compagnie „schuldigh waren gebleven." Aldus gaat Pieter van Dam voort. Toen namelijk de rust in Cambodja langzamerhand was teruggekeerd en de nieuwe koning redenen gaf tot betere verwachtingen voor de Compagnie, besloot de regeering te Batavia een nieuwe proef te nemen om tot heropening harer factorij te geraken. 10 Juni 1664 namen Gouv.-Gen. en Raden het besluit, „den coopman Hendrick op de Camp na Cambodia te „senden om het contract, met den koning aldaer voor dezen gemaect, te „vernieuwen en een preuve van handel derwaerts te nemen, latende den „coopman Pieter Ketting mede gaen om, des toegestaen wordende, al„daer als opperhooft te verblijven". -) Twee dagen later moest dit besluit gewijzigd worden: „Voor de middag is ter vergadering van haer Ed., extra„ordinaerlijk vergadert, goedgevonden den coopman Jan de Meyer na Cam„bodiategebruycken in plaets van Hendrick op de Camp, die de tocht ge„weygert heeft" Kettingh daarentegen, onverschrokken, weigerde niet, trots zijn slechte ervaring in dat land en trots zijn niet minder slecht oordeel over het volk, waarvan hij hadgeschreven: „ditishetbestiaelstevolck, „dat men in eenigh oordt des wereldts soude cunnen rescontreren" 3). Inderdaad; schreef bijvoorbeeld niet Regemortes, dat gevangen prinsen hun eigen uitgesneden vleesch moesten opeten ? 4) Kettingh was na zijn vlucht uit Cambodja „hooftresident te Indrapoura" (Oost-Sumatra) geweest waar het Dagh-Register van het Casteel Batavia hem in 1661 vermeldt, 30 October 1662 als hoofd naar Malabar gezonden, „4 November 1662 met het „jacht de Remedie uit Batavia na de Westkust vertrokken" en 17 Februari 1664 vandaar met de Elburch weder te Batavia teruggekeerd 5). Ziethier nu het door Gouv.-Gen. en Raden vastgestelde plan: „13 Juny „1694. Noch is verstaen het jacht de Zeehaen voor Cambodia aen te legden ende sullen de volgende conditiën bedongen dienen te worden: „ie. Confirmatie van het contract, anno 1656 met den Coninggemaect. 1) Dagh-Register van het Casteel Batavia. 2) Dagh-Register van het Casteel Batavia. 3) Geschrift VIIQ. hierachter. 4) In zijn hiervolgend dagregister, zie blz. 270. 5) Lijsten der aangecomen en afgevaren schepen tot en van Batavia, rijksarchief. LV „2e. Vergoedingh van de schade, die wij aldaer in de jongste revolte inlei„ geleden hebben. dino. „3e. Dathetoctroy der vellen voor 25 jaren eerst mag ingaen van de „vernieuwing deses contracts af. „4e. Uytsettingh van de Chinesen, zoo lang wij met haer in oorlog zijn. „5e. 't Bouwen van een nieuwe logie, tot laste des Conings, op het En„gels er ff, dat wij gecocht hebben. „27 Juny 1664. Na de middag is ter vergadering van haer Ed. goedgevonden, dat men in het accord, met den koning van Cambodia te maken, „zal zien te brengen een articul van het strandregt, om alsoo voor het toe„comende alle verwijderingen, die daer nog in tijde ende wijle souden mo„gen ontstaen, te mijden. Dat men ook den Coning van Quinam zal trachten te disponeeren, dat hij sijne gesanten herwaerts aen zende om met „ons nader en favorabelder conditiën te bedingen. Gelijk ook in 't regard „van Cambodia sal moeten geschieden. „17 July 1664 gaet de coopman Jan de Meyer, met het jacht de Zeehont, „geadsisteert met den coopman Pieter Kettingh, omme den handel aldaer „te restabileren ende met den Coning een nieuw contract af te sluyten, „medenemende een lading van rijs en gesorteerde (enz.). Den inhoud van „zijne instructie bestaet in de volgende poincten: dat hij niet en sal binnen „de rivier van Cambodia lopen en .... dat, indien wij contrarie contente„ment becomen, de coopman Pieter Kettingh aldaer sal overblijven met „den boekhouder Wijckersloot en 7 of 8 personen." 17 Juli 1664 vertrok het schip van Batavia; volgens de lijst der vandaar aangekomen en vertrokken schepen heette het niet Zeehaen maar Zeehont. De zending slaagde; den heeren gewerd een toegenegen en bereidwillige ontvangst en een nieuw contract werd gesloten, zij het met eenige verzachtingen van het geeischte -). In 1665 kwam Joan de Meyer te Batavia terug en notuleerde men aldaar, dat de koning het vellenmonopolie heeft vergund en Pieter Kettingh als opperhoofd achtergelaten is, „op een maendelijcx tractement van 72 guldens"(!) 2) Het contract met den Koning 1) Zie bis. 390—402 hierachter. 2) Het Register op de generale resolutiën van het Casteel Batavia 1632-1803, dat onder den naam Realia te Leiden in 1882 uitgegeven is, bevat een misleidende en veel tijd roovende fout door mede te deelen: „25 Januari 1664, 't Afloopen van de logie en 't jagt Rijswijck al„daar door 't schip Delft, van Siam komende, alhier bekent gemaeckt;'' en „3 Februari 1664, „De Noordstar brengt nader tijding over het afloopen der logie en den aanslag op evenge„melde kiel gemaakt; 24 Februari 1664 besloten, de Leeuwerik, Kievit,Noordstar en de LVÏ inlei- werd 17 April 1665 door de regeering te Batavia „g'approbeert." *) ding. jjet veri00p nu van Kettingh's, op 12 Februari 1665 hervat bestuur blijkt uit zijn hier volgend Dagh-Register. Gedurig laat hij de Chineesche handelaars waarschuwen, dat hij nu het monopolie heeft herkregen voor den opkoop van vellen. Maar zij storen er zich weinig aan, en zelfs de koning niet, terwijl hij bij elk zijner menigvuldige bezoeken om recht te krijgen telkens opnieuw schenkagies moet doen en slechts zeer.kleine ladingen produkten kan bijeenverzamelen. En de winst der loge bedroeg slechts 3224 gulden over 12 maanden, doordat de onkosten ter plaatse 20351 gulden beliepen*). 4Mei 1666 besloot men dan ook te Batavia „het comptoir „benevens het opperhoofd Pieter Kettingh te ligten en aldaar te laten ver- „blijven den ondercoopman Wijckersloot met 3^4 matrosen, alsoo „den handel aldaer van cleyn belangh is ende geoordeelt wordt dat deselve „door den ondercoopman Wijckersloot en 3 a 4 matrozen wel sal connen „waergenomen werden." Maar ook dit laatste bleek weldra niet de kosten waard, zoodat de regeering 17 Mei 1667 besloot „het comptoir te ligten en „de suppoosten etc. na Japan te laten gaen." Intusschen zorgden de gebeurtenissen, dat dit laatste niet vrijwillig geschiedde. 5 December 1666 berichtte Kettingh aan den gouv.-gen. Joan Maetsuycker, dat hij zich opmaakte om te vertrekken, voorloopig eenig personeel achterlatende, teneinde niet in eens te liquideeren, hetgeen gevaarlijk en schadelijk zou zijn. Maar voor hij dat voornemen had ten uitvoer kunnen brengen, moest hij 1 a Maart 1667 aan den landvoogd melden, in grooten nood te verkeeren wegens de aanvallen van Chineezen, volgelingen van Coxinga, met wie wij, sedert deze ons in 1662 van Formosa ver„Wakende Boy na Cambodja tot straffe der moordenarijen te senden." Dadelijk treft het, dat op juist derzelfde dagen derzelfde maanden maar 30 jaar vroeger overeenkomstige mededeelingèn in hetzelfde boek worden gedaan, maar vooral dat de namen der 5 schepen juist dezelfde zijn als die der vaartuigen welke wij bij den overval van 1644 en de bestraffing daarvan zagen optreden. Op de lijsten der „aangecomen en afgevaren schepen te en van „Batavia" van 1 Januari 1658 tot 30 Januari 1665 komen deze schepen niet voor; en evenmin staan in de resolutie-boeken zeiven op de aangegeven datums de besluiten, door de Realia in het verkort aangegeven, noch zelfs welke andere resolutiën ook. Ook is noch in de Dagh- Registers van het Casteel Batavia, noch in de brieven, noch ergens anders iets te vinden over eenigen overval in 1664 en wordt deze integendeel weersproken door den hier medegedeelden loop der'gebeurtenissen. Blijkbaar is dus de foutieve mededeeling te wijten aan een schrijffout van den bewerker der Realia, die 1664 schreef in plaats van 1644, 1) Realia. 3) Dagh-Register int Casteel Batavia. LVLT dreven had, in open oorlog verkeerden. Zijn vrees bleek gegrond. In het- inleizelfde jaar notuleerde men te Batavia :„Tajoanse Chinesen hebben opden DING»9 July des nagts Comp*. logie in Cambodia met gewelt ingenomen, den „coopman Pieter Kettingh met 3^4 inlandse dienaers vermoort, de goederen geplundert en de logie verbrandt. De ondercoopman Jacob van „Wijckersloot was het nevens de andere dienaeren nogh ontcomen en aen „het jacht de Schelvis geraeckt, waermede sij dan voort nae Japan sijn ver„trocken -)." Zeker, ook dit maal evenals de vorige was niet de koning met zijn volk de schuldige, zooals zij dat wel geweest waren in 1644 met den moord op Regemortes en de zijnen; en hij schreef 28 October 1667 zelfs een brief vol leedwezen naar Batavia, verklarende te hebben gestraft en verder te zullen straffen. Doch ook deze proef was te wreed geëindigd om haar te herhalen, waartoe trouwens de handelsondervinding ter plaatse evenmin aanleiding gaf. Pieter van Dam, die van dezen moord geen melding maakt, schrijft: „Dan, gemerckt desen handel van dat belangh niet wiert geoor„deelt off die kosten en lasten waardigh om daer een gestadige residentie „te honden, is het daerbij gelaten en sonder dat wij eenige vaart 't sedert „daarop hebben gehadt off ondernomen Nu de Compagnie haer gelief des wegen (de rijst) van de Oostkust van Java heeft weten te krijgen, „hebben die van Batavia het daerbij laten berusten en aen de ingesetenen „aldaer dien handel overgelaten, seggende de Generael ende Raden bij het „Reglement van 8 October 1680, dat een van deMaleyers, tot Batavia wo„nende en geen andere, om de twee jaeren een schip derwaerds was sen„dende dogh met geen naemwaardigh cargasoen". Inderdaad is met den moord op Ketting voorgoed een einde gekomen aan de vestiging der Nederlandsche Oost-Indische Compagnie in het rijk van Cambodja 2). 1) Dagh-Register tut Casteel Batavia. m) De beer a. Cabaton vergist sich dan ook, waar hij in rijn belangrijk en boeiend opstel over de Hollanders in Cambodja, in 1914 verschenen in de Revue de fhisioire des colonies francaises te Parijs, beweert dat onze loge ook nog na dien tijd zich staande gehouden beeft Daarvan is echter nergens in de bescheiden het minste spoor te ontdekken. Hij vermeldt als factorij-houder na Kettingh Joannes Besselman. Doch deze is nooit in Cambodja geweest, maar wel in Tonkin, zoodat de heer Cabaton waarschijnlijk zijn aanteekeningen over Tonkin, gemaakt op ons rijksarchief te 's-Gravenhage, verward heeft met die over Cambodja. Volgens het register op de Personalia, aldaar aanwezig, blijkt toch deze Joannes Besselman 6 April 1677 benoemd te zijn tot opperhoofd in Tonquin, waar hij toen als tweede persoon Lvm INLEIDING. Voortaan heeft haar verkeer met Cambodja zich beperkt tot weinige inlandsche schepen, die produkten kwamen brengen te Batavia, en tot een zeldzaam bezoek van een Compagnies-schip op weg naar elders. In 1670 kwamen te Batavia, door den koning gezonden, drie Nederlanders uit diens rijk aan, „na het afloopen van 's Comp*. logie aldaer verble„ven; comen met ijsere ketenen aen malcandere vast soowel aen de hals „als aan de beenen." In zijn begeleidende missive schreef de koning over deze lieden, dat zij erkenden de Chineezen te hebben willen vermoorden, die hun echter voor waren geweest. Die drie Hollanders waren, berichtte hij, slechte menschen, die herhaaldelijk gevlucht waren in hetbosch, doch door hem opgevat en thans teruggezonden werden -). Nadere bijzonderheden over dit drietal deelen de hier volgende bescheiden mede. 25 Januari 167a ontving Batavia een brief van den koning en van Ocknia Clahum met geschenken, vriendschapsbetoon en dank voor den brief, aan 'skonings „affgesant" medegegeven. 28 Juni van hetzelfde jaar betuigen Gouv.-Gen. en Raden voor deze brieven en geschenken hun dank en zenden geschenken terug zoowel aan den koning als aan dezen Ocknia, „de rijcxvertroude." Het volgende jaar herhalen zich deze beleefdheden aan weerszijden, naar aanleiding van 's konings bericht van 35 Februari 1673 dat hij zijn overleden voorganger is opgevolgd. In 1674 wederom een wisseling van beleefdheden en geschenken. Dan echter notuleert het DaghRegister int Casteel Batavia 20 December 1675: „De coopman Jan van der „Spijk en Raat in Siam schrijven aan Gouv.-Gen. en Raden van den sleg„ten toestand in Cambodia, alwaer de Quinammer den Coninck al in 't „bosch had doen wijken en sich apparent in korten tijt meester van dat rijk „stont te maken" 2). 1 Februari 1677 schrijft de koning, dat zijn voorganger is overleden. „Cambodia is nu in groote swaerighey t en tot noch in geen „ruste". Daarom heeft hij van den Maleischen nachoda (schipper) Lipat vier „bassen geleent, 't geene de gouv.-gen. en Raden niet qualijck gelieven te „nemen, want hij (Jan de Pertuan) is nu in groote noot." Hij stuurt geschenken. Het volgende jaar bedankt hij voor het ontvangen tegengeschenk en voor den onmetelijken dienst, dien de Compagnie hem heeft bewezen met werkzaam was, in 1679 vandaar naar Batavia te zijn ontboden, twee jaar later eerst tot winkelier te Batavia en vervolgens tot kassier aldaar te zijn aangesteld en in 1684 opperhoofd geworden te zijn in Japan. 1)' Dagh-Register int Casteel Batavia. a) Uit deze mededeeling blijkt ten overvloede, dat wij toen geen loge in Cambodja bezaten. LIX die vier bassen (— kanonnetjes). Hij stuurt een schenckagie, die 17 Augustus van hetzelfde jaar door den gouv.-gen. Rijckloff van Goens met een briefen tegengeschenk wordt beantwoord. 5 Juni 1679 ontvangt van Goens een brief van den koning met geluk wensch en bij zijn benoeming tot landvoogd en de mededeeling, dat de koning thans oorlog voert niet Siam. De koning vraagt om salpeter, een hengst en een merrie en verklaart alles te willen doen om den gouv.-gen. te behagen. Ook bij dezen oorlog is Cambodja weder slecht gevaren; want 16 Februari 1680 verneemt Batavia „van „seeker Chinees, van Cambodia op Mallacca gecomen, dat die plaets door „de Siammers te eenemael afgelopen en alle manschap ekcepto den co„ninckmet 2 a 300 mannen, die haar met de vlugt over het gebergte na Chi„ampa gesalveert hadden, gesneuvelt en temeergemaeckt was." In 1709 is de hervatting der vaste betrekkingen even ter sprake gekomen, doch 11 April van dat jaar besloten „van het etablissement eener lo„gie aldaer af te sien, dog niettemin te doen vernemen naer den toestant „van saken in dat rijck, *)" terwijl daarna nog slechts eenmaal een besluit is genomen door Gouv.-Gen. en Raden ten aanzien van het koninkrijk, namelijk 13 December 1723: „Men sal de Chinesen derwaerts en Tonkin „animeeren en, voor 's Comps. reekening een partie daer inne te nemen, „doende ter onderzoek een vertrouwd persoon derwaerts overgaen." Wat Laos betreft, het „Lauwen-landt", het is er nooit tot een vaste vestiging gekomen. Trouwens, nog heden is land ontoegankelijk, „woest en „ledig". De hoofdstad is slechts in minstens een week of drie van de Mekong-monding af te bereiken. Op een oppervlak, dubbel zoo groot als Java, wonen nog geen mfllioen menschen. Het land voorziet alleen in eigen behoeften. Wat het aan beschaving bezit heeft het aan Siam ontleend, aan het achterland dus en niet aan de kust; dat blijkt reeds uit Wuysthoff s verhaal en voorts uit de verzameling van de genoemde Ecole francaise te Hanoi: verguld hout met heel kleine stukjes spiegelend spaath, de Boeda' tjes met de puntkroon op de kooltjesharen enz., alles Siameesch van karakter maar ruwer. Vergeleken de Franschen, toen zij in 1893 het land vreedzaam in bezit namen, wat Wuysthoff schreef met wat zij vonden, dan konden zij met de Schrift getuigen: „Het is alles bij het oude gebleven." 's-Gravenhage, Januari 1916. Dr. HENDRIK P. N. MULLER. 1) Realia. INLEIDING. VERKLARING VAN INLANDSCHE WOORDEN. Vertraagd door den oorlog, maar nog niet te laat, ontvang ik van Prof. Ant. Cabaton de volgende verklaringen van een aantal, in de hier medegedeelde bescheiden voorkomende inlandsche woorden, welke tot persoonsnamen en titels sijn samengevoegd. De Cambodjers hebben namelijk evenals de Lauwen en Siameezen hun officieel e personen altijd aangeduid door den naam van het ambt en nooit door eigennamen. Instede echter van die ambten aan te geven door een bepaald woord, zooals rechter, burgemeester, gouverneur enz., hebben zij zich bediend van weidsche bewoordingen, ontleend aan het Pali of het Sanskrit en die in geenendeele beantwoorden aan den aard van het ambt. Buitendien verschilde de taak van den ambtenaar telkens, al naar de behoefte van den dienst en het oogenblik, had elk hof zijn eigen mandarijnen en wemelt het van spelfouten in de inlandsche officieele ambtenaars-lijsten. Eindelijk geldt het hier oude woorden en zijn deze door weinig geletterde voorzaten van ons weergegeven, bloot op den klank af. Ten gevolge van dit alles heeft de heer Cabaton herhaaldelijk slechts kunnen gissen. Hoofd van Cambodja (Nohor Kamplied, Srók nokor Khmer) was een koning, uitvloeisel van de Godheid en genaamd de „Heilige Voeten" (Prdh Bat), de Souvereine Meester van Cambodja (Kampuca Thipedii [Sier. Kamboja-adkipati\), die alle staatsmacht in zich vereenigde, de opperste aanvoerder der strijdkrachten, de wetgever, de hoogste bestuurder. Zijn almacht werd eenigermate getemperd door den godsdienst en de gebruiken en soms door opstand en omwenteling. De kroon was erfelijk, doch ging meest van broeder op broeder over naar de eerstgeboorte, tenzij de laatste koning een zijner zonen tot opvolger aanwees en te zijnen gunste afstand deed. lxii verkla- Hij vermocht zooveel vrouwen te huwen als hem behaagde, ook onder ring inl. -n bloedverwanten en zelfs zijn halve zusters; alleen zijn volle zusters woor- , _.! den. waren uitgesloten. Een dezer echtgenooten droeg den titel van koningin. Zij behoorde van koninklijk bloed te zijn, maar was vaak slechts een gewone gunstelinge. Onmiddellijk achter hem volgden, deelende in het koninklijk eerbetoon en zelfsin zijn macht: de abyorac'(Skr. upayuvaraja), de koning die afstand had gedaan; de obbarac (Skr. uparaja), de troonopvolger, zoon of broeder des konings; en de Prah Voraéini (Pali vararajinJ), de koningin-moeder of de eerste prinses van den bloede. Zij beheerden hun leengoederen, maar in algeheele afhankelijkheid van den koning, en ieder hunner had zijn eigen mandarijnen-stoet. Achter deze vier personen kwamen de prinsen en prinsessen van den bloede, tot aan den 5 Nac Pronckiesad „ 374. Tjauwanja Coussa Tévin nai Montrëi Óit, griffier, rechter. Okïia Ndtraê, pakhuismeester der rijst. Ocna Arcun (Skr. Arjuna), gouverneur eener provincie. Cong AlSkh (Pali alekha), schrijver. Caupona (Hollandsen tjauw pönjéa); Siri Sermott mm Chichermot, zie blz. 19. Caupona srei Saugkram, titel van een ambtenaar onder den tweeden koning. Caupona sréi najok (Pali Son nayaka), de uitstekende gids, loods. Okna Sréi Pkirom, bewaarder van het paleis. Okna Sorivong (Pali Suriyavamsa), hooge mandarijn van het vervoer. Nak prdh O/én, ambtenaar van den dienst van het vervoer. Nak prdh Sréi Viéit, inspecteur der openbare gebouwen. Nak Nét prdh Ang, mandarijn der rechtspraak. Okna. En Rat (Pali Indaratana), bouw opzichter, koninklijk metselaar. Nak Prom Kan fa, een magistraat. Okna (de) Caupona', twee mandarijnentitels. Okna Dè cou, gouverneur der provincie Kompong Svai. NSe Cesda Ngprdh Rat, zeker mandarijn. Okna Vang, minister van het paleis. Okna Siri Maharaja, een Maleisch mandarijn. Nak prdh Ongkar Chet, hooge koninklijke mandarijn. Caupona Kosa, ambtenaar der schatkist. VERKLARING INL. WOORDEN. LXVI verkla- Blz. 376. Oja Iumerat ring inl. woorden. | 376. Na Pra Staa „ 376. Occonjae Serck Louck I 377. Occonjae Pousselock „ 376. Occonja Tarant- sjouw » 37 7 • Tjan ponja Mi tip Ronghtonock „ 377. Occonjae Ancea „ 378. Tjanponja Pou » 379- Ojae Tjecrie Lepaangh „ 379. Nac Promkeeino „ 383. Occonjae Tipsombath „ 383. Occonjae Tuprath „ 406. Ockoenjae Tiechry „ 406. Nappra Radia Col „ 407. Ockmoen „ 407. Nacpra Nieripith „ 407. Nacpra Mieript „ 410. Naccidaith Ramatipady Oknd Iumrac (Skr. Jamaraja, god der hellen), mandarijn van den Minister van justitie. Nak prdh Cesda, gouverneur eener provincie. Okna Suork Lók (Skr. svargaloka, de hemel van Indra), titel van den gouverneur der provincie Pursat. Okna Pusnulok (Skr. Visnuloka, de mond van Visnu), titel van den gouverneur van de provincie Tréang. Okna Raia Cou, titel van den gouverneur der provincie Stung Trêng. Caupona Mohaüp Ratana (Pali Mahadevaratana), titel van den gouverneur eener provincie. Oknd Ansa, hoofd der roeiers. Caupona Pon, ontvanger der belastingen. Okna, Cakrei Lobang, mandarijn van het gevolg van den Cakrei of minister van het vervoer. Nak prah Ongkar En, soort van rapporteur of referendaris. Oknd Tip Sambal, mandarijn van het paleis. Oküa Tip Ruttha (Pali devaratha, goddelijke wagen), opzichter der voertuigen des konings. Okna Cakrei, mandarijn van den Cakrei. N&k prdh RSiS Kol, secretaris van een okna. Okmoen, mandarijn der 3e orde. Nak prdh Niruphadti (Pali narapatif) mandarijn van het huis van een konink\ lijken prins. NSk Cesda Ramadhati, een Maleisen mandarijn. lxvlt. Blz. 410. Naccidaith Patriauw „ 411 Ockoenia Tiecry Peracsidents „ 411. Nacpra Theerportion „ 414. Ramata Pady „ 415. Nacpra Tuauw „ 418. Ockoenia Tixsinghbath „ 422. Tjanponia Sieringh Songbath „ 434. Intje Idop „ 434. Nacpra Radjasath „ 439. Nacpra Syanyock 447. Piauwja NakCesdaprdh Cau, koninklijke bewaker, verklaring 1nl. woor- Zie Ockoenja Tiechry, blz. 406. den. Nak prdh Srêi Pu/hor, een koninklijke page. Zie Ramatfpady blz. 410. Nak prdh Cau, kleine mandarijn. Zie Tipsombath blz. 383. Caupona Serei Sambat, mandarijn van het paleis. Intje hidoep, (wakkere baas), een Maleisch beambte. Nak prdh Rata Sat, magistraat. Nak prdh Séna Naiyok, mandarijn over de koninklijke olifanten. Caufa (spreek uit tjauw-vja), zeer hooge ambténaar. HENDRIK P. N. MULLER. I föantocfirijt&en üan Camriaina en aCoufaenaCant Linschoten XIV. I Vrcmdc GESCHIEDENISSEN* In cfe Konitickrijcken van CAMBODIA en LOUWEN-LANT, Zedert den Iare i <5 3 5. tot den Iare 1 ^44. aldaer voor-gevallen. Mitlgaders de Reyfè der Nederlanders van Cambodia de Loufe Revier op, naWincjan, het Hof van de Loufe Majefteyt. Ende ten laetften de voreede Majfacrê in Cambodia dm de Indiaiun, Anno 1 643.gejcbiet. TOT HAERL E M, Gedcuckcby Pieter Cafieleytt, Boeckdwcker woonende op de Marckc in de Key z^ers Kroon, 1669, Aen de Lezers: Beknopt komt Uwe E.E. hier een Verheul voor, waer van wy wel breeder, mits de ghewichtighe stoffe, hadden kannen op-disschen: Maer, vermits wy desen noch eenmael hoopen te vervolgen, korten deswegen so veel mogelijk: Waer zijnde, dat wy den Schrijver hier af, de Minuten daervan bynae als met kracht hebben af-gedwongen, om ons soo veel mede te deelen, als dese woeste Gewesten by hem selfs bevaren, heeft ondervonden, ende de administratie van de Reyse naer het Louwse Koninckrijck, door den Generael van Diemen is toever tr out gheweest: Veele Af-Beeltselen waren hier in te voorschijn gebracht, ten waere den korten tijt van ons voornemen (die nietgeern yets uyt eyghen Hoofde willen toe-stellen) ons belette, tot op een ander tijdt, dat wy de nieusgierighe (soo veel moghelijck) voldoen: De reste beveelende aen Uwe E:E: goede discretie, de welcke den Drucker van desen van Uwe E: E: versoeckt: Ter wijlen hy toch altoos blijven sal U E: E: Dienstw, PIETER CASTELEYN. Haerlem den 30. Juny lóóp. REGISTER. B B Assack: De scheydinghe van de Koninckrijcken Cambodia ende Lou- Carel Hartsingh, Opper-Hooft van de Negotie in Toncquin, 3. Chineesen loopen een Jonck af met Sijde, ende vermoorden alle de Nederlanders daer op: Hoe vremt sulckx uyt komt, 3. Een der selve wert op Batavia gestraft, 4 Camerlingh van den Koningh van Cambodia, vermoort sijn eyghen Meester, op belofte van het halve Coninckrijck, 9. Maer dat niet krijgende, dreygt den tegenwoordigen Coningh, die hem oock doet massacreren. 12. Cambodia een Koninckrijck in Oost-Indien, waer gheleghen, en by 3. Coningen geregeert, t. Voorvallen met Nederlanders aldaer, ende verbitteringh teghens des Compagnies Dienaers, doch de veranderinghe in Vrien tschap ende alle alle faveur, 2. Den Jongen Koning sterft, tot schade van de Compagnie, 3. Dus blijft de Regeeringe aen den Ouden Coning en sijn Suster Nappra Thiemeda: Die stervende, doet sijn outste Soon Nac Tommeretiat, out 21. Jaer, tot Successeur van het Rijck verklaeren, en wort daer over met vreugde van Groot en kleyn, oock van de Nederlanders begroet met Geschencken, 4. Maer wordt korts daer naer van den tegenwoordigen op-gheworpen Coningh, sijn Kamerlingh, en Swarten Slaef, onder 'tKaert speelen vermoordt, en 't Pallais in brant ghesteken, 9. Die sich daer door op-werpt; En yder hem te gehoorsamen beveelt; Zijn felheyt aen een Maleytze Tevinia; Zijn Oratie tot het Heyr-Legher, die hem ghetrouheyt sweeren; En massacreeren oock den Jongen Koningh, soo hy op de Olijfante Jacht 60. mijlen van daer was gereden, 10. Vervolgt alle des Jongen Konincks Raetsheeren; En doet die seer wreet aen een Kruysnaghelen; Verdelght soo al sijn tegenstrevers, behalvens 3. Soonen van den Onden Koningh, die in de Kercken onder de Protectie van de Priesters vluchten; Den op-gheworpen Koningh van Cambodia dus bynae alles verdelght hebbende, maeckt met sijn Broeder een Compact, om 't Rijck gesamentlijck te regeeren, n. Maer den swarten Kamerlingh't halve Rijck belooft,desen Koningh dreygende, om dat hem geen beloften hielt, dede hy mede ter neder houwen, 12. En de 3. Soonen van den Ouden Koningh teghens hem conspirerende, doch ontdeckt, sijn de twee met Houwers op een Pisangh aen stucken gekapt, 12. Maer desen Koningh krackeelt daer na met sijn Broe- i) Deze bladzijden zijn die van het oorspronkelijke, hier herdrukte boekje. wen, 17 1) C 8 i caste- der; En onder pretext van Boelagie met sijn Vrouw Perkees Satry, doet l'eyn re- hem mede dooden, het welck hem by yder in den haat brenght, 13. Doch gister, hy leyt de schuit daer van op sijn Swager, en doet die mede sterven; Verlaet de Heydense Religie, en wortMahometaens; Daer de Portugijsen haer van dienen, 13. Coningh van Cambodia treckt met 300. man na Namnoy in 't Louwse Gebiet om Goudt, dat daer veel is; Maer om de ongesontheyt des Luchts, quamen daer geen 50. man mette Koningh van weder thuys. 17. G Geeraert Wusthof Onder-Koopman in Cambodia, 4. Wort door den Generael en Raden van India met Geschencken aen den Koning van LouwenLant gesonden, 5. Worden seer wel by den Koningh en de Natie onthaelt; Reyst onkostelijck, ende arriveert weder in Cambodia. 6. I Tan Dircksz. Galen Opper-Koopman in Cambodia, gehaat by den Ouden Koning, die hem niet in 't Gesicht wilde sien, vertreckt na Batavia, Croock komt in sijn plaets, 2. . Johannes van der Hage Opper-Koopman m Cambodia, is by den Koningh wel gesien, doch sterft subijt. 4. L Louwse Kooplieden komen de eerste mael op Batavia handelen, en sijn by den Generael van Diemen wel ontfanghen, 5. Onderstaet wat dit voor een Coninckrijck en wat Handel daer is, 5. Rijckdom van 't Louwse Konmckrijck, ende hoe ende waer gelegen, 6. Heeft een schoone langhe Revier* Louwse Koninckrijcksgeneraele Beschrijvinghe, 26. Hoedanigh gheregeert, 27. Hare Wetten en Innekomens, 28. En Papen, 29. Louwse Revier hoedanigh: Is wel 300. mijlen langh, 15. Is rondsom met hooge Gebergten, steyle Klippen en steene ondiepten ten midden, met gruwelijcke hooge Water-vallen verselt, 16,17. Oock met Eylanden vol Harten, 18. Aen de selve legghen Sombocken enSombaboer: Desselfs beschrijvinghe: Wat daer valt: En hoedanigh hare Regeeringhe, 16. Daer valt veel Gout, maer d'Inwoonders begraven dat: De reden waer om. Louwse Papen houden Nieu Jaer: Hebben veel kostelijcke van Gout gecierde Kercken: En sijn groote Meesters, 19. Hebben tegensdesieckten geen andere Medicijnen als danssen en speelen, daer mede sy seggen de kranckheyt, dat sijn de quade Duyvels, uyt-gedreven werden, 25. M Moort in Cambodia aen de Hollanders begaen, 35. Meunkock: Bewoont van al de Louwse Schippers en Kooplieden: Daer is grooten Handel met de Mooren en die van Siam. Meerminnen en Meermans, 38. N Nappra Thiemeda, Coninginne in Cambodia, wort van den Generael van Diemen met Presenten vereert, 3. Sy sterft, 4. Noote-Muscate Vogel, 38. 9 Nederlanders bevaeren in den Jaere 1641. d'eerste mael met groot peri-1. caste. cul de Louwse Revier; Die over al van de Papen en Tevinias wel worden leyn, re on thaelt: Doch veel moeyten met hun Praeuwen met laeden en ontladen gister. hadden; Komen endlingh aen 't Konings Hof te Wincjan, 19. Zijn Majesteyt doet haer af-vragen de oorsaeck harer komst, én oock na de Schenckagien, 19. Zijn seer aenghenaem, en hebben by den Koning Audiëntie, op geleyt op Oliphanten, met de vremde Ceremoniën in d'aenkomste, en wat daer voorgevallen is, st. Den Koningh nochmaer 23. Jaren out: Onthaelt de Nederlanders heerlijcker als Ambassadeurs van Coninghen: En doet Chineesse Speelen, Vechterijen als anders aen-rechten: En wil mede een Gesant aen den Generael na Batavia senden, 23. Schept groot ghenoeghen in een Verrekijcker, wilde een krommen Houwer recht gemaeckt hebben: Laet op de Reviere met Praeuwen ende Konstenaers veel vermaeck aen-rechten, 24. Is een Liefhebber van den vryen Koophandel en vremde Gedierten, oock van fijn geweef: En begeert, de Nederlanders op haer vertreck na Cambodia over eenige verschillen met sijn Majesteyt, te willen tusschen beyden gaen, 25. De Nederlanders keeren wedernaeCambodia, 29. En wat sedert haer vertreck in 't Louwse Rijck voorgevallen is, 3a. Oliphanten-vanghst, 33. En 't geen by de blijvende Assistenten aldaer is aen-getekent. P Pieter van Regemortes succedeert in van der Hages plaets, 5. Verstelt het Compas der Portugijsen in Cambodia, en wort korts daer na met sijn Dienaers vermoort, 14. Portugijsen vermoorden den Assistent Jeremias de Wael, 7. Een van haer Joncken wert by de Nederlandere ontvracht, 8. S Samphana: Een Stadt aen de Louwse Revier: Daer veel Goudts werdt verhandelt: Maer is een der Goddelooste Heydense Hoeren Plaetsen, ig. St. Thomas begraef-Plaets, 37. W Wincjan: De Hooft-Stadt van 't Koninckrijck der Louwen, 6. Wilde Menschen uyt de Strate Davits, 39. EEN KORT VERHAEL VAN DE VREEMDE VOORvallen die in oost-indien, in het ko- NINCKRIJCK VAN CAMBODIA, ZEDERT DEN IARE 1635. TOT 1644. SIJN GESCHIET: In het Jaer 163 5. wiert het Koninkrijk ') Cambodia, dat op 11. graden benoorden de Linie legt, geregeert van drie Koningen, die het Rijck oock in drien hadden verdeelt, en sulckx op conditie, dat den langstlevende 't Coninckrijck soude erven: Evenwel had van dese drie de outsten Coninck wel het meest gesach; en het grootste respect, en in alle voorvallen wel de meeste auctoriteyt: Wekker Regeeringh tot op de doot van den ouden Koningh, die d'andere noch beyde over leefden, sich vreedelijck heeft toe-gedragen. W Het Comptoir der Nederlandtsche Oost-Jndize Compagnie was doen in Cambodia gestabileert door den Opper-Koopman Jan Dircksz: Galen, en droeg de voorsz. oude Koningh de Nederlanders een sonderlinge genegentheyt toe, dan in 't Jaer 1636. is er eenige onlusten ontstaen, voort-gekomen uyt het blijven van 't SchipNoortwijck, voor CambodiasRevier in Zeegestrant, waer van 't Volckvan sijne voorsz. Majesteyt hebben gebergt gehad 13. stucken Geschut en 500. picol Japans Kooper, 'twelk de ouden Coning sich toeeygende. Jn 't Jaer 1637. door 't Schip de Galjas schreef de Generael ") aen den Koning dat hem twee stucken Yser Geschut van dito Galjas toe stont te koopen, in trocque van Rijs; Sr. Gaaien wetende dat de Heer Generael geene kennisse hadde van 't gepasseerde des Schips Noortwijcks sneuvelen, heeft dienvolgende sijn Majest. geweygert 1) Het Coninckrijck Cambodia ofte Camboye leght op n. graden benoorden de Linie, heeft alles tot leefden behoefte seer abondant, als Rijs, Vlees en Wqn, die sy daer naer hare maniere weten te bereyden: Voet ende teelt veele Paerden en Eliphanten; en daer valt oock eenig Gout De Hooft-Stadt is, gelijck 't Koninckrijck, Cambodia genaemt, legt aen de ReTier Meicon of Menon *): d'Inwoonders sijn Afgoden-Dienaers, maer seer strijtbaer. 2) Aldus werd in die dagen de Gouverneur-Generaal te Batavia gemeenlijk aangeduid. (H.M.). *) Htor »ergist sich de schrijver natuurlijk; de Menam is de rivier van Siam, een andere als de Mekong, de rivier van Cambodja. (H. M.). 12 I. CASTE LEYN, CAMBODJA. - de twee gementioneerde stucken te verkoopen, ten ware den Koning de 500. picol Cooper aen de Compagnie restitueerden; Sulckx dat sijn Majesteyt teghens Sr. Gaaien allengskens in verbolgentheyt wierde ontsteken, dat beraetslaegt hadde 't Schip de Galjas dat als doen in de Revier lag, van groote Mast en Roer te ontlichten, ten waer zulckx door den Jongen Koning was tegen gehouden. Jan Dircksz. Gaaien, die te Hove te komen verboden was, vermits den Ouden Koningh hem niet in 't gesicht wilde sien, noch geen Audiëntie verleenen, was gemelte Gaaien genootsaeckt sijn verlossinge te versoecken, sulckx d' Heer Generael te raede wierde, door den Commandeur Croocq, Gaaien te lichten; Oock mede dat den Heer Generael geen verder vermaen ofte eysch wegens de voorsz. 13. Yser Stucken en 500. picol Kooper en pretendeerde, soo is des Coninghs verbolgentheyt in korten tijt af-genomen, en de voorgaende genegentheyt tot de Compagnie op nieuws betoont, mitsgaders alle faveur bewesen, waer sulckx te pas quam, gelijckerwijs in 't Jaer 1637. in het Proces tegen de Portugijsen, over 't veroverde Fregat Bassacq, in de Revier van Cambodia door de Nederlanders met twee Bootsvolck ghenomen, echter daer inne door puere gunste van den Ouden Koningh floreerden, gelijck als volgde. Ende in 't Jaer 1638. op de 9. April heeft den Ouden Koning aen de Compagnie 3000. Tailen ofte 9000. gulden contant uyt Vriendtschap, dat tot den Handel nootsaeckten, geaccomodeert, 't welck aen sijn Majesteyt oock in Februario 1640. nevens een Schenckagie van 100. Tailen in Japans Schuyt-Silver *) is gerestitueert, volgens 't ordinaris gebruyck van den intrest aldaer te Lande; Den Koning soude indien hy sulckx begeert hadde, noch wel 600. Tailen per rest toe-gekomen sijn, welcke voorsz. Cortosie door de Heer Generael naer datum met een Yser Geschut (tot recompens) sijne Majesteyt vergolden is. Jn het Jaer 1640. in de Maent Junio is den Jongen Koningh gestorven, waer van den meer-ghenoemden Ouden Koningh rechte Oom was, ende een Broeder van desen tegenwoordigen Regeerende [3] Coningh, en heeft de Compagnie doenmaels by dat af-sterven veel verlooren, insonderheydt in het recht van de Toncquinse Zijde, 1) Schuitzilver is zilver, dat in Japan gedolven en in den vorm van schuitjes gegoten werd, een belangrijk uitvoerartikel van daar. Een schuitje had een waarde van 4,3 tael of tejrl en een teyl was nu eens 3 gulden 3 stuivers 8 penningen waard, dan a gulden 17 stuivers, dan weer 3 gulden tien stuivers. (De gulden had 20 stuivers van 16 penningen). Gemiddeld werd het schuitje gerekend voor 13*/» gulden. (Nachod, Dit Bezien, der Niederl. Ostind. Komp. zu Japan int ijtn Jahrh., Berlijn 1897, Beil. 43). (H. M.). 13 zulckx sijnen doot veel verandering in 't Rijck als oock in desen toeghebracht heeft, per balance in dato den 23. February 1640. bleef aen de Compagnie schuldigh 1012. Tailen 8. Maes1), den Ouden Coning magtichden eenen Ocknea3) Colhom te besorgen,dat de voorsz. Penningen aen de Compagnie mocht werden voldaen, dan is echter niet gheschiet, vermits des Ouden Konings haestige doot sulckx belet heeft. Gaen voort tot de Coninginne Nappra 3) Tkiemeda, was de Outste Suster van meer gen: Ouden Coninck: Dese is de derde, die gesamentlijck ten desen tijde het Cambodische Rijck gheregeert hebben: Dese Coninginne is Ao. 1639. in de Fluyt-Scheepen Broeckoort en Oost-Cappel door den Heer Generael met Brieven en Geschencken zonderlingh gecongratuleert, by de selve oock met groote Staet en eerbiedinge buyten ordinaris ontfangen, den inhout deses Briefs was voornamentlijckdaer Joegedirigeert, om dese Coninginnes gunste te meer te capteeren, ten faveure van 't recht van de Toncquinse Zijde, mitsgaders Justitie over de selve Chineesse Moordenaers te obtineren. Dit Proces teghens een Deele moortdaedighe Chineesche, is ontstaen en voortgekomen, dat door de Heer Carel Hartsingh, Doenmaels Opperhooft vande Negotie in Toncquin, is bevracht, en met Zijde geladen een Chineese Joncq, nevens de Chineesen op de Joncq bescheyden waeren 18. Hollanders gheordonneert, dese Chineesen hadden alvooren met den anderen Beslooten soo drae in Zee quamen haer by Nacht van de Jonck te verseeckeren, en meteen moordadigh de voorsz. 18. Nederlanders te massacreren, om also met de Buy tin plaets van nae Japan in Quelangh ende vorders na China te vluchten, ghelijck geschieden; Den Buyt onder haer luyden verdeelt, en van den anderen gesepareert, eenighe der principaelste van de Moordenaers kochten een Wang-kangh, 4) waer mede door de beschickinge Godes in Cambodia aen-gelant sijn, de Nederlanders de Roof en erbarmelijken Moort wonderlijk geopenbaert, met het op-koopen van eenige Balen Zijde, en in 't besichtigen gevonden een Hollandts geschreven Briefken, sulckx men oordeelden dit dese Moordenaers mosten wesen, gelijckerwijs oock noch Teyckenen bevonden in diverse Zijde Stoffen, met bloet besprenckelt, hier over dese Moordenaers te Hove aen-geklaecht en in Proces getogen wierden. l) Een theyl had tien maas. (H. M.). a) Een hooge ambtstitel. (H. M.). 3) Een titel. (H. M.). 4) Chinees kleyn Vaertuygb. I.CASTELEYN,CAMBODJA. 14 I.CASTELEYN,CAMBODJA. Het voorsz. is ter eerster instantie by de Chineesse Sabanders x) het Recht uyt-gesproken, namentlijck, alle de Zijde, uyt-staende Schulden ende andere Goederen voor de Compagnie, maer de moortdadige Schelmen hadden niet te obtineren, dan vermits de diverse Coninghen, sijn 'er diversche Revisien soo de een als de andere Partye op haer versoeck toe-ghestaen, sulckx hoe sich dit, en wat vorder in desen is gepasseert, moeten om lanckheyts halven verby gaen, en maer alleen seggen, dat door des Jongen Coninghs langh-quijnende Sieckte veroorsaeckten des Compagnies langduerigh procederen, ten [4] lesten de voorsz. Coningh quam te overlijden, en de Chineesse Moordenaers te ontvluchten, waer van de Nederlanders noch na datum een Moordenaer, die ons van den Ouden Koningh wierde toe-gestaen, apprehendeerden, en oock den Heer Generael op Batavia toe-ghestiert hebben, alwaer by Sententie over sijn begane dilecte Gerabraeckt geworden is, sulckx de Compagnie 65. picol 2) Toncquinse Zijde van de Schelmen bekomen, en ten eynde behouden hebben. De Nederlandtse Compagnie hadde wel ghe wenst dat den voorsz. Jongen Vorst had blijven leven, als wel versekert sijnde, dat als dan die Moordenaers en Schelmen het niet ontvlucht, maer beter Justitie soude geobtineert gehad hebben. Weynigh tijdts hier na komt de Regeerende Coninginne Nappra Thiemeda mede f overlijden, sulckx de gheheele Regeeringe des Coninckrijckx quam te vervallen op den Ouden Koningh alleen. Tot bekleedingh en welstantvan dit Koninckrijck Cambodia in 't Jaer 1640. dede den voorsz. Ouden Coninck sijnen Outste Soon genaemt Nac Tommeretiat declareren als Jonghen Coninck en Successeur van 't Rijck, tot vernoeginghe van de Grootste en meerendeel der Gemeente in 't generael, en dat ten op sichte desen Jonghen Spruyt van 21. Jaren Out, met goede en sachte heumeuren begaeft, en van goeder apparentie was, dien volgende alle de Grooten en aensienelijcke Personagien mitsgaders de Compagnies Opperhooft Johannes van der Hage (nae des Lants costuymen) zijn Majest. in dese celebratie nevens geschencken quamen begroeten en geluck wenschen, en toonden de Nederlanders ghelijck oock naderhandt bewesen heeft geaffectioneert te zijn. Jn begin vande Oppercoopman Johannus van der Hage sijn directie ist Proces der Toncquinse Zijde voor ghevallen, waer by de Compangnie wel geen quade Jritatie dan eenelijck 't voorsz. Opperhooft 1) De Grootste van de Natie. (Eigenlijk havenmeesters. H. M.). 2) =618/4 kilo. (H. M.). 15 groote moeyte van rijen en rotsen te Paert is toegekomen, dien vol-1. castegen s geduerende de Vreede en Eendracht sij n directie bekleden, staen- LEYl»« de ten Hoove by de Coninghen wel in Aensien en redelijck onder bodja de Cambodische Cooplieden bemint, die genegen wierde nae 't Patria te keeren, ten dien eynde van den Heer Generael demissie versocht, Zulcks dat den Onder Coopman Pieter van Regemortes als Tweede Persoon van 't Comptoir om van der Hagens Chargie te soliciteren naer Batavia vertrock, in wiens plaetse den Opper-Koopman Sr. van der Hage constitueerden den E. Geraerd van Wusthof, Een weinigh tijdts hier naer in de Maendt July 1640. was 'er een groote Sterfte in Cambodia, die van der Hagen mede betreften, sulckx dat door een vehemente hitsighe Koortse in 24. uuren quam te over[5] lijden, invoeghen des Compagnies Negotie, de Boecken en de vordere affairen door dito Wusthof behoorlijcken sijn waer-genomen, tot de komste van Pieter van Regemortes en Hermen Broeckman, beyde Opper-Hoofden, die den lesten September van Batavia aldaer in des Compagnies Logie quamen te arriveren, met commissie van den Heer Generael ende Raden van India om van der Hagen, die aireede, als vooren geseyt was overleden, als Opper-Hooft van het Comptoir te vervangen. Jn 't Jaer 1641. in de Maent Martto sijn sekere Koopluyden uyt 't Lant der Louwen, met hare Koopmanschappen door 't Compagnies Fluyt-Schip Oost-Cappel van Cambodia naer Batavia genavigeert, aldaer hare komste ten aensien dese Natie hunne Traficquen niet over Zee, maer in Cambodia en Ziam ghewent zijn te drijven, by de Heer Generael als voor d'eerste mael hem die Natie seer aengenaem was, invoegen dese Louwse Negotiantien de Heer Generael heeft getracht, dat mochten met contentement na haer Lant tourneren, sulckx hun Waeren ten genoegen aen de Compagnie verkochten, met recommandatie ende noodinghe dat Jaerlijckx met haer beste sorteeringe van Koopmanschappen de Compagnie op Batavia te willen komen bedienen. Op het aen-raden der voornoemde Koopluyden heeft den Heer Generael goet gevonden met sijne Achtbaerheyts Missive en Geschencken den Louwse Koning te congratuleren, ten insichte om met den selven in vordere Alliantie en Vruntschap te treden, sijnde het principale ooghwit van hare gemelte Ed. omme te onderstaen wat profitabile Koophandel in dat Louwse Rijck voor de Compagnie te doen was, en grondelijck t' informeren van de Moorse 1) Koopluyden 1) Mohammedanen uit Voor-Indië. (H. M.). i6 i. caste- dewelcke door de Riviere van Tanasserije over Ziam dat Rijck sterck leyn, met handeling van fijne Catoene cleeden frequenteren, mitsgaders te bodja weten des Landts Regeeringe, Sterckte en uyt-breydinge desselfs; Ten dien eynde den Heer Gouverneur Generael en de Heeren Raeden van Jndia, om ghemelte Missive en Schenckagie (volgens coustuyme) na 't Louwen-Landt te geleyden, aen de Opper-Hoofden in Cambodia per Missive in dato 14. May 1641. uyt Batavia geschreven, ordonneerden, dat een van de Opper-Koopluyden Sr. Pieter van Regemortes, Hermen Broeckman, of wel Geraerdt Wusthof 'nevens 2. bequame Assistenten daer toe te ghebruycken soo is dato primo Juin m raade als per Resolutie ten dien tijde op 't Comptoir Cambodia ghetrocken, goet gevonden gedachten Geraerdt Wusthof als Hooft in de voyagie na 't Louwenlandt te ghebruycken, gheassisteert met Willem de Goyer en Huybert Boudewijnsz. van Lochorst, beyde Assistenten, nevens een Barbier, en 2. Nederlantse Jongens, met den Tolck Jntse Lanagh Patanees, Maleyer, sulckx met de Praeuwen der voorsz. Louwse Koopluyden, ghesamentlijck in Compagnie den 20. July uyt Cambodia (tot een Proeve) van divèrsche ColeurdeLakenen, fijne Cattoene Cleeden, en een Kasje met Esmeraude Ringen, te saemen monteerende 6601. 10. p., daer mede den 3. November 1641. in de Stadt Wincjan, *) waer de Koning der Lou- [6] wen sijn Hof is houdende, gearriveert; Waren sijne Majesteyt aengenaem, ten aensien wy de eerste van Christen Natiën geweest sijn, die dat Landt besocht hadden: De Brief ende Schenckagie van den Heer Generael wierde met groote eer en magnificentie in volle Staetsordre, als een Crijghs-Armade van wel rijckelijck 50000. Menschen ontfangen, welcke Schenckagie door den Coningh aen den Heer Generael ten vollen wierde gerecompenseert: Vorders wierden van een yder wel onthaelt en bejegent, seer nieuwsgierig om met de Nederlanders te verkeeren, gelijckerwijs soo eenighe Groote Personagien van 't een of 't andere Quartier van dat selve Landt hier ten Hove quamen, versochten ghemeenelijck onse conversatie; Als onder anderen sekeren Gouverneur van 't Westelijckste Quartier van 't Louwen-Landt, daer de prmcipaelste Benjuwijn a) en Gomme-Lack, mitsgaeders goede quantiteyt Goudt te trocqueeren was, tegens andre Waren, noodigden de Nederlanders vriendelijck, ingeval zy 1) Op de huidige kaarten noemen de Franschen deze stad Vientiane. (H. M.). • a) Benjuin of benzoïn of benzoë, een barsachtige gom, die, in het vuur geworpen, een welriekende geur verspreidt en gebruikt wordt bij de vervaardiging van wierook zoowel voor Roomschen als Mohammedanen en Chineezen. (H. M.). 17 luyden hier naemaels te Lande quamen negotieeren,'sijn quartier te besoecken, soude in alle gelegentheden de Natie favorabel wezen. Men bevondt dat hier in der daedt, voor die geene die haer geen periculen ontsien, hoe men profitabel diversche kostelijcke Waeren konde trafiqueren; Soo teghens die Waeren de welcke op de Kuste van Cormandel vallen, als mede speciael de Reynosters ^-Hoorns, ende Muscus, oock Benjuyn, ende Cabesse voor China, die hier, soo te segghen, goedt koop ende in groote quantiteydt te bekoomen waeren : Den Muscus die daer in goede abondantie te koop ghebracht werdt, komt te Lande uyt China van een Provintie, ghenaemdt Canton, niet dat Kanton achter Goa, maer dieper te Lantwaert in China, welcke Chineesen, oock een ander tael hebben, en die Chineesen in Tyouan 2) den anderen niet konnen verstaen. Dit Lowse Rijck wert omringt van 7. Coninckrijcken, te weten, Cambodia, Chiampa, Quinam, Toncquin, China, Pehu 3) en Ziam, is gelegen 250. mijlen 't Lantwaert van de Zee af, hebbende daer een groote schoone Rivier die uyt Pehu door 't Louwenlandt en Cambodia sich in Zee lost, dese Revier na by Winckjan ontrendt de Streeck van 50. mijlen, brengt hier en daer veel Zant Gout voort, dat by de gemeene Luyden versamelt wert, ende om dat veel meer diverse dinghen van dit Lant te verhalen te lang soude vallen, sullen 't selve verby gaen, en seggen dat op den 15. Augusti 1642., na ons afscheyt van den Koning genomen hadden, nevens dien een Brief en Schenckagie tot recompense aen den Heer Generael, ons ter hant gestelt was, weder om de Reyse na Cambodia aen-gevaert, en quamen den 24. September in de Logie; Het is verwonderens waerdig dat de geheele Reyse, de mont-kosten gegasteert, maer quamen te bedragen 450. gulden, oorsake den goeden koop van alle eetbare Waeren, die hier soo civil te bekomen sijn. Wat voor effect de gedane Voyagie by den Heer Generael soude l>] by gebragt hebben, om te resolveren in 't Louwen-Lant een nieu Compagnies Comptoir te stabileren, is alles verdweenen door het miserabel verdistrueeren van 't Comptoir in Cambodia, want door de Revier kan bequamelijck de Navigatie op 't Louwen Lant geschieden, daer ter contrarie van Ziam de Reyse te Lande met Karren geschieden moet, dat groote fastidie ende kosten onderworpen is. Jn de tijt van dese Voyagie is in Cambodia ontstaen tussen de 1. CASTELEYN,CAMBODJA. 1) Rinoceros; de naam renoster leeft in Zuid-Afrika nog steeds voort. (H.M.). a) Hoofdzetel der Holl. op Formosa of liever ernaast, want het was een klein eilandje, vlak daarnaast gelegen. (H. M.). 3) Of Pegu, een rijk, dat later door Birma is ingeslokt. (H. M.). Linschoten XIV. 2 i8 i. caste- Portugijsen en eentghe Matroosen op de Fluyt de Sayer, mitsgaders leyn, ;n je Logie bescheyden waeren, een scherp Gevecht, daer onder bodja. sich hadde vermengt den Assistent Jeremias de Woel, die in dat Gevecht beset wiert in een Pagger, x) en aldaer door de Portugijsen met fenijnige Pijltjes om 't Leven gebracht wiert, en eenighe Matrosen swaerlijck gequetst; Nae dese rescontre ten eynde was, komt den Hoogh-Bootsman van de Fluyt de Zaeyer, die geene kennisse van het gepasseerde hadde, in het Quartier van de Portugijsen spaneeren, ende wierde van achteren met een Mes in sijn Borst door een Portugijs 't Hart afgesteken, welcke twee Moortdadige Feyten den Koning aen-geklaegt, versoeckende recht en Justitie, sulckx den Koning oock datelijck hier over Rechters gestelt heeft, dan vermits de rechte Moordenaers niet konden aen-wijsen, is Sententie gevelt, dat den Outsten Persoon, een Portugijs van 50. Jaeren, in 't Huys alwaer den Assistent de Woel binnen de Pagger ghedoot was, mede soude sterven, ten ware hy wilde openbaren wie Jeremias om het leven had gebracht, over sulcx dat oock datelijk in Hechtenis wiert genomen. Door den Hoogh-Boots-man, die op de Passagie het deerlijck ongheluck ontmoet was, souden de Portugijsen, volgens de Wetten van 't Lant, 300. Tailen beneven dien d'Amende aen den Koning betalen; Hier over wiert by de Ned. Opper-Hoofden gedoleert, dat niet konden toe-staen eenig Hollandts Bloet in dier voegen voor Geit te koop was, maer versoeckende 2. ghelijcke Persoonen te Justiceren, voeghende hier by tot redenen, wanneer met geit deden paeyen, den Portugijsen Bloet-Aert was haer bekent, sich niet ontsien souden meermalen diergelijcke Feyten trachten te onderwinden. By welck haer versoeck van ghelijcke 2. Persoonen te dooden, obtineerden de Portugijsen een groot voordeel, van dat 3. a4. daeghen dilay in dese saeck verkreghen, onderwijlen hebben soo veel met groote Schenckagien aen d' een en d' ander, mitsgaeders by den Koning gevordert, dat den gesententieerden Portugijs door sijn Majesteyt wierde gepardonneert, maer (volghensdesLantscoustuyme) met ghelijcke 300. Tailen, als voor den Hoogh-Boots-man, te samen 600. Tailen, mocht volstaen, daerop wierde gelargeert onder expres Mandaet, soo wie na datum de Nederlanders ofte Portugijsen de eerste Bloetstortinghe aen den anderen begingh, sonder ghenade te obtineren, (volgens eygen Landts rechten) met de doot soude ghestraft werden; Waermede per force mosten contenteeren, en f8) t) Heyninge. 19 wierde gelast de 600. Tailen, sijnde 1800. gulden, aen de Hollanders 1. castete betalen; Dan vermits de Opper-Hoofden soodanighen Bloedt-LEYM» Boete niet en wilden accepteren, ordonneerden sijne Majesteyt dat bodja Geldt in sijne Secretaris Ocknea Tiremedols handen te stellen, soo dat tot jegenwoordigh noch onder den selven kan wesen berust. Jn 't Jaer Anno 1641. sijn de Portugijsen van Maccao met aensienelijcke Cargesoenen, bestaende in Zijde en diversche Zijde Stoffen, in Cambodia verscheenen, met intentie 't selve onder den Naem en door Cambodise Koopluyden en Joncken, na Japan te versenden, ghelijck geschiede, dat tot dien eynde bevracht hebben 2. Joncken, toebehoorende eenen Chichermot, Chinees, ende Prescorneock, ghewesen Sabandaer van de Compagnie aldaer, ende ten aensien de groote Vracht en goede advance, dien sy by desen stonden te gauderen, waren sy luyden mitsgaeders de Portugijsen beangstight, dat de Fluyt Oost-Cappel, 't welck was gedestineert om het Campodise Cargisoen naer Japan te vervoeren, in Zee op de gementioneerde 2. Joncken sijn advantagie mocht soecken; En om hier van by dit Fluyt-Schip geen resico te loopen, practiseerden de Portugijsen en hunne consoorten eenige middelen aen den Koningh te monstreren, dat sijne Majesteyt van de Compagnies Opper-Hoofden souden eysschen een vrye Pas-cedulle tot securiteyt, dat ghenoemde Fluyt Oost-Cappel de voorsz. twee Cambodise Joncken gheene hostiliteyt, maer vrye en vranck den wegh na Japon soude laten passeeren; Welk voorstel door den Koningh aen de Opper-Hoofden is gheschiet, daer op den Opper-Koopman Regemortes sijne Majesteyt ten antwoorde heeft gedient, dat alle Compagnies Scheepen waeren versien met volkomen Jnstructie van den Heer Generael, waer na de Scheepen in Zee sich hadden te reguleren, sulckx onvermoghen was des Generaels reglement te contradiceren: Dese Luyden alle woelende om de Compagnie molestie aen te doen, versochten nochmaels den Koningh haer te ghebieden het Schip 14. daghen naer het vertreck van de Joncken op te houden, om alsoo de perijckelen van de Fluyt OostCappel te omsey len, bier over dit voorstel Regemortes doleerende aen sijne Majesteyt, protesteerende van alle schaden en onheylen dien de Compagnie van dese ongewoonlijcke Proceduyren mochten toe- 1) Saiandaar, saba*der,sjaiander, letterlijk koning der haven (Perzisch), havenmeester, vaak tegelijk hoofd van douane kantoor; hier de door den koning aangewezen ambtenaar, die de schepen der Comp. behandelde. Bandar of bunder, door de Portug. vaak bundel genoemd, wordt nog heden in voor-lndië gebruikt voor landingsplaats, kade, haven en zelfs voor douane-kantoor. In Soeratte hoorde ik nog een deel der kade aanduiden als „Dutch bunder", ofschoon wij er reeds een eeuw verdwenen zijn. (H. M.). 20 I. CASTE LEYN, CAMBODJA. komen, alsoo het Zuyder Mouson verliep, dat Oost-Cappel sij'n tijt noodigh hadde waer te nemen om de Reyse op Japan te gewinnen, dienvolgende Regemortes 't Schip sijn depesschie hadde gegeven om sijn Reyse op het spoedigste na Japan te vervorderen. Dit Fluyt-Schip waer Schipper op was Abel Tasman, is drie Daghen tijts voor de gementioneerde Joncken uytte Rivier in Zee gheloopen, alwaer ettelijcke mijlen buyten landts op de Joncken is blijven Cruyssen, en beyde geattrappeert, uyt d'eene alle Portugijsen in geladen goederen gelicht, d' ander vermits door den Avont den doncker bevingh is uyttet gesicht ontkomen. Welcke tijdingh Ao. 1642. in Jannuarij de Portugijsen in Cambodia verstaen 'tverlies van hare goederen uyt d' een Jonck gelicht, f9] hebben over 'tselve de Compagnie in Proces ghetrocken, allegeerende de Compagnie niet vermogens was hun Goederen uyt vrye Cambodise Joncken te lichten, noch voor goeden prijs te verklaren; Dan aleer hier van volle uytsprake heeft konnen geschieden, is 'er een schrickelijck feyt begaen aen den Ouden en Jonghen Koningh, mitsgaeders alle de Grooten ende Regenten des Rijckx, haestigh en t' samen om 't Leven gekomen, onder desen jegewoordigen Coningh, die het Rijck t' onderste boven wierp, en daer na sich selfs als Coningh in-gestelt heeft, hoe sich dit heeft toe-gedragen gehad, sullen in 't kort verhalen. Desen teghenwoordighen Koningh in Cambodia is van Konincklijcken Stamme af-komstigh, sijn Vader en oock 2. Broeders hebben het Konincklijcke regement gehad, een Jong, stout en onversaeght Hart, daer voor altijt vermaert is geweest, sulckx dat de Koningen continufiel een omsicht hadden, vreesende van dit Humeur noch wel tot een proef t' eenigher tijdt mochte toekomen, als (teyder!) oock ghebeurdt is, dat men heeft toe-gheleydt diversche Practijcken om den Ouden Koningh, dat sijn Oom was, metsijnenOutstenSoon van 't Leven te berooven. Desen Koningh sijnde geassisteert met raet van een sijner Dienaren, sijnde een Swarten Slaef, een gaeuw en subtile Geest, practiseerden te samen hoe de Kamerlingh van den Ouden Koningh tot hemwaerts te trecken was, beloovende aen de voorsz. Kamerlingh het halve Koninckrijck.wanneer tot sijn oogwit gekomen was, dit Accoort eenigh sijnde, besluyten te samen met haer drieneen schrickelijcken Moort, dat dus souden te werck stellen. De Grooten van 't Rijck hebben voor ghebruyck, dat des Avonts te Hove komen, en met Kaert-speelen den Koningh in Geselschap 21 by sijn, sulckx bestemden dat op sulcken Avont desen Jonghen Gast i sich mede ten Hove soude vervoegen, om by den Koning te speelen,' hebbende een Japonsen Houwer verborgen onder sijn Kleederen: ] Den voor genoemden Kamerlingh van den Ouden Koningh soude van achteren komen, als of sijn Heer en Meester, ghelijck meermaels wel ghebeurden, yet wes aen te dienen had; Op sijn schoonst wesende, heeft met een Chris of Moordenaers Priem sijnen goeden Koning van achteren geponjardeert, voorts dese Brutale Voornemers opspringhende, slaen het licht der Kaersen uyt, kappen en Houwen voorts onder den hoop die daer present saten, staken datelijck den Brant in 't Konincks Hof, dit Vuyr was 't Zeyn, dat alle de Grooten of Regenten Huysen oock insgelijckx in lichten Vlamme wierde gesien, uyt-gewerckt by Volck daer al van te vooren yder op sijn oort toe-bestemt: Dese grooten Brant aen alle kanten sich in donckeren nacht op-doende, veroorsaeckten sulcken schrick, dat de Regenten van 't Rijck vluchtigh wierden, denckende allesints verraden te sijn*, staende de Weereldt alhier als op stutten, sulckx yder Mensch niet wist of eenig goet of leven versekert was; Den Morgen-stont en dagh [•o] aen-gekomen, hoorde men den Ouden Koningh doot te sijn, ende alle de Regenten vluchtigh, sulckx geen ordre was dese op-geworpene en haeren aenhangh te dempen, gaen soo al voort, sulckx dese sijn stoutheydt meer betoonende, ontbiedt alle de Bevelhebbers van yder Natiën op staende voet met hun Volck gearmeert, boven te komen, volghens Konincklijck bevel, op peene des doots die contrarie naelatigh bleef, hier opposeerde sich niemandt, maer verschijnen alle vlijtigh ter Plaetse, alwaer de Rendevous geordineert was, uyt genomen de Tevinia ') van de Maleyers, die de zuckelingh maeckten. en niet wel konde ghelooven sijns Koninckx doot, maer trachten eerst zekerheyt van 't zelve te bekomen: Hier tegens commandeerde dese op-geworpen een deel Volck om de Maleytse Natie cito te pressen, boven te verschijnen, en den Tevinia over sijn nalatigheyt op de Plaetse waer men hem betrapten, tedooden, ghelijck oock gheschiede, sulckx datelijck een nieuwe Tevinia in de plaets herstelde, over welcke soo een rigoureuse Executie, causeerden aen een yder sonderlinge vreese. Desen domfnerenden bevindende sich in dusdanighen ghelegentheyt, dede voor sich komen alle de Bevelhebbers van de voorsz. diverse Natiën, die daer met hun Volck present waren ghekomen, als sijnde de eyghen Cambodjaers, Japonders, Javanen, Maleyers, Chi- t) Tevinia is een Opper-Hooft .CASTE-EYN,CAMBODJA. 22 I. CASTELEYN,CAMBODJA. neesen, en Quinamers, die te saemen maeckten een sterck HeyrLegher, gekampeert onder den blaeuwen Hemel, aldaer dien opgheworpen ghedaen heeft een Oratie, in deser forme, dat door rechtveerdige actie te hebben op de Kroon, hy en sijn ouder Broeder waren de rechte Erfgenamen, 't welck was dat hun bewogen hadde sich te revengeren teghens haer Oom den Ouden Koningh, sulckx nu doot sijnde, rechtmaetigh 't Regiment van 't Koninckrijck wederom op haer beyden gebracht, dienvolgende eysschende van de geciteerdens beloften van getrouwicheyt als gehoorsame Onderdanen tot hunnen Koningh te sullen obedieeren; 't Welck alle gesamentlijcken beloofden naer te komen. Op welcke voorsz. acceptatie van Koningh te sijn, hielt datelijck Crijghs-Raet, stelden ordre in wat maniere dit Legher Volckx by den anderen te houden gekampeert, tegens voorvallende invasien dier tijdt, om te konnen dempen alle oppositien, aenghesien sich noch niet ten vollen konde verseeckeren de Dictorye te behouden, also de Oude Koning wel doot, en voorts sijn Lichaem in sijn Hof of Paleys door 't vuyr verteert was, nochtans desselfs outste Soon van 23. Jaren, als vooren op sijn plaetse hebben aen-gheroert, was Koningh geproclameert, na sijns Vaders doot in volle Regeeringe te sullen succederen. Dien Jongen Vorst was 't allen ongeluck verde van Huys vertrocken, na de benedenste Landen by de Zee-kant ghelegen, omtrent de 60. mijlen van het Hof, alwaer sich op de Olijfante Jacht dagelijckx vermaeckten, by hem hebbende tot een Lijff-Gaerde 600. Persoonen; Dese occasie schijnt heeft zijn tegen-partye waer-genomen, anders was niet doenelijck geweest hun Desseyn te doen succederen, by welcke absentie nae de doot van den Koningh was geen Hooft, die [«] dese Resolute met authoriteyt konde teghen staen, sulckx hun saeck gevordert, met d' Jngesetenen tot haer devotie gebracht te hebben, commandeerden datelijck diverse Troepen van de Vertrouste sterck 3000. mannen, die den Jongen Koningh op sijtt Jacht souden gaen soecken en bespringen, en datelijck van 't Leven ter doot te brengen, 't geene hun mede al geluckt is. Ondertusschen wierden mede gesocht en na gejaegt alle de gevluchte Oude en Jonge Konings Raets-Heeren en gequalificeerde Persoonen van Staet, die alle ghevangen wierden en onghenadelijck tot der doot toe getracteert, dat schrickelijck om sien was; Deze wierden gekruyst, dat op dese maniere toegingh, achter op 't Cruys wierden dwers over 't Lijf door het Vel ghesneden, en dan met een 23 scherpen Houwer tusschen het Vel en 't Rugge-Been tot boven aen den hals gevilt, alwaer een Pael in sloegen, de Handen aen 't Kruys vast gebonden, met de Voeten op een Banckje staende, sijn soo opgerecht ende het Kruys in de Aerde aen de gemeene Wegh gestelt, welcke Menschen soo in de hitte der Sonnen wel drie dagen hebben geleeft eer de geest gaven: 'd Ellendigheyt aen dese Menschen was groot en erbarmelijck te sien, niet min tehooren spreecken.ghelijcker wijs wy den wegh passeerende, zy ons noch voor 't laetste toe-spraken segghende, datden Godt van den Hemel over haer sulcken ongeval be sloten hadde, waer in sy haer mosten troosten: En ten aensien wy mei haer luyden tot die tijdt toe van hun ongheval, goede correspondentu in de Compagnies affairen hadden gehouden, niets anders goets kon den doen, dan mededogentheyt in haer ellendige smert te betoonen dat hun noch een verquickinghe gaf, klaegden ons dat quade Men schen haer nog quamen bespotten en bespouwen en dat sulckx hae: het grootste Kruys van allen was. Waer mede alle des Ouden Konings geslachte en Regeerders to niet verdweenen en uyt de Weerelt geraeckt sijn, excepto drie Zoon tjes van den Ouden Koningh van 6., 13., en 17. Jaren, de welcke hae vlucht namen in de Kercken, onder de protectie der Priesters, di in desen soodanigen vrijheyt genieten als de Kloosters in 't Room Gebiet. Desen nieuwen Coningh alle 't voorschreven uyt-ghewerckt heb bende, dat voor hem scheen niemant meer overigh was, die te vree sen hadde, gaet voort met de Regeering vast te stellen, in 'tvergevei van Officien en nieuwe Raets-Personen te verkiesen, sulckx bestel sijnde, besluyt een vast Contract met sijn ouder Broeder, dat eei goedertieren naturel was, daer in de Ghemeente een wel behage schepten, 't Koninckrijck met haer beyden geduerende hun leve langh gemeensaem te regeeren, sweerende den anderen ghehouw e trouw te wesen, en malkander noyt een leet aen te doen, maer (E toch!) ten duerden niet langh of desen goeden Broeder is al mede or 't Leven gebracht, als hier naer sullen verhalen. De Camerlingh wie zijn Heer en Meester den Ouden Koningh vei ] moordt hadde, daer voor dat soude ghenieten het halveKoninckrijcl siende dat hem sulckx niet volgden, maer wierde begifticht met d Titul van Tevinia: Daer sijn in Cambodia drie qualiteyten van Stae de hooghste naem is Ocknea, daer na Tevinia, en de derde Nappr; sulckx dat den genoemden Camerling in plaetse den Titul van C< ningh, maer obtineerden de qualtteydt van Tevinia, invoegen dese I. CASTELEYN,CAMBODJA. r pi ft-' s 1 t 1 1 1 I V g e t, li y • n 24 I. CASTELEYN,CAMBODJA. gierigen en staetsuchtigen Vreck voor sijn begaene Moorderye, niet eens considererende dat 'thoogste van sijn leven was geweest maer een Camerlingh, sich selfs tot Conincklijcke digniteyt trachte te verheffen, slachtende Lucifer, soo dat den hooghmoet ghemeenlijck komt voor den val, ghelijckerwijs desen moortdadigen Camerlingh ontmoeten, wanneer hy als geseyt is, met de staet van Tevinia wiert bégiftight, sich belghde, en gheheel miscontent aen-ghestelt, ja soodanigh dat derfden uytten: Hebbe ick U Koningh ghemaeckt, ick zoude U weder om konnen ontmaecken, welcke redenen den Koningh soo vergramden, dat snachts gearmeert Volck ghesonden heeft, om den Camerlingh te dooden, soo dat hetspreeck-woort hier wel te pas komt, dat 't quaet ordinaris sijn eygen Meester loont. Een Jaer na de verhaelde Revolten hadden de Kinderen van den om-gebrachten Coningh wel 1200. Persoonen, die Wraeck souden ghenomen hebben van de Vaders Doodt, aenhang gekregen, door 't beleyt van haere Heydense Priesters, en alsoo die Kinderen tot de Vaders Croon wederom herstelt te hebben, maer den aenslagh wierde Openbaer, sulcks de Priesters vluchtigh, en quamen de 2. outste Kinderen in Hechtenis, 't Jongste Soontje nam de Moeder van den op-geworpen Koning in Sauvegarde, accepterende voor haergeadopteert Kint, maer de twee outste na een wijle ghevanckenis, hadden dagelijckx ghegeten hup eygen Vleys, dat als Riemen van haer Llghaem gesneden wiert, ghebraden sijnde, eten mosten: Wierden ten lesten gesententieert te sterven, en sijn met een Houwer, 't Lichaem op een Piesangh-Boom leggende, welcke Justitie aldaer soo gebruyckelijck is, dwers door en van den anderen gekapt; 't Js verwonderens waerdig dat dese voorsz. Kinderen sich noch op 't laetste zoo kloeckmoedigh toonden, dat wilden den Houwer eerst sien en handelen, oft oock scherp ghenoegh was, om hun wel te konnen dooden. Weynigh te vooren hebbe verhaeldt hoe dat dien nieuwen Koningh een vast Compact met sijn Ouder Broeder hadde beslooten, 't Rijck gheduerende hun Leven langh te regeeren; 't Conincklijcke Regiment nu een wijle vreetsamelijcken hebbende gegouverneert, den Outsten Broeder ghelijck verhaelt, was goedertieren, over sulckx wierde bemint by een yder, daer en tegens was den Jongen, die de Revolte voort gebracht hadde, harder van natuyre, soo dat de Gemeente wensten sijn doót; Dese 2. Broeders hadden den anderen gesworen noyt eenigh leetaen te doen, niet tegen staende is er tusschen hun een groot onghemack ontstaen, dien wreede hatuyr leyde sijn Broeder te last dat hy by sijn Vrouw Per kees Satry hadde ghetracht *5 I i3j te boeleeren, het gheene de voorsz. Per kees Satrys Broeder oock ghetuyghden; Hier over stont hy naer sijn Ouder Broeders Leven, en dede hem oock dooden ; Dese schrickelijcke daet veroorsaeckte by de Onderdanen groote afkeer van een absolute tirannighen Aert in dien Koningh te sijn, alsoo gepresumeert wierde dat dit feyt door Jalousie gheschiede, vermits sijnen Broeder boven hem by de Ghemeente in respect was. Ettelijcke Maenden nae het harde bedrijf, dat onder desen voorsz. Coningh sijn Broeder door Jalousye om 't leven was gebracht, om des quaden naems wille te versachten, en de Gemeente te doenghevoelen dat sijn Broeders doot hem quansuysleet was, leyt 'd oorsake sijn Swager te last, dat was ghelijck gheseyt sijn Vrouws, ghenaemt Perkees Satyr, Broeder, wien dien goeden Coningh beswaert hadde, dat hy by sijn Suster had ghetracht te boeleeren, en legt hem een klack op den Hals, stelt hem in Gevangenisse, en doet die Swager ter doot executeeren; Dit was den lesten van de gequalificeerde Persoonen, waer mede alle de wreede executien aen 'd Onderdanen een eynde nam, soo dat dien harden Koningh de geheele Regeeringhe nu alleen in handen had, en door Conincklijck Bloet geen revolte noch oppositien te vreesen hadde. Echter 'tgemoet en was noch niet volkomen in rust ghestelt, verkiest eene andere Religie, verlatende 't Heydendom, en doet sich besnijden, neemt Mahomet aen, treckt de Maleytsche en Javaense Natiën geheel tot sich, vergunt hun groote Vrijheden, maecktsijn Lijf-Garde van de selve, correspondeert met dievan Japara, welke Javanen groote Vyanden sijn van de Christenen. De Portugijsen hebben sich van dese nieuwe Majesteyt door behulp van Javanen en Maleyers, die de vermogenste by den Coningh waren, wel gierichlijck weten te dienen: Poogende als noch speciael de Nederlandtse Handel in die Gewesten aller wegen te frustreeren: eysschende restitutie van haer Zijde uyt 2. Cambodise Joncken verovert, wel seggende dat de Vaertuygen neutrael waren, maer swegen, dat sy Vyanden van de Nederlanders waren: Zy kregen 'tsoo wijt door Gaven aen eenige Grooten, ende aen sommige des Coninghs Vrouwen, dat den Koningh daer over naer Batavia aen den Generael schreef; Ende dat niet alleen, maer soo als aen de Reviere van Cambodia de Fluyt de Engel, volladen met Rijs, zeyl-reed lagh, worden de Nederlantse Opper-Koopman Pieter de Regemortes en Clix, by den Coningh cito ten Hove ontboden, daer de Sententie al ghestreken lagh, men most sich laten geesselen, met de veroverde Portu- I. CASTELEYN,CAMBODJA. 26 I.CASTELEYN,CAMBODJA. gijsse Waren te restitueren, (een maniere van doen die naderhant in Europa wel Barbaris is na gevolgt) de Nederlanders trouwlijck in der nacht gewaerschout, door den Dienaer van een Cambodejer Tevinia Ravi, die op dit Vonnis van non audi alteram par tem was present geweest, en die by den Koningh in groot credijt was, seggende, dat zy wel voorsichtigh hier, selfs op haer eygen Leven sich mosten gedragen ; Soo wierden de zelve zeer verbaest, als onbewust wat te doen, zy besluyten dan met haere drie Ministers en den Sabandhaer [i4i Nellepits van de Nederlandtze Compagnie, (die by den Coningh veel vermocht) of sijn Majesteyt niet door eenighe Presenten waer daer toe te beweghen, dat de glorie der Portugijsen in dat Rijck niet boven de Nederlanders en soude prevaleren; Dus gaet 't Opper-Hooft Pieter de Regemortes ende den Sabandhaer noch dien Nacht naehet Palleys, versoecken en krijgen gehoor by den Coning, en bestelden haer Brieven aldaer soo wel voor de Compagnie, dat den Koningh smorghens de Sententie, tot voordeel der Portugijsen, geheel vernietigt had; Den uchtend wasnaulijckx verscheenen, of de Portugijsen quamen na de Logie om de Hollanders te executeren, maer sulckx wiert hun aenstondts verboden, sy stonden op elckander te kijcken, en liepen met een Schenckagie van 600. Tailen naer het Hof, versoecken by den Coning Audiëntie, die van sijn Volck aengedient in wat gestalte de Portugijsen verscheenen, wiert haer een Vertreck aen-gewesen om met haere Geschencken in te gaen, en den Koningh daer te verwachten; Een wijl daer na komt een andre Dienaer, en leyd haer in een ander aensienelijcker Vertreck, doch dat zy in d* eerste CamerhaerSchenkagie souden laten staen; Aldus langh wachtende, kregen geen Audiëntie, maer men voeghde haer toe, dat den Koning na buyten uyt vermeyen was gereden; Ende alsóo mosten de Portugijsen sonder haere Schenckagien weder naer Huys keeren. Dan men gelooft, zy daer na hare weer-wraeck hebben gesocht, wanneer in 't Jaer 1643. 't Opper-Hooft PUter de Regemortes met veele Nederlanders en Dienaers in de Logie te Cambodia schandelijck sijn vermoort; Onder pretext om dateenen Broeckman met de Fluyt de Zaeyer na Japan gedestineert, eenigh Silver had ghelicht, 't welck door de Maets m de Bosschagien was wegh-gedragen: Des Konings Secretaris Ocknea Tiremedol, zeydeopdat subject, dat niemandt in Cambodia sijn eygen Rechter mochte sijn, ende soo eymant schuldigh was, en niet en betaelde, men Lijf, Goet, Vrouw en Kinderen mocht aen-tasten, voeren de selve wegh, of snijden hun Riemen Vleys uyt het Lichaem, en dat ghebraden hun te 27 eten te moghen geven: Doch hier mede en sijn de vermoorde Neder-1. castelanders niet weder levendigh geworden, alleen den Onder-Koopman ÏJT*' was even te voren (tot sijn groot geluck) na Japan vertrocken, en hy bodja. is oock de eenigste Nederlander die daer af-gekomen is. DE ONBEKENDE REYSE M DER NEDERLANDERS UYT HET CONINCKRIJCK CAMBODIA NAER HET LOUWEN-LANT ENDE WAT ZY ALDAER GESIEN ENDE ERVAREN HEBBEN. Het was den 20. July 1641. dat in 3. Praeuwen oft Vaertuyghen, met 9. andere in Compagnie, den Onder-Koopmam, twee Assistenten, den Tolck Jntsie Lannangh, ende een Nederlantse Jongen, uyt Cambodia na 't Louwen-Landt, met een Cargisoentje omme door Handel een proeve te doen, vertrocken, somtijts op dese *) wonderlijcke Revier roeyende, somtijts langst de kanten optreckende, dan weder aen stijle water-vallen en verborgen Klippen komende, waren genootsaeckt hare Praeuwen te ontlossen: Passeerden alsoo den 29. July het Vleck Loim, daer de Revier •) de naem afheeft, en staen hier en aen d'andere zijde van de Vloet, bij de Cotechinders, wel 300. Huysen: Quamen langhst 't Dorp Gockelock, daer noch eenighe van des Coninghs vervallen Huysen staen, die voor 9. Jaren door denOorlogh van sijn Oom, tegenwoordighe regeerende Ouden Coningh, verwonnen, gevangen, en tusschen twee Kussens versmoort is: Togen so al voort, daeghs 4., f. oock wel 6. mijlenadvancerende Quamen den t. Augusti aen 't hooge Geberghte van Schanton, bewesten de Revier, ten Ancker, en smiddags tot Looim advancerende, bevonden de Reviere tot daer toe ten wedersijden by deCotchenchinders fraey bewoont, daer by dese Landt-Luyden veel Cattoen met schoone Plantagie van Manges-Boomen bevonden: Passeerden oock de groote Berg Phan Cangy: Vernachten den 3. dito by een groote Cambodiase Papen-Kerck, waer besijden een Spruyt loopt 't Lant- [16 waert in, daer de eenigste Peper in Cambodia wascht, en deswegen den Coningh die Jaerlijckx selfs na hem treckt: Den 5 voeren, voor by de Negerye Simpouw, waer by een kleyn Vleckje legt van i» Somtijts seer breet, nu klippich, en seer vremt lijnde. . . _ a Gemeenlijk genaemt de Louse Revier: Hy stort by Pegu, gelijck m Cambod.a.n Zee is seer breet, en wel 300. mijlen lang. de Koopluyden van Pegu komen ook dagelhcx met Vaertuygen in 't Louwen-lant bandelen met Robijnen en edel gesteenten. 29 waer de eenigste Cambodiase Cadjangs Matten komen: Passeeren i. caste- vorders *) Sombock en 3) Sombaboer, wanneer door den daee- LEY»«»^ ... , , . . LOUWEN lijcksen Regen veel goet bedorven wiert; Hier staen de blinde en LANT scherpe Klippen, ende men moet sijn goet overschepen; De Revier is hier niet te passeeren, en wonderlijck: Den 11. ontmoeten een Lauwse Praeuw met 5000. Harte-Vellen : Den 17. aen Baetjong, vernachten by een oude vervallen Steene-Kerck, waer in de Louwen voor twee Beelden haer Ceremoniën ende Offerhanden met brandende Keers- sen deden: En plachten de Coninghen van Cambodia voor 50. Jaren wel eer hier hare Woon-Plaetsen te houden: Maar van de Lauwen metOorlogh gedreygt, weken van daer, latende dese Kerck 't eene- mael in een Bosschagie verwilderen, en quamen beneden, daer zy noch tegenwoordigh resideren: Dan hier af loopt een Revier oost op, waer in 30. mijl inwaerts een Plaets Namnoy legt, 't gunt meest by Louwers en weynigh Cambodiérs wert bewoont, dese contribuee- 1) Sombock is een tamelijck groot Vleck, minst by Cambodiérs dan meest by Chineesen bewoont, die den Handel daer drijven op veel 1000. Harte-vellen, eenige iooo sware Jamamaesz. *) Was, en Gittegom, 'tgunt de Chinesen Jaerlijcx so met Karren als Prauwen, vermits weynigh aen de Marckt te koop gebracht wert, 't Lant gaende doorsnoffelen, op-koopen, en met Barcken na beneden voerende, ten roeesten prijse verkoopen: Dese Chineesen en die van So mbaboet hebben groote Vaert op Namnoy, als te Lantwaert in naer Phonough, en kruyssen wel 2. a 3. Maenden met Karren heen en weder; Handelen van d'lnwoonders Slaven, Gout, Renosters-Hoorns en Oliphants-Tanden, teghens Sout, Chineesse Coralen, Yser, en kleyne snuysteringhen van kleyner waerde; waer zijnde, dat zy hier voor soo veel gewichts gelijck een Maes Souts, konnen bekomen soo veel gewichts Gouts, maer zy moeten 't duer genoegh betalen, mits de ongesonde Lucht, de sware kranckheden, en het swarte Water dat men in dese Ghewesten bevint. 't Lant Phonough en d'lnwoonders staen half onder ' t Gebiet van den Cambod i ar, en half streckt zy na de Kust van C ham pa, welcke Natiën tegens malkanderen Oorlogh voeren: Soo de Chineesen zeggen, souden dese laetste zeer na d'lnwoonders van Tyoan gelijck wezen; gaende heel naeckt, dan hebben de schaemte met Bladeren bedeckt: Ende die de meeste Hoofden van zijn Vyanden bekomt, verkiesen zy voor bare Overicheden: Men ghelooft dat voor drie Jaren 't Schip Noortwijck in een onbekende Revier in dit Gewest vervallende, den Opper-Stuyrman en 3. andere Nederlanders aldaer van dat brutale Volck met Pijlen zijn doorschoten. 3) Sombaboer wert gheregeert door een Radia Pourson of Oppersten Paep, die een Tevinia en Nappraes onder hem heeft, hy doet alle geringe zaken wegen den Koningh af, als op de Grensen van Cambodia en Louwen-Lant ghelegen; Hy is oock een Koningh der Papen, en moeten alle op en afgaende Vaertuygen hier bescheyt van hun Ladinge en Passagiers over leveren; Ende geschencken geven indien men in sijn Passagie aldaer behulpsaemheyt genieten wil, gelijck de Nederlanders die Potentaet vereerden met een witte Betillie**) en een Boeck Spiegeltje, daer zy sijn gunst mede kregen, want hy nooden de Nederlanders met de Schippers te gast, haer verterende met Rijs, Hoenders, ende Arack ende Clappuz, &c. na maeltijdt gunstelijck goede reys wenschende, ende beloofden haer behulpsaem op haer wederkomst als elders te zullen zijn. *) Een soort van herten. (H. M.). **) Een soort van moesselien, witte sits, gemaakt te Masulipatnam, oostkust van VoorIndië, waar wij lang een aanzienlijke faktorij gehad hebben. Stamt van het Portugeesche beatilha, zijnde sluier, fijn lijnwaad. (H.M.). 30 l. caste- ren Jaerlrjckx aen den Lousen Coning 10. catty ') goud: *d Jnwoonleyn.t ders wJUen haer Goudt hier niet als aen groote bekende Vrienden of louwen- m handeiinge van 't geen zy noodigh hebben verkoopen; zy begraven daer om beyde het Gout en oock het Zilver onder hare Huysen in de Aerde, 't selve als een schat en als Juweelen bewarende, seggende aen de geene die dese stoffen van haer willen af-handelen; Tot wat eynde toch sullen wy dit verkoopen, ten aensien wy in dit Leven niets dan Kost en Kleederen van noode hebben ? Daer Godt haer Lant genoegzaam vangezegent, en haer luyder begeerte volkomen mede vergenoecht heeft f Dese antwoordt gaven zy zelfs aen haer Gebueren: Want het mach omtrent de 20. Jaeren voorby sijn dat selfs den Coningh van Cambodia eens met 300. mannen na dit Landtop-toogh; Hy had in sijn Praeuwen Japanders, Chineesen, Maleyers, Cambodiérs, &c. en voer na 't Gebergte noch wel 20. mijlen hoogher als Namnoy, alwaer dat Volck haer Gout uyt bekomen; Maer d'afgesondene van den Coning apparent te onkundig, mede de ongesontheyt des Luchts en sterfte des Volkcx, die op 50. na alle versmolten, verydelden dit Desseyn, keerende alsoo met luttel Gout weder om: Hoewel de Louwen segghen en affirmeren, dat het seker is dat in dat Gewest seer groote quantiteyt Gout verborgen blijft, 't geen aen de yver der Jnwoonders mancqueert, dat zy 't zelve niet uyt en arbeyden; En schoon, als verhaelt is, zy noch zoo veel hadden, begeeren het niet te verkoopen, maer wel tegens yet dat zy noodigh hebben te verhandelen : Den 19. Augusti voeren de oostelijcke Revier op, dat onsen wegh na Louwen-Landt was, latende den anderen die na Pegu gaet ten westen; Voeren den 22. by nacht en dagh met een stereken stroom over verdroncken Bosschagie vol Boomen staende, daer qualijck wisten door te geraken, en vorderden in 24. uren alsoo maer anderhalve mijl: Den 24. 's avonts quamen aen de Eylanden Saxenham, daer seer krachtighe Stroomen ontmoeten, dewijl hier na by die Gaten zijn, van waer ghemelte Stroom, tusschen 't Geberghte, als steenachtige Eylanden en Klippen veel hooger als de Wester Thooren van Amsterdam, van boven neder valt: En mosten hier om d' ondiepten al de Praeuwen ontlost werden, en also met groote moeyten en arbeyt tegen gem. hoogte op-getrocken, en gebracht werden door dese gruwelijcke Rotzen en Water-Vallen: Lagen den 25. savonts naest aen het hoogh Gebergte en vast Lant van Saxenham, alwaer een Gat omtrent anderhalf mijl van daen ghesien wort 't welck door sijn stijle en steenacht ighe Klippen onbruyekbaer is, waer op de 1) 1 catty = l/M»ptkol = —,6i76kllogT. (H.M.). 31 Stroom sulcken gedruys maeckt, als eenige stortinghe ter Zee kan doen; met grooten moey ten vorderden doe ruym i. mijl, alzoo wy verby 4. a 5. Spruyten of Eylanden van redelijcke breette, als oock de stercke Vloot tusschen gebroocken Eylanden van de afwat eringhe der voorsz. Gaten komende, over gesteken sijn; Alhier mosten wy al de Goederen uyt de Praeuwen lossen, en dwers over aen d'andere sijde, sijnde 2600. stappen gedragen werden; Op welcke helft van 1300. stappen, staet aen eene grooten Boom een Planck ofte Bort vast gehecht, [18] daer op ghesneden is beyde in Louws ende Cambodise Talen, het I. CA STELE YN.'T LOUWEN LANT. scheydsel en de Limijten van beyde de voorsz. Rijcken; Wy mosten een Hutte laeten maken, om ons Cargisoen te bergen, alzoo de Louwen wat onwilligh om te helpen over brenghen waren, en het vry regenden: Den 5. September stiet een van de Praeuwen teghens een Boom in 2. stucken, doch het goet wierde deels ghezalveert: De Nederlanders sochten tot noch toe als voor heenen in dese Reyze aen de Schippers Chen Mon Con, Chen Radia Chotz, 'tjouw Coma, Montip, en andere wat meer te spoedigen, die antwoorden, alsoo men van plaets tot plaets op dese Reviere nieuwe Loots, Stuyr en Leydts Luyden hebben most, oock hare Dienaren veel particulieren waren die haer Sptjse selfs waren gewoon te gaen op Harten ende ander Wildt te schieten, soeckende, ende andere veeltijdts droncken waren, die op haer niet en pasten, soo en kost men oock so Religieus op de selve niet op passen: Den 7. September gingen in de 30. Perzoonen van de Prauwen aen d' over sijde der Rivier in 't Bosch met een kleyn Vaertuygh, en keerden savonts weder om met 3. groote Harten en een schoon jong wilt Vareken, dat zy hadden gheschoot en: Wy quamen den 8. van Saxenham aen een Eylant, extraordinayris vol Harten zijnde; Daer beyde de Assistenten, den Barbier en de Louwen op ter Jacht togen, en vonghen door den grooten Hont van Sr. de Regemortes al wandelende in een korten tijt twee schoone Harten, van de zoorte van Attamats Cabessa; De Louwen vonghen dien dagh oock 40. Harten, die alle gheslacht, ghesouten, en tot dagelijckse toe-spijse op de Reyse t' Scheep sijngebruyekt: Den 11. dito gingen de Hollanders aen Lant, ende schooten in 't Bosch een Renocheros doot, die niet gevonden wiert, maer wel een schoon Hart, dat zy mede brachten; En sneden alhier machtig veel Rottingen uyt 't Bosch: Quamen den 18. dito aen BassacqJ), daero. volladen Praeu- 1) Bassack is maer een ghemeen Dorp, TOOr weynigh laren bewoont, alwaer als op een Limijt-scheydinghe van Cambodia mede een Tivinia het ghebiedt heeft, daer door Montip des Nederlanders aenkomst bekent is gemaeckt, en met Fruytagie beschoncken. 33 LCASTELEYN.'TLOUWENLANT. wen, zoo na Cambodia wilden, ontmoeten; Den Tevinia most hier als Tributaris aen-gesproken zijn, dus gaen de Schippers te Lande, en vereerden hem met een roode Chiavonijs *) en een Boeck-Spiegeltje, a) waer op hy zeer minnelijck, verstaende de Nederlanders om te handelen in die Gewesten quamen, seyden zy den Coningh van Louwen-Lant zeer aengenaem souden zijn; En scheyden na eenige discoursen van 2. uren wegens den stant van Batavia, weder van hem af; Hy vereerden haer op de Bon Voyagie een Reedje, Hoenderen, en als na coustuyme partye gekoockte spijse: De 23. te Ocmum komende, zijnde daer insgelijckx over de Vereeringe van een Boeck-spiegeltje van den Tevinia met Hoenders, Rijs en Clappuz onthaelt: Passeerden doe wedersijts zeer hoogh Landt, en steene Klippen onder water, mosten oock tegens een Water-val op: Den I. October raeckten een Praeu teghens soo een Water-val hol over bol, echter wiert noch alles gheberght: Quamen den 3. Augusti 3) verby de barre Klip Wheein, stekende met puncten ten wederzijden de Rivier over malkanderen, alwaer de kracht van 't Water om de engte, de Klippen selfs bedeckt, en na laegh Water gewacht moet [19] werden, wanneer de Vaertüyghen in die Water-val noch 3. a 4. mael als eenen Tol om-draeyen: Passeerden so voorts veel Racken en Klippen, waer tusschen de Schepen door 't Water als inrgesogen, met Volk en alles veeltijt om Hals raecken, de Klippen Keen, Soua, en andere deden haer groote verhinderinge: Passeerden de Klip Sinjaengh, ende 't Dorp Naewein, daer de Praeuwen sich van nieuwe Lootsen mosten voorsien, die treffelijck weghens de Klippen tot Ocmum ervaren zijn, weten de Klippen en diepten aen de hooghte des Waters perfect; Alhier vonden geen Wooningen aen de Water-kant, maer te Lantwaert in was het vrij populeus: Den 11. aen 't Vleck Samphana komende, zijn van de Nappra met Hoenders en Fruyten begroet; Passeerden zoo Beenmouc, Saymoen tot Phapanom, daer mede een Radia Talentpoy resideert: Oock te Lochan, daer des Coninghs Vice-Roy woont: Den 18. was 't volle Maen ende der Louwen Nieuwe Jaers-dagh, wanneer de Papen met alderhande Vuyrwercken hier groote vreuchde bedrijven, den Radia Pourson liet ons door Montip tot zijnent nooden, om op den Avondt haere Heydense Ceremoniën te aen-schouwen; Wy gingen, en vereerden den Paep 1) Of chavonU of tjaweni, een ijle katoenen kleedingstof uit oostelijk Voor-lndië. (H. M.) a) Spiegeltje in den vorm van een boek, Neurenberger waar, in mijn jeugd nog ruilmiddeltje bij de negers in Afrika. (H; M.). 3) Lees 3 October. (H. af.). 33 een roode Chiavonijs, en saghen dat al haere Afgoderyen van een be-1. castedrij f waren als die van Siam ende Cambodia r), maer dat de Papen LEYN> 'T hier oock meer als de Weereltlijke Rechters te zeggen hadden, als LANT hebbende hier by de 25. Afgoden-Kercken, die vol kostelijck Gout blincken en op-gesmuckt zijn: (daer men sich schier aen vergaept). De Louwen houden dese Plaets voor een treffelijcke groote Stadt, hoewel niet grooter als Harderwijk zijnde, door wiens Straten wy in de mane-schijn gingen wandelen. Men konde hier om het gruwelijk hoereeren naulijckx met 't Volck van daen raken, als zijnde een der godtlooste Heydense Plaetzen van de Weerelt: Hier wort tot redelijcken prijse seer veel Gout verhandelt: Den 27. October passeerden de steene Klippen Keeng, Singh en Docq: Den 30. aen Huyloun, daer de voornaemste Zijde Kleeden gemaeckt werden, die jaerlijckx naSiam, Toncquin, Quinam en Cambodia werden vervoert: Den 1. November quamen te Meunkock, daer al de Kooplieden ende Schippers woonen, en de meeste Koophandel in allerhande Waeren, die zy af en aen voeren, van geheel Louwen-Lant gedreven wert; De Moorse en Siamse Kooplieden komen hier met Kleeden te verhandelen, en had onder anderen hier een Moor in 2. Jaer dat hy hier gelegen had, al sijn Kleeden uyt verkogt, en huurden by de 60. Karren, die hy in Retour volladen met Benjuyn, Gommelack en oock Gout, daer hy mede na zijn Lant toogh: Den 3. November snachts quam een kleyn Praeutje (uyt des Conings naem) alle onze Schippers aendienen, met hare Praeuwen tot op anderhalf mijl nae van Wincjan, daer den Coningh der Louwen sijn Hof hout, te blijven leggen, tot nader orde: Des Conings Oom Tevinia Comphan ontboot eenige, als Montip, en 't Jouw Coma, die hy curieus na de oorsaeck der aenkomst van de Hollanders af-vraegden, en liet haer weder keeren, met antwoorde, dat zy zijn Majesteyt zeer aengenaem zouden wezen, die oock na de Schenckagien had gevraecht; En het is hier mede de coustuyme, [30] dat eer eenige Gezanten aen 's Coninghs Hof verschijnen, dat alle Brieven van vremde Potentaten geopent en gelesen werden, en so de zelve in debita fortna waren gestelt, kregen tot den Koningh acces, en anders wierden af-gewezen: Nu hadde den Generael van Diemen uyt Batavia een Brief aen zijn Majesteyt (uyt den naem van haer Ho: Mo:) geschreven, die den Coningh las, en prees, seggende, de zelve zeer treffelijk en prijsselijk te zijn in-gestilt, des te aensienlijker zijn de Hollanders den 5. Novemb. 1641. hier in-gehaelt, door 3. groote Praeuwen, in elck zaten omtrendt 40. Schippers, nevens een 1) Zooals nog heden. (H. M.). Linschoten XIV. 3 34 I. CASTE LEYN, 'T LOUWENLANT. Tevinia, tot achtbaerheyt des Heer Generaels Missive: Welcken Brief zy nu quamen in-halen, en was den zeiven in de grootste Praeuwe gestelt, onder een hoogh verheven vergulde Gree *), staende over eyndt in een grooten gouden Doulangh 3), waer achter de Hollanders zaten, maer voor de zelve Gree gingh den Tevinia sitten, d' andre Praeuwen niets in hebbende 3). schepten voor ende achter die geene, die met ons uyt Cambodia waren gekomen: Zijn alzo met het vallen van den Avont, in 't Logement, door den Coningh voor ons bereyt, staende aen 't Water, gebracht, daer van een Tevinia of Vorst (uyt den name des Conings zittende) wierden verwellekomt, en vraeghde waer om wy Hollanders daer waren gekomen ? onze antwoorde was: Ten zalu E. Ho. niet onbekentzijn, datden Koningh en al de Grooten van't Rijck reeds door Montip is gecommuniceert, welcke een Onderdoen van dit Rijck de aller eerste op Batavia met Koopmanschappen om te verhandelen verscheenen is, ende die oock aldaer als hy zelfs kan getuygen, de aen gebooren Princelijkegoetheyt van onzen Generael op Batavia heeft ondervonden, en zijn toegenegentheyt tot alle vremde Natiën: Daer om was dan hoogged. Generael, wijl deze Natie aireede zoo veel Jaer en in Siam als Cambodia met zijn Majs. Onderdanen hadgehandelt,gesint, de zelve meteen aensienlijcke besendinge en beleefden Brief te congratuleren, omme een nadere Alliantie te maken. Deze Tevinia, als een goet Heydens Hovelingh, antwoorde: Sulcx al mede uyt de mont van Montip te hebben verstoon, ende wist oock wel dat den Coningh van de Heer Generael, als een van wiens gelijke men vertroude weynig gehoort was, zeer veel contentement uyt des zelfs Missive had ghenomen, wijl de zelve zich alzoo hadde gelieven te 4) vernederen:Scheydtaalzo na eenige discourssen, ende losten ons goet uyt de Praeuwen den 6. dito, bevonden dat veel Packen Laken door quade toe-versicht en van het Water waren bedorven ende door-gesleten: De Raets-lieden des Conings siende zo veel Koopmanschappen, begeerden, dat men de Schenkagien aen den Coningh zoude vergrooten, alzoo zijne Majesteyt niet i) Volgens den heer A. Cabaton waarschijnl. het woord Khré der Siameezen en Lauwen, zijnde een staatsie-palankijn of draagbaar, hier dus een soort draagbare troonhemel. Onze Galen verklaart: „gree ofte koningszitplaats", dus troon. (H. M.). a) Maleisch, tegenwoordig doclang geschreven, voor bak om spijzen in te plaatsen, presenteerblad, schenkbord. Even verder geeft Casteleyn zelf een soortgelijke verklaring van dit woord. (H. M.). 3) Dit sijn de Roeyers die achter ende voor als op groote Berden, met Schep-Rièmen, de Praeuwen geswint weten voort te scheppen. 4) Te weten met alder eerst besendinge te doen. 35 alleen daer mede zeer ghedient was, nemaer oock zeer gheneghen i. caste-, de Nederlandtze Oost-Jndische Compagnie het zelve wel ruym weder LBY*& soude vergelden, &c. Waer op dan de Schenckagie met een Silver Wen ° ghegraveerde Verrekijcker, drie stukken ') geel ende groen Laecken, lant. [ai] ende vier stucken Damast wierde verbetert: Ende mede zoo vereerden yder particulierlijck, ghelijck ais, den Onder-Koopman den Coningh met een goude Satijne Rol Damast, de 2. Assistenten de Goyer, Huybert Boudewijnsz. en den Chirurgijn schoncken elk een enckele Damast: Den 8. quam den Tevinia Tahom de Presenten naeu wkeuriglijck besichtigen; Ende, omme den Generael op Batavia te behagen, zont den Koning een expressen na boven in 't Lant, om partye Muscus, ende Benjuyn Cabessa,3) die wel 40. dagen zoude uyt wezen; Vereerden oock de Nederlanders met 12. Korven Rijs en voor 10. maes3) aen 4) Bijangs: De Mooren en die van Siam aen deze Koningh jaerlijckx gewoon zijnde 40000. Cleeden te verhandelen, wierde 't zelve daer van geen kleyne consideratie geacht: Den Tevinia Lanckan kreegh mede Presenten van 2. witte Betilles ende een Boeck-spiegeltje, nefïens een roode Chiavonijs: Hy quam savondts by ons neder zitten, zegghende, wy een quartier uurs van de Stadt by den Coningh Audiëntie souden hebben, maer mosten de gewoonlijcke eere van 't Lant en de Koningh bewaren, dat was, sijn Majest. in 't eerste aenkomen ter Audiëntie te groeten reverentelijck met twee Kaersen in de Hant, ende driemael met het Hooft naer d'Aerde te buygen, leverende daer na de Kaersen aen de Dienaers over, doch mosten niemant als eygene mede brengen, 't gunt men beloofden : Hy vertrock wel vernoecht, na dat gevraecht had hoe veel Plaetzen en Sterkten wel onder de NederlandtseOost-Jndise Compagnie bestonden, daer op in 't ruwe wierde gesecht van in de 20. was zijn E. zeer verwondert, en zont ons savonts Hoenderen en Fruyten tot vereeringhe: Den 16. smorghens vroegh quamen 6. Oliphanten om den Heer Generaels Brief te haelen, die op den voorsten Oliphant in een goude Doulangh wierde gheset, daer na wy luyden yder op 1) In 't Koninckrijk der Louwen mach niemant in 't geel of groen gekleet gaen, als die van 's Koninghs Hof zijn. 3) Cabessa, Portugeesch voor hoofd, dus eerste kwaliteit. (H. M.). 3) = l/10tael of ongeveer dertig Hollandsche centen. (H. M.). 4) Baijangs is sekere soorte van aldaer gebruyckelyck Geit. De heer Cabaton zegt, het woord komt van het Siameesche bia zijnde cauri's, de welbekende schelpjes die voor pasmunt eeuwen lang gediend hebben, nog in mijn jeugd in WestAfrikaen omstreeks 1870 nog in Luang Prabang, tegenwoordig de hoofdstad van Laos (Fr. Garnier Bulletin de la Soc. de Géogr. de Paris 1871 blz. 364.) Zesduizend dier schelpjes waren daar toen ongeveer drie franken waard. (H. M.) 36 i. caste- eenen, als de Schenckagie, zijn zoo verby het Hof gepasseert, alleyn, daer aen beyde zijden de Straten met Soldaten waren beset, kot en" mende tot de Poort aen de Lant-zijde, zagen de Stadt met een roode lant. steenen Muyr een half mans langte hooger gelijk wy op de Oliphanten verheven zaten, als mede een wijde Gracht vol onreyn of onkruyt bewassen, omtrendt een Pistool-scheut breet omcinghelt, vorders tot op een vierde mijl ghekomen by de Plaetze daer den Koningh de Brief ontfangen zoude, zijn af-geseten, en in Tenten voor ons bereyt, daer inne zoo langhe vertoefden, tot dat zijne Majesteyt ons dede ontbieden; alhier rontomme hadden alle de Grooten mede haer Hutten ende Leger-Plaetzen, alle vol Soldaten, Oliphanten ende Paerden, zo dat van 't gekrijsch der zeiver en 't ghedruys van Menschen ons lieten voorstaen in de Prins van Orangiens Leger te zijn; Omtrent een uur getoeft hebbende, quam de Coningh, op een Oliphant gezeten, uyt de Stadt hier verby, gingen buyten onse Hutten aen den Wegh,op de Knien zitten, en deden reverentie; *) den Coning was een Jong Man, van omtrent de 23. Jaren out, voor hem marcheerden in ordre omtrent 300. Soldaten met Piecken en Roers, a) daer naereenigheOliphanten met ghe wapende Mannen boven op-sittende, [2a] achter de zelve eenighe Speel-Jnstrumenten, gevolgt van weder om wel 200. Soldaten, waer naer quamen 16. Oliphanten met 's Conings Vrouwen; Deze Treyn gepasseert zijnde, gingen binnen inonzeTenten weder om zitten, na weynigh tijts zont zijne Majesteyt ons 8. groote 3) Dou langs eet en, en bereyde spijse, omtrent a.uren namiddagh wierden ontboden, zijn naer de Koningh toe-ghegaen, waer eerstelijck over een groot Pleyn binnen een vierkant gebracht, 't welk met een steene Muur en vol schiet-gaten rontomme om-toghen, in 't midden staende een groote breede als hoog gemaeckte Piramide, die boven met goude Plaetjens bedeckt, en waer sy zeggen 1000. pont gout aen verwerckt is, daer alle de Louwen hier binnen komende, voor ginghen met brandende Kaerssen eerbiedinge te doen, na weynig tijts hier gezeten, wierde de Schenckagie weder om verdragen door een andere Poort, in 't Pleyn voor den Koningh, wel 16. stappen van hem onderden blaeuwen Hemel, op Matten gheleyt, daer na namen yder 2. Kaerssen, gelijck ons Tevinia Lanckan gezeyt hadde 's Lants manier te wezen, sijn alzoo met de zelve in gevouwen handen en uyt-ghetogen Schoe- 1) Den Koningh is seer beleeft, en heeft gaeuwe Raets-Luyden om sich, die men alle Tevinia noemt Den eenen heeft de directie over de Policye, andere over het Geestelijck, andere over de Koophandel, de Militie, en soo voorts. a) Roers = geweren. (H.M.). 3) Ronde Backen van Lackwerck ghemaeckt. 37 nen, of Antwerpen met de processie om-gegaen had, ') voor gijn Ma-1. castejesteyt verscheenen, die in een groote Kerck, daer geen kleynen maer j^™' wel een grooten Afgodt zagen, zich met al zijn Grooten vertoonden, WEN. ginghen op Knien weynigh achter de Schenckagie zitten, deden re- lant. verentie met 't Hooft driemael naer de Aerde te buygen, daer na wierde zijn Ed. Brief gelesen, daer na weder om als vooren eere bewijzende, wierden doen ons de Kaerssen door Dienaers af-gheeyst, zijn 3. a 4. stappen voorder ghegaen, daer andermael op Knien zijn neer gebogen om hier te blijven op de Aerde zitten, geboot den Koning nochmaels dichter by hem onder de Galderye van de Kerck op Matten te komen zitten, daer t' elckens als vooren reverentie deden, zaten doe omtrent 7. a 8. stappen van hem, liet ons doe door een Tevinia nae d' Heer Generaels dispositie vragen, en dat hem zeer aengenaem was dat zijn Ed. hem had gelieven te besoecken in zijn Landen, die zoo verre af-gelegen waren; Dat van meeninge was nevens ons een Ambassadeur tot den Heer Generael te zenden, dat oock mede zijn Ed. zouden aen-dienen Jaerlijckx goede correspondentie te houden, ende na dezen meer in zijne Landen komende, dat onse Natie 't zy Coopluyden oft andere hem wellekom wezen zouden; Voor welcke affectie t' onswaerts hooglijck bedanckten, zulckx de Heer Generael zeer aenghenaem wezen zal te hooren, vorders verzekerende weder om zijn Ed. genegentheyt tot den Koningh, dat in 't minste aen zijn gem: Ed. niet manqueren zoude in deze begonne Alliantie en Vruntschap te confirmeren; Na dat de Tevinia onze antwoort de Koningh aen-gedient hadde, gaf ons aflscheyt, met begeeren, wanneer op Batavia komende, de Heer Generael (wegens zijn Majesteyt) hartelijk te groeten, en een lang geluckigh Leven zouden wenschen, 't welck wy zijn Majesteyt desgelijckx deden, als zijn Rijck in eenicheyt te mogen regeeren, tot verbreydinghe zijns naems en overwinninge zijner Vyanden: Weynigh tijts daer na wierden ons, zoo voor den Koningh zaten, vereert, den Onder-Koopman een gout Water-Becken, wegende een Hoy 2) swaerte, als mede een Louws [»3l Kleet, van Casse Bont geverruwt, ende een root 3) Baetjen; d'Assis- 1) Francis Garnier zegt in zijn vrije vertaling van dit boekje, Bulletin de la Soc. de Gcogr. de Paris 1871 blz. 366: «Aan het eind der 18e eeuw wierp Engeland in den persoon van Lord Macartney zich nog aan de voeten van den keizer van China en in 1838 kwam Crawfurd (gezant van den gouv. generaal van Britsch-Indiej op bloote voeten de gehoorzaal van den koning van Siam binnen." (H. MJ. 3) Hoy of hoyning, het vijfde van een catty, dus ongeveer 120 gram; aldus de heer A. Cabaton. „De 5 hoy maecken een catti", zegt dit verhaal verderop. (H. M.). 3) Een Over-Kleet. 38 l. caste- tenten yder een Beckentje een half Hoy swaer, met yder een Kleet leyn, en Baetjen, gelijck den Chirurgijn een root zijde Kleet en Baetjen, wen- desgelijckx den Tolck Jntsie Lannangh, die vereert wiert met 2. lant. roode Betiljes, &c. al dit beschencken gaf aen de Nederlanders hier groot respect; Wijl selfs den lesten Ambassadeur uyt Siam in sijn Audiëntie maer met Silver was beschoncken, en met 3. Oliphanten ingehaelt, maer de Hollanders met 6. Hier naer liet den Koningh seggen dat eenige speelwercken had laten toe-maken, of de selvige geliefden te besichtigen of terwijl 't avont wiert, liever na ' Huys te keeren ? wy seyden ten aensien sijn Majesteyt ons sulckx had gelieven ter eeren te doen, de selvige oock souden besichtigen, naer wat geseten hadden, begonsten eenige Worstelaers malkanderen met Vuysten op de Wangen te trommelen, dat het roode sweet na-volgde, daer na worpen sich eenige van boven aen hooge x) Bamboesen onder d' Armen als aen de Voeten vast ghemaeckt, hier onder tusschen beyden vochten mede eenige Schermers, vorders eenige Chineesse Speelen van Tijgers en ander Gedierte vermomt, na dit geeyndight was, kregen al de Speelders yder een Kleet, ondertusschen doncker gheworden sijnde, wierden veel Matten gheleyt op 't Pleyn en 2) Dammers ontsteken, daer eerst 4. van 's Koninghs kleynste Vrouwen, seltsaem gehabitueert, quamen danssen, 't welck een uur omtrent duurden, ginghen mede als vooren met elck 2. witte fijne Baeytjens heenen, noch een Vrouw komende een half uyr met 2. Paeuwe Staerten in de handt danssen, ten lesten eenige Vuur-wercken ontsteecken, de selve geeyndight, deden reverentie, en sijn nevens Tevinia Tahotn nae onse Tenten weder om toegegaen, daer den nacht sliepen, gelijck oock den Coning en alle de Grooten deden, en buyten de Stadt bleven; De Tevinia seggende sulcx in lange Jaren niet geschiet was, dat sijn Majesteyt aen eenige Gesanten sulcken eere aengedaen hadde, oock noyt meer gebeurt, dat de derde mael van den Koningh gheboden was, nader ende onder de Galderye te komen sitten: Dat den Siamsen Ambassadeur voor 2. Maenden weder vertrocken, maer 2. mael nader is gekomen, en onder den blaeuwen Hemel op de bloote Aerde bleef sitten, als datelijck, sonder half soo veel woorden te gebruycken, weder licentie gegeven is te vertrecken: Omtrent half midder-nacht komt een Tevinia van sijne Majesteyt met ons t' overleggen wanneer gaerne vertrecken zouden, zeggende, dat ne- 1) Bamboesen is Oost-Indis hoogh Riet, waer aen met een koorde ghehecht dese Goochelaers opklommen, en weder plotselijck afvielen. 2) Flambeaux. 39 vens ons weder om een Gesandt na Batavia soude gaen, dat den i. casteConingh jegenwoordigh van niets versien was, daer mede sijn Ed. kon LEYN« vereeren, dienvolghende wes wat tijdts daer toe, vermits sulckx op WEN.. een sprongh, ten aensien sijn Majesteyt 't gaern ter eeren bestieren lant. wilde, van noode had: Waer op den Tevinia met antwoorde ghedient, dat wel van de Schippers verstaen hadde, soo met 't Iaegh Water wilden keeren, van nu noch in 20. dagen konde geschieden, maer langer niet, door dien 't Water als dan soo kleen is, dat geen Prauwen over de steene Platen en konnen passeeren; Jn wekken tijdt hem dachte sijn Majesteyt niet gereet konde wesen; Dat Volck na boven gesonden waren om goeden Muscus ende Benjuyn Cabessa op te koopen, die over 40. daghen eerst stonden weder om alhier te [34] wesen, als vooren is gheseyt: Den 17. dito smorgens vroech sijn met 4. Oliphanten thuys gebracht, na middagh wiert den Tolck Jntsie Lannangh ontboden by 's Koninghs Oom te komen, die hem na 't gebruyck van de Kijcker vraeghden, ende of men de Houwer niet rechter maken kon, daer op hadde geantwoort, deselve daer mede bederven soude: Het eene Pistool was de Loop in 't afschieten ontstucken ghesprongen, dan seyden de Quinammers weder andere Loopen maecken konden; De Verrekijcker was den Koningh seer aen-genaem, en hy voegde daer op met woorden: Ick heb aen-gevangen een nieuwen Toorn te bouwen, zy is by na vaerdigh, nu gy, die my soo een braef Instrument vereert, daer men soo verre mede af-sien kan, hier soo by gheval verschijnt, 't welck ick voor een gheluckigh Teycken es timeer e: Den 20. November 1641. waren wy door den Coningh genoot eenige recreatie van Vuyr op 't Water te sien, daer Tevinia Tahom ons toe ten Hove quam halen, die ons plaetste op een Galerye aen de Water-kant, daer wy neder sittende, ons 8. Schoenbacken met spijse wiert voor-gestelt; Dus een uur geseten, quam de Koningh uyt 't Hof, ghedragen op een goude Zeetel: Wy deden als hy 50. treden van ons was, sijne Majesteyt reverentie, die mede op een groote Balie aen 't Water gingh sitten; Daer was midden in de Revier op gerecht een vierkante Stellagie, van hooge Oost-Jndise dicke Riet-Boomen, en boven samen gebonden, ruym soo hoog als de Masten van een groot Schip met sijn Bram-Stengen, hier op quamen 4. Mannen langhst klouteren, en bedreven wonderlijcke kueren ende belachelijcke grillen, endlingh wierpen sy d' een voor en d' ander na sich van die groote hooghte plotselijck in 't Water, 't welck vreesselijck om sien was, alsoo sy haer dapper hadden konnen beseeren; Dus quam den Avont aen, en alsoo het doncker wiert, quamen de 4Q i. caste- Riviere af-drijven wel 20O. Praeuwen, rontsom dicht met Kaerssen leyn, beset, onder dese waren 3. Praeuwen, daer seer aerdich Piramiden van wen- Kaerssen op-ghemaeckt waren, 'twelk seer vremt stont, als of de lant. gantse Revier in Vuur was verandert; Dese Praeuwen soo ver by drijvende, keerden wy nae Huys, en den Koningh na 't Hof: Eenige dagen daer na liepen deur met de Grooten te spreken, en ons vertreck na Cambodia en Batavia te verhaesten: Namen groot behagen in Geschencken, en hadden oock affectie tot Perssiaense Paerden, en in Curassiers Harnas, maer men hielt ons geduerigh op, ende quam Tevinia Takom ons seggen, dat ons Vertreck te onmogelijk, 't Water niet bequaem, de Klippen te ghevaerlijck, ende oock den tijdt verloopen was, om niet eer als over 6. maenden te konnen na Cambodia keeren: Oock hadde den Koningh een Ambassadeur na de Generael op Batavia verordineert; En dat niet alleen, maer sijn Majesteyt begeerden, dat wy in desselfs Compagnie souden verreysen, en daer toe onder veele Schenckagien van kostelijcke Muscus, &c. had doen toebereyden een gouden Sijri Pinangh Doos, wegende 2. catti, behal vens noch de binnenste toe-behoorten«): Doende oock machtighe veel Benjuyn Cabessa ende Gomme-Lack al-omme opkoopen: Terwijl onthaelden men met Jnlandtsche Spijse de Hollanders : Ende men trachte die van Siam in haeren Handel soo veel moghelijck was den voet dwers te setten, alsoo die van alle andere Natiën met het beste Gout ende Speceryen Jaerlijckx deur-gingen: Den Koningh was een groot Liefhebber van de Commercie, en ver- OsJ stoorde sich als die van 3) Siam den vryen Handel wilden beletten, seyde sijn Majest. op dit subject eenmael, Wel dit is ommers een wonderlijcke saecke, dat men stuyten wil de vrye Negotie, die over alle de Weerelt toe-ghelaten wert: Zijne Majesteyt begeerden oock groote Honden, Water-Honden, Cakatoua, Agrasche Duyven, allerhande gecouleurde Conijnen, lange breede Alcatijven 3), en extraordinaris fijne gewevene Lijwaten: 't Gebeurde eenmael dat den 1) Nl. de voorwerpjes en doosjes voor de siri-pruim, nog heden algemeen in Maleische landen. (H. M.). 3) In ons afscheyt klaeghden de Louwse Cooplieden hoe sy in Siam wierden getravaliert, werdende gedwongen in sekere Huysen aldaer met hare Karren met Koopmanschappen te logeeren, die met Spions voorsien sijn, op dat geene Waeren als aen sekere gepermitteerde Grooten moghen werden verkocht, die dan noch tot haren believe het beste tot Iaeghen prijse daer uyt nemen, gevende tot hooghen prijse, ende seer duur weder Lijwaten daarvoor, &c. Daer waren wel 100. Moorse Karren in Siam, die haer Goederen niet konden verhandelen; En van haer Natie Schepen diverse weg gerooft, soo men geloofde door de Portugijsen, die Malacca waren quijt geworden. 3) Tapijten. (H. M.). 41 Onder-Koopman by een der voorn: Tevinia was, die siende deselve i. casteheel sieck, en 't langh sitten hem verdrietende was, vraegden of hy J^™^ geenLouse Medicijnen en wildegebruycken; Maerdiehaddaerwey- WEN. nigh couragie toe, vermits de Louwen geen andere Doctoren als haer lant. oude gewoonte, en hare meeste Medicijnen in Danssen en Speelen bestaet, waer door, (soo sy seggen) de quade Duyvels, die in alle krancke Menschen regeeren, wierden uyt-ghebannen; Wy die liever in sieckte stil als onder al haer gepijp en getrommel en danssen waren, wierden van de Louwers belacht, omdat wy zo kleyne couragie betoonden: Den Onder-Koopman wiert dan om zijn quijnende sieckte 't Vertreck toe-gestaen, en den Koningh handelde noch een braven gouden Ringh van ons; Den Tevinia Phra Lochan gading in de Hollantse Kleeding hebbende, ruylden een geheel Hollants Habijt, met Hemt, Koussen en Schoenen, tegens een Louwse Zijde Rock, Zijde Kleetje, ende een Muscus Kleet: Den Tevinia Cotnphan de Opperste naest de Coning, verhaelde in 't Afscheyt van de Onder-Koopman, hoe datter tusschen sijn Koningh met die van Cambodia over 3. Jaren over het weder senden van sijn Majests. Brief onbenoegen was: Dat het al lange Jaren was geleden dat op 't Eylant Satsen (hier vooren genoemt, daer beyde Rijcken haer samen scheyden, ter plaetse daer den Boom met het aen-gespijckerde Bort staet) beyde Coningen voor eeuwigh een vasten Vrede hadden béslooten, die by alle Nakomelingen oock op 't aller naeuste soude moeten werden onderhouden: En alsoo sijne Majesteyt der Louwen niet en begeerden den eersten Vrede-Breker te sijn van soo een vast Verbondt, werpende den schuit op den Cambodjar, seyde, Het en wasgheeneghebruyckelijcke maniere soo licht een Konings Brief weder te rugge te senden, of men advisere de oorsake van dien daer nevens, ten eynde alle abnsen en misverstanden mochten werden wegh genomen, &c. Derhal ven versocht hy nu den voorsz. Hollantse Onder-Koopman, als door wien sulckx, als een neutrale, allerbest konde gheschieden, in Cambodia komende, de Koning en sijn Grooten bekent te maken, dat de Coning der Louwen, sonder sijn respect te verliesen, andermael niet kon [a6] schrijven : Maer soo den Coning van Cambodia gheliefden het oude Contract te achter volghen, dat hy daer over van deselve aengenamelijck Brieven wilde ontfanghen, ende alle abusen wilde helpen weeren : Dit nam den Onder-Koopman aen so veel mogelijck te recommanderen ; En den Koning schonck hem op sijn afscheyt met een goude Kop van 150. gl. een Zijde Kleet, en 10. Balen Benjuyn ende Gommelack. 42 BESCHRIJVINGE VAN HET CONINCKRIJCK DER LOUWEN IN OOST-INDIEN: Den 24. December 1641. uyt het Coninckrijck der Louwen vertreckende, hebben 't zelve na alle naukeuriglijck ondersoeck bevonden, te Landewaert omcingelt van 6. Koninckrijken, verciert met een schone Revier, die uyt Pehu vloeyt, door 't Cambodiase Rijck in Zee stortende, sijnde 250. mijlen van daer den Louwsen Koningh resideert: Aen de andere sijde hebben Quinam ende Toncquin oostelijck van haer, als de Reviere oostelijck van Pehu, door welck Koninckrijck de voorsz. Revier is af-komende: De Chineesen komen alle twee Jaeren eens tot Meunswae handelen, een vermaerde plaets op de Grensen van 't Pehuse Rijck, komende met Praeuwen de Riviere af, hare Muscus en Zijde Stoffen hier verhandelen: Het Louwse Gebiedt streckt sich oock uyt tusschen China en 't Rijck van Pehu. Uyt het Koninckrijck der Louwen na Siam valt de Reyse seer moeyelijck, wert op tweederhande manieren ghereyst, alle met Karren van Buffels ghetrocken, die zomtijdts door de hitte der Sonne qualijck voort konnen: Moeten veeltijts aen de Voeten van 't Gebergte een gantsen ronden kring beneden om rijden, en hoewel om de engte van de passagie, of het wilde gedierte, of dat daer aen eenige Karren, die ordinaris wel 100. sterck sijn, maer yets hapert, soo is den gantsen Treyn op-gheschort: Dus valt de Reyse in 't heen gaen 5. Maenden, maer *t wederkeeren, wijl luttel vracht valt, beloopt naeuwlijckx op de 3. Maenden : Ten anderen sonder Karren alleen met Buffels, die 220. catti konnen dragen, gaen recht 't Gebergte over, doen de Reyse in een maent af, doch yder Persoon moet noch een Buffel tot sijne Provisie mede hebben: De Siammers komen in Louwen-Lant oock Jaerlijckx meer en meer met fijne gestreepte Kleeden, daer sy dan Gout voor handelen, alsoo veel Louwen oock geern wat moys sien, en dan licht van 't gout scheyden. Met welcke voorsz. Rijcken de Louwen in Vrede sitten, behalven Pehu, daer in eenige Jaren mede in Oorlogh sijn gheweest, dan vermits den verden wegh, Bosschagie, Gebergte als de Revier door haer onsuyverheyt en steene Klippen qualijck te passeeren is, soo dat 43 malkander niet veel afbreuck konnen doen, dan sijn de Louwen i. castevoor de Pehuse Macht niet te min bevreest, want voor io. Jaren al LEYN«BE eens over de 30000. mannen in-gevallen, ende stonden noch meer vinge te volgen, maer sijn alle haestelijck verslaghen; Waer over sijn Ma- louwen jesteyt op dito Grensen gheduerigh stercke Besettinghe ende goede LANT' Wacht doet houden. Tusschen Toncquin is mede 1640. een questie geresen, door 't lang op-houden van den Ambassadeur, die niet langher wachten willende, te post uyt het Louwse Gebiet is vertrocken: So 't schijnt scheppen de Louwen daer eenige Staet-sucht uyt, dat alle Gesanten 7. a 8. maenden, eer licentie verleenen, ophouden; Dan vermits desen Koning een Dochter van den Toncquinder tot een By-Wijf heeft, kan het selvige wel vereenight werden. Uyt het verschil met den Cambodiar wert oock geen Oorlogh beoogt, alsoo de Louwen Cambodia om de Commercie qualijck missen konnen; Desghelijckx de Cambodiaers uyt dit Rijck veel Handelinge, als principael wegens 't Cattoen by quaet gewas in goede quantiteyt toe-gebracht en gedient wert. De Regeeriflghe deses Rijckx bestaet en bevatten principael 3. Persoonen, sijn en werden voor de Grootsten van 't Landt geacht; Als daer is Tevinia Assen, een Man van 40. Jaren oudt, die wel d' ontsachelijckste is, vermits Overste en voor een kloeck als wel beleyt Louws Soldaet is vermaert; oock Gouverneur over het Quartier daer den Benjuyn valt; Oock Stadthouder van Wincjan, en by aflijvigheyt der Coninghen wert ondertusschen by hem 't Landt geregeert, tot der tijt de rechte Erfgenaem des Rijckx door hem beroepen en weder tot Coningh gekroont wert. De Louwen haer Privilegie is mede, dat geene Kinderen konnen Erfgenaem wesen, dan die by een Vrouw, de welcke voor haer echte verklaren ende aen-genomen hebben, geprocureert sijn; d' Andere hier buyten van By-Wijven konnen noch werden niet ghereeckent; Soo dat desen Coningh quam te sterven, die van alle Vaders Vrienden ontbloot is, als noch geen echte Soons by sijn echte Vrouw hebbende, is ghenoemden Tevinia Assen wel de naeste tot de Kroon des Rijcks. [28] Tevinia Pra Lochaen, out omtrendt de 48. of 50. Jaren, is Regeerder van Lochaen, en vorders over 't Quartier Namnoy, als tot de bepalinge van het Cambodiasche Gebiet, wert om des naems wille Pra ghenaemt, het welcke schijnt te wesen (als de Portugijsen seggen) Viceroy van 't Louwse Suyder Quartier. welcken Tiitul niemandt 44 i. caste- meer als desen Lochaen is voerende, derhalven nevens Tevinia Assen, leyn, be- hoewel alle de honorabelste Chergien bevat, in eenen graet wert ecschrij. & » & s vinge stelt. LOUWEN- Tevinia Lanckan omtrent de 36. Jaren out, is mede nevens Tevinia Assen en Pra Lochoen een generale Regeerder in saecken des Rijckx belanghende, bevat alle Ambassadeurs, vorders geen andere Chargie noch Gouvernementen hebbende, waer door hy vry min dan de twee geseyde Tevinias is. Dese 3. voorsz. Tevinias bestaen sijn Majest. in het minste in Bloede niet, maer hebben de Koninghen dese haere Chergie van hunne Voor-ouders laten be-erven; vermits by voorige Coningen, geen van desselfs Bloet-ver want en in Regeeringe sijn getogen, als jegenwoordigh by desen, die nu voor 3. Jaren van sijn Broeder, na 10. Jaren geregeert hebbende, sonder echte Soons naer te laten, is overleden, de Croon be-erft, die 5. Vrienden soo Ooms als Neven van 's Moeders sijde tot Rechters van civile en crimineele saken heeft gestelt, de welcke daghelijckx acces hebben by sijn Majesteyt te verschijnen, en mede verkeeren; Dan als gheseyt, de voorsz. 3. Grooten, in wiens handen de Regeeringe van 't Lant bestaet, hebben alle 2. a 3. maenden maer eens Audiëntie, ten ware het selve nootsakelijck, ofte dat expresselijck door den Coning ontboden wierden. De Jnkomsten des Koninckx bestaen in Gommelack, Benjuyn en Gout, de Quartieren waer eenig Gout valt, coitttfbueren de 100. mannen of Huysgesinnen een Hoining Gout, de 5. Hoy maecken een catti, J) 't geene gegist wert op 2. picol Jaerlijckx. Het meerendeel van gheseyde 2. picol Gout, geeft den Coningh Jaerlijckx aen de Papen, als tot cieraet haerder Afgoden Kercken ende Piramiden, die alle verguit en veele sijn, tusschen 7. a 8. Huysen staet een Kerck, jae 2, 3. nevens malkanderen staende; Soo dat vertrouwe qualijck eenigh Huysghesin is, of hebben Soonen oft Broeders die van dese heydenschap is, welck getal by 's Keysers Soldaten in Duytslandt mach vergeleken werden; Dese Afgoden-Dienaers maecken de Luyden wijs, dat Godt van den Hemel in dit Landt sich vertoont heeft, waer nae alle haer Beelden gepatroneert sijn, daer op sy stout glorieeren, en seggen dat dienvolghende haer Godt haer boven die van Siam en Cambodia, als d' andere Landen, met soo een treffelijcke uytmuntentheyt harer Kercken en meenighe heylighe mannen (soo sy haer selven noemen) als hooger Geleertheyt, mede x) 1 Catty = 1/100 picol of—, 6176 kilogr. (H. M.). 45 ghesegent heeft; 't Welck was blijckende, dat jaerlijcks de Cambo-1\ caste1 diasche en Siamse Papen hier 10. a 12. Jaren, tot dat die uyt-gestu- leyn, be . . , , ,.. , 1 cc 1**1 * SCHRU- deert sijn, en Promotie bekomen, blijven; t Geen gelooftehjcker is, vlMOB niet om soodanige redenen, maer geschiet puer alleen, om dat de louwen Louwse Papen als Goden geacht worden, want alles wat sy begeeren lant. van Kost, &c wert haer overvloedig 't beste toe-bereyt, en daghelijckx t' eeten ghebracht, en van Kleedinghe meer dan sy behoeven voorsien, daer en boven ghebruycken Vrouwen t' haeren believe (echter met omsichtighe schijn dat sy een reyn Leven leyden) 't welk de Cambodiaers niet vry en staet, want soo sulcx uyt quam, soo vervallen sy in handen der Justitie, en werden tot Slaven gemaeckt, oock moeten haeren Kost selver versameien en koopen, waer over sy malkander seer hatelijck sijn; d' Een verwijtende dat by Vrouwen loopen onbehoorlijck is; d' Andere weder om dat op de Passanten haeren Kost moeten bedelen, 't welck de heyligheyt van haer luyden tot een schantvleck en verachtelijck by de Menschen maeckt: Vorders van haer Geloof en is niet anders te seggen, dan de Luyden leeren sy haer Beelden t' aen-bidden, en offeren met brandende Kaerssen met veele by-ghevoegde grillen en Duyvelsche Superstitiën meer; Beloven die geen die haer 't meest geeft, dat die de grootste gelucken hebben sal, daer mede sy de Luyden onder haer subjectie weten te houden; Jn somma sy konnen de kunst hier mede van de Menschen onder haere devotie te houden, en lustigh op den Tas te kloppen. Jn alsulcken stant hebben wy dit Coninckrijck bevonden, en gelaten, met het begin van het Jaer 1642. hebben met alle diligentie niets meerders dan voorsz. is van dese woeste Ghewesten konnen vernemen: Sullen desweghen, 't Hof der Louwen verlatende, ons op de Reyse na Cambodia begheven, ende vervolgen het geene ons van hier tot daer is ervaren, te verhaelen. 46 WEDER OM REYSE UYT HET CONINCKRIJCK DER LOUWEN NAER 'T KONINCKRIJCK CAMBODIA. Het was den 24. December 1641. des morgens dat wy in onse Praeuwen alles gesackt endegepackt hebbende, smorghens van Meunkoek vertrocken: Wy leyden eens aen by na een uurtje van daer, hier hadden de Heydense Papen in een Kerck, die diep in 't Bos alleen stont, haer Afgoden-Dienst; Mosten haer Poursons vereeren, souden dan (soo sy beloofden) voor onse goede Reyse bidden: Wy quamen snachts te Huylon, en kochten daer partije Zijde, goede koop, alsoo daer wel de helft advance op was: Passeerden den 28 smiddags de steene Rotsen en Plaet Keeng Haeon: Vernachten by de Klippen van Ahon; Tusschen dagh ende nacht 6. mijlen vorderende, alhoewel de Schippers dickmaels aen-leyden, omme van de Jnwoonders in 't af-varen Vereeringen te krijghen, hoewel sy ons seyden, dat sulck geven tot onser eeren geschiede, doch 't was in der daet der Schippers vuyle gierigheyt: Met het Nieuwe Jaer 1642. kregen wy stereken Stroom, ende heeten Sonne-schijn, so dat ons Volck niet en kosten roeyen: Den 8. January passeerden Lochaen: Den 9. Phapanom, daer wy wel anderhalf uer op de sant droogten vast saten: Den 12. smorgens namen wy hier d'Adieu van den Radia Pourson, welcke geauthoriseert was tot die sake, hier vooren ghemelt, weghens de questie met de Cambodiaers, op haren Brief, aen den Oppersten Paep van het Louse Coninckrijck geschreven; Hy dede dan de Cambodiaers weten, dat hy met het hooge Water een Louse Gesant nae Cambodia soude af-senden, om sich van de abusen en de geresen mis verstanden tusschen beyde de Koninckrijcken t' informeeren: Wy passeerden Saimoen den 13. dito, daer, door veele droochten en 't soecken der diepten en gaten, wy onse Praeuwen wel de helft mosten ontlossen: Den 15. quamen te Wangsae, een Dorp van weynigh Huysen, alwaer de Louse Schippers en Jnwoonders veel om stereken dranck aen-legghen: Den 17. raeckten weder aen de gront, soo dat de geheele Praeuw most werden ontlost ; De stereke Winden dreven ons oock t'elckens nu aen d'een nu aen de andere zijde teghens de Klippen, daer men niet konde van af-houden, soo dat weynigh konden vorderen; De Reviere oock 47 seer krom ende langh met bochten loopende: Quamen den 20. Ja-1. castenuary aen Benhuyn, daer wy van Lootsen veranderden! De Tevi- l-6*"» tenia alhier hadde geen Lootsen daer toe bequaem, maer van 's Ko- wuyst!s ninghs weghen dede hy die t' onsen dienst af-halen van Samphana en hoff. Naewein, als Luyden van goede kennisse der Klippen en droochten hier omtrent: Den 25. dito waren wy in groot pericul, vermits de Stroom soo vehement door en tusschen de Klippen ons heen dreef, dat vreesselijck was om sien, 't behout alleen dit sijnde, dat wy onse Praeuwen recht hielden, daer anders, hadden wy de Stroom op zy ghekregen, alle om hals en teghens de Klippen gesmeeten waren gheweest; Wy passeerden hier veel Droochten en SandtPlaeten: Den 26. quamen by de Nappraes van de Dorpen Samphana en Naewein, hier was 't vol verbaestheyt onder de Louwers, alsoo sy ontdeckt hadden den aentocht van 50. a 60. Karren, alle met Roers geladen, uyt Cambodia, wiens Coningh, onder pretext van uyt vermeyen te gaen, sy waren duchtende hun quam beoorlogen, alsoo 's Jaers maer 10. a 12. Karren uyt Cambodia komen, en dat niet met Wapenen, maer wel met Koopmanschappen, &c. Desen Nappraes hieldt de Hollanders onder verscheyde excusen lange op, seggende, hy wilde de sekerheyt en 't gevolge van dese Cambodische Karren weten, &c. maer eyndlingh hy onse haest bemerckende, ende de Coning onse depêches aengenaem soude sijn, verschafte hy noch een Praeu ende liet haer vertrecken den 10. February, soo dat sy [31] vernachten aen de Klip Sinjaengh: Den 11. most men noch 8. Man van Naewein haelen, die ons hielpen met Rottangh Tou door al dese Klippen, en dat om een maes Arackx geit, behouden passeeren; Voeren voorby een Vleck, daer uyt alle d' Jngesetenen, uyt vreese van den Oorlogh met de Cambodiérs, waren ghevlucht, deseseyden oock wel 40. Karren met Roers en Volck met afghesneden hair te hebben sien passeeren; Maer in der daet het waren Karren die om Cattoen quamen, alsoo dit Jaer in Cambodia door 't hooge Water de nieu geplante Cattoen meest was verdroncken: Wy quamen den 1 o. February aen een plaets genaemt 't Srepangpho, daer de Louwse Contngen al voor lange waren ghevlucht voor die van Pehu, die doe 't Lant boven hadden vermeestert, 't welck al 3. a 4. malen was geschiet ; dit is een lustige Plaets, hier siet men de schoonste RijsVelden 7. a 8. mijlen langh, noch effen, wel gehavent, en niet verwildert, daer de Harten en Rheen met Troupen van honderden als Lammeren gaen grasen; Daer sijn oock veel treffelijcke Vijvers vol Vis, daer omme de Louwers hier ordinaris als op een goede Plaets, 48 i. caste- haer van alles tot de Reyse voorsiende, aen-leggen; d* Onse gingen leyn, te- hier uyt visschen, daer tegens wiert een van ons Volk door een rugreis CroC(Xjii jn >t Been gebeten: Den 16. Maert passeerden Saxenham, hoff. daer al ons goet over gedragen wiert aen d' andere sijde: Den 25. 't Geberghte Paphon, tot daer de Rivier door hoogh Water wel 1. mijl breet schijnt, maer by laegh Water vol Klippen, Platen ende Rotsen, maer tweemael soo breet als de Rivier van Batavia, leggende vol Eylanden en Geboomte tot Sambou toe: 't Gebeurde dat wy smorghens hier aen den Oever een Tijger seer na by ons sagen komen, eyndelijck nam hy de vlucht na het Bosch, daer men hem diversche maelen seer brullende hoorde roepen, als hadde hy honger: Wy hadden hier over eenige redenen met de Louwers, die ernstelijck na haer Heydense Superstitiën, dat gebrul voor een ghewis quaet teycken hielden, gelijck mede 't geschreeuw der Harten, 'tgelol der Apen, het was oock onheyl als eenig Mensch niesde, of soo de Slangen voor de Praeuw heen swommen, ofte soo een dorren Boomsonder Wint sijn Tacken afvallen, gheloven mede, dat als men 't Bosch in brant steeckt, het self de wint veroorsaecken sal, Men mach met de Praeuw varende wel met yets anders, maer met gheen Potten water scheppen, noch sijn Voet voor op de Praeuw setten, noch gebraden Viser *) door 't Water-gat dragen, waer door sy seggen de Praeu veronghelucken soude; En meer andere grillen, daer de Louse Papen-Boecken vol of beschreven sijn, en seer strickt met een vast vertrouwen by de Jngesetenen wert gelooft: Ende waer op sy meer vastigheyt stellen als op eenighe saeck ter Weerelt: Den 27. Maert quamen te Baetjongh, hier gingen onse Louwse Praeuw-Lieden in een vervallen Afgoden Kerck haere Afgodische Beelden, met brandende Kaersen ofTeren ende dancksegghen, voor dat sy soo behouden tot hier toe waren ghekomen; Biddende, dat sy weder met geluck mochten keeren: 't welck sy met soodanighen beweeghlijcken hartelijckheyt luyde uyt-spraken, dat sy by na scheenen als te krijten en te kermen: En die maniere hebben sy mede van bidden, als sy voor een quade steene Plaet oft Klip komen: Den 30. quamen met krachtigen stroom, door engten, Eylanden en Boomen aen Sam- [3*] babour: Den 3. April over Sombocq, Kintschoor: Vernachten den 7. aen de Bergh Phankangy: Den 11. aen Ponombingh: En savonts (Godt lof) met den Doncker in des Compagnies Logie. •1) Lees vis er. (H. M.). 49 VOLGHT, 'TGEENBY VERBLIJF, IN 'TCONINCKRIJCK DER LOUWEN VAN DE TWEE ASSISTENTEN WILLEM DE GOYER, en HUYBERT BOUDEWYNSZ. VOOR-GEVALLEN IS. In het Jaer 1642. den 10. Maert, quam een Ambassadeur van den Coningh van Toncquin: Desen bracht aen de Louwse Majesteyt eenige Presenten van Roers, ende Cantonse Stoffen: Drie dagen hier na wiert den Toncquinse Brief in sekere Kerck geopent en gelesen, waer van den Koningh geraporteert, soodanighen oribenoeghen nam, dat hy beyde den Brief en Schenckagien niet wilde aennemen, maer verklaerden den Toncquinder voor Vyant, gebiedende desselfs Ambassadeur aenstonts te vertrecken: Den 7. April rekent men in Louwen-Lant Nieuw Jaers dagh, welcke met eenige vreugdespeelen daer ordinaris wert geviert, dies quam Tevinia Comphan de Nederlantse Assistenten op 't Hof noodigen, daer met de Schipper Quan Montix en 2. Nappraes heen ginghen, voor haer Was een Huys apart gemaeckt, daer sy geseten, eenige Doulangs met spijse wierden voor-geset, en bequamelijck konden sien; Terwijl den Coning noch absent was, geschieden eenighe Tournoyen te Paerde; Teghens den Avont hoorde men 't Velt-geschrey, dat was, den Koningh komt : Zijne Majesteyt quam over 't Pleyn van het Hof, daer de Nederlanders op haer Knien saten, die hem reverentelijck groeten; Waer naer men sach het vechten, worstelen, vuyste slaen, van die met koopere Ringhen waren verciert, oock het Tournoyen metPaerden, 't vechten met Schilt en Swaert, 't loopen van Buffels op den anderen, eyndighende alles met het danssen van een deel op-gepronckte Vrouwen; En daeghs daer aen 't selve met een Olyphanten Strijt hervat: Desen Nieuwe Jaers tijdt schijnt hier te Lande in grooten estime, want den 10. April ging den Coningh oock (volghens ghewoonte) met al sijn Vrouwen na de Revier, alwaer hy op sekere SantPlate eenige Huysen van plaisance heeft doen maken ; Hier vergeselschapten hem al de Grooten, en gooten den anderen met grooter vreuchden tot druypens toe het Water over 't Lijf, niemant ontsiende: Den 2. May quam door de Polger ») met 12. Praeuwen statelijck in-gehaelt den Siamsen Ambassadeur, den Brief met een goude Gree 1) = poligar, een inlandsch onderhoofd, Voor-Indisch woord. (H. M.). linschoten XIV. 4 5o l caste- over-deckt, wiert in de Kerck over-gelevert, en ghelesen, oock de leyNi Presenten, sijnde een Packje schoone gheschilderde Caluncarijs1), een naal as- ^'t0 ^ne roo<*e enc*e w'tte Chiavonijs, a) een dito Casse Bengale, en sisten- Gingans 3); Doch de sake verliep na 2. Maenden soodanigh, dat dito TEN- Ambassadeur van Siam wiert ghelast niet uyt te gaen, men stelden expresse Wachters by hem; Hy mocht noch koopen, veralieneren of verkoopen; En nerghens mocht hy alleen sijn; Alsulck wantrouwen is in Siam mede op dese Natie, soo dat de Gebueren hier als elders al mede met Jalousie sijn besmet: Op die tijdt quam een Tevinia van Bassacq den Coningh (volgens gebruyck) een partye jonge 4) Oliphanten op de Grensen van Cambodia gevangen, offreren: Den 7. Juny quam ons besoecken sekeren Maleyer, uyt-ghesonden van Pia Tijn, sijnde den Outsten Soon van Tevinia Pia Powan, residerende in een van de grootste Steden deses Lants, ghenaemti/-?«»^ Pawa, welcken voorsz. Maleyer versocht wy sijn Heer aenghenaemheyt souden bewijsen, hem te willen komen besoecken, als geschieden, en was seer verwondert over ons, also hy diergelijcke Natie noy t meer beoogt hadde; Na veelerhande Discourssen seyde, datter groote quantiteit Goudt, Benjuwijn als Gommelack onder sijn Gebiedt te negotiëren was, in handelinge van di versche fijne gheschilderde Kleeden en andere witte Cattoenen, ja omtrent de 70. |g gout soude konnen versameien; Sijn Vader contribueerden Jaerlijckx 10. catti Gout aen den Koningh; En soo wanneer wy andermael in 't Louwen-Lant quamen Negotie drijven, souden vrypostigh in sijn Quartier hem ko- 1) Soort van lijnwaad. (H. M.). a) Of chavonis, een ijle katoenen kleedingsstof van deCororaandelsche kust. (H. M.j. 3) Geruii lijnwaad. (H. M.). 4) Het vangen der Oliphanten gaet hier fatsoenelijck ende met ghemack: Den tijt als men op de lacht wil gaen, bestemt sijnde, besluyten met Rijs, en al wat sluyten kan omtrent de ao. ofte meer mijlen te gelijck af: Aen t' eene eynde der selve werden twee, drie ofte meer kotten gemaekt van Masthoornen, die met valdeuren toe sluyten: Dese kotten staen so.datse sijn d' eenige Plaetze daer door men in en uyt dit beslooten Perck komen kan: Eenige Nederlanders wierde mede eens tot dese lacht op geprest, en sy traden alle met de Inwoonders in 't beslooten Perck, wel ghewapent, van Roers, bospolver en houwer, de knapsack op de rug, en soo lang de lacht duerde, was de Aerde haer bedde, en den Hemel haer verdeck: Al haren arbeyt in dit lagen was van 4. ofte 6. hoecken by Troupen aen te komen met een gedurigh geluyt Dach en Nacht, door 't rasen van schieten, tambouren/gheschreeu, als anders, om de Oliphanten van haer te verjaghen: Dit soo veele daghen duerende, totdat dese Troupen langhs hoe meer de voorsz. Kotten naderen, en alsoo alle de Oliphanten daer binnen jagen, als die geen andere uytvlucht en weten, en hier in, als een toe-gestelde Bosschagie meenen versekert te sijn, maer soo ras al 't Geselschap binnen is, sien sy door 't vallen van de Schot Poorten, haer gevangen: Daer sy dan eenige dagen in-gehouden, te eten gegeven ende ghetemt worden, waer na men hun als boven voor Hovelinghen den Coningh vereert, die al de Orientaelse Monarchen achten voor haer getrouwe Slaven, ende die sy oock van d' Inwoonders begeeren tot een Tribuyt Si f34l men besoecken; Het geen onse gadinge was, van in alles de behulp-1. castesame handt te bieden, welcke Stadt leyt omtrent 6. daghen reysens LEYM» Lantwaerdt van hier, in hoogh Geberghte, sulckx na dat wel 3. a 4. "JJaal Asuuren met praten versieeten hadden, keerden weder om thuys: Vor- sistenders de geheele Maent niets anders gepasseert, als dat dagelijkxTENPraeuwen quamen van boven, met allerleye Louwse Koopmanschappen : Den 2. July ontfongen van den Onder-Coopman Geroerd Wusthof schrij vens van de 13. Maert, omtrendt 16. mijlen beneden Bassacq, hoe dat den Assistent Jeremias de Woelen een Hoogh-Bootsman door de Portugijsen moortdadelijck in Cambodia waren gemassacreert; Mitsgaders, dat beyde den ouden en Jongen Coning door een Nappra Pr etera, naeste Bloetverwant ende rechte Erfghenaem der Kroon, insgelijckx met alle desselfs Grooten was vermoort, en op de Troon als Coningh selver was gaen sitten: Op die tijt quamen twee Roomse Portugijsse Papen, aen 't Louwse Hof, brachten voor den Coningh tot Presenten mede, twee witte Hondekens, een Koery, een Conijn, en eenige schoone Cantonse Goude zijde Rollen: Vereerden oock aen den Raetsheer Pha Lochan een Verrekijcker: Om te begunstigen haer versoeck, 't geen sy korts daer nae aen Tevinia Assen voorstelden, Omme in het Coninckrijck van Louwen de Christelijke Religie openbaerlijk te tnogken leer en; Doch men heeft hun ghe-antwoort, Dat zy hier sulckx noyt en souden onder staen, ten waere sy de selve op de maniere van den Louwsen Godtsdienst wilden doen, soude men '/ Christendom toe-laten; En daer toe mosten sy eerst de Louwse Tale leeren, hun Hayr kort doen afscheren, en haer kleeden met de Habijten na de maniere des Lants, en haer vorder oeffenen in de Louwse en Heydense studie, omme alsoo de Promotie van de Louwse Papen te ontfanghen, &c. Maer dit en quadreerde met het Humeur der Portugijsse Papen gants niet, oock bevont men, dat onder alle Vreemdelingen de Portugijsen Papen voornamentlijck in het Louwse Coninckrijck onbemint waren. Wy dan waren den 11. Augusti 1642. door Tevinia Comphan ontboden, namen daer afscheyt, na dat veele discourssen waren gevallen, over wat rarieteyten soo in 't Patria als op Batavia mochten sijn: Hy noodigden ons ten eersten weder te willen komen, dat sijn Majesteyt ons alle faveur soude aen-doen, en wy door 'tgantse Louse Rijck vrij lij ck mochten komen handelen: Hy vertoonde doe de Schenckagie die den Koningh aen den Heer Generael van Diemen op Batavia sont, sijnde een gouden Doulangh, met al sijn toe-behoorten, extraordinaris cierlijck gewrocht, daer aen een Brief aen den Heer Generael gehecht was: Dit gaf hy over 52 i. caste- aen den Lousen Schipper Montip: En vertrocken van het Hof den leyn, j 2 dito, werdende over al wegens den Koningh met Rijs en Verversnaal as- s'nge gevictualieert: Ook vereerde ons den i. Septemb. in de Stadt sisten- Lochaen de gebiedende Tevinia aldaer met een seer grooten Vis, ten. Phra Buca genoemt, en drie Mandekens Rijs: Den 4. dito quamen aen 't Gehucht Heunheen, hier soo boude men aen een graeuwe steene Kerck, die zederdt eenighe Jaren door den Donder was verslagen : Maer was nu al weer met sijn Piramiden op-ghewerckt, en trefFelijck verguit: Wy ginghen, door al de Klippen op-gehouden, daeghs daer aen tusschen Samphana ende Naewein in het Bosch Hout kappen, maer packten ons wel haest van daer, dewijl in 6. dagen daer 5. Persoonen van de Tijgers waren verslonden: Naer veele [3S] periculeuse Klippen ende Water-vallen gepasseert te hebben, quamen den 17. September aen 't Dorp Bassacq, sijnde het uytterste der Louwse Frontieren. De twee voorsz. Assistenten hebben dese Reyse niet verder dan als boven staet, vervolght. VOLGT, DE CRUELLE M O O R T IN CAMBODIA, AEN DE HOLLANDERS BEGAEN. De saecken onderwijl in Cambodia soo verwildert staende, resolveert het Opper-Hooft Regemortes na Batavia te gaen, om aldaer den Heer Generael van des Compagnies staet en affairen te raporteren, en nieuwe ordre te ontfangen, hoedanigh sich in dese conjecture van tijt te gedragen had; Zulckx in de Maent December 1642. uyt de Revier na Batavia is vertrocken; By dese occasie versocht den Onder-Koopman Wusthof aen de Heer Generael sijn demissie, ten opsichte van tijts expiratie; Hier na in de Maent Mey komt de Fluyt de Orangie-Boom van Batavia in Cambodia, ende bleef het Opper-Hooft Regemortes om Huwlijcks wille achter, die met een ander Schip in September stont te volgen, ghelijck gebeurde ; Vervolgens van den Heer Generael ordonneerden, datten OnderKoopman Wusthof wegens d' expiratie van sijn verbonden tijdt soude vertrecken, met de Fluyt d'Orangie-Boom over Tyoan nae Japan, om het Cambodias Cargisoen aldaer over te leveren, gelijck 53 geschiede, En is op den 20. Juny 1643. uyt de Revier van Cambodia l castena Japan af-geseylt. •leyn, Omtrendt ultimo September 1643. arriveert den Opper-Koopman JJ^^ ende Opper-Hooft den E. Sr. Pieter de Regemortes van Batavia met bodja. een schoon Oorlochs-Jacht in Cambodia, in qualiteyt als Ambassadeur, maer is met al de sijne op den 27. November 1643. seer leelijck en barbaris vermoordt, en dat door bevel en beveelen van den tegenwoordighen regeerenden Coningh van Cambodia, 't gunt sich aldus toe-gedragen heeft. Den op-gemelten E. Regemortes alvoorens het Brutale Humeur van den Koningh door ervarentheydt wel kennende, ende in dat Rijck ondervonden; Sulckx hy van tijt tot tijtselfs met eygen oogen [36] gesien ende ghehoort hadde de wreede, tirannige Executie aen sijn eygén Lantsaten, de Grootsten van 't Gebiet wedervaren, soo was hy Regemortes met vreese bevanghen om weder in Cambodia te keeren; Dan alsoo des Compagnies affairen sulckx vereysten, stelt den Heer Generael voor, niet als Opper-Hooft, maer als een Ambassadeur te willen verschijnen, met hoope dat men Gesanten geen onheyl van het Leven te verliesen en soude aen-doen: Jn die qualitedt vertreckt hy dan weder van Batavia en arriveert in Cambodia, alwaer hy op de 27. November Audiëntie by den Koningh te sullen hebben, versoeckt, 't welck hem wiert vergunt; Dierhalven prepareert sich dien dagh ten Hoof te gaen, met een Treyn van 12. Soldaten, ende voorts alle de daer sijnde Koopluyden en Assistenten, met de Schippers van de Schepen, alle sittende te Paerde; Aldus komende in 't Gesicht van het Hof in een seer breede Straet, by de Passaer, dat is de Marckt, wierden aldaer datelijck omcingelt van des Conings Soldaten, die wedersijts uyt de Huysen quamen springen, ende brachten haer alle met Sabels om 't leven, de Wegen na de Compagnies Logie waren alle beset, op dat die aldaer waren geen tijdinge konden bekomen van dese moortdadige Actie, 't welck was 3. uuren gaens van des Compagnies Logie; Dus speelt de Tragedie by de Barbaren verder, en komen in de Logie alles massacreeren : Den Onder-Koopman Buckoy was in 't tweede Huys van de Logie, daer twee deftige Japanse Koopluyden, met namen Nissindomme en Kajmondonne, woonden, alwaer hy hadde ontfanghen een Sack met Geldt: Hy hoorende uyt de Logie een groot rumoer komen, loopt schielijck met de Sack Geldt in de Hant ten Huyse uyt; Een der Moordenaers hem in het Gesicht krijgende, achterhaelden en sabelden hem, gaende met die buyt van de Sack Geit deur; Binnen 54 i. caste- des Compagnies Pagger ofte Heyninghen lagen de doode Lichamen leyn, allesints hier en daer verspreyt, die onder den blaeuwen Hemel soo moord , ... ,, , . , in cam- een »ange wijle bleven leggen rotten ende stinckende vergaen; Jm- bodja. mers wat yets van aensien was, most hier in dese furie sneuvelen; 't Was jammer soo eerlijcke Lieden om den Hals, ende dat onnoosel, te gheraken: Den Opper-Koopman Pieter van Regemortes was geboortigh van Schoonhoven, een Neef van de Bewinthebber de Heer Heyman in Zeelant, van waer Regemortes voor Assistent was uyt-gevaren; Den Opper-Koopman Hermen Brouckman was van Bremen; Den Onder-Koopman Buckoy, mitsgaders diversche Assistenten, fraye Borsten, waren alle Amsterdamse Kinderen van goeden Huyse. Het schoone wel-ghemonteerde Jacht Rijswijck, lagh op die tijt 3. mijlen beneden de Logie omtrent het Vleck Phonombingh, daer quamen diversche Praeuwen met eenighe, als waren het groote Personagien, aen Boordt, om quansuys dat Schip te besien, ghelijck men wel ghewent was dat sulckx veel gheschiede; Haer schoonste siende, massacreeren met hun Geweer al wat sybequamen, sulckx al wat konde over boort sprongh en, swommen aen Lant, verbergden hun in de Bosschagie, daer soo lange bleven, tot haer de noot van honger weder uyt het Bos joegh, komende alsoo weder by de Cambodiaers die haer luyden als Gevangenen nae den Koningh brachten: Sulckx [371 is oock wedervaren de Fluyt den Orangie-Boom, die weynigh tijdts te vooren uyt Japan daer op de Revier gekomen was, de Gevangenen van beyde Schepen in 't getal omtrent 6b. Persoonen, daer onder een Stuyrman, een Timmerman en Barbier, voorts al te samen Matroosen, die noch overigh in 't leven ghebleven waren; Die den Koningh verdeelden by alle de Grootste van het Rijck als Slaven te dienen; Dus omtrent de 36. maenden aldaer ghevangen gheweest, stelt den Koningh haer alle op vrye Voeten, ende geeft hun de Fluyt de Orangie-Boom, om daer mede nae Batavia te varen, welcke Fluyt door de hitte van 't climaet als anders by na onbruyckbaer, ende seer gedevaliseert was, dese 60. arme Zielen hun echter daer op ter Zee hebben begeven; Ons en allen leerende hoe bitter de Slavernye, en hoe soet de lieve Vrijheyt is; Ende sijn niets anders als door puere goetheyt Godes noch endlingh na lange swerven op Batavia aen-gekomen: Daer noch diverse van leven. 55 VOLGEN NOCH EENIGE BYVOEGSELEN" VAN INDIEN, EN DE ZEE. DE BEGRAEF-PLAETS VAN ST. THOMAS IN GROOT INDIEN. In de Provincie Maabar, het welck is groot Indien, wort bewaert *t Lichaem van den H: Apostel Thomas de welcke in die Provincie voor Christus heeft geleden, maer sijn Lichaem rust in sekere Stadt, alwaer veel Christenen en Zarafijnen sijn, het Lichaem van den Heyligh Eerende met de schuldighe Eere, maer derwaerts Reysen weynigh Coopluyden, als byna omtrent die plaets geen winste siende: De Inwoonders van dit Lantschap seggen dat den Apostel een grooten Propheet heeft gheweest, ende noemen hem Avariam, dat is een Heylig Man: Ende de Christenen van verre landen komende, ende hetHeyligeLichaembesoeckende, brenghen met haer van dieAerde, inde welcke de Heylighe man geseyt wiert was ghedoot, van de selve in den dranck gedaen hebbende, doense de krancke drincken, ende gelooven datse hier van beter te passé sijn, ende bevrijt worden van diverse kranckheden. Sij seggen datter in 't Jaer ons Heeren MCCLXXXVII. soodanigen Mirakel by sijn Tombe is geschiet den Prins van dit Landt heeft daer een Kerck doen stichten, Sint Thomas ter eeren, maer of al de miraculen soo breet sijn, als men voorgeeft, laten wy aen de beter wetende. Beschrijvinge van den Noote-Muscate Vogel. [38j Desen Vogel onthout sich en vliegt omtrent 't Eylant Banda: Is van gedaente en wat grooter als een Ende, van Couleur meest graeu: Hy en eet niets dan de Nooten mette Foellie, die hy geheel inslockt: en passeert den Noot hem weder gheheel door het Lijf, uytgeseyt de Foellie, die is verteert: Dese ingeslockte Noote muscate werpt hy weder achter uyt: en waer de Noot valt, groeyt een Nooten-Boom: Den genen die van desen Voghel ghegeten hebben, gebraden ofte andersints, verhalen, dattet Vleys des selfs niet alleen geheel als met Noote-Muscaet gemengt smaeckt: Maer sy voeghender oock dit by, als men de selve ontgint oft open snijt, de gantse Zaele van soo hef- i) Ofschoon deze „bijvoegselen" vallen buiten het gebied van dit werk worden ook zij herdrukt, ten einde het oorspronkelijke, zeldzaam geworden boekje van Pieter Casteleyn hier in zijn geheel te geven. (H. M.). 56 i. gaste- felijcken odeur en aengenamen reuck vervult wort, dat inghevalle ™™ fl' Coninghen en Princen de selve wisten te bekomen, daer hunne groot- THOMAS o etc. ste uenodyen voor souden willen geven, maer men en vindt hem nergens dan daer de Note-Muscaten wasschen. Van de Meerminnen ende Meermans. Alle die de Orientaelse gewesten en Zee kusten zedert 200. Jaren hebben bevaren, weten van dese Zee-Monsters niet, maer wel die in de Zuyt Zee na America heen steken, geven volkomen getuygen; Iean Delereij seght daer af aldus: De Americanen (goede Zee-Lien) eenmael mette anderen uyt vissen geyaren, soo wiert de Zee en de Lucht geheel Calm, en in hare vivres Barck was aen boort een ZeeMan ghekomen, een der Vissers meenende hy wilde binnen boort, en half achtende dat het een Zee-Vis was, kapten hem de eene klauw af, die men naderhant binnen boort bevont wel gestelt met 5. vingheren en nagel als wy Menschen, en uytteghevoellijckepyn van het afhouden des selfden handts, quam den voorsz. Meerman noch eens boven waeter, en vertoonden het natuurlijcke Hooft van een mensche, en versuchtende, doock weder onder, na de gront: Zedert welken tijt men hemniet meer en heeft vernomen: Diergelijcke Jonge Zee-Monster is zedert 10. Jaren mede gevangen by de Hol land tse Haring-Buysen; Het was onder al den Haringh in het Net, ende die Man die stont en kaeckte en soute, gelijck sulckx met haest geschiet, wel siende, dat het een Zee-Monster was, wierp het weder buyten Boort, als willende sijn werck aen dat dingh dat hy niet en kende, verletten; Maer het beroude hem daer na, als hy hem bedacht, dat alhoewel seer haestigh, hy daer (ghelyck hy ons verhaelde) een Menschen Hooft, Handen en Lijf aen hadde gesien, 't selve hem ende de nieusgierige geen schade soude hebben gedaen: Immers datter soodanige Meermannen ende Meerminnen sijn is seker: Alsoo tot Leyden ende te Coppenhaven de gebeenten van een der selver, Anno 1644. gevangen, tot een rariteyt werden bewaert. Daer is oock onlangs in dese onse Eeuwe, 10. Jaren geleden, seker Deense Schipper uyt-Noorwegen, om te Vissen gevaren, nae de St rate Davidts: Terwijle hy hier op sijn Neeringhe niet verre van de Wal lach, sach hy verwondert aen den Oever somtijts een Mensch of twee, en dat in soo een kout Gewest, daer men geen Menschen weet oyt gevonden zijn: Eyndlingh komt een out Man in een Schuytje langst de Wal gevaren, slaende seer geswint het selve Schuytje, dat aen zijn Lijf vast en toe-ghehecht was, met een dubbelde Riem 57 door de Baren: En of wel somtijts de Zee wat hol ging, soo echter i. castewist hy sich datelijk weder te redden, en over eynde te brengen: Dus LEVM» [39] quam hy soo ettelijcke daghen by dese Noordtze Vissers heen roeyen, etc*1*8 wordende daghelijckx stouter, ende sy kreghen hem door het opsteken van Vis ende Broot, dat sy hem van Boort lieten sien, endlingh soo wijt, dat hy quam aen-leggen, ende 't geen men hem tot Voedsel toe-wierp, haestigh op-vatte, en zijn Wijf en Dochter die op Strant stonden, toe-bracht: In fin hy verstoute sich uyt zijn Schuytje, dat van Robben Huyden aerdig was gemaeckt, en wekkers Hayr sich keerde na 't Scheepje heen voer, te komen op het Schip van den Noorweegsen Visscher; En dit duurde soo eenigen tijdt, en soo langh, tot onse Noormannen haer volle Vangst hebbende, geresolveert waren weder om naer Noorwegen te keeren, en haer gevangen Vis (volgens ghewoonte) aldaer te droogen: Ten dacht haer onderwijlen niet ongeraden om dese wilde Menschen, die soo men bespeuren konde noch van Hemel noch van Aerde geen kennisse hadden, oock een geluyt van sich gaven die niemant verstont, ook sy self niemant verstonden, mede na Denemarken te nemen, en de selve aen den Koningh te vereeren: Maer sy vonden swarigheyt hoedanigh sy op de Reys met dese Lieden best versekert mochten wesen, dewijl sy self seer onsterck t' Scheep waren: Sy krijgen dan ten laetsten de Wilde Man, Vrou ende Dochter binnen Boort, ende tracteerden hun wel, halende onderwijlen de Seylen op, geraeckt en alsoo in 't kort buyten 't gesicht van 't Lant: Dese wilde Menschen waren al seer out, en kermden seer, doen sy uytsiende, niets dan een barre Zee rondsom vernamen, en 't Lant quijt. Nu zy quamen behouden in Denemarcken, maer en wilden niet eten dan rouwe spijs, soo Vis als Groenagie, &c. het en hielp niet wat delicatesse men hun voorsette; Sy wierpen alle gebraede en ghekoockte Spijse van hun: Men bracht haer by veele voorname: Doch den Ouden Man leefde niet langh: De andere twee beyverde men om de Noorweegse Tale te doen keren: Wijl sy jonger, men van haer beter onderricht van haer Gewesten mochte bekomen : Sy wierden in het Groen ghekleet, en na ick verstaen hebbe, wisten met de breette van de Hant van den Horisont af tot de Son als die scheen, altoos den tijdt van den dagh. Dierghelijcke Wildeman is over eenige Jaren mede in 's Gravenhage gebracht gheweest, daer hy met sijn vast ghehechte Schuytje in den Vijver seer wacker ende vermakelijck voor alle de Weereldt in het Water speelden. FIN I S. journael in Camnnöta ban 1636. Overgekomen brieven iój7, Deel I, folio 1434—1490. [1434IJUNIUS 1636. LAUS DEO IN CAMBODIA DESEN 18. JUNIJ ANNO 1636. journael ofte be boacnaem^te gc^rtjieöein^e in Camuobia bieberbaeren £ebert 18. Slunij 1636. tot 8. ^oueniuer (1636), bat <®tiiïetuaeteu ban Ijier naer SSattauia uertrett, baat mij" 3Jan 30irc?s Gaelen per memorie aengeteecrient. Naerdat wij op 10. Junij 1636. met 't Schip Oudewaeter naer veel 0pii tegenspoeden in de riviere genaemt de Baralhoo China ') gecomen(»°39»"«* j 7 . . . 11 11 de stadt vai waeren, sijn op 11. daeraenvolgende des ochtens met de boot volgnens Cambodia resolutie naer de stadt Cambodia gevaeren in alles sterck 15. per- „n, Merck sonen,teweten 12. Hollanders, 1. Japander, 1. swarte jonghen ende 1. is-persoMaleiier , om als lootsman in 'topvaeren tegebruken. Hebben daernevens mede opgevoert 1000. teijl Japans schuytsilver a), 1000. Rijcsdaeld. in spetie ende de schenckagie aen de Coninghen, alwaer op 18. ig d, voorsch. in der Japanders quartier wel aengecomen sijn, den gerecom-1636) in de mandeerden Japander Nampra Pitnandrij aldaer gevonden ende aen ten nuyse denselven den brief van sijnen broeder Sionemon, schipper op een ™ ^me" joncq uyt Battavia behandicht. Ende naedat denselven brief bij de comen. Japanders gelesen ende herlesen was, heeft ons seer vrundelick bejegent, hem ende sijn huys tot onsen dienste gepresenteert: alwaer oock voor alsnoch onse residentie genomen hebben, om daer soolange te continueren als den dienst vandeCompe.anderssalvereijsschen. 1) Blijkbaar een aanduiding van een der Mekong-mondingen. Deze benaming komt in al deze schrifturen niet meer voor. „Berhala" beteekent in het Maleisch afgodsbeeld, en das kan deze naam ontleend zijn aan een Chineesch afgodsbeeld aan den oever; want de kustbewoners, de „Cochinchijnders", thans Annamieten genoemd, hebben godsdienstbeelden, overeenkomend met de Chineesche. In het Portug. beteekent „baralha" verwarring, vredeverstoring, en dus kan de naam ook duiden op een Portugeesch conflict met Chineesche zeevaarders. a) Zie noot blz. ia. 62 ii. o alen, Des avonts op de aencomste hebben ons nevens den Opra *) Nami? . pitnandrij aen der Japanders Sabander 2) geaddresseert, hem d' oor- naal 1636. saeck onser aencomste geremonsteert ende ten vollen verclaert, gelijck uyt het schrijven van den schipper Sionemon sijnen broeder Sabander mede verstaen hadde: welcken Sabander met Opra Nampitnandrij pra pre- de saecke overwegende ende considererende 't selve tot haeren groosfchTonsen *en voor£feel souden strecken, hebben ons belooft, alles bij deConindienste. gen te connen ende willen helpen verrichten; jae soodanich als bij ijemant anders soude connen of moghen gedaenworden; dat ons derhalven aen niemants seggen stooren souden. Sijluyden waeren dienaengaende bestant genoech ende souden daervoor instaen: dan dat' ons luyden tegenwoordich alhier weijnich ofte niets, in den handel voor Japan dienstich sijnde, conde gedaen worden, ten aensien de hertevellen, swarten lacq, nootgiens, was, olijfantstanden en de andere waeren, soo bij de vertrocken Japanders, als Coetchinchijnders ende [1435] Naer ver- Chinesen opgecocht ende uytgevoert waeren. Soodat nae haerluyden den maer sustinue boven de 10.000. vellen niet souden becomen connen: van ién°m 300" Se^ÜCKen ontrent 2. a 300. picol Cambodiase nootgies ende weijnich pjcoinoot- swarten lacq etc. oordeelende vorders, dat het beter soude sijn, met men con- het schip dit mousson over te blijven als dat het vruchteloos naar geoórdeeit JaPan soude vertrecken, waerop haer verclaert hebben, niet te kon- De'er *asnen ofte mogen geschieden: jae alwaert soo, dat niets met allen beschip hier te t>t» >j > houden. comen conden, dat evenwel de voijagie naer Japan volgens ordre enGeantwoort de last van d' Ed. Hrs. Generael 3) daerin mosten achtervolghen. Dernèn'g'eschie- halven hebben haerluyden op het serieuste aengesproken, gebeden den- ende vermaent, dat sijluyden de saecke tegenwoordich soodanich souden gelieven tebehertighen, alshaer luyden van sijn Ed. d' Hr. Gouverneur Generael ende d' Ed. Hre». Raeden van India toevertrout werde ende Haere Edts. in Battavia van den schipper haerluyden broeder aengedient was, iae genoechsaem versekert, dat in Cambodia soodanighe quantiteijt hertevellen, Cambodiase nootgiens, lacq ende andere waeren meer voor Japan dienstich waeren te becomen, als een goet schip naer Japan soude connen afvoeren, waerop sijn Ed'. 1) Opra was de titel van zekere staatsdienaren in Cambodja en Siam. Kleine steden in Siam werden geregeerd door een opra (English Intcrcourse with Siam by Dr. John Anderson, Londen 1890, blz. 15) en een opra wordt vermeld als het laagste lid der Siameesche commissie voor de stad Tenasserim in 1686 (zelfde bron, zelfde blz.). De hoofdkoopman des konings wordt ook opra of upera genoemd (zelfde bron blz. 111); de koningen van AchterIndië dreven in die dagen namelijk den grooten handel van hun eigen land. (Vgl. mijn Atü gespiegeldI, Utrecht 191a, hoofdst. Siam & Tongkin). a) Zie noot blz. 19. 3) De gouverneur-generaal. 63 in Battavia geresolveert hadde, dit schip herwaerts te equiperen etc, n. galen, versoeckende vorders dewijl de saecke geen uytstel conde lijden, J°URalle vlijt ende naersticheyt wilden doen, om sooveel vellen nooteries. ,«t*L o 1030. lacq ende andere waeren, daer eenige overwinsten in Japan opsouden gedaen connen worden, bij den anderen te samelen.als eenichsints versoecken mogelick was, opdat dit schip niet geheel vruchteloos van hier naer fèn, daer*" Japan en quaeme af te senden: want sulcs bij sijn Ede. d' Hr, Gene-winst °p ,,,, „ * valt in Ja- rael ende d lid. Hren. Raeden van India niet weigenomen soude wer- pan, ons den; derhalven 't gene bij de hant mochte wesen, geliefden ons ter gen?™11* hant te doen bestellen, 't soude niet ongheloont blijven. Hierop hebben ons weder belooft te sullen doen alles, wat in haer vermoghen was ende op ons ernstich aenstaen toegeseijt, op 20. toecomende met ons naer boven bij den Coninck ende Grooten te sullen vertrecken, om bij den Coninck audiëntie te verwerven ende onse schenckagie te presenteeren om den handel te vercrijghen etc. Des avonts, naerdat ons afscheijt van der Japanders Sabander ge-Werden nomen hadden ende naer ons logiement vertrocken, quam ons voor keiwegen" de poorte een Cambodier teghen, vraeghende naer den Capiteijn, en-der Portu- j ... .. ... J gesen Sa- de dij mij gewesen sijnde, vraechde waerom wij niet volgens costuy- bander, wat me bij denSabander quamen, ons presenteerden ende aen den selven wae^^en!r'le,, verklaringhe deden, wat onse begheeren in dese Quartieren was, opdat hij hetselve den Coninck soude moghen aendienen. Welcke aenspraecken ons vremt was, niet wetende, wat dencken: dan gaven L1436I voor antwoort, dat wij Hollanders waeren ende vremdelinghen, die Antwoort de plaetse ende Costumen van dien onbekent waeren, ende niet wis- *™ kanten, waer dat den Sabander woonachtig was, dan dat wij gecomen daerwaeren om den Coninc selfs mondelingh te spreken: daer en boven heel vermoeijt van de lange reijse eerst aengecomen waeren ende dewijl het tegenwoordich laet was, op morgen bij den Sabandaer verschijnen souden ende hebben hem daermede laeten vertrecken. Over welcke aenspraecke van den voornoemden Cambodier hebben ons aen den Sabandaer ende Nampra Pitnandrij geaddresseert ende aen haerluyden versocht ons openinghe te willen doen, wat van de saecke soude moghen wesen, ende waernaer ons souden te reguleren ende te gedraghen hebben: waerop bij haer beijde rondelick De quartiegeantwoort werde; dat het Japanders quartier onder eenen Sabander be0nd|° stont, eenen anderen Sabander over 't Portugees quartier eouver-stoen on uytgevoert sijnde, hebben in dit jaer ofte 11. maenden herwaerts 10. jadtagnhier a 11.joncken uytverscheijdenquartieren haere ladinghevan rijs alhier f^eff'n"" gesocht, waermede naer Coetchinchina, Quinam ende Tonquyn ver- andere watrocken sijn, alwaer naer ons bericht wert, den rijs tegens 50. a 60. ien verteijl den coijangh -) vercopen connen: dewelcke ondertusschen alhierv mede opcoopen, wasch, olijfants tanden, buffels huyden, ditto hoorens, swarten lacq ende menichte van hertevellen, die in dequartieren van China in soodanige quantiteijt als in Japan verbruyct wor- 1) Blijkens volg. blz. = .a8oo % Hollants." ' i 72 ii. galen, den: soodat dit jaer met het voorgaénde jaer ontrent 160. a 170. duynaal sen': hertevellen uytgevoert sijn. 1030. Eenige Grooten van Cambodia hebben mede sommige joncken met rijs afgelaeden ende om de extraordinaire groote winsten naer Coetchinchina, Quinam ende Tonquyn versonden. Sijn hier 7. * Daerenboven sijn alhier noch geweest seven Portugesche vaervaertuygen tuyghen van verscheijden plaetsen, om haere negotie te drijven, na^WBeSn]yinmentlick: van Maccouw 3, daervan twee joncswijse, 't derde een freGomme- gadt geweest is; 2 vaertuygen van de Manilha, het eene een pattasse lacq ende " . . r anders ver- met 6 stucken, het ander een fregadt. Van Mallacca sijn hiér 2 frevoert eb- gacjts geweest;j welcke den benjuin, gommelack, wasch ende olijfantstanden opgecocht ende wechgevoert hebben, ende vorders haere laedinghe met rijs gesuppleert. De voornoemde vaertuyghen hebben (soo wij op 't sekerste connen vernemen) dese naervolgende coopmanschappen in goede quantiteyt alhier bij lancheyt van tijt, soo door de Japanders, Coetchinchijnders als Portugesen opgecocht ende vervoert: sijnde ten prijse als volcht, te weten. Prijsen der Rijs Slechte, ijder coyangh van 2600. ^Hollants van 0. aio. teijlen, uytgevoer- den Coop- tot 18. a 20. teijl geresen. manschap- Den bitten wert tot 2j teijlen betaelt ende can tegenwoordich niet wel becomen werden. Gommalacq 12. a 13. teijl 't picol. Benjuin Cabessa 16. a 17. teijl bij de Portugesen ende Coetchinchijnders opgecocht. Olijfantstandende 2. in 't picol 65. teijl, de 3. in 'tpicol60. teijl, de[1445] 4. in 't picol 55. teijl, werden allen bij de Chinesen ende Portugesen ingecocht ende vervoert. Wasch 16. a 17. teijl 't picol. Swarten Natten Lacq 12. a 14. teijl 't picol. Harte vellen door malcanderen gerekent 15. teijl 't cento. Cambodische Nootgies 1Y2 teijl 't picol. Geen Coop- Staet te bemercken, dat dese coopmanschappen in gene quantipenTnquan- teijt bij den anderen te vinden sijn : want alhier geen coopluyden anderenle" (uyt&'enome'- eenige Grooten) maer algemeene slechte luyden sonvindenais der vermogen gevonden werden, soodat alle vaertuijgheajidie hier comen negotiëren, haere ladinghe van langer hant bij cleene partities op de passer ende in 't velt bij de boeren moeten opcoopen ende opsamelen: waerdoor gemeenlick 4. a 5. maenden ende altemet wel een ront jaer moeten overblijven, aleer haere coopmanschap- 73 pen aen den man helpen ende wederom ladinghe becomen connen. Den benjuin ende gommelacq (als deselve te becomen is, naer ons benjuin, bedilt wert) brengen de Lauwen in goede quantiteijt van boven ende fa> m a ' can alleenlick voor coopmanschap gerekent werden. Den rijs, welcken alhier bij groote partijen uitge voert wert, en is Rijs wert by mede met geen groote quantiteijt bij den anderen te vinden: maer 5jm uytgemoet van te voren betaelt werden aen den eenen 2. a 3. last, aen den *nde J ' bi] 2., 3. a 4. anderen 4. aTS. lasten en soo voorts ende wort alsoo van den anderen coijangh ......... ■ t-, .. •• versamelt. wijts ende syts bij den anderen versamelt. Den slechten rijs, naer wij onderricht worden, is te voren 9. a 10. teijl betaelt ende moet tegenwoordich tegen 18. a 20. teijl betaelt worden. Den witten heeft men over 11. maenden 12. a 14. teijl ingecocht, ende can tegenwoordich voor 25 teijl qualick becomen worden. Welcken rijshandel meest door de Chinesen geschiet ende oock Dese plaets bij deselve meest vervoert wert. jaeriics"611 Dese plaetse heeft dit jaer meer als 2000. lasten rijs voor diverse 3°°°-lasten r J J rijs. quartieren van India gecontribueert, ende als het goede vruchtbaere Jaeren sijn, staet niet te twijffelen ofte sal jaerlics 26 : 28. hondert, jae 3000. ende meer lasten rijs connen uytleveren. Dan tegenwoordich en vermach niemant lijs uyt te voeren meer- Vermach der als voor ijder hooft 6. sacken ter tijt, dat het nieuwe gewas weder- rijs"yue1 om van 't velt (dat hem *j seer schoon vertoont) gecomen sal sijh, als d°er]e"em5j"' wanneer den uytvoer sonder twijffel weder gelicentieert sal wesen. [1446] Eenige inwoonders van de Grooten, die veel rijslant besitten, connen de licentie van uytvoer veel beter becomen, als andere ten aensien het haeren eijgen rijs is, 't welck andere, die denselven moeten opcoopen, niet doen connen: want niemant rijs vercoopen en derft, voor ende aleer verstaen hebben, dat licentie van den Coninck vercregen is. De saecke aldus contrarie onse hoope bevindende, hebben niettemin alle neersticheijt aengewent, opdat sooveel hertevellen, Cambodiase nootgies ende swarten lacq mochten becomen, als eenichsints doenelick sal connen wesen, opdat de costen van 't schip ende maentgelden van 't volcq mochten gestopt werden. Hebben derhalven den Nampra Fitnandrij ende eenige Chinesen, Aen Namlast gegeven van de voornoemde vellen, nootgies, lacq ende roche- gevenaihss vellen sooveel op te coopen, als eenichsints mogelijck waere te be-^[j^?*" comen, opdat deselve ten langsten 20. July toecomende met het schip btJ •«-teia,van hier conden voeren, waertoe sij lieden ons noch eenige hoope geil Inplaats van „zich", oud-Hollandsen, dat o.a. President Kruger ook steeds gebruikte. 74 II. GALEN JOURNAAL1636. {Juni 1636. iooc.teijlja pans silver doen vermunten ende ontfangen 937I/1 teijl. 1000 Rijcs- daelders verwisselt 13V2 maes a SO»/gftp-. Rijcsdael- der. ijtoiiósó.) De quartieren der Portugesen ende Chinesen visiterende, bevonden daer eenighe vaer- , geven hebben van ontrent 8000. vellen, 3 a 400. picol nootgiens ende 40. a 50. picol swarten lacq te sullen connen becomen. Hebben haerluyden tot dien eynde van onse medegebrachte contantgeit opleveringhe verstrect, te weten aen de Chinesen 4CO.|Rijcsdaelders, ijder tot 13 V2 maes Cambodias, 't welck alsoo Z17 U teijl renderen soude. Nampra Pitnandrij heeft mede eenighe Japanders nae boven gesonden, die alle vlijt sullen aenwenden om te besien, wat noch te becomen sal wesen, daer toe hem belooft hebben op hant te verstrecken 1400. teijl Cambodias a f 3. pr. ijder teijl. 1 25D0. Is des Conincs Muntmeester Pasimbadt bij ons gecomen ende gevraecht, ofte wij geen silver mede gebracht hadden om 't selve in Cambodiase munte te laeten oversetten, ende sijn met denselven veraccordeert, dat voor de 1000. teijl Japans schuy tsilver a 5 7. stuy ver pr. teijl, monterende de 1000. teijl Japansschuytsilver f 2850., daervoor ons Cambodiase munte sal leveren 937V2 teijl a f 3. p». teijl bedraegende f2812,10— soodat voor de munte van 1000. teijl Japans schuytsilver betaelen f371/-. ofte 12-/2 teijl Cambodias *t welck i1/-, teijl pr. cento is van munten. DeRijcsdaelders heeft niet hooger als 12. maes willen aennemen, 't welc al te veel verlies soude sijn. Dan wij hebben de ïooo. Rijcsdaelders, die mede nae boven genomen hadden, aen de Chinesen verwisselt, die ons 13 y2 maes voor ijder stuck gegeven hebben, 't welck tegen 3. gulden ijder teijl renderen soude 50% stuyver doch soo de Chinesen deselve niet van noode hadden, souden voor die prijs niet connen quy t worden. 26 D°. Heden waeren in 't Chinese quartier gegaen om te sien ende [1447] te vernemen, watter ommegaet. Saegen aldaer twee groote Chinese joncquen geanckert leggen, welcke alhier over twee maenden door contrarie wint ende gebreck van waeter, soo sij seijden, waeren gecomen, anders was haer meninghe geweest naer Battavia te navigeren. Hadden haer barrangh barrangh *) meest vercocht, uytgenomen partije grof porceleyn ende Chinese stoffen, waermede eene derselver naer Battavia in een cleender joncq, die hij daertoe soude coopen, dachte over te scheepen ende sijne groote joncq met rijs wederom ter gelegener tijt vollaeden naar Coetchinchina te versenden. In 't derwaerts gaen naar 't Chinese quartier passeerden door der Portugesen quartier. Saegen alsdaer 2. Portugese vaertuygen, fregatse wijse met een penne groot ontrent 40. a 45. lasten, waervan het eene al eenigen tijt naer ooghenschijn te waeter geweest hadde, doch niet 1) = goederen (Maleisch). 75 voltimmert. Lach noch een fregadt op stroom, dat van Malacca met tuygen van cleeden T) gecomen was, oock eenige peper mede brengende, welck (jen piag*. fregadt wij in see geiaecht hebben ende ons onder de wal ontcomensen* is. Eene derselver Portugesen hadde in Battavia voor desen 5. jaeren in de kettingh gegaen. Waeren alles sterck 10. blancken ende 43. swarten. Daer is onder de Portugesen soodanighen vreese met onse aencomste geweest, ende noch is, dat apparentelick naer desen soo groote negotie in dese quartieren niet sullen durven bestaen, uyt vreese, dat van ons ter eeniger tijt voor de rivier ofte bare geattrapeert, en van onse schepen ofte jachten sullen achterhaelt werden, verstaen De Portugesen hebben voor desen eenige van Cambodia, als mede Muonen!6 eenige Maleijers aengehaelt ende haere goederen prijs gemaect,Jree waerover den Coninck niet wel te vreden is ende heeft derhalven een seindePorgesant naer Maccouw gesonden om restitutie van 4000. teijl, die sij- geneonseWe luyden van de inwoonders van Cambodia eenigen tijt geleden fortse- aede°rmsf. lick ontweldicht hebben ende bij weijgeringh van restitutie sal Sijne dentie, aiMajapperentelick aen dese alhier presente Portugesen sijner onderdaenen schaede soecken te reveijnsgeren. Wij sijn voor de waerheijt onderrichtet, dat de Portugesen van de Japanders alhier een groote Japansche joncq gecocht hebben van ontrent 200. lasten groot, met welcke joncq sijlieden van hier nae de De Portucuste van Siam pa a) vertrocken sijn, ophebbende in alles 15. blancke meteen" coppen, eenisre caffers ende voorts gehuyrde Chinesen van meninehe er00te wmrr " joncq naer [1448] sijnde in de bay van Pangaran 3) haeren handel te drijven, soo van ca- de custe van lambacq, 4) agulhout, bastart ebben ende dito sandelhout om daer- van"dae°m mede naer Maccouw (soo voorgegeven hebben) te navigeren: welcke nae Mtac' joncq van hier ontrent Mey vertrocken is, om in de maent Augustus vaerenvan daer naer Maccouw te gaen. Een Chinese joncq alhier aengecomen uyt China is heden weder afgedreven ende (naer sijn seggen) is sijn intent naer Coetchinchina. Heeft 30. a 40. picol peper becomen, tot in de 20. teijl ijder picol, als Chinese mede wasch tot 17. teijl. Olifantstanden tot 65 : 60:55. teijl het picol, reende* doch cleijne quantiteijt, alsoo tot soo hoogen prijs noch qualick be- Jjjjj^"-^^11" comen connen. Meent vorders in 't afdrijven soo hier ende daer noch dreven. 1) Gewone uitdrukking dier tijden voor katoenen kleedingstoffen. a) Siampa of Tsjampa of Tsjompa, een thans verdwenen rijk, toen de noordelijke buur van Cambodja eanitmakende het zuidelijke deel van het huidige Annam. Het was gedeeltelijk hoog land: „water that falls from the high land of Champa" naar Cambodja, aanhaling in English Inttrcourse with Siam blz, 100. 3) Aan de kust van het toenmalige Tsjampa. 4) Een fijne houtsoort. 76 ii. galen, eenige rijs ofte padij te becomen ende daermede als geseijt naer Coetnaal chinchina te vertrecken. 16M. 2& Hebben met hertenleet verstaen, hoe dat ons schip door den 't Schip in Maleijer (die wij in see gelicht hadden om ons voor lootsman in de Ridoorde"6' v*** te dienen) in een verkeerden spruyt gebracht is, soodat veel wechs miste™," te rui.Se moste drijven om in de rechte riviere te comen, waermede heeft weder den besten tijt van 't opcomen gepasseert is ende nu seer swaerlick bij de 16. . , mijlen moe- door net sterck afwaeteren der grooter riviere sal connen boven coten afdnj- men js nochtans hetselve hoochnoodich om de cleeden, die niet wel met vaertuygen door den grooten reghen (die dagelics te verwachten staet ende aireede sijn begin genomen heeft) onbeschadicht connen Een prauw boven gebracht werden; oorsaeck waerom genootsaect sijn geweest afgesonden r. , , , . om 't schip een prauw at te vaerdignen om t schip te gaen soecken, opdat weten eken0" S°e m°gnen» waer ontrent ende of het al in de rechte rivier weder gecomen is, beloovende ijder man 2. maes des daechs ende den Japander, die den wech bekent is, 6. maesen ijder dach ende twee teijl voor de prauw van huyr. 't Is schande van de onbeleeftheijt ende ondiensticheijt der Japanders, 't Is een volcq luy ende lancsaem, die niet als van vreten ende suypen en houden, ende vorders niewers veel werck De Japan- van maecken, ende dat het quaetste is: men can geen prauwen noch groots! de6 volcq tot sijn geliefte, als men deselve van noode heeft, becomen, ersteieu'de maer moeten deselve schier dubbelt tot haeren wille betaelen ende Chinesen connen qualick ijewers toe gebracht worden, ofte men moet haer eesijnniette becomen. hjck den esel continuelick met beleeft aenspreken ende voortdrijven me?dten°"S daertoe crijghen, dat ijewers een eynde van maecken. Cambodiérs en tich. sijn m dit quartier niet woonachtich ende connen oock met deselve niet overeencomen, doordien de spraecke niet en verstaen. Souden ons daerenboven ten dienste niet willen sijn, om ijewers met ons naer [-449] beneden, ofte op andere plaetsen te vaeren: want mede met vuyle luijicheijt besmet sijn, ende haer met Diogenisleven vergenoecht houden. De Chinesen, die ons wel de dienstlichste souden wesen, sijn overal in haere besoinge; den eenen in 't tuynen, den anderen in 't rijs planten, den derden in de goederen bij de boeren op te soecken ende op te coopen, soo datter weijnich volcq bij de hant is ende derhalven niet te becomen sijn. Onses oordeels soude het de Compe. siaeven de veel gevoechelicker, oncostelicker, presentabelder ende oock sekerSens«ch!er der wesen, alhier eenige siaeven te houden, welcke tot alle dienste gebruyct soude connen worden ende prindpalijck in 't op ende afvaeren van de riviere, daertoe de Compe. haer eijgen vaertuygh soude moeten houden, 't welck niet half soo costelick voor de Compe. sal 77 vallen, als dat altemet een vaertuygh in huijr sullen moeten gebruy- n. galen, eken ende dan noch niet versekert sijn 't selve te sullen connen be-*0"*" .. ~ , naal comen; ende sullen wel genootsaect sijn op Comps. costen ons oock,o36 eerst van een a 2. vaertuyghen te versorghen, opdat niet verlegen vallen: want de inwoonders, gelijck geseijt is, een ondienstelick, luy ende onwillich volcq tot den arbeijt bevinden te wesen. Op dato is een groote wancan met rijs vollaeden, toebehoorende 2. jonequen eenige Chinesen alhier, afgedreven om nae Coetchi nchina te vertrec- ïaeden nae ken. Van gel ijeken een joncq, de Japanders alhier toecomende, mede 21^'°". met rijs ende derwaerts destineert. trocken. Voor dato was een van de Grooten sijn joncq afgedreven noch niet vollaeden sijnde, door schaersheijt ende duerte van de rijs. Dan 't schijnt het ander vaertuygh voor desen de meeste ladinghe ingehadt hebben, aleer de Koninck den uytvoer verboden heeft. Wijhebben over eenighedaghen tot behoefte van'tjachtOudewae- 6. last rijs , * . .. .. j •• voor'tschip ter last gegeven om o. lasten slechten rijs op te coopen, ende sijn ver- opgecochta accordeert voor 19. teijlen den coijangh aen ons sullen leveren, doch 10,etiL mach geenen rijs buyten kennisse van den opsiender gelevert worden. Welck offitie bij den Coninck vergeven wort aen eenige Grooten De Groote voor haere diensten, die sij den Coninck soude mogen gedaen heb- feeïge" ben, die haere proffijten daeruyt sijn treckende, anders weijnich trac- "hg"„ tement van den Coninck genietende; waerdeur sonder haere kennis- »yt»oer van ... rijs. se, gunste ende faveur in den handel weijnich te verrichten valt, bijsonder in den rijslast; want sonder haer behulp tot geene quantiteijt en connen geraecken, dewijle sijluyden eerst moeten belasten ende I-450] gebieden, dat den rijs uyt de bolster stooten ende schoon maecken, 't welck niet eerder geschiet, voordat denselven van te voren vercocht ende 't geit daervoor ontfangen hebben, den eenen 3 : 4: a 6. lasten, den anderen 7. a 8., 't welck meest door haerlieden onder eerlicke recognitiën uytgevoert wert. {juni 1636) 29. a 30. D°. Hebben continuelick soo onder de Chinesen, Japanders als andere vernomen, wat waeren ende wat apparentie sich presenteerde om voor ons noch ijetwes op te coopen, ende crijghen van haerluyden hoe langer hoe quader tijdinghe, te weten van te voren op crijgen onse aencomste wert ons hoope gegeven van 10. duysent hertevellen 2,"" tot een te sullen becomen met ontrent 5. a 600. picol nootgies ende 15: a 20. ga^n°Car" picol swarten lacq, 't welck tegenwoordich al begint te comen op 3 000. Ivellen ende 400. picol nootgies, eenige picols swarten lacq, sonder meer, een bedroefde saecke voor ons om hooren: doch connen niet sekerlick weten, wat quantiteijt dat becomen sullen: dewijl 't volcq 78 ii. galen, aen alle canten daerom uytgesonden sijn, ende voor 15. of ten langsten naal 2°' J"11-' vol£ens expresse last ten langsten alhier verschijnen moeten, 1636. '* SÜ dat wat, ofte niet opgedaen hebben, opdat weten moghen, hoe onse saecken diesaengaende sullen hebben te dirigeren. (\636). Pmo. Julij. Des voormiddachs is den Oja Sittii Opsiender ende Visi- OijaSittij, .. , r , . , , . . . opsiender tateur der aischeepinge van de goederen ende principael van den rijsIcheepirt last»ons men besoecken ende begroeten, vraegende naer 'tschip, enghen van de ofte niet eenige cleeden mede gebracht hadden om te vercoopen: Coopman- ff schappen, versoeckende dat, als wanneer het schip boven soude gecomen wesen, owrden'rijs geene cleeden aen ijemant en vercochten, voor ende aleer hij deselve en^resen."18 £esien hadde; soude se tot soo hoogen prijs aennemen, als ijemant anteert sijn ders ende diergelijcke; presenterende sijnen dienst ende vermoehent' dienst « onswaerts des van doen hebbende. Dede vorders de groetenisse van de Doet ons de Coninginne, welckehem,seijde,ernstelickbelasthadde, haerenousten gen de Co- ende jongsten sone hertelick te groeten ende aen te dienen, dat altemnginne. met soucje aencomen haer moeder besoecken ende diergelijcs meer. 't Schijnt het een gewoonte onder de Grooten is. Want de aldergrootste, uytgenomen beijde de Coningen, ons boven maeten veel cortoijsien ende complementen bewesen hebben. Soo 't met de daet de woorden wil volghen, 'tsal een gewenschte saecke wesen. Dat God geve. O» 1636). 2 :3. a 4. D°. Hebben met verlanghen 't schip, boot ende afgesonden praeuw te gemoet gesien; man en maecht, die op quamen, ge- [1 vraecht, ofte het schip of ons volcq niewers gesien ofte vernomen hadden ; dan hebben daervan geen tijdinghe connen becomen, anders als Verwon- dat het in een verkeerde ende droogere riviere was gesien, ende wel dert ons ... . . , . geentijdin- 15- mijlen te rugge was gedreven; soodat niet weten, wat dencken Mhip beco- su--en>want wiJ'niet vernemen connen, waer ofte waer ontrent dat het men. schip tegenwoordich is. Wij hebben alle neersticheijt aengewent om rottangs te becomen ende 't schip toe te senden, dewijl verstaen, dat door het dagelics wassen vah de riviere het waeter hart begint af te loopen, ende sonder rottanghs qualick ofte onmogelick is voor het schip boven te connen comen -). Hebben vandaech een prauw afgevaerdicht, dewelcke door last Een prauw van Nampra bij eenige joncken, onderwegede rottanghs sal soecken om rot- te lichten ende 't schip toe te brengen, want wij alhier deselve in twee derwegete daghen tijts niet hebben connen becomen, wat vlijt ofte naersticheijt lichten ende oock gedaen hebben. Want door het wassende waeter, dat alle lan- aen 't schip , .. .. te brengen, oen mettertijt onderseth, is het bos, daer de rottang gesocht moet 1) Nl. om het naar boven te trekken. 79 worden, onbruyckelick ende derhalven soo haest niet te becomen om 11. galen, nieuwe rottangs te doen maecken. Soo dat anders geen middel voor JOUR' de hant is, als de authoriteijt (mits betaelende) van Nampra volgens ,63*L sijn voorgeven daerin te gebruycken, op hoope, dat een rottangh of twee mochten becomen ende 't schip toebrenghen. Hebben neffens dit vaertuych aen den schipper geschreven, want Aen den soo 't schip niet boven can comen, sullen ons t' eijnder raet vinden geschreven, om de goederen aen boort ende de cleeden weder boven te crijghen; dewijl den tijt onses vertrecs seer begint te naecken: doch vertrouwen dat den schipper ons met sijn cleene prautie metten eersten sal adviseren de gelegentheijt van alles. {jmH 1636). 6 D°. Sondachs quaemen vier Portugesen ons besoecken ende discourerende met haer hier, ende daervan verstonden, hoe dat Antonio Tellec Masseijo »), die voorleden jaer admirael over d' armade voor Goa was geweest, tegenwoordich Gouverneur van Malacca was. Verstonden mede van haerluyden, dat onse boot 't schip voorbij soudesijn Verstaen gevaeren ende niet ontmoetet hebben, 't welck een vreemde saecke dceh^°°e. soude wesen, dewijl daer een ervaren piloot mede afgesonden heb- mist heeftben; wat daervan is, wil den tijt leeren. Wij sitten alhier ende connen van 't schip noch vaertuygen niets vernemen, niettegenstaende daer aireede vaertuyghen om uytgesonden sijn, waervan der noch niet eene te voorschijn en comt. (juli 1636). 7 D°. Op dato des ochtens is een Chinese joncq met rijs gelae-joncq met tI4S2l den, afgedreven, om naer Coetchinchina te vertrecken. rijsafgedreWert ons aengedient door Nampra Pitnandrij, hoe dat den Sabander van de Japanders bij Sijne Maj'. den Ouden Coninc ondervraecht onsenijwas, wat het beduyde, dat de Hollanders in sijn rijcke quaemen met uytgesïoijt een schip, dat sooveel (ge)schut op hadde, ende dat niet te vergeefs 7°is'ucken beneden in 't ruym in de 70. stucken (kanon) verborghen laegen. Seij- verborgt de vorders, dat wij metten Siammer in vrientschap waeren, ende dat sfl°" onder sulcken decsel wellicht ijets quaets ende tot naedeel van hem ende van sijn rijcke daeruyt hercomen mocht. Daer den Sabander op geantwoord soude hebben: het waere de maniere van de Hollanders, 1) Antonio Telles de Meneses, in i6aa CapitSo van Diu, later Generaal der Indische oorlogsvloten, als hoedanig hij o. a. in 1637 en 1638 tegen de Hollanders optrad; na den dood van den Onderkoning Pedro da Silva, van 4 Oct. 1639—24 Sept. 1640 ad interim met het bestuur van Indië belast; bij terugkeer vereerd met den titel van Conde de Villa Pouca de Aguiar; Gouverneur en Cap. do Mar van Brazilië (Varnhagen noemt hem in zijn Historia gtral do Bratil DL II, Rio de Janeiro 1857, p. 448: Antonio de Souza de Meneses) van 22 Dec. 1647—4 Jan. 1650; 5 Mrt. 57 benoemd tot Onderkoning van Indië, overlijdt op reis naar Goa. (Zie o. a. Teiseera de Aragao, Descripcao das Memedas de Portugal, T.1II, p. 003, vlg. Lisbao 1880. — 8o Antwoort dat sij veel schut op haere scheepen voerden, waermede haer te°-en desSaban- , & ders voor de Portugesen ende andere haere vijanden defendeerden. Dat oock versekert was, datter soo veel schut als Sijne Maj'. aengedient was, niet in het schip en waere, doch dat hij daernaer, soo 't den Coninck beliefde, soude vernemen. Waerop den Coninck geseijt hadde, waeren sij in 't schip ende wilden wij se vercoopen, hij wilde se gaerne betaelen. versoeck°S ^ch'Jnt onse ro-Sgunners 't selve ter baene gebracht hebben, dan Soecken de den Coninck neemt die praetgies niet ter herten; doch hebben mede draPcó"Tan onse v«enden, die onse sijde draeghen. Wij hebben dan wederom geweCTen* ende beSeert> dat het den Coninck aengedient mochte worden, in wat plaetse wij onse wooningh hadden ende onsen handel dreven; dat de inwoonders onse vrunden ende gebuyren waeren, ende waer het de noot vorderde, onse plaetse, die wij bewoonden, al tijt sochten te beschermen, als ons eijgen vaderlant. Sijne Maj'. waere ons soo lief en waert, als den Siammer oijt was, ofte geweest hadde. Want in den tijt, dat Sijne Ma', met den Siammer in oorloghe was geweest en hadden wij den Siammer met schut noch schepen willen seconderen, om Sijne Maj'. te beoorloghen, hoe veel te meer souden wij alsnu des Conincs welvaert soecken, dewijl wij tegenwoordich onder sijn bescherminghe onse woninge, handel ende commercie in sijn conincrijck sochten te drijven. Den Co- Des avonts is een persoon van den Koninck t'onsent aengecomen, soect om d-e wel Maleijs conde, maer sprack door eenen tolcq ende versocht keTteStcoop.aen ons: dewiJle sijn Maj'. verstaen hadde, dat veele schoone stucken mede gebracht hadden, twee groote ende twee cleene stucken Onsant- aen Sijn Maj'. geliefden te vercoopen. Dan wij hebben geantwoort, sijn Maj™ dat met meer als 22. stucken, die tot ons defensie van nooden waeren, op en hadden, doch soo Sijne Maj'. eenich schut begeerde, soude [1453] 't selve aen Capiteijn Moor1) versoecken, want het in onse vermoghen niet en was, sonder ordre van den Ed. Hr. Generael ende d'Ed. Hren Raeden van India soodanighen gewichtighen saecke af te handelen. Ende soo 't Sijne Maj'. niet geloofde, conde 't schip, wanneer 't boven gecomen waere laeten visiteren ende soo daer in meer als 22. stucken bevonden wierden, die soude den Coninck geschoncken sijn, etc. (Juli 1636). 8. Do, Voeren met een prauw in 't Chinees, Maleijers ende Coetcinch ij nders quartier, daer ongelooflick veel vaertuych lach. Namentlick Coetchinchijnders in de 18. a 19. vaertuyghen, groot ontrent tusschen 1) Uit het Portugeesch naar capitao-m6r, samentrekking van maior, een nog heden gebruikt woord voor hoogsten plaatselijken commandant of bestuurder. In Portugeesch Afrika zijn bijv. capitao mor de pachters en tevens bestuurders van praso's, inlandsche landschappen ; het zijn gewoonlijk halfbloeden. Hier is de gouverneur-generaal te Batavia bedoeld. 8i de 30. ende 45. lasten met rottanghs aen den anderen gebonden, Menigte welcke met rijs ende padij meest vollaeden waeren ende noch nae tvm"cnanr' Coetcinchijna dachten te vertrecken. Van eelijcken Maleijers, Pa- Cambodia, . . V, . , T meest Coet hangers ») Petaniers 2) Joonssen 3) ende Jambinesen, dewelcke clee- cincbijoi den, peper, loot, thin, rochevellen, pinangh ende andere cleenicheden heden. 6 aenbrengen om alhier te vercoopen. \3*M 1636). 9 D°. Des ochtens sijn alhier afgedreven een Chinese ende Japanse joncq, gdaeden met rijs ende wilden naer Quinam navigeren. Wij hebben met ijder een brief aen Sr. Duijcker4) mede gegeven, daerbij geadviseert, dat wel lichtelick sullen moeten resolveren 't jacht Oudewae- ajoncquen ter door verloop des tijts alhier te behouden. Ende hebben vorders m*ken*" versocht, dat ons een fluit 5) uyt Teijouhan 6) van den Gouverneur naer °-ui_ tegens November mochte toegesonden werden met 10000. teijl aen schuijtgeld, om 't selve door Sr. Duycker aen d'Hr. Gouverneur in Teijouhan uyt Quinam te adviseren. Op dato is ons door den Schipper Sionemon eenen brief van d'Ed. Hr. Generael ende Raeden van India behandicht, daerbij ons noch schrijven alsvoren gerecommandeert wert een goet Japans cargasoen op te p°°rsf0cnhe'_p coopen. Dan, och laey, connen 't selve tot ons groot leetwesen nietmon ut-- , ° Batt». van achtervolghen, doordien al t gene voor Japan dienstich met de Ja- d'H-.Gene panse joncq voor onse aencomste van hier wechgevoert was, ende gaie1n°ntfai1 voor ons niet overgebleven. Daerenboven 't schip door de harde afwateringh ende misleydinghe in de Riviere alsnoch niet te voorschijn en comt, soodat van 't schip ende ingelaeden coopmanschappen alsnoch ontblotet blijven, ende naer ons van Nampra ende andere aengedient wert, noch wel 24. dagen onderwege sal wesen, eer alhier sal connen verschijnen, ende de cleeden en connen met bereken ook niet [-454] veel eerder becomen werden, want de bereken mede opwerpen7) moeten, 't welck door de leUheijt der inwoonders langesaem voortgaet ende als dan de leccagie der bereken noch onderworpen sijn, ende 1) Inlanders uit het rijkje Pahang aan de oostkust van het schiereiland Malakka. a) Dito uit Patani, ter zelfde plaatse maar noordelijker. 3) Of Joborrieten, menschen uit Johore, het zuidelijkste deel van dat schiereiland. Zie over onze betrekkingen met die drie rijkjes mijn Azië Gespiegeld I blz. 144en vv.alsmede mijn Britsch Malakka/in de Gids van Nov. 1913. 4) Hoofd onzer loge in Quinam. 5) Klein schip. 6) Of Tatowan, het eilandje vlak naast Formosa waar wij ons groote fort Zeelandia hadden gebouwd en dat, slechts een paar kilometer van Formosa verwijderd, gemeenlijk be- , schouwd werd en wordt als daartoe te behooren. Onze vestigingen op Formosa waren ondergeschikt aan die op Talowan en ook kleiner, en onze vaderen spraken destijds en terecht dan ook niet van onze faktorij op Formosa doch van die op Talowan. 7) Blijkbaar bedoeld: opwerken. Linschoten XIII. 6 82 li. galen, daerenboven voor i. a 2. hondert teijl en niet soude connen becosticht jo^ur- werden, ten waere met ons eijgen volcq, deselve conden op ontbieden, 1636. ende alsoo de costen bespaeren. Dan dewijle 't schip apparentelick door sijn lange uytblijven alhier sullen moeten behouden, is beter de cleeden in 't schip te laeten berusten ter tijt dat boven comt, ofte dat den dienst van de Compe. anders sal vereijsschen. Volgens sijn Ed". schrijven ende last op dato becomen, hebben Nampra ende de Chinesen opgeseijt,geene Cambodiase nootgies meer Volgens op te coopen, als aireede ingecocht hadden; dan waeren aireede de sijn Ed an 400. picol ingecocht, welcke wij genootsaect sijn aen te nemen, dewijl deren op-5' haer daer toe last gegeven, ende 't geit van te voren op hant verst reet coop van hebben. Wij hebben Nampra gevraecht, hoe veel hertevellen in alles nootgies af- geseijt ende dochte sullen connen becomen tegens 15 • deser: want d Hr. Generael cocMe400. ons ernstelick belastul0.deser van de riviere 't seijl te gaen ende demenensen° w'-^ ^^ip nog niet meer als halfwegen (soo verstonden) gecomen was, te eerder genootsaect waeren te moeten, vertrecken, ende dat bij manquement van de vellen onse reyse wellicht soude moeten staecken, ten aensien het mouson bijnae verlopen sal sijn. Van gelijcken, wat quantiteijt swarten lacq te becomen soude wesen. Daer op voorsch. Nampra geantwoort heeft, dat het volcq om de hertevellen uytgesonden waeren op onse aencomste, ende belast hadde dat tegen 15. deser alhier wederom verschijnen souden, soodat hem niet bewust was, wat quantiteijt vellen noch te voorschijn soude comen. Den swarten lacq was tegenwoordich duyr, ende hadde den coninck 40. 40. picol picol ditto lacq, dan wilde deselve niet minder als 16. teijl 't picol vereïniètweert coopen, dat hij deselve tot soo hoogen prijs niet soude willen aenraed™inerot°tm den- Sc-j^c vorders, dat denselven lacq naer desen wel tot 10. teijl bederven, soude becomen connen. Soodat wij geen besluyt maecken connen, wat ons te doen staet, dewijl het schip niet te voorschijn en comt, ende de vellen noch niet by de hant sijn, oock niet sekerlick weten, wat Connen quantiteijt te voorschijn sal comen; echter soo de geruchten loopen weten wat ende op 't sekerste van Nampra hebben connen vernemen, souden veilen t^' 3°°°' ve-,en versekert moghen wesen; die tegens 16. a 17. Julij alhier [14551 voorschijn souden bij den anderen connen wesen, ende als deselve al bij de hant sijn, met asschen, packen ende binden mede eenigen tijt sal verlopen, ■ ende als wanneer geimbarkeert aent schip gebracht, de packen gelost Bij 't wech- ende afgedreven sijn, sal den geprefigeerden tijt verre overstrecken ^'schip wen sijn, hetwelcke alleene het lange wechblijven ende tarderen van 't ons voorne- gcjjip is causerende. Want op onse aencomste den uytersten tijt van men vernie- r r ' J ticht. 't vertrecq genootsaect waeren te openbaeren, opdat sooveel vellen 83 mochten becomen, als eenichsints doenelick soude wesen, 't welck als n. galen, mi ten quaetsten uyt val t, door dien 't schip niet te voorschijn en comt. j°ül*O* 1636). 1 o D°. Is den schipper van de Japanders Sionemon ons comen besoe- J^*L eken. Naer eenige discoersen vraechden hem, waerom dat hij den Ed. Hr. Generael ende raeden van India niet verwitticht hadde, dat alhier Schipper in Cambodia een groote Japanse joncq was overgebleven, de welcke comtTnT de herte en rochevellen, lacq, als anders opcochte, ende daer me- besoecken j t mj 1 ende bou¬ de naer Japan wilde vaeren, daerop antwoorde dat sulckg d'Hr. den eenige Generael ende de raeden van India aengedient hadde etc. Verston- me?hem. den van ditto Nauchoda x), dat het schip in een verkeerde rivier was geweest, ende dat het door een van sijne matroosen, die hij in onse 'tschipin boot overgeseth hadde, weder in de rechte rivier gebracht was, ende nt^rfgedat het hem groot wonder gaf, dat wij niet eerder in de riviere ge-bracht comen waeren. Hij hadde op Batavia den schipper daervan willen onderrichten, hoe ende in wat manieren de rivier gelegen was, dan dat de schipper hem geantwoort hadde, hij wiste dat setver wel. Hij soude de riviere wel vinden, soo der eenige riviere was. Op dato is alhier een vlot bamboesen met rottangs aengecomen, Coopen rothebben daervan partije gecocht ende datelick rottangs laeten leg- %H^00t gen, om 't schip toe te senden. Voor desen hebben 't selve bij mancquement van rottangs niet connen te wege brengen. \JuU 1636). 11. D°. Is den Japanschen schipper genaemtTaeffe, in woonder van Cambodia ons comen besoecken ende ons aengedient, dat met sijn Werden joncke,metrrjsgelaeden sijnde, naer Quinam denctt'seijltegaen^atSa^rSStegens die tijt onse brieven aen Sr. Duycker souden gelieven claer tesiock 8o- 1 xt 1 pl--n maecken. Verstaen oock van ditto schipper, hoe dat den poetsiock3) Japan can in Japan tegens 80. teijl 't picol soude connen vercocht werden, ende woTaten.' dat denselven in Cambodia gantsch niet ge t rocken was. Ca rdam om 3), Cardamom die alhier in de goede tijt voor 11. a 12. teijlen can becomen werden, 4°' te"L [1456] soude in Japan 40. teijlen connen renderen. Caneel uyt de quartieren Caneel uyt van Coetchinchina, die extraordinairis goed valt ende voor 20. teijl china,^ "a soude connen ingecocht worden, soude in Japan van 90:80. teijl ver- *°- te9l> cocht cunnen werden. Wij hebben vernomen wat prijs het loot, thin, poetsiock, mirrhe, wieroock ende kaliatoershout soude mogen hae- 1) Nauchoda, nachoda of anachoda = schipper. 2) Maleische handelsnaam voor een welriekenden wortel, gebruikt voor de vervaardiging der Chineesche wierwok-stokjes, welke als offeranden voor heiligen-beelden werden en worden gebrand en die thans joss-sticks worden genoemd in pidjin-Engelsen (het verbasterde Engelsch van China). 3) Cardamom = met zeer aromatische zaden gevulde zaaddoozen, een specerij,februikt bij het voedsel, bij de bereiding van reukwerken en likeuren en als geneesmiddel. 84 ii. galen, len. Verstaen het thin niet hoogerals 13, teijl 't loot, 6. a ó1/^ teijl naal sullen connen quyt worden. Poetsiock niet begeert, van 't wieroock 1636. ende mirrhe connen noch geen sekerheijt vernemen. Swaevei Dan vraeghenseernaedensuyverenswaeveLdiealhiertegenwoor- hier tegen- ... , . woordich dich een goeden merct getroffen soude hebben, te weten 14., 15. a 16. wel begeert. tejjj nej. picol om cruijt te maecken. Op dato sijn alhier eenige geruchten geloopen, hoe dat de onse Sekereio- een Cambodische joncq voor Palimban genomen hadden; dan wij on" geai-r hebben de logens voorgecomen, mits wij deselve joncque voor Palimïueert. jjan gesjen hebben bij Cornelis Simonse gelargeert, hadde alleenelick den peper daer uyt gelicht, mits in Battavia te betaelen ende dat vorders nae Battavia genavigeert was. Heden sijn in Cambodia aengebracht drije Portugesen ende twee Portugese swarten, die alhier in de riviere gerooft hadden. De reste, als 7. blanaenge- eken ende 15. swarten sijn dootgebleven, aleer haer dese vijf persobracht. nen hebben willen gevanghen geven. Dese roovers sijn van Maccouw, soo voorgegeven wert, ende sullen bij den Coninck gejustificeert werden. (juli 1636). 12. Do. Des avonts hebben ontfanghen drije brieven van het schip, ker be-e Se een met onse prauw, gedateert 9. passado ende 2. dato 3. passado, we'TschiipVper xn,ie eerste bescheijt, dat becomen hebben, waerbij verstonden, ons prautie. hoe dat het schip in een verkeerde riviere geweest hadde, ende daer wederom door den Japander van Battavia comende uytgebracht was. Ende nu in de rechte riviere besich met opcorten, dan dat alsnoch niet verder als halfwegen gecomen waeren; als mede, dat den Raet*) aen boort niet hadden connen goet vinden, dat den schipper volgens ons schrij vens soude opgaen, ende dat geen geit begeerden op te senden, of souden meerder reden hooren, ten aensien, soo voorgeeft, 2. Pahangers vaertuyghen van de Portugesen genomen zijn etc. Versocht mede verversingh ende rijs voor 't schip. Wij hebben de prauwen, die om 't schip te soecken ende om een rottangh van d' een of d' ander lichtende 't schip toe te brengen, uijtgesonden waeren, moeten betaelen voor haer loon, eten ende prauwenhuyr bij de 50. teijl, daer niet met allen voor uij tgerecht hebben ; want die om 't schip te soecken ende een brief wederom te brenghen, heeftin 'therrewaert comen negen dagen toegebracht, daer onse prauw maer 4. dagen over [1457] Onbeieeft- doende is geweest; daerenboven dwingt ons noch meerder dachloon 1) Op de Compagnies-vaartuigen werd in belangrijke aangelegenheden beslist door een raad, van te voren aangewezen te Batavia en bestaande uit de voornaamste compagniesdienaren aan boord of op de vloot. 85 af, als' met haer bedongen waeren, 't welc wij voor dese tijt om rede- heijt der janen moeten gedoghen, dan sullen 't in toecomende wel voorcomen. dachhuy" Het is een volcq leu ende lecker, langsaem ende traech, daer geen siJndewerck van te crijghen is ende niet en soecken als 't geit een uytte beurse te stelen. Het comt ons tegenwoordich seer qualick, dat den schipper volgens onse schriftelicke last op dato met het prautgien niet is versche- 't Comt ons nen, dewijle noch tijts was, om ijets te connen beraemen, hoe ende dat den1"* in wat manieren ende op wat tijt ten uytersten men noch in Tapan ""'PP0, .., niet boven soude connen seijlen, opdat, ofte sich alhier noch op 20. eenige quan- comt titeijt hertevellen vertoonden, mochten sien, ofte men nochdereijse soude connen erlanghen, ofte niet, ende andere saeken ons onbekent ende hem kennelick. juli 1636). 13. D°. Hebben een berck gecocht voor 30. teijlen, groot ontrent 7. Een bercq a 8. last; daer ingescheept 2. lasten rijs, 1. koebeest, 6. verekens ende ^trot' een nieugeslaeghen rottangh, alle te saemen tot secours van 't schip • t*n--h , .. , , verversin- daerbij geschreven, dat naerdemael volgens ons schrijven met sijn ghe naer prauwe den schipper niet is opgecomen, dat ons derhalven haerl. Sonden,ne'fadvijs schriftelick op het spoedichste oversende; als mede soode{™i^chrif'. bereke wederom conde opcomen in 7. a 8. daghen, dat ons daerme- stel om de sal gesonden werden 6. a 7. packen betillies, 2. kasiens silver, resolveren, twee stucken root laecken, wel verstaende soo 't den Raet goet vint 't schip alhier te behouden: anders ondoenlick. {juli 1630). 14. D°. Des avonts hebben d°. bercq met onse cleene prauw ende onse eijgen bootsgesellen afgesonden; anders soude ditto afsenden, meerder als de bercq ende al datter inisvanhuerloon, volgens voorgaende 2. cleene prauwen, comen te bedraeghen, soodat het heele vaertuych daer ten naesten bij winnen. Wij hebben dagefics den Nampra aengesproken, waerom de vellen niet bij de hant gebracht wierden; gaf voor antwoort, dat altemael Den Namte gelijck soude afgebracht worden, dat hij eenen diender opnieus^*,^™^ daernae toe gesonden hadde. Wij seijden vorders, alle de vellen, die ee5Pr°k*--' voor den 20. volgens ons contract niet verschenen, niet aennemen souden, waerop personelick naer boven is vertrocken. IZfmii 1636). 17. D°. Is den Japander Taeffe met sijn joncq afged reven om' nae Japander Q, .. , _ ... ..... Taeffe met uinam te vaeren, vol rijs gelaeden sijnde. Wij verstaen, dat den Co- sijn joncq [1458] ninck noch twee joncken gelicentieert heeft; dat binnen 14. a 16. dagen hedenafge- met rijs sullen connen aflaeden, om daermede noch nae de custe van dreTeB« M ~ . waer mede Coetchinchina te vertrecken, waerdoor den rijs tot 22. teijl gelopen is. aen s*. Tegen den avont hebben van den Nampra verstaen, hoe dat tegen- Qulramm- 86 schreven woord ich in sij n ge welt becomen hadde, soo van de Japanders als ChiDe Conin k nesen m a^es achtduysent hertevellen, welcke ten alderlangsten op ïicentieen 20. aen ons op eenen hoop souden connen leveren ende vercoopen, ïu'ygen'rijs dewelcke alsdan met asschen, packen ende binden in 4. a 5. daegen cMnchina.' 3011(1611 connen met bereken afgesonden werden, 't Welck bij ons in 8000. vellen Consideratie genomen sijnde, als hebbende noch 12. dagen tijts, alveerseker°tnS den uijtersten dach van den geprefigeerden tijt sal verlopen wesen, ofte men noch 't schip ten naesten bij ende om de tijt soude conne afcrijghen, valt ons daerinne des schippers absentie seer swaer, aen wiens kennisse het gelegen is, ofte wij de reijse noch op 10. a 12. Augustij van de riviere seijlende souden connen erlanghen. Doch omdat de vellen tot last van de Compe. opgecocht sijn, alsmede de nootgiens, ende alhier geen ront jaer soude blijven overleggen, hebben geacht, dat noch wel ten naesten bij daermede sullen claer raecken, ende is voorts bij ons beyden goet gevonden, soo veel mogelick te presten om alles claer te maecken ende met bereken af te scheepen, soodrae als mogelick sal wesen, ten waere dat advijs bequaemen, niet doenlick door den schipper geoordeelt wierde de reijse te sullen connen erlanghen, ofte andere inconvenienten, dat de riviere niet dachte te connen passeeren etc. (juli 1636). 18. D°. is een knecht van den Koninck aen Nampra gesonden, Den Co- , •««■•.• . re» » ninck laet waerdoor bijn Maj'. liet vraeghen, wat wij al maecten en diergelijcke. stucken ver- Eijntelijck versochte den Koninck seer instantelick, dat soo men geen soecken te groote stucken wilde vercopen, dat men dan tenminsten hem een cleijn Onse and- ^^J611 soude vercopen ende diergelijcke. Hij wilde hetselve wel be- woorde. taelen. Maer wij, als voren hebben hem geantwoort, dat wij in des Ed. Hr. Generaels ongenaede daerdoor souden geraecken, ende 't selve niet verantwoorden connen. Sijn Majt. soude soolang gelieven te patienteren, dat het schip naer Battavia versonden wierde, ende versoecken 't selve aan Capiteijn Moor. Wij twijffelden niet ofte Sijn Maj'. soude van d'Ed. Hr. Gouverneur Generael goet contentement gegeven worden, waertoe onse beste soo veel mogelick toe doen souden. Waeromtot Wij hebben soo grooten quantiteijt rijs voor twee stucken niet geen ver- , .. . J coop co- durven eijsschen, ten aensien Sionemon den Coninc ende ons aenmen- gedient heeft, dat sijn Ed'. in Battavia aen hem eenighe stucken tot vijlen prijs naer sijn segghen geveijlt hadde, waerdoor wij bij den [1 Coninck beschaemt conden werden gemaect, oversulcs altijt de saecke aen sijn Ed. in Battavia gerenvoijeert hebbende. (juli 1636). i^Do.s'OchtenshebbenpartijehertevellenvanontrentSooo.stucs 87 inde logie ofte Nampras huys becomen, ende naedat deselve wel be- 8000. hertesichticht hadden, vonden die heel goet ende gaef te wesen, Derhalven ménen ge°" naer den prijs gevraecht hebben ende met malcanderen in hande- nootsaect .. tot hoogen lingh getreden sijn) maer alsoo ons haeren eijsch seer vreemt ende prijs aen te buyten maete scheen, hebben tot geen coop connen comen. Want fensde"^ de attamats (dat hier de eerste soorte voor Japan gerekent wort) noo,Peshebben niet minder als tot 23. teylen 't cento willen vercoopen, ende daer naer een andere soorte genaemt barriges x) met minder als ï21/2. teijl 't cente, soodat alhier maer dese twee soorten voor Japan en sijn te becomen. Want de groote, die men noemt Cavalia de matta2) ofte Jammama, worden bij de Chinesen bij 't gewichte opgecocht, om in China te vervoeren, alwaer tot hooghen prijs getrocken sijn. Ten langen laetsten door persuaderen ende nootdwanck, ten aensien Nampra tot den opcoop 't geit verst reet hadde; daerbij met eede persisteerden, dat de vellen voor desen bij niemant minder als 24. a 25. teijlen uytgevoert sijn geweest,ende om Nampra ende onse woorden Prijsender niet in cleenachtinghe te brenghen, hebben de hertevellen tot 22. teijl slaengeno- de attamats ende tot 12. teijl de barige geresolveert aen te nemen,men n'°" 1 beo. met alle de nooties, die sij seggen door last van Nampra tot 't getal van 270. picol a 11/i teijl 't picol opgecocht hebben. Ende ten aensien de Japanse joncq deselve voor 1J/2 teijl uytgevoert heeft, sijn geconstringeert d' selve aen te nemen, ende geschiet hetselve noch, soo sij Nootgies verclaeren, sonder eenen stuyver geniet te hebben voor desen tijt, op feiji*"^picot dat ons alleene gerieven mochten: sonder dat souden de goederen met een soo groote moeijte ende arbeijt niet van boven gehaelt hebben, etc. ÜW> 1636). 20«D°.Hebben de vellen getekende bevonden 280 i.stucs attamats, sorteribgh tegens 22. teijl gerekent, belopen ditto attamats 616. teijlen2y9maes. derTeHen• Noch 5699. baryges a 12. teijl 't cento, belopen samen 683. teijl 14. maes. Somma beloopen te saemen 1300. teijl i1/» maes. (7«&' 1636). 21. D°. Hebben doende geweest om de vellen te vouwen; een groote Waerjoncq, soo wij verstonden, was met rijs afgelaeden, om naar Coetchin- a^wo^n" china te vertrecken, waermede vier blancke Portugesen dachten me-ders geen Portugesen de te nemen; dan wij hebben de luyden van de joncq laeten aendienen, te voeren. [1460] dat bij ontmoetinghe van onse schepen eenige Portugesen inhebbende, wel licht aengehaelt ende prijsgemaect soude werde, derhalven haer daervan waerschouwen. 1) Barriga is in het Portugeesch buik, bedoelt hier middensoort. Met cabeca (hoofd) duidden de Portugeezen de eerste kwaliteit aan en met pé (voet) de derde of slechtste. 3) Portugeesch, letterlijk „boschpaard", soort van hert. 88 0«.1630). 22. D°. Hebben noch doende geweest met vouwen. Den Japansen schipper Sionemon is bij ons geweest ende naerdat metten anderen versproken waeren, dat, als wanneer ons schip soude na Japan afdrijven, hij met ons,alslootsman,de riviere af soude vaeren, waartoe sijnen dienst gewillich heeft gepresenteert, daer nevens uyt te sien voor een goet vaertuych, dat nevensNampras groote prauw bestant soude wesen de goederen naer beneden aen 't schip te brenghen, indien wij van den schipper bescheijt bequaemen, dat de reijse naer Japan noch moet hadde te doen: verhaelde ons ditto Japander neffens den Opra Nampitnandrij, dat den Koninck om de menichfuldige questiën onder de Grooten, over het wisselen van 't geit, dese ordre gestelt ende ge- Ordonnan- ordonneert hadde, dat nu voortaen niemant meer geit soude wisselen tie des Ko- , , . , . , ' nincs op de h°e ende in wat manieren het soude mogen wesen: maer dat het Jamuntevnane Pans scbuytsilver voortaen in de munte soude gebracht werden, ende 'tgeit. voor ijeder teijl silver ontfanghen 15. masen, voor den Rijcsdaelder i3Vs maes, voor den Ra van 801 r) 14. maes ende voor den croon 10. maes Cambodias. {Juli 1636). 23. D°. Hebben noch al doende geweest met de vellen te vouwen ende te packen. Wij hebben met den Japansen schipper ende Nampra beraetslaecht, wat haer daervan dochte, of het cargasoen noch nae Japan souden connen afsenden ende in Japan aenbrenghen. Daerop, naedat de saecke overwoghen hadden, geantwoort hebben, dat het Werden ge-niet wel doenelick soude wesen om Japan te beseijlen, maer dat schip nier te Teijouhan wel soude connen becomen, oock den geprefigeerden tijt behouden, verlopen soude wesen, aleer voor van de rivier souden connen t' seijl gaen: dat derhalven sekerder was het schip alhier te behouden, als in perikel te stellen. Het geeft ons groot wonder, dat alsnoch geen advijs van 't schrijven in dato 14. Julij van 't schip en vercrijghen, soodat niet weten, wat doen sullen. ijuii 1636). 24. D°. Hebben in 't Chinese quartier geweest tot Sionemons huys, ende ons met hem beraetslaecht van diverse saecken; aengaende den rijs sullen genoechsaem becomen connen. De mate van dien sullen van 1) = Reaal van achten, ons toenmalig meest veelvuldig betaalmiddel in Oost-Azië, de Spaansche peso duro of eilverpiaster die uit acht realen bestond en iets meer dan een rijksdaalder gold. Ook in Nederland behoorde de Spaansche reaal tot de wettige betaalmiddelen. Coen heeft wel gepoogd den Hollandschen daalder in China in omloop te brengen, maar het Spaansche geld had een eeuw voorsprong in Oost-Azië en was er overvloedig, doordat de Spanjaarden het bij stroomen aanvoerden uit hun Mexico met zijn rijke zilvermijnen en er op de Philippijnen de inlandsche produkten mee betaalden, die onze Comp. liefst tegen gefabriceerde goederen omruilde, als wijze koopvrouw, waartoe zij door baar talrijke Wstigingen en handelsbekwaamheden in staat was en Spanje niet. (Zie Azië gespiegeld I, blz. 35). 89 hem te leen crijghen, omme daer een andere naer te maecken. Want n.galen, [1461] de Chinese cleijn is ende te veel in Battavia verschelen sal; hebben •'OÜR' voorts den geheelen dach met assen ende packen der vellen doende L geweest, daerenboven den groote bercq in 't Chinees quartier nevens des Nampras vaertuych bedongen voor 7. Cattfj, om ofte den Raet Houdeneen noch conde goetvinden, nae Japan te gaen, welck advijs wij met ver- veeïdichop" langen te gemoete sien, om in alle haest alles te fanbercqueren ende 1 ■aJ.«* .T*n f. ,-u. ^_ tschip, t 81 te drijven. welck nae (juli 1636). 25.D0.9ijnalledev^engepactgeweest.HebbenvoortsgestadelickTerlangen' onse prauw van 't schip te gemoete gesien met verwonderingh, dat geen advijs bequaemen, alsoo vorders niets bij de hant dorsten nemen. Wanttegensdengeprefigeerdentijthetonsonmogelijckwasdegoederenin 't schip te connen afsenden, ende 't schip van de riviere nae Japan af te depeschiereo, ende tegens ordre van è> Ed. H». Generael 't Bijmancquschip laeterals ul°. Julij, buijten advijsvan den schipper ende stuyrlie- "adWjsen den, was het «ls niet geraeden de goederen tot grooten laste van de uyt **iD „ . 0 connen niet Compe. te imbercqueren: want wij niet weten conden wat tijt ten uy- b|J de nam tersten; 'den schipper ende stuyrlieden noch moet mochten hebben,aemea' om Japan te connen beseijlen, endeisdienaengaende bij denschipper een groote faute gecommitteert, dat op 12. passado volgens ons schrijvens niet heeft willen boven comen om metten anderen te beraetslaeghen, wat in dese conj uncture des tijts (te) doen stont, want bij 't ach- *' * terblij ven van 't schip alle onse desseijn ende apparente navigatie naer Japan vernieticht ende gebroken wert. (juli 1636). 26. D°.Hebben schrijven met onse afgesondene bercke becomen, meldende, hoe dat bijden hoochbootsman, opperstuerman ende assistent goet gevonden was 't schip alhier te behouden, dewijle het onmogelick was het schip op den gestelden tijt van ul°. Julij, ofte daer Advijs van ontrentte versenden, ende dat hetselve noch met groot perikel soude y/hier ttf1 moeten afdrijven door de harde stroom om masten of stengen te ver- behouden, liesen, alsmede swaricheyt makende om de Japansche riviere *) af te drijven om de oncondicheyt der sanden ende ondiepten, die in 't uytdrij ven souden moeten passeeren. Derhalven het geraetsaemer was 't schip alhier te behouden, om ter gelegener tijt met rijs ende andere waeren naer Battavia af te senden. (juli 1636). 27. D°. Des nachts onse bercq weder naer boort versonden met 8. Onse bercq verekens ende een koebeest, daer nevens geschreven was als per af8esonden[1462] briefboeck is blijekende. {JuH 1630). 29. D°. Op dato hebben dagelics doende geweest met de cleeden De 10. fijne 1) Een der mondingen van de Mekong. QO cassen wel aen de man te helpen. Bevinden de fijne witte cassen wel getrocken 8etr te wesen, dan eenige met veel cleijne gaeties gebroken. Off itaó). 30. D°. Is een Chinese joncq afgedreven vollaeden met rijs, gaende njsafgedre- «^Coetchinchina, daermede 4. Portugesen van hier vertrecken, die ven- een vacq in dese jonck gehuyrt hebben ende met rijs gelaeden. Soo verstaen, soude den Coninck de halve joncq ende d'ander helft de Chinesen toecomen. (1636). 2. Augustij. Is den Nampra Pitnandrij van den Coninck beschon- cken geweest met het silvere busiet ende heeft den naem vercregen Nampra van Tevinia Ravij Sisirremot; van gelijck is den Sebander der Japanbander van ders met diergelijcke busiet vereert, soodat tegenwoordich deselve ninck be- w** meer te seggen hebben als voor desen, 't welck de Comp». in den schonken handel niet schadelick maer vorderlick can wesen. 't Schijnt den 60» met het sil- ..... — ver busiet. ntnek bevreest is voor de comste van den Siammer ende op de Japanders groot betrouwen stelt ende deselve hem gunstich soect te maecken» om in tijt van noot daerop te moghen betrouwen. Wij ach-» ten dat onse comste ende nedersittinghe in 't Japans quartier dese haere begiftinghe bij den Coninck grootelics gevordert heeft. Wij hebben met voorschreve Nampra ons beraetslaecht ende hem Beraetsia- aengedient, dewijle het schip bij mancquement van cargasoen ende gen met . , ... . , ,,. ■ T Nampra lange tardatie m t opcomen van de riviere naer Japan, volgens des rijesgiae-den **r- Generaels last ende ordre niet hebben connen afsenden, ende dingh. 't selve tot groote lasten van de Compe. hebben moeten overhouden leggen, soodat genootsaect sijn, sijne Ed'. 't selve wederom van hier toe te senden, derhalven omdat niet leedich, maer met eenige vruchten uyt Cambodia derwaerts mochte retorneren geresolveert waeren eenige rijs daerin te laeden, waerinne sijnen raet versochten en wat hem daervan goet dochte. Daerop antwoort gaf dat het noch wat te vroech was om daer van te spreken, ten aensien den rijs tot hoogen prijs door het menichfuldich uytvoeren der Chinesen geresen was, soodat noch 15. daghen souden wachten om te sien, of den afSeijde noch slach in den prijs soude willen volghen; soo niet, conden resolveren, sijn etc. wat ons te doen stont, ofte denselven tot soo hoogen prijs souden willen incoopen: want tegenwoordich den gemeenen rijs tegen 22. a 24. teijl den coijangh vercocht werde. (Aug. 1636). 4. D°. Op dato is alhier een joncq met rijs vollaeden, naer beneden [14*31 njsgaeT' afgedreven om naer Coetchinchina te vertrecken, toebehoorende chfnchinl" een,ge Chinesen ende Grooten alhier, die daer de helft in participeren. De geruchten loopen starek, dat den Siammer een tocht op Cam- 91 bodia in voornemen is te doen. Derhalven groote vrees alhier onder ii. galen, de Grooten gemerct wert, want wel stoutelick durven uytspreken: <' soolange de bruyloft duert, berooft, soodat met de Japanders wegen de vellen nochte den rijs tot vol accoort en connen [1 comen. Alle de Japanders sijn op dese bruyloft geweest, nevens des Conincs dochter ende andere groote wijven. i&fi. 1636). 12. D°. Des ochtends is onse prau van 't schip alhier met een brief aenden wal aengecomen, meldende hoe dat schip met goetvinden van den Raet nJnect afrent 4- mijlen beneden de logie aen de wal vastgemaect hadden, ten aensien door de harde stroom eenen hoeck, sonder swaerder ende stercker rottangh niet passeren connen. Om welcken rottangh te vercrijghen des Conincs volck met een prau uytgesonden waeren. Een man Verstaen mede uyt deselve missive, hoe dat een man met naeme TorentVCT" Abraham Groes, overhoort gevallen ende verdroncken was. Met deselve opgecomen prauw hebben Sr. Sourij naer beneden Sourij afge- gesonden om 2000. rijcsdaelders uyt schip te lichten ende weder op *m **• te comen; daer nevens een brief ken aen den schipper geschreven, dat het schip in aller manieren moet boven gebracht worden om den rijs voor 't hooge waeter te berghen. Rottangh Des middachs is alhier wederom eene van des Conincs prauwen gasondSen.'P van boort gecomen, daerbij verstonden, dat geenen rottangh becomen conden, ten aensien het bos onder waeter stont. Hebben alhier (buyten hoop) van eenen Japander 150. bossen becomen door 't be- III hulp van den Nampra, waermede wederom naer boort gestuert hebben. De Portugesen hebben haer laeten verluyden, dat tegenwoordich sinioor» met haer drije vaertuyghen 60. blancke coppen behalven haere slae- ™nckado°' ven conden uyt maecken, soodat indien 't den Coninc wilde toelaeten, ons schip souden aentasten, want hetselve dachten wel te connen vermeesteren etc. Wy hebben aen soodanige, die vertrouwen 't selve aen Sijne Maj'. vlijtich sullen rapporteren ende aendienen, weder geseijt, dat, soo Sijn Coninclicke Maj'. geliefde ons ende haer daertoe Wy spelen consent te geven, dat wij niet van den buyt begeeren, maer datden et m Coninck alle drije de vaertuyghen op eenen dach in handen leveren [1485] ende den Coninck uyt de hant schencken sullen etc, (Stpt. 1636). 13. D°. Is Sr. Sourij des avonts wederom van boort in de logie ge- S'. Sourij comen, mede brengende 2000. R*., die tot betalinghe ende opleve- aihïermet ringhe van rijs benodicht waeren uyt te setten. 20o°- R** {Sepe. 1636). 18. D°. Sijn des Conincs prauwen nevens onse bercq boven gecomen, daerbij verstonden uyt schrijven van den Schipper, dat het onmogelick was 't schip sonder eenen goeden stereken wint aen de oversijde van de riviere te connen brenghen ende soolange sulcs niet verstaen en geschiede, was het oock niet doenlick op te comen. Oversulcs des ^"Tscfhip* Conincs prauwen om meerder hulp, 't sij van volck, ofte rottangh bij bo.ven te r r' j > o i enjgen. den Coninck te versoecken, op dato van de logie nae boven gaen: want bij ons daerinne niet meer te doen staet, als de gratie van boven te verwachten ende op eenen goeden stereken wint te hoopen. (Sept. 1636). 20. D°. Sijn wij in persoon met des Nampras bercq afgevaeren in voornemen, soo 't schip niet boven can gebracht werden, 't carga- vaere naer soen met goetvinden des raets in d°. bercq te schepen ende op te 1 p' brenghen ende vorder te besien, wat tot de aflaedinghe des scheeps van noode sal wesen. {Sept. 1636). 22. D°. Sijn aen 't schip aengecomen ende bevonden 't selve noch al aen de wal vast gemaect te wesen, daerop 't 't met goetvinden van de scheepsofficieren,aengeleyt hadde; een bedroefde saecke, dat een Hollants jacht wel gemant ende van rottangh wel versien, geassisteert met 40. mannen ende twee prauwen van konincs wegen, niet heeft connen opgebracht werden uyt enkele vreese, ende dat op rivieren niet gewoon sijn te vaeren. Wij hebben aen boort des Conincs Resolveren prauwen met meerder volcq ende rottangh te gemoet gesien. Doch Soenrop te eijntelick geresolveert 't resterende cargasoen sooveel doenlick in brengenetcmede gebrachte bercq te imberequeren ende daermede op te vaeren, ordre laetende aen schipper met de aencomste van des Conincs volcq 112 li. galen, de saecke te hervatten ende soo 't mogelick waere, 't schip voor de jour- logie op te brenghen, ten respecte ende achtbaerheij t van de Comp1. 1634 vertooninghe te doen, de oncosten ende periculen van met bereken te moeten afgelaeden worden voor te comen, ende daer en boven aen sijn Maj'. contentement te geven, alsoo van meeninge is 't schip [148°] selver te comen besichtigen; ende apparentelick soodanigen defensiven ende netten jacht voor eenigen tijt alhier niet sal comen te verschijnen : soude daerenboven ons veel gerieffelicker sijn, om te connen afgelaeden worden; oorsaecke, dat heel noodich boven diende te wesen, als oock om de Portugesen de mont wat te doen snoeren, want al te veel vermetelicke woorden gebruyeken. Arrivere in Wij sijn dan met des Nampra's bercq op den 24. weder in de lopaèken me' gic gearriveert met 16. packen cleeden ende 16. stucs loot ende twee cleeden. casiens thin, noch in 't schip latende berusten 5000. Rijcsdaelders, 8. kasiens silver, loot, thin ende caliatoershout. [Seft. 1636). 24. D°. Is eenen van de Groote met een goude busiet, wesende d' Een Groote artillerije meester van den Coninck nevens vrouwe ende kinderen ma' met een groot gevolch in de logie ons comen besoecken. Hebben denselven eerlick onthaelt, soo met Spaensche wijn, alsmede met eenige spiegels ende Japanse rottangh beschoncken ende is met goet contentement vertrocken. (Sept. 1636). 25. D°.Sijn met de Japanders in accoort geweest wegens de herConnen tevellen ende swarten lacq, dan hebben alsnoch niet connen acdne^mette corderen. Wij hebben voor de attamats, 't welck alhier de grootste japanders. soorte voor Japan gehouden wert, geboden 18. teijl, ende voor de drije naer volgende soorten voor 't hondert geboden II, teijl gesorteert 't hondert 30. ps. naest de attamats, 40. van de derde soorte ende 30. van de kleijnste soorte, welcke (naer haer seggen) als met 4. attamats gemengt worden in Japan ten minsten 30. teijl rendeeren sullen. Op welck bodt gescheijden, haer optie nemende noch twee daghen, als wanneer haer meeninghe sullen verclaeren. pept. f636). 27. D°. Sijn metten Muntmeester Pasimbadt ende eenige andere chme'sen6 Chinesen in handelingh ende accoort van vellen geweest, dan hebben met die selvige niet connen besluyten, ten aensien de Japanders overal aengedient hebben, dat niemant met ons tot minder prijs soude accordeeren, als tot 22. teijl de attamats ende 12. teijl [I487j de barrige het hondert. Ende alsoo de Japanders bij haerlieden ontsien ende gevreest werden, hebben alsnoch niet connen verrichten, benjuin. Hebben voorts van de voorn. Pasimbadt gecocht 15. picol 35. cattij "3 benjuin cabessa, IO. pl. 49. cattij a 14. teijl, ende 4. pl. 86. cattij barige a 6. teijl 't picol. Ditto benjuin is geheel in den anderen gesmolten tot eenen clomp Constitutie ofte tot een broot ende is alsoo geset, aleer de Louwen deselve te bênjuUi etc. merct brenghen, waerdeur ongesien wert: want de forme van de mantgiens waermede te coop gebracht wert, ten vollen aengenomen heeft. Welcke mantiens men alhier in den coop volgens gewoonte met den benjuin int gewichte moet aennemen voor een cattij tarra, daer groot verlies bij is. Wat veranderinghe daerinne in toecomende te doen sal wesen, sullen ondersoecken. (Sept. 1636). 28. D°. Des ochtens is alhier een van des Conincs prauwen van boort aengecomen, waervan mondelingh verstonden, hoe dat het schip een ancker met omtrent 200. vadem rottangh verloren hadde ordonneende noch op deselve plaetse was, daer op 11. passado aen de wal" verseke? vast gemaect hadde. Oversulcs hebben aen den schipper geschreven,ren< dat soo het schip niet opgebracht can werden ende aldaer sal moeten werden afgelaeden, daerinne 't beste sal voorwenden om 't schip op soodanige plaetse te leggen, dat de bercquen gevoechlick aen boort comen om de rijs te lossen, ende dat den schipper alsdan in persoon met het geit gelieft op te comen. Op dato heeft den muntmeester Pasimbadt ons eenige Rijcsdael- Den Muntders wederom te rugge gesonden, seggende, dat den Coninck deselve "."onse niet hooger als 13. maes 't stuck geordonneert hadde aente nemen; Rijc*»ael- ' ders weer- dan soo deselve daervoor wilden geven, soude se ontfangen. Want hij om. wilde (naer sijn seggen) 't gebodt van den Coninck niet overtreden ende in geen boete tegen sijne medemaets vervallen. Oversulcs hebben de Rijcsdaelders wederom ontfanghen ende Cambodische munte in plaets gegeven, om te sien ofte op voorgaende voet conden gehouden werden, te weten 13V2 maes ijder. [1488J Des avonts is 't cleene prautgie van *t schip alhier aengelangt, waerbij verstonden, dat het werpancker met al den nieuwen rottangh schrijven los geslipt ende verloorenwas, doordien soo 't schijnt niet wel gebent j^pp",. noch gecnoopt en is geweest. Door welck verlies, principael van 't "es*"» '1 . verlies van werpancker het opcomen schier onmogelick geoordeelt wert, ten aen- ancker en sien geen swaer ancker in soo harden stroom sonder perickel vanroWang * meerder verlies kan uijtgebracht werden. Oock niet geraeden is meer anckers te avontueren, ende rottanghs tot groote oosten te laeten maeken, want deselve ten naesten bij sooveel sullen comen te bedraeghen, als aen de bercquen tot vrachtloon sullen dencken te betaelen. Oversulcs volgens schrijven van de schipper beter achten, *t Linschoten XIII. 8 114 schip aldaer te doen ariaeden, als meer moeijten, costen en perikels Andermaei te verwachten. Derhalven hebben met onsen tolcq aen den schipper gtesscc^rpevte" ende andermael met onse prauw geschreven, 't schip ter bequaempfaetse Te" s'en P1*6^ (so° daer Seen apparentie van opcomen is), wel te verassureren, sorgen, opdat de afgesonde prauwen gevoechlijck aen boort connen comen om gelost te werden, ende des Conincs volcq alsdan te largeren ende op te laeten comen,opdatvandeselveteonderhoudenontslaegen werden, ende den Coninck voor sijn secours bedancken moghen. (Stpt. 1636). 29. D°. Des nachts arriveert alhier den schipper Wilm Janse, mede peTarri-P brengende (volgens ons schrijven) 't resteerende geit ende silver, te veert alhier. weten 5000. Rijcsdaelders ende 8. casies Japans schuytsilver. (Stpt. 1636). 30. D°. Is den Sabander van de Japanders ons comen afvraeghen, vermaentOI~te wljSij|ne Maj'. niet wilden gaen bedancken voor 't secours, 't welck ons tot ons p-edaen hadde met volcq ende rottangh te leenen etc. Wij hebben dancbaer- & n ö J heijt aen geantwoort t selve in voornemen waeren te doen, ende dat tot dien nfnck.0 eijnde den schipper opgecomen was: oversulcs aen sijnE. versochten in onse compe. mede geliefde op te vaeren ende onse woort voor Sijn Maj'. te doen, waertoe sijn £. sich willich presenteerde: seggende vorders op morgen ons te willen comen besoecken, om te beraden, wat voor de Compe. best gedaen diende. (1636). Primo October. Den Sabander van de Japanders is op heden in de [1 relaes tot"* logie verschenen ende heeft ons aengedient 't naervolgende: Dat, van erken- naerdemael wy alhier als vreemdelingen verscheenen waeren, ende tenis aen niettegenstaende wij Hollanders ende sij Japanders geen ingesetenen met diverse noch lantsaten sijn, waeren wij ende sijluyden nochtans van den Coredenen. njnc boven jjjg an(jere natiën in eere ende reputatie, jae boven eenige sijner Grooten in achtbaerheijt ende waerde gehouden: 't welck ten vollen was gebleecken bij ons, die niet alleen op ons eerste versoeck bij Sijn Maj1. in den handel gelicencieert sijn, maer dat den Coninck ('t welck noyt aen eenige vreemde natiën geschiet was) ons opcomste soo beherticht hadde, dat sijn eijgen volck ende rottangh tot sijne eijgen costen daertoe afgesonden hadde om 't schip boven te helpen. Doch hoewel hetselve niet geëffectueert was, mosten dan noch bekennen, 't selve aen de gunste des konincks niet achterwege gebleven was: voor welcken goeden ijver ende gunste, als mede gedaene costen, wij wel eenige erkentenisse van dancbaerheijt ende recompense aen Sijne Majt. dienden te doen, om de gunste des Conincs t'onsewaerts te preserveren. Daerbij mosten considereren, dat wij de Portugesen, Spanjaerden, Maleijers, Chinesen daer nevens veel van de Groote tot vijanden hadden, want bij onse aencomste ende conti- "5 nuatie waeren sij alle vercort. De Portugesen ende Spanjaerden soo- u. galen, den soo vrij niet durven comen. De Chinesen ende Maleijers souden j°ursoo grooten uijtvoer van rijs niet moghen doen, noch de Groote, ende 1636 conden alsdan sooveel proffijts ende schenckagie niet genieten: waerover dagelics aen den Coninck clachtich waeren; dat Sijn Maj'. ons gelicentieert hadde rijs te mogen afscheepen, daer het haerluyden sijne dienaeren ende onderdaenen geweijgert wierde. Daerenboven was het alhier niet gebruijckelick, dat ijemant rijs mochte afscheepen, ofte sijn joncq ende vaertuych moste voor de stadt onder 't gebiedt ende opsicht van sijnen Sabander afgelaeden werden, waérmede wij nochtans, niet tegenstaende soo verre beneden de stadt gelegen waeren, voortvoeren ende aflaeden, 't welc den Coninck al in 't goede nam ende noch sijn gunst behielden etc. [1490] Oversulcs andermael seijde, dat men de vijanden niet al te veel voets soude geven, om ons bij Sijne Maj'. door haere geschencken den aireets geopenden wech te stoppen, maer mosten gedencken, dat de poorte ten halven geopent was, ende dat deselve mosten trachten geheel open te crijghen, als wanneer onse vijanden de mont gestopt sal wesen, ende den moet verloren sullen geven. Daer en boven als sien den Coninc t'onswaert genegen blijft, tot onsen naedeel nae desen niets sullen durven ter baene brengen. Seijde vorders, hij wiste wel de ondraechelicke swaere costen ende tijtverlies, als mede dat tot noch geen goederen uyt dese quartieren den Ed. Hr. Generael toegesonden waeren; dan mosten gedencken, dat het een nieuwe plaets was, daer wij vremdelingen waeren ende soo ten eersten sonder geschencken ofte gastos naer onsen wil ende wensch alles niet conden te wege brenghen. De saecke en gingh hem niet aen. Hij, als een genegen dienaer van de Comp*., diende ons 't selve aen; wij conden 'tdoen of laeten naer ons eijgen wil ende welgevallen. Wilden wij Sijne Maj'. alleen met woorden bedancken, 't soude connen gebeuren, dat wederom met woorden voor de daet op eenich versoeck begifticht wierden. Wij waeren tegenwoordich, soo hij verstaen hadde, onder ons drijen de principaelste hoofden; wij conden sijne reden overweghen, ende naer ons goetvinden wilde hij sich tot onsen dienste voegen. (Oct. 1636). 2. D°. Naerdat de saecke overwoghen, ende voorts met den voor- Door Sanoemden Sabander overleijt hadden, hebben, alspr. resolutie in dato goedeTraet 2. Octob. metten anderen goetgevonden, om voorverhaelde redenen «solveren den Coninck te beschencken ende te bedancken voor sijne goede genegentheijt, ende tot recompens van den toegesonden rottangh ende Ii6 ander werptuijch, 't welck ongevaerlick sooveel gecost heeft als dese Scnencka- gifte importeert, te schencken: eerstelick aen den Ouden Coninck gle' 2. musquets, 2. donderbossen, inplaets van de voorgaende 4. snap» haenen, die ons Sijne Maj'. wederom voor desen toegesonden hadde; |, daer benevens 4. d>l) rootlaecken, 2. w.3) fijne cassen 3) de tarnatanus a 40. asta, een persiaens stof met fijn silver ende goude bloemen, 10. roode chelas alhier gecocht. Aen den jongen Coninck: 2. musquets, 2. w. fijne cassena40. asta de tarnatanus ende 4. eb root laeken. Aen de oude Coninginne: 1. spiegel, 1. w. fijne casse a 40. asta de tarnatanus, 4. flesiens roosewaeter. Aen de Mandarijns van de prauwen: 2,madafontstalponij, 2.popelis. Ende dewijl eenige cleeden ende meeste contanten om redenen in Schipper en onse bamboesen wooninge sijn hebbende, waerop behoorlick toe^ ho? ver" sicht moet genomen werden, als mede dat niet bij den Coninck te trocken. versoecken hebben, is goet gevonden, dat de voorverhaelde schenckagie door Sr. Pieter Sourij ende schipper Wilm Janse gevoechlick gedaen, de logie niettemin bewaert ende d'aflaedinge van rijs naer behooren gevordert werden. Roecke- Eenen assistent, met naemen Seger van Campen, heeft sich divervufeenen se ma,cn met eenen Daniël Rogiers van Sedain, voor desen gewesen assistent, soldaet, die buyten onse kennisse op Battavia gewipt ende 't geweer voor de voeten gebroken was, geheele nachten uyt de logie geabsenteert, ende in der Portugesen quartier met hoeren ende snoeren, schelmen ende dieven veel nachten doorgebracht, 't Welck tot twee diverse maelen op hope van beteringe gepardonneert is geweest: dan siende met soeticheijt niet vorderen conden ende considererende, dat niet alleen de logie bij tijt van noot van Comp8. dienaers ontbloot ende geabandonneert is, maer dat onse vyanden daerenboven voet gegeven wert yets bij de hant te nemen, dat anders niet souden durven dencken te doen; om dan sulcke onbehoorlicheijt voor te comen, hebben den voorn, assistent ende voors. soldaet in d' ijsers aen den anderen vast geslooten. Ende niet tegenstaende voorgaende fouten heeft den voors. assistent sich van d' ijsers ontlast ende daeruijt gemaect, violerende de justitie, ende Voorts daerdoor sooveel te weWechioo- ge gebracht, dat den voorschr. Daniël Rogiers uijt d' ijsers mede gesoidaet?een broken ende voor schelm wech gelopen is. Wij hebben aen den Sa- 1) a> = ana, cubito, oud Port. el = !/s Port. vara = % van x.xo M. of ± 0.73 M. — i'/s asta.Zie verder noot blz. ioi, en blz. 177. a) De beteekenis van w. is waarschijnlijk witte; zie blz. 163 verderop. 3) Cassen is in dit geval een soort lijnwaden. 117 bander versocht, dat opgesocht ende ons toegebracht mochte wer-11. galen, [1493] den, waervoor een cattij silver belooft hebben te vereeren voor hae-j00* ,. naal ren dienst. „M lOJO. (Oct. 1636). 4. D°. Sijn den Schipper Wilm Janse ende den coopman Pieter Sourij wederom van boven in de logie gearriveert ende verclaerde, hoe dat onse schenckagie naer gewoonelicke reverentie bij den Ouden ende Jongen Coninck als mede bij de Oude Coninginne ende met een goet genoegen aengenomen was. Daernevens, dat Sijne Maj'. den Ouden Coninck aen haerluyden geseijt hadde, dat den Rapport Siammer met 't laege waeter over 3. a 4. maenden te verwachten p^we^en stont, oversulcs (volgens voorgaende toeseggingh) twee stucken voor ,de s.cnen°- ^ o 00 o / kagie aen het vertreck van 't schip begeerde te lichten, ende dat, soo ras als den Sjjn Maj«. schipper aen boort gevaeren soude sijn; belastende op staende voet naem ?&!G aen sijnen artillerye meester, de voorn, stucken te haelen sonder dat om antwoort daer vorder op gehoort wierde. Voornoemde schipper ende coopman antwoorden aen Sijne Maj'. 't selve als noch niet conden toestaen, voordat metten oppercoopman, die door siecte t'huys Den cc gebleven was, beraetslaecht hadden. Dan 't schijnt den Coninck aen "(jschie de 't gevolch van dien niet eens en t wij fielt, maer op des Hr. Generaels a> ïtnckenpersoon soodanigen vertrouwen heeft, dat hem 't selve, jae meerder, gèexcuseert bij ons alhier niet geweijgert sal worden. Seijde vorders den Ed. „"g^j™^"" Hr. Generael soude daerin gelieven te doen, naer sijn welgevallen, "tden c«p>sij hem deselve te vercoopen ofte wederom te erjsschen: 't welck hij coninck aen sijn Ed'. met dit schip soude schrijven ende mette eerste her-wil sijnEd*. waerts comende schepen bescheijt verwachten. Beclaechde sich, dat met rijs beniets aen sijn Ed'. hadde te schencken, dan was van meeninge 25. aschencken30. coyangh rijs sijn Ed*. in Battavia toe te senden. Vraeghde wijders naer den naem van den Ed. Hr. Generael, welcken Sijn Maj'. van een sijner Grooten dede aanteeckenen. Overwelcken absoluijten aenspraeck, wegens het lichten van twee stucken, wij den Sabander, naerdat de saecke bij ons drijen overleijt hadden, aengedient hebben: hoe dat wij Sijne Maj'. op soodanige conditie twee stucken te leenen verwillicht waeren, als sekerlick wis- Senden den ten den Siammer in aentocht soude wesen om her waerts te comen; aen den Comaer alsoo daer noch geen sekerheijt van was, stont ons de saecke bSoft™van swaarlick voor sijn Ed'. in Battavia te verantwoorden: dan dat wij de "■ sta°insaegen Sijne Maj,s. goede gunste ende genegentheijt t'onswaerts ende opdat Sijne Maj'. niet soude dencken de Hollanders ondancI1493] baere menschen waeren, soo souden wij niet met woorden gelijck de Portugesen, maer metter daet betoonen, dat wij Sijne Majte. gunste n8 II. GALEN, JOURNAAL1636. (Oct. 1636), Den Coninck solliciteert om meer schut, dan vergeefs. (Oct. 1636) Accoorderen met de Japanders wegen de Nootgies. Vellen. Op wat con ditien. ende faveur met dancbaerheij't wilden erkennen. Oversulcs hem tot secours ende tegenstant sijner vijanden twee stucken consenteerden tot naerder ordre van d'Ed. Hr. Generael uijt 't schip te mogen lichten, als wanneer den schipper aen boort soude gevaren sijn etc; met welcke antwoorde den Sabander naer 't hof hebben laeten optrecken, om 't selve Sijne Maj«. te rapporteren als pr. resolutie in dato is blijckende. 5 D°. Is een dienaer van den Coninck in de logie verscheenen ende dede ons door den Sabander aenseggen, dat Sijne Maj'. gaerne 4. stucken soude hebben. Dan hebben denselven knecht door den Sabander soodanigen antwoort gegeven, dat vertrouwen, Sijne Maj'ons daer niet meer moeylic om sal vallen, ende daerenboven een goet genoeghen hebben. Wij hebben van dage met de Japanders wederom in accoort geweest, doch niet connen accorderen, niet tegenstaende 20. teijl voor de grootste, ende voor de drije mindere soorten 13. teijl geboden hebben. Nemen haer uytstel tot morgen. 7. D°. Sijn weder in accoort van vellen ende lacq met de Japanders geweest ende eijntelick besloten 't naervolgende contract, te weten, dat aen ons sullen leveren 200. picol swarten lacq suy ver gewichte voor 11 Vj teijl Cambodias 't p1. De Chinesen ende inwoonders hebben voor een gebruijck, dat den lacq in hier gemaecte potten te merct brengen ende bij de stucs vercoopen voor 2. ende 21/i teijl Cambodias : ende bij de picols leveren denselven in de voorschreve potten, gevende tarra voor ijder pot 6. cattij, waer groot verlies bij is, ende veel valscheijt onder schuylt, soo van dicke swaere potten, als rijs ende sant onder den lacq te vermenghen. Oversulcs liever met de Japanders aenspannen als met de Chinesen, dewijl ons de Japanders versekeren in alle sinceriteijt daerin te sullen handelen; souden anders voor 11. terjl 4. picol van de Chinesen becomen hebben. Alle de hertevellen, die sullen connen becomen, sijn gehouden mede aen ons te leveren, ten prijse als volcht: Jammama 25. teijl, sihangma 21. teijl de hondert. De 3. mindere soorten, te weten 30. stucs mittornesio 40. stucs [1494] mittorneschouw, ende 30. stucs mittornege; maeckende te saemen 100. stucs a 13. teijl. Welcke vellen al te saemen by de Japanders sullen bewaert worden ter tijt, dat deselve volgens ordre van d'Ed. Hr. Generael sullen senden naar Japan. Tassen, packen ende andere oncosten blijven tot onsen laste. Daarenboven soo eenige joncq uyt Japan, China ofte H9 Coetcinchina alhier quaeme opcoop te doen ende de vellen tot hoo- n. galen gen prijs gebracht wierden, soodat sij deselve ons tot soodaenigenJ0^1^" prijs niet leveren conden, sullen alsdan voor eerst, die voor dato van ,o3o 't aenlangen van soodanigen joncq opgecocht sijn, aen ons voor den veraccordeerden prijs moeten leveren ende bij fraude van dien, in ) boete vallen van tienmael te vergoeden de somme van de vervreemde vellen. Dies sullen wij niet vermoghen met ijemant meer van vellen ofte lacq te contracteren of ijemant geit op levering van vellen te geven. Wij hebben swaerlick tot soo hoogen prijs connen resolveren, ten , waere dat alhier eenige Chinesen ende Japanders wellicht te saemen soude spannen ende een joncq van hier naer Japan onder den naem van Chinesen ende Cambodiérs equiperen, waertoe goede gelegen- Waerom de heijt hebben: te meer alsoo eenen Pasimbadt, muntmeester van den hooch mosConinck, sijnde van groote middelen, op onse aenconste in voor- {™en°ntrac" nemen was een groote joncq aenstaende mousson, met noch eenige Om de Grooten in compe., naer Japan af te veerdighen, waertoe veel volcsdiërs, ende geit naer boven gesonden hadden. Dan verstaende, dat wij om de vellen aengecomen waeren, heeft van sijn voornemen gedesisteert. Souden dan oock de Coetcinchijnders ende Chinesen (soo langer Chinesen wachten) op de hant comen: welcke mede goede gelegentheijt hebben om de vellen in Japan te connen aenbrenghen. Oversulcs de Japanders niet tot minderen prijs sijn te brenghen geweest, ende om d' Hr. Generaels ordre nae te comen, dat is, den geheelen vellen handel aen de Compe. te vesten, hebben voor dees tijt tot soodanigen prijs moeten resolveren, hoewel deselve incoops [>495] niet minder en sullen comen te staen als in Siam, daer se, naer verstaen, grooter vallen dan hier, gaver ende in Japan wel gewilt. Behoeven daerenboven op het schuytsilver sooveel niet te verliesen als wel in Siam, soodat ten naeste bij overeen comen sal. (oa. 1630). 8. D°. Desavonts is een van de Groote van Konincs wegen ons andermael comen aendienen, hoe dat Sijn Maj'. geerne 4. stucken te leen hadde gehadt. Dan dat, naedemael verstont, daertoe niet durfden resolveeren, dat wij dan niettemin 4. stucken souden laeten vol- Den Co- _.. ., . , , , . . . . .... .. nincksolli- gen. Sijne Maj'. soude ons twee andere, schietende 11 .cattij yser we- citeert om derom in de plaetse geven, soodat wij alsdan evenwel niet meer als s^n"6*15" twee stucken leenden. Ende als den Ed. Hr. Generael daerin niet te bewegen en waer, om Sijn Maj'. dieselve te vercoopen ofte te leenen naer syn geliefte, conde dieselve weder ontbieden ende souden ons datelick ter hant gestelt worden met veel andere omstandtcheden meer, 120 Seggen 't Wij hebben 't absoluytelick geweijgert ende vertoont, hoe dat een ront a. knecht niet en vermochte sijnes heeren goet, het eene wech te leenen ende 't ander in der vijanden macht ende gewelt te stellen, bij ontblootingh van soodanige middelen, die men in tijt van noot tot sijne defensie moeste gebruijcken, ende veel andere uytvluchten. Het scheen als ofte ons daertoe wilde constringeren, dan wij hebben geantwoort: Wij waeren coopluyden ende dienaers van den Ed. Hr. Generael ende stonden t' sijnen gebode, buyten wiens ordre wij niet verder om het leven wilden treden, dan aireede getreden waeren: ende ofte daer een maent, jae een jaer om gesolliciteert wierde, 't en conde daer niet toe gebracht werden ofte wij mosten onse leven moede wesen: biddende vorders Sijne Maj1. geliefde ons 't selve niet qualick te nemen, want het in onse vermogen niet en was etc. Waermede (naerdat hem met een cleet beschoncken hadden) is vertrocken, om Sijne Maj . antwoort te brengen. (Oct. 1636). 10. D°. Syn drije Van de Grooten des Conincs nevens onsen SaDe Grooten bander in de logie verscheenen, ons aendienende, dat van Sijn Maj'. ae^tucken gecommitteert waeren om de twee beloofde stucken te haelen, begete haeien. ren(je dat met haer naer 't schip toe soude vaeren; dan alsoo daegelics de handen vol wercs hadden, om den rijs bij den anderen te samelen, hebben 't selve geëxcuseert, ende haere hoocheden met een [1496] briefken aen den schipper laeten vertrecken. (Oct. 1636). 12. D°. Is den schipper Wilm Janse met sijn cleen prautgien boven schipper gecomen, waervan verstaen hebben, hoe dat de Grooten met verrapportéert wonderinge 't schip, schut ende alles besien ende grootelics gelaustuckerfetc. deert hadden; ende naerdat alle de stucken besien ende gemeten hadden, 00c eenige derselver sien afschieten, hoe verre dat werpen conden, hebben eijntelick 2. stucken van 5. ft ijser voor Sijne Maj'. uytgecosen, welcke volgens onse belofte, als pr. resolutie datelick overgeset sijn; daer nevens een vadt cruyt ende 72. schooten ront scharp tot d°. stucken behoorende, waermede d°. Grooten met blijschap naer Sijne Maj'. vertrocken sijn. (Oct. 1636). 13, D°. Is den schipper Wilm Janse met sijn prautien, nevens den sonden86 bercq met rijs, afgevaeren, in welcke bercq 40. coeijangh ende 31. maeten van de 40. in een coeijangh gelaeden sijn, wesende d'eerste last, die tot ladinge van 't schip afgesonden hebben. Seer swaerliek ende tot groote costen moeten de last int hooge waeter afscheepen, waertoe qualick volck of prauwen te becomen sijn: want een ijegelick genoech te doen heeft 't sijne te bewaeren om niet mettet hooge waeter geheel wech te drijven. Heeft ons mede 131 naer genoech geweest om onse wooninge te moeten ruymen, dan u. galen, hebben aen de mercken op dato gesien, dat het waeter min of meer'OUR-" naal gevallen is tot onse groote blijtschap, want anders qualick weten, ,636 waer ons wenden ofte keeren souden. Dienen oock met de aflaedinge niet langer te wachten, want soo Dienen 't in 5. a 6. weecken 't schip niet af en laeden, soude 't selve noch wel lieden. e drije maenden alhier moeten vertoeven; ten aensien, soo d'inwoonders voorgeven, dat in 't jongste van Novemb., Decemb., Januari us, tot in Februarius de wint uytter zee op de cust met hol waeter aenperst, waerdeur tot April niet uytgeseijlt can worden. Sijn genootsaect geweest mette Japanders te contracteren ijder Oncosten coeijangh op haer eijgen costen voor een teijl aen' t schip te brengen.op en R,JS' Alle welcke costen ende spillinge van rijs soude voorgecomen sijn geweest, soo 't schip, gelijck voor desen vastelick vertrout hadden, boven voor de logie gebracht waere, waerdeur den rijs boven den duyren incoop te veel beswaert wort. ioct. 1636). 14. D°. Is een dienaer van den Coninck bij onsen Sabander geL'497] comen, alwaer geroepen wierden, dewelcke ons van Sijne Maj*. wegen quam aendienen, dat Sijn Maj'. genegen was met dit schip SchenckaOudewaeter aen den Ed. Hr. Generael te senden: 20. coijangh rijs coninck6" ofte wij denselvan souden connen innemen, ende op wat tijt van ?frn ^1fd' meeninghe waeren 't schip te versenden. Vraechde vorders wat onse ™*i etc. opinie was over 't leenen van de 2. stucken, of Sijn Edelheijt deselve wel soude willen laeten in handen van Sijne Maj'., dan ofte die wederom te rugge soude ontbieden. Daer naer overlech op geantwoort hebben, dat sijn Ed'. d'Hr. Generael soo genereus ende discreet was, dat alle vruntschappen, die aen sijne onderdaenen betoont wierden, niet vergeten, ofte onbeloont soude laeten; maer dat als wanneer verstaen soude hebben, dat Sijne Maj'. ons soo gunstich ende boven andere favorabel den vrijen handel in sijn rijcke goetwillich verleent hadde, van gelijck soude trachten te doen. Oversulcs ons vastelick lieten voorstaen, dat Sijne Maj*. op sijne begeerte van onsen Ed. Hr. Generael ten vollen contentement ende genoegen soude werden gegeven. (Oct. 1630). 18. D°. Is alhier een deen vaertuych van Coetcinchina aengecomen, waerbij verstaen den coeijangh rijs aldaer voor 5. cattij silver Den RHgm vercocht wierde ende dat menichte van menschen van honger stur- Coetcinchi- na duyr. ven, door de groote duerte ende schaersheyt van rijs, welcke duerte van te vooren bij haere duyvel jaegers geprofeteert is, dat drije achtereenvolgende jaeren dueren sal. 122 {Oct. 1636). 22. D°. Is alhier in de logie aengecomen een prauw vol geschencken van eetbaere waeren ende freutagie, ons van den Coninck toegesonSchencka- den. Hebben daer ijetwes, om te bethoonen, dat het aengenaem was, c'onlnck en uytgenomen, ende voorts aen 'tschip gesonden, om onder 'tscheepsaan ons. volcq geconsumeert te werden. Hebben voorts 'sConincs volcq met eten ende drincken onthaelt, ende den principaelsten meteenchelas talponij beschoncken ende met complementen naerSijne Maj'. laeten vertrecken. (Oct. 1636 ) 27. D°. Des ochtens vroech sijn in compe. van Nampra ende onsen vertrecken Sabandaer naer boven vertrocken om licentie wegens 't versenden etc" ' ° des schips aen Sijne Maj'. te versoecken, alwaer des achtermiddachs in 't hof van den ouden Coninck verschenen, recht ten aengangh cosijn sijn mende, soo de olijfanten ende alle het volck gereet stont om metten com ende6 Coninck aen de paepen offerhande te gaen doen. Den Coninck ons hebben mets;en{je qUam naer ons toetreden, lachte ende was vrolick, sprackon-fi Sijne Majt. * 'T- » diverse dis- sen Sabander aen, vraegende, wat wij begeerden, ende 't selve ver- coursen. , r „„. , .. . staende, gaf tot antwoort: Wy souden vertoeven tot sijn wedercomste. Ordonneerde vorders aen sijn huysdienaer ons wel te tracteren; 't welck oock geschiede uyt Sijn Maj,s. eijgen thuyn, ter tijt, dat de Coninck weder uyt de kercke quam, als wanneer datelick geroepen wierden, ende dede ons hooger ende dichter als eenige sijner onderdaenen voor hem nedersitten. Gebruycte veel discoersen van de twee geleende stucken, als anders. Vraechde wijders, wanneer het schip soude vertrecken. Gaven tot antwoort over 8. dagen ten langsten, waerop dadelick last gegeven wierde om den rijs voor d'Hr. Generael claer te maecken ende daerenboven noch drije lasten voor ons, den schipper ende Sr. Sourij elc een, welck ons sijn Maj'., wasschenckende. Wij hebben Sijne Maj'. geantwoort, dat sijne gifte ons aengenaem was, maer noch meerder des Conincs gunste. IJeverighe ende seer lange discoursen gebruycte Sijne Maj'., te lancq ende oock onnodich te verhaelen, als mede ofte ons den Siammer ontmoetede etc. Ende als 't schip wech was, soo soude den Siammer apparentelick verschijnen. Wij antwoorden den Coninck, dat, of het schip vertrock, soo bleven wij nochtans bij Sijne Maj'., ende den Coninck geliefde te vertrouwen, dat wij ons niet gaern souden doot laeten smijten. Waerop den Coninck ende alle de Grooten hartelick begonden te lacchen, groot gerucht te maeckenende 't selve laudeerden. Den Co- Den Coninck vraechde onder andere, of de Hr. Generael de twee omdrye geleende stucken, ende nevens dien noch een van soodaenigen swaerstncken te je> iancte ende groote van ijser, aen sijn Maj'. soude willen vercoopen, 123 't welck met brieven aen sijn Ed'. soude versoecken ende wat ons coopen aen daer van dochte. Wij antwoorden, dat maer dienaers van sijn Ed'.^^hry.' waeren ende niet weten conden, hoe onsen Heere 't selve soude wil- venlen ofte gelieven te verstaen, dan dat wij vertrou weden, dat Sijn Maj'. soodanigen contract ende verbintenisse met onsen Hr. Gouverneur Generael ende d'Hren Raeden van India soude mogen komen te maecken, dat Sijn Maj's. behoefte uyt Batavia soude connen versorcht worden etc. Naer dat het laet in den avont geworden was, hebben afscheijt versocht ende oock vercreghen, ende sijn alleen dien nacht noch nae de logie ge vaeren, laetende Sr. Sourij in Cambodia om den Jongen Coninck, den Berckelangh ende d'oude Coninginne te begroeten ende te bedancken en vorders onse excuse te doen, want noodiger diensten te verrichten hebbe. Dit is de eerste mael geweest, dat met leedige handen ofte sonder Excuse wegeschencken voor Sijne Maj'. verschenen sijn, genoech tegens wil ck"gie teende dancq van onsen Sabander ende den Nampra. Dan wij hebben bander^nhaerluyden vertoont, hoe dat hetgeen maniere bij de Hollanders was de Nampra. altijt met geschencken te verschijnen. Sij gaven tot antwoort het was de maniere in Cambodia. Daerop repliceerden, wij waeren Hollanders ende conden ons in geen Cambodiérs transformeren, begeerden dan daer voor, ende geene andere natie gehouden ende aangesien te wesen, waeren oock voor soodaenighe luyden bij den Coninck ende sijne Grooten bekent ende 't soude ons ende niet haer voor faute (soo daer faute was) gerekent worden. * ('636). 5. Nov. Op dato 's morgens, alsoo vertroude, dat den rijs van Po0 [1499] lingpijngh ingenomen ende alles aen boort daer soude sijn, hebben aen 't dorp comende anders bevonden; ende aen Tevinia belast hebbende, deselve dadelick moste volgen, sij n voorts naer boort gevaeren, alwaer tegen den avont aenlangden; ende naerdat het schip op 7en Geresoisijn ladingh met 1651ji Coeijangh rijs ten vollen becomen heeft, heb- teersen-h' ben den raedt in consideratie gegeven, alsoo ons de inwoonders totden etcdiverse maelen gewaerschout hebben, dat soo 't schip alhier langer als tot half November bleef continueren, naer dato den tijt van drije maenden swaerlick de mont van de riviere ende de bijleggende sanden te connen passeren; ende alsoo tot nu toe den benjuin ende lacq te gemoet gesien ende niet te voorschijn gecomen is, ende langer wachtende bij ditto schip voor 't vertreck van de vaderlantsche scheepen in Battavia niet sal connen werden aengebracht; te meerder, alsoo noch een neut uyt Tdjouhan verwacht soude sijn; daer benevens verstaen dat den benjuin alsoo noch op dato deser niet verschee- 124 ii.galen, nen is, apparentelick in den tijt van de eerste vier aenstaende maenjour- china naar Tayouan (Formosa) vertrokken. Een oogenblik later NAAL spreekt hij van dezen, thans Duyck genoemd, als coopman te Quinam 1637. en noteert hij een schrijven te hebben ontvangen „uit Feufo *) ofte „Quinam gedateerd 7 Marti passado." Ook coopman Corn. Cesar bevindt zich in Quinam. De uit Tayouan gekomen Noord wij ck brengt het bericht, dat Hans Putmans vandaar naar Batavia is vertrokken en vervangen is als gouverneur door van den Burg, die spoedig een geschenk stuurt aan den koning van Cambodja. Voorts dat in Tayouan „voor 20 ton gouts verhandelt was ende in Japan 14 ton ver„dient boven alle oncosten." Van een jonk uit Manilla hoort hij, dat de Spanjaarden aldaar 2000 sterk zijn, de Chineezen 200.000 en de Japanners 800, bewonende elk van die drie naties een afzonderlijke wijk; en voorts dat 20 Nederlanders te Manilla gevangen zitten. Het geheele stuk toont Galen, trots zijn breedsprakigheid, als een flink man, die 's Compagnie's zaken behartigt en zich aantrekt als de zijne, zuinig en lettende op de bijzonderheden en onkosten. Het stuk breekt plotseling af en draagt noch dagteekening noch onderteekening. II c. UITTREKSEL. Origineele Missive van den oppercoopman Henricq Nachtegael aan Sr. Jan Dirxen Galen in Cambodja, geschreven in de Chiamse logie der stadt Judia(Siam), desen 3den Meij A°. 1638. Deel II van het jaar 1630, bis. 38'z 2). Nachtegael geeft dezen brief mede aan „Siamse Japanders." Hij merkt op, dat „dese twee comptoiren door mutuelen handel genoech- 1) „Eenige jaren geleden heeft de Hollandsche Compagnie sich gevestigd te Fayfc „de beroemdste haven van het koninkrijk (sprekende van „Cochinchina"). Zij bouwden er „een prachtige factorij en dreven er een zeer aanzienlijken handel", enz. Aldus de Mémoirc de Btnigme Vachet sur la Cochinchine, publié par L. Cadière in de Bulletin de la comm. archéologique de 1'Indochine, Paris. 1913, blz. 16. Vachel werd geboren in 1641 en ging in 1669 als zendeling naar Siam (Journal Royal Geogr. Soc. Sept. 1515 bis. 337.) Nu nog vindt men het plaatsje Fai Foo aan de Annamitische kust even bezuiden Tourane. 3) Zie mijn overzicht van onze betrekkingen met Siam in Azië gespiegeld I. Linschoten XIII. 9 130 ii c. „saem an den anderen dependeren". Eenvoudigheidshalve verwijst Bjvrf lo Galen naar zijn bijgaanden brief, eveneens van 3 Mei 1638, aan ge siam Abraham Duycker in Cochinchina. 3 mei In dezen laatsten brief vermeldt hij, 25 Augustus 1637 uit Batavia 1638. naar Siam gezonden te zijn; dat van Vliet met de Delft 10 dagen na zijn vertrek opgeroepen is uit Siam naar Batavia; dat de overdracht der factorij te Judia door van Vliet aan hem, Nachtegael, op 15 Februari 1638 heeft plaats gevonden; en dat van Vliet 23 Februari 1638 vertrokken is. Voorts geeft hij een aantal bijzonderheden over de door hem ontvangen goederen en produkten. Deze briefis in originali op het rijksarchief aanwezig en op den omslag ervan staat: „Aen Sr. Duycker oppercoopman in Quinaom", terwijl hij in den brief-zelf ook Quinam aanduidt als de woonplaats van Duycker („Of 't UEd. in Quinam alsoo mede toegaat"). Daarentegen noemt hij, zooals gezegd, in den brief aan Galen, de woonplaats van Duycker Cochinchina. Hieruit blijkt weder, hoe onbepaald de beteekenis was van den naam Cochinchina, die nu eens voor een bepaald koninkrijk dan weder voor de geheele Achter-Indische oostkust werd gebruikt *). In denzelfden bundel van het rijksarchief bevindt zich een tweede brief van Nachtegael uit Judia aan Duycker (blz. 366 verso tot 368 verso), wiens woonplaats nu weder wordt aangeduid als „Couchinchina." In dezen brief schrijft Nachtegael over de reis van den coopman Adam van den Mander naar Arrakan, ondernomen met den ondercoopman Aerent Jansz. van den Helm, en over een brief van den laatsten uit Tenassery (westkust van Siam). Voorts stelt hij Duycker weder op de hoogte omtrent zijn voorraden aan goederen en produkten en de te Judia heerschende prijzen, vooral omtrent de roggevellen, die visschers verschaffen, het groote artikel van onze Siameesche loge voor Japan. 1) Zie mijn Inleiding I3i II D. UITTREKSEL. Instructie voor Johannes van der Haagen, opperhooft, ende den Raadt des Nederlandschen Comptoirs in 't rijck Cambodia; get. Paulus Croocq 6 Nov. 1638. Boek 1640, H,pag. 1097 tot 1116. Hij geeft hier tegen zijn vertrek, aan zijn opvolger als hoofdbestuurder der loge, een belangrijke beschrijving van de plaatselijke toestanden, voor zoover van beteekenis voor den handel. Hij daalt daarbij in bijzonderheden en cijfers af. Wie den loop van prijzen en de bijzonderheden van den handel dezer contrijen wil nagaan, zal hier een rijke en betrouwbare bron vinden. Ik zou het handschrift hier in zijn geheel opnemen, indien niet eenige beperking met het oog op den lezer wenschelijk scheen. „Cambodia wordtgeregeerddoor 2 koningen ende een coninginne, „te weten de broeder, de zuster ende de zone van, den overleden „koning, die zich van 't Siameesche juk door 't zwaart hadden vrijgevochten." De oude koning is de voornaamste van deze drie en moet om de twee of drie weken een matige schenkagie krijgen, wil hij ons „begunstigen", dat wil zeggen niet in ons rechtmatig bedrijf hinderen. Deze begiftiging is dus wenschelijk, ook al heeft men op het oogenblik niets te vragen. Zij is inzonderheid noodig bij hoffeesten, zooals dat „ter eere der schering van 't huyt, veilen der tanden ofte „ooren geboort bij zijn jonge kinderen ofte geboorte van een zoon". De mandarijnen moeten dan evenzeer geschenken brengen. De oude koninginne Nampra Thimida, die zegt moeder van de Hollanders te willen wezen, moet ook telkens een „propere vereering" krijgen. Zij is een forsche vrouw. Elk dezer drie leden van het vorstenhuis heeft een „favoriet of mandarijn, die gestadig met de hand open staan" en alle drie te vriend gehouden moeten worden; de favoriet van de oude koningin is haar „bijzit", een Tevinia. Ook bij aankomst en vertrek van schepen moeten al die menschen, evenals de secretarissen, geschenken van ons ontvangen. De volgende personen zijn „de meest vertrouwde kooplieden", door welke de Compagnie „meest alle de retouren voor Japan en 132 n o. in- Batavia krijgt". Alle vijf worden telkens in deze handschriften ge- struc- noemd. Zij zijn: tievoor 11 m _ van der ooyoman — Japander, haaoen, Gwaughpick — Chinees, 6 NOV- Prescorneock — geschoren Chinees '), 1638. ta Intse Assam — Patanees 9), Tavinea Taysimbath — muntmeester. Deze vijf verkoopen ook de meeste lijnwaden der Compagnie „en „krijgen die voor wat minder dan de Maleiers en de anderen". Hij beschrijft hen, heel praktisch, ieder in zijn eigenaardigheden. Aan de Japanners moet geen crediet worden verleend, zijnde „kale vincken" en zeer onbetrouwbaar 3). Wel echter aan de twee koningen en de koningin, die alle drie handel drijven, ook buitengaats, naar Palembang enz. De „cleeden" alsmede de zijden stoffen van Batavia en Tayowan geven winst. „De Comp.'s schade, alhier geleden (met 't blijven van Noordt„wijcq ende 't verbranden der logie), mag (= moet) gerestaureert „werden", temeer omdat tot nog toe de «verhoopte benificien" zijn uitgebleven 4). Van der Haagen zij dus met alle onkosten zoo zuinig mogelijk. Dit jaar zijn meer hertevellen te verwachten, een groot artikel voor Japan, „sullende de herten wegens extra-ordinary hooge wa„ter corter op malkanderen gepropt werden en dus in meerder ge„tale (sullen) gevangen werden". Namrak, ook een belangrijk artikel voor Japan, telkens in deze handschriften genoemd en waarvan ik den aard tot nog toe nergens had kunnen vinden, verklaart hij te zijn „swarten lacq" s). Hij geeft instructies voor elk landsprodukt, alsmede voor den handel met de Louwen, die hun rivier afkomen naar Cambodja. „Kaneel komt uit Coutchinchijna" en wordt hier slechts zelden aangevoerd. i) Een tot den Islam overgegane Chinees. a) Dat wil zeggen uit Patani, de naburige, toen belangrijke stad aan de oostkust van Malakka, waar de Compagnie in het begin der 17» eeuw een belangrijke faktorij heeft gehad, die zelfs als stapelplaats diende, voordat Formosa het middenpunt werd van haar handel en scheepvaart op Oost-Azië. Zie Azië Gespiegeld!, blz. 144/8. 3) ' Zooals nog steeds in den handel. 4) Dit laatste verwondert niet by de kleinheid der in dit boek voor Cambodja opgegeven handelscijfers, opvallend onvoldoende tegenover de onvermijdelijke en groote kosten. 5) Bldz. 1106. 133 Rijst moet van der Haagen in groote hoeveelheid naar Batavia u d. in- zenden, zoowel met de schepen der Compagnie als in jonken, en hij 8t,wc- \ „ • • , i. .. ,.' „ ^ . TIEVOOD moet ook Aziatische schippers aansporen om met rijst naar Batavia VAN DER te komen, ,,'t Is sulx, dat Z. Ed. (de gouverneur-generaal) deese haagen, „Cambodiasche cooningen te dien respecte (dat wil zeggen ter wille • NOV- „van de rijst) meer te vrunde houdt ende eere aandoet als hun toe- „compt". Vriendelijk zij hij „met de Jappandaers onder welcke wij geseten „sijn", want zij zullen ons bij moeilijkheden helpen, „al waer 'toocq „met pericuul van haer leeven". De genoemde Japanner Soyoman is onze naaste buurman, evenals een Tevinia Ravi Chysermodt. Diens huis is het dat wij kochten. Het is „van seer goed hout". Het bijbehoorende magazijntje echter is van „katjang" (mat). Onze koeien, paarden en bokken kunnen op ons erf „gerust gaen wijden". De wachthuisjes moeten op hooge staken gebouwd worden, teneinde alles te kunnen overzien en brand te voorkomen. Van der Haagen koope calimbacq voor de grooten in Perzië. II E. UITTREKSEL. Copie Rapport door de E. commissaris Paulus Croocq gedaen aan den Hr. Gouverneur-Generaal Anthonio van Diemen ende de heeren Raeden van India, nopens sijnne commissie aen de Mayesteiten van Cambodia, ende des Compk» . ommeslach aldaer. Actum int Nederlandsch comptr. Cambodia ady 7 November A°. 1638. Blz. 469 tot 486 van boek II, 1639. 8 Juni 1638 komt deze gezant uit Batavia in onze loge te Cambodja aan, wordt niet zooals toch de gewoonte is dadelijk vanwege den koning begroet en eerst den laatsten Juni dbor dezen ontboden. Hij trekt ten hove te Laeuweecq op door den koning gezonden olifanten en met groot gevolg van Nederlanders uit de loge en van de schepen, waaronder ook soldaten, en vindt er de grooten des lands verzameld met gouden en zilveren „busschieten". Hij dient zich aan 134 he. rap-als „Expressen Gesant van den gouverneur-generael over NedervaïT »Iandts India" om de bestaande geschillen te beslechten en vraagt croocq, een schriftelijke verklaring van den koning naar aanleiding van het 7 nov. voorgevallene met de Noordwijck, dat voortaan bij schipbreuk onI638- zer schepen wij eigenaars zullen blijven van schip en lading. De koning slaat dit glad af en noemt het een ongehoorden eisch, die strijdt tegen het landsrecht en waarvan de inwilliging door hem toch zijn opvolgers nooit zou kunnen binden. Lijdt een zijner schepen schipbreuk in het land van den gouverneur-generaal, dan heeft hij geen bezwaar dat deze daarop hetzelfde recht toepast. Hij weigert ook, en wel bij een tweede gehoor op 28 October 1638, aan Croocq en den coopman Johannis van der Haegen het door hem uit het wrak van de Noordwijck gelichte koper af te geven en evenmin slaagt Croocq in zijn opdracht van Batavia om een goede hoeveelheid rijst op te koopen, want de koning weigert verlof. De verhouding tusschen den koning en Galen is zoo slecht, dat hij oordeelt laatstgenoemde nietfiier te moeten laten maar naar Japan te moeten doen vertrekken (blz. 474 verso). Aldus geschiedt. Tevoren, n.1. in den nacht van 4 op 5 Juli 1638, brandt 'sCompagnie's loge af, waarbij niets is geborgen kunnen worden en f6801,9,4 aan goederen en produkten verloren gaat. Galen en de ondercoopman Regemortes „sijn 't ontcommen in 't hemde ende onderbroeck". Hij vraagt aan den koning om grond en hout teneinde aan de overzijde van den passer (markt) een nieuwe loge te bouwen. Die plaats weigert de koning echter; wel is hij bereid aan Croocq hout te geven voor een loge aan dezen kant. Croocq nu besluit om niet te verhuizen „ende een aensienelijcke huijssinge met noch twee brantvrije „packhuysen op onse erve te stellen" (blz 484). Buitendien koopt hij voor „24 cattys ofte 1200 guldens een deftig dobbel huys daarnaast „met brantvrije godang *), also wij een deftige erve sullen hebben, „de reviere voor ende ter zijden langs onse pagger ') loopende". Hij oordeelt dit beter dan te bouwen naast de Portugeezen, aangezien die met ons dan licht een „Quereele d'AUeman" zouden zoeken; toen bestond dus reeds deze nog steeds gebruikelijke Fransche uitdrukking voor gezochte twist en was die reeds in ons spraakgebruik ingelijfd. Ofschoon hij in het doel zijner zending bij den koning niet slaagde, schrijft hij, de toekomst voor 's Compagnie's loge gunstig in te 1) Maleisch voor pakhuis, magazijn. 3) Maleisch voor heining of afrastering. 135 zien, temeer nu deze beschikt over „5 cooplieden, gauwe ijverige u e. rap„ervaerene persoonen, dronkaerts noch speelders", blijkbaar watPORT men nu compradores noemt, tusschen-handelaars in dienst der im- croocq porteurs en aansprakelijk voor de schulden. (Zie hun namen op blz. 7 nov. 132 hiervoren). 16 • Over het Cambodja'sche geld merkt hij op, dat dit „nergens als „hier ganckbaer is, sijnde van seer quaet alloij ende weijnich min „als halff cooper; want opt stuk van de munte gans geen ordre is." Hij doet verslag van zijn verkoopen en inkoopen, onder welke laatste ook bijen-was {gebruikt, zooals nog heden, bij het batikken op Java) voorkomt, en geeft aan de regeering te Batavia in overweging de mededinging en tegenwerking van de Portugeezen te fnuiken door hun gewapenderhand den toegang tot de rivier aan de mondingen te beletten. „Op sijn afscheid heeft hij Sr. Johannis van der Haegen geautho„riseert als opperhooft en hem overgedragen: „d'effecten ») ult°. October (1638) (a f 98563.15.— „het cargasoen dat nu met Galliasse aengebracht is 21686. 5.— „voor de avance op bovenste effecten 6050.—.— „ „ „ „ „ het cargasoen per de Galiasse „becommen, gegist 16300.—.— „somma bedragende de effecten in Cambodia . . f142600.—.— „voor een jaer ongelden ......... 10000.—.— „naer welcke calculatie in Cambodia resteert . . f132600.—.—, „welck capitael sufhsant achten tot opcoop van den benjuyn, gom„melack ende rijs voor de lading van het schip (dat) van Tayouwan te „verwachten is, en tot den incoop van het cargasoen dat voor Japan „dit jaer sal connen geprocureert werden." Het overige kan dienen voor opvulling van eenige jonken. Deze cijfers geven een denkbeeld van den toenmaligen omvang van ons bedrijf ter plaatse. Hij vraagt om Siamsche potten om de namrak in te verzenden. Croocq vertrekt, zooals blijkt uit den door mij dadelijk mede te deelen brief, met het schip de Galjasse 13 November 1638. 1) Goederen en produkten. 3) De gulden had 20 stuivers van 16 penningen. I3« II F. UITTREKSEL. Copie Missyve door den E. president Coeckebacker *) per (de) Oostcappel aen den commandeur Croocq, dato 9 November 1638 uyt comptoir Firando (Japan). Boek 1640, Deel II, blz. iojz tot 1076. De Cambodische rogge vellen zullen nu 621/3 percento rendeeren tegen verleden jaar 150 percento. Die van Quinam geven geen winst en die van Siam maar tamelijck. Hij bericht over de uit Cambodja ontvangen koehuiden, over de „Cobito, Copito's ofte steenbock velletjes" en over allerlei andere produkten. II G. UITTREKSEL. Copie Missyve van den ondercoopman Joannis van der Haegen a. d. Ed. Heer Generaal, dato 16 November 1638 uit Cambodja. Boek 1640, II, blz. 1080 tot 1096. Hij komt 11 October 1638 aan. Het water op de rivier liep toen „vehementelijck" af 2). Hij beschrijft zijn eerste gehoor bij den koning ter overhandiging van den brief van den gouverneur-generoal. De koning verschijnt voor een venster, zooals verderop in dit boek beschreven en door mij toegelicht. Van der Haegen is van plan het nieuwe huis te voorzien van pannen uit Batavia of tichels uit Tayowan. Er zijn hier 6 matrozen gebleven om de loge te bewaken, welker personeel in het geheel bestaat uit 12 blanken en 3 Mooren. Hij 1) Opperhoofd en president in Formosa, benoemd tot opperhoofd in Japan 21 Mei 1633, als zoodanig ontslagen 10 Juli 1638, geassumeerd in den Raad van India 13 April 1639. Wordt commandeur over eenige retourschepen 10 September 1639. 3) Zie mijn Inleiding. 137 vraagt om een geschikten „onderbarbier", ook voor andere diensten 11 o. dan de .chirurgie". van v. d. De oude koningin heeft hem als zoon geadopteerd. haagen, De brief is behalve door hem ook geteekend door Pieter van Re- 9 nov. m38. gemortes. II H. UITTREKSEL. Copie missyve van den Taijowansen gouverneur Jan van der Burgh *) aen den heer Paulus Croocq, commandeur ende opperhooft over 's Compag3. commersie in 't coninckrijk Cambodia, geschreven in 't nieuwe gebouw van Taiouhan, 18 December 1638. Boek 1640, Deel II, bh. 1703 tot 1088. Galen is over Japan „naer Batavia getransporteert" (gezonden). Van der Burgh laadt „mays" voor Batavia. Hij moet „7 ton goUts van de Chineesche coopluyden tegen 21/, „a 3 percento 's maents voor 21/'s a 3 maenden a deposito houden." Hij schrijft over verschillende onderlinge handelstransacties. De „vogelvellekes" van Cambodia heeft hij ontvangen, maar in slechten staat. Hij vraagt om bijenwas. Hij heeft een cargasoen naar Japan gezonden groot f2.775.954,2,12 (een inderdaad kolossaal bedrag), „door den opulenten Chineschen „toevoer in 'tgepasseerdesuydermousson."DaartegenkrijgtdeCompagnie dit noorder mousson ongeveer voor 60 tonnen gouts uit Japan, waaronder echter 300 balen Perzische zijde. Indien geen ongelukken gebeuren behoeven thans de Heeren Meesters in patria geen kapitaal meer naar Indië te zenden; „en (kunnen) echter niettemin „jaarlijks een retour tusschen de 20 en 24 ton gouts in patria verwachten". Hij zendt nu een lading naar Batavia van f424.875,14,15, en een andere „door Straat Malakka naar Soeratte groot f 799.635,16, „tot vervolg van den Soeratschen en Perzischen handel", namelijk 7 ton in goud en zilver en de rest in coopmanschappen. 1) Jan van der Burch wordt president van de weesmeesteren te Batavia 37 September 163a en commissaris in den kerkeraad aldaar. Sedert 21 Mei 1636 aangesteld als gouverneur van Formosa. 138 n h. Dit zijn inderdaad ferme bedragen, welke den geringen omvang van lo. van °ns bedrijf in Cambodja in het oog doen springen, en zelfs een ge taijo- Soed "guur maken bij tegenwoordige cijfers. Onze vestiging op Forwan.is mosa bloeit. Hij heeft het fort Zelandia (op het eilandje Tayouan) dec. 1638. versterkt ten koste van f 130.000.— en dit bedrag geheel gevonden door goedkooperen inkoop der lading voor Japan. Vele duizenden hertevellen is hij in het binnenland machtig geworden voor Japan, die een groote winst beloven. Met 200 Nederlanders is hij het land ingetrokken om uitgebroken verzet te fnuiken en daarin geslaagd; want de inlanders beginnen daar nu „cleyn te singen". II I. UITTREKSEL. Twee Translaeten van Missiven van de Coningen in Cambodia aen d. Hr. Generael Ant°. van Diemen. Deel I van het jaar 1630, folio 283 tot 287. In de eerste bedankt hij voor het gezonden paard, zegt den gevraagden olifant niet te hebben kunnen zenden evenmin als rijst en ook nu niets te hebben om aan den gouverneur-generaal te schenken ; maar hij vraagt om edelsteenen. De brief is zonder datum. , Evenzeer ontbreekt die op den tweeden brief. Hij verdedigt daarin de Portugeezen wegens onze klacht over aanranding onzer prauwen en verzoekt om, voor zoover zijn land en strand betreft, niet te worden lastig gevallen ten aanzien van den strijd tusschen ons en Portugal. Hij verdedigt zijn inrekening van geschut en lading onzer gestrande Noordwijck, zich beroepende op het landrecht en de „oude costume" (blz. 285 verso), volgens welke niet alleen de goederen maar ook de opvarenden van gestrande schepen hem toevallen. Hij is reeds buitengewoon vrijgevig geweest door die lieden vrij te laten. De koning van Champa heeft hem berichr, dat door dezen hetzelfde recht wordt uitgeoefend. Thans zendt hij een geschenk aan den gouverneur-generaal in produkten. Een Gree is een „koningszitplaats" (blz. 286). «39 II J. UITTREKSEL. Copie Missyven door den oppercoopman Sr. Johannes van der Haghen in twee distincte reysen uit Cambodia naer Tonquyn aan den coopman Carel Hartsincq x), geschr. 25 April 1639 en 18 Mei 1639. Boek 1640, II, blz. 194 tot 200. Een lading zijde, door Hartsinck per jonk met Chineesche schepelingen verzonden naar Japan, is schelmachtig aan land gezet in Hocheo s) en daar overgeladen naar hier, waar van der Haghen naar onwetend weder heeft ingekocht voor Japan. Daarbij is tusschen de strengen uit echter een papier met Hollandsche aanteekeningen te voorschijn gekomen, waaruit bleek dat dit de geroofde zijde was, hetgeen de Chineezen daarna bekenden. De rechters hebben de zijde en de jonk aan de Compagnie toegewezen, doch de Chineezen „dolleerden" daarover bij den jongen koning en toen mochten zij de jonk behouden. Daarop is weder een vonnis geveld, hetwelk slechts een derde part der zijde aan ons heeft toegewezen, een derde aan den koning en een derde aan de dieven. Een ongehoord vonnis, roept hij uit. Hij weigert dan ook beslist om de zijde af te geven en de overheid berust daarin. De nieuwe loge heeft 324 voet lengte voor aan den weg; en achter tegen het bosch aan, „even breet sijnde", 819 voet. Zij is aan de zuidzijde „met een cleen rivierken bewatert, op welckers hoecken „(wij) hebben wachthuyskens geformeert." Aldus de eerste brief. De tweede, verzonden per inlandschen schipper (anachoda), bevat alleen het afschrift van dezen brief voor het geval dat hij mocht zijn verloren geraakt. 1) Zie mijn overzicht van onze betrekkingen met Tonkin en mededeelingen over dezen man in Azië Gespiegeld /, blz. 288 tot 296 en blz. 298. — Carel Hartsincq wordt coopman in Tonkin 16 Juni 1638, krijgt het commando over de retourenvloot 16 November 1642 en wordt president van de weeskamer te Batavia 7 Juli 1651, alsmede 23 September 1651 vicepresident van den Raad van Justitie aldaar. Op 30 September 1652 wordt hij commissaris van den kerkeraad aldaar en ai Maart 1653 gouverneur van Formosa, met ontslag op 28 April 1653 uit zijn extraordinares bedieningen. Bij provisie echter verkozen tot directeurgeneraal op 20 Mei 1653, wordt hij president van schepenen te Batavia op 3 November 1654 en directeur-generaal op 8 Juli 1656. President van den Raad van Justitie te Batavia sedert 25 November 1661, wordt hij 23 November 1663 als zoodanig ontslagen en overlijdt te Batavia 24 September 1667. (Aldus de Agenda op de Personalia, Rijksarchief.) a) Aan de Chineesche kust tegenover Formosa. 140 II K. UITTREKSEL. Copie Missyve door den Oppercoopman Sr. Johannes van der Haghen uyt Cambodia in dato 20 July 1639 aen den E. Hr. President Carcn *) gedirigeert (naar Japan). Deel II, jaar 1640, blz. z8f tot 103 »). 13 November 1638 „is Commandeur Croocq met het schip GalJasse uyt de riviere gescheyden". Hijzelf, van der Haghen, was met hetzelfde schip 12 October 1638 in de loge aangeland. „De Portugesen sijn desen jaere hier 7 vaertuygen sterck geweest, te weten 2 jachten ende 5 jonken" (blz. 187). Nadat de loge verleden jaar verbrand was, heeft de Commandeur Croocq „een cleijn woninghe gebout ter noot". Thans heeft hij, van der Haghen, nog twee pakhuizen „tot het oude, bij (= door) Sr. Ga„len gefondeert, moeten aenbouwen ende noch een packhuys buy„ten in huyre moeten nemen." Hij heeft olifantstanden gekocht voor Formosa en Japan. De in al deze stukken telkens voorkomende Intje Assam is een „Chineesche Patanees" (blz. 189), d.w.z. een Chinees uitPatani, westkust van Malakka. De oppercoopman Henricq Nachtegael van Siam komt 11 Juni 1639 in de loge aan. Van der Haghen zendt groote hoeveelheden huiden (vellen) naar Japan 3) alsmede 72050 catti nammeracq in Siameesche potten. Daarentegen vraagt hij aan van daar staafjes ijzer, koperen 1000 theeketels, die hij t'sia-ketels noemt, met het Chineesche woord dat in het Portugeesch is overgegaan. 1) Opperhoofd in Japan sedert Juli 1638, werd hij reeds 3 jaren later geassumeerd als lid in den Raad van Indië en keerde als commandeur van de retourvloot naar patria 8 November 1641 terug. Naar Ceylon gezonden 4 September 1643 nis commandeur van een oorlogsvloot, brengt hij 16 April daaraanvolgende aan de regeering te Batavia bericht van de inneming van Negombo, dicht bij Colombo. Dan wordt hy, 6 Mei 1644, benoemd tot gouverneur van Formosa en driejaren later directeur-generaal. Op order van Bewindhebbers werd hy 34 Sept. 1650 uit zijn directie ontslagen en diende toen Frankrijk in deszelfs koloniale pogingen. y a) Deze copie is in Japan geschreven op Japansch perkamentachtig papier en van daar gezonden aan den gouverneur-generaal van Diemen, 36 October 1639. 3) Daar ontbrak immers vee gelijk grootendeels nog heden ten dage. I4i De wanden der loge zijn van „katjang" *). H K. Aan den koning schenkt hij twee kanonnen van de fluit Broeck- D OOrt. HAGHEN, De uitstaande schulden bedragen niet minder dan f 211.224,17, l ia). 20 JULI De waarde van twee ladingen naar Japan hiervandaan bedraagt ge- WM' zamenlijk f 184.039,14,11. De brief is behalve door van der Haghen ook geteekend door Pieter van Regemortes 3). II L. UITTREKSEL. Copie Missyve door den oppercoopman van der Haegen aen d. Ed. Hr. Jan van der Burgh in Tayouan, per de fluytschepen Brouckoort en Oostcappel over Japan,geschreven 20 Juli 1639*). Weder geteekend door Johannes van der Haegen en Pieter van Regemortes. Boek 1640, II, blz. 1117—1124. Hij heeft 125083 stuks hertevellen gekocht (een zelfs voor huidige hoeveelheden enorm aantal). Per het fluitschip Brouckoort heeft hij uit Batavia voor zijn loge 15000 dakpannen gekregen. De Portugeezen doen maar weinig zaken. Onze uitstaande schulden bedragen hier f211.000,—, terwijl de Compagnie „aan diverse personen" f 54.000.— schuldig is. De lading van hier naar Japan per Oostcappel besomt f 184.000.—. Hij stuurt thans aan de gemalin („gemale") van van der Burgh „een sierlijcke roode lantscarre met een verguit couvert, costende „vijftien tayl cambodiasch, tot accommodatie ende verlustinge" s). 1) Maleisch, reepen van nipapalm-bladeren, ruw saamgeweven tot matten, ook in ons Indië in gebruik. a) Waarlijk een overmatig bedrag in vergelijking met de vorige cijfers. 3) Die blijkens het tweede hier medegedeelde dagregister van Galen aangekomen is aa Mei 1637. 4) Het stuk zelf is ongedagteekend, maar vermeldt op den omslag als datum: in een hoek ao Juni 1639 en in een anderen hoek 20 Juli 1639. Blijkens den inhoud is laatstgenoemde dagteekening de juiste en berust de andere op een schrijffout. 5) Van zulke karren wordt in deze handschriften meer gesproken, als toen inheemsen. Ik zag hen nooit in Cambodja en vermoed dat zij er het veld hebben geruimd. 142 II M. UITTREKSEL. Copie Missive van den oppercoopman Joannes van der Hagen, aan d'E.heer president Fransois Caron (in Japan) per de fluytschepen Broecoordt ende Oostcappel gedirigeert in dato 20 Juli 1639. Boek 1640, II, blz. Ii2j—iij8. Grootendeels handelt ook deze brief over loopende handelstransacties en bevat hij dezelfde mededeelingen als in den zooeven hier in uittreksel medegedeelden brief. Uit dezen brief blijkt weder, dat elke natie in Cambodja haar eigen sabandhaer *) had en dat er dus geen algemeene havenmeester was, doch dat de koning in overleg met het Nederlandsche opperhoofd, evenals met de andere uitheemsche handelaren, voor elke natie een ambtenaar benoemde, van Aziatisch bloed maar geenszins altijd een Cambodjer, die de scheepszaken behandelde en meestal daarvoor de brug was tusschen de handelaars eenerzijds en de landsbestuurders anderzijds. „De Portugesen (hebben) hier twee papen (roomsche priesters) ende haer kercken hier pubbelijck (publiek, in het openbaar) exerceeren" =) en zij doen hun best bekeerlingen te maken onder de Japanners en de inlanders. Een Portugeesch koopman Johan (Joao) Ferreira heeft voor 3000 thayl een fregat gekocht, dat hier gebouwd is door Presbescit, hun sabander, waarmede hij handelt met Macao, (een stad toen reeds een eeuw in Portugeesch bezit en hun stapelplaats voor hun Oost-Aziatischen handel, evenals Tayoewan dit was voor onze Compagnie). De Chineesche zijde-dieven, van wie hiervoor gesproken is, hebben „met licencie" van de oude koningin op twee na de plaat gepoetst naar buitengaats, uit vrees van hier te worden ingerekend en teneinde uit het gezicht te geraken voordat de gouverneur-generaal hun euveldaad vernomen heeft. Van der Hagen vraagt om syonghy-planken om in zijn factorij de wanden, die nu van katjang zijn, „te verstercken". 1) Zie verklaring van dit woord onderaan blz. 19 hiervoren. 2) Anders leest men in deze stukken nooit van roomsche priesters, behalve wat Wuysthoff mededeelt over Laos. 143 II N. UITTREKSEL. Copie Missive van den oppercoopman Joannes van der Hagen aen d'Ed. heer gouverneur-generael per de jonq van annachoda Intche Assam, geschr. 27 Oct. 1639 in den rijcke van Cambodia. Boek 1640, II, blz. lijp—1141. Penomping, de huidige hoofdstad, noemt hij een dorp. „De zuivere winsten op desen comptoire geprofiteert compt voor „desen jaare godt loff te monteren f 58.810,6,13.—". Hij vraagt om zwarte cangan's *). II O. UITTREKSEL. Copie Missive door d'E.hr. president Francois Caron, 11 December 1639 aen den oppercoopman Joannes van der Haegen (Cambodja)geschr. Boek 1641,1, blz.jjp—40. De Portugeezen zijn verbannen uit Japan op straffe des doods en nu zullen „Macao, Malakka, Goa en diergelijke in een miserab'le decadentie geraken, dewelcke door de Japanse winsten tot nog toe „onderhouden sijn geweest." Japanners, die thans buitenlands verblijven, mogen op straffe des doods niet naar Japan terugkeeren, „sijnde te lang onder roomse „papen geweest en connen niet beter wesen als de papen selven, „haere leermeesters." Voorts „is er geen grooter vijandschap dan „van Japan tegen Manilla". Hier in Japan is de wet, dat wie aanklaagt zonder voldoende bewijs, gestraft wordt als ware hij de schuldige, in plaats van de aanklager. 3) Een soort lijnwaden. 144 II P. UITTREKSEL. Generale Missive (van Gouverneur-Generaal aan Bewindhebbers) van 18 December 1639. Boek 1640,1,/o.j verso en 118. Onze loge in Tonquin heeft een groote partij zijde naar Japan gestuurd op een gehuurde jonk, bemand met „Japanse Chinesen" en Nederlanders. „Dese guyten, 36 sterck, hebben de 19 Nederlanders „overvallen, gemassacreert ende in see geworpen. Zij sijn gestrant „omtrent Hockcheu", hebben een ander vaartuig bekomen endaarin zooveel zijde geborgen als zij konden, „nemende haer koers na „Kelangh op Formosa bij de Spangiaerden '), waer zij bij faute van „geit de heele partij niet conden venten." De rest wilden zij in Manilla verkoopen, maar de mousson dwong hen naar Cambodja. Daar wisten wij van die zaak nog niets af en kochten de zijde. Bij het openen der pakken zijde kwam echter een Nederlandsch geschrift voor den dag, waarop het gewicht „geannoteert" was. Toen kregen de beambten der loge vermoedens en hoorden daarna dat deze zijde „Compagnies-goed" was. De rcovers echter waren goed voorzien van geld wegens den verkoop van een deel der zijde op Kelangh; en daar het recht in Cambodja voor geld te koop is, kochten zij zich bij de rechters vrij. De lading van de jonk, toen zij uit Tonkin vertrok, bedroeg 1 10154,7,6.— gulden. Van dit verlies zal 40.000 gulden terecht komen. (fo. 5 verso). Het bestuur der loge in Cambodja heeft zich verzet tegen het ongehoorde eindvonnis, hetwelk een derde van de zijde toewees aan den koning, een ander derde aan ons en eindelijk een derde aan de dieven. Onze menschen hebben echter de zijde behouden en per de Brouckoort naar Japan gezonden. De roovers zijn gevlucht, (fo. 118). 1) Een Spaansch fort aan de noordpunt van Formosa, dat in 1626 werd gebouwd en in 1643 door de onzen werd genomen. 145 II Q. UITTREKSEL. Copie Missive aan Johannes van der Haegen van 31 December 1639 van Gouverneur Jan van der Burch uit Taiouan. Boek 1641,I, bh. 170—71. Hij heeft over Japan de aangekondigde „gulden carré" ontvangen en zal die gebruiken om er zijn kinderen plezier-ritjes in te doen maken. Verder handelt de brief over handelstransacties. II R. UITTREKSEL. Generale Missive (van Gouverneur-Generaal aan Bewindhebbers) van 8 Januari 1641. Boek 1641, IV, bh.36—37. De handel verkeert hier in goeden toestand. Een Portugeesch naveth, bemand met 70 koppen, is uit Macao te Nangasacki aangekomen, alwaar de bemanning „gedecapiteerd is en tot spectakel gestelt" behalve 13 personen die weder hebben moeten vertrekken. Alle eigendom van de terechtgestelden is verbrand. „28 Juli 1640 is de oppercoopman Johannes van der Haghen su„bietelijk overleden gelijck ook de ondercoopman en de assistent." De Louwen willen naar Batavia en wij zullen dit aanmoedigen omdat daaraan veel gelegen is, „sijnde hun lant rijck aen gout, mus„cus, benjuin, namrack en gommelack en andere profijt gevende „coopmanschappen." Er is van 1 September 1639 tot 1 September 1640, dus in 12 maanden, verdiend f55511, 4,6 onkosten en mondkosten 8890,11,10 blijft suyver bij dat comptoir gewonnen .... f46620,12,12 Linschoten XIII. IO I4Ó II s. UITTREKSEL. Generale Missive (van Gouverneur-Generaal aan Bewindhebbers) van 12 December 1641. Boek 1642, It fo. 63 verso. De Louwen schijnen „een geciviliseerde natie ende cloecke coop„luyden te wesen." Het sal niet geraden sijn negotie in dat land „te „stabileren, maar advantageuser de coopluyden nae Batavia te trec„ken. De weg (naar hun hoofdstad) is verre en moeilijck". De koning van Cambodja heeft ons een der'Chineesche zijde-roovers toegestuurd, waarop deze „levendig geradbraakt is." II T. UITTREKSEL. Copie Missivens van d. E. Pieter van Regemortes aan d. E. Hr. gouv. Paulus Traudenius1) (Formosa) ende den oppercoopman Johan van Elseracq (Japan) per de fluyt de Zaayer, geschr. 5 July 1642. Boek 1644, H* bte- 625—8. De koning overweegt verplaatsing van zijn hoofdstad (Lauweck) naar Penomping. Reeds wil hij voortaan geen schepen meer toelaten boven Penomping 2). In den tweeden brief bericht Regemortes, dat de moord op de twee koningen 5 Januari 1642 geschied is door den tegenwoordigen koning; tegelijk werden tal van kinderen, bloedverwanten en grooten „nevens menichte van mindere personen vermoort." 1) Secunde op Formosa 30 Juni 1635 en gouverneur aldaar 20 Juli 1640. 2) Inderdaad was en is Penomping veel beter gelegen voor het verkeer. Dat de koning geen schepen meer voor zijn hoofdstad wil hebben, is voor ons, die den spoedig daarna losgebroken storm kennen, reeds een voorteeken daarvan. 147 II U. UITTREKSEL. Copie Missive door den oppercoopman Pieter van Regemortes aen d. Hr. gouvr. Paulus Traudenius (op Tayouan), geschr. Cambodja 5 Juli 1642. Boek 1643, III, bh. 335—337. 5 Januari 1642 zijn de beide koningen vermoord. Penomping ligt „vier groote mijlen beneden de loge". Hij heeft van Batavia een lading cleeden *) gekregen, ter somma van f90.179,11,11.—. Hij vraagt om lichtblauwe cangan's. Twee Nederlanders zijn bij zijn afwezigheid door Portugeezen „schandich vermoort", 2 Februari 1642. Hij raadt aan de uitzending van een klein jacht „omme voor de „Japanse reviere (de noordelijkste uitstrooming van de Mekong) in„dè sincques Jacques *) op de Castilliaense vaertuygen van Manilla „te passen." t) Katoenen lijnwaden. a) Zie noot onderaan blz. 134 hiervoren. Hier is de naam blijkbaar toegepast op een baai in plaats van op een kaap. III journael ban at ttn#t mtt ber aCflutaEn^anbt boor <&tuti 3©un|tfi0ff. 1641/a. Overgecomen brieven 1643, DeellV^otio 06—128. Sfournaeï ofte Uaegeltjrje aenteecfteninge banbe reij£e urjt Fjet rijdt ban Cainbobfa naer ber 3Cau<= inen ïanbt, geftouben boot ben ^nbercoonman herrit Jfêunjtïjoff, a3ecammf treert, neben£ ttaee altenten JMïeni be dPotjcr enbe ^uijbert %aü> betaijn&, ben barbier Mt. gieter ^niirg, Sint' gie Xannangft al? tolcg enbe ttaee &ebertanr$clje 3Iongen£, in Campt. gaenbe, om €b. ^eet «tëeneri. en be €. ^eecen ïüaben ban 3nbia, gae* re acïjt&aeröeijt^ mf&Hbe enbe ge^cïjenciïen aen gnne ConincBltJCRe Map. ber Xautaen t' ober* fianbigen, 3ebert ben 2c*«aulfj 3C°. 1641, bat uijt be# Compe?. logie bennen gegcïjegben. juiij a°. Ditto. Naer ons depessche op middach van de opperhoofden des I *'' Comptrï. alhier, d' E. Pieter van Regemortes ende Harmen Broeckman becomen ende afscheijt genomen hebben, zijn met de prauwen der Lauwse schippers, Quan Montip, alwaer in geforreertx) is den ondercoopman WuijsthofT, metten barbier, den tolcq Intsie Lannangh, ende jongen in; de prauw van Ephea beij, de assistenten ende jongen; voorders is oock verdeelt, als in twee andere prauwen van Chen Radia Coth ende Tjonkoma het cargasoentgen ons mede geordonneert, monterende ter somma f6601—10, daermet incompe. van 9. Lauwse prauwen naer Pnompingh a) vertrocken ende gesamentlijcken 's avonts gearriveert zijn. 21. ende 22cn Dito. Versien haer de Lauwen met eetbaerwaeren 1) = gefourageerd, hier blijkbaar : ondergebracht. 2) De tegenwoordige hoofdstad van Cambodja, thans Pnompenh geschreven en gelegen vlak tegenover de rivier, die door Laos stroomt, de „Lauwsche rivier", thans Mekong geheeten. Deze vloeit namelijk bij Pnom-Penh samen met de afwatering van het westelijke groote meer Tonlé-Sap om dadelijk weer uiteen te gaan en in eerst twee, en verderop meer armen de zee te bereiken. Pnom-Penh was toen nog niet de hoofdstad. Zoowel deze als onze faktorij lagen iets noordelijk van Pnom-Penh aan de gezegde afwatering van TonléSap. (Zie Inleiding). 152 in. van visch, rijs ende anders, 's Middachs passeert hier verbij een Manaal *e'jts vaertuijch van beneden op comende, waer onsen schipper Monwuyst- *'P u'i verstaet, (dat) Intsie Assams joncke, 't welck sijnen stuerman hoff, ende compangnon naer Pattania *) met eenige pu. Benijuijn als gom■ !r" melack bevracht hadde, weder geretourneert en op 4. a 5. mijlen naer 1641. ' bij was. Hebben derhalven de Lauwse schippers goet gevonden Montip een cleen vaertuijch soude affvaerdigen om geseijden stuerman doen weten, zoo geresolveert snnde mede naer 't Lauwen landt te vertrecken, citto met d°. prauwtgen zich herwaerts moeste vervoegen, gelijck 't selvige omtrent 4. uren met 3. Lauwse persoonen is geschiedt, welck interval (ik) vreese ons wel 2. a drie dagen in de reijse hinderlijck wesen mochte, vermits zoo dese tijdinge bequamen op vertreck stonden. Adii 23en dito zijnde acht prauwen, oock beijde d' assistenten, 's morgens vertrocken ende wij eenlijck, om voorverhaelde redenen, blijven leggen; sullen ons vier dagen van hier, alwaer uijtter muschieten plage zijn, inwachten. Adii 24*°- D°. Naer middach arriveert den stuerman van Montip [960°] met 't vaertuijch van Intsie Assam, die t'eenemael genegen is mede naer 't Lauwen landt te gaen ende, alsoo zeijt, weijnich goederen mede brenght, als 5. pcl. slechte vogel nesties, 21/i p1. thin, ende 3. slaven uijt Malacca. Heeft door zijn instantelijck versoeck aen Montip vercregen, noch 2. dagen te sullen naer hem wachten, om het sijne boven (te) gaen vercoopen. (Wij) hebben goet gedacht met hem te keeren ende versorgen, vermits seer langhsame luijden als geen resolutie in 't vercoopen hebbende, langer tardance voor te comen, ende quamen 's avonts in 's Comp68. logie. Adii 27en D°. Smorgens weder met een cleen vaertuijch naer Pnompingh gevaeren, latende den stuerman boven blijven. Wat aenprestinge, soo door d'opperhoofden als mij aengewent, heeft doch niet mogen helpen; want bij die verblint geltsuchtige ende nauwe menschen, dat een taijl meer mochten ende dickwils contrarie becomen, niet en wert geconsidereert (dat) andere luijden intrest door haere semmelen te lijden hebben. Dienvolgende het onbehoorlijck wachten, Montip voorgedragen, wat ongerijffelijcheijt ons aendede; dat d'andere Hollanders met de prauwen in vier dagen vertrocken waeren; ende, soo (wij) langer naer sijnen stuerman wachten, noch wel 2. a 3. dagen conde aenloopen, dat apparent de vertrockene prauwen verdrie- 1) Patani, aan de oostkust van bet schiereiland Malakka. 153 julij a°. ten soude en haer reijse doen voorderen, wanneer in langen tijt niet ui. I 4I' weder bij ons volcq conde geraecken. Waerop Montip zeijde, ten aen- j°ül** sien het sijnen compagnon ende stuerman was gaerne mede hadde. wuyst. Dan, soo op morgen den 28en, deser niet verscheen, overmorgen met- hoff, ten dach vertrecken wilde, seggende d'andere prauwen genouchsaem ,e4,/2. aen Sembabour achterhaelen conden, alwaer deschippers noch haer affairen te verrichten hadden, ende 8. a 10. dagen te verbeijden genootsaeckt waeren. Adii 2QenDo. Smorgens voor den dageraet compt Montips stuerman; vertrecken alsoo te 7. uren van Pnompingh, zijnde jegenwoordich 6. volcomen etmalen d'ander prauwen voor heenen zijn, wenschende ons geselschap spoedich achterhaelen mogen. Omtrent 8. uren comen (wij) in de Lauwse rivier; passeren 's middachs 't vlecq Loim, waer de rivier den naem van heeft; 't selvige is, als aen d'ander zijde der rivier bij de Coutchenchienders staende, wel omtrent de hondert huijsen, nu omtrent ses jaeren bewoont, t'sedert welcken tijt hier jaerlijcx 40., 50., 60., 70. ende nu tot bij de 80. p1. sijde hebben aengeteelt, 't welck nog al vrij toenemende is. 's Naermiddachs passeren het dorp Gockelock, alwaer noch eenige van des Conincx vervallen huijsen staen, dien voor 9. jaeren door den oorloogh van sijn oom, jegenwoordigh regerenden Ouden Coningh, overwonnen, gevangen ende daernaer tusschen 2. kussens versmoort is. De wint Noordelijck, 's middachs Suijdelijck met regen. Savonts naer gissinge 31/i mijlen in de rivier geadvanceert. [97J Adii 30«n D°. Smorgens metten dach wederom beginnen langhs de wal te boomen, de wint Zuijdelijck met stoffregen, 's avonts naer gissinge 5YS mijlen gevoirdert. Adii 31*° D°. Lieflijck weder, de wint Westelijck, 's naemiddachs Yj uijr regen, den geheelen dagh naer gissinge 3 y3 mijl geadvanceert. Augustii A°. 1641. Augustu Primo D°. Smorgens goet weder, 't luchien Westelijck met treffelijcke coelte, 's avonts grootenslach regen uijt de Zuijdelijcker handt, ende lieten 't eerste geberchte, genaemt Schanton, aen de Westsijde der rivier leggen, sich streckende 1Y2 mijl langhs heen bij 't water. Metten doncker de prauwen aen de wal vast gemaect ende vernacht. Verstonden van de luijden, hier woonende, (dat) de 8. prauwen 3. dagen verleden gepasseert waeren. Desen dach gegist 3Y1 mijlen als vooren gewonnen. Adii 201 D°. Smorgens goet weder, de wint variabel, naer middach diverse mael regen. Gegist 3. mijlen gevoordert; tot hier en toe is de 154 in. rivier langs heenen van Looim ofte het Coutchenchiense quartier naal 'ra^ kewotm* en veei ^ttoen bij dese landtluijden geteelt. wuyst- Adii 3mD°. Goedt weder. Op middach passeeren den bergh Phan hoff, Canghy genaemt, aen bagh boort gelegen. Savonts grooten slach- 1641/2. regen uijtte Zuijdelijcker handt ende vernacht bij een groote Cam- Augustii ... ii.i... . A". 1641. bodiase papen kerck, daer besijden een spruyt is loopende t'landt waert naer de negerij Chilooim, daer den eenichsten peeper in Cambodia valt, welck den Coninck insgelijcx naer hem treckt. Volgens gissinge desen dach geadvanceert 7^j% mijlen. Adii 4m D°. Smorgens goet weder, 't luchien Noordelijck, 's avonts uijtten Zuijden, weijnich regen, ende i1/,, mijl van daech gewonnen. Adii 501 d°. Des middachs passeeren een negerij genaemt Simpouw, staende omtrent de 40. huijsen, waer mede eenige Chinesen woonen. Van hier als noch een naest aengelegene vleckje Wastwert genaemt ende comt eenlijck vandaen de Cambodiasche cadjanghs matten. Naer middach omtrent 3. uren arriveeren aen Lombock x), aldaer een uijr vertoeft ende voorders een Yg mijl vandaen vernacht. Desen dach is/t mijlen gewonnen. 2. Uren in den doncker ontstaet een vihementen wint uijtte Noordelijcker handt, dien naer een uijr met weijnich regen wederom stilden. Adii 6** D°. Naar middach te 2. uren comen aen Sombaboer 2), naer gissinge is/* mijl van Sombocq; vinden onse compe. ofte geselschap, de 8. prauwen alhier mede eergisteren aengelandt, verstaende van den schipper Ephui, als d'assistenten aen beijde zijde weijnich contentement te hebben, zoo over de zeer quade commoditeijt der slaepplaetse bij regenachtich weder, als mede de ongerijffelijckheijt van den schipper ende sijn volck, wegen 't coocken ende toebereijden der spijse, waerover Ephia sich excuseert, dagende den schipper Cen Mon Con, wekkers prauw mede overladen en- |o7d0] de met veel volck belast sijnde, alt ij t van meninge geweest is, aen Sombaboer een tweede prauw te coopen, met volck versien, alsdan van Ephia 2. kisten woude overnemen ende alsoo nu Chen Mon Con van voornemen desisteert, ben genootsaeckt geweest, het casken van de Comp«. N°. 50., daerinne 2. stucken laeckenen, mede de kleer- 1) Lees: Sombock. 2) De tegenwoordige namen van deze plaatsen aan de Mekong behandelt C. Aymonier in zijn Le Cambodge tome I bis. 355,298,309; tome II173 en 176; tome III bis. 770/1. Evenzeer Francis Garnier in zijn Voyage lointain aitx royaumes de Cambodge et de Laouwenpar lts Nétrlandais et ce qvi s'y est passéjusqu'en 1644 in de Bulletin de la Soc. de Gèogr. Sept.— Oct. 1871, blz. 349/89. Eerstgenoemde schrijver spreekt den tweeden voortdurend tegen, kwam trouwens aanmerkelijk later en schijnt gelijk te hebben. 155 Augustu kist van beijde assistenten uijt te lichten, deselvige geopent, 't laec- ut. a .164'. ken als de cleederen tusschen hoecken ende winckels ingesteecken, zoo dat nu van reedelijcke slaep plaetse versien sijn. wuyst Adii 701 D°. Stil gelegen. Den verleden nacht tot dato's avonts hoff, continuelijck regen. (Ik) vreese Comp^. goederen in de cassen door,**'/*' den dagelij exen regen wel bevocht icht conde werden, vermits onder in de prauw wech gestouwt ende qualijck doenelijck naer te sien, voor en aleer aen Sathenham gecomen sullen wesen, daer alle goederen uijt de prauwen gelost ende een stuck weeghs over landt moete gedragen werden. Tegens den avont gaen besoecken in sijn prauw Cen Mon Con, waer mede saten 3. a 4. Lauwse schippers. Naer eenige discoursen seijde, hoe dat Sombock, bier naest aengelegen, bij een Ocknea geregeert wierde ende dese plaetse Sombaboer door een Grooten Radia Pourson ofte opperste paep, onder hem hebbende een Tevinia ende Nappraes *), door dewelcke werde alle cleene civile saecken ofte rechten afgedaen ende bij desen Radia Pourson geapprobeert, dien wegen Zijne Majesteyt vermits de uijtterste ofte frontier plaetse van Cambodia tegens het Lauwse gebiet als gouverneur ende een coninck der papen van de rontomme gelegen plaetsen hier resideert ende te commanderen heeft. Soo dat alle vaertuijgen, gaende naer 't Lauwen landt als van daen comende, haer bescheijt, hoe veel goet ende volckeren den genoemden Pourson aengeven moeten; dienvolgende alle schippers ende wijluijden op morgen de passedels 9) van de Sabandhaers medegebracht, nevens schenckagie doen, volgens ouder gewoonten moesten gaen vertoonen. Oock seggende, (indien) d'Compe. het Lauwen landt meerder quame te frequenteren, desen Pourson zijne behulpsaemheijt van nooden hebben sal, als mede eersteiijck wanneer wijluijden wederom retourneren, zoo eenige goederen geladen hebbende, in 't lage water hier moeten ontlost ende tot aen Sombock met clene prauwen, vermits de rivier hier t'eenemael door stene clippen streckt ende ondiep is loopende, als Idan met vaertuijgen ende volck connen geassisteert werden. Daer ter contrarije vrij groote travalien onderworpen sijn; zoo sullen ten dien insichte, als door 't aen raden van deschippers, nevens haerluijden vereeringe doen, opdat niet en schijne, den noot vereijschende, sulex om redene geschiede. 1) Zie de verklaring dezer woorden hiervoren in Casteleyn's geschrift blz. 13 en 21; mandarijnen-rangen, a) — pas-ceelen. 156 lil. Adii 8en d°. Naer middach zijn nevens alle de Schippers ons pas- naal sedel van 's Comp». Sabandhaer den Radja Pourson gaen vertoonen wuyst- met vereeringe van een witte Bettilie, en boeckespiegeltgen. Naer [98] hoff, dat gelesen hebbende, seijde van de groote moeijelijckheijt onser 1641/2. aenstaende reijse ende diergelycke meer, zoo mede aen Quan MonA°. 1641. «P» vragende naer Battavias gelegentheijt ende sijn winsten daer bejaecht, dien hem als den tolck Intsie Lannangh op dienden, gelijck (hij) mede de veroveringe van Malacca noch niet verstaen hadde ende sulcx verwonderen dede *). Voorders naer andere redenen mette Louwse schippers hebbende, haer luijden aendienende, dat genige ondersaten van den Lauwsen Coninck voortaen en souden vermogen verder in 't Cambodiasche gebiet comen ofte eenige negotie drijven, dan alhier aen Somboeboer, tenzij Zijne Majesteijt der Lauwen met brieven den Coninck van Cambodja in 't licentieren contentement doet, wanneer alsdan haeren liberen handel gelijck vooren zullen genieten, Seggende oock wijders dat Sijne Conincklijcke Majesteijt der Lauwen op d'Ed. Heer Generaels missive wel een gesant naer Battavia mochte ordonneeren, dat dien selvigen mede niet om voorverhaelde redenen door het Cambod jasche gebiet te passeren licentieert, dan eenlijck brieven, die door onslieden Zijn Ed1. conden geinterrogeert werden. Ten lesten noch d°. schippers recommanderende haeren Coninck ofte Grooten des rijcx goede informatie wegen Sijne Majesteijt van Cambodja te doen, opdat zijlüijden de (= die) jaerlijcxe groote proffij ten hier bejaechden, deselvige voorders in liberen handel mochten genieten. 'T was waer, de Maij*». zone tot Coninck vercoren ende gestelt is, 't welck tot genen anderen erjnde geschiet, dan bij des Ouden Conincx afflijvicheijt door 't verkiesen van een ander alle revulten te voorsien; dat dienvolgende de vader, dien den sone als Coninck gemaeckt, geen minder tijtel gelijck sijnen soon vereijschten, daer alle Coningen ende princen hem voor erkenden; waermede ons licentie gevende te vertrecken. Adii 1001 D°. Bennen nevens alle de Lauwse schippers tot desen Tevinia te gast genodicht, dien volgens landts constuime met een spiegeltien vereerden, ende 's avonts ons wederom vereeringe van rijs, hoenders ende arack doende. 1) Zooals bekend hadden wij in 1641 juist de onneembaar geachte vesting Malakka op de Portugeezen veroverd, hetgeen bij de Oostersche volken een gewendigen indruk maakte en ons tot de ontwijfelbaar eerste zeemacht in Oost-Azië verhief. 157 ugusiu Desgelijcx mede van den Radia Pourson ontfingen clappesen '), ui. I *'' geconfijt endeandersints,waermedeonswenschendeeenvoorspocdi--'OUR' .. naal ge reijse, met presentatie soo naer desen hem eenichsints van noode wuyst hebbende, maer simpelijck te versoecken hadden, dat trachten sou- hoff, de onse schenckagie hem gedaen wederom te verdienen. i*4i/a. Tsedert der Louwen aenlandinge alhier zijn dagelijcx met calfateren haerder prauwen doende geweest, ende van 't gene noodich te versien; soo gedencken de reijse op morgen wederom gesamentlijck te voorderen. Gelijck ons bij instructie wert gelast, hebben naer de gelegentheijt van Sombock ende haere negotie, zooveel van deselve onses aenwesens van 4. dagen alhier connen onderstaen, vernomen, zijnde een vleck oft dorp, qualijck soo groot als Ponombingh, dat bij weijnich Cambodjers dan door Chinesen bewoont wert, dien den handel 198a0] in dese rontomme gelegene quartieren principalijck bevatten, gelijck de hartevellen naer gissinge wel 20000 stucx nevens 3000stucx swaere grote jammamaes ende omtrent 80. picol wasch jaerh'jcx, dien de Chinesen met carren als prauwen, vermits weijnich aende marckt te coop gebracht werden, t' landt gaen door snoffeleo opcoopen ende zoo versameien, wanneer bij gelegentheijt haer goederen met bereken beneden brengen, (en) daer voor den meesten penninck zien te venten. Buffelshoorns en coehu ij den vallen hier Weijnich, noch geenen namracq dan den Lauwen hen hier wert gebracht. Oock mede hebben dese Chinesen als d'inwoonders van Somboebour groote vaert op Namnoij als t'landtwaert naer Phonongh, wel 2. a drie maenden met carren heen ende weder cruijschen. Trocqueren van de inlanders in beijde plaetsen goudt, renostershoorns ende olijphantstanden tegens soudt, Chinese couralen, iser (= ijzer) cleene coperen gommen 3), als meer andere snuijsteringe van cleijnen valeuren. Connen voor een bosjen sout, hier waerdich een maes, soo veel swaerte goudt becomen. Dan (= doch) moeten zijluijden dese groote winsten van 9. a 10. centen met sware siecte en uijtsiende als geesten, door ongesontheijt des landts ende swart water, vrij duijr betalen. Welck Landt Phonong ende 't volck, staende halff onder gehoorsaemheijt van den Cambodjer ende d'ander helft streckende naer de cust van Champa, die tegens malcanderen strecken, oorloch voeren, Zoo de Chinesen seggen schijnen (die) omtrent de natie van 'teijlandt Formosa gelijck te wesen, gaende heel naeckt, dan de schamelheijt 1) klappers, kokosnoten. 2) Gongs, koperen klankbekkens. iS8 in. met een blat bedeckende; en dien de meeste hoofden in den crijgh na al Van Zl^nen vijanc*t becompt, verkiesen voor hare O vericheden; dat (ik) wuYST- vertrouwe, van 't volck is, aen Chiampa grensende, waer over 4. jaehoff, ren de boot van 't schip Noortwijck in een onbekende rivier den op1641/2. perstuerman .... J) nevens drie persoonen met pijlen doot gescho-1 a\"ó". ten wierden. Dit is 't gene als geseijt van Sombocx gelegentheijt, dat mijns bedunckens; 't welck aen ervarener oordeel stelle, (indien) wederom bij goede jaeren de vellen in Japan tot voorigen prijse mochten comen te steijgeren, men dan door een Compes. dienaer te leggen soude trachten, sooveel doenlijck d'alhier rontomme vallende vellen sien te bevatten; dat(= hetgeen) ten aensien dese plaetse t'eenemael met Chinesen bewoont is, die alles opcoopen ende versameien, weijnich beschieten soude, ten waere men d°. vellen als andere goederen zeer weijnich min geluck die bij de logie daer d'ordinarischen marctganck opgecocht werden, uijt haerluijder handen bequamen ende dan noch met contant betalende, vermits geen cust cleeden in dit quartier getrocken (= gewild) -zijn, alsoo de Lauwse dracht hier gemeen en goetcoqp is. Dan vertrouwe weijnich blauwe cangans, negros cleeden ende poulangobars van clenen prijse redelijck begeert zoude wesen, 't welck bij tijds vereijsch lichtelijck door een jaer besoeckens t'on derstaen ende de seeckerheijt daer van alles te vernemen is. Adii 1101 D°. Wederom van Somboeboer smorgens de reijse gevordert. Naermiddachs rescontreren een Lauwsche prauw, geladen met omtrent 500. stucx alderhande sorteringhen hartevellen, dien [99] voor 10. maenden geleden door verscheijde Cambodjers naer Bassacq 2) gequipeert is ende d°. vellen daer versamelt als (= evenals) opgecocht hebben, waermede nu naer Cambodja tourneren. Desen dach gelijck de vorigen stil gelegen. Weijnich regenachtich weder; 's avonts 1 x/s mijl geadvanceert. Adii 1 V^^CP, Betogen locht met weynich mothregen, de wint Noordelijck ende gelijck vooren van daechnaer gissinge iY9mijlgevordert. Adii 13en D°. 't Luchien Noordelijck met redelijck goet weder, ende 18/4 mijl gegist gewonnen. Adii 14™ D°. Naermiddach regen uijtte Westelijcker handt. Desen dach door den stereken stroom om de hoecken van de racken 3) vallende, maer 1 Ya mijl gevordert. 1) Naam is opengebleven in het handschrift. 2) Een stad, nog heden hooger deze rivier op te vinden. 3) Een rak is een deel van een rivier tusschen twee bochten. 159 Augusia Adii 15™ D°. Betogen lucht en diversche malen regen, de wint als iil '1641' vooren; gegist i l/t mijl geadvanceert. jour- IAdii ió*11 D°. Variabel weder van regen ende sonneschijn; 's avonts y^ysT. 2. mijlen gevordert. hoff, Adii »7en D°. 't Luchie Z. W. moije coelte met verscheijde regen-,64,/2. buijen. 's Middachs omtrent een uijr tot aen Baetjong gevoirdert. Daer vernachten bij een oude vervallen steenen kerck, waerin de Lauwen voor 2. beelden seremoniën met offeren van brandende keersen gingen doen. Alhier plachten de Coningen van Cambodia voor 50. jaeren haer woonplaetse te houden. Dan alsoo van de Lauwen ter dier tijt met oorloogh gedreijcht wierden.hebben (zij) dese plaetse geabandoneert ende t'eenemael in bosschagie laten verwilderen, tsedert welcken tijt (zij) zich naer beneden, daer jegenwoordich noch omtrent zijn resenderende, (hebben) getransporteert. Van bier art loopt een spruijt ofte rivier Oostelijck in, waer omtrent de 30. mijlen opwaerts is gelegen een quartier genaempt Namnoij, 't gene meerendeel bij Louwen ende weijniger Cambodjaers bewoont wert, dien jaerlijcx aen haere Coningen goudt contribueeren. Voorders willen qualijcq goudt aen jemanden dan door groote kennisse ende ter vruntschappe, als 't geene (be) nodigen in trocque vercoopen. Begraven 't silver ende goudt onder haer huijsen inde aerde voor een schat gelijck juweelen bewaerende, seggende: tot wat eijnde te sullen vercoopen, ten aensien (zij) niets in dit leven dan cost en kleederen van doen hebben, daer Godt haer landt genouchsaem van gesegent ende henluijder begeerten volcomen mede vernoucht heeft. Den Coningh van Cambodia heeft voor 20. jaeren eens by de 300. mannen soo Japanders, Chinesen, Maleijers als Cambodjaers met prauwen de genoemde oostelijcke rivier opwaerts naer geberchte noch 20. mijlen hooger als Namnoij gelegen gesonden, (uit) welck geberchte die van Namnoij haer goudt becomen. Dan bennen doenmaels d'uijtgesondene doorhaerluijderoncunbaerheijt, als mede de groote sterffte van de ongesontheijt des landts, tot geen ooghwith connen geraecken, alsoo onverrichter saecken, zijnde 't voorn, getal van 300. persoonen totte 50. gedeclineert, dien met weijnich goudt retourneerden. T'is seecker, soo de Lauwen affirmeren, in dito quartier groote quantiteijt goudt verborgen blij ft, 't welck eenelij eken aen d'inwoon[ood°] ders iver *) mancquerende is, want gelijck vooren gesecht, schoon noch sooveel hebbende, niets ofte weijnich vercoopen willen. 1) = ijver. i6o ui. Adii 18en D°. Regenbuijich weder. (Wij) blijven leggen inwachten jour- de ^_ prauwen den dach verachtert, om de prauw van Ephia, waer wuyst- d'assistenten in zijn, dien achter een stuck aff ende schadeloos gehoff, raeckt is, weder te repareeren. 1641/2. Adii io*n D°. Smorgens de bovengenoemde Oostelijcke rivier A^fiól". overgesteecken ende 2 ya mijl naer gissinge in de andere rivier, 't gene onsen wech is, gevoordert; gelijck vooren verscheijden mael regen. Adii 2oen D°. comen 's middachs de verachterde prauwen, voorderen alsoo onsen cours; des avonts gegist i3/4 mijl geadvanceert; weder alsvooren. Adii 21en D°. van morgens totten middach gewonnen i x/s mijl, den geheelen naermiddach met regen. Adii 22en D°. 's nachts, metten geheelen dach continuelijck regen, ende vermits den stereken stroom over verdroncken bosschagie vol boomen staende, daer qualijck wisten door geraecken; i1/, mijl gevoordert. Adii 2301 D°. Lieffelijck weder; gepasseert met leggen pannecoecken. Eenige Lauwen uijt schieten geweest, dien met ledigen handen wederom keeren. Adii 24™ D°. Redelijck weder. Arriveeren 'savonts in de eijlanden van Sacxenham, daer ons stereke stroomen rescontreeren, zijnde hier dichtebij de 6. gaten, waer de stroom tusschen 't geberchte als steenachtige eijlanden ende clippen seer ondiep, daer de prauwen ontlost zün, tegens op met groote moeijte en door gebracht werden. Gegist van daegh 2l/t mijl gewonnen. Adii 25en D°. Schoon weder, 's Avonts comen aen 't e ij landt, leggende naest aen het hoogh geberchte ende vast landt van Sacxenham, waer tusschen een gat 1/s mijl van ons, 't welck door sijn steijlte ende steenachtige clippen in de passagie leggendeonbruijckelijck is, waerop de stroom soodanigen gedruijs maeckt, als eenige stortinge ter zee doet. Gegist i ys mijl gevoordert, met groote moeijte, vermits wel over ende verbij 4. a 5. spruijten van redelijcke breete, als stereke stroomen tusschen gebroocken eijlanden, van de affwateringe der voorsz. gaten comende, overgesteecken zijn. Alhier moeten de goederen uijtte prauwen lossen ende dwars over aen d'ander zijde 2600. stappen weeghs gedragen werden, op welcke helft van 1300. stappen staet aen een boom een planck vast gemaeckt, daerop gesneden is in Louws ende Cambodiasche tale het scheijsel ende deelinge van beijde rijeken. Adii 26en D°. Bennen de Louwen aen d'ander zijde van 't eijlandt i6i Augustu met hutten maecken, om de goederen uijtte prauwen in deselve te m. • '6*'- bergen, bestchgeweest; regenachtich weder. jour[100] Adii 27en D°. Zijn de Louwen met haere goederen over te brengen vvuyst gesamentlijcken doende geweest; schoon weder met sonneschijn. hoff, Adii 28»1 D°. Hebben 's Compes goederen door onwillicheijt derI64,<2Lauwen met groote moijelijckheijt, belovende voor haeren arbeijt wel te sullen contenteeren, eijndelijck noch over aen d'ander zijde gecregen, daer in een hut, 't welck Montip voor hem als onslieder laten maecken, bij malcanderen geseth; regenachtich weder. Omtrent 3. uren naermiddach vertrecken de prauwen gesamentlijcken weder een i8/4 uijr te rugge, waer op 24e»» passado vernachten; daer omtrent bij gelegen is een der beste als 't bequaemste gath, Sadam genaemt, 't welck de prauwen ordinaris passeeren ende door gebracht werden, dat bij de io.daegen aenloopt, eer aen d' ander zijde van dit eijlandt comen. Daer wederom inbercqueren en de reijse voorderen. Adii 20«> D°. De cas ') No. — in de prauw, de plancken-ter zijde nat geworden zijnde, open gedaen; dan Godt lofflaecken noch niets beschadicht, maer desselfs ommeslach van vochticheijt verschoten, dat ingevalle noch langer niet uijt de prauw was gelost apparentelijck alle met eenige witte betüles bedorven zoude zijn geweest. Den verleden nacht continuelijcken gelijck over dach diverse mael regen. Adii 30e11 Do. Ultmo. Schoon lieflijck weder met sonneschijn, 't welck ons herten een weijnich dede verlichten, vermits in langen tijt soodanigen weder niet gehadt hebben. September A° 1641. September Primo D°. Des nachts regen ende daechs doncker betogen lucht. T' Adii 201 Do. Verscheij de mael regen. Adii 3«> en 4"1 Do. Redelijck goet weder. Adii 5°" Do. Weder als vooren. Tegens den avont aenlanden hier wederom gesamentlijcken de prauwen. Chen Mon Con, wekkers prauw wel de grootste van alle is, heeft twee malen in perijckel van te verliesen gestaen. Soo vernemen mede een der 5. prauwen, sijnde 6. dagen voor onse comste aen Somboebour van daer in compe. vertrocken, 4. derselver versproocken ende d° vijffde door de stereke stroomen driftich geraeckt, dien alsoo dwars tegens een boom over midden aen 2. stucken gebroocken is. Het goet ten principalen noch gebercht, vermits niet swaers geladen als ondiep gaende; heb- 1) Oud-Hollandsch voor kist, ook door Prest. Kruger steeds gebruikt, a) Er staat een merk in den vorm van een klaverblad. Linschoten XIII. II ió2 Hl. ben haere goederen niet hier ontlost maer ingehouden, waer bij den jour- jijt fjien wjj hier verslijten in de reijse gewinnen. wuyst- Adii 6811 D°. Smorgens hebben de Louwen haere als onse goederen hoff, wederom gesleept met schoon liefflijck weder. i6«/2. Adii 7en Do. De principaelste schippers, Chen Mon Con, Cson a^^T. Chen» radia Choth. Tjouw Corna ende Montip, welcke 's Comp65. goederen inhebben, voorgedragen, hoe dat dagelijcx 't sedert van Somboebour zijn vertrocken, gesien door haer menichvuldich pleijs- [iood°l teren van geheele als halve dagen, dan d'een naer d'ander wachtende, qualijck een derde part tijt voorderens mach gereeckent worden ; dat nu, terwijle *t perijckelste gepasseert waeren en zijluijden wel de kloeckste als 't beste gemant, die contunelijcken de resterende moesten inwachten, zoodat ingevalle voorder geen wech meerder spoeden, binnen de 5. maenden tot in 't Louwen landt de reyse nietr), die men anders wel in 2. gemackelijck can gewinnen, daer benevens onsen interest bij soodanigen lange voijagie te lijden hadden. Te verstaen gegeven alsmede, in soo verre Zijne Maijes1. een gesant over Cambodia off wel Siam naer Battavia wilde seinden, dit jaer oock niet conde geschieden, vermits de schepen dan al vertrocken zijn, waer sij de eenelijcke oorsaecke van wesen souden. Dienvolgende haerlieden 't voorsz. in consideratie gegeven, versoeckende daer nevens vriendelijck dat haer compe. wilden breecken en resolveeren mette geseijde 4. prauwen de reijse spoediger voorderen. Gaven hier op tot antwoorde, dat 't volck meestendeel particuliere zijnde, die de cost zelfs doen ende gewent waeren haer spijse in 't bosch met herten als beesten te gaen schieten, soo beschaerden, vermits niets veel anders hebbende, dit gebruijck qualijcken veranderen conden, dat de lange vojagie veroorsaeckten ende diergelijcken meer. Eijndelijck heb d°. schippers met soeticheijt daer toe vercregen, dat op morgen vroegh, waer noch anders meijnden langer te tarderen, de reijse spoediger sullen voorderen, ende om de resterende 5. prauwen, dien niet nevens haerluijder mede connen off will, geen verleth te doen. Ende alsoo d'assistenten in Ephias prauw qualijck geforeert zijn, doordien sy ende 't volck ordinaris droncken bennen, 't welck een groote ongeregeltheijt maeckt, daer door een ider sijn geliefften doet, derhalven altijt van d'een end ander dachten moet hooren, gelijck eerstelijck aen Somboeboer van Ephia, dat te veel goets van ons in hadde, daer hem doenmaels van ontledicht hebben, nu jegenwoordich niet anders trachtende dan mede van de assistenten ontslagen 1) Blijkbaar uitgevallen ongeveer deze woorden: „zal afgelegd zijn". •°3 september te wesen, waer door sich vrij in den haet der schippers gebracht Hf. a°. 1641. keefv jjjgjj ingien rüet anders dan sijn groote onbeleeftheijt te wesen, J°UR" NAAL dat hem genouchsaem verweten is, soo geen goet off volck begeerden WUystover te voeren, behoorden in Cambodia geseijt te hebben, maer dat hoff, eenelijcken om schenckagie van d' Opperhoofden getracht heeft te lo4,/2. becomen. Soo heb om questie te voorsien, van Tjouw Coma, dien mede een cas van de Compe. in heeft, vercregen d'assistenten overnemen sal ende sijn eygen cooij, vermits geen ander gelegentheijt is, hebbende vergunt, waervoor ter gedestineerder plaetse met lieff gecomen zullen wesen, sij mede wel, alsoo geen schenckagie van een witte casse gelijck d'andere schippers gehadt, om d'eere te bewaeren mede van noode hebben zal. Smiddachs zijn omtrent van alle prauwen bij de 30. persoonen. met een cleijo vaertuijch aen d'oversijde uijt schieten gegaen, dien 's avonts met 3. groote harten van de soorte jammamaes met een schoon wilt vareken gevangen, wederom comen. Adii 8en D°. Naer de vroechcost gegeten, bennen omtrent 9. uijren van Sacxen ham vertrocken, ende naer middachs te 4. uijren aen een eijlandt, extraordinaris vol herten sijnde, x) waer morgen dien dach [101] noch verblijven sullen om te ververschen, als van hertenvleijsch te versien zooveel van nooden hebben daermede tot Bassack te comen. Vandaech gegist 1. mijl gevoordert met liefflijck weder. Adii 901 D°. Den geheelen nacht tot 's middachs een continueelen regen, wanneer de Lauwen gesamentlijck ter jacht gaen, oock mede beijde assistenten en de barbier, weijnich wandelende 't Ooswaert; keeren met 2. schoone groote harten van de soorte attamaets cabessa, door den grooten hondt van Sr. Regemortes gevangen, incorten tijt wederom te rugge. 't Sedert dat hier van gisteren tot dato 's avonts gelegen, hebben de Lauwen 40. stucx harten gevangen, waer van 't vleijs des nachts droogh roocken, 't geene daegelijcx toespij se is. Adii io01 D°. Schoon helder sonneschijn, tegens den avont grooten slachregen; gevoordert desen dach een mijl. - Adii 1 ien D°. Den geheelen nacht regen, overdach redelijck weder; gewonnen iVtmijl; 3 persoonen van onse prauw uijt schieten gaende, in den doncker wederom comen, seijden een renoster door ofte omtrent het hooft geschoten te hebben, dan daer niet van nedergestort; dien morgen, off van den schoot gestorven was, wilden gaen opsoecken. 1) Blijkbaar uitgevallen: „aangekomen". 164 Hl. Adii 12en D°. Gaen 's morgens de ses prauwen haren cours. Blij- jour- ven met ons jjfjg nocri leggen, waervan 't volck gaen opsoeckenden wuyst- gireren geschoten renoster; dien niet vindende, met een extraordi- hoff, naris hart van de jammamaess gevangen weder omkeeren. Alsoo da- 1*41/2. telijck onsen wegh tot den avont toe 'vervolgen;) gevoordert I % mijl September , , a°. 1641. met schoon weder. Adii 13en D°. Van smorgens metten dach tot savonts geadvanceert 3 Y4 mijlen naer gissinge; redelijck weder als vooren. Adii I4en D°. Den voormiddach wederom met snij en van rottingh ende bamboesen uijttet bosch geconsumeert, voorders den hal ven dach 2y» mijlen gewonnen. Adii 1501 D°. Redelijck weder; gevoordert naer gissinge 21/s mijlen ; 's avonts regen. Adii i6en D°. Den geheelen nacht regen, het geberchte van Oudt Bassacq aen baghboorts wal gelegen op zijde, waer de carren van Bassacq naer Houcker gaende passeeren, 't welck in 7. dagen reijsens can geschieden; 't luchien Noordelijck, gegist 2 Y4 mijlen gevoordert. Adii 17*" D°. Naer gissinge desen dach geadvanceert 2s/i mijlen met redelijck goet weder. Adii 18*° D°. Tot 's middachs dat aen Bassack arriveeren, gegist 1 1/s mijl gevordert, waer rescontreeren 9. vollade Lauwse prauwen, van meninge overmorgen naer Cambodia te navigeeren; regenachtich weder. Dese plaetse is maer een gemeen ende slecht dorp voor weijnich jaren bewoont, waer een Tevinia over dese uijtterste bepalinge tegens het Cambodiasche rijck het mandement hebbende, aen d'welcke onse comste door Montip is aengedient, dien door zijnen dienaer met vereeringe van fruijten ons dede begroeten. Adii 20en D°. Bennen met de schippers gegaen ten huijse van ge- [ioid'1 seijden Tevinia, vereerende met een roode chiavenijs ende boeckspiegeltjen; hem de redenen onser comste deelachtich gemaeckt, waer over ons vriendelijck bewillecomden, seggende bij (=hij) vertrouwe wij Zijne Maij*. zeer aengenaem te sullen wesen ende anders meer; naer aldaer omtrent 2. uren geseten hadden, ende met Montip van Battavia's gelegentheijt gediscoureert, hebben ons afscheijt genomen. Adii 2ien D°. Vertrecken de voorsz. 9. prauwen naer Cambodia, daer mede de opperhooffden haere ingeladen goederen ten deele, soo veele van deselve heb connen vernemen, advisere. Naer middach becomen van desen Tevinia een reetje, hoenderen, rijs, als volgens cou- i65 september stume toebereijde en gecoockte spijse tot vereeringe, waer nevens m. ',6*'' ons zijn vermogelijcke dienstelijckheijt aenpresenteerde ende opJ°ÜR" morgen een voorspoedige reijse wenschende. wuyst Adii 23en D°. Naer Ocnum vertrocken, daar 's middachs 1l/s mijl hoff, van Bassacq gelegen aencomen. Alhier is mede een Tivinia, dien ons ,64,/2. met hoenders, clappusz., rijs als andersints vereerde, die de waerdije met een spiegeltje wederom recompenseerde. Adii 24*° D°. ende 25*°. Redelijck weder. Leggen eenlijck en wachten naer Tchen Radia Coth aen Bassack, van luijden't landt waert noch schulden innende. In somma consumeeren grooten tijt door dien den anderen in 't advanceren vrij hinderlijck sijn. Oock bennen jegenwoordich genootsaeckt in compe. van 5. a 4. prauwen ten minsten te verblijven, alsoo van hieraff omtrent 14. dagen, tot een dorp Naerboeyn genaemt, is de revier vol stenen, platen ende clippen, ondiep als boven water gelegen, 't welck stereke stroomen causeert, daer malcanders hulpe noodigen; dan, bij laegh water can een prauw met eijgen volck genouchsaem passeren. Adii 20*° D°. Voorderen 's morgens wederom gesamentlijck 13. prauwen de reijse; den geheelen dach langs steenachtige wallen als geberchte, aen beijde zijde de revier leggende, met uijtsteeckende steenen hoeck gepasseert. Regenachtich weder, de wint Westelijck, naer gissinge 3 mijlen gewonnen. Adii 27m D°. Den geheelen nacht als dach continuelijeken vuijlen motregen; gepasseert 2 moijelijcke uijtsteeckende steene platen ofte hoecken, daer van den eenen hebben verbij gerottanght; gegist 2. mijlen gevordert. Adii 28"1 D°. Hebben het swaerste goet gelicht; alsoo de prauwen tegens een steene plaet, diep de revier in streckende, het waeter wel 2. voeten hoogh affvallende, met cracht van volck op gerottanght; den naermiddach aen, met leelijcken mot en regenachtich weder; gevoordert een mijl. Adii 2Qen D°. 2. platen, daer 't water alsvooren overstort en comt, diversche steene hoecken met moeijelijckheijt verbij gearbeijt. Den verleden nacht tot dato 's avonts continuelijcken regen, uijtte Zuijl. handt; alsvooren gegist 1. mijl geadvanceert. Ultimo D°. Als vooren tegen een plaet, gelijck verscheijde, diep in de revier uijtsteeckende clippen ende rutsz: r), met rottangen verbij gearbeyt; gewonnen 1. mijl. [103] October A°. 1641. 1) Rotsen. i66 Hl. Primo D°. De prauwen wederom van haer swaerste last als rijs jour- enrje ander wichtige snuijsteringen gelicht, om des te beter door enwuvst- de verblJ> als tegen op eenige clippen te geraecken. Naer middach hoff, een der cleene prauwen zijnde de negenste, haer de moeijehjckheijt 1641/2. ontsiende van 't ontlossen, in 't ophalen tegens den stroom, als mede °A\ 1*641. hebbende een swaeren rottangh van de groote prauwen, dat noch meerder belasten veroorsaeckten, in 't sterckste des strooms zijn neus onder deur en in de gront geraeckten, waer datelijck met macht van volck, alsoo ondiep op clippen onder waeter sittende, noch schade voor gecomen ende alles metter prauw gebercht wierde. Adii 2en D°. Als vooren mette resterende 4. prauwen door voorsz. clippen te brengen ge consumeert; den dach goet weder. Adii 3en D°. Smiddachs de barre clip, genaemt Wolin, door gerottangt, sich streckende aen beijde zijde der rivier met punten tegens malcanderen, 't geene een seer enghte maeckt, voor welcke nauwte is 't wel drie malen breeder, soo dat de stroom hier metdusdanigen cracht door comt gedringen bij 't hooghste water, wanneer de clippen mede bedeckt zijn, dat geen prauwen connen passeren, ende genootsaeckt l/i mijl boven d°. clippen te tardeeren, totter tijt laeger waeter ende suijver gesicht van alle vuijlen becomen. Alsdan noch de prauwen door der groote wellingen 3. a 4. reijse gelijck een tol omdraijen ende van der cabbelingen dickmael't water over heenen speelt, dattet volck mettet halve lijft onder waeter sitten roeijen; maer de groote prauwen bennen dit alles van de wellingen, vermits haer langte, soo niet subject als wel de cleenen, waerdoor beter gemaniert ende minder perijckels onderworpen sijn. Gevoordert naer gissinge i74mijl. Adii 4en D°. Schoon weder met sonneschijn; gevoordert naer gissinge 31/,) mijlen langs schoone suijvere racken daer geen clippen vernomen hebben. Adii sen D°. Den geheelen nacht regen. Passeren 3. cleene rackjes, omtrent ider yg mijl lanck met groote diepte ende een soo breet als de Bataviase revier, aen beijde zijde gelijck een burgh wal, off" alsoo met handen de steenen effen ende steijl gehouden waeren. Dese voorsz. rackjes verbij comt een van V2 mijl lanck genaempt Keengh Win, diepte weijnich breeder als de voorige; dit rack langhs heenen, voornamentlijck aen stuerboorts wal gelegen een plaet, die geen musquet de breete overdragen can, welcke racken, als de ge- 1) = rechtuit loopend stuk van een vaart of weg, een deel van een rivier tusschen twee bochten (bijv.: Damrak). \6j ubtr seijde plaet Waejn, geviert ende ontsien moet wesen tot lager water, ili. .ib4'. j ... „1.... u:i 'r Vi^^rrVtcto n*>M7a '■ 42 asta TOOt . | 1(1, Wit 26 d): 39 astageelN°.8i ( a 4 Thl. d'asta Thl. 324.—.-JOUR. 29 d>: 43 y, asta groen a 3 Thl. d'asta comt. . 130. S.-t JJJJJ^,. 82s/4a): I241/,, asta laeckenen gereeckent je- hoff, gens vercoop beloopt .... Thl. 454. 8.— >m«/2. 4 p*. roode dubbelde damasten a 55 asta langh gereeckent volgens incoop, dien hier niet renderen connen. . n 88. . 1 silvere gegraveerde verrekijcker gereeckent 6b. pr. cent beloopt. ........ n 58. . Compt de schenckagie tot vergrootinge van d'Ede. Heer Generaels te monteren volgens connen vercoopen Thl. 600. 8. Adii 8»*D°. Naermiddach compt Tevinia Tahom de schenckagie wat aen Zijn Maij*. vereeren sullen (bezien), alsmede doet het casken. waer de schenckagie van sijn Ede. in is, open en besichticht ende schrijft alle de langhte, breete van ijder gelijck andersints op. Wanneer ons daernae vragende off ijder particulier niets aen den Coninck schencken wilden, vermits het wel d'ordinarisse maniere was, dat niet te vreesen hadden off soude alles wel gebalanceert werden; ende alsoo van niets raers versien bennen, heb voor mijn particulier vereert een goude sattijne rol van 17. taijl, 1. p.x)enckelt damast ende d'alamber courael, dien verstaen hier niets getrocken is en wederom brengen moeten; derhalven best gedacht mede aen den Coninck te vereeren, waer voor de Compe. in cassa goet gedaen f48.15 en cost deselve f 16.10; d'assistenten de Goijer, Huijbert Boudewijnsz. als den chiriergijn ider 2. ps. enckelde damast, 't geene door hunluijden mede als contant de Compe. betaelt sal werden. Soo 's avonts verstaen heeft de waerdije van elc aen diverse schippers affgevraecht ende daer nevens aengeteickent. Adii io"1 Do. Savonts becomen van de Coninck 12. corven rijs ende de waerdije van 10. maes aen bijangs 9) tot schenckagie. Adii nen D°. ende 12» Niets gepasseert Verstaen Zijne Maij*. onder den duijm laet vernemen, wat des Ede. heer Generaels gadinge mochte wesen, alsmede dat een post naer boven gesonden heeft om goede muscus op te coopen, dien over 40. dagen wederom staet aff te coomen, alsmede dat benjuwijn cabessa doet versameien. 1) p. = piece, stuk. a) Zie noot 4 op blz. 35 hiervoren. Linschoten XIII. 12 ï78 Ml. Adii 1401 D°. Ontboot ons Tevinia Lanckan, daer tegens den avont jour- öaer toe gingen, hem vereerende met twee witte betilles, 2. boeckwuyst- spiegeltjes ende een roode chiavenijs r). Soo als neder geseten wae- [107J hoff, ren, zeijde dat Zijne Maij *. ons overmorgen 8/4 mij 1 weeghs buijten de 1641/2. stadt audiëntie geven ende sijn Ed48. missive ontfangen; soo jetwes November voor ^ dragen als te versoecken hadden, hem 't selvige deelachtich maecken, wanneer bij gelegentheijt Zijne Maij'. aendienen wil; ende vermits niets anders dan dat, wenschten (wij dat) de Coninck ons corte depesche afscheij t tot vertreck geliefden te verkenen, waeraen d'Ede. heer Generael vruntschap geschieden soude, hem gerecommandeert. Seijde vertrouwen 'tselvijge te connen geschiedden, mede seggende de coustuime te wesen, dat alle gesanten in 't eerste van de reverentie te doen voor de Maij'. met 2. wasse kaersen in de handt en drie mael mettet hooft naer de aerde te buijgen soo verscheenen, als daernaer aen de dienaers de kaersen overleveren; waerop seijde, dat men naer des lants maniere moste reguleeren en geen andere mede brengen, 't geene hem wel geviel. Voorders de gelegentheijt van Battavia ons affgevraecht, alsmede hoeveel steden off casteelen onder 't Gouvern0. van haere Ede. noch bestonden, dien in de 20. stx. naer ruijge gissinge wisten te reecken, dat sijn E. vrij dede verwonderen en sulcx gelasten op te schrijven. Naer meer andere discoursen geeijndich afscheijt genomen; becomen 's avonts fruijten ende hoenders van d°. Tevinia tot vereeringe. Adii i6en D°. Smorgens Vroech comen 6. oHjphanten, om d'Heer Generaels brieff te halen, dien op den voorsten oliphant in een goude .... 2) wierde geseth, daer naer wijluijden ijder op eenen, als de schenckagie. Zijn soo verbij het hoff gepasseert, daer aen beijde sijden van de straet met soldaten langhs heenen beseth was, comende totte poort aen de lantzijde. Sagen de stadt met een roode steenen muijr Vï mans langhte hoogergelijck wij op de olijphanten verheeven saten, als mede een wijde gracht vol onreijn ofte oncruijtbewassen, ontrent een musquet schoot breet, omsingelt. Voorders 1/i mijl bij de plaete gecomen, daer den Coninck den brieff ontfangen sal, zijn affgeseten en in tenten voor ons bereijt; daerinne soo lange vertoefden, dat Zijne Maij'. ons dede ontbieden. Alhier rontomme hadden alle de Grooten mede haer hutten ende legerplaetsen, als vol soidaeten, olijphanten en peerden, soodat van 't gecrijt derselver en 1) Zie noot 1 blz. 32 hiervoren. 2) Oningevuld in den tekst, hebbende de overschrijver het handschrift blijkbaar niet kunnen lezen. 179 Nmember gedruijs van menschen ons lieten voorstaen, in de Prins van Oran- fit f'' gies leger te zijn. Omtrent een uijr getoeft quam de Coninck op een-J°ÜRolijphant geseten uijtte stadt hier verbij; gingen buijten onse hutten wuyst aen den wech op de knien sitten, deden reverentie, zijnde een jonck- hoff, man van omtrent de 23. jaeren oudt. Voor hem masseerde in ordre 1641/2. omtrent 300. soldaten met piecken en roers, daer naer eenige olijphanten met gewaepende mannen boven op sittende; achter deselvige eenige speel instrumenten. Voorders volghden van achter wederom wel 200. soldaten, waer naer quamen 16. olijphanten met 5. Conincx vrouwen. Desen treijn gepasseert zijnde gingen binnen in onse tenten wederom sitten. Naer weijnich tijts stuijrden Zijne Maij1. ons 8. groote doulangs ") eeten en bereijde spijse; omtrent 4. uren naer middach wierden ontboden. Zijn naer de Maij'. toegegaen, waer eerstelijck over een groot pleijn binnen een viercant gebracht, 't welck met een steene muijr ende vol schietgaten rontomme om toe[io7d°l gen, in 't midden staende een groote, breede als hooge gemaeckte piremide,v die boven met goude plaetjens bedect en waer seggen 8. pcl. aen verwerckt is; daer alle de Louwen hier binnen comende voorgingen met brandende kaersen, seremoenen doen. Maer weijnich tijts hier geseten, wierde de schenckagie wederom verdragen door een ander poort en pleijne voor den Coninck wel 16. stappen van hem onder den blauwen hemel op matten geleijt. Daernaer namen ijder 2. keersen gelijck ons Tevinia Lanckan eergisteren geseijt hadde, t'slants manieren te wesen. Zijn alsoo mette selve in gevouwen handen, oft Antwerpen met de passie omgegaen hadden, voor Sijne Maij*. verscheenen, dien in een groote kerck, daer geen kleenen affgodt sach. zich met alle sijn Groten vertoonden. Gingen op knien weijnich achter de schenckagie sitten, deden reverentie met drie mael 't hooft naer d'aerde te buijgen; daernaer wierde zijn Ede. brieff gelesen, naer wederom als vooren eere bewijsende; wierden doen ons de kaersen door dienaers affgeeijscht; zijn 3. a 4. stappen voorder gegaen, daer andermael op knien zijn neergebogen om hier te blijven op de aerde sitten. Geboot den Coninck nochmaels dichter bij hem onder de galderije van de kerck opmatten te comen sitten, daer t'elckens reverentie deden; saten doen omtrent 7. a 8. stappen van hem. Liet ons door een Tevinia naer d'Heer Generaels dispositie vragen en dat hem seer aengenaem was Zijn Ed*. hem hadde gelieven in sijn landen dien soo verde gelegen waeren, te be- 1) Zie noot 2 blz. 34 hiervoren. I i8o ui. soecken, dat van meninge was nevens ons een ambassadeur tot de Heer jjjjjj*/" Generael te senden, dat oock mede zijn Ed1. souden aendienen jaerwuyst- IlJcx goede correspondentie te houden ende naer desen meer in zijne hoff, landen comen, dat onse natie 't sij coopluijden oft anders hem wille1/2. com wesen souden, voor welcke affectie t'onswaerts hooelijck bea°. 1641. danckende, dat sulcx de Heer Generael seer aengenaem wesen sal te hooren, voorders verseeckerende wederom zijn Ed. genegentheyt tot den Coninck dat in 't minste aen sijn gemelte Ed1. niet mancqueren sal, in dese begonnen aliantie ende vruntschappen te consumeeren. Naer den Tevinia onse antwoorde de Maij1. aengedient hadde, compt ons afscheijt geven, wanneer op Battavia comende d'Hr. Generael wegen Zijne Maij1. hartelijck groeten ende een langh geluckich leven wenschen, 't welck Sijne Maij'. desgelijcx deden, als sijn rijck in eenicheijt te regeeren, tot verbreijdinge sijns naems en overwinninge zijner vijanden. Weijnich tijts naer wierden ons, soo voor den Coninck saten, vereert: mij een goudt waterbecken, wegende 1. hoij1) van 7. hoij dehoij swaerte, als een Louws cleet van cassa 2), bont geverft, en een root baijtjen; d'assistenten ider een beckentje A/8 hoij swaer, van prijse als vooren, met ider een cleet en baijtjen, gelijck de cheururgijn een roodt sijde cleet en baijtjen; desgelijcx den tolck Intsie Lannangh, dien de Maijt. mede vereert heeft 2. roode betilles de 40. asta a 8. t1. ijder, 't gene hier de maniere is, voor eerst in 't ontfangen van ambassadeurs met dusdanige cleijnicheden beschoncken werden, dat hier een groote naem geeft; den jongsten ambassadeur van Siam had maer silver in sijn reverentie becomen, oock maer met 3. olijphanten is ingehaelt en" wij met 6., 't welck alhier achtbaerlijcker geduijdet wert. Hier naer liet de Coninck seggen, dat eenige speelwercken had [108] laeten toe maecken; deselvige geliefden te besichtigen ofte ter wijlen het avont wierde liever naer huys te keeren. Seijden ten aensien Zijne Maij'. ons sulcx had gelieven ter eeren te doen, deselvige oock souden besichtigen. Naer wat geseten hadden, begonsten eenige worstelaers malcanderen met vuijsten op de wangen te trommelen, dattet roode sweet naer volghde; daernaer worpen sich eenige van boven aen hooge bamboesen onder d'armen als aen de voeten vast gemaeckt, hier onder; tusschen beijden vochten mede eenige schermers ; voorders eenige Chinesen speelen van tijgers en ander gedier- 1) Zie noot 3 op blz. 37 hiervoren. 3) Cassa = fijn katoenen weefsel uit Voor-Indië, vooral uit Bengalen. i8i t A™7T tC vermomt' Naer dit geeijndicht was, cregen alle de speelders ijder Hl. een cleet. Ondertusschen doncker geworden sijnde, wierden veelJ°UR' matten op 't pleijn en dammers ontsteecken, geleijt *); daer eerst 4. wu*st van 's Conincx cleijnste vrouwen seltsaem gehabijtueert quamen hoff, dansen, 't welcke een uijr omtrent deurden, gingen mede als vooren w*'/2met elck 2. witte fijne baijtjens heenen, noch een vrouw comende 1/2 uijr met 2. pauwe steerten in de handt dansen; ten lesten eenige vuijrwercken ontsteecken. Deselve g'eijndicht deden reverentie en bennen nevens Tevinia Tahom naer onse tenten wederom toegegaen, daer den nacht sliepen gelijck oock den Coninck en alle de Grooten deden, buijten de stadt bleven; d°. Tevinia seggende sulcx lange jaeren niet geschiet was, dat Zijne Maij*. eenige gesanten sulcken eere aengedaen hadde; oock noijt gebeurt, dat de derde mael van de Coninck beboden was, nader en onder de galderije te comen sitten; dat den Siamsen ambassadeur voor 2. maenden weder vertrocken, maer 2. mael naeder is gecomen, dien onder den blauwen hemel op de bloote aerde bleeff sitten, als datelijck sonder halfïsoo veel woorden te gebruijcken weder licentie gegeven is te vertrecken. Omtrent halff middernacht compt een Tevinia van Sijne Maij*. met ons t'overleggen, wanneer gaerne vertrecken souden, seggende dat nevens ons wederom een gesant naer Battavia gaen sal, dat den Coninck jegenwoordich van niets versien was, daer mede Zijn Ed*. conde vereeren; dienvolgende wel wat tijts daertoe, vermits sulcx op een spronck ten aensien Zijne Maij*. gam ter eere bestieren wilde, van noode hadde. Waerop d°. Tevinia met antwoorde gedient, wel van de schippers verstaen hadde soo mettet laege water wilden keeren, van nu noch in 20. dagen conde geschieden, maer langer niet, doordien het water alsdan soo cleen is, dat geen platen ») over dé steene platen connen passeeren, in welcken tijt hem gedachte Zijne Maij*. niet gereet conde wesen, dat volck naer boven gesonden om goede muscus ende benjuwijn cabessa op te coopen, dien over 40. dagen eerst stonden wederom hier te wesen, daer weder met keerden. Adii 17» D°. Smorgens vroech zijn met 4. olijphanten t'huijs gebracht. Naer middach wierde den tolck Intsie Lannangh ontboden bij *s Conincs oom te comen, dien hem naer 't gebruijck van de kijc cker vragen ende off men den houwer niet rechter maecken conde. Daerop hadde geantwoort denselvigen mede bederven soude. Het 1) Geleijt moet staan achter pleijn (zie blz. 38 hiervorenl. Dammers - - «„n.Hamar ™,o.»_ van flambouwen gemaakt. 3) Blijkbaar schrijffout voor prauwen. I$2 UIJOURNAALWUYSTHOFF,1641/2. November A'. 1641. eene pistool was de loop in 't afschieten ontstucken gesprongen, dan seijden de Quinammers weder andere loopen maecken conden. De kijcker was de Coninck seer aengenaem geweest, dat geseijt heeft om varde te mogen sien, een toorn had laten maecken en noch qualijck vaerdich was, bij gevallen wijluijden hier verschenen sijn, die hem een instrument vereerden, daer men partinent buijtenhetoogh [i08d°j gesicht mede sien conde, 't selvige duijdende tot een geluckich teijcken te moeten wesen. Adii 18e0 D°. De Tevinias Pha Lochon ende Assen, welcke de grootste van 't rijck zijn, in wiens handen de regeringe van 't landt bestaet, door den tolck doen vragen haer E. te passé quam te comen besoecken, dien ons 3. dagen uijtstellen, vermits Sijne Maij1. ons overmorgen wilde noodigen eenige vuijr r) prauwen, op de revier toegemaeckt, tot vermaeck te besichtigen, daermede zij luijden besich waeren. tsatSfit Adii 20en D°. Dede ons den Coninck noodigen om geseijde vijer prauwen tot speculatie te comen besichtigen. Bennen met Tevinia Tahom tegens den avont naer 't hoff gegaen, waer op een baleije aen 't water gingen nedersitten, daer ons 8. schoenbacken met eeten wierde voorgestelt. Omtrent een uijr hier geseten quam de Coninck uijttet hoff op een gulde seetel gedragen, traeden van de baleij eenichsints te gemoet, deden reverentie omtrent 50. treden van hem daer ons passeerden ende op een groote baleij mede aen d'watercant verheven gingh sitten. Doen wederom naer ons plaetse keerden. Weijnich tijts hier nae, daer in de revier een stellagie van bamboesen yiercant hoogh op malcanderen gebonden, als de hooghte van een groot schip sijn masten met bramstengen, worpen sich 4. mannen d'een voor d'ander met eenige crommecincken te maecken van boven neder in 't water, waerom met vermaeck gelacht wierde, dan stondt afgrijselijck ten aensien de luijden haer vrij conden beseeren. Den doncker gevallen, quamen de revier affdrijven wel 200. prauwen rontomme dicht met caersen beseth, onder dewelcke mede 3. prauwen daer piremijdes van caersen opgemaeckt waeren, 't welck seer seltsaem te bespeculeeren was, de revier gelatende off geheel in vuijer en licht verandert sijnde; deselve 1/3 uijr verbij ons neerwaertsgedreven, bennen naer huijs gekeert, gelijck den Coninck en sijn Grooten mede deden. Adii 22en D°. Gaen Tevinia Pha Lochoen, ten respecte een der 1) = vuur. i83 November grootste van 't landt is, met vereeringe van 2. packen witte cassen, uieen roode chiavenijs en twee boeckspiegeltjens, ons excusen doende j°^R" voor d'eerste mael hier verscheenen van niets anders waeren versien, wuyst 't selvige naermaels trachten souden te verbeeteren. Dien hier op hoff, zeer vriendelijck antwoorde alles hem aengenaem was, al waer 't veel i**1/8, cleender waerden. Voorders sijn vermoegen presenteerende, als naer d'Heer Gouverneur generaels depositie vragende, seggende van zijn gemelte Ede. meijnden te versoecken een corrassiers harnas, 't welck van Montip verstaen hadde treffelijck te wesen, als wijders der ») Fersiaense paerden en anders meer, eijschen mijnen hoet ende geboet daer nae denselvigen op te setten. Eijndelijcken naer veel nieuwsschierige vragen beantwoort, ons affscheijt genomen; 's avonts bequamen 6. doulangen met toegemaeckte spijse volgens lants maniere tot vereeringe. Adii 24en D°. Smorgens Tevinia Assen doen vragen zijn E. te pas quam te mogen comen versoecken, dien ons naer middachs met paerden t'zijnen huijsen haelen dede, ten respecte als vooren Pha Lochoen vereert, versoeckende van sijn E. dat wenschten corte depesse tot vertreck becomen mochten, dat onser bij Sijne Maij'. getI09] dachtich geliefden te wesen, 't welck aennemende te zullen voordragen. Vorders naer veel discoursen en minnelijcke bejegeninge, hier onnoodich te verhaelen, wederom thuijs gekeert. Waer Tevinia Tahom ons verhaelt, dat soo haestelijck als wij gaern wilden vertrecken qualijck sal connen geschieden, vermits hij vastelijck vertrouden Zijne Maij1. een treffelijcke ambassaetschap naer Battavia seinden wilde, waerom Tevinia Teijsimbath, voor desen als ambassadeur naer Cambodia geweest heeft, jegenwoordich met een geladen prau nae Cambodia meijnden te navigeeren, gelast is, zijn vojagie te staecken tot naerder ordre; als mede dat den Coninck een extraordinaris goude sirij pinangh doos, wegende 2. cattij swaer, behalven noch de binnenste toebehoorte, liet maecken; daer benevens alle den goeden muscus dien becomen can, doet opcoopen, alsmede gommelacq en benjuwijn cabesse, zoodat alles in geen maent gereet conde wesen; wanneer 't waeter laegh is, als 't selve met Chen Radia Coth overleijt hadde, de steenen plaeten en clippen moijelijck en prijkeloos zijn te passeeren; dienvolgende wel mochten genootsaeckt wesen noch omtrent 6. maenden te verblijven, alsdan zeer treffelijck mettet wassende waeter alle vuijlen sonder ' i) Er staat „der", mogelijk bedoeld „drie". 184 in. perijckel conden passeeren en gesamentlijcken in compe. nevens naal d'ambassadeurs vertrecken, 't welck soo seijde een goet aensien bij wuyst- andere princen hebben sal, 't geene d'Ede. Heer Gouverneur Gene- hoff, rael off ons, soo uijt vallende een langen tijt noch hier te moeten ver- V!41'2', blijven, niet aengenaem staet te wesen, als ten principalen zijn ee- November , t-j. , . , tr sr ja a°. 1641. melte Ed*s. ooghwith wat hier te lande voor de Comp». in negotie te doen is, verlanght dit saijsoen te vernemen, gecrenct is. Adii 2Sen D°. Gedacht Tevinia Comphan sijnde des ConinCxoom van 's moeders wegen te gaen besoecken, dan was op de jacht en uijt pleijsieren gereeden, staende in 2. a 3. dagen wederom te comen, dien alle coopluyden bevath, als 't gene de Maij'. coopt en vercoopen wil door hem geschiet, soo dat niemanden beter, gelijck verstaen hebbe, can voordragen en door hem laeten versoecken, vermits daegelijcx bij de Coninck te comen acces heeft en d'andere Grooten niet, dien haer met geen coopmanszaecken, dan 's. landts regeringe benoijen, dat de Comp* met beter goederen gelijck de Mooren vervoeren, desgelijcx mede in Cambodia off Battavia mocht gedient werden, als mede dat mochten corte depessche becomen, hem 't sullen recommanderen. Adii 26™ D°. Becomen des avonts andermael 10. corffjes rijs en omtrent de 22. maes waerdich aen bijangh van Zijne Maij'. tot vereeringe. Daer benevens liet seggen niet wiste off ons de Louwse spijse aengenaem was; dienvolgende dese bijangs in plaetse accepteren, waervoor conden onse gadinge coopen. Oock liet mede het custoditje met ringen om te besichtigen eijschen, 't welck den Nappra daerom comende in presentie van meer luijden behandichden. Adii 28en D°. Den voorsz. Tivinia Comphan, zijnde op gisteren t'huijs gecomen, mede gaen besoecken, hem vereerdende 1. p. .roodt damast van 35. asta lanck, 2. p*. betilles, een roode chiavenijs en 2. boeckspiegeltjes, 't selve beleeffdelijck accepteerende ende aengenaem was, ons belieft hadde hem te willen comen ver- [109a0] soecken, waer wederom conde, zijn dienst presenteerende. Naer eenige redenen soo van hier en daer, hem voordraegende hoe de Louwse schippers 3. a 4. jaeren herwaerts zeer slechten benjuijn en gommelacq in Cambodia ter marct gebracht hebben, niet jegenstaende haerluijden jaerlijcx is gerecommandeert, ons met beter coopmansz: te dienen, off dat niet meer t'haerder faveur conden affcoopen; 't geene het verleden jaer tot schaede gesmaet hadden, dat mette selvige bleven sitten ende aen niemanden vercoopen conden, dien evenwel nochmaels door de Comp». zoo in Cambodia als Bat- November tavia gecocht sijn, daermede te kennen gevende naer der coopluy- lil. den schade niet trachten, maer tot animeringe in toecomende beter j°urgoederen brengen. Dienvolgende versochte aen zijn E. 't selvige de ^uyst schippers voordaen gelieffden te recommandeeren, d'Comp» in Cam- hoff, bodia ofte op Battavia, daer met goeden benjuwijn, gommelacq, gout, gommen ende andere coopmansz. goede advancen conden bejaegen, ende wat 't geene haere harten begeeren soude, wederom van daer ter retour brengen; dat jegenwoordich gesien als oock genouchsaem voor desen verstaen hebben, de Siammersen Mooren de best vallende waeren gelijck den benjuwijn cabessa ende gommelacq sonder houdt naer Siam vervoeren en den uijtschot by ons te vercoopen brengen; zoo daer inne noch wilden continueeren, samen geen handelinge meer drijven conden. Waerop seijde sulcx wel ten deele van de schippers verstaen heeft, dien desen jaere selver getracht hebben ons met schoonder goederen te dienen; dat oock haerluijden voortaen meer daertoe soude animeeren, ende vermits eenige questie geresen was tusschen de Coninck van Cambodia, deselve vereenicht en neer geleijt wesende, wederom mochten versoecken wel obtineeren zouden, dat alle den cabessa en gommelack sonder houdt de Comp» in Cambodia geheelijcken conden toegebracht werden, seggende met onsluijden oock liever in Cambodia dan Siam trachten te negotieeren, doordien de coopluijden geen liberen handel mogen genieten, als door de Grooten veel travalie aengedaen werden, 't geene de Maij». niet seer aengenaem is. Sulcx den jongsten ambassadeur geweten heeft, wat maniere het was, men coopluyden geen vrye commertie liet genieten, daer 't de geheele werelt gebruijckelijck was, hem hooghelijck gelastende Zijnen Coninck van Siam sulcx aen te dienen, off dat de zijnen desgelijcx zullen getracteert werden. Welcke voorsz. eijgen presentatie mijns bedunckens vrij veel is; vermits met exceptie van tijt uijtgestelt werden, dienen deselve maer dischretelijck en bij provisie als Louwse praetjes t'accepteeren, alsoo vertrouwe de Compa. noijt sulcx vercrijgen off hierdoor tottet principaelste ooghwith om zoo alleens de Mooren desen handel vruchteloos te moogen maecken, geraecken sal, vermits dit selve geheelijcken totter Louwen eijgen nadeel is streckende; oock niet [«o] jegenstaende als seggen haer vrij vexatie in Siam wert aengedaen, zullen niet te min jaerlijcx derwaerts navigeeren, om redenen het pd cabessa connen tot taijlen 32% vercoopen, daer het de Cornp3. niet voor begeert off ondienstich is, zoo dat de Louwen haere waeren i86 Hl- door Siam in balance en achtinge sullen soecken t'onderhouden, soo na al en is op dit versoeck niet anders tot s'Compes. voordeel van gevalwuyst- len> ,<: geene oock genouchsaem uijtte schippers als andere luijden hoff, haere redenen heb connen affmeten, hier eenige contracten te maec1641/2 Ken Dennen. dan moet gepractiseert werden de Louwen in negotie a\ 1641. mogen versoecken, daer wel middelen te vinden zijn. Vorders versoeckende van sijn E. dat wenschen corte depessche tot vertreck mochten becomen off het selvige by gelegentheijt den Coninck geliefden voor te dragen. Waerop zeijde sulcx d'Ede. Hr. Generael in zijne missive van gemelte Maij». mede eijschende was; dat diverse maelen mette Coninck redenen van gehadt heeft en zijn genegentheijt te wesen oock volcomentlijcken beslooten, nevens ons 3. van de principaelste schippers met haer prauwen als ambassadeurs over Cambodia naer Battavia wil committeeren; derhalven Zijne Conincklijcke Maij'. hem gelast hadde t'onderstaen off menjegenwoordich de reijse spoedelijck naer Cambodia vorderen conde, 't welck met schippers overleijt heeft, dien seggen ten aensien 't laege water meer dan 4. maenden noodigen, vermits daer de steene platen zijn, de prauwen van alles moeten ontlossen en leegh overbrengen, dat dickmael in een dach 2. a 3. reijsen geschieden moet, daer door genootsaeckt sullen wesen en Sijne Maij'. best geoordeelt heeft, tottet wassende waeter noch ontrent 6. maenden te verblijven, 't geene alles in der daet zoo fe, want 't selvige in 't opcomen genouchsaem mede bespeculeert hebben, dat genige geladen prauwen, als met groote moijten dien zoo 6., 7. a 8. maenden totte reijse consumeeren, dan met cleen vaertuijch; connen de redenen qualijck bevroeden waeromme daermede niet willen laten vertrecken en daerdoor soo langen tijt ons noch trachten op te houden. Ten lesten vragende naer eenige rariteijten, gevogelte, groote teven van honden en parsiaense paerden, zoo den Coninck deselve van d'Ede. Heer Gouverneur Generael versocht oock wel vercrijgen soude. Daer op sijn E. dienden dat gelieffden te vertrouwen, waerinne de Maij'. sinnelijckheijt hadde, door zijn geme. Ede. contentement geschieden sal; ondertusschen den tolcq vermaent by gelegentheijt mede te verstaen geven, dito paerden 2., 3. a 400. ra.1) d'hr. Generael comen te costen, waernaer dese in der gierichachtige aert gebooren menschen gissinge maecken moogen, deselve niet voor een appel bij haere catten te vergelijcken in prijse te becomen sijn. In water hon- 1) = Realen; de noot i op blz. 88 biervoren. t87 November den, cackatoua, agrase duijven, alderhande gecouleurdc conijnen, 111. i . 1641. jang£ Dree(je alcatijven, was mede de sindelijckheijt *) wel; extraordi- i°Uït-narise fijne idele geweven lijwaten, hoe wel duijr, zijn grote lieffheb- ^uyst bers aff. Naer dese vragen g'eijndicht, afscheijt gevende seggende hoff, dat hartelijck sieck was en 't langer sitten moeijelijck viel, dat op 'G41/2een gelegener tijt meer spreecken soude, presenteerendeoffwel Lou[nod°] wese medicijnen gebruijcken wilde, daervoor bedanckende; dat andere noodichden, vermits gesien hadde haere maniere van genesinge principalijcken in dansen en speelen, als diergelijcke bestont. T'huijs gecomen wesende, sijn met malcanderen te raede gegaen, hoe d'Ede. Heer Generael evenwel desen jaere wegen ons wedervaren ende bevindinge van negotie alhier advijse becomen mocht, 't geene door eener van ons wel te geschieden dient; want met de Cambodiasche en een Lauwse prauwe, dien ten naesten bij gereet leggen om in comp*. nae beneden te vertrecken, bennen verseeckert de brieven te spade en naer 't vertreck van 't Japanse schip eerst sullen aenlanden, doordien de natiën zoo langhsaem in 't vorderen sijn, en als esels continuelijck moeten tottet voortgaen gedreven werden. Zoo hebben vooreerst de Cambodiasen schipper versocht en aff vercregen met een van onser om spoediger wegh te vorderen, zonder de Louwse prauw, dien andere hinderlijck wesen soude, vertrecken zal; geresolveert, als pr. resolutie dato deser te sien is, door den tolcq Intsie Lannangh noch desen naermiddach Tevinia Comphan in vrijheijt als desselfs raet te versoecken, wat hiervan seggen mochte, doen voordragen, off Zijne Maij1. den ondercoopman Wuijsthoff om sijner sieckten wille, gelijck een tijt langh als quijnende gegaen, zeer naer Cambodia verlangende was, om eenige medicijnen mooge gebruijcken, want dagelijcx arger en geen beterschap bemerckten; derhalven wenschten off den Coninck mette Cambodiasche prauw nietsjgeladen hebbende en spoedigen wegh vorderen can, wilde licentieren te vertrecken, 't welck genoemden Tivinia aennemende de Maij'. te sullen voordragen en in 2. a 3. dagen bescheijt weten. De redenen, waeromme hebben beslooten door zoodanige maniere als geseijt van den Coninck te versoecken, dat den ondercoopman Wuijsthoff onder een deckmantel van sijner hutten 2) wilde licentieren te vertrecken, zijn dese, alsoo bemerckt hebben de Maij'. ons tracht tottet hooge water op te houden, om wat oorsaecken connen 1) r= zinnelijkheid, zinnigheid, d. w. z. belustheid. 3) Er staat „hutten", bedoeld is wel „sieckte". i88 1H. met geen seeckerheyt van oordelen. Dan sullen verwachten off om naal geseijde redenen mij wel toestaen sal te vertrecken. wuvst- Ende vermits bevinden hier te lande voor de Comp». wel goede hoff, proffijten in negotie te doen soude wesen, waertoe oock betere gele^4,/2'« gentheijt als bij de Mooren presenteert, hebben ten dien insichte off a°. 1641. by haere geme. Ede. op Battavia tot het verhaelde resolveerde, wanneer dan noch dit saijsoen den eijsch *) van cleeden dienstich voor 't Louwen landt in 't werck connen stellen, daerbij een jaer tijt te gewinnen zij, 't welck wesende het principaelste fondament onser resolutie, dat sijn Ede. daerdoor naer dat met d'opperhoofden in Cambodia alles wel gedelibreert hebben, grondelijck mach gedient werden 2). 't Geene door een der assistenten Willem de Goijer, offHuijbert Boudewijnse, vermits onlanghs op 'tCompt*. Cambodia gecomen sijn, noch genige ervarentheijt van saecken off fondamentele redenen van alles souden connen geven, zoo dat met brieven d'advijsen even bequamelijck can geschieden, dien als geseijt ter behoorlijcker tijt niet sullen parresseeren, doordien met dese inlantsche natiën sonderlingh dient omgegaen en tot het vorderen geprest werden, waer- [m] omme tot personelijcker vertreck te beter connen resolveeren, vermits het cargasoen, op de" damasten en ringen naer, verseth is en wanneer 't goudt in betalinge brengen, maer (= naer)t'ontfangen als vorders niets te verrichten dan de statie bewaeren, met in huijs te sitten gelijck de munneken in 't clooster, en den tijt dien hier van 6. maenden te verblijven is, met eeten als drincken te verslijten. Adii D°. Smorgens verstaen 70. Carren, alle Louwse coopluijden, van Siam op comende wege en naer bij sijn. Wat haere goederen gerendeert hebben, connen noch niet vernemen en brengen weijnich cleeden mede, vermits soo seggen 2. Moorse scheepen in zee verongeluckt zijn. Adii 2Qen en Ultmo. dito niets gepasseert. Desember 1641. o*"*** Adii 3en D°. liet Tivinia Comphaan den Tolck Intsie Lannangh door den Lousen schipper Naijmoncon ontbieden, seggende den Coninck mij met sijn prauw naer Cambodia te gaen toegestaen heeft. Derhalven den tolck oock datelijck nae geseijden Tevinia gesonden ende soo sijn E. desgelijcx mochte verclaren, dat antwoorde sal, d°. prauw groote travalie onderworpen, gelijck zijn E. bewust is en 1) Eijsch — aanvraag, bestelling. 2) Hier heeft de copiist van het origineele stok een woord dat hij niet lezen kon uitgelaten. i8q December 5. a 6. maenden totte reijse consumeeren; dat dienvolgende met de- Hl. yf. 1641. sejyg njet conde vertrecken, 't welck hij Tevinia, desgelijcx aenne- J°UR- .. NAAL mende, dan seggende ten aensien het soo was bij Sijne Maij'. gepas- WUyst seert, qualijck stonde andermael te versoecken; dan evenwel met ge- hoff, seijde prauw conde gaen tot Samphana off Naerwaijn, waer de steene ■*•'/*• platen principalijck beginnen, ende alsdan daer vandaen met een cleene prauw ende 8. mannen nevens de Cambodjaers in compe. soo drae mogelijck sijnde onsen wegh en reijse vorderen; want met uijtlantsvaertuijch laten keeren, soude een schijnsel geven off't Lauwen landt van geen vaert uygen versien was, daer 't niet aen manckeerden. Oock mocht 't selvige bij d'Hr. Generael qualijck genomen werden, wij Sijne Maij'. niet aengenaem noch meerder mentie van ons maeckende was, dan soo slechtelijcken te laeten keeren. Verhoope evenwel, jae niet twijffelende off* sal 't Japanse schip beloopen, daer haere £de. op Battavia noch dit saijsoen seeckere tijdinge en rapporten mede becomen sal; ter contrarie anders bij de twee jaeren staet aen te loopen. Adii 4en en 5"11 dito niets voorgevallen. Adii 7en dito compt een Nappra van Tevinia Comphan het custoditie met ringen wederom brengen, seggende den Coninck sindelijckheijt hadde in 't maecksel vande rinck N°. 81, waeromme genoemden Tevinia liet vragen, den selvigen tegens den geschoncken van den Ede. Hr. Generael gaern wilde trocqueeren, ende wat in prijse waerdiger was te betaelen. Het different, gesien maer 32. gulden verscheelende, hebben de Maij'. hier van geenen prijs derven stellen; dan om cortesije te bethoonen in trocque toegestaen, en voorsz, Nappra mede gegeven. Adii 8en D°. Door den tolcq Intsie Lannangh van beijde Tevinias Assan en Pha Lochoen mijn affscheijt genomen, d°. Lochoen versoeckende een geheel habith van onse cleedinge, 't geene met hempt i [nxd°] cousen. ende schoenen, alles nieuw, waerdich 14. taijlen, hem door den tolck gesonden, waervoor weder in recompense vereerende zijnen rock, een zij de cleetj en met een muscus cloot, t'samen getacxeert op 9. taijlen. Adii ioen Dito. Van Tevinia Comphan affscheijt t'zijnen huijse gaen nemen, hem bedanckende voor de moijten wegen mijner vertreck gesolliciteert, als mede de sorge recommandeerende, dat ter bequaemer tijt d'onse voor 't hooge water moogen vertrecken, 't welck op hem nemende, in 't minste daer niet aen te twijffelen hadden, het selvige seeckerlijcken geschieden soude. 190 Hl. Vorders verhaelende hoe dat eenich misnougen tusschen den (Tonaal ninck van Cambodia over 't wederom senden van des Maij4". brieff wuYST- en(je schenckagie voor 3. jaeren gereesen was; dat lange jaeren gehoff, leden beijde Coningen present vergadert op 't eijlandt Satsenham 1641/2. 0fte Lij genaemt, waer sich beijde rijcken van malcanderen scheij- December , , .. , t J a\ 1641. den, brj eede en hanttastinge een eeuwigh duerenden paijs beslooten is, dien alle naecomende successeurs van de croonen mede gehouden zoude wesen op 't nauwste t'achtervolgen; dienvolgende Zijne Maij*. der Lauwen niet begeerden d'eerste oorsaecke te wesen van 't breecken van soodanigen vasten verbont, maer de schuit en last op den Cambodjaer werpende, dat geen gebruijckelijcke maniere was, men soo lichtelijck een Conincx brieff te rugge sal senden, off schrijven ten minsten d'oorsaecke desselfs daer nevens, waer door alle abuijsen verstaen en wech genomen conden werden. Derhalven seggende door niemanden beeter en bequaemelijcker als door onsluijden geschieden conde, wanneer in Cambodia comende den Coninck ofte Grooten te verstaen geven, Zijne Maij*. der Lauwen niet can goet vinden, sonder respect te verliesen, andermael te schrijven, maer in soo vern den Cambodjer het oude contract soeckt t'achtervolgen, dat hem sal gelieven met brieven, dien aengenaemelijck wil ontfangen aen te wijsen wat abuijsen off fouten in den Louwsen brieff gecommitteert sijn, van de welcke grondelijcke onderrecht becomen hebbende, sal trachten allé misverstanden behoorlijck te verbeteren ; 't welck aengenomen hebbende, soo drae met leeft in Cambodia geparresseert wesende, mette Capiteijns als de Louwse schippers, costy in loco wesende, over voorsz. te consileeren ende 't geene tot des Maij*". meeste reputatie souden besluijten, ons vermogen in 't werck te stellen; waer aen d°. Tevinia seggende den Coninck dienst geschieden zoude, 't geene d'Hr. Generael wederom hier naemaels van Zijne Maij*. begeeren mochte, niets sal geweijgert werden. Naer eenige andere redenen mijn affscheijt gevende, met vereeringe van een roodt zijde cleet 2. taijlen waerdich, alsoock ten naem en wegen Sijne Maij*. een goudt kopken wegende een taijl 10. maes, [112] van 10. taijl de taijl swaerte1), met 4. backele benjuijn en 4. d°. gommelack, 't geene aengenaemelijcken accepteerden, met beleeftheijt bedanckende, als mede voor d'eere dien Zijne Conincklycke Maij*. ons. heeft gelieven aen te doen, dat d'Ede Heer Gouverneur Generael 1) Waarschijnlijk verhaspeld door den copiist. Er zal gestaan hebben „van x6 mas de taijl swaerte''. De Siameesche had evenals de Cambodjasche thail 16 mas, de Chineesche (Tonquin, Tayoan, Japan enz.) 10 mas. Ióï December sulcx aengenaem soude wesen te vernemen en geliefden te vertrou- ui. I'1641' wen des Maij18. gesanten, oock geen mindere eere en tractement sul- louR- ... NAAL len bewesen en aengedaen derden *), 't welck mij desgelijcx recom- wuYST< manderende goede rapporten te doen van 's Conincx genegentheijt, hoff, tot sijn wel geme. Ede., dat de Maij1. jegenwoordich nevens mij soude1641/2schryven, maer dat eenelijck wacht tot de Louwse schippers, naer Cambodia genavigeert, weder van costijgeretourneertsijn, om principalycken uijtte selve te moogen vernemen, hoedanich den Cambodjaer tot vordere vrede soect te gedragen en den Lousen gesant naer Battavia wil off tracht te laten passeeren; soo niet, dat met d'onse, dien noch alhier verblijven, over 6. maenden sal schrijven en sijn Ede. vereeren, als apparent eenen ambassadeur over Siam senden, waermede wenschende mij, een voorspoedige reijse, dat mocht in toecomende wederom in gesontheijt hier verschijnen. De schenckagie ons t' huijs gebracht zijnde, hebben deselve besichticht den gommelack, sijnde maer ordinaris, met houdt als oock den benjuijn, t'eénemael uijtschöt en stoffvan bariga en phee, gelijck vertrouwe weijnich bij de Compa. oijt gecocht is, 't welcq ons wat vreemt voorquam, in 't landt selfs vallende, zijnde genouchtsaem off dendraeck metmalcanderen gesteecken hadden. Hebben derhalven, opdat sulcx aen d'Hr. Generael niet mede plegen, des anderen daechs Adii 11*8 Dito. smorgens een Nappra, staende t'onsen dienste, waer jetwes te doen hebben door den selvigen beschicken, naer Tevinia Camphan gesonden, hem aen te dienen, dat op gisteren van sijn E. versocht hebbe, de Louwse schippers jaerlijcx goeden benjuijn en gommelacq te moogen in Cambodia ons ter marct brengen, 't welck aengenomen heeft, 't selvige meer en meer te recommanderen; dat den benjuijn, die mij uijtten naem van den Coninck vereert, soodanigen vuijlicheijt is, dien wijluijden om te coopen niet aensien wilden, noch eenich waerdich geit extimeeren; en vermits Zijne Maij*. geen schenckagie affeijschen, soo men wat schencken wilde uijt oprechter harte, daer 't alhier het benijuijtt landt is, behoorden geen uijtschöt te wesen, 't welck was streckende tot een seer disrespect van d'Ede. Heer Gouverneur Generael, dien sulcx aen Montip niet bethoont hadde, als dierghelijcke meer. Smiddachs compt genoemden Nappra seggen, dat Tevinia Comphan sich t' eenemael ontschuldicht, niet anders wetende als goeden benjuijn te zijn, derhalven om te besichtigen wederom eijscht, daer [nad°] des avonts ander ordinarisz. bariga in plaetse liet brengen, met blau- 1) Lees: werden 192 Hl. we excusen, dat sulcx by de slaven gecommitteert was, dien van een naal onrechte parthije affgenomen hadden, gelijck den Nappra wilde af- wuyst- fimeeren, in 't packhuijs diverse sorteringe gesien heeft; dat oock hoff, wel cabessa soude vereert hebben, maer door 't haestich vertreck \o!!em6er niet uij 4 COnde soecken >dan voor °"Hr • Generael sal alles uijtgeleesen a°. 1641. goet wesen. Hebben van desen Comphan zijn parten meer gehoort, t'sedert 3. jaeren herwaerts, dat dispensier van 's Conincx middelen is geweest, daer te vooren slecht, nu rijck en van gout vrij uijtmuntende; draecht den naem hier niet vergeefs door soodanige middelen als andersints her compt; derhalven mede de schoenen van vrijposticheijt aengetogen, alsoo daegelijcx meer vernoomen der Louwen groote onbeschaemtheeden, dat diergelijcke streecken naer desen achterlaten, off 't selvige niet met swijgen als haer volcq door vrese ongemerct laeten passeeren; in somma waer men compt, zijn an Indiaense en heydene landen met haere costume. Dese schoone vereeringe van benjuijn en gommelack is den schipper gemandeert mede naer Cambodia te voeren, welcken last mij schame, vermits de waerdije, bij laegh water door de groote travalje van de prauwen dickmalen t'ontlossen, eenelijck aen vracht verdienen; derhalven alhier gedenck te laeten. Adii I801 D°. Comt den schipper Najmoncon seggen, zijn volcomen bescheijt te hebben, dat overmorgen gedenckt te vertrecken, alsmede dat heeft een brieff van Tevinia Comphan aen den Talempooij van Sombabour, dienende tot antwoorde op 't geene genoemden Pourson den 8en Augustü passato, in desen breedelijcken verhaelt op d°. datum, de Louwse schippers uijt last van Zijne Maij*. van Cambodja heeft aengedient, dat in soo vern de Louwen wederom affquamen negotieeren en geen behoorlijcke schrijvers *) van haeren Coninck mede brachten, verder niet in 't Cambodjas gebiet dan aen Sombabour gelicen tieert zal werden te comen, 't welck doenmaels oock door genoemden Pourson met brieven en desselfs prauw, die nu jegenwoordich wederom nevens ons affgaet, aen den oppersten paep van 't Louwen landt, zijnde recht oom van den Coninck, mede daervan heeft geadviseert, die sich te groots is achtende hierop selver t'antwoorden, en laet sulcx, wanneer aen Phapanom comen, door den Radia Pourson aldaer uijt sijnen naem geschieden, welcke malcanderen in heijlige graviteijt verheéven gelijckformich 1) Lees: schrijvens. 193 December zijn, waeruijt men de grootsheijt van dese affgoden dienaersoockbij in. afTmetencan. jour- Adii 1901 do. Vermits mij tot vertreck op morgen gereet maeCke, wuyst heb aen Tevinia Tahom, ten aensien waer bij de Coninck ende Groo- hoff, ten gegaen mede geweest, gelijck andere moijten gehadt, door den,641/2tolcq t' zijnen huysen laeten vereeren volgens costume 1. p. roodt damast van 35. asta lancq, een p. betille, een p. roode chiavenijs en [«3l2. boeckspiegeltjens; als mede aen den Nappra, dien door last van Sijne Maij1. bij ons logiement met 4. slaven de wacht bevolen is om alle onreedelycke luijden te weeren, als waer eenichsints te gaen hebben door denselvigen beschickt wert, ten respecten verhaelt, hem vereert een p. madop" en een boeckspiegeltjen, gelijck de slaven ider een ditos. Naer middach transport gedaen aen d'assistenten Willem de Goijer en Huijbert Boudewijnsz., gelijck bij het geteijckende blijckende zij, 't welck monteert, soo de restanten der roode damasten, uijtstaende schulden, als contant, in alles f .... *), Waervan sijluijden, metlieff a)in Cambodia retourneeren, gehouden zijn aen d'opperhoofden aldaer te doen behoorlijcke reecqueninge en reliqua, wanneer (zij) van het geheele cargasoentjen een negotie boeck sullen formeeren; 't geene (wij) tot noch onnoodichhebben geacht, vermits de vercocht goederen bij cleene partije aen diverse luijdenIs uijtgestelt, dien naer 't vertreck van de Mooren goudt voor seeckeren gecontrackteerden tprijse gehouden sijn te leveren, 't welck jegenwoordich, begeerende, moeten volgens marckgangh aennemen, dat bij de tail differeerende is; ende alsoo een varden, naeren wegh passeeren moet, niet wetende wat ongevallen rescontreeren mogen, zij 3) bevreest eenich meer capitaels van goudt, dan eenelijck het custoditje met ringen, dien haeren halven incoop qualijck gelden moogen, (mede te nemen), opdat dienvolgende mettet Japanse schip d'Ede. Hr. Generael deselve wederom toecomen moogen. . Hebbende mede aen genoemde assistenten nevens d'instructie der opperhoofden, weijnich bij gevoucht, 't welck haerluijden tot naerder 1reglement, oock den tijt, dien hier noch te verblijven hebben, dienen can. Adii 20en D°. Smorgens een uijr voor dagh nevens den assistent de Goijer ende Intsje Lannangh, van Winckjan met cleen vaertuijgh 1) In tekst opengelaten, a) Wel: met lijf. 3) Zij = ben ik. Linschoten XIII. j 3 194 in. naer Muencock gegaen, om eenige debiteurs haere schulden in prej?"*" sentie te bekennen, waer omtrent 10. uijren aen quam en. Savonts wierwuyst- de den schipper Najmoncon cito tot Winckjan bij Tevinia Comphan hoff, te comen ontboden, dien in den doncker noch derwaerts gegaen is. ^Decimier J^c*" 2ie" Naermiddach compt geseijden schipper wederom, A?.t64ïï. maer niet connen vernemen de redenen daer soo spoedelijcken om ontboden was; dan seijde hem gerecommandeert te wesen, op de reijse mijner goede sorge te gedragen. Adii 2401 D°. Tot noch alhier blijven leggen, ende is den assistent de Goijer metten tolcq weder naer Winckjan gekeert. De Louwen maecken sich volcomentlijcken gereet om op morgen seeckerlijckeft te vertrecken ende de reijse naer Cambodia t'aenvaerden, waerover den Almogende bidde aldaer spoedighlijcken moogen aenlanden, opdat d'Ede. Heer Generael noch desen jaere onser wedervaeringe, 't welck weten naer 't selvige vrij verlangende is, met grondige advijsen mach gedient werden. Ter contrarije onsen iver, dat persoonelijck daer toe om hiervan beter verseeckert te wesen affgaen, anders 't goede ooghwit misluckt is, 't welck den albestierenden Godt versien wil. Tsedert de 4. dagen hier stilgelegen, heb uijt de Louwen jongst van Siam gecomen verstaen, hoedanige vexatie haerluijden in negotie wert aengedaen en geen liberen handel mogen genieten. Wanneer [*»3dT aldaer mette carren comen, moeten in seecker huijs met haere goederen logieren, 't welck met spioens versien is, opdat genige waeren aen jemanden dan aen seeckere Grooten vercoopen mogen, dien 't haeren believen het beste tot laegen prijse aennemen en wederom slechte lijwaten tot dueren coop in betalinge geven, daer niets tegen te doen is; zoodat Cambodja een goeden naem door deliberteijtbecompt, en zoo seggen ongaerne naer Siam wederkeeren willen. Hebben 19. maenden in 't gaen en keeren tot de voyagie geconsumeert, in welcken tijt wel 2. en meer tochten naer Cambodja vorderen connen. Oock vernemen hoe 2. Moorse schepen in compa. van Masulapatan naer Siam navigeerende, het eene voor de revier Tanassary zoo des anderen daegs meijnden pinnen x) te loopen, door eenzeeroover genomen is. 't Ander mede noch niet verschenen, als langh over gegisten tijt achter blijft. Wert mede daervan soodanige gissinge gemaect, off moet ergens door tempeest gesneuvelt wesen, zoodat dese Louwse coopluijden geen Moorse, dan weijnich Compe8. cleeden ter 1) Lees „binnen". >95 December marct brengen. Noch waeren wel bij de 100. carren in Siam verble- in. ven, eenelijck wachtende op de Mooren compste, dien, in corten niet j°urverscheenen, zullen genootsaect wesen sonder kleeden herwaerts te wuyst keeren; willende van 't nemen der Moorse scheepen de Nederlanders hoff, zulcx wel te laste leggen, om, soo seijden, de Mooren van den Siam- ,64V*» sen en Louwsen handel te frusteeren, waer van verseeckerden bij ons niet gecommitteert te sijn, maer 't vertrouwen op Portugiesen heb. . ben, dien jegenwoordich Mallacca quijt bennen. Zullen sich voortaen dickwils met dusdanige handtteeringe trachten t'erneren 1), 't welck te wenschen was en naermaels meer wilde gebeuren, de Portugiesen daer 2. a 3. jaeren mochten graseeren, a) opdat de Mooren hierdoor een schrick aengejaecht wierden en deselvige vaert quitteerden, wanneer der Louwen negotie de Compa. daer 't haer belieffden, in handen gevallen (— vallen) zoude. Den Louwsen ambassadeur was voor haerluijden vertreck uijt Siam aldaer aengelangt en behoorlijcken ontfangen, alsmede gesanten van den Coninck van Pehu, versoeckende (des) Siammers assistentie en pas door sijn landt voor een heijrleger om de Louwen te gaen beoorloogen, waerover den Siamsen Coninck een van de gesanten met brieven aen den Pehuwer gesz. terugh gesonden, dat soo de couragie heeft, niet den Louw, maer hem comen besoecken sal. Ondertusschen wert den Pehusen ambassadeur gehouden, totter tijt Zijne Maij*. van Siam hierop antwoorde becomt. Het dreijgen der Mooren en Siamse coopluijden van daegelijcx te vertrecken heeft al voor onse compste tot noch geduert, 't welck de redenen bemercke, haer capitael noch niet gelijck wel uijtgestrooijt 1"4] hebben, verseth is geweest; 't geene contrarie verneme, vermits het goudt, dat becomen connen, onder den duijm laeten opcoopen, alsmede 't vertrouwe haer ooghwith is, om een goet cargasoen van benjuijn cabessa en gommelack sonder houdt, dien van alle quartieren begint te marckt gebracht te werden, met haer naer Siam willen sleepen ; gelijck voor eerst 10. p001. gecocht hebben, op nieuws weijnich dagen geleden tot 4. hoij 't picol, daermet den prijs van den selvigen desen jaere wederom deur gestelt is. Oock vernemen, de Siammers over de 70. cattij goudt versamelt; dan de Mooren comen qualijck ondercru ijpen; 't is altijt seecker t'haere grooter en bij der Siammers quantiteijt niet te vergelijcken zij. Gelijck wij voor desen uijt de Louwen in Cambodia verstaen heb- 1) voeden. a) grassar, Portugeesch, zich verbreiden, verkeeren. 196 III. JOURNAALWUYSTHOFF,1641/2. December A°. 1641. ben, hoe de Mooren maer drije jaeren toegestaen was, haer woonplaetse om te negotieeren is vergunt geweest; 't welck contrarie vernemen, want jaerlijcx met Siammers in compa. hier bennen verscheenen, maer noijt met soodanigen capitael van fijne lijwaten gelijck dese jegenwoordige met haer geselschap nu over de 2. jaeren residentie gehouden, wanneer doenmaels aen den Coninck versocht hebben, met eenige vrijheden 3. jaeren te verblijven moogen, waerop haer tot antwoorde is gedient, zoo willen woonen, gaen en comen stont in hunluijder believen, vermits sijn landt voor ijdereen openstondt; voorders van meer liberteijt als desselfs ondersaeten niets geobtineert. Den moijelijcken wegh naer, als van Sijam uijt diverse luijden, dien den selvigen verscheijden reijsen gepasseert hebben, pertinentelijcken verstaen, wert op tweederhande manieren gereijst als: Met carren, die laden connen 6. pcl. ider, waer de voerluijden van vracht tot Siam verdienen 4. hoijnnigh ende dickmalen meer; moeten onder en langs de voet van geberchte wel een halven cirkel rondt loopende om vaeren, als mede in groote compa, gaende van 60. tot 100. carren; en zoo aen een jetwes hapert, wert den geheelen traijn verleth; oock in de heete sonneschijn connen de buffels qualijck trecken, als andere tegenstaeckelen; zoodat totte reijse noodigen 5. maenden tijts; dan in 't wederkeeren vermits geenen swaeren last hebben, comen in 3. maenden over. Ten anderen zonder carren, eenelijck met buffels, hebbende lastich 120. cattij swaerte ider te gedragen; nemen dan den wegh recht tot aen, over en door 't geberchte, wanneer soo de reijse weijnich meer dan een maent gewinnen connen; 't welck mede soo seggen groote moijelijckheijt is, want ijder persoon om zijn provisie als andersints noch wel een buffel noodicht; waerdoor bemercke Cambodja bij de Lauwen in achtinge is, vermits 2. a 3. jaeren herwaerts daervan de Compa. beter cleeden dan in Siam becomen hebben, doordien de Mooren de beste selver trachten te brengen, en slechte aen Louwse coopluijden, in Siam sijnde, vercoopen willen, daer uijt volcomentlijcken te bespeuren is, hoe de Mooren en Siammers, welcke sich samen schamperen I), jaerlijcx meer en meer, met groote capitalen van fijn en getrockene cleeden, dien de seeckere advancen beloopen, gelijck dat aireede bij haerluijden begonnen zij, hier soecken te verschijnen. Den Lausen handel dan, dien de Mooren en Siammers nu zooveel [ii4 720. hoij 20036*/, [116I 40. patcherij cattawanij corpo pintado*), soo niet soo veel gebroocken zijngel. de voorigen, vercoopt men voor 17. hoij de patcherij; moeten alsvooren geen dan samen mans cleeden zijn; compt „ 680. 200.ps.madaphonts I sullen ^ 1 Vs hoijningh wel IOO. ps. chelas talponij ( ' I comt 300. ps. wickerwandijs, sullen wel vertiert werden tot 1 Va hoijningh ider, compt (sic.) , 350. 2000. p8. a 3000. boeckspiegeltjes van N°. 1. en 2., sooals desen jaere verguit zijn geweest, gel. mede wat suijverder van glas, sullen wel vercocht werden tot 5. snicknue ider, compt. . . . „ 250. 2. p*1. amphioen sullen connen vertiert werden tot 80. hoijningh ider picol, comt „ 160. 2. pcl. hingh tot 20 hoijning 't picol comt . . . 40. Somma bedraecht het gecalculeerde .... hoij 21916»/, t) corpo pintado, Portugeesch, gekleurde grond. 400. 202 in. ider hoijningh gereeckent tot 31/* thail oft 9. gulden 15. stuyver. fj* Jy Item bij soovern de voorsz. gecouleurde betilles conden gemaeckt naal ° wuyst- werden van rouwe cassen, gel. N°. D en E zoo effen fijn van draet, hoff, mach wel geschieden, dien alsdan mede sullen rendeeren 5. hoij ider; 1641/2. maer vermits de Mooren deselve niet brengen, twijffel door het ver- Decemier A°. 1641. wen de draden oneffen gemaeckt werden, en niet als d'asgrauwe gevallen connen. Welcke voorsz. calcula ofte eijsch van cleeden ende andersints soude dienen voor 't eerste jaer tot beginsel; want anders het capitael volgens onderstaen hebbe wel totte 24. a 28.000 hoij vergroot mach wesen. Dan seecker en voorsichtich te handelen om 't landt ni**t te vercroppen dient tot eijgen naerderbevindinge gelijck jegenwoordich besneeden (tot) zooveel men met smaeckende proffïjten mochten vertieren als gecalculeert, in 2. pcl. goudt, 300. pcl. benjuijn cabessa en 150. p01. gommelack sonder houdt, copere gommen als andersints jaerlijcx wel te verhandelen is, boven het gout dat Toncquin ende Cambodia treckt, 't geene gegist wert op 40 cattij t'samen. D' oncosten om zoodanige geseijde cargasoenen naer als uijttet Louwen landt te vervoeren, zijn van cleene importantie, niets waerdich veel van te schrijven; maer zullen het selvige met d' opperhoofden naerder overleggen, hoe de cleeden dienen gepackt, wat prauwen, slaven, volckeren ende andersints daartoe souden noodigen, 't welck partinentelijcken hier naer can aengewesen werden. Bij welcke verhaelde redenen mijns oordeels genouchsaem aenge- lIl6a°l wesen en desgelijcx gefondeert bennen, waermede zoo lichtelijck de Mooren van den Louwsen handel zouden te frusteeren zijn als, naer nootsaeckelycheijt dan volgen zal, haerluijder vaert op Siam mede vercleenen moet, daertoe den Albestierenden zulcx eijndelijck den tijt gebaert mocht hebben, te wenschen is zijnen Goddelycken zeegen toe verleenen wil. Dit 's 't geene zooveel van geseijden handel verclaert; oock vermits bij mijn vertreck jegenwoordich uijttet Louwen landt, zullen van 's landts streckinge, de regeeringe desselfs, wat daer van verstaen hebben, mede weijnich verhaelen. Der Louwen landt, zijnde een rijck gelegen 't landtwaert omsingelt van 6. Coninckrycken en verciert met een reviere, dien sich door 't Cambodiasche land in zee is lossende, wekkers streckinge volgens 't compas, van Ponombingh uijt d°- rijck opwaerts tot Winckjan, zijnde de hooftstadt, daer Syne Maij'- der Louwen resideert, als bij de dagelijcxe aanteekeninge der coursen, in 't op vaeren bevonden hebben, te sien is. 203 December Aend'anderzijdehebbenQuinamenToncquimoc*teliickv^^ A.r64i. ... , , ^ J ' als (lees „waar ) de revier opwaerts is gelegen, Pehu*) door welck Co-j°urninckrijck de geseijde revier is affcomende. Zoo mede verstaen heb- „uvst ben, comen de Chineesen alle 2. jaeren eens uijt China, met carren tot hoff, Meunswae, zijnde hier een vermaerde plaetse, als leggende ontrent de grensen van 'tPehuse rijck, waer dan vandaen met prauwen de revier aff haeren muscus en zijde stoffen hier comen verhandelen, zoodat vertrouwen Canton wel mochte aen die zijde strecken, daar eenige Chinesen naer gevraecht hebbe; dan seggen daer van daen comen mede den naem wel van Canton heeft, maer is dit selvige een heel ander quartier varde van zee als diep t' lantwaert van 't Canton achter Maccau gelegen, zoodat voorder geen naerdere onderrechtinge aff becomen can; dan is zeecker dat tusschen Toncquin en Pehu het Chineese rijck mede aen 't Louse gebiet grensen moet. Vorders ten lesten hebben Siam oock om de West tot gebueren leggen. Met welcke voorsz. rijcken de Louwen in vreede sitten, behalven Pehu, daer nu eenige jaeren mede in oorlogh sijn geweest; dan door den verden wech, bosschagie, geberchte als de revier door haer onsuijverheijt van steene clippen qualijck te passeeren is, zoodat malcanderen niet veel affbreuck doen connen. Dan bennen de Louwen voor de Pehuse macht niet te min bevreest, want voor 10. jaeren al eens over de 3000. mannen in gevallen sijn geweest en stonden noch meer te volgen, maer bennen haestelijcken verslagen, waarover zijn Maij* op de grensen stereke besettinge en goede wacht doet houden. [«7l Tusschen Toncquin is mede het verleden jaer een questie geresen door 't langh ophouden van den ambassadeurs, dien niet langer wachten wilde, te post uijttet Louse gebiet is vertrocken. Zoo't schijnt scheppen de Louwen daer eenigen staetsucht uijt, dat alle gesanten 7. a 8. maenden, eer licentie tot vertreck verleene, ophouden. Dan vermits desen Coninck een dochter van den Toncquinder tot een bijwijff heeft, zal hetselvïge wel vereenicht werden. Het verschil met den Cambodjaer, zoo vertrouwen, sullen mede geen harnassen om blincken, alsoo de Louwen Cambodia om de commertie qualijck missen connen; desgelijcx de Cambodjaers uijt dit rijck veel handelinge als principalijcken wegen het catoen bij quaet gewasch in goede quantitijt toegebracht en gedient wert. De regeeringen deses rijcx bestaet en bevatten principalijcken 3. persoonen; zijn en werden voor de grootste van 't landt geacht, als daer is met name Tevinia Assen, een man van (= om) de 40. jaren 1) Thans een deel van Birma, dat Pehrn of Pegu heeft opgeslokt 204 in. oudt, dien wel d' ontsachlijckste is, vermits veltoverste en voor een cloeck als wel beleijt Louws soldaet vermaert zij, oock gouverneur wuyst- over " quartier, daer den benjuijn valt, als stadthouder van Winckhoff, jan en bij afflijvicheyt der Coningen wert ondertusschen door hem 1641/2. >t ianrJt geregeert, totter tijt de rechte erffgenaem des rijcx door hem December , , „ a°. 1641. beroepen en weder tot Coninck gecroont wert. De Louwen haere previlegie is mede, dat geenige kinderen connen erffgenaem wesen, dan die bij een vrouw, dewelcke voor haere echte verclaren en aengenomen hebben, geprocureert bennen. D'andere hier buijten van bijwijven connen noch werden niet gereeckent, soodat desen Coninck quam te sterven, dien van alle vaders vrunden J) ontbloot is, als noch geen soons bij sijn echte vrouw heeft, is genoemde Tevinia Assen wel de naeste totte croon des rijcx. Tevinia Pha Lochoen, out ontrent d'48. ofte 50. jaeren, is regeerder van Lochoen en vorders over 't quartier Namnoy als tot de bepaelinge van 't Cambodiasche gebiet; wert om des naems wille Phaa z), 't welck schijnt te wesen als de Portugiesen seggen Ficeroj, van 't Louse Suijder quartier, welcken tijtel niemant meer dan desen Lochoen is voerende; derhalven nevens Tevinia Assen, hoewel alle de honorabelste cergie bevat, in eenen graet gestelt. Tevinia Lanckan, ontrent de 36. jaeren oudt, is mede nevens Tevinia Assen en Pha Lochoen een generale regeerder in saecken des rijcx belangende, bevath alle ambassadeurs, vorders geen andere cherchie noch gouvernementen hebbende, waerdoor vrij min dan de twee geseijde Tevinias is. Dese 3. voorsz. Tevinias bestaen Zijne Maij*. in 't minste aen bloede niet, maer hebben de Coningen dese haere chergie van hunne voorouders laeten beërven, vermits bij vorige Coningen geen van desselfs bloetverwanten in regeringe zijn getogen, als jegenwoordich bij desen, dien nu voor 3. jaeren van sijn broeder, naer 10. jaeren ge- [«7a0] regeert hebbende sonder echte soons naer te laeten is overleden, de croon befirft, dien 5. vrunden zoo ooms als neven van 's moeders zijde tot rechters van chivile als chrimineele saecken en andersints gestelt, dewelcke dagelijcx acces hebben bij zijn Maij1. te verschijnen en mede verkeeren. Dan als geseijt voorsz 3. grooten, in wiens handen de regeeringe van 't landt bestaet, hebben alle 2. a 3. maenden maer eens audientije, ten waere hetselvige nootsaeckelijck off dat expresselijck door den Coninck ontboden wierden. 1) „Vrunden" is waarschijnlijk schrijffout voor „vreugden". a) Ik vermoed, dat deze titel dezelfde is als Phya, dien ik in Siam kort geleden nog aantrof. 205 December D'incomste des Conincx bestaen in gommelack, benjuijn en gout; ui. "1641' de quartieren, waer eenich goudt valt, tribueeren de 100. mannen offJ°ü*huijsgesinnen een hojningh goudt; de 5. hoij maecken een cattij, 'tJyuYST geene gegist wert op 2. pcl. jaerlijcx, dat des Maijts. principaelsten hoff, schat is. D'andere goederen belangende, werden in geen considera- 'g*'/2- Itie getrocken. Het meerendeel van geseijde 2. pcl. goudt besteet den Coninck noch wel aen de papen, als tot cieraet haerer affgoden kercken ende piremide, dien alles verguit en menigh sijn, dat tusschen 7. a 8. huijsen een kerck, jae 2. a 3. nevens malcanderen comen te staen, soodat vertrouwe niet een huijsgesint (is of) ') hebben soonen off broeders, dien van dese beestelijckheijt 2) is, welck getal bij 's Keijsers soldaten in Duijtslandt wel mach vergeleecken werden. Dese affgodendienst 3) maecken de luijden wijs, dat dien godt van den hemel in dit landt sich vertoont heeft, waernaer alle haere beelden gepatroneert zijn. Daerop glorieeren en seggen, dat dienvolgende haer godt boven Siam Ien Cambodia als d'andere landen van soo een treffehjcke uijtmuntentheijt haerer kercken en menige heijlige mannen, soo se haer selven noemen, als hooger geleertheijt mede gesegent heeft; 't welck is blijckende, dat jaerlijcx de Cambodiase en Siamse papen comen en blijven hier 10. a 12. jaeren tot uijtgestudeert bennen, 't geene vertrouwe niet om soodanige redehen sijn, maer ter oorsaecke, dat de Louwse als goden geacht worden; want alles wat noodigen van cost wert haer t'beste toebereijt dagelijcx tot eeten gebracht, als van cleedinge meer dan behoeven gelijck andersints versien. Daerenboven gebruijcken vrouwen t'haeren believen, dat de Cambodjaers niet vrij staet, want soo sulcx uijtcomt, vervallen in handen der justitie en tot slaven gemaect; oock moeten haeren cost selver bescharen en gaen coopen, waerover malcanderen haetelijck zijn, d'een verwijtende dat bij vrouwen loopen onbehoorlijck is, d'ander wederom, dat op de passaers haeren cost bedelen, 't welck de heijlicheijt van haerluijden tot een schantvleck en verachtelijck bij de menschen maeckt. Voorders van haer gelooff is niet anders dan de luijden met haere beelden t'aenbidden en offeren van brandende caersen ende andere duijvelsche superstitie meer; oock die geene wie haer 't meeste geeft de grootste gelucken hebben sal, daermede de luijden onder haere subjectie weten te houden. 1) Zie hoofdstukI, Casteleyn, hiervoien blz. 44, gi' regel van onderen, a) = waarschijnlijk „geestelijkheid". 3) Lees: dienaars. 206 lil. Dits alles in 't corte zoo veel wat van de gelegentheijt des Lau-[n8] naal' WCn lantS 4 Seene in den tlit onses aenwesens desselven vernomen wuyst- en verstaen hebben. Zullen voorders vervolgen de dagelijcxe passehoff, ringe der wederom reijse naer Cambodia, 't welck Godt gelieft te Gember geven' aldaer ter behoorlijcker tijt aenlanden mogen. A". 1641. Adii 24*° Dito. Smorgens van Mencock vertrocken en een uijr van daer (een) weijnich aengeleijt, waer de Louwen in d'afgoden kerck, t'boswaert alleenich staende, de goden offerden als dito Poursons vereeren, dat voor haerluijden bidden souden, goede reijse te moge gewinnen. Vorders omtrent 3. mijlen van Huijlon 's nachts vernacht ; gewonnen 3. mijlen naer gissinge. Adii 25°» Dito. Comen 's middachs aen Huijlon en coopen de Louwen eenige zijden cleeden, om in Cambodia weder te venten, daer ontrent de 50. pr. cento op gewinnen connen, 't welk een goede advance is; dan connen deselve in grooter quantiteijt als 1000. stx. jaerlijcx gegist niet meer vertiert werden. Adii 26"1 D°. Gaet 's morgens den schipper Najmoncon zijnent wegen van Pha Lochoen, d ien alhier een oom overleeden om den *) te verbranden gecomen is, affscheijt nemen, daervan hoenderen eijers, clappusz. 2) als andersints tot vereeringe affbecomen, met recommandatie bij weder verschijninge 2. schoone lange vuijrroers mede te brengen, dat deselve tot contentement betaelen zal. Des middachs van hier vertrocken; tot 'savonts gegist 3. mijlen gevordert. Adii 27at Dito. Naer gissinge 4. mijlen geadvanceert met moij weder. Adii 28*0 Dito. Passeeren 's middachs de steene plaet Keengh Hoeon genaemt, en 's avonts vernacht bij de klippen Ahon; gevordert 6. mijlen. Desen dach heb eenige woorden met den schipper gehadt over *t dickwils aenleggen, 't welck soo seggen t'onser eeren geschiet, zulcx de costume des lants te wesen, dat alle prauwen ten dienste off uijtten naem van den Coninck vertrecken alle dorpen haer eeten moeten verschaffen; waerover haerluijden dickmaelen minnelijck versocht geenen tijt te willen verslijten, ten aensien eerst van huijs comen en noch niets mancquerende is; dat waer men 's avonts aenleijde genouchsaem versocht conde werden; maer vermercke en is 't haer duijvelse giericheijt om niet anders te doen dan dat moegen zoo veel rijs ende andersints van de dorpen die passeeren versameien, gelijck connen, als tot de reijs noodigende is. 1) Lees: dien. a) = klappers, cocosnooten. 207 December Adii 2gea Dito. Van 's morgens tot des avonts naer gissinge ge- hl /- roijt als gedreven 4. mijlen, met heet sonneschijn weder. jourAdii 30enDito. Gevordert 6. mijlen naer gissinge; weder alsvooren. Wuyst. Adii Ultmo. Dito. Door den verlettelijcken Oosten wint maer 4. hoff, mijlen gevordert. WS41/2. Januarij A°. 1642. january Adii prmo. Dito. Gevordert met stereken stroom 7. mijlen gegist. Adii 201 Dito. Geadvanceert naer gissinge 4. mijlen; heet sonneschijn weder, dat qualijck het volck roijen conden. Adii 3"» Do. Comen naer middach aen Lochoen; moij weder; 3 y, mijlen gegist. [n8d°j Adii 4., 5 , 6. en 7en Dito alhier stilgelegen, waer de Louwen ordinaris soo blijven om haer affairen dien te verrechten hebben, en gedachten noch langer te tardeeren, maer door dien aen den grooten Pourson van dese plaetse als den Tevinia, zijnde Pha Lochoens broeder, versocht, dat den schipper wilden recommandeeren, niet langer te verblijven, waerdoor op morgen vertrecken zullen. Adii 8m Dito. Coopen 's morgens de Louwen noch eene cleene prauw, dien ontrent 40. pcl. laden can, oorsaecke haer prauw overladen is, daer door te meerder moijten bij de steene plaeten onderworpen bennen. Zullen deselve ter gelegener tijt opmaecken en de groote prauw lichten, den schipper hebbende ons boven wijs gemaect, dat ider man maer 2. pd. catoen in de prauw geladen hebben en bevinden, dat meer dan 5. pd. ider heeft, waerover den schipper sich nu met blauwe excusen wil verschoonen en seijt, wanneer dickmaelen tot Winckjan bij de Grooten is ontboden, niet heeft connen bij 't laden wesen, en een ider sijn belieften zoo veel gescheept, maer hebben daervan een ander gevoelen. Des middachs van Lochoen gegaen en blijft de Cambodiasche prauw noch leggen. 'S avonds iy9.mijl van daer vernacht; de Wint Z. Oost met stijve coelte. Adii 9™ Dito. Comen des avonts aen Phapanom, hebbende voor 't selve wel iy2 uijr op sandtdrooghten vast geseten; gevordert 3y2 mijlen. Adii io*1, 1 i«i Dito. Genootsaeckt door den continueerende stereken S. Oosten wint te blijven leggen; hebben de gecochte prauw opgemaeckt en geladen; comt 's avonts hier mede de Cambodiasche prauw. Adii i2«» Dito. Gaen 's morgens van den Radia Pourson alhier affscheijt nemen, dien de Cambodjaers antwoort dient op haeren brieff aen den oppersten paep van 't Louwen landt gesz. wegen de questije 208 Hl. tusschen beijde Coningen toucheerende, waervan in desen meer vernaal" Öaelt nebbe» dat mettet booge waeter een Louse gesant sal affsenden wuyst- om te verstaen d'abuijsen en misverstanden geresen, als degelegent. hoff, heij t van de Cambodiase Coningen te vernemen. Smiddachs, naer den 1441/2. s. Oosten windt gestilt sijnde, van Phapanom gegaen en wederom aT\*64». d°or stij venNoordt Oosten wint ontrent 3. uijren voor een steeneplaet en veel clippen aengeleijt en vernacht; gevordert iy4 mijlen gegist. Adii I3en Dito. Ontrent 's morgens te 8. uijren den lootscomende zijn voorsz. platen gepasseert en tot 's middachs gevordert aen Sajmoen 11/i mijl, daer wederom qualijck door de clippen wisten te geraecken; gaen de schippers derhalven een gadt soecken en comen 's avonts wederom. Adii 14™ Dito. 'Smorgens de clippen door een nauw gat van 4. voet waters diep en vreeselijcke stroom gepasseert. Weijnich beneden deselve hebben de prauw moeten wel halff ontlossen door d'ondiepten van santplaten als andere steene drooghten, dien den avont [119] mede verbij geraeckten. Gevordert desen dach 1 l/i mijl. Adii 1 $m Do. Tot 's middachs om stereken Noordelijcken wint blijven leggen, wanneer tot 's avonts vorderen 2l/3 mijlen langhs suijvere racken, daer geen steenen vernomen hebben, maer groote drooghten van santplaeten; vernacht aen Wangsae. Adii I7en Do. Smorgens van dito dorp gegaan en i1/, mijl van daar weder door stereken suijdelycken wint vernacht. Hebben gisten als vandaegh, waer eenige huijsen maer bij malcanderen staende, daer de Louwen om eeten en stereken dranck als andersints te becomen om aengeleijt, seggende jegenwoordich maer 3. dorpen noch hebben, derhalven in passant geenige willen verbij gaen, want haere costume sulcx is; jae soo de luijden niet genoech naer den sin brengen, willen 't selve niet aenneemen en derven meer eijschen, hoewel seggen en excuseeren op haere comste onverdacht te wesen en anders in voorraet niets hebben, waerbij de onbeschaemde stouticheijt van menschen aen haer eijgen natie sulcx betoonende desselfs conditie der giericheijt bij affgemeten magh werden. Adii I7m Dito. Smorgens wederom gevordert tot voormiddachs iYg mijl, waer op een steene plaet, door den loots misleijt, vastgeraeckt zijn en genootsaeckt de prauw geheelijcken t'ontlossen. Adii 18*0 Dito. Moeten blijven leggen om den harden Suijdelijcken wint, dien dagelijcx hier waijt en ons groot verleth doet; want bij wint connen de prauw geen wegh vorderen, alsoo daerdoor naer den eenen off anderen wal en clippen gedreven en niet affgehouden can werden. 20Q january Adii 19e» Dito. Des middachs de wint gestat. Gevordert tot den * avont 2V4 mijlen naer gissinge en vernacht voor een steene plaet. JOU* Adii 20» Dito. Tot 10. uijren naer den loots gewacht, wanneer *A*LS voorsz. platen dien sich langh en erom streckten gepasseert; comen hoff, naermiddach aen Renhijn, gevordert 2. mijlen, waer den Tevinia van '«W 't dorp t'landwaert was, en alsoo geen loots becomen conden, daer datelijck om uytgesonden was of is. Adii 21«»Dito. Comt geseijden Tevinia 's middachs te huijs, seggende zijluijden geen volck hadden dien wetenschap van de revier hadden, maer dat altijt de prauwen uijt 's Conincx naem comende volck van Samphana en Naewajn ontboden zijn, dien daertoe vermits goede kennisse der plaeten ende klippen hebben, gebruijekt werden; derhalven d°. Tevinia datelijck een prauw naer Samphana maer 3. mijlen van hier gelegen gesonden heeft. Adii 23e" D°. Comt geseijde uijtgesonden prauw met 2. lootsen wederom, Adii 24™ D°. Blijven noch leggen, niet wetende de reedenen waarom; derhalven tot voortgaen geprest; dant niet vercregen, mven maer schoone woorden; dan zoo van een Maleyer als tolck mede affgaende verstaen, onder malcanderen vrij van swaricheyt spreecken, daer in 't minste niet van vernemen can. liiod"] Adii 2sen d°. Smorgens vertrocken en smiddachs een plaet, daer de stroom door nauwte met soodanigen cracht door dringt, alsmede dippen in 't midden gelegen, dat vreeselijck was om sien en sonder perickel niet gepasseert, 't welck naer bestaet zoo niet sterck genouch geroijt can werden, daer de prauwen connen door erom gaen, als dan de stroom achter cracht op de prauw vath ende zoo uijt postuer van recht gaende, geraecken, als wanneer gedreven worden daer 't Godt belieft; voorders noch 3. platen gepasseert en ontrent 3. uijren blijven wederom leggen voor een plaet, s/4 mijl boven Samphana en hier vernacht. Adii 26™ D°. Comen 's morgens beijde Nappraes van de dorpen Samphana ende Naewajn, van d'welcke versocht spoedelijcken met een clene prauw te mogen vertrecken wilden gerieven, 't geene beloofden, dat aireede 't volck aengedient was, haer gereet te maecken ; dan seijden geen prauw te hebben; dat de haere naer Sacxenham tegen de Cambodise grenzen op de wacht gesonden was, maer souden sien off een van andere dorpen conden beschaffen. Vernemen uijt do. Nappraes, hoe de geruchten sterck gaen de Cambodjaers de Louwen wilde comen beoorloogen, dat aireede de Linschoten XIII. _ 2IO in. voortocht van carren ontdeckt waeren, 't geene hun verseeckerjour- jjgjj carren mosten wesen van Honckor om handelinge te drijven, vvuyst- comen gelijck jaerlijcx deden; dan seijden sulcx wel waer was, maer hoff, uijt soodanigen quantiteijt, maeckende 't getal ontrent 50. a 6b. en "••1/2. meer te zijn, als gemonteert waeren met roers, 't welck nooijt gejr?i64*. beurt was, dat handelcarren met geweer verscheenen bennen, oock jaerlijcx maer 10. a 12. stucx in compa. Jae geven 't selve noch volcomentlijcker gelooft", vermits verstaen hebben den Coninck van Cambodja naer Hohckor, zoo voorgegeven hadde, sich daer wilde gaen vermeijen, 't geene men dese luijden niet uijttet hooft verdrijven can, als vrij om verleth zijn, welcke teeckenen bennen van geen goet Louws crijchshart. Adii 27m D°. Alsoo den tijt begint te naecken, dat dienen mette cleene prauw te vertrecken, zoo het schip sullen beloopen en niet langer moeten opgehouden werden, heb dien volgende geseijde Nappraes aengesproocken, dien naer veel achtercousige redenen, zoo dan het een als 't ander voorgaven, dat 't volc gereet is, maar geen prauw daerom uijtgesonden hebben becomen connen, als andere slechte excusen meer. Dan vermits ditselve noch al op de vreese, dat de loopende geruchten mochten waer wesen, is steunende, daerover dese Louwen vrij pitsjaeren x), niet wetende hoe 't selvige sullen hebben, niet jegenstaende, als de schipper van de Cambodiasche prauw verseeckert, maer ten lesten alles leugenen sullen wesen ende daerom hierin geen gelooffte willen stellen; 't welck zij oock zoo welaennemen; maer ten lesten, 'thoochstewoort uijt comende, seijden het volckf dien mede gaen, daeraff de meeste mentie maecken, als wanneer [120] 't selvige oock waer was, de luijden in Cambodia gevangen gestelt wierden, de Coninck haer sulcx te laste (zou) leggen. Dienvolgende voorn. Nappraes versoeckende vrundelijck, dat wilde noch 15. a 20. dagen verbeijden, in welcken tijt de seeckerheijt vernemen conden, waerover mijn selfs vrij verseth 2) bevonde, dat door quackeloose leugenen en beuselen zoo lichtelijcken van ons ooghwit souden versteecken vinden; derhalven alle beste middelen met presentatie van gifte te werck gestelt, dat wilden favorabel wesen en maecken dat vertrecken conde; dan niets g'obtineert, als eenlijck met schone woorden wederom versoeckende alsoo sterck hier over niet gestoort te wesen, gelijck aen haer dat wilde gerieven de reijse moogen vorderen. Soo dat bevinde van de spoedige reijse ontsteecken zij, dan als 1) Praten. 2) Lees: verlet. 211 january wanneer de maent uijt is noch hoop was 't schip te beloopen, want m. '' men gemacklijck in 4. dagen tot Bassack can comen, van daer in 5. j°ü*" dagen tot Sacxenham, 5. dagen te consumeeren om de prauw over WUYST te brengen, 5. dagen tot Sembabour als van daer in 6. dagen tot de hoff, logie.zoodat den 25. Feb. aldaer conden aenlanden, en sal 't schip als '•4"/*> p*. instructie tot ul°. dito naer onse comste opgehouden werden; dan niet connende, moeten patienteeren, vermits ons vermogen en ijver volcomentlijcken te werk gestelt hebben. Adii 28:29:30. en Ultmo. Dito. Noch alhier om verhaelde redenen blijven leggen, niet wetende wanneer vertrecken zullen, al hoewel daegelijcx devoir gedaen om off op primo deser mochten de reijse van hier vervorderen; dan vergeefs; soo dat nu den tijt passeert van te mogen ter behoorlijcker tijt 't schip beloopen ende volcomentlijcken versteecken bennen, 't welck van te vooren hadde moe- Kgen weten, beter geweest waere boven was verbleven, tot der tijt de Coninck ons gesamender handt hadde gelicentiert te vertrecken. Februarij 1642. wprvary Adii P"n°. 2., 3., 4., 5., 6. en 7en Dito. Noch al metgrooter patiëntie om geseijde kinderlijcke redenen moeten verbeijden, en vermits dit selve de Cambodjaers begint te verdrieten, willen par force haer reijs vorderen, derhalven de Nappraes van d°. dorpen aengedient: in soo vern binnen 2. dagen geen prauw verschaften en de Cambodjaers vertrocken waeren, volcomentlijcken beslooten hadde hier te verblijven, totter tijt d'onse mede affcomen. Derhalven oock datelijck mijn goet uijt Najmoncon zijn prauw aen landt gebracht. Zijluijden siende dese resolutie, vreesende den Coninck sulcx mocht ter ooren comen, hebben belooft aen Naewajn een prauw te verschaffen, daerom noch tegen den avont van hier derwaerts gevaeren zijn. IAdii 8m en o™ Dito. Geheelijcken dito prauw opgemaeckt als gereet om morgen te vertrecken. Adii io«n D°. Naermiddach van Naewajn vertrocken, en omtrent 2. mijlen vandaer aende klip Sinjoeng vernacht. Najmoncon als noch een ander prauw van Lochoen bennen van resolutie aen Naewajn te blijven leggen tot hooger water, oorsaecke dit jaer de revier soo leegh van water als noch in lange jaeren niet f. [iaori°] geweest; daerdoor onmogelijck is, zijluijden met sulcke geladen prauwen vorder connen comen. Adii nen Dito. Smorgens geseijde klippen met rottanghtouw de prauw verbij gebracht, alsoo niet derfden bestaen door deselve te 212 Ui. roijen, vermits der groote wellingen van de stereke stroom de prauw jour- we| conde verongelucken; ten dien eijnde 8. mannen van Nawajn zoo wuyst- var t-ecken alsoo des middachs van Sombabour en 's avonts tegenover Sombock vernacht; gevordert 2. mijlen. Adii 4en D°. Smorgens omtrent 10. uijren geraeckten uijt alle vuijlen; vernacht '/i mijl beneden Kintschoor; gevordert 3Y2 mijlen. Adii Sen D°. Gevordert als vooren 31/3 mijlen naer gissinge, beto- [ia»óV] gen lucht, 's nacht regen uijtten Zuijen. Adii 6611 D°. Overdach betogen locht met travadich weder uijtte Zuijdelijcke handt met regen; gevordert 3. mijlen, en vernacht aen den bergh Phancangij. Adii 7en D°. Als vooren gevordert 3. mijlen. Adii 8en D°. Geadvanceert 4. mijlen naer gissinge. 217 [Aprii Adii 9en D°. Gewonnen 3% mijlen als vooren. m. a°. ,64,. Adü 1Qen Do Gevordert 4. mijlen. NAAL Adii h» D°. Comen 's middachs aen Pnompingh; gevordert 18/4 vvuystmijlen, als 's avonts in den doncker arriveeren Godt loffin 'sCompes. hoff, logie. w*"2- J&erboïgfi ban 't gena££eerbe in 't lanbt bet %m* toen ofte ïang^ianglj t'jebert 't bettteeft ban toen onbercoopinan j&t. <è>ttttt H&ug£tftoff titer Cambobia 60 b'a^ï^trnten irfutjöett ^aubetaijn* fSen ban ïartifjor^t enbe JMIem be 05ofjcr, ge* fjouben tot ïjaet acribcment in Cambobia, begin* nenbe december 95°. 1641. December Adii 22., 23., 24., 2$en en 2Öen D°. Niets gepasseert annoterensI' '64'' waerdich. Adii 27*0 D°. In den avont ontrent 7. uijren retourneert den assistent Willem de Goijer met den tolck Intche Lannangh, rapport brengen den Onder Coopman Gerrit Wuijsthoff den 2$m D°. voorsz. in compe. van een Cambodische prauw nae Cambodia is vertrocken. Adii 31™ D°. Niets gepasseert. De maent Januarij 1642. yanuary Adii p™0. 2eB, 3*° D°. Verstaen alhier, dat de Mooren noch resir* • '6**' deerende aen Monkock resolutie hebben getrocken, om den io*"1 ofte den i2en te vertrecken naer Siam. Adii 4en D°. Is gecomen een dienaer van den E. Pha Lockhoon; ontbiede onsen tolck Intsie Lannangh; wat sijn begeeren is, sal den tijt leeren. Adii 5en D°. Den tolck Intsie Lannangh, ondervraecht wat de E. hadden te seggen, verhaelde 't selvige niet annoteerens waerdich was. Adii 15*° D°. Niets voorgevallen annoterenswaerdich. Adii IfJ^D0. Becomen door de zoon van den Tevinia Tahom door ordre Vim de Coninck 10. mantjes met rijs ende 2. mantjes metbeangs x). Adii 25en D°. 2. a 3. uijren naer de middach heeft Sijne Maij1. 2 manspersoonen laeten onthalsen. [ia3] Adii Uit*30. D°. Niets annoterens waerdich. 1) Zie noot 4 op bis. 3$ hiervoren. 218 De Maent Februarij. February Adii prmo D°. Alsmede totten 17** niets voorgevallen. a . 1642. aóm i 8en D°. Becomen van den Coninck eenige mantjes, 10. stucx met rijs ende 2. met beangs. Adii 28*°. Niets voorgevallen annoteerens waerdich. De Maent Maert a°. 1642. Maert Adii prm0 D°. Is alhier niets voorgevallen, dan comen dagelijcx • '64'- eenjge prauwen van boven, met rijs, gedrooghde vis, als andersints. Adii io611 D°. Verschijnt alhier den ambassadeur van den Coninck van Toncquin, mede brengende tot vereeringe aen Sijne Maij'. der Lauwen eenige roers ende zijde stoffen. Adii 13*° D°. Is den ambassadeur boven verhaelt ingehaelt ende gebracht in een van 's Conincx kercken, om aldaer de brieff over te sien. Overgesien sijnde is den inhout van dien aen den Coninck gerapporteert, daerop Zijne Maij1. geantwoort heeft, de brieff nochte schenckagie niet te willen accepteeren, hem verclaerende voor openbaere vijandt. De oorsaecke daervan is, dat de Toncquinders in 't gebiet van 't Lauwen landt, haer eenige Lauwen tegen comende, haer rijs ende goederen affgenomen ende paepen doot geslagen hebben, 't welck Zijne Maij'. seijde, alsoo zij quamen als vrunden, waerom zulcx dede, haer gebiedende metten eersten te vertrecken. Adii 28en D°. Becomen van Sijne Maij'. 10. mantjes met rijs ende 2. corven beangs. Adii 29en D°. Als de voordere dagen van de maent niets voorgevallen. Adii 30*° 3 ien. Niets voorgevallen als prauwen comende van boven met eenige cattoen. De Maent April. April Adii prm0 als den 5en D°. is niets voorgevallen. . 164a. Adii 6*° D°. Is den ambassadeur door een Tevinia aengeseijt metten eersten te vertrecken. Adii 7en D°. Is ons door last van den Tevinia Comphaen, zijnen oom, van Zijne Maij'. aengeseijt, tegenwoordich hier 't nieuwe jaer sijnde en zijne Conincklycke Maij'. alsdan eenige speelen lust in zijn hoff aenrechten, off hetselvige geliefde te comen besien; voor antwoordt gevende, alsoo op ons sulx is versoeckende, 't selve sullen comen besichtigen. Omtrent 2. a 3. uijren naer den middach sijn in comp8. van den tolcq Intsie Lannangh, twee Nappraes ende den Schipper Quan Montip naer Zijne Maij's. hoff gegaen, aldaer een huijs voor onsluij- 219 April den gemaect zijnde om alles bequaemelijck te connen besichtigen; m. Y''6*'' ingegaen zijn neder geseten. Een weijnich geseeten sijn ons eenige j°uh> ri23 D°. Smiddachs arriveeren aen Pnompihgh, alwaer blijren leggen, alsoo de prauw door de harde stroom niet en can op :omen. Adii 24™. Smorgens vertrocken in de dach wacht naer de logie alraer 's middachs arriveeren. 1) Waarschijnlijk „beangh". III A. UITTREKSEL. Copie Missive door d. E. Hr. Gouverneur Traudenius, aen d'opper coopman P. van Regemortes gedirigeert uit 't Casteel Zeelandia 14 November 1642. Boek 1644. III vervolg bis. 761—63. Deze brief is geteekend door Paulus Traudenius, M. Ie Maire, J. La Motius, Cornelis Caesar, Adriaen van der Burch en Jan Barentsz Pels. Op 26 Augustus 1642 heeft een uit hun fort Zeelandia over zee gezonden krijgsmacht onder bevel van „capitain Hendricq Harrouse „de forteresse Quelangh gelegen aent noordeyndt Formosae" veroverd op de Spanjaarden, met weinig of geen verlies, „vindende „daarbinnen 446 zielen soo natureele Castiliaenen, mesticen als „anderen haeren aanhangh; in contanten en coopmanschappen „f42527,13,—. en 36. soo metale als ijsere stucken (kanonnen) en „160. vaten bospoeder (buskruit)". Hiermede is nu de Spanjaard van Quelang en Formosa verdreven. „De progressen der Formosaense christenen bloeyen gesegent". Traudenius zendt de Zaeyer om te kruisen op de Quinamsche kust, „om afbreuk te doen in revengie van den geledenen hoon". III B. UITTREKSEL. Copie Missive van den oppercoopman Pieter van Regemortes uit Cambodja aen d'Ed. Hr. gouverneur-generael ende Raden van India, geschr. 30 November 1642. Boek 1643. IV bis. 30—57. Hij bericht in bijzonderheden over verschillende soorten van lijnwaden. Op de reis naer het Lauwenland door Wuysthoff is „zuiver „f 1681,3,11. geadvanceert" (verdiend) en daarentegen uitgegeven 231 in die 15 maanden f 1305,12,10. De prauwen waren aan weerszijden m b. gebonden aan bamboe-vlotten tegen het omslaen en voeren „tus- BR-,EF „schen groene wallen zoodat er geen zwaarder pericule is als tegen «o^es „de clippen aen te raken." Moeielijkheden van beteekenis zijn dus 30 no v. voor volgende reizen niet te verwachten; en hij beveelt die aan, ten-iM2t einde de Mooren uit dezen handel te verdrijven door zelf ter plaatse te koopen en te verkoopen. „De reis kan alle tijd van 't jaer achter„volcht ende aengegaen werden, maar bequaemst in October, Februari ende April. De oncosten zijn weynigh". Hij heeft 10 November 1642 den barbier-chirurgijn Pieter Janssen Smits, den begeleider van WuysthofTnaar het Lauwenland, met een Nederlandschen jongen en een Compagnies-slaaf gestuurd met brieven en geschenken naar de kust van Chiampa, waar 13 Compagnies-dienaren zich in handen der inlanders bevinden en verlost moeten worden. Tegen wil en dank heeft hij eindelijk toegegeven aan de bevriende inlandsche grooten, om den koning met 4000 thayl om te koopen, teneinde het vonnis inzake het geschil met de Portugeezen, waarvan in mijn inleiding sprake is, te vernietigen en in ons voordeel te veranderen. Dit heeft geholpen, vermits „de silverplaester *) beter ter „tael was dan alle andere''. Hij betoogt dat ons aanzien en onze positie al te zeer z ouden hebben geleden, indien wij ongelijk hadden gekregen. 1) = de zilveren pleister. IV JÊt^ptJE ban btn nnöercnapman dtortt ^up^töof upt Camfiotija aenpenöe bt gEÏegengEgit ban 't ICautaett' \mbt aan tien Hr. Generael <&ato prima ^ecemner 1642. I Over gecomen brieven 164.3, Deel IV, folio 58—64. rsei AEN D'ED. HEER GOUVERNEUR GENERAEL ANTHONIO VAN DIEMEN. <£to. €rntfej§te, manfjafte, hJtj^e, boot* benige enbe genereuze I|eece. Mijn Heere. (juli 1641). Gelijck per resolutie dato primo Julij 1641 hier ter comptoire getrocken ende gearresteert is om ons tot de Louwse voyagie te gebruijcken, bennen den 20en d°. door d'opperhoofden d'E. Pieter van Regemortes ende Harman Broeckmans affgedespescheert, als 't 's aevonts noch aen Ponombingh gecomen, daer totten 2gen door interval moeten tarderen, wanneer d'aengevangen reijse vervordert, ende den Sen Augustii Sombocq gepasseert, als des anderen daeghs tot Sombabour gecomen. Sijn d'uijtterste frontierplaetsen van Cambodja omtrent 2. mijlen van malcanderen, welcke inwoonders der beijde dese dorpen hebben groote trafhcquen. Achter haer t'landt waert in, gelegen een quartier genaempt Ponongh, sich streckende naer de cust van Champa, als elders tot hooch geberchte, daer eenigh gout valt, dat met groote advance trocqueren, gelijck mede in 't quartier Namnoij, gelegen omtrent 60. mijlen van Sombabour opwaerts, dat bevaeren wert met prauwen, ende is verdeelt bij de revier. Op d'een sijde naer 't Louwen land wert van desselfs natie bewoont, gelijck d'ander sijde door Cambodiars, dien jaerlix haeren Coninghen moeten contribueren gout, daer den Lausen Coningh 10. [580°] cattij jaerlix van incomende heeft, welck gout in beijde genoemde contreijen valt. Comt ten principalen in Cambodja ter marckt en vermits het Louse gebiet vrij grooter diep t'landtwaert in streckt, wert oock veel tot Lochon in 't Louwen landt met carren overcomende gebracht. Dit 's 't gene, waer door Sombocq en Sambabour hier vermaert sijn. Sal vorders om in allesniet largo te wesen aen 't gehou- (Ang. 1641). den daghregister refereren ende voortgaen totten II01 d°., wanneer ons pascedels aen den Gouverneur van die plaetse met vereeringe 236 iv. brief gingen presenteren, dien ons affscheijt gevende om 'smorgens te hof" m°gen vertrecken, als sulcx geschieden; ende bennen: 1 dec den 25en D°. aan 't eijlandt Satsenham gecomen; naer de goede«M2. ren gelost en aen d'ander sijde gedragen, bennen de prauwen geg' '^-saementlijck om jegens d'affvallende stroomen op te brengen, ver-; trocken, dien de 5«> September alle behouden aen d'ander sijde gecomen sijn. Des anderen daeghs alles g'embarqueert en naer Bassacq de reijs gevordert, sijnde d'eerste frontier plaetse van 't Louwen landt, daer (Stpt. 1641). op 18<«* Do. aenquaemen, aen welcken Tevinia daer 't gesach hebbende de redenen onser verschijninghe aengedient, waer totten 23*» (Oct. 1641). bennen blijven leggen. Doen weder gevordert ende op 90- October aengecomen met groote moijte tot Nawaijn, gelijck U Ed. uijttet daghregister largo gelieve te beoogen, welcke streckinge van beijde plaetsen is 't periculooste, wegen de steene plaetten ende clippen, bij hooch waeter voor de prauwen in 't affcomen. Vorders verscheenen 's avonts den 18e» aen Lochoen, een treffelijcke plaets vermaert, in de 50. mijlen gelegen van Winckjan, daer den Coningh is residerende, daer mede redelijcke quantiteijt en een thail civilder coopgout, gelijck boven in Winckjan, te becomen is. Dese plaetse leijt Quinam seer nae, heeft bequame passagie voor carren, dienin 22. daegen uijt Feijfo') overcomen, gelijck 2. a 3. maelen 's jaers geschiet, met sijde ter marckt comen ende wederom sijde cleeden voor vrouwen en reijnostershoorens Vervoeren, dan in 't minste geen gout; ende vermits der Quinammers dieff- en moordadigen aert trafficqueren de Louwen dat landt niet. Anders was over die passagie den bejuwin ende gommelacca beter als naer Siam of Cambodja te vervoeren. Naer 8. dagen stil gelegen omdat ijder sijn affai-1 ren hier te verrichten hadden, wederom g'avanceert ende den 30e11 d°. Hinloy gepasseert, daer Wel de principaelste cleeden, dien Siam, (Nov. ,641). Quinam ende Cambodja in quantiteijt jaerlicx trecken, als ») prmo. November tot Muncock aengelandt, daer de Louse schippers ende coopluyden woonachtich sijn. Den Coninck onse comste vernomen, mandeerde de schippers vorders op i1/, mijl naerbij Winckjan met haer prauwen te comen, daer te verblijven tot naerder ordre, van welcke bepaelde plaetse de schippers Montip ende t'Jourcorna noch in den avondt derwaerts bij Tevinia Comphan des Maij»». oom gegaen sijn, dien de redenen on- 1) Zie noot i bic. 129 hierboven. s) Hierblijkbiaar een regel uitgevallen. tftk 237 (Nov. 1641). ser verschijninge g'openbaert, van wien, naer dat de Maij1. sulx aen- iv. brief gedient hebben, wederom belast is noch met haer prauwen te ver- WUYST- [ f S9d°] blijven, dat een logiement dede bereijde, wanneer mette behoorlijcke t DEC eere in 't selve gebracht souden worden. Vorders was bij d°. Gom-1642. phan mede verhaelt des Coninghs genegentheijt, dat aengenaem waeren, dan eenlijcke misnougen in UEd. schencagie geschept. Gelijck ons andermael is voorgehouden op 501 November daer aen, wanneer met 3. groote Coninklijcke prauwen bennen ingehaelt ende in ons logiement, dat Sijn Maij'. voor ons hadde doen bereijden, sijn gebracht; waer een tevinia Tahom sittende door ontfangen en wegen Sijne Maij'. bewillecompt, dat hem seer aengenaem waeren, als wel meer redenen, ten laetsten ons voorstellende d'oorsaecke van soodaenigen cleene schencagie, 't welcke duijdende tot vercleeninge off disrespect van sijnen Coningh. Wat gefondeerde redenen daer op inbrachten, scheen soo niet aengenomen wierden, gelijck UEd. in 't daghregister alles largo geannoteert gelieven te beooghen. Des anderen daeghs door de Louse schippers geanimeert sijnde de schencagie te vergrooten van de niet gebrochte goederen, ons verseeckerende haeren Coningh denselven balanceren soude, derhalven genootsaeckt door vreese ons wel eenige tegenstaeckelen mochten voorcomen in soo verre't contrarie resolveerde, mitsgaders aireede bevonden voor de Compe. hier proffitabele negotie te drijven was, 't welck ons ooghwith heefft doen besluijten op 7m d°. UEd. schencagie met 3. stucken laecken, 4. rollen dubbelde daemasten, als den silveren gegraveerden verrekijcker, bedraegende soo gereeckent men de voorsz. goederen daer soude mogen vercoopen cunnen t1.600., 't welcq jegenwoordigh nevens UEd. schencagie mettet affcomen van d'assistenten ende Montip door Sijne Maij'. wert in prijse [60] vergoet, dien volgende het comptoir Cambodja voor de 600. t1. in de Louse negotie-boeckj ens hebben belast, dien haer op 't generael weder ontlasten. Welcke schencagie den Coningh bevallen 'heefft ende tot UEd. meerder affectie gebracht, als blijckende is, des anderen daeghs alles deden opschrijven ende ons aenseggen, dat d'eerste volle maen, sijnde 16. Novr. audiëntie geven ende UEd1». brieff ontvangen wilde, gelijck geschieden, wanneer ons in audiëntie d'eere bewees, soo dicht bij hem te sitten als niet meer gebeurt was, doende UEd. dispositie vraegen, als sijn genegentheyt verclaerden, hem aengenaem sal wesen in de begonnen aliancie UEd. jaerlix gelieve te continueren, 't 238 iv. brief waeren coopluijden offte andere onser natie, hem t'allen tyden wilwuyst- Com sijn, gelijck sulx met ambassadeurs UEd. voordachtigh was ani dec dermael aan te presenteren, ende sijn affectie daerdoor naeder te be1642. wijsen, welcke redenen g'eijndicht ons met eenen affscheijt gaff en (Nov. 1641). naer ijet nodigen eenige speelwercken, dien had doen bereijden, te besichtigen; deselvige tot in den doncker geseten bespeculeert, onse reverentie gedaen. Bleven dien nacht buijten de stadt slaepen als Sijne Maij1. met alle Grooten desgelijcx deden, dien ons noch des nachts door Nappra liet affvragen, wanneer gaern vertrecken wilden, 't welck op 't versoeck in UEd. missive ons aen en naerder reffereerden, daer twijffelachtige antwoorde op bequaemen, soo haestigh niet te sullen cunnen geschieden. Vorders hebben dagelix getracht, de Groote volgens constuijme te versoecken, met een cleijne vereeringe te doen, daer niet eer als op 22en ende 24. d°. voor beijde Tevinias Assen en Lochon gehoorbequamen, haer Ed. recommanderende cortelij ck affscheijt te mogen becomen, dien beloften deden bij den Coningh ons gedacht ich te wesen, alle coopluijden ende regent wesende van Coninx middelen; van wien antwoorde bequaemen op 't versoeck, dat mochte haestelijck vertrecken, bij Sijne Maij'. was goetgevonden totten hooge waeter te verblijven, oorsaecke de groote travaillie en 't prijckel dat bij laegh waeter de prauwen subj eet sijn, gelijck dat selffs in 't affcomen bevonden hebben, waermede doen tertij t ons hebben moeten patienceren, wel wetende de uyr wanneer men van huijs gaet, maer qualijck de wedercompste. Naer veel andere discoursen met genoemden Comphan g'eijndicht sijn E. voorgedragen, hoe jaerlix de Louse schippers seer quaede geconditioneerde coopmansaecken in Cambodia hebben af gebracht, doordien de beste aen de Mooren vercocht en naer Siam vervoerden. Derhalven aen sijn E. versochten d°. schippers mede te recommanderen soodaenigen goede benjawin, gommelacq, als gout d'Compe. in Cambodia off Batavia ter marekt te brengen; op welcke redenen sijn gemelte E. verhaelende het nu 't contentement, dat Sijne Maij'. heefft in 't qualijck tracteren sijner coopluijden, dat de Grooten van 't Siamse rijck haer jaerlix aendoen, wanneer daer verschijnen, in seeckere huijsinge met de goederen doen bewaeren, als gevangen luijden met wacht bestelt, opdat aen niemanden mogen vercoopen anders dan aen d°. Coningh, diens Grooten naer hun taxatie alles aennemen en wederom quaede cleeden in betaelinge geven. 239 (Nov. 1641). Soodat de Compe. meer naer desen in 't Louwen landt wilde comen iv. brief handelen, als dan versochten wel souden optineren, dat weijnigh WUYST- . , hoff goederen bij de Mooren off Siammers vervoert werde ende ons ge-, DEC< heelijcken in Cambodia toegebracht worden. 1642. Den Coningh ende Grooten des rijx, dien niet seer totte Siammers genegen sijn, oorsaecke haere redenen daertoe moverende verhaelt ende volgens de genegentheyt t'onser natie, gelijk Sijn Maij'. |6ij ende desselfs oom mijner presentie verclaerden, als oock noch jonghst de assistenten Willem de Goijer en Huijbert Boudewijn op hun affscheijt gerecommandeert, van des Maij18. affectie goede raporten te doen, als nodigende dat gaerne wegen de Compe. daer wilde comen handelen, haer aengenaem soude wesen, onder welcke gunste de Compe. daer neder geseeten sijnde ende jaerlix het Louwen landt met getrockene cleeden dient, gelijck voor 't eerste per memorie offte eijsch van cleeden in 't daghregister gespecificeert, sal in 't minste geen goudt mancqueren ende UEd op 2. p1. jaerlix onbegrepen vrij staet mach maecken, boven het geene dat bij particulieren in Cambodja de Compe. noch sal toegebracht worden. Soo ben van een vast gevoelen de Compe. in 't Lauwen landt compt te handelen, daer veel goede contracten metter tijt te maecken sijn; dat den benjuwin cabesse en gommelacq sonder hout, geheelijcken, mits betaelende den prijse dien in Siam behaelen can, jae al waer 't 3. en 4. t1. noch min in 's Comps. handen vervallen sal, mitsgaders alle het goudt, dat bij particulieren Louse coopluyden, dien jaerlix gewoon sijn naer Siam te navigeren, verseeckert bennen, men haer in Cambodja mette avance van 30. pro cento gelijck nu bejaegen, zal de Compe. mede die spetie geheelijcken bemachtighen ende niet te min al schoon de Compe. in 't Lauwen landt negotieert, sullen beter als jegenwoordich hunne cleeden hier cunnen verthieren» oorsaecke de Louse coopluijden hier continueelijcken bevreest sijn, off 't sedert haer absentie uijttet Louwen landt wel Mooren met cleeden uijt Siam daer aengecomen mochten wesen. Wanneer dan hier cleeden in quantiteijt off weijnich gecocht hebben, costij met schade offte sonder winste moeten vercoopen, 't welck causeert zijluijden dicmaelen liever met geit als andere Chinese goederen vertrecken, gelijck daer aff exempelen hebben, doen de Mooren over 3. jaeren [6id met een treffelijck cleeden cargasoen als contanten in 't Lauwen landt aengecomen waeren, niet een cleet van de Compe. cochten, daer ter contrarie als geseijt, al waer 't noch sodaenigen schoonen cargasoen de Compe. costij aen de marckt brenght, wanneer men 240 iv. brief haerluijden bij conditie de cleeden 1. a 11/2 al waer 't 2. t1. naer de wuvst- deedeij waer lastigh sijn, haer minder vercoopt gelijck alsulcke cle1 dec den °*j de Comp*. in 't Louwen landt moeten vercocht worden, sul1642. len seeckerlijck voor haer aangebrachte capitaelen principael clee(Nm. 1641). ,jen ter retour vervoeren, 't welck oock meerder profijten door sc- daenige middelen dit compf. bij te brengen staen, als tot noch toe geschiet is. De Mooren sulx vernemende, als dat de Compe. in 't Louwen landt met gunste van den Coningh sijn geseten en handelen, alschoon men voor 't eerste jaer der gecouleurde fijne bethilles als andere geschilderde doucken niet conde becomen, maer eenlijck met de resterende pr. eijsch in 't daghregister aengewesen, als soo vertrou we noch wel getrocken cleeden op Bata. in de pachuijsen, die bij Sr. Regemortes als den tolcq Intse Lannangh cunnen uijtgesoch werden, daer nevens 5. a 6000. thaylen contanten gevoeght, sal voor een redelijck capitael verstrecken, en de Mooren, soo vertrouwen, uijttet Louwen landt doen verblijven, wachtende op 't gene haer toegebracht wordt, oorsaecke den wegh van Siam t'overgroote travaille met de carren is. Daer nevens sal aparent haer doen vreesen, soo in 't Louwen landt quaemen, de Comp6. mettet opcoopen en cladden jegens hunluijden in de weer wesen en geen winsten dan eenlijck de groote moijten der passagie bejaegen onder en tusschen de geeijste cleeden becomen, sullen het Louwen landt cunnen dienen, dat geen Moorse noodigen en haer van den Lousenhandel gefrustreert vinden, vermits het gout, benjuwin en gommelacq tot retour uijt Siam te vervoeren nodigende is, waeruijt onder correctie besluijte en UEd. |6a] gelieve te considereren, dien daervan de beste ervaerentheijt, als soo vertrouwen voor desen al seeckerder onderrichtingen aff becomen heefft, off niet nootsaeckelijck naer moet volgen, de Moorse vaert op dat quartier minueeren als eijndelijck wel te niet geraecken mocht. Naer welcke insichten ons ooghwit eerstelijck getreckt heefft, dat op het aenraeden van den Lousen schipper Quan Montip UEd. heefft doen resolveren een besendinge naer 't Lauwen landt te doen om de seeckerheijt van 't remonstreeren door den Oppercoopman Sr. Regemortes t'onderstaen, 't welck volcomentlijck soo hebben bevonden, de cleeden daer goede profiijten geven en een 2. a 21ji t1. de cassen en roode betilles, als geschilderde 4., 5. jae getrocken sorteringe van calimcariz 10. taijl ijder en meer gelijck hier in Cambodja renderen cunnen. 241 Ten anderen op 28m November in 't Louwenlandt 70. carren, alle iv. brief Louse coopluijden, daer sonder cleeden aengecomen sijn, oorsaecke WUYSTsoo verstonden, de Moorse scheepen in Siam niet waeren verschee- "q^c' nen; het eene soo rapporteerden door zeerover voor de revier Tan- m42. nassarije genomen was, als 't ander, dat lange over gegiste tijt achter bleef; hadden daer soodaenige gissinge mede van gemaeckt, of. most ergens door tempeest gesneu velt wesen, soo dat de overcomende Louwen, als de Mooren in 't Lauwen landt sijnde, verclaerden in 2. jaeren geen scheepen met cleeden verwachtende waeren. Op welcke tijdinge ons naerder heefft doen letten als wel een der principale redenen zijn, waeromme vooraf uijttet Lauwen landt vertrocken ben, aenmerckende of bij UEd. ende d'E. H. Raden van Indien dienst en proffitelijck wierde goetgevonden in dat gevest negotie [62d°] voor de Compe. te stapelleren, geconsidereert soo UEd. met het Japanse schip van onser bevindinge conde werden g'adviseert den eijsch der Louse cleeden een jaer eer gelijck jegenwoordich in 't werck mocht stellen, wanneer soodrae binnen de 2. jaeren in 't Louwen landt mette g'eijschte lijwaeten dan de Mooren conden verscheenen sijn, daer die natie een voordeel mede affgesien hadden, dienvolgende d'advisen nodigh g'oordeelt, dien niet segourder als door mijn geschieden conden; want door blijven verseeckert waeren, te spade en naer 't vertreck des schips eerst bestelt souden worden, gelijck in 't dagh-register de redenen breeder verhaele. Hebben, naerdat Tevinia Comphan ons aengedient hadde genootsaeckt te blijven tottet hooge waeter, de reedenen daer bij voegende dat bij laegh waeter de revier seer quaet en periculeus was te passeren, sijn gem. E. door den tolcq Intsje Lannangh maer simpelijck eens laeten voordraegen, off Sijne Maj*. (den naem gevende om mijner sieckten) met een cleene Cambodjase prauw dien gereet lagh wilde laeten vertrecken, 'tgene Sijne Maij1. datelijck toegestaen heefft; dan met een andere Louse prauw daer noch 14. dagh nae wachten, eer gereet was. Naer dat een minnelijck affscheijt van alle de Grooten genomen, ons nodigende dat wederom moste comen, als den iq** November transport gedaen aen d'assistenten Willem de Goijer ende Huijbert Boudewijnss., gelijck bij desselfs geteijckende te sien is, bedraegende f 5035.22, bestaende in uijtstaende schulden, roode daemasten, als contant mitsgaders noch weijnigh nevens d'instructie deropperhooffden in Cambodja hunluijden tot nader reglement bijgevoucht, l63l des anderen daeghs naer Muncocq vertrocken, daer noch totten 2$** Linschoten xiii. 16 242 iv. brief tardeerden, wanneer noch gevordert ende eijndelijck op 25. Januari] wovst- Niewain gecomen, waer van daen g'ordonneert met een cleen- hoff 1 dec.' °-er Prauw de reijs te vervorderen, vermits de groote prauwen bene1642. den dese dorpen wegen de clippen bij laegh water en stereken stroom (1641). t'elckens haer goederen moeten lichten, grote travailie onderworpen sijn, dat voor die luijden een lange reijs maeckt van 7. a 8. maenden eer in Cambodja cunnen aenlanden; ende alsoo de geruchten in dese plaetse sterck gingen, hoe den Cambodjar het Louwen landt wilde beoorlogen, hebben dier oorsaecke geen prau cunnen becomen en totten ioen Februarij sij opgehouden, door welck interval van de reijs tijdelijck het schip te beloopen versteecken geweest, als vorders op I7«> d°. gecomen tot Bassacq, daermede om verhaelde redenen tot 6en Maert moeten t ar der en, soodat in alles bij de 40. daegen onnuttelijcken met leggen doorgebracht. Wat moijten en redenen door mij hier over sijn bijgebracht om de reijs te mogen tijdelijcken gewinnen en 't schip beloopen, sal UEd. in 't daghregister om in desen niet largo te wesen, gelieven te beoogen, 't welck een lange afreijs veroorsaeckt, dat eerst op 1 ien April in 's Comp3. logie verschenen sij. Gelijck op 20. October passado parresseren mede d'assistenten Willem de Goijer ende Huijbert Boudewijn van Lochorst in comp6. van vijf praeuwen, sijnde den 22™ Augustij met aller minnen uijt Winckjan gescheijden, waermede dese vojagie tot 's Comp». ende UEd. respect volbracht hebben. Als voirders brengen ter retour 35. hoynigh ioY2 sicinne schoon, suijver, onvervalscht gout, bedragende f41 54:16:13 incoops, 't gene naer mijn vertreck sijluijdentot wat hooger prijs als gecontracteert hadde moeten aennemen; dan echter heeft noch de hoynigh swaerte, dat 3. t1.4. ms. is van uijttet Louwen landt tot hier, een tail swaerte winst, dat 30. pc. gereeckent [63a0] wert. Hadden gewenscht met treffelijcker capit1. versien geweest, dat d'ongelden niet maer d'avancen als het retour wel totte 40. a 50. cattij gout vergroot ende sulx mij in 't Louwen landt doen verblijven hebben. Maer ten aensien dan niets te verrichten hadden, noch voor te vallen stondt, tot personelij cker afcompste ge resolveert, oordelende de Compe. daer beter dienst bij presteerden. Dienvolgende verhoope UEd. 't selve in 't goede sal gelieven te duijden. De gedaene vojagie is voor ons seer armelijcken geweest, vermits het regenmousson als de seer quade accommodatie in ander luijden praeuwen. Dan was dit selve in weder voorvallende occasie te remediëren met eijgen praeuwen en tot overvoeringe van een cargasoen 3. stx. nodigen sullen, costende ijder omtrent 60. a 70. 243 thaijlen, als vorders geen oncosten meer dan bij ons gedaen sijn iv. brief te dragen hebben, nevens 15. a 20. stx. siaeven dien in't Louwen WUYST" landt de Comp8. dienstelijck sijn, vermits men aldaer door de cos-, DEC' tuijme geen arbeijtsluijden in daghhuijren becomen can en sich een m42. ijder met eijghen siaeven behelpen, daermede veel ongelden oock voorgecomen werden, als connen bij leegh tijt de geseijde siaeven om den besten benjuwin mette praeuwen uijtsenden op te coopen,daer 2. t1. en meer op ijder picol by advanceeren, soodat in 2. a 3. jaeren d°. slaven vrij sullen hebben. Den cabessa coop men ordinaris voor 12., 13., 14. a 15. taijl, wanneer dan altsaemen suijver van groote stucken is, den gommelacq sonder hout tot 3 y411. ende met hout voor 1 y4 a 1 y, t1. het picol. De voijagie, soo de gelegentheijt der revier bevonden hebben in 't hoogh als in 't affcomen bij laegh waeter, can niet bequaemelijcker als hal ff off ult°. September begonnen worden, wanneer bij het hooghste waeter beter wegh vorderen, soodat dan i1/,, maent tot [64] Nawain cunnen comen en 't regen mousson g'eijndight is, daer door de cleeden voor vochtigheijt gepreserveert sijn; want oock laeter als geseijden tijt de reijs aen te vangen is ondienstigh, want bij laegh water boven Naewain souden groote travaillien beloopen, doordien de revier geheel ondiep en vol clippen daer is gelegen en door seer naeuwte als de Bataviase revier stereken stroom loopt, die men qualijck dan met extreme moijten moet op arbeijden. Jaerlix wederom mette gelaeden praeuwen bij hoogh waeter afcomende, cunnen alle perijckelen door een bequaem getije aff te wachten voorgecomen worden. In d'opreijs sijn ons door versuijminge, dat de Louwen het waeter niet bij een grooten regen in de nacht uijtte praeuw g'oost, 2. stucke laeckenen en 20. p. tarnatanes beschadight; het laecken hebben noch met advance, dan de tarnatanes met schade vercocht. T'negotie boeckjen met de specificatie van on- ende montcosten, mitsgaders ons gehouden daghregister als andere pampieren, gaen hier nevens, waerinne U Ed. alles nader gelieve te beoogen, soo den vercoop der goederen als den prijse des gouts, waeraen ons geheelijcken mede refereren. Alsoo Ed. Hn. jegenwoordigh bij de 3. jaeren in de borst een accident gehadt, 't geene meer en meer aen neempt, daerinne de gedaene vojagie geen goet gewerekt heefft, als den tolcq Intsje Lannangh bewust is de geheele reijse met groote pijne den tijt doorgebracht heb, derhalven een Chinesen doctor gebruijekt, dien verclaert 244 iv. brief in 't cureren des accidents geen woelinge mach lijden, maer eenlijck wovst. warmte en stilheijt, als dat dient daegelijcx ooghmerck te nemen [64v°] idec' naer de veranderinghe in de beterschap offverarringe, 'tgene niet 1642. doen can, vermits dien doctor boven bij den Coningh woont en een slaeff desselfs is, soodat altijt verclaert heefft bij soovern bij hem in huijs conde wesen, van dier quale haestigh genesen soude. Heeft eijndelijck Sr. Regemortes toegestaen, vermits door 't accedent in 's Comp8. dienst onbequaem werde, dat naer Batavia met dit schip vertrecken mach om beterschap te soecken. Heb in de plaetse naer Batavia te gaen van Sr. Regemortes vercreegen naer 't vertreck deses schips 6. weecken, een maent of minder boven bij den Chinees te logieren, dien verseeckert binnen dien tijd te genesen off soo verde te brengen, dat geen Comp8. dienst toucheren sal. 'T heefft mij altijt in 't herte wee gedaen, dat 's Comp8. dienst met soodaenigen lust niet gelijck vooren heb cunnen waernemen, vermits jegenwoordigh bij naer al op Sr. Regemortes aencompt. Verhoope den aller Meester beterschap sal geven, wanneer dan noch seer genegen sal wesen naer g'expireerden tijt in India te continueren, ter contrarie genootsaeckt te wesen naer 't vaderlandt te keeren. Verhoope diencleijnen tijt, dien uijt 's Comps. logie absent sullen sijn, UEd. geen miscontentement sal geven; desen eijndigende wil UEd Hiermede Erentfeste, manhaffte, wijse, voorsienige ende genereuse Heer naer hartgrondige groete in de bescherminge des aldermogensten bevelen, dien UEd. in een langhduijrige gesontheijt gelieve te spaeren, tot welstandt Uwer Ed. swaerlastige directie, met prosperiteijt ter salicheijt. Amen. Datum primo December 1642 in 't Comptoir Cambodja. Onderstont: UEd. bereijt ende dienstschuldigen dienaer ende was geteeckent: Gerrit Wuijsthoff. V ^asB'feflfêter ban 't gepa^eet* be ap 't jfobetlant^ tomptontt in tien ïltjcfte ban Camfiotria 't 5e&ert tien 25en Mmt %a. 1642, bat öe ffaftt tie forrtj naer ^atabfa ber£e#lt t& tot öatn (6 ^ecemntr 1642) toont f teter ban fegemDtteji Overgekomen brieven 1643, Deel IV, folio 65-95 r°. ®ag{j'lfegf£ter ban 't separeert* op *t Bzbtt* ïant*. comntooir. in ben iHgcbe ban Cambobia *t 3eöert ben 25(0 jflSaert SC». 1642, bat be fïiigt be iSogfi naer ^attabiaber^eijlt i£, tot bato (6. 9ec. 1642, boor peter ban iHegemarte£). (Maert 25en D°. Alzoo de namracks ») praeuw onder de wal sagen affco'64'"' men, vermits desselffde om niet in de grondt te raacken segge sleepen, hadden van boordt gezonden, sijn met den donckeren met de tboodt naer deselve toe gevaaren, winnende dien naght noch omtrent 3. mijlen opwaerts aen, daer het omme de stortinge der zee te ontwijcken, insetten, hebbende de fluijt de Rogh voor de Chineesche offerplaets a) omtrendt den drempel ten ancker gelaeten, wesende den schipper Doucke voornemens met den dagh zoo naer voorgaets te loopen als mogelijck wesen zall, wanneer bij lange contrarie winden 't uijtcorten ondernemen will. Godt almachtich verleene het selffde schipp een goeden windt ende voorspoedighe behouden reijse. Aprill 2m D°. Een uijr ofte twee naer sonnen opganck ben in 's (1641.) Comp8». loogie behouden aengelandt, hebbende 2. a 3. dagen eenige goeden windt voor 't schipp dienstich dan met slappe coulte ont- Imoedt ende tegen gehadt; verhoopen dat met denselven t'zee geraeckt wesen zall, dat Godt geve. Alles vonden in de loogie wel ende verstonden uijt de rapportten van Sr. Brouckmans, hoe dat op gisteren nacht den Coninck sijns broeders huijs hadde in den brant gesteecken; dan was den broeder het met den naght ontvleucht. D'oorsaecken deser veranderinge is, op 't rapport van een Nackhier, vollen broeder van de Coninginne Ferkees Satrij, 's Conincx tweede vrouw ende zeer van hem bemindt, als dat sij met 's Conincx broeder hadde geboeleert, ontsta en, daer het tegendeel van ijder voorseecker 1) „Namrack ofte swaerten lacq" verklaart de commandeur Paulus Croocq in zijn Instructie voor zijn opvolger van 6 November 1638, op blz. 13a hiervoren. Het artikel ging in groote hoeveelheden naar Japan. a) Zie Noot 1 op blz. 61 hiervoren. 248 v. dach- gesustineert wert, oock een gezondt verstandt contrarieerende is. rep"8" °P den naermiddagh vertreckt den Tevinia Ravij, om op des Conincx rege- broeder te passen, naer beneden, soo andere Grooten naer boven. In mortes, somma weder een halve oorloogh, alzoo gereucht wert den prins ,MX van een groote macht gevleucht is; echter en laet den Coninck niet ondertusschen vrolijck te wesen ende alles tot sijne intree feestclaer te maecken, 't welck binnen 2. a 3. dagen te geschieden staét. Een wanghcan vanManilha, die aen Pnompingh leght, is voornemens naer Taijouan te vertrecken, latende tot dien eijndede waeren derwaerts over dienstigh op sammelen. [Apra 4M1 jyo gjjn nevens gr. Brouckmans naer 's Conincx hoff om op 164»). ~ sijn mtreefeest als cronmge sijner Coninginne bij te sijn, naer boven gereden, alwaer tegens den middagh door eenige verhinderinge eerst aenquamen, daer boven alle inwoonders ende Grooten, de capiteijns ende factoors der Poortugiesen mede vonden; deden den Coninck een present van 20. taill Cambodias, daervoor ons van hert- [654°] ten seer bedanckten. De Poortugiesen hadden geit, goude kettings ende rariteijten van diverse gecouleurde brillen ende andere glaesen geschoncken, zoodat het selffde hoogh te gelde liep. Gasper Borses hadde sijn speellieden ende trompetters bij hem, die onder 't eeten altemets een accoordt van schalmeijen ende schuijfftrompetten hielden. Voorts van veelderleij dansen, worstelen, olyphandt veghten en andere instrument als battument spelen, groodt geraes sijnde. Op ende omtrent dat de fruijten souden voorgestelt werden, gingen met onsen sabandhaer dight bij Sijne Maij*., hem presenteerende een kelder wijntint x), dewelcke aenvaerde; dan om bij alle intervallen, die den mensche door sieckten connen overcomen, droncken eerst uijt elcke vlesgh een goude copp voll, die tot dien eijnde mede genomen hadden. Naerdat het jonghste gericht was opgeschaft, reden weder naer de loogie, daer met doncker avondt, vermits de moeijelijckheijt desweeghs ende den regen, aenquamen. (April 5 en d°. Verseijlt een joncke, daer Manuel Dias cappiteyn op is, nu jonghst van Manilha gecomen, weder derwaerts gaende, geladen met grote quantiteijt benjuijn, salpeter, peper, wasch ende eenige cleden, gemonteert met 12. a 14. blancke, veel Luconders 2) ende 10. a 12. Shinesen. (Apni 6en D°. Ben om den Coninck (alsoo in lange niet bij hen geweest sijn) te begroeten naer boven gereden. Onderwegen gemoeteden i) vinho tinto, Portugeesch, roode wijn. 3) Luconders, bewoners van het eiland Luzon, Philippijnen, waarop Manilla ligt. 249 Gasper Borsckes ende den ambasadeur, die op dato eerst affquamen. v. daghDes avonds, vermits den Coninck om te gaen visgen uijt reedt, nietREO,sbij hem connen comen, die boven bleven, ende des anderen daeghs REOE. morgens naer hem in 't oude hoff reeden ; daer soo in 't water huijs mortes, quamen daetlijck uijtreedt. Dan spraecken ondertusschen met sijn,642Coninginne, haer vereerende met een verlackt nestcoffer van 2. in den anderen met versouck onslieden haer faveur wilde genieten laeten, dat mij belooffde ende voor haeren zoon aennam. Voorders alzoo bij haer Maij». discoursen van den gevleuchten prins geroert wierde ende dat sijn olyphandt achter 't Jappansche quartier gevonden was, brachte ijck bij, hoe dat op gisteren op 's Conincx bevel alle onse packhuijsen ende woninge hadden doen visiteeren ; datter op eergisteren een joncke naer Manilha vertrocken ende noch niet over de saecke gevisiteerf was. Daerop haere Maij». daedelijck belaste men denselve naersetten ende aen Pnompingh tot den prince gecregen was ophouden soude. Van haer affscheijt genomen hebbende, seijden den Coninck met een dullerï olyphandt weder herwaerts aenquam; sulcx oock saegen hij sêlffs regeerder was, sijnde een geweldigh groodt beest ende gantsch boos ende uijtsinnigh, soodat geen mensgen op verre naer omtrendt hem dorsten comen. Den Coninck hem door 't voorgaen van een wijf ken denselven op stall geleijt heb[66] bende, reedt naer 't waeterhuijs, daer hem gingen besoucken, ons excuseerende wegen dat in lange niet bij Sijne Maij». geweest waeren» alsoo het schipp tot naer beneden waeren gevolght ende sijn depesche gegeven hadden. Ons voorder wegen eenige valsche beschuldinge van gemelte schipp, t'onsen nadeele Sijne Maij'. voorgedragen, suijverende, vereerden Sijne Maij». met groen laeckensche sulver geboorduijrde hemtrock met lange panden, sijnde 't gantsche lijff met groen siouwelx) gevoerdt, denwelcke hem seer aengenaem was ende om te gaen schieten bewaeren wilde. Voorders, alzoo den sabandhaer om touwerck om sijn scheepien op te taeckelen versocht, vraeghde Sijne Maij». off hem in 't schrijven aen d'heer Genarael hadde gedaghtigh gheweest, daerop hem contentement deden ende, soo voorders gaeren de saecke van de gelighte Portugiesche goederen hem souden hebben voorgehouden, sprongh in de prauw ende gingh nevens eenige andere Grooten in de vijver vischen, soo dat men hem geweldigh qualijck iets can voordragen, ten aensien niet een ommesien still is, maer van 't eene op 't andere will. 1) Wellicht een schrijffout voor flouwel, fluweel. 250 v. daoh- Van hier reeden naer den seecreetaris Tirmedoll, sijn hulpe van ter'*" weSen de penningen bij die gode globo*) schuldigh ghebleven, verrege- souckende, als mede dat een onser slaven, nu omtrendt twe jaeren gemortes, leden bij Gasper Borsehes ontvoerdt, nu weder door hem herwaerts ,642" gebraght ende voor onse oogen dagelijcx in 't schipp saegen. Sijn E. ende d'andere reghters conden ons daedelijck wel ordonneren, dat hunne goederen, die in zee hadden gelight, souden ristitueeren, dat geen reden en was ende rechtvaerdige schulden en wilden niet mainteneeren; aengaende den slaeff was maer een vermaninge omme zoo hem niet restitueeren wilde, men ons naer desen, soo mede d'haere verstaecken, niet aensprecken soude. Sijn E. stelde ons naer veel debatten tot op morgen uijt, alzoo dan de gemelte perzoonen souden boven comen. Jegens den avont bij des Conincx factoors, omme betaelinge wegen des ouden Conincx schuldt als van gehaelde cleden te procureeren, geweest, maer niet connen becomen, soo ten aensien de casse niet wel versien ende op overmorgen den Cambodiaers nieuwe jaer, daeromme veel duijvellerije hebben uijt te reghten; echter hebben wij tot morgen uijtgestelt. Dies boven bleven slaepen ende gingen {4frÜió4,) 8eD 'smorSens weder naer den secretaris Tirmedol, die noch niet bij der handt sijnde, met patiëntie verwachteden, soo mede Gasper Borsehes en den ambassadeur. Met quaert van den dach gingen met hem gelijcker handt te hooff, daer vermits den Coninck niet te voorschijn quam, met den anderen van de saecke spraecken. Dat van de schuit, seijden sij, souden inbrengen als over 2. a 3.daegen met den anderen weder in rechte, wegen de gelighte goederen, treden souden; den slaeff was vrij ende had hij der niet van te disponeeren. Waerop antwoorde dat niet vrij was als hij hem ons ontvoerde, dien volgens onsluijden off den slaeff off de waerde van dien gehouden was te restitueeren; aengaende de gelichte goederen daervan en hadden niet te verwaghten. Den Ocknea ofte secretaris sprack noch goetschiks tuschen beijden, alle dingen souden wel gaen bij d'eerste raetspleginge; daer ick maer om laghte, seggende in woorden: 't gene men van sijnen vijandt verovert hadde niet weder te geven was ende niet te min schulden mosten betaelt werden, 't sij in 't goede ofte in 't quade als andere reedenen meer. Terwijle noch al met patiëntie op des Conincx uijtcompste verwaghteden, versochten in 't hoff den [Md*] Tevinia Ravij Chichermoth, hebbende des Conincx broeder den prins 1) Portugeesch, dikken rijkaard. 251 met den daegeraet gevanckelijck boven gebraght. Volgens sijn ver- v. dagh claeringe was hem den gemelten prins eenlijck te voedt gaende te l^E°IS gemoeth gecomen, van sijn aenhangers ende geselschapp verlaten REqesijnde; hadde hem wel doen trackteren, ende nu quam om aen den mortes, Coninck sijns lijffs genaede te versouecken ofte zoovele dat sijn saec-,642, ke bij de oppersten Grooten ende paepen t'syner eere ende onschult wegen d'ontschaeckinge sijns broeders 's Conincx vrouwe voor al d'werelt moghte blijcken. Aengaende de voirdere crimen, de (= die) met het vleughten als tegenweer in den eersten nacht hadde begaen, stelde ter discreetie van gemelte reghters ende gratie van den Coninck. Hoe dese saecke affloopen sal, wil den tijt condt doen. Den Coninck niet te voorschijn comende, wert mij ende den Poortugiesen affgevraeght waeromme daer quamen. Dies onser beijde antwoorde verstaen hebbende, namentlijck dat de Poortugiesen om haer geit quamen, 't welck stijff over de 2000. taijl-monteerde ende wij den Coninck maer quamen besoucken, oock bij gelegentheijt iets voor te draegen hadden, gaven tot antwoorde den Coninck mits des nieuwe jaers daegen vrolijck ende door de apprehentie sijns broeders beledight was; daeromme niet te voorschijn comen conde, maer wert onsluijden van des Coninginnes wegen aengedient noch wat te waghten, wanneer ons fruijten ende goeden cost ieder in gelijckheijt nevens stereken dranck liet voorsetten. Van 't hoff reden naer des Conincx factoor, die vermits mede bij den Coninck geweest hadde, soo droncken was, dat mij geen antwoordt geven conde, veel minder penningen. Dies met 300. taijlen, die van des Conincx moeder wegen op affcortinge van de geleende 600. Thl. hadde ontfangen, naer de loogie tourneerde. (Aprii ioen D°. Op den naermiddagh verstaen uijt Sionomon, Jappander, die van boven thuijscompt, hoedat op gisteren naermiddagh door last ende bevel des Conincx den prince sijnen broeder bij de Jappanders was gecapt, doodt sijnde ineen kist geleijt omme naer gebruijck gebrandt te werden, welcke saecke onder veele niet wel op genomen werdt; onder tusghen comen de dooden niet weer ende was desen prins een treftigh en sachtsinnigh persoon, dien de regeringe tot vorderinge sijns landts ende ondersaeten beter als den jegenwoordigen Coninck soude gevoeght hebben. De Coninginne Perkees Satrij hadde al haer goet, slaven ende cleden in huijs affgenomen; zoo de gereughten loopen soude haer de lellen van de ooren gesneden hebben ; daerbij genough haeren doodt verclaert is, die naer gereughte loopt met het smooren in een sack geschieden soude, aen welcke 252 v. dach- vrouwe soo sijnde ten dienste van de Compe. veel verliesen sullen, ter18* ak°° aues gene haer voorhielden aen den Coninck conde te wege reoe- brengen ofte ten minsten verlengen. Godt were dese crueliteijt van mort es, desen bodem. Op den avondt wierden bij gesegeit schrift, omme de saecke van de gelighte Poortugiese goederen te bebleijten, boven ontboden; dan mij met een valsche pracktijcke van een quaet been te hebben, om tijt te verlengen ende 't jaght van Gasper Borsches op te houden, voor twe dagen geexcuseert. [Afritiien fjo Compt Tevinia Ravij Chichermodt nevens Nappra Lelanghsa ons besoucken. Naer eenige discoursen endeonthalinge versoghte aen ons lieden dat hem met een hondert taijlen comptant te [67] lenen wilden accomanderen, alsoo om 't selve, vermits eerstdaegs met de dochter van muntmeester Teijsimbath trouwen soude, benodight was, welcke penningen aen Sijn E. uijt verscheyden consideratien hebbe toe getelt. In 't uijtgaen van de eerste wacht arriveert den ondercoopman Wuijsthoff nevens een jongen uijt 't Louwen landt alhier, uijt welcke mondelinge rapportten als sijn gehouden daghregister hun wedervaeren op d'heenreijse als wederomcompste largo verstaen, waervan nu desen de principaele motijven in 't corte sullen aanroeren, ons voirder aen desselfs gehouden daghregister refe[re]rende.... *). Hunne spoedige weerom reijse hadde (Wuijsthoff) aen de Groo- [67 d° ten versocht ende voorgedraegen, dewelcke, daerover d'advijsen van de schipper ondervraeght hebbende, den tijt te cort bevonden, ten aensien de schenckagie, die door den Coninck de contra geschieden soude, in dien tijt niet claer wesen conde. Daeromme hun door den Tevinia Comphan wierde aengedient, tot het naeste hooghe waeter verblijven mosten omme nevens 's Conincx ambassadeur te tourneeren, dat oock beter respeckt baeren soude. Echter gemelten Wuijsthoff, daer de negotie volgens sijn voorstel soodaenigh bevindende, dat nodigh was wijlieden daervan g'adviseert dienden, omme haer Ede. volgens instructie hem belast met het schip dat van Tayouan te verwachten stonden van deselve te dienen, hadde naer genomen resolutie, in dato 28. Ober getrocken, goedt gevonden onder den deckmantel sijner sieckte alleenigh met een cleene praeuw te retourneeren, eijndelijck op den a) lecentie doen versoucken, 't welck hem 1) Hier volgt een uittreksel van het dagverhaal, welk laatste hier ten volle werd afgedrukt, zoodat het uittreksel bier kan worden overgeslagen, a) Datum weggelaten. 253 naer veel affslaens ende protessteerens eijndelijck op den 3en Decem- v. daghber was toegestaen, waerop den 20*11 daeraen volgende, naer datREOIStransport aen d'assistenten Willem de Gooijer ende Huijbert Bou- REOE. dewijnsz van Lookhorst bedraegende ter somma van f2i90B9„8pen mortes, gedaen hadde, uijt Winckjan herwaerts aen reijse gevordert heefft;I642* dan is bij den wege door eenige quaede gereuchten, die op de nederquertieren aldaer quaemen, alsdat den Cambodier met carren ende een grooten hoop volcks om haer te beoorloogen afquam, bij de 40. daegen opgehouden geweest, waerdoor, van 't schipp te beloopen gefrustreert sijnde, het van langhsaemerhandt sonder herde prestingh hadde laeten voortgaen. In wekkers personeele affcompste, ons bevroedens, gantsch quaelijck gedaen heeft, al schoon 't schipp beloopen hadde, ten aensien den eijsch van de cleeden derewaerts over dienstigh, alhier noch in Battavia op een sprongh niet te becomen sijn, oock de monsters ende sijne advijsen ons diesaengaende genough hadden connen dienen, sonder dat het respect aen onervaerenderëade jonger borsten aldaer nevens Comp0. middelen hadde behoeven op te draegen, in 't welcke wijluijden ende hij ons haer Edes. oordeel submitteeren. Immers [68] had dit voor sijn ooghwith moeten vaststellen, dat bij aldien gemelte persoonen hadden bequaem geoordeelt, hem hadden geëxcuseert. Item, dat soo de Louwen hem selffs hebben voor ghehouden, een ambassadeur sonder dat van den Coninck gedepescheert was, niet en behoorde te vertrecken. Aengaende 't ghene van den handel toucheert ende wat middelen daertoe vereijschen, stelt largo voor, als tot sijn principael scopus1), der Mooren cleen cargasoen aldaer bij de handt sijnde. Item t'inemen van een haerder scheepen voor de reijviere van Tanssarij ende dat vast gesustijneert wiert een ander noch achter wesende gebleven moste sijn, daerover de 70. carren Louwse cooplieden aldaer uijt Sijam geretorneert met seer slecht cargasoen weder keerden, hebbende aldaer veel van haere compe. gelaeten, die 't gepresumeerde Moorse schip noch wilden afwachten. De Mooren stonden van aldaer, soo voorgaven, met den eersten te vertrecken, dat soo al lange hebben gaende gehouden, maer hadden nu weder eenigh vercocht ende incoop van noch eenigen benjuijn cabessa gedaen. Den grooten langen ende moeijelijcken wegh naer Siam, bij vergelijckinge van Cambodia, als mede de groote vexatien, die de Lauw- 1) Scopus, Latijn, doel. 254 v. daqh- se cooplieden in Siam lijden, seijt ende sustineert vastelijck alsmede RE°,S* onslieder gevoelen is, dat bij aldien dit comptooir behoorlijck van rege- nJne doecken wierde versien, den handel herwaerts over in suijvermortes, der waeren, bij aldien de Compe. selffs niet derwaerts tendeerde, 1842. genough becomen souden, ende vertrouwen oock vastelijck, daervan met den eersten beter prouven sien sullen, ofte ten waere hun op de wedercompste van die van Manilha te vast verseeckeren, daer haere gierigheijt veel inwercken zall. Groote profnjten schijnt dien handel wel presenteert, maer is met veel moeijtens ende periculs gemenght. Dan echter en sijn de periculen zoodanigh niet ofte cunnen de goederen ende menschen meest altijts geberght werden. Over lande van achter Honckor can 't selffde oock met carren geschieden, maer moet van daer herwaerts aff met praeuwen vervoert werden, soo dat alle beijden veel moeytens subiect wesen sal, waervan in 't eene als 't andere haer Ede. met onse advijsen naerder dienen sullen. 't Gene van den handel in Sombock toucheert soude ter gelegener tijt bij goede middelen mede cunnen bedaght werden, alsoo, boven 't gene daervan gemelten Wuijsthoff trackteert, aldaer over 10. a 12. cattij goudt jaerlijcx te becomen wesen soude. Eenige coopmanschappen als voor desen aengeroert, waren van 't water beschaedight ende vergaen, waerdoor dat cappitaeltien te minder advancen rendeeren sall, te meer alsoo boven de esmerault ringen, die wederom brenght, de demasten 't uytgeleijde geit quaelijck haelen conden. (ApHi i2en D°. Alsoo wegen 't reght van de Poortugiesen joncke sijn IÓ4l~' boven ontboden, ben derwaerts gereden. Dan vermits de Grooten niet bij den anderen waeren als met eenige andere saecken van wegen denConinck waeren belast, en isser niet uijtghereght; eenlijck hadde de Ockneas Ammeradt ende Tirmedol van de saecke aengesprocken, maer bevonden haere heumeuren sodaenigh, dat niet als maer groote schenckagies verlangen, ende alsdan noch quaelijck rechte uijtspraecke doen souden. Dies, vermits sulcx al wel rijckelijck begonnen hebben, niet gesint sijn te continueeren, maer des Compes. [68d°] reght eenlijck met authoriteijt ten aensien haeren maght ende goede saecke op te houden. (April i4«° D°. Ben andermael wegen 't reght van de gelighte Poortu'6*2 giese goederen weder boven ontboden. Dan doordien de pertijen niet en paresseerden wederom niet uijtgereght, dat ons hoe wel verloeren moeijten doen niet quaelijck en gevalt, ten aensien door dese tardance hun jaght, dat naer Maccauw wil, mede verlethwerth. Ech- 255 ter ons misnougen jegens de reghters ende de sabandhaers voorge- v. daghdraegen, met verclaeringe, bij aldien de Poortugiesen in toecomende ^^^,s" niet en parresseerden, jegens haer een, weder drie deffaulten maec- regeken souden. MORTE8, 15™ D°. Arriveert alhier een groote Chineesche joncke, sijnde nevens quantiteijt porceleijnen, ijsere pannen, als andere Neurenburgerije ofte veelderhande nusteringe, met goede pertheije stoffen, Shineesche sijde, cangans ende lanckints gelaeden. Vertreckt de joncke alhier uijt Maccao aengelant weder derwaerts, sijnde gelaeden met perthije peper, rijs, gommalack, weijnnigh benjuijn, olijphantstanden, buffelshoorens, arack als andersints, nevens perthije realen in spetie ende baeren silver, die d'overgebleven coopluijden alhier van de Castiliaenders hebben opgewisselt. 'Wf**1^^ 17en D°. Alsoo mij op gisteren avondt een citatie brijef ken van de reghters, om vandaeghe boven te comen, was toegesonden, ben sonder den sabandhaer derwaerts gereeden, alsoo hij met het ordonneren om houtwercken tot 20. galeijen te hacken besigh was. Tot den secretaris Tirmedol comende, vonden de Poortugiesen aldaer, maer vermits denselven niet te voorschijn quam gingen hooger naer de passer. Naer veel wachtens ende dat den Ocknea Ammeradt tot twee a drie verscheijde malen om vergaeringe hadde aengesproocken te doen, sijn op den naermiddagh bij den anderen gecomen, excepto de Poortugiesen aldaer apsent bleven. Dan wierde hun saecke bij haeren sabandhaer, tolck ende als van wegen den Coninck door Ocknea Tirmedol uijt gevoert ende in naervolgender maneren, die in 't corte hier stellen, beweert. De reghters eijschten van Tevinia Sicermodt uijt den name van dePoortugiesen ende als van wegen den Coninck van Cambodia, onder wiens siappe ofte segel hunne goederen naer Jappan waeren gegaen, reliqua ende bewijs van de 38. cassen, packen als canassers hem mede gegeven. Daertegen Chichermoth repliceerde niet meer als 35. ontvangen hadde, alle welcke bij (= door) de Hollanders nevens noch eenige andere goederen uijt sijn joncke waeren gelight, ..., over welcke deferentie bij haerlieden langen tijt gedisputeert wiert, wanneer mij eijtlijck affvraeghden hoe veel bij de Compes. schip was gelight. Daerop hun antwoorde de resipise daervan bij den annachoda bereustende was, dewelcke ons ter handt stellende haer £. voorhielde, maer van 31. stucx doceerde, 't welck te samen 7. stucx differeerde, waerover lange reedenen ende herredenen gevoert Sijnde, de Ocknea Ammeradt tot resolutie gaff, dat de Poortugiesen oock 2$6 v. dagh- wat verliesen mosten, derhalven de reeckeninge maecken souden, [69] T *" hoeveele de goederen op den mercktgangh alhier quaemen te monrege- teeren, die seijde de Hollanders gehouden souden sijn te restitueeren. mortes, Over 't welck van Sijn E. ende den raedt gesaementlijck fondamen2" taele redenen afforderde, dewelcke mij seijden wegen den Ouden Coninck door Ocknea Chicherwongh was voorgehouden soodaenige goederen wegen den Coninck derwaerts gingen. Item ick soude belooft hebben de goederen van *t alhier vertreckende schipp niet souden beschaedight werden; mede dat onslieder wel recht wegen de Chineesche Toncquinse moorders geschiet ende goederen gerestitueert waeren, daervan haer hun gerechticheijt noch niet betaelt hadden. Derhalven alsoo wij in 't ontfangen 't recht accepteerde, wae* ren oock genootsaeckt in 't restitueeren te gehoorsaemen. Hierop dienden haer Ede. nevens verscheijde harde woorden ten propoost dienstigh 't naervolgende, in effecte: Dat mij wel wegen den Ocknea Chicherwongh uijt genoemden Ouden Conincx naeme was gehouden, hoe dat twe joncken van hier naer Jappan navigeerden wilden, Sijne Maj'. mij ordonneerde deselve met goede passen zoude versien ten eijnde geen molestijen van onse schepen wierden aengedaen; daerop sijn E. oock in antwoorde hadden gedient, dat bij onslieder geen joncken op Jappan navigeerende en wierden aengedaen als soodaenige welcke Poortugiese goederen in hadden; dat van dese wel verseeckert waeren ende dierhalven geen passen verleenen, noch al schoon niet vermoghten, dat gemelte joncken van d'onse souden aengetast wierden ende de goederen gelight werden; waerop doen tertijt geantwoort wierde, geen derselver Poortugiese goederen innemen soüden; waeren mijn beloften dan maer geweest, deselve in de rijviere nijet soude beschaedight werden. Oock en hadden nooijt des Conincx naeme over gemelte goedeaen als dat wegen hem gesonden wierden laeten gaen, maer was, soo ijck seecker berecht was, expreslijck verboodertSijne Maij*». naeme in 't selffde niet te voeren. Oock hadde den Coninck de Poortugiesen aen Prescorneock, Chichermodt, Teijsimbadt, Assam ende Siononomon ge wesen om met deselve t'accordeeren, alzoo seijde, de Cambodiaese Coningen van oude tijden herwaerts hun met geen coopmanschappen hadden bemoeijt. Aengaende 't gene van deToncquijnse sijde gewesenrecht ophadden, hadde immers geen consideratie metditstuck,ten aensien de Chineesen voor hun vraght voldaen, dien volgens trouwheijt schuldich waeren. Hier. was 't een saecke van vijantschap, ende waeren ten aen- *5? sien van die paelen de Cambodiérs hunne goederen verschoont, de v. daghgerechticheijt, die noch pretenderende waeren over 'tgeseyde reght reo,swas haer bij den ouden Coninck tegen gewesen; oock was onslieder IEOE_ off de Compe. \ natuerlijck recht in 't selve niet geschiedt ende wae- mortes, ren noch 600. taijlen, die onrechtmatigh wegen gemelte saecke van1642den sabandhaer Onckosa, Nootsiouto ende eenen Quockpeeck hadden affgedrongen, onder haer bereustende. Dan alle dese reedenen, met andere propoosten tot dese materije dienstigh, overvloedigh, selffs sonder tolck, tegens haer E. gevoert en conden haer niet affsetten om gerechtiger saecken aen te gaen, maer was al haer roepen deselve goederen voor des Conincx reecke[6od0] ninge onder desselfs siap*) gegaen waeren ende dat wijlieden in 'sConincx landt negotieerende, hem sulcken deenachtinge niet en vermochten aen te doen, daeromme de goederen lieten uijttrecken ende tot desen inlantsen merckt tacxceeren, dat ruijm 50. percento met den jonghste» vercoop in Jappan inmeerderheijtmonteeren sal; dan en conde dese natiën haere coppen sulcken lange ende groote somma niet uijtwercken, derhalven 't werck tot overmorgen gestaeckt wierde, omme alsdan door de sabandhaers, die van Chineesche afcompste sijn, de reeckeninge te solveeren. Ick draege haer E. schempswijse voor ofte iemandt ergens eenigh goedt versondt, dengenen die 't medenam recommandeeren ter plaetse daer gaen soude op den merckt te vercoopen, daer vandaen gingh ofte ten course daer quam. Daerop begonsten te lachgen, bedenckende haer giericheijt, alsoo van de gewijsde somma 10. percento genieten, onder ooghmerck dat de joncke dese plaetse in 't uijtloopen der rijviere t'pas veriaeten hadde ende dien volgens dit nieuw naest was. Eijndelijck mij beroepende op haer jonghst vonisse, die was d'ordre van d'heer Generael affwaghten ende mijn onvermogentheijt, 't zij om leven ofte doodt wegen die restitutie te mo^ gen doen, als dat Sijns Edes. heumeur eer soude resolveeren Cambodia te veriaeten als den Coninck ten opsicht van onse vijanden sak* in te willigen, voordraegende, hebbe mijnaffscheijt van haer genomen ende naer de loogie gereden. Den secretaris Tirmedol droech mij onder andere reedenen voor, ofte (indien) wijlieden in sodanigen staet als de Poortugiesen vervat' len waeren, derhalven onse steden, schepen ende volckeren den Coninck opdroegen (= aanbevalen), ons 't selffde van de Poortugiesen gebeurende, niet de restitutie van haer met rechte versoucken souij Siap, tjap, Maleisch voor stempel, zegel. . Linschoten XIII. 17 258 v. dach- den. Daerop sijn E. het slechte oordeel, dat wegen 't opdraegen van regis- je stadt Maccauw scheepen ende volck bij den Coninck ende haer was ter rece- genomen, ende 't valsche mom aensicht, dat door de Poortugiesen mortes, hierinne wiert verthoont, stonden die procedeuren van dit reght ende 1642. met der tijt ^ gevolgh van meerder, den Cambodiaers beeter ondervinden als nu van onslieder wilden aennemen; want rondtuijt geseyt, alsoo onslieder aert geen veijnsinge medebracht, stondt d'Heer Generael bij voortgangh van sodanige procedeuren met den Coninck in oorlooge te treeden, de revieren beseth houden ende alzoo 't landt alzoo van sijnen handel te frustreeren. Dat haer niet wel en geviel, seggende wel vertrecken mochten als wilden, sij en bethoonden de Compe. geen vijantschap; daer voorder tegen invielen, haer aenwijsende bij sulcke gelegentheijt de Hollanders geen causo moves waeren, maer sij rechtens selve ten aensien om haere giericheijt te stoppen dese thiende niet gaeren laeten slippen souden, alwaer 't schoon 't landt daernaer om 't selve lijden soude, ende soude hij Tirmedol, naer consientie te werck gaende, moeten getuijgen 't gene bij ons desen aengaende hier vooren verhaelt is. [70] De groote schenckagies, beloften, valsche smeeckende woorden ende gediensticheijt, daermede haer de Poortugiesen voor den Coninck ende alle Grooten bethoonen, maecken haer in groodt aensien omtrent deselve. Dagelijcx besoucken den ConinCk met musicanten, poppenspelen als andere instrumenten, onder andere met een luijtenist, daermede sijnen geest vermaecken ende, naer wel geinformeert ben, soude hun, te weten de speelders, van den Coninck 60. taijlen comptant vereert sijn. Een cleijn fregadt voor dato bij Ocknea Clicherwongh geboudt is bij de Poortugiesen scheepsgewijs opgetrocken ende met alle cordagie, blocx als andersints, soo sulcx tot een grootef benoodigende is, voor den Conink opgetuijght, 't naijen der seijlen, 't aensetten der lijeken als andersints gewesen, waeromme den Coninck 20. galeijen onder de Ocknea's ende andere grooten te doen maecken gelast heeft. Item voor sijn propro een cappitael jaght om 20. stucken te voeren, waermede soo voorgeven, den Siamer niet allene sullen wederstaen, maer menen hem selver sijn stadt Judia affhandich te maecken, over welcke ordonnantiën van alle houtwereken, behoorlijck op sijn breedte, hoochte ende dickte te hacken onsen sabandhaer 't gesach heeft, die daerover om de mallen te maecken daegelijcx besigh is, alle welcke woelen ick niet anders oordeelen can als door opruijenge der Poortugiesen ontstaen, alzoo wel weten, den Cambodiérs ongestaedigheijt, die heden wonderlij- 259 eken dijngen voornemen ende morgen daerop niet dencken. Wandt v. dachal schoon 't houdt gehackt sal sijn, soo sal der weijnich van de voor- REOIS* genoemde gaeleijen, die meijnen te bouwen, hunne kielen nat werden, REGE. maer sal 't selffde werek alsdan door d'een off d'ander interval beleth mortes, blijven ende die van Manilha ende Maccauw door 't blincken van,642goudt ende silver, gereet ende goetcoop houtwerek becomen, dat den tijt naer desen beter aenwijsen sal. Ondertusschen werd hert gevordert ende sijn 10,000. menschen tot het hacken van voorsz. houtwereken ende plancken van nu aff van alle quertieren beschreven. P^/^a i9enD°. Vermits den paeschavondt ende dat gissen de Poortugiesen niet boven gaen en sullen, ten aensien op desen dagh haere sonden biechten, ben in de logie gebleven, alsoo gaeren den tijd sooveel verlengen souden als mogelijck is, omme het jacht van Gasper Borses soo veel langer op te houden, off Godt gave van onse scheepen door de tardance mochte gerescontreert werden; soude voorwaer eenen goeden buijt sijn. Seeckere tijdingeis hier boven gecomen, dat de joncke, op 5en deser naer Manilha geseijlt, een groodt leek heeft, waerdoor genootsaeckt is sijne goederen 't ontlossen ende 't selve te repareeren alsoo anders met gewelt te gronde wil. Eenen pader Levius ende noch een van Mallacca met de jongste uijtgeloopen fuijsten van daar ontcomen ende in Februarij passado over Siam met een cleen roeij vaertuijch, sterck sijnde 14. persoonen met de siaeven, sijn voornemens met de Laeu wen naer haer landt te vertrecken, onder pretexten aldaer eenige kerckelijcke ornamenten van eenen paeder, die over Toncquijn derwaerts wilde reijsen ende onderweegh vermoordt, 't welcke van twee sijner dienders nu noch werdt bewaert, te gaen vorderen ende herwaerts te brengen. Maer is ons bedenckens tot geen anderen fijne voorgenomen als aldaer goede perthije benjuijn cabessa, barijga salpeter als andere waeren op te coopen, met praeuwen aff te brengen ende ten duijrsten aen de Castijliaenders te venten ofte selver naer Manillha te brengen. De paders hebben die voijagie, zoo uijt een haerder siaeven verstaen, over Siam ondernomen, maer geen licentie becomen; van 't opperhooft aldaer soude haer de tijdinge van dat Poortugael sich hadde opgeworpen ende van d'onse geassiteert, item 6. scheepen door die van Gaoe *) uijt Suratten vollaeden comende gebrandt sijn, gecommuniceert wesen; aengaende het eerste nemen eenichsints aen; maer aen het twede stellen weynigh gelooff. 1) Wel Goa. 2ÓO v. dagh- 23en D°. Blijft de saecke van 't reght der gelighte goederen in REOis- staet, waeromme niet seer droevich sijn ten aensien niet als tijt verrege- langenx) sal. Op den avondt compt ons Prescorneock aendienen, hoe mortes, dat Nappra Soudech op morgen door last van den Coninck alle sijne 1642. middelen, siaeven jae eijgen lichaem soude werden wegh gehaelt, die 1643). 't selffde aen seeckeren Nappra hadde toegestaen. Derhalven ick met den ondercoopman ende chirurgijn, nevens eenige matroosen en de coelies derwaerts ben gegaen. Met den donckeren quamen t' sijnen huijse, daer niemandt anders als de vrouw met een hoopen andere wijven vergeselschapt vondt, hun te goeder haer ongeluck beclagende. Lieten de vellen, gommen, als andersints dat vonden naer de logie brengen ende souden ons op morgen in handen vanSionomon noch vier siaeven als slaevinnen laeten toecomen, soodat bij 't gene met de siaeven ende slaevinnen gereeckent, dat noch in der haest becomen hebben, op omtrent de helft van sijner schuldt monteeren sall, die opheeden 1109. Tl. Y2 maes debith bevinde. De goederen van desen avondt ofte nacht uijt sijnen huijs gehaelt sijn als volcht: 65. bossen herttevellen attemaes ende drij soorten, die effen 25. st". op gemaekt sijnde, 59. dos. ofte 1475. stcx. vellen hebben uijtgebraght. 52. p"3. jammamaes. 20. p*8. groote ende 33. st6». clene gommen, 6. pcs. olijphantstanden, daeronder een a 2. beschadicht. 5. p08. roode betilha d'32. asta. 2. pcs. dos. de 40. asta. 1. pcs. peta maleije. 2. heel groote potten met nammerack. 2. siaeven \ . . „. . ... jonge persoonen tot aionomons Desteit. 2. slavinnen Voorts eenige snorringe van drinckbeckers,eenige gedraegen clee-, den, als andersints, dat voor haer bewaeren, omme naer dato de saecke gereth sal sijn, wederom te behandigen. De redenen daerom desen Nappra Soudeck als uijt sijn middelen wort gereuckt, is dat met desen persoon, die daerover licentie van den Coninck becomen heeft, voor vij ff a ses jaeren geleden, in (==om) den anderen te trackteeren ende droncken te maecken, aen 't speelen sijn geraeckt ende uqt tijtverdrijff als vrijenden speelen sonder geit bij te setten, oock door valsch speelen van den anderen> eenige duijsen- 1) Lees: verlengen. 2ÓI f7i] den van taijlen aen hem verloeren heeft, waerom desen Soudeck, hier v. dagh 00 niet meer denckende, ten aensien hem in reghte driemael heeft req,s- ter overwonnen ten tijde van den Ouden Coninck ende Coninginne ende REGE. Jongen Coninck, bij wien het den anderen, als vrienden ende valsch mortes, spill is tegen gewesen, 't welck als nu bij desen Coninck wert tegen ge-,642, wesen ende 't selve niet in reghte wil t'ondersoucken laeten, wandt al de Grooten de saecke tegenspreecken, selffs des Conincx eijgen moeder heeft er tegen den Coninck hardt op tegen geweest; 't welck, ten aensien dien persoon daegelicx met hem drinckt ende tapt ende voor dato met den Coninck in sijne minderheijt mede heeft gesuckelt, hem nu toestaeth ende niet ontrecken wil, te meer Sijne Maij'. een haet op het geslachte van PresCorneock ende desen Soudeck, die malcanderen in bloede bestaen, draegende is. Een droevigh dingh ende moeijelijcke saecke is 't te negotiëren ofte woonen in een landt, daer men 't reght voor den meesten penninck vercoopt ende bij ander Coningen ofte nacomelingen weder erhaelt ende op nieuws protesteert. Diergelycke saecken passeren hier vele ende isser onderen een 't zeedert mijn aenwesen alhier bij de rechters van den Ouden Coninck gewesen, dat 13. jaeren geleden was, hebbende twe persoonen,soo met haere praeuwenstill laegen, om tijt verdrijft met cauwrijs l) gespeelt, eerst om 20. mangasz, daernaer om 40., doen om 100., eijndelijck om 300. ende op 't jongste om praeuwen voll, sonder dat bij setteden ofte de meninge om te betaelen was, soodat den eenen persoon 5. a 6. hondert praeuwen quam te verliesen, 't welck den winner hebbende laeten passeren, totdat sach sijnen debithteur in middelen vrij toe genomen was, derhalven hem daer over voor 't reght riep, 't welck hem jegens 21/1 taijl ieder praeuw tegen gewesen wiert om te betaelen, zoodat dien perzoon een proije sijns winder geworden is. Off de Comp6. noch eenigen part met den winner van desen Soudeck sal connen bedeijlen sal den tijt leeren. {April 2 3en 's morgens weder 't sijnen huijse gegaen om te sien offer noch ' ' eenige andere siaeven van boven gecomen waeren, maer verstonden aldaer alle bij den Crediteur waeren aengeslaegen. Verstonden ten huijse van Prescorneock uijt den schipper van een jonckien gisteren uijt Cotchinchina gecomen, hoe dat aldaer op gemelte custe Hollantsche scheepen met een grooten storm waeren verongeluckt, veel volcks verdroncken ende over de 80 seilen daer- l) 3= kauri's, schelpjes-geld. 262 v. daoh- van gecomen waeren, waervan der 50 naer Battavia met een jonckien reois- verseijlt waeren. Den Coninck aldaer heeft eenigh geschudt ende rege- ve^e goederen becomen. Godt geve de saecke soo swaer niet gelegen mortes, ende anders affgeloopen wesen mach. ,642- 24.en. D°. Omme de schuldt van Nappra Soudeck boven naer den (AprilConinck ende Ocknea Tirmedol meijnde te rijden omme over dito schuit te doleren ende recht in 't selffde versoucken. Becomen een missive van den coopman Augustijn Muller in dato 25e0 Martii uyt Pheijfko *) geschreven, waer by, Godt beter 't, het blijven van de costelijcke schepen Maria ende den Gulden Buijs, item 't verongelucken veelder zielen als haere rescontre ende gevanckennisse verstaen, in de welcke, vermits van den montcost, die van de Coninck genieten, qualijck het leven connen genieten, van onslieder onderstandt is versouckende, daerin met de eerst vertreckkende joncken fridl haer sullen behulpigh wesen. Godt geve haer volstandicheijt ende een spoedige verlossinge. Voorders accordeert voorgaende missive met de noves a) hier boven aengeroerdt. Op dat overtreckt het jacht, jonghst uijt Manilha gecomen, weder derwaarts gaende, gelaeden met groote quantiteijt benjuijn, was, oliphantstanden, gewerckte plancken, peper als andersints. Bovendien voert eenigh silver te reugghe. Tegens den avondt met extraordinarye harde wint ende regen waeijt het dack van 't packhuijs besuijde de loogie gantsch aff. (April 25en en de 26*° D°. Omme de schuit van Nappra Soudeck boven '&4^' geweest, den Ocknea Tirmedol om de Comp. voort te helpen een snoer bloedt ende dito alamber corael vereert, soomede aen andere Ockneas schoenen, cousen, leersen ende handtschoenen, van ieder eenpaer; dan vermits den Coninck dan droncken, dan uijt was, ende nu sliep noch te voorschijn quam, niet connen uijtreghten. Dat dese saecke noch maer in een maendt geeijndight was, souden ons bedancken, dusdaenigh is men hier te lande in iets te versoucken gevexeert. (April 27. ende 28en D°. Ben noch al wegen de schuit van Nappra Soul6*'' deck boven geweest, den Coninck wel besocht ende de Coninck met een extraordinarii schoon brantglas vereert, maer vermits tapte ende droncken was en dorst hem den sabandhaer de saecke niet voordraegen. 1) Zie noot 1 op blz. 109 hiervoren. 3) Nieuwsberichten (Portugeesch). 2Ó3 Door 's Comp88. toegedaene wiert mij aengedient, hoe dat het v. daghlangh gehangen proces wegen de gelichte goederen uijt de joncken *E°IS" van Chichermodt bij de reghters den Coninck large met een opge- REOE. pronkte prohemij1) was voorgedraegen, beginnende hoe dat den Co-mortes, ninck van Hispaniën aen sijn Maijt. vader sijn steden Manilha, Mac-,642cao, schepen ende volck hadde opgedraegen en gerecommandeert, uijt welcke oorsaecken gemelte goederen onder des Conincx siappe naer Jappan was gegaen ende onslieder verboden was, die niet te beschaedigen, welcke geprockte a) voorreeden, hier in den sin in 't cortte begrepen, den Coninck wat te langh vallende, eijschte haer vonnisse, die voor brachten, dat alzoo de Hollanders als gewelt aen 's Conincx goederen ende landt begaen hebbende, den cappiteijn de goederen soude restitueeren, voorders in de reste van middelen geconfisqueert ende daer en boven een schandael aen den lijve als in de cangen 3) te sluijten hadden gecondemneert, uijt oorsaecken het schip van hier vertrocken de joncken hadden aengeslaegen, appe- irent door mijn industrie. Den Coninck dit vonnisse hoorende wiert heel gram, seggende, den cappiteijn en is geen ingebooren, het gewelt is mijn landt noch aen mijn eijgen middelen niet geschiet, des cappiteijns oogen conden tot in zee niet sijen, derhalven het vonnisse gantsch contrarieerde, vraegende onder anderen, wat ick daertegen inbracht; item off mij de goederen waeren ter handt gestelt, oock hoeveel sij die ghetacxceert hadden. Hierop dienden den Coninck, ick de restitutie noch om leven off doodt niet doen wilden, ten aenzien de Poortugiesen onse vijanden waeren; de goederen waeren naer Battavia gegaen, ende bij haer 16000. taijlen inlantschen merckt waerdigh getacxceert. Den Coninck prees dat ick de betaelinge ofte restitutie hadde geweijgert, [73] seggende: het sijn sijns Conincx middelen; oock, waer heeft den cappitein zoo veel middelen hier; ick wil dat het vonnisse voor eerst gestaeckt wierde, tot ick den Battavischen Coninck daerover geschreven hebbe. De rechters hadden naar een weijnich poseerens den Coninck Iweder voorgehouden, dat de Hollanders middelen genough uijtstaende hadden, versochten dat men deselve mochten opnemen ende bij provisie arresteeren, daer den Coninck gantsch tegen was, andermaels seggende: ick sal der d' heer Ghenerael eerst over schrijven, proeminencia, opgesmuktheid, gepronkte. boeien, canga, Portugeesch, buffeljuk, 1) s» 3) = 3) = 264 v. dach- Echter repliceerden de rechters, omme onslieder wat in den thoom te ter'S "ouden als de Poortugiesen eenigh contentement te doen, sulcx berege- quaem oordeelden; maer, zoo mij de vrienden, die daer hebben bijmortes, geseten, informeeren, en is sulcx bij den Coninck niet ghelicentieert. 642, Op den middagh, zoo weder thuijs comen, adviseert mij Gwangh- pick hem sijn schuit aen de Hollanders uijt 's Conincx naeme was afgevordert, soo verstonden oock op den avondt van Assam ende Nootsiouw, tegens welcke saecke ick den Coninck een scbriftelijck relaes voornemens ben over te leveren. Twe Poortugiese paeders vertrecken naer 't Louwen landt, apparent om incoop van benjuijn voordeCastiliaenders tegen'taenstaende mouson te doen; vertrecken oock alle de Louwen ten aensien noch gaeren tourneeren souden; daeromme Battavisch cargasoen aff te wachten haer niet hebbe animeeren connen. (Mei tójt). Mayo Pmo. Alsoo om gemelte saecke te onderstaen ick op gister avondt naer boven gereden was, omme van daege een schriftelijcke remonstrantie dies aengaende te doen maecken ende aen den Coninck over te geven, ben op den avondt vreuchteloos geretourneert, alsoo den Coninck in 't landt reedt om d'eerste landtbouwerije ende padijplantingh te doen1), wanneer 't oock andere onderdaenen oock mogen doen. Oock en staet den Coninck binnen een maent naer sommige seggen niet weder te comen, alzoo dieper te landt in wil om wilde olijphanten te vangen. Eerstelijck hadde sijn moeder de saecke voorgedragen ende over dit stuck onse dachten gedaen, die seijde dat den Coninck naer veel aenporrens van de Grooten wel hadde toegestaen men de schulden wel opnemen mocht, maar geen verbodt van betaelinge doen. Mede droegen haere Maij». de schuit van Nappra Soudeck voor, sij ons beclaegende wegen alle onheijlen in corte ons gerescontreert, seggende den Coninck en heeft sijn rijck noch niet wel bevestight; daeromme deden de Grooten wel wat meer als anders wel geschieden zoude. Sij wilden onslieder bij den Coninck gedachtich ende favorabel sijn. Den Tavinia Ravij, die op van daege met de dochter van den muntmeester Teijsimbadth getrouwt was, gingen besoucken met een staedige vereeringe, hem de gemelte saecke op 't hooghst recommandeerende, ten aensien den Coninck binnen yijffases daegen volgen most, derhalven 's Compes. sijde wilde ophouden, bij aldien de t) Deze zede heerschte ook in Korea; zie mijn Azié gespiegeld ƒ bic 373. 265 Poortugiesen om hun vertreck ende eijnde van hun proces den Co- v. daghninck quamen besoucken: dat Brij aen de handt beloofde nevens ai*-REO,S- ter dere reedenen meer, die hij tot deser materie voortbraghte. rege- Deese voorgaende daegen arriveren alhier twe jonckies van de mortes, Siampse cust. ,642* {Mei 1642). 4e". D°. Verstaen dat de joncke van Prescorneock naer Jappan [79d°] verseijk salvo aen Pnompingh gearriveert is, daer de Poortugiesen ende meer andere haer over verblijden, alzoo hem al door geschreven hadden. Soo vertreckende een jonckien, alhier bij de Poortugiesen vier cooplieden van de Maleijers voor 150. Tl. opgecocht ende gerepareert, gelaedèn met peeper, rijs, Wat olijphantstanden, comptanten, arack als andersints naer Maccao. Dan sal noch eenen tijt aen Pnompingh blijven leggen, totdat met Prescorneock wegen die vercochte goederen in Jappan hebben affgereeckent. \MHió4>). 7«n D°. Arriveert de joncke van Prescorneock, alsmede noch een ander uijt Cotchinchina. Soo vertreckt op van dage een joncke naer Quanton, gelijck oock op eergisteren een verseijlt is. Op den avondt ben wegen de rechters tot onsen sabandhaer ontboden, alwaer comende den clerck van den seecretaris Tirmedol mij voordroegh, dat uijt den naeme des Conincx ende wegen de rechten de sententie ende conclusie ons geoordonneert was voor te lesen; item die restitutie van ons te eijschen. Daerop hem sonder dat eens begeerden de sententie voorleesen soude, alsoo 2. a 3. bladen groodt was, oock dat wel geinformeert waeren den Coninck gemelte sententie niet hadde geadvoieert, maer op geschort; waertoe dat dan noch hun authorijteijt wilden gebruijcken; ofte meijnden de Ockneas, dat ick mij met een geschrift liet vereeren; als ditto sententie t'mijner prentiez) den Coninck wiert voorgelesen, soo soude weten wat daer op t'antwoorden hadden; oock alschoon den Coninck sulcxadvijeerde zoo en soude ick echter uijt eijgen genegentheijt geen restitutie doen. Hierop begon den clerck uijt te vaeren, seggende off ick dan seggen wilde de Ockneas 's Conincx naem valschelijck Voerden, item de sententie niet waerdigh achten te hooren. Daerop hem in 't corte antwoorde, dat de sententie alzoo groot was ende ick geen ingebooren sijnde alle hooffsche woorden niet verstaen conde, daeromme om geen vergeeffse moeijten te doen best gelaten was. Maer ick wilde op een dach wel copie door een taelman daervan nemen 1) Lees: presentie, 266 v. daoh- ende haer Ede. toe senden. Door dese andere reedenen meer begon reqh- de persoon door de mandt te vallen, versouckende op hem geen haedt ter rege- wilden draegen. mortes, 8"1 Ditto. Verseijlen twe joncken naer Quinam, daermede met ie,642- der een gelijcke missive aen den coopman Augustijn Muller ende (Met 1641). gevangene Nederlanders van de gebleven schepen Marija ende de Gulden Buijs sijn oversendende, nevens twe Jappansche brieven aen Joseijmon ende IJtsebe, cooplieden aldaer, die 't gene dat haer boven de 50. taijlen schuijtsilver, die hun onder obligatie annachoda Simsingh toeseijnden, meer van nooden hebben, sullen verstrecken, mits dat d'onsen vant genooten resipisse genieten, wanneer 't alhier aen Sionomon ofte Niffindon, Jappanders, restitueeren sullen. D'Almogende verlene ghemelte perzoonen een spoedige verlossinge. Met den annachoda Simsingh hebben discours op 't stuck wegen de verlossinge der voorsz. Nederlanders gehadt, den welcken aengenomen (onder een rijcke belooninge), bij aldien gemelte perzoonen door de Compe. niet conde werden gelost, daertoe sijn devoir aenwenden zoude. (JM/oV*). 11*° Ditto. Verseijlt alhier naer Jappan de joncke van Tevinia Chi- [73J chermodt, gaende boven boffels hoorens, sapanhoudt als andersints met 1000. hertevellen derwaerts gecargeert. Gaen de Poortugiesen nevens den ambassadeur ende Gasper Borsses naer boven omme hunne despeche aen den Coninck te versoucken, als mede dat hun olijphanten, die haer van den Coninck sijn vrouw ende Ocknea Sacrij vereert sijn, mochten affgebracht werden. (Mei 164a) 20en Ditto. Den voorleeden nacht is den Conincksnieuwgemaeckte hoff gantsch tot asschen affgebrandt sonder datter ijetsgebercht ofte middel om te blussen aengewent is, uijt vreese eenige verraeders haer binnen de pagger onthouden mochten. Een nieuwen oorloogh isser weder onder duijm gebroedt geweest, alzoo een verraet tegen den Coninck aen den dagh gecomen is, tot het welcke over de vijftien hondert persoonen hun van een soontje van den ouden Coninck, omtrent 14 jaeren oudt, hebben laeten bewilligen, hebbende eenige een taijl, andere 8 maes, sommige 4., 2. ende 1. maes genooten omme den Coninck op de wedercompste 't overvallen, 't welck door een paep voor den dagh gecomen is. Mede lopen de gereuchten haer de Telingers') weder opwerpen, soo dat alle 1) Telinga m een Voor-Indisch volk, oostelijk van de Deccan. In Bengalen werden •Mos vaak de inlandsche soldaten (sepoys) genoemd,omdat de eerste dienaar Bengalen kwamen, van die streek geacht werden te komen, 267 de Jappanders ende geschooren Shineezen naer boven moeten. Soo v. daghis oock het jacht van Gasper Borses te verblijven geordonneert, op- reoisdat geen van de verraeders haer daermede op de vleucht begeven REGE. souden. In somma al weder horlingh x) ende is goed dit verraedt mortes, voor den dagh gecomen is, ofte anders stonden het geschaepen 'tW4a* gheheele landt in openbaere oorlooge soude geraeckt sijn, omme welcke insichten alles van de coopliedenaennemen, dat becomen connen. (Ma 1642). 22*° Ditto. Is den Coninck weder gecomen ende in des ouden Conincx logiement logeeren gaen; alle misdadigen worden opgesocht ende gevangen gestelt; wort geseijt over de 300. Ouantensche Chinesen mede tot dit verraedt soude bewillicht hebben. Op eergisteren is een cleen jonckien, van dese maent nevens noch een grooter van hier naer Toncquijn geseijlt, wederjboven gecomen; is beneden in de riviere van de Quantonse joncken segge Chinesen overvallen ende gestroopt; hebben daer omtrent 3000. taylen comptandt, sijde stoffen ende fijne perceleijnen uijtgenomen, voorderslargeerende met hun siampans 3) naer de grooter joncke, die verder off was heenen geroeijt, den welcken men seijt wel 1000. in comptant bij hem heeft, excepto fijne perceleijnen, eenige stoffen ende groote pertije cassomba. 3) (Mei 1641). 23en Ditto. Soo ick naer den Coninck wilde rijden omme hem van sijn wedercompste te bewelckomen als van geleden schaede te beclaegen ende te beschencken, wert ick soo 't meeste part van 't Jappansche quertier gepasseert was van drie Poortugiesen waergenomen, waeronder den eenen op den wege bleeff, vattende mijn paert, soo ick dwers van hem was, bij den toom, mijn commandeerende den hoet aff te doen, slaende meteen sijn handt op een atsijns 4) mes, dat tusschen den bandt van sijn brouck in hadde. Ick refuceerde sulcx noch om doodt noch leven niet te doen, ten aensien mijn geen eerbiedinge en bewesen. Des mijn mes willende uijttrecken, conde d'oppercoocker nijet radt genouch affcrijgen, dies een ander Poortugies toesprongh om sulcx voorder te beletten, waeromme vandt peert tradt ende mijn degen haer presenteerde, dies daedelijck een [731!°] ander met een houwer uijtquam. Dan conden door 't scheijden van 1) Horlingh,horreling; afkomstig vanhorre = berrie, rumoer, opschudding. 2) Sampans, Maleisch, roeivaartuigen. 3) Kasombha of kasoemba, een kleine boom, waarvan de vruchten zaden bevatten, die een roodgele verfstof leveren. De laatste dient tot kleuring der nagels, van garens en bamboe-vlechtwerk. Deze kleurstof wordt ook roucou genaamd {zie noot 3 op blz. 269 hierachter) of basterd-saffraan. 4) Atchinsch, Atjehsch. 268 v; dagh- de Jappanders niet aen den anderen comen, dewelcke dePoortugieseri reois- met stocken injoegen; ende ick naer veel scheltwoorden, haer alle rege- vileijnie verwijtende, reedt mijns weegs, verhaelende eenige Grooten morte&v' niija rescontre. Den Coninck quamen op den naermiddagh begroe1642. ten> jjem doende naer desen landtswijse wegen 't verbranden van sijn hoff een reedelijcke schenckagie, soo mede aen sijn huijsvrouw, maer en conden hem mijn rescontre niet verhaelen, ten aensien gingh visschen. Dies daerom bleven vernachten, ende hebben hem sulcx op den (Mn 1642). 24"1 Ditto door Tevinia Ravij voorgedragen, wanneer ordonneerde men de Poortugiesen nevens de sabandhaers soude boven roepen ende inspetie van saecken nemen. Sijn moeder hadden het eerst voorgedragen, die naerdat Tevinia Ravij haer hadde bescheijt gedaen mede naer 't hoff gingh. Den Poortugiesen ende onsen sabandhaer vonden omtrent Ocknea Tirmedol, daer de Poortugiesen oock daedelijcken aenquamen ende ten huijse gingen. Den Ocknea en quam niét te voorschijn, dies den broeder mij affvraegde hoedanich de saecke was toegegaen. Den feijteur en de andere hielden hem, den wegh wijt genough sijnde, hadde tegen 't lijff geraeckt, dat valschelijck en loogen; mede dat het Europesche custuij me was den persoon te paerdt sittende gehouden was de reverentie eerst te doen. Daerover in veel heftige discoursen vielen, doch versochten, dat de saecke paijseeren wilden, daervoor alsnoch niet toe connen verstaen. De reeckeninge van hunne vercochte goederen in Jappan wiert alhier tusschen Prescorneock, sijnen schipper ende de Poortugiesen gedaen, daer geweldich in gemiscontreert waeren ende verclaerden, bij soodaenige reeckeninge wel 70 pr. cento quamen te verliesen, daertoe dan noch de 1600 tailen aen schenckagie, als dat aen eenige Chineesen om niette clappen is verstreckt, arTgaet, soodat met de vraght van den voorcoop beloopende 10.000 Tl. haer vooreerst met groote moeijten 7.000 dittos zijn ter hant gestelt, omme reijse naer Maccauw met het cleijne vaertuijgh te mogen achtervolgen, soo mede Gasper Borses met sijn jacht naer Manilha. (MH1642). 28en D°. Heeft den Coninck door hert aenporrens van sijn moeder den Ockneas belast naer 't gepasseerde tusschen mij ende de Poortugiesen t'onderstaen, 't welck bij schuit aen de Poortugiesen wil vergelden. Maer dese luijden te vroegh gewaerschout sijnde, is den feijteur t'soeck, waeromme, zoo op wege was om naer boven te rijden, mijn aengeseijt wierde den Poortugies naergeseth was. Op den avondt vertreckt het jaght van Gasper Borses naer Manjl- 2ÓQ ha, gaende geladen met rijs, peeper, benjuijn, wasch, oüjphantstan- v. daghden, Chineese cangans '), als eenige pcls. routoe a\ d°. sijde jegens l*^18" 200. Tl. 't pcl. opgecocht, nevens veel andere cleijne coopman- regeschappen meer, oock 2. olijphanten, hebbende de derde vermits sijne mortes, boosheijt weder moeten uijtscheepen. 1642- Hebben twe vaertuijgen, omme vooraen in zee te vernemen offer geen scheepen voor de revier houden, affgehuijrt. Soo der drie sijn meent binnen te blijven, maer twe sal der hem doorslaen. Sommige seggen twe scheepen gesien te hebben, andere van een, 't welck de jaerlijckse voorbooden sijn; echter begint den tijt op 't hooghstete comen. (Mei 1642). 29en Ditto. Ben andermael op 't ontbieden van de rechters naer boven gereden, alwaer met den sabandhaer op de baleije comende, [74] den Poortugiesen ambassadeur nevens een ander Poortugies ende twe Japanders vonden, de rechters van de saecke ophaelende. Ontleede haer t'suck 3), dat de Poortugiesen met de Jappanders contrarieerden, bijbrengende (dat ik) den fielt, die nu deur is, op 't lijff gereden hadde, 't welck valschelijk liegen, voorders op de Poortugaelsche maniere haer beroepende, dat den genen, die te peerde sit, gehouden was eerst de reverentie te doen, als andere beuselinge meer, daer haer genouch weder op diende ende bij gelegentheijttevengie toe swoer. Versochten de rechters als mede den ambassadeur op'talderhoochf ste dat de saecke wilde bijleggen, sij wilden 't hooft in den schoodt leggen. Dan wilde daertoe niet verstaen, eijndehjck merckende dat de rechters haer niet anders als in een cleene geltboete souden hebben gecondemneert, ten aensien van de valsche getuijgen, als d'apsentievan den feijteur. Hebbe mij door 't langh en hert versouck van gemelte reghters als den ambassadeur, mits al vooren met gecuste handen de vergiffenische aensochte, eenichsints laaten genougen, met toesegginge van de rechters, dat aen den Coninck zouden hel- 1) Catigant, een stof met weerschijn, volgens Verwijs en Verdam, Middel Nederl, Woordenboek, den Haag 1894. Kangaas heeten de in Zanzibar op zeer groote schaal ingevoerde katoenen sjaals, met de hand gedrukt omdat zij een rand rondom hebben, en tegenwoordig bijkans uitsluitend door Nederlandsche katoendrukkerijen geleverd. Aangezien Zanzibar door zijn ligging Voor-Indië tot zijn voornaamsten leverancier had en de handelaren ervoor verreweg het meerendeel nit Voor-Indië kwamen of stamden (gelijk nog heden), vermoed ik dat Regemortes met zijn „cangan's" evenzeer katoenen sjaals met een rand rondom bedoelt; want Voor-Indië was toen de grootste leverancier van katoenen goederen voor Oost-Azië, ook voor onze Oost-Indische Compagnie, en de benamingen van de verschillende soorten droegen daarvan den stempel. 2) Roucou is een hard droog deeg, een kleurstof om lijnwaden geel of oranje te verven; 3) Lees: stuck. i \t 270 v. dagh- pen voordragen, dat de Poortugiesen wijder van ons mochten geseregis- pareert werden. • ter rege- Hadden gaeren den Coninck over de saecke van Nappra Soudeck mortes, aengesproocken; maer ten aensien men nu dagelijcx besigh is omme 1642. naer de verraders t'onderstaen als deselve te rechten, en isser geen gelegentheijt. De twee soontgens van den ouden Coninck, sijnde out 13. ende 15» jaeren, sijn gecapt l), hebbende het eene, hetwelcke den auteur was, eenige daegen van sijn eijgen vleesch gegeeten, het selffs moeten braeden ende zoo voorts van een ieder bespodt. De broeder van Perkees Satrij, door wiens aenbrengen den Coninck sijn broeder den prins doen cappen ende sij oock in groot perijckel is geweest, is mede van dat geit soude geleent hebben onder de verraders begreepen ende den voorleeden nacht gecapt, dat sijn verdiende ende rechte loon is. Sijn huijs vrouw, verstaende haeren man gecapt was, heeft haer met 't innemen van fenijn mede uijt de werelt gereuckt. In somma wert er over dit stuck menichten om 't leven gebracht, jae bij den Coninck selver gecapt ende voor de honden als arenden gesmeten. (Mei 1642). 20en Ditto. Vertrecken met den avondt alle de Poortugiesen exsepto den ambassadeur, die hier tot recupatie van de uijtstaende schulden segge rechten over blijft, naer beneden, hebbende bij provisie 7.000. taijlen aengenomen, daermede met het cleen vaertuijchjen, bij haer hier op gemaekt, dat noch beneden leijt, naer Maccao willen. Godt geve, dat beijde van 'sComp83. scheepen bij d'een oft d'ander gelegentheijt mogen gerescontreert werden! (Mei 1642). Ultmo Ditto. Op den middach als den avondt missen een van 'sCompes siaeven, wesende een oudt persoon ende moors, hebbende nevens noch een ander van gelijcken ouderdom altijts gras voor 's Comp" paerden gehaelt, soo dat vastelijck geloven op gisteren avondt met de Poortugiesen is wegh gevoert; loopen nu dagelijcx harde gereuchten van 't aenlanden der scheepen, maer onseecker ende diversch. tytmi $642) Juny 2e Ditto. Alsoo den Coninck vandaegh in sijn nieuw huijs ofte hoff gaet, mitsgaeders een ieder hem andermael den eedt endehij die weder aen 't landt doet, ben mede naer boven gereeden, alwaer t74d*J een weijnigh naerdat den Coninck was ingegaen, aenquamen, sijnde hetselffde vol gespeels, geraes ende menichte van menschen. Naerdat een groote hoop papen daer mede aengecomen waeren, quam den 1) Onthoofd. 271 Coninck voor den dagh. Naer veel gespeels van trompetten, schal- v. daghmijen, pijpen, gommen als instrumenten wiert de segeninge bij de **°ÏS' paepen gesongen ende sijn Maij'. door den secretaris ende andere rede* grooten d'oornamenten, die eenConincktoebehooren,voorgebraght, mortes, die alle in 't spreecken van eenige woorden aenraeckt, als wanneer weder op een verheven taeffel voor hem wierden gestelt, sijnde 't zelffde 2 affgooden omtrent een asta hooch van goudt, een heel oudt antijcks swaert, een pieck, z) pijl en boogh, een rondas, een roer met bos londt, een haeckomdenolijphandtteregeeren,endeeenschrijeffboeck. Naer dat dit alles geschiet was, wiert den Coninck sijne tijtulen ende als Coninck bij geschrifte uijtgeroepen, naer 't welck hem een ieder den eedt dede, bestaende in eenige caersen ende bloemen, die op een geborduijrden ofte een anderen douck strooijen, daerop driemael met gevouwen handen ende buijgenden hooffde bucken, met gebeden van heijl ende geleuck voor haeren Coninck, wanneer de paepen wederomme de zeegeninge spraecken ende een ijder vertreck. Ick toeffde noch een wijle omme offter gelegentheijt voorquam, om Sijn Maij1. de saecke van Nappra Soudeck voor te dragen, maer te vergeefs; dies bij den secretaris tot overmorgen wierde uijtgestelt. Verstaen uijt een schipper, met een jonckien van Palimbangh gecomen, hoe dat ditto rijvier bij de Compe. beseth ende alle de peeper uijt de joncken gelicht wierde; dat den Coninck op Palimbangh naer den Mattram a) vertrocken ende derhalven aldaer een sooberen handel was. tjum 164»). 4ra Ditto. Ben andermael tot bevoirderinge van de schuit van Nappra Soudeck naer boven gereden; dan niet bij den Coninck comen conden, maer wierde de saecke bij Tevinia Ravij mijnenthalven aen Sijne Maij1. voorgedragen, hem vereerende onsenthalven twe metaelen stuckies. Sijne Maij*. hadde hem gelast den Ocknea Arame- 1) Dit zwaard en deze piek worden nog heden te Pnom Penh bewaard, waar ik hen in 1908 zag: .In een heel klein, duister huisje toonen mij bij hooge uitzondering zeer oude „priesters het heilige zwaard, hetwelk, vertaalt mij de minister (zijn titel is: minister vanbet „paleis, de financiën en schoone kunsten), volgens deze priesters door den hemel geschonken „is. De sterk ingesneden gouden scheede vertoont denselfden roodachtigen ondergrond van „zoovele kleinooden in onzen archipel. Het heft draagt email-figuren, terwijl het lemmet „ingelegd is met gouden draken. Wijst dit naar China, — Hanuman, de beroemde aap uit „de Ramajana-legende, welke laatste een zoo groote rol speelt in VoOr-Indie en op Cey„lon, komt ook op dit eerwaardige zwaard voor. Het tweede geschenk des hemels bestaat „uit een minder fraai bewerkte piek." (Azil Gespiegeld/door Dr. Hendrik P. N. Muller, Utrecht 1919, bit. 333/3). 2) Naar den vorst van Mataram op Midden-Java, toen Sultan Agoeng. 272 v. dagh- radt ende Tirmedol voordragen zoude, in dese saecke soodaenich REGis- voor de Compe. handelen zouden als de wetten van de landen mede ter rege- brochten; dan wierde bij gemelte Ockneas, uijt oorsaecke den een en mortes, wegen den Coninck met ander travalien belast was, tot overmorgen 1642. weder uijtgestelt, zoodat het niet geneuch is als men de Coningh heeft langh genough naer geloopen, maer schijnt ende moeten rij mede noch langh gebeden ende begiffticht werden, eer men ten eijnde van een saecke comen ofte affgeraecken can. (juni 1642). 6°* Ditto. Andermael om gemelte saecke boven geweest, maer als voorenniet uijt gerecht, oorsaecken den Coninck aen d'overzijde der reviere vier a vijff dagen de paepen t'eeten geven wil, waeromme alle grooten prepreratie toe hetselffde als gelegentheijt van plaetsche besorgen moeten. (Juni 1642). 7.8.9.10.11. ende i?en Ditto. Dese daegen met groodt verlangen de scheepen ofte 't schipp van Battavia tegemoet gesien, maer te vergeeffts, soodat bedeucht blijven niet sal connen boven geraecken, ten aensien 't water al hart begint op te dringen, oock te meer d'advijsen van haere Ede t'onser reglement benodight zijn, alzoo niet weten wat aen te gaen; want met Sionomon, Prescorneock ende andere coopluijden geen andere affreeckeningen als met 't ontvangen van vellen ende namrack becomen can, de welcke dan oock jegens alle redelij ckheij t tot geen mercktgangh leveren willen, deselve op vracht met 's Compes. scheepen over te voeren ende dat op zoodanigen voeth als 't voorleden jaer hebben voorgeslaegeh; cunnen (niet sonder perijkel) haer qualijk toestaen, zoodat geen ander noch beter middel aen te gaen weet, als haer door last van den Coninck met geweld tot de restitutie ende betalinge te doen dwingen, alzoo de joncke van Prescurneock meestal vollaeden is, ende Sionomon, hij selver ende alle andere coopluijden, haer goederen daermede verseinden. (J*mi642). I3m Ditto. Is den Coninck weder naer sijn logement vertrocken, maer soo verstaen soude bij de coninginne Perkees Satrij tuijs gegaen zijn. (Jmu 1642). 16*° Ditto. Alzoo nochmael de coopluijden over 't stuck van haere schulden hebbe aengesproocken ende met der minne traegh aen betalinge willen, ben omme in 't selffde door last van den Coninck geholpen te worden, naer boven gereden, maer doordien den eenen als den anderen (vermits den Coninck bij Perkees Satrij is gaen inwonen) sich van een cleijne woningh daer omtrendt versiet, niet connen uijtrechten, waeromme dien nacht boven gebleven, ende den I7en ditto bij hem gegaen, maer alzoo geweldigh bij den dranck was ende hittigh 273 in 't speelen, conden weijnich bescheijts van hem becomen. Echter v. daghdroegen het hem wel twe ofte driemael voor, hem vereerende een es- regismerault ringh van 250 gulden incoops, ten eijnde dese saecke wat te TER beter wat behertigen mocht. Ten laesten wiert mij van wege de Co- mortes, ninginne aengedient ick bij provijsie vertrecken zoude. Sij wilde het 1642. voorder bij den Coninck aenhouden. (jum 1642). I801 Ditto. Alsoo noch geen vaste tijdinge wegen t'aenlandinge van eenige scheepen becomen ende den tijt echter hert verloopt, hebben d'jammamaes bij provisie beginnen te doen packen omme sooveel te spoediger in 't afflaeden vandt schip claer te mogen sijn. (juni 1642). 19e» ditto. Verstaen hoe dat den coninck Prescorneock over si$tt> schuit heeft aengesproocken ende waeromme de Compe. niet en voldede, denwelcken sijn excuse op den lagen merckt der vellen en- Ide namrack wierp, claegende van groote verliesen ende andere dingen meer, waeromme, vernemende Sionemon ende andere op gemelten voeth ghefondeert waeren, ordonneerde aen Ocknea Ammerat ende de vooirdere rechters, dat alle debiteuren boven roepen ende hun aenseggen de Compe. voldoen zouden; want zoo hij haer daedelijck wilde dwingen om te betaelen, soude schijnen ofte de andere hatich was, die in desen oorloogh veel moeijten geledenjendegroote diensten aen Sijne Maij*. gedaen hadden. (juni 1642). 208" Ditto. Alzoo door den sabandhaer mijn aengedient was omme van daege boven te comen, besich sijnde met het saelen van mijn paert, arriveert den ondercoopman Wier Aertsz van der Nes, daerbij met aengenaemheijt ende vreuchde de missiven van haer Ede d'Heer Gouverneur Generael ende d' Heeren Raeden van India, in dato 19™ Maijo uijt Battavia geschreven nevens een brieffken van den oppercoopman Sr. CornelisClaix becomen. Waren de fluytscheI [7Sd°] pen den Jongen Saeyer ende Engel, daermede haer gemelte Edeneen cargasoen van f90179:11 : 11 pen ') ons toesenden, op den I4e° deser tot aen 't Muskietegadt, Godt sij loff, wel gearriveert, tot welckers spoediger opcomste haer op morgen vroegh 500 vadem rottingh Etouw nevens eenige verversinge menen toe te zeijnden, 't gene haer Ede. pr. gemelte missive ons ordonneren ende aenschrijven, mitsgaders wat eijsch, dat van hier doen, alsmede wat noves dat van derwaerts over becomen. Blijckt largo bij 't copieboeck van brieven, alhier bij 't comptoirbereustende, onder gemelten datum ingeschreven. (juni 1642). 2ien Ditto. 'Smorgens vroech 2 praeuwen, met de rottangh tou- 1) Penningen. Linschoten XIII. t8 274 v. dagh- wen nevens eenige verversinge affgezonden, nevens het praeuwken regis- van dg Saeijer met een brieffken aen d'opperhooffden desselffs, omrege- me sP°edich te laten weten waer dat zijn, alzoo hier dagelijcx goede mortes, winden waijen ende weijnich stroom opdringht, zoodat geloven, bij— m42. aldien beneden mede diergelycke rescontreeren, de reijse tot boven jae eer de bereken vollaeden connen gewinnen zullen. Voorders hebben het packen der hertevellen hert doen voortgaen ende alle buffelshoorens als andere waeren voor Taijouan dienstich bij den anderen doen sammelen als bequaemelijck zonder verlijs van tijt sullen connen ontfangen werden. (juni 1642). 22** Ditto en de 23 en. Ben boven geweest, sijnde opden 22en. alle de cooplieden bij den Ocknea Ammeradt omme opmorgen te compareeren geciteert, gelijck oock alle excepto Sionomon ende Onkosa, die haer over sieckte excuseerden, verschenen. Die schulden van een ieder wierde mij affgevraeght, ofte deselve soodaenich waeren ende ommme wat reedenen met de betaelinge van dien delaeijeerden; daerop generaliter antwoorden, dat den tijd, die gestaedigh met de Compe. hadden gehandelt, jaerlycx hebben afgereeckent, maer dat nu de twe laeste jaeren uijt oorsaecken, dat de vellen ende den nammerack seer gedaelt, oock bij de Compe. niet getrocken ende bij haer met quantiteijt opgecocht waeren, seer veel stonden te verliesen omdat die a prijscourantT) niet leveren conden. Oock soo waeren uijt dier oorsaecken noch veel Chineesen aen haer schuldich, veel overleden ende sommige verloopen als met spelen hun middelen verconsumeert, daeromme de betaelinge zoo haestigh niet gedaen hadden; dan, zoo de Compe. de vellen ende namrack op den voorgaenden merckt begeerden, conden noch meest voldoen. Daerop antwoordede, dat wij met haer uijtborgen niet te doen hadden, veel min den hoogen merckt der vellen ende namrack, 't was coopmansgebruijck de goederen a prijscourant t'aenvaerden. Sij en zouden oock soodaenige waeren, wanneer diercoop waeren, tot geen lagen merckt leveren, 't welck de rechters als natuerlijck niet toe stonden, te meer alzoo met geen comptrackt aen haer verbonden was, derhalven oock de betaelinge begeerde ofte soude door onse scheepen de joncke van Prescorneock doen aenslaen. De meeste belooffde van langhsamer (hand) te voldoen ende versochten aen de rechters brieven van gewelt om hare debiteurs goederen aen te slaen ende bij mancquement de persoonen, vrouws, kinderen ende slaven, die haer voor d'eerste mael 1) = prijs van den dag. 275 affsloegen, maer belooffden, haer naer dat zij dezelve voor d'eerste v. dagh. mael gedaeght hadden ende dan apsent bleven deselve authoriteijt ■»<»■*• zouden verlenen. Sionomon liet weten, dat de Comp» groote pertijell*^ coopmanschappen van hem in Jappan hadden aengeslaegen, dewelc- mortes, ke daervan restitutie doende, wilde oock voldoen, 't welck stuck ickI642haer Ede. ontledede; maer alzoo den verweerder daer niet present [76] was, oock een valsch persoon als hij in dit stuck is soo veel gelooffs als een ander gegeven wert, lieten dit tot naerder steecken. Den sabandhaer Prescorneock bracht veel quade schulden voor, die t'zeedert sijn sabandhaerschaps als den jonghsten oorlooge zoo van den vermoorden Coninck, vrouwen, als eenige Grooten hadde geleden, alsmede over 't beschadigen sijner joncke als eenige goederen, die daer uijt gelight hebben. Daerop ick aen de rechters inbrachte ons sulcx niet aen te trecken hadden, alzoo hem voor sodanige schulden hadden ingestelt, oock jaeren ende dagen geleden was die schaede die seijde bij d'onse aen sijn joncke gedaen was, en hadde hierin geen comparatie, ende waer het ons leedt al de Poortugiese goederen daer niet uijt gelicht waeren. Eijndelijck versochten in 't generael uijtstel van tijt om van langhsamerhant te voldoen, dat de rechters mede gaeren sagen ende dat dan de goederen ende comptanten aen haer eerst zouden werden ter handt gestelt, ten eijnde hun tijende daeraff trocken mochten, dat gantsch tegen was. Maer wilden, bij aldien haer E. de Comp« in corten van alles conden voldoen, een goede recompensie doen, maer van langhsamerhandt souden de schulden selffs wel innen, oock bij faulte van dien gewelt gebruijcken, dat bij dese gelegentheijt omme geen boosen naem te maecken sochten verbij te gaen. Den Coninck gingen met Tevinia Ravij 't arrivament van beijde de scheepen aendienen, mitsgaders hoe met deselve nevens een ambassadeur een brieff ende geschencken aen Sijn Maijtt. quam, welcken brieff met goudt beschildert was, waeruijtdegoedeaffectiëvand'Heer Generael tot desen Coninck aff te meeten was. 't Scheen dat hierover heel veel tevreden was, maer echter en begeerde niet toe te staan, de scheepen voor de logie comen souden, ten waere hun roer, masten ende seijlen aen Pnompingh lieten. Daerop antwoorde dit geen scheepen als Chineesche ofte Maleijsche joncken waeren, oock de Comp«. onder die liedens destrickt niet behoorde te stellen, ten aensien scheepen van d'Heer Generael waeren ende wij hier woonden, dien volgens geen negotie in deselve dreven maer die tot bescherminge van 'sComp«. middelen ende dienste van sijn Maijt. soolange gebruijck- 276 v. dagh- ten, ten welcken eijnde het eene schipp bij haer Ede. gezonden was regis- ujjt vreese offer noch eenige heijmelycke vianden tegens Sijne Maijt. rege mochten wesen. Maer hoedanich dit stuck voorstelde en wilde den mortes, Coninck geensints van 't voorgaande affstaen; daeromme antwoorde 1642 dat met 's Conincx wille niet een toutgen overgeven wilden, maer liever de scheepen heel omlaegh laten leggen ofte doorgaan. Ten aensien heel veel bereken t'affbrengen van de cargasoenen voor Jappan ende Taijouan sullen benoodight wesen, oock niet minder als ieder onder 30. a 40. Tl. sullen connen becomen, hebben die joncke van Intsie Assam voor 160. taijlen affgehuijrt, te weten zoo't schip niet boven comen can; maer aenPnompingh comende sal hem met een reedelijck schenckagie voldoen, waermede dat verhoopen willen meest alle de goederen aff brengen zullen. Op den avondt weder in 's Comp65. loogie aengelant. ljumióv). 25 ende 2Ó6" Ditto. Begint het weder r) nu vrij hert op te dringen ende becomen pr. t'affgesonden praeuwken een brieff van d'opperhooffden des fluijtschip de Zaijer in dato 23en. deser, waerbij aenschrij ven, hoe noch maer bij de Joncksmast waeren aengecomen, oock geen moet hadden veerder als Babnom souden connen opcomen, waeromme de laedinge den joncke op 't spoedichste sullen aenpresten, waeromme oeck daedelijck noch naer Intsie Assam gesonden hebben opdat deselve noch van daege moste affcomen. (7««* 1642). 27*°. Ditto des morgens vroech compt de joncke voor de loogie, [76d01 derhalven daedelijck de lichste vellen onder in doen scheepen, omme de swaerste ende jammemaes boven te leggen, ten eijnde sooveel te rasser ende bequamer het schip afflaeden connen. Ben voorts met den ondercoopman Wiert Aertsz. van der Nes naer boven gereden omme aen den Coninck licentie voor 't schipp te versoucken. Dan boven comende en conden dien dach geen audiëntie becomen, alsoo den Coninck tegens een wilden oliphandt vechten gingh; derhalven boven vernacht ende des anderen daechs morgens met onsen nieuwen sabandhaer te hoove gegaen, den welcken vrij zeer van den Coninck bemint is, binnen bij hem gingh, maeckende dat audiëntie ende licentie voor 't schip bequamen. Den Coninck vraechde naer veel cleeden ende andere waeren, daerop hem uijtstelde totdat de joncke weder boven zouden gecomen zijn. De reedenen, die den Coninck gemoveert hebben ons een anderen sabandhaer te geven, ontstaet, dat vele dachten wegens ons 1) Waarschijnlijk water; zie mijn beschrijving van den waterstand in de Inleiding. 277 misnougen in Prescorneock hem sijn ter ooren gecomen, oock selffs v. daghtegen de Compe. soo wegen sijn schuit als t'aenslaen sijnder jonck REO,sbegint in te leggen, des selffde niet trouwelijck voorstaen, maer een REqe_ hinderlijck wesen can, derhalven de selffde eenen Nappra Nelpith, mortes, nu genaemt Tavinia Ramchidt, zijnde een Japander, tot sabandhaer,642* gestelt heeft, hebbende desen persoon groote gunste bij den Coninck, alzoo van den tijt der minderjaerheijt als staet van den Coninck altoos bij hem verkeert ende getopt heeft, in welck toppen een grooten weer smaeck hebben; dan heeft in 't selffde met eede verswooren; eenlijck sal 't met den Coninck als hem roepen laet, continueeren moeten. Soo in de loogie comen, vinden den schipper Doucke Cornelisz. aldaer, den welcken, vermits om eenich timmerhoudt boven compt, ons rapporteerde, hoe dat met den fluijt de Zaeyer aen de paepe caese z) gecomen waeren ende dat fluijt den Engel noch een groot stuck achter was, denwelcken de helft van de rottingh volgens onse ordre hadden toegezonden. Dan en waeren de praeuwen noch niet weder gecomen, soo dat presumeeren 't schip bij nacht voorbij geraeckt sijn; die van den Saeyer hadden niet hooger als de paepe caese op te comen noodigh geoordeelt, vermits hun roer, groote ree ende meer nootsaeckelijck versien dienen, hetwelcke voor 't aenlanden der laedinge bequamelijck doen cunnen. Julij. (juli 1643) pnno Ditto. Dese voorgaende dagen met cracht van volck de ladinge der joncken als t'ontfangen van meerder waeren bevordert, soodat, nu op een weijnich volladen sijnde, desselve op morgen hoope n aff te seijnden. Op den avondt comen de twe praeuwen met de rottangh touwen boven, hebbende de fluijt den Engel mis geloopen ende door de herde stroomen een anderen wegh geretourneert, waeromme alzoo geen bescheijt van 't schipp hebben; deselve weer daedelijck affgesonden met ordre die van de Saijer al hun rottangh touw daer sullen bij doen, opdat gemelte fluijt bequaemelijck voor Pnompingh aencomen magh. (Juli 1642). 2en Ditto. Hebben die joncke van de logie gelargeert; dan mosten vermits sijne groote ranckheijt veel goederen herstouwen, eenige sacken, die met Cambodiaese nootgens hadden gevult, om vooreerst tusschen de vellen gestouwt te worden, weder moeten uijtstorten 1) casa, huis (Portugeesch). 278 v. dach- ende noch met swaere balcken op de sijde stutten moeten; verhooRE°18" pen deselve binnen vier a vijff dagen aen boort wesen sall ende zoo reoe- alles met dese joncke niet hebben connen affseijnden, hebben met mortes, der haest noch bereken, ieder voor 30. taijlen, gehuijrt, ende de 1642. selffde beginnen te laeden. {juli 1641). 3en Ditto. Op den avondt een der selffde met het sappanhoudt, caneel, rijs voor 't schip als andersints affgesonden. (jwK 1642). 4en Ditto. Op den middagh de andere met het restandt der coop- [77] manschappen als timmerhoudt affgesonden. Verstaen per missive van den oppercoopman Sr. Claix ende schipper Doucke Cornelisz de fluijt den Engel dicht bij haer was. (juli 1642). 6en Ditto. Alsoo met de pampieren ende factuere claer sijn, ben ick op den avondt nevens Sr. Hermen Brouckmans naar beneden gevaeren ende quamen op den (juli 1642). 7en Ditto 's morgens vroegh aen de fluijt den Engel, daer de brieven van Haer Ede. ons den schipper Jan Gerrestz. wierden ter handt gestelt. Op 't quaert van den dach quamen aen de fluijt den Zaijer, alwaer beijde bereken dicht bij waeren, maer de joncken conde dien dach niet aen boordt comen, soo dat beijde de bereken desen dach noch meest ontlosten ende den 8"1 ditto 's morgens de joncke aen boort hielden, latende t'overnemen der waeren op 2. a 3. plaetsen gelijck voortgaen. Op heeden oock met d'opperhooffden van de beijde scheepen wegen 't verkiesen van den oppercoopman Sr. Claix, Commesaris aen den Coninck, als 't veranderen eeniger poinckten in den brieff per d'Heer Generael ende Raeden van India aen den Cambodiasen Coninck geschreven, geresolveert, waervan de reedenen in 't resolutieboeck onder dato (per de getrocken resolutie aldaer geinsereert) largo gespecificeert staen. (juu 1642). i2ra Ditto. Op den naermiddagh met het lossen der joncke ende laden van 't schip gedaen, voorders een claer schip gemaeckt. Hebben die brieven geslooten ende d'opperhooffden copie der resolutie per haer Ede. aen 't schip Nassauw, over Siam naer Jappan gaende, nevens een naerdere recommandatie ter handt gestelt, wanneer gemelte fluijte den (juli ,642). 13"» Ditto 's morgens vroech in den name des Heren meteen cargasoen monteerende ter somma van f. . . . x) sijne reijse naar Jappan over Taijouan gevordert heeft. Godt AlmachtJch wil tot volvoeringe der selffde sijnen genadigen zeegen verleenen! 1) Bedrag oningevuld. *79 Op den naermiddach aen de fluyt den Engel, die van den voormid- v. daohdach voor Pnompingh aengelandt was, aengecomen, vanwaer tegen rEQ,sden avondt met Sr. Cornelis Claix naer de loogie vaeren, alwaer in de REOE. eerste wacht *) wel aenquamen. mortes, jjvii 1643). 1 gen Ditto. Ben ick naer boven gereden omme den Coninck wegen,tt42, 't aenlanden van Sr. Claicx als dat den brieff mochte getranslateert werden, alzoo verstaen binnen weijnige dagen naer omlaegh wil. Boven comende vonden den sabandhaer claer omme uijt last van den Coninck Sr. Claix van Pnompingh in de loogie te brengen, mitsgaders eenige stucken roodt laecken op te haelen, van 't welcke hem uijtstelde totdat de joncke van Intsie Assam boven soude gecomen sijn, waeromme daedelijck met hem naer den Coninck gingen, denwelcken oordonneerde naer den seecretaris gaen souden ende hem aendienen, dat met den eersten den brieff translateeren zoude; voorders vraechde naer de schenckagie en andere dingen meer, dat hem sonder dat hem saegen van buijten wierde aengedient. Voorders versocht ick andermael, dat het fluijtschip den Engel voor de logie opcomen mochte, maer wierde mij het selffde voordat sijn roer ende raes aen Pnompingh zoude gelaeten hebben, affgeslagen; dat gansch refuseerden, jae niet een touken wilden ontbinden als met onslieder welgevallen, zoodat het eijndelijck op de zeijlen aenquam, die in handen van andere zouden gestelt werden, dat oock met veel reedenen affsloegen, zoo door perijckel van bederven, brandt als 't beschadigen van ratten; gemelte zeijllen waeren oock al affgeslagen ende beneden in 't schip gebercht; Sijn Maij». d'Heer Generael begunstigende conde het zoodaenich op te comen licentieren, zooniet, mocht daer blijven, ofte eer omlaegh aen de reviere, bij aldien der I [770°] iets van zijn toebehooren zoude van gelight werden. Den Coninck liet hierop repliceeren wij sulcx niet mosten duijden ofte ons sulcx tot nadeele woude doen, maer dat het als voor desen aengeroert een beslooten ende gehouden raet bij hem was, die aen geneuijtlanders zoude werden toegestaen, veel minder aen sijn eijgen inwoonders, zoodat het over 't generaele lichaem gaen zoude. Van den Coninck reden naer den secretaris Tirmedol, die nevens onsen sabandhaer 's Conincx last voordroegen, die 't selffde vermits al laet op den dach was, tot morgen uijtstelden; voorders recommandeerde hem mede dat omtrent den Coninck zoo vele bewercken wilde, dat het schip voor de loogie aenlanden mochte, soo ten 1) Zeelieden verdeelen het etmaal in „wachten", wordende elke wacht om de 4 uur afgelost! te middernacht, te 4 uur des morgens enz. * 28o v. daoh- aensien wijlieden niet als gaende ende comende coopluijden mosten regis- gereeckent, maer in den graet als inwoonders mosten gestelt wertege ^en' me(*e diene t'respect van ambassaetscbap als oock de custuijmortes, rnen van Cambodia naest eenige jaeren herwaerts; tot alle 't welcke 1642. ons wel sijne hulpe belooffde, maer seijde desen Coninck niet als den ouden overleden Coninck was, dat veel dronck, speelde en vermeijde, oock weijnich audiëntie gaff ende in 't selffde niet veel naer raet, maer meest naer sijn eijgen genegentheijt door wilde, in 't welcke hem niet persuaderen dorsten. Op van dage hebben oock seeckeren Pataneesen ') nachoda, nu jonghst van daer gecomen, den heer Gouverneurs Generaels missive den Maleijsen translaet doen erschrijven ende zoodaenige poinckten in 't selffde doen verbeteren als per getrocken resolutie aengetogen is, oock bovendien in den afflaet ende besluijt des brijeffs aengerecht, de coopluijden van sijn rijck, op Battavia negotieerende, wilde favorabel ende toegedaen wesen, mitsgaders de vruntschap met ambassaten t'onderhouden, waerdoor dan genough den toevoer van rijs voor desen jaere derwaerts over, Godt den voorsten, a) sal toegestaen werden, sonder dat hij Cambodiérs met sijne Grooten op 's Comp0. gebreck 3) haer verhoveerdigen zullen. {7uU t64i). 16en Ditto. Op den middach compt den sabandhaer met den clerck van den secretaris omme den translaet op te haelen, die naer dat gegeten hadden met meerder eere als ooijt voor desen geschiet is onder een quitasolle 4) in twe verheven doelanghs van peerlemoer 5) is wegh gevoert. iVmJi i64>). 21°° Ditto. Omtrent middernacht sonder dat te vooren ghewaerschout sijn, 't welcke jegens de ordinarije custuijme is, comen met vier groote prauwen aff, omme den brijeffende schenckagie alsmede den ambassadeur op te haelen, aff; daerover ons quaelijck tevreden thoonden.haer voorhoudende, het voor desen althoos gebruijckelijck was, den translaet wedergebrocht ende aengedient wiert, wanneer den Coninck den principaelen ende schenckagie begeerde t'ontvangen. Nu waeren d'opperhooffden van de schepen niet boven, die immers van alle uijtvoeringe van staeth daermede present diende, 1) Van Patani, oostkust van Malakka, waar de Maleische taal heerscht. 3) Dese uitdrukking vindt men in die dagen veel gebruikt in Compagnie's schrifturen. ' 3) Aan r ij s t. 4) Quitasol, Portugeesch voor zonnescherm. e) Het inleggen van hout met figuren van perlemoer is een Cantonsche nijverheid, die in oostelijk Achter-Indie verfijnd is en nog heden daar uitmuntend wordt uitgeoefend. 28l waeromme versochten tot overmorgen mochten uijtgestelt werden; v. daghdat de affgezonden Nappraes niet over haer nemen dorsten, maer RE^IS^ excuseerden 't; dat den Coninck nu zoo haestigh was, waere uijt regereedenen, haest wilde uijt vermeijen t'lantwaert in gaen. Mede dat mortes, het hun aenstaenden goeden dach was, soodat eijntlijck ten aensien' [78] tot 's anderen daeges uijtstel versochten. Beslooten den tolck per preste met den dagh naer den secretaris rijden zoude ende hem aendienen, hoe dat Sr. Claix met eenige herde camerganck ghequelt was, tot hetwelcke medecijnen hadde ingenomen, zoo des nachts met de praeuwen waeren aengelandt; derhalven wij beijde aen Sijn Maij1. uijtstel tot op morgen versouckende waeren, wanneer oock d'opperhooffden desschips daermede conden present sijn. Dan op den middach bequamen tot antwoorde, den Coninck ende Grooten naer ons wachteden; dat het nu haer goeden dach was, mede wegen de coninginne; dat een hoopen eeten voor Ons was toebereijt; derhalven vooral dat verhoopten den affganck van Sr. Claix wat zoude gebert(= gebeterd) wesen, versocht den Coninck dat op van daege zouden boven comen, alwaer 't schoon met ons 2. a 3. perzoonen, alzoo daer staet op maeckte, ende quam onzen sabandhaer met last met een olijphant aff, doch niet laten zouden ofte mosten desen dach boven comen, soo dat noch met d'assistenten, berbier ende 5. a 6. matroosen, wel gehabitueert, nevens de affgecomen praeuwen op den naermiddagh met grooten regen naer boven voeren, werdende de missive ende geschencken onder een gulde gree ende quitasole nevens een ander praeuw met 12. speelijeden vooruijt gevoert, staende den brieff in een dubbelde silvere doelangh. Aen de clene passer comende, stonden der 6. olijphanten ende ettelijcke paerden, alwaer opgingen, de missive met de schenkagie op eenen olijphant onder een gantsch verguit huijsken wierde gestelt, voorts voor Sr. Claix eenen olijphant als mede voor d'andere twe en twe; de paerden wierden bij de matroosen (met hun geweer opschou- _ der) bereden, gaende voor de schenckagie speeluijden ende omtrent 80. a 90. soldaeten met pijl en boogh. Voor omtrent 't hoff comende, traeden wij van d'olijphanten aff ende gingh de missive ende schenckagie met de speeluijden binnen in 't hoff tot aen de trap van de zaell, 't welck nooijt aen de Heer Generaels missive gedaen ofte geschiet was; daeromme Sr. Clair sulcx wel expresselijck wierde aengedient, ten eijnde d'Heer Generael daervan contschap doen mochte. Naerdat de soldaten van musqettiers mitsgaders pijl en boogh in ordere gestelt waeren, daer tusschen door gingen, wierde Sr. Claix en- 282 v. dach- de ick tusschen ende op sijde van de Ockneas ende de assistenten achter ons, recht tegenover daer den Coninck verschijnen soude, gerege- stelt, de schenckagie ende missive wat naerder den Coninck. Naer mortes, een weynich sittens, alsmede dat Sr. Claix van eenige Ockneas als 1 den secretaris Tirmedol, Ammerat, Kalhom ende andere was be- welcompt ende naer des heer Generaels wel vaeren ondervreght, begonden op diversche plaetsen de trompetten te blasen, op trommels, gommen, schalmijen, als andere instrumenten te speelen, onder welck gespeel de gordijnen voor den Coninck geopent, *) die van een ieder als onslieder naer dese lantswijse wierde gegroet, hij sittende off leggende op een vergulde catel a), met een mij tercroon drie hoogh op sijn hooft, onder de kinne met goude keetingh toe gaende ende voorts magnifijck gecleet. Dede den brieff leesen, den welcken oock verstonden, wel getranslateert ende in den aenvanck onder de Grooten aengenaem, maer op 't stuck van de gelichte goederen hun wat te bars was; dan seijden niet anders onder den anderen, dan sulcx waere, namentlijck naer 't eijndigen des brieffs. Naer de wederom gedaene reverentie sprack den Coninck Sr. Claicx aen, seggende hem lieff was in zoodanige qualiteijt van den Gouverneur Generael aen hem gesonden; dat Godt oock danckte in zoodanigen salvo met zijn scheepen in zijn landt ende nu persoonlijck voor hem verscheenen was. Voorders vraechde naer den staet ende 't welvaeren van d'Heer Generael ende de Raaden van India, in 't perticulier ofte alle deselve noch in goeder dispositie ende in gerusten standt waeren, ofte de andere gouverneurs, cappiteynen van den Generael insonderheijt de [78a0] voorder Grooten in Battavia wel waeren, ofte sijn Ede. oock eenigen overlast van vijanden hadde geleden ofte te lijden stonde, als dingen meer des Comp**. staet ende 't vaderlandt conserneerden. Daerop gemelte Maij'. door Sr. Claicx ende mij geantwoort wierde, de gesontheijt, 't welvaeren ende prosperiteijt van Sijn Ede. ende d'Heren Raeden van India t'zeedert haeren jonghsten waere wel geweest, soo mede met de voordere regeerders van Battavia als andere gouver- 1) De paleizen der koningen van Cambodja, Siam en Opper-Burma te Mandalay, het laatste trots de vervallenverklaring door Engeland van het vorstenhuis in stand gehouden, ook die der vorstjes van de zoogen. Shan-staten, tusschen Birma en China, vertoonen, ook thans nog, voor plechtige gelegenheden eenige meters boven den grond een soort venster in een muur der gehoorzaal of van de overdekte, aan drie zijden opene plechtigheid-ruimte. Achter dit venster vei toont zich de vorst na wegschuiving der gordijnen. De genoemde staten hebben trouwens een overeenkomstige beschaving, godsdienst, versieringswijze enz. 3) Rustbed of -zetel. 383 neurs ende cappiteynen, excepto dat den gouverneur in Amboina v. daghoverleeden deser werelt gescheijden waere met onse saecken van REQ,S" oorloge stondt het; wel volgens 't schrijven van haer Ede. waeren reoe. in paijse met Poortugaelle 9), dien volgens haer Ede. een gereusten mortes, staet besaeten, dien oock met ieder een sochten te continueeren, inW4*sonderheijt met Sijne Maij1. in sijn aengevangen regeringe, tot welcke hem van Godt een langhdurigh leven, gerusten staet ende overwinninge sijnder vijanden waeren toewenschende, als hij Sr. Claix aen hem in 't perticulier; hetwelcke den Coninck aengenaem was; seggende, Haer Ede. daervoor bedanckte ende dat hetselffde voorliunnen staeth mede aen Godt versoucken wilde. Voorders droegh voor ende vraeghde, waeromme dat desselüfs inwoonders ende joncken de vaert op Jappan niet en zoude mogen achtervolgen ende Haer Ede. ofte wij desselffde nemen zouden, ten aensien geen Poortugiese goederen van hier voerden. Daerop hem dan wederom in forma wierde aengedient, dat sulcx de goede genegentheijt des Heer Gouverneur Generaell ende d'Heeren Raeden van India was, die Sijn Maij». ende inwoonders van 't gebodt des Keijsers van Jappan waeren waerschouwende; dat sulcx Haer Ede. deeden tot weeringe van alle vooirder questién, als de reputatie Sijns Maij'. omme bij die van Jappan voor geen voedens van • haere vijanden gehouden ende daeruijt voorders als pertijen gehouden te werden, gelijck dan 't voorleeden jaer per de joncken van Chichermot ende Prescorneock naer genouch gestaen hadde; daeromme ende ten geen anderen fijne dese waerschouwinge van Haer Ede. aen Sijn Maij'. geschiede. Den Coninck liet weder andermael vraegen: als de jonken simpelijck uijt sijn last gingen, ofte met geen andere coopmanschappen als Cambodia van sich gaff gelaeden gingen, deselve volgens 't schrijven van d'Heer Generael mede souden aengerant worden. Daertegen repliceerden, sulcx claer genough was, alzoo den Keijser van Jappan van alle plaetsen, daer de Poortugiesen haere paepen ende negotie hebben, gemelte vaertuygen wil aengeslaegen ende verdistrueert hebben, uijt oorsaecken dat niet jegenstaende wel met geen derselr ver goederen bevracht sijn, echter bij Chineesen, uijt sucht van win- i) De overleden Gouverneur van Ambon was Johan Ottens, gestorven 14 Aug. 1641. a) In Dec. 1640 was de hertog van Braganza uitgeroepen tot Koning van Portugal, werd dit rijk daardoor na 60 jaren weder van Spanje gescheiden en verviel voor ons daarmede de aanleiding tot oorlog met Portugal. 284 v. dagh- ste, eenige derselve ornamenten als schiftten *) haeren Godtsdienst REO,s" aengaende overbrengen, omme welcke dingen te verdelligen ende 't rege- christen gelove uijt haer landt te weeren, de Poortugiesen hun landt mortes, ontseijt, in de 6b. perzoonen onthooft ende aen de vreemdelingen 't 1842. selffde te doen belooft hebben, zoodat den Coninck hieruijt met sijne Grooten besloodt, dat niet sijn inwoonders ofte rijck bij de Jappanders in 't perticulier soude gehaet werden, maer sulcx om der Poortugiesen frequentatie uijt vreese van overvoeringe hunder secten eenlijck in 't ooge was, ende dat de Jappanders aen ons, vermits ons met de saecke niet en bemoeijden, sulcx vertrouwt ende geopenbaert hadden. Daerop vermits laet was, Sijn Maij*. dat seijde buijten 't hoff ons met eeten ende drincken wat verfrissen souden, waermede de gordijnen toe geschooven wierden -) ende den Coninck binnen gijnck. Naer dat buijten 't hoff onder de verlackte baleij e van eeten ende [79] drincken waeren versaedicht ende volop voorgedient, mitsgaders eenige groetenisse van de Coninginne becomen ende beantwoort hadden, sijn weder opgeseeten ende naer de praeuwen gereeden, alwaer met den donckeren eerst aenquamen, zoodat in 't uijtgaen van de eerste wacht weder in de loogie quamen, daer d'opperhooffden van 't fluijtschip den Engel op middernacht mede aenlanden. (Jmti 1643). 22en Ditto. Hebben de cleeden, op den i8en deser met de joncke van Intsie Assam van de fluijt den Saijer boven gecomen, geopent ende pertije tot monsters omme voor den Coninck te brengen als te venten uijtgenomen, maer de calimcarij's 3) uijt 't packien no. 198. aen beijde zijden even schoon geschildert als ditto in No. 199. ende 2100. 4) aen een sijde wel ende schoon ende gewenst van lijff geschildert als ghesorteert bevonden; maer de hooffden ende boorden, die aen deselffde zijn, en sullen niet allene een slechten merckt maer genen aftreck causeeren; dat seer moeijlijck, ten aensien 't werck van de hooffden als boorden gantsch niet in Cambodia begeert maar geheel veracht is, daeromme de gene, die deselve sullen willen dragen gemelte boorden sullen moeten affsnijden ende weder andere in plaetse aennaijen moeten; hoedanich onder de Laeuwen sullen begeerdt zijn, wil den tijd condt doen, maer vresen ten aensien gemelte natiën haer veel met de Cambodiérs in fatsoen laten eens vinden, daer oock weijnich schots onder nemen zall. De tamp ij calimcarijs 1) Lees: schriften, a) Zie noot x blz. 282. 3) Een soort lijnwaad. 4) 3 X IOC = 300. 285 hadden voor dato affgeschreven ende sijn de andere sorteringen v. daghvoorts gantsch ongetrocken, uijt oorsaecken te veel geel ende groen RE°,S" vermengelt zijn; die in 't packien No. — z) sonder hooffden en boor- REOE. den, welcke maer tot hemels ende gordijnnen dienstich sijn, sullen mortes, uijt gemelte reeden gantsch ongetrocken zijn. De cattawanijs talpo- ** nij, een gewenste schilderinge ende meest onder de Laeuwen getrocken, hadden wel gewenst met een ander sorteringe, omme hier onder de Cambodiérs te vertieren, hadden versien geweest. Voorders alle andere cleden wel naer eijsch ende factuijre bevonden; eenlijck zijn vrij bedruckt in de groote quantiteijt van roode betilles, dat boven 't gene voor dese inlanders haer reeckeninge overcompt, niet dan groote vercroppinge ende civilen merckt causeeren sall. Op den avondt comen weder 6. olijphanten van boven omme onslieder op morgen boven tè brengen, daermede den {Juli 1641). 23en Ditto nevens Sr. Claix, d'opperhooffden van de scheepen, as¬ sistenten, als eenige matroosen met de monsters van cleeden sijn naer boven gereeden. Dan en conden voor den 25en ditto geen audiëntie becomen, uijt oorsaecken den Coninck dan bij dranck ende nu bij 't bedde was. Dan soo op den 25*° ditto audiëntie bequamen, verstonden daer weder een verraet tegen den Coninck op handen (bij twe paepenslaeven uijt gebracht) geweest waere, daervan de principaele paepen ontvlucht ende maer twe slechte gecregen waeren, uijt welcke oorsaecken excuseerden den Coninck de twe voorgaende dagen niet te voorschijn gecomen was. Sr. Claix dede een schenckagie aen den Coninck ende Coninginne als uijt sijn perticulier omme naer dato te meerder gunste in 't procureeren van rijs te optineeren; wij deden de voorder schenckagie wegen 't aenlanden der scheepen als vertreck der Zaeijer, daerover den Coninck ende Coninginne Sr. Claix mij ende den schipper als coopman danckbaer waeren ende sondtde Coninginne aen Sr Claix een kettingh van schoone rij ekende bloemen, dat hier te hoove groote eere is. Sr. Claix versocht mede voor de derdemael aen den Coninck, dat het fluijtschip den En-, gel nu voor Pnompingh leggende voor de loogie mochte opcomen, omme niet allene 'sCompes middelen te seeckerder te beschermen, maer oock bij alle onheijlen bij den anderen te zijn ende goede ordre onder ons volck te mainteneeren, als andere redenen meer ten desen fijne dienende. Dan den Coninck gaff de voor dese aengeroerde ree[79a0] denen weder tot antwoorde, dat sulcx aen sijn eijgen inwoonders niet 1) Gemerkt met een klaverblad. 286 REGis0"" toestae". jae alwaer 't schoon den Coninck van Siam sijn am- ter bassadeur sondt en soude sulcx niet toestaen voor aleer van masten rege- en roer soude ontbloodt zijn; bij sulcken gevalle ons *t selve mede mortes, vrij stondt; sij[n] voornemen was Pnompingh tot een reede voor alle van buijten comende vaertuijgen te houden. In Siam wierde gemelte maniere mede achtervolcht, daer de roers ende masten aen Bancock bewaert wierden; dat wijlieden contrarieerden, staende houdende, dat wat scheepen boven conden comen soo als uijt der zee quamen voorjudia.setteden. Dan wiert een seecker Tevinia, over io.a 12. jaeren uijt Siam overgecomen, hierin meer gelooft"gegeven als onslieden; dan seijde den Coninck 't ware bij sijns vaeders tijden oock gebruickelijck geweest, wanneer de roers ende masten aen Babnom bewaert wierden. Zoo hier tegens niet meer te repliceeren viel, oock weder daedelijck binnen ginck zonder dat van andere dingen iets meer conden voordraegen, ten aensien om dit nieuw verraedt geen gebruijck wasaudientiegaff; maer dat waere ten voorschijn gecomen, was, dat S'. Claix ende wij nu twe daegen vruchteloos waeren gecomen, niet ongehoort naer beneden vertrecken zouden. De Coninginne ontboodt mij omme met de cleeden binnen te comen, daer gelijck jaerlijcx een groote fastide, ') met openen, sollen, werppen, smijten, 't prijseeren als anderssints mede hadden. Nu hadden de calimcarijs aen beijde zijden even schoon jegens 25. taijlen, die aen een sijde jegens 14, ende decattawanis 9. taijlen, voorts de andere cleeden volgens de voorjaerigen prijs, maer vreesen gelijck althoos dien naer desen deselve wederom brengen ofte tot minderen prijse begeeren zullen. De Coninginne hadde wederom buijten 't hoff een maeltijt ofte Cambodiaes bancquet voor onslieder doen toemaecken. Vandaer naerdat ons versadicht hadden naer de Coninginne Perkijs Satrij reden, die onslieder naer een wijle wachtens liet binnen comen; ende alzoo 't laet wierde, versochten, dat Sr. Claix die om haer te besoucken quam, geliefTde te verhooren; maer haer van 't eene op 't ander excuseerende, quam ten jonghsten, sonder dat haer saegen maer wel hoorden, daer den brieff van Sr. Gaelen leesen liet ende veel reedenen, die hier niet stellen, gebruijckten. Eijndelijck protesteerden, waeromme haer niet sijen mochten, gelijck voor en naer, wanneer haer over sieckte daerover in de leucht niet comen mocht ecxcuseeren. Eijndelijck 't present daer haer gedaen wierde binnen doen comende, excuseerden 't selve, apparent omdat niet genouch was, daer I) Fastide, Portugeesch = last, verveling, soesah. 287 weder tegen waeren; dan eijndelijck wat datter gaens was begon v. daghvan boosheijt te huijlen, echter haer op 't schoonste ecxcuseerende reo,s* dat mocht; zoo wij oock met een halven thoorn vertrocken, haer on- REGE. se meninge wel doen verstaende; dan veel excusen waeren daerte- mortes gen ende naer 't schijnt met haet tegen d'ander Coninginne ingeno-,*42, men, die haer volck om alles te begapen daer gesonden hadde; sij liet ons aendienen, wanneer den Coninck bij haer was, zoo wilde se Sr. Claix deselve eere aendoen, die hem bij d'ander Coninginne geschiedt was ende met praeuwen ofte olijphanten laeten ophaelen. ww» 164»). 26*°. Ditto. Alzoo Sr. Claix van de Cotchinse Coninginne, 's Conincx aengenotnen moeder, alsmede des Coninginnes moeder, daegelijcx genoot was om haer te comen besoucken als met fruijten ende cost van haer Ede. vereert, sijn nevens den sabandhaer derwaerts gereden, die ieder volgens costuijme van ambassadeur met een stadige schenckagie vereert hebben, daervoor als voor d'eere danckbaer waeren ende lieten onslieden insonderheijt der Coninginnes moeder lustich tracteeren. Sr. Claix ende wij recommandeerden onse [80] persoonen als 's Comp". affairen omtrent den Coninck in haere goede genegentheijt ende dat verhoopten in 't gene naer desen meerder mochten te versoucken hebben onse voorspraecken omtrent den Coninck ende Coninginne wesen souden; welcke beloften groodt genouch waeren ende willen oock verhoopen, dat door dese moeders oock noch eenigen rijslast, boven dat den Coninck soude mogen licentieeren, becomen zullen, 't welck den tijt leeren zal. Des Conincks eijgen moeder en hadden, vermits naer eenige tempels om hunne afgooden te offeren is, niet connen besoucken, daeromme 't selve tot naerder gelegentheijt hebben uijtgestelt ende wederom naer de logie gereden sijn. w*ti_ 1642). 29en D°. Ben met schipper Jan Gerritsz. tot de Ockneaes Tirmedol, Ammeradt, Kalhom ende Tevinia Ravij geweest, die volgens last van den Coninck als oude heercompsten T) wegen 't aenlanden als 't vertreck der schepen moeten beschoncken werden. Den Ocknea Sacrij was niet thuijs, daeromme op een ander tijt zullen moeten besoucken. Voorders met gemelten schipper naer eenich houtwerck, tot onderhoudinge als verbeteringe van 't schip nodich, gesien, oock gevonden, maer wisten niet wien toequam, daer den tolck om naer vernemen boven lieten. 1) — herkomst, gewoonte. 288 v. dagh- Den Coninck ende Coninginne, die een susters soontgen van geREO,s" meiten Jan Gerritsz, sijnde oudt over 8. jaeren, tot haer schoonsoonrege- tgen hebben aengenomen, hetselffde een paert vereert ende dagelijcx mortes, tot haer vermaeck te hooff ontbieden, lieten door mij aen den schipper voorsz. versoucken, dat gemelte knechtgen bij mijn wilde laeten, alzoo zij 't zelffde zeer lieff hadden; wouden het siaeven ende een olijphant om te hooff af ende aen te rijden vereeren; maer excuseerden hem gemelten schipper Jan Gerritsz. om veel reedenen aen den Coninck ende dat hem hierop noch beraeden zoude. Onder welcke discoursen voorder met Sijn Maij'. in gespreek raeckende, zoo van mijn aenstaende vertreck, ittem de fortressen als navaele macht van de Comp*. in India, mitsgaeders op wat plaetsen dat negotieerden, onder andere quam weder op de Jappanse vaert, daervan mij vraeghde, bij aldien dat een ambassadeur van hier aen den Keijser sondt, ofte de Compe. de joncke oock beschadigen zoude. Daerop hem antwoordeden, de onse sulcx maer voor een praetgen zouden aannemen, want van de scheepen bij der zee vaerende d'opperhoofden sulcx qualijck weten conden; daerop antwoorde: als de Compe. daer4. a 5. Nederlanders op stelden, immers dan bevrijt wesen zoude; daer jegens inbrachten, dat als dan bij eenich bedroch de Nederlanders zouden verdacht werden, daeromme gemelte Maij'. mijn dan andermael voor hier ofte sijn ambassadeurs met onse schepen wel zouden mogen overvoeren, daerop mij op d'ordre van Haer Ede. beriep, alzoo soodanige saecken dingen van gewichte waeren; daeromme eenige zijner Grooten seijden, best soude wesen met sijne ambassadeurs naer Battavia sijne brieven naer Jappan conde mede geven, wanneer aldaer met den Generaell daerover conden te raede gaen, dewelcke dan sulcx voor goet oordeelden, deselve met degeoordonneerde perzoonen met zijn scheepen conden laten overvoeren; dat Sijn Maij1. mede sodanich oordeelde. Dan gaff ick Sijn Maij'. door andere Grooten te kennen, het veel beter waere geen ambassadeurs noch brieven naer Jappan sondt, alzoo ongetwijffelt die bij den Keijser niet zouden aengenomen maer met schande te reughge gezonden werden, ghelijcx sulcx aen den Coninck van Siam voor 6. a 8. jaeren gedaen hadde. Vraeghde mij naerder wat de redenen [Soi'] van dien waeren, oock ofte hij mede geen Coninck was; daerop, hem niet de oorsaecke van 't moorden moverende, seijde, wel waer was ende de Jappanders oock wel wisten, dat Coningen waeren, maer de selve door haere groote superbiteijt en wilden haer met de soodanige als Cambodia ende Siam was niet gemeen maecken, 289 maer achten de brieven pas waerdich, dat door tokken beant- v. daghwoordt wierden; derhalven, omdat Sijn Maij'. sijn respect voor soo- KEOlSm danige hovaerdige menschen niet soude verduijstert werden, onder rege. corectie beter oordeelden, sijne missiven, schenckagies ende ambas- mortes, sadeurs in sijn landt te behouden. ,642, (i64i). Augustus 3en Ditto. Verstaen de joncke van Intsie Assam ende enen Tigit, Chinees coopman ende inwoonders van Battavia, in dese riviere behouden aengelant sijn, met wekkers aenlandinge een iedereen schier om rijs aen den Coninck ende sijne vrouwe versoucken ende om naer Battavia te brengen laden wil. Daeruijt vresen, dat door de groote hitticheijt den Coninck wellicht de hant sluijten sal; want niet alleene de Chineesen daer hardt om woelen, maer selffs eenige Grooten comploteeren om joncken aff te vaerdigen; in welcke gelegentheijt ons vooreerst still houden, oock den noot van rijs in Battavia ten deelecontrarieeren. (Aug. 1642). jjo. Des nachts becomen per annachoda Hambingh haer Edes. aengename copie van missive in dato I3en Junij met annachoda Tigit gesz., die met gemelte Hambingh in dato I7m. d°. confïrmeeren, daerby haer Ed0. ons ten principalen aenschrij ven, dat souden trachten uijt te wercken, de geeijschte quantiteijt rijs alsmede den annochoda Tigit met gemelte proviande spoedich vollaeden op Battavia keeren ende haer Ed85. toecomen mochte. Sijn voor den middach nevens Sr. Claix naer Pnompingh aen 't fluij tschip den Engel gevaeren; den mandarijn aldaer met een cleijne schenckagie beschoncken, opdat bij aldien den Coninck naer desen rijs licentieeren mocht, hij ternirder *) opsicht ende de Compe. in 't selffde favorabelder sijn mach. (Aug. 1642). 7«i do. Verstaen uijt een cleen brieffken van d'opperhooffden des fluijtsschip den Engel, hoe dat aen Pnompingh een cleen vaertuijghken met 15. zoo blancke als swarte Poortugiesen uijt Siam aengelandt was. Sulcx naerder verstonden ten huijse van haeren ambassadeur, die nevens Sr. Claix ende den schipper Jan Gerritsz op sijn versouck (naer dat te vooren in 's Compe8. loogie geweest was) waeren besoucken, alwaer een van deselve persoonen aenlande, rapporteerende hoe dat gesint waeren naer Maccauw verzeijltte hebben, maer dat door storm ende vermits hun roer gebroocken was, mede dat 4. a 5. vrouwen, die op hadden, niet verder dórsten, dese reviere waren ingecomen, dan aen Pnompingh opgehouden voorder te kopen ofte 1) Lees: te minder. Linschoten XIII. 19 200 v. oaoh- ten waere hun roer ende masten daerlieten, over 't welcke haer bij regis- jen ambassadeur quamen vervougen. De perzoonen ende vrouwen rege- daermede overcomende waeren uijt Malacca op Battavia ende vanmortes, daer in Siam gebracht, hadden daer noch een vaertuijch omme naer 1642. Manilha te gaen volladen gehadt, maer met 't aenlanden van 't schip Nassauw aldaer waere hun vooyagie (ten aansien der seeckere tijdinge van 't opwerpen van Poortugael tegen Spangien) gestaeckt ende hadden gaeren voor hun opgecochten benjuijn, wasch als cleeden weder 't uijtgeleijde geit, zoomede de gene van het overgebleven sootgen alhier; dan en cunnen geensints aen deselve comen, vermits 't tot extraordinarijen hoogen merckt opgecocht hebben. {Aug. 1641). 8en Ditto. Ben nevens Sr. Claix naer boven ge vaeren ende den I4en I81] ditto geretourneert, hebbende in alle dien tijt, vermits den Coninck geen audiëntie geeft, oockdaegelijcx bij den dranck, als des naermiddaeghs met het oeffenen van olijphanten ter oorlooge besich is, niet besonders connen uijtrechten. Oock in 't perticulier hadde maer eens bij hem connen comen, wanneer de Coninginne haren man excuseerde, omdat aen den ambassadeur geen audiëntie en gaff, want dese dagen voor ongeluckige ofte quade dagen bij hunne waerseggers wierden geoordeelt, in welcken tijt hier te lande niet gebruijckelijck was de coningen audiëntie geven. Wij lieten haere Maij1. de diamant ende robijnringen sien, seggende, alzoo haer Ede. verstaen hadde sijne Maij'. haere man tot Coninck waere geseucedeert ende dat in 't uijtvoeren van 't feijt de wooningen van den Ouden ende Jongen Coninck verbrandt waeren, dien volgende weijnich juweelen becomen hadt, niet en twijffelden ofte soude soodanigen ringen sijn Maij*. aengenaem ende in quantiteijt niet te veel zijn; stelden deselve jegens 80. persento in, waerop de Coninginne met den Coninck gesproocken hebbende met een groothertichheijt antwoordeden, dat ten aensien zoodanige juweelen in haer landt ende ten opsichte sijner successie gecomen waeren, hem in reguart van den prijs niet te duijr zouden wesen, maer wilde deselve al coopen om de schande niet te hebben, dat uijt sijn rijcke te reugge keerden, maer begeerde deselve alle te laten uijt steecken ende met het slaen van een ijseren hamer probeeren, tot hetwelcke ick niet resolveeren wilde, zoo ten aensien deselve met uijtsoecken bederven als naderhandt niet nemen zouden, alzoo 't de Cambodiérs meer in den mondt als wel in de beurs geslagen is. Daeromme de Coninginne alleenlijck de robijnringh met de diamantgens omseth begeerde, die haer op 't aldernaeste voor 160 taijlen verlaten hebben, waer voor hem behoudt; dan echter en 291 cunnen der noch qualijck vasten staedt op maecken, alzoo dese co- v. daghningen een dinck wel connen bedingen, een maent bewaeren ende reoisechter noch wel wederomseijden (= zenden.) "ge- Den secretaris Tirmedol hadden twe a driemael besocht ende hem mortes, de saecken, die Sr. Claix aen den Coninck hadde voor te draegen,,642bekent gemaeckt, versouckende met ons deselve aen den Coninck wilde helpen voordragen; die hem als vooren, wegen dat den Coninck geen audiëntie gaff, hem met eenige affairen hadde belast, excuseerde, maer ter bequamer tijt wilde ons sijns persoons dienst gewerden laeten. In 't opgeven van de schulden de Compe., nu jonghst met de veranderinge deses rijcx overcomen, antwoorde hij niet te connen geloven ons ofte de Comp». zoude voldaen werden, ten aensien de wetten van Cambodia sulx contrarieerden, dewelcke houden het een ijders geleuck ende ongeluck is, dat selver dragen moeten. De saecke van Nappra Soudeck wierde hier mede bepleijt; dan, ten aensien den Coninck de saecke selver aen den perthije hadde gewesen ende de gerechticheijt daervan genooten heeft, en wilde gemelten Ocknea sulcx niet contrarieeren, maer wees ons weder op den Coninck, dat ons ongeraden dunckt weder te toucheeren, alzoo den eijscher wegen de waerde van den man ende vrouw de somma van 160. taijl voldaen is, waervan bij aldien voor de Compe. daermede van genooten, volgens dese landts rechten op gemelten Nappra Soudeck niet meer souden te verhaelen hebben, van de welcken volgenssijn beloften de Comp». met der tijt wel voldaen zal werden, alzoo noch veel cappitaels uijtstaende heeft ende nu in dese gelegentheijt noch qualijck eijschen derft. Oock connen hem bij alle gelegent[8id>>] heijt met sijn vrouw mede aenslaen ende zoo tot de betaelinge dwijngen. Den Ocknea Ammerdt ende noch eenige Grooten nevens de zuster van de oude Coninginne Napproo Thiemeda waren mede gaen besoucken, waervan onder anderen van den Ocknea Ammeradt verstonden, dat den Coninck alle den rijs bij Intsie Assem geladen hadde aengeslaegen, alzoo sulcx buijten 's Conincx last hadde onderstaen, waervan oock gelooven wel in de 70. cooijangh van geladen heeft. Wij wilden hem noch eenichtsints ecxcuseeren ende hielden gemelten Ocknea voor, dat tusschen de 20. a 30. coijangh rijs van de Poortugiesen hadde gecocht, die, wanneer sijne joncke van ons schip affgecomen was, daer hadde ingescheept vermits sijne joncke niet wel leedich leggen mocht ende was voornemens deselve noch eenige te mogen uijtvoeren van den Coninck te versoecken. Zoo waere dan den rijs van de Poortugiesen uijt te voeren voor desen bij den Co- 292 v. daoh- nincktoe gestaen, dewelcke nu door interval, niet naer Manilha waeREO,s" ren vertrocken, daeromme Sr. Claix ende wij aen gemelten Ocknea rege- versochten, dat sijne saecken op dese voeth wat favorabel wesen mortes, wilde. 1642. j)e Poortugiesen, voor eenige daegen alhier uijt Siam boven geco¬ men (dewelcke haer roer ende masten als zeijlen aen Pnompingh gelaeten hebben), sijn alle hun goederen opgeschreven ende, zoo selffs gesien hebben, voor den Coninck gebracht. Sijluijden sijn ineen huijs bewaert ende werden uijt veele reedenen als affgesonden spions bij den Coninck gehouden, soo uijt redenen hun voijagie niet naer Maccauw hebben gevordert, alsdat eenige cleeden, die hier te lande gedragen ende niet onder hun tot cledinge gebruijekt werden, mede brengen; maer geloven door schenckagies aen de Ockneas alles sall vereffent werden, gelijck wij dan oock d'heumeuren van Tirmedol ende Ammeradt t'haerwaerts aireede geneijcht vonden. Intsie Assam vonden op den 13en ditto boven omtrent de rechtbaleije (alwaer, vermits den Ocknea Ammeradt wegen eenige knies1), ons bij den Coninck toegestaen, spreecken mesten, van te vooren een wijle geseten hadden), alwaer geen vijanden tegens Intsie Assam en manckqueerden. Insonderheijt wiert bij eenen Tevinia Chichermodt, Chineeschen sabandhaer, aengedient, gemelten Assam over de 70. coijangh rijs geladen ende noch wel over de 60. besteet hadden, daervan de persoonen wierden op geschreven omme deselve rijs mede voor den Coninck aen te slaen; over alle 't welcke hem advijseeren, met raet daedelijck de perzoonen, daerzijnder rijs besteet a) hadden, daervan te waerschouwenendehuntelaatenaenseggen, bijaldien dien aengaende ondervraeght mochten werden, seggen aen hem te leveren maer verbonden waeren als tot de ladinge van den Coninck licentie hadde; voorders hem bestraffende over sijne lossigheijt als loogenen onslieden althoos wijs gemaeckt van dat licentie van den Coninck hadde, over welcke stouticheijt nu den Coninck den uijtvoer ofte laeden van rijs met gommelack heeft doen verbieden, bij welcke gelegentheijt hij Assam nu blijckelijck een oorsaecke was, dat onse resolutie, mede met sijn advijs getrocken, hierdoor lich- _ telijck gefrusteert blijven soude.Waerop hem eenlijck wegen de valsheijt van eenen Nappra Lelanghsa, Patanees, wiste te ontschuldigen, die omme licentie tot rijslast te procureeren (onder een belooninge 1) Knie, een kromhout dat de deelen der schepen aan elkander houdt. 2) = besteld, dus: „de personen aan wie hij zijn rijst besteld had." 293 [8a] van 200. taijlen) voor hem hadde gebruijckt, dewelcke hem met drie v. daghverscheijde antwoorde van de Coninginne als den Coninck tot de REG,Slicentie becomen te hebben met reeden ende herreeden (ons deselve REGE. in alles largo verhaelende) hadde verleijt, waerop hem te veel ver- mortes laeten hebbende, oock te grooten hertsier op voerende, alsmede dat,6*2* mede de Chineesche sabandhaers niet te wel en staet, hem desen slach toegecomen is, waervan hij Prescorneock ende sijn vaeder als d'autheuren nomineert, dewelcke hetselffde met diversche malen selver aen te dienen, de Grooten op te roijen, als door hunne vrouwen sulcx de Coninginne aen te dienen, den Coninck als tot het feijt gedwongen hebben, maer willen echter verhoopen de saecke mettertijt wel cesseeren ende vergeeten werden zall. De Coninginne hadde ons door den sabandhaer laten aenseggen binnen 3. a 4. dagen souden comen atTreeckenen; wilde ons met rijs, slaven, namrack, wasch, cardanum ende olijphantstanden voldoen, waervan de slaven ende rijs maer accepteeren wilden, ten aensien de andere coopmanschappen noch niet benoodicht waren, soodat verhoopen willen des schips ladinge'ghenouchsaem sonder eenich mercklijck versouck becomen sullen. (Aug. 1642). 16^ D°. Arriveert de champan van de joncke van annachoda Teyck alhier boven, uijt handen van dewelcke haer Edes. aengename missive in dato 1301 Junij passado gesz. becomen. De saecke van Intsie Assam sall apperendt al te grooten'achterdeel tot bevorderinge van gemelte annachodes last in dese gelegentheijt wesen, waeromme hem geraeden vooreerst van geen rijs reppen, noch veel min Battavisch noodt dien aengaende eenichsints t'ontdecken, alzoo verhoopen dat dese saecke mettertijt beter t'erlangen wesen sal; oock dat de manieren als versoucken hier te lande met der haest niet geeffecktueert maer van langhsamérhandt door diversche moeten ondergaen werden. (Aug. 1642). 19en Ditto. Ben (met) Sr. Claix omme met den Coninck aft te reeckenen naer boven gevaeren. Gingen met den sabandhaer t' hooff, (daer . de Poortugiesen ambassadeur met den cappiteijn nu jonghst uij t Siam ' gecomen mede vonden). Onsen sabandhaer adviseerde den Coninck van onse compst; dan wierden van wege de Coninginne binnen ontbooden, daer bij gingen ende met een tamelijck schenckagie vereerden. Dede Sr. Claix aenseggen hem wegen de schenckagie bedanckte, die haer van hertten aengenaem was; dat het haer oock aengenaem was haer zoodanige gunsten boven dien van haeren man toedroech; dat om oorsaecken van 't selffde als de goede genegent- 294 v. dagh- heijt die tot de Hollanders droegen ons 6. coijengh rijs tot ladinREGis- ge van ons scöip betaelen wilde, daervan aen den sabandhaer last rege- gaven, bij wien ons daerover souden gaen vervougen, voorders mortes, noch eenige reeden hier ende daervan voerende, als met het neeff ien 1642. van (jcn schipper Jan Gerritz speelende. Seijde ons op den naermiddagh om met ons te reeckenen haeren camerlinck seijnden zoude, die oock op den naermiddagh quam, met denwelcken affreeckenden, ons voordroegh, hoe dat hem van wegen den Coninck ende Coninginne waere aengcseijt ons zoude voordraegen, hoe dat op de gantsche perthije der cleeden bij den Coninck genooten de zomma van 300. taijlen mosten vallen laten; dat de cleden bij ons te hooch waeren ingestelt; 't voorleeden jaer waeren de calimcarijs niet hooger als tot 9. taijlen vercocht ende nu waeren de hooffden ende boorden [tod*] oock verkeert van schilderinge; wij en mosten haer niet meer affnemen als ten tijden van den Ouden Coninck gedaen hadden. Waer tegens veel inbrachten, zoo ten aensien d'een tijt den anderen niet en stelde, als de calimcarij nu becomen scboonder schilderinge ende douck was; dat dese selve, bij aldien de hooffden ende boorden wel waeren, niet onder de 30. ende 18. taijl vercoopen souden; den Coninck, iets aen de Compe. vercoopende, begeerde wel den meesten prijs, soo oock wij; ende wanneer den Coninck de cleeden selffs naer ' zijnen sin prijseeren wilde, waeren het onnodich wij der present waeren. Mede zoo quaemen der jaerlijcx quade inbreucken met voorsz. cleden, wandt als wij lieden den Coninck volgens gebruijck de cleeden minder als buijten stelden, soo quamen sijn vrouwen op zijn naem ende lieten groote quantiteijt haelen, latende deselve weder door de Chineesen vercoopen, bij welcke gelegentheijt de cleeden zoo goedtcoop op de passer vercocht wierden als deselve aen den Coninck overdeden. Eijndelijck naer vele reedenen, met den camerlijnck als sabandhaer over dit stuck gehadt, mede dat de reeckeninge overloopen hadden, hebben eijndelijck 200. taijlen in minderinge affgeslagen, dat met voorgaende jaeren met 't gene den Coninck genooten heeft, meest overeencompt, ende den calimcarijs even schoon op die aen een zijde .... TL, de tarnatanis van 32. asta op ditto Tl., die van 40 asta op ... . Tl., de cattawanis .... witte betilles de 32. asta a. . . . Tl., roode caricams ofte chelas op... . Tl maes, dragams maleijo op... . Tl. als andere cleeden naer advenandt te bedraegen compt, met welcke reeckeninge naerdat 60. cooijangij rijs jegens 9. taijlen hadden affgetrocken naer den Coninck reden. Maer alsoo naer sijn moeder wilde gaen, en conder 295 niet uijtrechten, waeromme des anderen daeghs wederom derwaerts v. daghreden omme te sijen ofte den rijs tot minder merckt becomen con- REQ,S' TER den, alsmede dat met des conincx maet mochte uijtgemeten werden, REGE. daer hert opstonden. Dan conden niet abtineeren ofte mosten tot mortes hooger merckt dimmen, dat niet sochten, alzoo ons aenseijden die,6*2, heel van boven met bereken uijt 's Conincx packhuijsen comen haelen mosten, waeromme desen als den aen volgenden dagh hart aenhielden den rijs van Intsie Assam ons bij provisie mochte toe gemeten werden ende wat daeraen mancqueerde bij 't Conincx praeuwen daerin mochte affgebraght ende gesuppleert werden, opdat den rijs met zooveel te minder moeijten aen 't schip voor Pnompingh mochten brengen laeten, dat ons ten dele wierde toegestaen. Zoo hadde dan den Coninck aen den sabandhaer belast, dat geen rijs buijten dese 6b. cooijangh sluijeken zoude, maer te cort comende, wilde ons meerder licentieren, dat gaera nu met een, vermits binnen 3. a 4. daegen naer omlaegh wil, gesien hadden; dan en conde niet vallen, maer verhoopen gelijck het princepael seggen is, dat haest weder boven comen zal; sagen gaerne (daeromme oock aen den camerlingh als dengenen die den rijs bevadt ieder een vereeringe gedaen hebben) dat gemelten rijs met 's Conincx mate ontvangen mochten, alzoo de 60. dittos 75. ordinarije ") uijtbrengen; daerinne soo 't niet becomen connen, wat in prijse best oordeelen te steijgeren om haer Ede*, sooveel mogelijck ten uijtersten dat mogen, van hier te versorgen. Des Conincx eijgen moeder, die nooijt voor desen hadden connen besoucken ende nu thuijs gecomen was, sijn met Sr. Claix ten respecktehaerespersoons alst 't commisarisschap van Sr. Claix voorsz., oock mede omme naer desen te beter tot ons ooghwit van rijs te ge183"] raecken, gaen besoucken, haer volgens costume met een reedelijcke schenckagie vereerende, voorts 's Comp8*. saecken ende onse persoonen in haere gunste gerecommandeert met versouck, dat in de saecken, die den Coninck moge hebben voor te draegen, ons de behulpende hant wilde bieden. Tot dien eijnde het principaelste verhaelde dat voor te draegen hadden, 't welck tot noch toe door verscheijde beletselen niet hadde geschieden connen, ende nu gingh den Coninck om leech, vanwaer dat verhoopten, dat haest weder om comen soude. Daerop antwoorde dat aen 't selffde oock niet en twijffelde, sij gijngh oock tot dien eijnde naer beneden omme hem te spoediger weder boven te presten; voorders vraeghde hoeveel rijs, dat t) Ue koningsmaat was dos 35°/,, grooter dan de gewone. 2o6 v. dagh- ons van den Coninck was toegeseijt. Daerop antwoorde van 6b. cooiREO,s" jangh, die op genooten cleeden aen ons betaelde; waerop sij replirege- ceerde oock wel 10. a 12. cooijangh geven ofte toestaan wilde, daermortes, over eerst met den Coninck haeren soon spreecken soude. 1642. Eenen Ocknea Sacrij, een van de grootste naest den Coninck, aen den welcken met dese jonghste troubel Morco, des Comp0. ouden tolck, vervallen is ende de Compe. nu te dienen bij den Coninck is toegestaen, die oock, alzoo ick 't aenstaende mouson van hier volgens haer Edes. ordre staen te vertrecken, omme 't blijvent opperhooft Sr. Brouckmans te dienen gaeren zouden houden, sijn mede nevens Sr. Claix besoucken gaen, nevens eenige complementos hem een vereeringe doende, versouckende dat gemelten Morco aen de Compe. wilde vercoopen; want alsoo noch eenige penningen aen de Compe. schuldigh was, soo hadden oock noch eenige pretensen op sijn lijff.Daer hij Ocknea met veel redenen tegen was, seggende hem gemelten Morco met den jonghsten oorlögh bij desen Coninck was geschoncken, dien volgens van die schuit niet te eijschen hadden, alzoo de Cambodiase rechten bij oorlooge, als hier vooren aengeroert, vast stellen, dat dan een ieder sijn geleuck ende ongeval dragen moet; want als dan noch Grooten, Coningen ofte Princen over onrechtmachtich dooden, vergeven van lijff eijgenen, als 't parten van goederen niet aenspreeckelijck zijn, zoo den perzoon daer 't van gecomen is, als dengenen die 't genooten heeft; oock soo was gemelten Morco met sijn gewesen broeders twede vrouw getrouwt, daerbij oock een kindt hadden, omme welcke oorsaecken hem principael van den Coninck versocht hadde, ten eijnde hem mettertijt met desselffs wijff ende kindt te beter opquecken mochte; dan waere gemelten Morco, om de Compe. voor eenigen tijt te dienen, t'onsen dienste, met vertrouwen hem zoodanige belooninge zouden laeten genieten, dat daervan sijn vrouw ende kint opqueecken mochten ; aengaende tusschen hem ende ons, wij waeren te groote vrienden ende hadden malcanderen te langh gekent, derhalven ons hierover oock wel verdraegen zouden, dat genough gebedelt is. Intsie Assam, die alle de voorgaende daegen meest boven was, terwijle oock sijnen rijs omlaegh gemeeten wiert,"quam met onslieder raetslaegen, dat versoucken souden, dat den rijs die in sijn joncke is, met deselve (bij aldien desselve ons toestaen) mochte voort naer Battavia seijnden, alzoo daer vrij meer in is als wel gemeten hebbe; dat met de Grooten ende opsienders zoodanigh besteecken heeft, want niet hebben de maet vergroodt maer twe voor een ende 297 bij nacht in de gemeeten sacken over gesmeeten. Daerop hem voor v. dagheerst hebben uijt gestelt; echter dwongh hart aen, dat den rijs bij al- REO,s- j» 1 ter dien met sijn joncke niet naer Battavia mochte gezonden werden, REOE. niet beneden maer aen 't schipp mochte overmeten worden, ten eijn- mortes, de niet weder andermael in de schaede te vervallen quam; daeromme,642, sulcx met den sabandhaer als Ocknea Ammeradt en de Natraet voordroegen. (Aug. 1641). 22m Ditto. Alzoo ons op gisteren als eergisteren per missive van den ondercoopman Hooghstraeten uijt 'tfhiijtschipp den Engel, als dat den schipper Jan Gerritsz seer sieck was, aengeschreven is, ende seer om eens daer te comen aen onslieden versocht, sijn met den [83d°] dagh nevens Sr. Claix daer naertoe gevaeren, alwaer op den middagh aenquamen ende gemelten schipper seer swack vonden, hebbende nu in 't 4. a Se. et mei gantsch genenjspijse genutticht, oock altijts een groote verstoppingh in de blaese geleden, zoodat gantsch geen affganck van waeter hadde connen ofte coste doen, waeruijt een grooten brandt ontstont, hetwelcke veel drijnckens veroorsaeckte, daeruijt een swacke maege volchde, waerover sonder ons advijs geen Chi neesen docktoor hadde durven te werck stellen, hetwelck nochtans wel noodich gedient hadde, dewelcke dan oock daedelijck hem op verscheijde plaetsen brandede ende soude hem des morgens daeraen medicamenten genieten laeten. Den anachoda Tigit gesien hebbende daergecomen waeren, quam met sijn wijff onslieden daer besoucken, ordonnerende mede eenige medecijnen tot verlichtinge van gemelten schipper Jan Gerritsz, maer ende conde niet meer als een cleen weijnichs'ken ofte een lepel vol dien nacht lossen, maer hadde wat beter rust genooten ende was het overgeven insonderheijt in de galle meest vergaen. Echter bij wijlen den naervolgenden dach slapper werdende ende altemets quade stooten ofte benautheijt crijgende, sijn by hem noch gebleven, wanneer op den selffden datum met 't vallen van den avondt in een grooten slachreegen den Coninck van boven affquam om naer beneden aen Babnom als andere plaetsen sich te gaen vermaecken ende eenige olijphanten, die daer naest 10. jaeren uijt twe tamme daer seer sijn aengegroeijt, te vangen. Conden hem met geen canonschooten als andere eeren, zoo vermits 't vuijle weer, avondt als dat te haest bij 't schip begroeten, maer voeren des anderen daegs met den tolck Morco (die des nachts affgecomen was) naer hem toe, alzoo een weijnich beneden Pnompingh sijn Coninginne noch verwachtede ende daer noch een dach vertoeven zoude, hem vereerende met een tarnatanes ende madaphonts taph- 298 v. daoh- ony *), sijn Maij*. voorders aendienende de sieckte van den schipREO,s" per; daerover groot medelijden thoonde ende sijn susters soontgen, rege- dat niede hadden, seer beclaechde wegen dat sijn vader soo vroegh mortes, verlooren hadde, van sijn moeder gescheiden was ende dat nu apW42" parent sijn oom te verliesen stondt. Voorders hem neder settende ende met hem beijlende, a) seijde jegens onslieder (vermits ons affscheijt versochten om sijn Coninginne op te haelen ende te convoijeeren) hem mede naer sijn moeder de Coninginne nemen ende haer wanneer 't schip quamen te passeeren met canonschooten vereeren zouden. Sulcx oock in 't passeeren met 36. schooten deeden, nemende sij gemelte jonge ofte knechtken bij haer in de praeuw, 't welcke naer onslieder met een cleen verlackt ende verguit praeuwken nevens eenige fruijten als een levenden haes liet aen boordt brengen, laetende ons aendienendathem gaeren wel soude medenemen; maer vermits de sieckte sijns ooms lieten sulcx naer. Hadden sijn Maij*. gaeren om meerder quantiteijt rijs tot laedinge van 't schip aengesproocken; maer vermits den sabandhaer niet present was ende sulcx sonder sijn presentie niet geschieden can, hebben tot sijn wedercompst staecken moeten; dat wenschen haest geschieden mach, want anders apperent in de-laedinge hinderlijck wesen sal. Oock is een ieder voor oproerte bevreest, maeckende de ge- [84] meente aireede veel drollige praeties, vermits den Coninck jegens 't advijs van sijn vrouwen, moeders als andere Grooten affgecomen is, alsmede datter, wanneer uijt 't hoff gegaen was, een grooten roock boven gemelte hoff, als of 't in brandt stonde, gesien was, als andere beuselingen meer; de Cambodiérs geweldich superstitius sijn. Echter heeft goede ordre hier boven onder de Ockneas Ammeradt, Tirmedol als eenige andere nevens Tevinia Ravij Chichermodt, onsen als andere sabandhaers, ghelaeten. Op den naermiddagh, alzoo vermerckten, dat den 'schipper Jan Gerritsz noch zoo wel eenige daegen conde uijtteeren, oock dat verstonden uijt den Chineesen docktoor de sieckte inwendich sich beter als den voorgaenden dach liet aensien, hebben van hem onsen affscheijt genomen, naerdat hem affgevraecht hadden ofte bij sijn overlijden eenigh veranderingh in sijnen staet begeerde; daer opant- 1) Madophont = madapollam, katoenen stukgoed. Taphony vermoedelijk afkomstig van Tavoy, een stad aan de Siameesche westkust van Malakka. a) Beijeren is op klokken spelen of kleppen, welke beteekenis is uitgedijd tot: aan het hoofd malen, zeuren. De r wordt, zooals bekend is, in allerlei talen en ook door velen by ons, vaak verwisseld met /. 299 woorde, niets te verclaeren ofte t'herstellen hadde, ten aensien op v. dagh- Isijn vertreck uijt patria een testament voor sijn huijsvrouw endeRE°,s" soontgen gemaeckt ende naergelaten hadde. Godt wil hem een goede REoebeterschap ter salicheijt verkenen, alzoo hem in een seer sooberen mortes, staet gelaeten hebben ende naer alle apparentie daer quaelijck van ***** op comen sal. [Aug. 1641). 2 sen Ditto. Op den naermiddach compt de caloup van 't fluijtsphip den Engel met 't doode lichaem van den schipper Jan Gerritsz met de principaele officieren boven, sijnde gemelten schipper omtrent 't quaert van den dach met een reedelijck verstand t ende goede ghenegentheijt tot Godt deser werelt overleden, daeraen de Compe. een goet schipper ende trouw dienaer verlooren heeft. De oorsaecke sijnder sieckte ende swackheijt sustineerde hij bij sijn leven, wegen dat hem den berbier met te veel aqua magistralis te purgeeren, dat op sijn eijgen begeren, vermits met viericheijt gequelt was, hadde ingegeven, soude ontstaen sijn; daertegen den berbier bij sijn leven niet meer als gebruijcklijk ende wel voor desen genooten hadde, ingegeven heeft; maer dat de werckingh niet behoorlijck was (waeruijt nootsaeckeltjck beswaernis volgen most) niet geschiet waere, was d'oorsaecke hem gemelten schipper niet wel gewacht ende met veel coude drancken te drincken hadde te buijten gegaen. Dan 't schijnt de doodt althoos een oorsaecke hebben wil, maer heeft echter gemelten schipper geen andere benaeuwinge gehadt (behalven dat geen cost en nuttichde ende veel dronck) als dat geen waeter loosen conde, want in al den tijt sijner sieckte ofte naest 7. a 8. dagen en heeft geen 3. mutskens waeter loosen connen. (Aug. 164»). 26en Ditto. Op den naermiddach hebben het doode lichaem van gemelten schipper voornoemt binnen de pagger omtrent den plaetse van Sr. van der Haegen salr. met de gewoonlijcke eere ende ceremonijen ter aerden doen stellen, werdende nevens onslieden als d'offecieren ende vordere Neerlanders van de princepaelste ende meeste Jappanders gevolcht, die naer behoorlijcke onthaelinge voor d'eere bedanckten. (Aug. 164»). 27en Ditto. Hebben de chaloup nevens den opperstierman, ondercoopman ende vooirdere officieren weder naer boort gelargeert ende den opperstierman als ondercoopman voornoempt de goede sorge bevolen, ende de mindere gelast ende bevoolen, gemelte persoonen voor haer opperste hooffden ende gebieders binnen scheepsboort t'erkennen ende te gehoorsaemen. (Aug. 1642). 28en Ditto. Ben (met) Sr. Claix omme de goederen salr. Jan Ger- 3oo v. dagh- ritsz. te sien inventariseeren als in de vente present sijn, naer boort REO,s" gevaeren ende den 2Qen ditto daeraenvolgende geretoumeert. rege- Ultmo Ditto. Verstaen Intsie Assam van weder rijs gesloocken mortes, te hebben beticht is, dat eenlijck van sijne affgunners om hem in 1642. meerder schaede als oncosten te brengen gepractiseert wert, over 't »g. 1643). wejcke oQck aj wederom moeijten ende oncosten, oock grooter oorsaecken sijn sullen, dat te minder rijs naer Battavia gelargeert werden zall. Alzoo aireets de handt geweldich sluijten ende naer 't seggen van de Grooten ende den Coninck niet van dit mouson largeren willen, hebben wij dan oock om alle onheijlen naerder voor te comen aen Assam belast sijn joncke voor de loogie te brengen, als wanneer buijten alle suspectie wesen zal; dan versouckt uijtstel ende wil oock eerstdaegs sijn masten daerin setten ende bij provijsie om uijt den ooge ende hertten te wesen, dan voorder laaten affdrijven; verhoopt onder tusschen dit nieuw gespoock wel aft" te maecken, tot welcken eijnde oock seeckeren Cambodier aen Ocknea Ammeradth ende onsen sabandhaer gesonden hebben. (1642). September 6en Ditto. Dese voorgaende daegen qualijck connen vernemen, waer hem den Coninck onthout. Dan gaet het gemeen seggen, heel laech is, alwaer met 8. a 10. olijphanten, op ieder 4. persoonen, t'boswaert in wesen soude. De Coninginne verstaen aen Babnom is, alwaer niemant bij haer comen mach, alzoo de Cambodiérs sulcx voor een costuijme door eervarent bevonden onderhouden; te weten, te wijle haers mans om een wilden olijphant ofte buffel te vangen uijt sijn, haer van geselschap moeten onthouden; want den jaegersvrouwe int overspel ofte met haer boel boeleerende, wert hun bij den gevangen olijphant ofte buffel schandelijck toe gewesen ende als in ieders presentie verweeten; x) hem met sijn wijff te bewaeren moeijen ende hem, te weten gedierte, in wesen laeten soude. Dit willen herdt, jae voor waerachtich, van den olijphant getuijgen; maer van den buffel en is 't soo seecker niet ondervonden. Op van daege ben om van den voorderen rijs de leverantie te mogen becomen naer boven gevaeren ende met den sabandhaer ten huijse van Ocknea Ammeradth gegaen, hem affvraegende hoeveel cooijangs rijs voor reeckeninge van den Coninck in 't overmeeten van de joncke van Assam bevonden waeren; daerop antwoorde 33. cooijangh conincx maete, 't welck 41 l/t cooijanhh ordinarije uijtbraght; daerop repliceerden met 's conincx maete begeerden t'ont- 1) D. w. z., dat de gevangen olifant of buffel de overspeligen aanwijst. Hieruit spreekt he geloof in de wijsheid van den olipbant, die wel gevangen, maar niet gedood wordt 3i fangen; souden wat hooger merckt daervoor aengaen .... z). v. dagh- Voorders eenige penningen wegen den Coninck van vercochteREOIS' siaeven ontvangen hebbende, ben op den 7en. des avonts weder in de REGE. loogie aengecomen, daer de chaloupe van 't fluijtschip den Engel mortes, nevens d'opperhooffden desselffs aengecomen bevonden, met welcke •***• hooffden eenen Juriaen Roder van Nieuwmart, hebbènde de Compe. in qualiteijt van corperael nu jonghst in Taijouan bedient, mede van Pnompingh affquam; uijt welcken corperael een onverwachte droevige tijdinge van 't volck der gebleven schepen den Maria ende Gulden Buijs, op den 2601 October passado op de custe van Quinam gestrandt ende volgens 't schrijven van Sr. Augustijn Muller als sijn eigen rapport op den 2$** Martij van Pheijphoo met een joncksken onder hun 49 [man] sterck naer Battavia verseijlt, op de custe van Chiampa wedervaeren, gelijck dan de saecke volgens rapport van [85] gemelten corperael in volgende termen is affgeloopen: Naerdat van alles vérsien ende zooveel mogelijck 't geene tot haer reijse dienstich bij gebracht hadden, sijn aengeroert op den 2$ea Martij passado van Pheijphoo naer Champello geloopen, daer, tot den eersten April nevens andere joncken naer een bequamen wint gewacht hebbende, nevens deselve uijtgeloopen sijn, als 2 naer Cambodia, een naer Siam, een naer Patanij, Benjar Massingh, als mede een cleijn ditto gemant met 4. a 5. blancke Poortugiesen, voorders misticen, dat voorgaff naer Manilha wilde.Dushun voyagie met cleijnecoelte ad vanceerende ende vermits den gaeuwste in 't seijlen niet en was, de andere uijt gesicht raeckende,becomenopdeni5endaeraenvolgendeopdeCustvanCiampha, soo gisten den Poortugies te wesen, den (= dezen jonk) weder in 'tgesicht, die vandenselven, vermits het met seijlenniet ontleggen conden, wierden aengerandt; 't welck den schipper Joris Veltens van verre hebbende sien aencomen ende niet om weer te bieden hebbende, hadde eenige steenen doen boven brengen. Dan, alzoo fel met haecxs ende musquetsschooten daerdoor 5. a 6. man op staende voeth neerstorten, oock, om quertier roepende, geen becomen conden, sijn gesamentlijck uijt Jast van den schipper voorn*, om hun lijffbeter te bergen in 't ruijm geloopen, wanneer de Poortugiesen overcomende alle touwen affcapten, in de seijlen ende de hutte den brandt steeckende, de welcke reedelijck toenemende, sij met den schipper, ende 't soontgen van den coopman Muller daer in 't eerst'om geroepen hadden mede gevangen nemende, met haer vaertuych van d'onse 1) Eenige mededeelingen over handels-transacties volgen, zonder eenig huidig belang. 302 v. daoh- affwrickten; daerop d'onse naerdat sulcx vernomen hadden weder ter'** boven quamen, den brandt slisten ende om seijl te vinden weder hun rege- devooir aenwendeden, dat bij den Poortugies gesien sijnde, weder mortes, aengecomen is, wanneer ons volck den schipper Joris sien sittende, ' aen hem als haere vijanden om quartier te becomen toeriepen, maer wierde atTgeslaegen ende conde den schipper uijt bedroeftheijt niet antwoorden, in welcken tweden aanval veel volcx onder de voeth gecapt ende den brandt andermael in 't vaertuijchgesteecken wiert; dan bij affdeijsingh des tijrans bij d'onse twede mael geblust; waeromme, den Poortugies de derde mael weder atTcomende, d'onse haer niet verwacht maer met overhoort te springen het vaertuijch verlaten hebben, eenige hunnen wegh naer 't landt ondernemende, andere in 't gesichte van 't vaertu ijgh blijvende, sommige te gronde gaende ; sagen nu voor 't jonghst, dat naer den brandt daer weder ingesteecken was, den speek *) het gheheel verlijet. Des den mesten part ende de cloucke swimmers haer daer weder naer toe begaeven, alwaer, d'een naer d'andere comende, met hun 18. sterck den brandt weder op 't best geblust ende van eenige sijplancken, met een Chineesche bijl die noch in 't ruijm vonden rijemen maeckende, hebben naer 't landt geroeijt, daer op den 2ien ditto in grooten onmacht in de baeij van Toron aenquamen. Naer waeter ende volck soeckende wierden eijntlijck van de Chiampers gerescontreert ende in verscheijde dorpen verdeijlt. Vier persoonen, daer onder den onderstierman Rootien, waeren door 't ongemack als van 't verbranden der sonne, 't drincken van 't soutwaeter aldaer overleden, soodat daer noch 13. persoonen, daer onder een caffer, overbleven, van dewelcke desen Juriaen Roder al over de drie maenden affgescheijden was ende nu mét des Conincx ambassadeur vandaer overgecomen, aen den welcken van den Coninck gegeven was. Hoedaenich de Poortugiesen met den schipper Joris Feltens ende 't soontgen van Sr. Augustijn Muller geleeft hebben weet den Almachtigen. Dan naer 't seggen van gemelten corperael soude denschipper vermoort zijn, alzoo in 'tswimmen van een sijnder cammeraets (vermits naer malcanders moet vraechden) geantwoort wierde, op 't lijff van den schipper gereust hadden. Godt wil dees onnooselen hun sielen genadich wesen ende dit boos gespuijs 't sijner tijt de wederwraecke doen gevoelen. Den ambassadeur is noch omleech aen Babnom bij den Coninck; off vandaer sijn depesce becomen ofte opwaerts comen sal, wil den tijd leeren. Hem 1) Speek is een schimpnaam voor Spanjaarden uit den tijd der Watergeuzen, hier toegepast op hun Portugeesche medestanders. 33 rescontreerendc, 't sij dat naer den Coninck sullen moeten ofte dat v. daghpersoonlijck alhier verschijnt, sullen middel aen wenden om d'andere REO,spersoonen te becomen, dat d'Almogende gunne met goet effect sor- regeteeren mach. mortes, k*/./6<»). i ien Ditto. Ben met Sr. Claix op 't mandament van de Grooten ,642* naer boven gevaeren, daer met onsen sabandhaer naer de baleije reden, alwaer onslieder door den Ocknea Ammeradt uijt name van den Coninck wierde voorgehouden, dat de Compe. de goederen uijt de joncke van Prescorneock gelicht souden moeten voldoen; item off de penningen van de gemassacreerde Nederlanders niet en wilden aenvaerden. Daerop in mateerie door onslieder wierde geantwoort tot gene van dese saecken om te solveren gemachticht waeren, ten aensien ons lieder het eene op den hals verbooden was ende 't andere t' recht aen de Maleijers op gelijcke saecke ten versoucke van de Poortugiesen contrarieerden, oock Neerlanders bloet met geen geit te betaelen was, zoo sulcx den Heer Generael absolutelijck aen den Coninck persoonlijck schreeff; oock hij, Sr. Claix, bij gemelte E. mondelingh gelast was, liever 't comptooir te lichten, Cambodia te verlaten als soodaenige inwillinge aen den Coninck ende pertijen te doen, als redenen meer tot dese mateerije dienstich; daer onder andere gemelten Ocknea antwoorde, dat sijlieden niet de misdaedige Poortugiesen hadden gelargeert, maer bij den Coninckgelicentieert waeren. Daerop hem weder dienden ende quamen te met aff om aen de saecke soo precijs niet souden binden laten, maer ten aensien den eenen persoon getrouwt was ende vrouw en kindere hadde, wilde hij bij middelinge van Sr. Claix soodaenige saecke wel overnemen, mits dan een derselver, naer desen weder paresseerende, bij 't recht van 't leven ter doodt mochte gebracht werden; alle welcke saecken gemelte Ocknea tot de compste des Conincx uijtstelde, wanneer nevens onslieder sulcx aen den Coninck wilde voordraegen, die het dan selver met d' heer Generael mochte affmaecken. (Sept. 164»). i6«» Ditto. Drijfft de joncke van Instie Assam om uijt der oogen te sijn, naer Pnompingh toe, vanwaer voorts tot omtrent de nieuwe spruijt loopen sal. Hijselffs vaert oock naer den Conijnck omme voorders licentie voor sijn andere jonck, nu jonghst van Battavia gecomen, te versoucken, daer alleenlijck Chineesche waeren inlaet, maer echter sooveel rijs sluijckt als mogelijck is, denwelcken omlaegh aen dese die nu affdrij fft overleveren sal ende met de andere selffs naer Beniermassingh vertrecken, voor welcken Coninck twe jonge olijphanten | \i6a?) overvoert, alzoo bij sijnen annachoda, daer jongst geweest, voor ieder 3ende 14™ ditto andermael bij hem geweest als wanneer hem maer een weijnich spreecken conde, alsoo den sabandhaer naer sijn vrouw belaste te gaen, die hem voorthelpen soude, wanneer oock bij hem ende haer de reste haerder schuit en rijs beloofft wiert te voldoen, daertoe licentie versochten, t87l dat vast beginnen mochten, alsoo niet wisten hoelange sijnMaij1 hier noch vertoeven mochten. Dan hem aen den sabandhaer overpenningen excuseerende, presenteerde gemeltesabandhaer deselve soolang voor Sijne Maijt te verschieten, alsoo den tijt hert te verloopen quam. Daer op scheen te vreeden te sijn; echter en conden noch geen trae *) van hem becomen; waeromme vermits door de dronckenschap van den Coninck weijnich staet op den tijt maecken conde, ben den 1 van daer gescheijden ende den sabandhaer nevens dentolckomme trae te volgen daer gelaeten. Den ambassadeur van Siampa hebben hier gevonden endegesproocken gehat, den welcken onslieden tot de verlossinge van d'andere Nederlanders in sijns heers landt goede hoope geeft ende selffs sijnen dienst presenteert, eenlijck van ons versouckende, dat een a twe Nederlanders met hem mochten meegaen, daertoe den corperael Juriaen Rooder mee versouckt, dat hem onder gevoechlijcke reedenen hebben ontseijt, maer op eenige andere persoonen onse bedenckinge nemen wilden. Soo op den isen 's avonts aen de fluijt den Engel quamen, wiert mij door den ondercoopman Daniël Hoochstraeten twee diversche missiven behandicht, een in dato 14* Julij uijt Malacco door den E. heere Joan van Twist, Gouverneur aldaer geschreven, waerüïjt 't overlyden sijns waerde soontgen als vele andere persoonen mitsgaeders de reparatien aen de stadt als desselffs reparatien gedaen, als andere noves meer verstaen; een ander bij den assistent Huijbert 1) = «egel, dus gestempeld verlof tot uitvoer. Linschoten XIII. 30 3o6 V. dagh- Boudewijnsz. van Lockhorst in dato 24en September van Satsenam REais" gesz., daeruijt verstaen, hoe dat aen gemelte eijlant in compe. van j^e. Loeuwse praeuwen op den 22™ ditto aldaer waeren aengelandt, daer mortes, nu besich waeren omme hun goederen over te scheepen. Volgens sijn ,642' schry ven waeren met goet respeckt uijt 't Louwènlandt gescheijden, maer en quamen der geen gesanten van den Coninck aen d'heer Generael, eenlijck schenckagie, die niet specificeert; d'oorsaecken sijn, dat desen Coninck noch geen gesant derwaerts over affgesonden heeft, daeromme oock geenen becompt, dies den Laeuw beducht blijfft den sijnen aen haer Ede. geen passagie soude verleendt werden, dat hem dan al te grooten schande wesen soude. (Oct. 1642). i6en Ditto. Met den middach in de loogie aengelandt ende noch dien dach alsmede den 17** ditto eenigen rijs bij provisie aenbesteet om noch sooveel te vroeger bij becomen trae te mogen laeden. (Oct. 1642). 18*» Ditto. Op den naermiddach arriveert alhier den berbier Pieter Jansz. Smits ende Intsie Lannangh, 't voorleeden jaer van hier naer 't Louwen landt vertrocken. Daeruijt verstaen de praeuw daer syluijden mede affcomen aen Sombocq gearriveert was, maer dat de andere noch aen Sababour op gehouden wierden uijt oorsaecke den Coninck noch uijt vermeijen is, alsdat den Ocknea, aen wien de regeringe van die plaetse gegunt is, daer noch niet gearriveert was. Des avonts is den Coninck aen Pnompingh gecomen ende met diversche canonschooten, soo sulcx hier hooren souden, bij die van 't fluijtschip den Engel vereert. (Oct. 1642). 19™ Ditto. Op den avondt comt den Coninck van beneden opwaerts, waeromme hem daedelijck met Sr. Claix een stuck weegs tegenvoeren ende met een cleene schenckagie vereerden, waarvoor ons, alsdat hem quamen convooijeren, seer bedanckte. Bleeff aen d' ooversijde van de loogie vernachten, vanwaer den 20en ditto daeraen volgende omtrent een paer uijren op den dach naer boven vertrock. Geen trae tot uijtvoer van rijs hadde den sabandhaer ende tolck tot noch toe becomen connen, die het andermael op'thooghstgerecommandeert lieten, alzoo om selffer daerom boven te gaen in dese [87d*J gelegentheijt onnodich achten, ten aensien nu daegelijcx droncken wesen ende geen audiëntie verleenen sal. Tegens den avondt arriveert alhier met de chaloupe van 't fluijtschip den Engel d'assistenten Huijbert Boudewijnsz van Lockhorst ende Willem de Gooijer, daeruijt verstonden de prauw daer sijluijden mede affquamen aen Pnompingh gearriveert was ende dat den Ocknea van Sababour hun omtrent Sonbocq ontmoet waere. 307 Tseedert vertreck van den ondercoopman Wuijsthoff van daer en v. daghwasser niet veel remercapels voorgevallen als eenlijck, dat op de REO,sLaeuwse nieuwe jaer op de feeste des Conincx mede waeren ontboo- reoe. den ende nevens andere Grooten trefftich getrackteert. Den Tonc- mortes, quijnse ambassadeur was, uijt oorsaecken eenige Louwen, daeruijt,642" paepen gedoodt hadden, vijantschap ende met den eersten te vertrecken aengeseijt; de Roomsche paepen in April passado van hier vertrocken waeren gantsch niet gesien ende aengeseijt, soo daer met haer gelooff iets wilden uijtrechten, dat hun eerst op sijn Laeuws mosten scheeren ende habitueren, spraecke ende schrifften leeren ende dan noch niet verder als haere eijgen lantsgodts-schriften inhielden leeren. Gemelte papen waeren van sints den eenen over Quinam ende den anderen herwaerts over te tourneeren. Een haerder volck is met dese praeuw affgecomen, waervan d'onse hunne missive geatrappeert ende mij overgelevert hebben, wekkers inhoude alzoo seer quaelijck gesz. is niet connen begrijppen, derhalven dies Haer Ede. om hun ooghwit recht t'onderstaen per 't fluijtschip den Engel toeseijnden sullen. Op den nen ende i2en Julij hadden haer affscheijt van den Tevinia Chompan, 's Conincx oom, ende Palochon, vice reij, becomen, die hun om weder te comen houden geanimeert, naer diversche gelegentheeden ondervraeght ende van dat den Coninck geen ambassade en sonde geexcuseert, maer hun den brieff voorgelesen ende presenten vertoont, die nu simpelijck in handen van Montip ende eenige andere Laeuwen overcompt. Sijn in 't affcomen, soo lange onder 't Laeuwen gebiet geweest sijn, aen alle plaetsen daer gelegen hebben, met eeten ende fruijten vereert. Aengaende den handel, daervan en wert bij haerlieden niet naerder geremonstreert, eenlijck dat mondelinge verclaeren, bij aldien noch sooveel capitaels gehat hadden, hetselve genouch in goudt souden verseth hebben. Naerdat alhier vernemen connen en wil den Coninck geen Louwen' naer Battavia largeeren, daeromme Intsie Assam met beijde sijn joncken den eenen naer Battavia ende d' andere daer selffs medegaet naer Benjermassingh, soodat wel te wenschen waer, de Laeuwen tijdigh gelicenti eert weerden omme zooveel te eerder met haer te mogen handelen. (Oct. tóe»). 22en Ditto. Compt den tolck van boven, ons rapporteerende hoe den Coninck op gisteren traetot uijtvoeringen van 37. cooijangh rijs aen de Comp*. heeft toegestaen, daermede ons contenteeren moeten 3o8 v.daoh- omme door te hart aensoucken Tigit') nietverstooten, alsoo dogh "-5018" nevensdeneetrijsvoor'tvolckghenouchsaemdefluijtdenEngelhoorege- Pen te vollaeden. Op morgen soude den sabandhaer affcomen, alsoo mortes, op dato noch geen geit becomen hadden. 1642. 23en Ditto. Compt den sabandhaer van boven, die ons wel een (Oct. 1642). Conincx trae maer geen geit verthoont, eenlijck dat op sijn reeck8. 300. taijlen betaelt, derhalven alsoo 't schip soo tijdelijk als immers geschieden can dienen aff te laeden, waeromme hem bij provisie 300. taijlen hebben aengetelt omme dieselve op morgen voor den Coninck [*•] te presenteeren, dat hij sabandhaer bij provisie sulcx voor Sijn Maijt verschiet, opdat wij 't selve naer dato te gevoechlijcker ende raseher weder becomen mogen. (Oct. 1642). 25e11 Ditto. Dient ons den sabandhaer pr. een affgesonden slaeff aen, dat bij aldien niet in de depesche van het schip wilden beleth wesen, op morgen dienden boven te comen, alsoo den Coninck binnen 2. a 3. daegen weder 't landewaertin wilde ende niet seecker was hoe rasch weder te comen stondt. (Oct. 1642). 26en Ditto. Ben nevens Sr. Claix, den provisionelen schipper ende ondercoopman van 't fluijtschip den Engel naer boven gevaeren, dan dien dach niet connen uijtrechten, vermits den oppersten paep ofte pauws des rijcx, die tot des Conincx compste is opgehouden geweest, verbrandt 2) wierde, daer den Coninck met sijn principaele vrouwe met overgroote statie naertoe reedt. (pet. 1642). 27 ende 28en Ditto. Daegelijcx te hoove geweest, maer vermits den eenen dach bijdranck sijnde geen gehoor gaff, den anderen met wilde olijphanten binnen den val met stricken naer de kunst vast te maecken besich was, en conden hem niet spreecken. Eenlijck overleijden met eenen Tevina Mantrijnchit, wat den Coninck voor te dragen hadde, alzoo desen persoon daegelijcx met hem drijnckt, in vrolijckheijt vermaeckt ende alle stonden bij hem comen mach. Gemelten Mantrijnchitdth droeg ons principael voor, hoedaenich den Poortugiesen ambassadeur, den Coninck aen Pnompingh wesende, restitutie van de gelichte goederen uijt de joncke van Chichermoth (gevraagd had); daer jegens ons met sijnen raet omme bij gelegentheijt, soo voor 't recht daerover andermael mochten geroepen werden, te dienen, adsisteerde, daer sijn prinscipaele fondamenten in toestonden, 't gene wijlieden altijts gedreven hebben, maer over de 1) Hiervoren herhaaldelijk genoemd. a) D. w. z. zijn lijk, een nog, o. a. in Siam, heerschende zede. 3°9 principaele zijde was, dat wij t'recht wegen de vermoorde Neerlan- v. dagh- ders mosten staende houden, daer niet anders besluiiten connen ofte REO,s- ter moet hiertoe van sijn swaeger den secretaris Tirmedol geinformeert regesijn, omme wegen dien cant t'onderstaen ofte het eene wel tegen het mortes, andere souden ballanceeren willen. Daerop hem onse meeninge t'con-,642" trarie voorhielden, sustineerende t'eene in zee buijten 's conincx limiten geschiet was, oock de Poortugiesen nu met ons in paijs sijnde, sulcx in Battavia versoucken mochten; 't andere was in Conincx landt geschiet ende de Poortugiesen over dien gelijcke saecke recht gegunt ende toegestaen. Daerop begon te lachen ende seijde, aen beijde sijden een groot spul geven zoude. Droegen hem mede van d'uijtstaende schulden met den jonghsten oorloogh toegecomen voor, daertoe ons, als oock den Ocknea Tirmedol voor desen nevens meer andere personen gedaen heeft, quaeden moet gaff. De contra ambasaetschap, die aen den Heer Generael ende Raeden van India dienden te geschieden, droegen hem voor, alzoo 't zeedert des Conincx broeder den jongen overleeden Coninck geen ambassaede derwaerts over van hier was geschiet, met d'welcke d'Heer Generael groote vrientschap hadde onderhouden ende nu met desen Coninck oock te doen trachte. (Oct. 164a). 2gen Ditto. Met sonnenopganck weder naer 't hoff gereden, maer, quamen zoo tijdigh niet off was den Coninck al weder met d'olij phanten doende. Gingen weder binnen de val sitten gelijck de voorgaende dagen gedaen hadden, wanneer eijndelijck, naerdat den olij phant vast gedaen, quam sitten, het cosijntien van schipper Jan Gerritsz. Sr. bij hem riep ende eijndelijck aen mijn ondervraeghde, welck den gesuccesseerden schipper ende wat d'andere persoonen. Daerop hem dienden ende om licentie voor 't schip boven quamen. Ondertusschen de [88d°j schenckagie voort comende, riep onslieder binnen de stall, daer wegen Sr. Claicx als perticulier noch een besondere schenckagie lieten voortbrengen, maer en conden hem niets voordraegen, als dat versochten den Coninck met een eijgen jonck ofte vaertuijgh sijne schenckagie ' nevens een ambassade aen den Generael wilde toeseijnden, omme daerbij de vrientschap te vermeerderen ende oock seeckerlijck te mogen weten met wat eere sijne brieven wierden ontvangen. Hij excuseerde hem, dat vreesde den tijt te cort vallen soude, ende dat, met dat uijt vermeij en geweest hadde, daer niet aen gedacht hadde; daerop repliceerden noch wel 3. maenden tijt waer; dan echter bleeff van resolutije noch eenige schenckagie met schip teseijnden, dat versochten haest geschieden mocht; daerop quaelijck goet antwoort 3io v.daoh- bequamen, alzoo daedelijck wech reedt, ende daer omtrent eenige REOIS" oliphanten vechten Het; vanwaer hem weder naer 't hoff draegen liet, rege- daer hem volchden ende tot op den middach vruchteloos wachteden. mortes, Eenlijck quam ons den sabandhaer voordraegen, dat bij aldien den ,642- Coninck sijn ambassadeur ende geschencken met dit schip wilde seijnden, offte sulcx wel souden toestaen; daerop hem ten antwoorde gaevenvan jae als 'tniet anders geschieden conde; dan soude honorabelder voor den Coninck sijn, met een sijner eijghen vaertuijgen geschiede; ende alzoo den Coninck bij den dranck was,sijn naer ons loogiement gereden ende des avonts in *s Comp». loogie aengecomen. {Ott. ié4*\ Laet mij den ambassadeur van Champa door een sijner dienaers aenseggen dat onseecker was, wanneer hem den Coninck soude depescheeren; ofte ondertusschen gelieffden te resolveeren, wien met hem mede seijnden wilde. Daerover met den anderen geresolveert hebbende, goet gevonden hebben den chirurgijn Pieter Jansz. Smits, nu jonghst uijt 't Louwen landt gecomen, nevens een slaeff ende Nederlantschen jongen derwaerts te seijnden omme de Nederlanders aldaer nevens onse brieven ende geschencken van den Coninck te vorderen, ten eijnde met het schip van Jappan comende naer Battavia keeren moogen. Den sabandhaer ende tolck blijven boven omme de schenckagie te rasscher te bevorderen, alzoo den Coninck weder uijt vermeijen wilde. Op den naermiddach quam ons Ocknea Natraet, die de siappen ') van den rijslast verleent, besoucken, ons aenseggende niet naerder als den gelicentieerden rijs laeden mosten. Hij soude volck om opp de maet te passen affseijnden, alsdan conden de discretie gebruijcken. Vereerden hem met een sarassa maleije a) ende 2 p*. boeckspijgels. Op vandaege compt het Poortugiesche naveth boven, dat den20en passado uijt Siam overgecomen is, hebbende sijn masten ende roer aen Pnompingh opgeleijt. Over dit vaertuijgh, alzoo der in Augusto passado noch een van die plaetsche aengecomen is, en weet men niet watdencken. Dan wil den Coninck al het goet confisqueren ende de Poortugiesen met hetselffde vaertuijgh naer Siam senden ende den Coninck doen aenseggen, soodaenigen volck niet gebruijcken maer selver comen most. Nu wert de saecke weder verschoont, dat als uijt • x) Tjap = zegel, figuurlijk voor vergunningsbewijzen, a) Lijnwaad. 3n sucht die de Poortugiesen tot den Coninck draegen, vermits gehoort v.dagh[89] hebben hij gesuccedeert was, selver om herwaerts te negotiëren ge- R^ comen waeren soo sulcx hun mede gebraght cargasoen conde uijt- regewijsen; dan excuseeren haer weder over contrarije winden als ander- mortes, sints. In somma, hoedaenich de saecke is wert met groote gifften en-,**2, de gaeven altijts weder goet gemaeckt, daer het daegelijcx droncken drijncken van den Conijnck vrij een groote oorsaecke van is. Den Coninck begeert van alle incomende waeren, alsmede van 't zout ende padie alhier van om leech opcomende tien percento, hetwelck ons wel door den sabandhaer geseijt maer nu door den Tevinia Ravij selver aengedient is, hetwelcke niet alleenich naer desen souden nemen, maer oock van den fluijt den Engel begeerden. Daer tegens veel inbrachten, insonderheijt wegende fluijt den Engel,dewelcke immers bij de vier maenden voor dit gebodt gearriveert was; oock sulcx continueerende en zouden naer desen onsen last niet oopen oftebreecken, soo en souden dan oock genige vaertuijgen meer op Cambodia om te negotiëren comen. Hier tegens braght bij, wijlieden sulcx op Battavia deden. Dan dienden hem boven andere menichfuldige reedenen hierop, het altijts gebruijcklijck geweest waere maer nooijt in Cambodia ; oock en gaeven alle waeren niet eenen thol, maer wierde daerin naer heur waerdije boven andere civiliteijt gehandelt; zoo wasser een teder vreemdelinck bij alle oorloogen ende andere intervallen niet alleenich beschermt, maer boven de negotie, die aldaer voortreffelijck valt, wierden oock met een goet en cort recht in alles geholpen, dat alhier in alles gantsen contrarije was; daeromme dienvolgende de vaert op Cambodia niet profijtabel sijn conde. (164*). November 8en Ditto. Dese voorgaende daegen met rijs offteschepen daegelijcx besigh geweest, maer blijven nu princepael om een groote berck verleegen, daervan niet een te huijr crijgen connen; daerom vreesen het sluijcken met de cleene vaertuijgen te grooten (moeilijkheden) baeren als te veel Oncosten bijbrengen sall, daeromme aen Pnompingh oock 16. cooijangh hebben doen besteeden,< soodat verhoopen willen noch omtrent de 120. cooijangh in dese fluijt scheepen sullen. Op den voormiddach compt des Conincx van Siampaes soon, soons soon (even) als (de) ambassadeur *■) aff, omme hun reijse weder naer Siampa te vorderen. Gingen met Sr. Claix den soone besoucken, denwelcken nevens sijnen soone ieder met een staedige schenckagie* ver- 1) dus drie personen. 312 v. dagh- eerden, met versouck de Nederlanders, in sijn vaeders rijck sittende, regis- onslieden met den eersten mochten toegesonden werden: dat ons be- ter ö ' rege- loonden, seggende den Coninck ende hij de Hollanders seer beminden mortes, maer de Poortugiesen tot in den affgront verfoeijende ende haetich ***2. waeren. Den ambassadeur in 't perticulier hebben een andere schenckagie gedaen ende hem op 't sierieust de saecke in alles bevoolen, die oock als sijn eijgen aennempt ende uijt te voeren belooft heeft, alsmede dat de Nederlanders met sijn eijgen vaertuijch, soo selver niet medecompt, door sijn soone ofte swaeger soude laeten weder brengen; ende alzoo van dit schielijck vertreck niet gewaerschouwt waeren, hebben 2. a 3. daegen wachtens aen hem versocht, dat ons belooft heeft aen Pnompingh doen soude, alzoo aldaer noch wat te verrechten hadden; daeromme daedelijck de pampieren endeschenckagies hebben beginnen claer te maecken. {Nov. 164*). 9. ende 1001 Ditto. Met de brieven aen den Coninck, Prins ende Coninginne als Prinsen broeder, om te translateeren ende in Camboodiaes t'herschrijven, nevens twe Cambodiaese paepen besich geweest ; daermede naerdat alles vaerdich geweest is mitsgaeders den berbier Pieter Jansz. Smits naeder instrucktie op 't eene als 't ander met den monde gedaen hebben, is op den 11en ditto in de daghwaght naer Pnompingh vertrocken. Godt geve dat met de Nederlanders in [8ad°] goede gesontheijt jegens Januarij aenstaende alhier weder aenlanden mach. Wat schenckagie aen den Coninck, Prins, Coninginne als Princen broeder gedaen mitsgaders geschreven hebben blijckt in 't breede bij ditto pampieren, in dato ioen deser in 't coopijebouck der brieven ingetrocken. (Nov. 164»), i2en Ditto. Ben nevens Sr. Claix op 't ontbieden van den saband- haer naer boven gevaeren, omme van den Coninck een absoluten antwoorde zoo in 't eene als 't andere te becomen, mitsgaders sijne brijven ende geschencken in antwoorde ende recompensie van die van Haer Ede. te vorderen. Jegens den avondt naerdat op den middagh daer geweest waeren, bequamen bij den Coninck audiëntie ten huijse van Perkees Satrij. Den Coninck, op sijn maleijts gecleet sijnde, welckers oock geheel aengenomen heeft, seijde jegens den sabandhaer, den ambassadeur Sr. Claix ende mij aenseggen soude, dat den Heer Generael hem met presenten ende een ambassadeur hadde doen besoucken, denwelcken oock geen rechte antwoorde gegeven hadde, dat oock de schenckagie ende missive van d' Heer Generael recompensecren wilde. Soude derhalven gemelte Sr. Claix binnen 8. a 10. dagen met respeckt soude doen boven haelen, sij(n) depesche geven 313 ende met praeuwen laaten aen boort brengen, daerop wel spoediger v. daghende corter tijt soude versocht hebben; dan was den Coninck soo REGISdroncken, dat de woorden pas conde voortbrengen. Oock begon te r|qe. tappen, zoodat bij de Coninginne met Sr. Claix gijngen, die aen de- mortes, selffde sijn affscheijt nam; sij excuseerde haer wegens dat voor desen I*42, daer geweest waeren ende ons niet hadde te voorschijn gecomen overmits doen siecklijk was als andere dingen meer. Versochten aen haer, dat den Coninck gelieffde te helppen gedencken ende bevorderen sijne brij ven ende geschencken rasch mochten vaerdich maecken ende Sr. Claix sijn depesche geven, vermits het schip seer haest vertrecken ende voor 't verseijlen der schepen naer Hollant op Battavia wesen most; sij belooffde haer best te doen ende wilde oock iets aen Sr. Gaelen senden. (Nov. 1642). Den 13en ditto door een extraordinarii regen ende wint, die den gansschen nacht ende dach gecontinueert hadde, boven moeten blijven sonder iets uijt te rechten. (ifo*,. it4»\. Den 14e» ditto is Sr. Claix naer den secretaris Tirmedol ende ick andermael met den sabandhaer naer den Coninck gereeden, maer den Coninck vermits geen gehoor verleende ende alweder droncken was en conden hem selver niet spreecken. Dan hadde aen den sabandhaer belooft, dat eerstdaeghs sijn brij ven ende geschencken vaerdich maecken soude. Sr. Claix hadde den secretaris gesproocken ende tuijs gevonden, aen den welcken sijne spoedige depesche te helpen bevorderen hadde voorgedraegen, die sulcx aennam omme op den naermiddach den Coninck voor te draegen. Onder anderen hadde gemelte Ocknea reden met Sr. Claix wegen den toll, die den Coninck hadde begeert op te stellen, dan dat sulcx aen de Hollanders door 't hert versouck van den sabandhaer waere vrij gestelt; off het aen andere in gelijcke forma (dat nootsaekelijck volgen moet) geschieden sal, wil den tijt leeren. Dan seijde gemelten Ocknea, voor desen in Cambodia gebruijckelijck geweest waere, men de scheepen mat ende van elcke vadem lenghte een taijl swaerte goudt aen deri Coninck vereerde, soodat het schijnt de eene vondt wech is, d'andere l9o] weder compt ende de dronckemans pitsiaringen *) weijnich standt grijpen. Op gisteren heeft den Coninck met gommeslagh ») doen verbieden niemandt geen verekens opvoeden, dooden noch vercoopen 1) Praatjes. 2) Slagen op gong, dos omroepen. 3H v.daoh- mach, op de verbeurte van al hunlieder siaeven, alzoo den Coninck «jkhs- sich geheel op sijn Maleijts *) houden wil, excepto 't droncken drijnrege- cken' dat te wenscnen waere naerlaeten conde, alzoo anders een mortes, goet ontsach onder sijn volck heeft. 1642. j jen Ditto. Sijn de Lauwse schippers ende coopluijden, dewelcke (Nov.i64>). b.. hunnen Coninck omme sijnen presenten als brijen*-aen Haer Ede. in Battavia over te leveren genomineert, gesamentlijck in de loogie gecomen, met onslieden overleggende ten aensien 't schip spoedich wegh wilde ende sij boven dat geen licentie van den Coninck tot noch hadden becomen, soo haest niet claer conden werden, ofte die schenckagies van haeren Coninck tot de compste van 't Jappansche schipsouden ophouden, wanneer versochten selver te moogen gaen, dan ofte nu soude mede seijnden. Daerop hun met de reedenen hiertoe dienstich 't jonghste hebben aengeraeden, alzoo omme van hier naer Battavia te mogen vertrecken niet verseeckert waeren, oock 't schip van Jappan comende licht soo vol goet soude geraecken als dit jegenwoordige; de schenckagie ende brieff nu opp Battavia overcomende souded'heer Generael aengenaemer wesen als wel naer desen, vermits nu met de scheepen naer patria vertreckende, de Compe. wegen de genegentheijt haeren Coninck adviseeren conde; d'eere van d'inhaelinge soude Sijn Ede. tot haere aenlandinge wel connen uijtstellen, als andere reedenen meer, waerop naer veel debatteerens ons voorstel hebben toegestaen ende souden op morgen de schenckagie ons comen ter handt stellen. (Nov. t64>). 16e» Ditto. Brengen de bovengeroerde persoonen als Cen Montip Bania, Chen Montip China, Lanphea ende Chen Lock Moncon de schenckagie van den Coninck aff, bestaende in 't naervolgende: Een goude doelangh, daerinne een kalck a) als noch andere drie goude dooskens. Drie en dertich stucx diversche sörteeringe van sijde cleeden bestaende in 7. packskens. Ses stucx muscusclooten in een toegesegelt sacksken. Acht picol benjuijn ende Vier picol gommelack. Den brieff, wesende niet anders als ceremoniën ende excusen waeromme geen absolute ambassade als deselffde niet coninglijck waere gesonden, souden op morgen behoorlijck comen erschrijven ende •x) D. i. Mohammedaansch. a) Zeker „kelk". 3'5 Vergulden ende wij uijt den Cambodiaes den principaelen sin transla- v.daghteeren. register Sijn dan, noch oock de meeste Laeuwen, gesint van hier met hunne reqewaeren naer Battavia te vertrecken, daertoe mij aensoucken tusschen mortes, haer ende annachoda Tigit 't comptract sluijten soude, dat aenge-,642* nomen; oock hunlieden omme met Tigit over te gaen, hart aanraeden, maer saegen liever eerst dat gemelten Tigit sijne volcomene licentie tot den rijslast bequam, hetwelcke sich noch wel een maent te duijren laet aensien, vermits hij Tigit sulcx met des Conincx ouste vrouw besproocken ende bedongen heeft, dewelcke hem oock 50. cooijangh verseeckert heeft, maer en can in zoolange den Coninck l [ood*] bij Perkees Satrij is, d'uijtvoeringe van dien niet geschieden. Staet dan oock den Coninck in 't hoff van Perkees Satrij sigh lange t'onthouden vermits nu eerstdaeghs de wet van Machomet aennemen ende hem laaten besnijden wil, tot welcke wet hem te volgen dese twe principaele vrouwen heeft dwingen willen, daervan d'ouste niet allenich desisteert, maer liever dan sulcx te volgen den Coninck te verlaaten protesteert; dan Perkees Satrij naer 't sich laet aensien haer met den Coninck houden wil. {Nov. 1641). I801 Ditto. Jegens den avondt nieuwers op verdacht sijnde, maer ons in alles spoedende tot de depesche van het schip, compt Tavinia Ravij Chichermoth ons wegen den Coninck aendienen ende gelast te sijn ick ende Sr. Claix op stante phee [pede] met hem naer boven te vervoegen omme op morgen de 'saecke der gelighte Poortugiese goederen uijt de joncke van Chichermoth afftemaecken ende te voldoen, voorders seggende ons niet conde verborgen houden, hoedanigh den Coninck gemelte goederen voor 't vertreck van 't schip wilde voldaan hebben; soo onslieder niet in de loogie hadde gevonden, was gelast naer 't schip te vaeren, ons op te seijnden ende selver daer te blijven. Hiertegen onslieden in 't gemoeth vrij ontstelt siende, waerop dese saecke weder aengeleijt was, antwoorden uijt ons be ijder naemen, waeromme den.Coninck ende rechters, zoodaenigen overvloedigen tijt gehat hebbende, dese saecke niet eerder als nu weder op 't jonghst van 't vertreck des schips begonden aen te vangen. Den Coninck hadde voor dato het flüijtschip de Rogh negen daegen opgehouden, waer de Comp6. over groote schaede geschiet waeren, maer nu scheen hetselffde oock willen te doen, alle welcke proceduijren oorsaecken van erger hier naer wesen souden. De Poortugiesen hadden twe Nederlanders omgebracht in *t rijck, jae in maniere van spreecken onder d'oogen van den Coninck; dese liet men 3i6 v.dach- met een geltboete vrij gaen; maer de Compe. over saecken in zee regis- gheschiet wilde men met gewelt apperent meerder affnemen als van rege- hunne vijanden genomen hadden. mortes, Dese saecke conde den Coninck immers gemacklijck van sijnen ,642- hals schuijven ende dat ten aensien de Hollanders ende Poortugiesen in vreede stonden; maer schijnt al tesamen bij de Poortugiesen vreeslijck omgecocht sijn. Daerop Tavinia Ravij antwoorde, hem in die saecke niet te bemoeijen hadde, dat boven ons stuck verantwoorden soude ende daedelijck met hem mede gaen ofte anders tot morgen in de loogie blijven soude, dat niet sochten maer daedelijck heenen voeren, alzoo der een berck met 10. cooijangh rijs omme naer't schip te gaen claer lach. Op den voornachtten huijse van onsen sabandhaer gecomen, die ter werelt van dese schielijcke (eisch) niet geweten heeft voor ende aleer den Tavinia Ravij affgegaen was. Verstaen mede uijt denselven, den Coninck de gelighte goederen wil betaelt hebben ofte gewelt gebruijcken sal, waeromme met hem het eene als 't andere overleijt hebben. (Nov. 1642). ioen Ditto. Op 't quaert van den dach nevens Sr. Claicx den sabandhaer ende tolcknaer debaleijegereeden, daer, voer datter eenige Ockneas vergaedert waeren, onslieden wierde aengedient, dat den Coninck begeerde de Comp6. de gelighte goederen uijt de joncke van Tavinia Chichermoth op staende voet soude uijtkeeren ende voldoen. Wij versochten omme wat reedenen sulcx geschieden most, hadden [91] veel tegens 't selve in te brengen ende souden, noch en mochten, sulcx niet voldoen; daerop de rechters antwoordede, den Coninck geen meerder wilde onderstaen hebben, maer 't zij in 't goede off quaede begeerde voldaen te sijn. Daertegens wederom alle redenen van defentie soo hooch inbrachten als mogelijck ende bedenckelijk waeren; dan en wierde sulcx niet aengenomen. Over de neergeleijde perzoonen hadde 't recht met geltboete voldaen, ten aensien bij d'onse geen bewijs van de feijteurs conde gedaen werden; de Toncquijnsche zijde hadden ons wel toe gewesen, wij mosten oockdaer enteegen oock uijtkeeren, dat van den Coninck genomen hadden; 660. taijlen mosten oock aen haer wegen 't recht noch uijtkeeren. Oock en souden wij niet eer van boven mogen vertrecken ofte souden beijde gemelte pertijen voldaen hebben. Op 't stuck van de Tonckquijnse zijde eijschten uijt handen van de rechters noch omtrent de zomma van 1000. taijlen, die over de drie jaeren wanneer dit recht gedient hadde, uijt handen van Onckosa, Nootsiouw ende eenen Quockpeeck, exceptode waerdije van t jon- 317 ckien als eenige andere dingen, genooten ende ontfangen hadden; 't v. daghvoorstaende ons ter hand stellende souden hun, niet jegenstaende REO,s" den Ouden Coninck geen gerechticheijt der baleije haer hadde toe- REGE. gestaen, voldaen (= voldoen). Der Portugiesen goederen als voor mortes, desen meermaelen geseijt en conden noch en vermochten niet te restitueeren; den Coninck gewelt gebruijckende mosten ons hetselffde getroosten. Den Portugiesen sabandhaer bracht in reecke. hun de goederen 19,508. taijlen ende 12. maes incoops quam te costen. Den ambassadeur hadde deselve voor ditto omptrent jegens 16,000. taijlen aengegeven; dan was bij Onckosa, segge Ocknea Tirmedol, Tevinia Chichermoth ende andere Chineesen volgens den inlantsen merckt op 10,893. taylen 6. maes ghereeckent; tegens alle 't welcke veele inbrachten, mitsgaeders hoe 't gene dat gelicht waere niet hooger als 4000. taijlen te beloopen quame. Daerop eenen Ocknea Artsioen antwoordede, dat het seggen van de Poortugiesen noch het onse niet aennemen wilden, maer souden volgens de lijste der versonden goederen, onder den seeckretaris berustende, moeten voldoen, 't welcke als gesecht ter somma van 10893. Tl. 6. maes te monteren quam. Alle redenen hiertoe dienstich, als vorderlijck, soo veele jae bij ons conden bedacht werden, wierden bij gebraght, oock ondertusschen de gevolgen van dien nevens veele bersse woorden (als sonder 't uijterste gewelt off te slaen) niet te zullen voldoen hun aengeseijt. Maer allis te vergeeffts, soodat met onsen sabandhaer, naerdat hij twe a drie, vier maelen revisie wegen dit recht versocht hadde, naer huijs gereden. Ick versochte seer instantelij ck, men de saecke tot het vertreck des schips wilde uijtstellen, als mede dat het den Coninck nevens sijn brij ven aen d'heer Generael versoucken wilde, ende niet soo lichtelijck omme der Poortugiesen wille soodaenige acte aen te gaen. Daerop geantwoort wierde, het d'Heer Generael abzoluijt affschreeff, waeromme dan sulcx noch vorderen zoude; dan off wij dachten haeren Coninck 't hert niet hadde ende ons ontsach; het geit l9id°| moster wesen, ofte wij noch 't schip en zouden niet vertrecken. Naerdat een weijnich tot den sabandhaers geseten waeren, quam een boode uijt den name van de rechters den sabandhaer aenseggen, de cappiteijnen, te weten Sr. Claix ende mijn, niet zoude laeten aff noch uijtgaen voor ende all eer dat souden voldaen hebben, ende bijaldien geen volck genouch hadde, wilden hem eeniggeommeop ons te passen toeseijnden. Wij seijden gemelten boode aen, dat niet be- 3i8 V. dagh- geerden te betaelen, waeromme dan ons ophielden, insonderheijt een regis- ambassadeur, die de saecke in 't minst niet aen en gingh; wilden sij de middelen hebben, zouden hoe eer hoe liever de packhuijsen gaen MORTES, opbreecken. 1642. j)en sabandhaer wiert van den Coninck ontbooden omme te comen spelen, wanneer denselven de saecke op 't hoochste recommandeerden. Den selffden des nachts weeder keerende diende onslieden aen, hoedat den Coninck op 't beleefts de saecke tot drie maelen hadde voorgehouden; dan was tot morgen uijtgestelt; echter hadde hem den Coninck geseijt, dat sulcx soo 't niet gewilligh deden met gewelt uijtkeeren mosten, daerop hem sabandhaer in alles de gevolgen van dit werck voorstelde, oock wel wist; maer, seijde hij, wie derst sulcx den Coninck aendienen; want, zoo seggen, ghijlieden de revieren beseften cont ende macht ich ter zee sijt, sal antwoorden, sijn landt lijfftocht genough, de vreemde niet van doen heeft ende de Hollanders geschut van buijten hem binnen niet raecken zal. Zoo comen op 't stuck van den Siammer ende ules. sal seggen naer den Siammer niet en vraeght, ten aensien voornemens is hem te gaen beoorloogen. In somma, die 'sComp85, machtwat wildevoorstellen,soude,vermitshem als flaeuwhertigh thoonde, doen cappen; waerop hem sabandhaer dan antwoorde, het gewelt ende wille des Conincx zouden affwachten ende oock niet tegens conden; dat hij sabandhaer oock in zoodaenige manieren ende beleeftheijt den Coninck hadde voorgestelt. [iV»v. i64>). 2001 Ditto. Vroeghtijts is den sabandhaer voorn', naer den Coninck omme noch andermael met denselven hierover te spreecken, te meer alzoo hem op vandage weder te comen bescheij den hadde; maer alleer toeganck tot sijn perzoon becomen conde, bevont hem bij dranck ende met eenige andere g'accompaigneert; daeromme vermits dese saecke niet met dronckenschap maer met neuchteresinnen begrepen diende, vruchteloos wederom keerde. Ondertusschen quam den Poortugiesen sabandhaer nevens twee clercken van den secretaris, omme van ons de penningen te haelen, die seijden niet te hebben ofte mochten betaelen; waeren dan oock met hunne reeckeninge niet gecontenteert, daeromme zijlieden daedelijck Chichermoth ontbooden ende nevens onsen sabandhaer, die soo vrij een schotse reeckeninge in der haeste maeckte, waerbij bevondt 't selve maer 8200 en ettel ij cke taijlen beloopen soude. Dan en waeren de klercken noch Poortugiesen sabandhaer daer geensints mede te vreden, maer wilden perfecter reecke hebben als hij sabandhaer dede; tot welcken eijnde als de Ockneas beslooten hadden ervaeren Chineese als Jappanse 3*9 coopluijden nevens de sabandhaers ontbieden souden, welcke ree-v. daghckeninge dan valideeren ende aengenomen werden soude. Brachten REG,S" ter alhier weder veel tegens, als dat zoodanigen quantiteijt goederen in REOeJappan een slechten merckt getroffen hadden, men die tot desen in- mortes, lantschen merckt reeckenen gijngh. Dan, 't was al met de gheweldige handt te machtigh ende hadden de werelt excepto onsen sabandhaer tegen ons. Chichermoth seijde dat er 38. zoo packen kisten als cassen [»*] gelicht waeren, noch bovendien 20.ps. damasten, eenige cattijs colimbock ■) ende renostershoorens, hetwelcke als dit voldaen was van ons mede begeerde, zoo oock de bedongen vraght van den genen die 't proces winnen zoude. Tevinia Ravij Chichermoth quam met een geschreven ordinantie uijt des rechters name omme van ons de 66b. taijlen, die de gemelte rechters wegen de Toncquijnse zijde noch pretenderende waeren, te lichten, denwelcken Tevinia Ravij met zoodanigen bescheijt hebben aff geweesen als de rechters selve op i9en deser gedaen hadden; dan't schijnt met desen horrel 2) in alles op de . beurs comen. Prescorneock heeft voor desen altijts sijne pretensen tot de wedercompste van sijnen gelichten schipper ende stuijrman uijtgestelt, dewelcke nu verstaen over Quinam gearriveert sijn, apperent bij Prescorneock t'huijs, waer nu mede sijn iser smeden soude, ter wijle het vuijr heet is; dan is omme eenige siaeven, van hem wegh geloopen, t'achtervolgen uijt. Noves, die uijt Quinam ten tijde ons arrest hier boven verstaen, sijn, dat den Toncquijnder door hulpe van d'onse Quinam overrompelt ende den Coninck zoude omgebracht hebben. (Nov. 1641.) 2\m Ditto. Met den dagh is den sabandhaer weder naer den Coninck gereden; dan quam met een zeer slechte ende quade tijdinge weder tuijs, in alles ons largo aendienende, hoe dat den Coninck tot moderatie als revisie van 't recht versocht hadde, dogh eerst over dit stuck d'Heer Generael adviseeren wilde; wanneer echter naer dato, dat ten uijtersten maer 6. maenden aenloopen zoude, zijn recht achtervolgen conde, soo 't d'Heer Generael niet stondt; maer was alles te vergeefts gheweest, ten aensien den Coninck door Tirmedol aengeseijt was d'Heer Generael sulcx absoluijt affschreeff; tot wat eijnde het dan weder eijschen soude. Vraaghde off hij geen Coninck in sijn landt was en off d'Heer Generael vreesde; hij begeerde dat het voldeden ofte zoude de pachuijsen opbreecken laeten. Daerop den 1) Calambac, de fijnste soort aloe-hout. a) horrel, verg. bldz. 267 noot 1. 3*> v. dagh- sabandhaer antwoorde, sulcx in 't believen van den (Koning) stondt, REO,s"' vermits wijlieden noch om leven ofte doodt 't selffde te betaelen verTER rege- mochten aente gaen ofte souden niet allene wij, maer oock onse mortes, vrienden ende magen daerover van 't leven ter doot gebracht wer1642, jgjj en(je Dovendien van ane middelen ontroofft werden. Daerop den Coninck antwoorde, het wel was. Soude dan hij sabandhaer nevens dien van de Poortugiesen, Tevinia Ravij Chichermodth, nevens de clercken van den secretaris Tirmedol op morgen naer beneden gaen ende naer behoorlijcke gedaene reeckeninge de packhuijsen openbreecken ende 't gereetste als cOmptanten ende goudt uijtlichten, liever dan cleeden, vermits men 't selve daedelijck gebruijcken conde, daer ter contrarije de cleeden noch moeijten aen hadden. Den sabandhaer antwoorde, dat gantsch geen geit hadden, oock seeeker wist 't goudt al naer 't schip gesonden was, waeromme dan d'uijtstaende schulden den Coninck voordrough. Daerop Sijn Maijt. antwoorde dat was wel, soude die ons doen geworden, ende wie ons niet betaelen wilde, hdn siaeven, vrouwen ende kinderen vercoopen; jae al wilden den cappitein haer 't vleesch van 't lij ff snijden, hij mochte het doen, ende waere oock niet meer als reeden ons daer inne geholpen wiert. Den sabandhaer versocht, dat den ambassadeur ofte Sr. r**»') Claix alsmede 't schip hierover^iet mochten opgehouden werden, ten aensien in de gantsche werelt sulcx geen gebruijck was; dat den cappiteijn 't selve allenich aen gijngh als andere redenen meer. Soo oock, dat wegen 't opbreecken der packhuijsen selver mochte g'excuseert werden, ten aensien sijn bedieninge van sabandhaer, welck ampt sulcx niet mede braght. Daerop hem den Coninck seer hert toegesproocken hadde, vraegende ofte de Hollanders meer als hem vreesden; den ambassadeur noch 't schip hadde niet gelast, dat hierover zouden opgehouden werden, maer wel geseijt, dat wel zoo langh wachten soude, tot sijnne brieven ende geschencken vaerdigh waeren. Hij zoude hierover met onslieden naer de Ockneas Tirmedol ende Ammeradt gaen, dewelcke den grondt van 't recht beter als hem bekent ende oock van alles volcomentlijck gelast waeren. Op den naermiddagh bij Ocknea Ammeradt comende, droegh hem den sabandhaer 't gene met den Coninck gediscoureert, als tot antwoorde becomen hadde, voor; daerop hij Ocknea verclaerde niet zonder des Conincx last gedaen hadden; hij en vermocht ons niet alleenich t'ontslaen, maer mosten daerover oock naer Tirmedol gaen, die de costuijme op 't stuck van ambassadeurs met den aencleve van dien bekent was, met welckers stemme hij de sijnen oock advoijeerde. 321 Wij vraeghden hem tot wat eijnde ons'ophielden, ten aensien doch v.daohniet uijt eijgen wil voldoen zouden; ende bij aldien ons noch langer REO,sophielden, dat sulcx ijeder dagh jegens een picol geit reeckenen zou- REgeden; waeromme dat niet hoe eer hoe liever voortgijngen. Daerop mortes, antwoorde, wijlieden niet quaet mosten wesen, dat sij niet meer als,642's Conincx last volchden ende den .sabandhaer nevens andere op morgen soude affvaeren. Tot Ocknea Tirmedol comende wierde hem 't voorstaende aengedient, denwelcken sulcx verstaende wel expres ontkende ten opsichte van dit recht Sr. Claix ende 't schip opgehouden wierden, sweerende ten hoogsten endeduijrsten daer niet van te weten, maer dat bij denConijnck belast was naer sijne brieven ende geschencken noch wat wachten souden. Wij bewesen 't contrarie alsmede 't jonghste mandaet van de rechters, dewelcke hem Tirmedol voor decausa moves hielden, sulcx wij oock wel gelooffden, ten aensien 't werek van den beginne onder handen gehadt hadde; dan bij aldien Godt voor oogen hadde ende naer der consientie soude verclaeren, soude selffsbekennen moeten, alles valsche versiertselen waeren jdaerop ick van 't gepasseerde in den beginne eenige poincten begonde te verhaelen ende met eeden te bevestigen, daerover hert in woorden raeckten. Ondertusschen quam Tevinia Ravij Chichermoth daer ten huijse, denwelcken affgëvraeght wierde ofte van den Coninck gelast waere omme Sr. Claix mede boven te brengen, denwelcken, sijn reedenen op 't schoonste becleedende, seijde den Conijnck gelast hadde, beijde de cappiteijns opbrengen zoude. Voorders eenige woorden ende herwoorden gebruijekende, quamen op 'tstuck van den brieff, die hij Tirmedol zeijde claer was ende eenlijck te waechten naer de schenckagie als 't vullen van de quantiteijt der penningen, die uijt de packhuijsen tot vereffeningh der gelichte goederen met gewelt zouden genomen werden, daeromme op morgen gelijckerhandt zouden affgaen ende 93] nae de gedaene reeckeninge aen sijnder klercken boven stuijren, ten eijnde sulcx vulde ende de schenckagies vorderde; met het opbreecken der packhuijsen als taxceeren der goederen souden d'andere wel voorders voortgaen; de schenckagie die den Coninck jonghst geseijt hadde dat gaen soude was rijs, benjuijn, gommelack, wasch ende cardamom. Van hier met den avondt scheijdende sijn noch dien nacht tot onsen sabandhaer verbleven. Den sabandhaer als tolck waeren ons weder aen gelijck oock op den middagh geweest hadden, dat nu hetuijtterste bij hun was aangewent, item dat men op morgen met de saecke soude voortgaen, Linschoten XIII. 2 ^ 322 v. dagh- daeromme het dan over eenen anderen boegh wenden ende den Coreois- nijnck met geit om te coopen traghten mosten; soo wij hiertoe resolute- veeren conden' wilde morgen met den dagh Coninck zoolange mortes. aengaentotdathet recht zoude doen ophouden; 't waere immers beter 1642. drie a vier duijsent taijlen uijt te keeren ende 't velt te behouden, als met schande door gewelt 8. a io.ooo. dittos affgehaelt te werden; hij sabandhaer middelen genough hebbende wilde van sijn propro daermede toe contribueeren. Wij stonden oock veel meer questien te moeten verantwoorden als dese, daer van alle de klopp krijgen zouden bij aldien wij den Conijnckmet 't gewelt lieten voortgaen. Daer op hem ter antwoorde gaeven, wij een rechtvaerdige saecke hadden, dewelcke met geen geit begeerden aff te maecken; den Conijnck 't gewelt gebruijckende hadden d'inwoonders de smertehiernaer te gevoelen ; dit en waeren geen saecken als tusschen perticulieren maer gijngh machtige heeren jae Coningen aen. 't Hadde te diepen insichte als andere veel reedenen meer hiertoe dienstigh, daer ondertusschen eenige gelijckenissen toe bijbraghten, als inonderscheijt bij aldien den Cambodier eenige Siamse goederen genomen hadde, ofte die wel aen d'Heer Generael omme aen den Siammer te restitueeren zoude willen uijtkeeren. Dit alles verstonden en wel wisten oock dat gelijck hadden, maer seijde mij, nu met gewelt overvallen was, waere het immers beter sijns heren meesters minste schaede te betrachten ende alle schaedelijcke questien, daeruijt openbaere oorloogen fontstaen stonden, voor te comen. Hij wiste oock wel, dat hereboucken qualijck te lesen ende te verstaen zijn, maer mosten oock de dienaers van dien altijts haer neus niet volgen. Wij antwoorden hem dat de zomma te groot was ende bij onslieden niet en conde noch en mochte aengegaen werden. Hij zeijde ter contrarije ons 't profijtabelst voorhielt ende sijn plicht gedaen hadden; fresolveeren stondt aen ons ende conden ons van den nacht noch bedencken, alzoo op morgen vroegh omme d'excecutie t'achtervolgen, affvaeren souden. (Nov. t6**i 22en Ditto. Met den dagh, zoo meende voor aff te gaen ende den sabandhaer sijn praeuw oock claer maecken liet, sprack onslieder noch andermael aen off dan gantsch niet resolveeren conden; als de reeckeninge gedaen was ende men tot 't opbreecken soude comen waere het te laet; daeromme ons als met gevouwen handen bath, des Comp". meeste proffijt t'overleggen. Hij waere nu eerst sabandhaer geworden, was oock eergierich ende saegen gaeren dat alles wel gingh. Waerop, alzoo zagen 't gewelt met t ontgaen was, mei o-. [93&Claix de saecke overleijden; ende, alzoo wel begrijppen connen de 323 gevolgen groot sijn, mitsgaeders de schaede, die de Compe. daerbij v.daghzal comen lijden te swaer is, waerbij dan boven de schande genoot- R^°* saeckt sal wesen in oopenbaere oorlooge te vallen, oock bij gevolch regede schulden te quader zullen in krijgen maer met meerder questien, mortes, als die van Chichermoth Prescorneock ende stuck van de Toncquijn-1 sche zijde sullen becommert werden, alsmede dat de Poortugiesen hierdoor geweldigh gaudeeren zouden ende hem den Coninck picantiger t'hoonen zal hebben, uijt noot als omme gewelt nevens voor aengeroerde poincten t'ontgaen, als oock van de twe quaeden 't beste kiesende, hem sabandhaer gelast daedelijck naer denConijnck rijden soude ende de saecke op 't proftjtaebelste sien aff te maecken; dan dat niet hooger als uijtterlijck de 2000. taijlen comen souden. Den tolck lieten daer, omme ons bescheet te brengen ende voeren wij aff naer de loogie, daer naer veel besouckens van de bueren op den middagh den Poortugiesen sabandhaer nevens de twe klerken van de secretaris Tirmedol mede aenquamen, veel knorrende waer onsen sabandhaer zoolange bleeff, off hij meer meesters als sijlieden ofte alle de Ockneas waeren; den Coninck hadde immers gelast men op van dage met 't werck soude voortgaen; hij niet comende, zouden selver de packhuysen opbreecken als andere reedenen meer. Daerop goede antwoorde gaeven; dat niet wisten omme wat oorsaecken dus lange achter bleeff; maer de packhuijsen op te breecken souden haer handen wel zoolange daeraff houden, totdat hij der present waere; waer op naerdat haer met eenigh fruijt ende een dronck wijns onthaelt hadden, weder vertrocken. Wat over den naermiddagh compt den tolck ende sabandhaers schrijver aff, mij aenseggende, dat daedelijcken naer boven most ende eenigh geit mede brengen souden; dan braghten geen volcomen bescheijt mede, maer ick boven comende zoude mij alles van den sabandhaer aengeseijt werden. Den Poortugiesen sabandhaer ende klercken quamen bij den schrijver ende tolck, seer uijtvaerende waeromme den sabandhaer niet gecomen ende ten wat fijne den cappiteijn nu weder ontboden was. Het waeren stucken, die niet en dochten, den sabandhaer waere haeren meester niet, als andere fijleijne dingen meer; cregen anders geen bescheijt als dat noch van 'teene noch 't andere niet en wisten. Soo naer boven voeren wierde ick daedelijck van den Poortugiesen Ambassadeur, sabandhaer ende de klercken van Ocknea Tirmedol gevolcht, die zoo oock boven quam perposte jegens den donckeren avondt naer Ocknea Tirmedol reden ende, naar mijn gerapporteert wierde, 't heel druck hadden. Den sabandhaer drough 324 v. dagh. mijn voor, hoe dat volgens onsen lasthuijdenmorgenbij denConinck REGis- geweest waere, Sijne Maj». op 't beleefts ontleijt ende tot revisie van REGE. t recht andermael versocht hadde; dat den Conijnck daerover in 't mortes, eerste gestoort was, echter door tusschenspreecken van twe andere ,642- persoonen, die daegelijcx bij den Coninck sijn, zoo verre gecomen, dat onder andere reedenen onse ende sijne meninge aen den Conijnck verclaerde, versouckende dat doch zoo schandigen reght ende gewelt aen d'Hollanders niet wilde laeten toecomen, die ten opsichte van de Poortugiesen de saecke als schande te hoogh reeckenen sullen. Wij hadden 't in zee genomen ende waeren daer daege- [, lijcx vijanden. Voorders hadde aen den Coninck versocht, soo 't dan niet allenich om d'Hollanders wilde doen, eenighsints ter minne van hem sabandhaer versachten wilde; want bij aldien Sijne Maij*. met hem niet medogent waere, conde t'ofticie niet bedienen, alzoo een ijder d'Hollanders sochte te verdrucken; insonderheijt zouden hun zeer picantigh. zijn, bij aldien Sijne Maij*. voor deze maele niet de saecke en middelde. T'was waer, den Coninck hadde hem door gunste sabandhaer gemaeckt, maer zoo hem niet genadigh was, conde het qualijck blijven. Ondertusschen braght bij, hoedanigh wij 't gewesen in vele dingen contrarieerden ende ontkenden. Daerop den Conijnck seijde, wat nu dan doen soude; hy hadde sijn woort dus verre gegeven; 't soude hem een groote schande zijn t'eerselen, alsmede dat hem hadden laaten omcoopen. Zoo hadden de Poortugiesen al te veel aen de Grooten belooft ende geseijt niet van 't goet begeerden ; het haer maer genouch was als (zij) d'Hollanders hier inne overwinnen mochten. Eijndelijck naer hem wat bedocht hebbende, hadde tegens hem sabandhaer geseijt: zoo men hem 4000. taijlen uijtkeeren ende geven wilde, soude het recht op onse defentie doen reviseeren, annulleeren ende mij een ackte verkenen, waarbij de Compe. nu nochte hiernamaels over dese saecke niet meer souden mogen aengesproocken werden. Zoo sulcx wilden doen, mochten hem van den nacht ofte wat tijt het was bescheijt brengen; zoo niet, met de saecke voortgaen. Over welcken somma vrij verschrickten, dolleerrende het de geheele pertij e, die gelicht hadden, quame te ballanceeren; dat ick sulcx niet conde over mijn nemen; oock wel wiste d'andere omleech sulcx niet toestaen soude; versochten daeromme dat noch daedelijck bij den Conijnck gaen wilden ende een goede somma in minderinge versoucken. Dan seijde sulcx niet wesen conde, vermits den Conijnck geseijt hadde niet een maes minder begeerde ende oock wat aen de twe principaele Ockneas als sijne 325 vrouwen delen most. Soo seijde hij sabandhaer wel geinformeert te v. dagh. zijn de Poortugiesen iys picol silvers aen den Coninck ende 21/2 pi- "WOlScol ditto aen de Grooten ende Coninginnen belooft hadden, waer dat r"^. dan minder wesen conde. Zoo en hadden wij oock aen de Grooten mortes, niet te schencken, noch deselve naer desen te vreesen. De saecke dan1642dus gestelt vindende ende alles overleggende, dat tot dese materije was vereijsschende, ben naerdat een weijnich gegeeten hadde, om hierop met Sr. Claix ende den ondercoopman Wuijsthoff te resolveeren, affgevaeren ende des middernachts in de loogie aengelant, met de frunden (het) stuck in alles overleijt, gebatteert ende zoodaenich overslaegen als eenighsints bedencken conden, zoodat eijndelijck beslooten hebben omme van de twe quaeden 't beste te kiesen, mitsgaeders 's Compes. groote schaede voor te comen als 't gewelt t'ontgaen, den Conijnck sijnen onbillicken eijsch t'advoijeeren ende mettertijt te voldoen, alsoo door hoogh drijngende noot onslieden hiertoe gedwongen vinden, hebbende dan hier op ons insichten oock ;g4dc] beslooten de Compe. naer dato tot allertijt hun pretentie t'achtervolgen heeft, naer welcke resolutie daedelijck weder opgevaeren ben, alwaer met het kriecken van den dagh weder aenquaemen, wanneer den sabandhaer nevens eenen anderen, die altijts bij den Coninck comen can, is gereeden ende hem iooo. taijlen gebracht hebben. Uijt het hoff comende hadde den Poortugiesen sabandhaer ende klercken daer gevonden, die geweldich quaet op hem waeren ende seijden daerover aen den Coninck nu claegen wilden; dat seijde wel was, ten aensien niet buijten desselffs last gedaen hadde, denwelcken oock geordonneert hadden het recht vooreerst soude geschort werden. Soo den sabandhaer met eeten besich was, liet hem den Conijnck omme te comen speelen bij seeckeren Nappra ontbieden, uijt denwelcken verstonden, hoe dat Ocknea Tirmedol nevens de voor aengeroerde perzoonen den Coninck hadden voorgedraegen, dat het opbreecken der gudonnen *) als 't affreeckenen der gelichte goederen, doordien den Hollantschen sabandhaer niet affgecomen was, waere voortgegaen, dat omme den brieff aen d'Heer Generael aff te schrijven naer de prompte reeckeninge wachtede, als reedenen meer; daerop den Conijnck geantwoort hadde sulcx wel wist, dat de Hollanders door hem sabandhaer hadden doen voorstellen, dat den Ouden Conijnck sijn vaeder, deselve goederen nooijtondersijnbescher- i) Pakhuizen. 326 v.daoh- minge hadde willen aenvaerden, veel minder, dat door last des geregis- meiten Conijnck met sijn eijgen siap souden versegelt geweest sijn, I^L waerover revisie van 't voorsz. recht versochten, dat hun toegestaen mortes, hadde; daer en tegens gemelten Tirmedol vele reedenen hadde 1642. bijgebracht, oock verclaert des Conijncx wille geweest was de goederen te verseegelen; den cappiteijn ofte Hollanders en wisten niet anders als moeijten ende ongehoorsaemheijt aen te rechten, gelijck voor desen met de Toncquijnsche zijde geschiet was, daer geen reght geit affbetaelen wilden ende dat nu dit weder met valsheijt sochten om te werpen. Den Conijnck seijde, den cappiteijn heeft aengenomen sijn saecke met getuijgen te beweren; ick en weter niet aff; wacht zoo lange tot zijnen sabandhaer compt ende gaet dan t'samen bij mijn wijff binnen, dewelcke naerder verclaeren zal. Tot op den naermiddagh gewacht hebbende ende den sabandhaer apparent voor den donckeren niet tourneeren zal, ben weder naer de logie vertrocken, omme de depesche van 't fluijtschip den Engel te bevorderen, laatende den tolcktotde procure van 's Conincx missive, die den Coninck geseijt heeft met den eersten soude doen claer maecken. (Nov. ,64,). 2 5«n Ditto. Comen noch vier Laeuwse praeuwen uijt het Laeuwen landt boven, alle gelaeden met benjuijn, gommelack, cattoen, gommen, olijphantstanden, buffelshoorens, goudth, muscus, zijde ende cattoene cleeden als andersints. (Nov. ,64,). 2&* Ditto. Verstaen uijt seeckeren Jappander, van Quinam gecomen, hoe die vijffscheepen onder den cappiteijn Jan vanLinga ende de coopman Liesvelt aldaer waeren aengeweest, den Jappanschen tolck gelargeert ende offte lange gewacht heeft, sijn voor de weder affcompste van gemelten tolck vertrocken geweest op een seeckeren plaetse aengevallen, 't selve in den brandt gesteecken ende daervan 6o. a 70. perzoonen gelicht, waerover den Quinamsen Conijnck seer gestoort was, derhalven galeijen omme langhs de custe waghtte houden uijtgesonden hadde, welcke cruijssers de joncke van eenen annachoda Sioulack, alhier thuijs hoorende, nu jonghst in comp8. van een ander joncke van Palimpangh gecomen ende de reviere voorbij geraeckt, daeromme naer Quinam hadden laaten voortstaenende hij Sioulack telandewaert wesende, aengevallen, seggende vanBattavia gecomen was, den schipper nevens 6. a 8. persoonen meer gecapt ende de joncke in den brant gesteecken, hunnen Conijnck drie a vier hoeden brengende tot een teecken dat Hollanders op gehat hadden. Dan met d'aenlandinge van d'ander joncke als eenige ontvluchte Chi- 327 neesen, den Coninck t'contrarie geadviseert sijnde, hadde hierover v. daghelffManderijnscappen laeten ende de Chineesen met een zommagelts regisvereert. Den coopman Augustijn Muller was overleeden ende de Nederlan- mortes, ders in drie gelijcke delen onder de Jappanders, Chineesen ende Qui- ,t542* nammers verdeelt, daervan die bij de Jappanders waeren het reedelijck hadden, maer d'andere met bedelen noch qualijck aen de cost geraecken connen. De j onckies, alle desen j aere vanhier derwaerts geseijlt, waeren daer salvo aengelant; dan en connen niet vernemen d'onse het schuijtgelt, als 't gene noch voor Sr. Muller perticulier gezonden hadden, ter handt genomen was. Niemant en vermocht op de pene des doots eenige geschrifften van d'onse te nemen. IA*»». 164a). 27*° Ditto. Compt den tolck van boven, rapporteerende, dat des Conincx brieven ende geschencken noch wel twe a drie daegen aenloopen souden, mitsgaeders hoedat Ocknea Tirmedol, Tevinia Ravij Chichermoth ende den Poortugiesen sabandhaer op gisteren seer hert op onsen sabandhaer uijtgevallen waeren, seggende hij met valsheijt omgijngh; soude dan oock waer maecken, den Conijnck de goederen niet onder sijn naem versonden noch doen versegelt hebben. Daerop hem gemelten sabandhaer antwoorde, dat sulcx van den cappiteijn hadde, denwelcken het oock wel bewijsen soude; ondertusschen waere hij onsen sabandhaer ende was gehouden in alles zijn devoir te doen en principalijck dat siet, alle de Grooten op der Poortugiesen sijde sijn, souden t'samen binnen gaen ende daer hun stuck defenderen; den Ocknea noch de andere en waeren sijn meester niet maer den Coninck. Binnen comende vermits den Coninck sliep, quamen bij de Coninginne, daer lange hun saecken over ende weder debatteerden, totdat den Conijnck eijndelijck van 't geraes wacker geworden was ende voor den dagh quam, vraegende watter zoo te raesen was; daerop hem Tirmedol de saecke voor de Poortugiesen weder op haelde, seggende den Coninck aen den ambassadeur belooft hadde, dat bij aldien overblijven wilde, hem de gelichte goederen soude doen gewerden ende dat nu het op d'excutie quam het wederom liet schorten. Hierop antwoorde den Conijnck, sij de goederen volgens Tirmedols seggen met weeten van den Ouden Coninck versonden hadden; mochtense nu van hem gaen vorderen, ofte in zee comende weder van de Hollanders nemen. Hierop wilde de Coninginne wat tusschen beijden spreecken ende den Coninck berispen, daerop den Coninck seijde: als daer meer van spreecken wilden, tegens sijn gadt spreecken 328 v. dagh- mochten. Item naderhant tegens Tirmedol geseijt, waeromme het regis- recht zoo hert mainteneerde; zoo wederom daervan repte, wilde hem rege- de coP laeten affslaen. mortes, Op den naermiddach wasser den Ambassadeur met een schencka1042. gje van IO pS> rouwe salouws1), 6 ps. damasten ende 2. ps. pelings3) geweest, die wel quijt wierden, maer geen gehoor cregen. [9S^°] {Nov. 1643). 28en Ditto. Is Sr. Claix omme de schenckagie als missive van den Coninck te vorderen, item t'onderstaen ofte den Coninck noch mondelinge spreecken conde, naer boven gevaeren. (1643). pmo December. Tegens den avondth tourneert Sr. Claix voornoemt, hebbende in alle den tijt den Coninck niet connen spreecken, dan met groote moeijten den brieff ende schenckagie gevordert, die op vandaege affcomen soude ende voor hem al van boven affgegaen was. (Dtc. 1643). 2en Ditto. Op den naermiddagh compt des Conincx schenckagie ende missive aff, waerover ons vrij quaelijck hielden, men Sr. Claix boven ende ons nu zoo lange hadden opgehouden; maer excuseerden haer, over dat den Conijnck uijtgeweest was, die den brieff noch andermael omme naerder te brobeeren hadden voorgelesen. De schenckagie lieten over wegen ende bevonden den benjuijn d'accordo, dan den gommelack omtrent een picol te cort, alzoo zeijden datter van ieder 10. picol was. Uijt naersien van den benjuijn, die bevonden heel slecht te zijn, deden deselve voor de Camboodiers uijtstorten, soo oock den gommelack, die met hout was, daervan begeerde kennisse draegen souden, alzoo wij zoodanigen benjuijn in onse scheepen niet zouden sien willen, maer nu van den Conijnck quam, waere het een ander, dan waeren sulcx gesint den Coninck voor te draegen, vermits met de schenckagie van onse principaelen gecomen geensints en respondeerde. Desen avondt de jonghste berekiens naer boort gezonden. (Dec. 1642). 30» Ditto. Op den middach nevens Sr. Claix van de loogie gevaeren ende den 4en ditto met den avondt aen 't fluijtschip den Engel, leggende even voorbij de joncx mast, aengecomen. (Dtc. 1643). 1) Katoenen stof. William Forster, The English Factories in India, Oxford 1910. e. v. j. vermeldt onder Cottongoods in den Index der verschenen deelen, sallowes (1630—1633), talloos (1637—1641), salloes (1642—1645) en sallooes (1646—1651). 2) Peling = peh lin (chineesen) = wit damast volgens Francken en de Grijs; thin white glossy silk, volgens C. Douglas; thin silk cloth, damast, volgens Giles; thin kind of slik, volgens Medhurst. Deze en de voorgaande verklaring dank ik aan vriendelijke mededeelingen van den heer B. Hoednk. 329 5en Ditto. Comen de berckiens aen boort, met dewelcke te lossen v.daohende alles behoorlijck wegh te stouwen dien dagh doorgeloopen is.REO,spec. ,642). 6en Ditto. Tegens den midd agh van boort gescheijden ende heeft I|qe. de fluijt den Engel, sijnde gelaeden met een cargasoen van f63589, mortes, 16,4 pen, bestaende in gout, diamant, robijn ende esmerault ringen,, me sy daarnaer voor seer geringe prijse verlatinoh, ten mosten. Hebben mede ondervraeght offer geen Hollants schip ende meer joncken soude comen. Seijden, alle onse scheepen in de maent November vertrocken waren; dat het haar wonder gaff hier noch geen Hollants schip aangelant waren, vermits in Japan verstaen hadden, dat een schip sijn reys hier na Cambodia zoude nemen; maar [4W\ offer meer Chinese joncken uijt Japan hier soude aencomen was haer onbewust. Den 25en Febr. des avonts seijlt alhier voorbij de logie, in 't Conincx dienst geprest wesende, 't vaertuijch van Bastiaen Vaes, comende uijt Tonckin, in hebbende zoo voorgeeft 5 a 36 cattij muscus, weijnich zyde stoffen. Heeft ons een missive van de residenten uijt Toncquin behandight, waarvan de copije nevens desen hare Ed. mede toecomen. Mede isser een joncq geparesseert, toebehoorende Tjauponja Coussa, comende van Johor, in hebbende campher, rottangh en peper. Doch isser een Conincx schip uyt Cantao gearriveert, soo men seght mede brengende veertigh picol buscruijt, 't welck den Coninck seer gedienstigh in desen oorlogh comen sal. Brengen tydinge datter voorleden jaer een Hollants schip omtrent Cantaon waer geweest, maar dat de Coningen het niet binnen hadden willen hebben ende hadt buijten moeten blijven. Wat coopmanschappen dat mede brenght is ons noch onbewust. Soo deselve ende noch een Maccauws vaerder, die in de revier is, goudt mede brengt, sullen ons debvoir, omdatoff een parthije daarvan te bemachtigen, contribueren, alsoo der dogh geen handel voor Japan voorvalt, te meer om 'sComps debiteuren daer mede wat te vereffenen ende 't comptoir niet vruchteloos te laten leggen; want het goudt d'E. Comp. doch selden t'onpas can comen. Met den debet bedragende / loopt d'Ed. Compe in desen [47°! oorlogh mede groote swaaricheyt; want soo het hier op een cappen sal beginnen te gaen, principalijck soo de princen d'overhant crjjjgen, 't grijse hooft, Comp8 bederff,die veel debet staet, te vreesen heeft en wel vallen mocht; voor soo veel den debet belanght dan groote schade lyden soude. Hebben mede op 18. van de voorleden maent bij Zij n Hoogheyt Nac Tjanfa Onbrat geweest (en) deselve versocht, de Japanders, Comp1 debiteuren, nu mede gelieffde te laten roepen als voor desen de Chinesen gedaen waren; die ons antwoorde, dat daer al na vernomen 38* hadde, dat se alle al doot waren, geen kinderen en oock seer weij- vm. nich middelen naer gelaten hadden, dier halven d'E. Compe sigh te BWEF ° ' f o vanket- vreden most houden. tinoh, Souden hare Ede jegenwoordich de Majesteijtsmissive nevens een maart goudt kittinghsken aen Mevrouw Generaels, die noch niet claer was 58' met Sr Indijck mede te geven, toestieren; maar alsoo die in Oja Calahoms handen schuylt, derff die jegenwoordigh in desen staet soo veel niet vergen, te meer alsoo niet seecker is den Deen de reyse van de Javaense cust in dit mousson erlangen sal. Onder stondt: Hier mede Ede Erntfeste, manhafte, achtbaere, welwyse, zeer discrete ende genereuse Heeren, afbrekende, sullen wy na reverente groete U Ede in de genadige bescherminge Godes bevolen laeten, blyvende altoos U Ed<* Ootmoedige dienaren, Was ondert*: Pieter Kettingh, Adrs. Stouthert, J. Oostendorp. Ter syden stondt: In 't Nederlants comptoir Cambodia desen ... Martii A° 1658. Collatione facta concordat. (get.) Andries Frisius, sects. Linschoten XIII. a5 VIIIA. UITTREKSEL. Copie missive van 20 October 1658 uit Nangasacki van Hendrick Indij ck, blij kbaar aan Gouverneur-Generaal en Raden. Boek 1650, II, blz.471—75. 14 Mei 1658 uit Batavia met het jacht Bloemendael vertrokken, bevond hij zich 5 Juni daaraanvolgende in de „Cambodiase revier „voor 't Castiliaens quartier" x), waar hij door een brief van den koopman Pieter Kettingh van 23 Mei kennis kreeg van het uitbreken van een oorlog tusschen de prinsen van den bloede en den koning. Hij is daarop met het jacht Bloemendaal tot voor de loge getrokken, waar hem blijkt dat door den oorlog zeer slechte zaken zijn gedaan en weinig kans bestaat op een behoorlijke lading voor Japan. De oude Stouthart klaagt hem weenend over slechte behandeling door Kettingh en smeekt om overplaatsing. „Hij is in Maleyse, Portu„gese ende Siamse tale wel ervaren", schrijft Indijck, die thans zijn verzoek ondersteunt bij de regeering te Batavia en hem alvast doorzendt naar Japan. VIIIB. UITTREKSEL. Generale Missive (van Gouverneur-Generaal aan Bewindhebbers) in dato 4 Augustus 1664. Boek 1665,1, fo. 238—286. Om in deese tijden de Portugeesen en andere geen voordeel in te ruymen, ende 's Compagnies voordeel te soecken, hebben wij naar Cambodia insgelijcx noodigh geacht weder besendingh te doen ende daer toe aangeleijt 't jacht de Zeehond, die met een cargasoen van f31092,14,12 den 16 passado (July 1664) vanhier vertrocken is. En alsoo de troublen in dat rijck vrijelijck gecesseert en den rechten erff- 1) De eenige maal, dat ik hiervan gesproken vind. 38? genaam uyt een heydens geslacht weder herstelt was, heeft ons noo- vin B. gedigh gedacht, behalven het ordinair opperhooft derwaarts noch te NERALE missive, committeren den coopman Jan de Meyer, die bij instructie gelast is, 4 aug. het oude contract tusschen ons en den overleden Machometaansen 1*64. koningh geslooten in sijn geheel met den nieuwen koningh nauyterste vermoogen te renoveren; dat ons daerenboven vergoet werde de schade die d'E. Compagnie aldaer in de revolte heeft geleden; dat het octroy der hartevellen en koehuyden voor 25 jaaren sal werden gecontinueert, ingaande van den tijd dat het oude contract sal werden gerenoveert; dat geen Chinesen sal toegelaten werden naa de Noord van Cambodia te vaaren J), noch van daar wederkeeren, maar wel van daar om de fluyt 2) na Siam, Malacca, Borneo,Batavia etc. Hoedanich alles sal uytvallen, werd (= wordt) UEd. per de retourvloote bekent gemaackt, zijnde geordonneert bij goeden uytslagh (dat Godt geve) aldaar tot ordinair opperhooft te blijven resideren den coopman Pieter Kettingh, die in de laatste revolte van daar^ekeert is. Soowel na Siam als Cambodia hebben wij bevoolen dat, soo eenige articulen niet konden geslooten werden, dat daarom den handel echter niet sal werden uytgestelt off nagelaaten, maar deselve articulen aan ons werden gerenvoyeert, met versoeck eenige persoonen aan ons, daar nevens gecommitteerd en gemachtight, moogen overkoomen, daarmede de opstaande poincten konnen werden aff gehandelt, (fo. 256 v°.) VIII c. UITTREKSEL. Copie missive van Sr. Joan de Meyer en Pieter Kettingh uyt Cambodia int Nederlants comptoir aen Batavia in dato 30 November 1664. 3) Boek 1665, III vervolg, blz. 125—137. Deze missive begint: „Desen omme UEd. int corte bekent te maecken onser wedervaren 't zedert 4) van Batavia vertrocken. Den 25 July (1664) quamen 1) Zie mijn Onze Vaderen in China, Gids Febr. 1917. 3) Denkelijk schrijffout voor „suyt." 3) Blijkens de Lijsten van te Batavia aangekomen en van daar vertrokken schepen, kwam dese brief 10 Januari 1665 „met een vaartuyg van Cambodia" aldaar aan. 4) Volgens Generale Missive 16 Tuly 1664. 388 vili C „aen Poulo Thiamon, alwaer verversinge cochten, houdt ende water brief j. ^innamen. Den 30 sagen 't landt van Combodia. Alsoo 't avondt was, meyer, »quamen ten ancker op 11 vadem. Des anderen daegs 's morgens 30 nov. „maeckten zeyl, met de boot voor uyt, om te sien ofte binnen con1 „den geraecken". Na een vergeefsche poging, „alsoo geen meerder „diepte conden crijgen, vonden wij goet 't gat weder uytteloopen". Maerten Osman, de onderstuurman, die als loods mede was gegaan, wist nergens van, „seggende sijn boeckje quijt was, dat wel gelooven „in d'aracxpul *) gebleven is, soo dat wij ons sonder raat nochte in„structie bevonden tot peryckel van lijf en goet". Door storm en slecht weer hebben wij pas den 10 Augustus den opperstuurman Pieter „de gaets connen laten afdiepen", die den 13 rapport daarover uitbracht, waarna met algemeene stemmen besloten werd de rivier binnen te loopen. Zij stellen voor, „soo laten besendingh in toecomende „niet gelieven-te doen, want het menschelijkerwijse onmogelijck is". „Het was een vreeselijke reis naar boven. „18 Augustus sonden „wij twee borsten van de Pen met een Maleijts vaertuygh voor uyt „om onse compst te verwittigen, waer van den eenen genaemt Hen„drick Rijckersen 2) op 17 September ons wederom is bij gecomen, „getuygende de blijtschap die hier was soo bij den coninck als de „Groote van 't landt. Des anderen daegs quam Albertus Bruyningh „(assistent) en twee praeuwen met fluyten en verversinge van den „coninck, waerbij vier nacpraes die ons uyt 's coninx naem verwel„lecomden en getuygden mede 't groot genoegen dat den coninck „nam over onse compste, als wanneer wij verstonden dat de Cout„chinchinders noch twee jaren naer 't vertreck van den coopman en„de opperhooft Sr. Pieter Kettingh hadden gedomineert ende 't rijck „van alles berooft, wegh voerende 't geschut, eliphanten, praeuwen, „goudt en silver, alles wat hun aengestaen heeft ende wegh hebben „connen voeren, de rest soo huysen als pagoden verbrandt en 't landt „naeck en bloot gelaten, waerdoor veel en 't meeste volck is ver„jaeght ende van geval en noot gestorven. Wij bemercken daeruyt, „dat sij ons van verre wilden te kennen geven de onmacht van den „coninck, dat hij ons lichtelijk wel met andre praeuwen soude van „boort doen haelen, als hij den 29 ditto (Sept.) dede, wanneer ons „twee groote (dachte slechte) toe quamen. (Off het versuym, dat de „praeuwen ons niet spoediger bij sijn gecomen, niet en is geweest 1) D. w. 2. in zijn „drinkensbakje" .2) De boekhouder. 389 „door onsen sabander, gelooven jae, 't sij door sijn siecte oft door Vin c. „sijn ongewoonte.) brief j. „Wij sonden de schenkagie en bagagie met ons volck daermede m|yer „vooruyt en des anderen daegs volgd ick end Sr. Kettingh, soodat 30 nov. „wij den 20<=n October tegen den avont hier boven quamen en 't schip,664„den 4en ditto (Nov. 1664), 't welk door harde storm soo was gead„vanceert, Godt loff. Sonder van yemandt verselt te wesen, nochte „te weeten, waerin gaen souden, huerden soo met eenen een huys- „ken. Een wijl daernae soo quam de ? van onsen saban- „daer ons begroeten. Ten ware uyt vreese voor de Noordemousson „souden (wij) in sulcken wijse niet uyt 't schip gecomen hebben „nochte oock 't schip boven late comen voor en aleer sij ons op een „andere manier hadden bijgecomen, 't welck wij hun welduydelijck „te verstaen hebben gegeven, het seer qualijck namen sij de Com„pagnie niet meerder respecteerden, hare gesanten sonder eenige „eere van geley eeniger persoonen van aensien bij te voegen enz. „Door de feestdagen die de coninck jaerlijcx houdt, om 't water vant „landt te houden, hebben wij geen audiëntie connen crijgen, als den „i6en, wanneer *) met 8 praeuwen wierden gehaelt, in welcker twee „praeuwen speelluyden waeren. Gingen daer uyt aen landt op oli„phanten, peerden, carren, met geley van gewapende mannen naer ,,'s conincx paleys, dat alles van bamboes was; den brieff (naer dat „denselven alvoorens was vertaalt ende den coninck den inhout te „verstaen was gegeven) hem overgelevert met de schenckagie enz." Na de gebruikelijke vragen omtrent de gezondheid, zegt de koning : „dat hij soude de voetstappen van sijn vader in volgen, om de „E. Compagnie in alle billicheyt genoegen te geven, waerover wij „sijne Mayesteyt deden bedancken, ons aanbiedende 't erff waer ,,'s Compagnies logie in sijn vaders tijden gestaen heeft; ende was „hem zeer lieff wanneer wij het danckelijck aennamen ('t welck oock „ende dienstiger als de Engelsche erff is), alsoo hij niet mach hooren „nochte lijden van den voorleden coningh, die sij nu noemen Nacjan, „nochte van iets dat door hem is geschiet; waerop namen ons af„scheyt; maer de coningh dede ons regaleren met alderley verversinge ende spijse". Des koning's broeder, Prins Nac Preaute, wiens aanwezigheid onbekend was, kreeg uit het cargasoen een schenkagie. Sr. Meyer zwak zijnde door ziekte en 't medicineeren om de wa- 1) Commissaris de Meyer, coopman Kettingh, schipper Marinus en ie assistent Jacob van Wijckersloot (missive ia Februari 1665). 390 vin c. terzucht te verdrijven, is Sr. Kettingh met den persoon Sr. Wijckerbrief j. si00dt den 26m „naer boven gegaen bij den coningh, om te versoecw!L„„ „ken dat 't contract doch spoedich mocht sijn voortganck nemen, meyer, 30 nov. „hem een schenckagie doende, waerop antwoorde, dat overmorgen 1664 „luyden soude senden om 't selvige int Cambodisch over te setten. „Oock versochten dat de coningh gelieffde satisfactie te doen aen de „Compagnie, soo veele Intche Assam haer schuldich is gebleven, „waer niet op geantwoordt wiert; maer van andere coomen te verstaen, dat de coninck daerover gepacheert heeft, meynende dat „voldaen soude werden." (Andere zeggen dat deze schulden maar verrekend moeten worden uit de „effecten" van Intche Assam, die op Batavia zijn.) „27 October (1664) schenckagie gedaen aen den prins Nac Preaute „en sijn huysvrouw, de voorgeweesde coninginne." „28 October sijn twee personen gecomen om de articulen int „Cambodisch over te setten, die wij airede int Portugees hadden „vertaelt. De articulen bennen 13 in getale. Den 8en ditto *) bennen „wij in de Chineese pagode ontboden, waer niet als Chineesen saa„ten ofte daer van afcompstigh, behalven een nacpra, die ons daer„op de punten, waer sij difficulteyt in maeckten, sondeerden. Des an„deren daegs gingen daer wederom, alsoo sij de debatten ofte onse „antwoorden, die seer staende bij ons gehouden waren, beschrijven „souden, om den coninck die voor te leggen ende alsoo tot een be„sluyt te comen. Daernaer bennen sij in ons huys gecomen ende's „conincx intentie geuyt, volgens de margen van de in gegeven 13 „articulen is luydende, waerop soo bennen verbleven. Wij versoec„ken nu maer, dat het van de coninck gechapt2) ende van ons geteyc„kent mochte worden, alsoo dan verder te gaen om contract te „maecken met de vellehandelaers, enz." „De Maccassaren en Maleyers als die van Jamby, die wij hier gebonden hebben, 't samen 3 int getale, hebben hier seer liggen clad„den met den vercoop van haere coopmanschappen, wanneer onse „compste vernamen, en daerenboven den benjuwyn tot seer onge„rijmden ende ongehoorden prijs gaen opcoopen, tot verwonderinge „van de Lauwen." Wij besluiten voorloopig niets te koopen, om er hen in te laten loopen. Occunja Tijsenbat presenteert 800 tail Cambodische munt en krijgt daarop een wisselbrief van 800 Spaansche realen, van de Com- 1) Waarschijnlijk November. 3) Gestempeld, bij wijze van onderteekening. 391 pagnie op Batavia te ontvangen. Dit geld was zeer welkom, om mede vm c te handelen. BR,EF J- * de Over Intche Assan s schulden gesproken, doch niets ontvangen, meyer wel een brief aan Capteyn Juquan, Chinees, dien de koning daarbij 30 NOV. verzoekt om met behulp van U.Edlen terstond „in seeckerheyt soude1664, „doen nemen den broeder van Intche Assam ende alle sijne goederen versegelen", opdat geen bedrog geschiede. De schuld bedroeg Tailen 4465.9.— „In cas daer niets van comen mochten, gelieven „aen den coninck te schrijven." ARTICULEN VAN ACCORT MET DIE VAN CAMBODJA. (Bijlage bij den voorgaanden brief van Jan de Meyer en Pieter Kettingh uit Cambodja aan Batavia van 30 November 1664.) Boek 1665, III vervolg, blz. 137 d°. en vv. D'antwoord van den coninck. Daer seer wel toe genegen is, en met de Comp». wilt handelen als sijn vader gedaen heeft. Eijschpuncten. Eerstelijck dat men sal bevestigen tusschen den coninck van Combodia ende de Nederlandtsche Compe, mitsgaders der selver wedersijde onderdanen ende subjecten, een goeden oprechten ende vasten vrede ende vrundtschap, van huyden ten dage beginnende ende eeuwighonderhoudentewerden,dattergeene hostiliteijt nochte vijandtschap tusschen den gemelten coninck ende de Compe, te water noch te lande sal mogen gepleecht worden. Tot vergoedinge der 8333 tail 5 m». can hij niet verstaen, secht daer niets van genooten, en den voorigen coninck sijn doodtvijandt is geweest, soo dat voor hem niet schuldich is te betalen. Ten tweeden dat den gemelten coninck sal aennemen goet te doen, ende te betalen, aen d'E Compe te weeten 8333 tail 5 maes, die den voorigen coninck par reste is schuldich gebleven, van 12708 tail, die hij aen de Compe volgens sijn contract belooft heeft goet te doen wegen 10 kisten Japans silver ende 830 stucx cangans uyt de fluyt den Orangjenboom gelicht. 392 VIII c BRIEF J. DE MEYER, 30 NOV. 1664. De schade door de Couchinchinders aengedaen is een gemeene rouwe. N.B. Over dese schaden en schuit staen om gesanten op BattA te senden, om met UE.Ed. dieswegen te spreken. Vergunt en selfs voorgedragen dese plaets die beter is dan d'Engelse erf, en.dat d'Comp. daer op een logie mach bouwen naer hun gelieven. ende 64000 tail, die deCompe schadeheeft geleden in Cambodia aen hare coopmanschappen, contanten en silverwerck, die sij hadden in hare logie wanneer de Couchinchinders deselve hebben geplundert ende alles berooft, welck capitael met sijne voordeden wel soo veele waardigh was, ende de E. Compe dat soo quijt is geraeckt. ende Alsoo onse logie in Combodia door de Couchinchinders — wesende geplundert — verbrandt is, soo sal de coninck ons gelieven te vergunnen de plaats by d'Hollandtse revier, gelijck in sijns vaders tijden gehadt hebben, ende daer een nieuwe bequame logie op te laten maecken van steen ofte van hout, naer 's Conincx beste gevalle. Is seer wel daertoe genegen en malcaer van wedersijts te adsist eren, des noodich hebbende, soo veel vermogen sullen. 3- Ten derden, omme te doen blijcken de rechte ende goede genegentheijt die den Ed. Heer gouvr generael Joan Maetsuyker en d'E. Heeren Raden van India toedragende bennen aen den coninck van Cambodia, omme met hem een eeuwigen en vasten vreede aen te gaen ende te onderhouden, can gesien worden uyt dese besendinge, die expres geschiet, alsoo sy Ed. Heeren Raden verstaen Cambodia genoodicht was rijs haer toevoer te senden, waertoe wij veertich lasten mede brengen om te vercoopen. Ende op dat de vaste alliantie en vreede te meerder cracht mochte grypen en van wedersyden meer en meer mochte toenemen : Soo versoecken degemte Hr. Generael ende de Raden van India aen den coninck hun in tijde sij 't nodich mochten hebben 393 Alhoewel hij niemandt in sijn rijk previlegie heeft willen geven van alleen eenige goederen te mogen opcoopen en vervoeren, gelijck het in sijn vaders tijt oock niet is geweest, soo vergunt hij efter aen de Compe. den geheelen handel op Japan voor 20 jaren op dat hij des Comp». genegentheyt tot hem siet. Toegestaen dat vrij en onbelemmert mogen vercoopen ende opcoopen. van gelijcken adsistentie te doen ende haren vin c Cap1 alsdan licentie te laten hebben, om riis BRIEF j- de te mogen opcoopen soo veel noodich moch- meyer. ten hebben. 30 nov. 1664. 4- De gemte Compe is versoeckende van den coninck omme in Cambodia alleen te hebben ende te genieten de negotie ende handel der coopmanschappen voor Japan dienstig, ende dat voor den tijt van vijff en twintigh eerstcomende jaren van nu af ingaende, metuytsluytinge van al andre coopluyden, wie ende hoedanich deselve oock soude mogen wesen, geene derselve goederen te mogen vervoeren, op peene soo sulcx bevonden wierde, de Compe deselve goederen sal mogen aenslaen ende verbeurt maecken, waervan den coninck aen de Compe sijn octroy sal verleenen ende met alle nodige middelen de Compe in naer recht sal gehouden wesen te maintineren. Oock aen de Compe volcomen privilegie te laten hebben dat sy aen een yder, wie het oock mochte wesen, sullen mogen vercoopen hare coopmanschappen, soo met de groote als met de cleene parthijen, aen arme ende rijcke, ider sijn gerieff, söndervaniemantter werelt, wie het oock moghte wesen, daer in verhindert te werden, die den opcoop van onse coopmanschappen soude mogen comen te pretenderen, alleen te mogen doen, gelijck Occanja Siri Maradia — alias Intie Assam— in sijnen tijt heeft gedaen, tot seer groot misnoegen van de Compe die sulcke ongerijmde ende noyt gehoorde manieren soo verdrooten heeft dat onlustich wierden, 't welck soude connen veroorsaeckt hebben, dat de Compe den handel in Combodia soude gestaeckt hebben, alsoo de Compe den handel 394 VIII c. BRIEF J. DE MEYER, 30 NOV. 1664. Dewijle het met de conink der Lauwen als broeders sijn en sijnen gesant al heeft gesonden, soo en can hij hem daer in geen wet stellen eerst aen de Compe. de keure te geven, maer dat sij met ons en wij met haer vrij mogen handelen naer gelieven; N.B. D'eerste keure hadden versocht tot een erkentenisse der schade van deCoüchinchinders. Dat hij niemandt sy n landt conde verbieden om te handelen, en dewijl eenige haren gesant al hebben gesonden, nu sijne vruntschap hun niet en soude connen affsnijden. 'T dunkt hem vreemt de Compe. sulcx versouckt, dewijl sij soo grooten genegentht. tot het rijck bethoont, alsoo sulcx tot merckelycke schade soude strecken voor sijn landt. vrij en onbelemmert wilt drijven, soo in den vercoop van haere coopmanschappenaeneen ider, als in den inkoop van d'inlandtse goederen, wat ofte van wie ofte wat natie het oock soude mogen wesen, waer sij voordeel op mogen sien ofte dienstich achten. 5- De Compe versoeckt den coninck, dat hunnen cap* de preferentie en voordeel mach hebben dat de Lauwen op haere aencomst aen Comp5 logie sullen mogen comen met haere goederen om te handelen, omdat de goederen die deCompe tothaerenegotienoodigh achten mochten gecocht werden. 6. Item dat van nu voortaen egeene Europiaense natiën anders dan die van de Compe in Combodia sullen toegelaten werden tehandelen, wie deselveoocksouden mogen wesen, niemant uytgesondert. 395 Dat alle de geene die vrij willen vaeren uyt sijn rijck het behoorl. schrift van den Captn. nemen. Die sulcx niet en doen mogen hun dan troosten in de schaden ofteongemacken die daer uyt rijse mogen. En dat den captn. aen niemant schrift behoeft te geven die op onbehoorlijcke plaetsen souden willen vaeren, ofte anders op haere ryseco loopt. Volgens d'an t woord t op 't 6e en 't 7e artl. N.B. Alsoo de geene, die ons bij sijn gecomen om het contract te sluyten, alle Chinesen ofte daer van afkomstich sijn, soo en hebben geen recht bescheijt gecregen op de waerschouwinge en 't verbot dat daerop versoecken, maer leggen ons voor dat wij geene Chineese vaertuygen nochte bij d'onse vyan delijck mochten aentasten binnen de vol- 7. Vlll c BRIEF J Dat mede die van Cambodia niet en sullen DE mogen vaeren naer Amboina, Banda ofte meyer, Ternate noch d'eijlanden daer ontrent gele- 30 NOvgen, nochte oock nae eenige plaatsen met welcke de Compe vijantschap ofte oorlogh sal hebben; ende dat, op (dat) die van Cambodia, eenige 's Comps schepen in zee bejegende, van andere Comps vyanden mogen onderscheyden werden, soo sullen die nachodas gehouden wesen, aleer in zee gaen, vanComps Capn die in Cambodia sal resideren te eijsschen ende te ontfangen een vrije Zeebrieff, off dat sij bij gebreecke van dien geen vergoedinge ofte betalinge en sullen hebben te pretenderen van de schade ofte verachteringe van voyagie, die sij daerdoor sullen comen te lijden. 8. Dat den coninck sal verbieden sijne onderdanen ende subjecten als inwoonders op Macassar niet te mogen vaaren, nochte oock in geender manieren toestaen, dat die van Macassar op Cambodia comen te varen, nochte handelen. 9- Terwijl de Comp8 met de Chinesen in openbaren oorloch sijn, soo sal den Coninck niet toelaten dat sij om den Noort van Cambodia sullen vaeren ofte van daer weder te keeren op Cambodia, alsoo den admirael ende cap" van onse crijgsvloot, die om den Noort gesonden is, expresse ordre hebben alle Chinesen op alle plaetsen om de Noort te water en te lande alle af breuck te doen aen lijff en goederen, waer eenichsints connen ofte vermogen, om ons noch meer te revengieren over het groot ongetijck dat ons van de Chinesen is aengedaen. 396 vin c BRIEF J. DE MEYER 30 NOV. 1664. gende limiten, te weeten : noort waer t tot aen Cincochagos en suytwaerttotaen P°. Ouby, alsmede tot aen P°. Candor, ons dat vreemt voorcomende, noyt hier van gehoort hebbende, hoewel sy seggen sulcx bij dees conincx vaders tijden geweest is; maer veele debatten daerover gemaect, pas buyten de revier sijnde aentastelijck waren, soo hebben hun gesecht dat de gesanten dieswegen op Batavia met d'heer Generael mede moeten spreecken, Staet sulcx toe, 't welck hij airede voor desen heeft doen naer comen en mits loon te betalen hun tevreden gestelt heeft. Oversulcx sy een yder kontbaer gemaeckt, dat alle de goederen die in veroverde Chinese joncken ofte vaertuygen bevonden werden, by de Compe voor prijs verclaert ende gemaeckt werden, sonder onderscheijt van persoonen nochte natiën, die de selve daerinne mochte gescheept hebben, aen te sien nochte te kennen. Oock en sal de Compe gantsch geene pretentie van vergoedinge op sulcke veroverde goederen ofte interesten lijden, nochte gehoor geven, wie het oock soudemogen wesen, die daer pretentie op quame te maecken, maer de selvige aen haer als goeden buyt behouden volgen 't recht van den oorlogh is mede brengende. io. Om alle verwijderinge voor te comen, soo versoeckt d'E. Compe aen den coninck, bij aldien eenich schip, scheepen ofte vaertuygen van de Compe ofte derselveronderdanen op Batta, op ende ontrent de custe van Cambodia comende te verongelucken, te stranden, off in andere ramp te vervallen, de coninck en sijne onderdanen sullen gehouden wesen haer hulpe ende adsistentie aen soodanich schip, schepen of vaertuygen, te bewijsen, om het selve, waer het doenelijck, te behouden, ofte by verongelucken de goederen, geene uytgesondert, te helpen bergen, sonder eenige der selver te pretenderen, mits den coninck ofte sijne onderdanen daer voor betaelt werde soodanigen berghloon ofte arbeijtsloonen, als de gedane hulpe sal meriteren ofte nae importantie der aengedane hulpe sal bevonden werden te behooren. Dat toe staet, ende belooft. li. Ende sal de Compe daermede dan weder hare residentie in Cambodia vermogen te ne- 397 men, om hare negotie te drijven, sonder mo- vui c lestie ofte hindernisse van imandt, maer de BRIEF Jconinck sal gehouden wesen, tegen ende voor meyer. alle quade menschen haere residenten te so nov. beschutten ende te beschermen, dat haer vanl66*niem andt overlast ofte ongelijck en geschiede. 12. Dat toestaet sulcx gy aldien yemandt van 's Comps residengeschiede. ten m Cambodia sigh quame te absenteren ofte figutijff te stellen, soo sal de coninck devoir laten doen, dat de sulcke opgesocht ende gerestitueert werden, sonder dat iemandt die sal mogen ophouden, het sij onder pretext van religie ofte anders, hoe 't oock soude mogen wesen. 13- In gevalle — dat Godt verhoede — imandt der selver residenten eenich swaer delict in Cambodia quame te begaen, soo en sal echter Dat sulcx sal naer de coninck nochte die van de justitie aldaer gecomen werden. den selven niet mogen rechten, maer sal aen het opperhooft van de Compe over gelevert moeten worden, om gestraft te werden naer de Nederlandtsche wetten; ende soo het gemelde opperhooft selve eenige groote misdaat tegen den coninck ofte het rijck van Cambodia mochte begaen, soo sal de coninck de schuldige persoon alleen in versekeringe mogen stellen, ende met eerste gelegentheijt van scheepen nae Batavia op senden, nevens de bewijsen ende getuygenissen van het faict genomen, om bij den gouvernr generael ende raaden van India gerecht te werden. *) 1) Zietdaar de „capitulaties" in optima forma. 39« VIII D. UITTREKSEL. Generale Missive (van Gouverneur-Generaal aan Bewindhebbers) in dato 30 Januari 1665. Boek 1665, Af°- 611—653. „De coopman Joan de Meyer, die in Julio verleden mettet jacht „de Zeehont na Cambodja is gesonden om te onderstaen een nieuw „contract mette coning aldaer te maken aengaende de vellewerken, „voor Japan dienstigh, om niet geheel buyten dien handel gesloten „te blijven, ingevalle het met Siam mogte hebben gehapert, gelijk „UEd. uyt onse jongste over Engelant geschreven sullen hebben „gelesen, en is hier tot noch toe niet wederom gecomen. Maer wij „hebben 10 deser (Januari 1665) een brief van hem ontfangen, ge„schreven met een Maleyts vaertuygh in dato 30 November verle„den, waeruyt wij verstaen dat hij daer behouden sij aengelant, „ende na enige gehouden conferentien met personen, daertoe ge„committeert, met den gemelten coning gesloten heeft het contract „in copie hier nevens gaende. Het voornaemste dat wij daerbij heb„ben bedongen is een vrije ende onbecommerde negotie in 't lant „van Cambodia, waertoe Sijn Mayesteyt ons het vorige erf geschon„ken heeft, een wel gelegen ende bequame plaets sijnde, ende dat „wij den incoop der goederen ende coopmanschappen voor Japan „dienstigh sullen alleen hebben ende genieten met exclusie van alle „andere voor de tijt van 20 achtereenvolgende jaren, hetwelk al wat „te seggen is. De vordere inhout is van kleyn belangh, doch hetzelve contract en was noch van sijn Mayesteyt niet getekent, tot „vervolgh van welke negotie dan in Cambodja sal blijven resideren „de coopman Pieter Kettingh, die daer voor desen gelegen heeft, „met noch enige supposten." (f° 627 v°). 399 VIII E. UITTREKSEL. Copie instructie van Sr. Joan de Meyer aen Sr. Pieter Kettingh tot naerichtinge gelaten, Cambodia in dato 11 Februari 1665. Boek 1666, II, blz. 120—130. Het contract met den koning, gesloten I Februari 1665, moet hij nauwkeurig volgen en er op letten dat het monopolie voor de vellen, hetwelk gedurende 20 jaren verleend is, wordt uitgevoerd. Inzonderheid moet hij daarvoor op de sluwe Chineezen letten. De Lauwen moet hij tot zich trekken. De koning beweert, dat de grenzen van zijn rijk zich uitstrekken tot Cinco Chages, r) Poeloe Candor 2) en Poeloe Uby 3). Wij moeten ons dus onthouden van daar Chineesche vaartuigen aan te tasten, zooals wij wegens onze verdrijving van Formosa en nu wij in open oorlog met de Chineezen zijn, elders daarentegen wel moeten doen. VIII F. UITTREKSEL. Copie missive van Sr. Kettingh in dato 12 Februari 1665 uyt Cambodia aen Gouv.-Gen. Joan Maetsuycker en Raden van India. Boek 1666, II, blz. 8p—114. Deze brief is een uitvoeriger bewerking van dezelfde onderwerpen, hiervoren behandeld in zijn vorigen brief, namelijk die van 30 November 1664. De commissaris Joan de Meyer en hij kwamen 3oSeptember 1664 te Penomping aan, sliepen dien nacht in de prauw, die de koning gestuurd had, en kwamen ,,'s anderen daegs op Ponjalou, sijnde de „groote negerij waer den coninck ende alle de grooten des landts „haere residentie houden." Wij huurden daar een huis van een „Ja- 1) Zie noot op blz. 134 hiervoren. a) Een eiland, thans nog ongeveer dien naam dragende, nl. Poeloe Condor, dus met behoud van het Maleische woord poeloe voor eiland. 3) = Oebi. 400 vin f. „pander om daer bij provisie onze wooninghe te nemen. (Wij) vonden kjet "^et ^ndt verwoest ende den burger geruyneert." Terwijl de bevoltingh, king vroeger behoorlijke woningen had, zijn die thans „maer bam12 febr. „boese kotgens, ternauwernoot bequaem om in te woonen." De koning stuurt olifanten en daarop tijgen zij ten hove, waar de koning Kettingh doet opstaan om te zien of hij dezen nog kent, en hij vraagt aan Kettingh hoe deze in den Cochinchijnschen oorlóg van hier over Siam ontkomen is. Voorts biedt de koning den Hollanders aan als erf voor een nieuwe loge „het erf geheel besuyden 't Japans „quartier, bij d'eerste suylycxste (= zuidelijkste) spruyt, genaemt „d'Hollandse rivier, seynde de plaetse waer Regemortes 's Comps. „woonplaets gehouden heeft en vermoort geworden is." Dit is een teeken van des konings wensch om de Compagnie te behagen en het aanbod wordt aangenomen. Wij verzochten den koning om gecommitteerden te benoemen voor de onderhandelingen over het nieuwe contract, hetgeen tegen morgen beloofd wordt, betuigende de koning zijn vreugde dat de Hollanders weder gekomen zijn om te „ne„gotieeren." Volgt het verloop dezer onderhandelingen. Wat aangaat den Cochinchijnschen overval van 1658, erkent de koning, deze natie in het land te hebben geroepen teneinde den dood van zijn vader te wreken en zelf op den troon te komen; maar hij had niet gedacht dat het land zou worden uitgeplunderd en hij wil dus niet weten van een schadevergoeding aan ons. Evenmin wil hij ons artikel 6 toestaan en dus anderen Europeanen den toegang tot zijn land verbieden; want hij beschouwt het als een eer wanneer Europeanen tot hem komen en vooral zijn „oude bondgenooten." Evenmin kan de koning de Lauwen binden, noch den Chineezen verbieden om buitengaats te varen zooals zij willen. De koning is „een zachtmoedig, goedertieren „prins, die veel verdraagt." Dan handelt deze brief over handelstransacties in de bekende produkten en Voor-Indische lijnwaden. Terwille van de zuinigheid zal de nieuwe loge door Kettingh op het genoemde erf van Regemortes gebouwd worden van inlandsen hout, te dekken met „adap" (=atap) en de „bekleeding van houten schutsels, met katjang over„trokken, volgens costume des landts." Maar dit is zeer brandbaar en beter ware het dus pannen en houtwerk te sturen van Batavia, welke hier duur en zeer moeielijk te bekomen zijn. Kettingh's verbonden tijd van 5 jaar is reeds sedert Mei 1.1. om, zijnde „op 54 gulden per maent" (!) Hij verzoekt thans om hooger 401 loon en een nieuw contract. Wijkersloot, de tweede persoon alhier, vin t. is een zeer vigilante borst en verzoekt om promotie tot onderkoop- BR-,EI' man. Albertus Bruyningh, vroeger matroos, vraagt om bevordering tinqh tot assistent. 12 febr. De koning vraagt om toezending van een hoed van de nieuwe1665mode, plat van bol en met pluimen, en voorts om eenige kanonnetjes. Joan de Meyer heeft het bestuur der loge aan Kettingh op 4 Februari 1665 overgedragen, namelijk een kapitaal van 123716,19,13 gulden, en is met het jacht de Zeehond vertrokken, hier achterlatende een personeel van 20 personen, namelijk: één koopman, één eerste assistent, 4 assistenten, één chirurgijn, één trompetter, één timmerman, 3 soldaten en 8 matrozen. (Uit dit aanzienlijk personeel blijkt dat het der Compagnie ernst was met de heropening harer vestiging ter plaatse). De brief is behalve door Kettingh ook geteekend door J. van Wijkersloot. vuig. UITTREKSEL. Rapport in dato 10 Maert 1665 van den coopman Joan de Meyer belangende sijne verrichtinghe en wedervaeren in de welgegeven commissie van UEd. omme met den coninck van Cambodia den vrede te vernieuwen ende den handel in sijn rijck te versoecken als in voorige tijden geweest heeft. Geschr. in 't jacht de Zeehont Boek 1666, II, 114—128. „53 daegen in de rivier doende geweest om boven te komen," wegens het afloopen van het water, terwijl overdag de felle zon en 's nachts de muskieten het voor de matrozen haast onmogelijk maakten om het schip tegen den stroom in naar boven te trekken. Ook het onderhandelen over het nieuwe contract heeft veel moeite en tijd gekost. Tenslotte is het gesloten op 1 Februari 1665, geschreven en geteekend door den secretaris van den koning in de Cambo- Linschoten XIII. 26 402 vm. O. dische taal, met de wijzigingen hiervoren aangegeven; en wij hebben r*p- een Nederlandsch exemplaar, geteekend namens den koning. van j de "'t Octroy uyt cracht van 't voorig geslooten contract is gemaeckt meyer, „op den naem van onsen sabandaer genaemt Nacpra Niripith int 10maart, „Cambodisch omme voor d'E. Comp 't vergunde van den coninck 1 5' „in alles nae te comen, luydendt aldus: Dat egeene natiën als d'Ed. „Comp. sullen mogen opcoopen de vellen die in dit rijck van Cam„bodia vallen, van wat soort die oock souden mogen wesen, dienstich „tot den handel van Japan, om deselve uyt dit rijck te vervoeren, op „peene soo d'Ed. Comp. Resident 't contrarie bevindt dat hij deselve „uyt de joncken ofte vaertuygen mach doen lossen ende voor d'Ed. „Comp. verbeurt maecken, 't welck mede gechiapt *) is door den ^secretaris." Hierbij zendt hij twee brieven van den koning in het Cambodisch, namelijk een met complimenten en ongechiapt, vergezeld van een Portugeesch translaat, en de andere „in forma van ratificatie, ge„chiapt door den bovengeschr. secretaris en zonder translaet." De schrijver is 13 Februari 1665 van Penomping vertrokken, liep den 1501 Februari de Japansche rivier voorbij en is den IQ80 daarop omlaag buiten de mond gekomen. De oude schuldenaren zijn dood en hun schulden moeten afgeschreven worden. i) Zie noot op blz. 357 hiervoren. IX gefiotiben boor f (Eter fetttorjfi. 12 ifebcuarf tot 12 ^ouemner 1665. Overgekomen brieven 1666. Kol. Archief N°. 1145. Deel IVDDDD, folio 1320-1369. ^agftregfêter gefiouben boor peter ftetttagfijtoou* man en onergooft bege£ eouintofr#, öeïangenbe 't boorgeballene ontrent aT-omn*. ^aacfien in ben rijefte ban Cambobia, beginnenbe in bato i^en jfeöruarö ao. 1665 bat ben Commi^arf# 3foan bejjaaeger naer SSattabfa berrrecrit, en emibigenbe ben i2tn Sobein&er bes» jteïbigen jaar£. FebruarijA° 1665. iPthr.ióój) 12 D°. Des naermiddags, naerdat den coopman Pieter Kettingh van den E. Commissaris Joan de Meijer transpoort van 's Comps. veele effect- en negotie boecken, mitsgaders 's Comps. contract met den heer Koningh, als zijn Es. nader instructie, voorts alle papieren ende documenten die tot 's Comp3. negotie alhier dienen, genoote hadde, isopgemelte E. Joan de Meijer, vergeselschapt met 't overhoort Pieter Kettingh, met 's Comp». prauw van hier naer Pnompingh, alwaer 't jacht de Zeehondt voor eenige dagen van hier vertrocken tot 't vertreck naer Battavia claar leggende, vertrocken. \Ftir. lóós) i3enD°. Des ochtens geheel vrough, twee uijren naer middernacht, quamen aen opgemelte jachtsboort. Den selffden d°. ontrent den middagh is den E. Joan de Meijer met opgemelte jacht, geladen met pijcols 1172 : 22 sappanthout. 14:27 wasch, zijnde schenkagie te weten 9: 27 van den heer Koningh aen haer Ede. 5 : — van Naccidaidth Namotipadij ofte so men seght den Jongen Koningh aen haer Edle. 14: 27 9:50 beniuwij plee,*) schenckagie van den heer Koningh aen haer Edle. 2 cattijs calambacq in 8 stucken in linnen benaijt, schenkagie van den Jongen Koningh als boven, t) Leespee of pbee, laagste soort, zie noot x op bis. 87 hiervoren. 406 ix. dagh- in Godes name, stroom ende wint tot voordeel hebbende, naer Batavia [1381] REOis- onder zeijl gegaen. Godt de Here geve hem geluck en behouden reijs. TER Den selfden d°. des avonts laat retourneerden 't overhooft Pieter tingh, Kettingh wederom boven in 's Comp8. logie. 12 D°. Des ochtens vroeght reedt den coopman Pieter Kettingh (^*»-./otfj)nevens den eersten adsistent Sr. Jacob van Wijckersloot naer Ockoenja Tiechrij, zijnde 't hooft der opsienders van Conincx oliphanten, bij denwelcken komende, hebben deselve naer deses lants wijse gegroet en ons g'excuseert van dat wij hem niet eerder waren komen begroeten, waernaer versochten, ten aensien d' E. Compe. schrifftelijcke privilegie vanalleenige d'hartevellen, buffels ende cobitos huijden op te mogen samelen om die te vervoeren, ten dancke van Zijne Konincklijcke Hoogh* ontfangh heeft, dat zijn Ed1*. doch sooveel eens op sich gelieffden te nemen, den Coninck van 'sComps. wegen eens te versoecken den Hollantschen Mandarijn met adsistentie van 's Konincx dienaers 't selve met gomslagh gepubliceert werden mochten. Waerop terstondt daerover eenen Nacpra Radia Col, daer present wesende, naer den Conincq afgestiert heeft om dat te onderleggen, ons aenseggende naer 't bescheijt van den Hr. Conincq, 't welcq wij door opgemelte Radia Col te verwachten hadden, wat toeven mosten, gelijck wij naer ons afscheijt van hem genomen hadden, buyten de poort op een baleij meer dan twee uijren gewacht hebben, aleer opgemelte Radia Col retourneerde en naer Ockoenia Tiecrij toegingh, van waer wederkeerde, ons tot zijnen huijse riep, waertoe wij ons gevoeght hebben. Daer komende diende1) ons aen, dat den Conincq geantwoort hadde, dat de schriftelijcke privilegiën tot opsamelen der vellen genoegh waeren; dat men sulcx niet behoeffden met gomslagh bij ider te adviseren; datter niemant soo sout 2) wesen soude thant te hebben sulcx tegen te staen. Waernaer de saeck van Radia Col wederom hervat wiert met te [t3aa] seggen, hoe Ockoenia Tiecrij genegen waer, de saack soo niet te , laten varen maer deselve morgen of overmorgen bij den Conincq bij der handt te nemen, waertoe hij zijn debvoir mede contribueren wilde de saecque soo vert zien te brengen, den Konincq dan ten minsten last geven moght men de Chinesche mandarijns, als vordere principale vellehandelaars daerover gewaerschout werden mochten, van meyninge binnen twee a drie dagen ons daer rapport van te brengen, waervoor hem seer bedancken, met sulcx aen ons niet te 1) = vertelde ons. a) m Stout. 407 laten, vervolgende voorts daerop ons afscheyt van hem te nemen en ix.daghzijn van daer wederom naer huijs vertrocken reois- I Maert- s?. I (M*"ri!66s) D° Des ochtens vroegh passeerden voorbij onse woninge naer tinoh, boven seecker vaartuijgh, van Consinghsiene komende, welcke tij-,S65< dingh brachten in Consinghsiene seer groot gebreck van rijst waer, dierhalve haer reijs hier naertoe gemaekt hadden om rijs op te coopen. Vername aen deselve off se geen Chineese joncken uijt Japan in de revier vernomen hadden; verstonden zij der geen vernomen hadden, 't welck ons al vrij wat dede verheugen, ten aensien het al vrij laat in de mouson begint te werden, aparentie gevende sij wellicht desen jare niet komen mochten. 8e" D° Hebben WÜ het door eenen Ockmoen, die geduijrigh bij Ockoenia Wangh van onsentwegen aengehouden heeft, de principaalste vellehandelaars, 't geen meest Chinesen, uijt kraght van 't octroij van alle de herte, koe-als buffels huijden buijten imants interdictie op te mogen koopen, 'tgene d'E.Comp<= door den Konincq gunstelijck toegestaen is, gewaerschouwt werden mochten, van de koopmanschappen, aen de aenstaende komende joncken om die te vervoeren, op de verbeurt van alle de verkogte vellen niet te verkoopen hadden, maer aen niemandt anders als an de Hollanders, die daerover octroy van den Koninck onlanght te vercoopen hebben souden, soo vert gebracht, Ockoenia Wangh ons een (= onsen) mandarijn Nacpra Nieripith doen roepen ende d'selve belast heeft, soo haast als mogelijck uijt kraght van 't octrooij, door den Conincq aen d'Hollandsche Compe verleent, de Chinese mandarijns als verdere ['3»3l principale vellehandelaars gewaerschout blijven mochten, van dat geen vellen aen de vertreckende Chineesche joncken te verhandelen hadden, op verbeurte van alle deselve, die bij visite bevonden sullen werden aen deselve verhandelt te wesen. Den selfden avont ghingh ten huijse van onsen manderijn Nacpra Nieripith die saacq recommanderen, dewijlen wij nu doch soo vert gecomen waren op de saack niet slapen mosten, maer dat ons versouck waer, hoe eerder hoe liever de Chinesen daerover gewaerschouwt werden mochten, 'tgene hij aennam op morgen vroegh naer te komen, waerop met alle courtoisie van den anderen gescheyden zijn. iMaarii66j) 9en ^ Des ochtens vroegh lieten wy onsen mandarijn andermael versoecken, dat doch gaen wilde om d* Chinesen over 't gemelde te waerschouwen, dat men nevens hem een adsistent mede stieren soude. Liet weten, hij een mandorijn waer; dierhalve niet en betaamde 4o8 ix. dagh- den eenen mandorijn den anderen waerschouwde; maer dat hij geREOis- negen waer, daer den tolcq heenen te stieren, soo haast als 't ons TER gelieffde; dat ons wel vreemt en absurt voor quam, jasooveelgeseght, THIOH, als icq en wil 't niet doen, waerbij wel blijckt dus variërende niet genegen was een haijntge respects om d'E. Comp3 wille te verliesen, maer wel gelegen was, mandorijns nuttigheyt en voordeel te treeken sonder in 't minste eenigen goeden dienst, gelijck tot noch toe niet gedaen en heeft, te doen. Diergelycke factie, voor desen meer geschiet, ons moede makende, heeft ons doen resolveren, met onsen tolck Gijdion des naermiddags naer Ockoenia Wangh te rijden om over hem te klagen. Bij Ockoenia Wangh comende, hebben hem naer deses lants wijs gegroet en bedanck 3), dat voor d'E. Compe bij den Conincq geprocureert heeft, de Chineesche mandorij ns en d'principale vellehandelaars door onsen mandorijn, volgens 't octrooij van den conincq daertoe verleent, gewaarschouwt worden souden, daertoe oocq aen onsen mandorijn last gegeven sulcx naer te komen; maer dat onsen mandorijn daerin naarlatigh gebleven was, willende sulcx met onsen tolck afsien, dat waerlijck 't respect van de saacq [>3»4l vrij te cort gedaen wesen soude, waeromme den Ockoenia quamen versoecken ontrent dien onwetende mandorijn versien worden mocht; mede dat d'ECompe om zijn onbequaemheijt, voor desen dickmaels bethoont, ontslagen geraaken mochten ende een andere deêglycke mandarijn in zijne plaats erlangen mochten.Waerop antwoorden, dat hij Napra Mieript onsen mandorijn tot hem ontbieden ende hem andermael in de saeck onderrichten wilde; belooffden onderwijlen d'E. Compe alle hulpe ende bijstant in den vellenhandel te doen, waermede, dewijlen sagen niet verder konde komen, naer aldaer een propere schenckagie lieten, ons afscheijt genomen en zijn van daer weder naer huijs gereden. Heeden kompt het vaartuijgh, over twee maenden naer Gambij vertrocken, wederom terugh,niet konnende over d'onervarentheyt van haren stierman in 't uijtloopen 't rechte canael erlangen, soo dattet, naer verscheijde maelen buijten gestooten hadden, nu wederom boven gekomen. Mede landt alhier een Chinees jonck uijt Japan aen, dat vrij laat in jaer is. \Maatt I0en D°. Des ochtens vrough reet onsen chiabander Nacpra Nieri'^pith uijt. Verstonden des avonts van onsen tolcq, hij bij Ockoenia i) Greintje. De verwisseling van g en A duidt op Indische geboorte, a) Genegen. 3) Bedankt. Ook deze weglating der t ia Indisch. 40Q Wangh geweest was en vandaer den Chineeschen manderijnTioupo- ix. dagh- niaSisermodt en soo voorts alle principale vellehandelaarsin 'tChinee-REO,s' .f TER sche quartieruijtkracht van 't octrooij der hertevellen, bij d' E.Comp0. KET. van den hr. Koningh erlanght, gewaerschouwt hadde, dat zij geen tingh, herte, koe off buffelshuyden aen de aengelande Chineesen om die met hare joncken te vervoeren, te verhandelen hadden en dat op verbeurte van alle de verhandelde vellen, sonder een Hollander gelijck versocht hadden mede te nemen, 'tgene seeronpartinentelijcken van een chiabander gedaen is. Maant j^en tjo< j_andt alhier aen een vaartuijgh uijt Coutsinghsine, voor desen alhier van eenige deser ingesetene Japanders uytgereedt *), mede brengende eenige sijde stoffen,suijcker,salpeter, clappusoly»), azijn als andere kleijnichèden meer, van wekkers annachoda de no[x395] vos 3) verstaen, hoe den Koninck aldaer de Christenen, die daer meer dan over de hondert duijsent in 't getale g'extimeert werden, soo door eijgen inbeeldinge als inductie der heijdense papen, die voorgeven, dat de toevloeingh derselve de goden over 't rijcq ende den Konincq vertoorent hebben souden, waeromme tot een straffsooveel veltslagen verlooren en soo dickmaels door den Toncquinder uyt 't velt gedreven waren, meest laten ombrengen heeft ende de Portugese papen 't landt verboden ende verjaaght hebben soude, dat waerlijcken al vrij wat bedrouft is. Mede verstonden van deselve, hoe aldaer een Portugeesch jacht uyt Siam willende naer Maccauw aengelandt waer, 't geene aldaer over eenige actie, die se wisten te maeken, van zijne amonitie van oorloge als een part hij e van zijne koopmanschappen berooft geworden is, op welck jacht onder andere vij ff Hollanderen waaren; maer konden ons geen bescheijt geven, hoe aldaer opgecomen wesen mochten, over 't welcke niet weten wat dencken sullen. Berichten ons vorder hoe der binnen acht a thien dagen noch een vaartuijgh van Coutsingsiene te verwachten was, waer dat een Japans anachoda 't gesagh mede op hebben soude, daer nevens een der gemelde Hollanderen voor stierman herwaarts aen mede quam. Soo sulcx waer is, sal ons den alleerende tijt wel bekent maeken hoe de gemelde vijff Hollanderen op 't voorsz. jacht gecomen zijn. (Maart^ 14™ D°. Des ochtens vrough is onsen chiabander Nacpra Nieripith, daernevens den eersten adsistent Sr. Jacob van Wijckersloot ende 1) Uytgereedt = uitgerust door eenige Japanners; zie reeder, reederij. 3) = Klapper-olie. 3) Opnieuw, Portugeesch. [lO ix. dagh- Gerrit van de Bergh ads'., mitsgaders den tolck ende twee soldaten, reois- nae t jjes ochtens vrough hebben wij wederom onsen chia- *>fa"rt,66j) bander Nacpra Nieripith versocht, dat doch wederom onderleggen wilde om de Chinesen in 't aengelande jonck van Japan met het octroy aen de mast te placken te waerschouwen, dat volgens 't octroij der hertevellen, koe-en buffelshuijden, aen de Hollanderen verleendt, niet te vervoegen hadde, die te koopen om wegh te voeren. Heeft sigh in de saack seer onwilligh gethoont ende met onmanierlijcke protesteringen hem van de saack soucken te ontslaen, jae wel stoutelijck uijt dervende seggen, 't octrooij niet begeerden aen te placken, ons voorts wijtende sulcx te bevragen aen Nacpra Ramsijdth onsen opperchiabander, welcken ons voor desen daer selver raedt toegege[ve]n hadde (noch vrij swack van sieckte wesende) off men sulcx wel doen konde, sonder dat oijt voor desen, noch nu eenige reden gegeven te hebben, waerom 't niet geschieden mocht, off raadt te geven om 't octrooij tegen de Chineesen te maintineren. Onderwijlen dat protesteerden, waerom ons niet helpen wilde, is sulcx door Gijdion onsen tolck, wel spottelijcken met ons laggende, vertaalt geworden. Ben moeyelijcken daer van daen gescheijden ende hebben mij ten huijse van vermelden Ramsijdth begeven, dien icq 't gepasseerde tusschen mij ende Nieripith verhaalt hebbe, dien daerover den tolck bij hem laeten roepen heeft, waer weder eenige woorden met den tolck gevallen zijn, dien icq verweet dat doen icq over de verhaelde saecke tegens Nieripith protesteerden met mij gelachen hadde, die wel stoutelijck en dorste seggen, als hij ons niet en diende, wij naer een ander om te zien hadde, dat wij hem beloofden, dat doen souden. Onderwijlen belooffdensigh Ramsijdth tusschen dit en morgen op de saack te bedencken, waermede naer hem gegroet hadden vandaer gescheijden zijn. Desavonts stierden oocq noch den adsistent [1389] Albertus Bruyningh ten huijse van Nacpra Nieripidth, om de selve , beleefdelijck te versoeken of niet genegen was de saack op morgen op 't aengelande Chineesche jonck van Japan uijt te voeren. Liet seggen van neen. Stierden gemelde adsistent op dien selffden stont noch eenmael naer hem toe om 't schriftelijck octrooij van hem te eijschen, 't welck hem gegeven hadden, om daerbij de Chineesen te waerschouwen, 't welck mede, doch soo seijde van doen hadde om de Chinesen in toekomende hinderlijck in haer handel te wesen, 413 niet geven wilde; welcke ongehoorde macxime van doen, mij noch ix. daghnoijt, achtien jaren langh d'E. Compe gedient hebbende, te vooren RE°IS" gekomen is, welck gewelt hier aldus van desen brutalen chiabander KET., met patiëntie verdragen moeten. tinoh, ttfaart^ 2o^ D°. Des ochtens namen een ander tolck in de plaats van Gij-,6*8* dion onsen voorigen tolck aen. Dien selffden ochtent resolveerden met onsen chiabander Nacpra Ramsijdth om des naermiddaghs met den anderen naer den Chineeschen mandarijn te gaen, om die te aviseren hoe op stonts genegen waren binnen 't Chineese jonck te treden, omme de nieuwe aengelande Chinesen volgens octroij der hertevellen, van den Koningh aen de Hollanderen verleent, te waerschouwen, geene derselve te koopen, om die met haer jonck te vervoeren, op verbeurte van alle de hertevellen, koe-en buffelshuijden schier en morgen *) prijs te maeken, die binnen 't jonck bevonden werden zullen, gelijck 't overhoort Pieter Kettingh daer, nevens chiabander ende den adsistent Gerrit van den Berg, onsen tolcq Quisick ende twee soldaeten tot geleij, gegaen is. Bij den Chineeschen mandorijn komende, hebben 't vermelde voorgedragen, maer heeft geseght, niet genegen was mede te gaen, maer dat wel wilde een Chinees brieffge laten schrijven, ende dat van imant van de zijne, die de Chineesche ende Cambodische tale konde, nevens ons naer boort wilden laten dragen, op en dien de Chineesen soowel mondelingh door onsen mandorijn als van hem schriftelijck daerover gewaerschouwt blijven mochten, gelijck sulcx op stonts, met den anderen in 't Chineesche jonck treedende, in aller minne geschiet is, waervandaen wij wederom naer huijs getoogen zijn. (Maart 2iea D°. Des naermiddags quam ons Nacpra Radia Col, substi[«3*»] *u*j* van Ockoenia Tiecrij, uijt den naem van Ockoenia Tiecry besoeken, die ons voorhiel, hoe nevens opgemelten Ockoenia het soo verdt bij den Koningh gebracht hadden, hoewel denKoningh tot het slaan der gom, die hij eenlijck liedt gebruijcken in 't proclameren eeniger saacken den staat van landt betreffende, niet verstaen konde, den Koningh gedisponeert geworden was, Nacpra Theportioen last te geven de Chinesche mandorijns, Chinesen en verdere vellehandelaaren te waerschouwen, sij geen hertevellen etca. aen de nieuwe aengelande Chinesen te verkoopen hadden, om die met haer joncken te vervoeren op verbeurte, en vrij staat, volgens 't Koningx octrooij, daertoe aen de Hollanderen verleent, maecken mochten, van alle hertevellen etc», naer gedane visite, die in haere joncken bevonden werden sul- i) Zie noot i op blz. 411. 4H lx. dagh- len, prijsgemaeckt te werden. Vorders versocht hij oflS wegens óóter8* 'coen'a Tiecrij, datter niets bij ons mochte verscholen blijven, dat tot Ugj. voordeel van 's Comps. handel streckende was, naer (= maer) sulck tingh, aen Ockoenia Tiecrij gelieffden te openbaren, die ons belooffden alle 1665. behulpsaemheijt te bethoonen wat mogelijcken was; voor welck versoeck wij ten alderhoogsten danckbaer bleven ende ons seer ongemeen geluckigh achten, soo een groot vermoogent heer (gelijck voor desen meermael geschiet was) ons sijn gunste aen te bieden quam, waerop wij hem eenlijcke J) schenkagie, die saacke sulcx waardigh achtende, opgeoffert hebben, naer de welcke met beleeftheijt aengenomen ende zijn affscheijt van ons genomen hadde; is wederom uijt onse logie vertrocken. (MMrtt66S\ 22m D°- Reedt overhooft Pieter Kettingh ende den eersten adsistent S1". Jacob van Wijckersloot, daer nevens onsen chiabander Nacpra Ramsijdth ende Gansabra onsen tolck, naer den Prince Ramata Padij. Voor denselven verschijnende ende Zijne Hoogheijt naer deses lants wijs gegroet hebbende, liedt Zijne Hoogheijt ons vragen (aparent uijt loopende geruchten den Siammer eersdaegs genegen was den Cambodiar te komen beoorlogen) off d'E. Comp". den Siammer zijne revieren over eenige voorgevallene contentie noch gesloo- [1331] ten hielt 2). Antwoorden, d'E. Compe. voorleden jaer met denselven Koningh soo wat in verwijderingh geraeckt was, waerover den Konincq gesanten naer Batavia gestiert hadde om weder te versoenen ende de saeck te beslechten, waertegen d'E. Compe. soo uits als herwaarts te vertrecken stonden, daer mede ambassade met twee scheepen heenen gestiert hadde. Hoe nu die saeken affgelopen waren, en konden daervan noch niet vastelijck oordelen, maer wel binnen twee a drie maenden, wanneer onse scheepen van Bata hier aengelandt wesen zullen. Naer een weijnigh getardeert hadden, vielen in propooste, hoe den Konincq om 't octroij der hertevellen etca. aen d'E. Compe. verleent te maintineeren last gegeven hadde de Chineesche mandorijns, Chineesen en alle vellehandelaers door onsen chiabander wel gewaerschouwt blijven mochten geene hertevellen etca. aen de nieuwe aengelande Chinesen met hare joncken te verkoopen hadde, op verbeurte alle de hertevellen etca. die naer gedaene visite in de vertreckende Chineesche joncken bevonden sullen werden, van de Hollanderen prijs gemaeckt sullen werden; dat onder anderen, wij de Chineesen daerover aviseerende, Tiauponia Siesermoth, chia- 1) = Eerlijke. 2) Zie over dezen door ons op Siam geoefenden dwang mijn Azië gesfiegeldl blz. 169/171. 415 bander, den Chinesen in 't verthoonen van 's Konincx octroij geseght ix. daoh- hadde, hij het wel wist den Konincq alle de hartevellen etc*, aen de W20'8* TER Hollanderen vergunt hadde, dat oocq maecke soude de Chineesen KET_ geen hartevellen in haer joncken scheepen souden, maer dat verstaen tinoh, hadde, dat Zijn Hoogheijt mitsgaders de Coutsinghsiense Koningin,**5, genaemt Nacpra Inimeda ende Naccidaidth Preltiauw, des Koninghx moeder, genegen waren hertevellen naer Japan te stieren, daer niet tegens wesen konden, van 't welcke niet anders en vertrouwden off 'twas schelms practijcq naer de gewoonte der Chinesen. Waerop Zijn Hoogheijt antwoorden liet, noyt sulcke gedachten gehadt hadden, maer wat Nacpra Immeda ende Nacpra Tuauw des Koningx moeder aengingh en konde daervan niet oordelen maer vertrouwden mede sulcx een quade practijcque der Chinesen te wesen; maer hem viel in datter een Chinees joncq, dat hier in Cambodia thuijs hoorde, te ver[(33a] wachten stondt, dat noch niet gearriveert en was; wanneer dat quam te verscheijnen, soude wel genegen wesen een weijnigh aen den selven capn. op te offeren, om een weijnigh cooper tot schut gieten uijt Japan te erlangen, maer alleer daertoe komen soude wilde ons sulcx schrifftelijck laten weten. Vorders recommandeerden ons Syne Hoogheijt, wij den Koningh 't verhaalde voordragen souden ende hooren soude, wat den Koningh daervan seijde en twijffelden niet, off den Koningh soude zijn gegeven octroij trachten te maintineeren. Waerop wij Zijne Hoogheijt een propere schenkagie lieten en d'selve naer deses lants wijs gegroet.hadden, ons afscheijt genomen hebben ende zijn vandaer weder naer ons logiemendt gereden. utaart 27e„ D°. Des nachts landt alhier aen, tot ons leetwesen, noch een toos) _ 3 Chinees jonck uijt Japan, inhebbende silver, kooper, porceleynen en andere snuijserunge meer etca. Waart Uit0 D°. landen hier aen twee vaartuijgen uijt Coutsinghsiene 1665 overChiampa, mede brengende wat suijcker.iser en zijde cleeden etc3» April. \Aprii Pmo Do. Des ochtens vroegh reed 't overhooft Pieter Kettingh ende den eersten adsistent Sr. Jacob van Wijckersloot naer Nacpra Teeportioen, supstituijt van den overleden Ockoenia Calahom, die nu in absentie van den Ockoenia Calahom de vreemdelingen haer saaken gaedeslaande is. Bij denselve komende, hebben hem naer deses lants wijs gegroet ende hem voorgedragen, hoe onsen mandorijn in 't ad vijseren der Chineeschen mandorijn als andere principale vellehandelaars dat geene hertevellen etc"-op verbeurte van die alle prijs te maeken aen de nieuwe aengelande Chineesen om die met haer 416 ix. dagh- jonken te vervoeren te vercoopen hadde, van Tiauponia Sisermoth regis- nocn te vooren gekomen is, hoewel wist den heere Koningh alle de I!*.. hertevellen etc»- aen de Hollanderen gunstelijcken toegestaen hadde, tinoh, 't geene hij, 't octroij daervan op zijnen hooffde leggende, beloofden ,tt65- te maeken daer naegekomen werden soude; maer soo sijne Hoogheijt Ramtipadij mitsgaders hare hoogheden Nacpra Simmedaende Nacsidaidth Pretjauw des Koninckx moeder genegen waren hertevellen naer Japan te scheepen, en konde daer niet tegen wesen, 't geene ons daght maer een gefingeerde practijckvan dien gewoon-[1333] lijcke valsch practiserenden Chinees te wesen, ende te meer, alsoo wij van gemelden Prince, die tsedert alreedts besocht hadden, te verstaen gekomen waren, niet genegen was een hertevel naer Japan te scheepen. Maer, al schoon Zijne Hoogheijt al genegen was eenige hertevellen derwaarts heenen te scheepen, soo en hoopten hij 't respect Zijnes heeren broeder den Konincq daerbij te krencken, noch ons daarbij ongerust te maeken; maer wilde ons sulcx schriftelijck, hoe veel hertevellen genegen was met de Chineesche joncken naer Japan te scheepen, laeten weten; waerop ons diende, hij mede wel geloven konde het maer schelmsche practijcken waren, — noch en geloofden niet, haer gemelde hoogheden 's Koninckx respect daerin souden soecken te kort te doen, doch raden ons op onse bedenckelijckheijt soo hardt niet te staen, maer dat wij sulcx eens soudén trachten te ondernemen, met haere hoogheden eens te gaen besoecken ende die te vragen off sulcx waer was off niet en daernaer hem daer eens bescheijt van brengen mosten, opdat perfect weten mocht waernaer hem te reguleren hadde. Hij wilde ende soude d'E. Comp. volgens 's Koninckx octroij der hertevellen aen deselve verleent in haer rechtmatige saeck sooveel helpen maintineren als hem mogelijcken ende doendelijcken was. Gaven hem voorts te kennen, wij volgens zijn raadt genegen waren hare hoogheden eersdaags te gaen besoecken en ons wedervaren daervan aen hem te rapporteeren, waernaer wij ons afscheijt van hem genomen hebben. Zijn van daer weder naer ons logiement gereden. [Afrü 2** D°. Des voormiddags heeft 't overhooft Pieter Ketting alsmede de chiabander Nacpra Ramsijdt, den tolck Gansabra tot Nacpra Nieripidth noch eenmael gestiert om 's Koningx octroij der hertevellen, aen d'E. Compe. verleent, 't welcke gelijck als vooren geseght in zijne handen gebleven was, van 's Comp». wegen te eijschen om daer bij de Chinesen in 't laaste aengelande jonck daerbij te adviseren. Heeft laten antwoorden, dat zijnen jongen hetselve uyt zijn 41/ bogiedt1) in't Chineesche quartier verlooren hadde, voorts gevraagt ix. dagh[1334] wat wy dermede doen soude, off de Chineesen eenige hertevellen in REGIShaer joncken gesloocken hadden; met welck antwoort hij waarlijcken KET. bethoont een onwetendt hartneckigh mensch te wesen, 't gene eenTiNOH, Hollandts chiabander niet en hoort te betamen. ,665" l ^ i66s) 3811 ^es ocbtens geheel vrough reedt 't overhooft Pieter Ket¬ tingh, daer nevens den eersten adsistent br. Jacob van Wijckersloot ende Ghansabra onsen tolck, wederom naer Nacpra Teepontioen. Bij denselven komende hebben hem naer deses landtswijs gegroet, waer naer wij over 't bedrijff van Nacpra Nieripith, voornaementlijck dat ons octrooij der hertevellen door den Coninck aen d'E. Compe. schriftelijcken verleent niet overleveren wilde, geklaaght hebben, waerover gemelden Teeportion ons groot gelijck gaff; belooffden ons, alsoo wat veel voorden Koningh te doen hadde, binnen twee a drie dagen in 't Japans quartier, alwaer wij woonachtigh, selver afkomen soude ende dan gemelden Nieriepith wel diets maeken soude het octroij aen ons over te leveren hadde; met welcke beloften wij ons afscheijt van hem genomen hebben ende zijn vandaer weder naer huijs gereden. l"1 ióós) ^andt alhier aen een jonck uyt Coutsinghsiene, sijnde 't selve voorleeden jaer van Battavia met eenen (= zekeren) Kiekof,) Japander, daernevens een Hollantsche stierman genaemt Corneljs Abrahamsz. Essigh, naer Cousinghsiene geseijlt, welcken capitheijn ende stierman daer noch op varende zijn, meede brengende partije areecq, sijde stoffen, suijcker, iser etca. Brachten tijdingh datter voorleden jaer vier Chineesche joncken vandaer naer Japan verzeijlt waren ende datter van dit saysoen van deselve niet meer dan twee wederom gekomen waren. f1*"1 Jóós) ^andt ^ie' aen een vaartuijgh uijt de Manila, den capi¬ theijn genaemt Sr. Joan is geladen met suijcker en tabacq, daernevens parthije Spaansche realen; is genegen met de komste der Lauwen, beniuwijn te koopen. i66s) 9™ ^aer veeie moeijten en beraatslagens mitsgaders veel loopens ende uijtrennens met paarden ende vaartuijgh om tot 't con- 1 [»33s> trackt der hartevellen, koehuijden, als anders te komen, is 't overhooft Pieter Kettingh ende den eersten adsistent Sr. Jacob van Wyckersloot mitsgaders onsen tolck Ockoenia Tiecrij gaen besoucken. Naer deselve gegroet hadden, hebben hem voorgedragen, hoewel wist den Heer Koninck alle de hertevellen, koehuijden etca. in dat 1) Bogiedt, vaak in deze geschriften ook busschiet of bussiet of busiet genoemd, afkomstig ran het Portugeesche boceta ast koker, bus, doos. Linschoten XIII. 27 4l8 ïx. dagh- landt vallende aen d'E. Compe. alleenigh gegunt hadde die te koopen REO,s" en te vercoopen, sonder interdictie van eenige natie, wie deselve ket- oocq soude mogen wesen, soodat wij al tzedert drie maenden gedutinoh, righ op de been en in de weer geweest zijn om met de Chineesen, met 1665, naemen Ockoenia Tixsinghbadth ende Thiauponia Sisermoth, volgens cost urne van voorige jaren dat hier gelegen hadde prijs van gemelde coopmanschappen te maeken, maer daertoe door hare frivole schelmsche uijtvluchten naer gewoonte der Chineesen niet hebben kunnen komen, soo dat genootsaackt waren geworden onse saecken aen imanden van de Grooten bekent maeken ende niemanden anders van de Grooten kunnende bedencken van wien oprechte gunst te verwachten hadden dan van zijn Ed. Hrs, meer geprouffde gunstelijcke handt, soodat wij ons verstout hadden andermael sijn E. Heer wederom komen moeijlijcken te vallen, daerover te komen klaagen en hulp te versoecken. Waerop dien heer antwoorden, hij als mitsgaders veele Grooten, niet seer tot de Chineesen om haer oproermaeken als onmanierlijcke ombragienl) genegen waren, wel wenschende waren de selvige geen voyagie op dit landt meer quamen doen. Wilde gaarn 's Comp». rechtmatige saack helpen drijven, ons aenraadende daerover bij den Konincq te klagen. Wilden ons ondertuschen een hulp bij deselve verstrecken; maer alleer men 't daertoe laeten komen soude, wilde wel eerst een proeft van Ockoenia Tixsonghbadth en TiauponiaSisermoth nemen, deselvedoor twee Ocmoens telaaten weten, sij tot 't contract van hertevellen etc. met de Hollanders volgens 's Konings gegeven octroij verstaen souden, ende 't bescheijt daervan afwachten en naer sulcx gedaen wilde zien wat verders te doen hadde. Vraagden voorts aen zijn E. Heer, hoe men dat metter vaardt be- [1336] scheijt van krijgen soude. Antwoorden, dat onsen tolck over morgen des ochtens vrough tot sijnendt te komen hadde, om van daer met de twee Ocnoens naer gemelde twee voorname Chineesen te gaen. Waernaer ons afscheijt van Zijn E. namen, hem een propere schenckagie latende; zijn vandaer weder naer ons logiement vertrocken. (Aptii 12en J30. fjes ochtens geheel vrough stierden wij onsen tolck Gan- sabro naer Ockoenia Tiecrij om vandaer met de Ocmoens, die Ockoenia Tecrij hem toevoegen soude, naer gemelde twee voorname Chineesen te gaen, om die tot contract der hertevellen etca met de Hollanderen te vorderen. Des avonts quam den tolck wederom beneden, bracht tijdinge hoe tot Ockoenia Tiecrij geweest was ende met gemelte twee Ocmoens ten huijse van Ockoenia Tixsonghbadth I) Ombragie = aanmatiging (van hombrear, Spaanscb en Portugeesch). 419 gegaen waren, dien zij de saeck volgens ordre van Ockoenia Tiecrij ix. daohvoorgedragen hadden, denwelcken antwoorden, OccoeniaTiecrij seer r-5018dede bedancken wegen d'eer dat hem door twee Ocmoens hadt laten KE^. besoecken, dat hij voor sijnen deele wel genegen was contract der tinoh, hertevellen etca met de Hollanderen aen te gaen, dat hij Tiauponia,e65, Sicermoth als andere vellehandelaers meer verscheijde malen tot het contract gevordert hadde, maer dat se naer hem niet hadden willen luijsteren, doch vertrouwde, soo der expresse gebiedingh van den Koningh quam, sij dan wel naer hem luijsteren soude. Waermede, daervan daen scheijdende, dat naer Tiauponia Sicermoths huijs gegaen was, denwelcken zij niet thuijs ende vonden, soodat vandaer soo herwaerts aengekomen was. "li66S) r3en Quam °ns in de logie versoecken Nacpra Theeportioen, aen wien wij wederom opnieuw de fouten van Nacpra Nieripith soo wat in 't gros gerelateert hebben, naer 't welcke hij een van zijne dienaers naer Nacpra Nieripith gestiert heeft, dat tot onsen huijse komen wilde. Maer naerdemael datter eenige defferentien tusschen hem en den Hollandtschen capn waren, versocht, hem sulcx vergeven mochte werden, dat aldaer niet en verscheen, waernaer Nacpra Thee- [»337l portioen selver tot sijnen huijse gegaen is. Denselven wederom komende, heeft ons voorgedraagen hoe dat Nacpra Nieripith tegens hem geuijttert hadde, dat wel genegen waer ons te dienen ende met ons in de Chineesche joncken en waer 't ons beliefde om 's Comps saacken voor te staen te gaen. Gaven tot antwoort, hij ons te veel verdriedts aengedaen hadde; dat liever sagen hij onsen dienst afgeweesen wierde, te meer alsoo onsen rechten mandarijn Nacpra Ramsijdth wederom tot zijne gesontheyt geraackt was, waervan wel gedient konde werden; dat d'E.Compe geen twee mandorijns van doen en hadde. Voorts gaff hij te kennen, hoe het brieffge des octroijs der hertevellen etca van den Hre Koninck aen de Hollanderen verleent van hem wel geeijscht hebben soude, maer dat bevreest geweest was voor afront, hij het hem niet gegeven hebben soude, maer was genegen de saack naechtelijcken aen den Konincq te kennen tegeven, die dan wel iemant van zijne handt stieren soude om gemelde afschrift van hem af te eijschen, ende ons in handen te leveren. Waernaer, alsoo het laadt begon te werden, zijn afscheijt van ons genomen hebbende, heeft sigh weder te paert naer boven begeven. * ióós) 14es ochtens geheel vrough reet 't overhooft Pieter Ket'MS) tingh ende den eersten adsistent S'. Jacob van Wijckersloot, daer nevens onsen chiabander Napra Ramsijdth ende onsen tolck Gansabros, naer Ockoenia Tiecrij. Bij zijn E. komende, hebben denselven naer deses lantswijs gegroet; droegen onse saack voor om tot de prijs van vellen te komen, voorige bescheijt vervolgende, om naer den Konincq te gaen klaagen, wegens dat de Chinesen haer soo ongehoorsaem (hoewel 's Coninckx last) thoonde waren dat met de Hollanderen tot geen contract van hertevellen etc*, komen wilden, onaengesien al langh geleden dat van de Hollanderen aangesocht waren, om tot contract derselve te komen, waertoe wij sijn E. behulpsame handt in versoekende waren. Op antwoordende was, wij sulcx wel voor hadden, maer raden ons, dat wij voor eerst om naer den Koningh te gaen noch wat staacken souden; wilden versorgen onse saecken dies aengaende soo op staende voets door de Nacpraas Theeportioen en Radia Schol bij den heer Conincq voor gedragen wierden; welcke twee persoonen hij roepen liet, dewelcke soo op stondts te voorschijn quamen. Hij ordonneerden deselve soo voorts naer den Koningh te gaen, naer wekkers bescheijt wat te wachten hadden; ondertusschen liet ons wat eeten te vooren setten. Naer dat gemelde Nacpraas ontrent een halff uur uyt geweest hadden, sijn deselve wederom gekomen, tijdinge brengende sij den Koninck gesproocken hadden, maer alsoo met den eersten naer binnen tradt, de 1) Sarasse, een soort Indische katoenen stof (Baale, Handtoe* van vreemde morden.) 421 tijt niet gegeven hadde om tot verhael van die saeck te komen. Waer- ix. dagh[1339] omme Ockoenia Tiecrij ons aendienen liet, wij ons de saeck niet mos-REGISten laten bekommeren maer vrijlijck naer huijs toe gaen mochten; KE^. wilden de saeck tusschen heden ende morgen den Koninck selve tingh, aen te dienen laeten vervolgen ende ons met den eersten van 't ant-,665, woort des Conincx bescheijt te laten weten. Waerop wij ons afscheijt, naer aldaer een propere schenckagie lieten, van zij n E. genomen hebben, onsen chiabander aldaer verblijvende om bescheijt af te wachten ; ende wij zijn van daer weder naer ons logement gereeden. (afrili66j) 2°en D°* Quam onsen chiabander Nacpra Ramsith van boven hier beneden, tijdinge brengende, hoe Ockoenia Tiecrij daer nevens Nacpraas Theeportioen ende Radia Schol, zijn persoon daer mede present wesende, voor den Koningh gegaen waren, doen, al oft het hadde willen wesen, terwijlen dat Ockoenia Tipsonghsadt ende Tianponia Sicermoth daer mede present waren om ijts aen den Koningh te versoecken; dat gemelde Ockoenia en de twee Nacpraas aen Zijne Hoogheyt voorgedraagen hadden, hoe den Hollantschen cap11 tot noch toe gesockelt*) hadde om prijs van hartevellen etc» met de Chineesche mandarijns te maeken, die daer tot noch toe niet in hadden willen verstaen, 't welcke voor gemelde capitheijn vrij verdrietigh viel en vrij qualijcken, naerdemael den Hr Conincq die coopmanschappen de Hollantsche Compe alleenige sonder ijemants inderdictie 20 jaren langh gunstelijcken toegestaen hadde, komen soude, wanneer hare scheepen, die se binnen vijff weecken, twee in getale, verwachtende zijn, hier aengelandt wesen sullen, geen prijs gemaeckt, veel min van deselve coopmanschappen ontfangen te hebben; 't welck den Konincq vrij vreemt dunckende was, sij sijne gegeven octroij soo weijnich achtende waren; waeromme andermael last aen Nacpra Theepontioen gaff, de voornaemste Chineesen hoe eerder hoe liever te waerschouwen hadde, prijs van hartevellen etca met de Hollanderen te maeken ende wie sigh daer in onwilligh thoonde, den Coninck hem soude eputeren 9) een vijandt van sijnen staat te wesen. Waermede, van den Conincq gescheijden wesende, Nacpra Thee[1340] portioen belooft hadde, des anderen daags vroegh af te komen om de voornaemste Chineesen bijeen te vergaderen, om met de Hollanderen prijs van hertevellen te maeken. Mede berighten onsen chiabander ons, hoe den Castiliaenschen cap" uijt de Manilas vereeringe die selver stondt wegens zijne aen- 1) = Gesukkeld. a) = Reputeeren, achten. 422 ix. dagh- gebrachtekoopmanschappenaen den Heer Koningh gebracht hadde, regis- bestaende in een cleen stuckgen geschut ende een diamantsringh, waerbij versocht hadde alle de beniuwijn, die desen jare van de Lautinoh, wen aen de merckt gebracht soude mogen werden, alleenigh coopen 1665. en(je vervoeren soude mogen; 't gené den Koninck hem toegestaen hadde; doch sullen echter onsen vlijt om beniuwijn teprocureren daerom niet laten varen ende zien wat den alleerende tijt ons daervan bekent maeken zal. Heden landt alhier aen een jonck uijt Coutsinghsiene, inhebbende suijcker, iser etca. (April 23en D°. Quam Nacpra Teepontioen bij ons in 's Comps. logie, ons 'MS aendienende, hoe nu wegens den Hr. Conincq met hem naar 't Chinees quartier in de Chineesche pagoot gaen mosten, aldaer de voornaeme Chineesche coopluyden om contract van hertevellen etca. te maeken byeen te roepen ende zien wie zich onwilligh toonden soude, om den hr. Koningh te vertoornen. Waerin wij ons met den eersten - klaar gethoont ende ons op gang begeven hebben, Theepontioen met onsen tolcq Gansabro te paart ende 't overhooft Pieter Kettingh, daernevens den eersten adsistent Sr. Jacob van Wijckersloot, onsen chiabander Nacpra Ramschijt ende den boeckhouder Hendrik Rijckertsz, die lange voor desen de hertevellen in Siam gesorteert gehadt heeft, met de prauw. Aen de Chinesche pagoot koomende, bevonden Theeportioen daer al aengelandt was ende hij onsen tolck, daer nevens ijmanden van zijn volck, al afgestiert hadde om de Chineesche coopluijden bijeen te roepen. Naer een uijr wachtens bevonden ons vergadert te wesen met de naervolgende Chineesche coopluijden, naementlijck Ockoenia Teepsonghbadth, Tianponia Sieringh Songbath, Tianponia Sicamoth, Tianponia , Nacpra [1341] Hoijet. Naer gemelde coopluijden een poos tijt geschrolt1) ende gemont hadden, zijn sy tot loven ende wij tot bieden gekomen ende alsoo daermede den avont begonde te vallen, sijn wij redelijck vredelijcken van den anderen gescheijden. Geresolveert des anderen daags over die saack weder bijeen te komen. (April Den volgende nacht landen hier noch onverwacht, alsoo vrij laadt 'Ms) in 't jaer, aen een Chinees jonck, uijt Japan komende, meede brengende silver, kooper als anders etca. 2401 D°. Voor (= voer) 't overhooft Pieter Kettingh en den eersten adsistent Sr. Jacob van Wijckersloot, den(= be)nevens den boeckhouder Hendrik Ryckertsz., mitsgaders onsen chiabander Nacpra 1) = Geschimpt. 423 Ramsijdth ende tolck, naer Ockoenia Theepsonghbadt waer gisteren ix. daghmet de Chineesche coopluyden versproocken waren de prijsen der REOishertevellen etc» te sluyten. Tot denselven komende van den gemelden J^J Teepsonghbath gegroet hadden, heeft ons aengeseght, hoe van de tingh, vordere coopluijden last hadde de prysen der hertevellen met1665ons vast te stellen, gelijck gevolglijck bestempt is, te weten ï Jammama Xs. 55 Cheman 38 Attemats 32 Bariga cleijne attamats 20 Phee groote ia Phee cleijne g Cobitos 27 Koehuijden Cabessa ende 1 Bariga ƒ3° Phee *) 20 Buffelshuijden Cabessa ende Bariga, waeronder mede gereeckent d' koehuijden, die volgens haer swaarte gelijck veel de wilde bosch d08 doen voor een buffelshuijt aengenomen mogen worden 43 [134a] Waernaer ons afscheyt nemende, zijn weder naer ons logiement gereden. ... D°. Landen alhier aen een Chinees jonck uijt de gewesten van Lamo, sijnde een Coutchinsiens jonck. ^'ióós) 2780 D° Reedt '* overhooft s' Pieter Kettingh ende den eersten adsistent Jacob van AVijckersloot, daernevens onsen tolck, naer Nacpra Theeportioen. By denselven komende ende denselven naer deses lants wijs gegroet te hebben, versochten hem, naerdemael het noch wel langh mochte aen te loopen komen aleer men 's Konincx octroij der hertevellen etc» uijt handen van Nacpra Nieripith mochten komen te erlangen ende alsoo der jegenwoordigh aireets vier Chineesche joncken aengelant waren, van dewelcke niet meer dan een, volgens 's Konincx gegeven octroij aen de Hollanderen, gewaerschou wt hebben dat geen hertevellen etc» in haer joncken te laden hadden, op peene naer gedaene visite die al te verliesen, dat ons doch gelieffden die gunst te doen, binnen die drie joncken nevens ons mede 1) Cabessa = i' soort (Portug. cabeca = hoofd); bariga — buik, a*« soort; pee = voet of3I"soort 424 lx. dagh- de waarschouwingh te doen. Waerop antwoordende was, genegen regis- waer soo 0p staende voets met ons naer beneden te gaen om dat uijt TCR te voeren, maer dat verseijt waer, elders te komen; doch wilde des tingh, anderen daegs 's oghtens, soo haast gegeten hadde, tot ons naer be1665. neden komen, om ons te helpen.Waernaer afscheijt van hem namen; zijn vandaer weder naer ons logiement gereden. (April 28en D°. Quam Nacpra Theeportioen op ons versoecken als vooren '66s) verhaalt bij ons 'sComp5. logie om naer de nieuwe aengelande Chineesche joncken te varen, om d'overheden daer binnen te gaen waerschouwen, hoe den Heer Conincq alle de hertevellen etc», sonder imants interdictie in dit landt vallende alleen gegunt hadde die op te mogen kopen ende te vervoeren, op pene soo der schier ende morgen by visite eenige in haere joncken bevonden werden mochten die te verliesen hadde, gelijck 't overhooft Pieter Kettingh ende den eersten adsistent Sr. Jacob van Wijckersloot, sulcx geresolveert wesende, daer nevens onsen chiabander Nacpra Ramsijdt ende tolck mitsgaders een dienaer, van eenen Kicko(,) Japander »)(,) geleent, die voorleden jaer met een jonck van Battavia naer Coutsinghsiene verseijlt, nu [1343] met datselve jonck hier mede aengelandt wesende, om sulcx in de Chineesche tael te helpen vertokken, komende eerst aen 't jonck dat van Lamo gekomen was, daerop wij al meest Chineesen, die op zijn tarters 3) geschooren waren, bevonden, daervan wij den cap11. noch schrijver niet aen boort bevonden, maer hebben 't echter aen een van haere voornaemste in presentie van alle het varende volck bekent gemaeckt om sulcx aen haer cap»., wanneer die aen boort gekomen wesen soude, aen te dienen, 't welck aennam te doen. Vandaer voeren wij aen een jonck, dat uijt Japan gekomen, 't gene aen eenige Chineesen, hier in Cambodia woonachtigh, toebehoorende was, daervan wij den capn. aen boort bevonden, dien wij den waerschouwingh als boven geseght gedaen hebben, die aennam te verhoeden datter geene vellen binnen zijn joncq gebracht werden soude. Vorderde voorts te varen aen 't derde joncq, van Japan gekomen, waer wij meden den capitheijn noch schrijver aen boort bevonden, waeromme d'waerschouwinge aen een van de voornaemste, zijnde den stierman, in presentie van alle de scheepsvarende, doenmael binnen 't jonck wesende, ~~i)~~d7~w. z7,iekeren Kieko, een Japanner". Deze verklaring bUjkt uit het hier medegedeelde Rap port van Jacob van Wijckersloot, waarin tweemaal sprake is van „Kieko. den blinden Japander." (Zie blz. 433 hierachter). a) Tartaarsch of Mandjoesch, dus het hoofd geschoren maar een staart uitgespaard, zooals tot voor kort alle Chineesen droegen sinds de toen juist ingetreden heerschappij der Tartaren of Mandjoes over geheel China. 425 gedaen hebben om 't selve den cap". wanneer die aen boort geko- dl dachmen wesen zal, bekent te maecken. Wanneer Nacpra Theeportioen, REGISalsoo het laat in den avont begonde te worden om naer boven te rij- ^ER_ den, zijn afscheijt van ons genomen heeft ende wij zijn van daer we- tingh, der naer ons logiement gevaren. ë*ts.!-* '**5' Ult°. D°. hebben wij voor reecqeninge van Ockoenia Theepsonghbadth d'eerste hertevellen, bestaende in 2088 stx., meest attmados, voorts weijnich bariga, groote phee en cleijne phee ontfangen. May. (Miiióój). 7en D°. Des ochtens geheel vroegh reedt 't overhooft Pieter Kettingh ende den eersten adsistent Sr. Jacob van Wijckersloot, daernevens onsen tolck Gonsabros, naer Ockoenia Tiecrij. Bij denselven in zijn huys komende, hebben hem naer deses lantswijs gegroet ende [1344] voorgedragen, hoe het aireets dus laat in 't jaar was, ja soo naer, dat wij vertrouwden onse scheepen binnen vier a vijff en twintigh dagen met goede fortuijn hier stonden te wesen ende noch (niet) boven de vierdu ij sent hertevellen ontfangen hadden, waerover waerlijcken bekommert waren, niet anders van bedencken, of de Chineesen mosten haer persoonagie speelen met vellen in haere joncken te scheepen, 't gene seeker wel absurt, wanneer onse scheepen hier aen te landen komen, wesen sal, van geen vellen ontfangen te hebben; dat het een saecke wesen soude 't geene t'eenemael tegen 't contract, tusschen den Heer Koningh ende d'E. Compe. gemaeckt, streedt. Oock dat het buijten alle bedencken van den Edle° Heer Gouverneur Generael ende d'E. Heeren Raaden van Indiens wesen soude; mede dat men weten most het lants ende des Konincx reputatie te kort gedaen was; waerover wij zijn E. versoeckende waren, alsoo wij niet verbij konden, anders voor onse hooge overhey t on verantwoord elijck wesen soude off mosten daerover aen den Koningh (present onse persoonen) klachtigh vallen, zijn E. ons in die saeck zijne behulpsame handen bieden mocht. Waerop ons voorhiel, of wij den nieuwen Ockoenia Calahom al besocht hadden; waerop antwoorden van neen. Droegh voor, wij die des anderen daags 's oghtens eerst eens mosten gaen besoecken; wilden zijn dienaer soo op stonts aen hem stieren, om hem de weet te doen, dat doch geliefden op morgen wat langh binnen te blijven, dat de Hollanderen genegen waren hem in zijn nieuw gouvernement te komen begroeten en twijffelden niet of soude op ons versoeck d'E. Compe. de behulpsame handt bieden; mede soude hij Nacpra Theeportioen tegens morgen ontbieden om tot hem te komen, om met hem over die saack te beraatslagen. Waermede wij ons affscheijt, naer 426 ix. dagh- aldaer volgens gewoonte een propere chenckagie lieten, van hem geR-5018- nomen hebben ende zijn van daer tot Nacpra Theeportioen gereden, ket- dewelcken wij de bootschappe wegens Ockoenia Tiecrij gedaen hebtingh, ben, die sich tot de saeck seer genegen thoonden, ons versoeckende 1665. wjj nem S* Jacob Wijckersloodt. {Mei ióós) I7m (== 27?) D°. Soo als wij naer boven gereden waeren, om aen eenige Grooten 'sComp3.handel te recommanderen, quamdenadsistent Gerrit van den Bergh ons boven aen de groote passer bij ons, die ons rapporteerden, hoe soo op stondts van beneden gecomen was ende hoe aen de vijfTeylanden omtrent aen dees zijde de Mesquijte spruijdt, 't fluijtschip Westwoutd van Batavia komende, Godt heb loff, ont- [1350] moedt ende de brieven daervan door haere Ede. mede gebracht hadde, 't gene ons seeckerlijck, voornamentlijck doen wij haer Ede. missiven openden (en) aen haere teyckenen bevonden, sij alle noch in goede dispositie waeren, seer ongemeen vervroolijkten, gevolghlijck den inhoudt daervan wel duijdelijck verstaen, waer ondere onse aengename verbeteringen beooghden, voor 't welcke wij dancbaerlijcken onsen dienst benaerstigen sullen. [Meiióós) 28en D°. Quam op gemelte fluijtschip met welcom hier boven voor onse logie. Hier uijt kan men seeckerlijck genougsaem bevroeden, hoeveel datter in gelegen is, off haere Edles. de scheepen vrough off laedt van Batavia herwaerdt aenstierende sijn off niet. (Mtiióóg) 2Qen D°. Voer 't overhooft Pieter Kettingh ende den ondercoopman Jacob van Wijckersloot, daer nevens onsen chiabander ende tolck, naer wel negen a thien dagen bij de Grooten gesochkeldt x) hadden om den Koninck 's Comp3. intentie op de negotie naer Japan dienstigh te verstaen te geven, naer de kleijne passer, alwaer den Koninck desen dach feest houden soude over 't bevestigen eeniger papen. Ontmoeten den Koninck bij een verlacte praeuw, die wij door onsen mandorijn ende hulp van Nacpra Theeportioen voorhielden, hoe Sijn Hoogh1. wel wist, hij d'Hollantsche Compe. alleene buijten imandts interdictie voor twijntigh achtereenvolgende jaeren toegestaen hadde, alle de hertevellen, koe- en buffelshuyden etca., in Sijne Hoogh*3. landt vallende, op te mogen koopen ende die te vervoeren; dat onaengesien sulcx echter Sijne Hoogh*., een partije kooper van de aengelande Chineesche j oncken gecocht hebbende, (ons voor desen met sijne eijgen woorden bekent gemaeckt hadde) genegen was door handen van Tjauponia Siesermoth 't gecochte cooper met hertevellen etc*, te voldoen, 't welck tegens 't contract met d'E. Compe. ge1) = Gesukkeld. 43i maeckt strijdende was, waerdoor sustinerende waren d'E. Comp8. ix. dagh. den wegh geslooten was om vellen op te mogen samelen, te meer reg** [1351] sulcx wel blijckende, alsoo noch geen vellen en erlangden; oock dat,™ 's Comp8. recht op de vellen met de Chineesen sulcken voedt te ge- tingh, ven verlooren was. Sijne Hoogh*. hadde d'E. Comp8. alle de vellen WMgunstelijcken toegestaen en hadden van niemanden te verwachten gemaintineerdt te worden dan van Sijne Hooght. Den Coninck antwoorden, het wel waer te wesen, dat eenige parthije vellen door TjauponiaSiesermoth op Ankoor1) (even) als Poursadt opgaren liedt, om daermede sijn opgecochte kooper te betaelen, 't geene maer voor dit jaer ende naer desen niet meer te geschieden stondt, maer datten de Chineesen daerom venteren 3) soude, vrij licentie te hebben om vellen op te koopen; wilden daer andere ordre in schicken; de Hollanderen waren hem al te lieff als sulcx te gedoogen. Waeromme aen onsen mandorijn gelaste naer Ockoenia Theepsonghbadth te gaen ende die van Sijne Hoogheyts wegen te gelasten de Chineesche vellehandelaers alomme mondelingh als bij placcaet te waerschouwen hadde, sij haere versamelde hertevellen etc», in Comp8. logie te brengen hadde, om die voor gesette prijs aldaer te verkoopen: Wie daer tegens quam te pecceren, stondt daerover bij Ockoenia Calahom, die Sijne Hoogheyt al last gegeven hadde, in rechte betrocken te werden ende daerover straffe te lijden; in sonderheyt hadde hij aen Tjouponia Siesermoth mede te waerschouwen, hy wel op swaere straffe toe te sien hadde hij geen vellen etc*, meer om die met de Chineese te laten vervoeren op te koopen hadde als Sijne Hoogheyts last mede brengende was. Waerop wij ons affscheyt van Sijne Hoogheyt versochten ende sijn van daer, naer aldaer een propere schenckagie lieten, naer huijs toe gevaeren. Junij. (juni 5en Do. 's Morgens vroech liet ons Sijn Mayt. met eenige fruijten, l66s' rijst en arack begiftigen en vragen ofter geene fijne geschilderde kleeden van Batavia gecomen waeren; daervan Sijne Hoogheyt op lieten weten, dat dit schip vroegh van Batavia vertrocken was, eer [135a] de Cormandelse scheepen op Batavia noch aengelandt waren. P"** lóós) **en Quamen van gelijcken eenige dienaers van den Prins Naccideth Ramatipadji ons met eenige fruijten in 's Comp8. logie begiftigen en vraegden mede naer fijne geschilderde kleeden, die als boven antwoorden. 1) Angkor, thans beroemde bouwvallen. Zie mijn Azië Gespiegeld / blz. 937/354. a) Lees: verleer en. 432 ïx. dagh- ire'> D°. Hebben de eerste velwercken beginnen te packen enbinrjeois' den; de Almogende wilsijn segen en goede voordeden aen d'E. Compe. ket- daer toe verleenen. tingh, 2 ien D°. 's Morgens vroegh is de schenckagie, van haer Edle. van 1665. Batavia aen Sijn May*, gesonden, met staadt nae 's Conincx paleijs ióós) gevoert, dien ick, Pieter Kettingh, volgens deses lants gebruijck te paerdt, geaccompagnjeert met den ondercoopman Jacob van ' Wijckersloot, alle de assistenten en onsen onderchirurgijn nevens 'sComp0. sabander Nacpra Ramschidt en den tolck Gansabro, met 9 lijffschutten en den trompetter gevolght hebben. Hadde den schipper Marinus Kommersz. nevens sijn boeckhouder mede daertoe laten versoecken, maer hebben 't geexcuseert de schipper om sijn siekte kon affwesen. Sijn ontrent ten elff uijren bij sijn Konincklijcke Hoogheyt verschenen, die nadat de brieff, die op een oliphant tot het 's Conincx huys gevoert wierde, daer opentlijck gelesen was, na de gesontheijt van de Ede. Hr. Gouverneur Generael vraagde en off oock alles noch in goede vrede op Batavia was. Waerop hem antwoorden van Ja. Seijde het hem seer lieff om hooren te sijn, alwaer naer een weijnichgesetten te hebben sijn op gestaen; en, ons affscheijt menende te nemen, wierde ons aengesecht, daer buijten op de baleij wat souden vertoeven; Sijn Hoogheyt wilde ons daer laten tracteeren, gelijck oock geschieden; en naerdat daer een weijnich naer deses lants wijse gegeten en gedroncken hadden, hebben Sijn May», doen bedancken en sijn weder naer des Comps. logie gekeert. {j*ni ióós) 2 501's Morgens voor sonnenopganck hebbe den ondercoopman Jacob van Wijckersloot, geaccompagnjeert met 's Compes. tolck Gonsabro, na Nacpra Teportioen gesonden en laten versoecken, dat het fMOl Chineese jonck, dat nu al seijlreet op stroom gekort lach, doch wilde visiteren, alsoo voor seecker verstaen hadden van den blinden Japander Kiko, dat in gemelten jonck wel 20000 stcx. vellen gescheept waren; die daer op antwoorden, dat om de visite te doen eerst den Koninck most gaen spreecken. Hielden daerop aen, dat doch datelijck dan naer den Koninck wilde gaen, die sulcx aennam en dat des anderen daegs vroegh weder om bescheijt souden comen \Juh4 ióós) 26en 's Morgens 2 uijren voor sonnenopganck is voorsz. ondercoopman en tolck wederom na Nacpra Teportioen gereden. Daer komende verstonden doch flauwelijck, dat van de Coninck orde becomen hadde om op gemelte Chinees jongk te gaen visiteren en dat hij,Teportioen, naerdat maer een weijnich rijst gegeten soude hebben, omlach na 'sCompes. logie wilde rijden. Ontrent 10 uijren is Nacpra Te¬ il 433 porthjoen met den ondercoopman Jacob van Wijckersloot ende ix. daghComp0. tolck Gonsabro weder in de logie geretourneert, raporte- RE0,S" rende 't verhaelde, waerop aenstont 's Compes. schepprauw lieten nET. vaardich maken, alsoo voorsz. dien morgen vroegh al verbij de logie tingh, en 't fluijtscheepien Westwout gepasseert was om sijn reijse na Japan,6*5" te vorderen; daer sonder tarderens na toe sijn gevaren, te weeten Nacpra Teporthioen, onsen sabander Nacpra Ramsit en den tolck Gonsabro, nevens den meergemelten ondercoopman Jacob van Wyckersloot, den pr1.') adsistent Philips van Laere en 2 soldaten. Maer aen voorsz. Chinees jonck komende, wilden niemandt, niet tegenstaende haer voorhielden dat uijt 's Conincx last quamen, overlaten komen, ja stelden haer in postuer tegens een van de soldaten, die volgens gewoonte over meende te enteren en deden hem staen op de bort ofte berchhoudt 2) der jongs, dreijgende hem met brandthoudt [1354] daer vandaen te helpen. Eyndelijck siende, dat's Conincx bevel bij haerluijden soo weijnich in achtinge wiert genomen, sijn onverrichter saken na de logie gekeert, alwaer doen meergedachten Tiporthioen voorhielden de groote stouticheijdt en trosheijdt van de Chineesen, item het violeren van 's Conincx contract met de E. Compe. aengegaen, dicterende dat niemant als alleen de Hollandts Compe. de harte-, cobitos-, koe- en buffelshuijden etc. uijt dit rijck soude mogen voeren. Onder welcke discoursen sittende, quam een dienaer van de Chineese mandorijn Tjauponia Sisermoth meergemelten Tipertjoen aendie> nen uijt de naem van den Coninck, dat gemelte jonck niet soude visiteren maer ongemolesteert laten vaaren; dat de Coninck Japans koper om schut te gieten van de anachoda hadde gecocht; dat hem met vellen was betaelt en dat het maer voor dit jaer was en niet meer soude gebeuren, waeruijt genochsaem is te bespeuren de wanckelbaaren staat van desen Koninck en dat op sijn woorden in 't minste geen besluijt kan gemaeckt werden. ■yinw/ddj) 28en D°. Is den boeckhouder Hendrick Rijckertsz van Dublijn in den Heeren gerust en ter eeren begraven. k«hw' t66s) 29en -0°. 's Morgens vroegh isser een oliphant nevens eenige paerden en carren van den Prince Ramatijpadij voor 's Compes. logie verscheenen omme de geschencken evenals van den Koninck geschiet is na boven te voeren, alwaer ick, Pieter Kettingh, geaccompagnieert 1) Provisioneelen. a) Berghout = „een groot hout, dienende tot vastigheid van een schip." (P. Weiland's woordenboek.) Linschoten XIII. 38 434 ix. dagh- met 's Comp"». sabander en tolck nevens den ondercoopman Jacob RE°,S- van Wijckersloot, de boeckhouder en opperchirurgijn van 't scheepket. l'en Westwout nevens den adsistent Albertus Bruijningh en vordere tingh, suijte te paerde gevolcht sijn. Daer komende de brieff van de Ed. Hr. ,665* Generael gelesen wesende, is, sonder veel woorden te maken op ge- [1355] staen, dat ons seer vremt voor quam, doch verstonden daernaer sijn Excellentie niet wel te pas was; liet ons aenseggen, dat sijn haestich vertreck niet qualijck souden nemen, wilde ons op de baleij laten tracteeren. Daer komende wiert datelijck na deses lants wijse heerlijckopgediestennaer een weijnich genutticht hebbende, sijn weder naer ons logiement gereden. {juni ,66S). 3oen. Ben ick, Pieter Kettingh, 's morgens heel vroegh met de mandorijns schrijver Gidion, den tolck Gonsabro mitsgaders den ondercoopman Jacob van Wijckersloot na de Koninck gereden. Hem na deses landts wyse gegroete hebbende, brachten hem de gepretendeerde gerechticheijdt van 't schip Westwout; spraken wegens de rechtmatige schuit van Intje Assam, dat haer Ede. op Batavia alle vlijt en naerstigheijt aengewent hadden om te vernemen, off onder sijn broeder Intje Assams goederen was berustende, jae selfs alle de papieren van gemelten Idop doorsien en nagesocht waren, maer niets gevonden, dat aen sijn broeder hier in Cambodia jetwes schuldich was, en dat derhalven sijn Hoogheijt versochten uijt de naem van de Hollantse Compe. de schuit van Intje Assam mochte voldaen ende betaelt werden. Waerop antwoorden, nochtans wel te weten, dat een vaertuijgh met benjuijn, gomlack, oliphandttanden etca. na Batavia aen sijn broeder Intje ») Idop hadde gesonden omme daer voor sijn reeckeninge te verhandelen, gelijck met schriftelij cke attestatie hier wilde doen blijcken, gevende ten dien eijnde last aen Nacpra Radjasath, dat die een attestatie soude vervaerdigen ende ons om aen haer Ede. nae Batavia te stieren ter handt stellen; waermede ons affscheijt namen. Lieten daer nae deses landts wyse een propere schenckagie. Sijn van daer met den anderen na de groote passer gereden, vanwaer ick naer huijs reedt en liet den ondercoopman Jacob van Wijckersloot vorder met den schrijver en tolck naer Naccidet Preteauw, des Conincx moeder, en Occunja Tiecrij rijden. Die beijde na [t356} deses lants wijse gegroet hebbende, brachten haer mede de gewoonlijcke gerechtigheden. Naccidet Preteauw vraeghde na fijnegeschiel- 1) Intchi, enlche, entjik, Maleische titel voor iets minder dan toean, heer, ongeveer meester, baas. 43 S derde kleeden; maer seijden, dit schip vroegh van Batavia was ver- ix. daghtrocken eer de Cormandelse schepen daer aengekomen waren; der- REOIS' halven gene mede brachten. Item deden ons beclaegh bij Occunja Tiecrij, dat soo weijnich tingh, en soo slechte vellen tot noch toe ontfangen hadden; konden niet1665, anders bevroeden, ofte de Chinesen hadden de beste vellen al in hare joncken gescheept; daer geen antwoordt op erlanghden en nadat een weijnich geseten hadden, hebben affscheijt genomen, latende daer naer gewoonte een propere schenckagie; sijn naer 's Compes. logie geretourneert. Julij. (iMj) 2m. 's Morgens vroegh bekomen door een Cambodier schrijvens van 't fluij tjen 't Waterhoen, daer uijt verstonden, dat al voor de Musquite spruyt gearriveert was. Stierden aenstonts onse prauw met den Provisi. Adsistent Philips van Laere daer nae toe met ordre om de generaele brieven te halen, alsmede 't geit, soo daer eenigh in mochte wesen, boven te brengen, vermits daer seer om benodight waren, hem mede gevende dit volgende brieffgen: Aan de overheeden van Eersame wijse voorsienige ende 't fluijtschip 't Waterhoen. seer discrete! 't Is ons seer lieff te verstaen geweest, hoe op 18"1. Junij passado in de revier behoude reijse aengecomen zijdt. Maer ten aensien soo op heeden eerst de missive gedateert 20en. Junij door den brenger selver soo niet beter en weeten ter handt gecomen is, ben soo al een weijnich verwondert, naerdemael datter in die tijt al een vrij favorabel wint gewaeijt heeft, 't schip niet eerder boven geraeckt is; doch bent ons echter seer hertelijck welcom. Gelieft aen thoonder deses ondertusschen de generaele missive onser wegen over te langen, opdat wij bij tijts ons wat naer de ordre van Haere Ede. voegen mogen. Bij aldien U Ls. een kist met silvers in mocht, wildt se doch, wel verso(r)cht van boije (= boeien), in dit vaertuygh te setten. Niet meer dan naer gedane groetenisse U. Ls. een voorspoedige reijse naer boven toe te wenschen, waertoe Godt de Heer Zijnen Zegen, die U. Ls. in gesontheijt sparen, geven wil, om ondertusschen te verblijven, U. Ls. genegene vrinden, Onder stondt, Pieter Kettingh, Jacob van Wijckersloodt. (>/. ióós). 7en D°. Des nachts quam den adsistent van Laere wederom, mede brengende de missive van Haere Ede. en de kist met silver, sijnde volgens gegeven ordre wel versien met een goede lange boeij, reep 436 ix. dagh- en boeij, rapporterende hij 'tfluijtjen noch 2a 3 mijlen beneden Babregis- nom geiaten hadde. j6*.. I2en D°. Hebbe den ondercoopman Jacob van Wijckersloot, des tingh, mandorijns schrijver Gidian en 'sComp*. taalman Gonsabro na den ,665- Coninck gesonden om affscheijt voor het nu vaerdich leggende fluijtschip Westwout te versoecken. Daer comende heeft het ten eersten toe gestaenen na hem volgens deses lants wijse gegroet hadden, latende daer een propere schenckagie, sijn na Nacpra Sjemmeda, de [i3S8] Coutchinchinse Coninginne, gereden, om haer de gepretendeerde gerechticheijt van 't aengecomen schip mee te brengen. Maer, alsoo 't redeopdemiddachgewoordenwas.lietweten'thaerniettepasquam; mosten 's morgens vroegh komen. Souden oock na den Prins Ramatij Padij sijn gereden, maer vernamen onderwegen, dat op deoliphants jacht was, met welck bescheijdt weder in de logie sijn geretourneerdt. (JmKioós). I3en D°. Vertrecken de Chineese joncken, waervan een over Zamo en d'ander 2 directelijck na Japen haer reijse souden nemen, alle geladen met Japanse waeren als vellen, namrack, gittegom cardemom 2), oliphandtstanden etc*. ijuliióós). I4en D°. Vertreckt het jonck van den blinden Japander Kiko na Maccauw, bestaende sijn meeste ladinge in kaliatuers hout, weynich sandelhoudt, oliphandtstanden en eenige andere kleijne snuijsterijen. {Juli i66s). 15611 D°. 's Avonts omtrendt een uijr na besette wacht heeft den provis-. adsistent Albert Bruijningh den prov». adsistent Philips van Laere, nadat al vooren eenige woorden gehadt hadden, met een mes aen sijn slincker sijde in 't hangen van sijn buijck seer geyaerlijck gequest en sich voort aenstonts over de pagger velt vluchtich gestelt. \juUi66S). 16™ D°. Vertreckt 't fluijtschip Westwoudt na Japan met een cargasoen van f3 3848: 5 : i4.,bestaende meest in veile wercken, weijnich sapanhoudt, namrack, gittegom en cardamom. Den Almogende wil het sijn reijse behouden late volvoeren en d'E. Comp8. goede voordeelen verleenen. {Juli iets). 17™ D°. Arriveert hierboven voor de logie naer veel suckelens en arbeijdens 'tfluijtscheepjen 't Waterhoen, hebbende bijna een maent in de rivier 't soeck gebracht, waeruijt men licht kan bespeuren hoe [1359! nadelig het laet vertrecken van Batavia is voor de scheepen, die nae Japan moeten versonden werden, sijnde 't eerste sonder eenige 1) Gittegom, gomgutti, gomhars uit een boom welke in Cambodia en Siam groeit. Vrachten sijn van de grootte eener kers tot dubbel zoo groot (gutta = droppel). Gebruikt vroeger in de geneeskunde tegen lintworm, nu alleen bij verfbereiding. (Nederl. Handelt Magazijn, woordenboek, Amst. 1843.) a) Zie noot 3 blz. 83. 437 moeijten in 8 daegen de revier opgecomen, waervan ons de schip-ix. daohper Claes Pietersz. Vooght rapporteerden, dat op Battavia gehoort REGIS' hadde, hier soo weijnich water in 't kanael was, dat met geen groote KET. schepen hier konden binnen komen, seggende vordel wel aen te ne- tingh men willen hier een schip van 300 lasten genouchsaem binnen te,"65* kunnen brengen. Daer den voorigen schipper Marinus altijt seght niet meer als 12 voeten waters in 't canael te wesen, heeft hij, schipper Voocht, wel 15 a 16 bevonden, soodat nootsaeckelijck den eersten schipper noijt het rechte canael moet gepasseert sijn, dat oock volgens mijn voorgeven op Batavia is geweest; want hier sijn bij mijn tijden voor desen de Drommedaris, den Erasmus, Bloemendael en 't Jacht Armuijden binnen gecomen, dat alle geen soo cleijne scheepjes en waren. {TuU/óój). T9en D°. Vertreckt don Joan met sijn vaertuijgh wederom nae de Manilha, hebbende onder andere koopmanschappen een 20 picol benjuwijn geprocureert. ■y»*23en D°. 's Avonts quam den pi. adsistent Albert Bruijningh weder in de logie, dien ick aenstonts in de isers dede setten. \tjuu ióós). 25en k °P gemelten adsistent gevonnist om met 200 slag strengelijck gelaarst en dan het mes door de handt aen een paal vaest gemaeckt te werden, mitsgaders 3 maenden sonder gagie te winnen d'E. Compe. te dienen, i2theijlvoor den gequesten sijn pijn en 8 theijl voor meestertoon aen den chirurgijn, als breder bij de sententie en stukken int soldij (boek) is blijkende. tjuH ióós). 26en D°. 's Morgens vroegh is de schipper Claes Pietersz. Voocht, ri36o] den ondercoopman Jacob van Wijckersloot, de mandorijn schrijver Gidoan ende 'sCompe. taalman Gonsabro om afscheijdt voor het fluijtschip 't Waterhoen te versoecken als mede de gepretendeerde gerechticheden ('t welck van ijder sorteringh van kleeden, die met de schepen aen de marckt gebracht werden, een voor de Koningh, Prins en andere Grooten is) gaen brengen, welck affscheijdt nadat Sijn Maij1. al vooren nae des schippers naem gevracht hadde aenstonts toestondt, latende daer een propere schenckagie nae deses lants wijse. Sijn weder in 's Comp68. logie gekeert. Yfuii ióós). D°. Is 't fluijtschip 't Waterhoen met een cargasoen ter mon¬ turen van f 16035 ' 5 : 2. hier voor de logie vandaen 'tseijl gegaen nae Ponompingh. Item volgende resolutie beraemt: Dinsdach den 28en. Julij 1665. Door 't opperhooft Sr. Pieter Kettingh voorgehouden werdende de ordre van haere Ed,e. op Batavia, hoe dat genegen waren 't scheep- 43» ix. dagh- gen 't Waterhoen hier wederom uijt Japan te doen retourneren, doch regis- echter niet boven te laten komen, maer 't selve in de maent van 9. October aenstaende daer omlaegh in de revier met eenigh bequaem tingh, vaertuijch door ons soude waergenomen werden; soo is 't nu, sulcx 1665. dat dit landt twee revieren ofte monden derselve aen de zeekandt heeft, d'een vrij van d'ander verscheelende, soo is na rijpe deliberatie goet gevonden ende geresolveert, datditscheepjen 't aenstaende mousson hier 't Japanse oft 't Noordelijckste gadt deses reviers in sal komen, om daer door ons waergenomen te werden, daer bij veranderingh van schip off overheden derselve in Japan sal opgelet dienen te werden, ten welcken eijnde is den schipper Claes Piettersz. Voocht hier copie van meede gegeven. Aldus geresolveert in 't Ne- [« derlants comptoir Cambodia ten dage en jaere voorsz. Onder stondt: Pieter Kettingh, Claes Pietersz. Voocht, Jacob van Wijckersloot, Willem Toornvliet. (Juu ,6ós). 29en D°-Na de middagh is de schipper Claes Pietersz. Voocht en den ondercoopman Jacob van Wijckersloodt met de papieren hier vandaan na scheepsboort vertrocken. {juiitóts). 3°en D°. 'sMorgensomtrentten9uijren is boven gemelte fluijtschip 't Waterhoen, dat rede voorbij de Lause revier buijten de maalstroom ten ancker lach, 't zeijl gegaen, vorderende sijn reijse nae Japan. Den Albestierder wil het behouden stieren. Dienselffden avondt quam opgemelten Wijckersloodt weder in de logie, rapporteerende 't verhaelde. Augustij. [,66s). 27en. Bequamen tijdinge, dat een Portugees scheepjen, komende van Goa, hier in de revier was aengelant. Is voorder dese maendt, vermits't wassende water en men noch niet boven kanvaaren, veel min zijden (= rijden), niet (= niets) sonder (= bijzonders voor) gevallen. September. {ióós). 3en- Is den ondercoopman Jacob van Wijckerslooth met den tolck Gonsabro na Nacpra Raadjasa gevaeren, om de beloofde attestatie wegens de schuit van Intje Assam te bevorderen, gelijck sijn Maij*. aen hem belaste, dat de attestanten bijeen brengen, een schrijftelijcke attestatie passeren en ons ter handt stellen soude; dat hij, Raadia Sath, noch andermael aennam binnen 2 dagen ten huijse van Occunia Tipsongbath te verschijnen en daer 't gemelte getuijghschrift vaerdich te sullen maken, belovende soodra bij Occunja Tipsonghbath soude sijn aengecomen, ons in de logie wilde laten waerschouwen. Waermede affscheijt van hem namen; quamen weder in 'sComp*. logie. 439 [Stfi. ióój). io80 D°. Hebben wij de tolck Gonsabro wederom naNacpraRaad- ix. daghl'36al jasath gesonden om bovengemelte attestatie te bevorderen, maer "IJ?18" quam rapporteeren, dat hem niet thuijs gevonden had. jrgj. [Stft. ,óój). 12m D°. Arriveerden hier 2 Lause vaertuijgen; brachten weijnich tingh, benjuwijn aen de marckt en slecht goet. *65* ijen jjo js (je tolck wederom na Radjasath geweest en hem anderwerffniet huijs gevonden. i jen rjo Hebben hem weder daerwaerts gestiert, maer vermitssieck was, mochte volgens deses lants gebruijck daer niet in huijs gaen. October. (ióój). i3enD°. IsdenondercoopmanJacobvanWijckerslootmetNacpra Sijnanijock, mandorijn der Portugeesen, en 'sComp88. taalman Gansabro na de Koninck gevaaren om hem andermael wegens de schuit van Intje Assam te sprecken. Onderwegen komende ontmoeten bij geval Nacpra Radjasath, die haer seijde, dat Sijn Maij*. uijtgevaren was. Spraecken vorder van de attestatie dien de Koninck hem bevolen hadde wegens opgemelte schuit aen den Hollandsen Capit". ter handt te stellen; waer off sich onschuldichde, seggende veelvuldige diensten voor Sijn Majesteijt te doen hadde, doch soude op overmorgen ten huijse van Occunja Tipsimbath komen met de twee getuijgen ende geseijde attestatie daer vaerdigh maken. Sijn sonder yets vorders verricht te hebben weder in 's Comp*8. logie gekeert, verhalende 't gemelte. {Oct. ióój). i4en D°. Passeert hier voorbij 's Comp88. logie een groot vaerthuijgh van Maccassar, brengende (God'erbherm) de thijdinge, datter een groot Hollandts schip omtrent Maccassaer gebleven en eenige Hollanders, daer onder den secunde persoon, vermoort, de logie opgebroocken en het overhooft na Batavia vertrocken was. x) (Oct. ióós). 15«i> D°. Is den ondercoopman Jacob van Wijckersloot met 's Comlx3°3j pe»( taalman Gonsabro ten huijse van Occunja Tipsongbath gevaeren om de attestatie van de schuit wegens Intje Assam te beverderen. Nae daer een weijnigh geseten hadden, quam Nacpra Raadjasath, mede brengende twee persoonen, die seijden, dat ten tijde van de Cout- i) Zie Dagh-Register Cast. Bat. sóój, p. 58. Het jacht de Leeuwinne was 34 Dcc. 1664 vergaan, waarbij 40 man verdronken. De onderkoopman Corneiis Kuijf was met 13 man naar het wrak {35 mijl benoorden Makassar bij de Domduangla eilanden) gezonden en door de Makassaren vermoord. De dreigende houding van de bevolking had den koopman Abraham Verspreet genoopt de vestiging op te geven en zich naar Batavia te begeven, waar hij 33 Juni aankwam. Verg. Generale Missive G. G. en R. dd. 30 Januari 1666, Valentijn Amsterdam, 1736 Dl III, a'" stuk p. 153, Daghregisttr Batavia op 8 Juli 1665 en 14 Oct. 1665, en Realia 3 Febr. 1666 en xx April 1667: „over de victorie, door den heer Speelman „tegen de Macassaren bevogten, danksegginge te doen." 44Q ix. dagh- chinchinsen oorlogh alhier Intje Assam een vaertuijgh na Batavia regis- om faer voor sijn eijgen reekening te vercoopen aen sijn broeder Jj-CT. Intje Idop gesonden hadde met ongevaer 93 p1. benjuwijn en partije tingh, oliphandtstanden etca., gevende voor reedenen van wetenschap, dat ,665, altijdt gemelte Intje Assams dingen hebben waergenomen ende in sijn huijs geweest sijn, den eenen als boeckhouder en den anderen opsiender van sijn packhuijs, sonder 't selve echter schriftelijck te verclaren. Sijn weder van den anderen gescheijden en nae 's Compes. logie gekeert. Item vertreckt 't Jambijse1) jonck, 't voorleden mousson in 't uijtlopen van de revier in 'tgat stootende; is doen wederom gekeert en nu sijn reijse als vooren gaen vervorderen. {Oct. ièós). i6en D°. Verstonden door Sr. Manuel Delivera, die bij geval tot de mandorij n der Portugesen sat, als wanneer Nacpra Ramsit, onsen mandorijn, nadat hem wel 14 dagen na geloopen hebben om na de Coningh te gaen, hem daer niet toe hebben konnen bewegen, maer dat meer is noch sijn dienaer bij de Portugese mandorijn gestiert hadde, hem latende versoecken, doch niet met ons na de Koningh gaen soude, alsoo het sijn dienst was; waerop hem de manderijn der Portugesen liet seggen: gij en wilt niet gaen en de fitoor a) is mij comen versoecken, ick en kan het niet weijgeren, alsoo het een billijcke saack is de Koningh by tijts gewaerschouwt werde omme na Batavia te schrijven.Waeruijt wel te bespeuren is overtollige moeijelijckheden, die men hier van dien onwetende brutalen mandorijn moet verdragen. (Oct.tóós). i7enD°. 's Morgens heel vroegh is den ondercoopman Jacob van [1364I Wijckersloot nevens de mandorij n der Portugeesen Nacpra Sinanijock en 's Comp6*. tolck na de Coningh gevaren. Daer comende hebben hem na deses landts wijse gegroet en Sijn Hoogheijt versoecht selver aen d'Ede. Hr. Gen1, wegens de schuit van Intje Assam gelieffde te schrijven, vermits 't nu de tijt was; dat hij, Wijckersloot, binnen 10 a 12 dagen met vaertuijgen omlaach in de mondt van de revier gaen soude en daer het schip, uijt Japan komende, verwachten om naer Batavia aff te vaerdigen; off sijn Hoogheijt oock jetwes gelieffde ontboden te hebben. Waerop antwoorden, niets dan wat salpeter, schoone, fijne geschielderde kleden en fijne cassa etca. Latende daer een propere schenckagie, sijn weder na 's Compes. logie gekeert. (Oct. tóós). 18en D°. 's Morgens vroegh is den ondercoopman Jacob van Wijc- 1) Van Djambi, Oost-Sumatra. 2) feitor, Portugeesch, factor, agent, vertegenwoordiger. 441 kersloot, Nacpra Ramsit, 's Compes. mandorijn, en Gonsabro de tolck rx. daghna den Prince Ramatij Padij gevaren. Daer komende vraeghden o^™18 sijn Excellentie jetwes van Batavia belieffde ontbooden te hebben het. en soo aen de Ede. Hr. Gen1, en Heeren Raaden van India gelieffde tinohv te schrijven; dat het nu de rechte tijt was, want hij, Wijckersloot,166 soude binnen i o dagen omlaagh na de mondt van de revier met vaertuijgen gaen om 't Japanse schip daer te verwachten en nae Batavia af te vaerdigen. Daerop antwoorden: ja ick sal aen de Heer Generael schrijven en oock in de logie laten weten binnen 4a 5 dagen wat van Batavia sal ontbieden. Latende daer eén propere schenckagie, sijn weder in 's Compes. logie gekeert. {Oct. ióós). 23en D°. Arriveert hier het voor desen geruchte vaerthuijgh van l*3&si Goa, mede brengende meest Castiljaanse waaren, dien hoopten hier te vinden (venten); spreeken van groote dingen, maer vertrouwen het met haer als met de Castiliaender sal gaen, beter hart blasen als de mondt verbranden. Dese willen al de benjuwijn opkoopen, en de Macassaren,doorMapolij uijtgereedt, willen se oock altemael opkoopen, soodat die twee maelkanderen veel in den wech sullen wesen. Arriveeren 4. Lause vaertuijgen, maer komen uijt 't beneden Lauwen landt. Brengen meest kattoen ende andere snuijsterij aen de marckt, maer weijnich benjuwijn en geen cabessa. (Oct. ióój). 27en D°. Is den onderkoopman Jacob van Wijckersloot en's Comp5. taalman Gonsabro na Occounja Coesa gevaeren, klagende over Nacpra Radja Sath, hij soo langh met de attestatie die hem de Coninck belast hadde aen de Hollantse capiteijn soude behandigen tardeerde; en aengesien hij, Wijckersloodt, nu binnen 3. a 4. dagen stont om na de mondt van de revier te gaen, konden niet langer wachten off souden sonder deselve vertrecken en daerna aen de Coninck daerover klachtigh vallende. Daerop antwoorden, dat met Radja Sath al gesproken hadde, dat maer na Occunja Tipsumbaths souden vaaren en hem daer verwachten; souden maken het vandaeghaffgedaenwierde. Item belaste de tolck na de mandorijn der Lauwen en onsen mandorijn Ramsit te gaen om mede daer bij Occunja Tipsumbath te verschijnen, dat aenstonts achtervolcht wiert; en na hij,Wijckersloot, ongevaer 3. uijren hadde gewacht, is Nacpra Radja Sath met sijn twee getuijgen aengecomen. Een weijnich daerna quam de tolck, mede brengende de boven genoemde mandorijns. Eijndelijck de gedachte getuijgen daer ondervraeght ende g*examineert sijnde, isser [13661 een schrijfftelijcke attestatie van gemaeckt in de Cambodise taal, die hem, Wijckersloodt, ter handt gestelt wierde. 442 ix. daoh- November. REGis- ^en jyo. Arriveert een Lauws vaertuijghjen, doch almede als d'andere uijt de benede quartieren en niet sonderlingh mede brengende, tingh, bestaende sijn meeste ladinge in kattoene en andere kleijnicheden. 1665. gen D°. Nadat de brieff van de Coningh aen haer Edles. na Batavia (^„„^j},' morgens ten huijse van onse mandorijns was gebracht, quam NacpraRadja Sath nae de middagh met de schenckagie, bestaende in 5. pic1. benjuwijn, 2. picol wasch en 3. pic1. gommelack, dat seecker wel slechte recompense sijn, nademael de Koningh eerst van ider 10. pijcol belaste bij der handt te krijgen om na Batavia te stieren. Maer gemelte Radja Sath geeft nu voor, hier niet meer van dat goet te bekomen is en derhalven Sijn Maij». g'excuseert werden moet. {Nw.tóif). yen jjo 'sMorgensvroeghisdenondercoopmanJacobvan Wijckersloot de manderijn der Portugeesen Nacpra Sinanjock gaen versoecken, dat de konings brieff, die gisteren ten huijse van onsen mandarijn gebracht was, doch met den eersten in 't Portugees vertaalt mocht werden en dat het rede over de tijt was om met de barken naer omlaagh te gaen; die aen nam selver aenstonts na onsen mandarijn Nacpra Ramsit te gaen en daer een Portugeeschen schrijver te ontbieden om alles vaerdigh te maken, gelijck oock geschiet is. Op den avont liet ons onse mandarijn weten, dat de brieff van des konings broeder Nacsidet Ramatij Padij mede t'sijnen huijse was gebracht. (Nov. ióój). 8en D°. Nae de middach bracht onse mandarijn den brieff van de l Coninghnevens de schenckagie in 's Comp85. logie, die, daer ge woogen en ontfangen sij nde, bevonden te bestaen in 312. cattijs netto gewijcht gomlach, 982. cattijs netto benjuwijn en 208. cattijs wasch. Terwil met bovenstaende goet besich te ontfangen waeren, quam 't Sauponja Sasmoth, brengende de brieff en schenckagie van de Prins, bestaende in 290. cattijs wasch sonder meer. {Nov. ióós). 9en D°. 's Morgens vroegh is de brieff van de Prins in 't Portugees vertaalt. (Nov. 1665). 1D°. Na de middach quamen de Coutchinchinsebarken na veel suckelens en wachtens voor 's Compes. logie, die den 8en deser al behoorden geparesteert te wesen. Hebben aenstonts de packen en schenckagie korfgiens van benjuwijn etca. doen inschepen omme den onderkoopman Jacob van Wijckersloot met sijn bijhebbende geselschap op morgen vroeg daer meede na de mondt van de Japanse revier te laten vertrecken, ten welcken eijnde hem dese volgende memorie mede gegeven hebbe: 443 Memorie voor den Ondercoopman Jacob van Wijker- lx. daghsloodt, waernaer hem in 't affreijsen van de revier re01*- ter na beneden, om ontrent het Noorder ga(a)t off an- KET. ders genaempt de Japanse revier 'tschepjen uijt tingh, Japan te verwachten off, 't selve aldaer vindende, 6 omme de brieven mitsgaders 't inhebbende cargasoen, voor dit Comptr. geeijscht, te ontfangen alsmede de brieven na Batavia aen deselve overhooffden te bestellen, sal te gedragen hebben. Jegenwoordich twee Coutchinchinse vaertuijgen hier voor onse deur claer leggende, 't eene ongeveer groot ioo. en't andere 90. pijcols, waermede U. E. op morgen vroegh, gaende gemonteert met 6. beweerde x) matroosen als soldaten, de reijse naer beneden na de Japanse revier in Godes name aenvanght, om aldaer met meninge 't scheepjen uijt Japan komende te ontmoeten; weest doch voorsichtigh gedurende de reijs 't volck haer geweer wel claer en vaerdich houden en datter bij daegh, voornamentlijck bij nacht (met een musquet en brandende londt in de brandt, off met een goet pistool, wel op hoede wesende voor de gesellige Coutchinchinders) gewacht (=gewaeckt) wert, die ongemeen door de banck schelmmachtigh vallen. Met lieff tot ontrent 4. a 5. mijlen na 't Japanse gat gekomen sijnde, sal U. E. na ons onderricht is, een buert off dorp vinden, aen welckersTsouponja off die daer 't gesach heeft U. E. aengeven en openbaer maken (wat daer komt doen) kont. Daer bij provisie bij nacht en dach blijven leggen en laten des daegs met een cleijn praeuwtjen, dat daer aen die buert wel te krijgen wesen sal, met 2. a 3. man in de mondt van de revier, dat se de zee moij open hebben, laten roeijen, om na 't schip sijn compste uijt te sien. 'Tschip geparesteert wesende, sult met U. E. barcken daer aen roeijen, de brieven eijschen en openen, voorts 't scheepjen laeten ontlossen van 't silver en koopmanschappen, dat uijt Japan voor dit Comptoir sendende sijn, en in de barcken laeten scheepen, wel versichtich wesende 't silver t'eenemael gescheept wert in de barck daer U. E. op wesen sal om na boven te varen; doch daerom geseght, dat de barcken onderwegen in 't opkomen haer om geen waerom van den anderen te separeren hebben sullen. f1368! Naer de koopmanschappen in de barcken gescheept hebt en deselve claer sijn om naer boven te komen roeijen, sal U. E. een advijsbrief jen aen d'Ede. Hr. Gouverneur Generael en de E. E. Raeden van 1) Zie noot op blz. 498 hiervoren. 444 ix. dagh- India schrijven, 't selvige mitsgaders de copia der missive als factura regis- ujjt japan bij de generaele brieff van Cambodia ingeslooten sijnde, ™. denselven alsmede 't cassjen met papieren aen den schipper overtingh, leveren om die aen d' Ede. Hr. GouV. Gen1, en Raden van India op lees. Batavia te bestellen; waernaer U. E. soo haestich als mogelijck is wederom nae bovenen te spoedigen hebt, waer toe Godt de Heer U. Ede. Sijnen segen en voorspoedige reijs verleenen wil. Onder stont: Cambodia in't Nederlants Comptoiradij I2en November 1665. ende was geteijckent Pieter Kettingh. IX A. UITTREKSEL. Brieven zonder dagteekening van den koning en van den „prince van Cambodja, wettige broe„der van den coning", aen den gouverneur-generaal, ontvangen met de fluyt het Waterhoen 5 December 1665, getranslateert uit 't Portugees. Boek 1666,1, bh. 439—41. De koning bedankt voor de hem betoonde vriendschap en zendt geschenken in producten. Ook de prins bedankt voorden ontvangen brief en de „vereeringhe, de liefde en de affectie" en zendt aan den gouverneur-generaal drie picol was als tegengeschenk. Beide brieven zijn uiterst beleefd en zelfs deemoedig geschreven. IX B. UITTREKSEL. Copie missive van Sr. Kettingh en van Wyckersloot in dato 17 December 1665, medegegeven met Intje Lanangh»), inwoonder op Batavia. Boek 1666, UI, bh. 2036—38. „Dat vrij slechte avancen sijn. Hadden wel verhoopt deselve 50 pr. „cento gerendeert soude hebben, doch 't schijnt den duyren inkoop 1) lutje, zie noot i blz. 434. Lanattg, in het Maleisch overgenomen uit het Javaansch, beteekent mannelijk, dapper. Dus is de dubbele naam een soort van titel en wel voor een handelsagent. 445 „hier in Cambodia als de slechte negotie 't voorleden saysoen in Ja- ixb. „pan daer vrij hinderlijck is (= in) geweest zijn. Belange deselve hier y^E^ET „tot sulcken duyren prijs geloopen waeren en is volgenshetschrijvens tingh, „van over een jaar aen haare Ed. niet vremt, nademael het eerste jaer ff dec. „ende de negotie hier al vrij wat moeylijcken en stribbeligh—wegens 6 5" „de hartneckige, wederspannige ende ambit ieuse Chineesche inwoon„deren en datter desen jare vier swaare Chinese joncken aengelandt „waeren, alsmede bevindende desen jongen vorst volgens contract „niet al te woort vasthoudende valt — te doen gevallen is. Welcke „sware prijsen onder dese woelende Chinesen, die bij nae alle negotie „tot haer getrocken hebben, soo met den eersten niet te redresseren „sijn; doch 't schijnt deselve van jaer tot jaer minderen sullen, gelijck „bij de nieuwe gemaeckte prijsen, met Occunja Tipsumbath en de „verdere vellehandelaers gemaeckt, te beoogen is." „De sieckte van 't opperhooft Sr. Pieter Ketting neemt (Gode sij „danck) seer aff; hoope den Almachtigen Godt hem eerlange tot sij„ne volkomen gesontheijt helpen sal." IX c. UITTREKSEL. Originale missive van den koopman Pieter Kettingh uit Cambodia van 5 December 1666 aan Gouverneur-Generaal Joan Maetsuycker en Raden. Boek 1668, III, blz. 101—3. Hij maakt zich op om te vertrekken, voorloopig eenig personeel achterlatend ten einde niet in eens te liquideeren, hetgeen gevaarlijk en schadelijk zou zijn. 446 IX D. UITTREKSEL. Originale missive van den koopman Pieter Kettingh en den onderkoopman Jacob van Wyckersloot uyt Cambodia van 12 Maart 1667 aan Gouverneur-Generaal Joan Maetsuycker en Raden. Boek r668, III, blz. 104—5. Zij zijn in grooten nood wegens de aanvallen van Chineezen van Formosa (Coxinga.) IX E. UITTREKSEL. Copia van 'teerste advijsbrieffken, wegens den desolaten toestant van 's Comp. zaecken in Cambodia door d'Overheden van 't jagt de Schelvis uyt de revier van Cambodja na Balthasar Bort*) ende sijnen Raedt, Mallacca, geschr. 21 Juli 1667 voor het dorp Poenenpench. Boek 1668,1, blz. 358—60. Het schip is 26 Mei 1667 van Batavia naar Cambodja verzeild en 9 Juli van dat jaar voor de loge aldaar aangekomen, „waer wij het „aflopen der loge door dat verradersse Chinese gedroght hebben „moeten aenschouwen sonder daerop eenighe tegenwerck of schoften van canon daerop te connen doen, vermits de hoogte van 't 1) Opvolger van Jan van Riebeeck als hoofd te Malakka. Zie mijn opstel „Britsch Malakka" in De Gids van November 1913, blz. 319. Hij was, na sedert 4 Sept. 1645 eerste klerk van de secretarie te Batavia te zijn geweest, in 1659 aangewezen om deel uit te maken van het gezantschap naar Atjeh en werd daar commissaris in het volgende jaar. In 1661 werd hij tweede oppercoopman des casteels Batavia. Dan, in 1663, krijgt hij het bevel over ra schepen en 1000 soldaten, „tegen die van China uitgerust." Zie mijn opstel „Onze Vaderen in China," Dt Gids van Febr. 19x7 blz. 347—9. In 1665 vindt men hem terug als commandeur van Malakka. Drie jaren later bevorderd in titel tot gouverneur en directeur aldaar, brengt hij het in 1678 tot Raad van Indie en twee jaar later tot Directeur-Generaal, de hoogste post na den landvoogd. Doch het volgende jaar vindt men hem geboekt als ontslagen als president van den Raad van Justitie. Hij overleed „omstreeks n Januari 1684." 447 „aardrijck off de wal ons geheel tegen was. Nadat ons van degene lx e. „die 't gevaer ontcomen waerën, waeronder drije gequetsten sijn,BR,EF „beright wierde, (is) 't opperhoofd Sr. Pieter Kettingh nevens meer qverhe„andere Comps. dienaren seer jammerlijck vermoort (en) de logie in den „lichten brant gestoocken." De Chineezen hebben Kettingh en Ja- JACHT cob van Wyckersloodt 5 kisten zilver afgeperst en de loge verder 21,UL| vermeesterd. 1M7. Het schip verzeilt naar Japan. Het stuk is inderdaad slechts een „advijsbrieffken" en vermeldt wegens tijdsgebrek niets dan het bovenstaande. Het is geteekend door Pieter Hendricksz, Johannes Becx en Gillis Corff. IX F. UITTREKSEL. Rapport van den ondercoopman Jacob van Wijckersloot, gedaen aan den Ed. Daniël Sicx, coopman en opperhooft in Japan, omme in tijde en wijle Haere Eds. op Batavia bekent te maken de droevige toestant in 's Compagnies voorgevallen saecke en ongehoorde proceduren in 't rijck van Cambodia, aldaer 'sCompagnies ministers door den Chinesen rover Piauwja aengedaen, alsmede het affloopen en verbranden der logie mitsgaders het droevigh vermoorden van 't opperhooft Sr. Pieter Kettingh als'tgene andersints daer voorgevallen is. Geschr. int jacht de Schelvis 19 Augustus 1667. Boek 1668, IV, blz. 792 — 8. verso. Deze Piauwja is hier aangekomen met 5 óTayoeansche Chineezen, voorgevende dat dit jaar nog 3000 stonden te komen, dezelfde roover die verleden jaar in deze rivier een Portugeesch en verscheidene inlandsche vaartuigen heeft genomen en die nu goed ontvangen is door den koning. Wij hebben den koning gevraagd om een wacht van Cochinchijnsche vaartuigen ter bescherming van onze loge. Piauwja heeft hier 1000 Cochinchijnders vermoord, onder welke veel vrouwen en kinderen. Daarna heeft hij den koning beloofd om voor- 448 ixf. rap-taan in diens rijk geen aanvallen te doen, ook niet op de vijanden port yan den koning) zonder daartoe eerst van dezen verlof gevraagd en ^CKER. gekregen te hebben. De koning steunt Piauwja. De muntmeester sloot, raadt ons aan om aan den roover 2000 teylen ten geschenke te geven 19 auo. om daardoor van aanvallen bevrijd te zijn. Kettingh bood 1000 teyl, * ' maar Piauwja eischte 6000 en dreigde. Daarop gaf Kettingh enkele honderen teylen aan mandarijnen om die te bewegen 'skonings tusschenkomst bij Piauwja in te roepen. Piauwja wilde echter van geen toegeven weten, wapende zijn menschen en kwam na eenige dagen met 180 a 200 gewapende volgelingen om Kettingh te dwingen bij hem te komen in het Chineesche kwartier. Dezen bleef niets anders over dan zulks te doen en ontbood Wijckersloot daarheen. Zij werden er als gijzelaars gehouden, totdat 483 7 teyl door de loge werden betaald. Toen dit geschied was zijn zij losgelaten en teruggekeerd in de loge. De koning bleef werkeloos. Wel protesteerden wij bij hem, doch hij wilde zich niet met de zaak bemoeien. Wij hoorden dat het jacht de Schelvis aan de monding was aangekomen en spoedig verscheen dit voor de loge. Wijckersloot en de assistent Gerrit van den Bergh spoorden nu Kettingh aan om het schuytsilver uit de loge naar de Schelvis over te brengen. Kettingh was echter een beetje dronken en weigerde dit. Later bleek dat het zijn plan was dit schuytsilver te verstoppen in het bosch, om hem daar van dienst te zijn als hij in het bosch zou moeten vluchten, 's Nachts kwamen de Chineezen de loge overrompelen, waarop hij, Wijckersloot, het bosch in vluchtte, waar hij twee etmalen zonder eten bleef. „Dese aenslag is meeren„deels aengestelt (= aangesticht) door Jurrien Rouw van Wijsen„zee »); bosschieter, Pieter Simonse Visjager van de Helder, matroos, „ende Daniël Verdonck van de Graeffuyt Zeelandt, mede matroos, „de beide laatste uyt de loge gezonden naar de Schelvis om dit te „assisteren." De waterstand was zoo laag, dat het schip met zijn kanonnen niet boven de oevers kon schieten en dit was te slecht bemand om hulp te sturen, moetende zichzelf ook tegen overval beschutten. Daardoor zijn de Chineezen den heelen nacht doorgegaan met razen, rooven, verwoesten, moorden en branden, niets overlatende en de loge geheel verwoestende. Zij hebben Kettingh vermoord. Door dezen overval zijn voor de Compagnie verloren gegaan behalve de boven vermelde afgeperste ieening van 20 Juni 1667, nog verder: 12162 teyl Japans schuytsilver, 265 marck silver, 256 teyl 1) Blijkbaar een Duitscher, Rauh van Weissensee. 449 Cambodische munt, 5 paarden en de materialen die voor de vernieu- ix F. rapwing van de loge gezonden waren uit Batavia of hier ingekocht. PORT Op 12 Juli 1667 is Wijckersloot met de assistenten Gerrit van den vfljacER. Bergh en Albertus Bruyningh, die beiden ook het bosch in gevlucht sloot, waren, op de Schelvis aangekomen. De koning maakte „blauwe ex-19 AUO„cusen" en de drie overloopers zijn niet uitgeleverd. De Schelvis is 7' naar Japan vertrokken met de drie zooeven genoemdeNederlanders. De beide genoemde assistenten bevestigen onderaan dit rapport de waarheid daarvan. IX G. UITTREKSEL. Generale missive (van Gouverneur-Generaal aan Bewindhebbers) in dato 5 October 1667. Boek 1668,1,fo. i—ioi. „Om den slechten handel die de Compagnie de leste jaren in Com„bodja heeft gehad, hadden wij verleden saisoen ordre gegeven, dat „de coopman Pieter Ketting metten meesten ommeslach herwaerts „soude comen rnettet fluytje Hilversum, daer, uyt Japan comende, „gelast aen te lopen. Maer het selve en heeft geen effect genomen, „om dat het voorsz. scheepje, voor de revier gecomen sijnde en na „eenige dagen wachtens geen bescheyt van boven vernemende „nochte ordre hebbende een schuyt op te senden, om de Chinese „rovers die haer souden hebben connen ontmoeten, voort nae Ma„lacca is geseylt. Ende soo (als) wij uyt een brief door den gen. resident aen den commandeur in Malacca in dato 23 November per een „Portugees scheepken gesz., mitsgaders twee andere metparticuliere „vaertuygen aen ons, getekent 5 December ende 12 Mart daer aen„volgende, vernemen, en sijn de saken daer naderhant geensints ge„ betert, maer noch veel verergert, docr de quade regeeringe en de „tweedracht tusschen de coninck en de prince, soo dat wij qualijck „weten, of de onse haer levens en middelen daer langer en seecker „sijn, gelijck UEd. uyt de lecture der geciteerde brieven sal blikken; „ende hebben daerom 25 May verleden derwaerts gesonden het „jacht de Schelvis, andermael met ordre aen de voorsz. resident om „metten ganschen ommeslach op te breken en na Japan te seylen, „dat willen verhopen soo gevoegt sal wesen; ons vorder gedragende „totte brief daermede geschreven." (fo. 28v°.) Linschoten XIII. 45° IX H. UITTREKSEL. Generale missive (van Gouverneur-Generaal aan Bewindhebbers) in dato 23 December 1667. Boek 1668, Ifo. 115—104. „25 Mey 1667, jacht de Schelvis om de residenten mette „effecten te lichten ende nae Nangasacki te voeren, tot voorcominge "vanongeluck, daer wij met schenen gedreygt te worden. Het selve ',jacht is daer, na wij uyt de papiren met de fluyten de Spreeuw en "„ Witte Leeuw van Japan ontfangen verstaen, wel aengecomen. Maer "soo als sij op den gen July 's morgens voor de logie waren verscheenen en d'onse daer door nu meenden van alle swaricheijt bevnjt "en verseeckert te sijn, hebben de Tayoanse Chinesen des volgende ".nachts de logie met gewelt ingenomen, de coopman Pieter Kettingh "met 3 of 4 inlandtse dienaers vermoort, de coopmanschappen, constanten en goederen geplundert, en doen (= toen) de huysingen in ",den brant gesteecken, sonder dat de Regeringe (van Cambodia) het ,'selve heeft connen offte willen beletten. De ondercoopman Jacob "van Wijckersloot is het, nevens de andere dienaren, ontcomen enl'de aen 't voorsz. jacht geraeckt, waermede sij dan na Japan sijn Igeseylt. Nae 't schrijven van gem. Wijckersloot soude de Compagnie daer bij hebben laten sitten: „3 packen en een restant cleden, „265 marck silver, „12418 tl. soo Japans silver als Combodiase munt, „behalvéns noch 4837 fl. silver haer eenige dagen te voren door de "gem. Chinesen genoegsaem met gewelt ter leen quansuys afgedrongen ; voort(s) de huysmeubilen, materialen tottet opbouwen vaneen ".nieuwe logie van hier gesonden (even) als daer ingecocht etc, alles ".breeder blijekende bij het schriftelijck rapport van de gem. Wijc"kersloot, uyt Japan overgesonden ende nu oock aen UEd. in copye ..overgaende, ons daer toe refererende. Of wij ons nu van dit swaer "ongelijck te sijner tijt sullen connen resenteren en eenige middelen "„tot reparatie van de geleden schade bij der handt nemen, sal UEd. „na desen worden geadviseert." (f° 131 v°.) 4Si IX I UITTREKSEL. Generale missive (van Gouverneur Generaal aan Bewindhebbers) in dato 18 October 1668. Boek lóóp, deel I, blz. z—Zft. „Geen besending nae Combodia om de onsekerheyt van deregee„ringe ende dat daer met geen gerustheyt en schijnt te negotiëren „te sijn." (Blz. 48.) IX J. UITTREKSEL. Generale missive (van Gouverneur-Generaal aan Bewindhebbers) in dato 31 Januari 1670. Boek 1670, deel I, blz. 401—475. „ 5. deser arriveert alhier een jonck, aen Inche Lanangh *), Maleyts „ingeseten deser stede toebehoorende, van Cambodia met een brieff „van de coningh verselt met 4 picol benjuyn tot schenckagie, ende „3 Nederlanders daer miserabel gevangen geweest sijnde van de tijt „aff dat de Coxinse Chinesen de logie affgeloopen ende 't opperhooft „Pieter Kettingh nevens noch ettelijcke Nederlanders gemassa„creert hebben, te weten in de maent July 1667, onder beschuldiging „dat sij aen deselve moort mede hantdadigh soude sijn geweest, off „ten minste daer naer toe hebben gegeven, gelijck UEd. uyt het ne„vensgaende translaet van de voorss. brieff van de coningh 2) sullen „connen sien, ende van welcq gevoelen de ondercoopman Wijckersloot ende andere die de massacre ontcomen sijn oocq altijdt sijn „geweest, te weten uyt het seggen van de schuldige Chinesen. Maer „deselve miserable menschen hebben nu alhier, voor de justitie ge„stelt sijnde, soodanige deugdelijke redenen van onschult weten te „geven, datse na examinatie van de saken vrij gesproocken en on„nosel verclaert sijnde, ondertusschen sooveel elende ende miserie 1) Zie noot blz. 444. a) Niet te vinden. 452 ix.j. GE- „uyt gestaen hebbende, gelijck UEd. bij de geschriften daervan nerale );0vergaende des begeerigh sijnde sullen connen lesen. Maer wat de 3i' jan.^ «conincq aengaet, die en connen wij niet anders sien off heeft het wel 1*70 „met ons voorgehadt, ende waerop wij hem dan te sijner tijdt onse „antwoort van danckbaerheyt sullen toepassen. Deselve 3 personen „sijn genaemt: „Pieter Symonsz. Visjager van den Helder. „Daniël Verdonck van de Graaff en „ Juriaen Rouw van Weyssen Zee.*) (f°. 406 v°.) 1) Deel 11671 ontbreekt. Deel 1672 I bevat alleen twee translaat brieven van den koning en Ocknia Clahum, twee de in Combodia, zonder datum en-ontvangen 33 Januari 1673, dienende uitsluitend om vriendschap uit te spreken en geschenken te begeleiden. Verder wordt in de generale missiven van 167a tot en met i67Sniets over Cambodja gevonden. REGISTER. A. Abbeville, xxxvi. Ade, 68. Ahon, 206. Alcatyven, 40, 65. Amboina, 395. Americanen, 56. Ammeradt, Ocknea, lxiV, 255, 271, 273, 391. Amphion, 93, 198. Ancea, Occonjae, lxvi. Anckoor, 360, 431. Anderson (John), li, lui, 62. Antwerpen, 179. d'Anville, xxxvi. Arnemuyden, li, 364. Artsioen, Ocknea, lxv. Assan, Intse, 143,152, 276, 289, 295' 3°°. 3°7> 337.364. 39°. 393. 434. 438 ■ Assen, Tevinia, lxiii, 203, 222, 239Asta, ioi. Attamats, 31, 112, 423. Aymonier, (Etienne), xxx, xxxvi. i54- Azië Gespiegeld, xxxv, xxxvii, xxxix, 139, 264, 271. B. Backel, 225. Backer, xlvii. I Banda, 395. Bapnommers, 376. Barrangh, 74. j Barriga, 87. Barros (de), xxix. I Bassack, 31, 158, 226. ; Bayangs of byangs, 35, 1/7. | Becx (Johannes), 446. Benjuin, 16. Berckelangh, lxiv, 64, 68. Bergh (Gerrit van de), 410, 428, 448. | Besselman (Joannes), lvii. Betillie, 29. Bharra, xli. Bloemendaal, 13. Boeckspiegeltjes, 32. Bogerits, 359. borneo, 107. Borri, xxix. Borsckes (Gasper), 249, 250, 366. I Bort, (Balthasar), 446. Boudewijnsz (Huybert), 35, 188, 193, 241, 242, 253, 306. 1 Braganza (hertog van), 283 Breve et véridique relation, xxvi, xxxvii. Brinckhoff (Pieter van), 366,374. Brinkley (F.), xxxviii. . Broeckman (h.), xlvi, xxxix, 15, 16, 54, 151, 221,235,247,297, 344. 345- 346, 352Broecoord, xlv. Broun (Charles), 363. ! Brouwer (Bastiaan), 378. 456 Bruyningh (Albertus), 388, 401, 434» 436« 448. Buckoy, XLvii, 53, 54 buffelshuyden, 423. Burch (Adriaen van der), 230,344. Burg (Jan van der), 129,137, 141, i45- Busieten, Bogiedt, Boceta, 66, 342, 358, 417. C. Cabaton (A), xxvhi, xxxviii, xlviii, lvii, lxi. Cabessa, Cabesse, Cabeca, 17,87, 423- ll5 . Caesar (Cornelis), 230, 344. Calahom, Ocknea, lxiii, 375,383, 385, 415, 425. Calambacq, 75, 319. Calimcarien, 50, 198, 284. Caluncarys, 50. Cambodische nootgies, 72. Campen (Seger van), 116. Cangans, 269. Canghy (Phan), 154. Canton, 203. Captein Moor, 80, 337. Cardamom, 83, 93, 100. Caron (Francois), 140, 142, 1431 35iCassa, 180. Cassen, 116. Cassomba, 267. Casteleyn (Pieter), xxvu, xxvm, xxxvi. Catel, 282. Catty, xliv, 30, 44. Cauwrys, 261. Cavalia de matta, 87. Champello, xxxiv, 301, 351. Cheman, 423. Chiampa, 17, 29,75,92,127,138, 231. 3I0> 347» 352, 359. 365- Chiauwtry, 411. Chiavonys, 32, 178. Chichermot, lxiii, 19, 90, 133, 250, 252, 255, 298, 315, 316, 321, 327, 409, 410, 414, 416, 418, 419, 421, 430, 433. Chicherwongh, Ocknea, lxiv, 256. China, 61. China, Chen Montip, 314. Cinke 't Jaeges, zie Sinque Jagues. Ciricitit, Nac Pra, lxv, 371. Claessen (Jan). 366 Claix (Cornelis), 279, 282, 289, 295, 299, 308, 320, 321. Clappusz, 206. Clappusoly, 409. Cleeden, 81, 93, 147. Cobito-vellen, 348. coeckebacker, 136. | coen (j. p.), xli, xui. Coyangh, 71. Col, Nacpra Radia, lxvi, 406. Comphan, Tevinia, lxiii, 33, 49, 51, 170, 184,188, 241, 252,307. Compradores, 135. Con, Chen Mon, lxiii, 151. Corff (Gillis), 447. corgie, ioi. Cormandel, 17,108. corpo pintado, 20i. Costendorp (J.), 385. Coth, Chen Radia, 151, 162, i74, i»3Couckerken, 107. Coussa, Tjauwanja, lxvi, 374, 384- Coutchinchina, xxxiii. Coxinga, lvi, 445. Croocq (Paulus), xliv, 12, 131, x33. x34i i36. ï4°Croucx (Jan de), 381. i Cruz, (Gaspar da), xxvm. 457 D. Dam (Pieter van), xxxiii, xli, ui. Dasmariöas (Luis Perez), xl. Delivera (Manuel), 440. Dias (Manuel), 248. Diemen, (Antonio van), 31, 51, 66» 97. 133. 138. 333, 345 Dietsjou, Occaya, lxv, 372. Doelangh, 46, 179. dolphijn, 349. Domckens (Simon Jacobsz), 348, 35i- Doücke (Cornelis), 277. Drommedaris, 362, 437. Duycker (Anthonio) 129. Dijk, (van), xliv, 350. E. Ecole des langues orientales, xxvm. Ecole francaise d'Extrême Oriënt, xxvm. Elseracq (Johan van), 146, 347. Engel (de), 25, 311, 329. Ephea bey, lxiv, 151. Ephui, 154. Erasmus, 437. Essigh (Cornelis Abrahamsz), 417. F. Factoor, 363. Feifo, 129, 236, 262. Ferreira (Johan), 140. Firando, xliii. Fitoor, 440. Formosa, 138,140,157,351,353, 399» 445Franssen (Jan), 366. Frisius (Andries), 385. Q. Gaelen (Jan Dircx), xxxi, xxxii, xxxvii,xli,xlii,xlih, ii, 12, 6l, 64, 125, 127, 129, 134, 286. GALiNATorJuan Juarez de), xxxix. Galjas, ii. Gammalamma, 379. Gansabra, 41 r, 416,417,419,426, 433» 435. 437. 43«Garnier (Francis), xxx, 57, 154. Gaubil, xxii. Gerritsz (Jan), 287, 289, 294,309. Geschoren, 132. Gidion, 411, 435. Gingans, 50. Gittegom, 92, 436. GoCKELOCK, 28. Godang, 134. gode globo, 250. Goens (Rijckloff van), lix. Goes (Pieter Cornelisz van der), 126. Gom, 157, 313, 361, 377. I Gommelack, 16, 72, 73, 93. Gooyer (W. de), 16,177,188,193, 241, 242, 253, 306. Goud, 16. Graaff (Isaak de), xxxm. Gree, 34, 138, 172. Groeneveldt (W. P.), xxxviii. Gudonnen, 325. Gwanghpick, lxiv, 134. H. Haagen (Johannes van der), xlv, I3t< i34» 136, 139. 140. 142. M3. 145- Hagenaar (Hendrik), xliv, 127. Hambingh, 289. HanoI, xxvm. Harrouse (Hendricq), 230, 348, 352- Hartsincq (Carel), 139. Heeres (Prof. Mr. J. E.), xli. Helm (Aerent Jansz van den), 130. 458 Hendricksz (Pieter), 446. Hermanssen (Jan), 366. Heyman, 54. Hilversum, 449. Hingh, 198. Hocheo, 139. hoetink (b.), 328. Hoochstraten (Daniël), 305. hoy of hoyning, 37, 199, 200. Hoyet, Nacpra, 422. I. Idop, Intje, lxvii, 434, 439. Indijck (Hendrick), xxxm, l, 357, 36o> 36l> 36a, 364. 371. 379. 386. Inimeda, Nacpra, 415. Ininerat, Oya, lxv, 371. Inlijving Cambodja, xxvii. Inlijving Laos, xxvii. Intje Idap, zie Idop. Intje Lanangh, zie Lanangh. Iumerat, Oja, lxvi. J. Jamamaesz, 29, 423. Jambinesen, 81. Janse (Floris), 126. Janse (Wilm), 114, 116, 120. Jansz (Symon), 363. Japan, xlii, 52, 53, 62, 63, 65, 66, 67, 78, 81, 119, 137, 143, *56. 319. 345. 355- 398, 402, 416, 449. Japansche rivier, xxxvii, 89. Johor, 384. Joorissen, 81. Jumeradt, 375. Juquan, 391. K. Kaarten, xxxi. Kajmondonne, 53. Kaka, 68, 94. Kalhom, zie Calahom. Kaliatoershout, 83. Katjang, 141. Keengh Soua, 167. Kelangh, 144, 230. Kern (Prof. Dr. H.), xxix. Kettingh (Pieter), UI, lvh, 357, 360, 361, 362, 367, 385, 386, 387. 389. 39h 398. 399. 4oo, 405, 406, 410, 414, 415, 4r7» 420, 422, 430, 432, 437, 444, 445. 447. 45iKiefa, Nac Prom, lxv, 371,376, 377, 38iKiko, 424, 436. Kivieth, lv, 349. Knies, 292. Koehuyden, 423. Kuyf (Cornelis), 439. L. Lacksim, Lack Pomosictha, 125. Lacq, 83, 93. 100. Laere (Philips van), 433, 435 La Motius (J ), 230. Lanangh (Intse), 16, 28, 38, 39, 171, 181, 188, 193, 218, 223, 241, 434, 444, 451. Lanckan, Tevinia, lxiii, 178, 179, 204. Lanphea, 314. Lantsol, 95. Laos, xxxiii. Lauweck, xxxvii. Lauwenlandt, xxxiii. Leeuwerick (de), lv, 349, 354 Lelanghsa, Nappra, lxiv, 252, 292. Le Maire (M.\ 230. Lepaangh, Oijae Tiecry, lxvl Leria (J. M.), xxx, 13. Linga (Jan van), 326. 459 Linschoten (Jan Huygen van), xxvii, xxxvi. Lipat, lxi. Lochan, Pra, lxiii, 32, 43, 51, 182, 204, 221. Lockhorst (H. B. van), 16. Lock Moncon, (Chen), 319. Loim, 28. Loot, 81. Louwen, 106, 145, 159, 196, 209, 2l8, 2S3» 363. 39°Luang, Pra bang, 35. M. Maatsuycker (JoanJ, lvi, 357, 36°. 399, 445Macartney (lord), 37. Madafonts, 116, 298. Maes, 13, 35, 190. Mainctementos, 379. Maire (M. Ie), 230. Maleiers, 81. Ma lei je, 310. Mallacca, 72, 107. Mander (Adam van den), 130. Mangh, Oya, lxv. Mantrynchit, Tevinia, lxv, 308. Maradia, Occanja Siri, 393. Marini (de), xxix, xxx. Marinus (Abraham), 364, 436. Marthini, 15. Masulipatnam, 29. Mattram, 271. Meenen (Christiaen Claessen van), 98. Mekong, xxxiii, n. Menam, 11. Meneses (Antonio Telles), 79. Meungh Pawa, 50, 220. Meunkock, 33. Mexico, xli. Meyer (Jan de), lv, 387, 389, 391- 398, 399» 4oi, 4°5Mirrhe, 83, 93. Mitip Ronghtonock, Tjanponja, lxvi, 377. Molukken, xxxix. Montix(p), (Quan), lxiv, 49, 52, 151, 161, 162, 170, 171, 183, 222, 236, 240. Montip Bania, Chen, 314. Monton, Nac, 371, 381, 382. Moors, 170. Morco, 297. Morga, xxix. Moskieten-gat, 378. Muller (Augustijn), 266,301, 327, 347- Muller (Hendrick), 126. Muntmeester, 74, 113,119,132. Muscus, 17. N. Nac Promkiefa, 378, 379. Naccidaidth Namotipady, 405. Naccidaidth Pratiauw, 410,415, 416, 434. Naccidaidth Ramatipady, 410, 416, 431. Nachoda, 83. Nachtegael (Henricq), 129, 140. Naewein, 32, 41. I Namnoy, 29, 159. I Namrack, 247, 436. Nappra, 13, 21, 155. I Natraet, Ocknea, lxv. Naymoncon, lxiv, 188, 206. I Neck (Jacob van), xli. i Necker (de), 353. Nelpith (Nappra), 277. Nes (Wier Aertsz van der), 273. Nieripith, zie Niripith. j Nieuwmart (Juriaen Roder van), 301. 460 NlFFONDON, 266. Niripith (Nacpra), lxvii, 402,407, 409, 411, 412, 416. NlSSINDOMME, 53. Noordstar, lv, 350, 353. Noordwijck, xliv, ti, 29. Nootsiouto, lxiv, 257, 316. Notice Historique sur la Cochinchine, xxxii. O. Occonja Siri Maha Radja, lxv. ockmoen, lxvi. Ocknea, 13. Odel (Nac Pra), 371, 380. Olifantstanden, 72, 75, 92,102. Onckosa, lxiv, 257, 316. Oostcappel, xlvi, 13, 15, 19. Opra, 62. Orangieboom, xlix, 353, 391. Osman (Maerten), 388. Ottens (Johan), 283. Oudewater, xliii, xliv. P. Pagger, 18, 134. Pagoot, 372. Pahangers, 81. Pallegoix, 374. Palochoon, lxiv, 224, 307. Pampangers, 379. Panderan, 350. Pangaran, 75. Paphon, 48. Pasimbadt, lxiv, 74, 113, 119, 132, 183, 252, 256, 264. Pataneesen, 280. Patani, xli. Pee of Phee, 87. Pehu of Pegu, 17, 28, 42, 195, .203. Pelings, 328. Pels, (Jan Barentsz), 230. Peper, 81. Perkees Satry, 24, 25, 247, 251, 286, 315. Perzische zijde, 137. Petaniers, 81. Pha-buck, 225. Phaifo zie Feifo. Phankangy, 28, 48. Phapanom, 207. Pheyphoo zie Feifo. Philippijnen, xxxix. Phonong, 157. Pia Powan (Tevinia), lxiv, 50, 230. Pia Tauh, 220. Pia Tijn, lxiv, 50. Piauwja, lxvii, 447. Picol, 14, 30. Pietersz (Thijs), 364. Pinangh, 81. Pitnandry (Nampra), lxiv, 6r, 62, 63, 64, 73, 79, 90, 96, 98, 102. Poeloe Condor, 399. Poeloe Uby, 399. Poetsiock, 83. polger of poligar, 49, Ponomping, xxxiv. Popelis, 116. Portuwan (Jan de), xlv, 333. Poulo Thiamon, 388 Pou Tjanponja, lxvi, 378. Pourson, 29, 46, 155, 169, 192, 207, 215. Pousselouck, lxvi, 376 Praangh, Nac Nac, lxv, 371. Pratiauw zie Naccidaidth. Preaute, Nac, lxv, 371, 376, 389. Presbescit, 140. Prescorneock, lxiii, 18,132,260, 261, 265, 273, 319. Pretera (Nappra), lxiv, 51. Promkeeino, lxvi, 379. Pronckiesad (Nac), lxvi. Putmans (Hans), 129. 461 Q. Quinam, 17, 71, 72, 81, 85, 92, 94, 102,129,169, 203, 266, 319, 326, 347. 35». 359- quitasolle, 280. quockpeeck, lxiv, 257, 316. R. Radjasath (Nacpra), lxvii, 434, 438, 441Rack, 158, 166. Ramatipady, zie Naccidaidth. Ramchidt (Tavinia), lxv, 277. Ramsydth (Nacpra), 411,416,420, 4*2, 4«3, 424, 43», 44°, 44*Rassamale, 93. Ravi (Tevinia), lxiii, 26, 248, 264, 268, 271, 287, 316, 327. Realen, 88. Regemortes (Pieter van), xlv, 15, '6, 19, 20, 25, 26, 31, 52, 53, 54, 141, 146, 147,151,221, 230, 235, 244, 346, 347, 352. Reynosterhoorns, 17. Rhodes (Alexander de), xxix. Rochevellen, 81, 83, 100, 359. Roosewater, 116. Rottang, 78. Routoe, 269. Rouw (Jurrien), 448. Rutsz, 165. Rijckertsz (Hendrik), 422, 433. Rijswijck, xlvii, 353. S. Sabandaer, 19, 62, 63. Sacry, (Ocknea), lxiv. St. Martin, Vivien de), xxxiv. Salouws, 328. Samphana, 32, 47. Samson, ioi, 124. I San Antonio (Gabriel Queroga de), xxvi 11, xxx. Santa Catharina da Siena, (Vin'""cenzo Maria di), xl. Sappanthout, 405. Sarassa, ioi, 310, 420. Saxenham, 30, 236. Schagen, xliii. Schelvis de, 448, 450. Schermmeinth, lxiv, 227. Schrieck (Johannes van), 366. schuytzilver, 12. Sedain (Daniël Rogiers van), n6. Serck Louck (Occonja), lxvi, 376. Sermongh (Ockja), lxv. Sermoyet (TchauboNja), lxv, 325. Sery Maha Radia (Occonja), 375. Siam, xlii, 16, 50, 239, 241, 253, 288, 387, 398. Siampans, 267. Siappen, Tjap, 257, 310, 357. I Sicamoth (Tianponia), 432. I Sieringh Songbath (Tianponia), lxvii, 422. Simmeda (Nacpra), 419, 436. SlMPOUW, 28. Simsingh, 266. Sinjang, 167. Sinque Jagues, i 24,147,345,348. Sionemon, 61, 62, 81, 83, 94,99, 251, 256, 266, 272. Sioulack, 326, lxv. Siry Souckran, Tchaubonia, lxv, 335- Sitty (Oya), 78. Six (Daniël), 447. Smits (Pieter Janssen), 231, 306, 347- Snaphaenen, 116. Snicnue, 200. Sombaboer, 29,154,157,192,229. Sombock, 29, 229. Soudeck (Nappra), lxiv, 260, 261, 271, 291. 462 soukith, 223. . Soury (Pieter), xliii, 111,117,122. soyoman, f32. Speck, 302. Spiegels, 93. Spreeuw (de), 450. Staa (Nac Pra), lxvi, 376. Stanley (h. e. J.), xxix. Stouthart (Adrijaen), 357, 360, 361, 362, 367, 385. Synanyock, lxvii, 439, 442. T. Tabard, xxxi. Taeffe, 83. Tahom (Tevinia), lxiii, 172,181, 193. *37Talempoy (Radia), 168. Talempoyerij, 373. Talponys, 200. Tanasserye, 16, 194. Taphony, 298. Tarantjouw (Occonja), lxvi. 377- Tarnatanus, 116, 173, 177,200, 294. Tarruw, 383. Tasman (Abel J.), xli, xlvi, xlvii, 20. Tayl, 12, 190. Tayouwan, 17, 52, 81, 104,123, 129, 136, 138, 248, 252, 353. Taysimbath (Tavinea), lxiv. Tchanbonja, 335, 336. Telingers, 266, 267. Termalol (Ockja), 335. Ternate, 395. Tevinia, 21. Theerportion (Nacpra), lxvii, 411, 415, 417,421,422,432, 433. Thibault, Oirlando, 107. Thiemeda (Nappra), 13, 14, 23, Thin, 81. Tiechry (Ockoenja), lxvi, 406, 417, 418, 425, 434. Tiecry Peracsidents Ockoenia, lxvii, 411. TlELE (P. A.), xlii. Tigit, 289, 346. Tipsombath, lxvi, 383, 390. Tiremedol (Ocknea), lxiii, 19, 23, 26, 250, 257, 262, 279, 287, 290, 309, 313, 321, 327. Tisneha, lxiv, 127. Tjoukorna, lxiii, 151, 162, 170, 236. Tjurremock, xxxvi. Tommeretiat (Nac), lxiii, 14. Toncquinse zijde, 13, 14, 256, 316, 326. Tonkin, xxxi, 49, 71,72, 92,144, 203. Tonle Sap, xxxvi. Toornvliet (Willem), 438. I Toron, xxxiv, 302. Trae, 305. Tranckabara, 363. I Trancqueeres, 376. I Traudenius (Paulus), 146, 147, 23°. 344Tsampa, zie Chiampa. Tuauw (Nacpra), lxvii, 415. Tuprath (Occonja), lxvi, 383. Tyansta Ontbraet (Nac), lxv, 372, 384I Tyecri Lepaangh (Oja), 379. Tijgerseiland, 351, 355. V. I Vachet (Benigme), 129. Vaes (Bastiaen), 384. I Vaho (Francisco de) 107. | Val (P. du), xxxvi. Veltens TJoris), 301. 1 Verburch (Nicolaes), 356. 463 Verdonck van de Graeff, (Daniël), 448, 452. Vero (Pedro de), 107. Verspreet (Abraham), 439 VlENTIANE, 16. Visjager (Pieter Simonse), 448, 452- Vooght (Claes Pietersz), 436, 438. Vooght (Nicolaes de), xxxiv. W. Wachtende Boeye (de), lvi, 349 Wael (Jeremias de), 51. Wagenaar (Zacharias) 362. Wangh (Oya), 372, 407. Wang-Kangh, 13. Wasch, 72. Waterhoen, 437. Westwoutd, 430, 433, 436. Weyssen Zee (Juriaen Rouw van), 448, 452Wickerwandys, 201. Wieringen, 107. Wieroock, 83, 93. Willemsen (Jacob), 366. Winckian, xxxiii, i6, 17, 43. WlSELIUS (J. A. B ), xliii. Witte Leeuw (de), 450. Wuysthoff (Gerrit), xxvm, xlv, !5> l6> m S2> ïS1» 23°. 2S4. 325. 345. 348. Wijckersloot (Jacob van), lv, 390, 401, 406, 409, 411, 414, 4iSi 417, 42°. 425» 43°, 432> 433, 444i 445» 447» 448, 450. Wijntint, 248. Yzerman (J. W.), xxvn. X. Zaeyer (de), 18, 26,146, 276, 285. Zeehont (de), lv, 401. Zelandia, 138, 230, 344.