[^Prinsessen van Oranje in duitschland DOOR HAARLEM - H. D. TJEENK WILLINK & ZOON - 1920. KONSMKLUKE I BiBUOTHEEK hs-ÜRAVENHAöÊ, INLEIDING. In mijne studie over De Prinsessen van Oranje en hare dochters in Frankrijk, opgenomen als Deel II in de serie Uit de Diepte naar de Hoogte, heb ik getracht in beeld te brengen de geschiedenis dier vorstinnen uit het Oranjehuis, die, na haar huwelijk in Frankrijk gevestigd, haar levenslot hebben zien bepalen door wat zij in dat land beleefden. Ik heb toen willen doen uitkomen, hoe zij daarbij in haar nieuwe vaderland de traditie van haar roemrijk geslacht hebben hoog gehouden, hoe zij er yoor hebben gestreden en geleden, hoe zij, onwankelbaar vast staande in hare overtuiging onder aanvechtingen zonder tal, daar een laatste bolwerk hebben gevormd voor de weinigen, die er, even als zij, niet wilden buigen voor willekeur en geestesdwang, een bolwerk zoo vast, dat het welhaast den schijn heeft, alsof de val van den Protestantschen Franschen adel, waardoor de herroeping van het edict van Nantes mogelijk werd, eerst een voldongen feit kon worden geacht met het verscheiden dier laatste draagsters in Frankrijk van het fiere Oranje-devies : Je Maintiendrai,.... Ik zal handhaven. In de hier volgende bladzijden wordt nu geteekend het beeld der Oranjevorstinnen, die, door haar huwelijk 6 INLEIDING. in Duitschland gevestigd, daar den naam van haar geslacht met eere hebben gedragen. Eene eenheid, een onderling verband, als waardoor de schetsen in den vorigen bundel worden verbonden, hebben deze teekeningen niet. Zij staan meer ieder op zich zelf. Maar ieder van haar is toch niet minder een treffend getuigenis van wat een nobel vrouwenleven in tijden van maatschappelijke beroering en van maatschappelijke omkeering kan zijn. De omstandigheden van oorlog en omwenteling, waarin deze vorstinnen leefden, waren voor ons allengs geworden tot omstandigheden, die voor ons iets onwezenlijks hadden gekregen, iets legendarisch, behoorende tot den achtergrond van historische romans, iets dat voor ons alle concreete werkelijkheid had verloren. Die gelukkige tijd is voorbij. De laatste jaren hebben ons wel anders geleerd. Wij kennen thans ook bij ervaring den druk, den nood, de onzekerheid, die de onafscheidelijke gevolgen zijn van den strijd der volken. De geschiedenis der Oranjevorstinnen in Duitschland heeft daarom thans iets zeer actueels. Zij doet ons zien wat vrouwen, juist als vrouwen, kunnen doen en kunnen zijn om eene betere toekomst te helpen voorbereiden. Want de prinsessen, wier beeld in dezen bundel wordt geschilderd, zijn als dochters trouw geweest aan de traditie van haar Huis : als zusters hebben zij de kracht van het Huis van Oranje-Nassau als het ware verdubbeld door het innige familieverband, dat zij wisten te onderhouden: als gehuwde vrouwen INLEIDING. 7 zijn zij haren echtgenooten tot trouwen, liefdevollen hulpen tegenover hen geweest: als moeders en opvoedsters hebben zij eenen machtigen invloed gehad op de vorming van altijd weder nieuwe strijdkrachten, — van strijdsters zoowel als van strijders, — voor den eeuwenouden, hier op aarde wel nimmer eindigenden strijd van waarheid en recht tegen de geestelijke boosheden in de lucht. De geschiedenis dezer vorstinnen, die de thans zoo gewone verzuchting over „de chaos, waarin Europa dreigt weg te zinken," met geheel dezelfde woorden reeds zoo veel vroeger hebben geslaakt, is ook een bemoedigend getuigenis, dat op een zinken toch altijd weder is gevolgd een rijzen. Ik heb mij in dezen bundel bepaald tot de prinsessen van Oranje in engeren zin, namelijk tot die van het stadhouderlijk tijdperk. De prinsessen van ons Koningshuis voeren trouwens ook niet dezen titel maar dien van Prinses der Nederlanden. JOHANNA W. A. NABER. Amsterdam, 1920. LOU1SE JULIANA VAN NASSAU KEURVORSTIN VAN DE PALTZ. Louise Juliana van Nassau Keurvorstin van de Palts. 1576—1644 Alt Heidelberg, du feine, Du Stadt an Ehren reich, Am Neckar und am Rheine, Keine andere kommt dir gleich.... zoo zong de dichter von Scheffel omtrent het midden der vorige eeuw en zijn loflied was de voortzetting van den lofzang, welke de eeuwen door landzaat en vreemdeling hebben gezongen op het heerlijke stroomgebied van den midden-Rijn met die welige landauen, die vruchtbare berghellingen, die dichtbevolkte, welvarende steden en dorpen en dat lieflijke, semitropische klimaat, waarin druiven rijpen en ooftboomen gedijen en bloemen wassen in eene volheid, die aan het zonnige Zuiden herinnert: een land, dat, hoe dikwijls, en nog pas weder, het ook door oorlog en vreemde overheersching moge worden geteisterd en verwoest, toch altijd weder tot bloei gekomen is en tot bloei komen zal, dank aan den onuitputtelijken rijkdom van zijnen bodem en dank aan de aangeboren goede eigenschappen zijner bevolking. 10 LOUISE JULIANA VAN NASSAU. I Ook Louise Juliana van Nassau, oudste dochter van Prins Willem van Oranje en Charlotte van Bourbon, zal wel met verrukking en bewondering hebben gestaard op het onvergelijkelijk schoone panorama aan haren voet, toen zij in het jaar 1593, pas gehuwd, van het hooge slot te Heidelberg voor het eerst haar oog liet weiden over het rijksgebied van haren echtgenoot, van Frederik IV, keurvorst van de Palts. Waarlijk riüfa&pnoeren zijn in liefelijke plaatsen gevallen, zal zij toen den psalmdichter wel hebben nagesproken, — onwetend nog van den gruwel der verwoesting, dien zij er in haren ouderdom zoude moeten aanschouwen, — en misschien heeft zij toen tevens in gedachte eene vergelijking gemaakt tusschen dit land, dat de natuur zoo mild had bedeeld en dat andere land, waarvoor diezelfde natuur zich zoo karig had betoond: haar geboorteland, dat door zijne bewoners voet voor voet moest worden betwist aan de zee en veroverd op den vijand in eene voortdurende worsteling met het geweld der elementen eenerzijds en het geweld van den vreemden overheerscher anderzijds: dat Holland, dat zij over beide belagers had zien zegevieren, tot dat kleine plekje gronds naar het woord van een harer tijdgenooten werd „een dijk „voor den Oceaan, een breidel voor eene groote „mogendheid en een bolwerk voor de vrijheid van „Europa:" die lage landen aan de zee aan wier geschiedenis hare eigene zoo nauw was verbonden en wier LOUISE JULIANA VAN NASSAU. 11 aanvankelijke triomf voor haar reeds dadelijk eene ongedacht schoone toekomst scheen te hebben ontsloten. Want het was er verre af, dat in de eerste jaren van haar meisjesleven eene zoo schitterende echtverbintenis, als die welke zij had mogen sluiten met den eersten keurvorst des Duitschen Rijks, voor haar tot de mogelijkheden had kunnen worden gerekend. Waarschijnlijk was zoo iets voor haar ook buiten alle berekening gebleven. De nooden en behoeften van het oogenblik, ja zelfs de zorg voor het dagelijksch brood, waren langen tijd te drukkend om ver vooruit te denken. De rustelooze strijd voor godsdienstige en maatschappelijke vrijheid, dien Prins Willem I met eenen schijnbaar overmachtigen vijand had aanvaard, legde niet alleen hem zeiven, maar ook den zijnen, zware ontberingen op. Uit de brieven van Louise Juliana's oudere halfzuster, prinses Maria, de do chter van den Zwijger uit diens huwelijk met Maria vanEgmond, blijkt, hoezeer de prinsessen te lijden hadden onder koude en vochtigheid tengevolge van onvoldoende kleeding en slechte huisvesting en voortdurend gebrek aan gereed geld om ook maar in het allernoodigste te voorzien, 's Prinsen onderhandelingen om zijne oudste dochter een huwelijk te doen sluiten, ook maar eenigszins passend aan haren rang, mislukten alle ten gevolge van het onzekere der tijden en het onbeteekenende van den bruidsschat, welken de vader zijn kind kon toeleggen; en dit terwijl Maria toch altijd nog rechten bezat op de rijke erfgoederen van hare 12 LOUISE JULIANA VAN NASSAU. moeder en bij eenen gunstigen keer in den staatkundigen toestand der Nederlanden die rechten zoude kunnen doen gelden; en voor hare halfzuster Anna, de dochter van 's Prinsen tweede echtgenoote, Anna van Saksen, bleek de zoo vurig begeerde verbintenis met haren neef Willem Lodewijk van Nassau ieder jaar opnieuw eene onmogelijkheid. Het kleurlooze, lijdelijk afwachtende leven der oudere zusters scheen wel aan te wijzen, hoe weinig er in de toekomst was te verwachten voor de jongeren, voor de dochters van Charlotte van Bourbon, die zonder eenig stoffelijk bezit uit het klooster in de wereld was teruggekeerd en die haren kinderen dus niets, zelfs geene rechten of aanspraken had na te laten. Maar toen deze in Mei 1582, uitgeput door spanning en angst, het moede hoofd nederlegde voor goed, en haren zes dochtertjes, waarvan de oudste zes en de jongste één jaar telde, ontviel, had zij toch als kostbaar erfgoed althans in hare eersteling, Louise Juliana, hoe jong die ook wezen mocht, reeds iets weten te wekken van haren eigen ijver voor de zaak van waarheid en recht, van hare bewondering voor den man, die deze heilige zaak zoo onwrikbaar voorstond, van hare innige vroomheid en van haar krachtig, levend geloof. Wel is dit gebleken, toen twee jaren later de slag, waarvoor Charlotte had gevreesd en gebeefd, ook inderdaad viel, — toen de Prins van Oranje werd geveld door het moordend lood van eenen Spaanschen huurling en zijne dochtertjes geheel verweesd werden. Met verwonderlijke LOUISE JULIANA VAN NASSAU. 13 scherpte van blik gaf de oudste, de toen pas achtjarige Louise Juliana, zich rekenschap van den toestand, getuige een schrijven reeds den 25sten Juli 1584, dus veertien dagen na den moord, door haar gericht tot haars vaders broeder, graaf Jan van Nassau, en waarin zij dezen smeekte, „haar en haren kleinen „zusters niet alleen tot oom, maar ook tot vader te „willen zijn, daar zij niemand nader had dan hemi „tot wien zich te richten met de bede, toch te willen „toezien, dat zij zullen blijven in de belijdenis, waarin „wijlen haar vader haar tot nog toe had doen opvoeden." Het gevaar, dat het anders zijn zoude, was inderdaad allerminst een denkbeeldig, maar een zeer wezenlijk gevaar. Aan wie toch zoude de zorg voor de weezen naar alle waarschijnlijkheid toevallen? De dochters van den Prins uit diens huwelijken met Maria van Egmond en met Anna van Saksen waren volwassen en betrekkelijk onafhankelijk; de oudste van haar, Maria, die sedert kort weder in het bezit was gekomen van een deel van haar moederlijk erfdeel, het kasteel te Buren,, gaf hun daar een tehuis. Om ook de andere zusjes op te nemen ging waarschijnlijk boven haar vermogen, werd althans niet aangeboden. Louise de Coligny, de vrouw met wie Prins Willem na het overlijden van Charlotte van Bourbon zich in den echt had begeven en die zich van den beginne den voorkinderen van haren gemaal eene trouwe moeder had betoond, was onder den eersten vreeselijken indruk van den slag, die haar had ge- 14 LOUISE JULIANA VAN NASSAU. troffen, die zoovele oude wonden als op nieuw had opengescheurd en haar had doen klagen: „Mijn „God, geef mij lijdzaamheid om naar Uwen wil „te dragen den dood van mijnen vader en van mijne „beide echtgenooten, alle drie voor mijne oogen ver„moord," — Louise de Coligny was ter neder gebogen onder eigen leed en onder bekommernis om het lot van den zuigeling op haren schoot. Ook om haar eigen kind, om den jongen Frederik Hendrik, moest de toekomst haar bijna hopeloos toeschijnen. Welke, mocht zij vragen, welke waren zijne vooruitzichten? Waar was zijn erfdeel? Waar zijn aangewezen plaats in de Republiek? Hoe zoude zijn moeder hem kunnen opvoeden naar den eisch van zijnen vorstelijken rang? Zijns vaders goederen waren ten behoeve van den strijd met het machtige Spanje met hypotheken bezwaard of in beslag genomen door den vijand. De inboedel moest reeds dadelijk te gelde worden gemaakt om te voorzien in de eerste behoeften, daar op het oogenblik van 's Prinsen dood geen honderd gulden in contanten in het sterfhuis aanwezig waren. Louise de Coligny miste bovendien als weduwe door het verlies van Geertruidenberg de inkomsten harer douairie; niets bleef haar over dan de opbrengst harer eigene bezittingen in Frankrijk; maar tengevolge van de daar nog altijd voortdurende binnenlandsche onlusten was die opbrengst steeds zeer moeilijk, soms langen tijd aanéén in het geheel niet te innen. Was het in die omstandigheden te vergen of te verwachten, dat Louise de Coligny, wie de zorg voor de opvoeding LOUISE JULIANA VAN NASSAU. 15 van haar eigen kind zwaar genoeg scheen te zullen vallen, zich ook nog zoude willen belasten met de zorg voor de zes nog geheel hulpbehoevende dochtertjes van Charlotte van Bourbon? Lag het niet voor de hand te meenen dat zij gehoor zoude geven aan den aandrang, waarmede die kinderen werden opgevraagd door hunne verwanten van moederszijde, door de Montpensiers ? Reeds was eene van haar, Flandrina, nog bij het leven van de moeder, die steeds begeerig bleef haken naar eene verzoening met haren vader, op diens verzoek overgezonden naar Frankrijk. De hertog van Montpensier had toen vooraf uitdrukkelijk beloofd, dat zijn kleindochtertje zoude worden opgevoed in de hervormde belijdenis. Aanvankelijk was het kind ook toevertrouwd aan de zorg van eene tante, de abdis van het klooster du Paraclet, die, naar algemeen bekend was, den hervormden leeringen was toegedaan. Maar sedert was de kleine Flandrina weder overgedragen aan eene andere zuster van Charlotte van Bourbon, de streng rechtzinnige Roomsch Katholieke abdis van het klooster de la Sainte-Croix te Poitiers. Dit scheen wel aan te wijzen, welken weg de hertog van Montpensier zoude willen volgen met zijne andere kleinkinderen tegenover welke hij bovendien door geenerlei beloften gebonden zoude zijn. Hij zoude ook niet wel anders kunnen handelen, ijverig en ijverend voorvechter van de Roomsche Kerk als hij zich steeds had betoond en eng vermaagschapt als hij was met den machtigen leider der Roomsch Katholieken in Frankrijk, den 16 LOUISE JULIANA VAN NASSAU. hertog van Guise, door zijn tweede huwelijk met de zuster van dezen, de hartstochtelijke Catharina van Lotharingen, de in de verschrikkingen der Ligue maar al te berucht geworden hertogin van Montpensier. Louise Juliana's noodkreet aan haren oom, in December van hetzelfde jaar nog eens herhaald, „om toch te „verhinderen dat zij en hare zusjes worden gesteld „in handen van wie ze zouden willen opvoeden in „eene andere geloofsbelijdenis dan die welke wijlen „haar vader en hare moeder haar hadden voorgehouden," was dus wel gerechtigd. Maar Dillenburg was ver. Graaf Jan van Nassau verkeerde zelf in groote geldelijke moeilijkheden tengevolge van zijn aandeel aan den Nederlandschen vrijheidskamp. Het is te betwijfelen, of hij, bij allen goeden wil om het gezin zijns broeders tot steun te zijn, hadde kunnen helpen. Doch reeds spoedig na de eerste verslagenheid had Louise de Coligny zich weder opgericht. Haar rustig, blijmoedig geloofsvertrouwen keerde weder; moedig zag zij de toekomst onder de oogen niet alleen voor zich en haren zoon maar ook voor de andere kinderen van haren echtgenoot. Hoe moeilijk het vallen mocht, zij besloot ze niet van zich te laten gaan maar het gezin van den grooten doode in stand te houden, opdat de broeders en zusters niet van elkander zouden vervreemden, maar vereenigd zouden blijven en behouden voor de groote, heilige zaak, waaraan hun vader goed en bloed ten offer had gebracht. De uitkomst heeft geleerd, dat Louise de LOUISE JULIANA VAN NASSAU. 17 Coligny door den band tusschen de kinderen van den Zwijger onderling te bewaren ook de belangen van de Republiek der Geünieerde Provinciën op uitnemende wijze heeft gediend. In een afgelegen deel van Zeeland trok de prinsesdouairière van Oranje zich met de haren terug om in eenzaamheid en afzondering zich geheel te wijden aan de vervulling van hare zware taak. Een krachtigen steun vond zij daarbij in Catharina van Schwartzenberg, 's Prinsen lievelingszuster, die dezen tot in zijne laatste oogenblikken nabij was geweest en ook verder zijne weduwe trouw ter zijde bleef. Onder de leiding van deze twee voortreffelijke vrouwen groeide Louise Juliana op; en deze beiden, zoo verschillend van landaard en zoo één van zin, hebben hare ontwikkeling gestempeld. Bij de levendigheid van geest der Fransche vrouw leerde zij de bedachtzaamheid der Duitsche voegen, schrijft haar biograaf en latere hofprediker Spanheim; en hij laat er nog op volgen: „een mengsel van lood en kwikzilver is de „grondslag van de beste verbindingen; ook het ge„moed heeft zijn lood en zijn kwikzilver en het beste „is dat, waarin die twee zijn samengesmolten." De harde werkelijkheid was voor Louise Juliana daarnevens eene heilzame, zij het ook strenge leermeesteres. Bij den grootst mogelijken eenvoud van leefwijze bleef de geldelijke nood toch „niet alleen aan„houden maar toenemen," zooals Louise de Coligny den Staten schreef, daarbij aandringende op eenigen onderstand en tegemoetkoming nu de lijfrenten den 18 LOUISE JULIANA VAN NASSAU. kinderen van den Prins, ter tegemoetkoming in de aanzienlijke financieele offers door hunnen vader gebracht, bij hunne geboorten toegekend, onuitbetaald bleven. Maar tevergeefsch was haar verzoek. Want ook voor de Republiek der Vereenigde Provinciën warén het uiterst moeilijke jaren, de jaren die op den dood van Prins Willem volgden. Er was geen leider, geen hoofd; onderlinge verdeeldheid verlamde de kracht tot handelen; 's lands geldmiddelen waren volslagen uitgeput; de verwachting door de komst van den graaf van Leicester gewekt vervloog in rook; van geen buitenlandsch bondgenootschap was iets te hopen ; voet-voor voet scheen het zoo duur gekochte land weder verloren te moeten gaan aan den vijand. Toch zoude het werk, door Prins Willem van Oranje met zijn bloed bezegeld, niet ondergaan. De hand van Johan van Oldenbarneveld greep het roer van het ontredderd schip van Staat; met wijs beleid wist deze het eene veilige haven binnen te sturen. Zijn krachtige hand bedwong de partijzucht, de onderlinge verdeeldheid. Zijn geest beheerschte alle takken van binnenlandsch bestuur. De door hem bewerkte verbetering van 's lands financiën kwam allereerst ten goede aan het leger, dat, wel niet groot, maar goed uitgerust en onderhouden, in prins Maurits eenen leider vond, wiens krijgstaktiek aan de oorlogskans eene ongedachte wending gaf. Eene reeks van schitterende overwinningen, van heroverde steden deed den moed herleven, ontvonkte tot nieuwe krachtsinspanning. De heldendaden van het bij zijn eerste op- LOUISE JULIANA VAN NASSAU. 19 treden eerst achttienjarige legerhoofd werden met bewondering gadegeslagen ; en terwijl de Republiek met nieuwe veerkracht zich oprichtte uit haren druk, won ook het geslacht van Oranje-Nassau, dat er zoo nauw mede verbonden was, weder aan macht en aanzien. Zoodra de verbeterde toestand hunner geldmidde- T 1 l__rj_ __i i i o. . 1 icu uei iiuu vwuunooiae, scnonKen ae otaten aer weduwe van hunnen grooten leidsman eerst eene *:ti J j x . i.i K"v iu- itvm uatirna eene vaste ïaannKScne toeiape. Met hare pleegdochters vestigde Louise de Coligny 71 rn mi \o £ firauonliarto r\m or Ar% rvn-,mnAi~.n — _ „ „ —* «. . ^uiiMgv um W UJ/VUCUUig V Clil Louise Juliana en de anderen voort te zetten meer overeenkomstig den eisch van haren vorstelijken rang en van de betere vooruitzichten, die z^ich voor haar in de toekomst openden. Want de stijgende roem van prins Maurits straalde op diens zusters af. Eene verbintenis met het geslacht, waarvan hij als hoofd gold, nu zijn oudere broeder, prins Philips Willem nog altijd Spaansch krijgsgevangene was, werd bij het toenemende aanzien der Republiek eene begeerlijke zaak voor buitenlandsche vorsten en hooge heeren en zoo werd in het jaar 1593 de hand van Louise Juliana gezocht door Frederik IV, keurvorst van de Palts. II Frederik IV, keurvorst van de Palts, het eerste der zeven keurvorstendommen des Duitschen Rijks, was de derde vorst uit het Huis van Simmern, dat den keurvorstelijken zetel had bestegen, toen in het 20 LOUISE JULIANA VAN NASSAU. jaar 1559, met den dood van Otto Heinrich, het aloude keurvorstelijke geslacht der Wittelsbachers was uitgestorven. Onder het bestuur van deze laatsten, — van de Wittelsbachers, — was de Palts in den loop der jaren gebracht tot een uitgestrekt en aanzienlijk geheel, dat destijds nog bestond uit twee deelen: de Boven- of Beiersche Palts, begrensd door Bayreuth, Bohemen, Neuburg en Beieren met de stad Amberg tot hoofdstad en de Beneden- of Rijn-Palts, aan de beide oevers van den Rijn gelegen, tusschen Mainz, Katzenelnbogen, Wurtemberg, Baden, ElzasLotharingen en Trier. Van oorlog en beroering was het land, dank aan het beleid zijner vorsten verschoond gebleven. Althans in de Beneden- of Rijn-Palts met de hoofdstad Heidelberg, waar de keurvorsten hun verblijf plachten te houden, terwijl de Boven- of Beiersche Palts gemeenlijk van Amberg uit door eenen stadhouder werd bestuurd, hadden in die lange jaren van rust en vrede de vruchtbare bodem en het heerlijke klimaat welvaart en rijkdom gebracht. De Rijnstroom had er den handel doen bloeien. Verlichte, kunstzinnige vorsten hadden er kunsten en wetenschappen bevorderd, hadden er ook de nieuwe leeringen welke de Hervorming bracht, ingang doen vinden onder omstandigheden zoo gunstig als wel nergens elders. Vooral onder de bescherming van den edeldenkenden keurvorst Otto Heinrich hadden die leeringen in de Palts diepe wortelen kunnen schieten. Met diens dood in het jaar 1559 was die tijd van rust echter voor goed voorbij en begon onder de Paltsgraven LOUISE JULIANA VAN NASSAU. 21 uit het Huis van Simmern, die thans met Frederik III, bijgenaamd den Vromen, aan de regeering kwamen, een tijd van strijden en kampen om zich in het bezit der geestelijke en stoffelijke goederen, die men zoo gemakkelijk verworven had, ook te handhaven. De gevolgen van dien strijd zouden te geweldiger worden, omdat vooral in de Rijn-Palts de Hervorming reeds spoedig ging vertoonen een eigen karakter, sterk verschillend van het karakter, dat zij elders in Duitschland droeg. Ginds, vooral in Noord en MiddenDuitschland hield men streng vast aan Luthers leer, aan de Augsburgsche Confessie, het belijdenisschrift der Lutherschen, gelijk de Insfitutio van Calvijn dat was voor de Calvinisten, wier meening hier, in het Westen van Duitschland, allengs de overheerschende scheen te zullen worden. Want de Calvinisten, die door de hevigheid van de vervolging, waaraan zij in Frankrijk bloot stonden, vandaar bij scharen uitweken naar de Palts en daar ter onderscheiding van de Lutheranen, gemeenschappelijk met de aanhangers van Zwingli, die van de zijde van Zwitserland over de grens kwamen, Gereformeerden werden genoemd, schonken bevrediging aan de nog onbestemde verlangens van velen naar eene breedere, diepere opvatting van de Heilige Schrift dan die der Luthersche dogmatiek ; nog niet zoo zeer wat betrof de leer der rechtvaardiging, der uitverkiezing als wel wat betrof de door Luther gehandhaafde leer van het Avondmaal, van de lichamelijke tegenwoordigheid van Christus in het sacrament, eene dogmatiek, die nog zeer na verwant was aan de 22 LOUISE JULIANA VAN NASSAU. dogmatiek van de Roomsche Kerk. De Lutherschen scheidden zich trouwens in ritueel en in dogma beide zoo min mogelijk van de moederkerk. Zij behielden in hunne kerken de beelden en altaren. Zij bleven trouw aan de voorbede voor de dooden, aan de instelling van de biecht. Zij handhaafden bij het Avondmaal het gebruik van den ouwel in plaats van het breken des broods, gelijk dat werd begeerd door de Gereformeerden, die, veel scherper gekant tegen de Roomsch Katholieke Kerk en veel minder bevreesd voor afscheiding en scheuring dan de Lutherschen dat waren, in het Avondmaal zagen niet zoozeer een sacrament, dan wel een symbool, eene afbeelding van, eene herinnering aan het lijden des Heeren, een zegel, een onderpand van de genade Gods in Christus. Van hervormde zijde werden bij herhaling pogingen in het werk gesteld om op dit punt tot overeenstemming te komen. Zoo deed Frederik de Vrome, keurvorst van de Palts, in het jaar 1562 als leiddraad bij de heerschende ongeÜjkvormigheid en begripsverwarring opstellen eenen catechismus, die wel de leer van Calvijn, wat betreft de beteekenis van het Avondmaal hoog hield, maar diens leer over de uitverkiezing niet uitdrukkelijk vooropstelde en de vele daaraan verbonden gevaarlijke vragen ter zijde liet. Dit vragenboek, aan de samenstelling waarvan tal van theologen van naam, waaronder ook naar alle waarschijnlijkheid de Nederlandsche hervormer Anasthasius Veluanus, onder persoonlijke leiding van den keur- LOUISE JULIANA VAN NASSAU. 23 vorst hebben samengewerkt, de beroemde Heidelbergsche Catechismus, met zijne plechtige inleidingsvraag: „welke is uw eenige troost in lijden en in „sterven?" en zijn treffend antwoord, vond als belijdenisschrift voor volwassenen en als leerboek voor de jeugd niet alleen in de Palts zelve maar ook ver daarbuiten weldra algemeenen ingang bij de Gereformeerden tot in Zwitserland, in Polen, in Hongarije. In Holland werd deze Catechismus in het jaar 1574 door de synode van Dordrecht officieel aangenomen en bekrachtigd. Over Holland kwam hij naar Amerika en werd daar het officieele leerboek van de Gereformeerde Kerk der Vereenigde Staten. Maar in Duischland zelf, van Luthersche zijde, vond dit geschrift heftige bestrijding en dit te meer omdat naast het dogmatisch onderscheid tusschen den Heidelbergschen Catechismus en de Confessie van Augsburg, tusschen Gereformeerden en Lutherschen nog andere meeningsverschillen lagen, wier consequenties beide partijen zich aanvankelijk nauwelijks bewust waren. Het eigenlijke, het diepst liggende meeningsverschil was, dat de Gereformeerden, zooals zij zich onder Zwingliaansche en Calvijnsche invloeden ontwikkelden, veel meer meenden te moeten komen in werkdadig, handelend verzet tegen de Kerk van Rome, dan de eigenlijk slechts op verdediging en tegenweer bedachte Lutherschen dit deden. Bij deze laatsten, bij de Lutheranen, was diep gevoel bij voorliefde voor symboliek en mystiek overheerschend ; bij de Gereformeerden daarentegen overheerschte meer het karakter 24 LOUISE JULIANA VAN NASSAU. cener verstandelijke ontwikkeling, die vroeg naar de vorming van een scherp geformuleerd leerstelsel, naar eene niet minder scherp afgeteekende kerkelijke tucht. Dit had ten gevolge, dat men eenerzijds zoo dicht mogelijk bij de moederkerk bleef en dat men anderzijds wel degelijk ging bedoelen eene krachtige hervorming van het leven op ieder gebied; niet alleen eene vernieuwing van het kerkelijk leven, maar ook eene vernieuwing van het particuliere leven, van het staatkundig leven. Dit was reeds gebleken bij de Hugenoten in Frankrijk, bij de Geuzen in de Nederlanden, dat zoude eerlang blijken bij de Puriteinen in Engeland en dat gaf ook aan de politiek van den hervormingsgezinden Paltsgraaf Frederik den Vromen eene andere richting dan aan die der andere, meest Luthersch gezinde, Duitsche vorsten. Veel minder conservatief en Habsburgsch gezind dan dezen zocht Frederik III naar vaste waarborgen tegen de keizerlijke willekeur en hij achte die te noodiger, naarmate het trouw Roomsch Katholieke keizershuis derHabsburgen zich steeds enger bij Rome aansloot. — Een feit van groote beteekenis was het ook, dat op gereformeerden bodem het eerst zich begonnen te vertoonen de sporen van een willen dulden, een willen verdragen van andersdenkenden. Zeker, ook hier waren fanatici genoeg; maar men erkende er toch de mogelijkheid, dat verschillende opvattingen naast elkander konden bestaan met wederzijds geëerbiedigde vrijheid. De Gereformeerden werden door de Luthersche vorsten niet in hunne LOUISE JULIANA VAN NASSAU. 25 staten geduld; maar het gebruik van den Heidelbergschen Catechismus werd door den gereformeerdgezinden keurvorst Frederik III niet opgedrongen aan het Luthersch gezinde deel zijner onderdanen, al zoude deze volgens den toen algemeen gehuldigden rechtsregel, cujus éortïmio ejus religio, alleszins hebben gehad het recht om dit te doen. De Wederdoopers, overal elders verdreven, vonden in de Rijn-Palts een veilige toevlucht. Talrijk waren ook van gereformeerde zijde de pogingen om te komen tot een vergelijk met de Lutheranen, want men stond daarnaar eenheid en aansluiting onder de Protestanten en men trachtte er naar verwezenlijking van het denkbeeld eener groote, algemeene samenwerking tegen de oude kerkelijke en wereldlijke machten. Zoo vaak hij ten Rijksdag opkwam, drong keurvorst Frederik III met nadruk aan op een getrouwe naleving van den in het jaar 1555 te Augsburg af gekondigden Religie-vrede, op wraking van de vele, willekeurige schendingen van dezen, op de noodzakelijkheid van vaste waarborgen tegen de macht des keizers, nu deze meer en meer ontvankelijk bleek voor pauselijke invloeden. Hij liet ook nimmer na, de Luthersch gezinde Duitsche vorsten te wijzen op het belang van het verleenen van bijstand aan de Gereformeerden in de Nederlanden en in Frankrijk, waar de strijd tusschen de moederkerk en de van deze afgewekenen reeds had geleid tot eene bloedige vervolging, hun betoogende, dat, was de onderwerping van Geuzen en Hugenoten eens gelukt, de aan- 26 LOUISE JULIANA VAN NASSAU. hangers der Augburgsche Confessie zeker niet zouden worden gespaard. Maar de Luthersche vorsten, de keurvorst van Saksen aan het hoofd, steunden hem niet. Zij klemden zich vast aan oude rechtsvormen ; zij deinsden angstvallig terug voor ieder begin van verzet tegen de keizerlijke macht; zij trachtten naar een goede verstandhouding met datzelfde Rome, waarin zij hunnen doodsvijand hadden moeten zien en zij weigerden daarom gemeene zaak te maken met de gereformeerde broeders. Hunne afwerende houding tegenover de denkbeelden van Frederik den Vromen werd hun en hunnen landen te noodlottiger, omdat de Roomsche Kerk, nadat omstreeks de jaren 1560 tot 1570 het Protestantisme in Duitschland de overhand had gehad, met snelle vaart het verloren terrein begon te herwinnen. Zij vermocht dit door eene krachtige innerlijke reorganisatie, door hernieuwing van tucht en besliste formuleering van hare kerkleer op het Concilie van Trente. Men begon zich van Roomsch Katholieke zijde eerlang reeds sterk genoeg te gevoelen om het bindende van den Religie-vrede van Augsburg ronduit te loochenen onder voorgeven dat die vrede was gesloten zonder 's pausen toestemming j en zoo men op grond van dit verdrag, voorloopig althans, de Lutheranen nog wilde dulden, zoo gold het toch, ook naar de meening der Lutherschen zelf betoogde men, in geenen deele voor de Gereformeerden, die als verstokte ketters, elke genade volstrekt onwaardig, in de voorwaarden van den vrede van Augsburg niet waren begrepen. LOUISE JULIANA VAN NASSAU. 27 De Paltsgraaf Frederik III was destijds een der weinigen, die de teekenen der tijden wisten te duiden. Hij vond er aanleiding in om, nu hij in Duitschland zelf alleen bleef staan, zich aan te sluiten bij de Calvinisten in Frankrijk en in de Nederlanden. Zijne landen stelde hij den voor de daar heerschende bloedige vervolging uitgewekenen tot eene veilige toevlucht, — hoe heeft Charlotte van Bourbon, Louise Juliana's moeder, hem er voor gedankt; met troepen en geld zond hij zijnen zoon Casimir na den gruwel van den Sint Bartholomeusnacht den Hugenoten te hulp; eenen anderen zoon zag hij in dienst van den Nederlandschen vrijheidskamp naast Lodewijk en Hendrik van Nassau op de Mookerheide sneuvelen. Hij het eerst ontwierp het plan van eene groote coalitie van alle Gereformeerden. Hij stierf, eer dit groote plan tot rijpheid was gekomen; maar zijn kleinzoon Frederik IV heeft het voortgezet. Hij volbracht wat zijn grootvader Frederik III had gewild en werd de stichter van de Protestantsche Duitsche Unie. Een der eerste stappen door Frederik IV ter verwezenlijking van dit doel gedaan, was in het jaar 1593 zijn aanzoek om de hand van prinses Louise Juliana, als onderpand eener verbintenis met het geslacht der Oranje Nassau's, welks belangen met die van het Calvinisme en van de Republiek der Geünieerde Provinciën ten nauwste verbonden waren. De onderhandelingen daarover, gevoerd door bemiddeling van Marnix van Sint Aldegonde, dentrouwen 28 LOUISE JULIANA VAN NASSAU. vriend van den vader der bruid, den bemiddelaar ook van het huwelijk harer ouders, waren spoedig afgesloten; het belang van deze echtverbintenis lag te zeer voor de hand. De Staten der verschillende provinciën lieten dan ook niet na, hunne ingenomenheid met dit voorgenomen huwelijk te betuigen, die van Holland en Zeeland zelfs ieder door een gift van f 20.000 aan het jonge paar, „want zij achten deze „zaak tot groot voordeel van deze landen." Dat zij hierin goed hadden gezien, bleek reeds dadelijk in het volgende jaar, in 1594, op den Rijksdag te Regensburg, waar een afgezant van den koning van Spanje klachten en bezwaren inbracht over de Vereenigde Provinciën. Want toen eenige Duitsche vorsten om den overlast, dien het voortduren van den oorlog in de Nederlanden den grenslanden aandeed, zich daarbij aansloten, was het de keurvorst Frederik IV . van de Palts, die het recht van verdediging der Republiek krachtig bepleitte en de maatregelen van geweld, waar de Spaansche gezant op bleef aandringen, deed verwerpen. Die aanvankelijke triomf zal ook wel als een goed voorteeken zijn beschouwd door Louise Juliana, die, na in Maurits' legerkamp, onder de wallen van het belegerde Geertruidenberg, afscheid te hebben genomen van al de haren en van hare moederlijke verzorgster Louise de Coligny, onder geleide van hare tante, de gravin van Schwartzenberg, was afgereisd naar Dillenburg, waar de keurvorst ter voltrekking van het huwelijk met groot gevolg en weidschen LOUISE JULIANA VAN NASSAU. praal tot haar kwam. De zeventienjarige bruid vond in den bruidegom, dien zij voor diens komst te Dillenburg nog nimmer had ontmoet, eenen rijkbegaafden, veelbelovenden jongen man met een warm hart en een edel gemoed. Aan zijne zijde mocht zij met blijde verwachting haren plechtigen intocht doen binnen de hoofdstad van haar nieuwe vaderland, de stad Heidelberg, en in het nabij gelegen fraaie stamslot, hoog op den Jetteheuvel, den wachter, die het dal van den Neckar, waar deze de Rijnvlakte binnen treedt, afsluit. Dit vermaarde slot bestond toen in hoofdzaak nog enkel uit den eerst kortelings voltooiden Otto Heinrichsbau, dat prachtstuk der Duitsche Renaissance, waarnaast Louise Juliana's echtgenoot deed optrekken den niet minder beroemd geworden Friedrichsbau. Aan de binnenzijde werd dit paleis rijk versierd met de standbeelden der voorvaderen van den Paltsgraaf; aan de buitenzijde kwamen het welbekende breede terras, de altan, en de hoektorens met hun heerlijk uitzicht over het Neckardal. Louise Juliana kon er zich ook verheugen in een prachtige plantenkas, die, destijds nog eene zeer ongewone zaak, kunstmatig werd verwarmd, zoodat oranjeboomen er bloeiden en granaatappelen er rijpten. Beneden, aan den voet van den heuvel, lag de stad Heidelberg met hare universiteit en wijd vermaarde bibliotheek, aan wier uitbreiding Frederik IV bij herhaling groote sommen ten koste legde, zoodat geleerden en personen van naam in grooten getale naar de Palts werden gelokt en ook het hofleven een 29 30 LOUISE JULIANA VAN NASSAU. middelpunt werd van geestelijk verkeer op ieder gebied. De betrekkingen van den keurvorst tot de andere Duitsche vorsten waren wel reeds gespannen maar toch feitelijk nog ongestoord. Onverdeeld, in stil geluk kon Louise Juliana zich dan ook wijden aan haren echtgenoot en aan de kinderen, welke haar geboren werden, twee zoons en twee dochters, wier opvoeding zij geenen anderen toevertrouwde, maar die altijd om en bij haar waren. In de eerste jaren van haar huwelijksleven drukten haar geene andere zorg dan de onrust, welke hare uitgebreide, kostbare hofhouding haar gaf. De keurvorst voerde eenen grooten staat en was steeds vergezeld van een overtalrijken hofstoet, wat zijnen middelen wel niet te boven ging, maar toch aanleiding gaf tot allerlei misbruiken, tot noodelooze overdaad en verkwisting. Woeste drinkgelagen en wilde jachtpartijen, die dagen aanéén duurden, waren niet zeldzaam en gingen gepaard met eene aan de Duitsche hoven nog zeer gewone ruwheid van toon, die Louise Juliana, de kweekelinge van de fijn beschaafde Louise de Coligny, diep wondde. Met grooten tact, langzaam aan, voet voor voet, naarmate haar invloed op haren echtgenoot steeg, wist de jeugdige keurvorstin hierin verandering te brengen; ook de den keurvorst aangeboren neiging tot oploopendheid en toornige drift werd, naar diens hofprediker later getuigde, door paren omgang aanmerkelijk verzacht. Ook werd de hand tusschen de beide echtgenooten versterkt door LOUISE JULIANA VAN NASSAU. 31 het feit, dat de staatkundige bedoelingen en inzichten, welke Frederik IV voorstond, door Louise Juliana van ganscher harte werden gedeeld. Want die waren immers geene andere dan die eens door haren vader, Willem van Oranje, waren voorgestaan en het Calvinisme, zooals dat in den Heidelbergschen Catechismus zijne uitdrukking had gevonden, was haar reeds als kind ingeprent door hare moeder, Charlotte van Bourbon, die er mede was bekend geworden aan het hof van Frederik III. Diezelfde staatkundige en godsdienstige overwegingen begunstigden tevens het verband, dat Louise Juliana bleef aanhouden met al de haren door briefwisseling en door persoonlijk bezoek. Hare jongere zuster Émilie Antwerpienne had zij bij haar vertrek naar Duitschland met zich genomen om zich verder zelve met de opleiding van deze te belasten; zij /behield haar bij zich tot aan haar huwelijk met den graaf van Landsberg. De hertog van Bouillon, de echtgenoot van hare zuster Elizabeth, vertoefde meermalen als gast op het slot te Heidelberg; in het jaar 1596 hield haar jongste broeder, prins Frederik Hendrik, er haren zoon ten doop. Met hare zuster Catharina Belgica bleef zij in te inniger verkeer, omdat deze, weduwe geworden na een kortstondig huwelijk met den graaf van Hanau, als regentes over hai/en minderjarigen zoon, de staatkunde van haren zwager Frederik IV van de Palts volgende, het graafschap Hanau bij voortduring bleef stellen tot een veilige toevlucht voor Lutherschen en Gereformeerden ge- 32 LOUISE JULIANA VAN NASSAU. lijkelijk; en als zoo dikwijls reeds in de geschiedenis hadden de talrijke daarheen gevluchte ballingen om den geloove in hun nieuwe vaderland industrie en handel tot bloei gebracht, der stad Hanau inzonderheid voor goudsmidskunst en voor het bewerken van edelgesteenten eene vermaardheid bezorgende, welke die stad nog tot in het einde der 19de eeuw heeft behouden. In het jaar 1609 kon Louise Juliana zelfs al hare zusters, de in Duitschland gevestigde met die welken in Frankrijk woonden, — behalve dan Flandrina, de abdis van Poitiers, — nog eens op het slot te Heidelberg om zich vereenigen, eene familiebijeenkomst, waarin Louise de Coligny met een hartelijk schrijven deelde. Zoo bracht de keurvorstin als van zelve haren echtgenoot in nauw persoonlijk verkeer, niet alleen met hare broeders, prins Maurits en prins Frederik Hendrik, maar ook met hare zwagers, de hertogen van Bouillon en de la Trémoille, de machtige hoofden der Hugenoten. In overleg met deze laatsten knoopte Frederik IV verder nog betrekkingen aan met Jacobus I van Engeland en met Hendrik IV van Frankrijk, den grooten tegenstander van het Huis van Habsburg. Niet alleen door het winnen van bondgenooten meende de keurvorst zich te moeten versterken tegen toekomstige gevaren: ook binnenslands nam hij zijne maatregelen. Om Mannheim deed hij eene sterke vesting bouwen voor dekking van zijne hoofdstad Heidelberg, want vele en dringend werden de waarschuwingen om zich voor te bereiden ten strijde. De LOUISE JULIANA VAN NASSAU. 33 vrije Rijksstad Donauwerth, waar de Protestanten de meerderheid hadden, werd tegen alle bepalingen van den Religie-vrede in met geweld aan Beieren en daarmede onder Roomsch Katholiek bestuur gebracht. Deze rechtsverkrachting was de eerste van vele volgende, nu keizer Rudolf II noch de noodige vastheid van wil noch den wensch bezat om den Rijksvrede te handhaven, maar vrije hand Het aan de Jezuïeten, die, in het volle bewustzijn van de vernieuwde kracht van het door reorganisatie verjongde pausdom en maar al te scherp van blik voor de verdeeldheden, welke de weerkracht der Protestanten verlamden, luide begonnen te verkondigen, dat thans de tijd was aangebroken om de ketters zonder genade uit te roeien, dat geld en wapenen er voor beschikbaar waren. Op den Rijksdag te Regensburg in het jaar 1608, toen de Protestanten in de minderheid waren geraakt doordat de Luthersche keurvorst van Saksen weigerde gemeene zaak te maken met den gereformeerden keurvorst van, de Palts en door zijn voorbeeld anderen, die nog weifelden, van samenwerking met dezen weerhield, misten klachten en vertoogen van protestantsche zijde alle uitwerking op de goed georganiseerde, vast aaneengesloten Roomsch Katholieke meerderheid. Onmachtig iets ten goede uit te richten, meenden de meeste protestantsche vorsten te moeten afreizen nog vóór het sluiten van den Rijksdag, waar zij zich nauwelijks meer veilig voelden voor hun persoon. Maar velen, die tot zoolang geen geloof hadden 34 LOUISE JULIANA VAN NASSAU. willen slaan aan de waarschuwingen van Frederik IV, die waren blijven vertrouwen, dat de keizer ten slotte niet in gebreke zou blijven het gepleegde onrecht te keeren, waren juist op den Rijksdag te Regensburg de oogen open gegaan. Eindelijk vond Frederik IV van de Palts hen nu bereid tot het sluiten van het verbond, waarop indertijd zijn grootvader Frederik de Vrome reeds had aangedrongen en werd in het jaar daaraanvolgende, in 1609, door de keurvorsten van de Palts en van Brandenburg, den Paltsgraaf van Neuburg, den hertog van Wurtemberg, den markgraaf van Baden, benevens eenige kleinere vorsten en vrije Rijkssteden opgericht de Duitsche Protestantsche Unie. Die Unie was bedoeld ter verdediging en ter handhaving der belangen van het Protestantisme in Duitschland, dat wilde zeggen der belangen zoowel van Lutherschen als van Gereformeerden, wier vrijheden de verbonden vorsten en Rijkssteden over en weder wilden doen eerbiedigen, zonder echter, naar weldra bleek, bij machte te zijn om bij hunne onderdanen den feilen partijstrijd tusschen beide groepen van Protestanten te beteugelen. Dat de Luthersche keurvorst van Saksen niet mede toetrad en door zijn voorbeeld anderen van toetreden weerhield, beroofde de Unie reeds dadelijk veel van hare kracht, daar zij nu niet werd eene algemeene Duitsche Protestantsche Unie tegenover den mede om dezen tijd opgerichten tegenbond, de Roomsch Katholieke Liga. Maar nog eer de kamp tusschen deze beide corporaties kon LOUISE JULIANA VAN NASSAU. 35 ontbranden, in 1610, stierf Frederik IV. In hem verloor de Unie niet alleen haren stichter maar ook haren bezielenden leider. Gelukkig was de Liga harerzijds nog niet krachtig genoeg om zich terstond te doen gelden. Keizer Rudolf werd door zijne eigene broeders in zijne erflanden bedreigd: in Bohemen was door den opstand der Protestanten de burgeroorlog reeds ontbrand en daar in het Oosten moest die zijn bedwongen, wilden de keizer en zijn aanhang met goed gevolg handelend optreden in het Westen. Dientengevolge bleven Unie en Liga gedurende de minderjarigheid van den nieuwen keurvorst van de Palts nog rustig, maar als in afwachting. ffl Voor Louise Juliana waren de zeventien jaren van haar huwelijk zeer gelukkig geweest en het afsterven van haren echtgenoot, die haar reeds op zes en dertiéi arigen leeftijd ontviel, was voor haar een zwaar verlies. Zij had hem geacht als man van eer, als hoedanig hij ook door zijne tegenstanders werd erkend en had hem liefgehad om zijne ridderlijkheid van gemoed, om zijnen oprechten aard. Zijne staatkundige bedoelingen, die zoo geheel overeenstemden met die van haren grooten vader, had zij van ganscher hart gedeeld en het beangstte haar, dat zijne plannen en ontwerpen nu onuitgevoerd bleven, terwijl de tijd, dat haar zoon ze zoude kunnen volvoeren, nog ver was. Voorloopig echter werd door den hertog van 36 LOUISE JUUANA VAN NASSAU. Zweibrücken, die als regent over den minderjarigen keurvorst optrad, het staatsbestuur nog voortgezet in den geest van Frederik IV en zoo bleef de door diens dood fel geschokte Unie nog in stand. Louise Juliana zelve bleef hierbij niet zonder invloed; herhaaldelijk toch werd zij geraadpleegd door den regent, die haar oordeel hoog aansloeg. Haren wensch, haren zoon tijdens diens minderjarigheid ook verder onder haar oog te laten opgroeien, werd haar echter niet ingewilligd. Volgens de toen algemeen geldende gewoonte moest de jonge keurvorst Frederik V als andere vorstenzonen zijne-opvoeding laten voltooien aan een buitenlandsch hof; en bij de nauwe betrekking tusschen de Palts en de Hugenoten in Frankrijk was voor hem het hof van zijnen oom, den hertog van Bouillon daartoe de aangewezen plaats. Zijne moeder gaf hem rustig over aan de zorgen van hare zuster Elizabeth, verwachtende dat hij bij haar te Sedan zoude worden bevestigd in de gereformeerde belijdenis en tevens zich eigen maken de fijnere Fransche beschaving, zoo verschillend van den ruwen, plompen toon, die onder de Duitsche vorsten heerschte. Zij werd in hare verwachting ook niet beschaamd. Frederik V heeft in later jaren zijne trouw aan de gereformeerde belijdenis, hoe zwaar ook beproefd, nimmer verzaakt; zijne handelingen en bedoelingen zijn tot den einde eerlijk en goed gebleven. Hij verwierf zich te Sedan eene gemakkelijkheid van optreden en en eene verfijning van omgangsvormen, die hem later onder de Duitsche vorsten gunstig hebben onder- LOUISE JULIANA VAN NASSAU. 37 scheiden; hij verkreeg er ook een groote bedrevenheid in ridderlijke lichaamsoefeningen. Maar hij verleerde er niet de den leden van zijn geslacht als aangeboren zin voor pracht en weelde, welke volgens sommigen mede eene der oorzaken is geweest van de rampen, die hem en zijn Huis in later jaren troffen. De staatkunde zijns vaders, voortgezet door zijnen voogd, bepaalde eerlang ook het huwelijk van den zestienjarigen keurvorst. Zijne hand moest dienen als onderpand van eene verbintenis tusschen de beide voornaamste gereformeerde landen, Engeland en de Palts, door een huwelijk met Elizabeth Stuart, de dochter van koning Jacobus I van Engeland. Louise Juliana heette hare koninklijke schoondochter, die in het jaar 1612 met uitbundig feestvertoon te Heidelberg werd ingehaald, van harte welkom. Zij verheugde zich in de wederkeerige genegenheid, welke het jonge paar weldra eng verbond en zeer gelukkig maakte het haar, dat zij reeds het volgend jaar eenen kleinzoon in de armen mocht drukken en het voortbestaan van het geslacht van haren echtgenoot verzekerd zien. Ook hare beide dochters huwden; de oudste met den voogd van haren zoon, den hertog van Zweibrücken, de jongste met den keurvorst van Brandenburg, die eveneens aan het hof van den hertog van Bouillon te Sedan was opgevoed van zich daar, ofschoon zijne staten grootendeels Luthersch waren, had aangesloten bij de Gereformeerden. Die groote veranderingen in haren huiselijken kring deden Louise Juliana besluiten, het hof, waar hare taak nu afgeloopen 38 LOUISE JULIANA VAN NASSAU. scheen, te verlaten en van Heidelberg zich terug te trekken in hare douairië, de stad Kaiserslautern. Zij zocht er rust en stilte na al de onrust van het woelige hofleven. Maar haar geest was te levendig en zij was ook te werkzaam van aard om in volstrekte rust behagen te kunnen vinden. Het bestuur harer domeinen, de zorg voor hare armen, hare lectuur, hare uitgebreide briefwisseling met de zusters waren haar niet voldoende om al hare uren te vullen. Het groote openbare leven van haren tijd behield hare volle belangstelling en met spanning volgde zij het verloop der onderlinge verdeeldheid tusschen de Gomaristen en Arminianen, die tijdens het Twaalfjarig Bestand in de Nederlanden het werk van haren grooten vader opnieuw in de waagschaal schenen te zullen stellen. Zoude de liberteyt van de consciëntie dan daar ginds in haar geboorteland zoo goed eene onmogelijkheid zijn als in haar tweede vaderland? moest zij zich vragen. En dit met te grooter beklemming van hart, naarmate het voor haren scherp zienden blik niet verborgen kon blijven, dat in Duitschland de coalitie tusschen de keizerlijke machten en de Jezuïeten een steeds dreigender schaduw wierp op de door de niet bij te leggen twisten tusschen Lutherschen en Gereformeerden verzwakte Protestanten: dat de toenemende keizerlijke willekeur van het Huis van Habsburg, dat optrad als ware de Duitsche keizerskroon eene erfelijke bezitting van dat geslacht, en de onlusten in Bohemen, om de voortdurende schendingen van den LOUISE JULIANA VAN NASSAU. 39 door keizer Rudolf verleenden Majesteitsbrief de gemoederen meer en meer in gisting brachten. Dit alles bedenkende begon Louise Juliana zich te verontrusten over de zucht naar genot en weelde, die hare schoondochter als noodlottig erfdeel der Stuarts eigen was en die door haren zoon maar al te zeer werd gedeeld, zoodat het hof te Heidelberg weldra, prachtiger en schitterender was ingericht dan eenig ander hof in Duitschland. Ongemeen weelderig waren er de feesten in den ouden burcht, die nog voortdurend werd vergroot en verfraaid. Louise Juliana vertrouwde echter, dat haar zoon, die bij zijn huwelijk met de Engelsche koningsdochter nog minderjarig was, den ernst zijner roeping niet zoude miskennen, toen hij twee jaren later, in 1614, zelf de regeering in handen nam. Inderdaad bleek Frederik V dadelijk voornemens de staatkunde van zijnen vader onveranderd te volgen. In diens plaats optredende als hoofd der Protestantsche Duitsche Unie droomde hij van grootsche ontwerpen. Als beschermer van het Protestantisme wilde hij zich doen kennen: Lutheranen en Gereformeerden wilde hij, verzoend en vereenigd, te samen ten strijde voeren tegen het machtige Rome; de Duitsche keizerskroon wilde hij bij de nieuwe aanstaande verkiezingen betwisten aan het Huis van Habsburg om haar over te brengen op een der andere Duitsche vorsten. Met zijne ooms, prins Maurits in de Nederlanden en den hertog van Bouillon in Frankrijk, onderhield hij over dit alles een drukke briefwisseling. Toen de Protestanten in Bohemen in opstand kwamen tegen 40 LOUISE JULIANA VAN NASSAU. den keizer, die, in strijd met het oude kiesrecht van dat land, den streng Roomsch Katholieken Ferdinand van Stiérmarken tot koning van het grootendeels Protestantsche Bohemen had benoemd, wist Frederik V de leden der Duitsche Protestantsche Unie over te halen de Protestanten in Bohemen te steunen, liet hij de te Praag voor eene vrije verkiezing van eenen nieuwen koning vergaderde stenden opwekken, zich onder zijne bescherming te plaatsen, en gaf hij de meest ondubbelzinnige blijken, dat hij den opstand goed keurde. Te verwonderen was het dan ook niet, al kwam het hem zeiven onverwacht, dat de Boheemsche stenden hem de kroon van het land opdroegen. Zijn bijstand, meenden zij, verzekerde hun dien van prins Maurits, den machtigen stadhouder van de Republiek der Geünieerde Provinciën bij dien van koning Jacobus I van Engeland. Maar daar juist even te voren, bij den dood van keizer Matthias, de poging van Frederik V om de keizerskroon aan den hertog van Beieren te brengen was mislukt, zoude de keurvorst van de Palts de hem aangeboden Boheemsche koningskroon, indien hij die wilde aannemen, moeten betwisten aan den reeds tot Boheemsch koning benoemden Ferdinand van Stiermarken, die nu ook als Ferdinand II was gekozen tot keizer van Duitschland. Vele en dringend waren dan ook de aanmaningen, die men tot Frederik V richtte om dezen te bewegen het gevaarlijke aanbod niet te aanvaarden; maar geene aanmaningen en waarschuwingen waren LOUISE JULIANA VAN NASSAU. 41 ernstiger en dringender dan die van zijne moeder. Tevergeefs echter deed Louise Juliana hem opmerken, dat het gunstige oogenblik om de zaak van het Protestantisme hoog te houden voorbij was, nu men had verzuimd om vóór de verkiezing van den nieuwen keizer en eer men hem huldigde voorwaarden te stellen en waarborgen te eischen: dat een vertrek van den keurvorst naar Bohemen diens erflanden weerloos prijs zoude geven aan de willekeur van den keizer omdat de Palts grootendeels werd begrensd door vijandelijk gebied, door de bezittingen van in de Liga nauw vereenigde Roomsch Katholieke vorsten, voor wier troepen het land open en bloot lag én die er konden binnen dringen, lang voor de kleine, verstrooide vorsten der Unie te hulp konden snellen. Hoe scheen die Unie met hare vereeniging van strijdige elementen toch reeds telkens op het punt van te zullen uitéénvallen, betoogde zij haren zoon, en hoe zwak was die Unie, nu juist de machtigste uit de andere Duitsche vorsten, de keurvorst van Saksen, hardnekkig bleef weigeren om toe te treden omdat hij in Frederik V slechts den Gereformeerde zag en voorgaf, als Lutheraan, zich liever te willen verbinden' met Turken dan met Calvinisten. Tevergeefs ook wees Louise Juliana op de binnenlandsche twisten in «de Nederlanden, welke hulp van die zijde zeer onzeker maakten en op het feit, dat van Frankrijk onder het regentschap van Maria de Medicis over den minderjarigen Lodewijk XHI evenmin iets was te verwachten. Zij had bovendien in haar leven reeds te veel zien 42 LOUISE JULIANA VAN NASSAU. gebeuren om niet te beseffen, dat de verheffing van haren zoon tot Boheemsch koning dezen vele benijders zoude verwekken", dat vriendschapsbanden een uiterst brooze steun zijn en haat en nijd verschrikkelijke krachten; zij was ook te helderziend om niet te begrijpen, dat de Boheemsche successie-oorlog moest worden een godsdienstoorlog, die ook buitenlandsche mogendheden, Spanje in de eerste plaats, naar de wapenen zoude doen grijpen ten gunste van het Huis van Habsburg, dat immers het Roomsch Katholieke keizershuis bij uitnemendheid heette en waaraan deze strijd eene welkome reeds sedert lang gezochte gelegenheid bood om niet alleen Bohemen en de Palts maar achtereenvolgens ook de andere protestantsche Duitsche Staten aan zich te onderwerpen. Louise Juliana vond bij haren zoon echter weinig weerklank, noch voor haar eigen raad noch voor dien van den scherpzinnigen Johan van Oldenbarneveldt, noch voor de waarschuwingen van bevriende vorsten. Frederik V zag in het aanbod der Boheemsche kroon een goddelijke roeping, die hij niet mocht afwijzen, al ware het maar alleen, opdat die aan een Roomsch Katholieke vorst mocht worden ontrukt. In het einde van October 1619 begaf hij zich met zijne gemalin en met zijnen oudsten zoon naar Praag om er zich als koning te laten huldigen en vol moed den ongewissen kamp met de keizerlijke overmacht te aanvaarden. Met een beklemd hart zag zijne moeder hem gaan. Zij twijfelde niet aan de reinheid der LOUISE JULIANA VAN NASSAU. 43 bedoelingen van haren zoon noch aan diens goede trouw. Maar zij ontzette zich over de onbesuisde overijling, waarmede de twintigjarige jonge man zich aangordde tot eene taak gelijk aan die, waarvoor haar vader, Prins Willem, was gevormd in eene jarenlange oefenschool van zwaren in- en uitwendigen strijd, was voorbereid van trap tot trap door veelheid van ondervindingen en waartoe deze al zijne in tal van verwikkelingen verworven staatsmanswijsheid, al zijne in velerlei teleurstellingen gestaalde volharding, al zijn in vuurproef op vuurproef gelouterd en bevestigd geloof tot het uiterste van noode had gehad. De uitslag van het doldriftig ondernemen van haren zoon, die geene geoefende strategische kennis bezat, die in de vier jaren sedert hij aan de regeering was gekomen, de inkomsten van zijn land alle had verbruikt voor zijne weelderige hofhouding, die al zijne verwachtingen stelde op den steun van bondgenooten op de toezeggingen van bloedverwanten, kon niet twijfelachtig zijn, meende zij. „Ach, nu gaat de Palts aan „Bohemen verloren," verzuchtte zij, toen het afscheid daar was. IV Op verlangen van haren zoon keerde Louise Juliana na diens vertrek van Kaiserslautern terug naar Heidelberg om er zich te belasten met de zorg voor hare beide jongste kleinkinderen, Elizabeth en Karei Lodewijk, terwijl het oudste zijne ouders naar Bohemen 44 LOUISE JULIANA VAN NASSAU. was gevolgd. Ook was het de uitdrukkelijke wensch van haren zoon, dat zij zijnen zwager en gewezen voogd, den hertog van Zweibrücken, wien hij tijdens zijne afwezigheid het bestuur over de Palts had opgedragen, met haren raad ter zijde zoude staan. Zoo bleef Louise Juliana geenszins een werkelooze toeschouwster van den gang van zaken, en waarbij haar allereerst bereikte het bericht, dat haar zoon zijn nieuwe koninkrijk nog ongehinderd had kunnen bereiken, er plechtig was gehuldigd, er met schitterende en rijke feesten vierde de geboorte van eenen derden zoon en dat de keizer dlTalles lijdelijk scheen te gedoogen. Maar het bleef haar daarbij niet verborgen, dat keizer Ferdinand zich dien tijd ten nutte maakte om, eer hij eenen beslissenden strijd waagde, zijne wederpartij bij voorbaat machteloos en weerloos te maken door langs den weg van onderhandelingen en betoogen de Unie, waarop deze vast meende te kunnen steunen, te ondermijnen. Zelfs wist de keizer den leden der Unie de handen te binden door hen over te halen tot een verdrag van hoogst twijfelachtigen inhoud onder voorgeven, dat de strijd om de Boheemsche koningskroon voor hem, Ferdinand, een zaak was, geheel afgescheiden van het standpunt, dat hij als overtuigd lid der Roomsch Katholieke Kerk en als Duitsch keizer tegenover de Protestanten innam. De Unie liet nu hare troepen werkeloos; alleen met pen en papier kwam zij op voor de belangen van haar hoofd en zij bedong bij het verdrag dat zij te Ulm met den keizer sloot, in schromelijke LOUISE JULIANA VAN NASSAU. 45 kortzichtigheid zelfs geene waarborgen, dat de keurvorst van de Palts niet in zijne erflanden maar alleen in Bohemen gewapenderhand zoude worden bestreden en dat buitenlandsche, inzonderheid Spaansche legers uit het Rijk zoude worden geweeróf. Zij vergat, dat koning Philips van Spanje de Nederlanden als bruidsschat had geschonken aan zijne dochter Isabella bij gelegenheid van haar huwelijk met den aartshertog Albertus van Oostenrijk en dat deze laatste dus groot belang had zijnen verwant, den keizer te steunen in diens strijd met eenen bondgenoot van de Noordelijke Nederlanden, met een Protestantsch vorst, wiens gebied zoo dicht aan de Nederlanden grensde en hem daarom in den weg was bij zijne pogingen tot onderwerping van de Republiek der Vereenigde Provinciën. Albertus van Oostenrijk liet dan ook niet na om een 20.000 man voetvolk en 4000 ruiters, die juist nu door het afsluiten van het Twaalfjarig Bestand waren vrij gekomen, onder zijnen veldheer Spinola naar'de Palts te zenden. Roovend, plunderend en brandschattend drongen de Spanjaarden daar bij Coblentz binnen. Op tegenweer was men er niet voorbereid. Met onderhandelingen had men in de laatste jaren den tijd versleten zonder maatregelen te nemen tegen dit lang reeds dreigend gevaar. De inwendige versterking des lands door Frederik IV in wijs vooruitzien met den bouw van het fort bij Mannheim begonnen, -was door diens zoon niet voortgezet: het ontbrak aan geoefende troepen en officieren, aan de noodige gelden voor soldij: de pracht der weelderige hofhouding 46 LOUISE JULIANA VAN NASSAU. van Frederik V had in de laatste jaren schatten verslonden en bloedig werd de lichtzinnigheid dier dagen thans gestraft. In haren angst om het schoone land, dat haar zoo lief was geworden en in het gevoel van verlatenheid dat de zorgeloosheid en de afval der Duitsche bondgenooten haar gaven, was het voor Louise Juliana een groote troost, dat hare broeders trouw bleven. Tevergeefs echter trachtte prins Maurits met Neder landsche hulptroepen den Rijn te bereiken | Spaansch krijgsvolk hield de Hollandsche grenzen afgesloten. Met groote moeite wist prins Frederik Hendrik nog met eene kleine ruiterbende door te dringen tot bij Worms en zich daar te vereenigen met de troepen der Unie j maar de moedeloosheid harer leden, hunne onderlinge verdeeldheid, de door hen aangenomen houding van lijdelijk afwachten maakten het hem onmogelijk iets van belang uit te richten en onverrichter zake, in gevaar van Holland te worden afgesneden, moest hij terugkeeren. Zijne zuster ontving de teleurstellende tijding van zijnen aftocht ongeveer gelijktijdig met het verpletterend bericht van de nederlaag in den slag bij den Wittenberg, van den val van Praag, waardoor haar zoon na een koningsschap van nog geen jaar weder uit Bohemen werd verdreven. De strijd was daarmede reeds in November 1620 ten gunste van keizer Ferdinand beslist. Dat deze dien toch nog bleef voortzetten, bewees wel, dat hij in den ongelukkigen Paltsgraaf niet alleen wilde treffen den pretendent naar de Boheemsche koningskroon, LOUISE JULIANA VAN NASSAU. 47 maar ook den Protestant, het geheele Duitsche Protestantisme. Want het was na den val van Frederik V dat de keizer den Rijksban over dezen uitsprak, hem zeiven vogelvrij verklaarde en zijne kinderen vervallen van hun erfdeel in het Duitsche Rijk. De voltrekking van het keizerlijk banvonnis werd wat betreft de Boven-Palts opgedragen aan den hertog van Beieren, wien het in loon voor de goede diensten bij 3ên krijg in Bohemen bewezen, werd vergund de aan zijn hertogdom grenzende Paltsische landen aan zich te trekken j wat betreft de Rijn-Palts werd de voltrekking er van opgedragen aan den aartshertog Albertus van Oostenrijk, wiens troepen onder Spinola het land reeds grootendeels hadden bezet. Met verontwaardiging en ontzetting kreeg Louise Juliana kennis van dit keizerlijk besluit, waarbij de strijd, die een bijzondere strijd tusschen Frederik van de Palts en Ferdinand van Oostenrijk had behooren te blijven, tot eene algemeene Duitsche Rijkszaak was gemaakt; en waarbij Frederik V was gevonnisd door een gericht, waarin zijn tegenstander tegelijkertijd aanklager en rechter was. Hare verontwaardiging werd dan ook algemeen gedeeld; maar de keizer had alle verzet tegen zijn willekeurige handelwijze reeds als bij voorbaat weten te breken door ook de leden der Unie te bedreigen met den ban in geval zij hun opperhoofd wilden steunen en dit middel werkte maar al te goed. Binnen weinige maanden was de Unie zelfs uitééngevallen, had zij opgehouden te bestaan. Ongehinderd werden nu in 48 LOUISE JULIANA VAN NASSAU. de Beneden-Palts het dal van den Rijn door Spaansche troepen onder Spinola, het dal van den Neckar door keizerlijke benden onder Tilly verwoest. Na eene verwoede, maar vruchtelooze verdediging werden in September van het jaar 1622 de stad en het slot van Heidelberg genomen; drie dagen heerschten er een afschuwelijk moorden en branden. En terwijl het bandelooze krijgsvolk het schoone, welvarende land herschiep in eene troostelooze woestenij, werd in de RijnPalts, dat bolwerk der Gereformeerden, de Roomsch Katholieke kerk met geweld weder ingevoerd door de Jezuïeten. Alle kerken werden weder ingericht voor den Roomsch Katholieken eeredienst; de protestantsche geestelijkheid werd verdreven en vervangen door priesters en monniken; de beroemde universiteit van Heidelberg werd gesloten, de hoogleeraren werden gebannen, de wijd en zijd vermaarde bibliotheek werd op verzoek van den paus opgezonden naar het Vaticaan te Rome. Het bezit van onroerende goederen werd den Protestanten verboden, hunne burgerschapsrechten werden hun ontnomen. De dwangmaatregelen, waarmede de Jezuïeten tot bekeering dreven en waarbij de soldaten en de wereldlijke overheid de hand moesten leenen, deden duizenden het land verlaten en uitwijken naar den vreemde. Wie zich niet bekeeren wilde en niet uit eigen beweging wegvluchtte, werd met 'verbeurdverklaring van al het zijne met geweld over de grenzen gezet; om te kunnen blijven, moest men zweren, — bittere spot, — dat men zich vrijwillig LOUISE JULIANA VAN NASSAU. 49 had bekeerd tot de Kerk van Rome. Den Lutheranen, die zich zoo zeker hadden geacht van de keizerlijke bescherming, die zich zoo veilig hadden gevoeld in de bepalingen van den Religie-vrede, verging het niet beter dan den Gereformeerden. Voor de Lutheranen zoo goed als voor de Gereformeerden in den Bovenen Beneden-Palts werd September 1628 vastgesteld als termijn voor hunne bekeering en inderdaad werd het bekeeringswerk door de Jezuïeten met zooveel ijver bedreven, dat na verloop van een half dozijn jaren reeds de Palts van een protestantsch land weder was geworden een Roomsch Katholiek land. Zoo maakte de keizer waar het woord bij den aanvang van den strijd om de Boheemsche koningskroon den protestantschen Duitschen vorsten gegeven, dat zijn strijd met keurvorst Frederik V slechts eene staatkundige bedoeling had, maar geen godsdienstoorlog was. Louise Juliana had bij het naderen der Spaansche troepen Heidelberg verlaten. Hare omgeving zag haar noode scheiden, daar haar rustige kalmte, hun, wier moed aan het zinken was, kracht en steun gaf; en ook haar zelve kostte het veel, de stad te verlaten, nu booze dagen aanstaande waren. Maar meer nog dan voor haar zelve duchtte zij voor de haar toevertrouwde kinderen van haren zoon het gevaar van in Spaansche handen te vallen; zij had aan haren oudsten broeder, prins Philips Willem van Oranje gezien wat dat zeggen wilde. Hare eerste pleisterplaats op haren doelloozen zwerftocht met hare kleinkinderen was het stadje Schörndorff in Wurtemberg. Zij bleef 50 LOUISE JULIANA VAN NASSAU. er toeven, wel wetende dat de hertog van Wurtemberg, bevreesd voor de keizerlijke ongenade, haar ongaarne binnen zijn landpalen duldde, maar niet wetende, waarheen verder te reizen. Waar haar zoon, de gewezen koning van Bohemen, rondzwierf, bleef lang onzeker ; zij vermoedde, dat hij met de zijnen' de wijk had genomen naar Holland, naar zijne ooms, hare broeders; maar hem daarheen volgen kon zij niet; de weg was haar afgesneden door de vijandelijke troepen; daarbij was zij geheel verstoken van geldmiddelen, daar hare douairie de stad Kaiserslautern, door de Spanjaarden was bezet. Hare zuster Catharina Belgica, de gravin van Hanau, was ook onmachtig haar te hulp te komen. Deze had dadelijk na de uitbarsting der onlusten in Bohème onversaagd de zaak van haren neef, den keurvorst van de Palts tot de hare gemaakt. Toen koning Ferdinand II op weg naar Frankfort, waar hij tot keizer moest worden gekroond, Hanau wilde binnentrekken met een gevolg van 1400 ruiters, een gevolg grooter dan hem bij de Rijkswet toekwam, had de moedige vrouw het gewaagd, hem den toegang tot hare stad te ontzeggen en de poorten voor hem gesloten te houden. Maar toen weinig tijds daarna de strijd zich van Bohemen uitbreidde over geheel Duitschland, wat vermocht zij toen tegen de overmacht? Haar kleine vorstendom werd overstroomd door keizerlijke en Spaansche troepen, als verzwolgen door de vijanden. Ternauwernood gelukte het haar nog met haar gezin de wijk te nemen naar hare broeders te 's Gravenhage. LOUISE JULIANA VAN NASSAU. 51 Ëmifie Antwerpienne, de gravin van Landsberg, zag zich door den rampzaligen oorlog in de Palts eveneens van alles beroofd en mocht zich gelukkig achten, dat hare zuster Charlotte Brabantine, haar te hulp kwam door aan haar af te staan de heerlijkheid Montfoort in Bourgondië, een goed dat vroeger aan de Nassau's had behoord en dat bij de kort te voren plaats gegrepen eindverdeeling der erfenis van haren vader was toegewezen aan de hertogin de la Trémoille. Deze gaf hiermede zeker niet van haren overvloed, want ook voor de Hugenoten in Frankrijk had de terugslag van het. verloop van zaken voor de Protestanten in Duitschland bedenkelijke gevolgen. Maar meest nog leden de zusters er onder, dat Louise Juliana, alleen in Duitschland achtergebleven, thans onbereikbaar voor haar was geworden. „Gaat het u „als mij," schreef Elizabeth, de hertogin van Bouillon, aan Charlotte Brabantine, „dan kunt gij niet anders „dan in tranen aan haar denken." In die omstandigheden was het voor Louise Juliana eene werkelijke uitredding, dat haar schoonzoon, de keurvorst van Brandenburg, haar vergunde met hare kleinkinderen naar Berlijn te komen, al zoude zij daar het leven in scherpe tegenstelling vinden met het leven, waaraan zij in de Palts was gewoon geraakt. Het keurvorstendom Brandenburg, dat met zijne bijbehoorende bezittingen Gulik en Kleef westelijk tot aan de Nederlandsche grenzen en oostelijk, in Pruisen, tot aan Polen reikte, was toen wel reeds een der grootste, maar tevens een der armste en zwakste 52 LOUISE JULIANA VAN NASSAU. staten van Duitschland. De hoofdstad Berlijn telde enkele gemetselde en met pannen gedekte huizen; maar bestond verder uit ellendige hutten met daken van stroo en schoorsteenen van hout of leem. In plaats van in straten gereid, stonden de woningen er verspreid, ordeloos door elkander; varkens en andere huisdieren liepen er vrij tusschen rond; plaveisel was er onbekend. De naaste omtrek van het keurvorstelijk slot werd, zoo dikwijls de Spree buiten hare oevers trad, herschapen in een moeras; maar aan eene goede afwatering was nog door niemand gedacht. Handel noch nijverheid hadden .er eenige beteekenis en de landbouw stond er bij de armoedige bevolking nog op lagen trap. Louise Juliana, die in de Palts niet anders dan beschaving en welvaart had gekend, zag zich te Berlijn verplaatst in nog barbaarsche, middeleeuwsche toestanden. Maar zij was er tenminste persoonlijk veilig; zij vond er hare dochter weder en heerlijk was het, te bedenken, dat haar schoonzoon, de keurvorst, mede behoorde tot de Gereformeerden. Zij verwachtte dan ook niet anders, of zij zoude dezen bereid vinden tot werkdadige hulp en steun in het algemeene gevaar, dat zijn landen immers even goed bedreigde als de Palts. De keurvorst Georg Wilhelm van Brandenburg was zich dit ook wel bewust; maar hij was zwak en besluiteloos van karakter. Op den Rijksdag had hij wel met nadruk geprotesteerd tegen den over zijnen zwager, Frederik V van de Palts uitgesproken Rijksban en met klem van redenen de onwettigheid daarvan aangetoond; LOUISE JULIANA VAN NASSAU. 53 maar hij miste den moed om zijnen woorden kracht bij te zetten door daden. Bovendien beangstte het hem, dat hij niet had het vertrouwen van de Brandenburgsche stenden, die, zeiven streng Luthersch gezind, hem, den gereformeerden vorst, weinig genegen waren en begeerig waren naar een verbond met den keizer, daar huns inziens Roomsch Katholieken toch altijd nog beter waren dan Calvinisten of Gereformeerden. De klachten en betoogen zijner schoonmoeder, die, met zijne echtgenoote geheel één van zin, hem wilden opwekken tot handelen, bleven bij den keurvorst wel niet geheel zonder uitwerking; maar zij hadden geenen duurzamen invloed. Zoo bleef bij lijdelijk toezien, hoe zijn zwager, de ongelukkige koning van Bohème, den Winterkoning, zooals men hem spottend noemde om den korten duur zijner regeering, door diens schoonvader koning Jacobus I van Engeland eerst met valsche hoop gepaaid en ten slotte bedrogen werd; hoe alle diens pogingen om zijne erflanden te herwinnen voor en na mislukten; hoe met den achteruitgang der zaak van dezen die van het geheele protestantsche Duitschland dagelijks zwakker werd. In strijd met de aloude Rijkswetten was de keurvorstelijke waardigheid van de Palts verleend aan den hertog van Beieren. De keizer en de Roomsch Katholieke vorsten hadden nu in het college der keurvorsten eene meerderheid van vijf tegen twee, waarom de Luthersche keurvorst van Saksen en de gereformeerde keurvorst van Brandenburg niet eens 54 LOUISE JULIANA VAN NASSAU. meer ter vergadering opgingen. De keizer beschikte in de keizerlijke troepen onder Wallenstein en in die der Liga onder den beroemden veldheer Tilly over een leger, voor welks onderhoud de protestantsche bevolking zonder genade werd uitgemergeld en uitgezogen en waarmede hij weldra ook de machtige Hanzesteden in hare vrijheid ging bedreigen. De koning van Denemarken zag zich bij zijn pogen om den Protestanten in Duischland te hulp te komen door de troepen der Liga eenerzijds en door de keizerlijke legers anderzijds in de engte gedreven. In Holstein, in Sleeswijk, in Jutland woedde weldra ook de krijg, terwijl de keizerlijken op hunnen doortocht daarheen nog een groot deel verwoestten van Saksen en van Brandenburg, zonder dat de vorsten dier beide landen zelfs een klacht durfden uiten. Spanje, dat in de Rijn-Palts een vast punt en een uitvalspoort had, breidde zich steeds verder uit. Het bekeeringswerk door de Jezuïeten met behulp van Spaansch en keizerlijk volk in de Palts gedreven, vond in de andere Roomsch Katholieke Duitsche staten gereede navolging, Door dwangmaatregelen van den meest onderscheiden aard, door inlegering van soldaten, door uitbanning met gewelddadige scheiding van echtgenooten zoo één hunner weigerde zich te laten bekeeren, door oplichting van kinderen, zoo beiden weigerden, en daarom te samen uit den lande werden gewezen, werd het protestantsche deel der bevolking, zoo Lutherschen als Gereformeerden, tot de uiterste moedeloosheid en tot slaafsche onder- LOUISE JULIANA VAN NASSAU. 55 werping gebracht. Het door den keizer uitgevaardigde Restitutie-edict, de opeisching van alle vóór den Religie-wede aan de Roomsch Katholieke Kerk toebehoord hebbende goederen en kapitalen, welke kapitalen en goederen nu reeds sedert tachtig jaren herhaaldelijk van eigenaars waren verwisseld, gaf het middel aan de hand om ook in alle andere protestantsche Duitsche staten gewelddadig in te grijpen. Thans was ook daar niemand meer veilig voor willekeur en afpersing. Allerwege stond de handel stil, bleven de akkers onbebouwd, (want wien zoude de oogst behooren?) vervielen de dorpen en werden de steden uitgeput door brandschatting en plundering. Maar de voortdurende toeneming der Spaansch-Oostenrijksche macht begon den kardinaal Richelieu bezorgdheid in te boezemen voor Frankrijk en zelfs de paus begon haar te duchten. Beiden, de paus en Richelieu, wisten verdeeldheid te zaaien tusschen den keizer en zijn bondgenoot de Liga. Deze nieuwe scheuring in het reeds zoo verdeelde Rijk zoude den Protestanten slechts nieuw verderf hebben gebracht, zoo niet Gustaaf Adolf, de Zweedsche koningsheld, in dit uiterste oogenblik zich hunne zaak had aangetrokken, en toesnelde om Europa van een wereldlijk despotisme te bevrijden. Een blijde hoop leefde in Louise Juliana op, toen Gustaaf Adolf met zijne krachtige, wel geordende, door vromen ernst bezielde legerscharen in Pruisen landde. Maar bij zijne komst in Duitschland bezat hij daar nog geenen enkelen bondgenoot. De Luthersche 56 LOUISE JULIANA VAN NASSAU. keurvorst van Saksen en de gereformeerde keurvorst van Brandenburg, die toch beiden het grootst mogelijke belang hadden bij zijn slagen, wenschten zich onzijdig te houden, zoo zij zich al niet vijandig tegenover de Zweden stelden. Met verontwaardiging nam Louise Juliana waar, dat haar schoonzoon er slechts op bedacht was om door onderhandelingen beiden den keizer van Duitschland en den koning van Zweden te vriend te houden en zich te onttrekken . aan de taak om dezen laatsten den weg te effenen, een taak, die voor hem te meer de aangewezene was, omdat de keizerlijke troepen toch reeds plunderend en brandschattend de Mark Brandenburg verwoestten. Het karakter van haren schoonzoon kennende, begreep Louise Juliana ook de rechtmatigheid van den door Gustaaf Adolf aan dezen gestelden eisch, dat hij niet alleen een verdrag met hem zoude sluiten, maar daarnevens dat de Brandenburgsche vestingen Spandau en Küstrin hem tijdelijk zouden worden afgestaan als waarborgen voor zijnen veiligen doortocht tot ontzet van het door Tilly bedreigde Maagdenburg. Bij de gebleken weifelmóedigheid en trouweloosheid der Duitsche vorsten kon de Zweedsche koning bij dieper doordringen in het vreemde land zijn leger in den rug niet ongedekt laten. Maar de keurvorst, van Brandenburg wilde zijn lievelingsdenkbeeld van eene tot eiken prijs gehandhaafde onzijdigheid niet opgeven en daartegenover wilde Gustaaf Adolf niets laten vallen van zijnen eisch: men moest zich of vriend of vijand verklaren. Reeds naderde LOUISE JULIANA VAN NASSAU. 57 het Zweedsche leger de voorstad van Berlijn en met ontzetting zag de bevolking bombardement en bestorming tegemoet. In dit oogenblik van spanning, waarin den zwakken keurvorst Georg Wilhelm alle moed tot handelen ontzonk, wist Louise Juliana dezen over te halen haar volmacht te geven. Vergezeld van hare dochter, de keurvorstin, deed zij daarop de poorten der stad openen, begaf zij zich naar de Zweedsche legerplaats, wist zij er den toorn van Gustaaf Adolf te bezweren, haalde zij dezen over tot een vriendschappelijk bezoek te Berlijn en werd zoo de bemiddelaarster van een verbond tusschen Brandenburg en Zweden, dat Gustaaf Adolf gelegenheid gaf om, zeker van zijne achterhoede, de keizerlijke troepen en die der Liga tegemoet te gaan. In hoop en vrees, bedenkende hoe groote overmacht de vorst ging trotseeren en hoe bang de nood was, waaruit hij kwam verlossen, zag Louise Juliana hem aftrekken en herhaalde daarbij in stilte de woorden van Gustaaf Adolf's lied: Wees niet vervaard, gij kleine stoet 1 Hoe luid des vijands overmoed Zijn zegelied doe klinken; Hij rekend' op uw ondergang. Maar voedt dien ijd'len waan niet lang, Laat gij den moed met zinken. 't Is Godes zaak, waarvoor gij strijd; Op Hem gehoopt, vertrouwd altijd, Laat rustig God regeeren! Zijn liefd' in Christus eindloos groot, Zal, daar Hij hulp beschikt in nood, Zijn woord doen triomfeeren. 58 LOUISE JULIANA VAN NASSAU. V Gustaaf Adolfs verdere zegevierende tocht door Duitschland, zijn verbond met Frankrijk, de komst van Engelsche hulptroepen, de overwinning bij Breitenfeld, waar het leger der Liga werd vernietigd, de verbintenis met den Lutherschen keurvorst van Saksen, die half gewillig, half gedwongen eindelijk zijne neutraliteit liet varen en de Zweedsche zijde koos, schenen na negen lange jaren van Spaansche overheersching ook bevrijding te zullen brengen aan de Palts. In de eerste dagen van December 1631 drongen de Zweden de Rijn-Palts binnen. Allerwege vluchtten op hunnen weg de Spanjaarden. Alleen in Heidelberg en in Frankenthal bleven zij nog stand houden. Vol blijde verwachting zag Louise Juliana haren zoon Holland verlaten om zich bij Gustaaf Adolf te voegen. Deze beloofde hem ook zijnen steun; maar in plaats van nu reeds dadelijk zijn voordeel in de Palts te vervolgen en Heidelberg zelf te gaan nemen, meende de koning zich eerst te moeten richten naar het hart van den vijand, naar Beieren. Daar nam hij de hoofdstad München in; maar bevond zich onmiddellijk daarop voor het keizerlijke leger onder Wallenstein. Bij Lützen kwam het in November 1632 tot eenen bloedigen slag, waarin de Zweden wel overwonnen, maar met den doods huns konings hunne kracht gebroken zagen. Zoo zag Louise Juliana alle hoop op herstel van haren zoon als keurvorst van de Palts, welk herstel LOUISE JULIANA VAN NASSAU. 59 een oogenblik zoo nabij scheen, in rook vervliegen. En nog zwaarder beproeving dan deze teleurstelling wachtte haar. Weinig dagen na ontvangst der tijding van Gustaaf Adolfs dood bereikte haar het bericht, dat haar zoon te Mainz was bezweken aan heftige koortsen en aan hartzeer om den laatsten, bitteren tegenslag. Zijne moeder, die hem sedert zijn vertrek naar Bohemen in 1619, nu dertien jaren geleden, niet. meer had gezien en die toch zoo vurig op eenehereeniging met hem was blijven hopen, betreurde hem diep. Zij wist, hoe zwaar hij voor zijn lichtzinnig ondernemen had geboet, hoe zijn karakter was gelouterd in den langen lijdenstijd, hoe hij nimmer bitter was geworden om het trouwelooze spel door bondgenooten en verwanten, meest wel door zijnen schoonvader, den koning van Engeland, met hem gespeeld en zij was hem zoo dankbaar, dat hij, in onwrikbare trouw aan zijne hervormde geloofsovertuiging steeds ontoegankelijk was gebleven voor ieder aanbod, waarmede men herhaaldelijk tot hem was gekomen, om zijne erflanden terug te koopen tot den enkelen prijs van zijnen oudsten zoon te laten opvoeden in den Roomsch Katholieken godsdienst. Onmiddellijk na den dood van Frederik V was Louise Juliana's jongste zoon, Philips Wolfgang, naar de Palts gesneld om er als regent voor zijns broeders minderjarigen zoon het bewind in handen te nemen over dat deel des lands, dat reeds was bevrijd door de Zweden, die in het jaar 1633 ook nog Heidelberg hernamen. Door toewijding en zorg slaagde Philips 60 LOUISE JULIANA VAN NASSAU. Wolfgang er in, een begin van orde, van eenige welvaart te doen herleven, daarbij krachtig gesteund door den natuurlijken rijkdom van het schoone land. Allengs keerden sommigen van wie er nog leefden van de oude inwoners weder terug; enkele akkers werden weder bebouwd, eenige kerken en scholen werden weder geopend. Louise Juliana verblijdde er zich in; maar aan de dringende uitnoodiging om ook terug te keeren, eene uitnoodiging tot haar gericht niet alleen door haren zoon maar ook door hare vroegere onderdanen, die onder al hunne rampen zich te vaster aan hun vorstenhuis hadden gehecht, kon zij niet besluiten, gehoor te geven. Ook Brandenburg was haar zeer lief geworden; zij gevoelde er zich gelukkig in eenen innigen omgang met hare dochter, voor wie haar heengaan nog te meer een groot verhes zoude zijn, omdat deze dan alleen zoude komen te staan tegenover den keizersgezinden minister Schwartzenberg, wiens invloed op den zwakken, besluiteloozen keurvorst een tegenwicht zeer noodig had. Hier in Brandenburg meende zij nog nuttig werkzaam te kunnen zijn en daar ginds in de Palts slechts eene lijdelijke rol te kunnen vervullen. Maar bovenal zij geloofde niet aan eene blijvende herleving van de Palts. Zij was overtuigd, dat het werk van wederopbouw van haren zoon Philips Wolfgang slechts kon bestaan zoolang de Zweden onder Oxenstierna en Bernard van Weimar zich zouden weten te handhaven in het door Gustaaf Adolf veroverde gebied; en dat zouden zij op den duur, vreesde zij, niet LOUISE JULIANA VAN NASSAU. 61 kun nen tegenover de keizerlijke overmacht, die uit Italië en Spanje steeds nieuwe versterkingen ontving. En weder gaf de uitkomst Louise Juliana gelijk. Den 6den September werden de Zweden bij Nördlingen geheel verslagen. In wilde vlucht ijlde het overschot hunner troepen naar den Rijn. De verwilderde, bandelooze krijgslieden, radeloos, omdat zij zjch den terugweg tot het vaderland zagen afgesneden, plunderden en teisterden het bevriende land, welks bondgenooten zij heetten, weinig minder erg dan de hen op den voet volgende keizerlijke benden, die als vijanden kwamen. Al het werk van den regent was in weinige maanden weder ongedaan gemaakt. Wel bleef Heidelberg zelf aanvankelijk nog behouden, daar het na drie dagen lang door de keizerlijken te zijn beschoten, nog juist in tijds door Fransche en Zweedsche troepen werd ontzet; maar in 1636 vielen stad en slot toch in 's keizers handen, toen bij den schandelijken vrede van Praag de keurvorst van Saksen op eigen hand een verdrag met den keizer sloot. Op nieuw werd daardoor de partij der Protestanten in twee deelen gesplitst en werd de eene helft weerloos overgeleverd aan de door hare eigene geloofsgenooten versterkte tegenstanders. Buitenlandsche intriges kregen daarbij vrij spel. Vreemde mogendheden, deels door de strijdenden zelf tot hulp en bijstand opgeroepen, deels eigenmachtig toegesneld om in troebel water te visschen, vochten op Duitschen bodem hunne eigene veeten uit en vermeesterden, gebruik makende van de inwendige verdeeldheid des 62 LOUISE JULIANA VAN NASSAU. lands eenen verderfelijken invloed op alle aangelegenheden des Rijks. Niemand wist ten laatste meer, wie vriend, wie vijand was. De strijd verloor alle hoogere beteekenis en ontaardde in wilde annexatie-zucht, als ware het Duitsche grondgebied een roof, bij welks verdeeling alleen het recht van den sterksten gold. Denen en Zweden, Franschen en Spanjaarden, Engelschen en Italianen, Schotten en Oostenrijkers bemachtigden of verwoestten wat de vervolgingswoede der inlandsche vorsten nog had gespaard en waren eene onlijdelijke plaag voor het weerlooze landvolk. Dorp op dorp ging in vlammen op. De bevolking versmolt onder de mishandelingen der soldaten, onder uitputting en gebrek, onder de pest, die den hongersnood op den voet volgde. Wie overbleef sloot zich aan bij de roovende benden of roofde op eigen hand. Het gevoel van eigenwaarde verdween; verwildering en ontaarding van zeden deden nieuwe gruwelen aan de laatste toe. Trots al zijne betuigingen, dat bij des keizers vriend was, zag keurvorst Georg Wilhelm zich tot in zijne hoofdstad Berlijn door de keizerlijke troepen bedreigd. Zonder zelfs eene poging te doen om er zich staande te houden, vluchtte de zwakke vorst naar Pruisen, naar Koningsbergen en Louise Juliana volgde het hof. Zoo zag zij van nabij, hoe de krijg ook Brandenburg teisterde, al leed het niet zoo zwaar als de schoone Paltsische landen aan den Rijn, die èn om hunne ligging èn om den natuurlijken rijkdom van den bodem een begeerlijker prooi dan eenig ander LOUISE JULIANA VAN NASSAU. 63 deel van Duitschland voor vriend en vijand waren geweest. Zij voelde haar hart bloeden, als zij bedacht, hoe de Palts, die zij bij hare blijde inkomste als jonge bruid in al haar pracht en haar glans had gekend, thans was geworden tot eene woestenij, waar de velden doornen en distelen voortbrachten, de wijnbergen met struikgewas en onkruid waren begroeid, de vroegere welvarende dorpen nog slechts bestonden uit hutten van leem en klei, waarin armoede, ellende en misdaad huisden. De bevolking was er op één tiende geslonken. In grooten getale, aangelokt door de onbegraven lijken, zwierven de wolven er door het land. Het heerlijke slot te Heidelberg met zijne tinnen en zijne torens, zijne standbeelden en zijne kunstschatten, zijne waterwerken en zijne tuinen, was beschoten, uitgebrand, geplunderd en vernield. Weinig meer dan de naakte muren was gebleven. In troostelooze ballingschap zonder eenige verwachtingen of vooruitzichten in de toekomst leidde het gezin van den overleden keurvorst ver weg in Holland in armoede en afhankelijkheid een kwijnend bestaan. Alle vroegere glans en glorie was geweken. In al dien nood bleef Louise Juliana trouw zich belasten met de zorg voor de opvoeding van hare kleinkinderen, van de twee, welke zij bij haar vertrek uit Heidelberg met zich had gevoerd en van den zuigeling, waarvan de koningin van Bohemen op hare overhaaste vlucht door Brandenburg naar Holland te Küstrin in eene ellendige, haar onwillig afgestane kamer was bevallen, en die zij bij het verder reizen 64 LOUISE JULIANA VAN NASSAU. in hare radeloosheid aan hare schoonmoeder had toevertrouwd. Het was nog een schoon levenswerk, dat Louise Juliana hiermede als grootmoeder volbracht, want althans in de ontwikkeling der beide oudsten, in Karei Lodewijk, den vorst, die in later jaren de Palts weder heeft opgericht uit zijnen droevigen staat van verval en in Elizabeth, de beroemde abdis van het vrij-wereldlijk Rijksstift Herborn, de vrome leerlinge en vriendin van Anna Maria Schuurman, van Descartes en van Labadie, is de invloed van haren geest en van haar voorbeeld onmiskenbaar terug te vinden. Maar haar later leven van armoede, van afhankelijkheid van bloedverwanten, van eindelooze ballingschap, hoe ook verzacht door hare dochter en door hare pleegkinderen, bleef een zware beproeving. Hare klachten waren echter zonder bitterheid en hare verzuchtingen zonder wanhoop, getuigt haar oude biograaf en hofprediker Spanheim. In oogenblikken van uitersten nood waren het woorden uit de oude boetpsalmen, die haar op de lippen kwamen en wel meest die van den 130sten psalm, waarin, naar zij placht te zeggen, 's Heeren leiding met de Palts, die zij zoo lief had, klaar was afgeteekend. Met den psalmist had zij dan geroepen uit de diepte, beleden: zoo gij de ongerechtigheden gadeslaat, Heer, wie zal bestaan? geklaagd, mijne ziel wacht op den Heer, meer dan de wachters op den morgen, en zich gesterkt in de belofte, Hij zal Israël verlossen van al zijne ongerechtigheden. Zij geloofde in eenen ban, die moest worden weggenomen en verzoend, eer de LOUISE JULIANA VAN NASSAU. 65 genade des Heeren kon wederkeeren: dat een ernstig en oprecht berouw voor God de voorwaarde was van herstel: dat God Zijne slaande hand zoude wegtrekken, zoodra Zijn goddelijk doel was bereikt en dat die tijd in onderworpenheid en berusting moest worden afgewacht. Tot wachten schikte zij zich, tot een wachten, dat een wachten in den geloove worden moest, want de verlossing van de Palts, het einde van den gruwzamen dertigjarigen krijg heeft zij niet aanschouwd. In Maart 1644 werd zij ernstig krank. Terwijl hare dochter, de keurvorstin van Brandenburg, nog hoopte, betuigde zij van het eerste oogenblik, dat de tijd van scheiden daar was, dat zij er God voor dankte en dat zij bereid was. Enkele dagen later reeds was zij vredig en kalm ontslapen, na eerst, volgens het aandoenlijk bericht van haren hofprediker, bij volle kennis nog, afscheid te hebben genomen van al de haren. Toen in het jaar 1648 na eindelooze onderhandelingen door alle partijen, strijdensmoede, de vrede van Munster werd geteekend, toen haar kleinzoon Karei Lodewijk als keurvorst van de Palts1) kon terugkeeren naar zijne erflanden om er zijn werk van wederopbouw te beginnen, was Louise Juliana reeds sedert vier jaren ingegaan tot hare ruste. x) Hij was gehuwd met eene kleindochter van Catharina Belgica en was de vader van Elisabeth Charlotte van de Palts, hertogin van Orleans. Zie Uit de Diepte naar de Hoogte. IIPrinsessen van Oranje en hare dochters in Frankrijk, pag. 166. 5 Louise Henriette van Oranje Keurvorstin van Brandenburg 1628—1667. Louise Juliana van de Palts heeft het einde van den dertigjarigen krijg niet meer aanschouwd; maar wel is zij nog getuige geweest van een begin van betere tijden door het optreden van haren kleinzoon Friedrich Wilhelm als keurvorst van Brandenburg. Deze vorst, dien men in later jaren heeft genoemd Den Grooten, minder nog om den roem zijner oorlogsdaden dan wel omdat hij in een eervergeten en gewetenloozen tijd de stemmen van eer en geweten zoo luide en krachtig heeft laten spreken, die de grondlegger is geworden van Duitschlands eenheid, — deze vorst is tot zijne grootsche roeping voor een zeker niet gering deel gevormd eerst in den omgang met zijne moeder, met zijne grootmoeder en daarna in de school der Oranje's, in de Nederlanden. Daar, bij de Oranje's, in de Nederlanden, vond hij ook in zijne nicht Louise Henriette de gemalin, die zijne trouwe hulpe tegenover hem is geworden, die voor het kerkelijk Pruisen werd een geliefd voorbeeld van christelijke en vorstelijke vroomheid, van wie na haar LOUISE HENRIETTE VAN ORANJE. 67 verscheiden werd getuigd: „dat zij als een zegen „Gods in het keur vorstelijk Huis en in het land van „Brandenburg was gekomen en als een voortdurende, „a\ijd nieuwe zegen werkte in dat Huis en in dat „land, gedurende de twintig jaren van haren echt." Het was een getuigenis, schrijft Prof. R. Fruin in zijne studie over De Jeugd van Louise Henriette d'Orange, dat geenszins overdreven is te noemen, want de invloed der vorstin op haren gemaal en op hare onderdanen is waarlijk groot en weldadig geweest. I. Louise Henriette van Oranje, Mademoiselle d'Orange, zooals men haar placht te betitelen, was de oudste dochter van den stadhouder prins Frederik Hendrik en diens gemalin Amalia van Solms. Zij groeide op in het glorietijdperk der Republiek, in Hollands gouden eeuw, toen binnen het Gemeenebest rust en vrede heerschten bij krachtig machtsbetoon naar buiten. Bij het optreden van haren vader, prins Frederik Hendrik, als stadhouder, waren de burger- en godsdiensttwisten, welke de laatste jaren van zijnen broeder prins Maurits hadden verbitterd, gestild en door wijze gematigdheid wist hij zoowel den heerschzuchtigen overmoed der Contra-Remonstranten te beteugelen als de buitensporige verwachtingen der Remonstranten, die van hem voldoening voor alle hunne grieven hoopten, te temperen. Hij was een bekwaam, meesttijds gelukkig veldheer, door wiens beleid als stedendwinger 68 LOUISE HENRIETTE VAN ORANJE. de tuin der Nederlanden werd gesloten. De toenmalige bloei van onze scheepvaart deed Joost van Vondel zingen: 't Oneyndelyck ghetal van dees ghevlerckte kielen, Die in den woesten plas ghelyck de visschen krielen, Doorploeghden 't vochte veld met voorspoet en ghewin; en hij voegde er nog terecht aan toe, dat zij: In kloeckheyt lagen meest haar vyanden te boven. Want bij Duins werden de Spanjaarden door Tromp geslagen; in de beide Indien was Spanje evenmin tegen onze zeelieden opgewassen; de Spaansche zilvervloot werd, in plaats van de Taag binnen te vallen, opgebracht in het Y; onze driekleur werd geplant in Brazilië, aan de Hudsonrivier, op de Sunda-eilanden, op de eilanden der Chineesche zee. Het verkwikkend gevoel van veiligheid en bestendigheid na lange jaren van onrust en gevaar, het fiere besef van zelfbewuste kracht, door de overwinningen te land en ter zee gewekt, de rijkdom en de welvaart, welke door den bloeienden handel werden verspreid over alle rangen en standen der maatschappij, prikkelden de begeerte naar levensgenot, ontwikkelden den smaak voor weelde, verhoogden den zin voor kunst en wetenschap. Van die nieuwe begeerten, die nieuwe behoeften, dit nieuwe leven was het stadhouderlijk hof het middelpunt, de uitdrukking als het ware; het leven was er zoo schitterend als aan eenig ander hof van Europa. Beide ouders van Louise Henriette, Frederik Hendrik zoowel als Amalia van LOUISE HENRIETTE VAN ORANJE. 69 Solms, waren prachtlievend, kunstminnend, de aanleggers van schitterende feesten. Het groote vermogen, dat de stadhouder had geërfd van zijne beide broeders, gevoegd bij de inkomens zijner verschillende hooge ambten, stelde hem in staat zijn gezin te doen leven op eene waarlijk vorstelijke wijze, zooals die nimmer het deel was geweest van Charlotte van Bourbon of van Louise de Coligny, al wist ook Prins Willem I bij bepaalde gelegenheden, om diplomatieke redenen, een werkelijk indrukwekkend praalvertoon te ontwikkelen. Geheel anders dan hare tantes in eenzaamheid en afzondering te Delft en in Zeeland, onder den druk van materieele zorgen en ontberingen het hadden gedaan, groeide Louise Henriette op in overvloed van weelde te 's Gravenhage in het Stadhouderlijk Kwartier op het Binnenhof of in het Oude Hof aan het Noordeinde, de vroegere woning van hare grootmoeder Louise de Coligny, die door haren vader nog voortdurend werd vergroot en verfraaid; dan wel buiten op het Huis te Honselaersdijk of het slot te Buren, paleizen, die beroemd waren om hunne kostbare inrichting, om hunne rijke wandtapijten, om hunne uitgebreide schilderijenverzamelingen, om hunne fraaie tuinen. Daar verkeerde zij in eenen hofkring, zooals die zich eigenlijk voor het eerst weder sedert den graventijd in Holland had gevormd, een centrum van weelde, van kunstzin, van verfijnde beschaving, een vereenigingspunt ook voor al wat er aanzienlijks in de Republiek was of kwam. Duitsche en Fransche edellieden, 70 LOUISE HENRIETTE VAN ORANJE. waaronder kleinzoons en achterkleinzoons van prins Willem I, als de jonge keurvorst van Brandenburg, de kleinzoon van Louise Juliana van de Palts, als de later zoo beroemd geworden veldheer Turenne, de zoon van Elizabeth van Bouillon, als de prins van Tarente, de kleinzoon van Charlotte Brabantine de la Trémoille, die allen hunne opleiding kwamen zoeken in Frederik Hendriks leger, kwamen er in bonte mengeling samen met diplomaten, aanzienlijke patriciërs, hooge magistraatspersonen. Maar niet alleen de kleinzoons en achterkleinzoons van Prins Willem I bleven in de Republiek, te 's Gravenhage als het ware hun familie-tehuis zoeken, ook diens dochters, kleindochters en achterkleindochters, Louise Henriette's tantes en nichten, verschenen er herhaaldelijk voor korteren of langeren tijd op bezoek, vestigden zich daar als zij weduwen werden, zochten daar hunne toevlucht in dagen van nood. Charlotte Brabantine, hertogin de la Trémoille, kwam er het huwelijk vieren van hare dochter, het pleegkind van Louise de Coligny, met den graaf van Derby. Emilie Antwerpienne, de hertogin van Landsberg, vluchtte daar heen, toen reeds dadelijk in het begin van den dertigjarigen oorlog het bezit van haren gemaal verloren ging aan de keizerlijke troepen. Catharina Belgica, de gravin-weduwe van Hanau zocht daar eveneens een wijkplaats, toen zij uit hare staten werd verdreven. Na den dood van haren gemaal dacht Elizabeth van Engeland, de gewezen koningin van Bohemen, er niet aan, terug te keeren naar haar eigen vaderland j zij LOUISE HENRIETTE VAN ORANJE. 71 had het te goed bij de verwanten van haren echtgenoot. De omgang met deze nobele vrouwen, die voor hare overtuiging zoo veel hadden veil gehad, er zoo zwaar voor hadden geleden en nog zouden lijden, heeft te midden van zoo veel wereldlijke glans en verstrooiing, zeker wel den grond gelegd tot het innig, schoon ietwat zwaarmoedig getint geloofsleven, dat Louise Henriette heeft gekenmerkt. Hare neiging tot studie en overpeinzing, meer dan tot kunst en letteren, werd nog versterkt door haren vertrouwelijken omgang met hare nichten, de dochters van den koning van Bohemen, Frederik V van de Palts. Deze prinsessen waren allen rijk begaafde, door hare moeder, Elizabeth van Engeland, die zelve buitengewoon ontwikkeld was, uiterst zorgvuldig opgevoede jonge vrouwen. Zij werden door buitenlandsche gezanten in de correspondentie van dezen geroemd als „kunstig met „de naald, 't penseel en in de muziek, sprekende „alle talen van Europa," en zij zijn ieder op hare wijze, vrouwen van beteekenis geworden. De door allen met ijver beoefende theologische studiën voerden eene van haar, Louise Hollandina, terug in de armen der Roomsch Katholieke Kerk j heimelijk naar Frankrijk uitgeweken werd zij daar non en vervolgens abdis van het klooster Maubuisson. Sophie, later gehuwd met den hertog van Hannover en stammoeder van het Engelsche koningshuis, de leerlinge en vriendin van den philosoof Leibnitz, gold om haren geest en om hare schoonheid voor eene der schitterendste vorstinnen van haren tijd. De oudste der prinsessen, tot wie Louise Henriette 72 LOUISE HENRIETTE VAN ORANJE. zich het meest voelde aangetrokken, met wie zij ook later als keurvorstin van Brandenburg geregeld bleef verkeeren, was als kind met hare grootmoeder Louise Juliana van de Palts uit Heidelberg gevlucht naar Berlijn en tot haar negende jaar door deze opgevoed. Zij onderscheidde zich reeds vroeg door eenen vromen zin, een vast karakter en eenen hoogen ernst. Hare liefde voor studie en wetenschap deed haar de vriendschap zoeken van Anna Maria Schuurman, daarna van Descartes, die haar verschillende zijner geschriften opdroeg, nog weder later van Labadie. Zij heeft zich naam gemaakt als abdis van het vrij wereldlijk Rijksstift Herford, dat onder hare leiding een centrum werd van geestelijk leven. Maar dat lag nog alles in de verre toekomst in de dagen dat de vijftienzestienjarige Louise Henriette en hare zusters, met de prinsessen van Bohemen even nauw bevriend als hunne wederzijdsche ouders het waren, met dezen samen lazen, borduurden, musiceerden, gingen jagen en spelevaren, onbekommerd nog om de staatkundige overleggingen, die haar levenslot gingen bepalen, ómdat hare hand er het onderpand van moest zijn. Eene verbintenis met het machtige Huis van Oranje was destijds zoo begeerlijk, dat koning Karei I van Engeland, nadat zijne dochter den jongen prins Willem, Louise Henriette's broeder had gehuwd, het stadhouderlijk paar eene tweede koninklijke verbintenis in uitzicht deed stellen, die van hunne oudste dochter met den prins van Wales. Prinses van Wales, koningin van Engeland, is Louise Henriette van Oranje ten LOUISE HENRIETTE KEURVORSTIN VAN BRANDENBURG. LOUISE HENRIETTE VAN ORANJE. 73 slotte echter niet geworden. De prijs, die er voor moest worden betaald: een openlijk partij trekken van de Republiek voor koning Karei I in diens strijd tegen zijne oproerige onderdanen, bleek onbetaalbaar. De Staten der Republiek koesterden al te levendige symphathie voor Kareis vijanden en niet de minste voor den vorst, die onder den invloed zijner Roomsch Katholieke gemalin, Henriette van Frankrijk, noch de belangen van het Protestantisme noch de eer van zijn Huis wist te handhaven. Frederik Hendrik begon dien tengevolge te ondervinden, dat zijne pogingen om de krijgsmacht en de geldmiddelen der Republiek te doen strekken ten bate van het Engelsche koningshuis de volksgunst, waarin hij zich zoo lang en zoo onverdeeld had mogen verheugen, van hem dreigden te vervreemden. De onderhandelingen aangaande een huwelijk van zijne oudste dochter met den prins van Wales moest hij daarom wel afbreken en zoo ontging Mademoiselle d'Orange het gevaar van te worden verbonden aan den losbandigen Karei II, de deelgenoote te worden van diens ballingschap, erger nog, van het lichtzinnige en verachtelijke leven, dat deze na zijn herstel op den troon van Engeland heeft geleid. Onmiddellijk na het afspringen der Engelsche onderhandelingen knoopte Louise Henriette's moeder, Amalia van Solms, aan wie Frederik Hendrik, reeds ziek en zijn einde nabij, in deze aangelegenheden de vrije hand liet, nieuwe aan over een huwelijk van hare dochter met haren neef Friedrich Wilhelm, keur- 74 LOUISE HENRIETTE VAN ORANJE. vorst van Brandenburg. Deze jonge vorst was in de Republiek en aan het stadhouderlijk hof geen vreemdeling. Opgegroeid onder het oog van de twee uitnemende vrouwen Louise Juliana van Nassau, zijne grootmoeder en Elizabeth Charlotte van de Palts, zijne moeder, was hij ter voltooiing zijner opvoeding eenen leertijd van vier jaren gaan doorbrengen in de Nederlanden, aan de universiteit te Leiden en in het leger van zijnen oud-oom Frederik Hendrik. Hij was een ernstige jonge man met een hoog gevoel van zijne roeping en strenge zeden. Toen hij te 's Gravenhage het losbandige leven, dat toenmaals nog in officierskringen heerschte, leerde kennen, ontvlood hij het naar het leger te Breda, waar hij door zijnen oud-oom werd ontvangen met de woorden: „uw „vlucht strekt u niet minder tot eer dan mij de ver„overing van deze veste." De juistheid van dit verhaal wordt in twijfel getrokken; maar dat het kon worden verhaald, teekent toch den aard van den zes en twintigjarigen vorst, die geheel opging in zijn streven om zijn land op te heffen en tot bloei te brengen. Ook in zijn huwelijk zocht hij een middel om zijne macht zoowel naar binnen als naar buiten te versterken. Geene verbintenis scheen hem aanvankelijk gewenschter daartoe dan die met de erfdochter van zijnen oom Gustaaf Adolf, de toen nog minderjarige Christina van Zweden. Een huwelijk met deze zoude de kronen van Zweden en van Brandenburg in één Huis brengen, de aanspraken van beiden op Pommeren vereenigen en dus den grond- LOUISE HENRIETTE VAN ORANJE. 75 slag leggen voor eenen machtigen Noorschen staat. Maar de eigenzinnige jonge koningin wenschte geen gemaal en heer; de Zweedsche grooten verlangden geenen machtigen monarch op den Zweedschen troon en de keurvorst was te heerschzuchtig om genoegen te nemen met den rang van gemaal der koningin. De onderhandelingen sprongen dus af, want zooals de Fransche gezant meldde, „de keurvorst bedankt „voor eene kroon, die hem geene macht verzekert „en voor een huwelijk, dat hem niet op maar naast „den troon zoude plaatsen." Ook van een huwelijk met eene Fransche prinses, met Mademoiselle d'Orléans, de nicht van Lodewijk^QV, ofschoon zeer door het Fransche hof begeerd, kwam niets. De er aan verbonden voordeden wogen niet op tegen de vernedering, welke de keurvorst er in zag, want hij zijnerzijds achtte het eene mésalliance om zich te verbinden met de onderdane van eenen vreemden vorst. Zoo eindigde hij met in te gaan op de voorstelliagen van zijnen meest vertrouwden raadsman, Conrad von Burgsdorf, die in overleg met Amalia van Solms hem wees op het belang eener verbintenis met het Huis van Oranje. Hij kon het waarlijk niet beneden ziCh achten daar zijne gemalin te zoeken, sedert de koning van Engeland zijne dochter aan een prins uit dat Huis had uitgehuwelijkt. Bovendien, al was Frederik Hendrik als stadhouder slechts de eerste dienaar, niet het hoofd van den Staat, het was toch geen ij dele grootspraak geweest, toen hij den koning van Engeland deed verklaren, dat hij wel 76 LOUISE HENRIETTE VAN ORANJE niet den naam maar toch het wezen der opperheerschappij bezat. Uit een politiek oogpunt was eene verbintenis met eene prinses uit het Oranjehuis voor den keurvorst zeker gewenscht, omdat die hem zoude verbinden met het eminente hoofd der machtige Republiek, die in de Rijnprovinciën, in Kleef, aan zijne landen grensde en even als bij de opkomende macht van Zweden met argwaan gade sloeg. Daarenboven beide vorstenhuizen, dat der Oranje's en dat der Hohenzollern's waren der Gereformeerde belijdenis toegedaan. In het voorjaar van 1646 eindigde Friedrich Wilhelm van Brandenburg dan ook met eenen gemachtigde naar den Haag te zenden om er den weg te banen tot een openlijk aanzoek om de hand van Louise Henriette van Oranje. Aan de bruid, over wier hand men aldus onderhandelingen aanknoopte en weder afbrak, werd bij dit alles niet gedacht, even weinig als aan het karakter, de zeden, de gaven naar geest en gemoed van den aanstaanden bruidegom. Louise Henriette van Oranje was prinses en moest dus naar den eisch van haren rang hart en hand beschikbaar houden voor den echtgenoot dien het belang van haar Huis haar zoude toevoeren. Althans zoo verstond het har% moeder, de hooghartige Amalia van Solms. Maar in hare eenvoudigheid had Louise Henriette reeds zelve eene keuze gedaan en haar hart geschonken aan haren neef Henri Charles de la Trémoille, prins van Tarente, een kleinzoon van hare tante Charlotte Brabantine van Nassau. Als zevenjarig kind was deze door zijnen LOUISE HENRIETTE VAN ORANJE. 77 vader, den hertog de la Trémoille, gehuwd met Marie de la Tour, eene dochter van Elizabeth van Nassau, hertogin van Bouillon, bij diens terugkeer in den schoot der Roomsch Katholieke Kerk naar Poitiers gebracht om daar verder in het klooster de la Sainte-Croix door zijne oud-tante, de abdis Flandrina van Nassau, te worden opgevoed in de Roomsche leer en er aan het college der Jezuiëten zijne opleiding te ontvangen. De indrukken zijner eerste kindsheid, de lessen hem ingeprent door zijne streng protestantsch denkende moeder en grootmoeder bleken echter onuitroeibaar; zoodra hij de jongelingsjaren had bereikt, besloot de prins van Tarente zich aan den geestelijken dwang, die hem werd aangedaan, te onttrekken door de vlucht. Onder vermomming wist hij zich in te schepen op eene Hollandschen koopvaarder. In Holland, aan het hof van zijnen oud-oom Frederik Hendrik, dat wist hij, zou hij veilig zijn en vrij en wachtte hem eene hartelijke ontvangst. De hertog de la Trémoille was in het eerst heftig vertoornd om de vlucht van zijnen zoon. „Maar mijne „moeder wist zijn ongenoegen te bedwingen," verhaalt de prins van Tarente in zijne Mémoires, die in 1767 te Luik het licht hebben gezien. „Zij wist mijnen vader „zelfs over te halen", gaat hij voort, „mij eene toelage „te verkenen van 30.000 livres en den prins van Oranje „te verzoeken mij te helpen aan eenig emplooy in „dienst der Staten, om mij zoo in Holland vast te ..hnnrlen " De orins kon hier dus leven als een schit- x i u^,rn\i^rt o-n Vi« maalftp nnk deel uit van het lüIKHU UUVCUiig *"J 78 LOUISE HENRIETTE VAN ORANJE. gevolg, dat met den jeugdigen prins Willem zoude oversteken naar Engeland voor diens huwelijk met Maria Stuart. Tegenwind hield toen de inscheping eenige dagen op en daarvan maakte de prins van Tarente gebruik om nog even terug te keeren naar den Haag, „om nog eens," gelijk bij schrijft, „voor de „tweede maal afscheid te nemen van Mademoiselle „d'Orange, voor wie ik destijds eene groote vereering „koesterde." Het scheelde weinig of die hoffelijkheid had hem het leven gekost; want toen hij daarna de vloot, die reeds naar Hellevoetsluis was opgezeild, in eene gewone boot wilde inhalen, werd die door den hevigen wind een paar malen omgeworpen, zoódat het een wonder was te achten, dat hij nog behouden aan boord kwam. Het kon niet anders of zulk een avontuur om harentwil moest indruk maken op de prinses, die den moedigen jongen man toch reeds moest bewonderen om zijne trouw aan het geloof, dat ook zij met volle overtuiging beleed. Deze zijnerzijds hing haar aan met eene liefde, die hem om harentwil weerhield van eene verbintenis met de erfdochter der uitgestrekte bezittingen en roemrijke tradities van het aloude protestantsche adelsgeslacht der Rohans met de fiere zinspreuk Roy ne puis, Prince ne daigne, Rohan suys. Door zijne ouders werd deze verbintenis zeer begeerd ; zij zoude hem eenen terugkeer in het vaderland hebben mogelijk gemaakt en hem als Pair van Frankrijk eene eerste plaats hebben verzekerd aan het Fransche hof. Maar de prins van Tarente had reeds zelf eene keuze gedaan ; hij weigerde LOUISE HENRIETTE VAN ORANJE. 79 en bleef in Holland. „Ik had reeds lang reden," verhaalt hij in zijne Mémoires verder, ,,ik had reeds lang „reden om te gelooven, dat ik Mademoiselle d'Orange „niet tevergeefs mijn hof maakte. Wij hadden samen „gesproken over de verschillende partijen, die zich „voor haar zouden kunnen opdoen en ik mocht hopen, „dat zij boven die alle aan mij de voorkeur gaf. Wij „beleden denzelfden godsdienst, wij sympathiseerden „in alles. Zij had mij gezworen, dat zij nooit iemand „anders zoude huwen dan mij; en van den prins van „Wales was voor het oogenblik niets te vreezen, enkel „van den keurvorst van Brandenburg, dien Mevrouw de „prinses van Oranje tot schoonzoon wenschte Ik „mocht echter hopen op de goedgunstigheid van den prins „en op de liefde welke deze zijne dochter toedroeg. „Mevrouw de prinses merkte onze innige verhouding „spoedig op en zag die met leede oogen. Zij gaf haar „misnoegen over mijne hoffelijkheden ook meermalen „te kennen aan hare dochter; en toen zij in het „voorjaar van 1646 met haar gezin naar Honselaersdijk vertrok, het zij mij met opzet en tegen gewoonte in „den Haag. „Dit baarde opzien," lezen wij dan verder in de gedenkschriften van den prins, „en daar aan de hoven „de een zoekt vooruit te komen ten koste van den „ander, zoo begreep Mademoiselle de Portugal," — eene dochter van Emilia van Nassau, gehuwd met den naamprins van Portugal, — „dat zij gebruik moest „maken van deze gelegenheid om zich te dringen in „de gunst van hare tante, van wie zij, zonder ouders 80 LOUISE HENRIETTE VAN ORANJE „en zonder eenig vermogen geheel afhankelijk was. „Zij liet zich door Mevrouw de prinses opdragen de „gangen van Mademoiselle d'Orange te bespieden ; „en zij kweet zich zoo voortreffelijk van die taak, „dat wij geen enkel oogenblik meer konden vinden „om elkander vertrouwelijk te spreken. „Daarom trachtten wij elkander te schrijven," gaat de prins voort. „Al mijne brieven aan haar waren „vol van betuigingen van eerbied en liefde en van „een vurige begeerte om onze wenschen vervuld te „zien. Ik ried de prinses aan, daartoe haar hart te „openen voor haren vader op wiens genegenheid „voor ons ik volkomen staat maakte; ik sprak haar „ook over de mogelijkheid om haren broeder, prins „Willem, voor ons te winnen; alleen over hare „moeder liet ik mij soms in bittere klachten uit. Ik „liet haar beloven, al mijne brieven aanstonds na „de lezing te verbranden; maar haar vertrouwen in „de kamervrouw, die den sleutel van haar kabinet „bewaarde, maakte dat zij dit verzuimde. En op „zekeren dag, dat Mademoiselle d'Orange van huis „was, deed de jonkvrouw van Portugal, daartoe door „Mevrouw de prinses gemachtigd, een smid komen „en door dezen de sloten afnemen van het kabinet „en van de cassette, waarin hare nicht mijne brieven „bewaarde. Zij bracht ze aan hare tante, die ze las „en vreezende, dat hare dochter op mijnen raad haren „vader en haren broeder voor ons mocht hebben „gewonnen, liet zij, om zich daarvan te vergewissen, „al mijne brieven brengen aan haren zoon, prins LOUISE HENRIETTE VAN ORANJE. 81 „Willem, met de vraag wat hij haar raadde te doen. „De prins behield de brieven en tegen den nacht, „toen al de huisgenooten naar hunne kamers waren „gegaan, trad hij bij zijne zuster binnen. Deze had „nog niets bespeurd van den gepleegden diefstal, „zoo goed had de smid de sloten weder hersteld. „De prins begon zich bitter te beklagen, dat zijne „zuster hem onkundig had gelaten van hare liefde „voor mij en betuigde haar, dat hij onze vriend was „en ons wilde helpen, mits wij vertrouwen in hem „stelden. Maar in den waan, dat haar broeder haar „slechts wilde uithooren, ontkende de prinses alles „en zij bleef ontkennen, ofschoon de prins haar verzekerde, dat hij reeds meer wist dan zij kon ver„moeden en dreigde ons te zullen tegenwerken, in„dien zij hem wilde misleiden. Het eene woord lokte „daarop het andere uit en zij scheidden in twist. „Bij het heengaan haalde de prins een mijner brieven „uit zijn zak en toonde haar die van ver. Eerst toen „begreep zij, dat zij zich had vergist en liet hem door „hare kamervrouw terug roepen; maar tevergeefs. „De prins was reeds naar zijne moeder gegaan en „had aan deze beloofd, alles te zullen doen wat „mogelijk was om ons gescheiden te houden. „Mademoiselle d'Orange verzuimde niet, mij van „het gebeurde in kennis te stellen en zij ried mij aan, „mij voor een poos te verwijderen uit den Haag en „den eersten storm van misnoegen te laten voorbijgaan. „De had daartoe eene gereede aanleiding, namelijk die „om nog vóór den nieuwen veldtocht mijn regiment 6 82 LOUISE HENRIETTE VAN ORANJE. „te Bergen op Zoom te gaan inspecteeren. Ik vertrok „daarheen na eerst afscheid te zijn gaan nemen van „Zijne Hoogheid, die met zijn gezin op Honselaersdijk „vertoefde. Ik bemerkte bij die gelegenheid, dat zoowel „hij als zijne gemalin zich over mijn voorgenomen „vertrek verheugden; maar over de zaak zelve werd „van geen van beide zijden ook maar een woord „gerept. Ik was sedert twee dagen te Bergen op Zoom, „toen mij namens Zijne Hoogheid werd gelast daar te „blijven tot het openen van den veldtocht, wat eerst „zoude plaats hebben over drie weken en de bedoeling „van dit bevel was niet twijfelachtig. Ik besloot daarom, „mij te houden alsof het bevel mij niet was ter hand „gekomen en vertrok onmiddellijk naar den Haag. „Zonder aan mijn eigen huis af te stappen, spoedde „ik mij naar het paleis. Zijne Hoogheid was juist „ontwaakt en zonder audiëntie te vragen trad ik bij „hem binnen, verhaalde hem, dat ik zijn bevel eerst „te Rotterdam op mijne terugreis had ontvangen en „daarom niet had kunnen voldoen aan zijnen last; „dat ik, overtuigd als ik was van bij hem te zijn „belasterd, mij kwam verdedigen. Ik sprak hem van „mijne liefde voor zijne dochter, en beriep mij op zijne „goedgezindheid jegens mij. Hij antwoordde mij daarop, „dat mijne brieven hem hadden mishaagd en haalde „daaruit eenige onbetamelijke gezegden aan, die ik „echter wist niet gebruikt te hebben. De zeide hem „dit ook en voegde er aan toe, dat hij dan mijne „brieven niet zelf gelezen kon hebben, hembezwerende „dit alsnog te willen doen en mij niet eerder te LOUISE HENRIETTE VAN ORANJE. 83 „veroordeelen. Zijne Hoogheid erkende daarop dat „mijne brieven hem waren voorgelezen en beloofde „mij ze nu zelf te willen inzien, mij verzekerend, dat „indien hij bevond dat ik belasterd was, hij voortaan „geen onbepaald geloof meer zoude slaan aan hetgeen „door zijne gemalin en door zijnen zoon mocht worden „gezegd. Wij scheidden ten slotte volkomen verzoend j „hij met het stellige voornemen om mij boven allen, „den prins van Wales en den keurvorst van Brandenburg alleen .uitgezonderd, als schoonzoon de „voorkeur te zullen geven en ik vol vreugde, dat ik „mij zeiven had kunnen vrijpleiten en zijne gunst „herwinnen. De prins vroeg inderdaad aan zijne ge„malin mijne brieven ter inzage; en toen hem daar „op werd geantwoord, dat die brieven reeds waren „verbrand, twijfelde hij ook niet langer aan de waar„heid van wat ik hem had gezegd. Mijne pogingen „om mij ook te verzoenen met de prinses mislukten „echter geheel en prins Willem eveneens sneed iedere „poging mijnerzijds om de zaak op te helderen kort„weg af. Mijne hoop bleef dus uitsluitend gevestigd „op de genegenheid, welke Zijne Hoogheid mij bij „voortduring bleef betonen en op de standvastigheid „van zijne dochter, die nog gelegenheid wist te vinden „om aan de moeder van den keurvorst, die verlangd „had te weten wat er waar was van het gerucht „van een engagement tusschen de prinses en mij, „te doen weten, dat dat gerucht inderdaad waarheid „behelsde en dat de keurvorst, zoo hij aanzoek „deed om hare hand, refus zoude lijden, omdat 84 LOUISE HENRIETTE VAN ORANJE. ;,zij stellig en vast besloten was, niemand anders te „huwen dan mij. „Gedurende dien zomer," gaat de prins van Tarente dan nog verder voort, „vertoefde het hof te Breda. „Ik vond er nu en dan gelegenheid om Mademoiselle „d'Orange te ontmoeten; want tevergeefs trachtte hare „moeder haar van mij verwijderd te houden, de „vader bleef mij gunstig gezind en wilde mij niet „heen zenden, als ware ik niet te vertrouwen. Den „tijd, dat ik niet aan het hof was, bracht ik door in „het leger om Antwerpen, later voor Venlo. In het „laatst van October betrokken de troepen de winterkwartieren. De. prins was merkbaar verzwakt en „vervallen en dat de veldtocht ditmaal geene voor„deelen opleverde was gedeeltelijk wel daaraan te „wijten. Intusschen' had de keurvorst zich door zijnen „eersten minister von Burgsdorf laten overreden om „zelf in persoon de hand van Mademoiselle d'Orange „van hare ouders te gaan vragen. Hij begon met aan „Mevrouw de prinses te verzekeren, dat hij de meening „van hare dochter kende, maar desniettegenstaande „opzettelijk naar den Haag was gekomen, om zoo „mogelijkheid de koelheid der prinses jegens hem te „overwinnen. Zijne eerste ontmoeting met haar was „inderdaad koel, want al de drangredenen van hare „moeder hadden niets op haar vermocht en zij bleef „er bij, dat zij den keurvorst niet wilde huwen. Zij „ging zelfs zoo ver van het dezen zelf onbewimpeld „te verklaren en hem ronduit te verzoeken niet meer „aan haar te willen denken. Om te zien wat zijn LOUISE HENRIETTE VAN ORANJE. 85 „afwezen misschien nog kon uitwerken, verliet de „keurvorst daarop voor een tijd den Haag; en bij „zijnen terugkeer vond hij haar te zijnen opzichte „nog onveranderd. Maar Mevrouw de prinses was „middelerwijl met de toebereidsels voor de bruiloft „voortgegaan en had den dag voor het huwelijk vast„gesteld. Nog den avond te voren betuigde de bruid, „dat zij er hare toestemming niet toe kon geven ; „maar hoe ook tegen haren wil voerde hare moeder „haar den volgenden dag, den 7den December 1646, „toch naar de kerk en deed er het huwelijk vol„trekken. De plechtigheid was zeer somber, zoowel „om de droefenis der bruid als om de ziekte van „den prins haar vader," besluit de prins van Tarente zijn verhaal, aan de waarheid waarvan moeilijk valt te twijfelen, schrijft Prof. R. Fruin. Het levenseinde van prins Frederik Hendrik scheen toen reeds zoo nabij, dat de keurvorst zijne jonge echtgenoote vergunde, voorloopig nog te blijven bij haren vader, aan wien zij zeer innig was gehecht. Zij bleef hem bij tot hij drie maanden later overleed. Als wij den prins van Tarente mogen gelooven, had hij nog op zijn sterfbed zijne dochter zijn leedwezen betuigd, dat bij haar had laten uithuwelijken tegen haren zin. Hoe dit zijn moge, het scheiden van vader en dochter was aandoenlijk. De predikant Goethals, die er getuige van was, beschrijft het ons eenvoudig en treffend: „wanneer syne Hoogheyt syne swacke „handen haer toeryckte, heeft sy dezelve met hare „tranen bedauwt, dat my het herte breeckt, als ick 86 LOUISE HENRIETTE VAN ORANJE. „nog daeraen ghedencke, alsoock aan de beweeglycke, „Godvruchtige propoosten, die hare Cheurvorstelycke „Doorluchtigheyt geduerende de sieckte van haer „Heer Vader menichmael met my heeft gehouden, „daarby komende geduerige teykenen van eene uyt„steeckende kinderlycke liefde en Godtsalige voor„sorge nevens haren Heer Vader." II. Onmiddellijk na den dood van haren vader volgde de jonge keurvorstin den echtgenoot, wien zij zoo onwillens de hand had moeten reiken, naar diens staten. Maar al mocht de geleden teleurstelling al een droevigen sluier werpen op de stemming, waarin zij haar nieuwe leven aanvaardde, haar waarlijk vrome zin schonk haar de kracht om zonder om te zien naar wat achter haar lag, zich te strekken naar wat voor haar lag. Haar vriendelijk, zacht gemoed, dat wel voor smart maar niet voor verbittering vatbaar was, weerhield haar van iedere uiting van wreveligen trots tegenover den haar opgedrongen gemaal. Ook al hadde de prins van Tarente zelf, gelijk deze nog verhaalt, haar niet vermaand, „om voortaan geenen „anderen toeverlaat te hebben dan haren gemaal, „dat haar geluk nu verder afhankelijk was van de „verhouding, waarin zij zich tot dezen plaatste," dan nog zoude zij zich zeker uit eigener beweging hebben voorgenomen om, nu zij den keurvorst eenmaal had gehuwd, voor dezen als echtgenoot en voor diens LOUISE HENRIETTE VAN ORANJE. 87 volk als vorstin te willen worden alles wat men in die beide hoedanigheden van haar mocht verwachten. Dat het haar strijd en zelfoverwinning heeft gekost, dat bewijst de zwaarmoedige toon, die klinkt in de Üederen, waarin zij uiting heeft gegeven aan wat haar gemoed het diepst bewoog; en dat zij er in is mogen slagen, dat bewijzen de liefde, die haar deel is geworden van de zijde van haren echtgenoot en de dankbare vereering, die haar volk haar is blijven toedragen. Een groot voorrecht is het zeker voor Louise Henriette van Oranje geweest, dat Friedrich Wilhelm, keurvorst van Brandenburg, de Groote Keurvorst, zooals een dankbaar nageslacht hem noemt, een man was, die harer waardig mocht heeten; met hem en door hem is zij zoo gelukkig geweest als hij haar slechts maken kon. Hij heeft haar hoog gewaardeerd om het huiselijk geluk, dat zij hem schonk, om haar edel, onzelfzuchtig karakter, om haar fijn gemoed, om haar helderen blik op personen en toestanden. Gaandeweg werd het hem haast tot gewoonte, om de zittingen van zijnen Raad te verlaten teneinde zich met haar te beraden eer hij een beslissend besluit nam en naar hij herhaaldelijk getuigde, had zij hem in moeilijke oogenblikken steeds ten goede geraden. En dat waren vaak zeer moeilijke oogenblikken. Geboren in het jaar 1620, dus in het tweede jaar van den dertigjarigen oorlog, had hij als kind al de ellende en al de verwoestingen medegemaakt van den eindeloozen krijg, die zijne erflanden verwoestte en uitputte en tot speelbal maakte 88 LOUISE HENRIETTE VAN ORANJE. van doortrekkende Zweedsche en keizerlijke legermachten. De nood der tijden wekte in hem reeds vroeg het verlangen om eenmaal als zijn oom Gustaaf Adolf, den Zweedschen koningsheld, wien hij eene brandende vereering toedroeg, op te treden als voorvechter van het Protestantisme in Duitschland. Zijn levensdoel stond hem reeds als jonge man helder en klaar voor oogen; hij zoude zijn keurvorstendom Brandenburg oprichten uit zijnen staat van verval en zijn gebied afronden door handhaving zijner aanspraken op Pommeren, dat hem door Zweden, en op het hertogdom Pruisen, dat hem door Polen werd betwist. Een hersenschimmig droombeeld scheen dit plan bij de aanvaarding zijner regeering toen hij moest klagen, dat hij geene vrienden had, enkel vele vijanden, en tegen dezen geen enkel middel van verweer: dat alle ambten en inkomsten zijner landen reeds voor lange komende jaren waren verpand: dat de keurlanden door de legerbenden van vriend en vijand waren verwoest, de vestingen gesloopt en het binnenlandsch bestuur door trouwelooze ministers tegen hem opgezet. Voor en na, met omzichtigheid en vastberadenheid, moest hij zijne bezittingen stuk voor stuk aan zich brengen, als ware hij een indringer en geweldenaar in plaats van de wettige vorst. Zijne trouw aan de gereformeerde belijdenis, welke hij uit volle overtuiging was toegedaan en niet wilde prijs geven om in het Luthersch gezinde Brandenburg te eerder tot zijn doel te geraken, was een hinderpaal te meer op zijnen weg en verijdelde zijne pogingen om zich na Gustaaf Adolf's dood in LOUISE HENRIETTE VAN ORANJE. 89 samenwerking met de Luthersch gezinde Zweedsche regeering tegenover den keizer en de andere Roomsch Katholieke Duitsche vorsten te handhaven. Toch heeft hij zijn doel bereikt. Na veel binnenlandschen strijd eindigde hij met in Brandenburg den toestand meester te worden en slaagde hij er in, zich door Polen op de oude, voor de leden van zijn Huis gebruikelijke voorwaarden met het hertogdom Pruisen te doen beleenen. Zijne echtgenoote kon hij evenwel nog niet dadelijk na zijn huwelijk in Berlijn en Koningsbergen binnen leiden. Die beide voornaamste plaatsen van zijn rijk waren gedeeltelijk nog door Zweedsche troepen bezet en hadden door den krijg te veel geleden om tot residentie te kunnen dienen. Voorloopig vestigde hij daarom zijn hof te Kleef, waar hij ook de vredesonderhandelingen welke te -Munster en te Osnabrück werden gevoerd, meer van nabij kon volgen. Daar in Kleef bracht Louise Henriette, al was haar huwelijksleven zoo droevig begonnen, metterdaad twee gelukkige jaren door. Zij leerde er haren echtgenoot kennen en waardeeren: zij ontwikkelde er zich door veel lectuur; zij zette er in rustige rust de studiën welke zij in Holland met de prinsessen van Bohemen had aangevangen voort, — en inzonderheid de geographische kennis welke zij zich eigen maakte, kwam den keurvorst in later jaren zeer te stade, — en zij ontving er tot hare onuitsprekelijke blijdschap het bericht der onderteekening van den Munsterschen vrede, van dat beroemde verdrag, waarbij haar geboorteland, de Republiek der Geünieerde Provinciën, 90 LOUISE HENRIETTE VAN ORANJE. door Spanje werd erkend als onafhankelijke Staat, dat ook haar nieuwe vaderland rust en welvaart moest hergeven en waarbij thans eindelijk over geheel Duitschland de Gereformeerden naast de Lutherschen werden opgenomen in den godsdienstvrede. Te Kleef ook werd haar in het vredesjaar, in 1648, haar eerste kind geboren, een zoon, door den vader en door het volk met vreugde als een voorbode van betere tijden begroet. Maar die rustige dagen van stil geluk gingen voorbij. Met het tot stand komen van den Munsterschen vrede en den aftocht der vreemde troepen verviel voor den keurvorst de aanleiding voor een langer verblijf te Kleef. Hij haastte zich terug naar Brandenburg om er in persoon toe te zien op de naleving der vredesbepalingen, waarvan de uitvoering willekeurig dreigde te worden vertraagd; en eenige maanden na zijn vertrek moest zijne echtgenoote hem volgen om aan zijne zijde haren plechtigen intocht te houden te Berlijn en er zich als keurvorstin te laten huldigen. Op reis echter werd haar kind ziek en stierf nog eer zij de stad Wesel had bereikt. In haar hooggaand leed was het der arme moeder onmogelijk verder te reizen ; ook viel het haar als vorstin onlijdelijk zwaar zich te moeten vertoonen aan haar volk zonder haar kind, zonder den door den vader zoo vurig begeerden erfgenaam, die zijn prestige moest versterken, op den arm. Maar haar geloofsvertrouwen bleef desniettemin ongeschokt. Te Kleef nog, in het overstelpend geluk harer eerste moederweelde, had zij gezongen: LOUISE HENRIETTE VAN ORANJE. 91 Gott, der Reichthum deiner Güte, Dem ich allles schuldig halt, Ursacht, dasz sich mein Gemüthe Gegen dir vor Freuden wallt. Meinen Wolstand, meine Zier, Dank ich, Vater, einig Dir. Du hast reichlich Leib und Leben, Ehr und Gutthat mir gegeben... Thans, na het verlies van haar kind, gaf zij uitdrukking aan haar leed in het schoone, ook hier te lande in de Hollandsche vertaling welbekende lied, (Evangelische Gezangen der Nederlandsche Hervormde Gemeente No. 269.) Jesus meine Zuversicht und mein Heiland ist im Leben Dieses weisz ich, soll ich nicht Darumb mich zufrieden geben, Was die lange Todesnacht Mir auch für Ge danken macht? T 17 T-I_:1 J 1„U4 T„U ~,--Aa Jne T okon «>)|91UT1 Sein wo mem fcrlöser schwebt, warumD sollte mir aenn grauen [ Laszet auch ein Haupt sein Glied, Welches er nicht nach sich zieht ? Ich "bin durch der Hofnung Band, Zu genau mit Ihm verblinden. Meine starke Glaubenshand Wird in Ihm gelegt befunden. Dasz mich auch kein Todesban Ewig von Ihm trennen kann. Was hie kranket, seuffzt und siecht, Wird dort frisch und herrlich [gehen. Irdisch werd' ich ausgesaet, Himmlisch werd ich aufferstehen: Hie geh ich natürlich ein. Dort da werd ich geistlich sein. Nur dasz ihr den Geist erhebt von den Lüfften dieser Erden, Und euch Dem schon itzt ergebt, Dem ihr beygef ügt wollt werden. Schickt das Hertze da hinein Wo ihr ewig wünscht zu sein. 92 LOUISE HENRIETTE VAN ORANJE. In zulke eeuwigheidsgedachten vond zij nieuwe levenskracht, toen de keurvorst zelf haar kwam afhalen van Tanggermünde, de stad, waar zij zich had teruggetrokken in haar leed, om onder zijn persoonlijk geleide de reis verder voort te zetten. Maar in die dagen duurden reizen, ook die van vorsten, langer dan thans die van den geringsten handwerksman. Het was eerst in April 1650, dat de keurvorst en de keurvorstin hun plechtigen intocht konden doen binnen Keulen aan de Spree, gelijk men toen de stad nog noemde, die later is geworden het groote en machtige Berlijn. Op Louise Henriette van Oranje, die gewend was aan welvaart en weelde, die was opgegroeid juist in den tijd, waarin in Holland handel, nijverheid, wetenschap en kunst zoo heerlijk bloeiden, maakte de hoofdstad van het gebied van haren gemaal eenen diep treurigen indruk. Stad en land waren verwaarloosd, uitgeput door wanbestuur en zware oorlogslasten j de bevolking was er verhard en verbitterd door de aanhoudende rampen van plundering en brandschatting. Waar de jonge vorstin ook om zich heen zag, overal zag zij armoede, bijgeloof, barbaarschheid, onwetendheid. Maar het was of juist om dien grooten nood de liefde, welke de arme, beroofde moeder niet meer kon schenken aan haar kind, thans overging op haar volk. Met raad en daad, met opoffering van het aanzienlijke vermogen, dat zij had geërfd van haren vader, begon zij van stonde aan te helpen, te verbeteren en ten goede te leiden. Weldra werd zij door hare onderdanen, vooral door de armsten onder hen, als een reddende engel beschouwd en bemind. LOUISE HENRIETTE VAN ORANJE. 93 De keurvorst deed al wat in zijn vermogen was om zijne gemalin het leven in de voor haar zoo bedroevende omstandigheden zoo dragelijk mogelijk te maken. Een Hollandsche bouwmeester moest het armzalige, vervallen keurvorstelijke paleis voor haar bewoonbaar maken; een schilder werd uit Holland ontboden om in hare vertrekken de wanden en de zolderingen te versieren. Bovendien schonk de keurvorst haar reeds spoedig na hare aankomst in de hoofdstad tot een buitenverblijf het in de nabijheid van Berlijn gelegen jachtslot Bottow met bijbehoorende goederen. Dit slot, thans het middelpunt van het stadje Oraniënburg, was gelegen op eenen hoogen door de rivier de Havel omspoelden heuvel en bood een overheerlijk vergezicht over vruchtbare maar onbebouwde gronden en prachtige bosschen. Louise Henriette maakte dadelijk van deze schenking op de edelste wijze gebruik door die om te zetten in eene bron van welvaart voorde geheele omliggende streek. In de verloopen jaren van oorlog en ellende had eene doffe onverschilligheid, een groote botheid van geest de bevolking bevangen; alle ondernemingslust was uitgedoofd; akkerbouw en veeteelt, die er eertijds hadden gebloeid, waren te niet gegaan, moesten als het ware opnieuw worden aangeleerd. De keurvorstin liet nu uit Holland en Friesland boeren, landbouwers, tuinbeden en veehouders overkomen en met hun hulp herschiep zij de gansehe barre streek om slot Bottow weder m een vruchtdragend land. Zij volgde daarbij met gespannen belangsfièUing den uitslag van iedere nieuwe proef- 94 LOUISE HENRIETTE VAN ORANJE. neming, van iedere nieuwe teelt. Zij was het, die hier in Duitschland de eerste aardappelen deed planten als goedkoop en voedzaam volksvoedsel. Akkerbouwscholen werden door haar opgericht en daarnevens zorgde zij voor handwerkonderwijs aan vrouwen en meisjes. De Hollandsche kolonisten konden op den duur niet aarden in het vreemde land onder de ruwe, onbeschaafde bevolking; voor en na trokken zij weder weg. Maar de keurvorstin bleef hunne methoden in toepassing brengen, zette hunne proefnemingen voort en weldra mocht zij met groote voldoening waarnemen, dat op de goederen der groote landbezitters in den omtrek de op hare gronden gevolgde wijze van bebouwing en beplanting navolging begon te vinden. De keurvorst steunde haar zijnerzijds in hare pogingen om land- en tuinbouw te doen herleven, zooveel hij kon, onder andere door het uitvaardigen van de landsvaderlijke bepaling, dat op het platte land geen geestelijke een huwelijk zoude mogen inzegenen, eer de bruidegom had kunnen bewijzen, dat hij een bepaald aantal vruchtboomen had geënt en eikeboomen geplant. Verder nog dan Bottow, over het geheele land, gingen de bemoeiingen der keurvorstin ten bate van haar volk zich allengs uitstrekken. Het vervoer van handelswaren van de Oder naar Berlijn was destijds nog zeer bezwaarlijk. De scheepsvracht moest te Frankfort aan de Oder worden overgeladen op wagens en dan vijf mijlen ver over eenen zandigen weg gevoerd naar Fürstenwalde aan de Spree ; van daar ging alles dan weder verder per schip naar Berlijn. Als Hollandsche LOUISE HENRIETTE VAN ORANJE. 95 vrouw begreep Louise Henriette van welk ontzaglijk voordeel het voor den handel van gansch Brandenburg zoude zijn, als Oder en Spree konden worden verbonden door eenen goed bevaarbaren waterweg. De aanleg van dit kanaal, het eerste van tal van andere, die eerlang het keurvorstendom in alle richtingen zouden doorsnijden, werd op haar persoonlijk aandringen door den keurvorst ondernomen. De moeilijke arbeid, waarbij aanzienlijke hoogten moesten worden doorgraven en tien paar sluizen moesten worden gebouwd, gaf tal van handen werk en was voor Louise Henriette mede een middel om aan de algemeene armoede, meer nog door werkverschaffing dan door liefdegaven, tegemoet te komen. Met hare zorgen voor het stoffelijk welzijn harer onderdanen gingen die voor het geestelijke gepaard. De keurvorstin zorgde voor herstel der door het gemis aan leeraren in onbruik geraakte openbare godsdienstoefeningen. Aan catechetisch onderwijs, aan Zondagsrust, aan de pastorale werkzaamheid der talrijke door haar bezoldigde predikanten wijdde zij groote aandacht. Bijbels, toen zeer kostbare en voor velen onbereikbare boeken, werden op groote schaal door haar verspreid. In overleg met de beste dichters van haren tijd, met Christoph Runge en Simon Dachs vooral, ontwierp zij ten gebruike bij den predikdienst een gezangboek, waarvan de oudste uitgave het licht zag in het jaar 1653 en waarin ook eenige harer eigene gedichten voorkomen. In later jaren heeft men wel eens beweerd, dat hierbij meer moet worden gedacht aan bekende 96 LOUISE HENRIETTE VAN ORANJE. lievelingsliederen der vorstin dan aan eigen werk van deze; bewezen is deze bewering echter allerminst. Louise Henriette van Oranje was eene overtuigde Gereformeerde. In een der gezangen, die worden toegeschreven aan haar, en dat op goede gronden, volgens Prof. R. Fruin, heet het, als haar geloofsbelijdenis ; Ich will von meiner Missethat Zum Herren mich bekehren: Du wollest selbst mir Hüiff und Rath Hiezu, o Gott, bescheren, Und deines guten Geistes Krafft, Der neue Hertzen in uns schafft, Aus Gsaden mir gewahren. Natürlich kann ein Mensch doch nicht Sein Elend selbst empfinden : Er ist ohn' deines Geistes Licht Blind, taub und todt in Sünden. Verkehrt ist Will, Verstand und Thun, Des grossen Jammers 0, Vater, zu entbinden. [komm mich nun, Wie hast du doch auf mich gewandt, Den Reichthum deiner Gnaden, Mein Leben dank ich deiner Hand, Du hast mich überladen Mit Ruh, Gesundheit, Ehr und Brodt: Du machst dasz mir noch Bis hieher können schaden. [keine Not Hast auch in Christo mich erwahlt, Tieff aus der Hóllen Fluthen, Dasz niemals es mir hat gefehlt, An irgend einen Guten, Und dasz ich ja dein eigen sey, Hast du mich auch aus groszer Treu, Gestaubt mit Vaterruthen. Die Thorheit meiner jungen Jahr Und alle schnöde Sachen Verklagen mich zu offenbar, Was soll ich armer machen ? Sie stellen, Herr, mir für's Gesicht Dein unertraglich Zorngericht Und deiner Hóllen Rachen. LOUISE HENRIETTE VAN ORANJE. 97 Bisher hab' ich in Sicherheit Fein unbesorgt geschlaffen, Gesagt, es hat noch lange Zeit, Gott pflegt nicht bald zu straffen. Er fahret nicht mit unsrer Schuld So strenge fort. Es hat geduld, Oer Herr mit seinen Schaffen. Dis alles jetzt zugleich erwacht, Mein Hertz will mir zerspringen, Ich sehe deines Zornes Macht, dein Feuer auf mich dringen. Du regest wieder mich zugleich Des Todes und der Hollen Reich, Die wollen mich verschlingen. Die mich verf olgt, diegroszeNoth.Fahrtschnellohn' Zaum und Zügel. Wo flieh ich hin? du Morgenroth, Ertheil mir deine Flügel. Verbirg mich wo, du fernes Meer, Stürzt doch herab, fallt auf Ihr Klippen, Thürm und Hügel. [mich her, Ach nur umbsonst, und könnt' ich auch Bis in den Himmel steigen, Und wieder in der Hölle Bauch Mich zu verkriechen neigen, Dein Auge dringt durch alles sich. Du wirst da meine Schand' Der lichten Sonne zeigen. [und mich, Herr Jesu, nimm mich zu dir ein, Ich flieh in deine Wunden, Die du, o Heiland, wegen mein, Am Kreutze hast empfunden. Als unser aller Simden müh, Dir, o du Gotteslamm, ward sie Zu tragen aufgebunden. Wasch mich durch deines Todes Schweisz Und purpurr othes Leiden, Undlasz mich sauber sein und weisz Durch deiner UnschuldLeiden. Von wegen deines Kreutzes Last, Erquick was du zermalmet hast Mit deines Trostes Freuden. So angethan will ich mich hin Ffir deinen Vater machen, Ich weisz er lenket seinen Sinn Und schaf f et Rath mir Schwachen. Er weisz was Fleisches Lust und Welt Und Satan uns für Netze stellt Die uns zu Stürtzen machen. Wie werd' ich mich mein Leben lang Für solcher Plage scheuen, Durch deines guten Geistes Zwang, Den du mir wollst verleihen: Der mir von aller Simden List Und dem was dir zuwider ist, Hilft ewig mich befreyen. 7 98 LOUISE HENRIETTE VAN ORANJE. Voorwaar, een geloofsbelijdenis van geen onzeker geluid. Voor Louise Henriette van Oranje waren zonde en schuld zeer ernstige werkelijkheden; 's menschen ellende en onmacht tot eenig goed zonder den bijstand der goddeÜjke genade in Christus waren bij haar boven allen twijfel verheven. Die overtuiging, die bij haar zeer. levendig was, uitte zich ook in hare behoefte aan geregelde boetedoening, aan kastijding des vleesches. Op bepaalde, op vaste tijden wederkeerende dagen zonderde zij zich af en onthield zich dan, zelfs als zij ambtshalve als vorstin wel in het openbaar verschijnen moest, zorgvuldig van alle spijs en drank. Hare strengheid jegens zich zelve werd echter vriendelijke welwillende tegemoetkoming zoodra het de zwakheden van anderen gold; en hoezeer ook uit eigen overtuiging der gereformeerde belijdenis toegedaan, heeft zij toch steeds haren gemaal gesteund in diens pogingen om in zijne Staten Lutherschen en Gereformeerden tot elkander te brengen, ten minste in vrede naast elkander te doen leven. Zoo bleef de keurvorstin den keurvorst trouw ter zijde in het streven naar het groote doel: de maatschappelijke en zedelijke verheffing van hun volk. Dat beider arbeid gezegend werd, blijkt wel bestuit het feit, dat Berlijn, toen zij er in het jaar 1650 hunnen intocht hielden, slechts een paar duizend inwoners telde; maar elf jaren later, in 1661, reeds 6500; weder ruim een dozijn jaren later, in 1685, 17.000 en in de laatste levensjaren van den keurvorst reeds 21.000. LOUISE HENRIETTE VAN ORANJE. 99 III Intusschen werd de keurvorstin van Brandenburg te midden van al hare bemoeiingen ten bate harer onderdanen verteerd door een heimelijk verdriet: het scheen wel, dat voor haar niet was weggelegd het geluk van nog eens moeder te worden. Deze teleurstelling was voor haar en voor haren gemaal persoonlijk een grievend leed en zij was bovendien een onherstelbare ramp voor het volk. Zoo haar huwelijk kinderloos bleef, zoo het Huis van Hohenzollern met haren echtgenoot moest uitsterven, dan was het te voorzien en dat wist Louise Henriette maar al te goed, dat heillooze twisten over de erfopvolging het arme, geteisterde land, waar zich juist een begin van wederkeerende welvaart begon te vertoonen, opnieuw aan al de jammeren van den burgeroorlog zouden prijs geven. Zij had zich van ganscher hart aan haren echtgenoot gehecht; — maar toch, voor haar volk mocht geen offer haar te zwaar zijn, meende zij; en zij smeekte den keurvorst in het belang van zijn rijk zich van haar te laten scheiden. Deze echter weigerde. Hij beriep zich op het woord Wat God heeft samen gevoegd, scheide de mensch niet; en hij voegde er nog aan toe: „wat mij betreft, ik zal den eed van „trouw, dien ik u voor God gezworen heb, gestand „doen; en zoo het den Heer behaagt, mij en het land „Zijne straffende hand te doen gevoelen, dan moeten „wij ons daaraan onderwerpen." In hare overstelpende dankbaarheid voor het besluit van haren gemaal legde 100 LOUISE HENRIETTE VAN ORANJE. Louise Henriette daarop de gelofte af, dat zij, ingeval God haar nog eenmaal zegenen mocht, in Oraniënburg zoude tot stand brengen eene stichting, welker gelijke in geheel Duitschland nog niet was gezien. En het gevoel van onuitsprekelijke verlichting, dat het zware offer van scheiding van haren echtgenoot niet behoefde te worden gebracht, deed haar zingen: Ein ander stelle sein Vertrauen Auf die Gewallt und Herrlichkeit Und auf Hochmuth zu jederzeit: Ich will auf Gott den höchsten bauen Der unter seiner Macht Sampt aller Reichen Kronen halt. [die Welt Er is mein Theil und bestes Leben Mein Schild und starker In welchem ich kann sicher sein, [Fels allein, Ist meine Burg und fester Ort Auch wider allen Hóllen Mord. Ich steil' in seine Gnadenhande Mein Leben, meinen Geist und Weil ich durch ihn erlöset bin: [Sinn Er hilffet mir bis an mein Ende, Was ihm vertraut wird musz bestehn Wenn Erd' und Himmel untergehn. Niet langen tijd daarna, den 6den Februari 1655, mocht zij haren echtgenoot eenen zoon, haar volk eenen keurprins schenken en jubelend klonk nu haar lied: Nun aber ihr Tyrannen Und Feind' hebt euch von dannen, Und macht euch bald von Statt, Denn Gott der Herr sanftmüthig, Mein sehnlich Flehen gütig Numals erhöret hat. Was ich von ihm begehret, Das hat er mir gewahret, Ja mehr dann ich ihm bat. LOUISE HENRIETTE VAN ORANJE. 101 Te Oraniënburg verrezen nu ook als dankoffer de muren van een weeshuis, iets dat toen in Duitschland nog geheel onbekend was, iets geheel nieuws; het beroemde weeshuis van Francke te Halie werd door dezen eerst een veertig jaren later, in 1698 gesticht. Met groote zorgvuldigheid regelde de keurvorstin, blijkens de nog bestaande stichtingsoorkonde, de inkomsten, de bezittingen, die het voortbestaan der stichting ook in de toekomst moesten verzekeren. Aan de hoede der latere Brandenburgsche keurvorsten droeg zij het huis op, eene opdracht, die door hare nakomelingen ook trouw is behartigd, zoodat het gesticht tot in onze dagen getuigenis is blijven geven van den geest van dienende liefde, die in haar leefde en werkte. Ook de kleeding, de dagverdeeling, de voeding, het onderricht der weezen werden nauwkeurig door de keurvorstin geregeld. Waarschijnlijk volgde de vorstin daarbij als model het door hare tante Maria van Nassau gestichte weeshuis te Buren. Maar minder dan zij wel wenschte, kon de keurvorstin dit alles op de plaats zelve persoonlijk nagaan. Kommervolle tijden waren in aantocht en maakten, dat zij veeltijds buiten Berlijn, ver van hare ondernemingen op Bottow en in Oraniënburg moest vertoeven. De keurvorst maakte ernstige en geduchte krijgstoerustingen om zich, moest het zijn gewapenderhand, te handhaven in het bezit van het hem op nieuw betwiste hertogdom Pruisen; en daar het bijzijn zijner gemalin hem in den loop der jaren onontbeerlijk was geworden, wenschte hij deze met zich te nemen naar 102 LOUISE HENRIETTE VAN ORANJE. het legerkamp. Louise Henriette meende zich niet te mogen onttrekken, waar hare zorgen, haar invloed, haar raad zoo vurig werden begeerd; maar de wensch van den keurvorst dat zij hem zoude vergezellen op zijnen krijgstocht, bracht haar toch in zwaren tweestrijd. Kon zij, durfde zij het wagen, haar kindje met zich te nemen, nu zij haren eersteling tengevolge van de onvoldoende reisgelegenheden dier dagen had zien wegkwijnen na eenen tocht van weinige weken ? En thans zoude het gaan niet om eene reis van eenige weken maar om een zwerven en trekken van maanden, zoo niet van jaren. Het viel haar onuitsprekelijk zwaar, zich van den kleinen keurprins te scheiden; maar zij oordeelde, dat haar echtgenoot hooger rechten op haar had dan haar kind. Zoo nam zij afscheid van haren zoon, van hare ondernemingen om Bottow, van hare weezen te Oraniënburg en volgde den keurvorst naar het onherbergzame Pruisen. Het hertogdom Pruisen, hoewel van alle zijden ingesloten door de vijandelijke Zweden en Polen, die het over en weder beschouwden als een begeerlijke prooi, bleef ten slotte door het moedige, krijgshaftige optreden van den keurvorst voor Brandenburg behouden. Maar eer het zoo ver was, waren er oogenblikken, dat men de zaak reddeloos verloren moest achten. Het kwam zelfs zoo ver, dat de keurvorstin in gevaar geraakte van door de vijandelijke legers te worden belegerd in het afgelegen Koningsbergen, van daar te worden afgesneden van iedere gelegenheid om tijding te ontvangen van haren te Berlijn achtergelaten zoon, LOUISE HENRIETTE VAN ORANJE. 103 haren eenige. Het hachelijke van den toestand, hare ontzetting over de overmacht der vijanden, haar afgrijzen van de gruwelen van het slagveld, die zij meer dan eens van nabij moest aanschouwen, haar leed over al de jammeren van den krijg voor het arme landvolk, haar verlangen naar haar kind en het leven van ontbering, dat zij gelijkelijk met hare omgeving deelen wilde, dat alles werd voor Louise Henriette te veel. Eene zware krankheid bracht haar aan den rand van het graf. Zij herstelde tegen aller verwachting, maar terugkeeren naar Berlijn, naar haar kind kon zij niet; nog altijd bleef de tegenwoordigheid van den keurvorst in Pruisen vereischt. Eene groote vreugde was het daarom voor haar, voor haren gemaal en voor haar volk, dat zij tijdens haar langdurig verblijf te Koningsbergen het leven mocht schenken aan eenen tweeden zoon, Friedrich. De terugreis naar Berlijn, waarnaar zij eerst zoo vurig had verlangd, kwam nu ten slotte maar al te spoedig naar haren wensch, toen haar kind pas enkele maanden oud was. De tocht langs ongeëffende wegen in wagens zonder veeren en bij onvoldoende voeding bleek ook ditmaal weder al te bezwaarlijk voor eenen zuigeling. Bij het omslaan van de koets gebeurde het bovendien, dat het prinsje de ruggegraat verzwikte', het bleef sedert ziekelijk en kreupel. Louise Henriette meende dit kind door zorgvuldige teederheid te moeten vergoeden, wat het in gezondheid, in levenskracht, in wereldsche vooruitzichten achterstond bij haren oudsten zoon, dien zij frisch en bloeiend te Berlijn terug vond. Toch is niet het oudste, maar het 104 LOUIEL HENRIETTE VAN ORANJE. jongste, zwakste kind de eerste koning van Pruisen geworden. Nog vele andere reizen heeft Louise Henriette sedert nog met haren echtgenoot gemaakt: naar Holstein, naar Denemarken, waar hij den koning van Zweden op nieuw ging bekampen, terug naar Pommeren en Pruisen en vandaar weder naar Westfalen. Toen zij zich in den winter van het jaar 1659 met den keurvorst in Denemarken bevond, schuwde zij bovendien moeite noch gevaren om trots het barre jaargetijde over zee naar Groningen 'te reizen ten einde daar aan het hof van hare zuster Albertine Agnes, gehuwd met Willem Frederik van Nassau en na diens dood als voogdes over haren minderjarigen zoon gouvernante van Friesland, Groningen en Drenthe, te gaan bijwonen het huwelijk van hare zuster Catharine Henriette met den hertog van Anhalt. Deze laatste, die van de vier dochters van Frederik Hendrik wel meest diens zin voor kunst en letteren had geërfd, heeft het hertogelijk slot te Dessau, de hoofstad van het hertogdom Anhalt, gesteld tot een schatkamer van schilderstukken en kunstwerken uit haars vaders nalatenschap, die het stadje nog steeds tot een aantrekkingspunt voor vreemdelingen maakt. Evenals hare oudere zuster het vóór haar te Berlijn had gedaan, beijverde zij zich om ook in haar door den dertigjarigen oorloggeheel in vervalgeraakthertogdomHollandsche zeden, Hollandsche beschaving, Hollandsche cultuur, Hollandsche kunst inheemsch te maken. In het door haar gestichte stadje Oraniënbaum liet zij een prachtig slot bouwen, dat geheel door Hollandsche werklieden LOUISE HENRIETTE VAN ORANJE. 105 moest worden opgetrokken. Het park er om heen met zijnen Hollandschen aanleg, zijne oranjerieën, zijne kweekerij van fijne vruchtboomen moest haren Duitschen onderdanen dienen tot model van Hollandschen tuinbouw en het daarnevens door haar opgericht weeshuis tot voorbeeld van Hollandschen weldadigheidszin. Gehecht als zij bleef aan haar geboorteland, aan de tradities van haar Huis, was het ook het beeld van haren vader, dat Catharine Henriette haren zoon voortdurend voor oogen hield; en deze heeft zich zijne nobele afkomst waardig betoond. Leopold van Anhalt, de kleinzoon van Frederik Hendrik, is de beroemde veldheer, de meer algemeen als der alte Dessauer bekende heldenfiguur uit de oorlogen van Frederik den Grooten. Behalve Oraniënbaum bij Dessau en Oraniënburg bij Berlijn verrees in Nassau-Dietz nog eene derde Oranje-stichting. Albertine Agnes was als voogdes over haren minderjarigen zoon Hendrik Casimir niet alleen gouvernante van Friesland, Groningen en Drenthe maar tegelijkertijd regentes in het aan de Friesche linie der Nassau's toebehoorende vorstendom Nassau-Dietz. Ook de belangen van dit land behartigde zij met de grootste nauwgezetheid. Zij trachtte er naar een door den vrede van Munster mogelijk geworden herstel van welvaart in het door den dertigjarigen oorlog hopeloos verarmde land. Zij begunstigde er de opkomst van nieuwe industrieën en zij bouwde er het slot Oraniënstein, een middelpunt van gezegende werkzaamheid voor het geheele land, waar zij zich 106 LOUISE HENRIETTE VAN ORANJE. voor goed vestigde, toen haar zoon, meerderjarig geworden, zelf het bewind in Friesland, Groningen en Drenthe in handen nam, maar haar het bestuur van zijn erfgoed Nassau-Dietz bleef opdragen. Albertine Agnes die er dertig jaren het bewind voerde, en er haargeregeld verblijf hield, — op een reis naar Friesland om er afscheid te nemen van haren stervenden zoon overleed zij toch nog te Leeuwarden in het jaar 1696 — liet zich ook veel gelegen liggen aan den herbouw der geheel verwoeste stad Dietz, door den bouwers van nieuwe huizen belastingvrijheid te schenken, door er een wijkplaats te verleenen aan elders wreed vervolgde uitgeweken Joden en Hugenoten, schrijft Robert Heek in zijne studie Diezer Regenten. Zoo vormde eenheid van zin en streven een nauwen band tusschen de keurvorstin van Brandenburg en hare zusters; en ook met hare nicht Elizabeth van Bohemen bleef zij de vriendschap, die beiden in haren meisjestijd in den Haag verbonden had, aanhouden. De prinses van Bohemen was meermalen haar gast te Berlijn, waar men haar om hare buitengewone geleerdheid voor een wereldwonder hield, schijft Dr. C. D. J. Schotel in zijn geschrift over den Winterkoning en zijn gezin. Aan de keurvorstin van Brandenburg had Elizabeth het ook te danken, dat zij in het jaar 1661 door bemiddeling van den keurvorst in de domkerk te Herford met den titel van vorstin en prelatin des Heiligen Roomschen Rijks plechtig verheven werd tot abdis van het vrij-wereldlijk Rijksstift Herford. Louise Henriette was nog niet oud, eerst negen LOUISE HENRIETTE VAN ORANJE. 107 en dertig jaar, toen hare gezondheid reeds reden tot ernstige bezorgdheid ging geven. Toen zij in het jaar 1666 zich met den keurvorst van Brandenburg te Kleef bevond, kon zij nog opgewekt met hare moeder en met hare zusters deel nemen aan de viering van het huwelijk der jongste zuster Maria Henriette met den hertog van Simmern. Maar aan het einde dezer familiebijeenkomst, toen de tijd van scheiden daar was, bleek het toch, dat toenemende lichaamszwakte het der keurvorstin onmogelijk maakte, haren gemaal te volgen, toen deze terugkeerde naar Berlijn. Hare artsen raadden haar aan het barre seizoen te gaan doorbrengen in den Haag en gewillig volgde zij hare moeder Amalia van Solms daarheen. De vroegere verdeeldheid van zin tusschen haar en hare moeder was vergeten, enkel de erkenning van de onloochenbare toewijding van Amalia van Solms aan de belangen harer kinde¬ ren, zooals zij die begreep, was der dochter bijgebleven; en voor de moeder, die toen al de vernederingen en de hopelooze verlatenheid van het Oranjehuis in het stadhouderlooze tijdperk der RepubÜek doormaakte, was de vernieuwde omgang met hare oudste dochter eene ware verkwikking. Een half jaar lang bleef Louise Henriette te 's-Gravenhage, gedurende welken tijd de vaderlandsche lucht hare krankheid wel tot staan bracht maar toch geene genezing schonk. Toen zij in het voorjaar van 1667 den Haag weder verliet, wisten moeder en dochter beiden slechts al te goed, dat zij elkander op aarde niet meer zouden terug zien. Maar Louise Henriette wilde niet blijven, hoe meer 108 LOUISE HENRIETTE VAN ORANJE. hare krachten afnamen, hoe sterker haar verlangen uitging naar hare kinderen, naar haren echtgenoot. Onder geleide van hare zuster Catharine Henriette, de hertogin van Anhalt, die haar tot den einde trouw en zorgend ter zijde bleef, aanvaardde zij de terugreis, die reeds spoedig te bezwaarlijk voor haar bleek. De keurvorst, die haar was tegemoet gereisd, vond haar, bijkans stervende reeds, maar toch blijmoedig, te Halberstadt. In eene draagkoets deed hij haar zacht en voorzichtig wegdragen naar Berlijn, waar het terugzien harer kinderen haar voor een oogenblik nieuwe levenskracht scheen te schenken. Zelve twijfelde zij echter niet, of haar einde was nabij. Haren geheelen levensloop liet zij nog eens aan hare herinnering voorbij gaan en zeide toen: „De Heer heeft met mij ge„handeld als met Elia, aan wien Hij eerst eenen storm, „eene aardbeving, een vuur heeft laten voorbijgaan; „ik hoop en vertrouw, dat nu ook zal komen het „zachte ruischen om mij zijne nabijheid aan te kondigen." Volgens het aandoenlijk relaas, dat hare kamervrouw Anna Martitz van hare laatste ziekte heeft opgeteekend, (Forschungen zur Brandenburgischen und Preuszischen Geschichte IX. pag. 574.) nam hare zwakte eerst langzaam maar daarna met versnellende vaart toe en den 18den Juni 1667 ontsliep zij zacht en kalm in de armen van haren echtgenoot. Naar men verhaalt,' bleef deze in later jaren nog dikwijls staren op hare beeltenis, die levensgroot aan den wand zijner kamer hing, en riep dan uit: „O, Louise, hoezeer mis iku!" Carolina van Oranje Vorstin van Nassau-Weilburg. 1743- 1787. Prinses Carolina van Oranje, zuster van onze laatsten stadhouder, prins Willem V, is ten onzent weinig be¬ kend. Eigenlijk weet men over het algemeen weinig meer van haar, dan dat zij eenen echtgenoot is gevolgd naar den vreemde. Van dezen echtgenoot, van Karei, vorst van Nassau-Weilburg, heet het veelal, dat hij, gedreven door gekrenkte eerzucht en naijverig op den invloed van den hertog van Brunswijk, den voogd en raadsman van zijnen zwager, wrevelig en ontstemd, ontslag nam uit zijnen hoogen post in het Staatsche leger om zich terug te trekken in zijne Duitsche bezittingen. Bij inzage van de op het Huisarchief van Hare Majesteit de Koningin berustende correspondentie van den vorst van Weilburg met prins Willem V komt men echter tot de erkentenis, dat hierbij geheel andere beweegredenen dan de meestentijds aangenomene in het spel kwamen. Dat prinses Carolina zelve, toen zij ons land met haren echtgenoot verliet, den band die haar aan Nederland verbond, niet heeft verbroken, maar dat zij 110 CAROLINA VAN ORANJE. tot den einde met haar volk, met haren broeder is blijven mede-leven en mede-lijden, dat bewijst de eveneens op het Koninklijk Huisarchief berustende verzameling van hare brieven aan haren broeder. Die epistels doen ons in haar, de geboren Oranjevorstin, kennen eene door en door Hollandsche vrouw, wier teergevoeligheid, vroolijkheid, zin voor humor, huislijke toewijding aan haar gezin, kernachtig gezond verstand, zooals die doorstralen in hare brieven met hunnen kleurigen, pittigen stijl, ons telkens doen denken aan Alida Leevend, aan Sara Burgerhart, aan Suzanna Huijck: - ons bewijzen, dat het type, dat Elizabeth Wolf en Jacob/Lennep ons hebben geteekend, inderdaad is het welgelijkend conterfeitsel van een oerHollandsche vrouw en meisje omtrent het midden der 18de eeuw. Zij doen ons ook de gevolgtrekking maken, dat hier al weder, als zoo dikwijls in de geschiedenis, de werkelijkheid het van de verdichting wint. De brieven van prinses Carolina, die naar de mode van dien tijd in het Fransch werden geschreven, zijn hier met opzet niet vertaald, ten einde het daarin telkens weder opduikende, fleurige Hollandsch, dat blijkbaar de dagelijksche omgangstaal van broeder en zuster was, te beter tot zijn recht te laten komen. I De geboorte, den 28stel» Februari 1743, op het Prinselijk Hof te Leeuwarden, van prinses Carolina, dochter van den stadhouder van Friesland, Groningen en Dren- CAROLINA VAN ORANJE. 111 the, prins Willem IV van Oranje en van prinses Anna van Hannover, was voor de aanhangers van het Oranjehuis op dat tijdstip een feit van groote bet eekenis. Niet enkel in de noordelijke provinciën, waar men den stadhouder trouw was toegedaan, ook in de stadhouderlooze gewesten waren er talloos velen, die enkel nog van eenen prins van Oranje redding hoopten uit den toestand van hopeloos verval, waarin de Republiek omtrent het midden der 18de eeuw scheen weg te zinken. In het bezit der jonge prinses, nadat hare ouders reeds drie kinderen onmiddellijk na de geboorte weder hadden verloren, zagen deze allen het onderpand van eene betere toekomst, eene belofte als het ware van nieuwen, frisschen bloei van het oude Oranjehuis. Toen vier jaren later, in 1747, bij de algemeene verslagenheid om het ongelukkig verloop van den Oostenrijkschen-Sucessieoorlog, waardoor onze grenzen voor Frankrijk werden blootgelegd, eene krachtige uiting van den volkswil den prins van Oranje uit diens afzondering in Friesland te voorschijn riep om hem tebekleeden met het erfelijk stadhouderschap in alle provinciën, zooals dat nog geen ander Oranjevorst vóór hem had bezeten, werd die erfelijkheid van dit hooge ambt ook uitdrukkelijk verklaard mede te zullen gelden in de vrouwelijke lijn, daar prinses Carolina toen nog was het eenig kind van het stadhouderlijk paar. Als zoodanig bleef zij de verwachting, de hoop van het volk. Maar meer nog dan voor het volk was de geboorte van prinses Carolina eene blijde gebeurtenis voor hare moeder, voor prinses Anna van Hannover, de vorstin, 112 CAROLINA VAN ORANJE. die ten onzent, in vroeger en later tijd weinig naar waarde is geschat. Hoeveel er reeds zij geschreven over de jeugd van Anna van Hannover en over den invloed van hare omgeving op haar karakter, het is de vraag, of daarover het volle licht is opgegaan. De portefeuilles op Harer Majesteits Huisarchief, waarin de correspondentie betrekkelijk de geboorte van prinses Carolina wordt bewaard, toonen ons van den omgang der Engelsche koningsdochter met hare naaste verwanten een geheel ander beeld dan Prof. Theod. Jorissen ons daarvan heeft geteekend in zijne bekende schets Het ouderlijk huis van Anna van Hannover. Er spreekt onmiskenbare hartelijkheid en gehechtheid uit de brieven der broeders en zusters van de prinses en deze zelve haastte zich te voldoen aan den wensch van haren vader, koning George II vanEngeland.dat zijn jonggeboren kleindochter den naam zoude dragen van zijn hoogvereerde echtgenoote, wijlen koningin Carolina. Na herhaalde teleurstelling was de geboorte van een kind, dat in het leven bleef, voor Anna van Hannover eene levensvervulling, die tot zelfs de herinnering aan lange lijdensjaren wegwischte. Want niet veel anders dan lijdensjaren waren hare eerste jaren in de Republiek geweest. Op in het oog loopende koele bijna vijandelijke wijze bij hare aankomst hier te lande begroet, telkens opnieuw gegriefd en vernederd door een machtige, op haren invloed naijverige regenten-oligarchie, had de hooghartige koningsdochter in de eerste negen jaren van haar huwelijk met moeite moeten leeren CAROLINA VAN ORANJE VORSTIN VAN NASSAU-WEILBURG CAROLINA VAN ORANJE. 113 zich te voegen in wat nu eenmaal niet was te veranderen. Zij was eene verstandelijk rijkbegaafde vrouw, die veel las, schilderde en musiceerde en de lange jaren van afwachting, die zij met haren gemaal moest doormaken werden haar daardoor tot eene gezegende oefenschool. Haar oordeel was gerijpt en haar verstand was gevormd, toen zij eindelijk een kind in de armen mocht drukken en van stonde aan wilde zij zich nu ook geheel aan de opvoeding van haar dochtertje wijden. Tot de zorg om het zelve te voeden wilde zij zich niet laten ontnemen, in deze reeds vooruit loopend op de eerlang door Rousseau te verkondigen denkbeelden. Dat prinses Carolina zich heeft ontwikkeld tot de vrouw van ware beschaving, van fijn gevoel, van een juist oordeel, zooals zij zich in hare brieven aan ons doet kennen, heeft zij geheel te danken gehad aan hare moeder. Zij zelve was zich dit ook zeer goed bewust. In later jaren wist zij in een schrijven aan haren broeder hare dankbare bewondering voor eene vrouw, die haar veel vriendschap had bewezen niet krachtiger uit te drukken dan door de verklaring: „c'est presque la meilleure des femmes ainsi que no„tre digne et admirable mére." Merkwaardig is het zeker ook, dat de Engelsche koningsdochter, voor wie het leven in de Republiek als een leven van beproeving en van ballingschap is geweest, die er werd gedwarsboomd, gewantrouwd en gehoond, zich desniettemin heeft bevlijtigd om haar kind te vormen tot eene echte vrouw van haar land en volk, tot eene Holland¬ sche vrouw. De brieven van prinses Carolina mogen 114 CAROLINA VAN ORANJE. dan al, naar de gewoonte dier dagen, in hetFransch zijn gesteld, de gedachtengang daarvan is door en door Hollandsen; en dat de dagelijksche omgangstaal van het stadhouderlijk gezin geene andere dan de Hollandsche was, blijkt wel onwederlegbaar daaruit, dat de eerste briefjes van prinses Carolina aan haren vader, aan hare grootmoeder, Maria Louise van Hessen-Kassei, in het Hollandsch zijn geschreven. Het alleroudste der op het Koninklijk Huisarchief bewaarde briefjes van hare hand luidt: „Seer beminde Papa. Neme „de vrijheid dese mijne Letteren te vertoonen, hope tot „contentement van mijn lieve Papa; zal mij beneersti„gen om verder in deze Kqnst te avanceereh. Hiermede „ben Papa, gehoorsame dogter C. Princesse d'Orange." Het was ook een Hollandsch raadsel, waarvan in die dagen van voorliefde voor raadsels, charades en bouts rimés werd beweerd, dat het was opgesteld „door Prinses Carolina, ruim 5 jaar oud zijnde, onder „het gehoor eener Predicatie." Het luidde aldus: Die nu dit Raadsel weet, Dan nóóit zijn plicht vergeet. 't Is van gedaente swert en heeft een ruime Mond. Daartoe een lange staart, nogtans van boven rond. Van onder geeft 't geluid, van boven kan 't niet spreken; Dog werd zoo menigmaal met Vlees en Bloed bestreken. Ja. 't is een wonder ding. Van binnen draagt het woorden En Wapens velerlei met allerhande boorden; Zijn leege buik hij vult met Leeuwen, Mans en Vrouwen, Ja Maagden veel in tal, die hij verbiedt te trouwen. Ik zeg 't Uw voor het laatst 'tis stout en assurand, Dewijl het zelfs aanrand de grootsten van het Land. CAROLINA VAN ORANJE. 115 De archivaris G. van Rijn gaf indertijd van dit raadsel de volgende oplossing: De kerkezak van zwart fluweel is steeds van boven rond, Zij heeft een lange staart of steel en ook een wijden mond. Het klokje, dat van onder hangt, moet tot de slapers spreken; De zak wordt door des gevers hand, door vleesch en bloed, bestreken, Door 't geld, dat men in het zakje werpt, draagt het van binnen Met wapenteekens velerlei en uit verscheiden oorden. [woorden Zag men voorheen op menig' munt ook allerhande zwaarden, De gouden rijders prijkten toen met wapens en met paarden. Dat alles vult den hollen buik. Als 't beeld van schoone vrouwen Geldt zeker Hollands fiere Maagd, die nimmer denkt aan trouwen. En dat het klokje u wakker riep, is dat niet assurant? Of stoorde 't zoo den slaap ook niet der grootsten van het land? In den Navorscher van het jaar 1899 getuigt ter Gouw van dit raadsel, al is het een kunsteloos rijm, toch is het voor een vijfjarig kind buitengewoon geestig. Het zoude zelfs moeilijk zijn te gelooven, dat de prinses dit rijm inderdaad zelve heeft gemaakt, ware het niet, dat hare latere correspondentie telkens tintelt van vonken van een spelend vernuft. Moge zij dien vroolijken luim al niet hebben geërfd van hare ernstige, statige moeder, van deze had zij toch voorzeker haren grooten muzikalen aanleg. Met hart en ziel legde zij zich op de zangkunst toe en op het klavierspel, waarin zij het ver moet hebben gebracht. In Scheurleer's uitvoerig werk over Het muziekleven in Nederland in de 18de eeuw staat vermeld, dat zij zware concerten van Schubert, Bach en Vogler met gemak heeft voorgedragen en nog in later jaren roemde Schubert zelf haar als eene goede pianiste. 116 CAROLINA VAN ORANJE. Het groote feit uit prinses Carolina's kindertijd was op 8 Maart 1748, toen zij juist vijf jarenoudwas.de geboorte van haar „klein broertie," zooals zij in een kinderlijk briefje aan hare grootmoeder den lateren Willem V, die bij zijns vaders leven graaf van Buren werd betiteld, noemde. In innig onderling verkeer groeiden beide kinderen op. Het was prinses Anna zelve, die bij hare kinderen den grond legde tot die nauwe gehechtheid, welke broeder en zuster tot den einde ongestoord heeft verbonden en die aan hunne vertrouwelijke briefwisseling iets ongemeen aantrekkelijks geeft. Ook nog nadat de vroege dood van prins Willem IV in het jaar 1751 — prinses Carolina telde toen pas acht jaren en haar broeder drie, — het volle gewicht der staatszorgen op de schouders zijner weduwe legde, had deze hare kinderen immer te samen om en bij zich. Zij kon zich, zij wilde zich die beiden niet gescheiden denken. Toen zij, gebogen en verouderd vóór den tijd door een lang en smartelijk lichaamslijden, zich voelde bezwijken onder den last van het staatsbestuur, een last dien wantrouwen, verdachtmaking en tegenwerking nog noodeloos verzwaarden, werd zij meest beangst door de gedachte, dat de opvoeding van hare dochter nog nauwelijks was voltooid en dat die van haren zoon geheel aan vreemde handen moest worden toevertrouwd. Daarbij drukte haar de overweging, — zij doorzag de politieke verhoudingen van haren tijd maar al te goed, — dat de toekomst van prins Willem V slechts in schijn en die van prinses Carolina in het geheel niet was verzekerd. Al hare CAROLINA VAN ORANJE. 117 wenschen en al haar streven in hare laatste levensdagen waren daarom gericht op de mogelijkheid om hare dochter te doen sluiten een huwelijk, dat, zoo mogelijk de 'positie van haren zoon kon versterken en althans hoop liet, dat prinses Carolina in het land kon blijven om met haren gemaal haren broeder ter zijde te staan en te steunen. Zulk eenen echtgenoot meende zij voor hare dochter te kunnen vinden in den twintigjarigen prins Karei, regeerend vorst van Nassau, Weilburg, Idstein en Wiesbaden, hoofd der Walramsche linie van het Huis van Nassau en Heer van het meerendeel der goederen, die in 1255 bij de verdeeling der nalatenschap van Hendrik den Rijke door diens beide zonen aan Walram, den jongsten, waren overgegaan. Deze prins Karei was in het jaar 1755 naar 's Gravenhage gekomen met het doel om aanzoek te doen om de hand van prinses Caroline, „in allem Betracht eine ansehnliche „Parthie für einen Deutschen Fürsten," schrijft de regeeringsraad van Botzheim, zijn vertrouwde raadsman en latere biograaf; en met ingenomenheid verhaalt deze dan nog verder: „der an körperlichen Wuchs und „Gesichtsbildung selten schone Mann gefiel derPrin„zessin Carolina bald so sehr, dasz, wie ich aus ihrem „eigenen Munde bezeugen kann, sie sich entschlosz „keinem andern als diesem ihre Hand zu reichen." Prinses Carolina was toen pas 12 jaar oud; maar hare moeder achtte desniettemin 's prinsen aanzoek reeds dadelijk niet onaannemelijk. Zij voelde zich aangetrokken door den oorechten eenvoud van karak- 118 CAROLINA VAN ORANJE. ter van den jongen man, die te Lausanne, ver van het eigenlijke hofleven, eene uiterst zorgvuldige opvoeding had genoten en die, opgeleid voor den krijgsdienst, destijds als generaal-majoor in het leger van den keurvorst van de Palts was opgenomen. Haren vertrouwden raadsman de Larrey belastte zij met het opstellen van een rapport over de vooren nadeelen aan dit huwelijk verbonden, daar rekening moest worden gehouden niet alleen met den hoogen rang van prinses Carolina als eene dochter uit het doorluchtige Huis van Oranje-Nassau en als eene kleindochter van koning George II van Engeland, maar vooral met hare erfrechten in de Republiek en in de Nassausche bezittingen. In een uitvoerig gedocumenteerd stuk, gedagteekend Maart 1755, erkende de raad de Larrey, dat de naam en de geheele persoonlijkheid van den vorst van Nassau-Weilburg in diens voordeel spraken en dat zijn huwelijk met prinses Carolina ingeval deze haren broeder in de Nassausche erflanden moest opvolgen alle moeilijkheden als bij voorbaat wegnam, daar juist prins Karei de persoon was, die haar die opvolging als zijnde volgens sommigen niet geldig in de vrouwelijke lijn, daar kon betwisten. Maar hij wees er toch ook met nadruk op, dat dit huwelijk aan prinses Carolina niet dien luister kon schenken, waarop deze naar hare hooge afkomst recht had en die zoo wenschelijk was voor het prestige van het stadhouderschap. Want uit een financieel oogpunt gezien, verklaarde hij, „ce mariage mettrait la „Princesse Carolina dans la médiocrité si elle vivait CAROLINA VAN ORANJE. 119 „hors dupays et la réduisait au-dessous de la médiocrité „si elle y restait." Hij schatte het jaarlijksch inkomen van den vorst van Weilburg op 185.000 Reichsthaler; maar al mocht dit voldoende zijn, betoogde hij, om dezen eenen vrij aanzienlijken staat te doen voeren zoolang hij ongehuwd was en meestentijds op reis, — het was ver beneden het benoodigde voor eene hofhouding in den Haag, ingericht naar den eisch van prinses Carolina's rang. Ook het weduwgoed, dat der prinses in het Weilburgsche stond te worden toegewezen, achtte hij onvoldoende; en alles in alles raadde de voorzichtige de Larrey tot uitstel, vooral om de groote jeugd der aanstaande bruid. Want gezien de mogelijkheid, ging hij voort, van een overlijden van haren broeder, kon de prinses ieder oogenblik worden geroepen tot het erfstadhouderschap, daar in geval van een huwelijk, al was de bruid ook nog zoo jong, de minderjarigheid ophield, zoodat er dan van voogdij geene sprake meer kon zijn en de prinses zelve de teugels van het bewind in handen zoude moeten nemen. Prinses Anna achtte al deze bezwaren echter niet van overwegend belang. Zij wist, dat zij uit eigen middelen aan hare dochter een rijke dotatie kon schenken, dat aan deze uit de erfgoederen der Oranje's een ruime bruidsschat kon worden uitgekeerd, dat alle financiëele hindernissen bovendien, nog konden worden verlicht door eene plaatsing van den vorst van Weilburg bij het Staatsche leger. Gelijk zij om dezen tijd, blijkens tal van stukken en bescheiden op het Koninklijk Huisarchief, met de uiterste zorgvuldig- 120 CAROLINA VAN ORANJE. heid de voogdij over haren zoon regelde, zoo wenschte zij ook nog voor haar verscheiden, dat zij zeer nabij voelde, het lot van hare dochter te verzekeren door deze uit te huwelijken. Het was daarom met hare instemming, dat prins Karei in den zomer van het jaar 1755 naar Engeland reisde om de toestemming van koning George II te verwerven; en vandaar naar den regeerenden hertog van Brunswijk, wiens toestemming als voogd onmisbaar was, volgens dé wetten van het Heilige Roomsche Rijk, tot het behoud van prinses Carolina's erfrechten in de Nassausche landen. Maar zoo de toestemming van den koning van Engeland en die van den regeerenden hertog van Brunswijk al gemakkelijk konden worden verkregen, moeilijker stond het met die van de andere voogden, van de Staten van verschillende Provinciën; en toch was die een volstrekt vereischte tot behoud van prinses Carolina's erfrechten op het stadhouderschap. Toen in November 1747 het erfstadhouderschap in alle provinciën plechtig was opgedragen aan Willem IV, bezat deze enkel eene dochter en op de geboorte van eenen zoon scheen nauwelijks meer te mogen worden gehoopt. Door de Staten was daarom destijds besloten, 1°., dat prinses Carolina tot de erfopvolging zoude worden geroepen voor het geval, dat haar vader overleed zonder een zoon na te laten; 2°., dat na prinses Carolina zouden opvolgen hare mannelijke kinderen onder voorbehoud, dat deze koning noch keurvorst zouden zijn, den gereformeerden godsdienst, zooals die werd beleden in de kerken der Republiek, waren toege- CAROLINA VAN ORANJE. 121 daan en gedurende hunne minderjarigheid werden opgevoed in de Republiek; 3°., dat prinses Carolina niet zoude huwen zonder de toestemming daartoe van de Staten te hebben gevraagd en verkregen en niet anders dan met eenen vorst, die noch koning noch keurvorst was en die den gereformeerden godsdienst beleed. Thans verklaarden de StatenGeneraal éénstemmig, dat zij aanstoot namen aan het feit, dat de vorst van Weilburg de Luthersche geloofsbelijdenis was toegedaan. De hardnekkige tegenstand, dien Anna van Hannover op dit als op zoo menig ander punt van de zijde der Staten ondervond, was nog onverzwakt, toen zij in de eerste dagen van Januari 1759 overleed. Haar meest vertrouwde raadsman, de hertog van Brunswijk, wien zij stervend de behartiging van de belangen harer kinderen had opgedragen, en die zich met groote trouw van deze opdracht heeft gekweten, trachtte zoodra hij als voogd en regent over den minderjarigen Willem V aan het bewind kwam, het huwelijk van prinses Carolina met den vorst van Weilburg door te zetten. Het waren eindelooze onderhandelingen die hij daartoe moest voeren met de Staten van ieder der Provinciën afzonderlijk, omdat een Statenbesluit, zoude het volgens de Unie van Utrecht geldig zijn, moest worden genomen met algemeene stemmen, zoodat iedere provincie ook op zichzelf moest worden bewerkt. Eindelijk begon het volk, waarbij de verweesde kinderen in het stad¬ houderlijk kwartier zeer populair waren en dat sterk 122 CAROLINA VAN ORANJE. was ingenomen met het Weilburgsche huwelijksaanzoek, het lijdelijk verzet van de regenten daartegen moede te worden. Dit deed den hertog van Brunswijk besluiten door te tasten. Zoodra het hem gelukt was vijf van de zeven provinciën te winnen, deed hij, hoewel Utrecht en Holland hardnekkig hunne toestemming bleven weigeren, den Staten aanzeggen, dat in overleg met de andere voogden het huwelijk van prinses Carolina met den vorst van Weilburg was vastgesteld op 5 Maart 1760. Daar Holland vervolgens verklaarde, zich van stemming te zullen onthouden en Utrecht zich op het laatst toch nog vóór verklaarde, zoodat mocht worden aangenomen, dat de Staten in hun geheel hunne toestemming hadden verleend, besloten zij, dat eene plechtige deputatie uit hun midden de bruid zoude gaan gelukwenschen met aanbieding van een „lijfpensioen van f 6000" waaraan de Staten van Friesland nog eene som van f 5000 in eens en een jaarlijksch pensioen tot een gelijk bedrag toevoegden. Zij werden daarop „en „corps genodigd om bij te wonen de plechtige solem„nisatie van het huwelijk so in de publique kerk als „op de maaltijd die te dier geleegenheid zoude worden „gegeven op het Oude Hoff." De feesten waren schitterend. Prinses Carolina was eene gelukkige zeventienjarige bruid in haar kostbaar bruidskleed van „zilverstoff met zeer rijke dito bloemen „en habit de Cour gemaekt benevens een jupon van „zilvermooré rijk met zilveren franjes bezet," en eene zonnige toekomst scheen haar toe te lachen. CAROLINA VAN ORANJE. 123 Inderdaad had de hertog van Brunswijk het lot zijner pupil verzekerd geheel zooals Anna van Hannover dat stervend voor hare dochter van hem had begeerd. De doorluchtigste Mevrouwe Carolina, prinses van Oranje, gravin van Catzenelnbogen, Vianden, Diets, Spiegelberg, Buren en Leerdam, Vrouwe van Beilstein en Liesveld, enz. enz., zooals zij in haar huwelijkscontract werd betiteld, ontving bij haar huwelijk met prins Karei, vorst van Nassau, graaf van Saarbruggen en Saarwerden, Heer van Laar, Wiesbaden, Idstein enz. enz., uit de- Nederlandsche erfgoederen van het Huis van Oranje „eene dote van f 80.000;" uit de Nassausche, Duitsche erflanden een huwelijksgift van f 20.000; en voor een waarde van f 10.000 „aan „vorstelijke Kleederen, Cieraden, Kleinodiën, Zilver„werck als zulks aan eene vorstinne uyt den Huize „vanNassau geboren toekwam." Aan Competentiegelden, haar nog toekomende uit den tijd harer minderjarigheid, daar prinses Anna de alimentatie en educatiekosten harer dochter uit hare douairie placht te betalen, werd haar nog uitgekeerd eene som van f 15.778; van haren echtgenoot ontving zij als Morgenga.be f 10.000 ter vrije beschikking en verkreeg zij voor hand-, speel- en kleedgeld een jaargeld van f 3000. Terecht kon bij de stukken desbetreffende op het Koninklijk Huisarchief worden aangeteekend, „dat „volgens deze schikkingen Hare Hoogheid zoo veel „geniet als ooit eenige Princesse uit het Huis van „Oranje heeft genooten, ja mogelijk meer als eenige „andere Princesse in geheel Europa." 124 CAROLINA VAN ORANJE. De vorst van Weilburg, die bij gelegenheid van zijn huwelijk door de Staten was benoemd tot generaal der infanterie met „genot van een ordinaris „tractement van tien duysent guldens jaarlijks" en die door den hertog van Brunswijk in diens qualiteit van waarnemend Kapitein-Generaal der Unie werd aangesteld tot gouverneur van Bergen op Zoom, vestigde zijne hofhouding te 's Gravenhage, overeenkomstig het verlangen van prinses Carolina, die er niet aan dacht, zich van haren broeder te scheiden. Te 's Gravenhage werd haar ook haar eerste kind geboren. Het was een zoontje en volgens de bepalingen van zijn huwelijks-contract verzuimde de vorst van Weilburg niet, den Staten bij de kennisgeving van de geboorte van den jongen prins tevens te verklaren, dat het kind zoude worden opgevoed „in de „ware Christelijke Gereformeerde Religie." De Staten verklaarden daarop hunnerzijds het peetschap over den jonggeborene te willen aanvaarden. Zij gaven hun petekind den naam van Belgicus en schonken het als pïllegift „een lijfpensioen van 4 duysent gulden ,,'sjaars in een gouden doos ter waarde van 4000 „silveren ducaten." Dat was in Januari 1761; maar in Mei 1762, weinige weken na de geboorte vaneen tweeden zoon, Lodewijk Flamand genaamd, moest prinses Carolina haren oudste weder afstaan. Misschien was het om afleiding te geven aan hare uitbundige smart en om haar niet weder den zomer te doen doorbrengen op het huis Honselaersdijk, waar haar eerste kindje was gestorven, dat de vorst van CAROLINA VAN ORANJE. 125 Weilburg in het voorjaar van 1763 met zijne echtgenoote eenen tocht naar zijne Duitsche Staten ondernam. Het was de eerste scheiding van langeren duur tusschen prinses Carolina en haren broeder, die pas van eene ernstige krankheid begon te herstellen; en het scheiden viel der prinses te zwaarder, omdat de hertog van Brunswijk er zich tegen had verzet, dat broeder en zuster op het laatst nog eens eene samenkomst zouden hebben. „Je ne saurais vous „expruner a quel pomt je regrette de ne pas avoir „la satisfaction de vous voir avant mon départ," schreef de vorstin nog aan den vooravond van haar vertrek aan prins Willem. „Soyez persuadé que mon „attachement pour vous ne m' aurait permis de partir „sans vous voir si votre billet ne m' avait témoigné „votre volonté et je suis bien sensible a votre amitié „pour moï. Conté toujours sur la tendresse que je „vous porte et qui, s'il est possible a augmentée encore „durant les inquiétudes que j'ai eu pendant votre „maladie. Ainsi vous senté mon cher frère, combien „il m' aurait été doux d' avoir la consolation de vous „témoigner de bouche 1' amitié et la tendresse avec „laquelle je serai jusqu' au dernier soupir votre très„dévouée et fidelle soeur, servante et amie, Caroline, „Princesse de Nassau." In een post-scriptum voegde zij er nog aan toe: „Je vous remercie mille fois du „baiser que vous m' avez dit de donner a Lutz de „votre part. Je vous recommande ce petit neveu." Het leven, dat de vorstin, na met veel eerbetoon in de Staten van haren echtgenoot te zijn ingehaald, 126 CAROLINA VAN ORANJE. te Kirchheim-Bolanden, het fraaie slot in de nabijheid van Kaiserslautern, waar de vorst van Weilburg liefst verblijf hield, leidde, was vroolijk en opgewekt. Prins Karei schepte behagen in de ontvangst van talrijke gasten en zeer druk werd het verkeer met andere Duitsche vorsten in den omtrek, met de keurvorstelijke familie van de Palts, met de grafelijke families van Hanau en van Hessen, allen aan de Nassau's verwant; en in de nabijheid van Weilburg op het slot Oraniënstein woonde nog eene oud-tante van prinses Carolina, eene zuster van haren vroeg gestorven grootvader Joan Willem Friso. Maar den tijd voor een briefje aan haren broeder wist de prinses tusschen al die drukte van bezoeken afleggen en van bezoeken ontvangen altijd wel te vinden. „Je „prends le temps que toute ma compagnie tire avec „des arquebuses au blanc pour vous écrire ces lignes... „Elles sont griffonnées, maar 'tkomt van een goed „hart, mon frère, dat weet gij wel. Quoique je me „plaise extrêmement icy votre chère présence me man„que." „Voici 1' éternelle écriveuse qui remet lamain „a la plume pour s' informer de votre santé," heet het dan weder een volgende maal. Voorloopig was het de gezondheid van prins Willem, die zijne zuster het meest belang inboezemde; want de prins bleef in zijne jongensjaren langen tijd zwak en tenger en met moederlijke belangstelling zag prinses Carolina steeds uit naar berichten omtrent zijnen groei, zijn leeren, zijne vermaken. Haar hart was in Holland gebleven; en toen zij, na den winter CAROLINA VAN ORANJE. 127 te hebben doorgebracht te 's Gravenhage, in 1764 wederom den zomer ging doorbrengen in het Nassausche, waar haar dat jaar een dochtertje, prinses Marie, werd geboren, zag zij verlangend uit naar het oogenblik, dat zij weder zoude kunnen terugkeeren naar den Haag. „Nous languissons de vous revoir, „cher frère," schreef zij toen; „je compte que j'aurai „la satisfaction de vous embrasser vers la mi-No„vembre." Als zij dan in den Haag verblijf hield, had zij haren broeder zooveel mogelijk om en bij zich. „Mon „frère se porte bien et viendra ce soir souper et „dancer chez nous, c'est un exercice qu'il aime „beaucoup," heet het in een harer vele brieven aan hare grootmoeder, Maria Louise van Hessen-Kassei, de gouvernante van Friesland. Zij zoude zich niet hebben kunnen indenken, dat de prins zijnen verjaardag anders zoude kunnen vieren dan met haar. Ook de verhouding Van prinses Carolina tot haren gewezen voogd, den hertog van Brunswijk, bleef hartelijk en goed. Al mocht men in Friesland na den dood van Maria Louise, bij een begin van verzet tegen het overwicht van den hertog van Brunswijk, plannen smeden om prinses Carolina, nu deze door haar huwelijk meerderjarig was geworden, te doen optreden als gouvernante der noordelijke provinciën en als voogdes van prins Willem, die berekeningen gingen geheel buiten de prinses om. Zij had daaraan niet het minste deel. Voor het spinnen van intriges had zij geen talent en de wensch om zich op den voor- 128 CAROLINA VAN ORANJE. grond te dringen lag haar ver. Toen bij de begrafenis van hare grootmoeder oneenigheden rezen betreffende den voorrang tusschen verschillende hoogwaardigheidsbekleeders, een zeer teer punt in die' dagen, en men hare tusschenkomst inriep om die oneenigheden te beslechten, schreef zij aan haren broeder: „je vous „envoye ci-joint mes lettres de Frise qui sont les „mêmes que vous et le duc les aurai recus touchant „1' enterrement de ma Grand' mère. Et vous aurez „remarqué qu'il y a eu un différent entre Messieurs „les Députés et le Magistrat de Leeuwarden. Mr. „Bergsma a qui je les ai montrées, croit que le Ma„gistrat a été un peu durement traité et que leur „demande d' assister en corps a la cérémonie est „juste; ils demandent mon intercession pour eet effet „auprès des députés. Ayez la bonté, mon cher frère, „de me faire savoir au plutót votre réponse et celle „du duc pour que je puisse me régler suivant cela." Toen de vorst van Weilburg door den hertog van Brunswijk werd bevorderd tot gouverneur van Sluis, werd de commissie als generaal van het Overijsselsche regiment, welke hem bij gelegenheid van zijn huwelijk was geschonken, overgedragen op zijn zoontje, prins Lodewijk van Nassau, met dien verstande evenwel, dat hij zelf het commando zoude blijven voeren. De bevordering van haren echtgenoot, de aanstelling bij het Staatsche leger van haar zoontje, dat zij in hare brieven voortaan schertsenderwijze „le Colonel" ging noemen, waren prinses Carolina te liever, omdat zij hare toekomst nog altijd niet anders dan in CAROLINA VAN ORANJE. 129 Holland bleef denken. Grootsch, kostbaar van aanleg, berekend op een vast verblijf was het fraaie paleis, dat zij en haar echtgenoot zich te 's Gravenhage lieten bouwen in het Voorhout en dat bij de gelegenheid der feesten ter eere van de meerderjarigheid van prins Willem met niet minder dan 10.000 blikken lampen werd geillumineerd. De tegenwoordige Haagsche schouwburg geeft niet meer dan een gedeelte, enkel nog slechts den westelijken vleugel van het oorspronkelijke plan van den bouw te zien. De hofhouding der prinses was er een middelpunt van opgewekt verkeer met vreemdelingen van aanzien, met belangwekkende kunstenaars, met musici vooral. Het was op persoonlijk aandringen van prinses Carolina, dat de negenjarige Mozart, die destijds met zijnen vader en zijne zuster eene kunstreis maakte, van Engeland waar hij aan het hof groot succes had geoogst, naar 's Gravenhage kwam. Herhaaldelijk moest hij daar voor de prinses spelen en voor haar componeerde hij de zes sonates, die in het jaar 1766 werden uitgegeven als Opus 4 onder den titel Six sonates pour le clavecin auec l' accompagnement d'un violon, dédiées a Madame la Princesse Nassau-Weilburg, née Princesse d' Orange, por W. Mozart, agé de 9 ans. Toen prins Willem in het voorjaar van 1765 naar het Loo vertrok, om er den zomer door te brengen, bleef prinses Carolina, die de geboorte van een kindje tegemoet zag en dus niet reizen kon, zoodat het jaarlijksche bezoek aan Weilburg dit jaar verviel, te s Gravenhage vertoeven, hoe tfaarne zii haren broeder 9 130 CAROLINA VAN ORANJE. ook ware gevolgd naar de oude, geliefde plek. „Je suis „charmée que Loo vous plaise autant que moi," schreef zij in weemoedig herdenken van haren kindertijd. „Vous occupé sans doute 1' appartement de „Ma Mère et le duc (a qui je fais mes compliments) „celui de Mon Père, Voila comme je vous ai logé. „Je m'y transporte 20 fois par jour en idéé et si vous „voulez entendre un bel écho, faites jouer sur les „Walthaubois avec des cors de chasse sur cette „monticule de 1' ancienne orangerie quand vous y „promènerais; ca vous fera plaisir.... Je suis char„mée que les chevaliers de V arquebuse vous diver- „tissent. Oü avez-vous placé le doelwit? Quand „les clarinètes seront chez vous, ordonés-leur de jouer „le menuet de la Fürstin de Nassau-Weilburg. P. S. „Le Colonel va écrire quelques mots: Ik ben zoet. „Dag oom. Ludwig de Nassau." Uit dezen zomer van het jaar 1765, waarin der prinses een tweede dochtertje, prinses Louise, werd geboren, telt de verzameling harer brieven op het Koninklijk Huisarchief nagenoeg om den derden dag een briefje aan haren broeder. „Je languis de vous „embrasser; mais si vous vous amusez a Loo zoo „misgund ik het U niet " heet het daarin. „Ces „lignes sont pour vous remercier, mon cher fratello, „alias frère, de votre chère lettre. Je suis charmée „que vous vous portez bien et je me fais une fête des „plus grandes de vous présenter les fanciidli, alias de „kinderen. Le prince jouit asteur du bonheur de vous „voir. Que je le trouve heureux, car assurément il CAROLINA VAN ORANJE. 131 „goüte bien cette satisfaction, vous étant bien dévoué. „Adieu, cher frère, Vaarwel; Lutz m' a chargée de „vous dire: dat ik heel zoet ben. Jusqu'ici il a raison; „c'est pourquoi j' obéis a ses hauts ordres." Toen de vorst van Weilburg met goede tijdingen van het Loo was wedergekeerd, haastte prinses Carolina zich, haren broeder te schrijven: „le Prince m'a „raconté bien des belles choses, entre autres que „vous avez le meilleur visage du monde, que vous „vous amusez bien et que vous êtes de charmante „humeur. Vous jugez aisément mon chérissime frère, „combien cela me comble de joye, car je vous 1' avoue, „je vous aime beaucoup, want gij bent een goede man;" en vroolijk vervolgde zij: „votre troupe de comédie „a beaucoup plu au Prince; je suis curieuse d' appren„dre la réussite du Mithridate de 17 ans. Mais per„mettez-moi, cher frère, de vous dire que le pas de „deux exécutez par Gautier seul n' est pas si mal „dit que vous pensez bien, car item, a moins qu'il „ne mette une jambe en poche, il 1' exécute a deux „jambes. Dat is al wat bij 't Haar getrokken.... „Racontez-moi un peu s'il vous plait, si le 14 vous „diminuerez le deuil, car depuis le 13 Avril jusqu'au „14 Juillet il y a 3 mois et j'ai tous mes bas noirs „troués.... Adieu mon cher frère, rien de nouveau „ici au désert du mont Sina. Ik ben uw dienaresse „van 5 tot 6 en van 6 tot 5 zal ik uw dienaresse „blijven." Uit die Sinaï-woestijn, zooals zij in haar verlangen om naren Droeaer te voipen naar net loo. den riaao 132 CAROLINA VAN ORANJE. schertsend noemde, zond zij dezen trouw bericht van alle nieuwtjes, van alle bijzonderheden op muzikaal en dramatisch gebied, waarvoor prins Willem hare groote voorliefde begon te deelen, van alles, klein en groot, wat haar zelve en de kinderen betrof. „Ma „gazette, quoique dépourvue de nouvelles intéressan„tes, mais remplie de fariboles, faute de mieux sera „exacte," verklaarde zij. Vreemdelingen, die den Haag bezochten, waren daarbij vaak het mikpunt van haren vroolijken luim en werden met schalksche trekken door haar geschilderd. „Mr. d' Enhausen, ambassadeur „de Hessen-Cassel, est ici," berichtte zij haren broeder. „II est fort grand debout; mais je ne le .crois grand „assis, puisque sa grandeur est dans ses jambes. Si „on lui met un poisson a la bouche, des bas rouges „et une veste blanche, il pourrait se promener devant „la grande Église pour représenter les armes de la „Have." Van een ander, die niet de eer had haar te be vwuo uiij.il sea „respects et de vous remercier de Ia bonne mtention „que vous aviez de hmr vos différents, que je me „uauc asicui leiiuuiez. vuene joye pour moi de voir „que les personnes qui me sont si chères n' ont plus „de sujets de division." Maar de reeks van onderhandelingen, die de vorst van Weilburg voerde met Frankrijk, met de verwante Duitsche vorstenhuizen, met het keizerlijk hof te Weenen om door aankoop, ruiling en verdrag de verschillende Nassausche erfgoederen der oude Walramsche Unie, waarvan hij het hoofd was, weder alle aan den Weilburgschen tak te brengen, gelijk die der Ottonische linie onder prins Willem IV weder alle aan de Oranje's waren gekomen, eischten niet alleen 's vorsten voortdurende aanwezigheid in zijne landen, — zij brachten dezen ook meer en meer bij de overtuiging, dat de steun van het 164 CAROLINA VAN ORANJE. keizerlijk hof te Weenen hem van meer nut kon zijn dan die van eenen machteloozen stadhouder; maar bovenal, dat de toekomst zijner zonen niet in Holland maar in Duitschland lag. In Mei 1781 deelde de vorst van Weilburg zijnen zwager dan ook mede, dat zijn oudste zoon, prins Frederik, thans den leeftijd had bereikt, waarop hij dezen eene universiteit wilde doen bezoeken en dat hij daarvoor had gekozen die van Leipzig; voorts dat zijne tegenwoordigheid in zijne landen zoo dringend noodzakelijk was, dat hij geen gevolg kon geven aan 's prinsen uitnoodiging om hem met zijn gezin te 'sHage te komen bezoeken. Hij liet tevens doorschemeren, dat de behartiging zijner eigene particuliere aangelegenheden hem binnen niët al te langen tijd zoude kunnen dwingen om zich uit den dienst der Republiek terug te trekken. De prins haastte zich, zijnen zwager een langdurig verlof te verschaffen in de hoop hem nog te weerhouden van zijn voornemen om ontslag uit 's lands dienst te nemen. „Je m'étais „fait une vraye fête," antwoordde hij den vorst van Weilburg in Mei 1781, „de voir Votre Altesse ici avec „ma soeur et ses enfants et au bout de cinq ans de „voir une fois notre familie rassemblée. Mais je devrai „me priver de cette satisfaction. Si Votre Altesse „croit être obligée de retourner en Allemagne pour „le bien de sa malson, je dois lui donner en cpnsi„dération 1' effet que cela fera dans ce Pays pour Elle, „si Elle ne se montre pas dans les lieux oü résident „les États-Généraux durant son séjour dans le Pays, CAROLINA VAN ORANJE. 165 „comme si nous étions brouillés; ce dont les Malcontents seront charmés de profiter et de tacher de „semer la Zizanie dans notre familie et dans les temps „actuels surtout il est nécessaire que nous soyons „unis et que dans les discordes qui règnent dans ce „Pays-ci, au moins notre familie en soit exempte.... „Comme Votre Altesse me communiqué le choix qu' „Elle a faict de 1' université de Leipzig, je dois Lui „dire que j' aurais préféré qu' Elle eüt choisi une „université reiormee, son fils devant être de la Rehgion „Réformée si ma postérité venait a s' éteindre, et qu' „ainsi Elle 1'eüt envoyé a quelque université de ce „Pays-ci, soit a Leyden ou è Utrecht. Cependant je ,,n' ai rien a dire et c' est au Père de décider. La „seule chose dont je puis me mêler est qu' il soit „élevé dans la religion réformée." Voor ditmaal wilde de ^orst van Weilburg nog wel genoegen nemen met een verlof en zelfs voor zijn vertrek naar Duitschland eerst van Maastricht naar Den Haag komen, vergezeld van zijn echtgenoote en van zijnen oudsten zoon. Zoo bracht prinses Carolina in den zomer van het jaar 1781 nog eens een bezoek aan den Haag; maar de indruk dien zij er van mede naar huis nam, was niet opwekkend. Reeds dadelijk na het uitbreken van den oorlog had Engeland de hand gelegd op twee honderd van onze koopvaardijschepen en een deel onzer koloniën in Oost- en WestIndië bemachtigd. Dat men dit, onvoldoende voorbereid en ongewapend als men was, weerloos moest laten geschieden, werd algemeen den erfstadhouder ten 166 CAROLINA VAN ORANJE. laste gelegd. Dezen weet men den vervallen toestand van den handel, het onvoldoende convooi der koopvaarders, eene veronderstelde bevoorrechting van het leger boven de vloot, een verraderlijk heulen met Engeland. De overwinning der onzen bij Doggersbank scheen den gang van zaken nog eene ongedachte gunstige wending te zullen geven; maar de verwachtingen door de uitkomst van dien roemrijken zeeslag gewekt, werden niet verwezenlijkt. De vloot bleef verder werkeloos, het misnoegen der Patriotten nam toe en steeds venijniger werden de beschuldigingen van landverraad en omkooping, die openlijk tegen den hertog van Brunswijk werden gericht, maar toch eigenlijk prins Willem V zeiven bedoelden. De verwijdering van den hertog, waartoe de prins, tegenstrevend en onwillig, eindelijk wel moest besluiten, gaf den erfstadhouder dan ook M^ïinig baat. In de verschillende politieke dag- en weekbladen die toen door de algemeene belangstelling in de publieke zaak in het leven werden geroepen, ging men voort de verwaarloozing van de vloot met schrille kleuren af te schilderen. De beschuldigingen richtten zich thans onmiddellijk tegen den prins zeiven en in September 1781 verscheen het berucht geworden pamflet. Aan het volk van Nederland, waarin werd verklaard, dat de prinsen van Oranje dwingelanden en verraders waren en het altijd waren geweest; dat van prins Willem V in het bijzonder mocht worden beweerd, dat hij van alles wat er verkeerd ging de schuld had; dat hij zich vergreep aan de privilegiën der steden CAROLINA VAN ORANJE. 167 en tot de minste uiting van vrijheidszin onderdrukte; dat hij het land aan Engeland had verkocht; dat er derhalve niets overbleef dan naar de wapenen te grijpen en het land van zulk een dwingeland te verlossen, al zoude er burgerbloed voor moeten stroomen. In een stortvloed van pamfletten werd het goed recht dezer meeningen nog nader uitééngezet en verdedigd ; werd voorspeld, dat weldra wrekers, Brutussen, zouden opstaan „om stoutmoedig het hart te doorboren „van het Monster, dat steeds voortgaat om alles aan „zijn Heersch- en wraakzucht op te offeren." Prinses Carolina gevoelde zich door dit alles diep gewond. „Je suis désespérée de tous les désagrémens „que vous avez, cher amy," schreef zij haren broeder. „J' espère que le temps viendra oü on vous rendra „plus de justice Je dis souvent ces deux vers de „1* air anglais: scatter his ennemies, confound their kna„vish fricks.... II est bien naturel mon frère, que vos „lettres sont rares asteur que vous avez autant d'ai„faires désagréables sur les bras. Dieu veuille sauver „notre pauvre République et bénir les soins que vos „avez pour elle." De pogingen welke haar broeder bij dit alles telkens op nieuw in het werk stelde om de wenschen van haar echtgenoot te bevredigen teneinde dezen voor den dienst der Republiek te behouden, troffen haar diep. Zij wist, het was niet zonder persoonlijke opoffering, dat de prins het deed. De vorst van Weilburg verlangde namelijk vurig naar af doening van zaken rakende het Erbverein, een verdrag tusschen de verschillende verwante takken van het Huis van 168 CAROLINA VAN ORANJE. Nassau, waaraan reeds onder Willem IV en den vorigen vorst van Weilburg was gearbeid. Prins Willem V zijnerzijds meende, dat die zaak voor afdoening nog niet rijp was. „Une affaire aussi importante," had hij nog in het jaar 1781 aan zijnen zwager geschreven, „et qui a duré si longtemps, mérite un mür examen „et je prie Votre» Altesse de ne pas exiger de moi „que je la dégage de la promesse faite quand Ellea „épousé ma soeur avant que je voye si je puis le „faire sans faire un tort réel a ma fille, si j' „avais le malheur de perdre mes fils, et même aux „enfans de Votre Altesse, que je regarde comme „mes seuls héritiers si ma postérité vient a s'éteindre „et si je ne compromets pas 1' honneur de mon Père „en désavouant ce qu' il a fait quand il s' est retiré „de eet Erboerein." Wetende echter, hoezeer den vorst van Weilburg deze zaak ter harte ging, kwam hij dezen in Januari 1782 mededeelen: ,,j' ai passé quatre „jours de cette semaine a 1' affaire de 1' Erbverein. „Je 1' ai examineé avec le plus grand soin etjevois „bien que nous n' aurons pas de procés ensemble. Je „serai charmé de voir les deux branches de notre „Maison réunies et je crois que Votre Altesse trouvera „raisonnable les conditions sous lesquelles je suis prêt „a accéder a 1' Erbverein pour autant que eela concerne „ce qui a été possédé par notre Ayeul commun Hen„ricus Dives. Cette affaire a tralné si longtemps „parcequ' elle était fort onéreuse et que j' avais „trop d' affaires sur les bras 1' année passée." Dit Erboerein, waardoor de beide takken van CAROLINA VAN ORANJE. 169 het Huis van Nassau weder nauw verbonden werden, sloot de vrouwen van de erfopvolging uit. Dit was de reden, die Prins Willem IV ter wille van prinses CaroÜna deed weigeren om er in toe te stemmen en die prins Willem V ter wille van prinses Louise deed aarzelen. Het is ook krachtens dit familieverdrag, dat koningin Wilhelmina niet heeft kunnen opvolgen in Luxemburg, en dat dit groot-hertogdom is vervallen aan het Huis van Nassau-Weilburg, waar sedert de erfopvolging in de vrouwelijke lijn ook werd ingevoerd. Toen deze famiiieovereenkomst naar den eisch der wetten van het Duitsche Rijk nu ook nog was bekrachtigd door den keizer, haastte de vorst van Weilburg zich, zijnen zwager in persoon zijnen dank te gaan betuigen voor diens medewerking. „Le prince „est revenu Mercredi au soir, pénétré de vos bontés," schreef prinses Carolina vol vreugde, dat deze zaak de goede verstandhouding tusschen haren echtgenoot en haren broeder nu nimmer meer zoude kunnen verstoren. Maar zij wist, dit kon toch niet wegnemen, dat prins Karei met steeds klimmenden tegenzin en enkel nog om zijnen zwager ter wille te zijn in het Staatsche leger diende, dat de verplichting om een groot deel van het jaar te Maastricht te vertoeven hem hinderlijk bleef bij zijn streven om zijn erfgoed te bevestigen. „Je me vois encore forcé de demander „une prolongation de congé," schreef hij in Februari 1783 aan prins Willem. „Je me trouve engagé dans „des acquisitions importantes pour faire un échange 170 CAROLINA VAN ORANJE. „avec le chapitre de Worms qui m' arrondira infiniment „et cela concourt a mon grand plan." Wat later was het weder de verdediging der van verschillende zijden aangevochten erfrechten van Isabella, gravin van Hackenburg, wier bezittingen hij door een huwelijk met zijnen oudsten zoon aan zijn Huis hoopte te brengen, die den vorst een verlof deed aanvragen ten einde naar Weenen te reizen en er den steun van den Duitschen keizer te verwerven. Te midden van al deze overleggingen en berekeningen werd prins Karei opgeschrikt door het bericht, dat, nog eer de oorlog met Engeland tot een goed einde was gebracht, de Republiek in ernstige verwikkelingen dreigde te geraken met den keizer. In verband met zijn voornemen om de Schelde open te stellen voor den handel op Antwerpen, eischte, keizer Jozef II van de Staten den afstand van Maastricht, van een groot deel van het land van Overmaas, wegneming van het wachtschip voor Lillo op de Schelde, slechting der Scheldeforten. Eene algemeene onrust verhief zich daarop in den lande. De opening der Schelde zoude de gansche inrichting der Staatsche Regeering verstoren, want het zoude dan der Republiek onmogelijk worden hare inkomende rechten naar de zijde van België te handhaven zonder haren handel te zien verloopen naar Antwerpen en zonder het verkeer met Duitschland te laten gaan van Antwerpen over Luik inplaats van over Staatsch grondgebied. De prins en de Patriotten waren ditmaal éénsgezind in de meening, dat CAROLINA VAN ORANJE. 171 dit tot eiken prijs moest worden belet. Inderhaast werd nu te Parijs de vernederende vrede gesloten, die een einde maakte aan den vierden Engelschen oorlog. Teneinde alle krachten te kunnen samen trekken tegen den nieuwen vijand, werden troepen marschvaardig gemaakt, oorlogsschepen voor Vlissingen bijeengebracht en alle met verlof afwezige gouverneurs van vestingen op de zuidergrens werden gelast onmiddelUjk terug te keeren naar hunnen post, ook de gouverneur van Maastricht, prins Karei van NassauWeilburg. Maar zoo de vorst van Weilburg het bevelschrift, dat hem naar Maastricht terugriep, al gehoor gaf, hij deed het met wrevel en tegenzin. De gedachte, dat de verwikkelingen in zake het erfrecht van gravin Isabella van Hackenburg, die hij voor bruid van zijnen zoon begeerde op dat oogenblik zijne persoonlijke aanwezigheid in Duitschland eischten, liet hem geen rust. Hij wist, dat zijn zwager hem thans geen verlof verleenen kon, al achtte hij voor zich den toestand niet zoo bedenkelijk als de prins en de Staten het deden. Nu verlof niet te krijgen was, begeerde hij meer dan ooit zijn ontslag uit den Staatschen dienst. Dit besluit wilde prins Willem nog voorkomen; hij zond hem verlof en de vorst van Weilburg haastte zich er gebruik van te maken. Weinig geloovende, dat eenig wezenlijk gevaar de Republiek dreigde, verdiepte hij zich dadelijk na zijn terugkeer in het Nassausche in de behartiging zijner verschillende aangelegenheden en der verloving van zijnen zoon. „Par 172 CAROLINA VAN ORANJE. „mon absence d' ici," berichtte bij spoedig, 8 Augustus 1784, aan zijnen zwager, „mes affaires de Hackenburg „ont pris une mauvaise tournure et la burggrave ne „peut seule faire face a ceux qui veulent disputer „la succession a sa fille. L' affaire est en plein train „ce qui m' oblige d' aller avec mon fils chez le prince „d' Isembourg, beau-frère de la burggrave, oü elle et „sa fille se rendent aussi pour fiancer les jeunes gens, „ce qui me mettra a même de pouvoir ouvertement „faire cause commune avec elle." — „Fritz estparti „ce matin avec son Père pour Hackenbourg," berichtte prinses Carolina harerzijds aan haren broeder, „vous „savez les raisons de ce voyage. Je n'y ajoute donc „rien que de recommander ce jeune couple a vos bon„tés. La future de Fritz est charmante, elle a grandie „et embellie." Haar portret door Tischbein hangt in het Rijksmuseum naast dat van prinses Carolina. Meer dan te voren nog werd de vorst van Weilburg nu betrokken in den Hackenburgschen successiestrijd en om dien tot een gewenscht einde te brengen behoefde hij weldra weder verlenging van verlof. De prins, die de toekomst donker inzag, en dit terecht, antwoordde op het verzoek van zijnen zwager, dat de door hem ontvangen tijdingen van dien aard waren, dat onverwijlde terugkeer naar Maastricht noodzakelijk was. Desniettemin diende de vorst na afloop van zijne twee maanden verlof een officieel verzoek om verlenging van verlof in. De prins antwoordde daarop tamelijk koel: „Je n'ai pas voulu manquer de communiquer „a Votre Altesse que j' ai été autorisé par les Etats- CAROLINA VAN ORANJE. 173 „Généraux a Lui accorder un congé jusqu' au premier „ordre." Niet lang daarna echter schreef hij met den meesten aandrang : „Je n'ai voulu manquer de donner „connaissance a Votre Altesse qu'un Brigantyn sous „Pavillon Impérial a voulu aller d'Anvers a la mer, „que comme il n'a pas voulu s' arrêter lorsque'on lui „a envoyé un officier a bord, ni après que 1'on lui „avait tiré un coup sans boulet, ensuite un avec un „boulet et que 1'on a été forcé de lui donner la bordée ; „1'on ne peut prévoir les suites que cela aura. J'ai „cru nécessaire d'en informer Votre Altesse et Lui „donner en considération si Elle ne ferait pas bien „dans cette circonstance de se rendre a Maastricht, „car la bombe peut éclater avant qu'il soit peu.... „Je crois d'après les préparatifs que les Autrichiens „font que la guerre est inévitable, ainsi je prie Votre „Altesse de se rendre au plutót soit a Maastricht „soit ici. Le duc a pris sa démission du service de „1'État. II est certain qu' après la manière dont on „1'a traité, il ne pouvait plus rester servir ce Pays. „Votre Altesse se trouve être le plus ancien Général. „Si Elle désire avoir le poste de Veltmaarschalk auquel „elle a droit d' aspirer, je crois absolument nécessaire ,,qu' Elle revienne." Maar het vooruitzicht om de erfenis van den hertog van Brunswijk te aanvaarden had voor den vorst van Weilburg al heel weinig aantrekkelijks. De geleidelijke uitbreiding zijner Nassausche bezittingen in de laatste jaren had hem meer dan vroeger ooit doen gevoelen, dat hij Duitscher was, niet Hollander en hij gevoelde, 174 CAROLINA VAN ORANJE. weinig geneigdheid om zich ter wille van de Republiek in moeilijkheden te steken met den keizer. Toen prins Willem hem den lsten November 1784 ook nog berichtte : „I' ambassadeur a recu hier matin a cinq heu„res 1'ordre de partir d'ici sans prendre congé; hier „soir est arrivé un courrier de Bruxelles avec la nou„veile que Mr. de Belgiojoso a déclaré aux ministres „de 1' Etat que les conférences sont rompues; ainsi „je crois la guerre déclarée," was het besluit van prins Karei spoedig genomen: hij diende verzoek om ontslag voor zich en voor zijnen zoon bij de Staten in. Prins Willems bange verwachting, dat hij zijnen zwager niet voor den dienst der Republiek zoude kunnen behouden, werd er door verwezenlijkt en het griefde hem diep. „ Qu'il me soye permis de représenter „a Votre Altesse le tort qu' Elle me fait en quittant „dans les circonstances présentes," schreef hij nog op 19 November 1784, eene laatste poging wagende om den vorst over te halen tot blijven. „Déja 1'année „passée on a débité publiquement que Votre Altesse „avait déclaré ne pas vouloir servir sous quelqu' un „qui avait tenu une conduite si pusillanime dans la „guerre d' Angeleterre. Tous ces bruits vont recom„mencer. Je serais charmé de mon cóté de Lui rendre „le service de 1' Etat aussi agréable qu'il serait en „mon pouvoir et mon intention serait durant la guerre „dans les cas graves de ne pas me décider sans de„ mander 1'avis de Votre Altesse ... Je ne suis pas „assez insensé pour m'imaginer, n'ayant rien vu, être CAROLINA VAN ORANJE. 175 „le premier général du monde et que je puis faire „tout moi-même. Voila les points oü j' ai besoin de „secours et oü je désirerais beaucoup que Votre Al„tesse voulüt m' assister." 's Prinsen aanhouden was echter tevergeefsch. De vorst van Weilburg wilde de Staten nu eenmaal niet dienen. IV. Het bericht, dat haar echtgenoot zich aan den dienst van haar vaderland onttrok, trof prinses Carolina diep ter wille van haar broeder. Het was haar eene verlichting, dat diens genegenheid voor haar en de haren er niet onder leed en dat hij zelf zich haastte haar dat te verzekeren. „Votre obligeante lettre m'a „vivement touchée," antwoordde zij hem. „Les regrets „que vous témoignez de ce que le prince a été forcé de „quitter un service oü il n' était resté depuis un an que „par pur attachement pour vous, me prouve votre „amitié pour lui. La continuation de votre amitié „pour le prince et votre filleul est nécessaire a mon „bonheur et j' aurais été malheureuse de la seule idéé „que la démarche de mon cher époux eüt pu refroidir „en vous un sentiment que m' est plus cher que la „vie. Quant je vous écrivais ma dernière lettre," ging zij voort, „je ne prévoyais pas encore que le prince „quittait." Maar hoe het haar leed mocht doen, afkeuren kon of wilde zij het besluit van haren echtgenoot niet. Zij begreep te goed, dat deze, van zijn standpunt oordeelende, de toekomst van zijn geslacht in Duitsch- 176 CAROLINA VAN ORANJE. land en niet in Holland zocht en op haars broeders aanbod om, nu haar oudste zoon uit den Staatschen dienst ging, diens plaats in het Staatsche leger over te dragen aan haren tweeden zoon, prins Karei, antwoordde zij, geheel in overeenstemming met de bedoelingen van haren echtgenoot: „Je suis bien „sensible, mon trés cher ami, aux intentions favorables „que vous avez pour Charles, et soyez sur que si on „vous rend ce qui vous est dü et que la République „redevientce qu'elle était, qu'alors nous vous remettrons „avec joye la fortune de ce cher enfant.Puisse-t-il alors „mériter vos bontés ainsi que son frère qui va courir „une autre carrière. Je réponds du coeur de celui-ci," ging zij voort in haar verlangen om het harde van hare afwijzing van 's prinsen aanbod te verzachten. „II a pour son Onclel' attachement le plus respectueux „et il apprécie avec reconnaissance les faveurs que „vous lui avez fait dès son bas age. Mais hélas on „ne peut aller contre'la nature et d'ailleurs il a la „vue si basse que cela seul même est contraire a un „officier." Maar al veroorloofde prinses Carolina zich geene kritiek op de handelwijze van haren echtgenoot, de verlatenheid, waarin haar broeder achterbleef, de heftigheid van den partijstrijd, die hem belaagde, het hachelijke der omstandigheden, waarin hij verkeerde, wekten hare diepe bekommernis. „Dieu Tout-Puissant „veuille veiller sur vous en paix comme en guerre," schreef zij hem, „et s'il faut que la guerre éclate, „veuille le Dieu Protecteur de notre familie vous CAROLINA VAN ORANJE. 177 „couvrir de ses ailes, veiller sur vos jours précieux „et que les lauriers que vous cueillerez ouvrirontles „yeux de ceux qui les ont fascinés. Plut a Dieu que „la paix füt rétablie. A moins que la guerre put vous „être utile. Et alors qu'elle serait terminée, quelle „serait ma joye si vous veniez en familie passer quel- „que temps a Oranienstein. Nos pourrions être presque „toujours ensembles. Weilbourg serait enchanté si „nous vous y possédions. En deux heures on fait le „chemin." Zelve werd zij op Weilburg, waar haar echtgenoot in deze jaren meer dan op Kirchheim vertoefde, verontrust door den doortocht van troepen: een zware druk voor de streek. „Nous avons eu un assez fort „passage de troupes par le pais," berichtte de prinses haren broeder in November 1784, „ce qui est double„ment désagréable vu la cherté des fourrages qui „sont rares par la sécheresse de 1'été passé. L'ön dit „la semaine passée que les troupes impériales avaient „recu contre-ordre. Comme je voudrais que les Au„trichiens ne marchassent pas, cela dénoterait la paix. „Mais, hélas, cela est plus a souhaiter que vraisem„blable et je crois que dans peu il passera trois „régiments par le pays et même dans un village a „une heure et demie d'ici." Het was een tijd van spanning en onrust en ieder teeken, dat op vrede scheen te wijzen, werd door de prinses met vreugde begroet. „Les troupes Autrichiennes qui devaient passer dans ce baillage, ont recu un contre-ordre ce „qui me fait espérer que la paix sera durable." De onrust 12 178 CAROLINA VAN ORANJE. der tijden riep den vorst van Weilburg veel van huis, herhaaldelijk moest hij aan het hof te Weenen zijn belangen gaan bepleiten. „Je me flatte quemonveu„vage finira a la fin de ï année. J' ai été souvent; „délaissée depuis huit mois," klaagde de prinses haren broeder aan het einde van het jaar 1784. Zij was te gedrukter van stemming, omdat ook dit jaar weder, in het eind van November, haar het leed had getroffen een kindje, dat haar geboren was, na weinige dagen weder te moeten missen; maar eigen leed maakte haar allerminst ongevoelig voor de bezwaren, waarmede haar broeder had te worstelen. Op de goede wenschen, welke haar prins Willem bij de intrede van het jaar 1785 deed toekomen, antwoordde zij: „je vous rends mille graces, mon trés cher frère, „de vos bons souhaits pour moi. Hélas, mon bonheur „tient en grande partie au vötre, ainsi il nepeutêtre „parfait tant qu'on vous persécute. Vos bontés pour „ma marmaille me confusionnent véritablement. Com„ment est-il possible que vous pensiez a eux, accablé „de désagréments comme vous 1' êtes ! Dieu Veuille „dissiper ces nuages et tirer une paix durable de la „source de ces troubles ou du moins puissiez-vous en „tirer avantage, faire voir aux indignes personnes „qui vous sont contraires et a 1'Europe entière qu'on „vous maltraité par canaillerie. Je prétends que si on „vous avait cru, tout ceci ne serait pas arrivé," verklaarde zij, bedenkende, hoe dikwijls de prins tevergeefs had aangedrongen op versterking van land-en zeemacht, en met verontwaardigirfg constateerende, CAROLINA VAN ORANJE. 179 dat men desniettemin voortging hem en hem alleen den ontredderden toestand van schepen, vestingen en leger ten laste te leggen. Onuitsprekelijk ergerde het haar, dat men onder voorwendsel van het volk te wapenen tegen Oostenrijk, maar in werkelijkheid om een tegenwicht te hebben tegen de Oranjegezinde schutterijen, de oprichting van exercitiegenootschappen doordreef. Deze genootschappen bleken dan ook alras een maar al te gewillig werktuig in de handen der pensionarissen Zeebergh, de Gyselaar en van Berckel, de leiders der patriotsche partij, die van alle opstootjes, welke bij de opwinding der gemoederen niet konden uitblijven, steeds de schuld gaven aan de Oranjegezinden. Zij deden daarom bij Statenbesluit het uitsteken van de Oranjevlag, het dragen van de Oranjekleur als een oproerig teeken verbieden. „Je crains de vous facher," schreef de prinses naar aanleiding van dit besluit, „je crains de vous facher, „si je laissais libre cours a ma plume pour vous dire „mon sentiment sur la plupart de mes compatriotes, „que jadis j'aimais tant. Asteur toutes mes facultés „aimantes se rassemblent sur les chers miens et quel„ques amis dont 1' esprit soi-disant patriotique ne s'est „pas encore emparé.... Je suis bien aise que mon „protégé Nieuwland «e signale pour vous Le chef ,,d'oeuvre que vous m'avez envoyé m'a remplie d' „indignation. J' avoue que quelque grand que soit le „désir que j' aie de vous embrasser, je craindrais de „voir de prés les horreurs que j' entends et qui me „chagrinent." Toen de prins hare verontwaardiging 180 CAROLINA VAN ORANJE. trachtte te matigen, antwoordde zij hem: „vous êtes „bien bon etvalez mieux que moi, car en vérité je suis „trés refroidie pour ce que j' aimais autrefois, vu la Imanière d' agir a présent. Vous m' êtes plus cher „que la vie ou au moins tout autant. Le sang me „bouillit dans les veines a chaque courrier." Prinses Carolina vond het in haar hart zoo natuurlijk, dat prins Willem den wensch voelde opkomen om zich terug te trekken in zijne Duitsche Staten. Reeds haar vader, prins Willem IV, had, sedert hij door het uitsterven van verwante Nassausche takken in het bezit was gekomen van nagenoeg alle goederen der Ottonische Unie, en dus in Duitschland een Rijksvorst van beteekenis was geworden, wat de oudere Oranje's niet waren geweest, zoo vele belangen in het Duitsche Rijk, dat hij er herhaaldelijk over had gedacht, zich daar voor goed te vestigen. Alleen zijne gehechtheid aan de traditiën van zijn geslacht had hem van de verwezenlijking van dit voornemen weerhouden. Ook bij prins Willem kwam thans dikwijls de gedachte op, dat hij in Duitschland over een rijk, welvarend land met hem trouw toegedane onderdanen, souverein, regeerend vorst was, wat hij niet was in Holland, waar de Staten hem dwarsboomden bij al wat hij wilde ondernemen en fctem behandelden, als ware de erfstadhouder der Republiek inderdaad niets meer dan der Staten eerste dienaar. Maar bij hem, zoo goed als bij zijnen vader, wogen de traditiën van zijn geslacht zwaar en zijne zuster erkende het gewicht daarvan niet minder. „Je partage bien le désir CAROLINA VAN ORANJE. 181 „que vous témoignez de venir dans ce Pays-ci," schreef zij haren broeder. „Quel délicieux voisinage „nous aurions si vous, Madame la princesse et vos „chers enfants étiez a Oranienstein. Ce n' est qu' a „cinq lieues de Weilburg. Nous serions souvent ensembles et peut-être la bizarrerie de la situation „vous plairait-elle. Weilburg est sur le montant d'une „montagne dont les trois cötés sont baignés par la „Lahn, le tout entouré de montagnes encore plus hautes „et qui malgré que ce sont des rochers, au moins en „partie sont bien cultivés." Maar toch — tot een vertrek naar Nassau durfde zij niet raden. „Je ne „puis rien vous conseiller sur 1' article d' une retraite „au pays de Nassau," antwoordde zij haren broeder, toen deze formeel haar oordeel daarover vroeg. „Je „suis trop intéressée pour oser rien dire la-dessus „de ce que je pense. Mais quant a moi cela ferait „le bonheur de ma vie d' être a cinq lieues des „personnes que je chéris autant qu'on peut aimer... „Pourtant je crains bien que cela restera toujours „un chateau en Espagne " Haar vertrouwen op eenen goeden keer der dingen bleef niettemin ongeschokt. „Le bon Dieu mettra fin a nos peines; II „séchera nos larmes et nous aurons encore des jours „heureux," bemoedigde zij haren broeder. „Mettons „notre confiance en Lui. II n' abandonne pas ceux „qui le craignent et II a toujours été avec notre „Maison. Ainsi ne perdons courage et espérons tou„jours le mieux; mais je vois que je suis en train de imvwuw ^UiVU 1UUU 1.11^1 0.1111. UUILC£-VUUÖ UJ.tj ! :. 182 CAROLINA VAN ORANJE. „Les persécutions qu' on vous fait sont des abomina„tions. Confond their knavish tricks. God save you, „dearest brother, and turn all to your best." „Dieu veuille que la paix soit durable," schreef prinses Carolina in Februari 1785, toen het zich liet aanzien, dat de door Frederik den Groote opgerichte Fürstenbund Oostenrijk ten slotte zoude dwingen van zijne eischen af te zien; en door dit vooruitzicht vroolijk gestemd, berichtte zij haren broeder aan het einde dier maand Februari: „Mes enfants me tour„mentent pour célébrer le 5 Mars prochain, petit jubilé „de mon mariage. Vous étiez un bambinello dans ce „temps-la. Je vous vois encore tracasser la Laak qui „m* habülait. Vous ne policoniez pas mal." Maar de groote feestviering, verklaarde zij, moest toch worden uitgesteld tot den 8sten Maart, prins Wülems verjaardag, die te Kirchheim en te Weilburg altijd feestelijk werd gevierd, maar het nu eens recht moest worden. „Ce jour est trop cher a mon coeur pour „ne pas le célébrer de notre mieux j aussi mettrons„nous tout par écuelles ce jour-la. Oui, mon cher „frère, vous êtes chéri ici comme vous devriez 1' être „partout, vu votre bon, votre excellent coeur et la „droiture de vos intentions Ici, trots den Plakkaten, votre jour de naissance sera célébré par uh „grand gala et diné oü il assistera des étrangers; en„suite Comédie, grand soupé et bal masqué. Le prince „qui vous assure de ses respects a donné une belle „robe a chacune de ses filles pour ce beau jour: „aux trois ainées des étoffes a fleurs, a Amélie une CAROLINA VAN ORANJE. 183 „robe rose et blanche et a Henriette du satin bleu. „En ik zal ook mooi wezen met een kostelijke Pekin." „Je suis trés sensible," vervolgde zij, den llden Maart, „a f attention que vous avez eue de vous „souvenir de mon Silvere bruiloft. Soyez sur que le „5 Mars 1760 a vu un couple s' unir qui est rempli „de tendresse et d' amitié pour vous. Le 8 a „été célébré de coeur et d' ame. Nous eümes 15 „étrangers du voisinage. Le gala commenca a midi et „demi qu' on s' assembla pour le diné, qui fut servi „a 1 heure et pendant lequel il y eut grande musique. „Après le repas on fit des parties jusqu' a 5 heures ,,qu' on alla au spectacle oü 1' on redona Der Ehe„Procurator. A 1' issue du spectacle on se déshabilla „pour le bal. Ensuite on soupa a deux tables et on „danca. Le bal a été si joli que je yous y ai souhaité „mille fois. Après la seconde dance on entendit deux „violons qui jouèrent Wilhelmus et qui furent suivis ,,d' une Noce Villageoise qui portèrent un arbre avec „des rubans de la couleur chérie a Kirchheim et qui „firent le tour de la salie : on me remit bouquets, „vers et bonbons, me prenant pour vous, après quoi „on se remit a dancer .... Le tout était guay et animé „comme il convient a la fête d' un frère chéri. Adieu „mon cher frère, fasse le Ciel que bientöt on puisse „dire, il n' y a qu' un pas du mal au bien." Hare kinderen werden nu ouder. Haar oudste zoon was thans gehuwd met Isabella van Hackenburg ; en in den zomer van 1785 volgde eerst de verloving van hare dochter Carolina met den oudsten zoon van den 184 CAROLINA VAN ORANJE. graaf van Wicd-Runkel en daarna het huwelijk van hare dochter Louise met vorst Hendrik XIII van Reuss. De belangstelling, die prinses Carolina in de wederwaardigheden haars broeders stelde, verflauwde bij dit alles niet. Toen in September 1785 de prins, in zijne verontwaardiging over de geleden miskenning van zjjn gezag als commandant van het Haagsche garnizoen zijne residentie verliet en naar Breda vertrok, in arren moede meer nog dan ooit te voren bezield met het plan om zich terug te trekken in zijne Duitsche Staten, daar hij met het oog op de in de schotschriften van dien tijd onomwonden gepredikten vorstenmoord zelfs zijn leven in den Haag niet meer veilig achtte, schreef zijne zuster hem: „je „suis navrée de voir le tour que les choses prennent „et j' avoue qu' il y a longtemps qu'a votre place j' „aurais pris le parti que vous voulez prendre a pré„sent. Le prince est du même sentiment. II partage „vivement vos peines et nous faisons des voeux ar„dents a Dieu pour votre conservation, celle de votre „adorable princesse et des chers enfants. Puissions„nous être rassemblés a vivre en familie comme votre „lettre le dit. D' une vie douce et tranquille, oserais„je le dire, rapproché de parents qui, quoique éloig„nés, vous aiment et d' une soeur qui depuis votre „existence n' a cessé un moment de vous chérir. Notre „juste amitié, 1' amour de vos sujets pourraient peut„être vous consoler des horreurs qu' on a faites vis a „vis de vous. C' est en répandant un torrent de larmes „que je vous écris et je laisse parler mon coeur." CAROLINA VAN ORANJE. 185 Toen de prins na het afdrijven van de oorlogskans met Oostenrijk van Breda afreisde naar Leeuwarden, waarheen hij zijn gezin had vooruitgezonden, schreef prinses Carolina hem : ,,j' espère que celle-ci vous „trouvera heureusement a Leeuwarden au sein de votre „familie. Graces a Dieu vous voila a 1' abri de trem„bler pour vos jours. Mais il me faut encore plus, et „je désire que de facon ou d' autre vous vous en „tiriez avec honneur." Einde Maart 1786 meldde haar broeder haar de aanranding aan de Stadhouderspoort te 's-Gravenhage en de reactie welke van deze onbezonnen onderneming het gevolg was geweest. „Oui, „mon cher frère," haastte zij zich hem te antwoorden, „les gazettes m' avaient déja annoncé ce que vous me „mandez. Le prince est ainsi que moi au désespoir des „enrageries qu' on vous a faites le 17 de ce mois et „cela d' autant plus qu' il est a craindre que les mal„intentionés, comme vous le dites vous-même, n'insi„nuent que vous y ayez excité ces gens, ce qui vu „votre facon de penser est tout a fait hors de votre „caractère." Ook verontrustte haar 's prinsen gebrek aan betrouwbare raadslieden. Van Willem Bentinck, die haar om dezen tijd op Kirchheim een bezoek bracht, schreef zij op 17 April 1786: „W. Bentinck „est ici; il parait vous être attaché et bon enfant, „maar een beetje wild...., Adieu, mon frère. Ik moet „mijn mooi maken om naar de Kerk te gaan. Dieu „vous concerve et exauce mes voeux." Als eene weemoedige verzuchting schreef zij nog onder haren brief: „Oranienstein, wat ben gij mooi!" Dat prins 186 CAROLINA VAN ORANJE. Willem, toen hij in den zomer van 1786 een bezoek bracht aan de provincie Zeeland, daar door de geheele bevolking met groote warmte werd ingehaald, verheugde haar ongemeen. „ J' aime les Zélandais comme „mes petits boyaux," schreef zij, „pour toute 1' affec„tion qu' ils vous témoignent." Als al te belangrijk om zelfs in deze spannende oogenblikken stilzwijgend te worden voorbijgegaan, meldde zij haren broeder tevens : „Blanchard a plané dans son ballon au-dessus „de Weilbourg. II est descendu a une demi-lieue de „la prés d' un village nomé Kirchhofen. II a été ac„cueilli par les conseillers du prince qui 1' ont régalé „et il a envoyé le drapeau avec lequel il a salué la „ville. Avouez qu' il est malheureux pour moi d'en „être partie, moi qui suis possédée de la balomanie „au dernier point et d' avoir par la manqué le spec„tacle qui rendra Weilbourg remarquable étant la „Ire ville d'Allemagne oü un aéronaute apristerre." Hare gezondheid begon om dezen tijd veel te verminderen. Het verging haar als hare bet-overoudtante Juliana van Nassau, gravin van Schwarzburg, die na een zeer gelukkig huwelijk, waarin zij binnen elf jaar tien kinderen ter wereld had gebracht, stierf met op de lippen de klacht: „Wie soll es auch in der „Lange werden; der Kinderlein folgen zu vielen auf „einander ; ich musz mich anihnen zu Tode arbeiten." Veertien malen was prinses Carolina nu reeds moeder geworden en in November 1785 werd haar nog eens een kindje geboren. Weinige dagen na de geboorte moest zij het echter weder afstaan en sedert kon zij CAROLINA VAN ORANJE. 187 niet recht meer op krachten komen. „Ma santé n'est „pas bonne depuis quelque temps," had zij reeds in Decmber van dat jaar aan haren broeder geschreven. „Je suis mieux; cependant je garde le Ut. Mais je „compte dans peu me lever et sortir demachambre. „Ce n' est pas une maladie, mais je dois me ménager „beaucoup." Zij was nog jong, eerst twee en veertig jaar, maar toen Juni in het land was, schreef zij toch : „Asteur je suis" assez bien; maar ik wordt oud en „koud en begin te krukken. Enfin, il faut être content „de ce que la Proviydence nous envoie et se sou„mettre a sa volonté lorsqu' on souffre et prendre son „mal en patience : voila ce que je tache de faire." In het daarop volgende najaar was zij zelfs zoo verzwakt, dat de terugtocht van Weilburg, waar zij den zomer had doorgebracht, naar Kirchheim in twee dagreizen moest worden gedaan, „mes infirmités ne „me permettant d' aUer dans un jour," zooals zij haren, broeder meldde. De onrust over haren broeder ondermijnde mede hare krachten. Prins WiUem had de voüe sympathie van zijn zuster en de door hem gevolgde gedragslijn, in de moeilijkheden welke hem bestormden, had prinses Carolina's onvoorwaardelijke goedkeuring. „Dieu „vous concerve la vie et la santé," schreef deze hem, toen bij in September 1786 Hattem en Elburg door zijne troepen had doen bezetten en deswege door de Staten van HoUand als Kapitein-Generaal werd geschorst. „Dieu vous concerve aussi Ia fermeté néces-„saire pour soutenir les épreuves redoublées par oü 188 CAROLINA VAN ORANJE. „vous passez avec courage !" Dat was de eenige schijn van kritiek op 's prinsen handelingen, welke ooit bij haar opkwam. Maar onmiddellijk kwam dan de oude sympathie weder boven en vervolgde zij: „Dieu vous „bénisse, ö le meilleur des frères. Mon coeur saigne „pour vous. Mais non, Dieu est le Dieu de nos Pères ; II „est, II sera le vötre. Soumettons-nousa sa volonté sainte, „II n' abandonnera pas ceux qui Le craignent et con„fions-nous en Sa Providence," Eene hartgrondige ergernis bleef haar de platte, beleedigende toon van de dagbladlitteratuur dier dagen. ,,J' ai fait voeu," schreef sij in October 1786, „de ne plus lire la gazette „de Delft.... Je renonce a lire les gazettes, vu que „les postes me causent des maux de tête et de la „byle. Ainsi je tache de ne penser qu' a vous, les „nötres et a quelques honnêtes gens qui vous sont „attachés et je chante : Confound their knavish tricks.... „Ne pensez qu' avec mépris a ceux qui vous Caligu„lisent, Néronisent, Héliogabalisent, car c' est, j'espère, „que tout tombera sur eux." Innig verheugde het haar, dat haar echtgenoot in de eerste dagen van Januari 1787, toen het stadhouderlijk hof te Nijmegen vertoefde, daarheen vertrok om zijnen zwager zijne diensten aan te bieden. Nu noch de Fransche noch de Pruisische afgevaardigde er in slaagde bemiddelend op te treden tusschen prins Willem en de pensionarissen, die hem den terugtocht naar den Haag onmogeÜjk maakten, wilde de vorst van Weilburg hem de tusschenkomst doen inroepen van Oostenrijk, waar hij aan het hof van Weenen CAROLINA VAN ORANJE. 189 allerlei betrekkingen had aangeknoopt. Maar het onderhoud van beide zwagers leidde tot niets. Waarschijnlijk begeerde prins Willem, in een gerechtigd gevoel van eigenwaarde, nu het hem niet was gelukt, prins Karei te bewegen om de Republiek te blijven dienen, nog wel diens vriendschappelijken omgang en raad, maar niet meer diens persoonlijke diensten, allerminst diens tusschenkomst bij eene vreemde mogendheid. Prinses Carolina zal het wel hebben begrepen, al sprak zij hare teleurstelling over het mislukken van den tocht van haren echtgenoot niet uit. Zij smaakte nu tenminste de voldoening van te zien, dat de goede persoonlijke verhouding tusschen haren broeder en haren echtgenoot ongestoord was gebleven en dat zij nog eens van nabij bericht ontving van hem, die haar zoo Hel was. „Le prince est revenu Vendredi," schreef zij 24 Februari 1787, „comme nous prenions le „thé. II m' a assuré que vous et les chers vötres se „portaient bien et cette assurance me comble toujours „de la joye la plus vive. Fasse le ciel que mes voeux „pour vous soient exaucés en tout et que je puisse „vous embrasser encore une fois avant que je quitte ce „monde pervers. Je tacherai de bien réconforter ma „santé afin de pouvoir me procurer cette douce sa„tisfaction... Mon coeur vous chérit et est tout a „vous. Tel il a été dés que j' entendis votre premier „cri et j emporterai ce sentiment avec moi quand ü „plaira a Dieu de disposer de moi." Toen in Maart 's prinsen verjaardag weder daar was, schreef zij: 190 CAROLINA VAN ORANJE. „les CocardesorangesybriUaient/rorzcfieganze WeZ/.Les „Thürmerontsonné Wilhelmus van Nassau dès lematin." De feestviering had echter niet zoo schitterend kunnen zijn als het vorige jaar. Hare gezondheid nam voortdurend af en verschillende huiselijke teleurstellingen ontnamen haar een deel van hare oude opgewektheid. Hare dochter Louise was nu gehuwd met prins Hendrik XIII van Reuss en in het najaar van 1786 had prinses Carolina vol vreugde aan haren broeder geschreven: „Louise est a la veille de me „rendre Grootmama et vous Oudoom." Weinig tijds later echter moest zij er op laten volgen : „j' espérais ,,qu'aujourd' hui je pourrais vous faire partager notre „joye a la naissance d' un petit-fils. Dieu en a disposé „autrement et a retiré 1' enfant a Lui au moment de „sa naissance." Een teleurstelling was het haar ook, dat de jonge vrouw niet in haar nabijheid gevestigd bleef, maar haren echtgenoot volgde op diens vele en langdurige bezoeken aan het hof te Weenen, waar hij in nauwe betrekking stond tot den keizer. „Voila „ce que c' est que de marier ses filles," klaagde prinses Carolina haren broeder. „On aime leurs maris, „et puis quand on est établi sur un pied d' amitié et „de confiance on se sépare de nouveau et malgré „tout cela on le désire." Prinses Carolina had meer vrede met de reizen van den prins van Reuss, toen deze in de lente van 1787 met zijne echtgenoote een bezoek ging brengen aan den stadhouder, die toen nog te Nijmegen vertoefde. Prins Willem ontving hem met de oude hartelijkheid en liet om zijn zuster CAROLINA VAN ORANJE. 191 genoegen te doen ter berinnering aan dit bezoek eene silhouette maken. „Je suis dans une grande impatience „de voir arriver le tableau que vous me destinez," schreef hem prinses Carolina. „Ce sera un ornament „de ma mooye kamer." Toen het geschenk haar was ter hand gekomen, liet zij er nog op volgen: „Recevez, „mon trés cher frère, mes tendres remerciements du „charmant cadeau que vous m' avez fait. Vous ne „sauriez vous imaginer le plaisir qu' il m' a causé et ,,j' ai déja passé bien des moments en contemplation „devant ce charmant et prétieux tableau. Les ressem„blances me paraissent toutes bien a cela prés que „Mme la princesse n' est pas (je peux le dire sans flatbede) n' est pas a son avantage. Je n' ai jamais vu „de silhouette de la Reuss plus frappante et le XIII „est trés bien et quant a vous, mon cher frère, je „vous y reconnais tout a fait." Dat schreef prinses Carolina den 13den April 1787 en het was het laatste schrijven, dat de prins van de hand zijner zuster ontving. Den 6den Mei daaraanvolgende schreef hem zijn zwager: „Dieu vient de „retirer ce matin a Lui mon Epouse après une maladie „de deux jours. Le devoir m' oblige d' en faire part „de main-propre a Votre Altesse j mais son bon coeur „me pardonnera de n' entrer en aucun détail. J' ai „trop perdu pour pouvoir le faire. Mr. de la Potterie „qui aura 1' honneur de Lui remettre cette lettre pourra „Lui faire un rapport plus juste de la mort." Het was of de nagedachtenis van haar, die hen 192 CAROLINA VAN ORANJE. beiden zoo lief had gehad, eenen nieuwen band vormde tusschen den vorst van Weilburg en prins Willem en ook bij dezen de laatste gedachte aan oude grieven voor goed wegwischte. De prins aarzelde nu niet langer om alsnog in te gaan op het aanbod van zijnen zwager om door diens invloed en betrekkingen aan het hof te Weenen te bewerken dat den Franschen troepen, op steun waarvan de Patriotten rekenden, den doortocht door de Zuidelijke Nederlanden zoude worden geweigerd. Prins Karei wenschte daartoe een onderhoud met een gevolmachtigde van den prins, maar het snel verloop der dingen Uet voor lange overleggingen reeds niet meer den tijd. Gewapend en onverzoenlijk stonden bij Utrecht de Patriotten, bij Amersfoort de Prinsgezinden onder de wapenen, in gespannen verwachting wie van beiden het wagen zoude, den eersten slag te slaan. Het moedig bestaan van prinses Wilhelmina om aan de onhoudbare spanning een einde te maken en door hare onverwachte verschijning in den Haag eene beslissing uit te lokken ten gunste van haren echtgenoot, vervulde den vorst van Weilburg met bewondering en niet minder groot was diens verontwaardiging over de aanhouding der prinses bij Goejanverwellesluis en de weigering der Staten om daarvoor satisfactie te verleenen. Hij schreef den prins dat hij hoopte, dat de koning van Pruisen niet zoude aarzelen de beleediging zijner zuster aangedaan snel en krachtig te wreken. Maar de Pruisische troepen, die inderhaast mobiel waren gemaakt, bleven werkeloos liggen. In CAROLINA VAN ORANJE. 193 de verwachting, dat prins Willem ten slotte toch zoude worden overgelaten aan eigen krachten, bood hij dezen nog eens zijne bemiddeling aan, ditmaal bij den rijngraaf van Salm, die door de Staten van Holland aan hét hoofd hunner troepen was gesteld. Maar vol verontwaardiging antwoordde hem prins Willem: „je ne „vois quelle négociaton il peut y avoir entre le Rhyn,,grave Frédéric de Salm et moi. C' est un être des „plus dangereux et qui devra quitter le Païs oumoi, „car il est impossible après tout ce qui s' est passé „qui lui puisse rester servir 1'Etat, si je dois rester „Stadhouder. Les Prussiens avancent en force " Den 13den September 1787 trok het Pruisische leger werkelijk bij Nijmegen over de grens en de veldtocht welke nu volgde, was weinig anders dan een zegetocht door de medewerking der Prinsgezinden en de plotselinge desorganisatie der Patriotten. Zeven dagen later reeds, op 20 September 1787, keerde de prins weder in zijne residentie terug; zijn rijtuig werd een mijl ver door het uitgelaten volk voortgetrokken; op hunne schouders droegen de Haagsche burgers hunnen stadhouder het Stadhouderlijk Kwartier weder binnen. Van ganscher harte deelde de vorst van Weilburg in dezen keer der dingen, die prinses Carolina, hadde zij dien mogen beleven, zoo innig zoude hebben verheugd. In een hartelijk schrijven haastte hij zich zijnen zwager geluk te wenschen. „La situation a été bien critique," antwoordde hem prins Willem. „Dieu merci cela est „terminé le plus heureusement possible. C' est une „direction particulière de la Providence qui a confondu 13 194 CAROLINA VAN ORANJE. „les desseins iniques des prétendus patriotes. II s' agit „maintenant de se tenir en selle; car une seconde „chüté serait sans espoir de ne jamais revenir dessus." Weinige maanden reeds na "ontvangst van dit schrijven was de vorst van Weilburg zijne echtgenoote gevolgd in het graf; en toen prins Willem zich ten slotte niet in den zadel houden kon en eindelijk, in het jaar 1801, als een zwervende balling aankwam te Oraniënstein, waar prinses Carolina zoo had gehoopt, hem te zien, waren er op Weilburg geen zuster en zwager meer om hem met warmte te begroeten en te vertroosten over miskenning en verongelijking. Louise van Oranje. Erfprinses van Bronswijk. 1770 — 1819. Onder de schoonste schatten van het Koninklijk Huisarchief behooren voorzeker te worden gerekend de reeksen van particuliere brieven der Oranjevorsten, waardoor hetgeen ons is bekend omtrent de beteekenis, die hun openbaar staatkundig leven voor ons vaderland heeft gehad, nog zoo heerlijk wordt aangevuld. Van groot belang is daarbij de uitgebreide, vertrouwelijke briefwisseling van prinses Wilhelmina, de echtgenoote van onzen laatsten stadhouder met haar beide zonen, met hare dochter Louise vooral. Wie kennis neemt van de laatste moet zich wel afvragen, of die briefwisseling niet al zoo belangwekkend, al zoo geestig, al zoo zuiver van toon is als de beroemde correspondentie van de markiezin de Sévigné met hare dochter Madame de Grignan; en al lezende krijgt men ook eenen hoogen dunk van de ongemeene beteekenis van prinses Wilhelmina als opvoedster, inzonderheid zooals die uitkomt in den omgang, — den voor menige moeder zoo moeilijken omgang, — met hare opgroeiende, welhaast volwassen dochter. 196 LOUISE VAN ORANJE. Treffend is het inderdaad om na te gaan, hoe zij deze geleidelijk heeft gevormd tot hare vriendin, hare vertrouwde, haar liefste verkeer, tot eene vrouw van wie niemand minder dan Gijsbert Karei van Hogendorp in zijne Gedenkschriften heeft getuigt: „van harte „is prinses Louise het liefste mensch, dat er leeft." I. „Als ik in gedachten naar het verleden terugga," schreef prinses Louise van Oranje, erfprinses van Brunswijk, onder den druk van altijd nieuwe teleurstellingen, in het jaar 1801 aan hare moeder, „als ik „in gedachten naar het verleden terugga, wat heb ik „dan veel goeds te herdenken. Weinige prinsessen „zijn in hare kinderjaren en in hare eerste jeugd zoo „gelukkig geweest als ik en dagelijks dank ik God „er voor." Die dankbare herinnering der prinses aan haren meisjestijd in den Haag had wel meest haren grond in de zorg, waarmede prinses Wimelmina zelve over de opvoeding harer kinderen had gewaakt niet alleen, maar de opvoeding althans van hare dochter bijna geheel in eigen hand gehouden. Uit eenige aanteekeningen van de hand der vorstin, berustende op Harer Majesteits Huisarchief, is het bekend, hoe treurig hare eigene jeugd was geweest, half verwaarloosd door eene onbekwame, nalatige gouvernante en nagenoeg zonder omgang met hare moeder. „Voor vrouwen „uit onze kringen was het nu eenmaal niet de ge„woonte, zich met de opvoeding harer kinderen in LOUISE VAN ORANJE. 197 „te laten." Maar zelve moeder geworden, was de herinnering aan haren eigenen kindertijd voor prinses Wilhelmina een prikkel om dan ook zelve de opvoedster van hare kinderen te willen zijn. Van het oogenblik dat zij, na in hare eerste hoop bitter te zijn teleurgesteld, een dochtertje in de armen drukken mocht, 28 November 1770, bepaalde haar moederschap de hoofdrichting van haar leven. Waarschijnlijk is het de zorg voor hare kinderen geweest, schrijft F. de Bas, waardoor prinses Wilhelmina van Oranje is gerijpt tot de doortastende, hooggestemde vorstin, wier beslist optreden het Huis van Oranje voor een roemloozen ondergang heeft behoed. Naarmate hare kinderen opgroeiden, volgde zij met klimmende belangstelling het verloop der staatkundige verwikkelingen, die immers het lot van hare zonen zouden bepalen. Die belangstelling, die bij een krachtig karakter als het hare onmogelijk eene lijdelijke kon blijven, maar zich moest omzetten in daden, in een streven naar politieken invloed, heeft haar gestempeld tot eene der merkwaardigste vrouwen van haren tijd en dat zeker niet het minst als opvoedster. De voortreffelijke vorming, welke zij haren zonen schonk, is algemeen erkend en gewaardeerd. Minder bekend echter zijn de bijzonderheden van haren omgang met hare dochter, prinses Louise, wier opvoeding zij zoozeer zelve behartigde, dat de jonge prinses, eer haar huwelijk haar wegvoerde uit haar vaderland, zelfs geene eigene staatdame bezat. Waartoe ook? heette het, toen de vraag rees, of de tijd niet was gekomen om in die 198 LOUISE VAN ORANJE. leemte te voorzien. Zij vertoonde zich immers nimmer anders dan in gezelschap van hare moeder, die haar altijd om en bij zich had. Het was een vroolijk, opgewekt gezin, waarin prinses Louise opgroeide, want ook prins Willem V was een teeder, liefhebbend vader voor zijne kinderen. De tegenstelling tusschen dezen laatsten en zijne gemalin is altijd breed uitgemeten; maar een wezenlijk verschil van inzicht bestond er tusschen deze beiden niet, deed zich ten minste nimmer gevoelen ih hun verkeer met hunne kinderen. „Morgen zult gij nu dertig jaar „getrouwd zijn," schreef prinses Louise den 3den October 1797 aan hare ouders, „moogt gij nog lange „jaren vereenigd blijven in den gelukkigsten en meest „éénsgezinden echt." Van den beginne was het bovendien prinses Wilhelmina 's streven geweest, hare dochter te doen blijven in innigen omgang met hare beide broeders, de opvoeding der drie kinderen zooveel mogelijk gelijken tred te doen houden. Behalve de lessen van hare gouvernante, Mlle Hollard, volgde prinses Louise een groot deel der lessen van den gouverneur harer broeders, den hoogleeraar Tollius. Bij spel en kleine feestjes, bij reisjes naar het Loo of naar het Huis te Dieren, bij dagjes buiten op het Huis ten Bosch, was Zus Loulou steeds de onafscheidelijke, de onmisbare kameraad der jongere prinsen, die warm waren gehecht aan de oudere zuster. Deze harerzijds hing hare broeders aan met een bijna dwepende liefde, waartoe haar wel wat al te gevoelig karakter aanleiding gaf. Het was deze neiging tot overgevoelig- LOUISE VAN ORANJE. 199 heid, welke prinses Wilhelmina bij de karaktervorming van hare dochter het meest meende te moeten tegengaan. Misschien was het eene eigenschap, die toen in den geest van den tijd lag, (het was de tijd der Wertherromans) en waaraan prinses Louise zoo min vreemd bleef als andere harer tijdgenooten. Maar hare moeder duchtte die eigenschap bijzonder voor haar. Niet zoo zeer omdat die weinig in overeenstemming was met haar eigen beslist en vast karakter, dan wel omdat zij vreesde, dat die weekheid van zin en die neiging tot overgevoeligheid haar kind allicht zouden kunnen leiden tot eene al te hartstochtelijke gehechtheid aan bepaalde personen, wat voor eene prinses, die noch in de keuze van eenen echtgenoot, noch in de keuze van de leden harer naaste omgeving vrij zoude zijn, een bron van moeilijkheden en verdrietelijkheden kon worden in haar volgend leven. Zelve wilde zij de vertrouwde harer dochter zijn, zelve het aanhankelijk, teer gemoed van deze stalen tot zelfstandigheid. Daartoe scheen haar het meest geschikte middel om met hare dochter, toen die ongeveer 15 jaren oud was geworden, te beginnen eene geregelde briefwisseling, welke beiden de gelegenheid moest .geven om zich uit te spreken, om goed onder woorden te brengen wat in hare harten omging; terwijl dit schriftelijk verkeer reeds vroeg tot eene gewoonte, eene behoefte moest worden, ten einde den vertrouwelijken omgang ook te kunnen aanhouden, wanneer de dochter eenen echtgenoot zoude moeten volgen naar den vreemde. 200 LOUISE VAN ORANJE. Gedurende ruim twintig lange jaren, meest jaren van scheiding, van ballingschap, van leed en teleurstelling, hebben prinses Wilhelmina en prinses Louise op die wijze in schriftelijk verkeer gestaan, totdat moeder en dochter, in het jaar 1806, nagenoeg terzelf dertijd weduwe geworden, weder samen kwamen om het verdere van haar leven vereenigd te blijven. De brieven die zij wisselden zijn, zorgvuldig bewaard en gerangschikt, nog aanwezig op Harer Majesteits Huisarchief, die der moeder zich kenmerkend door een krachtig loopend schrift, die der dochter zich onderscheidend door eene uiterst keurige, fijne, bijna geteekende letter. In den aanvang zijn deze brieven meest nog vermanend en opwekkend van de zijde der moeder; protesteerend en zich rechtvaardigend soms van de zijde der dochter; in later jaren van weerszijden zich uitsprekende als vriendin tot vriendin, al bleef prinses Louise den eerbied in den vorm steeds stipt in acht nemen. Zij teekende zich nimmer anders dan votre trés humble et obéissante servante et fille en vergat ook nooit zich met aandrang te verontschuldigen, als zij eene enkele maal had verzuimd, haren brief halverwege de bladzijde te beginnen. Prinses Wilhelmina teekende altijd onveranderlijk votre fidéle Maman. De toenemende vertrouwelijkheid tusschen beiden deed haar in deze brief wisseling voortdurend meer behagen scheppen. De brieven werden „ware „boekdeelen," schertste prinses Wimelmina wel eens, er zich in verheugende, dat hare dochter haren zin voor briefschrijven ging deelen, en dat deze „de grootste LOUISE VAN ORANJE. 201 écriveuse van de heele familie was, — behalve ik zelve," haastte zij zich er aan toe te voegen. Naar de gewoonte dier dagen zijn deze brieven gesteld in het Fransch; maar herhaaldelijk blijkt, dat de omgangstaal het Hollandsch was. Telkens wordt een Hollandsch woord ingelascht, als de Fransche vorm niet snel genoeg kon worden gevonden ; na de uitwijking worden Hollandsche woorden zelfs met een zekere voorliefde ingevlochten en om dit goed te doen uitkomen zijn in de hier volgende, ditmaal vertaalde, brieven, de in het oorspronkelijk gebezigde Hollandsche woorden steeds cursief gedrukt. Dat prinses Wilhelmina in haar gezin en later ook sprak, blijkt onwedersprekelijk daaruit, dat, als zij zich zelve met deze laatsten in hare brieven sprekend invoert, dit altijd in het Hollandsch is. Toen prinses Louise in Augustus 1794, kort na een bezoek aan hare verwanten in den Haag uit Brunswijk haar portret overzond, schreef hare moeder haar terug : „Votre „portrait est extrêmement ressemblant et tout le monde ,,a jugé de même, jusqu au petit; on eüt dit qu il „vous reconnaissait. J' ai dit une seule fois seulement Is Tante, et tout de suite il 1'a répété delui-même „et lui a donné un baiser." Prinses Wilhelmina had trouwens een diep gevoel voor de waarde der taal als symbool der nationaliteit. Prinses Louise was wel onderwezen in de Hollandsche letterkunde niet alleen, maar blijkens opstellen en andere oefeningen, die nog op het Koninklijke Huisarchief worden bewaard, ontving zij tot zelfs haar 202 LOUISE VAN ORANJE. catechetisch onderwijs in het Hollandsch. Toen hare dochter eenmaal in Brunswijk was gevestigd, bleef prinses Wilhelmina er sterk op aandringen, dat zij met de dames die haar uit den Haag waren gevolgd, Hollandsch zoude blijven spreken; en andererzijds wenschte zij, dat prinses Louise zich tegenover hare Brunswijksche omgeving niet van de geijkte hoftaal, het Fransch, zoude bedienen, maar van het Duitsch. „Iedereen zal zich beijveren, om u tegemoet „te komen in het Fransch," schreef zij haar; „maar in „werkelijkheid wordt het toch zeer gewaardeerd, als „men zich genegen toont om de landstaal te leeren en te „spreken. Spreek maar slecht Duitsch net zoo lang tot „gij het goed spreekt. Geen valscheschaamte opditpunt." In den aanvang bleef prinses Wimelmina zich van deze briefwisseling meest bedienen bij ingrijpende gebeurtenissen in het jonge leven harer dochter, bij het afleggen harer belijdenis, die aan de moeder een roerend schoon schrijven in de pen gaf, bij het opkomen van overleggingen omtrent haar huwelijk. Deze begonnen vasten vorm aan te nemen bij een bezoek dat prinses Wimelmina met hare drie kinderen bracht aan het hof van haren broeder te Berlijn ter regeling van onderhandelingen betreffende een huwelijk van haren oudsten zoon met een dochter van dezen. Bij die gelegenheid rees ook het plan van een huwelijksverbintenis tusschen prinses Louise en den oudsten zoon van den regeerenden hertog van Brunswijk, Karei Willem Ferdinand, denzelfden die in het jaar 1787 aan het hoofd der Pruisische troepen Holland was LOUISE VAN ORANJE. 203 binnengetrokken. Het was geen plan, dat aan mogelijk hoog gestemde verwachtingen van eene jonge, levenslustige, fijn beschaafde vorstin kon voldoen. Karei George August, erfprins van Brunswijk, was goedhartig en vriendelijk, vol bewondering voor de hem toegedachte bruid; maar hij was zwak en ziekelijk, geestelijk weinig ontwikkeld en volstrekt afhankelijk van zijnen vader, die hem weinig vrijheid van handelen gunde en streng 'op den achtergrond hield, als wilde hij trachten te verheimelijken, dat zijn zoon zoo weinig was berekend om de door hem, — hij gold voor een der bekwaamste legerhoofden van zijnen tijd, — hoog opgevoerde eer van het Huis van Brunswijk ook hoog te houden. Prinses Wilhelmina wist echter maar al te goed, dat hare dochter zoude moeten aanvaarden wat de belangen der contracteerende vorstenhuizen voorschreven. Zij maande haar daarom aan, zich in hare wenschen en verwachtingen te matigen; er haar op wijzende, dat haar geluk in dit leven toch altijd in hoofdzaak van haar zelve afhankelijk was en niet van uiterlijke omstandigheden ; dat zij slechts had toe te zien op hare eigene onvolkomenheden, waar haar komende levensverhoudingen haar mochten teleurstellen; dat de volmaaktheid hier op aarde nu eenmaal niet wordt gevonden. Toen tot het huwelijk was besloten en de tijd van het afscheid snel nader kwam, lag de zorg voor hare dochter prinses Wilhelmina zwaar op het hart. Zij kende het leven aan de verschillende hoven van Europa; hare uitgebreide briefwisseling met tal van 204 LOUISE VAN ORANJE. personen, de betrekkingen die zij in haren wijden familiekring in alle richtingen had aangehouden, maakten, dat zij zeer goed wist, wat er omging, ook achter de schermen, en dat prinses Louise, zoodra deze aan haar moederlijk toezicht werd onttrokken, in nauwe aanraking moest komen met personen en toestanden, zooals die haar aan het zedelijk zeer hoog staande hof der Oranjes geheel vreemd waren gebleven. In menig vertrouwelijk schrijven trachtte zij nu hare dochter voor te bereiden op de moeilijkheden, welke deze tegemoet ging en die aan haar bezorgd gemoed zoo gewichtig schenen, dat zij haar niet toelieten in hare brieven stil te staan bij het groote leed, dat de scheiding beiden brengen ging. „Die wond zal nog „lang nabloeden," schreef zij aan hare dochter, „en „kan slechts worden verzacht door de hoop, dat gij „gelukkig zult zijn. Laten wij elkander niet zwak „maken, mijn lieve kind, maar ons wapenen met moed „en kracht Bij uw geboorte wist ik immers reeds, „dat ik niet mocht hopen op het geluk u bij mij te „houden. Van dat oogenblik heb ik daarom mijne gedachten op uwe vestiging gericht in de hoop, dat die „mijn triomf als moeder zoude zijn, als ik het zoo „eens mag uitdrukken, omdat gij dan rijk zoudt wor„den bevonden in al de deugden, welke ik wilde „trachten in u te ontwikkelen.... Ik ben wel niet „ijdel genoeg om te meenen, dat ik mijne verplich„tingen jegens u in volkomenheid ben nagekomen; „maar ik heb toch altijd het goede met u voorgehad. „Tot nu toe heeft God mijne pogingen gezegend en LOUISE VAN ORANJE. 205 „gij hebt mij reeds menig oogenblik van voldoening „doen smaken. Ik smeek het Opperwezen, dat Hij „voortga u te verlichten en te leiden in de verschil„lende verhoudingen, waarin Hij thans zal goedvinden „u te brengen Gij zult dan niet meer uw moeder „naast u hebben, uwe moeder, die er altijd op bedacht „was, terzijde te schuiven wat u kon schaden en op „uwen weg brengen wat bevorderlijk kon zijn voor „uw geluk. Maar de God van Licht en Liefde, die „over Zijne kinderen waakt en ze nooit verlaat, „zal u nabij zijn, zoo gij slechts uwe hoop op Hem „stelt en van Zijnen zegen uw heil verwacht. Van alle „voorschriften uit het Evangelie zijn er twee, die ik u „in het bijzonder ter overweging geef, daar zij volstrekt „onmisbaar zijn, als gij het edel doel wilt nastreven, „dat ik u steeds heb voorgehouden. Het eerste is, „weest volmaakt; dat is, jaagt de volmaaktheid na „zonder ophouden, want wie daarin verslapt, die gaat „onfeilbaar achteruit en loopt gevaar diep te vallen. „Dit trachten naar volmaaktheid moet aanhouden ons „heele leven lang en onze vorderingen moeten altijd „nieuwe prikkels zijn om nog meer te vorderen. Het „tweede is, werkt uw zelfs zaligheid met vreeze en „beven, zooals Paulus zegt; dat wil zeggen, laat u „niet afdrijven op eene valsche gerustheid, vergeet „nooit hoe zwak wij van nature zijn en hoe sterk de verzoekingen kunnen wezen. Dat gij in u zelve geene „neiging gevoelt voor eenig bepaald kwaad, waartoe „gij uwen naasten ziet vervallen, mag u niet doen „meenen, dat gij zonder noodzaak, u ongestraft zoudt 206 LOUISE VAN ORANJE. „kunnen bloot stellen aan wat in menig handelen „verleidelijk is. Integendeel, Vliedt, als een die vliedt „om zijns levens wil, zooals Paulus zegt, alle omstandigheden, die u in uwe grondbeginselen zouden „kunnen doen wankelen of u die zouden kunnen doen „vergeten. Denk nooit, het is onmogelijk dat ik die of die „zonde zoude kunnen begaan Men vervalt niet „plotseling en in eens tot zonde; dat gaat geleidelijk, „langs eene helling. Dikwijls zijn de eerste schreden „langs die helling bedekt met rozen; de doornen merkt „men pas op, als men reeds een goed eind weegs gevorderd is ; dikwijls ookmerkt men ze in het geheel niet op, „als men geene waakzaamheid oefent Een recht- „matig wantrouwen in eigen kracht is ook eene deugd... „Zich noodeloos bloot te'stellen aan verzoekingen, zich „verheven te achten boven gewoon mens chelijke pas „sies terwijl men misschien nimmer heeft verkeerd in „omstandigheden, die anderen onwederstaanbaar ten „verderve hebben weggesleept, dat is overmoed, dat „is krankzinnige dwaasheid." Dat de waarschuwing niet overbodig was, dat bemerkte de jonge erfprinses van Brunswijk reeds zeer spoedig, nadat zij in het jaar 1790 aan de zijde van haren gemaal in haar nieuwe vaderland jubelend was begroet. De hertog bouwde groote verwachtingen op haren omgang met zijnen zoon; bij toonde zich hoogelijk ingenomen met de schoondochter, die door haren vriendelijken eenvoud, hare ongedwongen vroolijkheid, haren fijnen geest, haren zin voor muziek en tooneel, aan de hoffeesten nieuwe opgewektheid gaf LOUISE VAN ORANJE. 207 en alle harten in hare omgeving won. De eerste brieven der prinses — en sedert haar vertrek schreven moeder en dochter elkaar driemaal 's weeks ; de portefeuilles op het Koninklijk Huisarchief, bevatten er voor ieder jaar ruim een honderdtal, — waren dan ook opgewekt en gelukkig gestemd. De hartelijkheid, waarmede men haar welkom heette, verzachtte het leed over de scheiding uit den huislijken kring en deed haar hopen, dat de hertog haar weldra zoude vergunnen, een bezoek te brengen aan hare ouders; de oplettendheid, waarmede de erfprins van Brunswijk zijne jonge gemalin de wenschen van de oogen aflas, wekte bij haar eene warme genegenheid voor haren echtgenoot; en wat het meeste gold,hare broeders vertoefden herhaaldelijk en lang aan het hof van Brunswijk, dat toen doorging voor de groote krijgsschool van Europa. Wel was in Brunswijk het tooneel niet zoo goed bezet als in den Haag; wel waren winkels en magazijnen er slecht voorzien en kon zij er minder goed voldoen aan haren fijnen smaak bij het aanschaffen van muziekstukken en boeken, van toilet-artikelen en kleine luxe-meubelen ; wel vond zij er de thee ondrinkbaar en de boter oneetbaar ; maar prinses Wilhelmina was altijd bereid, bestellingen voor haar te doen uitvoeren, inkoopen voor haar te doen op de Haagsche kermis en haar de beroemde Joosjes thee te zenden, met de huismoederlijke vermaning er bij om met dat dure goedje toch niet te kwistig te zijn en het enkel te schenken als zij met den erfprins alleen was. „Ik heb van ganscher harte gedeeld, schreef 208 LOUISE VAN ORANJE. zij nog in April 1791 aan hare dochter, „ik heb van „ganscher harte gedeeld in het genoegen, dat gij zegt „te hebben gesmaakt dien avond dien gij geheel alleen „met uwen echtgenoot hebt doorgebracht. Blijf maar „altijd zoo burgerlijk denken, dan zullen de ware genoegens des levens ook zeker uw deel worden. Het „huiselijk geluk is het eenig waarachtig geluk in het „leven; men zoude minder klagen over zijn levensdeel, „als men dat beter wist te schatten en als ieder het „zijne deed om het zich te verschaffen." Doch allengs kwamen er brieven, waaruit bleek, dat prinses Louise zich met moeite in het nieuwe leven voegdè. De eerste klachten over het meer eenvoudige van de leefwijze, over het minder beschaafde van den toon aan het Brunswijksche hof werden door prinses Wilhelmina beantwoord met de menschkundige vermaning, dat zij hiervan nimmer iets mocht laten blijken, maar steeds zich waardeerend moest uitlaten over de nieuwe omgeving; ten gevolge daarvan zoude zij zelve eindigen met zich aan die kleine verdrietelijkheden minder te stooten en ten slotte er aan gewennen. Diep echter ging de moeder in op ernstiger klachten, welke weldra tot haar kwamen. Inderdaad er was veel, dat zeer moeilijk moest zijn om te verdragen voor eene prinses, die was opgegroeid in eenen huislijken kring met een zeer innig onderling verkeer, waarin eene hooggestemde vrouw als prinses Wilhelmina den toon gaf. Eene streng gehandhaafde, geregelde tijdverdeeling, veel omgang met belangwekkende vreemdelingen, kunstenaars en geleerden, liefde voor muziek en LOUISE VAN ORANJE. 209 tooneel, wandelingen te voet, te paard en per as hadden daar immer den tijd gevuld en nimmer tijd gelaten voor verveling, veel minder nog voor al het kwade tijdverdrijf, dat uit verveling en ledigheid voortkomt. Want evenmin als prinses Wilhelmina zelve ooit eene minuut ongebruikt liet voorbijgaan, veroorloofde zij aan hare dochter onder welk voorwendsel ook ledig te zijn. Geheel anders echter was het in den kring van vrouwen, waarmede prinses Louise thans in Brunswijk dagelijks moest verkeeren. Als de eerste daarin gold nog steeds de moeder van den regeerenden hertog, de hertogin-weduwe Charlotte van Pruisen, eene zuster van koning Frederik den Grooten. In de gedenkschriften van hare zuster, de markgravin van Bayreuth, wordt zij ons geschilderd als zeer schoon, maar bitter, zelfzuchtig, valsch en scherp van tong. Aan hare oudste dochter, prinses Anna Amalia van Brunswijk, die den hertog van Saksen Weimar huwde en de moeder werd van Karei August, den vriend van Schiller en Goethe, kon zij het nimmer vergeven, dat hare geboorte de hoop op eenen zoon had teleurgesteld ; haar leven lang keerde zij zich in bitterheid en wrevel af van de vorstin, die het bezielende middelpunt is geweest van den beroemden Weimarschen kring. In haren ouderdom, toen prinses Louise haar leerde kennen, was haar omgang er niet aangenamer op geworden. Door eene voortdurende jacht naar afleiding en genot, niet altijd van de fijnste soort, trachtte zij tot eiken prijs de gedachte aan een naderend levenseinde van zich af te schuiven. De echtéenoote 14 210 LOUISE VAN ORANJE. van den regeerenden hertog, prinses Louise's schoonmoeder, was eene geboren prinses van Hanover, zuster van Koning George III van Engeland. Zij was eene bekrompen, onontwikkelde vrouw, die telkens van meening wisselde, „een ware windhaan," zooals prinses Louise aan hare moeder klaagde. Zelve verwaarloosd en weinig geteld door haren echtgenoot, verloor zij tot zelfs de belangstelling in hare kinderen. Hare oudste dochter, prinses Carolina van Brunswijk, was eene kwelÜng voor hare omgeving door haar slecht humeur, hare uitvallen van drift; door tijdverveling, — zij miste ten eenemale de gave om zich bezig te houden, schreef prinses Louise van hare schoonzuster, was zij zich zelve en anderen tot last; en reeds vertoonden zich de bedenkelijke kenteekenen van den verdorven karakteraanleg, die tijdens haar huwelijk met den prins van Wales, later koning George IV van Engeland, op de meest noodlottige wijze tot ontwikkeling zoude komen. Het pijnlijkst echter werd prinses Louise getroffen door de levenswijze van haren schoonvader. Die was wel niet erger dan die van andere vorsten van zijnen tijd en zeker niet zoo ergerlijk als die van haren oom, den koning van Pruisen; maar zoo goed als de hertogin zelve werd prinses Louise daardoor toch genoodzaakt tot een verkeer met personen, welke zij terwille van haren schoonvader, die op dit punt kritiek noch tegenspraak duldde, zelfs moest toelaten in haren eigenen intiemen hofkring. Het verwonderde prinses Wilhelmina niet, dat hare dochter door dit alles pijnlijk werd gewond, te pijn- LOUISE VAN ORANJE. 211 lijkerwellicht, omdat zij deze in haren meisjestijduit beginsel onkundig had laten blijven van verhoudingen als waarmede zij thans van nabij in aanraking komen moest. Maar ook nu nog, meende zij, kon prinses Louise niet beter doen dan zich zoo weinig mogelijk bekommeren om wat zij zag en hoorde. Zij ried haar aan, lankmoedig te zijn in haar oordeel over anderen, maar streng voor zich zelve. Door haar voorbeeld alleen reeds zoude zij dan eenen sterken invloed ten goede kunnen oefenen en de aanleiding worden, dat men ten minste den schijn beter in acht ging nemen, wat een begin zoude zijn van zuiverder toestanden. Prinses Louise Het zich raden en leiden. Door haren echtgenoot innig bemind, won zij niet alleen de achting maar ook de genegenheid van hare omgeving door hare opgewekte deelneming aan al wat er omging. Als de waardige dochter van hare moeder koesterde zij eene levendige belangstelling in wetenschap en kunst en de komst eerlang van talrijke émigrés, d'ie aan het hof te Brunswijk eene veilige schuilplaats zochten en vonden, gaf daaraan voedsel. Zij was eene groote liefhebster van goede muziek. Zelve zong zij niet zonder talent en gaarne deed zij zich hooren op de muziekavonden aan het hof, waarvoor zij altijd iets nieuws uit den Haag in voorraad wist te hebben. Zij hield van den dans, meer zelfs dan prinses Wilhelmina kon goed keuren en speelde gaarne mede in eene tooneelvertooning. Hare gezondheid was echter niet zoo krachtig als dié van hare moeder, die, daar zij zelve nooit hoofdpijn had, „een gevoel had", zooals zij schreef, 212 LOUISE VAN ORANJE. „dat hare kinderen die ook nooit behoorden te hebben." Voortdurend maande prinses Wilhelmina hare dochter aan tot meer lichaamsbeweging in de open lucht, tot wandelen en paardrijden, waarvan zij zelve eene groote liefhebster was. Prinses Louise gevoelde zich daarvoor niet sterk genoeg; en tot verontwaardiging van hare moeder maakte zij hare wandelritten liefst in een rijtuig of in een draagstoel. Het fijne, peinzende gezichtje met den vriendelijken mond der tengere, slank gebouwde jonge vrouw is dan ook zeer verschillend van het schoone gelaat met den beslisten oogopslag, den vasten trek om den mond en de krachtige gestalte met de fiere houding der tot aan het einde van haar leven jong en frisch gebleven prinses Wilhelmina. Een blik op beider beeltenis doet echter ook beseffen, dat beide vrouwen, in hare tegenstelling, elkander zoo goed aanvulden. Wederkeerig gevoelden zij zich afhankelijk van elkander. Hoe prinses Wilhelmina zich ook mocht hechten aan. „Mimi", de schoondochter, die kort na het vertrek van prinses Louise de plaats wélke deze ledig had gelaten, kwam innemen, de eigene dochter bleef haar de liefste, naar zij in hare brieven herhaaldelijk verzekerde, de vertrouwde aan wie zij alles vertelde: de hofnieuwtjes van den dag, het doen en laten der jonge prinsen, hare opmerkingen bij hare uitgebreide lectuur, den inhoud eener predikatie welke haar had getroffen, kleine genoegens die haar door haren echtgenoot prins Willem V werden bereid of bewijzen van aanhankelijkheid van trouwe aanhangers van het Oranjehuis. Zoo bijvoorbeeld in 1791 het prachtige LOUISE VAN ORANJE. 213 geschenk voor haar uit China medegebracht döor den Heer Eminkson, „een ameublement", verhaalde zij, „voor wel een paar kamers van gekleurd borduursel „op wit satijnen grond, een porseleinen tafelservies „van 1454 stukken met ons wapen en verder enkel een „gouden rand en dan nog een massa mooie dingen van „lakwerk." Zij voegde er nog bij, dat de gift eigenlijk te groot was en dat zij zich bijna schaamde die aan te nemen. Een en ander werd geplaatst in het Huis ten Bosch, waar het nog steeds onder de voornaamste sieraden behoort; de Chineesche borduursels zijn nog onlangs met groote zorg gerestaureerd. i In den beginne was in de briefwisseling tusschen moeder en dochter van politiek weinig of geen sprake geweest. Prinses Louise had daar geen smaak voor, stelde er ook geen belang in. „Over politiek schrijf ik u maar „niet, dat is ni de votre goüt ni de votre ressort," heette het in de eerste jaren telkens in prinses Wilhelmina's brieven. Maar allengs werd ieders persoonlijk leven in die tijden zoodanig door die politiek beheerscht, dat niemand er onverschillig voor kon blijven. Het verloop der revolutie in Frankrijk, het tragische lot der koninklijke familie in dat ongelukkige land schokten prinses Louise diep en met gespannen aandacht begon zij uit te zien naar politieke tijdingen uit haar vaderland, waar reeds dadelijk als terugslag op al die gebeurtenissen de binnenlandsche verdeeldheden herleefden 214 LOUISE VAN ORANJE. en tot haar groote onrust de door velen heimelijk begeerde oorlog met Frankrijk uitbrak. Hare moeder trachtte aanvankelijk haar gerustte stellen. „Het is waar," verzekerde zij. haar nog in December 1791, „het is „zeker waar, dat wij over geringe middelen beschikken „om ons te verdedigen; maar Maastricht is toch nog „veilig voor eene overrompeling en kan zich eenigen „tijd staande houden. Binnenslands hebben wij verde„digingsmiddelen genoeg om den vijand te beletten „er binnen te dringen. Maar het groote punt is het „behoud van de binnenlandsche eenheid. Die tracht „men te bevestigen met alle mogelijke middelen. Het „is maar al te waar, dat een deel der oude Patriotten „Dumouriez met aandrang te hulp roept; maar dat „is niet het meest verlichte deel van hen. Dumouriez „staat in eene slechte verhouding tot de Nationale „Conventie; zijne manschappen moeten aan alles „gebrek hebben en zeer ontevreden zijn; maar het „is moeilijk uit te maken of dat laatste in ons voordeel of in ons nadeel is." De zaak, welke prinses Wilhelmina voorloopig het meest verontrustte was, dat de beide prinsen niemand hadden om hen bij hunnen eersten veldtocht ter zijde te staan. „Als uwe „broeders," schreef zij, „worden opgeroepen om dienst „te doen, is er letterlijk niemand van ondervinding om „hen te leiden en dat maakt den prins ook onzeker. „Hij zoude hen gaarne in dienst stellen; maar de „overweging, dat zij alle ervaring missen, maakt, dat „hij meent, het niet te mogen wagen. Ik voor mij ik „durf niet raden in zulke netelige omstandigheden." LOUISE VAN ORANJE. 215 „Gij zult nu ook wel het mooie decreet van de „Nationale Conventie hebben gelezen," ging zij eenigen tijd later voort, in Februari 1793; „die menschen „zijn dolhoofden, waarvan alles te verwachten is en „die scheiding welke men maakt tusschen den stadhouder en de Staten is Uiterst kwaadwillig. Maar „ons volk zal er de dupe niet van zijn. Het beter „deel zal inzien, dat het een valstrik is en niemand „zal het kunnen betwijfelen, dat de oorlogsverklaring „niet enkel tegen den prins maar tegen het geheele „land is gericht Ik wil u echter niet verhelen, „dat onze toestand allerbedenkelijkst is en dat bij „eenen mogelijken inval onze maatregelen van verweer „wel eens te laat zouden kunnen worden genomen." Onmiddellijk na de oorlogsverklaring rukte de Fransche armee, in wier gelederen talrijke Hollandsche uitgewekenen dienden, de grenzen over. Wel snelden Engeland en Pruisen ons te hulp; maar bij de verwonderlijke veerkracht welke de Nationale Vergadering in Frankrijk ontwikkelde en bij de eenheid, die de krijgsverrichtingen der Fransche troepen kenmerkte, terwijl onder de Geallieerde Mogendheden verdeeldheid en onderlinge naijver heerschten, was de uitslag wel te voorzien. „Het is maar al te waar," berichtte prinses Wilhelmina op 8 Maart 1793 aan hare dochter, „dat „Breda genomen is, de Klundert en Geertruidenberg „eveneens; de Klundert na eene prachtige verdediging, „de twee andere plaatsen op de schandelijkste manier „en niet zonder verdenking, dat er verraad in het „spel was. Willemstad wordt nu reeds acht dagen 216 LOUISE VAN ORANJE. „lang gebombardeerd; maar de heldhaftige Karei van „Boetselaar verdedigt er zich als een leeuw en er is „hoop, dat hij zich zal kunnen handhaven. Heusden „wordt ook bedreigd, maar is nog niet aangevallen. „Gij kunt uit dit alles opmaken, dat er nog maar weinig „meer dan de rivier tusschen ons en den vijand is. „Maar die rivier is bedekt met kanonneerbooten om „haar te verdedigen." De beide jonge prinsen waren mede te velde getrokken en in de nu volgende campagne aan de Sambre handhaafden zij met glans den ouden roem der Nassau's te velde. Met een hart verdeeld tusschen angst en trots meldde prinses Wilhelmina eerlang, dat prins Frederik. door eenen kogel in den schouder getroffen, naar den Haag had moeten terugkeeren en, nog voor de wond voldoende was geheeld, weder naar het leger was gesneld. Een oogenblik na het eerste voortdringen van den vijand scheen het, of de kans keerde ten gunste van de legers der Verbonden Mogendheden. Maar die verademing duurde kort. De Engelschen en Pruisen weken steeds verder terug en schenen maar al te gezind om den strijd tegen de alles overheerschende, onwederstaanbare republikeinen op te geven. „En wat vermogen wij „alleen met onze schim van een leger," schreef prinses Wilhelmina in September 1794. Op het einde van dat jaar waren al de voornaamste vestingen in het zuiden des lands in de macht der Franschen en Bataven, gelijk men de onder geleide der eersten terugkeerende uitgeweken Patriotten noemde. LOUISE VAN ORANJE. 217 Reeds in October van dat jaar 1794 had prinses Wilhelmina hare juweelen en die van hare schoondochter door vertrouwde handen naar Brunswijk gezonden. „Bewaar dien schat goed en heimelijk," schreef zij toen aan hare dochter. „Wat ons zeiven betreft, „lieve Loulou, het is met geene mogelijkheid te zeggen, „waarheen wij zullen gaan, wanneer wij van hier j/moesten vertrekken. Wij kunnen geen vast plan „maken en wij mogen ook eerst dan aan vertrekken „denken, als alle hoop om de provincie Holland te „behouden verloren is. Dat is nu nog geenszins het „geval; verre van dien; wij hebben zelfs nog hoop „om ook het grootste deel der andere provinciën te „redden. Als dat gelukt, blijft de weg naar Duitschland „open en wij hebben meer dan ééne pees op onzen „boog. Afgezien nog van den troost, die het voor „ons zoude zijn om in uwe armen te vluchten, mijn „lieve kind, is Duitschland ons aangewezen toevluchtsoord om de bezittingen welke de prins er heeft. .. „Als de weg naar Duitschland ons wordt afgesneden, „dan blijft ons niets anders over dan naar Engeland te „vluchten, of misschien nog over Oost-Friesland en Ham„burg naar u." Zij hoopte echter nog, dathet zoo ver niet zoude behoeven te komen en verwachtte groote dingen van het verzoek door Engeland en de Republiek gericht tot den hertog van Brunswijk om het opperbevel over beider legers te aanvaarden. Maar tot haar spijt bleek de hertog daartoe ongezind en niet te bewegen. „De lieden hier zijn krankzinnig," schreef zij na deze teleurstelling; „nu zij weten, dat de hertog 218 LOUISE VAN ORANJE. „niet komt, roepen zij: Vrede, Vrede, maar zij houden „geene rekening met de onmogelijkheid om eenen „eerlijken vrede te bedingen zonder ons op genade en „ongenade den Carmagnolen in de armen te werpen. Zij „vergeten, dat wij 50.000 man krijgsvolk in ons midden „hebben om ons te steunen, maar die zich ook tegen „ons kunnen keeren, als wij tot dwaasheden overslaan. „Men verbeeldt zich hier, dat de Franschen later alles „terug zullen geven zonder vergoeding te vragen en „zonder zich in te laten met onze staatsregeling. Ik „voor mij vertrouw ze niet; maar wij zullen moeten „afwachten wat er van wordt." Hoe weinig lijdelijk prinses Wilhelmina zelve bij dit alles bleef, hoe zij hare zonen dreef om toch geen enkel middel onbeproefd te laten, hoe zij de publicatie der Gecommitteerde Raden ijverig steunde, hoe zij het plan tot eene algemeene wapening wist in gang te brengen, moge elders worden verhaald. Hier zij enkel vermeld, dat al haar pogen werd verijdeld door de heimelijke tegenwerking der Patriotten, die de Franschen niet beschouwden als vijanden, maar hen veeleer als verlossers inhaalden, toen de felle vorst welke in December 1794 inviel, een brug sloeg over onze rivieren en den vijandelijken troepen met hun geschut den overtocht gemakkelijk maakte. „Ik wil u niet verbergen, dat de zaken zeer slecht „staan," schreef prinses Wilhelmina op 13 Januari 1795 aan hare dochter. „De crisis is op zijn hoogst geklommen „en middelen om er ons uit te redden zijn er niet. „Ziedaar de ware waarheid. Maak nu zelve maar de LOUISE VAN ORANJE. 219 „gevolgtrekkingen. Bid God voor ons; maar wacht u „voor moedeloosheid. Laten wij onze hoop op Hem „stellen. Hij kan het licht doen voortkomen uit de „duisternis en Zijne wegen zijn wonderbaar. Als het „Hem behaagt ons te kastijden, is dat zeker voor ons „best en wij mogen er niet om morren, mijne lieve „Loulou De terugtocht der Engelschen op „Overijsel en de vorst, die ons den hals breekt, zullen „ons geenen anderen uitweg laten dan eenen vernederenden, onbetrouwbaren vrede af te bedelen of te „vertrekken. Mijne keuze is gedaan en ik hoop, dat men „die volgen zal. Wij gaan over den Helder, die haven „is gelukkig nog open; en van den wind zal het dan „afhangen waarheen. De bedoeling is naar een der „Duitsche havens en vandaar, naar alle waarschijnlijk- „heid, zullen wij u in de armen vliegen „Wanneer wij gaan zullen, weet ik nog niet; maar „ons vertrek kan heel aanstaande zijn." Twee dagen later, 15 Januari 1795, moest de vorstin er echter op laten volgen : „de weg over land naar „den Helder is te gevaarlijk. De vijand is thans naar „alle berekening binnen Utrecht en onze troepen re„tireeren op Overijsel. Bovendien zijn de havens versperd door ijsschotsen. .... Morgen heel in de „vroegte vertrekken wij in een pinkje. . . . Nu is het „oogenblik gekomen om ons geloof te betoonendoor „onderwerping en vertrouwen. Godzalonsnietverlaten." HL „Er hangt een dichte sluier over onze toekomst, er 220 LOUISE VAN ORANJE. „is niets van te zeggen; voor het oogenblik kunnen „wij slechts dankbaar zijn voor de goedheid en de ,, welwillendheid, waarmedemenons hier tegemoetkomt," schreef prinses Wilhelmina kort na hare aankomst in Engeland aan hare dochter, die er ontroostbaar over was, dat hare ouders niet naar Brunswijk hadden kunnen vluchten en sterk bleef aandringen op eenen haastigen overtocht van Engeland naar Duitschland. Voorloopig echter achtte prinses Wilhelmina dit om politieke en practische redenen onraadzaam en dankbaar aanvaardde zij het aanbod van koning George Hl om het oude paleis van Hampton-Court te betrekken. Haar koninklijke gastheer oefende daar gastvrijheid op groote schaal, want het was eene echte Hollandsche kolonie zooals de prinses van Oranje schreef, die er weldra de ruime gebouwen vulde. Slechts aan twee harer staatdames had zij willen toestaan, haar te vergezellen op hare vlucht; onder tranen waren de anderen achtergebleven ; maar de prinses had zich enkel willen laten leiden door de overweging of er onder de dames waren die geheel van haar afhankelijk waren. Wie van haar over voldoende eigen middelen beschikte of betrekkingen had bij wie zij haren intrek kon nemen, moest achterstaan bij wie met den val der stadhouderlijke familie ook zelve alle middel van bestaan verloor. Prinses Wilhelmina meende bovendien van de Engelsche gastvrijheid niet anders dan in alle bescheidenheid gebruik te mogen maken; „maar met dat al, „ons gevolg groeit als een sneeuwbal,'' schreef zij aan hare dochter. Het waren niet enkel personen behoo- LOUISE VAN ORANJE. 221 rende tot het huis van den stadhouder of van de beide prinsen, die zich voor en na op Hampton-Court bij hen voegden, het waren ook aanzienlijke Hollanders voor wie thans ambt en fortuin verloren ging en tal van ongelukkige émigrés, die reeds voor goed eene veilige wijkplaats meenden te hebben gevonden in den Haag onder de bescherming van het stadhouderlijk hof en die nu op nieuw door den wervelwind der revolutie werden opgejaagd. Prinses Louise, die in Brunswijk beter en sneller dan hare moeder op Hampton-Court kon worden onderricht van wat er in Holland omging, moest haar uitvoerig melden al wat zij van daar kon te weten komen. Het was geen rooskleurig beeld dat zij daarvan in hare brieven ophing. „De dwang, waaronder men „thans leeft in dat vroeger zoo bloeiende land, is „ontzettend," schreef zij. „Overal heerscht eendruk„kende stilstand van zaken en er staat zorg en kommer „te lezen op ieders gelaat. Bijna alle wmkels zijn „gesloten en eene menigte werklieden is werkeloos en „broodeloos. Een groot aantal bedienden van allerlei „soort (iedereen doet thans zijne équipages weg) is „buiten betrekking, zonder middel van bestaan. Overal „in de particuliere huizen is inlegering van Carmagnool„sche soldaten. Er is geene vrijheid van verkeer meer; „alles staat stil als een bewijs van de vrijheid welke „men deelachtig is geworden Mijn arm vaderland „wat is het diep gezonken! Iedereen wordt er be„dreigd in zijne betrekking, in zijn bezit. Alle zilver„werk, alle gedreven goud, voor kerkeliik gebruik of 222 LOUISE VAN ORANJE. „niet, wordt opgeëischt en terwijl alles huis aan huis „wordt opgehaald, overweegt men watnu verder het „beste is, eene progressieve belasting van 14% van „al wat men ter wereld bezit, of eene heffing, waar„bij den rijksten, zelfs den millionairs, niet meer „wordt gelaten dan een inkomen van f 2550 'sjaars... „Men plundert de menschen niet uit met geweld ; maar „zij worden stelselmatig uitgekleed en als dat zoo „doorgaat, zal de gelijkheid weldra volmaakt zijn in „dien zin dat iedereen zonder onderscheid arm zal „wezen De requisities zijn zonder maat of perk; „de orders zijn streng en despotiek; het misnoegen „is algemeen, de ellende is schreeuwend en de klachten „zijn luid. En toch, wat zal er gebeuren ? Dat iedereen „zich voegen zal, omdat er nu eenmaal geen ontkomen „is aan de wet van den sterkste en omdat men meent „te zijn verlaten door de Mogendheden en door hen, „die het meeste belang hebben bij den steun en het „behoud van het stadhouderlijk bestuur. En wat zouden „onze vrienden in dezen stand van zaken kunnen „doen? Zij hebben geenen leider, zij weten dikwijls „niet wat er omgaat; zij ontvangen valsche berichten „uit Engeland en uit Berlijn '* Prinses Louise trachtte bij dit alles goeden moed te houden. „Waarlijk, lieve moeder," schreef zij, „waarlijk, ik ben beter bestand tegen den tegenspoed „dan tegen den voorspoed Want in vreugde en in „geluk laat ik mij gaan; maar in verdriet is het mij, „of ik er mijne eer in moet stellen, mij uwe waardige „dochter te betoonen en dat denkbeeld geeft mij kracht LOUISE VAN ORANJE. 223 „en zelfbeheersching." Het gelukte haar echter niet altijd om zich goed te houden. „Gisteren bij het diner," verhaalde zij, „deed mijn echtgenoot, om mij eene „beleefdheid te bewijzen, de muziek aanvangen met „ons goede oude Wilhelmus van Nassouwen en toen „kon ik mij niet bedwingen. Bij de eerste vioolstreek „reeds moest ik schreien en ik was zoo ontdaan, dat „ik groote moeite had mij te bedwingen. Nog lang „nadat het lied geëindigd was, bleven de tranen mij „in de oogen opwellen. Ik begrijp zelve niet, waarom „dat gisteren juist zoo was, want ik heb dit lied al „wel meer gehoord sedert onze ongelukken." Hare moeder trachtte haar te bemoedigen. „Tot „dat wij weder samen komen, mijne lieve Loulou, troostte zij haar, „moeten wij God danken voor de „goede tijdingen, die wij van elkander mogen ontvangen „en ook daarvoor dat wij in rust zijn, ieder van ons „op haar plekje grond. Ik verzeker u, dat is een „onwaardeerbaar voorrecht in den tegenwoordigen „tijd." Zelve poogde zij de daad bij het woord te voegen. Zij was geenszins ongevoelig voor de verdrietelijkheden, die hare overhaaste vlucht met zich had gebracht, voor het verlies van het grootste deel harer toiletten, van hare bibliotheek, waaraan zij zeer was gehecht, van de verzameling copieën, die zij zelve van beroemde Hollandsche schilderstukken had gemaakt en hevig hinderde het haar, dat familieportretten en familiesouvenirs thans in onbevoegde handen waren. Als eene zwakheid bekende zij het aan hare dochter, dat zij zoo kon verlangen naar de huisdieren welke zij had 224 LOUISE VAN ORANJE. moeten achterlaten, naar hare lievelingshonden, naar haar rijpaard, naar haren papegaai. Groot was hare blijdschap, toen dit laatste dier door trouwe vriendenhanden naar Engeland werd gebracht en Galathé, zoo heette de vogel, over welken zij in hare brieven dikwijls spreekt, haar weder gezelschap kon houden en afleiding geven met zijn gesnap. Zoo gezelüg mogelijk richtte zij zich in op Hampton-Court. „Het is een reusachtig kasteel," schreef zij na de eerste kennismaking aan hare dochter, „de koninklijke apartementen zijn zeer fraai, ofschoon „wat antiek gemeubeld. De apartementen, die voor „ons bestemd zijn, bevallen ons bij uitstek en ik zoude „ze niet willen ruilen voor de gala-apartementen, al „zijn zij minder ruim en minder prachtig, want zij „zijn veel vroolijker; vooral mijne kamers, die de liefste „van alle zijn. Mijn slaapkamer is beeldig en heeft „een verrukkelijk uitzicht. Van de wandelingen kan „ik nog weinig zeggen. Het weder was er niet naar, „dat ik er veel van zien kon; maar te oordeelen „naar wat ik er bij den oprit van zag en naar wat „men er van verhaalt, moeten het park en de tuinen „overheerlijk zijn." Met het Engelsche hof kwam het stadhouderlijk gezin dadelijk in geregeld verkeer. Prinses Wilhelmina woonde trouw den cercle der koningin bij en meldde met heimelijken trots aan hare dochter, dat die wel druk werd bezocht maar volstrekt niet drukker dan vroeger haar eigen cercle in den Haag. Soms was zij dagen de gast van het koninklijk gezin op hun buitenverblijf te Kew. Daar hechtte zij zich innig aan koningin Char- LOUISE VAN ORANJE. 225 lotte en aan de koninklijke prinsessen, waarvan eene, prinses Mary, in die uren van eenvoudigen, ongedwongen gezeliigen omgang het hart won van prins Frederik. De onderlinge genegenheid van beide jongelieden had prinses Wilhelmina's warme sympathie, al vroeg zij zich weifelend af, of die onder de toenmalige omstandigheden wel ooit tot eene verbintenis zoude kunnen leiden. „Wat zoude ik Fritz nu gaarne eens willen „zien," antwoordde prinses Louise, toen haar het groote nieuws werd medegedeeld. „Ik heb wel dadelijk aan „de mogelijkheid van zoo iets gedacht; maar daar „hij letterlijk niets heeft dan zijn degen om neder te „leggen aan de voeten van de koningin van zijn hart, „hoeveel hij haar ook kan aanbieden in zijn persoon, „ben ik zoo beangst geweest, dat redenen van staat „hem zouden doen afwijzen." De staatkundige belangen van haar Huis verloor, de prinses van Oranje niet uit het oog en gaarne beried ze zich daarover met hare dochter. Voor alle dingen achtte zij het wenschelijk, dat de positie van den prins zuiver werd gesteld. „Uw vader heeft „geen ontslag genomen," had zij zich dadelijk gehaast aan hare dochter te schrijven, opdat deze er melding van zoude kunnen maken, waar het pas gaf. „Uw „vader heeft zijn vertrek enkel gegrond op den drang „der omstandigheden en hij heeft de goedkeuring van „Hunne Hoog Mogenden de Staten op dien stap ont„ vangen. Twee dagen na zijn vertrek is het hem naar „Engeland opgezonden. Dat is eene omstandigheid, „die mijns inziens beter bekend moest zijn en ik zoude 15 226 LOUISE VAN ORANJE. „hebben gewild, dat de prins een kort overzicht van „de redenen, welke hem tot vertrekken hebben genoopt, „publiek had gemaakt. Dat ware een maatregel geweest, „die hij aan zich zeiven verschuldigd was en die hem „rechtvaardigen zoude in de oogen van alle verstandige lieden en van het redelijk deel der natie..."— „Het manifest, dat uw vader reeds sinds eenige weken „wilde uitgeven," schreef de prinses in Mei 1795 met een gevoel van verlichting aan hare dochter, „zal heden „nu eindelijk bij het Engelsche ministerie en bij het „hof te Berlijn worden ingediend. Uw vader spreekt „daarin enkel over de redenen welke tot zijn vertrek „hebben geleid en over zijne opvatting van het onwettige „gouvernement dat zich thans van het gezag in de „Vereenigde Provinciën heeft meester gemaakt." Tegelijkertijd bracht de landing der émigrés te Quibéron tot ondersteuning van den opstand der koningsgezinden in de Vendée en ter bevordering van eene contra-revolutie in Frankrijk prins Willem V op het denkbeeld om eene Hollandsche krijgsmacht samen te stellen uit de officieren en minderen, die om hunne gehechtheid aan het Huis van Oranje en aan de oude staatsregeling uit den lande hadden moeten wijken. Van koning George III wist hij te verkrijgen, dat aan deze Hollandsche uitgewekenen, die talrijk waren, in den vorm van eene door Engeland te betalen halve paye onderstand zoude worden verleend en zoo te voorkomen, dat zij elders dienst gingen nemen. Zij konden dan integendeel worden behouden voor de zaak van den stadhouder om onder gunstige LOUISE VAN ORANJE. 227 'omstandigheden, als bijvoorbeeld eene tegen-omwenteling in Frankrijk, mede te werken tot de verlossing van de Republiek, waarbij de stadhouder dan dadelijk zonder vreemde hulp zoude kunnen beschikken over betrouwbare troepen. Prins Frederik werd door zijnen vader aangewezen tot opperbevelhebber over deze onderneming, die naar de plaats van samenkomst den naam heeft behouden vanrassemblement van Osnabrück. De prinses van Oranje begreep het maar al te goed, dat haar zoon, het werkelooze, lijdelijke afwachten moede, die benoeming en daarmede de gelegenheid tot handelen gretig aangreep. „Gij begrijpt wel, mijn „lieve Loulou," schreef zij kort na het afscheid aan hare dochter, „dat wij met spanning uitzien naar „tijding aangaande Fritz en zijne onderneming; maar „van hoeveel aanbelang die ook zijn moge, ik geloof „toch niet, dat dat alleen genoeg zal zijn om eene „tegenrevolutie in Holland uit te lokken, want de „Franschen zullen er toch altijd de sterksten blijven. „Ik vlei mij dan ook niet met de hoop op eenen „spoedigen keer der dingen zooals velen hier doen. „De Republiek is mijns inziens minder te beschouwen „als een land in opstand dan wel als een land, ver„overd en ten onder gebracht door eene vijandelijke „mogendheid en daarom maak ik niet veel staat op „die goede gezindheid van een deel der natie, waar „men zoo hoog van opgeeft Dat is alles heel „mooi; maar voor eene contra-revolutie is dat niet „genoeg zoolang de Franschen nog in het land zijn; „en de tegenspoeden der koningsgezinden in Bretagne 228 LOUISE VAN ORANJE. „hebben hunne aandeden sterk doen stijgen. Ik persisteer in mijn sentimentje en wil daarvoor uitkomen." Het ongeluk wilde bovendien, dat Pruisen middelerwijl bij het tractaat van Basel (Mei 1795) de landen aan den linker Rijnoever aan Frankrijk afstond onder voorwaarde van te worden schadeloos gesteld door het seculariseeren van het bisdom Munster; terwijl aan den anderen Rijnoever een bepaald deel van Duitschland zoude worden erkend als neutraal grondgebied. Dit werd noodlottig voor de troepen van het rassemblement, want de koning van Pruisen verklaarde de door zijnen neef op de been gebrachte krijgsmacht onvereenigbaar met de neutraliteit en de rust van midden-Duitschland. Daar hij dreigde het rassemblement met geweld te zullen doen uitééndrijven, indien het niet goedschiks uitéén ging, moest prins Frederik de onderneming wel opgeven. Toen kort daarna de vijandelijkheden tusschen Frankrijk en Oostenrijk werden hervat, de Republikeinsche legers onder de generaals Jourdan en Lefébvre trots alle gedane toezeggingen toch den Rijn overtrokken en op hunnen weg ook de Nassausche landen te vuur en te zwaard verwoestten, wenschte prins Frederik dienst te nemen in het Oostenrijksche leger, teneinde op dien weg de belangen van het Oranjehuis te kunnen dienen. Zijne moeder kon zich met dat plan zeer goed vereenigen, „mits," zooals zij aan prinses Louise schreef, „mits onder „voorbehoud, dat hij dadelijk weder in den dienst „van zijn vaderland zal overgaan, zoodra dat onder „zijn wettig gouvernement is teruggekeerd." Hare LOUISE VAN ORANJE. 229 onrust over de gevaren van den krijg, die haar zoon thans in werkelijkheid tegemoet ging, trachtte zij van zich af te zetten. Maar aan hare vertrouwde Loulou bekende zij toch, „dat de brieven van Fritz wel heerlijk waren om te ontvangen; maar dat de lange tijd „dien zij onderweg bleven, maakte dat die brieven „haar geene gerustheid konden geven, zelfs niet voor „één oogenblik. Want sedert de afzending kon er „alweder zoo veel zijn gebeurd." \ Tot overmaat van leed voor prinses Wilhelmina werd zij thans ook gescheiden van haren oudsten zoon en diens echtgenoote en wat het ergste was van haren, kleinzoon, den nu vierjarigen Guillot, den lateren koning Willem II, wiens opvoeding in dezen treurigen tijd hare liefste bezigheid was geweest. „Hij wordt „toch zoo aardig en begint nu ook al wat Engelsch „te praten ; eigenlijk begrijpt hij daar al meer van dan „van het Fransch," berichtte zij hare dochter met grootmoederlijke trots. Het voornemen van den erfprins om zich met zijn gezin bij zijnen schoonvader te Berlijn te vestigen had allerminst hare sympathie. „Mimi en „het kind te zien heengaan zonder de overtuiging te „hebben, dat die overplaatsing in hun werkelijk voordeel is of in het belang van ons Huis, is zeer zwaar „voor mij," klaagde zij aan prinses Louise. „En denk „eens, op hetzelfde oogenblik, waarop de koning van „Pruisen aan uwen broeder wel wil toestaan om zijne „vrouw en zijn kind naar Berlijn te doen overkomen, „verjaagt hij onze arme Hollandsche uitgewekenen „uit Oost-Friesland en sluit hij onze Nassausche erf- 230 LOUISE VAN ORANJE. „landen buiten de demarcatie-lijn, die hij zelf aan „de Franschen heeft doen voorstellen." Inderdaad was de houding van haren broeder uiterst grievend voor prinses Wilhelmina. Ofschoon • wetende in hoe groote geldverlegenheid zijne zuster verkeerde door het ophouden der inkomsten uit de bezittingen in Nederland en in de Nassausche landen, liet de koning van Pruisen hare brieven onbeantwoord niet alleen; maar hij betaalde haar zelfs het haar toekomende jaargeld van f 20.000 niet meer uit. De karakterlooze staatkunde, die hij volgde en waaraan hij zonder eenigen schroom ook de belangen zijner verwanten ten offer bracht, het feit, dat hij, om Frankrijk te believen, de Bataafsche Republiek erkende en eenen gezant zond naar Den Haag, dat alles was prinses Wimelmina eene hartgrondige en rechtmatige ergernis. Het scheen haar onbegrijpelijk, dat haar zoon in ernst meer verwachtte van zijnen schoonvader dan van het Engelsche gouvernement. Zijn besluit om met zijn gezin zich te Berlijn te vestigen kon slechts voortkomen „uit overhaasting en slecht humeur," klaagde zij haar vertrouwde, prinses Louise. Als zoo dikwijls in haar leven trad Zus Loulou bemiddelend tusschen beiden om hare moeder met het plan te verzoenen en te betoogen, dat haar broeder stellig en zeker enkel na rijp overleg en onmogelijk uit bitterheid of ongeduld handelen kon. Ook trachtte zij voor hare moeder het leed om de scheiding van den kleinen Guillot te verzachten door uitvoerige berichten aangaande het kind, dat op de doorreis naar Berlijn met zijne moeder LOUISE VAN ORANJE. 231 eenigen tijd bij haar in Brunswijk vertoefde. „Trots „zooveel vreemde gezichten is de kleine in het geheel „niet inkennig geweest," verhaalde zij. „Maar er zijn „op het oogenblik ook zooveel Hollandsche uitgewekenen hier in Brunswijk bijéén, dat men eigenlijk „kan wanen in Holland te zijn. Dat is zoo zeer het „geval, dat het zelfs op Guillot dien indruk heeft ge,,maakt. Gisteren nog zeide hij: het is hier net als in „Holland, een ieder heeft met mij Hollandsch gesproken. „Wij spreken dagelijks met hem over Groote Mama „en Groote Papa." In haar hart echter deelde prinses Louise de opvattingen harer moeder. „De vorsten schijnen met „blindheid geslagen," schreef zij haar in het begin van Juli 17%, „en de volken worden gedreven als door „eenen wervelwind, die zal eindigen met iedere en „elke regeering ten val te brengen. De zoo hoog ge„roemde constitutie van het Duitsche Rijk staat op „het punt van uitéén te vallen en het Rijk ten prooi „te laten aan eene volslagen anarchie, die daarmede „zal eindigen, dat de grooten de kleinen verslinden, „de eenen wat eerder, de anderen wat later, maar dat „komt op het zelfde neer. Allen zullen wij ons deel „daaraan hebben en van regeerende vorsten, dat wij „waren, ieder op ons eigen terrein, zullen wij eindigen „met de vasallen te worden van Oostenrijk of „Pruisen." De veldtocht der Oostenrijkers, waaraan thans ook haar broeder deelnam, scheen voor dezen slechts te moeten uitloopen op nieuwe teleurstellingen, naar 232 LOUISE VAN ORANJE. prinses Louise vreesde. „Men zegt mij," meldde zij hare moeder in September 1796, „dat onder de Oosten„rijksche troepen een sterke desertie heerscht en dat „zij plunderen bij vriend en vijand. Moedeloosheid en „panische angst hebben zich van hen meester gemaakt; „en dat onophoudelijk terugtrekken is daar waarschijnlijk meer de oorzaak van dan de overmacht der „Carmagnolen, die zijn niet zoo sterk als men ze afschildert en als zij schijnen. Het is toch ook eigenlijk wel te begrijpen, dat die arme keizerlijke troepen „ontmoedigd raken, want watkan er afmattender zijn dan „altijd op nieuw te retireeren en den strijd te ontwijken. „Wat een eind weegs hebben zij op die wijze al in „de twee laatste jaren moeten afleggen. Van de poorten „van Kamerijk tot aan de oevers van den Donau, dat „is een afstand van belang. Ik heb medelijden met „onzen Fritz, die zich heusch niet zoo had behoeven „te haasten voor zulk eenen sleependen veldtocht, „die niet anders kan eindigen dan in eenen vernederenden vrede." Het verder ook nog door prinses Louise uitgesproken vermoeden, dat er verraad in het spel kon zijn, deelde hare moeder echter niet. „Het is maar al te waar, „mijne lieve Loulou," antwoordde deze haar, „dat de „tijdingen uit Duitschland zoo treurig mogelijk zijn en „nog treuriger schijnen te zullen worden. Uit wat gij „er over schrijft, zie ik dat men geneigd is dien aanhoudenden tegenspoed toe te schrijven aan verraad „en in dat geval zoude er geen verhelpen meer aan „zijn, want tegen dat kwaad, als het eenmaal zoo LOUISE VAN ORANJE. 233 „algemeen is geworden als gij het voorstelt, kan men „zich niet wapenen. Ik geloof echter, dat men in dit „opzicht overdrijft en dat overhaasting en gebrek aan „tucht dezelfde uitwerking kunnen hebben. De generaals „moesten hunne plannen beter geheim kunnen houden, „zij laten er te veel van uitlekken en daar trekken de „Franschen partij van. Bovendien geloof ik, dat al die „nederlagen van de Oostenrijkers voornamelijk daaruit „voortkomen, dat zij niet sterk genoeg zijn om tegelijkertijd Italië en Duitschland te beschermen; de tegenspoeden in Italië zijn de oorzaak geweest van den „tegenspoed in Duitschland, want men heeft alle plannen „moeten veranderen omdat hulpmiddelen, waarop men „vandaar gerekend had, wegvielen." Het liep in* de dagen, waarin prinses Wilhelmina dit aan hare dochter schreef, juist naar haren verjaardag en neerslachtiger dan anders voegde zij er nog aan toe: „alletijdingen „van het vasteland zijn zoo verontrustend, dat men „maar liefst geene tijdingen zoude willen ontvangen. „Het is enkel nog maar de goede gezondheid van hen „die ons lief zijn, die ons eenigen troost geeft en alleen „ter wille van die allen blijft men nog naar tijding „uitzien, want zeiven kunnen wij aan die dingen toch „niets veranderen... Maar de wil des Heeren geschiede „en Hij schenke ons een onderworpen gemoed bij al „het leed, dat Hij over ons beschikt! Meer wil ik „heden niet schrijven; ik zoude te veel gaan zeggen, „en daarom leg ik mij zelve maar het zwijgen op." Prinses Louise verontrustte zich ook over de organisatie van de Fransche Republiek in de Rijn-. 234 LOUISE VAN ORANJE. provinciën. „Gesteund door de Fransche Carmagnolen „zal dit het voorbeeld geven aan geheel Duitschland," vreesde zij, „want overal zal men zich nu voor en „na willen republicaniseeren, zonder dat men bij „machte zal zijn er zich tegen te verzetten. Onder„tusschen blijft er maar altijd sprake van verwereld„lijking van geestelijke goederen; zelfs, naar men „zegt, tot in het voorgestelde verdrag met den keizer. „Ik heb niet veel verstand van politiek; maar ik meen „toch, dat het jammer is, dat de machthebbenden „hunne eigene belangen niet beter begrijpen en zulk „een gevaarlijk voorbeeld geven door zich met den „roof van anderen te verrijken. Ik moet bekennen, „dat ik die moraal niet vatten kan." „Het is koud vandaag," schreef zij eenige weken later, in het begin van October, aan hare moeder, „maar ik zit bij open ramen, alsof het zoo maar niets „is, want ik heb een gevoel van mij aan alles te „moeten gewennen, daar het niet te zeggen is, wat „ons nog kan overkomen in deze wereld. Men zegt „mij wel, dat er geen reden is om mij beangst te „maken, dat Frankrijk heilig heeft beloofd de neutra„Üteit van Noord-Duitschland te zullen eerbiedigen. „Maar kan men daar staat op maken? Ik twijfel er „hard aan, al geloof ik wel, dat men ons dezen „winter nog met rust zal laten. Intusschen zijn zij „bezig de landen aan den Rijnoever te republicani„seeren; de bezittingen van den koning van Pruisen „laat men daar buiten, alsof de lieden daar, omringd „door kleine republiekjes, daar kalm bij zullen blijven LOUISE VAN ORANJE. 235 „en op den duur niet ook die hooggeroemde vrijheid „zullen willen smaken. Maar dat gevaar wil men niet „inzien en men laat zich in slaap wiegen door mooie „beloften. Waarlijk, mijne lieve moeder, ik zie dit „alles zeer donker in. Wij zullen allen moeten eindigen „met naar Amerika te trekken als naar een laatste „toevlucht om daar eene betrekking te zoeken of een „ambacht ter hand te nemen. Ik denk wel eens, dat „ik dan best zal doen, mij met de opvoeding van „een paar jonge meisjes te belasten, dat is waar ik „nog het meest geschikt toe zoude zijn, als alles „onderst boven gaat. U ziet, dat ik de toekomst onder „de oogen durf zien en mijne berekeningen maak „Waarlijk, op het oogenblik heeft een troon al heel „weinig begeerlijks. Ik voor mij heb geen ander verhangen dan tot aan mijnen dood zeker te zijn van „mijn dagelijksch brood en nog iets daarboven om „eenen ongelukkige te kunnen helpen. Als ik dat „moest missen, zoude ik recht ongelukkig zijn en ik „heb toch al zoo veel moeite gehad om te gewennen „aan de vermindering mijner inkomsten." Het inkomen van prinses Louise bestond in hoofdzaak uit renten in Holland, die haar nu niet meer werden uitbetaald. Hare ouders waren tot hunne spijt niet bij machte haar te hulp te komen. Maar dat behoefde ook niet, had prinses Louise dadelijk moedig verzekerd. „Ik „houd goede orde op mijne zaken," schreef zij, „en „maak geene schulden. Toch geef ik nog meer weg „dan ik meende te kunnen blijven doen na het verlies „van mijne inkomsten. Natuurlijk veroorloof ik mij 236 LOUISE VAN ORANJE. „niet de minste liefhebberijen; en ik geef eigenlijk „niets uit voor mij zelve. Maar dat is ook niet noodig, „want de erfprins overlaadt mij met geschenken. U „moest eens zien wat beeldige toiletten ik met mijnen „verjaardag van hem heb gekregen." Steeds hopeloozer werden de vooruitzichten voor den stadhouder en de zijnen. Toch kon prinses Wilhelmina er zich niet in verheugen, toen in den zeeslag bij Kamperduin de Hollanders onder admiraal de Winter door de Engelschen werden verslagen, al beteekenden de nederlaag der Hollanders, de zegepraal der Engelschen eenige vermeerdering van kans op herstel van het stadhouderlijk gezag. „Wij moeten „ons wel verblijden in de nederlaag van De Winter," schreef prinses Wilhelmina aan hare dochter, „maar „Kamperduin is toch weder een nieuw onheil voor „Nederland." Groote voldoening gaf het haar, dat de dapperheid der Hollanders in dien strijd algemeen werd erkend. „Als mijne landgenooten voor de goede „zaak hadden gestreden," antwoordde haar prinses Louise, „dan zoude ik het heerlijk hebben gevonden, „dat zij de eer van het volk hoog hielden; maar dit „verloop schijnt enkel te bewijzen, dat het zeevolk „volstrekt niet zoo gezind is, als men het pleegt af „te schilderen. Want anders zouden de matrozen de „officieren wel hebben kunnen dwingen om de zijde „der Engelschen te kiezen. Als zij dus met gevoelens „strijdig met die hunner aanvoerders toch goed „vechten, dan is het met hen al net als in Frankrijk. „Daar heeten ook leger en vloot voor drie kwart LOUISE VAN ORANJE. 237 „royalist; maar die allen zijn dan toch één van zin, „zoodra het tegen den vijand gaat." Met die opvatting kon prinses Wilhelmina zich echter allerminst ver eenigen. „Een enkel woordje, lieve Loulou," antwoordde zij hare dochter, „over wat gij van de dapperheid „van uwe landgenooten zegt en die u niet schijnt te „mogen behagen, nu daarmede eene slechte zaak „wordt gediend. Natuurlijk, mijn lieveling, als de vloot „bij het uitzeilen van den haven ronduit had verklaard, niet te willen dienen onder het tegenwoordige „gouvernement, maar zich te willen schikken onder „de bevelen van den wettigen admiraal-generaal, dan „zoude dat voor ons heel wat gelukkiger zijn geweest. „Maar zoo iets is op het oogenblik van de bevelvoerende officieren niet te verwachten. En al zijn „er ongetwijfeld velen op de vloot, die in hun hart „nog gehecht blijven aan het wettig gezag, dan ver„gunde hunne positie hen daarom nog niet om daarvan „op dat pas te doen blijken. Daarom is het mij lief, „dat zij dapper hebben gestreden voor de nationale „eer en ik geloof ook, dat het zoo beter is voor de „goede zaak om meer dan eene reden. Dat is mijne „opvatting en die behoorde het ook te zijn van u, „die door geboorte deel uitmaakt van dit volk, dat „het mijne toch altijd maar bij adoptie is." De roem, waarmede prins Frederik zich in deze jaren overdekte en welke hem het opperbevelhebberschap over de Oostenrijksche troepen in Italië deed verwerven, gaf zijne moeder en zijne zuster groote blijdschap. „Als hij maar niet zoo somber was," schreef 238 LOUISE VAN ORANJE. prinses Louise onder den indruk van een kort bezoek van haren broeder op diens doorreis naar Engeland, waar hij afscheid ging nemen van zijne ouders, eer hij naar het leger in Italië vertrok. Prins Frederik werd gedrukt door het hopelooze zijner vooruitzichten op eene verbintenis met prinses Mary en door ergernis over het weifelend optreden der Verbonden Mogendheden, wfer telkens op nieuw met Frankrijk aangeknoopte onderhandelingen een doortastend handelen om de dingen tot een einde te brengen voortdurend verijdelden. Zijne zuster trachtte hem op te wekken en te bemoedigen: maar begreep zijne nederslachtigheid van stemming toch maar al te goed. „De Franschen „versterken zich aan den Boven-Rijn," schreef zij in Augustus 1798 aan hare moeder, „en men laat het „maar rustig begaan, dat zij in dezen tijd van wapenStilstand meer veroveringen maken dan in twee veldtochten. Maar heel Duitsch-Zwitserland heeft de „constitutie, welke het Fransche roo vers volk het wilde „opdringen, geweigerd; en zooals men reeds dadelijk „verwachtte, heeft het Directoire na die weigering „onmiddellijk de vijandelijkheden geopend Die „brave Zwitsers, ware verdedigers van de vrijheid, „verdienen het waarlijk wel, dat men belang in hen „stelt. Als de andere volken hen nu maar eens wilden „navolgen. Gij weet, lieve moeder, dat uwe Loulou „heelemaal niet moedig is; maar dit heeft mij zoo „geëlectriseerd, dat ik gaarne een korps Amazonen in „het veld zoude willen brengen om hier mijn tweede „vaderland te verdedigen, nu het eerste, helaas, ver- LOUISE VAN ORANJE. 239 „ loren is. Wat zoude mijne broeders het hoofd schudden, „als zij dit konden lezen, en zagen, dat ik zelfs maar „op de gedachte kom van te meenen, dat vrouwen „iets zouden vermogen in dezen stand van zaken. „Die hooren zich met niets te bemoeien dan met het „huishouden, zouden zij zeggen. Dat zoude ook heel „mooi zijn, als de mannen dan ook maar wilden strijden. „Houd mij mijne dwaasheden ten goede, Mama, maar „werkelijk ik zoude alle volken onder de wapenen „willen roepen om die reusachtige natie ten onder te „brengen, die steeds maar groeit en wast en die men „door de flauwhartigheid, waarmede men haar tege„moet treedt, versterkt in den waan, dat zij alleen „de wetten heeft voor te schrijven, waaraan wij allen „moeten gehoorzamen." Groote moeite kostte het prinses Louise bovendien om er in te berusten, dat hare broeders herhaaldelijk overstaken naar Engeland, terwijl het voor haar eene onmogelijkheid bleef om hare ouders daar te gaan bezoeken. „Vrouwen zijn nu een„maal vastgespijkerd aan hare plaats; daar moet men „zich maar bij nederleggen," zuchtte zij. Sterker dan ooit echter sprak haar verlangen naar hare moeder, toen onverwachts, in het begin van het jaar 1799, de tijding kwam, dat prins Frederik te Padua aan kwaadaardige koortsen was overleden. Een oogenblik hoopte prinses Wilhelmina nog tegen hopen in, dat het bericht, dat in een Fransche courant naar Londen kwam, onwaar zoude blijken, „maar nu „kan ik niet langer twijfelen, mijn lieve Loulou," schreef zij aan deze den llden Februari 1799; „de 240 LOUISE VAN ORANJE. „Hollandsche couranten, die gisteren hier over Vlis„singen zijn aangekomen, geven zooveel bijzonderheden, dat het wel zeker waar moet zijn, dat onze „goede Fritz niet meer in leven is.... Ik ben er zoo „door verslagen, dat het mij moeite kost, u te schrijven; „maar ik wil u toch enkele woorden doen toekomen, „opdat gij niet ongerust zoudt zijn over mij.... Mijne „gezondheid heeft niet geleden en ik mor ook niet „tegen den Goddelijken wil; maar mijn geheele leven „zal ik rouw dragen om dien goeden, besten jongen, „die zoo algemeen wordt betreurd ; en die deelneming „van alle zijden is toch nog een soort van troost. „Als het waar is, wat men meldt, dan hèeft onze „goede Fritz die koorts opgedaan bij zijne bezoeken „aan het hospitaal. In dat geval is hij op het veld van „eer gesneuveld, want de zorg voor zijne zieke solodaten was voor hem een dure plicht en dien is hij goed „nagekomen.... Als ik u op zulke tijden schrijf, dan „is het, of het mij goed doet te denken, dat gij op dat „oogenblik hetzelfde doet aan mij en dat onze gedachten samen stemmen." Van de spoedig daarop ondernomen landing der Engelschen en Russen in Noord-Holland had prinses Wilhelmina in het eerst niet veel verwachting. De aanvankelijke goede gang der operaties wekte haar echter op en vol vreugde schreef zij aan hare dochter; „als dat zoo voortgaat, kunnen wij ons werkelijk „vleien met de hoop, elkander weldra weder te mogen „ontmoeten in het vaderland Ik ga nu schrijven „aan Willem in Holland." Maar deze zaak verliep ook LOUISE VAN ORANJE. 241 weder zonder uitkomst te geven. „Wat zijn die aanhoudende teleurstellingen moeilijk om te verdragen," klaagde prinses Louise. „Dit heeft ook weder zooveel „onschuldig bloed gekost; Zooeven kreeg ik eenen „brief van Willem; die was in Alkmaar zoo vroolijk „begonnen en in den Helder zoo treurig geëindigd." Een stroom van vluchtelingen nam nu de wijk naar Brunswijk om te trachten van daar over een der Noord-Duitsche havens naar Wight te trekken en dienst te nemen in de Dutch Brigade, het Hollandsche regiment, dat, met Engelsch geld betaald, onder de bevelen van den erfprins werd gesteld. Maar krachtens de bepalingen van het neutraliteitsverdrag met Frankrijk moesten deze vluchtelingen door den hertog van Brunswijk worden uitgeleverd om tegen wil en dank te worden ingedeeld bij de Fransche troepen. „Dat „is wel hard," schreef prinses Louise, „voor heden, „die door buitenlandsche tyrannie uit hun land worden „verjaagd en onder de oude vanen willen dienen. Ik „heb voor hen gedaan wat ik maar kon en ben er „in geslaagd te verkrijgen, dat zij in het vervolg, als „zij brieven van aanbeveling kunnen overleggen, ongehinderd naar Cuxhaven mogen gaan, om zich daar „in te schepen." Voor prinses Wilhelmina met haar hartstochtelijk, voortvarend karakter, was het eene zware beproeving om bij dit alles lijdelijk te moeten blijven zonder de minste gelegenheid om in te grijpen of invloed te oefenen. De koning van Engeland was haar zeer wel gezind; maar liet zich tegenover haar nimmer uit over staats- 16 242 LOUISE VAN ORANJE. zaken en zij meende, dat de ministers en de buitenlandsche gezanten haar met opzet ontweken. Tevergeefsch was haar pogen om van wat er omging iets meer te weten te komen dan wat de dagbladen meldden. „Ik „weet niets meer dan wat ieder courantenlezer weten „kan," schreef zij herhaaldelijk niet zonder bitterheid aan hare dochter. „Ik geloof dat mijne meening en „die van Krebs," (den lievelingshond van prins Frederik, dien zij zich had doen opzenden,) „als hij ten minste „eene meening heeft, al even zwaar wegen." „De Fransche bladen hebben weder een onzinnig „stuk over mij gehad," schreef zij in Maart 1799. „Vol„gens hen zoude ik het zijn, die aan eene nieuwe „coalitie der Mogendheden arbeid; ik zoude daarover „onderhandelen met de hoven van Berlijn, van Weenen „en van Petersburg en ik zoude den minister Haugwitz „willen doen vallen om Staremberg in diens plaats te „krijgen, omdat die laatste voor den oorlog is. Dat is „in het kort de inhoud van een tamelijk uitvoerig artikel; „en het dwaasste is, dat te Berlijn niemand mijne opvattingen deelt dan enkel en alleen mijn oom prins „Hendrik. Zoolang ik nog in Holland op mijne plaats „was, begrijp ik, dat tegenstanders er hun voordeel „in konden zien om mij belachelijk te maken en mij „voor te stellen als eene intrigante, die zich bemoeit „met dingen welke haar niet aangaan. Maar ik meende, „dat men mij nu toch wel met rust kon laten en liefst „wilde ik, dat men mij vergat." Van eene vereeniging der Noordelijke en Zuidelijke Nederlanden, een der tallooze plannen, die in die dagen aan den politieken LOUISE VAN ORANJE. 243 horizon oprezen, schreef zij: „de vereeniging van de „17 zusterprovinciën is zeer zeker niet ondenkbaar; „maar ik zie er groote, groote bezwaren in en ik houd „niet van het bouwen van luchtkasteelen. Overigens „ben ik veel te oud geworden om weder op zulk een „weidsch tooneel op te treden en eene nieuwe loopbaan „te beginnen; en dat is met uwen vader ook het geval. „En als ik dan denk aan de bemoeiingen en de verwikkelingen, welke een terugkeer in het vaderland „met zich brengen zoude en die nu nog veel erger „zouden zijn dan zij het waren in 1787. . . ." De gebeurtenissen in Frankrijk maakten diepen indruk op prinses Wilhelmina. „Het ontwerp eener „constitutie, dat thans in de bladen wordt publiek „gemaakt," schreef zij in het eind van December 1799, „is verbijsterend, omdat het schijnt aan te toonen, dat „men in Frankrijk weder met rassche schreden schijnt „te willen terugkeeren tot het koningsschap, al wordt „dat woord niet uitgesproken. Gij zult ook wel „vinden, lieve Loulou, dat deze constitutie teneene„male in strijd is met de oude denkbeelden van „democratie en dat er geene sprake meer is van de „rechten van den mensch en van al die mooie dingen „meer, waarvoor men zooveel bloed heeft doen stroo„men zonder dat de ervaring er het nut of het voordeel „van heeft kunnen doen zien. Dat heeft nu alles nergens „anders toe gediend dan om eenen Corsikaan koning „van Frankrijk te maken. Want dat zal Bonaparte „stenig eenmaal zijn. En eigenlijk is hij het reeds onder „eenen anderen titel en met veel meer macht dan 244 LOUISE VAN ORANJE. „ooit de wettige koningen vóór hem hebben bezeten» „Hij is het wel maar voor tien jaar; maar als hij na „verloop van dien tijd nog de macht in handen heeft „en eene nieuwe catastrophe hem niet reeds eerder „ten val heeft gebracht, zal hij weinig lust gevoelen „om af te treden en dat lange tijdsverloop geeft hem „gelegenheid om alles voor te bereiden ten einde, als „de tijd daar is, zich voor levenslang te doen benoe„men Deze tooneelvertooning is al heel buitengewoon." Prinses Wilhelmina zocht afleiding voor hare gedachten in wandelingen, in kleine tochtjes door Engeland om vertrouwd te worden met land en volk. Ook nam zij, om de leegte welke het vertrek van haren kleinzoon had gelaten, aan te vullen, de zorg op zich voor de opvoeding van twee kinderen van behoeftige ouders, een jongen en een meisje ; en prinses Louise moest haar daarvoor schoolboeken bezorgen. Hare dagverdeeling was streng geregeld en uiterst eenvoudig, ,,'s Ochtends eene wandeling," schreef zij aan hare dochter, „na het eten eene partij billard en „tot slot van den avond een gezelschapsspel; tusschen„in mijne correspondentie en mijn schilderwerk, veel „lectuur, borduurwerk en af en toe wat muziek, daar „wordt mijn tijd goed mede gevuld. Ik verveel mij „nooit en vindt den dag altijd veel te kort voor wat „ik had willen doen." „Uwe avonden zijn nog net als „vroeger; konden die oude tijden maar weer terugkomen, zij waren zoo gelukkig," antwoordde prinses Louise, die zich verbaasde over de groote borduur- LOUISE VAN ORANJE. 245 werken, die hare moeder nog ondernam en waarbij haar eigen broddelwerk, zooals zij het noemde, zoo nietig afstak. Het waren geheele japonnen welke prinses Wimelmina nog met het grootste genoegen eigenhandig voor hare dochter borduurde of ook wel knoopte van fijne witte zijde om te worden gedragen over een onderkleed van de eene of andere teere kleur. Dat was zoo de mode in die dagen en tot zelfs de Engelsche koninklijke prinsessen stelden er eene eer in, op de hofbals te verschijnen in een dergelijk geknoopt overkleed van eigen werk. Zelve maakte de nog altijd zeer schoone prinses Wilhelmina ook veel werk van haar toilet, wilde ook dat hare dochter dat zoude blijven doen en lange overleggingen pleegden de beide vrouwen daarover in hare brieven want met de beschikbare middelen moest worden gewoekerd; toch werd tot groote voldoening van prinses Louise in de berichten over de Engelsche hoffeesten de verschijning van de prinses van Oranje steeds tot de meest schitterende gerekend. Het glanspunt in die jaren van ballingschap was telkens in Maart de verjaardag van den stadhouder die altijd met groot gala werd gevierd „Morgen is „het een gewichtige dag voor ons," schreef prinses Wilhelmina op 7 Maart 1800 aan hare dochter, „en „ik wil dezen daarom niet sluiten zonder nog eens „mijne beste wenschen uit te spreken, waarin gij stellig „van harte deelen zult, voor hem wiens verjaardag „wij morgen vieren. Wij zullen dat in Londen doen „en ik weet nu al, dat het huis te klein zal zijn voor 246 LOUISE VAN ORANJE. „al de landgenooten, die dan zullen opkomen. Ik hoop „maar, dat de toeloop zich over verschillende uren „zal verdeelen, anders weet ik letterlijk niet, waar en „hoe wij allen zullen ontvangen Maar dat zal „zig wel schikken." Eerst hadden de Oranje's te Londen eene woning gehad in Pall Mali, waar zij veel vertoefden om deel te nemen aan wat er in de hoofdstad omging en om gemakkelijker dan dit op HamptonCourt mogelijk was, in verkeer te blijven met de vele naar Engeland uitgeweken Hollanders, Om financieele redenen moest die ruime huizinge echter worden verwisseld met eene kleine bovenwoning (Conduitstreet 61) waar prinses Wilhelmina slechts ééne vrouwelijke dienstbode tot hare beschikking had en waar op eenen ongeluksdag al het tafelzilver werd gestolen. „Het was „wel niet van groote waarde," schreef de prinses aan hare dochter; „maar in onze omstandigheden kan men „niet veel meer missen. Dan doet ieder verlies, ook „het kleinste, pijnlijk aan, al moest men er eigenlijk „reeds lang aan gewend zijn." Toch wist zij op die bekrompen bovenwoning koningin Charlotte en de koninklijke prinsessen, die haar trouw bleven bezoeken, met de meeste gratie te onthalen. De geboorte van eenen tweeden kleinzoon, eenen prins Frederik, verblijdde grootmoeder en tante trots al de zorgen voor de toekomst van het kind. Beiden vierden het heugelijk feit door hare dames op zijn Hollandsch op kandeel te onthalen. De oude veerkracht en het oude vertrouwen op de komst van betere tijden kwamen bij moeder en dochter telkens weder LOUISE VAN ORANJE. 247 boven en in haar hart vond prinses Louise het toch wel heel belangrijk, dat op eene garden-party aan het Engelsche hof eene oude waarzegster hare moeder toefluisterde: AU will go right, all will go well, Great Princess, we even that foretell. Your steady conduct here will prove, That you have gained your country's love. IV. „Zoude uwe oude moeder u vandaag kunnen schrijven, mijne lieve Loulou," schreef prinses Wilhelmina den 28sten November 1800 aan hare dochter, „zonder „u dubbel en dubbel geluk te wenschen nu gij uwen „dertigsten verjaardag viert? Wat is er veel te bedenken als wij terug zien over zulk eenen langen „tijd en wat is hij snel voorbij gegaan, die tijd van „uwe jeugd! Het maakt mij oud, ofschoon ik, Go de „zij dank, van de gebreken van den ouden dag nog niets „gevoel; ik zoude kunnen meenen, dat ik nog veel jonger „was, als ik alles niet zoo eens bedacht en narekende." — „Ik ben zelve zoo verwonderd, dat ik nu al dertig „jaar ben," antwoordde haar prinses Louise, „dat ik „mij zoo goed kan begrijpen, dat het u wonderlijk te „moede is, als gij terug ziet over dien tijd, die zoo „snel is omgevlogen. Het is mij als de dag van „gisteren, dat u dienzelfden leeftijd hadt en ik vond „u toen ontzettend oud. Nu zoude ik mij zelve eigenlijk 248 LOUISE VAN ORANJE. „nog best kunnen verbeelden, dat ik vijftien ben; en „ik moet mij zelve dikwijls voorhouden, dat dat niet „waar is om het recht te weten, want gevoelen doe „ik het niet. Ik ben nog op geen enkel punt geblaseerd; „alles wat ik vroeger heerlijk vond, kan ik nog zoo „recht genieten, behalve misschien den dans; daar „geef ik niet meer om; maar dat hangt allicht samen „met andere redenen die met leeftijd niets temaken „hebben. Maar u moet nu weder niet gaan denken, „dat ik mij zoo dwaas aanstel van mij te gedragen als „een meisje van vijftien jaar. Ik weet wel, wat aan „eene vrouw van dertig past en iedere leeftijd heeft „zijne eigene goede zijden." Het leven aan het hof te Brunswijk was voor prinses Louise in hoofdzaak onveranderd gebleven. Alleen gaf het haar veel zorg, dat de gezondheid van haren echtgenoot voortdurend zwakker werd, dat zijn gezichtsvermogen sterk verminderde en dat eindelijk volslagen .blindheid intrad. De erfprins werd bij dit alles voortdurend afhankelijker van harén omgang en van haar bijzijn. Hij was innig aan haar gehecht. „Ik mag toch wel heel dankbaar zijn," schreef prinses Louise aan hare moeder, „dat ik zulk eenen goeden, „hartelijken echtgenoot heb; de prins heeft letterlijk „geenen anderen wensch dan mij tevreden te zien „en hij doet daarvoor wat hij maar kan." Dat zij geene kinderen had, maakte hare verhouding tot haren schoonvader, den regeerenden hertog van Brunswijk, uiterst moeilijk. Deze deed haar hare kinderloosheid op velerlei wijzen ontgelden en dwong haren gemaal LOUISE VAN ORANJE. 249 afstand te doen van diens erfrechten ten behoeve van eenen jongeren broeder, die tot nog toe hardnekkig had geweigerd te huwen, en er nu eindelijk in toestemde onder uitdrukkelijk voorbehoud, dat de bruid welke men hem zoude toebeschikken, in alles op zijne schoonzuster zoude gelijken. Voor prinses Louise was dit toch nog eene soort van voldoening en innig hechtte zij zich aan de prinses van Baden, die haar feitelijk aan het hof van Brunswijk kwam verdringen en voor wier vroeg verweesde zoontjes zij in komende jaren van vlucht en ballingschap een trouwe, zorgende tante werd. Een portret van haar in de schilderijenverzameling in het hertogelijk slot te Brunswijk bleef daar nog langen tijd bekend als het portret van Tante Holland. Dit alles wondde prinses Louise echter diep, al wist zij zich te beheerschen en het deed haar het verledene, waarnaar zij in gedachten zoo gaarne terugging, nog meer betreuren; „maar een goed geheugen „is toch niet altijd als een voorrecht te beschouwen," schreef zij aan hare moeder onder den indruk van wat oude bedienden, die naar Brunswijk waren overgekomen, haar hadden verhaald van de treurige toestanden op het Loo en in den Haag. „Die eerste plaats," meldde zij nu op hare beurt weder aan prinses Wilhelmina, „die eerste plaats, waar het vroeger zoo „heerlijk was, is nu geheel vernield. Het huis zelf is „al een keer of drie gebruikt voor hospitaal en een „paar maal is er door onachtzaamheid brand geweest, „die gelukkig nog werd gebluscht dank aan de goede „zorgen van onze oude bedienden, die er nog hebben 250 LOUISE VAN ORANJE. „kunnen blijven, zij het ook in lager rang. Men heeft „den tuin in alle richtingen opgegraven om de waterpijpen weg te halen, zoodat alle waterwerken bedorven „zijn. Het hout om het Huis ten Bosch is gekapt en „het huis zelf is eene gewone herberg geworden, waar „men de groote zaal en het kabinet met het Chineesche „lakwerk laat zien voor zes stuivers de persoon." Maar erger nog leed prinses Louise onder de berichten van watersnood en overstrooming, die in den stormachtigen winter van het jaar 1800 haar vaderland teisterden en er de armoede nog schrikbarend deden toenemen, terwijl zij zelve volstrekt onmachtig was om iets te doen tot leniging van den nood. Eenige afleiding en grooten troost vond prinses Louise in lange bezoeken aan het gezin van haren broeder, den erfprins, eerst te Schönhausen, het buitenverblijf, dat dezen door zijnen zwager den koning van Pruisen ten gebruike was gegeven, en later op het kasteel Racotten, eene heerlijkheid welke de erfprins na den mislukten veldtocht in Noord-Holland voor het overschot van zijn vermogen had aangekocht in Posen op de grens van Pruisisch Polen. Hij wilde daar stichten eene kolonie van uitgeweken Hollanders en Nassauers die er kosteloos een stuk lands ter bebouwing ontvingen met het vereischte akkergereedschap en vrijstelling van belasting. Hij schafte hier de er nog heerschende lijfeigenschap af en voerde bij den landbouw belangrijke verbeteringen in. Prinses Louise volgde het verloop van deze onderneming, die zoo velen ten goede moest komen, met warme belang- LOUISE VAN ORANJE. 251 stelling en genoot er van den omgang met hare beide neven en met haar nichtje, prinses Pauline, voor wie zij niets dan lof over had in hare brieven. „Ik had „mijne komst aangekondigd tegen theetijd," schreef zij uit Racotten aan hare moeder, „maar ik verraste hen „met onder etenstijd te komen en werd met open „armen ontvangen Guillot is gegroeid en lang voor „zijnen leeftijd; wel wat mager, maar hij ziet er toch „goed uit en gelijkt sprekend op zijnen vader. Hij „spreekt heel aardig Fransch en Hollandsch en Duitsch „zeer goed. Poolsch leert hij nu ook al en hij kent „er reeds genoeg van om te kunnen antwoorden als „hem iets wordt gevraagd. Fritz is nu ook al een „groote jongen en mag reeds met ons aan tafel dineeren j „hij schijnt mij mooier en sterker dan zijn broeder. „U hadt hem moeten zien, toen ik binnen kwam. Hij „herkende mij niet en keek mij vreemd aan; maar „zoodra hij hoorde, dat het tante was, vloog hij mij „in de armen. Pauline is allerliefst en heeft beeldige „armpjes. Men zegt, dat zij op hare moeder gelijkt; „maar ik vind, dat zij iets heel eigenaardigs heeft, iets „dat aan de portretten der kinderen van tante Caroline „laat denken Ik werd daar gestoord door „Guillot en Fritz, die mij in mijne kamer kwamen „opzoeken en toen zij hoorden, dat ik aan grootmama „schreef, verzochten zij vele complimenten. Het zijn „kleine engelen; maar ik kan den jongsten niet zonder „aandoening aanzien; als ik die beiden samen zie, ga „ik in herinnering jaren terug en dan schroeft het „hart mij toe." Ook prinses Wilhelmina uitte de hoop, 252 LOUISE VAN ORANJE. „dat de beide broeders even innig verbonden zouden „blijven, als hun vader en hun oom het vóór hen „waren geweest;" maar overigens was zij niet gemakkelijk te voldoen, waar het hare kleinkinderen gold. Zij vond, dat de oudste niet snel genoeg met leeren vorderde. „Het is allerminst mijne bedoeling," schreef zij, „dat men eenen kleinen geleerde van hem zal maken; „ik houd niet van wonderkinderen; maar ik geloof „toch, dat men een kind met eenen aanleg als dien „van Guillot ver zoude kunnen brengen. En nu heb „ik eenen brief van hem gekregen in zoogenaamd „Hollandsch, slecht geschreven en vol taalfouten." Onder dit alles bleef bij prinses Louise het verlangen naar hare moeder sterk spreken. Maar alleen een algemeene vrede kon dat verlangen bevredigen door den terugkeer der Oranje's naar het vaste land van Europa mogelijk te maken; en hoezeer moeder en dochter vroeger ook mochten hebben geijverd voor een krachtig handelend optreden der Mogendheden met de wapenen in de hand, begonnen zij zich thans toch af te vragen, „of een vrede misschien niet beter „kon zijn dan een oorlog, die door de Mogendheden „zoo sleepend en flauw en met zulke onbevredigende „uitkomsten werd gevoerd." De vredesonderhandelingen zoo herhaaldelijk aangeknoopt en weder afgebroken, leidden tot slot toch nog sneller tot eene uitkomst dan prinses Wilhelmina meende te kunnen of mogen berekenen. „Voor wie hier in Duitschland woont," schreef prinses Louise op 10 Maart 1801, „is het wonderlijk „om het tot stand komen van den vrede nog te hooren LOUISE VAN ORANJE. 253 „betwijfelen. Hij is juist heden door Oostenrijk te Re„gensburg geteekend. Die vrede, die u, lieve moeder, „zoo ondenkbaar scheen, is dus werkelijk gesloten." Nog geheel onverwachts kwamen op 1 October 1801 nu ook te Londen de preliminairen van den vrede tusschen Frankrijk en Engeland tot stand. „Toen ik „u de laatste maal schreef, mijne lieve Loulou," meldde prinses Wilhelmina, „dacht ik weinig dat de vredes„preliminairen reeds te Londen waren geteekend door „lord Malmesbury en den citoyen Otto. Toch was dat „maar al te waar en mijn brief aan u was juist weg, „toen ik het vernam. De vredesvoorwaarden zijn nog „niet officieel bekend gemaakt. Wij moeten dus ons „oordeel opschorten en er het beste van hopen. Dat „tracht ik ook te doen in alle dingen; dat is het beste „wat men doen kan in den tijd, waarin wij leven. „Maar welke de vredesvoorwaarden ook zullen blijken „te zijn, ik vlei mij toch dat er ééne goede zaak uit „zal voorkomen voor ons, namelijk de hereeniging „van de heele familie." „De vrede zal u, evenals ons, verbaasd en getroffen „hebben," liet de prinses van Oranje er eenige dagen later op volgen, toen zij zekerheid meende te hebben, dat daarbij geene rekening was gehouden met het recht van den stadhouder op schadeloosstelling voor het verlies zijner particuliere bezittingen in de Republiek. „Wij moeten van alles nu maar zoo goed mogelijk partij trekken," ging zij voort; „uw vader heeft „eene uitmuntende nota ingediend om aan de verplichtingen van het heden te herinneren en de be- 254 LOUISE VAN ORANJE. „langen van zijn Huis en van zijne ongelukkige land„genooten aan te bevelen bij het definitieve tot stand „komen van den vrede : en misschien heeft men daar „ook al aan gedacht en zal men doen wat er gedaan „kan worden. ... Deze vrede schijnt mij voor Engeland „zelf ook lang niet voordeelig. Engeland offert veel „op in de toekomst, terwijl het van Frankrijk feitelijk „niets verkrijgt. Dat doet vermoeden, dat het zich wel „genoodzaakt gevoelde vrede te sluiten en dan zoude „het onbillijk zijn, er deze Mogendheid een verwijt van „te maken, dat de uitkomst niet aan onze verwachtingen heeft voldaan. . . . Lettende op al de misslagen, die er zijn begaan, en op de flauwe wijze, „waarop men den oorlog heeft gevoerd, moet men „denken, dat alles enkel nog maar erger zoude kunnen „worden als men den strijd voortzette.Wat ons persoontijk betreft, ons lot blijft nog raadselachtig, al zullen wij „allicht iets verkrijgen. Altijd wel genoeg om van te „leven, denk ik; en daar onze tegenwoordigheid hier „te lande nu niet langer vereischt is, denken wij ernstig „over vertrekken. Als God wil en wij leven, zullen „wij elkander dus in den loop van het volgende jaar „terug zien. Wij nemen reeds maatregelen om in het „vroege voorjaar met pak en zak af te reizen. Het „zoude kunnen zijn, dat uw vader zelfs nog eerder verbrok." Inderdaad wilde de prins van Oranje de einduitkomst der vredesonderhandelingen niet afwachten in Engeland, nu alle hoop om door die Mogendheid in zijne stadhouderlijke waardigheid te worden hersteld, LOUISE VAN ORANJE. 255 was vervlogen. Met eene voortvarendheid, weinig in overeenstemming met zijne gewone, weifelende wijze van handelen, haastte hij zich naar Duitschland, naar Nassau, dat was althans met den vrede weder in zijn bezit gekomen. „Morgen reist uw vader af; ik zal hem „brengen tot Colchester. Zorg gij nu, dat gij hem dadelijk tegemoet gaat, als hij te Cuxhaven is geland,'' schreef prinses Wilhelmina op 20 October 1801 aan hare dochter, want zij maakte zich ernstig ongerust over de gezondheid van den erfstadhouder, die in de laatste maanden op eens sterk was verouderden die leed aan flauwten tengevolge van eene hartaandoening, die haar het ergste vreezen deed. Zelve kon zij eerst later volgen; er viel nog zoo veel te schikken en afscheid te nemen van zoo velen. „Maar als „het God behaagt, zal ik u toch over eenige maanden „in de armen mogen drukken; en het genot van weder „te midden van mijne kinderen en kleinkinderen te „mogen verkeeren, zal mij over het verleden troosten „en mij doen vergeten, dat ons lot in de toekomst „nog een duister raadsel is. Maar ik zoude al zeer „ondankbaar zijn, als ik dit land verliet en niet levensgang erkentelijk bleef voor de gastvrijheid, die wij hier „hebben genoten en voor al de bijzondere blijken van „vriendschap van den koning en van het geheele „koninklijke gezin. Toch zal een verblijf in het Nassausche, hoe onaanzienlijk het zijn moge, ook zijne „goede zijden hebben, zoo wij het tenminste kunnen „behouden en er in vrede mogen wonen. Maar ik acht „den tegenwoordigen toestand van Europa zoo onzeker 256 LOUISE VAN ORANJE. „dat men nergens staat op kan maken. Als Weenen „en Berlijn verdeeld raken en Bonaparte in troebel „water visschen wil, dan is het te vreezen, dat wij „ook Nassau zullen verhezen. Ik wilde wel, lieve „Loulou, dat ik kon zeggen, dat een samenloop van „blijde omstandigheden ons weder tot elkander brengt; „helaas, het tegenovergestelde is waar. Maar zooals „ik reeds zeide, het genot van u weder te zien, zal „veel zorg en leed verzachten en wat kunnen wij „beter doen dan het verledene laten rusten en dank„baar aanvaarden wat de Hemel ons goeds te genieten „geeft ?" „Hoe zal ik onder woorden brengen," antwoordde prinses Louise, „wat er in mij omging, toen ik „uwen brief ontving! Ik had mij al geschikt in de „gedachte, dat ik mijne ouders eerst in het voorjaar „zoude zien en nu ben ik zelfs aan den vooravond „van mijnen vader te begroeten, terwijl zijne komst „een voorbode is van de uwe. De eenzaamheid, „waarin u dezen winter zult achter blijven doet mij „echter leed." Na een kort oponthoud in Brunswijk haastte prins Willem zich, pm vergezeld van zijne dochter door te reizen naar Nassau, gedreven door een verteerend verlangen om eindelijk weder op eigen grond en bodem te staan. Sedert 1743, bij het leven nog van zijnen vader Willem IV, waren alle andere linies van den Ottonischen tak van het Huis van Nassau uitgestorven, en alle bezittingen van dat Huis aan dezen gekomen, zoodat prins Willem Vthans de wet- LOUISE VAN ORANJE. 257 tige bezitter was van al de landen, die bij het oude verdeelingsverdrag van graaf Hendrik II van Nassau in het jaar 1255 aan graaf Otto van Nassau waren toebedeeld. Voorloopig wilde hij zich nu vestigen in de nabijheid van Dietz op het door Albertine Agnes gebouwde fraaie kasteel Oraniënstein, waar zijne zuster Carolina voor jaren reeds zoo vurig had gehoopt hem eens te zien. „Het gaat mijnen vader hier nog beter „dan in Brunswijk," meldde prinses Louise vandaar aan hare moeder, „hij ziet er weder zeer goed uit, „is Zelfs weder wat dikker geworden. De streek hier „bevalt hem uitstekend. Het kasteel is beter onderhouden dan ik verwacht had en nu de oude meubels „zoo goed mogelijk worden geschikt, zijn de kamers „heel gezellig. Ik heb met mijnen vader alles moeten „zien, van boven tot beneden. Voor een groote schoon„maak zal ik zorgen, daar heeft men hier in Duitschland „niet zoo goed begrip van als in ons vaderland. „De kamers, die voor u bestemd worden, zijn heel „mooi en ruim. Op het oogenblik zijn ze zeer kostbaar „maar wat somber gemeubeld; dat zullen wij zien te „veranderen. Een kamertje met Chineesch lakwerk „aan de wanden komt er op uit en dat zullen wij laten „zoo als het is. Uwe kamers zien uit op de groote „laan naar Dietz, die zeer schoon is; en de wandelingen schijnen hier prachtig te zijn. De doe al het „mogelijke om mijnen vader op te vroolijken en afleiding te geven, zoo als u mij dat hebt opgedragen en „tot nog toe kan ik daar wel in slagen. Ik geloof u „de verzekering te kunnen geven, dat hij weder geheel 17 258 LOUISE VAN ORANJE. „dezelfde is als van ouds." De schikkingen om alles te ordenen voor de komst van zijne gemalin gaven den prins veel en aangenaam werk. Ook werd hij aangenaam verrast door talrijke bezoeken van kleine Duitsche vorsten uit den omtrek, meest allen aan de Nassau's verwant, die zich haastten hem te komen begroeten. „Ik zie uit de brieven, dat het daar bij u op Oraniënstein „eene aanhoudende reeks van bezoeken is," schertste prinses Wilhelmina, „maar daar gij nog niet geheel op „orde zijt en het bijna altijd verrassingen zijn, zal het „u wel eens overvallen en als men van verre komt „om u van nabij te begroeten, dan kunt gij moeilijk „zeggen Niet Thuis!" Prins Willem hoopte nu verder hier op Oraniënstein zijne dagen in vrede te kunnen eindigen. Allerpijnlijkst werd hij daarom getroffen door het bericht, dat Bonaparte voornemens was, behoudens eene zekere schadeloosstelling over Nassau te beschikken. Ten slotte bleef die slag, die de ergste van alle zoude zijn geweest, het verlies vanvzijn voorvaderlijk erfgoed, hem bespaard. Maar de uitvoering der bepalingen van den vrede van Amiens, waarbij den kleineren vorsten van Duitschland en ook den erfstadhouder der Republiek schadeloosstelling zoude worden verleend, veroorzaakte den ouden man heftige gemoedsbeweging. Het vorstendom Fulda, dat hem werd aangeboden, stond in geene vergelijking tot de door hem verloren bezittingen in de Nederlandenen was grootendeels gevormd uit onteigende kerkelijke goederen; en behalve dat het onvoldoende der ge- LOUISE VAN ORANJE. 259 boden schadeloosstelling hem kwetste als eene nieuwe miskenning van zijne rechten, zag prins Willem Vin die secularisaties van wereldlijk goed een roof, die hij onder geenerlei vorm wilde erkennen. Met iets van de oude fierheid van zijn geslacht, verklaarde hij onomwonden geen gestolen goed te willen aannemen. Wetende echter, dat zijn zoon, die zich op dat oogenblik te Parijs bevond, deze zaak van een ander standpunt bezag, droeg hij zijne rechten op schadeloosstelling voor zijne in de Nederlanden verloren goederen over op den erfprins, die nu met het bezit den titel van vorst van Fulda aannam. „De kan u de verzekering geven, dat het nu weder „goed is met mijnen vader," schreef prinses Louise aan haar moeder. „Hij is nu weder kalm, nu hij aan „Willem die nieuwe bezittingen heeft overgedaan. „Hij kon het niet over zich verkrijgen, ze te aanvaarden. „Een oogenblik ben ik bang geweest, dat deze aandoening hem te machtig zoude wezen. Zijn gezicht „stond in eens zoo heel anders en zijn hoofd en zijne „handen gloeiden. Eigenlijk heb ik in deze dagen innig „medelijden met mijnen vader gehad. Hij was zoo „alleen, en zonder iemand om te raden en te helpen „overleggen en stukken op te stellen, want mijne goede „moeder weet wel, dat ik met den besten wil ter wereld „hem in dat opzicht niet van nut kan zijn. Nog nooit „heeft Papa zoo groote behoefte gehad aan hulp en „raad en nog nooit is hij er zoo van verstoken geweest. „Hierom ook verlang ik sterk naar uwe overkomst." Op het punt der secularisaties deelde prinses Wilhel- 17* 260 LOUISE VAN ORANJE. mina de meening van haren echtgenoot ten volle en onvoorwaardelijk. Het bezoek van den erfprins aan den eersten consul te Parijs had allerminst hare goedkeuring gehad, laat staan hare instemming. Tevergeefs trachte prinses Louise haar met de handelwijze van haren broeder te verzoenen. „Gij hebt groot gelijk, „lieve Loulou," antwoordde zij haar, „met te meenen, „dat als eene zaak eenmaal is beslist, men er verder „niet over moet praten en dat gij u daarom niet wilt „uitlaten over dien tocht van Willem naar Parijs; „maar ik raad toch heel goed, dat gij daarover in „uw hart geheel hetzelfde denkt als ik, namelijk dat f, gij veel Üever hadt gezien, dat uw broeder dien stap „niet had gedaan en dat gij er niet veel heil van „verwachttet. Tot nog ziet het er wel naar uit, dat „dat bezoek bij den consul ook tot niets zal leiden. „Men houdt hem ginds aan het lijntje, men overlaadt „hem met beleefdheden; maar op geene enkele vraag „wordt hem antwoord gegeven. De vrees, dat men „hem op die wijze nog lang in het onzekere zalhouden, „want dat is zoo de gewone < manier van Frankrijk, dat „geen middel ontziet om zijn doel te bereiken. Als „ik zeg Frankrijk bedoel ik natuurlijk Bonaparte alleen. „ Als die sterft of ten val wordt gebracht, dan zal de „toekomst er daarom nog niet rooskleuriger omzijn; „maar voor het oogenblik is alles wat hij in het werk „stelt om zijne schepping te bevestigen voor ons uiterst „bedenkelijk. Ieder nieuw vredestractaat hoopt brandstof op om even zoo vele oorlogen te doen uitbreken „als het artikelen bevat. Dat is eenerzijds heel ongeluk- LOUISE VAN ORANJE. 261 „kig: maar aan de andere zijde houdt het ook de „hoop' levendig op eene betere bedeeling der dingen, „al kan die niet komen zonder schokken, die evengoed „omver kunnen werpen wat nu nog overeind staat, „als herstellen wat vroeger was. Ik zoude daarop „nog lang kunnen doorgaan " —„De slechte „uitslag der onderhandelingen te Parijs heeft mij niets „verwonderd," voegde zij eenige maanden later, in Juni 1802, toen de erfprins onverrichter zake van Parijs was afgereisd, er nog nader aan toe. „Maar ik heb „ook geen oogenblik verwacht, dat er iets goeds van „komen kon en zooals gij ook zegt, mijn lieve kind, „het is beter de bedrogene dan de bedrieger te zijn „als men dan tusschen die beiden kiezen moet. Toch „heb ik medelijden met uwen broeder om depositie, „waarin hij zich gewerkt heeft; maar in zoo verre „moet ik hem recht doen wedervaren, dat hij er zich „zoo goed mogelijk heeft uitgered. Het was nu een„maal niet in zijn macht betere voorwaarden te „verwerven...," V. In het laatst van Juni 1802 kon prinses Louise eindelijk ook hare moeder op Oraniënstein begroeten en genieten van haren persoonlijken omgang gedurende menig bezoek, dat zij daar op het oude familiegoed in de zomermaanden bracht, terwijl het stadhouderlijk paar in de jaren van betrekkelijke rust, die thans volgden, geregeld den winter kwam doorbrengen te 262 LOUISE VAN ORANJE. Branswijk. In de tusschenperioden bleef het schriftelijk verkeer van moeder en dochter zoo levendig als ooit te voren en trouw bleven de beide moedige vrouwen elkander steunen en opwekken om iedere nieuwe moeilijkheid rustig en zonder noodeloos beklag te dragen. Toen in den zomer van het jaar 1804 op nieuw een aanzienlijk deel van prinses Louise's persoonlijk vermogen, dat toch reeds zoo geslonken was, verloren ging, verzuchtte deze wel in een vertrouwelijk schrijven aan hare moeder: „ik ben nu al jaren lang „gewoon om in ontbering te leven en om, zooals „men het noemt, tirer le diable par la queue." Doch toen hare moeder aanbood haar financieel te hulp te komen, haastte zij zich te antwoorden: „ik ben heusch „niet in verlegenheid; mijne zaken zijn er enkel maar „niet beter op geworden." Het ergste viel het haar, de toelagen aan hare gepensioneerden in de Republiek, aan oude bedienden en vroegere leermeesters, tot op de helft te moeten verminderen. De briefwisseling der prinsessen bleef als vroeger een getrouw dagverhaal van wat er op het wereldtooneel omging in die dagen, waarin een nieuwe oolog tusschen Frankrijk en Oostenrijk voortdurend op uitbarsten stond. „Hier op Oraniënstein is alles nog „rustig," berichtte prinses Wilhelmina in September 1805 aan hare dochter; „als wij geene nieuwsbladen lazen, „zouden wij niet eens erg hebben in den ontzag„wekkenden storm, die aan het opsteken is. Daar ik „onkundig ben van de plannen der regeeringskabinetten „en meer nog van de ondoorgrondelijke raadsbesluiten LOUISE VAN ORANJE. 263 „der Voorzienigheid, zijn al mijne berekeningen aangaande wat er door de Mogendheden wordt beraamd „van weinig waarde." Toch begon zij het zaak te achten, bedacht te zijn op de mogelijkheid, dat de rust welke zij op Oraniënstein voorshands nog genoot, en die zij in hoofdzaak meende te moeten danken aan de geographische gesteldheid van het Nassausche land, dat met zijn bergachtig terrein eenen slechten doortocht voor de Fransche legers bood, ieder oogenblik kon worden verstoord. „In den schrikwekkenden chaos, waarin „Europadreigtwegtezinken, zie ik voor ons," overlegde de prinses met hare dochter, „dan ook geen beter plan „dan om rustig te blijven waar wij zijn en onder „Gods hoede af te wachten wat er van ons worden „zal. Als Pruisen onzijdig blijft, zoude misschien „Noord-Duitschland onze toevlucht kunnen worden „of Brunswijk. Maar als Pruisen zich in de armen „van Frankrijk werpt en willens zijn verderf tegemoet „snelt, wat veiligheid kunnen dan de koning van „Pruisen of de hertog van Brunswijk ons bieden? „Wij nemen reeds eenige maatregelen om in geval „van nood onze voornaamste kostbaarheden te kunnen „redden; maar de moeilijkheid om daarvoor eene „veilige plek te vinden is al even groot als voor onze „personen." Den winter van het jaar 1805 op 1806 kon het stadhouderlijk paar nog naar de gewoonte der laatste jaren doorbrengen te Brunswijk, waar de prins van Oranje, wiens gezondheidstoestand sedert geruimen tijd oorzaak tot ernstige bezorgdheid had gegeven, den 9den April 1806 nog betrekkelijk onverwachts 264 LOUISE VAN ORANJE. overleed. In haar oprecht leed over het verlies van echtgenoot en vader sloten moeder en dochter zich nog inniger aan elkander en om den omgang met prinses Louise ongestoord te kunnen genieten, keerde prinses Wimelrnina dien zomer niet naar Oraniënstein terug maar bleef zij vertoeven te Brunswijk. „In de „liefde mijner kinderen vind ik al den troost dien ik „kan verlangen," schreef zij in eigenhandig antwoord op een schrijven van rouwbeklag dat Gijsbert Karei van Hogendorp, met wien zij de briefwisseling was blijven aanhouden, haar had doen toekomen. Vijf maanden na prinses Wilhelmina, in September 1806, werd ook prinses Louise weduwe; en niet zoodra had zij haren ziekelijken, blinden echtgenoot, wiens droevig bestaan zij tot den einde door hare trouwe zorgen had blijven verhelderen, de oogen toegedrukt, of zij ontvlood het hertogelijk paleis, waar haar schoonvader haar hare kinderloosheid tot een bitter verwijt was blijven maken. „Mijne moeder," schreef zij in een haastig briefje, „mijne moeder heeft mij „gisteren gelast, haar te melden, hoe deze nacht ge„weest was en dat doe ik nog in angst en beven. Zij „weet hoe het haar te moede was in dien ongeluk„kigen nacht van 8 op 9 April; en uwe Loulou, lieve „Mama, heeft nu hetzelfde doorgemaakt. Ik weet nog „nauwelijks of het wel waar is, zoo heeft de slag mij „getroffen. Maar de wil des Heeren zij geloofd en „geschiede in alles. Ik geloof, dat het beste is, dat „ik reeds heden avond tot u kom, als u mij ten minste „wilt opnemen, want het is mij onmogelijk hier LOUISE VAN ORANJE. 265 „te blijven. Even voor zessen was alles afgeloopen „en het is nu zeven uur. Wil dus dit verwarde billet „ten goede houden." Het samenzijn van moeder en dochter, die sedert niet meer gescheiden werden, bleef voor beiden de groote troost in de lange reeks van opéénvolgende rampen, die het jaar J.806 voor het Duitsche volk en voor zijn vorsten tot een rampjaar maakten. Het bracht prinses Wilhelmina allereerst, terwijl zij nog met hare dochter te Brunswijk vertoefde, het bericht, dat zij Oraniënstein niet zoude terug zien, dat dit bezit dat door haren echtgenoot bij uiterste wilsbeschikking was aangewezen tot hare douairie, tengevolge van de inlijving van Nassau bij het Rijnverbond voor haar verloren was gegaan. Maar de toestand van geheel Duitschland werd nu reeds dadelijk zoo bedenkelijk, dat de prinses nauwelijks aandacht kon geven aan haar eigen persoonlijk verlies. Want toen Pruisen in October 1806 na lang weifelen toch nog den oorlog verklaarde, werden zijne legers, waarbij ook de erfprins, thans prins van Oranje, dienst nam, reeds binnen de maand in de verpletterende nederlagen bij Jena en Auerstadt geheel vernietigd. Prinses Louise zag haren schoonvader, den hertog van Brunswijk, den opperbevelhebber van het verslagen leger, zwaar gewond, met doorschoten oogen zijn hertogelijk paleis te Brunswijk binnen dragen. De Franschen volgden hem op den voet en stervend liet de ongelukkige vorst zich wegvoeren naar Altona. Ook voor prinses Louise en voor hare moeder was thans te 266 LOUISE VAN ORANJE. Brunswijk geen blijven meer. Zij vluchtten, allereerst naar Schwerin, waar de hertog van Mecklenburg een deel van zijn eigen paleis ter beschikking stelde van haar en van tal van andere vorstelijke vluchtelingen, waaronder ook de erfprinses van Weimar, Maria Paulowna, die op raad van haren broeder, Czar Alexander van Rusland, naar het Noorden van. Duitschland was uitgeweken en met wie de prinsessen van Oranje in die dagen van zorg en spanning eng bevriend geraakten. Daar, te Schwerin, ontvingen de prinsessen de tijding van de gevangenneming, bij den val van Erfurt, van den prins van Oranje, die, met vele andere officieren vrijgelaten op parool van niet meer te zullen dienen, zich naar Brunswijk had gehaast, naar zijne moeder en zuster, maar die beiden daar niet meer had gevonden. „De Heer zij geprezen, dat gij ten minste voor ons „behouden zijt," schreef zijne moeder hem daarop. „Gisteren echter was ik diep ter neder geslagen," bekende zij eerlijk en volmondig om te besluiten: „over al die treurige gebeurtenissen, welke elkander „opvolgen met eene snelheid, welke zonder voorbeeld „is, schort ik mijn oordeel op, daar ik geene bijzon„ derheden weet... Ik had u zoo gaarne nog in Brunswijk „gezien; maar het was ons onmogelijk er langer te „blijven. Loulou en ik hebben er de voorkeur aan „gegeven, hierheen te trekken, liever dan de hertogin „van Brunswijk te volgen naar Rostock, omdat ik „van hieruit vrijer ben te trekken waarheen ik wil." Haar vurige wensch was nu, dat de prins van Oranje, die in dezen veldtocht krachtens zijn gegeven parool LOUISE VAN ORANJE. 267 toch niet meer dienst doen mocht, zich met zijn gezin bij zijne moeder en zijn zuster zoude voegen. Maar de prinses van Oranje was met hare kinderen reeds het hof van haren broeder, den koning van Pruisen, gevolgd op diens wilde vlucht naar Koningsbergen, een overhaaste tocht, die aan de kleine prinses Pauline het leven kostte; deze bezweek van uitputting gedurende een kort oponthoud te Freienwalde, „en „dat was het zwaarste leed," verzuchtten grootmoeder en tante nog in later jaren. Den prins van Oranje gelukte het echter de zijnen nog te bereiken, eer zij al weder verder, naar Dantzig trokken. „Wij weten, „dat gij den 24sten uit Berlijn zijt vertrokken, nog juist „eer de Franschen er binnen rukten," schreef hem zijne moeder. „Gij zult Mimi en de jongens nu wel „weder hebben ingehaald en ik deel in uwe weder„zijdsche blijdschap van weder samen te zijn. Wat „Loulou en mij betreft, er bestaat voor ons geene „enkele aanleiding om van hier te vertrekken, nu wij „toch niet naar onze eigene haardsteden kunnen „terugkeeren. Wij zullen dus hier den loop der gebeurtenissen blijven afwachten, tenzij men ons ook „van hier verjaagt. Dan zullen wij ons op Deensch „grondgebied terug trekken, om te beginnen in Lubeck, „die stad is het dichtst onder ons bereik en daar „zullen wij dan voorloopig blijven voor het geval, „dat de neutraliteit van Mecklenburg mocht worden „geschonden. Maar ik denk niet, dat dat gebeuren zal." Het gebeurde echter wel, toen de Franschen de wijkende troepen van Blücher in het Mecklenburgsche zochten 268 LOUISE VAN ORANJE. te achterhalen. Inderhaast vluchtten de prinsessen toen naar Lubeck en van daar den volgenden dag reeds alweder verder en over Eutin naar Kiel en vandaar naar Sleeswijk, waar zij onder Deensche bescherming hoopten te zijn. Zij huurden er eene ruime bovenwoning, waar zij zich met haar gevolg zoo eenvoudig mogelijk, maar toch nog behagelijk inrichtten. „Mama blijft „moedig en opgewekt," berichtte prinses Louise aan haren broeder van daar, „niettegenstaande onze „scheiding van u en van zoovele anderen, die ons lief „zijn, blijven wij kalm van geest en behouden wij „zelfs eene zekere blijmoedigheid van stemming, wat „ik daaraan toeschrijf, dat wij beiden ten minste „samen zijn. Wij hebben hier eene gemeenschappelijke „slaapkamer, die overdag mij ook tot zitkamer dient. „Mama heeft daar naast nog een kabinet en dan is „er een anti-chambre, waar wij bezoeken kunnen afwachten, en eene eetkamer. Het is zeer moeilijk „geweest om hier eene geschikte woning te vinden. „Alles is overvol en alles is ontzettend duur geworden. „Wij leven zoo zuinig mogelijk; maar wij zijn met „ons zeer velen. Wij zullen trachten het dezen winter „te harden en dan kunnen wij weder verder zien." Langer dan tot het voorjaar zouden zij in geen geval te Sleeswijk kunnen blijven, berekende de prinses; het leven was er veel te duur. Gaarne waren prinses Wilhelmina en hare dochter overgestoken naar Engeland, waar de gastvrije uitnoodiging van oude vrienden alles voor haar scheen te zullen effenen. „Doch als gij te Koningsbergen blijft, altijd geketend LOUISE VAN ORANJE. 269 „aan de kar van Pruisen, dan zoude ons vertrek naar „Engeland eene volslagen scheiding beteekenen en „daartoe kan ik niet besluiten," schreef de prinses van Oranje aan haren zoon. In die benarde omstanstigheden was het der waarlijk vorstelijke vrouw toch nog tot eene groote voldoening, dat de prins van Oranje, wiens geheele persoonlijk bezit in dezen krijg verloren was gegaan, toen hij naar Berlijn was gereisd om zijne belangen bij den keizer Napoleon te gaan bepleiten, doör dezen zelfs niet ter audiëntie werd toegelaten. „Laat ons dankbaar zijn," schreef zij, „dat wij genoeg hebben voor voedsel en voor kleeding „en voor onderdak zonder dat wij noodig hebben te „bedelen voor ons brood." Zelve kwam zij met prinses Louise uit beider geringe middelen den prins te hulp en maandenlang leefde deze dien winter met zijn gezin van den onderstand, die hem door moeder en Zuster werd geboden. De vrede van Tilsit vond de prinsessen nog altijd te Sleeswijk. Tijdens haar verblijf aldaar wisten zij met behulp van trouw gebleven beambten en bedienden nog van allerlei kostbaarheden en meubelen uit Oraniën- stein, Dietz en Dillenburg te redden en naar Denemarken te doen vervoeren. Daardoor wisten zij, woekerend met de middelen, welke haar restten, niet alleen den prins van Oranje te ondersteunen maar ook tal van aanhangers van het Oranjehuis, die thans van alle hunne vroegere inkomsten beroofd waren. Doch eindelijk scheen ook het verblijf in het afgelegen Sleeswijk niet langer veilig. Engeland verklaarde 270 LOUISE VAN ORANJE. Denemarken den oorlog, Kopenhagen werd gebombardeerd door de Engelschen, terwijl de Franschen Sleeswijk bedreigden. Dat maakte het onmogelijk om naar Engeland over te steken en daar voor het oogenblik tusschen Pruisen en Frankrijk vrede was, besloten de prinsessen gehoor te geven aan het aandringen van den prins van Oranje om zich bij hem te Berlijn te vestigen. Vooraf echter wilden zij de herfstmaanden gaan doorbrengen te Weimar, op uitnoodiging van de erfprinses Maria Paulowna, die daarheen was teruggekeerd zoodra ook Weimar vrede met Frankrijk sloot. Zij werden er zeer hartelijk ontvangen, niet alleen door hare vriendin, de erfprinses, maar ook door de schoonmoeder van deze, hertogin Louise, de nobele vorstin, die bij het naderen der Fransche troepen had geweigerd Weimar te verlaten, en keizer Napoleon, toen deze na den slag bij Jena als overwinnaar binnen trok, moedig en kalm had opgewacht aan de trap van haar paleis, hem eerbied had afgedwongen niet alleen door hare waardige houding, maar ook gunstige voorwaarden van behandeling voor hare stad en land had weten te bedingen. Het verkeer met wie er nog over waren van den beroemden Weimarschen kring boeide de prinsessen ongemeen; Herder en Schiller behoorden reeds niet meer tot de levenden; maar prinses Louise en hare moeder konden er toch nog kennis maken met Wielaud en bovenal met Göthe zeiven. Zij genoten er ook van het goed bezette tooneel. Einde November 1807 bereikten moeder en dochter LOUISE VAN ORANJE. 271 Berlijn en namen er haren intrek bij den prins van Oranje in het zoogenaamde Niederlandische Palais, aan de Behrenstrasze, welk paleis door den koning van Pruisen aan zijnen zwager in bruikleen was afgestaan. De Oranje's leefden er in dagelijksch verkeer met het koninklijk gezin, deelden er ook in al de ontberingen van dien tijd, waarin zelfs koffie na tafel eene onbereikbare weelde werd. „Die is er alleen „als er hooge gasten zijn, Fransche autoriteiten bijvoor„beeld," schertste prinses Louise, „ons behandelt men „als van de familie en daarom krijgen wij er geen." Dat de heele familie thans bijéén was, werd door de prinsessen als een onwaardeerbaar voorrecht geschat. Voor de jonge prinsen en voor de kleine prinses Marianne, die onder dit alles de arme kleine prinses Pauline was komen vervangen, bracht in hunnen somberen kindertijd het verkeer met grootmoeder en tante als een straal van licht en vroolijkheid. Althans tante Louise was onuitputtelijk in het bedenken van kleine verrassingen, in het aanleggen van huiselijke feestjes op het landgoed Schönhausen, dat prinses Wilhelmina in de nabijheid van Berlijn als buitenverblijf aankocht. Daar bereidde zij den kinderen van haren broeder, gelijk zij het op goed Hollandsch noemde, menigen vroolijken dag waarin dan ook de „koninklijke kinderen," zooals men ze placht te betitelen, de kinderen van hare vriendin koningin Louise van Pruisen deelden. Dit legde den grond tot de bekende innige vriendschapsverhouding van prins Frederik der Nederlanden met den lateren keizer van Duitschland, werd misschien 272 LOUISE VAN ORANJE. ook de aanleiding tot het huwelijk van prinses Marianne met prins Albert van Pruisen. Bij dit dagelijksch samenleven bleef naast de indrukwekkende figuur van prinses Wilhelmina die van prinses Louise toch meest in de schaduw. Deze zelve scheen dit ook eene geheel natuurlijke zaak. Veel lijdelijker van aard en veel minder geneigd tot doortastend handelen als de dochter zich gevoelde, was het haar genoeg de onafscheidelijke gezellin van hare moeder te zijn ook bij den ongedachten terugkeer in het vaderland in 1813 na lange jaren van ballingschap. In die dagen van wedergekeerden voorspoed, bij de kroning van haren broeder tot koning der Nederlanden, aan diens hof te 's Gravenhage en te Brussel, bleef zij de trouwe dochter, de liefdevolle zuster, de zorgende tante, die den familieband, haar boven alles dierbaar, onderhield ook waar tusschen den opgroeienden kroonprins en diens koninklijken vader wrijving en verschil van meening niet altijd konden uitblijven. Bij herhaling wist zij dan verzoenend tusschen beiden te komen. Voor haar met haar warm familiegevoel waren het huwelijk van den kroonprins met de Russische grootvorstin Anna Paulowna, de geboorte van een achterneefje, van den erfprins, den lateren koning Willem III, gebeurtenissen die haar overgelukkig maakten. Wat zij bij dit alles gevoelde en dacht blijkt uit eenige brieven van hare hand aan Robert Fagel, den ouden vriend van haar en van hare broeders sedert hunne vroegste jeugd, niet meer uit brieven aan hare moeder. De briefwisseling met deze had thans een LOUISE VAN ORANJE. 273 einde genomen, werd enkel nog eens hervat, toen prinses Louise in het najaar van 1817 voor enkele weken naar Duitschland reisde om ook daar al de oude vrienden en verwanten in betere tijden te begroeten. „Maar heb ik geen gelijk gehad," schreef zij toen aan hare moeder, „met te zeggen, dat ik het brief schrijven „heb verleerd?" Het was enkel nog maar in afgebroken zinnen, dat zij kon wedergeven wat er in haar omging, toen zij nu, na tien jaren, onder geheel veranderde omstandigheden in hare oude woonplaats Brunswijk wederkeerde. „Ik moet het niet indenken," beleed zij, „zal ik niet onder mijne gevoelens bezwijken. Ik „durf mijne oude herinneringen haast niet ophalen; „en denk eens, Mama," besloot zij, „toen ik den „schouwburg binnen kwam, heeft men mij toegejuicht!" Uit Berlijn meldde zij: „de zegeningen der armen, lieve „moeder, wordt u hier nog altijd toegebracht en „uw vertrek worden nog steeds door hen betreurd. „Uwe tuinaanleg op Schönhausen is prachtig geworden „en verbeeld u, ik heb gesoupeerd in het gebouw „der Nederlandsche ambassade I" Te Weimar zette zij zich tot schrijven aan de secrétaire welke Napoleon er had gebruikt. „Wie had dat ooit kunnen denken," schreef zij aan hare moeder. „Ik slaap ook in de „kamer, waar hij geslapen heeft. —Men onthaalt mij „schitterend en ik geef handen met geld uit; maar „als men dan ook de zuster van een koning is!" Dat haar broeder maatregelen trof om het zijne zuster op reis financieel gemakkelijk te maken, trof haar 274 LOUISE VAN ORANJE. diep; „een traantje, heeft zich laten zien," berichtte zij. Met een dankbaar hart keerde zij naar Holland terug om hare moeder nu zelfs geenen dag meer te verlaten, tot zij twee jaren daarna, den 15den October 1819, overleed. Haar dood was voor hare moeder in haren ouderdom een leed te zwaar om te dragen; reeds acht maanden later, 1 Juli 1820, volgde zij hare dochter in het graf. Nog weinig tijds te voren, geheel vervuld van haar verlies, had zij zich gezet tot het opstellen van een Notice sur feu ma fille, dat zij echter niet verder heeft gebracht dan tot den opzet. Maar hoe hoog zij haar stelde, blijkt uit haar eigenhandig antwoord aan Gijsbert Karei van Hogendorp op diens schrijven van rouwbeklag, waarin zij van hare dochter schrijft; „ik „denk soms wel eens dat het voor mij noodig was, „dat God haar mij ontnam. Misschien was ik nog te „zeer gehecht aan het leven en de wensch om niet te „worden gescheiden van mijne dochter droeg daar veel „toe bij. Zij zelve kon zich niet gewennen aan de gedachte, dat zij mij eens zoude moeten overleven, wat toch „volgens den natuurlijken loop der dingen te verwachten „was. Reeds sedert lang ging zij om met de gedachte, dat „zij het eerst zoude sterven, daar hebben wij de aandoenlijke bewijzen van gevonden en ook van de „zorg die zij zelve nog trachtte te nemen om mij de „wreede scheiding dragelijk te maken. Zoo ondervind „ik hare zorgen voor mij nog na haren dood. Ik kan „ook slechts roemen in de teederheid des konings „voor mij in ons gemeenschappelijk leed. Hij ook gevoelt LOUISE VAN ORANJE. 275 „het diep, wat hij verliest in zulk eene zuster. Hij is „ook altijd een goede broeder geweest, gelijk hij altijd „een trouwe zoon was. God heeft mij groote genade „bewezen door mij zulke kinderen te schenken." Eerder verschenen in Je Maintiendrai II 1906. Uitg. Sijthoff, Leiden.