WERKEN uitgegeven door het HISTORISCH GENOOTSCHAP (gevestigd te TT t re oh t) derde serie N°. 38 BESCHEIDEN BETREFFENDE DE PROVINCIALE ORGANISATIE DER HOLLANDSCHE LAKENBEREIDERS (de zgn. droogscheerderssynode) (uitgegeven met subsidie van de nederlandsche regeèrinc.) amsterdam JOHANNES MOLLEK 1917 BESCHEIDEN BETREFFENDE DE PROVINCIALE ORGANISATIE DER HOLLANDSCHE LAKENBEREIDERS (DE ZGN. DROOGSCHEERDERSSYNODE) UITGEGEVEN DOOR MR. N. W. POSTHUMUS (uitgegeven met subsidie van de nederlandsche regeering) AMSTERDAM JOHANNES MÜLLER 1917 INLEIDING. Reeds meer dan vijf en twintig jaar geleden wees de Duitsche schrijver Otto Pringsheim in zijn nog altijd interessante „Beitrage zur wirtschaftlichen Entwickelungsgeschichte der Vereinigten Niederlande im 17en und 18™ Jahrhundert" de Nederlandsche historici op de mogelijkheid, de beraadslagingen en besluiten, die door de Hollandsche lakenbereiders op hunne interlocale bijeenkomsten waren genomen, nader te leeren kennen ')• Eenige jaren later vond prof. Kernkamp hierin aanleiding enkele voor: loopige mededeelingen over deze vergaderingen te doen3), terwijl hij kort daarop') na kennisname van het grootste deel der protocollen *) een uitvoeriger studie er over heeft gepubliceerd6). Nadat ondergeteekende zich had overtuigd, dat profKernkamp de protocollen niet zelf wenschte uit te geven, is hij tot de verzameling van het voorhanden materiaal overgegaan. De hierachter afgedrukte bescheiden bevatten niet alleen de protocollen van alle bijeenkomsten, maar 1) Aldaar, bl. 70. 2) Handelingen van het eerste Nederlandsche Philologen-congres (1898), bl. 192 v.v. 3) In Opstellen-Rogge, bl. 85 v.v. 4) Die uit de jaren 1643, 1649, 1653, 1655, 1673, 1683, 1695, 1699, 1715, 1723 en 1729 ontbraken. 5) Zie voor de schrijvers, die van deze vergaderingen hebben melding gemaakt het opstel van Kernkamp. Daarna is in het werk ,,Une familie de réfugiés. Les Del Court van Krimpen" (1916), bl. 108 v.v., hierover nog een en ander medegedeeld. vt ook enkele andere stukken, die op deze organisatie der lakenbereiders in Holland betrekking hadden. Ik wil er echter op wijzen, dat dit meer volledige materiaal de hoofdtrekken van het beeld, dat prof. Kernkamp ons heeft gegeven, niet kan wijzigen. Vandaar dat ik mij ontslagen acht van het schrijven van een uitvoerige inleiding. In de volgende bladzijden stel ik mij voor slechts enkele onderwerpen te behandelen, waarvoor het in dezen bundel en elders gepubliceerde materiaal nieuwe gegevens heeft verschaft. In hoofdzaak betreffen ze het ontstaan en de organisatie der bijeenkomsten. De voorbereidende maatregelen tot het houden van de vergaderingen der Hollandsche lakenbereiders zijn niet alleen eenige jaren vóór de overeenkomst van het jaar 1643 — de oprïchtingsacte zoo men wil — genomen, maar zelfs reeds vóór de uitvaardiging van bet bekende plakkaat van 17 Juli 1638 door de Staten van Holland Tot dusver is aangenomen, dat dit plakkaat de aanleiding is geweest tot de samenkomsten, dat dus het initiatief van de Staten is uitgegaan2). Uit de hierachter medegedeelde stukken blijkt, dat het de belanghebbenden zelf zijn geweest, door wie in het daaraan voorafgaande jaar pogingen om tot onderlinge samenwerking te geraken zijn in het werk gesteld. In de maand Juli van het jaar 1637 zijn de dekens en hoofdlieden van de lakenbereidersgilden van Amsterdam, Delft, Gouda, Haarlem, Leiden en Rotterdam eenige malen te Leiden en elders bijeengekomen om te beraadslagen over de mogelijkheid een zelfde gedragslijn te volgen tegenover die arbeiders, die na verbreking van hun arbeidscontract naar andere steden vertrokken om daar werk te zoeken De later 1) Vgl. n». 1. 2) O. a. door Dozy in den „Catalogus der tentoonstelling van producten der Leidsche nijverheid" (1889), bl. 34. 3) Vgl. ook de volgende aanteekening in de „Reeckeningen van de droogscheerders" van het jaar 1637, aanwezig in het Leidsche gemeente-archief: ' „Noch aen verseheyde oncóste gedaen om te verenige met de stede VII toegetreden lakenbereiders van Dordrecht en van de drie Noord-Hottandsehe steden zijn dus buiten deze vóór-b* BprtflÖngen gebleven, wat wel verklaarbaar is, daar de lakenbererderij in Dordrecht in tegenstelling van den lakenhandel niet van groote beteekenis was, terwijl in Alkmaar, Eök^izen en Hoorn een gildeorganisatie van de lakenbereiders ontbrak. Oorspronkelijk waren het derhalve de afgevaardigden uit de zes groote Hollandsche textielsteden, die met elkaar confereerden ten einde maatregelen tegen het optreden der lakenbereidersgasten te ontwerpen, zoodat het volgon van een politiek, die tegen de arbeiders zou zijn gericht, van den aanvang af het hoofddoel was. De nagestreefde regeling is echter op deze bijeenkomsten niet tot stand gekomen, waarschijnlijk wegens de moeilijkheden, die door het verschil van locale belangen bleken te bestaan, en door het gebrek aan inzicht van sommige belanghebbenden in de voordeden, die samenwerking op bedrijftgebied kon geven. Wie onder de zes gilden het initiatief tot deze conferenties heeft genomen, blijkt niet uit de stukken. Het wil mij echter voorkomen, dat het waarschijnlijk is, dat dit van Leiden is uitgegaan, en wel om de volgende redenen. Nadat in de eerste helft der zestiende eeuw de lakenindustrie geleidelijk was achteruit gegaan en in de eerste jaren van den oorlog tegen Spanje slechts een schijn van de vroegere grootheid had behouden, voerde de toene- van Amsterdam, Haerlem, Rotterdam en Der Gou, soo hier als in do vorschreve stede verteert een somme van 289 g. 2 si. 2 p.'' In margine: „Moeten blijck brengen, dat se geauthoriseert (sijn) om dese «neesten te mogen doen". bi&d „Tseedert date is vertoont seecker acte van authorisatie van burgemeesteren ende regierders dcser stadt (vgl. nos. 3 en 4), waerbij deecken ende hooftmans voornt. geauthoriseert werden om haer to vervougen bij de overluydcn van 't laeckenbereidersgilde der steede Amsterdam, Haerlem, Rotterdam ende Der Goude, om met deselfde te raden een conventie (?) om de meesterskneehts, van hoere meesteren gescheyden, in andere stede aen te nemen". Van Delft wórdt liier geen melding gemaakt; vgl. echter hierachter n°. 3. vin mende veiligheid van de Hollandsche steden tegen vijandelijken overlast een groot aantal vreemde industrieelen omstreeks het jaar 1580 naar Holland. De textielnijverheid geraakte binnen korten tijd tot grooten bloei en verschafte aan duizenden een levensonderhoud. De lichte stoffen, de saaien, fusteinen en rassen, alsmede de grove lakens, maakten aanvankelijk de voornaamste producten van de z. g. nienwe draperie uit. Eerst in de zeventiende eeuw werden, evenals in de middeleeuwen, de fijnere lakens het hoofdproduct. Omstreeks het jaar 1614 vertoonden zich te Leiden de eerste sporen van deze nieuwe branche, die daarna geleidelijk toenam en zich vooral na 1634 op grootsche wijze ontwikkelde. Van dit jaar af vroeg de lakennijverheid de onafgebroken en nauwlettende zorg der stedelijke overheid, die door een reeks van voorschriften onvermoeid bezig bleef de industrie in die banen te leiden, die zij wenschelijk of noodig achtte. Het aantal lakenbereiders, dat in den eersten tijd der nieuwe draperie reeds niet onbelangrijk was, vermeerderde in overeenstemmig met dezen groei der nijverheid sinds het jaar 1634 uiterst snel, zoowel wat de meesters als de knechts betrof. Van alle takken der textielindustrie in Holland nu was de lakenindustrie als jongste het meest kapitalistisch georganiseerd. De groot-ondernemers traden hier het eerst op. Leidden in de saainijverheid bij voorbeeld in het algemeen gesproken de economisch-zwakke saaidrapiers het productieproces, in de lakennijverheid werd de leidende functie van de lakendrapiers door de lakenreeders als groot-ondernemers overgenomen. Terwijl dus de oudere onderdeelen der „nieuwe draperie" in hoofdzaak kleinindustrieën waren en bleven, kwamen in de lakennijverheid tal van groote bedrijven op, die met voor dien tijd belangrijke kapitalen werden gedreven *). 1) Men zie b.v. den staat van de goederen, die aan de compagnie van Hennebo en De Ruysscher behoorden. Het vennootschapskapitaal bedroeg bijna f 90.000; vgl. Bronnen Leidsche Textielnijverheid, IV, n°. 371. — De in den handel belegde kapitalen wezen doorgaans hoogere totaalcijfers aan dan die in de nijverheid emplooi vonden. IX De lakënreeder was in de industrie een nieuwe figuur. Hij was niet alleen evenals de drapiér handelaar en tevens werkgever van zekere groepen van huisindustrieele arbeiders, maar hij trachtte bovendien de verschillende onderdeelen van het arbeidsproces onder zijn toezicht in eigen werkplaatsen te doen verrichten. Vandaar dat hij eigen vollerijen en ververijen oprichtte en evenzoo werkplaatsen voor de lakenbereidersknechts. Vóór dien tijd: mochten deze laatsten - slechts1 tot een beperkt aantal1) bij één meester werken. Door de lakenreeders werd deze limiteering niet in acht genomen, zoodat werkplaatsen met twintig knechts al spoedig voorkwamen. Ten einde aan dezen onwettigen toestand een eind te maken, stelde het gerécht hen later in de gelegenheid verlof te verkrijgen tot het in het werk stellen van een aantal gasten boven de limiet, waarvan in "ruime mate door hen werd gebruik gemaakt, zoodat in het jaar 1640 niet alleen bedrijven met tien, twintig, maar zelfs met 26 en 28 knechts voorkwamen2). Er waren, derhalve bij de lakenbereiders twee categorieën te onderscheiden: de eigenlijke lakenbereiders, die uitsluitend vreemde, en de lakenreeders, die alleen eigen lakens bewerkten. Terwijl nu eenerzijds de invloed der lakenbereidersknechts door hun vermeerderd aantal toenam, werd anderzijds het onderlinge contact tusschen deze arbeiders door de moderne organisatie van het bedrijf van den lakënreeder in de hand gewerkt, zoodat hun gevoel van saamhoorigheid en hun machtsbesef in hooge mate werd versterkt. Het gevolg was, dat reeds in de maand Mei van het jaar 1637 een werkstaking onder de lakenbëreidersgasten te Leiden uitbrak die de eerste uiting van een georganiseerde actie der arbeiders in deze branche was- Tegen dit opkomend verzet van de arbeiders jegens de ondernemers wilden deze laatsten optreden. Het komt mij hoogst waarschijnlijk voor, dat de mislukte werk- 1) Zie hierachter, bl. 50, noot 4. 2) Bronnen L, T., IV, n°. 299. 3) Aldaar, IV, bl. 391, noot 1. X staking van het jaar 1637 de Leidsche lakenbereidersmeesters de wenschelijkheid van aaneensluiting heeft doen inzien en dat zij daarom het initiatief tot het houden van de zooeven vermelde conferenties in Juli van hetzelfde jaar hebben genomen. De eenige stad, die behalve Leiden in aanmerking had kunnen komen om de organisatie der lakenbereiders ter hand te nemen, was Amsterdam. Hier hadden de arbeiders reeds vroeg bijeenkomsten gehouden *) en waren daarmee ook na verbod van de zijde der stedelijke regeering voortgegaan. Maar het duurde tot het jaar 1638, voordat daar de eerste werkstaking der lakenbereidersgasten uitbrak *), zoodat deze niet de aanleiding tot de Juli-conferentie kan zijn geweest. In de andere steden waren de sociale verhoudingen in de lakenindustrie omstreeks het jaar 1640 nog niet in die mate ontwikkeld, dat kan worden aangenomen, dat daar aanleiding bestond tot het bijeenroepen van een vergadering van alle meester-lakenbereiders over te gaan. Voorloopig zou ik dus Leiden het initiatief willen toekennen. In alle steden werkten echter dezelfde invloeden; vandaar dat de gezochte samenwerking, hoewel niet in eersten aanloop, toch tot stand is gekomen. In het volgende jaar 1638 werden de pogingen op eenigszins anderen grondslag hervat, want toen eenmaal was gebleken, dat de belanghebbenden niet uit eigen beweging en inzicht tot een gemeenschappelijke regeling waren te brengen, werd de gewestelijke overheid er in betrokken, die den weg tot samengaan der particuliere belangen heeft geëffend. Volgens de voorstelling, in een der Leidsche stukken gegeven 3), hebben verschillende stedelijke regeeringen, waaronder ook die van Leiden, zich gewend tot de Staten van Holland en West-Friesland met het verzoek een plakkaat, „dienende tot rust ende vrede van de in gesetenen mitsgaders de 1) Reeds in het jaar 1607; daarna in 1618. 2) Noordkerk, Handvesten, bl. 1348. 3) Vgl. n°. 4 § li XI laeckenbereydérsgasten", uit te vaardigen. Dit heeft succes gehad. De overlieden van de lakenbereidersgilden in die steden hebben het verzoek bij de leden der Staten ondersteund en het resultaat is het bekende plakkaat der Staten van 17 Juli 1638 geweestVan de zijde der belanghebbenden was daarvoor een concept-regeling ingediend. Indien dit ontwerp dezelfde strekking had als dat, wat aan de conferentie van het jaar 1637 was voorgelegd, wat niet onwaarschijnlijk is, zou dus ook voor het tot stand komen van het plakkaat een invloed van Leiden mogen worden geconstateerd2). In elk geval kan als vaststaand worden aangenomen, dat het plakkaat niet uit eigen beweging door de Staten is uitgevaardigd. Het doel was bereikt; het plakkaat gaf voorschriften» die bij het aannemen van vreemde arbeiders moesten worden nagekomen, en bepaalde daarenboven, dat in geval van muiterij — werkstaking dus of bedreiging daarmede — in een der Hollandsche steden, de overlieden van de andore daar konden worden bijeengeroepen en gehouden waren alsdan te verschijnen. Tusschen deze twee bepalingen van het plakkaat bestaat m. i. een nauwe samenhang. De voorgeschreven regeling betreffende het in dienst nemen van lakenbereidersgasten "was niet alleen uit juridisch oogpunt als een publiekrechtelijke regeling van een onderdeel van het arbeidscontract te beschouwen, maar had ook een sociaal-politieke strekking. De bepaling, dat de lakenbereidersmeesters voortaan slechts knechts mochten aannemen, die een billet met het stadswapen er op gedrukt konden toonen, waarin werd verklaard dat zij in der minne van hun vorigen meester waren gescheiden, was niet gericht tegen alle arbeiders, die hun contract hadden verbroken, maar in het bijzonder tegen die, welke dit ten gevolge van een werk- 1) Vgl. n». 1, 2) Vgl. n". 4 § 3: „ ... de oneosten, dewelcke in de voois, jaeren 1637 en 1638 tot concipiëren ende bevorderen van de voors. ordre, dewelcke daernaer bij den heeren Staten van Hollandt is gearresteert ende geëmaneert, . . . sijn uytgeleyt". XII Staking hadden gedaan. Het gold, anders gezegd, niet de verbreking van het arbeidscontract als individueel geval, maar in hoofdzaak als sociaal en massaal vfpchijnsel. Het verband hiervan met hetgeen in het plakkaat verder over de verplichte samenkomsten in geval van werkstaking volgt, is nu ook duidelijk. Dit laatste voorschrift blijkt verder strekkende gevolgen te hebben gehad dan waarschijnlijk in de bedoeling heeft gelegen, daar het tot de periodiek wederkeerende bijeenkomsten der lakenbereidersmeesters heeft geleid. Niet dadelijk echter. Hoewel in de eerste jaren na de uitvaardiging van het plakkaat verschillende toonbewegingen en werkstakingen onder de lakenbereidersgasten plaats vonden, zooals te Amsterdam *), te HaarlemJ), te Leiden») en te Rotterdam4) in 1638, te Hoorn in 16395), werd in geen dezer gevallen een bijeenkomst Van afgevaardigden der verschillende gilden in de betreffende stad gehouden. Men volstond met een waarschuwing aan de collega's in de andere steden te zenden, waarbij het verzoek werd gevoegd geen der stakende arbeiders in dienst te nemen. Een lijst met de namen der bewuste arbeiders werd zoo mogelijk eveneens rondgezonden6), zoodat de moderne zwarte lijst hierin haar voorlooper vindt. Aan medewerking van de overige gilden heeft het daarbij niet ontbroken. Wanneer hij eenmaal op de zwarte lijst was gebracht, was het voor een werkstakenden arbeider niet ^no^elijk in een der tien Hollandsche steden in zijn vak werk te vinden. Daaraan werd streng de hand gehouden. „Wij weten wel, wat voor vogels het zijn", schrijven die van Haarlem aan hun collega's te Hoorn, „men moet ze „opdrijven", wat het beste en eenige middel is om alle „moet- 1) Vgl. Noordkerk, Handvesten, bl. 1348. 2) Vgl. n°. 7. 3) Vgl. n°. 9. 4) „Ordonnantie op 't stuck van de lakenbereydersgasten tot Rotterdam, 1638". 5) Vgl. nos. 5—8. 6) Vgl. li». 6. XIH wil" te weeren *)". In het algemeen kan worden gezégd, dat al naar de nood het vereischte, hulp elders werd gezocht. Al boden de gildebroeders in de versenillende steden elkaar in sommige gevallen dus hulp 8), toch schijnt de band in den eersten tijd niet sterk te zijn geweest. Hoe is het anders te verklaren, dat men ook buiten den kring der Hollandsche steden naar medewerking zocht en de hoofdlieden van de lakenbereiderij te Hoorn aan die van het gilde te Utrecht in het jaar 1639 een gelijk verzoek om assistentie bij hun arbeidersmoeilijkheden zonden als aan die der Hollandsche gilden *). De groote werkstaking te Létóen in het jaar 1643 heeft echter de nog los geknoopte banden nauwer aangehaald en systeem en eenheid in de samenwerking gebracht. Bij het uitbreken der staking, waarvan het doel loonsverhooging was, had de Leidsche regeering in de naburige steden Amsterdam, Delft, Haarlem en Rotterdam inlichtingen omtrent den aldaar geldenden loonstandaard ingewonnen *). een bewijs dat men ging inzien, dat bij de groeiende eenheid op economisch gebied verband tusschen de loonen der arbeiders in de verschillende Hollandsche steden moest worden gelegd. Maar de Leidsche lakenbereiders gingen spoedig verder door in overeenstemming met het plakkaat der Staten in de volgende maand de vertegenwoordigers der andere gilden te Leiden bijeen te roepen. Hier werden voor het eerst de verschillende kwesties besproken, die in den loop der laatste jaren voor het bedrijf van belang waren gebleken. Daar het verhandelde op deze vergadering tot nu toe niet nauwkeurig bekend is 5), zal ik hierop wat uitvoeriger ingaan G). 1) Vgl. 7. 2) Vgl. n°. 9 i. f.: „ ... sullen wij UE de hulpige handt helpen -bieden, gelijck wij in verscheyde occurentiën den gecommitteerden van verscheyde naebuerige steden alhier hebben gedaen ...". 3) Vgl. ik 5. 4) Vgl. n". 9. 5) Dozy deelt in zijn „Overzicht van de geschiedenis der Leidsche nijverheid" slechts zeer in het kort enkele besluiten mede (bl. 34). 6) Vgl. n°. 10. r *.. XIV Voor een aantal onderwerpen werd het aannemen van een gezamenlijke gedragslijn overwogen. Als eerste punt kwam de wijze van het in dienst nemen der arbeiders in behandeling. De toepassing van het plakkaat der Staten bleek eenige bezwaren op te leveren, daar ook in rustige tyden op het voorgeschreven billet moest worden gelet, wat niet alleen last gaf bij het aanwerven van nieuwe arbeidskrachten, maar ook minder op den weg der organisatie scheen te liggen, daar deze meer in het bijzonder tegen de arbeidersbeweging als zoodanig was gericht. In de eerste plaats was zij een strijdorganisatie. Vandaar dat de vergadering besloot het gebruik van het billet slechts voor te schrijven in de gevallen, dat een werkstaking was uitgebroken '). In de tweede plaats stond de loonkwestie op de dagorde. In het algemeen was de loonregeling bij de lakenbereidersarbeiders deze, dat in tijdloon werd gewerkt, terwijl voor elk der verschillende onderbewerkingen een bepaalde arbeidstijd was voorgeschreven, waardoor haastig en slecht werk werd tegengegaan. Door dit speciale verband tusschen loon en arbeidstijd was het alleszins begrijpelijk, dat op deze eerste vergadering niet alleen het loonvraagstuk, maar tegelijk ook dat van den arbeidstijd werd opgeworpen. En wel in zeer behoudenden zin. De vraag werd namelijk gesteld, of de afgevaardigden niet met elkaar zouden overeenkomen, dat de bereiders zich zouden houden aan het loon en den arbeidstijd, die op dat oogenblik in elke stad golden. Dit heeft men echter niet aangedurfd. De aanneming van het voorstel zou dan ook hebben beteekend, dat de lakenbereiders van geheel Holland zich voortaan zouden verzetten tegen elke loonsverhooging van de arbeiders, die in de lakenbereiderij werkzaam waren. Maar het organisatorisch verband wilde men toch niet geheel verbreken; vandaar dat men besloot geen verhooging dan met voorkennis en toestemming van de gezamenlijke gilden toe te staan. In de praktijk is hiervan in de meeste gevallen gevallen niet veel gekomen. i) Vgl. n°. 10 § 2. XV Het derde punt betrof de zoogenaamde „schrobberij", waaronder het verrichten van een der onderbewerkingen in minder dan den daarvoor vastgestelden tijd moet worden verstaan. Door deze „inhalinge" van tijd werd het loon verhoogd, maar de arbeider tot vluchtig werk verleid '). Deze door de keuren verboden werkwijze moest worden tegengegaan. Daarom werd als basis voor het loon niet de werkelijke arbeidsdag, maar de volgens de officieele tarieven vastgestelde arbeidstijd aangenomen. Het ideaal was natuurlijk, dat deze beide zouden samenvallen. Geheel anders was het standpunt der gedeputeerden ten opzichte van het overwerk, daar dit niet het verrichten van arbeid binnen den voorgeschreven tijd, maar vóór of na den normalen arbeidsdag was. Vandaar dat het in het geval van spoedwerk werd toegelaten. Een hoogere tarifeering voor den in de overuren gepraesteerden arbeid werd echter verboden. Als laatste punt werd op deze vergadering de vraag aan de orde gesteld, of het niet voor de onderlinge samenwerking wenscheHjk zou zijn om de twee jaar een bijeenkomst te houden. Hiertoe werd besloten. Voortaan zouden alle voorkomende kwesties, die. de lakenbereiding zouden aangaan, gezamenlijk kunnen worden behandeld en alle gilden verplicht zijn vertegenwoordigers te zenden ter vergadering, die telkens in Juli zou worden gehouden, terwijl de uitnoodigingen beurtelings door de gilden in de volgorde van den ouderdom hunner stad zouden geschieden. Dordrecht zou dus het eerst als gastvrouw optreden, zooals ook in 1645 is geschied. — Deze overeenkomst is de grondslag geweest van de bekende bijeenkomsten der Hollandsche lakenbereiders of zooals zij soms worden genoemd, de droogscheerderssynoden 1) Vgl. n°. 23 § 4: „Schrobberijen van meer werck in de ure te doen als daertoe staet". In art. 30 van den gildebrief der lakenbereiders te Amsterdam van het jaar 1633 wordt uitdrukkelijk het „inhalen van stockwerken ofte schrobben" verboden. 2) Ik heb den indruk gekregen, dat met den naam droogscheerders alleen de lakenbereiders, die vreemde lakens bereiden, werden aangeduid. Maar op de synoden verschenen ook zij, die hun eigen lakens XVI die anderhalve eeuw lang hebben plaats gevonden, tot het jaar 1737 om de twee, daarna tot 1793 om de vier jaar. Die van het jaar 1797 is wegens gebrek aan belangstelling en belangrijke onderwerpen niet doorgegaan '). In de oprichtersvergadering, indien ik de bijeenkomst van het jaar 1643 te Leiden zoo mag noemen, waren Gouda en Enkhuizen niet aanwezig. Van het begin af heeft het echter in de bedoeling van de Leidenaars gelegen alle lakenbereidersorganisaties uit te noodigen2), zoodat de verschijning van deze beide steden op de volgende samenkomst niet als een uitbreiding van den oorspronkelijken opzet kan worden beschouwd. Volgens de notulen van het jaar 1643 zouden de leden dezer vergaderingen „de gemeene gildens off hare gedeputeerden" zijn, gevolmachtigden dus van de lakenbereidersgilden te Alkmaar, Amsterdam, Delft, Dordrecht, Enkhuizen, Gouda, Haarlem, Hoorn, Leiden en Rotterdam. Hierbij deed zich de moeilijkheid voor, dat in de drie steden van het Noorderkwartier geen gilde van lakenbereiders bestond. Voor Enkhuizen en Hoorn was deze moeilijkheid na eenige jaren opgeheven, toen daar een gilde werd opgericht: in Enkhuizen in het jaar 1648 een lakenkoopers- en lakenbereidersgilde, in Hoorn twee jaar later een dergelijk gecombineerd gilde. Daarentegen is het den bereiders te Alkmaar niet gelukt het gevraagde gilde van het stadsbestuur te verkrijgen, hoewel de vergadering daarop ernstig heeft aangedrongen en zelfs zoover is gegaan, dat zij dreigde de leerjongens, die te Alkmaar het ambacht hadden geleerd, niet als knecht en de knechts uit Alkmaar niet als meester in een der steden toe te laten s), en — eenige jaren later — vrije gasten te zullen verbieden in Alkmaar te gaan werken *). Maar deze dreigementen hadden geen uitwerking, en eerst in het bereidden. Ik heb daarom tegen gebruik van den naam „droogscheerderssynode" bezwaar. -1) Vgl. nos. 85, 86. 2) Vgl. n». 11 § 2. 3) Vgl. n». 25 § 2. 4) Vgl. n». 28 § ,2. XVII jaar 1679 werd dit punt van de agenda afgevoerd, nadat door de vergadering het besluit was genomen de Alkmaarsche bereiders ook zonder gilde als medeleden te beschouwen'). Een tweede kwestie betrof de verhouding tusschen de lakenbereiders en de lakenhandelaars. Reeds is hierboven gewezen op de veranderingen, die in de eerste helft der zeventiende eeuw in de lakenindustrie in Holland plaats grepen en hoe naast hen, die uitsluitend lakens bereidden, ook ondernemers opkwamen, van wie dit slechts een der functies was. Deze laatsten waren de lakenreeders, zooals ze te Leiden, lakenkoopers, zooals ze elders werden genoemd. Geheel gelijk te stellen waren zij echter niet, daar de nadruk bij de reedèrs meer op hun werkzaamheid in de productie, bij de lakenkoopers meer op hun handelsbezigheid viel. Daarentegen] hadden zij tezamen tegenover de bereiders dit gemeen, dat zij niet lakens van anderen voor loon bewerkten, maar hun eigen stoffen. Niet alleen te Enkhuizen en te Hoorn, maar ook te Amsterdam, Gouda en Rotterdam en met name ook te Dordrecht stonden de lakenkoopers in verband met de lakenbereiding. ■ Te Hoorn was reeds in het jaar 1589 de oprichting van een gilde „van laeckencopers ende droochscheerders" op grond hiervan gevraagd, dat zich vele vreemden in de stad vestigden, die het ambacht van lakenkoopen en bereiden tot groot nadeel van de ingezetenen uitoefenden2). Wat Amsterdam betreft werd in het negende artikel van den gildebrief der lakenbereiders van het jaar 103o gesproken over lakenkoopers, die hun proef als bereider niet hadden gedaan, en werd enkele artikels verder melding gemaakt van gildebroeders en van hen, die „daernevens" lakens verkochten3). Lakenbereiders en lakenkoopers waren dus ook hier lid van hetzelfde gilde. Te Leiden vond men dezelfde regeling. Daar waren zoowel de lakenbereiders — die volgens den ambachts- 1) Vgl. n°. 30 § 5. 2) Voor Enkhuizen vgl. hiervóór, bl. XVI. 3) Handvesten der stadt Amstelredam, ed. 1639, bl. 289, artt. 9 en 22. Dróogscheerderssynoden. n XVIII brief met niet meer dan zes knechts mochten werken — als zij, wien het vergund was met een grooter aantal te werken, de lakenreeders dus, lid van dezelfde gildeorganisatie. In den gildebrief werden de lakenreeders wel niet met name aangeduid, maar dat deze opvatting niet onjuist is, blijkt m. i. uit een notitie in een der Leidsche registers aangaande de vergadering te Gouda'). waarin wordt gesproken over de afgevaardigden naar de bijeenkomst van de „gedeputeerdens van de laeckenredefije ende van de laeckenbereyders van de steden van Hollant" *). En het is typeerend voor de positie der lakenkoopers in deze organisatie, dat dezelfde gedeputeerden in de aanteekeningen, die in de Goudsche registers over dezelfde vergadering worden aangetroffen, als „de gemeene laeckencoopers van Hollant ende West-Vrieslant" staan aangeduid 8). Te Rotterdam vertoonden de verhoudingen eenige overeenkomst met die van Leiden. Er was hier een afzonderlijk lakenkoopersgilde4), waarvan de grootere lakenproducenten echter geen deel uitmaakten; deze behoorden volgens de „keure ende ordonnantie op het ambacht van de lakenberijders5)" tot het bereidersgilde, zooals uit een der artikelen over de meesters, die hun eigen lakens bereidden of door een meesterknecht in een werkplaats deden bereiden, mag worden geconcludeerd. Geheel versohillend was de toestand te Dordrecht. Van ouds was hier de handel overheerschend en de industrie weinig ontwikkeld geweest, waardoor misschien kan worden verklaard, dat te Dordrecht eene scherpere scheiding tuSBchen de handelaren en de bereiders bestond dan elders. Alle personen, die op eenigerlei wijze aan den lakenhandel deelnamen, waren hier in het lakenkoopersgilde georganiseerd, dus ook de lakenreeders, die elders bij de laken- -1) In liet jaar 1655. 2) Gerechtsdagboek E E, fol. 32. (Gemeente-archief van Leiden.) 3) Kamerboek, d.d. 24 Mei 1655. (Gemeente-archief van Gouda.) 4) In het jaar 1651 is een ordonnantie van het lakenkoopersgilde uitgevaardigd. 5) Art. 13. — De keur is in het jaar 1703 uitgevaardigd. XIX bereiders werden gerekend. Ook op de vergadering der Hollandsche lakenbereiders kwam deze kwestie ter sprake, toen de Dordtsche afgevaardigden de vraag stelden hoe in dezen bij de keuze der gecommitteerden moest worden gehandeld *). Er werd toen beslist, dat een uit het lakenbereidersgilde moest worden gecommitteerd en een uit het lakenkoopersgilde, mits deze laatste tevens bereider was of was geweest. Men nam derhalve met de afvaardiging van vertegenwoordigers der eigenlijke lakenbereiders alleen geen genoegen, maar wenschte ook de grootere bereiders — die zich onder de lakenkoopers bevonden — aanwezig te zien. Op deze wijze was voor Dordrecht een regejing verkregen, die dezelfde categorieën van personen op de vergadering deed vertegenwoordigd zijn als bij de andere steden het geval was2). Ook in de eenige stad, waar geen gilde was, te Alkmaar, werden beurtelings lakenbereiders en lakenkoopers tot afgevaardigden benoemd 3). Het is dus gebleken, dat de provinciale organisatie der lakenbereiders niet alleen werd gevormd door de lakenbereiders in engeren zin, maar ook door de kapitaalkrachtige groepen der lakenreeders en lakenkoopers, voor zoover deze lakens bereidden. De vraag, van wie van deze twee groepen het initiatief tot het oprichten van de organisatie is uitgegaan, kan, ook al ontbreken directe gegevens, m. i. thans wel met eenige zekerheid worden beantwoord. Het komt mij voor, dat in dit verband hoofdzakelijk aan de tweede categorie moet worden gedacht. De groote lakenproducenten hadden, zooals bekend is, overwegenden invloed op de stedelijke regeering en met name gold dit voor 1) In 1651'; vgl. n". 15 § 3. — Do kwestie was ook reeds in do vergaderingen van 1647 en 1649 besproken; vgl. nos. 13 § 3, 14 § (5. 2) In de „ordonnantie van 't laeckenkoopers- ende bcreydersgilde" van Hoorn, van 15 Maart 1650, werd in art. 2 verwezen naar de Dordtsche. verhoudingen. 3) Lakenbereiders: nos. 39 § i; 50 $ 1. Lakenkoopers: nos. 16 § 1, 54 § 1, 63 § I. XX Leiden, waar het plan tot samenwerking was gerijpt. Van een dergelijke positie was bij de economisch-zwakke lakenbereiders geen sprake, zij waren de eigenlijke gildemeesters, klein-ondernemers dus, en het is bekend dat deze in het algemeen in de Hollandsche steden geen leidende positie innamen. Daarbij kwam, dat de arbeidersbeweging van die dagen zich tegen de kapitalistische ondernemers, de lakenreeders, richtte; niet de bereiders hadden zich daartegen in de eerste plaats te verweren, maar de reeders, al spreekt het vanzelf, dat ook de anderen er door werden getroffen. • Met deze opvatting was ook het optreden der organisatie in den eersten tijd na haar ontstaan in overeenstemming; het waren de belangen der ondernemers tegen de arbeiders, die de leden samenhield en waarvan de besprekingen de vergaderingen vulden. De eigenlijke vakbelangen, wier behartiging bij een gilde geworfnip: vooraan stond, kwamen in de tweede plaats. Men kan de organisatie dan ook met een moderne patroonsorganisatie vergelijken. In verloop van tijd is hierin langzamerhand verandering gèkömen. Al werkten de tien stedelijke organisaties bij voorkomende werkstakingen en andere arbeidersmoeilijk* heden, als het vuilverklaren van meesters, winkels en arbeiders door de lakenbereidersknechts — de boycot dus — zooveel mogelijk samen, in de achttiende eeuw itradèh andere belangen op den voorgrond en verloor de drganisaife meer en meer het typisch arbeidersvijandelijke ■karakter, dat haar in het begin had gekenmerkt. Deze ontwikkeling voltrok zich parallel aan die van de industrie in het algemeen. Men kan zeggen, dat na het jaar 1672 de lakennijverheid haar hoogtepunt had overschreden en dat haar geleidelijk verval in de achttiende eeuw aan de bewegingen van de lakenbereidersgasten het aggressieve karakter heeft ontnomen. Ook de beteekenis en de invloed der lakenreeders verminderde in sterke mate, zoodat mede hierdoor de zuivere vakbelangen meer en meer de aandacht der vergadering vroegen. Als zoodanig zijn onder andere te noemen de concurrentie, die de plattelandsindustrie de stedelijke nijverheid aandeed, een verschijnsel dat XXI naar bekend is reeds van ouden daturn was; verder de invoer van buitenlandsche lakens in Holland, de verplichting tot het dragen van inlandsche stoffen voor de ingezetenen, het bedrog dat bij het zegelen van de lakens geschiedde, en ten slotte de middelen, die tot verheffing der kwijnende industrie zouden kunnen>fe$den. Het ligt echter niet in het plan van deze inleiding deze en andere punten te bespreken, daar men ze uitvoerig in het hierboven genoemde artikel van prof. Kernkamp behandeld vindt. Zooals in den aanvang heeft Leiden ook later wel leiding gegeven. Toen de Leidsche afgevaardigden ter Statenvergadering in het jaar 1737 het belangrijke onderwerp van den achteruitgang der industrie aan de orde gesteld en een aantal middelen tot haar herstel hadden voorgeslagen, heeft deze poging ook op de bijeenkomsten der lakenbereiders weerklank gevonden, zooals de uitvoerige briefwisseling') en de besprekingen dezer voorstellen gedurende eenige jaren2) aantoonen. In het algemeen verkrijgt men echter niet den indruk, dat een der gilden op de vergaderingen den boventoon heeft gevoerd. Ten slotte kan worden gevraagd naar de resultaten van de conferenties, een vraag, die in het jaar 1737 ook aan de orde werd gesteld door het gilde te Rotterdam, dat in overweging gaf ze op te heffen. Het is toen wel niet zoover gekomen, maar dat de vergaderingen van twee op vier jaar werden verschoven, wijst er op, dat ook in de kringen der directe belanghebbenden eenige deceptie aanwezig was. Dat de uitkomsten der samenwerking niet aan de verwachtingen beantwoordde, lag wel eenigszins in den aard der feiten. De locale verhoudingen verschilden zooveel, dat zelfs tegenover de arbeiders eenheid van optreden moeilijk was te bereiken. Het was geen toeval, dat de onderhandelingen van het jaar 1637 mislukt waren. Zoodra het gold eene algemeene regeling in het bedrijfsleven in 1) Vgl. nos. 65—68. 2) Het onderwerp kwam ook op de vergaderingen . van- de jaren 1741 en 1745 ter. sprake. XXII te voeren, mislukten doorgaans de pogingen. Toen bijv. Amsterdam in het jaar 1700 een ontwerp indiende om het boycotten door de arbeiders te voorkomen, is daarvan niets gekomen '); evenmin van den wensch van de Leidsche vertegenwoordigers de lootten in de tien steden te egaliseeren2) of den arbeidstijd voor bepaalde onderbewerkingen gelijk te stellen 3). Ook een voorstel tot regeling van het maximum aantal knechts, dat een bereider zou mogen houden, kon in de vergadering geen meerderheid vinden *). Slechts wanneer het op zichzelf staande gevallen als het optreden tegen werkstakende arbeiders betrof, bleek gezamenlijk handelen bereikbaar. Ook op het gebied der algemeene vakbelangen zijn de resultaten niet groot geweest; slechts in één geval is door de organisatie een succes te boeken geweest, nl. in het jaar 1778, toen op haar aandringen een plakkaat tegen het bedrog in de looden, waarmede de lakens werden voorzien, door de Staten werd uitgevaardigd8). In de tweede helft der achttiende eeuw konden de afgevaardigden der tien gilden niet meer worden geacht de Hollandsche lakenbereiderij te vertegenwoordigen, daar de grootere fabrikeurs, zooals die van Leiden en Delft, hun lakens toen niet meer in de stad van hun inwoning, maar wegens de lagere loonen in Brabant deden scheren. Daarbij voegde zich nog het verschijnsel, dat de Brabantsche commissionairs zich mettertijd zelfstandig maakten en een groot deel der Hollandsche lakenindustrie — de weverij en de bereiderij o. a. — naar Tilburg en omliggende plaatsen trokken. Hierdoor verviel langzamerhand het belang der geregelde samenkomsten, van de eene stad na de andere bleven de vertegenwoordigers weg, hetzij wegens de opheffing van het gilde *) of wegens •1) Vgl. n». 42. 2) Vgl. nos. 43 § 6, 44, 45 § 6. 3) Vgl. ii°. 23 § 11. 4) Vgl. n°. 20 § 8. 5) Vgl. n°. 80 § 6. 0) Zoo te Dordrecht; vgl. nos. 82 § 4 en .83 § 4. xxin achteruitgang der stedelijke industrie '). De discussies zelf werden steeds minder belangrijk en een enkel maal vraagt men zich af hoe een vergadering van afgevaardigden uit industrieele klingen zoo weinig substantieels kon voortbrengen. De laatste bijeenkomst werd in het jaar 1793 gehouden; de volgende zou te Leiden worden samengeroepen, maar de heerschende onrust op politiek gebied deed de resultaten van te voren zeer gering schijnen. De achteruitgang der nijverheid had bovendien verderen voortgang gemaakt, zoodat belangrijke punten zich ter behandeling niet voordeden. Vandaar dat in de vergadering van den raad van Leiden op 2 Juni 17975) werd voorgesteld, daar er waarschijnlijk „geen pressante stoffen tot besoigne voor zaaken" waren, een circulaire aan de andere gilden te richten met de vraag, of zij „eenig pressant onderwerp van deliberatie" hadden, en zoo niet, in overweging te geven de vergadering tot een voegzame gelegenheid uit te stellen. Het antwoord van de overlieden der nog bestaande gilden was, zooals was te verwachten, gelijkluidend, „Wij hebben . . . gene zeer pressante onderwerpen ten deezen", schreef Hoorn 8) en die van Amsterdam berichtten, „dat er bij (hen) ook geen pressant onderwerp voorhanden (was) *)". De meening van het gildebestuur van Hoorn echter, dat de bijeenkomsten, indien ooit, zeker op dat oogenblik moesten worden gehandhaafd, is niet door de Leidsche overlieden gedeeld, daar wegens het ontbreken van een belangrijke agenda de reden tot het houden van een vergadering was vervallen. Daarna zijn geen nieuwe pogingen tot herstel der bijeenkomsten gedaan. De organisatie is ongemerkt tenietgegaan en daarmee verdween een der merkwaardigste uitingen van samenwerking op economisch gebied tijdens de Republiek. Van de overeenkomstige organisaties der '1) B. v. te Gouda en Haarlem. 2) Notulen van den Raad. — Mededeeling van Prof. Blok te Leiden. 3) Vgl. n». 85. 4) Vgl. .n». 86. xxiv lakenkoopers en der brouwers, die echter belanghebbenden uit de geheele Republiek omvatten, was die der lakenkoopers haar reeds voorgegaan, terwijl de bijeenkomsten der brouwers tot in het begin der negentiende eeuw zijn voortgezet. N. W. Posthumus. No. 1. — 1638. No. 1. Plakkaat van de staten van holland en westebiesland tot handhaving van de orde in de laken3eeeidee8gilden in de hollandsche steden. — 1638, Juli 17. De Staten van Hollandt ende West-Vrieslandt hebben tot onderhoudinge van 't gilde van de laeckenbereyders in de respective steden van dese provintie ende tot voorstant van de voornoemde neeringe ende onderhout van goede ordre in. 'tselve gilde gheordonneert ende gestatueert, ordonneren ende statueren mits desen, dat van nu voortaen de meesters van de laeckenbereyders binnen de voorsz. respective steden geene gasten sullen vermogen in 't werck te stellen, tenzij saecke deselve alvoorens een gedruckt biljet, met de stadtswapenen daerop ghedruckt, zijn hebbende, daerbij mach blijcken, dat alsulcke droochscheerdersgast ofte gasten van hare voorige meesters met der minne gescheyden zijn, op pene van bij de voorsz. meesters, ter contrarie gedaen hebbende, telckens te verbeuren 10 gulden. Ordonnerende voorts, dat soo wanneer in eenige ofte meer der voorsz. steden eenige muyterije door de laeckenbereyders- ofte droochscheerdersgasten mochte komen te ontstaen, dat alsdan de overluyden van de andere gherustige steden, ter plaetse contentieux tot reparatie van de voorsz. meuytenatiën ontboden werdende, gehouden sullen wesen tot dien eynde aldaer te compareren ofte hunne gemachtichde te seynden, op een boete van 25 gulden, bij de non-comparanten te verbeuren. Lastende H. E. Gr. Mo. alle ende eenen yeder, die desen soude mogen aengaen, hen hiernaer te reguleren, opte Droogscheerderssynoden. \ W, g. — 1639s 2 peynen ende boeten, hierinne begrepen, alsoo H. E. Gr. Mo. sulcks tot oorbaar van 't voorschreve gilde ende dienste van den lande bevonden hebben te behooren. Gedaen in den Hage, onder 't kleyne zegel van den voorsz. lande, den 17en July 1638. Gedrukt: Groot-Placaethoeck, I, kol. 1176. N°, 2. Publicatie van het gerecht van leiden betbeffende het aannemen en aanteëkënen van lakenbereebebsknechrs. — 1639, maabt 15. Alsoo tot kennisse van die van de gerechte deser stede gecomen is, dat alhoewel bij de ordonnantie van de Heeren Staten van Hollandt ende West-Vrieslant, van date den 17ra July van den jare 1638 »), tot onderhout van 't laeckenbereydersgilde geordonneert ende gestatueert es, dat de meesters van de laeckenbereydersgilden binnen de respective steden van Hollandt ende West-Vrieslandt ende sulcx ook binnen dese stadt niet vermogen sullen eenige gasten in 't werck te stellen, tensij deselfde alvoorens een gedruckt billet, met des stadts wapen daerop gedruckt, sijn hebbende, daerbij blijcke, dat deselve van hare voorige meestérs metter minne sijn gescheyden, op peyne van bij de meesters, contrarie doende, te verbeuren 10 guldens . . ., soo is 't, dat die van de gerechte deser stede vooreerst alle den meester laeckenbereyders binnen dese stadt bij desen wel ernstelick belasten hen naer de voórs. ordre der gemelde heeren Staten.. . . te gedragen, ende onvermindert deselve bij desen van nieus ordonneren ende statueren, dat voortaen geene meester laeckenbereyders binnen dese stadt sullen vermogen eenige gasten aen te nemen off op hare winkels te setten, 'tsij die van .1) Vgl- n». 1. 3 N°. 3. — 1639. buyten comen oftè niet, voor ende aleer' sij volcomert ondersouck sullen hebben gedaen ende hen volcomentlijck ende volgens de voorverhaelde ordre sal'sijn ... bij de van buyten comende gast off gasten vertoont behoorlijcke certificatie ende bescheyt, dat hij met gemoede van sijn voorgaende meester gescheyden is, in achtervolch van de voors. ordonnantie, bij de meergemelde heeren Staten op 'tselve stuck geëmaneert.. . . Ende dit alles opte boete van 10 guldens.. ., te verbeuren bij diegeene, die een onvrije knecht tegen de voors. ordonnantie van de heeren Staten off deser stede gildebrief sullen hebben opgeseth ... |tü. Gedrukt: Bronnen tot de Geschiedenis van de Leidsche Textielnijverheid, IV, n°. 293; naar Aflezinghoek K, Jol. 254"°, G.-A. Leiden. N°. 3. Veezoek van deken en hoofdlieden van het lakenbereidebsgilde te leiden aan het geeecht om restitutie der uitgaven, door het gilde gedaan in verband met zekere pogingen om met andere hollandsche steden een ontwebp-begeling betreffende het aannemen van de lakenbebeidebsknechts op te stellen. het gebecht vebleent aan schepenmeestebs machtiging hen hiebvoob voobloopig te cbediteeben. — 1639, apbil 8. (1.) Verthoonen re.verentelijck deecken ende hooftmans van het laeckenbereydersgilde alhier van den jare 1637, dat sij, supplianten, mede in achtervolgen van de authorisatie, bij de E. E. H. burgemeesteren deser stede verleent opten 2en July 1637 voorseyt, hen vervoucht hebbende gehadt bij den overluyden van 't laeckenbereydersgilde in de steden Haerlem, Amsterdam ende N°. 3. — 1639. 4 Botterdam, alsmede tot Delft ende Goude, omme met deselve in conferentie1) te comen ende te beramen een concept van de ordere, hoe de laeckehbereyderskneohts, van haere meesters affgescheyden, bij andere meesters in de voors. respective steden sonden mogen aengenomen ende in 't werck gestelt werden, ende in 't welck sijluyden den anderen niet hebbende conen verstaen nochte mette selve eene vast ende gedurige resolutie nemen, daeromme verscheyden oncosten sijn gedaen ende verschoten ingevolch van de specificatie mette bewijsen, desen annex, monterende tesamen ter somme van 298 gulden 2 stuyvers ende 2 penningen. Ende dewijle alle 'tselve is gedaen ten dienste van dese. stadt ende ingesetenen, soq keeren sij, supplianten, henluyden 't Uwer E. E., reverentelijck versouckende, dat H. E. E. 'tselve gelieven te nemen ten laste van dese stadt ende mitsdien te verlenen ordonnantie op den here thesorier, om daervan restitutie tot voordeel van 't voors. gilde te werden gedaen, gelijck oock sulcx bij de respective steden Delft ende Haerlem aen deecken ende hooftmans aldaer te dier oorsaeck is gedaen. 't Welck doende etc. (2.) Marginale apostille: Alsoo de oncosten, in desen verhaelt, bij den supplianten in uytgeeff sijn gedaen stellen in de reeckeninge, dewelcke sij den scheepenenmeesteren overgelevert hebben, hebben die van den gerechte deser stede den schepenenmeesteren bij desen geautoriseert omme deselve somme den supplianten aldaer in uytgeef te lijden, ende sal op het versouck, in desen gedaen, werden gedisponeert, soo wanneer de reeckeninge van den jaere 1638, bij den deecken ende hooftmans deses gilde alsnoch te doen staende, finalicken sal sijn geslooten. Actum den 8en April van den jaere 1639 8). Gerechtsdagboek S, fol. 266, G.-A. Leiden. 1) Er blijkt niet van wie het initiatief tot deze bijeenkomst is uitgegaan. 2) Vgl. n°. 4 § 3, & N°. 4. — 1639. N°. 4. Verzoek van deken en hoofdlieden van het lakenbereidersgilde te leiden aan het gerecht om restitutie der uitgaven, door hen voor het totstandkomen van het plakkaat betreffende de lakenbereidersknechts gedaan. het gerecht bepaalt, dat zoowel de uitgaven, die voor het opstellen van een ontwerp als voor hét vebkbijgen van het plakkaat zijn gedaan, dooe de stad aan het ghj5e zullen woeden vergoed. — 1639, April 8—Juli 6. (1.) Geven reverentelijck te kennen TJE. E. onderdanige, den deecken ende hooftmannen van 't laeckenbexeydersgilde alhier, dat bij H. E. ende de regeerders van verscheyden andere steden in Hollandt ende West-Vrieslandt goetgevonden sijnde te versoucken aen de H. M. H. Staten van Hollandt ende West-Vrieslandt seeckere ordre, dienende tot rust ende vrede van de ingesetenen mitsgaders de laeckenbereydersgasten, sij, supplianten, tot dienst derselver beneffens de hooftmannen ende opsienders van gelijcke gilden in andere steden hen hebben vervoucht soo tot Amsterdam als in den Haech, ten eynde ende omme 'tselve niet alleen bij requeste te versoucken, maer oock om de saeck H. E. M. yder in 't perticulier mondeling te recommanderen, gelijck sij, vertoonders, oock haer voors. versouck in Julio lestleden hebben verworven '). 't Is nu sulcx, dat sij, supplianten, niet alleen haeren tijt daerinne bij beurten besteet, maer oock gedaen hebben eenich verschot tot betaelinge van de oncosten, in de voors. saecke gevallen, bedragende volgens bijgaende specificatie 124 guldens 7 stuvers 8 penningen, die sij, supplianten, niet machtich en sijn uyt het innecomen van 't voors. gilde te cunnen wedertrecken. Soo keeren sij t supplianten, henluyden t'Uwer E. E., reverentelijck ver- 1) Bedoeld is het plakkaat-van. 17 Juli 1638; vgl. n°. 1. N°. 4. — 1639. 6 souckende, dat deselve hen, supplianten, daerinne believen de hant te bieden ende eenich middel te ordonneren, 'daerdoor hen, supplianten, 't voors. verschot mach wer'den gerestitueert. 't Welck doende etc. (2.) Marginale apostille: De supplianten in desen sullen ;metten eersten ende binnen den tjjt ten langsten van een maent haere reeckeninge van het bewint, bij henluyden binnen . den jaere 1638 't voors. gilde van de laeckenbereyders aengaende gehadt, hebben te doen voor den schèpenmeesteren deser stede, alwaer haer bij provisie in uytgeeff sullen werden geleden de 124 guldens 7 stuvers ende 8 penningen,' hierneffens verhaelt, ende deselffde reeckeninge gesloten sijnde, sal alsdan op het versouck, in desen gedaen, werden gedisponeert sulcx de voors. gerechte sullen goetvinden. Actum den 8en Aprilis van den jaere 1639. ! (3.) Tweede apostille: Die van de gerechte, volcomentlick bericht sijnde uytte slooten van de 2 jongst gesloten reeckeningen van den deecken ende hooftmans van het laeckenbereydersgilde binnen dese stadt, dat het ordinaris innecomen van 'tselve gilde niet bestant is omme daeruyt te konen vervallen de oncosten, dewelcke bij den deecken ende hooftmans van het voors. gilde in den jaere 1637 ende 1688 hebben verschoten op verscheyde reysen, dewelcke sijluyden door authorisatie van de burgeméesferen deser stede hebben gedaen ten dienste van het laeckenbereydersgilde omme metten gedeputeerden van Verscheyden nabuerige steden, van 'tselve ambachte sijnde, te concipiëren een ordre, dewelcke opte laeckenbereydersgasten eenpaerlicken soude werden gepractiseert, alsoo daertoe een goede somme op interest tot laste van't gilde gelicht sijnde, echter evenwel de deecken ende hooftmans deses gildes van den jaere 1638 bij slote van de reeckeninge van denselven jaere als meer uytgegeven als ontfangen te boven sijn gecomen, 't welck 'tselve gilde haer sohuldich blijft, een somme van 95 gl. 2 st., hebben de voors. gerechte voor dese maei alleen ende sonder daeruyt eenige consequentie te trecken bij desen geconsenteert, dat de oncosten, dewelcke in de voors. jaeren 1637 ende 1638 tot concipiëren ende bevorderen-van de voors. ordre, 7 N°. 5. — •1639: dewelcke daërnaer bij den heeren Staten vari' Hollandt is gearresteert ende geëmaneett, als vooren bij de respective deecken ende hooftmans sijn gesupporteert ender uytgeleyt ende in haere reeckeninge bij provisie tot laste van 't gilde geleden, te weten in de reeckeninge van den jaere 1637, 298 f6 2 st. 2 penn. x) ende van den jaere 1638 124 fg 7 st. 8 penn., tot laste deser . stede sullen werden aengenomen ende sal daervan bij den burgemeesteren; deser; stede ordonnantie van betalinge werden verleden\og den thresorier-ordinaris deser stede van een somme,yan:^2^|Ü 9 st. 10 penn., sulcx als 't verschot ende d'oncoeten voors* comen te bedragen, ten behouve van den deecken ende hooftmans deses gildes van den lopende jaere,, omme deselffde te verstrecken tot affdoeninge van de 4f^ten voor sooveel dese somme bedraecht, daermede het gilde in den jaere 1637 is belast geworden. Ende werden den deecken, ende hooftmans van den jaere 1637 ende 1638 gedient hebbende, bij desen belast omme metten jegenwoordigen hooftmans te dencken op middelen, waerdoor men 'tinnecomen van 't voors. gilde der laeckenbereyders soude conen verbeteren ende daervan metten eersten openinge te doen aen de gerechte voorn., alsoo die van de gereebte verstaen, dat off in toecomende wederom tot voordeel ende ruste van 't voors. gilde eenige oncosten souden moeten werden gedaen, dat deselve bij het gilde alleen sullen moeten werden gedragen. Actum den 6en July van den jaere 1639. Gerechtsdagboek S, jol. 317™, G.-A. Leiden. Be §§ 1 en 2 ook aldaar Jol. 265. N°. 5. DE HOOFDMANNEN VAN DEN LAKENHANDEL EN DE BEEEIDERIJ TE HOORN AAN DE HOOFDMANNEN VAN DE LAKENBEREIDERSGHjDEN RESP. IN ALKMAAR, AMSTERDAM, 1) Vgl. n». 3 § 1. N°. 5. — 1639. 8 delft, doedeecht, enkhuizen, gouda, haaelem, leiden, botterdam en utbeoht — hoobn, 1639, April 12. Alsoo de lakenbereydersknechts alhyer muyteneren en op gisteren het werck hebben laten staen2), om alsoo met onbehoorlijcke redenen en middelen dwangsgewijse verhoging van dachuyer te becomen, 't welck alsoo niet en behoort, ende dewijle bij H. E. G. M. heeren de Staten van Hollant ende West-Vryeslant tegens alsulcke insolentiën is versien bij placate en ordre van date den 17en Julio 1638 ") ende alhier gepubliceert en Uwe E. (soo ick dencke) wel bekent, hebben wij ons beraden gevonden Uwe E. dese onse knechts muytenatie te laten weten, ten eynde Uwe E. volgens de meninghe en goede intentie van H. E. G. M. gewaerschout sout wesen geen lakenbereydersknechts, van hyer comende ofte die de muyterije alhier mede hebben helpen hanthaven, in 't werck gestelt te werden en, airede onwetende in 't werck gestelt sijnde, datelijck te doen casseren, ten ware bij behoorlijcke acte bleecke, dat deselffde knecht ofte knechts van haer meesters met genoegen gescheyden waren, opdat Uwe E. mede door alsulcke middelen ons en volgens dien die 't sulcx namaels voorvalt, helpen diergelijcke insolentiën, rotterijen en muyterijen (te) stutten ende weeren, vastelijck vertrouwende, dat wij Uwe E. in gelijcke saken sullen assisteren en de goede hant bieden. Ons hierop verlatende, sijt den Almachtigen in genaden bevolen 4). Minuut in het archief der gemeente Hoorn, aanwezig op het R.-A. te Haarlem, Stukken lakenkoopers- en bereidersgild. 1) Uit een notitie onder aan den brief blijkt, dat dit schrijven aan elk dezer tien steden zou worden gericht. 2) Een rekest van de droogscheerdersgasten aan de regeering van Hoorn uit het jaar 1639 geeft opheldering over de redenen, die tot deze werkstaking hebben geleid. In verband met ,,de(n) tegen woord ige(n) diere(n) tijt" verzoeken zij daarin hun dagloon van 16 stuiver te verhoógen tot wat de gasten te Amsterdam verdienen, dus tot 18 st. Zij verklaren verder, dat hun bazen dit hebben geweigerd, waarna zij het werk hebben neergelegd. 3) Vgl. n°. 1. 4) Vgl. nos. 6—8. * 9 N<». 6 en 7. — 1639: N°. 6. De hoofdmannen van den lakenhandel en de beeeiderij te hooen aan deken en oveelieden van het lakenbebeideesgilde te haarlem l). — HOOBN, 1639, April 19. Nadat wij Uwe E. vertoont hadden door myssive van den 12en deser 2) de muterije van onse lakenbereydersknechts en versocht ons de goede hant te bieden om deselffde te stutten en geen van onse oproermakers te setten ofte werck te geven, volgens het placaet van H. E. G. M. heeren de Staten van Hollant ende West-Vryeslant s), en de muterije alsnoch geduert en Uwe E. met beter kennisse onse goede meninghe sout moghen effectueren, senden wij Uwe E. bij desen een memorye van de namen van onse mutenerende gasten en bij wat meester elx gevrocht heeft, acommoderende Uwe E. devoir in dien, sullende ons weder verobligeert houden Uwe E. in gelijcke off meerder saken te assisteren. Hiermede enz. Minuut in het archief der gemeente Hoorn, aanwezig op het R.-A. te Haarlem, Stukken lakenkoopers- en be- reidersgild. N°. 7. Deken en oveblieden van het lakenbereidersgilde te haablem aan de oveblieden van den lakenhandel kn de bebe1debij te hoobn4). — haab- lem, 1639, Apbil 19. UE. mesyfen, gedaeteert dees 12 dito 2), is ons op den 15«n behandycht en den inhout van dien wel verstaen, tot ons groot leetweesen, want het ons van het jaer anno 1) Vgl. nos. 5( 7. 2) Vgl. n». 5. 3) Vgl. n«. 1. 4) Vgl. nos. 5( 6. N°. 7. — Ï689. 10 1638 noch en is vergeeteh de groote mutinaecy alhier ter stede. Men soude UI. weder gheantwoort hebben, maer het meerder colege en waeren niet bij der handt, en heeft de presente deecke en een vynder ons ghemene gildebroeders belast op een nyeu nu lestleden Saeterdach ')» dat zijluyden geen Hoorensche gast of gasten en soude insetten, ofte hebben eerst vertoont een behoorlicke biljet, alsdat sijluyden met min van haer leste meester, daer sij ghewrocht hebben, gheschayden sijn, wel verstaende uut Hollant ende West-Vrieslant comende vollichgens de ghevenssche ordonnancy, met groote moyte vercreghen van H. E. G. M. heeren Staeten van Hollant en West-Vryeslant2). Waerover dat wij bevonden hebben een Horens gast, met naem Claes van Hoorn, en anders gheen vaederlijcke naem ofte bijnaem te wyllen noemen., als blijckt bij dyt inghesloten memorite, ons van sijn meester alhier behandicht, daer hij ghewrocht heeft. En heeft ock daetlick moeten vertrecken van zijn meester. Wij vernemen noch drie ofte vyer vremde gasten, maer en weeten niet van waer sij comen, maer seggende alle tesaemen meest buyten de voorschreve provency te comen en dickmaels haer naeme verkeert noemen, om ons alsoo te abuseren. So dient deese tot ons advys om wel te doen en stiert ons over — en aen alle steden van Hollant en Wes(t)Vrieslant, die dese ordonnancy2) van H. E. G. M. heeren Staeten subjeckt sijn — de naeme ende toenaeme van ider gast, die UI. altesaeme mochte sijn ontlope, opdat men die alletemael mochte opdrijven om haerluyder moetwyl, want idereen sijn gastenaem wel bekent is. En weete wel, wadt voor vogels het zijn. Dyt dunckt ons de beste en eennichste myddel te zijn om alle moetwyl te weere van sodaennighe gaste. En deurleest eens, soo het UI. belyeft, de cracht van de E. G. M. heere Staete haer oordon nancy2), ons verleent, om alle moetwyl te stutten, 1) 16 April 1639. 2) Vgl. n°. 1. N°. 8. — 1639. en wadt cracht ider stadt heeft om melcaer de handt te byen, wanneer ons gaste muyttenere. Hiermede enz. (w. g.:) P. de Jong, Pieter de Ridder, D. van Dijck. Oorspr. in het archief der gemeente Hoorn, aanwezig op het R.-A. te Haarlem, Stokken lakenkoopers- en bereidersgild. N° 8. Deken en overheden van het lakenbereidersgilde te amsterdam aan de hoofdmannen van den lakenhandel en de bereidebij te hoobn '). — Amstebdam, 1639, Apeil 28. Onse laeste aen UE. was op den 23en dito, alsoo dat desen nou te corter is. Allenelick, dat de parsoon met namen Hendrik Jueriansen Brinck, die in UE. a) haer notiti met een cruysgen me offgebeelt was, alhier nou om eenige niuwe moetwil, hier bedreven, in apperenti is geraeckt ende sit in de boeygen. Soo de vrienden nou its anders op zijn parsoon te seggen hebben, dat UE. dunckt naedeelich te sijn, kuent heteelve aen de E. H. schout ende schepenen schrijven. Ende sijt hiermede enz. (w. gr.:) Paulus Ras, Willem Brugman, Jan Ochers. Oorspr. in het archief der gemeente Hoorn, aanwezig op het R.-A. te Haarlem, Stukken lakenkoopers- en bereidersgild. ■11 a) Het hs. heeft: UE in. 1) Vgl. n» 5. * N°. 9. — 1643. 12 N°. 9. BURGEMEESTERS EK REGEERDERS VAN LEIDEN AAN BURGEMEESTERS EN BEGEEBDEBS VAN HAARLEM! HEBBEN NAAR AANLEIDING VAN EEN VERZOEK VAN DE LAKENBERErDBBSKNECHTS OM LOONSVEBHOOG1NG GECOMMITTEEBDEN NAAB HAABLEM GEZONDEN OM NAAR HET ARBEIDSLOON, ALDAAR TER PLAATSE UITBETAALD, TE INFORMEEBEN. VEBZOEKEN VOOBTS EB VOOB TB WAKEN, DAT DEN KNECHTS, DIE BUITEN TOESTEMMING VAN HUN MEESTEBS DEN ABBEED NEEBLEGGEN EN UIT LEIDEN VERTREKKEN, GEEN WEEK TE HAABLEM WOBDT VEBLEEND1). — LEIDEN, 1643, JUNI 19. ■ Alsoo ons op gisteren voorgekomen sijnde eene requeste *) opten naeme van (de) gemeene laeckenbereydersgasten, binnen dese stadt Leyden werckende, bij dewelcke deselve versochten verbeteringe van arbeytsloon, te weeten een oortgen op yder uyre werckens, bedragende 4 stuyvers op yder dach, wij naer lecture van deselfde requeste geoordeelt hadden nodich en dienstich te sijn ons alvooren op eenige redenen ende positiven, in deselve requeste verhaelt, te informeren opte ware gelegentheyt van dien ende tot dien eynde eenige hooftluyden van het laeckenbereydersgilde alhier aff te seynden in eenige naestgelegen steden, om sich aldaer . .. behoorlicken te doen berichten, hoe de voors. gasten aldaer werden getracteert, en dat wij oock 'tselfde dengeenen, die de voors. requeste uytten naeme van voornoemde gemeene gasten hadden overgelevert, hadden aengeseyt ende belast haer in alle modestie ende stillicheyt te gedraegen ende d'andere gasten daertoe oock te willen aenmaenen, gehjck sij beloofden te sullen doen, echter evenwel bevinden, dat de gemeene gasten off immers 't meerendeel van deselfde \) Blijkens marginale aanteekening zijn soortgelijke brieven aan Amsterdam, Delft en Rotterdam verzonden. 2) Ontbreekt. * 13 N°. 9. — 1643. metten anderen hebben gecomplotteert ende haer van de winckelen onthouden ende dengeenen, die wel gaerne in het werck ende ambacht op het loon, alhier in den jare 1638 l) naer volkome kennisse van saecken gestelt ende geordonneert ende daermede zij tot noch toe contentement hebben genomen, souden continueren, met dreygementen intimideren ende mede van 't werck houden, van haer gevende van hier te sullen vertrecken, tenzij men haer meerder loon toevouge, gelijck wij oock verstaen, dat oock al eenige gasten van hier zijn vertrocken, pogende ende trachtende alsoo door onbehoorlicke ende onlijdelicke manieren van doen ende louterie, meuyterie, den winckelen ende cooplüyden in dese gelegentheyt vandtft$ dat het werck redelick druck is, meer loon aff te persen ende dwingen, 't welck alsoo is eene verresiende saecke ende van seer quade gevolge, ende dat oock de heeren Staten van Hollandt ende West-Vrieslandt opten 17en July van den jaere 1638 2), tot voorkominge ende steuy tinge van sodanige meuyterie, hebben geordonneert, dat geene meester laeckenbereyders eenige gasten sullen mogen in 't werck stellen, tensij saecke deselve vertonen behoorlick blijck, dat sulcke droochscheerdersgast off gasten van haer meesters metter minne sijn gescheyden, ende dat de steden daerinne malcanderen souden helpen de handt bieden, soo hebben wij dienstich geacht bij desen expresselick aff te seynden eenige van de hooftluyden van het meergenomde gilde naer eenige naebuerige steden ende oock binnen Uw E. stadt, om sich soo op het werck alsoock op het werckloon aldaer van de laeckenbereydersgasten wel ende naer de waerheyt te informeren ... ende oock aen de hooftluyden van de laekenbereyders aldaer te versoucken, ten eynde dat naer luyt van de voorverhaelde ordre der heeren Staten *) de gasten, die van hier op sodanige onbehoorlicke maniere ende wijse van doen sijn vertrocken ende noch buyten behóorlick affscheyt van de meesters alhier mochten komen te vertrecken, de 1) Deze regeling is niet bekend. 2) Vgl. n». Ai N°. 10. — 1643. 14 voors. gasten geen werck aldaer mochte werden verleent; verspuckende seer vrindelick, dat U E. E. believe den voors. gecommitteerden hooftluyden in dese saecke goede hulpe ende assistentie te doen, geconsidereert het is eene gemeene saecke, ten hoochsten betreffende het welvaren ende dienst van de laeckentraperieneringe, waeraen ons sonderlinge vrientschap ende de voors. neringe in 't gemeen dienst sal geschieden, ende sullen wij UE. in gelijcke saecken, soo wanneer binnen Uw E. E. stadt gelijcke voorvallen soude moghen bejegenen, mede gebuerlick de hulpige handt helpen bieden, gelijck wij in verscheyde occurentiën den gecommitteerden van verscheyde naébuerige steden alhier hebben gedaen ende ook op UE. versoeck den gecommitteerden gildenmeesters telckens alhier in gelqcke voorvallen hebben doen erlangen een goedt genougen in 't geene, daeromme zij alhier eenige malen zijn affgesonden geweest. Hiermede enz. Gedrukt: Bronnen tot de Geschiedenis der Leidsche Textielnijverheid, IV, n°. 316; naar Missiveboek J, fol. 265, G.-At Leiden. N°. 10. Besluiten, genomen te leiden op de vergadering deb vebtegenwoobdigebs van de lakenbebeidebs* gilden van doedbecht, haablem, delft, leiden, amstebdam, bottebdam, alkmaab en hoobn tbb eegeltng van de abbeidebskwesties, die in de laeenbereideeij zouden kunnen voorkomen. — 1643, Juli 8. (1.) Op huyden, den 8en July 1643, compareerden voor mij, Henrik Melchiors. Brasser, notaris public, bij den Hove van Holland geadmitteert, binnen deser steede Leyden residerende, ende den getuygen, onder genomineert: Tomas Fransz. Beys ende Gerit van Hagen, beyde 15 N°. 10. — 1643. deekens van 't lakenbereydersgilde binnen der stad Dordrecht, Frank de Jong, deken, ende Hendric Coning, hooftman van't lakenbereydersgilde binnen Haerlem, Rombout de Vries ende Pieter van Beaumont, beyde hooftmannen van't lakenbereydersgilde binnen Delff, Cornelis Maartensz. Vliettoorn, deken, Pieter Claes van Campen, Jan Hennebo, Cornelis Dirxz. van Egmont ende Henric Clouck, hooftmans van 't lakenbereydersgilde binnen dese stad Leyden, Dirk Kieff, deken, ende Maerten Piejiersz., overman van 't lakenbereydersgilde bijönen Amsterdam, Lodewijk Tack, overman, ende Jacob van Harssel) hooftman van't lakenbereydersgilde binnen Rotterdam, Jan Hendrixz. Pelt, hooftman van't lakenbereydersgilde binnen Alkmaer, Willem Cornelisz. Braessem, hooftman van't lakenbereydersgilde binnen Hoorn, dewelke te kennen gaven, hoe dat bij deken ende hooftmannen van 't lakenbereydersgilde binnen dese stad Leyden met advis ende constent van de E. H, van den gerechte deser steede, alsmede conform het placcaat van de E. G. M. Heeren Staeten van Holland ende WestVriesland, van dato den 17en July 1638 sijn beschreven geweest de gildens van de lakenbereiderije der voorsz. steeden, dewelke hun, comparanten, respective hadde gedeputeert omme op huyden te compareren binnen dese voors. stad Leyden ende mitten anderen middelen te beramen tot oesseringe van de mutinatiën, alhier ontstaen opten 17e Juny lestleden 2), mitsgaders omme ge- 1) Vgl. n°. •]. 2) Den 17en Juni 1043 brak een werkstaking van de lakenbereiderskneehts te Leiden uit, den 18en Juni dienden dezen een verzoek tot Ioonsverhooging bij het gerecht in, den 19en d. a. v. besloot het gerecht in andere steden naar de daar uitbetaalde loonen te informeeren (vgl. n°. 9). Den 26en Juni duurde de staking nog voort, zooals blijkt Uit Leidsche Textielnijverheid, IV, n°. 318; groote bijeenkomsten werden door de arbeiders gehouden en de werkwilligen bedreigd. Uit de vervolgingen., door ,den schout .tegen' sómmige leiders ingesteld, mag men opmaken, dat de arbeiders de staking hebben verloren. N°. 10. —'1643. 16 samentlick te accorderen ende resoweren opte poincten ofte vraegstucken, hiernaer verklaart. Welken volgens op huyden op de voors. Doelen de voorsz. gedeputeerden sijn gecompareert ende hebben onderlinge geresOlveert, geaccordeert ende goetgevonden, buIcx sij resolveren, accorderen ende goetvinden bij desen 'tgeene hierna volgt. (2.) Eerst, op de eerste vrage, luydende aldus: off practicabel soude mogen sijn het invoeren van de biljetten volgens 't voorgeroerde placcaat, dat het doorgaens invoeren van de biljetten niet wel is practicabel, doch dat dienniettegenstaende of 't gebeurde ende dat in tijden ende wijlen in eenige steeden van Holland en West-Vriesland mutinatie moge komen te ontstaan, . dat alsdan geene steeden geduyrende de voors. mutinatie, nadat sij alvooren daervan sullen wesen geadverteert, sullen vermogen eenige gasten in 't werk te stellen, off tensij deselve gast off gasten sullen tevooren vertoonen behoorlijk biljet met daarop gedrukt 't respective stadswapen, waarbij blijcken magb, dat d' selve metter minne sijn van haar meesters gescheyden, op de boete van 25 carolusguldens, te 40 grooten 'tstuck, telkens te verbeuren bij de meesters, die contrarie dese bevonden souden mogen werden gedaen te hebben, welk vertoonen van biljetten sal geduyren totter tijd toe, dat deselve mutinatie sal sijn gecesseert, van welke cesseeringe alle steeden van Holland ende West-Vriesland bij missive sullen werden geadviseert. (3.) Op de tweede vrage, vermeldende: off men met malkanderen geen verbintenis behoorden te maken, dat yder stad blijven sal bij zijn tijd ende loon, die elk tegenwoordig is hebbende, dat geen verhoging sal mogen gescieden als bij toestaen ende kennis van de steeden in 't gemeen, directelijck nog indirectelijck, op de boete van 25 gis. telken te verbeuren. (4.) Op de derde vrage, mentioneerende: off niet geweert off voorgecomen behoort te werden alle schrobberie off inhalinge van tijd boven het ordinaris dagloon, die elk in sijn stad heeft, 'tsij van 12, 14 off 16 uyren, 17 N°. 10. — 1643. dat van nu voortaen geene steeden meer en sullen binnen de 12 uyren laten werken ofte verdienen als elk sijn ordinaris dachloon, maer of 't gebeurde, dat eenige steeden ofte meesters in 't gemeen haestig werk onder handen soude mogen hebben, dat het deken ende hooftmannen vrij sal staen, des versogt sijnde, dat sij hare knegts ofte gasten een uyr des mergens ende ook een uyr des avonts, na de gelegentheyd vereyst, sullen mogen laten voor- off nawerken, dog dat d'selve gasten in de sodanige overwerkende uyren niet meer sullen mogen verdienen als conform het ordinaris dagloon, 't welk ider stad heeft, ende dat telkens met kennis van deken ende hooftmannen, opte boete van 25 guldens. (5.) Op de vierde endè laaste vrage, luydende: off tot onderhoudinge van de lakenbereyderie in de respective steeden van Holland ende West-Vriesland, alsmede tot onderhoudinge van goede correspondentie tussen de gilden van de voorn, steeden ende tot voorcominge van alle onheylen, alle twee jaren geen bijeenkomste en behoorde te geschieden, dat de gemeene gildens off hare gedeputeerdens om de twee jaren eens gehouden sullen sijn een gemeene vergaderinge te houden ende aldaer gelijkelijk te compareren, om alsdan alhvi voorvallende quaestiën, die de lakenbereyderie souden mogen aengaen, te decideren ende beslechten , op een boete van 25 guldens bij de non-cbniparanten te verbeuren, welke bijeencompste gehouden sal werden telke twee jaeren in de maend van July précys; waervan de eerste uytschrijvinge sal geschieden bij die van Dordrecht, soo vervolgens van outste stadt tot outste stad, ende dat tot coste van elx comparerende gilde in 't particulier te betalen. (6.) Alle 't welk voors. staet sij, comparanten, in qualité als vooren belooft hebben endé beloven alsnog bij desen bij trouwe, eer ende vrqmigheyd te agtervolgen, doen achtervolgen ende na te comen, sonder te gehengen off gedogen, dat daerjegens sal werden gedaen off yet uytgeregt, direcfelijk off indirectelijk, in geeniger manieren, ende dat alles onder 't verband ende bedwang na regte, daertoe staende, consenterende: hiervan gemaekt Droogscheerderssynoden. 2 S&.Htl. — 1645. 18 ende elk gelevert te werden acte een off meer in debita forma. Aldus gedaen, gepasseert ende verleden binnen deser. stad Leyden opte voors. Doelen ter praesentie van Gerij t Symonsz. Caerdecamp, herbergier aldaer, ende Joannes: van Wynningen, getuygen van geloove, hiertoe versogt. 18"-eeuwsche copie; boekje in 4°. van 10 bl, in Porlef.^ Lakenhal llf&.-A. Leiden. N°. 11. NOTOLEN VAK DE EERSTE VERGADERING DER LAKENBEREIDERS TE DORDRECHT. 1645, JüLI 18. (1.) Op huyden, den 18e dagh July 1645, compareerde voor mij. Daniël Eelbo, openbaer notaris, bij den Hove van Hollandt géadmitteert, residerende binnen Dordrecht, ende in presentie van den getuygen naergenoemt, d'eersame persoonen: . Bartholomeus van den Broeck, Adriaan Maattensz. ende Tomas Francen Beys, als overman, deken ende proeffmeester respective van 't lakenbereydersgilde binnen deser stadt Dordrecht, Frank de Jonge ende Hendrick Coningh, deken. ende. hooftman respective van 't lakenbereydersgilde binnen JTfliftTlfiTYl Syxtus' van Sijsbergen ende Jacob Jacobsz. Goeree, hooftmannen van 't lakenbereydersgilde der stadt Delft, Claes Gerritsz. de Man ende Cornelis Dnxsz. van Egmondt, meede hooftmannen van 't lakenbereydersgilde binnen Leyden, Jan Ockersen ende Jan Wynantsen van Btfumagen, deken ende overman respective van 't lakenbereydersgilde der. stadt Amsterdam, Cornelis Tuyt ende Dirk Claassen Schoonhoven, overman ende deken respective van 't lakenbereydersgilde binnen der steede Gouda, 19 N°. 11. — 1645. Cornelis Hendrixsen van Vyanen ende Lodewijk Tack, hooftmannen van 't lakenbereydersgilde tot .Rotterdam, Albertus Cappelman, hooftman van 't lakenbereydersgilde tot Alkmaar, Will em Cornelisz. Braassem, als gecommitteerde van 't lakenbereydersgilde tot Hoorn , ende Olfert Frierycksen Druyff, mitsgaders Teminc Dirxsz., hooftmannen van 't lakenbereydersgilde tot Enkhuysen. Met advys ende consent van de E. E. H. van den geregte deser voorschreven steede, alsmede comform het placcaat van d'E. G. M. H. Staaten van Hollandt ende West-Vrieslant, in dato den 17en July 1638 zijn besohreeve geweest de gildens van de lakebereydereye der voorschreve steeden, dewelke hen, comparanten, respective hadden gedeputeert omme op huyden te compareren binnen deser voorgenoemde stadt Dordrecht, omme met den anderen middelen te beramen tot cesseringen van de mutinatiën, zoo hier als elders ontstaen, mitsgaders ook omme gesamentlijk te accorderen ende resolveren op de poincten ofte vraegstucken, hiernaer verclaert; welke volgens op huyden in de St. Joris Doele derselver steede de voorschreven gedeputeerdens zijn gecompareert ende hebben aldaer onderlinge metten anderen geresolveert, geaccordeert ende goetgevonden, zulcx zij resolveren, accorderen ende goetvinden bij desen 'tgeene hiernaer volgt. (2.) Eerstelijck, alzoo die van Gouda en Enkhuysen anno 1643 binnen Leyden niet waeren gecompareert volgens d'uytschrijving, doen ter tijt aen haer gedaen, zoo zijn d'zelve ter oorsaecke van dien alsnu bij desen tegenwoordige vergaderingh naer gedane omvraegh op huyden eenstemmelijck gecondemneert, gelijck deselve gecondemneert werden bij desen, elck alsnu te betaelen voor comparanten 4 stoopen deelwijn, met resolutie dat naer desen de gebreeckigen betaelen zullen de volle boete naer inhoude van 't voorschreven placcaet *f. 1) Vgl. n°. 1. 2) De boete was 25 gulden; vgl. n°. 1. N°. 11. — 1645. 20 (3.) Ten tweeden is omgevraegt ofte niet alle de steede, zoa wanneer zij beroepen werden, gehouden wezen zullen te moeten medebrengen ende verthonen behoorlfPte authorisatie van haer E. magistraten ofte gilden. Ende is daarop eenpaarlijek gestemt zijluyden gehouden wesen zullen d'zelve haere authorisatie in behoorlijcke forma telkens te moeten exhiberen. (4.) Ten derden, is mede omgevraegt op het scheldën; van de gasten, of 't saecke waere dat iemant een winckel quaame installigh te maeken met zijn lasteren ofte schelden, zulcx moetwillige gasten dickmaels doende zijn met het zeggen: „een schelm moet hij weesen, die op zulcken off zulcken winckel werckt". Is eenpaerlijk gestemt ende geresolveert alsulcke moetwillige gast off gasten te mogen naschrijven •) ende dat deselve bij geen meesters in 't werk zullen mogen gesteld werden, op een boete van 25 car. guldens, telcke reyse bij den meester te verbeuren, dewelke zodanigh gast ofte gasten in 'twerk zal comen te stellen, mits alvoren daervan gewaerschout zijnde. (5.) Ten vierden is ook gestemt, dat yder stadt zal blijven bij het loon, dat den schaerslijper *) alsnu tegen- 1) Het „naschrijven" — modern uitgedrukt het rondzenden van een zwarte lijst — was reeds in de middeleeuwen bekend; vgl. Heeringa, Rechtsbronnen der stad Schiedam, bl. 221 § 19 (1485.) 2) Voor de talrijke lakenbereiders vormde het slijpen der groote scharen een moeilijkheid; vandaar dat de weinige scharenslijpers, die zich in sommige Hollandsche steden hadden gevestigd, druk werk hadden, daar zij ook van elders scharen toegezonden kregen of enkele malen in het jaar naar andere draperiesteden trokken om daar hun bedrijf uit te oefenen. Dit laatste schijnt o.a. tot het jaar 1638 te Leiden te zijn geschied, waar een Amsterdammer tweemaal per jaar 14 dagen kwam werken; Leidsche Textielnijverheid IV, n°. 394. In den overigen tijd van het jaar moesten de lakenbereiders voor het slijpen van hun scharen zelf zorgen; waarschijnlijk werden deze dan naar buiten verzonden, later door de knechts zelf geslepen op de slijpsteenen, die door het gilde voor gemeenschappelijk gebruik waren aangekocht. Toen de industrie een grooter vlucht nam, vestigden zich ook particuliere slijpers te Leiden, L. T. IV, n°s. 346 §§ 34, 35, 38; 395. 21 N°. 11. - 1645. woordigh is genietende ende hetzelve niet te mogen verhogen zonder gemeen advys van alle de steede in 't generael. (6.) Ten vijffden ende laetste is ook omgevraegt ende voorgesteld ofte iemand zijn handwerk van 't droogscheeren geleert ende zijn meestersproeff gedaen hebbende in d'eene ofte andre stadt van Hollandt ende West-Vrieslandt, daermeede niet behoorde te volstaen met diezelve gedane proeff, comende in een ander stadt te woonen, omme aldaer meester te worden, mits alvoren becomende hebbende de borgerschap ende betalende de geregtigheyt van 't gilde. Die van Dordrecht, Goude en Rotterdam verclaeren, als imant zijn meestersproeff, mits 2 jaeren geleert hebbende, wel ende getrouwelijk gedaen heeft, de zodanige in haerluyder gilde wel te willen aehnemen, mits betaelende de geregtigheyt, daertoe staende. Ende alzoo die van Haerlem, Delft, Leyden *) en Amsterdam2) seyden haere keure te hebben van niemanden in haerluyder gilde te mogen aannemen, tenzij zaecke zij (hij) in dezelffde haerluyder stadt zijn meestersproef gedaen heeft, zoo wort 'tzelve gehouden in staete tot de volgende tweejarige vergaderinge, die binnen Haerlem gehóuden zal werden 3). 1) Deze regeling gold eerst sinds 9 September 1638; vgl. L. T. IV, nos. 289 , 346 § 1. In de eerste jaren na de vestiging der nieuwe draperie — na 1577 — was er weinig eonlróle op de bekwaamheid der toestroomende vreemdelingen. Eerst in 1583 werd de meesterproef ingevoerd en bepaald, dat allen, die zich tot dien tijd als meester binnen de stad gevestigd en 'hun proef nog niet gedaan hadden, deze binnen vier weken moesten afleggen,; ibicl., III, n°. 284 § § 3, 24. Een onderscheid tusschcn hen, die al of niet in Leiden de proef hadden afgelegd, werd toen nog niet gemaakt. Na de bijeenkomst der lakenbereiders in het jaar 1645 is de regeling te Leiden nog verscherpt en de mogelijkheid voor vreemden zich binnen de stad als meester te vestigen zonder ook de proef le hebben afgelegd, geheel verdwenen; ibid., IV, n°. 346 §1. 2) Vgl. de ordonnantie van het jaar 1633. 3) '\gl. nos. 13:§ 2 (1647), 18 § 6 (1657), 19 § 6 (1659), 20 § 7 (1661). N°. 12. - 1646. 22 (7.) Aldus gedaen ende gepasseert binnen de voorschreven stadt Dordrecht in de voorschreven St. JorisDoele, ter presentie ende overstaen van Jacob van Rees, stadtboode, ende Sybert Worborgers, alhier als getuygen hiertoe spècialijcken versogt, ende hebben zij, comparanten, samentlijck onderteekent de minute van deese, onder raff V notaris, berustende, met welke deese is accorderende bevonden. Datam ut supra. (8.) Nog lager stondt: De heeren van de weth der stadt, collegialiter vergadert, hebben dit bovenstaende accord tusschen de gedeputeerdens van 't lakenbereydersgilde der respective steeden bij desen geaggreërdt. Actum den 24en July 1645. Mij present als secretaris, A. v. Dusse. Copie in register n°. 1135, le a.fd. G.-A. Delft. N°. 12. üe deken van het lakenbereidersgilde te leiden aan deken en hoofdmannen van het lakenbereidersgilde te hoorn. leiden, 1646, Augustus 6. Alsoo op den 28en July voorleden alle de bereydersgasten van Leendert Mostaerts winckel offgegaén sijn, omdat zij niet wilden wercken nae ordre van hare meester, hoewel het de ordonnantie medebrenght ende haer door de heeren burgemeesters is aengeseyt op deselffde winckel te gaen wercken en op geen ander, maer daer is niemant gecomen, soo is 't, dat wij volgens ons accord, met de steden van Hollandt ende West-Vrieslandt in de jare 1643 gemaect om alle onheylen voor te comen, U E. bij desen vriendelijck versoecken, dat U E. gelieven U E. knecht te zenden in alle bereyderswinckels ende deselve doen waerschouwen, dat sij geen knechts op en setten om te wercken ofte die aireede in 't werck zijn, te laten gaen, tensij sij U E. toonen een biljetgen met het Leyts wapen daerop, dat sij met minne van haer meester gegaen sijn. Dit alles doende, ons groote vruntschap sal geschie- 23 N°. 13. — 1647. den ende wij ons houden voor geobligeert, als UE. iet soude mogen overcomen. Ende soo haest onse moeyten gedaen sal sijn, sullen U E. daervan adverteren. Hiermede enz. (w. g.:) Cornelis Dircksz. van Egmondt. Oorspr., in het archief der gemeente Hoorn, aanwezig op het R.-A. te Haarlem, Stukken lakenkoopers- en bereidersgild. N°. 13. Notulen van de tweede vergadering der lakenbereiders te haarlem. — 1647, JüLI 16. (1.) Op huyden, den 16e Juli 1647, zijn binnen der stadt Haerlem gecompareert en vergadert in de nieuwe Doelle de gecommitteerdens van steeden van Zuyt- ende Noordhollandt en aldaer tot dienste van 't gemene beste van de neringe aangaende het lakenbereydersgilde gebesoingieert ende geresolveert 'tgunt hiernae volgt. Als eerst gesien de authorisatie op Bartholomeus van den Broeck, overman, ende Jacob Neeringh, achtman, bij de heeren burgemeesteren der stadt Dordrecht verleent in dato den 4en July 1647. Item de authorisatie op Rombout de Vries en Isack van der Burgh, hooftmans, bij de heere burgemeesters der stadt Delft verleent op den 14en July 1647. Item de authorisatie op Adriaan Jacobsz. Hogerscheyt en Heynderick Clouck, bij deeken en hooftmans van de stadt Leyden verleent den 15en July 1647. Item gesien de procuratie op Dirck Dircksz. Kijff en Elias de Haas. bij deeken ende overluyden van 'tlafcenbereydersgiït der stadt Amsterdam op den 15en July 1647 voor den notaris Nicolaas Kruys gepasseert. Item d'authorisatie op Dirck Doncker en Dammas Swaanswijck, deeckens, bij de heere burgemeesters der steede van de Goude verleent in dato den l(r?n July 1647, mitsgaders de authorisatie van haar overluyden van haar lakenbereydersgilt, in dato den 7en July 1647. N°. 13. — 1647. 24 Item de authorisatie op Jacob Jansz. Meuls ende Jacob van Harsel, bij Cornelis Heyndricxsz. van Vyaennen en Pieter Antheunisz., hooftmannen van 't lakenbereydersgilt tot Rotterdam, verleent in dato den 6en July 1647. Item Jan Jansz. Rolbergen ende Claas Jacobsz. Hulsten, overluyden van 't lakenbereydersgilt tot Alkmaar, verclaaren, dat zij van haere heere burgemeesteren hebben mondelingen last, dan belooven ten allen tijde daarvan te leveren acte van haer heeren burgemeesteren, indien 't noot mogte zijn. Item Ewert Cornelisz. Blaulaacken, Heyndrick Brouwer, hooftmannen van 't lakenbereydersgilt tot Hoorn, verclaren, dat zij bij haare medeconfraters bij monde zijn geauthoriseert, dan beloof ven ten allen tijden, indien 't noot mogte zijn, van haare heeren burgemeesteren te leveren behoorlijcke acte van authorisatie en ratificatie. Item gesien d'authorisatie op Teminc Dircksz. en Freeck Siewertszi' Laackeman, bij d'heeren burgemeesters der stadt Enkhuysen verleent op den llen July 1647. (2.) In den eersten is omgevraegt het innehouden van 't 5e en laetste articul van 't compromis, op den 18en July 1645 ') tot Dordrecht op de groote vergaderinge met den anderen gemaekt voor de notaris Daniël Eelbo, 't welk ten zeiven dage aldaer in staete gehouden is tot deze groote vergaderinge toe, namentujok off iemand zijn handwerk van 't droogscheeren geleert en zijn meestersproeff gedaen hebbende in d'een off d'ander stadt van Hollandt, daermeede niet en behoorde te volstaen, met diezelve gedane proeff comende in een ander stadt te woonen om aldaer meester te worden, mits al voren becomen hebbende de borgerschap en betaelende de geregtigheyt van 't gilt 2). Doch is bij de gecommitteerdens van (de) steeden bij eenpaerige stemmen verstaen, dat ider stadt zal blijven bij zijn geregtigheyt en bij zijn keuren 3). 1) Vgl. n°. 11 § 6 (1645). ■ 2) Aan dezen eisch werd overal vastgehouden; vgl. o. a. Leidsche Textielnijverheid, IV, n°. 346 jj 1. 3) Vgl. nos; 11 § 6 (1645) , 18 § 6 (1657), 19 § 6 (1659), 20 § 7 (1661). 25 N°. 13. — 1647. (3.) Ten tweeden is bij die van Dordrecht voorgestelt, alsoo haer keuren nopende het bereydersambagt anders leggen als in andere steeden, soo wert bij haer gevraegt, off vanwegen haer stadt op de tweejaerige vergaderinge wel zal mogen gecommitteert werden een persoon, die maer alleenigh is een bereyder en geen lakencoper ofte geen coopman van deselve neringe. Is bij eenpaerigheyt van stemmen bij de voorschreven gecommitteerdens verstaen, datter niemant van Dordrecht op de tweejarige vergaderinge zal mogen comen anders als uyt de negen persoonen, die 't gilt aldaer regeren, dewelcke ook zal moeten wesen een lakenkooper ofte een coopman van deselve neringe (4.) Is mede bij eenpaerigheyt van stemmen verstaen, dat de uytschrijvinge van de tweejarige vergaderinge een maent te vooren uytgeschreven zal moetten werden ende dat bij degeene, die de missiven ontfangen, daer wederom antwoordt zal moeten op geschreven werden ten langsten 14 dagen na 't ontfangen van deselve missive, op pene van 6 gulden te verbeuren. (5.) Ten derden is bij de gecommitteerdens van Leyden voorgeslagen, off de steede niet goet en vinden, dat men de coleurde 2) en witte 3) laeckenen souden scheeren op éénen tijt. Is bij de gecommitteerdens van de steeden verstaen, datter bij haer niet en gedaen worden, alsoo de gecommitteerdens van Leyden geen behoorlijcke authorisatie en hebben van haere heeren van de geregten omme 'tzelve aen gecommiteerdens van de steeden te verblijflfen 4). (6.) Ten vierden is bij de gecommitteerdens van Amsterdam voorgesteld, off niet behoorlijk en is dat de gasten, 1) Vgl. nos. 14 § 6 (1649), 15 § 3 (1651). 2) Alle lakens, die in de wol waren geverfd, heetten gecouleurde lakens; vgl. L. T., IV, n°. 390 § 4. 3) Ongeverfde lakens. 4) De Leidsche lakenbereiders hebben dit voorstel niet meer ingediend. In 1667 zijn de afgevaardigden uit Hoorn er op teruggekomenvgl. n». 23 § 11. N°. 13. — 1647. 26 die niet vrij geleert en zijn [ neffens de andre gasten niet zullen mogen ingesteld werden, alzoo dat de gasten, die vrij geleert zijn, daarbij werden geprejudiceert. i ïs bij 't meerderdeel van gecommitteerdens van de steeden verstaen, dat het zal blijven gelijk het voor desen is geweest ')• (7.) Is nog bij meerderheyt van stemmen verstaen, dat die van Alkmaer, Hoorn en Enkhuysen aan haer heeren magistraeten zullen ernstelijk versoeken, dat zij neffens de andere steeden zullen mogen hebben een behoorlijk gilt, om alle mitsverstande voor te comen, die nu en dan in andre steeden voorvallen 2). 1) In steden, waar de industrie zich sterk uitbreidde, was het niet mogelijk vast te houden aan den eisch, dat alle knechts een leertijd - van twee jaar - hadden doorgemaakt. Vandaar dat b. y. .te Leiden deken en hoofdlieden de bevoegdheid hadden aan alle arbeiders, „die zij bevinden zullen tot heurluyder hantwerk bequaem ende gequaliflceert te zijn", vergunning te verleenen in de stad te werken; vgl. Leidsche Textielnijverheid III, n°. 284 § 23 en bl. 512, noot 1, al. 2 (1590.) Ook in de opeenvolgende gildebrieven van 1596 en 1646 is dit beginsel gehandhaafd; vgl. ibid., III, n°. 320 § 22; IV, n°. 346 § 22. Door deze vergemakkelijkte toelating werd het aanbod van arbeidskrachten bevorderd, zoodat het kon voorkomen, dat de „vrije" arbeiders _ d. w. z. zij, die gedurende twee jaar hun ambacht bij een meester hadden geleerd —, tevens inwoners der stad, hierdoor geen werk konden vinden. Om aan dit bezwaar tegemoet te komen, was bepaald, dat alle vrije knechts, die burgers of inwoners van Leiden waren, alle vreemde gezellen konden uitsteken, d. i. eischen, dat deze zouden worden ontslagen en het werk hun voor hetzelfde loon zou worden opgedragen. Vgl. ibid., III, bl. 512, noot 1; n». 320 § 22; IV, n°. 346 § 22, 2. Slechts gedurende één jaar, in 1589, is te Leiden de eisch gesteld, dat alle vreemde knechts moesten bewijzen twee jaar het ambacht te hebben geleerd; vgl. ibid., III, bl. 512, noot 1. Amsterdam daarentegen heeft reeds in het jaar 1633 den leertijd op 2 jaar gesteld. Evenzoo Enkhuizen en Hoorn in 1648 en 1650. Rotterdam, voor zoover ik zie, eerst in 1703. 2) Vgl nos 14 §§ 4, 5 (1649), 15 § 2 (1651), 16 § 3 (1663), 17 § 2 (1655), 18 § 12 (1657), 19 § 8 (1659), 27 § 2 (1673), 28 § 2 (1675), 29 § 2 (1677), 30 § 5 (1679). 27 N°. 13. — 1647. (8.) Ten vijffden hebben de gecommitteerdens van Hoorn voorgesteld, off men niet en behoore te weren, datter geen coninxbaellen gecogt sullen mogen werden, alsoo men daegelijcx bevindt, dat de andere caerden daerdoor vervalst werden, dat se niet wel om te gebruycken en zijn. Is bij eenpaerigheyt van stemmen verstaen, dat men geen andere baellen zalo) mogen coopen als van 200 bossen, om alzoo te weeren de coninxbaellen, op pene van 6 gulden, van ider bael verbeuren. (9.) Ten zesden is gevraegt, als eenige winckels een uur off twee daegs laeten overwercken, off men alsdan ook eenige gasten van d'andere winckels souden mogen insetten. Is bij eenparigheyt van stemmen verstaen, dat geen meester zal mogen eenige gasten instellen, tenzij de gast ofte gasten 14 dagen te vooren zijn meesters gewaerschout zal hebben, op pene van zulcke boeten, als de overluyden van de gilde in ider stadt goetvinden zullen. (10.) De gecommitteerdens van Leyden zijn bij de gecommitteerdens van de steeden gecondemneert in de halfve boeten, vermits zij 't compromis te buyten gegaan hebben en dat om redenen '). (11.) Die van Alkmaar en Hoorn zijn meede gecondemneert elck in 2 gulden lOstuyvers voor den armen, omdat zij geen authorisatie hebben meedegebragt 2). Aldus verstaen ende gedaen bij de gecommitteerdens van de voorschreven steeden binnen de voorschreven stadt Haerlem, ten dage, jaere en plaetse als vooren en bij haer met haer gewoonlijke handteycken geteyckent. (Volgen de namen der gecommitteerden.') Gedaen in burgeineesterscamer der stadt- Delft, den 26«n October 1647. N. van Kinschot. Copie in register n°. 1135, U afd., G.-A. Delft. a) Hs.: zullen. 'iy Het blijkt niet, welkt- de redenen zijn geweest.- Mogelijk is het dat er verband is met het voorstel, vermeld hiervóór in § 5. 2) Vgl. n». tl § 3 (-1645). N°. 14. — 1649. 28 N°. 14. NOTULEN VAN DE DERDE VERGADERING DER LAKENBEREIDERS TE DELFT. 1649, JüLI 20. (1.) Op huyden, den 20en July, anno 1649, compareerden voor mij, Adriaen van der Blok, openbaer notaris, bij den Hove van Holland geadmitteert, binnen Delft residerende: Sixtus van Sijsbergen, Anthonius van Alenburch, Pieter Jorisz. van Beaumont en Jacob Jacobsz. Goeree, hooftmans van 't lakenbereydersgilde binnen deser stad Delft; Cornelis Willemsz. van Brevoort, deeken, ende capitein Adriaen Coen, achtman van lakenbereydersgilde binnen der stad Dordrecht, als bij de voorn, heeren van Dordregt tot desen geauthoriseert volgens acte, van dato den 19*n July 1649; Ë Hendrik Coninck en Claas van Dijck, deeken ende vinder van de voorsz. neeringe der stad Haerlem, volgens haar commissie, in date den 16en dito; Claas Gerritsz. de Man, deeken, en Cornelis Dirksz. van Egmondt, hooftman van de voorsz. neeringe der stad Leyden, volgens haar commissie, in dato den 17en dito; Jan Miths ende Pieter Vorsten, overluyden van de voorsz. neringe der stad Amsterdam, volgens haar commissie, in date den 17en dito; Dirck Donker en Govert Suys, deeken en overman van de voorsz. neringe der stede van der Goude, volgens haar commissie, in date den 5en dito; Hendrik Selkart en Jan Luyrsen wegen de stad Rotterdam, volgens haar commissie, in date den löen dito; Albertus Capelman en Jan Jansz. Rolbergen wegen de stad Alkmaer, volgens haar commissie, in date den 17en dito; Olphert Ottens ende Claas Dircks. Coolen wegen de stad Hoorn, volgens haar commissie, in date den 15en dito; Jan Jans. Gorter en Fredrik Sieuwerts Laekemans wegens de stad Enkhuysen, volgens haar commissie, in dato den 16en dito. (2.) Dienvolgende zijn») met advys van E.E. heeren a) Hs.: hebben de voornoemde comparanten. 29 N°. 14. - 1649. burgemeesteren ende regeerders deser stad Delft, alsmede volgens den placate van de E. G. M. H. Staten van Holland en West-Vriesland, in dato den 17en July 1638, de voorschreven persoonen alhier binnen deser stadt beschreven geweest, (te weten) de gilden van de lakenbereyderije, omme op huyden te compareren binnen deser stadt, omme met den anderen middelen te beramen tot cessering van mutinatiën, mitsgaders ook omme gesamentlijk te accorderen ende resolveren op de poincten ofte vraegstukken, hiernaer verklaart; welke volgens deselve gedeputeerde alhier binnen deser stad in 't Princenhoff op de groote. sale .zijn vergadert en hebben aldaer onderlinge met den anderen geresolveert, geaccordeert en goedgevonden 'tgene hiernaer volgt. (3.) Eerstelijk, alsoo die van Amsterdam ende Alkmaer niet ende hebben behoorlijken geantwoort op de beschrijyinge van dese vergaderinge, hebben elk verbeurt volgens de resolutie, op den 16en July 1647 binnen der stad Haarlem genomen '), de somma van 6 guldens, die zij hebben betaeld in handen van hooftmans deser stad ende gedistribueert zal worden aen den armen binnen deser stad Delft. (4.) Volgens de voorschreven resoltitie hebben Alkmaer ende Hoorn aengenomen aen haer heeren magistraten te versoeken, dat zij nevens andere steden een gilde mogen hebben, omme alle misverstanden voor te komen, die nu ende dan in andere steden voorvallen, 't welk bij hen nog is genomen in advys 2). (5.) Die van Enkhuysen hebben van haere heeren magistraten bekomen een gilde 3). 1) Vgl. n°. 13 § 4 (1647). 2) Vgl. nos. 13 § 7 (1647), 15 § 2 (1651), 16 § 3 (1653), 17 § 2 (1655), 18 § 12 (1657), 19 § 8 (1659), 23 § 4 (1667), 24 § 5 (1669), 25 § 2 (1671), 27 § 2 (1673), 28 § 2 (1675), 29 § 2 (1677), 30 § 5 (1679). 3) Den 20en Januari 1648 zijn de „Articulen van 't lakenkoopersen lakenbereydersgilde tot Enchuysen", waarbij het gilde werd verleend, gearresteerd. In afwijking van dergelijke gilden in de overige steden konden volgens overeenkomst van 2 Maart 1648 ook de lakenmakers (ws. de drapiers) tot het gilde toetreden. N°. 15. - 1651. 30 (6.) Eerstelijken is bij die van Dordregt voorgesteld, of een yder niet en zal'blijven bij zijne privilegie, die yder stad is hebbende '). Is daerop bij eenparigheyt van stemmen verstaen, dat also bij de voorgaende vergadering genomen is resolutie, dat niemant van Dordregt op de tweejarige vergaderinge zal mogen komen anders als uyt de 9 persoonen, die 't gilde aldaer regeren, dewelke ook zal moeten wezen een lakenkooper ofte een coopman van deselve neringe, 't welk sal blijven ter tijt toe de gecommitteerden van Dordregt brengen speciale procuratie van hare heeren magistraten omme 't voorschreven articul te veranderen, soo ende sulx alsdan zal worden goedgevonden. Aldus gedaen, geresolveert ende gearresteert bij de bovengenoemde personen binnen der voorschreven stad Delft in 't Princenhoff, voorschreven datum als voren, ende dese bij hen geteykend. (Volgen de namen der gecommitteerden.) Mij jegenwoordig: A. van der Blok, notarius publicus. Copie in register n°. 1135, le afd., G.-A. Delft. N«. 15. Notulen van de vierde vergadering der lakenbereiders te leiden. — 1651, augustus 1. (1.) Volgens den compromisse, gemaekt ende opgelegt bij de gildens van de lakenbereyders van de steeden in Hollant ende West-Vrieslant, in dato den 8en July 1643, alsook uyt kragte van de authorisatie ende magt, haer bij placcate van H. G. M. de heeren Staeten van Hollant ende West-Vrieslant verleend op den 17en July 1638 tot weringe van mutinatie, zijn naer voorgaende beschrijvinge, met advis ende goetvinden van de E. E. heeren burgemeesteren der stadt Leyden, binnen derselve steede op de ordinairisse tweejarige bijeenkomsten opten voors. Doele " i) Dit doelt op de kwestie, in n°. 13 § 3 (1647) behandeld; vgl: verder n°. 15 § 3 (1651). 31 N°. 15. - 1651. gecompareert en verscheenen de naegenoemde gecommitteerden, voorsien wesende van behoorlijcke procuratiën oft commissiën: Dordrecht: Arent Waaien, uytten oudt-rade, deken van de lakencopers, Arien Maartensz., deken van de lakenbereyders. Haarlem: Hendrick Coningh, deken , Pieter van Campen, hooftman. Delft: Isaack van der Burgh, ) , n r t> iu j n i hooftmans. Cornelis Both van der Eem, ) Leyden: Pieter Claasz. van Campen, Jan Adriaasz. Ie Pla, Willem van Heemskerck, Garbrant de Groot, alle jegenwoordige hooftmannen, geadsisteerd met Claas Gerrltsz. de Man en Jan Robberse Hennebo, out-dekenen. Amsterdam: Maarten Pietersz. Hagenaar, Jacob van Leeuwaarden. Gouda: Willem Anderson, i? ^ ÏQft Gerard Bick. Rotterdam: Jacob van Harsel, oudt- ) vredemeester, [ beyde hooft- Claas van der Hoeven, ) luydenAlkmaar: Jan Hendricxsz. Pelt, Nicolaas Jacobsz, Hulsten. Hoorn: Claas Dircxsz. Kooien, Willem Cornelisz. Brasem. Enkhuysen: Olphert Fredricxsz. Druyff, Rijck Willemsz. (2.) Bij die van Leyden is gevraegd aen Alkmaer en Hoorn, off zij al hadden becomen een gilde, gelijk zij bij de laetste vergaderinge tot Delft hadden aengenomen '). Ende is bij die van Alkmaar daerop ingebragt, dat zij haer debvoiren wel hebben gedaen, maer dat zij daer tot nog niet en hebben connen comen. 1) VgU n». 14 § 4 (1649.) N°. 15. — 1651. 32 Ende die van Hoorn verclaerden nu een gilde neffens andere nabuyrige steden te hebben '). Is bij eenparige stemmen verstaen, alzoo Hoorn en Enkhuysen sijn gecomen tot een gilde van de lakenbereyders ende dat onder alle de steeden niemant meer als Alkmaer werd gevonden zonder gilde, dat Alkmaer tot beter weringe van alle onheyl oft mutinatie ende om wel te connen corresponderen met andere steeden, alsnogh zal hebben te procüreren een gilde van haere heeren magistraten, is 't doenlijck, ende 'tselve ter naester vergaderinge inne te brengen, immers ten minsten de debvoiren, die zij daertoe hebben aengewent, gelijk mede op 't versoeck van Alkmaer alle de leden eenparig hebben verstaen, dat de gemene vergaderinge bij 4eesen de 'E. H. magistraten van Alkmaer versoecken, ten eynde zij die van de lakenberijders van haer stadt een gilde gelieven te verleenen 2). (3.) Die van Dordrecht hebben de gemelte'vergaderinge voorgedragen, dat tot Dordrecht zijn twee disttncte gildehs, namentlijk een gilde van de lakenkopers ende een gilde van de lakenbereyders, ende versogten dat telkens uyt yder gilde een opte vergaderinge mogte werden geadmitteert, wel verstaende, dat de lakencoper sal wesen ook een bereyder, die 't ambagt doet ofte gedaen heeft, mits wesende voorsien van behoorlijcke commissie oft volmagten s). Is bij eenparige stemmen verstaen de propositie, bij die van Dordrecht voorgesteld, te wesen billik en redelijk, 1) Reeds in 1589 was aan de regeering van Hoorn de oprichting van een gilde van lakenkoopers en droogscheerders gevraagd. Eerst den 15en Maart 1650 echter is een „Ordonnantie van 't laeckenkoopers- ende bereydersgilde der stede Hoorn" uitgevaardigd, die den lakenbereiders het begeerde gilde schonk. — Deze ordonnantie is in 1680 gedrukt. 2) Vgl. nos. 13 § 7 (1647), 14 § 4 (1649), 16 § 3 (1653), 17 § 2 (1655), 18 § 12 (1657), 19 § 8 (1659), 23 § 4 (1667), 24 § 5 (1669), 25 § 2 (1671), 27 § 2 (1673), 28 § 2 (1675), 29 § 2 (1677), 30 § 5 (1679). 3) Vgl. nos. 13 § 3 (1647), 14 § 6 (1649). 33 N°. 16. — 1653. waerinne de gemene vergaderinge, voor zooveel haer aengaet, consent gedragen heeft, zulx dat zij wel mag lijden, dat telkens op de vergadering zal compareren een uyt de lakencopers, mits wesende een bereyder, die 't handwerk doet off gedaen heeft, ende d'ander uyt het gilde van de lakenbereyders, ende dit alleen ten tijt en wijle toe, dat bij de E. E. H. magistraten van Dordrecht anders mogt wesen geordonneert ende daervan bleeck bij behoorlycke acte. Aldus gedaen en geresolveert binnen der stadt Leyden opten voors. Doelen opte groote öamer, ende is deese bij ons in kennisse der waerheyt geteyckent opten l6n Augusti des jaers 1651. (Volgen de namen der gecomrnitteerden). Mij jegenwoordigh, C. Verruyt, not. publ. Copie in register n°. 1135, le afd. G.-A. Delft. N°. 16. Notulen van de vijfde veegadeeing der lakenbereiders te amsterdam. 1653, juli 15. (1.) Uyt cragte van den compromissie . . . zijn naer voorgaende aenschrijvinge, met advys en approbatie van de E. H. burgemeesteren der stadt Amsterdam, binnen derselver stede op de ordinairisse tweejarige bijeenkomste op de Cloveniers-Doelen gecompareert en verscheenen de naergenoemde gecommitteerdens, versien en geprovideert wesende met behoorlijke commissie ende procuratie: Dordrecht: Cornelis Brevoort, deecken, Johan Hulshout, agtman, met authorisatie van de heeren van Dordrecht. Haerlem: Hendrik Cooning, deken, Pieter de Ridder, vinder. Delft: Sixtus van Sijsbergen, \ hooftmans van hetlaeckenJacob Jacobsz. Goeree, ) bereydersgilde, ut supra. Leyden: Jan Cosson, deken, Jan Adriaansz. Ie Plaa, hooftman, ut supra van de heeren van de geregte» Droogscheerderssynoden. 3 N°. 16. - 1653. 34 Amsterdam: Jacob Ariensz. van Leeuwaarden, als deeken, Adriaan Heermans, \ Jan van Beaumont, f j ^ Willem van Doejenburgh, ( * Barent Pietersz. Elias, / Gouda: Dirck Doncker, overman, Jan Immerseel, deecken. Rotterdam: Joannes Proons, £ , , Elbert van Rijsoort, ) Alkmaer: Jan Jansz. Rolbergën, ) lakenkopers, Pieter Adriaansz. Schaagen, ) ut supra. Hoorn: Olphert Ossen, deecken, Evert Cornelisz. Blauwlaaken, hooftman, ut supra. Enkhuysen: Fredrick Sieuwertsz. Lakeman, ) overAlbert Albertsz. Crol, \ luyden, met procuratie van de overluyden van 't lakenbereydersgilde , voor burgemeesteren gepasseert. (2.) Bij die van Amsterdam is geproponeert, dat die van Leyden en Hoorn, nadat zijlieden, tweemael aen haer zijnde geschreven, niet geantwoort hebben, zullen gemulcteert worden in een boete van 6 guldens volgens de compromisse van de jaere 1649, tot Delft opgeregt >). Is geresolveert eenpaerlijk, dat die van Leyden en Hoorn zullen worden gemulcteert in een boete van 6 guldens, te appliceren ter proffijte van den armen. En is voldaen. (3.) Is voorts gevraegt aen die van Alkmaer, off zij al hadden becomen een gilde, gelijk zij aengenomen hebben op de laeste vergaderinge, tot Leyden *) ende Delft9) gehouden, te zullen met alle devoiren procureren, en wat documenten sijlieden connen exhiberen, waerbij blijkt, dat sij allen naerstigheit daertoe hebben aengewend *). 1) Juister: volgens het besluit der vergadering te Haarlem in 1647; vgl. n». 13 § 4. 2) Vgl. n°. 15 (1651). 3) Vgl. n". 14 (1649). 4) Vgl. nos. 13 § 7 (1647), 14 § 4 (1649), 15 § 2 (1651), 17 § 2 (1655), 18 § 12 (1657), 19 § 8 (1659), 23 § 4 (1667), 24 § 5 (1669),. 35 N°. 16. — 1653. Is geresolveert eenpaerlijk, dat door die van deese E. vergaderinge een request') zal worden ingesteld en onderteykent, omme bij 'tzelve te versoeken, dat de lakenbereyders van Alkmaer mogen geredigeert werden in een gilde, gelijk in alle andre steeden van Hollant en WestVrieslant , en dat daerbij zullen aengetoont werden de incommoditeyten, die andersints zullen te draegen zijn, bijaldien 'tzelve aldaer geen voortgang neemt. (4.) De vergaderinge wort in bedenken gegeven, off het niet nodich is volgens het placcaet van de G. M. H. Staeten van Hollant en West-Vrieslant, in 't jaer 1638, den 17e July 2) geëmaneert, dat de meesters van onse ambagte geven aan haere gasten, wanneer zij van haer vertrecken, behoorlijk bewijs, off zijlieden met goet genoegen van haer zijn gescheyden. Wort bij de meeste leden van deese vergaderinge verstaen , dat het bovenstaende articul in dese conjunctieven van tijden niet wel practicabel is om in treyn te brengen* ten ware bij eenig ongelegentheyt, als wanneer men malkanderen daertoe de behulpige hant zal bieden. (5.) Ten anderen, off niet noodigh en goet zal zijn, dat deken en overluyden aen de leerknegts, wanneer zij haer knegtsproeff hebben gedaen, geven behoorlijk bewijs off billiet, dat zij haer knegtsproeff wel en met goet genoegen der voorschrevene hebben gedaen, opdat zij zulx in alle steden connen doen blycken, om in sulcker voegen de oncosten van de notarieele attestatie te eviteren, omme 't welcke te verhoeden veel knegts onvoldaen haer meesters ende gilde, voor haer bequaemheyt wegloopen. Is eenpaerlijk geresolveert, dat men de leerknegts in de steden, daer zulcx gebruykelijk is *), zal geven behoorlijk 25 § 2 (167-1), 27 § 2 (-1673), 28 § 2 (1675), 29 § 2 (1677), 30 § 5 (1679). 1) Dit rekest ontbreekt. 2) Vgl. n°. 1; in den tekst staat Augustus. 3) Op dit punt was de wetgeving plaatselijk zeer verschillend. In Leiden b.v. bestond voor den meester niet de verplichting aan den leerling een bewijs van zijn volbrachten leertijd uit te reiken. Men volstond er mede den leerling te doen inschrijven door den deken N°. 17. - 1655. 36 bewijs van dat zij haer proeff ') hebben gedaen off hder tijt uytgedient, 'tzij bij certificatie van de burgemeesteren, van de deeckens en overluyden off onder de harit; insgelijcx van de meestersproeve 2) 3). (6.) Is geproponeert, alzoo de gasten hier tot Amsterdam op nodige tijden bij bequaem weder voor 2 stuyvers ter uur volgens het gildeboek alhier, articul 32, des Sondaegs mogen aanslaen *) en 'tzelve niet doen willen, off niet nodigh en is, dat sodanige resolutie in andere steeden mede genomen worde. Is eenpaerlijk aengenomen 't bovenstaende articul in treyn te brengen, onvermindert yder zijn order en gebruyck 5). Aldus gedaen en gearresteert binnen der stadt Amsterdam op de Cloveniers-Doelen op de groote opperzael. En is deese bij ons in kennisse der waerheyt getekent op den 15en July 1653. (Volgen de namen der gecommiiteerdtnt) In kennisse van mij der stadt Amsterdam als secretaris, J. Corver. Copie in register n°. 1135, la afd., G.-A, Delft. N°. 17. NOTDLEN VAN DB ZESDE VEBGADEBING DER LAKENBEREIDEES TE GOUDA. — 1655, JuLI 14. . (1.) Uyt cragte van de compromisse.. . . zijn na voorgaende aenschrij vinge, met advys en approbatie van E. H. van het gilde, zoodat het begin van den leertijd vaststond; vgl. Leidsche Textielnijverheid, IV, n°. 346 § 2. Ook het afleggen van de proef werd aangeteekend; ibid. § 5. 1) Bedoeld is de knechtsproef. 2) De meesterproef kon hier naast de knechtsproef worden vermeld, Omdat de leerling, naar gelang hij na volbrachten leertijd knecht of meester wilde worden, de proef voor knecht of voor meester kon afleggen; vgl. o. a. ibid. § 6. : 3) Vgl. nos. 19 § 5 (1659), 20 § 5 (1661), 23 § 6 (1667). 4) Vgl. bl. 38, noot 1. i: 5) Sinds 1605 was te Leiden het spannen van de lakens op de ramen op den Zondag verboden; vgl. L. T., III, n». 331. — Vgl. n». 17 § § 3,4 (1655). 37 N«. 17. — 1655. burgermeesteren der stad Gouda, binnen derselver stede op de ordinaris tweejarige bijeenkomst in de herberge, genaemt het Hardhuys, gecompareert ende verscheenen de nagenoemde gecommitteerden, voorsien ende geprovideert wezende met behoorlijke commissiën ende procuratiën: Dordregt: Adriaen Coenen en Jacob Hars, met authorisatie van de heeren van Dordregt. . Haerlem: Hendrik Coningh, Gillis Vermeulen, ut supra. Delft: Johan van Alenburg, Corn. Both van der Eems, ut supra. Leyden: Jan Hennebo Robberts, Alexander de Coning. Amsterdam: Barent Pietersz. Elias, Pieter Jansz. Paerslaken, ut supra. Gouda: Dirck Doncker, als overman, Jacob Cloots de Wilde, Johan van Immerseel, Frans Lesoin. Rotterdam: Hendrik Selkert, Claas van Hoven, ut supra. Alkmaar: Claas Jacobs. Hulsten, Adriaen Sijms, ut supra. Hoorn: Jacob Pietersz. Rosecrans, Daniël Herberts, ut supra. Enkhuysen: Rijk Willems., Aelbert Aalberts. Crol, ut supra. (2.) Dewijle de gecommitteerdens van Alcmaer vooralsnog niet hebben kunnen uytwerken en ten effecten brengen een gilde ofte reglement op 't stuk van de lakenbereydersis bij deselve aengenomen alle devoiren ende acte van diligentie aen te wenden om 'tselve te effectueren, gelijk de voorschreven gecommitteerdens albe- 1) Vgl. nos. 13 § 7 (1647), 14 § 4 (1649), 15 § 2 (1651), 16 § 3 (1653), 17 § 2 (1655), 18 § 12 (1657), 19 § 8 (1659), 23 §4(1667), 24 § 5 (1669), 25 § 2 (1671), 27 § 2 (1673), 28 § 2 (1675), 29 § 2 (1677), 30 § 5 (1679). NV 17. — 1655. 38 reits hebben hare diligentie gedemonstreert, als breder blijkt bij de acte van authorisatie, dese E. vergaderinge getoont, inhoudende als volgt: „Ende zal verders bij de gecommitteerdens uyt de vroedschap onser stede het naerder reglement op 't stuk ende tot behulp van gemelte neringe metten eersten beraemt werden. Actum ende t'oirconde dese op den 10°n July 1655". En was onderteekent bij de secretaris der stede Alkmaer: J. Schagen. (3.) De gecommitteerdens van Amsterdam, gevraegd zijnde, of sijlüyden op nodige tijt ende bij bequaem weder voor 2 stuyver ter uur volgens haer gildeboek, art. 32'), des Sondaegs mogen aanslaen2) en 'tselve niet willen doen, is bij dese E. vergaderinge berigt gedaen, dat zijluyden 't voorschreven de heeren van Amsterdam serieuselijk hebben voorgedragen, ten einde aldaer publycatie van 't voorschreven aanslaen soude werden gedaen, edog is 'tselve bij de voorn, heeren van Amsterdam vooralsnog gediffereert ende werden mitsdien de voorschreven gecommitteerden van dese E. vergadering versogt 't voorschreven bij hare heeren uyt te werken. (4.) De gecommitteerden van Rotterdam hebben geresolveert 't voorschreven articul in trein te brengen in hare stad, op poene van cassatie van hare knegts, te weten nopende de vier wintermaenden November, December, January ende February, mits dat de heeren comparanten altsamen aannemen geene verloopen knegts in haer werk te gebruyken ende dat de gehoorsamen ende obedierende bij alle de voornoemde comparanten voor alle anderen zullen werden geprefereert ende in 't werk gesteld 8). (5.) De gecommitteerdens van Alkmaer hebben van de gesamentlijke comparanten versogt een extract uyt hare respective gildebriewa. •' 1) Art. 32 van de ordonnantie van 1633. (Handvesten, ed. 1689, hl. 289.) 2) Vgl. n». 16 § 6 (1653). 3) Vgl. 18 § 13 (1657). 39 N°. 18. — 1657. Waerop gedelibereert zijnde, is geresolveert ende verstaen het verschreven versoek toe te staen ende henluyden een extract van hare respective gildebrieven bij de eerste gelegenheyd toe te zenden. (6.) Bij die van der Goude geproponeert wezende, dat die van Rotterdam niet behoorlijk en hebben geantwoord op de missie ve, aen henlieden gezonden, alsmede dat-een van de voorschreven comparanten sero alhier is gecompareert, dat deselvi^e gemulcteert behoorden te werden in een boete van 6 guldens volgens de compromisse van den jare 1647, tot Delft') opgerigt, is met pluralitey t Van stemmen geresolveert ende verstaen, dat die van Rotterdam zullen werden gemulcteert in een boete van 3 gulden, ten profijte van den armen. Ende is voldaen. Aldus gedaen, geresolveert ende gearresteert binnen de stad Gouda in de herberge, genoemt het Harthuys, op de groote agtersael, ende is dese bij ons in kennisse der waerheyd geteekend op den 14en July 1655. (Vólgen de namen der gecommitteerden). In kennisse van nrijnals secretaris der stad Gouda, J. de Vrije. Copie in register n°. 1135, le afd. G.-A. Delft. |st\ N°. 18. Notulen van de zevende verqadeeing der lakenbereiders te rotterdam. 1657, jüli 18, (1.) Uyt kragte van den compromisse.. . zijn naer voorgaende aenschrijvinge, met advys ende approbatie van de E. H. burgemeesteren en regeerders der stadt Rotterdam, binnen derzelver steede op de ordinarisse tweejarige bijeenkomste in den Doele gecompareert ende verscheenen de naer volgde gecommitteerdens, verzien ende geprovideert wezende met behoorlijke commissiën en procuratiën: 1) Bedoeld is Haarlem ;■ vgl. n°. 13 § 6 (1647). N°. 18. — 1657. 40 ; Dordregt: Adriaen Coenen, uyt den achte, agtman, Jan van Halteren, oud-deken en proefmeester. Haerlem: Pieter de Ridder, deeken, Corneüa van der Meersch, boekhouder. Delf: Rombout de Vries, : Sixtus van Sijsbergen, hooftman. Leyden: Hendrik Clingnet, deeken, Gomarus van Craeyenbosch, hoofdman. Amsterdam: Balthazar Jacot, deeken, Willem van Doyenburg, overman. Gouda: Dirk Doncker, overman, de heer Govert Suys, oud-scheepen, als deeken. Rotterdam: Hendrik Selkert, \ Jacobus Bauman, / Abraham Thomas, ) ■ * m tt i overluyden. Claes van Hoven, ) J Alckmaer: absent. Hoorn: Olphert Otse, deeken, Evert Cornelis, hooftman. ■ Enkhuyzen: Gerhert Henriks, Albert Albertsz. Crol. (2.) Die van Dordregt hebben niets ingebragt, 't welk de gemeene lakenbereyders en zoude mogen praejudi- ciabel zijn. (3.) Die van Haerlem hebben ingebragt ende geproponeert, dat de gasten, uyt hare stadt ende andere steeden van Holland ende West-Vriesland tot Amsterdam komende om te werken, niet en vermogen aen de winkels om werk te gaen vragen, maer dat sij moeten aen zeekere brugge of plaets staen wagten, totdat dezelve vandaer gehaelt werden omme op de een of andere winkel te mogen werken '). Daeruyt is ontstaende, dat veeltijds de Nederlandse 1) Dit was te Amsterdam een oud gebruik. De stedelijke regeering was blijkbaar machteloos tegen het samenkomen der lakenbereidersknechts, daar een keur van het jaar 1618 reeds aan de gasten had verboden „aen de Oude Brugghe of op eenighe andere plaetsen te moghen koerten of vergaderinge te houden". • 41 N°. 18. — 1657. gasten zonder winkel en werk blijven, doordien de buyten^ landers daerinne malkanderen praefereren ende alzoo vóór de Nederlanders aen 'twerk geraken. Ende naer gedaene omvrage is daerop geadviseert en geresolveert als volgt. Dat die van Amsterdam zullen aennemen ende beloven, gelijk dezelve aennemen en beloven bij dezen, dat zij generalijk zullen afdoen de gewoonte van de gasten aldaer van bij de Oude Brug of plaets te staen wagten om vandaer in 't werk verzogt te werden, maer dat ieder gast perticulier volgens de gewoonte van andere steeden sal vermogen op alle winkels om werk te mogen vragen, om alzoo te gaen werken, daer de occasie souden mogen presenteren, met belofte van hetzelve te effectueren'voor de expiratie van dit lopende jaer en daervan in de naestkomende vergaderinge rapport te doen, daerinne alle de comparanten sijn contentement nemende >). (4.) Wijders hebben die van Haerlem voorschreven nog innegebragt, dat (men) hunne gasten, soo wanneer die tot Leyden komen te werken, haer op geene winkels willen admitteeren, tenzij alvoren zij een half vat bier voor straf betalen, en zoo wanneer wederom eenige gasten van Leyden tot Haerlem komen werken, dezelve geconstringeert werden met dubbelde intrest, dat is in plaets van 4 schellingen 8 schellingen te betalen, waerop bij die van Leyden is aengenomen ende belooft, dat dezelve zoo spoedig als mogelijk is 'tzelve zullen redresseren en ordre stellen, dat zulx niet meer zal geschieden, hetwelke die van Haerlem nopende d'intrest van de gasten insgelijx hebben aengenomen en belooft zulx te doen en ieder ter naeste vergaderinge daervan rapport te doen 2). (5.) De heeren van Delft hebben niets ingebragt. (6.) In deeze vergaderinge is geproponeert, dat als een persoon sijne twee jaren volleert hebbende ende zijne proef gedaen heeft en in een ander stadt gaende woonen, 1) Vgl. nos. 19 §§ 3) 10 (1659), 20 § 3 (1661), 21 § 2 (1663), 23 § 4 (1667), 24 § 4 (1669). 2) Van dit gebruik wordt in de Leidsche gildebrieven geen melding gemaakt. N°. 18. - 1657. 42 praesenteerende aldaer het regt van poorterschap en gilde te voldoen, of die gehouden is andermael zijn proef te doen volgens zeekere articule, tot Haerlem geresolveert *), meldende van dat in zodanig gevalle yder stadt bij zijne geregtigheid en keuren zouden blijven. Waerop zijnde gedelibereert, zoo is verstaen en geresolveert, dat yder gedeputeerdens bij zijne magistraten ende gildebroeders devoir sullen aenwenden om in observantie en gebruyc te brengen, dat een ieder meester in Holland ofte WestVriesland, zijn proef gedaen hebbende, daermedë zal mogen volstaen, sonder andermael gehouden zijn dezelve te doen, mits betalende en voldoende het regt van poorterschap en 't gilde, in elke stadt gebruykelijk, en daervan in de naeste vergadering rapport te dóen 2). (7.) De heeren van Leyden hebben niets verder ingebragt. (8.) De heeren van Amsterdam ut supra. (9.) De heeren van der Goude ut supra. (10.) De heeren van Hoorn ut supra. (11.) De heeren van Erikhuyzen ut supra. . (12.) De twee missiven, in dato den 17en Juny ende 15en July 1657 3), met de documenten daernevens door die van Alkmaer de hoofdmannen van Rotterdam toegezonden, daerbij dezelve aenwijzen de devoiren, bij henluyden aengewent om in conformiteyt van andere steeden een gestabilieert gilde van hunne magistraten te bekomen, hetwelke zijluyden tot nog toe niet hebben kunnen obtineren, ende hun derhalven van de voorschreven vergaderinge sijn absenterende, (gelesen sijnde), zoo is eenpariglijk daerop geresolveert dezelve bij missive te doen toekomen copie van het compromis, alhier tot Rotterdam gepasseert, ende dat wij, onderschreven, gesamentlijke confirmeren bij de resolutie, tot Amsterdam *) genomen, •1) Vgl. n°. 13 § 2 (1647). 2) Vgl. nos. 11 § 6 (1645), 13 § 2 (1647), 19 § 6 (1659), 20 § 7 (1661). 3) Ontbreken. 4) Vgl. n°. 16 § 3 (1653). 43 N°. 18. — 1657. ende de jequeste, aldaer ingestelt en hun gediffereert ende op de laetste vergaderiikge, binnen der Goude ') gehouden, gecontinuéert ingevolge van de authorisatie van de magistraet van Alkmaer, gegeeven aen Claes Jacobs. Hulsten en Adriaen Sijmons, daermede dezelve in de vergaderinge voorschreven, binnen der Goude ') gehouden, zijn verschenen, en dat wij sijn zouden verbonden aen het compromis, door hun ingegaen op de vergaderinge der stadt Leyden, in dato den 8en July, anno 1643 2), naer welker inhout zij hun gehouden zijn te reguleren, met ernstiger verzoek van binnen een jaer naer date dezer niet alleenlijk het effect van hunne belofte van een geobtineert gilde te laten toekomen, maer om gezamentlijk elke stadt in 't bijzonder jegens behoorlijken tijd van hunne beurten de weete te doen omme over twee jaeren volgens gewoonte, in hunne stadt de vergaderinge te houden, ofte zullen bij manquement van dien genoodzaekt zijn om te komen tot de executie, dewelke in het request, hiervoren genomitwart, breeder is geëxtendeerts). (13.) Is bij die van Rottendam geproponeert, alzoo zij belooft hadden op de vergaderinge, gehouden binnen Gouda op den 14en July 1655 *), van in treyn te brengen dat de gasten de vier wintermaenden, in 't voorschreven compromis breeder geëxtendeert, souden Sondaegs in de raem gaen, daertoe de voorschreven overluyden hun uyterste devoir toe hebben aengewend, dog door verscheyde inconvenienten 'tzelve niet en hebben kunnen ten effecte brengen, om reedenen, de heeren op de vergaderinge, alhier gehouden, voorgedragen, daermeede H. E. gezamentlijk contentement zijn nemende en de 1) Vgl. n°. 17 § 2 (1655). ' 2) Vgl. n°. 10. 3) Vgl. nos. 13 § 7 (1647), 14 § 4 (1649), 15 § 2 (1654), 16 § 3 (1653), 17 § 2 (1655), 19 § 8 (1659), 23 § 4 (1667), 24 § 5 (1669), 25 § 2 (1671), 27 § 2 (1673), 28 § 2 (1675), 29 § 2 (1637), 30 § 5 ,(1679). 4) Vgl. n». 17 §§ 3, 4 (1655)t N°. 19. - 1659. 44 voorschreven overluyden en hoofdluyden van de voorschreven belofte zijn ohtslaende '). (14.) In omvrage gebragt zijnde, dat alzoo die van Leyden zijn naer 'tuur van 9 uren gekomen, wat voor amen de die zouden dragen, zoo is verstaen, dat die zullen betalen tot boete een rijxdaelder, daerinne dezelve werden gecondemneert bij dezen ten behoeven van den armen, dewelke aenstonds hebben voldaen. (15.) Nog in omvrage gebragt sijnde, dat de heeren van Hoorn te laet hebben geantwoord, sijn daerover gecondemneert in een boete van 30 stuyvers voor den armen, die dadelijk zijn betaelt. (16.) Alsoo de heeren van Dordregt in hun antwoord op de nodinge den datum hebben vergeeten te stellen, zijn daerover gecondemneert in een somme van 3 guldens voor den armen, die mede zijn betaelt. Aldus gedaen, geresolveert en gearresteert binnen der stadt Rotterdam in den Doele, ende is dezen bij ons in kennisse der waerheyd onderteekent op den 18en July 1657. (Volgen de namen der gecommitteerden). Mij present als secretaris, B. van Heus. Copie in register n°. 1135, le afd., G.-A. Delft. N°. 19. Notulen van de achtste vergadering der lakenbereiders te alkmaar. — 1659, juli 19. (1). Uyt cragte van de compromisse. . . . zijn naer voorgaende aanschrijvinge, met advys en approbatiën van E. H. burgemeesteren der stadt Alkmaer, binnen derselver steede op de ordinairis tweejaèrige bijeencomste in de nieuwe Schuttersdoele gecompareert en verscheenen 1) Vgl. nos. 16 § 6 (1653), 17 § § 3, 4 (1655). De Rotterdamsche ordonnantie van het jaar 1669 bevat een verbod van Zondagsarbeid, behalve gedurende de zes wintermaanden: art. 23,- 45 N°. 19. — 1659. de naergenoemde gecommitteerdens, versien, geprovideert wesende met behoorlijke commissie en procuratiën: Dordrecht: Adriaan Goenen en Samuel Trip, met authorisatie van de heeren van Dordrecht. Haarlem: Hendrick Coningh, deecken, Adam van Haseveld, keurmeester van 't laecken, ut supra. Delft: Corn. Both van der Eem, ) , „ xt- ï' t. i i i hooftmans. JNicolaas van Berckel, ) Leyden: Willem Jacobsz. van Heemskerk, ) , ri n t t l hooftmans. Cornelis van Leeuwen, ) Amsterdam: absent. Gouda: d'heer scheepen Govert Suys, oud-deecken, Matheus Smith, deken. Rotterdam: Hendrick Selker, ) , t • . ' > hooftluyden. Lieven oilvergieter, ) Alkmaar: Jan Jansz. Rolbergen, Claas Jacobsz. Hulsten, Pieter Adriaansz. Schaagen, Adriaan Sijms. Hoorn: Cornelis Jansz. Abbekerck, deeken, Arent Brouwer, hooftman. Enckhuysen: Jan Jansz. Gorter, Claas Jansz. Uyl. (2.) Die van Dordregt hebben niet ingebragt, 'twelke de gemene lakenbereyderije zoude mogen prejuditiabel zijn. (3.) Op 't geproponeerde van die van Haarlem, waarbij geseyt wierde, dat die van Amsterdam niet onderhielden 'tgeene begreepen was in 't compromis, tot Rotterdam gedaen op den 18™ July 1657'), is goetgevonden 'tzelve compromis van woort tot woort hier te insereren, dogh is om cortheytwille tot hetselve gerefereert ende gehouden, alsoff het hier geinsereert was. Is meede goetgevonden en geresolveert, dat in cas die van Amsterdam 't voorschreven compromis niet quamen te observeren, dat zij zouden werden gecondemneert in 1) Vgl. nos. -18 § 3 (1657), 19 § 10 (1659), 20 § 3 (1661), 21 §2 (1663), 23 § 4 (1667), 24 § 4 (1669). No. 19. _ 1659. 46 een boete tot discretie van de heeren van de toecomende vergaderinge. (4) Die van Delft hebben niet ingebragt. (5) Leyden heeft geproponeert, dat geen knegten zullen geadmitteerd werden, voor en aleer zij zullen vertoont hebben certificatie van twee jaeren bij een meester gearbeyt te hebben en betoont, dat zij in een van de voorschreven steeden haer proef hebben gedaen. Welk in omvraeg gebragt zijnde, is verstaen, dat nu voortaen geen knegten zullen werden geadmitteért, voor en aleer zij zullen hebben vertoont twee jaeren bij een meester gearbeyt te hebben en bewesen haer knegtsproeff in een van de voorschreven steeden gedaen te hebben '). (6.) Goude heeft geproponeert, dat diegene, die zijn proeff in een stadt gedaen heeft, gaende wonen in een andere stadt, behoorde te mogen volstaen met die gedane proeff sonder een tweede proeff te doen, mits betalende 'tregt, bij yder stadt daertoe gestelt. Ende is geresolveert, dat die gecommitteerdens van die steeden, die een tweede proeff vereyschen, haer devoire zullen doen bij haer heeren committenten omme te effectueren, dat de meesters met d'eerste proeff mogen 1) Vgl. nos. 46 § 5 (1653), 20 § 5 (1661), 23 § 6 (1667). - Vgl. de' resolutie, naar aanleiding hiervan te Dordrecht genomen: „Resolutie genoomen bij deekens, achttmanne, proffmeesters op de proeve van 'de knechts, volgens uytspraake van de 10 hooftsteede bij compromisse, tot Alckmaar gedaen. Zoo is oock bij ons voor goetgevonden ende vastgestelt . . ., dat van nu voortaen geen knechts, uyt haare leerjaaren comende, zullen moogen voor gast gaen wercken, tenzij dat bij haer is gedaen een knechtsproove; alsmeede goetgevonden, dat oock geen droochscheerdersknechts, van buytten incoomende, naer daatum van deesen zullen werden geadmitteert om te wercken, ten waare dezelve vertonende een billiet, datt zij haer knechtsproff gedaen hebbe in eenne van de voornoemde tien steede, in meergemeltte compromisse begreepen. Enz. Aldus gedaen in onse vergaaderinghe op den 9en Augusto 1659". (Resolutieboek Lakenbereidersgilde, G.-A. Dordrecht.) 47 N°. 19. - 1659. voletaen, en daervan in toecomende vergaderinge rapport te doen (7.) Rotterdam heeft niet ingebragt, 't welk de gemeene lakenbereyderije soude mogen prejudiciabel zijn. (8.) Alkmaar heeft versogt, dat zij voor confraters mogte werden aengenomen en in dier qualité op de vergaderinge erkend soo voor nu als in toecomende, 'tzij dat zij haer gilde verkrijgen off niet. 'tWelk in rondvraeg gebragt zijnde, is geresolveert die van Alkmaer zoo voor nu als in toecomende voor confraters aen te nemen en in de vergadering sessie te geven, mits vertonende wettelijk authorisatie van de heeren burgemeesteren derselver steede. Des zullen zij mede haer devoir doen om een gilde te becomen 2). (9.) Hoorn heeft niet, de laeokenbereyderije confererende, ingebragt. (10.) Die van Enkhuysen hebben geproponeert, dat dewijl een van haer gasten tot Amsterdam, aen de winckel vragende om werk, zoo van de baes als van de gasten was afgeweesen, contrarie het compromis te Rotterdam ») gedaen, dat die van Amsterdam mogte(n) werden geconstringeert zigh te reguleren naer het voorschreven compromis. Ende is dienaengaende geresolveert, dat die van Amsterdam serieuselijk zouden werden vermaent tot nacominge van 't voorschreven compromis. (11.) Is nog in omvraege gebragt, dewijl de heeren van Amsterdam niet zijn gecompareert op de tegenwoordige vergaderinge, wat daerinne soude werde(n) gedaen. Ende is verstaen 'tzelve in advys te houden tot de toecomende vergaderinge 4). 1> Vgl. nos. 11 § 6 (1645), 13 § 2 (1647), 18 § 6 (1657), 20 § 7 (1661). 2) Vgl. nos. 13 § 7 (1647), 14 § 4 (1649), 15 § 2 (1651), 16 § 3 (1653), 17 § 2 (1655), 18 § 12 (1657), 23 § 4 (1667), 24 § 5 (1669), 25 § 2 (1671), 27 § 2 (1673), 28 § 2 (1675), 29 § 2 (1677), 30 § 5 (1679). 3) Vgl. n». 18 § 3 (1657). 4) Vgl. n°. 20 § 10 (1661.) N°. 20. — 1661. 48 (12.) Nogh in omvrage gebragt zijnde, dat de heeren van Gouda te laet zijn gecomen, zijn daerover gecondemneert in een boete van 2 rijcxdaelders ten proffijte van de armen, die terstont zijn voldaan. (13.) Eyntelijk is in omvrage gebragt, dat, dewijl de heeren van Alkmaer op de laest voorgaende vergaderinge tot Rotterdam •) niet zijn present geweest, wat daarinne behoorde gedaen te werden. Ende is verstaen, dat d'selve behoorde te werden gecondemneert, gelijck zij werden gecondemneert bij desen, in een boete van 2 rijcxdaelders ten proffijte van armen, die terstont mede zijn voldaen. Aldus gedaen, geresolveert en gearresteert binnen der stadt Alkmaer in de nieuwe Schuttersdoele. En is desen bij ons in kennisse der waerheyt onderteeckent op den 19en July 1659. (Volgen de namen der gecommitteerden.) Copie in register n°. 1153, le afd., G.-A. Delft. N°. 20. * * Notulen van de negende veegadering der laken? bereiders te hoorn. 1661, jüli 13. (1.) Uyt cragte van den compromisse. ... zijn naer voorgaende aenschrijvinge, met advis en approbatie van de E. H. burgemeesteren ende regeerders der stadt Hoorn, binnen derselve steede op de ordinairisse tweejarige bijeencomste in de nieuwe Schutterdoelen gecompareert ende verscheenen de naergenoemde gecommitteerdens, voorsien ende gesterkt wesende met behoorlijke commissiën en procuratiën: Dordrecht: d'heeren Adriaan Coenen ende Samuel Trip, scheepenen. Haarlem: Hendrick Coninck, Cornelis van der Meersch. 1) Vgl. n°. 18 § 1 (1657.) 49 N°. 20. — 1661. Delft: Jacob Jacobsz. Goeree, Isaack van der Burgh. Leyden: Hendrik < Clingneth, Jan Robbertsz. Hennebo. Amsterdam: Robbert de Vick, • Hendrick Kip. Gouda: Joan van Immerseel, Coenraad de Wilde. Rotterdam: Jacobus Bouman, Jan van der Meyden. Alkmaar: Jan Jansz. Rolbergen, Pieter Adriaans. Schaagen. Hoorn: Cornelis Abbekerk, deeken, Claas Langedijck, Sijmon Os, Daniël Herparts. Crijt;' :' Enkhuysen: Jan Jansz. Gorter, Claas Jansz. Uyl. (2.) De heeren van Dordrecht geproponeert hebbende tot voordeel van neringe, off de invoeringe van de lakenen uyt andere landen niet soude mogen en kennen werden geweert, met bijvoeginge dat 'tzelve aireede in den jaere 1614 op den 16e" October bij placcate van H. H. M. de StatenGenerael') is verbooden (behalven de gecouleurde lakenen, die exempt worden gesonden), ende gevraegt wat dyenaengaende de resolutie soude wesen, waerop gedelibereert zijnde, is bij eenparige stemmen, uytgesondert Amsterdam, verstaen zodanige devoiren te doen als mogelijk is, ten eynde 't inhouden van 'tzelve placcaet effectivelijk in gebruyk magh werden gebragt, daerloe ider aengenomen heeft bij d'heeren van de regeeringe harer respective steeden allen behoorlijke officie te doen, gelijk ook de heeren van Amsterdam aennamen haer desen aengaende naer communicatie met hare principalen naerder te verclaren. (3.) Op 't geproponeerde van die van Haerlem, dat die van Amsterdam niet onderhielden 'tgeene begrepen is in het compromis, gemaekt tot Rotterdam den 18en July 1657, 1) Vgl. Groot-Placaetboeck, I, kol. 1170; vernieuwd in 1643,1650 en 1663. Droogscheerderssynoden. 4 N°. 20. — 1661. 50 is verstaen, dewijle die van Amsterdam niet alleen verclaert (hebben) alle hun devoir desen aengaende te hebben gedaen , maer 'tzelve dese vergaderinge ook hebben vertoont, ende dat H. E. nogh seggen genegen te zijn alles hiertoe te contribueren, deselve te versoecken, gelijk H. E. versogt worden mits desen, 'tzelve met alle middelen voort te setten ende tot effecte te doen brengen '). (4.) Delft. De heeren van Delft verclaren niets te hebben om in te brengen. (5.) Leyden geproponeert hebbende, dat geen knegten zuilen werden geadmitteerd, voor en aleer zij zullen vertoont hebben certificatie van twee jaeren bij een meester gearbeyt te hebben en betoont, dat zij in een van de. voorschreven steden haren proeff hebben gedaen, 't welk in omvraegh gebragt zijnde, is verstaen 'tzelve te amplecteren, gelijk 'tzelve gedaen wort bij desen 4). (6.) Amsterdam verclaert niets te hebben om desen aengaende yets te proponeeren. (7.) Gouda proponeert, dat diegeene, die zijn meestersproeff in een stadt heeft gedaen, gaende woonen in een ander stadt, behoorden te mogen volstaen met de gedane proeff zonder een tweede proeff te doen, mits betalende 'tregt, bij yder stadt daertoe gesteld. Welcke propositie gehoort ende geëxamineert zijnde, is bij alle de leden geapprobeert en voor zooveel in" haer is, aengenomen te volgen 3). (8.) Rotterdam stelt voor, off een bereyder meer gasten mag stellen als. 8 en 2 leerknegtjes. Daerop gedelibereerd zijnde, is verstaen. dat yder de keure en ordonantie van haer respective steeden zal hebben te volgen 4). -1) Vgl. nos. 18 § 3 (1657), 19 §§ 3, 10 (1659), 21 § 2 (1663), 23 § 4 (1667), 24 § 4 (1669). 2) Vgl. nos. 16 § 5 (1653), 19 § 5 (1659), 23 § 6 (1667). 3) Vgl. nos. 11 § 6 (1645), 13 § 2 (1647), 18 § 6 (1657), 19 § 6 (1659). 4) Het aantal knechts, dat een meester lakenbereider mocht houden, wisselde zeer in de verschillende steden. In Leiden was het maximum 51 N°. 20. — 1661. (9.) Alkmaer. Hebben niets in te brengen. (10.) Hoorn sustineert ende vermeynt voor 't gemeen nodigh te zijn, ten eynde alle actiën ende gelegentheden, specterende tot deese vergaderinge, mogten werden ónderhouden , dat die van Amsterdam, als de laetste vergadering, tot Alkmaer gehouden l), niet gecompareert zijnde, gehouden zijn volgens de meergemelte compromisse tót amende te betalen 25 gis. Daarop de leeden met den anderen gesprooken, de excuse van die van Amsterdam gehoort ende op alles, dat tot onderhout van zoo nutte en eerlijke vergaderinge mogte worden gememoreert, geleth hebbende, is voor dees tijt verstaen, sonder in toecomende in consequentie (te) trecken, dat bij die van Amsterdam zal betaeld werden 12 gulden 10 stuyvers, die ook dadelijk betaelt zijn. in het jaar 1583 vastgesteld op 5 knechts en 1 leerknecht; in 1638 op resp. zes en één, in 1646 op 6 knechts, 1 meester- en 1 leerknecht. (L. T., III, n». 248 § 21; IV. nos. 287, 346 § 19.) Dit gold voor de gildeleden in het algemeen, maar na speciale vergunning van het gerecht konden de lakenreeders, die tevens lakens bereidden, een grooter aantal knechts aannemen, zoodat er werkplaatsen met 12, 15, 20, ja met 26 en 28 arbeiders werden aangetroffen. (Ibid., IV, n°s. 299,332, 346 § 20, 356, 376.) In Amsterdam mochten de meesters in 1633 slechts 8 knechts — waarvan 2 teerknechts —, later, in 1661, 10 knechts — waaronder 2 teerknechts — houden, terwijl ïS, die hun eigen goed bereidden, evenals te Leiden een ongelimiteerd aantal arbeiders in dienst mochten nemen. (Ordonnantie van 1661, art. 5, Noordkerk, Handvesten, bl. 1345.) De Botterdamsche ordonnantie van 26 Maart 1669 bevat hierover geen bepalingen. Wel daarentegen die van 1703, waarin het maximum op 10 knechts, buiten de teerknechts, werd vastgesteld. (Art. 12.) Voor hen, die eigen goed bewerkten, gold eenzelfde regeling als te Leiden. Te Hoorn kon een meester „met 5, 6 en meerdere gasten werckende", 2 leerknechten houden. (Ordonnantie van 15 Maart 1650.) In Enk huizen was het maximum 5 knechts en 1 leerjongen. (Ordonnantie van 20 Januari 1648.) '' Te Dordrecht was geen limiet van het aantal gasten aangegeven; vgl. de ordonnantie van 26 Jühi 1628. Er mocht volgens art. 6 slechts één leerknecht worden gehouden. ttti 1) Vgl. n». 19 § 11 (1659). N°. 21. — 1663. 52 (11.) Enkhuysen verclaert niet te hebben om in desen vergaderinge te proponeren. Aldus gedaen, geresolveert en gearresteert binnen de stadt Hoorn in de nieuwe Schuttersdoele. Ende dese geteeckent op den 13en July, anno 1661. (Volgen de namen der gecommitteerden.) In kennisse van mij, secretaris, Jan Wormboutsz. van Hoogen. Copie in register n°. 1135, le afd., G.-A. Delft. N°. 21. Notulen van de tiende vergadering dek lakenbereiders te enkhuizen. 1663, jüdi 18. (1.) Uit kragte van den compromisse . . . zijn na voorgaende aen- en uitschrijvinge, met advys en adprobatie van de heeren burgermeesteren der stad Enckhuysen, binnen dezelve stad in de Stadsdoele aldaer op de ordinarise tweejarige bijeenkomste gecompareert ende verschenen de nagenoemde gecommitteerden, verzien ende gesterkt wesende met behoorlijke commissie ende procuratie;: Dordregt: Willem van der Heiden, deeken, Willem Palm, achtman. Haerlem: Hendrik Conink, deeken, Cornelis van Looy, overman. Delft: Cornelis van Beresteyn, Nicolaes van der Boon, hooftman. Leiden: Claes Claes van Leuwen, Pieter Ploris Wildeman. Amsterdam: Dirk Muller, j 0verluiden. Balthazar Jacot, ) Gouda: Govaert Suys, raed ende vroedschap, mitsgaders schepen der voorsz. stad, Jacobus van den Bogaert. Rotterdam: Samuel Coopmans, ) hoofdluiden. Lieven Silvergieter, S Alkmaer: Adriaen Sijms, raed der voorsz. stad, Claes Jacobs. Hulsten. Hoorn: Cornelis Abbekerk, deeken, Daniël Herperts. Krijt, hooftman. 53 N°. 21. — 1663. Enkhuizen: Richert Willems, deeken, Olphert Prederik Druyff, > , m t tt i ( «verluiden. Claas Jansz. Uyl, ) (2.) Eerstelijk gelezen zijnde de laetste retroacten ende resolutiën, in de jongst voorgaende vergadering tot Hoorn ') genomen, ende bij die occasie geresolveert zijnde op het courten ende vergaderen van de droogscheerdersgasten aen de Oude Brugge ende andere plaetsen tot Amsterdam, althans aldaer bij de voorschreven gasten onaengezien den inhouden van de willekeure van de heeren van den E. geregte, aldaer geëmaneert1) ende daertegens directelijk liggende, licentieuselijk wordende ondernomen, is na voorgaende deliberatie verstaen de gedeputeerden van de stad van Amsterdam egter serieuHselijk te verzoeken, gelijk dezelve worden verzogt bij dezen, bij de heeren haere committenten alle efficatieuse ende kragtige officiën ende devoiren te willen aenwenden, ten einde binnen de stadt van Amsterdam alle gerequireerde ordre zoude mogen werden gestelt, dat de voorschreven willekeure aldaer rigoreuselijk soude mogen werden geëxecuteert ende mitsdien de gemelde courten ende vergadering van de gasten reëlijk ende metterdaet voorgekomen ende geweert mogen worden 8). (3.) Dordregt heeft niets te proponeeren. (4.) Haerlem heeft niet in te brengen. (5.) Delft. Op het geproponeerde van de heeren gedeputeerden van Delft is eenparig geresolveert en verstaen, dat geen meester vermogen zal een knegt te admitteren, die bij een ander gedient hebbende, 'tzij in dezelve stadt of andere plaetsen, geen twee jaer bij zijn verlaten of vorige meester gedient zal hebben ende daervan verthoonen kan behoorlijke attestatie, verklaringe en leerbrieven, op de verbeurte van 25 gulden, bij de respective gildens (die de executie, dezen aengaende, aenbevolen 1) Vgl. n°. 20 (1661). 2) ' Art. 16 der ordonnantie van 1661 verbiedt het courten bij de Oude Brug opnieuw. (Xoordkerk, Handvesten, bl. 1346.) 3) Vgl. nos. 18 § 3 (1657), 19 §§ 3, 10 (1659), 20 § 3 (1661), 23 § 4 (1667), 24 § 4 (1669). N°. 21. — 1663. 54 werd), deshalven in gebreeken blijvende, op te brengen ende te betalen, behoudens dat de voorschreven gildens desaengaende alvorens bij andere meesters of gildemeesters zullen moeten berigt ende aengeschreven zijn; te appliceeren de voorschreven boete ten behoeve van den armen *). (6.) Leiden. Bij de gedeputeerden van Leiden in bedenken gegeven zijnde, of niet dienstig ende behoorlijk zoude zijn tot soulagement van de gasten ende benefisie van 't handtwerk, dat geen meester een ofte meer knegten langer zoude mogen laten werken als een ordinaris dag -ofte meer als voor een ordinaris daghuur, op de boete van 25 guldens, bij de respective contravenieerende meesters te verbeuren ende te applioeren ten behoeve van den armen, is na voorgaende deliberatie bij meerderheid van stemmen geresolveert ende verstaen 't voorschreven voorslag van Leiden in dier voegen te amplecteren. (7.) Amsterdam heeft niet te proponeeren. (8.) Gouda. Op 't geproponeerde van de heeren gedeputeerde van Gouda is eenparig geresolveert ende verstaen , dat men de respective meesters van andere plaetsen buiten de provincie van Holland en West-Vriesland in 't regard van haer admissie zullen in het toekomende tracteeren in een en dezelve maniere als d'onze in voorschreven andere plaetsen worden getracteert2). (9.) Rotterdam heeft niet in te brengen. (10.) Alkmaar heeft niets van consideratie. (11.) Hoorn heeft niet te proponeeren. (12.) Enckhicysen. Bij de gedeputeerden, van Enkhuysen in deliberatie geleid zijnde, of niet dienstig zoude zijn, dat de ordinaris tweejarige vergaderinge in toekomende op den voet ende manier, als die althans is geëntameert ende in observantie gebragt, worde gecontinueert, is eenparig geresolveert ende verstaen de voor- 1) Vgl. n°. 22 § 3 (1665). Een leertijd van minder dan twee jaar was in het voordeel der vreemde arbeiders, die in de Hollandsche steden kwamen werken; vgl. Leidsche Textielindustrie, III, n°. 308. 2) Het reciprociteitsbeginsel bestond o. a. reeds te. Amsterdam sinds de ordonnantie van het jaar 1638, art. 18. (Handvesten, ed. 1639, bl. 287.) 55 N°. 22. - 1665. schreven tweejarige vergadering in dier voege te continueeren. Aldus gedaen, geresolveert ende gearresteert binnen de stadt Enkhuyzen in de Stadtsdoele en deze getekent op den 18«n July 1663. (Volgen de namen der gecommitteerden.') In kennisse van mij, secretaris der stad Enkhuizen, Joh. van Gent. Copie in register n°. 1135, 1° afd., G.-A. Delft. N°. 22. Notulen van de elfde vergadering der lakenbereiders te dordrecht. 1665, JüLI 16. (1.) Uyt cragte van de compromisse . .. zijn naer voorgaende aen- ende uytsohrijvinge, met advys ende approbatie van de heeren burgemeesteren ende regeerders der stadt Dordrecht, binnen d'zelve stadt in de Stadtsdoele aldaer op de ordinairis tweejarige bijeencomste gecompareerd ende verscheenen de naergenoemde gecommitteerden, voorsien ende gesterkt wesende met behoorlijcke commissie ende volmagt van de heeren haere respective principalen: Dordregt: Adriaan Coenen, agtman, Wolphert van Bebber > deeckens. Willem van der Heyden, ) ) deecken en overHaarlem: Hendrik Comneh, f , . •, ,. , ° ' } luyden van de Cornelis van der Meers, \ , , , . ' ; lakenbereyders. Delft: Jacob Jacobsz. Goeree, Johannis Verkerck. Leyden: Willem Jacobsz. van Heemskerck, Alexander de Coningh. Amsterdam: Laurens Houingh, Willem van Doeyenburgh. Der Goude: Jacob Cloots, Jacob van den Boogaert. Rotterdam: Jacobus Bouman, Johannis Proons. Alkmaar: Jan Jansz. Rolbergen, Pieter Adriaansz. Schaagen. N°. 22. — 1665. 56 Hoorn: Claas Langedijck, Thimon Os. Enckhuysen: Roeloff Andriesz. Swen, Jan Jansz. de Gorter. (2.) Dordrecht. Ende vervolgens bij de gecommitteerde van Dordrecht voorgedragen zijnde, off niet dienstig zónde wesen vast te stellen, dat een knegt geen meesterproef! soude mogen doen, ten ware dat hij een jaer naer zijnen laetaten dienst hadde stillegestaen, is naer voorgaende deliberatie goetgevonden 'tzelve te laten op den ouden voet ende zulcx 'tzelve tot nogh toe in iedere stadt is gepractiseert (3.) Haarlem. Voorgedragen, dat de resolutie op de propositie van die van Delft, laest tot Enkhuysen genomen nopende 't geven ende ligten van de leerbrieve *), niet en wierde onderhouden, daerinne bestaende, dat de knegten, schoon daervan niet voorsien, egter in andere steeden tottet wercken wierden geadmitteert ende alzoo d'voorschreven resolutie genoegsaëm gemaekt illusoir, is daerop bij eenparigheyt van stemmen goetgevonden d'zelve in toecomende ieder in den zijnen promptelijk te executeren ende punctuelijck t'observeren naer inhout van de voorschreven resolutiën, zijnde ten dien eynde bij de respective gecommitteerden aengenomen 'tzelve in hunne gilden te denunchieren en de gildebroeders ieder in 't particulier daervan te adverteren. (4.) Delft heeft niet te proponeren. (5.) Leyden. Hebben niet in te brengen. (6.) Amsterdam. Seggen alleenlijk, dat niet bijtijds van dese bijeencomste zijn geadverteert, meenende 'tzelve tijdelijker te moeten geschieden. 1) Het wachtjaar („Muszejahr") voor den meester, dat hier door Dordrecht wordt voorgesteld, vond men in de meeste Hollandsche steden niet als regel; vgl. b. v. L. T., IV, li». 346 § 8. Toch was het in Leiden niet geheel onbekend; vgl. ibid., III, n". 320, bl. 561, noot 8. — De wachttijd had de tendens de vestiging van nieuwe meesters te beperken. In Frankrijk was het een algemeen voorkomend instituut; vgl.: Eberstadt, Das französische Gewei-berecht. ! 2) Vgl. n». 21 § 5 (1663). 57 N°. 23. — 1667. (7.) Der Gouda. Hebben niets voor te draegen. (8.) Rotterdam. Op de propositie van die van Rotterdam, off een leerknegt, werkende bij een meester, die offiijvig wert, uyt de neringe scheyt off geen werck en heeft off andersints den knegt met vruntschap ende contentement vanjfijn meester offgaet ende gelicentieert wert, (off) in een van dezelve gevallen zodanigen knegt den tijt, die hij aldaer niet en heeft voldaen, bij een ofte meerandere meesters niet en zoude mogen voldoen ende alzoo een vrij gast werden, is geresolveert ende eenpaerlijk verstaen, dat in een van de geëxpresseerde gevallen een leerknegt zijn tijd bij een ofte meer andere meesters- zal mogen voldoen ende in dier voegen zigh tot zoodanigen vrijen gast brengen ende geconsidereert werden, alsof hij zijn tijt bij een meester effective hadde voldaen ')■ (9.) Alkmaar. Hebben niets voor te draegen. (10.) Hoorn. Mede niets. (11.) Enckhuysen. Verclaeren mede niets te hebben. Aldus gedaen, geresolveert ende gearresteert binnen de stadt Dordrecht in de stadts St. Joris-Doele op den 16" July, anno 1665, ende t'oirconde bij de gecommitteerdens geteykent als volgt. (Volgen de namen der gecommitteerden.') In kennisse van mij, bij absentie van de secretaris der stadt Dordregt geteykent, G. D. With. Copie.in register n*. 1135, 1« afd., G.-A. Delft. N°. 23. Notulen van de twaalfde vergadering der lakenbereiders te haarlem. — 1667, jüli 19. (1.) Uyt crachte van den compromisse . . . sijn na voorgaende aen- ende uytschrijvinge, met advys ende approbatie van de heeren burgemeesteren ende regeerders der stadt Haerlem, binnen deselve stadt in de Stadtsdoele 1) In Leiden bestond deze regeling reeds sinds 1646; vgl. Leidsche Textielindustrie, IV, n°. 346 § 13. N°. 23. - 1667. 58 aldaer op de ordinare tweejarige bijeencomste gecompareert ende verschenen de naergenoemde gecomrttttteerden, voorsien ende gesterckt wesende met behoorlijfeke commissie ende volmacht van de heeren hare respective principalen: Dordrecht?'IDfcpiteyn Gillis van Helmont, Jacob Hars. Haarlem: Hendrick Koningh, \ , , tv i j d-jj I deecken en over- Pieter de Ridder, I , , , j n l luyden van t Willens van der Camer, > , , , , r< t it -u i lakenbereyders- Cornehs Vermaarsch, 1 . J Cornelis van Loon. 1 ° Delft: Jacob Jacobsz. Goeree, Adriaan Adams. Bleyswijk. Leyden: Pieter van Assendelft, Jan Hennebo. Amsterdam : Robbert de Vick, Jan Jacot. Gouda: Coenraat de Wilde, raat ende vroetschap, Hendrick van Heuven. Rotterdam: Johannes Proons, Livinius Silvergieter. Alkmaar: Adriaan E. Sijms, raat ende out-scheepen, Pieter Schagen, schepen en raat. Hoorn: Cornelis Abbekerk, deecken, «t.BJa Daniël Harpers Crijt, overman. Enkhuysen: Rijck Willemsz., Frans Jacobsz. de Heusden. (2.) Eerstelijck geresumeert ende gelesen de laetste resolutie, tot Dordrecht genomen den 16en July 1665 (3.) Dordrecht. Ende vervolgens bij de gecommitteerden van Dordrecht verclaert niets voor te dragen te hebben. (4.) Haerlem heeft gerecommendeert, dat ordre mocht gestelt werden tegen de schrobberijen van meer werck in de ure te doen als daertoe staet2). Ende aen de gecom- 1) Vgl. h». 22. 2) Vgl. n". 24 § 4 (1669). 59 N°. 23. — 1667. mitteerdens van Amsterdam aft'gevraecht, oft'(sij) de coerten van de gasten aen de brugge hebben affgeschaft ende dat de gasten aen de huysen om werck moeten vragen, hebben verclaert daer ordre op gestelt te hebben '). Alsmede aen die van Alckmaer afgevraecht, off sij al een gilt hadden, di'welcke verclaerden vooralsnoch geen gilt te hebben s). (5.) Delff. Hebben niets te proponeren. (6.) Leyden. Verclaren alsnoch te persisteren bij haer géproponeerde tot Hoorn, den 13en July 1661 s), dat geen leerknechten ofte andere gasten, soo binnen als van buyten incomende, sullen werden geadmitteert, voor ende aleer zij sullen verthoont hebben van de steden, daer sij vandaen comen, behoorlijcke certificatie van dat (sij) twee jaren bij een meester gearbeyt te hebben ende dat zij in de voorsz. steden haer proef hebben gedaen; waerop gedelibereert sijnde, es verstaen 'tselve te amplecteren ende dat de basen, die bevonden werden contrarie gedaen te hebben, daerover sullen verbeuren een boete van 25 guldens ten behouve van den armen 4). (7.) Amsterdam heeft niet te. proponeren, edoch sijn gecondemneert in een boete van 2 ducatons voor den armen, ter saecke zij naer negenen sijn gecompareert. (8.) Gouda heeft niet te proponeren. (9.) Rotterdam geproponeert hebbende, of een leerknecht bij sijn meester een jaer ofte daeromtrent in sijn leerjaren geweest sijnde ende dan sonder weten ofte kennisse van sijn meester comt wech te loopen ende in andere steden hem op een nieuw in 't leereiv begeeft sonder eenige reden te hebben tegen sijne meester, off men soodanigen persoon niet en behoort naer te schrijven 1) Vgl. n». 18 § 3 (1657), 19 § § 3, 10 (1659), 20 § 3 (1661), 21 § 2 (1663), 24 § 4 (1669). 2) Vgl. nos. 13 § 7 (1647), 14 § 4 (1649), 15 § 2 (1651), 16 § 3 (1653), 17 § 2 (1655), 18 § 1>2 (1657), 19 § 8 (1659), 24 § 5 (1669), 25 § 2 (1671), 27 § 2 (1673), 28 § 2 (1675), 29 § 2 (1677), 30§ 5 (1679). 3) Vgl. n». 20 § 5. 4) Vgl. nos. 16 § 5 (1653), 19 § 5 (1659), 20 § 5 (1661). N°. 24. — 1669. 60 aen de respective steden om sodanige niet te admitteren tot opnieuws wederomme te leeren, maer dat hij gehouden sal sijn sijn eerste meester, bij wien hij is ingeschreven , contentement te doen, waerop gedelibereert sijnde, es verstaen, dat bijaldien eenige meester soodanige knecht quame aen te nemen, dat hij deselve naer gedane waerschouwinge sal hebben te laten gaen, ten einde hij sijn eerste meester mochte voldoen, op een boete van 25 car. guldens, ten proffijte van haer armen te verbeuren '\ (10.) Alckmaer. Hebben niets te proponeren. (11.) Hoorn. Voorgedragen sijnde, of men geen eenparige tijt en behoorde te geven over het scheren ende rouwen van de laeckenen, waerop gedelibereert sijnde, es verstaen aen yder stadt daerinne zijn vrij icheyt te laten J). (12) Enckhuysen. Heeft niet in te brengen. Aldus gedaen, geresolveert ende gcarresteert binnen der Stadt Haerlem in de St. Joris- ofte Nieuwe Doelen op den 19en July, anno 1667. Ende dese ten oirconden bij ons ondergeschreven gecommitteerden geonderteyckent. (Föfjjfen de namen der gecommitteerden). In kennisse van mij als secretaris der stadt Haerlem, A. Akersloot. Copie in Porlef. Textielindustrie, G.-A. Leiden. N°. 24. Notulen van de dertiende vebgadebing der lakenbereiders te delft. — 1669, juli 18. (1.) Uyt cragte van den compromisse . . . sijn naer voorgaende aen- en uytschrijvinge, met advys ende approbatie van den heeren burgemeesteren ende regeerders der stadt Delft, binnen deselve stadt op het Hoff in de groote zaele aldaer op d'ordinaire tweejarige bijeencomste gecompareert en verschenen de naergenoemde gecommit- •1) In het algemeen gold de regel, dat voor een tussehentijds weggeloopen leerling de reeds afgelegde leertijd niet werd medegerekend. 2) Vgl. n». 13 § 5 (1647). 61 N°. 24. — 1669. teerden, versien en gesterkt met behoorlijcke commissiën en volmagt van de heeren haren respective principalen: Dordrecht: Capiteyn Gillis van Helmont, ) f eu^erey t,. , x , . > ders binnen rieter Lambmon, l . . , ,. ; derselve stadt. tj- , tt , . , „ . . ) deecken en over- rlaarlem: Hendrick-Coningh, f , . „ . . „ . „ , > luyden van'tlaken- Corn. van der Mersch, \ , , .., ' ; bereydersgüde. Delft: Adriaan Heynsius, deecken, Isaak van der Burgh, \ hooft Nicolaas van der Boon, > n , , . ' l mannen. Corn. Qysbreghtsz'. van Berensteyn, ; Leyden: Willem van Heemskerck, Jan Hennebo Robbertsz. Amsterdam: Willem van Doyenburgh, Corn. Cocq Dircksz. Van der Gouda: Willem de Lange, Hendrick van Heuven, deecken en out-déecken resp. Rotterdam: Samuel Koopmans, ) Joachim Bonius Victor, j ^ en' Alckmaar: Jan Jansz. Rolberge, Dirk van der Does, beyde lakenkoopers binnen deselve stadt. Hoorn: Corn. Abbekerck, deecken Van het lakencopers- gilde, Arent Brouwer, beide overluyden van het lakenbereydersgilde. Enckhuysen: Jan Jansz. Gorter de Jonge, Rijck Willemsz. (2.) Ende is eerstelijck gelesen en geresumeert het laetste gebesoigneerde en geresolveerde binnen de stadt Haerlem, den 19611 July in den jare 1667 '). (3.) Dordrecht. De gecommitteerden van Dordrecht hebben daerop voorts verclaert niet voor te draegen te hebben. (4.) Haerlem. Bij de gecommitteerden van Haerlem 4) Vgl. n°. 23. N°. 24. — 1669. 62 voorgedragen wesende, dat binnen Amsterdam tot nog toe egeen ordre tegens den schrobbèïije zoude wesen gesteld, en daerop de gecommitteerden van Amsterdam wesende gehoort, hebben deselve verclaert, dat bij haer daertegens alle mogelijcke ordre is gesteld geweest en nog daeglijk in practijcque gehouden wert door maendelijke ommegangen op alle winckels binnen deselve stadt'), ende hebben de gecommitteerden van Amsterdam daerbeneven mede gesegt en verclaert, dat de coerten van de gasten aen de brugge aldaer aff geschaft zijn *). (5.) De gecommitteerden van Haerlem die van Alkmaer als nu wederom affgevordert hebbende, off binnen deselve stadt al een gilde was, en daerop deselve gecommitteerden wesende gehoort, is bij deselve bekent aldaer alsnogh geen gilde opgeregt te zijn 3). (6.) Delft. Bij de gecommitteerden van Delft wesende voorgedraegen, dat binnen deselve stadt nu onlangs gepractiseert was, dat in effecte meer als één leerknegt op eene winckel gesteld wierde, sodanigh namentlijk dat de tweede quanshuys gestelt wert op den naem van een ander en egter bij denselve, op welckers naem gestelt is, niet en is werckende, maer op een winckel, die aireede van een leerknegt voorsien is, waerop gedelibereert zijnde en bij de gecommitteerden van Dordrecht nevens haer advys op hetselyige subject bekent zijnde, dat hetzelvige binnen de stadt Dordrecht insgelijck groffelijck in swang gingh, is naer gedane omvraegh met eenparige stemmen verstaen, dat hetselvige met allen ernst behoort tegengegaen ende geweert te werden, ende is vervolgens daerop goetgevonden en geresolveert, dat die in voegen voorschreven een tweede leerknegt zal vervorderen aen te 1) Vgl. n». 23 § 4 (1667). 2) Vgl. nos. 18 § 3 (1657), 19 § § 3, 10 (1659), 20 § 3 (1661), 21 § 2 (1663), 23 § 4 (1667). 3) Vgl. nos. 13 § 7 (1647), 14 § 4 (1649), 15 § 2 (1651), 16: § 3 (1653), 17 § 2 (1655), 18 § 12 (1657), 19 § 8 (1659), 23 § 4 (1667), 25 § 2 (1671), 27 § 2 (1673), 28 § 2 (1675), 29 § 2 (1677), 30 § 5 (1679). 63 N°. 24. - 1669. staen, daervoor zal verbeuren een boete van. 25 gulden ten behoeve van het gilde '). (7.) Leyden. De gecommitteerden van Leyden verclaren voornemens geweest te zijn voor te stellen hetgeen bij de gecommitteerden van Haerlem albereels geschiet is ende bijgevolg ook contentement te nemen met hetgeene daerop bij de gecommitteerden van Amsterdam albereets verclaert en genotuleert is 2). (8.) Amsterdam. Bij de gecommitteerden van Amsterdam de vergaderinge bekent gemaekt ende bij exibitie van missive bij de hooftluyden van het lakenberejfd*!*. gilde binnen Rotterdam, gedateert den len November 1668 3), aen die van hetselvige gilde binnen Amsterdam geaddresseert, vertoont wesende, dat haer door deselve missive was toegecomen, hoe dat bij eenige Engelse coopluyden aen het collegie ter Admiraliteyt tot Amsterdam soude wesen versogt omme aldaer te mogen innebrengen eenige Engelse bereyde en geverude wolle laeckenen van allerhande coleuren en dat daerop bij hetselvige collegie het innebrengen van 1000 stucx aldaer ook soude wesen toegestaen *) ende (dat) daerop voorts mede aldaer (een) tot Rotterdam geschreven versoek, aen het collegie van de Adminiraliteyt, aldaer wesende, gedaen, bij hetselvige collegie den invoer van gelijke 400 stuck mede was toegestaen, verclaerden tegelijk deselve gecommitteerden van Amsterdam, dat (zij) op den ontfang van (de) voorschreven missive haer aanstonts hadden geaddresseert aan de heeren gecommitteerden ter Adminiraliteyt binnen deselve stadt en dat uyt deselve bericht geworden waren, dat noyt bij haar ten eynde als boven eenigh het minjte consent gegeven was, en dat off wel, daerop te meermalen hadden aengehouden om de bewijsen magtigh te werden, waermede 1) Aan het voorschrift, dat slechts één leerknecht mocht worden gehouden, werd streng de hand gehouden; vgl. b.v. L. T., IV, n°. 356 (1647), waar één leerknecht op 20 knechts wordt toegestaan. 2) Vgl. hiervóór § 4. 3) Ontbreekt. 4) De invoer van deze stukken was het laatst bij plakkaat van 1663 verboden. N°. 24. - 1669. 64 die van Rotterdam haer voorschreven voorgeven meynden te connen justificeren en bewijsen, dat egter deselve tot op dato niet becomen en hadden ende (zij) mitsdien de jegenwoordige gecommitteerden van Rotterdam daertoe alsnogh waren sommerende, onder belofte en overgifte, dat (zij), deselve bescheyden becomen hebbende, alomme, zooveel in haer was, souden soecken te contribueren, ten eynde alle hetselvige immers binnen de stadt van Amsterdam soude werden geweert. Waerop de gecommitteerden, van Rotterdam wesende, gehoort hebbende, deselve alsnogh aengenomen (hebben) ten genoege te zullen cunnen bewijsen* dat het opgemelte consent binnen de voorschreven stadt Amsterdam soude wesen gegeven en dat daerop het voorschreven consent binnen Rotterdam soude wesen gevolgt. Ende namen deselve gecommitteerden van Rotterdam tegelijk aen, dat zoo haest (zij) de voorschreven bewijsen souden magtigh zijn, waertoe zig alsnu seer goede apparentie vertoonde, dat (zij) daervan die van Amsterdam alsdan ten genoege zouden dienen ende dan voorts gesamentlijk, zooveel in haer was, op het cragtigste helpen weren, ten eynde de voorschreven ruineuse consente in toecomende niet meer en mogten werden uytgegeven '). (9.) Van der Gouda. De gecommitteerde van de stadt Gouda verclaeren niet nader voor te stellen te hebben. (10.) Van Rotterdam. De gecommitteerden van Rotterdam hebben de vergaderinge bekent gemaekt, dat alzoo binnen deselve stadt het schelden van de gasten zeer gemeen was, tot groot nadeel zoo van de baesen als eerlijke gasten, dat daerjegens' bij de magistraet met een speciale keure ende ordonnantie is versien geworden *); 1) Vgl. n°. 25 8 6 (1671). — Zie over de ontduikingen van de verbodsbepalingen betreffende den invoer Te Lihtum, De textielindustrie in Oud-Rotterdam, Rott. Jaarb., VII, bl. 30. 2) Deze keur was 26 Maart 1669 door de regeering van Rotterdam uitgevaardigd. Art. 28 hiervan bepaalde: • „Van gelijcken, indien eenige gasten haer komen te verloopen teghens hare meesters met eenighe scheltwoorden, hoe geringh die oock soude mogen wesen, waerdoor soodanige winckels plegen vuyl gehouden te 65 N°. 24. - 1669. dan alzoo eenige belhamels onder de gasten van haer geven, dat alsser van de goetwillige gasten in eenige andere steeden quamen te wercken, dat (zij) deselve aldaer zodanigh souden comen te schelden ende te vervolgen, dat zij aldaer in het werk niet en zullen connen blijven; en off zulcx mogte comen te geschieden, versogten de gecommitteerden van Rotterdam, dat do verdere leden ende steden, tot dese vergaderinge behorende, daerop gelieffden verdagt te zijn, ende tegelijk mede, dat bij dese vergaderinge daerjegens mogte werden versien. Waerop naer deliberatie bij de respective leden eenpariglijk goetgevonden en aengenomen is, dat zij den andere ende alle goetwillige gasten tegens gelijke onbehoorlijkheden en overlast zooveel mogelijcke zullen zoeken te maintineren. (11.) Van Alkmaer. De gecommitteerden van Alkmaer, als geen gilde hebbende, verclaren niet voor te stellen te hebben. (12.) Van Hoorn. Bij de gecommitteerden van Hoorn is de vergaderinge bekent gemaekt, dat alomme in het Noorderquartier ten platten lande verscheyde laeckenbereyderijen in treyn sijn, gelijck daer ook hier en daer in het Zuyderquartier, tot groot nadeel van (de) respective steden, met versoek, dat daartegens, zooverre moogelijk is, soude mogen werden versien. Waerop gedelibereert zijnde, is goetgevonden de dispositie op dat poinct te vertrecken tot op de naestvolgende vergaderinge en dat onderwijle bij de gedeputeerden op dese jegenwoordige vergaderinge daervan aen heeren hare respective principalen en committeerden zal werden rapport gedaen en deselve in bedencken gegeven, off hetselvige niet kragtiger worden ende de gasten malkanderen daerover te wassen, tot groote schade van haer vrouwen ende kinderen, soo sullen deselve telckemael verbeuren 25 gis." Art. 29 bepaalde, dat als de eene gast den anderen schold, zoodat de gasten daardoor het werk staakten, eene boete van f 6.— per hoofd moest worden betaald. De ordonnantie van 1638 spreekt reeds over „moetwillighe" werkgasten, die den „goeden" arbeidsgasten boeten afdwingen of het werk verbieden. (Art. 5.) Droogscheerderssynoden. 5 N°. 25. — 1671. 66 en met meer effect bij placcaet van H. E. G. M. zoude connen en behoren geweert te werden '). (13.) Van Enckhuysen. De gecommitteerden van Enckhuysen verclaren niet naerder voor te stellen te hebben. (14.) Alzoo de gecommitteerden van Alkmaer naer het slaen van de clocke negen uuren in vergaderinge zijn ingecomen en deselve tot hare justificatie allegeerden en vertoonden, dat de missieve, waermede (zij) beschreven waren, niet specifice inhield, dat (zij) voor het slaen van de clock negen uuren in vergaderinge moeste present zijn, is naer gedaen omvraeg met pluraliteyt yan stemmen verstaen, dat d^swegen bij offte vanwegen de gecommitteerden van de stadt van Delft, alsmede bij die van Alkmaer, ider, zal betaelt werden een ducaton voor den armen, dewelcke daerop bij deselve ook aenstonts betaelt is. : Aldus gedaen, geresolveert en gearresteert binnen de stadt Delft op het Hoff in de groote zale den 18en July 1669, ende in kennisse bij de opgemelte respective gecommitteerden onderteeckent. (Volgen de nflrnen der gecommitteerden.') Mij present als secretaris der stadt Delft, H. Vockestaert. Copie in register n°. 1135, le afd., G.-A. Delft. N°. 25. Notulen van de veertiende vergadering der lakenbereiders te leiden. — 167 1 , juli 15. (1.) Uyt krachte van den compromisse... sijn naer voorgaende aen- ende uytschrijvinge, met advys ende approbatie van de heeren burgermeesters ende regeerders der stadt Leyden, binnen deselve stadt in de groote kamere van het gildenhuys aldaer op de ordinaire tweejarige bijeenkompste gecompareert ende verschenen de naergenoemde gecommitteerden, voorsien ende gesterckt met behoorlijcke commissie ende volmacht van de heeren hare principalen: 1) Vgl. nos. 25 § 3 (1671), 27 § 5 (1673), 28 § 3 (1675), 50 § 9 (1709), 74 § 4 (1757), 75 § 7 (1761). 67 N°. 25. — 1671. Dordrecht: Cornelis van Helmont, deecken,. Lodewijk Verhagen, agtman. Haarlem: Cornelis van der Mersch, Cornelis van Loon. Delft: Jacob Jacobsz. Goeree, Dirk Woutersz. Wybaert. Leyden: Pieter van Assendelft, Sglii Gom mams van Crayenbosch, Pieter Florisz. Wildeman, David van Royen (absent)* Barent van Tongeren. Amsterdam: Cornelis Cocq Dircksz., Jan van Beaumont. Gouda: Hendrick van Heuven, Dirck Deurhoff. Rotterdam: Bastianus van Weninge, Jan van der Meyden. Alkmaar: sijn geen gedeputeerdens verscheenen. Hoorn: Cornelis Abbekerck, scheepen, Daniël Herperts. de Krijt. EnkhUysen: Jan Jansz. Gorter de Jonge, Wigger Pietersz. (2.) Ende is eerstelijck gel esen seeckere missive '), in dato den 1™ Junii 1671 uyt Alckmaer, geteyckent bij Adryaen Sijms, Pieter Adryaensz. Schagen ende Dirck van der Does, inhoudende vertooch, dat deselve naer verscheyde aen gewende devoiren van de regeringe tot Alckmaer niet en hadden cunnen becomen een lakenbereydersgilde binnen deselve stadt; insinuerende verder aen dese vergaderinge, dat sij haer voor het toecomende van alle vergaderingen, het weesen van het gemeene lakenbereydersgilde raeckende, tot haer leetwesen naer desen souden moeten affhouden. Waerop sijnde gedelibereert, is goetgevonden ende verstaen, dat men aen de bovengenoemde, de opgemelte missive geteyckent hebbende, uyt den name van dese vergaderinge sal aenschrijven, dat men van meeninge ende voornemen is, sulcx tot noch toe is geschiet, die van Alckmaer op alle 1) Ontbreekt. N°. 25. — 1671. 68 ordinarise bijeenkompsten te beschrijven, onder seecker verwacht ende vertrouwen, dat bij deselfde niet en sal werden naergelaten hare tourbeurten aff te wachten ende waer te nemen, als bij de opgemelde vergaderinge voor nu als dan vastgestelt sijnde, dat de gedeputeerdens van de verdere negen geïnteresseerde steden tot de deliberatiën, raeckende het interest van het gemeene gilde, haerselven alsdan tot Alckmaer seeckerlijck sullen later» vinden ')• Ende ingevalle het buytèn alle vermoeden mochte comen te gebeuren, dat van de regeeringe van Alckmaer geen gilde becomen conde werden, is meteenen vastgestelt, dat geenige leerknecht, tot Alckmaer geleert hebbende, bij geenige basen in de Tespective steden voor gasten nochte de gasten voor winckelhoudende meesters sullen mogen werden geadmitteerts). (3.) De propositie, bij die van Hoorn gedaen op den 16en July 1669 in de jongstverleden vergadering, gehouden tot Delff, raeckende het weeren van de lakenbereydérie ten platten lande 9), soo in het Zuyder- als Noorderquartier, tot groot nadeel van de respective steden, met nader versoeck, dat daerjegens sooveel mogelijck bij dese vergaderinge soude mogen werden voorsien,is goetgevonden ende verstaen, dat de aenwesende gedeputeerdens bij de heeren hare committenten sullen aenhouden, ten eynde de successive gedeputeerdens, wegens de geinteresseerde steden sullende compareren ter vergaderinge van H. E. G. M., mogen werden gelast om bij alle gelegentheden te vervolgen en soo mogelijck te becomen sodanige resolutie ofte andere sortable middelen, daerdoor de opgemelte bereyderie ten platten lande in allen deelen moge werden geweert4). -1) Vgl. nos. 13 § 7 (1647), 14 § 4 (1649), 15 S, 2 (1651), 16 § 3 (1653), 17 § 2 (1655), 18 § 12 (1657), 19 § 8 (1659), 23 § 4 (1667), 24 § 5 (1669), 27 § 2 (1673), 28 § 2 (1675), 29 § 2 (1677), 30 § 5 (1679). 2) Vgl. n». 27 § 2 (1673). 3) Vgl. n°. 27 § 5 (1673). 4) Vgl. nos. 24 § 12 (1669), 27 § 5 (1673), 28 § 3 (1675), 50 § 9 (1709), 74 § 4 (1757), 75 § 7 (1761). 69 N°. 25. — 1671. (4.) Is verder geproponeert, dat geen winckelhoudende meesters behooren eenige leerknechten ofte andere gasten, soo binnen als van buyten inkomende, op haer winckels te admitteren, voor ende aleer sij sullen verthoont hebben van de steden, daer sij vandaen comen, behoorlijck certificatie van sijn twee jaren aen den anderen bij een meester uytgeleert (te) hebben ende dat sij in de voorsz. steden haer prouff hebben gedaen. Waerop sijnde gedelibereert, is verstaen 'tselve te amplecteren, ende sullen de basen, die contrarie deses ondernomen mochten hebben ende daerover bekeurt sijnde, verbeuren een boete van 25 guldens ten behoeve van den armen, met dien verstande, dat de leerknechten binnen de provincie den tijt van 8 dagen, ende die buyten de provintiè geleert hebben, tot het overbrengen van derselffder nodige certificatiën mits desen gegunt wert den tijt van 6 weecken •). {5.) Op het gemoveerde van de gedeputeerden van die van Amsterdam, dat binnen dese landen veele ende verscheyde Engelsche lakenen ingebracht ende specialick ten platten lande werden vercocht, die echter volgens de ordonnantie van H. E. G. M. niet en werden getarret *), is goetgevonden de recherge ende het ondersoeck, mitsgaders de bekeuringe van dien aenbevolen te laten aen de tarrameesters, in de respective steden daertoe gestelt8). (6.) De gedeputeerdens van Rotterdam bij die van Amsterdam gesommeert sijnde om over te brengen bewijs, dat bij het collegie ter Admiraliteyt tot Amsterdam soude toegestaen sijn het inbrengen van 1000 stuck Engelsche bereyde en geveruwde wolle lakenen, gehoort de antwoorde van de gedeputeerdens van Rotterdam, die verclaerden alle behoorlijcke devoiren te hebben aengewent om het voorseyde bewijs machtich te werden, met ge* noucbsame verseeckeringe, dat verdere aen te wenden devoiren vruchteloos souden comen aff te loopen, is goetgevonden ende verstaen, dat mén het verschil ofte de 1) Vgl. nos. 26 (1671), 28 § 4 (1675), 30 § 2 (1679), 31 § 2 (1681). 2) Vgl. Groot-Placaetboeck, I, kol. 772. 3) Te Leiden waren sinds 1639 tarrameesters; vgl. L. T., IV, n°. 296.;— Vgl. verder Groot-Placaetboeck, I, kol. 771. N°. 25. — 1671. 70 questie, hieruyi ontstaen, in het vuyr der liefFde sal begraven ende sijn partijen hinc inde bij opgemelde vergaderinge versocht op de aenstaende middachmaeltijt den anderen met een extra-ordinaris glas wijn te begroeten '). (7.) Gelesen sijnde de verclaringe % in dato den 22«n April 1670 gepasseert voor Pieter van Sonderen, notaris, ende seeckere getuygen tot Rotterdam, bij de gedeputeerdens van deselve stadt Rotterdam alhier verthoont, meldende deselve verclaringe, dat soo tot Leyden als Amsterdam de gasten, soo wanneer (sij) binnen deselve steden eerst comen te wercken, geen leerbrieven werden affgevordert, is deselve verclaringe bij die van Leyden overgenomen ende bij deselve aen die van Amsterdam copie gegeven, met belofte, dat soo bij die van Leyden als Amsterdam behoorlijcke ondersoeck sal werden gedaen, wat van den innehouden van deselve verclaringe soude mogen sijn, met verder toesegginge, dat (sij) van derselver ondervindinge ter naester vergaderinge bejworlijck rapport sullen doen 3). (8.) Eyntelijck is bij de gedeputeerdens van Rotterdam overgeleyt translaet van seeckere Hoogduytschen brieff, geschreven uyt Dantsick, in forme van attestatie ingestelt, waerbij versocht wert, dat de gasten, in Duytslant haer leerjaren voldaen hebbende, niet en behoorden haer leerbrieff te vertoonen. Is geresolveert en goetgevonden ofte te vertoonen hare leerbrieven ofte anders voor schepenen ter plaetse, daer de attestatie versocht wert, ben effens twee getuygen, met eede te bevestigen, dat de leerjaren sijn voldaen. Aldus gedaen, geresolveert ende gearresteert binnen de stadt Leyden in de groote kamer van het gildehuys aldaer op den 15en Julii van den jare 1671. (Volgen de namen der gecommitteerden.) Mij present, F. Meerman. Copie in Portef. Textielindustrie, G.-A. Leiden. 1) Vgl. n». 24 § 8 (1669). 2) Ontbreekt. 3) Vgl. n". 27 § 4 (1671). 71 N°. 26. — 1671. N°. 26. Publicatie van het besluit, genomen op de vergadering deb lakenbereiders te leiden betreffende het aannemen deb knechts '). — na 1671, Juli 15. 't Derde Articul. Op de tweejarige vergaderinge van de respective steden van Hollandt ende West-Vrieslandt, gehouden op den 15en July van den jare 1671 binnen Leyden wegens 't gilden van de lakenbereyders, is naer voorgaende deliberatie goedtgevonden ende vastgestelt, dat alle winckel-, houdende meesters, de laeckenbereyderije exerceerende, geen gasten, soo binnen als van buyten inkomende, op haere winckels sullen admitteren ofte te werck stellen, tenzij zij alvoorens sullen hebben vertoont met behoorlijcke certificatie, dat sij twee jaren aen den anderen bij een meester hebben haer ambachte gedaen ende uytgeleert, ofte bij afsterven van den eersten meester sij bij den tweeden haer leerjaren volkomentlick hebben voldaen, ende bij faute van dien de basen ofte winckelhoudende meesters, hierboven genoemt, sullen hebben te verbeuren ten behouve van den armen ter plaetse ende stede, daer de breucke komt te vallen, de somme van 25 gulden, doch met dien verstanden, dat de leerknechten, geleert hebbende binnen de provintiën van Hollandt ende WestVrieslandt, gegunt wert omme die attestatie ofte certificatie te bekomen den tijdt van 8 dagen, ende die buyten dese provinciën van Hollandt ende West-Vrieslandt geleert hebben, den tijdt van 6 weecken, maer langer niet, ende alsdan sullen moeten vertoonen, op peene, hiervoren gemelt. Actum Leyden als boven *). Gedrukt in folio. Ingeplakt in register n°. 1135, le afd., G.-A. Delft. 1) Vgl. n». 25 § 4 (1671). 2) Te Dordrecht heeft het gildebestuur een dergelijk voorschrift uitgevaardigd: „Anno 1672, op den 30en January,... is oock met eenparicheytvan stemme bij den vollen buyck van 't gilde goetgevonden, dat geen N°. 27. - 1673. ft N°. 27. NoTULKN VAN DE VIJFTIENDE VERGADERING DER LAKENBEREIDERS TE AMSTERDAM. 1673, JULI 18. (1.) Uyt crachte van den compromisse.. . sijn naer voorgaende uytschrijyingen, met advys en approbatie van de heeren burgermeesteren en regeerders der stadt Amsterdam, binnen de voorschreven stad op de groote zaal in de Colveniersdoele op de ordinaris tweejarige bijeenkomste gecompareert en verschenen de naergenoemde gecommitteerdens, voorsien en versterkt met behoorlijke commissie en volmagt van de heeren haer respective magistraten en principalen: Dordrecht: Jacob Norenburg, deken van de lakenbereyders, Gillis van Helmont, deken van de lakekopers. Haarlem: Cornelis van der Marsch, deken, Cornelis van Loon, overman. Delft: Nicolaas van der Boon, ) ■ «. T . , , ' > nooitmannen. Joan van Hennkhuysen, J Leyden: Pieter van Hoogmade, Pieter Florisz. Wildeman. Amsterdam: Jan Jacot, deken, Barent Elias, Antony Block, / Cornelis Cock Dircksz., ( overluyden. Jan van Beaumont de Jonge,) meesters van 't voorsehreeve ambacht, hetsij die 'tsoude mogen sijn, niet sullen werden toegestaan eenighe leerknechten op haaren naam te laaien moghen inschrijven, tensij dat sij den 3en artyckel van de laaste compormisse (sic), gehouden tot Leyden, sullen voldoen, dewelcke op den 15en July, anno '1671, geschiet is (vgl. n°. 25 § 4), wekker inhoudt is, dat alle meesters haare gasten sullen haar knechtsproeven laaten doen, op de boete als in den 3«n artyckel vermeit staadt". (Resolutieboek lakenbereidersgilde, G.-A. Dordrecht.) Evenzoo te Amsterdam d.d. 29 Juli 1673; vgl. Noordkerk, Handvesten, bl. 1348. 73 N°. 27. — 1673. . Gouda: Gerrit Hartogh, ) ^ ^ Hendrik Schoonhove, j Rotterdam: Samuel Koopmans.) , *L t , t, > hooftmannen. Johan Rogge, ) Alckmaar: niemant gecompareert. Hoorn: d'heer Cornelis Abbekerk, oud-schepen en deken, Tijs Cornelisz. Gras, overman. Enkhuyzen: d'heer Claas Jansz. Uyl, regerend schepen, Rijck Willemsz. (2.) En is eerstelijck gelezen een missive van die van Alckmaar van dato 27 July 1673 »), waerbij dezelve gelijck voor twee jaren haer overkomste excuséren, als voorgevende ongequalificeert te zijn, ter oorzake zij bij hun stad geen gild kunnen obtineren. Wa arop bij gecommitteerdens uyt de stad Amsterdam geproponeert zijnde, off niet en wat hierin ten beste van 't gemeen behoorde te werden geresolveert, is naer gehouden deliberatie en gedane omvrage goetgevonden en verstaen, dat men in conformité van de vorige resolutie, op de laetste tweejarige bijeenkomst tot Leyden genomen 2), die van Alkmaar nogmaels bij missiven off andersints zal voorhouden, dat men haar excuse niet en kan aennemen, alzoo de vergadering niet en blijkt, dat bij haer zodanige instantie omtrent H. E. magistaat is gedaen, als zij gelieven voor te geven, en dat men dierhalve zal continueren als voorhenen om haer op alle bijeenkomste in toekomende te beschrijven en telkens bij noncomparitie volgens het 4e articul van 't compromis') mulcteren in een amende van 25 gulden, daerin zij nu aireets tot tweemael toe werden verstaen vervallen te zijn, en dat men haer wijders zal denunciëren, dat zoolange zij in geen behoorlijk gild en zullen zijn geredigeert, haer leerknegten en gasten alomme in de respective steden'zullen worden geremoveert en noch tot gasten noch tot winkelhoudende meesters geadmitteert2). 1) Ontbreekt. 2) Vgl. n°. 25 § 2 (1671). 3) Vgl. n». 10 § 5 (1643). N». 27. - 1673. 74 En opdat hetzelve beter ingressie bij die van Alkmaar moge nemen en met té meerdere vrucht voor de gemeene neringe worden in 't werk gestelt, zoo zijn verzocht en gecommitteert, gelijk als verzocht en gecommitteerd werden bij deze, de heer Jan Jacot, deken van 't lakenbereydersgild uyt Amsterdam, eh d'heer Cornelis Abbekerk, out-schepen, mitsgaders deken, uyt Hoorn, om zig persoonlijk bij de heren Adriaan Sijms, Pieter Adriaansz. Behagen en Dirk van der Does en die het verder aengaen mocht tot Alkmaar voorn., ten kosten van 't gemeen, te gaen vervoegen en, H. E. E. de voorn, resolutie voorgehouden hebbende, bij alle minnelijke wegen en middelen (te) tragten tot eenparigheyd met de andere steden te induceren en van haere wedervaren aan de respective gecommitteerdens schriftelijk rapport te laten toekomen. En ingeval hetzelve buyten vermoeden alsnóch geen gewenscht effect en quame te sorteren, zoo nemen respective gecommitteerdens aen ider in den haere de heren gedeputeerdens, gaende ten dagvaert, van de voorschreven zaeken ten vollen te instrueren, ten eynde ter vergadering van H. E. G. M. (dewelke zig de bezorgingen en het welvaeren van dé lakenbereydersneringe bij haer placaet en ordonnantie van den 17en July 1638 ') al hebben gelieven te laten ter harten gaen), hierin zodanig tot het gemene beste en voortsettinge van de voorschreven neringe werde gedisponeert, als H. E. G. M. nae derzei ven hoge wijsheyd zullen oordelen te behoren 2). (3.) Ten tweeden bij die van Dordrecht ter vergadering voorgestelt zijnde, hoe dat H. E. E. klachten waren voorgekomen, dat die van Amsterdam nalatig zijn geweest in 't executeren van 't 3e articul in de laetste vergadering, tot Leyden gehouden 8), meldende: „dat geen meesters eenige knegts mogen werk geven, 1) Vgl. n°. 1. 2) Vgl. nos. 13 § 7 (1647), li § 4 (1649), 15 § 2 (1651), 16 § 3 (1653), 17 § 2 (1655), 18 § 12 (1657), 19 § 8 (1659), 23 § 4 (1667), 24 § 5 (1669), 25 § 2 (1671), 28 § § 2, 6 (1675), 29 § 2 (1677), 30 § 5 (1679). 3) Vgl. n°. 25 § 4 (1671). 75 N°. 27. — 1673. tenzij alvorens zij haer behoorlijke leerbrieff hebben vertoont, op de boete van 25 guldens, bij de meesters te verbeuren voor ieder knegt, die zij contrarie dezes zullen hebben in 't werk gestelt", waerop bij die van Amsterdam tot hun verschoninge zijnde geallegeert ende verklaert, dat zij «tenstonts, van de vergadering thuyskomende, door haer gildeknegt aen alle meester bereyders kennisse van deze resolutie hebben doen geven, ten eynde zijlieden haer daernaer, op de boete daerbij geëxpresseert, zouden hebben te reguleren; dat zij ook van de eerste uur aen bij H. E. A. magistraet en heren van den geregte hebben aengehouden, dat de voorn, genomen resolutie geaggreëert en vervolgens gepubliceert mogte werden, gelijk als hetzelve ter secretarie der voorschreven stede alsnog naergezien en onderzogt kan worden; waermede die van Dordrecht contentemW nemende, dese zaek daerbij gelaten hebben *>. (4.) Ten derden bij de gecommitteerdens der stad Gouda voorgestelt zijnde, off het 6« articul van de vorige vergadering, tot Leyden gehouden 5), bij die van Leyden en Amsterdam wel ter executie was gelegt, is nae gedane omvrage bij de respective gecommitteerdens verclaert, dat H. E. naer behoorlijke genomen informatie de beschuldigde personen niet hadden kunnen uytvinden. (5.) Ten vierden en ten ketsten bij de gecommitteerdens uyt de stad Hoorn geinsteert zijnde op de resolutie, voor deze op de vergadering tot Delft3) door H. E. voorgestelt en laetst tot Leyden bij het 2e articul van de besoinges, aldaer gehouden, vastgestelt en gearresteert *) tot weringe van de lakenbereyderije ten platten lande, waerbij gestatueerd werd, dat ieder lit van de vergadering bij haer committeerden zal aenhouden, ten eynde de heren gecommitteerdens ter vergadering van H. E. G. M. der geïnteresseerde steden werde in mandatis gegeven en ge- 1) Vgl. n°s. 25 § 2 en 26 (1671). 2) Vgl. n». 25 § 7 (1671). 3) Vgl. n°. 24 § 12 (1669). 4) Vgl. n». 25 § 3 (1671). N°. 28. — 1675. 76 last op zoodanige middelen te denken, als tot weringe van de voorn, neringe ten platte lande werd vereischt. Voegende de gecommitteerdens van Hoorn aen die van Enkhuyzen tegemoet, dat zij niettegenstaende en in prejuditie van de voorschreven genomen resolutie tot Grotenbroek, digt onder hare stad, de laekenbereyderijen waren toelatende en gedogende, verzoekende wijders, dat bij hun in toekomende daerin beter mogte werden voorzien, 't welk bij de gemeene vergadering aen gemelden gecommitteerdens van Enkhuyzen ook zoo is gerecommandeert, die aengenomen hebben 'tzelve haren principalen zoo te zullen rapporteren *). Aldus gedaen, geresolveert en gearresteert binnen de stad Amsterdam ter plaetse boven genoemt op den 18en July 1673. (Volgen de namen der gecommitteerden.) In kennisse van mij als secretaris, D. Schaap. Copie in register n°. 1135, le afd., G.-A. Delft. is.fo, N°. 28. Notulen van de zestiende vebgadebing deb lakenbebeidebs te gouda. — 1675, juli 12. (1.) Uyt cragte van de compromisse. . . zijn naer voorgaende aen- ende uytschrijvinge, met advys en approbatie van de heeren burgemeesteren ende regeerders der stadt Gouda, binnen deselve stadt in 't Heerenlogement op de ordinaire tweejarige bijeenkomste gecompareert ende verscheenen de naergenoemde gecommitteerden, voorsien en versterkt met behoorlijke commissiën ende volmagt van heeren haere principalen: Dordrecht: Jacob Norenborgh, deeken en lakenbereyder, Lodewijk van Hagen, out-deecken. -1) Vgl. nos. 25 § 3 (1671), 28 § 3 (1675), 50 § 9 (1709), 74 § 4 (1757), 75 § 7 (1761). 77 N°. 28. — 1675. Haarlem: Cornelis van Mersche, > deeckens en Cornelis van Loon, ) overluyden. Delft: Adriaen Adam van Bleyswijk, ) u «ba J J ' > hooftmannen; ,( Lambert van Twent, ) Leyden: Adriaan van Assendelft, Gerrit van Hooghmaade. Amsterdam: Jean Jacot, ) _ ' } overmannen. Cornelis van Bij nevelt, ) Gouda: Dirck Doncker, overman, Dirck Denrhoff, \ Gerrit Hartogh, > deeckens. Hendrick Schoonhouwen, ) Rotterdam: Bones Fictor, ) , , ', > hooftluyden. Aart Verstolck,) J Alkmaar: zijn geen gedeputeerdens verschenen. Hoorn: Cornelis Abbekerk, deecken , ' Daniël Herpers; Krijt, overman. Enkbuysen: Rijck Willemsz., Wigger Pietersz. (2.) Ende is eerstelijk gelesen seokere missive van die van Alkmaar, in date den 22en Juny 1675'), waerbij deselve omme redenen, daerinne vervat, en gelijk in de twee voorgaende jaeren haer overcomste alsnogh excuseren, mitsgaders gehoort 't rapport van de heeren Johan Jacot, deecken tot Amsterdam, ende Cornelis Abbekerck, oot-scheepen, mitsgaders deecken tot Hoorn, als op de laatste bijeencomste, gehouden binnen de stadt Amsterdam*), gecommitteert omme haer tot Alkmaar te willen vervougen en met alle bedenkelijck middelen de regeringe te disponeren, ten eynde op de een ofte andere wijse denselven gedeputeerden voor het toecomende haer bij deese vergaderinge souden hebben in te stellen, edogh tevergeefs. Waerop gedelibereert zijnde, is met eenparigheyt van stemmen goetgevonden ende verstaen, dat de leerknegten en gasten van de stadt Alkmaar alomme in de respective 1) Ontbreekt. 2) Vgl. n°. 27 § 2 (1673). No. 28. — 1675. 78 steeden zullen werden geremoveert en nogh tot gasten, nogh tot winkelhoudende meesters werden geadmitteert, en dat geene vrije gasten aldaer zullen mogen gaen werken , op pene dat deselve voor onvrije gasten zullen werden verclaert, en zal yder in de zijne gehouden zijn 'tzelve door de gildeknaep te doen aenseggen. En wie bevonden zal werden contrairie gedaen te hebben, zal voor den armen verbeuren een boete van 25 gulden l). (3.) Is wijders gehoort 't rapport van gedeputeerdens van Enkhuysen over het beletten ende weeren van de laekeberijderije ten platten lande ende voornamentlijk dat van Grootenbrouck, in de voorgaende vergaderinge J) geproponeert bij de gedeputeerdens van Hoorn. Waerop gedelibereert zijnde, is goetgevonden en verstaen , dat geheel en al de leerknegten ende gasten van de platte landen in 't gemeen, als Grootenbroeck in 't particulier, zullen werden geremoveert en geenige van deselve in de respective steeden gepermitteert3). (4.) Op de propositie gedaen bij de gedeputeerdens van Haarlem, ofte in eenige steeden wel geadmitteert magh werden, dat die haer twee leerjaeren volgens de generale resolutie 4) niet hebben voldaen, of de sodanige door geit ofte gunst in 't gilde zouden mogen komen, is met eenparigheyt van stemmen verstaen 'tzelve inpracti-; cabel te zijn en voor de neringe ruineux en derhal ven geheel en al behoort te werden geweert. Ende alzoo bij gedeputeerdens der stadt Amsterdam daerover eenige difficulteyt is gemoveert geworden, als mijnende d'heeren burgemeesteren der voorschreven stadt daer niet aen souden willen defereren, zijn gemelde heeren seer ernste- 1) Vgl. nos. 13 § 7 (1647), 14 § 4 (1649), 15 § 2 (1651;, 16 § 3 (1653), 17 § 2 (1655), 18 § 12 (1657), 19 § 8 (1659), 23 § 4 (1667),24*gl5 (1669), 25 § 2 (1671), 27 § 2 (1673), 29 § 2 (1677), 30 § 5 (1679): 2) Vgl. n». 27 § 5 (1673). 3) Vgl. nos. 24 § 12 (1669), 25 g 3 (1671), 27 § 5 (1673), 50 g 9 (1709), 74 g 4 (1757), 75 § 7 (1761). 4) Vgl. nos. 25 g 4 (1671) en 26 (1671). 79 N°. 29. — 1677. lijk versocht geworden meergemelte heeren daervan te berigten ende den ondienst en intrest van de neeringe, daerin residerende, te doen begrijpen, ten eynde voor het toecomende 'tzelve moge werden geweert '). (5.) De gedeputeerdens van Delft, Leyden, Gouda, Rotterdam en Enkhuysen hebben verclaert niets voor te stellen te hebben. (6.) De gedeputeerdens van Amsterdam en Hoorn hebben versogt remboursement wegen derselver verschot, gedaen in de commissie, bij de voorgaende vergaderinge 2) opgedragen omme haer tot Alkmaar te transporteren, als hiervoren gemelt; bedraegen tsamen de somme van 47 gulden. Waerop gedelibereert zijnde, is goetgevonden en verstaen gemelte heeren te bedanken voor de genomene moeyten, in desen gedaen, en 't voorschreven verschot te voldoen, gelijk 'tzelve bij de respective leden aenstonts is betaelt geworden. Aldus gedaen, geresolveert en gearresteert binnen de stadt Gouda, ter plaetse bovengenoemt op den 16en July 1675. In kennisse bij d' opgemelte respective gecommitteerdens geteeckent. (Volgen de namen der gecommitteerden.) In kennisse van mij, A. van Groenendijck. Copie in register n°. 1135, 1 afd., G.-A. Delft. N°. 29. Notulen van de zeventiende vebgadeeing der lakenbereiders te rotterdam. 1677, jüli 15. (1.) Uyt crachte van den compromisse... zijn naer voorgaende aanschrijvinge, met advys ende approbatie van de heeren burgemeesteren ende regeerders der stadt Rotterdam, binnen dese stadt op de ordinaire tweejarige bijeencomste in den Doele gecompareert de naergenoemde gecommitteerdens, voorsien zijnde met behoorirjcke acte van authorisatie oft commissie: 1) Vgl. nos. 30 § 2 (1679), 31 § 2 (1681). 2) Vgl. n» 27 § 2 (1673). N«. 29. — 1677. 80 Dordregt: d'heer Jacob Norenburg, out-deken, Cornelis van Helmont, deken. Haarlem: Cornelis van Loon, deken, Hendrick Koning, overman. Delft: Nicolaas van der Boon, ) , . t, ,. , > hooftluyden. Frangoys van Beestmgh, ) * Leyden: Willem van Heemskerk, Pieter Fransz. Wildeman. Amsterdam: Jan Jacot, deken , Jan van Beanmondt, overman. Gouda: Jacobus van den Boogaart, ) \ . \ dekenan. ; Henrick Schoonhoven, ) Botterdam: Jan Barentsz. Loncq, \ Henrik van Dobbe, ( , „, , T „ > hooftluyden. Jan Rogge, l J Samuel Koopmans, ) Hoorn: Cornelis Abbekerk, out-schepen en deken, Tijs Cornelisz. Gras, overman. Enckhuysen: Juriaan Freexsz., ) , , T>-i urn i overluyden. Rijk Willemsz., ) J (2.) Alsoo bij die van de stadt Gouda aen die van Alkmaar de resolutie, binnen Gouda voorschreven genomen op den llen July 1675 is genotificeert en bekend gemaekt op hope en vertrouwen, dat daerdoor die van Alkmaar souden werden geproponeert om haer te voegen en te reguleren nevens de leden van deese vergaderinge, ende dat tot nog toe niet en is gebleken, dat bij die van Alkmaar eenige de minste teeckenen van concordantie aengewent ofte de leden van dese vergaderinge voorgekomen zijn, zulcx dat daerdoor de hooftluyden der laeckenbereyders van Rotterdam aijn gepermoveert geworden aen die van Alkmaar geen beschrijvinge te doen, waerop gedelibereert zijnde, is goetgevonden en geresolveert, dat andermael aen die van Alkmaar do voorschreven resolutie '), alsmede copie van desen zal werden gesonden, ende geconsidereert, dat de toerbeurte van de naest aen- 1) Vgl. n». 28 § 2 (1675). 81 N°. 29. — 1677. staende ordinare tweejarige vergaderinge volgens practijcque tot Alkmaar zoude behooren gehouden te werden, dat die van Alkmaar zullen werden versogt, gelijk zij versogt werden mits deesen, dat H. E. gelieve op de ordinaire wijze de uytschrijvinge te doen ende de vergaderinge te convoceren tegen den tweede Donderdag off anderen bequame daege in July des jaers 1679, ende ingevallfltfe heeren van Alkmaar de uytschr^yinge niet zouden gelieven te doen, dat in zulken cas de bijeencomste ofte vergadeïflS^W binnen de stadt Alkmaar op den Nieuwe Doele ten dage voorschreven onder het welgevallen van burgemeesteren der stadt Alkmaar voorschreven gehouden zoude werden en dat dese resolutie de leden zoude dienen in plaetse van uytschrijving '). (3.) De heeren van Amsterdam gevraegt, off gefondeert wasa), off binnen de voorschreven stadt laeckenbereyderswinckels werden gehouden, daervan den meester geen vrij meester is, hebben verclaert zulcx niet te zijn, ende in cas H. E. contrarie quamen të blij eken, dat zij zodanige winckels zouden tragten te weren. (4.) Bij die van Dordregt is geproponeert, alsoo de hooftluyden van het gilde binnen Botterdam aen die van Alkmaar hebben geommitteert uytschrijving van deese vergaderinge te doen, dat deselve in een boete behoorden gecondemneert te werden, ende zijn gevolgentlijk de hooftluyden van Botterdam over de voorschreven commissie gecondemneert aen den armen te betalen een goude ducaton. (5.) Die van de stadt Haarlem, Delft, Leyden, Amsterdam en Gouda hebben niet te proponeren. (6.) Bij die van Rotterdam is geproponeert, oft een leerknegt, die of hier oft in andere steeden bij een meester aengenomen ende voor twee agtereenvolgende jaren ingeschreeven is ende van zijn meester comende weg te loopen a) Hs.: zijnde. i) Vgl. nos. 13 § 7 (1647). 14 g 4 (1649), 15 g 2 (1651),, 16 e 3 (1653), 17 8 i (1«55), 18 g 12 (1657)', ld § 8 (1059^, 23§ 4 (1667), 24 g 5 (1669), 25 § 2 (1671), 27 § 2 (1673), 28 g 2 (1675), 30 \ 5 (1679)! Droogscheerderssynoden. 6 N°. 30. — 1679. 82 ende hem bij een ander meester in Holland verhurende, oft die meester niet gehouden zal zijn die knegt aen zijn vorige meester te restitueren, zoo ras als 'tzelve tot zijn kennisse zal gekomen zijn, opte boete, zoo hij contrarie; quam te doen, van 25 gulden, ende egter gehouden zijn die knegt uyt zijn dienst te laten gaen. Ende is 'tzelve met eenparige stemmen alsoo verstaen. (7.) Hoorn, alsmede Enkhuysen verklaren niet té pee-, poneren te hebben. Aldus gedaen, geresolveert ende gearresteert binnen de stadt Rotterdam in den Doele ende bij ons in kennisse der waerheyt geteyckent den 15en July 1677. (Volgen de namen der gecon^iiteerden.') In kennisse van mij, A. Couwenhoven. Copie in register n°. 1135, le afd., G.-A. Delft. N°. 30. Notulen vaij. de achttiende vergadering dee lakenbereiders te alkmaar. — 1679, Juli 13. (1.) Uyt cragte van den compromisse . . . zijn naer voorgaende aenschrijvinge, met advys ende approbatie van de burgemeesteren ende regeerders der stadt Alkmaar, binnen dese (stad) op d'ordinaire tweejarige bijeencomste in de Nieuwe Doele gecompareert de naergenoemde gecommitteerdens, versien zijnde met behoorlijcke acte van authorisatie ofte commissie: Dordrecht: Jacob Hars, j out-deeckens. Cornelis van Helmont, ) Haarlem: Cornelis van Loon, deecken, Mathijs Holthoven, vinder. Delft: niet gecompareert. Leyden: Pieter Hoogmade, ) nooftlieden. Josaias Huybregt, ) Amsterdam: Jan van Beaumont, ) overluyden. Jan Jacot, ) 83 N°. 30. — 1679. Gouda: Jacob van den Boogaart, ) deeckenen van 't cvBrjefc Deurhoff, f lakenbereydersgilde. Botterdam : Aart Verstolck, ) , .... , t ... ' , . > nooltlieden. •Jan Weymans Hendncxsoon, ) Alkmaar: Cornelis Tomasz. Joncker , ) Jan Lourisz. Ouwater, \ overluyden. Gerrit Pietersz. Hogelant, ; Hoorn: Cornelis Abbekerk, deecken, Frans Willemsz. Sleutel, overman. Enkhuysen: Jan Jansz. Gorter, > , 3 , ' y overluyden. Ysack Meyndertsz.,) (2.) Op de propositie van de heeren van Haarlem is eenpariglijk geresolveert ende gearresteert de voorgaende resolutie *), behelseude dat geene meesters eenige knegts, hetzij van binnen ofte buyten incomende, op haere winkels zullen mogen admitteren, tenzij deselve behoorlijcke doceren van haer leerbrieff, op een boete van 25 guldens bij zodanigh een meester te verbeuren, ende zullen hieroff in de respective steeden aen alle de meesters van de lakenneringe door de overluyden kennisse werden gegegeven tot haere narigtingen (3.) Op de propositie, van Amsterdam gedaen, is geresolveert, dat alle de comparanten, yder in den haere, zigh zullen informeren, off niet practicabel soude zijn, dat de laeckens, van Spaense wolle gemaekt, met drie waeters souden werden bereyt'), en dat zij hieroff binnen 1) Vgl. n». 28 § 4 (4675). 2) Vgl. nos. 25 § 4 en 26 (1674), 34 § 4 (4681). 3) De eerste en belangrijkste bewerkingen, die een laken bij de apprétise ondergaat, zijn het rouwen en scheren. Voor het rouwen wordt de geheele oppervlakte van het stuk met kaarden bewerkt, wat een dracht of tocht, en daarna geschoren — wat een snede wordt genoemd. Middelsoort lakens worden driemaal gerouwd, telkens met een groot aantal drachten, en driemaal geschoren, telkens dus met een aantal sneden. De telkenmale bijelkaar behoorende bewerkingen' van het rouwen en scheren heet een water. Men spreekt dus vaii lakens, die 2, 3, 4 of meer waters krijgen. (Vgl. Karmarsch, Hand-' boek der mechanische technologie, II, bl. 458). N°. 30. - 1679. 84 den tijt van 6 weecken bij missive zullen rescriberen aen de stadt van Amsterdam, met bijvoeginge van haer advysen omtrent deese saecken '). (4.) Bij die van Rotterdam geproponeert zijnde, oft eenige meester, in compagnie handelende en gesamentlijk een winckel houdende, meerder leerknegts- op de winckel mogen brengen als een meester, separatelijk winckel houdende, vermagh te doen, waerop geresolveert is zulcx niet te toleren, en werden die van Botterdam gerecommandeert zulcx in de haere te weeren. (5.) Op het versoek van die van Alkmaar is deselve geconsenteert omme als meedeleeden op deese vergaderinge te compareeren ende werden ook tot dien eynde ingetrocken de resolutiën, binnen de steede Gouda in den jaare 1675'), en Rotterdam in den jaare 1677 3) tot haeren lasten genomen, en is mitsdien gearresteert, dat de leerknegts ofte knegts, op de winckels binnen Alkmaar geleert off gestaen hebbende, in andere steeden behoorlijck zullen werden geadmitteert nevens anderen, waerop die van Alkmaar verders zijn gedispenseert van de boetens, bevoren tot haeren lasten gewesen, mits dat zij voortaen de ordinairis bijeencomste niet zullen onderlaten *). (6.) Vermits die van Delft zigh van deese vergaderinge hebben geabsenteert, werden deselve daerover ten behoeven van de armen deser stadt gecondemneert in een boete van 4 silvere ducatons 5). (7.) Dort, Leyden, Gouda, Hoorn, Enkhuysen verclaeren niet te proponeeren te hebben. Aldus gedaen, geresolveert en gearresteert binnen der stadt Alkmaar in de Nieuwe Doelen en bij ons in ken- 1) Vgl. nos. 31 § 8 (1681), 35 § 10 (1689), 36 § 3 (1691). 2) Vgl. n°. 28 § 2 (1675). 3) Vgl. n°;. 29 § 2 (1677). £ ^ 4) Vgl nos. -13 § 7 (1647), 14 § 4 (1649), 15 § 2 (1651), 16 § 3 (1653), 17 § 2 (1655), 18 § 12 (1657), 19 8 8 (1659), 23 §4(1667), 24 § 5 (1669), 25 § 2 (1671), 27 § 2 (1673), 28 § 2 (1675) 29 %.i (1677). 5) Vgl. n°. 31 § 2 (1681). 85 W. 31. — 1681. nisse der waerheyt geteeckent den 13en July 1679. (Volgen de namen der gecommitteerden). Copie in register n°. 1135, le afd., G.-A. Delft. N°. 31. Notulen van de negentiende vergadering dee lakknbeueiders te hoobn. — 1681, Juli 15. (1.) Uyt crachte van den compromisse... sijn na voorgaende aenschrijvinge, met advys en approbatie van de heeren burgemeesteren ende regeerders der stad Hoorn, binnen deselve stad op de ordinarisse tweejarige bijeenkomste in de Nieuwe Schuttersdoele gecompareert en verschenen de naergenoemde gecommitteerdens, voorsien ende gesterkt wesende met. behoorlijke commissie ende procuratiën: Dordregt: Dirk Snip, Cornelis van Helmond, ) Haerlem: Cornelis van Loon, deeken, Cornelis van Vollenhoven, overman van 't lakenbereydersgilde. Delft: Dirk Wybert, ) , . T i_ i. m . i hooftmannen. Lambregt Twent, ) Leyden: Hendrik Putman, deeken, Dirk van Peenen, hooftman. Amsterdam,: Jan Jacot, t , , t> i mi- i deekens. Barend Mms, ) Gouda: Jacobus van den Boogaert, ) ^ ^ Hendrik Schoonhoven, ) Botterdam: Christoffel Deynoot, ) t, TT* i > hooftluyden. Bonus Victor, ) J Alkmaar: Cornelis Thomas Jonker, } r> -i r>- i xt ï ji { hooftmannen. Gerrit Pietersz. Hooglandt, ) Hoorn: Arend Brouwer, ) r, . , tj , j tt ... / overluyden. Daniël Herpertsz. de Krijt, ) J Enkhuysen: Jan Toelanger, ) , , «r£ y,. , > overluyden. Wigger Pieters., ) J N°. 31. — 1681. 86 (2.) Geresumeert sijnde het geresolveerde binnen de stad Alkmaar '), waerbij die van Delft, vermits op de laeste bijeenkomste binnen de voorschreven stad niet sijnde verschenen, ingevolge van 't geresolveerde binnen de stad Botterdam dienthalven sijn beswaert te betalen 4 ducatons, ende daertoe aengemaent sijnde, soo hebben deselve nae eenige beleefde excusen de voorschreven 4 ducatons voldaen ende betaelt. (3.) De gecommitteerdens van Dort hebben gerefereert, dat haer is te vooren gekomen, dat de soonen van de meester lakebereyders ende andere, hare leerjaren wesende geëxpireert, veele malen haer proeff niet sijnde doende, ende voornamentlijk dat het soo wert gepractiseert in reguard van soonen, werende door deselve op hare ouderen winkel een andere knegt uyt de plaetse. Waerop sijnde gedelibereert, is verstaen, dat te desen opsigte elke stad sal blijven bij de gewoonte ende gebruyk, tot nog toe in den hare gepractiseert2). (4.) De gecommitteerde van Haerlem hebben gevraegt, of het geresolveerde tot Alkmaar a) al werd nagekomen, medebrengende dat geen gast(en) op eenige winkels sullen werden geadmitteerd, tensij deselve bevoorens komen te vertoonen de nodige acte, daerbij blijke, dat (sij) nae haer leerjaren de behoorlijke proeff hebben gedaen, op de boete van 25 ftê, ende dat daervan de vereyste kennisse aen de basen soude werden gegeven. Waerop alle de leeden hebben verklaert, dat het opgemelte poinct in den hare werd onderhouden *). (5.) De gecommitteerdens van Delft verklaren niet te hebben om voor te dragen. (6.) De gecommitteerdens van Leyden hebben voorgedragen, dat de gasten, van buyten inkomende van 1) Vgl. n°. 30 § 6 (1679). 2) Dé gildebrieven van de lakenbereiders in de verschillende steden bevatten voor de zónen der meesters geen bijzondere regeling voorzoover het afleggen van de proef betreft. 3) Vgl. n°. 30 § 2 (1679). 4) Vgl. n». 25 § 4 (1671), 26 (1671), 28 g 4 (1675), 30 § 2 (1679), 31 § 2 (1681). 87 N°. 31. — 1681. plaetsen, daer de proeff niet in geteuyk is, altans geadmitteert werden op een1 acte van bewijs van geleert te hebben het ambagt van de lakenbereyders ende off daertegen geen ordre behoorden te werden beraemt en deselve niet te mogen werden geadmitteert, voor en aleer de gasten sullen doceren haer knegtsproeff te hebben gedaen. Waerop^ sijnde gedelibereert, is verstaen, dat de knegts van buyten inkomende en begerende arbeyd, soo sullen deselve in geenen deele mogen werden geadmitteert/, tensij deselve de vereyste proeff hebben gedaen ende de acte van bewijs daervan getoont '). (7.) Op de communicatie, gegeven bij de heeren van Leyden, dat haer is aengescbreven onder dato den 17en Juny 1681 2) van de overluyden van 't lakenbereydersgilde tot Lubecq, dat Joghem Boddekker en desselfs soon Hendrik Boddekker sig aldaer qualijk hebben gedragen ende grootelijx tegens de nering en 't gilde aldaer gepecceert en dat (sij) geen leer- of proef brieven Van haer hebben ontfangen ende vandaer nae dese lande vertrokken, versoekende deshalven, dat dese alhier niet mogen werden geadmitteert, maer terugge gesonden ter plaetse van waer gekomen sijn, onder belofte van in gelijke gelegentheydt dat te verschuldigen, is goedgevonden, dat indien de voorschreven personen werk komen te begeren, deselve niet sullen werden geadmitteert, waervan de vereyste kennisse sal werden gegeven aen de basen in de respective stee den. (8.) De gecommitteerdens van Amsterdam hebben bekend gemaekt, dat (sij) ingevolge van de resolutie, binnen Alkmaar 3) genomen nopende de practijcque van de drie waters aen de lakens, van öpaense wolle gemaect, te geven, van sommige steeden nopende deselver consideratie sijn gedient ende van andere niet. Waerop is goedgevonden dit articule als niet practicabel 1) In de ordonnantiën der lakenbereiders van Leiden van de jaren 1657, 1670 en 1693 komen hierover geen voorschriften voor. 2) De brief ontbreekt. 3) Vgl. n». 30 § 3 (1679). N°. 32. — 1683. 88 wesende te ligten ende te laten aen yders welgevallen '). (9.) De gecommitteerdens der stad Gouda hebben verklaert niets te hebben om voor te dragen. (10.) Rotterdam ut supra. (11.) Alkmaar als boven. (12.) De gecommitteerdens van Enkhuysen hebben voorgedragen, dat knegts van de stad Enkhuysen bij manquement van arbeyd buyten deselve stad ten platten lande hebben gearbeyd ende, wederom arbeyd soekende in hare stad, te arbeyden geweert werden door de gasten, arbeydende in de voorschreven stad, ende gevraegt, of deselve sijn admissibel ofte niet. Waerop sijnde gedelibereert, is verstaen, dat in desen niet kan werden getreden, als betreffende yder in den zijnen daeromtrent ordre te stellen. Adus gedaen, geresolveert ende naer resumptie gearresteert binnen de stad Hoorn den 15en July 1681 ende te n oirconde dese bij de gecommitteerdens van de voorschreven respective steeden geteekent. (Volgen de namen der gecommitteerden.) Copie in register n°. 1135, le afd., G.-A. Delft. N°. 32. Notulen van de twintigste veegadeeing der lakenbereiders te ekkhuizen. — 1683, Juli 14. (1.) Uyt cragte van den compromisse zijn naar voorgaande aanschrijvinge, met advys ende approbatie van H. E. A. de heeren burgemeesteren ende regeerders des stadts Enkhuysen, binnen deselve stadt op de ordinaire tweejarige bijeenkomste in de Oost-Indische tooren gecompareert den naargenoemden gecommitteerdens, versien zijnde met behoorlijcke acte van authorisatie en commissie: 1) Vgl. nos. 35 § IQ (1689), 36 § 3 (1691). 89 N°. 32. — 1683. Dordrecht: d'heerLouwys vanNeurenburgh,) out- Willem van Hagen, j deeckens. Haarlem: Cornelis van Loon, deken, Hendrik Coningh, overman. Delft: Nicolaas van der Boon, ) Francoys Beestingh, \ hooftmansLeyden: d'heer Adriaan van Assendelft, deecken, Pieter Florisz. Wildeman, hooftman. Amsterdam: Joost Fellebier, ) Cornelis van Bijneveld, \ overluyde°Gouda: Hendrick Schoonhouwe, ) Servaas Fieme, \ deeckens. Botterdam: Johan Bogge, ) Jacobus van Ouwerkerck, j "ooftluyden. Alkmaar: de E. Johan Lourensz. Oudwater,) lakenGerrit Pietersz. Hogelant, \ copers. Hoorn: d'heer Cornelis Abbekerck, out-scheepen en deecken, Daniël Harp'è'iftsz. de Krijt, overman. Enkhuysen: Isak Meynertsz. Betten, ) Wigger Pietersz., j overluyden. Johan Toelanger, ) (2.) Geresumeert sijnde het geresolveerde, binnen de stadt Hoorn op den 15en July 1681 genomen '), is hetselve in zijn geheel gelaten. (3.) Bij die van Dordrecht wert geproponeert, dat haar is voorgecomen, dat binnen haren stadt de lakens haarmans en avereght werden geschrapt sonder geschoren te werden, en dewijle hetselve is een sake van prejuditie, vragende daarop, off hetzelve niet met alle kragt behoord geweert te werden; waarop omvrage gedaan zijnde, is goetgevonden en verstaan om hetzelve in alle de steeden met alle kragt te weren, en wie bevonden wert hetzelve te committeren, zal verbeuren telckens een somma van 25 guldens. (4.) Die van Haarlem verclaaren, dat zij niets van merite hebben te proponneren. 1) Vgl. n°. 31. N°. 32. — 1683. 90 (5.) Wert bij die van Delft voorgedragen, off niet dienstig was, dat indien gebeurde, dat een knegt zijn meester ofte winckel scholde ofte vilipendeerde, en soo hij off tot een ander meester oftë stadt overgirigh om wederom bij een ander meester te wercken, dat zoodanige persbon behoorde geweert en tot geen ander te werken, voor ende aleer hij tot den vorigen meester, die hij igéledeert heeft, is geranvooyeert, met denselven versoent ende het gilde van dien plaatse ofte stadt zal hebben satisfactie gegeven; waarop gedelibereert zijnde, is bij eenparigheyt van de presente leden goetgevonden en verstaan, dat indien zodanige delinquanten als vooren mogte werden gevonden, dat denselven tot den vorigen geledeerden meester zal werden gesonden en aan die geen ander werk zal werden gegeven, voor ende aleer (hij) met den geledeerden voorigen meester zal zijn versoent en aan het gilde van die plaatse, daar den meester woont, zal hebben vergenoeginge en satisfactie gegeven. (6.) Die van Leyden zeggen, dat zij niets hebben inne te brengen. (7.) Die van Amsterdam seggen mede, dat zij niets hebben voor te draagen. (8.) Die van de stadt Gouda seggen als vooren. (9.) Die van Rotterdam seggen als vooren. (10.) Die van Alkmaar seggen mede niet in te brengen. (11.) Die van Hoorn seggen mede als vooren. (12.) Eyndelijk geven die van Enkhuysen dese vergaderinge in bedenkinge, dat de wijle het tegenwoordigh alhier in ordre de laaste tourbeurte is, off dese vergaderinge naar het aloude gebruyk en usance wederom naar verloop van twee jaaren zal werden gecontinueert, dan off men deselve zal soecken te discontinueren, waarop gedelibereert zijnde, dat de discontinuatie van deese tweejarige vergaderinge groote misbruyke en disordres soude causeeren, is daarop bij eenparigheit van de presente leden (exempt die van de stadt Gouda, dewelken haarselven niet hebben cunnen verclaaren, off deese vergaderinge in toecomende zal werden gecontinueert ofte gediscontinueert, maar hebben aangenomen hetselve aan de heeren haaren principalen te zullen refereeren beneffens zodanige 91 Jïf.33. — 1685. consideratiën, als daartoe soude mogen specteren) goetgevonden ende verstaan omme deeze tweejarige bijeenkomste wederom als voor desen te doen continueren tot maintien van het lakenbereydersgilde. Aldus geresolveert ende naar resumptie gearresteert binnen de stadt Enkhuysen op den 14.™ July 1683 ende ten oirconden desen bij ons, ondergeschreven gecommitteerdens van den voorschreven respective steden, hier ondergeteeckent. (Volgen de namen der gecommitteerden). Copie in register n". 1135, le «ƒ'./., G.-A. Delft. N°. 33. Notulen van de een en twintigste vergadering der lakenbereiders te doedbecht. — 1685, Juli 16. (1.) Uyt kragte van den compromisse. .. sijn naar voorgaende aenschrijvinge, met advys ende approbatie van H. E. A. heeren burgemeesteren ende regeerders der stadt Dordregt, binnen derselve stad op de ordinarie tweejarige bijeenkomste in de Kloveniersdoele gecompareert de naergenoemde gecommitteerdens, versien sijnde met behoorlijke acte van authorisatie en commissie: Dordrecht: d'heer Jacob van Neurenbergh, d'heer Cornelis van Helmont, Jacob Benson, Herman van Bracht. Haarlem: Cornelis van Vollenhoven, ) ■ , „, .. TT ... ' > vinders. Matthys Holthoven, S Delft: Johan van Hermhuysen, ) ■ ï T , „ . t hooftmans. Johan Crul, \ Leyden: Justus Hogenhoeck, Johan Muysken. Amsterdam: Eduard Becker, ) , , Dirck Schaap, \ overluyden- Gouda: Jacobus van den Boogaart, overman, Hendrick Harles, deecken. N°. 33. — 1685. 92 Rotterdam: Christoffel Deynoot, ) hooftluvdèn G-ijsbert Pelt, tbWÊÖ S Alkmaar: Jan Lourisz. Ouwater, > hooftmannen. Gerrit Pieters. Hogelandt, ) Hoorn: d'heer Cornelis Abbekerk, deecken, Frans Willêmsz. Sleutel, overman. Enkhiiysen: Jeuriaan Freecq van Wilsum, Isaek Meynertsz. (2.) Geresumeert 'sijnde het laetste geresolveerde binnen de stadt Enckhuysen op den 14en Julii 1683, is hetselve geapprobeert ende in sijn geheel gelaten '). (3.) Bij die van Dordregt geproponeert sijnde, dat off wel bij verscheyde salutaire placcaten van H. H. M., tot voortsettinge van de laeckenbereyderije successivelijck ende nog laestelijck op den 4en Mey 16632) geëmaneert, wel stricffelijck was verboden het inbrengen in de Vereenigde Nederlanden van alderhande bereyde ende geverude wolle laeckenen, stametten, carsayen ende bayen, uytgesondert alleen de gemengelde couleuren, alsmede dat oock alle ingesetene van den voorn, landen bij deselve placcaten was geinterdiceert soodanige bereyde ende geverude laeckenen, stametten, carsayen en bayen van yemant, wie het oock soude mogen wesen, te koopen ofte verkoopen, niettemin dagelijckx bij ervaringe ondervonden wiert ende klaerblijckelijck gesien konde werden, dat niet alleen soodanige verbodene manufacture, directelijck strijdende tegens H. H. M. placcaten ende tot prejuditie van de gemeene laeckenbereyderije alhier te landen ende specialijck binnen dese provincie, met groote quantiteyt innegebragt, nemaer oock publyck vercogt wierde, gevende derhalven in bedencken, off niet bij alle d'leden van dese bijeenkomste op het serieuste wegens derselver gilde aen de respective regeeringe van de steden haerder residrotie behoorde te werden versogt, ten eynde door de favorable voorspraecke ende goede directie van H. E. A. het voorn. •1) Vgl. n°. 32. 2) Vgl. Groot-Placaetboeck, II, kol. 2923. 93 N°. 33. — 1685. placcaet van den 4en Mey 1663') gerenoveert ende naeukeurige ordre op de exercitie van dien tegens de contraventeurs gestelt mogte werden, waerop gedelibereert sijnde, is met eenparige stemmen goedgevonden ende verstaen, dat het geproponeerde van die van Dordregt op 't spoedigste werckstejligh sal werden gemaect. Ende hebben vervolgens ,alle de leden aengenomen het gerequifeerde versoeck tot renovatie van het gemelde placcaet voor de eerste ordinarys bijeenkomste van H. E. G. M. aen hare respective magistraten te sullen doen, op hope ende in verwagtingen, dat wegens H. E. G. M. alsdan ter Genera&tejrt;. de voors. renovatie sal werden geprocureerl^Ja^ (4.) Voorts aen de gecommitteerdens van de respective laeckenbereydersgilden van Haerlem, Delfft, Leyden, Amsterdam, Gouda, Rotterdam, Alckmaer, Hoorn ende Enckhuysen ordentelijck omgevraegt sijnde, off yetwes anders tot beneficeringe van de voorn, laeckenberijderije hadden voor te dragen, is bij deselve in ordre geantwoort, dat voor dese mael nietwes van meriten hadden te proponeren. (5.) Waerop bij die van Haerlem genotificeert sijnde, dat over twee jare .de eere van dese bijeenkomste ende vergaderinge soude afwagten en dat sorge soude dragen, dat de leden tijdelijck daervan te vooren soude werden verwittigt, is dese vergaderinge daerop gescheyden ende gedimitteert. Aldus gedaen, geresolveert ende naer resumptie gearresteert binnen de stadt Dordregt op den 16en JuliL.1685 ende ten oirconde dese bij ons, ondergescreven gecommitteerdens, onderteyckent. (Volgen de namen der gecommitteerden.) Copie in register n°. J135, le afd., G.-A. Delft. 1) Vgl. Groot-Placaetboeck, II, kol. 2923. 2) Vgl. nos. 34 § 3 (1687), 35 § 4 (1689), 36 § 2 .(1691). N°. 34. — 1687. 94 N°. 34. notulen van de twee en twintigste vergadering der lakenbereiders te haarlem. — 1687, Juli 15. (1.) Uyt kraghte van den compromisse . .. sijn naer voorgaende aen- en uytschrijvinge, met advys en approbatie van de heeren burgemeesteren en regeerders der stad Haerlem, binnen deselve stad op het Princenhoff aldaer op d'ordinaire tweejarige bijeencomste geebmpareert en verschenen de naergenoemde gecommitteerdens, voorsien en gesterkt wesende met behoorlijke commissie envolmacht van de heeren haere respective principalen: Dordrecht: Herman van Braght, ) , »«■ m.£J*n • i deeckenen. 1 Matthijs Toussain, ) Haarlem: Cornelis van Loon, deecken, Hendrik Coning, \ Cornelis van Vollenhoven, > vinders. Matthijs Holthoven, ) Delft: Lambert Twent, Symon Haverlingh, Leyden : Pieter Wildeman, Jacob Hennebo. Amsterdam: Barent Elias, Cornelis van Bijneveld. Gouda: Jacobus van den Boogaart, Hendrick Schoonhoven. Botterdam: Johan Claarhout, ) . „, , „..„ T. .. > hooftluyden. Willem Verwij, ) Alkmaar: Jan Louris Ouwater, Gerrit Pieters. Hogeland. Hoorn: Frans Willemsz. Sleutel, ) ld Volckert Akersloot, ) ^ Enkhuysen: Juriaan Freecks. van Wilsum, Dirck Jansz. Gorter. (2.) Eerstelijck geresumeert en gelesen de laetste resolutie, tot Dordrecht genomen op den 16en Julii 1685 hooftmans. 1) Vgl. n°. 33. 95 Nfcgfté. — 1687. (3.) Dordrecht. Op de propositie van de gecommitteerdens van Dordrecht aen de leden in omvrage gebracht sijnde, of (sij) eenige devoiren hebben aengewent tot renovatie van de placate van H. E. H. M. van den 4™ May 1663 >), in conformité van de resolutie, laetst tot Dordrecht genomen *) tot weringe van 't inbrengen in de Vereenigde Nederlanden van alderhande bereyde en geverfde wollen lakenen, stametten, carsayen en bayen etc, verclaren eenpariglijck haer best te hebben gedaen bij haer respective magistraten, waerop echter geen effect is gevolgt, dogh is wederom geresolveert en goetgevonden bij aAle de gecommitteerden gesamentlijck om uyt allen haer namen een schriftelijcke requeste aen H. E. G. M. te presenteren 8) met ernstig versoeck, dat de gemelte placate van den 4™ Mey ') ten spoedigste mogt werden gerepoveert <). (4.) Haerlem. Geproponeert sijnde, dat soo 't gebeurd*/ dat de leerknechten van die stad, waerinne sij haer twee jaeren gewerckt en aldaer haer knèëhtsproef hebben gedaen, alwaer sij oock nog een jaer voor knecht verbonden sijn te dienen, eer sij tot de meestersproeff mogen werden geadmitteert, of in sulcken gevalle deselve soude vermogen even naer 't doen van hun knechtsproeff te gaen naer een andere stadt en aldaer hun meestersproef te doen en dan sich wederom naer de eerste plaetse begeven, daer sij domicilium sijn houdende, waerop sijnde gedelibereert, is verstaen, vermits tot het nemen van een finale resolutie de stemmen staecken, dat de gecommitteerdens op de toecomende bijeencomste haer heeren principalen dit voorenstaende geproponeerde sullen moeten communiceren, vertonen en versoecken daerop nader te mogen werden gelast, omme alsdan sodanigh te resolveren, als 't voordeel van de gemeene lakenbereydérije requireert en vereyst *). 1) Vgl. Groot-Placaetboeck, II, kol. 2923. 2) Vgl. n». 33 § 3 (1685). -3) Dit rekest was bij het houden van de volgende vergadering te Delft nog niet verzonden; vgl. n°. 35 § 4 (1689). 4) Vgl. nos. 35 § 4 (1689), 36 § 2 (1691). 5) Vgl. n». 35 § 5 (1689). N°. 35. — 1689. 96 (5.) Delft. Hebben niets te proponeren als verdocht tegen ofte'over twee jaeren de eer van dese bijeencomste, Waervan tijdelijck advertentie sal gesehieden. (6.) Leyden. Oock niet voor te dragen. (7.) Amsterdam. Ut supra. (8.) Gouda. Als voren. (9.) Rotterdam. Mede niets te proponeren. (10.) Alckmaer. Ut supra. (11.) Hoorn. Ut supra. (12.) Enckhuysen. Ut Supra. Aldus gedaen, geresolveert en gearresteert binnen dese stad Haerlem en aldaer op de sael van 't Princenhof den 15en Juli' 1687 des t' oirconden bij de voorn, gecommitteerdens ondertekent. (Volgen de namen der gecommitteerden.) In kennisse van mij als secretaris der stad Haerlem, J. Akersloot. Copie in register n°. 1135, 1° afd., G.-A. Delft. N°. 35. Notulen van de drie en twintigste vergadering der lakenbereiders te delft. — 1689, jüli 12. (1.) Uyt cragte van de compromisse . . . zijn naar voorgaande aan- ende uytschrijvinge, met advys ende approbatie van de heeren burgemeesteren ende regeerders der stadt Delft, binnen deselve stadt op den Doele aldaar op de ordinairis tweejarige bijeencomste gecompareert ende verscheenen de uaargenoemde gecommitteerdens, voorsien ende gesterkt wesende met behoorlijcke commissie ende volmagt van de heeren hare respective principalen : Dordrecht: d'heer Cornelis van Helmont.) Harman van Bragt, \ deeckenen- Haarlem: Cornelis Vollen hoven, ) Mathijs Holthoven, \ vinders- \ 97 N°. 35. — 1689. Delft: d'heer Mr. Maarten Hogenhoeck, raat ende scheepen derselver stadt, mitsgaders deecken, Nicolaas van der Boon, Jobannes Crul, Lambert van Twent, Simon Haverlingh, deecken ende hooftluiden. Leyden: Abraham Clignet, Willem de Vogel. Amsterdam: Eduard Becker, Pieter van Castricum. Gouda: Hendrick Schoonhoven, Jan Fijmer. Rotterdam: Niclaas Verbrugge, ) , n - u cv n f kooftluiden. Gijsbregt van Schellen, ) Alkmaar: Jan Louwrisz. Ouwater, Gerrit Pietersz. Hooglant. Hoorn: Dirck Jansz. Luyts, ) , j _ . „ i overluyden. Louns Brouwer, ) Enkhuysen: Isaecq Meyndersz. Betten, Juriaan Freecksz. van Welsum. (2.) Eerstelijk geresumeert ende gelesen de laeste resolutie, tot Haerlem genomen op den 15en July 1687'). (3.) Is in omvrage gebragt, off de gecommitteerdens wegens stadt van Amsterdam, te laet ende na sijnde gecomen, niet en waren vervallen in de ordinairis boete. Is goetgevonden, om redenen dat deselve met het slaen van negen uuren airede in den Doele waren, dogh niet in de plaets van de vergaderingen, dat deselve voor dese malen zullen betalen ten behoeven van den armen de somme van 3 gulden 3 stuyvers. (4.) Mede in omvraege gebragt, off de requeste2), dewelke goetgevonden was op de laetste vergaderingh binnen Haerlem ') te presenteeren aan H. E. G. M. de heeren Staten van Hollant en West-Vrieslant tot het verhinderen van het innebrengen van bereyde ende geverfde laeckenen, stammetten, carsayen ende bayen etc. in desen 1) Vgl. n». 34 (1687). 2) Vgl. n». 34 § 3 (1687). Droogscheerderssynoden. 1 N°. 35. — 1689. 98 lande, (was gepresenteert) ende daerop bij de gecommitteerdens wegens de stadt Haerlem wesende gerapporteert, dat de voorschreven requeste onder den pensionaris derselver stadt was berustende ende dat ook deselve requeste met de eerste gelegentheyt, in cas hetselvige nog nieten was geschiet, soude werden gepresenteert, zijn dezelve gecommitteerdens bij de vergaderinge voor de airede genomene moeyten bedankt ende wijders versogt, dat deselve haer devoiren daerontrent ende het expidieren van dien nogh verder gelieffden aen te wenden'). (5.) Ingevolge ende tot voldoeninge van 't geresolveerde van over twee jaren binnen de stadt Haerlem in propositie wesende gebragt, off de leeden respectivelijk het sentiment van derselver heeren principalen hadden ingenomen, namentlijk hoe ende in wat voegen behoorde te werden gepractiseert omtrent personen, dewelcke de meesterdejn een van de thien steeden van Hollant ende West-Vrieslant, dese vergaderinge composerende, willen exerceren, waer deselve haar proeff zullen gehouden wesen te doen, is bij de negen leden goetgevonden, dat ymant zijn leerjaren hebbende voldaen, tot het doen van zijn proeff in geen andere stadt zal werden geadmitteert, als waar deselve zijn domicilium is houdende2). De gecommitteerdens van de stadt Leyden hebben geadviseert te persisteren bij haar vorige ordonnantie en practijcquen, in haar stadt geobserveert3). (6.) Dordrecht. Is bij de gecommitteerdens verclaert voor het jegenwoordige niet te hebben om te proponeeren. (7.) Haarlem ut supra. (8.) Delft ut supra. (9.) Ijeyden. Niet anders te hebben als de bijeencomste van dese vergaderinge over twee jaren binnen deselve stadt te versoucken. (10.) Amsterdam. Is bij de gecommitteerden voorge- 1) Vgl. nos. 33 § 3 (1685), 34 § 3 (1687), 36 § 2 (1691). 2) Vgl. n°. 34 § 4 (1687.) 3) Te Leiden was geen tijd voorgeschreven, die moest verloopen tusschen het afleggen van de knechts- en de meesterproef. 99 N°. 35. — 1689. slaegen, off geen middelen zouden connen uytgevonden werden tegen het qualijck bereyden van de laeckenen binnen deese provincie. Ende nadat eenige expediënten waren voorgeslagen, namentlijk dat de hooftluyden in yder stadt behoorden te werden gequalificeert tot het visiteren van de winckels ende de misbruycken omtrent het bereyden met eenige boetens te mulcteren, item off niet, gelijck van de draperie, een balie ofte keure van de bereyderije mede behoorde te werden opgerigt1), alsmede off de laackenen, van Spaanse wolle gemaaktz), niet minder als met drie wateren3) behoorden te werden bereyt, is goedgevonden daarover op de naaste bijeencomst nader te delibereren, ende werden de leeden versogt daarop gereet te comen ende hare gedagten op nader expedièritèh te laten gaan *). (11.) Gouda. Is bij de gecommitteerdens verclaart jegenwoordigh geen subject te hebben om eenige propositie te doen. (12.) Rotterdam ut supra. (13.) Alkmaar. Is bij de gecommitteerdens mede geen verdere propositie gedaen. (14.) Hoorn. Hebben de gecommitteerdens insgéïijcx verclaert geen materie van verder propositie te hebben. (15.) Enkhuysen. De gecommitteerden hebben verclaert mede geen poincten te weten, dewelcke eenige verdere deliberatiën soude meriteren. Aldus gedaen ende gearresteert binnen de stadt Delft. Aldaer in den Nieuwe Doele den 12en July 1689 ten 1) In tegenstelling met de overige deelbewerkingen van het laken stond het scheren in geen der Hollandsche steden onder directe stedelijke controle; de lakenbereiders behoorden dus niet tot de organisatie van een der hallen. De verklaring hiervan is waarschijnlijk' deze, dat in de middeleeuwen het lakenbereiden niet meer door den producent (drapenier), maar op last van den kooper geschiedde; vgLjmjn Leidsche Lakenindustrie, I, bl. 67. 2) Vgl. nos. 30 § 3 (1679), 31 § 8 (1081), 30 § 3 (1691). 3) Vgl. hiervóór, bl. 83, noot 3. 4) Vgl. n°. 36 § 3 (1691.) N°. 36. — 1691. 100 oirconden desen bij de voorschreven gecommitteerdens onderteeckent. (Volgen de namen der gecommitteerden.) In kennisse ende presentie van mij, secretaris der stadt Delft, H. Vockestaart. Copie in register n°. 1135, le afd., G.-A. Delft. N°. 36. Notulen van de viee en twintigste veegadeeing dee lakenbereiders te leiden. — 1691, juli 17. (1.) Uyt kragte van den compromisse ... sijn naer voorgaende aen- en uytschrijvinge, met advis en approbatie van de heeren burgemeesteren en regeerders der stad Leyden, binnen deselve stad in 't lakenbereyders giidenhuys in den Bogaertsteeg op de ordinaris tweejarige bijeenkomste gecompareert ende verscheenen de nagenoemde gecommitteerdens, voorsien ende gesterkt weesende met behoorlijke commissie en volmagt van de heeren haere respective principalen: Dordrecht: Louis van Neurenburg, Dionisius van der Keessel. Haerlem: Cornelis van Loon, Heynderick Koning, Delft: Dirk Wijbert, Frans van Hurk. Leyden: Johan Poelaart, Josias Huybregt, Justus Hogenhoek, Jacob de Tombe, Abraham Clignet. Amsterdam: Barent Eliasz., Eduart Becker. Gouda: Jacobus van den Bogaart, Hendrik de Vogel. Botterdam: Johan Claarhout, Willem Verwey. Alcmaer: Gerrit Pietersz. Hogelant, Jan Laurisz. Ouwater. 101 N°. 36. — 1691. Hoorn: Volckert Aakerslooth, Laurens Brouwer. Enckhuysen: Dirk Gorter, Juriaen Frederiks van Wilsem. (2.) Eerstelijk geleesen de jongste resolutie, op den 12eD July 1689 tot Delft genomen behelsende onder anderen, dat de heeren van Haerlem requeste souden doen presenteeren aen H. E. Gr. Mo. om de saken ter Generaliteit daerheenen te helpen dirigeren, dat de placcaten van H. H. Mo. tot weeringe van het inbrengen van bèréyde en geveruwde lakens, stametten, karsayen en bayen in observantie soude mogen werden gehouden 2). Over het presenteren van welke requeste de gecommitteerdens van Haerlem gesommeert sijnde, hebben deselve extract uyt de resollftie van H. H. Mo., genomen op den 4en February 1688 *), geëxhibeert, bij dewelke de saak in terminis soo is verstaen, waerop de gecommitteerdens van Haerlem naer gedane omvrage over haer moeyten, ten desen genomen, zijn bedankt, ende eenparig verstaen is aen de voorn, resolutie voldaen te sijn. (3.) Is vervolgens in omvrage gebragt de propositie, bij de gecommitteerdens van Amsterdam gedaen, in de voorige resolutie van 12 July 1689 begreepen 4), bij dewelke deselve in bedenken hebben gegeeven, of niet de hoofdluyden in yder stad behoorden te werden gequalificeerd tot het visiteren van de winkels en de misbruyken omtrend het bereyden met eenige boetens te mulcteren; item of niet, gelijk van de draperye, een halle ofte keure, rakende de bereyderije, meede behoorde te werden opgerigt, alsmeede of de lakenen, van Spaanse wolle gemaekt6), niet minder als met drie wateren behoorde te werden bereyd, waeromtrend de leeden gesommeert sijnde om haer desen aengaende te expliceren, hebben alle eenpaarlijk verstaen hetselve inpracticabel te sijn. •1) Vgl. n°. 35. 2) Vgl. nos. 33 § 3 (1685), 34 § 3 (1687), 35 § 4 (1689). 3) Vgl. Resol. Staten-Generaal, 1688, bl. 65. 4) Vgl. n». 35 § 10 (1689). 5) Vgl. nos. 30 § 3 (1679), 31 § 8 (1681), 35 § 10 (1689). N°. 37. — 1693. 102 (4.) Is wijders de gecommitteerdens van Dordrecht gevraegt, of (sij) jegenwoordig ietwes verder hadden te proponeren, waerop deselve kennisse hebben gegeeven, dat eenen Pieter van der Gijsen, bij deeken ende hbofdluyden in een boete gecondemneert sijnde, deselve uytspraek niet hadde gepareert; versoekende, dat deselve, soolang hij in gebreeken blijft de voorschreven boeten te voldoen, inmiddels in geen van de steeden, uyt dewelke dese vergaderinge werd gecomposeert, of eenige winkels tot het werken soude mogen werden geadmitteerd. Waerop naer gedane omvrage aen de verdere leeden, is de voorschreven propositie niet alleen in reguarde van dit particulier geval goedgevonden ende toegestaen, maer meteenen verstaen van gelijke voorvallen bij desen een generale wet te maken. Verklarende die van Dordrecht niet verders te proponeren te hebben. (5.) Haarlem slaet voor, of ymant anders disch en schaer in huys soude mogen hebben dan die zijn meesterproef gedaan heeft, waerop goedgevonden is van neen. Verklaard wijders niet voor te stellen te hebben. (6.) Delft verklaerd haer geen subject tot eenige verdere deliberatie voor te komen. (7.) Leyden als boven. (8.) Amsterdam segt niet anders te hebben als. de bijeenkomste van dese vergadering over twee jaren binnen deselve stad te versoeken, die daervan nader kennisse sullen geeven. (9.) Gouda heeft niets te proponeren. (10.) Rotterdam insgelijks. (11.) Alkmaar als voren. (12.) Hoorn ut supra. (13.) Enckhuysen ad idem. Aldus gedaen en gearresteert binnen de stad Leyden op de gildekamer in de Boogaertsteeg den 17en July 1691. {Vólgen de namen der gecommitteerden.) Copie in register n°. 1135, le afd., G.-A. Delft. 103 N°. 37. — 1693. N°. 37. Notulen van de vijf en twintigste vergadering der lakenbereiders te amsterdam. — 1693, Juli 7. (1.) Agtervolgens authorisatie ende magt, gildensVvtói de laekenbereydery#?uh de respective steden van Hollant ende West-Vrieslant.... verleent sijn naer voor¬ gaende uytstftlllflvinge, met advys en approbatie van de heeren burgemeesteren ende regeerders der stadt Amsterdam, binnen de voors. stadt op de bovensael van het Oude Heerenlogement op de ordinaris tweejarige bijeenkomst gekompareert en versohenen de naergenoemde gecommitteerden, voorsien en gesterckt met behoorli|S!rö commissie en volmagt van de heeren hare respective magistraten en principalen: Dordrecht: MatthflèldS^ijn, Jacob Renson. Haarlem: Hendrick Coninck, Matthijs Holthoven. Delft: Symon Haverlingh, Wouter Wij bert. Leyden: Abraham Clignet, Symon Drolenvaux. Amsterdam: Nicolaas van der Haagen, Pieter van Castricum, Gerrit Annes de Boer, Cornelis van Rijneveld, Jacob del Court. ïGouda: Jacobus van den Boogaert, Hendrlok Schoon&ouven. Botterdam: Christoffel Dij noot, Gijsbert van Pelt. Alkmaar: Gerrit Pietersz. Hoogland, Jan Louris Ouwater. Hoorn:'Jan de Krijt. Enkhuysen: Jan Toelanger, Wouter Tulp. N°. 37. — 1693. 104 (2.) Ende is eerstelic gelesen de resolutie, over twee jaren gehouden tot Leyden in dato 17 July 1691'). (3.) Dort heeft niet in te brengen. (4.) Ten tweede is bij de gecommitteerden van de stadt Haerlem gesegt op het versoeck van de kaertebollen, door die van Amsterdam bij missive gedaan 2), (dat sij hetselve) hadden opgevolgt, mitsgaders het verbodt van met 6 droogscheerdersgasten te laten wercken. (5.) Delft heeft niet te proponeren. (6.) Ten derden is bij de gecommitteerden der stadt Leyden geproponeert en in. consideratie gegeven, of niet eenen Dirck Coelman, alias de Breemer, tot Leyden gebannen en alhier voor meester werckende, behoorde aen haer gildt satisfactie te geven. De saecke in omvraege geleyt sijnde, is alsoo met eenparigheyt van stemmen voor goet gekeurt *). (7.) Ten vierden (is) bij die van Leyden geproponeert, dat sij van der sijden hadden verstaen, dat alhier eenige gasten wercken, die geen behoorlijke proeff hadden gedaen, daertegens die van Amsterdam aengenomen hebben te vigileren. (8.) Ten vijfden bij die van Amsterdam voorgedragen sijnde, of men niet behoorde allerley vreemde gasten, Hamburgers niet uytgesondert, die behoorlijcke documenten hebben, te admitteeren a), dewijl de gasten tegens de Hamburgers in oppositie komen en met deselve niet wercken willen hier ofte elders, niettegenstaende aldaer een gereguleert gilde is en door de magistraet van Hamburg aen de Heeren van Amsterdam sulx bij missive *) is versogt, is naer gehoudene deliberatie' en gedaene omvrage geresolveert ider in sijn stadt bij de magistraet te versoeken, dat de heeren gecommitteerden ter dagvaert van de heeren Staten van Hollandt ende West-Vrieslant o) Het hs. heeft: te werden geadmitteert. 1) Vgl. n». 36. 2) Het schrijven ontbreekt. 3) Vgl. n». 38 § 3 (1695). 105 N°. 38. — 1995. in mandatis mogen hebben om daer te bewercken, dat de placcaten, die het wercken van alle vreemde gasten toelaten, sullen werden gerenoveert, en is verders geresolveert alle keuren en ordonnantiën strictelijck te executeren (9.) Ten sesden. De gecommitteerden der stadt Gouda seggen niet anders te hebben als de bijeenkomste van dese vergaderinge over twee jaren binnen deselve stad te versoeken, die daervan nader kennisse sullen geven. (10.) Ten sevenden (is) bij de gecommitteerden van Rotterdam versogt aen die van Leyden en Amsterdam om eenige quaetwillige gasten, bij haer genoemt, het werck te verbieden, 't welck reets ten deele is gedaen en nogh is aengenomen te doen. (11.) Alcmaer. Niets te proponeren. (12.) Hoorn ut supra. (13.) Enchuysen ut supra. Aldus gedaen, geresolveert ende gearresteert binnen de stad Amsterdam ter plaetse bovengenoemt op den 7den July 1693. En is desen in kennisse der waerheyt bij de respective gecommitteerden ondertekent. (Volgen de namen der gecommitteerden.) Copie in Portef. Lakenbereydersgilde 1646—1791, G.-A. Rotterdam. N°. 38. Notulen van de zes en twintigste veegadebing deb lakenbebeidees te gouda. — 1695, jüli 12. (1.) Uyt cragte van den compromisse . . . zijn naer voorgaende aen- ende uytschrijvinge, mit advis ende approbatie van de heeren burgemeesteren ende regeerders der stadt Gouda, binnen deselve stadt in 's Heerenlogement op de tweejarige bijeencomste gecompareert ende verscheenen de naergenoemde gecommitteerdens, voorsien 1) Vgl. n°. 39 § 4 (1697). N°. 38. — 1695. 106 ende gesterkt met behoorlijcke commissiën ende volmagt van de heren haere principalen: Dordrecht: Harmen van Bragt, deken, Harmen Enckelens, agtman. Haarlem: Hendrick Coningh, ) . Cornelis Vollen hoven, ) Delft: Niclaas van der Boon. ) Lambert Twent, '\ hooftmannen- Leyden: Symon Drolenvaux, ) hooftluyden en Frans van Cingelshoeck, j dekens. Amsterdam: Barent Elias, Eduard Becker. Gouda: Jacobus van den Boogaart, overman, Hendrik de Vogel, ) H„ ., .. f dekens, armen de Comng, ) Rotterdam: Johan Bogge, ) n v t> ( hooftluyden. Cornelis Boscam, ) J Alkmaar: Jan Lourisz. Ouwater, ) t r> -i tt i x c hooftmannen. Jan Gerritsz. Hogelant, ) Hoorn: Jan de Krijt, ) Douwe Backer, \ °^rluyden. Enckhuysen: Juriaan van Wilsum, ) * . Joan Toelanger, \ ^erluyden. (2.) Ende is eerstelijk gelesen de resolutie, over twee jaren gehouden tot Amsterdam, in dato 7 July 1693 (3.) Op het nader versoeck van de gedeputeerdens der stadt Leyden, gedaen in de voorgaende vergaderinge tot Amsterdam, raekende Dirck Coeleman, alias de Bremer, tot Leyden gebannen, hebben de gedeputeerdens van Amsterdam aangenomen den voorschreven Coeleman te doen constringeren aan die van haer gilde nader satisfactie te doen 2). (4.) De gedeputeerdens der stadt Dordrecht hebben vriendelijk versogt, dat de gedeputeerdens van Leyden haer eenige openinge gelieffden te geven, in wat voegen zijluyden hadden geprocedeert in de saecken van Jan 1) Vgl. n°. 37. 2) Vgl. n°. 37 § 6 (1693). 107 N°. 38 — 1695. Jansz. de Jonge, die daerop hebben verclaert, dat zijluyden de voorschreven de Jong erkennen voor een vrij gast, gelijk ook alle andere vrij gasten zijn bekent, uytgesondert Casper Cent en Michiel van Bommel, dewelcke, daerover in de boete gecondemneert zijnde, (sij) naderhand van gelijcken voor een vrij gast hebben erkent. (5.) De gedeputeerdens van Haarlem hebben verclaert voor het tegenwoordige niets (te) hebben te proponeren. (6.) Is bij de gedeputeerdens van Delft voorgedraegen bij form van vraege, ofte in andere steeden eenige persoonen buyten het laeckenbereydersgilden haer bemoeyden met laeckens, stametten en carsayen ende verders zodanige goederen, als aen de laeckenbereyderije dependeert, te ramen ofte aen te slaen, waerop omgevraegt zijnde, is eenpariglijk geantwoort, dat 'tzelve yder in den hare niet anders als bij de gildebroeders wert gedaen. (7.) Is bij de gedeputeerdens der stadt Leyden voorgesteld, alzoo daagi^ox wort gesien ende vernomen de ongelooflijke quaatiteyt van vreemde witte bereyde laackenen, die inkomen1), tot groote prejuditie van onse manufacture en affbreuk van zooveele arme droogscheerdersgasten, die daardoor het broodt uyt de mont wert genomen, altemael strijdig tegens het verbot ende de placcaten van onse hooge souveraine, die van tijt tot tijt 2if»f hernieuwt ende gepubHceert, als van den l^n October 16142), van den 6en Maart 1643 3), den 30en December 1650 *) ende van den 4.™ Mey 1663 5), waarbij verbooden wert het incomen in dese provincie van alderhande bereyde en geverwde laeckenen, uytgezondert de gemengde coleuren. Waarop gedelibereert zijnde, is bij eenparigheid van stemmen goetgevonden ende verstaen, dat de respective 1) De gepubliceerde statistieken van den invoer in Amsterdam (1667/68) en Rotterdam (1680) bevatten over dezen verboden invoer uitteraard geen opgaven. 2) Vgl. Groot-Placaetboeck, I, kol. 1170. 3) Ibid., I, kol. 1170. 4) Ibid., I, kol. 1170. 5) Ibid., II, kol. 2923. N°. 39. — 1697. 108 gedeputeerdens yder aen haere heeren principalen de voorschreven gedaene voorstellingen zullen communiceren ende meteenen zeer serieuselijken versoeken, ten eynde door H. E. recommandatie de placcaten, hiervooren geroert , mogten werden in 't werk gesteld (8.) De gedeputeerden der stadt Amsterdam hebben verclaert voor het tegenwoordige niets (te) hebben te proponeren. (9.) Gouda ut supra. (10.) De gedeputeerdens der stadt Rotterdam seggen niet anders te hebben als de bijeencomste van dese vergaderinge over twee jaren binnen haer stadt te versoeken. (11.) Alkmaar, Hoorn ende Enkhuysen als Amsterdam en Gouda. Aldus gedaen, geresolveert ende gearresteert binnen de stadt Gouda, ter plaetse bovengenoemt, op den 12en July 1695. In kennisse bij de opgemelte gecommitteerdens geteeckent. (Volgen de namen der gecommitteerden.) Copie in register n°. 1135, le afd., G.-A. Delft. N°. 39. Notulen van de zeven bn twintigste vergadering deb lakenbereiders te rotterdam. 1697, Juli 17 *). (1.) Uyt crachte van den compromisse . .. zijn naer voorgaende aen- en uytschrijvinge, met advis ende appro- 1) Vgl. n». 39 § 3 (1697). 2) Achter deze notulen volgt een korte uitzetting van den loop der vergaderingen: „17 July 1697. Per memorie dient, dat dese vergaderinge alle twee jaeren in een van de voors. tien steden werd beleyt en sulx alle 20 jaer eens in dese stadt eens, wanneer de hooftluyden een secretaris deser stadt versoecken om haar te assisteren, dewelcke sijn plaetse bovenaen neemt en de verdere gecommitteerden ider- nae de rangs van sijn 109 N°. 39. — 1697. batie van de heeren burgemeesteren ende regeerders der stadt Rotterdam, binnen deselve stadt in de Doele op de tweejarige bijeencomst gecompareert ende verscheenen de naergenoemde gecommitteerdens, voorsien ende gesterckt met behoorlijcke commissiën ende volmagt van de heeren haere principalen: Dordrecht: capitein Herman van Bragt, Sr. Gerard Hubert, deecken ende out-deeken van 't lakenbereydersgilde binnen de voorsz. stadt. Haerlem: d'heer Hendrick Coningh, raad ende outscheepen der voorsz. stede, Cornelis Vollenhoven, vinders van 'tlakenbereydersgilde binnen de voorsz. stadt. niA u T, i 1 hooftmans van 't lakenbe- üeltt: Frans van Hurch , f , .,, , . n 1" i reydersgüde binnen de Willem van Scme, \ f , ; voorsz. stadt. stadt, eerstelijck de gecommitteerden van die stadt, daar de tourbeurt van de tweejarige vergaderinge is, en vervolgens Dort, Haerlem en soo voort. Eerstekjeli''word de laeste resolutie, die twee jaeren te vooren genomen is, gelesen en omgevraagt, off daer eenige remarques op sijn. Vervolgens wordt ge vraagt, off ymand van de respectieve gecommitteerde yetwes tot beneficering van de lakenbereyderij heeft voor te «tellen of enige klagten tegen de gasten in te brengen ofte een ordre te bekomen, en soo yetwes werd voorgestelt, werd hetzelve in omvrage gebragt en, conclusie genomen zijnde, werd hetselve door den secretaris gëextendeert ende, geresumeert sijnde, werden die resolutiën door de respective gecommitteerden ondertekent, alsmede door den secretaris en werd aen ider stadt een copye authentijk gegeven, waarvoor den secretaris ordinaris voor salaris geniet van'ider copye 3 gulden 3 stuivers. De voors. gecommitteerden werden door de hooftluyden deser stadt getracteert op haar. kosten twee dagen achter den anderen, eenen dage met vleys, den tweeden dage met vis. De gemelte hooftluyden sijn ordinaris door de regeringe gesubsidieert met eene somme van 150 guldens, hetwelck dit jaer wat is geaugmenteert geworden, vermits de dierte van de wijn en hebben tot subsidie genoten f250. zonder in eenige consequentie te wecken. Den baUiuw en twee burgermeesters hebben de gemelte gecommitteerden op het maal met haer presentie vereert". N°. 39. — 1697. 110 Leyden: Adriaan van Assendelff, Jacob de Tombe. • , i . , „, . „ , ) overluyden van 't laa. Amsterdam: Eduard Becker, f . , , .,, .. T , } ckenbereydersgilde bin- Jacob del Court, \ , , ' ; nen de voorsz.»'stadt. „ , TT , . , , , ) deeckens van 't laa- (aouda: Hendrick de Vogel, f , n , ,, , „ ■ , > ckenbereydersgilde bin- Hermanus de Coninck, \ , , ,, ' ; nen de voorsz. stadt. Botterdam: Christoffel Deynoot, ] Gijsbert Pelt, f , ï , , ütóÖ li . > hooftmannen. Johannis Claarhout, ( Mattheus Rogge, ) ... ., , . . , „ ) hooftmannen van de Alckmaar: Abraham Porzinius, f, , , u• „ ., TT ' > laackenbereyders binJan Gerritsz. Hogelant, \ j . -,, ° '; nen de voorsz. stadt. TT T \ overluyden van 't laacken- Hoorn: Laurens Brouwer, / , -, , ■ _ ' > bereydersgilde binnen de Douwe Backer, \ , ,, ' ; voorsz. stadt. . ' _. , TT ! \ overluyden van 'tla- Enckhuysen: Pieter Verschuyr, /, , J „T _,,, , > kenbereydersgude binWouter Ebbenhout ,1 , , i, 'J nen de voorsz. stadt. (2.) Eerstelijk is gelesen de resolutie over twee jaren gehouden tot Gouda, zijnde desselffs tourbeurte, in dato den 12<» July 1695 «). (3.) Vervolgens sijn alle de gecommitteerden van de respective steden gesommeert, of deselve uyt cragte van de resolutie, op den 12en July 1695 tot Gouda genomen 2), aen de heeren haere principalen serieuselij k hadden versogt, ten eynde door H. E. A. recommandatie ende authoriteyt als leden van den staet de placcaten, van tijt tot tijt gepubliceert, vernieuwt ende geamplieert, waerbij verboden werd het inkomen in dese provintte van allerhande bereyde en geverfde lakenen, uytgesondert de gemengde couleuren, wederom mogten werden gerenoveert ende geëxecuteert. Waerop alle de respective gecommitteerden 1) Vgl. n°. 38. 2) Vgl. n°. 38 § 7 (1695). 111 N°. 39. — 1697. in den sijne sig hebben verklaert het gemelte versoék aen de heeren haere principalen te hebben gedaen. edog van geen effect te sijn geweest, dewijle daerop niet is gevolgt. En geconsidereert sijnde, dat den invoer van gemelte lakenen streckt tot groot nadeel voor de lakenbereiders deser lande en verval van de werckgasten tot W»8*Wde, soo is met eenparigheyt van de respective gecommitteerden geresolveert bij requeste '), onderteekent bij alle de gecommitteerden van de respective steden1, sig te addresseren aen H. E. Gr. Mo., ten eynde de placcaten van den 16en October 1614, 6 Maert 1643, 30 • Deeember 16502) en van Jannuary 1665 3), alle tegen den invoer in dese provincie van de gemelte lakenen genomen, effect mogten sorteren, ende sijn de gecómraitr teerden wegens de stad Delff vermits de nagelegentbëyt der plaetse geeommitteert en gequalificeert, gelijc deselvé geeommitteert ende gequalificeert werden bij desen, om sodanigen reqoest te concipiëren en in handen van den heere raedpeasionaris over te leveren, met versoeck, dat S. E. höteelve ter vergaderinge van H. E. G. Mo. belieft m te brengen ende te appuyeren, gelijck mede bij alle de gecommitteerden ider in den sij nen soodanigen versoeck van appuy aen de heeren haere principalen aengenomen is te doen 4). (4.) Gecommitteerden wegens de stad Rotterdam hebben alhier in deliberatie gebragt, off de gasten, die buyten de respective steden, hetsij tot Uyttregt, Hamborgh, Breinen, 's Hertogenbosch, in de Baronie van Breda of elders in: steden of dorpen haer ambaght hebben geleert, hier te lande wel behoorden te werden geadmitteert om te mogen wercken. Waerop gedelibereert sijnde, is goetgevonden ende verstaen geene gasten, van buyten inkomende, te admitteren dan degene, die uyt een plaetse komen, daer een behoorlijck gereguleert gilde is, waervan 1) Ontbreekt. 2) Vgl. hiervóór, bl. 107, noot 2—5. 3) Plakkaat van 26 Januari 1065; vgl. Groot-Placaetboeck, III . 263. ' 4) Vgl. nos. 40 § 3 (1699), 43 § 2 (1701). . N°. 39. — 1697. 112 sij ten genoegen van de hooftluyden off overluyden ter plaetse, daer sij van intentie sijn te wercken, alvoorens blijck sullen moeten toonen, sonder dat sijluyden sullen vermogen haer leerbrief aen de gasten te tonen, off deselve goet off quaet is, gelijck mede geinterdiceert werd bij dese aen de gasten om sodanige leerbrieven van diegeene, die van buyten sullen inkomen, off te vorderen, op sodanigen peene in beyden reguards, als deeckens en hooftluyden ter plaetse, daer hetselve soude mogen voorvallen, na exigentie van saeken sullen vinden te behooren '). (5.) Gecommitteerden wegens de stad Rotterdam hebben alhier ter vergaderinge bekend gemaeckt, dat nietjegen-' staende de regeringe derselver stad in 't begin der persecutie in Vranckrijck, wanneer een groote quantiteyt vlugtelingen sig onder de protectie van de regeringe deser lande alsmede in de stad quam te begeven, uyt een christelijcke mededogentheyt aen verscheyde Fransche vlugtelingen haer borgerregt geschonken en goetgevonden hadden, om deselve buyten lasten van de diaconie of andere godshuysen te houden, dat deselve, mits haere behoorlij cke proef doende, schoon (sij) nogtans geen twee jaren hier te lande hadden gewerckt ofte geleféift, bij de hooftluyden deser stad souden werden gepermitteert om te mogen werken als andere vrij gasten, egter eenige gasten hadden durven sustineren, dat de gemelte vlugtelingen, omdat (deselve) geen twee jaren hier te lande hebben geleert, niet behoorden te werden geadmitteert. Waerop gedelibereert sijnde, is goetgevonden en verstaen, dat sodanige gerefugeerde Fransen, nietjegenstaende deselve geen twee jaren achter den anderen in een van de respective steden mogten hebben geleert, sullen werden geadmitteert, mits tonende een acte van admissie van de regeringe en van het gilde ofte hooftluyden van een der respective steden 2). 1) Vgl. n». 37 § 8 (1693). 2) Vgl. n°. 40 § 8 (1699). — Vgl. over de refugiés de werken van Berg, De refugiés in de Nederlanden (1845), en Koenen, Geschiedenis van de vestiging en den invloed der Fransche vluchtelingen in Nederland (1846). 118 N°. 39. — 1697. (6.) Gecommitteerde wegens de stad Dordregt hebben sig verklaert voor het jegenwoordige niets te hebben om te proponeren. (7.) Gecommitteerde wegens de stad Haerlem hebben Sig verklaert voor het jegenwoordige niets te hebben om te proponeren. (8.) Gecommitteerde wegens de stad Delft hebben sig verklaert voor het jegenwoordige niets te hebben om te proponeren. (9.) Gecommitteerde wegens de stad Leyden hebben sig verklaert voor het jegenwoordige niets te hebben om te proponeren. (10.) Gecommitteerde wegens de stad Amsterdam hebben sig verklaert voor het jegenwoordige niets te hebben om te proponeren. (11.) Gecommitteerde wegens de stad Gouda hebben sig verklaert voor het jegenwoordige niets te hebben om te proponeren. (12.) Gecommitteerden der stad Alckmaer hebben niets te proponeren gehad, maar de bijeenkomste van dese vergaderinge op haar tourbeurte over twee jaren binnen haar stad versogt. (13.) De gecommitteerden wegens de stad Hoorn hebben sig verklaart voor het jegenwoordige niets te hebben om te proponeren. (14.) Door de gedeputeerden der stad Enckhuysen in deliberatie gebragt sijnde, off een leerknegt, sijnde bij een baas ingeschreven, vermag op andere winckels, eerdat sijn twee jaren sijn geëxpireert, vrij te gaan werken dan niet, is na voorgaande deliberatie geresolveert, dat van nu voortaan sodanigen leerknegt gehouden sal sijn bij sijn eersten baas den tijt uyt te dienen, ten waare sodanige baas denselven leerknegt, omdat hij sig in geen staat was vindende van hem meer werck te kunnen geven, quame te ontslaan, in wekken gevalle sodanige baas sal sijn geobligeert sijn knegt te ontslaan en den voors. leerknegt bij een anderen meester sijn tijt sal mogen suppleren, mits dat denselven knegt van den voors. baas op een andere overgeschreven sal werden »)• 1) In Leiden o. a. bestond deze regeling ten behoeve van den leerDroogscheerderssynoden. a N°. 40. — 1699. 114 Aldus gedaan, geresolveert en gearresteert binnen de stad Rotterdam, ter plaatse boven genoemt, op den 17en July 1697. In kennisse bij de opgemelte gecommitteerden geteyckent. (Volgen de namen der gecommitteerden.) Copie in Portef. Lakenbereydersgilde 1646—1791, G.-A. Rotterdam. N°. 40. Notulen van de acht en twinstigste vergadeeing dek lakenbereiders te alkmaar. — 1699, Juli 13. (1.) Uyt kragte van de compromisse. .. sijn naar voorgaande aan- en uytschrijvinge, met advys en approbatie van de heeren burgemeesteren ende regeerders der stad Alcmaar, binnen dese stad in de Nieuwen Doelen op de ordinaire tweejarige bijeenkomste gecompareert en verscheenen de naargenoemde gecommitteerden, voorsien ende gesterkt zijnde met behoorlijke commissie en volmagt van de heeren hare principalen: Van Dord: Matthijs Toussijn, capitein Herman van Bragt. Haarlem: d'heer Hendrik Koningh, raad en regeerend scheepen, Matthijs Holthoven. Delft: Johannes Krul, Simon Haverlingh. Sft$9ftf Leyden: Symon Drolenvaux, Jacob Meyer. Amsterdam: Pieter van Kastricum, Pieter Sij en. Gouda: Hendrik de Vogel, Harmanus de Koning. knecht, wanneer de meester zich uit zijn zaken terugtrok en in al die gevallen, waarin meester en knecht niet met elkander konden ,;accorr deeren"; vgl. Leidsche Textielnijverheid, IV, n°. 346 § 12. Deken en hoofdlieden wezen den leerknecht dan den baas aan, bij wien hij zijn leertijd moest uitdienen. 115 N°. 40. — 1699. Rotterdam: Willem Verwey , Pieter van Putten. Alcmaar: Jan Louris Ouwater, Abraham Porsinius, Jan Gerritsz. Hogeland. Hoorn: Jan de Krijt, Douwe Backer. Enckhuysen: Pieter Verschuier, Jan Haak. (2.) Eerstelijk is geleesen de resolutie, over twee jaren gehouden tot Botterdam, sijnde desselis tourbeurte, in dato den 17en July 1697 *). (3.) Vervolgens de gecommitteerdens van Delft gesommeert sijnde, of het request, bij haar wegens de gemeene lakenbereyders te presenteren ingevolge van de resolutie, op de vergaderingh tot Botterdam den 17en July 1697 genomen2), aan den heer Baadpensionaris, was ingelevert ende bij deselve verklaard sijnde, dat gemelte requeste bij haar was overgeleevert, dog daarop nog geen dispositie en was gevallen, is naar deliberatie goedgevonden ende verstaan het bewuste request weederomme te vernieuwen en ter vergadering van H. E. Gr. Mo. in te leeveren en daartoe te versoeken en te committeren, gelijk daartoe werden versogt en gecommitteerd, de,heeren gecommitteerdens wegens de steden Delft en Leyden. En sullen de oncosten, hierover te maken, bij de gemeene leeden gedragen ende ter naaster vergaderinge tot Hoorn gerestitueert en goedgedaan werden 3). (4.) Gecommitteerdens wegens de stad Alcmaar hebben sig verclaart voor het tegenwoordigen niet te hebben om te proponeren. (5.) Gecommitteerdens wegens de stad Dordrecht hebben sigh verklaard voor het tegenwoordige niets te hebben omme te proponeren. (6.) Gecommitteerdens wegens de stad Haarlem hebben 1) Vgl. n». 39. 2) Vgl. n». 39 § 3. 3) Vgl. n°. 43 § 2 (1701.) N°. 40. — 1699. 116 sig verklaard voor het tegenwoordige niets te hebben omme te proponeren. (7). Gecommitteerdens wegens de stad Delft hebben sig verklaard voor het tegenwoordige niets te hebben omme te proponeren. (8.) Gecommitteerdens wegens de stad Leyden hebben verklaard niet te konnen opvolgen de resolutie, genomen op de laaste vergadering tot RotterdamJ), omme de Fransche vlugtelingen te dispenseeren van de leertijd van twee jaren alvorens hier te landen te mogen werden geadmitteerd , vermits daaromtrend verscheyde inconvenienten in hare stad waren voorgevallen, en vermeenden dat omtrent dit subject yder behoorde te werden gelaten de faculteyt omme daarinne na de convenientie van haar stad en gild te disponeren, waarop naar deliberatie is goedgevonden en verstaan het geproponeerde wegens de stad Leyden te amplecteren en in een resolutie te converteren, gelijk hetselve geconverteert werd mits desen. (9.) Gecommitteerdens wegens de stad Amsterdam hebben sig verklaard voor het tegenwoordigen niets te hebben omme te proponeren. (10.) Gecommitteerdens wegens de stad Gouda hebben sig verklaard voor het tegenwoordigen niets te hebben omme te proponeren. (11.) Gecommitteerdens wegens de stad Rotterdam hebben sigh verklaard voor het tegenwoordigen niets te hebben omme te proponeren. (12.) De gecommitteerdens wegens de stad Hoorn hebben niets te proponeren gehad, maar de bijeenkomste van dese vergaderinge op haar toerbeurte over twee jaren binnen haar stad versogt. (13.) Gecommitteerdens der stad Enckhuysen hebben sig verklaard voor het tegenwoordige niets te hebben om te proponeren. Aldus gedaan, geresolveert en gearresteerd binnen de stad Alcmaar, ter plaatse boven genoemt, op den 13en July 1) Vgl. n». 39 § 5 (1697). 117 N°. 41. — 1700. 1699. In kennisse bij de opgemelte gecommitteerdens geteekent. (Volgen de namen der gecommitteerden.) In kennisse van mij, secretaris, Adriaan Sevenhuysen. Copie in register n°. 1135, le afd., G.-A. Delft. N°. 41. Deken en hoofdlieden van het lakenbebeidebsgilde te leiden aan die van het lakenbereidersgilde te hooen. — Leiden, 1700, October 29. Wij .... in onse stat (de> droogscheerders . .. . a) winckels vuyl te ....... a) de heeren van de gerechte goetgevonden (ommejde vier ondergenoemde gasten . . .. a) van haer bedt te late lighten en in 't ge(vangen)huys yder 6 weeken, vast te setten en de (pre)ses gevonnist en uyt Leyden en Rijnlant voor 6 (jare)n gebannen en haer leerbrieven ingetrocke. Soo versoecken wij U e. aen U e! gildeknegt te beveelen van tijt tot tijt op alle winckels om te sien en op te soecken, dat geen van deselve aen het werck geraacke, volgens de resolutie van den jaare 1638 en 1643, bij de gemeene steeden gemaeckt'). En bijaldien ü E. eenige muytineerders of rebellige uyt u stat hier moghte wercke, versoecken ons die op te geeven, sullen die meede reciproquelijck handelen. Verders soo senden wij hierof circulaire brieven aen de confreerie en meteene versoeckende haer gedachte te laatte gaen op middelen, hoe men best en gelijckerhand alle die moetwil van de gasten best soude voorkomen en haer gedeputeerdens teegens aenstaende vergadering tot Hoorn met instrucktie dienaangaande te delibreeren .... (fcirilér" onleesbaar a)). Jan Buitevier voor 6 jaaren gebannen en de leerbrief ingetrocken. a) Gaten in het hamer. 1) Vgl. nos. 1 en 10. N°. 42. — 1701. 118 Claas Stock, alias Lunenborger, 6 jaaren gebannen en leerbrief ingetrocken. Jan Dirne, alias Jan Soldaat, 4 jaeren gebannen. Frans Nichels 6 jaaren gebannen en de leerbrief ingetrocken. Daar is nog een Claas Lockemeyer, die drie regtdagen publyc voor de vierschaar is ingedaagt Oorspr., in het archief der gemeente Hoorn, aanwezig op hei R.-A. te Haarlem, Stukken lakenkoopers- en bereidersgild. N°. 42. Regeling, doob deken en hoofdlieden van het lakenbereidersgilde te amsterdam voorgesteld ter voorkoming van het vtjiii verklaren van , lakenbebeidebswinkels of -gaster'2). — 1701, vóób Juli 13. (1.) Namentlijck dat alle droogscheerdersgasten sonder werck sijnde, 'tsij dan dat se voor vuyl of suyver gehouden wierden, sig souden moeten aangeeven aan de knegt van het droogscheerdersgilde, die deselve, na alvoorens door d'overluyden voor de eerste maal lootinge (gehouden te zijn) over deselve gasten, op een lijst vervolgens soude boeken. (2.) En wanneer een meester eenige gasten wilde insetten, soo soude hij sig aan de overluyden van het gilt moeten aangeeven, die hem van de voorschr. lijst sooveel gasten, als hij vereysten, souden aanwijsen en toesenden, die het haar beurt was om eerst aan 't werk te gaan. (3.) Welke knechts met de meester en met welke (knecht) de (meester) soude moeten tevreeden weesen, 1) Vgl. over sommige dezer knechts de in deel V der Bronnen Leidsche Textielnijverheid, afd. VHI, opgenomen stukken. 2) Dat het voorstel van het gilde te Amsterdam afkomstig is, blijkt uit de nos. 43 § § 6, 7 en 44 (1701). 119 N°. 42. — 1701. soolange de knecht'zijn werk wel maakte en de meester de knecht nodig had, op een peene, daartoe door d'Ed. heeren van den geregten te statueeren. En eenige gasten haar werk niet wel maakende of den meester geen werk meer hebbende en alsoo gecasseert werdende, soude hij sig weederom aan de gildeknecht moeten aangeeven om alsoo onder aan de lijst gevoegt te werden en op haar tour weeder aan het werk te geraaken. (4.) En soo het gebeurde, datter op de winkels eenige gasten mogten weesen, die met d'een of den andre gast onder pretext van vóór desen vuyl geweest te hebben, niet wilden werken, soo sullen overluyden, na de saak geëxamineert en die gast sonder schuit bevonden hebbende, soodanige opiniatreerende gast (het werk) verbieden, gelijk .... «) en aan alle soodanige gasten, die onw(illig worden) bevonden om op de winkels, haar geassineert, vreedsaam te gaan werken, door welke middelen na allen schijn de opsch(ud)dinge der gasten soude konnen gedempt werden, en bijsonder indien soodanige opiniatreerende gasten door de Ed. heeren van den geregten met banissement gestraft of door andre weegen van justitie geprosequeert werden. (5.) Voor het aanteekenen en bestellen van een gast op een winkel soude de gildeknecht — volgens 't 18e artyckel van de ordonnantie, op de droogscheerders gemaaktJ) — konnen genieten 3 st. of sooveel als d'Ed. heeren van den geregten daartoe souden believen te stellen. (6.) Om de quaetwilligheyt verder te stuyten, soude niet ondienstig sijn, indien d'Ed. heeren van den gerechten bij placaet(?)....«) quaamen te verbieden eenige collecte onder de droogscheerdersgasten te vorderen ten behoeven van arme, nootlijdende of andertsints gebreck hebbende gasten, onder wat preetieus pretexst het ook soude moogen weesen, terwijl bij de ervarentheyt is a) Onleesbaar. '1) Art. 18 van de ordonnantie van 9 September 1661 j vgl. Noordkerk, Handvesten, bl. 1346. N°. 43. — 1701. 120 ondervonden, dat de oproerige en uytgeweekene, ja self door justitie geconfineerde gasten door soodanige collecte werden gesoulageert, waardoor sij dan te stouter sijn om in haare quaade conduite te continueeren en voort te gaan. Papier < in het archief der gemeente Hoorn, aanwezig op het R.-A. te Haarlem, Stukken lakenkoopers- en bereidersgild. N«. 43. Notulen van de negen en twintigste vergadering der lakenbereiders te hoorn. 1701, Juli 13. (1.) Uyt kragte van den compromisse . . . sijn naa voorgaande aan- en uytschrijvinge, met advis eh approbatie van de heeren burgermeesteren en regeerders der stad Hoorn, binnen deselve stad op de ordinaire tweejaarige bijeenkomste in de Schuttersdoele gecompareert en verschenen de naergenoemde gecommitteerden, voorsien en gesterkt zijnde met behoorlijke commissie en volmagt van de heeren hare principalen: Van Dord: Mathijs Toussain, ) , . , , , tt „ tj, , , > beyde oud-deekens. Hermanus Erkelens, ) J Van Haerlem: Hendrik Coningh, raad \ , l . , j , i beyde vinders en oud-scheepen, f , . , , r, v tt 17 > van 'tlakenbe- Cornehs van Vollen- 1 , , hoven, ) reydersgilde. Delft: Nicolaas van der Boon, ) , „_ TT,. > hoofdmannen. Joannes Bent, ) Leyden: Jacob van Ouderkerk, Karei Wasteau. Amsterdam: Eduart Becker, Gerrit Annes de Boer. Gouda: Hendrik de Vogel, Hermanus de Koning. Botterdam: Johan Claerhout, ) T st} . . t-v . i hooftluyden. Pieter Deynoot, ) J 121 N°. 43. — 1701. Alcmaar: Abraham Porcinius, ) Johan Hoogelandt, \ hoofdmannen- tt. t t> / overluyden van Hoorn: Laurens Brouwer, \ 't 1 k k Meyndert Willemsz. Compas, , ? r " Jan de Krijt, / en bereyders- l gilde. Enckhuysen: Wouter Tulp, ) erioi Isaak Betten, \ overluyden. (2.) Eerstelijk geresumeert sijnde het geresolveerde van den 13en Julü 1699 ») op haer toerbeurte binnen de stad Alckmaar, soo sijn de onkosten, gevallen in't vernieuwen van den requeste weegens de gemeene laakenbereyders, in conformatie van de respective resolutie, soo op den 17en Julü 1697 tot Botterdam *), als op den 13en Julif #90 voors. tot Alkmaar 3) genomen, ter vergaderinge van H. E. Gr. Mo. gepresenteert, aan de heeren gecommitteerden wegens de steden Delft en Leyden naa voorgaande danksegginge voor haar genoome moeyten ende gedaan rapport op heden gerestitueert ende goetgedaan ende is naa voorgaande deliberatie goetgevonden v&n 't verdër**M^* leeveren van diergelijke requesten, als sijnde tot nog toe vrugteloos geweest, af te sien. (3.) De gecommitteerdens weegens de stad Dordregt hebben sigh verclaart voor het tegenwoordige niets te hebben omme te proponeren. (4.) Haerlem ad idem. (5.) Gecommitteerde weegens de stad Delft hebben gerefereert, dat eene Juriaan Bessecamp ofte soo andersints genaamt mogte sijn, omme de voors. stad Delft sig niet hadde ontsien Gerrit Sandvliet, meester laakenbereyder, in presentie selfs van gildemeesters van Delft voor een paaldieff uyt te schelden, ter oorsaake (hij.) seker stuks hout, ontrent sijn raam drijvende, op landt hadde doen haaien ten behoeve van diegene, welke daartoe bevonden mogte werden geregtigt te sijn, vermeynende dat men 1) Vgl. n». 40. 2) Vgl. n». 39 § 3. 3) Vgl. n». 40 § 3. N°. 43. — 1701. 122 d'voors. Jeurjaan Bessekamp om soo injurie nergens tot lakenbereyden behoorde te admitteeren, waarop naa voorgaande deliberatie met eenparigheyt is goetgevonden de voors. Jeurjaen Bessekamp nergens tot het werk van 't laakenbereiden toe te laaten, voor en aleer (hij) aan gildemeesters van Delft desweegens behoorlijke satisfactie sal hebben gegeven. (6.) De gecommitteerdens van Leyden hebben ter vergaderinge voorgedraagen, dat sedert eenigen tijt binnen de voorsz. haare stad eenige moeylijkheden waaren voorgevallen door dieverse quaadaardige laakenbereyders en drooghscheerdersgesellen '); proponeerden of men niet — om in toekoomende alsulke ende diergelijke onheylen en ceditiën voor te koomen — eenparigen voet op 't stuk van de arbeytslonen van de laakenbereyders en droogscheerdersgesellen in alle steeden en plaatsen van Hollant en West-Vriesland behoord te beraamena) en door alle verdere bedenkelijke precautie, billijke en meest kragtige wetten, gecorroboreert door de authoriteyt van H. E. Gr. Mo. de heeren Staten van Hollant ende West-Vrieslandt, quaadaardigheeden van de opgeroeide gesellen, waar het moogelijk, te beteugelen. Waarop sijnde gedelibereert, is bij eenparigheyt goetgevonden en verstaan, dat het reglement ofte de keure, op den 19en Octobris 1691 3) bij de regeringe der stad Amsterdam gearresteert, is de meest behaaglijkste en dat het- 1) Van September tot December 1700. 2) Vgl. nos. 44 (1701), 45 § 6 (1703), 51 § 9 (1711). 3) De Amsterdamsche keur van 19 October 1691 bepaalde: „Van gelijcken werd wel strengelijck bij desen opnieuws verboden aan alle ende een yegelijk droogscheerdersgast ofte wie hij ook mogte sijn, te coerten ofte samenrottinge op eenige plaatsen binnen of buyten dese stad aan te regten, troepsgewijsc door de stad te marcheren, de werkende gasten van hare winkels te roepen ofte de leerknegts in haar werk te verhinderen en daarvan af te houden, alles op poene van als perturbateurs van de gemeene ruste met de dood, püblyque geesselinge, confinement in 't tugthuys ofte andersints na exigentie van saken gestraft te werden, sooals mijne voorz. heeren zullen bevinden te behooren". Noordkerk, Handvesten, bl. 1350. 123 No. 44. — 1701. selve derhalve aan de leden van deese vergaderingh sal werden toegesonden omme deselve aan de heeren haare principaalen te communiceeren en smakelijk te maken, ten eynde 'tselve bij generael applaudissement en goetkeuringe in alle steeden en plaatsen van Hollant ende West-Vriesland mag werden geintroduceert ende ingevoert ende daarop approbatie ter vergaderinge van H. E. Gr. Mo. de heeren Staten van Hollant en West-Vrieslant versogt. Waarop de respective leden hebben aangenoomen omme het goetvinden van de heere haare principaalen dees aangaande (te vragen), mitsgaaders om het concept *) om het vuylmaaken van drooghscheerderswinkels off gasten voor te koomen, bij gedeputeerde van Amsterdam overgegeven , ter dees vergadering voorgeleesen ende de leeden toegesonden bij missive *), aan de leden van Leyden binnen den tijt van 6 weeken toe te laten koomen. (7.) Gecommitteerde wegens de stad Amsterdam hebben sigh verclaart voor het tegenwoordige buiten het overgegeven concept') om het vuylmaaken van drooghscheerderswinkels of gasten voor te komen, niets te hebbe omme te proponeeren. (8.) De gecommitteerde weegens de stad Gouda hebben verclaart niets te hebben om voort te draagen. Botterdam idem, Alckmaar idem, Hoorn idem, Enkhuysen idem. Aldus gedaan, geresolveert binnen Hoorn den 13en Julü 1701. Copie in Portef. Lakenbereidersgilde, G.-A. Leiden. N°. 44. Deken en hoofdlieden van het lakenbebeidebsgilde te leiden aan die van het lakenbebeideesgilde te amsterdam. — leiden, 1701, SePTEMBEB 10. Bij UEd. missive, in dato 2 Julü3), is ons geworden de ordonnantie, die in den jaare 1692 op de tijd van (het) loon 1) Vgl. n». 42 (1701). 2) Bij schrijven van 2 Juli 1701; vgl. n°. 44 (1701). 3) Ontbreekt. N° 44. — 1701. 124 der laakenbereydersgaste bij de Ed. heeren van de geregte der stad Amsterdam is geëmaneert '), alsmeede het conseptie om 't vuylmaaken der winckels en gaste voor te koome *), voor 't welke UE. bedanke. Hoewel de tijd van 6 weeken, binne de welken (de) corresponderende steeden hadden aangenomen haare consideratie op 't stuk van de arbeytsloonen *) en om 't vuyl verclaaren van gasten en winkels voor te komen, ons toe te sende, is verloopen, hebben maar, vijf steede tot nog toe daerop geantwoord, namentlijk Dordreght, Haerlem, Delft, Rotterdam en Hoorn 4). Dordreght en Rotterdam verwerpen het een en 'tander geheel en willen bij haare oude gewoontens en ordre blijven; de andere drie steede tón geneegen haar met UE. ordonantie te confirmeren, behalve dat Haerlem in 't concept weegens 't vuyl verclaaren2) eenige artykele soude verwerpen. En dewijle nu de vergadering van H. E. Gr. Mo. Staaten van Hollant en West-Vriesland aanstaande is, hebben H. Ed. G. A. de heeren burgemeesteren deeser steede deeken en hooftmannen van 't laakenbereydersgilde voor H. Ed. ontbooden en gants ernstig gerecomandeert het geprojecteerde op de groote vergadering tot Hoorn 6) in die staad te brenge om naar mijn hoeren de Staaten van Hollant in H. Ed. vergaderingen voor te stellen, ten eynde men) daarop een gunstige aprobatie mogte erlange. En dewijle de steede Leyden en Amsterdam de meeste geintresseerde steede zijn, willen ons wel geerne bedient sijn van UEd. wys advys, omme in deese met elcanderen consert te gaan, dewijle eenige steeden nog niet hebben geantwoord en anderen difficulteren, waarop UE. spoedigste doenlijk UE. antwoort versoeke en tegemoet sien enz. Minuut in Portef. Lakenbereidersgilde, G.-A. Leiden. 1) Den Hen Juli 1692; vgl. Noordkerk, a. w., bl. 1350. 2) Vgl. n°. 42. 3) Vgl. nos. 43 § 6 (1701), 45 § 6 (1703), 51 § 9 (1711). 4) De brieven ontbreken. 5) Vgl. n°. 43 § 6. 125 N°. 45. — 1703. N°. 45. NOTÜLBK; vak de debtigste vebgadebing deb lakenbebetdebs te enkhüizen. — 1703, Juli Uuul (1.) Uyt cragte van den compromisse . . . zijn naar voorgaande aan- ende uytschrijvinge, met advys ende approbatie van de heeren burgemeesteren ende regeerders der stad Enchuysen, binnen deze stad in den Doele op de ordinary tweejaarige bijeencompste gecompareert en verschenen de naargenoemde gecommitteerden, voorzien ende gesterkt zijnde met behoorlijke commissie ende volmagt van de heeren hare principale: Dordrecht: Herman van Bragt, Matthijs Toussain. Haarlem: Cornelis van Vollenhoven, Johannes Pluymejoen. Delft: Willem van Schie, Jacob Wibbert. Leyden: Frans van Cingelshoek, Simon Drollenvaux. Amsterdam: Philippe de la Fontaine, Wijnand Alstorphius. Gouda: Hendrik de Vogel, Harmaöus de Koningh. Rotterdam: Willem Verwey, Mattheus Rogge. Alcmaar: Abraham Porcinius, Jan Hooglant. Hoorn: Laurens Brouwer, Meyndert Compas. Enckhuysen: Jan Haak, Isak Meyndertsz. Betten, Wouter Tulp. (2.) Eerstelijk is gelezen de resolutie, over twee jaren binnen de stad Hoorn volgens desselfs tourbeurte op den 13en July 1701 genoomen ]). (3.) De gecommitteerden der stad Dordregt hebben zig 1) Vgl. n°. 43. N°. 45. — 1703. 126 verklaart voor het jegenwoordige niets te hebben om te proponeren, dan hebben alleen de bijeencomste van deese vergadering over twee jaaren volgens hare tourbeurt binnen haare stad verzogt. (4.) De gecommitteerde der stad Haarlem hebben ter vergadering gecommuniceert en zijn vervolgens in dezelve gelezen eenige gedrukte consideratiën en middelen, die zoude kunnen strekken tot voortzettinge van de wolle manufactuure ende gevolgen van dien in de provintie van Holland en West-Vriesland, ende wijders door eenige gecommitteerden daarbij gevoegt zijnde, dat de voors. consideratiën reets waaren in handen van den staat en door H. E. Gr. Mo. gestelt in handen van commissarissen omme geëxamineert te werden waarop gedelibereert zijnde, is goedgevonden ende verstaen de gecommitteerden der stad Haerlem te versoeken en te qualyfieceren, gelijk dezelve versogt en gequalificeert werden bij deezen, omme een sortabel getal van gemelte consideratiën te laaten drukken en dezelve aan de respective leden van deze vergaderinge tot zulken getale, als die respectivelijk begeeren, toe te laaten koomen, ten einde om bij de leede aan de heeren hare principalen gecommuniceert en aan H. A., ten beste doenlijk, smakelijk gemaakt te cunnen werden 2). (5.) De gecommitteerden van Delft hebben zig verclaart voor het jegenwoordige nietwes te hebben om te proponeeren. (6.) De gecommitteerden van Leyden hebben insgelijk verclaart voor het tegenwoordige niets te hebben om voor te draagen als alleen, dat zij haar geobligeert vonden rapport te doen van de commissye, haar bij resolutie van deze vergadering, in dato den 13en July 1701 s), opgelegt weegens het egaalstellen van de arbeidtslonen in de respective steeden van Holland en West-Vrieslant, daarhenen gaande het voors. rapport, dat eenige steeden in Holland 1) Vgl. Resol. Holland van 22 Maart 1703. 2) Vgl. n°. 46 § 4 (1705). 3) Vgl. n». 43 § 6. 127 N°. 46. — 1705. dienaangaande difficulteiten hadden gemoveert en het egaalstellen van de arbeitsloonen hadden gedeelineert en dat zij, gecommitteerden, vervolgens de intercessie van de heeren hare principalen bij gemelte difficuiterende steeden hadden versogt»). Waarop gedelibereert i «ijnde, zijn de voorsz. gecommitteerden voor haare genoome moeite en gedaan rapport bedankt, gelijk dezelve bedankt werden bij deesen. (7.) De gecommitteerden van Amsterdam hebben verclaart alsnu nietwes te hebben om te proponeeren. (8.) De gecommitteerden van Gouda ad idem, van Rotterdam ad idem, van Alkmaar ad idem, van Hoorn ad idem, van Enkhuizen ad idem. Aldus gedaan, geresolveert en naar gedaane rezumptie gearresteert in Enckhuisen op den 18en July 1703. Copie in Portef. Lakenbereidersgilde, G.-A. Leiden. N°. 46. Notulen van de een en dertigste vergadering der lakenbeeeidebs te dobdbecht. — 1705, juli 14. (1.) Uyt cragte van den compromisse. .. sijn naar voorgaande aan- en uytschrijvinge, met advys en approbatie 1) Vgl. het volgende briefje, door deken en hoofdlieden te Leiden aan die te Amsterdam gezonden, d.d. 21 Februari 1702: „In vrindelijk antwoord op II. Ed. aangenaame van . . . a) deesen, wij ons alle devoire aangewent hebben omme het beraamde op de laas Ie vergadering tot Hoorn tot een goede effect te brengen, maar alsoo naar ingecoomen advisse van eenige steeden, dat (sij) tot de veranderinge.der arbeysloonen niet konde resolveeren, soo hebbe niet verders daarin kunnen doen als hetzelve te comuniceeren aan onse heeren van de regeering, dewelcke aangenoomen hebbe die saaken te bevorderen; tot dato niet van vernoemen en cortom gelove in die saak niet sal sijn te doen. Wij sijn. in alle gelegenheyt tot H. E. dienst enz." (Portef. Lakenbereidersgilde, G.-A. Leiden). — Vgl. verder nos. 43 § 6 en 44 (1701), 51 § 9 (1714). o) Niet ingevuld. N°. 46. — 1705. 128 van de heeren burgermeesteren en regeerders deT stad Dordreght, binne dese stad in den Doele op de ordinarie tweejaarige bijeenkomste gecompareerd en verscheenen de naargenoemde gecommitteerden, voorsien en gesterkt sijnde met behoorlijke commissie en volmagt van de heeren hare principalen: Dordrecht: Hendrik Meusel, Herman van Bragt, Gërrard Hubert, Mathijs Toussijn. Haerlem: Cornelis van Loon, Cornelis van Vollenhoven. Delft: Jacobus van Hurk, Pieter Haverlingh. Leyden: Hermanus Smith, Jacob van Ouderkerk. Amsterdam: Pieter van Castricum, Philippe de la Pontaine. Gouda: Hermanus de Koningh, Pieter van Os." Botterdam: Jacobus Verbrugge, Hendrik Hellegers. Alkmaar: Abraham Porcinius, Jan Hoogland. Hoorn: absent. Enkhuysen: Wouter Tulp, Jan Haak. (2.) Na de lecture van de respective commissiën van de heeren gecommitteerde is ter vergaderinge gelesen eene missive, geschreeven uyt Hoorn den 15en Junius 1705, getekent bij Laurens Brouwer uyt den naam van het gild van de laakenberijders aldaar, versoekende excuse, dat niemant uyt het voors. gild op dese vergaderinge heeft konnen compareren. Waarover gedelibereert ende door de gecommitteerdens der stad Dordregt omvrage gedaan sijnde, hebben aUe de gecommitteerde de voors. excuse niet aangenomen voor suffisant ende geoordeelt, dat imant van het voors. gild alhier present hadde moeten wesen, ende vervolgens die van het voors. gild tot Hoorn gecondemneert in een boete van 25 gl. ten behoeven van 129 N». 46. - 1705. de Nederduytschen armen der stad Dordregt, welke voors. boete op de naaste volgende tweejaarige vergaderinge, die weesen sal binnen de stad Haarlem, door de gecommitteerdens van die stad sal moeten werden ingevordert ende aan de gecommitteerde der stad Dordregt ten voors. eynde overhandigt Ende sijn wijders de gecommitteerde van Dordregt versogt omme van het bovenstaande geresolveerde bij de eerste occasie door missive aan die van het voors. laakenbereydersgild binnen de stad Hoorn kennisse te willen geven, 't welk H. Ed. aangenoomen hebben te sullen doen. (3.) Is door gecommitteerden van Dordregt ter vergaderinge gecommuniceert een resolutie, bij die van het lakenbereydersgild binnen dese stad genomen op den 4«* Julius 1705, luydende van woorde tot woorde als volgt: „Extract uyt het resolutieboek van het laakenbereydersgilde in Dordregt2). (a.) Dekens, proefmeesters en agtmannen vergadert op Saturdag, den 4«° July 1705, het geheele gilde daartoe geroepen sijnde, is voorgesteld, dat, dewijle de E. Gr. Mo. H. Staten van Holland en West-Vriesland uyt hare vaderlijken voorsorge en op d'instantiën van de fabriekeurs en lakenberijders hebben goetgevonden en geordonneert, dat den militie van den staat, staande op de repartitie van Holland en WestrVriesland, sal moeten gekleet werden van inlantse manifacturen 8), gelijk sulx metterdaat reets wert gedaan, 't welk; is streckende tot merkelijk voordeel van de laakenberijr ,,' derij en neringe van de ingesetene, of het niet behoorlijk soude wesen wegens de laakenbereydersgilde van de heele provintie een addres van dankbaarheyt aan H. E. Gr. Mo. te presenteren. 1) Vgl. n». 47 § 3 (1707). In het op het Gemeente-archief te Dordrecht nog aanwezige „Resolutieboeck van 't droochscheerdersgilde" (n«. 379 van den Catalogus der gilde-archieven) is de resolutie niet te vinden. 3) Vgl. Resol. Holland van 22 Maart, 29 Sept. 1703, 15 Aug. 1704. Droogscheerderssynoden. o N». 46. — 1765. 130 (6.) Ten tweeden: Dewijl gesien wort tot groot nadeel van de ingesetenen der steden van Holland en WestVriesland , dat die van de Meyerije van 's Hertogenbosch, Baronnie van Breda en wel bijaonder die van Oosterhout haar besig houden met het berijden van swarte en blauwe laakens, waarbij ook in corte na alle apparentie de gemengelde couleuren sullen gevoegt werden, welke laakenen sij geperst en opgemaakt alomme in dese landen te koop veylen en ook effectif vercoopen, of niet dienstig was den staat daarover lastig te vallen^ ten eynde daarinne, op 't best men conde, mogt werden voorsien Waarop gedelibereert sijnde, is goedgevonden de twee bovenstaande saaken op de naaste vergaderinge van de lakenbereydersgilden van Holland en West-Vriesland, die gehouden sal werden in dese stad Dordregt den 14en July deses jaars, te berde te brengen en het goetduncken van de respective heeren gedeputeerde daarop te hooren en te doen, zooals (sij) daarontrent sullen gelieven te resolveeren"2). c. Waarop gedelibereert sijnde, hebben de respective gecommitteerde de voors. resolutie, als salutair sijnde voor de laakenbereyderije ende de neringen, daaruyt defluerende, met eenparige stemme geapprobeert ende versogt, dat deselve hoe eer hoe beeter werkstellig soude mogen gemaakt werden, ende sijn de gecommitteerdens van de stad Dordregt versogt omme een request 3) in de best kragtige termen te doen opstellen ende ten voors. eynde aan hoogstgemelte H. E. Gr. Mo, vergaderinge uyt den naam en vanwegen de gecommitteerde van de gildens van de laakenberijders, hierboven gemelt, te presenteeren. Ende hebben de respective gecommitteerde aangenoomen yder aan haar heeren principalen van dit 1) Vgl. over de concurrentie van de industrieplaatsen in Brabant: Dijksterhuis, Bijdragen tot de geschiedenis der heerlijkheid Tilburg en Goirle. ï> 2) Vgl. n». 47 § 4 (1707). 3) Vgl. n°. 48 (1707). 131 N°. 46. — 1705. geresolveerde kennisse te sullen geven ende te versoeken, dat het te presenteren requeste aan H. E. Gr. Mo. door yder van deselve heeren principalen op het ernstigste mogte werden geappuyeert '). (4.) De gecommitteerde van de stadt Haerlem hebben ter vergaderinge voorgedragen, dat H. E. volgens resolutie, op den 18«n Julius 1703 s) binnen de stad Enckhuysen bij de respective gecommitteerde genomen, waren versogt omme te willen doen drucken ende aan de respective leden van deselve vergaderinge te senden een sortabel getal van exemplaren van eenigen consideratiën, aldaar breeders gemelt, ende hierop de respective leden gesommeert sijnde, hebben deselve generalijck verklaart daarvan ten genoegen voorsien te sijn ende de gecommitteerde van Haerlem voor haare genome moeyte bedankt. (5.) Is wijders bij de voors. gecommitteerde uyt de naem ende vanweegen de heeren borgermeesteren van deselve stad serieuselijk versogt, dat de gecommitteerde tan dese vergaderinge op de aanstaande tweejarige generale bijeenkomste, van dewelke de tourbeurte binnen de voors. hare stad wesen sal, aldaar willen compareren. (6.) De gecommitteerde van Delft verklaerden haar voor'dit maal niet te hebben om te proponeren. (7.) De gecommitteerde der stad Leyden hebben ter vergaderinge geproponeert, dat eenige gasten binne haar stad geweygert hadden te werken met andere gasten, die binnen de stad Delft de laakenen, carsaeyen en baeyen, tot de militie werdende gebruykt, gerouwt hadden met ijsere kaarten. Waarop omvrage gedaan sijnde, is met eenparige stemmen goedgevonden ende geresolveert, dat de overluyden en de dekens in de respective steeden sullen hebben de faculteyt omme de gasten, haar daarjegens opposerende, effectivelijk ende inderdaat het werk te verbieden. (8.) De gecommitteerde van Amsterdam verclaerden haar niet te hebben om te proponeeren. 1) Vgl. nos. 47 § 4, 48, 49 (1707), 50 § 3 (1709). 2) Vgl. n°.' 45 § 4. N°. 47. — 1707. 132 (9.) De gecommitteerden van Gouda ad idem. (10.) De gecommitteerden van Rotterdam ad idem. (11.) De gecommitteerden van Alkmaar ad idem. * (12.) De gecommitteerden van Enckhuysen ad idem. Aldus gedaan, geresolveert ende na gedane resumptie gearresteert binnen de stad Dordregt op den 14en July 1705, ende ten oirconde dese bij de voors. gecommitteerde van de respectieve steeden ondertekent. (Volgen de namen der gecommitteerden.') In kennisse van mij aïs secretaris der stad Dordregt, P. Everwijn. Copie in Portef. Lakenbereidersgilde, G.-A. Leiden. N°. 47. Notulen van de twee en debtigste vebgadeetng deb lakenbeeeidebs te haablem. — 1707, jüli 13. (1.) Uyt crachte van den compromisse ... sijn na voorgaende aan- en uitschrijvinge, met advis en approbatie van de heeren burgemeesteren ende regeerders der stad Haerlem, binnen deselve stad op 't Princenhof aldaer op de ordinaris tweejarige bijeencomste gecompareerd ende verschenen de nagenoemde gecommitteerdens, voorsien ende gesterkt wesende met behoorlijcke commissie ende volmagt van de heeren hare respective principalen: Dordrecht: Pieter Lares, Matthijs Toussijn. Haerlem: Cornelis van Vollenhoven, \ Jan Pluymeioen, f dekens en Cornelis Boon, l vinders. Abraham Puteanis, Delft: Nicolaas van der Boon, Nicolaas Haverling. Leyden: Frans van Cingelshoek, Simon Drollenvaux. Amsterdam: de heer Christiaan Tiewelen, de heer Wijnand Alstorphius. Gouda: Hendrik de Vogel, Pieter van Os. 9 .*« 133 N°. 47. — 1707. Rotterdam: Johannes Klaarbout den Ouden, Cornelis Roskam. Alcmaar: Abraham Porcinius, Johan Hogeland. Hoorn: Laurens Brouwer, Meyndert Compas. Enchuysen: Wouter Tulp, Jan Haak. (2.) Eerstelijk geresumeerd ende gelesen de laetste resolutie, tot Dordregt genomen op den 14en July 1705 '). (3.) Daerna in omvrage gebragt sijnde de resolutie, die genomen was ten reguarde van de condemnatie van de gecommitteerdens van Hoorn op de bijeencomste, van over twee jaren tot Dordregt sijnde gehouden, ende niet present waren geweests), soo is daerop verstaen vermits de suffisante en cragtige redenen, bij de gecommitteerde van Hoorn op dese bijeencomste aen de andere leden voorgedragen, dat sij van de voorsz. boeten, in deselve resolutie vervat, sullen weesen verschoont ende geëxcuseerd. (4.) Oock is de novo goedgevonden, dat in dese mede weder soude werden geinsereerd hetgene volgd: „Dewijle gesien word tot groote nadeel van de ingesetenen der steden van Holland ende West-Vriesland, dat die van de Meyerije van 's Hertogenbosch, Baronie van Breda en wel bijsonder die van Oosterhout haer besig houden met het bereyden van swarte en blauwe lakens, waerbij ook in corte na alle apparentie de gemengelde coleuren sullen gevoegd werden, welke lakenen sij geperst ende opgemaekt alomme in dese landen te coop veylen en ook effectiv vercopen, of 't niet dienstig was den staet daerop lastig te vallen, ten eynde daerinne, op 't best men conde, mogt werden voorsien" 8). Waerop gedelibereerd sijnde, hebben de respective gecommitteerden de voorsz. resolutie, als salutair sijnde voor de lakenbereyderije ende de neringe, daeruyt de- 1) Vgl. n°. 46. 2) Vgl. n°. 46 § 2 (1705). 3) Vgl.'n». 46 § 36 (1705). N°. 47. — 1707. 134 fluerende, met eenparige stemmen nogmaels geapprobeerd ende versogt, dat deselve hoe eer hoe beter werkstellig soude mogen gemaekt werden (5.) De gecommitteerdens der stad Dordregt hebben ter vergaderinge geproponeerd, dat de resolutie van H. E. Gr. Mo. van dato den 17en Februari 1706a) ten reguarde van 't contracteren van de cleding der militie, 'tgeen jaerlijx op primo Mey moest geschieden, bij a) de generaels of officiers van sodanige regimenten ofte compagniën niet wierde opgevolgd, versoekende, dat daerin mogt werden voorsien. Soo is bij de respective gecommitteerdens aengenomen omme yder in sijn stad particulierlijk aen haer heeren principalen daervan kennisse te geven, ten eynde de voorsz. resolutie daeromtrent sijn effect mogt erlangen *). (6.) De gecommitteerdens van Delft verclaren haer voor ditmael niet te hebben om te proponeren als alleen, dat sij uyt den name ende vanwegen de heeren burgemeesteren van deselve stad serieuselijk versogten, dat de gecommitteerdens van deselve vergadering op de aenstaende tweejarige generale bijeencomste, van dewelcke de tourbeurte binnen de voorsz. hare stad wesen sal, aldaer willen compareren. (7.) De gecommitteerdens van Leyden verclaren haer niet te hebben om te prononeren als alleen, dat de propositie , bij de gecommitteerdens van Delft over twee jaren tot Dordregt gedaen rakende eenige werkgasten, alsnog sijn effect mogt blijven sorteren 4). (8.) De gecommitteerden van Amsterdam verclaren niet te hebben om verder te proponeren. a) Hs.: en 'tgeen bij. 1) Vgl. nos. 46 § 3 (1705), 48, 49 (1707), 50 § 3 (1709). 2) Vgl. n°. 50 § 4 (1709). 3) Vgl. Resol. Holland van 17 Febr. 1706, bl. 67. 4) De afgevaardigden van Delft hebben in de vergadering te Dordrecht niets voorgesteld; vgl. n°. 46 § 6 (1705). Bedoeld is 'waarschijnlijk het voorstel van de Leidsche gecommitteerden zelf; vgl. n°. 46 § 7 (1705). 135 N°. 48. — 1707. (9.) De gecommitteerden van Gouda ad idem. (10.) De gecommitteerden van Rotterdam ad idem. (11.) De gecommitteerden van Alkmaer ad idem. (12.) De gecommitteerden van Hoorn ad idem. (13.) De gecommitteerden van Enkhuysen ad idem. (14.) De gecommitteerden van Haerlem ad idem. Aldus gedaen, geresolveerd ende na gedane resumptie gearresteerd binnen de stad Haerlem op den 13en Julius 1707 en ten oirconde dese bij de voorsz. gecommitteerden van de respective steden ondertekent. (Volgen de namen der gecommitteerden.) In kennisse van mij als secretaris der stad Haerlem. Copie in Portef. Textielindustrie, G.-A. Leiden. N°. 48. VeBZOEK van db GECOMMITTEEBDBN DEB laken* beeeidebsgilden in de tien hollandsche steden aan de staten van holland en west-friesland in hun gebied den verkoop van lakens, die in de meiebij van den bosch, de babonie van bbeda of te oosteehout zijn bereid, gefeest of geappreteerd , te verbieden1). — tusschen 1707, jüli 13—1707, Augustus 25. Geven ... te kennen de gecommitteerdens van de lakenberey dersgilden in de respective steden van Hollant ende West-Vrieslant, dat sij, supplianten, op d'ordinare tweejarige bijeencomst hadden geresolveert aen UE. . . . hare... dancksegging bij desen te betuygen. dat het UE. Gr. Mo. ... op de instantiën van de fabriqueurs ende lakenbereyders heeft behaaght goet te vinden ende te ordonneren, dat de militie, staande ter repartitie van de opgemelte l)Wgl. nos. 46 § 3 (1705), 47 § I (1707), 49 (1707), 50 § 3 (1709). N«. 48. — 1707. 136 provintie, moet gekleet werden met inlandsche fabrijke ende mariifacture; dat sij, suplianten, daarvan bereyts de geluckige gevolgen hebben bevonden met relatie principalijk tot het gros van het arbeytsvolck, in consideratie dat een groot gedeelte van hetselve, hetwelcke andersints sonder werck tot armoede soude sijn vervallen geweest, daardoor aen het werck heeft konnen blijven ende alsoo van haren arbeytsloonen alsnogh subsisteren .... Maar gelijck als alle de resolutiën, bij UE. Gr. Mo. op het stuck van de lakenbereyderije van tijt tot tijt genomen, sijn streckende aen d'eene sijde ten gemeene nutte ende dienste van de lakenbereyders ende aanhorige in dese hooghgemelte provintie, soo en konnen sij, supplianten, oock niet verbergen, maar moeten alhier aen UE. Gr. Mo. oock klaaglijk vertoonen, dat de fabryke van de laakenbereyderije aen d'andere sijde weder merkelijk wert gekrenckt, geconsidereert dat de opgesetenen in de Meyerije van 'sBos, Baronnie van Breda en wel bijsonderlijk die van Oosterhout haar besigh houden met het bereyden van swarte en blauwe lakenen, dewelcke sij geperst ende opgemaakt alomme in dese provintie van Holland ende West-Vriesland te koop veylen ende oock effectivelijck vercoopen, streckende 'tselve tot groot nadeel van de fabryke van dese provintie ende de hantwercken en neeringe, daaruyt defluerende, en te dughten is, dat sij 'tselve verder sullen doorsetten in de lakenen van gemengelde coleuren, 'twelcke tot nogh grooter prejuditie van de hantwerken deser provintie soude redunderen. Mits welcke sij, supplianten, hen keeren tot UE. Gr. Mo..., versoeckende ... te verbieden, dat egeene soorten van lakenen, van wat nauur ofte coleuren deselve oock souden moge wesen, dewelcke in de Meyerije van 'sBos, Barronnie van Breda en wel specialijk op Oosterhout sijn bereyt, geperst oft opgemaakt, van nu voortaan binnen de provincie van Hollant en West-Vrieslant sullen mogen te koop geveylt oft verkoght worden, alsmede dat niemant der onderdanen van dese provintie diergelijcke soorte van lakenen sal mogen in koope aenslaen off oock in commissie ontfangen omme binnen dese provintie te verkoopen. Dat oock alle voerluyden van wagens, karren 187 N°. 49. - 1707. off ander rytuygh, mitsgaders schippers, schuytevoerders ende alle anderen werden verboden diergelijcke lakenen te coop te veylen off verkoopen. Versoeckende wijders sij, supplianten, onder het welbehagen van UE Gr Mo dat naer den tijt van een ja[er], te reeckenen van dato deser, egeene lakenen - Engelze laken[en] alleen uytgesondert — binnen dese provintie sullen mog[en] werden verkoght, als aen dewelcke de staalmeesters in respective steeden van dese provintie, alwaar de lakenen bereyt geperst en opgemaackt sijn, sullen hebben aengeslagen een loot, hebbende opgedruckt het wapen van die stad Jtal»n éewelcke deselve alsoo bereyt sijn, ende de lett« B daaronder staande, alles op soodanige penen en verbeteten, als UE. Gr. Mo. sullen goet en dienstigh vinden. Enz. Copie in Portef. Lakenbereidersgilde, G.-A. Leiden. No. 49. Deken en odd-deken van het lakenbereidersgilde te dobdeecht aan deken en overlieden van het lakenbebeidebsgilde te leiden *). — dordrecht 1707, Adgdstus 25 2). UE. sult alsnogh wel indaghtigh wesen, dat wij op de tweejarige bijeenkomst, laastelijk tot Haarlem gehouden s) sijn versoght ende geauthoriseert omme een requeste té doen opstellen, waarinne oock aen mijn heeren de Staten soude werden versoght, ten eynde op 't beste mogelijck soude werden voorsien, dat de laakens, in de Meyerije van s Bos en Baronnie van Breda ende specialijck op Oosterhout bereyt, geperst ende opgemaakt, in dese provintie niet wierden geveylt ofte verkoght. 1) Een zelfde schrijven is ook aan de andere gilden gezonden 2) Vgl. nos. 16 § 3 (1705), 47 § 4, 48 (1707), 50 § 3 (1709) 3) Vgl. n». 47 § 4 (1707). — De opdracht was reeds door de vergadering te Dordreeht in 1705 gegeven; vgl. 46 § 3c. N°. 49. - 1707. 138 Voor sooveel ons aengaat, hebben wij voldaan aen de voors. resolutie, als wij de requeste, waarvan hieronder copie l), hebben doen concipiëren ende aen d'heer Pensionaris deser stede overhandigen en gerecommandeert, die deselve oock vervolgens heeft gepresenteert gehad en ons gerapporteert, dat de meeste ledens van H. E. Gr. Mo. egeene kennisse van sodanige resolutie, als voors. is, waren hebbende, waardoor geoccasioneert is, dat er vooralsnogh die dispositie niet is op gevolght, dewelcke wij met reeden hadden mogen verhoopen, waaruyt dan oock buyten alle tegenspraaken hebben moeten besluyten, dat niet alle de leden van onse laaste bijeencomst aen haare heeren borgemeesteren verslag van onse voors. resolutie hebben gedaan, veel min het voors. versoeck gerecommandeert. Waarom wij van onse pligt hebben geoordeelt UE. van 'tgene voors. is kennisse te geven en tegelijck serieuselijk te versoecken, dat UE. desselfs heeren borgemeester en pensionaris de voors. requeste gelieft te communiceeren en tegens de naaste vergaderinge van den 15en September te recommanderen, speciaï^k H. E. informerende, dat niet word versogt verbot tegens den verkoop der lakenen, die ten bewusten platten landen worden geweeven, maar alleenlijk dewelke aldaar sijn bereyt, geperst en opgemaakt; oock niet tegens lakenen, aldaar bereyt, geperst en opgemaakt, dewelcke transifibrie over dese provintie buytenslants worden versonden, maar alleenlijck tegens desulcke, dewelcke alhier werden gesleten , niet obsterende dat men admitteert Engelze lakenen etc, en waarom dan oock niet die ten voors. platten lande bereyt, geperst en opgemaakt sijn, want men uyt politique consideratiën de Engelze fabryken niet opentlijck off directelijk verbieden magh etc, en ten tweeden, dat het hantwerck van bereyden etc., ten voors. platten landen beeter koop konnende werden gedaan, omdat aldaar minder lasten werden betaalt, binnen deze provintie seer veel komt te lijden ende door de tijt soude te niet staan te loopen, waardoor dan oock de gantsche fabrycque in 1) Vgl. n°. 48, 139 N°. 50. — 1709. dese provintie als insensibel soude komen te vervallen, hetwelcke op de voors. wijze moet en kan werden geprevenieert, sulcx wij, ons daartoe verlatende, verbljrêen, (w. g.:) Gerardus Hubert, Matthijs Tousijn. Minuut, in Portef. Lakenbereidersgilde, G.-A. Leiden. N«. 50. Notulen van de deie en deetigste vergadering der lakenbereiders te delft. — 1709, JuLI 16 en 17. (1.) Uyt kragte van den compromisse . . . zijn naar voorgaande uyt- en aanschrijvinge, met advis ende approbatie van de heeren burgermeesteren en regeerders der stad Delff, op huyden, den 16ea Julius 1709, in den Doele aldaar op de ordinaire tweejaarige bijeenkomste gecompareert ende verscheenen de naargenoemde gecommitteerdens, voorsien ende gesterkt weesende met behoorlijke commissie ende volmacht van de heeren haare respective principalen: Dordrecht: Antony Schot, deeken, Matthijs Toussain, oud-deeken. Haerlem: Johannes Plumioen, deeken, Abraham Puttianus, overman. Delft: d'heer Mr. Maarten Hoogenhoek, raad en oudburgemeester derselver stad als deeken, Nicolaas van der Boon, \ Nicolaas Haverling, l Johannes Cramer, \ hooftluyden. Jacobus van Hurk, I Pieter Haverling, ƒ Leyden: Charles Wasteau, Caspar Alenzoon. Amsterdam: Pieter van Castricum, ") Philippe de la Pontaine, j overluyden. Gouda: Harmanus de Koning, ") Pieter van Os, ƒ deekens. N°. 50. — 1709. 140 ■• Botterdam: Jacobus Verbruggen, *) Johannes Klaarhout Jr, j hoofdluyden. Alcmaar: Abraham Porèlnius, ") hoofdmannen van de Johan Hoogland, J lakenbereyderije. Hoorn: Laurens Brouwer, ") overluyden van 't lakenMeyndert Compas, j kopers- en bereydersgilde. Enckhuysen: Wouter Tulp, Jan Haak. (2.) Eerstelijk geresumeert ende geleesen de laatste resolutie, tot Haarlem genomen den 13en Julü 1707 ')• (3.) De gecommitteerde der stad Dordreght hebben geproponeert, off de resolutie op de voorgaende bijeenkomste tot Haarlem noopende de belastinge van lakenen, koomende uyt de Meyerije van 's Hertogenbosch, Baronnie van Breda en wel insonderheyd van Oosterhout2), alsnog niet behoorde werkstelligh te werden gemaakt, waarop weesende gedelibereert, is goedgevonden en hebben de gecommitteerdens aangenoomen sodanige middelen uyt te denken, als tot weeringe van dien gevoegelijk gepractiseert kan werden en die aan de heeren haare respective principaalen aan de hand te geeven, ten eynde devoire werde aangewent, dat daarontrent een resolutie bij H. E. Gr. Mo. sal werden genoomen 3). (4.) Weyders is bij de gecommitteerden aangenoomen de heeren haare principalen te versoeken, dat de resolutie van H. E. Gr. Mo. van den 17en Pebr. 1706 4) nopende het contracteeren van de kleedinge der militie, 't welk op primo Mey 's jaarlijks moet geschieden, dog bij d'officiers niet werde onderhouden, exactelijk mag werden geobserveert 5). (5.) De gecommitteerde van Haarlem verklaaren niet te hebben om te proponeeren. (6.) De gecommitteerde van Leyden verklaaren meede 1) Vgl. n». 47. 2) Vgl. n». 47 § 4 (1707). 3) Vgl. nos. 46 § 3 (1705), 47 § 4, 48, 49 (1707). 4) Vgl. Itesol. Holland van dien datum, bl. 67. 5) Vgl. n°. 47 § 5 (1707). 141 N°. 50. — 1709. voor ditmaal niet te hebben om te proponeeren als alleen, dat sij uyt de naam en vanweegens de heeren burgenmeesteren derselver stad versogten, dat de gecommitteerden van deselve vergaaderinge op de aanstaande tweejarige vergaderingh of bijeenkomste, dewelke volgens de tourbeurte binnen Leyden gehouden sal werden, aldaar geliefden te compareeren. (7.) De gecommitteerde van Amsterdam verclaren meede niet te hebben om te proponeeren. (8.) De gecommitteerde van Gouda niets, van Rotter7 dam niets, van Alkmaar niets, van Hoorn niets, van Enkhuysen niets. (9.) De gecommitteerde van Delff hebben deese vergaadering voorgedraagen, dat haar was voorgekoomen, dat de drapperye ten platten lande en in eenige dorpen van Holland werd geëxerceert en dat te bedugten staat, dat de bereyderije naar het exempel van dien sal volgen en sulks uyt de steeden werden gediverteert, waarop weesende gedelibereert, is bij de gecommitteerden aangenoomen de heeren hare respective prineApaalen te versoeken, dat sulks mag werden geweert en dat de drapperye ende wel speciaal de bereyderije in de steeden mag werden gehouden ende ten platten lande niet werden geëxerceert '). Aldus gedaan, geresolveert en naa gedaane resumptie gearresteert binnen de stad Delff den 17en Julü 1709 en ten oirconde deese bij de voorn, gecommitteerde van de respectieve steeden onderteekent. (Volgen de namen der gecommitteerden). In kennisse van mij, secretaris der stad Delff, H. Vockestaert. Copie in Portef. Lakenbereidersgilde, G.-A. Leiden. 1) Vgl. nos. 24 § 12 (KKfftj 25 § 3 (1671), 27 § 5 (1673), 2£ § 3 (1675), 74 § 4 (1757), 75 § 7 (1761). N°. 51. - 1711. 142 N°. 51. Notulen van de viee en dertigste vergadering der lakenbereiders te leiden. — 1711, JüLI 1. (1.) Uyt kragte van den compromisse . . . sijn naer voorgaende aen- en uytschrijvinge, met advys ende approbatie van de heeren burgemeesteren ende regeerders der stad Leyden, binnen deselve stad in de groote kamere van het gildenhuys aldaer op de ordinaire twejarige bijeencomste gecompareert ende verscheenen de naergenoemd» gecommitteerdens, voorsien ende gesterckt met behooii^J-* Commissie ende volraagt van de heren hare principalen: Dordrecht: Herman van Bragt, ) hoofdmannen. Johan Bodolp Bremken, S Haerlem: Johannes Plumioen, deeken, Cornelis Boon. Delft: Pieter Haverling, Jacobus van Hurck. Leyden: Frans van Cingelshoek, deeken, Jacob van Ouderkerk, Laurens van Bueren, ^Pieter van Tol, Pieter van de Walle. Amsterdam: Wijnand Alstorphius, Pieter van Castricum. Gouda: Hermanus de Koning, Pieter van Os. Botterdam: Jacob Verbrugge, Johannes Claarhout Jr. Alcmaar: Abraham Porcinius, Johan Hogeland. Hoorn: Jan de Krijt, Meyndert Compas. Enckhuysen: de gedeputeerden van Enkhuysen zijn niet verscheenen. (2.) Na de lecture van de respective commissiën van de heeren gecommitteerdens is ter vergaderinge geleesen een missive, geschreven uyt Enckhuysen den 29en Juny 1711, geteeckent bij Jan ttijxen en Wouter Tulp uit den 143 N°. 51. - 1711. naem van het laeckenbereydersgilt aldaer -), versoekende excuse, dat niemant uyt het voors. gilde op deese vergadering heeft konnen compareren. Waerover gedelibereert sijnde ende door de gedeputeerdens der stad Leyden omvrage gedaen sijnde, hebben alle de gecommitteerdens de excuse niet: aengenomen voor suffisant ende geoordeelt, dat imant van het voors. gilt alhier present hadden moeten weesen, ende vervolgens die van het voors. gilt tot Enchuysen gecondemneert in een boete van 25 gl. volgens 't 4e artyckel van de compromisse, gemaect in den jare anno 1643 *), welcke boete van 25 gl. sullen werden gedistribueert ten behoeve van de Nederduytse armen binnen deese stad Leyden ende welcke boete op de naestvolgeüde tweejarige vergaderinge, die weesen sa*>|(ftnnen de stad Amsterdam 3), door de gecommitteerdens van Leyden sal moeten werden ingevordert ende aen de voors. gecommitteerdens der stad Leyden ten eynde voors. overhandigt. En sijn wijders de gecommitteerdens van;Leyden versogt omme van het boveastaende geresolveerde bifSfle eerste occasie door missive aen die van het voors. laeckenbereydersgilt binnen de stad Enchuysen kennis te wiÉten geven, 't welck H. E. flètigenoomen hebben te sullen doen. (3.) Eerstelijck geresumeert en geleesen de laeste resolutie, tot Delft genoomen den 17en Julü 1709 *). (4.) Door die van Dordregt is geproponeert, dat de lantloperije, dewelcke ten platte landen bij veele menschen, hen met het te vercoopen van laeckenen, baeyen, carsayen en andere manufacturen, de bereyderije subject sijnde, (ernerende), wert gedaen, tot merckelijSei;schade van de bereyderije binnen de steeden van Hollant ende West-Vrfl»iiant, (dat) deselve geweert mag werden volgens placcate van den lande, in dato den 6en April 1680 6). Is daerop bij eenparige resolutie verstaen en goetge- 1) Ontbreekt. 2) Vgl. n°. 10 § 5. 3) Vgl. n«. 53 § 6 (1713). 4) Vgl. n». 50. 5) Vgl. Groot-Placaetboeck, III, bl. 802. N°. 51. - 1711. 144 vonden, dat bij de stad Dordregt een request') sal werden gepresenteert aen de Staeten van Hollant ende WestVrieslant tot weringe van deselve lantloperije en dat de verdere steeden hebben aengenoomen H. E. principalen te versoeken om daerin te adsisteeren2). (5.) Haerlem. De gecommitteerdens verclaren niets te hebben te proponeeren. (6.) Delft. De gecommitteerdens niets. (7.) Leyden. De gecommitteerdens niets. (8.) Amsterdam. Doen de heeren in 't generael bedancken voor het wel observeeren van 't versoek, bij missive s) aen H. E. E. gedaen raeckende de muytineerende gasten, met namen Willem Joel, Jan Roemer, Andries Smit en Wiggert Bijdendorp, omme deselve te weeren van het ambagt4). (9.) Is verder door deselve heeren geproponeert, off men niet soude konnen een middel beramen tot egaliteyt van de loonen in de respective steeden van Hollant ende West-Vrieslant, welcke in omvrage gebragt aijnde, is daerop geresolveert bij de gecommitteerdens uyt de steeden (uytgenoomen de stad Amsterdam), dat de presente tijt niet toe en laet verandering daerin te maecken •"'). •1) Vgl. n«. 52. 2) Vgl. n». 53 § 3 (1713). 3) Ontbreekt. 4) Vgl. n». 53 § 7 (1713), 54 § 7 (1715), 55 § 7 (1717), 56 § 9 (1719), 57 § 8 (1721), 58 § 7 (1723), 59 § 9 (1725), 60 § 6 (1727), 61 § 7 (1729). 5) Het gelijk maken der loonen in de onderscheiden Hollandsche steden heeft de vergaderingen, der lakenbereiders herhaaldelijk bezig gehouden; ditmaal naar het schijnt op instigatie der Staten van Holland; vgl. het volgende schrijven van een der overlieden te Amsterdam aan den pensionaris van Leiden: „Amsterdam, 12 Juny 1711. Over de saack, bij H. Ed. Gr. Mo. geventileert, of men het loon op het Iakenbereyden door gans Holland niet op een egale voet soude kunnen brengen en waarvan ik d'eere gehad hebbe met U te discourceren, ben ik voor .. . burgermeesters deeser stad ontboden, die mij gescgt hebben het haar . . . aangenaam soude zijn, indien de gedeputeerden van ons gild na de vergadering te Leyden het daarheen konden helpen 145 N°. 52. — 1711 (10.) Is nog bij de voorgemelte heeren gecommitteerdens geproponeert ende versogt uyt den naemen vanweegen de hwrpp- burgemeesteren derselver stad, dat de gecommitteerdens van deese vergaderinge op de aenstaende tweejarige bijeenkomste, welcke volgens toerbeurte binnen Amsterdam gehouden sal werden, gelieven te compareren. (11.) Gouda. De gecommitteerdens verclaren niets te hebben te proponeeirefl.1 -ü (12.) Botterdam. De gecommitteerdens niets. (13.) ABfanaer. De gecommitteerdens niets. (14.) Hoorn. De gecommitteerdens niets. (15.) Enchuysen. Absent. Aldus gedaen, geresolveert en gearresteert binnen de stad Leyden in de groote kamer van het gildenhuys op den len July, anno 1711. {Volgen de namen der gecommitteerden.) Mij present, J. v. Groenendijck. Copie in Portef. Lakenbereidersgilde, G.-A. Leiden. N°. 52. Verzoek van dekens en hoofdlieden der laken- beretdersgilden van de tien hollandsche steden aan de staten van holland en west-friesland derigeeren, dat soo een egaliteyt op het loon konde gevonden werden Nu dewijl dit werk in de minutes al veel over- en weerseggens onderhavig sal zijn, neeme ik de vreyheyt U...-mijne gedagtén te seggetf namelijk, dat de gildemeesters van Leyden, om die saak tot een goed eïnde te hengen, jia mijn begrip niet qualijk soude doen, indien sij na de andere correspondeerende steden haar reglement op het loon sonden en daarbij versogten, dat die van d'andere steden haar ook gestuurt wierden en dat de gedeputeerdens over die saak wel géinstrueert ter vergadering quamen. Wij hebben hier die reglementen van Leyden reets en die van dese stad zijn ook in handen van gildemeesteren van Leyden. Enz. (w. g.:) Philippe de la Fontaine". (Portef Lakenbereidersgilde, G.-A. Leiden).•- Vgl. vérder nos. 43 S 6 44 (1701), 45 § 6 (1703). 8 ' Droogscheerderssynoden. aq N°. 52. — 1711. 146 OM HET VERBOD BETREFFENDE HET VENTEN VAN LAKENS, BAAIEN, KARSAAIEN EN ANDERE STOFFEN OPNIEUW UIT TE VAARDIGEN1). — 1711, JULI l2). Geven... te kennen de deeckens en hooftluyden van de laeckebereydersgildens van de respective steeden van Hollant ende West-Vrieslant, jegenwoordig vergadert sijnde op haer ordinaire tweejarige bijeencompste binnen de stad Leyden -), dat UE. Gr. Mo. in den jaere 1679 *) wel hadde gedaen emaneeren seeckere waerschouwing, waerbij expresselijk was gestatueert ende geinterdiceert, dat niemant, wie het oock soude moogen sijn, soude vermoogen binnen deese landen van Hollant ende West-Vrieslant te venten of te koop te voeren enigerhande waere ofte coopmanschappen, van wat natuer ofte conditie die soude moogen sijn, hetsij deselve impost subject mogten sijn ofte niet, met scheepen ofte schuyten, wagens ofte karren, ofte oock mede haer eyge lijff, directelijck off indirectelijk, in eniger manieren, en dat alles booven en behalven de verbeurte van de te vente gebragt werdende goederen op soodanige swaere straffe en boetens, als naerder door UE. -Gr. Mo. bij de voors. waerschouwinge sijn gestatueert geworden. Dat dit alles niettegenstaende, enige baetsugtende menschen, buyten deese provintie woonende, sig directelijk tegens de voors. waerschouwinge ende goede intentie van UEd. Gr. Mo. onderwinden langs de huysen in de dorpen ten platten lande, ja selfs binnen de steeden te loopen ende te venten laeckenen, bayen, carsayen en andere manufacturen, dewelcke hier te lande niet werden bereyt, tot groote prejuditie van haer, supplianten, leeren andere knechten, alsmeede tot groot nadeel van de steeden en dorpen, die onder UEd. Gr. Mo. sijn streckende, dewelcke daerdoor van hare negotie en dagelijcx utwin- 1) Vgl. n°. 51 § 4 (1711). 2) Daar het rekest door de gecommitteerden der, lakenbereiders, die ter vergadering te Leiden aanwezig waren, is gel eekend, kan de datum daaruit worden vastgesteld. 3) Vgl. Groot-Placaetboeck, III, bl. 802. 147 N». 52. — 1711. ninge werden gefrusteert en ontset. Waerbij nog komt, dat de voors. loopers, des soomers haere goederen binnen deese landen vercoft hebbende, met de penningen, daervoor bij haer ontvangen, sig wederom begeven naer haere woonplaetsen buyten deese provintie. En alsoo de supplianten vermeynen, dat de intentie van UE. Gr. Mo., in de voors. waerschouwinge in dato den 30<«> Maert 1679}) vervat, is geweest om door het verbieden van het venten van deselve allerhande goederen te beneficeeren de ingeseetenen van deese landen en specialijck om aen vremdelingen te benemen de occasie, waerdoor sij de ingesetenen van deese provintie in het doen van hare neeringe off dagelij xe winste tot onderhout van hare familie in deese bedroeffde tijden souden verhinderen, gelijck de voors. intentie van UEd. Gr. Mo. niet duyster consteert en te sien is in de nader waerschouwinge van UEd. Gr. Mo., in April van den jaere 1680 -) daerop gevolgt, bij hetwelcke het venten en te koop brengen van enige waeren en coopmanschappen aen de ingesetenen van deesen landen — dog gelijck sulcx daeruyt meede proflueertjmet seclusie van vremde luyden — is gepernjitteert. Ende dewijle de penaliteyt, in de voors. waerschouwinge gestatueert, mede soo punctuelijk, immers met die rigeur als wel bij de meergemelte waerschouwinge geordonneert is, bij de officiers ten platten lande niet wert geexecuteert ende het voorn, loopen ende venten van de geseyde goederen van dag tot dag is toenemende, soo keeren de supplianten haer tot UEd. Gr. Mo. . . ., versoekende, dat derselver gunstige geliefte sij bij form'e van renovatie van de voors. waerschouwinge alsnog op 't alderscherpste te verbieden, dat niemant der voors. loopers en vremdelingen in toecoomende met de goederen en waeren, in de respective waerschouwinge van den jaere 1679 en 1680 8) gemelt, en wel specialijck met laeckenen, baeyen, carsayen en andere manufacturen, hoe die oock 1) Vlg. hiervóór, bl. 146, noot 3. 2) Van 6 April 1680; vgl. Groot-Placaetboeck, III, bl. 802. 3) Vgl. de vorige noot en bl. 146, noot 3. N°. 53. — 1713. 148 genaemt souden moogen sijn, binnen de steede, alsoock in de dorpen en ten platte landen sal vermoogen te loopen, te venten ofte aen de huysen te coop te brengen, op sodanige poene en boetens, als UEd. Gr. Mo. nader daertegens sullen statueren, en dat voorts ten platten landen mag werden geordonneert aen de officieren de voors. te statueren boetens ende poenaiiteyten exactelijk ende sonder enige conniventie en dissimulatie te executeren. (Volgen de onderteekeningen der gecommitteerden.) Copie in Portef. Lakenbereidersgilde, G.-A. Leiden. N°. 53. Notulen van de vijf en debtigste vergadjs^uh, q deb lakenbebeidebs te amsterdam. 1713, JüLI 11. (1.) Uyt crachte van den compromisse . .. zijn naar voorgaande uytschrijvinge, met advis en approbatie van de E. G. A. H. burgemeesteren en regeerders der stad Amsterdam, binnen de voorschreven stad op de zaal van het Oude Heerenlogement op de ordipJÉris tweejarige brjeeiakomste gecompareert en verscheenen de naargenoemde gecommitteerdens, voorsien en gesterkt met behoorlijke commissie en volmagt van de heeren hare respective magistraten en principalen: Dordrecht: Matthijs Tousain, Pieter Lares. Haerlem: Cornelis Boon, Abraham Puteanus. Delft: Jacob van Hurk, Pieter Haverling. Leyden: Casper Alenson, Laurens van Buuren. Amsterdam: Pieter van Castricum, deeken, Gerrit Annes d'Boer, Pieter de Smeth, Philippe de la Fontaine. Gouda: Hermanus de Koning, Pieter van Os. 149 N°. 53. — 1713. Rotterdam: Matheus Verwey, Jacob Kramer. Alcmaar: Jacobus Porcinius, Joan Hoogeland. Hoorn: Laurens Brouwer, Jan de Krijt. Enckhuysen;!Jan Haak, Frederik Verschuur. (2.) Ende is eerstelijk geleesen de resolutie,; over twee jaren gehouden tot Leyden, in dato 2 July 1711 (3.) Door die van Dordrecht (is) gerapporteert een request opgesteld te hebben ingevolge de resolutie, over twee jaren tot Leyden genomen tot weeringe van de landloperij 2), (en) hetselve serieuselijk gerecommandeert aan burgemeesteren derselver stad en ook soo vervolgens ter vergadering van H. E. Gr. Ma.~ingeleevert te sijn, maar alsnog daar geen vervolg van (te) hebben gehoord. En hebben de verdere leeden gerapporteert meede het zijne bij baarlieder magistraten te hebben gerecommandeerd. (4.) Die van Haarlem hebben niet in particulier te proponeeren. (5.) Van Delft ut supra. (6.) Door die van Leyden (is) versogt, dat de boete door die van Enkhuysen mogte werden betaald, alsoo (sij) tot Leyden niet present sijn geweest, waarop door die van Enkhuysen de boete van 25 guldens zijn voldaan s). (7.) Die van Amsterdam doen de heeren in 't generaal bedanken voor het wel observeren van het Versoek, bij H. E. gedaan rakende de muytinerende gasten, met namen Willem Joel, Jan Roemer, Andries Smit en Wiggert Bijdendorp, om deselve te weeren van het ambagt. Versoeken 'tselve te continueren, hetwelke de respective gecommitteerdens hebben aangenomen 4). (8.) De gecommitteerdens van Gouda seggen anders 1) Vgl. n». 51. 2) Vgl. n°. 51 § 4 (1711). 3) Vgl. n°. 51 § 2 (1711). 4) Vgl. nos. ,51 § 8 (1711), 54 § 7 (1715). N°. 54. — 1715. 150 niet te seggen te hebben als de bijeenkomst van dese vergadering over twee jaren uyt naam van burgemeesters binnen derselver stad te versoeken, die daarvan nader kennisse bij missive sullen geeven. (9.) Die van Rotterdam (hebben) niets te proponeren. (10.) Alcmaar, Hoorn en Enckhuysen ut supra. Aldus gedaan, geresolveert en gearresteert binnen de stad Amsterdam, ter plaatse vernoemt, op den llen July 1713. En is dese in kennis der waarheyd bij de respective gecommitteerdens onderteekent. (Volgen de nomen der gecommitteerden.) In kennisse van mij, secretaris, B. Lestevenon. Copie in register n°. 1135, le afd., G.-A. Delft. N°. 54. Notulen van de zes en dertigste vergadering der lakenbereiders te gouda. 1715, juli 16. (1.) Uyt cragte van de compromisse . . . zijn na voorgaende aen- ende uitschrijvinge, met advis en approbatie van de heeren burgemeesters ende regeerders der stad Gouda, binnen deselve stad in 't Heerenlogement op de tweejarige bijeenkomste gecompareert ende verscheenen de naergenoemde gecommitteerdens, voorsien ende gesterkt met behoorlijke commissiën ende volmagt van de heeren haere principalen: Dordrecht: Matthijs Toussijn, Abraham Hubert, Haerlem: Jan Plumioen. ï r, tt» i overluyden. Cornelis Boon, ) n Delff: Johannes Haverlingh, ) . , Wijnand Bolland, ) er y n. Leyden: Frans van Cingelshoek, Jacob van Ouderkerk. Amsterdam: Philippe de la Fontaine, ) dekens en Pieter van Castricum, ) overluyden. dekens. 151 N°. 54. — 1715. Gouda: Hermanus de Koninck, overman, Pieter van Os, ) dekens Pieter van Meehelen, ) Rotterdam: Justus Verbrugge, ) , M , T , m 1 c hooftluyden. Jacob Terwout, ) 4 Alkmaar: Jan Hogeland, ) lakenkoopers en Jacob Porsinius, ) hooftluyden. Hoorn: Louwerens Brouwer, ) Meyndert Compas, \ overluyden. Enkhuysen: Jan Haek, Hendrik Bijcxsen. (2.) En is eerstelijk geleesen de resolutie, over twee jaren gehouden tot Amsterdam, den lleu July 1713 'X (3.) Die van Dordregt verklaren niets te hebben te proponeeren. (4.) Die van Haerlem ut supra. (5.) Die van Delft ut supra. (6.) Die van Leyden hebben ter vergaderinge geëxhibeert quitantie van de regenten van het Huyssittenhuys der stad Leyden, in dato den 22en July 1713, tot bewijs dat die van Enkhuysen de boete, breeder geroert in 'tverbael van den llen July 1713 2), hadden voldaen. En verklaeren wijders niets te hebben te proponeeren. (7.) Die van Amsterdam doen de heeren in 't generael bedancken voor het wel observeeren van 't versoek, bij H. Ed. gedaen rakende de muytenerende gasten, met namen Willem Joel, Jan Roemer, Andries Smit en Wiggert Bij dendorp, om deselve te weeren van het ambagt, versoeckende hetselve te continueeren, hetwelke de respective gecommitteerdens hebben aengenoomen 3). (8.) De gecommitteerde van Amsterdam hebben wijders ter vergaderinge gecommuniceert en voorgeleesen een missive van ouderlingen van 't droogscheerdersgilde tot Hamburch, geschreeven aldaer den 16en November 1714 4) 1) Vgl. n°. 53. 2) Vgl. n». 53 § 6. 3) Vgl. nos. 51 § 8 (1711), 53 § 7 (1713). 4) Het schrijven ontbreekt. N°. 54. - 1715. 152 en geaddresseert aen deken en overluyden van het lakenbereydersgild tot Amsterdam, versoeckende declaratoir, off niet de Hamburger droogscheerdersgesellen, met een behoorlijke leerbrieff voorsien zijnde, tot Amsterdam om te werken zouden werden geadmitteert, en dat deken en overluyden van het lakenbereydersgilde tot Amsterdam den lleB December daeraenvolgende daerop hadden gerescribeert'), dat de laeckenbereydersgilden in Holland over vallende saken, het gilde rakende, bij tweejarige generale vergaderinge tesamen correspondeerden; dat soodanige vergaderinge in de aenstaende somer wederom stont gehouden te werdén; dat haere gecommitteerde op die vergadering het voorschreven versogte declaratoir zouden proponeeren en vervolgens het resultaet daervan ouderlingen van 't droogscheerdersgilde tot Hamburch zouden meededeylen. Waerop gedelibereert weesende, hebben alle de gecommitteerden van de respective steeden verstaen en verclaert, dat de Hamburger droogscheerdersgesellen en alle andere, daer een behoorlijk gilde is, met behoorlijke leerbrieven voorsien zijnde, om te werken in Holland admissibel zijn -). (9.) Die van Gouda versoecken, dat de boete van een ducaton, door een van de gecommitteerdens van Rotterdam verbeurt, ter sake bij op de gestelde tijd van de vergaderinge te laat is gecompareert, mogte werden voldaen. Is deselve bij hem gestoocken in de armbos. En verklaren wijders niets te hebben te proponeeren. (10.) De gecommitteerdens van Rotterdam verklaren niet anders te seggen te hebben als de bijeenkomst van dese vergaderingh over twee jaren uit naem van burgemeesteren binnen derselver stad te versoecken, die daervan nader kennisse bij missive sullen geeven. (11.) Die van Alkmaer verklaren niets te hebben te proponeeren. (12.) Hoorn, Enkhuysen ut supra. Aldus gedaen, geresolveerd en gearresteert binnen de 1) Het schrijven ontbreekt. 2) Vgl. nos. 55 § 8 (1717), 56 § 7 (1719). 153 N°. 55. — 1717. stad Gouda, ter plaatse boven genoemd, op den 16en July 1715, in kennisse bij de opgenoemde gecommitteerden. (Volgen de namen der gecommitteerden.) In kennisse van mij als secretaris, A. de Grande. Copie in register n°. 1135, le afd., G.-A. Delft. N°. 55. Notulen van de zeven en deetigste VEEGADEErNG dee lakenbeeeidees te botteedam. — 1717, JüLI 14. fUyt kragte van den compromisse . . . sijn nae voorgaende aen- en uytschöjTinge, met ad vis en approbatie van de heeren burgemeesteren ende regeerders der stad Rotterdam, binnen deselve. stadt in St. Joris-doele op de tweejarige bijeenkomst gecompareert ende versohenen de naegenoemde geöommitteerdens, voorzien ende gesterokt met behoorlijcke commissiëjii en volmagt van de heeren haere principalen: Dordregt: Matthijs Toussijn, ) Pieter Lares, \ dee<5kens. Haarlem: Cornelis Boon, Abraham Puteanus. Delft : Pieter Haverling, Anthony Hoyel. Leyden: Daniël van de Velde, Laurens van Bueren. Amsterdam: Pieter van Castricum, Philippé de la Pontaine. Gouda: Hermanus de Coning, Pieter van Mechelen. Botterdam: Jacobus Verbrugge, Matthijs Verwij, Jacobus Craamer, Jacob Terwout. Alkmaar: Jan Hoogland, Jacob Porsinius. Hoorn: Jan de Krijt, Meyndert Compas. N°. 55. — 1717. 154 Enkhuysen: Jan Haak, Jan Bijxen. (2.) Eerstelijck sijn gelesen de resolutiën, over twee jaeren genomen tot Gouda, den 16«n July 1715 J). (3.) De gecommitteerden van Dordregt verclaren niets te hebben om te proponeren. (4.) Die van Haerlem ut supra. (5.) Die van Delft ut supra. (6.) Die van Leyden ut supra. (7.) Gecommitteerden van Amsterdam doen de verdere gecommitteerden van de respective steden bedanken voor het wel observeren van 't versoek, bij haer gedaen rakende de muytinerende gasten, met namen Willem Joel, Jan Roemer, Andries Smit, Wiggert Bij dendorp, omme deselve te weren van het ambagt, versoekende hetselve>4« continueren, hetwelk de respective gecommitteerdens hebben aengenomen 2). (8.) De gecommitteerden van Amsterdam hebben ter vergaderinge gecommuniceert en voorgelezen een missive van ouderlingen van 't droogscheerdersgilde tot Hamburg, geschreven aldaer den len Juny 1717 en geaddresseert aen deken en overluyden van het lakenbereydersgilde tot Amsterdam *), inhoudende, dat drie van haere Hamburger gasten, met namen Davit Eolisch, Michael Wessel en Paul Jochem Bandeytsz., tot Amsterdam haer hadden vervoegt om werck te hebben; dat de basen wel genegen waren om haer in 't werck te stellen, dog dat (sij) berigt waren, dat de gasten tot Amsterdam hadden gedifficulteert om met haer te wercken; versoekende gemelte gecommitteerden declaratoir van dese vergaderinge, hoe haer in dese bij verdere weygeringe van de gasten te sullen moeten gedragen. •1) Vgl. n°. 54. 2) Vgl. nos. 51 § 8 (1711), 53 § 7 (1713), 54 § 7 (1715), 56 § 9 (1719). 3) Het schrijven ontbreekt. — Dergelijke brieven hebben de Hamburgers ook aan deken en overlieden van het gilde te Leiden gezonden, d.d. 9 Juli en 3 Augustus 1717. (G.-A. Leiden). 155 N°. 55. — 1717. Waerop gedelibereert sijnde, is geresolveert met eenparigheyd, so wanneer gemelte gasten van Hamburg, door een baes tot Amsterdam off elders in dese provincie op een behoorlijke leerbrieff aengenomen en geëmployeert werden de om te werken, door andere gasten, tot Amsterdam off elders werckende, werden geincommodeert off dat sij met haer niet willen wercken, dat sodanige, nae voorgaende minnelijke persuasiën halsterg blijvende, van het ambagt sullen werden geweert >)• (9.) Wijders hebben de gecommitteerden van Amsterdam te kennen gegeven, dat volgens ordonnantie van haere stad, op het lakenbereydersgilde geëmaneert, de basen sijn gequalificeert twee leerknegten te mogen houden-); dat de gasten haer daertegen opposeren en niet meer als één leerknegt willen gedogen; vereoekende, wanneer (sij) daeromtrent tegen sodanige muytinerende eenige Correctie, selffs tot het verbieden van haer ambagt mogten komen te doen, bij dese vergaderinge te werden gemaintfi$ÉW*. Waerop gedelibereert sijnde, is goedgevonden en geresolveert, dat deselve, daeromtrent eenige correctie doende, daerinne sullen werden gemaintóoeert. (10.) Gecommiteerde van Gouda hebben 'verclaert niets te hebben om te proponeeren. (11.) Die van Rotterdam ut supra. (12.) Die van Alkmaer verclaren niet te hebben om te proponeren als de bijeenkomst van dese vergaderinge over twee jaeren uyt naem van burgemeesteren derselver stad te versoeken, die daervan nader kennisse bij missive sullen geven. (13.) Die van Hoorn verclaren niets te hebben om te proponeren. (14.) Die van Enkhuysen ut supra. Aldus gedaen, geresolveert ende gearresteert binnen de stad Rotterdam, ter plaetse boven gemelt, op den 14en July 1) Vgl. nos. 54 § 8 (1715), 56 § 7 (1719). • 2) Vgl. de ordonnantie van 9 September 1-661, art. 5. (Noordkerk Handvesten, bl. 1345.) N°. 56. — 1719. 156 1717. In kennisse bij de opgemelte gecommitteerdens geteykent. (Volgen de namen der gecommitteerden.) In kennisse van mij als secretaris, Harm. van Zuylen Van Nijevelt. Copie in Portef. Lakenbereidersgilde 1646—1791, G.-A. Rotterdam. N°. 56. Notulen van de acht bn dbbtigbte vergadering deb lakenbebeidebs te alkmaar. — 1719, JüLI 12. (1.) Uyt cragte van de compromisse ... zijn na voorgaande aan- en uytschrüyinge, met advys en approbatie van de heeren burgemeesteren en regeerders der stadt Alkmaar, binnen deselve stad in de Oude Schuttersdoelen op de tweejarige bijeenkomst gecompareert en verschenen de nagenoemde gecommitteerdens, voorsien ende gesterkt met behoorlijke commissiën van de heeren hare principalen: Dordregt: Mathijs Toussijn, ) dekens Hendrik le Pla, i Haarlem: Cornelis Boon , Abraham Puteanus. Delft: Jan Franke, Reynier Bolland, b Leyden: Frans van Cingelshoek, Jacob van Ouderkerk. Amsterdam: Philip de la Fontijne, Pieter del Courfc Gouda: Pieter van Meggelen, Matheus van Tilburgh. Botterdam: Jan van der Linden, Jacob Terwout. Alkmaar: Jacob Porsinius, Mathijs Bilderbeek. Hoorn: Mijnard Compas, Laurens Brouwer. Enkhuysen: Jan Haak, Fredrik Verschuur. 157 N«. 56. — 1719. (2.) 'Eerótijk zijn gelèeen de resolütiën, over twee jaren genomen tot Rotterdam den 17en July 1717 «). (3.) De heeren gecommitteerdens van Dordregt, ma* klaren niet te hebben om te proponeeren. (4.) De heeren gecommitteerdens van Haarlem: vert klaren verstaan te hebben, dat tot Leyden geintróduceert wert een manier om de lakens te rouwen over een tafel op de Engelsche wijze, en hebben versogt aan de heeren gedeputeerdens van Leyden daarover onderrigt te zijn, welke heeren gedeputeerdens van Leyden verclaarden niet te weten, dat 'tzelve binnen haare stadt wierd geëxerceerd. Waarover gedelibereert zijnde, is eenparig goedgevonden daarbij te acquesceeren, totdat daarvan nader zal eoomen te consteren, ende zijn de heeren van Leyden versogt, daarop te mquireren, die '.tzelve hebben aangenomen om daarvan ter naaste vergaderinge rapport te doenP)..x? (5.) De heeren gecommitteferidens van Delft verklaren niets te hebben om te proponeren.. (6.) De heeren gecommitteerdens yan Leyden verclaren niet te hebben om te proponeeren dan alleen, dat (sij) de respective leden bedanken wegens 't wel executeren van haar verséek omtrent de droogscheerders ende andere ordres, in de laatste tunaiéilfybinnen Leyden voorgevallen'), wenschende, dat de andere leeden diergelijke voorvallen niet mogen renoontrèreni- iversoekende dezelve te willen versekert (kijn, dat zoo wanneer diergelijke voorvallen binnen deselver steeden mogten voorkomen, sij met al haar magt dezelve zullen bijspringen en tegens de muytineerdiejg helpen maintineren. (7.) De heeren gecommitteerdens van 'Amsterdam heb- 1) Vgl. n°. 55. 2) Vgl. n°. 57 § 3 (1721). 3) In het jaar 1718. Het plakkaat der Staten van Holland van 17 Maart 1718 (Gr.-Placaetboek, V, bl. 709) was van. deze,'beweging onder de Leidsche arbeiders het directe gevolg. — VgL ook 1'ringsheim, Beitrage zur wirtsehafllichen Entwickelungsgeschichte,d«»jiVereinigton Niedeitande, bl. 70; Blok, Eene Hollandsche stad onder de Republiek, bl. 197. N°. 56. — 1719. 158 ben gerapporteert, dat zij van de resolutie, in den jare 1717 tot Rotterdam wegens de Hamburger gasten genomen, aen de overluyden tot Hamburgh kennis hadden gegeven ende dat dezelve Hamburger gasten, nadat (sij) nog een requeste aan de heeren burgemeesteren der stadt Amsterdam gepresenteert hadden, weder naer Hamburgh zijn vertrocken, zonder dat iets nader van haar is vernomen '). (8.) De heeren gecommitteerden van Amsterdam hebben gecommuniceert, dat er kort na de vergaderinge in 1717 binnen haare stadt een muitinatie is ontstaan onder de gasten, omdat zij niet wilden werken* daar twee leerknegte waaren, en dat zij i alle 't werk hadden verlaten ,* dat na veel moeyten en met adsistentie van de magistraat alle weder aan 't werk zijn gegaan, uytgesondert Gerrit Harmensz. Lavervelt, die, halsterrig gebleven zijnde, tot Amsterdam en in geheel Holland het werk verboden is, gelijk daarvan in Rotterdam (in) 1717 *) aan (de) respective leeden bij missive kennisse is gegeven s). (9.) De heeren gecommitteerdens van Amsterdam hebben de andere leeden nogmaals bedankt voor het wel observeren van 't versoek, bij haar gedaan rakende de muytinerende gasten, met namen Willem Joel, Jan Roemer, Andries Smit, Wiggert Bijdendorpen *). Ende hebben versogt daarbij te voegen Gerrit Harmensz. Laverveld, hiervooren gemelt, omme dezelve te weren van het ambagt, versoekende 'tselve te continueren, 't welk de respective gecommitteerdens hebben aangenomen. (10.) De heren gecommitteerdens van Gouda hebben verclaart niets te hebben om te proponeren. (11.) De heeren gecommitteerdens van Rotterdam ut supra. (12.) De heeren gecommitteerdens van Alkmaar ut supra. (13.) De heeren gecommitteerdens van Hoorn verclaren 1) Vgl. nos. 54 § 8 (1715), 55 § 8 (1717). 2) Vgl. n°. 55 § 9 (1717). 3) Vgl. hierover Kernkamp, De „droogscheerders-synode" in OpstellenRogge, bl. 98. 4) Vgl. nos. 51 § 8 (1711), 53§7 (1713),54 § 7 (1715), 55§7 (1717). 159 N°. 57. — 1721. niet te hebben om te proponeren als de bijeenkomste van dese vergaderinge over twee jaren uyt de naam van burgermeesteren derzelver stadt te versoeken, die daarvan naader kennisse zullen geven. (14.) De heeren gecommitteerdens van Enkhuysen verclaren niet te hebben om te proponeren. Aldus gedaan, geresolveerd ende gearresteert binnen de stad Alkmaar, ter plaatse boven gemelt, op den 12en July 1719. In oirconde bij opgemelte gecommitteerdens ondertekent. (Volgen de namen der gecommitteerden.) In kennisse van mij, secretaris, P. Schagen. Copie in register n». 1135, 1» afd., G.-A. Delft. N°. 57. Notulen van de negen en debtigste vergadering der lakenbebeidebs te hoorn. 1721, Juli 16. (1.) Uyt cragte van de compromisse . . . zijn na voorgaande aan- en uytschrgYinge, met advys en approbatie van de heeren burgemeesteren ende regeerders der stadt Hoorn, binnen dezelve stadt in de Nieuwe Schuttersdoele op de twe^arige bijeenkomste gecompareerd! en verschenen de naargenoemde gecommitteerdens, voorsien ende gesterkt met behoorlijke commissiën en volmagt van de heeren hare principalen: Dordregt: Abraham Hubert, deeken, Johan Rudolff Bremkens. Haarlem: Abraham Puteanus. Delft: Gillis van Egmond, Johannes van Bijsterveld. Leyden: Pieter Knibbe, Laurens van Buuren. Amsterdam: Pieter van Castricum, Gerrit Annes de Boer. Ctoüda: Pieter van Mechelen, Mattheus van Tilburg. « N°. 57. — 1721. 160 Rotterdam: Jacob Craamer, Jan van der Linde. Alkmaar: Jacob Porcinius, Matthijs Bilderbeeck. Hoorn: Laurens Brouwer, Meyndért Compas. Enkhuysen: Jan Haak, Hendrik Bijxen. (2.) Eerstelijk zijn gelesen de resolutiën, over twee jaren genomen tot Alkmaar den 12en July 1719 '). (3.) De heeren van Leyden hebben* ingevolge ende tot voldoeninge van de resolutie, laast tot Alkmaar genomen-), ter dees vergaderinge gecommuniceert, dat H. E. E. ernstelijk hadden geinquireerd, ofte binnen hare stadt was geintroduceert ende geëxerceert wierde een manier om de laackens te rouwen over een tafel op de Engelsche wijse, dog dat zij, heeren gecommitteerdens, zijn geinformeert en voor zeecker weeten, dat de voorgemelde manier van rouwen binnen haar stadt niet in practijc^ue is. En zijn voor 't voorschreven rapport de heeren van Leyden gantsch vrindelijk bij dese vergaderinge bedankt. (4.) De heeren gecommitteerdens van Dordregt verklaren niets te hebben om te proponeren. (5.) De heeren gecommitteerdens van Haarlem verklaren ut supra. (6.) De heeren van Delft verklaren als vooren. (7.) De heeren gecommitteerdens y&n ljeyden verklaren als vooren. (8.) De heeren van Amsterdam hebben ter vergaderingh geproponeert, oft .niet nut en dienstig zoude wesen de muytinerende gasten, met namen Willem Joel, Jan Roemer, Andries Smit, Wiggert Bij dendorp, Gerrit Hermensz. Laverveldt, alle bij voorgaande resolutie gemeïi *), bij continuatie te weren van het ambagt. Waarop gedeli- 1) Vgl. n». 56. 2) Vgl. n°. 56 § 4 (1719). 3) Vgl. nos. 51 § 8 (1711),. 53 § 7 (17.13), 54-,§ '7 (1715), 'fiS § 7 (1717), 56 § 9 (1719). 161 N°. 58. — 1723. bereert zijnde, is bij eenparigheid goedgevonden de voornoemde gasten van haar ambagt te weren in alle plaatsen en steden van Holland. (9.) De heeren gecommitteerdens van Gouda verklaren niets te hebben om te proponeren. (10.) De heeren van Rotterdam verklaren als voren. (11.) De heeren van Alkmaar verklaren als voren. (12.) De heeren van Hoorn verklaren als vooren. (13.) De heeren gecommitteerdens van Enkhuysen verklaren ook als vooren, dog communiceren en versoeken de bijeenkomst van dese vergadering over twee jaren uyt de naam van de heeren burgemeesteren derselver stadt, zullende niettemin daarvan nader kennisse aan de leden geven. Aldus gedaan, geresolveert ende gearresteerd binnen de stadt Hoorn, ter plaatse boven gemelt, op den 16en July 1721. In oirconde bij opgemelte gecommitteerdens ondertekent. (Volgen de namen der gecommitteerden.) In kennisse van mij, JD. Blauw. Copie in register n°. 1135, le afd., G.-A. Delft. N°. 58. Notulen van de veebtigste vebgadeeinq dee lakenbebe1debs te enkhuizen. — 1723, juli 14. (1.) Uyt crachte van de compromisse . . . sijn na voorgaende aen- en uytSo%rrjvinge, met advys en approbatie van de heeren burgemeesteren en regeerders der stadt Enkhuysen, aldaar op hetraadhuys op de tweejarige bijeenkomst gecompareert en verscheenen de onderstaande gecommitteerdens, voorsien met behoorlijke commissiën en volmagt van de heeren hare principalen: Dordregt: Hendrik Hooyman, Matthijs Toussain. Haarlem: Abraham Puteanus, Enogh Hovens. Droogscheerderssynoden. \\ t N°. 58. — 1723. 162 Delft: Pieter Haverlingh, Anthony Hoyel. Leyden: Jacob van Ouderkerk, Pieter van de Walle. Amsterdam: Pieter del Court, Abraham Visser. Gouda: Mattheus van Tilburgh, Anthony van Krimpen. Botterdam: Jacob Terwout, Willem Landmeter. Alkmaar: Jacobus Porcinus, Matthijs Bilderbeek. Hoorn: Laurens Brouwer, Meyndert Kompas. Enkhuysen: Jan Haak, Hendrik Rijxen, Jan Bijxen, Fredrik Verschuur. (2.) Eerstelijk zijn gelesen de resolutiën, over twee jaren tot Hoorn genomen op den 16en July 1721 ')• (3.) De heeren gecommitteerdens van Dordregt verklaren niets te hebben om te proponeren, dog versoeken dese vergaderinge over twee jaren uytte naam van de heeren burgemeesteren en regeerders derselver stadt en zullen niettemin bij missivens daarvan nader kennisse geven aan de leden. (4.) De heeren gecommitteerdens van Haarlem verklaren niets te hebben om te proponeren. (5.) De heeren gecommitteerdens van Delft verklaren niets te hebben om te proponeren. (6.) De heeren gecommitteerdens van Leyden ter vergaderinge hebbende gecommuniceert de quade intrigues en maleversatie van zeeckere Jacques Duphour, meesterknegt op de winkel van Francoys Lapierre, is eenpariglijk goedgevonden en verstaan gemelde Jacques Duphour vanwegens zijne zeer quade practijck en gedrag voor altoos van het ambagt te weren in alle steeden van Holland en -1) Vgl. n». 57. 163 N°. 59. — 1725. West-Vriesland >). En hebben gemelde heeren van Leyden de leden versogt omme in het weren van alle andere muitenerende knegten met altén ernst te willen continueren, en waarinne alle presente heeren ook hebben geconsenteert. (7.) De heeren gecommitteerdens van Amsterdam hebben de leden bedankt voor haren goeden ijver, geadhibeert m het weren van de vijf muitinerende gasten, vermeit in de resolutie, voor twee jaren tot Hoorn genomen -), en de leden mede versogt van bij continuatie daarinne te willen vigileren, hetwelk alle presente heeren hebben aangenomen te zullen doen s). (8.) De heeren gecommitteerdens van Gouda verklaren mets te hebben om te proponeren. (9.) De heeren gecommitteerdens van Rotterdam verclaren niet te hebben om te proponeren. (10.) De heeren gecommitteerdens van Alkmaar verklaren ut supra. (11.) De heeren gecommitteerdens van Hoorn verklaren ut supra. (12.) De heeren gecommitteerdens van Enckhuysen verklaren ut supra. Aldus gedaan, geresolveert en gearresteert ter plaatse voornoemt op den Men July 1723. Des ten oirconde bij gemelde heeren gecommitteerdens geteeckent. (Volgen de namen der gecommitteerden.-) In kennisse van mij, Jan Schagen. Copie in register n°. 1135, le afd., G.-A. Delft. N°. 59. Notulen van de een en veertigste vebgadering DER LAKENBEREIDERS TE DORDRECHT. — 1725 JüLI 11. (1.) Uyt cragte van de compromisse . . . zijn naar voor- 1) Vgl. nos. 59 § 7 (1725), 60 § 5 (1727). 2) Vgl. n°. 57 § 8 (1721). 3) Vgl. nos. 57 § g (1721), 59 § 9 (1725). N°. 59. — 1725. 164 gaande aan- en uytschrijvinge, met advys en approbatie van de heeren burgermeesteren en regeerders der stadt Dordrecht, binnen dese stadt ia .den Doele op de ordinaire tweejarige bijeenkomste gecompareert de naergenoemde gecommitteerden, voorzien en gesterkt zijnde met behoorlijcke commissie en volmagt van de heeren haare principalen : Dordregt: Abraham Hubert, Hendrik van Bragt, Hendrik le Pla, Johan Budolff Bremkens, absent. Haarlem: Abraham Puteanus, Enogh Hovens. Delft: Jan Franken, Beynier Bolland. Leyden: Pieter Knibbe, Abraham Alensoon. Amsterdam: Pieter van Castricum, Pieter Noppen. Gouda: Hermanus de Coningh, Mattheus van Tilburgh. Botterdam: Jacob Cramer, Willem Landmeeter. h Alkmaar: Jacobus Porsinus, Matthijs Bilderbeeck. i Hoorn: absent. Enkhuysen: Jan Haak, Hendrik Rijxen. (2.) Na de lecture van de respective commissiën van de heeren gecommitteerdens is ter vergaderinge gelesen een missive1), geschreven uyt Hoorn den 9en July deses jaars 1725, geteeckent bij Lourens Brouwer, versoekende excuse, dat niemant uyt het voorschreven gild op dese vergaderinge heeft konnen compareren, Waarop gedelibereert en omvrage gedaan zijnde, hebben alle de respective gecommitteerdens het excuys, in de voorschreven missive gemelt, niet aangenomen nog voor 1) Ontbreekt. 165 N°. 59. — 1725. suffisant geoordeelt en dierhalven dat iemand van 't voorschreven gilde alhier present hadden moeten wesen, en hebben vervolgens eenpariglijk die van het voorschreven1 gild tot Hoorn gecOiWlemneert in een boete van 25 caroliguldens, ten behoeve van de Nederdnyüsche armen der stad Dordregt, welcke voorschreven boete op de naastvolgende tweejarige vergaderingh, die wesen zal binnen de stadt Haarlem '), door de gecommitteerdens van die stadt zal moeten werden ingevordert en aan de gecommitteerdens der stadt Dordregt ten voorschreven eynde overhandigt. Ende zijn wijders de gecommitteerden van Dordregt versogt omme van het bovenstaande geresolveerde bij de eerste occasie door missive aan die van 't voorschreven laackenbereydersgilde binnen de stadt Hoorn kennisse te willen geven, 't welk H. E. aangenomen hebben te zullen doen. (3.) Eerstelp: zijn gelesen deresoluties, van over twéé jaaren tot Enkhuysen genomen op den 14en July 173&»}; (4.) De heeren van Bragt en le Pla als gecommitteerdens van Dordregt eenige propositiën ter vergaderinge willende doen, heeft de heer Abraham Hubert, als boekhouder van het laackenbereydersgilde, gesustineert, dat zodanige ofte eenige (andere) propositiën door de voorschreven van Bragt off le Pla nieK konde werden gedaan, ter oorsaeke dat zij het gilde op zijn behoorlijcke tijt bij den anderen hadden geconvoceert omme te hooren wat saacke aldaar zoude mogen voorkomen, om hetzelve van die inportantie vindende, alsdan in de vergaderinge van heden te komen voorbrengen, dogh dat de meergemelde van Bragt en le Pla zig alsdoen hebbende geabsenteert, en in de voorschreven vergaderinge van de gilde niets van merite was voorgecomen en dienvolgende vooralsnu ook geen propositie door denselven van Bragt en le Pla konde werden gedaan. Waarop bij de respective leden van de vergaderinge omvrage gedaan zijnde, hebben deselve eenpariglijk geoordeelt, dat na de ordre en gebruyck geen 1) Vgl. n». 60 § 2 (1727). 2) _,Vgl. n°. 58. N°. 59. - 1725. 166 propositie door den meergemelde van Bragt en le Pla om vorige redenen konde werden gedaan, dog dat, zulcx een domestycque saak sijnde, hetselve different ook onder den anderen behoorde te werden affgedaan, en zijn dienvolgende geen propositiën gedaan off voortgebragt. (5.) De gecommitteerdens van Haarlem hebben uyt den naem ende vanwegens de heeren burgemeesteren van deselve stadt serieuselij k versogt, dat de gecommitteerdens van dese vergaderinge op d'aanstaande tweejarige generale bijeenkomste, van d'welcke de tourbeurte binnen de voorschreven haare stadt wesen zal, aldaar willen compareren. (6.) De gecommitteerdens van Delft verclaren haar voor ditmaal niet te hebben om te proponeren. (7.) De gecommitteerden van Leyden hebben de respective gecommitteerdens van andere steeden bedankt voor den iever, die zij gehad ende getoont hebben om te weeren Jacques Duphour, en versoeken de gecommitteerdens verders daarin met allen ernst te willen continueren '). (8.) De gecommitteerdens van Leyden hebben nog voorgedragen, dat zij in haare stadt en onder haren gilde hadden ingevoert te extraderen en uyt te geven eenige brieffies off biljetten, ten eynde dat eenige knegts off gasten, van haar meester off baas gaande, niet wederom bij een ander baas mogten werden aangenomen, alvorens dat deselve knegts off gasten door een brieffie van haar eerste meester konnen aantoonen, dat d'selve van haren dienst zijn voldaan, versoekende voorts, dat zulcx in alle de steeden in dier voegen mag werden gepractiseert tot. het meeste nut en dienst van de meesters en baasen. Waarop gedelibereert zijnde, hebben d'respective gecommitteerdens van de steeden eenpariglijk geconsidereert, dat zulcx een saake was van een zeer groot gebruyk en ordre ende dienvolgende hetselve goetgevonden ende geapprobeert en aangenomen hetselve insgelijcx te zullen opvolgen ende nacomen, op een boete van 25 gulden, te verbeuren voor ider knegt bij zodanige meesters off baasen, dewelke in deese zal off zullen komen te pecceren. 1) Vgl. nos. 58 § 6 (1723), 60 § 5 (1727). 167 N°. 59. — 1725. (9.) De gecommitteerdens van Amsterdam hebben versogt en voorgedragen, dat de vijff gasten, met namen Willem Joell, Jan Roemer, Andries Smit, Gerrit Harmensz. Laverveld en Wiggert Bijdendorp bij contiriuatie het werk mogen werden verboden en daarvan gewèert»). (10.) De gecommitteerdens van Amsterdam hebben insgelijcx deselve propositie gedaan, evenals de gecommitteerdens van Leyden hiervoren hadden gedaan 2). (11.) De gecommitteerdens van Gouda verclaaren haar voor ditmaal niet te hebben om te proponeeren. (12.) De gecommitteerdens van Rotterdam hebben voorgedragen ten eynde dat alle droogscheerdersbaasen en knegts, die zig buyten Holland zullen nedersetten, verliesen zullen haar regt van 't gilde voor altoos, sonder daarin ooyt weder te werden aangenomen, tenzij (sij) voor haar vertreck hebben versogt en verkregen schriftelijke permissie van het gilde, waarin zij behoren, alles en alleen tot conservatie en welwesen van de negotie en om de fabrycque, zooveel doenlijk is, in dit land te houden. Waarop gedelibereert en in omvrage gebragt zijnde, is met meerderheyt van stemmen goedgevonden en verstaan de voorschreven propositie, bij d'gecommitteerdens van Botterdam gedaan, te amplecteren en zig allen die conform te gedragen." (13.) De gecommitteerdens van Alkmaar verclaarden haar voor ditmaal niet te hebben om te proponeren. (14.) De gecommitteerdens van Enkhuysen verclaren haar voor ditmaal niet te hebben om te proponeeren. Aldus gedaan, geresolveert en na gedane resumptie gearresteert binnen de stadt Dordregt op den Hen July 1725, ende ten oirconde dese bij de voorschreven gecommitteerdens van de respective steeden onderteekent. (Volgen de namen der gecommitteerden.) In kennisse van mij als secretaris der stadt Dordregt op den 12cn July 1725, P. Eelbo. Copie in register n°. 1135, 1° afd., G.-A. Delft. 1) Vgl. nos. 51 § 8 (1711), 53 § 7 (1713), 54 § 7 (1715), 55 § 7 (1717), 56 § 9 (1719), 57 § 8 (1721), 58 § 7 (1723). 2) Vgl. hiervóór § 8. N°. 60. — 1727. 168 N°. 60. Notulen van de twee en veertigste veegadering der lakenbereiders te haablem. — 1727 , Juli 16. (1.) Uyt kragte van de compromisse . . . zijn naar voorgaande aan- en uytschrijvinge, met advys en approbatie van de heeren burgemeesteren ende regeerders der stadt Haarlem, binnen dese stadt op 't Princenhoff op de ordinaire tweejarige bijeencomste gecompareert en verscheenen de naergenoemde gecommitteerdens, voorsien ende gesterkt sijnde met behoorlijke commissie en volmagt van de heeren hare respective principalen: Dordrecht: Abraham Hubert, Johan Rudolf Bremkens. Haarlem: Abraham Puteanus, Enogh Hovens. Delft: Johannis van Bij ster veld, Bartholomeus Verbrugge. Leyden: Frans Cingelshoek, Abraham Allensoon. Amsterdam: Pieter del Court, Abraham Visser. Gouda: Mattheus Tilburgh, Antony van Crimpen. Botterdam: Jacob Kramer, Gerrit van Gijsen. Alkmaar: Jacob Porsinus, Matthijs Bilderbeeck. Hoorn: Cornelis Schellinger, Laurens Brouwer. Enkhuysen: Jan Haak, Hendrick Bijkse. (2.) Eerstelijk sijn gelesen de resolutiën, tot Dordrecht genomen den llen July 1725 '). En hebben de heeren gecommitteerde van Hoorn, door de heeren gecommit- 1) Vgl. n°. 59. 169 N°. 60. — 1727. teerden van Dordrecht ingevolge van gemelte resolutie x) versogt en aangesproocken sijnde omme de 25 guldens boete voor de armen van Dordrecht wegens het niet compareeren op de gewoonlijke bijeenkomst, op den llen July 1725 binnen Dordrecht gehouden, wel geallegeert tot redenen van absentie hunne indispositie op dien tijt, maar daarna siende de inclinatie van de leeden omme hunne gegeven condemnatie te hebben voldaan, hebben de gemelte somma van ƒ25.— aan de heeren gecommitteerden van Dordrecht overhandigt omme aan de armen van die plaatse te worden verstrekt. (3.) De heeren gecommitteerden van Haarlem hebben verklaart niets te hebben om te proponeren. (4.) De heeren van Delft (verclaren) hetselve ende versoecken uyt de naam van de heeren burgemeesteren derselve stadt, dat de heren gecommitteerden van deese vergaderinge op de aanstaande bijeenkomst, dewelke na de gewoonte over twee jaren in de stat Delft sal gehouden worden, aldaar willen compareeren, waartoe nader teegens dien tijt de dagh sal worden bekent gemaakt, 'tgéene bij de leeden voor notificatie is aangenoomen. (5.) De heeren van Leyden hebben de heeren van deese vergaderinge bedankt, dat sij op hun versoek tot nog toe hebben gelieven te weeren den persoon van Jaques Duphour1) en hebben wel willen kennisse geeven, dat zij in seeckere bewust sijn, dat deselve Jaques Duphour altans iB uytlandig ende alsoo niet meer sal kunnen tragten weder in dienst aangenoomen te worden, 'tgeene mede voor notificatie is aangenoomen. (6.) De heeren gecommitteerden van Amsterdam hebben hun versoek tot weeringe van de vijf gasten, bij hun twee jaren geleden tot Dordrecht gedaan s), wederom vernieuwt ende is bij alle de leeden aangenoomen deselve bij continuatie van 't werk te weeren en af te houden -). 1) Vgl. n«. 59 § 2 (1725). 2) Vgl. nos. 58 § 6 (1723), 59 § 7 (1725). 3) Vgl. n». 59 § 9 (1725). 4) Vgl. nos. 51 § 8 (1711), 53 § 7 (1713), 54 § 7 (1715), 55 § 7 (1717), 56 § 9 (1719), 57 § 9 (1721), 58 § 7 (1723), 59 § 9 (1725). N°. 61. — 1729. 170 (7.) De heeren gecommitteerden van Gouda en alle de volgende leeden hebben verclaart niets te hebben om te proponeeren. Aldus gedaan, geresolveert en na gedane resumtie gearresteert binnen de stadt Haarlem den 16en July 1727 ende t'olroonde deese geteeckent bij ons, gecommitteerdens van de respective steeden. (Volgen de namen der gecommitteerden.-) In kennisse van mij, D. Guldewagen. Copie in Portef. Textielindustrie, G.-A. Leiden. N°. 61. 1 notulen van de drie en veertigste vergadering der lakenbereiders te delft. 1729, Juli 13 en 14. (1.) -Uit kragte van den compromisse. . . sijn naar voorgaande aan- en uytschrijvinge, met ad vis ende appro- batis van de heeren burgemeesteren en regeerders der stad Delft, op huyden, den 13en July 1729, in den Doele aldaar op de tweejarige bijeenkomste gecompareert ende verschenen de nagenoemde gecommitteerden, voorsien ende gesterckt wesende met behoorlijke commissie en volmagt van de heeren haren respective principalen: Dordrecht: Hendrik Hoyman, boekhouder, Hendrik Bremkens, deecken. Haarlem: Abraham Puteanus, deecken, Enogh Hoovens, overman. Delft: d'heer mr. Paulus Teding van Berkhout, deecken, capiteyn Pieter Haverling, \ Anthony Hoyel, i Johannes Bijsterveld, l , , _ ,, . J Tr ' > hooitluyden. Bartholomeus Verbrugge, 1 Jan Vranken, 1 Beynier Bolland, ' Leyden: Pieter Knibbe, deeken, Adriaan le Pla Pietersoon. 171 N°. 61. — 1729. Amsterdam: Pieter van Castncum, ) , , t j i n 1 • i overluyden. Jan de la Fontaine, ) Gouda: Mattheus Tilburg, i , , / deekens. Anthony van Krimpen, ) n ï i f overluyden. Willem Beukelman, ) Enkhuysen: Jan Haak, Hendrick Bijxen. (2.) De heeren gecommitteerde der stad Dordrecht hebben gerapporteert, dat de 25 gl., door de heeren gecommitteerden van Hoorn wegens de boete van noncomparitie op de vergaderinge, in den jare 1725 tot Dordrecht gehouden betaalt, aan den arme van deselve stad gegeven sijn, exhiberende daarvan quitantie, en is hetselve aangenome voor notificatie. (3.) De heeren gecommitteerden der stad Haerlem hebben ter vergaderinge voorgedragen, dat geinformeert wierde, dat eenige lakenbereyders binnen de stad Leyden de gewoonte hebben haar knegtten in plaats van gelde haar arbeydsloonen te voldoen en te betalen voor het geheel ofte ten deele met lappen laken; dat hetselve niet anders als tot groot nadeel van de lakenbereyderije kan strecken; versoeckénde, dat hetselve, sooveel mogelijck is, mogte werden belet. Waarop wesende gedelibereert, is goedgevonden de heeren gecommitteerden der stad Leyden te versoeken, dat (sij) bij de heeren haare principalen devoir gelieven aan te wenden, ten eynde deese quade practijcq mach werden geweert, ende hebben de heeren gecommitteerden van Leyden voorn, hetselve aangenomen -). (4.) De heeren gecommitteerden van Delft hebben verklaart niet te hebben om te proponeren. (5.) De heeren gecommitteerden der stad Leyden hebben 1) Vgl. n». 60 § a. 2) Vgl. n». 62 § 3 (1731). N». 61. — 1729. 172 gerapporteert, dat (sij) in het seker berigt waren, dat tot Naerden twee lakenbereyderijen waren opgerecht, gevende in consideratie hoedanig deselve best souden werden geweert, waarop wesende gedelibereert, sijn de heeren gecommitteerden der stad Amsterdam versogt sig op hetgeen voors. is, te informeren en ter naaster vergadering daarvan rapport te doen '). (6.) De heeren gecommitteerden der stad Leyden hebben wijders uyt naam en vanwegen de heeren burgemeesteren ende regeerders derselve stad versogt, dat de gecommitteerden van dese vergadering op de aanstaande tweejarige bijeenkomst, welke volgens de tourbeurten binnen Leyden gehouden sal werden, aldaar geliefden te compareren, waartoe nader tegen dien tijd den dag sal werden bekend gemaakt, en is hetselve bij de leden voor notificatie aangenomen. (7.) De heeren gecommitteerden der stad Amsterdam hebben hun versoeck tot wering van de vijf gasten, bij haar over vier jaaren tot Dordrecht gedaan 2) en over twee jaaren tot Haarlem gereïtereert3), wederom vernieuwt *) ende is bij alle de leden aangenomen deselve bij continuatie van 't werk te weeren en af te houden. (8.) De heeren gecommitteerden van Gouda en alle de verdere leden hebben verklaart niets te hebben om te proponeren. Aldus gedaan, geresolveert en na gedaane resumptie gearresteert binnen de stad Delft den 14en July 1729 en ten oirconde dese bij de voornoemden van de respective steden onderteekent. (Volgen de namen der gecommitteerden.) Copie in Portef. Lakenbereidersgilde, G.-A. Leiden. 1) Vgl. nos. 62 § 4 (1731), 63 § 5 (1733), 64 § 7 (1735). 2) Vgl. li». 59 § 9 (1725). 3) Vgl. n». 60 § 6 (1727). 4) Vgl. nos. 51 § 8 (1711), 53 § 7 (1713), 54 § 7 (1715), 55 § 7 (1717), 56 § 9 (1719), 57 § 8 (1721), 58 § 7 (1723), 59 § 9 (1725), 60 § 6 (1727). 173 N°. 62. - 1731. N°. 62. Notulen van de viee en veeetiqste vergade- bing der lakenbereiders te leiden. 1731 Juli 4 en 5. (1.) Uyt cragte van den compromisse. . . zijn naar voorgaande aan- en uytschrijvinge, met advys en approbatie van de heeren burgemeesteren en regeerders der stadt Leyden, op huyden, den 4™ ju]y 1731) in >t gilde. huys aldaar op de ordinaire tweejarige bijeenkomste gecompareerd en verscheenen de naargenoemde gecommitteerdens, voorsien ende gesterkt wesende met behoorlijke commissie en volmagt van de heeren haar respective principalen: Dordrecht: Abraham Hubert, deeken, Jan Rudolph Bremkens, agtman. Haarlem: Abraham Puteanus, deeken, Enogh Hovens, overman. (Absent wegens zijn indispositie.) Delft: Johan Franken, ) , Beynier Bolland, 5 hooftluyden. Leyden: Adriaan Drabbe, deeken, Michiel Hospenjon, Everardus Schutterup, / Hendrik van Tol, f hooftmannen. Balthazar Daniël Dauw, ) Amsterdam: Abraham Visser, deeken, Lambe'rtus Bosboom, overman. Gouda: Anthony van Crimpen, ) , Jacobus van Crisapen, \ deekens' Botterdam: Mattheus Bogge, ) , .. ' [ hooftluyden. Gernt van Gijsen,) J Alkmaar: Jacobus Porcinus , ) , . -vr^ttv, - t>ij i. i i hooftmannen. Matthijs Bilderbeeck,) Hoorn: Cornelis Schellinger, ) tt-.!, t, , . ' l overluyden. Willem Beukelman, ) J Enkhuysen: Jan Haak, ) tt j i overluyden. Hendrik Bijxen, ) N°. 62. - 1731. 174 (2.) Eerstelijk is geresumeert en gelesen de laaste resolutie, tot Delft genomen den IA™ July 1729 '). (3.) De heeren gecommitteerdens der stadt Leyden op de gedane klagten van de heeren gecommitteerdens der stadt Haarlem in de voorgaande vergaderinge binnen Delft gehouden op den 13en July 17292), alsoff eenige lakenbereyders binnen deze stadt de gewoonte hadden hare knegts in plaatse van in gelde haar arbeytsloonen te betalen in het geheel off ten deele met lappen laken, hetwelke tot groot nadeel van de lakenbereyderije zoude strecken, hebben alle devoire aangewend om te beletten, dat geen droogscheerder binnen dese stadt met lappen laken zullen betaalt werden ende nemen aan bij continuatie hetselve te doen observeren. De heeren gecommitteerdens van de andere steden hebben de heeren gecommitteerdens der stad Leyden bedankt voor hare vigilantie. (4.) De heeren gecommitteerdens der stadt Amsterdam hebben op 't versoek van de heeren gecommitteerdens der stadt Leyden in de voorgaande vergaderinge, binnen Delft gehouden den 14™ July 1729 s), om de twee laackenbereyderijen, te Naarden opgeregt, hoe die best zoude konnen werden geweert, gerapporteert, dat die twee winkels, hièrvooren gemeld, tot niet geloopen zijn. De heeren gecommitteerdens van de andere steeden hebben de heeren gecommitteerdens van Amsterdam bedankt voor haar gedaan rapport4). (5.) De heeren gecommitteerdens van Dordregt en Haarlem hebben verklaart niets te hebben om te proponeren. (6.) De heeren gecommitteerdens van Delft hebben gerapporteert van a) de gast, welke de gildemeesteren der stadt Leyden hadden versogt dat mogt werden geweert, daarop ordre (te) hebben gesteld, dat deselve terug- a) Hs.: „dat". 1) Vgl. n°. 61. 2) Vgl. n°. 61 § 3 (1729). 3) Vgl. n°. 61 § 5 (1729). 4) Vgl. nog nos. 63 § 5 (1733), 64 § 7 (1735). 175 N°. 62. - 1731. gezonden is om zijn proeff te doen. De heeren gecommitteerdens der stadt Leyden hebben de heeren gecommitteerdens der stadt Delft bedankt voor haar vigilantie in deesen betoont, ende verklaard altijt bereid te zijn om in diergelijke occasie hetselve te erkennen, ende verders niet te nebben om te proponeren. (7.) De heeren gecommitteerdens van Amsterdam hebben overgegeven een ordonnantie van H. E. G. A. die van de geregte der stadt Amsterdam rakende het geven van biljetten aan de gasten, die uyt dienst van een lakenbereyder ofte defselver weduwe ontslagen werden, ende deselve geen biljetten te geven als naar alvorens te hebben vertoond haar gildebrief, zijnde de ordonnantie in dato den 23^ Januari 1731 '), en versogten dat hetzelve generalij k mogt werden geobserveerd. Waarop alle de heeren gecommitteerdens hebben verklaard, dat hetselve ten meesten deele bij haar werd geobserveert, en belooven, zooveel het doenlijk is, in het vervolg te doen observeeren! (8.) De heeren gecommitteerdens der stadt Amsterdam hebben wijders uyt name en vanwegens de heeren burgemeesteren ende regeerders derselver stadt versogt, dat de heeren gecommitteerdens van deeze vergaderinge op de aanstaande tweejarige bijeenkomste, welke volgens de tourbeurten binnen Amsterdam gehouden zal werden aldaar gelieffden te compareren, waartoe nader tegens die* tijt den dag zal werden bekend gemaakt. Ende is hetselve bij de leedens voor notificatie aangenomen. (9.) De heeren gecommitteerdens van Gouda ende alle de verdere leden hebben verklaart niets te hebben , om te proponeren. Aldus gedaan, geresolveert en na gedane resumptie gearresteert binnen de stadt Leyden den 5en July 1731, ende ten oorconde deese bij de voornoemde gecommitteerdens van de respective steeden onderteykent. (Volgen de namen der gecommitteerden.) Bij mij als secretaris der stadt Leyden, huyden den 5en July 1731, Gerard de Bije. Copie in register n°. 1135, le afd., G.-A. Delft. 1) Vgl. Noordkerk, Handvesten, bl. 1352. N°. 63. — 1733. 176 N°. 63. Notulen van de vijf en veertigste vergadering der lakenbereiders te amsterdam. — 1733, juli 8 en 9. (1.) Achtervolgens authorisatie ende magt van de gildens van de laeckenbereyderije in de respective steeden van Holland ende West-Vrieslant.... zijn naar voorgaande uytschrijvinge, met ad vis en approbatie van de E. G. A. H. burgemeesteren en regeerders der stadt Amsterdam, binnen de voorschreven stadt op de zaal van het Oude Heerenlogement op de ordinairis tweejarige bijeenkomst gecompareert en verscheenen de naargenoemde gecommitteerdens, voorsien en gesterkt met behoorlijke commissie en volmagt van de heeren haare respective magistraten en principalen: Dordrecht: Pieter Lares, deeken, Johan Rudolff Bremkens, agtman. Haarlem: Abraham Puteanus, deeken, Enog Hovens, overman. Delft: Johannes van Bijsterveld, "> , t> iu i ir i. r hooftluyden. Bartholomeus Verbrugge, J J Leyden: Vincent van Tol, Everhardus Schutterup. Amsterdam: Pieter van Castricum, deeken, Pieter Noppen, \ Joan de la Fontaine, f , , ... xt ' ? overluyden. Abraham Visser, l Jacob Tiewelen, (Dog sijn de twee eerstgemelden wegens indispositie absent geweest.) Gouda: Mattheus van Tilburg, ~> Jacobus van Campen, Botterdam: Willem Landmeter, , , o u ï hooftluyden. Gerrit van Gysen , J J Alkmaar: Matthijs Bilderbeek, ) lakencoopers en Nicolaas Botter, ƒ hooftmannen. Hoorn: Cornelis ScheUinger, } Cornelis Schellmger, *i Claas Oudend^ck, J * 177 N°. 63. — 1733. Enkhuysen: Jan Rijxen, Hendrik Rijxen. (2.) En is eerstelijk geresumeert en gelezen het geresolveerde over twee jaren tot Leyden op den 5™ Juiy 1731 i). (3.) Vervolgens hebben gecommitteerdens van Dordrecht gezegt, dat (sü) niets in 't particulier hadden te proponeren. (4.) Die van Haarlem, Delft en Leyden ut supra. (5.) De gecommitteerdens van Amsterdam hebben gerapporte**, dat de lakenbereydereyen tot Naarden nog bij continuatie blijven stilstaan, waarop deselve door de gecommitteerdens van de andere negen steeden zijn versogt te willen vigileren tegens het weder opregten van eenige zodanige winkels binnen deselve stadt Naarden, hetwelk door die van Amsterdam is aangenomen, met belofte dat zij, zulks onverhopentlijk geschiedende, de andere leden daarvan, sullen verwittigen 2). (6.) De gecommitteerdens van Gouda zeggen anders niet te zeggen te hebben és de bijeenkomst van dese vergadering over twee jaaren uyt naam van de heeren burgemeesteren binnen deselve stadt te versoeken en daervan nader kennisse bij missive te zullen geven. (7.) Die van Rotterdam zeggen, dat zij niets hebben te proponeren. (8.) Die van Alkmaar, Hoorn en Enkhuysen ut supra. Aldus gedaan, geresolveert en na gedane resumptie gearresteert binnen de stadt Amsterdam, ter plaatse voornoemt, op den 8«n en 9™ July, anno 1733. En is dese in kennisse der waarheit bij de respective gecommitteerdens onderteeckent. (Volgen de namen der gecommitteerden.) Bij mij als secretaris der stadt Amsterdam, huyden den 9en July, anno 1733, P. Elias. Copie in register n°. 1135, 1« afd., G.-A. Delft. 1) Vgl. n°. 62. 2) Vgl. nos. 61 § 5 (1729), 62 § 4 (1731), 64 § 7 (1735). Droogscheerderssynoden. aq N°. 64. — 1735. 178 N°. 64. Notulen van de zes en veebtigste vebgadebing deb lakenbebeidebs te gouda. — 1735, jüli 13 en 14. (1.) Achtervolgens authorisptie. .. zijn na voorgaande uytschrijvinge, met advys en approbatie van de E. G. A. H. burgemeesteren ende regeerders der stadt Gouda, binnen de voorschreven stadt op de crijgsraadtkamer in de St. Joris-doelen op de ordinairis tweejarige bijeenkomste gecompareert en verscheenen de naargenoemden gecommitteerdens, voorsien en gesterkt met behoorlijcke commissiën en volmagt van de heeren hare respective magistraten en principalen: Dordrecht: Hendrik Hoyman, proeffmeester, Hendrik Bremkens, agtman. Haarlem: absent. Delft: Pieter Haverlingh, * Wijnand Bolland. Leyden: Adriaan Drabbe, Michiel Hospenjons. Amsterdam: Abraham Visser, Anthony Bernie. Gouda: Mattheus van Tilburg, Anthony van Crimpen, Jacobus van Crimpen, Nicolaas van Mechelen de Jonge, Botterdam: Willem Landmeter, ) hooftluyden. Gerrit van Gijsen, S Alkmaar: Matthijs Bilderbeek,) hooftmannen. Claas Botter, ) Hoorn: Cornelis Schellinger, j overluyden. Claas Oudendijk, ' Enkhuysen: Jan Bijxsen, Hendrick Bijxen. (2.) Na de lecture van de respective commissiën van de heeren gecommitteerdens is gelesen een missive'), ge- dekens. 1) Ontbreekt. 179 N°. 64. — 1735. schreeven uyt Haarlem den 30»* Juny 1735, geteekent by Abraham Puteanus en Enogh Hovens, versoekende excuse, dat niemand uyt het voorschreven gilden op dese vergaderinge heeft konnen compareren, en zijn daarop door het gilde der stadt Gouda nogmaals aangeschreeven omme ter vergaderinge present te komen, maar is bij H E de bovengemelte missiven onbeantwoort gelaten. Waarop gedelibereert wesende, zijn de gecommitteerdens van Gouda bedankt voor haare promtitude. En verders omvrage gedaan zijnde, hebben alle de respective gecommitteerdens het excuys, in de voorschreven missive genielt, niet aangenomen nog voor suffisant geoordeelt en dierhalven dat ymand van het voorschreven gilden alhier present hadde moeten wesen, en hebben vervolgens eenparig die van 't voorschreven gild gecondemneert in een boete van 25 caroli-guldens agtervolgens de resolutie, bij aen, Ur. Mo. de heeren Staaten van Hollant ende WestVneslant genomen ten behoeve van de Nederduytschen armen der stadt Gouda, welke voorschreven boeten op de naastvolgende tweejaarige vergaderinge, die wesen zal binnen de stadt Rotterdam, door de gecommitteerdens van die stadt zal moeten werden ingevordert en aan de gecommitteerdens der stadt Gouda ten voorschreven eynde overhandigt. En zijn verders de gecommitteerdens van Rotterdam versogt om van het bovenstaande geresolveerde by de eerste occasie door missive aan die van het voorschreven laakenbereydersgilde binnen de stadt Haarlem kennisse te geven, 't welk H. E. aangenomen hebben te zullen doen -). (3.) En is geresumeerd en gelesén het geresolveerde over twee jaaren tot Amsterdam op den 8™ July 1733 ») (4.) Geresumeert sijnde de resolutie, op de laaste vergaderinge te Amsterdam genomen, inhoudende dat de gecommitteerdens van de respective steeden wegens de laackenbereyderije, die den eersten dag van de vergadering . 1) Vgl. n°. 1 (1638). 2) Vgl. n». 69 2 (1737). 3) Vgl. n». 68. N°. 64. — 1735. 180 bij de deliberatiën hebben geassisteert, gehouden zullen zijn den tweeden dagh bij de resumptie van de resolotiën en teekenen van het compromis present te wesen, op de verbeurte van 3 gulden 3 stuyvers, die alsdan niet en compareert l), is door de gecommitteerdens der respective (steeden) eenparig goedgevonden ende verstaan de bovengemelte resolutie te concluderen en arresteren. (5.) De heeren gecommitteerdens der stadt Dordregt hebben niets om te proponeren. (6.) De heeren gecommitteerdens van Delft en Leyden ut supra. (7.) De heeren gecommitteerdens der stadt Amsterdam hebben ter vergaderinge gerapporteert, dat de laackenberijderije tot Naarden bij continuatie blijft stilstaan en dat de gereedschappen, daartoe behoorende, reeds vandaar zijn getransporteert en verdens niets hadden te proponeren, waarop (sij) door de gecommitteerdens van de respective steeden zijn bedankt voor haar gedaan rapport en vigelantiën, met versoek daarin verders te willen continueren -). (8.) De gecommitteerdens van Gouda seggen niets te hebben om te proponeren. (9.) De gecommitteerdens der stadt Rotterdam seggen mede niets te hebben om te proponeren als de bijeenkomst van de vergaderinge over twee jaaren uyt de naam van de heeren burgemeesteren binnen deselve stadt te versoeken en daar nader bij missive kennisse van te zullen geven. (10.) De gecommitteerdens van Alkmaar, Hoorn en Enkhuysen seggen niets te hebben om te proponeren. Aldus gedaan, geresolveert en na gedane resumptie gearresteert binnen de stadt Gouda, ter plaatse voornoemt, op den 13en en 14en July 1735. En is dese in kennisse der waarheid bij de respective gecommitteerdens onder- 1) Hiervan blijkt uit de notulen van de vergadering te Amsterdam niets; vgl. n°. 63. 2) Vgl. nos. 61 § 5 (1729), 62 § 4 (1731), 63 § 5 (1733). 181 N°. 65. — 1737. teykent. (Volgen de namen der gecommitteerden.) Bij mij als secretaris der stadt Gouda, huyden den 14en July 1735, G. v. Brandwijk. Copie in register n". 1135, lö afd., G.-A. Delft. N°. 65. Deken en hoofdlieden van het lakënbebeidehsgilde tb leiden aan die van de lakenbebeidebsgilden in de negen hollandsche steden x) 2). leiden, 1737, Maaet 9. (1.) Het is van wegens het dagelijks meer en meer toenemend verval der lakenfabrique deser lande en uyt hoofde van een smertelijk leetwesen over 'tselve, dat wij, ondergeschreven, deeken en hooftmannen van 't lakebereydersgilde in dese stad, ons verpligt vindende om alles wat doenlijk is aan te wenden tot opbeuring van dien vervallen toestand, ook de vrijheid nemen ons met dese aan U Ed. te adreseren, niet twijffelende off TJ Ed., die nevens ons in dieselve betrekking staan, sullen ook wel willen medewerken ten besten van het gemene welzijn, die ten grootsten dele bestaat in den bloey van de fabriquen dezer landen in het gemeen ende dien der laakenen in 't bijsonder, 't Is ook darom, dat vele en de meesten der 1) Een zelfde brief, gezonden aan deken en hoofdlieden van het lakenbereidersgilde te Amsterdam (vgl. n". 60), is aanwezig in het G.-A. van Amsterdam, lett. U, n°. 3. — Dat dit schrijven aan alle negen Hollandsche steden is gezonden, blijkt uit een ongedateerd dubbel, aanwezig in het G.-A. van Leiden, waaronder geschreven staat: „Copy der missive, door gildemeesteren a°. 1736 aan d'andere gildens gezonden". (Portef. Lakenhalle). — Waarschijnlijk staan de bemoeiingen van het Leidsche gilde in verband met het onderzoek, waartoe door de Staten van Holland in hun Vergadering van 15 Januari 1737 was besloten. 2) Vgl. nos. 66—68 (1737), 70 § 7 (1741), 71 § 5 (1745). N°. 65. — 1737. 182 directeuren van de lakenfabriquen in de steden, alwaar deselve geëxerceerd word, al voor veele jaren gemeender handt getragd hebben de toen begonne buyten-fabriquen in haren aanvang te stuyten, als wel voorsiende (de)selve allengs den totalen ondergang der Hollandse lakenen soude na sig slepen, dog de middelen, daartoe dienstig, ten dien tijd en diervoegen niet sijnde ter uytvoering gebragdt, zooals mogelijk wel hadde kunnen geschieden, is evenwel de saak soo niet ten eenenmaal vervallen, off wanneer het werk met ernst word bij de hand gevat, zoude nog wel 't een en ander redres te verwagten wesen. (2.) En naardien dit jaar de respective gedeputeerdens van de lakebereydersgilde op de gewone tijd binnen de stad Rotterdam wederom staan tezamen te komen '), oordelen nu sulxs eene gunstige gelegentheyd te wesen om over die hoognodige saak aldaar met den anderen ernstig te delibereren, hoe en op wat wijze het verval eenigsints soude konnen werden hersteld, wanneer UEd., hebbende een der corresponderende gildens, daartoe mogten hebben de behoorlijken instructiën en gequalificeerd zijn tot het geven van heylsamen advysen, opdat men, in dese de saak eens sijnde, bij de respective regeerders in dese steden mogte aanhouden, dat H. E. G. A. in de vergaderinge van H. E. Gr. Mo. bewerken, dat door hunne hooge wijsheyd en authoriteyd verhinderd wierden den vrijen en soo weynig belasten invoer van uytheemsche lakenen, als het grootste en voornaamste middel zijnde, waardoor de Hollandsche lakenen een merkelijk meerder debiet soo binnen- als buytenslands zouden verkrijgen, overmits het openbaar is en U Ed. in allen deelen genoeg bekend, dat de Akensche en meest Verviersché gemelleerde couleurde bereyde lakenen, mitsgaders die van Borschet, Eupen, Luyk, Limburg2) en veele andere, soo 1) Vgl. n°. 69. 2) De invoer uit deze plaatsen dateert reeds uit de eerste helft der zeventiende eeuw; vgl. Leidsche Textielnijverheid, IV, n°. 290 (1638) en verder passim. 183 N°. 65. — 1737. daaromheen als elders leggende plaatsen, in soo groten aantal in dese landen vrij en onbelemmerd worden ingevoerd, dat men daarvan de winkels en magazijnen alomme siet opgevult, dewelke vercogt konnende werden tot sooveel lager prijsen, als men de fabrique van dit land om veele redenen met mogelijkheyd geven kan; zoo worden deselve dagelijks ook bij preferentie vertierd, terwijl de onse blijven leggen. (3.) En naardien veele der genoemde vreemde lakenen worden gemaakt in landen, alwaar onse fabriquen sijn verboden off dermaten belast, dat men se derwaards onmogelijk senden kan '), soo is er immers niets natuurlijkers en meer overeenkomende met het belang van deses lands ingesetenen, dan dat de lakenen, gemaakt onder 't gebied van die mogentheden, welke de onse op de genoemde wijsen verbieden, insgelijks verboden off belast werden. En dewijl men het goed effect van 't verbod der buytenslands gemaakte deekens — volgens 't placaat van H. H. M. van dato den 8eu Mey 1728 en wederom gerenoveerd en geamplieerd den 8en Mey 17322) — in de steden, alwaar die fabrique hier te lande is, hanttastelijk ondervind, soo is geensints te twijffelen, off wanneer de hooge regeeringe omtrend de lakenen mede tot sulke heylsame gedagten quam, off men soude welhaast een meerder leven in die fabrique — omtrent dewelken desen landen van ouds sijn gereputeerd geweest — gewaarworden, tot soulaas van sooveele goede burgeren en ingesetenen, die benevens de geringe gemeente en arbeydslieden door het tegenwoordig verval ten hoogsten verdrukt worden. (4.) Wij bidden, dat UEd. hierop serieuselijk reflectiën gelieve te nemen ons dese aangaande met UEd. goede naam en bijstand te ondersteunen, ook midderwijle de 1) 0. a. in Frankrijk, Portugal, Spanje en Zweden. Vgl. Pringsheim, a. w., bl. 35. 2) Plakkaten tegen den uitvoer van wollen dekens; vgl. GrootPlacaetboek, IV, bl. 1483 en 1500. N°. 65. — 1737. 184 voorgenoemde saak bij UEd. G. A. regeeringe smakelijk te maken, gelijk wij niet nalaten sulks bij H. Ed. G. A. alhier te doen, niet sonder wel gegronde hope en genoegsame versekeringe, dat deselve ons in dit geval met al hun vermogen sullen bijspringen, als die meer dan oyd den bloey van deses stads en 's lands fabriquen ter herten nemen en daervan ook doorslaande blijken geven met reeds sig niet te kleeden dan met de fabriquen van dit land, gelijk dan sulks ook een spore verstrekt aan de burgerije om die loffelijken voet na te volgen. En bijaldien sulks in andere steden ook wierd gepractiseerd, soude het vanselfs eene soo groote verbeteringen in de fabriecq der manifacturen van dit land veroorsaken, dat men er de merkelijke blijken van ondervinden soude, alwaaromme wij ook seer vriendelijk versoeken en geerne aan UEd. wij se en voorsigtige directie willen verlaten om UEd. G. A. regeeringe insgelijks tot sulke heylsamen gedagten te brengen, dewelke niet anders dan ten algemene nutte en tot voorsettingen van alle 's lands fabriquen verstrekken kunnen. (5.) Mijn heeren, wij.verwagten, dat UEd. niet alleen sullen billijken de regtmatige redenen, die wij hebben om dese missive aan UEd. aff te zenden, maar ook dat UEd. met ons de handen wel sullen willen ineenslaan ter verkrijging van so hoognoodsakelijk redres, soowel door de voorgestelde middelen als door anderen, die UEd. mogte oordeelen nuttig te wesen, moetende wij UEd. nog voor 't sluiten deses verseekeren, dat onse Ed. G. A. regeeringe niet alleen pogen het hunne toe te brengen tot herstellinge van de vervallen lakennering in 't bijzonder — op dewelke wij eygentlijk in dese onse qualiteyd betrekking hebben —, maar dat ook desselfs hartelijke wensch is, dat alle des lands fabriquen, van elke stad in 't bijsonder, mogen herleven, en daartoe ook wel geerne sullen willen medewerken, al warom wij niet alleen het onse aanbieden om UEd. in diergelijke saken te adsisteeren, maar wij sijn ten volle gepersuadeert, dat wanneer het ook word nodig geoordeeld, dat de respective directeuren van de differenten fabriquen in UEd. plaatse dienaangaande met de gouverneurs van de hallen der verscheyde neeringe in 185 N°. 66. — 1737. dese stad') soudén dienen te corresponderen, sulks van hier met hart en ziel sal worden ter hand geslagen, ten eynde soo dese nutte saaken generaal te maken. Ondertusschen zien wij UEd. aangenome rescriptie op deze tegemoet en ons voorts aanbiedende om UEd. van onse kand alle plaisier en genoegen toe te brengen, noemen wij ons enz. (W. g.:) Jan van Breda, Everardus Schuttrup, Balthazar Daniël Douw, Pieter Caauw, Hendrik W. Clignet. Copie in register n°. 1135, 1« afd., G.-A. Delft. N°. 66. Deken en hoofdlieden van het lakenbereidersgilde te amsterdam aan die van het laken- BEREIDEflSGILDE te leiden2). — amsterdam, 1737, April 9. Op zijn tijd is ons wel ter handt gecomen U Ed. aangename missive van 9 Maart3), maar door indispositie en andere toevallen niet compleet bij den anderen geweest zijnde, is het ons niet doenlijk geweest dezelve eerder te beantwoorden om U Ed. te versekeren, dat wij ook met hart en siel wenschten, dat onse sooseer vervalle lakennegotie weederom tot sijn voorige staat konde herstelt worden, en dat wij seer gaarne met U Ed. willen aanspannen om alle middelen van redres daartoe te soeken. Maar UEd. propositiën in seer generale termen sijnde, soo versoeken wij op dezelve UEd. nader intentie te mogen weeten, hoe zulx ter uytvoer te brengen, dewijl ons veel swarigheden daarin voorkomen, opdat wij dan te zijner tijd onse gedeputeerden op de generaale ver- 1) In dezen tijd bestonden te Leiden de laken-, de baai-, de greinhal, de gecombineerde saai- en rashal. én de gecombineerde warpen fusteinhal. ■ 2) Vgl. nos. 65, 67, 68 (1737), 70 § 7 (1741), 71 S 5 (1745) 3) Vgl. n°. 65 (1737). N°. 67. - 1737. 186 gadering tot Rotterdam') sooveel te beter en netter instructie kunnen geven om tot zoo een hijlsaam oogmerk te geraken. Amsterdam, 9 April 1737. P.S. Hebben wij over bayenscheering eenige beweging onder 't volk gehad en hebben drie Leydse gasten het werk laten staan zonder brieffiete krijgen. Niet weetende, of het van eenig gevolg zal zijn, verzoeken wij UEd. provisioneel geen volk van hier zonder behoorlijk brieffie te laten werken. Copie G.-A. Amsterdam, lett. V, n°. 3. N°. 67. Deken en hoofdlieden van het lakenbereidersgilde te leiden aan die van het lakenbereidersgilde te amsterdam2). — leiden, 1737, April 13. Ons is wel geworden UEd. veel geëerde van den 9en deezer •"■) en zeggen op dezelve in seer gedienstig antwoord, dat wat aanbelangd de saak, die wij ten hoogsten verlangen, dat geredresseert werde, dezelve sult UEd. uyt onse voorige missive *) duydelijk begreepen hebben, dat bestaat in 't verval der Hollandsche fabricquen in 't gemeen , gelijkerwijs ook is die der fiuweelen en zijde stoffe in UEd. stad, en die der lakenen in 't bijzonder. Dog aangaande de middelen, daartoe dienstigh, is het waar, dat wij ons in generaale termen hebben uytgelaaten, maar egter soo, dat wij vermeynen UEd. te hebben doen verstaan, dat onses oordeels het verbod of belastinge der in onse brieff gementioneerde buytenlakens daartoe een -1) Vgl. n». 69. 2) Vgl. nos. 65, 66, 68 (1737), 70 § 7 (1741), 71 § 5 (1745). 3) Vgl. n». 66 (1737). 4) Vgl. n°. 65 (1737). 187 N°. 67. — 1737. regtaardig middel is. Evenwel alzoo 't onmoogelijk is om ineens voorstellingen te doen, die geene swaarigheden subject zijn, zoo is 't, dat wij daarom verzogt hebben, dat U Ed. van die goedheyd willen weezen om hunne gedagten daarover ook te laaten gaan en soutien dienaangaande te versoeken bij UEd.'s G. A. regeeringe, opdat men gesamentlijk in de aanstaande vergadering over alle de middelen, tot generaal redres van alle de fabricquen in de steeden dienstig, ernstig soude konnen delibereeren. Zoodat (wij) bij deese nochmaal ons versoek vernieuwen en ook om met U Ed.'s believen ons te vereeren met UEd. aangenaam antwoord, off UEd. tot dit hoognoodsakelijk werck sulke goede gedagten bij UEd.'s G. A. regeering gevonden hebben, als wij bij de onse ontmoeten, zullende wij niet manqueeren om bij continuatie op nadere middelen bedagt te zijn, die ons tot zulken gewenschten eynde plausibel mogten voorcomen 8 1) De gestadige achteruitgang der lakenindustrie heeft de Leidsche regeering er in 1737 toe gebracht zich met uitvoerige voorstelten tot de Staten van Holland te wenden maatregelen te ontwerpen, die tot herstel der industrie zouden kunnen leiden. Den 21en Juni 1737 zijn deze in dit college ter sprake gekomen. (Consideratiën van de heeren gedeputeerden der stad Leiden over het verval van het debiet van de mlantsche manufacturen en de remedie tot herstelling van hetselve.) Een zestal middelen werd hierin in overweging gegeven: le. Betere naleving van de plakkaten en tarieflijstén betreffende de invordering van de inkomende rechten aan de zeezijde. - 2e. Het plakkaat van 4 Mei 1663 tegen 3en invoer van geverfde lakens en andere wollen,stoffen opnieuw uit te vaardigen, met weglating van de woorden: „met uitzondering ran de gemengelde couleuren"- 3e. Het heffen van hoogere invoerrechten van de lakens, die te Aken, Eupen, Verviers, Limburg enz. waren vervaardigd; 4e. Het ontnemen van de bestaande voordeden aan dé lakens die te Oosterhout waren gemaakt; 5e. Het intrekken van de begunstiging van de lakens, in Brabant vervaardigd; 6e. Het opleggen van de verplichting aan alle ihgezetenen die eenig ambt bekleeden, en aan hen, die door de weeshuizen en diacomeen werden onderhouden, geen andere lakens of andere wollen of zijden stoffen te dragen, dan die in Holland waren vervaardigd. N°. 68. — 1737. 188 'tls ons leet, dat UEd. eenige quaade ontmoetinge omtrent eenige droogscheerders gehad hebt. Hier laaten we niemand werken zonder behoorlijk biljet, en soo UEd. ons in 't hijsonder eenigsintz noodig hebt ontrent particuliere droogscheerders en UEd. zegd, dat sonder briefje zijn heengegaan, zoo kund UEd. over ons met bijvoeging van derselver naamen met alle vrijheyd disponeeren. (W. g.) Jan van Breda, Everardus Schutlfcup, Balthazar Daniël Douw, Pieter Caauw, Hendrik W. Clignet. Copie G.-A. Amsterdam, lett. U, n°. 3. N°. 68. De hoofdlieden van het lakenbereidersgilde te delft aan deken en hoofdlieden van het lakenbereidersgilde te leiden l). — delft, 1737, Mei 15. UE. letteren 2) sijn ons op sijn tijd wel geworden en souden die al eerder hebben beantwoort, indien de absentie van een of meer leeden uyt ons niet veroorsaakt hadde, dat wij met den anderen niet konden spreeken. Deese dan tot antwoord dienende, seggen wij UE. intentie, soo mij vermeynen, wel verstaan te hebben, die in allen opsigten seer plausibel voorkomt, ende UE. oogmerk is prijselijk, soo daarmede beoogt werd het algemeen interest van ons gilde, in de steeden van Holland ende WestVriesland subsisterende, om de neeringe daarinne als van ouds te doen floreren, gelijk wij van UE. gaarne willen vertrouwen, schoon men al gesien heeft en verssche preuves hebben, dat de eene stad — dog Gode sij dank! sonder effect — de andere heeft tragten te drukken én in Den luen October d. a. v. kwamen de voorstellen bij de Staten in behandeling. Slechts met het laatste punt konden zij zich vereenigen. 1) Vgl. nos. 65-67 (1737), 70 § 7 (1741), 71 § 5 (1745). 2) Vgl. n°. 65 (1737). 189 N°. 68. — 1737. deese neeringe hindernisse toe te brengen. Maar dat zij genoeg hiervan, want wij beleeven tijden, dat alle soorten van ambachten alomme gepractiseert ende geëxerceert werden, en dienvolgende kunnen geen baatsugtige nu hun eigen beurs bevoordeelen met het drukken van haar nabuuren door impedimenten in haar fabrycquen toe te brengen. Om nu over te gaan tot het uitten van onse gedagten, die zijn deese, dat men moet wagten na den uytslag van het besoigne, hetgeen door heeren commissarissen van H. Ed. Gr. Mo. op de voorslag van UE. stad, soo wij zijn geïnformeert, staat gehouden te werden '), waarinne overlegt sal werden, wat tot beneficering der inlandsche manufacturen soude kunnen strekken, en uyt die instantie van de regeeringe van UE. stad vermeynen wij klaar te sien, dat deselve principaal beoogt de bevoordeling van onse neeringe en om die in florisanter staat te herstellen hetgeen wij van harten wenschen, dat door de hooge' wijsheyd van H. Ed. Gr. Mo. door prompte middelen sal geëffectueert werden tot een algemeyne herstellinge ende bloey van onse fabrycquen. Ondertussen sullen wij de heeren burgemeesteren deeser stad van de waare gesteltheyd onser fabrycque informeeren, ons ten volle verseekert houdende, dat H. Ed. G. A. sonder beooging van eygen interest 's lands fabrycquen ende daaronder die der lakenen, ons gilde betreffende, altoos sullen tragten ende continueeren voor te staan, waaromme bij ons alle aanspraaken of sollicitatiën ten dien eynde noodeloos geoordeelt werden, ende sullen dan ook afwagten de beschrijvinge des tweejarige bijeenkomste, die door het laakenbereydersgilde der stad Rotterdam aan de respective leeden, daaronder resorterende, staat gedaan te werden *), als wanneer wij oordeelen, dat bij onse bijeenkomste eerst de occasie sal sijn gebooren om te uytten de gedagten, die het gilde van ider stad aan haare 1) Vgl. bl. 187, noot 1. 2) Vgl. n°. 69. N°. 69. — 1737. 190 gedeputeerdens sal aanbevoolen hebben voor haar advys en consideratiën in te brengen. Verders vermeynen wij hiermede aan UE. versoek van aangenaame rescriptie te hebben voldaan. Enz. Copie in register n°. 1135, le afd., G.-A. Delft. N°. 69. Notulen van de zeven en veeetigste vergadeeing der lakenbereiders te rotterdam. — 1737, JüLI 17 en 18. (1.) Uyt kraghte van den compromisse . .. sijn na voorgaende aen- en uytschrijvinge, met advys en approbatie van de heeren burgemeesteren ende regeerders der stadt Rotterdam, binnen deselve stad op de Doele op de tweejarige bijeenkomst gecompareert de naergenoemde gecommitteerdens, voorsien ende gesterkt met behoorlijcke commissiën en volmagt van de heeren haere principalen: Dordregt: Matthijs Toussijn, Gierard Lares. Haerlem: Abraham Pnteanus, Enoch Hovens. Delft: Johan Franken, Reynier Bolland. Leyden: Jan van Breda, Everardus Schutrup. Amsterdam: Jean de la Fontaine, Hendrik Buttelman. Gouda: Matheus van Tilburg, Claes van Meggelen. Botterdam: Mattheus Bogge, Willem Landmeter, Gerrit van Ghijsen, Justus Verbrugge. Alkmaar: Matthijs Bilderbeek, Claes Boter. 191 N°. 69. — 1737. Hoorn: Cornelis Schellinger, Claes Oudendijk., Enkhuyzen: Hendrik Rijksen, Claas Rijxen. (2.) Na de lecture van de respective commissiën van de heeren gecommitteerdens is geleezen de resolutie, genomen over twee jaren tot Gouda op den 14™ July 1735 ») en daerbij gebleeken zijnde, dat geen gecommitteerdens van Haerlem bij die vergaderinge waren preesent geweest en dat dezelve daerover in een boete van ƒ 25.— waren vervallen ten behoeve van den armen van de stadt van Gouda, zoo hebben de gecommitteerden van Haerlem nu die boete betaelt aen de gecommitteerdens van Gouda2). (3.) Bij het lakenbereydersgilde van Leyden en Alkmaer niet gerescribeert zijnde op den brief van de hoofdluyden van 't lakenbereydersgilde van deze stadt Botterdam, waerbij aen haer kennis is gegeeven van de bijeenkomst van deze vergadering jegens den 17en dezer maend July 17a7é- zoo hebben dezelve leeden van Leyden en Alkmaer ingevolge de resolutie van deze vergadering, op den 16™ July 1647 binnen Haerlem genomen 3), een boete van 6 guldens van wegens ydere stadt betaelt in handen van de hooftluyden der stadt Rotterdam, om te werden geconverteert ten behoeve van den armen derzelver stadt Botterdam. (4.) Bij de gecommitteerdens der stadt Rotterdam geproponeert zijnde, of de leeden iets aen de vergadering te communiceren hadden omtrent mutinatie, tergiversatie en wederhorigheyd van de leer- of andere knegten, zoo hebben die van Rotterdam gedeclareert geen klagten te hebben. (5.) Dordregt ut supra. (6.) Haarlem ut supra. . (7.) Leyden ut supra. (8.) Delft ut supra. 1) Vgl. n». 64. 2) Vgl. nos. 64 § 2 (1735), 70 § 10 (1741). 3) Vgl. n». 13 § 4. N°. 69. — 1737. 192 (9.) Amsterdam. Dat (sij) wel geen klagten hadden, maer dat (sij) egter ten reguarde van een geval, onlangs onder eenige knegts in haer stadt voorgevallen, hadden te communiceren, dat eenige gasten, Hoogduytsers zijnde, gewaer zijnde geworden, dat een van haer landsluyden, te Wezel twee jaren hebbende gewerkt, aldaer vrij knegt was geworden en nu te Amsterdam werkte, dat zij, dewijl Wezel in Duytsland voor geen vrij gilde werd gehouden, met die landsman van haer niet konden werken, want dat zij daer in Duytsland het voorregt, 'tgeen zij anders hebben, komen te verliezen. Dat de voorsz. landsman van haer, door de hoofdluyden van 't gilde van Amsterdam gehoord werdende, ook had moeten erkennen, dat Wezel voor geen vrij gilde in Duytschland werd gehouden, waerop die persoon zijn twee leerjaren te Amsterdam opnieuws begonnen is en die zaek daerdoor tot genoegen is afgeloopen. Gevende zij, gecommitteerdens van Amsterdam, aen deze vergadering in consideratie, of men het gilde van Wezel, dewijl jegenwoordig aldaer de lakenbereyderijen door alderbande soort van mensehen werd gedaen, alhier te lande zoowel als in Duytsland voor geen vrij gilde behoorde te erkennen, hetwelk in omvraag gebragt zijnde, is met eenparigheyd van Stemmen goedgevonden de gecommitteerden van Amsterdam te verzoeken, gelijk verzogt werd bij dezen, om de moeyte te willen nemen van zig te informeren, welke steden voor vrij gildens in Duytsland werden gehouden, en daervan aen de leden van deze vergadering kennis te willen geven, 'tgeen de gecommitteerdens van Amsterdam gracieuselijk hebben geaccordeert en aengenomen te zullen doen ]). (10.) Gouda declareert geen klagten voor te dragen te hebben. (11.) Alkmaer ut supra. (12.) Hoorn ut supra. (13.) Enkhuysen ut supra. (14.) Vervolgens hebben gecommitteerdens van Rotterdam geproponeert, oft de bijeenkomst van deze ver- •1) Vgl. nos. 70 § 4 (1741), 71 § 4 (1745). 193 N°. 69. — 1737. gadenng-met ten eenemale in 't vervolg zoude kunnen werden gemenageert en afgeschaft, gelijk zij bij haer missive van aenschrijvens aen de leden van deze vergadering in dato 18 Juny 1737 «), prealabel al kennis van .i6^?!611 VaD de Edl G' A- H- burgermeesteren dezer stadt hebben gegeeven, als werdende bij H Ed G A geconsidereert, dat deze vergadering van zooveel nóodzakelijkheyd niet is, omdat de leeden, ingevalle er eenige muytenjen door de lakenbereyders- of droogscheerdersgasten in eenige stadt ontstaen, van de andere rustige steden daarop beschreven zijnde in gevolge van het placcaet van H. Ed. G. Mo., in dato den 17™ July 1638 2) gehouden zijn om in die stadt, daer de muyterijen zijn' te compareeren; dog in gevalle tot de geheele cesseering en afschaffing van deze vergadering alle de leeden niet mogten inclineren, off men dan de tijd van deze vergadering niet zoude kunnen stellen op vier jaren in de plaets van om de twee jaren, gelijk nu geschiet. En bij forme van resonnement daerover de gedagten van de leeden werdende gevraegt, zoo hebben de gecommitteerdens van Rotterdam gedeclareert meest te zijn voor het doen cesseren van deze vergadering in 't geheel, dog het sentiment van de andere leeden gaerne-te willen horen. 1) Het bedoelde schrijven bevatte hierover het volgende: Insonderheyt versoeken wij, dat UEd. gekommitteerde behoorlick mogen gelast syn op een voorstel, hetwelcke (wij) bij gelegentheyt van de aanstaande bijeenkomst op ordre va» H. Ed. G. A. de heeren burgemeesteren deezer stadt doen sullen omtrent het affschaffen der preeyse 'tweéjaange bijeenkomst, die voor de steeden seer kostbaer en doorgaens van weymg nut is en die wij ondertussen ook niet vinden, dat ergens is vastgestelt, maar wel, dat bij het placaat van den 17en ju]y 1638 (vgl. n . IJ alleen is geordineert, dal ingeval eenige steeden onder de lakenbereyders onlusten (hadden), dewelcke in de stadt, alwaer deselve onlnste sijn, niet kunnen werden teregt gebraght, alsdan de lakenbereyders van de andere steeden versogt sullen mogen werden om de rust te bevorderen en oock gehouden sullen sijn op gedaen versoek te moeten komen, op een boete van f 25.-, terwijl wij geloven genoegh te doen met op te volgen d'voorsz. vastgestelde ordre" 2) Vgl. n°. 1. Droogscheerderssynoden. N°. 69. — 1737. 194 Dort. Voor de continuatie op den ouden voet om de twee jaren. Haerlem. Niet geheel afschaffen, maer om de drie è vier jaren te houden. Delft ut supra Leyden. Hebben van de E. G. A. H. burgermeesteren van haer stadt ordre om te horen en zien, wat de andere leeden haer gedagten op dit point zijn en zullen daervan rapport doen aen haer heeren burgermeesteren en afwachten , wat de heeren burgermeesteren haer daeromtrent dan zullen kunnen goedvinden te ordonneren. Amsterdam. Door burgermeesteren geordonneert van liever te blijven bij de continuatie van om de twee jaren te vergaderen. 1) De machtiging, door de burgemeesters van Delft aan de beide Delftsche gecommitteerden d.d. tl Juli 1737 verleend, bevatte over deze kwestie het volgende: „Ende wijders op het voorstel, hetgeen die van de voorn, gilde der stad Rotterdam op ordre van de heeren burgemeesteren van voorn, stad doen sullen volgens den inhoud van haere missive van beschrijvinge (vgl. bl. 198, noot i) omtrent het affschaffen der preciese tweejarige bijeenkomst, die sij voor de steeden seer kostbaer en doorgaans van weynig nut oordeelden te sijn, voor ad vis te uytten: dat de geheele afschafflnge van die bijeenkomste niet raedsaem is en niet behoorde te geschieden, om redenen dat daerdoor een meerder verval in de neeringe soude veroorsaekt werden, vermits een ider dan volkomen vrijheyd soude hebben om de dachloonen te reguleeren na zijn welgevallen en dat ook den een den anderen sijne knegts soude kunnen onderhuuren ofte afftronen. Dat boven dat alles door de geheele affschamnge van die bijeenkomst het placcaet van H. Ed. Gr. Mo., in dato 17 July 1638 (vgl. ra°. 1), ende de conventie, bij de gemeene gildens der laeckenbereyders der respective steeden in'Heiland opgeregt, in dato 8 July 1643 (vgl. n'. 10), die in deese de basis van het geheele werk sijn, geheellijk souden werden geïUudeert ende dat daaromme de geheele affschafflinge van die bijeenkomste niet behoord te geschieden, maer wel dat deselve tot onderhoudinge van de correspondentie wierd gefixeert en genoomen om de 3 off 4 jaren in plaetse van om de twee jaren, na de inclinatie der meeste leeden, en dat dan wel op de ordinaris tijd en wijse achtervolgens het voorgenoemde placaet en conventie, ende dat verders de gecommitteerdens van de respective steeden souden behooren te werden versogt in den haere te effectueeren, dat bij vervolgh alle menagement wierd gebruykt in het tracteeren op die bijeenkomste". 195 N°. 69. — 1737. Gouda Voor 't afschaffen, als de andere leeden daertoe kunnen komen. Alkmaer In 't geheel deze vergadering af te schaffen Hoorn. Hebben ordre om te hooren, zien en rapport te doen aen de heeren burgermeesteren van haer stadt Enkhuyzen. Als die van Leyden en Hoorn. (15.) Na het prealabel horen van de consideratiën van de leeden geremarqueert zijnde, dat dezelve leden in hare sentimenten wel eenigzins waren differerende, dog dat egter eenige van dien van de heeren burgermeesteren van derzelver stadt waren gelast om te horen en te zien maer niet finael om een advys uyt te brengen, contranerende de gedagten van de leeden, die deze bijeenkomst zouden kunnen prolongeren van de twee tot vier jaren is goedgevonden geen finale resolutie omtrent dezelve zaek te nemen, maer de leeden van Dort, Leyden, Hoorn en Enkhuysen te verzoeken, gelijk dezelve zeer ernstig verzogt werden bij dezen, om de gedagten van die leeden, dewelke (de) bijeenkomste van deze vergadering in plaets van om de twee jaren, gelijk tot nog toe in gebruyk is geweest, liever zouden brengen op vier jaren, favorabel te willen voordragen aan de E. G. A. H. burgermeesteren van haerluyder respective steeden en van 't geresolveerde van dezelve hare heeren burgermeesteren aen de hoofdluyden van 't lakenbereydersgilde dezer stadt Rotterdam Mi HmTVL rUlen k6nnis Seven> daervan vervolgens bij de hoofd uyden van 'tzelve gilde van Rotterdam communicatie Zal werden gegeeven aen de leeden van 'tzelve gilde in de andere steeden, omme zig daerna te kunnen reguleren ?). Aldus gedaen en geresolveert en na resumptie gearresteert binnen deze stadt Rotterdam, ter plaetse boven genoemd, op den ISen Juiy 1787. Ende in kennigae | de bovengemelde gecommitteerdens geteekent. (Volgen de namen der gecommitteerden.) Copie in Portef. Lakenbereydersgilde 1646—1791 G-A Rotterdam. ï) De correspondentie hierover is verloren gegaan- alle leden ook NovT37hebbenH ^ b,ijtenS "» schri.>- van Rottidan! va'n°2 Nov. 1737 voor het vergaderen om de vier jaar verklaard. N°. 70. — 1741. 196 N°. 70. Notulen van de acht en veeetigste vergadering der lakenbereiders te alkmaar. — 1741, jüli 13. (1.) Uyt kragte van den compromisse .... sijn na voorgaande uytschrijvinge, met advys en approbatie van de heeren burgemeesteren en regeerders der stad Alkmaar, binnen deselve dese stad in den Oude Doele op de ordinaire vierjarige bijeenkomste gecompareert en verscheenen de naargenoemde gecommitteerdens, voorsien en versterkt zijnde met behoorlijke commissie en volmagt van de heeren hunne principalen: Dordregt: Matthijs Toussijn, Hendrik le Plaa (absent). Haarlem: Abraham Petuanus (sic), Enogh Hovens (absent). Delft: Bartholomeus Verbrugge, Simon Haverlingh. Leyden: Jan van Breeda, Everardus Schutterup. Amsterdam: Jan van Duim , Francois Leydeckers. Gouda: Jacobus van Krimpe, Claas van Meggelen. Rotterdam: Gerrit van Ghijse, Justus Verbrugge (absent). Alkmaar: Matthijs Bil derbeek, Claas Boter. Hoorn: Claas Oudendijk, Pieter Verrijn. Enckhuyzen: Hendrik Bijksen, Claas Bijxen. (2.) Na de lectuure van de respectieve commissiën van de heeren gecommitteerdens is geleesen de resolutie, genomen over vier jaaren op den 18en July 1737 binnen de stad Rotterdam '). (3.) Bij gecommitteerdens der stad Alkmaar geproponeert 1) Vgl. n». 69. 197 N°. 70. — 1741. zijnde, off de leeden iets aan de vergaderinge hadden te communiceeren omtrent de mutinatie, tergiversatie off wederhorigheyd van de leer- en andre knegten, soo hebben alle de leeden eenparig verclaart geen reden van klagten te hebben tt. (4.) En hebben de heeren gecommitteerdens van Amsterdam daarop gerapporteert, dat zij om redenen, bij monde gededuceert, nog niet in staat waren behoorlijk" rapport aff te leggen wegens die saken en knegts, bij het voorgaande compromis gemelt, dog dat zij aannamen op de volgende vergaderinge daarvan verslag te doen 2). (5.) Ingevolge het oude gebruyk d'absente, 'tzij een off twee van een stad, moetende betalen ƒ 25.— »), is nu bij nadere resolutie met meerderheyt van stemmen goedgevonden, dat voor deeze reys een absente zal betalen ƒ —10—; te voldoen op de eerste aanstaande vergadering off aanstonds, en sulks ten behoeven van den armen der stad Alkmaar. (6.) Waarop nader in omvrage gebragt zijnde, off dese boeten sullen blijven dan off in toekomende daarin eenige verandering zoude behooren te werden gemaakt, is met eenparigheydt van stemmen gearresteert, dat in het toekomende twee absenten heeren zullen verbeuren ƒ 50.— en een absente ƒ 25.—, dogh de heeren gecommitteerde wegens de stad Haarlem betuygden te persisteeren bij het oude gebruyk 3). (7.) De heeren gecommitteerdens van Leyden hebben uyt naam van de heeren haare principalen gecommuniceert, dat over vier jaaren bij missive *) vóór het houden van de vergadering reets aan de respective leeden is in consideratie gegeven, off men niet behoorde in serieuse overweging te nemen, off men het een en het ander middel zoude konnen bedenken tot welzijn en favoriseeringe van de lakenfabrycq, dat egter in die tijdt is goedgevonden, 1) Vgl. nos. 71 § 6 (1745), 72 § 3 (1749), 73 § 3 (1753). 2) Vgl. nos. 69 § 9 (1737), 71 § 4 (1745). 3) Vgl. n». 10 § 5 (1643). 4) Vgl. n°. 65 (1737). N°. 70. — 1741. 198 dit werk liever in den Haagh te behandelen als op de vergaderinge, 't welk ook effective aldaar levendig werd gehouden, dog zodanigh egter, dat het ten uytterste nodig is, dat yder in de zijne de heeren hare principalen hiervan kennisse geven, met versoek, dat deselve dit werk ter vergaderinge van H. Ed. Gr. Mo. gelieven te souteneeren en te behertigen *). (8.) Bij occasie van deese communicatie van de heeren van Leyden is aan de leeden ook kennisse gegeven, dat de heeren burgemeesteren der stadt Alckmaar, geinformeert zijnde, dat nu onlangs seker coopman tot Amsterdam had konnen goedvinden binnen Alckmaar bij billet aan te slaan en te notificeeren, dat hij op seekeren gestelde dage publycq zoude doen veylen en verkoopen alderhande soorten van stoffen en selfs dat hij aan een ygelijk particulier uyt de hand sulks zoude doen, dat de heeren burgemeesteren daarop hadden goedgevonden — als oordeelende, dat sulks aan haar ingesetenen en winkeliers ten uytterste prejudiciabel zoude zijn — deese coopman te doen aanseggen, dat hij aan niemant uytten hand iets zoude verkopen en teffens niet minder als 6 stucken goed gelijk in een koop bij publicque veylinge, en dat selfs wel bij gemelte heeren burgemeesteren in overweginge was genomen om sulke diergelijke verkopinge bij een keure soo difficiel te maken als mogelijk zoude zijn, welk voorbeelt van de heeren burgemeesteren van Alkmaar bij deze vergaderinge niet alleen is geloueert en gepresen, maar ook alle de respective leeden van dese vergadering verzogt dit loffelijk exempel in (den) haare te bewerken, dat gevolgt magh werden. (9.) De heeren van Hoorn op haar tour gevraagt zijnde, off (sij) iets te proponeeren hadden, hebben verklaart niets te hebben in actis als alleen, dat de respective leeden uyt name van de heeren hare principalen werden versogt over 4 jaaren dese vergadering te houden binnen haar stadt, met belofte deselve nader op zijn tijdt bij missive te sullen inviteeren en daartoe versoeken. 4) Vgl. nos. 65—68 (1737), 71 § 5 (1745). 199 N°. 71. — 1745. (10.) Verders is in de vergadering vertoont de quitancie van de verbeurde boeten van ƒ 25.— ten behoeve van den armen tot Gouda Aldus gedaan, geresolveert en na resumptie gearresteerd binnen d'stad Alckmaar, ter plaatse boven genoemd, op den 13en July 1741. En in kennisse van bovengemelte gecommitteerdens onderteekent. (Volgen de namen der gecommitteerden.) In kennisse van mij, secretaris, G. Sevenhuysen. Copie in register n°. 1135, 1« afd., G.-A. Delft. N°. 71. Notulen van db negen en veebtigste verga* dering der lakenbereiders te hoorn. 1745, Juli 14. (1.) Uyt cragte van den compromisse... zijn, met advys en approbatie van de heeren burgermeesteren en regeerders des stads Hoorn, binnen dieselve stadt in de Oude Doelen op de ordinaris vierjarige bijeenkomst gecompareert en verscheenen de nagenoemde gecommitteerden, voorsien en gesterkt met behoorlijke commissiën en volmagten van de heeren haare principaalen, als weegens: Dordrecht: Matthijs Toussain, Mr. Hendrik le Pla. Haarlem: Jan de Haan, Willem Sij delaar. Delft: Pieter Haverling, Wijnand Bolland. Leyden: Jan Sandra, Hendrik Willem Clignet. Amsterdam: Hendrik Buttelman, Francois Leydeckers. Gouda: Christoffel Pierson, Claas van Mechelen. 1) Vgl. n». 69 § 2 (1737). N°. 71. - 1745. 200 Rotterdam: Gerrit van Gijzen, Enog van Blommendaal. Alkmaar: Mattijs Bilderbeek, Adriaan Wentel. Hoorn: Pieter Verrijn, Elbert Schellinger. Enkhuysen: Hendrik Bijxen, Claas Bijxen. (2.) Na lecture van de respective commissiën der heeren gecommitteerden zijn geleezen de resolutiën, over vier jaaren en dus op den 13en July 1741 binnen Alckmaar genomen >). (3.) De heeren van Alckmaar verklaren uyt handen van de heeren van Dort wegens de absentie van de heer le Pla de boeten van ƒ 12.—10— ontfangen te hebben. En hebben de heeren van Haarlem staande de vergadering betaalt gelijke boete van de heer Hovens, beyde laatst tot Alckmaar 2). (4.) De heeren gecommitteerden van Amsterdam, ingevolge het geresolveerde tot Botterdam den 18en July 1737 3) en tot Alckmaar den 13™ July 1741 *) versogt sijnde haar te willen informeeren en dese vergadering te berigten, welke steeden in Duytsland voor vrije gildens gehouden worden, hebben de heeren van Amsterdam verklaart zulks haar ondoenlijk te zijn, versoeckende mitsdien daarvan ontslagen te worden. Waarop gedelibereert zijnde, is goedgevonden de heeren van Amsterdam om voorsz. redenen van gemelde commissie te excuseeren. (5.) Bij resolutie, genomen tot Alkmaar den 13en July 17418), goedgevonden zijnde, dat de middelen tot favorisering van de lakenfabryk bij H. E. Gr. Mo. werkstellig gemaakt behooren te worden en dat yder in de zijne de heeren haaren principaalen zouden versoecken die zaaken •1) Vgl. n°. 70. 2) Vgl. n». 70 § 5 (1741). 3) Vgl. n». 69 § 9. 4) Vgl. nos. 69 § 2, 70 § 4. 5) Vgl. n». 70 § 7. 201 N°. 71. — 1745. in H. E. Gr. Mo. vergadering te willen soutineeren, hebben de leeden verklaard yder in den haare daaraan te hebben voldaan '). • . (6-) B« de heeren gecommitteerden van de stad Hoorn m omvraage gebragt zijnde, of de leeden deeser vergadering eenige klagten hadden in te brengen omtrent de mutinatie, tergiversatie of weederhoorigheydt van leer- en andere knegten, hebben alle de leeden eenparig verklaart van neen 2). (7.) Eyndelijk door de heeren gecommitteerden van Hoorn m omvrage gebragt zijnde, of de leeden deeser vergadering letwes hadden voor te dragen concerneerende het welweezen van de lakenfabrycq, hebben alle gedeclareert niets in actis te hebben 3). (8.) De heeren van Alkmaar hebben vertoont de quitantie van de regenten van het Aalmoesseniershuys aldaer wegens boeten, bij haar ontvangen *). (9.) En hebben de heeren van Enkhuysen, op haar tourbeurt gevraagt zijnde, de respective leeden uyt de naame van de heeren haare principalen versogt over vier jaren dese vergaderingh binnen haare stad te willen houden, met beloften dezelve nader op zijn tijd bij missive daartoe te zullen verzoeken en inviteeren. ; Aldus gedaan, geresolveert en na resumtie gearresteert binnen de stad Hoorn ter bovengemelde plaatse den 14e» July 1745 en m oirconde bij opgemelde gecommitteerden onderteekent. (Volgen de namen der gecommitteerden.) In kennisse van mij, deses stads pensionaris, J. Groot. Copie in Notulenboek M, bijlage ad 24 Juli 1745 G.-A. Leiden. 1) Vgl. nos. 65-68 (1737), 70 § 7 (1741) 5 Z*\ n!V° § 3 (1741>' 72 § 3 ('1749)>' 73 § 3 (1753). 3) Vgl. n°. 72 § 4 (1749). ' i) Vgl. n». 70 § 5 (1741). N°. 72. — 1749. 202 N°. 72. Notulen van de vijftigste . vergadering der lakenbereiders te enkhuizen. — 1749, JüLI 16. (1) Uyt kragte van den compromisse... zijn, met advys en approbatie van de heeren burgermeesteren en regeerders des stadts Enchuysen, binnen deselve stad op het Raadhuys op de ordinaris vierjarige bijeenkomst gecompareert en verscheenen de nagenoemde gecommitteerden, voorzien en gesterkt met behoorlijke commissiën en volmagten van de heeren principalen, als wegens: Dordregt: Meester Henricus le Pla, Herman van Bracht. Haerlem : Jan de Haen, Willem Seydelaar. Delft: Reynier Bollandt, Jan van Steenvoorden Harmanusz. Leyden: Jan Sandra, Marius van Peenen. Amsterdam: Hendrik Buttelman, Pieter Kops Geerlings. Gouda: Claas van Mechelen, Christoffel Pierson. Botterdam: Enoch Blommendael, Jillis Steenwinkel. Alkmaer: Matthijs Bilderbeek, Adriaan Wentel. Hoorn: Elbert Schellinger, Cornelis Sint. Enchuysen: Hendrik Bijxen, Claas Bijxen. (2 ) Na lecture van de respective commissiën der heeren gecommitteerden zijn geleesen de resolutiën, over vier jaeren en dus op den 14e» July 1745 binnen de stad Hoorn genomen (3 ) Bij de heeren gecommitteerden der stad Enchuysen in omvraage gebragt zijnde, of de leeden deser vergade- 1) Vgl. n°. 71. 203 N°. 72. — 1749 nnge eenige klagten hadden in te brengen omtrent mutinatie, tergiversatie of wederhoorigheyt van de leeren andere knegten, hebben alle leeden verklaert van neen ') (4.) Wijders door de heeren gecommitteerden van Enchuysen in omvraage gebragt zijnde, of de leeden deser vergaderinge ietwes hadden voor te dragen concerneerende het welweezen van de lakenfabricq, hebben alle gedeclareert niets in actis te hebben2). (5.) Dogh hebben de heeren gecommitteerdens der stadt Dordregt, op haer tourbeurte gevraagt zijnde, de respective leeden uyt den naam van de heeren haere principalen versogt over vier jaren dese vergaderinge te willen houden binnen haer stadt, met beloffte deselve nader op zijn tijdt bij missive daertoe te zullen versoeken en inviteeren. (6.) De heeren van Alkmaer hebben vertoont de quitantie van de regenten van het Aalmoesseniershuys aldaer weegens boeten, bij haer ontfangen 3). (7.) Eyndelijk is ter vergaderinge voorgedragen, ofte tot opbeunnge en favoriseeringe van de lakenfabricq en voortsetting en bevordering van dien niet behoorde te worden gedaen ter plaetse, daer zulx bij de heeren burgermeesteren en regeerders van de bovengemelde steeden zal werden goedgevonden, deze drie navolgende propositiën, als: 1°. dat de invoer van alle aen het stuk geverfde lakenen volgens placaet van den jare 1664 <) behoorde te werden geweerd en ten dien fine gemelde placaet omtrent dit poinct wederom vernieuwt en gearresteert; en 2°. of tot herstel en favoriseering van de binnenlandsche labnequen met behoorde te worden verzogt, dat in de steeden en plaetsen van Holland en West-Vriesland zooveel mogelijk is, wierde gedragen inlandsche fabricquen en dat dus de ingeseetenen de verkiesinge maakten van 5 ?!' T ™ § 3 (mi)' 71 § 6 <1745)- 73 § 3 (1753). 2) Vgl. n». 71 § 7 (1745). 3) Vgl. „°. 71 § 3 (1745). 4) Een plakkaat van het jaar 1664 komt in het Groot-Plaeaetboek niet voor; waarschijnlijk is dat van 4 Mei 1663 (ibid., II, kol 2923) gemeend. ' N°. 72. — 1749. 204 zig van geen uytheemsche, maer alleen van inlandsche lakenen en manufactuuren te bedienen a), te meer indien Z. H. de heere Prince van Oragne en Nassau daeromtrent ook een propositie ter vergaderinge van H. Ed. Gr. Mo. heeft gedaen ')> m navolging van welke dit verzoek mogte en behoorde te geschieden; en 3°. dat tot voorsz. oogmerk mede, zooveel mogelijk was, wierde gepractiseert, dat de troepes wierden gekleed met Hollandsche laakenen, carsajen als anders etc. Waerop gedelibereert zijnde, is goedgevonden de leeden van deze vergadering te versoeken , gelijk dezelve versogt worden bij desen, de heeren hunne principalen van deze drie gedaene propositiën kennisse te geven, met versoek dat gemelde heeren deze zaeke, in voorn, propositiën vcrvath, ter plaetse, daer zulks behoort te geschieden, zullen gelieven te souteneeren en te behartigen met dat gevolg, dat dezelven hoe eerder zoo beeter mogen erlangen hun behoorlijk beslagh en effect. En is verders verstaen, dat van de gedagte van de heeren principalen omtrent het doen van gemelde versoeken, waer, aen wien en hoe te doen , bij missive zal werden kennis gegeeven 2). (8.) Verders is goedgevonden en verstaen, dat de leeden, die tot deze vergadering zullen werden gecommitteert, gehouden zullen zijn te assisteeren bij de te nemene resolutie en resumtie van dien , alsmede te komen op de maaltijden, op boete van 3 guldens voor ider lid, die sig van de vergadering bij het nemen van de resolutiën en 't doen van de resumtie off van de maaltijden absenteert3). a) Hs.: „bedienden". 1) Bedoeld is de bekende verklaring van Willem IV, dat hij besloten had voor zich en zijn hof voortaan alleen inlandsche stoffen te gebruiken. 2) Vgl. nos. 73 § § 4, 9 (1753), 74 § 4 (1757), 75 § 5 (1761), 76 § 7 (1765), 79 §4(1773), 80 § 4 (1777), 81 § 4 (1781), 82 § 5 (1785), 83 § 7 (1789), 84 § 6 (1793). 3) Vgl. nos. 73 § 6 (1753), 74 § 7 (1757). 205 N°. 73. — 1753. Aldus gedaan, geresolveert en na resumtie gecollationeert binnen de stadt Enchuysen ter bovengemelte plaetse op den 16™ July 1749 en in oirkonde bij opgebelde gecommitteerdens onderteekent. (Volgen de namen der gecommitteerden.) In kennisse van mij, pensionaris H v. Straalen d'Jonge. Copie in Notulenboek i>, bijlagen fol. 7, G.-A. Leiden. N». 73. Notulen van de een en vijftigste vergadering der lakenbereiders te dordrecht. — 1753, Jdli 25. (1.) Uyt kragte van den compromisse . . . zijn na voorgaande aanschrijving, met advys en approbatie van de heeren burgemeesteren ende regeerders der stadt Dordregt, binnen deze stadt in de Doele op de ordinaire vierjarige bijeenkomste gecompareert en verscheenen de naervolgende gecommitteerden, voorsien en gesterkt zijnde met behoorlijke commissiën en volmagten van de heeren haren principalen, als weegens: Dordrecht: Meester Herman van Bracht, Meester Hendrik le Pla. Haarlem: Jan de Haen, Willem Seydelaar. Delft: Bartholomeus Verbrugge, Corstiaan Franken. Leyden: Jan Sandra, Marcus van Peenen. Amsterdam: Pieter Kops Geerlings, Hendrik Buttelman. Gouda: Christoffel Pierson, Claes van Meghelen. Rotterd am: Govert van Dalen Lodewijk Lantmeter. Alkmaar: Adriaan Wentel, Matthijs Bilderbeek. Hoorn: Elbert Schellinger, Cornelis Sint. N°. 73. — 1753. 206 Enkhuysen: Hendrik Rijxen , Claes Rijxen, Teunis Monsieur. (2.) Na lecture der respective commissiën van de heeren gecommitteerden zijn gelesen de resolutiën, over vier jaren en dus op den 16911 July 1749 binnen de stad Enkhuysen genomen '). (3.) -Bij de heeren der stad Dordregt in omvrage gebragt sijnde, off de leden dezer vergaderinge eenige klagten hadden in te brengen omtrent muitinatie, tergiversatie off wederhorigheid van de leer- off andere knegten, hebben alle de leeden [verklaart] daarvan niets in actis te hebben 2). (4.) a. Wijders door de voorn, heeren gecommitteerdens der stad Dordregt in omvrage gebragt zijnde, off de leeden van deze vergadering ietwes hadden voor te dragen concerneerende het welwezen, favorisering, voortsetting off bevordering van de lakenfabricq, hebben alle de leden eenparig gerapporteert, dat ingevolge de resolutie, op den 16en July 1749 binnen de stad Enkhuyzen genomen »), de gecommitteerdens ider aan de heeren hunne principalen hadden kennisse gegeven van de drie gedane propositiën, in de opgemelde resolutie breder vervat en hooftzakelijk behelsende: 1°. dat den invoer van alle aan 't stuk gevêrfde lakens volgens placaat van den jare 1664 *) behoorden te werden geweert; 2°. dat tot herstel en favoriseering van de binnenlandsche fabricquen behoorde te werden versogt, dat in de steeden en plaatsen van Holland en West-Vrieslant zooveel mogelijk wierden gedragen inlandsche fabricquen en dat dus de ingezetenen zig van inlandsche lakenen en manufacturen behoorden te voorsien; en 3°. dat dit voorsz. oogmerk ook zooveel mogelijk wierde 1) Vgl. n». 72. 2) Vgl. nos. 70 § 3 (1741), 71 § 0 (1745), 72 § 3 (1749). 3) Vgl. n». 72 § 7. 4) Vgl. hiervóór, bl. 203, noot 4. 207 N°. 73. — 1753. gepractiseert met de troupes te doen kleeden met Hollandsche laakenen, carsayen als anders. En dat dezelve gecommitteerdens ook wel tegelijk hadden verzogt, ten einde zoo spoedig mogelijk het effect van de voorsz. propositiën te mogen erlangen, edog dat daarop vooralsnog geen uytslagh was gekomen. b. Na welke voorsz. gedane rapport de leeden van deze vergadering eenparig hebben geresolveert en goedgevonden alsnog onderling eikanderen bij dezen te versoeken, ten einde de heeren hunne principalen van de gemelde drie gedane propositiën en ook wel speciaal met bijvoegingh en insertie in de eerste propositie, dat de Duytsche, in de wol geverfde lakens swaarder mogen werden belast, kennisse te geven en, als geen beeter of sterker middelen wetende tot favoriseering van de lakenfabricq, seer instantelijk te verzoeken, dat de gemelde heeren de voorsz. saken, in de opgemelde propositiën vervat, ter plaatse, daar zulks behoort te geschieden, gelieven te souteneeren en aan te dringen, ten einde dezelve spoedig behoorlijk beslag en effect erlangen. Zijnde tegelijk goedgevonden, dat van de gedagten van de heeren principalen omtrent het doen van gemelde versoeken, waar, aan wie en hoe te doen, bij missive zal werden kennisse gegeven (5.) Wijders is nog geresolveert en goedgevonden, dat de leeden van deze vergadering ider in zijn stad bij de magistraat van dezelve zullen gelieven te verzoeken en te insteren, dat alwaar zulx niet gebruykelijk mogte zijn ofte gepractiseert word, de subjecten, in de publicque gödshuyzen gealimenteerd en gekleed wordende, alle, zooveel zulks mogelijk is, met lakenen, carsayen als andersints van inlandsche fabricq mogten werden gekleedt 2). 1) Vgl. nos. 72 § 7 (1749), 73 § 9 (1753), 74 § 4 (1757), 75 § 5 (1761), 76 § 7 (1765), 79 § 4 (1773), 80 § 4 (1777), 81 § 4 (1781), 82 § 5 (1785), 83 § 7 (1789), 84 § 6 (1793). 2.) Het bezwaar tegen het gebruik maken van inlandsche inplaats van Engelsche stoffen was behalve in de betere qualiteit der laatste ook in het prijsverschil gelegen. Zoo zouden; volgens een opgave van de regenten van het kinderweeshuis te Leiden, d.d. 25 April 1730, N°. 73. — 1753. 208 (6.) Nog is gepersisteert bij de resolutie, dat de leeden, die tot deze vergadering zullen werden geadmitteert, gehouden zullen zijn te assisteren bij de te nemen resolutiën en resumptie van dien, alsmede te komen op de maaltijden, op de boete van 3 guldens voor ider lith, die zig in de vergadering bij het nemen van de resolutiën of het doen van de resumptie of van de maaltijden absenteert'). (7.) Eyndelijk hebben de heeren gecommitteerden der stad Haarlem de respective leden van deze vergadering uyt naam van de heeren hare principalen verzogt over vier jaren deze vergadering te willen houden binnen haar stad, met belofte dezelve nader op zijn tijd bij missive daartoe te zullen verzoeken en inviteren. (8). Aldus gedaan en gearresteert en na de resumptie gecollationeert binnen de stad Dordregt ten bovenvermelde plaatse op den 25en July 1753. t'Oirconde deze bij de opgemelde gecommitteerdens van de respective steeden ondertekent. (Volgen de namen der gecommitteerden). In kennisse van mij als secretaris der stad Dordregt, J. Bendt. (9.) Na het sluiten van den vorenstaanden verbale hebben de respective leeden, ten einde de zake, in de hiervoren gemelde drie propositiën met de ampliatie van dien vervat2), des te spoediger en zekerder in 't werk te stellen en ten uitvoer te brengen, uit het midden van deze vergadering geeommitteert de leeden wegens de steeden Dordregt, Delft, Leyden en Amsterdam om daarover de correspondentie te houden en 't rapport van de andere, 'tgunt dezelve van haare respective heeren principalen mogten krijgen, te ontfangen, 't welk ider stad zal verpligt zijn aan de voorsz. vier gecommitteerde steeden te doen vóór den 20en October deses jaars 1753, op een 60 stukken Engelsche karsaaien, geverfd en geperst, totaal f 1316-8 kosten; hetzelfde getal Leidsche echter ƒ 1998, hetgeen een verschi van niet minder dan ƒ 681-12 uitmaakt. (Af te drukken in deel VI der Bronnen Leidsche Textielnijverheid.) 1) Vgl. nos. 72 § 8 (1749), 74 § 7 (1757). 2) Vgl. hiervóór § 46. 209 N°. 74. — 1757. boete van 6 guldens, en is tot gemakkelijkheid van deze eorrespondenüe vastgesteld, dat Haarlem zoude schrijven aan Dordregt, Gouda aan Leyden, Rotterdam aan Delft \:drie Noord-Hollandse steden aan Amsterdam. En ïouden. re8PeCtiVe lGeden VCrZOgt hiervan notitie te Copie in Notulenboek R, bijlagen Jol. 12, G.-A. Leiden. N°. 74. Notulen van de twee en vijftigste vebga deking der lakenbereiders te haablem. — 1757 Juli 19. ' (!•; Uyt krachte van den compromisse... zijn na voorgaende aanschrijvinge, met advies en approbatie van de heeren burgemeesteren en regeerders der stad Haarlem binnen deze stad op het Princehoff op de ordinaire vierjarige bijeenkomste gecompareerd en verschenen de m7tÏhl^"^0mmitteMden' V°°rzien en Sesterkt met behoorl jke commissiën en volmachten van de heeren hunne principaalen, als wegens: Dordrecht: Meester Herman van Bracht Haerlem: Jan de Haen, Jacobus van der Vooren, Pieter Pluymejoen, Cornelis van Gasten. Delft: BartKolomeus Verbrugge Jan Franken. Leyden: Pieter de Wilde, Marcus van Peene. Amsteldam: Hendrik Buttelman, Jacob Lambert Marceli6. Gouda: Klaas van Mechelen, Christoffel Pierson. Botterdam: Jacobus Kraey, Goverd van Dalen, in plaets van Lodewijk Lantmeeter, bij indispositie van desselfs vrouw Droogscheei-derssy noden. N°. 74. — 1757, 210 Alkmaer: Matthijs Bilderbeek, Adrianus Wentel. Hoorn: Elbert Schellinger, Cornelis Kliemer, Enkhuyzen- Hendrik Rijxen, Theunis Monsieur. (2.) Na de lecture van de respective commissiën der heeren gecommitteerden zijn gelezen de resolutiën, over vier jaeren en dus in't jaar 1753 op den 25en July binnen de stad Dordrecht genomen (3.) Bij de heeren gecommitteerden der stad Haerlem in omvrage zijnde gebracht, of de leden dezer vergadering enige klagten hadden in te brengen omtrent mutinatie, tërgiversatie of wederhorigheyd van dë leer- of andere knegts, hebben alle de leden verklaerd daervan niets in actis te hebben2). . (4.) Wijders door de voornoemde heeren gecommitteerden der stad Haerlem in omvrage gebracht zijnde, of de leden van deze vergadering iets hadden voor te dragen concerneerende het welwesen, favoriseeren, voortzetten of bevorderen van de lakenfabriek, hebben alle de leden verklaerd de vereyschte devoiren te hebben aengewend ten gemelde eynde, maar dat (sij) daeromtrent nog niet naer hun genoegen hadden konnen uytwerken, zijnde echter o-eresolveerd om de drie pointen, vervat in de resolutiën, binnen de stad Enkhuyzen in 't jaer 1749 3) en binnen de stad Dordrecht in 't jaer 1753 4) genomen, levendig te houden, zonder die te verliezen uyt het oog 5). Gelijk mede op de propositie van de heeren van Enkhuyzen is vastgesteld het oprechten van lakenberijdèrijen buyten de muuren der tien steden, hetwelke in vroeger tijden 1) Vgl. n°. 73. 2) Vgl. nos. 70 § 3 (1741), 71 § f. (1745),"72 § 3 (1749), 73 § 3 (1753). 3) Vgl. n». 72 § 7. 4) Vgl. n°. 73 § § 4, 9. 5) Vgl. nos. 75 §,5 (1701), 76 § 7 (1765), 78 .§ :4 (1773), 80 § 4 (1777), 81 S 4 (1781), 82 § 0 (1785), 83 § 8 (17S9), 84 § 7 (1793). 211 N°. 74. — 1757. ook ar in deliberatie is geweest»), mede levendig te houden') en voorts te weeren en tegen te gaen. wanneer zulks mocht worden ondernomen. (50 De secretaris van Bergum van Nieuwenhuysen als by deze besognes hebbende geassisteerd, heeft aan de leden voorgedragen, of niet gevoegelijker zoude zijn de extensie van het geresolveerde op morgen aan deffitl ter resumt,e voor te dragen om vervolgens daarvan een origineel, ('tgeen door de leden word ondertekend) te vervaerdlgen en voorts copie authentycq daarvan aen alle de leden binnen wynig dagen te laten toekomen, in plaets mal e de gemelde copiën in voorraed te laten schrfven!' als welk werk, wanneer men omtrent het een of het ander de intentie der leden niet wel mocht hebben begrepen, • ?e\geJ.alle Z°Ude Zijn 0nnut- Waer°P gedelibereerd :LtVmehreenben ^ * Mw ^-rd zVhiermede te (6.) Verders nog bij de gecommitteerden van Haerlem zijnde voorgesteld, dat vanwegens de stad Dordrecht maer Wtf ge,Crmitteert 3) en dat dus verbeurd is een stad aT gUld6!f V°lgenS hGt g^^lv-eerde binnen de ÏhelltST ?P July 17414> en dat d* heer Schelhnger eerst was gecompareerd na den gestelden tijd waerover d lve een somma van 3 guldefs hadde ver-' beurd, is met eenpangheyd van alle de leden begrepen dat de voornoemde boeten behoren te worden voldaen zooals ook aanstonds is geschied, hebbende de gecommit-' teerden van deze stad aengenomen op morgen de qu tanhen van de diakonie dezer stad, welke de voornoemde boeten competeeren, te zullen exhibeeren en aen gemïïde heeren te overhandigen. geuieiae (JP n0S' U § 12 C'1669)' 25 § 3 (»671), 27 § 5 (1673), 28 g 3 2) Vgl. n». 75 § 7 (1761). lÏT^ÏÏÏ^|S-het^enbereiaersgi.ae te ,., , . .,, °- 1/0D was mJ 8>nas 1761 het een g overgebleven ■ ha van het g.iae te Dordrecht. (G.-A. Dordrecht, Archieven derden" N°. 75. — 1761. 212 (7.) Zijnde dienvolgens dan ook gepersisteerd bij de resolutie, dat de leden, die tot deze vergadering zullen worden gecommitteerd, gehouden zullen zijn te assisteeren bij de te nemen resolutiën en resumtie van dien, alsmede op de maeltijden zig te laten vinden, op de boete van 3 guldens voor ieder lid, die zig uyt de vergadering bij het nemen der resolutiën of de resumtie daervan of ook van de maeltijden absenteerd '). (8.) Eyndelijk hebben de heeren gecommitteerden der stad Delft de leden van deze vergadering uyt naem van de heeren hunne principaelen verzocht over vier jaeren deze vergadering te willen houden binnen hunne stad, met aenneming om dezelven nader op zijn tijd bij missive daartoe te zullen verzoeken en inviteeren. Aldus gedaen en gearresteerd binnen de stad Haerlem ter bovengemelde plaetse den 19«i July en geresumeerd den 20en July 1757. t' Oirconde is deze bij de opgemelde gecommitteerden onderteekend. (Volgen de namen der gecommitteerden.) In kennisse van mij als secretaris der stad Haerlem, B E van Bergum van Nieuwenhuyzen. Copie in Notulenboek S, bijlagen n°. 44, G.-A. Leiden. N°. 75. Notulen van de deie en vijftigste vergadering der lakenbereiders te delft. — 1761, juli 15. (1.)" Uyt crachte van den compromisse ... sijn naar voorgaande aan- en uytschrijvinge, met advies en approbatie van de heeren burgemeesteren ende regeerders der stadt Delft, op huyden, den 15en Julius 1761, in de Doele aldaar op de ordinaire vierjaarige bijeencomste gecompareerd ende verscheenen de naergenoemde gecommitteerdens, voorsien ende gesterkt zijnde met behoorlijke commigaiën en volmachten van de heeren hunnen principaalen, als weegens: 4) Vgl. nos. 72 § 8 (1749), 73 § fi (1753). 213 N°. 75. — 1761. Dordrecht: mr. Herman van Bracht, deken, Boeloff van Dam, proefmeestér,; Haarlem: Jan de Haan, i Jacobus van der Vooren, \ vindersDelft: de heer mr. Nicolaes Kraeyvanger, raad en vroedschap derselver stad. deeken. Jan van Steenvoorden Harsz., Jan Franken, Bartholomeus Verbruffee. . i Corstiaan Franken, > luyden. xveynier ooiland, absent overmits indispositie, Leyden: Pieter de Wilde, deeken. Jacob Bijleveld, hooftman. Amsterdam: Pieter Kops Gerlings, deeken, Hendrik Buttelman, \ en, bij absentie van die ( overluyden. twee, Hugo Visscher, ) Gouda: Claes van Mechelen, i Christoffel Pierson, \ deekens. Botterdam: Lodewijk Landmeeter, ) Willem Kraay, \ h°oftluyden. Alkmaar: Adriaan Wentel, ) Jan Bruynvis, \ hooftluyden. Hoorn-, Elbert Schellinger, ) Cornelis Kliemer, \ overluyden. Enckhuysen: Hendrik Bijxen, deeken, in plaats van Jan Rijxen weegens indispositie, en Teunis Monsieurs, hooftman. (2.) Na de lecture van de respective commissiën der heeren gecommitteerdens zijn geleezen de laaste resolutiën over vier jaaren en dus op den 19™ Juiius van den jaare 1757 binnen de stad Haarlem genoomen '). (3.) Verders is bij de heer Mr. Nicolaes Kraey vanger als deeken, uyt naem van de heeren gecommitteerdens der 1) Vgl. ii». 74. 1*0.-75. — 1761. 214 stad Delft omvraege gedaen, off de leeden deezer vergaedering iets hadden voor te dragen, en hebben de heeren gecommitteerdens van Dordrecht verklaerd niets in mandatis te hebben. (4.) De heeren gecommitteerdens van Haerlem hebben gezegt meede niets in mandatis te hebben. (5.) De heeren gecommitteerdens van Delft hebben versogt ende geinsteert, dat de drie poincten concerneerende de welstand van dé laakenfabrieken, vervat in de resolutiën, genomen binnen de stad Enckhuysen in den jaere 1749*) en in die van Dordrecht in de jaere 1753 2) en weeder opgeheeven in de resolutiën, binnen' Haarlem genomen in den jaare 1757 3), mogten werden leevendig gehouden, en hebben alle de leeden verklaerd daeraan de hand te houden ende aangenomen zulx bij continuatie te willen blijven doen 4). (6.) De heeren gecommitteerdens der stad Leyden hebben gedeclareert niets te proponeeren te hebben. (7.) De heeren gecommitteerdens der stad Amsteldam hebben voorgedraegen, dat zij hadden geremarqueert, dat bij de resolutiën, genoomen in de laeste bijeenkomst binnen de stad Haarlem5), is vastgesteld, dat het oprechten van lakenbereyderijen buyten de muuren der tien steeden, hetwelk in vroeger tijden ook al in deliberatie was geweest6), meede zoude werden levendig gehouden en voorts geweert en tegengegaan, wanneer zulx mogte werden ondernoomen, dog dat zij, heeren gecommitteerdens, daarontrent moesten zeggen, dat zij zig bevonden in het geval, dat niet alleen hunne raamen, maar ook sommige hunner winkels buyten stads muuren waeren en dat zulx -1) Vgl.' n°. 72 § 7: 2) Vgl. n°. 73 § § 4, 9. 3) Vgl. n°. 74 § 4. 4) Vgl. nos. 76 § 7 (1765), 79 g 4 (1773), 80 g 4 (1777), 81 g 4 (1781), 82 g 6 (1785), 83 g 8 (1789),'84 § 7 (1793). 5) Vgl. n° 74 § 4 (1757). 6) Vgl. nos. 24 § 12 (1669) , 25 § 3 (1671), 27 g 5 (1673), 28 § 3 (1675), 50 § 9 (1709). 215 N°. 75. — 1761. mogelijk al van de opregtingé van de lakehfabrieck in hunne stad, immers zekerlijk al van onheugelijke tijden alzoo was gepractiseert, in zooverre dat zijHaartoe bij locaele wetten haerer stad waeren gequalificeerd, mits egter dat de eygenaars van zodanige winkels ook verpligt waeren een winkel binnen de stad te houden; dat zij wel bégreepen, dat de voorsz. resolutie op haar van geen applicatie was, aangesien alle die voorsz..raamen. en winkels stonden onder stads jurisdictie en' allé stadslasten onderheevig waeren, dog dat zij evenwel tot voockoomin ge van verkeerde illatiën, die daaruyt in tijd en wijle mogten werden gemaekt, gaerne zouden zien, dat bij interpretatie van meergemelde resolutie wierde verklaerd, dat die van geen applicatie was op hunne bovengeroérde zaken. Waarop dan omvrage gedaan zijnde, hebben de heeren gecommitteerdens van Dordrecht gedeclarëert niets teegens de propositie van de heeren van Amsterdam te hebben, mits dat altoos vast bleeve, dat de arbeyders, die tot de' opgemelde lakenbereyderijen wierden geëmployeért, meede onder stads jurisdictie woonden en alle stadslasten onderheevig waeren, terwijl de heeren gecommitteerdens van Leyden hebben gedeclarëert daar niets teegen.te hebben, mits hetzelve maar niet wierde geëxtendeert tot andere steeden, die niet in hetzelve geval en waaren, en dat ook gezorgt wierde, dat de voorsz. ramen en winkels niet verder off buyten stads jurisdictie wierden verplaest. En hebben de heeren gecommitteerdens der stad Rotterdam vèrklaerd zig te bevinden in soortgelijk gevalals Amsterdam. En is vervolgens na deliberatie goedgevonden ende verstaan bij interpretatie van de resolutie, op den 19*» July 1757 binnen Haarlem genoomen1), te verklaeren dat dezelve van geen applicatie is op de voorverhaelde' laakenberejfdereye der stad Amsterdam, mits daaromtrent werde geobserveert de remarques, bij de heeren van Dordrecht en Leyden gemaakt, en dat de zin en de intentie van die resolutie alleen is omme de laakenbereyderijen te houden binnen de steeden en te weeren, 1) Vgl. n». 74 § 4. N°. 75. — 1761. 216 dat die niet ten platten lande werden geëxerceert, zooals zulx onder anderen duydelijk blijkt uyt de resolutie, op den 17en Julius 1709 alhier te Delft genomen '). (8.) De heeren gecommitteerdens der steeden Gouda, Rotterdam, Alkmaar, Hoorn en Enckhuyzen hebben verklaard niets te hebben in mandatis om te proponeeren. (9.) De heer Lodewijk Landmeeter, gecommitteerde der stad Rotterdam, heeft voorgedraegen, dat hij, op morgen moetende ter begrafenis gaan, derhalve niet en konde assisteeren bij de vergadering en maaltijd, dog dat zijn medegecommitteerde daarbij present zoude zijn; dan vermits zulx geschiede uyt hoofde van een wettigen oorsaak, dat hij derhal ven vermeynde, dat de resolutie en boete teegens de absent blijvende van de resumptie en maaltijden, over vier jaaren binnen Haarlem bij persistit genomen 2), op hem van geen applicatie was. Waaromtrent omvraag zijnde gedaan, is bij alle de leeden verstaan, dat de voorsz. resolutie generaal sprak en derhalven dat voorn, heer gecommitteerde, ingevalle dezelve op morgen absent bleev, noodwendig verviel in de gestatueerde boete van 3 guldens ten behoeve van den armen. (10.) Voorts hebben de heeren gecommitteerdens der stad Leyden uyt naam van de heeren hunne principaelen de heeren leeden deser vergaedering vertfogt de naestvolgende ordinaire vierjaerige bijeenkomst in den jaere 1765 volgens de tourbeurten binnen hunne stad te willen houden, aanneemende dezelve leeden op zijn tijd naeder daartoe te zullen beschrijven, 'tgeene is aangenoomen voor notificatie. (11.) Laastelijk is op het voorstel van de heeren gecommitteerdens der stad Delft goedgevonden op morgen ten halv een uure wederom in Stadsdoele alhier te vergaderen tot het resumeeren der resolutiën, op huyden genoomen, en zulx op de gewoone boete van 3 guldens tegens de te laat komende off absent blijvende. 1) Vgl. n». 50 § 9. 2) Vgl. n». 74 § 7 (1757). 217 N°. 76. - 1765. Aldus gedaan ende geresolveert binnen de stad Delft ter plaetse voornoemt den 15« Julius 1761 en na gedaene resumtie gearresteert den 16en dito, en ten oirconden bij de gecommi teerdens uyt de respective steeden onderteekent. ( Volgen de namen der gecommitteerden.) In kennisse van mij, secretaris der stad Delft, H. Vockestaert. Copie in Portef. Textielindustrie, G.-A. Leiden. N°. 76. Notulen van le vieb en vijftigste vebgadering leb lakenbebeidebs te leiden. — 1765 JÜLI 8 en 9. ' (!•) Uyt kragte van den compromisse. . . zijn naar voorgaende en uytschrijvingej metad de batie van de heeren burgermeesteren en regeerders der stad Leyden, op huyden, den 8en Juiy 1765>gin , ' huys aldaar op de ordinaire vierjaarige bije nkomf gecompareert en verscheenen de Daargenoemde gecommitteerdens voorzien ende gesterkt weezende met behooXe rw~:?volmagt m de hee- Dordrecht: absent. Haarlem: Jan de Haan, \ Jacobus van der Vooren, ( vindersDelft: Bartholomeus Verbrugge ) Corstiaan Franken, ' \ hooftlieden. Leyden: Pieter de Wilde, deken, Marcus van Peenen, ) Nicolaas Lemonnier, I Isaac Willer, ( hooftmannen. Jan Abraham Bodel, ) Amsterdam: Pieter Cops, \ Philippus de la Fontaine, ! hooftKeden. Gouda: Claas van Mechelen ) Jacob van Selderen, \ deekens- N°. 76. — 1765. 218 Rotterdam: Willem Kraay, ) hooftlieden. Pieter de Bruyn, ) Alckmaar: Adriaan Wentel, > hooftmannen. Jan Bruynvis, ) Hoorn: Cornelis Climer, i overlieden. Arent Peereboom, ) Enckhuyzen: Teunis Monsieur, ) overiieden. Jan Rijxen, ) (2.) Na de lecture van de respective commissiën der heeren gecommitteerdens is meede geleezen de rescriptie van de heeren van Dordrecht, waarbij (sij) zig excuseerden .van te compareeren op deze vergadering, ende de heer deken de Wilde hebbende doen remarqueeren, dat voorsz. missive 20 dagen na de invitatiebrief was gedateert, daar volgens resolutie van den jare 1647 ■) vóór den 14de dag moest werden gerescribeert, so is na omvraag bij alle de leeden verstaan, dat die van Dordrecht zijn vervallen in twee boetens, een van 6 gulden wegens de te late rescriptie2) ende de andere van 50 gulden wegens de absentie van twee gedeputeerden. (3.) Verders heeft den deeken de Wilde op doen merken, dat in de missive, van die van Amsterdam afgezonden, de datum was geommitteert, waarop omvrage gedaan zijnde, zijn gecommitteerdens van Amsterdam bij alle leeden verstaan vervallen te zijn in een boete van 3 guldens ten behoeven van den armen, gelijk H. E. dezelve ook in handen van den deeken hebben overgegeeven, beneevens nog eens 3 gulden, weegens dat (sij) eenige minuten na 9 uuren gecompareert waaren. (4.) Hierop is na de lecture der laaste resolutiën, over vier jaaren op den I5en Julius 1761 binnen de stad Delft genomen »), door Pieter de Wilde, als deeken, uyt naamen van de heeren gecommitteerdens der stad Leyden omvrage 1) Vgl. n°. 13 § 4. 2) De uitnoodiging was te laat in handen van het eenig overgebleven lid gekomen; vgl. hiervóór, bl. 211, noot 3. 3) Vgl. n°. 75. 219 N°. 76; - .1765. gedaan, of de leeden dezer vergadering-iets hadden voor te dragen. J5.) Zoo hebben, gecommitteerdens der stad Dordrecht absent zijnde de heeren gecommitteerdens van Haarlem ende Delft verklaart niets in mandatis te hebben (6.) De heeren gecommitteerdens van Leyden hebben verzogt, dat dog alle hetgeene wat tegens mutinaiSè', tergiversahe en ongehoorzaamheyd van de leer- of andere knegten van de neeringe door H. Ed. Gr. Mo. hperen Staten van Holland en West-Vriesland was gestatueert en wel by het placëaat van 17 July 1638"), mogten %erden levendig gehouden en gemaintineert. En hebben alle de leeden VTJSclaard daaraan de hand te houden ende zulks bij continuatie (te) zullen tra-ten te doen. ° (7.) Hetzelfde verzoek is meede door gecommitteerdens der stad Leyden gedaan omtrent de drie póia'bïen concernerende de welstand van de laakenfebricq en vèmtlh o%r7T«t,ën'1.genomen binnen de st*d Enckhuyzen, a . 1749 2), ln die van Dordrecht, anno 1753 »), ende ook van Haarlem in de jare 1757 *) ende laastelijk weder door «W-de gecommitteerdens aangenoomen op H Ed vergadering tot Delft, anno 1761 *), waarop alle de leeden wél hebben'aangenoomen hieraan, zooveel inhaalde hand te zullen houden •), dog Amsterdam verklaarde, dat (snl onnoodig agten om meerder H. Ed. Gr. A. de heeren burgermeesteren lastig te vallen over de kleding de* militie op andere dan Holïandsëhe repartitie staande alsook die der subjecten in de gods%zen, alzötf aan baar het antwoord, dat (sij) over Vieren op haer repraèsentatie dienaangaande hadden gekreegen, haar voldoende 1) Vgl. n°. ï! 2) Vgl. n". 72 § 7. 3) Vgl. n°. 73 §§ 4, 9. • - i) Vgl. n°. 74 § 4. 5) Vgl. n°. 75 § 5. 6) Vgl. nos. 79 § 4 (1773), 80 § 4 (1777) 81 S 4 M78l> «o c « (1785), 83-§.8 (1789); 84 § 7. (1793). i ' VvU * N°. 77. — 1769. 220 was geweest, en is zulks meede door de verdere leeden dus begreepen. (8.) Verders geven de gecommitteerden van Leyden aan de vergadering in consideratie, of het niet noodzakelijk zij, dat yder winkelhoudende meester zig van hun regt bediene om zooveel leerknegts in te laten schrijven als volgens yder particuliere keur gepermitteert is te mogen doen, ten eynde geen gebrek te hebben aan proef gedaan hebbende droogscheerders, (zooals reets al ondervonden wordt). Alle de leeden, het nut hiervan begrijpende, hebben aangenomen na H. E. vermogen hierin te willen concureeren. (9.) De heeren gecommitteerden der stad Amstetitam hebben uyt naam van de heeren hunne principalen de heeren leeden dezer vergadering verzogt de naastvolgende ordinaris vierjarige bijeenkomst in den jaare 1769 volgens de tourbeurten binnen hunne stad te willen houden, aanneemende de leeden op zijn tijd nader daartoe te zullen beschrijven, 'tgeen is aangenoomen voor notificatie. (10.) Laastelijk is op het voorstel van de heeren gecommitteerdens der stad Leyden goedgevonden op morgen ten tien uuren wederom te vergaderen tot 't resumeeren der resolutiën, op huyden genoomen, en zulx op de gewoone boete van 3 guldens tegens de te laat komende of absent blijvende. Aldus gedaan en geresolveert binnen de stad Leyden op den 8en July 1765 en naar gedaane resumptie gearresteert den 9en dito. Ende ten oirconde deze bij de voorsz. gecommitteerdens van de respective steeden onderteekent. (Volgen de namen der gecommitteerden.) Mij praesent, Andreas Cunaeus. ÜMiha Copie in Notulenboek V, bijlagen jol. 41, G.-A. Leiden. N°. 77. Notulen vam de vijf bn vijftigste vebgadebing deb lakenbebeidebs te am8tebdam. — 1769, juli 11 en 12. (1.) Uyt kragte van den compromisse . . . zijn na 221 N°. 77 — 1769. voorgaande uitschreiving, met advis en approbatie van de E. Gr. A. H. burgemeesteren en regeerders der stad Amsterdam, binnen de voorsz. stad op de zaal van den Doelen op den Cingel op de ordinaris vierjarige bijeenkomst gecompareerd en verscheenen de nagenoemde gecommitteerdens, voorzien en gesterkt met behoorlijke commissie en volmacht van de heeren hunne respectief^ magistraten en principalen: Dordrecht: absent. Haarlem: Jacpbus van der Vooren, ) Pieter Pluymejoen, j vind«*s. Delft: Jan van Steenvoorden, ! ) Jan Franken, \ hofdiuyden. Leiden: Hendrik Jacob Clignet, Joachim Sandra. Amsterdam: Pieter Kops Geerlings, deeken. Frans Bosboom, Nicolaas de Bos, / Hugo Visser, f overluyden. Jacob Lambert Marcelis, ) Gouda: Claas van Mechelen, ) deekens van het Jacobus Justus van Weede f Iakenbereiders; gilde. Rotterdam: Lodewijk Landmeter, 1 j Jacobus Kraay, \ h°ofdluyden. Alkmaar: Jan Baas, ) Pieter Bruynvis, \ h°ofdmannen. Hoorn: Cornelis Kliemer, j Arend Peereboom, } overlieden. Enkhuizen: Teunis Monsieur, ) Jan Bijxen, \ overlieden. (2.) En is eerst voorgeleezen het geresolveerde over vier jaaren tot Leiden op den 9«> July 1765 Vervolgens is aan de heeren van Haarlem gevraagt, of (sij) ook iets aan de vergadering hadden voor te dragen, dewelke zeiden niets particulier hadden voor te dragen. 1) Vgl. ri»; 76. N°. 77. — 1769. 222 (3.) De heeren, van Delft hebben verzogt men doch alles wilde aanwenden om meerder laakenbereiders in de respective steeden aan te winnen tot welzijn der lakenfabricq. (4.) De heeren van Leiden verzogten, (dat) de poincten, op de vergadering over vier jaaren in hunne stad gesteld '), bij de vergadering mogten agtervolgt worden. (5.) De heeren van Amsterdam hadden wel niets voor te dragen, doch betuigden hun zonderling genoegen de respective leden alhier te zien en verzogten de goede harmonie, waartoe zij alles gaarne zouden contribueeren. (6.) De heeren Van Gouda verzogten het genoegen te hebben over vier jaaren uit den naam van de heeren hunne principalen deze vergadering benevens de absente leeden binnen derzelver stad te zien, waartoe (sij) op zijn tijd de nadere aanschrijvingen zouden laten afgaan. (7.) De heeren van Rotterdam, Alkmaar, Hoorn en Enkhuizen hadden niets zonderling voor te dragen. (8.) Weiders is door de heeren van loeiden geproduceert een missive van een heer van Dordrecht, in dato 24 Augusti 1765 2), dewelke is voorgelezen, waarop gemelde heeren verzogten, (dat) de leden van Dordrecht mogten gehouden werden tot de voldoening der gecondemneerde boetens ten behoeve der armen hunner stad, in de bovengemelde jaare 1765 geweezen 8). Doch is door de gezamentlijke heeren leeden van deze vergadering geresolveert. de zaak in state te laten, totdat de heeren van Dordrecht bij de vergadering, over vier jaaren te Gouda te houden, zullen present zijn en dezelve alsdan in het vriendelijke ;daartoe te permoveren, gelijk dezelve, alsnu absent zijnde, provisioneel in deze vergadering niet gecondemneert zijn. (9.) En is ook door de heeren deken en overlieden dezer stad gecommuniceert de rescriptie van Dordrecht, 1) Vgl. n°. 76 (1765). 2) Van Van Bracht, deken en eenig lid van het gilde. (G.-A. Dordrecht, Archieven der gilden, n°. 383.) 3> VsL n». 76 § 2. 223 N°. 77. — 1769. m dato 6 Juny 1769 '), in welke met communicatie van H. Ed. Gr. A. de heeren burgemeesteren en regeerders der stad Dordrecht men zig is excuserende op de vergadering heden te compareren, gelijk ook voorgeleezen is de nadere aanscbKeiving, door de heeren leeden dezer stad aan H. Ed. afgezonden, en het nader antwoord op dezelve, waarin men een wettig excus is meenende te kunnen aantoonen en justificeren. (10.) Weiders is door de heeren deken en overlieden dezer stad gecommuniceert de rescriptie8?1' in de naiftrié van de Ed. Gr. A. de heeren regerende burgemeesteren dezer stad gecommuniceert, met verzoek om de heeren gedeputeerden der stad Dordrecht op de vergadering van gt Ed. Gr. Mo. de heeren Staten van Holland en West\ nesland te verzoeken om na ouder gewoonte tot mafrrtftffil dezer fabricq en negotie derzelver gecommitteerdens tot deze vergadering, over vier jaaren te Gouda te houden te committeeren, 'twelk H. Ed. Gr. A. goedgunstig hebben geheven toe te staan, en zijn vervolgens de praezente heeren eeden van de bovengenoemde steeden verzogt de heeren burgemeesteren van derzelver respective steeden mede te verzoeken de heeren van Dordrecht daartoe te willen aanmaanen, gelijk eenparig is aangenomen en goedgevonden. (11.) Eindelijk betuigde deze vergadering hunne uiterste dankzegging aan de Ed. Gr. A. heeren regerende burgemeesteren dezer stad voor derzelver vriendelijke attentie ten dezen genomen. Aldus gedaan, geresolveerd en na gedaane resumtie gearresteerd ten overstaan van de heeren van Gezel en van Jever Raaden in de. vroedschap dezer stad, ter plaatse voornoemd op den Hen en 12™ July, anno 1769 FBn h deze in kennisse der waarheyd bij de respective gecommitteerdens onderteekend. (Volgen de namen der gecommitteerden.) My praezent, D. Hooft. Copie in Notulenboek IJ, bijlagen fol. 45, G.-A. Leiden. 1) Aanwezig in n». 383 van ,1e Archieven der gil.lon, G.-A. Dordrecht. N°. 78,1769. — N°. 79,1773. 224 N°. 78. Deken en overlieden van het lakenbeueidersgilde te amsterdam aan den deken van het lakenbereidersgilde te dordrecht l). — amsterdam, na 17ö9, Juli 12. Onder alle serieuse en vriendelijke over en weeder spreeken in de gehoudene vergaadering (te Amsterdam 2)) wierd in aanmerking gegeeven, of de heeren van Dort niet zouden kunnen goetvinden, indien er geen lid in UEd. stad was, welke de berijderij exerceerde of de vrijheit daartoe hadde, in aanmerking te neemen de propositie, welke (door) UEd. predesesseuren in anno 1651 reeds geproponneert en door de vergaadering gelaudeert (was), om bij mankement van een ordinary lid een uyt het laakenkoopersgilde daartoe te committeeren s). Wij weeten zeer wel, dat daar is bijgevoegt: „mits weesende een berijder, dit handwerk doende of gedaan hebbende", dog wijl ons vergaadering meest bestaat uyt sulke leeden, die de laakenberijderij niet exerceeren, zoude men zulke leeden, welke van uwe stad gecommitteerde wierden benevens UEd., met veel toegeneegentheit ontfangen. Enz. Oorspr., aanwezig in n4. 383 van de Archieven der güdtn, G.-A. Dordrecht. N°. 79. Notulen van de zes en vijftigste vergadering der lakenbereiders te gouda. — 1773, jüli 6 en 7. (1.) Achtervolgens de authorisatie... zijn na voorgaande uitschrijvinge, met advys en approbatie van de Ed. Gr. A. H. burgemeesteren en regeerders der stad Gouda, 1) Vgl. nos. 76 § 2 (1765), 77 §§ 8, 9#(1769). 2) Vgl. n». 77 (1769). 3) Vgl. n°. 15 § 3. 225 Nü. 79. — 1773. binnen de voorsz. stad in Stadsdoelen op de ordinaris vierjarige bijeenkomst gecompareert en verscheenen de nagenoemde gecommitteerdens, voorzien en gesterkt met behoorlijke commissie en volmagt van de heeren hunne respective magistraten en principalen: Dordrecht: absent. Haarlem: Jacobus van der Vooren, ) Pieter Pluymejoen, \ vinders. Delft: Corstiaan Francken, ) Cornelis Maas Pietersz., 5 hooftluiden. Leiden: Marcus van Peene, Jacob Bijleveld. Amsterdam: Hugo Visscher, i Philippe de la Fontaine, overlieden. Gouda: Claas van Mechelen, ) Jacob Justus van Weede, ) deekensRotterdam: Willem Kraay, )' Pieter de Bruyn, \ hoofdluiden. Alkmaar: Jan Baas, i' Pieter Bruynvis, j hoofdmannen. Hoorn: Jan van de Poll, ) Arendt Pereboom, \ overluiden. Enkhuizen: Sij brand Smit, Meyndert Mossel. (2.) En is eerst voorgeleezen het geresolveerde over vier jaaren tot Amsterdam op den 12™ July 1769 ') (3.) Vervolgens is aan de heeren van Haarlem gevraagd, ,a\ °r\ f de vergade™g hadden voor te draagen. (4.) De heeren gecommitteerdens van Delft vervolgens gevraagt zyn^e, insteeren, dat de drie poincfen, vervat in de compronusse van de vergadering, gehouden te Enkhuyzen den lr>n July 1749 2) ëen » * feXe corn pronnssen van de volgende jaaren gemeld '), mogen worden -I) Vgl. n». 77. 1\ Vo-l «0 7» e 1 3) Vgl. nos. 73 § § 4, 9 (1753), 74 8 4 (1757) K s r /,7r,, ƒ § ' <«»). «O § * (1777) 81 '4 (1781), V2 § 6 1785? 83 8 8' (1789), 84 § 7 (1793). ^1/8j>' 8,1 § 8 Droogscheerderssynoden. N°. 79. — 1773. 226 levendig gehouden, zonder die te verliezen uit het oog, daarbij voegende, dat de leeden aan de heeren haare principaalen favorabel gelievden voor te dragen en teffens te verzoeken ter plaatse, daar het van de meeste nuttigheid zoude kunnen zijn, dat de laakenen etc, welke door de respective kamers van de O.-I. Compagnie naar Neerlands-Indiën werden verzonden, zooveel mogelijk van de fabryken uit de steden van Holland en WestVriesland mogen worden geëmployeerd en geensints buitenlandse laakenen. En daarop omvraag gedaan zijnde, hebben alle de leeden zig daarmeede geconformeert. (5.) De heeren van Leyden, Amsterdam, Rotterdam, Alkmaar, Hoorn en Enchuysen hadden niets particuliers voor te draagen. (6.) Wijders is door de heeren gecommitteerden van Oouda voorgedragen, dat zij ter behoorlijker tijd ook kennisse hadden gegeeven aan het lakenberijdersgilde der stad Dordrecht van de vergadering, welke op heeden binnen deeze stad stonde gehouden te worden, en van Herman van Bracht, deken van het lakenbereydersgilde aldaar, tot antwoord hadden bekomen dat heeren burgemeesteren der voorsz. stad hem op zijn versoek van gemelde commissie en comparitie hadden gelieven te ontheffen, verzoekende desniettemin, dat aan hem een compromis van de vergadering mogte worden toegezonden; dat zij den inhoude van die missive hadden gecommuniceert aan heeren burgemeesteren en regeerders van deeze stad en dat H. Ed. Gr. A. op den 22<*> Juny 1773 hadden afgezonden een missive aan heeren burgemeesteren en regeerders der stad Dordrecht met verzoek, dat H. Ed. Gr. A. tot nut en welzijn van de lakenfabryq een of meer perzoonen, leeden van het lakenbereyders- of lakenkopersgilde, geliefden te committeeren om de vergadering, die in deeze stad stond gehouden te worden, bij te woonen, op welke missive heeren burgemeesteren der stad Dord-f 1) Brief van 16 Juni 1773. (G.-A. Dordrecht, n». 383 van de Archieven der gilden). 227 N°. 79. 1773. l^^^TT^^^ d6Wijl de lakenbereyderije tonnen H Ed. Gr. A. stad ten eenemaal verlopen was 2 .00rdfdf geen de minste utiliteit 2ÏÏnom eenige lakenkopers of andere perzoonen van weegen haer~ stad te committeeren. weegens naer hl? VTSZ- gecommuniceerd in omvraage gebragt zijnde hebben de gezamentlijke leeden de gecLmitSde van to&ÏÏÏÏtJl dheTQ bu«*- entgtdTrs n wef lu ^ V°°r dG g°edh«d> die H. Ed. £r. A. wel hebben geheven te adhibeeren om heeren burgemeesteren van Dnrdro^t «eeren zenden mn u Dordrecht te permoveeren tot het V.tVvu ? gecommitteerden op deeze vergadering word""^ hebbf ir'6; hier°P ^hoorde gedaan £ worden, hebben alle de leeden aangenomen de heeren haere principaalen daaryan tennisgegte ^n geeTn vdïenr11^ V!f deZdVe daar°P teverstaK "m resolveerendt ?^denng d«p nader te kunnen meUe deeken W ^ desniette™" aan de hiervoren geZltnttel^r BraCht 6611 - gegeeven ^dït^d? geC0TitteerdenS Van Gouda ^nnis ^egeeven, dat de gecommitteerdens van Delft en fanT, W gen°eg hadden geantwoord^de briefen van aanschrijving aan H. E. toegezonden. Is bij a le de leeden verstaan dezelven vervallen te zijn ieder in een boete van 6 guldens ten behoeven van den armen hebben uit geCOmmi;tteerde^ der stad Rotterdam Rebben uit naam van de heeren hunne principaalen de heeren leeden deezer vergadering verzogt de nSokende Z Znl V7Jïge biJe^k^st in den^are m7 volgen tmendeeUdee leeT" * ^ ^uden fa" SSven W °P Z1JU tp nader daertoe te z«"en beschrijven geene 1S aangenomen voor notificatie. iS'J LafstellJk 18 °P voorstel van de heeren gecommitteerdens der stad Gouda goedgevonden op tZ^^t uuren weederom te vereaderen U w ulorgen ten ™ boete^van 3 guldens tegens de te laat komende of absen? Aldus gedaan, geresolveerd en na gedaene resumptie N°. 80. — 1777. 228 gearresteert binnen de stad Gouda, ter plaatse voors., op den 6en en 7en July 1773. En is deeze in kennisse der waerheid bij de respective gecommitteerden ondertekent. (Volgen de namen der gecommitteerden.) Mij present als secretaris,. Hubert van Eyck. Copie in Notulenboek BB, bijlagen fol. 30, G.-A. Leiden. N«. 80. Notulen van de zeven en vijftigste vergadering der lakenbereiders te rotterdam. — 1777, Juli 23 en 24. (1.) Agtervolgens de authorisatie... zijn na voorgaande uytschrijvinge, met advys en approbatie van de Ed. Gr. A. heeren burgemeesteren en regeerders der stad Rotterdam, binnen de voornoemde stad in stads Doelen op de ordinaris vierjarige bijeenkomst gecompareerd en verschenen de nagenoemde gecommitteerdens, voorzien en gesterkt met behoorlijke commissie en volmagt van de heeren hunne respective magistraten en principalen: Dordrecht: absent. Haarlem: Jacobus van der Voren, ) vm(jers. Jacobus Schot, ) Delft: Jan Franken, ) hooftmannen. Cornelis Maas Pz., ) Leyden: Hendrik Jacob Clignet, Jacob Bijlevelt. Amsterdam: Frans Bosboom, ) overluyden. Hugo Visser, ) Gouda: Claas van Mechelen, Jacob Justus van Weede. Botterdam: Lodewijk Landmeeter, \ Willem Kraay, ( . ... , " , , t, j > hooftluyden. Pieter de Bruyn, l Jan de Klerck, ) Alkmaar:'Jan Baas, ) hooftmannen. Pieter Bruynvis, ) 229 N*. 80. — 1777. Hoorn: Arend Pereboom, ) Thomas Bruyn, [ °^rluyden. Enkhuyzen: Maarte Engelsman, ) Hessel de Jongh, \ overiuyden- (2.) En is eerst voorgelesen het geresolveerde, over vier jaren tot Gouda op den 7<» July 1773 gearresteerd '). (3.) Vervolgens is aan de heeren van Haarlem gevraagt, of «ij ook iets aan de vergadering hadden voor te dragen' dewelke antwoorden niets particuliere in mandatis te' hebben. (4.) De heeren van Delft vervolgens gevraagt zijnde, insteeren, dat de drie pointen, vervat in den compromisse van de vergadering, gehouden te Enkhuyzen den 16<* July 1749 «), en bij de verdere compromissen van de volgende jaren gemeltJ), mogen worden levendig gehouden zonder die uit het oog te verliezen. (5.) De heeren van Leyden gevraagt zijnde, of (sij) ietwes te proponeeren hadden, repliceerden niets particuliere te hebben, dog dat zij van gedagten waren, dat levendig moeten worden gehouden de compromissen, dienende tot welzijn dezer fabrycq. (6.) De heeren van Amsterdam hebben ter vergadering voorgedragen, dat aan H. Ed. was voorgekomen, dat door een lakebereydersbaas binnen Amsterdam aan lakenen, buiten deze provincie bereid, waren geslagen loden om dezelve te doen voorkomen, alsof die binnen Amsterdam waren bereyd, hetgeene zekerlijk ter kwader trouwe was gehandelt. Maar dewijl tegens soortgelijke malversatiën geen speciaal verbod is, uit welker hoofde men met eflfect tegens deÉelven zoude kunnen ageeren, zoo hebben gecommitteerdens van Amsterdam geproponeert om uit naam van alle de leden dezer vergadering in hunne respective quahteiten zig bij requeste te addresseeren aan H Ed 1) Vgl. n». 79. 2) Vgl. n°. 72 § 7. JlJeLn°8- " § § 4' 9 (1753)' 74 § 4 <1757>> 75 § 5 (1761), 76 § 7 (1765>> 79 § * v1™), 81 § 4 (1781), 82 § 6 (1785), 83 § 8 (1789) 84 § 7 (1793). u ;' NO. 80. — 1777. 230 Gr. Mo. met verzoek, dat zulke kwade practijquen bij placcaat scberpelijk mogten worden verboden en tegens de overtreders worden gedecerneert zodanige straffen en poenaliteiten, als H. Ed. Gr. Mo. zullen goedvinden te behooren. (Is) eenparig geapprobeert en dien conform gearresteerd het navolgende request: „Geven reverentelijk te kennen de ondergetekende enz., dat bij geen der placcaten van UEd. Gr. Mo. speciaal verboden is aan buytenslands bereyde lakenen het aandoen van looden of eenig ander teeken, waardoor het voorkomt, alsof zulke kwade practijken zeer zijn strekkende tot nadeel en vilipendie van de eersttijd zoo zeer bloeyende lakenbereyderijen dezer provincie. Zoo keeren de supplianten zig tot UEd. Gr. Mo. met verzoek, dat UEd. Gr. Mo. behagen mogt voortaen wel expresselijk te interdiceren en scherpelijk te verbieden aan alle koopluiden, fabrikeurs, verwers, persers en wie het anders binnen deze provincie zoude mogen zijn, niemand uitgezondert, van aan eenige buiten deeze provincie bereyde lakens, half lakens of ratijnen te doen of te laten doen eenig teeken, waardoor dat goed voor Hollandsch zoude kunnen werden vertiert zoowel binnen- als buitenslands, 'tzij dan door middel van looden daaraan te hegten, alwaar de naam van , de stad of plaats, alwaar hetzelve binnen deze provincie gefabriceerd, bereyd, geferfd of geparst zoude zijn, zoude gestempeld staan of de naam of merk van iemand, in deeze provincie wonende, of ook dat zulk goed zoude worden ingenaayd in zodanige toiletten, daar het wapen van een der Hollandsche plaatsen of steden, hetzij met of zonder omschrift, op mogte geschildert wezen ofte ook wel alleen het merk van een koopman, fabrikeur of andere; ook door geen gedrukte biljetten of prenten daarop te laten stellen, daar eenig teeken, naam of wapen van eene Hollandse stad of plaats of het merk of naam van een Hollands koopman of fabrikeur op bekent staat, of op eenigerhande andere wijze, waardoor buitenlands bereyde lakenen, half lakenen of ratijnen voor inlands bereyde zoude kunnen worden aangesien, op peene dat diegeene, die deze in 231 N°. 80. — 1777. eenige manieren zoude cöntravenieeren, verbeuren zoude zodanige boete, als UEd. Gr. Mo. zouden komen goed te vinden, of wel andersints als een falsaris gestraft worden. Dat tot het doen van calange ingeval van overtreeding, behalven die daar anders toe worden aangesteld, ook wierden geauthoriseerd alle die tot het ambagt der lakenbereyders behooren". En is wijders goedgevonden, dat van dit geresolveerde kennisse zal worden fgegeeven aan de heeren burgemeesteren der respective steeden deezer vergadering en van dezelve te imploreren, dat het voorn, request, inkomende 11 de vergaderinge van H. Ed. Gr. Mo., door de gedeputeerden van de respective steden mag worden geappuieert welk consent geobtineert zijnde, zullen de respective leden terstond daarvan kennisse moeten geven aan de hoofdleden der stad Amsterdam voorn. ') (7.) Gouda, wijders gevraagt zijnde, of iets te proponeeren hadde, heeft gerepliceert niets te hebben, dog hebben overgelevert de quitantiën van Delft en Hoorn omtrent de boetens, in het vorige compromis geslagen in den jaare 1773 te Gouda 2). (8.) Rotterdam heeft voorgedragen om te mogen weten hoe zig te gedragen omtrent de stad van Dordrecht' dewelke zigh nu diverse reyzen *) heeft geabsenteert om redenen, dat het lakenbereydersgilde aldaar genoegzaam te niet is, volgens den inhoud van zekere missive, in dato den 7« July 1777 door H yan Bracht ^ ^ van heeren burgemeesteren van Dordrecht aan hooftluiden van het lakenbereydersgilde alhies geschreeven <)■ Waarop gedelibereert en geconsidereert zijnde, dat het weWjn van deze febryq vorderde, dat men de eenigheid tusschen de respective gildens van lakenbereyderijen ten hoogsten 1) Het verzoek heeft succes gehad; 13 Maart 1778 is door d« P \ tServaaff Pkkkaat uil*evaa«M; vgl. n». 81 § 5 en Groot-Placaetboek, IX, bl. 1349. 2) Vgl. n«. 79 § 7 (1773.) 3) Sinds 1765; vgl. n°. 76 § 2. .4) Ontbreekt N°. 81. - 1781. 232 behoorde ter harte te neemen, is goedgevonden, dat uit naam van deze vergadering door de hoofdluiden dezer stad aan die van Dordrecht zal worden toegezonden een compromis van al het verrigte in deze vergadering, met vriendelijke uitnodiging, dat in het vervolg gecommitteerdens uit Dordrecht op deze vierjarige vergaderingen mogten worden afgezonden om met de verdere leden te helpen besoigneeren en resolveeren hetgeen het meest tot nut en welzijn van deze respectieve gildens strekken kan. (9.) Wijders hebben de heeren gecommitteerdens van Alkmaar, Hoorn en Enkhuyzen gedeclarëert niets voor te dragen te hebben, dog hebben heeren gecommitteerden van Alkmaar uit naam van de heeren hunne principalen de heeren leeden dezer vergadering verzogt naastvolgende ordinaris vierjarige bijeenkomst in den jaare 1781 volgens de tourbeurte binnen hunne stad te willen houden, aanneemende de leden op zijn tijd nader daartoe te zullen beschrijven, 'tgeen is aangenomen voor notificatie. (10.) Laastelijk is op voorstel van de heeren gecommitteerdens der stad Rotterdam goedgevonden op morgen ten 10 ueren wederom te vergaderen tot het resumeren der resolutiën, op huyden genomen, en zulks op de gewone boete van 3 guldens tegens de te laat komenden of absent blij venden. Aldus gedaan, geresolveert en na gedane resumtie gearresteert binnen de stad Rotterdam, ter plaatse voorsz., op den 23»n en 24en July 1777. En is deze in kennisBe der waarheid bij de respective gecommitteerdens ondertekent. (Volgen de namen der gecommitteerden.) Mij present als secretaris, W. W. van Berckel. Copie in Notulenboek F F, bijlagen jol. 40, G.-A. Leiden. N°. 81. Notulen van de acht en vijfhgste vebgadebing der lakenbereiders te alkmaar. — 1781, Juli 11 en 12. (1.) Ingevolge de auctorisatie en magt. . . zijn na voorgaende beschrijving, met goedvinden van de Ed. Gr. 233 N°. 81. — 1781. vinders. A. H. burgemeesteren en regeerders der stad Alckmaar. binnen dezelve stad in den Nieuwen Doelen op de gewoone vierjaarige bijeenkomst verscheenen de hier na te noemene gecommitteerdens, voorzien met behoorlijke commissie van de heeren hunne magistraaten en priöteipaalen, te weeten: Dordrecht: absent. Haarlem: Jacobus Schot, Quirinus Bouwhuysen, Delft: Jan Franken, ) , ... . ™ .. .. \ hoofdluvden. Cornelis Maas Pz., ) Leyden: Mr. Jan Abraham Bodel, Jacob Bijleveld. Amsterdam: Frans Bosboom, ) . ., t,, ... , . ' . . i overluide»»'., Philippe de la Fontaine, ) Gouda: Jacob Justus van Weede, ) , , ... _ , } dekens. Anthony van Burchem, ) Rotterdam: Pieter de Bruin, ) , ... •r, j ? noofdluyden. Reynardus Boer, ) Alkmaar: Jan Baas, ) , , „ . . } nootdmannen. Pieter Bruinvis, ) Hoorn: Jan van de Poll, ) ... m, t, v > overluiden. Ihomas Bruin, ) Enkhuizen: Maarten Engelsman, Pieter van der Hout, Jan Blok Pietersz. (2.) Eerstelijk is gelezen het geresolveerde op de laast voorgaande vergadering, binnen de stad Rotterdam op den 23en en 24en July 1777 gehouden ')• (3.) Vervolgens in omvrage gebragt zijnde, of de heeren gecommitteerdens iets te proponeeren hadden, hebben de heeren van Haarlem, Leyden, Amsterdam, Gouda, Rotterdam en Enkhuyzen verklaard niets te hebben om voor te stellen. (4.) De heeren gecommitteerdens van Delft hebben bij de gemelde omvrage geinsteerd, dat de drie poincten, in de compromissen van de jaaren 1749, 1753, 1757, 1765 en 1) Vgl. n». 80. N°. 81. — 1781. 284 1777 gemeld '), mogten worden levendig gehouden en in het bijzonder, dat bij gelegenheid van de teegenwoordige onlusten tusschen deeze republycq en Groot-Brittanniën2) zooveel mogte werden geëffectueerd, dat (tot) de kleeding der militie van den 6taat, op andere dan HoUandsche repartitie staande, alsook tot kleeding der subjecten in de godshuyzen, geene Engelsche, maar inlandsche lakenen, carsayen als andersints mogten gebruikt worden. Waarop gedelibereert zijnde, is aan ieder van de heeren gecommitteerdens overgelaaten om bij de heeren burgemeesteren en regeerders hunner stad deswegens en wel voornamentlijk omtrend de kleeding in de godshuyzen zodanige verzoeken en instantiën te doen, als dezelve het meest gepast zouden oordeelen. (5.) Ook zijn op het voorstel van de gemelde heeren van Delft de heeren gecommitteerdens van Amsterdam bedankt voor de door hen aangewende moeitens tegen het doen van inlandsche looden of andere teekenen aan de lakenen, buiten deeze provintie bereid, waartegen het ontwerp van een request in het compromis van het jaar 1777 is vervat 8) en tegen welk misbruik ook door H. Ed. Gr. Mo. bij placaat van den 18en Maart 1778 voorziening is gedaen *). (6.) De heeren gecommitteerdens van Alckmaar hebben te kennen gegeeven, dat dezelve even gelijk aan de deekens en overluiden van de lakenbereidersgilden in de agt andere steeden, waarvan heeren gecommitteerdens tot het bijwoonen deezer vergaderinge waaren opgekomen, ook aen de overluiden van het lakenbereidersgild te Dordrecht een brief van uitnodiging, ten eynde ook heeren gecommitteerdens uit die stad ter dezer vergaderinge zouden verschijnen, hadden afgesonden, maer dat •1) Vgl. nos. 72 § 7 (1749), 73 K. § 4, 9 (1753), 74 § 4 (1757), 75 § 5 (1761), 76 § 7 (1765), 79 § 4 (1773), 80 § 4 (1777), 82 § 6 (1785), 83 § 8 (1789), 84 § 7 (1793). 2) De vierde Engelsche oorlog, 1781—1784. 3) Vgl. n». 80 § 6. 4) Vgl. hiervóór, bl. 231, noot 1. 235 N°. 81. - 1781. zij op die missive noch ook op eene nadere, ten zelfden einde ingericht, geen antwoord ontvangen hadden, en vervolgens in overweeging gegeeven, hoedanige resolutie ten aanzien van de heeren van Dordrecht zoude hehooren genomen te worden. Waarop na deliberatie goedgevonden is de gemelde heeren gecommitteerdens van Alkmaar bij deeze te verzoeken en qualificeeren om aan de Ed. Gr. A. heeren burgemeesteren en regeerders der voornoemde stad Dordrecht uit naam dezer vergaderinge bij missive te kennen te geeven: dat vermits op de laastvoorgaende vergadering wegens de lakenbereiderijen, op den 23en en 24611 July 1777 te Rotterdam gehouden 1), geene gecommitteerdens uit de stad Dordrecht, gelijk reeds meermalen was geschied, waren opgekomen, destijds was goedgevonden, dat uyt naam dier vergadering door de hoofdluiden der gemelde stad Rotterdam aan die van Dordrecht zoude worden toegesonden een compromis van all het verrichte in dezelve vergadering, met vriendelijke uitnodiging, dat in het vervolg gecommitteerdens uit Dordrecht op deeze vierjarige vergaderingen mogten worden afgezonden om met de verdere leeden te helpen besogneeren en resolveeren, hetgeen het meest tot nut en welzijn van deeze respective gil den s strekken konde; dat na het zenden van het gemelde compromis door de dekens en overluiden van het lakenbereidersgild te Rotterdam was ontvangen een brief van den heer Mr. Herman van Bracht, geschreeven te Dordrecht den 16»n September 1777 2), daerbij in beleefde uitdrukkingen bedankende voor de toezending van het meergenoemde eompromis en teevens daerin meldende, dat het lakenbereidersgild te Dordrecht, seedert eenigen tijd genoegsaam niet meer in weesen geweest zijnde, buyten staat was gesteld om aan het verlangen van de gemelde vergadering te voldoen, en niet te hebben nagelaten van 1) Vgl. n«. 80 § 8. 2) In n°. 383 van de Archieven dér gilden, G.-A. van Dordrecht. N°. 81. — 1781. 236 het verzoek der meergemelde vergaderinge aan heeren burgemeesteren kennis te geeven, welke daerop hoofdzakelijk tot antwoord hadden gelieven toe te voegen, dat H. E. Gr. A. hunne gedachten zouden laten gaen om het lakenbereidersgild binnen de stad Dordrecht wederom te doen revivisceeren, en dat, indien dezelve daerin konden reusseeren, H. E. G. A. niet zouden nalaten om zorg te dragen, dat in het vervolg gecommitteerdens uit hetzelve op de vierjarige vergadering van gecommitteerdens der respective gildens wierden afgesonden om met de verdere leeden te besogneeren en te helpen resolveeren, hetgeen het meest tot nut en welzijn van de gemelde gildens zoude kunnen strekken; dat ajj? gecommitteerdens van Alkmaar, in dit jaar twee missives aan het voorzeyde gild te Dordrecht hadden afgesonden, ten einde gecommitteerdens uit die stad tot het bijwonen dezer vergaderinge naar de gemelde stad Alkmaar zouden worden afgevaardigt, maar dat op die missives geen antwoord was ontvangen en ook geene gecommitteerdens ter vergaderinge verscheenen waren; dat de vergadering nu in de onzeekerheid was gebragt, of ook wel! het voorsz. gild te Dordrecht thans niet meer in weezen mogt zijn, en dat zij daarom de ,;j«lWkeid gebruikten om het compromis, behelzende het ïWiriehte op deeze tegenwoordige vergaderinge, aan welgemelde heeren burgemeesteren en regeerders van Dordrecht uit naam van dezelve vergadering te zenden, met verzoek om daervan zodanig gebruik te maken, als H. E. G. A. zouden goedvinden, en om tevens te verzoeken, dat H. E. G. A. de goedheid geliefden te hebben om hen, gecommitteerdens van Alkmaar, bij resoripte te informeeren, of de vergadering zich zoude mogen voorstellen op de eerstvolgende bijeenkomst, in het jaar 1785 te Hoom zullende gehouden worden, weeder gecommitteerdens uit Dordrecht te zullen zien. En is verders goedgevonden de gemelde heeren van Alkmaar te verzoeken bij de voornoemde missive aan de heeren burgemeesteren en regeerders van Dordrecht een compromis, vervattende het voorgevallene op deze ver- 237 N°. 82. — 1785. gadering, te voegen en van het antwoord, door dezélve op die missive ontfangen, op de eerstvolgende vergadering rapport te doen '). (7.) De heeren gecommitteerdens van Hoorn hebben uit naam van de heeren hunne principalen de heeren leeden deezer vergaderinge verzocht de eerstvolgende vierjarige bijeenkomst in het jaar 1785 volgens de tourbeurte binnen hunne stad te willen houden, aanneemende de leeden daartoe ten behoorlijken tijde te beschrijven, 't welk voor notificatie is aengenomen. (8.) Laastelijk is goedgevonden morgen ten 10 uuren wederom te vergaderen tot het resumeeren der resolutiën, heden genomen, en zulks op de boete van 3 guldens teegen ieder te laat komenden off absent blij venden. Aldus gedaan, geresolveerd en na gedaane resumtie gearresteerd in den Nieuwen Doelen binnen de stad Alkmaar op den 11™ en 12™ July 1781, zijnde deeze in kennisse der waarheid door de gecommitteerdens onderteekend. (Volgen de namen der gecommitteerden.) Copie in Notulenboek K K, bijlagen fol. 41, G.-A. Leiden. N°. 82. Notulen van de. negen bn vijftigste vergadering der lakenbeeeiders te hoorn. 1785, JuLI 5 en 6. (1.) Uit kragte van den compromisse .. . zijn, na voorgaande aan- en uytschrijvinge, met advis en approbatie van de heeren burgermeesteren en regeerders der stad Hoorn op huiden, den 5 July 1785, in de Doelen aldaar op de vierjarige bijeenkomst gecompareert en verschenen de nagenoemde gecommitteerdens, voorzien en gesterkt weezende met behoorlijke commissie en volmacht van de heeren hun respective principalen, als weegens: 1) Vgl. n». 82 § 3 (1785). N°. 82. — 1785. 238 Dordrecht: absent. TT 1„ . T„ -,„u,,„ a„u„t VlUUCIö. Quirinus Bouwhuyzen, Delft: Jan Franken, > hoofdlu den Cornelis Maas Pietersz., ) Leyden: Jan van Heukelom, Mr. Jan Pieter Sandra. Amsterdam: Philippe de la Fontaine, ) erlieden Gerling Kops, S Gouda: Jacob Justus van Weede, ) ). (3.) De heeren gecommitteerdens van Alkmaar hebben ter vergadering gerapporteert, dat H. Ed., ter voldoeninge van bovengemelde resolutie en daarbij verleende qualificatie, aan de E. G. A. heren burgemeesteren en regeerders der stad Dordrecht uit naam dezer vergadering bij missive hadden te kennen gegeeven hetgeen aldaar in 't breede is gedetailleert2), met bijlage van een compromis, vervattende hetgeen op gemelde vergadering was voorgevallen; dat bij hun, heeren van Alkmaar, daarop geen dé minste rescriptie was gevallen. (4.) Mitsgaders door de heeren van Hoorn gerapporteert zijnde, dat H. Ed. op de invitatie ter deezer vergadering van Dordrecht hadden ontvangen een missive, luidende: 1) Vgl. n». 81. 2) Vgl. n». 81 § 6 (1781) 239 N°. 82. — 1785. Mijne heeren, In qualiteit van boekhouder en deeken van S. Pontiaans- of lakenkopersgilde alhier is mij ter hand gesteld UWeled. missive van den 23en dezer. In vriendelijk antwoord daarop dient, dat er binnen deeze stad geen lakenbereiders meer zijn en dat dus het lakenbereiders- of droogscheerdersgild binnen deeze stad is uytgestorven, hebbende de heer van Bragt, zijnde geweest het laatste lidt van gemelt gild, alle de onder hem berust hebbende papieren, dat gild betrekkelijk, in handen van de regeering gesteld. Daar wij nu begrijpen, dat UEd. uitnodiging behoort tot opgemelt gilt en niet tot het onse, zijnde wij alleen kooplieden in lakens, zoo twijffelen wij.niet, of Uw Ed. zult ons zeer graag van de beraamde bijeenkomst excuseeren. Hebbe de eer te zijn UWeled. ond. dienaar, Dordrecht, 26 Mei 1785. (w. g.) P. S. van Steenbergen »). Is na rijpe deliberatie geconsidereert het geinsereerde •in den compromisse van den jaare 1647 2), waarbij, door de stad Dordrecht gevraagt zijnde, of vanweegens haar stad op de tweejaarige vergadering zal mogen worden gecommitteert een perzoon, die maar alleenlijk is een bereyder en geen lakenkoper, verstaan is, dat niemant van Dort op de vergadering zoude mogen koomen dan uit de negen persoonen, die het gild aldaar regeeren, dewelke ook zoude moeten zijn een lakenkooper off een koopman derzelve nering, en dus daaruit komt te consteeren, dat de lakenkopers tot dit gild zijn behorende, en in achting genomen zijnde, dat de gecommitteerden van Dort, welke vriendelijke weegen ook zijn ingeslagen, zedert 20 jaar absent zijnde gebleeven en de regeriqg aldaar niet heeft geantwoort op de missive vanweegens de vergadering, binnen de stad Alkmaar, anno 1781, gehouden 3), is goedgevonden en verstaan de heeren te t) Het origineel hiervan is aanwezig onder de stukken der gemeente Hoorn, die in het R.-A. te Haarlem zijn gedeponeerd. 2) Vgl. n°. 13 § 3. 3) Vgl. n». 81 § 6. N°. 82. — 1785. 240 verzoeken, en hetwelk ook bij hun is aangenomen , het bij heeren burgemeesteren en regeerders der stad Hoorn daarheen te derigeren, dat de heeren gedeputeerden ter dagvaart van H. E. Gr. Mo., met overzendiafcfivan een compromis van het verhandelde ter dezer vergadering om hetzelve aan de heren gedeputeerden der stad Dordrecht te demanueren, worden geaucthoriseert en gelast serieust instantiën bij de heren gedeputeerden der stad Dordrecht te doen, ten einde dezelve bij de heren hunne committenten effectueren, dat er op de aanstaande vergadering vanwegens gemelde stad Dordrecht uyt het lakenbereidersgilde worden afgezonden gecommitteerden en er dus voldaan word aan den teneur van de placoate van H. Ed. Gr. Mo., de dato 17 July 1638 •)> ofte dat bij onstentenisse van i diergemelde stad, Dordrecht zig verklaart van het lakenbereidersgilde afgesneden te houden nu en voor altoos. Hebbende wijders allen de leeden deezer vergadering aangenoomen om bij de heeren burgermeesteren hunner respective steden het insgelijks daarheen (te) trachten te dirigeeren, dat de deputeerden ter vergadering van de Staten van Holland en West-Vriesland met gelijke qualificatie worden voorsien en dus deeze affaire met de stad van Dordrecht eindelijk en binnen zoo een korte tijd, als doenlijk is, voor nu en altoos word geapplaneert. (5.) Vervolgens in omvraagen gebracht zijnde, of de heeren gecommitteerdens ietwes ter deliberatie van deze vergadering hadden te brengen, hebben de heeren gecommitteerdens van Haarlem, Delft, Amsterdam, Gouda, Rotterdam en Alkmaar verklaert niets der vergadering (te) hebben voor te dragen. (6.) De heeren gecommitteerde der stad Leyden hebben de vergadering herinnert om leevendig te houden de drie poincten, in het compromis van den jare 1749 geinsereert *), mitsgaders de heeren gecommitteerde van Haar- .-1) Vgl. n». 1. 2) Vgl. nos. 72 § 7 (1749), 73 § § 4, 9 (1753), 74 § 4 (1757), 75 § 5 (1761), 76 § 7 (1765), 79 § 4 (1773), 80 § 4 (1777), 81 § 4 (17,81), 83 § 8 (1789), 84 § 7 (1793). 241 N°. 82. - 1785. lem geëxhorteert, ten einde zig bij de regeering hunner stad te bekwaamen om op de aanstaande vergadering, binnen de stad Enckhuizen volgens de tourbeurte moetende gehouden worden, gequalificeert te zijn om, indien de stad Dordrecht in gebreken blijft aan de bovengemelde resolutie ') te voldoen, de alsdan toekomende vergadering binnen hunne stad te nodigen. (7.) De heeren gecommitteerde van Hoorn hebben ter vergadering gecommuniceert, dat de gecommitteerde van Enckhuyzen niet alleen niet tijdig genoeg hadden gerescribeert, maar (sij) daartoe zelve een tweede missive hadden moeten depêcheren ten fine dese vergadering bij te woonen, waarop bij alle leeden verstaan is, dat gene gecommitteerde vervallen zijn in een boete van 6 guldens, ten behoeven van de armen deezer stad. (8.) De heeren gecommitteerde der stad Enckhuysen hebben uyt naam van de heeren hun principalen de heren leden dezer vergadering verzocht de naastvolgende ordinaris vierjarige bijeenkomst in den jare 1789 volgens /de tourbeurte binnen hun stad te willen houden, aanneemende de leden op zijn tijd na behooren nader daartoe te zullen beschrijven, hetgeen is aangenoomen voor notificatie. (9.) Laastelijk is geresolveert op morgen ten 10 uuren wederom te vergaderen tot het resumeeren der resolutiën, op huiden genomen, en zulks op de gewoone boeten van 3 guldens tegens de te laat komende off absent blijvende. Aldus gedaan, geresolveert en na gedane resumptie gearresteert binnen de stad Hoorn, ter plaatse voorzeyd, op den 5™ en 6™ July 1785. En is dese in kennisse der waarheid bij de respective gecommitteerdens ondergetekent. (Volgen de namen der gecommitteerden.) Mij praesent als secretaris der stad Hoorn, H. K. Carbasius. Copie in Notulenboek- O O, bijlagen jol. 31, G.-A. Leiden. 1) Vgl. hiervóór, § 4. Droogscheerderssynoden. 16 N°. 83. — 1789. 242 N°. 83. Notulen van de zestigste vergadering der lakenbereiders te enkhuizen. 1789, jüli 15 en 16. (1.) Uit kragte van den compromisse . . . sijn na voorgaande aan- en uytschrijvinge, met adviB en approbatie van de heeren burgemeöBteren en regeerders der stad Enkhuyzen, op huiden, den 15™ July 1789, op het raadhuys binnen dezelve stad op de ordinaire vierjarige bijeenkomst gecompareert en verscheenen de nagenoemde gecommitteerden, voorsien en gesterkt met behooïlijké commissiën en volmagten van de heeren haare respective principalen, als weegens: Dordrecht: absent. Haarlem: absent. Delft: Cornelis Maas Pietersz., ) , ... , > hoofdluyden. Pieter Maas Corneliss., ) Leiden: Girard Willer, ) , ,„.,. ' > hoofdmannen. • Isaac Willer Dz., ) Amsterdam: Philippe de la Fontaine, ) ,. , T ïf j i tv ï overlieden. Jan Hendrik ligges, ) Gouda: absent. Rotterdam: absent. Alkmaar: Jan Baas, ) . rj , „ . . > hoofdmannent Pieter Bruinvis, ) Hoorn: Arend Peereboom, overman. Enkhuyzen: Jan Blok Pietersz., Jan Philip Horbest. ' (2.) Na lecture van de respective commissiën der heeren gecommitteerdens sijn geleezen de resolutiën, op de laast voorgaande vergadering binnen de stad Hoorn op den 5en en 6en July 1785 genomen '). (3.) En vervolgens in omvrage gebragt sijnde, of de heeren gecommitteerdens ietwes ter deliberatie van deze vergadering hadden te brengen, hebben de gecommitteerdens wegens de stad Enkhuyzen gecommuniceert, dat 1) Vgl. n». 82. 243 N°. 83. - 1789. sij evenals aan de dekens en overlieden van de lakenbereidersgilden in de acht overige steeden dezer provincie, welke tot deze vergaderinge gewoon sijn uytgenodigt té worden, ook alsoo aan de hoofdluyden, deekens en overluyden van 't lakenbereidersgilde te Dordrecht eene missive van invitatie hadden afgesonden, dan dezelve eenige tyd daarna ongeopend terugontfangen, staande in dorso: Hier te Dort woonen geen lakenbereyders meer. Waarop gedelibereert en in agting genomen sijnde, dat wat moeite ook vanwegens deze vergadering is aangewend die van Dordrecht nu reeds zedert 24 jaaren weigerig blijven om deze vergadering bij te wonen, op fundament dat binnen hunne stad geen lakenbereiders meer gevonden werden, gelijk sulks uyt de compromissen van de laatst voorgaande vergadering, te Hoorn gehouden IJ, consteert, is goedgevonden en verstaan, dat die van Dordrecht van nu voortaan geconsidereert sullen worden sigselve van deze vergadering te hebben afgesneden. (4.) Vervolgens hebben de gedeputeerdens van Enkhuysen gecommuniceert eene bij hun ontfangen missive van die van Haarlem ter rescriptie van de brieff van uytnodiging, aan hen gezonden, hierna volgende gein^ sereert2). En is na rijpe deliberatie geresolveert deselve missive provisioneel aan te neemen voor notificatie, terwijl de presente leeden hebben aangenomen om bij de regeeringen hunner respective steeden het daarheen tragten te derigeeren, dat de gedeputeerdens ter vergadering van H Ed. Gr. Mo. wegens dezelve steden werden gequalificeert de heeren gedeputeerdens der stad Haarlem het algemene belang van het continueeren dezer vergadering onder t oog te brengen en bij dezelve te insteeren, dat H Ed de heeren hui"ie committenten wilden dehorteeren van hun voornemen, in bovenstaande missive duidelijk vervat, en dus bij dezelve effectueeren, dat deeze vergadering over 4 jaren, (alzoo de stad Dordrecht niet langer 1) Vgl. n». 82 § 4 (1785). 2) Zie aan het slot van deze paragraaf. N°. 83. — 1789. 244 als een lid deezer vergadering geconsidereerd word), binnen hunne stad mogte gehouden worden en ten dien eynde de nodige brieven van aanschrijvinge vanwegens dezelve stad op de gewoone tijd werden gedepêcheert, terwijl wanneer de regeering der stad Haarlem, van dit een en ander overtuygd zijnde, hiertoe een favorabel besluyt name, een compromis van deze tegenwoordige vergadering aan 't gilde aldaar sal werden ter hand gestelt. En sal vervolgens door de praesente leeden binnen de tijd van 6 maanden aan die van Enkhuysen per missive werden kennis gegeven, bijaldien deze instantiën bij de regeering der stad Haarlem van geen effect mogten geweest sijn •)> sullende die van Enkhuyzen alsdan daarvan aan die van Delft communicatie moeten geeven. En hebben de heeren gedeputeerdens der stad Delft op sterke instantiën van deze vergadering aangenomen bij de regeering hunner stad te sullen tragten te effectueeren, dat bijaldien de stad Haarlem onverhoopt mogte blijven weigeren deze vergadering over 4 jaaren in hunne stad te ontvangen, dezelve alsdan binnen hunne stad mogt werden gehouden en daarvan aan de leeden op sijn tijd nader kennisse te geven. (Volgt de vermelde brief wit Haarlem:) Mijne Heeren, UEd. geëerde missive van den len dezer is ons wel ter hand gekomen, inhoudende eene vriendelijke invitatie ter bijwoning van de vergadering der hoofdmannen van de lakenbereyderijen der tien groote steeden in Holland, welke dit jaar in uwe stad staat gehouden te worden. Wij hebben ons daarop vervoegt ter kamere van de E. A. H. burgemeesters dezer stad ten fine van commissie op eenigen uyt ons ter bijwooning van gemelde vergadering; doch H. E. G. A., considererende het totaal verval der lakenbereyderijen in deze stad, soodat reeds een seer groot aantal van jaaren deselve alhier niet meer hebben geëxisteerd en dus ook geene lieden van hetselve gilde hier meer in weesen sijn, hebben geoordeeld, dat onze tegenwoordigheid op ■1) De poging heeft geen succes gehad; vgl. n». 84 § 4 (1793). '245 N°. 83. — 1789. de vergadering van geene invloed off nuttigheid wezen konde, en dus niet goedgedagt ons daartoe commissiè te verleenen, maar hebben integendeel ons gequalificeert UEd. voor derselven vriendelijke uitnoodiging te bedanken, hetwelke wij ingevolgen van dien de eere hebben bij dezen te doen, terwijle wij voor het overige ons met alle agting teekenen, mijn heeren, (5.) Wijders hebben voorn, gedeputeerdens doen leezen eene missive van die van Gouda, luidende als volgt: Mijn Heeren, Heeden morgen ons vereert wordende met eene missive van UWelEd., met een allervrindelijkst versoek om de aanstaande vergadering nopens de lakenbereyderije bij te wonen, vinden ons verpligt UWelEd. provisioneel te berigten buyten staat te zijn vooralsnog stellig ons hierovér te sullen verklaren, maar hopen intijds nader ons hierover te sullen verklaren > terwijl wij na hartelijke dankbetuiging over de eer, ons aangedaan, ons verpligt reekenen ons met alle agting te teekenen, dat wij sijn en blijven, mijne heeren, UE. dw. dienaren En daarbij voorgedragen, dat (sij) geene nadere missive hierop ontvangen hadden '). Soo is, geconsidereert op deze vergadering geene committeerdens van Gouda sijn verscheenen, bij alle de leeden verstaan, dat dezelve non-comparanten wegens hunne absentie vervallen sijn in een boete van ƒ 25.—, ten behoeve van de armen dezer stad. (6.) Gelijk mede ten opsigte van die van Rotterdam, welke bij hunne missive van 10 Juny 1789 wel hadden gerescribeert, dat eenige uyt hen, behoorlijk gecommit- Haarlem, den 10«n Juny 1789. UE. dw. dienaaren, Jacobus Schot. Quirinius Bouwhuizen. Jan van Varelen. Gouda, den 16en Juny 1789. Jan Soufren. H. Verbruggen. A. T. van der Wiel. 1) Vgl. hieronder, § 10. N°. 83. — 1789. 246 teert, niet souden nalaten ter behoorlijker tijd sig op deeze vergadering te laten vinden, dan egter niet gecompareert sijn, is verstaan, dat dezelve alzoo in de boete als boven vervallen sijn, ten profijte als voren. (7.) Eyndelijk door meergemelte gedeputeerdens van Enckhuysen. gereüecteert sijnde, dat vanwegens de stad Hoorn slegts één gedeputeerde in deeze vergadering was gecompareerd, daar het een oud gebruyk is, dat er altoos twe gedeputeerdens wegens ieder stad verschijnen, soo is, alzoo de heer Peereboom declareerde, dat hij de eenige overgeblevene overman van 't gilde binnen de stad Hoorn was, daarmede genoegen genomen. (8.) Voorts hebben de heeren gecommitteerdens der stad Leiden de vergadering herinnert om levendig te houden de 3 poincten, in 't compromis van den jare 1749 geinsereertJ), en hebben de heeren gedeputeerdens van de andere praesente steeden gedeclarëert niets ter vergadering te hebben voor te dragen. (9.) Laastelijk is geresolveert op morgen ten 10 uuren wederom te vergaderen tot 't resumeeren der resolutiën, op heden genomen, en sulks op de gewone boeten van ƒ 3.— voor de te laat komende off absent blijvende. Aldus gedaan, geresolveert en na gedane resumtie gearresteert binnen de stad Enkhuyzen, ter plaatse voorn., op den 15en en 16en July 1789. En is deze in kennisse der waarheid bij de respective gecommitteerdens onderteekend. (10.) De bovenstaande resolutiën geresumeert en gearresteert sijnde, hebben de heeren gedeputeerdens van Enkhuyzen gecommuniceert, dat (sij) op gisterenavond per post ontfangen hadden eene nadere missive van die van Gouda 2), waarbij zij kennis geven, dat vermits de fabricq aldaar actueel niet word geëxcerceerd, heeren burgemeesteren dier stad hadden goedgevonden op de te houdene 1) Vgl. nos. 72 § 1 (1749), 73 § § 4, 9 (1753), 74 § 4 (1757), 75 § 5 (1761), 76 (1765), 79 § 4 (1773), 80 § 4 (1777), 81 § 4 (1781), 82 § 6 (1785), 84 § 7 (1793). 2) Vgl. hiervóór, § 5. 247 N°. 84. — 1793, vergadering der lakenbereiders binnen Enkhuyzen geene gecommitteerdens wegens die stad te senden. Dat sij, gedeputeerdens, sig verpligt hadden gevonden deze missive heden bij de resumtie ter vergadering over te leggen, ten eynde te sien, off daardoor ook eenige verandering in de resolutie, op gisteren genomen, soude moeten gemaakt worden. Dan is na deliberatie geresolveert bij de resolutie, op gisteren ten opsigte van die van Gouda genomen, te perMsteeren. Aldus sonder resumtie gearresteert op den 16en July 1789 en in kennisse als boven hier ter plaatse ondertekend. (Volgen de namen der gecommitteerden.) Mij present, secretaris der stad Enkhuizen, Gerrit Pan. Copie' in G.-A. Alkmaar. N°. 84. Notulen van de een en zestigste vergadering der lakenbereidees te delft. — 1793, jüli 17. (1.) Uit krachte van den compromisse... zijn na voorgaande aan- en uitschrijvinge, met advies en approbatie van de heeren burgemeesteren en regeerders der stad Delft, op huiden, den 17en July 1793, in den Doele aldaar op de ordinarie vierjaarige bijeenkomste gecompareerd en verscheenen de naargenoemde gecommitteerdens, voorzien en gesterkt zijnde met behoorlijke commissiën en volmachten van de heeren hunne principaalen, als wegens: Dordrecht: absent. Haarlem: absent. Delft: de.heer mr. Canzius onder de Wijngaart, veertigraad en oud-burgemeester dezer stad, deeken, Jan Franken, \ Cornelis Maas Pz., r Pieter Maas Cz., ( hooftlieden. Willem Maas Pz., ) N°. 84. - 1793. 248 Leyden: Jan van Heukelom Junior, mr. Abraham Jacques Lapierre, en bij indispositie of verhuizing: Nicolaas van Heukelom en mr. Jan Abraham Bodel. Amsterdam: Philippe de la Fontaine, Jan Hendrik Tigges, en in geval van onverwagte v ovexlied.eri vermnaering van een van beide: Dirk Hendrik Borsboom, Gouda: absent. Botterdam: Pieter de Bruyn, ) , , _. . . t, i hoofdheden. Eemardus Boer, ) Alkmaar: Jan Baas, Pieter Bruynvis, ) Hoorn: Wouter Roelof van der Gronden, overman. Enckhuizen: Pieter van der Hout, ) , . > overheden. Jan Blok, ) (2.) Na lecture van de respective commissiën der heeren gecommitteerden zijn gelezen de laatste resolutiën, over vier jaaren en dus op den 15en July 1789 binnen de stad Enkhuisen genoomen (3.) Verder is bij den heer mr. Canzius onder de Wijngaart als deken omvraage gedaan, of de leden deser vergadering iets hadden voor te dragen, en hebben de heeren gecommitteerdens wegens de stad Delft in consideratie gegeven, of niet in de notulen dezer vergadering mentie behoorde te worden gemaakt van de resolutie van de Ed. Gr. A. H. burgemeesteren der gemelte stad in dato 13 December 1791, waarbij H. E. G. A. hebben goedgevonden en verstaan aan de hoofdlieden van het lakenbereydersgilde alhier voor ditmaal nog te permitteren om hunne bijeenkomst of synodus in deeze stad te mogen convoceren voor den jaare 1793, met bijvoeging, dat bijaldien het voorbeeld van Dordrecht en Haarlem door andere steden gevolgd wordt, alsdan in 't vervolg van 1) Vgl. n». 83. 249 N°. 84. — 1793. tijd diergelijke permissie niet te zullen verleenen. 'tWelk goedgevonden zijnde, is de bovenstaande insertie dienende ter voldoening van de genoemde propositie. (4) Wijders hebben de gecommitteerde hooftlieden der stad Delft gecommuniceert, dat zij op den len Juny laastleden aan alle de steden, welke tot deze vergadering gewoon zijn uitgenoodigt te worden, hadden afgezonden een missive van invitatie, except aan die van Dordrecht, als moetende uit krachte van het voorige compromis gecbhsidereert worden zigzelven van deeze vergadering te hebben afgesneeden ]), gelijk ook niet aan die van Haarlem, Vermits zij zelve de vergadering op hunne tourbeurte niet hadden geconvoceert2), en dat zij, gecommitteerden, van alle de geinviteerde steden antwoord binnen den bepaalden tijd bekoomen hadden, except van die van Gouda, van welke stad de briev van invitatie ongeopend was teruggezonden, terwijl het antwoord van Alkmaar was ingekoomen op den 17™ en dat van Hoorn op den 23™ Juny en dus buiten den tijd, daarbij bepaald. Waarop gedelibereerd zijnde, is geresolveerd eerstelijk het niet afzenden van brieven te approbeeren; voorts dat, niettégenstaande alle aangewende moeite bij die van Haarlem om de vergadering op hunne beurt in dezen jare te convoceeren, zijn geweest vruchteloos en tevergeefsch, echter aan hun zal worden toegezonden een copie van dit compromis, in hoope dat dezelve in 't vervolg hunne gedeputeerden op de vergadering zullen zenden. Wijders met relatie tot die van Gouda, om het afzenden van de briev van convocatie aan dezelve te continueeren ter tijd en wijlen het hunne tourbeurte zal zijn om zelve de vergadering te convoceeren, om alsdan te zien hoe gemelde stad zig gedragen zal, en tot dien tijd ten haaren opzichte alles te laten in statu quo. (5.) En eindelijk vermits die van Alkmaar en Hoorn in gebreke zijn gebleven om binnen den tijd van 14 dagen, 1) Vgl. ii».-83 § 3 (1789). 2) Vgl. n». 83 § 4 (1789). N°. 84. — 1793. 260 daartoe bij compromis van 1647 ') bepaald, te rescriberen, dat de gedeputeerdens van ieder derzelver steeden vervallen zijn in een boete van zes guldens, ten behoeve van den armen dezer stad. (6.) Door de gedeputeerdens der stad Delft gereflecteerd zijnde, dat vanwegens de stad Hoorn alleenlijk maar één gedeputeerde in deze vergadering was gecompareert, zoo is, vermits de heer Wouter Roelof van der Gronden declareerde, dat geen ander gedeputeerde had kunnen, gevonden worden, daarmede evenals in den jaare 1789 2) genoegen genoomen. (7.) Wijders hebben de gedeputeerden der stad Leyden gedaan de volgende propositie: Gecommitteerdens wegens het lakenbereidersgilde te Leyden hebben de eer aan de vergadering voor te draagen, dat zij volgens gewoonte gelast zijn om levendig te houden de 3 poincten, in het compromis van anno 1749 geinsereerd 8), als waarin eenige middelen worden opgegeven, die men toen ter tijd meende tot opbeuring der zoo zeer vervallene lakenfabrieken in onze provintie te kunnen strekken, en dat zij, gecommitteerden , thans het genoegen hebben van diversche kanten te verneemen, dat verscheide leeden van de vergadering van H. Ed. Gr. Mo., opgewekt door de voordragt der stad Leyden tot opbeuring van het kwijnend fabriekswezen, in anno 1791 gedaan 4), zich gansch niet ongenegen betoonen om het een of ander middel ter opbeuring der vervallen lakenfabriecq in 't algemeen en der lakenbereiderije als 1) Vgl. n°. 13 § 4. 2) Vgl. n°. 83 § 7. 3) Vgl. nos. 72 § 7 (1749), 73 § § 4, 9 (1753), 74 § 4 (1757), 75 § 5 (1761), 76 § 7 (1765), 79 § 4 (1773), 80 § 4 (1777), 81 § 4 (1781), 82 § 6 (1785), 83 § 8 (1789). 4) Op 4 Maart 1791 werd door de afgevaardigden van Leiden aan de Staten van Holland voorgesteld: le de inlandsche lakenindustrie te bevorderen; 2e den uitvoer van inlandsche wol tegen te gaari; 3e premiën aan lakenfabrieken te verleenen. De hierover ontbrande strijd tusschen voor- en tegenstanders heeft tot in het jaar 1794 geduurd , zonder dat een beslissing over het voorstel is genomen. Daarna hebben de gebeurtenissen van 1795 hel vraagstuk op den achtergrond gedrongen. 251 N°. 84. - 1793. een voorname tak der fabriek in 't bijzonder daar te stellen. Dat men in Leyden thans werkzaam was om die gunstige dispositie levendig te houden en hoope had van eerlang ten gemelden einde dadelijk iets naders ter staatsvergadering te zien voordragen en besluiten, weshalven gecommitteerden van Leyden deeze vergaderinge hiervan praevenieren ende alle de leden verzoeken op dit onderwerp hunne gedachten te laaten gaan en inzonderheid bij htume respectieve regeeringen in tijd en wijlen instantie te doen tot het appuyeeren van alle zulke voorstellen, als tot opbeuring der lakenfabricquen in 't algemeen en der lakenbereiderije in 't bijzonder ter staatsvergadering souden mogen worden gedaan,, in de hoope dat alle de steden daartoe wel zullen willen medewerken, ofschoon juist geen lakenfabrieken of lakenbereyderijen in dezelve meer existeren, daar tog welligt andere fabrieken of traficquen in dezelve zig gevestigt bevinden, die evenals de lakenfabriecquen eenige opbeuring zouden kunnen behoeven, waartoe dan ook eenigzints de weg gebaand zoude zijn. (8.) Gecommitteerden van Leyden hebben ingevolge van het bovengenoemde nog aan deze vergadering voor te stellen, of men de leden dezer vergadering, die zedert eenigen tijd absent zijn gebleven, niet met instantie zoude behooren te verzoeken om zich tog niet te onttrekken, maar deze vergadering te willen helpen continueeren, daar men eensdeels veel beter en met meer hoop op goed' gevolg gezamentiijker hand kon werkzaam zijn ter afwering van de drukkende of gevreesde bezwaar en aan den anderen kant de regeringen der onderschrevene steden door het instandhouden der collegiën van overlieden van de lakenbereidersgilden en door het committeren van eenige leden derzelve op de generale vergaderingen steeds veel beter konden geinformeerd worden van alle zaaken in deze belangrijke tak van industrie voorkoomende' terwijl gecommitteerde van Leyden hunne vreeze niet gunnen verbergen, dat anderzints het bestendig wegblijven der steden Dordrecht, Haarlem en Gouda welligt door anderen gevolgd zoude worden en dus deeze vergadering geheel te niet zoude kunnen loopen. N°. 84. — 1793. 252 Waarop gédelibereerd zijnde, is met relatie tot het eerste poinct der voorschreven propositie door alle de leden aangenoomen bij de respectieve regeringen hunner steden alle instantiën te doen tot het appuyeren van alzulke voorstellen, als tot opbeuring der lakenfabricquen in 't algemeen en der lakenbereyderijen in 't bijzonder ter staatsvergadering zullen worden gedaan, zijnde met relatie tot het tweede poinct geresolveert om, onvermindert het reeds bevoorens geresolveerde ontrend Dordrecht en Gouda, aan ieder derzelver steden een extract uit het tegenwoordig compromis, continerende de voorenstaande propositie van de gedeputeerden van Leyden en het geresolveerde daarontrend, toe te zenden, in hoope dat dezelve tot het daarbij gemelde salutaire oogmerk zullen medewerken. (9.) De heeren gedeputeerden van de andere present zijnde steden hebben gedeclarëert aan de vergadering niets te hebben voor te dragen. (10.) De heeren gedeputeerden der stad Leyden hebben uit naam van de heeren hunne principalen de heeren leeden dezer vergadering verzogt de naastvolgende ordinaire vierjaarige bijeenkomst in den jaare 1797 volgens de tourbeurte binnen hunne stad te willen houden, aannemende dezelve leden op zijn tijd nader daartoe te zullen beschrijven, 'tgeen is aangenoomen voor notificatie. (11.) Laatstelijk is op 't voorstel van de heeren gecommitteerden der stad Delft goedgevonden op morgen ten 10 uuren wederom te vergaderen in stads Doele tot het resumeeren der resolutiën, op heden genoomen, en zulcks op de gewoone boete van 3 guldens voor de te laat komende of absent blijvende. Aldus gedaan en geresolveerd binnen de stad Delft, ter plaatse voorn., den 17en July 1793, en na gedane resumtie gearresteerd den 18en dito en ten oirconden bij de gecommitteerdens uit de respectieve steeden ondertekend. (Volgen de namen der gecommitteerden.) Copie in Portef. Lakenbereidersgilde 1646—1791, G.-A. Rotterdam. 253 No. 85. — 1797. N°. 85. De waedeins van de lakenen te hooen aan deken en hoofdlieden van het lakenbkbeideesgilde te leiden *). — hooen, 1797, JuNI 28. Wij hebben ontvangen uwen geëerden van den 22en deezer om ons te vraagen, of bij ons eenig pressant onderwerp ter deliberatie op de gewone vierjarige vergaderinge, dewelke volgens uwe uitnodiginge in 't jaar 1793 in dit jaar in uwe stad moeste gehouden worden, voorhanden zij. Wij hebben sints gene zeer pressante onderwerpen ten deezen, maar meenen, dat zo immer, zeker thands de correspondentie, zo lang gelukkiglijk bewaard, behoord te worden onderhouden. _ Als ene belangrijke zake meenden wij, zo de vergaderinge naar gewoonte gehouden wierd, onder anderen voor te stellen om aan de bij 's lands repreesentanten teregt gerespecteerde Nationale Huishoudelijke Maatschappij e 2) de belangens der vaderlandsche fabriquen met ernst te beveelen en aldaar tot dezelve bevorderinge de nodige propositiën te doen. En daar de algemeene jaarlij ksche vergadering dier Maatschappije wederom binnen korten tijd staat te worden gehouden, schijnt ons dit onderwerp pressant te zijn om op dezelve te kunnen dienen, te meer daar iedere stad gedeputeerden te dier vergaderinge daarop te vooren zoude kunnen gelasten. Dit meenden wij in beantwoordinge aan UEds. verzoek te moeten rescribeeren, betuigende inmiddels enz. (F. g.:) De warandijns der laikenen in Hoorn, Petrus Joannes Wagemaker. G. Vlasman. Oorspr., in Portef. Lakenbereidersgilde, G.-A. Leiden. 1) Vgl. n». 86. 2) De naam was achtereenvolgens: Oeconomische Tak der Maatschappij van Wetenschappen (van 1777—1797), Nationale Nederlandsche Huishoudelijke Maatschappij (van 1797-1808), daarna Hollandsche Huishoudelijke Maatschappij. N°. 86. — 1797. 254 N°. 86. Deken en hoofdlieden van het lakenbereidersgilde te amsterdam aan die van het gilde te leiden1). — amsterdam, 1797, JüLI 30. Uwlieden altoos geëerde van 22 passato is ons op zijn tijd geworden. De eerste sessie onzer gewoone vergadering heede zijnde, zo diend in resprypsie, dat wij de inhoud der resolutie bij uwlieden overwoogen en goedvinden om bij deeze te informeeren, dat er bij ons ook geen pressant onderwerp is voorhanden om een oproeping der vierjaarige gewoone vergadering van het laakenbereidersgilde te behoeven en dus dezelve ook voor gesupersedeerd, voor ditmaal houden tot nadere voegzaame geleegendheid.Na cordiaale salutatie enz. Deeken en hooftlieden van 't laakenbereidersgilde' Oorspr., in Portef. Lakenbereidersgilde, G.-A. Leiden. 1) Vgl. n°. 85. — Van dekens en hoofdlieden der gilden te Alkmaar, Delft, Enkhuizen en Rotterdam zijn dergelijke verklaringen ingekomen, resp. van 7 Juli, 26, 28 en 28 Juni 1797. (Portef. Lakenbereidersgilde, G.-A. Leiden.) te Amsterdam, Geerling Kops Pieters, deeken, C. S. Weerman, \ Pieter Nicolaas Jut, f , .... \ ~ t, . , > hoofdlieden. Casper Brinkman, (. Poulus Coenraad Kuyper, ' ZAAKREGISTER. A. Aannemen van lakenbereidersknechts 1- 2- 10 S 2- 19 s 520 ! 5l2ï K5'' 22 § 3J 23 § 6; 25 §§ 4,'7, 8;26;bl.7i; n. 2; 27 §§ 3, 4; 28 §§ 2, 4; 30 § 2; 31 §§ 4 6 59 § 8. Aanslaan van lakens 16 § 6; 17 § § 3 4- 18 § 13 AB^i Y^J0 § 8; bL m' n- é> 37 §4; - leerknechts 20 § 8; bl. 50, n. 4; 24 § 6; 30 § 4; 55 § 9: 76 S 8- — meesters 77 § 3. ' Arbeidersbeweging 1; 5-8; bl. 8, n. 2; 41; 43 § 6; 51 § 8; öó § 7; 54 § 7; 55 § § 7, 9; 56 §§ 6,:8, 9; 57 § 858 §§ 6, 7; 59 §§ 7, 9, 10; 60 §§ 5, 6; 61 § 7; 69 § § 4 9; 70 §§ 3, 4; 71 § 6; 72 § 3; 73 § 3; 74 § 3 76S 6 Arbeidstijd 13 § 5; 21 § 6; 23 § 11. B. Bedrog (in de looden) 80 § 6; 81 § 5. Bier schenken 18 § 4. Billetten 1; 10 § 2; 59 § 8; 62 § 7. Bijeenkomsten 1; 10 § |; 13 '§ 4; 21 § 12- 34 § 12- — machtiging tot de bijeenkomsten 11 § 3 •'13 s n.' _ verlenging 21 § 2; 32 § 12; 69 §§ 14, 15; 'bl. 193 n 1 • 84 §§ 9; 85; 86; — voorbereiding 3; 4. C. Coerten, zie Oude Brug. 256 E. Emigratie van lakenbereidersmeesters 59 § 12. G. Gilde te Alkmaar 13 § 7; 14 § 4; 15 § 2; 16 § 3; 17 § 2; 18 § 12; 19 § 8; 23 § 4; 24 § 5; 25 § 2; 27 § 2; 28 §2; 29 § 2; 30 § 5; — te Dordrecht 13 § 3; 14 § 6; 15 §3; bl. 218, n. 2; 81 § 6; 82 § 4; 83 § 3; — te Enkhuizen 13 § 7; 14 § 5; 15 § 2; - te Hoorn 13 § 7; 14 § 4; 15 § 2; — te Lübeck 31 § 7; — te Wezel 69 § 9; 71 § 4. H. Huishoudelijke aangelegenheden 11 § 2; 13 §§ 3, 7, 10, 11; 14 § 3; 15 §3; 16 §2; 17 §§ 5,6; 18 §§ 14,15; 19 §§ 11—13; 20 § 10; 21 § 6; 23 § 7; 24 § 14; 28 § 6; 29 § 4; 30 §§ 5, 6; 31 § 2; 35 § 3; bl. 108, n. 2; 46 § 2; 47 § 3; 51 § 2; 53 § 6; 54 §§ 6, 9; 59 §§ 2, 4; 60 §2; 61 § 2; 64 §§ 2, 4; 69 § § 2, 3; 70 §§ 5, 6, 10; 71 §§ 3, 8; 72 §§ 6, 8; 73 § 6; 74 §§ 5-7; 75 §§ 9, 11; 76 §§ 2, 3, 10; 77 §§ 8-10; 78; 79 §§ 6, 7, 9; 80<§§ 7, 8, 10; 81 ■ §§ 6, 8; 82 §§ 3, 4, 6, 7, 9; 83 § § 3-7, 9, 10; 84 §§ 3—5, 7, 10; — zie ook Bijeenkomsten en Gilde. I. Industrie ten platten lande, zie Plattelandsindustrie; — zie ook Lakenindustrie en Noord-Brabantsche industrie. Inlandsch laken (dragen van) 72 § 7; 73 §§5,9; 81 §4; — uitvoer naar Nederlandsch-Indië 79 § 4. Inlandsche looden 81 § 5. Invoer van lakens 20 § 2; 24 § 8; 25 §§ 5, 6; 33 § 3; 34 § 3; 36 § 2; 38 § 7; 39 § 3; 40 § 3; 43 § 2; 72 § 7; 73 § § 4, 9. K. Kaardebollen 37 § 4. Kaarden 13 § 8; — ijzeren 46 § 7. Knechtsproef 16 § 5; 22 § 2; 37 § 7. 257 L. Lakenbereiders 30 § 3; 81 § 8; 32 § 3; 35 § 10; 36 § 3. Lakenindustrie (Middelen ter bevordering der) 45 § 446 § 4; 65-68; 70 § 7; 71 §§ 5, 7; 72 § § 4, 7; 73 8 474 § 4; 75 § 5; 76 § 7; 79 § 4; 80 § 4; 81 § 4; 828683 § 8; 84 § 7. * Leerknechts 22 § 8; 23 § 9; 25 § 8 2, 4; 28 8 2- 29 S 639 § 14. * ' 8 ' Leertijd bl. 26, n. 1; 16 § 5; 23 § 6; 28 § 4. Loonbeweging 5; bl. 8, n. 2; 9; 43 § 6. Loonregeling 10 § 3; 43 § 6; 44; 45 § 6; bl. 127, n 151 § 9; bl. 144, n. 5. M. Meesters — aantal 77 § 3; — onvrije 29 § 3; 38 § 6; — proef zie Proef; — toelating 21 § 8. Meesterszonen 31 § 3. Militaire kleeding 46 § 3; 47 § 5; 50 § 4; 72 § 7; 76 § 7. Muiterij zie Arbeidersbeweging. N. Naschrijven 11 § 4; bl. 20, n. 1. Noord-Brabantsche industrie 46 § 3; 47 § 4; 48; 49; 50 §3. 0. Onvrije gasten 13 § 6; 38 § 4; — meesters 29 § 3; 38 § 6. Oude Brug te Amsterdam (Samenkomsten op de) 18 8 3- 19 §§ 3, 10; 20 § 3; 21 § 2; 23 § 4; 24 § 4. Overwerk 13 § 9. P. Plakkaat 1. Platteland (Verkoop op het) 51 § 4; 52; 53 § 3. Plattelandsindustrie 24 § 12; 25 § 3; 27 8 5- 28 5 3- 50 § 9; 61 § 5; 62 § 4; 63 § 5; 64 § 7; 74 § l 75 § 1 Proef (Meester-) 11 § 6; bl. 21, n. 1; 13 8 2- 18 8 6- 19 § 6; 20 § 7; 21 § 8; 34 § 4; 35 § 5. Droogsclieerdersaynoden. 17 258 R. Refugiés 39 § 5; 40 § 8. Ruwen (van lakens) 56 § 4; 57 § 3. S. Schaarslijper 11 § 5; bl. 20, n. 2. Schelden (van de gasten, meesters of winkels) 11 § 4; 24 § 10; bl. 64, n. 2; 32 § 5; 41; 42; 43 §.§ 6, 7; 44. Schrobberij 10 § 4; 23 § 4; 24 § 4. T. Toelating van meesters 21 § 8. Truckstelsel 61 § 3; 62 § 3. U. Uitvoer van lakens 79 § 4. V. Veilingen (openbare) 70 § 8. Ventjagerij 51 § 4; 52; 53 § 3. Vergaderingen, zie Bijeenkomsten. Vuil verklaren, zie Schelden. Vreemde lakenbereidersknechts - Duitsche 25 § 8; — Hamburgsche 37 § 8; 54 § 8; 55 § 8; 56 § 7; - Hoogduitsche 69 § 9; — van buiten de tien steden 39 § 4. W. Weren van lakenbereidersknechts 31 § 12; 36 § 4. Werkverbod 36 § 4; 37 § 10; 43 § 5; 46 § 7; 47 § 7; 62 § 6. Werkstaking 5; bl. 8, n. 2; bl. 15, n. 2; 12. Z. Zondagsarbeid 16 § 6; 17 § § 3, 4; 18 § 13. REGISTER V»AN PLAATSNAMEN, A. Aken 65; bl. 187, n. 1. 17 § § 2, 5; 18 §§ 12, 19; bl. 46, n. 1- 19 L 8 13 on SS 9. 10: 21 s m- 90 e o. oo » ' 7\ ' „. 88 °? 13 > 20 IWkF.UV* § 4:84 » "tt'jïiïA d7 § 11; 38 § 11; 39 § 12; 40; 40 S 4- 43 8 8 9 «. ié 8 8- 4fi s 11. AT o 1, ™ ' ' 8 *» 40 38 A 8 45 ; %«'8 ii; ou i*;01 § 13; 53 § io; 54§11 63 8 '6fi iï\?LV* l}»; '» • « 71 § S 2-5, 8; 72 6 74 \ 6*77 §7 'V § £ J f 81; 81 § 6; 82 § § 2-5; 84 § §' 4, 5 bl. 254 n' 1 § Ar^^.V^.^^^L1^l8 6iÏ3§6 bi.40,,i;„§§8,i'219ui,Vïïiyiï}! W. 50, n. 4; 20 § 10; 21 ||" 7 bl.' 54 n 2 22 8 « 23 §§ 4, 7; 24 §§ 4, 7, 8; 25 §S 5-7 27 27 8 S9§ 1 28 §§ 2, 4. 6: 29 8 8 a £ Jl o. 3 „ ' 27 8 8 2-4 I V4 § 7; 35 § 3, ÏO;'36r§V3, 8.937«Yi 7 ó 1%" » 3;i8bl- 107> »■ "«8 8 i 8 11 3§9§§4io7;' W § 9, 42; bl. 118, n. 2; 43 §§ 6, 7 - 44 - 45 s 7 W lui- ï £ l U V£M,7id"* • *> 01 § 10: 53; 53 8 7- 54 8S 9 7 a kk d7—9; 56 SS 7—ft- fi7 s a! » f L' ct 88 2' 7' 8; 55 §§ 61 SS 5 I «o « ■ ƒ A8' 58 8 7; 59 §§ 9, 10; 60 § 6: n 1§;§64' V bl§ §18i Vï ^ V 5; 64 § § 3' 4 bh W 8; 71 | 4§;773b § 9fV?§^ 667;66«7i3697§§99' % 7°-" 78;79§§2,5;§80'§6;!l7b7 ,§5 3827'§^; ï '? § ^ 260 B. Baronie van Breda 39 § 4; 46 § 3; 47 § 4; 48; 49; 50§3. Borschet 65. Brabant zie Noord-Brabant. Bremen 39 § 4. Dantzig 25§8. WJmi***i U.' ti Delft Ml;5; bl. 12, n. 1; 10; 11 § 6; 13 § 11; 14 DTr o o. .q ft Q S. 17s 6: 18 S 5: 19 § 4; 20 | 4 21 § 5;22 || 8, 4'; 23 | 5; 24; 2411| 6,14; 25 | 3; 27 §5 no c k. oq s k• 30 s 6: 31 SS 2, 5; 32 § 5; 33 | 4 M. 95, 'n. 3; 34' § 5; 35; 35 § 8; 36 §| 2 6; 37 | 5 38 § 6; 39 |§ 3, 8; 40 §| 3, 7; 43 || 2, 5; 44; 45 §5 4fi s 8 6 7• 47 S 6: b . 1ö4, n. i w mu8 6 53 § 5; 54 | 5 55 | 5 56 | 5; 57 | 6; 58 § 5; 59 | 6 60 § 4) 61 6l'| 4; 62 |§ 2-4, 6; 63 §4; 64; | 6; 68- 69 S S 8, 14; bl. 194, n. 2; 73 § 9; 74 | 8; 75; 75 | § 3 5 7 ll' 76 §§ 4, 5, 7; 77 § 3; 79 §§ 4, 7; 80 |§ 4, 7; 81 §§4, 5; 82 § 5; 83 § 4; 84; 84 |§ 3, 4, 6, 11; ui OX.A r. 1 Dordrecht 5; 10; 11; 11 I 6; 13 § § 2, 3; 14 § 6; 15 | 3 18 SS 2, 16; 19 § 2; bl. 46, n. 1; 20 | 2; bl. 50 | 4 21 § 3- 22; 22 § 2; bl. 56, n. 1; 23 §§ 2, 3; 24 §§3,6 bl 71 n. 2; 27 | 3; 29 § 4; 30 § 7; ói g o, g o 33; 33 § 3; 34 §§ 2, 3; 35 § 6; 36 § 4; 37 §i 8;; 88 % 4 39 S 6- 40 § 5; 43 | 3; 44; 45 § 3; 46; 46 § § 2, 3 47 SS 2 3 5, 7; bl. 134, n. 4; 49; bl. 137, n. 3; 50§3 51 § 4; 53 § 3; 54 § 3; 55 § 3; 56 § 3; 57 § 4; 58 | 3 kq. kq sr 9. i. fin 8 8 2. 6: 61 SS 2, 7; 62 § 5; 63 § 3 64 S 5 69 §§ 5, 14, 15; 71 § 3; 72 § 5; 73; 73 |§ 3, 4 9 74 SS 2, 4, 6; bl. 211, n. 3; 75 §§ 3, 5, 7; 76 §§ 2 5, 7; 77 §§ 8-10; 78; 79 § 6; 80 § 8; 81 § 6; 82 |'| 3, 4,'6; 83 || 3, 4; 84 §| 3, 4, 7. Duitschland 25 | 8; 69 § 9. E. Enkhuizen 5; 11 § 2; 13 | 7, bl. 26 n 1; 14 | 5; bl. 29, n. 3; 15 | 2; 18 § 11; 19 § 10; bl. 50, n. 4; 20 § 11; 261 21; 21 § 12; 22 §§ 3, 11; 23 § 12; 24 § 13; 27 §5; 28 §§ 3, 5; 29 § 7; 30 § 7; 31 § 12; 32; 32 § 12; 33 §§ 2, 4; 34 § 12; 35 § 15; 36 § 13; 37 § 13; 38 § 11; 39 § 14; 40 § 13; 43 § 8; 45; 45 § 8; 46 §§ 4, 12; 47 § 13; 50 § 8; 51 §§ 2, 15; 53 §§ 6, 10; 54 §§ 6, 12; 55 § 13; 56 § 14; 57 § 13; 58; 58 § 12; 59 §§3, 14; 63 § 8; 64 § 10; 69 §§ 13—15; 71 § 9; 72; 72 §§ 3, 4; 73 §§2,4; 74 § 4; 75 §§ 5, 8; 76 § 7; 77 § 7; 79 §§ 4, 5; 80 § § 4, 9; 81 § 3; 82 §§ 6-8; 83; 83 §§ 3, 4, 7, 9, 10; 84 § 2; bl. 254, n. 1. Eupen 65; bl. 187, n. 1. F. Frankrijk bl. 56, n. 1; 39 § 5 : bl. 183, n. 1. G. Gouda 3 § 1; 5; 11 §§ 2, 6; 17; 17 § 6; 18 §§ 9, 12, 1319 §§ 6, 12; 20 § 7; 21 § 8; 22 § 7; 23 §^8; 24 § 9; 27 § 4; 28; 28 § 5; 29 §§ 2, 5; 30 §§ 5, 7; 31 § 9; 32 §§ 8, 12; 33 § 4; 34 § 8; 35 § 11; 36 § 9; 37 § 9; 38; 38 §§ 9, 11; 39 §§ 2, 3, 11; 40 § 10; 43 § 8; 45 § 846 § 9; 47 § 9; 50 § 8; 51 § 11; 53 § 8; 54; 54 § 9; 55 §§ 2, 10; 56 § 10; 57 § 9; 58 § 8; 59 § 11; 60 § 7; 61 § 8; 62 § 9; 63 § 6; 64; 64 §§ 2, 8; 69 § § 2, 10, 14; 70 § 10; 73 § 9; 75 § 8; 77 §§ 6, 8, 10; 79; 79 §§ 6, 7, 9; 80 §§ 2, 7; 81 § 3; 82 § 5; 83 § § 5,10; 84 §§ 4,7. 's-Gravenhage 4 § 1; 70 § 7. Groot-Brittannië 81 § 4. Grotebroek 27 § 5; 28 § 3. H. Haarlem 3 § 1; 5—7; 9; 10; 11 § 6; 13; 14 § 3; bl. 34, n. 1; bl. 39, n. 1; 18 § § 3, 4, 6; 19 § 3; 20 S 3; 21 § 422 § 3; 23; 23 § 4; 24 §§ 2, 4, 5, 7; 28 § 4; 29 § 5; 30 § 2; 31 § 4; 32 § 4; 33 § § 4, 5; 34; 34 § 4; 35 8 8 2, 4, 5, 7; 36 § 2, 5; 37 § 4; 38 § 5; 39 § 7; 40 § 6; 43 § 4; 44; 45 § 4; 46 §§ 2, 4; 47; 47 § 14; 49; 50 §§ 2, 3, 5; 51 § 5; 53 § 4; 54 § 4; 55 § 4; 56 § 4; 57 § 5; 262 58 § 4; 59 §§ 2, 5; 60; 60 § 3; 61 §§ 3, 7; 62 §§ 3, 5; 63 § 4; 64 § 2; 69 §§ 2, 3, 6, 14; 70 § 6; 73 §§ 7, 9; 74; 74 §§ 3, 4, 6; 75 § § 2, 4, 5, 7, 9; 76 § § 5, 7; 77 § 2; 79 § 3; 80 § 3; 81 § 3; 82 §§ 5, 6; 83 § 4; 84 §§ 3, 4, 7. Hamburg 37 § 8; 39 § 4; 54 § 8; 55 § 8; 56 § 7. 's-Hertogenbosch 39 § 4. Holland 1; 2; 4 § 1; 5—7; 9; 10 §§ 2, 5; 11 §§ 1, 6, 12; 13 § 2; 14 § 2; 15 § 1; 16 § § 3, 4; 18 §§ 3, 6; 21 § 8; 26; 29 § 6; 35 §§ 4, 5; 37 § 8; 43 § 6; 44; 45 §§ 4, 6; 46 § 3; 47 § 4; 48; 50 § 9; 51 §§ 4, 9; Jbl. 144, n. 4; 52; 54 § 8; bl. 157, n. 3; 56 § 8; 57 § 8; 58 § 6; 59 § 12; 64 § 2; bl. 181, n. 1; bl. 187, n. 1; 68; bl. 194, n. 1; 72 § 7; 73 § 4; 76 § 6; 77 § 10; 79 § 4; 82 § 4; 83 § 4. Hoorn 5; bl. 8, n. 2; 6—8; 10; 12; bl. 25, n. 4; 13 § 7; bl. 26, n. 1; 13 §§ 8, 11; 14 § 4; 15 § 2; bl. 32, n. 1; 16 § 2; 18 §§ 10, 15; 19 § 9; 20; bl. 50, n. 4; 20 § 10; 21 §§ 2, 11; 22 § 10; 23 §§ 6, 11; 24 § 12; 25 § 3; 27 §§ 2, 5; 28 §§ 2, 3, 6; 29 § 7; 30 § 7; 31; 32 §§ 2, 11; 33 § 4; 34 § 11; 35 § 14; 36 § 12; 37 § 12; 38 § 11; 39 § 12; 40 §§ 3, 12; 41; 43; 43 § 8; 44; 45 §§ 2, 8; bl. 127, n. 1; 46 § 2; 47 j § 3, 12; 50 § 8; 51 § 14; 53 § 10; 54 § 12; 55 § 13; 56 § 13; 57; 57 § 12; 58 §§ 2, 7, 11; 59 § 2; 60 § 2; 61 § 2; 63 § 8; 64 § 10; 69 §§ 12, 14, 15; 70 § 9; 71; 71 §§ 6, 7; 72 § 2; 75 § 8; 77 § 7; 79 § 7; 80 §§ 7, 9; 81 § 7; 82; 82 §§ 4, 7; 83 §§ 2, 3, 7; 84 §§ 4—6; 85. L. Leiden 2—5; 9; 10; bl. 15, n. 2; 11 § 2; bl. 20, n. 2; 11 § 6; bl. 21, n. 1; 12; 13 § 5; bl. 26, n. 1; 13 § 10; 15; 15 § 2; 16 §§ 2, 3; bl. 35, n. 3; bl. 36, n. 5; 18 § § 4, 7, 12, 14; 19 § 5; 20 § 5; bl. 50, n. 4; 21 § 6; 22 § 5; bl. 56, n. 1; bl. 57, n. 1; 23 § 6; 24 § 7; 25; bl. 69, n. 3; 25 § 7; 26; bl. 71, n. 2; 27 §§ 2-5; 28 § 5; 29 § 5; 30 § 7; 31 §§ 6, 7; bl. 87, n. 1; 32 § 6; 33 §§ 4, 6; 35 §§ 5, 9; bl. 98, n. 3; 36 § 7; 37 §§ 2, 6, 7, 10; 38 §§ 3, 4, 7; 39 § 9; bl. 113, n. 1; 40 §§ 3, 8; 41; 43 §§ 2, 6; 44; 45 § 6; bl. 127, n. 1; 46 § 7; 47 §7; 49; 50 § 6; 51; 51 §§ 2, 7; bl. 144, n. 4; 52; bl. 146, n. 2; 263 53 §§ 2, 3, 6; 54 § 6; 55 § 6; 56 §§ 4, 6; 57 §§ 3. 7; 58 § 6; 59 §§ 7, 8, 10; 60 § 5; 61 §§ 3, 5, 6; 62 §§ 3 4, 6; 63 §§ 2, 4; 64 § 6; 65; bl. 185, n. 1; 66; 67; bl. 187, n. 1; 68; 69 §§ 3, 7, 14, 15; 70 §§ 7, 8; bl. 207, n. 2; 73 § 9; bl. 211, n. 3; 75 §§ 6, 7, 10; 76; 76 §§ 4, 6-8, 10; 77 §§ 2, 4, 8; 79 § 5; 80 § 5; 81 § 3; 82 § 6; 83 § 3; 84 §§ 7, 10; 85; 86. Limburg 65; bl. 187, n. 1. Lübeck 31 § 7. 'Luik 65. M. Meierij van 's-Hertogenbosch 46 § 3; 47 § 4; 48; 49; 50 § 3. N. Naarden 61 § 5; 62 § 4; 63 § 5; 64 § 7. Nederlandsch-Indië 79 § 4. Noord-Brabant bl. 130, n. 1; bl. 187, n. 1. Noorderkwartier 24 § 12; 25 § 3. Noord-Holland 13 § 1. 0. Oosterhout 46 § 3; 47 § 4; 48; 49; 50 § 3; bl. 187, n. 1. P. Portugal bl. 183, n. 1. R. Rotterdam 3 § 1; 5; bl. 12, n. 1; 10; 11 § 6; bl. 26, n. 1; 17 §§ 4, 6, 18; 18 §§ 12, 13; 19 §§ 3, 7, 10, 13; 20 §§ 3, 8; bl. 50, n. 4; 21 § 9; 22 § 8; 23 § 9, 24 §§ 8, 10; bl. 64, n. 1 en 2; 25 §§ 6—8; 28 § 5; 29; 29 §§ 2 4, 6; 30 §§ 4, 5; 31 §§ 2, 10; 32 § 9; 33 § 4; 34 § 9; 35 § 12; 36 § 10; 37 § 10; bl. 107, n. 1; 38 § 10;*39; 39 §§ 4, 5; 40 §§ 2, 3, 8, 11; 43 § § 2, 8; 44; 45 § 8; 46 § 10; 47 § 10; 50 § 8; 51 § 12; 53 § 9; 54 §§ 9 10; 55; 55 § 11; 56 §§ 2, 7, 8, 11; 57 § 10; 58 § 9; 59 § 12; 63 § 7; 64 §§ 2, 9; 66; 69; 69 §§ 3, 4, 14; bl 264 194, n. 1; 69 § 15; 70 § 2; 71 § 4; 73 § 9; 75 §§ 7-9 77 § 7; 79 §§ 5, 8; 80; 80 §§ 8, 10; 81 §§ 2, 3, 6 82 § 5; 83 § 6; bl. 254, n. 1. Rijnland 41. S. Spanje bl. 183, n. 1. U. Utrecht 5; 39 § 4. V. Vereenigde Nederlanden 33 § 3; 34 § 3. Verviers 65; bl. 187, n. 1. W. Wezel 69 § 9. Z. Zuiderkwartier 24 § 12; 25 § 3. Zuid-Holland 13 § 1. Zweden bl. 183, n. 1. REGISTER VAN PERSOONSNAMEN (N.B. Indien achter het nummer de aanwijzing van de paragraaf ontbreekt, is par. 1 bedoeld.) A. Abbeker(c)k (Cornelis(Jansz.)), Hoorn, deken 19—21, 23; deken van het lakenkoopers- en overman van het lakenbereidersgilde 24; schepen 25; oud-schepen en deken 27, 27 § 2, 28 § 2, 29, 30, 32, 33. Akersloot (A.), secretaris van Haarlem 23 § 12. Akersloot (J.), secretaris van Haarlem 34 § 12. Akersloot (Volckert), Hoorn, overman 34, 36. Alenburg (Anthonius van), Delft, hoofdman 14. Alenburg (Johan van), Delft, 17. Alenson (Abraham), Leiden, 59, 69. Alenson (Caspar), Leiden, 50, 53. Alstorphius (Wijnand), Amsterdam, 45, 47, 51. Anderson (Willem), Gouda, 15. Antheunisz (Pieter), Rotterdam, hoofdman 13. Assendelft (Adriaan van), Leiden, 28; deken 32, 39. Assendelft (Pieter van), Leiden, 23, 25. B. Baas (Jan), Alkmaar, hoofdman 77, 79, 80—84. Backer (Douwe), Hoorn, overman 38—40. Bandeytsz (Paul Jochem), Hamburg, lakenbereidersgast 55 § 8. Bauman (Jacobus), Rotterdam, hoofdman 18. Beaumont (Jan van), Amsterdam, overman 16 . 25 27 29, 30. ' ' 266 Beaumont (Pieter Jorisz. van), Delft, hoofdman 10, 14. Bebber (Wolphert van), Dordrecht, dekeft 22. Beestingh (Francoys van), Delft, hoofdman 29 , 32. Beys (Tomas Fransz.), Dordrecht, deken 10; proefmeester 11. Becker (Eduard), Amsterdam, overman 33, 35, 36, 38, 39, 43. Bendt (J.), secretaris van Dordrecht, 73 § 8. Bent (Joannes), Delft, hoofdman 43. Beresteyn (Corn. Gijsbreghtsz. van), Delft, 21; hoofdman 24. Bergum van Nieuwenhuysen (van), secretaris van Haarlem 74 §§ 5, 8. Berckel (Nicolaas van), Delft, hoofdman 19. Berckel (W. W. van), secretaris van Rotterdam, 80 § 10. Bernie (Anthony), Amsterdam, 64. Bessecamp (Juriaan), Delft, 43 § 5. Betten (Isak Meyn(d)ertsz.), Enkhuizen, overman 30, 32, 33, 35, 43, 45. Beukelman (Willem), Hoorn, overman 61, 62. Beuningen (Jan Wynantsen van), Amsterdam, overman 11. Bick (Gerard), Gouda, 15. Bilderbeek (Mathijs), Alkmaar, 56—61; hoofdman 62; lakenkooper en hoofdman 63; hoofdman 64, 69—74. Blauw (Jb.), secretaris van Hoorn 57 § 13. Blau(w)laacken (Evert Cornelisz.), Hoorn, hoofdman 13,16. Bl(e)yswijk (Adriaan Adam van), Delft, 23; hoofdman 28. Blo(c)k (Antony), Amsterdam, overman 27. Blok (A. van der), Delft, notaris, 14 § 6. Blok(Pietersz.) (Jan), Enkhuizen, 81—83; overman 84. Blommendaal (Enog van), Botterdam, 71, 72. Boddekker (Hendrik), Lübeck, 31 § 7. Boddekker (Joghem), Lübeck, 31 § 7. Bodel (mr. Jan Abraham), Leiden, hoofdman 76, 81, 84. Boer (Gerrit Annes de), Amsterdam, 37, 43, 53, 57. Boer (Eeynardus), Botterdam, hoofdman 81, 82, 84. Bolland (Reynier), Delft, 56, 59; hoofdman 61, 62 , 69, 72, 75. Bolland (Wijnand), Delft, overman 54, 64, 71. Bommel (Michiel van), Leiden, 38 § 4. 267 Boogaert (Jacobus van den), Gouda, 21,22; deken 29—31overman 33, 34, 36—38. Boon (Cornelis), Haarlem, vinder 47; deken 51, 53; overman 54, 56. Boon (Nicolaes van der), Delft, hoofdman 21, 24 27 29, 32, 35, 38, 43, 47, 50. Borsboom (Dirk Hendrik), Amsterdam, overman 84. Bosboom (Frans), Amsterdam, overman 77, 80, 81. Bosboom (Lambertus), Amsterdam, overman 62. Both van der Eem (Cornelis), Delft, hoofdman 15,17,19. Botter (Nicolaas), Alkmaar, lakenkooper en hoofdman 63, 64, 69, 70. ' Bouwman (Jacobus), Rotterdam, 20, 22. Bouwhuizen (Quirin(i)us), Haarlem, vinder 81, 82, 83 §4. Bracht (Herman van), Dordrecht, 83; deken 34 , 35,' 38—40, 45, 46; hoofdman 51, 59, 59 § 4, 72—75, bl 222' noot 2, 78, 79 § 6, 80 § 8, 81 § 6, 82 § 4 Braessen (Willem Cornelisz.), Hoorn, hoofdman 10; gecommitteerde 11; 15. Bragt (Herman van), zie Bracht (Herman van). Brandwijk (G. v.), secretaris van Gouda, 64 § 10. Brasser (Hendrik Melchiors.), Leiden, notaris 10. Breda (Jan van), Leiden, 65 § 5, 67, 69, 70. Breemer (Dirck Coelman alias de), Leiden 37 38 Bremkens (Hendrik), Dordrecht, deken 61; aqhtman 64 Bremkens (Johan Eudolff), Dordrecht, hoofdman 51, 57 59, 60; achtman 62, 63. Brevoort (Cornelis Willemsz. van), Dordrecht, deken 14,16. Brmck (Hendrik Jueriansen), Amsterdam, 8. Bnnkman (Casper), Amsterdam, hoofdman 86 Bro^ck (Bartholomeus van den), Dordrecht, overman Brouwer (Arent), Hoorn, hoofdman 19; overman 24 31 Brouwer (Heyndrick), Hoorn, hoofdman 13. Brouwer (Laurens), Hoorn, overman 35 , 36 , 39; overman van het lakenkoopers- en bereidersgilde 43, 45, 46 § 2 47, 50, 53; overman 54, 56—58, 59 § 2 60* ' ' Brugman (Willem), Amsterdam, overman 8 Bruyn (Pieter de) Botterdam, hoofdman 76, 79-82 84 Bruyn (Thomas), Hoorn, overman 80—82. 268 Bruynyig (Jan), Alkmaar, hoofdman 75—77, 79, 83. Bruynvis (Pieter), Alkmaar, hoofdman 80—82, 84. Buitevier (Jan), Leiden, lakenbereidersgast 41. Burchem (Anthony van), Gouda, deken 81, 82. Burgh (Isack van der), Delft, hoofdman 13, 15, 20, 24. Buttelman (Hendrik), Amsterdam 69,71—74; overman 75. Buuren (Laurens van), Leiden, 51, 53, 55, 57. Bij dendorp (Wiggert), Amsterdam, lakenbereidersgast 51 § 8, 53 § 7, 54 § 7, 56 § 9, 57 § 8, 59 § 9. Bije (Gerard de), secretaris van Leiden 62 § 9. .Byieveld (Jacob), Leiden, hoofdman 75, 79—81. Bijsterveld (Johannes), Delft, 57 , 60; hoofdman 61, 63. C. Cent (Casper), Leiden, 38 § 4. Cingelshoek (Frans van), Leiden, hoofdman en deken38, 45 , 47; deken 51, 54, 56, 60. D. Dalen (Govert van), Botterdam, 73, 74. Dam (Boeloff van), Dordrecht, proefmeester 75. Dauw (Balthazar Daniël), zie Douw (Balthazar Daniël). Deynoot (Christoffel), Rotterdam, hoofdman 31, 33,37,39. Deynoot (Pieter), Rotterdam, hoofdman 43. Del Court, zie Court (del). Deurhoff (Dirck), Gouda, 25; deken 28, 30. Dircksz. (Cornelis Cocq), Amsterdam, 24, 25; overman 27. • Dircksz. (Teminc), Enkhuizen, hoofdman 11, 13. Dirne (Jan) alias Jan Soldaat, Leiden, zie Soldaat (Jan Dirne alias Jan). Dobbe (Henrik van), Rotterdam, hoofdman 29. Does (Dirk van der), Alkmaar, lakenkooper 24, 25 § 2, 27 § 2. Doyenburg (Willem van), Amsterdam, overman 16, 18, 22 24. Don(c)ker (Dirck), Gouda, deken 13, 14; overman 16-18, 28. Douw (Balthazar Daniël), Leiden, hoofdman 62, 65 § 5, 67. 269 Drabbe (Adriaan), Leiden, deken 62, 64. Drolenvaux (Symon), Leiden, 37: hoofdman en deken 38, 40, 45, 47. Druyff (Olphert Fredericksz.), Enkhuizen, hoofdman 11, 15; overman 21. Duim (Jan van), Amsterdam, 70. Duphour (Jacques), Leiden, meesterknecht 58 § 6, 59 § 7 60 § 5. Dusse (A. van), secretaris van Dordrecht 11 § 8. Dijck (D. van), Haarlem, overman 7. Dijck (Claas van), Haarlem, vinder 14. E. Ebbenhout (Wouter), Enkhuizen, overman 39. Eelbo (Daniël), Dordrecht, notaris 11, 13 § 2. Eelbo (P.), secretaris van Dordrecht, 59 §14. Eem (Cornelis Both van der), zie Both van der Eem (Cornelis). Egmon(d)t (Gillis van), Delft, 57. Egmon(d)t (Cornelis Dirxz. van), Leiden, hoofdman 10, 11, 14; deken 12. Eyck (Hubert van), secretaris van Gouda 79 § 9. Elias (Barent Pietersz.), Amsterdam, overman 16, 17, overman 27; deken 31, 34, 36, 38. Elias (P.), secretaris van Amsterdam 63 § 8. Engelsman (Maarte), Enkhuizen, overman 80, 81. Enckelens (Harmen), zie Erkelens (Hermanus). Erkelens (Hermanus), Dordrecht, achtman 38; ouddeken 43. Ever/wijn (P.), secretaris van Dordrecht 46 § 12. F. Fellebier (Joost), Amsterdam, overman 32. Fieme (Servaas), Gouda, deken 32. Fictor (Bones), zie Victor (Bonus). Folisch (Davit), Hamburg, lakenbereidersgast 55. Fontaine (Jan de la), Amsterdam, overman 61, 63, 69. 270 Fontaine (Philippe de la), Amsterdam, 45, 46; overman 50, bl. 144, noot 5, 53; deken en overman 54—56; hoofdman 76, 79, 81—84. Franken (J(oh)an), Delft, 56, 59; hoofdman 61, 62, 69, 74, 75, 77, 80—82, 84 § 3. Franken (Corstiaan), Delft, 73; hoofdman 75, 76, 79. Freexcsz. (Juriaan), Enkhuizen, overman 29. Fijmer (Jan), Gouda, 36. G. Gasten (Cornelis van), Haarlem, 74. Ge(e)rlings (Pieter Kops), zie Kops Ge(e)rlings (Pieter). Gent (Joh. van), secretaris van Enkhuizen 21 § 12. Gerritsz. de Man (Claes), zie Man (Claes Gerritsz. de). Gezel (van), Amsterdam, raad, 77 § 11. Goeree (Jacob Jacobsz.), Delft, hoofdman 11, 14, 16, 20, 22, 23, 25. Gorter (Dirck(Jansz.)), Enkhuizen, 34, 36. Gorter de Jonge (Jan Jansz.), Enkhuizen, 14, 19, 20, 22, 24, 25; overman 30. Grande (A. de), secretaris van Gouda 54 § 12. Gras (Tijs Cornelisz.), Hoorn, overman 27, 29. Groenendijck (A. van), Gouda, 28 § 6. Groenendijck (J. van), Leiden, 51 § 15. Gronden (Wouter Roelof van der), Hoorn, overman 84; 84 § 5. Groot (Garbrant de), Leiden, hoofdman 15. Groot (J.), pensionaris van Hoorn 71 § 9. Guldewagen (D.), 60 § 7. Gijsen (Gerrit van), Rotterdam, 60, 61; hoofdman 63—64, 69—71. Gijsen (Pieter van der), Dordrecht, 36 § 4. H. Haagen (Nicolaas van der), Amsterdam, 37. Haak (Jan), Enkhuizen 40, 45, 47, 50, 53—61; overman 62. Haan (Jan de), Haarlem, 71—74; vinder 75, 76. 271 Haas (Elias de), Amsterdam, overman 13. Hagen (Gerrit van), Dordrecht, deken 10. Hagen (Lodewijk van), Dordrecht, oud-deken 28 Hagen (Willem van), Dordrecht, oud-deken 32 Hagenaar (Maarten Pietersz.), Amsterdam, 15 Halteren (Jan van), Dordrecht, oud-deken en proef- meester 18 Harles (Hendrick), Gouda, deken 33. Hars (Jacob), Dordrecht, 17, 23; oud-deken 30 Harssel (Jacob van), Rotterdam, hoofdman 10, 13- oud- vredemeester en hoofdman 15. Hartogh (Gerrit), Gouda, deken 27 28 Haseveld (Adam van), Haarlem, keurmeester van de lakens 19. Haverlingh (Johannes), Delft, overman 54 Haverling(h) (Nicolaas), Delft, 47; hoofdman 50 Haverling(h) (Pieter), Delft, 46; hoofdman 50 51 53 55 , 58 , 61, 64 , 71. ' ' Haverlingh (Symon), Delft, hoofdman 34, 35 40 70 Heemskerck (Willem Jacobsz. van), Leiden, hoofdman 15, 19 , 22, 24 , 29. Heermans (Adriaan), Amsterdam, overman 16 Heiden (Willem van der), Dordrecht, deken 21 22 Heynsius (Adriaan), Delft, deken 24. Hellegers (Hendrik), Rotterdam 46 Helmont (Gillis van), Dordrecht, kapitein 23 24- deken van de lakenkoopers 27. Helmont (Cornelis van), Dordrecht, deken 25 29- ouddeken 30, 31, 33; deken 35. Hendricxsoon (Jan Weymans), zie Weymans Hendrixsoon (Jan). Hennebo (Jacob), Leiden, 34. Hennebo (Jan), Leiden, hoofdman 10 23 Hennebo (Jan Robberse), Leiden, oud-deken 15, 17 Henriks (Gerbert), Enkhuizen, 18. Herberts (Daniël), Hoorn, 17. Herinkhuysen (Joan van), Delft, hoofdman 27, 33 Hermhuysen (Johan van), zie Herinckhuysen (Joan van). Heukelom Jr. (Jan van), Leiden, 84. 272 Heukelom (Nicolaas van), Leiden, 84. Heus (B. van), secretaris van Botterdam 18 § 16. Heusden (Frans Jacobsz. de), Enkhuizen, 23. Heuven (Hendrick van), Gouda, 23; oud-deken 24, 25. Hoeven (Claas van der), Botterdam, hoofdman 15. Hogelant (Gerrit Pietersz.), Alkmaar, overman 30; hoofdman 31; lakenkooper 32; hoofdman 33 — 37. Hogelan(d)t (Johan Gerritsz.), Alkmaar,hoofdman 38—40, 43 , 45—47; hoofdman 50, 51, 53; lakenkooper en hoofdman 54, 55. Hogenhoeck (Justus), Leiden, 33, 36. Ho(o)genhoeck (mr. Maarten), Delft, raad en oud-schepen, deken 35; raad en oud-burgemeester, deken 50. Hogerscheyt (Adriaan Jacobsz.), Leiden, deken 13. Hoyel (Anthony), Delft, 55, 58; hoofdman 61. Hoyman (Hendrik), Dordrecht, 58; boekhouder 61;proefmeester 64. Holthoven (Mathijs), Haarlem, vinder 30, 33—35, 37, 40. Hooft (D.), Amsterdam, 77 § 11. Hoogen (Jan Wormboutsz. van), secretaris van Hoorn 20 § 11. Hooghmaade (Gerrit van), Leiden, 28. Hoogmade (Pieter van), Leiden, 27; hoofdman 30. Hoorn (Claas van), Hoorn, lakenbereidersgast 7. Horbest (Jan Philip), Enkhuizen, 83. Hospenjon (Michiel), Leiden, hoofdman 62, 64. Houingh (Laurens), Amsterdam, 22. Hout (Pieter van der), Enkhuizen, 81, 82; overman 84. Hoven (Claas van), Rotterdam, 17; overman 18. Hovens (Enogh), Haarlem, 58—60; overman 61—63,64 § 2, 69, 71 § 2. Hubert (Abraham), Dordrecht, deken 54 § 1, 57, 59; boekhouder 59 § 4; deken 60, 62. Hubert (Gerard), Dordrecht, oud-deken 39, 46; deken 49. Huybrecht (Josaias), Leiden, hoofdman 30, 36. Hulshout (Johan), Dordrecht, achtman 16. Hulsten (Claas Jacobsz.), Alkmaar, overman 13 § 12. Hulsten (Nicolaas Jacobsz.), Alkmaar, 15, 17—19, 21. Hurk (Frans van), Delft, 36; hoofdman 39. Hurk (Jacobus van), Delft, 46; hoofdman 50, 51, 53. 273 I. Iminerseel (Jan), Gouda, deken 16, 17, 20. J. Jacot (Balthazar), Amsterdam, deken 18; overman 21. Jacot (Jan), Amsterdam, 23, deken 27, 28 § 2, 29 31; .overman 28, 30. Jansz. de Jonge (Jan), Leiden, 38 § 4. Jansz. Paerslaken (Pieter), zie Paerslaken (Pieter Jansz.). Jever (van), Amsterdam,, raad, 77 § 11. Joel (Willem), Amsterdam, lakenbereidersgast 51 § 8,53 54, 56, 57, 59. Jong (Frank de), Haarlem, deken 10, 11. Jong (P. de), Haarlem, deken 7. Jonge (Jan Jansz. Gorter de), zie Gorter de Jonge (Jan Jansz.). Jonge (Jan Jansz. de), zie Jansz. de Jonge (Jan). Jongh (Hessel de), Enkhuizen, overman 80. Jon(c)ker (Cornelis Tomasz.), Alkmaar, overman 30; hoofdman 31. Jut (Pieter Nicolaas), Amsterdam, 86. K. Caauw (Pieter), Leiden, 65 § 5, 67. Caerdecamp (Gerijt Simonsz.), Leiden, herbergier 10 § 6. Camer (Willem van der), Haarlem, overman 23. Campen (Jacobus van), Gouda, deken 63. Campen (Pieter van), Haarlem, hoofdman 15. Camj)en (Pieter Claes van), Leiden, hoofdman 10, 15. Cappelman (Albertus), Alkmaar, hoofdman 11, 14. Carbasius (H. K.), secretaris van Hoorn 82 § 9. Castricum (Pieter van), Amsterdam 35, 37, 40, 46; overman 50, 51; deken 53; deken en overman 54, 55, 57, 59; overman 61; deken 63. Keessel (Dionisius van der), Dordrecht, 36. Kieff (Dirk), zie Kijff (Dirck(Dirksz.)). Kinschot (N. van), Delft, 13 § 11. Droogscheerderssynoden. 18 274 Kip (Hendrick), Amsterdam, 20. Claarbout (Johan), Rotterdam, hoofdman 34 , 36,39 , 43, 47, 50, 51. Clerck (van de), Rotterdam, hoofdman 80. Kliemer (Cornelis), Hoorn, 74; overman 75—77. Clignet (Abraham), Leiden, 35—37. Clignet (Hendrik), Leiden, 18, 20. Clignet (Hendrik Jacob), Leiden, 77, 80. Clignet (Hendrik Willem), Leiden, 65 § 5, 67, 71. Cloots de Wilde (Jacob), Gouda, 17, 22. Clouck (Henric), Leiden, hoofdman 10, 13. Knibbe (Pieter), Leiden, 57, 59; deken 61. Gbel(e)man alias de Breemer (Dirck), Leiden 37 § 6, 38 § 3. Coenen (Adriaen), Dordrecht, achtman 14, 17—19; schepen 20; achtman 22. Cocq Dircksz. (Corn.), Amsterdam, 24, 25; overman 27. Compas (Meyndert Willemsz.), Hoorn, overman van het lakenkoopers- en bereidersgilde 43, 45, 47, overman 50, 51, 54—58. Coning (Alexander de), Leiden, 17, 22. Coning(h) (Hendric), Haarlem, hoofdman 10, 11; deken 14—17, 19—21; deken en overman 22—24; overman 29, 32; vinder 34 , 36—88; raad, oud-schepen en vinder 39; raad en regeerend schepen 40; raad, oud-schepen en vinder 43. Coning (Hermanus de), Gouda, deken 38—40 , 43,'45, 46, 50, 51, 53; overman 54 , 55 , 59. Coolen (Claas Dircksz.), Hoorn, 14, 15. Coopmans (Samuel), Botterdam, hoofdman 21, 24,27,29. Kops Ge(e)rlings (Pieter), Amsterdam, 73} deken 75, 77; hoofdman 76; overman 82. Kops (Gerling), Amsterdam, overman 86. Cornelis (Evert), Hoorn, hoofdman 18. Cornelisz. (Pieter Maas), zie Maas Cornelisz. (Pieter). Oorver (J.), secretaris van Amsterdam 16 § 6. Cosson (Jan), Leiden, deken 16. Court (Jacob del), Amsterdam, 37; overman 39. Court (Pieter del), Amsterdam, 56, 58, 60. Couwenhoven (A.), Rotterdam, 29 § 7. Cra(a)mer (Jacob), Rotterdam, 53, 55,, 57, 59, 60. 275 Cra(a)mer (Johannes), Delft, hoofdman 50. Kra(a)ey (Jacobus), Rotterdam, 74; hoofdman 76, 77, 79. Kraey (Willem), Rotterdam, hoofdman 75, 80. Craeyenbósch (Gomarus van), Leiden, hoofdman 18, 25. Kraey vanger (mr. Nicolaas), raad en vroedschap, deken 75 , 75 § 3. Krimpen (Anthony van), Gouda, 58 , 60: deken 61 62, 64. ' Krimpen (Jacobus van), Gouda, deken 62 , 64 , 70. Crol (A(e)lbert A(a)lbertsz.), Enkhuizen, overman 17, 18. Kruys (Nicolaas), Amsterdam, notaris 13. Crul (Johan), Delft, hoofdman 33 , 35 , 40. Crijt (Daniël Herparts), Hoorn, 20; hoofdman 21- overman 23 , 25—28 , 31, 32. Crjjt (Jan de), Hoorn, 37; overman 38, 40; overman van het lakenkoopers- en bereidersgilde 43, 51, 53, 55. Kuyper (Poulus Coenraad), Amsterdam, hoofdman 86. Cunaeus (Andreas), Leiden, 76 § 10. Kijff (Dirck(Dirksz.)), Amsterdam, deken 10, 13. L. Laackeman (Preeck Sieuwertsz.), Enkhuizen, 13, 14- overman 16. Lambinon (Pieter), Dordrecht, 24. Lange (Willem de), Gouda, deken 24. Langedijck (Claas), Hoorn, 20, 22. Lantme(e)ter (Lodewijk), Rotterdam, 73, 74; hoofdman 75. 75 § 9, 77, 80. Lantmeter (Willem), Rotterdam, 58, 59, 61; hoofdman 63 , 64 , 69. Lapierre (mr. Abraham Jacques), Leiden, 84. Lapierre (Francoys), Leiden, 58 § 6. Lares (Gierard), Dordrecht, 69. Lares (Pieter), Dordrecht, 47, 53; deken 55. Laverveld (Gerrit Harmensz.), Amsterdam, lakenbereidersgast 56 § 9, 57 § 8, 59 § 9. Leeuwarden (Jacob(Ariensz.) van), Amsterdam, deken 15, 16. Leeuwen (Cornelis van), Leiden, hoofdman 19. 276 Leydeckers (Francois), Amsterdam, 70, 71. Lemonnier (Nicolaas), Leiden, hoofdman 76. Lesoin (Frans), Gouda, 17. Lestevenon (B.), secretaris van Amsterdam 53 § 10. Leuwen (Claes van), Leiden, 21. Linde (Jan van der), Botterdam, 56, 57. Lockemeyer (Claas), Leiden, lakenbereidersgast 41. Loncq (Jan Barentsz.), Botterdam, hoofdman 29. Looy (Cornelis Van), zie Loon (Cornelis van). Loon (Cornelis van), Haarlem, overman 21, 23 , 25 , 27; deken en overman 28; deken 29—32, 34, 36, 46. Luyrsen (Jan), Botterdam, 14. Luyts (Dirck Jansz.), Hoorn, overman 35. tt Maartensz (Adriaan), Dordrecht, deken 11, 15. Maas Cornelisz. (Pieter), Delft, hoofdman 83. Maas Pietersz. (Cornelis), Delft, hoofdman 79—84. Maas Pietersz. (Willem), Delft, hoofdman, 84. Man (Claes Gerritsz. de), Leiden, hoofdman 11; deken 14; oud-deken 15. Marcelis (Jacob Lambert), Amsterdam 74; overman 77. Marsch (Cornelis van der), zie Me(e)rsch(e) (Cornelis van der). Mechelen (Claes van), zie Meggelen (Claes van). Meerman (F.), Leiden, 25 § 8. Me(e)rsch(e) (Cornelis van der), Haarlem, boekhouder 18, 20; overman 22—24, 25; deken 27; deken en overman 28. Meggelen (Claes van), Gouda, deken 64, 69—77, 79, 80. Meggelen (Pieter van), Gouda, deken 54—57. Meyden (Jan van der), Botterdam, 20 , 25. Meyer (Jacob), Leiden, 40. Meyndertsz. (Ysack), zie Betten (Isak Meyn(d)ertsz.) Mersche (Cornelis van der), zie Me(e)rsch(e) (Cornelis van der). Meuls (Jacob Jansz.), Botterdam, hoofdman 13. Meusel (Hendrik), Dordrecht, 46. Miths (Jan), Amsterdam, overman 14. 277 Monsieur(s) (Teunis), Enkhuizen, 73, 74; hoofdman 75 overman 76, 77. Moren (Jacobus van der), Haarlem, 74. Mossel (Meyndert), Enkhuizen, 79. Mostaert (Leendert), Leiden, meester lakenbereider 12. Muysken (Johan), Leiden, 33. Muller (Dirk), Amsterdam, overman 21. N. Neeringh (Jacob), Dordrecht, achtman 13. Neurenbergh (Jacob van), Dordrecht, deken 27, 33' lakenbereider en deken 28; oud-deken 29. Neurenburg (Louwijs van), Dordrecht, oud-deken 32, 36. Nichels (Frans), Leiden, droogscheerder 41. Nopper (Pieter), Amsterdam, 59; overman 63. Norenburg (Jacob), zie Neurenbergh (Jacob van). 0. Ockers(en) (Jan), Amsterdam, overman 8; deken 11. Onder de Wijngaert (mr. Canzius), zie Wijngaert (mr. Canzius onder de). Os (Pieter van), Gouda, 46, 47; deken 50, 51, 53, 54 Os (Simon), Hoorn, 20, 22. Ossen (Olphert), zie Ottens (Olphert). Ottens (Olphert), Hoorn, deken 14, 16, 18. Oudendijck (Claas), Hoorn, overman 63, 64, 69 70 Ouderkerk (Jacob van), Leiden, 43, 46; deken 51 54 56, 58. ' ' Ouwater (Jan Lourisz.), Alkmaar, overman 30; lakenkooper 32; hoofdman 33—38, 40. Ouwerkerck (Jacobus van), Rotterdam, hoofdman 32. P. Paerslaken (Pieter Jansz.), Amsterdam, 17. Palm (Willem), Dordrecht, achtman 21. Pan (Gerrit), secretaris der stad Enkhuizen 83 § 10. Peenen (Dirk vaD), Leiden, hoofdman 31. 278 Peenen (Marcus van), Leiden, 72—74, 76, 79. Pe(e)reboom (Arent), Hoorn, overman 76, 77, 79, 80, 83. Pelt (Gijsbert van), Rotterdam, hoofdman 33, 37, 39. Pelt (Jan Hendrixz.), Alkmaar, hoofdman 10, 15. Petuanus (Abraham), zie Puteanus (Abraham). Pierre (mr. Abraham Jacques la), zie Lapierre (mr. Abraham Jacques). Pierson (Christoffel), Gouda, 71—74; deken 75. Pietersz. (Maerten), Amsterdam, overman 10. Pietersz. (Wigger), Enkhuizen, 25, 28; overman 31, 32. Pla Pietersoon (Adriaan le), Leiden, 61. Pla (mr. Hendrik le), Dordrecht, deken 56, 59, 59 § 4, 70, 71, 71 § 3, 72, 73. Pla(a) (Jan Adriaansz. le), Leiden, hoofdman 15, 16. Pla (le), Dordrecht, 71. Pluymejoen (Johannes), Haarlem, 45; deken en vinder 47; deken 50, 51; overman 54. Plumejoen (Pieter), Haarlem, 74; vinder 77, 79. Poelaart (Johan), Leiden, 36. Poll (Jan van de), Hoon, overman 79, 81, 82. Porcinius (Abraham), Alkmaar, hoofdman 39, 40, 43, 45—47 , 50 , 51. Porcin(i)us (Jacob), Alkmaar, 53, 55—61; lakenkooper en hoofdman 54, 61; hoofdman 62. Proons (Joannes), Rotterdam, hoofdman 16, 18, 22, 23. Puteanus (Abraham), Haarlem, vinder 47; overman 50, 53, 55—60; deken 61—63, 64 § 2, 69, 70. Putman (Hendrik), Leiden, deken 31. Putten (Pieter van), Rotterdam, 40. I Ras (Paulus), Amsterdam, deken 8. Rees (Jacob van), Dordrecht, stadsbode 11 § 7. Renson (Jacob), Dordrecht, 33, 37. Ridder (Pieter de), Haarlem, overman 7, 23; vinder 16; deken 18. Robbertsz. (Jan Hennebo), zie Hennebo (Jan Robberse). 279 Roemer (Jan), Amsterdam, lakenbereidersgast 51 § 8 53 § 7, 54 § 7, 55 § 7, 56 § 9, 57 § 8, 59 § 9. Rogge (Johan), Rotterdam, hoofdman 27, 29, 32, 38. Rogge (Mattheus), Rotterdam, hoofdman 39, 45,' 62, 69. Royen (David van), Leiden, 25. Rolbergen (Jan Jansz.), Alkmaar, overman 13, 14; hoofdman der lakenkoopers 16, 19, 20, 22; lakenkooper 24. Ros (Nicolaas de), Amsterdam, overman 77. Rosecrans (Jacob Pietersz.), Hoorn, 17. Roscam (Cornelis), Rotterdam, hoofdman 33, 47. Rijnevelt (Cornelis van), Amsterdam, overman 28, 32, 34,37. Rijsoort (Elbert van), Rotterdam, hoofdman 16. Rijxen (Hendrik), Enkhuizen, 54, 57—61; overman 62—64 69, 70, 72, 74; deken 75. Rijxen (Jan), Enkhuizen, 51 § 2, 55, 58,63,64,75overman 76, 77. Rijxen (Claas), Enkhuizen, 62—73. S. Sandra (Jan), Leiden, 71—73. Sandra (mr. Jan Pieter), Leiden, 82. Sandra (Joaéhim), Leiden, 77. Sandvliet (Gerrit), Delft, mr. lakenbereider 43 § 5. Schaap (Dirck), secretaris van Amsterdam 27 § 5- overman 33. Schagen (J.), secretaris van Alkmaar 17 § 2. Schagen (Jan), secretaris van Ënkhuizen 58 § 12. Schagen (P.), secretaris van Alkmaar 56 § 14 Schagen (Pieter(Adriaansz.)), Alkmaar, hoofdman der lakenkoopers 16, 19, 20, 22; schepen en raad 23 25 § 2, 27 § 2. SchëHen (Gijsbregt van), Rotterdam, hoofdman 35 SchelKnger (Elbert), Hoorn, 71-74, 74 § 6; overman 75. öchelhnger (Cornelis), Hoorn, 60; overman 61—64 69 Sclne (Willem van), Delft, hoofdman 39, 45 Schoonhoven (Dirk Claassen), Gouda, deken 11 Schoonhoven (Hendrick), Gouda, deken 27—29 31 32 34, 35, 37. ' ' ' Schot (Anton), Dordrecht, deken 50. 280 Schot (Jacobus), Haarlem, vinder <8Ö—82, 83 § 4. Schutt(e)rup (Everardus), Leiden, hoofdman 62, 63, 65 § 5, 67, 69, 70. Selderen (Jacob van), Gouda, -deken 76. Selkert (Hendrik), Rotterdam, 14, 17; hoofdman 18, 19. Sevenhuysen (Adriaan), secretaris van Alkmaar 40 § 13. Sevenhuysen (G.), secretaris van Alkmaar 70 § 10. Silvergieter (lieven), Rotterdam, hoofdman 19, 21, 23. Symons (Adriaen), zie Sijms (Adriaen). Sint (Cornelis), Hoorn, 72, 73. Sleutel (Frans Willemsz.), Hoorn, overman 30, 33, 34. Smeth (Pieter de), Amsterdam, .53. Smit (Andries), Amsterdam, lakenbereidersgast 51 § 8, 53 § 7, 54 § 7, 56 § 9, 57 § 8, 59 § 9. Smit (Syferand), Enkhuizen, 79. Smith (Hermanus), Leiden, 46. Smith (Matheus), Gouda, deken 19. Snip (Dirk), Dordrecht, oud-deken 31. Soldaat (Jan Dirne alias Jan), Leiden, lakenbereidersgast 41. Sonderen (Pieter van), Rotterdam, notaris 25 § 7. Soufren (Jan), Gouda, 83 § 5. Steenbergen (P. S. van), Dordrecht, boekhouder en deken van bet lakenkoopersgilde 82 § 4. Steen voorden Harsz. (Jan van), Delft, hoofdman 75, 77. Steenvoorden Hermanusz. (Jan van), Delft, 72. Steen winkel (Jillis), Rotterdam, 72. Stock alias Lunenborger (Claas), Leiden, lakenbereidersgast 41. Straalen d'Jonge (H. van), pensionaris der stad Enkhuizen 72 § 8. Suys (Govaert), Gouda, overman 14; oud-schepen en deken 18; schepen en oud-deken 19; raad, vroedschap en schepen 21. Swaanswijck (Dammas), Gouda, deken 13. Swen (Roeloff Andriesz.), Enkhuizen, 22. Sijdelaar (Willem), Haarlem, 71—73. Sijen (Pieter), Amsterdam, 40. Sijms (Adriaen), Alkmaar 13 § 12, 17—19; raad 21; raad en oud-schepen 23, 25 § 2, 27 § 2. Sijsbergen (Sixtus van,), Delft, hoofdman 11, 14, 16, 18. 281 T. Tack (Lodewijk), Rotterdam, overman 10; hoofdman 11. Tack (Pauls), Rotterdam, hoofdman 18. Teding van Berkhout (mr. Paulus), Delft, deken 61. Terwout (Jacob), Botterdam, hoofdman 54—56, 58. Thomas (Abraham), Botterdam, overman 18. Tieuwelen (Jacob), Amsterdam, overman 63. Tieuwelen (Christiaan), Amsterdam, 47. Tigges (Jan Hendrik), Amsterdam, overman 83, 84. Tilburg(h) (Mattheus van), Gouda, 56—60; deken 61, 63, 64 , 69. Toelanger (Jan), Enkhuizen, overman 31, 32, 37, 38. Tol (Hendrik van), Leiden, hoofdman 62. Tol (Pieter van), Leiden, 51. Tol (Vincent van), Leiden, 63. Tombe (Jacob de), Leiden, 36, 39. Tongeren (Barent van), Leiden, 25. Toussain (Matthijs), Dordrecht, deken 34, 37, 40; ouddeken 43, 45—47; deken 49; oud-deken 50, 53; deken 54—56, 58, 69—71. Trip (Samuel), Dordrecht, 19; schepen 20. Tuyt (Cornelis), Gouda, overman 11. Tulp (Wouter), Enkhuizen, 37; overman 43 , 45—47 , 50, 51 § 2. Twent (Lambert van), Delft, hoofdman 28, 31, 34, 35, 38. U. Uyl (Claas Jansz.), Enkhuizen, 19, 20; overman 21; regeerend schepen 27. V. Varelen (Jan van), Haarlem, 83 § 4. Velde (Daniël van de), Leiden, 55. Verbrugge (Bartholomeus), Delft, 60; hoofdman 61, 63 70, 73—76. 282 Verbrugge (Jacobus), Rotterdam, 46; hoofdman 50 51, 55. Verbrugge (Justus), Rotterdam, hoofdman 54; 69, 70. Verbrugge (Nicolaas), Rotterdam, hoofdman 35. Verbruggen (H.), Gouda, 83 § 5. Verhagen (Lodewijk), Dordrecht, achtman 25. Verkerck (Johannis), Delft, 22. Vermaarsch (Cornelis), zie Me(e)rsch(e) (Cornelis van der). Vermeulen (Gillis), Haarlem, 17. Verruyt (C), Leiden, notaris 15 § 3. Verrijn (Pieter), Hoorn, 70, 71. Verschuur (Prederik), Enkhuizen, 53, 56, 58. Verschuur (Pieter), Enkhuizen, overman, 39, 40. Verstolck (Aart), Rotterdam, hoofdman 28, 30. Verwey (Mattheus), Rotterdam, 53, 55. Verwey (Willem), Rotterdam, hoofdman 34, 36, 40, 45. Vyanen (Cornelis Hendrixsen van), Rotterdam, hoofdman 11, 13. Vick (Robbert de), Amsterdam, 20, 23. Victor (Bonus), Rotterdam, hoofdman 28, 31. Victor (Joachim Bonius), Botterdam, hoofdman 24. Visser (Abraham), Amsterdam,, 58 , 60; deken 62; overman 63 , 64. Visser (Hugo), Amsterdam, overman 75, 77, 79, 80. Vlasman (G.), Hoorn, warandijn 85. Vliettoorn (Cornelis Maartensz.), Leiden, deken 10. Vogel (Hendrik de), Gouda, 36; deken 38; overman 39, 40 , 43 , 45 , 47. Vogel (Willem de), Leiden, 35. Vockestaart (H.), secretaris van Delft 24 § 14, 35 § 15, 50 § 9, 75 § 11. Vollenhoven (Cornelis van) Haarlem, 31; vinder 33—35, 38, 39, 43, 45, 46; deken en vinder 47. Vo(o)ren (Jacobus van der), Haarlem, vinder 75—77, 79, 80. Vorsten (Pieter), Amsterdam, overman 14. Vranken (Jan), zie Franken (J(oh)an). Vries (Bombout de), Delft, hoofdman 10, 13, 18. Vrije (J. de), secretaris van Gouda 17 § 6. 283 W. Waaien (Arent), Dordrecht, oud-raad en deken van de lakenkoopers 15. Wagenmaker (Petrus Joannes), Hoorn 82; warandijn der lakenen 85. Walle (Pieter van de), Leiden, 51, 58. Wasteau (Karei of Charles), Leiden, 43 , 50. Weede (Jacobus Justus van), Gouda, deken 77,79—82. Weerman (C. S), Amsterdam, hoofdman 86. Weymans Hendriczsoon (Jan), Rotterdam, hoofdman 30. Welsum (Juriaan Freecksz. van), zie Wilsum (Juriaen Pre(d)er(i)cks. van). Weninge (Bastianus van), Rotterdam, 25. Wentel (Adriaan), Alkmaar, 71—74; hoofdman 75, 76. Wessel (Michael), Hamburg, lakenbereidërügast 55 § 8. Wybaert (Dirck Woutersz.), Delft, 25; hoofdman 31, 38,37'. Wibbert (Jacob), Delft, 45. Wiel (A. T. van der), Gouda, 83 § 5. Wilde (Jacob Cloots de), zie Cloots de Wilde (Jacob). Wilde (Coenraad de), Gouda 20; raad en vroedschap 23 Wilde (Pieter de), Leiden, 74; deken 75 , 76 § 4. Wildeman (Pieter Floris), Leiden, 21, 25, 27, 29- hoofdman 32 , 34. Willem IV, stadhouder, bl. 204, noot 1. Willemsz. (Rijck), Enkhuizen, 15, 17; deken 21, 23, 24 27, 28; overman 29. Willer (Girard), Leiden, hoofdman 83. Willer (Isaac), Leiden, hoofdman 76, 83. Wilsum (Juriaen Pre(d)er(i)cks. van), Enkhuizen, 33—36; overman 38. Wynningen (Joannes van), Leiden, 10 § 6. With (G. D.), secretaris van Dordrecht 28 § 11. Worborgers (Sybert), Dordrecht, 11 § 7. Wijngaart (mr. Canzius onder de), Delft, veertig-raad en oud-burgemeester, deken 84 , 84 § 3. 284 ERRATA. Op bl. 31, regel 13 v. b. staat Jan Adriaasz. le Pla; lees hiervoor Jan Adriaansz. le Pla. Op bl. 102 moet boven links de aanwijzing n°. 37. —1693. worden veranderd in n°. 36. — 1691.