BRIEFWISSELING
TUSSCHF.N
MARGARETHA VAN PARMA
IN
CHARLES DE BRIMEU.



WERKE N,
UITGEGEVEN DOOR
GELRE.
VEREENIGING TOT BEOEFENING VAN GELDERSCHE GESCHIEDENIS, OUDHEIDKUNDE EN RECHT.
No. U.
BRIEFWISSELING
TUSSCHEN
MARGARETHA VAN PARMA
EN
CHARLES DE BRIMEU,
GRAAF VAN MEGEN, STADHOUDER VAN GELDERLAND, I560—1567.
in het licht gegeven
DOOR
Dr. j. s. van veen.
ARNHEM, s. gouda quint. 1914.






NAAR EENE OUDE COPIE IN OLIEVERF IN HET MUSEUM TE BRESLAU.



GELRE. Mli
vereeniging tot beoefening van Ï^J) geldersche geschiedenis, oudheidkunde en recht.
briefwisseling
TUSSCHEN
MARGARETHA VAN PARMA
EN
CHARLES DE BRIMEU,
GRAAF VAN MEGEN, STADHOUDER VAN GELDERLAND, 1560—1567.
in het licht gegeven
DOOR
Dr. j. s. van veen.
ARNHEM, S. GOUDA QUINT. 1914.






INLEIDING.
Eene lange inleiding tot deze brieven te schrijven heb ik overbodig geacht. De tijd, waarin zij vallen, is wellicht beter bekend dan eenige andere onzer geschiedenis. Nieuwe feiten zullen er niet door aan het licht kómen, maar m. i. ontleenen zij hunne waarde aan den vertrouwelijken aard en den vrijmoedigen, dikwijls alles behalve officieelen toon, die hen kenmerken en die wellicht hier en daar eenig nieuw inzicht geven in drijfveeren en beweegredenen en maken, dat deze verzameling naast de vele reeds bestaande uit dezen tijd niet overbodig is. Ik ben niet de eerste, die daarop wijst: Gachard zegt in zijne Correspondance de Guillaume le Tacitume II, blz. 456: „Le comte de Meghen entretenait avec la duchesse de Panne une correspondance intime et très-suivie, qui s'est conservée aux Archives du Royaume, et qui forme 1'une des collections de documents les plus précieuses que nous ayons pour 1'histoire des événements des années 1566 et 1567."
Daarentegen heb ik gemeend niet te mogen nalaten een en ander mede te deelen aangaande den persoon van den Gelderschen stadhouder, die voor de meeste lezers — behalve voor zoo ver men hem uit de werken van Fruin e. a. min of meer ter loops leert kennen — wel een vreemdeling is.
Charles de Brimeu, graaf van Megen 1), heer van Humbercourt enz., was een zoon van Eustache de Brimeu en Barbe de Hille 2). Zijn geboortejaar is niet bekend, maar wij zullen wel niet ver van de waarheid zijn, wanneer wij daarvoor + 1525 aannemen. Na zijns vaders dood in *547 rieP de weduwe de hulp en bescherming der regentes Maria tegen hare zonen in. In verband met deze familiegeschillen werd laatstgenoemden uitstel van het verheffen der leenen toegestaan. Deze toestand duurde tot 11 Juli 1549, toen Charles met het graafschap Megen werd beleend.
In September 1554 ontving hij commissie als kolonel over 15 vendelen
1) Het graafschap Megen werd in 1469 door Jan Dickbier verkocht aan Guy de Brimeu, heer van Humbercourt, die in 1477 te Gent werd onthoofd en als graaf van Megen werd opgevolgd door zijnen zoon Adrien. Deze stierf in 15150^516 — volgens Coppens, Bisdom 's Hertogenbosch IV, blz. at, in 1534 — en Bet Megen na aan zijnen broeder Eustache, die in 152a of 1533 huwde met Barbe de Hille.
o) Ten onrechte noemt Gachard (Corr. de Phil. II, dl. ï, blz. 180) haar Hillery.



VIII
INLEIDING.
voetvolk, die behoord hadden tot het regiment van Marien van Rossem, maarschalk van Gelderland, waarop anderhalf jaar later — 27 Januari I55& — zrjne benoeming tot Vliesridder, aanvankelijk tot „chevalier de répée", volgde. Op 1 December van hetzelfde jaar werd hij aangesteld tot stadhouder van Luxemburg 1).
In deze betrekking bleef hij tot 22 November 1558, toen hij na het overlijden van Charles de Lalaing tot kapitein-generaal „en titre" van Henegouwen werd benoemd 2), waarna hij in Juni 1560 als opvolger van Philippe de Montmorency, graaf van Hom, het stadhouderschap over Gelderland ontving 2).
Over de door hem als stadhouder aangenomene houding behoef ik hier niet uit te weiden: in zijn ten vorige jare door „Gelre" uitgegeven werk handelt Dr. A. Zijp hierover breedvoerig. Ik stip hier alleen aan, dat eene der drijfveeren, zoo niet de sterkste, die in de eerste jaren Brimeu's handelingen bestuurden, zijne anti-Granvellistische gezindheid is geweest, die hij met de meerderheid der Nederlandsche grooten deelde 3).
Het keerpunt vormt voor Brimeu de bijeenkomst te Hoogstraten op 12 Maart 1566, bijgewoond door een aantal leden van den hoogen adel, die vroeger ééne lijn tegen den Kardinaal hadden getrokken, en 12 leden van het verbond der edelen. Oranje stelde hun voor, ter voorkoming van burgeroorlog, zich aan het hoofd der beweging te plaatsen 4). Egmond en Brimeu wilden hiervan niets weten. Laatstgenoemde trok zich terug uit de „Ligue", na zich zeer heftig over de leden van het verbond te
1) Versch. Landzaaken, fol. 95 (Rijksarchief in Gelderland). E. Poulet, Les gouverneurs de province dans les anciens Pays-Bas (Buil. de 1'Acad. Royale de science etc. de Belgique XLII, ser. II, dl. XXXV (1873) noemt ten onrechte 1555. Aan Gachard a. w. schijnt Brimeu's stadhouderschap over Luxemburg onbekend te zijn geweest.
3) Volgens Poulet a. w. waren in tijd van vrede Holland, Gelderland en Henegouwen de meest gezochte stadhouderschappen, waaruit volgt, dat B. bij de Regeering eene persona grata moet zijn geweest.
Men zie over hetgeen aan zijne benoeming is voorafgegaan, Gachard, Corr. de Marg. d'Autr. I, No. XXII, XXXI, XL, XLIII en LUI. In haren brief van 17 Maart 1560 (No. XXXI) beval zij den Koning Brimeu en Florent de Montmorency, heer van Montigny, aan. Aangaande eerstgenoemde schrijft zij: „lequel je treuve fort ardant et voluntaite en tout ce qui concerne le service de Vostredicte Majesté, et si ha la langue et la commodité de son bien, qu'est prés de la, avec ce que V. M. scait comme, en ces guerres, il s'est employé au service d'icelle, et que, pour servir avec incommodité au Vermandois en temps de danger et de hazart, il laissa le gouvernement de Luxembourg, qui est beau et de grand entretenement, avec ce que, n'estant hannuyer et n'ayant 1'estat de grand bailly, il a peu d'auctorité en Haynault et moins de moyen pour y faire le service que seroit requis."
Op 36 Juni 1560 gaf Margaretha aan den Gelderschen kanselier Nicolai kennis van de benoeming van Brimeu en verzocht hem te Brussel te komen ten einde den nieuwen stadhouder de noodige inlichtingen te geven.
3) Zie hierover o.a. Rachfahl, Margaretha von Parma, blz. 94 vgg.
4) Apologie, blz. 90.



INLEIDING.
IX
hebben uitgelaten i), en speelde voortaan de rol, die Berlaymont in den tijd van Granvelle vervuld had: hij bracht aan de Regeering over hetgeen hij van de grooten te weten kwam 2).
Van dit oogenblik af is zijne houding in bijna alles het tegendeel van vroeger. Gachard (Corr. de Guill. le Taciturne II, blz. 455) zegt: „II devint 1'un des plus passionnés serviteurs du Roi et 1'un des plus foiigueux adversaires des nouvelles idees religieuses et politiques; il blama le compromis et la requête des Confédérés; aussi était-il détesté du peuple."
Wie de hierachter medegedeelde brieven met aandacht leest, zal bespeuren, dat in deze woorden geene overdrijving schuilt
Dat Margaretha bij de komst van Alva dezen de Nederlanden in eenen toestand van rust kon overdragen, moet zonder eenigen twijfel voor een met onbelangrijk deel worden toegeschreven aan de doortastende maatregelen van Brimeu. Na het vertrek der Regentes bleef hij de lijn, waarlang hï zich sedert 1566 had bewogen, volgen en met den nieuwen landvoogd op goeden voet, al was het ook gedaan met zijnen politieken invloed en al had hij Alva zeer ongaarne zien komen.
Na het sneuvelen van den graaf van Aremberg bij Heihgerlee werd Brimeu belast met de waarneming van diens stadhouderschappen. Op 9 Januari 1572 overleed hij onverwacht te Zwolle 3).
Het bovenstaande acht ik voldoende ter kenschetsing van Brimeu's ambtelijke loopbaan. Mij rest nu nog iets aangaande zijne persoonlijkheid en zijn karakter mede te deelen.
Wij zien, naar ik meen, in hem een echt kind zijns tijds met alle deugden en gebreken der leden van den hoogen adel, over welken Bakhuizen van den Brink in zijn „De adel" een meedoogenloos^naar mijne meening hier en daar wat al te streng vonnis heeft uitgesproken.
Het schijnt, dat hij, althans voor iemand van zijnen rang, niet rijk was. In brief No. 284 noemt hij zich een arm soldaat en in Juli i«6Ó zouden, volgens Pontus Payen (I, blz. 162) de burgers van Antwerpen van hem gezegd hebben: „qu'il estoit pour tout potage ung maigrepoux qui se voloit engraisser k leurs despens"; hetgeen echter niet wegneemt' dat hij herhaaldelijk bij het uitblijven van betaling voor zijne soldaten" niet onbelangrijke bedragen voorschoot.
Behalve dat hem de hooghartigheid van den ióde-eeuwschen grooten heer bezielde, was bij iemand van doortastenden aard, wien het daarbij
1) Het komt mij voor, dat Nuyens (Gescb. I. a, blz. a7) het door hem bij Van der Haer gevondene woord neb ulo nes minder juist heeft vertaald met doorbrengers. Mij komt leeghoofden of windbuilen beter voor
a) Zie Fruin, Verspr. Geschr. I, blz. 373, en Reiffenberg, Corr.'de Marg d Autnche, blz. 14, die ten onrechte den brief op 1564 plaatst.
3) Met behulp van de briefwisseling van bet Hof van Gelderland is deze da* met zekerheid bepaald. Gachard (Corr. de Phil. II, dl. I, blz. 180) noemt 8 Januari en vermeldt een paar vergissingen van andere schrijvers, als 8 Januari 1560 en 8 Januari 1571.



X
INLEIDING.
niet aan veldheerstalent en scherpzinnigheid ontbrak: zoo heeft hij steeds, beter dan de Koning, die hertog Erik van Bronswijk altijd wantrouwde, een open oog gehad voor de diensten, die deze zoude kunnen bewijzen en trots wantrouwen en tegenwerking ook bewezen heeft. Hield hij eenmaal iets voor goed en nuttig, dan liet hij dat niet los, getuigen de vele brieven, waarin hij met eene tegenover de Regentes opvallende vrijmoedigheid zijn standpunt handhaafde, b.v. ten aanzien van het zenden van versterking zijner troepen. Van vrijmoedigheid getuigt in niet geringere mate zijn raad om krachtiger tegen Brederode op te treden ter wederlegging van de loopende geruchten, als zoude zij met hem in geheime verstandhouding staan, waarbij hij kon verwachten, dat dit niet goed zoude worden opgenomen, gelijk ook inderdaad, zij het dan ook niet op den duur, geschiedde. De toewijding aan 'sKonings zaak, door den Gelderschen stadhouder betoond, miste hare uitwerking op Margaretha niet: meer dan eens spreekt zij onomwonden hare waardeering uit (b. y. in brief No. 186) en stort ook wel in hare verlegenheid haar hart voor hem uit (b. v. in brief No. 192). Tegenover deze ondubbelzinnige bewijzen van vertrouwen en genegenheid is het opvallend, dat op eene lijst van namen der Nederlandsche heeren, die gedurende de troebelen trouw aan de Kerk en den Koning waren gebleven, met welke lijst Gaspar de Robles door haar in het voorjaar van 1567 naar Spanje werd gezonden, de namen van Brimeu en den graaf van Aremberg zonder eenige toevoeging voorkwamen, terwijl daarentegen de hertog van Aerschot goed, de beide Berlaymonts, Karei van Mansfeld, Noircarmes en een paar andere heeren zeer goed heetten en de oude Mansfeld met lof overstelpt werd.
Dat Brimeu trots nu en dan voorkomend verschil van gevoelen ook in Gelderland werd gewaardeerd, kan men opmaken uit het protest van den Landdag in het voorjaar van 1571 tegen het plan der Regeering om hem te ontheffen van het stadhouderschap over Gelderland ten einde hem dat over Friesland enz., dat hij sedert den dood van den graaf van Aremberg had waargenomen, op te dragen 1).
Tegenover deze gunstige karaktertrekken staat echter ook eene schaduwzijde. Met den besten wil is het niet mogelijk hem vrij te pleiten van dubbelhartigheid. De heer H. D. J. van Schevichaven heeft in deel IX onzer Bijdragen en Mededeelingen (blz. 91 vgg.) reeds gewezen op eene handeling des Stadhouders uit het jaar 1563, die den toets der eerlijkheid niet kan doorstaan, en ook in latere jaren ontbreekt het daaraan niet. Gelijk ik hierboven reeds aanstipte, heeft hij in het bijzonder na zijne afscheiding van de „ligue" der Nederlandsche heeren meermalen van de nog tusschen hem en zijne voormalige partijgenooten bestaande persoonlijke betrekkingen misbruik gemaakt om van hunne plannen aan de Regeering mededeeling te doen, waarbij zijn dienaar, de beruchte avonturier Andries van Anderlecht, als overbrenger diende. Th. Juste zegt op blz. 13 van zijn „Essai historique sur les projets de partage des Pays-Bas":
1) Zie van Hasselt, Stukken v. d. Vaderl. gesch. II, No. 35—37.



INLEIDING.
XI
„Instigateur et complice d'Anderlecht, le comte de Meghem connrmè insidieusement les révélations de son majordome et demande le secret sur ses dénonciations. Assuré de la discrétion du Roi et de la faveur de la Gouvernante le comte de Meghem continua aussi de jouer le röle honteux de délateur" i).
Ten slotte wensen ik nog de aandacht te Vestigen op eenen brief van Willem van Oranje aan Jacques de Wesenbeke van 22 October 1570, voorkomende op blz. 93 van de in 1896 door J. F. van Someren in de werken van het Historisch Genootschap uitgegevene „Archives ou correspondance inédite de la maison d'Orange-Nassau", van welk schrijven ik hier een gedeelte laat volgen:
„Touchant ce que le sieur de Snoey vous a escript du conté de Meghem, il est ainsi comme vous dictes, qu'il est ung des principaulx, qui en ceste cause nous est dommaigeable et sur tous aultres pourroit empescher toutes bonnes entreprinses. Parquoy je trouveroys trés bon qu'ii en fusse usé ainsi que m'escripvez, et suis bien content, s'yl est aucunement possible, par quelque voye que puisse estre, il soit ainsi effectué; gardant tousjours en cecy comme en toute aultre chose toute la discrétion possible.
Et ne veulx partant a ce mesme propos délaisser k vous dire aultres fois que vous vous donnez tousjours bien garde de ceulx, qui s'addressent de nouveau k vous, k ce que de la part dudyt conté ne vous soyent envoyez quelques espions, auquel faict je le cognois fort adroit."
Hoogst opvallend is het, dat Oranje in dezen tijd de mogelijkheid onderstelt om Brimeu voor zijne plannen te winnen — dit toch meen ik uit de met opzet min of meer duister gestelde bewoordingen te moeten opmaken — opvallend te meer, wanneer men bedenkt, hoe doortastend hij een paar maanden later in het graafschap Berg optrad 2). De laatste woorden getuigen blijkbaar van de ondervinding, die Oranje in 1566 van den Gelderschen stadhouder had opgedaan. Zouden wij hier opnieuw met een bewijs van Brimeu's onbetrouwbaarheid te doen hebben? Hoe het zij, de onderhandelingen — zoo zij al hebben plaats gehad — hebben tot niets geleid.
Het is mij een hoogst aangename plicht hier openlijk mijnen hartelijken
1) In verband hiermede is het eigenaardig te wijzen op eenen in de Berichten van het Historisch Genootschap II, blz. 46, voorkomenden catalogus van Nederlandsche handschriften in de Keizerlijke bibliotheek te St Petersburg, medegedeeld door F. G. B. van Bleeck van Rijzewijk. Daarin komt onder No. 397 voor een paskwil uit het jaar 1567, waarin de schrijver aan verschillende op den voorgrond tredende personen gezegden in den mond legt ter kenschetsing van hun karakter. Zoo laat hij Brimeu zeggen : „Die 't vier van doene heeft, moetet in de asschen soecken", waarvan de zin m. i. is, dat hg, die zgn doel wenscht te bereiken, niet al te kieschkeurig moet zijn ten aanzien van de middelen. Men zie ook de Mémoires de Pontus Payen avec notice et annotations par Alex. Henne, blz. 309, noot 73.
s) Zie Gelre, Bijdr. en Meded. VIII, blz. 133 vgg.



XII
INLEIDING.
dank uit te spreken aan de heeren Cuvelier, Algemeen Rijksarchivaris, te Brussel en aan den heer Juan Montero, adjunct-Rijksarchivaris, te Simancas voor de door hen ten aanzien van het verschaffen van eenige afschriften van brieven uit hunne archieven betoonde bereidwilligheid en voorts aan de heeren Mr. W. E. J. Baron van Balveren en H, D. J. van Schevichaven voor de bij de vertaling der Spaansche brieven door hen verleende hulp.






naar de schilderij van den nederl. schilder antonis mor (antonie van dashorst) (± 1512—± 1577).



BRIEFWISSELING TUSSCHEN MARGARETHA VAN PARMA EN CHARLES DE BRIMEU, GRAAF VAN MEGEN, STADHOUDER VAN GELDERLAND.
1. 1560—Juni 29.
Van Margaretha aan Brimeu. — Voorschriften, hoe hij zich moet houden tegenover graaf Willem van den Berg, die beweert, dat zijne onderdanen niet behoeven bij te dragen tot de aan Z. M. ingewilligde schatting.
Mon cousin, Le conté de le Berghe 1), ayant jusques ores prétendu de voulloir exempter les subjectz de sadicte terre de la contribution des deniers, que passé ung an ou deux les Estatz du pays de Gheldres ont accordé au Roy, mon seigneur, at naguères faict monstrer icy les privilèges et aultres enseignemens, qu'il prétend servir a la justification de la susdicte exemption,' sur laquelle vous entendez assez, comme mal se peult ordonner ou 1'ung ou 1'aultre, sans que premiers Pon ait aussy la-dessus oy les officiers de Sa Majesté, ce que, pour le poix et conséquerice de 1'afFaire et afin qu'il y eust de 1'aucthorité, m'at semblé bien que se feit en vostre présence audict Gheldres; vous requérant partant que a. vostre arrivée celle part, ayant sur ce communicqué avec les Chancellier et gens du Conseil de Sa Majesté illecq, vous regardez de préfiger audict conté certain jour, qu'adviserez, pour comparoir en personne ou par ses députez pardevant vous et lesdicts du Conseil avec les enseignemens, sur lesquelz il entend fonder ladicte exemption, pour estre oyz contre le momboir de Sadicte Majesté audict Gheldres en ce qu'il pourra dire et alléguer pour la conservatión du droict dTcelle, et après que aurez oy les prétensions, allégations et exhibitions d'ung coustel et d'aultre, vous regardez s'il y auroit moyen de par le consentement des parties et sans grand préjudice du droict de Sadicte Majesté s'accorder de quelque expédient en eest affaire soubz mon bon plaisir; dont m'advertizez. Et si tant est que non, ne pouvant la chose demeurer ainsy, il convient qu'elle se vuyde et termine par voye de droict, lequel seray content que soit au choix dudict conté de le prendre ou
1) Willem IV, graaf van den Berg, die later stadhouder van Gelderland werd.
I



2
BRIEFWISSELING TUSSCHEN MARGARETHA
pardevant vous et lesdicts du Conseil en Gheldres, ceulx du Grand Conseil ou bien aultre Conseil de Sa Majesté, que bon luy semblera; ce que, défaillant la voye amyable, luy mectrez en avant, afin qu'il se déclaire la-dessus et que une fois puist estre esclaircy ce que doibt estre du prétendu dudict conté quant a. ceste exemption. Et pendant que ces choses passeront, je suys esté contente que ses subjectz durant le temps de trois mois prochains ne fussent exécutez ny travaillez pour occasion desdicts deniers accordez, dont j'ay adverti le recepveur général de Gheldres pour se rigler selon ce, et luy ordonné de se munir de ce qu'il pensera pouvoir servir a. la conservation du droict de Sa Majesté, pour en informer ledict momboir et joinctement s'employer a défendre ledict droict. Et auray a. plaisir que m'advertissez par après de ce qu'aurez faict et sera succédé en cecy. A tant etc.
De Bruxelles le XXIXme jour de Juing 1560.
Vostre bonne cousine.
Au conté de Meghem.
Correspondance de Gueldre et Zutphen II, f. 15a.
2. 1560 — Juli 17.
Van Margaretha aan Brimeu. — Over het geschil tusschen de erfgenamen van Marten van Rossem over diens nalatenschap, in het bijzonder over hunne bezwaren tegen het hun in April 1.1. te Brussel gegevene reces.
Margarita van Godts genaeden etc.
Waelgeborner, lieve neve, Alzoe zedert doodtlycken afganck Martens van Rossem 1) syne erffgenaemen 2) sich der succession syner naegelaetener guederen halven getwist und soe wiit in twespalt verloopen hebben, dat die bannerherren, ritterschap und stede des furstendombs Gelre ten lesten sich der zaecke aengemetet und ons durch oeren verordenten derhalven angelanght hebben, als ghy uuyt inverwaerter affschrifft tho vernemen, op wellick verlangen und versoeck der voors. verordenten wy den vierden dach Aprilis lestverleden zekere affscheyt gegeven hebben 3), als ghy uyt desselven copie, hierby gevueght, wael sult verstaen; hebben Johan van Rossem, heer tho Puderoyen, und die van Isendoren met oeren consorten sich zedert des voirs.
1) Hij was overleden in 1555.
2) Deze waren ter eene zijde: Johan van Rossem, heer van Pouderoyen, Adriaen van Isendorn, domheer te Utrecht, Henrick van Isendorn, heer van Stockum, Lathum enz., Arnt van Boenenborch gen. van Honsteyn, heer van Ubbergen, Anthonis van Amstel van Mynden heer van Cronenborch nom. ux., Herman van de Poll, ambtman van Maas en Waal, nom. ux., en Digna van Isendorn, en ter andere zijde: de weduwe van Willem van Gendt en de weduwe van Diederick van Plettenborch.
3) Zie hierover Zijp, De strijd tusschen de Staten van Gelderland en het Hof, blz. 141.



VAN PARMA EN CHARLES DE BRIMEU.
3
affscheidts bezweert und onderstaen durch redenen, in oere deshalven overgegevene supplication ons to bewegen und eyntelyck to bidden, dat wy den voirs. affscheidt sollen cassieren und tho nyet doen. TweUÏck nae daerop gepleeghten bedencken und raedt nyet dientlick bevonden, sonder voelmeer dat derzelver reces in allen puncten stat grypen und in syner weerden blyven sol; wellicken achtervolgende und gemerckt dese zaecke beter onses erachtens in der guetlickheyt nedergelacht were in aensehongh der gestaltenisse der partyen, wesende van adell ende bloedtverwanten, dan dat wyders daerinne met recht voirtgevaeren worde, soe gelanget van wegen des Conincx, onsers genedigen herren, onse ernste meynong aen u, dat ghy ter eerster gelegenheyt, tot u genomen eenigen van den Raede Syner Majesteyts aldaer und eenigen van den Lantschap, soe u guetduncken sal, den voirs. erfgenamen ende strydige partyen vc4r u bescheyt und denselven onderstaet oerer gebreken halven tho verhoeren und vruntlick tho entscheyden und verdraegen, woe dointlick; und indem sulcx ontstonde, u informiert und erkundiget, wellicher gestalt die nyeuwe constitutie ende representatie i) by de Lantschap int allereerst versocht; oick woe diezelve zedert by eenen yederen verstanden und gebruickt is geweest, allet nae wyderen inhalt gemeltes onses reces des voirs. vierden Aprilis; ons overschryvende allen uwen handel met uwe guedtduncken, umb, sullicx alle gesien und verstanden, wyders desenthalven tho verordenen als behoeren zal
Wyders hebben die voirs. Jehan van Rossem und die van Is endoren ons oick clachtelyck aen gegeven, woe sy durch den gerichten met nyeuwen ordellen und sunst daegelycx bezweert worden; oick dat die caution oder burgtocht, in onsen voirs. reces van den vierden Aprilis geruert, nyet genuchsaemelyck, sonder met ongeboerlycken conditiën clausuliert, gestalt 'und angenomen wordt; und ten dorden dat die van Zulichum tegens den van Isendoren proces van injurie aengeheven hebben uyt oirzaecke dat yetzgemelter van Isendoren moeder in zekere oere supplicatie, tot verdedigongh oers rechts overgegeven, sich sol hebben vernhemen laeten, dat die van Zulichum oer durch zeker ordel boven lantrecht bezwaert hadden.
Und nhaedem dese bezwernissen in Raede verstaen und overlacht siin und anvenckelyck voir ongeboerlyck aengesien is geweest, dat in dese zaecke met recht voirtgevaeren sol wordden, tewyle men durch onsen bevel in arbeyt were des fruntlicken verhoers und handelongh, soe is onse meynonge, dat ghy by den partyen soevoel verschaffet, dat zy met allen proceduren
i) Hiermede wordt bedoeld de representatie in successionibus, in 1540 door hertog Willem ingevoerd en door Karei V bij plakkaat van 17 April 1545 bekrachtigd. Eene der bepalingen was, „dat bruders- ende susterskynderen in den versterffenissen ende achtergelaten goeden hoerer vaders und moeders bruder ende suster sullen succederen ende erven in stadt van oeren olderen ende mit oeren oemen ende moeyen tot gelycke deylingh gaen, geliick off hoere vaders off moeders, soo sy noch in den leven waeren, gedaen souden hebben (van Loon, Groot Gelders Placaet-boeck I, kol. 4),



4
BRIEFWISSELING TUSSCHEN MARGARETHA
stil staen bis ter tiit die voirs. fruntliche handelong volvuert zal ziin. Ende indem dieselve entstonde, soedat van noode sol siin met die information vermogens den voirs. reces voirt to vaeren, diewyle die costen, moyenisse und arbeyt, soe der voirs. information halven angelacht sollen werden, to vergheefs sollen geschien, soe verre die gerichten midler wyle sollen willen in dese zaecke voirts procederen, soe sult ghy den gerichten und partyen daerin berichten, dat sy sich gelyckelyck dulden und uwe handelonge und der wydere ordinancie, die wy daerop zullen doen, uuytwachten; und dat ghy met toedoen derghene van den Lantschap, die ghy tot u sult nhemen, de zaecke daerhin handelet und befordert, dat dem alzoe naegekommen worde und dat die zaecke in gheinen verneren verloip en komme.
Soevoel aver der voirs. caution aentreft, dat ghy den gerichtsluyden ermanet und daertoe haldet, dat sy insihens hebben und draegen, dat die caution und borchtocht genoichsaemelyck und woe nhae des voirs. furstendombs herkommen und gewoente geboert, dermaten gestalt worde, dat die winnende partye sich aen dezelve borchtocht genoichsaemelyck verhalen moghe.
Und ten lesten, indem sich bevindt, dat die action iniuriarum der van Zulichum uyt angetogene oirsaecke tegen den van Isendoren voirgenomen, dat ghy den voirs. van Zulichum daerhin berichten laetet, dat in ansehong des geringen fondaments oder grundts oerer action voirs. sy dezelve vallen laeten, desfals nyet wyders en procederen und gemelten van Isendoren derselve hal ven ongefordert, onbezweert und ongemolesteert laeten und dat ghy in handelongh alles desghene voirs. is, allen moegelicken ernst, vliet und dexteriteyt voirnhemet und gebruycket, als ghy nhae gelegentheyt der zaecke ende naeture des landts bevinden sult te behoeren und to eygen.
Geschreven to Bruessell den XVIIden dach Julii XVCLX.
Au conté de Meghem.
Als boven II, f. 165.
3. 1560 — Juli 19.
Van BRrMEU aan Margaretha. — Antwoord op No. t, Mededeeling yaa zijne besprekingen met het Hof over de zaak met den graaf van den Berg. Deze is tegen 31 Augustus vóór het Hof bescheiden.
Madame, En obtempérant au contenu des lettres de V. A. en date du XXIXme de Juing dernier touchant la prétendue exemption du conté van den Berghe et 1) la contribution des deniers de 1'ayde accordé a. Sa Majesté en 1'an XV°LVIII par les Estatz de ce pais de Geldres, estant arrivé icy ay communicqué eest affaire aux Chancellier et gens du Conseil de Sa Majesté en Sondict pays de Geldres, et après plusieurs commu-
1) Waarschijnlijk verschrijving voor ès. Vgl. den brief van 19 Augustus.



van parma en charles de brimeu.
5
mcduons sur ce tenues et avoir bien pesé 1'attaire, n'avons sce.o, trouver nul expédient pour s'appóincter avec ledict conté sans préjudice de Sa Majesté pour plusieurs raisons, dont V. A. porat avoir ^ particularité, quant il luy plairat; synon ung, que monsr. le Président at mis en avant a monsr. le chancellier de Geldres, qui est que, comme ledict conté at une pension de Sa Majesté, dont en long temps il n'at esté payé, que 1'on luy octroyast de se payer soy mesme des derniers deniers de ladicte ayde, et luy faire payer le surplus ès mains du recepveur général de Sadicte Majesté icy. Toutesfois d'aucuns disent que ledict conté n'at accepté ladicte pension de Sa Majesté. S'il estoit ainsy, ce moyen seroit frustré. II plairat a V. A. me vouloir mander sy elle veult qu'on mecte ce moyen en avant; ou sy par dela on en treuve quelque aultre plus expédient, V. A. m'en porat adviser et commander ce qu'il luy plait que j'en face.
Nous ayons assigné jour audict conté pour comparoir pardevant lesdicts du Conseil et moy en personne ou par ses députez en ce lieu le dernier du mois d'Aoust prochain, que n'avons peu préfixer plus brief a. cause des vacances estans en cedict Conseil. De quoy n'ay voulu faillir d'advertir V. A. suyvant qu'elle (sic) luy at pleu me commander par ses lettres.
Madame, En me recommandant etc.
D'Arnhem ce XIXme de Juillet 1560.
De V. A. trés humble et obéisant serviteur
Charles de Brimeu 1).
A Madame.
Als boven II, f. 167.
4- 1560 - Juli 22.
Van Brimeu aan Margaretha. — Hij zal na zijne terugkomst uit Zutphen met die van Nymegen de muntzaak behandelen.
Madame, Estant prest pour monter a. cheval vers Zutphen j'ay receu les lettres 2) de V. A. pour traicter avecq ceulx de Niemeghe touchant les monnoyes; ce que ne fauldray de faire incontinent après mon retour, qui serat après-demain. Et ce pendant je manderay icy lesdicts de Niemeghe pour entendre ce qu'ilz vouldront dire, et par après adviseray V. A. du succes.
Madame, Me recommandant etc.
D'Arnhem ce XXIIme de Juillet 1560.
A Madame.
Als boven II, f. 169.
1) Daar het slot der brieven zoowel van als aan den Stadhouder steeds gelijk is zal dit voortaan worden weggelaten.
2) Deze is niet aanwezig, zoodat het niet blijkt, welke muntaangelegenheid wordt bedoeld.



6
5. i5 6° — Augustus 19.
Van Margaretha aan Brimeu. — Antwoord op No. 3. Men zal, alvorens te kunnen oordeelen, de privilegiën moeten zien, waarop de graaf van den Berg zich beroept. Mislukken de pogingen om de zaak in der minne af te doen, dan blijft alleen de weg van het recht over en moet aan den graaf de keus van een der Hoven van Z. M. worden gelaten.
Mon cousin, J'ay ces jours passez receu vostre lettre du XIXme de Juillet dernier, par laquelle m'escripvez avoir communicqué avecq les Chancellier et ceulx du Conseil du Roy, mon seigneur, en Gheldres le contenu de mes précédentes du XXIXme de Juing touchant l'exemption que prétend le conté de le Berghe ès aydes dudict pays de Gheldres, et que, après avoir pesé le tout, ne trouvez expédient pour appoincter avecques luy en eest endroict sans préjudice de Sa Majesté, fors celluy déclaré par le Président du Privé Conseil au Chancellier de Ghelres, estant dernièrement icy, mentionné par vostredicte lettre, désirant scavoir si le debvez mectre en avant, ou estre adverty de quelque aultre, si tant est que 1'on en trouve par deca.
Pour a quoy vous respondre, vous avez désia par mes précédentes veu que vous disoye que mal 1'on scauroit icy que dire en eest affaire, sans premiers avoir veu les privilèges, sur lesquelz ledict conté prétend se fonder, et oy et entendu ce que le momboir y vouldra dire allencontre. Et considéré que, avant que cela soit faict, ne vous est moings dimcil adviser sur quelque expédient pour appoincter ledict affaire, si ne suys je hors d'espoir que, après qu'aurez veu comment les prévilèges dudict conté sonnent — si tant est qu'il en a — et oy les allégations des parties, la matière mesmes vous pourra peult-estre suggérer quelque fbrme d'expédient. Car comme en plusieurs pays de par deca il y a quelques ungs plus prévilégiez que les aultres et que les aydes en soy sont aussy de diverses natures, les unes ordinaires par impositions d'anchiennes coustumes deues aux princes par ceulx, qui nten sont exempts, et les aultres estans pour la deffence du pays, ausquelles tous doibvent estre subjectz, ou aultrement accordées par les Estatz en général, ainsy se pourroit il trouver que ledict conté fust exempt par ses prévilèges en aulcuns cas et néantmoings tenu de contribuer ès aydes accordez comme la dernière, oü il a mesmes esté présent ou ses députez, ou en quelques aultres aydes, de sorte que de ceste distinction ou d'aultre disposition, en laquelle se pourra trouver eest affaire, se pourra offrir ouverture de quelque expédient. Et en cas que ledict conté ne euist aulcuns prévilèges pour y asseoir souffisant fondament de son prétendu ou bien que ne trouvissiez la matière disposée a. en sortir par aultre expédient, je ne trouveroye celluy, que ledict Président a déclaré au susdict Chancellier endroict la pension dudict conté, comme m'escripvez, estrange, ains bien propre pour par bon moyen et doulceur attirer ledict conté a la contribution et ne voy sinon que en cas comme dessus devez le mectre en avant et regarder de le practicquer sans faire doubte de 1'acceptation de la pension, puysque, ayant ledict conté



VAN PARMA EN CHARLES DE BRIMEU.
7
tousjours retenu les lettres patentes rière i) soy, a par aulcuns des siens plus qu'une foys faict requérir le payement; et certes la oü tout expédient et moyen pour sortir de cecy par voye amiable défauldra, il n'y reste que celle du droict et justice, pour par icelle une foys esclarcir que ce doibt estre de ce prétendu, ne povant tousjours demeurer ainsy en eest estat, pour Pouverture que ce seroit non seullement exemple préjudiciable au droict de Sadicte Majesté, mais aussy tendant a. diminution de 1'auctorité et obéissance, que luy est deue par ses loyaulx subjectz et vassaulx, en debvoir duquel se mectant ledict conté (comme je me confye il fera) il ne s<;aura par raison refuser prendre ladicte justice pardevant quelque ung des Consaulx de Sa Majesté, que suys contente il choisisse. Ce que a. 1'extrème luy mectrez en avant, selon que vous escripvis précédentement, pour, sa responce la-dessus entendue, estre en oultre faict en ceste affaire, comme sera trouvé convenir et appertenir.
De Bruxelles le XIXme jour d'Aougst 1560.
Au conté de Meghem.
Als boven II, f. 171.
6. 1560 — Augustus 29.
Van Brimeu aan Margaretha. — Mededeeling van het voornemen der Geldersche hoofdsteden om haar vergunning te vragen tot het houden van eenen landdag, hetgeen hij op eigen gezag niet heeft durven toestaan.
Madame, Les quatres chiefz-villes de ce pays ont envoyé leurs députez vers moy, me requérant de assembier les Estatz pour les raisons, que V. A. verat par une requeste, qu'ilz vous présenteront 2); ce que ne leur ay voulu accorder sans ordonnance de Vostrediete Altèse. Sur quoy ilz m'ont demandé d'avoir une lettre addressante k Icelle, par oü leur ay donné cestes, par laquelle je supplie trés humblement V. A. me commander sur ce son bon plaisir.
D'Arnhem ce XXIXme d'Aoust 1560.
A Madame.
Als boven II, f. 175.
7. 1560 — September 10.
Van Margaretha aan Brimeu. — Antwoord op No. 6. Zij wenscht, alvorens te beslissen, het gevoelen van den Stadhouder en het Hof te vernemen aangaande het uitschrijven van eenen landdag.
Mon cousin, J'ay receu vostre lettre du XXIXme du mois d'Aougst, que m'a apporté le secrétaire de la ville de Nymmegen
1) — ar rière.
2) Dit verzoekschrift is met andere stukken betreffende deze zaak afgedrukt bij van Hasselt, Stukken voor de vaderl. historie I, No, 16.



8
BRIEFWISSELING TUSSCHEN MARGARETHA
ensemble une aultre de la part des quatre chiefz-villes de Gheldres, par laquelle et selon que j'ay veu . par la copie de ce qu'ilz ont escript a. ceulx du Conseil illecq, ilz demandent la convocation généralle des Estatz dudict pays tant pour vostre réception au gouvernement que pour estre faict rapport ausditz Estatz de la responce, que fust icy donnée a. leurs députez en Mars dernier i); sur quoy et mesmes sur ladicte convocation désirant bien entendre vostre advis devant que y ordonner, sera bien que me le rescripvez, et le pourrez tant myeulx araisonner, si premiers communicquez eest affaire avec lesdicts du Conseil.
De Bruxelles le Xme jour de Septembre 1560.
Als boven II, f. 177.
8. 1560 — September 12.
Van Margaretha aan Brimeu. — Zij draagt hem op onderzoek, te doen naar gevallen van ketterij te Roermond en te Erkelenz, waarvan de archidiaken Poictiers haar heeft verwittigd.
Mon cousin, L'archidiacre Poictiers, ayant esté ichy, m'a remonstré avoir esté par quelques lieux de son archidiaconat et y trouvé plusieurs faultes au faict de la relligion, mesmes en la ville de Ruremonde 2), selon que verrez par 1'escript cy-joinct, et qu'en la ville de Ercklens les choses n'y vont aussy bien. Or
m'ayant le Roy, mon seigneur, enchargé comme il a faict,
la conservation et avanchement de nostre saincte foy catholicque, comme aussy il a faict a tous ses gouverneurs, ministres et officiers de par deca, je n'ay sceu délaisser (y accédant aussy mon deu particulier) de vous advertir de cecy, affin que, le communicquant avecq les Chancellier et ceulx du Conseil en Gheldres, regardez après d'y pourveoir selon que trouverez convenir et scavez estre 1'intention de Sa Majesté, laquelle le tiendra a service et moy a plaisir trés agréable.
De Bruxelles le Xllme jour de Septembre 1560.
Au conté de Meghem.
Als boven II, f. 178.
9. 1560 — September 28.
Van Margaretha aan Brimeu. — Mededeeling, dat zij den graaf van den Berg zes weken uitstel heeft verleend voor het overleggen van de stukken, waarmede hij den vrijdom van schatting zijner onderdanen meent te kunnen bewijzen.
Mon cousin, Le conté de le Berghe m'a faict remonstrer que pour certains ses affaires, èsquelz il a esté occupé dors que vous escripvis, qu'avoye esté contente que ceulx de ses terres ne
1) Zie hierover Zijp a. w., blz. 142 vgg.
2) Zie hierover Publications d. 1. Soc. hist. et arch. d. 1. duché du Limbourg XLI, blz. 336—340.



VAN PARMA EN CHARLES DE BRIMEU.
9
fussent exécutez pour les aydes de Gheldres pour trois mois, il n'a eu la commodité de faire besoigner au recouvrement des pièces servantes pour la vérification de 1'exemption qu'il prétend èsdictes aydes, et m'a faict requérir de voulloir prolonguer ladicte surcéance pour quelque temps; ce que pour aulcunes bonnes considérations je ne luy ay voullu refuser, ayant esté contente de la prolonguer 1'espace de six sepmaines prochaines. Dont je vous ay bien voullu advertir, afin que donniez ordre que, durant ledict temps de six sepmaines, ny le recepveur général de Gheldres ny aultres travaillent ou ne lestent par exécution ou aultrement les subjectz des terres dudict conté pour lesdictes aydes.
De Bruxelles le XXVIIIme jour de Septembre 1560.
Au conté de Meghem.
Als boven II, f. 180.
10. 1560 — October 6.
Van Brimeu aan Margaretha. — Over het proces tusschen de erfgenamen van Marten van Rossem en over het uitschrijven van eenen landdag. Hij raadt haar zich tegen het laatste niet te verzetten, daar er geen gevaar aan is verbonden.
Madame, J'ay par la lettre particuliere, que V. A. m'at escript 1) veu les considérations, qu'icelle at eu a. ne vouloir faire ordonner aux juges subalternes de supperceoir 2) les procédures de ceulx de Plectembourg contre ceulx de Rossem pour les raisons y mentionnées, lesquelles sont fort bonnes. Toutesfois sy V. A. 1'eüt bien expressément ordonné, je pense que on les eust bien faict obéir. Néantmoins il semble k ceulx du Conseil, comme aussy faict il k moy (a. correction de V. A.), qu'il vault mieulx ainsy pour beaucoup de raisons, comme V. A. verrast plus amplement par ungne miene aultre de ceste mesme date, en laquelle escrips a. icelle 1'advis de ceulx dudict Conseil, tant en ce que dessus comme sur 1'assemblée des Estats 3), laquelle, encore que au commencement ilz allèguent beaucoup de choses au contraires, k mon ad vis ne se doibt refuser, tant pour la conclusion, que ceulx dudict Conseil prendent en ma lettre, que — oultre ce que on donnerat a entendre a ceulx du pays, que on at deffiance d'eulx — encore semblerat il que le Roy les crainde ou qu'il les veuille traicter de manière qu'ilz ne se puissent assembier pour donner k entendre leurs griefz. Et aussy il ne fault comparer ce temps avec celluy du duc de Gheldres, car il les tirannisoit aultant que prince ést jamais ses subgectz, et au contraire jamais subgectz ne furent mieulx traictiés que le Roy ne les traicte, comme eulx mesmes le confessent, de sorte que me semblant (?) que ce poroit estre le desservice de Sa Majesté a ne les point assembier et que en les assemblant il n'y peult avoir nul
1) Deze is niet aanwezig. 3) Zie No. 7.
2) = surseoir.



IO
BRIEFWISSELING TUSSCHEN MARGARETHA
inconvénient. Si non, s'ilz ont quelques plainctes, il les fauldrat oyr; aussy bien fauldrat il que cela se face ungne fois i). Je n'ay peu lesser en adviser V.A., pour après 1'obeyr en ce que luy plairat me commander, et cela et en toute aultre chose.
D'Arnhem ce VIme d'Octobre 1560.
A Madame.
Als boven II, f. 185.
11. 1560 — October 7.
Van Brimeu aan Margaretha. — Antwoord op No. 7. Hij zet uiteen, waarom hij en het Hof zijn voor het uitschrijven van eenen landdag te Arnhem (niet te Nymegen, zooals de hoofdsteden wenschten) en geeft als zijn gevoelen en dat van het Hof te kennen, dat het aanbeveling verdient die van Gent en Plettenborch te bewegen in afwachting van den landdag het rechtsgeding over de nalatenschap van Marten van Rossem te doen stilstaan.
Madame, Ayant receu lettres de V. A. datées du Xme de Septembre passé touchant ce que les quatre chieff-villes de ces ducé de Geldres et conté de Zutphen demandent la convocation des Estatz en la ville de Nymmegen etc, tant pour ma réception en gouvernement que pour estre fait rapport ausdicts Estatz de la responce, qu'a esté par V. A. en Mars dernier donné a. leurs députez, ay icelles (selon le bon plaisir de V. A.) communicquées aux Chancellier et ceulx du Conseil ichy, comme aussy ay faict les lettres desdictes chieffz-villes (tant a V. A. qu'a ceulx du Conseil escriptes), lesquelles je renvoye joinctes a cestes.
Et pour advertir V. A. de 1'advis de ceulx du Conseil, encoires qu'ilz ne feussent estez d'opinion qu'on accordast ausdicts requérans leur demande, veu que lesdicts requérans disent (entre aultres) estre tousjours accoustumé de convocquer les Estatz, quand ung nouveau gouverneur arrivé — ce que toutesfoys (comme ceulx du Conseil disent) n'est ainsy — et oires qu'il feust ainsy, ne pourroit aulcunement constraindre a. J.e faire; et secondement que iceulx du Conseil n'ayent oncques estez d'advis de facillement ou sans grande et urgente occasion faire assigner quelque journée des Estatz, et ce non seullement a raison d'éviter les grands despens, que fault que les meismes Estatz facent, mais principalement pour ce qu'on ait plusieurs foys considéré et trouvé fruictz ou commoditez petitz, mais au contraire bien grands inconvéniens issus de telles journées, a 1'occasion de quoy le duc Charles (tant qu'il luy estoit possible) les évitoit;
Et quant au poinct d'oyr le rapport des députez etc, qu'il ne leur samble que icelluy poinct soit sy évident, qu'il soit pour icelluy requis de faire assambler les Estatz, car la response de V. A. (estant donnée ausdictz députez par escript) est quasi vulgaire et k tout le monde cogneue, et quand ce ne feust, 1'on la pourroit par copies aux demandeurs communicquer. Et aussy,
1) Zie No, 11.



VAN PARMA EN CHARLES DE BRIMEU.
11
encoires que leur samble que 1'on pourroit faire reffuz de ladicte demande, pour ce que les requérans ne sont que une partye d'ung membre des trois membres ou Estatz de cesdicts pays de Geldre et Zutphen, a, scavoir les chieffz-villes, sans ce qu'on sache si les barons, ceulx de la noblesse et petites villes en sachent a parler, toutesfois, Madame, en considération qu'ilz demandent si a. certes et affectueusement et que (en cas de reffuz) ilz pourriont concepvoir quelque pensée que 1'on (au nom de Sa Majesté) se deffiast d'eulx, et pardessus cela (comme il soit quasi notoire a tout le pays que V. A. ait ichy. escript pour advis) ilz pourriont non seullement penser, mais aussy vulgairement dire que lesdicts Chancellier et Conseil (craindantz qu'on pourroit en la journée proposer aulcuns grieffz, doléances ou choses concernans et contre leurs actes et ordonnances par cy-devant données et faictes, lesquelles ilz ne scauriont ou pourriont deffendre etc.) 1'eussent desconseillé et renversé; sont a. ladicte occasion tout au contraire lesdicts Chancellier et Conseil se meuz i) non seullement a, adviser, mais aussy k requérir que 1'on leur accordast leur opinion. Car (comme ilz disent) ilz meismes ont (comme 1'on pourroit encoires facillement par actes et verbaulx trouver) en aulcunes journées demandé que, s'il y eust quelqung, quy eusist quelque chose a dire sur eulx, qu'il le feist; sur quoy n'est suy vie aulcune chose, au moings telle qu'elle n'ait esté facillement résolue; de sorte qu'ilz voulsissent bien que le tout vint une foys au devant et en lumière. Et je seroye aussy (nonobstant les raisons cy-dessus dictes) bien d'advis qu'on ne leur feist reffuz, ains accordast leur demande, non toutesfois laissant assigner la journée en la ville de Nymmegen, car (sans que cela ne cousteroit peu a. Sa Majesté) me samble (soubz correction) que moy (au nom de Sa Majesté) ne les ay k suyvre a leur appétit, mais qu'il soit bien raison qu'ilz suyvent leur gouverneur au l(i)eu de sa résidence, qu'est en ceste ville.
Madame, Depuys la conclusion prinse et responce formée sur le susdict poinct quant k 1'assamblée des Estatz, ay receu une aultre lettre de V. A. en date du dernier de Septembre 2) touchant le différent entre les héritiers de feu Martin van Rossum, laquelle ayant parleue et aussy communicquée k ceulx du Conseil susdict, y treuve trois poinctz, a scavoir la responce de V. A., quant a, 1'information a. prendre sur la constitution, comment et aux despens de quy 1'on la doibt faire etc, aussy que (en cas de la congrégation des Estatz) je tentasse encoires une foys 1'accordt etc; le second poinct, touchant la surcéance des procédures, et le troixiesme, concernant les exécutions des choses jugées etc. Et pour sur iceulx respondre feray (quant au premier) en cas que selon mon advis cy-dessus donné les Estatz s'assamblent, et en tout événement mon debvoir d'ensuyvir 1'ordonnance de V. A.; mais quant au second poinct, par lequel V. A. escript que seroit bien que je regardasse de par toutes voyes et per-
1) = mus (van mouvoir). 3) Deze is niet aanwezig.



12
BRIEFWISSELING TUSSCHEN MARGARETHA
suasions convenables induyre tant la partye que les juges subalternes a venir condescendre en ladicte surcéance de procédures etc, je treuve, pour ce que j'entendz par ceulx du Conseil et principallement par les coustumiers i) ichy, que d'induyre les juges subalternes ne sera bien, voire point possible, car ilz diront qu'ilz sont par leur sermentz tenuz d'administrer droit et justice a. toutes partyes les demandans, et en cas que (a. 1'instance des partyes) ne le feissent ou qu'ilz le refusassent, ceulx de Gendt et Plettenborch pourroient faire suspendre ou surceoir les justices, ce qu'ilz appellent ichy, „dat sy id gericht sollen moegen opdingen" 2), de sorte que par ainsy a 1'occasion d'une partye particulière ung préjudice exorbitant se causeroit aux subgectz et aultres partyes ayans a faire a. la justice. Et comme aussy samble que ceulx de Gendt et Plettenborch ne seront a induyre a. désister, je seroye (soubz correction) d'advis (comme sont aussy ceulx du Conseil) qu'il n'y auroit que bien qu'il pleust a V. A. faire escripre tant aux veffve et héritiers de Walleran van Gendt que ceulx de Diederick van Plettenborch susdicts que (sans aulcun préjudice de leur droict) ilz laissassent toutes procédures en surcéance et estat jusques a tant que 1'on eust encoires en la journée des pays une aultre foys tenté de les accorder avecq leurs adversaires ou, en cas que non, que les informations feussent prinses en 1'affaire disposé et ordonné (desquelles journée des pays et informations et qu'on seroit d'intention de les bientost tenir et faire, V. A. les pourroit adviser); leur advertissant aussy que, en cas qu'ilz n'y voulsissent condescendre, V. A. se tiendroit a son interprétation tout au devant faicte par ses lettres a ceulx du Conseil ichy en date du XXVIIIme de Septembre XVCLIX dernier 3) et qu'elle feroit la meisme interprétation mectre a exécution commil appertiendroit.
Et quant au troixiesme poinct, touchant les exécutions des sentences ja. données soubz caution etc, comme les partyes ont désia. commenché a. se rigler selon le recès ou responce par V. A. le ILTIme d'Apvril donné aux députez des Estatz, n'y chet (a mon advis) ichy aultre responce, car aussy bien je ne voye aulcun moyen d'induyre ceulx de Gendt et Plettenborch a. désister, et aussy ne me samble que seroit raison de les vouloir a ce constraindre, considéré que ce seroit contre la meisme ordonnance de V. A.
D'Arnhem ce VLTme d'Octobre XVCLX.
A Madame.
Als boven II, f. 187.
1) d. z. zij, die van de rechten des lands kennis hebben.
2) Zie Bijdr. en Meded. XVI, blz. 55.
3) Deze interpretatie kwam hierop neêr, „dat durch die constitution dem geschreven rechten niet afgebroken en sol werden, maer ter contrarie, derogerende der gewoente, den Geldersschen ondersaeten dem gemeynen recht gemess te ... und brengen, sonder durch opgerurte constitution eenige succession te verordenen oder insetten in ennigen graed und tuschen persoenen, tuschen wellicken noch van rechts wegen noch durch gewoente slandts van Ghelre succession te voren gheen plaetse en hadden".



VAN PARMA EN CHARLES DE BRIMEU.
13
12. 1560 — October 18.
Van Margaretha aan Brimeu. — Antwoord op No. 10 en 11. Machtiging tot het uitschrijven van den landdag. Zij zegt hoop te hebben op eene minnelijke schikking van de zaak der nalatenschap van Marten van Rossem en hierover aan de partijen te hebben geschreven.
Mon cousin, J'ay receu voz lettres du VIme et Vllme du présent mois et par icelles veu vostre advis et celluy de ceulx du Conseil en Gheldres sur la convocation des Estatz d'icelluy pays;( aussy entendu ce que y touchez quant au différend entre les héritiers de feu Martin de Rossem. Pour a. quoy vous respondre, il avoit tousjours bien semblé que 1'on ne pouvoit bonnement refuser ladicte convocation, a, laquelle je me suys de tant plus résolue, ayant veu les raisons que (selon voz lettres) ont meu et vous et lesdicts du Conseil d'estre du mesme advis, ensuyvant quoy pourrez faire convocquer lesdicts Estatz, remectant et le jour et le lieu k ce que vous semblera convenir 1).
Au regard de 1'aultre poinct, concernant ledict différend, j'ay bon espoir que par le bon devoir, que ne doubte scaurez bien faire k 1'assemblée des Estatz pour appoincter les parties selon que vous en ay précédenten:ent escript, icelles tomberont d'accord et qu'il ne sera besoing entrer aux travail et despens d'information. Et jsy toutesfois en deffault dudict accordt il faudra venir jusques la, je ne trouve certes convenir, comme aurez entendu par aultres miennes, que ce pendant les parties passent oultre en justice, ains qu'elles se contentent de differer leurs poursuyctes jusques que 1'on voye 1'yssue de eest affaire, soit par la voye amyable ou celle de 1'information ; ayant trouvé bien que leur soit escript a eest effect, comme aussy se faict par les lettres, que ^ sont joinctes a. ceste, afin qu'elles soyent adressées ou il appartient, en la forme que verrez par le doublé cy-joinct; n'ayant pour plusieurs bonnes considérations semblé convenable d'y adjouster la paine, que exprimez par vostredicte lettre, comme aussy tant pour respectz, qu'avez entendu par mesdictes précédentes, que ceulx,, que contiennent voz dernières, il n'a semblé de commander précisément aux juges subalternes la surcéance des procédures. De Bruxelles le XVHIme jour d'Octobre 1560. Au conté de Meghem.
Als boven II, f. 205.
13' 1560 — November 2.
Van Brimeu aan Margaretha. — De prins van Oranje heeft verlenging van het aan den graaf van den Berg, zijnen zwager, verleende uitstel gevraagd tot hunne terugkomst uit Duitschland. Schr. is voor inwilliging van dit verzoek. — De toestand van het Huis te Hattem eischt dringend voorziening. - Daar het vaststaat, dat de bewoordingen van het plakkaat op de representatie aanleiding geven tot geschillen als die tusschen de erfgenamen van Marten van Rossem, geeft hij in overweging die te wijzigen in overleg met de Staten van Gelderland.
Madame, Pour ce que la surcéance de 1'exécution de 1'ayde, que doibvent les subgects du conté van den Berghe a leur part,
l) Zie bijlage I.



14
BRIEFWISSELING TUSSCHEN MARGARETHA
dont il se prétend exempter, cesserast bientost et que monsr. le prince d'Orenge i) m'at requis de la prolongier jusques a. son retour d'Allemaigne, oü ledict conté est allé avecq luy, me disant qu'il en at escript a V. A., je ne 1'ay voulu faire sans 1'ordonnance d'icelle, encores qu'il me semble qu'il seroit mal séant de le faire exécuter en son absence, veu qu'on ne Fat fait en sa présence. Par quoy il plairat a V. A. me commander ce qu'il luy plait que j'en face.
Le drosart de Hattem at esté icy, me donnant k entendre la ruyne de la mayson et que tout tombe par terre et ferat encores, sy bientost n'y est remédié; me priant d'en vouloir escripre a. V. A., affin qu'elle y veuille ordonner quelque réparation. Je 1'ay envoyé visiter et trouvé qu'elle est encores a. pire ordre qu'il ne dit, tellement que a grand paine at il lieu oü se povoir mectre au sec. II plairat k V. A. adviser sy elle y voldrat faire emplier quelque chose, et m'en vouloir advertir.
Au surplus, Madame, pour ce que 1'article de la constitution, qui at faict tant de facherie entre ceulx de Rossem et Pletembourgh, est bien apparant d'en faire encores, sy ce n'est qu'il soit esclaircy, sy V. A. le trouvoit bon, sy on povoit appoinctier lesdictes parties, on poroit regarder, quant les Estats du pays seront assemblez, de le faire et le mectre de manière, en ayant entendu leur intention, que par cy-après il n'y aye plus de dispute.
D'Arnhem ce nme de Novembre 1560.
A Madame.
Als boven II, f. 211.
14. 1560 — November 8.
Van Margaretha aan Brimeu. — Antwoord op No. 13. Zij geeft uitstel tot eene maand na den terugkeer van den graaf van den Berg uit Duitschland. — Men zal overleggen wat er aan het Huis te Hattem te doen is. — Tegen de wijziging van de woorden van het plakkaat op de representatie bestond bij haar geen bezwaar,
Mon cousin, Pour respondre k ce que m'escripvez par vostre lettre du second jour de ce présent mois de Novembre et en premier lieu sur le poinct de la surcéance de 1'exécution de 1'ayde au pays du conté de le Berghe, je suys bien de vostre advis que ce seroit peu séant de procéder a ladicte exécution en son absence tant raisonnable, estant partant contente que ladicte surcéance se prorogue jusques a. ung mois après son retour d'Allemaigne.
Quant a la réparation, que me touchez avoir de besoing la maison de Hattem, 1'on advisera en Finances sur ce que s'y pourra faire.
Et au regard de ce que désirez scavoir, si je trouveroye bon que le faict de la constitution touchant la représentation fust
1) De graaf van den Berg was in 1556 met diens zuster Maria gehuwd. Zie over deze zaak Tadama, Graaf Willem van den Berg en zijne tijdgenooten, blz. 7 vlg.



VAN PARMA EN CHARLES DE BRIMEU.
15
esclaircy avec les Estatz de Gheldres et Zutphen, si tant est que les parties de Rossem et Plettenborch peuvent estre miz d'accord, puysque cecy touche principallement lesdicts Estatz, il ne pourra estre que trés bien que ledict esclaircissement se face k leur contentement, et s'il sera de besoing après que 1'aucthorisation du Roy, mon seigneur, y entreviengne, je tiendray voluntiers la main, afin que pour 1'avenir ilz puissent vivre entre eulx avec plus grande concorde et union, chose dont Sa Majesté recepvra singulier plaisir. Selon quoy, ayant accordé lesdictes parties (comme j'espère bien que ferez), pourrez regarder de mectre en avant ausdicts Estatz a leur prochaine assemblee de s'accorder quant audict esclaircissement.
De Bruxelles le VlIIme jour de Novembre 1560.
Au conté de Meghem.
Als boven II, f. 314.
15. 1560 — November 23.
Van Margaretha aan Brimeu. — Zij gelast hem Johan van Pallandt, heer van Keppel, die zich naar aanleiding van de hem wegens zijne kettersche gevoelens gezondene waarschuwing tot de hoofdsteden heeft gewend, in het oog te houden en de steden te vermanen hem geen gehoor te schenken.
Margarita van Godts genaden etc.
Waelgeboren, lieve neve, Ons is geloeffiyck voirkhommen, wellicher gestalt Johan van Pallant, her tho Keppel, die guetlicke ermanongh — soe ghy uyt bevel, u van wegen des Conincx, unses genedigen herren, hierbevoirens gedaen, hem aengeschre^ ven 1), dat hy die kercke tho Keppel met eenen gueden, catholickschen pastoir versihen und verschaffen sol, dat die missen und andere godtsdiensten ende cerimoniën aldair gedain und observiert und die sacramenten oick geadministriert sollen werdden, woe na alde insettongh und herbrengen der heyliger, christlicher,' catholisscher kercke geboert und gewoentlick is und in allen landen der gehoirsaemheyt Syner Majesteyts geschiet — den vier hoiftsteden des furstendombs Gelre und graefschap Zutphen sol hebben overgescreven und aen denzelven versocht to weten, wat hulpe und bystandt hy, als gerurter landen een litmaetund onderdaen van adel, van oen hadde tho verwachten; twellick een zaecke is gantzlick streckende eerstlyck tot wederwerticheyt der gehoirsaemheyt der heyligher, christlicker, catholischer kercke, volgens tot frevelicheyt und ongehoirsaemheyt siins wertlicken overikheyts und daerbenevens erweckong oproers tegen deselve, twellick ghenesweges en behoert gestadetto wordden. Undwoewaei wy ons gantzlick versihen, dat voirgerurte hoiftsteden (hebbende met den anderen stenden voirgeschrevener lantschap soe tho Ghendt
1) 29 Juli 1560. Deze brief staat bij van Hasselt, Stukken I, No. 15. Zie over deze zaak verder aldaar de brieven No. 17—19, 31, en over zijnen persoon Nijhoff, Bijdr. IX, blz. 73.



i6
BRIEFWISSELING TUSSCHEN MARGARETHA
als volgens daernae verstaen die guede, godtlicke begheerte und meynongh Con. Maj., dat die alde, christlicke, catholicksche relligion und cerimoniën onser moeder der heyliger kercke in Syner Majesteyts landen onderhalden und observiert wordden) hierinne soe wiislick bedacht sullen siin, dat sy sich deser zaecke nyet aennhemen, voel weinigher durch den voirs. Johan van Pallandt, als dergestalt und soe opentlick van der alder, catholischer relligion affgetreden und sich afgesondert hebbende und derhalven sich uytlandich ergheven und erhaldende, sich bewegen laeten sullen; edoch of hy op den aenstaenden lantdach verschreven were ('twellick nochtans om yetzgerurte oirsaecken syner afftredongh, afsunderongh van der heyliger, christücker, catholisscher kercke und erhaldung uyt den lande voirs. wael een bedencken op sich hedde gehadt) und aldair erschene, hebben wy nyet willen laeten u tho ermaenen, dat ghy bestelt, dat een ooghe op hem genomen und gedragen und alle moghelycke vliet voirgewant wordde om tho vernemen den handel, die hy aldaer onder den stenden sol mogen dryven, und daerinne te versihen, soe behoeren sal; und daerbenevens, indem durch den voirs. hoiftsteden oft yemanden anderen van den stenden syner vermaen gedaen wordt, dat ghy oen der meynongh Syner Majesteyts und daerop gedaenen bevels erinnert und om voirgerurte oirsaecken daerhin bericht, dat sy den heren to Keppel ghein gehoer en gheven deser zaecke halven, sonder dieselve van der hant slaen und den herren tho Keppel tho widerkerongh tho der gehoirsaemheyt to voirsten Gods almechtigen und der heyligher kercke voirs. und daernae siins wertlicken overicheyts sonder invuerongh enniger nyeuwerongh hinwysen, daermit ghy van wegen Syner Majesteyts nyet genoedicht en wordet derselver Syner Majesteyts bevel desenthalven to werck to stellen und volvueren. Sullicx hebben wy gunstiger, genediger meynongh u nyet willen verhalden.
Datum Bruessel den XXIIIsten dach Novembris XVCLX.
Dem waelgeboren, unsrem lieven neven, herren Kaerlen van Brimeu, graven tho Meghem etc.
Als boven II, f. 320.
16. 1560 — December 2.
Van Brimeu aan Margaretha. — Aanbeveling van een verzoek van den heer van Anholt, dien hij eenen goeden dienaar des konings en eenen der beste Christenen van dit grensland noemt.
Madame, Le seigneur d'Anholt 1) m'at prié de faire présenter ceste requeste a V. A., et pour estre icelluy fort bon serviteur
x) Diederick van Bronckhorst.



VAN PARMA EN CHARLES DE BRIMEU.
17
au Roy et 1'ung des meilleur Chréstien de ceste frontière, je supplie trés humblement V. A. de vouloir avoir sadicte requeste pour recommandée.
D'Arnhem ce 11 mé de Décembre 1560.
A Madame.
Als boven II, f. 334.
17. 1560 — December 15.
Van Margaretha aan Brimeu. — Antwoord op eenen niet aanwezigen. Over de betaling zijner „bende d'ordonnance", wier soldij men ten gevolge van geldgebrek heeft moeten verminderen.
Mon cousin, Ayant veu entre aultres poinctz contenuz en vostre lettre 1) du VIHme du mois présent celluy en premier lieu faisant mention du faict de vostre compagnie, et m'ayant semblé que n'ayez bien entendu ma précédente en eest endroict, pour la résumption que se faict audict poinct aultre que ne porte madicte lettre et que n'est 1'intention, je n'ay voulu différer vous respondre la-dessus jusques a. ce que 1'on eust résolu sur les aultres poincts, pour éviter qu'il n'y eust tardance quant a. vostre bende, ains vous despescher ceste pour vous répéter comment par madicte précédente, après vous avoir représenté que a cause des grands fraiz, que le Roy, mon seigneur, avoit supporté en la dernière guerre, il n'avoit sceu fournir au payement des bendes et ne le scauroit encoires faire pour 1'avenir sans 1'ayde des Estatz Généraulx de par deca, je venoye avous dire qu'iceulx après longue négociation, qu'on avoit eu avecques eulx, avoyent accordé d'y contribuer, toutesfois selon 1'anchien pied spéciffié en ma précédente, et que le payement seroit commenché a. courrir a. charge des Estatz dois la st. Jehan LIX et qu'ilz avoyent esté contens de fournir promptement huyct mois et a la monstre quattre aultres, faisans le ... faict d'une année, encommenchée dois ledict jour et escheue a. la st. Jehan dernier passée, comme le porte plus au long madicte précédente, par laquelle 1'on vous disoit qu'eussiés a. faire entendre le contenu d'icelle a vostre lieutenant, hommes darmes, archiers et aultres de vostredicte compaignie, non pour entrer avecques eulx en aulcune négociation, dispute ou traicté, comme sonne vostredicte lettre, ains afin qu'ilz sceussent le traictement et gaiges que on leur peult faire et payer, et que, n'y estant moyen de les accroistre, comme aussy 1'on vous signiffioit, se délibérassent, s'ilz vouldroyent servir sur iceulx ou point, et le vous feissent entendre, pour povoir remplir les places de ceulx, qui déclareroyent n'estre résoluz audict traictement, et que, ayant responce la-dessus de vous, comme aussy des aultres chiefz et des lieutenants des bendes vacantes, ausquelz 1'on a escript en conformité, 1'on
1) Deze is niet aanwezig. Zie over de zaak der .bendes d'ordonnance" Gachard, Corr. de Marg. dAutriche avec Philippe II, tome I, No. LXXXI, LXXXII, XCI, XCII, XCIII.
2



i8
BRIEFWISSELING TUSSCHEN MARGARETHA
regarderoit de assigner le jour pour la réception desdicts huict mois, sans laquelle responce absolute il n'y a moyen de faire fournir aux Estatz iceulx mois. Par oü regarderez de, suyvant ce que dessus et ce que va plus amplement _extendu en ma dernière en eest endroict, de au plus tost que faire pourrez entendre la résolution de ceulx de vostredicte compaignie et m'en advertir a. la fin susdicte.
L'on vous disoit davantaige en ladicte lettre que les Estatz avoyent conditionné que les capitaines seroyent tenuz de respondre pour le payement desdicts premiers huict mois et les faire bons a la monstre et en donner lettres de promesse ès mains de celluy, qui seroit commis a. ce, ce que ne se peult changer et semble qu'il n'y a que raison.
Quant a ce que Sa Majesté doibt ausdicts des bendes, l'on en fera compte avecques eulx selon que a esté dict aultrefois, et entend l'on que ce descompte sera a avenant de dix florins pour cheval par mois, et advisera l'on sur le(s) moyens, par lesquelz on pourroit leur en donner appaisement, dont, comme bien scavez, l'on n'a encoires la commodité. Et vous recommandant la dilligente satisfaction du contenu de ce que dessus et que vous a esté escript par la première sur ce faict, je finiray ceste, vous recommandant etc.
De Bruxelles le XVme jour de Décembre 1560.
Au conté de Meghem.
Als boven II, f. 250.
18. 1560 — December 21.
Van Brimeu aan Margaretha. — Bezwaren tegen de in brief No. 17 bedoelde wijze van betaling. Hij verklaart zich evenwel bereid om te gehoorzamen, zoo de Regentes het verlangt.
Madame, Encoires que j'eusse eu 1'argent pour payer les huyct moys mentionez en la lettre de V. A., je n'estois en détermination de disputer avecq mes hommes d'armes ny excéder en nul poinct vostre commandement, mais il me sambloit (commil faict encoires) qu'il feust esté plus conseillable (principallement pour moy, que mes hommes d'armes sont la pluspart nonsubgectz au Roy) de ne leur proposer cecy sinon 1'argent a la main, 1'ung pour ne semer ce bruict par 1'Allemaingne et 1'autre pour ce qu'il me samble qu'ilz seront plus libéraulx, voyantz 1'argent, de demourer en service. L'on viendra tousjours en tamps assez de leur annoncer ceste triste nouvelle du petit traictement. Ilz ne feront grand compte d'ung moys avant ou arrière et seront tout aussy tost prestz ainsy que ainsy. Je vouldroye bien trés humblement supplier V. A. qu'elle se contentast que je traictasse de ceste sorte avecq les miens pour les raisons que dessus, me confiant que, s'il y at compaignie que serfve a. ce traictement, que V. A. ne trouvera moings la mienne plaine que les aultres. Et il me samble que les Estatz ne doibvent



VAN PARMA EN CHARLES DE BRIMEU.
IQ
estre empeschez de la somme, qu'ilz doibvent faire preste, sinon qu'ilz la fachent toute. Je suys content de m'obliger (en cas qu'ilz ne treuvent ma compaignie plaine en la monstre) que je leur rendray 1'argent des places d'hommes d'armes ou d'archiers, quy y feront faulte. Si V. A. se contente de cecy, je la supplie m'en adviser ou, si elle commande que j'ensuyve ce qu'ellé m'escript, je le feray en toute diligence. II me samble que j'auray (second mon discours) bien loysir (après avoir la responce de V. A., si mon opinion ne la contente) d'avoir responce de mes hommes d'armes avant que 1'argent soit prest, quy me cause différer eest affaire, me confiant que le service du Roy ou de V. A. n'y seront retardez.
D'Arnhem ce XXIme de Décembre XVCLX.
A Madame.
Als boven II, f. 353.
19. 1560 — December 31.
Van Margaretha aan Brimeu. — Van betaling kan geen sprake zijn dan nadat zijne lieden zich bereid hebben verklaard om op de lagere soldij te dienen. Voorts moeten allengs de vreemdelingen door landzaten worden vervangen.
Mon cousin, Par mes deux précédentes vous aurez assez esté informé et entendu ce qu'avoit esté arresté quant au payement des bendes d'ordonnance et que, pour procéder icelluy des Estatz de ces pays, l'on ne leur povoit donner loy ny mectre aulcun changement en leur accord, et a esté escript a tous aultres chiefz et lieutenans en la mesme conformité que a vous, de plusieurs desquelz l'on a désia. responce que leur gens sont contens de servir au petit traictement, et a semblé myeulx d'estre certain de cela de chascune bende auparavant que leur donner les huict mois, afin que aux lieux de ceulx, qui ne se contenteront de servir audict traictement, les chiefz et capitaines puissent en temps se pourveoir d'aultres, aussy pour éviter que, quand après avoir receu 1'argent ilz déclarassent au prismés ne voulloir servir, l'on se trouvast en difficulté de recouvrir ledict argent, lequel lesdicts Estatz entendent que ne soit payé que a ceulx, qui seront contens de servir, et pour plusieurs aultres bonnes considérations, pour lesquelles et a ce que la chose passé générallement par ung chemin, il sera myeulx, nonobstant les raisons mentionnées par vostre lettre du XXIme de ce mois, que vous vous asseurez de voz gens, s'ilz vouldront servir ou point, et m'en advertissez au plus brief que faire pourrez, afin de vous povoir après préfiger jour pour la réception du payement desdicts huict mois, selon que contiennent mes précédentes.
Et pour ce que m'escripvez que la pluspart de voz gens sont estrangiers, je ne puys délaisser de vous faire entendre que les diets Estatz ont en oultre conditionné que les chiefz et capitaines auront de regarder de avec le temps surroguer les naturelz des



20
BRIEFWISSELING TUSSCHEN MARGARETHA
pays de 1'obéissance du Roy, mon seigneur, au lieu des estrangiers et qu'il sera requis que regardez par loysir et opportunité de vous y accommoder, comme aussy — a. dire vray — il est plus convenable, pour ce que l'on peult trop myeulx et plus facillement chastier les subjectz venans a. délinquer et les contenir en bonne discipline que non pas les estrangiers et que l'on crainct que, quand l'on viendra a debvoir tenir garnison, qu'iceulx estrangiers ne satisferont pas si facillement aux debvoirz requis comme les subjectz, ce que, mon cousin, servira pour responce a vostredicte lettre.
De Bruxelles le dernier jour de Décembre 1560.
Au conté de Meghem.
Als boven II, f. 254.
20. 1561 (1560)—Januari 301).
Van Margaretha aan Brimeu. — Ofschoon in den landdag de pogingen om tusschen de erfgenamen van Marten van Rossem eene schikking te bewerken mislukt zijn, moet hij die herhalen. Zoo zij weder zonder gevolg blijven, zal de Regentes zelve beproeven de strijdende partijen tot een vergelijk te brengen.
Waelgeborner, lieve neve, Als wy uyt uwen aenbrengen verstaen, wat ghy op den lesten gehaldenen lantdach im furstendomb Gelre met den erffgenamen wylen Martens van Rossem der gebreken und irrungen halven, sich tusschen oen enthaldende 2), gehandelt und nementlick dat nae allen voirgewanten vliet om dezelve in der guede hin to leggen sullicx nyet en heeft konnen treffen, und wy nochtans om bezundere oirzaecken, ons daertoe bewegende, begherich, dat sullicx nochmaels versocht worde, aleer wy daerinne wyders verordenen, woe op supplication der van Rossem und Isendoren, alhier overgegeven, veraffscheydt geweest, als ghy uyt inverwaerte copie tho vernemen; schicken u derhalven wederomme alle die stucken, die ons overgesonden waren geweest, daermit ghy ter eerster gelegener tiit den vurs. partien beydes zydes voir u ontbiedet und denselven onderstaet mit vliet vruntlick tho vereenigen und verdragen, woe dointlick; indem aver nyet, dat ghy alsdan voirgerurten partien bescheidet op eenen zekeren dach voir ons to erschynen und selfs dan oick u hier vinden laetet om denselven partien met ons to helpen eyntelyck entscheyden, diewyle ons van" wegen des Conincx, onses genedigen herren, als der partien lantfursten, van rechts wegen geboert insihens tho hebben, dat tzelve alzoe geschie, dairmit voirgekommen, dat die partien, die van adel und grootelycx bevrundet siin und aenhanck hebben, to wyderen verloip,
1) Te Brussel was de Paaschstijl in zwang.
2) Zie No. 14.



VAN PARMA EN CHARLES DE BRIMEU.
2 I
daer sunst ander onlust in den landen uyt verrysen mucht, nyet en gedyen. Und siin U mit gunstigen willen gemeynt.
Geschreven tho Bruesselle den XXXsten dach Januarii XVCLX.
Den waelgeboren etc. herren Kaerlen van Brimeu, graven tho Meghem.
Als boven III, f. 33.
21. 1561 — Maart 13.
Van Brimeu aan Margaretha. — Het is hem om verschillende redenen onmogelijk zijne .bende" vóór 20 April te Dampvülers ter monstering te doen zijn. Hij vraagt uitstel tot 5 Mei.
Madame, J'ay ce jour d'huy receu les lettres de V. A. du VIme du présent 1), par lesquelles elle me commande que je fache tenir prest ceulx de ma compaignie pour estre endedans le vingtiesme du prochain moys d'Apvril en la ville de Dampvillers 2), et y passera monstre. Commil n'y at que VI ou sept jours que j'ay eu envoyé en Anvers ung de mes gens vers le trésorier général des Estatz pour recepvoir les VIII moys de gaiges accordez pour madicte compaignie, avec charge de s'informer dudict trésorier du jour de la monstre et du lieu oü icelle se poroit faire, et qu'il m'at mandé qu'il n'en scavoit riens, pensant que la chose n'estoit tant hastée, j'ay mandé a. madicte compaignie de se trouver en la ville de Niemeghen le vingtquatriesme du présent, pour recepvoir lesdicts VIII moys. Et pour ce qu'il serat bien mal possible qu'ilz se trouvent montez et équippez en sy brief temps audict Dampvillers, considérant mesmes qu'il leur fault bien ung moys pour se mectre en équippaige (veu qu'il y at sy loing temps qu'ilz n'ont passé k monstre ny receu argent) et quasy XV jours pour aller d'icy aüdict Dampvillers, je voldroye bien supplier trés humblement V. A. de leur part de vouloir ralonger ladicte monstre de quinze jours après ledict XXme d'Apvril, qui seroit le Vme jour du moys de May ensuyvant, et je donneray ordre qu'ilz y arriveront en ce temps. Toutesfois sy le service de Sa Majesté et de V. A. requiert plus grand haste, il plairat a. V. A. m'en adviser endedans ledict XXIILTme du courant, affin de leur donner la plus grand haste qu'il me serat possible. Et sy a la monstre il s'en casse aulcuns, je feray concernant aux estrangiers selon que V.A. me commande 3).
De Meghem ce XUIme de Mars 1561. A Madame.
Als boven III, f. 40.
1) Deze brief is niet aanwezig.
2) Stadje in het Fransche Maasdepartement aan de Chiers, maar dat in dezen tijd deel uitmaakte van het hertogdom Luxemburg.
3) Zie No. 19.



BRIEFWISSELING TUSSCHEN MARGARETHA
22. 1561 — Maart 17.
Van Brimeu aan Margaretha. — Antwoord op No. 20* Hij heeft bevonden, dat het vruchteloos zoude zijn de erfgenamen van Marten van Rossem andermaal op te roepen. Tegen een bevel om vóór de regentes te Brussel te verschijnen zouden zij zich beroepen op het tractaat van Venlo.
Madame, Suyvant qu'il at pleu k V. A. me commander d'appelier derechief pardevant moy ceulx de Rossem, Isendoren, Plettemborgh et Gendt, pour veoir s'il y auroit moyen de les appoinctier, je me suis, avant de les appeller, mesmement (comme je suis icy voisin de ceulx de Gendt 1), oü ledict de Plettemborgh estoit) dextrement informé s'il y auroit moyen pour les accorder, et treuve qu'il n'en y ait point. Partant me semble que ce seroit paine perdue, et aussy ilz feront quelque(s) difficultez de comparoir pardevant VA., alléguant que par le traictié de Venloe il est dict que on leur feroit faire droict au pays et non les tirer hors. Dont j'ay bien voulu adviser V. A., pour ce qu'il me semble qu'il fauldra trouver quelque autre moien et que l'on poroit bien espargner la paine susdicte, veu qu'elle serat sans aucun fruict; le remectant néantmoins k ce que plairat a V. A. m'en ordonner, et sy elle veult que j'ensuyve son commandement, le feray en eest et en tout autre endroict, dont il luy plairat m'advertir.
De Meghem ce XVIIme de Mars 1561,
A Madame.
Als boven III, f. 42.
23. 1561 (1560) —Maart 18.
Van Margaretha aan Brimeu. — Antwoord op No. 21. De overeenkomst met de Staten bij de inwilliging van soldij voor acht maanden laat niet toe aan zijn verzoek om uitstel te voldoen.
Mon cousin, Pour respondre k vostre lettre du XHIme de ce mois touchant la monstre de vostre compaignie d'ordonnance, le service du Roy, mon seigneur, ne presse pour maintenant tant que ladicte monstre se doibve faire précisément au XXme d'Apvril. Mais comme les Estatz, accordant le payement de ces douze premiers mois, ont conditionné que les compaignies seroyent tenues de passer k monstre ung mois ou au plus tard six sepmaines après le payement faict par lesdicts Estatz des huict mois, il a semblé s'attacher au plus long terme et assigner ledict XXme d'Apvril, passant encoires de quelques jours lesdictes six sepmaines, pour donner tant plus de commodité aux gens de guerre de se monter et esquipper. Parquoy sera bien que tenez main que ceulx de vostredicte compaignie comparoissent audict
1) nl. Walraven, heer van Oyen. Hij maakte aanspraak op de erfenis door zijne moeder Moralla, halve zuster van den maarschalk en tweede vrouw van Willem van Gendt. Na diens dood trad zij in het huwelijk met Henrick van Enss gen. Suydewindt. Hunne dochter Ida was gehuwd met Diederick van Plettenborch.



VAN PARMA EN CHARLES DE BRIMEU.
23
jour au lieu préfigé en esqüippaige et ordre pour y passer a monstre et lors, selon les nécessitez occurrens, ce ne pourra estre de grand intérest, s'il fauldra venir a, celle cause de différer la monstre de quelque peu de jours.
De Bruxelles le XVÏÏIme jour de Mars 1560.
Au conté de Meghem.
Als boven III, f. 44.
24. 1561 (1560) — Maart 23.
Van Margaretha aan Brimeu. — Antwoord op No. 22. In weerwil van de bezwaren gelast zij hem de erfgenamen van Marten van Rossem andermaal op te roepen en, zoo zijne pogingen weder mislukken, hun te beduiden, dat eene oproeping om vóór de Regentes te verschijnen ten behoeve eener minnelijke schikking, geene schending van het privilegium de non evocando is.
Mon cousin, J'ay veu par voz lettres du XVIIme de ce mois les dimcultez que doubtez se pourront offrir en tentant aultrefoys de mectre d'accord les héritiers de feu Martin de Rossem et mesmes endroict leur comparition pardevant moy, si tant sera qu'il ne vouldront s'accommoder a. la composition amyable, selon que vous en avoye escript par mes précédentes du XXXme de Janvier dernier passé. Et ayant sur le tout bien pensé, je ne scauroye estre d'aultre opinion fors que, suyvant mesdictes précédentes, pour les raisons mentionnées debvez tenter aultrefoys la voye amyable pardevant vous, prenant a. vostre ayde et assistence deux gentilzhommes d'ung costel et deux aultres de 1'aultre, soyent parens des parties ou aultres, qu'adviserez propres pour 1'effect, auquel l'on tend, et que debvez remonstrer bien vivement ausdictes parties que c'est pour leur propre bien et pour retrancher touttes occasions d'ultérieurs procés, inconvéniens et fraiz, que je désire les choses estre assopies par ce moyen, et mesmes pour la difficulté, qui se meet d'ung costel et d'aultre de povoir vuyder ce différend par la voye de justice; leur représentant en cecy le hazard, qu'ilz auroyent a attendre, si a. la fin il fauldra venir è. 1'extrème, et que pourtant ilz doibvent regarder de s'y accommoder; et si tant est qu'ilz ne scavent tomber d'accord par dela, que la raison veult bien que, suyvant ce que portent mes dernières en eest endroict, ilz ne se rendent difficiles a. comparoistre pardevant moy au lieu du Roy, leur prince naturel, pour de Sa part, avec vostre assistence, entrevenir k eest accord et obvier que k 1'occasion de ce différend nulz inconvéniens adviengnent au pays, attendu la parentèle et suyete, que lesdictes parties y ont respectivement, sans interpréter eest honneur, que je suys content leur faire, infraction ou contrevention du traicté de Venlo, puysque ce n'est, comme dict est, que pour amyable composition et pour respectz et considérations telles qu'avez désia entendu plusieurs fois. Et si nonobstant tout bon office, qu'en cecy je suys seur vous scaurez bien faire, ilz persistent en leur difficulté de com-



24
BRIEFWISSELING TUSSCHEN MARGARETHA
paroistre icy, vous m'en advertirez, pour après adviser sur ce que conviendra estre faict ultérieurement. Au conté de Meghem,
Als boven III, f. 45.
25. 1561 (1560) — Maart 24.
Van Bbimeu aan Margaretha. — Hij verzoekt uit naam zijner soldaten hen ergens op de grens van Duitschland en niet op die van Frankrijk in garnizoen te leggen, hetgeen volgens hem ook veel geringere kosten zal veroorzaken. Daar de tijd te kort is, geeft hij in overweging hen te Eupen te laten monsteren en van daar naar Dampvillers te laten trekken of naar Gelderland terugkeeren.
Madame, Mes hommes d'armes m'ont pryé de supplyer a. V. A. que, puis n'y ast point de guerre en France, qu'il puyssent tenir garnyson icy quelque part sur la frontière d'Allemaingne, me remonstrant le grant despens, qu'il fauldroit qu'il fyssent, tant a. aller que au retourner, et le traictement, qui est fort petit. Sy V. A. trouvoit bon de les excuser de despans, veu qu'il n'y ast non plus de besoing de garnyson sur le costé de France que d'Allemaingne (car je croy que autant est frontière 1'une que 1'aultre), il auront myeulx de quoy faire service au Roy et k V. A. en temps de nécessité et serast aussy gardé la mangerie des pouvres gens, car pour bon regart, que nous lieutenants peuvent avoir, il y ast tousjours quelqung, qui ne se louent de la feste. V. A. en ordonne comme il luy plairast, et eulx et moy ne fauldrons de obéyr, comme j'avois escript par mes aultres a V. A.
Pour ce qu'ilz ont sy tart receupt 1'argent, qu'il n'estoit possible qu'ilz se puissent trouver a. Damvillers le vingtiesme, et qu'ilz me samble que les Estatz désyrent que se passé ungne monstre généralle, j'ay donné ordre que cedict jour il seront en ung villaige prez de Maestriect, nommé Eupen, la. oü, sy V. A. le trouve bon, le commissaire, qui passerast la monstre des gens de monseur d'Aremberghe, leur pourrast aussy passer a eulx et de la il pourront aller ou a Damvillers ou retourner de par deca, comme yl plairast k V. A. me ordonne(r). Sy V. A. ne veult qu'ilz passent monstre audict Eupen, je donneray ordre que pour le vingt-huyctiesme ilz seront a, Damvillers. Sy d'aventure V. A. entent qu'il voysent au pays de Luxembourg, pour ce qu'ilz sont esté quelque temps a marche, yl y vouldreont bien retourner encoere. Je suplye bien humblement m'avyser de sa volunté 1).
De Meghen le 24me Mars 1560.
A Madame.
Als boven III, f. 47.
1) Deze laatste zin is niet geheel duidelijk.



VAN PARMA EN CHARLES DE BRIMEU.
25
26, 1561 (1560) — Maart 28.
Van Margaretha aan Brimeu. — Antwoord op No. 25. Ten aanzien van de monstering enz. moet alles blijven, zooals aanvankelijk bepaald was; 'maar zij geeft zijnen lieden uitstel tot 24 April. Na de monstering zal zijne bende met 10 mannen versterkt worden.
Mon cousin, J'ay veu par vostre lettre du XXIIIIme de ce présent mois les raisons, pour lesquelles désireriés que vostre bende passat a monstre a Hupen prez Maestricht. Pour a. quoy respondre, vous avez désia. par mes dernières entendu la générale résolution prinse quant a. la monstre de touttes les bendes, laquelle résolution, pour non donner pied a, aultres de demander changement en leur endroict ou occasion de dire que se faict aultrement a 1'ung que a 1'autre, il convient et vous requiers que s'ensuyve et que ceulx de vostredicte compaignie se tfouvent en 1'esquippaige qu'il convient pour passer a monstre, selon que vous a esté escript précédentement, a Dampvillers; ce que nonobstant ce que dessus et pour aulcunement les accommoder seray contente que ce soit au XXVIIIme d'Apvril, et lors leur sera signiffié la forme, selon laquelle ilz auront a. tenir garnison, sur quoy l'on ne s'est encoires résolu; et davantaige je voy vous dire que vostre compaignie selon qu'il a pleu au Roy, mon seigneur, d'ordonner, sera accrue après ladicte monstre de dix hommes d'armes de ceulx de la compaignie, qui a esté au duc de Savoye, laquelle passera a. monstre a Thionville et estant réduicte a. cincquante lances, dont les trente, faisant une bende, sont par Sa Majesté donnez en charge au Sr. de Brederode et les dix a. vous et les aultres dix au Sr. de Berlaymont, sera avec participation de 1'ung et 1'autre et du commissaire de la monstre, auquel escripvray, repartie après icelle selon ce que dessus, ce que ne vous ay voullu céler.
De Bruxelles le XXVIIIme jour de Mars 1560.
Au conté de Meghem.
Als boven III, f. 49.
27. 1561 — April 14.
Van Brimeu en het Hof aan Margaretha. — Zij geven in overweging de executie der schatting in de heerlijkheden Arssen en Well door de bende van den Stadhouder te laten doen en die tot zulke en andere doeleinden in Gelderland te leggen.
Met het oog op de aanspraken van Diederick van Gelre is het onmogelijk diens broeder Valenus nu reeds een deel der heerlijkheid Arssen toe te kennen.
Durchluchtige, hoichgeboren furstinne, genédige vrouwe, Wy gebieden ons in alle dienstwillicheyt ende onderdanicheyt in die guede gratie van U. F. G.
Genedige vrouwe, Siinde my, van Meghen, hier binnen Aernhem aengekhomen, hebbe ick gevonden eene missive Valeni van Gelre, inhebber des huyses ende der heerlickheyt Aerssen,



26
BRIEFWISSELING TUSSCHEN MARGARETHA
ende daerbeneffens hebbe ick (over gueden tiit) ontfangen een andere van Adriaen van den Bylandt, heeren tot Well, derwellicker beyder copiën hierinne besloten ziin; daeruuyt U. F. G. believen zal te verstaen in wat onbehoirlicker manieren die betalinge der schattinge, onsen heere den Coninck geaccordeert, in beiden den voors. heerlickheyden verachtert ende geweygert wordt. Ende zoe wy nu (daerop sementlick ende rypelick in Raede gelet hebbende) egheen andere middel om daerinne alst behoort te versien en weten te bedencken dan dat men mitter stercker handt tot executie der geheeler schattinge tot Arssen ende van omtrent hondert ende vierentachtentich gulden (die de landtrentmeyster seyt dat die heerlickheyt Wel noch ten achteren is) procedere, ende ons (doch onder correctie) dunckt, dat men zullicx mit die bende (my van Megem bevolen) best zoude kunnen uuytrichten zonder anderen oncost daeromme te doen, soe doch diezelve bende nu opten twentichsten deses maents to Oeupen vergadert zal ziin om van daer voorts te trecken nae Damvilers, om aldaer gemonstert to worden, ende U. F. G. (indien derzelver sullicx oick guedt duchte) wel ende gevueghlick (voor den XXsten dach deses maents voors.) zoude kunnen doen schryven ende bevelen, dat zy van Oeupen op Stralen in desen furstendomme Gelre (een myle ongeferlick van Arssen voors. gelegen) quame, daer zy oick een guede ende beqwame plaetze om te monsteren ende ligghen hebben zoude, ende alsdan muchte men diezelve tot die voors. executiën zoevoele alst noodich waere, gebruycken, maer 'tzelve moeste hun voor den voors. XXsten dach bevolen worden, off anders zouden zy (oiren voirgen. bevele nae) nae Damvilers vertrecken. Nyettemyn, genedige vrouwe, indien 'tzelve U. F. G. alzoe nyet guedt en dunckt, zal diezelve bende trecken ende monsteren te Damvileers, als voirhin geordonneert is. Hebbende U. F. G. hieraff, diewyle die tiit zeer kort is, wel willen in alle diligentie adverteren, want id doch geheel van nooden is, id zye nu by desen off anderen middel, tot conservatie Con. Maj. hoich- ende gerechticheyt hierinne te remediëren. Begerende daeromme, dat (indyen 'tzelve middel U. F. G. nyet guedt en duchte) diezelve believen wol andere luyden off ruyteren, daermit men zullicke executie doen moege, te ordonneren, ende zoude ons daerenboven (oick onder correctie) nyet ongeraden duncken, dat die voors. bende in desen landen gelacht ende stetz gehalden wordde, om die (in die vurs. ende gelycken saecken, daert noodich viele) te worden geimployeert, diewellicke doch U. F. G. altiit (wanneer id derzelver belieffden) binnen drye off vier daghen by sich hebben off elders schicken ende gebruycken zoude kunnen daer haer goet sol duncken.
Ende zoevoele den puncte betrefft, daer die voors. Valenus schriifft und begeert in de heerlickheyt van Arssen voir ziin aendeel gestelt to wordden etc, 'tselve hebben wy hem nyet accorderen kunnen, aengemerckt dat ziin alder broeder, Diederick van Gelre, die possessie derselver heerlickheyt vooreerst gehadt heeft ende sustineert diezelve hem algeheel toe te behoiren, ende



van parma en charles de brimeu.
daeromme (hem ongehoort) en zoude die begheerte Valeni noch ter tiit nyet billick geacht kunnen worden.
Genedige vrouwe, Wy bidden Godt etc.
Geschreven tot Arnhem den XVIden Aprilis XVCLXI.
U. F. G. dienstwillige ende onderdenichste dieners
Die Stadtholder, Cantzler und Raeden in Gelrelant verordent.
T. Roos.
Als boven III, f. 53.
27a. Copie.
Van Adr. van den Bylandt aan den Stadhouder. — Hij zegt niets meer schuldig te zijn en verklaart zich bereid zich ten overstaan van de Landschap te verantwoorden.
. Mein gantz williger dinst und wes ich vermach ider ziit zuvorn.
Edeler und wailgeborner, genediger her, Ewer Gen. an my gesand ter missive heb ich am Vilten Martii itziges maentz ontfangen und den inhalt verstaen. Soe dan der lantrentmeister des furstendombs Gelre und graffschap Zutphen E. G. te avermaillen tho erkennen (gegeben) und dinstlich angesoicht hefft, welcher maiten hy boven alle betalinge noch an die heerlicheit Well 1) then achter siinn soldt van den beiden terminen die somme van tweehondert und achtundfunftzich Carolusgulden, acht st. 1 ortt, met wider inhalt, onnoet hir tho verhalen etc, kan ich E. G. desenn allen nahe vildinstlicher wailmeinongh onangesecht nit laten, welcher gestalt ich denn obgem. lantrentmeister volkomen vernuecht und betaelt heb, nemlich die somma belangende Con. Maj. und die somme aengaende den stadtholder, also das ich miins vermoedens nit widers schuldich siinn aver to leveren. Edoch so aver E. G. femer schriven van den leest inbewillighs stuyr der anderhalb st. brab. opten gulden tott vollust der oncosten by den gedeputierden uuytgesatt, geve ich E. G. hirop dinstlich zu wischen, das ich averall met die van Roeremundt oerer oncosten 2) unnd uthsettungh nit thdoen heb. Soe unnd dweil Con. Maj. in den landt wair und die huldungh, geschencken und oncosten und sunst doemaels daerop gedaen, hebben die van Roremundt alsoe ingereeckent, daermet ich dan der und derglichen nit tho schaffen oder thdoen heb. Unnd sal sich oick met der waerheit nith befinden, das ich in eenighe schattinge des furstendombs Gelre tho contribueren gehalden sy, dan dasgoeninghe ich gedaen heb,- heb ich der Con. Maj. und den stadthelder zu eren gedaen; bin demnae oick nith wyders an denfurstendomb Gelre gehalden als tot scherm. Is demnae nochmaill hirumb miin gans dienstlich bidt irnnd begeer, E. G. zu avermail den gemelten lantrentmeister in synen mannichfoldigen anhaldens kein geloeff geven und umb onderrichten willen laeten, daermet hy my cinmaill onbesweert unnd onrnolestiert leidt. Unnd imfall hy sulex onangesien nit onderlaeten wil, soe erbide ich my zu verhoer up den nestkomenden landtdaich voer der gansse Landtschappen, dit selbst ich E. G. tho dinstlichen andtwordt nit hebb kunnen onderlaeten. Unnd wairinne ich E. G. enighe wailgefallene
1) In de tegenwoordige Limburgschc gemeente Bergen.
2) Deze betroffen de reis naar Gent tot het nemen van afscheid van Philips II
™ 1559-



28
BRIEFWISSELING TUSSCHEN MARGARETHA
dinste ertzigen cunde, sall ich my ider tiit meer als willigh finden laessen; erkenne Godt, die E. G. in langen, frolichen, wailfarenden regimente befriste. Datum Wel am Xllten Martii anno etc. LXI.
A. v. Bilant, her tzo Wel unde Bergen etc.
Dem edelen etc. Grave tho Megem etc, stadthelder etc.
Als boven III, f. 60.
27b. COPIE.
Van Valenus van Gelre aan het Hof. — Hij geeft verslag van hetgeen tusschen hem en die van Arssen is voorgevallen ten aanzien van de vordering tot betaling van schatting, en verzoekt nader bevel aan de onwilligen.
Weerdige, edele, hoichgeleerde, erentveste und vroeme, gunstige heeren, Soeals U. W. E. und L. my voir ind nae zoe schrifftlich als muntlich die Con. Maj. tho Hispanien etc. by bannerheeren, ritterschap und steden am lesten inbewillig(t)e stuyrpennongen in desse heerlicheid Arssen" und Velden uuyt toe setten und folgentz in des lantrentmeisters handen over to leveren hardt gefordert hebben und mit ernst angehalden, heb dairop nach wederomkoemen van Arnhem die semptliche underdaenen voor my bescheiden und oen U. W. E. und L. meinung und ernstlich aenhalden und schrifftlich bevel voirgehalden, sich onvertochlick daernae to richten; waerop diezelvige nae gehaldene communicatie my geantwoordet dat, dweil miin broeder 1) ende ick alnoch ongescheiden und ongedeilt weren, wusten zy nicht, wat men in den wael doen ader laiten solde, zoe zy sich hoich und vast dairin bezweerden; begeerende derhalven gantz dienstlick, ick believen wolde, dat zy uuyt der dinckbanck twee naêbueren aen mynen broeder, om sich met oen in den besten toe befraegen, seinden und verordenen muchten, 'twelck ick op oir dienstlick aensuicken bewilliget. Und wat nu diezelve verordente baetschap und miins broeders antwoort geweest, hebben U. W. E. und L. uuyt ingelachte copie to vernhemen; up welcke, zoe dan etzliche sich gestivet und frevelich gewordden, heb des to weyniger nicht op den Sonnendaigh Judica nae der missen die alinge gemeinte met den geërffden van Venloe und anders laitten baeden und zy nochmaels U.W. E. und L. meinungh kundtgedaen, dan heb nach langh und vilfeldich disputieren egeene zekerlick oder toeverlatich antwoort moegen erlangen, wes ick torn lesten ider besondere, off er voir ziin andeel die stuyrpennongen mede contribueren wolt ader niet, voirhoiftz gefraeget; und alsdoe hebben die gantze gemeint ein ieder besunder sich zullicx willich toe ziin geantwoort. Weshalven nu om die bemelte geforderte stuyrpennongen (U. W. E. und L. gesynnen und bevellich nae) zoe geringh ennigsyns moegelick uuyt toe setten, heb van den vorneemlicxsten onderdanen in der heerlicheyt Arssen tot darthien ofte vierthyen toe ongeveerlick durch den gerichtsbaeden gebietten laitten. Und wie die verordenthe uuytsetters des Manendaigs post Judica in der herberge (oir dingen toe overleggen) gekommen, hebben Gerrit Huet und Loeff Keteler (die doch om met den anderen tho doen gebaet waren) onachtsamblich uuytbleven; siin oick in miinre presentie moetwillich van den anderen hinweghgegaen, seggende, sy willens nyet doen, met wideren
1) Diederick van Gelre, heer van Arssen. Zij waren zonen van Reyner van Gelre, natuurlijken zoon van hertog Karei, en Aleyd Schenck van Nydeggen.



VAN PARMA EN CHARLES DE BRIMEU.
20
-etc. Wairop- hebben vurangetoghen andere verordente nicht weinigh sich bezweert fonden, seggende, dat zy buyten den tween nicht uuytrichten kuntten, naedem sy met oen verordineert waeren, und et weer oen oick zoe nyet gelegen etc. Edoch hebben zy sich anders bedacht und siin in een schuyr semptlick gegaen und hebben aldair met besloeten doeren gemeenderhant und overmits eede ader opgestreckten vingeren sich under andere verspraicken, dat zy des anderen daighs to zoeven uren voor rrriddagh wederumb in der herbergen by den anderen koemen und wesen wolden om my mit een guetelich antwoort to bejegenen, by alzoe dat ick die ander twe daerby bestelfen zolt, des zy verhaepten ick my genuegen solt laeten. Desem allen nyettegenstaende ist einer, gênant Jan Gruetter, smorgens by den anderen uuytsetteren, wiewael er des savents voerleden by den anderen was blyven sta en und sich met opgereckten vingeren und eede wie vurschreven verbunden und oir ansleegh angehoirt hedde, nyet gekoemen, dan meyns erachtens om die twee anderen, als Gerrit Hoet und Loeff Keteler, in oiren widderweerdigen voirnhemen to stereken uuytgebleven, allet tot verachtungh miins bevels; dat ick dairomb geoirsaeckt denselven Jan Gruetter vurs. als einen ongehoirsamen und der ziins eedts zoe balde vergeeten und die schatpennongen gherne verhinderen solde, durch mynen dieneren gefencklich aen doen fangen; edoch dewiel opgeroirte Gerrit Huet met groeten geschrei ader geluit der doeren uuytgefaeren und etzliche naêbueren op den beenen gebracht, hebben dieselvige den benoemden gefangen mynen dieneren mit der daet genomen und ist daernae dickgem. Gerrit Huet und Loeff Keteler mit voelen naêbueren voir der herbergen, daerin ick met den anderen uuytsetteren waer, gekommen ind my toe spreecken begeert, dair zy vast allerlei moetwillige wordde tegen my gebruyekt und onder anderen woordden ongeferlick (weet niet durch ween) verluydden laitten: „Laet u diener koemen und peinden uns voor die schattunge off haelen onse koyen off anders yetwes: zy sollen sihen, woe zy faeren werdden"; und siin daernae by den anderen gegaen und hebben sich verbunden, dat, zoe vern ick yemants by daigh off by nacht der schatpennongen halven gefencklich hinfueren laitten wolde, dat sy dan mit geschrey „Nabuer, nabuer" roepen solden; wolden alsdan uuytfaeren und myne diener als rasende hont doitslaen, wie ick des bericht bin; alzoe dat, wiewael die ander verordenthe uüytsetters my volgh to doen wael willich weeren geweest, hebben zy nochtans sich buiten den bavengen. widderspennigen und moetwilligen itwes to doen gantz hoichlich bezweert, zeggende, want zyet deden, zolden zy opter straeten nyet doiren koemen. Bidt und begeer derhalven gantz dienstlick, dat U. W. Ed. und L. desse dingen bewegen und tho herte neme» willen, dat my ernstlicke bevelsbryeven an den onderdaenen mitdeylen van my tot mynen andeyl und gerechticheyt huldinge und eede te doen und gehoirsamlich mynen bevel nae to koemen; sal ick alsdan (und vertrouw es an Godt) dermaeten vermoegen recht verschaffen, dat die moetwillige und wederweerdige oire wereken nae gestraft und die stuyrpennongen nae gedaene settungh und opbuerongh opt onvertochKcxst aldaer overgetalt zullen werden. Soe vern averst U. W. E. und L. my in desen falie nyet bystendigh ziin off ferner und stereker bevelsbryeven entegèn die moitwilligen und wederseggeren mitdeilen en wurden, versihe ick my nyet dieselvige stuyrpennongen der Con. Maj. in der eill toe bekoemen. Byn derhalff twyvels ane i), U. W. E. und L. werden my myner persoen halven dairomb vertoeghs halven nyet bédencken off op myne guederen, die anderswair gelegen, mit eenigen manieren van rechten
i) = zonder.



30
BRIEFWISSELING TUSSCHEN MARGARETHA
ferner voirtfaeren off procedieren laeten, dan ick my gern der g;eboir nae halden sol. Und angesihen die zaick alsoe wie vurs. gelegen, beger ick van U. W. E. und L. met brenger deses toeverlatighe bevels^hriefften und troestelicke antwoort, om my dairnhae to richten.
U. W. E und L. Godt almechtich in gelucksaligen regiment bevelende.
Datum den 2Qsten Martii anno 1561.
U. W. E. und L. gantz willige Valenus van Gelre gênant Arssen, ein her to Aerssen etc.
Den werdigen, edellen etc. Con. Maj. tho Hispanien etc. heeren Cantzler und Raeden etc.
Als boven III, f. 54 1).
27c. COPIA COPIE.
Relaas van het tusschen Reyner van Gelre, heer van Arssen, en de afgevaardigden van Arssen en Velden verhandelde ten aanzien van betalen van schatting.
Item hebben die verordente naeburen der gemeinte van Arssen und Velden, als Jan Gruetter, Kerstgen Kluyten uuyter nabuerschap van Arssen, Rutger Zeelkens und Henrick, koester tot Velden, uuyter naebuerschap Velden, voer antwoerdt van Embrich gebracht ind voer juncker Valenus van Gelre, een heer tot Arssen etc, sampt etzlichen' van den trefflicxsten nabueren overgedragen, dat, soe sei toe Embrich gekomen (als opten Sonnendaich Letare) omtrent negen uren voirmittaighs, hebben juncker Derick van Gelre an sein L. woenungh doen ansinnen om dieselve sein L. sulcken bevel, des sei van der gemeinten wegen dair gesandt waeren, voir toe haelden und raitz dairop toe begeren. Und wie sei nhu bei obgemelten juncker Derick ter spraicken komen, hebben die vurg. verordenten sein L. angesacht, wie dat junckers Valeni, sein L. broeders, goederen der schattinghe halven mitten interesse dairop geloepen van Con. Maj. durch den lantrentmeister gepeint weren, alsoe und dermaeten dat beruerte Valenus solt komen binnen vierthien daegen nae ontfanck der weten (die sein L. gekregen, oick seinen broeder een copie daervan toegeschickt hedde) und beschudden die weet nae luyt der peindonghe mit goet off mit pandtneemonghe, want men geen pandtkeronghe voir 's heren pennongen wil gestaeden. Und deweil dan sein L. broeder, juncker Valenus, derwegen siin goederen nicht gern verleustich solFlaeten werden, weren sei dairom van wegen der gemeinte an sein L. geferdicht, die sich vast hoich besweert funde, om tho vemhemen, off sein L. geinen raedt off middel wuste, daemit die naêbueren die vaer, daerin sei bisher lang gestaen, unnd der schattinghe aff sein muchten, und dat sei bei iren goeden, rustelichen und fredelichen aldt herkomen gehandthavet und gehalden muchten werden, soe die naêbueren hardt gedreight worden, wen sei nicht willich weren to geven, soe sol man sei wael willigen und ihnnen soe lieff doen, dat sei die schattinghe gem gheven solden. Wairop
1) De oorspronkelijke brief bevindt zich in de verzameling Brieven van het Hof met het kwartier van Roermond. Bij schrijven van 31 Maart 1561 antwoordde het Hof hem hierop, dat het de zaak met den Stadhouder na diens terugkomst zoude overleggen, dat zeer zeker krachtig tegen de kwaadwilligen zoude worden opgetreden en dat middelerwijl niets tegen zijne goederen zoude worden ondernomen.



VAN PARMA EN" CHARLES DE BRIMEU.
31
hefft bovenbemelte jonckër Derick voir antwoerdt gegeven: „Ick en consentiers nicht off will es nicht consentiren. Wilt ghy se gheven, soe geeff se,- dan ick wil daemit mein hoicheit in gheinen deel gekrenckt ader besweckt hebben. Wilt ghy averst gehulpen sein, soe maeckt een supplication 'aen my van wegen der alinger gemeinten und schieckt. dieselvige my met eenen man. offte baden toe und hanckt dat schepenzegel van Velden dairan; daermit heb ickx dan genoech; soe haep ick und trouw anGodt, ick sall raets plegen und heb noch in der kisten goedt bescheidt dairvan, daemit ick u van stonden an verdedingen will, und solt my all mein goet kosten ader soll ein bedler dairom werdden".
Dit is tgheen das dié verordente naêbueren voer antwoirt toe Embrich vetcregen und, wie bemelt, overgedraegen, und hebben tot vestigheit und sekerheit irer relatioen, dat die alsoe ergangen und wair sei, elcx seinen naem oder (des schryvens onerfaeren) synen merck hieronder op spatium dissen gesatt.
Geschiet voirt haus toe Arssen den negenthiensten Martii anno viiffthienhondert een und seestich.
Jan Gruetter. Kerstgen Kluitten.
Dit is Rutger jj Zeelckins merck.
Dit is Henrick I—|— des koesters van Veldens merck.
Als boven III, f. 58.
28. 1561—April 19.
Van Margaretha aan Brimeu. — Antwoord op No. 27. Zij vindt niet goed aanstonds geweld tegen die van Arssen en Well te gebruiken, maar gelast eerst. te trachten hen met zachte middelen tot betaling te bewegen. Zij wenscht te vernemen, welken vorm van executie men in geval van nood zoude moeten aanwenden.
Mon cousin, J'ay par le rapport, que l'on m'a faict du contenu de la lettre, que vous avec ceulx du Conseil en Gheldres m'avez joinctement escript le XHIIme de ce mois, entendu les difficultez et reffuz, qui se offrent et se mectent ès seigneuries de Wel et Arssen de payer les deniers accordez au Roy, mon seigneur, par les Estatz de Gheldres et Zutphen; aussy ce que a semblé a vous aultres que l'on y debvroit faire. Et combien que l'on trouve estranges les termes, dont l'on use èsdictes seigneuries en eest endroict, et ne convenir que les choses se passent ainsy, si a il semblé que, usant envers les seigneurs susdicts de debvoirs, que pourront convenir pour les réduyre a la raison et de bien entendre la matière et les circumstances, devant que se résouldre a. ce qu'escripvez, l'on pourra après avec plus de justification et fondamment user de la voye mentionnée par vostredicte lettre, s'ilz ne veuillent se rendre a ce que se trouvera de raison. Et comme ce ne se peult faire sitost et que le jour préfigé pour la monstre de vostre compaignie d'hommes d'armes est si proche, il a semblé bien que debvez la faire passer vers Dampvillers et y demeurer ce pendant que l'on yra faisant les susdicts debvoirs, lesquelz



32
BRIEFWISSELING TUSSCHEN MARGARETHA
s'ilz ne prouffiteront, l'on regardera après ce que 1'qn aura a faire endroict ceste matière. Et ce que semble se debvroit pour maintenant faire en cecy, seroit que vous escripvissiés aux susdicts, les semondant i) de faire payer leur quote èsdicts deniers ou (comme ilz se laissent^oyr d'en prétendre exemption) qu'ilz vous en informent a. plain avec exhibition des enseignemens, qu'il(z) en peuvent avoir, ou que a faulte de ce vous nepourrez délaisser de faire constraindre ceulx desdictes seigneuries a. leur debvoir en eest endroict par les voyes, que trouverez a ce servantes, et davantaige entendre et vous faire informer desdicts du Conseil de ce que c'est de eest affaire et mesmes de 1'exemption prétendue par lesdicts deux, et si le Sr. de Wel n'est subject ou vassall du pays de Gheldres, et m'advertir du tout bien par le menu et joinctement, si tant sera que par la pertinacité desdicts personnaiges l'on sera constrainct de venir a 1'extrème, comment l'on entendroit user de la main forte, a. S9avoir de mectre les gens d'armes a manger les subjectz ou par appréhension d'iceulx ou de leurs biens ou en quelle aultre sorte, pour après y ordonner comme sera trouvé convenir.
De Bruxelles le XIXme jour d'Apvril 1561 après Pasques.
Au conté de Meghem.
Als boven III, f. 62.
29. 1561 — April ju.
Van Brimeu aan Margaretha. — Antwoord op eenen niet aanwezigen. Hij zal de erfgenamen van Marten van Rossem tegen 2 Juni oproepen en zich stipt houden aan de bevelen der Regentes. Hij geeft haar in overweging iemand te zenden om van harentwege aan deze bijeenkomst deel te nemen.
Madame, Pour responce a la lettre de V. A. datée du Xlme jour d'Apvril, je ne fauldray de faire convocquer ceulx de Rossem, Pletenberch etc. et — a ce que j'espère — besoingnerons le Urne de Juing prochain avecq eulx et ne fauldray d'ensuyvre ce que V. A. me commande de point en point en icelle. Sy V. A. y voeult envoyer quelcun pour ce jour, elle le polra' faire et je croy que tous ensamble aurons assez a. faire de les appointer.
De Meghen le XXIme d'April 1561.
A Madame.
Als boven III, f. 64.
30. 1561 — April 25.
Van Margaretha aan Brimeu. - Antwoord op No. 29. Zij dankt voor de mededeeüng van den dag, waarop de erfgenamen van Marten van Rossem zullen worden bescheiden, en zal overwegen, of zij iemand zal zenden.
Mon cousin, J'ay receu vostre lettre du XXIme du mois présent, par laquelle me dictes espèrer que besoignerez en la
1) sommant.



VAN PARMA EN CHARLES DE BRIMEU.
33
cause entre les héritiers de feu Martin de Rossem le second jour de Juing prochain, duquel jour va bien que m'ayez adverti, afin que je puisse regarder cy et la se offrira commodité de povoir envoyer quelque personnaige celle part pour vousassister a trouver et mectre accord entre lesdictes parties, dont contre ledict jour vous feray advertir.
De Bruxelles le jour st. Marcq 1561.
Au conté de Meghem.
Als boven III, f. 68.
31. 1561 —Mei 12.
Van Brimeu en het Hof aan Margaretha. — Antwoord op No. 27. Met het oog op het onrechtmatige van het verzet achten zij zachte maatregelen tegen die van Arssen en Well misplaatst en blijven zij op executie aandringen.
De Stadhouder vraagt, of Z. M. reeds een besluit heeft genomen aangaande de waarneming der schoutambten.
Men verzoekt benoeming van eenen raadsheer in de plaats van wijlen Johan Stratius.
Durchluchtige, hoichgeboren furstinne, genedichste vrouwe, Wy gebieden ons opt dienstelicxst ende oidtmodelicxst in die guede gratie van Uwe F. G.
Genedichste vrouwe, Wy hebben ontfangen Uwer F. G. antwoorde aen my van Meghem, den XIXden Aprilis lestleden geschreven op onsen bryeve van den XILTIden desselffs maents aengaende die weygeringe van der betalinge der schattingen in den heerlickheyden van Arssen ende Wel etc. Ende diezelve gesien ende daerop gedelibereert hebbende, sal Uwe F. G. believen te verstaen, dat die in hebber der heerlickheyt Aerssen, to weten Valenus van Gelre, wel willich waere die schattinge te doen betalen, maer zullicx 'alleenlick by conspiratie ende weygeringe der onderdanen geschiet, alzoe desselffs Valeni aldste broeder, mit namen Diederick, die heerlickheyt Aerssen desen furstendomme van Gelre nyet onderworpen to ziin sustineert, als oick nu sustineert Adriaen van den Bylandt, here to Wel, dat die heerlickheyt Wel nyet wyders aen denzelven furstendomme gehalden sye dan tot scherm, hoewel het contrarie zoe openbaerlick bliickt, dat het den minsten zoewel als den meesten kundich sye. Ende alzoe U. F. G. schriift, dat het schiint, dat het guedt waere dat men (alleer mitter stercker handt te procederen) eenige debvoir voirnaeme om die voors. heerlickheyden tot der redene te bewegen, als mit schryven ende vermanen van huerluyden quote te betalen off, indyen zy sich verhoiren lieten eenige exemptie te willen pretenderen, dat zy ons in dyen gevalle daervan (mits exhiberende oire schiin und bescheidt, dat zy van zullicke exemptie hedden) informeerden, off dat by gebreecke van dyen wy nyet laeten zollen kunnen hunluyden mit sullicken wegen und middelen, als wy dan bevinden sollen behoerende, daertoe te bedwingen etc. Daerop zal U. F. G. believen ons in genaden aff to nemen, dat (in aenschouw dat, als voors.



34
BRIEFWISSELING TUSSCHEN MARGARETHA
is, beyde die heerlickheyden voors. zoe claerlick ende openbaerlick desen landen onderworpen ziin ende altiits, nu uuytgesondert, onweigerlick ziin geweest und mede in allen beden und schattingen mirten anderen heerlickheyden des quartiers van Ruremunde te contribueren gewointlick, jae dat oick die heerlickheyt Wel in dese leste schattinge voel over die helft oirer quote hebben betaelt, hoewel die voors. Diederick van Gelre, her to Aerssen, voir ende nu (deur instigatie van eenige quaetwillige) een deel der onderdaenen nae (nyettegenstaende dat zy altiit voorhin mede gecontribueert hebben) yetzgemelte leste schattinge (overmits conspiratie ende dreigementen) geheel geweygert hebben, als by die missive des voors. Valeni, daeraff U. F. G. lestmael copie toegeschickt is geweest, clairlick bliickt; ons onder correctie duncken zoude, dat het nyet alleenlick tot verminderinge Con. Maj., onses allergenedichsten heeren, hoichende gerechticheyts, maer oick schade ende schande ende daerenboven tot grooten affbrueck deser landen zoude strecken, dat men zullicx (daer men in zoe langhwiligen gebruyck ind possessie aff is, als genouchsaemlick mit zegel ende bryven bewiisselick) nu in dubium soude revoceren, maer waere daeromme noch onse guedtduncken ende meyninge (doch allet onder U. F. G. beter gevuelen), dat men tegen den voors. heerlickheyden by maniere van executie mitter stercker handt procedeerde, deser gestalt dat U. F. G. id were nu die bende, my van Meghem bevolen, off eenige andere, die id U. F. G. best gelegen duchte, te Stralen off daeromtrent commen dede ende dat dan ick van Meghem aen den voors. heeren tot Wel ende Valeno van Gelre, inhebber der heerlickheyt Arssen, schreve, dat zy verfueghden ende sagen die onderdanen te induceren, dat die schattinge binnen den tyde, die ick hun noemen soude, betaelt worde, of anders docht men mit rigoreuser executien voirt tó varen etc, daer zy sich dan voor hedden to vermyden.
Ende off zy dan schoen nae zullicke onse schryven noGh evenwael ongehoirsaem ende versuymlick bleven, soe en waere nochtans die meyninge nyet die samentlicke onderdaenen verdrucken, opeten off beschedigen te laeten, maer men soude die treffelicxste van den dorpen, als die scholtissen, schepenen ende die riickste ende oick andere, die men wuste die principaelste oproerers ende meuytmaeckers geweest te ziin, op ende gevangen nemen ende in enige stadt, daertoe beqwaemst ziinde, vueren ende gevanckelick halden doen ter tiit toe dat die schattinge vol ende al betaelt were; 'twellick, genedige vrouwe, nyet nyeuws wesen zoude, want id algereets by den grave to Hoichstraten zei., deser landen stadtholder, in die heerlickheyt Wel voors. in tyde dat zy die Cleeffsche schattinge te betalen weygerich vielen, geschiet is, daer doemaels die betalinge aenstondt op vollichde; ons daerenboven noch onder correctie dunckende, dat het nyet ongefundeert wesen en zoude, dat men boven zullicke executie noch tegen den wederspennigen ter oirsaicken oirer rebellie tot straff procederen dede.



VAN PARMA EN CHARLES DE BRIMEU.
35
Ten anderen, genedichste vrouwe, alzoe hier in desen landen eenige scholtisampten vacerende ziin, daeromme ick van Meghem zeer gefordert worde (ende ick dagelicx verwachtende bin hoichstgedachter Con. Maj. meyninge aengaende die dispositie der benefitiën ende offitiën derzelver i), derhalven ick nyet en weet hoe my daerinne te reguleren off wat dén vervolligeren daerop voir affscheidt tho gheven, is miin begeren, dat U. F. G. believen wil my te laeten weten, off Con. Maj. die voors. oire meyninge hebbe overgesonden, ende, indyen neen, my te verstendigen, wat ick doen sal. Ick sol die voors. vervolligere by U. F. G. hebben geschickt, maer die ampten ziin zoo kleyn van weerden, dat zy die onkosten nyet en souden kunnen draeghen.
Ende ten lesten en souden wy U. F. G. nyet verhalden, dat Mr. Johan Stratius, doctor ende mederaedt ordinaris, alhier in Godt verstorven ende deser werlt overleden is. Ende zoe nu alhier op Con. Maj. kost een nyeuwe camer gemaeckt is, alzoe dat wy Cantzler ende Raeden van nu voortaen ons to scheiden ende in tween plaetsen te besoigneren hebben voorgenomen om tot expeditie der processen (die zeer menichfuldich ziin) eens te kommen; begeren ende bidden wy opt dienstelicxst, dat U. F. G. believen wil ons eenen anderen geleerden ende gepractizeerden mederaedt in die plaetse des voors. Stratii toe te vuegen.
Begerende voorts generalick, genedige vrouwe, diewyle hieraen vast voele gelegen is und die lantrentmeyster hart aenhalt om tot betalinge der schattinge te geraken, by gebreecke van wellicke oick Zyne Majesteyt in schaden kompt, dat U. F. G. ons allenthalven van derzelver guede ende genedige beliefte opt spoedelicxst wil adverteren, om ons daernae to halden.
Durchluchtige, hoichgeboren furstinne, genedichste vrouwe, wy bidden Godt almechtich etc.
Geschreven tho Aernhem den Xüden Maii XVCLXI.
U. F. G. dienstwillige ende onderdanichste dieners Die Stadtholder, Cantzler und Raeden des Conincks in Gelderlant verordent.
T. Roos.
Der durchluchtiger etc. furstinne etc, Margarita hertoughinne to Parma etc, generale regentinne etc
Als boven III, f. 69.
1) Op blz. 144 vlg. van de „Kronyk van Arnhem" door G. van Hasselt is afgedrukt de „Declaratie van den officien, die de Coninck toegelaten heeft ende toelaet den Stadtholder slandts van Ghelre ende Zutphen in denselven te mogen vergeven."
Zie hierover ook Gachard a. w., brief No. LXXXVI (10 Januari 1561), blz. 383—385'. Margaretha zegt aan Z. M. te zenden het advies van het Hof van Gelderland over de begeving van beneficiën en ambten en dat zij zich daarmede wel kan vereenigen behalve op het stuk van de tolbeambten, wier benoeming zij aan Z. M. wil-doen blijven. (De beweegreden van den' Stadhouder om het recht van benoeming tot sommige ambten te willen hebben is gelegen in deze woorden: „Le conté de Hornes, comme lors gouverneur de Gheldres, et despuis le conté Meghen avoient faict instance a ce que, pour les faire plus respecter ès pays de leur gouvernement, l'on les voulsist auctoriser a povoir disposer des bénéfices et offices, ou du moings



36
BRIEFWISSELING TUSSCHEN MARGARETHA
32. 1561 — Mei 13.
Van Margaretha aan Brimeu. — Verzoek om bij den magistraat van Roermond aan te dringen op maatregelen tegen den ketterschen schoolmeester Adolf.
Mon cousin, L'archidiacre Poictiers a adverti icy comment, faisant le tour par les conciles et assemblées des curez et prestres de son archidiaconie et passant par la ville de Ruremunde, il y a trouvé certain maistre d'escole, nommé Adolf, recteur de la cincquiesme classe, estant cognu d'avoir apprins des héréticques et mesmes a. Wittenberghe, ayant livres héréticques et partant fort suspect d'estre de la mesme farine, et que, ayant voullu entendre de luy sa confession sur le faict de sa foy et de la relligion, il en auroit esté empesché par le magistrat, qui voulloit qu'il se feit en sa présence, et n'y voulloit entendre que lendemain que ledict archidiacre fut constrainct de partir pour se trouver a 1'assemblée que se faisoit a Wassenbourg; disant aussy ledict magistrat que le Roy leur avoit accordé que l'on ne useroit contre eulx d'inquisition.
Or vous entendrez assez, mon cousin, quelle pernice c'est que de maistres d'escole de telle qualité, infectans la jeunesse, laquelle, imbue de son tendre eaige de mauvaise doctrine, la retient tousjours a la ruïne et perdition de la saincte foy catholicque, au desservice de Dieu et tant contre 1'intention du Roy, mon seigneur, que scavez, et que partant il convient y remédier, ce que de la part de Sa Majesté vous enchargeons bien expressément de faire, tenant la main sérieuse envers ceulx de ladicte ville de Ruremunde qu'ilz y pourvoyent incontinent, ou que aultrement vous seriez constrainct de le faire vous mesmes; et si leur conduicte et responce en cecy sera telle que m'en debvez advertir, que le faictes, y joindant quant et quant vostre advis, pour après y ordonner comme sera trouvé convenir 1).
De Bruxelles le XlIIme jour de May 1561.
Au conté de Meghem.
Als boven III, f. 71.
33. 1561 — Mei 29.
Van Margaretha aan Brimeu en het Hof. — Antwoord op No. 31. Alvorens tot executie over te gaan moet men de heeren van Arssen en Well nog eens vermanen. Men moet hunne gronden wel aanhooren, maar niet dan na betaling van het gevorderde. De executie kan geschieden door gevangenneming van de voornaamste onderdanen of door beslag op hunne goederen.
Margarita 2) van Godts genaden etc. Waelgeboren lieve neve ende lieve besundere, Wy hebben
d'une partie, ès pays de Gheldres et conté de Zutphen." Zie verder No. XCIV, CII (waarin Margaretha den Koning verzoekt aan de door hem geteekende acte van machtiging eenen brief aan den Stadhouder toe te voegen, waarmede bedoeld wordt de door van Hasselt afgedrukte brief waarvan hierachter sprake is in de noot bij brief No. 43), CXII, CXIII.
1) Zie over deze zaak Publications XL IV, blz. 100—102.
2) Er staat bij vergissing Maria.



VAN PARMA EN CHARLES DE BRIMEU.
37
entfangen uwen brieff van den XLTden dach deses tegenwoerdigen maents, inhoudende antwoerde op onsen vorigen brief des XnLTden daeges van April lestvergangen aengaende de weigexinghe der schattinge in den heerlicheyden Wel ende Arssen ende 'tghene uweluyden ghedocht heeft dat men mucht voirnemen om tot betalinge derselver schattinge te geraecken. Ende nhaedyen wy op 'tzelve hebben doen delibereren in den Raede des Conincx, onses genedigen herren, neffens ons wesende, ende daervan alle rapport ons ghedaen is geweest, heeft men voir het gevueghliexst, bequemlicxst ende rechtmesslichst aengesien, aleer het uyterste voir tho nemen ende te werck te stellen, den heeren van Wel ende Aerssen noch eens met soeticheyt te vermaenen om alzoe hen die maet vol te meten ende met meerdere justificatie daernae die executie te moegen doen, soe verre sy anderssins sich nyet en sullen willen in der redelicheyt und billicheyt ervinden laeten, ende dat achtervolgende dyen die lantrentmeyster aldaer behoert ulieden over te gheven supplicatie ende by deselve te versoecken brieven executorialen tegen den twee heerlicheyden voirs. ende dat, aleer hem dieselve brieven te accorderen, men den heeren voirs. by missiven advertere van sullick versoeck, henluyden guetlick ermaenende van selfs die resten op te brengen, daermit men nyet genoedicht en worde hem die voirs. bryeven te accorderen, 'twellick men nyet en soude konnen laeten, indyen syluyden by die weyghering'e der betalinghe voirs. benarren. Edoch indien sy vermeynen wollen te sustineren, dat sy exempt und gescheyden waeren van den furstendomb Gelre, dat men se daerop in recht sal hoeren; betalende nyettemin, hangende den processe, die voirs. schattinge ende andere lasten der lantschap, als bisher gewoentlick is geweest. Und dese brieven alzoe geschreven und aen oeren handen bestelt siinde, indyen sy noch even weygerich blyven, mucht men daernae den voirs. lantrentmeyster die versochte executorialen accorderen ende in cracht derselver procederen ter executie by apprehensie van den treffelicxsten van den dorpen ende anderssins, als uwen brief medebrenght, oft by maniere van toeslach oirer guederen, gelegen soe in den dorpen van Wel ende Arssen als elders in den lande van Gelre; ende is onse meyninghe, dat in gevalle van voirdere weygeringe boven die guetlicke vermaeninghe voirs. men met die executie voirtvaere met die bequaemste manieren.
Waelgeboren, lieve neve ende lieve besundere, God sye met ulieden.
Geschreven te Bruesselle den XXIXsten dach Maii XVCLXI.
Als boven III, f. 74.



38
BRIEFWISSELING TUSSCHEN MARGARETHA
34. 1561 — Mei 31.
Van Margaretha aan Brimeu. — Zij noodigt Lamoraal van Egmond uit om in haren naam de bijeenkomst met de erfgenamen van Marten van Rossem bij te wonen.
Mon cousin, M'allant souvenir que quelques jours passez m'aviés faict entendre 1) qu'ensuyvant ce que j'avoye advisé vous encharger de aultrefoys tenter la voye amyable entre les héritiers de feu Martin de Rossem, vous espériés négocier a. eest effect avecques eulx le second du mois de Juing prochain, je suys esté fort aysé de veoir ce jour tomber en ceste conjuncture, que de la présence par dela. de mon cousin le prince dé Gavre, conté d'Egmond, pour vous y povoir ayder^et assister; a quelle fin je luy escrips et le requiers instamment par la lettre, que ce messagier porte, et vous en ay bien voullu advertir, a. ce que, tenant la main qu'il s'y veuille entremectre, vous vous employez parensemble a. 1'appaisement de ce différend, selon que scavez qu'il convient pour le bien des parties et service du..., et 1'avez plus particulièrement entendu par plusieurs mes précédentes, qui me garde de m'extendre plus avant en cecy fors que de vous recommander tous moyens possibles pour parvenir audict accord.
De Bruxelles le dernier jour de May 1561.
Au conté de Meghem.
Als boven III, f. 78.
35. 1561 — Mei 31.
Van Margaretha aan Brimeu. — Antwoord op No. 31. Zij heeft nog geen bericht van Z. M. over het begeven van de schoutambten. Ten einde echter den geregelden gang der zaken te bevorderen verzoekt zij hem persoonhjk (niet het Hof) bevoegde personen te noemen, waarna zij hierin zal voorzien.
Mon cousin, J'ay veu ce qu'en la lettre commune de vous et ceulx du Conseil en Gheldres du Xllme de ce mois me touchez par ung article de quelques petitz offices y vacans, sur quoy je vous advertis que le Roy, mon seigneur, ne m'a encoires faict entendre son bon plaisir quant a la disposition et collation des offices et bénéfices en vostre gouvernement, par oü mal pourroy je pour maintenant vous y respondre résoluement, sans tomber en hazard de faire chose que pourroit porter préjudice a 1'ordre, quil plairra a, Sa Majesté commander que s'observe en eest endroict. Et toutesfoys veuillant bien vous complaire en ce que je puys, attendant ladicte ordonnance, je désire que vous nommez personnes, qui vous sembleront ydoines et qualiffiez aux susdicts offices vacans, afin que par vostre nomination je y pourvoye et que par la longue dilation les affaires ne recoipvent quelque préjudice; dont, pour estre chose que touche seullement a. vous, je vous ay bien voullu advertir en responce a part par ces deux
1) Zie No. 29.



VAN PARMA EN CHARLES DE BRIMEU.
39
motz et vous recommander, mon cousin, en la saincte garde du Créateur.
De Bruxelles le dernier jour-de May 1561. Au conté de Meghem.
Als boven III, f. 79.
36. 1561 — Juli 7.
Van Brimeu en het Hof aan Margaretha. — Die van Arssen en Well blijven weigeren de schatting te betalen. Tot de executie stelt de Stadhouder voor zijne bende te gebruiken, waartoe dan noodig zal zijn de helft, die zich te Dampvillers bevindt en daar niet noodig is, herwaarts te doen komen. Voorts handelt de brief over de moeielijkheid om eenen pastoor voor Keppel te vinden, daar ieder bedankt.
Genedige vrouwe, Alzoe hierbevoirens tusschen U. F. G. ende ons hin ende weder geschreven is geweest 1) aengaende die weygeringe der schattingen in den heerlickheyden Wel ende Arssen ende U. F. G. opt lest geschreven, als by copie hierby gaende te sien is, ende zoe (om sullicken schryven te achtervolligen) ick van Meghem aen den heere van Wel hebbe schryven doen, als U. F. G. uuyt die copie 2) believen zal te vernemen, soe ist geschiet, dat dieselve heer to Wel (sullick schryven even kleyn achtende ende versmadende) den bode doen seggen heeft, hy en kunde daer gheen antwoort meer op schryven: hy hadde den lantrentmeister tweemael antwoort geschreven etc, als U. F. G. uuyt die copie der relatie desselven boden, hierby liggende, oick believen zal te verstaene; 'twellick sonder twiiffel nyet alleenlick een verachtinge onses schryvens, maer oick (boven die schade) zeer groote affbrueck is Zyner Majesteyts hoicheyts ende daerenteyndens to min lydelick, want die lantrentmeyster alhier seyt, dat die heere van Wel aen hem nyewerlt van der schattinge geschreven en hebbe, hoewel hy sullicx dien bode hebbe doen aensegghen.
Ende zoe nu, genedige vrouwe, wy hierinne nyet wyders en sollen weten to doen off voir to nemen dan die executie mitter stercker handt, als wy hierbevoirens oick noch aen U. F. G. geschreven hebben, te weeten dat men eenige van den treffelicxsten van der heerlickheyt gevangen opneme ende binnen die stadt van Venloe ende Ruremunde brenge ende halde ter tiit toe dat die schattinge betaelt zal ziin, als voertiits by dieven des zei. graven to Hoichstraten etc, deser landen stadtholders, in dieselve heerlickheyt Wel geschiet is, 'twellick, woewael id (onses erachtens) id gefueghlicxste middel is, wy sonder U. F. G. bevel nyet alleenlick nyet sollen onderstaen willen voir to nemen, maer waere oick onmoegelick, diewyle wy gheen ruyter off knechten en hebben, daermit wy id to werck stellen kunden. Edoch zal U. F. G. believen te weten, dat wael ongeferlick die helft van die bende, my van Megem bevolen, noch hier te lande is, diewellicke, als ons (doch onder correctie) dunckt; U. F. G. voor
1) Zie No. 31 en 33.
2) Ik heb gemeend deze te mogen weglaten, daar zij geene nieuwe gezichts punten bevat.



40
BRIEFWISSELING TUSSCHEN MARGARETHA
geëxcuseert kunde halden van to Damvileers to trecken und, zullicx geschiende, men dieselve tot die voors. executie kunde gebruycken. Und soe (Godt heb loff) onses wetens sunderlinge gheen roep van oirloge en is opten frontieren van Vranckrycke, mochte oick U. F. G. de reste derzelver benden wael herwaerts khomen laeten om alhier tosamen in desen landen gemonstert ende voorts voor die helft in eenige stadt derselver landen (die daertoe beqw&empst waere) in garnisone gelacht te worden; 'twellick gedaen ziinde, U. F. G. dieselve altiit krygen und gebruycken kunde na oiren willen und waelgevallen.
Edoch, genedige vrouwe, in allen gevalle wil id noodich ziin (offschoon dieghoene, die hier ziin, opwaerts trecken joff*die andere nederwaerts khomen), dat men hun wat gelts bestelle, opdat se nyet genoodicht en worden die onderdanen te beschedigen; allet nochtans, genedige vrouwe, stellende tot U. F. G. guede geliefte; dan wy en hebben nyet onderlaten kunnen dieselve sullicx voor onse guedtduncken te schryven, ten eynde dat dese inobedientie ende rebellicheyt der -nootdruft nae gestraft und meerdere (die daeruyt rysen muchte) vermydet worden moege, daertoe wy gheen bequaemer middel en weten te bedencken; begerende evenwael mitten eersten van U. F. G. genedige meyninge verstendicht to worden, om ons allenthalven daernae te reguleren.
Ten anderen, genedige vrouwe, alsoe ick. van Meghem, lestmael tot Bruessel wesende, U. F. G. gesproken hadde van eenen goeden, alden priester, die die kercke van Keppel te bedienen i) vredich was, mits dat men hem toeliete siin kercke in der Nyerstadt to Zutphen (daerinne hy verbonden was) te moegen eenen anderen resigneren, 'twellick U. F. G. vur guedt aensach ende te consenteren vredich was etc, sal derzelver U. F. G. believen te verstaen, dat nu, als ick aen denzelven wederomme hebbe doen vorderen, hy hem oick (als verscheiden andere hiertevoirens gedaen hadden) weigerich heeft vernemen laeten, het zye nu duer vreese des heeren van Keppels off anders, 'twellick ons onbewust is, dergestalt dat wy nyet wel middel en weten, hoe wy tot bedieninge derzelver kercken yemanden zullen krygen, daertoe bequaem ziinde; willende nochtans noch allen vliet daertoe voirwenden, als wy oick algereets om eenen anderen geschreven hebben; ende daeraff bescheidt vernomen hebbende, zullen wy dan U. F. G. 'tselve toeschryven.
Durluchtige, hoichgeboren furstinne etc, Wy bidden Godt almachtich etc.
Geschreven tot Aernhem den Vilden Julii XVCLXI.
U. F. G. onderdanige ende oidtmodichste dieners Die Stadtholder, Cantzler und Raeden des Conincks
in Gelderlant verordent. ^ j^0qs
Der durchluchtiger etc. Margarita etc, generale regentinne etc.
Als boven iii, f. 81.
i) Vgl. brief No. 15.



VAN PARMA EN CHARLES DE BRIMEU.
41
37. 1561 — Juli 8.
Van Brimeu aan Margaretha. — Hij dringt aan op monstering van zijne bende, daar de helft, zoo die niet plaats heeft, naar hunne woonsteden zal terugkeeren.
Madame, Comms le quartier de la moitié de ma compaignie d'hommes d'armes s'achève a la fin de ce moys et, icelluy achevé, sy on ne leur commande aultre chose, ilz s'en retourneront en leurs maisons, et sy après on leur volloyt passer monstre, il leur seroyt fort discommode retourner a Dampvillers et faire cincquante lieuwes et autant au revenir, je supplye trés humblement V. A. m'adviser incontinent comme elle entend de faire en cela, affin que je scache comme j'auray a. me y régler.
D'Arnem le VlIIme de Jullet 1561.
A Madame.
Als boven III, f. 87.
38. 1561 — Juli 19.
Van Margaretha aan Brimeu. — Antwoord op No. 36. Tegen de heerlijkheid Well moet met kracht worden opgetreden en daartoe de bende van den Stadhouder gebruikt worden, aan welke hij tot nader bevel eene garnizoensplaats in Gelderland mag aanwijzen.
Voorts schrijft zij over de vertraging van de uitbetaling der soldij, ontstaan door verschil tusschen de Staten over de verdeeling van het bedrag. Den soldaten zal de schade, die zij daardoor lijden, worden vergoed.
In het belang der gemeente moet hij zijn best doen eenen pastoor voor Keppel te vinden.
Voorts over het door den stadhouder gewenschte verbod aan de gravinnen van Stirum en Bronkhorst om op de domeinen van. Z. M. te jagen. De regentes wil de zaak met zachtheid behandeld zien en haar zelfs vergunnen nu en dan, mits in eigen persoon, daar te jagen. Beweren zij recht op de jacht te hebben, dan moeten zij de bewijzen daarvan overleggen.
Mon cousin, J'ay par le rapport, que m'a esté faict du contenu de la lettre, que joinctement avec ceulx du Conseil de par dela m'avez escript du VHme de ce mois et des pièces y joinctes entendu la continuation du refuz du seigneur de Wel a. payer ce qu'icelle seigneurie doibt encoires de reste en sa quote des deniers dernièrement accordez au Roy, mon seigneur, et le tout mis en délibération du Conseil, oü, après avoir le tout esté meurement considéré et pesé, n'a semblé que l'on doibge passer les choses plus longuement ainsy, comme celles, qui ne sont que de trés mauvaix exemple; et puysque tous offices, que l'on ait sceu faire en eest endroict tant par cy-devant que maintenant ceste dernière foys envers ledict de Wel, n'ont sceu tant opérer que de le réduyre a la raison, qu'il est requis y procéder par aultre voye et mesmes par celle de la rigeur, n'en restant aultre, en laquelle l'on trouve moins de difficulté, puysque désia, selon qu'escripvez, l'on a par cy-devant du temps de feu le conté de Hoichstrate usé de la main forte contre la mesme seigneurie. Par oü, afin que aultres ne prendent pied de ensuyvre ce mesme



42
BRIEFWISSELING TUSSCHEN MARGARETHA
chemin, et estimant que ceste exécution contre la seigneurie de Wel mouvera ceulx d'Arssen a. satisfaire a leur debvoir sans attendre le semblable, vous regarderez et le vous ordonne de la part de Sa Majesté de user de 1'exécution de la meilleure sorte que pourrez adviser, contre lesdicts de Wel, vous servant a. celle fin de ceulx de vostre compaignie selon qu'escripvez, lesquels je suys contente que pour eest effect et aussy pour aultres bonnes considérations demeurent en vostre gouvernement en lieu, qu'adviserez qu'ilz seront bien, jusques a. ce que vous manderay aultrement, et aussy que les aultres, estans a Dampvillers, se trouvent pour la monstre avec le demeurant au pays de Gheldres lors quej'auray le moyen de pour leur faire tenir argent, lequel l'on va apprestant. Et commil pourroit estre que certain différent, estant entre les Estatz sur la facon de la distribution du payement des bendes d'ordonnance, ne seroit encoires assopi au jour que le premier quartier finira et que partant les deniers ne seront au lieu de la garnison si précisément au susdict jour, je vous requiers faire entendre a. ceulx, estans audict Dampvillers, que, s'il advenoit ainsy, ilz veuillent y attendre quelque peu et que une aultre foys on les soullagera autant de jours que maintenant ilz passeront leur terme, en quoy je m'attens qu'ilz ne feront difficulté ny faulte.
Au regard de ce que contient vostredicte lettre de la cure de Keppel et la difficulté que trouvez pour recouvrer homme de bien et catholicque pour la desservir, il sera bien que l'on face bonne dilligence d'en trouver ung, ne convenant que 1'église demeure longuement ainsy.
Au demeurant le Sr. de Berlaymont m'a monstré certain mémorial de vostre part, par lequel désirez que j'escripvisse a ceulx du Conseil en Gheldres, afin qu'ilz feissent deffence de par Sa Majesté aux contesses de Styrum et de Bronckhorst de ne plus chasser sur les terres de Sadicte Majesté, ce que ayant pareillement communicqué au Conseil, n'a semblé que je feisse faire la susdicte deffence par lesdicts du Conseil si cruement et mesmes a persohnes de telle qualité au pays de Gheldres, ausquelles il est bien pour bons respectz gratiffier parfoys, quand elles vouldriont prendre le desduict i) en personne et avec cela en user honnestement et point aultrement. Et oultre ce vous scavez, mon cousin, le peu de respect qu'on porte bien souvent par dela aux lettres desdicts du Conseil encoires en choses plus approchantes et plus conformes a. leurs qualitez que non pas ceste matière de chasse, estant plus le faict du gouverneur, et que partant vous debvriés escripre ausdictes contesses et les requérir de ne chasser tant sur les terres de Sadicte Majesté; prenant pied et fondamment sur ce qui'Icelle a. Son partement de ces pays auroit fort estroictement commandé (comme en vérité Elle a) le repeuplement des forestz et de la sauvagine 2) et que, quand
1) afleiding, uitspanning.
3) wildbaan. Dit geldt voor de Veluwe.



VAN PARMA EN CHARLES DE BRIMEU.
43
elles auront quelques foys envye de s'y trouver en personne, en le vous faisant entendre, vous regarderez de les y gratiffier. Et la oü verrez par leur responce (laquelle requiérerez) qu'elles vouldriont prétendre de pouvoir chasser par droit, vous ferez instance qu'elles vous en facent apparoir, pour après nous en advertir et y estre ultérieurement faict comme se trouvera appartenir.
De Bruxelles le XIXme jour de Juillet 1561.
Au conté de Meghem.
Als boven III, f. 91.
39. 1561 — Augustus 3.
Van Brimeu aan Margaretha. — Antwoord op No. 38. Over het al of niet naar huis zenden van de helft zijner bende na de executie van den heer van Well met ,het oog op den buitengewoon hoogen prijs van de haver in Gelderland.
Madame, Avant la réception des lettres de V. A. la moictié des hommes d'armes et archiers de ma compaignie, qui debviont faire le second quartier a Dampvillers, y estoient arrivés. Sy V. A. le trouvoit bon, je les manderay de la pour venir de par decha. pour ce moys de Septembre prochain, pour faire ceste exécution de Monsr. de Welle, et icelle faicte (n'est que V. A. leur voulsist faire passer monstre), puisque a. ung moys prez la garnison serat achevée, je les lesseroys aller a leur maison et ce, pour ce que 1'avoine est merveilleusement chière au pays de Geldres. Toutesfoys si V. A. entendt qu'ilz doibvent passer ladicte monstre, il plairat a icelle m'en adviser, et je les mectray quelque part en garnison. Je seray bien aysé, s'ilz la debvoient passer, que je les puisse veoir, car je ne puis scavoir comment ilz sont en ordre, synon par oyr dire. Sy V. A. ne trouve bon ce que dessus, elle m'en porat adviser, car je ne les feray partir de Dampvillers jusques avoir ordonnance de V. A.
De Clève ce Illme d'Aoust 1561.
A Madame.
Als boven III, f. 10a.
40. 1561 —Augustus II.
Van Margaretha aan Brimeu. — Antwoord op No. 39. Voor hetgeen hij na de executie te Well met zijne bende moet doen, verwijst zij naar eenen anderen (niet aanwezigen) brief. Zijne bende moet te Dampvillers blijven en daar de monstering en betaling van een half jaar soldij afwachten.
Mon cousin, J'ay receu vostre lettre du Illme de ce mois d'Aougst et par icelle entendu ce que m'escripvez touchant le faict de la compaignie d'ordonnance de vostre charge, dont vous tiengs mémoratif. Pour y respondre, puysque (comme escripvez) voz gens sont désia arrivez a Dampvillers, j'ay trouvé pour le myeulx, qu'ilz y arrestent et attendent la monstre et payement d'ung demye année, selon qu'entendrez par mes aultres allans



44
BRIEFWISSELING TUSSCHEN MARGARETHA
quant et cestes i), et que, lesdicts monstre et payement faictz, vous faictes venir ceulx du second quartier de vostredicte compaignie en vostre gouvernement pour vous en servir a. 1'exécution que S9avez, et en oultre vous riglez en leur. endroict selon que escripviz le XIXme de Juillet dernier passé; vous requérant et enchargeant davantaige que ce que par délibération du Conseil j'ay trouvé convenir d'ordonner générallement pour touttes les bendes et va déclairé par mesdictes aultres, vous le faictes observer endroict la vostre selon que j'en ay bien en vous la confidence.
De Bruxelles le Xlme jour dudict mois d'Aougst 1561.
Au conté de Meghem.
Als boven III, f. 104.
41. 1561 — Augustus 17.
Van Brimeu aan Margaretha. — De helft zijner bende was vóór de ontvangst van den brief van 11 Augustus reeds naar huis teruggekeerd. Zoo zij het wenscht, zal hij deze lieden weder naar Dampvillers zenden, maar het zal wel einde September worden, voordat zij daar kunnen zijn. Ter vermijding van schade voor de bevolking raadt hij aan de monstering van de geheele bende in Gelderland te doen geschieden, als wanneer dan tevens de executies zouden kunnen plaats hebben.
Madame, Avant la réception des lettres de V. A., par lesquelles elle me commandoit de faire demeurer a Dampvillers ceulx de ma compaignie, la moictié des hommes d'armes et archiers d'icelle, y ayans tenus le premier quartier, estoient désia. retournez par decha en leurs maisons et raultre moictié y estoit arrivée pour y faire le second quartier. Sy V. A. entendt que je y fache retourner ceulx, qui sont par decha, pour y passer monstre, je le feray; mais il serat bien mal possible qu'ilz se y puissent trouver avant la fin du moys de Septembre prochain, tant pour la distence du lieu que pour ce qu'il serat bien VIII jours avant que je puisse avoir 1'ordonnance de V. A. sur cestes, et par après aultres VIII jours pour les mander, oultre quasy XV jours qu'il fauldrat pour aller de leurs maisons audict Dampvillers. Et pour cy ou non, affin de point perdre temps, je leur ay mandé de se tenir prest en bon équipaige attandant 1'ordonnance susdicte de V. A.
Quant au surplus qu'icelle m'escript, qu'ilz demeurent en leur garnison sans fouller les poeuvres gens du plat pays, ie donneray sy bon ordre que V. A. ny les Estatz n'auront cause de s'en mescontenter. Sy V. A. le trouvoit bon, il me semble, après que ceulx, qui sont présentement a, Dampvillers, auront achevé leur quartier, que se seroit le plus convenable que V. A. léur désignast quelque lieu en cestuy mon gouvernement, oü toute ma compaignie s'assemblast, et que les commissaires s'y trouvassent pour leur passer a monstre a, tel jour qu'il plairoit a. V. A., et ce pour éviter toutes mengeries et foulles, qui se pourroient
1) niet aanwezig.



Van parma en charles de brimeu.
43
commectre par le chemin, tant en allant que retournant; car quel bon ordre qu'on y sache mectre, il y at tousjours quelque poeuvre homme, qui s'en résent; aussy pour les excuser de ceste paine et despence, qu'il leur conviendroit faire a. 1'endroict de ce voyaige, oü il n'y at moins de cent lieues, tant a aller que venir; et aussy tout d'ung chemin les exécutions, qu'il convient faire en ce pays, se poront faire a 1'heure la.
D'Arnhem ce XVIIme d'Aoust 1561.
A Madame.
Als boven III, f. 105.
42. 1561 — Augustus 18.
Van Margaretha aan Brimeu. — De vorm van het register der ambten, waaróver Z. M. de beschikking heeft, is niet goed, zoodat het naar Spanje moet worden gezonden, om gewijzigd te worden. Toch staat zij hem toe nu reeds over die ambten te beschikken volgens de acte van Z. M.
Mon cousin, Le Roy, mon seigneur, m'a ces jours passez par certain acte sur ce despesché et signé par Sa Majesté esclaircy son intention touchant la disposition et collation des offices ès mètes de vostre gouvernement; mais comme le registre 1) desdicts offices et bénéfices mentionné par ledict acte ne m'a esté envoyé despesché en la forme qu'il convient, de manière qu'il est besoing 1'envoyer vers Espaigne, ce que feray par la première opportunité, j'ay bien voullu ce pendant tousjours vous advertir de 1'intention de Sa Majesté, laquelle entenderez par Sa lettre et le contenu du doublé dudict acte 2) allans avec ceste, afin que, advenant la vacation d'aulcun office ou bénéfice pendant que l'on attend le renvoy ceste part dudict régistre, vous puissiés vous rigler conformément audict acte, comme de mon costé (si l'on vient solliciter icy chose, de laquelle vous est par icelluy permise la disposition) je feray remectre et renvoyer les poursuyvans a vous, de sorte que 1'attente dudict régistre ne vous importera retardement de 1'exercice de la permission, qu'il a pleu a Sadicte Majesté vous concéder en eest endroict.
De Bruxelles le XVIIIme jour d'Aougst 1561. Au conté de Meghem.
Als boven III, f. 109.
1) Opgenomen in van Hasselt's Kronijk van Arnhem, blz. 145 169.
a) Hiermede wordt waarschijnlijk bedoeld de brief van 31 Mei 1561, opgenomen door van Hasselt a. w. blz. 136. Na eerst de geestelijke beneficiën te hebben behandeld verklaart de Koning aan zich te houden de benoeming van hoofdofficieren en gaat dan voort: „délaissant néantmoings audict gouverneur de Gheldres et Zutphen la provision d'autres offices non estans de Ia qualité des dessusdicts selon le registre sur ce dressé, dont copie auctenticque sera mise en la Chambre des Comptes de S. M. en Gheldres."



46
BRIEFWISSELING TUSSCHEN MARGARETHA
43.
1561
Augustus 28.
Van Margaretha aan Brimeu. — Antwoord op No. 41. Zij bepaalt, dat de monstering van de geheele bende van den Stadhouder op 20 September te Roermond zal plaats hebben.
Mon cousin, Pour respondre a vostre lettre du XVIIme de ce mois dAougst, j'ay pour les raisons y contenues et aultres bons respectz esté contente que toutte vostre compaignie se trouve a Ruremunde pour le XXme jour de Septembre prochain, pour lors y passer a monstre et recepvoir les six mois, que l'on va payer aux compaignies d'hommes d'armes. Parquoy regarderez de mander la vostre audict Ruremunde pour ledict jour, contre lequel leur argent y sera, et que donnez ordre et tenez main que tant ceulx ayans faict le premier quartier que ceulx estans audict Dampvillers satisfacent a ce, dont ilz y peuvent estre demeurez redevables, et que par le chemin ilz s'abstiennent de foulles et que, la monstre achevée, vous faictes continuer et parfaire le second quartier audict Ruremunde pour ceste saison. Et quant a. 1'année a venir, vous serez adverti en temps de 1'ordre, selon lequel l'on advisera que les compaignies auront a se conduyre, et des lieux, oü ilz se tiendront pour leur garnison.
De Bruxelles le XXVIIIme jour d'Aougst 1561.
Au conté de Meghem.
Van Margaretha aan Brimeu. — Naar aanleiding van een verzoek om cassatie van een door het Hof van Gelderland uitgesproken verbod van uitvoering vari een door den magistraat van Nymegen op het Valkhof gewezen vonnis gelast zij den Stadhouder eene poging aan te wenden om de zaak in der minne te schikken, waartoe zij iemand zal zenden, die van deze zaak volkomen op de hoogte is.
Mon cousin, Vous estes assez adverti du différend, qu'il y a entre ung Johan van Thoeven et ses consors et les Burgemestres, Eschevins et Conseil de la ville de Nymmegen joinctz avecques eulx, requérans exécution de certaine sentence rendue par lesdicts de Nymmegen au Valckhoff illecq, d'une part et Johan Eygeman et ses consors, opposans et ayans obtenu au Conseil du Roy en Gheldres dénégation judiciaire de ladicte exécution, d'aultre; et mesmes aurez entendu la poursuycte, que de la part de ceulx de ladicte ville de Nymmegen (se deuillans de ladicte dénégation) auroit (passé désia long temps) esté faicte icy a. fin de cassation d'icelle et progrès et effect de ladicte exécution. Or ayant faict au Conseil du Roy, mon seigneur, oyr bien amplement et au long maistre Josse Cranevelt, conseillier audict Geldres (lequel a esté appellé icy pour faire rapport et nous informer de 1'estat et disposition de ce différend et ce qu'en dépend), et ayant aussy faict visiter tous les actes et pièces d'icelluy, j'ay pour plusieurs bonnes considérations et respectz, avant que ordonner absolutement sur
Als boven III, f. 110.
44.
1561 — October 7.



VAN PARMA EN CHARLES DE BRIMEU.
47
ce que par lesdicts supplians a esté requis, trouvé convenable de faire préallablement chercher la voye d'accord entre les parties et suyvant ce je vous requiers que, prins avecques vous quelques bons personnaiges du pais, qu'adviserez de a ce choysir, vous faictes a. la première vostre commodité appeller pardevant vous a. certain jour lesdictes parties et regardez de faire tous bons offices pour 1'amiable pacification et appoinctement dudict différend. Et contre le jour, que vouldrez prendre pour y entendre, je regarderay vous envoyer quelqung du Conseil d'icy imbu' de ceste matière, pour vous assister a conduyre ceste communication a la fin susdicte, comme je désire fort que se face, et que vous y employez selon que scaurez bien faire, a quoy, en préfigant ledict jour, sera bien que prenez esgard, mesmes qu'il soit si long qu'en estant advertie, celluy, que j'adviseray d'y envoyer, puist bonnement arriver en temps celle part.
De Bruxelles le VHme jour d'Octobre 1561 1).
Au conté de Meghem.
Als boven III, f. Ut.
45. 1561 — December 10.
Van Brimeu aan Margaretha. - Hij heeft de in brief No. 44 bedoelde bijeenkomst bepaald op 14 Januari 156a en verlangt te weten, wie de vacatiegelden van zijne bijzitters zal moeten betalen, Z. M. (hetgeen hem met het oog op latere gevallen van gelijken aard bedenkelijk voorkomt) of de partijen, die daartoe vooral in het zeer waarschijnlijke geval van mislukking niet bereid zullen zijn.
Madame, Me retournant ceste part ay trouvé a Nymegen une lettre de V. A. datée le VHme d'Octobre, par laquelle V. A. (ayant faict au Conseil de Sa Majesté oyr maistre Josse Cranevelt, conseillier en ces pays, sur le différent, qu'il y a entre ung Jehan van Thoeven et ses consors et les Bourgermestres, Eschevins et Conseil de la ville de Nymegen, joinctz avecques eulx, d'une et Jehan Eygeman et ses consors d'aultre part, sur 1'exécution de certaine sentence rendue par lesdicts de Nymegen au Valckhoff etc.)^ me commande (veu que V. A. pour plusieurs bonnes considérations et respectz, avant que ordonner absolutement sur ce que par lesdicts de Nymegen a esté requis, ayt trouvé convenable de faire préallablement chercher la voye d'accord entre lesdictes parties) que, prins avecq moy quelque(s) bons personnaiges du pays, je face a. la première commodité appeller pardevant moy a certain jour les meismes parties et que je regarde de faire tous bons offices pour 1'amiable paciffication et appoinctement dudict différent, m'advisant aussy que contre le jour que je prendray pour y entendre, V. A. regardera nVenvoyer quelqung du Conseil de la, imbu de la matière, pour m'assister. Et pour k icelluy commandement de V. A. obtempérer
1) Zie verder No. 45 en 51.



48
BRIEFWISSELING TUSSCHEN MARGARETHA
ay désia. (soubz le bon plaisir de V. A.) prins et constitué le quatuorziesme jour de Janvier prochain, pour alors entendre a 1'affaire susdict, lequel (a. mon advys) sera bien si long que celluy, que V. A. advisera envoyer ceste part, aura d'espace assez pour y arriver. Mais comme je ne scay bonnement 1'intention de V. A. quant au paiement et le contenter desdicts personaiges du pays, lesquelz selon ledict commandement de V. A. j'appelleray pardevant moy a la fin susdicte, a scavoir si Sa Majesté fera ledict payement (a quoy entrer une fois me semble que par cy-après pourroit causer grande conséquence) ou les parties, lesquelles (une chascune se fiant en son bon droict) en feront (commil me semble) grande difficulté et principallemènt si 1'accord ou 1'appoinctement (commil faict fort a. craindre) ne se face, je prye, Madame, qu'il plaise k V. A. sur cela me mander vostre bon plaisir, pour selon icelluy me reigler i).
D'Arnhem ce Xme de Décembre XV°LXI.
A Madame.
Als boven III, f. 117.
46. 1561—December itï
Van Brimeu aan Margaretha. — Hij ondersteunt het verzoek van Marten van Andelst, oud-burgemeester van Nymegen, veroordeeld wegens ketterij, om rehabilitatie en verzoekt den inquisiteur Sonnius, die het vonnis heeft uitgesproken en nu te Brussel is, op dit verzoek te hooren.
Madame, Arrivant (depuys nagaires) en la ville de Nyeumege, m'a esté par ung (ayant longtamps esté bourgermestre et eschevin d'icelle ville) nommé Martin van Andelst 2) présenté la supplication cy-enclose, et comme (m'estant inquiz de son affaire) je soys par aulcuns personnaiges de la meisme ville de Nyeumege (lesquelz je tiengs fort hommes de bien et grands zélateurs de nostre anchienne et vraye foy catholicque) informé et pour vray adverty que ledict Martin se ait (depuys que la sentence par le docteur Sonnius, comme inquisiteur de la hérésie, avecq aulcuns du Conseil ichy comme assesseurs ait esté contre luy pronunchée, par laquelle il at esté déclaré inhabile) tousjours tenu et tient k présent de telle sorte que l'on ne pourroit ny apercevoir nyprésumer en luy aultre foy que la meisme nostre vraye catholicque, et pardessus cela (ne fust ladicte sentence) il soit tant qualiffié aux estatz de bourgermestre et eschevin, qu'il n'y ait aultre plus idoisne et de manière que (s'il y fust remis) il seroit homme pour faire non seullement a la républicque, mais a Sa Majesté aussy services trés bons et trés utiles. Et combien, Madame, que (au regardt de ce que dessus) je serois bien d'advis qu'on le remeist en son susdict estre premier, ayant (pardessus tout) considération qu'il n'ayt (selon que l'on m'a dit) jamais esté d'aultre foy que
1) Zie No. 51.
2) Zie over hem o.a. Gelre, Bijdr. en Meded. XI, blz. 14.



VAN PARMA EN CHARLES BE BRIMEU.
49
bonne, ains ait seullement eu aulcuns images schandaleuses en ses verrières, si est ce que n'ay sur ladicte supplication voulu ordonner aulcune chose ne me ingérer ou mesier des choses concernantes ladicte hérésie, sans préallablement en" advertir V. A. et entendre la bonne voulunté d'icelle sur ce que luy plaist que je fache, a. scavoir ou que j'accorde audict Martin sa demande ou que je la luy reffuse. Et veu que ledict doctor Sonnius est (comme j'entendz) présentement en court, le pourra V. A. faire oyr, pour estre informée de son advis, et après m'ordonner ce que bon luy samblera, a quoy je suys prest d'obéyr i).
D'Arnhem ce Xlme de Décembre 1561; A Madame.
Als boven III, f. 119.
Marten van Andelst was blijkbaar in zijne vaderstad een gezien persoon, waarover -wij ons niet behoeven te verwonderen, wanneer zelfs de Stadhouder zich in zoo waardeerende bewoordingen over hem uitlaat. Uit de brievenverzamelingen van het Hof kan ik nog een en ander over hem mededeelen. Hij was vóór 1550 — waarschijnlijk in 1548 — door den inquisiteur Sonnius veroordeeld. In 1550 verzocht hij revisie van zijn vonnis. Het Hof adviseerde hierop in ongunstigen zin, daar eventueele intrekking van het vonnis de Inquisitie in minachting zoude brengen. Bij de schepenkeur van 1557 werd hij weder in den Raad gekozen, maar daarna weder afgezet. Het Hof, vermoedende, dat men het in 1558 andermaal zoude beproeven, verbood den richter van Nymegen hem, als zijnde inhabiel, te beëedigen. De richter antwoordde hierop, dat van Andelst niet was gekozen en dat men hem vooraf had gepolst, of hij bij eventueele verkiezing bereid was hem te beëedigen, waarop hij had geantwoord dit niet zonder vergunning van het Hof te kunnen doen. In 1562 kwam het tot rehabilitatie, waarvan op 12 April door het Hof aan den burggraaf, den richter en den magistraat werd kennis gegeven. Desniettemin vinden wij hem onder de 5 leden der regeering, die in Januari 1568 op last van Alva werden afgezet.
47. 1561 — December 19.
Van Margaretha aan Brimeu. — Zij gelast hem voor assessoren in de bij brief No. 45 bedoelde zaak heeren te kiezen, die nabij de plaats van bijeenkomst wonen en dus voor eene zoo korte vacatie wel geene vergoeding zullen vragen. Doen zij dit wel, dan moet hij het mededeelen aan den raadsheer, dien zij met het oog op deze zaak zal zenden.
Mon cousin, Pour respondre a. vostre lettre du Xme de ce présent mois 2), par laquelle requérez de scavoir mon intention allendroit du payement des personnaiges du pays illecq, qu'avez advisé de choisir pour vous assister a 1'amyable pacification du différend estant entre Jehan van Thoeven et ses. consors et les Burgmestres, Eschevins et Conseil de la ville de Nymmegen,
1) Zie verder No. 5a. a) Zie verder No. 31.
4



5o
BRIEFWISSELING TUSSCHEN MARGARETHA
joinctz avecques eulx, d'une part et Jehan Eygeman et ses consors d'aultre, je tiengs qu'aurez regardé de prendre personnaiges estans a la mam et ne résidens guerres long du lieu oü entendez besoigner a ce que dessus; lesquelz, estans gentilzhommes (comme souvent advient en cas semblable), ne vouldront pour si peu de chemin et pour si peu de durée que pourra estre leur occupation en eest affaire, vraysemblablement prendre riens pour cela; et si toutesfoys ilz en demandent quelque chose, m'en advertissant au retour du conseillier i), qui au jour qu'escripvez, se trouvera a Arnhem pour vous assister, je regarderay sur ce que s'y aura a. faire.
De Bruxelles le XIXme jour de Décembre 1561. Au conté de Meghem.
Als boven III, f. lai.
48. 1561 — December 29.
Van Brimeu aan Margaretha. — Antwoord op No. 47. Hij zet uiteen, dat men zonder vergoeding niemand zal kunnen krijgen, en verzoekt haar in het belang van zijne autoriteit den te zenden commissaris mede te deelen, hoe zij hierover denkt.
Madame, J'ay receu la responce de V. A. en date du XIXme sur ma lettre du Xme de ce présent mois touchant le payement des parsonnaiges, que j'ay advisé de choisir pour m'assister a 1'amiable pacification du différend estant entre Johan van Thoeven et ses consors et les Burgemestres, Eschevins et Conseil de la ville de Nymegen, joinctz avecq eulx, d'une part et Jehan Eygeman et ses consors d'aultre. Et est ainsy que j'ay (comme V. A. escript) prins et choisy personnaiges si prés a. la main qu'il estoit possible, a. scavoir quy demeurent pour le plus a. une bonne demie journée d'ichy. Mais quant a ce que (estans gentilzhommes) ilz ne vouldront pour si peu de chemin et pour si peu de durée que pourra estre leur occupation en eest affaire, vraisemblablement pour cela rien prendre, ne puis céler a. V. A. que, prins considération que en cas semblables (comme le différent de ceulx de Rossum et Isendoren d'une et ceulx de Gent et Plettenborch d'autre part et aultres) ceulx, quy y ont esté mandez, soyent esté payez de par Sa Majesté, ceulx-cy ne vouldront aussy faire la despence et prendre la paine pour rien, principalement comme c'est chose quy ne touche le service de Sa Majesté, ains personnes particulières seullement, comme aussy l'on ne peult encores s9avoir se l'on pourra absouldre 1'affaire en si peu de jours, comme semble que V. A. 1'entendt; et prye pour ce icelle V. A. trés humblement qu'elle me veulle par le commissaire, quy au mesme effect viendra ceste part et—comme ne fay doubte — sera payé de par le Roy, mander expressément son intention. Car, Madame, il me semble (comme
1) Zij zond den bekenden Joachim Hopper, sedert 1561 lid van den Geheimen Raad te Brussel, vriend van Viglius.



VAN PARMA EN CHARLES DE BRIMEU.
51
sans aucune faulte il seroit) chose bien estrange que, a 1'appétit de cincquante ou soixante florins, que cela pourra monter, il me fauldroit (après que lesdicts personnaiges eussent besoingné et feussent sur leur retraicte) encores escripre a V. A. pour scavoir quy les payeroit, et vouldroye plustost, Madame, les payer du mien propre que de laisser a ceulx de ce pays apparcevoir que mon auctorité fust si petite, comme l'on ne le faict, k scavoir que je n'eusse la puissance de disposer ou ordonner de payer cincquante ou soixante florins; et ne seroit aussy (commil me semble) service de sa Majesté que cela vint a leur cognoissance, pour la conséquence et désestime de moy estant gouverneur; dont j'ay bien youlu advertir V. A., affin que je puysse estre par ledict commissaire adverty de ce, selon quoy je m'auray a rigler.
D'Airnhem ce XXIXme de Décembre XVCLXI.
A Madame.
Als boven III, f. laa.
49. 1562 (1561) — Januari 8,
Van Margaretha aan Brimeu. — Zij gelast hem het oog te doen houden op Karei de Haen (Carolus Gallus), gewezen pastoor te Deventer en nu te Hamm, en hem gevangen te doen nemen, zoo hij bij zijne bezoeken aan Gelderland, zijn vaderland, betrapt mocht worden op het verspreiden van kettersche leeringen.
Mon cousin, Ayant esté advertie comment ung sire Charles de Haen 1), natif de Arnhem et ayant esté quelques années curé k Deventer, s'en seroit puys quelque temps en ga retiré pour la poursuycte que se faisoit contre luy a. cause que l'on le tenoit suspect d'hérésie, et qu'il auroit accepté service en certaine ville, nommée ten Ham, au conté, de la Marck; et estimant que, pour estre dudict Arnhem et curé prébendié k Eist, il pourra parfoys passer et repasser par les lieux de vostre gouvernement et s'avancher k y semer son venin, j'ay bien voullu vous faire ce mot pour vous encharger de faire avoir regard sur ledict curé et donner ordre que la oü, passant par vostredict gouvernement, il fust trouvé enseigner ou dogmatiser chose contraire a. nostre saincte foy et relligion catholicque, il soit en ce cas appréhendé, et m'en faictes advertir, pour faire procéder contre luy la et ainsy' qu'il appartiendra.
De Bruxelles le VHIme jour de Janvier 1561.
Au conté de Meghem.
Als boven III, f. 134.
1) Zie over hem Nijhofis Bijdragen VI, blz. 135 vgg. en vooral 140 vg ■ ook Navorscher 1878, blz. 555. Zie verder No. 63.



52
BRIEFWISSELING TUSSCHEN MARGARETHA
50. 1562(1561) — Januari 8.
Van Margaretha aan Brimeu. — Antwoord op No. 48. Zij blijft gelooven, dat de heeren geene vergoeding zullen vragen, maar verklaart zich bereid, zoo zij dit wel doen, 50 of 60 gulden door den landrentmeester van Gelderland te laten betalen.
Mon cousin, J'ay receu vostre lettre du XXIXme de Décembre passé, par laquelle réplicquez sur ce que par ma précédente je vous avoys escript que je tenoys que les gentilzhommes, qu'aviès choysi pour vous assister a. la pacification du différend estant entre Jehan Thoeven et ses consors d'une part et Jehan Eygeman et ses consors d'aultre, vraysemblablement ne demanderiont aucune chose pour leurs vacations en eest endroict, en laquelle opinion je suis encoires pour les raisons, qu'avez entendu par madicte précédente, nonobstant le contenu de la vostre. Si toutesfoys la oü vous veissiés qu'ilz prétendroyent en estre payez, vous en desbourssiés quelque chose, en estant advertie vous en feray pour ceste foys dresser et remboursser par le recepveur de Gheldres, m'attendant que, selon qu'escripvez, ce ne pourra porter que cincquante ou soixante florins.
De Bruxelles le VHIme jour de Janvier 1561.
Au conté de Meghem.
Als boven III, f. 125.
51. 1562(1561)—Januari 9.
Van Margaretha aan Brimeu. — Zij zendt Joachim Hopper naar Arnhem om hem behulpzaam te zijn in het bijleggen van het geschil tusschen Johan van Thoeven c.s. en Johan Eygeman c.s. en van eenige andere.
Mon cousin, Suyvant ce que le VHme jour du mois d'Octobre dernier passé j'ay appoincté et ce que du mesme jour je vous ay escript 1) endroict du différend entre ung Jehan van Thoeven et ses consorts ensemble les Burgemestres, Eschevins et Conseil de la ville de Nymmegen, joinctz avecques eulx, requérans exécution de certaine sentence rendue par iceulx de Nymmegen au Valckhoff illecq, d'une part et Jehan Eygeman et ses consorts, opposans, d'aultre, que, auparavant ordonner absolutement sur ce que par les suppliants a esté requis, je trouvoye convenable, pour plusieurs bonnes considérations et respectz, que l'on cercheast et tentast la voye d'accord entre lesdictes parties; vous enchargeant lors leur préfiger jour a eest effect et que contre icelluy je regarderoye de vous envoyer quelque ung du Conseil d'icy, imbu de la matière, pour vous assister a. la susdicte fin; et ayant depuys par voz lettres du Xme de Décembre dernier 2) entendu comment aviés ausdictes parties assigné le quatorsième jour de ce présent mois pour lors entendre a. ceste communication, j'ay choysy et commis a ce le conseillier Hopperus, lequel, bien instruict de eest affaire,
1) Zie No. 44. a) Zie No. 45,



VAN PARMA EN CHARLES DE BRIMEU.
53
va par mon ordonnance vous trouver pour vous assister a. mectre lesdictes parties d'accord et assopir leur différend, si faire se pourra, chose qui me seroit fort a plaisir pour le désir que j'ay de veoir retranchées touttes occasions d'ultérieures molesties, que aultrement pourra apporter eest affaire et qui ne conviennent au service du Roy, mon seigneur; comme aussy ne SQauroit estre bien la continuation de quelques aultres différends estans par dela, desquelz ledict conseillier va aussy instruict pour vous assister pareillement aux offices, que pour leur assopissement se trouveront requiz, comme de luy entendrez plus amplement, a. quoy me remectant je n'en tiendray icy plus long propos, et tant seullement vous requiers que veuillez a. vostre accoustume vous employer avec toutte vivacité a ce que une foys nous puissions nous veoir hors ces fascheries; vous advertissant que, pour plus en faciliter les voye et moyens, j'escrips présentement ausdicts de Nymmegen de en ce que leur concernera, s'accommoder le plus que faire le pourront.
De Bruxelles le IXme jour de Janvier 1561.
Au conté de Meghem.
Als boven III, f. 129.
52. 1562(1561)—Januari 22.
Van Brimeu aan Margaretha. — Antwoord op No. 46. Alvorens te beschikken op het verzoek van Marten van Andelst wenscht zij het gevoelen van het Hof te vernemen, omdat dit geheel bekend is met de toedracht en den loop dezer zaak.
Mon cousin, J'ay quand vostre lettre du Xlme de ce présent mois 1) receu la requeste, que vous a esté présenté de la part de Martin van Andelst, du contenu de laquelle m'a esté faict rapport, et m'a l'on joinctement mformé de ce dont l'on se souvient icy estre passé endroict son faict et pareille requeste, que par cy-devant a esté présentée de sa part. Mais comme en chose de semblable qualité il convient procéder meurement, il m'a semblé convenir, auparavant que d'ordonner sur la susdicte requeste dudict de Andelst, oyr ceulx du Conseil en Gheldres comme ceulx, lesquelz, ayans assisté feu le conté de Hoichstraete, lorsque le suppliant fust condempné, doibvent bien amplement estre informez et souvenans tant de ce que passa au mesme temps quant a cela comme aussy de ce que du temps du gouvernement de mon cousin le conté de Hornes de ce pays la est succédé quant au faict du mesme suppliant; qui m'a meu d'escripre présentement a eulx pour, leur réscription veue, ordonner aprez sur ce que ledict Andelst demande et requiert, comme se trouvera convenir.
De Bruxelles le XXIIme jour de Janvier 1561.
Au conté de Meghem.
Als boven III, f. 132.
1) Verschrijving voor 11 December 1.1.



54
BRIEFWISSELING TUSSCHEN MARGARETHA
53. 1562 (1561) — Maart 13.
Van Margaretha aan Brimeu. — Zij gelast hem de door hem op goederen van burgers der stad Luik gedane arresten op te heffen en zijne vorderingen vóór den bevoegden rechter te doen.
Mon cousin, Ceulx de la ville de Liège se sont présentement doulluz envers moy des arrestz, qui (il n'y a long temps) auroyent de vostre part esté faictz des bourgeois de ladicte cité passans par le pays de Gheldres et mesmes au lieu de Kessel, soubz prétext des actions, que comme successeur de feu 1'évesque de Liège prétendez contre ladicte cité, chose qu'ilz soustiennent estre contre droit et raison et aussy le bon voisinaige estant entre ces pays et celluy dudict Liège; me requérans partant de provision, comme le pourrez voir plus amplement par le doublé de leur requeste et pièce y joincte, que vous envoye par ceste a. celle fin que vous ayez a. vous déporter desdicts arrestz sur les bourgeois de ladicte cité et proposer et poursuyvre voz actïons, que prétendez contre icelle, pardevant juge compétent, ne fust toutesfois qu'eussiés cause raisonnable au contraire, pour laquelle ne le deussiés ainsy faire, de laquelle m'advertirez le plus tost que faire se pourra, pour, vostre responce veu, estre en oultre ordonné sur ladicte requeste, comme se trouvera appartenir.
De Bruxelles le XlIIme jour de Mars 1561.
Au conté de Meghem.
Als boven III, f. 128.
54. 1562 — Maart 23.
Van Brimeu aan Margaretha. — Antwoord op No. 53. Daar de bode groote haast heeft om terug te keeren, kan hij zoo spoedig het vereischte antwoord niet gereedmaken.
Madame, Comme ce messagier, quy m'a apporté les lettres de V. A. avecq certaine requeste de ceulx de Liège, estoit si hatiff pour s'en retourner, qu'il ne m'a esté possible si soubdainement faire former et despescher ma responce, je supplie trés humblement VA. qu'elle ne le veulle prendre de mauvaise part; car aussy tost qu'icelle responce sera furnye et mise deuement par escript (ce que sera bientost et comme j'espère de sorte que V. A. sera de ma part satisfaite), ne laisseray incontinent la envoyer.
D'Arnhem ce XXIIIme de Mars XV°LX1I, stil de Gueldres. A Madame.
Als boven III, f. 140.



VAN PARMA EN CHARLES DE BRIMEU.
55
55. 1562 — Maart 25.
Van Brimeu aan Margaretha. — Hij beveelt Cornelis Biggen aan voor het schoutambt van Elburg. De daaraan verbondene voordeden zijn zoo gering, dat het onmogelijk is te Brussel te komen solliciteeren.
Madame, Comme 1'office d'escoutette de la ville van der Elburch en ce pays de Gueldres soit esté certaines années vacquant, commil est encoires de présent, et il soit ainsy qu'il n'y ait personne plus idoisme, quy en ait faict poursuyte envers moy, qu'icelluy mesmes, quy Fat desservy longuement par provision et le dessert encoires, ayant nom Cornelis Biggen, estant de la loy d'icelle ville et (comme j'entendz) fort homme de bien et quy sert pertinamment; ains la valeur du meisme office soit si petite, qu'il n'y a personne, quy vouldroit aller celle part et faire grandz despens pour faire la poursuyte, et toutesfoys il soit bien requiz, voire nécessaire, qu'on en pourvoye, n'ay voulu laisser, Madame, d'en advertir V. A., pour scavoir s'il plaist a. icelle de pourveoir ledict Cornille ou quelqung aultre.
D'Arnhem ce XXVme de Mars XV°LXII, stil de Gueldres.
A Madame.
Als boven III, f. 142.
56. 1562 — Maart 31.
Van Brimeu aan Margaretha. — Ter begeleiding van zijn (niet aanwezig) antwoord op No. 53. Hij hoopt, dat hem even goed als den minsten onderdaan recht zal .wedervaren.
Madame, J'envoie a V. A. la responce sur la requeste, que ceulx de Liège ont présenté a. icelle pour leurs batteaulx et bourgoys, que j'ay faict arrester; la suppliant trés humblement volloir ordonner a ceulx de son Conseil, qu'ilz voeullent en eest affaire avoir bon regard au landreck 1) de ce pays et que V.A. ne voeulle permectre qu'on me voeulle forcer en chose, qu'on ne polroit faire au moindre de tout le pays. Ce faisant V. A. me obleigera oultre le debvoir et la bonne volunté, que j'ay de luy faire trés humble service.
De Nyeumeghen ce dernier jour de Mars LXII après Pasques.
A Madame.
Als boven III, f. 144.
57. 1562 — April 4.
Van Margaretha aan Brimeu. — Antwoord op No. 55. Zij wijst hem er op, dat hij bevoegd is om het schoutambt van Elburg te begeven.
Mon cousin, J'ay veu ce que par vostre lettre du XXVme du mois de Mars passé m'avez escript touchant Foffice d'escoutette
1) landrecht.



56
BRIEFWISSELING TUSSCHEN MARGARETHA
de la ville de Elburgh. Sur quoy en responce servira ce mot pour vous dire que, puysque par le quoyer signé du Roy, mon seigneur, endroict la disposition des offices de Gheldres, que naguères vous ay envoyé, la disposition dudict office vous est commise, il sera bien que y pourvoyez selon que verrez convenir pour le meilleur service, comme aussy de-cy-en-avant des aultres offices, que par ledict quoyer se trouvent ordonnez k vostre provision.
De Bruxelles le llllme jour d'Apvril 1562 après Pasques. Au conté de Meghem.
Als boven III, f. 146.
58. 1562 — April 8.
Van Margaretha aan Brimeu. — In afwachting van de afdoening van het proces over de aflossing der pandschap op het ambt van Bommel, Tieler- en Bommelerwaarden acht zij het gewenscht, dat er een tijdelijke ambtman worde aangesteld.
Mon cousin, Pour vous advertir ce que s'est faict sur la requeste des héritiers de feu Frans Pieck, ceulx des Finances (suyvant ce que désia. vous a — comme j'entens — signiffié le conseillier Hopperus) ont escript a ceulx des Comptes en Gheldres pour avoir leur advis sur le rachapt de la gaigière de 1'office de Bommel, Thielre- et Bommelreweerden i), lequel rachapt procédant avant, touttes questions viendront a cesser. Mais pour ce que par aventure cecy sera chose que requerra temps et que ne pourra si tost s'achever, et que j'entens que, pour n'estre officier audict quartier, y adviennent journellement en divers endroits inconvéniens et mesme que les sectaires viengnent en quelques lieux de ladicte jurisdiction a. semer leurs erreurs, il convient (pour y remédier) que pendant et jusques a ce que ledict rachapt soit achevé ou le proces pendant en eest endroit pardevant ceulx du Conseil en Gheldres vuydé et terminé, l'on y comecte quelque ung par provision selon que j'entens que désia. avez escript ausdicts héritiers au mois de Janvier dernier. Et oü en 1'exécution de cecy vous trouvissiés aulcune difficulté notable, la pourrez communicquer avec lesdicts du Conseil ou, s'il est besoing, me la faire entendre avec vostre advis, pour en estre faict commil appartiendra; veuillant bien vous advertir que sur la requeste desdicts héritiers j'ay faict apposteler en substance: „Veue la réscription de ceulx du Conseil en Gheldres nihil ut petitur"; ains pourront les supplians poursuyvre le procés pendant en ce regard pardevant lesdicts du Conseil contre le momboir illecq et la. demander telle provision commilz trouveront en conseil, se
1) Zie No. 74.



VAN PARMA EN CHARLES DE BRIMEU.
57
riglans ce temps pendant selon les lettres par vous a eulx escriptes au mois de Janvier dernier.
De Bruxelles le VlIIme jour d'Apvril 1562.
Au conté de Meghem.
Als boven III, f. 153.
59. 1562 — Mei 20.
Van Brimeu aan Margaretha. — Antwoord op eenen niet aanwezigen. Het is hem onmogelijk tegen 36 Mei te Brussel te komen, maar wel eenige dagen later.
Madame, J 'ay receu la lettre de V. A., par oü elle me commande de me trouver le XXVIme de ce mois a Bruxelles, ce que ne me sera possible, pour ce qu'il fault que je me trouve demain a. Clèves et pour le XXVme de ce mois a. Kessel, oü ay faict venir tout plein de gens, entre aultres de docteurs de Colongne et de Liège, avecq lesquelz j'ay des affaires, lesquelz m'emportent beaucoup 1). Pourquoy supplye trés humblement V. A. me tenir pour excusé, si je ne me trouve a cedict jour. Toutefois si je vous puis faire quelque trés humble service de me y trouver trois ou quatre jours après, V. A. me le pourat faire aviser audict Kessel et ne feray faulte.
De Arnehem ce XXme de May 1562.
A Madame.
Als boven III, f. 173.
60. 1562 — Mei 24.
Van Margaretha aan Brimeu. — Antwoord op No. 59. Zij verzoekt hem de bijeenkomst der Stadhouders en Vliesridders, waartoe zy hem heeft opgeroepen, niet te verzuimen, daar de bespreking zeer gewichtige zaken betreft.
Mon cousin, Je suys marrie que vous estes appellé icy en conjuncture que voz particuliers affaires mentionnez par vostre lettre du XXme de ce mois requièrent vostre présence par dela, mais ceulx, qui m'ont meu faire convocquer tous les gouverneurs et chevalliers de 1'Ordre 2) pour le XXVIme de cedict présent mois en ceste ville, sont si importans 3), que je m'asseure pour le désir, que je cognois avez au bien du service du maistre et la conservation de ces pays, que vous ne vouldrez faillir de vous trouver avec si bonne compaignie, et si ne le pourrez faire précisément audict XXVIme, que infailliblement ce sera pour
1) Zie No. 53, 54 en 56.
s) Philips had bij zijn vertrek bepaald, dat alle Stadhouders en Vliesridders, na oproeping door de Regentes, toegang tot den Raad van State zouden hebben. Zie Nuyens, Gesch. I, blz. 40; Van der Haer, De init. tum. Belg., blz. 114, enz.
3) Dat Brimeu aan den wensch der Regentes gehoor heeft gegeven, blijkt uiteenen brief van hem uit Kessel van 8 Juni. De aanleiding tot de hier bedoelde bijeenkomst vormden de gebeurtenissen in Frankrijk en de vrees voor eenen oorlog met Engeland. Zie Gachard, Corresp. de Marg. d'Autr. avec Philippe II, dl. II, No. CLXV, blz. 343. Zie ook Fruin, Verspr. geschr. I, blz. 316.



58
BRIEFWISSELING TUSSCHEN MARGARETHA
le moins deux ou trois jours après et avant que la conclusion de ce que se traictera, se prengue, dont de bien bonne affection je vous prye et au Créateur qu'il vous ait, mon cousin, en Sa saincte garde.
De Bruxelles le XXIIII jour de May 1562.
Au conté de Meghem.
Als boven III, f. 175.
61. 1562 — Juni 10.
Van Margaretha aan Brimeu. — Zij verzoekt hem zich naar Weert te begeven om den graaf van Mansfeld en diens vrouw met hun huwelijk geluk te wenschen en aan de gravin eenen ring, geschenk des Konings, ter hand te stellen. De ring zal later gezonden worden.
Mon cousin, Vous verrez par les lettres du Roy 1), mon seigneur, que ce porteur vous délivrera, comment il a pleu a Sa Majesté vous commectre pour congratuler de Sa part a mon cousin le conté de Mansfeld et son espouse ce marriaige et présenter a. icelle pour souvenance la bague, que Sadicte Majesté m'a enchargé d'achapter par deca. Et comme je me suis doubté que, auparavant que eest achapt se pourra faire et la bague arriver a. Weerdt, la compaignie en pourra estre partie, j'ay bien voullu faire passer oultre vers vous ladicte lettre de Sa Majesté, afin que, voyant 1'intention d'Icelle, vous en advertissez mesdicts cousin et cousine, faisant les debvoirs des congratulations deues, pendant que je suys après pour leur envoyer ladicte souvenance, que j'ay faict cercher en Anvers et en haster 1'achapt, pour laquelle présenter selon vostre charge je vous prye voulloir attendre quelque peu celle part, et la vous envoyant je leur congratuleray aussy par lettre ceste leur alliance, ce que, pour ne détenir maintenant ce porteur, j'ay différé jusques lors.
De Bruxelles le Xme jour de Juing 1562.
Au conté de Meghem.
Als boven III, f. 176.
62. 1562 — Juni 11.
Van Margaretha aan Brimeu. — Zij zendt den ring en eenen brief voor het jonge echtpaar.
Mon cousin, Suyvant mes lettres du jour d'hier je vous envoye par ce porteur la bague, que suyvant 1'ordonnance du Roy, mon seigneur, j'ay faict achapter pour de la part de Sa Majesté en faire présent a ma cousine la contesse de Mansfeit, a laquelle présentant ladicte bague en souvenance, vous prye y faire les offices de congratulation convenables, selon qu'aurez entendu en estre Son intention.
1) Deze brief is afgedrukt bij Gachard a. w. II, blz. 216, achter brief No. CLIX.



VAN PARMA EN CHARLES DE BRIMEU.
59
Je vous prye que, présentant ladicte bague, vous délivrez a madicte cousine et son mary mes lettres joinctes, les accompagnant de quelque mot en congratulation de ma part.
De Bruxelles le Xlme jour de Juing 1562.
Au conté de Meghem.
Als boven III, f. 177.
63. 1562 — Juli 9.
Van Brimeu en het Hof aan Margaretha. — Zij geven kennis van de gevangenneming van Karei de Haen. Zijne verwanten wenschen hem te verborgen, maar men wil hierin niets doen zonder de vergunning der Regentes.
Genedige vrouwe, Alsoe U. F. G. opten VlIIsten Januarii lestleden aen my van Megem belangende eenen her Caerl die Haen doen schryven heefft 1), als U. F. G. uuyt hierinne besloten copie believen sall te verstaen, ende wy sementlick sullicken bevel aengemerckt ende daernae verstaen gehadt hebben, dat dieselve her Caerl sich aen den capittel van Eist mit eenige schandaleuse brieven soll hebben vernemen laeten, aen denselven capittel hebbende doen schryven, als uuyt copie tho vernemen is, ende sy by oire missive ons eenen zeer schandaleusen brieft", by den voirn. her Caerl aen heeren Johan Vischer, canoniek aldaer to Eist, geschreven, hebben toegeschickt, als U. F. G. by der copiën believen sall te verstaene, soe ist, genedichste vrouwe, dat dieselve her Caerll (soe siin moeder nu onlancx alhier in Godt verstorven is), sich hier binnen dese stadt hebbende laeten vinden, op huyden by den richter alhier duer onsen bevell is geapprehendeert ende aengefangen, daecaff wy U. F. G. (achtervolligende derselver bevele) nyet en hebben sullen ongeadverteert laeten; begerende, soe die broeders, susters ende vrienden vast sterek aenhalden om hem te verborgen ('twellick wy nochtans sonder U. F. G. consent niet en sullen toelaeten), dat dieselve U. F. G. ons soe haest alst eenigessins moegelick sal siin, believe te schryven derselver guede belieffte ende hoe wy ons synenthalven sullen hebben te halden ende reguleren.
Durchluchtige etc. vrouwe, "Wy bidden Godt etc.
Geschreven tho Arnhem den IXden Julii XVCLXII.
Uwer F. G. dienstwillighe ende oidtmoedichste Die Stadtholder, Cantzler ende Raeden des Conincks in Gelderlant verordent
T. Roos.
Der durchluchtiger etc. Vrouwe Margarita hertoughinne tho Parma etc, generale regente etc.
Als boven III, f. 178.
1) Zie No. 49. Onder de crimineele processen van het Hof van Gelderland bevindt zich een bundel brieven over deze zaak, waaronder verscheidene van de hier medegedeelde. De .schandaleuse" brief is door Molhuysen als bijlage achter zijn bij brief No. 49 vermeld artikel gevoegd.



6o
BRIEFWISSELING TUSSCHEN MARGARETHA
63a. 1562 —Februari 26.
Van het Hof aan het Kapittel van St. Werenfried te Elst. — Toezending wordt verzocht van de ketterijen bevattende, door Karei de Haen aan het kapittel te Eist en aan enkele zijner leden in het bijzonder geschrevene brieven.
Werdige, andechtige und erbare, besundere, guede vrunden, Alsoe ons geloofflick voirgekhomen, dat her Kaerl de Haen, eertüts pastoir aldair und zedert pastoir to Deventer geweest ziinde, eene missive aen U. W. und uluyden sementlick und oick eenige andere aen eenige van u in 't particulier geschreven, in wellicke hy nyet alleenlick syne feniin und quade kettersche leeringen onderstaet in U. W. und uluyden to willen planten und wortelen, dan oick zeer schandaleuze und gantz onlydelicke blasphemiën insereert, und wy derhalven daervan gherne die zekerheyt und waerheyt wusten, demnae is van wegen der Con. Majesteyts, onses allergenedichsten heeren, die doch sullicx egheenes weges to dulden, maer mit alle macht to resisteren gemeynt, onse gantz ernstlick gesynnen, dat U. W. und ghyluyden sampt und yeder bisunder (eenige bryeven van den vurs. heeren Kaerl ontfangen hebbende) ons alle sullicke bryeven onvertochlick und onweygerlick mit brengeren deses wael vast toeversloten und versegelt overseynden, sonder des in gebreke to ziin; sunst kunde men nyet onderlaten U. W. und u, die dess in gebreke vielen, voir fauteurs van sullicken erreuren to achten, halden und daervoir alst behoirt aen to sien, 'twellick wy doch nyet van denselven U. W. noch van u en dencken, die wy hiermit den Almechtigen bevehelen.
Geschreven tho Arnhem den XXVIsten dach Februarii XV°LXII.
Cantzler etc.
Den werdigen, andechtigen und erberen Senior und Capittel der collegiater kercken van St. Werffert to Eist in Overbetuwen, onsen besunderen, gueden vrunden.
Minuut in de Brieven van het Hof met het kwartier van Nymegen, No. 4518.
63b.
Van het Kapittel van St. Werenfried te Elst aan het Hof. — Antwoord op No. 63a, begeleidende den door de Haen aan eenen der kanunniken geschrevenen brief.
Eedelen, erentfesten, streyngen, hoechgeleerden, wiissen und voersychtigen Cantzelar und Raeden Con. Majesteyts van Spaeyngien etc, onsen allergenedichsten, liiffsten heer, Also U. Edele, erentfeste onssen lyven, gebyedenden heren ons schryven van eenen brieff, wy ontfangen solden hebben van M. Caerl Haen, ys enen van onssen mytbruderen, die denselvigen briiff an geschreven ys, die selvigen ons sementlick oock hefft geapent und doen verstaen van begyn tot den eynden. Seyndenwy U. E. denselvigen myt den baden voert over, altiit gehoorsame ondersaten unser heren gevonden to warden. Keen Godt, die U. E. altiit yn langer guider gesontheyt gespare
Senior et Capitulum ecclesie collegiate S. Werenfridi Elstensis. Correspondance de Gueldre et Zutphen III, f. 181 1).
1) De oorspronkelijke brief bevindt zich in beschadigden toestand in bovengenoemden bundel.



VAN PARMA EN CHARLES DE BRIMEU.
61
64.
1562
— Juli 16.
Van Brimeu aan Margaretha. — De hertog van Cleve dringt zeer sterk aan op de loslating van Karei de Haen en belooft, dat deze nooit weder in de landen van Z. M. zal komen.
Madame, Je suis esté a Berghes lever 1'enfant du conté, oü j'ay trouvé monsr. le ducq de Clèves, lequel m'a faict merveilleusement grandes quérimonyes de ce qu'on at prins le prédicant de Deventer 1), lequel est curé en une de ses villes, et m'a requis que je luy le voulusse rendre, se plaindant bien fort de ce qu'on 1'avoit appréhendé sans luy avoir adverty. Je luy dis que je 1'avoys faict prendre par le commandement de V. A. et que sans 1'ordonnance d'ycelle ne le povois relaxer. II me requist que je escrivisse a. V. A., me promectant, en cas qu'on luy veuille rendre, si on le trouvoit plus en ces pays ou qu'il practiquat quelque chose, que luy le feroit chastier de sorte, que V. A. en auroit contentement. II me semble — pour le faire court — que suyvant les propos qu'il me tenoit, en cas qu'on luy ne le rend, que ce seroit assez pour luy altérer la bonne volunté qu'il a eue jusques astheur au service du Roy. Parquoy il plaira k V. A. m'ordonner ce qu'elle veult que j'en face et ce que je doibs a luy respondre.
D'Arnehem ce XVIme de Juillet 1562.
A Madame.
Van Margaretha aan Brimeu en het Hof. — Antwoord op No. 63. Zij verklaart met verwijzing naar een dergelijk geval te Nymegen, dat bij ketterij verborging niet wordt toegelaten, en wenscht, dat de gevangene naar Utrecht worde gezonden Om daar vóór zijnen geestelijken rechter terecht te staan. Laten de privilegiën des Iands dit niet toe, dan moet den aartsbisschop verzocht worden eenen commissaris te zenden om met het Hof de zaak te instrueeren.
Waelgeboren, lieve neve, lieve, besundere, Wy hebben uyt Uwen schryven van den IXden yetziges maents Julii verstanden, woe her Kaerl de Haen, eertiits pastoir to Deventer geweest, volgende onsen vorigen brieven aen u, onsen neve, gedaen, by den richter van Arnhem aldaer geappreheudeert und angevangen is geweest und dat syne broeder, susters ende vrunden starck anhalden hem to verborghen; waerop wy guetiicher und gnediger meynungh u nyet kunnen verhalden, woe wy berichtet (als oick
1) Zie No. 63.
Als boven III, f. 187.
65.
1562 — Juli 18.
Margarita etc.



62
BRIEFWISSELING TUSSCHEN MARGARETHA
etlicken van u nyet onbewust en kan siin), dat ongeferlich IX oder thien jaeren geleden i) sich binnen de stadt Nymmegen begheven, dat om gelycke verborghinge oick aldaer questie geweest und, als men sullicx als gantz onbehoirlyck nyet heeft willen gestaden, die dingen soe wiit gegangen, dat hoichstlofflicher gedechtenisse der keyser Carolus, unser genedichster her (des ziele God begenade) Syner Majesteyts aensienlycke commissarissen binnen Nymmeghen affgeverdight und geschickt, die dan nae langwilige disputation und handlung erhalden, dat der gebruick van den misdedigeren to verborgen in desen vall ghein statt soll hebben, und des ein schriftlick schiin und acte uytbracht, und dat, woewael gemelte van Nymmegen daernae sullicx gheren wederomme affgestalt gesien und desfals aengehalden hedden, die dingen nochtans by der handlung der commissarissen, woe voirgesacht, gebleven, woe id oick den rechten und alle billicheyt gemess und gantz onbillick, hart und onmenschlick is, dat men umb mishandlungh 2) einer persoen synen onschuldigen burgen soll straften; und insunderheyt en kan in desen und dergelycken vallen van ketterie als geprevilegierde casus gemelter bruick des verborgens gheinsweges plaetze hebben, und siin derhal ven der meynungh, dat men die Nymmeghsche handlung volge und, des gevangen vrunden onderrichtende van oeren onbillicken anhalden aff to staen, men den voirs. pastoir wael ind zekerlick halden und verwaeren laete.
Und soevoel siin persoen belanght, die, boven 'tghene men weet dat hy to Deventer (dair hy pastoir geweest) aldair onbehoirlick und ketterisch gehandelt und geleert, sich nu durch den brief, aen den canoniek van Elst geschreven, genoich openbaert ein ketter to siin; heeft id vicariat van Utrecht in den tyden als der bisschopsstoel aldaer gevaceert, etlicke commissarissen to Deventer verordent und geschickt, sich des voirs. heren Caroli halven to erkundigen und tegens hem to procederen, 'twellick doch durch siin vertrecken van daer oder andere oirzaecke halven datmael verbleven; und were wael onse meyninghe, dat ghy hem nae Utrecht aen synen gheistlicken oversten solt schicken, om van desselven wegen tegens den gevangen geprocedeert und volgens synenthalven gedaen to wordden als by den voirs. gheistlicken oversten bevonden sall wordden te behoeren, indyen sullicke schickongh den rechten, previlegiën, herkommen ende gebruick des oirdts ongekrenght soll konnen geschieden; soe verre aver nyet, dat ghy alsdan aen den ertzbischop van Utrecht solt schryven yemant van synentwegen to verordenen und aldaer to Arnhem to seynden om met Cantzler und Raeden des gevangen proces to instrueren, ende dat, sullicx gedaen siinde, ghy ons adverteert desghene men bevonden sal hebben, mitsgaders van uwen advis, om volgens onse wydere meyninghe desent-
1) De Regentes vergist zich een weinig in den tijd: het was in 1549 geschied. Zie Gelre, Bijdr. en Meded. XI, blz. 18 vgg. a) misdrijf.



VAN PARMA EN CHARLES DE BRIMEU.
63
halven u weten te laeten. Und siin u mit gunstigen und genedigen willen gemeint und geneight.
Datum Bruessel den XVIIIden dach Julii XVCLXII.
Dem waelgeboren etc. Stadthalder und unseren lieven, besunderen Cantzler und Rheden des Conincx in den lande van Gelre.
Als boven III, f. 190.
66- 1562 — Juli 19.
Van Brimeu en het Hof aan Margaretha. - Zij verzoeken bericht, hoe te handelen ten aanzien van eenen inwoner van Stralen, wien door het gericht dier stad onrecht is aangedaan. Hun zijn de handen gebonden door het verbod van 3 April 1560 om kennis te nemen van vonnissen van stad- en landgerichten, waarvan volgens oud, gebruik geen hooger beroep is. , waarvan
Genedige vrouwe, Wy schicken U. F. G. hierinne besloten zekere supplicatie, my, van Megem, overgegeven ende representeert by eenen Herman Heuck, burger binnen Stralen in den Overvierendeel deses furstendombs Gelre und quartiere van Kuremunde gelegen.
Ende ten eynde dat dieselve U. F. G. den grondt der saicken dairomme hy Herman suppliceert, ende voirts die oirsaicke waeromme wy die voirs. supplicatie U. F. G. toeschicken, in korte verstaen moege, sollen wy derselver ter dienstlicker und onderdemger meynonghen niet verhalden,
eerstlick hoe dat in den voirs. Overvierendeel ende quartiere van Ruremunde eene notoire ende geobserveerde gewoente is datter egheene oirdelen en gaen in rem iudicatam, maer dat altnts (mits nochtans id oirdeel, alst gewesen is, voir all in allen synen puncten geëxecuteert ziinde ende anders niet) die verliesende partye wederomme a novo aenheffen ende oire actie institueren mach ende rechts verwachten;
ten anderen dat, soe tusschen desen Herman, suppliant fin der qualiteit soe hy procedeerde), eens ende syne wederrjartve anderdeels voir den gerichte to Stralen zeker proces washangende ende daerinne totten vonnisse off oirdele diffinityff toe excluys geprocedeert, dieselve schepenen die saicke (als dyer — soe sy yerclaerden - nyet wiis ziinde) tot oiren gebuerlicken hoottde tot Ruremunde (om aldaer, woe gebruyckelick, uuytgesproken te worden) gesonden ende die schepenen to Ruremunde tot yoirdeel des voirs. Hermans (soe hy procedeert, alhier nu suppliants) gesententieert hebben gehadt, als uuyt copie oires oirdels, hier oick inne liggende, te vernemen is,
ende ten derden, dat by den voirs. wederdeile, te weten Mrn Anthonis Hermanss (oick soe hy procedeert), nietteirenstaende dat id voirs. hoofftoirdell to Ruremunde gewesen fsoe dese suppliant seide ende sustineerde) niet en was geëxecuteert wederomme dieselve saicke (contrarie die voers. gewoente) voir den schepenen van Stralen aengeheven, geintenteert ende (niet-



64
BRIEFWISSELING TUSSCHEN MARGARETHA
tegenstaende dat die van Ruremunde den amptman van Stralen toegeschreven hadden, dat sullicx nae den landtrechten aldaer niet geschien en mochte ende dat hiit niet en behoirde te gestaden, als oick wy dickmael aen denselven amptman ende oick aen den schepenen aldaer geschreven hebben gehadt) van denselven schepenen een ander oirdell tot naedeel ende tegen den voirs. Herman geobtineert heefft, oick direct contrarie id eerste oirdell, waerover niet alleen die van Ruremunde, maer oick die gedeputeerde des alingen quartiers van den Overvierendeel aen ons schrifftelick geclaecht hebben gehadt, alsoe dat noch daernae op het menichfoldich aenhalden des voirs. Hermans, dagende by den vurs. Mr. Anthonis geweltlick gespolieert te siin van zeker hoy, haver ende vlas, gewassen op zeker landt, niet litigieux geweest hebbende, ende dat (niettegenstaende dat id voirs. hoofftoirdel tot Ruremunde niet en was geëxecuteert) die wederdeil tot executie des Stralensen oirdels procedeerde, beide partyen alhier op costen van ongelycke to verhoir bescheiden ende voirts nae langhwilich verhoir (mit oiren consente oick op coste van ongeliick) commissarissen van desen Hove to Stralen geschickt siin geweest, onder anderen om sich tho informeren, off id voers. hoofftoirdell geëxecuteert was off niet; ende nae verhoir derselver commissarissen bevonden, dat idselve hooff(t)oirdel niet en was volkomelick geëxecuteert; daerop oick gevollicht, dat by ons aen den van Stralen sullicx geschreven ende bevoelen, dat sy daeromme sich in der saicken nae oiren stadt- ende landtrechte sollen reguleren. Ende evenwael is ons nu dese tegenwoerdige supplicatie ende clacht aengekommen, ende hoewel nu sullicx is tegen ende boven die voers. coustume ende contrarie den alden, waelhergebrachten gebruycke ende landtrechte des quartiers van Ruremunde bovenverhaelt ende daeromme die voers. Stralensche sententie null, machteloes ende van onweerden is, soe ist nochtans, genadige vrouwe, dat, aengemerckt U. F. G. (op id ylietich aenhalden, by den gedeputeerden deser landen van Gelre aen U. F. G. gedaen opten IIHden dach Aprilis anno LIX i) voir Paesschen van Con. Maj. wegen verclaert ende geordonneert heefft, dat hinfoirt wy niet en sollen aennemen eenige cognitie und revisie tegen sententiën by landt- und stadtgerichten gesproken, daer nae olde gewoenheit gheen appellatie en valt; ende diewyle nu die voirs. Stralensche sententie (woewael sy niet subsisteren en kan) voirhanden is, diewellicke wy niet en kunnen retracteren, wy volgentz den voirs. Herman, al ist dat die van Ruremunde selffs (als U. F. G. oick hierby liggende vernemen sall) voir hem schryven, in egheenerley wiis en weten to helpen, als oick wy in der saicken niet anders of meer en weten te doen dan die voers. supplicatie mitten selven Herman aen U. F. G. to schicken, ten eynde dat dieselve U. F. G. opt genedelicxst believe hem mit sullicken remedie ende verclaringe te versihen, dat hy in 'tghoene daertoe hy befueght is ende redene heefft, voirgestaen ende voir
i) dus 1560. Zie hierover Zijp a. w., blz. 140 en vorige bladzijden.



VAN PARMA EN CHARLES DE BRIMEU.
65
óngelück ende verderfflicke schaede (daertoe in anderen gevalle ende indien hy niet mirten eersten geholpen en worde, geschapen is dat hy komen sall) gedefendeert worden moege. Durchluchtige etc. vrouwe, Wy bidden Godt etc. Geschreven tho Arnhem den XIXden dach Julii XVCLXII.
U. F. G. gantz willige ende onderdanige dieners Die Stadtholder, Cantzler ende Raeden des Conincks in Gelderlant verordent.
T. Roos 1).
Als boven III, f. 193.
67. 1562 — Juli 24.
Van Brimeu aan Margaretha. — Antwoord op No. 65. De hertog van Cleve dringt steeds sterker op de loslating van den gevangene aan.
Madame, J'ay veu deux lettres de V. A. en date du XVHIme de ce mois, 1'une a. moy et ceulx du Conseil ichy et 1'aultre' a ceulxdicts du Conseil seulement, touchant heer Kaerl de Haen, ichy détenu. Et comme j'ay naguères escript a icelle les propoz[ qu'avons eu monsr. le ducq de Clèves et moy, et j'entens journellement de ses serviteurs et aultres de plus en plus comme il prend eest affaire a cueur et que encoires il m'en ast escript comme V. A. verra par la copie cy-enclose, je la supplye trés humblement qu'il luy plaise par ce porteur (lequel j'envoye expressément a eest effect) m'escripre comment je m'y doibs régler.
D'Arnehem ce XXHIIme de Juillet 1562.
A Madame.
Als boven III, f. 194.
67a. Copia.
, van den Hertog van Cleve aan Brimeu. — Hij herinnert hem aan het te s Heerenberg besprokene en spreekt de hoop uit, dat de loslating van den gevangene in het belang van diens gemeente spoedig zal plaats hebben.
Wilhem hertough tho Cleve, Gulich ind Berghe, greve tho der Marcke ind Ravensbergh, her tho Ravenstein etc. Waelgeboerner, liever neve ind getrouwer, Wy twyvelen niet ghy weten u der onderredongh, wy am junghsten tho des Heerenbergh mit u gehalden 2), ind uwer daerop beschehener vertroestongh bedechtlich tho ennneren, die erledigongh onsers dieners ind pastoirs in onser stadt Hamme betreffendt. Als dan wy id dairvoer halden, dat ghy op uwe
1) De Regentes heeft op dezen brief alleen aan het Hof geantwoord. Haar brief d.d. 5 Augustus (III, f. aoi) komt hierop neder, dat zij zich met deze en dergelijke zaken met wenscht te bemoeien,' voordat met toedoen van de Landschap daarop andere orde is gesteld; te meer omdat bij herhaling gebleken is, „dat men gelyeken zwancheyden zeer kommerlyck ende qualyck kan remediëren".
a) Zie No. 64.
5



66
BRIEFWISSELING TUSSCHEN MARGARETHA
schrieven, an der Regentin der Koen. Maj. in Hispanien, onsers gnedichsten heeren, Erffnederlanden doemails gedaen, numehr ind voer deser tiit goede antwoirdt ontfangen hebben und die onsere then Hamme oeres pastoirs beroifft (die avermits langhen uuytsiin wederomb muchten tho nyhen wederwerdigen secten i), geraden, daervan hy sy thom deel affgewant) ind aen dem eynes sielsorgers niet langh entraeden kunnen, soe isr onse gunstichs begeren, ghy onbesweirt siin wollen den erhaldenen bescheidt ons by desen onsen riedenden baden weten to laeten, ons daernae tho richten; ind sint u mit gnedigen, gunstigen willen geneight.
Gegeven tho Cleve Manendach den XXsten Julii anno etc. LXII. .1 Euwer gueder neve
Wilhem hertzoch tzu Gulich etc.
Dem wolgeboren etc. Charlen van Brimeu, graven tho Megen etc, stadthelder etc.
Als boven III, f. 195.
68. 1562 — Juli 28.
Van Margaretha aan Brimeu. — Antwoord op No. 64. Zij machtigt hem om den gevangene los te laten en schrijft — gelijk uit een P.S. blijkt — zeer uitvoerig over Cleve als een toevluchtsoord'voor ketters met de bedoeling, dat de hertog dit verneme.
Mon cousin, J'ay receu vostre lettre du XVIme de ce présent mois, par laquelle me signiffiez les doléances, qu'estant a, Berghes lever 1'enfant du Conté, vous auroit faict le duc de Clèves de la retention a Arnhem de sire Charles de Haen; et tiens que par mes lettres escriptes a. ceulx du Conseil du Roy 2), mon seigneur, en Gheldres, qu'ilz vous auront depuys communicqué, vous aurez entendu ce que leur ay touché endroit ledict prebstre, ce que j'estime tel, qu'en estant adverti ledict seigneur duc, je me persuade qu'il ne scauroit sinon le recepvoir en appaisement, mesmes que ledict de Haen, quand il estoit curé a Deventer, sentant mal de nostre saincte foy et relligion Catholicque, auroit enseigné et se porté contre icelle et qu'estant a. celle occasion enfuy de la, auroit dois de Hamme (pays dudict duc) par lettres, escriptes a. ung chanoine de Elst et tesmoignans assez son sentement et sa mauvaise doctrine, tasché de semer icelle au pays de Sa Majesté et practicquer et sèduyre les subjectz d'icelle, luy 1'estant natif; n'estant k ceste cause sans souspecon que, ce pendant qu'il a esté audict Arnhem, il y pourra avoir faict quelque chose semblable; et ne puys a. 1'occasion de ceste conjuncture délaisser de vous dire comment journellement se re9oipvent ès pays dudict seigneur duc ceulx, qui s'enfuyent de ceulx-cy, tant des monastères que aultres, y escripvans contre les subjectz de ces pays
1) Ik vermoed, dat hiermede Wederdoopers en Sacramentarissen worden bedoeld. Zie in verband hiermede Scholten, Zur geschichte der Stadt Cleve, blz. 268, 269.
2) Zij schrijft hierin, dat het haar aangenaam zoude geweest zijn, zoo men ter rechtvaardiging van de gevangenneming een afschrift van den brief aan den kanunnik had gezonden, en verzoekt haar alsnog daarvan in kennis te stellen.



VAN PARMA EN CHARLES DE BRIMEU.
67
libelles fameux, qu'ilz envoyent et sèment par deck, chose certe mal convenante k bon voisinage; ayant partant ceste opinion de la bonne affection, que je tiengs ledict seigneur duc porter a. Sa Majesté, qu'il ne le vouldroit aulcunement souffrir, s'il lescavoit, non plus qu'il ne verrok voluntiers, que l'on comportast par deca que le sembable se feit contre les siens, ce qu'il peult bien s'asseurer ne se permectroit en fagon que ce soit. Or nonobstant ce que se trouve et se pourroit trouver davantaige par information contre ledict sire Charles, puysque ledict seigneur duc offre d'en faire faire le chastoy, si par cy-après il practiquoit quelque chose, comme m'escripvez, je seray contente pour ceste foys de luy gratiffier en sa requeste, et suyvant ce luy pourrez renvoyer le prisonnier, luy défendant bien expressément de ne se trouver plus par deca ne mener aulcunes practicques contre les pays ou subjectz de Sa Majesté; me confiant audict seigneur ducq qu'il donnera ordre et pourverra a ce que de en avant ne se forgent en ses pays et s'envoyent par dega telz libelles fameux, dont le requirerez de ma part.
De Bruxelles le XXVIIIme jour de Juillet 1562 1).
Post date.
Mon cousin, Je m'extens si amplement en ma lettre, oü ce mot va enclos, afin que, vous représentant les raisons, qui me font juger le peu de fondamment, qu'il y a en 1'instance, que monsr. de Clèves faict pour le renvoy de sire Charles de Haen, vous puissiés tant plus franchement luy monstrer madicte lettre, a ce que, voyant lesdictes raisons, il recognoisse tant plus la gratification,' que se luy faict touchant ledict prebstre, laquelle estoit désia. résolue auparavant 1'arrivée de voz aultres lettres du XXHIIme de ce mois, si que sur icelle ne chiet vous dire aultre chose. Du XXVIHme de Juillet 1562.
Au conté de Meghem.
Als boven III, f. 197.
1) Van dit besluit der Regentes gaf de Stadhouder op de volgende wijze kennis aan den kanselier Adriaen Nicolai:
Monsieur le chancellier, Madame m'at mandé de relaxer heer Caerl de Haen et que je luy defendys bien expressément de ne se trouver plus pardeca ne mener aulcunes practicques avecq les subjectz de Sa Majesté touchant la reügion, sur paine que, s'il le faict, S. A. et monsieur le duc de Clèves le feront chastier comme il mérite • ce que par mon absence ferez au mon nom, le envoyant a Son Excellence avecq la lettre que je vous envoye icy joincte, et, s'il n'y vat, qu'on luy fache tenir ladicte lettre le plus bref qu'on poura. Et pourez bien dire audict heer Caerl que, si ce (ne) fust pour le respect, qu'on at de complaire et gratifier a Son Exc, il ne sortirat si aysément et pour ce qu'il se guarde d'y retourner ung aultre fois.
De Meghen ce premier d'Aougst 1562.
Vostre bien bon amy
Charles de Brimeu. De kanselier heeft aan den voet van dezen brief met potlood aangeteekend, dat hij den inhoud aan de Haen heeft medegedeeld in tegenwoordigheid van diens broeder, zwager Jan van den Zande en Andries Leyendecker.



ÓS-
BRIEFWISSELING TUSSCHEN MARGARETHA
69.
1562 — Juli 31.
Van Margaretha aan Brimeu. — Zij beveelt Johan Ketel aan voor het schoutambt van Winterswijk of eenige andere bediening in het ambt Bredevoort ter begeving van den Stadhouder.
Mon cousin, Jehan Kettel, ayant quelque temps servy monseigneur le duc de Parme et m'estant a ceste occasion en singuliere recommandation, m'a présenté sa requeste, que trouverez avec ceste, pour vous estre recommandé, afin d'estre pourveu de 1 'escoutetterie de Winterswyck, si n'en aviés disposé, ou de quelque aultre office, qui vacquera au quartier de Bredefort k vostre disposition. Ce que n'ayant voullu luy refuser, ƒay bien voullu vous faire ceste en sa faveur pour vous dire que, le tenant pour recommandé au premier office de sa qualité, que vacquera audict Bredefort a vostre disposition, je le réputeray en mon endroyct a plaisir bien agréable.
De Bruxelles le dernier jour de Juillet 1562.
Au conté de Meghem.
Van Margaretha aan Brimeu. — Zij betuigt haar misnoegen, dat zijne compagnie vóór den bepaalden tijd haar garnizoen heeft verlaten, hetgeen in. deze gevaarlijke tijden dubbele afkeuring verdient. Zij gelast hem voor den terugkeer derwaarts te zorgen.
Mon cousin, Je tiengs que vous aurez receu mes lettres du dernier jour de Septembre 1), par lesquelles vous advertissoye que je faisoye faire aux compaignies des hommes d'armes d'ordonnance ung prest de deux mois attendant que a. la monstre, que de brief se prendroit d'eulx, on leur en payeroit quatre aultres en parpaye des six escheuz k la St. Jehan dernier passé et que deviés leur encharger bien k certes, qu'ilz eussent a se tenir en estat et esquippage d'armes et chevaulx en leur garnison sans en bouger jusques a, aultre ordonnance; dont toutesfoys (comme j'entens) ilz ont faict passé désia. bonne espace le contraire, en estans partiz sans sceu du conté de Mansfeit; dont je me suys esmerveillée, puysque ledict quartier ne soit encoires expiré; le trouvant oultre ce bien estrange pour le danger, duquel est eest exemple pour 1'inconvénient, que pourroit advenir par ung tel partement sans le sceu du gouverneur en telle conjuncture se pourroit il faire 2), et pour ce que, selon qu'avez entendu par mesdictes précédentes, ce temps trouble et divers et les gens de guerre estans si proches de noz frontières requièrent que l'on soigne avec extréme vigilance pour la seureté d'icelles. Je n'ay peu délaisser, oultre ce que k quelques ungz de vostredicte com-
Als boven III, f. 200.
70.
1562 — October 16.
1) Niet aanwezig.
2) De woorden se pourroit il faire zijn overbodig.



VAN PARMA EN CHARLES DE BRIMEU.
69
paignie s'est dict icy de bouche qu'ilz eussent a. retourner en leur garnison, de vous faire ceste pour bien a. certes de la part de Sa Majesté vous enjoindre de procurer avec dilligence ce retour de vosdicts gens, tenant main que, suyvant mesdictes précédentes, ilz ne bougent de leur garnison jusques k nostre aultre ordonnance et que allant et venant par pays ilz s'abstiennent de fouller les bonnes gens.
De Bruxelles le XVIme jour d'Octobre 1562.
Au conté de Meghem.
Als boven III, f. 313.
71. 1562 — October 22.
Van Brijieu aan Margaretha. — Antwoord op No. 70. Hij heeft aan zijnen luitenant over het geval geschreven, twijfelt niet, of allen zullen terugkeeren, en is van gevoelen, dat de aanleggers behooren te worden gestraft.
Madame, J'ay receu la lettre de V. A., par laquelle elle me mande que les hommes d'armes de ma compagnie sont partyz de leur guarnison, dont je suys fort esmerveillé, car paravant que je partisse de Bruxelles pour venir par deck, j'avois mandé a mon lieutenant qu'il n'en bougeasse sans mon ordonnance; mesmement pour ce que je scavoye qu'ilz estoient mal fourniz dargent, j'avoys emprunté zeise eens florins, lesquelz je leur avois envoyé. J'ay escript incontinent a. mondict lieutenant ce que V.A. m'at commandé, et ne fays doubte qu'ilz s'en retourneront en toute diligence. Je m'informeray qui at esté cause de ce partement. II me semble que c'est ung cas, qui ne mérite d'estre impuny a 1'exemple d'aultres.
De la citadelle de Chambray le XXIIme d'Octobre 1562.
A Madame.
Als boven III, f. 214.
72- 1563 (1562) — Januari 15.
Van Margaretha aan Brimeu. — Zij gelast hem de leden van den magistraat van Nymegen bij zich te laten komen en te vragen, met welk recht zij den burgers hunner stad hebben verboden vóór commissarissen uit het Hof getuigenis af te leggen.
Mon cousin, J'ay esté advertie par lettres de ceulx du Conseil en Gheldres (dont copie va avec ceste) de certaine ordonnance, que ceulx de la ville de Nymmegen auroyent naguères dressé et y publié sur le faict de 1'examination de tesmoings, défendue par ladicte ordonnance aux commissaires de la Court dedans ladicte ville, comme verrez plus amplement par copie de ladicte ordonnance, que avec quelque extraict mentionné par les lettres du Conseil j'ay faict aussy joindre k ceste; ce que je m'asseure trouverez si estrange, comme icy il a semblé chose par trop touchante k la haulteur du Roy, mon seigneur, — au préjudice de laquelle il n'affiert 1) a inférieurs de statuer ou ordonner aulcune
1) Van a f f e r i r
— appartenir, convenir.



7o
BRIEFWISSELING TUSSCHEN MARGARETHA
chose et de telle conséquence — ne convient la passer par dissimulation, et n'ay partant peu délaisser de vous faire ce despesché pour vous encharger (comme je fay bien a. certes) que au plus tost que faire se pourra, ayez a. mander vers vous lesdicts de Nymmegen pour entendre et sgavoir d'eulx, a. quelle occasion ilz ont faict ladicte ordonnance et quelz prévilèges ilz ont, que leur donnent authorité de povoir faire semblables si préjudiciables a. leur Prince et son Conseil, mesmes au regard des cas prévilégiez et dont cognoissance appartient et est réservée au Prince seul et a. Sondict Conseil; les admonestant partant qu'ilz ayent a, se déporter de ladicte ordonnance, du moings au regard de la Court, et m'advertissant de ce que vous y auront respondu et sera passé davantaige en eest endroit, pour, ayant entendu le tout, regarder ce que se y debvra faire plus avant.
De Bruxelles le XVme jour de Janvier 1562.
Au conté de Meghem.
Als boven III, f. 276.
72a. 1562 — December 14.
Van het Hof aan Margaretha. — Het Hof geeft haar kennis van het door den magistraat van Nymegen genomene besluit en wijst op de bezwaren, die daarvan het gevolg zullen zijn.
Genedichste vrouwe, Alsoe die Burgermeisteren, Schepenen ende Raedt der stadt Nimmegen gemaect, opgericht, verkundigen ende publiceren hebben laeten zekere nyhe overdracht ende edict van kundtschappen off getuygen te voirderen ende leyden, als U. F. G. uuyt hierinne besloten copie believen sall to vernemen; ende dieselve overdracht ende edict directelick streckende ende tenderende is niet alleenlick tegen die hoocheit, maer oick die meyninge ende verclaringe Con. Maj., onses allergenedichsten heren, tho Gendt gedaen, als uuyt extracte oick hierinne besloten te sien is; hebben wy onses eydts halven niet onderlaeten kunnen U. F.G. hieraff te verstendigen, ten eynde dat by dieselve daerinne versien ende geremedieert moege worden als tot conservatie Syner Majesteits hoicheit, gerechticheit, jurisdictie ende oick der administratie der justitien behoiren sal. Want id doch lichtelick kan betracht ende overwegen worden dat, wanneer in saicken voir ons hangende bevonden worde, dat die getuygen by partyeh geëxhibeert tegen mallickanderen liepen off anders dat sy niet gehoirt off geëxamineert en waeren alst behoiide, als wy dagelicx bevinden, und wy dan dieselve niet binnen die stadt Nimmegen off anderen steden souden moegen by commissarissen doen verderen of anders hooren laeten, id niet moegelick en waere, dat wy justitie administreren off partyen in oiren saicken tot eyntschap helpen souden kunnen off moegen.
Durchlüchtige etc. vrouwe, Wy bidden Godt etc.
Geschreven tot Arnhem den XIHIden Decembris XVCLXII.
U. F. G. oidtmoedighe dieners Die Cantzler ende Raden des Conincks in Gelderlant verordent.
Der durchluchtiger etc. vrouwen Margarita hertoughinne tho Panna etc.,generale regentinne etc.
Als boven III, f. 258.



VAN PARMA EN CHARLES DE BRIMEU.
71
72b. Copie.
De „nyhe overdracht van konschap tho forderen", vastgesteld te Nymegen 19 November 156a.
Nyhe overdracht van konschap tho forderen. Alsoe eenen iederen vry apenstaet alhier in der start contschap der waerheit to forderen vor richter ende scepen van saken, erftaill ende sus gereide goederen betreffende, ende die in deser stat voer des Conincks gericht, ende voer den burgermeisteren, schepen ende raidt van gelicke voers. saken, die buyten der stadt gebruyckt worden,, ende dairom onbehoirlick, oick tegens id alde, walhergebrachte gebruyck ende usantzy is voir commissariën van den Hove off voir den geistelicken officiaell off notariënin saicken, werltlicken handell berorende, contschap to forderen ende tho gheven, Is daerom tot conservatie onser stadt privilegiën, vryheiden, rechten ende gerechticheit, als oick des alden walhergebrachten gebruyck ordiniert, overkomen ende overdragen by burgermeisteren, schepen ende raidt, oick meistere van senter Claisgilde, voirt meisteren van den broederschappen ende ampten deser stadt Nymegen, dat niemant van onsen borgeren off ingeseten der statt voirs. van nu vortaen conschap der waerheit van saken, werltlicken handell wie voirs. belangende, forderen off doen forderen sall vor commissariën van den Hove off voir den officiael off notariën vor eyns; dat oick niemant van onsen borgeren off ingeseten deser stadt vurs. voir den commissariën off voir den officiaell off notariën compariren sall om getuichenis der waerheit to geven, dan, geroipen off gevordert ziinde, excipiïren ende andtwoorden sall wülich ende oirbuidich to wesen conschap to geven voer syne geboirlicke, ordentlicke overicheit, wanneer men hem of dieselve fordert nae der stadt rechten ende alden gebruyck. Ende woe yemant, id sy anlegger off die gevordert wurdt, contrarie doit, sall dieselve, een of meer, itlich besonder, brokken twelff Jrchimdaler in specie ende daertoe staen tot correctie van burgermeisteren, schepen ende raidt, vort meistere van senter Claesgilde vurs., mit conditiën ende onderscheidt naevolgende, als dat die dry saicken, den geistelicken richteren in crafft hertoch Arntz verbont ende confirmatiebrieff und wes dien aencleifft hirin uuytgesondert siini); ende soe daertoe eenige conschappen requiriert ende gegeven wurden, sullen dieselve niet brokken.
Actum op Donnersdach nae sent Cunibertus dach biscop 2), anno Domini XVCLXII, als Johan van Zantfort, rentmeister, siin rekenongh gedaen hadt in die raitkamer 3).
Als boven III, f. 359.
Extract uuyt zekere memorie van diversse abuysen, ongehoirsaemheiden ende overgrepen soewell tegens Syner Con. Maj. hoicheit als tegen onsen heiligen christengelove, by verscheiden onderdanen der furstendombs Gelre ende graeffschaps Zutphen voirgenomen und aengericht, den commissarissen, soe to hove reysen solden, mitgegeven ende by S. M. daerop gesloten ende geresolveert binnen der stadt van Gendt den IXden dach in Augusto XVC negenenvüfftich, onderteickent: Phle 4).
1) De bedoelde drie zaken waren: geestelijke leenen en provenden, huwelijkszaken en geestelijke testamenten. 3) 19 November.
3) Zie Krom en Pols, Stadrechten van Nymegen, blz. 118 en 386.
4) Zie Zijp a. w., blz. 134 vgg.



72
BRIEFWISSELING TUSSCHEN MARGARETHA
Die van den Raede sullen sich halden in oire possessie ende in gevall van eenige resistentie sullen hierin moegen versien als sy bevinden sullen te behoiren.
Ende eyntlick is die ongehoirsaemheit in desen landen zoe verre gedegen, dat men in voelen ende meest allen steden sich weigerich halt den commissarissen, soe by den Stadtholder, Cantzler und Raeden uuytgeschickt worden om informatie to nemen, toe te laten om getugen te hoiren off anders oir bevell nae te gaen; 'twellick immers niet en behoirt gestadet to worden, soe verre die justitie oiren voirtganck hebben sall.
73. 1563 O562) — Februari 19.
Van Margaretha aan Brimeu. — Over de beleening van Ermgard en Walburg, dochters van graaf Johan van Rietberg, met Esens, Stedesdorp en Witmund.
Margarita van Gots genaden etc.
Waelgeborner, lieve neve, In statt und van wegen des Conincx, onsers genedigen, lieven herren, heeft ons die waelgeborne vrouwe Agnes, gebaren tho Bentheim, gravinne tho Ritpergh, Esendtz, Stettesdorp und Wythmunden, weduwe, durch oire gesanten den dotlichen affganck wylen des wolgebornen herren Johanssen graffen tho Ritpergh 1), oers gemahels, angeven und daerbenevens onder anderen ersuecken und bitten doen, diewyle die herschappen und huyser Esendtz, Stettesdorp und Wythmund met allen oeren thoe- und angehoerenden herlich-, fry- und gerechticheyten van hoichgedachte Con. Maj. als hertogen tho Gelre und graffen tho Zutphen lehenruerich und nu van yetzgerurter Con. Maj. von nieuwen von den naegelatenen erfven des mehergemeltes verstorvenen gravens tho lehen ontfangen sollen werdden; dat van wegen derselver Con. Maj. wy aen u bestellen wollen, dat des voirs. wylen graffen Johanssen alteste dochtere, freuwlin Armegarth, mit den voirgerurten herschafften, huyseren, an- und toebehoerten tot oerer und oerer sustere, freulins Walburgen, gerechticheyt belehent und oir nechste bluetsverwante, der oick waelgeborner her Arnold graeff tho Bentheim etc, tho behoeff gedachter freuwlin Armgart und oerer suster gerechticheyt, tho gewointlicken eyde ontfangen werden muchte.
Diewyle nu wy ons tho erinneren weten, dat Con. Maj. dem wylen graeffen van Rytbergh und oick syner verlaetener weduwe voirgemelt mit sunderen genaden toegedaen geweest und noch sye, soe gelangt in naemen und van wegen Syner Con. Maj. onse ernste meynongh aen u, dat oick van wegen Syner Con. Maj. ghy gemelte freuwlin Armgart mit den voirs. herschappen
1) Zie over hem o.a. Geld. Volksalm. 1898, blz, 145 vgg.



VAN PARMA EN CHARLES DE BRIMEU.
73
und huyseren Esendtz, Stettesdorp und Wythmund mit allen oiren thoe- und angehoerenden herlich-, fry- und gerechticheyden nae uuytwysongh voerige belenongen und darop verfertigte segel und briefve tot oere und oerer suster gerechticheyt, woe voirgemeldt, belehnet und gemelten graven Arnolden van Benthem als einen lehendrageren in und tho behoeff der mehergemelte freuwlinen ontfanget und oem daerop geburliche lehensverplichtungh und eydt affnhemet, geburliche sigel und briefve daerop vertigen und geven laetet und tho uytfuerungh desselvigen einen dach und tiit naemhafft ansettet, oick volgens gemelten freulinen tho hanthaldungh sullicker lehenen allen geboerlichen und u moegelycken hulp, schut und scherm leystet, verwaerende hierinne Syner Con. Maj. hoich- und gerechticheyt: daeraen geschiet Derselver Syner Con. Maj. meynongh. Und siin u mit gunstigen willen gemeynt.
Datum Bruessel den XIXden dach Februarii XVCLXII.
Au conté de Meghem.
Als boven III, f. 287.
74. 1563 (1562) — Februari 24.
Instructie van Margaretha voor Brimeu, waaraan hij zich moet houden bij de bespreking met de pandhouders over de lossing van het ambt van Bommel enz.
Mémoire et instruction pour vous, mon cousin le conté de Meghem, de ce qu'aurez a. faire en la communication k tenir sur le faict du desgaigement de 1'office de Bommel, Thielre- et Bommelreweerden 1), a quelle fin les parties tenans ladicte gagière sont mandez a Arnhem le premier jour de Mars prochain 2).
Premièrement, afin de tant myeulx négocier au susdict affaire et en vuyder par quelque bon moyen, vous regarderez choysir a vostre assistence, de ceulx du Conseil et des Comptes en Gheldres telz qu'adviserez convenir, avec lesquelz regarderez après de trouver facon et moyens de quicter et rédimer ladicte gagiére, soit par rentes ou aultrement, comme se trouve plus amplement reprins et desduict par certaines pièces aultrefoys envoyées en court par lesdicts des Comptes en Gheldres, lesquelles pièces sont joinctes a ceste.
Et la oü après tous devoirs et dilligence, faictes pour ledict rachapt, l'on n'y sceut parvenir, vous regarderez de desmellerce différent par voye de appoinctement et composition amyable tant en général que particulier, si faire se pourra, oyant a celle fin sommièrement les parties en ce qu'ilz vouldront dire et alléguer, a. scavoir ceulx tenans la gagière susdicte d'une part et le momboir de Gheldres d'aultre.
1) Vgl. No. 58.
2) Aan den rand staat:
„Touttes aultres pièces concernant eest affaire sont esté délivrées au conté de ■Meghem le XXVme Febvrier 1562, stil de court, a Bruxelles."



74
BRIEFWISSELING TUSSCHEN MARGARETHA
Et en cas que aussy l'on ne sceut par la susdicte voye mectre les parties d'accord, vous regarderez de les induysre, mesmement les gagiers, de (s'en soubzmectant a. ce qu'en sera terminé par justice) choysir tel juge que bon leur semblera, soit ceulx du Conseil audict Gheldres ou quelque aultre Conseil de Sa Majesté par deck, pour pardevant icelluy estre procédé touchant ceste matière, tant en possessoir que pétitoir; et en ce cas vous regarderez par advis desdicts du Conseil de ordonner sur la desserviture dudict office par provision et jusques k ce que par le juge, lequel ilz esliront, sera déclairé en eest affaire ce que se trouvera appartenir, ce que aussy sera requis en tout événement, si aultrement lesdicts gagiers ne vouldront se renger a la raison, ains cercheront subterfuges, afin de obvier a touttes voyes de faict et inconvéniens, qui pourroyent occourir, et que la justice y puisse avoir son progrès et estre administrée comm'il convient.
Et a l'on faict joindre k ceste touttes les pièces concernans eest affaire, que par cy-devant ont esté envoyées en court, tant par lesdicts du Conseil que des Comptes, afin que, s'informant hors d'icelles de 1'estat de cedict affaire et de ce qu'en est passé, l'on puisse avec plus seur fondamment et tant meilleure instruction procéder et négocier k 1'effect que dessus et ce qu'en deppend; k quoy, mon cousin, avec ceulx, que choysirez pour vous y ayder et assister comme dessus, rendrez tout bon devoir, comme bien scaurez faire et en ay en vous entière confidence.
Faict a. Bruxelles le XXIIÜme jour de Febvrier 1562.
Als boven III, f. 289.
75. 1563 — Maart 22.
Van Brimeu aan Margaretha. — Over wervingen van voetvolk en ruiterij, naar men zegt, voor de koningin van Engeland.
Madame, Suyvant ce que V. A. m'avoit dernièrement escript pour me informer si le seigneur de Wel avoit charge de lever quelques gens de guerre, je me suys informé. Toutefoys je ne 1'ay peu scavoir véritablement, mais depuis deux ou trois jours en cha. ilz sont venuz aulcuns capitaines, qui sont aultrefois esté soubz ma charge, me disant qu'on leur présentoit service, et me demandoient si n'avois affaire d'eulx; m'assëurant certainement que la levée se feroit bientost et qu'elle debvoit estre de querante enseignes d'infanterie et pour le moins trois mille chevaulx, et a, ce que j'entens ce doibt estre pour la royne d'Angleterre et le duc de Holstain doibt estre chief de la plus grande partye d'eulx.
Je me suis informé de la „loopplace" et de celle de la monstre, mais ilz m'ont dict que ne le sgauront point jusques a. ce qu'on leur donneroit de 1'argent.
J'en ay bien voulu adviser V. A., afin, si elle at quelque gens de costé d'Allemaingne, qu'elle peult estre tant mieulx informé.



VAN PARMA EN CHARLES DE BRIMEU.
75
On dict par decha que la payx seroit faicte entre le roy de France et les Huygenotz i), ce que pouroit bien causer changement a cecy, si d'aventure il estoit vray.
De Arnem le XXIIme de Mars 1563.
A Madame.
Als boven III, f. 294.
76. 1563 (1562) — Maart 31.
Van Margaretha aan Brimeu. — Antwoord op No. 75. Zij dankt voor de berichten en gelooft, dat de vrede tusschen den koning van Frankrijk en de Hugenoten wel verandering in den staat van zaken zal brengen, maar dat het toch raadzaam is een oog in het zeil te houden.
Mon cousin, Je vous merchie bien des advertences contenues en vostre lettre du XXIIme de ce mois ensemble le devoir faict concernant le seigneur de Wel, et comme par les advertissemens que j'ay, il semble que le roy de France et les rebelles soyent d'accord et que par icelluy entre les premiers articles se dict que les levées de gens de guerre, que pour 1'une et 1'aultre des parties estoient sur main, se contremanderoyent d'ung costé et d'aultre, je pense bien que quant k celles, dont m'escripvez, pourroit bien aussy succéder quelque changement. Tóutesfoys il sera bien que ayez tousjours 1'oeil au guet pour veoir et entendre ce que passé en semblables choses, et m'advertir de ce que pourrez apprendre, et la oü vous sceussiés divertir ces capitaines, ausquelz avez cognoissance, d'accepter service qui puist tourner au préjudice du Roy, mon seigneur, celluy qu'en ce feriés a. Sa Majesté, ne seroit petit et le vous recommandé.
De Bruxelles le dernier jour de Mars 1562.
Au conté de Meghem.
Als boven III, f. 296.
77. 1563 — April 3 2).
Van Brimeu aan Margaretha. — Hij zendt het verbaal van den kanselier aangaande zijne bemoeiingen te Roermond en vraagt, hoe hij verder in deze aangelegenheid moet handelen.
Madame, Le chancellier de ces pays de Gueldres et Zutphen, Mr. Adrian Nicolai, ayant (selon instruction et commandement par Vostre Altèze me donnez touchant 1'induction d'ung évesque k Ruremunde) esté audict Ruremunde et illecq besoingé et faict comme Vostre Altèze verra par son verbal cy-joinct, en aybien voulu advertir icelle Vostre Altèze par ce porteur, attendant
1) Dit was inderdaad het geval. Zie Lacretelle, Hist. de France II, blz. 158.
2) Deze brief wordt bedoeld door Hopper in zijnen brief van 12 April aan Viglius (Hopperi Epp. XXXIII).



76
BRIEFWISSELING TUSSCHEN MARGARETHA
qu'elle m'advertye et ordonne ce que luy plaira allendrolt ladicte induction et sur le fait dudict évesque par moy estre fait plus oultre, pour a. icelle ordonnance par moy tant que me sera possible estre obéy.
D'Arnhem ce Illme d'Apvril XVCLXIII, stil de Gueldres.
A Madame.
Brieven uit en aan het Hof No. 1567/63.
78. 1563 — April ig.
Van Margaretha aan Brimeu. — Antwoord op No. 77. Zij heeft kennis genomen van het verbaal van den kanselier aangaande zijne mislukte pogingen om die van Roermond te bewegen den bisschop aan te nemen en verzoekt Brimeu met het oog op den bepaalden wensch des Konings zelf met den magistraat te spreken.
Mon cousin, J'ay receu voz lettres du Illme de ce mois joinctement le verbal du chancellier en Gheldres de ce qu'il avoit négocié avec les Escoutette, Bourgmaistre, Eschevins et Conseil de la ville de Ruremonde pour les persuader et rendre voluntaires en 1'esgard du siège épiscopal, que le Roy, mon seigneur, a si bonne et saincte intention désire ériger celle part; en quoy toutesfois ilz avoient démonstré si peu de volunté de s'accommoder, rendans audict chancellier (qui avoit trés bien proposé sa charge) la responce telle qu'est contenu en sondict verbal 1), laquelle a. la vérité m'a esté bien peu agréable; et eusse singulièrement désiré que (ayant Sa Majesté 1'érection de ces éveschiez tant a. coeur pour le bien de Ses pays et conserver iceulx en la religion qu'ilz ont esté tenuz jusques oyres) lesdicts de Ruremonde 1'eussent ainsi sceu prendre; dont Sadicte Majesté ne pourra aussi recepvoir nulle satisfaction; tant plus, entendant que la religion se décline par dela; estant la chose, que Sadicte Majesté plus spéciallement a. chesque fois nous recommandé de tenir les yeulx ouvertz sur les desvoiez 2). Et comme je cognois 1'affection qu'avez de seconder en cecy au désir de Sadicte Majesté et qu'estant gouverneur du pays et cognoissez mieulx les humeurs d'icelluy et qu'avez si bonne opportunité de communicquer sur le tout avec ceulx du Conseil celle part, je désireroye que voulsissiez ung petit penser s'il ne seroit bon que tinssiez avecq eulx ladicte communication 3); et le trouvant convenir, que m'en advertissiez et de
1) Afgedrukt in PubUcations XLIV, blz. 15a vgg., alwaar de geheele geschiedenis van de inleiding behandeld wordt.
2) = afgedwaalden, letterlijk: van den weg geraakten.
3) Margaretha heeft den door Hopperus in dezen gewenschten weg niet willen of durven inslaan. In den reeds aangehaalden brief schrijft hij:
„Hic nunc quaeritur, quid porro agendum sit, nam id expectat comes a Meghem seque ad omnia paratum scribit. Illustrissima Ducissa censuit exempla actorum ad Amplitudinem Vestram simulque ad Reverendissimum dominum Cardinalem mittenda et . utriusque vestrum sententiam per literas exquirendam. Ego proposui, ecquid conveniret comitem a Meghem ire Ruremundam eoque ibi praesente episcopum quodam vespere, inscio populo, oppidum ingredi et postridie mane in ecclesiam e domo decani



VAN PARMA EN CHARLES DE BRIMEU.
77
ce que vous samblera que plus avant se pourra faire, signamment pour tant mieulx de tout advertir Sadicte Majesté, 1'intention de Laquelle ne vous est moins cogneue qu'a. moy mesme. Et partant ne^ vous en diray autre sinon que pour fin de cestes prie le Créateur qu'il, mon cousin, vous ayt en Sa saincte garde.
De Bruxelles le XIXme d'Apvril 1563, après Pasques.
A mon cousin le conté de Meghem etc.
Diverse landzaaken ten tijde van Carel de 5de en Philips II, f. 184. (Archief Hof van Gelderland.)
79. 1563 — April 23.
Van Brimeu aan Margaretha. — Hij weet niet hoe te handelen ten aanzien van de vergeving der kleine ambten in het ambt van Bommel enz., daar de ambtman, die het ambt_ in pandschap bezat, die kleine ambten deels verpachtte deels naar zijn goedvinden liet bedienen.
Of men in verband met de zaak van het graafschap Berg de Staten zal bijeenroepen, hangt af van de vraag, of de Regentes haar wü bespoedigen.
Wordt de bisschop van Roermond daar ingeleid zonder toestemming der Staten, dan zullen zij ook zonder oproeping bijeenkomen.
Van de werving van soldaten schijnt ten gevolge van den vrede in Frankrijk niets te komen.
Madame, V. A. m'escript par une sienne du 24me de Mars 1) que je pourvoye aux offices de Bommel- et Tielrewert, qui ne sont esté donné par cy-devant a. ferme. Comme celluy, qui tenoit le principal office 2) en gagière, en donnoit aulcuns a. ferme et fit déservir les aultres comm'il 1'entendoit, je ne scay comment je m'en doibs régler. II y en at aulcuns, qui ont présenté pour tous lesdicts petitz offices deux eens florins tous les ans. Parquoy je n'ay voulu pourveoir sans plus clarement en scavoir 1'entention de V. A, la supplyant me vouloir adviser ce que j'en doibs faire.
Au surplus comm'il at pleu k V. A. me commander de luy mander mon advis, après que je 1'auray communicqué avecq ceulx du Conseil, sur la convocation des Estatz de ce pays pour 1'affaire du conté de Berghes, il me semble, a. correction de V. A., que cela dépend a scavoir si V. A. désire qu'on donne haste a. 1'affaire dudict conté de Berghes ou non, et aussy qu'on procédé oultre avecq les appellations et révisions.
De dangier, encoires que ceulx du Conseil vous en escripvent beaucoup, je ne voy nul aultre sinon celluy, que ceulx dudict Conseil vous escripvent de 1'évesque de Raymunde. Je me doubte fort, si ledict évesque est introduict sans le consentement desdicts Estatz (veu la responce, que ceulx dudict Raymunde ont donné au chancelier), qu'ilz s'assemblerontbien, ores qu'on les convocque point.
vel alterius, ita uti oportet, publice et cum cerimonia ecclesiastica tantum introduci; quod ut ad Amplitudinem Vestram perscriberem, Ducissa mandavit."
Hetgeen ten slotte aan Brimeu is geschreven, schijnt door Viglius aangeraden te zijn. Op 15 April toch schreef Hopperus (Ep. XXXV): „De negotio Ruremundensi perplacet Suae Celsitudini consilium Amplitudinis Vestrae, sed quoniam Illustrissimiis domhuis Cardinalis nondum respondit, censuit illius literas adhuc expectandas."
1) Deze is niet aanwezig. 2) nl. de ambtman.



78
BRIEFWISSELING TUSSCHEN MARGARETHA
V. A. m'avoit aussi commandé par une aultre lettre i) que je m'informisse de quelques cappiteines, qui m'avoient dict d'estre retenuz pour lever quelques gens, a. scavoir si la levée iroit avant ou point, que j'en advertisse V. A. Lesdicts cappiteines m'ont mandé que depuis que la paix est faicte en France, qu'ilz ne pensoient que la chose yroit en avant; toutesfois qu'on leur avoit mandé qu'ilz demeurissent quinze jours a. leur maisons; que ce pendant on leur envoyeroit ung commissaire, qui leur diroit certaines novelles. Ilz m'ont promis de m'en advertir ce que dudict commissaire ilz auront entendu, ce que je ne fauldray aussi faire a. V. A.
D'Arnem le XXIIIme d'Aprill 1563.
A Madame.
Correspondance de Gueldre et Zutphen III, f. 316.
80. 1563 — April 26.
Van Brimeu aan Margaretha. — Antwoord op No. 78. Hij en het Hof achten het niet geraden vooralsnog tot de inleiding van den bisschop van Roermond over te gaan tegen den wil van den magistraat dier stad, ook met het oog op de woelingen in Frankrijk en elders.
In de omstreken van Keulen verzamelt zich veel krijgsvolk. Is deze verzameling tegen Z. M. gericht, dan zijn deze landen, zonder soldaten en vestingen, er slecht aan toe. Hij heeft verspieders uitgezonden en zal bericht zenden, zoodra hij zekerheid heeft.
Oe gravin-weduwe van Bronkhorst heeft hem verzocht het testament van wijlen haren man in te zien. Hij heeft dit geweigerd, niet wetende wat de reden van dit verzoek was, en vraagt, of hij het alsnog moet doen.
De gemeente van Nieuwstad is naar aanleiding van een geschil met haren pastoor bijeenkomsten gaan houden in een bosch. De drost van Montfort beweert in staat te zijn de predikers te vatten, zoo daartoe 300 of 400 gulden beschikbaar worden gesteld.
Madame, Pour respondre a la lettre de V. A. en date du XIXme de ce moys, par laquelle elle me commande de penser s'il ne seroit bon que je tinse communication avec ceulx du Conseil ichy quant a. 1'introduction de 1'évesque a. Ruremunde et que, le trouvant convenir, j'en advertisse V. A. etc.; ay bien voulu advertir icelle V. A. que (pour non perdre tamps) j'ay désia. communicqué avecq eulx, mais ny moy ny ceulx du Conseil trouvons convenable ou conseillé d'introduyre encoires ledict évesque, principallement veu, considéré et bien pesé le cours du tamps tant troublé et esmeu, tant en France qu'en aultres pays circumvoisins; comme aussy ne samble a moy qu'il se pourra introduyre sans quelque inconvénient, en cas qu'on le face sans le sceu ou consentement de ceulx qu'il touche (veu la responce qu'a esté faicte au chancellier). Néantmoings la chose dépendt k la voulunté de Sa Majesté et celle de V. A., sans que nous (quy sommes tousjours prests a. obéyr) en sachons que conseiller davantaige, pour nous sambler chose tant périlleuse.
D'aultre part, Madame, comm'il s'assamble (comme l'on m'a dit) grand nombre de gens d'armes auprès de Couloingne et la
1) Zie No. 76.



VAN PARMA EN CHARLES DE BRIMEU.
79
èntour et j'ay recouvré copie d'une „bestellinge", en ay bien voulu advertir V. A. a. celle fin que (en cas qu'elle ne soit bien advertye qu'ilz ne sont contre nous) elle veulle mectre provision en ce pays a ce requise, car nous y sommes fort dangereusement, a scavoir sans gens et sans une place forte, et s'ilz vouliont mal, en vingt et quatre heures. avecq de batteaulx se pourriont (avecq vingt ou vingt et cincq enseingnes d'infanterie) se trouver devant ceste ville ou a. Nymmege sans aulcun destourbier ou empeschement, et les places sont pour se deffendre comme ung chascun scet. J'ay désia envoyé quelque gens expressément pour (aultant que sera possible) s'en enquérir a. quelle fin ilz s'assemblent et au service de quy; lesquels retournez j'advertiray V. A. plus amplement.
En oultre ay bien voulu advertir V. A. que j'ay eu vers moy les députés de la contesse duagière de Bronckhorst i), quy me vouloient monstrer le testament de feu Josse, en son vivant conté audict Bronckhorst, mais pour ce que je n'avoye aulcune ordonnance de V. A. et ne scavoye k quelle raison je le debvoye regarder, ne 1'ay voulu veoir sans ladicte ordonnance, ains ay renvoyé lesdicts députés, les faisant seullement promectre de le rapporter, quant je le leur manderoye. Parquoy, Madame, s'il plaist k V. A. que je le regarde, elle me pourra envoyer ladicte ordonnance et quant et quant me mander a quelle finjele doibs regarder ou que j'en doibs faire.
Au surplus n'ay sceu laisser de faire entendre a V. A., comment le drossart de Montfort m'a présentement déclaré que en une petite ville dessoubz son office, nommé ter Nyerstadt, ait eu certain différent entre le curé et le commun (pour lequel vuyder il ayoit aussy esté empesché) et que soubz umbre d'icelluy différent une grande multitude dudict commun n'at a. Pasques passée receu le Sainct Sacrament de 1'autel; parquoy ledict drossart auroit esté d'intention de les appréhender, mais ils se sont retirez et saulvez, de sorte qu'il n'at aultre sceu faire que de prendre leurs biens, mais qu'il entendt qu'en certain boys au territoire de ce pays de Geldre les mesmes enfuyz tiennent conventicles et prédications et que (si l'on y vouldroit employer au plus hault trois ou quatre eens florins) il, drossart, penseroit trouver moyen d'attrapper lesprédicantsmeismes; dontay bien voulu advertir V. A., affïn (en cas qu'il plaise k icelle que ledict drossart face son debvoir de prendre lesdicts prédicants) qu'elle face despescher ordonnance sur le recepveur général de ces pays Gédéon van der Houve, par laquelle luy soit chargé qu'il desbourse et délivre audict "drossart tant d'argent qu'il aura de besoing audict effect 2).
D'Arnhem, ce XXVIme d'Apvril XV°LXIII.
A Madame.
Als boven III, f. 318.
1) Maria van Hoya, weduwe sedert 1553. Zij had het vruchtgebruik van Bronkhorst en de overige goederen. Zie van Spaen, Inl. I, blz. 398—300. a) Zie hierover Publications XLI, blz. 340—342,



8o
BRIEFWISSELING TUSSCHEN MARGARETHA
81. 1563 — Mei 4.
Van Margaretha aan Brimeu. — Antwoord op No. 79 en 80. Ten aanzien van de kleine ambten in het ambt van Bommel enz. zal hij nader antwoord ontvangen.
Zij acht het beter de bijeenroeping der Staten uit te stellen, totdat eene zaak van grooter gewicht dat vordert, en dan tevens de zaak van Berg. te behandelen.
Het vertoonen van het testament van graaf Joost van Bronkhorst geschiedde op haren last ten verzoeke der voogden van den jongen graaf van Diepholt, ten einde uit te maken, of dit testament al dan niet iets ten aanzien van dezen bevat.
Alvorens eene beslissing te kunnen nemen moet zij nader zijn ingelicht aangaande het geschil tusschen den pastoor en de gemeente van Nieuwslad, maar tegen hen, die kettersche samenkomsten houden, moet aanstonds met kracht worden opgetreden.
Mon cousin, Sur ce que par vostre lettre du XXLTIme du mois d'Apvril désirez scavoir mon intention touchant les offices de Bommel et Thielrewerdt, qui n'ont esté donnez en ferme, il en sera a. la première opportunité communicqué en Finances et vous y sera après respondu.
Quant a la convocation des Estatz de Gheldres a 1'occasion du différent de la prétendue exemption du conté de le Berghe, ayant esté veu en Conseil ce que vous et ceulx du Conseil audict Gheldres m'en escripvez, il a semblé myeulx d'attendre la convocation desdicts Estatz pour aultre occasion de plus de poix que les assembier tant seullement pour ladicte cause pour maintenant, jusques a, ce que, y ayant pensé davantaige, je regarderay plus avant ce que s'y pourra faire.
Au regard de ce que par vostre lettre du XXVIme dudict mois escripvez qu'auriés différé de regarder le testament de feu le conté Josse de Bronckhorst, que les députez de sa vefve vous auroyent offert de monstrer, jusques a. ce qu'en auriés mon ordonnance, vous entendrez la-dessus que quelques jours passez les jeusnes ducz Henry et Guillaume de Brunsweig, frères, et Christoffle conté d'Oldenburgh comme tuteurs du jeusne conté de Diepholt 1) me feirent requérir de voulloir par lettres tant faire envers ladicte vefve dudict conté Josse de Bronchorst, qu'elle exhibast son testament, afin que l'on peusist veoir ce que se trouveroit mentionné par icelluy ou point touchant ledict conté de Diepholt, prétendant que y soit disposé aulcune chose a. son prouffit; ce que n'estant trouvé que raisonnable j'escripvis a. ladicte contesse vefve le XVme de Mars dernier passé, qu'en considération de la qualité desdicts seigneurs elle fust contente leur donner satisfaction en la susdicte requeste et monstrer ledict testament fust a. moy ou k vous; ensuyvant quoy je voy que ses députez sont venuz vers vous, lesquels, s'ilz eussent vous monstré ma lettre, en vertu de laquelle ilz vous faisoyent 1'exhibition dudict testament, vous eussiés peu entendre a. quelle fin elle se faisoit, qu'estoit que, après avoir veu et leu ledict testament, vouz debviés tesmoigner ausdicts seigneurs ce que y auriés trouvé ou point concernant ledict conté de Diepholt; par quoy rappellerez lesdicts députez devers vous pour vous faire ostension dudict testament, afin que par vostredict tesmoignage lesdicts seigneurs puis-
1) Frederik II (1561—1585).



VAN PARMA EN CHARLES DE BRIMEU.
81
sent estre satisfaictz en ce qu'ilz en ont requis, comme dessus.
Et touchant ce que m'escripvez sur le faict de la Nyerstadt au quartier de Montfort, il a semblé en tant que concerne le différend entre le commun et le curé illecq, que l'on doibt scavoir lequel de deux a tort, et si a. occasion dudict différend ou bien pour désobéissance ceulx que dictes n'avoir communié a. ces Pasques, s'en sont abstenuz premiers, que procédez plus avant contre eulx, et que partant debvez vous en faire informer, y envoyant quelques ungs du Conseil, et après en user et procéder oultre selon que par les informations se trouvera appartenir. Mais quant k ceulx, qui ès bois tiennent conventicles et prédications, ce n'est chose que, selon 1'intention de Sa Majesté, se puisse tollérer; vous ordonnant partant de Sa part de incontinent y remédier, les faisant appréhender, mesmes les prédicateurs, a. quelle fin vous va joincte a. ceste ordonnance au recepveur de Gheldres pour fournir aux fraiz que pour ce conviendra faire, jusques a. la somme de trois eens livres de XL gr.; vous requérant de tenir main que ceste appréhension se exécute avec le moindre bruict que faire se pourra, et sans aucune manifeste levée pour plusieurs bons respectz, et que m'advertissez de ce qu'en aura esté faict.
De Bruxelles le IÏÏIme jour de May 1563.
Au conté de Meghem.
Als boven II (No. 300), f. 4.
82. 1563 — Mei 13.
Van Brimeu aan Margaretha. — Antwoord op eenen niet aanwezigen. Hij vraagt uitstel voor zijne compagnie van de op 1 Juni a.s. bepaalde monstering te Roermond, daar de aan zijne compagnie toegevoegde soldaten van die van den hertog van Savoye uit Vlaanderen enz. moeten komen. Met het oog op de duurte van het leven te R. vraagt hij, of zij na de monstering van daar mogen vertrekken.
Madame, J'ay receu hier la lettre de V. A. 1), par oü elle me commande que je tiensse prest ma compagnie d'ordonnance pour passer monstres a Raymunde la première du moys prochainement venant; et comm'il y en at aulcuns de mes hommes d'armes et archiers (qui me sont esté donnez de la compagnie du ducq de Savoye), qui tiennent leur résidence en Flandres, Artois et alentour Thornay, et que ce serat quasi la fin de cé mois, devant qu'ilz pourront estre adverty, j'en supplye trés humblement V. A. vouloir estre contente que ce soit pour le Xme du moys qui vient, et k 1'heure il n'y aura faulte. Au surplus, comme il ne reste que cincq moys pour servir, je supplye trés humblement V. A. me vouloir man der, s'ilz tiendront guarnison quatre moys ou que deux moys et demy et si ung aultre compagnie entrera en leur lieu et aussy que après les monstres faictes a Raymunde ilz puissent se retirer de la, car il y faict si trés chier vivre, que bonnement ilz ne se sgauront entretenir.
De Meghen ce XLIIme de May 1563.
A Madame.
Als boven II (No. 300), f. 6.
1) Deze is niet aanwezig.
6



82
BRIEFWISSELING TUSSCHEN MARGARETHA
83. 1563 — Mei 20.
Van Brimeu aan Margaretha. — Hij vraagt, of hij wervingen voor de koningen van Denemarken en Zweden mag toestaan, en bericht, dat de verzameling in de omstreken van Keulen zich heeft opgelost.
Madame, Come je suys adverty qu'aulcuns capitaines entreprengnent en ces pays de Gueldres et Zutphen lever gens de guerre, tant a cheval qu'a piedt, pour servir ou le roy de Dennemarcque ou le roy de Swede, n'ay sceu laisser d'en faire ce mot a V. A. pour sgavoir si j'ay a permectre que telle levée se face, ou que j'aye a. faire quelque deffence au contraire. Et si d'aventure il pleust a. V. A. y consentir et quelqung capitaine de mes amys me vint prier luy consentir de faire sonner le tambourin, si je le luy pourroye accorder ou non; advertissant aussy V. A. que 1'assamblée, que depuis nagaire se feist entour de Couloingne, dont alors j'escripvis k icelle V, A. 1), est k présent a. cause de la paix en France du tout rompue et deffaitte.
D'Arnhem ce XXme de May 1563.
A Madame.
Als boven II (No. 300), f. 7.
84. 1563 — Mei 22.
Van Margaretha aan Brimeu. — Antwoord op No. 82. Zij heeft aan zijn verzoek voldaan. De bepaling der garnizoensplaats zal afhangen van de omstandigheden.
Mon cousin, Puysque les gens de vostre compaignie d'ordonnance ne sgauroyent (pour les raisons qu'escripvez par vostre lettre du XILTme de ce mois) estre k Ruremunde que le Xme du prochain mois de Juing, je 1'ay faict entendre au commissaire des monstres, pour selon ce diriger son chemin, vous requérant de tenir la main que du moins lors il n'y ait faulte. Et ne sgauroye maintenant vous dire combien ilz tiendront garnison, comme chose dépendante du besoing, qui s'en pourra présenter selon les occurrences, selon lesquelles ladicte garnison se tiendra plus ou moins; lesquelles aussy monstreront oü conviendra que vostredicte compaignie tire plus en ung lieu que aultre.
De Bruxelles le XXIIme jour de May 1563.
Au conté de Meghem.
Als boven II (No. 300), f. 8.
85. 1563 — Mei 24.
Van Margaretha aan Brimeu. — Zij gelast hem alle wervingen voor vreemde vorsten te beletten.
Mon cousin, Je suys advertie que, soubz umbre des différents que l'on dict apparens entre les royx de Denemarcque et Zwede, quelques leurs capitaines tachent de lever gens de guerre de ces
1) Zie No. 80.



VAN PARMA EN CHARLES DE BRIMEU.
83
pays du Roy, mon seigneur 1), chose que ne convient souffrir ny permectre pour plusieurs bonnes considérations, mesmes en ce temps si troublé et divers, que l'on ne scait le besoing, que Sa Majesté pourroit venir a en avoir. Parquoy je n'ay sceu délaisser vous faire ceste, pour par icelle vous encharger et néantmoings de par Sadicte Majesté ordonner bien expressément et k certes, que par tous moyens possibles vous regardez d'empescher ces levées en vostre gouvernement, si pouvez entendre qu'aulcunes s'y font, et défendez aux subjectz de Sadicte Majesté de tirer a. service de guerre de prince estranger sans congé; faisant. a. celle fin (s'il vous semble besoing) publier en vostre gouvernement le placcart cy-joinct 2), que pour eest effect s'est dressé, et le y entretenir et observer comm'il convient.
De Bruxelles le XXIÏÏIme jour de May 1563.
Au conté de Meghem.
Als boven II (No. 300), f. 9.
86. 1563 — Mei 26.
Van Margaretha aan Brimeu. — Antwoord op No. 83. Zij verwijst naar haren brief van 34 Mei (No. 85).
Mon cousin, Avant que recevoir vostre lettre du XXme de ce mois j'avois de divers parts eu advertence des assemblées de gens de guerre k cheval et de pied, que l'on commencoit a. faire pour princes estrangers et mesmes d'y attirer les subjectz du Roy, mon seigneur. Et n'ayant pour plusieurs bonnes considérations et respectz trouvé convenir de le permectre, ains de défendre 1'yssue sans congé desdicts subjectz a service de guerre pour prince estranger, j'avoye vous signiffié ceste ma résolution par ma lettre du jour d'hier 3), ayant faict joindre a icelle ung placcart pour 1'effect de ladicte deffense, ce que, tout estimant, aurez receu a. 1'arrivée de ceste celle part. Me y remectant ne feray ceste plus longue fors que de vous commander en la saincte garde du Créateur.
De Bruxelles le XXVIme jour de May 1563.
Au conté de Meghem.
Als boven II (No. 300), f. 11'.
87. 1563 — Mei 28.
Van Brimeu aan Margaretha. — Antwoord op No. 85. Ofschoon hij gelooft, dat het plakkaat niet veel zal baten, daar de aangeworvenen grootendeels reeds zijn vertrokken, heeft hij het toch laten afkondigen.
Hij dringt aan op de bij brief No. 81 beloofde beschikking aangaande kleine ambten in Bommeler- en Tielerwaarden.
Madame, J'ay receu ce 27me de ce présent moys la lettre de V. A., par oü elle me commande de faire pubher certain
1) Zie No. 83. 3) Afgedrukt bij van Loon a. w. I, kol. 396. 3) Lees: avant-hicr.



84
BRIEFWISSELING TUSSCHEN MARGARETHA
placat joinct a ladicte lettre, touchant la levée des piétons que se faict icy. Ores que la pluspart de ceulx, qui doibvent aller, sont désia partyz et les aultres seront envoyé devant que ledict placat poura estre publié, ce néantmoins je 1'ay faire icy publier suyvant le contenu de vostredicte lettre et ne fauldray au surplus d'ensuyvre ce que V. A. me commande.
II y en at icy tout plein de sollicitantz pour les petitz offices de Bommel- et Tielrewert et comme V. A. m'at par cy-devant escript qu'elle me manderoit en brief sa résolution, il plaira a. V. A. m'adviser ce que luy plaist que j'en face.
D'Arnem le 28me de May 1563.
A Madame.
Als boven II (No. 300), f. 12.
88. 1563 - Mei 28.
Van Brimeu aan Margaretha. — Hij heeft bij geruchte vernomen van wervingen voor den landgraaf van Hessen en uitrusting van schepen om den Rijn af te zakken en vraagt, of daarvan te Brussel iets bekend is.
De verzameling. om Keulen heeft zich opgelost; men spreekt hier alleen over de wervingen voor Denemarken en Zweden,
Madame, II y en at icy aulcuns marchants de Francfort, qui dissent que le lantgraeff de Hessen at faict en ses pays et faict journelement quelque levée des gens de guerre, avecq ce force apparat des bateaulx pour descendre en bas la rivière, ce que (ores que je ne 1'ay ouy sinon a la volée) ay bien voulu adviser V. A., suppliant trés humblement, si elle en at eu aulcune advertence, me le vouloir mander, afin que puissions mieulx estre sur nostre guarde. Je ne fauldray d'envoyer quelqungs pour entendre ce qui en est.
La levée, que se fist entour Couloingne (comme j'ay escript dernièrement a. V. A.), est allé en fumée et on ne parle icy d'aultre que de celle, qui est pour le roy de Denemerque et Sweede 1), dont je pense que V. A. est plus amplement informé que moy.
D'Arnem le XXVIIIme de May 1563. A Madame.
Als boven II (No. 300), f. 16.
89. 1563 — Mei 31.
Van Brimeu aan Margaretha. — Nader is hem bericht, dat in het land van den landgraaf van Hessen geene soldaten worden aangenomen.
Madame, Comme ces jours j'avois escript a. V. A. que l'on m'avoit donné a entendre que au pays du Landgrave y avoit assemblée de gens de guerre 2) et que astheure suys pour certain
1) Zie No. 83. a) Zie No. 88.



VAN PARMA EN CHARLES DE BRIMEU.
85
adverty que au pays dudict Landtgrave n'y at aucune assemblee, n'ay voulu obmectre en adviser V. A., encores que suis certain qu'elle le sceit mieulx que moy. D'Arnhem ce dernier de May 1563. A Madame.
Als boven II (No, 300), f. 17.
90. 1563 — Juni 18.
Van Brimeu aan Margaretha. — Vele soldaten en hoplieden vragen verlof om dienst te nemen. Om verschillende redenen is hij voor inwilliging. Hij verzoekt bericht, of zijne soldaten na de monstering te Roermond moeten blijven, daar hij in dat geval maatregelen voor hunne huisvesting zal moeten nemen.
Madame, II y ast en ce pays tout plein de soldatz, qui depuis la défence faicte sollicitent tout le jour pour avoir congé pour aller k la guerre, et aussi beaucoup de capitaines estrangiers de mes amys, qui me pryent pour povoir sacquer 1'ung dix, 1'aultre douze d'iceulx. Je supplye trés humblement V. A. me vouloir mander comment je my doibs régler, encoires que me semble (a correction) que ne seroit que bon d'en laisser aller aulcuns, tant pour apprendre k cognoistre les pays la. oü les guerres se feront, comme pour avoir tousjours quelques soldatz agguerryz dedent ce dict pays. II playrat a. V. A. m'ordonner son bon playsir et je la supplye que ce soit bientost.
En oultre comm'il faict fort chier vivre a. Raymunde, comme j'ay désia escript a V. A. 1), et que je pense que ma compagnie passera monstre d'icy a deux ou trois jours, estant la pluspart d'eulx logez aux hosteleries, pour ce qu'ilz ne pensent guères demourer la, oü il n'y at homme, qui ne dépend plus en huict jours qu'ung moys de gaige, parquoy je supplye trés humblement V. A. me vouloir adviser s'ilz demoureront encoires quelque temps la, afin que je les sache accommoder qu'ilz puissent vivre de provision.
D'Arnem le i8me de Juing 1563.
A Madame.
Als boven II (No. 300), f. 23.
91. 1563 — na Juni 18.
Van Margaretha aan Brimeu. — Antwoord op No. 90. Zij handhaaft het verbod van dienstneming bij vreemde vorsten en verklaart, dat zijne, soldaten vooralsnog te Roermond moeten blijven.
Mon cousin, Pour respondre a, vostre lettre du XVIIIme de ce mois, vous avez veu ce que précédentement vous ay escript touchant les levées, qui se font pour les roix de Denemarcque et Zwede, et mesmes le respect que par raison se tient k ce que ambidieux 2) sont alliez et confédérez du Roy, nostre maistre, et
1) Zie No. 82. 2) beiden.



86
BRIEFWISSELING TUSSCHEN MARGARETHA
que entre aultres cela s'est considéré pour défendre aux subjectz de Sa Majesté d'aller servir en guerre 1'ung ou 1'aultre desdicts princes; mesmes n'en ayant jusques ores esté requise d'ung d'eulx; y joinct que, pour estre le monde si estrange et le temps si turbulent et divers, comm'ilz se vpyent, l'on ne scait le besoing, qui se pourroit présenter, que Sadicte Majesté pourroit indiger le service de ses subjectz. Par oü, mon cousin, je ne voy que vous dire aultre chose quant k ceulx, qui font instance vers vous de povoir tirer au service desdicts princes, sinon qu'ilz ayent a se rigler selon ladicte défense, qui vous a esté envoyée pour la faire publier, et de vous encharger 1'estroicte observation d'i celle, comme elle s'est commandée observer ès aultres provinces et gouvernemens.
Et quant a. ce que concerne vostre compaignie d'hommes d'armes, touttes les aultres sont ès lieux et places que leur sont esté assignez, faisans leur quartier; nê voyant que l'on puisse excuser les vostres ou encoires les remuer de Ruremunde, oü ilz ne sont hors de propos pour les levées susdictes; par oü regarderez de leur faire entendre qu'ilz ayent de pareillement s'y acquicter et se y accommoder au myeulx qu'ilz pourront, jusques a ce que le besoing pourra requérir ou la commodité se offrir (de) les en faire partir.
De Bruxelles le . .. jour de Juing 1563.
Au conté de Meghem.
Als boven II (No. 300), f. 39.
92. 1563—Juni 23.
Van Brimeu aan Margaretha. — De hertog van Bronswijk heeft den oorlog verklaard aan Munster. De heer van Anholt, als pandheer van Bredevoort, en de drost van Schuilenburg hebben met het oog daarop verzocht die huizen van garnizoen enz. te voorzien. Daar Schr. geen geld daartoe beschikbaar heeft, heeft hij hun beloofd de zaak aan de Regentes in overweging te geven.
Madame, Comme le ducq Ericque de Brunswick passez cincq ou six jours ait deffyé 1'évesque et pays de Munster, comme aussy présentement il est (avecq force de gens d'armes) au dict pays et le seihgneur d'Anholt (ayant en gagière la maison de Bredeffort) ait envoyé ses gens et le drossart de Schulenborch soit venu en personne pardevers moy, pour scavoir comment ilz s'auroyent a rigler; me donnans k entendre que sur lesdictes maisons n'y a ny provision de munition de guerre ny aultre nécessaire pour (en cas que ledict duc voulsist entreprendre quelque chose) soy deffendre, et moy (n'ayant aussy ny argent ny gens pour de par Sa Majesté leur assister) ne leur aye sceu donner aultre pour responce sinon que (combien je pensasse certainement que le susdict duc n'entreprendroit chose aulcune contre Sadicte Majesté) j'en advertiroye en toute diligence V. A. et que ce pendant ilz feissent les meilleurs guets et debvoirs pour (en cas de quelque entreprinse contre eulx) le mieulx que



VAN PARMA EN CHARLES DE BRIMEU.
87
possible résister et se deffendre. Pour ce est il, Madame, cjue j'envoye ce porteur en diligence vers V. A., affin qu'il luy plaise le plus tost m'advertir et commander ce que j'auray en ce que dessus a. faire, et en cas que j'aye a faire quelque provision, oü je prendray 1'argént et en général comment je me rigleray et conduiray du tout.
D'Arnhem ce XXIIIme de Juing 1563.
A Madame.
Als boven II (No. 300), f. 24.
93. 1563 — Juni 27.
Van Margaretha aan Brimeu. — Antwoord op No. ga. Zij beveelt hem aan briefwisseling te houden met den graaf van Aremberg, die in de gelegenheid is om alles van de wervingen in Duitschland te vernemen. Zij gelooft niet, dat hertog Erik van Brunswijk iets tegen den Koning zal ondernemen.
Mon cousin, Je ne scauroye sinon bien louer la dilligente advertence, que m'avez faict par vostre lettre du XXIIIme de ce mois, estant trés requis en ces troubles généraulx partout de continuer ces dilligences et de tenir bonne correspondence avec mon cousin le conté d'Aremberghe, estant présentement en son gouvernement et ayant bien le moyen de scavoir la conduicte de ces levées tant du duc Erich de Brunswig que aultres, qui se font par la; duquel conté j'ay dernièrement eu les nouvelles, que porte 1'escript joinct a. ceste, desquelles j'ay bien voullu vous faire part, afin que sceussiés ce que passé. Et combien que, selon cê que ledict duc m'a dernièrement escript, je ne scauroye sinon espérer qu'il n'attemptera riens au préjudice du Roy, mon seigneur, ny de Ses pays, l'on ne peult toutesfoys estre trop sur sa garde ny vigjlant en ceste saison si turbulente et que gens de guerre sont sur pied en tant de lièux, pour le dangier qu'il y a que, ores que l'on fust asseuré dudict duc, aultres a ceste occasion pourroient entreprendre quelque chose; vous recommandant partant toutte bonne et soigneuse vigilance et de m'advertir le plus souvent bien particulièrement des occurrences, que pourrez apprendre, a. quoy aurez la commodité des postes, que j'ay faict mectre dois icy jusques audict conté d'Aremberghe.
De Bruxelles le XVII 1) jour de Juing 1563.
Au conté de Meghem.
Als boven II (No. 300), f. 2a.
1) Dit is. blijkbaar eene verschrijving voor XXVII.



88
BRIEFWISSELING TUSSCHEN MARGARETHA
94.
heeren roepen hunne leenmannen op tot het verleenen van hulp aan Munster. Hij vraagt, hoe hij moet handelen ten aanzien van de in Gelderland wonende leenmannen dier heeren, die aan den éénen kant gebonden zijn door het plakkaat van Z. M. en aan den anderen door hunnen leeneed.
De hertog van Cleve en de bisschop van Keulen werven troepen. Hij verzoekt antwoord op No. 91.
Madame, Comme monsr. le duc de Clèves et aultres princes et seingneurs cy-allentour semoindent en toute diligence tous leurs vassaulx et fieffez pour (en faveur de ceulx de Munster) faire front au duc Ericque de Brunswick et les siens et il faict a. penser que iceulx princes et seingneurs semoindront aussy leurs vassaulx et fieffez résidens et subjectz de ces pays de Gueldres et Zutphen, lesquelz (obstant le placcart de Sa Majesté) ne pourroient et toutesfoys (si d'aventure ilz ne obéissent) perdroient leurs fieffz et biens, en cas que V. A. n'escripvit en leur faveur pour leur faire (pour ceste foys) tenir quictz de leurs obligations, qu'ilz ont ausdictz princes et seingneurs; et quant k moy, je ne saiche comment (en cas que quelqung tel me vint demander congié pour servir son seingneur) je m'en auroye k rigler; ay bien voulu despescher ceste par la poste, pryant V. A. qu'il luy plaise incontinent me faire sgavoir ce qu'en eest endroit j'auray a faire.
Et combien, Madame, je pense bien que V. A. soit advertye d'ailleurs que ledict seingneur duc de Clève fait en ses pays lever vingt enseingnes de piétons et tant des chevaulx qu'il peult recouvrer, et qu'il sera le Vme de Juillet prochain a. Cousfelt pour secourir ceulx de Munster, comme dit est, et samblablement 1'évesque de Couloingne fait lever VIII eens chevaulx pour le meisme secours, si est ce que j'en ay aussy bien voulu par cestes advertir icelle V. A. 1).
D'Arnhem ce XXVIIme de Juing XVCLXIII.
Je prye aussy qu'il plaise a, V. A.. m'envoyer responce comment je m'auray a. rigler avecq les aultres non fieffez, qui journellement me viengnent demander congié pour se retirer 2).
A Madame.
Van Brimeu aan Margaretha. — Van al het in brief No. 94 geschrevene komt niets, daar de hertog van Brunswijk en de bisschop van Munster vrede hebben gesloten.
Madame, Comme j'avois escript k ce matin a V. A. pour sgavoir comment je me debvois conduyre avecq les vassaulx de
Als boven II (No. 300), f. 25.
95.
J5°3 — Juni 27.
1) Zie ook Gachard a. w. No. CCXXXVI (brief van 6 Juli 1563).
2) Zie No. 92.



VAN PARMA EN CHARLES DE BRIMEU.
8c
ce pays, qui ont des fiefz dessoubz aultres seigneurs circonvoisins, pensantz qu'ilz debvoient estre semontz d'iceulx pour aller servir en persone, et aussi quelques novelles touchant ce qui passoit entre les ducq de Clèves et Ericq de Bruynwyck, j'ay eu novelles astheure certaines comment mondict Sr. le ducq de Clèves at contremandé au Sr. de Wel, qui avoit la charge de faire vingt enseignes d'enfanterie, qu'il ne les fisse point, pour ce que ledict ducq Ericq estoit appoincté avecq 1'évesque de Munster et sortoit hors de son pays; dont je n'ay voulu (laisser) d'en advertir V. A.
D'Arnem le 2 7 me de Juing 1563.
A Madame.
Als boven II (No. 300), f. 36.
96. 1563 — Juni 29.
Van Margaretha aan Brimeu. — Antwoord op No. 94. Aan de leenmannen van vreemde vorsten zal men niet kunnen weigeren dat te doen, waartoe zij als zoodanig verplicht zijn, maar voor niet-Ieenmannen moet het plakkaat van kracht blijven. Zij geeft in overweging met het oog op de ernstige tijdsomstandigheden ook den leenmannen van Z. M., althans dien in het graafschap Zutphen, te gelasten zich te allen tijde gereed te houden om op te komen. Zij raadt hem aan zijne compagnie naar de Graafschap te zenden en voortdurend in betrekking tot den graaf van Aremberg te blijven.
Mon cousin, Pour respondre a ce que par vostre lettre du XXVIIme de ce mois désirez scavoir, comment aurez a. vous rigler, si quelque fiefvé de prince voysin, résident en vostre gouvernement, se semonde pour aller au secours du pays de Munster contre le duc Erich, je ne voy que bonnement se puisse refuser la permission k telz fiefvez d'aller trouver et assister leur seigneur féodal, leur imposant leurs fiefz ceste obligation, mesmes en ce cas qu'il y a question de défence. Bien a il semblé qu'estans aussy fiefvez du Roy, mon seigneur, leur prince naturel, et semons aussy de par Sa Majesté pour se monter et tenir prestz pour la tuïtion de leur pays naturel, ceste obligation debvroit prévaloir„ mais au regard des subjectz non fiefvez j'entens qu'ilz ayent k se rigler selon la défense naguères publiée et qu'icelle vous" faictes estroictement observer. Et comme tous ces princes voysins mandent leurs vassaulx et fiefvez, il s'est icy considéré, quand le semblable se feroit par noz frontières par dela en ces troubles et de y faire passer a. monstre les bourgeois en esquippage de défense, qu'ü ne pourroit que bien servir, tant pour estre myeulx sur sa garde et tant plus prest pour tous cas que pourroient survenir, que aussy pour retarder ceulx, qui pourroient imaginer d'entreprendre quelque chose. Et ayant mis en avant cecy k mon cousin le conté d'Aremberghe, j'ay pareillement bien voullu le vous représenter, pour, si le trouviez bon, le faire faire aussy en vostre gouvernement et faire semondre les fiefvez de Sa Majesté, du moings au conté de Zutphen, de se tenir prestz en 1'estat et esquipage d'armes, chevaulx et aultrement, selon



go
BRIEFWISSELING TUSSCHEN MARGARETHA
qu'ilz y sont tenuz par la nature de leurs fiefz, faisant aussy faire ladicte monstre ès villes dudict conté que bon vous semblera selon (comme j'entens) il s'est bien accoustumé de faire par dela. en semblables temps troubles. Et pour plus de démonstration je fay encheminer la compaignie de mondict cousin, estant a. Maestricht, après la monstre donnée droict vers Deventer pour tirer la part qu'il "trouvera bien leur faire entendre, et m'a semblé qu'il seroit bien a propos que feissiés approcher la vostre vers ladicte conté de Zutphen, la qu'adviserez qu'elle pourra estre pour le myeulx, tenant tousjours bonne correspondence avecques mondict cousin, comme je luy ay aussy escript de s'entendre bien avecques vous, afin que par ceste mutuelle correspondence se puisse tant myeulx pourveoir au besoing, que se pourra présenter; vous remerchiant bien des advertences contenues en vostredicte lettre et vous priant et i) les dilligences de povoir entendre touttes les occurrences.
Ce que m'escript mondict cousin du XXÏÏIIme de ce mois est que ledict duc avoit sommé la ville de Wolbeke 2) et commencé a. brusler et que ses gens avoient donné la chasse aux députez de 1'évesque de Munster, lesquelz, ayans esté vers luy et oy sa demande, retournoyent luy rendre responce, et en blesché ung ou deux a coups de pistolletz, comme verrez par le billet joinct a. ceste.
De Bruxelles le XXIXme de Juing 1563.
Au conté de Meghem.
Als boven II (No. 300), f. 27.
97. 1563 — Juli 2.
Van Brimeu aan Margaretha. — Antwoord op No. 96. Hij heeft geen antwoord ontvangen betreffende hen, die zoowel van Z. M. als van eenen anderen heer leenmannen zijn en daardoor gevaar zouden loopen om in moeielijke omstandigheden te geraken, maar gelooft, dat voorloopig het gevaar is geweken, daar hertog Erik het land van Munster heeft verlaten. Tegen het laten komen van zijne compagnie uit Roermond bestaat bezwaar van geldehjken aard, ofschoon hij haar gaarne op eene plaats zoude hebben, waar het leven goedkooper is. Hij zal gelasten overal in het land God te danken voor het ontzet van Oran.
Madame, J'ay receu la lettre de V. A. du XXLXme de Juing dernier, responsive sur une mienne du XXVIIme dudict moys, par laquelle je prioye estre adverty comment je m'auroye a rigler touchant les fiefvez semons par les prinches et seingneurs circumvoisins, leurs seingneurs féodaulx etc.; entendant par icelle lettre de V. A., qu'elle ne voit que bonnement se puisse reffuser la permission a telz fiefvez, mais que samble qu'estans aussy fiefvez du Roy, leur prinche naturel, et semons aussy de par Sa Majesté pour se monter et tenir prestz pour la tuïtion de
1) Het komt mij voor, dat hier eenige woorden zijn vergeten. Men zoude verwachten: priant de continuer les.
2) Stad aan den Ad gel nabij Munster.



VAN PARMA EN CHARLES DE BRIMEU.
91
leurs pays naturelz, que par raison icelle obligation debvroit prévaloir etc.; contenant davantaige ladicte lettre que les aultres non fiefvez se doibvent rigler selon la deffense et que (comme tous prinches voisins mandent leurs vassaulx et fiefvez) il ne pourroit que bien servir que le samblable se feist aux frontières de pardecha. et qu'on feist passer monstre des bourgeois; aussy qu'il sambleroit bon a. V. A. que je feisse approcher ma compaignie vers la contée de Zutphen etc.
Et combien, Madame, j'entends par ladicte lettre assès 1'advis et voulonté de V. A. quant ausdicts fiefvez, ayans seullement fieffs d'ung costel, si est que je n'entendz comment j'aye k faire avecq ceulx, quy tiennent fieffs et d'ung et d'aultre costelz, k scavoir de Sa Majesté et samblablement d'aulcuns prinches circumvoisins. Car en cas qu'ilz soient semons de par Sa Majesté (k Laquelle — comme dit est — ilz sont plus obligez), il fait k penser qu'ilz perdront leurs fiefz et biens de 1'aultre, ce que seroit aussy (a, mon advis) contre raison et ne se pourra toutesfois remédier sinon que V. A. ou permecte de les laisser sortir ou qu'elle (comme j'ay désia escript par mes aultres) escripve ausdicts prinches en leur faveur, pour les faire (pour ceste foys) quicter de leur obligation; ce que j'espère toutesfoys ny 1'ung ny 1'aultre sera nécessaire, veu que (estant retiré et ayant quicté le duc Erich- le pays de Munster) le duc de Clève et aultres seingneurs ont anianty les assamblées et levées de gens par eulx encommenchées, comme aussy (pour la meisme raison, k mon advis, toutesfoys soubz correction de V. A.) ne sera encoires de besoing faire semondre lesdicts fiefvez ne les faire monter k leurs grands despens ny aussy de faire passer monstre les bourgeois. Et quant est de faire venir ma compagnie vers le quartier de Zutphen, comm'il n'y ait encoires (selon qu'il me samble) moyen de les faire passer monstre et ilz ayent astheure esté bon espace a. Ruremunde, je ne voy bon moyen de les faire retirer ou lever de la sans argent, tant pour n'avoir de quoy payer leurs ostes et affin qu'ilz ne facent point de foulle en passant parmy le pays. Toutesfoys dés qu'ilz auront passé monstre (en cas que V. A. ne me commande aultre chose), je les tireray de Ruremunde, les remectant celle part que V. A. m'at commandé, tant pour accomplir le vouloir de V. A. que a celle fin qu'ilz soient en lieu, oü ilz pourront vivre a. meilleur merché; remectant le tout a. la bonne voulunté de V. A. et ce qu'il luy plaira me commander; et priant qu'elle me veulle le plus tost que sera possible, faire responce sur les deux poinctz, a scavoir touchant les fiefvez et ma compaignie susdicte, car je vouldroye bien endedans trois ou quatre jours, pour aultres mes affaires, me alpsenter quelque peu de tamps d'ichy.
En oultre, Madame, j'ay astheure receu une aultre lettre de V. A. en date du dernier jour dudict moys de Juing 1), par laquelle elle m'advertit des bonnes nouvelles du succours de la
1) Deze brief is niet aanwezig.



02
BRIEFWISSELING TUSSCHEN MARGARETHA
ville d'Oran etc., dont me suys bien résiouy, et feray incontinent escripre par toutz ces pays qu'on fache processions et louenges k Dieu, comme V. A. me commande.
DArnhem ce Hme de Jullet XVCLXILÏ.
A Madame.
Als boven II (No. 300), f. 30.
98. 1563 — Juli 7.
Van Margaretha aan Brimeu. — Antwoord op No. 97. Zij acht het moeielijk een bepaald antwoord te geven omtrent de leenmannen van twee heeren, daar dit afhangt van den aard van het leen en het gebruik van het land, maar is voor inwilliging van aanvragen om den vreemden leenheer te mogen dienen, mits die zoo verleend worde, dat er geen antecedent door wordt gesteld.
De monstering zijner compagnie zal spoedig plaats hebben, waarna hij haar naar de Graafschap moet roepen.
Zij verzoekt hem zijne provincie niet te verlaten, voordat men zekerheid heeft aangaande plannen van den Hertog van Brunswijk, die zijne krijgsmacht opnieuw versterkt.
Mon cousin, J'ay veu ce que par vostre lettre du second de ce mois désirez scavoir, comment les subjectz de vostre gouvernement, tenans fiefz du Roy, mon seigneur, et de quelque aultre prince voysin auront k se conduysre, estans semons d'icelluy prince a. 1'aller servir; aussy ce que y mentionnez concernant vostre compaignie d'hommes d'armes. Pour k quoy vous respondre, l'on sgauroit bien mal dois cy vous dire absolutement comment lesdicts fiefvez debvriont se rigler en ce que dessus, d'autant que cela dépend 'beaucoup de la nature des fiefs, estans quelques ungs de telle, que celluy les tenant doibt de sa personne servir le seigneur feudal; conférant aussy pour s'esclarcir de cecy la cognoissance de la coustume observée en cas semblable, lequel ne peult estre que ne soit advenu plus d'une fois par cy-devant au pays de Gheldres; par oü me semble que, vous informant de 1'ung et 1'aultre, debvez en user après selon que trouverez appartenir. Et si ce pendant vous serez requis de quelques fiefvez, qui pourront estre semons, il me semble que, pour n'entrer en dispute, pourrez pour ceste fois conniver sur leur allée vers le seigneur feudal les ayant mandé; tenant soing toutesfois que ce soit avec vostre permission, afin que a. 1'advenir cela ne soit tiré en conséquence et dict et prétendu que l'on ait allé servir aultres princes nonobstant la défence en faicte.
Et quant k vostredicte compaignie, l'on me dict icy qu'il y a désia, quinze jours que 1'argent pour leur payement est fourny et parti; estimant que, pour faire le commissaire premier le tour du pays de Luxembourgh et d'aultres places de sa charge, ce estre cause qu'il n'a encoires esté k Ruremunde, oü toutesfois il ne pourra tarder d'arriver et prendre la monstre de vostredicte compagnie, ce qu'estant faict et leur estant délivré ledict payement, je demeure encoires en mon premier advis qu'il n'y aura que bien que la faictes tirer au conté de Zutphen, pour les considé-



VAN PARMA EN CHARLES DE BRIMEU.
93
rations que précédentement vous ay escript, y joinct que, comme m'escripvez, ilz y pourront vivre a meilleur marché.
Au demeurant, au regard de ce que désireriés vous absenter de la. pour quelque temps, je ne voy, mon cousin, que cela conviengne jusques a ce que l'on voye en quoy terminera le desseing du duc Erich, lequel (selon que m'a escript Monsr. d'Aremberghe du Mme de ce mois et tiengs qu'il vous en aura aussy adverti) se renforce journellement de plus en plus, mesmes que ung fils du conté Albert de Mansfeit se seroit joinct a sa trouppe avec VIC chevaulx fort bien en ordre et que le conté Josse de Schouwenborch se préparoit aussy pour s'y trouver avec quelque nombre de chevaulx et que le bruit estoit qu'il attendoit encoires aultre gendarmerie en compaignie du lantgrave Guillaume de Hessen; estant partant requis que continuez vostre résidence par dela jusques que se verra que lesdicts gens s'encheminent et conduysent de sorte qu'en puissions estre hors de doubte et craincte i).
De Bruxelles le VHme jour de Juillet 1563. Au conté de Meghem.
Als boven II (No. 300), f. 32.
99. 1563 -Juli 9.
Van Brimeu aan Margaretha. — Antwoord op No. 98. Hij zal hare bevelen opvolgen. Van den hertog van B runswij k weet hij niet meer dan de Regentes.
Madame, J'ay receu la lettre de V. A., par oü elle me mande comment je me doibs régler envers les subjectz de ce pays tenans fiefz du Roy et de quelque aultre prince voysin. Je ne fauldray d'ensuyvre ce que V. A. me commande, comme aussi feray touchant ce que V. A. me ordonne de ma compagnie sitost qu'elle aura passé monstre et receu leur payement.
Quant au novelles du ducq Ericq de Bruynswyck, je n'ay aultres que celles, que Monsr. d'Arenberge at mandé a V. A., asscavoir que ledict ducq est autour de Delbrugge 2) et at promis au ducq de Clèves de ne fouler nulluy de son creyhs. S'il y en survient quelques aultres, je ne feray faulte d'en advertir V. A.
D'Arnhem le 9me de Juillet 1563.
A Madame.
Als boven II (No. 300), f. 36.
100. 1563—Juli 9.
Van Brimeu aan Margaretha. — Hij zendt afschrift van eenen brief, waaruit blijkt, dat de hertog van Brunswijk weder teruggetrokken is, en dringt aan op beschikking ten aanzien van de kleine ambten in Bommeler- en Tielerwaard.
Madame, Depuis la dernière, que ce matin j'avois escript a V. A., me sont venuz les novelles que le ducq Ericq de Bruyns-
1) Zie ook Gachard a. w. No. CCXXXVI.
2) Delbrdck, vlek in den Kreis Paderborn.



94
BRIEFWISSELING TUSSCHEN MARGARETHA
wyck i) est retiré avecq ses gens en son pays, comme V. A. verrat plus amplement par la copie d'une lettre, que j'envoye a. icelle icy-joincte ; ce que je n'ay voulu laisser adviser V. A., ores que je pense qu'elle en serat désia advertis; comme je ne fauldray, s'il y survient quelques aultres.
J'ay par deux foys escript a. V. A. pour scavoir comment je me debvrois conduyre touchant les petitz offices de Bommelet Tielrewert, dont je n'ay eu jusques a. présent nulle responce. Je supplye trés humblement V. A. me vouloir mander ce qu'elle veult que j'en fache, veu qu'il y en at tout plein des sollicitantz 2).
D'Arnhem le IXme de Juillet 1563.
A Madame.
Als boven 111 (No. 300), f. 34.
100a. Extract.
Van hertouch Erichs tho Brunswick furnemen und kriegsfolck weith ich U. G. niet meher to schryven dan S. F. G. synt den XXVIIIsten Junii uyth dem stifft Munster (na erhaldene brantschetz) tho Geutersloe vertagen, den XXIXsten tho Laege in der graiffschap Lyp und andere umbligghende dorpen umb den kleinen wald in den darden dach ligghende blyven, den Hden Julii in eyn Schouwenbergs kloister Mullenbecke vertagen, folgents tho Rentlen 3) und langs der Pomppenborch, allet Schouwenberchs, daernae getaegen nae Hammeien und Oertzen in S. F. G. landt van Brunswyck. Kunnen noch niet vemhemen, off S. F. G. Swedesch oder Dennemarcks sey, dan man synes uptreckens sowael als des blyvens onseker is. Vilh stende schrecken sich.
Als boven II (No. 300), f. 35.
101. 1563 — Juli 11.
Van Brimeu aan Margaretha. — Hij zendt haar een door hem van eenen Cleefschen raadsheer ontvangen bericht aangaande den hertog van Bronswijk, dat hij voor waar houdt.
Madame, Ung conseiller de Monsr. le ducq de Clèves m'at mandé ces novelles du ducq Ericq de Bruynswyck; et pour ce que je pense qu'elles soient véritables, je n'ay voulu laisser les envoyer k V. A.
D'Arnehem le Xlme de Juillet 1563.
A Madame.
Als boven II (No. 300), f. 38.
1) Hertog Erik van Bronswijk, zoon van Erik I, hertog van Brunswijk-Kalenberg, streed, nadat hy tot de Roomsch-Katholieke kerk was overgegaan, in dienst van Karei V en later van Philips II, die hem evenwel, naar het schijnt, niet recht vertrouwde. In den slag bij St. Quentin (8 Augustus 1557), gelukte het hem den Connétable van Frankrijk Anne de Montmorency en den maarschalk de St. André gevangen te nemen. Philips bewoog hem in 1558 deze beide aanzienlijke personen voor de som van 112000 gulden aan hem over te geven. Voor een derde gedeelte dezer som verpandde hij hem de heerlijkheid Woerden. In 1564 kocht hij bovendien van de erfgenamen van Roland le Febre de tegenover Schoonhoven in de Alblasserwaard gelegene heerlijkheid Liesveld. Hij overleed in 1584. Meerdere bijzonderheden aangaande zijn leven zijn te vinden bij J. Kok, Vaderl. Woordenboek XIII, blz. 371—374.
2) Zie No. 87. 3) Rinteln.



VAN PARMA EN CHARLES DE BRIMEU.
95
101a. Zeitungh den Xten Julii a° 1563 zu Cleve ausgangen.
Gisteren, Fridagh, avendt ist die zeitungh kommenn, das hertzoch Erich das haubt wiederumb gewandt und sich nach dem stift Mynden begeben, auch das haus Buckenburch beleght, daruf fraue Otto van Schauwenborch sinn sall; soll alles verderben und die umbligende dorfer den knechten zu voren geben. Was nuhn E. W. zu ihm gefallen woll, werden sihe selbs zu bedencken wissen, dan hir noch keine andere bestellungh vorhanden. Was aber auf sulchs hertzoch Erichs vornemen erfolgen woll, ist man deglichs gewertigh. Dweill aber der herr Cantzler mit den Raeden bey unserem gen. herren seyn, kommen wenich zeitungh hir an. Werde sunst bericht, das Ire F. G. deglichs durch frembde potschafften ersoecht werden. Der Herr woll Seynen frieden geben.
Als boven II (No. 300), f. 39.
102. 1563 — Juli 11.
Van Brimeu aan Margaretha. — Daar de hertog van Brunswijk geweld pleegt tegen den kreis, waarvan de hertog van Cleve het hoofd is, heeft deze zijne ruiterij weder opgeroepen.
Madame, Comme j'avoys dernièrement escript a V. A. que Monsr. le ducq de Clèves avoyt contremandé tout ses gens et que le ducq Ericq de Bruynswyck luy avoyt promis qu'il ne toucheroit a son creysch, si est que ledict ducq de Bruynswyck, depuis qu'il at esté retiré en son pays, at repassé la rivière de Wesel 1) et assiégé le chasteau du conté de Schauwenburch, (comme par ma dernière j'ay mandé a V. A.), qui est du creysch dudict ducq de Clèves. Parquoy il at remandé toute sa cavallerie pour se trouver avecq ses fiefvez a Wydenbrugge 2) le plus tost que faire se pourra. Je ne scay s'il at mandé aulcuns gens de piet, may le scauray demain ou après-demain et ne fauldray d'en adviser V. A.
D'Arnhem le Xlme de Juillet 1563.
A Madame.
Als boven II, (No. 300), f. 37.
103. 1563 — Juli 11.
Van Brimeu aan Margaretha. — Hij beveelt Amelis van Amstel van Mynden aan voor de betrekking van buitengewonen raad in het Hof van Gelderland, die hij kosteloos wil waarnemen, zoo hem de eerste openvallende gewone raadsheersplaats wordt toegezegd.
Madame, Ung gentilhomme de fort bonne maison, licentié ès droictz, nommé Amelis van Amstel van Mynden, est venu vers moy, me donnant a entendre comment il youldroit bien servir Sa Majesté en ces pays de conseillier extraordinaire a ses
1) 1. Weser.
a) Wiedenbrück, stad in het Rbz. Minden.



06
BRIEFWISSELING TUSSCHEN MARGARETHA
despens, moyennant qu'il puist avoir expectative sur le premier vacant estat de conseillier, et me pryant luy vouloir a. eest effect donner lettres de recommandation a. V. A.; ce que (en considération qu'il me samble homme quy pourra bien déservir ledict estat) ne luy ay sceu bonnement refuser; pryant pour ce, Madame, que (s'il n'y a aultre obstacle, par quoy ce luy soit reffusé) qu'il plaise a. V. A. condescendre k sa prière et luy faire despescher lettres k ce servantes.
D'Arnhem ce Xlme de Juillet XVCLXIII.
A Madame.
Als boven II (No. 300), f. 40. Brieven uit en aan het Hof No. 1580/76.
104. 1563 — Juli 12 1).
Van Margaretha aan Brimeu. — Zij gelast hem maatregelen te nemen tegen het vervreemden van geestelijke goederen.
Mon cousin, Je suys advertie comment aux ducé de Gheldres et conté de Zutphen plusieurs, tant estrangiers que aultres, s'avanchent journellement de vendre, aliéner et changer les biens d'eglise sans le sceu, consentement et authorité du Roy, monseigneur, chose contre droit et raison et laquelle, ne se debvant comporter en temps qui soit, en celluy qui court tant calamiteulx est moings tollérable, pour estre tant dammageable a. 1'Eglise et nostre saincte foy catholicque, que qui n'y remédieroit, seroit pour peu a peu les laisser venir en totalle décadence et ruïne; k quoy désirant aller au devant et obvier, j'ay trouvé bien et vous encharge de par Sa Majesté que ayez a., par publication et cry publicq a, 1'accoustumé partout ausdicts ducé de Gheldres et conté de Zutphen, faire interdire, prohiber et défendre semblables aliénations susdictes, k paine de nullité d'icelles et des contractz sur ce faictz et d'amende selon droict indicte, tant au regard des achapteurs que vendeurs, et oultre ce d'amende arbitraire; déclairant en oultre touttes les venditions en la manière susdicte désia faictes estre nulles et de nulle valeur, et enjoingnant bien estroictement et a. certes aux officiers de procéder allencontre les vendeurs et achapteurs contre la susdicte inhibition et défense par exécution desdictes peines sans porter faveur ou dissimulation, comme chose que tant importe pour conserver les églises en leur anchien estre et maintenir nostre saincte foy catholicque en son entier.
De Bruxelles le XLTme jour de Juillet 1563.
Au conté de Meghem.
Als boven II (No. 300), f. 41. Brieven uit en aan het Hof No. 1581/77.
x) Afgedrukt in van Loon, Groot Gelders Placaet-boeck, kol. 174 van den Appendix achter deel II.



VAN PARMA EN CHARLES DE BRIMEU.
97
105. 1563 — Juli 16.
Van Brimeu aan Margaretha. — Over krijgstoerustingen van den hertog van Cleve tegen dien van Brunswijk. In antwoord op No. 104 ontraadt hij den verkoop van geestelijke goederen, voor zoo ver die reeds heeft plaats gehad, voor ongeldig te verklaren, daar dit tot eindelooze moeielijkheden zoude leiden.
Madame, Ayant receu les nouvelles de 1'apparat que fait le duc de Clève contre le duc Erich de Bruynswich etc, dont la copie va cy-enclose 1), n'ay voulu laisser d'en advertir V. A., meisme de ce que le seigneur de Wel (encoires que lesdictes nouvelles ne tenoient que de quatre enseingnes de piétons) ayt charge de vingt enseingnes, dont lesdictes nouvelles ne font expresse mention, combien qu'il tient les capitaines apperceuz.
D'aultre part, Madame, plaira il a. V. A. scavoir que, ayant receu la lettre d'icelle V. A. du XLTme de ce moys touchant ce qu'aulcuns s'avanchent journellement vendre, aliéner et changer les biens d'église, j'ay communicqué le contenu avecq aulcuns du Conseil ichy et sommes moy et iceulx du Conseil conformément d'advis (soubz correction toutesfois) que, quant a la deffence de doresenavant ne plus vendre les biens d'églises, icelle deffence se pourroit trés bien faire publier et observer; mais quant a ce que les venditions désia faictes déclairer estre nulles et de nulle valeur, nous samble que ce point seroit occasion de trés grande garboulle en ces pays et que V. A. et nous en viendrions bien mal a bout; et pour ce, Madame, m'a il samblé qu'il estoit plus convenant de ne faire publier 1'ung point ne 1'aultre sans préallablement voir entendu le plain voulloir de V. A., pour scavoir si V. A. veult qu'on les publie tous deux, dont il plaira a V. A. m'advertir.
D'Arnhem ce XVIme de Julliet XVCLXILT. A Madame.
Brieven uit en aan het Hof No. 1583/79.
108. 1563 - Juli 17.
Van Margaretha aan Brimeu. — Antwoord op No. 100. Die van de Financien wien de zaak aangaat, zijn aangespoord om te antwoorden aangaande de kleine ambten van Bommeler- en Tielerwaard.
Mon cousin, Je vous remerchie bien les advertences portés par deux voz lettres du LXme et deux aultres du Xlme de ce présent mois, et quant a la responce, que désirez sur ce que dictes avoir escript par deux fois touchant les petitz offices de Bommel- et Thielrewerden, comme c'est matière concernant ceulx des Finances, voz lettres en faisant mention leur ont esté délivrées et puysqu'ilz n'y ont encoires respondu, leur sera ramenteu de le faire avec briefveté.
De Bruxelles le XVIIme jour de Juillet 1563.
Au conté de Meghem. '
Correspondance de Gueldre et Zutphen II (No; 300), f. 43. 1) Deze is niet aanwezig.
7



98
BRIEFWISSELING TUSSCHEN MARGARETHA
m In het boek „Verscheide landzaken ten tyde van Karei V en Filips II" (Archief van het Hof van Gelderland) komt op folio 30 en 31 voor eene „Verclaringe van eenige officiën, sorterende onder die amptmannie van Bommel, Bommelre- ende Tielreweerden, onlancx van ons heeren des Conincx wegen verpacht uut bevel van de heeren van der Financiën, allet voor een tiit van sesse jaeren". Aan den kant staat het verzoek van den Stadhouder aan den Kanselier d.d. 9 November 1563 om decommissiën voor de pachters uit te vaardigen.
Uit de „Verclaringe" blijkt, dat de verpachting de volgende ambten betrof:
i°. het schoutambt van Driel, verpacht voor 8 ponden 'sjaars^ 2°. het dijkschrijvers- en bodeambt van Bommelerwaard, voor 2 ponden 's jaars;
30. het dijlsschrijvers- en bodeampt van Tielerwaard, voor 2 Brab. guldens;
40. het schout- en dijkgraafambt van Heerewaarden, voor 8 ponden 's jaars;
5°. het bodeambt van Heerewaarden, voor 5 ponden 's jaars; 6°. het schoutambt van Drumpt, voor 3 ponden, 10 schellingen 's jaars; 70. het schoutambt van Herwynen, voor 24 stuivers 's jaars; 8°. het landschrij versambt van de bank van Zuilichem, voor 31 ponden 's jaars;
'90. het schrijversambt van Heerewaarden, voor 14 ponden 's jaars.
107. 1563 — Juli 22.
Vans Margaretha aan Brimeu. — Antwoord op No. 105. Zij sluit zich bij zijn gevoelen aan, maar waarschuwt voor bedrog door antedateering en verzoekt hem een plakkaat tegen het vervreemden van geestelijke goederen te doen uitvaardigen waarvan zij de hoofdpunten aangeeft.
Mon cousin, J'ay avec voz lettres du XVIme de ce mois receu le billet en allemand, que l'on vous avoit envoyé, concernant les advis des apprestes de gens de guerre, que faisoit mon cousin le duc de Clèves contre le duc Erich de Brunzwick; vous merciant bien fort desdicts advis et priant y voulloir tousjours continuer de ce que plus avant en pourrez descouvrir.
Aussi aye je veu ce que par vosdictes lettres respondez aux miennes du Xllme de ce mois touchant la vendition et aliénation des biens d'église ès pays de vostre gouvernement et les considérations et Communications, que vous aviez sur ce eu avec ceulx du Conseil de Sa Majesté par dela, pour lesquelles vous sambloit que, comme l'on ne trouvoit se debvoir faire aucune publication et deffence sur aliénations désia faictes ny déclairer icelles nulles, que aussi l'on pourroit bien différer 1'aultre tant qu'en eussiez eu mon intention; et le tout meurement considéré noustrouvons bien nécessaire que faictes faire la deffence de ne vendre ou aliéner doresenavant plus aucuns biens d'église, et quant aux contractz de vendition ou aliénation d'aucuns desdicts biens désia. passez nous n'entendons point de renverser les contractz ci-devant faitz, mais comme aucuns autres samblables contractz pourroient estre en train et sur main, sans toutesfois qu'iceulx russent du tout achevez, il sera bien de les empescher et qu'en cecy soit



VAN PARMA EN CHARLES DE BRIMEU.
99
prins singulier regard qu'on n'y use de tromperies de mectre choses non encores du tout achevées de avant-date. Et toutesfois pourrez encores plus au long délibérer sur le tout avec lesdicts du Conseil et avoir regard a. ce que la nature du pays peult souffrir, faisant selon ce dresser quelque pourject de placcart deffendant non seullement toutes aliénations pour 1'advenir en tout et en partie, mais aussi les desmolissemens, translations ou venditions des églises, maisons de Dieu, cloistres et aultres couvens, d'autant que l'on entend que aucuns s'avancent ce faire soubz umbre du consentement, qu'ilz obtiengnent de quelques prétenduz supérieurs estrangiers, qui pour argent y consentent légièrement; en faisant arraisonner icelluy placcart sur la légièreté et peu de dévotion, que plusieurs, estans pourveuz de biens d'église, ont a. la conservation d'iceulx; et le désir que Sa Majesté ha que lesdictes églises ne soyent spoliées de leurs biens, afiSn qu'elles puissent estre desservies par ministres bons et nécessaires, et qu'en faisant lesdictes aliénations la charge desdictes églises, ne vienne après a tumber sur la commune, oultre ce que les aulmosnes, que l'on a accoustume faire des biens desdictes églises, viendroient par ce boult entièrement a cesser; confiant bien, mon cousin, que, pour estre raffaire tant favorable et si grandement nécessaire pour la conservation du service de Dieu et de la religion, vous y ferez tout le meilleur office que pourrez.
De Bruxelles le XXIIme jour de Juillet 1563.
A mon cousin le conté de Meghen etc.
Brieven uit en aan het Hof No. 1584/80.
108. 1563—Augustus 6.
Van Brimeu aan Margaretha. — De hertog van Bronswijk is bereid zijn leger af te danken, zoo men belooft hem in zijn land met rust te laten.
Madame, Suyvant que V. A m'at commandé de luy adviser des novelles du ducq Ericq de Bruynswyck, n'ay voulu laisser luy escrire ce que j'en entens, qui est qu'il est encoires avecq ses gens en son pays, bien faché de ce qu'il at emprins, et a mandé a. Monsr. le ducq de Clèves que, si on le veult asseurer de le laisser en paix en sondict pays, qu'il cassera tous ses gens. Je ne scay ce que ledict seigneur ducq luy respondra. II faict faire arrière des gens de piet et de cheval, comme faict aussi le lantgrave de Hessen. L'on dict qu'ilz veullent tout deux donner dessus le pays dudict ducq Ericq. Je ne fauldray d'en adviser V. A. ce que j'entendray davantaige.
D'Arnhem le VIme d'Aougst 1563.
A Madame.
Correspondance de Gueldre et Zutphen II (No. 300), f. 44.



IOO
BRIEFWISSELING TUSSCHEN MARGARETHA
109. 1563 — Augustus 7.
Van Margaretha aan Brimeu. — Naar aanleiding van 's Hoves advies over de bewering van den graaf van den Berg, als zoude hij niet onderworpen zijn aan de rechtspraak van den hertog van Gelre of diens Stadhouder en Raad, verzoekt zij hem genoemden graaf op te roepen om hem te overtuigen van de onjuistheid dezer bewering.
Mon cousin, Vous scavez comment le conté de le Berghe a tousjours prétendu et soustenu qu'il n'estoit justiciable pardevant le duc de Gheldres ou son gouverneur et ceulx de son Conseil 1), Et comme quelque temps passé il avoit faict alléguer ceste exception en diverses causes, que s'estiont meues contre luy pardevant lesdicts du Conseil, iceulx envoyarent icy au mois de Mars dernier le conseillier Boyemer, lequel entre aultres estoit enchargé par son instruction me remonstrer le prétexte dudict conté quant a. ladicte jurisdiction, sur quoy s'escripvit lors ausdicts du Conseil qu'ilz eussent k s'informer comment il en avoit esté usé par cy-devant du temps du duc Charles de Gheldres et après; lesquelz, y satisfaisant, m'ont présentement escript 2) la lettre et envoyé joinctement les pièces que vont avec ceste, par lesquelles semble apparoir le contraire de ce que ledict conté prétend, mesmes se desduict la jurisdiction et authorité, que selon 1'anchienne possession ledict duc de Gheldres et son gouverneur, chancellier et conseil illecq ont sur luy, comme par la visitation desdictes pièces verrez et entendrez plus amplement. Ce qu'estant ainsy, il m'a semblé que, pour estre ceste matière de 1'importance et conséquence que bien considérez, debviés en estre adverti et pour son poix communicquer sur icelle avec lesdicts chancellier et ceulx du Conseil, afin que, y estant le tout bien excussé, examiné, débattu et entendu, l'on puisse après tant myeulx remonstrer audict conté ce que faict de besoing en eest endroit; vous requérant et enchargeant de par le Roy, mon seigneur (afin que sur cecy soit traicté avecques luy le plus courtoysement que faire se pourra) que 1'appellez pardevers vous et k 1'assistance de quelques ungs dudict Conseil luy faictes entendre ce que résulte desdictes pièces, afin que, se déportant et désistant de sondict prétendu, il se range k la raison; luy communicquant aussy après ce poinct touchant sire Henry de Delden selon qu'il est porté par la fin de ladicte lettre de ceulx dudict Conseil; et après m'advertissez de ce que y aurez besoigné et ledict conté aura respondu sur 1'ung et 1'aultre poinct; renvoyant touttes les susdictes pièces, pour après regarder ce que y sera a faire davantaige.
De Bruxelles le VLTme jour d'Aougst 1563.
Au conté de Meghem.
Als boven II (No. 300), f. 56. Brieven uit en aan het Hof No. 1590/87.
1) Zie over deze geschillen No. 14 en vorige brieven.
3) Zie No. 123.



VAN PARMA EN CHARLES DE BRIMEU.
IOI
110. 1563 — Augustus 7.
Van Brimeu aan Margaretha. — De kanselier meent, dat men te Roermond niet zal weigeren den bisschop te ontvangen, maar Schr. deelt dat gevoelen niet en zoude vreezen voor onaangename gevolgen, zoo men er toe overging hem tegen den wil der stedelijke regeering daar te brengen.
Madame, Estant retourné en ceste ville et veullant accomplir le commandement, que V. A. m'a faict pour induyre les burgermestres et ceulx de la loy de Ruremunde d'accepter voluntairement 1'évesque, lequel Sa Majesté est d'intention y faire introduyre etc. 1); ay (devant ce faire) bien voulu ung peu de la matière toucher avecq monsr. le chancellier de ces pays, pour (veu qu'il y avoit esté dernièrement et pourtant le mieulx debvoit estre informé du tout) oyr son advis. Et comme je 1'ay trouvé d'advis tout contraire, a scavoir que l'on debvroit et pourroit aisément y introduyre ledict évesque et que (nonobstant la responce luy donnée par ceulx de la loy de ladicte ville) il n'y auroit personne, quy s'y opposeroit ou y contrediroit en aulcune sorte, comme avoit (ainsi qu'il dict)' estant illecq et depuys oy et pour vray entendu de plusieurs, tant ecclésiasticques que séculiers, gens de bien, et principallement que de brieff — luy tenant propos de ce mesme affaire avecq ung homme d'église de ladicte ville — icelluy luy avoit dit que naguères le burgermestre d'icelle ville (divisant avecq luy dudict affaire) avoit déclairé que il estoit esbahy qu'on leur en avoit faict parler auparavant la venue dudict évesque et que, sy 1'évesque y fust venu quant et quant, il n'y eust eu aulcune contradiction; se persuadant ledict chancellier que, sy l'on leur en parle davantage, on ne tirera d'eulx aultre responce que la précédente.
J'ay bien voulu advertir V. A. de ce que dessus, pour scavoir sy V. A., ayant entendue 1'opinion dudict chancellier, vouldra faire quelque changement de ce qu'elle m'a commandé, ou qu'elle vouldra que je passé oultre; dont je la supplie me vouloir advertir, affin que je me puisse selon cela régler; protestant toutesfois que de moy je ne suys de celluy advis dudict chancellier, pour ce que c'est chose périlleuse et que, s'il en advenoit quelque desservice a Sa Majesté, je n'en veulx estre coulpe. Je pense bien que il n'y aura difficulté k 1'induction de 1'évesque, mais je me craings que 2) ce que en pourra sourdre après. Toutesfois puisque le Roy a eest affaire tant au coeur, il plaira a V. A. comme dessus me commander et ne fauldray de l'ensuyvre au piedt de la lettre.
D'Arnhem ce VHme d'Aougst XVCLXILI. A Madame.
Afschrift in het register. „Diverse Landzaken" II, f. 186.
1) Zie No. 80. 2) Misschien verschrijving voor de.



102
BRIEFWISSELING TUSSCHEN MARGARETHA
111. 1563 — Augustus IO.
Van Brimeu aan Margaretha. — De hertog van Bronswijk is met een deel van zijn leger op weg om dienst te nemen bij den koning van Denemarken. Wat er met het overige gedeelte zal geschieden, hoopt hij binnen enkele dagen te vernemen.
Madame, Le ducq Ericq avecq ceste enfanterie, que je escrivis dernièrement a. V. A. 1), qui marchoit vers Hannuwere 2), qui sont quatorse enseignes bien complètes, et 1'enseigne de cavallerie vat en personne au service du roy de Denemarque. La reste de sa cavallerie est demouré fort mal contente et se tiennent asseurez de leurs „ritmeesters", comme j'avois escript a. V. A. Je ne sgay s'ilz sont séparez ou point. J'en auray novelles d'icy ung jour ou deux et ne fauldray en adviser V. A. Puisqu'il se longe si loing d'icy, je remanderay (si V. A. ne me commande aultre chose), pour éviter les despens, ceulx que j'avois envoyé après luy.
D'Arnhem le Xme d'Aougst 1563.
A Madame.
Correspondance de Gueldre et Zutphen II (No. 300), f. 58.
112. 1563—Augustus 12.
Van Brimeu aan Margaretha. — De hertog van Bronswijk heeft de rest van zijn leger afgedankt. Men vermoedt, dat nu de hertog van Cleve hetzelfde zal doen.
Madame, Comme j'avoys mandé a V. A. par ma dernière 3) que je luy advertirois ce que le ducq Ericq de Bruynswyck auroit faict de la reste de sa cavallerie, j'ay eu novelles qu'il at cassé trois enseignes de cavallerie avecq seulement deux „daelers" (dont ilz sont fort mal contentz) et leur at promis de payer la reste a. st. Martin. II s'en vat avecq les gens, que j'ay mandé a V. A., par le pays de Lunenborch au service du roy de Denemarque. On m'at escript que les gens, que le lantgrave de Hessen avoit faict, qu'il les a faict seulement pour se défendre, si quelqung le vouloit offendre.
On attend le ducq de Clèves Sammedy ou Dimenche a Clèves et je pense, puisque le ducq Ericq s'en vat, qu'il cassera bientost ses gens.
D'Arnhem le Xllme d'Aoug6t 1563.
A Madame.
Als boven II (No. 300), f. 59.
113. !563 —Augustus 14.
Van Brimeu aan Margaretha, — Hij zendt afschrift van eenen brief van die van Roermond en gelooft, dat de regentes na lezing daarvan niet voor inleiding van den bisschop zal zijn.
Madame, Comme ceulx de Ruremunde m'escripvent présentement (touchant 1'introduction de 1'évesque, laquelle Sa Majesté
1) Deze brief is niet aanwezig. 9) Hannover? 3) Zie No. 111.



VAN PARMA EN CHARLES DE BRIMEU.
I03
est d'intention de faire faire en icelle ville) ce que V. A. verra par la copie cy-inclose, n'ay voulu laisser d'en avertir V. A., pour (sy elle n'eust encoires ordonné ou conclu sur ma dernière 1), contenant les advis de moy et du chancellier ichy) povoir prendre tel regard sur 1'affaire que V. A. trouvera convenir. Et sy d'aventure V. A. fust désia résolue et je receusse icelle résolution, je superséderay de procéder oultre jusques a tant que V. A. m'aura aultrefoys et derechieff escript, pour scavoir s'elle (ayant veu ceste et ladicte copie) ne sera changée d'opinion. Je pense que ceulx de Ruremunde seront esté advisés par quelqung du contenu de madicte dernière a V. A. escripte, veu que (sans que je leur en aye faict aulcune mention ou sonné mot) ilz m'escripvent en ceste sorte a 1'impourveu.
D'Arnhem ce XIHIme d'Aougst XVCLXLTI.
Madame, Comme lesdicts de Ruremunde demandent responce, il plaira a V. A. me faire scavoir ce que je leur auray a escripre. A Madame.
Afschrift in het register „Diverse Landzaken" II, f. 189.
113a.
Van den magistraat van Roermond aan Brimeu. — Hij volhardt bij zijne weigering om Lindanus als bisschop te erkennen en toe te laten, daar zulks alleen met voorweten en goedvinden van de Landschap kan geschieden.
Waelgebaeren ind' edele, genediger here, Uns is uyt gemeynen gerucht vuerkoemen, wye eyner, gnant Wilhelmus Lyndanus, gemeyndt siin soelde alhir bynnen Ruremunde thoe koemen ind eyn vermeindt episcopaet aider bisdomb up te richten ind thoe halden, nyettegenstaende dat wir hirbefueren Con. Maj., unses alregenedichsten heren, veroirdenten cantzelair in desen furstendomb Gelre ind greffschap Zutphen derhalven vuer guetliche antwoirt gegeven, dat uns nyet gebueren aider getemen woelde alsulche vemuewerongh eyns bysdombs alhir bynnen dieser stadt Ruremunde thoe acceptieren buyten vuerweten gemeynre Lantschappen deses furstendombs Gelre ind greffschap Zutphen. Ind diewile middelertiit upgedachte Lantschap nyet bi den anderen gewest, soedat derhalven ouch geyne communication gehalden ind wir tsampt den anderen Quartieren myt gelichen confirmationsbrieven ind tractaeten van Rom. Keys. ind Con. Maj. versiehen, is unse fruntlich ind diinstlich begeren, Ure Gen. als unse veroirdente stadthelder willen uns myt alsulche nyehe ind ungewoenliche vumemen baeven anderen deser lantschappen quartieren nyet ai ff sonderen, besweren noch besweren laiten; ind wes wir uns des aen Ure Gen. sullen hebben thoe vertroesten, begeren des ein guetliche wederbeschrevene antwoirt van derselviger Ure Gen., die Goth almechtich in gluckseligem regiment lanckwilich wailfairende gespairen will.
Gegeven den Xllden Augusti a°. etc. LXIII.
Burgermeisters, Schepen ind Raedt der stadt Ruremunde. Den wailgebaeren etc. heren Kaerle van Brimeu, grave thoe Megem etc, stadthelder etc.
Als boven II, f. 188.
1) No. 110.



104
BRIEFWISSELING TUSSCHEN MARGARETHA
114. 1563—Augustus 14.
Van Margaretha aan Brimeu. — Antwoord op No. 111 en na, Zij verheugt zich over de goede berichten, maar acht voortzetting der verkenningen noodzakelijk.
Mon cousin, Par ce que je puys entendre par vostre lettre du Xme de ce présent mois et m'est aussy venu de quelques aultres parts, il semble que la doubte oü a tenu jusques ores ses voysins le duc Erich de Brunsweig, s'esloigne de nous. Toutesfoys je ne trouve que bien requis de continuer 1'employ de ceulx qu'avez aux enquestes, tant pour du tout et jusques au bout s'acertener de la conduicte dudict duc que pour entendre celle des duc de Clèves et lantgrave de Hessen ensemble ce qu'ilz desseingnent entreprendre; et m'en advertir de temps a. aultre.
De Bruxelles le XIIHme jour d'Aougst 1563.
J'ay depuys ceste escripte receu vostre lettre du XHme de ce mois et me résiouis d'entendre ce qu'elle porte, espérant de brief nous veoir hors la doubte de tous ces gens de guerre.
Au conté de Meghem.
Correspondance de Gueldre et Zutphen II (No. 300), f. 61.
115. I5t>3 — Augustus 16.
Van Brimeu aan Margaretha. — Antwoord op No. 114. Hij zal doen volgens bevel. Met het oog op de duurte verzoeken zijne soldaten verlof om naar hunne woningen terug te keeren, zoodra de hertog van Cleve en de landgraaf van Hessen hunne legers hebben ontbonden.
Madame, Suyvant ce que j'avoys dernièrement mandé a. V. A., j'ay remandé ceulx que j'avóys envoyé après le ducq Ericq de Bruynsweig; mais ayant receu la lettre de V. A. du i4me d'Aougst je les ay incontinent arrière renvoyé et leur ay commandé d'aller après jusques qu'il est passé le Zont, et après qu'ilz s'en retournent pour éviter les despens. II serat bien huict ou dix jours devant que je pouray mander certaines novelles a V. A.
Le ducq de Clèves est a. Clèves et se porte d'icy ung jour ou deux pour aller a Dynxlaecken pour aller a la chasse. Ses gens sont encoires a, la Lip et Wydenbrugge. Hz ne sont qu'environ deux mille hommes de piet et de quatre a. cincq eens chevaulx. II leur at promis service de deux mois, dont 1'une est quasi expiré. Je pense qu'il les entretiendra jusques a ce que ledict service serat dehors.
Quant le ducq Ericq serat passé le Zont et le ducq de Clèves et le lantgrave de Hessen auront cassez leur gens, les hommes d'armes de ma compagnie supplyent trés humblement V. A. leur vouloir donner congé pour se povoir retirer en leur maisons, pour ce qu'il y faict si trés chier vivre.
D'Arnhem le i6me d'Aougst 1563.
A Madame.
Als boven II (No. 300), f. 62.



VAN PARMA EN CHARLES DE BRIMEU.
105
116. 1563 — Augustus 21.
Van Margaretha aan Brimeu. — Antwoord op No. 108 en 115. Zij dankt voor de ontvangene berichten en belooft zijnen soldaten verlof te zullen geven. Daar evenwel elders zulks nog niet heeft plaats gehad, verzoekt zij hem hen voorloopig nog bijeen te houden.
Mon cousin, Pour respondre a voz lettres du VI et XVImes de ce présent mois, oultre les remerchiemens des advertences y contenues je n'ay k vous dire aultre chose fors qu'estans les choses de ce quartier Ik sorties de souspegon, avec apparence de tranquillité, j'auray regard selon cela de licentier les gens de guerre de la compaignie de vostre charge pour leur retour vers leurs maisons. Et ce pendant je vous prye les faire tenir ensemble, afin que (n'en ayant encoires licentié aulcune) s'observe entre eulx 1'égualité qu'il convient, d'autant mesmes que (selon qu'escripvez) l'on ne pourra tarder beaucoup a. veoir a quoy les choses tendront.
De Bruxelles le XXIme jour d'Aougst 1563.
Au conté de Meghem.
Als boven II (No. 300), f. 63.
117. !503 — Augustus 23.
Van Brimeu aan Margaretha. — Hertog Erik heeft zijn plan om zich in dienst van den koning van Denemarken te begeven opgegeven en pleegt nu vijandelijkheden tegen den keurvorst van Brandenburg. De leden van den Nedersaksischen kreis zijn voornemens hem te bestrijden en hebben de hulp van den hertog van Cleve als hoofd van den Westfaalschen kreis ingeroepen.
Madame, Suyvant ce que V. A. m'at commande de luy mander novelles du ducq Ericq, j'en ay eu que ledict ducq at changé d'opinion et qu'il ne vat au service du roy de Denemarcque, ains at retenu les quinse enseignes d'enfanterie et une de cavallerie et est sur les frontières de 1'électeur de Brandeborch, oü il faict beaucoup de dommaige a. ung chascun. Parquoy ceulx du cercle de Nedersaxzen, ayantz esté assemblez le Xllme de ce moys, ont déterminé de le poursuyvre avecques toutes leurs forces, tant k cheval que a, piet, et doibvent estre prestz avecques leur artillerie et munition le XXVme de ce moys et se trouveront ceulx de pardecha la Elve en une ville, nommé Bardwyck 1), les aultres de dela. a Marckgnis 2). J'entens aussy qu'ilz doibvent demander assistence a Monsr. le ducq de Clèves comme supérieur du „ Westphaelsche creysch" et que ledict ducq leur envoyerat ce qu'il at des gens.
D'Arnhem le XXIIIme de Aougst 1563.
A Madame. £f?&«', Als boven II (No. 300), f. 64.
1) Bardowick in het Rgbzk. Lüneburg.
3) Welke plaats hiermede bedoeld wordt, is mij onbekend.



io6
BRIEFWISSELING TUSSCHEN MARGARETHA
118. 1563 — Augustus 30.
Van Brimeu aan Margaretha. — Hertog Erik en de hertog van Mecklenburg hebben het beleg geslagen vóór de keizerlijke stad Rostock, waarop laatstgenoemde aanspraak maakt.
Madame, J'ay aujour d'huy eu certaines novelles que le ducq Ericq avecq le ducq de Meckelenborch ont assiégé la ville de Rostoch au pays dudict ducq de Meckelenborch. C'est une ville Impériale; toutesfoys ledict ducq de Meckelenborch y prétent quelque action. Le ducq Henry avec le „Westfalysche craits" se prépare a force pour 1'aller combatre, comme j'ay dernièrement escript a V. A. Monsr. le ducq de Clèves luy envoye ce qu'il ast de gens, mays il ne sont encoires partys.
D'Arnhem le 3ome d'Aoust 1563.
A Madame.
Als boven II (No. 300), f. 66.
119. 1563 — October 10.
Van Brimeu aan Margaretha. — Hij vraagt, of zijne soldaten na afloop der monstering op 18 October naar hunne woonplaatsen mogen terugkeeren. Met het oog op hertog Erik en den hertog van Cleve bestaat daartegen geen bezwaar.
Madame, I^s hommes d'armes de ma compagnie passeront monstre, a ce que je pense, le 18 de ce présent moys, suyvant ce que V. A. m'at escript 1) et qu'ilz ont envoyé vers moy pour sgavoir si après les monstres ilz pouroient aller en leur maisons. Je supplye trés humblement V. A., puysque le ducq Ericq de Bruynswyck est si long d'icy et que le ducq de Clèves atcassé ses gens, me vouloir mander si après lesdictes monstres passées ilz s'en pouront retirer.
D'Arnehem le Xme d'Octobre 1563.
A Madame.
Als boven II (No. 300), f. 74.
120. 1563 — October 10.
Van Brimeu aan Margaretha. — Jacob Pieck, heer van Yzendoorn, die, schoon hij commissie heeft als buitengewoon raadsheer, 20 jaren lang als gewoon dienst heeft gedaan, verzoekt voortaan als buitengewoon te mogen dienen, welk verzoek door den Stadhouder wordt ondersteund.
Madame, Comme le Sr. d'Ysendoren 2), conseilher de Sa Majesté en Gheldres, at servy 1'espace de vingt ans comme conseillier ordinaire (ores que sa commission contient d'extraordinaire), m'at pryé de vouloir escrire k V. A. en son faveur,
1) Deze brief is niet aanwezig. 3) Jacob Pieck.



VAN PARMA EN CHARLES DE BRIMEU.
107
afin qu'il polroit déservir doresenavant comme extraordinaire sondict estat, et veu qu'il le mérite, je supplye trés humblement V. A. le vouloir avoir pour recommandé.
D'Arnehem le Xme d'Octobre 1563.
A Madame.
Als boven II (No. 300), f. 75.
121. 1563 — October 13.
Van Margaretha aan Brimeu. — Antwoord op No. 119. Zij verleent de gevraagde vergunning.
Mon cousin, Dés lors que par ma lettre du XLTIIme de Septembre 1) passé je vous advertissoye que ceulx de vostre compaignie d'hommes d'armes passeroient k monstre le XVILTme de ce présent mois, je vous disoye quant et quant que, la ayans donné, ilz pourroient se retirer chascun en sa chascune, et ne s'estant depuys offert occasion pour changer ceste résolution, je n'ay aultre chose a. vous dire maintenant davantaige en responce a. vostre lettre du Xme de cedict mois fors que, ladicte monstre donnée, ilz peuvent se retirer suyvant mesdictes précédentes.
De Bruxelles le XlIIme jour d'Octobre 1563.
Au conté de Meghem.
Als boven II (No. 300), f. 76.
122. 1563 — November 10.
Van Brimeu aan Margaretha. — Hij vraagt, wat hij moet antwoorden op het hierbij gaande verzoekschrift zijner soldaten.
Madame, Ceulx de ma compagnie m'ont présenté la requeste, que j'envoye V. A. icy-joincte. Et comme je ne scay ce que je leur doibs dire sur cecy, sans sgavoir premièrement la volunté du Roy et V. A., je supplye trés humblement icelle me vouloir mander ce que je leur doibs respondre.
D'Arnem le iome de Novembre 1563. A Madame.
Als boven II, (No. 300), f. 82.
122a.
Het verzoekschrift der soldaten. — Zij verzoeken des Stadhouders tusschenkomst bij Z. M. ter bekoming van hunne achterstallige soldij en geven hem te kennen, dat zq voornemens zijn eenigen uit hun midden af te vaardigen naar de Regentes om op hetzelfde en op verkorting van hunnen garnizoenstijd aan te dringen.
Wolgepornner, gnediger her, E. G. sie unse gantz willige, gehorsame diensten in allen wegen underdeniglich bereit.
Gnediger her, Nhadem wyr nhu eyn lange tiitt die Con. Maj., onserm
1) Deze brief is niet aanwezig. Vgl. No. 119.



io8
BRIEFWISSELING TUSSCHEN MARGARETHA
allergnedichsten hem, in E. G. undergevener benden getruwlichen gedient und unser vill in der lestvergangen vheden groiten, onwederbringlichen schaden erleden und haven uns glichenwoll bis anher mitten alten restanten gantz geduldelichen gehalden, soe is nhu unser aller bitt und underthenig begern, E. G. wollen uns als eyn gnediger her und oberster by die hoichstgedachte Kon. Maj. gnediglich befurdern und verhelpen, das wyr thom lesten van den itzgerurten restanten betzalung erlangen.
Wyr konnen oich E. G. underdeniger meynongen niit verhalten, wie wyr (glich alle die andere benden) gemeynt siin tzween van unsern ruytern an der durchluchtiger hertouginnen tho Panna, ^regentin . etc, unser gnediger frouwen, aff to fertigen umb by Yre Alteze und by den Staten am flytigsten an tho halden, das uns geburliche betzalunge assigniert werde; dan woe solchs langer ontstonde und met nichten geschege, wurdt uns die hohe noitturfft dahin erfordern, das wyr semptlichen den dienst veriaeten moesten, des wyr dan ongem doen solten, oich niit verhaepen, sonder vertrouwen vilmehr, dwiell die Ro. Keys. Maj., hoichstloefflicher gedechtenissen, Yre ruyter und krieghsvolck alle tiitt loefflich und woll betzaltt hefft, es werde niit weniger die Con. Maj. oich doen, nachdem wyr es niit myt heymblyven, sonder in standen und aepentlichen kriege am allerbesweerlichsten verdient haven.
Verner bitten wyr oich E. G. gantz undertheniglich, dat herneest mitten garnisoen tho halden up eene drechliche tiitt van drie mainden mit. uns moege gehandelt werden, off dat uns unse betzuldongh etwas verbessert werde; dan woe wyr vunff oder sess mainden, als wyr bisher gedain haven, wurden garnisoen halten, moesten wyr perdt und harnisch by unse betzuldongh verteren.
Und wes wyr uns des an E. G. thoe vertroesten, bitten wyr undertheniglich derselver wederbeschreven antwordt, uns dairnha tho halten, die Goth almechtich etc.
E. G. underthenige und gehorsame Die venderich, curitzer und gemeyne eenspenniger van E G. undergevener benden.
123. 1563 — November 13.
Van Margaretha aan Brimeu. — Antwoord op eenen niet aanwezigen. Zij geeft hare verwondering te kennen, dat de graaf van den Berg opnieuw uitstel heeft gevraagd, en meent, dat hij uitvluchten zoekt. Van verder uitstel mag geen sprake zijn, opdat deze zaak eenmaal tot een einde kome.
Mon cousin, J'ay veu par une vostre lettre 1), que j'ay receu quelques jours passez, comment le conté de le Berghe avoit prins jour jusques a Noël prochain pour respondre a. ce que par ma charge luy aviés proposé sur le faict de 1'exemption qu'il prétend de la jurisdiction du duc de Gheldres 2); dont je m'esmerveille, veu le long temps, qu'estant en ceste dispute il a eu pour faire cercher et exhiber les enseignemens, qu'il s'estoit laissé entendre d'en avoir; donnant assez a penser et juger par ceste dilation et longueur le peu de fondamment, qu'il y a en son prétendu, et que de sa part ne se cerchent que subterfuges,
1) Deze is niet aanwezig. 2) Zie hierover No. 109.



VAN PARMA EN CHARLES DE BRIMEU.
109
ce que tourne tant au desservice et préjudice du Roy, mon seigneur, et de ses affaires en Gheldres, comme scavez, ne se parpayant les deniers dernièrement y accordez a Sa Majesté. A quoy ne se pouvant encoires remédier, puysque luy est accordé ledict terme, j'ay bien voullu toutesfois vous faire ce mot pour vous recommander et encharger de tenir la main que 1'affaire ne soit mis en oubly, ains que a 1'expiration dudict terme ledict conté soit semons de une fois respondre résolutivement suyvant ce que vous en ay escript, a ce que une fois se puisse veoir, esclarcir et terminer, comment l'on doibt estre avecques luy en eest endroit.
De Bruxelles le XLTIme jour de Novembre 1563. Au conté de Meghem.
Als boven II (No. 300), f. 84.
124. 1563 — November 20.
Van Margaretha aan Brimeu. — Antwoord op No. 12a. Zij verzekert hem herhaaldelijk bij Z. M. te hebben aangedrongen op betaling der soldij en verzoekt hem de soldaten te troosten met de aanstaande overkomst des Konings en hen te wijzen op de moeielijkheden, waarin de langdurige oorlog hem heeft gebracht. Om verschillende redenen ontraadt zij de zending van afgevaardigden.
Mon cousin, J'ay ces jours passez receu vostre lettre, par laquelle demandez scavoir ce que aurez a respondre au contenu de la requeste y joincte, que vous a esté exhibée par ceulx de la compaignie d'ordonnance du Roy, mon seigneur, soubz vostre charge. Sur quoy je puys en responce vous asseurer qu'il ne se pourroit plus soigneusement ny dilligemment ramentevoir ny solliciter ce vyeulx deu des hommes d'armes, que continuellement j'en ay faict vers Sa Majesté depuys son partement de ces pays et que, ayant a Icelle sur le dernier proposé le moyen, que vous mesmes m'en aviés mis en avant, je suys après avec la mesme dilligence pour en tirer Sa résolution, n'estant hors d'espoir qu'Elle y pourra trouver goust et que, venant Sa Majesté a condescendre a ce que je Luy en ay remonstré et représenté, ce pourra estre le chemin pour ledict payement, lequel quand ores ne se trouvist par le susdict moyen, je m'asseure que Sadicte Majesté a Sa venue par dega. (que j'ay nouvelles, au plaisir de Dieu, doibt estre de brief) regardera par ung bout ou aultre de donner contentement au gens de guerre dudict deu, lesquels (s'ilz voulloient considérer — comme par raison ilz debvroient bien faire — les grands frais et despens, que a absorbé et consumé une si grande et longue guerre que la passée et la difficulté, qu'en sortant ainsy que commencement il advient, elle a laissé aux affaires de Sa Majesté) ne treuveriont de merveille, si jusques maintenant Icelle n'auroit eu tous les moyens pour y satisfaire; vous priant, mon cousin, partant que, remonstrant ausdicts de vostre compaignie ce que dessus avec ce que scaurez trés bien y adjouster k ce propos, .mesmement que (suyvant ce que j'en scay de 1'intention de Sa Majesté) ilz ne sont pour perdre



IIO
BRIEFWISSELING TUSSCHEN MARGARETHA
ledict deu, vous les induysez a ce qu'ilz en attendent encoires patiemment le dressement, et tenez la bonne main qü'ilz n'envoyent a. ceste occasion (comm'ilz disent en avoir intention) vers moy et les Estatz, avec lesquelz ilz n'ont nullement a faire en eest endroit; et en mon regard, ayant ce payement tant a coeur et en si bonne souvenance comme j'ay, je ne voy qu'ilz ayent besoing de se mectre en paine et frais pour venir me le ramentevoir. Et ayant opinion qu'il vous desplaisroit que Sa Majesté cognust que les vostres fussent les premiers a monstrer ce chemin aux aultres, je me tiens certaine que vous employerez de la meilleure sorte a leur dissuader ledict envoy ceste part; dont Sa Majesté recepvra plus de contentement et moy bien singulier plaisir, et vous en prye a ceste cause encoires ung coup d'affection.
Et quaat a, ce que par ladicte requeste ilz demandent que a. 1'avenir ilz ne tiengnent si longuement garnison, a la mienne volonté que (suyvant ce que tousjours j'ay désiré de les veoir soulagez en tout ce que s'est peu faire) les temps fussent telz, qu'ilz permissent aux gens de guerre demeurer 1'année entière en leurs maisons; veuillant espérer que, se changeans par la Divine bonté ces temps maligns, lesdicts gens de guerre se pourront aussy trouver plus supportez, a quoy tiendray volontiers la main autant que les occurrences pourront comporter, en conformité de quoy vous prye, mon cousin, respondre ausdicts de vostre compaignie et au Créateur qu'il yous ait en Sa saincte garde.
De Bruxelles le XXme jour de Novembre 1563. Au conté de Meghem.
Als boven II (No. 300), f. 85.
125. 1564 — Februari 1.
Van Brimeu aan Margaretha. — Antwoord op No. 123. Hij deelt haar den loop der onderhandelingen met den graaf van den Berg mede en zendt diens antwoord met andere op de zaak betrekking hebbende stukken.
Madame, Obtempérant aux lettres de V. A. 1), dont copie est ichy-joincte soubz la lettre A, ay le contenu d'icelles et des pièches y joinctes signées par B communicqué avecq le chancellier et ceulx du Conseil ichy et mandé vers moy le conté van den Berghe. Et estant après aulcunes subterfuges venu ichy, luy ay (par bouche dudict chancellier et par manière de communication) faict a entendre tout ce que résulte desdictes pièches. Et aiant oy et entendu le tout m'a il respondu que, comme les remonstrances et pièches estoint longues et diverses et en plusieurs poinctz non vrayes ny prouvables et la chose luy touchoit bien fort (sur laquelle luy estoit nécessaire se délibérer), ne luy estoit possible de en ceste sorte a 1'impourveu et sur piedt sur le con-
1) No. 123.



VAN PARMA EN CHARLES DE BRIMEU.
III
tenu d'icelles deuement respondre; me priant pour ce que je luy volsisse prester lesdictes pièches, me promectant lesrestituer bientost avecq responce telle que j'auroye occasion de me contenter; ce que luy ay accordé, sans toutesfois (comme luy fiz dire) que me volsisse avecq luy donner en dispute, mais seullement traicter par manière de communication; ce qu'il accepta. Et (nonobstant que ne pensois qu'il debvroit procéder de celle sorte) après bien longue attente m'a il par ses députez faict présenter la responce avecq les pièches y-joinctes allans avecq cestes soubz la lettre C, lesquelles responce et pièches ayant faict visiter au Conseil et n'y estant riens trouvé, quy soit relevant pour obtenir que ledict conté ne soit justiciable pardevant moy comme gouverneur et ceulx du Conseil en lieu de Sa Majesté comme duc de Gueldres et conté de Zutphen, ay bien volu le tout (suyvant ledict commandement) envoyer a V. A. avecq une lettre du Grand Conseil de Mali nes avecq eert ains extractz signez par D, encoires qu'ilz fachent peu a, propos; aiant aussy faict tirer hors certain régistre des recès et appoinctemens (estant en la chambre des chartes icy) les extractz allans cy-joinctz soubz la lettre E, lesquelz (a mon advis) sont fort duysans a la matière, pour, le tout veu par V. A., estre faict et ordonné comme de raison.
Et quant k sire Henry van Delden i) (comme, nonobstant que ce poinct soit aussy communicqué audict conté, il n'en faict en sadicte responce aulcune mention) V. A. me pourra mander ce que luy plaira que j'en fache davantaige, ou ordonner et disposer aussy comme elle trouvera appertenir.
D'Aernhem ce premier jour de Febvrier XVCLXIIII, stil de Gueldres.
A Madame.
Brieven uit en aan het Hof No. 1621/18 2).
Tot toelichting van de zaak-van den Berg zij hier medegedeeld, dat graaf Willem in 1558 had geweigerd de gevraagde bede op te brengen 3); dat daarop door den landrentmeester een proces werd aangevangen, maar dat, hetzij door des graven verdediging hetzij door diens invloed te Brussel, op 27 Augustus 1560 door Margaretha aan den eischer werd gelast de zaak voorloopig op te houden 4). In 1563 is de zaak weder opgevat; over de wijze waarop blijkt niets. Blijkbaar had de graaf de exceptie opgeworpen, dat hij niet onderworpen was aan de rechtspraak van Z. M. als hertog van Gelre of van diens stadhouder en raad (No. 109). Naar aanleiding hiervan werd graaf Willem uitgenoodigd tot eene bijeenkomst op 21 September 1563. Deze zocht uitvluchten, hetgeen den
1) Deze was door den graaf tot pastoor van 's Heerenberg aangesteld in plaats van Johan van Esseren, die zich des graven ongenade op den hals had gehaald. Zie over deze zaak het artikel van den heer H. W. van Soest in- .Archief voor de geschiedenis van het aartsbisdom Utrecht" XXXVII, blz. 101.
2) Minuut, hetgeen verklaart, dat de bijlagen niet aanwezig zijn. In de Brusselsche verzameling ontbreekt deze brief.
3) Zie Tadama, Willem graaf van den Berg en zijne tijdgenooten, blz. 7.
4) Zie hierboven No. 1, 3 en 9.



112
BRIEFWISSELING TUSSCHEN MARGARETHA
Stadhouder noopte hem op 8 October te schrijven, dat de bijeenkomst onherroepelijk op 20 October was 'bepaald, waarop de graaf beloofde te zullen verschijnen. Andermaal deden zich bezwaren op: de graaf nam uitstel tot Kerstmis, hetgeen het Hof niet goedkeurde. De Stadhouder gaf hem hiervan kennis met last om ten spoedigste een schriftelijk bericht aangaande zijn vermeend recht in te zenden, hetgeen de graaf beloofde.
Uit den hiervoor afgedrukten brief blijkt, dat in de laatste dagen van Januari 1564 eene bespreking heeft plaats gehad, die tot niets leidde.
Het schijnt, dat er daarna een tweede bijeenkomst is geweest, als uitvloeisel van welke Margaretha in het najaar aan het Hof het ontwerp eener overeenkomst tusschen den Koning en graaf Willem van den Berg betreffende beider hoogheid en praeëminentie in het graafschap Berg heeft gezonden. De regeling der jurisdictie zoude hierop nederkomen, dat de graaf niet gehouden zoude zijn te recht te staan voor het Hof, maar ten landrechte zoude moeten worden aangesproken, behalve in gevallen van „successiën, weygeren van rechten, oppressie oder concussie unnd diergelicke unnd swaerder sachen."
De zaak schijnt daarna slepende te zijn gebleven, totdat zij door de verbeurdverklaring van het graafschap Berg onder Alva van de baan geraakte.
126. 1564 —Mei 8.
Van Margaretha aan Brimeu. — Ter begeleiding van eenen brief van Z. M., waarin deze den Stadhouder de handhaving van den Roomsch-katholieken godsdienst op het hart drukt.
Mon cousin, Vous scavez dois pieca. combien le Roy, mon seigneur, a a coeur le faict de la religion, la conservation de laquelle et de nostre ancienne foy Catholicque il me remémore et encharge quasi par tous courriers, comme encoires il a faict par celluy, qui m'est venu hier, me disant que a. la mesme fin il vous escript aussy la lettre que va joincte a. ceste mienne, par laquelle (servant pour accompaigner celle de Sa Majesté) je vous recommandé ce quTcelle vous escript en eest endroict.
De Bruxelles le VHIme jour de May 1564.
Au conté de Meghem.
Correspondance de Gueldres et Zutphen II (No. 300), f. 97.
127. !504 — Juni 8.
Van Margaretha aan Brimeu. — Zij zendt hem een exemplaar van de besluiten van het concilie van Trente met verzoek om zijn advies ten aanzien van de uitvoering daarvan in zijne provincie.
Mon cousin, Le Roy, mon seigneur, me a ces jours escript comme nostre sainct père le Pape avoit envoyé a. Sa Majesté par le Nunce resident devers Icelle les décretz et constitutions du concile général dernièrement célébré a Trente, et que Sa Majesté avoit donné ordre en Ses royaulmes d'Espaigne d'examiner iceulx décretz, pour après y prendre la résolution comme ilsetrouvera convenir au service de Dieu et au repoz publicque; m'enchar-



VAN PARMA EN CHARLES DE BRIMEU.
"3
geant aussy Sa Majesté de semblablement les faire examiner par deca et après 1'advertir de ce que l'on trouvera dépendre de son office pour 1'observance d'iceulx décretz par deca, mesmes ès poinctz que touchent la réformation. Et comme en ce et toutes aultres choses je désire satisfaire au bon plaisir et ordonnance de Sadicte Majesté, mesmes en chose tant saincte, juste et raisonnable, je vous envoye avec ceste ung exemplaire imprimé des décretz dudict concile, vous priant et de par Sadicte Majesté requérant de au plus tost faire le tout veoir et visiter par ceulx du Conseil provincial de Sa Majesté de vostre gouvernement et aultres que bon vous semblera, et (délaissant les pointz et articles, qui concernent la doctrine, qui ne doibvent estre mis en ultérieure discussion ou dispute) regarder comment et par quelz moyens l'on pourra mectre iceulx poinctz quant a la réformation en observance, pour en pouvoir tirer le fruict qu'il convient; ayant regard aux haulteurs et prééminences de Sa Majesté et de ceulx de 1'Eglise, aussy des droictz, privilèges et coustumes de vostre province, faisant tellement dilligenter ceste négociation, que au plus tard endedens le jour de st. Jacques prochainement venant ou plus tost, s'il est possible, vous nous escripvez sur le tout vostre advis bien arraisonné, pour, après estre par nous examiné, en povoir après advertir Sa Majesté et affin d'en prendre la résolution qu'Elle trouvera appartenir.
De Bruxelles le VLUme jour de Juing 1564.
Mon cousin le conté de Meghem etc.
Brieven uit en aan het Hof No. 1653/49.
128. 1564—Juli 15.
Van Brimeu aan Margaretha. — Antwoord op No. 127. Hij doet haar toekomen de bezwaren van het Hof tegen eenige der besluiten van het Trentsche concilie, welke bezwaren hij deelt.
Madame, Suyvant le commandement de V. A. me faict le VLTIme de Juing passé j'ay donné charge a. ceulx du Conseil icy pour visiter et adviser sur les décretz et constitutions du concilie général dernièrement célébré. Et m'ont lesdicts du Conseil (estant a Meghem) envoyé aulcunes difficultez trouvées sur certains poinctz desdicts décretz, lesquelles avec ce qu'ilz m'ont escript et le mesme livre aux foeulletz ou pagines, auquel lesdictes difficultez se réfèrent, je renvoye k V. A. cy-joinct, advertissant V. A. que, le tout veu, je me trouve avec eulx de conforme opinlon.
D'Arnhem ce XVme de Juillet XVCLX1IH. A Madame.
8



H4
BRIEFWISSELING TUSSCHEN MARGARETHA
128a. i564 — Juli 5.
Van het Hof aan Brimeu. — Men zendt hem eenige punten van bezwaar tegen de besluiten van het Concilie van Trente en is van oordeel, dat de uitvoering moet worden opgedragen aan de bisschoppen, die daarbij rekening zullen moeten houden met de aangevoerde bezwaren.
Edel und waelgeboren, genediger her, Gesien siinde by ons die canones et decreta van reformatie sacrosancti et generalis Concilii Tridentini durch schrifftelicke (by die durchluchtige, hoichgebome furstinne ende vrouwe, die hertoghinne tho Panna und Plaisance etc, generale regentinne, by O. F. G. missive in date van den VIHstéh Junii) U. G. gedane ordonnancie ons by deselve U. G. behandet und om tho durchsien toegestelt (wellicke canones ende missive wy U. G. hierby verwaert wederseynden) und by ons, sowael extraordinarisse als ordinarisse Raeden (diewyle die saicke gantzlick zwaer ende van groote ende wichtige importancie is), op allet rypelic gelet ende (nae verlesongh alles) overwegen allet, daerop te letten ende wes to overwegen stonde, sollen wy U. G. dienstlicker meinonghe niet verhalden, dat wy eenighe puncten ende zwaricheyden in de voors. decreten van reformatiën gevonden ende voirts deselve by geschriffte doen verfatten hebben, diewellicke wy U. G. oick hierby toeschicken.
Ende soevoele den puncte der vurs. O. F. G. missiven aengaet, to weten dat (die puncten ende articulen die lehere betreffende ende nyet behoirende in wydere ondertastinge off disputatie gestelt oder getogen to worden berusten laetende) U. G. doen besien sol, hoe und by wat. middelen men die puncten betreffende die reformatie in observancie oder onderhaldongh stellen sol kunnen, dergestalt dat men daeruuyt trecken ende werven muchte die behoirlicke vruchten etc, weten wy gheen beter, redelicker noch gefueghlicker middel to bedencken dan (diewyle id onses erachtens — doch allet onder correctie und beter gefüelen — gebueren wil) dat die bisschoppen yeder in oiren oirde landes und soe wiit yeders jurisdictie streckt, ende nyemandt anders alle die vurs. canones ende decreta, soewael reformationes als allet wes die lehere und sus, in deselve canones und decreta vors. begrepen, aengaet, doen publiceren und verkundigen; dat van Con. Maj. tho Hispanien etc, onses allergenedichsten heeren, wegen yederen bisschop, derwellicker diocesen und jurisdictiën in desen furstendomb Gelre und graeffschap Zutphen sich extenderen, die vurs. puncten ende zwaricheyden ende andere, die men daerenboven bedencken muchte, voirgehalden wordden ende daerbeneffens geprotesteért, dat, zoe men zekerlick haldet, dat id heylige Concilium egheens wegs gemeynt geweest yemanden, wye hy oick were, in syne hoich- ende gerechticheyt to verkorten off in synen alden herkhommen, gebruyck ende privilegiën to vernadeylen, dieselve puncten, om den zwaricheyden, hierby gefueght und daerop bevonden, Syne Majesteyt als fursten tho Gelre und graven tho Zutphen in derselver hoich- ende gerechticheyt noch Syner Majesteyts Gelderschen und Zutphenschen onderdanen in und tegen oiren privilegiën, alden, waelhergebrachten gebruycke und stadtund landtrechten nyet hinderlick, prejuditiabel off naedeylich siin off kunnen wesen sullen. Und off villicht U. G. uuyt desen gheen genouchsaem bericht off instructie grypen kunde, schicken wy by U. G. (achtervolligende derselver bevel) onsen mederaedt Mr. Johan Wurdt, van wellicken U. G. alle wyder bericht van onse meyninge vemhemen und verstaen sall kunnen.
Edell und waelgebaren, genediger her, Wy recommanderen etc.
Geschreven tho Arnhem den viiffden Julii XVCLXIIII. Den Edelen etc. hern Kaerl van Brimeu, graven tho Megem etc, stadtholder etc.



VAN PARMA EN CHARLES DE BRIMEU.
"5
128b. De punten van bezwaar.
Sekere puncten ende zwaricheyden by den Cantzler ende Raeden des Conincks to Hispanien etc, onses allergenedichsten heeren, in Syner Majesteyts furstendomme van Gelre ende graeffscappe van Zutphen verordent, bevonden in de reformatie des heiligen Concilii van Trenten, by den edelen und waelgeboren heeren grave tho Meghen etc, derselver landen stadtholder etc, durch schrifftelicke ordonnancie der durchluchtiger, hoichgeborner furstinnen, hertoghinne tho Parma etc, generaier regentinnen etc, oiren W. Ed. und L., om daerop tho adviseren', behandet.
r.
Alsoe voel eerst pagina vigesima quarta i) sub titulo decretorum: De editione et usu sacrorum librorum wordt bevonden, dat de kennisse van overtredinghe des voors. artickels sine distinctione den geestelicken ordinario toegeëygent off toegelacht wordet, schiint, dat sullickx tegen Syner Majesteyts hoicheyt ende der Landtschap alden gebruycke, rechten ende previlegiën siin soll, voer soevoele alst die werltlicke persoenen aengaet, ende dat daeromme die kennisse oder straff daervan eens yederen gebuerlicken richter, to weten den geestelicken over die geestelicke persoonen ende den werlicken over die werltlicke personen toegelacht ende gegeven to worden behoert.
II.
Item pagina centesima decima tertia 2), capite decimo tertio et ultimo reformationis. Ghemerct by desen den archidiakenen, proisten, capittelen ende anderen, denwellicken bis her toe die patroni oire presentatie gedaen hebben ende die institutie gecompeteert heefft, groot affbrueck geschien soll, is to beduchten, dat dieselve sich des hoichlick sullen willen beclagen, soe eenigen derselver oir beste inkommen hierinne gelegen is, als oick eenige patroni laïci sollen moegen doen, derwellicker voirsaten die fundatiën offte dotatiën op sullicken conditiën gedaen hebben, dat sy die presentatie aen sullicken doen souden, denwellicken nu die institutie soude benomen worden.
III.
Item pagina centesima quadragesima 3), capite quinto decreti reformationis, schiint, dat durch sullicken unie als daer angetogen wordt, patroni laïci van sullicken beneficiën als tot augmentatie van die andere gelacht souden worden, geprejudiceert sollen siin ende oire presentatie verliesen souden ende dat daeromme sullicx sonder oir consent niet en sol behoiren to geschien. tWHJ?'*
IV.
Pagina centesima quinquagesima quinta 4), capite octavo et nono decreti reformationis. Gemerckt id contrarie van desen articulen in desen landen van Gelre altiit gebruyckt is geweest, schiint, dat sonder clacht der onderdanen nyet en soude kunnen geintroduceert worden, soewel aengaende die executie piarum dispositionum als die visitatio hospitalium, collegiorum,
1) In alia editione XII. 9) Alias fol. XLHII. 3) Alias folio LUI. 4) Fol. LVIII.



n6
BRIEFWISSELING TUSSCHEN MARGARETHA
fratemitatum etc, uuytgesondert soevoele als den goidtsdienst ende 'tghoene daertoe behoirt aengaet. Ende soe in denselven landen gebruyckelick is van allen tyden, dat in den steden die regierders derselver ende opten platten lande eenige van den treffelicxsten, soe van adel als anders, gewontlick ziin die rekeningen van sullicken goidshuysen to hoeren ende sluyten, sollen sy van sullicke gewoente qualick to brengen siin off dat sy lyden sollen willen, dat die ordinarius mit hun daertoe verstaen soude, sonderling gemerckt dat idselve oick schiint tot groeten kosten te sullen reycken.
V.
Pagina centesima Septuagesima prima, secunda et tertia i), capite decimo octavo decreti reformationis. Hoewel om diesdve redenen, in de voirgaende articulen vermaent, gebueren mochte, dat yemant sich deser articulen mochte beclagen, nochtans gemerckt d'interest van gheener sondèrlinge importancie ziin en kan ende die saecke soezeer oirbaer ende duechtsaem is, dunckt, dat men op sullicke zwaricheyt nyet en behoirt to letten.
VI. •
Pagina centesima octogesima secunda 2), capite octavo de reformatione matrimonii, dat in desen landen nyeuwerlt gehoirt geweest, dat eenige solute persone propter concubinatum by gheestelicken off werltlicken gerichten gestrafft off tegen hem geprocedeert is geweest, dunckt ons, dat die onderdanen van desen landen sich sullicker straffe hoichlick bezwaren ende sich derselver nyet willen submitteren sollen, ende soude schynen, dat sullicke nyeuweringe te meher bezwaerlick sol ziin, indyen die straff staen soude aen den gheestelicken richter.
VII.
Pagina ducentesima nona 3), capite tertio de regularibus et monialibus. Hoewel dat men verstaet, dat mit inholden deses capittels die meyninge nyet' geweest en is die goidtzhuysen te permitteren tegen id gebruyck ende statuten van den landen, daer se gelegen ziin, erffguederen aen te winnen offte te beërven, soe heefft men nochtans hier nyet willen onderlaeten te adverteren, dat in 't furstendom van Gelre ende graeffschap Zutphen over lange jaren gestatueert is ende oick onderhalden wordt, dat gheene goidtzhuysen noch by successie noch by koop noch donatie off anderssins eenige erffguederen moegen aenwinnen off verkrygen 4).
VIII.
Pagina ducentesima vigesima secunda, 5), capite tertio decreti reformationis. Soe in desen capittel toegelaten wordt den gheestlicken richter contra quoscumque, etiam laïcos, per captionem pignorum personarumque districtionem per suos proprios aut alienos executores faciendam to procederen tot executie oirer sententiën offt decreten, bevindt men 'tselve te siin in desen landen ongebruycklick ende en sol nyet alleen nyet willen toegelaten worden by oir eygen executeurs sullicx to doen, maer en sollen oick die werltlicke richters, daertoe versocht, op gheestelicke sententiën
1) Fol. LXIIII, LXV et LXVI.
2) Fol. LXIX. 3) Fol. LXXIX.
4) Zie o.a. de brieven van hertog Adolf van Donderdag post Willebrordi 1469 en van hertog Karei van Nativitas b. Mariae 1516 en 5 Mei 1532 bij van Loon, Gr. Geld. Plac. boeck, Append., .kol. 168—170.
5) Fol. LXXXIIII.



VAN PARMA EN CHARLES DE BRIMEU.
"7
gheen executie en willen doen sonder nyeuwe cognitie van saecken, soe die eene des anderen sententiën, oick binnenslandts gewesen, simpelick te executeren weigerich vallen.
IX.
Pagina ducentesima vigesima sexta et septima, capite octavo decreti reformationis. Dunckt, dat men alhier opte selve redenen, geallegeert hierboven super contentis paginae I°LV, capite 8 et 9 decreti reformationis, behoirt een insihen te nebben ende geliickfals als daer daerop te achten.
Aldus gesloten tho Arnhem in den Raede van Gelderlant den viiffden Julii XVCLXIIII.
Brieven uit en aan het Hof No. 1658/54.
129. I5°4 — September 16.
Van Margaretha aan Brimeu. — Zij geeft hem kennis van haar voornemen om het in 1559 voorloopig ingestelde ambt van schatmeester op te heffen en gelast den Stadhouder te zorgen, dat de officieren hunnen plicht vervullen in het vervolgen, vatten en straffen van misdadigers.
Mon cousin, Comme j'ay trouvé par conseil de révocquer et casser 1'office de „schutmaistre" au pays et ducé de Geldres, institué par provision et a. rappel en 1'an XVC cincquante neuf, et que quasi a. tous les officiers de justice audict pays de Geldres et de Zutphen, pour tant mieulx povoir administrer justice et avoir moyen de poursuyvre et appréhender les délinquans,^oyent cy-devant esté accordez gaiges et pensions a. charge d'entretenir certain nombre de chevaulx, lesquelz officiers peuvent en ce estre aucunement négligens, s'attendans et reposans sur ledict „schutmaistre", comme l'on entend aucuns avoir assez déclairé et réputé la retenu et institution dudict „schutmaistre" a. leur desréputation; je vous requiers bien instamment vouloir advertir lesdicts officiers de la révocation susdicte, leur ordonnant de faire chascun en son regard et ès Umites de sa jurisdiction le debvoir requiz a. la poursuyte, appréhension et punition desdicts délinquans; et veullez aussy de vostre costel prendre singulier regard k ce qu'il y soit satisfait et que lesdicts officiers entretiennent les chevaulx comm'ilz sont tenuz 1). Et afin de tant plus les animer de s'y acquicter comm'il convient, je suis contente que iceulx officiers auront pour chascune appréhension des malfacteurs, dont le dernier supplice sera ensuyvy, la somme de vingt dalers, desquelz ilz seront payéz et contentez par les mains du
1) Blijkens eene verklaring, die zich bevindt bij de minuut van den brief van 4 November 1564 (Brieven uit en aan het Hof No. 1674), waarbij door dejf Stadhouder het bevel der Regentes werd overgebracht, waren de volgende officieren krachtens hunne commissie verplicht paarden te houden : De burggraaf van Nymegen (4), -de ambtman van Overbetuwe (3), die van tusschen Maas en Waal (4), de drost des huids van Kessel (6), die van Montfort (5), die van Middelaar (ten minste a), die van Kriekenbeek (4), die van Veluwe (6) en de momber (3).



n8
BRIEFWISSELING TUSSCHEN MARGARETHA
receveur du quartier; cè que leur pourrez semblablement faire entendre, pour selon ce eulx savoir rigler.
De Bruxelles le XVTme jour de Septembre 1564.
A mon cousin le conté de Meghen etc.
Brieven uit en aan het Hof No. 1668/64.
Op een schrijven van die van de Financiën te Brussel over de opheffing van het schutmeesterambt antwoordde het Hof op 17 Augustus 1563 (Brieven uit en aan het Hof No. 1597/93) o. a.: „Hierenboven nyet verhaldende, dat wy egheene cleyne, maer zeer groote bate ende proüffyt daerby gevonden, diewyle (aleher id aennemen ende id onderholt des schuttemeisters) wy daegelicx voele dachten der onderdanen, insonderheyt der landtschap van der Veluwen, als van gewelt, opslaginge der dooren, beroevinge ende dergelycker overgrepen, hooren musten, daer wy nyet inne kunden remediëren; die nu zedert voir id meeste deel gecesseert ende achterwege gebleven, nyet daeromme dat die middelen van herlosen knechten — als U. E. ende Grootverm. schryven — cesseren, maer, onses vasten vermoedens, duer vrese des schuttemeisters, diewyle doch nu in desen geferlicken tyden noch nyet weyniger loop sullicker knechten ende geboefften mit oick allerleys perickels ende inobedientiën voirhanden en is dan voirhin gewest, alsoe dat ons dunckt dat, indyen men die onderdanen voir gewalt beschudden, die justitie onderhalden ende sdeels der wederspenniger in subjectie halden wil off sal moegen, id gantzlick ende gehelick noodich sye den schuttemeister mit synen dieneren ende peerden noch als vorhin by hertoch Kaerls ende nu by Keys. ende Con. Maj. tyden geschiet is, to continueren ende halden."
In het jaar 1567 dacht de Stadhouder er anders over. Zié hieronder den brief van 19 April 1567.
130. 1564 — October 21.
Van Brimeu aan Margaretha. — Antwoord op eenen niet aanwezigen. De bespreking met de commissarissen over het punt van de handhaving van de plakkaten en den godsdienst is tot het einde uitgesteld, omdat men hun te kennen heeft gegeven het inwinnen van inlichtingen door het Hof niet te kunnen gedoogen, omdat men dat in strijd acht met het tractaat van Venlo en er eene verkapte inquisitie in ziet. Hij verzoekt instructie in dit opzicht.
Madame, J'ay receupt la lettre de V. A., par laquelle elle me commande que les commissaires 1) icy députés de par Icelle
1) nl. Dr. Philip Cobel, raadsheer en requestmeester in den Secreten Raad, Mr. Lieven Everaert, raadsheer en requestmeester in den Grooten Raad te Mechelen, en Arnt Sasbout, raadsheer in het Hof van Holland. Zij waren op 9 September 1564 benoemd door den Koning om zich naar Gelderland te begeven en daar met den Stadhouder en afgevaardigden der drie kwartieren, voor zoo ver dezen de zaak niet aanging, „te procederen tot beslichtinge van alsulcken doleantiën ende puncten, als die Voirn. Baenreheeren, Ridderschap ende Steden ende andere overgegeven sullen hebben." Deze benoeming had plaats gehad ten gevolge van de zending van Geldersche afgevaardigden naar Brussel met het doel om de Regentes in kennis te stellen van verschillende grieven van de Gelderschen tegen het Hof, die daar krachtigen steun hadden gevonden bij den hoogen Nederlandschen adel. Cranevelt schrijft daarover aan den kanselier het volgende: „Les députés Geldrois sontjournellementforttraictés des seigneurs: Monsr. le Prince (d. i. Oranje) les a traictez premiers, aprez Monsr. d'Egmonde, depuys luy Monsr. de Hornes, semblablement Monsr. le governeur et aultres."
Men zie verder Zijp, a. w., blz. 169 vgg.



VAN PARMA EN CHARLES DE BRIMEU.
lig
avecque moy advisions de donner remède sur ce que ceulx du Conseil d'icy disent qu'ilz ne peuvent satisfaire au commandement du Roy, tant a 1'observance des placcarts que de la religion, pour les empeschemens, qu'il leur sont faicts de tenir informations en plusieurs villes. N'ay volu laisser d'adviser V. A. en toute diligence que ce poinct est venu aux premières doléances de ceulx de Niemeghem 1) et remys a. la fin pour ce que depuys ilz nous ont dict que cechi ne leur touche a. eulx seul, synon que tout le pays en général ne veult permectre ces informations du Conseil, et principallement touchant ce qui touche leur consciences, disent que c'est contre le traicté de Venlo et que c'est ungne forme d'inquisition, laquelle ouvertement ilz disent ny pouvoir ny voloir souffrir. Et comme j'espère que porrons achever du surplus endedans huict ou dix jours devant arriver a ce poinct cy-dessus mentioné, je supplie V. A. me commander ce que luy plaict que je fache en cechy; car secont que je voys leurs esprys, il ne le permectront jammays sinon par force. Et en cela et tout aultre chose je ne fauldray 1'obéyr. Je supplie trés humblement V. A. me voloir faire responce incontinent, affin que je schache comment m'y rigler.
D'Arnhem ce XXIme d'Octobre 1564.
A Madame.
Correspondance de Gueldre et Zutphen II (No. 300), f. 116.
131. 1564 — October 31.
Van Margaretha aan Brimeu. — Zij gelast hem maatregelen te nemen tegen den voortgang der pest, die zij toeschrijft aan de werking van een door kwaadwillige, onder verschillende vermommingen rondzwervende vreemdelingen verspreid vergift.
Mon cousin, Comme j'entens 1'infection et contaige de la peste estre assez véhémente en aulcunes des villes voisines de ces pays, voyres aussi avoir prins commencement en aulcuns places de par deck, par quoy convient que le meilleur ordre et police que faire se pourra, soit mis pour, avec 1'ayde de Dieu, obvier que le mal ne s'augmente, avec ce que l'on entend que aulcuns mauvais espritz estrangiers auroyent appostez et envoyez par pays aulcuns, que se debvroient mesler de infecter les maisons et personnes par quelque poison, qu'ilz auroient k ce préparé; allans les aulcuns comme escolliers, autres comme ramoneurs de cheminée et autres comme porte-panniers; k ceste cause vous ay bien voulu escripre la présente pour vous prier et de par le Roy, mon seigneur, requérir que non seullement faictes de bonne heure et prévenant le mal tenir par les lieux de voz gouvernemens tout bon ordre et police ès places, oü la mortalité pourroit avoir prins commencement, mais aussi enchargez qu'ilz preignent soingneulx regard en 1'endroit de telz estrangiers et courreurs
1) Zie brief No. 72.



I 20
BRIEFWISSELING TUSSCHEN MARGARETHA
par le pays, sur lesquelz l'on pourroit avoir suspicion; et si quelcuns s'en tiennent et puissent estre appréhendez, que l'on procédé contre eulx par punition exemplaire, commerl'atrocité de tel cas le requiert. Et confiant que en ce ne ferez faulte, ce soit le Créateur, qui, mon cousin, vous donne Sa saincte graee.
De Bruxelles le dernier jour d'Octobre 1564.
A mon cousin le conté de Meghem etc.
Brieven uit en aan het Hof No. 1672/68.
132. 1564 — October 31.
Van Margaretha aan Brimeu. — Antwoord op No. 130. Ten aanzien van den godsdienst acht zij het in de tegenwoordige omstandigheden geraden de zaak te laten, zooals zij is. Wat aangaat het hooren van getuigen door "het Hof in andere zaken, deze bevoegdheid kan niet aan het Hof worden ontnomen. Ter bevordering van overeenstemming slaat zij evenwel eenen middenweg voor.
Mon cousin, J'ay receu voz lettres du XXIme de ce mois parlans du faict" des informations, qui par ceulx du Conseil illecq se doibvent prendre journellement ès procés et différentz pendans pardevant eulx et que ceulx du pays ne semblent vouloir permectre et principallement ès cas touchans leurs consciences, comme estant une forme d'inquisition, laquelle ouvertement ilz disent ne pouvoir ne vouloir souffrir; chose que je trouve de fort grande importance et conséquence, mesmes quand au faict de la religion et saincte foy Catholicque ensemble de la justice, laquelle sans lesdictes informations ne se peult aulcunement administrer, y joinct que d'exclure ceulx dudict Conseil, représentans au faict de la justice la personne de Sa Majesté, tourne pareillement a. grande desréputation et diminution de 1'authorité d'Icelle; aquoy fault avec soing pourveoir, afin que quelque inconvénient n'en adviengne. Par oü, mon cousin, pour aultant que concerne le poinct de la religion, k laquelle pour le temps qui court, il est assez dangereux de beaucoup toucher, il a semblé que debvez regarder de négocier tellement avecq les députez des quartiers illecq, que la chose demeure en tel estat qu'elle a esté jusques a, présent, sans riens en diminuer; leur faisant bien entendre 1'intention de Sa Majesté et mienne n'avoir oncques esté ny estre de vouloir faire introduire nouvelleté ou changement, ains laisser le tout en telz termes qu'il est et comme de tout temps l'on en a usé; espérant que de leur costé ilz tiendront pareillement soigneux regard que 1'anchienne foy et religion Catholicque soit bien gardée et entretenue et les sectes et hérésies extirpées selon les placcars, dont ilz usent, suyvant ce que bien souvent ilz ont laissé entendre par ci-devant et le promeirent encoires estans dernièrement en ceste ville; leur ramentevant le grand désir, que Sa Majesté a pour maintenir Ses royaulmes et pays en bonne religion et en chasser les mauvaises pour, après le regard de Dieu,



VAN PARMA EN CHARLES DE BRIMEU.
121
obvier que les subjectz de Sa Majesté ne tombent ès misères, calamitez, qui se voyent ès pays circumvoysins.
Et quant aux aultres informations, qui se, prendent par lesdicts du Conseil ès proces pendans pardevant eulx entre parties, que debvez remonstrer ausdicts députez qu'il n'est possible de bien et deuement administrer ladicte justice sans icelles informations, dont de tout temps on a usé au pays de Gheldres, comme l'on faict en tous aultres pays et provinces de Sa Majesté par deca, sans qu'ilz doibvent faire telle desréputation a. Sa Majesté et a. ceulx de Son Conseil que d'empesêher lesdictes informations; les exhortant de doresenavant délaisser tout obstacle et empeschement. Et si tant est que nonobstant ladicte remonstration ilz persistent en leur prétendu, leur debvez faire proposer que, veu qu'ilz ne scaivent accorder amiablement, qu'il n'y a aultre voye que de s'informer comment on en a usé du passé, et que je vous ay enchargé de prendre ladicte information, pour, icelle veue, estre faict et ordonné comme se trouvera appartenir. Et comme vraysemblablement il coulera quelque temps avant que ladicte information et résolution soit prinse, il a semblé que l'on pourroit aviser, avecq participation de ceulx du Conseil de Sa Majesté illecq, de quelque expédient et voye moyenne, comme seroit que jusques a. ce que ladicte information fust prinse, les commissaires du Conseil, arrivans en quelque ville, en advertiroient ceulx de la Loy illecq, afin que les tesmoins soyent adjournés a, leur sceu par assistence de quelque messagier ou aultre d'icelle ville, comme l'on use en aulcuns quartiers de par deca.. Et si, leur aiant proposé eest expédient, ilz font dimculté s'y accomoder (a quoy toutesfoys insisterez), vous pourrez vous eslargir a. leur concéder que quelqun de la Loy soit présent a 1'examen, sans toutesfoys se mesier d'icelluy en facon quelconque et faisant serment de tenir la chose secrète, dont lesdicts du pays se doibvent bien contenter; comme selon vostre prudence leur saurez bien, si besoing est, faire remonstrer.
De Bruxelles le dernier jour d'Octobre 1564. Au conté de Meghem.
Als boven II (No. 300), f. 117.
133. '564 — November 10.
Van Margaretha aan Brimeu. — Zij verzoekt hem zich te verzekeren van zekeren nu te Wageningen wonenden burger van Deventer, Johan van Wezel, die zich in Mecklenburg aan verstoring der openbare rust heeft schuldig gemaakt, ten einde daardoor de loslating van den Deventerschen burgemeester Dorre te erlangen, die in afwachting van de gevorderde voldoening door de hertogen van Mecklenburg wordt gevangen gehouden.
Mon cousin, Vous entendrez par la copie ericlose ung cas que occourt présentement avec les ducqz de Meckelenburgh pour la détension 1) d'ung burgemaistre de la ville de Deventer,
1) Lees: détention.



122
BRIEFWISSELING TUSSCHEN MARGARETHA
appellé Henry Dorre, faicte par représailles a. cause de la dénégation (comme ilz prétendent), que lesdicts de Deventer auroient faict de constraindre deux bourgeois de ladicte ville afin de faire réparation de la violation, qu'ilz prétendent iceulx bourgeois avoir faict de leurs haulteur et jurisdiction et infraction de la tranquillité et paix publicque en leur pays. Et si y trouverez vous discourru sommièrement en eest endroict jusques ores, mesmes que tout ce que l'on a sceu obtenir desdicts ducqz (insistans opiniastrement a. ladicte réparation), a esté que, pour me faire plaisir et non pour respect d'aulcun deu, ilz offrent faire mectre ledict burgemaistre prisonnier en une hostellerie publicque moyennant caution souffisante et m'envoyer les informations contre lesdicts bourgeois, afin que je puisse veoir le fondamment de leur prétension et faire faire après ladicte réparation. Et pour ce que, si avant qu'il se pourra trouver qu'il y eust fondamment en la plaincte desdicts ducqz, il conviendra venir au poinct de ladicte réparation ou de s'en accorder avecques eulx, et que, pour constraindre lesdicts deux bourgeois a. en respondre par droict, il est requis estre asseuré de leurs personnes, s'estans passé long temps retirez dudict Deventer, puysque je me suys faicte forte que ainsy se feroit, j'escrips présentement a ceulx de la ville d'Amsterdamme ce que verrez porté par ladicte copie, afin de s'asseurer de 1'ung d'eulx, appellé Henry Wenterswyck, y demeurant selon que l'on m'advertist, et le faire garder seurement. Et comme 1'aultre, appellé-Jehan de Wezel, comme j'entens, se tient a. Wagheninghe, il convient que vous ordonnez et procurez que le mesme se face de luy, sans admectre aulcune excuse, que l'on pourroit venir a. faire sur quelques privilèges ou aultre prétendu, veu que c'est pour cas commis devant que ledict Wezel se retirast audict Wagheninge, estant requis que ainsy se face pour éviter plus grands inconvéniens, qui de ce pourroient sourdre, et mesmes que lesdicts ducqz se puissent trouver satisfaictz en cas comme dessus, lesquelz aultrement, entendans ledict Wezel se avoir retiré en Gheldres et que l'on n'eust faict les debvoirz pour le tenir et faire respondre en justice, pourroient voülloir prétendre s'en prendre aux Gheldrois, qui pourroient trafficquer a Lubbecque et aultres places confins audict Meckelenburgh, et aussy pour retirer et délivrer de prison ledict burgemaistre, qui sans sa coulpe y a esté désia. détenu si longuement et rudement a. 1'occasion desdicts deux bourgeois de Deventer; désirant, mon cousin, que m'advertissez incontinent de ce que aura esté faict i).
De Bruxelles le Xme jour de Novembre 1564.
Au conté de Meghem.
Als boven II (No. 300), f. 124.
1) Zie over deze zaak en haar verloop ook Verslagen en Mededeelingen der Ver. tot uitg. der bronnen van het oude vaderl. recht V, blz. 283—289.



VAN PARMA EN CHARLES DE BRIMEU.
123
134. 1564 — November 14.
Van Brimeu aan Margaretha. — Antwoord op No. 133. Hij heeft aan het bevel nog niet voldaan, daar in Gelderland het gebruik bestaat, dat iemand, die, om welke reden ook, in hechtenis is genomen, tegen borgtocht in vrijheid moet worden gesteld en daar inbreuk hierop in de tegenwoordige omstandigheden aanleiding tot groote verbittering zoude geven.
Madame, J'ay receu la lettre de V. A. du Xme de ce mois, par laquelle elle me mande de m'asseurer de la personne de Jehan de Wezere, a quoy j'ay différé de satisfaire, pour ce qu'on at de coustume au pays de Gueldres que, quant quelcun est appréhendé pour quelque chose que ce soyt, qu'il doibt estre relax é en baillant cauxion de sa personne et de la demande, qu'on luy poeult faire. Et sy on faisoit aultrement, il feroit grand troubles par le pays, principallement estant les choses aux termes oü elles sont. Parquoy n'ay vollu laisser d'en adviser V. A. et la supplier qu'elle me fache scavoir, sy elle se contente de 1'asseurance de sa personne comme dessus, et ne fauldray de 1'obéir comme son trés humble serviteur.
De Malines ce XIHIme de Novembre 1564.
A Madame.
Als boven II (No. 300), f. 126.
135. 1564 — October 16.
Van Margaretha aan Brimeu. — Antwoord op No. 134. Zij dringt op afdoening der zaak, hoe dan ook, aan, daar de burgemeester van Deventer nu reeds 6 maanden gevangen zit.
Mon cousin, J'ay receu vostre lettre du XIILIme de ce mois, par laquelle me dictes que, pour estre de coustume en Gheldres, quand quelcun est appréhendé pour quelque chose que ce soit, qu'il fault le relaxer, s'il baiUe caution de sa personne et pour la demande qu'on luy peult faire, vous auriés différé de donner ordre a 1'asseurance de la personne de Jehan de Wezel, que vous avoye enchargée par mes précédentes du Xme de cedict mois; requérant scavoir si je me contenteroye de telle asseurance. Pour a. quoy vous respondre, vous avez ■ par mesdictes précédentes entendu comment il ne se peult tirer la raison du duc de Meckelburgh sur la relaxation du burgemaistre de Deventer, lequel sans aulcune coulpe sienne et seullement a. 1'occasion du faict dudict de Wezel et de son compaignon il tient désia. plus de six mois en prison, sinon en luy rendant satisfaction sur ce qu'il prétend contre iceulx, sur quoy il me doibt envoyer les informations pour me faire apparoir du fondamment, qu'il y a; lequel trouvant s'ad visera sur ce qu'il y aura a faire pour sa satisfaction. Et la. oü aussy il n'y eust matière, je ne suys pour laisser molester les subjectz du Roy, mon seigneur, a. tort, ains les assister en leur bon droict de tout ce que faire se pourra. Or pour fournissement de ladicte satisfaction, en cas que trouvé sera qu'elle



124
BRIEFWISSELING TUSSCHEN MARGARETHA
doige estre faicte, il convient s'asseurer tellement dudict Wezel que l'on ait moyen de le y compeller soit par appréhension et détention de sa personne, attendu qu'il n'est Gheldrois et que lors de 1'advenu de ce faict il ne demeuroit encoires en Gheldres, ou du moins, si aultrement ne se peult, par souffisante caution selon la qualité de l'affaire de représenter sa personne en justice toutes et quantesfois que besoing sera, et pour le demande qu'on luy pourra faire; selon quoy, mon cousin, m'a semblé qu'aurez a vous reigler et ce a. la meilleure dilligence que faire se pourra, et m'adviser de ce que y aura esté faict, pour après se résouldre de ce que ultérieurement se aura a faire en vers ledict ducq, après quoy il y a icy burgemaistre dudict Deventer attendant.
De Bruxelles le XVIme jour de Novembre 1564.
Au conté de Meghem.
Als boven II (No. 300), f. 127.
136. 1564 — December 4.
Memorie voor den Stadhouder over de gedragslijn bij zijn terugkeer uit Brussel in Gelderland aan te nemen ten aanzien van den inhoud van een hem door de Staten van Gelderland overhandigd memoriaal, bevattende grieven van de Landschap tegen het Hof.
Mémoire pour monseigneur le conté de Meghem, chevalier de 1'Ordre du Roy, gouverneur et capitaine général de Gheldres et Zutphen, comment il aura a, se porter avec les Estatz de Gheldres concernant certain escript, que par forme de mémorial de leur part luy fust délivré venant dernièrement vers la court 1).
Premiers si de par lesdicts Estatz de Gheldres ne se parle audict Sr. conté sur ledict mémorial, il ne leur en dira aussy rien.
Mais si l'on demande scavoir ce qu'il en aura besoigné en court, leur respondra que, comme il leur avoit prédict qu'il trouvoit ceste matière de telle qualité qu'il n'eust osé en accepter la négociation avec S. A., il n'en avoit aussy suyvant ce, y aiant encoires plus pensé, rien faict, de tant mesmes qu'en touchant par forme de divises a S. A., il s'apperceut tout incontinent qu'elle le trouvoit fort estrange, et craint bien que le trouvera plus Sa Majesté, s'il vient a 1'entendre, et que partant il laisse a, eulx mesmes de faire telle poursuyte et instance comme ilz trouveront en conseil; y adjoustant que bien les veult advertir que, comm'il demandoit a S. A. de scavoir comment ce temps pendant il auroit a. se reigler en eest endroict, icelle luy auroit déclairé estre son intention et luy enchargé bien expressément qu'il eust a tenir soigneux regard que Sa Majesté et Son Conseil audict Geldres fussent gardez et maintenuz en leurs haulteurs, authoritez et prééminences accoustumées et que ung
1) Zie over deze zaak Zijp a. w., blz. 180 vgg.



VAN PARMA EN CHARLES DE BRIMEU.
125
chascun du pays obéisse audict Conseil, comme a esté faict jusques a. présent et qu'en ce le Sr. conté de Meghem suyve la reigle, que a esté donnée par la dernière ordonnance de Sadicte Majesté.
Et sur ce que a esté communicqué avec ledict Sr. conté touchant quelque ayde, qui se pourroit demander audict Gheldres, si a son retour il trouve les choses et voluntez des subjectz disposées a quelque bon accord, il pouvra passer oultre a la demande, mais la oü il se doubtast qu'il y auroit difficulté ou que l'on vint a. charger 1'accord de griefves ou indeues conditions, il remectra 1'affaire k meilleure occasion et advertira S. A. de ce qu'il aura trouvé et de son advis.
Ainsy faict par S. A. a Bruxelles le ILTIme jour de Décembre 1564.
Als boven II (No. 300), f. 131.
137. !5°4 — December 18.
Van Brimeu aan Margaretha. — Hij zendt haar afschrift van eenen doorhem ontvangenen brief over de zaak van Johan van Wezel en zegt te meenen, dat de verborging met 1000 goudgulden wel goed is.
Madame, J'envoye a. V. A. copie d'une lettre de ceulx du Conseil avec ung aultre escript, par oü V. A. verrat ce quy passé avec Jehan van Wezele 1). A ce que me samble, cecy a esté faict avant qu'il 1'ont receu ma lettre, par oü je leur advertissoys la résolution de V. A. (que) V. A. estoit contente avec quattrè mil florins seulement. II me samble que la caution de la personne avec le mil florins d'or vault bien aultant. Sy V. A. en veult avoir faict quelque aultre chose, il luy plairast m'en adviser.
D Anvers le XVIIIme de Décembre a° 1564. A Madame.
Als boven II (No. 300), f. 13a.
137a. Copie.
Van het Hop aan Brimeu. — Het Hof geeft hem kennis, dat de richter van Wageningen ondanks het hem gegevene bevel genoopt is de verborging van den gevangene aan te nemen.
Edell und walgeboren, genediger her, Naedyen wy opten XXVIIIsten Novembris laestvergangen, antwordende op Uwer Gen. schryven in date van den XVIIden desselfs maents betreffende eenen Johan van Wesel, aen Uwe Gen. geschreven und Uwe Gen. geadverteert gehadt, wellicher gestalt in cracht der commission, den richter van Waegeningen, Cornelissen van Wyhe, gegeven, die voirs. Johan van Wesel to Wagheningen aengefangen und in hafften bewaert worde, is opten Vilden deses maents
1) Zie No. 135.



126
BRIEFWISSELING TUSSCHEN MARGARETHA
Decembris dieselve richter wederomme by ons gekomen, to kennen ghevende onder anderen, hy hadde den voers. Johan van Wesel vast mit gueden woorden und onder hope datter cortelick antwoorde van U. G. kommen sol, hoe hy sich wyder hadde to reguleren, onverborcht opgehalden, dan nu waere desselfs vader to Wageningen gekommen, diewelcke (als hy richter, zoe hy zeyde, vruchtende i) was) vast aenholden sol om hem te verborgen, 'twellick, zoe hy richter achtede, hy nyet hooger sol willen doen dan voor eens mans liiff ende duysent golden gulden, daermit hy nae den stadt- und burgerrechten sol meynen to volstaen; begerende daeromme, wy wollen hem onses raedt mitdeylen, hoe hy sich sol hebben to halden. Und wy hebben hem gesacht dat, zoe die zaecke zeer wichtich ende men van daege to daege tydinge van U. G. wachtende was, ons dochte, hy behoorde hem noch sonder verborginge op to halden oft die verborginge achtervolgende den bevele, hem voorhin gedaen, aen to nemen und nyet minders, ter tiit toe hy van U. G. off van ons anders vernhame. Und diewyle nu, genediger her, dieselve richter op huyden date van desen wederomme by ons gekommen, seggende, dat hy gedrongen waere worden duckgemelten Johan to laeten verborgen und dat die zaecke alsoe toegegaen und geschiet waere, als in den schrifte 2) ende gerichtsschyne, deswellicken copie (zeer incorrect geschreven, zoe id originael geliickfals incorrect was) hierinne besloten, te vernhemen is; sich excuserende anders nyet te hebben kunnen laeten geschien noch sullicke verborgingh voorbygaen; hebben wy nyet onderlaten zullen U. G. daervan by desen to verstendigen, om in aenschouw der wichticheyt der zaecken ons wyders weten to laeten, wat onse genedichste vrouwe die herthoginne to Parma etc, generale regentinne, wyders in derselver saicken gedaen to worden believen zal te ordonneren.
Edel und walgeboren, genediger her, Nae onse dienstlicke erbiedungh etc. Geschreven to Arnhem den Xlden Decembris, a9. XVCLXIIII.
U. G. dienstwillige Die Cantzler und Raeden des Coninckx in Gelderlandt verordent.
T. Roos.
Als boven II (No. 300), f. 133.
138. l5°5 O564)—Januari 10.
Van Margaretha aan Brimeu. — Antwoord op No. 137. Zij neemt genoegen met de borgstelling. Wellicht is er later kans om in dezen nog iets anders te doen.
Mon cousin, Je receus ces jours passez vostre lettre du XVIIIme de Décembre passé, par laquelle et par le contenu des copies y-joincte j'ay entendu ce qu'est passé endroict la relaxation de Jehan van Wezel a. Wagheninge k caution personnelle et de mil florins d'or, laquelle caution pourroit sembler souffisante, encoires que — selon qu'avez sceu — il estoit icy résolu qu'elle se debvoit constituer de quatre mille florins, et ne se voit sinon
1) vreezende.
2) Dit stuk is afgedrukt in Versl. en Meded. der Ver. t. uitg. d. bronnen v. h. oude vaderl. recht V, blz, 284 vgg.



VAN PARMA EN CHARLES DE BRIMEU.
127
qu'il fault s'en contenter, puisque la chose est faicte, jusques a ce qu'en pourra venir quelque plaincte, que lors se pourra adviser ce que y sera a faire davantaige.
De Bruxelles le Xme jour de Janvier 1564.
Au conté de Meghem.
Als boven II (No. 300I, f. 139.
139. 1565—Januari 19.
Van 'Brimeu aan Margaretha. — Hij schrijft over bezwaren, die zich in de zaak van Johan van Wesel hebben voorgedaan. Deze dreigt met opdinging van het gericht, zoo tegen hem geen ,stender" wordt gesteld. De Stadhouder verzoekt aan de hertogen van Mecklenburg te schryven, dat zij iemand moeten zenden om te Wageningen uit hunnen naam den eisch in te stellen.
Voorts schrijft hij over een meisje, dat brand heeft gesticht en leugenachtige verklaringen heeft afgelegd, maar voor hetwelk van vele zijden op genade wordt aangedrongen.
Madame, Le „richter" ou officier de la ville de Wageninge, aiant en vertu du commandement de V. A., de par moy luy faict, appréhendé et constitué prisonnier ung Johan van Wesel, bourgeois de ladicte ville, lequel toutesfois — comme depuis nagaire j'ay escript 1) a. V. A. — il at esté constrainct de relaxer moyennant caution d'ung corps d'homme et mille dallers, m'a dict qu'icelluy Johan van Wesel soustient que, ensuyvant les droictz municipaulx ou „stadtrechten" de la susdicte ville, l'on seroit tenu de luy donner partie ou ung „stender", comme l'on appellé ichy, et luy faire judiciellement la demande de ce qué on luy veult mectre sus, ou que il viendra au premier jour qu'on tiendra loy et justice a. Wageninge se présenter et alléguer que luy et ses cautionaires seront déclarez quictz et absoulz, et que en cas qu'on le luy refuse, il fera suspendre et surcheoir ladicte justice, ce que l'on appellé ichy „'t gericht opdingen" 2), jusques a tant que sur cela, ensuyvant ledict „stadtrecht", l'on luy fera expédition; me demandant ledict officier comment en ce il s'auroit a. rigler; sur quoy luy ay dict — comme aussy j'ay depuis communicqué 1'affaire a ceulx du Conseil ichy, lesquels sont de mesme opinion — que ou par dilay de faire la publication du jour de justice ou par prolongation d'icelluy jour ou par commandement k ceulx de la Loy que, nonobstant ladicte „opdinginge", si aulcunement faire se peult, ilz administrent justice (combien qu'il fait k craindre qu'ilz ne le vouldront faire, pour estre favorables au prisonnier), il trouvast moyen de trainer et prolonguer 1'affaire sans aulcunement admectre le relargissement ou absolution d'icelluy Jehan ny de ses pleiges jusques a, tant que j'eusse entendu le bon vouloir de V. A. et luy en adverty, ou
1) Zie No. 137.
a) Hiertoe was hij bevoegd, die meende, dat hem recht werd geweigerd. Deze toestand kon tot groot nadeel van andere partijen soms zeer lang aanhouden. Zie hierover nader Gelre, Bijdragen XVI, blz. 55.



128
BRIEFWISSELING TUSSCHEN MARGARETHA
si cela faire ne se povoit — que en tout événement, plustost que admectre ledict relargissement ou absolution, il permist que 1'administration de justice fust par ung tamps surcée et levée, nonobstant que les parties, qui auront faire d'icelle, en auroient grand intérest. Parquoy, Madame, je prye trés humblement qu'il plaise a. V. A. incontinent m'advertir comment je m'auray en ce a. conduire, affin que les subjectz ne soient longuement en faulte de droict. II me samble, comme aussy fait ausdicts du Conseil, qu'il n'y auroit que bien que V. A. feist en diligence escripre aux ducqs de Meckelenbourch, k 1'instance desquelz ledict Johan est prisonnier, les advertissant que le droict municipal de ce pays soit tel et que pourtant Leurs Excellences feroient bien d'envoier incontinent leurs gens avecq plaine instruction et munimens requis et nécessaires pour faire audict Wageninge leur demande et plaincte contre ledict Johan, affin d'obvier k tous inconvéniens, et que l'on ne fust constrainct de relaxer icelluy et ses cautionaires, sans que Leurs Excellences puissent venir a. leur intention et droict prétendu.
D'aultre part, Madame, je tiengs V. A. mémorative que dernièrement je luy parlay d'une jeusne garsse d'eage de quatorse ou quinze ans, ichy prisonnière a cause d'avoir bruslé une maison sur la Veluwe, pour laquelle et affin qu'on luy fist grace, les députez de ces pais avoint pryé. Or comme je suis encoires journellement poursuyvy de sa part, je prie V. A. me voulloir commander ce que j'en auray a faire; advertissant V. A. que ladicte prisonnière premièrement at dict pour cause d'avoir bruslé ladicte maison, que ung nommé Jan Custer, aiant part k la mesme maison, 1'auroit forcée et deshonnorée; en quoy aussy elle — estant confrontée avecq le mesme Jan et deux tesmoings, aiantz au mesme temps que ledict Jan 1'auroit forcée, esté présentz, et déposé au contraire — at persisté; et après estre le tout trouvé et aussy par elle confessé estre menty, elle dit astheure avoir esté a. ce induicte par une paovre femme, nommée Johanne, et avecq icelle aussy confrontée elle persiste présentement, présentant sur ce vouloir mourir, d'estre induicte a. ce faire par ladicte Johanne, disant et affirmant constamment qu'elle mente. Sur quoy V. A. pourra prendre regard comme elle trouvera appartenir.
D'Arnhem ce XIXme de Janvier 1565, stil de Gueldres.
A Madame.
Als boven II (No. 300), f. 141.
140. 1565 (1564) — Februari 3.
Van Margaretha aan Brimeu. — Antwoord op No. 139. Zij heeft aan de tegenpartij doen schrijven en gelast den Stadhouder te zorgen, dat inmiddels geene opdinging van het gericht plaats hebbe.
Zij verlangt, dat de verklaringen der getuigen en de bekentenissen der brandstichtster worden opgezonden.
Mon cousin, J'ay receu vostre lettre du XIXme du mois de Janvier passé et veu et entendu par icelle ce qu'est passé a



VAN PARMA EN CHARLES DE BRIMEU.
129
Wagheninghe touchant Jehan de Wezel. Et comme se trouve bien raisonnable que de ce faict se face une fois fin, j'ay commandé que a eest effect soit escript aux ducqz de Meckelenburgh, partie formele dudict de Wezel, lesquelz se tenans loing d'icy, de facon que l'on n'en pourra sitost ra voir responce, mesmes par ce temps^ d'yver, la raison veult bien que aussy il prengne pacience jusques lors, et seroit contre droict et a. tort que plustöt l'on voulssist prétendre de surceoir la justice; vous requérant de tenir aussy la main que ce pendant il ne se face, afin que les parties ne viengnent a encourrir et souffrir intérest.
Au regard de la jeusne fille mentionnée en la lettre, qu'avez escript au conseiller Hopperus, qui m'en a tenu propos passé quelques sepmaines, il se trouve (pour tant plus pertinamment y ordonner) besoing de veoir les informations et ses confessions, lesquelles sera bien qu'envoyez icy, pour, icelles veues, vous dire ce que aura icy semblé s'en debvoir faire 1).
De Bruxelles le ILTme jour de Febvrier 1564.
Au conté de Meghem.
Als boven II (No. 300), f. 144.
141« 1565 — Juni 15.
Van Margaretha aan Brimeu. — Zij verzoekt hem op het verzoek van Henrick van Velthuysen naar recht en billijkheid te beschikken.
(M°n cousin, Je vous envoye avec ceste la requeste a. moy présentée de la part de Henrick van Velthuysen ensemble les informations et examen 2) y jointes, que les chancelier et gens du Conseil du Roy, mon seigneur, en Geldres m'ont envoyé, comme pourrez veoir par leur lettre allant aussi avec ceste, afiSn que veulhez pourveoir sur ce que ledict supliant requiert par sadicte requeste, comme trouverez au cas appartenir.
Escript a. Bruxelles le XVme jour de Juing 1565.
Au conté de Meghem.
Brieven uit en aan het Hof No. 1729/25.
1) Aan het vonnis d.d. 28 November 1564 over dit kind, Geertken Henricxdochter, ontleen ik het volgende:
„Sal die vurs. drost (van Veluwe) yetzgemelte Geertken doen brengen ontrent der plaetzen, daer idzelve huys gestaen und gebrant heefft, und zy aldaer omhooge van der eerden op een schavot, daertoe gemaeckt, aen eenen post off staeck binden und sy mit riis off heyde off sunst wat best daertoe dient, wael omsetten laeten und dan haer verworgen doen und folgentz aenstondt id riis off heyde in brande steken laeten, haer, Geertken, daermit verbluysteren und alsoe id verbluysterde lichaem anderen to eynen exempel aldaer laeten verblyven."
Op a6 Maart 1565 schreef de Stadhouder uit Brussel aan het Hof, dat de Regentes niet genegen was gratie te verleenen.
2) Deze is niet aanwezig.
9



130
BRIEFWISSELING TUSSCHEN MARGARETHA
141a.
Verzoekschrift van Hendrick van Velthuysen, waarin hij aandringt op loslating van zijnen broeder, die te Harderwijk gevangen zit om geene andere reden dan dat hij is aangetroffen in het gezelschap van Meynart Friese.
An dem Hoochedelen, wolgeboorn Cairll van Brimeu, graeven tho Megen etc, stadtholder etc,
Gheefft oetmoedelick to kennen Hendrick van Velthuysen, hoe dat onlancgx geleeden de van Harderwiick sich gevordert hebben zynen broeder Gaedert van Velthuyssen in gevancknissen tstellen met eenen Meynaert Vriesen genampt; 'twelck hy suppliant vernomen hebbende, is ylich aldaer ter plaetsen erschenen, versouckende de oersaecke ende redenen ziins broeders gevancknisse to weeten; worop hem suppliant van der Stadt ter antwoerdt geworden is, alsdat zyluyden zynen broeder niit wisten tbeschulden noch aen to claegen, dan, hem vyndende in de gezelschap van den voergen. Meynart, gelyckelick mede in gevancknisse gestalt thebben etc, uuyten wekken zyluyden hem niit relaxeren konden, dan des mochte de suppliant an U. G. reysen ende anholden, de hem darop wyder entrichtonge doen werdden etc. Soe isset nu, genediger heer, dat hy suppliant tot hier toe i) U. G. is gevolcght onvertochlick ten eynde, wee boven verhaelt, met oetmoedelicker beede ende begeerte, dewyle ziin broeder nu noch nummermeer van yemande ter werlt tot enigen tyden, to waeter offte to lande bevonden zall offt kan werdden sich anders in eenigen manieren geholden thebben dan eerlyck, vroom ende uprecht ende nochtans meer als viir weecken in gevancknissen gelegen, tenderende tot verachteringe van ziinder eehr, des hie om gien guedt ter werlt lyden off geleeden wolde hebben; dat U. G. belyve an der Stadt van Harderwiick offt an hoochwyse, voersynigen heeren Canceller und Raeden Ziinder Majesteit des vorstendombs Gelre to schryven met erenstlicher menonge ende expressen bevele, dat zy den voergen. Goedert van Velthuyssen vermydts den voergeroerten reedenen van stondes aen uuyter gevancknissen buyten allen zynen hinder ende schaeden relaxeren solden offt, ingevalle zyluyden offt yemandts anders eet 2) ter contrarien met waerheydt up hem wisten to seggen, dat zy hem by dien zonder langer vertreck een klaeger stellen zolden ende hem wederfaeren laeten wat recht waere.
Dyt doende etc.
Als boven No. 1726/22I}.
142. 1565 — Juni 15.
Van Margaretha aan Brimeu. — Zij zendt hem het verzoekschrift van Arnold Rosenberg, raadsheer van den koning van Zweden, die wenscht, dat Meynart Friese óf losgelaten öf in de gelegenheid gesteld worde om zich tegen zijne aanklagers te verdedigen, en verzoekt hem hierin naar recht en billijkheid te beschikken.
Mon cousin, Je vous en voye cy-enclose la requeste présentée en Conseil du Roy, mon seigneur, de la part de Arnoult Rosemberghe, conseillier et commissaire ordinaire du roy de Zweden, requérant par icelle que ung nommé Meynart de Frize, natif
1) Brimeu bevond zich te Brussel. ^:-{ s) iets.



VAN PARMA EN CHARLES DE BRIMEU.
131
d'Oistfrize,( capitaine, retenu au service dudict seigneur roy de Zweden, a. présent prisonnier a. Harderwyck, soit relaxé de sa prison ou présenté en justice pour se deffendre envers et contre ceulx, qui le vouldroient accuser et charger, afin que y veuilllez pourveoir comme trouverez au cas appartenir.
Escript a Bruxelles le XVme jour de Juing 1565.
Au conté de Meghem.
Als boven No. 1730/26.
142a.
Het verzoekschrift waarvan in No. 142 sprake is. Hieruit blijkt, dat hij beschuldigd wordt van het plunderen van schepen van kooplieden uit Gelderland, hetgeen Rosemberge bestrijdt, bewerende, dat Friese volgens krijgsrecht tegen dié van Riga heeft gehandeld.
Au Roy
Remonstre en toute révérence Arnoult Rosemberghe, consellier et commissaire ordinaire du roy de Sweden, comm'il a entendu que ceulx de la ville de Harderwyck en Gheldres ont appréhendé et constitué prisonnier ung appellé Meynart de Frize, natif d'Oistfrize, capitaine, retenu au service dudict roy de Sweden, son seigneur et maistre, et soubz présumption ou soupegon qu'il auroit pillé sur aucunes navires certaines denrees appertenans a marchans de cesdicts pays, comme pendant sa détention aucuns d'iceulx 1'ont voulu charger et inculper, ce que samble ilz ne pourront faire apparoir; mais peult estre que ledict prisonnier aura prins et mis a. pris aucunes denrées appertenans a certains marchans, bourgeois ou inhabitans de la ville de Riga, qui les envoioient en cesdicts pays a leurs facteurs ou commis; auquel cas il ne scayt avoir commis aucune coulpe ou fourfaicture, pourveu qu'il a poursuivy droict de guerre, en tant que lesdicts de Riga sont ennemis dudict Roy, son maistre, et que iceulx estoient flottans environ la mer appellé le Reff entre Noirw'ege et Hollande; n'aiant ainsi riens excédé la commission, qu'il a dudict roy de Sweden, son maistre. Parquoy supplie ledict remonstrant Comme celluy, qui est tenu de deffendre les serviteurs de sondict maistre qu'il plaise a Vostre Majesté ordonner a ceulx de Harderwyck qu'ilz aient incontinent k relaxer ledict de Frize par eulx prins et détenu ou aultrement, en cas que non, qu'il soit ordonné k Monsr. le conté de Meghen, gouverneur dudict pays de Gheldres, de le présenter en justice et illecq faire comparoir ses accusateurs, afin qu'il se puist deffendre contre eulx selon qu'il appertiendra et le trouvera convenir.
Ter opheldering van deze zaak, die hier verder niet wordt aangeroerd, diene het volgende: Op 11 Mei 1565 hadden Brimeu en het Hof aan de Regentes gevraagd, hoe zij moesten handelen met 3 personen (Meynart Friese en 2 anderen), die wegens crimen laesae maiestatis door den magistraat van Harderwijk op verzoek van den schout van Enkhuizen in hechtenis waren genomen.
Twee dagen later volgden hierop de bekentenissen der drie gevangenen. Het gevolg van een en ander was, dat op 2 Juni de Stadhouder uit Brussel aan het Hof bevel gaf om Gaedert van Velthuysen te doen loslaten, althans zoo geene verdere bezwaren tegen hem waren ingebracht. Middelerwijl bleef Friese in de gevangenis in weerwil van de door Rosenberg te zijnen behoeve gedane moeite. Eindelijk bracht hij het zoo



132
BRIEFWISSELING TUSSCHEN MARGARETHA
ver, dat in het begin van Augustus Brimeu aan het Hof uit Brussel schreef, dat hij op oervede moest worden ontslagen, i°. omdat hij geen onderdaan van Z. M. was, en 2°. omdat hij buiten de grenzen van Z. M. op last van den koning van Zweden had gehandeld èn bovendien zich in Engeland, waarheen hij de genomene schepen had gevoerd, bereid had verklaard om aan 's Konings onderdanen het hunne terug te geven. Wat er tusschen het begin van Augustus en dat van September is voorgevallen, kunnen wij alleen gissen, nl. dat Harderwijk bezwaren op grond van zijn stadrecht heeft geopperd tegen de genoemde behandeling dezer zaak en vertoogen bij het Hof, wellicht ook te Brussel heeft gedaan i). Het antwoord daarop liet zich wachten, zoodat in het begin van September èn Harderwijk èn Friese, ongeduldig geworden, hunne stem verhieven.
Hiervan waren blijkbaar nieuwe onderhandelingen het gevolg, die bewerkten, dat op ió September het Hof aan den Stadhouder kon schrijven, dat de Harderwijksche magistraat bereid was om met twee commissarissen uit het Hof in de zaak van Friese uitspraak te doen. Weder verliepen drie maanden, zonder dat de zaak tot een einde kwam. Het laatste spoor, dat wij er van vinden, is een brief van 17 December uit Brussel, waarin Brimeu naar aanleiding van een nieuw vertoog van Rosenberg vroeg, wat er sedert September hierin was gedaan en of het door dezen verzochte pardon kon worden verleend.
143. 1565 —Juni 26.
Van Brimeu aan Margaretha. — Hij betreurt, dat Coebel niet meer van den Landdag gedaan heeft gekregen en verzoekt haar hem weder te zenden over twee maanden, als wanneer de Staten weder zullen bijeenkomen.
Madame, Pour ce que le conseillier Coebel ferat rapport a. V. A. de ce qui s'est passé présentement avec ceulx des Estatz de ce pays, je n'attédiray icelle par long escript, ains diray seullement que suis bien mary que pour ce coup je n'ay peu dresser les affaires selon sa volonté. J'espère toutesfois que a la première réassemblée, qui serat d'icy a. deux moys, j'en manderay a V. A. quelques meÜleures nouvelles; la suppliant trés humblement vouloir renvoyer a. ladicte assemblée ledict conseillier Coebel pour parachever ceste négociation 2).
De Niemeghen ce XXVIme de Juing 1565.
A Madame.
Als boven II (No. 300), f. 161.
144. 1565 — Juli 4.
Van Brimeu aan Margaretha. — Antwoord op eenen niet aanwezigen brief. Om verschillende redenen zoude hij de monstering zijner compagnie liever te Roermond dan te Yvoix zien plaats hebben.
Madame, J'ay receu lettres de V. A. du XXVIme 3) du passé le second de cestuy, par lesquelles V. A. me commande de faire
r) Uit eenen brief van September blijkt, dat over deze zaak te Nymegen besprekingen hebben plaats gehad, waarbij Brimeu niet tegenwoordig was.
2) Zie over deze zaak, zoowel voor het vroeger als later voorgevallene, Zijp a. w., blz. 148 vgg. 3) Deze is niet aanwezig.



VAN PARMA EN CHARLES DE BRIMEU.
133
assambler ma compaignie d'hommes d'armes a. Yvoix 1) pour le XXILTIme, affin d'y passer monstre; du surplus, dont j'en tiens V. A. mémoratifve, n'en feray plus long récit. Ce qu'il n'est possible qu'ilz puissent faire, pour ce qu'il y a aucuns desdicts hommes d'armes et archiers, quy se tiennent au quartier d'Arthois et de Tournay, et aultres raisons, que je diray k V. A., quant il sera besoing. Parquoy j'ay ordonné qu'ilz se trouvent a Remunde pour la fin de ce mois en esquipage d'armes, pour y passer monstre, sy V. A. le trouve bon; sinon, en me le mandant, ilz passeront de la incontinent avecq mon lieutenant et ceulx, quy leur commandent, vers Yvoix. Toutesfois, comme j'ay dict k Messrs. les princes d'Orange et de Gavre 2) — je ne scay s'ylz en ont advisé V. A. — elle feroit beaucoup pour eulx et pour ceulx, oü ilz ^ passeront (s'yl n'est de nécessité pour le service de Sa Majesté qu'ilz tiennent garnison), de les renvoyer incontinent, la monstre passée, chez eulx pour la grand chiereté de Pavoine et fourage, quy est présentement, quy causeroit avecq tout le bon ordre qu'on y polroit mettre, quelque désordre, et V. A. leur donnerat milleure commodité de pooir servir une aultre foys. Néantmoings je m'en remectz k la bonne discrétion d'icelle.
D'Arnem ce Mime de Juillet 1565.
A Madame.
Als boven II (No. 300), f. 162.
145. 1565 — Juli 10.
Van Margaretha aan Brimeu. — Antwoord op No. 144. Zonder'alle bezwaren te kennen, die hij tegen de monstering te Yvoix heeft, kan zij haar besluit niet veranderen, daar dit op goeden grond is genomen.
Mon cousin, Quand l'on advisa sur le repartissement de la gendarmerie pour la prochaine monstre, ce fust pour bonnes considérations que l'on se résolut de faire tirer ceulx de vostre charge vers Yvoix, et ne voyant pourquoy changer ladicte résolution sans avoir sceu les raisons que dictes 3) me déclareriés a celle fin, j'attendray de les entendre, pour après regarder ce que s'y debvra faire.
De Bruxelles le Xme de Juillet 1565.
Au conté de Meghem.
Als boven II (No. 300), f. 163.
146. 1565 — Augustus 16.
Van Brimeu aan Margaretha. — Daar het Hof nog niet heeft geadviseerd over de door den Landdag gewenschte wijziging der Kanselarij-ordonnantie en de Staten eerstdaags bijeen zullen komen en zeker de gevraagde bede niet zullen toestaan, zoo genoemde wijziging niet wordt toegestaan, vraagt hij wat hij moet antwoorden, zoo men hem hiernaar vraagt.
Madame, Estant arrivé icy j'ay parlé au chancellier de ce pays pour scavoir s'yl avoit envoyé a V. A. 1'advis de luy et
1) Stad aan de Chiers nabij Sedan, later Corignan genaamd.
2) Lamoraal van Egmond.
3) Zie No. 144.



134
BRIEFWISSELING TUSSCHEN MARGARETHA
ceulx du Conseil sur la réformation de leur instruction, que ceulx dudict pays demandent, et comme il m'a dict qu'il s'en est excusé et qu'il ne le peult faire encoire en VIII ou dix jours, pour ne pooir assambler plus tost ceulx dudict Conseil, et que je me doubte que ceulx dudict pays ne vouldront accorder 1'ayde, sy V. A. ne leur accorde ladicte réformation, j'ay dépesché ce porteur avecq la plus grande diligence que m'at esté possible, pour la trés humblement supplier de me voulloir mander avant que ladicte journée se tienne, laquelle serat le XXVme de ce moys au matin, que en cas qu'ilz me proposent ce que dessus, ce qu'il plaist a V. A. que je leur responde.
De Ee i) ce XVIme d'Aoust Ao. 1565.
A Madame.
Als boven II (No. 300), f. 199.
147. I5^5 — Augustus 20.
Van Margaretha aan Brimeu. — Antwoord op No. 146. Alvorens eene beslissing te kunnen nemen op de door de Staten overgegevene artikelen wenscht zij het gevoelen van Kanselier en Raden daarover te vernemen. Zij heeft den kanselier gelast haar dit ten spoedigste te doen toekomen. De Stadhouder moet den Landdag herinneren, dat de artikelen te laat zijn ingezonden, en aansporen toch tot inwilliging der bede over te gaan,
Mon cousin, Je receus le XIXme sur le midy vostre lettre du XVIme de ce présent mois. Pour a. laquelle vous respondre, oultre ce que le temps est bien court entre cy et le XXVme de ce mois pour se résouldre sur les articles des Estatz de Gheldres mentionnez en vostredicte lettre, il a semblé bien requis en communicquer premier avec ceulx du Conseil en Gheldres comme ceulx qui, estans les myeulx imbuz des droictz et haulteurs de Sa Majesté illecq, en peuvent donner tous plus d'esclarcissement, pour tant myeulx aussy en estre icy adverti de point prendre résolution par trop préjudiciable ausdicts droictz et haulteurs et importante diminution d'iceulx, chose que moings convient en Gheldres que aultre part, pour y avoir Sa Majesté moings de jurisdiction que ailleurs, estant partant tant plus besoing de regarder de maintenir et conserver celle qu'il y a. Et comme dictes avoir parlé au chancellier dudict Gheldres, vous aurez aussy sceu pourquoy ceulx dudict Conseil n'y ont encoires advisé 2). Néantmoings, pour de ce costé faire tout ce que selon la briefveté du temps se peult, afin de retrancher ausdicts Estatz
1) waarschijnlijk = Ede.
2) De schuld lag aan de pest, die hevig te Arnhem heerschte en het Hof genoopt had' zijne vacantie vroeger dan gewoonlijk te stellen. Zie hierover Bijdr. en Med. VI, blz. 16. Op de hier behandelde zaak slaan de volgende woorden uit eenen brief, van Margaretha aan den kanselier van 20 Augustus: „Sonder eenich vertreck oder uuytstell soevoele Raden Syner Maj. als in der yle by den anderen to crygen, to bescheiden op eenige andere gelegene plaetze dan to Arnhem, indyen die sterfte daer noch es." De heeren hielden nu hunne bijeenkomsten in kloosters en huizen om de stad.



VAN PARMA EN CHARLES DE BRIMEU.
135
1'occasion de refuser ou retarder 1'accord de Payde demandéesur ce faict desdicts articles, l'on les va icy examinant, de sorte que bientost après 1'arrivée du conseillier Coebel celle part s'espère qu'en pourrez avoir nouvelles, et si a l'on derechef en toute dilligence rescript audict chancellier de a la mesme visiter lesdicts articles et y adviser avec ceulx du Conseil, qu'il pourra mectre incontinent ensemble, et sans s'excuser sur 1'absence des aultres, et vous envoyer le tout devant que les Estatz se séparent 1). Par oü, si iceulx ne vous ramentoivent lesdicts articles, vous ne leur en toucherez aussy; et s'ilz en font mention, leur pourrez dire que les attendez pour leur en povoir donner nouvelles dans deux ou trois jours et que pour cela ilz ne laissent a passer oultre a leur accord, leur remonstrant joinctement que, pour avoir lesdicts articles esté envoyez icy de leur part si tard que l'on n'a eu loysir de y faire les debvoirz susdicts et après les veoir, examiner et s'en résouldre plus tost, ilz ne peuvent bien entendre que ce ne faict 2) que par eulx, qu'ilz ne les ayent au premier jour de leur assemblee; et si, ayant veu ce que l'on vous en faira entendre d'icy et 1'advis desdicts du Conseil en Gheldres, vous y trouvez encoires quelque difficulté, vous m'en advertirez en diligence, pour vous y résouldre comme se trouvera convenir.
De Bruxelles le XXme jour d'Aoust 1565.
Au conté de Meghem.
Als boven II (No. 300), f. 205.
148. 1565 — Augustus 22.
Van Margaretha aan Brimeu. — Zij vraagt zijn gevoelen en dat van het Hof over het proces tusschen Hérman van de Poll, ambtman van Maas en Waal, en Jacob Pieck over de bediening van genoemd ambt en verbiedt hem tot aflossing der pandschap over te gaan, voordat hij nader bericht van haar heeft.
Mon cousin, Herman van Poll, amptman entre Maess et Wael, nous a fait présenter la requeste cy-joincte 3) touchant le différent, qu'il a a cause de ladicte amptman nie contre Jacob Pieck, seigneur d'Ysendorn, dont les Bourgmaistres, Eschevins et Conseil de la ville de Nyemegem m'ont nagaires envoyé 1'entier procés, lequel j'en voye présentement aux chancellier et gens du Conseil du Roy, mon seigneur, en Gheldres pour le tout veoir et visiter et après le renvoyer avec leur advis. Dont vous ay bien voulu adviser par la présente, vous requérant et ordonnant ou 4) nom et de la part de Sa Majesté que ce pendant veulliez tenir le tout en surcéance et estat, sans procéder au desgaigement d'icelle amptmannye ou 4) nom de Sadicte Majesté jusques
1) Zie bijlage III.
2) Dit woord is twijfelachtig, maar de zin volkomen duidelijk, n.1. dat het alleen hunne eigene schuld is.
3) Dit is niet aanwezig.
4) Er staat zeer duidelijk ou, terwijl natuurlijk au bedoeld is.



136
BRIEFWISSELING TUSSCHEN MARGARETHA
a. ce que, veu vostre advis, que vous requiers me voulloir aussi escripre sur ceste matière ensemble celuy desdicts du Conseil en Gheldres, vous auray adverti de ce que conviendra faire en icelle matière.
De Bruxelles le XXIIme jour d'Aoust 1565. Au conté de Meghem.
Brieven uit en aan het Hof No. 1784/43.
149. 1565—Augustus 24.
Van Margaretha aan Brimeu. — Hij moet den Landdag mededeelen, dat men in het algemeen hunne wenschen niet onredelijk acht, maar wegens de kortheid des tijds nog geene beslissing heeft kunnen nemen, en hen voorts aansporen tot inwilliging van de bede. Het advies op de artikelen gaat hierbij.
Mon cousin, Je vous envoye suyvant mes dernières le besoigne sur les articles exhibez de par les Estatz de Gheldres 1), par lequel vous verrez en quelz termes se retrouve le faict desdicts articles, et si présentement l'on est pour en pouvoir respondre absolutement ausdicts Estatz, qui certes ne procédé que par avoir lesdicts articles esté de leur part exhibez ainsy sur le tard, de sorte que ne s'y est peu faire aultre chose jusques ores, et toutesfois il a semblé que, pour avancer 1'ayde, leur debvrez remonstrer cecy et que la pluspart de ce qu'ilz ont requis par lesdicts articles, s'est trouvé raisonnable et que sur quelques ungz n'a esté possible se résouldre absolutement a. faulte de quelques pièces, qui nécessairement doibvent estre veues et lesquelles, n'estans a. la main, ne sont esté recouvrables en ceste briefveté de temps, et que toutesfois les diligences possibles y seront faictes pour après y estre prinse résolution la plus favorable en leur endroict que bonnement faire se pourra, et les requérir partant de ne vouloir retarder ladicte ayde k ceste occasion provenante d'eulx, ains d'y passer oultre conforme au bon espoir, que a. la dernière assemblee ilz en ont donné. Et sera bien que, pour tant plus haster et avancer ce faict de la résolution sur lesdicts articles, tenez main que ceulx du Conseil en Gheldres se despeschent tost de y adviser et y adjouster la déclaration faicte par Sa Majesté Pan LIX k Gand sur le faict de leur jurisdiction, pour, le tout joinct ensemble, en prendre résolution finale au plus tost qu'il sera possible avec vostre advis.
De Bruxelles le XXIILIme jour d'Aoust 1565.
Au conté de Meghem.
Correspondance de Gueldre et Zutphen II (No. 300), f. 206.
1) Zie No. 147.



VAN PARMA EN CHARLES DE BRIMEU.
137
149a. 1565 — Augustus 22.
Het advies, samengesteld in overleg met den Geheimen en den Staatsraad, op de artikelen, die door den Gelderschen Landdag aan de Regentes waren overgegeven.
Sur les articles exhibez k la ducesse de Parme, Plaisance etc, Régente etc, par les Estatz de Gheldres, après qu'iceulx ont esté veuz et examinez tant au Conseil Privé que celluy d'Estat, a esté advisé selon qu'il s'ensuyt:
Premiers en général a esté considéré que les Estatz de Gheldres ont en leur escript obmis plusieurs articles fort principaulx de 1'instruction du Conseil du Roy illecq, y observée jusques k présent, lesquels articles obmis S. A. entend (selon aüssy qu'elle est informée estre i'intention des Estatz) que se doibvent insérer en la nouvelle instruction, qui se pourra dresser.
Davantaige comme S. A. a esté informée que oultre ladicte instruction ancienne a esté faicte une déclaration par Sa Majesté k Gand én 1'an LIX concemant plusieurs articles d'importance de semblables matières, mentiönnées au concept desdicts Estatz de Gheldres, laquelle déclaration n'a présentement esté k la main pour estre veue, a semblé n'estre conseillablè k Sa Majesté 1) de résouldre absolutement sur lesdicts articles sans premier avoir veu ladicte déclaration.
Et veu que ceulx du Conseil en Gheldres sont plainement informez de ceste matière, a pareillement semblé, mesmes póur satisfaction de Sadicte Majesté, qu'il ne sera bonnement possible de résouldre sansavoir veu leur advis.
Touchant le poinct du changement du Conseil et de le réduire k certain nombre a esté advisé que pour le présent tout doibt demeurer en tel estat comme il est, mais que k 1'avenir peu k peu le Conseil sera réduit k dix personnes, y comprins le chancellier et mombour, dont les quatre seront nobles du pays, de chascun quartier d'icelluy ung, et les six k la libre disposition de Sa Majesté, prenant gens ydoines et quaJiffiez et ayant regard que ceulx du pays soyent préférez aux estrangiers, selon qu'il est porté par le traicté de Venloe.
Et au regard des haultz officiers il ne convient astraindre Sa Majesté plus qu'elle n'est par ledict traicté de Venloe et que partant au lieu de 1'article mis par lesdicts Estatz on prendra les propres motz dudict traicté.
Touchant le concept desdictz Estatz pour Pordonnance dudict Conseil a esté advisé comme s'ensuyt sur chascun article:
Sur le premier: Transeat.
Hme: Idem.
Illme: Idem, saulf que au lieu des motz „tot haere cognitie staende" sera mis: ende de saecken, die sy bevinden sullen tot haere cognitie nyet te staene, sullen sy affslaen ende hinwysen daer sy behoeren.
Sur le IIHme: Transeat, moyennant qu'il ne parle „dan van gewichtigen saecken" seulement.
Le Vme passera, saulf que choses d'importance seront monstrées aux chancellier et Conseil ensemble et les aultres au chancellier seul.
Sur le VIme: Transeat.
Vllme sera réformé en la forme et manière 'comme s'ensuyt: „Item sullen Cantzler ende Raeden voir hen moegen ontbieden alle persoenen, oick dieghenen, die tot hoere kermisse nyet en staen, om te verstaen tot vruntlick accord, welverstaende dat, daer sy bevinden, dat die kennisse hen nyef toe en behoert, sy nyet vorder partyen en sullen verschryven dan tot vruntlick verhoer; wellicke partien dan sullen moegen erschinen,
1) Verschrijving voor A 11 e s s e ?



138
BRIEFWISSELING TUSSCHEN MARGARETHA
indyen haer belieft; ende soe verre nyet, sullen 'tzelve den voirs. Cantzler ende Raeden guets tiits schriftelyck te kennen gheven. Ende daer sy bevinden, dat die kennisse hen toestaet oft schiint toe te staen, sullen partien soewael ten rechten als tot vruntlicken verhoer moegen bescheyden, wellicke partien alsdan geholden sullen siin to erschynen; ordonnerende nyettomin den voirs. Cantzler ende Raeden vlietelyck insihens te hebben, oft die kennisse hen toestaet ofte schiint toe te staene oft nyet."
VIHme: Transeat, saulf qu'il serat dict „van saecken, die sy bevinden sullen tot haere cognitie te staen."
IXme: Qu'on regardera d'y ordonner comme sera trouvé convenir, et demeurera ce pendant le tout au mesme estat qu'il a esté jusques a maintenant.
Xme: Idem ut supra proximo.
Xlme: Idem.
XHme: A semblé ne se pouvoir aulcunement résouldre sans préallablement avoir Padvis desdicts du Conseil en Gheldres.
XHIme: Transeat, saulf qu'il y soit dict „Stadtholder, Cantzler ende Raeden."
XHIIme: Transeat.
XVme: Idem.
XVIme: Idem.
XVIIme: Transeat, moyennant que Partiele, qui est encoires davantaige en 1'ancienne instruction, y soit adjousté, asscavoir que, quand la possession est doubteuse, la cognoissance doibt appartenir au Conseil.
XVIIIme: Transeat.
XIXme: II n'a semblé vuydable sans Padvis dudict Conseil en Gheldres et comment Pon en a usé par cy-devant.
XXme: Idem ut supra proximo, aussy que ladicte déclaration doit préallablement estre veue.
XXIme: Transeat.
XXIIme: Idem.
XXIIIme: Idem.
XXIIIIme: Sera eu Padvis dudict Conseil en Gheldres et comment l'on en a usé.
XXVme: Idem ut supra proximo.
XXVIme: Combien que la difficulté n'en semble estre grande, toutesfois a semblé le plus seur de aussy y avoir Padvis dudict Conseil.
XXVII et XXVIIImes: L'on se reiglera en eest endroict selon 1'ordonnance de S. A. cy-reprinse, sans qu'il semble besoing d'ultérieure déclaration.
XXIXme: Le „lantbrief" icy mentionnée sera veu et après y ordonné comme se trouvera appartenir.
XXXme: S. A. regardera de faire despescher la requeste cy-mentionnée k la première opporhmité.
XXXIme: Idem ut supra proximo.
XXXIIme: Transeat, y adjoustant „sonder nyeuwe kennisse van saecke te nemen."
XXXIIIme: Transeat. XXXIIIIme: Idem. XXXVme: Idem.
XXXVIme: Comme sur ceste matière a esté faict certain concept aux Finances et depuys veu au Conseil d'Estat, icelluy concept sera reveu et revisité, pour après y estre ordonné comme de raison.
XXXVIIme: Idem ut supra proximo.
XXXVIIIme: Sera eu préallablement Padvis desdicts du Conseil en Gheldres.



VAN PARMA EN CHARLES DE BRIMEU.
r39
XXXIXme: A semblé qu'il doibt estre royé et remis en Ia place 1'article de 1'ancienne instruction parlant de la mesme matière. XLme: Transeat. XLIme: Idem.
XLIIme: Sera royé et au contraire dict: La oü la cognoissance n'est ostée audict Conseil, elle leur debvra demeurer. XLIIIme: Transeat.
XLIIIIme: Sera eu 1'advis de ceulx du Conseil en Gheldres avant que aulcunement y ordonner. XLVme: Transeat.
XLVIme: Idem, bien entendu que les subjectz ne useront aussy d'aultres termes que d'anciens Gheldrois. XL VHme: Transeat. XLVIIIme: Transeat.
Et a semblé qu'en fin se doibt réserver a, Sa Majesté 1'interprétation et aussy de remédier aux inconvéniens, si par cy-apres se trouvera estre de besoing.
Faict par Son Altèze au Conseil d'Estat tenu è. Bruxelles le XXIIme jour d'Aoust 1565.
Als boven II (No. 300), f. 307.
150. '505 — Augustus 28.
Van Brimeu aan Margaretha. — De Landdag heeft onvoorwaardelijk geweigerd de bede in te willigen. Van de artikelen is met geen woord gerept.
Madame, J'ay faict tout le debvoir possible pour obtenir 1'ayde, que V. A. m'ast commandé, de ceulx de ce pays, mais bien loing de mon espoir tel trouble s'est entremeslé parmy eulx par quelques movays espryz, qu'ilz ont refusé tout plat et, quelques remonstrances que j'ay sceu faire, sont tousjours demeurez obstinez, comme V. A. entendra le tout plus amplement par le conseiller Cobel. Dont je n'ay volu laisser d'advertir V. A., pour veoir ce que luy plairast en estre faict davantaige, et me le commander. Ilz n'ont faict nulle mention de leurs articles contre ceulx du Conseil, par oü V. A. aurast assées de loysir d'en délibérer. J'entendray plus amplement 1'occasion de cerefus tant inopiné et ne fauldray vous en advertyr 1).
De Niemeghen ce XXVIIIme d'Aoust 1565.
A Madame.
Als boven II (No. 300), f. an.
151. 1565 — Augustus 28.
Van Brimeu aan Margaretha. — Antwoord op No. 148. Hij zet zeer uitvoerig den loop der zaak uiteen. Daar het overtuigend is gebleken, dat Herman van de Poll ongelijk heeft, verzoekt hij gemachtigd te worden om het door het Hof ten voordeele van Jacob Pieck gewezene vonnis ten uitvoer te leggen en Johan Mom volgens diens commissie in het bezit van de ambtmannie te stellen.
Madame, Après avoir receu la lettre de V. A. en date du XXLTme de ce moys avecq la supplication de Herman van de
1) Zie Zijp a, w., blz. 191 —193.



140
BRIEFWISSELING TUSSCHEN MARGARETHA
Poll, amptman entre Maes ende Wael, retournant avecq ceste, ay bien volu (avant que donner mon advis) aulcunement a V. A. descouvrir le succès de 1'afFaire, a scavoir que après la pronunciation de la sentence de ceulx du Conseil ichy touchant 1'engagée amptmannye de Maes et Wael susdicte en faveur de Jacob Pieck, seingneur d'Isendoren, lequel avoit achapté et (en vertu de ladicte sentence) gaigné et acquis a soy les trois partz, en ayant aussy depuis prins en ferme la quatriesme part de la gagière de la mesme amptmannie, ceulx de Nymmegen au nom des Estatz de ces pays (a la requeste dudict van de Poll) m'ont instamment requis vouloir tenir en surcéance 1'exécution de ladicte sentence jusques a. tant que les députez desdicts Estats et moy aurions esté en Court et que a. V, A. fussent remonstrées les raisons de la nullité de la sentence et qu'elle ne mériteroit aulcune exécution; ce que leur ay bien voulentiers accordé; et que après estre arrivez en Court lesdicts députez ont envoié le procés a. Louvain pour s'informer du droict d'icelluy van de Poll. Quoy faict sont venuz vers moy les députez des Estats, estant avecq eulx le Loing, docteur, qui aussy avoit consulté 1'affaire, me disans que, veu qu'ilz ne trouvoient aulcun droict ou fondament auprès ledict van den Poll, ilz remectoient 1'affaire en mes mains, pour faire 1'exécution ou ordonner comme de raison. Et comme tousjours j'ay esté et encoires suis trés instamment poursuivy de la part dudict seingneur d'Isendoren pour avoir exécution de sa sentence, j'ay (non toutesfois sans encoires avoir communicqué avecq ceubc. du Conseil et en toute diligence m'informé de meritis cause et 1'estat du procés) quicté icelluy van den Poll de son serment, le déportant de 1'estat etc, et au „Ritterschap" ou nobles del'amptmannye chascun a. part par une lettre signifié le deportement dudict van den Poll et leur fait monstrer ladicte sentence avecque la commission de Sa Majesté donnée a Johan Mom, bien bon gentilhomme et beau-fils dudict seingneur d'Isendoren, présenté a la déserviture de 1'office. Mais ledict van den Poll, bien monstrant son inobédience, ne s'est non seullement, après estre quicté de son serment, avanché soy retenir de fait en 1'office, mais at aussy suborné les nobles, en sorte qu'ilz n'ont voulu sermenter ny accepter ledict Jehan Mom, chose certes de trés mavaix exemple et tendante a. desréputation de moy au nom de Sa Majesté et ceulx de Son Conseil, et me samble pourtant (soubz correction) que V. A. doibt rejecter toutes frivoles raisons et allégations dudict van den Poll et (cassant toutes surcéances) me commander que incontinent et sans aulcun dilay (considéré que i'affaire requiert haste, car, estant ledict van den Poll déporté de son serment, ny la justice ny les „diickschouwes" péuvent avoir leur progrès au trés grand dommaige des parties et a, raison de quoy pourroient aussy aux dicques sourdre insupportables inconvéniens) je face 1'exécution de ladicte sentence, ostant celluy van den Poll et mectant de fait Johan Mom suyvant sa commission en 1'office de Maes ende Wael, le tout en telle sorte comme je trouveray appertenir; comme aussy me samble (soubz



VAN PARMA EN CHARLES DE BRIMEU.
141
trés humble correction) que V. A. fera bien de doresnavant n'accepter plus telles ou samblables requestes et a. 1'appétit d'une singuliere personne faire révider les sentences du Conseil, n'est que V. A. face premièrement une manière de révision générale par tout le pays conforme k celles des aultres Courts ou aultrement; ce que toutesfois (comme samble) seroit contre le text du traicté de Venlo contenant ces motz: „Oick sal Zyne Majesteyt institueren eyn cancelerye binnen denselven landen, daer die ondersaten alle gewoontiicke bescheit verfolgen ende vercrygen zullen, zonder diezelve mit eenige uuytlendische rechtforderonge to beswaren" etc.
Et finallement, Madame, comme j'ay pour certain entendu que ceulx de 1'amptmannye de Maes ende Wael ont esté des principaulx, qui en ceste dernière journée ont subverty 1'aide, en quoy (encoires que ledict van den Poll n'at porté la parolle) fait bien k présumer qu'il n'a fait beaucoup de bien, je donne k V. A. a penser comment il mérite aulcune faveur contre ledict Jacob Reek, qui depuis la réduction du pays a. feu 1'Empereur de trés haulte mémoire et depuis a Sa Majesté at si bien et loyallement servy en estat de conseillier, comm'il faict encoires.
De Nymmegen ce XXVIIIme d'Aougst XV°LXV.
Brieven uit en aan het Hof No. 1754/50.
152. Ï565 —Augustus 31.
Van Brimeu aan Margaretha. — Het Hof verkeert in groote moeielijkheid, daar verscheidene klachten wegens spolium zijn ingekomen en de Landschap beweert, dat deze ten landrechte behooren te worden afgedaan. Hij heeft niet beter weten te doen dan deze zaken aan te houden in afwachting van de beschikking der Regentes op dit punt.
Madame, Depuis au Conseil estre faicte la visitation des articles par les députez du pays conceuz pour réformer 1'ordonnance de la Chancellerye, et veu et communicqué (en présence du docteur Coebel, conseillier) 1'advis dudict Conseil sur lesdicts articles, nous sont audict Conseil survenues aulcunes supplications, par lesquelles les parties se plaindoient de violente spoliation ou „geweltlicke ende daetlicke spolium", demandant jour devant nous. Et comme iceulx du Conseil dirent (non qu'ilz ne youlsissent fort bien estre déportez de la paine et travail, mais a cause de leurs office et serment) que en vertu de ladicte ordonnance (sur laquelle — après 1'estre pardevant les contes de Lalaing et Horne 1) disputée — le Roy avoit fait Sa déclaration et depuis une aultre fois Sa finale résolution, comme appert par 1'extract cy-encloz), ilz ne pouvoient rejecter ou refuser d'accepter les plainctes ou causes dudict spolium pardevant eulx, ne fust que Sa Majesté ou V. A. eust changé sesdictes ordonnance, déclaration et résolution. Et j'en ay trouvé bien grande difficulté
1) De twee vorige stadhouders van Gelderland.



142
BRIEFWISSELING TUSSCHEN MARGARETHA
a cause que ceulx dudict pays soustenoient qu'icelles plainctes debvroient estre décidées au „landtrecht" et que nul spolium viendroit devant la Chancellerie, comme ilz soustiennent encoires par leur prétendue réformation susdicte. Craindant pour ce que (en cas que nous acceptions icy telles et samblables querelles sans avoir entendu une clère et ferme résolution de V. A.) ilz pourroient mouvoir ultérieures querelles et disputes et derechef demander nouvelles révisions, ay trouvé bon de tenir lesdictes partyes en suspens, sans accepter ou refuser leurs demandes, jusques a. tant que j'auray la responce de V. A. sur ceste, ce que (a. cause que lesdictes partyes nous sont fort importunes) je prie, Madame, estre le plus tost que sera possible; et qu'il plaise a. V. A. m'escripre comment moy et ceulx du Conseil nous aurons a régler et faire de 1'ordonnance susdicte jusques a. ce que V. A. sera entièrement résolue sur les articles et prétendue réformation susdicte, affin que n'ayons doresnavant a attendre ces disputes et inconvéniens et que je n'aye a. commander ou escripre a. personne ce que en après (au désavanchemeut non seulement de mes honneur et réputation, mais aussy a. 1'amoindrissement de 1'authorité et haulteur de Sa Majesté) je ne sache accomplir.
De Nymmeghen ce dernier d'Aougst 1565,
A Madame.
Correspondance de Gueldre et Zutphen II (No. 300), f. 22a.
152a.
Uittreksel uit de Kanselarij-ordonnantie betreffende spolium en de daarop door den Koning in 1559 gegevene verklaring en resolutie.
Extract uuyt die ordonnancie der Cantzelrye, ziinde id XVIde artyckel, ende daerop gevollichte erclarongh ende resolutie Syner Majesteyt.
Insgelicx van alle materiën possessoir van leenen ende gewaltelicke spolium van alle andere weerlicke goeden.
Erclerongh.
Aengaende causam violenti spolii der wèrtlicker gueder halven wil geliickfals Zyne Majesteyt genedichlick erlyden, woe id oick durch den gedeputeerden voors. voor gebuerlick beducht geweest, dat zullicke zakken voor Stadtholder, Cantzler und Raeden sonder formeel proces und mediante summaria cause cognitione emuytert zullen worden und dat nae sullicke geschene. eruuyterongh den amptman bevolen worde den spolierten stracks to restitueren oder aver dat durch preventie (die hyerinne stat hebben sall) dese selve saicken van den voors. Stadtholder, Cantzler und Raeden off ten landtrecht erkent werden.
Resolutie.
Syne Majesteyt haldt sich aen 'tghoene hierbevoirens daervan gedisponeert is geweest ende dat zy nyet gefundeert en siin in oire replicque.



VAN PARMA EN CHARLES DE BRIMEU.
»43
153. 1565 — September 4.
Van Brimeu aan Margaretha. — Antwoord op No. 149. Hij kan zich geheel vereenigen met 's Hoves advies op de artikelen der Landschap en zal dit eerstdaags naar Brussel zenden. Hij geeft den raad om den kanselier en een lid van den Geheimen Raad aan te wijzen om de zaak met eenige afgevaardigden der Landschap te bespreken, daar hij gelooft, dat zij wel bewogen kunnen worden om eenige punten te laten vallen. Voorts wijst hij er op, dat men in Gelderland meent, dat de niet in de nieuwe artikelen genoemde artikelen der oude ordonnantie zullen vervallen, waarover hij en Coebel anders denken.
Madame, Depuis avoir receupt la lettre de V. A. du XXIIIIme d'Aoust avecque 1'advys des Consaulx d'Estat et Privé sur la réformation, que ceulx de ce pays demandiont estre faicte sur 1'instruction ou ordonnance du Conseil d'icelluy, j'ay avecques eulx visité lesdicts advys ensamble le lheure en présence de monsr. Coebel et comme tous les advys sont assées d'ungne oppinion, je ne puis lesser de m'y conformer oussy, mesmement qu'il n'y en ast que VI ou VII principauls articles du pays, qui sont en différants. Reste seulement que (a correxion de V. A. trés humble) il me samble qu'il serast nécessaire, quant ceulx dudict pays les sollicitront encores, que V. A. ordonnast quelqung du Privé Conseil et le chancellier de Gueldres pour regarder de accorder avecque quelques députées dudict pays ces choses o plus prés de la raison. Car s'yl est ainsy, comme ceulx de ce Conseil disent, ils ont trouvé tout plain de choses, par lesquelles avecqüe bonnes raisons on les porroit faire désyster avecque leur contentement de aulcungnes poincts, qu'ils demandent.
Ancores serast il besoing en ceste communication prendre égart a ce qui s'ensuit, c'est que monsr. Coebel et moy avons tousjours entendu que les articles de la vielle ordonnance, dont en ces nouveaulx n'est faicte mention, doivent demourer en vighuer. J'ay toutesfois entendu par ceulx du pays, qu'ils 1'entendent aultrement; dont n'ay volu lesser d'avyser V. A., affin que, quant le tamps viendrast, elle il 1) pourvoie. Qui est tout ce que pour le présent en seroye 2) donner pour mon advys; suppliant trés humblement V. A., veu que il n'y ast poinct de haste, qu'elle ne prende de movaise part que je ne luy ay encores envoié 1'advys de ceulx dudict Conseil en Gueldres, pour ce que je 1'ay faict copier, et je ne fauldray le faire d'icy a deux ou trois jours.
De Niemeghen ce IlIIme jour de Septembre a° 1565. A Madame.
Als boven II (No. 300), f. 335.
1) = y. 2) = scauroye.



144
BRIEFWISSELING TUSSCHEN MARGARETHA
154. 1565—September 13.
Van Brimeu aan Margaretha. — Hij zendt haar verschillende stukken, verbalen enz. in verband met het verzoek van de Landschap om verandering der Kanselarij-ordonnantie.
Madame, Suyvant ce que j'ay puis nagaire escript k V. A. que endedens cincq ou dix jours luy envoyeroye 1'advis de ceulx du Conseil ichy sur les articles par les députez du pays conceuz touchant la réformation de 1'ordonnance de la Chancellerye ichy, avecq la dernière résolution de Sa Majesté donnée a Gandt, j'envoye non seullement lesdicts et résolution, mais aussy (affin que V. A. puisse tant mieulx et plus clèrement entendre la soursse et fondament de tout) les verbals et escriptures de ceulx du Conseil et députez servis devant les contes de Lalaing et Hoirne avecq les pièches y servantes; avecq aussy la première déclaration par Sa Majesté faicte k Bruxelles et les doléances du pays sur la mesme déclaration ensuyvies, sour lesquelles Sa Majesté a faict mectre en marge Sadicte résolution dernière 1).
De Monickhuysen 2) auprès d'Arnhem ce XlIIme de Septembre XVCLXV.
A Madame.
Als boven II (No. 300), f. 226.
155. 1565 — September 26.
Van Margaretha aan Brimeu. — Antwoord op No. 152, 153 en 154. Zoo lang niet in tegengestelden zin is beslist, moet het Hof de klachten over spolium aannemen. Zij is het niet met hem eens ten aanzien van het van kracht blijven der niet genoemde artikelen en dankt voor de toezending der stukken.
Mon cousin, J'ay receu vostre lettre du dernier d'Aoust, sur laquelle pour cause d'aultres affaires plus urgens ne s'est peu respondre plus tost que maintenant, que je voy vous dire sur ce que requérez, scavoir si debvrez a. ceulx, qui se dient notoirement estre spoliez, donner jour de justice pardevant ceulx du Conseil illecques ou non, que, considérées les allégations par iceulx du Conseil reprinses par vostredicte lettre, aussi les ordönnances et déclaration d'icelles, a icy semblé que l'on ne doibt dépossesser Sa Majesté tant que cy-après aultrement en soit ordonné, et que partant la provision de justice se pourra accorder pardevant ceulx du Conseil comme elle est requise; vous advertissant en oultre avoir receu voz lettres du IILTme du présent, par lesquelles par advis desdicts du Conseil vous semble que l'on pourroit faire désister les Estatz de Gheldres de plusieurs poinctz par eulx mis en avant, en faisant avec eulx communicquer par le chancellier Ulecques et quelcun du Conseil Privé; sur quoy je ne fauldray
1) Aan den kant staat: „Tous les pièches cy-mentionnées sont démeurées ès mains de monsr. Hopperus".
2) Zie de noot op blz. 134.



VAN PARMA EN CHARLES DE BRIMEU.
H5
d'avoir bon regard, quand je viendray a. me résouldre la-dessus, n'ayant pour le présent icy semblé aucunement convenir que les articles de la vielle ordonnance, dont au concept de la nouvelle, dressée par lesdicts Estatz, n'est faicte mention, demeurent dehors, comme iceulx Estatz 1'entendent, mais au contraire quenécessairement ilz y doibvent demeurer; sur quoy toutesfois sera plus amplement délibéré, venant a. ladicte résolution.
J'ay aussy receu aultres voz lettres du XlIIme de cedict mois avec les pièces y joinctes, vous scachant bon grey d'avoir recouvert si particulièrement le tout, ce que servira grandement pour tant mieulx se résouldre sur ladicte matière.
De Bruxelles le XXVIme jour de Septembre 1565.
Au conté de Meghem.
Als boven II (No. 300), f. 227.
156. 1565 — September 28.
Van Brimeu aan Margaretha. — Hij schrijft over wervingen van soldaten in het graafschap Hoya en in Oostfriesland, die echter geen bedenkelijk karakter dragen.
Madame, Sur ce que V. A. m'avoit commandé que je me informisse s'yl ce 1) faisoit quelque levée icy-alentour et sinament 2) au pays de Frise, j'ay eu ce matin nouvelles qu'il se faict quelque assamblée tant de gens de chevaulx que de pied en la contée van der Huyen 3), et mesmement ceulx, qui ont la cherge, donnent XI escus pour cheval contant. Aulcuns veullent dire que ce seroit pour le duc Erich pour secourir la maison de Russenbourg 4), que 1'évesque de Munstre avoit assiégé avecq quelques soldarts et paysans. Ladicte maison estoyt a ung gentilhomme du pays dudict duc, nommé Assenbourg, mais elle se est rendue il y at deux ou trois jours, parquoy on pense, sy ceste levée se faict pour ledict duc Erich, qu'elle se romperat toute.
Au pays de Oystfrise il ne se faict aultre levée, sinon le conté d'Emde at assemblé quelcuns de ses subjectz pour garder que ses 5) soldarts de 1'évesque de Munstre ne luy feisent quelque foule o dommaige en son pays. Je attens des nouvelles plus particuliere d'icy a ung jour ou deux et ne fauldray en advertir a V. A.
De Niemeghen ce XXVIIIme de Septembre a°. 1565. A Madame.
Als boven II (No. 300), f. 228.
1) = se. 2) signamment? 3) Hoya.
4) In het Regierungsbezirk Munster, Kreis Lüdinghausen.
5) Verschrijving voor les.
IO



146
BRIEFWISSELING TUSSCHEN MARGARETHA
157. 1565 — October 4.
Van Margaretha aan Brimeu. — Antwoord op No. 156. Zij dankt voor de inlichtingen en beveelt hem waakzaamheid aan, daar men niet weet, of hertog Erik niet nog iets anders in den zin heeft.
Mon cousin, Je vous mercie des advertences, que m'avez faict par vostre lettre du XXVIIIme de Septembre passé, vous requérant de continuer et faire continuer les diligences d'apprendre ce que passé ultérieurement de semblable qualité, mesmes si de par le duc Erich de Brunsweigh se faict quelque levée, d'autant que, s'il estoit vray que m'est venu adverti, qu'il auroit quelque menée en train en compaignie de quelques aultres princes allemans, il pourroit bien se servir de 1'occasion de cestuy exploict de 1'évesque de Munster pour, soubz prétext de se revenger de luy a. la faveur du gentilhomme Henry van Asschenbergh, estant son ministre, tant myeulx faire quelque amas de gens de guerre a. aultre fin; vous recommandant partant le bon oeyl en eest endroict avecq le soing requis.
De Bruxelles le IHIme jour d'Octobre 1565.
Au conté de Meghem.
Als boven II (No. 300), f. 239.
158. 1565—November 21.
Van Margaretha aan Brimeu. — Zij gelast hem het tusschen Jacob Pieck en Herman van den Poll gewezene vonnis uit te voeren en Johan Mom in het bezit van het ambt van Maas en Waal te stellen en te handhaven.
Waelgeboren, lieve neve, Nhadem wy int langhe gehoert hebben het rapport des geschils 1), hierbevoiren verresen tusschen Jacoppen Pieck, heeren tho Isendoren, ende synen behilickten son Johan Mom ter eenre ende Herman van den Pol ter andere zyden aengaende id ampt van Maes ende Wael ende allerley Wael und rypelyck bewegen, 'twellick desenthalven aen to sien ende to mereken stonde, hebben verordent, dat die sententie, by Syner Majesteyts Cantzler und Raeden in dem lande van Gelre deser saecke halven gegeven, und wes sunst in cracht derselver gedaen ende naergevolght, geboerlycken voirtganck hebben sal, und is daerop van wegen Syner Majesteyts onse ernste meynongh, dat ghy (executerende de voirs. sententie) den voirs. Johan Mom stelt in possessie des voirs. ampts ende hem daerby haldt ende hanthavet als ghy bevinden sult to behoeren. Versihen van wegen Syner Majesteyts wy ons alzoe tot u etc.
Datum Bruessel den XXIsten dach Novembris XVCLXV.
Au conté de Meghem.
Als boven II (No. 300), f. 311.
1) Zie No. 148 en 151.



VAN PARMA EN CHARLES DE BRIMETL
147
159. 1566—Januari 21.
Van Brimeu aan Margaretha, — Hij schrijft over geruchten aangaande wervingen van den graaf van Schafimburg, ofschoon deze zelf de waarheid daarvan ontkent.
Madame, Aulcuns gentilzhommes tant de ce pays que de celuy de HessejKm'ont adverti qu'ilz sont esté requis du conté de Schouwenborch de luy amener quelques gens de pied et de cheval, et dict on qu'il doibt faire dix enseinges de gens de pied et mil chevaulx. Mesmement aussy aulcuns de ce pays m'ont désia demandé congié pour 1'aller servir. Toutefois ledict conté passat avant-hyer par ichy et me vint voir. Je luy demandy entre aultres propos sy ce que dessus estoit vray. II me dict que non. Toutesfois je suis bien asseurré que sy, et je ne sgay s'il le fait pour^ quelque famfaire 1) oü a. bon escient 2), car il n'at encoires baillé argent k personne.
Et comme il est pensionaire du duc Erich, chascun présume qu'il le fait pour son service. Je luy demandy aussy s'il alloit vers ledict duc. II me dict que non et qu'il ne passeroit Culenborch 3). J'ay envoié incontinent ung après pour le sgavoir. De ce que je pourrois entendre et du surplus je ne fauldray de m'en informer et en advertir V. A. II est passé ung sien messagier ichy, lequel, beuvant en une taverne, disoit que les gens, que son maistre levoit, estoient pour le service du Roy et que c'estoit pour mectre en exécution quelque intelligence, que le Roy et la royne d'Escosse avoient parensemble contre la royne d'Angleterre.
D'Arnhem ce XXIme de Janvier XVCLXVI.
A Madame.
Als boven III (No. 30a), f. 3.
16°- 1566 (1565)—Januari 30.
Van Margaretha aan Brimeu. — Antwoord op No. 159. Zij verzoekt hem het oog te houden op de bewegingen van den graaf van Schaumburg en zegt niets te gelooven van het gerucht, als zouden die troepen bestemd zijn om de koningin van Schotland tegen die van Engeland bij te staan. •
Mon cousin, J'ay receu vostre lettre du XXIme de ce mois, par laquelle me dictes que aulcuns gentilzhommes tant de Gheldres que du pays de Hessen vous avoient adverti qu'ilz estiont requis du conté de Schouwenburgh de luy ammener quelques gens de pied et k cheval, et qu'il y auroit bruit qu'il feroit faire dix enseignes de gens de pied et mil chevaulx, ce que toutesfois ledict conté, passant par Arnhem, vous auroit nyé. Je ne puys penser, s'il en est quelque chose, a quel effect oü pour qui ce seroit, estant bien peu apparent que ce fust pour le service de
1) in het wilde. a) met opzet.
3) Hij bedoelt Calenberg in de tegenwoordige provincie Hannover.



148
BRIEFWISSELING TUSSCHEN MARGARETHA
la royne d'Escosse contre celle d'Angleterre, pour se dire qu'elles sont appoinctées. Parquoy ne sera que bien que rendez peine d'en scayoir la vérité et m'advertir de ce que pourrez entendre; vous scachant bon gré des debvoirz désia faictz et de eest advertissement.
De Bruxelles le XXXme jour de Janvier 1565.
Au conté de Meghem.
Als boven III (No. 302), f. 14.
161. 1566 (1565) — Maart 9.
Van Margaretha aan Brimeu. — Zij wijst hem met nadruk op het gevaar, dat voortkomt uit het eigenmachtige bijeenkomen van de Staten en verzoekt hem met het Hof maatregelen te beramen om daaraan een einde te maken, zonder evenwel geweld te gebruiken.
Mon cousin, Ceulx du Conseil. en Gheldres m'escripvirent le XXme de Décembre dernier passé une bien grande lettre 1), contenante plusieurs poinctz, a. laquelle s'est différé de délibérer, pour ce qu'il se disoit que lesdicts députez de Gheldres et Zutphen se devoyent trouver icy 2). Mais comme ilz ne sont venuz et qu'il n'y a nouVelles de leur venue, l'on s'est mis a. délibérer sur le contenu de ladicte lettre, et quant a. ce que en premier lieu lesdicts du Conseil advertissent que les Estatz dudict pays s'assemblent par eulx mesmes, quand bon leur semble, sans estre mandez ny convocquez par vous ny avoir eu de vous consentetement pour s'assembler, faisans confédérations et unions jurées parensemble et aultres choses préjudiciables au service du Roy, mon seigneur, certes l'on ne scauroit trouver cela sinon fort estrange et de fort mauvaise et dangereuse conséquence pour les inconvéniens, qui en peuvent naistre et ensuyvre a trés grand desservice de Sa Majesté; ce que craindant et s'estant sceu combien anciennement l'on a esté jaloux de leur assemblée, l'on y est allé avec tout le respect possible de les convocquer si peu quïl a esté faisable et fors que lors, quand l'on ne s'en est peu excuser; et n'y a pays, oü les Estatz se puissent assembier sans ordonnance ou consentement du prince ou de son gouverneur ou gouvernante générale, ne pouvans encoires les gouverneurs des provinces les convocquer sans telle ordonnance, selon que le porte la pluspart de leurs instructions; estant en ceste facon de faire desdicts Estatz de Gheldres, pardessus ce que concerne Sa Majesté, aussy meslé de vostre desréputation comme gouverneur, par oü, mon cousin, il convient entièrement regarder d'y mectre ordre; vous requérant d'y penser et communicquer et adviser avec lesdicts du Conseil comment il se pourroit faire par les moyens plus convenables et sans entrer en chose de violence ou semblable qualité, que pourroit générer aigreur, altération ou
1) Brieven uit en aan het Hof No. 1808, uitgegeven in Bijdragen Nijhoff III, blz. 49.
2) Zie Zijp a. w., blz. 196, 197.



VAN PARMA EN CHARLES DE BRIMEU.
149
trouble a, plus grand desservice de Sadicte Majesté, et de mesme adviser sur la conservation de 1'obéyssance et de 1'authorité et jurisdiction d'icelle Sa Majesté, que se voit aultrement s'en va perdue, puysque constraindant les parties a. se soubzniectre de leurs différens au jugement ou a. 1'arbitraige des députez desdicts Estatz n'est aultre chose que prétendre de introduyre peu k peu et avec le temps une jurisdiction ordinaire en leur endroict de toutes choses et causes, k totale suppression de si peu de jurisdiction que Sa Majesté exerce par dela. suyvant 1'usance de ses prédécesseurs, laquelle il est bien juste qu'ilz ne cerchent ny atteintent de Luy diminuer, comme aussy Son intention est que celle de ung chascun luy soit conservée entière, et m'adviser de ce que y aurez parensemble advisé, pour lors regarder aussy de ce costé ce que convenablement s'y pourra et debvra faire.
Au regard des requestes des „bosch-" et „brantmeesters", l'on les a mises devers les Finances, lesquelz ont depuys advisé d'en demander 1'advis de ceulx des Comptes par dela.
II y a pour le dernier la difficulté endroict 1'observance des placcartz, que lesdicts du Conseil représentent. Sur quoy ayant le VIme jour de Febvrier escript a. vous et eulx conjoinctement ce que avoit icy semblé endroict lesdicts placcartz, il ne se voit qu'il y ait aultre chose k y dire pour maintenant.
De Bruxelles le IXme jour de Mars 1565.
Au conté de Meghem.
Als boven III (No. 302), f. 54.
162. 1566—Juni 1.
Van Margaretha aan Brimeu. — Zij gelast hem den ketterschen prediker te Batenburg te laten gevangen nemen en de vrouw en den heer van Batenburg te wijzen op hunne plichten jegens den godsdienst.
Mon cousin, Je suys esté advertie comment k Batenbourgh il y a ung prescheur héréticque, séduysant par ses mauvaises presches et doctrines le peuple et faisant plusieurs choses de scandale, que (comme scavez) le Roy, mon seigneur, n'entend estre faict, souffert ny tolléré en Son pays. Parquoy de par Sa Majesté vous ordonné bien expressément et a certes que regardez par tous moyens possibles de faire appréhender ledict prescheur et faire procéder contre luy k sa punition, comme trouverez convenir; tenant main devers la dame vefve et le seigneur dudict Batenbourgh de ne souffrir que a. 1'avenir pareilz prescheurs y puyssent estre, ains que y soyent mis des bons Catholicques et de bonne vie, et avec ce admonestant lesdicts dame et seigneur de se maintenir en la saincte foy Catholicque et de ne occasionner (en faisant aultrement) Sa Majesté a. malcontentement en leur endroict. Et comme cecy est chose, que scavez Sa Majesté avoir tant k coeur, je vous encharge aultre fois tout bon debvoir et



i5o
BRIEFWISSELING TUSSCHEN MARGARETHA
diligence en ce que dessus et de m'advertir de ce que y aurez faict et en sera succédé.
De Bruxelles le premier jour de Juing 1566 1).
Au conté de Meghem.
Als boven III (No. 302), f. 68.
163. 1566 —Juni 9.
Van Margaretha aan Brimeu. — Zij zendt hem brieven van den Koning aan eenige Geldersche steden met verzoek om daarmede naar goedvinden te handelen.
Mon cousin, Je vous envoye avec ceste certaines lettres closes du Roy,' mon seigneur, que ces jours me sont venues d'Espaigne, addressantes k aucunes villes de vostre gouvernement et dont verrez le contenu par la copie joincte 2). Et comme vous cognoissez mieulx le naturel de ceulx de vostredict gouvernement et comment il en conviendra user, il m'a samblé que le meilleur sera qu'elles se distribuent et envoyent par vostre moyen, si ainsy verrez convenir, ou que aultrement en usez comme vous semblera le plus a, propoz; désirant néantmoins estre advertye de ce qu'en aurez faict.
De Bruxelles le IXme jour de Juing 1566.
Au conté de Meghem.
Brieven uit en aan het Hof No. 1839.
164. 1566 Juli 21.
Van Margaretha aan Brimeu. — Zij verzoekt hem kondschappers uit te zenden om hem in te lichten aangaande de plannen van George van Holl, die soldaten werft, naar men zegt met het oog op eenen inval in Gelderland.
Mon cousin, M'estant présentement venu advertissement, et de bon lieu, que George van Holl seroit après une levée de XXHH enseignes de gens de pied, ausquelz sejoindroyentHIIm chevaulx, pour parensemble ruer sur le pays de Gheldres, je n'ay voullu faillir le vous signiffier en diligence par ce porteur tout exprès, afin que incontinent envoyez et tenez continuelement gens dehors pour s'enquérir soigneusement et au vray de ce qu'en
1) Deze brief is ook uitgegeven in P. Cuypers-van Velthoven, Documents pour servir a 1'histoire des troubles religieux du XVIme siècle dans le Brabant Septentrional I, No. I. Reeds vroeger was hierover door het Hof aan de vrouw van Batenburg geschreven, die daarop had geantwoord, dat in hare heerlijkheid geene ketterij heerschte en ook niet zoude worden toegelaten. Zie Bijdr. Nijhoff III, blz. 184; IV, blz. 29—49.
2) Deze is niet aanwezig, maar een in het boek Landzaaken E, fol. 204 verso, voorkomend afschrift van eenen brief van den Stadhouder d.d. 13 Juni aan verschillende steden en officieren doet ons den inhoud kennen. In dit schrijven, dat diende ter begeleiding van dat des Konings, zegt Brimeu, dat Z. M. geenszins voornemens is de Spaansche inquisitie hier te lande in te voeren, hetgeen in strijd zoude zijn met hunne privilegiën, maar deze veeleer bij zijne aanstaande komst wil uitbreiden.



VAN PARMA EN CHARLES DE BRIMEU.
l5l
est, et vous advertir de ce qu'ilz pourront apprendre; et pourvoyez a. vostre gouvernement au myeulx que pourrez, me facies entendre i) ce que a. vostre advis je y pourroye faire de mon cousté, et me facies part de tout ce que vous viendra, afin que, le scachant, je puisse tant myeulx considérer ce que convient. Et vous recommandé de tant plus la bonne et soigneuse diligence en eest endroict, que ceste advertence me vient (comme je vous dis) de si bon lieu qu'il ne se doibt tenir a. peu convenant; surtout que tenez bonne intelligence avec Monsr. d'Aremberghe, comme je luy escrips présentement de faire avecques vous.
De Bruxelles le XXIme jour de Juillet 1566.
Au conté de Meghem.
Correspondance de Gueldre et Zutphen III (No. 30a), f. 85.
165. 1566 — Juli 24.
Van Brimeu aan Margaretha. — In Hessen is nog niets te bespeuren van wervingen. Hij geeft den raad verdacht te zijn op eenen mogelijk ongunstigen afloop der vergadering te St. Truyen, van welker handelingen hij op de hoogte wordt gehouden door eenen jurist, die een der voornaamste raadslieden der Geuzen is.
J'ay receu des lettres de celuy que j'ay envoyé en Hessen. II a trouvé anchores en passant par Couloigne le filz du Lantzgrave; il avoit entendu que c'estoyt le second, mais il me mande k ceste heure que c'est 1'ayné.
II ni 2) encoires nulle aparance de nulle levée; sera temps d'avoir le oill au ghet. J'ay dépesché des capitaines et aultres de tous coustés et fais mectre par escrit tout ce que je desbourseray, et j'espère que V. A. le ferast payer.
J'ay dépesché aussy un gentilhomme vers Sain-Tron, lequel en revint hier. Ils y tiennent d'estranges propos (a correction de V. A.), si le Roy ne leur accorde ce qu'ilz demandent. Ce seroit bien faict de tenir quelques gens aperceus pour 1'expiraration des 25 jours, car k ce que je entends ils nous pourroyent bien haster. J'ay gaigné un docteur en loix 3) (mais V. A. n'en parle k personne), quy est ung principal conseyller de ces seigneurs Geulx, lequel m'ast prommis de nous découvrir tout ce qu'il pourrat scavoir; je luy ay prommis, apprès que tout sera faict, que V. A. luy donnera ugne place au Conseil de Brabant ou de Malines. Je supplie trés humblement V. A., si fait quelque bon service, m'advertir si je luy en pourrai donner espoir. II est homme fort mectable et bien parlant en hault et basse aleman, francois et italien. Je 1'ay envoyé aussy k Sain-Tron. V. A. se garde de ne le descouvrir a. personne, car s'ils le scavoyent, ilz le feroient mourir 4). |H|
A Madame.
Archivo General de Simancas, Estado—Legajo 533.
1) Door tusschenvoeging is het zinsverband verstoord. a) n'y a.
3) Waarschijnlijk Diederick Wyer. Zie over hem No. 336.
4) Vermeld bij Gachard, Corr. de Philippe II, deel I, No. 416.



152
BRIEFWISSELING TUSSCHEN MARGARETHA
166. 1566 — Juli 28.
Van Brimeu aan Margaretha. — Hij heeft een onderhoud gehad met hertog Erik, die zeer genegen is den Koning te dienen. Hij heeft hem mededeelingen gedaan over het verbond van verscheidene Duitsche vorsten met de Geuzen. Brimeu raadt haar den vijanden voor te zijn met het aannemen van soldaten. De brenger van dezen brief zal haar over tal van zaken inlichten.
J'envoye a. V. A. ugne lettre du duc Eric 1), et comme j'ay escrit par ung aultre qui n'est point de ma main — laquel je pence que V. A. aura monstré au Conseilz d'Estat pour hoster toutes soupson, que ces seigneurs porroyent avoir de moy. Si V. A. ne 1'a faict, je luy supplie trés humblement de le voloir faire et me mander ce que elle en aurast faict — que j'ay parlé audit duc, et n'ay voulu laiser d'advertir k V. A. par cestes plus particulièrement ce que j'ay traicté avecque luy, m'ayant luy mandé et escrit qu'il m'avoit a dire beaucop de choses, que importoyent merveilleusement le service du Roy, sur quoy le suis allé trouver incontinent en ung cloistre prés de .... 2) et il m'a incontinent comencé a, dire ce que V. A. m'a escrit de Horis van Holl 3), par oü je pence bien que ce fust luy, qu'en avoit adverti V. A. Aussy me dit qu'il sgavoit fort bien que les ducks de Saxen, Wirtemberg, Clèves et le lantzgrave de Hessen estoyent confédérez avecque les Geulx et qu'ilz leur avoyent promis mectre avecque eulx le tout pour le tout et que le duc de Clèves ne c'estoit voulu déclairer jusques a son retour d'Ausburg et que a. ceste heure il 1'a faict et qu'il le sgavoit pour 4) aulcuns de leurs reistemaistres et capitaines et si nous ne regardons d'apercevoir quelque gens, que eulx auroint la fleurt, que en avions bien a. faire a en avoir, ce qui est vray, ou au contrayre, si nous avions de gens aperceus, s'ils font semblant de faire des gens, nous porrions estre les premiers prestz et les batre avant qu'ilz vienent ensemble.
Sur ce que V. A, m'escrit que je luy mande ce que elle pourroit faire pour pourveoir k ce pais, je seroye d'opinion (a. correction trés humble de V. A.) que ycelle dépende trente deux mille daltres et que pour cela le plus secrètement que faire se pourra, il tiene quatre mille chevaulx prests en wartghelt pour une paye et que parmi ceci elle veuille entretenir ugne vingtaine de capitaines d'infanterie pour en cas que besoign est. Si V. A. en veult plus, nous, Aremberghes et moi, porrons bié'n ausi quelque chose. Le Roy doict beaucop audict duc, car j'asseure bien a V. A. qu'il porte une terrible affection k son service. V. A. pourrast librement faire ce que desus, car si les Geulx le vienent a scavoir, V. A. leur pourra respondre que elle ne le faict pour prendre les armes, mais que ce parceque eulx (comme ils disent) ont tous leur gens aperceus et que V. A. non veult
1) Vgl. No. 157.
3) Hier staat in het afschrift een woord (mei?), waaruit ik geenen plaatsnaam weet op te maken, tenzij bedoeld wordt Melle nabij Osnabrück.
3) Zie no. 164 (21 Juli). 4) Vermoedelijk verschrijving voor par.



VAN PARMA EN CHARLES DE BRIMEU.
153
demeurer k benefïtio de fortune; et si elle veult faire ce que desus, il est besoing que elle luy envoyé sa retenue pour éviter les troubles qu'il en pourront venir en Alemaigne et afin que ne luy en donast empeschement.
V. A. ne laise en nulle manière de mectre incontinent la poste comme elle soloit estre.
Et pour ne donner k V. A. fascherie de lire ma mauvaise lettre j'ay donné charge a. ce pourteur de dire k V. A. tout plain de choses de bouche, lesquelles je la supplie trés humblement croyre 1).
A Madame.
Als boven.
De wervingen van hertog Erik hadden reeds sedert eenigen tijd aan beide zijden de aandacht getrokken. Men zie ook Groen, Archives No. CLXIV. Men was er geenszins zeker van, tegen wien die toerustingen gericht waren. Allengs evenwel kwam er licht en bleek het, dat de hertog bereid was koning Philips tegen zijne Nederlandsche onderdanen te dienen. Ik deel hier mede hetgeen in Groen's Archives dienaangaande te vinden is, daar het de brieven van Brimeu aanvult.
In de week tusschen 23 en 30 Juli 1566 schreef Brederode aan Lodewijk van Nassau over de door Aremberg en Megen aangewende pogingen om die van Deventer te bewegen soldaten over hunne brug te laten trekken (No. CLXXII). Hij deelt verder mede, dat Brimeu „Lundy passé" (vermoedelijk 22 Juli) van Deventer (te Arnhem) is teruggekeerd en daags daarop, voorgevende ter jacht te gaan, naar het Loo is vertrokken, waar hij hertog Erik heeft ontmoet en zij zich nog bevinden.
Op 30 Juli schreef hij hem opnieuw (No. CLXXIII), ditmaal nauwkeuriger en vollediger, n.1. dat hertog Erik, Megen en Aremberg het bedoelde verzoek hadden gedaan aan Deventer, Zwolle en Kampen; dat hij dit alles wist van eenen burgemeester van Nymegen, die het'had gehoord van zijnen zwager, burgemeester van Deventer; voorts dat „le ducq Eryck partast devant hyer de Optlo et s'en allast vers son pays; monsieur de Megen revynt hyer k Emem et monsieur d'Arenberge k Vollenoven. Voylla la séparatyon, le gran dyable après seroyct ungne belle chasse; c'est aultre chose toutesfois que la séparatyon' des Apostres, car il tendyont (tendoient) k bien et ce messyeurs k toute méchancesté." Verder verwijst hij naar eenen brief van Hoochstraeten, „qui vous escript le surplus de mes advertyssemens." Die brief nu is niet aanwezig, maar wel een van 20 Juli (No. CLXVIII), waarin hij over dezelfde zaken schrijft, zoodat ik meen te mogen aannemen, dat deze niet van 20, maar van 30 Juli is. Te meer hel ik tot dit gevoelen over, omdat hij in dien brief melding maakt van de zending van Anderlecht naar Brussel, wiens instructie van 28 Juli is (No. 166a), en het niet waarschijnlijk, zoo niet onmogelijk is, dat deze in ééne week twee malen van Arnhem naar Brussel zoude zijn gezonden.
Een paar dagen later (1 Augustus) wist Brederode weder het een en ander mede te deelen van de bewegingen der tegenstanders (No. CLXXVI). Hij werd door verspieders geregeld op de hoogte gehouden en had nu vernomen, dat hertog Erik van het Loo, waar hij zich twee dagen had opgehouden (dus van 26 tot 28 Juli), naar Lingen was gegaan en dat de
1) Vermeld bij Gachard a. w. No. 419.



154
BRIEFWISSELING TUSSCHEN MARGARETHA
stadhouders van Overijssel en Gelderland zich verbeeldden „1'avoyr faict fort dyscrètement et secrettement"; voorts dat onophoudelijk boden heen en weder gingen: „l'on ne trouve aultre chose par les champs par la que messaygers"; en dat de hertog van Kampen en Zwolle eene weigering had ontvangen op zijn verzoek om het geld, dat hij bij zich had ten bedrage van 400000 daalders 1), te bewaren. Aan dit bericht voegde hij daags daarop nog toe (No. CLXXVIII), dat de hertog een kort bezoek aan Brimeu te Arnhem had gebracht en dat in geheel Gelderland openlijk verboden werd onder iemand anders dan hertog Erik dienst te nemen, daar deze 's Konings zijde hield, en dat hij en de graaf van Schaumburg met de hunnen op weg naar deze landen waren.
Voorloopig bleef het echter bij geruchten: immers op 31 Augustus kon Oranje aan hertog Hendrik van Brunswijk schrijven (No. CXCV): „Sunst stehet es in dieszen landen noch ziemblich woll und begeren anders nicht als fride und einigkeit, und hat sich das geschrey von hertzog Erichs werbungen alhier auch etwas verloren."
166a. 1566 — Juli 28.
Instructie van Brimeu voor Anderlecht, dien hij tot Margaretha zendt. Hij raadt haar zich te bergen in het kasteel van Gent en den Keizer en de Koningin-Moeder van Frankrijk te verzoeken den Geuzen geene hulp te verleenen. Hij zendt haar afschrift van een door hem van eenen Geus ontvangen schrijven. Hij verzoekt eenige bezetting op het huis Schuilenburg te mogen leggen, daar de nabijheid van den graaf van den Berg gevaarlijk is.
Apprès avoir faict mes trés humbles recomandations k la bone grace de Madame 2) il dira k S. A. que, si elle veult faire ce que je luy escrips (a sa trés humble correction), elle feroit bien de se asseurer de sa personne; car si ses Geulx la tropvoyent (?), toul 3) seroit il perdu et nous ne aurions recours a. personne, et que pour ce faire ni ha lieu pluscomode que le chateau de Gant, mais que devant toutte ocure(?) elle s'aseure de la Trouillière 4); qu'il semble aussy que seroit bien faict que Madame escrivoit k 1'Empereur, comme elle est advertie que quelques princes d'Alemaigne ont prommis de donner secours a. ces Gheulx ycy et que partant elle requiert k Sa Majesté de voloir obvier et mesmement en ung besoing, si les choses vont avant, luy demander secours, luy mandant que c'est bien raison que le Roy jouist du benefice du lant- et religionvridt 5), comme font les princes de 1'Empire, veu que Sa Majesté paye aussy bien que eulx, et si Sa Majesté accorde le placart moderé, il sera conforme ladicte religionvridt.
Aussy S. A. feroit bien, pour ce que les Gheulx attendent grand secours de France, de pareillement mander k la Roine mère que, puisque le Roy luy a donné si bon secours aux troubles de France, que pour le moings, si elle ne donne secours k Sa Majesté, que elle veuille donner ordre ou par mandement ou par forze de empescher que les Frangois ne sortent poinct.
Si Madame envoyé la retenue mentioné en ma lettre, il fauldra bien
1) Dit zal wel cum grano salis te aanvaarden zijn.
3) Zie over de moeielijke omstandigheden, waarin Margaretha in deze dagen verkeerde, Rachfahl a. w., blz. 189 vgg.
3) Dit moet wel zijn tout.
4) Bevelhebber van het kasteel te Gent.
5) Religionsfrieden.



VAN PARMA EN CHARLES DE BRIMEU.
155
espécifier que ils serviront en vers tous et contre tous, réservé seulement leur souverain seigneur.
Aussy si S. A. détermine de faire ce que je luy ay escrit, que je la supplie trés humblement que elle n'en parle poinct au Conseil et que elle n'en parle sinon a. ung ou a deux de ses plus confidents.
Qu'il luy die aussy que en mon(?) paquet je luy envoyé la copie de une letre que un Gheu me escrit 1), et que je ne scoroye bonement croyre ce qu'il y a dedans touchant k ces seygneurs. Touttesfois pour si ou pour non que elle feroit bien de s'en asseurer et parler a. eulx.
Qu'il semble aussy qu'il seroit bon que, puisque on doibt faire encoires ung payement aux homes d'armes, que soubs oumbre de les passer monstre qu'on leur f ist venir en garnison, k scavoir ceulx, qui sont bóns, et qu'il seroit bon en tous advent que on en eust troix ou quatre compaignies en ces pais yscy, afin que, si l'on voulsit faire quelque place de monstre yscy alentour, que l'on la puis rompre.
Que ledit Andrelec saiche de elle, si, an cas que je soyè asseurément adverti que les aultres font gens, si elle veult que j'en face aussy, et si je le doibs faire, lesdits hommes d'armes viendroyent bien 'a. propos pour asseurer ma place de monstre. Si elle me veult envoyer. quelque compaignies, que elles soyent des bones et non de celles, qui sont suspectes.
Qu'il die aussy a S. A. que elle se résoulde de faire ce que luy escrips, ou que elle leur accorde ce qu'ilz demandent, et quant elle "leur auroit tout accordé, encoires ne se contenteront poinct.
Que disse aussy a S. A. que, quant k ma compaignie, que j'en seray bien asseuré, car ceulx, qui ne veulent estre bons, les casseray et mectray des nouveaux, qui sont bons, desquelz je treuveray assez en leur place, et chez mon enseigne ha demandé huict jours pour se déclairer et selon la responce qu'il ferast, l'on verrast quelle est 1'opinion dudict duc.
Ledict Andrelec luy dirast aussy que, comme la maison van der Schulemburg est fort proche le conté van den Berghe, qui est tousjours barbullant avecque forze capitaines, qu'il seroit bon que ladicte maison seroit pourveue, afin que elle ne soit quelque jours surprinse et que l'on y devroyt mectre une duzeine de arquebusiers pour la guarder; et si Madame veult que cela soit faict, que elle me le mande, et je les y ferai mectre et l'on se pourra servir de eulx en cela et en toutte aultre chose et ceste maison pourra bien servir pour tennir ledict Conté van dem Berghe en sujection.
II dirast aussy k S. A. que j'ay faict publier ung placart, afin que les souldars ne sortent poinct hors du pais en service des aultres princes conttre le Roy, dont je 1'envoye la copie, et qu'il me semble qu'il seroit bon que S. A. fist publier ung semblable partout.
1) Uit dezen brief deelt Gachard a. w. No. 421 het volgende mede: „J'ay receu la lettre de Vostre Seigneurie, qu'elle désire scavoir ce qui est conclu a Sain-Tron. II n'y a riens résolu, sinon, que chascune province a donné a leurs députez povoir traicter tous les affaires, excepté de point passer oultre la requeste, de quoy ils ont promis de point passer, et aussy mesme le conté Ludovic et Brederode ne veulent point prétendre, comme on dit, davantaige; car se fust esté grande fascherie de rassembler la compaignie tant de fois ... On a donné povoir aux députez de traiter les affaires et pareillement nous ne voulons plus riens faire sans advis de monseigneur le prince d'Oranges et de monseigneur d'Egmont, depuis qu'ils sont du tout déclairés des nostres, et aussy monseigneur le conté nous a dit que monseigneur de Hornes et monseigneur de Mansfeit et Hochstraet luy ont donné la main d'estre de nous aultres."
Men zie over deze bijeenkomst nader o.a. Rachfahl, Margaretha von Panna, blz. 193—199.



i56
BRIEFWISSELING TUSSCHEN MARGARETHA
Dirast aussy que, cependant que S. A. résoulve de mectre les arquebusiers sur la maison van der Schulemburg, j'ay envoyé une demi dozeine, pensant que S. A. ne le treuvera niauvaix et les ferat payer, car le drossart y est tout seul i). ^'^rjv| Als boven.
167. 1566 - Juli 31.
Van Margaretha aan Brimeu. — Antwoord op No. 166. In de gegevene omstandigheden acht zij het beter nog geene soldaten aan te nemen, voordat men het besluit van Z. M. kent. Zij deelt hem de overreiking van het verzoekschrift der vergadering te St. Truyen mede.
Mon cousin, J'ay veu vostre lettre escripte de vostre main et bien entendu ce que me y dictes, comme aussy ay je ce que m'escript le duc Erich, et ayant pesé les choses je ne treuve convenir (aux termes que somes) que aulcunes retenues se facent devant que Ton ayt entendu la résolution du Roy, qui s'attend de heur a. aultre, pour point occasionner aultres prenans souspecon des umbres a. haster leurs levées, que je croy ilz feront bien promptement, a. quelle occasion il convient et vous prie que soyez fort circumspect de point en faire démonstration ny vous en laisser entendre en facon quelconque, ne povant estre que n'ayons ladite résolution de Sa Magesté de bien brieff, comme je 1'escrips en ceste conformité audit duc par la lettre joincte, laquelle vous prie luy faire tenir seurement, et si advertiray incontinent Sa Magesté de sa bonne dévotion vers Icelle et des offices qu'il vous a faict pour Son service, pour en entendre Son bon plaisir.
Les gentilzhommes de la compaignie ont par douze leurs députés 2) me faict présenter hier 3) certain escript 4), tendant a leur asseurance tant de ma part que de la part des chevaliers de 1'Ordre, lequel escript se va regardant, pour après s'y résouldre et qu'estant faict en aurez part.
En tant, mon cousin, je prie le Créateur vous avoir en Sa sainte garde.
De Bruxelles le dernier jour de Juillet 1566 5).
Au conté de Meghem.
Als boven.
1) Vermeld bij Gachard a. w. No. 420.
2) De namen dezer heeren, aan wier hoofd graaf Lodewijk van Nassau stond, zijn te vinden bij Groen, Archives II, blz. 161, noot 1.
3) Het is hier de plaats om eene kleine fout van Groen te verbeteren. Deze zegt in zijne toelichting tot brief CLXIX: „La date de cette lettre montre que les députés furent admis non pas le 29 Juillet (Te Water I, 398), mais le 26, conformément au témoignage de Strada I, 245." De brief eindigt: „ce mardy, anno 1566" en Groen heeft tusschen haakjes achter het woord „mardy" geplaatst „26 Juillet". Nu viel in 1566 26 Juli niet op eenen Dinsdag, maar wel 30 Juli, en dit is geheel in overeenstemming met dezen brief van Margaretha, waarin zij op 31 Juli schrijft „gisteren" de heeren bij zich te hebben gehad.
4) Zie hierover Rachfahl a. w., blz. 199—aoi.
5) Vermeld bij Gachard a. w. No. 423.



VAN PARMA EN CHARLES DE BRIMEU.
157
168. 1566 — Augustus 1.
Van Brimeu aan Margaretha. — Hij blijft bij zijn gevoelen, dat men hertog Erik 4000 ruiters voorloopig moet laten aannemen. Hij zelf heeft zich in betrekking gesteld met 15 Duitsche hoplieden, die bereid zijn den Koning tegen iedereen te dienen.
J'envoye a, V. A. une lettre, que Monsieur le duc Enrrique m'ast envoyé et me mande que je 1'envoye k V. A. en diligence, par oü n'ay voulu faillir le faire et supplier V. A. luy rendre incontinent responce pour le tennir content. II ast le moyen de vous amener de bonnes gens et s'il povoit tenir quatre mille chevaulx aperceulx (comme j'ay escrit a V. A.) secrètement, nous asseurer ions nous affaires. Ledit duc quayt 1) mieulx que moy ce qui passé avecque Joris van Holst, et croy qu'il en escrit a V. A. J'ay eu nouvelles d'aultre costé qu'il ne liève encoires persone. J'ay aussy parlé k ceste instant a ung Geu, que scait quelque chose de leurs affaires, mais il m'asseure qu'ils ne comenceront poinct pour ce; néantmoings il ne se faut fier. J'ay retenu quinze capitaines de infanterie alemans, lesquels m'ont promis de servir le Roy contre tous et envers tous, et il y en a encores huict ou dix, qui m'ont présenté leur service. Si V. A. veult que je les retiene jusques a vinte ensegnes, je le feray et ne cousteront aultre chose k V. A. sinon que, si la guerre vast avant, que je leur puisse promectre de par V. A. qu'ilz auront le service des premiers, et parmi ce ilz trouveront leur gens apercheus et je supplie trés humblement V. A. se souvenir que, si je leur promects aultrement, ce seroit me faire perdre le peu de crédit, que j'ay entre eulx, et que endedens huict jours je puisse avoir responce sur ce poinct. Je escriveray demain ou apprès demain au plus long k V. A. ce que ne fais pour le présent pour despecher ce mesagier plus en haste.
V. A. ne laise poinct de faire mectre les postes etc. 2).
A Madame.
Als boven.
169. 1566 - Augustus 2.
Van Brimeu aan Margaretha. — Hij raadt haar dringend hertog Erik tevreden te stellen, daar er niemand is, van wien Z. M. meer dienst kan hebben dan van hem. Voorts raadt hij haar den Geuzen voor te zijn in het opvatten der wapenen en zich te vergewissen van de plannen van den hertog van Cleve.
■ J'envoye une aultre lettre du duc de Brunzwick. Je supplie trés humblement k V. A. de le voloir tennir content, car V. A. se peult asseurer qui n'ast 3) homme ni par deck ou Alemaigne pour le temps présent, qui vous puist faire plus de service; et que V. A. luy veuille respondre. II se plaint fort aussy que Sa Majesté ne le respond; néantmoings je le vois fort affectioné a Son service.
1) scayt? a) Vermeld bij Gachard a. w. No. 436.
3) = qu'il n'y a.



158
BRIEFWISSELING TUSSCHEN MARGARETHA
Si V. A. doist donner quelque remède en ces affaires avecque les armes, il se fault haster, car V. A. a encoires la pluspart du pais bon pour le Roy, et il y a dangier que a. la longue les choses yront pis et que Sa Majesté otte 1'inquisition et modère les placartz et que l'on prende seulement Ie poinct que veulent forcer Sa Majesté de assembier les Estatz Généraulx, et V. A. treuvera des gens assez pour servir le Roy, car il y en a beaucop, qui n'ont point faict bone impression de nostre adverse partie. Pour cela, si le Roy ne le veult accorder ceste assamblée des Estatz Généraulx, avant qu'ilz corrompent ceulx qui sont bons pour nous, il seroit bon que fussions le premiers aux champs, et je pense que, si nous nous y mectons, que nous en aurons bon marchié. V. A. soyt alerte pour la fin des XXV jours et donne quelque ordre pour asseurer nous affaires, que Mons. de Aremberghe et moi pour si ou pour non pourrions avoir quelques, compagnies des bons par ysci, car si le duc de Clèves est de ceste opinion, comme m'éscrit un gentilhome, dont j'ay envoyé la copie a. Mons. de Barlemont, de ce qu'il a mandé a 1'évesque de Munster, ils seront fort mal avoir de gens. II ne seroit mal a. propos (a. correction de V. A), puisqu'il ast en charge le creyts de ... i), soubs lequel nous somes, veu que Sa Majesté contribue, si ses choses alloyent avant, de sgavoir de luy que détermine faire et ce que V. A. doibt attendre de luy. II seroit aussy fort bon, comme je ay escrit a V. A., que elle avoit quelques chevaulx alemans en vartghelt et que V. A. mandist, en cas que les Geus ne comenceriont poinct, que le vartghelt n'irast avant jusques k la expiration des XXV jours et que ce pendant ledit duc s'aseurast de ses gens 2).
A Madame.
Als boven.
170. 1566 — Augustus 4.
Van Margaretha aan Brimeu. — Antwoord op No. 168. Zij dankt hem voor zijne toewijding en ijver en zegt aan hertog Erik te hebben geschreven. Hij moet zijne handelingen met de hoplieden geheim houden, daar zij zonder medeweten van Z. M. niets kan doen. De onderhandelingen met de afgevaardigden der vergadering van St. Truyen zijn nog niet afgeloopen.
Mon cousin, Je receu vostre letre du premier de ce mois avecque celle du duc Erich et estant bien de vostre advis que de le tenir content je luy responds aussy tout incontinent de la teneur que verrez par la copie joinct a ceste, avecq laquelle va aussy une lettre a. luy, que vous prie luy faire tenir. Et quant est de faire tenir apperceuz quatre mille chevaulx, j'entends et comprends fort bien combien cela asseureroit nostre cas, mais
1) Ik vermoed, dat hier moet staan Westphalie en dat den Spaanschen afschrijver dit woord te machtig is geweest, a) Vermeld bij Gachard a. w. No. 439,



VAN PARMA EN CHARLES DE BRIMEU.
159
n'ayant encoires, comme vous dis dernièrement et audit duc, entendu 1'intention du Roy, mon seigneur, je suis timide de passer si avant, y joinct que l'on est ici traictant, comme avez sceu, avecq les gentilhommes de la compaignie par leurs députés; avecq lesquels venant que Ton s'accommode, l'on pourra encoires bien différer eest apperceuement des gens de guerre, qui me faict vous dire aussy de point vous élargir encoires a. retenir plus de capitaines que les quinze que m'escripvez avoir désia retenu, ausquels (puisqUe ainsi est) povez promectre que en cas de .... 1) auront service des premiers, et ne doubtez que ne m'en souviegne, puisque je scay combien cela vault pour vous maintenir votre crédit, lequel (pardessus vostre est mie particulier) ne seroit le service du maistre que perdissiez; mais leur commanderez bien expressément d'estre secrets au possible sans faire semblant de vouloir lever encoires ung seul homme (vous merciant bien des nouvelles, que me dictes vous estre venues que George van Holl ne léve encoires personne, lequel le dit seigneur duc m'escript avoir entendu qu'il auroit receu désia. 1'argent pour sa levée, mais que de brieff il m'en escripvra plus de certitude, s'il est ainsy.
Aussy m'avez vous faict plaisir de m'advertir que les gentilzhommes confédérez ne commenceront pas les premiers, a. ce qu'avez entendu d'ung d'eulx, a quoy ne se fault fier que bien a poinct: tant voit l'on de humeurs estranges au temps qui court.
Et pour finir ce propos je ne vous scauroy assez remercier de la bonne dévotion que si diligemment monstrez au service de Sa Majesté; vous priant d'avoir continuellement les oreilles 'dressées et esveillées pour entendre tout ce que pourra concerner le service de Sadite Majesté et ce que passé sur le fait de ceste compaignie, 1'escript de laquelle exhibé par leurs députez s'est veu selon que vous escripvis dernièrement que se devoit faire. Et ayant examiné le tout il s'est communiqué la-dessus avecq lesdits députez par quelques ungs, que j'anvoye a. ce commis, afin qu'ilz déclarassent leur intention plus clairement, ce que après la communication ilz ont fait, mais n'y ay encoires prins sur ce aulcune résolution, dont a. la fin de la négociation serez plus amplement adverty ensemble de ce que y sera arresté. Qui est 1'endroit oü je finiray ceste après vous avoir prié d'avoir souvent de vos nouvelles par la commodité des postes, que j'ay commandé estre assise.
Et au Créateur je prie, mon cousin, vous donner Sa sainte grace.
De Bruxelles le quatriesme jour d'Aougst 1566 2). Au conté de Meghem.
Als boven.
1) Hier staat een onleesbaar woord, niet guerre, zooals men zoude verwachten, a) Vermeld bij Gachard a. w. No. 431.



i6o
BRIEFWISSELING TUSSCHEN MARGARETHA
171. 1566 — Augustus 4.
Van Brimeu aan Margaretha. — Hij heeft haren brief aan hertog Erik opgezonden en raadt haar dringend hem te vriend te houden, daar niemand den Koning beter kan dienen dan hij.
Hij wijst er op, dat het geraden is in afwachting van 's Konings antwoord eenige soldaten gereed te houden en in geen geval bijeenroeping der Staten-Generaal toe te staan, voordat de zaak van den godsdienst is afgedaan, en raadt haar daarom zich met hertog Erik of iemand anders in verbinding te stellen.
J'ay incontinent despeché la lettre que V. A. m'ast envoyé, vers le duc Enrric 1) et ay receu ung aultre lettre sienne, m'ayant escrit qu'il a nouvelles que Jorge van Holst et deux raytresmaistres, a. scavoir Adrien van teen Berger 2) et Joachim Roebbel, s'asseurent de leurs gens tant de piet que de cheval, mais qu'ilz ne donnent point encoyres d'argent. Aussy m'escrit il que ung de ses gens arrivast hier de Austrice 3) vers luy, lequel ast veu la. le conté de Svartzemburg avecque ses gens. Je supplie trés humblement encoires V. A. que elle tienne ce duc avecque contentement, car nous n'avons personne, en cas que les choses voyent avant, de qui le Roy se peult mieulx servir.
Je désire fort voir la capitulation que les Gheulx ont faict avecque V. A,; je croy que V. A. se souviendra bien que je luy ay dit souventesfois que, encores que le Roy accorde la modération de ces placartz et oste 1'inquisition, que la feste ne se passera sans nous frotter; qui est occassion deesCrire a. V. A. pour retenir quelques gens en vartzgelt pour incontinent, la responce du Roy venue, en cas qu'elle soit bonne, rompre la teste a celuy, qui ne se vouldra contenter et empescher les presches; car si se doibt faire, le plus tost sera le meilleur et si le Roy veult accorder la modération des placartz, que on se garde bien de accorder 1'assemblée des Estatz Généraulx avant que ce faict de la religion ne soit vuidé; car pour le fait de la religion ni pour 1'inquisition, si le Roy ne la oste, nous ne trouverons gens pour nous servir, mais s'ilz veullent faire force au Roy de faire assembier les Estatz Généraulx, sur ce prétexte nous aurons tant de gens que nous vouldrons.
II seroit fort bon, si V. A. m'ast pourveu, de escripvre au Roy, afin qu'il envoyé k V. A. quelque lettre de change de troix ou quatre cent mille escus, et encores me semble qu'il ne seroit fort mal a. propos (a. correction de V. A.) que ycelle mandast audit duc Enrric ou a, quelque aultre, en qui elle se fie, si elle ne veult poinct encoires bailler argent ou retenue, que, si les choses vont avant, que V. A. les retiendrast en service et que pour cela ilz se pourriont bien asseurer de leurs capitaines pour en cas de besoing.
Je n'ay depuis mes dernières rien entendu de nouveau; j'ay
1) Zie No. 167. a) Van den Berg?
3) Bedoeld wordt vermoedelijk Oost-Friesland.



VAN PARMA EN CHARLES DE BRIMEU.
IÓI
des gens dehors de tous coustez. En entendant quelque chose ne fauldray en advertir a V. A. i). A Madame.
Als boven.
*72- 1566 — Augustus 7.
Van Margaretha aan Brimeu. — Antwoord op No. 160 en 171 Zii kan aan zijnen raad geen gehoor geven met het oog op de onderhandelingen met de verbondene edelen en dnngt aan op zijne komst tegen 18 Augustus. Z. M heeft nog geen besluit genomen.
Mon cousin, Ayant receu vostre lettre du second de ce mois avecq celle du duc Erick, que y estoit joincte, la responce que vous y feray, ne sera de longue estendue pour avoir natmères par deux miennes vous dict les causes et respect, qui me retiennent encoires d'entrer a appercevoir gens, ce que moinffs ie puis faire maintenant, que l'on est en communication avecq les gentilzhommes confédérés par leurs députés, ayant faict appellé? ici tous les chevaliers de 1'Ordre pour le XVIIIme de ce mois pour résouldre sur la responce que se aura k donner auxdits députés selon que 1 aurez entendu par la lettre, par laquelle vous requiers de venir ici audit jour, ce que vous prie de ne laisser en facon quelconque pour 1'importer tant pour le service du Roy 'mon seigneur, selon que 1'escrips aussy en mesmes termes'audit seigneur duc par la lettre joincte, que vous prie luv faire tenir. J
J'ay receu une lettre de Monsieur de Montigny du XXIme de Juillet, par laquelle il ne me dict aultre chose que de la santé de Leurs Majestes et que le Roy n'avoit encoires prins résolution, mais que de la a VI ou VII jours il desvoit (?) despescher courner de par deca. Si quelque chose viendra avant vostre venue ceste part, vous en advertiray.
A tant, mon cousin, je prie au Createur vous avoir en Sa saincte garde. De Bruxelles le VHme d'Aougst 1566.
Mon cousin, Cestes estoyent serrées, quand me sont venues vos lettres du IIHme de ce mois, lesquelles n'estant guerres d aultre teneur que les dernières, je ne vous y diray aussy aultre chose fors que de Monsieur de Barlaymont j'entends qu'il vous a envoyé 1 escript et déclaration des gentilzhommes confédérez selon que le luy avoye requis 2).
Au conté de Meghem.
Als boven.
1) Vermeld bij Gachard a. w. No. 43a. a) Vermeld bij Gachard a. w. No. 435.



IÓ2
BRIEFWISSELING TUSSCHEN MARGARETHA
173. 1566 — Augustus 8.
Van Brimeu aan Margaretha. — Over zijne pogingen om te weten te komen, of er in Duitschland al dan niet wordt geworven. De graaf van den Berg heeft zijne kostbaarste bezittingen in veiligheid gebracht en den geheelen oogst binnen 's Heerenberg laten brengen. Hij verheugt zich over hetgeen zij aan hertog Erik heeft geschreven. Er loopen geruchten over toenadering tusschen de Geuzen en sommige Duitsche vorsten, waaronder de hertog van Cleve. Hij verzoekt haar maatregelen te nemen ter bevordering van de snelle overkomst van brieven en om betaling zijner voorschotten.
Aunque no tengo que escribir a V. A., que mererca el trabajo, todavia no he querido dejar siguiendo su mandamiento de avisarle, como ricibi la instruccion, que yo habia dado a Andelec, y como di orden para todo alderredor de aqui y principalmente alderredor de Joris van Hols para saber, si se ha hecho gente, pero yo no tengo persona en Saxen. Si V. A. quiere que yo embie alla alguno, yo lo hare, porque yo penso quel gentilhombre, que envie, debe ser muerto, porque no tengo del nueva ninguna despues de su partida.
El conde de Van dem Bergh ha puesto en salvo todos sus mejores muebles y mandado que se meta toda su cosecha de su pais y que se lieve a la villa de Bergh.
Y a sido bien (a correction de V. A.), porque V. A. dio esperanca ah duc Erric que, en caso que la guerra pase adelante, que V. A. se servira del; si V. A. lo alla bueno, lo podra hazer por la primera carta, que le escribiese.
Yo no retendre mas capitanes destos diez y ocho. Si V. A. ha acordado lo que ellos piden y ella lo alla ques bien, yo les quitare la promesa, que me han hecho, porque nosotros estamos medio rendidos.
Despues destas escriptas a venido uno de mi gente de Cleves, que me ha dicho que seguramente el Duque y todos los gentiles hombres de su casa y los de su consejo se han cortado las barbas como los Geus. Yo he despachado un hombre de confianza a Disseldorp para saber lo si es asi.
El rumor a corrido alla que ciertos principes de Alemana se han confederado con los Geus para tener una moneda yunaley, es a saber la confesion Augustana.
V. A. haga poner postas con toda diligencia, que dentro de un dia o dios la avisare de todo lo que passa, y la supplico humildemente, mande ordenar al receptor de Gueldres que pague lo que yo desbolsare en estas occasiones. Si V. A. quiere ver la quenta, yo se la embiare, mas querria que ninguna otra persona la vierse.
Ofschoon ik niets aan U. H. heb te schrijven, dat de moeite waard is, heb ik toch niet willen nalaten volgens haar bevel mede te deelen, dat ik de instructie, die ik aan Anderlecht had medegegeven, heb ontvangen en dat ik hier overal in het rond en vooral omtrent Joris van Holt bevel heb gegeven, ten einde te weten te komen, of men inderdaad soldaten heeft geworven, maar ik heb niemand in Saksen. Indien U. H.



VAN PARMA EN CHARLES DE BRIMEU.-
!°3
wenscht, dat ik iemand derwaarts zend, zal ik het doen, omdat ik denk, dat de heer, dien ik heb gezonden, dood moet zijn, aangezien ik sedert zijn vertrek niets van hem heb vernomen.
De graaf van den Berg heeft al zijne kostbaarste bezittingen in veiligheid gebracht en gelast, dat men den geheelen oogst van zijn land maaie en binnen de stad Berg brenge.
En het is goed geweest (op verbetering van U. H.), dat U. H. aan hertog Erik hoop heeft gegeven, dat U. H., in geval de oorlog doorgaat, zich van hem zal bedienen; zoo U. H. het goed vindt, zal zij het kunnen doen in den eersten brief, dien zij hem zal schrijven.
Ik zal van mijne hoplieden niet meer dan deze 18 aanhouden. Indien U. H. hun heeft toegestaan hetgeen zij verzocht hebben, en zij het goed vindt, zal ik hen ontslaan van de belofte, die zij mij hebben gedaan, omdat wij half op zijn.
Na het schrijven van dezen is een mijner lieden uit Cleve gekomen, die mij heeft gezegd, dat het zeker is, dat de Hertog, alle edelen van zijn huis en de leden van zijnen raad zich de baarden hebben geschoren op Geuzenwijze. Ik heb een vertrouwd persoon naar Düsseldorf gezonden om te weten te komen, of dit zoo is.
Het gerucht heeft daar geloopen, dat zekere Duitsche vorsten zich met de Geuzen hebben verbonden om te hebben ééne munt en ééne wet, n.1. de Augsburgsche confessie.
U. H. late met allen ijver posten leggen, die binnen één of twee dagen haar al hetgeen voorvalt mededeelen, en ik smeek haar nederig den rentmeester van Gelderland te doen gelasten het door mij bij deze gelegenheden voorgeschotene te betalen. Zoo U. H. de rekening wil zien, zal ik haar die zenden, maar het zoude mij aangenaam zijn, dat die aan niemand anders getoond werd.
Als boven.
174- 1566 — Augustus 8.
Van Brimeu aan Margaretha. — Antwoord op No. 172. In het belang zijner persoonlijke veiligheid maakt hij bezwaar de reis naar Brussel te doen. Hij heeft vernomen, dat te 's Hertogenbosch bezwaar wordt gemaakt de posten des nachts te laten doorgaan, waardoor de verzending der brieven zeer bemoeilijkt wordt.
Io recibi la carta de V. A., par la qual me manda, me halle a los XVIIP deste mes en Brusellas para trater de la seguridad de estos senores y cavalleros colligados. Suplico a V. A. me tenga par escusado, que yo no querria yr para asegurar a'tales personas, antes hare sacrificar la mia por no entrar en uniguna vüla de Brabant hasta que esta borrasca sea pasada, que yo soy avisado de todas partes que me querrian ver muerto. En mi abuelo tengo buen ejemplo de no meterme en la misericordia de este pueblo endemoniado, y por mi solo V. A. no dexara de hacer lo que ha de hacer. Por tanto suplico a V. A. muy humildemente, tome mi escusa por buena y se serva de mi aqui porque yo no estay determinado de yr alla mal acompahado '
lo he entendido, Madama, que estos de Reys Ü Boys) le Duc no quieren dexar pasar de noche las postas y asi, quando



164
BRIEFWISSELING TUSSCHEN MARGARETHA
viene alguna posta con algunas cartas de importaricia, le tienen arrestado una noche entera. Suplico a V. A. les scriva que los dexen pasar o que hara poner la posta en otra parte de manera que no ayan de pasar por ally.
Ik heb den brief van U. H. ontvangen, waarbij zij mij gelast mij den i8den dezer maand te Brussel te vervoegen om te beraadslagen over de verzekering dezer verbondene heeren erf edelen. Ik verzoek U. H. mij voor verontschuldigd te houden, dat ik niet wil gaan ten einde -zulke personen te verzekeren, ........... i), totdat dit gevaar voorbij is,
want ik heb van alle kanten bericht ontvangen, dat zij mij dood willen zien, en in mijnen grootvader heb ik een goed voorbeeld 2) om mij niet over te geven aan de genade van dit woedende volk, en om mij alleen zal U. H. niet nalaten te doen hetgeen zij heeft te doen. Om dezelfde reden verzoek ik U. H. zeer nederig mijne verontschuldiging aan te nemen en zich hier van mij te bedienen, daar ik vastbesloten ben zonder goed geleide niet derwaarts te gaan.
Ik heb vernomen, Mevrouw, dat die van 's Hertogenbosch des nachts de posten niet willen laten doorgaan en zoodoende, wanneer er een post komt met brieven van gewicht, deze den geheelen nacht ophouden. Ik verzoek U. H. hun te schrijven, dat zij hen moeten laten doorgaan of dat zij de post elders zal laten leggen,, zoodat zij niet over 's Hertogenbosch behoeven te gaan.
Als boven.
175. 1566 — Augustus 9.
Van Margaretha aan Brimeu. — Antwoord op No. 173 en 174. Hertog Erik moet in afwachting van de te nemen besluiten te vriend worden gehouden. Hij moet de 15 hoplieden aanhouden en met den postmeester spreken over het leggen van de post buiten 's Hertogenbosch. Zij dringt andermaal met grooten nadruk aan op zijne overkomst. De bewoners van Gelderland hebben geene reden om zich over de Inquisitie bezorgd te maken, daar deze bij hen minder dan elders is toegepast; hij moet hen aansporen bij het oude geloof te blijven. Die van Venlo moeten geprezen en die van alle andere aangespoord worden tot navolging van dit voorbeeld.
Agradercoos muche lo que me avisais por dos cartas vuestras de 8 de este y ruegoos que lo continueis, y luego que ayais recibido la instruccion, que lieve Andrelech, y dado orden a Jorge van Hollt para entender, si llevantan gente, y sera al proposito que ymbieis alguna persona a Saxa, que entienda lo que alla passa.
Considerando lo que yo devo escrivir al duque Erico, vos sabeis lo que ahora se trata, y conforme a lo que se determinare seran las resoluciones, que se abran de tornar, y es bien que
1) Ik vermoed, dat de vertaler den Franschen brief niet recht heeft verstaan, tenzij de afschrijver de schuldige is. Gachard, die den oorspronkelijker, brief heelt gezien, geeft dit gedeélte aldus weder: „Je supplie très-humblement a V. A. m'en tenir pour excusé, car je ne vouldrois, pour donner asseurance a leurs personnes, faire sacrifier la mienne et ne pense entrer en nulles villes de Brabant, jusques que cette borrasque soit passée."
a) Zie blz. 173.



VAN PARMA EN CHARLES DE BRIMEU.
165
en este medio se entertenga al duque con la buena voluntad qüë, tiene.
Quanto a lo que ha veis gastodo con los, que haveis embiado para saber lo que ay, es justo que se os satisfaga, y assi he ordenado a los de Financas que den orden al receptor genera! de Gueldres que os los pague, como se sepa la suma, y danneis ^a mi sola la quenta.
Soy de parescer que entretengais los quince capitanes que teneis apercibidos y que, pues' estan puestos las postas, mi aviseis si entendieredes que se haze alguna gente de guerra, para que segun esto sepais como os aveis de aver en esto, y comunicareis. con el maestre de postas sobre lo que os parece que la posta de Boys le Duch se saque fuera de la villa.
Y a lo que par la misma carta escusais vuestra venida para los XVLTI0 deste mes, como por dos cartas os lo he mandado, sabeis de la importancia ques el negocio, y que no conviene que falteis, y assi os lo ruego por la tercera vez que vengeis, porque de otra manera ponersegan los negocios en mayor dificultad y turbacion, pues sabeys que sin los cavalleros de la Orden no se podra hacer ninguna cosa, y quiero esperar pues no ay porque dudar de vuestra venida.
Quanto al hazer la promesa a los de vuestra governacion de que no teman la Inquisicion, vos sabeis que a sido menos exercitada en Gueldres que en ningun otro pais, por donde ellos tienen menos causa de dudar, queriendo esperar de la benignidad del Rey, mi senor, que sera contento de condescender a esto que a S. M. a sido suplicado, y ruegoos que estante esto les 'bays exhortando para conducirlos bien y con conformidad a lo que sus diputados assi en Gante como aqui delante de mi an dexado entender, que ellos entendian de hacer y emplearse en mantener la sancta fee y religion Catholica, como otras veces os he escripto que les mostrare cosas que inclinaran tanto mas a S. M. a lo que ellos piden.
Lo que los de la villa de Venloe han hecho para estorvar que los vecinos della no fueren a los sermones, que escrivis an sido muy buenos, y se lo devio alavar y los de veis exortar que lo continuen, y tener la mano en que los officiales de todas las otras villas de vuestro govierno lo hagan assi mismo, si desean ser mantenidos en sosiego y conservados en tranquilidad.
Ik dank u zeer voor hetgeen gij mij mededeelt door uwe twee brieven van 8 dezer en ik verzoek u daarmede voort te gaan en zoodra gij de instructie, die Anderlecht overbrengt, hebt ontvangen en aan George van Holl hebt gelast te vernemen, of zij soldaten werven, zal het nuttig zijn, dat gij iemand naar Saksen zendt, die daar moet te weten komen hetgeen daar omgaat.
Ten aanzien van hetgeen ik moet schrijven aan hertog Erik, gij weet hetgeen men nu verhandelt, en in overeenstemming met hetgeen men zal besluiten, zullen de besluiten zijn, die men zal moeten nemen, en het is gped, dat inmiddels de hertog in zijnéh\tegenwoordigen goeden wil gehouden worde.



i66
BRIEFWISSELING TUSSCHEN MARGARETHA
Ten aanzien van hetgeen gij hebt uitgegeven ten behoeve van hen, die gij hebt uitgezonden om te weten te komen, wat er voorvalt, is het billijk, dat men u schadeloos stelt, en daarom heb ik dien van de Financiën gelast bevel te geven aan den rentmeester-generaal van Gelderland, dat hij u betale, zoo men de som weet, en gij geeft aan mij alleen de rekening.
Ik ben van oordeel, dat gij de 15 kapiteins, die gij te uwer beschikking hebt, moet houden en dat, nu de posten gelegd zijn, gij mij bericht, of gij vernomen hebt, dat men eenig volk werft, opdat gij dienvolgens moogt weten, hoe gij u te dien aanzien hebt te houden, en met den postmeester overlegt over het leggen van de post buiten 's Hertogenbosch.
En wat betreft dat gij in denzelfden brief u ten aanzien van uw wegblijven op 18 dezer verontschuldigt, gij weet uit het u door mij in twee brieven gegevene bevel, hoe gewichtig de zaak is en dat gij niet moogt ontbreken, en daarom verzoek ik u voor de derde maal te komen, omdat anders de zaken in grootere moeilijkheid en verwarring zullen geraken, daar gij weet, dat men zonder de ridders der Orde niets zal kunnen doen, en ik wil hopen, dat ik niet aan uwe komst behoef te twijfelen.
Wat betreft het beloven aan de bewoners uwer provincie, dat zij niet voor de Inquisitie behoeven te vreezen, gij weet, dat die in Gelderland minder dan in eenig ander land is toegepast, waardoor zij minder reden hebben om in onzekerheid te zijn; willende hopen op de welwillendheid des Konings, mijnen heer, dat hij tevreden zal zijn in te willigen hetgeen men Z. M. heeft gevraagd, en ik verzoek u hen aanhoudend te vermanen zich goed te gedragen en in overeenstemming met hetgeen hunne afgevaardigden zoo te Gent als hier in mijne tegenwoordigheid hebben verklaard, nl. dat zij voornemens waren te doen en zich te beijveren in de handhaving van het heilige geloof en den Catholieken godsdienst, gelijk ik u bij andere gelegenheden heb geschreven dat gij hun de zaken zoudt voorhouden, die des te meer Z. M. zullen geneigd maken tot hetgeen zij vragen.
Hetgeen die van de stad Venlo hebben gedaan om te beletten, dat de burgers dier stad naar de prediking zouden gaan, wat gij hun hebt geschreven is zeer goed geweest en men moet hen prijzen en aansporen daarmede voort te gaan en er de hand aan houden, dat de officieren van alle andere steden uwer provincie zulks eveneens doen, zoo zij wenschen in hunne rust te worden gehandhaafd.
Als boven.
176. 1566 — Augustus 9.
Van Brimeu aan Margaretha. — Hij ziet in de belofte aan de' Gelderschen ten aanzien van de Inquisitie geen enkel bezwaar. Te Arnhem is buiten de stad gepredikt, waarop de magistraat het bijwonen van zulke bijeenkomsten heeft verboden. Er loopen vreemde geruchten, waarover hij zal schrijven, zoodra hij meer zekerheid heeft.
Como he embiado a dezir V. A. con Andrelec que, si yo pudiese asegurar a estos desta tierra que no se les ponrra 1) Inquisicion, espero de les tener en la devocion de S. M. y en
1) = pondra.



VAN PARMA EN CHARLES DE BRIMEU.
167
su servicio; donde no, yo me temo mucho que ellos haran como los otros. Pareceme que, pues aun no la ay, que se les puede prometer facilmente, porque, si S. M. lo quiese poner, ellos diran ques contra lo que les ha prometido. Si V. A. lo quiere hazer, le suplico que trate esto con dos o tres de los que se fia, porque, antes que yo les de la nueva, alguno de ellos no me viame alguna cosa que no valga nada.
Aqui vino el Domingo pasado un predicador y despues de averle visto con harta fuerca de ayentes estrangeros, antes que los de la villa se apercibiesen, ya el tenia algunos fuera ya estos salieron mas y no falto quien les cerro la puerta, y los de la villa an hecho un editto que persona ninguna no salga a semejantes juntas de sermones so pena de ser bandidos, de suerte que yo espero que no se hara mas.
Supplico a V. A., si determina de hacer lo que tengo suplicado, sea lo mas presto que sea posible.
Io tengo nuevas de todas partes y andan fuera capitanes apercibidos, poro no ay persona que de dineros. Tengo escripto a V. A- para saber si, en caso que ellos hagan gente, si la hare yo tambien o quiere que quedemos con los bracos en cruz. Plazera a V. A. de avisarme lo que sera servido.
Hanse dicho estraïias cosas aqui de los departimientós que an hecho destos paises 1), lo qual escrivire mas largo otra vez, que tenre 2) mejor entendido la verdad, y no lo hago agora por tocar a sehores tan principales.
Gelijk ik U. H. door Anderlecht heb laten zeggen, dat, zoo ik dien van dit land kon verzekeren, dat men hun de Inquisitie niet zal opleggen, ik hoop hen in de toewijding aan en den dienst van Z. M. te houden — zoo niet, dan vrees ik zeer, dat zij zullen doen als de anderen — komt het mij voor, dat men, juist omdat zij er nog niet is, hun dit gemakkelijk zoude kunnen beloven, omdat, zoo Z. M. haar wilde invoeren, zij zullen zeggen, dat het in strijd met zijne belofte is. Indien U. H. het wil doen, verzoek ik haar het te bespreken met 2 of 3 personen, op wie men kan vertrouwen, opdat niet iemand hunner mij eenige onaangenaamheid veroorzake, voordat ik hun' het nieuws mededeel.
Hier is verleden Zondag een prediker gekomen en daar men zag, dat hij eene groote menigte vreemde helpers bij zich had, had hij, voordat die van de stad zich te weer stelden, reeds eenigen buiten gelokt en meerderen sloten zich daarbij aan, maar spoedig was er iemand, die de poort sloot, en de magistraat heeft een edict uitgevaardigd, dat niemand mag uitgaan naar dergelijke bijeenkomsten, waar gepredikt wordt, op straf van verbanning, zoodat ik hoop, dat men het niet meer zal doen.
Ik verzoek U. H., indien zij heeft besloten te doen hetgeen ik haar heb verzocht, het dan zoo spoedig mogelijk te doen.
Ik heb nieuws van alle kanten en er zijn hoplieden ter beschikking, maar er is niemand, die geld geeft. Ik heb aan U. H. geschreven om te weten, of, in geval zij (n.1. de Geuzen) soldaten werven, ik het ook zal doen, dan wel of zij wil, dat wij met de armen over elkander zullen blijven staan. U. H. gelieve mij te berichten wat haar belieft.
1) Zie blz. 183, noot i.
2) tendre.



i68
BRIEFWISSELING TUSSCHEN MARGARETHA
Men heeft hier vreemde dingen verhaald over de verdeelingen, die zij van deze landen hebben gemaakt, waarover ik^u zeer uitvoerig een ander maal zal schrijven, wanneer ik de waarheid beter heb vernomen, en ik doe het nu niet, daar het zoo voorname heeren betreft.
Als boven.
177. 1566 — Augustus IO.
Van Brimeu aan Margaretha. — Hij verzoekt haar hem te machtigen den inwoners van Gelderland de verzekering betreffende de Inquisitie te geven, al vreest hij, dat het niet veel meer zal baten. Toch hoopt hij in dat geval de prediking te Nymegen te beletten, die anders op O. L. V. Hemelvaart zal plaats hebben.
Pareceme como otras veces he escripto a V. A. que, si yo pudiese asegurar la gente desta tierra, con decirles que el Rey no pondra Inquisicion, haria mucho al caso para estorvar que no se predicace, y avria mucha gente contenta y a la devocion del Rey y porque temo que, quando lo quesieran conceder, ya no sera a tiempo. No quiera dejar de tornar a suplicar a V. A., si es servida que en este medio me de autoridad de poderles asegurar esto, porque me parece que lo puede hazer bien; pues la quito de Brabante y aun no estando introducida en esta tierra, sin dificultad se les devria de prometer, pues ellos aun no le han entendido, y veo que sera de poca importancia.
Isi yo puedo prometerles lo que digo de aqui al Miercoles a la hora de corner, yo espero por este medio estorvar los sermones a Nimeghen, los quales temo tomaran al Jueves, por ser dia de fiesta. No he avisado a V. A. del sermon, que se hizo ayer fuera de la dicha villa, por no averlo sabido.
Het komt mij voor, dat ik bij vorige gelegenheden aan U. H. heb geschreven, dat, zoo ik den bewoners van dit land kon verzekeren, hun zeggende, dat de Koning de Inquisitie niet zal invoeren, zulks veel zoude bijdragen om te beletten, dat men predikt, en ik zoude vele lieden tevreden en tot aanhangers des Konings maken, al vrees ik, dat, wanneer zij het zouden willen toestaan, het toch niet bijtijds zoude komen. Ik wil niet nalaten U. H. te smeeken, zoo het haar belieft, mij middelerwijl te machtigen om deze verzekering te geven, omdat het mij voorkomt, dat zij het wel kan doen; aangezien zij het in Brabant ook heeft gedaan en de Inquisitie in dit land zelfs nog niet is ingevoerd, zoude men het hun zonder bezwaar moeten beloven, daar zij het nog niet hebben gehoord, en ik meen, dat het van weinig belang zal zijn.
Indien ik hun dit kon beloven tusschen heden en' Woensdag op etenstijd, hoop ik door dit middel de prediking te Nymegen te beletten, dewelke zij, naar ik vrees, Donderdag zullen houden, daar het dan een feestdag 1) is. Ik heb U. H. niets medegedeeld aangaande die preek, die gisteren buiten Nymegen heeft plaats gehad, omdat ik er niets van heb geweten.
Als boven.
1) nl. O. L. V. Hemelvaart (15 Augustus).



VAN PARMA EN CHARLES DE BRIMEU.
169
178. 1566 — Augustus 11 en 12.
Van Brimeu aan Margaretha. — Hij zendt haar eenen brief van den bisschop van Osnabrflck. Hij geeft den raad den vijand te voorkomen door zelf de wapenen op te vatten. Het gerucht, als zoude de hertog van Cleve zich op Geuzenmanier geschoren hebben, berust op een misverstand.
EI gentilhombre, que embie en Saxa, es buelto y no ha otras nuevas que las, que me escrive el obispo d'Oysembraghe, la cual yra con esta. Supplico humildemente, me la buelva a embiar y no la muestre a nadie, porque me a rogado, que nó haya aparencia, porques hombre de yglesia, porque no le den algun saco passando par alli.
Yo no se, si nos podremos fiar de los 3000 cavallos, assi de los del duque de Cleves como de los del elector de Saxa, porque han dicho por toda Alemana, que son de los de Gheulx, y assi mismo el Lanzgrave, y si mi consejo valiere, nosotros tomaremos las armas en las manos, porque de otra manera ellos nos embiaran a hazer adoves.
Los Gheulx tienen por todas partes gente apercibida, aunque no ay persona, que de dineros.
Destos dos principes aqui nombrados el Lanzgrave esta aun enfermo, pero temo que, si se rehace, seria mejar para nosotros que fuere muerto, como lo es el conde Xristoval d'Oldenbourg, el qual estava por los de la otra parte, y an dicho que tenia una gran empresa sobre la tierra de Frisa.
Y el rumor ha corrido por todas partes y assi en Cleves que el Duque se havia cortado la barba a la Gheusse. Yo embie en • el mismo punto alla a saber; si hera verdad, y se ciertamente que no lo es. He querido advertir a V. A. desto, porque si alla se huviere dicho esta nueva, no la tenga par verdadera. Este rumor se levanto par un mayordomo viego de su casa, al qual, porque tenia la barba hasta la cintura, el Duque se la hizo cortar bien corto, y esto ha sido la ocasion de todo lo que se a dicho.
De edelman, dien ik naar Saksen had gezonden, is teruggekeerd en heeft geen ander nieuws medegebracht dan hetgeen de bisschop van Osnabrück mij schrijft, hetwelk hierbij zal gaan. Ik smeek nederig, dat het u gelieve mij den brief terug te zenden en hem aan niemand te toonen, omdat hij mij heeft verzocht, dat er niets van blijke, daar hij een geestelijke is, opdat hij niet in moeielijkheden gerake met zijne omgeving.
Ik weet niet, of wij de 3000 ruiters zullen kunnen vertrouwen, zoowel die van den hertog van Cleve als die van den keurvorst van Saksen, omdat door geheel Duitschland wordt gezegd, dat zij van de Geuzen zijn, en ook de Landgraaf zelf; en zoo mijn raad waarde zoude hebben, zullen wij de wapenen ter hand nemen, omdat anders zij ons ....
De Geuzen hebben overal soldaten beschikbaar, hoewel er niemand is, die geld geeft.
Van deze twee hier genoemde vorsten is de Landgraaf nog zwak, maar ik vrees dat het, zoo hij mocht herstellen, voor ons beter zoude zijn, dat hij gestorven ware, zooals het graaf Christoffel van Oldenburg is, dewelke voor die van de andere partij was, en men zeide, dat hij eene groote onderneming op het land van Friesland op het oog had.



170
BRIEFWISSELING TUSSCHEN MARGARETHA
En het gerucht heeft geloopen overal en ook in Cleve, dat de Hertog zich de baard had geschoren op Geuzenmanier 1). Ik heb daar ter zelfde plaatse iemand heen gezonden om te weten, of dit de waarheid was, en weet zeker, dat het niet zoo is. Ik heb U. H. hiervan willen verwittigen, opdat, zoo men daar dit nieuws had verteld, zij het niet voor waar houde. Dit gerucht heeft zich verspreid door eenen ouden rentmeester van zijn huis, wien de Hertog de baard zeer kort heeft laten knippen, omdat deze hem tot den gordel hing, en dit is de aanleiding geweest van al hetgeen men heeft verteld.
Als boven.
179. 1566 — Augustus 13.
Van Brimeu aan Margaretha. — Te Nymegen is eene kettersche prediking door den magistraat belet. Ook te Arnhem zijn predikers geweest. Ofschoon hij zijn best doet, vreest hij, dat men op den duur geweld zal moeten gebruiken. Hij lijdt aan koorts.
Io scrivi a V. A. la ultima vez, que, si me embiava con tiempo las nuevas, que los desta tierra no temian la Inquisicion, esperaba de entretenerlos sin predicadores. Despues han venido aun otra vez para predicar a Nimeghen, mas los de la villa han hecho su dever tambien, que los han estorvado, aunque ellos amenazan, que han de tornar despues del Jueves, dia de Nuestra Senora.
Tambien fueron a Arnemguela 2). Yo procurare de poner todos los estorvos posibles y temo, que a la longa que sino fuere por fuerca no sera posible dar orden en ello.
Me ha tornado una calentura, que me ha durado XVIII0 horas, y hasta agora no estoy libre della, que venia mal a proposito en estas turbaciones.
No hay nueva hasta agora de levantar gente por aqui entonces.
Ik heb U. H. de laatste maal geschreven, dat, zoo zij mij bijtijds het nieuws schreef, dat de inwoners van dit land niet voor de Inquisitie behoeven te vreezen, ik hoop de predikers uit het land te kunnen houden. Sedert zijn er nog andermaal te Nymegen om te prediken gekomen, maar de magistraat heeft zijnen plicht zoo goed gedaan, dat hij het hun heeft belet, ofschoon zij hem dreigden het na Donderdag, den dag van Onze lieve Vrouw, te zullen herhalen.
Ook te Arnhem zijn er geweest. Ik zal trachten alle mogelijke hinderpalen te plaatsen en vrees, dat het op den duur niet dan met geweld mogelijk zal zijn daarin orde te stellen.
Mij heeft eene koorts aangetast, die 18 uren heeft geduurd, en tot op dit oogenblik ben ik daarvan niet vrij, hetgeen slecht te pas komt bij deze troebelen.
Tot heden is er geen nieuws over het werven van soldaten hier in de nabijheid.
Als boven.
1) Zie No. 173.
2) Wat deze uitgang beteekent, is niet geheel duidelijk. Het is een verkleinwoord.



VAN PARMA EN CHARLES DE BRIMEU.
171
180. 1566 — Augustus 14.
Van Brimeu (?) aan Margaretha. — Hij heeft den brief van Z. M. ontvangen en zal tegen den iSden Augustus te Brussel komen.
Hoy despues de comer recibi la carta, que V. A. fue servida de scrivirme juntamente con la de S. M., por lo qual beso a V. A. las manos y lo que contiene la de S. M. no es otra cosa sino dezirme la résolution, que El ha tornado sobre lo que le ha sido representado por el marqués de Berghes y monsehor de Montigni.
Yo ruego a Dios, que sea tal como convenga a Su servicio y al bien y reposo desta tierra.
Yo no faltare de estar en Brusselas para los XVIII° deste mes y mas presto, si me fuere posible, y para entonces remito dezir a V. A. la orden, que he puesto en Ypre para evitar los danos de las juntas, que se hazen muy de ordinario harto cerca de la villa, y entonces besare a V. A. las manos.
Heden na den maaltijd heb ik den brief ontvangen, dien het U. H. beliefd heeft mij te schrijven, tezamen met dien van Z. M., waarvoor ik U. H. de handen kus; en hetgeen die van Z. M. bevat, is niets anders dan de mededeeling van het door hem genomene besluit op hetgeen hem is voorgesteld door den markies van Bergen en den heer van Montigny. Ik bid God, dat het zoo zij als bevorderlijk zal zijn aan Zijnen dienst en aan het welzijn en de rust van dit land.
Ik zal niet nalaten tegen den i8den dezer maand te Brussel te zijn en vroeger, zoo het mij mogelijk zal zijn, en tot dien tijd stel ik uit U. H. mede te deelen de orde, die ik te Yperen 1) heb gegeven ten einde te vermijden de nadeelen der bijeenkomsten, die doorgaans bijna in de onmiddellijke nabijheid der stad gehouden worden, en dan zal ik U. H. de handen kussen.
Als boven.
181. 1566 — Augustus 15.
Van Brimeu aan Margaretha. — Antwoord op eenen niet aanwezigen. Hij dankt voor de belangstelling in zijne ziekte, die hem het reizen belet. De brief van Z. M. bevatte niets bijzonders.
Io recibi la carta de V. A., por lacual me scrive el pesar, que tiene de mis calenturas. Beso a V. A. humildemente las manos por la merced y favor, que me hace, y digo a V. A. que ellas son tales, que me han dexado de tal manera, que estos seis ni ocho dias yo no podre partirme de aqui, de questoy harto congoxado por no poderme hallar ay, como V. A. me lo manda,
1) Bc heb dezen brief uit Simancas ontvangen als eenen van den Gelderschen stadhouder. De vermelding van Yperen in Vlaanderen doet mij echter vermoeden, dat hij van Egmond is. Daar de vertalingen kop en staart missen, is zekerheid dienaangaande niet te erlangen. De omstandigheid, dat de schrijver van den brief onvoorwaardelijk zijne komst te Brussel aankondigt en van de koorts niet rept, rechtvaardigt mijnen twijfel. Vgl. No. 179, 181, 182, 183.



172
BRIEFWISSELING TUSSCHEN MARGARETHA
a quien supplico muy humildemente, me tengo por escusado, como por las otras lo he hecho assi mismo.
Tocante a que yo abre visto lo que S. M. me escrive, cuanto a los tres puntos etc, S. M. no me ha escripto nada desto, ni sus cartas contienen otra cosa sino que yo haga todo mi posible por estorvar las predicaciones, y aunque esta carta no sea de mi mano, todavia supplico a V. A., que nadie no la vea. Y tengo la cabeca tan aturbida de la enfermedad, que a gran pena he podido hacer esta.
Ik heb ontvangen den brief van U. H., waarin zij mij schrijft het verdriet, dat zij heeft over mijne koortsen i). Ik kus U. H. nederig de handen voor de genade en de gunst, die zij mij bewijst, en ik zeg U. H., dat zij van dien aard zijn, dat zij mij zoo hebben gelaten, dat ik in 6 of 8 dagen niet van hier zal kunnen vertrekken, waarover ik bedroefd genoeg ben, omdat ik mij niet daar kan bevinden, gelijk U. H. mij had gelast, aan wie ik zeer nederig verzoek mij voor verontschuldigd te houden, gelijk zij het bij vorige gelegenheden ook heeft gedaan.
Betreffende hetgeen ik zal hebben gezien hetgeen Z. M. mij schrijft aangaande de drie punten enz., Z. M. heeft mij daarover niets geschreven en zijn brief bevatte niets dan dat ik mijn uiterste best moet doen om de predikingen te beletten 2), en ofschoon deze brief niet eigenhandig is, toch verzoek ik U. H., dat niemand hem moge zien. Mijn hoofd is zoo dof van zwakte, dat ik dezen slechts met groote moeite heb kunnen maken.
Als boven.
182. 1566 — Augustus 15.
Van Brimeu aan Margaretha. — Hij verheugt zich den Gelderschen te mogen mededeelen, dat de Inquisitie niet zal worden ingevoerd, en dat zij heeft goedgevonden, dat hij zijne bende over het land verdeelt, het laatste ook met het oog op het beletten van predikingen. Wegens ziekte kan hij niet te Brussel komen.
Madame, Je suis esté fort aysé d'entendre par la lettre de V. A. que je puys promectre a. ceulx du pays ichy qu'ilz ne seront chargez d'inquisition, dont leur feray ladite asseurance. Et ne fays doubte que, s'il ne prouffite du tout, a. tout le moings il y ferat beaucoup qu'il plaisoit a. V. A. m'accorder que puisse avoir ma compaignie aux grands gaiges repartie par ces pays, devant que la garbouille y soit plus grande. Je pense qu'elle y servira de beaucop. Et si V. A. est de ceste opinion, je ferai incontinent venir ichy 50 ou 60 chevaulx en ceste ville et j'ay opinion de les garder bien de prescher, encoires qu'ilz menachent tous les jours d'y venir. De la reste je les feray venir aussy pour les mectre ichy ou oü le trouveray convenir.
1) Deze is niet aanwezig.
2) Waarschijnlijk bedoelt hij den brief des Konings aan alle stadhouders van 31 Juli (Reiffenberg, Corresp , blz. 106), waarin deze woorden: „Encharge bien expressément de vous y emploier et regarder par tous moiens d'empescher et destourber lesdicts conventicles, assemblées et presches."



VAN PARMA EN CHARLES DE BRIMEU.
173
II n'y a ichy nul mouvement des gens de guerre; oü il y advint quelque chose, ne fauldray incontinent advertir icelle.
Je suys fort marry que ne me pourray trouver a. Bruxelles, car les médicins me commandent de ne sortir de la chambre encoires de trois ou quatre jours jusques a veoir, si la fiebvre sera tiercé ou quarte, Parquoy je supplie trés humblement V. A. me tenir pour excusé 1). Si je me porte bien d'ichy a sept ou huyct jours, si V. A. mande et qu'elle aye a faire de mon trés humble service, je iray partout ou il luy plairat me commander.
Madame, me recommandant trés humblement en la bonne gra.ce de V. A., prieray le Créateur luy donner trés bonne vie et longue.
D'Arnhem ce quinziesme d'Aougst XVCLXVT. A Madame.
Papiers d'Etat et de 1'Audience (Archives Générales du Royaume de Belgique), Portef. No. 2441.
183. 1566 — Augustus 17.
Van Brimeu aan Margaretha. — Antwoord op eenen niet aanwezigen. Hij verheugt zich over 's Konings antwoord en geeft den raad hiervan de verbondene edelen te verwittigen, ten einde hen in de gelegenheid te stellen aan het daarin vervatte te voldoen. Zijne ziekte is nog niet geheel geweken. Hij zet uitvoerig uiteen, welke houding z. i. na 's Konings antwoord tegenover de edelen moet worden aangenomen.
Io recibi la carta de V. A. con la de Su Magestad y escrive me que venia muy presto por aca y no sera tan presto que no sea primero pedido y deseado, porque temo que, si no se da priesa a venir, que hallara hastas cosas, que no le daran contentamiento ni menos a sus aficionados servidores.
Yo me he alegrado mucho de entender que S. M. aya dado tan buena resolucion a los tres puntos, como V. A. me escrive, y si le parecera, sera bien y necessaria cosa publicallas por todas partes y tambien dar parte a los Gueulx, aunque susdiputados no ayan querido aceptar estas capitulaciones, porque no son todos de una opinion, y anadir que todos aquellos, que se quisieren salir de la liga, nombrando algunas personas, ante quien puedan apartarse y ellos perdonorles, y esto por ventura abrian ya ellos hecho hasta aora y si ellos no aceptaren este partido, que no se puede crer, por ser tan bueno y razonable, que cierto, si huviera venido al principio, cada uno se huviera salido. \'";
Jo espero que V. A. abra entendido que las escusas, que
1) In verband met zijnen bepaalden tegenzin om naar Brussel te gaan is deze ziekte misschien wel wat verdacht. Rachfahl a. w., blz. 202, schijnt er ook zoo over
te denken — zoo hem ten minste deze ziekte bekend is geweest wanneer hij
zegt: „Meghem war nicht erschienen. Er hielt sein Leben für bedroht und hatte keine Lust ein gleiches Schicksal zu erfahren, wie es einst die Genter seinem Grossvater Humbercourt trotz der FOrbitten der -Herzogin Maria bereitet hatten."



174
BRIEFWISSELING TUSSCHEN MARGARETHA
doy para no yr alla, son razonables, porque este es el primer dia que me levanto de la cama, y por bien que me vaya, no podre salir de la camara en estos tres o cuatro dias.
Yo creo cierto que pues todos estos senores o alamenos la mas parte dellos prometieron a V. A. en mi presencia y en la de todos los cavalleros de la Orden, que estavan alli, que, si S. M. se resolvia en los tres puntos, como V. A. me escrive que lo ha hecho en que los placarts se moderaren, por usar todas sus haziendas y sus vidas par el servicio de S, M. Si ellos lo quieren hazer assi, no dudo sino que V. A. favorecera el negocio tocante a los predicas y de todo lo demas o sea por amistad o por fuerza, que seria mejor que fuere por amistad, si se puede hazer.
Si parece a V. A., sera bien que entienda de ellos uno par uno la intencion que tienen, porque a esta hora no tienen de que quexarse, pues S. M. ha hecho todo lo que le an pedido.
Yo dixe a los cavalleros de la Orden , si bien me
acuerdo. Y si ellos no quieren contentarse desto, creo cierto que sera fuerga de venir a las armas, porque nunca penso que el Rey huviere venido en consentir ni concederlo, como lo ha hecho. Yo creo cierto, a lo que puedo pensar, que S. M. por ninguna cosa querra hazer mas de lo hecho, y sera necesario que se ponga presto remedio de una manera o de otra, porque, si el no lo haze por amistad o por fuerga, estos gastaran todo el pays del Rey, porque en algunas villas deste-pays, aunque los del consego de las dichas villas no saben nada, embian los predicadores por los lugares y algunas veces las predicas se hazen delante de las dichas villas, y ase de temer que durando esto mucho tiempo y (si) no se les resista con potencia, como tengo dicho, que todo esto se perdera bien presto.
Yo he embiado las cartas, que V. A. me a mandado, a quien me ha ordenado, y no tiene cosa ninguna de nuevo y en todo este pays no ay que dezir sino que antes de ayer predicaron en Nimeghen y aun no se lo cierto de como pasto; como lo entienda, avisare a V. A.
Ik heb den brief van U. H. met dien van Zijne Majesteit ontvangen en deze heeft mij geschreven, dat hij zeer spoedig hier zoude komen, en dit zal niet zoo spoedig plaats hebben, dat het niet eer verzocht en verlangd zij, daar ik vrees dat, zoo hij niet spoedig komt, hij genoeg dingen zal vinden, die hem evenmin als zijnen verknochten dienaars voldoening zullen geven.
Ik heb met zeer groot genoegen vernomen, dat Z. M. een zoo goed besluit heeft genomen op de drie punten i), gelijk U. H. mij schrijft, en indien zij het goedvindt, zal het goed en noodzakelijk zijn dit overal te laten bekend maken en daarvan ook de Geuzen 2) te verwittigen,
1) nl. intrekking der pauselijke inquisitie, het ontwerpen van een plan van moderatie en gratie aan de verbondene edelen, zoo zij alle verbintenissen opgaven. Zie verder Fruin, Verspr. Geschr. I, blz. 409. Oranje, Horne, Egmond en Hoochstraten verklaarden zich over 's Konings concessies niet voldaan.
a) Hiermede bedoelt hij de verbondene edelen.



VAN PARMA EN CHARLES DE BRIMEU.
17'
ofschoon hunne afgevaardigden deze voorwaarden niet hebben willen aannemen, omdat niet allen het onderling eens zijn, en daarbij te voegen, dat allen, die het verbond zouden willen verlaten i), noemende eenige personen, vóór welke zij konden verschijnen en deze hun vergiffenis schenken, en misschien zouden zij dit reeds gedaan hebben en zoo zij deze voorwaarde niet aannamen — hetgeen men niet kan gelooven, daar zij zoo goed en redelijk is — dat zeker, zoo zij in het begin ware gekomen, iedereen daaruit zoude zijn gegaan.
Ik hoop, dat U. H. zal hebben begrepen, dat de verontschuldigingen, die ik doe om niet derwaarts te gaan, redelijk zijn, aangezien dit de eerste dag is dat ik van mijn bed ben opgestaan en ook omdat ik, hoe goed het mij ook ga, binnen 3 of 4 dagen mijne kamer niet zoude kunnen verlaten.
Ik geloof zeker, omdat al die heeren of althans de meesten hunner aan U. H. in mijne tegenwoordigheid en in die van alle ridders der Orde, die daar waren, beloofd hebben, zoo Z. M. ten aanzien van de drie punten een besluit nam, gelijk U. H. mij schrijft dat hij heeft gedaan ten aanzien van de matiging der plakkaten, al hunne bezittingen en levens voor den dienst van Z. M. veil te zullen hebben. Zoo zij het zouden willen doen, twijfel ik alleen, of U. H. de zaak zal bevorderen ten aanzien van de prediking enz., hetzij in der minne hetzij met geweld, maar beter ware het, zoo dit in der minne kon geschieden.
Zoo het U. H. goed voorkomt, zal het goed zijn, dat zij van hen één voor één hun voornemen hoore, omdat zij tot dit oogenblik niets hebben om zich over te beklagen, daar Z. M. al wat zij hebben gevraagd, heeft gedaan.
Ik heb den heeren van de Orde gezegd .... zoo ik mij goed herinner. En zoo zij zich hiermede niet willen tevreden stellen, geloof ik zeker, dat het noodig zal zijn de wapenen op te vatten, omdat ik in geen geval geloof, dat de Koning er toe komen zal toe te stemmen en te vergunnen, gelijk hij heeft gedaan. Ik geloof zeker, voor zoo ver ik kan nagaan, dat Z. M. in geen geval meer zal willen doen dan hij heeft gedaan, en het zal noodig zijn, dat men snel orde stelle op de eene of andere wijze, omdat, zoo hij zulks niet doet in der minne of met geweld, zij het geheele land des Konings zullen bederven, omdat in sommige steden van dit land, ofschoon de overheid er niets van weet, zij de predikers door de dorpen zenden en eenige malen de prediking plaats heeft vóór de steden, en het is te vreezen dat, wanneer dit langen tijd duurt en men zich niet met kracht daartegen verzet, alles zeer spoedig verloren zal zijn.
Ik heb de brieven, gelijk U. H. mij heeft bevolen, aan hen gezonden, die zij mij had opgegeven, en ik weet geen nieuws en over heel dit land heb ik niets mede te deelen dan dat zij eergisteren te Nymegen hebben gepredikt, en zelfs weet ik niet zeker, hoe het zich heeft toegedragen. Zooals 2) ik het heb gehoord, zal ik het U. H. melden.
Archivo genera! de Simancas, Estado—Legajo 532.
1) Deze zin loopt niet goed af.
2) Hen zoude verwachten een woord van de beteekenis van z o o d r a.



176
BRIEFWISSELING TUSSCHEN MARGARETHA
184. 1566 — Augustus 19.
Van Margaretha aan Brimeu. — Antwoord op No. 183. Zij dankt hem voor zijnen raad en betreurt zijne afwezigheid van de beraadslagingen. Berichten over buitensporigheden der ketters in Vlaanderen.
He recibido dos cartas vuestras de los XVII deste y otra escripta de vuestra mano y no teneis que dudar de que yo no las haya visto.
Agradezio os mucho el buen aviso, que me dais en la mas larga dellas, certificando os que yo he tenido muy gran desseo que os huvieredes hallado presente desde que se comenco a tratar la deliberacion destos negocios por entender bien las opiniones de los otros, y no estoy sin temor que estos sehores por las cosas que, despues que se declararon los tres puntos, sobre que escrevi al Rey, mi senor, han sucedido, no hagan dificultad de venir en ellos por estar los negocios en otro estado de presente y aun harto mas dificiles para remediallos segun los continos avisos que tengo.
Los sectarios de Flandes assi en las villas como en los lugares se desverguengan y desacatan tanto, que rompen los altares y las ymagenes y los fuentes del baptismo y quanto hallan en las yglesias, haciendo otras muchas insolencias y diziendo que han de hazar lo mismo por todo el pays, y embiando sus diputados con mucha gente a mi requerendome la libertad de la religion, aunque a lo que dicen ellos se la tomaran, no obstante que, mi primo, el conde de Aguemont viene ahora de alla, aunque a el como al Rey y a mi tienen poco respecto, y por dessear tanto vuestra presencia yo os ruego, mi primo, que querais dar priesa a vuestra venida a esta villa, luego que tenreis mas salud para hacerlo.
Ik heb uwe twee brieven van 17 dezer en nog eenen, met uwe eigene hand geschreven, ontvangen en gij behoeft er niet aan te twijfelen, of ik ze gezien heb.
Ik ben u zeer dankbaar voor den goeden raad, dien gij mij geeft in den grootsten, u verzekerend, dat ik zeer heb verlangd naar uwe aanwezigheid hier, sedert men begonnen is met de beraadslaging over deze zaken, om goed te vernemen de meeningen der anderen, en ik ben niet zonder vrees, dat deze heeren ten opzichte van de zaken, die zijn voorgevallen, sedert men aan den Koning, mijnen heer, de drie punten, waarover ik heb geschreven, heeft te kennen gegeven, bezwaar zouden maken om zich daarmede in te laten, omdat de zaken nu in eenen anderen staat zijn en zelfs veel moeielijker om te verhelpen volgens de berichten, die ik voortdurend ontvang.
De Vlaamsche ketters treden zoowel in de steden als in de dorpen onbeschaamd op en toonen zoo weinig ontzag, dat zij de altaren en beelden en doopvonten en al hetgeen zij in de kerken vinden, breken, bedrijvende vele andere baldadigheden en zeggende, dat zij hetzelfde zullen doen door het geheele land, en zendende hunne afgevaardigden met veel volk om godsdienstvrijheid van mij te vragen, ofschoon zij haar, naar zij zeggen, zullen nemen, niettegenstaande, mijn neef, de graaf van Egmond, nu van daar komt, ofschoon zij den graaf zoowel als den Koning



VAN PARMA EN CHARLES BE BRIMEU.
177
en mij weinig eerbied betoonen, en wat betreft mijn verlangen naar uwe tegenwoordigheid, zoo "verzoek ik u, mijn neef, uwe komst in deze stad te verhaasten, zoodra uwe gezondheid het u zal toelaten.
Als boven.
185. 1566 — Augustus 19.
Van Brimeu aan Margaretha. — Voor de vacante raadsheersplaats in het Hof van Gelderland beveelt hij den persoon aan, over wien hij vroeger aan de Regentes heeft geschreven. Zijne kondschappers zijn teruggekomen zonder bepaalde berichten. Hij heeft hen opnieuw uitgezonden.
Madame, II est mort ung conseillier du Roy 1). Je supplie tres humblement V. A. voloir donner son estat a cellui, dont j| ay escript a. V. A. 2) et sy V. A. le trouve bon, qu'elle m'en donne la parolle sans en dyre riens a personne, affin que joyons tant melheure (comme dite) de nous servir de luy. Yl est pour le présent k Brucelles, qui m'ast causé de desperchier ung de mes gens par la poste vers lui, pour ce qu'il entendrast fort bien ce que les Gheulx détermineront de faire, affyn qu'il en advertisse V. A. Je luy ay donné charge d'en faire ung petyt discours par escript, lequel il donnerast a mon consierge pour le faire üvreer seuremant entre les mayns de V. A.
Tous cheulx, que j'avoie envoié dehors tant o pays de Hessen, Bronsuwich, Palatyn et après Jorien von Hol, sont revenus et mont faict rapport qu'il ly ast de tous costels force capitaines appercheulx, tant de piet que de cheval, mais personne ne donne ancoires argent. Comme yl me samble, que k la résolution que V A. prandrast avecque ces Gheulx, ce serast le faict ou le failly, je les ay tous renvoiées. C'est ancoires affaire pour ung 50 ou 60 dallers, attyn que ne soyons point surpryns.
De Arnem ce igme de Aust Ao. 1566 3).
A Madame.
Correspondance de Gueldre et Zutphen III (No. 30a), f. 94.
186- 1566 — Augustus 20.
. Van Margaretha aan Brimeu. — Antwoord op No. 185. Alvorens te beschikken over de raadsheersplaats wil zij met hem* spreken over den door hem aanbevolenen persoon. Zij keurt diens zending goed, zoo ook de uitzending der kondschappers. Mededeelingen over den beeldenstorm in Vlaanderen. Zij heeft de vliesridders bijeengeroepen en zoude gaarne zien, dat hij ook tegenwoordig kon zijn.
, Mon cousin, Ayant veu ce que par vostre lettre du jour d'hier m escripvez touchant 1'estat du conseiller trespassé en Gheldres, je remectray a en disposer jusques a en auray parlé avecques vous, ne me semblant que j'en puisse user aultrement avant avoir
1) Jeronimus Lettin, overleden 16 of 17 Augustus 1566. Zie No 243 - 2) Zie No. 165. . 3) Deze brief is eigenhandig.
12



I78
BRIEFWISSELING TUSSCHEN MARGARETHA
aultre cognoissance ou information des qualitez de celluy, que me recommandez; trouvant fort bien la charge que dictes luy avoir baillé, comme aussy fay je le renvoy de voz gens aux enquestes, ne pouvant si peu d'argent que cincquante ou soixante dallers estre que bien employé; vous priant que j'aye part de ce qu'ilz vous rapporteront, et vous merciant de ce que dictes avoir entendu par leur dernier retour.
Des nouvelles de deca les sectaires de Flandres se sont la sepmaine passée desbordez si avant, que (en) toutes les églises et monastères de la ville de Ypre, Berghes-St. Wynoch, Furnes, Comines, Poperingen, mesmes et en plusieurs villaiges audict quartier ilz ont rompu et brisé les calicx et bruslé ornemens, images, orgues, fonts de baptesme, sièges, livres de chant et toute aultre chose qu'il y avoit, et — qu'est plus abominable — jecté par terre le sainct Sacrament et la saincte huyle, menacans de faire le semblable partout, comme aussy ilz vont exécutant, dont les villes de Gand (et) Bruges sont en grande perplexité: et ce jour d'huy me advertist l'on que, après avoir faict le mesme en 1'abbaye de Dunes et y cassé les statues des contes de Flandres, qui y estoient, et exécutant plus de cruaulté contre celles de feu 1'Empereur, que Dieu ait en gloire, et du Roy, mon seigneur, ilz ont bruslé ladicte abbaye et voyla. le commencement des fruictz, que produict ceste belle saincteté, que tant l'on presche.
J'ay faict convocquer pour demain matin les frères chevaliers de 1'Ordre, estans icy, pour leur faire—lecture des lettres de Sa Majesté et après déübérer sur ce qu'il y aura a. faire, et serez (adverti) de ce que s'y résouldra, si tant que n'arrivez icy avant la résolution, ce que merveilleusement je désireroye que feissiés, s'il est aulcunement possible; scachant combien de service en recepvront Sadicte Majesté et le pays pour la singuliere affection, que je scay que portez a. 1'ung et 1'aultre, et moy en particulier m'en trouveroye avec trés grand contentement, duquel je vous prie que ne me veuillez frustrer, et au Créateur qu'il vous donit, mon cousin, santé.
De Bruxelles le XXme jour d'Aoust 1566.
Au conté de Meghem.
Als boven III (No. 302), f. 86.
187. 1566 — Augustus 21.
Van Brimeu aan Margaretha. — Te Roermond en te Venlo worden kettersche predikingen gehouden, waartegen de overheid aldaar weinig doet, deels uit onwil, deels uit vrees voor de Geuzen. De hertog van Cleve heeft bij lijfstraf zijnen onderdanen verboden anders dan in kerken godsdienstoefeningen bij te wonen. Zoo de Regentes er in slaagde de verbondene edelen te bewegen de handen van de predikers en de preeken af te trekken, zoude de moed bij de magistraten wel terugkeeren.
Madame, Je ne puys laisser (avecq mon bien grand regret) d'adviser V. A. comment qu'on at presché autour de Venloe et



VAN PARMA EN CHARLES DE BRIMEU.
179
de Ruremunde 1), et il me samble (oultre tout ce que j'ay peu faire) que 1'ordre, que les villes y donnent, est assés petit, et 1'occasion est (pour ce qu'ils disent) que les prescheurs disent ouvertement, en cas qu'on appréhendé aulcun d'eulx ou qu'on leur face quelque empeschement a leurs auditeurs, que les Gheux s'en mesleront et qu'ilz les destruiront tous, de manière que (se meslant la mauvaise voulonté, que beaucop de ces pays ont, avecq la peur) toute chose bonne se laisse de faire.
Comme les presches se font autour de Venloe et de Ruremunde au pays limitrophe du Roy et du duc de Juilliers, ledict duc at fait faire commandement partout la-entour que personne de ses subjectz ne soye si hardy d'aller en quelque presche que ce soit, sinon a 1'église, soubz paine de corps et de biens. C'est une grande pitié que ce prince-la se fait si bien obéyr en ces 2) pays et que le Roy, quy est tel que chascun le cognoit, est réduict a. ce que nous le voyons.
Si V. A. traictoit quelque chose avecq ceste noblesse confédérée et qu'ilz laissent en abandon les presches et les prescheurs 3), il plaira a. V. A. m'en adviser, affin que j'en advise ceulx du pays et qu'ilz en ayent ung peu de meilleur courraige.
D'Arnhem ce XXIme d'Aougst XVCLXVI.
A Madame.
Als boven III (No. 302), f. 87.
188. 1566 — Augustus 23.
Van Brimeu aan Margaretha. — Antwoord op No. 186. Hij heeft met leedwezen van den beeldenstorm vernomen en gelooft niet, dat de verbondene edelen met de beeldenstormers gemeene zaak zullen maken. Hij raadt dringend aan den opstand met kracht te onderdrukken, daar hij zich anders over het geheele land zal uitbreiden. Hij kan niet te Brussel komen, daar men gedreigd heeft onmiddellijk na zijn vertrek overal predikers te doen komen.
Madame, Suyvant ce que V. A. m'escript par la sienne du XXme d'Aougst, je ne fauldray de 1'adviser de ce que j'entendray de ceulx, que j'ay envoyé dehors, estant bien marry de veoir aller les choses en Flandres de mal en pis. II est plus que temps de y donner ordre. Je pense asseuréement que les Confédérez ne se vouldront mesier de ces gens-la, et en tout événement je n'y voy nul aultre remède sinon qu'il y fault résister par force; aultrement ilz en feront partout aultant.
Le chancellier de Monsr. le duc de Clèves fut hier ichy vers moy et je luy contiz ce quy passé en cela. II trouvoit fort estrange comment que V. A. et les seingneurs de son Conseil
1) Zie Bjjdr. Nijhofï III, blz. 195, en Publications d. L Soc. hist. et archéol. d. 1. duché de Limbourg XLI, blz. 114 vgg.
2) Verschrijving voor ses.
3) Het omgekeerde had plaats: het accoord van 33 Augustus 1566 liet het prediken van de nieuwe leer voorloopig toe in alle plaatsen, waar het toen reeds geschiedde. Zie o.a. Fruin, Verspr. Geschr. I, blz. 414.



i8o
BRIEFWISSELING TUSSCHEN MARGARETHA
souffrent samblables choses, meismement aussy les presches, et disoit que son maistre les garderoit bien que samblable chose n'adviendroit en son pays, m'asseurant aussy que sondict maistre n'a gardé de les favoriser.
II n'y at nouvelle de quelque lieu cy-allentour. Je pense que chascun attendt la résolution, que se prendra laJe supplie V. A. qu'elle me veulle tenir pour excusé que je ne me treuve a Bruxelles, car l'on m'at ichy dict pour vray, qu'ilz ont menassé que, sitost que j'auray le doz tourné, ilz amaineront non seullement les prescheurs ichy devant les portes, mais aussy dedans tout les pays; en quoy (encoires que ne pourray peult-estre remédier du tout) au moings j'en feray tant qu'il me sera possible.
D'Arnhem ce XXIIIme d'Aougst XVCLXVI. A Madame.
Als boven III (No. 302), f. 89.
189. 1566 — Augustus 24 i).
Van Margaretha aan Brimeu. — Antwoord op No. 187. Zij heeft met leedwezen vernomen, dat ook in Gelderland prediking der nieuwe leer plaats heeft, en verzoekt hem zijn best te doen om daaraan in der minne een einde te maken. Zij deelt hem de hoofdpunten van het accoord mede, waarover nog wordt onderhandeld.
Mon cousin, Ce m'est accroissement de regret et marrissement de coeur d'entendre par vostre lettre du XXIme de ce présent mois que le feu commence a se bouter et descouvrir en vostre gouvernement, lequel je vous prie esteindre par les plus convenables moyens, dont pourrez vous adviser, sans causer altération, puysque l'on est pour s'accorder avec ceste noblesse confédérée, a laquelle s'est déclairé que Sa Majesté a escript d'estre contente que 1'inquisition cesse et que soit faict nou vel placcart et que par le premier Sa Majesté me doibt faire entendre Sa résolution, si ce sera par convocation des Estatz Généraulx, et que je suys contente les asseurer, puysque Sa Majesté me 1'avoit aussy consenti, me donnant 1'authorité de la forme et manière comme je trouveroye convenir. Quoy attendu se leur est proposé qu'ilz ayent a me donner la foy qu'ilz ne feront ny pourchasseront rien contre Sa Majesté, pays ny subjectz directement ny indirectement, ains s'employeront comme bons et loyaulx subjectz et vassaulx d'ayder de tout leur povoir empescher les troubles,
1) Deze en eenige andere brieven, van deze verzameling zijn uitgegeven door Gachard in het aanhangsel achter het tweede deel zijner „Correspondance de Guillaume le Taciturne" (Brux. 1850). Waarom hij zulks heeft gedaan, verklaart hij aldus (blz. 457, noot): „J'ai extrait de la volumineuse correspondance de la duchesse de Panne avec le comte de Meghem plusieurs lettres de la gouvernante concernant le prince d'Orange, et d'autres qui jettent beaucoup de jour sur le caractère de Marguérite d'Autriche, ainsi que sur la politique qu'elle adopta depuis Ie fameux accord conclu avec les gentilshommes confédérés au mois d'aoüt 1566".
Deze brief is te vinden op blz. 455.



VAN PARMA EN CHARLES DE BRIMEU.
181
émotions et tumultes présens et que les saccagemens et pilleries des églises, des cloistres et monastères en tous lieux cessent; aydant a chastier ceulx, qui ont faict telz sacrilèges et abominations, de faire mectre jus i) les armes prinses par le peuple, de faire leur myeulx et tous offices pour empescher que les presches ne se facent ès lieux oü elles n'ont esté faictes, et ès lieux oü de faict elles se sont faictes, empescher que on n'use d'armes, scandale ny désordre publicq.
Voyla, mon cousin, le substantiel de ce que se traicté, dont, si aulcun accord se conclut, en serez adverti.
De Bruxelles le XXHIIme jour d'Aoust 1566.
Depuys ceste escripte j'ay receu vostre aultre lettre 2) dudict jour et puysque nous sommes pour nous accorder, il me semble que vous pourrez bien excuser la peine et traveil de vostre venue icy; vous renvoyant la lettre de 1'évesque de Osnabrugghe, lequel sera bien qu'entretenez tousjours en bonne affection.
Au conté de Meghem.
Als boven III (No. 30a), f. 91.
190. 1566 — Augustus 25.
Van Brimeu aan Margaretha. — De prediker is binnen Nymegen gekomen. Zoo er niet spoedig krachtige maatregelen worden genomen, zal het kwaad algemeen worden.
Que el predicador, que avia predicado hasta aora fuera de la villa de Nimeghen, avia entrado en ella, acompanado de muchos de los burgeses con arcabuzes y otras armas, y predicava ya pacificamente, estando alojado alli en la hostaria del Ciervo 3);
que, si no se dava una orden general para pacificar estos rumores, lo particular no aprovechava de nado y que los buenos estavan ya tan temerosos y amenazados de los Gheulx, que se resuelven de acortarse a la parte mas potente y que, si el remedio no llega brevemente, el mal sera universal.
Dat de predikant, die tot heden buiten de stad Nymegen had gepredikt, daar is binnengekomen, vergezeld van velen der burgers met bussen en andere wapenen, en reeds rustig predikte, zijnde daar gelogeerd in de herberg het Hert;
dat, als men geen algemeen bevel gaf om aan deze -ongeregeldheden een einde te maken, het particuliere niets zoude baten en dat de welgezinden reeds zoo bevreesd voor en bedreigd door de Geuzen waren, dat zij besloten zich aan te sluiten bij de machtigste partij, en dat, zoo het redmiddel niet snel komt, het kwaad algemeen zal zijn.
Archivo General de Simancas, Estado—Legajo 532.
1) neder. 3) Deze is niet aanwezig.
3) Zie Surius, Comment., blz. 900; Smetius, Chronijk, blz. 128.



182
BRIEFWISSELING TUSSCHEN MARGARETHA
191. 1566 — Augustus 26.
Van Brimeu aan Margaretha. — Over krijgstoerustingen in Duitschland en over plannen, die men den hertog van Cleve toeschrijft. Schr. geeft in overweging tegenover de valsche voorstelling der Geuzen den Duitschen vorsten den juisten staat der zaken mede te deelen. Hij gelooft, dat men Z. M. wil dwingen de Staten-Generaal bijeen te laten komen, hetgeen in de gegevene omstandigheden zeer verkeerd zoude zijn. Oranje en Egmond hebben aan den hertog van Cleve geschreven, dat men niets bedoelt dan de invoering der Augsburgsche Confessie.
Que embia un criado suyo, para que trate con Madama lo contenido en los papeles, que aqui van, y que la copia de la carta, que va en trances, se la escrive al de Meghen el obispo dOysembreghen, la qual no avia dexado ver al mismo criado suyo, y que no se dexie ver a nadie y se le bolviere luego.
Dat hij eenen zijner dienaars heeft gezonden om met H. H. te bespreken den inhoud der hierbij gaande brieven en dat zij het afschrift van den franschen brief, dien de bisschop van Osnabrück aan Megen heeft geschreven, welken brief hij zijnen bovengenoemden dienaar niet heeft laten zien, aan niemand moet toonen, maar hem aanstonds terugzenden.
Augustus 26.
Que el, que le embio la carta, que aqui va en frances, embio con ella un gentilhombre suyo; assegurando que por los Geus se hazen seis mil cavallos en Hessen, Saxen y en el pais circunvecino y que dan quince tallares por cavallo, para que esten apercibidos dentro de quince dias;
que el duque de Cleves se mete tambien en orden con cavalleria y infanteria y que el dinero, que se da, son Felipes tallares;
que el dicho duque de Cleves se a alabado que dentro de pocas dias bolveria a ver estos estados y que se vian tantos senales dello que el conde de Meghen lo creya por conformar con los avisos précédentes que ha tenido;
que seria necessario escrevir a los principes y electores del Imperio la intencion de Su Magestad acerca del quitar la Inquisition y moderacion de los placartes, porque se ayudan los Gheulx con hechar esta boz en Alemaha de que los quieren quemar y castigar etc.;
ique se diga que parerce que quieren forzar a S. M. a que se congreguar los Estados Generales, laqual congregacion non conviene en ninguna manera, que se haya a su parescer, estando las cosas en los terminos que estan, aiomenos sin la presencia de S. M.
El principe de Oranges y conde de Emond ha escrito al duque de Cleves que no pretende sino de constituir en el pais la confession Agustana y que tendran siempre la mano, para que en todas maneras se execute.
Dat hij, die hem den hierbij gaanden franschen brief heeft geschreven, tevens eenen zijner heeren heeft gezonden, die verzekert, dat door de Geuzen 6000 ruiters in Hessen, Saksen en daaromtrent worden geworven



VAN PARMA EN CHARLES DE BRIMEU.
183
en dat men 15 daalders per paard geeft, opdat zij binnen veertien dagen gereed zijn;
dat de hertog van Cleve zich ook toerust met ruiterij en voetvolk en dat het geld, dat men geeft, Philipsdaalders zijn;
dat genoemde hertog zich heeft beroemd, dat hij binnen weinige dagen zoude terugkomen om deze staten te zien 1), en dat men daarvan zoovele teekenen ziet, dat de graaf van Megen het gelooft, omdat het overeenstemt met de vroeger door hem ontvangene berichten;
dat het noodig zoude zijn te schrijven aan de vorsten en keurvorsten des Rijks het voornemen van Z. M. ten aanzien van het afschaffen der Inquisitie en het matigen der plakkaten, omdat de Geuzen zich helpen door in Duitschland dit gerucht uit te strooien, als wilde men hen verbranden en straffen enz.;
en dat men zegt, dat het schijnt, dat zij Z. M. willen dwingen de Staten-Generaal bijeen te roepen, welke vergadering het z. i. geenszins raadzaam is te houden in de tegenwoordige omstandigheden, althans zonder de tegenwoordigheid van Z. M.
De prins van Oranje en de graaf van Egmond heeft (sic) aan den hertog van Cleve geschreven, dat zij niets bedoelen dan de invoering in het land van de Augsburgsche confessie en dat zij er steeds de hand aan zullen houden, dat dit op alle wijzen ten uitvoer worde gebracht.
Als boven.
192. 1566 — Augustus 26 2).
Van Margaretha aan Brimeu. — Zij bericht hem het tot stand komen van het accoord met de verbondene edelen, geeft uiting aan haar verdriet en zegt, dat zij alleen heeft toegegeven om erger te voorkomen. Zij deelt voorts mede, dat men haar belet heeft Brussel te verlaten.
Mon cousin, Vous aurez par mes dernières entendu la substance des articles d'accord, qui se traictoit avec les gentilzhommes confédérez, lequel s'est enfin faict ensuyvant iceulx et m'a l'on mené si avant, que j'ay esté contente que par les seigneurs traictans ledict accord fust dict ausdicts Confédérez ou leurs députez pour esclaircissement des susdicts articles que, en mectant jus les armes par le peuple és lieux oü de faict se font les presches, et se contcnant sans faire scandale ou désordre, on n'usera de force ny de voye de faict contre eulx èsdicts üeux ny en allant ny en venant, tant que par Sa Majesté a 1'advis des Estatz Généraulx sera aultrement ordonné, et par telle condition qu'ilz n'empescheront aulcunement en manière que ce soit la religion Cathoücque ny 1'exercice d'icelle ny feront contre 1'Eglise ou les ministres d'icelle, ains laisseront librement user les Catholicques de leurs églises en la forme et manière que du passé.
Je puys bien vous asseurer que ne scaveriés jamais estimer le regret et crèvecoeur, que j'ay de cecy, a quoy véritablement
1) Deze uitdrukking kan in dit verband m. i. niets anders beteekenen dan dat het gerucht liep, dat hertog Willem van de heerschende onrust wilde gebruik maken om Gelderland, dat hij in 1543 aan Karei V had moeten afstaan, terug te krijgen. Vgl. blz. 167. a) Afgedrukt bij Gachard a. w., blz. 458.



i84
BRIEFWISSELING TUSSCHEN MARGARETHA
je puys bien dire que l'on m'y a forcé, me mectant en avant que sans cela aussy bien iroit l'on aux presches et avec armes et désordre et continueroit l'on a destruyre les églises et monastères, voires viendroit l'on a. massacrer les gens d'église et religieulx et du tout extirper la religion Catholicque et exercice d'icelle par ce pays, sans qu'il y eust aultre remède fors ce que dessus i); et par le mesme m'a l'on faict consentir hier matin que le peuple en ceste ville (lequel commencoit a. tumultuer pour sortir aux presches envers Vilvorde et estoit désia amassé par milliers sur le marché sans vouloir entendre remonstrances ny prières, que leur feit mon cousin le conté de Mansfeit — lequel a, ma requeste a bien voullu pour quelques jours prendre la charge de 1'ordre et du guet et garde de ceste ville 2) — tenant propos et faisant démonstration de violence) allast ausdictes presches, promectant parmy cela ledict peuple que ce seroit sans armes et désordre et qu'en ceste ville ne se feroit presche ny se toucheroit a. église quelconcque ny gens ecclésiasticques et que pour 1'entretenement de cela il mectroit sa vie, ayant confirrné ceste promesse par serment, auquel toutesfois je ne fay fondamment ny arrest, ayant par exemple de ceulx de la ville d'Ypere (lesquelz deux jours après avoir faict pareil serment a. mon cousin le conté d'Egmond appellarent mesmes dedans la ville ceulx, qui y destruysarent et pillarent les églises, cloistres et monastères) combien avant il s'y fault fier. Ce que cognoissant et ayant eu plusieurs advertences que l'on avoit rèsolu et déterminé de faire~~icy tout le mesme qui s'est faict en Anvers, voires prescher sur les bailles 3) de la Court et sur le marché de ceste ville, commencer le massacre des gens d'église et mectre les mains a. quelques ministres de Sa Majesté et que ma personne ne seroit asseurée, j'estoye Vendredy 4) matin toute preste pour monter a. cheval et m'en aller k Mons, ce que me fust empesché et ne me eust l'on laissé sortir la ville, comme je croy que encoires ne feroit l'on.
Je vous mercie bien de 1'advertissement des .... 5) contenu en vostre lettre du XXIIIme de ce mois escripte par main de secrétaire et comme vous ay désia. dict, vostre venue icy n'est présentement nécessaire.
De Bruxelles le XXVIme jour d'Aoust 1566.
Post date.
Cestes estiont escriptes, quand me sont venues voz aultres
1) Het besluit is in zijn geheel o.a. te vinden bij van Meteren (uitg. 1748) I, blz. 365—371. Hoe weinig ernst het der Regentes daarmede is geweest —hetgeen bij den op haar uitgeoefenden dwang en het hartzeer over het moeten toegeven wel geene verwondering zal wekken — blijkt o.a. uit de omstandigheid, dat het op grond van die overeenkomst door de edelen verrichte onder de tegen hen gerichte aanklachten werd opgenomen.
2) Rachfahl (a. w., blz. 211) deelt mede, dat hij tot kapitein-generaal van Brussel was aangesteld en als zoodanig doelmatige maatregelen nam om de stad tegen aanslagen der Calvinisten te beveiligen.
3) Volgens Ducange: Lieu fermé de palissade; ook de palissaden zelve.
4) 23 Augustus. Zie Burgundius, Hist. Belg., blz. 235, en Nuyens, Gesch. I, 2, blz. 149 vg. 5) Hier is blijkbaar een woord vergeten.



VAN PARMA EN CHARLES DE BRIMEU.
185
de vostre main 1), par lesquelles me faictes entendre 1'advis et conseil, que vous auroit donné le personnaige y mentionné; sur quoy je me conseilleray ce que conviendra se faire, dont serez adverty.
Au conté de Meghem.
Als boven II (No. 30a), f. 92.
193. 1566 — Augustus 28.
Van Margaretha aan Brimeu. — Antwoord op No. 190 en 191. Zij dankt voor de berichten. Uit hetgeen zij uit Duitschland heeft vernomen meent zij te mógen afleiden, dat de verbondene edelen genoegen hebben genomen met de hun gegevene verzekering. Zij verzoekt hem zich voortdurend op de hoogte te houden van hetgeen in Duitschland omgaat.
He recibido tres cartas vuestras, la una de XXV y las dos de XXVI deste, y entendido por ellas lo que Anderlech me ha venido a declarar de vuestra parte segun la instruction, que le distes, y visto lo que os ha escripto el personage, que sabeis, y a la verdad no os puedo dar las gracias de la diligencia, que teneis de entender las cosas, rogando os lo continueis y desta manera procureis de andor, entreteniendo el personage por los mas onestos medios que vos sabreis usar, sin descubriros mas de lo que vieredes convenir, para ver los humores y negociaciones, que ay el diadeoy estranos que no se podrian saber, sobre la qual causa ay cosas bien duras de creer, como es lo que ha escripto el dicho personage sei tanpoco no se deven de deshechar antes nos amonestan que estemos sobre nuestra guarda segun que los exemplos semejantes de lo passado nos lo ensenan.
Es verdad que el duque Erico me ha escripto quel elector de Saxonia ha hecho hazer tres mil cavallos, y podria ser que fuere para su seguridad propia contra a aquellos, con quien tiene particular enemistad, como sabeis y aviendo declarado los gentiles hombres confederados que tienen en Alemana apercibidos cuatro mil cavallos y quarenta ensenas de gente de apie para su seguridad, quando se quiriere yr contra ellos, y no de otra manera todavia, haviendole sido dada seguridad, como havreis entendido, de que parece que ellos se contentan que por el negocio de su requesta y compromiso no se haria cosa contra ellos.
Yo querria sus negociaciones en Alemana no passar en adelante y que no se durmiere en esto, sino que continuamente huvieie gentes para entender y descubrir en los lugares adonde los levantamientos de gente se han de hacer, si son por particular del dicho elector o por lo que toca a los dichos gentiles hombres confederados y por sus designos, lo qual os ruego que entendais con la diligencia que hasta aqui lo aveis hecho en lo que de ordinario se ofresciere, como tambien lo tengo rogado al dicho duque Erico.
De Brusela a XXVIII0 de Agosto 1566.
1) Deze is niet aanwezig.



i86
BRIEFWISSELING TUSSCHEN MARGARETHA
Ik heb ontvangen drie brieven van U, eenen van 25 en twee van 26 dezer, en daaruit vernomen hetgeen Anderlecht mij van uwentwege heeft verklaard volgens de hem door U gegevene instructie, en gezien hetgeen de persoon, dien gij weet, u heeft geschreven, en in waarheid kan ik u niet (genoeg) danken voor den ijver, dien gij betoont in het te weten komen van de zaken; u verzoekende daarmede op deze wijze voort te gaan en den persoon te onderhouden door de eerlijkste middelen, die gij kunt aanwenden, zonder u meer bloot te geven dan zal blijken noodig te zijn, ten einde te zien de tegenwoordige stemmingen en onderhandelingen der vreemdelingen, die men niet zoude kunnen weten, aangaande welke zaak er zaken zijn, die moeielijk om te gelooven zijn, o a. hetgeen gen. persoon heeft geschreven, dat men niet moet gering achten, maar dat ons veeleer moet aansporen om op onze hoede te zijn, zooals dergelijke voorbeelden van het verleden het ons leeren.
Het is waar, dat hertog Erik mij heeft geschreven, dat de keurvorst van Saksen 3000 ruiters heeft doen lichten, en het zoude kunnen zijn, dat dit geschied is voor zijne eigene veiligheid tegen hen, met wie hij particuliere vijandschap heeft, gelijk gij weet, terwijl de verbondene edelen verklaard hebben, dat zij in Duitschland 4000 ruiters en 40 vendelen te voet beschikbaar hebben voor hunne veiligheid, wanneer men tegen hen zoude willen optrekken, en nog niet op andere wijze, en terwijl hun zekerheid is gegeven, zooals gij zult hebben gehoord; waaruit het schijnt, dat zij zich tevreden stellen, dat uit hoofde van hun smeekschrift en hun verbond niets tegen hen zal worden gedaan.
Ik zoude ten aanzien van de onderhandelingen in Duitschland niet verder willen gaan dan dat zij slepend worden gehouden, maar veeleer dat gij (daar) aanhoudend menschen houdt om te weten te komen of te ontdekken in de plaatsen, waar lichtingen vanlotdaten plaats hebben, of die in den particulieren dienst van genoemden keurvorst zeiven of voor de verbondene edelen en hunne plannen zijn, hetgeen ik u verzoek te onderzoeken met den ijver, dien gij tot dus ver hebt betoond in hetgeen zich gewoonlijk voordoet, gelijk ik ook hertog Erik heb verzocht.
Uit Brussel den iêden 1) Augustus 1566.
Archivo general de Simancas, Estado—Legajo 53a.
194. 1566 — Augustus 30.
Van Brimeu aan Margaretha. — Hij doet mededeeling van eene muiterij te Arnhem en hoe hij genoodzaakt is geweest toe te geven aan den drang der bevolking, die zijne compagnie buiten de stad wilde houden.
Naar aanleiding van het accoord vraagt hij instructie, daar in Gelderland nog nergens is gepredikt dan buiten Roermond en Venlo en buiten en binnen Nymegen, van waar de prediker echter weder vertrokken is. Hij vraagt, of hij dezen, zoo hij mocht terugkeeren, al dan niet mag vatten en hoe hij zich in het algemeen te dien aanzien moet gedragen."
Madame, Comme je m'avoys tousjours bien doubté de mauvaise mesure de ceulx de ceste ville, la chose s'est descouverte le jour d'hyer du tout, encoires qu'il y ait bien eu quelques indices auparavant. Car pour le premier ilz m'ont dit de ne vouloir laisser entrer ma compaignie, et secondement on leur at
1) Dit moet a8 zijn. Of het een fout in den brief zeiven dan wel van den afschrijver is, kan ik niet uitmaken.



VAN PARMA EN CHARLES DE BRIMEU.
187
persuadé, comme l'on avoit fait a ceulx d'Anvers, que je leur debvois mectre quélques gens dedans ladicte ville 1); de manière qu'ilz se sont mutinez et ont voulu abatre deux ponts quy sont ichy a, la maison du Roy 2), par oü l'on peult sortir dehors, se donnans a entendre que je mectroye par la des gens dedans. Je leur ay remonstré que ce n'estoit chose de petite importance d'entreprendre telles choses et qu'il pourroit bien couster le col a beaucoup d'eulx et leurs prévilèges. Néantmoings ilz sont tousjours demourez obstinez et a la requeste des bourgermestres et principaulx de la ville (pour faire cesser la mutinerye et craindant qu'ilz fussent allez piller et rober les cloistres et églises, comme ilz aviont menassé) je leur ay consenty a leur hazard et a la miséricorde du Roy de povoir barrer et serrer les susdicts ponts, soubz protestation que ce serat sans préjudice de la haulteur du Roy et que endedans cincq ou six jours que la mutenerye soit passée, ilz les ouvriront arière. Dont je n'ay voulu laisser d'advertir Vostre Altèze, affin qu'elle voye que la désobéissance devient tous les jours plus grande partout et que (s'il n'y est remédié bientost) les vilains vouldront estre les maistres, et aussy que, icelluy remède ne venant, me samble que je n'ay plus a faire ichy pour y estre si mal obéy.
En oultre, Madame, j'ay receu la lettre de V. A. du XXVIme de ce moys, se reférant a. une aultre précédente du XXIILTme du meisme, contenant les articles, sur lesquelz l'on estoit en train d'accorder avecq les gentilzhommes confédérez. Et ayant par ceste dernière entendu que 1'accord soit ensuyvy selon le contenu d'icelle du XXIIHme, pour me délivrer d'aulcunes doubtes, que je treuve ausdictes lettres quant aux presches et prescheurs, ay bien voulu advertir V. A. que en ces pays l'on n'at encoires presché (que je sache) en aulcuns lieux que hors de la ville de Nymmegen premièrement et après dedens icelle et aussy hors des villes de Ruremunde et Venloe, sans que je sache encoires qu'on y ayt presché dedens. Et comme la première lettre contient que (selon ledict accord) lesdicts gentilzhommes confédérez feroyent le mieulx et tous offices pour empescher que les pre-
1) Slichtenhorst, blz. 507, verhaalt, dat de magistraat van Antwerpen, zich machteloos gevoelend tegenover de Calvinisten, der Regentes verzocht over te komen. „Dese, om van der burgeren trouwe en vermoegen een proef te neemen, vond goed den Stadhouder van Gelderland Karei van Megen voor wt te schicken. Dan de Stad, hem sicnde, raekte aen 't hollen, roepende, dat de gezwoore vyand van de Calvinisten daer was; dat de Grave van Arenbergh met twaelf vaendelen zoude volghen ende
Margriet alsdan de inwoonders na hare hand zetten Als deze wocle-
ryen meer en meer aenwiessen, liet Margriet den Grave van Megen, als of de Geldersse hem niet langher en konden ontbeeren, weder van daer roepen."
Meer in bijzonderheden aangaande deze zaak treedt Wesenbeke (Mémoires, blz. 235—242), van wien wij tevens vernemen, dat dit in de eerste helft van Juli (6—8) is voorgevallen. Men zie ook Reiffenberg, Corr. de Marg. d'Autr., blz. 85, 86; Strada, Lib. V; Bor (uitg. 1679) I, blz. 73.
2) nl. het Hof, staande aan de Markt ter plaatse, waar zich nu het Gouvernementsgebouw bevindt, maar naar voren, naar het midden van de markt. De twee bruggen voerden waarschijnlijk over de beek, die vóór, en over dié, welke achter het gebouw liep.
Zie over deze geschillen van Hasselt, Kronijk, blz. 155—157.



i88
BRIEFWISSELING TUSSCHEN MARGARETHA
sches ne se feissent ès lieux, oü elles n'ont esté faictes, et ès lieux, oü de faict elles se sont faictes, empescher qu'on n'usast d'armes, schandale et désordre publicque, je ne scay comment je m'auroye a. rigler (comme le prescheur de Nymmege s'est désia retiré), si icelluy ou ung aultre y vint a retourner et si (sans infraction dudict accordt) je le pourroye faire prendre et procéder contre luy comme contre les aultres prescheurs preschans en aultres lieux, oü qu'on n'a point encoires presché, et si samblablement je ne pourroys empescher les prescheurs ayans presché dehors Ruremunde et Venloe de venir prescher dedans icelles villes, et dernièrement si (en cas que quelcung vinsist prescher en lieux, oü l'on ne 1'a faict jusques a présent) je pourroye procéder contre ung tel par appréhension et correction selon ses mérites et si aussy je pourroye asseurer les villes, que en ce faisant ilz seriont bien asseurées de tous inconvéniens; car on leur a fait croire que, en appréhendant aulcun prescheur ou 1'empeschant, ilz viendriont a ruyne et saccagement, par oü ilz sont tant intimidez et ont telle craincte des Gheux, qu'ilz n'osent faire leurs debvoirs; priant pour ce, Madame, trés humblement me mander au plus tost ce que V. A. quants aux poincts susdicts me vouldra commander.
D'Arnhem ce 3ome d'Aougst a°. 1566.
A Madame.
Correspondance de Gueldre et Zutphen III (No. 302), f. 96.
195. 1566 — Augustus 30.
Van Brimeu aan Margaretha. — Hij heeft vernomen, dat de werving van soldaten inderdaad tegen Z. M. is gericht.
Madame, J'ay arrière eu nouvelles de cellui, qui m'ast mandé les aultres, qu'il est vray de ces chevaulx, que on léve pour les Gheulx, mesmant 1) m'escript que ung gentylhomme, nommé Plettembourg, quy est son maryschal, ast 500 chevaulx de charge et que le bruict court que c'est pour aller o devant du Roy et luy empeschièr Sa venue par de par decha. S'yl n'est poinct vray, ce doibt bien estre le plus asseuré menteur quy fust jamays; car il me le mande avecque ungne asseurance comme syc'estoit évangylle. S'yl est vray, yl fault que V. A. fache son conté qu'ilz ne nous tiendront riens de tout ce qu'ilz nous ont promys.
Yl me mande oussy que le conté Otto de Scauwenbourg léve oussy ung régimant d'infanterie et que la course est a, ungne sienne mayson oprès de Hambourg, nommée Vyrnemberg.
Le drossart de Lynghen m'éscript oussy qu'il ly ast bruict de quelque assamblée, mays qu'il ne le scait véritablement.
J'ay ung homme o pays de Hessen, ung aultre après Jorien von Hol, mais yls ne me mandent riens. Je despescheray incon-
1) Waarschijnlijk verschrijving voor mesmement.



VAN PARMA EN CHARLES DE BRIMEU.
189
tinent ancores des gens pour scavoir s'yl est vray, et ne fauldray d'en advyser V. A.
De Arnem ce 3ome de Aust a°. 1566 1).
A Madame.
Als boven III (No. 302), f. 98.
196. 1566 — Augustus 3*'(
Van Margaretha aan Brimeu. — In het kasteel Genemuiden liggen 10000 daalders ter beschikking van hem en den graaf van Aremberg, waarvan echter alleen in den uitersten nood gebruik mag worden gemaakt.
Mon cousin, Ce mot va pour vous advertir que j'ay ordonné dix mille dallers pour estre gardez en dépost par ung commis du trésorier des guerres au chasteau de Gelmuyden 2), pour servir en une soubdaine nécessité que pourroit survenir aux gouvernemens de vous et de mon cousin le conté d'Aremberghe, tant pour levée de gens de guerre que aultres occurrences, a 1'ordonnance de chascun de vous; que vous prie (cognoissant 1'estendue de noz finances) ne toucher, si ce n'est pour extréme et inexcusable nécessité, ains y mesnager autant que bonnement faire se pourra; comme je m'attens et confie en vous pour 1'affection que je scay avez au service du maistre et de son prouffit. Et ne servant ceste a. aultre effect, le fin sera prier le Créateur etc.
De Bruxelles le dernier jour d'Aoust 1566.
Au conté de Meghem.
Als boven III (No. 302), f. 100.
197. 1566 —^ September 1.
Van Margaretha aan Brimeu. — Antwoord op No. 194. Zij geeft hem wenken ten aanzien van hetgeen hij den inwoners van Arnhem moet voorhouden om hen te overtuigen van het verkeerde hunner handelwijze, en spoort hem aan niet te wijken voor de kwaadwilligen. Is ergens gepredikt, dan zal hij het ook verder moeten toelaten, maar in geen geval binnen de steden. Predikers, die zich elders mochten willen indringen, moeten worden gestraft.
Mon cousin, Pour respondre a vostre lettre du XXXme du mois d'Aoust passé je cognoy manifestement par ce que par icelle m'escripvez, que les troubles esmeuz a. Arnhem procèdent des menées de ceulx, qui ont troublé et mis toute chose en confusion. Parquoy avez bien faict d'avoir obsisté de tout vostre effort et d'avoir dict au magistrat et a ceulx de ladicte ville ce que contient vostredicte lettre, k quoy eussiez bien et pourriez par occasion adjouster qu'il n'y a pourquoy se plaindre par eulx de la venue de sa(?) compagnie, laquelle est la pluspart de gentilzhommes natifz du propre pays de Gheldre, n'estans pour faire desplaisir a ladicte ville, comme aussy vous ne vouldriez
1) Deze brief is eigenhandig. 2) Genemuiden.



IQ/O
BRIEFWISSELING TUSSCHEN MARGARETHA
nullement faire ny souffrir estre faict; aussy que ce n'est 1'intention de Sa Majesté, laquelle leur a tousjours si bien gardé tout ce que Elle leur a promis, les traictant aussy beningnement, qu'ilz eussent sceu soubharder; leur représentant que c'est pour la propre seureté de ladicte ville et la garde de vostre personne comme gouverneur et lieutenant de Sadicte Majesté audict pays et que ne faictes rien, mandant la vostredicte compaignie, que ce qu'estes accoustumé de faire, quand il y a eu question de 1'avoir preste pour le service de Sa Majesté, et leur pourrez asseurer que n'avez nulle volunté de leur mettre quelques aultres gens de guerre; et si aulcuns les ont aultrement persuadé, qu'ilz Tont faict pour faire desservice a. Sa Majesté et desplaisir a. vous afin de les faire mutiner et rebeller, et conséquamment les gaster et ruiner la ville, avec aultres plusieurs raisons et inductions, que scaurez fort bien adviser selon vostre prudence et dextérité accoustumée, leur remonstrant en oultre 1'aggravio, qu'ilz feroyent a. Sadicte Majesté et a vous comme son serviteur et gouverneur du pays de vouloir oster forcément la libre entrée de la maison de Sa Majesté, qu'Icelle a eu tousjours de vostre temps et de voz prédécesseurs, dont ilz peu vent penser ce qu'en pourroit ensuyvre, et faisant par tous moyens que ne cédez aux mauvais.
Et quant aux poinctz, que consultez touchant les presches pour 1'interprétation des articles, que j'ay accordé a ces gentilzhommes, je vous responds que au regard des lieux, oü les presches s'estóyent faictes actuellement et de faict ^ruparavant 1'accord, je ne voy que puissiés faire aultre chose que les souffrir sans user de voye de faict ny violence, tant qu'il y sera aultrement remédié; mais seulement aux champs et ès mesmes lieux qu'elles ont coustumièrement esté faictes, et non ès villes ny plus prez que a 1'accoustumé, pourveu que le tout se face sans armes, scandale ny désordre publicq, comme contenu est en 1'escript;
Que si aulcuns prédicans se ingéroyent prescher ailleurs, vous les pourrez aftrapper et en faire faire la justice selon leurs mérites et que trouverez convenir, et pourrez hardiment asseurer les villes, oü seroyent appréhendez aulcuns prédicans, ou empeschant iceulx, que non seulement ilz ne feront contre 1'accord susdict donné ausdicts gentilzhommes, ains conformément k icelluy, s'estans ces gentilzhommes obligez par serment a moy de faire leur myeulx et tous bons offices pour empescher lesdictes presches ès lieux, oü elles n'avoyent auparavant esté faictes, comme le tout vous verrez plus amplement, a. scavoir les lettres d'asseurance, que leur ay donné, leur renversalles et le serment, qu'ilz ont faict, par le doublé imprimé cy-joinct, que j'ay commandé vous estre envoyé pour vous povoir tant myeulx selon ce reigler.
Je vous mercie des advertences portées par une aultre lettre de vostre main, vous priant d'y continuer.
De Bruxelles le premier jour de Septembre 1566.
Au conté de Meghem.
Als boven II (No. 30a), f. 105.



VAN PARMA EN CHARLES DE BRIMEU.
IQI
198. 1566 — September 2.
Van Brimeu aan Margaretha. — Te Nymegen, waar hij zijne compagnie wilde monsteren, heeft men die evenmin willen binnen laten komen als te Arnhem. De Staten zijn weder buiten zijn weten te Nymegen bijeengekomen. Voorts eenige mededeelingen over wervingen van troepen.
Madame, Suyvant le commandement de V. A. ay voulu faire passer monstre ma compagnie a Nymmege, mais ceulx de la ville m'ont faict exprès refuz de les recepvoir ou laisser entrer non plus que ceulx d'Arnhem aviont faict paravant. Par oü je suys d'intention de les faire mectre en quelques villaiges cy-entour et les faire passer monstre, les y retenant jusques a ce qu'il plaira a V. A. m'ordonner ce que j'en auray a. faire et oü je les auray a. faire aller; car je me doubte qu'on ne les laisserat en nulle ville de ce pays. L'obéissance s'en vat partout perdue et en cas que le Roy n'y mecte bientost ordre, en lieu qu'il souloit estre maistre, il deviendra variet.
Les barons, villes et députez des Estatz de ce pays se sont ce jour d'huy arrière rassamblez a Nymmegen sans mon sceu. Dieu veulle que ce soit pour bien.
J'avoys entendu, Madame, que le duc de Saxe auroit fait levée de trois mille chevaulx, et suys esté depuys pour vray adverty qu'il soit ainsy, mais que ce soit pour les envoyer en Hongrie.
II y a encoire quelque rittmaistres, quy ont receu „wartgelt", a ce que l'on m'at adverty, et l'on m'at dit et mandé que c'est pour ces seingneurs confédérez. Je pense (puysqu'ilz sont d'accord avecq V. A.) qu'ilz les casseront. J'en auray bientost nouvelles asseurées de ce quy passé, et ne fauldray luy en advertir.
D'Arnhem ce Urne de Septembre XV°LXVI. A Madame.
Als boven III (No. 302), f. 111.
199. 1566 — September 3.
Van Brimeu aan Margaretha. — Hij doet haar mededeelingen over hetgeen hij aangaande de wervingen heeft vernomen, en aangaande de plundering van de kerk te Keppel.
Madame^ J'ay receupt la lettre de V. A. avecque celle, que avois envoié a. ycelle, du seingneur, que V. A. scaict. J'ay eu nouvelles o jourd'ui de cheulx, que avois envoié dehors, et sont conformes aulx aultres, que ces Confédérées ont donné force „wartghelt" -dehors, et me nommé en partye les mesmes rytmaistres. Je supplie V. A., sy elle ast commandé de lever quelques gens, que je puisse scavoir a. qui, affyn que, s'yls volront faire quelques gens par ycy alentour, que je ne leur en donne poinct d'empeschemant, et V A. regarde qu'elle ne recommandé la brebys o loup.



IQ2
BRIEFWISSELING- TUSSCHEN MARGARETHA
J'ay eu nouvelles commant on ast pyllié 1'esglise en ung vilaige nommé Keppel i) en ce pays ycy. Je me feray informer commant ce tout passé, et ne fauldray en advertyr V. A.
De Arnem ce 3tne de September, a°. 1566.
A Madame.
Als boven III (No. 302), f. 113.
200. 1566 — September 5.
Van Brimeu aan Margaretha. — Antwoord op No. 197. De magistraat van Arnhem heeft op zijne vertoogen beloofd hem over eenige dagen, na de bedaring van de opschudding onder de burgerij, antwoord te zullen geven. Ten aanzien van Nymegen, waar tot dusver in de kerk der Commanderie van St. Jan gepredikt is, vindt hij tegenstrijdigheid tusschen hetgeen hem is bevolen en de bewoordingen van het accoord. Hij en het Hof geven haar in overweging dit te laten vertalen en vervolgens drukken om het overal te verspreiden.
Madame, Aiant receu la lettre de V. A. du premier de ce mois avecq le doublé imprimé des lettres d'asseurance, par V. A. données aux gentilzhommes confédérez et de leurs reversalles, j'ay appellé vers moy le magistrat de ceste ville et leur remonstré ce que Vostre Altèze m'a commandé quant au refuz par eulx fait de laisser entrer ma compaignie et les ponts, et y adjonct du mien qui me sambloit tel qu'ilz debviont devenir d'aultre opinion. Mais ilz m'ont trés humblement supplié (considéré que le tumulte du peuple n'estoit encoires du tout assoupy ny raffroidy) que je voulsisse encoires avoir cincq ou six jours patience, endedens lesquelz ilz me rendriont responce, laquelle receue ne fauldray d'en adviser Vostre Altèze.
D'aultre part, Madame, je treuve ausdictes lettres de V. A. la oü elle parle des presches, que au regard des lieux, oü lesdictes presches s'estoient faictes actuellement et de fait auparavant 1'accord, V. A. ne voit que je pourrois faire aultre chose que les souffrir sans user de voie de fait ny violence tant qu'il y sera aultrement remédié, mais seullement aux champs et ès mesmes lieux qu'elles ont coustumièrement esté faictes, et non ès villes ny plus prés que a 1'accoustumé etc. Et aux susdictes lettres d'asseurance je ne treuve quant a. cela 1'article sinon général, disant ainsy. „Ilz feront leur mieulx et tous bons offices pour empescher que les presches ne se facent ès lieux, oü elles n'ont esté faictes, et ès lieux, oü elles se sont faictes, empescheront que on n'use d'armes, scandale et discorde 2) publicq etc." Parquoy je me treuve empesché, pour ce que l'on at longuement presché en la ville de Nymmegen en 1'église de la Commandurie de St. Jehan, de ce que j'en doibs faire, a. scavoir sy je doibs tenir
1) Deze mededeeling is zeer opvallend, daar Frederik van Pallandt, die zijnen vader Johan in 1565 als heer van Keppel was opgevolgd, in geenen deele een voorstander der Hervorming was. Dat Hoog-Keppel, dat tot het richterambt van Doesburg behoorde, bedoeld zoude zijn, is niet aan te nemen.
2) Verschrijving voor désordre.



VAN PARMA EN CHARLES DE BRIMEU.
193
la main vers ceulx de la ville, affin 'qu'ilz facent sortir le prescheur et prescher dehors, oü sy je le doibs laisser la; suppliant pour ce qu'il plaise a V. A. m'en escripre sa résolution 1).
En oultre, Madame, comm'il me samble, comm'il fait aussy a aulcuns du Conseil, ausquelz j'ay communicqué 1'affaire, qu'il n'y auroit que bien que le contenu de ladicte copie imprimée fust divulgé et notoire a ung chascun et que pourtant elle fust translaté en langaige vulgaire de ce pays et faict imprimer en telle sorte; ce que n'ay volu entreprendre sans le sceu de V. A. et principalement considéré que le privilège le deffend, il plaira a V. A m'adviser de son bon plaisir.
Et comme devant-hier aulcuns des barons, aussy députez des chief- et petites villes avecq les députez de la noblesse de ce pays de Gueldre et Zutphen ont (selon que j'avois escript a V. A. qu'ilz debviont faire) esté assemblez en la ville de Nymmegen pour se résouldre pour veoir quel ordre il se pourroit mectre aux presches et au fait de la religion, sans toutesfois qu'ilz aient besongné ny conclu quelque chose, pour y point estre tous les Estatz généraulx 2); et j'entends qu'ilz viendront vers moy affin que les faire rassambler; n'ay volu obmectre d'en advertir V. A., pour scavoir (si d'aventure ilz me le requièrent) ce que je doibs faire. Sy se doibt faire, le plus tost sera le meilleur, avant que les choses se gastent davantaige. Je suis esté adverti qu'il y en at beaucoup, qui désirent la communication sub utraque specie 3). Néantmoings la pluspart se tient a 1'antique. S'ilz s'assemblent, l'on verra ce que ce sera.
Le bruict courroit par ichy que le duc de Clèves estoit levant quelque nombre de gens. J'ay envoié pour s9avoir la vérité et suis adverty que ce ne sont que cincq ou six eens chevaulx de la part du Kreis.
D'Arnhem ce 5tne de Septembre 1566.
A Madame.
Als boven III (No. 30a), f. 117.
201. 1566 — September 6.
Van Brimeu aan Margaretha. — Men verlangt uitschrijving van den landdag tot het stellen van orde op de zaken van den godsdienst. De magistraat van Nymegen weigert het plakkaat tegen den beeldenstorm te laten afkondigen en heeft een van eigen maaksel uitgevaardigd. Moet er een landdag plaats hebben, dan hoe eer des te beter. Het verdient aanbeveling de moderatie der plakkaten, die reeds aan de Staten van andere provinciën getoond zijn, ook naar Gelderland te zenden.
Madame, J'envoie ichy-joinct copie de deux lettres, dont par 1'une V. A. entendra que les députez des barons, noblesse et
1) Zie Bijdr. Nijhoff IV, blz. 315—317.
2) Over hetgeen in de eerste dagen van September te Nymegen was voorgevallen, zie men van Hasselt, Stukken I, No. 37—41.
3) d. i. de uitreiking van brood en wijn aan de communicanten in tegenstelling van de sedert de 13de eeuw algemeen gewordene uitreiking van het brood alleen. Zie hierover Wetzer u. Welte, Kirchen-Lexikon i. v. Abendmahlsfeier.
13



194
BRIEFWISSELING TUSSCHEN MARGARETHA
chiefs- et petites villes des quartiers Nymmegen, Remunde et Arnhem me requièrent voloir faire assembier les Estatz généraulx de ce pays, pour mectre bon ordre au fait de la religion etc. i), et par 1'aultre 2) elle verra comment ceulx de Nymmegen s'excusent de faire publier le placcart 3), pour ce qu'ilz disent avoir fait publier ung aultre, dont j'envoie V. A. la copie 4), qu'ilz tiennent meilleur que celuy, qu'elle m'at envoié.
Quand k 1'assemblée des Estatz, j'ay désia escript k V. A. que, s'il se debvoit faire, le plus tost seroit le meilleur, et prie pourtant trés humblement qu'elle me veuille mander sa résolution; et il me samble, en cas que V. A. est de ceste opinion, qu'il seroit bon qu'elle m'envoyast la modération des placcars, qui est désia monstré aux Estatz des aultres pays, affin d'entendre aussy leur advys la-dessus, pour après ordonner de la part du Roy, comme elle trouvera convenir.
D'Arnhem ce VIme de Septembre XVCLXVI.
A Madame.
Als boven III (No. 30a), f. 108.
202. 1566 — September 7.
Van Brimeu aan Margaretha. — Hij is het met zich zeiven niet eens, of de door hem ten aanzien van het uitschrijven van den landdag gegevene raad wel goed is, aangezien hij gelooft, dat men op het voorbeeld van Overijssel kerken zal eischen om daarin volgens de Augsburgsche confessie te laten prediken en ook andere zaken zal bespreken, die niet in 's Konings belang zijn.
Te Elburg heeft men in strijd met het accoord eenen prediker laten komen. Hij raadt aan hiertegen geweld te gebruiken, daar anders dit voorbeeld overal zal worden gevolgd.
Madame, Encoires que j'aye escript a. V. A. que le plus tost seroit le meilleur de faire assembier les Estatz de ce pays, pour adviser de mectre bon ordre au fait de la religion, sy esse 5) que j'ay depuis entendu qu'ilz vouldront traicter beaucop d'aultres choses, que je crains qui ne tendront au service du Roy. Et comme je suis adverti que ceulx d'Overyssele sont après pour avoir des églises pour y faire prescher selon la confession-d'Ausbourgh 6), je me doubte que ceulx de ce pays ichy ne chanteront la mesme chanson. Et ne fust que, comme ung chascun est fort desvergonsé et que a. ceste occasion je me doubte et le tiens quasy pour asseuré que en cas que je ne les fay assembier, qu'ilz ne feront eulx mesmes, qui serat fort contre 1'auctorité du Roy, je suis en branie pour scavoir sy je doibs changer d'opinion de celle, que j'ay escript par ma précédente a. V. A. Parquoy je remectray le tout k sa prudente discrétion et n'ay volu laisser luy adviser (pour mon debvoir) de tout ce que dessus.
1) van Hasselt, Stukken I, No. 39. a) Aid., No. 40.
3) Te vinden bij van Loon, Gr. Geld. Plac.-boeck I, kol. 338, d.d. 35 Augustus 1566.
4) van Hasselt a. w., No. 38.
5) = est ce. 6) d. i. de Luthersche geloofsbelijdenis.



VAN PARMA EN CHARLES DE BRIMEU.
195
Je suis esté aussy adverty a. ce matin que les bourgemaistres et les principaulx de la ville de Elborch ont mandé ung prédicant. Je leur ay escript 1) pour 1'empescher, mais je me doubte qu'ilz ne le laisseront pour cela. V. A. m'advise (en cas qu'ilz ne le veuillent faire) quel ordre il y fauldrat donner. Sy V. A. veult entretenir qu'ilz ne pourront prescher nulle part (suyvant 1'appoinctement qu'elle a faict avecq les Confédérez), il y fauldra résister au commencement, car sy V. A. ne chastie les premiers, qui commencent, ilz le feront partout. Et il me samble que V. A. ne le pourra faire sans armes, car ilz tiendront leurs portes serrées et ne laisseront entrer personne.
D'Arnhem ce 7me de Septembre 1566.
A Madame.
Als boven III (No. 302), f. 119.
203. 1566 — September 9.
Van Brimeu aan Margaretha. — Hij beveelt voor de opene plaats nogmaals den in No. 165 bedoelden persoon aan. Hij schrijft het een en ander over het aannemen van soldaten en verklaart nadrukkelijk, dat de overkomst des Konings zeer gewenscht is.
Madame, Comme yl ly en ast tout playn de pourchaschants 1'estat de conseillier ycy et que asseurémant cellui, dont j'ay supplié V. A. lui en pourvoir 2), est le plus suffisant, je supplie trés humblement V. A. le voloir faire. Yl 1'ast le moyen de vous faire beaucoup de service, comme je dyray bien a. V. A. la première foys que porray parler a. ycelle. Sy playct a V. A. escripre de superabondant a cheulx du Conseil ycy, je ne fays doubte qu'il ne vous dyront qu'il est fort ydoyne. J'envoie a ces fyns a. V. A. ungne sienne requeste.
Depuis mes dernières escriptes je n'ay eu nulles nouvelles d'ymportance; j'en actens d'heure a. aultre et ne fauldray en advyser V. A. Yl playrast a. V. A. m'advyser sy ces 15 capitaines, que j'ay retenu, se porront bien licentier, affyn qu'ilz ne perdent plus tamps d'actendre après moy.
Sy V. A. faict donner quelque „wartghelt" aux ducks de Bronswick de Grobenhaghen, je ne puis lesser d'advyser V. A. qu'elle regarde de bien capituler avecque eulx, affyn que sus ombre de la religion yls ne vous lessent o besoin. Sy ylz en font quelque difficulté, le duck Eryck vous amenerast bien les 300 chevaulx fort bons et V. A. se peult asseurer de lui et la charge qu'il ast, est bien petyte.
Oussy sy samble k V. A. que je suis bon pour servyr en cechy k Sa Majesté par tel chy (?), que j'en soie asseuré de
1) Zie Bijdr. Nijhoff IV, blz. 217; Ris Lambers, De kerkhervorming op de Veluwe, blz. 143; bijl. blz. CCCVIII vgg.
2) Zie No. 185.



196
BRIEFWISSELING TUSSCHEN MARGARETHA
bonne heure et que l'on me veulle donner le „wartghelt", je m'asseureray bien d'ung 1500 ou 2000 chevaulx.
Je supplie oussy comme trés humble serviteur du Roy et de V. A. de voloir donner o Roy toute la haste de venyr qui ly serast possible, car yl ly importe merveilleusement et k tous cheulx, qui désyrènt son service. V. A. me pardonne que je lui escrips si librement, car 1'anvie que j'ay de faire service o Roy et a. V. A., me le font faire, et me commande, sy je lui en puis faire quelqung, car jamays personne ne le fyst de milleure affexion.
De Arnem ce gme de Septembre Ao. 1566. A Madame.
Als boven III (No. 30a), f. iai.
204. 1566 — September ...
Vak Margaretha aan Brimeu. — Zij dankt hem voor de haar uit zijnen naam gedane mededeelingen en ook voor zijn aanbod om naar Spanje te gaan, hetgeen zij overbodig en met het oog op de gebeurtenissen hier te lande niet gewenscht acht.
Hij moet die van Roermond bewegen hunnen predikant te doen vertrekken en alles te laten bij het oude in afwachting van de beslissing des Konings. Hij moet in weerwil van zijne bezwaren het plakkaat doen afkondigen.
Mon cousin, J'ay trés bien entendu tous les poinctz, que Anderlecht m'est venu remonstrer de vostre part et lesquelz il m'a aussy baillé pas- escript, et en ay usé selon qu'il 'm'a dict que désiriés, et comme sans cela je n'eusse faict aultrement, cognoissant combien cela vault; et les ayant bien examiné, j'en ay trouvé plusieurs méritant bien d'estre considérez pour leur temps et lieu, ausquelz je les reserveray, pour m'en servir selon que lors je verray ilz seront a propos; vous merciant cordialement du soing, que je voy vous faict prendre vostre si grande affection et zèle au bien des affaires du maistre, laquelle signiffiés davantaige par le travail du voyage, qu'avez offert d'estre. content de faire 1), dont de mesme vous remercie, vousadvisant que — comme désia. Sa Majesté aura par deux ou trois courriers entendu bien amplement les saccagemens des églises et k quelz termes sont parvenuz les troubles de par deca; de sorte que je tiengs ne povoir estre que n'ayons la-dessus courrier avant dix jours — se pourra bien excuser ledict voyage, y joinct que par le courrier, que présentement se despesché, j'escrips si amplement le tout et si chauldement pour Sa briefve venue, que certes je ne voy ce que se pourroit ny escripre ny dire de bouche davantaige, avec ce que je me trouveroye bien perplexe par vostre absence, faisant estat, comme je fay, d'estre assistée de vous au besoing et aussy que, prenans les affaires de vostre gouverne-
1) Aan den rand staat met potlood: Offre du conté de Meghem d'aller en Espagne.



VAN PARMA EN CHARLES DE BRIMEU.
197
ment le chemin que j'entens, il n'est aulcunement possible que puissiés vous en absenter.
Quant a ceulx de Nymegen, vous avez veu ce que vous en ay dernièrement 1) escript, et en conformité de ce me semble que debvez faire office vers ceulx de Ruremunde qu'ilz facent aussy partir le prescheur y estant et ne laisser introduire aulcune innovation jusques a, ce que par Sa Majesté y sera généralement pourveu.
Au regard du placcart, dont avez différé la publication, me semble que la debvez faire nonobstant la considération que y avez eu, que m'avez faict représenter.
Touchant les capitaines, vous les retiendrez encoires, combien que je n'aye encoires aultre charge fors de tenir apperceu les gens que Sa Majesté a commandé, pour s'en servir en cas de besoing, et me venant aultre ordonnance vous pouvez, mon cousin, vous asseurer que ce ne sera sans me souvenir de vous et de vous advertir des premiers.
De Bruxelles le . . . jour de Septembre 1566.
Au conté de Meghem.
Als boven III (No. 302), f. 103.
205. 1566 — September 11.
Van Brimeu aan Margaretha. — De soldaten, die in Hessen op wachtgeld werden gehouden, hebben geld ontvangen en bevel aangaande hetgeen zij moeten doen. Men noemt Antwerpen als het doel van den tocht.
Que un hombre, que avia embiado a Hessen, era buelto ya y le avia dicho que la gente, que alli estava apercibida en wartghelt, avia sido advertida para estar a pronto a los XVIII del sobre dicho mes y que entonces se le embiarian dineros y la orden de lo, que avian de hazer, y que alli se dezia que avian de yr azia Anveres.
Dat een persoon, dien hij naar Hessen had gezonden, reeds was teruggekeerd en hem had gezegd, dat de soldaten, die daar in wachtgeld beschikbaar waren gehouden, verwittigd waren geworden op den i8den van bovengenoemde maand gereed te zijn en dat men hun toen geld had gezonden en een bevel aangaande hetgene zij te doen hadden, en dat men daar zeide, dat zij naar Antwerpen moesten trekken.
Archivo General de Shnancas, Estado—Legajo 532.
1) Hiermede wordt m. i. No. 197 bedoeld. De omstandigheid, dat deze brief niet gedateerd is en daarbij het antwoord op mondelinge mededeelingen behelst, maakt het moeielijk hem zijne plaats aan te wijzen. Die, welke hij in het boek inneemt, nl. tusschen No. 196 en No. 197, is in geen geval goed en alleen te verklaren door het ontbreken der dagteekening, waardoor de persoon, die de brieven vóór het ' inbinden heeft gerangschikt, hem die plaats min of meer op goed geluk heeft gegeven.



iq8
BRIEFWISSELING TUSSCHEN MARGARETHA
206. 1566 — September 11 1).
Van Margaretha aan Brimeu. — Antwoord op No. 198, aoo, aoi en 202. Ten aanzien van de monstering zijner compagnie is zij het met hem eens. De prediking binnen Nymegen kan niet worden geduld, tenzij deze reeds vóór 23 Augustus daar plaats had. Zij schrijft daarover aan den magistraat, als ook aan dien van Elburg. Zij laat het aan hem over het accoord al dan niet te laten drukken; hier en daar heeft men beter geacht dit niet te doen. Zij acht uitschrijving van den landdag niet noodig en niet geraden, maar vindt, dat men de beslissing van den Koning, die weldra zal komen, moet afwachten.
Mon cousin, Ayant veu ce que m'escripvez par voz lettres des second, V, VI et Vilmes de ce présent mois, je commenceray (vous y respondant) a. vous dire touchant vostre compaignie, que ceulx de Nymmegen refusent recepvoir en la ville, que, si tant est que par remonstrances ne scachiés leur faire changer ceste opinion, la pourrez faire mectre par les villaiges allentour de Arnhem, comme escripvez, jusques a ce que se verra oü elle pourra estre k propos ailleurs.
Quant aux presches, que par celle du cincquiesme escripvez se faire en la Commanderie de st. Jehan dedans la ville de Nymmegen, certes cela ne convient nullement, estant une nouvellité par trop grande, laquelle si peu se debvroit attenter et tollérer de par le magistrat, comme icelluy se deuilleroit que aulcune chose nouvelle se introduisist de par le Roy, mon seigneur, et y objicieroyent 2) incontinent le traicté de Venloe, après lequel, se recepvant par feu le prince d'Oranges 3) de par 1'Empereur (que Dieu absolve) le serment des villes du pays de Gheldres et Zutphen, fust a la bretecque 4) de chascune d'icelles publié que dès lors en avant ung chascun eust a. vivre selon nostre ancienne foy et religion Catholicque, avec publication d'ung placcart bien brief a ce propos 5), lequel on estime se trouve encoires au régistre de la chancellerie k Arnhem, ce que par tout le pays a esté lors receu et accepté et depuys ensuyvy et observé jusques k maintenant, de sorte que l'on debvoit bien y continuer jusques au remède général, sans admectre et tollérer ceste nouvellité en ladicte ville, de tant moings que (comme avez bien souvent entendu) les députez des Estatz dudict pays de Gheldres et Zutphen, tant k Gand au partement de Sa Majesté vers Espaigne que icy vers moy requérans que l'on ne employast les inquisiteurs audict pays, se ont tousjours laissé entendre et promis qu'ilz voulloyent maintenir 1'ancienne religion Catholicque et eulx mesmes tenir la main au chastoy de ceulx, qui y contraviendroyent; sur quoy leur fust dict que, se conduisant ainsy, l'on n'auroit occasion d'y envoyer aulcun inquisiteur, comme aussy n'a esté
1) Afgedrukt bij Gachard a. w., blz. 460. a) tegenwerpen.
3) René de Chalons, de eerste stadhouder van Gelderland onder Karei V.
4) Bretecque, breteche, bretesche, breteske, volgens Ducange: lieu public oü l'on faisait les cris et publications de justice.
5) van Loon a. w., I, kol. I.



VAN PARMA EN CHARLES DE BRIMEU.
199
faict depuys, et en ceste conformité j'escrips présentement ausdicts de Nymmegen pour les mouvoir de faire cesser la presché en la ville et ne la y permectre, combien que (a. ce que je voy par les escriptz, qui sont venuz joinctz a voz lettres) les choses y ont prins ung chemin, que je doubte ne se changera légièrement.
Je fay vous addresser mes lettres ausdicts de Nymmegen, afin de, après en avoir veu le contenu par le doublé, que j'en ay faict joindre a ceste, les leur envoyer, s'il vous semble bien; en tant que non, en user comme trouverez convenir; comme aussy a, ceulx de la ville de Elburgh 1).
Vous me dictes bien par vostredicte lettre que l'on a longuement presché en ladicte Commanderie en la ville de Nymmegen, mais vous n'exprimez point si cela s'est faict longuement auparavant 1'accord faict avec les Confédérez ou point, qui fust le XXIIIme d'Aoust, en quoy il y a grande différence; et y eust l'on prins la considération qui convient, si l'on eust scéu 1'un ou 1'aultre. Parquoy en advertirez, ne veuillant vous céler que, quand vous avez escript que se preschoit a Nymmegen, s'est tousjours entendu et estimé que ce fust hors la ville.
Touchant de faire imprimer en langaige gheldrois les lettres d'asseurance donnéefs) aux gentilzhommes confédérez, l'on a en quelques lieux trouvé bien de point les publier pour la grande liberté, que ung chascun pourroit prendre quant a. la religion. La ou toutesfois vous semblast qu'il fust bien la, je m'en remectz a. vous, vous advertissant seullement que enchargez au chancellier de avoir bon regard que le tout soit fidèlement translaté du francois audict langaige.
II y a après 1'assemblée des Estatz de vostre gouvernement, laquelle escripvez estre adverti que serez requis de faire, vous trouvant doubteux de m'y donner advis. Certes en ayant icy esté délibéré en Conseil, se trouve que ceulx de Gheldres ont beaucoup moings d'occasion de s'empescher et travailler en eest endroict que nulz aultres Estatz, n'ayants ny 1'inquisition ny placcartz telz que aultres, ains ung particulier conforme a. celluy du temps de feu le duc Charles d'Egmond, qui y a estéobservé jusques a maintenant. Et ayant quelques aultres Estatz de par deca requis d'estre convocquez sur quelque remède a. la religion tant troublée, sur quoy j'ay escript a. Sa Majesté, de Laquelle, selon qu'Icelle m'a donné espoir, j'attens de jour a aultre Sa résolution, lesdicts Estatz debvriont bien se contenir en 1'ancienne facpon de vivre jusques lors, afin que 1'ordre et remède fust uniforme partout; lesquelles raisons et aultres que adviserez a. propos, me semble que leur debvez représenter et remonstrer, si tant sera qu'ilz viengnent vous requérir pour ladicte convocation, afin que, s'en déportans, ilz veuillent patiemment attendre si peu de temps 1'arrivée de ladicte résolution de Sa Majesté, n'ayant
1) Een afschrift van den eene ernstige waarschuwing bevattenden brief aan die van Elburg d.d. 11 September bevindt zich onder No. 1893 in de Brieven uit en aan het Hof (Rijksarchief in Gelderland).



200
BRIEFWISSELING TUSSCHEN MARGARETHA
samblé convenir leur faire faire mention de la modération, puysqu'elle n'est encoires aggréé de Sa Majesté, ains qu'Icelle y demande ultérieur advis.
Et si nonobstant tous les debvoirz susdicts, tant envers ceulx de Nymmegen et de Elburgh que les députez des Estatz, ung chascun d'eulx en son regard passé oultre avec son prétendu, ayant par nous aultres esté faict ce que pour le présent pouvons, serons tant plus excusables par cy-après, sans veoir que il y ait pour maintenant que puissions davantaige que de remarcquer les facons de procéder des plus principaulx respectivement et qui ilz sont, pour en temps et lieu par cy-après revocquer le tout en mémoire; ce que je vous admoneste de faire.
De Bruxelles le Xlme jour de Septembre 1566.
Au conté de Meghem 1).
Correspondance de Gueldre et Zutphen III (No. 30a), f. 124.
206a. 1566 — September 11.
Van Margaretha aan den magistraat van Nymegen. — Zij spoort hem met ernst aan geene nieuwigheden op het gebied van den godsdienst te dulden en herinnert aan de in 1543 en 1559 gedane beloften.
Margarita etc.
Ersaeme, lieve, besundere, Ons is geloefflyck voirgekommen, woe ein vrembder predicant in de Commanderie van st. Jan binnen Nymmegen dese nyeuwe leeringe predickt, 'twellick ons zeer leyt om hooren is geweest, besunders dat sullicx van u geleden und gestadet wordt, alzoe ghy wael weet 'tzelve te syne directelyck tegen den will ende meynongh des Conincx, onses genedichs, liefs herren, ende oyck tegen die alde, Catholyssche religie, nae wellicke in huldongh des keysers Caroli, hbichlofflycker gedechtenisse, durch wylen den prince van Oranien ontfangen, in yederë stadt des furstendombs Gelre und graeffschaps Zutphen, openbaerlyck verkundight und bevolen wordt, dat men sich van dan voirtaen soll hebben to holden, woe dan oyck geschiet. Und alzoe men nyet gheren sien soll, dat van wegen Syner Majesteyts eenige nyeuwicheyt aldaer innegevuert soll wordden, dat oyck, jae meer dan billick, dat by den ondersaeten hinwederomme gheen veranderinge der dingen, soe van aldts herbracht ende geobserveert siin, insunderheyt soe hoichwichtige saeck als die religie, voirgenomen, voel weyniger gestadet, gevordert und gehanthavet wordde; und bevrempt ons sullicx oyck to meer, dat, wanneer die geschickten van bannerherren, ritterschap und steden des furstendombs Gelre und graeffschaps Zutphen aen Syne Majesteyt toe Ghendt vor Derselver vertreck nae Spaengnien und oyck daernae aen ons hier to Bruessel onder anderen versocht, dat men in den lande van Gelre voirs. ghein inquisitoren soll schicken, sy sich hebben vernemen laeten und toegesacht, sy wollen by die alde, Catholyssche religie benarren und selfs denghenen helpen straffen, die daertegens sollen doen.
Derhalven und gemerckt oyck dat die veranderinge und nyeuwicheyt der religie altiit voel onruwe, twists, tweedracht und ander onraedts met
1) Deze brief is afgedrukt in Bijdr. Nijhoff IV, blz. aai.



VAN PARMA EN CHARLES DE BRIMEU.
20I
sich brenght, soe is in statt Syner Majesteyts ons genedich gesynnen, dat ghy nyet gestadet, dat eenige nyeuwe leeringe by den vors. predicant oft eenigen anderen binnen de stadt gepredickt wordde, sonder denselven doet van daer vertrecken und daeraen siit, dat alle dingen der religie halven in hoeren alden wesen, observantie ende gebruyck gelaeten, gecontinueert und gehalden wordden bis ter tiit toe dat een generael remedie ende ordinongh gemaeckt sall siin, waerop wy daegelycx Syner Majesteyts genedige meynong siin verwachtende; 'twellick doende ghy gewislyck moeght gelooven und halden, dat Syne Majesteyt to derselver aenkompste in desen landen, die vermidts Godts hulp korts siin sal, tegen de stadt Nymmegen, regeerderen ende den goeden burgeren derselver met alle genaede sal voir oogen hebben und bekennen. Und woewael van wegen derselver Syner Majesteyts wy ons willen versihen sullicx alzoe to sullen geschieden, gesinnen nochtans hierop uwe beschrevene antwoerde und siin u met genedigen willen geneight und gemeynt.
Datum Bruessel den Xlden dach Septembris XVCLXVI.
Den ersaemen, onsen lieven, besunderen Richter, burgermeysteren, schepenen und raedt der stadt Nymmegen.
Als boven III (No. 30a), f. 139.
207. 1566—September 14.
Van Brimeu aan Margaretha. — Antwoord op No. 206. Hij zendt den brief aan Nymegen terug met verzoek op het adres ook de meesters van St. Nicolaas en van de ambten te vermelden, daar hij vreest, dat anders de magistraat, wiens meerderheid .besmet" is, hem niet ter kennis van de gemeente zal brengen. Hij raadt tevens aan in den brief iets te zeggen van den tot de nieuwe leer overgeganen kanunnik (van st. Steven), die erger predikt dan de vreemde predikant. Deze is 24 Augustus te Nymegen aangekomen. Ten aanzien van het antwoord aan de Landschap is hij voor tijd winnen.
Madame, J'ay receu la lettre de V. A. avecq une lettre close a ceulx de Nymmegen touchant le prescheur illecq, et ayant communicqué avecq ceulx du Conseil ichy je renvoie ladicte lettre, suppliant V. A. qu'il luy plaise par la mesme main en la superscription faire adjouster ces motz: „Voorts meysteren van sinter Claes ende van den ampten aldaer". Car comme une grande partie de ceulx de la Loy sont infectez, je doubte qu'ilz tiendront la lettre sans en faire mot a. la commune, pour ce qu'il y en at encoires beaucop de bons et Catholicques, quy ne consentent aulcunement aux presches et ne voient pas voluntiers ces troubles. Et comme 1'affaire requiert haste, je supplie que V. A. me face renvoier incontinent ladicte lettre, affin que plus de gens ne se gastent ce pendant. Depuis que ce predicant susdict est venu a. Nymmegen, il y est ung chanoisne devenu héréticque, quy presché pis que 1'aultre. Sy V. A. en touchast ung mot, il samble qu'il ne viendroit que bien a. propos.
Quant a. ce que V. A. m'escript que je ne luy avois mandé quant le prescheur soit entré en la ville de Nymmegen, pour scavoir s'il soit esté devant 1'appoinctement ou après, V. A.



202
BRIEFWISSELING TUSSCHEN MARGARETHA
trouvera par une lettre i), que luy ay escripte le XXVme du mois passé, qu'il y entrat le jour de devant. Et y estant entré il at auprim presché ledict XXVme sur quelque petit cimitière auprès du Valckhoff et depuis quinze jours ou environ encha il at presché dedans la Commandurye et église de st. Jehan 2). S'il sambloit bon a. V. A. faire la lettre conforme a. cecy, elle le pourroit faire.
Touchant ce que V. A. m'escript de ce que je doibve respondre a. ceulx des Estatz de ce pays, je superséderay encoires quelque temps jusques a. ce qu'ilz m'en donuent quelque rencharge, pour gaigner tems, sy V. A. ne me commande de faire aultrement ou j'en treuve quelque aultre occasion pour le debvoir faire.
Quant a. ma compaignie des hommes d'armes, je les ay logé cy-allentour par quelques cloistres et villaiges, pour y attendre ce qu'il plaira a V. A. leur commander.
Je feray dresscher incontinent la lettre, que V. A. m'at aussy envoié pour ceulx van der Elburch.
D'Arnhem ce XDIIme de Septembre XVCLXVI.
A Madame.
Als boven III (No. 303), f. 131.
208. 1566 — September 15.
Van Brimeu aan Margaretha. — Hij schrijft bericht te hebben ontvangen, dat te Hattem en te Zalt-Bommel kettersche predikers zijn aangekomen na het accoord. Wordt dit door de vingers gezien, dan zullen alle steden het voorbeeld volgen.
Madame, Je suis ce jour d'huy certainement adverty qu'il y a trois ou quatre jours que en la ville de Hattem sur le marché at presché ung prescheur de ces nouvelles sectes 3); aussy que en la ville de Bommel y at ung prescheur 4), qui at longuement presché selon nostre religion et qu'il presché astheure a la mesme mode, sans toutesfois de cela estre asseurément adverty. Et comme plusieurs des aultres villes menassent tous les jours de faire le samblable, n'ay sceu laisser d'en adviser V. A., affin qu'elle regarde d'y donner ordre: car sy l'on ne chastie ceulx,
1) Deze is niet aanwezig.
s) Smetius, Cronijk, blz. 128: „Den 29 Augusti heeft de Magistraat (om alle oploop onder de borgerij voor te komen) een religie-vrede gemaakt, waarbij bevolen wierd, dat de eene burger den anderen geen overlast zoude aandoen, en waarbij ook de Gereformeerden wierd toegestaan om in de St. Jans kerk haare predikatiën vrij te doen, gelijk datelijk daaraan van hun op dien zeiven dag opentlijk niet zonder grooten toeloop is gepredikt."
Surius, Commentarius, blz. 900: „Die festo Decollationis S. Johannis Baptistae (29 Aug.) a quibusdam e Senatu deduetus est illé cohcionator in templum S. Johannis, populo licet invito, et certe nisi quidam e magistratu obstitisset, hominem inde cives expulissent."
3) Zie Ris Lambers a. w„ blz. 138; bijl. XXXI, 1, 2, 3, 6, 7.
4) Zie Acquoy, Jan van Venray, blz. 21 vgg.



VAN PARMA EN CHARLES DE BRIMEU.
203
qui ont commencé a prescher depuis 1'appoinctement faict avecq les Confédérez, on le fera partout, comme j'ay plusieurs fois escript a V. A.
D'Arnhem ce isme de Septembre 1566.
A Madame.
Als boven III (No. 30a), f. 133.
209. 1566 — September 16.
Overzicht van den inhoud van eenen brief van Brimeu aan Margaretha, bevattende verschillende berichten uit Duitschland.
Relacion sumaria de una carta con algunos avisos de Alemana, embiada por el conde Mega a Su Alteza de XVI de Septiembre 1566.
El dicho conde envio (sic) a Su Alteza dos avisos, que le fueron embiados del pays de Ostelanda. El primero contiene que cinco senores de los principales del Pays Vaxo han firmado la „bestalinge" o secondo de que el „wartguelt" ha sido dado por un mes o tres semanas, y esto a muchos gentiles hombres de Vestfale, y que senores Ja0 van Pletemborch y Seger van Colenperge tienen apercibidos tres mill cavallos assi como lo han hecho el duque Adolff, que tiene mill, y el duque de Juliers mill y quincentos apercibidos sin los otros; que assi
los Gueulx abrian puesto secretas postas de I ? aci
Saxa y que tambien tienen ocho mill cavallos apercibidos; que la gente, que el duque ha hecho apercivir, esta presta para yr en como han dicho.
El otro aviso es, que el duque de Saxa ha levantado dos mill cavallos y que son para hazer por fuerca a su hijo unico,
arzobispo de Magdenbourc; quel obispo de Cologne '.
conde de la Marche alli en torno ha levantado tres mill cavallos en „varguelt", aunque haya passado todavia a sido entretenido; que el duque Augusto y el duque Enrico se tienen entre ellos un poco de voluntad y amistad. Supplicando el dicho conde que S. A. quiera tener la mano en esto con Su Magestad, para que venga presto a estos Payses Vaxos.
Korte inhoud van eenen brief met eenige berichten uit Duitschland, door den graaf van Megen aan Hare Hoogheid gezonden op 16 September 1566.
Genoemde graaf heeft aan Hare Hoogheid twee berichten gezonden die hem gezonden waren uit Oosterland. De eerste bevat, dat vijf aanzienlijke Nederlandsche heeren de bestelling hebben geteekend, waarop het wachtgeld is gegeven voor eene maand of drie weken en wel aan vele edelen uit Westfalen, en dat de heeren Johan van Plettenberg en Seger van Colenberg 3000 ruiters beschikbaar hebben en eveneens



204
BRIEFWISSELING TUSSCHEN MARGARETHA
hertog Adolf, die er iooo heeft, en de hertog van Gulik 1500 behalve de anderen, die de Geuzen zouden hebben geposteerd op geheime posten van I.... (?) tot Saksen, en dat zij ook 8000 ruiters beschikbaar hebben; dat het volk, dat de hertog heeft laten aannemen, gereed is om te gaan
in , gelijk zij hebben gezegd.
Het andere bericht is> dat de hertog van Saksen 2000 ruiters heeft aangenomen en dat zij bestemd zijn om zijnen eenigen zoon met geweld
aartsbisschop van Maagdenburg te maken; die bisschop van Keulen
graaf van der Mark, die daar veel invloed heeft, 3000 ruiters in wachtgeld heeft gesteld; dat hertog August en hertog Hendrik onderling een weinig welwillend en vriendschappelijk gezind zijn; terwijl genoemde graaf H. H. smeekt bij Z. M. op diens spoedige komst in deze Nederlanden aan te dringen.
Archivo General de Simancas, Estado—Legajo 532.
210. 1566 — September 16.
Van Brimeu aan Margaretha. — Hij zendt haar het alleszins onbevredigende uit Roermond ontvangene antwoord op zijn bevel om den predikant te doen vertrekken.
Madame, Comme j'avoys escript 1) a ceulx de Ruremunde, qu'ilz ostassent le predicant, quy avoit presché dedans la ville depuys 1'appoinctement faict etc, ilz m'ont envoyé la belle responce 2), dont V. A. verra le doublé cy-joinct, par oü n'ay sceu laisser en advertir V. A., affin qu'elle voye comment les choses vont ichy. Et pour vray il me samble que, en cas qu'on ne y mecte ordre bientost, les affaires passeront si avant que (comme ay désia, plusieurs fois escript a V. A.) le mal deviendra général partout, sans que le beau parler ou escripre ayent plus lieu ou soyent creuz; suppliant pour ce que V. A. y veulle penser et y pourveoir le mieulx et le plus tost qu'il sera possible.
D'Arnhem ce XVIme de Septembre XVCLXVI.
A Madame.
Correspondance de Gueldre et Zutphen III (No. 302), f. 135.
211. 1566 — September 17.
Van Brimeu aan Margaretha. — Hij zendt haar afschrift van eenen brief van die van Venlo en dringt andermaal op krachtige maatregelen, het eerst tegen Nymegen, aan. Hij durft Arnhem niet verlaten uit vrees, dat men na zijn vertrek eenen prediker zal binnenlaten. ,
Madame, V. A. verrat par la copie d'une lettre, que je luy envoie, de ceulx de Venloe 3) comme d'une aultre, que je luy ay envoié, de ceulx de Remunde que, sy V. A. ne s/attache a
1) Afgedrukt in Publications XLI, blz. 361. De brief is van 9 September. Zie ook aldaar blz. 362 vgg.
2) van 13 September, afgedrukt als boven blz. 364.
3) van 15 September, afgedrukt als boven XLI, blz. 349, en in Bijdr. Nijhoff V, blz. 208.



VAN PARMA EN CHARLES DE BRIMEU.
205
ceulx, qui introduisent les premiers ces presches depuis 1'accord faict, que en la fin on sera constrainct de la leur permectre partout, ce que au commencement est bien remédiable. Par oü je n'ay volu laisser d'envoier ladicte copie, affin qu'elle y donne tel ordre qu'elle trouverat convenir, et je vouldroie qu'on le fist de sorte, que les aultres villes y prinssent exemple; car j'ay bien a. faire hors d'ichy et n'ose sortir de poeur que l'on n'y introduise ung prescheur, comme beaucop de canailles menassent de faire. Le remède debvroit commencer a ceulx de Nymmegen, qui est la première ville du pays; mais sy V. A. y veult faire quelque chose, il se fault haster, de poeur que la chose ne vienne pire; car il y en ast encoires beaucop de bourgeois qui sont bons, comme j'ay escript k V. A.
D'Arnhem ce i7me de Septembre 1566.
A Madame.
Als boven III (No. 30a), f. 139.
212. 1566 — September 18.
Van Brimeu aan Margaretha. — Hij heeft haren brief naar Nymegen gezonden, maar gelooft niet, dat die veel zal baten: spreken en schrijven helpen niet meer. Te Batenburg en Horssen heeft men de beelden uit de kerken gehaald en verbrand. Het gerucht gaat, dat de heeren van Culemborg en Well hetzelfde hebben laten doen.
Madame, J'ay receu la lettre de V. A. avecq une joincte pour ceulx de Nymmegen 1), laquelle leur ay envoié, encoires que je me doubte bien qu'elle prouffiterat peu; car (comme j'ay souvent escript k V. A.) les choses sont sy avant venues, qu'il y fault aultre chose que dire ny escripre.
Lundy dernier on at prins a Batenborch et en ung aultre villaige de la mesme seigneurie, nommé Horssen, tous les saincts et bruslé pour héréticques 2). Sy V. A. demoure tousjours avecq ceste bonne patience, nous sommes taillez qu'on ferat quelque jour aultant a tous les prestres et Catolicques et ceulx, qui désirent le service du Roy. L'on dict que Monsr. de Culenborch et Monsr. de Wel ont fait le mesme; toutesfois je ne le scay pour vray, encoires que je m'en doubte fort.
V. A. m'escript 3) que je face office vers ceulx de Remunde qu'ilz facent partir le prescheur y estant et ne laisser introduire aulcune innovation jusques a ce que par Sa Majesté y sera générallement pourveu. V. A. aura veu ce qu'ilz m'ont respondu par la copie d'une lettre, qu'ilz m'ont escript, que j'ay envoié a icelle. Par oü il est nécessaire de trouver quelque aultre remède tant la que aultre part, sy on ne veult que tout se perde.
D'Arnhem ce i8me de Septembre 1566' 4).
A Madame.
Als boven III (No. 30a), f. 143.
1) No. 206. a) Zie Bijdr. Nijhoff V, blz. iaa. 3) Zie No. 204.
4) Afgedrukt bij Cuypers van Vellhoven a. w., blz. 59.



2o6
BRIEFWISSELING TUSSCHEN MARGARETHA
213. 1566 — September 19.
Van Brimeu aan Margaretha. — Hij verwacht, dat die van Nymegen hem den brief van de Regentes zullen zenden, en zal dien openen en, om tijd te winnen, met hen overleggen, wat er kan gedaan worden.
Met het oog op het plunderen van kerken" geeft hij in overweging het schutmeestersambt opnieuw in te stellen, waarvoor hij beschikbaarstelling van geld verzoekt. Daar er haast bij is, is hij bereid tot een voorschot, mits de Regentes hem terugbetaling belooft.
Te Elburg en te Harderwijk is gepredikt. Komt er niet spoedig verandering, dan is alles verloren.
Madame, Comme je pense que ceulx de la ville de Nymmegen m'envoieront la responce sur la lettre, que V. A. leur at escript touchant le predicant illecq, at il samblé a. ceulx du Conseil et moy qu'il seroit bon pour gaingner temps, que j'ouvrisse la lettre et communicquasse avecq eulx (en cas qu'ilz ne veuillent faire ce que V. A. leur escript) quel ordre l'on y pourroit donner, pour puis après advertir V. A. de nostre advis. Toutesfois en ay bien volu premièrement adviser V. A. pour entendre savolunté.
Ilz sont perplex de ladicte lettre et ne 1'osent monstrer a leur bourgois, pour ce qu'il y en at beaucop plus de bons que mauvais, comme j'ay désia escript a. V. A., et je me doubte que, sy je ne sollicite la response, que je ne 1'auray point si tost.
Davantaige comme l'on commence en aulcuns villaiges a piler les églises, at il aussy samblé nécessaire de faire redresser le „schuttemeysterampt" ichy avecq vingt oü vingt cincq chevaulx, pour servir de prévost de marischaulx et faire 1'exploict de ceste canaille, car les hommes d'armes ne le vouldront faire. Ilz y assisteront bien, mais pour les appréhender fauldrat avoir ung tel. Sy V. A. le trouve bon, m'en pourrat advertir et donner ordre que l'on aye argent pour les mectre sus, car le receveur ichy n'en a point. Mais affin qu'il ne soit retardé pour cela, je débourseray bien ce qu'il fauldrat pour les mectre en esquipaige, moiennant que V. A. me promecte de me le faire rendre incontinent. II sera nécessaire que la retenue 1) soit pour cincq ou six mois, car personne ne vouldrat entreprendre eest office aultrement.
Au surplus, Madame, l'on a commencé en la ville van der Elborch k prescher 2) depuis que je leur ay envoié la lettre de V. A. Parquoy sy V. A. est d'intention d'y donner quelque ordre, il est temps que l'on se haste, comme je luy ay plusieurs fois escript.
D'Arnhem ce igme jour de Septembre 1566.
Depuis cestes escriptes il m'est venu astheure novelles de Harderwyck que l'on at presché la aussy 3); qui pis est, ont
1) Ducange geeft als beteekenis van dit woord op: troupes a la solde d'un prince, garnison, hetgeen in dit verband evenwel niet past.
2) Zie hierover Ris Lambers a. w., blz. 143 en CCCXVIII vgg. en de daar aangehaalde werken.
3) Zie Ris Lambers a. w., blz. 153 vgg. en CCXXXII vgg.



VAN PARMA EN CHARLES DE BRIMEU.
207
forsé le drossart, qui n'at que deux ou trois variets dedens la maison du Roy, qui ne vault guerres, de leur ouvrir la porte pour y faire le guet, et veuillent qu'il la leur oeuvre aussy tous les jours, et luy ont serré le pont, affin que personne ne peult entrer. Le chasteau ny la ville ne vaillent riens tous deux. La rebellion est fort grande. Sy on ne se haste pour y donner ordre (comme j'ay souvent escript a V. A.) soit par la venue du Roy ou aultrement, tout s'en irat perdu.
V. A. se peult bien asseurer que les Confédérez ont encoires force chevaulx en „wartgelt".
A Madame.
Als boven III (No. 302), f. 146.
214. 1566 — September 1.9.
Van Margaretha aan Brimeu. — Antwoord op No. 309 Zij dankt voor ontvangene berichten uit Duitschland en verzoekt hem daar steeds'3 of 4. oersonen te houden. ' r
Het gerucht loopt, dat er weder eene bijeenkomst der edelen te St Truven plaats heeft, met welk doel is haar onbekend. Alles gaat verkeerd; toch meent; zii mets te moeten doen vóór de aanstaande komst van Z. M.
Mon cousin, Je receus devant-hier vostre lettre du XVIme de ce présent mois avec les deux advertences y encloses, qui vous sont venues d'Oostlande; dont vous remércie et vous prie de continuer de me participer a chascune fois ce que vous vientestant bien d'advis que, pour tant myeulx descouvrir et scavoir ce que passé audict Oostlande, vous y tenez trois ou quatre hommes, leur enchargeant toute dexterité pour entendre le tout et bonne diligence d'en advertir. Et quand vous m'envoyerez la déclaration de ce qu'avez exposé en semblables affaires, je regarderay de vous en faire dresser.
Ce que j'ay pour vous dire des choses de ce costé, est que se bruit d'une nouvelle assamblée, qui se doibt faire a. St Tron des gentikhommes confédérez, sans que je puisse encoires scavoir a quelle fin; et que au demeurant les choses continuent tousjours le chemin a plus grande licence et liberté que aultrement- ne voyant (a ce que me semble) que il y a que faire fors que d'aUer sentretenant jusques a ce que l'on at nouvelles de Sa Majesté lesquelles (a mon advis) ne peuvent tarder d'arriver dans six ou sept jours, si non plus tost. Et touchant la venue de Sa Majesté vous avez entendu par mes dernières combien je luy ay représenté Ses affaires la requérir briefve, si que fault attendre de veoir ce dont Sa Majesté se résouldra; priant le Créateur que ce soit et comme Son service en a besoing et moy et tous ses bons serviteurs par de9a le desirent.
De Bruxelles le XIXme jour de Septembre 1566.
Au conté de Meghem.
Als boven III (No. 302), f. 148.



208
BRIEFWISSELING TUSSCHEN MARGARETHA
215. 1566 — September 19.
Van Margaretha aan Brimeu. — Antwoord op No. 210. Daar het schijnt, dat het al of niet verbieden der prediking te Roermond afhangt van hetgeen te Nymegen zal geschieden, moet daar krachtig worden opgetreden en tevens gezorgd worden, dat te Roermond aUes bij het oude bUjft in afwachting van eene algemeene regeling. Daar men vooralsnog de macht mist, moet men wel geduld hebben.
Mon cousin, J'ay par vostre lettre du XVIme de ce mois ensemble par copie de la responce, que vous ont baillé ceulx de la Loy de la ville de Ruremunde, veu et entendu a. mon trés grand desplaisir comment le prédicant héréticque y a esté introduict et presché sur le marché de ladicte ville; trouvant les excuses de ceulx de ladicte Loy fort débiles et assez significatives qu'ilz ne sont pour se mectre en aultre debvoir pour empescher cecy. Et puysqu'il semble 1'empeschement des presches en ceste ville de Ruremunde deppendre de ce que se fera en celle de Nymmegen, il convient faire illecq tout extréme debvoir pour, suyvant mes lettres a eulx escriptes, tant faire que 1'occasion causant le scandale ailleurs y viengne a. cesser; ne délaissant néantmoins de continuer de faire les offices audict Ruremunde, afin que, ostant toute nouvellité, l'on y contiegne les choses au estre ancien jusques a. ce que 1'ordre général sera. advisé et mis, ce que vous enhorte et requiers, mon cousin, a faire. Et n'ayant ny moy ny vous pour le présent les mains nettes pour faire aultre chose, quand la voye d'admonitions ne pourra prouffiter, je ne voy sinon que (ensuyvant mes précédentes) il faille passer les choses par pacience forcée jusques a. ce qu'il plaisra a Dieu et au Roy d'administrer les moyens pour y povoir procéder par la voye plus convenable a Leur volunté, intention et service. Qui est ce que je scaveroy, mon cousin, vous dire présentement en responce a. vostredicte lettre, priant le Créateur vous avoir en Sa saincte garde.
De Bruxelles le XIXme jour de Septembre 1566.
Au conté de Meghem.
Als boven III (No. 302), f. 149.
216. 1566 — September 20.
Van Margaretha aan Brimeu. — Antwoord op No. 208. Hij mOet die van Hattem trachten te bewegen aan het prediken een einde te maken en bewerken, dat de prediker te Zalt-Bommel, als zijnde een geestelijke, op de gebruikelijke wijze wordt gestraft. '
Ten-aanzien van Nymegen moet worden afgewacht, wat haar brief zal uitwerken. Aan Roermond heeft zij geschreven in denzelfden geest als aan Nymegeü en Elburg.
Zij verheugt zich over de trouw van Venlo en geeft in overweging deze stad en andere door adellijke personen van beproefde gezindheid te laten aansporen tot volharding in het goede.
Mon cousin, Pour respondre a. voste lettre du XVme de ce mois, par laquelle dictes que ung prescheur héréticque auroit presché a. Hattem sur le marché; aussy qu'en la ville de Bommel y auroit ung prescheur, ayant longuement presché Catholicquement,



VAN PARMA EN CHARLES DE BRIMEU.
2O9
qui maintenant prescheroit a la nouvelle facon, dont toutesfois n'auriés certitude; quant au premier, vous debvez et la et partout ailleurs que entendrez ces nouvellitez commencer, faire tous debvoirz pour en empescher le progrès tout du commencement par remonstrances au magistrat, leur représentant ce que vous escripvis le Xlme de ce mois pour les villes de Nymmegen et Elburgh et ce que moy mesme en escripvis lors a icelles, dont vous fust envoyé doublé; y adjoustant que c'est aussy contre 1'accord faict avec les gentilzhommes confédérez, et aultres persuasions que adviserez k propos.
Et touchant le prescheur de Bommel, s'il fust ainsy, il ne se doibt tollérer, ains debvez faire chastier le prescheur, estant homme d'église, par la voye ordinaire, y tenant la main autant que faire se peult, k quoy ledict accord n'obste en facon quelconcque.
Au regard de ceulx de Nymmegen, oü le mal a prins commencement en vostre gouvernement, vous avez veu ce que leur en ay escript et jusques k veoir ce qu'en suyvra, ne semble s'y povoir faire aultre chose. Et si vous ay escript par aultre lettre du jour d'hier ce que m'a samblé deussiés faire avec ceulx de Ruremunde, pardessus quoy je leur escrips en la mesme conformité que a esté escript a ceulx de Nymmegen et Elburgh.
Ce m'a esté plaisir d'entendre que ceulx de la ville de Venloe ayent tenu bon jusques au XVIIme de ce mois, date de la lettre, par laquelle m'en advertissiés avec envoy de copie de celle, qu'ilz vous ont escript, dont je les loue par une lettre, que trouverez joincte a ceste, et les enhorte d'y continuer, comme verrez par le doublé 1), en conformité de quoy leur pourrez pareillement escripre, si bon vous semble. Et pour tant plus les animer a continuer tout bon debvoir a 1'empeschement de toutes nouvellitez et maintenir les choses en leur ancien estre semble que pourriés employer le seigneur van der Horst, leur voysin, conseillier de Sa Majesté, a. les y persuader et induysre et faire le pareil ailleurs par aultres gentilzhommes, pensionaires de Sa Majesté, et aultres que cognoissez CathoUcques et affectionnez au service de Dieu et d'icelle Sa Majesté, afin que, comme les aultres sollicitent ung chascun a mal, l'on regarde par pareilz debvoirz contraires les réduyre et maintenir au droict chemin jusques que ordre genéral s'y pourra mectre.
De Bruxelles le XXme jour de Septembre 1566.
Au conté de Meghem.
Als boven III (No. 302), f. 154.
1) Brieven uit en aan het Hof No. 1911/10.
14



2IO
BRIEFWISSELING TUSSCHEN MARGARETHA
217. 1566 — September 22.
Van Margaretha aan Brimeu. — Antwoord op No. 212 en 213. Zij betreurt ten zeerste het voorgevallene, maar heeft geene middelen om daaraan paal en perk te stellen; voorloopig moet men zich vergenoegen met vermaningen en waarschuwingen. Blijft Venlo getrouw, dan moet iemand derwaarts gezonden worden om haren dank en lóf mondeling over te brengen.
Zij wenscht, dat hij het antwoord van Nymegen op haren brief opene en aan het Hof mededeele, gelijk zij in het algemeen hem verzoekt met dit lichaam alles te bespreken wat met de tegenwoordige onlusten samenhangt.
Zij keurt de wederinstelling van het schutmeesterambt goed en heeft daartoe maatregelen genomen. Voorts wenscht zij, dat ook de soldaten der bende van den Stadhouder en de onderdanen den schutmeester behulpzaam zullen zijn.
Ten aanzien van Elburg en Harderwijk moet eveneens eene afwachtende houding worden aangenomen.
Mon cousin, Ayant receu voz lettres des XVIII et XIXmes de ce présent mois, je vous diray en responce a la première qu'il me desplaist merveilleusement d'entendre que aBatenborgh et k Horssen, village de la mesme seigneurie, l'on ait faict le scandale, que m'escripvez, et que le semblable soit advenu k Culenborgh et Wel, selon que l'on dict; et surtout de me veoir despourveue de moyen pour remédier tant la. que ailleurs a choses si exécrables; veuillant bien croire que ce ne seroit que la force que y serviroit, comme souvent me le représentez, mais vous scavez comment cela ne se peult faire, ne 1'ayant Sa Majesté commandé, et oires que le commandement y fust, vous cognoissez 1'estendue de noz forces et qu'elles ne sont bastantes 1) a. ung tel effect; qui me faict désirer que me feissiés une fois scavoir les moyens, par lesquelz estimez que se pourroit remédier en vostre gouvernement, puysque dictes que par la pacience le tout se va perdant, afin que, les entendant, je puisse adviser de mon costé ce que se pourroit faire; et si n'en scavez aulcuns, je ne voy que s'y peust pour encoires faire aultre chose sinon par admonitions, inductions et exhortations aller arrestant au myeulx que l'on peult, le progrès du mal et maintenir par la et aultres semblables moyens et debvoirz les choses au moingz mal que l'on peult, jusques a occasion de povoir faire aultre chose, selon que le vous ay encoires escript par une de celles, que dernièrement avez receu; ce que vous prie aultre fois de faire, allant par vostre dextérité et prudence empeschant ces presches et aultres désordres au myeulx que pourrez, et y employant, comme désia vous ay représenté, deca et dela les pensionaires et aultres gentilzhommes que cognoissez Catholicques et affectionnez au service de Dieu et de Sa Majesté. Et certes si a. la réception de ceste ceulx de la ville de Venloe auront persisté et continué au mesme debvoir et estat qu'ilz estoyent lors de la lettre, qu'ilz vous escripvirent le XVme de ce mois, dont m'avez envoyé doublé, j'entens que pardessus ce que leur ay escript, comme avez veu, ayez a leur envoyer ung gentilhomme discret tout exprès pour
1) suffisantes.



VAN PARMA EN CHARLES DE BRIMEU.
211
de ma part les louer et remercier de bouche et les enhorter, conformément a mesdictes lettres, a. y continuer et conserver la ville au service de Sadicte Majesté, auquel elle importe tant et est si commode que scavez, pour plusieurs regardz.
Et pour venir k vous respondre a vostredicte lettre dudict XIXme, je trouve bien que vous ouvrez la lettre, que ceulx de la ville de Nymmegen m'escripvront en responce, et que, la communicquant a. ceulx du Conseil de Sa Majesté en Gheldres, m'advisez parensemble de ce que vous aura semblé s'y pourra faire davantaige, selon que aurez veu le contenu de ladicte responce; et me sembleroit aussy bien que sur toutes occurrences de ces désordres, qui se comihectent en vostre gouvernement, communicquissiés tousjours avec lesdicts du Conseil, pour tant myeulx adviser sur les moyens pour y povoir pourveoir. Et si tant est que, selon qu'escripvez, doubtez que lesdicts de Nymmegen, se trouvans perplex de ma lettre, n'osent la monstrer k leurs bourgeois, pour y en avoir plus de bons que mauvais, il me semble que ce ne fust esté que fort a. propos, qu'en eussiés faict emboucher ceulx, que cognoissez bons, afin qu'ilz eussent tasché de leur estre communicquée, ce que eust meu ceulx de la" Loy a tout le moings de.penser de plus prés a. leur faict, et s'il est encoires k temps, je seroy d'advis qu'il se feit par dextérité.
II ne me semble aussy hors de propos en ceste saison pour les considérations, que représentez, de redresser le „schuttmeysterampt" et suys contente que le faciés avec vingt chevaulx pour trois mois, envers le bout desquelz se verra la disposition du temps, pour selon icelle en user plus avant, et suyvant ceay ordonné que l'on en dressast en Finances 1'ordonnance et pourveust a 1'argent, vous merciant de vostre offre de le desboursser; me samblant en oultre bien que pardessus ces vingt chevaulx soit donné ordre a ceulx de vostre bande de faire espaulles audict „schutmeyster" et que dadvantaige soit commandé aux subjectz de s'employer aussy par tout effort a ayder a garder et saulver leurs églises et repoulsser toutes aultres pareilles insolences et violences de ceste canaille.
Quant aux presches, que dictes s'estre faictes a Elburgh il fauldra pareillement veoir ce qu'ilz me respondront, et en fin'en user comme dessus, comme aussy pour le faict de Harderwyck je ne voy que se puist pour maintenant faire aultre chose que de par remonstrances, persuasions, inductions et samblables moyens les ramener k ce qu'est de leur debvoir, ce que regarderez de faire au myeulx que pourrez, attendant milleure saison.
De Bruxelles le XXIIme jour de Septembre 1566.
Au conté de Meghem.
Als boven III (No. 302), f. 163.



212
BRIEFWISSELING TUSSCHEN MARGARETHA
218. 1566 — September 22.
Van Brimeu aan Margaretha. — De prediker der nieuwe leer te Venlo is uit die stad verwijderd.
Daar een predikant binnen Roermond is gebracht na de overeenkomst met de verbondene edelen, geeft hij haar in overweging die stad met verlies harer voorrechten te dreigen, 200 men hem daar laat verblijven.
Ter voorkoming van hetgeen met het huis te Harderwijk is voorgevallen, raadt hij op die te Hattem en Wageningen 20 haakschutten te leggen.
Madame, II m'est astheure venu novelles de Venloe que aulcuns de la commune se sont ingérez de solliciter vers le magistrat illecq résolution sur certaine requeste par eulx présentée, tendant affin d'avoir consent de faire prescher dedens la ville le prédicant des nouvelles sectes, qui avoit longuement presché dehors; de quoy ledict magistrat, esmerveillé (puysqu'ilz estoient accordez que ces choses se superséderoient jusques a. ce que la journée générale de ce pays seroit tenue) et voiant qu'ilz n'estoient a desmouvoir de leur entreprinse, at fait assembier k son de corne tous les bourgeois de leur ville et leur proposer que ceulx, qui avoient présenté ladicte requeste et qui ne vouldront empescher les presches, se retirassent et séparassent des aultres. Quoy oiant et de poeur que l'on ne vist leur petite suyte, ont avecq les. aultres bourgeois tous unanimement (après certaines remonstrances leur faictes par le magistrat, scavoir en quelle indignation ilz tomberoient vers Sa Majesté par ces presches et aussy en quel péril de perdre leurs privilèges) consentis et conclus que l'on chasseroit le prédicant hors de la ville, dont ilz luy ont incontinent adverty et commandé qu'il sortist endedens deux heures; dont n'ay volu laisser advertir V. A. 1).
Et comme on ne laisse de prescher journellement a. Remunde et qu'ilz ont mené le prédicant dedens la ville longuement après 1'accord faict avecq les Confédérez, il seroit fort bon (a correction de V. A.) que V. A. leur escripvist quelques lettres, les menassant que, en cas qu'ilz ne se défont dudict prédicant, que le Roy leur osterast leurs privilèges, et que la lettre s'adressast aussy bien a. la commune que au magistrat; et j'espère que cela feroit miracle. Sy V. A. leur escript, je la supplie trés humblement me vouloir envoier copie de la lettre, affin que je me puisse régler suyvant cela, et le plus tost serat le meilleur.
DArnhem ce 22me jour de Septembre 1566.
Post date.
Madame, Puisque ceulx de Harderwyck ont prins la maison du Roy illecq, comme j'ay escript a V. A., et que Sa Majesté en at encoires deux aultres, SQavoir k Hattem et Wageningen, qui ne sont pas fort bonnes (toutesfois celle de Hattem 1'est assez), il me samble qu'il seroit bon que l'on mist en chascune ung vingtaine de harquebouziers; car sy l'on n'y donne ordre, nous
1) Zie Publications XLI, blz. 354; XLIV, blz. 144.



VAN PARMA EN CHARLES DE BRIMEU.
213
sommes taillez que avecq le temps l'on serrera partout les portes devant nous.^ et seroit bon que l'on tinst tousjours ce(s) deux places asseurées. A Madame.
Als boven III (No. 303), f. 165.
219. 1566 — September 22.
Van Brimeu aan Margaretha. — De magistraat van Nymegen heeft haren brief niet aan de burgerij durven vertoonen, vreezende, dat dan zoude blijken, dat de aanhangers der nieuwe leer in de minderheid zijn. Hjj raadt haar de stad bij voortgezette ongehoorzaamheid met verlies harer voorrechten te bedreigen.
Madame, Je seray hors la paine d'ouvrir la lettre de ceulx de Nymmegen, dont j'avois escript a. V. A., encoires que je leur avois escript de la m'envoier pour 1'envoier k V. A. Et j'entens qu'elle ne sert sinon pour excuses de ne monst(r)er la lettre de V. A. k la commune, lesquelles il me samble que V. A. ne doibt accepter pour bonnes, car ceulx de la Loy, dont les principaulx et la pluspart sont de la nouvelle secte, ne 1'osent faire de poeur qu'ilz ne soient trouvez les plus foibles et que les bons chasseroient dehors les prédicants par force, et que partant seroit bon (k correction de V. A.) qu'elle leur commandist de la monstrer et communicquer avecq ladicte commune et y adjongist ung peu de menasses de leur oster leurs privilèges en cas qu'ilz ne le facent, comme je luy ay escript ce jour d'huy de ceulx dé Remunde; dont ay bien volu adviser V. A., affin qu'elle y ordonné comme elle trouvera convenir.
D'Arnhem ce XXIIme jour de Septembre XVCLXVI.
A Madame.
Als boven III (No. 30a), f. 167.
220. 1566 — September 23.
Van Brimeu aan Margaretha. — Antwoord op No. 314, 215, 216 en eenen niet aanwezigen van 19 September. Hoe eer de Regentes ten aanzien van het prediken te Roermond een besluit neemt, des te beter. Hij geeft in overweging aan den brief aan die van Roermond de zinsnede toe te voegen, dat Z. M. in geval van voortgezette ongehoorzaamheid hunne vrijheden zal intrekken.
Hij betreurt, dat de kans op de spoedige overkomst des Konings zoo gering is daar zeer velen den moed gaan verliezen.
Hij zal kondschappers naar Duitschland zenden. Waarschuwingen baten weinig.
Die van Hattem hebben den prediker verdreven; hoe het te Zalt-Bommel gesteld is, weet hij nog niet met zekerheid.
Madame, J'ay receu quattre lettres de V. A„ les trois du XIXme et la quotriesme du XXme de ce mois. Et quand a. la première puisque V. A. escript 1'empeschement des presches en la ville de Remunde deppendre de ce qui se ferat en la ville de Nymmegen, il me samble qu'il n'y aurat aultre chose k faire



214
BRIEFWISSELING TUSSCHEN MARGARETHA
sinon ce que j'ay escript touchant cela par mes précédentes a V. A., et le plus tost que V. A. se pourra résouldre la-dessus, serat le meilleur.
Quand a. la lettre, que V. A. m'at envoié pour ceulx de Remunde i), il me samble (a. correction de V. A.) qu'il serat nécessaire, puisqu'il y at qu'en faisant bien le Roy leur pourrat accroistre leurs privilèges, d'y adjouster que, s'ilz font aussy mal, l'on les leur osterat. Et pourtant ne leur 1'ay volu envoier devant scavoir sy V. A. la vouldroit faire changer conforme a cela; sy non, en me le mandant ne fauldray leur 1'envoier incontinent.
Touchant la seconde 2) dudict iqme jour je suis fort marry que les nouvelles de la venue du Roy ne sont meilleures, et pour le grand désir, que j'ay de scavoir de sa venue, dont dépend nostre salut, je supplie trés humblement que, sy V. A. en at bientost quelque novelle asseurée, qu'elle me face eest faveur, que je le puisse incontinent scavoir tant pour m'allégrer que beaucoup d'aultres, quy en sont fort disconsolé pour la longue tardahce et quy commencent a. perdre le coeur et le couraige.
Quand a. la troisième dudict igme jour, par oü V. A. me commande d'envoier trois ou quatre hommes pour entendre des nouvelles, je ne fauldray de le faire.
Quand a. la 4tne, datée le XXme, V. A. ne doibt doubter que je ne fay toutes les admonitions, dont je me puis adviser, tant devant les presches que après, mais il prouffite bien peu.
A Hattem ilz ont chassé le prédicant envoié. Dieu veuille qu'ilz n'y amènent ung nouveau. De Bommel je n'en suis point encoires asseuré, mais j'ay dépesché ung pour scavoir s'il est vray. Quant a la lettre, que V. A. m'envoie pour ceulx de Venloe, je ne fauldray de leur 1'envoier incontinent.
D'Arnhem ce 2 3 me de Septembre 1566. .' V
A Madame.
Als boven III (No. 302), f. 168.
221. 1566 — September 24.
Van Brimeu aan Margaretha. — Hij schrijft over de voorvallen te Harderwijk en dringt op bestraffing der schuldigen aan.
Hij zendt eenige door den hertog van Cleve uitgevaardigde plakkaten, waaruit blijkt, dat deze beter gehoorzaamd wordt dan de Regentes.
Madame, J'avois entendu que ceulx de Harderwyck avoient ung prédicant de la nouvelle secte. Je leur ay escript qü'ilz s'en fissent quicte, comme V. A. verra par la copie de la lettre icy enclose. Mais nonobstant cela il at encoires devant-hier presché en 1'église des Cordeliers illecq et, la presché finie, y sont venus quinze ou douze hommes tant seulement, qui sont bien a cog-
1) Zie Publications XLI, blz. 369.
2) Deze is niet aanwezig.



VAN PARMA EN CHARLES DE BRIMEU.
215
noistre, et ont rompu toutes les imaiges. Ce faict s'est ledict prédicant mis sur une barque et allé k Amsterdam et ne scay, s'il reviendrat ou non; et après cela m'ont ceulx de la Loy envoié une responce sur madicte lettre, dont j'envoie aussy a V. A. la copie, par oü elle verrat qu'ilz se mocquent du Roy, de V. A. et de moy. et mesmement disent tout ouvertement qu'ilz ne se soucient du Roy, de V. A. ny de moy et qu'ilz ont faict des alliances sy trés bonnes, que toutes les choses viendront bien a leur plaisir 1).
Ilz ont hier pilé la grande église 2) et prins 1'artillerie du chasteau et 1'ont mené dedens la ville. Sy V. A. ne chastie ceulx-cy, il ne fault point espérer aultre chose des aultres. Je pense que, puisque les choses vont ainsy, que les Confédérez n'y vouldront point donner d'empeschement. C'est ung grand cas du peu de respect, que l'on porte aux commandemens du Roy et de V. A.
J'envoie k V. A. quelques placcars, que le duc de Clèves at fait publier en son pays, par oü V. A. pourra voir qu'il est bien obéy et V. A. mal. J'espère que Dieu et le Roy y remédieront quelque jour.
D'Arnhem ce 24me de Septembre 1566.
A Madame.
Als boven III (No. 302), f. 170.
222. 1566 — September 24.
Van Brimeu aan Margaretha. — Hij zendt haar het ontwerp van eenen brief, dien de Regentes aan Harderwijk moet schrijven, maar voegt er bij, dat hij er zich niet veel nut van voorstelt.
Madame, J'envoie icy-joinct a. V. A. le project d'une lettre, qui samble a ceulx du Conseil et a moy que V. A. doibt escripre a ceulx de Harderwyck, et prie pourtant trés humblement, que V. A. la veuille faire dépescher et me envoier, car sy elle n'y procédé par armes, il n'y at aultre remède, encoires qu'ilz sont
1) Zie Ris Lambers a. w., blz. 155 vgg., CCXXV vgg.; Bijdr. Nijhoff a. w. V, blz. 215 vgg. Het is wel opvallend, dat in deze briefwisseling nergens melding wordt gemaakt van de zending van den landdrost en den landschrijver van Veluwe, waarvan Schrassert (Harderv. ant. II, blz. 96) verhaalt, nl. dat genoemde personen door Margaretha en Brimeu op 24 September (hetgeen in verband met bovenstaanden brief zeer vreemd is en aan eene vergissing doet denken) zijn afgevaardigd om den magistraat over zijne houding te onderhouden. „Ende vermits dese saecken waren van een seer groote ergernis, welke sy geensints gekeert ofte aan de Hooge Overigheyd bekent gemaackt hadden nog acht gegeven op 't schryven van de Hertogin nog op de gesondene van den Stad t-h ouder, dan deselve veel eer met een ongegrond en bespottelyck bescheid afgeset, hebben dese gesanten die van Harderwyck gelast," enz.
2) Uit het verhaal bij Ris Lambers (blz. 157) blijkt* dat dit niet geheel juist is; dat er wel plannen daartoe bestonden, maar dat die eerst op 25 of 26 September tot uitvoering zijn gekomen.



2 l6
BRIEFWISSELING TUSSCHEN MARGARETHA
sy trés dévergonsez, que je me doubte que cela ne aidera riens, comme Anderlecht i), porteur de cestes, dira bien plus amplement a V. A.
D'Arnhem ce 24me de Septembre 1566. A Madame.
Als boven III (No. 302), f. 171.
223. 1566 — September 25.
Van Margaretha aan Brimeu. — Antwoord op No. 218 en 219. Zij zoude goedvinden eenige welgezinde personen te Nymegen van den inhoud van haar schrijven aan die stad te verwittigen.
Zij verzoelct hem die van Venlo te prijzen en hun hulp in geval van nood te beloven.
Zij keurt zijn voorstel om bezetting, in de huizen te Hattem en te Wageningen te leggen goed, mits niet langer dan strikt noodig is.
Mon cousin, Ceste va, pour, en response de deus vostres du XXIIme de ce mois, vous remercier en premier lieu que me préadvisez que ceulx de Nymmegen envoyent leur responce k mes lettres droict vers moy, laquelle ayant veu j'adviseray de leur y réplicquer selon que par le contenu de la responce je verray convenir. Et si tant est, comme escripvez, que lesdictz de la ville n'osent monstrer ma lettre pour les raisons contenues en la vostre, il me samble que ce que vous ay dict par mes précédentes seroit fort bien a. propos d'emboucher quelques bons bourgeois des principaulx du contenu de madicte lettre, quand ce seroit par leur en envoyer doublé ou bien les advertir du substantial 2).
Quant au debvoir, qu'ont faict ceulx de Venloe, vrayement ilz en sont haultement a louer, ce que vous requiers de faire, ores que y eussiés envoyé ung gentilhomme pour les louer des debvoirz précédens, comme le vous ay précédentement mandé, et de les requérir d'y continuer, leur faisant entendre que de mon costé et du vostre ilz seront assistez de tout ce qu'ilz advertiront avoir de besoing.
Touchant Ruremunde vous avez veu ce que leur ay escript 3), sur quoy attendray la responce pour, icelle veu, leur réplicquer et ce que représentez et tout aultre chose que se trouvera convenir.
Et au regard de mectre en chascune des maisons de Hattem et Wagheninghe vingt harquebusiers, je suys bien de eest advis,
1) Zie over den persoon van en de rol, door dezen gelukzoeker, dien Altmeyer (Les gueux de mer, blz. 56) „espion salarié de la duchesse de Parme et majordome de Meghem" noemt, in dezen tijd gespeeld, Gelre, Bijdr. en Meded. II, blz. 331 vgg.; III, blz. 275 vgg.; V, blz. 157 vgg. Dat Brimeu hem dikwijls als boodschapper bezigde, zien wij, behalve uit No. 186, uit Groen, Archives II, blz. 173 (brief van Hoogstraten aan Lodewijk van Nassau d.d. 20 Juli 1566): „que le dit de Meghe auroit depeisché Anderlec en poste vers Madame pour luy advertir de tout."
2) Zie No. 224, noot 1.
3) Medegedeeld in Publications XLI, blz. 369.



VAN PARMA EN CHARLES DE BRIMEU.
217
vous enchargeant de les y faire mectre tout incontinent, prenant regard que ce soyent gens de service et desquelz l'on se puist fyer, et tenant soing que, quand il vous samblera que l'on s'en pourra passer, ilz soyent promptement cassez a fin de en nostre courtesse mesnager le plus que se peult.
De Bruxelles le XXVme jour de Septembre 1566.
Post date.
Ceste estoit dépeschée, quand vostre du XXIIIme de ce mois 1) est arrivée, sur laquelle ne chiet que dire fors que me samble que debvez tousjours envoyer la lettre a. ceulx de Ruremunde et que le menace, que représentez, verra myeulx en la réplicque.
Au conté de Meghem.
Als boven III (No. 302), f. 182.
224. 1566 — September 26.
Van Brimeu aan Margaretha. — Hij deelt haar zekere voorvallen te Nymegen mede, waarvan het gevolg is geweest de verwijdering van den predikant uit die stad
Hij waarschuwt haar, dat uit Nymegen afgevaardigden tot haar zullen komen om op godsdienstvrijheid aan te dringen, en raadt haar hun, die de verwijdering van den predikant bewerkt hebben, haren dank te betuigen.
Hij vraagt, of zij bereid is het onderhoud van 100 haakschutten te betalen, zoo hij genoodzaakt mocht worden die aan te nemen.
Hij heeft den heer van Batenburg gelast de beeldenstormers te straffen.
Hij vreest, dat hij niemand zal bereid vinden om het ambt van schutmeester voor zoo korten tijd op zich te nemen, en is van oordeel, dat men zijnen mannen meer zal moeten geven dan aan gewone soldaten met het oog op het hatelijke werk.
De zaken te Elburg gaan van kwaad tot erger. Hij raadt haar hierover te spreken met de hoofden der verbondene edelen.
Madame, Comme les bourgeois hier la nuict faisiont le guet a Nymmegen, il y en avoit aulcuns héréticques et aulcuns Catolicques, et les héréticques se sont ingérez de rompre une estacquète, qu'il y avoit alentour d'ung crucifix sur le cimetière de la grande église. Touteffois les Catholicques 1'empescharent jusques au matin, que tous les bons bourgeois avecq les gildemaistres se sont assemblez 2) sur le marchié et y ont mis ung estendart 3), qui n'avoit sorti passé cincquante ans, et la-dessus ont faict jurer ung chascun de assister 1'ung 1'aultre d'empescher ces saccagemens des églises et se sont allez vers deux ou trois des principaulx bourgemaistres, qu'ilz scaviont qui estoient héréticques, et leur ont dict expressément qu'ilz ne vouliont plus souffrir ces presches et saccagemens des églises, de fachon qu'ilz sont esté tout le jour de hier en armes et ont cerché partout le prédicant, mais
1) Deze is niet aanwezig. 2) Zie hieronder.
3) Dit was de zgn. stadsbaander (banier). Zie hierover van Schevichaven Penschetsen uit Nymegen's verleden II, blz. 74 en 75.



2l8
BRIEFWISSELING TUSSCHEN MARGARETHA
ilz ne 1'ont sceu trouver, tellement que j'espère qu'il sera chassé i). J'ay présentement escript a la commune de ladicte ville de Nymmegen, les louwant fort de ce que dessus, et feray tout mon debvoir a. les animer de tenir bon et regarderay avecq eulx de démectre (s'il est possible) quatre ou cincq des bourgemaistres et eschevins, qui sont les principaulx, qui nous font ce feu-cy; et sy cela estoit faict, j'espère que l'on vivroit en ceste ville-la. en repos. Et comme il fault battre le fer pendant qu'il est chaud, je supplie trés humblement que V. A. veuille faire escripre la lettre a ceulx de Remunde, dont je luy ay supplié, et me 1'envoier le plus tost qu'il serat possible. Et pour ce que j'entens que ceulx dudict Nymmegen ont envoié quelqu'ung vers V. A. et que aulcuns murmurent que ce seroit pour demander liberté de la religion, conforme a celle d'Anvers et Tournay, n'ay sceu laisser de dépescher ce courrier exprès vers V. A. pour luy adviser de ce que dessus, et il samble, puisque la chose est en sy bon train, que V. A. ne la leur doibt accorder et que, sy V. A. escripvist une lettre a ladicte commune, les remerciant de leur bon debvoir et enhortant d'y voulloir continuer, que cela feroit beaucoup de bien; leur promectant aussy que, sy on permect quelque aultre liberté plus grande en quelque aultre pays, qu'ilz jouiront de la mesme, et le plus tost que faire se peult, sera le meilleur. Et sy d'avanture la nécessité me constraingoit d'aller jusques audict Nymmegen pour éviter plus grand mal et que je fisse ung cent harquebousiers a pied pour ma garde et aultres choses, qui pourroient survenir en ce pays (ce que je ne feray touteffois sans qu'il soit grand besoing), supplie trés humblement que V. A. me veuille adviser sy elle les feroit puis après payer.
J'avois commencé a faire ung petit discours sur ce que V. A. m'at escript par la sienne du 2 2me de ce mois, quel ordre l'on pourroit mectre en ce pays, mais puisque ce que dessus est advenu, il m'at semblé qu'il fault premièrement voir comment cecy se passé; car il fauldrat le tout changer suyvant cela. Et prie pourtant que V. A. me veuille tenir pour excusé, que je ne 1'envoie point.
J'ay escript a. Monsieur de Batenborch qu'il chastie ceulx, qui ont ainsy pillé les églises et rompu les imaiges, affin que je ne soie occasioné de la part du Roy d'y mectre la main 2).
Touchant 1'ouverture de la lettre de ceulx de Nymmegen, j'en seray hors la payne pour ce que j'ay entendu et comme j'ay aussy escript a. V. A., qu'ilz 1'ont envoié a. V. A.
Quand au redressement du schuttenmeesterampt 3) je regarderay après quelqu'ung, mais je me doubte que je ne scauray trouver personne, qui vouldrat entreprendre eest office pour sy
1) Zie over deze gebeurtenissen Surius, Comment., blz. 901—903, en Smetius, Chronijk, blz. 129—132.
2) Br. u. e. a. h. Hof No. 1927, uitgegeven in Bijdr. Nijhoff V, blz. 222.
3) Zie de brieven van 19 en 22 September.



VAN PARMA EN CHARLES DE BRIMEU.
219
peu de temps, scavoir trois mois, comme V. A. escript, et comme elle m'escript combien l'on donnerat sur chascun cheval et qu'il samble que l'on leur fauldrat donner davantaige que aux soldatz pour faire choses sy odieuses, je la supplie trés humblement qu'elle m'en veuille mander son intention.
J'ay envoié a Elborch solliciter la responce sur la lettre de V. A. et comme le messagier est venu la, il at trouvé qu'ilz pilliont toutes les églises et brusliont les saincts et 1'ont bien frotté en récompense de ses bons services, comme V. A. pourra voir par sa déposition ichy-joinct 1), par oü elle entendrat que les choses s'empirent tous les jours. Et me samble qu'il seroit bon que V. A. pariast ung peu avecq Monseingneur le prince d'Orainges, Monseingneur d'Egmondt et aulcuns des principaulx des Confédérez (qui vous ont juré et promis de aider a chastier ceulx-, qui introduiroient des prédicants et pilleroient les églises après 1'appoinctement faict) comment ilz 1'entendent et quel ordre qu'il leur samble que l'on y debvroit mectre. Car sy l'on n'y donne aultre ordre, soit par permission d'une liberté générale avecq limitation jusques a ce qu'il y soit aultrement pourveu, ou en chastiant ceulx, qui vont ainsy pillant les églises et introduisant les prédicants depuis 1'appoinctement faict, tout le pays s'en irat ruyné, comme j'ay souventefois escript a. V. A.
D'Arnhem ce 2 óme jour de Septembre 1566.
A Madame.
Als boven III (No. 30a), f. 187.
De aanleiding tot de samenscholing, waarvan in bovenstaanden brief sprake is — zoo althans de briefschrijver de waarheid spreekt, waarvoor ik, kennende het karakter van den avonturier van Anderlecht, niet kan instaan — vindt men in dezen brief (als boven III (No. 302), f 202):
„Madame, Comme j'ay obblyé de dierre a. Voestre Altesse, que messieurs de la vylle de Nymaghen n'ont jamès volu obbéir a V. A. ne a monsieur mon mestre de voelloer montreer la lestre au puepple, qu'yl avoet plue a V. A. luer envoyeer le Xlme de ceste, dont j'envoye a. V. A. ysy la copye, et comme monsieur mon mestre voyoést que en nulle mannierre yl voloynt montreer ladytte lestre au puepple, yl me envoyyt la ver messuers de la vylle pour savoer 1'occasion, et me respondyrent qu'yl avoynt envoyé unne lestre d'excuses ver V. A., dysant qu'yl ne savoynt auttres excuses synon qu'yl crayndoynt le mosion, qu'yl veendroyt enter le puepple.
Et comme je savoy fort been, Madame, que le bons estoynt sys foes plus fort que les autres, je prin playsier de voerre ladytte mosyon, et comme je passy par la en poste Mardy demeerre, je porty d'Arnem forsse copyes de ladytte lestre et en passant je les donny a. un amy meenne, quy les donyst a. différentes borgoes de la vylle, lesquelles fyrent encontynent de grandes resamblées et allyerrent ver messuers de la vylle, luer demandant les occasions pourquoy que on luer montry point Ia lestre, que V. A. luer avoest eccryste et envoyé, teellement que a. la fin messuers de la vylle luer demandyrent que soesse (?) le demandoynt, et cryoynt k forsse que voolloynt estre quyttes du prédicans et de tout sues, quy le
1) Deze verklaring is te vindén bij Ris Lambers a. w., bijl. XXVIII, No. 5.



220
BRIEFWISSELING TUSSCHEN MARGARETHA
avoynt amené, teellement que lendemayn yl schassyrent les prédicans et aucuns des borghemestres et tous sues, qu'yl savoynt que avoynt aydé ameneer le prédicant deden la vylle; pourquoy, Madame, me samble (a correxsion trés humble) que V. A. ferra fort been de ferre remerseer ou puepple soyt par lestre ou par quelque gentyllomme. Ce fesant je ne doutte poynt que par teelle ou samblable moyen je feray que sues de Remunde et de Hardrewyck ferront le samblable, que sera la fin de cestes. Me recommandant trés obbéyssantement a ia been bonne et noble grasse de V. A.
D'Anvers le 2Qme de Septembre Fan 1566.
L'enteerrement selluy, quy désierre vyver et moryr trés humble servytuer de V. A.
A. d'Anderlecht."
225. 1566 — September 26.
Van Margaretha aan Brimeu. — Zij zendt hem het antwoord van Nymegen op haren brief met verzoek om bericht daarop, maar zoo, dat men niet te weten kome, dat zij zujks heeft gedaan.
Mon cousin, M'estant tout a. eest instant venue la responce de ceulx de la ville de Nymmegen sur ma lettre, que leur avoy escript, il a esté trouvé bien de la vous envoyer, afin que la communicquez avec ceulx du Conseil du Roy, mon seigneur, par dela. et après me la renvoyez avec voz advis bien particulièrement et araisonné sur ce que vous samblera je y doibs réplicquer; ce que ferez avec toute diligence, a ce que l'on ne s'appergoive que ayez esté consulté.
De Bruxelles le XXVIme jour de Septembre 1566. A mon cousin
le conté de Megen etc.
Brieven uit en aan het Hof No. 1935.
226. 1566 — September 27.
Van Brimeu aan Margaretha. — Antwoord op No. 233. Door hetgeen sedert te Nymegen is voorgevallen, is het mededeelen van den inhoud des briefs overbodig geworden.
Hij heeft iemand naar Venlo gezonden met de boodschap der Regentes en zal voortgaan met aansporingen om zich goed te houden.
Hij zal haren brief naar Roermond zenden met den raad om het voorbeeld van Nymegen te volgen.
Ten aanzien van Hattem en Wageningen zal hij handelen naar gelang van de omstandigheden.
Daar Zutphen zich goed houdt ondanks de bedreiging van Deventer om er eenen predikant, vergezeld van 300 haakschutten, heen te zenden, raadt hij haar de inwoners van eerstgenoemde stad door middel van eenen brief aan te sporen om zoo voort te gaan tot de komst van Z. M.
Te Elburg is het erger gesteld dan ergens elders.
Madame, En serrant la lettre, qui vat avecq ceste, j'ay receu la vostre du 2 5 me de ce mois. Pour respondre a laquelle, quand



VAN PARMA EN CHARLES DE BRIMEU.
221
a ce d'emboucher quelques bourgeois de la ville de Nymmegen du contenu de sa lettre, V. A. aura veu par les raisons contenues en mes précédentes, qu'il y fault changer du conseil i).
Touchant ceulx de Venloe, j'ay envoié la, ung pour faire tous bons offices de les louwer de leur bon debvoir et ne fauldray a. les animer de tenir bon.
Quand a la lettre pour ceulx de Remunde, je la leur enverray, puisque V. A. le treuve ainsy bon, et leur escripveray quand et quand ce qui s'est passé a Nymmegen, en les enhortant qu'ilz veuillent suy(v)re le mesme chemin.
Au regard des deux maisons de Hattem et Wageningen, puisque V. A. m'a donné le pouvoir de mectre en chascunê vingt harquebouziers, je regarderay de le faire selon que je trouveray convenir et la saison requiert.
Et comme ceulx de Zutphen se sont jusques a maintenant tenu bon sans y vouloir avoir quelque prédicant et que ceulx de Deventer les menassent tous les jours d'y vouloir amener ung par force avecq trois eens harquebouziers, il me samble (a trés humble correction de V. A.) qu'il seroit bon qu'elle leur escripvist quelque lettre pour les animer de tenir bon jusques a la venue du Roy, leur promectant qu'ilz jouyront alors de la mesme liberté que les aultres.
II est aussy fort nécessaire que V. A. regarde
se pourroit donner a Elborch, oü il vat pis que nulle aultrê part!
D'Arnhem ce XXVIIme de Septembre 1566.
A Madame.
Correspondance de Gueldre et Zutphen III (No. 302), f. 192.
227. 1566 — September 27.
Van Brimeu aan Margaretha. — Te Nymegen gaan de zaken naar wensch. Hij raadt haar hem te machtigen den steden, die getrouw blijven, op dezelfde wijze troost en hoop in te boezemen als zij aan Venlo heeft gedaan.
Toen te Nymegen de klokken werden geluid, kwamen de boeren uit den omtrek in grooten getale gewapend op om de Geuzen dood te slaan.
Madame, Depuis que j'avois hier escript a. V. A. que les bourgeois de Nymmegen avoient chassé le prédicant en voie, me sont venu nouvelles qu'il s'est deslogé sans trompette et 1'ont partout cerché et s'il fust esté trouvé, 1'eussent faict pendre, et que après cela les femmes ont prins hors de 1'église la cha'ire, sur ^ quoy il avoit presché et 1'ont sur le marché bruslé pour héréticque; aussy qu'ilz ont démis cincq bourgemaistres eteschevins héréticques et heaucoup d'aultres du Conseil, comme gildemaistres et samblables, et ont mis des Catolicques en leur place, duquel remède j'avois faict mention en madicte lettre escripte i V. A. Et oultre cela ont banny cincq mesnaiges, qui estoient
1) Hij wist dus blijkbaar niets van het op 24 September door Anderlecht verrichte.



222
BRIEFWISSELING TUSSCHEN MARGARETHA
des principaulx, qui avoient introduict le prédicant, hors de la ville sur paine d'estre pendu, s'ilz retournent; dont n'ay sceu laisser advertir V. A. i). Et comme j'ay veu par la lettre, que V. A. escript a ceulx de Venloe 2), qu'elle leur promect que, sy l'on permect quelque liberté plus grande en quelque aultre pays, qu'ilz jouyront de la mesme, supplie trés humblement que V. A. me veuille adviser sy je puis bien asseurer le mesme aux aultres villes, car il y en at encoires beaucop, quy sont bonnes et ne fault aultre chose que de leur donner quelque couraige.
Je suis adverty que ung ritmaistre des Geulx est allé en Anvers querre du nouveau argent. Sy d'aventure il en apportoit, il y at de bons compaignons, qui m'ont demandé, s'ilz le pouvoint détrousser, sy ce seroit bonne prinsse. V. A. me pourra adviser ce que je leur doibve respondre. Suppliant aussy que V. A. veuille faire dépescher et m'envoier la lettre pour ceulx de Remunde le plus tost qu'il sera possible. Et affin que V. A. sache qu'il y en at encoires ichy beaucop de Catholicques, je luy ay bien volu adviser que, quand ce trouble fut a. Nymmegen et que les Catholicques sonnarent les cloches, les paisans des villaiges de la-alentour vindrent avecq force hallebardes, knotsen (comme l'on dict en ce pays ichy) et samblables armes et criarent tous: Tuons les Gheulx.
D'Arnhem ce 2 7me de Septembre 1566.
A Madame.
Als boven III (No. 303), f. 190.
228. 1566 — September 27.
Van Brimeu aan Margaretha. — Over wervingen door heer Hendrik van Brederode. Zoo hij daartoe geen last van de Regentes heeft, zal het noodig zijn ook soldaten aan te nemen om hem het hoofd te bieden of den doortocht te beletten.
Madame, J'avois ce jour d'huy escript et prié a. Monsieur de Barlaymont, qu'il dict a. V. A. que Monsieur de Brederoode faisoit sonner le tambourin et faisoit des gens, mais je n'en estois point du tout asseuré et depuis en ay je eu certaines novelles. Je ne S9ay point le nombre, mais le bruict court que ce doibvent estre huict enseinges et qu'il doibt aller avecq ceulx-la a Utrecht. S'il n'en a point commission de V. A., puisqu'il m'est sy prochain voisin, il me samble qu'il seroit nécessaire — comme j'ay aussy escript k Monsieur de Barlaymont — que je fisse aussy des gens, affin de luy faire teste, s'il vouloit envahir ce pays, et aussy que je luy empesche la course. Et prie pourtant trés hum-
1) Vgl. Smetius, Chronijk, blz. 129 — 132, en Surius, Comment., blz. 901, 2.
2) Deze brief is medegedeeld in Publ. XLI, blz. 352 vgg. De hier bedoelde woorden zijn: ,dat ghy alle dingen by den alden wesen und gebruyck haldt ter tiit toe dat ein generale ordenong der religion halven gemaeckt sal ziin, derwellicher ghy alsdan mit sult genyeten."



VAN PARMA EN CHARLES DE BRIMEU.
223
bjement que V. A. me veuille mander par ung estafette exprès sur ce sa volunté. Je n'entens de faire personne, sy n'est que ie soye bien asseuré du nombre, qu'il faict.
DArnhem ce 2 7 me de Septembre 1566.
A Madame.
Als boven III (No. 302), f. 194.
22e' 1566 — September 27.
Van Margaretha aan Brimeu. — Antwoord op No. 221. Het antwoord van Harderwijk is h. 1. van dien aard, dat het geene aanleiding kan geven tot maatregelen van geweld tegen die stad; maar wel moet hij nadere bijzonderheden aangaande het vernielen van beelden enz. trachten te vernemen.
Mon cousin, J'ay receu vostre lettre du XXIIIIme de ce mois ensemble copie de celle, qu'avez escript a ceulx de la ville de Harderwyck et de leur responce la-dessus, et ayant bien meurement esté délibéré au Conseil sur tout, il n'a samblé qu'il y eust encoires fondamment pour de mon costé faire démonstration de grande rigeur contre lesdictz de Harderwyck, fust par lettre ou aultrement, et mesmes qu'icelluy fondament ne se povoit prendre sur le contenu de leurdicte responce a vous, puisqu'elle sambloit assés civilement couchée et avec respect convenable, combien peult-estre non pas avec toute la pertinence qu'elle eust bien peu estre; mais en fin ilz disent que les prescheurs y sont venuz non appellez ny demandez par eulx et que, y ayans faict quelques sermons, en sont partiz et passez oultre, sans qu'ilz signiffient de y vouloir maintenir ces nouveaulx prescheurs ou quilz advouent leur faict, comme se faict ès aultres villes, de sorte que, ce considéré, il a samblé que pour ce coup je ne'leur povois escripvre aultre chose que ce que verrez porté par la copie joincte a ceste, sans faire mention du brisement des sainctz et du faict de 1'artillerie et les propos, qui y auriont esté tenuz comme de choses, advenues depuys leur réscription, mais que sur icelles vous pourriés réplicquer ce que vous sambleroit convenir. Si tant est qu'il ne vous samblast bien leur envoyer ma lettre, les menaceant du Roy, mon seingneur, et de moy, et si entretant se pouvoit avoir quelque plus d'esclaircissement', comment le faict des brisemens des images, de la prinse de 1'artillerie et des propos estranges est passé et par gens de quelle qualité le tout sest faict et dict que debviés faire faire quelques debvoirz pour en avoir quelque ultérieure information et me la envoyer pour après y adviser plus avant; que est ce que vous diray en' responce a vostredicte lettre, priant le Créateur vous avoir mon cousin, en Sa saincte garde.
De Bruxelles le XXVIIme jour de Septembre 1566.
Au conté de Meghem.
Als boven III (No. 302), f. 196.



224
BRIEFWISSELING TUSSCHEN MARGARETHA
230. 1566 — September 27.
Van Margaretha aan Brimeu. — Antwoord op No. 222, bevattende nagenoeg hetzelfde als de vorige. Zij geeft te kennen, dat looze dreigementen aanleiding geven tot minachting.
Mon cousin, J'ay par Anderlecht receu une lettre vostre a, part avec ung pourject ou minute d'une lettre, que a. vous et a ceulx du Conseil illecq a samblé je debvois escripre a ceulx de la ville de Harderwyck, et entendu ce que ledict Anderlecht a déclairé de vostre part. Et comme ayant esté délibéré au Conseil estant icy lez moy sur vostre aultre lettre aussy dudict jour et sur le mesme faict desdictz de Harderwyck, il n'y a samblé pour les raisons et considérations mentionnées en 1'aultre mienne de la mesme date de ceste, que je deusse user d'aultres termes que va couchée ma lettre ausdictz de Harderwyck; yjoinct que s'est considéré que le courroux et la menace sans prompte force sont vaines et importantes plus de désestime et desréputation, je m'ay abstenue de proposer vostredicte minute, la gardant pour aultre occasion qu'elle pourra par aventure servir myeulx a propos, et vous remercie de ceste diligence vostre, priant le Créateur etc.
De Bruxelles le XXVIIme jour de Septembre 1566. Au conté de Meghem.
Als boven III (No. 302), f. 197.
231. 1566 — September 28.
Van Brimeu aan Margaretha. — Antwoord op eenen niet aanwezigen. Hij zendt haar den brief van die van Nymegen terug met zijn gevoelen over de wijze van beantwoording. Voor 10 gulden per maand kan hij geene dienaars van den schutmeester krijgen, wel voor 10 daalders. Heeft men eenen schutmeester, dan zal men zich zeker van eenige steeds heen en weder reizende predikanten kunnen meester maken.
Madame, Ayant receu la lettre de V. A. du XXI de ce moys 1) avecq une, que ceulx de Nymmegen ont escript a, V. A. (retournant avec ceste) et 1'ayant communicquée a ceulx du Conseil icy, me samble (soubz correction) que V. A. leur pourroit escripre, et premièrement quant au poinct, par lequel ilz se deuiUent que V. A. auroit aultrement faict la superscription qu'a. 1'accoustumé etc. 2), que V. A. ne 1'auroit faict, s'elle (n')eust esté occasionnée, trouvant le magistrat tel et une partye suspecte, de sorte qu'elle ait trouvé expédient de le ainsy faire, comme aussy depuys (par expérience) s'est trouvé par estre a icelle
1) Deze brief is niet aanwezig, maar kan niet van 21 September zijn geweest, daar de bedoelde brief van Nymegen van 22 September is.
2) De Regentes had op raad van Brimeu in plaats van aan Burgemeesters, Schepenen en Raad den brief gericht aan Richter, Burgemeesters, Schepenen, Raad, Meesters van st. Claes en der Ambten.



VAN PARMA EN CHARLES DE BRIMEU.
22$
cause une bonne partye d'icelluy magistrat destitué et mis hors du conseil ; et que ce seroit chose fort estrange de vouloir faire deffence a Sa Majesté ou k V. A. de ne povoir escripre a. ses subjectz comme et en telle sorte qu'elle vouldroit.
Secondement quant a ce que (pour les raisons y mentionnées) ilz ont laissé entrer le prédicant, que l'on voit astheure oculairement que les bons et Catholicques estiont les plus forts et que pourtant (si 1'une partye du magistrat n'eust esté telle qu'il appert astheure) l'on eust facillement sceu faire résistance.
Touchant le troixiesme de 1'ordonnance ou „religions- oder burgervrede" i), qu'ilz ont fait publier soubz confidence que, si V. A. en eust esté requise, elle 1'eust bien accordée etc, que V. A. s'esmerveille d'avoir entreprins (sans préavisement et consentement) telle publication; néantmoings que V. A. entend qu'ilz ont astheure conceu et fait une aultre avecq consentement et sceu du commun et que pourtant ilz pourront envoyer icelle a. V. A. pour en estre ordonné comme de raison.
Et quant a. ce qu'ilz disent que sans commotion ilz ne se scauriont faire quicte du prédicant, comme le mesme prédicant est désia party (comme j'ay escript k V. A.), n'est besoing y respondre aultrement sinon que, si l'on eust communicqué 1'affaire selon la superscription, que y estoit, on s'en eust bien fait quicte plus tost en celle mesme sorte, comme l'on a. fait astheure, dont Sa Majesté (sans faulte) en S9aurat trés bon gré k ceulx, quy 1'ont fait sortir.
Madame, J'ay par cy-devant escript a V. A. pour avoir restably le schuttemeisterampt avecq vingt chevaulx, ce que V. A. m'at accordé pour troys moys. J'avoys parlé avecq quelqungs pour s9avoir si je scauroye traicter avecq eulx pour dix florins par moys sur chascun cheval, mais je ne treuve personne, quy le veulle faire moings de dix dalers, pour ce que le temps est si court et^ aussy pour ce qu'on donne wartgelt tout allentour d'icy, la oü qu'ilz peuvent avoir les dix dalers sans servir en estat si odieulx: et prie pour ce, que V. A. me veulle incontinent advertir de son intention. Je ne fay doubte que, si nous povons avoir ce schuttemeister ichy, que ne prendrons bien quelques prédicants, quy ne font journellement qu'aller et venir par ce pays. J'ay désia fait mectre dix chevaulx en ordre sur 1'espoir que V. A. accordera lesdictz dix dallers, veu que me samble (pour les raisons que dessus) que ce n'est trop; considéré aussy que par cy-devant, quant il a desservy ledict office (estant lors office ordinaire, ayant duré cincq ou six ans) il avoit dix patarts par jour sur chascun cheval, qui sont dix dalers par moys. Je croy bien que, si V. A. luy voulsist accorder ung an ou deux, qu'il le déserviroit bien ung florin ou deux moings qu'il ne feroit pour si peu de temps. D'Arnhem ce XXVIIIme de Septembre XVCLXVI. A Madame.
Als boven III (No. 302), f. 198.
1) Dit stuk is door van Hasselt medegedeeld in zijne „Stukken" I, No. 38, als gewoonlijk uiterst gebrekkig. . Het is van 31 Augustus en afgekondigd op 1 September 1566.
15



226
BRIEFWISSELING TUSSCHEN MARGARETHA
232.
1566 — September 29.
Van Brimeu aan Margaretha. — Daar de zaken te Roermond nog steeds verkeerd gaan, raadt hij haar met aandrang den brief, waarvan hij haar een ontwerp heeft gezonden, aan den magistraat te zenden.
Madame, Ceulx de Ruremunde ont désia fait tout plain de nouvelletés, comme ayans allencontre la voulonté des escoutette et magistrat fait prescher le prédicant en 1'église principale, rompues aulcunes images, enchassé le curé, rompu les serrures de la mesme église et fait faire une aultre a. leur poste, de sorte que les affaires vont tousjours de mal en pis. N'ay voulu laisser (considéré que c'est une chieff-ville) tout incontinent par exprès courir en advertir V. A., affin qu'il luy plaise m'envoyer incontinent la lettre, dont ay escript k V. A. et luy envoyé le project, affin qu'on y puisse au mieulx que sera possible, remédier.
D'Arnhem ce XXIXme de Septembre XV°LXVI.
A Madame.
Van Brimeu aan Margaretha. — Hij deelt haar medeJ wat een door hem naar Vianen gezonden persoon hem aangaande de wervingen aldaar heeft medegedeeld.
Hij raadt haar aan de verzekeringen van de hoofden der Edelen geen geloof te slaan en verzoekt voor vertrouwelijke mededeelingen om een cijferschrift.
Madame, J'ay envoié a Viane 1) ung galant homme pour yoyr ce qui passé, et yl m'ast asseuré que pour le présent on' yl prant 2) que quatre cent soldas, mays dict que l'on yl dict, quant yl seront ensamble, que ils en prandront davantaige, et dict qu'il ast vehu 3) la retenue, laquelle Monsieur de Brederode ast syngné en son nomp et des chevaliers de 1'Ordre, et quant les soldas demandent a cheulx, qui ont charge, a qui yls serviront, yl leur respondent que ce serast k la parolle de Diu et aux chevaliers de 1'Ordre; et V. A. se peult asseurer que cechy est vray. Je ne scay s'yl ly en ast, qui yl ont consenty, mays supplie trés humblement V. A. s'asseurer que ce n'est poinct moy, car yl n'y ast homme o 4) monde, sy yl ly en ast quelqung, qui en est, qui plus volontier aydeust a. leur rompre la teste pour le deshonneur, qu'il font a nostre nation.
Ledict de Brederode ast faict ung acte; je ne scay commant je lè doibs entendre. II ly avoit ung soldat, qui avoit rompu ung ymaige dedans 1'église. II le fyst incontinent cherchier partout et promyst je ne scay combien d'argent a cellui, qui le porroit trouver. Deus jours après on y allyst avecque fifre et tambouryn et on les abbatyst tous.
V. A. m'advyse ce qui lui plaict que je fache, s'yl faict des
1) Zie No. 228. 2) prend. 3) vu. 4) au.
Als boven III (No. 302), f. 207.
233.
1566 — September 29.



VAN PARMA EN CHARLES DE BRIMEU.
227
gens dadvantaige, et ne se lesse tromper de parolles des aultres 1), ^ car yls vous porriont bien tenir la foy, comme yls ont faict d'aydier a. chastier cheulx, qui abbatriont les saincts, et ce sont les principaulx d'heulx, qui le font.
Je supplie trés humblement V. A. me faire envoier ungne cifre, car je n'ose envoier lectres samblables k celle-chy, synon par courrier exprès et cela couste tousjous 20 A o Roy.
De Arnhem ce 29 de September 1566.
J'ay a^ ceste heure rechupt 2) la lectre de V. A., que le duck Eryck m'ast envoié. Puisqu'il commance a faire des gens 3), il nous fauldrast estre sur nostre garde, car je me doubte que les aultres se resveilleront.
A Madame.
Als boven III (No. 302), f. 209. Geheel eigenhandig.
234. 1566 — September 29.
Van Margaretha aan Brimeu. — Zij schrijft over zekeren persoon, die aan de zaak van Z. M. gewichtige diensten bewijst door het verstrekken van inlichtingen en dat zij Coebel tot hem zendt om hem daarvoor te danken.
Aangaande de overkomst van Z. M. weet zij nog niets te zeggen. Zij hoopt, dat de geruchten aangaande zijn overlijden zullen blijken onwaar te zijn.
Mon cousin, J'ay veu la lettre de vostre main du XXVIme de ce présent mois 4) et entendu ce que contient la copie, que y est venue joincte, d'une lettre, que vous a esté escripte par celluy que scavez 5). Pour remercier lequel de la bonne correspondence, qu'il tient avecques vous, et de 1'affection, qu'il démonstre au service du Roy, mon seingneur, et pour entendre aussy ce qu'il veult dire dadvantage, m'a samblé bien que le conseiller Coebel face ung tour vers luy selon qu'il m'a escript de voulloir faire k la réquisition dudict seingneur, a quelle fin luy escrips présentement, luy enchargeant de faire a icelluy seingneur mes recommandemens et le remercier de 1'affection, que j'entens qu'il porte au service du Roy, mon seingneur, et ayant entendu la besoingne dudict Coebel je pourray adviser de ce que sera bien faict ou escripvre plus avant endroict ledict personnaige, et vous envoyé la lettre audict Coebel a eest effect afin de la luy addresser et faire tenir, estant quelque part par la; vous advisant que désia j'ay faict entendre au Roy mon seingneur, 1'affection, qu'icelluy personnaige démonstre 'k son service par la bonne correspondence, qu'il tient avecques vous,
1) Dit ziet op Oranje en Egmont. 2) recu.
3) Zie hierover Groen, Archives II, No. CCXV.
4) Deze brief is niet aanwezig.
D..,.5) De hier Ded°elde persoon was volgens een schrijven van den raadsheer Fhihp Coebel aan Margaretha zekere Christoffel Writzperger, met wien hij omstreeks dezen tijd te Deventer eene samenkomst had gehad.



228
BRIEFWISSELING TUSSCHEN MARGARETHA
et le feray davantaige a. toutes occasions que je verray le mériter la bonne continuation, que ledict personnaige en fera.
Quant aux offices et debvoirz, que meet en avant ledict personnaige luy sambler bien de faire en Allemagne, bonne partie en est désia faicte; mesmes est l'on vers le duc Henry et se sollicite vers 1'Empereur a. fin des mandemens, qu'il dict, et s'en feront les instances ultérieures, que l'on verra convenir.
Je ne vous scauray dire aultre chose de la venue de Sa Majesté, laquelle je vouldroy que se feit entendre plus fréquentement comme chose, que conviendroit grandement k son service et feroit croistre le coeur a. ceulx, qui y sont affectionnez; veuillant espérer en Dieu, que ung jour il fera apparoir (a. 1'exemple de feu son père, que Dieu ait en gloire) le bruit estre faulx, qui se sème de sa mort, chose que je croy que les autheurs vouldriont bien. Et ne debvez doubter que si tost que me viendront nouvelles de Sa Majesté, qu'en serez participant.
Au demeurant touchant Harderwyck vous entendrez par aultre despesché ce que aura samblé de vostre gouvernement; par oü pour fin de ceste je prieray le Créateur etc.
De Bruxelles le XXIXme jour de Septembre 1566.
Au conté de Meghem.
Als boven III (No. 302), f. 211.
235. 1566 — September 29 1).
Van Margaretha aan Brimeu. — Antwoord op No. 228. Zij heeft over de wervingen van Brederode het gevoelen van Oranje gevraagd en hem verzocht de daarop betrekking hebbende plakkaten te doen handhaven. .
Zij gelast hem op zijne hoede te zijn en zich gereed te houden om handelend op te treden.
Mon cousin, J'ay par vostre lettre du XXVIIme de ce mois, qui m'est venue sur le midy, veu ce que m'escripvez de la levée de gens de guerre, que feroit le Sr. de Brederode a Viane, dont d'aultre part j'ay aussy esté advertie, sans que touteffois l'on me die (?) de quel nombre ny a quelle fin. Sur quoy j'escrips présentement au prince d'Oranges afin d'avoir son advis de ce que luy samble se y debvroit faire et qu'il pourvoye que les placcartz naguères publiés, défendans ces levées se faisans sans charge ou licence du Roy, mon seingneur, ou de moy en son lieu et aussy aux subjectz de se y mectre en service, soyent observez et entretenuz.
Et quant a ce que vous désirez scavoir, comment aurez a vous régler en vostre endroict, il me samble que se doibt attendre de veoir les advertences, qui continueront de venir sur ce faict, et selon ce prendre après ultérieure résolution, ne pouvant estre que dedans deux ou trois jours ne s'entende ce qu'en sera, et
1) Afgedrukt bij Gachard a. w., blz. 464.



VAN PARMA EN CHARLES DE BRIMEU.
229
ce pendant il sera bien que vous faictes tenir advertiz les capitaines, que pouvez avoir apperceu?, pour estre tant plus prestz, si quelque besoing se présentoit; et faisant aussy bien estroictement observer en vostre gouvernement lesdictz placcartz contre ceulx, qui vouldriont tirer vers ladicte assamblée; si elle passoit oultre, ayderoit aussy a aulcunement la empescher.
De Bruxelles ce XXIXme jour de Septembre 1566.
Au conté de Meghem.
Als boven III (No. 30a), f. aia.
236. 1566 — September 30.
Vak Brimeu aan Margaretha. — Over zekeren candidaat voor de opengevallene post van raadsheer in het Hof van Gelderland.
Hij dringt opnieuw op krachtige maatregelen tegen de kettersche prediking aan als het eenige middel om daaraan een einde te maken.
Madame, Le docteur 1), pour lequel j'ay supplie a. V. A., affin qu'il luy pleust pourvoir avecque 1'estat de conseiller vaquant ycy, est venu ce jour d'hui vers moy, me priant de voloir escripre a V. A. pour scavoir s'yl serast proveu dudict estat ou poinct, pour ce que Monsieur le duck de Clèves lui ast présenté de lui faire avoir ung estat de conseiller a. Spire a la Chambre Impériale. Partant yl désire de scavoir s'yl se porrast fier sur cedict estact ycy poursuyvant ou ce povoir conduire avecque 1'autre. Je supplie partant trés humblement V. A. me mander ce que lui doibs respondre. Comme j'ay ancores escript kV. A., yl est fort bien qualifié.
Quant aux Gheulx V. A. s'asseure que tous les jours yls se vont affoiblissans, par oü il me samble (a correxion) que V. A. se ne doibt tant dissimuler avecque ces nouvelles presches ny ces pillieurs d'ymaiges. L'on ast hier preschié nouvellement hors d'ungne petyte vile deus lieuwes d'ycy, nommée Dousbourg. Je 1'ay souvent escript a. V. A.: sy V. A. ne faict chastier quelqung o commancemant a 1'exemple des aultres, yl se ferast partout.
J'ay presté o scutmaistre 100 Philippusdaelders et j'en presteray ancores 40 ou 50 pour les soldas, qui se mectront k Wagheninghe et ces aultres places. II playrat k V. A. pourvoir de 1'argent tant pour me rembourser que pour les entretenyr.
Yl n'y ast nulles nouvelles que les Gheulx se doibvent assambler ny a Sainc-Tron ny aultre part.
De Arnem ce dernier de Septembre 1566.
A Madame.
Als boven III (No. 302), f. 316. Geheel eigenhandig.
1) Zie No. 185 en hieronder.



230
BRIEFWISSELING TUSSCHEN MARGARETHA
Volgens Gachard a. w., blz. 467, wordt hier bedoeld Diederick Wyer, die eerst in dienst der verbondene edelen was geweest en daarna hunne geheimen aan Brimeu had verraden.
Hij was een zoon van den bekenden arts Johannes Wyer (Wierus), den krachtigen bestrijder der heksenvervolging, eerst geneesheer te Arnhem en later lijfarts van den hertog van Cleve.
In zijn antwoord aan de Regentes op haar verzoek om inlichting (d.d. 11 October, Brieven uit en aan het Hof No. 1986) geeft het Hof te kennen, dat de ouders van den sollicitant op het punt van den godsdienst „een weynich suspect" zijn, maar dat hij weinig bij zijne ouders geweest is en van jongs af „die universitates ende studia in verscheyden landen versocht heeft"; voorts dat hij een geleerd en ervaren man is en volgens den Stadhouder genegen om behalve den eed van trouw ook te zweren, dat hij goed Roomsch is en blijven zal. Het schijnt dus, dat wij te doen hebben met iemand van dubbelzinnig karakter, waarschijnlijk iemand, wien het er om te doen was om het ver in de wereld te brengen en die op de middelen om daartoe te geraken niet kieschkeurig was. Vermoedelijk heeft hij aanvankelijk onder den invloed van het ouderlijke huis tot de Hervorming overgeheld en nog in 1566 meende een der leden van het Hof, die „familiariter mit hem geconfereert" had, bespeurd te hebben, „als sol hy der Augustane (Luthersche) confessioin eeniges weges toegedaen ziin," hetgeen evenwel den anderen niet was opgevallen.
Welke oorzaken in het spel zijn geweest om den gunsteling van Brimeu niet te doen benoemen in weerwil van de verzekering der Regentes, kan ik niet zeggen.
In verband met deze zaak laat ik hier nog volgerKeene aanhaling uit eenen brief van Viglius aan Hopper van 31 October 1566 (Hoynck van Papendrecht, Anal. Belg. I, blz. 386): „M. Dionysius Wesenhage (deze is ten slotte benoemd) literas tuas in suam commendatiónem scriptas mihi tradidit, cui operam meam lubenter obtuli; sed Comes Meganus pro alio intercessit, cui" gratificari Ducissa promisit."
In den bedoelden brief van Hopperus (Pars II, Ep. XI d.d. 3 October) noemt hij Wesenhagen „Vetus amicus, homo doctus, probus, diligens et qui, diu in Geldria versatus, morum illius regionis valde est peritus."
237. 1566 — September 30.
Van Brimeu aan Margaretha. — Antwoord op No. 339 en 330. Hij en de kanselier vinden haren brief aan Harderwijk zoo zachtzinnig, dat hij meer kwaad dan goed zal doen. Tegenover daden als te Harderwijk zijn bedreven, past geen ontveinzen. Hij dringt aan op een schrijven niet alleen aan den magistraat, maar ook aan de gemeenslieden en op het zenden van een afschrift aan hem voor het geval dat de magistraat hem achterhoudt.
Hij blijft geweld overbodig achten en geeft in plaats daarvan in overweging de handhaving van de tolvrijheid der steden afhankelijk te maken van de verwijdering der predikanten.
Madame, J'ay receu la lettre de V. A. avecq une, qu'elle escripvoit a ceulx de Harderwyck 1), et ay consulté avecq le chancellier et momboir, pour ce qu'il n'y avoit personne aultre du Conseil, pour scavoir sy la debvions envoier ou point. Et comme il nous samble que, pour estre tant doulce, qu'elle y feroit plustost mal que bien, je la renvoie a V. A., et s'elle y
1) No. 339.



VAN PARMA EN CHARLES DE BRIMEU.
231
veult donner quelque ordre, il leur fault escripre d'une aultre fachon. II samble que V. A. — par celle, qu'elle escript a moy — veult ignorer qu'ilz ont pilé les églises et prins la maison du Roy et 1'artillerie avecq la porte de la mesme maison, ce qui est plus que notoire. Par oü sy V. A. y veult pourveoir, il ne fault uzer de dissimulation, et sy V. A. leur en veult escripre, il fault aussy escripre a la commune, a. scavoir „die twaleff gemeynsluyden", car la commune est encoires la pluspart bonne et le magistrat tout infecté et qui at esté cause de tout le mal; et sera bon que V. A. m'envoie la copie; car en cas que le magistrat ne le face entendre au peuple, je feray bien semer les copies, de sorte que la chose viendrat a leur cognoissance.
Et quant a ce que V. A. m'escript par une aultre lettre, que le courroux et menaces sont vaines sans prompte force, il n'est de besoing d'aulcune force en cecy, ains seullement de commandement aux tollenaires qu'ilz les facent payer la oü ilz sont francys, en cas qu'ilz ne obéissent a. la lettre de V. A. et jusques ace qu'ilz obéiront. Je ne fay doubte que, sy V. A. faict cecy, ilz feront bien ung tel rumeur entre le peuple, qu'ilz se feront quicte du prédicant.
Au surplus quand aux propos, qui sont esté tenus, ce sont esté les bourgemestres propres, qui les ont dict au drossart, lequel m'a dict en estre prest a, toutes heures, quant on vouldroit, d'en faire le serment. II seroit aussy bon, Madame, que V. A. donnast le plus tost qu'il fust possible, ordre a. Ruremunde et ter Elborch, car tant que la chose vat plus avant en ces ter mes, tant deviendra elle pire.
D'Arnhem ce dernier jour de Septembre 1566.
A Madame.
Als boven III (No. 30a), f. 217.
238. 1566 — September 30.
Van Margaretha aan Brimeu. — Antwoord op No. 224, 226 en 227. Zij spreekt hare groote vreugde uit over de gunstige wending, die de zaken te Nymegen hebben genomen. Zij zoude gaarne zien, dat Brimeu in persoon derwaarts ging om de goeden aldaar te prijzen en te bemoedigen met het bericht van de aanstaande komst van Z. M., te meer daar zij niet kan schrijven wegens het door den magistraat geopperde bezwaar tegen het adres van haren vorigen brief, waarover zij het gevoelen van het Hof wenscht te vernemen.
Zij vindt 100 haakschutten te weinig voor gevallen van ernstigen aard en te veel voor alledaagsche zaken, maar is bereid hem 20 te paard of 40 te voet toe te staan.
Zij verzoekt hem aan den graaf van Culemborg te schrijven over den beeldenstorm.
Zjj vindt 10 gulden per paard en per maand voor de mannen van den schutmeester genoeg, maar is bereid desnoods 11 te geven.
Hoezeer zij verontwaardigd is over de voorvallen te Elburg, toch meent zij, dat men voor het oogenblik uitsluitend aandacht moet schenken aan de hoofdsteden, om die tot haren plicht terug te brengen.
Zij heeft die van Zutphen per brief geprezen en den stadhouder van Overijssel gelast te Deventer stappen te doen tot voorkoming van aanslagen.
Zij heeft een schrijven van die van Nymegen ontvangen, waarin zij het doen voorkomen, alsof de omkeer ten goede aan hen te danken is.
Mon cousin, J'ay receu voz trois lettres, 1'une du XXVIme et les deux aultres du XXVIIme de ce présent mois, et vous laisse



232
BRIEFWISSELING TUSSCHEN MARGARETHA
penser la joye, que j'ay eu d'entendre ce qu'est passé a Nymmegen et quel en sera le contentement, qu'en recepvra le Roy, mon seingneur, le venant a. entendre, ce que sera par la première occasion. Et m'a ceste joye esté de tant plus grande qu'elle m'est venue inopinément d'ung lieu, que (pour le chemin, que y avoyent prins les choses) je tenoye désia. fort apparentement pour tout perdu; estant ce faict aussy de tant plus a. estimer, qu'estant ceste ville la capitale de vostre gouvernement, 1'exemple de laquelle toutes les aultres commencoyent désia. a. suyvre en mal, il faict espérer que maintenant elles la imiteront en oeuvre méritant si grande louange, a. quoy convient, mon cousin, que tenez diligente main par escripvre et envoyer partout a. encourraiger et animer les bons et de faire ce mesme office vers ceulx, qui sont en ladicte ville de Nymmegen, pardessus ce que dictes leur avoir désia escript. Et si personnellement pouvés vous y trouver, je le trouveray merveilleusement bon pour tant myeulx les enhorter a continuer en ce bon propos et s'efforcer a. y contenir les choses de la religion comme elles ont esté d'ancienne, jusques a. la venue de Sa Majesté, que l'on attend de brief par deca., leur asseurant, comme aussy pourrez faire aux aultres, qui tiendront bon, que non seulement ilz jouiront de ce que Sadicte Majesté accordera pour la généralité du pays, ains que, oultre ce qu'ilz en jouiront du grace d'Icelle,Nilala occasionneront de leur faire encoires quelque aultre traictement particulier, que ne se fera aux aultres, qui se hazardent a 1'indignation de Sa Majesté. J'escripvroye moy mesme tout a eest instant a. la commune, dudict Nymmegen pour les hault louer dudict faict et les enhorter comme dessus, mais s'estant trouvé difficulté pour 1'addresse 1) de ma lettre, veu la doléance, que le magistrat de ladicte ville faict de la lettre, que dernièrement je leur ay escript, estant superescripte aussy a. la commune, comme avez veu par la lettre desdictz de Nymmegen, que vous ay envoyé, il a samblé en debvoir attendre vostre advis et celluy du Conseil pour après escripvre a ladicte commune, et que ce pendant les debvoirz se doibvent faire de vostre costé.
Quant aux harquebusiers a, pied, que demandez en cas de besoing, il se considère, mon cousin, que ce petit nombre n'est pour faire grand effect et que pour choses légères il esttropexcessif, et ayant la. vostre bende et XII hallebardiers, que y
1) In hunnen brief (f. 162) laten zich B., S. en R. van Nymegen hierover als volgt uit: „Soe yst, genedige vrow, dat wy ons der opschriften (te weten dat dieselve meldet aen Richter, Burgermeisteren, Schepenen ende Raith der statt Nymegen, voirts Meisteren van sunter Claes ende van den ampten aldair) gantz hoiglick besweren, gemerckt dat die richter alleynlick in saken van administratie der justitien plege mytgenominiert toe werden. Item in andere saicken deser statt policien ende ordenongh over onsen burgeren, umb die in rust ende vrede toe onderhalden, is van allen olden tyden observiert, dat Roemscher Keyser, onss alregenedichsten heere, zampt andere potentaten, als oick U. F. Hoicheit hierbevoeren geschreven hebben an Burgermeisteren, Schepen ende Raith alleynlick, sunder dairby to nominiren den richter, meistere van sunter Claes ende den ampten alhier."
Zie de opmerking van Brimeu over het adres van den brief in No. 263.



VAN PARMA EN CHARLES DE BRIMEU.
233
adjoustant vingt harquebusiers a, cheval, cela pourroit i)
pour 1'effect de vostre garde et de quelques aultres occurrences, si que suys contente que, s'offrant besoing, levez lesdictz vingt harquebusiers a. cheval, et les feray payer au pied ordinaire des aultres par deck k dix florins par mois pour chascun ou, si aymez myeulx en lieu de ceulx-la avoir quarante harquebusiers a. pied a cincq florins chascun par mois, revenant tout a. une despence, je remectz a. vous d'en prendre le choix.
Vous avez trés bien faict d'avoir escript au seingneur de Batenbourgh, vous requérant que faictes le mesme au conté de Culenbourgh pour le respect des lieux, qu'il a responsables en Gheldres.
II a samblé icy, quand se baillera sur chascun cheval du schutmestre dix florins par mois, estant la soulde, que ont les hommes • d'armes des bandes des ordonnances de Sa Majesté en temps de guerre, que l'on s'en debvroit contenter, veu que ces hommes ne sont armez comme les aultres, ce que pourrez déclarer k ceulx, ausquelz mectrez en avant ledict service de schutmestre; et plustost qu'il demeurast derrière, s'il est tant nécessaire par dela., je seray contente de venir jusques a. onze florins sur cheval par mois, ce que touteffois vous prie que ne soit qu'a. 1'extrème et quand ne se trouveront qui vouldriont servir a. dix florins par mois.
Je trouve merveilleusement mauvais le faict de ceulx de la ville de Elburch, tant du saccagement des églises et bruslage des ornamens et images d'icelles que d'avoir mis les mains au messager de la Chancellerie de Sa Majesté de ce pays-la., et néantmoings a samblé que principallement l'on doibt pour maintenant regarder de réduire les villes capitales desvoyées et conserver les bonnes ët désia, retournées au droict chemin, comme présentement celle de Nymmegen, et que après l'on aura facilement a, bon marché des petittes, si elles opiniastrent en leur desvoyement, pour les ranger k la raison et les faire porter la paine, que auront mérité leurs mesfaictz. Touteffois si vous aviés moyen de faire quelque démonstration contre lesdictz de Elburgh pour ceste leur faulte, que est par trop exorbitante, il n'a samblé que bien que le faciez, et quand il ne viendroit a. propos pour maintenant, il fault se souvenir pour la faire a meillieure opportunité a tant meilleur escient 2).
Et quant a. ce que me représentez que je deusse escripvre a ces seingneurs, il s'est désia. faict touchant le seingneur de Culembourgh, et pourra ce qu'ilz adviseront en son endroict, s'ilz le font, servir aussy pour les aultres.
Et touchant ceulx de Zutphen ilz méritent certainement louange, comme aussy je les loue par ma lettré, que va joincte k
1) Hier moet staan een woord als s u f f i r e of een ander van verwante beteekenis, b.v. het dikwijls door hem gebruikte b a s t e r.
2) Escient of essient volgens Ducange — science, sens; a essient = avec intention, sciemment.



234
BRIEFWISSELING TUSSCHEN MARGARETHA
ceste, les animant aussy de résister par force a cëulx de Deventer, s'ilz sont si osez i) d'attenter ce que dictes par vostre lettre, et vous en envoyé doublé pour leur escripvre 2) en conformité, si bon vous samble. Et je escrips aussy au conté d'Aremberghe d'admonester ceulx de Deventer de donner ordre que cela ne se face, 1'advertissant du commandement, que la-dessus j'ay faict ausdictz de Zutphen.
Au demeurant je ne puys vous céler comme hier j'ay receu lettre du magistrat de la ville de Nymmegen, m'advertissant briefvement de ce que y est passé, comme si on leur deust scavoir gré de ce que y est ad ven u, comme verrez par la copie, que j'ay faict joindre a. ceste.
De Bruxelles le dernier jour de Septembre 1566.
Au conté de Meghem.
Als boven III (No. 302), f. 223.
239. 1566 — October 1.
Van Brimeu aan Margaretha. — Antwoord op No. 234 en 235. Hij verheugt zich over de zending van Coebel, daar de bewuste persoon vele diensten zal kunnen bewijzen, en deelt iets mede over de werving door Brederode.
Madame, J'ay receupt deus lectres de V. A. du 2gme de September et suys fort aysé d'entendre par ycelle que V. A. ferast remerchier par le conseillier Coeble cellui, vers qui elle 1'envoie. J'ay oppinion qu'il descouvrirast beaucoup de choses, que V. A. ne scaict poinct; comme suis oussy que V. A. ast faict les offices et devoirs en Alemagnne suivant son advys, car j'ay oppinion que il servyrast de beaucoup.
Quant a. la levée de Monsieur de Brederodes je croy que V. A. en aurast entendu les particularitées par ce que lui en ay escript par ung de mes gens. J'ay apperchu 20 capitaines pour ung régiment d'infanterie; sy V. A. en veult plus, elle m'en porrast advertyr. Je n'ay encores nulles nouvelles de quelque aultre levée; toutesfois j'ay des gens dehors de tous costels. En entendant quelque chose ne fauldray d'en advertyr V. A., comme feray du seingneur de Brederodes.
De Arnem ce premier d'October A° 1566 3).
A Madame.
Als boven IV, f. 225. Geheel eigenhandig.
1) Een onbekend woord. De zin vordert vermetel (audaces).
2) Hij heeft het gedaan. Zie Brieven uit en aan het Hof No. 1950.
3) De onderteekening is vergeten.



VAN PARMA EN CHARLES DE BRIMEU.
235
240. 1566 — October 2.
Van Brimeu aan Margaretha. — Hij schrijft over plannen van Brederode tot wapening en vraagt, of hij moet beproeven zich van de wapenen, die in Duitschland gekocht worden, meester te maken.
Madame, II ly est tout a eest heure arrivé ung soldast des miens, qui m'ast dict que hier o soir passist ung gentylhome de Monsieur de Brederodes a Nimmeghem, nommé Trelon 1), et qu'il voloit prendre force gens, mais yl n'avoit poinct d'argent et leur voloit donner obligation de leur en donner a son retour et disoit qu'il alloit a. Weser 2) et a. Dorsten pour achapter des armes et que, quant yl seroit de retour, que yls prandriont force gens. Sy je powois attrapper ses armes, V. A. m'advyse sy je les prandray, et la supplie ne s'en consulter k beaucoup de gens, de peur que on ne lui en advyse, et yl playrast k V. A. me mander incontinent son intention. Car s'yl doibt revenyr, ce serast en 5 ou 6 jours. II dysoit ancores tout playn d'aultres choses, que je n'ose escripre pour ne scavoir sy elles sont vrayes, et de peur que mes lectres ne soyent trouvées.
De Arnem ce 2e de October A° 1566.
A Madame.
Als boven IV, f. 227. Geheel eigenhandig.
241. 1566 — October 3.
Van Brimeu aan Margaretha. — Hij zendt afschrift van eenen brief van de hertogin-weduwe over maatregelen tegen de ketterij en vraagt, of hij haar, zoo zij daarom vraagt, hulp mag verleenen.
Hertog Hendrik van Brunswijk is doodziek.
In antwoord op eenen niet aanwezigen brief zegt hij hoop te hebben binnen kort te zullen kunnen opgeven, hoe de Geuzen aan geld komen.
Madame, J'envoie ichy copie d'une lettre 3), que Madame la ducesse de Gueldres m'at présentement escript, par oü V. A. verrat le debvoir, qu'elle a faict en ce faict de la religion. Et en cas qu'elle me demandoit assistence, comm'il me samble qu'elle ferat, sy les choses yont avant, je supplie trés humblement V. A. me mander ce que j'ay a faire.
J'ay oublié d'escripre a V. A. que passé trois ou quatre jours j'ay eu nouvelles que le duc Henry de Brunswyck est malade jusques a la mort. Je ne scay sy V. A. en at eu novelles d'aultre part, mais je n'ay volu lesser de luy en adviser.
Madame, en escripvant ceste j'ay receu celle de V. A. du 28me 3), par laquelle elle m'escript qu'il luy samble qu' en toutte
1) Hiermede wordt bedoeld de latere aanvoerder der Watergeuzen Willem van Blois van Treslong. Zie te Water, Historie van het verbond en de smeekschriften der Nederl. edelen II, blz. 221.
2) Wesel. 3) Deze is niet aanwezig.



236
BRIEFWISSELING TUSSCHEN MARGARETHA
manière je luy doibve déclarer par quelle manière les Gheux collectent leur argent i). Je supplie V. A. vouloir avoir patience jusques que j'ay novelles de ce gentilhomme, dont j'ay escript a V. A., et me vouloir mander incontinent responce sur ce que je luy en ay escript; et je m'asseure, sy V. A. se veult résoudre, que je feray ung merveilleux service a. Sa Majesté et que V. A. ne trouverat nulle difficulté pour le recouvrement de 1'argent pour le Roy.
Quand au sieur de Hylle et Laffatady j'envoieray d'ichy a huict ou dix jours k V. A. la promesse signée de leur main, comme V. A. escript qu'elle la veult avoir. Et comme 1'ung est mon parent 2), je prie trés humblement que V. A. le veuille avoir pour recommandé.
De Nymegen ce 3me d'Octobre 1566.
A Madame.
Als boven IV, f. 329.
242. 1566 — October 3.
Van Brimeu aan Margaretha. — Het begin van den brief handelt over wervingen in Duitschland, naar hij vermoedt voor de Geuzen.
In antwoord op No. 338 geeft hij te kennen, dat zij wel als__naar gewoonte kan schrijven aan Burgemeesters, Schepenen en Raad van Nymegen, daar de magistraat nu gezuiverd is, en dat zij het aan dezen kan overlaten, of hij den brief al dan niet aan de gemeente wil mededeelen.
Daar de Regentes bezwaar heeft tegen 100 haakschutten, zal hij de zaak laten zooals zij is, ofschoon zich dagelijks gevallen voordoen, waarin men hen zoude kunnen gebruiken, b.v. te Doesburg, waar gepredikt is in strijd met de overeenkomst.
Hij acht schrijven aan den graaf van Culemborg even nutteloos als aan den heer van Batenburg, wiens moeder heeft te kennen gegeven, dat het recht van straffen daar uitsluitend aan den heer toekomt.
Niemand wil voor minder dan 10 daalders dienen en toch is' de schutmeester onmisbaar, zoowel met het oog op de predikanten als op de Wervingen.
Had hij infanterie tot zijne beschikking, dan zoude hij zonder moeite Elburg tot rede brengen.
Hij zal de 30 of 30 haakschutten aannemen, gelijk de Regentes het hem beveelt, en heeft voor Wageningen en Hattem geene soldaten aangenomen, maar alleen den drosten gelast 4 of 5 schutten als dienaars te nemen, daar eigenlijk noch de huizen noch de steden dezes lands iets waard zijn.
De drost van Montfort vraagt bezetting en krijgsvoorraad voor zijn huis.
Madame, Ung galant homme, que j'ay envoié en Allemangne pour avoir 1'oeil au get sur 1'affaire de Georgien van Holl, m'at
z) De woorden les— argent zijn in geheim schrift, doch de beteekenis staat aan den rand. Voortaan zal steeds het cijferschrift door cursieveri druk worden aangeduid.
1) Dit slaat op Hylle. De moeder van Brimeu was Barbe'de Hille. Zie No. 361. Beiden hadden, zooals uit latere brieven zal blijken, het verbond der edelen geteekend en daarover nu berouw. Zie over laatstgenoemde Te Water, Hist. v. h. verb. enz. II, blz. 163, waaruit blijkt, dat hij eigenlijk Cosmo delli Affaytadi heette. Hylle is bij te Water niet te vinden; ik vermoed, dat hij schuilt achter Juan de Gylle (II, blz. 434), van wien de schrijver zegt, dat hij een der Brabantsche edelen was, van wien hij geen bescheid heeft kunnen vinden. „Deze naam," voegt hij daarbij, „is in 't oorspronkelijke .zoo onduidelijk geschreven, dat ik over den bedoelden persoon geene gissingen durve opgeven."



VAN PARMA EN CHARLES DE BRIMEU.
237
astheure adverti que le 21 me de Septembre se sont venu vers luy deux postes, Tune du duc Auguste 1) et 1'aultre de Brabant, et que incontinent il fist courir le bruict qu'il avoit charge de par 1'Empereur d'assembler trente enseingnes d'infanterie et les mener en Hongrie, et qu'il y at au pays de Meyborch 2) et autour de Halferstadt deux mille chevaulx, qui attendent après 1'assemblée dudict van Holl; aussy qu'il at mandé vers luy ses capitaines le 24me de Septembre et leur at enchargé de appercevoir 3) des gens davantaige et les assigner lieu de venir parler a luy puis après sur sa maison, appellée Hemelriick 4), alentour de laquelle il at aussy force gens apperceulx, comme dessus. Et il samble a. celluy, qui me faict ceste advertence, qu'il use de practicque et qu'il mectra ses gens en course et prendra quelque loopplace devant que l'on s'en appercouve, car a Mynnen 5) se tiennent aussy quelques capitaines avecq leurs gens prests. Mais il ne scet sy les ritmestres baillent du nouveau wartgelt ou point, pour ce qu'ilz le tiennent sy secret, et qu'il attendrat jusques a. ce que les capitaines d'infanterie le baillent ouvertement, que alors il viendra vers moy m'advertir du tout, par oü nous scaurons asseurément ce que s'y passé. Dont n'ay volu laisser advertir V. A. Et quand a ce qu'il debvroit aller en Hongrie, je suis bien asseuré qu'il tient des gens en wartgelt pour les Gheulx, en cas que la chose vat avant, et supplie trés humblement que V. A. me veuille ordonner ce que je doibs faire, s'il se commence a movoir et quand j'en seray asseurément adverty.
J'ay en escripvant cestes receu une lettre de V. A. 6), par laquelle elle m'escript qu'elle délaisse d'escripre k ceulx de Nymmegen responce sur celle, qu'ilz ont escript a V. A. luy advertissant ce qui est passé en raffaire du prédicant, pour ce qu'elle est en doubte a quy elle doibt addrescher ses lettres. Je 1'ay consulté avecq ceulx du Conseil et trouvons (a. trés humble correction d'icelle) que, veu que le magistrat est du tout bon a ceste heure et que le mauvais est démis, qu'elle pourrat escripre aux Bourgemestres, Eschevins et Conseil k 1'accoustumé et que V. A. pourrat escripre dedens la lettre que, s'ilz le trouvent bon, que pourriont communicquer a la commune ce que V. A. leur escript, le remectant a leur discrétion.
Puisque V. A. ne trouve bon que je face les cent harquebouziers a pied, dont je luy avois escript, je le laisseray ainsy, touteffois qu'ilz se peuvent offrir tous les jours des occasions, en quoy on les eust peu employer, comme présentement il se faict et fera tous les jours. Car comme j'ay escript k V. A. que l'on a presché k Doesborch, sy j'eusse eu ledict cent harquebouziers,
1) Keurvorst August van Saksen (1553 —1586).
2) Wat hiermede wordt bedoeld, weet ik niet.
3) voorloopig aannemen.
4) Waarschijnlijk het goed Himmelreich onder de gemeente Friedewalde in den Kreis Hinden.
5) Minden.
6) No. 238 van 30 September.



238
BRIEFWISSELING TUSSCHEN MARGARETHA
j'ay opinion qu'on les eust bien mis dextrement la-dedens; et puisque c'est une chose novelle et contre 1'appoinctement, que V. A. a faict avecq les Confédérez, on eusse bien peu chastier ceulx, quy en sont cause, avecq le prédicant, car les bons se fussent joincts avecq eulx la, ou avecq dissimulation. Ilz se vont tous rendans et perdans le coeur et ainsy se ferat il partout.
Quand a ce que V. A, m'escript que j'escripve a. Monsieur de Culenborch, j'ay opinion que ce serat aultant de paine perdue comme c'ast esté avecq celluy de Batenborch, car sa mère m'at escript i) que, s'il y chiet quelque chastoie, le mectant en doubte sur ceulx, qui ont abbatu les imaiges et pillé les églises, que c'est a elle a en respondre et qu'elle pense que je ne feray chastier personne en sa seingneurie.
Quand au schuttemestre je ne trouve personne, qui veuille servir a moings de dix dalers pour les occasions contenues en mes aultres, et il est touteffois nécessaire tant pour ces prédicants que pour empescher les levées des soldatz, qui samble que commenceront a se faire partout, par oü il plairat a V. A. m'adviser ce que j'en auray a faire.
Quand a ceulx de Elborch je ne voie moyen d'y riens faire avecq sy peu des gens que j'ay, car c'est ung petit lieu assez fort; mais sy j'avois quelque peu d'infanterie, a ce que j'entens en sept ou huict jours il auroit bien le moyen de les affamer, mais après qu'ilz seriont venus a miséricorde, il fauldroit quelque infanterie pour entrer dedens et remectre les choses en bons termes,
J'ay envoié la lettre de V. A. a. ceulx de Zutphen. II me samble touteffois, que l'on ne doibt riens commencer avecq ceulx de Elborch que l'on ne le face avecq ceulx de Harderwyck quant et quant.
Quant au vingt harquebouziers a cheval ou quarante a. pied, que V. A. m'accorde de lever pour ma garde, je le feray, comme V. A. me le commande. Je n'ay levé les harquebouziers pour Wageningen ny pour Hattem, ains seullement ay donné charge aux gouverneurs des chasteaux, comme tout le peuple est tout incliné a mutinerie, de prendre chascun quatre ou cincq harquebouziers comme pour leurs variets, affin qu'ilz aient seullement moien de garder qu'on leur abbate les ponts, par oü l'on entre par dehors des villes dedens les chasteaux. Aussy quand tout est faict, ny les chasteaux ny les villes ne vaillent riens, comme font toutes celles de ce pays.
Le drossart de Montfort s'est trouvé vers moy et m'at dict qu'il auroit bien affaire pour la garde de la maison en ce temps périlleux cincq ou six harquebouziers, me remonstrant aussy que, comme elle est du tout impourveue de munitions, qu'il seroit fort nécessaire qu'il y eust vingt harquebouzes a crocq, vingt aultres, vingt picques, deux eens livres de plomb et ung tonneau
i) De brief is uitgegeven in Bijdr. Nijhoff V, blz. 225.



VAN PARMA EN CHARLES DE BRIMEU.
239
de poudre, dont ay bien volu adviser V. A. Et sy elle entend que cela se face, le plus beau serat qu'on luy envoie tant d'argent qu'il pourra couster, car il le pourrat fort facilement faire acheter autour de luy et meilleur marché qu'en Anvers.
D'Arnhem ce 3me d'Octobre 1566.
A Madame.
Als boven IV, f. 334.
243. 1566 — October 4 1).
Van Margaretha aan Brimeu. — Antwoord op No. 333, 336 en 239. Zij deelt hem de haar door Oranje gegevene verklaring van de houding van Brederode mede, die h. i. voorloopig verdere stappen overbodig maakt; tevens hetgeen dezelfde haar had laten mededeelen aangaande de redenen, waarom de aangenome soldaten nog niet zijn ontslagen.
Zij heeft het gevoelen van het Hof gevraagd over den door hem voor de betrekking van raadsheer aanbevolenen persoon.
Zij heeft uit Italië en Frankrijk berichten ontvangen aangaande de aanstaande komst des Konings, maar nog niet uit Spanje.
Mon cousin, La cause, pour laquelle j'ay différé jusques maintenant vous respondre a vostre lettre du XXIXme de Septembre passé, que m'avoit apporté vostre page, a esté que, ayant envoyé le conseillier d'Assonleville vers le prince d'Oranges pour quelques affaires et 1'ayant aussy enchargé de luy toucher de ceste levée du seingneur de Brederode, il m'avoit samblé d'entendre ce que ledict conseillier m'en rapporteroit, avant que vous respondre, pour, ayant ung peu cogneu de plus prés les humeurs, selon cela me résouldre endroict vostre responce. Et ay sceu par le rapport dudict d'Assonleville que ceste levée se fonde et excuse sur ce que les sectaires, tant subjectz propres dudict de Brederode que aultres par la-entour, luy mandoyent de jour a aultre qu'il eust a. oster les images des églises, le menaceant la. oü il ne le feroit ou le différeroit, de 1'aller faire eulx mesmes et saccager le tout, de sorte que, pour obvier a plus grand inconvénient, il auroit forcément osté lesdicts images et, cela faict, pour 1'asseurance de sa ville et de sa personne levé cincquante hommes, sans qu'il y ait question d'ultérieure levée, dont aussy je n'entens aultres nouvelles. Par oü ne sera, mon cousin, encoires besoing que passez plus avant que de tousjours retenir apperceuz voz capitaines, comme avez faict jusques ores. Et selon que je puis assentir par ledict rapport d'Assonleville, se veult quasi prendre aussy occasion de ceste levée du seingneur de Brederode sur si peu de gens, que, comme scavez, j'ay accordé au duc Erich de Brunswyck povoir lever pour la garde de ses ville et chasteau de Woerden 2), s'en démonstrant ledict prince
1) Afgedrukt bij Gachard a. w., blz. 465.
3) Ik acht het niet ondienstig hier nog iets mede te deelen aangaande dezen persoon, die destijds veel werd genoemd. Hertog Erik II van Brunswijk-Calenberg (1538—1584), aanvankelijk Protestant, later Roomsch, was een avonturier, zooals er



240
BRIEFWISSELING TUSSCHEN MARGARETHA
d'Oranges fort aggravié mesmes que j'eusse accordé cecy sans 1'en préadvertir commè gouverneur d'Hollande, et disant que, pour y estre ledict duc tant hay, il avoit opinion que le peuple se y pourroit altérer et par aventure luy empescher 1'entrée desdictz gens audict Woerden; disant dadvantaige que, comme il n'estoit pas bien avec ledict duc, qu'il ne se vouldroit trouver audict Hollande sans aussy estre armé, ce qu'il disoit ne povoir estre a. moings de VI ou VII enseignes de gens de pied, pour les répartir par tous ses gouvernemens; adjoustant en oultre combien c'estoit au desservice de Sa Majesté, qu'Icelle 1'employoit par charge de retenir mille chevaulx en waertghelt, chose, que aultres ont aussy bien prédict, mais 1'ayant Sa Majesté commandé, je n'ay peu sinon obéir a son ordonnance, veu mesme que ledict duc en estoit préadverti avant que j'envoyasse vers luy.
Quant a. ce que la retenue dudict de Brederode auroit esté signée, comme le porte vostre lettre, ce seroit estrange et, si ainsy fust tousjours, n'auroye je opinion ny pensée que vous fussiés des consentans, par oü n'est besoing de vous en excuser.
J'ay trés volontiers entendu que les Confédérez aillent tous les jours s'affoyblissans, comme 1'escripvez par une aultre vostre du dernier dudict Septembre; priant Dieu qu'il soit ainsy, m'ayant ledict d'Assonleville rapporté le prince d'Oranges luy avoir déclairé que, comme les gens de guerre, qu'ilz ont retenu par leur asseurance, ne voulliont s'obliger au service, si ce ne fust que l'on les retint quelque longs temps en waertghelt, qu'ilz avoyent esté forcez les retenir pour quelques mois, qui expireroyent au premier ou au second ou au troisiesme du mois de Novembre prochain, et que, si plus tost ilz eussent sceu s'en deffaire, 1'eussent faict.
Touchant le docteur, que m'avez tant recommandé a 1'estat de conseillier vacant illecq 1), j'en escrips présentement a ceulx du Conseil pour en avoir leur advis 2) selon que se faict ordinairement partout pour samblables estatz, et pouvez estre asseuré, mon cousin, qu'en plus grand chose je vouldroye vous gratifier, cognoissant vostre affection au service de Sa Majesté et en mon eudroict.
toen en later meerdere waren, een vechtersbaas, die rust erger vond dan den dood. In 1564 hield hij zich in Holland op en werd hij door Oranje en anderen verdacht van verstandhouding met Gran veile. In het eerste halfjaar van 1566 wierf hij in Duitschland troepen, naar men vermoedde ten behoeve van Philips II. In Juli en Augustus van dat jaar liep het gerucht, dat hij met medewerking en hulp der stadhouders van Gelderland en Overijssel die troepen naar Holland zoude voeren, waarvan echter niets is gekomen. In het laatst van September bevond hij zich weder te Woerden, waarvan hij pandheer was, en maakte van eenige daar bestaande beweging tegen de Roomsch-Katholieken gebruik om van de Regentes vergunning te erlangen tot het werven in Gelderland en Overijssel van 300 soldaten, naar het heette tot bescherming van stad en huis Woerden. Zie Wagenaar VI, blz. 187, en Groen, Archives II, No. CCXV, en het verhaal der voorvallen te Woerden in de Annales Franc. Dusseldorpii (uitg. Fruin), blz. 37.
1) nl. door het overlijden van Hieronymus Lettin. Zie No. 185 en 186.
2) Zie Brieven uit en aan het Hof No. 1965.



VAN PARMA EN CHARLES DE BRIMEU.
241
Je vous envoyé la cyffre, qu'avez demandé, qui est aussy commune avec Monsieur d'Aremberghe.
De Bruxelles le IlIIme jour d'Octobre 1566.
Post date. .
Depuys que ceste a esté dressée, m'est venue la vostre du premier de ce mois, sur laquelle ne vous diray aultre chose fors que, s'offrant besoing de retenir plus de capitaines, que le vous feray entendre et que par les lettres, que hier me sont venues d'Italie, l'on m'escript que le Roy se préparoit diligemment pour sa venue par-deca, et le mesme me vient adverti de France, ce que je vous prie que soit pour vous seul sans le divulguer, pour n'en avoir encoires aulcune advertance d'Espagne.
L'on va despeschant la lettre changée pour Harderwyck et vous sera envoyée incontinent après ceste, qui va pourrenvoyer vostre page.
244. 1566 — October 4.
Van Brimeu aan Margaretha. — Hij zendt haar afschrift van eenen brief uit Roermond en geeft te kennen, dat men ten aanzien van die stad van woorden tot daden moet overgaan.
Te Harderwijk wordt niet gepredikt bij gebrek aan eenen predikant; men tracht eenen te vinden en heeft de mis en het luiden der klokken verboden.
Eene algemeene regeling is volstrekt noodzakelijk, daar het zoo niet langer gaat.
Te Venlo heeft men het prediken buiten de stad moeten toestaan.
De heeren van Brederode en Culemborg hebben eenen brief aan die van Nymegen geschreven. Hij heeft naar aanleiding daarvan hen tot volharding in het goede'aangespoord en zoude gaarne zien, dat de Regentes zulks ook deed.
Madame, J'envoye icy-joinct copie d'une lettre, que ceulx de Remunde m'ont escript 1) après avoir receu celle de V. A., par oü V. A. entendrat (comme je luy ay souventefois escript) qu'il y fault aultre chose que parolles et admonitions. Et si la lettre (comme j'ay escript mon opinion a V. A.) n'y aide point, il n'y at aultre remède que la force, ce que seroit bien aisé a faire, car la ville ne vault riens et y sont bien peu de gens dedens. Et supplie pourtant trés humblement que V. A. me veuille mander sur ce sa volunté et qu'il luy plaist en estre faict.
A Harderwyck l'on a point presché depuis 1'aultre fois que j'ay escript a V. A., mais ce n'est point par faulte de bonne volunté, ains a cause qu'ilz ne scavent trouver ung prédicant, et ont envoié leur secrétaire dehors pour en avoir ung et ont deffendu partout que l'on ne die des messes ne qu'on ne sonne nulles cloches.
Et comme V. A. at promis quatre eens dalers a ceulx, qui prendront ung prédicant, je prie trés humblement qu'elle me veuille mander sy je les puis bien promectre a ceulx, qui les
1) Afgedrukt in Publications XLI, blz. 374. Hij is van 1 October.
16



242
BRIEFWISSELING TUSSCHEN MARGARETHA
prendront. J'ay envoié quelques gens dehors, qui j'espère que trousseront d'ichy a trois ou quatre jours ung par le collet, ausquelz (puisque V. A. 1'at promis) il fauldrat tenir promesse; et si V. A. est d'opinion que cela se continue, elle m'en pourrat adviser, Gar je penseroie bientost en avoir une garanne 1).
Et il est plus que temps (comme j'ay souventefois escript a. V. A.) que l'on y donne ung ordre général, soit par force ou amitié, car nous allons tousjours perdans quelque ville ou villaige. L'on at aussy presché en ung villaige auprès de Tiel 2), aussy a Hattem, oü l'on avoit désisté quelque temps, et a Doesborgh, comme j'ay désia escript a V. A.
A Venloe il y at eu arrière une alarme entre le peuple et le magistrat de la ville at esté constrainct de leur permectre les presches hors de la ville 3).
V. A. pourra voir par la copie de la lettre ichy-joinct les bons offices, que les seingneurs de Brederoede et Culenborch font vers ceulx de Nymmegen et la-alentour. Ilz ont escript une pareille a ceulx de la ville — dont je n'ay point la copie — laquelle (a ce que j'entens) est signée d'eulx deux, et j'espère de la recouvrer et 1'envoyeray a V. A., sy je la puis avoir. Sy V. A. le trouve bon, il ne seroit mauvais que V. A. leur escripvist quelque lettre pour les animer de tenir bon nonobstant les lettres de ces seingneurs.
Quant a moy j'en ay désia. faict le debvoir, leur offrant le peu que vault ma personne et tout ce qu'en dépend 4), moyennant qu'ilz veuillent ensuyvre ce qu'ilz ont encommencé; espèrant que V. A. pour ung sy bon oeuvre ne leur lesserat au besoing.
D'Arnhem ce 4me d'Octobre 1566.
A Madame.
Als boven IV, f. 240.
1) Ducange: vivier.
2) Drumpt, zooals blijkt uit den in Bijdr. Nijhoff a. w. V, blz. 223, uitgegevenen brief
3) Vgl. Publications XLI, blz. 361.
4) Hij schreef op 4 October (Brieven uit en aan het Hof, No. 1959) aan die van Nymegen vernomen te hebben, dat Brederode en Culemborg hun eenen dreigbrief hadden geschreven wegens het afzetten van eenige leden der regeering en het verbannen van eenige burgers. Hij sprak hun moed in en bood zijne hulp aan tevens afschrift van den brief verzoekend.
Het komt mij voor, dat de toon van den brief der beide heeren, die hieronder afgedrukt staat achter den brief van 6 October, al zeer weinig dreigend is.
Eene eigenaardige voorstelling van de bedoeling, die de heeren met deze brieven hadden, treffen wij in de Annales Dusseldorpii (blz. 39) aan: „Secunda Öctobris (dit is niet juist: de brieven zijn van 30 September) confoederati nomine communi acerbas literas miserunt ad Noviomagenses, ipsos arguentes et comminantes eo quod magistratum loco movissent. Inhiabant enim illi urbi, quae, in propinquo Germaniae sita, maximam oportunitatem habebat ad rebellionem ipsorum promovendam • ut facile iam sit videre, quid suo foedere hi coniurati intenderint et qui iconoclastarum incentores fuerint."



VAN PARMA EN CHARLES DE BRIMEU.
243
245. 1566 — October 5.
Van Brimeu aan Margaretha. — Hij dringt aan op de benoeming van eenen kapitein-generaal voor alle Nederlanden, tenzij de Koning spoedig komt.
Hij zal de hem door dé Regentes toegestane soldaten wel noodig hebben, daar Brederode en Culemborg zeker zullen vernemen, dat hij hunnen brief heeft opgezonden.
De vrouw van Batenburg heeft nu ook aan de monniken in haar land verboden de mis te bedienen.
Madame, Je ne puis lesser ancores de dyre a V. A. que, sy le Roy ne vient eest yver, qu'il est plus que tamps que V. A. fache quelque capitaine général, qui voyse par toutes les provynces chastiant ouvertement cheulx, qui tous les jours vont faysant ces nouvelletés, et je ni'asseure pour beaucoup qu'ils font du br. ue 1), que V. A. yl trouverrast peu de résistence, car yls ont perdu plus de la moictié de leur suyete; mais sy V. A. faict quelque général, que ce soit quelqung, de qui V. A. se peult bien fier. Sy V. A. vast dissimulant tout eest yver et que le Roy ne vienne devant la prima vera, tout le pays serast gasté, sy V. A. ne faict ce que desus, car les ungs se feront hérétiques de bon cuer, les aultres de peur. Or sy V. A. prant les armes, V. A. voirast les Catoliques sortyr comme ungne fourmisière, comme yl ne reste plus que ung moien a. ces Gheulx pour esmovoir ancores la pluspart de ces pays. Ancores que je panse bien que V. A. le sgait bien, pour le bon zèle que je porte o service du Roy et de V. A., je luy en ay bien volu advertyr. Et est qu'il persuadiont a ung chaschun, que Sa Majesté nous lesserast force Espainniols o pays. Sy Sa Majesté yl 2) voloit remédier, Elle yl porroit prévenir en escripvant a toutes les viles que, quant Sa Majesté n'en aurast plus que faire et quant il aurast réduict le pays en obéisance telle que doibt estre, que Sa Majesté les ren voirast.
Je m'asseure bien, s'yl ly ast quelqung, qui veuille résister o Roy, que c'est bien ung des plus grahs moiens qu'il ont. Sy V. A. le trouve bon, elle en porrast advyser Sa Majesté ou en user secont 3) sa bonne discrétion.
Je n'ay ancores faict faire synon 10 ou 12 soldas; j'en ay envoié 4 ou 5 en chasque mayson. V. A. m'ast mandé que je porray faire 20 harcebousiers a. cheval ou 40 a. piet pour ma garde. J'en auray bien de besoing, puisque j'ay envoié a. V. A. ces lettres des seingneurs de Brederode et Culembourg, car il ne manquerast poinct quelqung, qui leur en advyserast, mais je ne m'en soucie poinct et pour personne qui vive ne lesseray de faire ce que je doibs. Yl plairast a. V. A. pourvoir de quelque peu d'argent pour ce peu de gens, qu'il fauldrast lever en ce pays, et m'advyser incontinent de ce que playrast a V. A. que je fache de ce scutmaister, car yl est merveillieusemant nécessaire.
Madame de Batembourg, oultre ce que on ast aynsyn 4)
1) Hier is een gaatje in het papier. Ik vermoed, dat wij hier te doen hebben met eene grillige spelling van het woord ,bruit".
2) = y- 3) = selon. 4) ainsi?



*44
BRIEFWISSELING TUSSCHEN MARGARETHA
pillié les sains en ces églises, a faict deffendre a certes moynes, qui sont la. en son pays, que l'on n'y dyse plus messe.
De Arnem ce 5me de October A°. 1566.
A Madame.
Als boven IV, f. 246. Geheel eigenhandig.
246. 1566 — October 6.
. Van Brimeu aan Margaretha. — Hij zendt afschrift van de brieven van Brederode en Culemborg aan Nymegen.
Alleen te Roermond, Harderwijk, Hattem en Elburg zijn meer predikanten. Hij raadt haar dringend Roermond te bedreigen met opheffing der vrijheden en bij voortgezette' ongehoorzaamheid daaraan gevolg te geven. Het voorbeeld zoude voor de andere steden zeer heilzaam zijn.
Madame, J'ay recouvert copie de la lettre, que les seingneurs de Brederode et Culenborch ont escript a. ceulx de Nymmeghen, que j'envoie icy-joinct. V. A. en pourrat ordonner comme elle trouverat convenir.
J'ay faict tant vers ceulx de Doesborch, qu'ilz ont promis qu'ilz ne admectront plus des prédicants. Je ne scay s'ils letiendront. Nous n'en avons plus astheure en ce pays sinon a. Remunde, Hattem, Harderwyck et Elborch et il me samble que avecq peu de gens l'on y remédieroit et tiendroit ce pays net.
Je pense que celuy, qui presché au villaige auprès de Tiel, ne le ferat point longhe, car j'espère de le faire trousser par le collet.
Et tant que je y pense plus, tant me samble plus nécessaire que V. A. escripve la lettre a. ceulx de Remunde suyvant ce que je luy ay escript, les menassant de leur oster leurs privilèges en cas qu'ilz ne obéissent a. V. A. Et sy elle (en cas de désobéissance) les leur ostast de faict, il me samble que tous les aultres villes y prendroient exemple et se soucieroint plus des commandemens de V. A. Néantmoings je remects le tout k la bonne discrétion de V. A. pour en ordonner comme il luy plairat.
D'Arnhem ce óme d'Octobre 1566.
A Madame.
Als boven IV, f. 248.
246a. Copia copie.
Van Brederode en Culemborg aan den magistraat van Nymegen, houdende eene waarschuwing tegen handelingen in strijd met de overeenkomst tusschen de Regentes en de edelen en tegen het binnenlaten van krijgsvolk,
Erentfeste, ersame unnd vromhe, insundere goede frunden, Wy siin in ervaronge gekomen, dat bynnen uwer stat grote onenicheit sy der religions halven, wairduere grote tyrannie ende commotie geschiet is. Sulckx wetende hefft ons goet gedacht niet te willen naelaeten U. L. te



VAN PARMA EN CHARLES DE BRIMEU.
245
adverteren by dese, dat ons alsulcke manière van doene niet en behaecht noch lieff en is, wairomme wy seer bedroefft unnd niet woll tevreden en siin, well willende nochtans U. L. verseeckeren, dat wy verbliit siin ende en wolden niet om voele, wy en hedden verstaen, dat sulckx niet en is doir U. L., mair doir sommyge moitwillige burgeren geschiet, die niet allein die vredeordeninge, by U. L. der religions halven opgericht was, gebroecken hebben, mair hebben oick expresselick gehandelt tegen het verdrach unnd accoirt, by de hertoughynne van Parme ende ons gedaen den XXVI Julii lestleden. Ende gelick wy verwondert siin ende niet en kunnen begrypen alsulcke onbillige ongehoirsamheit ende gewallt by oirluyden gedaen, als oick gansselick contrarierende 'tgene ons beloefft is gewest by de vurs. hertoughynne van Parme als gouvernante van herwartzover, geadvoceert by generale procuratie van Syne Majesteit, soe en kunnen wy U. L. niet verhalden, dat wy der meynonghe ende gedeliberiert siin sulckx te kennen thoe geven aen Haere Hoecheit, ons ende van wegen der vromer verdruckte burgeren beklaegende van het ongelick, soe ons als die vrome luyden gedaen, opdat Haere Hoecheit soude moegen verstaen, dat men ons niet en halt 'tgene ons beloefft is.
Dairentusschen begeren wy van U. L. goit regiment ende opsich toe nemen ende des te meer, nadenmaell U. L. dairaen voell gelegen sy, ende voir alsoe voell als U. L. aengaen unnd betreffen mach dese saecke. Want U. L. hebben lichtelick toe bedencken, wat die soldenn doen, die dese commotie verdicht ende toegeraeden hebben, soe sy tot hair meynonghe koste mit het verderff des lantz komen. Welck is d'oirsaecke, dat wy U. L. hebben by desen well willen wairschouwen, opdat ghy niet bedrogen ende overvallen en wort van dieselve, die anders mogelick niet en suecken darm U. L. verderffenisse, ende sulckx soude mogen geschien, soe dair ennich volck van oirloge in uwer stat gebracht worde, dwelck gensselick oeck soude geschien tegen het appoinctement mit Haere Hoecheit onlanx gemaeckt. Begerende van U. L. dese onse getrouwe wairschouwynge van geen volck in te laeten in 't goede te nemen als van getrouwe vasallen ende dieners van Syne Majesteit, die dair gansslick geneicht siin Syne Majesteit goeden, getrouwen dienst te bewiesenn ende het vaderlant to helpen beschermen ende in vrede, ennicheit ende privilegiën toe behalden.
Ende wairinne wy U. L. kunnen dienst unnd fruntschap bewiesen, sult ons altiit bereit vynden sulckx mitter daet te betoenen, dat kenne Godt, die wy U. L. hiermede bevelen.
Van Culenborch den XXX Septembris onder onse here van Pajlant, grave toe Culenborch etc, opgedruckter segell, des wy ons voir dit maell semptlich gebruycken, A° XVCLXVI.
Onder stont geschreven aldus:
H. de Brederode.
Floris graff zu Culenborch.
Die opschrift was dese:
Den erentfesten, ersamen unnd vromen burgermeisteren, schepen und rait der stadt Niemegen, onsen besunderen, goedenn frundenn 1).
Als boven IV, f. 249.
1) De inhoud van dezen brief komt in hoofdzaak overeen met die van de brieven aan Roermond en Venlo. Zie voor laatstgenoemde Publications XLIV, blz. 143.



246
BRIEFWISSELING TUSSCHEN MARGARETHA
246b. Copia copie.
Van Culemborg, mede namens zijne bondgenooten, aan den adel in de omstreken van Nymegen, houdende waarschuwingen in den geest van No. 246a en het verzoek om binnen Nymegen stappen te doen tot herstel der eendracht.
Erentfeste unnd vromhe, goede frunden, Wy siin in erfaronghe komen van de grote ongeschicktheit ende tyrannye, die dair onlanx geschiet is van een grote deell burgeren der stat Niemegenn om dér saecke der religions, wairinne wy well verwondert siin ende niet well en kunnen bedencken, hoe sulckx geschiet sy ende wie die moegen siin, die tot alsuleken gewalt ende tyrannie geraeden hebben, als gansselick contrarierende het verdrach, by de hertoughinne van Parme ende ons onlanx gemaeckt, und oeck tegen die vreedtsordinynghe, by de overicheit derselver stat tot enicheit der burgeren opgericht. Ende alsoe lichtelick te bedencken is, dat den gemeynen man sulckx uuyt hem selven niet gedaen, mair wel meer opgerockt siin van ettlicke vianden der stat ende gemeynen vrede, verhopende doir sulcke middelen volck van oirloge in der stat te brengen tot verderffenisse derselver unnd meer anderen, ende gemerckt dat ons oeck dairaen gelegen sy, soe hebben wy die saecke mitten heren van Brederode. und meer anderen van onssen geallieerden well willen communicieren, alsoe dat wy der meynongen siin ons dairvan te beklaegenn aen Hair Hoecheit, aengesien ons niet gehalden en wort dat ons beloefft is; begerende dairentusschen seer vriendelick, dat U. L. gelieven samentlick to willen fuegen binnen der stat Niemegen, om mit goede onderrichtonge die burgeren te verenigen ende te^sraeden, dat sy sich mit genen ruyteren ende knechten laeten overvallen noch inkomen, want sulcx en soude niet alleenlick geschieden tot achterdeell der vurs. stat dan oeck tot grote beswaernisse der Lantschap ende insunderheit den omliggenden adell. Biddende dairom, dat U. L. alle vliit und arbeit voirweynden willen om sulckx te weren und vermiidt te worden, ende oeck te willen hanthaeven, dat die verdruckte burgeren vertroestet worden unnd sonder bekroeninghe te laeten genieten hetgene, dairvan wy mitte hertoughynne tho Panna verdraegen ende geaccordiert siin. • Unde wes U. L. hierinne samentlick ende elck in 'tbesundere hierinne doen ende helpen kan, sullen wy mit alle onse gealieerde voirstaen ende verdedingen. Ende wairinne wy U. L. kunnen ennygen dienst ende vrientschap bewiesen, sult ons altiit goitwillich vynden; dat kenne Got, denwelcken wy U. L. hiermede bevelen.
Van Culenburch den XXX Septembris 1566.
Floris graff zu Culembork.
Den erentfesten und vromhen Thomas van Apelteren, heer tot Persingen, Lieffert van Oyen, heer tot Oyen, Amolt vann Bonenberch, her tot Opbergen, ende andere adell om Niemegen geseten, onsse goede vrienden, sampt ende besunder 1).
Als boven IV, f. 252.
1) De nummers 246a en 246b zijn authentieke afschriften van de band van den notaris Willem van Hoemen. Ik kan niet sterk genoeg aanraden den inhoud dezer brieven te vergelijken met dien van No. 238, vooral ten opzichte van het misnoegen der Regentes over de bedoelde voorvallen te Nymegen.



VAN PARMA EN CHARLES DE BRIMEU.
247
247. 1566 — October 6 1).
Van Margaretha aan Brimeu. — Antwoord op No. 237, 240 en 242. Zij zendt eenen krasseren brief aan die van Harderwijk en gelast bun in persoon zich bij het Hof te gaan verantwoorden, aan welk lichaam zij de bepaling der straf overlaat.
Zij wenscht, dat hij met een gewapend gevolg de steden rondga om orde op de zaken te stellen en de welgezinden te bemoedigen, gelijk Egmond zulks in Vlaanderen heeft gedaan.
Zij gelooft niet, dat dè wervingen van G. van Holl voor den Keizer Zijn, maar veeleer voor de verbondenen, en zal er over schrijven naar Duitschland. Inmiddels moet Brimeu waakzaam blijven.
Hij moet èn aan den graaf van Culemborg èn aan den heer van Batenburg schrijven. Gehoorzamen zij niet, dan moeten zij vroeger of later gestraft worden.
Aan den graaf van Culemborg, die een der hoofden van het verbond is, moet hij eenen termijn stellen, binnen welken alles weder in den ouden staat moet gebracht zijn, tenzij het blijkt, dat de ongeregeldheden buiten zijne voorkennis zijn geschied.
Zij vindt de bezoldiging, die hij voor den schutmeester vraagt, buitensporig, maar zal er zich op bedenken.
Zij gelast hem de hand te leggen op alle wapenen, die door zijne provincie worden gevoerd.
Mon cousin, Ayant veu vostre lettre du dernier de Septembre passé, par laquelle renvoyant celle, qu'avoy escript a. ceulx de la ville de Harderwyck, pour avoir samblé a. vous et au chancellier et momboir trop doulce, demandez que je leur en escripvisse une de plus de roideur, il s'est derechef délibéré la-dessus en Conseil et enfin résolu de dresser la lettre de la teneur que la verrez par doublé 1), que (suyvant ce qu'avez désiré et convient ainsy) j'ay commandé fust joinct k ceste; en laquelle ne leur va commande de chastier ceulx, qui ont saccaigé les églises et y brisé les images, d'autant que, entendant que ce sont esté ceulx du magistrat mesmes, il ne sambloit convenir ordonner qu'ilz chastiassent eulx mesmes, comme chose qui se scait ne se feroit, comme aussy ne leur ordonné la réparation de ce qu'a esté rompu, ny restitution de ce que a esté emporté des églises plus avant que verrez par ledict doublé; ayant samblé remectre cela a vous, pour (venant devers vous les députez de ladicte ville selon que le leur commande) leur encharger et ordonner de faire en cela ce que par advis du Conseil trouverez convenir, advisant parensamble combien avant il sera bien leur commander ladicte réparation, ne se pouvant tout ainsy refaire jusques a la dernière image ny tout en instant, leur préfigeant partant quelque temps compétent a eest effect et usant pareillement endroict la restitution de ce que a esté emporté, k quelle fin se pourriont faire publications en la ville, que chascun, qui en auroit quelque chose, eust a. la rapporter sur certaines paines. Et au regard de la commination il n'a samblé aussy convenir que d'icy se deust user de la particulière, qu'avez aultrefois advisé par suspension de leurs franchises sur les tonlieux, mais, les comminant ainsy en termes généraulx, remectre ladicte particulière k vous, pour leur déclairer de bouche, que pour commenchement de chastoy
1) Uitgegeven in Bijdr. Nijhoff VI, blz, 69.



248
BRIEFWISSELING TUSSCHEN MARGARETHA
se feroit cela que dict est, s'ilz n'accomplissoyent ce que se leur commande, et que après ilz auriont encoires k attendre ce que succéderoit de 1'indignation de Sa Majesté.
Et certes, mon cousin, attendu que ces. troubles et altération de la religion samblent aller tousjours gaignant en vostre gouvernement et que ce n'est par lettres qu'y doibt estre remédié, il a samblé vous debvoir représenter qu'il seroit convenable, que vous mesmes aillissiez non seulement audict Harderwyck et a. Elburgh pour y réduire et redresser les choses, mais partout ailleurs en vostredict gouvernement pour y faire le mesme oü besoing seroit, et conforter et animer les villes, qui sont encoires bonnes, a persévérer jusques a la venue de Sa Majesté, leur mectant en avant et déclairant le bon gré, qu'ilz sont pour en avoir, oultre ce qu'ilz jouiront de ce que Sa Majesté ordonnera généralement sur le faict de la religion, et que cela encourraigera fort ceulx, qui sont Catholicques, a ayder tant plus chauldement a maintenir les choses, a, 1'exemple du conté d'Egmond ayant faict le tour quasi par toute la Flandre; comme aussy va faire le mesme le prince d'Oranges par ses gouvernemens, se y eschauffans les désordres singulièrement k Amstelredamme. Et afin que soyez myeulx accompaigné, je seray contente que la oü vous avoye accordé vingt harquebusiers a cheval ou quarante a. pied, en prenez quarante k cheval a dix florins chascun ou bien quatrevingts a pied chascun a. cincq florins par mois a vostre choix, comme vous escripvis dernièrement, pardessus lesquelz vous avez douze hallebardiers et ceulx de vostre bande des hommes d'armes, de laquelle pourriez prendre bonne partie avecques vous sans cuyrasses, comme aussy tous les archers subjectz, leur faisant porter longue harquebuse, si que sambleroit que le tout fust de vostre train, pour ainsy estre a tant moings de scrupule admis en chascune ville. Et me signifiant le choix, qu'avez faict touchant lesdictz harquebusiers de pied ou a. cheval, vous feray dresser la retenue et donner ordre a. 1'argent.
Quant aux advertences contenues au commencement de vostre lettre du Illme de ce présent mois, il n'est vraysamblable, si George van Holl a charge de trente enseignes d'infanterie, que ce soit pour 1'Empereur, estant charge que ne s'est accoustumée donner a gens de plus grande qualité, mais est plustost croyable que ce seroit pour les Confédérez, et pour m'en esclaircir j'escrips ce jourd'huy par 1'ordinaire vers Allemaigne a. Sa Majesté, comme aussy de continuer k vouloir faire tous bons offices pour empescher toutes levées contre le Roy. Et vous merciant, mon cousin, bien de ceste advertence vous prie de bien vous faire informer s'il est ainsy, et quand se trouveroit que ouy, d'avoir 1'oeyl soigneusement au guet pour pouvoir descouvrir les desseings et m'en advertir en diligence pour adviser lors ce qu'il y aura a faire plus avant. Et ce pendant vous répéteray ce que désia plusieurs fois vous ay dict de, retenant voz capitaines apperceuz, vous point mouvoir aultrement ny plus avant jusques a ultérieure ordonnance.



VAN PARMA EN CHARLES DE BRIMEU.
249
J'escrips présentement k ceulx de Nymmegen une lettre, qui s'envoye par leur propre messagier estant icy et dont verrez le contenu par la copie ci-joincte.
Touchant que avez opinion que ce sera autant de paine perdue d'escripvre au seingneur de Culenborch, comme ce a esté aussy au seingneur de Batenborch, pour lequel j'entens par vostre lettre sa mère vous avoir respondu, il se pense cela procéder pour se tenir ladicte mère encoires dame douagière dudict Batenborch, parquoy se trouve bien qu'escripvissiés a. 1'ung et 1'aultre, et la oü l'on n'y obéira, l'on les tiendra par ces admonitions pour contumaces, pour en faire 1'exécution ou k la venue de Sa Majesté ou par occasion d'aultre meilleure commodité et moyen.
Mais au regard du seingneur de Culenborch, attendu qu'il est ung des principaulx Confédérez, pour lequel leurs députez ont faict 1'accord icy et le juré, et la raison et son honneur 1'obligent a. 1'observance dudict accord, comme aussy 1'entendent les prince d'Orange et contes d'Egmond et Hornes, ausquelz en ay escript pour avoir leur advis sur ce que s'y doibt faire, disans que, si les désordres commis aux églises de Culenborch et aux villaiges appartenans audict seingneur sont advenuz par son adveu et consentement et non pas par ses subjectz malgré luy, comme il s'est faict en plusieurs aultres lieux, la chose mérite chastoy et ne se debvoir passer par dissimulation, comme aussy ledict prince d'Oranges dict qu'estant en son gouvernement d'Utrecht, il en fera faire la raison pour les villaiges dudict Culemborch y gisans 1), estant d'advis que je doibve faire faire le pareil pour aultres, par oü, vous ayant faict bien informer au vray que ledict seingneur de Culemborch ait consenti k ces énormitez, luy escripvrez une bonne lettre a ce que incontinent il face réparer les églises et remectre le service divin k 1'accoustumé, comme estoit avant la perpétration' de ces actes, et ce endedans huict ou dix jours, que luy préfigerez a eest effect, et que en oultre il se reigle suyvant ledict accord, 1'advisant que, s'il n'y obéit, l'on regardera de y pourveoir ultérieurement, et m'advertirez de ce qu'en aurez faict et en sera succédé, pour selon ce se conduire plus avant en son endroict.
Le traictement, que demandez pour le schutmestre, samble excessif et oultre ce seroit d'introduction de conséquence tant pour gens a cheval levez que ceulx, que encoires l'on pourroit lever, et que le traictement des onze florins povoit bien passer. Et néantmoings puysque dictes qu'il est tant nécessaire, je feray regarder le traictement, qu'il a eu, quand aultrefois eest office s'est exercé il n'y a pas long temps, pour après me résouldre en eest endroict; se pouvant bien tousjours faire le traictement sur le pied ordinaire des gens a cheval en temps de guerre, k scavoir sur les dix florins par mois se payant, ce que je verray a y ordonner de surcrois par forme d'extraordinaire pour maintenir tousjours le pied ordinaire et éviter la conséquence.
1 nl. Schalkwijk e. a.



250
BRIEFWISSELING TUSSCHEN MARGARETHA
Je trouve bien ce que avez advisé d'encharger aux drossartz de Waegheningen et Hattem.
En tant que touche le drossart de Montfort, je suis aussy contente qu'il prengne six harquebousiers pour la garde de la maison et sy ay ordonné aux Finances de regarder de pourveoir aux munitions, que m'escripvez qu'il demande.
Au demeurant vous m'avez par une vostre précédente du second de ce mois i) adverti de quelques armes, que pensiés debviont passer par la. Je me esbahis fort que pour personne practicque ne vous souvient qu'il fault le faict en choses de telle qualité sans prendre cognoissance de cause et point proposer samblables questions, selon quoy ferez mectre main sur toutes armes, que trouverez passer par la, comme chose a. quoy en ung temps tel que le présent vous compète comme gouverneur de la avoir soigneulx oeyl et regard quicte tousjours, pour les rendre ou bien les retenant les payer.
De Bruxelles le VIme jour d'Octobre 1566.
Encoires que s'escript au magistrat de Nymmegen de communicquer ma lettre a. la commune, il pourroit estre qu'ilz ne le feront. Je remetz a vous de leur en faire entendre le contenu.
Als boven IV, f. 260.
248. 1566 — October 6.
Van Brimeu aan Margaretha. — Hij raadt haar allereerst aan Roermond te schrijven, daar dit eene hoofdstad is. Is daar de orde hersteld, dan zal zulks elders weinig moeite kosten. Hij herhaalt evenwel, dat de eerbied voor het gezag nog meer zal lijden, zoo zij het bij bedreigingen laat.
Madame, J'ay entendu par la lettre de V. A. du 4me de ce mois qu'elle est d'intention de faire changer la lettre pour ceulx de Harderwyck. II me samble (a trés humble correction de V.A.) que le meilleur seroit qu'elle escripvist premièrement de la mesme fachon a. ceulx de Remunde, estant ville capitale, car quand elle seroit remise en bon train, l'on viendroit bientost au bout de celle de Harderwyck, qui n'est qung meschant trou, soit par amitié ou aultrement. Néantmoings V. A. pourrat bien envoier les deux lettres ensamble, mais sy elle ne veult point faire ce dont elle les menasserat en cas de désobéissance, il me samble qu'il vauldroit mieulx qu'elle n'escripvist point, comme je luy ay désia escript, pour ne faire perdre davantaige le respect, car il est désia. assez. Dont n'ay volu lesser d'adviser V. A., affin qu'elle y ordonné comme elle trouverat convenir.
D'Arnhem ce óme d'Octobre 1566.
A Madame.
Als boven IV, f. 264.
1) Deze is niet aanwezig.



VAN PARMA EN CHARLES DE BRIMEU.
251
249.
1566 — October 7.
Van Brimeu aan Margaretha. — Antwoord op No. 243. Hij hoopt eerlang meer nauwkeurige berichten aangaande toerustingen van Brederode te kunnen zenden en dankt voor hetgeen de Regentes ten aanzien van Dr. Wyer heeft gedaan.
Madame, J'ay rechupt la lectre de V. A. du 4me de ce moys. Quant et de Monsieur de Brederodes je panse bien qu'il n'ast poinct plus de deus eens hommes, ancores que la retenue est de 400. Les saincts sont bien obligés a. lui, puisqu'il faict tant de despans pour leur garde. Néomoyns a. ce que j'entens, pour cela on ast lessé de les mectre tous en pièces. II est ancores tous les jours empeschié a. prandre des capitaines en son service. Je ne sgay ce que ce serast a. la fin.
Quant k ce que d'Assonvile ast rapporté que le wartghelt des Confédérées dure ancores jusques o 3me de November, je ne puis bonnemant croyre. Je croy bien qu'ils ont ancores 2000 chevaulx, mays non poinct tous. J'en auray d'ycy a, deus ou trois jours nouvelles asseurées et ne fauldray en advyser V. A. V. A. s'asseure qu'ils ont peu d'argent et que, sy le Roy faysoit ung général, V. A. voyroyt que incontinent facilemant on mectroit ordre partout i).
Je remerchie trés humblement V. A. de ce que yl ast pleu a. V. A. faire touchant le docteur, dont je luy avoy supplié pour 1'estat de conseillier en ma faveur, comme fay oussy des nouvelles de la venue du Roy. Diu veulle qu'elles soient vrayes.
J'ay oussy rechupt le cyffre, que V. A. m'ast envoié.
De Arnem ce 7me d'October 1566.
A Madame.
Van Brimeu aan Margaretha. — Hij zendt haar een door hem in overleg met het Hof opgemaakt advies betreffende hetgeen haar in den tegenwoordigen staat van zaken te doen staat, en voegt daarbij den raad om toe te tasten, voordat het te laat is, en daartoe eenen kapitein-generaal aan te stellen, haar verzekerend, dat de overwinning gemakkelijker zal zijn dan hare omgeving haar tracht op te dringen.
Aangaande de plannen van Brederode en Culemborg kan hij het rechte niet te weten komen.
Madame, Comme yl y ast quelque tamps que V. A. m'escripvyst que je luy mandisse mon advys de ce que on porroit faire en ce pays pour quiéter ces troubles, comme les choses se vont tous les jours enpyrant, je m'en suys consulté avecque cheulx du Conseil ycy et envoie k V. A. ce que leur en samble et k moy oussy 2) et je supplie trés humblement a. V. A. ne le monstrer synon k ung ou k deus. Je ne puis lesser d'y adjouster que
Als boven IV, f. 266. Geheel eigenhandig.
250.
1566 — October 8.
i) Vgl. No. 245.
2) Zie No. 251.



?52
BRIEFWISSELING TUSSCHEN MARGARETHA
V. A. veulle considéreer sy ne vault mieulx d'avoir seulemant la moictié du pays pour ennemy que d'attendre qu'il le soit tout, dont il 1'y ast fort grant dan gier. Car sy V. A. actent 1) la venue du Roy, ce que les malveullans ne porront mutyner pour la religion, yl le feront avecque la craincte, qu'ils feront o gens de la tyrannie des Espainniols 2), et V. A. s'asseure qu'ils sont fort foybles d'argent, par oü, sy mon* conseil fust creu, je feroy ung capitaine général confidant et lesseroy dyre qui voldroit, et puisque le remède ne se peult mectre par amitié, je regarderoie de lui mectre par force et V. A. n'y trouveroit la résistence, que l'on lui persuade. Sy V. A. lesse ancores les choses aynsyn deus moys, V. A. aurast tout le pays révolté la. oü yl n'y en ast poinct ancores le quart, et sy V. A. faict ce que desus, vous en voyrées beaucoup, qui se réduiront eulx mesmes, et je pense que ungne grant partie seroit réduict en obéisance avant la venue de Sa Majesté.
O surplus je ne puis entendre le faict de Monsieur de Brederodes: il fyst arrière sonner le tambouryn Jeudy, mays yl ne prynt guaires de gens.
L'on m'ast dict que Monsieur de Culembourg faict gens oussy. Je ne scay s'yl est vray: je yl ay envoié pour le scavoir et ne fauldray en advyser a V. A.
De Arnem ce 8me de October A°. 1566.
A Madame.
Als boven IV, f. 268. Geheel eigenhandig.
251. 1566 — October 8.
Van Brimeu en het Hof van Gelderland aan Margaretha. — Zij verklaren geen heil te zien in bijeenroeping der Staten, maar wel in krachtige maatregelen, die h. i. zonder twijfel het land geheel tot rust zullen brengen, daar de meerderheid des volks nog steeds welgezind is.
Madame, V. A. at par cy-devant a moy de Megem enchargé luy escripre mon advys et ce que me sambloit que pourroit duyre k pourveoir a ces troubles et esmotions en ces pays et au rappaisement d'iceulx.
Pour k quoy tant mieulx obéyr j'ay communicqué 1'affaire a ceulx dü Conseil de Sa Majesté ichy, leur demandant s'il ne leur sambloit que par convocation des Estatz d'iceulx pays l'on y pourroit trouver moyen, ce fust en leur accordant de concepvoir quelque manière de vivre et ordonnance au fait de la religion jusques a. la venue du Roy et que par les Estatz Généraulx aultrement fust ordonné, ou quelque aultre semblable. Et après avoir au Conseil longuement débatu 1'affaire et prins toute déliberation avons perensamble pour divers respectz et urgentes considérations trouvé (soubz correction touteffois) que la convocation des Estatz pour astheure ne seroit aulcunement duysable,
1) attend. 2) Vgl. Pontus Payen, Mémoires (uitg. 1860) I, blz. 128.



VAN PARMA EN CHARLES DE BRIMEU.
253
ains qu'elle donneroit plustost occasion d'augraentation que démoindrissement des susdicts troübles et esmotions; mais sambloit que, pour obvier aux ultérieurs et plus grands inconvéniens, mesmement pour garder les pays de totalle ruyne, conforter les bons Catholicques et les conserver en leurs bons debvoirs et corriger les mauvaix, sédicieulx et aultres, quy ont entreprins d'entretenir et favoriser les prescheurs, aussy gaster les églises, abatre les sainctz etc, selon leur mérites et finallement pour restituer (d'aultant que seroit pour le présent possible) 1'estat de la vraye anchienne religion, il seroit nécessaire (sans plus uzer de lettres ou de parolles, comme j'ay par plusieurs fois escript a. V. A.) de donner charge ou a moy ou k quelqung aultre de lever dix ou douze enseingnes de piétons et que V. A. y envoyast quatre ou cincq compagnies d'hommes d'armes, avecq lesquelz l'on réduyroit bien ce pays en obéissance; et samble que le plus tost seroit le meilleur, car il n'y at encoires que quatre villes infectées et la pluspart des bourgeois est encoires bonne, et ne faisons doubte que, s'ilz veoyent quelque force de nostre costel, ilz se mectroyent du costel du Roy, la oü, si V. A. tarde longuement, il est a. craindre que les bons se gasteront avecq les mauvaix. Mais il samble qu'il seroit de besoing que eest ordre fut général, a scavoir en toutes les villes la oü on at presché depuis 1'appointement fait, car les Gheus ne pourront avoir nulle occasion (s'ilz ne veullent faulcer leur foy) de les succourir. Et samble que seroit fort bon de conserver encoires ce qui n'est gasté en attendant la venue de Sa Majesté ou que V. A. en mecte quelque aultre ordre.
Si V. A. estoit de ceste opinion, il samble qu'il ne seroit mal k propos, que V. A. en advertist ces trois seingneurs, qui ont traicté avecq eulx, affin qu'ilz leur en advertissent et qu'ilz ne pensassent que la levée, que V. A. feist, fust pour leur mal faire 1).
D'Arnhem ce VIHme jour d'Octobre XVCLXVI.
De V. A. les trés óbéissans et trés humbles serviteurs
Gouverneur, chancellier et ceulx du Conseil du Roy aux pays de Geldres et Zutphen.
T. Roos.
A Madame.
Als boven IV, f. 370.
1) De Geldersche stadhouder sloeg zonder ophouden op dit aambeeld en van zijn standpunt m. i. volkomen terecht. Wij hebben er in deze brieven reeds bij herhaling de bewijzen van aangetroffen en bovendien verwgs ik naar Fruins Voorspel (Hist. opst. I, blz. 423) en naar Rachfahl, Marg. von Parma, blz. 209, die met nadruk wijst op de besluiteloosheid en onbekwaamheid der Regentes, die althans toen niet meer over onmacht kon klagen, daar zij voor het aannemen van soldaten ruimschoots geld uit Spanje ontving. '■"^ry



254
BRIEFWISSELING TUSSCHEN MARGARETHA
252.
1566 — October 8.
Van Brimeu aan Margaretha. — Hij schrijft over kettersche prediking te Zalt-Bommel en raadt haar aan 100 man in die stad te leggen, hetgeen goed zal werken, daar de regeering welgezind is.
Men heeft eenen predikant binnen Venlo gebracht.
Madame, Je suis adverty que ung prestre 1), qui s'est tousjours réglé selon 1'anchienne religion, commence aussy k prescher a la novelle mode en la ville de Bommel 2). Et comme la pluspart du magistrat y est encoires bon, il me samble que, sy l'on y pouvoit mectre ung cent harquebouziers dedens, que l'on y pourroit supprimer les mauvais. Et prie pourtant trés humblement a. V. A. qu'elle me veuille mander sur ce sa volunté. Je traicté désia avecq aulcuns de la- ville, (pour) scavoir sy se pourroit faire, et ay — pour gainger temps — donné charge a ung capitaine d'appercevoir ledict cent harquebouziers. Car sy V. A. ne baille quelque aide et secours aux bons, tout s'en irat perdu, comme je luy ay plusieurs fois escript, et quand les choses seroient en bon train en ladicte ville, l'on pourroit lesdicts harquebouziers reprendre et employer ung aultre part, oü l'on les auroit k faire.
L'on at arrière a Venloe amené le prescheur dedens la ville 3).
D'Arnhem ce 8me d'Octobre 1566.
A Madame.
Van Brimeu aan Margaretha. — Antwoord op No. 247. Hij heeft haren brief naar Harderwijk gezonden, maar vreest, dat gêene afgevaardigden van daar te Arnhem zullen komen.
Hij en het Hof zien om verschillende redenen geen heil in een bezoek aan de steden. Toch zal men, daar zij iets van dien aard wenscht, naar de verschillende steden heeren uit den omtrek zenden tot het doen van de door haar bedoelde vertoogen.
Hij zendt afschriften der brieven van de vrouw en den heer van Batenburg en vraagt nader bevel.
Hij wijst er haar op, dat Culemborg slechts een leen van Z. M. is, en verklaart, dat de medeplichtigheid des graven aan den beeldenstorm boven allen twijfel is verheven.
Hij verzoekt haar een besluit te nemen ten aanzien van het schutmeestersambt. Misschien kan men het aanvankelijk stellen met 10 paarden in plaats van 20, maar met het oog op de hatelijkheid van het ambt kan de bezoldiging niet lager worden gesteld.
Hij vraagt vergunning om 100 soldaten onder eenen kapitein aan te nemen, ten einde die te gebruiken, waar het belang en de dienst van Z. M. zulks vorderen.
Hij acht het niet geraden den inhoud van haren brief aan den magistraat van Nymegen aan de burgerij te laten mededeelen, en wel met het oog op hetgeen zij schrijft aangaande den godsdienstvrede, hetwelk van dien aard is, dat ieder het naar zijnen zin kan uitleggen.
Hg vraagt, wat hij moet antwoorden op den brief van die van Nymegen.
Madame, J'ay receu la lettre de V. A. du VIme de ce moys, contenant plusieurs poinctz et articles, et respondant a icelle
1) Jan van Venray.
2) Zie den brief van den ambtman van Bommel enz. hierover in Bijdr. Nijhoff VI, blz. 264, en Acquoy a. w., blz. 23 vgg.
3) Zie Publications XLI, blz. 379.
Als boven IV, f. 272.
253.
1566 — October 9.



VAN PARMA EN CHARLES DE BRIMEU.
255
advertiz V. A. que j'ay communicqué ladicte lettre a ceulx du Conseil ichy quant aux poinctz de ceulx de Harderwick et de me transporter en tous les villes de mon gouvernement; item des lettres, que je debvroys escripre aux seingneur de Batenborch et sa mère et au conté de Culenbourch et aussy touchant la lettre, que V. A. a escript a ceulx de Nymmegen.
Et premièrement quant a. ce que V. A. m'escript touchant ceulx de Harderwyck, je leur ay envoyé la lettre, que V. A. leur at escript, et venant leurs députez ichy leur feray toutes remonstrances et leur diray ce que alors moy et ceulx du Conseil trouverons apertenir et expédier, selon que V. A". me commande. Touteffois craindons qu'ilz ne viendront point.
Et comm'il samble a. V. A. que (pour remédier aux troubles et altération en la religion en mondict gouvernement) il seroit convenable que moy mesme allasse non seullement audict Harderwyck et a ter Elborch, mais aussy par toutes les villes de ces pays, il at samblé a ceulx du Conseil et a. moy que, si je sortoye de ceste ville, qu'elle seroit asseuréement perdue et que Nymmegen et Zutphen (quy sont les principales) seroyent en bransle; aussy vue les offices, qu'on at fait en mon endroit en ce pays ichy, aussy bien qu'aulx aultres, que, si j'alloys seul en ces villes, quy sont désia mutinées, que je pourroye recepvoir quelque agravio et y faire peu de service; aussy, si j'alloys accompaigné de la fachon, comme V. A. escript, qu'asseurément ilz me serreroyent les portes au nez. Par oü si V. A. y veult donner remède, il y en fault quelque aultre que celluy que dessus ou il y fauldroit aller de sorte que, s'ilz ne voulsissent ouvrir les portes par amityé, on le leur feist faire par force.
Et affin que V. A. cognoisse le peu, que vault le dire et Pescripre pour le présent, j'avoys envoyé ung conseillier vers ceulx de Venloe pour leur remonstrer ce que V. A. m'avoit commandé, et deux heures après son partement ont mené ung prescheur dedans la ville et luy donné une église, la oü il presché journeilement. Néantmoings puysque V. A. veult qu'on y envoyé faire ces remonstrances, sommes déterminez d'envoyer aux villes aulcuns gentilzhommes principaulx, officiers de Sa Majesté, résidens au plus prés d'icelles, avecq lettres de crédence, pour faire lesdictes remonstrances et ce que (y allant) j'eusse fait moy mesme, et valeat quantum valere potest.
Et quant aux advertences, que j'avoys fait a V. A. de George van Hol, je ne fauldray de m'informer davantayge et en après incontinent advertir V. A. Ung mien serviteur, quy le cognoit fort bien, le pense avoir rencontré entre Anvers et Bois-le-Duc, mais pour ce qu'il estoit nuyct, il ne 1'a peu veoir, mais il luy samble 1'avoir cogneu a la parolle.
Touchant le seingneur de Batenborch, auquel V. A. me commande escripre, verra V. A. par les copies i) cy-joinctes (ce) que
i) Het antwoord van den heer van Batenburg, gedateerd uit Stein 6 October 1566 (Brieven uit en aan het Hof No. 1971), kwam hierop neder: Hij keurt ten zeerste



256
BRIEFWISSELING TUSSCHEN MARGARETHA
(estant par moy escript et a luy et a. sa mére) ilz m'ont tous deux donné pour responce, par oü V. A. pourra penser ce que luy plaira me commander davantaige.
Quant au conté de Culenbourgh comm'il n'est poinct a. Culenbourgh, ains a Wittem i) et Culenbourgh est seullement fieff de Geldres, sans que le Roy y ait aultre jurisdiction, V, A. se pourrat adviser (ce pendant qu'il reviendra), s'elle demourera de ceste opinion que je luy escripve. Et quant a ce qu'elle me commande que je m'informe si le pillage des églises s'est faict maulgré luy, V. A. s'asseure que (pour ne perdre tamps), ce pendant qu'on brusloit lês images en deux feux, qu'il avoit fait faire dedans 1'église, il disnit la, et cela est certain 2).
Sur le poinct du schuttemestre je supplie a V. A. qu'il luy plaise se résouldre, et me samble que pour le commenchement en lieu de vingt chevaulx, que j'avoys demandé, on s'en pourra passer de dix. Si d'aventure on at besoing davantaige, je pourray advertir V. A. Mais pour estre 1'office si odieux et désestimé en ces pays je ne puys trouver personne, quy le veulle accepter ny déservir moings que pour dix dallers ou XV florins par moys sur chascun cheval.
J'escripveray au drossart de Montfort qu'il prengne les six hacquebousiers et ce que V. A. m'escripijlavantaige; suppliant qu'il plaise a V. A. me faire tenir incontinent la retenue et faire donner ordre au payement desdicts hacquebousiers, mais il me samble que ceulx, qu'on prendra pour cincq florins par moys, ne vauldront point beaucoup d'argent.
Et quant a. moy je n'ay encoires prins aulcuns hacquebousiers ny a. pied ny k cheval suyvant que V. A. m'at escript par une lettre ou deux lettres, si ce n'est quinze ou seize pour mectre en ces maisons, pour ne point despendre 1'argent inutillement; et désirerois que V. A. me donnist aucthorité d'en prendre cent desoubz la charge d'ung capitaine, en cas que je veisse que je les puisse employer quelque part, la. oü ilz puissent faire service; et si je les prendz, si V. A. le treuve bon, je luy escripveray
de te Batenburg en Horssen gepleegde schandalen af en verklaart, dat zij geheel buiten zijn weten zijn geschied. Wat betreft het straffen van de schuldigen, daartoe zegt hij tot zijn spijt niet in staat te zijn, aangezien „miin vrouw moeder in mynen hairlichaiden niet allain die zoicht (lijftocht) hatt, sonder van Keys. Maj. ietz offt nuwes zu Ausborch in miinre belennongh getoichtiget und die herlichait in hoegen und legen zu besitzen und zu gebrouchen bestedicht und geconfirmeert is." Hij verzoekt den Stadhouder dringend zijn best te doen, dat de verdenking van medeplichtigheid aan het gebeurde niet op hem blijve rusten.
De brief van de vrouw van Batenburg, Petronella van Praet, d.d. 26 September 1566 (afgedrukt bij Cuypers van Velthoven, Documents pour servir a 1'histoire des troubles religieux du XVIme siècle dans le Brabant septentrional I, blz. 62) is zeer kort. Zij wijst er den Stadhouder op, dat het straffen van de schuldigen haar zaak is en dat zij te dien aanzien zoo denkt te handelen, dat zij zich kan verantwoorden.
1) Wittem, tusschen Vaals en Gulpen, was ook eene heerlijkheid van Floris van Pallandt.
2) Zie over de volgens zijne tegenstanders door den graaf daarbij gespeelde rol Dusseldorpius, blz. 33, en de misschien wel wat scherpe uiting van Bakhuizen van den Brink in 'zijn „De adel" (Cartons, uitg. 1891, blz. 70).



VAN PARMA EN CHARLES DE BRIMEU.
257
bien après, affin qu'elle m'envoye la retenue, et de surplus j'en useray comme je trouveray convenir pour le plus grand prouffit et service de Sa Majesté.
Et touchant les armes, quy (peult estre) passeront par ces pays, dont j'avois escript a V. A., je me conduyray selon que V. A. m'at escript astheure.
Et quant a ce que V. A. en fin m'escript de remectre a moy de faire entendre au peuple le contenu de la lettre, que V. A. at escript et envoyé au magistrat de Nymmegen, me samble (comme aussy fait a ceulx du Conseil) qu'il ne serat besoing pour ce qu'il feroit plustost mal que bien a cause de 1'article, que V. A. escript du „Religionsfrede", lequel ung chascun pourrat interpréter selon sa volunté.
Ceulx de Nymmegen susdicts m'ont astheure escript une lettre, dont j'envoye copie a V. A. 1). Et comm'ilz sont scabreux, je ne leur ay sceu respondre sinon que j'en escripverois k V. A. II plairat a V. A. (s'il luy samble bon) m'adviser de ce que je leur en doibs respondre.
D'Arnhem ce IXme d'Octobre XVCLXVI.
A Madame.
Als boven IV, f. 274.
254. 1566 —- October 9.
Van Brimeu aan Margaretha. — ' Hij zendt haar brieven met berichten uit Bronswijk en Munster en dringt andermaal aan op het nemen van een besluit op het haar bij herhaling voorgestelde.
Madame, J'envoie k V. A. copie de deus lectres, par oü V. A. voyrast ce qui passé au costé de Bronsvick et de Munster et la-alentour. En entendant quelque aultre chose ne fauldray d'en advyser V. A.
O surplus je ne puis lesser ancores, en cas que le Roy ne vient bientost, dont je crayns qu'il ly ast peu d'apparance, de la supplier de prandre party, soit ou de faire ce que ay mandé a. V. A. par deus ou trois foys ou de lesser faire aux aultres tout ce que veulle, et remectre tout a leur discrétion; car sy V. A. tarde ancores deus moys, V. A. voyrast les plus pitoyables choses du monde.
De Arnem le gme d'October A°. 1566.
A Madame.
Als boven IV, f. 282. Geheel eigenhandig.
1) Oorspronkelijk in Brieven uit en aan het Hof No. 1982/1980. Zij schrijven niets uit Brussel te vernemen, ofschoon hun bode reeds langer dan 14 dagen weg is, en verzoeken mededeeling, zoo de Stadhouder iets vernomen heeft aangaande 's Konings komst of het vaststellen van eene ordonnantie ter bevordering van vrede en eendracht.
De Stadhouder antwoordde hun (ald. No. 1981) nog niets met zekerheid te wetenj maar niet te begrijpen, waarom zij zoo zeer verlangen naar eene nieuwe ordonnantie op het stuk van den godsdienst, daar noch de inquisitie noch de plakkaten hier te lande zijn ingevoerd.
17



258
BRIEFWISSELING TUSSCHEN MARGARETHA
255.
1566
October 9.
Van Brimeu aan Margaretha. — Hij verzoekt haar Anderlecht te begiftigen met de heerlijkheid Dalem, die de onlangs overledene graaf van Moers van hertog Karei voor zijn leven had ontvangen.
Madame, Yl est mort ycy ung viulx seingneur du Conseil 1), oquil le feu duc de Gheldres avoit donné ungne petyte singnorie, nommée Dalem, en ce pays ycy sa vie durant 2). Aynsyn Anderlecht m'ast prié le voloir recommander a V. A., affyn que V. A. le vosysse 3) recommander vers le Roy pour powoyr obtenyr ladicte singnorie, comme 1'ast eu 1'autre. V. A. le cognoit: yl est fort affexioné o service du Roy et de V. A. Yl ne lesserast riens de faire par faulte de bonne volonté. Je luy donne charge de dyre quelque chose a V. A. Je la supplie trés humblemant 1'en répondre, affyn que j'en puisse estre en repos.
De Arnem ce qme de October A°. 1566.
A Madame.
Van Margaretha aan Brimeu. — Antwoord op No. 34a, 245 en 246. Zij blijft bij haar bezwaar tegen bedreiging,met intrekking der vrijheden, zoolang men de macht mist om aan die bedreiging kracht bij te zetten, en ook omdat zij meent, dat het niet zal gaan zonder de schuldigen vooraf te hooren en zonder schending van het tractaat van Venlo en dat het onredelijk tegenover de welgezinden is. Zij houdt vol, dat zijne tegenwoordigheid meer goed zal doen dan alle bedreigingen.
Zij is wel genegen eenige belooning te geven voor het vangen van kettersche predikers, maar niet zooveel als hij vraagt, en raadt hem nogmaal met verwijzing naar het afgekondigde plakkaat het prediken te verbieden. Op deze wijze kan tevens een einde worden gemaakt aan de prediking buiten Venlo.
Zij acht het zeer gewenscht de oorspronkelijke brieven van Brederode en Culemborg in handen te krijgen.
Mon cousin, J'ay reeeu voz lettres des IIII, V et VImes de ce présent mois, pour ausquelles respondre et premièrement en tant que touche la lettre que persistez je deusse escripre a. ceulx de Ruremunde avec commination de les priver de leurs prévilèges, vous avez veu la considération, que du commencement l'on eust icy de point, comme de mesme ceulx de Harderwyck, pour point avoir promptement a la main le moyen requis a. 1'exécution de telle commination, et moings contre plusieurs aultres villes, qui 1'ayoyent mérité beaucoup dadvantaige, comme Anvers et plusieurs aultres samblables, lesquelles ne debvroyent estre plus exemptes de tel chastoy que les aultres. Et oultre de la. se doubte si telle privation se peult faire de faict sans forme de procés et ceulx de ladicte ville non ouy et sans contre venir au traicté
1) Christoffel graaf van Moers.
3) Zie over deze schenking Nijhoff, Gedenkw. VI, No. 851 (6 Juni 1517). 3) voulüt.
Als boven IV, f. 387. Geheel eigenhandig.
256.
1566 — October 9.



VAN PARMA EN CHARLES DE BRIMEU.
259
de Venloe, et sy toute la commune dudict Ruremunde a tellement mesprins, qu'elle avoit commis cas digne de telle punition pour le général d'icelle ville, s'estimant desraisonnable que les bons de ladicte ville, qui peult-estre y sont encoires en bon nombre, portissent aussy ceste peine, toutes lesquelles considérations a samblé que sera bien que communicquez bien meurement avec lesdictz du Conseil, afin que l'on ne use de menaces, lesquelles (ne les pouvant exécuter, comme samble la susdicte) nous causent despris et desréputation k préjudice de 1'obéissance, aussy en aultres choses et endroictz, et me pourrez advertir de ce que aura samblé. Et comme vous ay dict dernièrement, vostre présence par ces villes serviroit trop myeulx a mectre quelque remède a. ces désordres, n'estant cela faict de lettre.
Quant a. ceulx de Harderwyck vous aurez veu ce que leur ay escript, et seray attendant d'en entendre le succès.
Touchant 1'appréhension des prédicans, le pris, qui fut pour ce mis, comme alléguez, fust du commencement que l'on se meit a prescher, que la chose n'estoit encoires ny si commune ny si libre. Touteffois présupposant que le placcart contre les prescheurs 1) ait aussy lors esté publié en Gheldres, la oü se peuist appréhender quelques prédicateurs se meslans de prescher en lieu, oü n'auroit esté presché devant le XXIIIme d'Aoust, jour de 1'accord faict avec les Confédérez, comme se tient qu'en la pluspart de vostre gouvernement ne s'est faict, je seray contente en faire faire la prémiation, sinon des IIIIC dallers, dont escripvez, du moins de quelque aultre gracieuse somme, lesquelz prédicateurs l'on debvroit et pourroit fort bien faire chastier comme contrevenans directement audictz accord et placcart, ayant néantmoins samblé que, oires que ledict placcart y fust esté publié, comme dict est, touteffois serviroit a. propos que vous feissiés préallablement par publication défendre lesdictz presches la oü elle n'ont esté devant ledict jour, vous fondant sur ledict accord, et ce sur peine de la hart 2), disant que ceste publication se faict de superabondant, afin que ceulx, qui s'advanceront après de prescher, puissent avec tant plus grande justification estre troussez et chastiez.
Je yeulx espérer que, vous trouvant a Venloe, pourrez facilement (a 1'ayde et assistence des bons) mectre ordre a 1'empeschement des presches, que le magistrat a esté forcé admectre hors la ville, ce que vous recommandé comme estant contre ledict accord, estimant qu'avant icelluy il ne s'y est presché, par oü se pourroit commencer a exploicter ce que dessus contre celluy, quy presché prés ledict Venloe, estant chose seure que aultrement ne tardera beaucoup que lesdictes presches ne viengnent a se couler en la ville.
Je trouve fort estranges les lettres, que les seingneurs de Brederode et Culemborch ont parensemble escript k ceulx de la ville de Nymmegen et ledict de Culemborch a part a la noblesse
1) Zij bedoelt dat van 3 Juli 1566, uitgegeven bij van Loon I, kol. 335 a) strop.



2ÓO
BRIEFWISSELING TUSSCHEN MARGARETHA
d'entour dudict Nymmegen, estant chose de trés grande oultrecuydance, qui ne se doibt mectre en oubly. Si ces lettres originales se pouviont recouvrer avec le temps, ce seroit une bonne oeuvre. Louant les offices, qu'escripvez avoir faict au contraire envers lesdictz de Nymmegen pour les contenir en toute deue obéissance envers Sa Majesté et observance de 1'ancienne religion Catholicque jusques a aultre détermination de Sa Majesté; vous requérant de soubz main les enhorter et animer a cela, n'ayant samblé que d'icy se deust faire aultre chose envers eulx, leur ayant devant-hier esté escript assez gracieusement a ce propos, comme avez veu, avec ce que s'est doubté, si se poveroit prendre mal que l'on y vint a entendre que lesdictes copies vous fussent esté communicquées, et recercher ceulx, qui 1'auriont faict. Et n'estant en vosdictes lettres aultre chose exigeant responce, vous ayant dernièrement escript si amplement, je finiray la présente en vous recommandant, mon cousin, en la saincte garde du Créateur.
De Bruxelles le IXme jour d'Octobre 1566. Au conté de Meghem.
Als boven IV, f. 089.
257. 1566 — October 10.
Van Brimeu aan Margaretha. — Antwoord op No. 245 en 249. Zij neemt genoegen met de door hem gewenschte bezoldiging voor den schutmeester.
Ten opzichte van de benoeming van eenen kapitein-generaal kan zij niets doen zonder bepaalden last des Konings, die ongesteld is, ten gevolge waarvan de brieven uitblijven.
Mon cousin, Je vous remercie de ce que me représentez par vostre lettre du cincquiesme de ce mois de vostre main, dont venant a point j'auray bonne souvenance.
Et quant au schutmestre, ayant veu que se trouve qu'il a. par le passé eu les dix dalers pour cheval, je suys contente qu'il soit traicté a. 1'advenant maintenant. Touteffois pour éviter la conséquence endroict aultres gens a cheval, je désireroye quece que ausdictz dix dallers il y a de plus de la paye ordinaire de dix florins par mois, se luy fust payé par voye extraordinaire selon que le vous ay précédentement mis en avant.
J'ay depuys receu vostre lettre du VHme de cedict mois aussy de vostre main, vous remerciant pareillement des advertences y contenues et vous requérant d'y continuer.
Et touchant le généralat, mentionné en tous deux voz lettres susdictes, vous entendez bien, mon cousin, que je n'y puys ordonner sans expresse ordonnance de Sa Majesté, laquelle, a ce que m'escript Monsieur de Montigny 1) du XIXme de Septembre
1) Floris van Montmorency, baron van Montigny, en Jan van Glimes, markies van Bergen, waren naar Spanje gezonden om den Koning het smeekschrift der Edelen kenbaar te maken.



VAN PARMA EN CHARLES DE BRIMEU.
261
par ung courrier de marchans, venu passé quatre ou cincq jours, avoit eu la fiebvre dors le Illme jusques le XHIme du mesme mois, mais qu'il se portoit myeulx, comme aussy faisoit la Royne, et estoyent sur leur partement du Bosque vers Madrid; aussy que Don Jehan d'Austria avoit eu comme une paralisie aux mains et pieds, dont aussy il estoit refaict, mais que le marquis de Berghes restoit griefvement malade avec doubte des médécins et que rindisposition de Sa Majesté estoit cause que l'on ne despeschoit en ca,, bien qu'il se debvoit faire de brief, quy est ce que vous pourroye dire pour le présent.
De Bruxelles le dixiesme jour d'Octobre 1566.
Au conté de Meghem.
Als boven IV, f. 291.
258. 1566 — October 10.
Van Brimeu aan Margaretha. — Hij twijfelt, of de magistraat van Zalt-Bommel wel genegen zal zijn soldaten in de stad te nemen.
Daar de ketters de welgezinden te Nymegen met den dood dreigen, zoude zij hun hulp in den vorm van garnizoen kunnen aanbieden, dat evenwel z. i. niet zal worden aangenomen.
Hij vraagt, hoe het den Koning gaat en of zij goed nieuws heeft van hertog Hendrik van Brunswijk.
Madame, Comme j'ay escript ungne aultre foys 1) que je traictoys avecque cheulx de Bommel pour leur mectre ioohackebousiers dedans pour secoryr le magistrat, qui est bon. Et sy j'en puis venir o bout, dont je fays ung peu de doubte, j'ay despesché ce courrier exprès, pour ce que le plus tost seroit le mellieur, pour scavoir commant je m'y doibs rigler. Comme j'ay escript a V. A., j'ay ordonné a ung capitaine de les tenyr pret; partant il playrast a V. A. me mander incontinent responce.
Comme les hérétiques menachent tous les jours les bons de Niemeghen de leur copper la gorge, il seroit bon que V. A. les animast (a trés humble correxion), leur offrant gens de la part du Roy pour leur garde. Je panse bien toutesfois qu'il ne les acceptront.
Sy V. A. veult que cela de Bommel s'exécute, je la supplie en parler a peu de gens, car yls en porriont estre adverty et porriont coupper la gorge a cheulx, qui traictent avecques moy.
Je supplie trés humblement V. A. me mander commant le Roy se porte de sa fièvre, et sy yl playsoit a V. A. me faire scavoir sy elle ast eu quelque bonne nouvelle du duck Hanry de Brunsvick 2), ce me seroit grant faveur. Jorge van Hol ne ferast riens, synon ce qu'il voldrast.
De Arnem ce iome d'October A°. 1566.
A Madame.
Als boven IV, f. 392. Geheel eigenhandig.
1) Zie No. 353.
2) Vgl. No. 241.



202
BRIEFWISSELING TUSSCHEN MARGARETHA
259. 1566 — October 11.
Van Margaretha aan Brimeu. — Antwoord op No. 251 en 252. Hij moet zorgen, dat de Bommelsche prediker gevat worde, en bovenal trachten den magistraat te bewegen tot het binnenlaten van garnizoen, waartoe hij de hem toegestane 80 haakschutten kan bezigen. Voorts dringt zij er weder op aan, dat hij persoonlijk de steden bezoeke en met Venlo beginne, waar de prediker nog wel niet zoo vasten voet zal hebben verkregen, dat het onmogelijk is hem te doen vertrekken.
Zij is het in beginsel met hem en het Hof eens over het beste middel om een einde te maken aan de troebelen, maar ziet geen kans om het toe te passen wegens gebrek aan soldaten.
Mon cousin, J'ay par vostre lettre particulière du VIHme de ce mois entendu que ung prebre, qui se seroit tousjours conduit selon 1'ancienne religion, commencoit a. prescher a la nouvelle facon en la ville de Bommel, qui est chose qui n'est aulcunement tollérable et pardessus la qualité de la personne contre 1'accord faict avec les Confédérez, debvant partant estre chastié, a quoy tiendrez la main et qu'il soit a. eest effect troussé par le collet.
Et quant au faict de la ville de Bommel je crains bien que les cent hacquebusiers ne basteroyent la contenir en debvoir pour estre peuplée, comme j'entens, et quand bien que ouy, que ne les y mectrez facilement dedans. Touteffois comme il importe assez qu'elle soit conservée entière et en la dévotion du Roy, mon seingneur, pour estre forte et en bonne assiète sur la rivière, vous pourriés regarder si avec le magistrat, que dictes^estre encoires bon, et les bons bourgeois vous pourriés y faire entrer quelques gens pour, par commun ayde et assistence, y maintenir les choses et en ce cas vous servir a. eest effect pour quelque temps des quatre-vingt hacquebusiers, que vous ay accordé, et enfin plustost que de laisser perdre ladicte ville je seray encoires contente qu'en levez cent aultres, et certes, mon cousin, comme désia vous ay dict plus d'une fois, il fault user de diligence, allant de lieu a. aultre pour remédier au progrès du mal, affermir ceulx, qui peuvent varier, et arrester ceulx, qui sont encoires bons, les enhortant, confortant et encourrageant de persévérer, et commencant de la ville de Venloe, oü ce prescheur, que dictes y estre mené dedans, n'aura peultestrc encoires prins si fixe ny asseurée demeure, y pourrez bien remédier et le faire chasser, ce que par longue attente pourra estre de plus de difficulté ou bien impossible.
Et au regard de ce que a vous et a ceulx du Conseil auroit samblé pour le remède a ces troubles en ce pays-la., selon que me 1'escripvez par vostre lettre commune dudict jour, vous y advisez fort bien et véritablement et sommes des vostres que la force seroit le vray remède, mais n'ayant le moyen promptement pour la mectre sus et moings de 1'entretenir quelque temps, je vouldroye que vous regardissiés si de la l'on pourroit en practiquer quelque ung, quand ce ne seroit que pour 1'entretenement de deux mois de la force que demandez, attendant que Sa Majesté fust servie d'envoyer aultre provision, k Laquelle



VAN PARMA EN CHARLES DE BRIMEU.
263
avons tant de fois escript et despescheons encoires présentement a celle fin, car le peu de gens, que l'on peult avoir levé de ca et de la., duysent et sont nécessaires ailleurs, ores qu'ils fussent en beaucoup plus grand nombre, et ne se peuvent en facon quelconque partir de oü ilz sont; qui est ce que me samble vous représenter, mon cousin, sur vosdictes lettres. Et n'ayant que y adjouster pour le présent dadvantaige je finiray ceste en vous recommandant etc.
De Bruxelles le Xlme jour d'Octobre 1566.
Au conté de Meghem.
Als boven IV, f. 394.
260. 1566 — October 12.
Van Brimeu en het Hof aan Margaretha. — Antwoord op No. 356. Zij zetten uiteen, hoe volgens hen de intrekking der privilegiën van Roermond en Venlo zoude kunnen plaats hebben zonder de door haar geopperde bezwaren.
Zij ontraden herhaalde afkondiging van de plakkaten, omdat hierdoor steeds misnoegen wordt gewekt, maar geven haar in overweging den drie trouwen hoofdsteden te raden soldaten aan te nemen, die men dan zoude kunnen gebruiken om de andere steden tot gehoorzaamheid te brengen. Zij herhalen hunnen raad om eenige vendelen infanterie en 500 of 600 ruiters aan te nemen en die onder het bevel van den Stadhouder of iemand anders te plaatsen.
Men zal trachten haar de oorspronkelijke brieven van Brederode en Culemborg te zenden.
Over het herstellen van de kerk zoude men met meer recht aan de vrouw van Batenburg kunnen schrijven dan aan den graaf van Culemborg, daar B. onder Gelderland behoort.
Madame, Ayant receu la lettre de V. A. du IXme de ce moys je 1'ay (suyvant le commandement de V. A.) communicqué a ceulx du Conseil ichy et après avoir prins regard et délibéré sur tout avons bien volu trés humblement advertir V. A. de ce quy s'ensuyt.
Premièrement sur ce que je persiste que V. A. deust escripre a ceulx de Ruremunde avecq commination de les priver de leurs privilèges, entendera V. A., que mon intention n'at esté ny est encoires de procéder a la privation sans manière de procés ou sans les oyr en droict et attendre le décret de privation, mais bien que, après les avoir menacé et qu'ilz ne voulsissent alors point encoires obéyr, l'on pourroit par manière de provision suspendre leurs privilèges jusques a ce qu'ilz eussent obéy ou que par voye de droict aultrement fut ordonné, ce que non seullement animeroit les bons pour soubstenir contre les mauvais et sectaires, mais donneroit aussy une craincte ausdicts mauvais, qu'ilz se rendriont tant plus tost en obéissance. Et seroit 1'exécution de telles menaces trés facille par la voye seullement qu'on escripvit aux officiers de tous tonlieux, qu'ilz ne leur laissassent joyr de leurs franchises et que (prendant 1'argent et le droict) les mesmes officiers tinsent compte de ceulx, quy payeroient,



264
BRIEFWISSELING TUSSCHEN MARGARETHA
pour après en povoir prendre tel regard qu'il sambleroit bon. Et samble que V. A. debvroit escripre samblables lettres non seullement a ceulx de Ruremunde, mais aussy a ceulx de Venloe, quy (contre le gré du magistrat) ont arrière tiré le prescheur, quy les bons aviont enchassé, dedans la ville. Et samble aussy que ceulx-cy ne sont a comparer a. ceulx d'Anvers et aultres, quy ont eu les prescheurs longuement devant le XXIIIme d'Aougst, quant 1'appointement fut fait, oü ceulx-cy ont auprimes i) prins les prescheurs enaprès. Et sur ce que les bons porteroyent aussy la paine etc, cela viendroit au décretement des paynes, sur leqüel poinct ilz seront oyz, sans touteffoys que nous soyons d'opinion qu'on institue le procés encoires sans avoir quelque force en mains pour résister a ces rebelles.
Quant a. ce que V. A. escript que les menaces, que l'on ne pourroit exécuter, causeroient despris et desrëputation etc, samble que, les laissant faire comm'ilz ont commenché, sans uzer de samblables menaces ou aultres expédiens, causeroit plus de desréputation, veu mesmes que (comme dit est) 1'exécution, au moings de ladicte provision, est si facille. Et touchant ce que la présence de moy de Megem serviroit fort ausdictes villes, j'ay escript depuys nagaires les raisons pourquoy il ne soit conseillé que je m'y trouve et m'absente d'icy, espérant que V. A. s'en contentera.
Touchant Pappréhension des prédicans et que V. A. escript de la prémiacion des appréhenseurs etc, puysque la publication du placcart a esté faicte icy partout excepté en aulcunes villes, la oü ilz ont depuys quelque tamps entreprins de point pubher placcars sinon a leur plaisir, nous samble que ce seroit honte de y contrevenir et que (venant le cas que quelqung print quelque prescheur) l'on ne luy s9auroit bonnement refuser les HIP dalers promiz. Celluy, quy moy de Megem avoys pensé faire trousser, estoit ung, quy preschoit auprès de Tyel 2), venant tousjours de Culenbourgh et y retournant; mais (a, cause que 1'officier 3) a fait si bonne diligence) quant je le cuydoys faire prendre, il n'est retourné. Et quant a ce que l'on feroit la publication de superabundant une aultre foys, samble (soubz correction) que cela feroit plustost mal que bien, car les publications ca usent tousjours quelques murmurations, comme ont encoires faict les derniers placcars, encoires qu'ilz n'ont eu nulles occasions; le remectant touteffoys a la discrétion de V. A.
Quant au poinct de ceulx de Venloe, comme le commun at désia (comme dessus est dit) maulgré le magistrat retiré le prescheur dedans, n'y reste aultre chose sinon ce que dessus. Et pour certain fait fort a craindre que cette désobéissance ne cessera, n'est que l'on y mecte quelque ordre, et samble qu'il seroit bien a propos que V. A. escripvit des lettres aux trois
1) voor het eerst, a) Zie No. 244.
3) Claes Viigh, ambtman van Nederbetuwe.



VAN PARMA EN CHARLES DE BRIMEU.
265
chieff-villes, quy sont bonnes, k scavoir Nymmegen 1), Zutphen et Arnhem, pour les induyre (car pour moy ilz le feront point) de prendre chascune une enseigne d'infanterie pour leur garde, pour le soulagement, entretenement et ayde des bons et pour aussy (en ceste saison que les nuycts deviendront froides) leur ayder tenir leurs guetz, car les bourgeois s'en commencheront a fascher. Quoy estant fait, l'on en pourroit au besoing en tirer hors de chascune ville une centaine pour prendre la ville de Harderwyck ou ter Elbourgh et les réduyre en obéissance ou faire quelque aultre chose, quy viendroit au service du Roy. II samble aussy a. ceulx du Conseil et aulcuns du pays comme a. moy que, pour réduyre les choses en bon train, qu'il seroit nécessaire avoir quelques cincq ou six eens chevaulx pour y donner ordre, comme j'ay désia escript a. V. A. Si touteffoys (pour ce que je suys suspect aux Gheus) ces gens ne peuvent estre desoubz ma charge, V. A. en pourroit envoyer quelque aultre, quy feist 1'exécution.
Et quant a ce que V. A. demande avoir 1'original de la lettre escripte par les seingneurs de Brederode et Culenbourgh aux gentilzhommes entour de la ville et ceulx de Nymmegen, je regarderay si je la puys recouvrer. Touteffoys si je ne la puys avoir, je ne fay doubte que je n'auray bien copie autenticque. Je suys esté adverty qu'ilz ont escript samblables lettres a ceulx de Venloe asseuréement 2). L'on dit aussy que le mesme soit faict a ceulx de Ruremunde, mais ne scay s'il est vray. S'il est ainsy, j'auray bientost les copies, lesquelles j'envoyeray a. V. A.
D'Arnhem ce Xllme d'Octobre XV°LXVI.
De V. A. trés obéissans et trés humbles serviteurs
Les gouverneur, chancellier et gens du Conseil du Roy aux pays de Gueldres et Zutphen.
T. Roos.
Madame, De ce que V. A. at par cy-devant commandé a. moy de Megem d'escripre au conté de Culenbourgh de réparer son église endedans quelque tamps préfix 3), nous samble qu'il auroit plus d'apparence de le faire escripre a Madame de Batenborch, comme estant le mesme Batenborch subject a. ceste duchée de Gueldres, encoires qu'ilz prétendent que non.
A Madame.
Als boven IV, f. 297.
1) Dienzelfden dag gaf hij den magistraat van Nymegen den raad, met het oog op de driestheid der Geuzen, de kwaadwilligen, die nog onder de leden van den raad waren, te verwijderen en eenige soldaten aan te nemen tot bescherming der goeden en om de wacht te houden of tot de Regentes het verzoek te richten om eenige soldaten derwaarts te zenden (Brieven uit en aan het Hof No. 1908).
2) Zie No. 262. 3) Zie No. 247.



266
BRIEFWISSELING TUSSCHEN MARGARETHA
261. 1566 — October 13.
Van Brimeu aan Margaretha. — Antwoord op No. 250. Hij zal voor den schutmeester voorloopig 10 paarden aannemen.
Hij wenscht te weten, op welken voet zij met de andere heeren staat, en herhaalt zijnen raad nog eenen kapitein-generaal te benoemen. Hij wanhoopt aan de aanstaande komst des Konings en bezweert haar het masker der ontveinzing af te werpen, voordat het te laat is. Wil men de wapenen opvatten, dan liever in den winter dan in den zomer.
Hij zendt eenen brief van zijnen spion te Vianen, die hem van al het daar voorvallende op de hoogte houdt.
Madame, Pour respondre a. la lettre de V. A. du Xme dece mois, quand au schuttemestre je prendray seulement dix chevaulx pour le présent et il me samble que V. A. ne doibt estre empesché en cela pour les dix dalers, allégant la conséquence, car on trouverat des genz assez, qui aimeront mieulx de servir de soldat pour dix florins que en eest office pour lesdicts dix dalers. II plairat pourtant a V. A. pourveoir 1'argent tant pour cela que pour aultres choses nécessaires en ce pays.
Je désirerois bien scavoir comment que V. A. se treuve avecq ces aultres seingeurs, car sy on veult encoires procéder de dissimulation, depuis que le Roy at accordê ce qu'il at faict, nous nous perdrions tous et il n'y at aultre remède que de faire ung général, comme désia ay escript a V. A., duquel elle se fie. ~
Et de moy, je suys doresnavant hors d'espoir de la venue du Roy et je pense pour le moins; que les maistres Gheulx en sont aussy bien adverty que V. A., car se scay ausseurément 1) que le conté Loys de Nassau 2) at escript a. ung sien amys que luy et les siens peuvent encoires faire grande chère eest hyver, mais que au printemps ilz n'auront loisir de faire 1'amour, par oü présume que le Roy ne viendra devant. Sy V. A. n'oste la mascre devant ce temps-la, il y a danger qu'il nous fauldrat combatre avecq tout le pays, la oü nous aurions affaire astheure avecq la moictié. Je lesse les meurdres, qui se feront ce pendant des moynes, prestres et aultres gens de bien affectionez au service de Dieu et de Sa Majesté.
V. A. s'asseure que, s'il fault prendre les armes, il vauldra mieulx le faire en hyver qu'en esté pour beaucoup de raisons, que je luy diray bien, quand elle sera résolue. Et sy nous avons une fois des gens ensamble, je donneray bien des moiens a V. A., que 1'argent ne vous manquera point.
II y at ung en Anvers, nommé Herman Peper, a qui j'avois escript s'il me furniroit bien des armes en cas que j'en avois a faire, et il m'a respondu qu'il en at aulcunes hors de ce pays et qu'il me furniroit bien de tout, tant deffensives que offensives, moiennant que V. A. luy consente qu'il les puisse amener francq en ladicte ville d'Anvers et ramener hors du pays, quand il vouldroit; dont n'ay volu lesser d'adviser V. A., affin qu'elle ne
1) Waarschijnlijk door Anderlecht, die de rol van spion speelde.
2) In den brief aangeduid met 100.



VAN PARMA EN CHARLES DE BRIMEU.
267
luy donne tel consentement, sy d'aventure il le pourchassoit, car tant plus en aurat il d'armes en Anvers, tant plus seroit il a 1'avantaige des Gheulx et moins a nostre commandement.
J'ay ung espion, qui se tient ordinairement a. Vianen pour voir ce que fait Monsieur de Brederode et s'il ne prend point davantaige des gens, lequel m'astheure escript la lettre ichyjoincte, par oü V. A. verrat ce que s'y passé.
D'Arnhem ce i3me d'Octobre 1566.
Madame, Monsieur de Hylle, mon cousin, et le Sr. Cosmo Lafarte 1) m'ont prié de supplier V. A. que, ancores qu'ils sont esté Gheulx, que V. A. ne les veulle tenyr pour moyns serviteurs du Roy et de V. A., et se sont ostées de la Lighe.
Je supplie trés humblement V. A. commander a. cellui, qui décifrerast ceste lectre, qu'il ne la communiqué k personne.
A Madame.
Als boven IV, f. 300.
261a.
Brief van den spion aan Brimeu. — De prins van Oranje wordt te Vianen verwacht. Voorts over de wervingen van den heer van Brederode en den graaf van Culemborg, de vijandschap tusschen deze heeren en die van Wijk bij Duurstede, het witten van de kerk te Culemborg en het verwijderen der beschilderde glazen daaruit.
Dem doirluchtige, hoechebaree heere, here Karole, greve van Meechge ind statholder des lants van Gelder, mynen lieve, geneechdygen heere. Sullen Uwer Lyefden weetten, dat ick des Dynxdaechs voir sunt Victoers 2) heb hoeren seggen thoe Vyaenen, dat dye Pryns ynt lest van deesse weecke thoe Vyaenen kommen solde 3).
Des Vryedaechs snaemydtdaechs siin dye knechten thoe Vyaenen gemonstert ind knechten siin yn, als vyerhondert sterck, ind dye knechten hebben dye heere van Breraeyen ind dye heeren van der Oerden geswaerren ind sy en weetten selver nyet waer sy henne sullen. Hoer meynynge is, dat se dye stat sullen verwaerren.
Dye van Viick 4) ind die van Vyaenen ind dye van Kuyllenborch siin vyanden, want die scholt van Wiick heet dye Goesse gestoert ind hefvet dye Goesse verdreeven ind dye preeckstoel en stucken gehouwen. Hyeromme siin dye heere van Breraede ind dye greeve van Kuyllenborch
1) Ik vermoed, dat hij en de in brief No. 241 Laffatady genoemde identiek zijn. De in dien brief vermelde geteekende belofte betrof vermoedelijk hun uittreden uit het verbond der edelen.
2) d. i. 8 October.
3) Dat Oranje inderdaad op weg van Antwerpen naar Utrecht Vianen heeft bezocht, blijkt uit zijnen brief aan Margaretha bij Gachard II, blz. 255, waarin hij de handelingen van Brederode verklaart en rechtvaardigt. Als noot bij den brief is gegeven die van Brederode zeiven aan de Regentes van 6 October ter rechtvaardiging van zijne bedoelingen en daden. Men zie over den indruk, dien deze brieven te Brussel maakten, ald. VI, blz. 429, en over de gebeurtenissen te Vianen in dezen tijd te Water a. w. IV, blz. 325. Volgens het daar medegedeelde dagverhaal zoude het bezoek op 18 October hebben plaats gehad, dus later dan de Prins volgens den spion te Vianen werd verwacht.
4) Wijk bij Duurstede.



268
BRIEFWISSELING TUSSCHEN MARGARETHA
thoenych i) op dye scholt van Viick. Dytselve sal nu en Sonnendach thoekommende drye weecken warden, dat dyt thoe Viick geschyet is.
Dye heere van Breraeden heet dye oltoers myt datselve, dat noch bleeven was yn der kercke, ontwe laetten smiitten ind die kerck let 2) nu als een pertstal ind steet al daech thoe. Des Goensdaechs und des Sonnendaech preeck men daeryn: anders steet se altiit thoe.
Dye greeve van Kuyllenborch neemt al knechten aen, dye krygen kan, ind geeft al daelders opte hant ind dye knechten siin hondert sterck ind dye heere van Kuyllenborch heet siin kerck gans doir laeten wytten ind dye glaessen siin uutgenamen, dair hellichgen in waeren, ind ander glaesse daer weer yn gesat sonder hellichgen, klaer glaesse. Tho mytweechgen 3) steet siin waeppen yn; aers siin die glaesse klaer.
Dye greve van Kuyllenborch is dol geworden ind siin vrouwe 4) is van stoernysse van hem geweecken tot haer olders, daer se hen is, ind dye heere is haer des Donderdaech naegereyst ind dye spraecke geet thoe Kuyllenborch, dat hiidt van stoemysse kreegen heet. Ind die heere van Breraeden heet en Dynxdach voel geit van Antwerpen kreechgen ind hy Iiit oeck geit slaen.
- 6 Vale.
Als boven IV, f. 301.
De mededeeling van den spion — zoo zij waar is en wij hebben geene reden om daaraan te twijfelen — bewijst de onjuistheid der meening van Schultz Jacobi en anderen aangaande het bestaan eener Luthersche gemeente te Culemborg en de juistheid van die van Prof. Pont in zijne „Gesch. van het Lutheranisme in de Nederl.", blz. 165, alwaar hij zeer uitvoerig de ongegrondheid dier meening uiteenzet. Wel is het-waar, dat het Protestantisme in de oostelijke Nederlanden in dezen tijd nog een Luthersch karakter had, maar blijkbaar gold dit niet voor Culemborg. Viglius zegt dienaangaande in eenen brief aan Hopper van 23 Sept. 1566 (Epp. ad Joach. Hopperun bij Hoynck van Papendrecht, Anal. Belg. I, blz. 380): „lam in Geldriam, Transisalaniam ac Frisiam nostram mittuntur, qui ad confessionem Augustanam eos sollicitant, passimque pastores ad hos desciscunt, quemadmodum qui versus Galliam vergunt, Calvini sectam mordicus defendunt". Door de vele aanrakingspunten, die graaf Floris met Brabant had, is zijne Calvinistische geloofsovertuiging zeer goed verklaarbaar.
Ik acht het niet onwaarschijnlijk, dat wij hier te doen hebben met het eerste geval van overwitting van muurschilderingen in Gelderland.
Al houd ik het verhaal van de „dolheid" voor een verzinsel, toch wil ik niet nalaten hier het oordeel van Bakhuizen van den Brink te laten volgen (De adel, uitg. 1891, blz. 69 vgg.): „De graaf van Culemborg ging hierin met eene onstuimigheid te werk, die voor de lagere klasse een slecht voorbeeld was. Door brieven spoorde hij de mindere edelen van Gelderland aan met kracht den hervormden godsdienst in hunne heerlijkheden door te drijven; zelf deed hij in zijne tegenwoordigheid de beelden afwerpen, de sieraden en kerkboeken verbranden, de geschilderde glazen uitbreken, het sacrament verguizen en als het ware de oude kerk tot een geheel nieuw gebouw omscheppen. De prins van Oranje, die Brederode om hetgeen deze te Vianen in gelijken zin had gedaan, tegen de gramschap der landvoogdes verdedigde, laakte luide het bedrijf van Culemborg. Vijandschap en partijzucht mogen hetgeen de graaf deed verergerd hebben, maar voor zijn gedrag pleit het voorzeker niet, dat men, zonder aan
1) vertoornd. 2) ziet er nit, van het werkwoord laten. 3) in het midden. 4) Elisabeth van Manderscheid, met wie hij in 1564 was gehuwd.



VAN PARMA EN CHARLES DE BRIMEU.
269
opzettelijke kwaadwilligheid te denken, de meening uitbracht, dat de graaf handelde als een gek; dat men eigenlijk niet wist, welken nieuwen godsdienst hij wilde invoeren, en dat men zijne handelingen aanmerkte als de eerste teekenen der ziekte, waaraan ook zijne moeder had geleden, de krankzinnigheid.
Dat Floris van Pallandt overigens wel iemand was van scherpe overgangen, erkent Groen door deze karakteristiek (Arch. II, blz. 45): „d'abord catholique intolérant, puis protestant zélé." Zie ook hierboven blz. 247 en Gachard, Corresp. de Philippe II, dl. I, blz. 480, alwaar Armenteros dit oordeel van den graaf van Horn over dien van Culemborg aan Perez mededeelt: „que c'est un fou et qu'il n'est pas juste que pour un mauvais, beaucoup de bons souffrent."
262. 1566 — October 13.
Van Brimeu aan Margaretha. — Hij zendt afschriften van de brieven van Brederode en Culemborg aan Venlo en meldt, dat de meerderheid der burgerij den predikant gaarne zoude zien verdrijven. Hij raadt haar in elk geval eenen krassen brief aan die stad te schrijven.
Madame, J'envoie a V. A. la copie de la lettre, que les seingneurs de Brederode et de Culenborch aviont escript a ceulx de Venloe, et la responce, que lesdicts de Venloe aviont faict, et la copie d'une aultre lettre, que ledict Brederodes leur at escript. Üz n'ont riens escript a ceulx de Remunde ou a tout le moins je n'en ay riens peu s9avoir 1).
Il(z) ont audict Venloe le prédicant dedens la ville, dont la pluspart des bourgeois sont fort malcontens, et il me samble (a ce que j'entens d'eulx) que, s'ilz aviont une paire de cent harquebouziers pour secourir les bons, qu'ilz seroient bien déterminez de le chasser hors de la ville avecq toute sa sequelle. II me samble qu'ilz désireroyent bien (a. ce que j'ay veu par lettres escriptes de la), que V. A. leur escripvist ung peu brusquement, par oü (a. correction de V. A.) elle feroit fort bien incontinent (sans perdre temps) de leur envoier une lettre tout droict de la, conforme a. ce que ceulx du Conseil et moy luy avons escript ce matin. Je ne fay doubte que le prédicant ne deslogeroit bientost de la, et le plus tost serat le meilleur.
D'Arnhem ce XHIme d'Octobre 1566.
A Madame.
Als boven IV, f. 303.
262a. Copia 2).
Van Brederode en Culemborg aan die van Venlo van nagenoeg gelijken inhoud als No. 246a.
Ersame und froeme, inbesonder gunstige, gode vrinde, Wy siin in erfarung komen, hoe dat ghy onlanx mit groete onbillicheit hebt gesuecht
1) Dit had de schout van Roermond hem op 11 October geschreven (Brieven uit en aan het Hof No. 1984).
2) Deze brieven zijn reeds uitgegeven in Publications XLIV, blz. 143 — 148. Ik heb evenwel gemeend ze hier' volledigheidshalve niet te moeten weglaten.



2^o
BRIEFWISSELING TUSSCHEN MARGARETHA
umb saichen der religion uwe gemeine burgeren under den anderen twystich to maicken, wairdoirch, so idt Goedt niet verhuedet en hadde, groete bloetstorttinge geschiet zulde hebben tot eyn verderfnisse unser aller, twelche gemercket hefft uns gedoicht niet to lathen U. Ers. to advertieren by diese, dat wy darom seer bedroefft siin ende dat uns sulchs niet lieff en is, well willende om viell, dat sulchs by u niet vurgewant en waer om niet entegen to komen het verdragh ende accort, den XXVIsten Tulii i) lestlieden by die hertoginne to Panna als gouvernante van den lande van herwartzoever ende uns gemaicket. Ende gelick wy zeer verwondert siin ende niet en konnen begriepen, uth wat autoriteyt ghy alsulche manier van doene furgewant hebt, als directelick contrarierende ende teweder koemende tgoene uns belafft is gewest by die vurs. hertoeginne van Parma, gouvernante, ind geadvoeert by die generael procuratie van Zyne Majesteit, so en konnen wy U. Ers. niet vorenthalden, dat wy der meynung und deliberirt siin sulcx ain Ur Hoicheit te kennen to geven, uns beclagende van het ongelick, als uns ende den froemen burgeren dairmede gedain, updat sy soude moegen voirstaen 2), dat men uns niet en halt tgene uns beloefft is gewest.
Darentusschen begeren wy van U. Ers., dat ghy uwen burgeren in guden vriede ende einicheit wylt houden ende niet mer dieselve om saicke der religion en soicket to beschedigen, updat duer alsulche middelen hier in den lande niet en geschiet ennige commotie ende uproericheit tot het voirderff derselver' ende van vele froeme luden; waertoe wy uns willen laten gebruchen umb sulchs te verhueden ende vermyden, soet unsmoegelick zy, als getrouwe vasallen ende dieners des Coni(n)cks ind'liiffhebbers aller eyndrechticheit, friede ende einicheit des vaderlantz; begerende van U. Ers. dese onse warechouwinge int guet te nhemen, verhaepende hiermyt Syner Majesteit ende het vaderland angename dienste te bewysen. Ende waerinne wy U. Ers. konnen dienst ende vrintschap bewysen, suldt ghy uns altiit gereidt finden, kenne Godt almechtich, die U. Ers. in gesuntheit friste.
Datum Culenborgh under unses here Floris van Pallant, graven tot Culenborgh etc, upgedruckende segel, des wy uns vor dit mail semptlich gebruchen, den XXX Septembris anno etc. LXVI0.
Onderschrieven: H. de Brederode.
Floris graff zu Culenborch.
Ind boevenup: Den ereomen, wysen und vrommen burgermesteren, schepen und raidt der stadt Venloe, onsen besonderen, guden vrunden.
Als boven IV, f. 304.
262b.
Van die van Venlo aan Brederode en Culemborg. — Zij rechtvaardigen zich en zetten uiteen, dat niet zij, maar de aanhangers der nieuwe leer in strijd met de overeenkomst van 26 Augustus hebben gehandeld.
Unser underdenig, geburlich, willig dienst sye Ur. E. vorane bereidt. Edele, walgeboeren, gnedige heren, Ur. E. brieve, de date den XXXsten Septembris ain uns geschrieven, belangende dat dieselve Ur. E. in erfarong
1) Verschrijving voor A u g u s t i.
2) Verschrijving voor verstaen. Dit afschrift is eene copia copiae.



VAN PARMA EN CHARLES DE BRIMEU.
271
gekomen, wie dat wy myt groter onbillicheit gesucht solden hebben umb saicken der religion unse gemeyne burgere tegen eynanderen twystich to maicken, ind vort dat wy directelick gedain hedden tegen dem verdrach, by die hertoeginne to Parma etc. als gouvernante van den lande van herwertzoever ind Ur. E. den XXVIsten Augusti lestlieden gemaickt etc, myt wyderen inhalt, hebben wy ontfangen ind sullen darup Ur. E. dienstlicher walmeyningen niet verhalden, wie dat myt warheit nymmermer anders sich befinden sal dan dat wy alwegh allen moegelicken fliet furgewant ind uns in geinen deyl gespart, damyt die lieve eyndracht under den burgeren gehalden wurde.
Ouch konnen wy uns niet erinneren, warmyt wy ietwes dem verdragh vurs. toweder angericht muchten hebben, so in dem dat wy unse gemeynte by eynanderen hebben doin komen, ist allet tot underhaldung desselvigen verdrags geschiet ind furgewant, nementlich so den XVIden Septembris alhier contrary dem verdragh begert is wurden dem ufheymschen predicanten (der bis anher buten der stat geprediget) to willen vergunnen ind eyn platz ingeven umb binnen der stat to predigen, hebben wy sulchs niet konnen doin, so die hocheit dieser statt Con. Maj., unsen allergenedichsten heren, competirt ind idtselvige dem obgemelten verdrag contrary ind toweder was, under anderen vermeldende, dat men soll helpen beletten, dat die predicken niet geschien off gedain werden sollen in den platzen, dar sy bis anher noch niet gedain en siin gewest. Ind wywal wy den unseren (diewelche dem utheymschen predicant vurs. gefurdert) des gemelten verdrags upt flietigst ermaent irid darby niet alleyn oen, dan ouch den predicanten upt vrintlichst gebeden darain to willen siehni), dat doch upten nestvolgenden dagh, dem XVII Septembris ipso Lamberti, eyn gemeyn merctdagh wesende, niet bynnen der stadt geprediget wurd,' damyt durch alsulche vernyewerong, dem obgedachten verdragh contrary wesende, geyn onlust oder twedracht tusschen den burgeren ontstonde, hebben nochtans sulchs niet konnen erlangen, dat alsulche -vernyewerong achterweegen blieven solle, also dat wy vor raidtsam eracht die gemeynte des morgens frueg by eynanderen sonder gewher to laten komen, damyt in toekoemenden tyden uns niet uperlacht en wurde buten furweeten der sementlicher ghyjden ind burgeren alsulche predicken tegen dem verdragh vurs. toegelaten to hebben.
Und want Ur. E. als die billige und verstendige hieruth gnediglich vernemen ind verstain, dat alsulchs gliech vurs. Ur. E. sinistre ind niet to recht, jae gantz verkert angebracht sye, so wye in allen niet anders gedacht noch en gedencken ietwes tegen dem obgemelten verdragh an to richten, sonder uns denselvigen allenthalveri gemeess gehalden ind vortain demselvigen, sovoel uns moegelick, na to leven gedencken, so verhaepen wy in aller underdenicheit, Ur. E. sullen sulchs niet anders dan myt gnaden affnemen ind uns die anbrengers gnediglich melden ind namhafftich macken umb dartegen, so vern nodich, uns ouch to moegen verantworden. Ind nadem Ur. E. darby noch vermelden, wie dat sy deliberirt siin ain hochgedachte hertoginne to erkennen to geven, sich beclagende van het ongelick etc, so iss unse dienstlich bidden, so vern Ur. E. diese unse whare excusatie niet myt gnaden annemen ind gemeynt die claigt oever uns gedain gliechenwall oever to schicken, sy wollen alsdan ouch gelieven dit gegenbericht gnediglichen myt oever to senden oder uns niet anders dan myt gnaden affnemen (damyt wy niet tot unser onschult verongelimpt ind bedacht wurden) selbst unse schryfftliche excusation ain hochernante hertoginne to doen.
z) = siin d. i. zijn.



272
BRIEFWISSELING TUSSCHEN MARGARETHA
Aever dat Ur. E. uns ten ende gnediglich ermanen alsulche warschouwen int gut to nemen, mit erbiedong ures gnedigen willen, nemen wy in underdenigen danck ain myt dienstlicher begerten vortain alsulchen calumnien ind erdachten claigten vor gedainden, angehoerten unsen gegenbericht geyn geloeff to willen geven; ind warinne wy Ur. E. underdenigen dienst ind walgefallen bewysen konnen, sullen wy na unsen geringen vermugen bereidt ind gantz willig befunden werden. Ind dieses eyn gnedige wederbeschrieven antwort biddende van dieselve Ur. E., die der Almechtige in friedliche, geluckzelige regierung walfarende lang erhalden wyll.
Datum den III Octobris A°. LXVI.
Underschrieven: Ur. E. dienstwillige Burgermestere, Schepen ind Raidt der stat Venlo.
Ind bavenup: Denn edlen ind walgeboeren heren, heren Henrick to Brederoede, fryher to Vyanen etc, ind Floriss graven to Culenborg etc, beyde sampt ind ieder besonder, unsen gnedigen heren.
Als boven IV, f. 304 verso.
262c.
Van Brederode aan die van Venlo. — Hij zegt niet bekend te zijn met den inhoud van den brief, dien Culemborg namens hen beiden heeft geschreven, maar spoort hen aan de rust te bewaren en zich in acht te nemen voor hen, die uit baatzucht tweedracht stoken.
Hendrick heer zu Brederoede, freyher zu Vianen, burchgreff zu Utrecht, heer zu der
Unsern gunstigen gruth ind wes wir sunst meher gutes vermóegen zuvor.
Erenthaffte, vursichtige, wyse, gunstige, gude vrunde, Uwe brieven van dato den V 1) dieses gegenwordigen monetz Octobris haben wir ontfangen, dan das ir damit schreiben etliche unse brieven de dato XXXsten Septembris ontfangen tho haben, dairmit wir euch ontboden sollen haben in erfarong gekhomen tho sein, dass ir etliche onpillicheit gesocht in saichen der religie tegen uwen gemeinen burgeren umb die also tegen den anderen twistich to maicken etc, konnen wy uns alles niet genochsam verwonderen, dieweyl wir der saichen oder solchen schrieben geinwetenschafft ter werelt en dragen noch oich geenssins darvon weeten tospreechen, dan moet sulchs van eymant anders uuyt unsen naem erdichtsein. Es hatt sich aber acht oder thien dagen gelieden toegedragen (vemhomen hebbende den uproer to Nymmegen under den burgeren gekhomen), das der graeff van Culenborg, der zeit alhier by uns sinde, van uns begert hat ein blanck signet van unser hant umb einen brieff to schrieben, damyt er uch von unsemt wegen in aller vruntschafft entpieten und warschouwen solte van tgoene dess also to Nymmegen geschiet war, offdas ir aldar in uwer stadt gute toeversicht haben wollen sulches to verhueden und umb to schouwen die inconvenienten, so daruit sollen moegen rysen, geenssins tot ulieder voerdeil, want wy genoichsam versieckerheit 2) siin, dat sulche und dergelicken inventiën van uproer und twedracht niet en geschiet dan duer volck, die voel liever sagen die totale ruyne ind gantze verderffenisse van diesen landen dan die ruste und tranquilliteyt derzelver; ouch dat zy genocht trachten umb criegsvolck in U. statt to brengen und
1) Verschrijving voor III.
a) Verschrijving voor versieckert.



VAN PARMA EN CHARLES DE BRIMEU.
273
u alssdan te regieren na honnen eygen wille und appetyt; darvan wy ulieden int gude well hadden willen veradvertiren.
Hat aber nun der wolgemelte graeff uch etwas anders van unserent wegen ontboden oder geschrieben, ist sonder unsen wissen geschiet. Derhalben wollen uns sulches niet vor ubel halten. Darumb ist uns vrintlich bitt und begeren, ir wollen noch allzeit zo dienst van Syne Majesteyt vriede und ruste van uwen burgeren ind tranquilliteyt van den gemeynen lande gude toesicht und policy halden, updatter geyn oirsaeck en komme van ennige seditie oder uproer. Und so wir euch tho dienste ennige vrintschap, hulp oder bystant doen moegen, werden tselvige allzeit van hertzen gerne dom; das kenne der almechtige Gott, die wir uch, erenthaffte vorsichtige, gude vrinden, hiemit doen bevelen.
Datum Vyanen den VIII Octobris A°. 1566.
Underschrieven: Ulieder goetgunstige vrundt H. de Brederode.
Ind bavenup: Den erenthafften, vorsichtigen und weisen Burgermesters Schepenn und Raidt der stat Venlo, unsen vilgunstige, gute vrunden. '
263.
1566 — October 13 1).
Van Brimeu aan Margaretha. - Antwoord op No. 259. Zonder soldaten kan hij mets tegen den Bommelschen predikant beginnen. Hij gelooft, dat 100 man voldoende zijn om de stad voor Z. M. te bewaren, daar de goeden er talrijker zijn dan de slechten, en .s bereid met hen de stad binnen te trekken, maar niet om van stad tot stad te reizen en zich te laten bespotten. Hij onderhandelt met Venlo over garnizoen, maar gelooft, dat een ernstig schrijven van de Regentes hetzelfde zal uitwerken. Aan Roermond zal met geweld een heilzaam voorbeeld voor de anderen moeten worden gesteld.
. ml. «e(f J» overweging de kosten der uitrusting van soldaten te laten betalen u !ï d°°r de Priesters en °ok steun van de Landschap te vragen
meeste^\etS * ^ °* ^ *" 0m ™ HertogenboLh
Madame, J'ay receu la lettre de V. A. du Xlme de ce mois, et quand a ce que V. A. m'escript que je tienne la main que le prescheur de Bommel soit troussé par le collet, V. A. s'asseure qu'il ne se peult faire sans gens.
Et sur ce que V. A. dict que les cent harquebouziers ne pourront baster pour les contenir en debvoir pour estre la ville populeuse V. A. doibt entendre qu'il y en at beaucop plus de bons que de mauvais, lesquelz ne s'osent bouger. Et moyennant que les cent harquebouziers y peuvent entrer, je serois bien content dy entrer avecq eulx, mais d'aller d'ung lieu a. 1'autre comme V. A. m'escript, sans y faire aulcun fruict et me faire' mocquer de moy, je supplie trés humblement m'en excuser tant pour cela que pour des aultres raisons, que j'ay escript a V A en deux lettres miennes. .
H me samble (a ce que j'entens) que ceulx de Venloe en
1) Uitgegeven door Cuypers van Velthoven a. w., blz. 8a.



274
BRIEFWISSELING TUSSCHEN MARGARETHA
désireroyent bien deux eens pour aussy les assister. Je regarderay d'aussy traicter avecq eulx pour voir sy on les pourroit mectre la-dedens, mais V. A. m'advise (sy je le puis traicter) sy je pourrois prendre les gens et donner ordre pour 1'argent. Touteffois j'espère que, sy V. A. se haste d'escripre la lettre, comme je luy ay escript i), que avecq cela il se pourroit remédier la, mais Remunde se va gastant du tout et me doubte fort que 1'on n'y pourrat remédier sinon par armes, et sy ceste-la estoit chastiée, je ne fay doubte que la reste de ce pays ne se réduyroit de soy mesme, et le plus tost seroit le meilleur, devant que la reste se gaste.
Quand a. ce que V. A. escript que je regardasse s'yl y auroit quelque moien en ce pays pour entretenir les gens, dont ceulx du Conseil et moy escripvons que avons 2) bien de besoing, je leur en parleray demain et en adviseray V. A., mais a. moy (a correction de V. A.) il me samble que le meilleur moyen seroit, quand nous aurons ces gens ensamble, de trouver tous ces plus riches héréticques, qui sont en ces villes, et leur faire payer ces despens. Puisqu'U convient que pour Vamour d'eulx le Roy le face, il seroit bien raisonnable aussi que les prestres y contribuassent, puisque c'est pour leur deffence, mais ilz sont icy fort pauvres et misérables. On pourroit aussi proposer quand et quand a ceulx du pays pour voir s'ilz vouldront donner quelque ayde.
Et si je pouvois avoir tous ces gens en ce pays icy ce pendant que Feaue est petitte ou par une gelee, fay bien aussi ung bon ■moyen, si c'estoit le service du Roy et de V. A„ de m'inipatroner de la ville de Bois-le-Ducq. Je supplie V.A. n'en par Ier a personne que vive, car comme je suis leur voisin 3) et qu'il fault que je passé soventefois par la, il me importe la vie.
Sy V. A. faict faire quelques Allemans ou Bas-AUemans, il ne fault oublier de mectre en ,rartickelbrieff' qu'ilz aideront a chastier les rompeurs des imaiges et rebelles au Roy.
D'Arnhem ce XILTme d'Octobre 1566.
Madame, Je supplie trés humblement V. A. de bien commander a cellui, qui deschifre ceste lectre, qu'il ne la communiqué a personne, car oultre ce qui m'y vast la vie, 1'entreprise, en cas que V. A. le trouve bon, seroit fayllie.
A Madame.
Als boven IV, f. 309. Het slot is eigenhandig.
1) Zie No. 262.
2) Er staat a v o i n s.
3) nl. als graaf van Megen.



VAN PARMA EN CHARLES BE BRIMEU.
275
264. 1566 — October 14.
Van Brimeu en het Hof aan Margaretha. — Antwoord op No. 260. Hij slaat eenige middelen voor om aan geld voor het onderhoud van soldaten te komen, o.a. hen, voor wier onderwerping zij moeten dienen, zelve te laten betalen.
De soldaten zouden ook zeer goed te pas komen tegen den heer van Arssen, die zich tegenover zijne onderdanen allerlei gewelddadigheden veroorlooft.
Men ontraadt de afkondiging van zeker nieuw plakkaat tegen vreemde predikanten, daar het reeds afgekondigde veel krasser is en men van het woord „vreemde" misbruik zoude kunnen maken.
Madame, J'ay communicqué la lettre de V. A. de 1'XIme de ce mois au chancellier et ceulx du Conseil ichy sur le poinct, par lequel V. A. se conforme avecq nous et agrée nostre advys, a scavoir que pour obvier aux inobédiences l'on pourroit lever quelques gens a pied et a cheval etc, mais qu'il n'y at la pour astheure provision d'argent pour les payer; demandant V. A. s'on ne pourroit trouver moyen par decha au moings pour 1'espace de deux mois etc. Pour a quoy respondre plaira a. V. A. scavoir que ichy n'y at aussy aulcun moyen pour sy promptement trouver argent, mais que, alors que l'on auroit les gens devant la main, on pourroit les désobéissans aux villes de Ruremunde, Venloe, Harderwyck et Elburgh et aultres (encoires que l'on ne le voulsist faire pour estre héréticques) constraindre de payer bien bonnes sommes a. cause de leur manifeste rebellion contre Sa Majesté et ses commandemens, les spoliations des églises, brisement des images, séditions etc. 1). Et pourroit estre aussy que alors l'on tireroit bien quelque aide générale, laquelle l'on n'a sceu obtenir aultrement. Et tiercement samble que Sa Majesté pourroit mander tous les fiefvez 2) affin de servir 1'espace de trois moys, comm'ilz sont tenus de faire et comme les prédécesseurs, ducqs de Gueldres, ont par ci-devant faict en temps de nécessité. Et comme la pluspart ne pourroit ou vouldroit servir, les ungs pour n'estre pourveus de chevaulx et les aultres pour estre ecclésiasticques etc, l'on vieudroit bien a. une bonne composition, dont l'on tireroit une bonne somme d'argent.
Mais veu que lesdicts moyens n'auront si tost place ny effect qu'il seroit requis, seroit nécessaire que V. A. donnast ordre au commencement pour le „loopgelt" et pour le premier mois du payement, qui se doibt faire, quant ilz passeront monstre.
Nous entendons que ceulx de Harderwyck (sachans avoir mesfaict et craindans qu'on les vouldra chastier) se commencent a. fortifier; par oü le plus tost qu'on vint a la levée des gens susdicts, seroit le meilleur. Quant aux gens a cheval V. A. pourroit envoier ichy deux ou trois bendes d'ordonnance, lesquelles (comme il fault aussy bien qu'on les paye ordinairement) ne cousteront pour astheure riens, de sorte qu'il n'y a question que de 1'infanterie; suppliant pour ce que (au regard de la grande nécessité susdicte) il plaise a V. A. en vouloir prendre regard tel que au service de Sa Majesté elle trou verat le plus appartenir,
1) Vgl. No. 263. a) leenmannen.



276
BRIEFWISSELING TUSSCHEN MARGARETHA
mais il seroit bon que V. A. sceusse premièrement sy les Gheulx ne le vouldront empescher. Car s'ylz le veulent faire, il fauldrat avoir plus des gens.
D'aultre part, Madame, y a il ichy au quartier de Remunde le seingneur d'Arssen, Diederick van Gelre, qui moleste et tirannise ses subjectz, ayant prins ung en prison et le tenant et menassant journellement avecq le bourreau, nonobstant què tous les aultres subjectz ayent supplié pour sa rélaxation soubz caution souffisante, et ne le détient seullement, mais non content de cela at illecq aulcuns gens de pied allencontre desdicts ses subjectz, de sorte que quasi tous s'en sont enfuyz, y ayans laissé seulement leurs femmes en grande misère et désolation. Et comme ilz sont venuz supplier a. moy de Meghem, je y ay envoié le seingneur van der Horst, drossart de Kessel et conseillier de Sa Majesté, pour y mectre ordre, mais il n'at riens prouffyté, ains demeure ledict seingneur d'Arssen obstiné et désobéissant. Et veu que ne sachons plus nulle ou aultre manière de provision que celle de main forte, viendroit aussy bien a propos de y mectre ordre en cecy par la voie susdicte tant la que a Remunde, qui ne sont distans que deux ou trois lieuwes.
Et finallement ne scaurions céler V. A. que, ayans receu certain placcart en date du VlIIme de ce mois 1), par lequel se bannissent tous prescheurs et ministres estrangiers et point natifz ès pays de par decha, nous samble (oultre ce qu'avons escript a V. A. par noz aultres, a scavoir que les placcars font de murmurations) que (en considération que le dernier placcart touchant les prescheurs estoit général et beaucop plus vigoreulx que cestuycy) il n'est conseillé de le publier, principallement considéré que, paree que par icelluy l'on deffendt les estrangiers, aulcuns pourroyent ou vouldroyent inférer que ceulx quy sont natifz par decha. n'y seriont comprins et pourriont pourtant prescher a. leur bon plaisir, soubz correction touteffois, Madame, de V. A. et le remectant a. la discrétion et bonne volunté d'icelle.
Madame, Nous recommandant etc.
D'Arnhem ce XIIHme d'Octobre XV°LXVI.
De V. A. trés humbles et trés obéissans serviteurs
Les gouverneur, chancellier et gens du Conseil du Roy aux duchée de Gueldres et contée de Zutphen.
T. Roos.
A Madame.
Als boven IV, f. 313; minuut in Brieven uit en aan het Hof No. 199a.
1) Niet bij van Loon, zoodat vermoedelijk de afkondiging in Gelderland niet heeft plaats gehad; elders wel: Rachfahl a. w., blz. 313, zegt: „Und selbst die freie Predigt wurde durch ein Edikt (vom 8. Oktober) getroffen, durch das alle Fremden, also vornehmlich die aüslandischen Prediger, des Landes verwiesen wurden."



VAN PARMA EN CHARLES DE BRIMEU.
277
265* 1566 — October 15.
Van Brimeu aan Margaretha. — Hij meldt nieuws aangaande de toerustingen der^ Geuzen en raadt haar dringend hen te voorkomen door in den winter de vijandelijkheden tegen hen te openen, als wanneer men hen onvoorbereid zal vinden. Hij vraagt, op welken voet zij met Egmond staat, sedert Z. M. alles heeft toegegeven.
Madame, Comme j'ay receu novelles asseurées que le „wartgelt* des Gheulx est finy partout saulf a Westerholt 1), lequel dure encoires jusques au commencement de Novembre; n'ay volu lesser d'en adviser V. A. Le bruict court la entre les ritmaystres qu'ilz n'en bailleront plus de eest hyver, pour ce qu'ilz s'asseurent bien que pour le plus tost que le Roy viendrat, serat a. la prima vera.
Ilz seriont bien honteux, si V. A. croioit mon conseil et qu'elle fist ung général et que nous commencissions la /este eest hyver. Car si nous sommes les premiers en campaigne, fay opinion que nous les garderions bien de s'assembier. Sy V. A. se veult fier de moy et qu'elle veuille commencer, je vous donneray bien moien de descouvrir comment ilz collectent leur argent et que nous en aurons bien une bonne partie pour le Roy.
Et quand a la ville, dont fay escript a V. A. 2), j'espère bien de la délivrer a V. A. a la première gelée. Car je me doubte devant que je pourrois avoir de gens ensamble, feaue sera trop grande, et sy nous la prendons, on recouvrera bien ung grand argent des héréticques, qui sont la-dedans. Sy V. A. en at escript au Roy, en cas que Sa Majesté ne vienne de eest hyver, qu'il ordonné quelqung, qui prengne les armes et qui donne ordre a ces troubles devant que le printemps vienne. V. A. feroit bien de le faire, car alors ils seront au doublé plus fort et de gens et de argent 3). Je supplie a V. A. trés humblement me vouloir mander en confidence, comment elle se trouve astheure avec le conté d'Egmond, depuys que le Roy at accordë tout ce que ton at demandé 4).
D'Arnhem ce 15111e jour d'Octobre 1566 5).
A Madame.
Correspondance de Gueldre et Zutphen IV, f. 316.
266- 1566 —October 15.
Van Margaretha aan Brimeu. — Antwoord op No. 250, 254, 255 en 358. Ten aanzien van de benoeming van eenen kapitein-generaal moet zij de beslissing van Z. M. afwachten. Ten aanzien van zijn verzoek voor Anderlecht zal zij het gevoelen der heeren van de Financien inwinnen.
Mon cousin, Ce mot va pour, en responce d'une vostre du VIII, deux du IX et une du Xme de ce présent mois, toutes
1) Dorp in Rbzk. Münster, Kr. Recklinghausen.
2) Zie No. 263. 3) Vgl. No. 261.
4) Een antwoord op deze vraag lezen wij in eenen brief van 15 October 1566 van Egmond aan Oranje (Groen a.w. No. CCXXVIII). Van den zeer belangrijken brief haal ik hier slechts deze woorden aan: .Madame trette avecq moy comme avec homme, de quy elle at mauvaise opinion". Men zie ook Nuyens a. w. I, 2, blz. 161,62.
5) Deze brief is ten deele uitgegeven door Cuypers van Velthoven a. w., blz. 84!



278
BRIEFWISSELING TUSSCHEN MARGARETHA
de vostre main, vous remercier bien des choses, que me y représentez, ensemble des advertences contenues ès copies, que y sont venues joinctes; et me remectre, quant au généralat, a ce que vous ay précédentement escript cela despendre de la volunté et ordonnance de Sa Majesté, mon seigneur, comme vous mesmes le pouvez fort bien comprendre, et que aultrement n'y puys rien disposen
Et au regard de la recommandation, que désirez je face vers Sa Majesté pour Anderlecht, je seray ung de ces jours en Finances et m'ayant la. informé que est de la pièce, dont me touchez, j'advertiray ce que je pourray faire pour luy, que certes tant en vostre contemplation que au respect de ses services je vouldroy faire beaucoup i).
De Bruxelles le XVme jour d'Octobre 1566.
Au conté de Meghem.
Als boven IV, f. 319.
267. 1566 — October 15.
Van Margaretha aan Brimeu. — Antwoord op No. 353. Zij blijft er bij, dat een bezoek van den Stadhouder aan de steden, behalve aan die, waar hij eene bepaald beleedigende bejegening verwacht, het beste middel is om de rust te herstellen.
Tegen de zending der heeren bestaat bij haar geen bezwaar.
Aan de vrouw en den heer van Batenburg moet worden geschreven in denzelfden geest als aan den graaf van Culemborg, met de herinnering, dat zij, al is Batenburg een Rijksleen, toch aan Z. M. als landvorst moeten gehoorzamen.
Zij blijft bedreiging van Roermond met schorsing der stedelijke privileges bedenkelijk achten met het oog op de mogelijke gevolgen en voordat men het besluit van Z. M. weet. Nog minder aanbevelenswaardig is dit middel ten aanzien van Venlo, waar de overheid goedgezind is en veeleer steun verdient.
Zij acht het overbodig den hoofdsteden te raden garnizoen te nemen, maar zoude hun in overweging willen geven burgerwachten te vormen.
Mon cousin, A vostre lettre particulière du IXme de ce présent mois ne chiet pas beaucoup a dire, pour estre la pluspart en responce a. une mienne précédente du VIme, par oü seulement
1) Niet Anderlecht, maar de bekende Joachim Hopper is heer van Dalem geworden. In de Vita Joach. Hopperi (Hoynck van Papendrecht, Anal. II, 3, blz. 9) lezen wij: „Regem adeo sibi devinxit, ut ei dominium Dalemense iuxta Gorcomium contulerit." In Februari 1567 schreef Viglius aan Hopper: .Super dominioDalemensi literas nuper sigillavi precorque, ut illud de generatione in generationem Deus transmittat" (Hoynck van Papendrecht, a. w. I, 3, blz. 413) en 33 Mei d. o. v.: ,De regis muni6centia liberalitateque in concessione dominii de Dalem D. T. plurimum congratulor. Ad haec Cobelius piae memoriae cuiusdam sui cognati nomine atque alter quidam, si recte recordor, actionem ad id dominium praetendit ac, comité Meursensi mortuo, Anderlectius quidam ex comitis Megani familia, domini sui commendatione fretus, eiusdem donationem apud Illustrissimam Ducissam nostram instantissime sollicitavit." Hfl geeft hem ten slotte den raad des konings .liberalitas, etsi litigiosa et incerta", dankbaar te aanvaarden: .solent enim principes subinde erga eos esse benigniores, qui pro parvis rebus gratos se exhibent" (ald. blz. 439). Dit laatste slaat op de bedenking, die Hopper in zijnen brief van 36 April (Ep. XXII) had geopperd en die ontleend was aan de mogelijk gerechtvaardigde aanspraken van anderen op die heerlijkheid.



VAN PARMA EN CHARLES DE BRIMEU.
279
vous représenteray en réplicque quant a vostre allee par vostre gouvernement, que encoires samble il icy qu'elle pourroit faire beaucoup de bien, ayant opinion que a. ung gouverneur allant ès villes de sa charge sans armes ou force pour seulement remédier a, désordres y nayz 1) et suscitez, qu'il se porteroit le respect qu'il convient, sans commectre chose, que luy pourroit causer honte, mais que debvrés commencer aux villes, oü sans contredict ny difficulté seriés apparentement receu, afin que, voyant aultres n'y avoir procédé pour appaiser troubles oü il y en a, et conserver repos oü il est, elles ne difficultent aussy vostre entrée chez eulx, et que au regard des villes, oü nonobstant cecy vous vous doubteriés d'aulcune difficulté, debvrés faire négocier quey fussiés intromis, avant que y aller, et la oü vraysamblablement ne seriés receu, que n'y allissiés, et que partant de Arnhem debvrés auparavant y laisser bon ordre et traicter avec le magistrat afin de faire debvoir de contenir les choses en tranquillité sans aulcune innovation pendant vostre voyage et de a eest effect correspondre et entendre avec ceulx du Conseil du Roy, mon seingneur, et que a iceulx pourriés aussy laisser 1'ordre qu'ils averont a tenir au mesme effect; et la oü vous irez, admonester et encourager les bons, menacer les aultres et prier les troisièmes selon que trouveriés convenir et a propos, afin de les faire contenir ès termes qu'il convient. Néantmoings je me remectz (vous ayant mis en avant cecy) a ce, dont vous vous résouldrez, soit d'aller ou point, et de la sorte que vous samblera aller, si vous vous y déterminez.
Quant aux gentilzhommes, qu'avez advisé d'envoyer ès villes, je 1'ay trouvé trés bien et veulx espèrer que ce ne sera sans fruict, si ceulx, qui s'envoyeront, seront gens pour bien faire l'office.
Touchant les dame et seingneur de Batenborch l'on a trouvé bien que leur escripvez en conformité de ce que vous ay mandé pour le seingneur de Culenborch, leur faisant bien remonstrer que, oires que la seingneurie de Batenborch soit fief tenu de 1'Empereur, que pourtant le Roy ne laisse d'estre leur supérieur comme d'aultres fiefz pareilz, que Sa Majesté comme duc de Gheldres tient au quartier, oü est ledict Batenborch, en gagière dudict Empereur et que partant ilz ayent a obéir.
Et en tant que concerne le seingneur de Culemborch, il a des aultres pièces soubz Sa Majesté prés dudict Culemborch, ausquelles je m'attacheray pour luy escripre.
Puysque pour maintenant vous samble que les dix chevaulx basteront 2) pour le schutmaistre, vous en userez aussy aux dix dallers par cheval, comme vous ay désia précédentement escript, et donneray ordre a 1'envoy de 1'argent, comme aussy pour les six harquebusiers pour Montfort et a la retenue.
Je vous ay aussy précédentement authorisé pour la levée de cent harquebusiers pour ceulx de Bommel, si le besoing le requé-
1) — nés.
i) suffiront.



28o
BRIEFWISSELING TUSSCHEN MARGARETHA
roit, et désia, auparavant vous avoye accordé de pouvoir lever quarante a. cheval ou LXXX a. pied a. vostre choix, de sorte qu'en auriés en tout, les prenant tous a. pied, CLXXX ou cent a pied et quarante a. cheval.
Vous m'escripvez en la fin de ladicte lettre que m'envoyez copie d'une, que vous ont escript ceulx de Nymmegen, afin de scavoir ce que leur debvez respondre la-dessus. Mais comme ladicte copie ne s'est trouvée, soit qu'elle ne y soit venue joincte ou bien qu'elle soit esté desmanuée i) icy, il fault qu'en renvoyez aultre doublé, si l'on vous y doibt mander quelque chose.
II y a après la lettre commune de vous et de ce(u)lx du Conseil de Sa Majesté illecq du Xllme de cedict mois, par laquelle se respondt a. ce que précédentement s'estoit difficulté par aultre mienne touchant la commination a faire a ceulx de Ruremunde par lettre. Et veu et débattu en Conseil tout ce que parensamble représentez, l'on ne se y a encoires sceu résouldre a user de la susdicte commination, estimant que la suspension des privilèges ne seroit de peu de difficulté et que l'on pourroit prendre occasion de dire qu'elle fust contre le traicté de Venloe et que, remuant dadvantage les humeurs, y pourroit succéder quelque altération de plus dangereuse conséquence, et que partant pour la délicatesse de ce faict il vault trop myeulx d'user d'aultres voyes, comme de enhortemens, remonstrances, inductions et aultres samblables, comme par cy-devant vous ay escript, soit par vostre présence illecq ou par envoy de quelques gentilzhommes jusques a. ce que, ayant entendu la résolution du Roy, l'on se puist aussy déterminer aultrement selon qu'elle le nous enseignera et commandera, veu mesmes que n'estes d'advis que aulcuns procés k ceste occasion se intentent jusques a. ce que l'on ait quelques forces ès mains, ce que n'est encoires et deppend aussy de ladicte résolution de Sa Majesté.
Et eert es moings a il samblé convenir d'user de ladicte commination contre ce(u)lx de Venloe, oü le magistrat est bon et, pour point résister aux mauvais, a esté forcé souffrir le retour du prédicant en la ville, ains que vous debvez offtir toute ayde audict magistrat ou bien faire traicter avecques eulx d'ériger quelque garde des leurs mesmes, qui sont bons, pour chasser derechef ledict prédicateur et faire guet et garde aux portes, qu'il n'y rentre plus ny aussy que les mauvais les puissent plus forcer ny maistriser.
II y a après la publication de la deffence de prescher la oü il ne s'est faict avant le XXIII d'Aoust, sur quoy vous avez entendu ce que a meu icy vous représenter ladicte publication, laquelle je remectz k vous.
II n'a point samblé convenir d'escripre aux trois chef-villes afin de vouloir prendre une compaignie d'infanterie pour leur garde, d'autant qu'il se tient pour certain qu'ilz ne les recepvroyent, selon que désia par aultre vous a samblé de ceulx de
i) uit de hand leggen, verleggen. Ducange: desmanever, perdre.



VAN PARMA EN CHARLES DE BRIMEU.
281
Nymmegen, par ou, oultre ce que le refus causeroit desréputation et mespris, l'on les feroit entrer en jalousie, dont qui par lettre ont désuadé ausdicts de Nymmegen de recepvoir des gens de guerre, scauroyent trés bien faire leur prouffiit; mais l'on a considéré que vous pourriés faire négocier avec les bons a. ce qu'ilz voulsissent dresser quelque compagnie des leurs propres pour leur propre garde et de la ville, comme se faict en plusieurs aultres, et qu'il pourroit advenir que les bourgeois, s'en excusans pour la fascherie de guet et garde en ceste saison d'hyver, pourroyent eulx mesmes requérir leur estre donnée quelque garde de par Sa Majesté, laquelle garde lors se leur pourroit donner sans scrupule.
Désia aultre fois ay je dict que a faulte de moyen je ne SQauroy entrer k faire lever par dela les compagnies d'infanterie ny envoyer le nombre de gens de cheval, que demandez, et oultre cela si fault il que j'en sasche premier 1'intention de Sa Majesté.
Au demeurant si vous ne pouvez recouvrer la lettre originale des seingneurs de Brederode et Culemborch, il souffira bien d'en avoir copie autenticque, laquelle espèrez bien de povoir recouvrer dont vous requiers et aussy de faire faire diligence pour scavoir si samblables ont esté escriptes aux villes dudict Ruremunde et Venloe, et m'en advertir.
De Bruxelles le XVme jour d'Octobre 1566.
Au conté de Meghem.
Als boven IV, f. 321.
268- 1566 — October 16.
Van Brimeu aan Margaretha. — Van het brengen van garnizoen binnen Bommei zal mets komen. Hij raadt haar aan die stad alsook aan Roermond en Venlo te schrijven.
Hij heeft iemand naar Vianen gezonden om achter de waarheid te komen Het schijnt den Geuzen aan geld te ontbreken.
De ketters te Nymegen eischen hunnen predikant terug. Zoo Z. M. niet spoedie komt en de Regentes niet doet wat hij reeds dikwijls heeft geraden, zal alles misloopen.
Madame, J'avois escript k V. A., que je traictois 1) avecq aulcuns de Bommel, comment l'on pourroit mectre dedens la ville quelques harquebouziers pour aider aux bons k chasser le predicant en voie. Touteffois depuis trois ou quatre de ceulx, avecq qui je traictois, sont aussy devenuz héréticques, tellement que ce traicté est dehors et je n'ay encoires levé nulz harquebouziers sinon ung vingtaine pour mectre aux maisons 2), comme ] ay escript a V. A. Et comme la pluspart des bourgeois audict
1) Zie No. 263.
2) Omstreeks dezen tijd beklaagde zich Oranje bij de Regentes over de wervingen door Bnmeu (Gachard a. w. IL No. CCCCLXI d.d. 20 October 1566).



282
BRIEFWISSELING TUSSCHEN MARGARETHA
Bommel sont encoires bons, il me samble qu'il seroit bon que V. A. leur escripvist aussy une lettre comme ceulx du Conseil ichy et moy avons advisé qu'elle doibt escripre a ceulx de Remunde et Venloe, et ce le plus tost le meilleur, devant qu'ilz se gastent tous, , . ,
J'ay envoié ung gcntilhomme è. Vianen pour scavoir la yente de ce qu'y passé, car les espions, que j'ay dehors, m'advertissent aulcunefois bourdes et aulcunefois vérité, mais je suis bien asseure que n'y a point oultre les trois eens hommes et qu'ilz se commencent désia k murmurer pour ce que qu'il n'y a guerres d'argent. S'ilz ne peuvent entretenir les trois eens, comment feroint il(z) doncque les trente mille, dont il(z) font courrir le bruyet i)?
Les héréticques recommencent k Nymmegen a murmurer et veullent ravoir ung prédicant, parquoy, sy l'on n'y remédié bientost, tous les bons se gasteront aussy, et sy le Roy ne vient bientost et que V. A. ne se haste point de faire ce que je luy ay souventefois escript, elle se peult bien asseurer que tout U pays se perdra.
D'Arnhem ce XVIme d'Octobre 1566.
Madame, Encoires que ceste ne soit escript de ma main, sy prie touteffois trés humblement qu'elle ne soit veue. A Madame.
Als boven IV, f. 324.
269. 1566 — October 17.
Van Brimeu en Ligne aan Margaretha. — Zij raden krachtig optreden en het voorkomen van den vijand aan als het eenige middel om deze landen voor het lot der andere te bewaren en verzoeken haar daartoe de beschikking over eene voldoende krijgsmacht. Voorts geven zij haar den raad zich te begeven naar eene plaats, waar zij onomwonden haar gevoelen kan uitspreken, en zich in betrekking te stellen met George van Holl ten einde hem over te halen in dienst van Z. M. te treden.
Madame, Nous sommes esté ichy, Monsieur d'Arenberghes et moy, assamblez, pour voir quel remède l'on pourroit donner aux troubles présens en noz gouvernemens. Et comme avons veu que par dissimuler l'on at perdu la pluspart de tous les aultres pays du Roy, comme V. A. pourrat bien tesmoigner elle mesme, et que ceulx-cy (en cas que V. A. ne se haste) iront le mesme chemin, n'avons volu lesser d'adviser V. A., puisque admonitions ny placcartz, dire n'escripre n'y font plus riens, que le plus tost que ton pouroit prendre les armes seroit le meylleur et prmcipalement avecq ceste occasion, puisque le „wartgelt" des Confédérez est finy, que V. A. peult estre la première aux champs. Et nous samble, en cas que puissions avoir chascun quinze enseingnes d'infanterie
1) Vgl. Fruin, Verspr. Geschr. I, blz. 424.



VAN PARMA EN CHARLES DE BRIMEU.
283
et quelque douze ou quinze eens chevaulx, que nous pourrions bien remédier ichy. Sy V. A. pourroit envoyer quelques compaignies d'hommes d'armes jusques a. eest nombre, il ne fauldra faire aultre despens que de 1'infanterie et de 1'artillerie, dont on aura de besoing. En cas que V. A. ne se peult passer des compaignies d'hommes d'armes, quand nous aurions les mille chevaulx de duc Erich de Brunszvyck avec noz deux compaignies d'hommes d'armes, en tenant les aultres, que le Roy tient en „wartgelt", apperceuz pour en cas qu-e quelqung nous vouloit assaillir, espérerions de réduire ce pays icy. Et si V. A. avoit envie de faire ce que dessus, serions d'opinion que la en Conseil elle leur donnist entendre tout le contraire, car il se tient peu de choses secrètes. Mais avant tout oeuvre, comme je de Meghem ay souvent faict dire et escript a V. A., V. A. feroit bien de se retirer en quelque lieu, ou elle peult par Ier librement sans dissimulation. Et sy V. A. pouvoit faire des aultres forts, comme elle a fait de la citadelle de Tournay, ce seroit ung grand oeuvre et a, ïïieure cestuy, qui ne vouldroit servir le Roy suyvant ce que V. A. luy commanderoit sans dissimulation, V. A. le pourroit renvoyer a sa maison, et sy V. A. procédé de cette sorte, il y en aurat des bien honteux. Ce que disons de prendre le ducq Erich est pour ce que V. A. ne pouvoit avoir nulle cavallerie meilleur merchié, veu que V. A. leur donne désia „wartgelt" et qui est désia la moictié de leur paye, et aussy que V. A. se peult asseurer qu'elle serat fidellement servye de luy et de ses gens.
Sy la chose alloit avant, il ne seroit desconseillable a V. A. de prendre encoires quelqungns de leur ritmaistres, qui ne sont plus en leur service, car par la on descouvreroit une grande partie de leurs menées. Sy puissions servir a. V. A., nous penserions bien d'en tenir chascun mille audict „wargelt", moiennant que V. A. nous en advise de bonne heure, et elle se peult mieulx fier en nous que en ung estrangier, et espérerions bien de recouvrir aussy quelqungs desdicts ritmaistres et les vous amener fort bons.
Quelqung at escript a. moy de Meghem aussy qu'il pense, en cas que l'on volust traicter avecq Jorge van Holl 1) pour se mectre en service du Roy, qu'il seroit bien faisable. S'il samble a V. A. bon, elle m'en pourroit adviser et j'escripveray a cestuy-la, affin qu'il traicté avecq luy. Sy V. A. est de ceste opinion (affin de tant mieulx esclaircir nostre intention et la débatre par mutuelle conférence), elle pourroit dépescher vers nous le seingneur, de Naves, sy V. A. le trouve confident, avecq instructibn deue sur les poincts susdicts et aultres, sur quoy pourroit tomber quelque scurpule (sic) ou dfficulté, et ce le plus tost le meilleur, pour ce que Monsieur d'Arenberghe pense aller bientost a Hasselt et que serions alors trop long 1'ung de 1'aultre, et prions trés humblement que V. A. ne veulle point monstrer ceste lettre au Conseil, mais sy elle y veult proposer quelqungs des poincts y
1) In het geheimschrift aangeduid met 4".



284
briefwisseling tusschen margaretha.
mentionnez, qu'elle le face comme d'elle mesme, sans dire qu'ilz viennent de nous, car V. A. scait combien qu'il nous emporté.
Madame, Nous prions le Créateur etc.
Du Loe sur la Velouwe le i7me d'Octobre 1566.
De V. A. trés humbles et trés obéissens serviteurs.
Charles de Brimeu. Jan de Ligne.
A Madame.
Als boven IV, f. 328.
270. 1566 —October 18.
Van Margaretha aan Brimeu. — Zij schrijft aan Bommel en verzoekt hem persoonlijk derwaarts te gaan, hetgeen de magistraat zeer wenschelijk acht.
Mon cousin, Comme suyvant quelque advis, qui m'a esté donné pour conserver la ville de Bommel entière, je leur escrips présentement une lettre de la teneur, que parte la copie, qui va joincte a ceste, j'ay bien voullu vous en advertir, a. fin de vostre costé y seconder, et vous dire que l'on m'advertit le magistrat de ladicte ville estre encoires tout bon, et que feriés bien de S leur réquisition vous y trouver et qu'en ce faisont il y a grand espoir que le tout y passera bien; vous réquérant partant de n'y vouloir faülir.
De Bruxelles le XVIIIme jour d'Octobre 1566.
Au conté de Meghem.
Als boven IV, f. 332.
270a. 1566 — October 18 1).
Van Margaretha aan die van Zalt-Bommel. — Zij gelast hun den ketterschen kapelaan uit de stad te verwijderen.
Margarita etc.
Lieve besundere, Wy siin geloefflyck bericht, wie der cappellaen oft pastoer aldaer, aengenomen by den van den capittel om te preken, Godts dienst te doen ende de heylige sacramenten te administreren volgende d'oude kerstelycke gewoente, nu in desen uproerigen tiidt tegens synen eedt ende voorgaende manieren, by hem dus lange gehouden, sich voirdert nyeuwe secten met siin predicken inne te brengen ende de sacramenten in andere, ongewoentlycke manieren to administreren tegens d'insettinghe van der heyliger kercke ende authoriteyt van der overickheyt tot groote scandalisatie, onraste ende verderffenisse van de geheele gemeynte ende oude, Catholycke religie, 'twellick, als wesende oyck tegens will ende meynongh des Conincx, onses genedigs, liefs heeren, gheenssins en behoert gestadet te wordden, derhalven (begherende daerinne to versien tot con-
1) Afgedrukt bij van Hasselt, Stukken I, No. 46.



VAN PARMA EN CHARLES DE BRIMEU.
285
servation ende erhaldungh des welvaeren ende der ruste der stadt ZaltBommel) wy nyet en hebben sullen laeten u sullicx to verstendigen by desen, met gantz emste meynongh ende bevel van wegen Syner Majesteyts, dat ghy terstondt ende sonder ennich vertreck vervueght ende verschaft, dat der vors. cappellaen affgeset ende veriaeten ende een ander goede,' oprechtige ende Catholick in siin plaetze aengenomen ende gestalt wordde' sonder ennige nyeuwicheyt toe te laeten, ten eynde die stadt nyet en valle in ongenaede Syner Majesteyts met perickel ende gefaerlickheyt uwer previlegien ende lantrechten; maer ter contrarie alle mogelycken vliet vorwendet die alde Catholycke religie te erhalden, als die tot noch toe gehalden und gebruyckt is geweest, opdat ghy daermede danck ende genaede met vorderungh der stadt ende previlegiën derselver by Syne Majesteyt to derselver wederkompste in desen landen — soe gewisslyck overmits godtlycke hulpe corts, geliick wy noch binnen vier daegen tydongh ontfangen hebben, siin wirdt - moeght erlangen, waeraen wy (sullicx by u doende) die hant genedelyck halden sullen.
Und als wy oyck verstaen, dat id onderhalt des cappellaens oft pasteers aldaer, den id capittel to onderhalden schuldich, zeer sober ende cleyn is, bevelen u daerop wyders, dat ghy deken und capittel daeraff scherpelyck ermaent ende soe verre beweght, dat sy daerinne mildelycker willen versien om eenen bequaemen pastoer eerlyck te wordden onderhalden, opdat by gebreck van sullicx wy in statt Syner Majesteyts nyet veroirsaeckt ende genoedicht en wordden daerinne te moeten voirseongh doen, als die gelegenheyt des tegenwoerdigen, sorghlycken tiidts sullicx uuytheyscht.
Datum Braessel den XVIIIden Octobris XVCLXVI.
Onsen lieven besunderen schepenen, burghermeysteren ende raedt der stadt Zalt-Bommel.
Als boven IV, f. 333.
1566 — October 19.
Van Margaretha aan Brimeu. — Antwoord op No. 361, 362, 363 en 365 De aanstelling van eenen generaal en het al of niet gebruiken van geweld hangen af van het besluit des Konings, dat ten gevolge van diens ziekte nog niet is gekomen
Van zijn plan betreffende 's Hertogenbosch kan mettertijd gebruik worden gemaakt. Met Egmond staat zij op denzelfden voet als te voren. Met last van geheimhouding deelt z<j hem mede, dat Z. M. spoedig uit Spanje denkt te vertrekken en naar gelast heeft met het bijeenroepen van de Staten-Generaal te wachten.
Mon cousin, Je dois respondre a deux lettres vostres du , e}.une du XVme de ce présent mois, laquelle responce m ont^ faict différer jusques ores mon occupation au despesché que j'ay faict vers le Roy, et mon indisposition de deux jours depuys la réception de vosdictes lettres, ausquelles je vous diray maintenant en responce, quand a faire ung général, que désia avez par plus que une mienne entendu cela et aussy de procéder par force deppendre de la résolution et ordonnance de Sa Majesté, laquelle selon nouvelles, que m'en sont venues Mardy dernier,' avoit eu une recidive, dont touteffois, graces a Dieu, il seportoit myeulx et se trouvoit sans fiebvre, m'escripvant fort asseurément



286
BRIEFWISSELING TUSSCHEN MARGARETHA
de sa briefve venue par deck i), selon que j'ay dict a. Monsieur de Berlaymont le vous faire entendre plus amplement, ce que vous requiers que soit pour vous seul, sans qu'il passé plus avant; vous remerciant bien des advertences venues quand vostre première dudict XILT touchant les seingneurs de Brederode et Culemborch.
Quant au moyen, que dictes avoir de vous impatronir de la ville de Bois-le-Ducq, je trouve trés bien que allez entretenant ceste practicque pour s'en pouvoir servir en temps et lieu qu'elle pourroit venir a propos, et ne fault que doubtez que le secret ne se tiengne comm'il convient.
Et auray a cher d'entendre le moyen comment ilz collectent leur argent et comment nous pourrions en avoir part pour Sa Majesté; trouvant fort bien ce que me discourrez par le cyfre de celle du XVme, mais en fin il fault que cela procédé de celluy, qui nous commande, lequel je veulx espérer en Dieu que de brief se laisse entendre plus clairement endroict son vouloir.
Et ce pendant je prie le Créateur le conserver et nous amener de brief en santé.
Avec monsieur d'Egmond, estant présentement icy, ne voy je que je soye aultrement que quand vous y estiés.
De Bruxelles le (19) jour d'Octobre 1566 2).
Post date.
J'ay depuys ceste escripte commandé vous estre dict icy particulièrement comment Sa Majesté par ses lettres du IIHme de ce mois m'escript qu'il partoit du Bosque de Segovia vers Madrid a. droict propos pour y donner ordre incontinent k son partement et tout ce qu'en deppendoit, et qu'elle continueroit de m'en advertir de temps a. aultre, me commandant de remectre la convocation des Estatz Généraulx jusques a sa venue, pour allors regarder ce que conviendra de faire, ce que vous prie tenir secret 3).
Quant aux seingneurs de Hille 4) et Cosmo de Laffaytade 5), toutes et quantes fois que je seray asseurée qu'ilz se auront ostez de la Ligue et se mectront au debvoir qu'il convient, je feray devers Sa Majesté tous bons offices en leur endroict, afin qu'Icelle soit servie d'user devers eulx de sa clémence naïfve 6), comme j'ay faict pour plusieurs aultres, qui se sont conduictz ainsy, ce que aussy vous servira en responce a vostre lettre du XVIme de ce mois.
1) Vgl. den brief van Viglius aan Hopper van 31 October (a. w. Ep. XVIII).
2) li» de minuut is de dateering weggelaten.
3) Daags te voren had zij opnieuw bij Philips op diens overkomst aangedrongen: Elle insiste sur la nécessité de la prompte arrivée du Roy, laquelle, au dire de tous
les bien-pensants, ne peut être différée jusques après 1'hiver sans un imminent pénl (Gachard, Corr. de Phil. II, No. 498). .
4) Dat deze reeds~ eenigen tyd afkeerig was van het verbond en dat dit met onbekend was, blijkt uit dit P.S. van eenen brief van Brederode aan Lodewijk van Nassau van 1 Aug. 1566 (Groen a.w., No. CLXXVI): „Mons. d'Ostrate vous dyrat mervelle du cousin de Monsr. de Megen Hyll, comant nous sommes asseuré de teil gallant; tout ceus de 1'age de seys ans peuvent passer."
5) Zie No. 261. 6) aangeboren.



VAN PARMA EN CHARLES DE BRIMEU.
287
272. 1566 — October 19.
Van Brimeu aan Margaretha. — Hij is met eenige ruiters naar Nymegen vertrokken, waar de ketters zich weder roerden, en hoopt in staat te zullen zijn de orde te herstellen.
Madame, Ayant entendu qu'il y avoit k Nymmeghen ung grand rumeur k cause que les héréticques et mauvais vouloient ravoir ung prédicant 1), avois escript aux maistres des „amptes" illecq pour les animer de tenir bon, leur offrant aide et secours de ma personne en cas qu'ilz en eussent affaire. Et comme doncques (estant hier en ladicte ville en armes les bons contre les mauvais) le magistrat m'avoit prié, comme V. A. pourrat voir par copie de la lettre ichy-joinct, y suis ce jour d'huy allé avecq aulcuns de ma compaingie au grand plaisir des bons et mescontentement des mauvais, dont une grande partie s'est enfuie, et j'espère de tenir ceste ville bonne k la dévotion du Roy; dont n'ay volu lesser (incontinent y estant arrivé) d'adviser V. A. ét demain je luy adviseray plus amplement de ce qu'y passé et quel ordre me samble que l'on y doibt donner 2).
De Nymmegen ce XIXme d'Octobre 1566.
A Madame.
Als boven IV, f. 334.
272a. Copia.
1566 — October 18.
Van den magistraat van Nymegen aan Brimeu. — Met het oog op de oneenigheid, die opnieuw onder de burgerij is ontstaan, verzoekt men den Stadhouder in persoon met 50 of 60 soldaten over te komen.
Edell, walgeboren, genediger her," Desen voirmiddach die meisteren van den broederschappen ende ampten eyns ende die borgeren van der ny religie anderdeils verhuert simde om der religion halven ein borgervrede in tho stellen, dairop ennich onverstandt verresen, hebben alsoe die ampten ons U. G. besloten missive, aen den ampten haldende, verthoent unnd verlesen laeten, daerby aengevende van U. G. vruntlich verwitticht toe siin in eygener personen alhier to willen komen miteinige schutten tot viifftich off sestich personen to ongeverlick.
Demnahe up aengevenn und begertten derselver borgeren hebben wy sulckx, om vried ende enicheit toe hehalden, twyst und rumoir to vermieden, bewilligt, biddende dienstlick, dat U. G. gelieven willen morgen voirmiddach tütlick persoinlich mit viifftich off sestich personen by ons to erschienen om enige goede middelen thoe helpen bedencken ende accordieren tot rost ende enicheit in dieser stat onder dèn borgeren. Dan die borgeren, siinde op denn Cruyss oder merckvelt in ohhairnisch willen van malcanderen niet scheiden, tensy dat U. G. alhier tegenwoirdich
1) Vgl. No. 968.
a) Zie van Hasselt a. w. I, No. 47—49; Smetius, Chronijk, blz. 134.



288
BRIEFWISSELING TUSSCHEN MARGARETHA
angekomen off hierop antwoirt averschrieven i). Ditselve gelieve toachtervolgenn U. G., dairtho wy ons dienstlich erbieden, ende bevelen U. G. den almechtigen Godt in gesontheit.
Geschreven den XVIIIden Octobris anno LXVI.
Borgermeistere, schepen ende rait der stat van Niemegen.
Als boven IV, f. 335.
273. 1566 — October 19.
Van Margaretha aan Brimeu. — Zij verzoekt hem haar mede te deelen, hoe de tegenpartij aan geld komt, en haar eene schriftelijke verklaring van Hille en 1'Affaytade aangaande hun uittreden uit het verbond der Edelen te zenden.
Mon cousin, Ceste va pour vous dire que, ayant veu ce que m'escripvez par vostre du XXIIIme 2) de ce mois, me samble que debvez en toute manière déclarer comment les aultres collectent 1'argent 3), soit par homme confident ou aultrement comme adviserez. Car il y pourroit avoir tel fondamment et se donner tel moyen d'argent, que l'on se pourroit résouldre a plusieurs choses bonnes, lesquelles a. seule faulte d'icelluy se obmectent ou se différent, et pouvez bien vous asseurer que y sera tenu le secret qu'il convient.
Et quant aux seingneurs de Hille et 1'Affaytade 4), m'envoyant leur signature qu'ilz se sont retirez de la Ligue et qu'ilz y renuncent, se offrans au service du Roy, j'auray meilleure occasion d'en mouvoir Sa Majesté afin de les recepvoir en primitive gra.ce et les favoriser par bienfaictz, s'en offrant occasion, comme s'ilz ne fussent jamais esté en ladicte Ligue, et c'est cela que je vouloy dire par ma précédente sans révocquer en doubte le pardon, duquel ilz peuvent se tenir pour asseurez, et parmy ladicte signature leur je pourroye aussy les employer en ce que se pourra offrir pour le service de Sa Majesté, ce que leur pourrez dire en responce, et m'estant advis qu'Icelle leur peult donner 1'asseurance, que demandez et eulx pourront désirer.
De Bruxelles le XIXme jour d'Octobre 1566.
Au conté de Meghem.
Als boven IV, f. 337.
1) Hij antwoordde nog dienzelfden dag, beloofde zijne overkomst en verzocht de burgers bijeen te houden, daar hij hun brieven wilde vertoonen, meldende de aanstaande overkomst van Z. M. (Brieven uit en aan het Hof No. 1994).
2) Lees: XHIme.
3) Zie hierover Rachfahl a. w., blz. 219.
4) Zie No. 271.



VAN PARMA EN CHARLES DE BRIMEU. j
289
274- 1566 — October 20.
Van Brimeu aan Margaretha. — Antwoord op No. 267. Noch hij noch het Hof acht een bezoek aan de steden, tenzij met voldoende macht of op verzoek raadzaam. Wel zal hij er heeren heen zenden.
Evenmin vindt hij het verstandig de vrouw en den heer van Batenburg te dreigen tenzij men inderdaad ook voornemens is te straffen.
Hare bedoeling ten aanzien van den graaf van Culemborg is niet duidelijk waarom men opheldering vraagt. '
Hij heeft 100 haakschutten aangenomen en verzoekt geld voor hen te zenden
Roermond te dreigen alleen is nutteloos. De schout en eenige welgezinde burgers verklaren, dat opheffing der tolvrijheid het gewenschte gevolg zoude hebben. . Harderwijk blijft weerspannig.
Madame, Pour responce a. 1'une des lettres de V. A. du XVme de ce mois, j'ay ,communicqué le contenu d'icelle avecq ceulx du Conseil ichy 1) et ny eulx ny moy ne sommes encoires d'opinion que j'aille ès villes de ce pays, comme V. A. escript, sy ce n'est de la fachon, que je luy ay advisé. Car (oultre ce* que je serois en grand péril de ma personne) on se mocqueroit plustost de moy que de y rendre obéissance, et aimeroie plustost de perdre tout ce que j'ay, que de souffrir ceste honte. 'mais je serois bien content de le faire, sy les villes me venoient a. demander et prier, comme ont faict astheure ceulx de Nymmeghen, et encoires n'y vouldroie pas entrer, n'estoit que je fusse le plus fort. Et comme V. A. le remect a ma discrétion, je luy advise que je ne iray point.
Quand aux gentilzhommes pour envoier ès villes, je ne fauldray de le faire et ay désia. envoié quelqungs en aulcunes.
Touchant la dame et seingneur de Batenborch, il samble que yault mieulx de ne leur escripre, sy n'est que V. A. est d'intention de mectre en exécution le chastoy en cas de désobéissance parquoy je prie trés humblement qu'elle m'en veuille mander sa volunté.
Quand au poinct de ladicte lettre disant ainsy: „Et en tant que concerne le seingneur de Culemborch, il y a des aultres pièches soubz ba Majesté prés dudict Culemborch, ausquelles je m'attacheroie pour luy escripre", puisque l'on n'entend point bien ce que 1 on veult dire dudict poinct, il plaira a V. A. esclaircir plus amplement sa volunté.
Quand au schuttemaistre je feray comme V. A. m'escript.
J'ay prins deux eens harquebouziers a pied, qui est seullement vingt oultre le nombre, que V. A. m'avoit consenty, pour les emploier la ou l'on les auroit de besoing; espérant que V A ne ferat point de difficulté, pour sy peu de chose et qui concerne tant le service du Roy, de les faire payer, et prie pourtant trés humblement que V. A. veuille donner ordre qu'il y ait de 1'argent a ceste fin, et m'envoier „1'artickelbrieff" et le „bestellonge" pour eulx et pour le capitaine et enseingne. II me samble (pour avoir
1) Het zeer uitvoerige advies van het Hof d.d. 10 October bevindt zich onder «o. 1993 in de Brieven uit en aan het Hof.
19



290
BRIEFWISSELING TUSSCHEN MARGARETHA
des bons) qu'il fauldrat bien donner a la moictié d'eulx six florins par mois, et il serat nécessaire que ledict „artickelbrieff" contienne qu'ilz seront tenus de servir contre tous rebelles, pilleurs des églises et envers et contre tous les ennemis du Roy oü l'on les vouldrat employer, et aussy que le „bestellongh" contienne combien de temps de service qu'ilz auront.
Quand k la copie de la lettre de ceulx de Nymmegen, je ne 1'envoie point, pour ce qu'il n'est point de besoing, puisque les choses sont changées.
Quand k la lettre commune de ceulx du Conseil et moy touchant la commination de faire a. ceulx de Remunde, il samble (en cas que V. A. n'y veult remédier par force, comme je luy ay souventefois escript) qu'il n'y a point aultre remède, et j'avois faict querre 1'escoutette et aulcuns bourgeois de ladicte ville, qui sont bons, qui disent le mesme et que en leur ostant la franchise des tollieux, qu'ilz se réduiroient bientost d'eulx mesmes, a quoy toutes les aultres prendroient exemple.
Et quand a ce qu'il ne samble a V. A. convenir d'escripre aux trois chief-villes affin de vouloir prendre une compaingie d'infanterie pour leur garde, il samble touteffois fort nécessaire. Néantmoings il fauldrat prendre regard a ce que V. A. en escript.
Je feray tout mon debvoir pour recouvrir 1'originale lettre des seingneurs de Brederode et Culenborch et j'en ay désia. parlé aux bourgemaistres de ceste ville, mais copie auctenticque recouvreray je bien.
J'avois escript a ceulx de Harderwyck pour avoir responce sur la lettre de V. A., sur quoy m'ont rescript une lettre, par oü me samble qu'il(z) font peu de conté de celle de V. A., et je luy envoieray la copie, quand elle la vouldrat voir, et raesmement n'ont volu envoier personne vers moy, comme V. A. leur escript. II seroit bon que V. A. y donnist quelque ordre.
De Nymmegen ce 2ome d'Octobre 1566.
A Madame.
Als boven IV, f. 344.
275. 1566 — October 20.
Van Brimeu aan Margaretha. — Antwoord op No. 266 en 267. Wanneer zij 50000 gulden beschikbaar stelt, maakt hij zich sterk het land tot rust te brengen en wanneer men dan eenige vendelen in de steden legt, zullen zij uit vrees eer 300000 gulden voor Z. M. willen opbrengen dan nu uit vrijen wil. (N.B. Deze raad moet geheim worden gehouden.)
Ten einde Harderwijk te onderwerpen zoude hij 500 haakschutten willen aannemen en de betaling vinden in de verbeurdverklaring der goederen van den belhamel aldaar.
Hij heeft aan Z. M. over het aanstellen van eenen kapitein-generaal geschreven, waarvoor de tijd nu is gekomen, daar de vijanden sterven van angst.
Madame, V. A. escript en fin d'une sienne du XVme de ce mois que a. faulte de moyen elle ne scauroit entrer a faire lever les compaingies d'infanterie et le nombre des chevaulx, que je



VAN PARMA EN CHARLES DE BRIMEU.
291
demandois; ay bien volu luy escripre ceste k part, affin qu'elle ne soit monstré au Conseil, que, sy V. A. veult despendre cincquante mille florins, que je m'asseure bien de rendre en peu de temps tout ce pays en bonne obéissance, et cela faict il fauldroit mectre quelques enseignes dedens les villes, et ilz accorderoyent alors plustost de poeur une ayde de trois eens mille florins au Roy, qu'ilz ne feroient astheure de bonne volunté, tellement que, considéré telz et aultres moyens, que Pon scauroit trouver pour recouvrer argent, V. A. ne feroit aultre chose que de prester, et je scay bien que le moyen de V. A. n'est point. sy petit comme elle escript, car encoires que je ne soye point du Conseil, sy scay-je touteffois a peu pres combien dargent y at.
J'ay escript par une aultre lettre de ce jour d'huy ce que ceulx de Harderwyck m'ont escript. Sy V. A. veult que je léve cincq eens harquebusiers, je scay bien le moien pour rendre la ville en obéissance avecq ceulx-la, sans tirer ung coup d'artillene, ce que serviroit pour ung grand exemple aux aultres. Et il y at ung villain, qui est le principal autheur des prédications et brysemens des imaiges y faict, les biens duquel vallent bien dix mil florins, lesquels pourroient suffir (par confiscation) de payer tous ces gens, parquoy V. A. m'en pourra adviser son intention le plus tost le meilleur.
J'ay aussy receu la lettre de V. A. dudict XVme de ce mois par laquelle V. A. m'escript que, quand au généralat, il dépend' de la volunté du Roy, et pour responce a. icelle j'en ay présentement aussy escript a Sa Majesté, luy remonstrant combien qu'il est necessaire, et V. A. peult bien scavoir qu'il est plus que temps qu:il se face, veu que noz ennemis se meurent de poeur comme V.A. pourrast voir par la copie de la lettre ichy-ioinct' que ung mien amy m'at escript d'Allemaingne.
De Nymmegen ce 2ome d'Octobre 1566.
A Madame.
Als boven IV, f. 338.
275a.
der r^,ChriftMan b'ief Uit DultscUand aan Brimen, waaruit blijkt, dat de zaak
aer Ueuzen aldaar achteruitgaat.
Wolgeporner und edeler graeff, E. G. sein meyne altzeit underthenige unnd willige dienst zuvoran. 5
Genediger her, E. G. jetziger an mich abgegangen schreiben hab ich gestem dato empfangen und inhaltz undertheniglich verstanden. Dangk U. G. deren mir von der Con. Maj. zu Hispanien, meyne genedichsten heren, ankunfft mitgedeleten zeitunge gantz undertheniglich und will van E. G. weiter post, wen Ire Maj. aengekomen ist, erwarten und verneemb nicht gerne das die Guese sich deromassen teglich rotten und stereken und also onknstelich wueten und toben. Godt wirt es straffen, undwirdet kernen guthen ende nemen.
Und soeviell dan anlangt, das E. G. zu wissen begeren, ob auch die Lruese meer ruyter in bewerbunge und in wartgellt haben, dairuf geb



202
BRIEFWISSELING TUSSCHEN MARGARETHA
E. G. ich undertheniglich zu erkennen, das das wairtgelt, so den Guesen dieser lantairt gegeben, sein endt erreichett. Nichtsweiniger werden die guthen gesellen, so bishero im wartgelde gelegen, weiter vertrostet, aber noch zur zeit ist kein weiter geilt gespildet. Es haben aber die Guese ihre kundtschefter an etzlichen ortern in diesen und anderen umbliggenden landen liggen, die verkuntschafften unnd uffwartten, was in diesen landen umblauffet und furhandenn.
Es lesset sich aber ansehen, das der Guese anfangk, diewiell man siehet, das ihr furgeben ungotlich und aufrurisch, geringer werde, dan was redliche leute sein, die kunnen sich ditz- unchnstlich und ufrurich fumemen nicht gefallen lassen.
So haben auch die Rom. Keys. Maj. an die beidenn oberisten, Georg von Holle und Hylmem von Monchusen i), auch etzliche fursten im Reich eyn emstlich schreiben gelangen lassen und befohlen sich von den Guesen abzuthuen und sich ihrer ufruer und ungotlichen handlunghe nicht mit theilharach zu machen, mit weiter vermeldunge, das Ihre Keys. Maj. derselben blutverwanten und freundt, die Koen. Maj. zu Hispanien etc, nicht lassen konne noch wollen, das vielen leuten nicht eyn geringer schregken brenget.
276. 1566 — October 21.
Van Brimeu aan Margaretha. — Hij zendt haar een authentiek afschrift van den brief van Brederode en Culemborg aan Nymegen. De burgemeesters maken bezwaar den oorspronkelijken af te geven.
Hij onderhandelt met den magistraat over het leggen van 200 schutten in de stad, waarvan Z. M. en de stad ieder de helft zullen bezoldigen.
Die van Nymegen hopen Roermond te bewegen hun voorbeeld te volgen.
Hij heeft tegen 3 November afgevaardigden der hoofdsteden opgeroepen om met hen te spreken ovèr herstel der orde zonder geweld.
Madame, Suyvant ce que V. A. m'at commandé, je luy envoie ichy-joinct copie autenticque de la lettre, que les seingneurs de Brederode et Culenborch ont escript a ceulx de ceste ville 2). Les bourgemaistres font difficulté de lesser sortir hors de leurs mains 1'originale, mais je 1'ay veu signée comme il y at dedens ladicte copie; ains sy les signatures sont fausses ou non, je n'en scay riens. Et ne scay céler a. V. A. que le jour devant que je vinsse ichy, le 90 3) y avoit esté et faict tout son debvoir pour persuader le peuple, affin qu'ilz ne me laissassent entrer. Touteffois je suis venu au grand plaisir des bons et ay désia traicté avecq ceulx de la ville que l'on y mectra deux eens harquebouziers pour la tenir a la dévotion du Roy et que la ville payerat la moictié, scavoir ung cent, et le Roy 1'aultre. Parquoy n'ay faict lever pour astheure que cent harquebouziers, encoires que V. A. m'avoit consenty de cent et quattre-vingts. et superséderay avecq les aultres jusques k ce que j'en auray k faire.
1) Vgl. Gachard, Corr. de Phil. II, No. 487.
2) Daar bij den brief van 5 October reeds een afschrift is gevoegd, laat ik dit achterwege.
3) Wie hiermede bedoeld wordt, kan ik niet nagaan; men heeft verzuimd het aan den kant te schrijven.



VAN PARMA EN CHARLES DE BRIMEU.
293
Et prie pourtant trés humblement que V. A. veuille donner ordre qu'il y aye de 1'argent pour les payer, et m'envoier le plus tost qu'il serat possible le „bestellonge" et ,artickelbrieff", comme je luy ay escript 1).
Ceulx du magistrat de ladicte ville disent qu'ilz espèrent tant faire vers ceulx de Remunde, qu'ilz feront le mesme etseréduiront aussy d'eulx mesmes, et puisque les choses sont astheure en sy bon train, j'espère bien de tenir ceste ville en la dévotion du Roy et ay désia mandé les députez des chief-villes de ce pays pour le troisiesme de Novembre prochain pour voir sy l'on pourra mectre par bonté ung bon ordre ès villes qui sont gastées 2). Et en cas que non il y fault aller de la fachon comme j'ay souventefois escript k V. A. Et il me samble que, pour chastier les autbeurs de ces troubles, l'on en aye a. superséder jusques a. ce qu'on le face généralement, et aussy l'on n'a ichy riens attenté pour piller les églises ou briser les imaiges,mais tout y est encoires en son entier, synon que l'on y at presché. Néantmoings je le remects k la discrétion de V. A. pour y ordonner comme il luy samblera convenir.
II fait astheure mauvais en ceste ville pour les Gheulx, car hier pourmenant deux sur le merché avecq des petits platteléts 3) a leurs bonnets, furent tant batus k coups de poing, qu'ilz ne scaviont oü se mectre.
De Nymmegen ce 2ime d'Octobre 1566.
Madame, Encoires que ceste ne soit escript de ma main, sy prie toutefois trés humblement qu'elle ne soit monstré au Conseil. A Madame.
Als boven IV, f. 347.
Z*77* 1566 — October 23.
Van Margaretha aan Brimeu en Ligne. — Antwoord op No. 269. Zij vindt hunne voorstellen wel zeer mooi, maar onuitvoerbaar wegens gebrek aan geld en andere redenen, waarom zij hun gelast in afwachüng van de komst van Z. M. op den tot dus ver gevolgden weg voort te gaan.
Mes cousins, J'ay receu vostre lettre du XVIIme de ce présent mois et par icelle entendu la communication qu'avez eu parensamble, comment se pourroit remédier aux troubles de voz gouvernemens et ce que me représentez la-dessus. Et ayant le tout bièn pesé, me samble bien que la voye que proposez, seroit bien celle, qui pourroit servir k redresser et maintenir les choses aux termes qu'il convient, qui auroit le moyen tant pour faire la
1) Zie No. 274.
2) Zie van Hasselt, Stukken I, No. 53, de uitnoodiging daartoe aan Arnhem door den magistraat van Nymegen d.d. 21 October, waarin behalve van de hoofdsteden ook sprake is van bannerheeren en ridderschap.
3) Hiermede worden waarschijnlijk de bekende geuzenpenningen bedoeld.



294
BRIEFWISSELING TUSSCHEN MARGARETHA
levée des gens que demandez, que de les entretenir, après qu'ilz fussent une fois levez avec tant d'aultres qu'il conviendroit tout soubdain lever a. ceste occasion. Car il fault tenir pour certain que, commenceant k procéder par ceste voye en voz gouvernemens, le feu s'allumeroit tout incontinent en Flandres et partout ailleurs, oü les choses sont altérées, avec assamblée de si grand nombre de gens, comme journellement l'on nous asseure qu'il fauldroit bien grande quantité d'aultres pour y résister allencontre. Mais m'estant du tout impossible de fournir k ceste despence, vous pouvez bien considérer la perplexité, en laquelle je me retrouve a me résouldre a ce que me représentez: et se faisant ceste levée et ne la pouvant payer l'on ne viendroit qu'a 1'avoir procuré pour les ad versair es k tant plus de myne du pays, avec ce qu'il samble peu proufitable de conserver ung coing du pays et mectre en hasard de perdre aultres quartiers, les laissant despourveuz de gens, puysque a tous costelz ne se peult fournir. Par oü je vouldroy que l'on me meit en avant quelques moyens de fournissement a ceste despence, qui, pour vostre demande seulement, seroit si grande, que bien entendez, ne trouvans ceulx, que vous, de Meghem, m'avez naguères mis en avant, prompts ny si prompts qu'il seroit besoing; que lors je pourroy regarder ce que conviendroit faire, vous pouvant asseurer que, pour le regret et desplaisir que j'ay de choses si répugnantes au debvoir, que l'on a envers Dieu et le Roy et la patrie, il n y a chose, que tant je désireroy que de veoir chastier la canaille, les commectans si licentieusement, deshonteusement et séditieusement.
Mais en fin, estant avec ceste impossibilité, je ne voy que vous puisse pour encoires dire aultre chose que de vous vouloir employer a. maintenir les choses par bonnes remonstrances, admonitions, exhortations, inductions, prières et aussy quelques comminations convenables et en cela vous servir de 1'ayde et assistence de ceulx, qui encoires sont bons, tant de la noblesse, bourgeoisie que aultres: ce que vous prie de vouloir faire, faisant a eest effect offices pour scavoir qui sont ces bons, et vous asseurer d'eulx, pour s'employer a repóulsser et résister aux violences et voyes de faict, dont les aultres usent journellement, selon que hier au Conseil il at esté résolu bien de faire par tous gouverneurs, ausquelz et aussy a vous sera escript a celle fin, a. quoy me remectant m'a bien samblé vous debvoir ce pendant dire ce mot, afin que l'on puist par ces et samblables moyens entretenir les choses jusques a ce que le maistre soit icy ou bien que, nous commandant aultre chose, il pourvoye aussy aux moyens requis pour 1'exécution de ses commandemens.
Quant a Jorge van Holl, si l'on n'est asseuré qu'il se vouldroit employer au service de Sa Majesté, je ne vouldroy qu'il allast après se vantant d'en avoir esté requis. Et quand bien il seroit content, si ne pourroy ny vouldroy je entrer a traicter avecques luy sans ordonnance de Sa Majesté, laquelle j'en pourroye advertir pour en tirer son vouloir, si tant fust qu'il y eust certitude que ledict van Holl voullüt se mectre en son service, sur quoy



VAN PARMA EN CHARLES DE BRIMEU.
295
j'attendray de veoir ce que m'en direz, pour selon ce me régler en eest endroict.
Et ce pendant pour fin de ceste je prieray le Créateur etc.
De Bruxelles le XXIIIme jour d'Octobre 1566.
Aux contes de Meghem et d'Aremberghe parensamble 1).
Als boven IV, f, 353.
278. 1566 — October 23.
Van Brimeu aan Margaretha. — Antwoord op No. 271. Het is hoog tijd, dat er een kapitein-generaal worde aangesteld.
Z. M. heeft ook hem over zijne komst geschreven. Brederode en Culemborg verkeeren nog in dezelfde omstandigheden als bij het verzenden van zijnen vorigen brief.
De aanslag op 's Hertogenbosch kan alleen plaats hebben bij vorst of zeer laag water.
Wanneer zij heeft besloten de wapenen op te vatten, zal hij haar komen mededeelen, hoe de Geuzen aan geld komen.
Hij raadt haar het door Hille en TAffaitade gedane aanbod van dienst onvoorwaardelijk aan te nemen.
Madame, J'ay ^ receu la lettre de V. A. du XIXme de ce mois, et quand a ce que V. A. escript du général, je n'y scay plus que dire, mais V. A. se peult bien asseurer qu'il est plus que temps qu'il se face.
Quand a. ce qu'elle me mande de la venue du Roy, Sa Majesté m'at escript le mesme.
Les affaires des seingneurs de Brederode et Culemborch 2) sont encoires en le mesme estat que j'escripvy dernièrement k V.A.
Et quand au moyen de m'impatronir la ville de Bois-le-Ducq, V. A. s'en peult bien tenir pour asseurée, mais il ne seroit point faisable doresnavant en temps de pluie, mais il le fauldroit faire par une gellée ou que les eauwes fussent bien basses. Et prie trés humblement que V. A. n'en parle k personne qui vive, quiconque que ce soit, car 1'entreprinse seroit rompue et serions en dangier de nous faire coupper la gorge en cas que cecy vinst en lumière 3).
Touchant le moien comment les Gheux collectent leur argent, quand V. A. sera résolue d'oster la mascre et prendre les armes, je me trouveray personnellement ou envoieray ung homme confident vers elle pour le luy déclairer et je ne fay point de doubte qu'elle ne le trouverat bon et practicable. Et quand k moy, il me samble que l'on ne doibt point attendre la venue de Sa Majesté, comme je luy ay plusieurs fois escript, et quand nous aurions des gens ensamble, il y at des moyens assez pour recouvrer de 1'argent.
Touchant ce que V. A. escript que le Roy ne veult point que Von convocque les Estatz Généraulx jusques a sa venue, il en aurat
1) Deze brief is medegedeeld door Gachard a. w., blz. 468.
2) Aangeduid door 99 en 89.
3) Tot hier is deze brief uitgegeven door Cuypers van Venhoven a. w., blz. 86.



296
BRIEFWISSELING TUSSCHEN MARGARETHA
des bien faschez et je le tiendray secret, comme V. A. me le commande.
Quand a. ce que V. A. escript que, quand V. A. seroit asseurée que le seingneur de Hille, mon cousin, et 1'Affaytade se auroient ostez de la Ligue et se mectroient au debvoir qu'il convient, elle feroit tous bons offices, affin que le Roy use vers eulx de sa clémence; sy V. A. le veult avoir signé de leurs mains, je luy envoieray, mais il samble par ce que V. A. en escript, qu'elle meet le pardon que le Roy at faict, en doubte, ce que causerat (en cas que V. A. use de ces termes) que beaucop, qui se sont ostez de ladicte Ligue, s'y remectront et feront pis que parravant, par oü je* supplie trés humblement V. A., sy elle le trouve bon, me mander quelque aultre responce, par laquelle ilz se peuvent plus asseurer de leurs personnes; car jem'asseure bien que ledict de Hille at bonne envie de faire service au Roy contre ces Gheulx modernes et tous aultres; la oü, sy V. A. ne 1'asseure aultrement que comme dessus, il sera bien sy saige de ne point attendre la venue du Roy, comme je ne luy vouldroy aussy conseillier.
De Nymmegen ce 23me d'Octobre 1566.
A Madame.
Als boven IV, f. 355.
279. 1566 — October 23.
Van Brimeu aan Margaretha. Antwoord op No. 270. Hij zal niet zonder geleide de steden bezoeken en wil bovendien Nymegen niet verlaten, voordat hij daar garnizoen heeft gelegd, hetgeen hij nog niet kan doen wegens gebrek aan wapenen, waarom hij haar verzoekt die te laten maken.
Hij zendt haar eene ordonnantie van den Nymeegschen magistraat en het formulier van den eed, dien de kettersche burgers moeten doen.
Madame, J'ay receu la lettre de V. A. du XVIIIme de ce mois avecq copie de celle, que V. A. escript a ceulx de Bommel. Et encoires que, les raisons que j'ay escript par mes précédentes, doibvent suffir d'excuse de ne aller par les villes de ce pays, qui sont ainsy révoltées, mal accompaingné, sy esse que ceste basterat davantaige, c'est qu'il n'est conseillable que je habandonne ceste ville jusques y avoir donné ordre en tout et y avoir mis des gens, ce que ne se pourrat faire en dix ou douze jours pour ne pouvoir recouvrer nulle part des armes, par oü seroit bon, comme j'ay escript a Monsieur de Barlaymont, que V. A. en fist faire quelque bonne provision et les faire mectre en quelque ville, dont V. A se tient pour asseurée, et en ces frontières d'Allemaingne, la oü il fauldrat faire les gens en cas de nécessité, soit ichy en ceste ville ou au gouvernement de Monsieur d'Arenberge. J'envoie a. V. A. 1'ordonnance et le serment, que les bourgeois de ceste ville héréticques doibvent faire 1), a. laquelle
1) Uitgegeven bij van Hasselt, Stukken I, No. 51 en 52.



VAN PARMA EN CHARLES DE BRIMEU.
297
je n'ay contredict, pour ce qu'il me samble qu'elle vat assez bien suyvant le temps qui court. Et supplie trés humblement a. V. A. me mander comment elle la trouve.
J'envoie aussy a. V. A. copie auctenticque de la lettre de Monsieur de Culenborch, et quand elle aurat k faire de 1'originale, je la recouvreray bien aussy 1).
De Nymmegen ce 23me d'Octobre 1566.
A Madame.
Als boven IV, f. 357.
280. i566 — October 24.
Van Margaretha aan Brimeu. — Antwoord op No. 275. Zij geeft hem met nadruk te kennen, dat zij in geldverlegenheid is en dat daarom van zijne plannen niets kan komen-. Zij doet hem aan de hand, hoe hij h. i., na Nymegen en Zalt-Bommel tot rust te hebben gebracht, zich van Harderwijk zoude kunnen verzekeren.
Mon cousin, Ma lettre commune a. vous et a. Monsieur d'Aremberghe estoit preste k estre mise au net, quand m'est venue vostre particulière, escripte a. Nymmegen le XXme de ce mois. Et combien que partie du contenu en icelle, mesmement la courtesse de moyens, vient k servir aussy de responce k quelques poinctz de vostre lettre susdicte, touteffois je n'ay voullu délaisser de vous dire dadvantaige et en particulier que, si vous sceussiés bien, comme dictes de scavoir, combien d'argent il y a, vous n'eussiés réplicqué dés la première fois que vous feis entendre le deffault du moyen, auquel je me retrouve, pour soustenir et entretenir grand effort. Et si m'a le Roy préscript ma reigle fort précisément endroict la despence de 1'argent, dont il avoit faict pourveoir icy, laquelle, quelque bien que jusques ores j'aye ensuyvie et Taille entretenant journellement, mesnageant autant que bonnement il m'est possible, si ne scauroye je par la despence que soustenons présentement, faire extendre ledict argent k grand peine que pour tout le mois de Décembre pro* chain. Pensez doncques, je vous prie, quel moyen j'ay de despendre ^ cincquante mille florins, comme me le représentez par vostredicte lettre que dessus; et k la mienne volunté que je fusse fournie d'argent, dont librement je peusse disposer, qu'il n'y a chose, que de meilleure volunté je feisse que de 1'employer pour oeuvre de si bon service que la réduction de ces pays de ma charge en 1'obéissance deue a Dieu et au Roy.
Et oultre cela, quand l'on vouldroit procéder par ces voyes en ung quartier, il fault estre déterminé, prest et avoir les mains nettes pour le faire partout ailleurs, oü le besoing le requiert beaucoup dadvantaige qu'en vostre gouvernement, avec apparence de grand effort; et ne fault commencer que ce ne soit k bon escient; par oü il n'est aussy encoires temps de penser aux
1) Hiermede wordt bedoeld de door mij boven medegedeelde brief aan de Ridderschap van 30 September.



298
BRIEFWISSELING TUSSCHEN MARGARETHA
confiscations a. propos de celle, que dictes se trouveroit de quelque ung en la ville de Harderwyck, en laquelle ville si pouviés entrer par bon moien, sans que les soldats la saccageassent, pillassent ou feissent hostilité, mais seulement pour la réduire en 1'obéissance de Sa Majesté, je suis bien contente que k eest effect levez encoires trois eens harquebusiers pardessus les deux eens, qu'escripvez avoir désia retenu. Mais avant que attenter eest exploict samble que debvriés préallablement mectre en repos la ville de Nymmegen et faire le mesme de celle de Bommel, vous trouvant personnellement la, selon que le vous ay escript, et practicquant que y fussiés appellé par les bons, comme s'est faict audict Nymmegen, et, cela faict, que debvez vous servir de quelques bons et de Nymmegen et de Bommel i) pour induyre les bons de Harderwyck et ailleurs k vous assister aussy k la réduction de leur ville et résistence allencontre les mauvais, s'ilz se meissent a quelques voyes de faict; et procédant ainsy de ville en ville. Et eest appaisement des deux villes serviroit grandement pour faciliter vostre entrée en plusieurs aultres lieux, ayans veu que ne y eussiés procédé que par doulceur k mectre seulement leur républicque en repos et tranquillité k leur propre bien.
Vous avez bien faict d'avoir escript a. Sadicte Majesté, comme le contient vostredicte lettre, mais d'une chose m'a il samblé vous debvoir adviser: qu'il convient bien regarder de point luy faciliter 2) les choses tellement que, y allant k ceste persuasion pour les remédier plus flochement 3) qu'il ne convient, l'on viengne k y rencontrer plus de difficulté que l'on n'avoit estimé, et encourrir quelque notable inconvénient, et aussy que l'on ne viengne a. mouvoir Sa Majesté a. changement de quelque bonne résolution, tant endroict sa venue par deck que aultrement. Et en mon endroict, debvant tenir advertie Sa Majesté de tout ce que passé, je luy feray entendre ce que me mectez en avant et ce que vous y responds, a. ce qu'elle cognoisse k quoy il tient 4), si tout ne se faict qu'il samble pourroit servir en ces troubles.
Au demourant je vous mercie bien des advertences d'Allemaigne, qui sont venues joinctes a. vostredicte lettre; vous requérant de continuer de pareillement me faire scavoir celles, qui vous viendront de temps a. aultre.
De Bruxelles le XXIHIme d'Octobre 1566.
Au conté de Meghem 5).
Als boven IV, f. 365.
1) Daar was inmiddels (23 September) door den magistraat in overleg met de schutten en gilden der stad een godsdienstvrede afgekondigd in afwachting van eene algemeene regeling (van Hasselt, Stukken I, No. 54).
2) als gemakkelijk voorstellen. 3) slap, zonder nadruk.
4) Zie o.a. Gachard, Corr. de Phil. II, No. 498.
5) Deze brief is medegedeeld door Gachard a. w., blz. 470.



VAN PARMA EN CHARLES DE BRIMEU.
299
281. 1566 — October 24.
Van Margaretha aan Brimeu. — Antwoord op No. 276. Zij verheugt zich ten zeerste over den loop der zaken te Nymegen. Het bijeenroepen van afgevaardigden der vier hoofdsteden keurt zij goed. Voor de bestelling der schutten en het geld zal zij zorgen.
Mon cousin, Ceste servira pour, comme par postdate de ma lettre allant aussy joinctement, vous dire qu'elle estoit désia. dressée, quand je receus la vostre du XXIme de ce présent mois et que j'ay eu bien singulier plaisir et contentement d'entendre que les choses a Nymmegen prengnent si bon chemin, comme m'escripvez, dont je ne puys sinon grandement louer Dieu et Le prier qu'il veuille vous assister de Sa gra.ce a. parconduyre les affaires tant illecq que ès aultres lieux de vostre gouvernement comme il convient pour Son service et celluy du Roy, mon seingneur, ce que je suys asseurée ne tiendra a voz bons vouloir, affection, debvoir et diligence, lesquelz fault que continuez de tant plus soigneusement que il est k croire, que les adversaires pour 1'importance de ceste ville de Nymmegen et de la suyte seront aussy tant plus diligens a. faire tous mauvais offices pour la faire recheoir en troubles. Et si vous semblast bon commectre quelque gentilhomme pour en vostre absence de Ik (comme il fault que ailliez aussy ailleurs) avoir regard sur les gens de guerre, qui y demeureront, pour les contenir en meilleure conduycte et aussy pour aulcunement pourveoir aux soubdaines occurrences, je remectz k vous de y commectre le seingneur de Gent 1), qui est icy cognu, ou bien quelque aultre, qui soit Catholicque, affectionné au service du Roy et aussy aggréable a, la ville, ayant trés volontiers entendu que le magistrat illecq se veuille employer k réduire ceulx de la ville de Ruremunde, estant le vray moyen pour petit k petit aller regaignant les aultres villes infectées et troublées, selon que voyez que désia en ma lettre vous propose ce moyen, vous requérant de le practicquer et, si vous samble, d'en S9avoir bon gré audict magistrat de ma part. Je le remectz a vous, trouvant bon que ayez convocqué les députez des quatre chef-villes a. la fin qu'escripvez.
Quant k la punition des autheurs des troubles, si elle ne se peult maintenant faire par le magistrat commodement et sans susciter quelque nouveau trouble, il fault, comme dictes, la remectre a aultre meilleure occasion et commodité.
Et touchant la retenue j'ay ordonné qu'elle soit dressée pour Hc harquebusiers et vous sera envoyée par le premier, ayant pareillement ordonné que l'on regardast sur 1'envoy de 1'argent; vous merciant pour fin de ceste de vostre diligence pour le recouvrement de la copie, qu'est venue joincte a vostredicte lettre.
De Bruxelles le XXIIHme jour d'Octobre 1566.
Au conté de Meghem.
Als boven IV, f. 367.
1) Bi vermoed, dat hiermede wordt bedoeld Willem van Gent, die in Augustus 1567 raadsheer in het Hof van Gelderland is geworden en zich steeds als eenen warmen aanhanger der Brusselsche regeering heeft doen kennen.



3QO
BRIEFWISSELING TUSSCHEN MARGARETHA
282. 1566 — October 25.
Van Brimeu aan Margaretha. — Antwoord op No. 277. Hij zoude gaarne zien, dat in alle steden den burgers een eed als te Nymegen werd opgelegd. Hij weet middelen om aan geld te komen, maar zal die eerst openbaren, nadat de Regentes besloten heeft de wapenen op te vatten.
Te Batenburg gaan de zaken steeds slechter. Men zegt, dat de vrouw hare onderdanen dwingt de kettersche prediking bij te wonen en de onwilligen met boete straft. Twee ritmeesters hebben hem 1000 ruiters aangeboden. Hij vraagt wat hij moet antwoorden. Hij vraagt geld voor de schutten binnen Nymegen en voor den schutmeester. Te Nymegen gaat alles naar wensch: de ketters durven zich niet vertoonen. Daar de Batenburgsche onderdanen telkens komen klagen, vraagt hij vergunning om soldaten derwaarts te zenden ten einde de predikers te vangen.
Madame, J'ay receu la lettre de V. A. escript a Monsieur d'Arenberges et moy et puisqu'elle dict le moyen pour remédier a ces troubles deppendre de la volunté et venue du Roy, je n'y scay plus que dire et en ay aussy escript a Sa Majesté et pouvons ce pendant voir comment les affaires se porteront.
J'ay envoyé a V. A. copie du serment, que l'on faict faire aux bourgeois héréticques en ceste ville, et il me samble qu'il . seroit bon que l'on fist le samblable en toutes aultres villes de ce pays tant aux bons bourgeois que mauvais pour entretenir les affaires en payx et tranquilité jusques a la venue de Sa Majesté ou qu'elle y aurat aultrement ordonné. Touteffois je n'y ay riens volu faire sans premièrement avoir entendu 1'intention de V. A., laquelle je luy supplie trés humblement me vouloir mander incontinent, le plus tost le meilleur, affin que, sy V. A. le trouve bon, je le commence a. practicquer.
Et quand k ce que V. A. escript qu'il n'y auroit point de moyen pour entretenir les gens, qu'il samble audict d'Arenberges et moy qu'il seroit bon de lever, V. A. ne doibt point estre empeschée pour cela, car quand nous aurons une fois des gens ensamble, je scay de moyens assez pour recouvrer de 1'argent, qui sont aultres que ceulx du Conseil et moy avons escript a. V. A. 1), mais je ne suis point d'opinion de les déclairer devant que V. A. soit résolue de prendre les armes et d'oster la mascre k bon escient, et alors je les déclaireray a. V. A., ne faisant point de doubte qu'elle ne les trouverat bon et practicable.
Au surplus je ne scay lesser d'adviser V. A. que les affaires k Batenborch se vont tousjours de pis en pis et que le coustre 2) y est astheure prescheur, et l'on m'a dict — mais je ne le S9ay pour vray; touteffois ceulx, qui me 1'ont dict, sont tant gens de bien qu'il se doibt croire — que Madame de Batenborch faict constraindre ses subjectz d'aller k la presché et faict prendre de ceulx, qui y ne vont point, chascune fois ung fiorin d'or.
J'envoie aussy k V. A. copie d'une lettre, qung, qui j'avois envoié au pays de Hessen, m'at escript, par oü V. A. verrat comment les affaires se portent et que deux ritmaistres, qui ont aussy bien le moien d'avoir de bons gens que quelqung aultre
1) Zie brief No. 264.
2) koster.



VAN PARMA EN CHARLES DE BRIMEU.
30I
en ce pays-la, me présentent service de mille chevaulx. Sy V.A. veult que je les tienne en wartgelt, elle me le pourrat mander et, en cas que non, ce que je leur doibve respondre.
Et prie trés humblement que V. A. veuille donner ordre qu'il y aye de 1'argent pour payer les cent harquebouziers, que j'ay mis dedens ceste ville, et m'envoier la retenue, comme j'ay escript a V. A, tant pour eulx que pour le schuttemaistre, et qu'elle soit antidatée de trois ou quatre jours, car lesdicts harquebouziers sont désia. prins et j'ay débourzé bien deux eens dalers, que j'ay faict donner ausdicts harquebouziers sur la main pour s'entretenir.
Les affaires de ceste ville se portent fort bien et les héréticques ont sy grand peur qu'ilz ne s'osent monstrer, et de ceulx, qui s'estoient enfuyz, n'en sont que dix ou douze revenuz.
Madame, il me fasche doresnavant que les choses vont de ceste fachon. Sy V. A. le trouve conseülable, veu que les pouvres villains du pays de Batenborch se viennent plaindre tous les jours en ceste ville, affin qu'on leur veuille maintenir en leur vielle religion, j'envoieray cincquante harquebouziers audict Batenborch et feray en une nuyct prendre tous les prédicans, dont il y en at trois Calvinistes, et les feray amener ichy pour faire leur procés; ou sy V. A. le trouve mieulx, je les feray tous attacher a ung arbre et après Madame de Batenborch pourra venir disputer de sa jurisdiction.
De Nymmegen ce 25me d'Octobre 1566.
A Madame.
Als boven IV, f. 370.
282a.
Afschrift van een schrijven betreffende de wervingen in Hessen.
Genediger her, Als E. G. mir nach lant zu Heissenn geschickt hat umb niewe zeitonge zu erhoren, soe hab ich dat lant zu Heissen von der eyner stat zu der anderenn durchreiden unnd fleissich umbgehuert unnd anders gheyne neuwe zeitongh in erfaren konnen komen dan das es noch stille is; dan dair legget etzlicke geit bynnen Seigen, dair twee regument von knechten mit aengenomen sullen werden in behoeff der Geuse, soe verre sich die Koninck stonde toe reppen; dan dair seynt etzlicke leute dairumher bespraecken in behueff der jongen heren van Wymmerin 1) und der aberste der jungen heren ist Wilhelm von Grumbach unnd der ander heiss Ernst von Mannersloe.
Oeck habenn dieselbigen heren Alert van Horde unnd Herbert Pladys ilentz baden geschickt unnd dair oick hin gewest, und synt ilentz dair beide affgeverdicht unnd nae Brabant zu gethogenn, dairmit ein quaet vermoeden hebbe, dat se den Geusen zustendich sint. Deses hette E. G. zu Antworp unnd meer anderenn steden zu vernemen. Unnd wann ich nae Weymmeryn ryden solde unnd des in ein klare ehrvaringe komen, soe moste mir U. G. by itzigen bade mer geldes schicken. Ich hedde tergeltz genoech gehat, dan miin klepper hait sich verlangen 2),
1) Weimar?
a) bezeerd.



302
BRIEFWISSELING TUSSCHEN MARGARETHA
dat ich en hebbe moeten staen laeten und eynen anderen kopen.
Oeck die hertzoghen van Brunswigk nemen ihm styftz von Mynden unnd Paterborn unnd Ravenborgh ruyter an.
Als boven IV, f. 372.
282b.
Afschrift van een schrijven betreffende een aanbod om 1000 ruiters ten behoeve van Z. M. te leveren.
Genediger her, Ick kan U. G. nicht bergen, doe ich nae dem lande to Heissen gereiden sy, byn ich up dem weghe gekomen by den heren van dem Hardenbergk und Victor Knippinck, droste zum Hamme; so haben sy mir gefraecht, wes ordes ich hirinne wolde. Soe hab ich se bericht, ich wolde uff Bilvelde unnd etzlich harnes laeten slaen. Soe haben se mich gefraegt, wie das harnes hebben solde. Soe heb ick se berichtet, miin gen. here van Megen solde es hebben. Soe haben se mich gefraget, se hedden gehoirt, die graeve sol dem Koninge etzliche perde zu wegen brengen, off dat soe were; daruff ich se berichtet hebbe, ich weiss dair nicht van, mehr soe die handell fortginge, worde Syner Gen» waell befelheit (?) van den Koninck erlangenn. Unnd so habe sy Ere Lieffden beide van mir begert, ich solde U. G. aenseggen, soe es die Koninck unnd E. G. begerden, soe wolde sy waell ein duesent perde zu wegen brengen, unnd willen thien daegen uff U. G. beiden und begeren, das E. G. aen den heren van Hardenbergh alle bescheit willen weder lassen wissen. Unnd soe E. G. sy by sich begerde, soe wolde ich se beyde waell by E. G. brengen: des hedde my E. G. by yetzigen baden zu schreiben. Und soe E. G. meinde, dat ich nae Wymmeryn ryden solde, soe mostenn E. G. by eynen andern baden ehn alle gelegentheit lassen wissen. Und so Kon. Maj. und E. G. lueden begeren, soe sein se nit beter im lande, und Victor Knippinck hat mir gesagt, ehr habe etzliche bescheit van den Reiche gehat, das sie widder ave (?) unnd sy nu ledich. Als boven IV, f. 373.
283. 1566 — October 26.
Van Margaretha aan Brimeu. — Antwoord op No. 274 en 279. Zij laat het aan hem over al of niet aan de vrouw en den heer van Batenburg te schrijven. Zij licht hare bedoeling ten aanzien van den graaf van Culemborg toe en laat het al of niet schrijven ook aan hem en het Hof over. Zij schrijft over den artikelbrief en de betaling voor de 200 haakschutten. Zij is ingenomen met den Nymeegschen eed en spreekt de hoop uit, dat het nu gelukken zal de rust ook in de andere steden te herstellen.
Mon cousin, Comme par une lettre vostre du XXme de ce mois me dites qu'il samble myeulx de point escripre a la dame et au seingneur de Batenborch, je ne puis délaisser de vous dire encores icy que avez entendu les raisons, pour lesquelles il avoit samblé que leur deussiés escripre. Et néantmoins si vous samble que le changement des choses a Nymmegen, mesmement quand les gens de guerre y seront entrez, ne feriont opérer vostre lettre plus de fruict que les précédentes, je remectz a vous d'en user



VAN JPARMA EN CHARLES DE BRIMEU.
303
comme par communication et advis de ceulx du Conseil vous samblera convenir pour conserver les haulteur et authorité du Roy, mon seingneur.
Ce que l'on vouloit dire touchant le seingneur de Culemborch estoit qu'il a (comme j'entens) quelques seingneuries et villaiges, qui sont de la jurisdiction de Gheldres, a raison desquelz vous luy eussiés peu escripre ce que je disoye lors, si tant est que aussy il y eust gasté les églises. Et encoires que la ville de Culembourgh ne soit que fief de Gheldres, si ne doibt il faire telles innovations par ces desgastz des églises et enchassement des gens d'église, tant au préjudice de Sa Majesté comme son seigneur feudal. Touteffois la. oü aussy il vous samblast et k ceulx du Conseil que ne luy deussiés escripre, je m'en remectz aussy a vous et que lesdicts du Conseil aillent regardant et préparant ce que conviendra pour garder pareillement les droictz et haulteur de Sa Majesté comme duc de Gheldres touchant ledict de Culembourgh, pour s'en pouvoir servir, quand il viendra a propos.
J'ay faict joindre a ceste la retenue pour les 11° harquebusiers, qui est conforme a. toutes aultres de par deca., vous advisant (encoires que tiengs que ne le ignorez) que entre tous les gens de guerre de par deQa, tant celx, qui sont en garnison aux frontières, que ceulx nouvellement levez, la simple paye n'est que de cincq florins. Bien y a il sur une compagnie de deux cent testes quelques surpayes, servans pour le traictement des capitaines et officiers et pour avantager quelques soldatz le méritant, selon le pied que j'ay faict joindre k ceste, a 1'advenant duquel pourrez aussy ordonner de traictement des capitaine et officiers de vosdicts Hc harcquebusiers et de 1'advantaige de ceulx entre eulx, ausquelz il vous samblera le faire, mais la simple paye fault qu'elle demeure tousjours sur lesdicts cincq florins, sans aulcunement 1'excéder, pour la conséquence tant dommageable a. Sadicte Majesté, qui en suyvroit, si l'on en introduisoit une fois haulsement. Quant a. 1'artickelbrieff, vous le pourrez dresser comme vous samblera convenir, trouvant bien qu'ilz promectent de servir comme vostre lettre dudict XXme le porte. Quant k 1'argent, j'ay donné ordre qu'il vous soit envoyé au plus tost.
J'ay veu par les copies, qui sont venues joinctes a vostre lettre du XXIIIme de ce mois, 1'ordonnance et forme de serment, arresté k Nymmegen, pour estre presté par les bourgeois illecq et s'est le tout trouvé trés bon pour le temps qui court, soubhaidant 1) que sur ce pied eussiés appaisé toutes les villes troublées de vostre gouvernement, veüillant espérer que ceulx dudict Nymmegen vous assisteront a. y induire ceulx de Ruremunde et que, cela faict, viendrez facilement k chëff et de Venloe et de Harderwyck et des aultres moindres. Et combien que je ne doubte que, pour vostre affection et zèle au service de Dieu, de Sa Majesté et au bien et repos du pays, vous vous mectrez
1) souhaitant.



3°4
BRIEFWISSELING TUSSCHEN MARGARETHA
en tout debvoir a. eest effect, si n'ay je peu obmectre de vous en prier affectueusement pour importer tant (comme bien compréhendez) au bien des affaires du maistre, que vostre gouvernement se peult quiéter et contenir ainsy en la dêvotion de Sa Majesté, laquelle je vous asseure debvroit le tenir a. bien grand service en vostre endroict.
Et au regard des armes je iray advisant ce que conviendra, vous scachant bon gré de la copie autenticque de la lettre au seingneur de Culembourgh.
De Bruxelles le XXVIme jour d'Octobre 1566.
Au conté de Meghem.
Als boven IV, f. 376.
284. 1566 — October 27.
Van Brimeu aan Margaretha. — Antwoord op No. 280. Hij verklaart niet te hebben gedacht, dat de geldverlegenheid zoo ernstig was. Hij acht beter den aanslag op Harderwijk uit te stellen tot na de bijeenkomst der hoofdsteden op 3 November en geeft den raad wapenen aan te schaffen, opdat men niet verlegen zij, wanneer men die noodig heeft.
Hg heeft de zaken aan Z. M. voorgesteld, zooals zij zijn, «n bovenal op zijne overkomst aangedrongen.
Hij wenscht te vernemen, of de te Doornik en Utrecht door Horne en Oranje op het stuk van den godsdienst gemaakte regelingen hare goedkeuring hebben.
Een predikant van dubbelzinnig karakter wil tegen belooning voor spion spelen.
De" uitgewekene burgers van Nymegen hebben zich om hulp tot de Geuzen gewend, maar geringe hoop gekregen.
Hij doet een middel aan de hand om Harderwijk te krijgen zonder buitengewone onkosten voor Z. M.
Madame, J'ay receu la lettre de V. A. du XXIIIIme de ce mois et pour responce k icelle, quand au premier poinct touchant le deffault du moyen, auquel V. A. se treuve pour soustenir sy grands despens, je me suis fourconté 1) et ne pensois point (veu que les choses sont sy peu remédiées) que l'on eust tant despendu. Dieu pardonne a. ceulx, qui en sont cause, et puisque les voies par moy souventefbis représentez dépendent de la volunté du Roy, comme j'ay désia escript k V. A., je le remectray a sa résolution et V. A. me trouverat tousjours prest k luy faire trés humble service et k elle.
Quand au moien de réduire la ville de Harderwyck en 1'obéissance de Sa Majesté, puisque j'ay mandé les députez des chiefvilles de ce pays pour le 3me de Novembre próchain ichy en ceste ville, pour voir sy l'on pourroit (par bonté) mectre ung ordre général au faict de la religion jusques la venue de Sa Majesté, comme j'ay escript par mes précédentes a. V. A., il me samble qu'il vauldra mieulx, pour attenter 1'exploict contenue en ladicte lettre de V. A., d'attendre jusques a ce que ladicte journée serat tenue, pour voir ce quy serat traicté, et sy l'on n'y faict
1) fait un faux calcul. Ducange i. v. forconter.



VAN PARMA EN CHARLES DE BRIMEU.
305
point de fruict, on le pourra alors mectre en oeuvre et je m'asseure bien de mectre facilement dedens ladicte ville les quatre eens harquebouziers et donneray bien ordre qu'elle ne serat pillée ou saccagée; mais quand a 1'hostilité, je n'en scay riens, car sy les bourgeois offendissent les soldatz, il seroit raisonnablê qu'ilz se deffendissent. Et j'attendray pourtafit encoires a lever lesdicts quatre eens harquebouziers, jusques a. ce que 1'occasion s'offre, que alors je les feray lever pour les employer oü il serat de besoing. Touteffois il samble qu'il seroit fort bon (comme j'ay désia escript a. V. A. et Monsieur de Barlaymont), que l'on fist provision de mille harquebouzes, car l'on ne les s9auroit recouvrer en haste, et sy V. A. le treuve bon, je les recouvreray bien et les feray amener en ceste ville pour les employer oü il serat de besoing, et V. A. les pourrat faire amener a Malines ou en quelque aultre lieu, oü il luy sambleroit bon, en cas que l'on ne les employé point ichy, pour servir de munition, car il y en at assez des gens a recouvrer, mais point des armes.
Quand a la ville de Bommel j'ay entendu que avant-hier les bourgeois illecq sont esté en armes et ont faict ung appoinctement 1), sans que je sache encoires que c'est, mais j'ay envoié ung après pour le scavoir, et sitost que j'en seray certioré, ne lesseray d'en adviser V. A.
Touchant ce que V. A. m'escript et advertit que je ne facilite point les affaires au Roy, comme le plus amplement contient la lettre de V. A., dont elle aurat encoires bien souvenance, je ne luy ay pas faict fort faciles ny aussy sy difficiles, comme pluysieurs le font a V. A., car je scay bien qu'ilz ne le sont point par tel, sy que F on se veuille haster, mais fay escript a Sa Majesté la vraye yérité, affin qu'elle y puisse ordonner, comme elle trouverat convenir et nécessaire, et que en tout événement il fault que Sa Majesté viengne.
Quand aux affaires d'Allemaingne, je n'en ay point aultres nouvelles que celles, que j'ay escript a V. A.
Je suis asseurément adverty que les Gheulx ne collectent point ung gigot en ce pays ny en ceulx de Frize et Overyssele, mais tout ce qu'ilz font, c'est en Flandres, Hollande, a Toumay et la-environ. Et sy V. A. estoit de ceste opinion, il y aurat bien le moien de le leur empescher et oster tout.
Et prie trés humblement k V. A. qu'elle me veuille mander sy elle at autorisé le prince d'Oranges et le conté de Hornes k faire ces ordonnances 2), qu'ilz font au faict de la religion tant a Toumay que a Utrecht, et sy elle 1'aurat pour bon, car en cas que sy, le discours du moyen pour recouvrer Fargent des Gheux
1) Zie het bh' brief No. 280 aangeteekende.
2) Vermoedelijk wordt de regeling bedoeld, die Oranje omschrijft in zijnen brief aan Margaretha van 31 October (Gachard a. w., No. CCCCLXVI).
Margaretha heeft hem op deze vraag niet geantwoord, maar in haar antwoord aan Oranje van 7 November (Gachard No. CCCCLXVII) treffen wij deze woorden aan: „Je ne puis avoir sinon bon contentement de ce que vous avez faict ès affaires a Utrecht, les ayant dépesché comme contiennent vosdictes lettres."
20



3o6
BRIEFWISSELING TUSSCHEN MARGARETHA
pour le Roy, dont fay escript a V. A., seroit par cela fort ditninué.
J'ay trouvé ung prédicant ambidextre, qui presché aussy bien de 1'une fachon que de 1'aultre, et est bien sy vertueulx, qu'il serviroit d'espie et nous pourroit descouvrir beaucop des menées des Gheulx et comment ilz collectent leur argent. Parquoy, sy V. A. y veult employer ung cent dalers, elle m'en pourrat advertir et je le mectray en oeuvre et luy promectray lesdicts cent dalers, sy il discouvre quelque chose d'importance.
Et pour ce que les héréticques, qui sont enfuyz de ceste ville, ont sy grand poeur qu'ilz n'osent reveniret ont perdu tout le coeur, je demeure tousjours opiniastre que, en cas que nous commencions la feste, que V. A. trouverat peu de résistance, et suis asseurément adverty que aulcuns des principaulx bourgemaistres qui sont enfuyz, sont esté vers quelqungs des principaulx Gheulx, qui je ne veulx point nommer, pour scavoir quel secours ilz doibvent attendre, mais 1'espoir, qu'ilz leur ont donné, est sy trés petit, qu'il n'est riens. .
Et pour faire 1'exploict de réduire la ville de Harderwyck, j'ay pensé ung aultre moyen; car devant que la saison vienne, le duc Erich de Brunswyck aurat bien paracheyé ce qu'il at affaire a Woerden, et je pense que alors il me presteroit bien les gens qu'il at la, ou a tout le moings deux eens soldatz et Monsieur d1 Aremberge me pourrat prester encoires cent harquebouziers et pardessus ce pourroie encoires lever les cent harquebouziers, dont V. A. m'escript, ou sy les choses sont allors appaisées en ceste ville, je pourroie sacquer ceulx, quy sont désia, qui serat le nombre complet que j'auray affaire, et avecq ceulx-la. (en cas que les choses ne s'accommodent par bonté) faire ledict exploict sans ultérieure despens du Roy. Et quand la ville seroit réduicte en 1'obéissance de Sa Majesté, on pourroit faire raccoustrer les portes et prendre toute leur artillerie et y lesser seullement cincquante harquebouziers pour la garder et renvoier les aultres chascun a sa chascune.
De Nymmegen ce 27me d'Octobre 1566.
A Madame.
Als boven IV, f. 378.
285. 1566 — October 27.
Van Brimeu aan Margaretha. — Antwoord op No. 281. Die van Roermond hebben niets geantwoord op de vertoogen van den Nymeegschen magistraat. Hij hoopt, dat de besprekingen met de hoofdsteden tot een goed gevolg zullen leiden. Van den heer van Gent zal hij zich bedienen. Hij denkt te Nymegen te overwinteren, waar hij zich veiliger voelt dan te Arnhem. Bestraffing der oproermakers is niet mogelijk, daar zij uit de stad zijn ontweken. Hij besluit den brief met opmerkingen over het bedrag der soldij voor de haakschutten en de „bende d'ordonnance".
Madame, Pour responce a 1'une des lettres de V. A. du 24me de ce mois, quand a. mon allée par les villes, dont V. A. m'escript, j'en ay désia mandé ma résolution a. V. A., par oü n'en diray davantaige.



VAK PARMA EN CHARLES DE BRIMEU.
307
Quand a m'aider de ceulx de Nymmeghen a. réduire ceulx de la ville de Remunde, avant la réception de la lettre de V. A. je 1'avoye désia, faict et aviont lesdicts de Nymmegen a ces fins désia escript k ceulx dudict Remunde, mais ilz ne leur ont riens respondu. J'espère qu'a 1'arrivée de ces quatre 1) chief-villes ilz adviseront quelque bon moyen pour réduire ces choses sans armes; synon j'en ay assez souvent escript du remède k V. A., auquel remède je me remectz.
Quand au seingneur de Gendt, qui est homme Catholicque et affectionné au service du Roy, je m'en serviray en mon absénce pour avoir regard sur les gens de guerre en ceste ville, comme V. A. 1'escript, et en toutes aultres choses qu'il serat de besoing, car il est homme mectable.
Les affaires de ceste ville se portent fort bien, depuis que je suis ichy, et puisque les choses y sont en sy bon train, j'espère que les aultres villes qui sont enfectées, y suy(v)ront, et je parle et practicque journellement avecq la commune de cestedicte ville, laquelle est meryeilleusement bonne, et leur fays grande chère^ pour ce que j'espère qu'elle ferat beaucop de bien k la journée, que j'ay mandé les députez des chief-villes ichy k les induire de faire le mesme comme ilz ont faict. Touteffois aulcuns du magistrat, lesquels ne sont point tous bons, n'en prennent grand plaisir, encoires qu'ilz m'ont promis de faire merveilles, mais moiennant que j'aye ladicte commune a ma dévotion, jene me soucye pas trois patars d'eulx.
Je suis bien aisé d'estre ichy, oü j'espère de hyverner asseurément, car a Arnhem je n'estois point seullement en dangier d'estre chassé "de la maison, mais aussy hors du pnys, et estant ichy je me soucye bien peu de mes ennemis.
Quand a la punition des autheurs des troubles, il n'est point faisable en ceste ville, car ilz s'en sont enfuyz et ne sont pas encoires retournez, et supplie trés humblement que V. A. se veuille résoudre sur le serment, que l'on faict faire aux bourgeois héréticques en ceste ville, que je luy ay envoié, affin que, sy elle le trouve bon, je puisse commencer a. practicquer que le mesme se face ès aultres villes, et s'il ne se peult practicquer ès mauvaises, que au moings il se face ès bonnes, car ce serat ung moyen pour les conserver.
Et supplie aussy trés humblement que V. A. me veuille envoier la retenue et «.l'artickelbrieff " pour les deux eens harquebouziers, comme elle escript, dont j'ay uns cent dedens ceste ville, et lèveray les aultres, quand il sera de besoing, pour les employer oü il serat nécessaire; et aussy donner ordre qu'il y aye de 1'argent pour les payer, car j'entretiens ichy lesdicts cent harquebouziers k mes despens et V. A. scait que moy (estant ung paouvre soldat) ay k faire du peu que j'ay; et que en ledict „artyckelbrieff" soient mis les poincts, que j'ay escript k V. A.
1) In de vorige brieven is steeds sprake van drie en het is ook niet aannemelijk, dat de weerspannige magistraat van Roermond was uitgenoodigd.



3o8
BRIEFWISSELING TUSSCHEN MARGARETHA
Et comme je pense que V. A. veult faire tenir garnison aux bendes d'ordonnance tout 1'hyver, je ne s?ay lesser d'adviser V. A. qu'il leur est impossible de sentretenir sur les dix florins par mois ichy, car j'ay faict la calculation et il n'y a homme d'armes, qui ne despend ung escu par jour, quel bon mesnaige qu'ilz peuvent tenir, parquoy, sy V. A. le trouvoit bon, il me samble que l'on leur pourrat faire tenir garnison de mois en mois, scavoir 1'une moictié ung mois et 1'aultre ung aultre, pour les ung petit soulager. Et prie trés humblement que V. A. me veuille mander comment elle veult que je m'y gouverne, remectant le tout a sa trés prudente discrétion.
J'envoie ichy-joincte copie de la lettre, que ceulx de Harderwyck m'ont escript, estant responce sur celle de V. A., par oü V. A. pourrat cognoistre leurs bonnes voluntez.
Suppliant aussy trés humblement que V. A. veuille envoier de 1'argent pour le schuttemaistre, et on luy fauldrat bien donner au moings cent dalers sur la main pour se équipager.
De Nymmegen ce 27me d'Octobre 1566.
A Madame.
Als boven IV, f. 384.
286. 1566 — October 29.
Van Brimeu aan Margaretha. — Hij weet eenen rijken heer, die bereid is tegen eene goede belooning pogingen te doen om te ontdekken, wanneer de contributiën der Geuzen worden vervoerd, als wanneer men in staat zal zijn zich daarvan meester te maken.
Madame, Comme Monsieur de Berlaymont m'ast mandé que yl ast eu advys que les sectaires sont sommés pour payer leurs contributions, et qu'il me samble que, sy on powoit descouvryr les collecteurs et les trousser avecque 1'argent, ce ne seroit peu de service a Sa Majesté, j'ay trouvé ung gentylhome fort mectable et bien riche, lequel m'ast promys que, en cas que V. A. lui veulle promectre que, après qu'il aurast descouvert ce que desus, que V. A. lui ferast faire quelque bonne mercède de Sa Majesté et que V. A. ne lui scaurast moways gré d'avoir contrefaict 1'hérétique, dont yl playrast a V. A., sy elle le treuve bien, m'envoier ungne lectre de sa mayn syngnée, par oü elle m'auctorise de luy powoir faire ceste promesse, pour ce que désire que l'on ne scache qui yl est, jusques qu'il aye mys ce que desus en exécution. J'asseure V. A. qu'il ast plus de 3000 floryns de rante 1), par oü je supplie V. A. que la promesse de la mercède soit bonne, car yl ne ce 2) souchie de peu de cas et je ne fay doubte qu'il ne ferast ung merveillieux service, sy V. A. se veult servyr de 1'occasion, et que le Roy en porrast pour le moyngs sacquer ung million de floryns.
1) Deze opmerking is uit een economisch oogpunt van eenige waarde. 3) = se.



VAN PARMA EN CHARLES DE BRIMEU.
309
J'ay envoié a. V. A. ung corrier exprès; je la supplie trés humblement le voloir despeschier incontinent; je ne fays doubte que par cestui ycy nous descouvryrons toutes leurs menées.
De Niumeghem ce 29me de October a°. 1566.
Je supplie trés humblement V. A. que, quant elle aurast quelque bonne nouvelle de la venue du Roy, que j'en puisse estre incontinent adverty, pour en powoir encoraigier les bons tant en Alemaingne que par decha.
Als boven IV, f. 389. Geheel eigenhandig.
287. 1566 — October 29.
Van Brimeu aan Margaretha. — Antwoord op No. 283. Hij blijft bij zijn gevoelen ten aanzien van de brieven aan de vrouw van Batenburg en den graaf van Culemborg. Hij dringt aan op het zenden van geld voor de schutten te Nymegen. Hij zal trachten in alle steden ordonnantiën en eeden te doen invoeren als te Nymegen. Die van Roermond zijn uit zijnen naam door hunnen schout gewaarschuwd, maar hebben hem daarop een onvoldoend antwoord doen toekomen. Hem is ter oore gekomen, dat men te Zalt-Bommel eene regeling als te Roermond heeft gemaakt.
Madame, J'ay receu la lettre de V. A. du XXVIme de ce mois, et quand au premiers poincts, touchant la dame et seingneur de Batenborch et le conté de Culenborch, je suis encoires de la mesme opinion, que j'ay dernièrement escript a. V. A., scavoir que, en cas que V. A. ne veult mectre en exécution le chastoye, qu'il vauldrat mieulx que l'on ne leur escripve point. V. A. aurat veu par une mienne précédente mon opinion quand a la dame de Batenborch, sur quoy j'actens sa responce pour m'y gouverner selon ce qu'elle me commanderat. Monsieur de Culenborch n'a point touché aux églises ès pays de Gueldres.
J'ay aussy receu la retenue pour deux eens harquebouziers joincte a. ladicte lettre de V. A. et feray que les cent harquebouziers mis en ceste ville ne cousteront a. 1'advenant du nombre a. beaucop prés aultant que feriont les deux eens testes selon 1'estat, que V. A. m'envoie. Et prie trés humblement que V. A. veuille commander au secrétaire Staremberger qu'il face et m'envoie ung „artickelbrieff", car je ne fay doubte qu'il n'en aye quelqungs des guerres passées, et je feray ce pendant faire ung, qui servirat pour interim, oü je ne obmectray les poincts, que j'ay escript a V. A.
Suppliant aussy trés humblement que V. A. veuiUe donner ordre qu'il y aye de 1'argent pour lesdicts cent harquebouziers, affin que par faulte de ce les choses, qui sont astheure ichy en sy bon train, ne se révoltent, et je les payeroie plustost moy mesme pour le service du Roy.
Je ne lesseray aussy a faire tout mon debvoir pour practicquer que ès villes de ce pays, qui sont enfectées, comme Ruremunde, Harderwyck, Bommel etc., se facent samblables ordonnances et sermens, comme est faict en ceste ville, et au moings, s'il n'est



3i°
BRIEFWISSELING TUSSCHEN MARGARETHA
practicable ès mauvaises, qu'il se face ès bonnes, car ce serat le moien pour les conserver, comme fay désia. escript a. V. A.
Comme V. A. faict difficulté de menasser ceulx de Remunde de perdre leurs privilèges, j'avois mandé vers moy leur escoutette, qu'est fort galant homme et bon Catolicque, et par luy leur faict admonester et remonstrer qu'ilz regardassent d'y donner ordre que les couvents et églises ne fussent pillées, et qu'ilz se feissent quicte du prédicant, ou que aultrement ilz pourroient tomber en grand péril de perdre leurs privilèges et que l'on feroit de leur ville ung villaige. Sur quoy m'ont escript une responce, dont j'envoie a. V. A. icy la copie, et je me doubte qu'ilz ne seront a desmouvoir de leur opinion, sy n'est par force i). Néantmoings je feray tout mon debvoir a. la journée, que j'ay mandé les chiefvilles, a les induire de faire comme l'on at faict ichy en ceste ville, s'il est possible, mais il faict a craindre que l'on n'y fera point de fruict, car il y at plus de héréticques que Catolicques, et il samble que ce qu'ilz ont concluz ensamble, est samblable k ce que at esté faict k Tournay et en Anvers au faict de la religion; et il vault mieulx qu'ilz le facent d'eulx mesmes que non pas de 1'auctorité de V. A. ny de la mienne comme gouverneur de ce pays, car les aultres villes y vouldriont suyvre.
De Nymmegen ce 2gme d'Octobre 1566.^
Depuis ceste escriptes j'ay entendu — mais je ne le scay pour vray — que ceulx de Bommel ont faict ung mesme appoinctement comme ceulx de Remunde.
A Madame.
Als boven IV, f. 391.
287a. Copie.
Antwoord van die van Roermond aan Brimeu naar aanleiding van de hun door den schout overgebrachte waarschuwing. Zij zetten uiteen, dat zij h. i. niets in strijd met de overeenkomst tusschen de Regentes en de Edelen gedaan hebben.
Waelgeboren ind edele, genediger heer, Johan van Cruchten, schoultz, heeft ons in syner wederkumpst in bywesen werckmeisters ind geswaeren tsampt den gedeputierden ind meisteren van den ampten synen durch Ure Gen. en operlachten bevelch mit credentie ind schrifftlicher instruction opt getrouwelichste, ouch mit allen moegelichen ind moentlichs viilfeltighen beneven (?) bericht ind waerschouwinge gans vlitich ind erstlich 2) vuergedragen, mytten intlichen, als van wegen Con. Maj. thoe Hispanien, unses alregenedichsten heeren, gesynnen den fremden, alhir ingefuerten predicanten thoe veriaeten, ouch gein geistelicke personen, cloisteren oft conventen thoe molesteren off zo beschedigen, wairby dese stadt yrer previlegiën niet beroufft ind thoe eynen dorp gemaect wurde, wie in die lengde onnoet waer zo verhalen etc. Unde wiewayl wyr ons eygentlich ind gruntlich ercleert gehadt hebben, dat wir in dem der hoichstgedachte Con. Maj. meynonghe ind bevelch nae tho coemen gemeint, als den predi-
1) Zie Publications XLIV, blz. iao. a) ernstig.



VAN PARMA EN CHARLES DE BRIMEU.
3"
canten mit unseren raidt thoe yerlaeten ind die geistlicheit van allen overval ind schaden thoe versiecheren, waerby dese stadt in eeren ind in esse by yren privelegiën ind vestongen gehanthaifft ind gehalden mucht werden, hebben dannoch werckmeisters ind geswaeren,. die gedeputeerden mitten meisteren van den ampten van wegen gemeine burgers ind ingesetenen, die derhalven mit verslaetene stadtpoirten gemeinlich vergadert geweest, vuer antwoirt gegeven, als dat sy by den tween verdregen eygentlich thoe halden ind thoe bliven geslaeten weren: vuer eins, dat sy mit ons scoults, borgemeisters, schepenen ind raet verdragen, welch yn ouch schriftlich tuegestaedt, dat sy gheine gèistliche personen noch derselviger kercken, cloisteren off conventen thoe perturbieren off thoe beschedigen understaen solden, welch sy noch alsoe thoe underhalden wail verboirgen solden willen; dairteghen sy ouch van derselviger geistlicheiden onberoepen ind ongescuret i) gehalden solden werden;
then anderen, dat der durchluchtiger, hoichgeboimer furstinne, der hertoeginnen thoe Parma etc., unser genediger vrouwen, scriven aen dese stadt vermeldende were, als dat Yre F. G. mitten Nederlenschen edelluyden dermaite verdragen, wahr die nyhe predicanten weren, daerselffs solden die verbliven, ind waer .dieselvige niet weren, solden sy niet ingefuerth noch gestadet werden. Diewile dan die predicatie bynnen deser stadt gehalden geweest, ehr und toebefoeren hoichgedachter hertoeginnen bevelchschriften alhier aengekomen, verhaepen sy den predicanten alhier myt genaeden toe sollen moegen halden gelich in andere Con. Maj. Erffnederlanden, edoch hoichgedachte Con. Maj., yrenalregenedichsten heren, aen Yre Con. Maj. eheren, hoicheit ind gerechticheit onaffgenomen, diewyle sy by Yre Con. Maj. als dye hóige overicheit, soe yn van Godt den almechtigen tuegefueght, als guede, gehoirsame ind getrouwe onderdaenen liiff, leven, gueth ind bloit dair toe strecken altiit guetwillich ind bereit sullen erfonden werden, myt onderdenigen ind dienstlichen bidden ind begeren, dat yre eherstèlich 2) vuernemen, dairyn yrer sellen 3) heil ind salicheit gelegen, nyet verhindert noch benaemen, sonder vuelmer myt hoichster genaeden moege vergont ind tuegelaeten werden. Sulcx aen den almechtigen God thoe verbidden, ouch yres vermoegens thoe verschulden willen sy altiit gefleten 4) siin jegen Ure Gen., die Got, der Heer, wailfairende gefristen wil.
Gegeven den XXVIIsten Octobris, a°. etc. LXVI.
Als boven IV, f. 387.
288. 1566 — October 30.
Van Brimeu aan Margaretha. — Ten verzoeke van den bisschop van Osnabrück, die gekozen is tot bisschop van Munster, verzoekt hij haar bij den Paus aan te dringen op spoedige bevestiging dier keus en den Koning te verzoeken hetzelfde te doen. De bisschop is in de gelegenheid om aan Z. M. belangrijke diensten te bewijzen.
Madame, Monseigneur 1'évesque d'Osenbrugge m'at présentement escript qu'il at esté le 26me de ce mois fort unanimement esleu évesque de Munster et que je volsisse prier V. A. qu'elle veuille en sa faveur escripre a. nostre Sainct Père le
1) ongehinderd. Zie Lubben i. v. ungeschoret.
2) ernstig. 3) zielen.
4) Deelwoord van v 1 i t e n = streven, zich beijveren. Zie Lobben i. v.



312
BRIEFWISSELING TUSSCHEN MARGARETHA
Pape et prier Sa Sainteté que au regard des troubles qui sont maintenant ès Pays-Bas et qui commencent désia audit éveschié de Munster, par lesquelz il pourroit endurer des grandz dommaiges, a. quoy l'on ne pourrat aisément remédier, estant ledit éveschié despourveu d'évesque, que Sa Sainteté luy en veuille octroyer la confirmation endedens le plus brief temps qu'il serat possible. Et comme doncques V. A. scait quelle affection il porte au service de Sa Majesté, prie trés humblement V. A. qu'elle le veuille faire et aussy faire tous bons offices vers le Roy (a qui il me semble qu'il escript aussy présentement a. ceste fin) que Sa Majesté face le mesme; affin qu'il aye tant plus d'occasion de continuer en ladite bonne affection, car il a bien le moyen de faire grand service a. Sa Majesté, principalement en ce temps-cy.
De Nymmegen ce 3ome d'Octobre 1566.
A Madame.
Papiers d'Etat et de PAudience (Archives Générales du Royaume de Belgique), Reg. No. 241.
289. 1566 — October 31.
Van Margaretha aan Brimeu. — Antwoord op No. 282, 284 en 286. De vrouw van Batenburg is verantwoordelijk aan Z. M. voor betgeen in hare heerlijkheid voorvalt, maar alvorens iets te ondernemen moet hij onderzoeken, of daar al dan niet vóór het verdrag met de Edelen gepredikt is; zoo niet, dan moet hij krachtig optreden. Hij mag den predikant en den heer eene goede belooning toezeggen.
Mon cousin, Ce que je vous diray en responce a, vostre lettre du XXVme de ce présent mois sera que l'on a délibéré en Conseil sur ce que mectez en avant quant a. envoyer cincquante harquebusiers a. Batenborgh pour appréhender les prescheurs et leur faire leur procés a. Nymmegen ou bien les faire attacher a. ung arbre, et s'est considéré en eest endroict, que nonobstant que la dame dudict Batenborgh prétendt avoir seule la jurisdiction ordinaire en icelle seingneurie, que néantmoings elle doibt bien respondre de ce que se y faict, dont affiert k la supériorité, qu'ilz appellent „lantfurstelycke overicheyt", qui notoirement et indubitablement est le Roy, mon seingneur, comme duc de Gheldres, d'avoir cognoissance, comme sont ces nouvellitez par les presches, desgastz et spoliations des églises, brisemens des images et choses samblables, estans contre les anciennes et universelles coustumes, usages et observances et contre le vouloir de Sa Majesté et tant scandaleuses et perturbans la tranquillité de 1'universel pays, et que partant, ne se remédiant point par ladicte dame a. ces désordres et scandales, qui se commectent en sadicte seingneurie en eest endroict, il compète a. Sadicte Majesté ou son gouverneur en son lieu de y pourveoir par main souveraine. Toutesfois pour retrancher toutes justes causes de calumnie, comme au temps qui court, l'on est facile de s'attacher a. la moindre occasion, et que scavez que de vous l'on la prendroit plustost que d'aultre, il a samblé qu'en ce cas il fault aller



VAN PARMA EN CHARLES DE BRIMEU.
313
circumspectement et le plus justiffiément allencontre des calumnies que faire se peult, et partant vous informer au préallable bien et deuement si devant 1'accord, faict avec les gentilzhommes confédérez, il s'est presché audict Batenborch ou point, pour en cas que ouy vous y reigler selon ledict accord, sans aulcunement y contrevenir, et en cas que non empescher lesdicts presches par tous moiens convenables, appréhension des prescheurs et leur chastoy par voye de justice, confortée de main forte, si besoing est; communicquant premièrement sur tout avec ceulx du Conseil en Gheldres.
La retenue pour le schutmaistre va joincte a. ceste et va l'on apprestant 1'argent pour luy et voz harquebuziers, qui vous sera envoyé au plus tost.
De Bruxelles le dernier jour d'Octobre 1566.
Post date.
En responce k vostre lettre du XXVIIme de ce présent mois et une aultre du XXIXme de vostre main je vous diray que, si le gentilhomme, dont escripvez, faict le service mentionné par ceste vostre dernière, ce sera ung fort grand service et le pouvez bien asseurer de ma part que, sortant effect, sera recognu de sorte que luy mesme dira en avoir contentement, et que des ruses et stratagèmes, qu'il usera a. eest effect selon qu'escripvez, je ne soys pour 1'en reprendre.
Et au regard du prédicant ambidextre, dont faictes mention par la première lettre, vous pareillement luy promectrez les cent dallers, s'il descouvre chose d'importance.
Au conté de Meghem.
Correspondance de Giicldrc et Zutphen IV, f. 393 1).
290. 1566 — November 4.
Van Brimeu aan Margaretha. — Hij heeft den afgevaardigden dezer landen op hun verzoek eenen aanbevelingsbrief gegeven.
Madame, Comme j'avois dernièrement escript a. V. A. que les députez de ces pays avoient esté vers moy demander la lettre de recommandation 2), n'ay sceu lesser de la leur bailler,
1) Het gedeelte over Batenburg is afgedrukt bij Cuypers van Velthoven a. w., blz. 88.
a) De afgevaardigden der Landschap, overwegende, dat het ten zeerste noodig was, „in desen gefaerlicken tyden einige middelen tho bedencken die onderdanen deses Furstendoms ende Grefschaps sonder commotie ende oproericheit in enicheit to behalden, totdat eyn generael ordinantie by Con. Maj., onsen alregencdichstcn heren ende lantfursten, in der religion opgericht ende gemaeckt ziin sal," besloten op 4 November eenigen uit hun midden, n.1. den afgevaardigde van den graaf van den Berg, Derck van Lynden van Hemmen, Wilhem van Merwick en Cornelis van Wese, naar Brussel te zenden om van de Regentes vergunning te vragen tot het uitschrijven van eenen landdag (van Hasselt, Stukken I, No. 55).
Aan het slot staat: „Dat originacl, besegeit, mit des Stathelders vorschrift heft die heer van Hymmen ontfangen den XII Novembris ende dairmit is Siin L. gereyst van Nymegen op Brussel".



3.14
BRIEFWISSELING TUSSCHEN MARGARETHA
et prie trés humblement qu'elle y veuille ordonner comme elle trouverat pour le service du Roy et le sien convenir.
De Nymmegen ce 4me de Novembre 1566.
A Madame.
Als boven IV, f. 398.
291. 1566 — November 5.
Van Brimeu aan Margaretha. — In plaats van afgevaardigden der hoofdsteden zijn die van bannerheeren, ridderschap en steden te Nymegen verschenen en hebben aangedrongen op het uitschrijven van eenen landdag ter voorloopige regeling der godsdienstaangelegenheden. Hij heeft hen naar de Regentes verwezen en raadt deze aan hen, die te Brussel zullen komen, aan den praat te hoüden. Volgen berichten over wervingen in Duitschland. De heer van Batenburg heeft den afgevaardigden doen mededeelen, dat hij zeer ontstemd is over het prediken enz. in zijne heerlijkheid.
Madame, Comme j'avois dernièrement escript a V. A. que ceulx de ceste ville avoient mandez pour le jour d'hier les chiefvilles de ce pays pour adviser de mectre quelque bon ordre au faict de la religion ès villes qui sont enfectées de hérésie, ysont aussy venuz les députez de la pluspart des aultres villes et des barons et de la noblesse et m'ont arrière requis, affin que je vousisse assambler les Estats Généraulx de ce pays sur ce faict, sur quoy je leur ay respondu ce que V. A. m'at escript par une sienne, sgavoir que, puisque l'on estoit après pour mectre ung ordre général en tous les pays sur ce faict de la religion, qu'ilz scavoient bien avoir patience jusques a. ce que cela fust faict, et qu'ilz ne s'en debvoient douloir, veu qu'ilz n'estoient chargés de rinquisition ny des placcars, et qu'ilz jouyroient de la mesme liberté que serat accordé aux aultres pays. Néantmoings ilz ont nonobstant tout cecy persisté, m'allégant plusieurs raisons, qui ne relévent pas beaucop. Sur quoy je leur ay dict que je ne le scauroye faire sans préallable charge de V. A. et que, s'ilz vouloient, j'en escripverois voluntiers a V. A. Et m'ont demandé la-dessus lettres de recommandation et dict qu'ilz envoieront quelqu'ungs vers V. A. pour le solliciter, lesquelles je ne leur ay peu refuser, et il samble au Chancellier et aulcuns du Conseil, qui j'avois mandé ichy, et a. moy qu'il n'est pas duisable qu'on le leur accorde. Car selon que nous sommes appercheulx 1) de leurs humeurs, il en sortiroit plus de mal que de bien, et qu'il n'y a meilleure défaicte (a. trés humble correction de V. A.) sinon qu'elle responde aux députez quy viendront, que de assembier les Estats Généraulx sur le faict de la religion est une chose inusitée ny jamais veue en ce pays de Gueldres et que pourtant V. A. ne vouldroit riens innover en cecy sans préallablement en advertir Sa Majesté, et devant que cela et la convocation des Estats scauroit estre faicte, j'espère que Sa Majesté sera par decha, et avecq cela V. A. les pourrat tenir en suspens sy lon-
1) bekend met, op de hoogte van.



VAN PARMA EN CHARLES DE BRIMEU.
315
guement qu'il luy plairat et jusques a. ladicte venue de Sa Majesté. Dont n'ay volu lesser d'adviser V. A. devant que leur donner lesdictes lettres de recommandation, affin qu'elle délibère tant plus meurement qu'elle aurat k respondre aux députez, quand ilz y viendront. Je scay asseurément que les députez, qui furent hier ichy, firent de grandes répréhensions a ceulx, qui ont des prédicants. Aulcuns ont dict de se vouloir amender, les aultres sont demeuré obstinez. L'on verrat ce qu'en suyrat.
Chascun, k qui je parle des affaires de Remunde, disent que j'ay escript le vray remède k V. A., et süis pourtant bien esbahy a. quoy il tient qu'elle ne s'y résolve, car quand ladicte ville seroit réduite, les aultres y prendroient bien exemple.
Je suis adverty d'ung amy que ung, qui s'appelle Effeldt, gentilhomme Franchois ou Walon, seroit k Soust avecq force escuz k soleil 1) et qu'il y prend force gens, tant k pied que a. cheval, disant que c'est pour le service du Roy. J'ay envoié quelqung après pour en scavoir la vérité et j'advcrtiray d'ichy a, cincq ou six jours V. A. de ce quy passé. Et prie trés humblement qu'elle me veuille mander sy elle a donné charge a. quelqung de lever des gens en ce quartier-la.
Monsieur de Batenborch at envoié ung gentilhomme versies députez, qui furent hier ichy, (pour) faire fort ses excuses que ces désordres des prédicants et rompemens des imaiges, quy sont advenuz, ne sont point faict de son consentement et qu'il en est fort marry. Je dys a Batenborch.
De Nymmegen ce 5me de Novembre 1566.
A Madame.
Als boven IV, f. 404.
292. 1566 — November 9.
Van Brimeu aan Margaretha. — Antwoord op eenen niet aanwezigen. Hij verzoekt hem te verontschuldigen, wanneer hij niet voldoet aan de oproeping om te Brussel te komen, en dringt aan op betaling van de 100 schutten, die te Nymegen liggen.
Madame, J'ay receu la lettre de V. A. 2), par laquelle elle me commande de venir par la poste k Bruxelles, dont supplie trés humblement V. A. me vouloir tenir pour excusé, pour ce que crains de faire faulte en ce pays. Et sy V. A. (sur ce que je luy ay faict déclairer par le conseillier Coebel) faict scrupule en quelque poinct, s'il luy plaist m'escripre ou m'envoier quelque homme confident, j'espère luy en donner satisfaction.
On nous menasse de venir demain prescher ung quart de lieue d'ichy. S'ilz y viennent, j'espère qu'ilz seront receuz. Et prie aussy trés humblement que V. A. veuille envoier de 1'argent
1) zonnekronen.
a) Deze is niet aanwezig.



3i6
BRIEFWISSELING TUSSCHEN MARGARETHA
pour payer les cent harquebouziers, que j'ay mis en ceste ville, comme je luy ay souventefois escript, et députer quelque commissaire pour les passer monstre.
De Nymmegen ce ome de Novembre 1566.
A Madame.
Als boven IV, f. 407.
293. 1566 — November 9.
Van Brimeu aan Margaretha. — Antwoord op eenen niet aanwezigen. Hij heeft voldaan aan het bevel ten aanzien van de hertogin-weduwe van Gelre. Moet hij haar helpen, dan zijn daartoe soldaten en geld noodig. De heer, die als spion onder de Geuzen is gegaan, is nog niet teruggekeerd.
Madame, Pour respondre a. la lettre de V. A. du VIme de ce mois 1), j'ay désia. faict touchant Madame la duchesse de Gueldres ce que V. A. me commande, mais sy d'aventure elle me venoit a demander secours, prie trés humblement que V. A. me veuille mander, en quelle manière qu'elle veult qu'on le face, car il ne se spauroit faire sans gens ou argent. Parquoy, en cas que V. A. veult que je la secoure, seroit bon qu'elle m'envoiast quelque provision d'argent en cas de nécessité.
Quand a ce que V. A. attend de scaVoir de moy les particularitez comment les Gheulx collectent leur argent, le gentilhomme, qui j'ay envoié dehors, n'est point encoires la. et sera bien encoires quinze jours devant que j'en auray novelles. J'ay aussy envoié quelqung en Hollande pour voir comment les choses s'y passent, et quand je seray du tout bien informé, ne lesseray d'en adviser incontinent V. A.
Touchant la signature de mon cousin de Hylle et l'Affatady, elle est désia. en chemin et 1'ay envoié par homme exprès.
De Nymmegen le 9me de Novembre 1566.
A Madame.
Als boven IV, f. 409.
294. 1566 — November 12.
Van Brimeu aan Margaretha. — Deze brief handelt in hoofdzaak over wervingen in het buitenland en zijnen geldnood. Hij raadt haar aan niet te doen wat de afgevaardigden der Landschap haar zullen vragen.
Madame, Comme Monsieur de Barlaymont m'avoit escript que Monsieur d'Arenberge avoit faict adventence a, V. A. qu'il y avoit force gens de guerre, qui s'assembliont, nommément force ritmaistres, desquelz j'ay eu a. ce matin asseurées novelles que leur wartgelt est du tout failly, dont n'ay volu lesser d'en advertir V. A.
Et suyvant ce que j'avois escript a. icelle il y at quelque
1) Deze is niet aanwezig.



VAN PARMA EN CHARLES DE BRIMEU.
317
temps qu'il y en avoit eu trois en Anvers, scavoir Alard van Heurt, Herbert Pladis et le nis de Frans yan Bolswin, et que j'avois envoié après pour scavoir quelle estoit leur entreprinse: ledict Frans van Bolswin est demeuré en sa maison, se plaindant bien fort qu'il avoit retenu force gens sur la parolle des principaulx Gheulx et qu'il avoit despendu beaucop d'argent et qu'il n'avoit point receu du wartgelt. Les aultres deux sont esté vers le duc de Wimar et sont retournez a leurs maisons et depuis cincq ou six jours sont rallez une aultre fois vers ledict duc, mais il n'y a point de novelles d'argent. Je donneray ordre a. leur retour, que je seray adverty de ce qu'ilz feront.
V. A. feroit fort bien .(a trés humble correction), comme désia. j'ay escript a Monsieur de Barlaymont, de envoier quelqung sur le chemin d'Hongrie pour scavoir avecq quelle compaingnie retourne le conté Swartzenbergh, car il n'y at aultre craincte que de la pour le présent.
De ces costez ichy il n'y ' a personne, comme V. A. peult plus amplement voir par une lettre, qung m'at présentement escript, laquelle j'envoie ichy-joincte.
Sy V. A. veult que je luy face plus d'advertences, il est nécessaire qu'elle me face pourveoir de 1'argent, car j'ay despendu environ trois eens escus du mien, espérant que le receveur de ces pays me les payeroit, mais il dict qu'il n'a point d'argent. Aussy, comme j'ay escript, il plaira a V. A. donner ordre qu'il y en aye pour payer les harquebouziers et soldatz, qui sont mis en ceste ville et sur la maison van der Schulenborch, car je les entretiens tous k mes despens. Et prie trés humblement que V. A. me veuille mander sur ce son intention, car sy elle veult que j'en débourze encoires, que au moings j'aye assignation oü je le puisse recouvrer. Monsieur de Grobbendoncq 1) at ichy ès mains du receveur environ dix-huit eens florins. Sy V. A. scavoit quelque moien pour luy contenter la, ilz viendroient bien a propos pour payer lesdicts harquebouziers et tout ce que dessus.
Tout ce que j'ay despendu pour avoir des advertences depuis le commencement jusques astheure monte environ k quatre eens escus, dont ledict receveur ne m'a rembourzé que ung cent.
Les députez de ce pays sont esté a. ce matin vers moy pour avoir la lettre de recommandation, dont j'ay escript a. V. A. Je leur ay dict qu'ilz auront 1'aller pour le venir. Et il n'est conseillable k V. A. de 1'accorder, car sy elle le faict, ilz vouldroient introduire la confession d'Ausbourgh, a ce que je suis adverty, et il fault que ce soit une raige, car pour ung Confessioniste, qu'il y at au pays, il y en at vingt Calvinistes allencontre, mais ils se vouldroient couvrir de ce manteau, pour tant plus facilement avoir secours d'Allemaingne 2).
I) Schetz.
a) Zie over de pogingen om eene toenadering tusschen Lutherschen en Calvinisten tot stand te brengen Gachard a. w. II, blz. XCIX; Fruin, Verspr. Geschr. I, blz. 436, en in verband met deze bewering van Brimeu Groen a. w. II, No. CCXXXVII en CCXLVI, en Fruin, Verspr. Geschr. I, blz. 430.



3i8
BRIEFWISSELING TUSSCHEN MARGARETHA
Monsieur d'Arenberge m'a escript qu'il a faict ses excuses vers V. A. pour ne point aller a Bruxelles, par oü j'espère et supplie trés humblement V. A. qu'elle veuille accepter les miennes de tant meilleure part, car il ne duist point pour beaucop des respects.
J'avois aussy escript a V. A. que j'avois envoié a. Soust pour voir s'il y faisoit quelque assemblée suyvant ce que l'on m'avoit escript, encoires que je ne le croye point. Mon homme n'est point encoires revenu, mais je 1'attens de heure a aultre et sitost qu'il sera arrivé, ne failleray d'advertir V. A. de ce qu'y passé.
De Nymmegen ce urne de Novembre 1566. A Madame.
En serrant ceste celluy, qui j'avois envoié a Soust, est revenu et m'a faict rapport qu'il n'y a personne.
Als boven IV, f. 411.
294a.
Van Lulof van Goer aan Brimeu, bevattende mededeelingen over het mislukken van de wervingen voor de Geuzen.
Edell unnd wolgeporner, genediger her, Euwer Genaden sy mein verplicht, underthenich, bereyt, willich diensth alzeit erpotten.
Demnach kan ich E. G. untherthenich nit verhaltenn, soe E. G. myr am jungstenn in bephell geven, ick soll doch mich erkundigen, off ouch der rittmeister Weisterholth 1) wider warthgelt uthgebe; sy dannochE. G. bephell soevoll moegelich nachkommen, hebbe aversth nichts gewisses konnen erfaerenn, dwile derselver Westerholth-nicht anheimss was. Isth aber en verledden Fridach, welcher isth der 8. Novembris, mein broder titlich den morgen by mich der Borchgraffen ankommen und mich van E. G. angegebenn, ich soll doch E. G. dorich mynen broder doen verstendigen, dairuff ick folgens Satersdach ussgerèden, alle dingenn mit waerheit to vernemen, soedat der vurg. Weisterholth sein rutter abgedanckt, ouch gheine wider vertroestungh gegeben, dan woltenn se sich eyn twiehe ader drie 2) verhaltenn, wurde er, Weisterholth, villicht ein widerbephell krygenn, aber nicht gesacht van wilchenn herenn. Weeth ouch eigentlich woll, genediger her, das er van mynen G. H. kurffursten vann Collenn soe ein bephell kregen hefft, soe lyeff em Siin Koerfurstliche Genade isth, sich sulchs dienst to erleddigen, ader S. G. wirt anders mit em vumemen.
Vann den anderen rithmeisteren kann ich E. G nicht gewisses toschribenn, diewile sie thien ader twelff milenn weges van mirgesethenn synt, dann sie werdenn uff dessen Martini oir bescheit krigenn, soe sie widers warthgelt erlangenn konnenn. Solchs moechten E. G. erkundigen laessen. Mach E. G. ouch nich verhaltenn, wie graeff Joesth van Schouwenr borch gar swerlich kranck isth, und men versieth sich nit tot gheine-
1) Herman van Westerholt tzu Westerholt. Vgl, Groen, Archives II, blz. ao6, 256; Gachard, Corresp. de Philippe II, dl. I, No. 490.
2) Waarschijnlijk is het woord weken vergeten.



VAN PARMA EN CHARLES DE BRIMEU.
319
verbetterungh. Dat aber S. G. unser widderdeill sein soll, gebe ick kein gelobenn.
Unnd E. G. moegen jegenwordigen baden tofreden stellcnn. Mit bephellungh des almechtigen Godtz, die E. G. in langer regirungh und walfarth erhaltenn will.
Datum Borchgraffen den 10. Novembris, anno 66.
Ewer Gnaden denstwylliger und gehorsamer
LULOF VAN GOER.
Den edelenn etc. Karllh van Brimeu, . graffen to Megen etc.
Als boven IV, f. 413.
295. 1566 — November 12.
Van Margaretha aan Brimeu. — Antwoord op No. 393. Zij herhaalt haar verzoek om te Brussel te komen. Is hem zulks bepaald ondoenlijk, dan moet hij in cijferschrift of bij monde van eenen vertrouwden persoon mededeelen, welke vrucht hij verwacht van een krachtig optreden. Het geld voor de schutten ligt gereed.
Mon cousin, J'ay veu 1'excuse, que par vostre lettre du LXme de ce mois faictes de venir ung tour jusques icy, selon que le vous avoy mandé par une mienne précédente, par laquelle avez peu recognoistre et entendre la cause, qui me mouvoit vous appeller, laquelle estant pour affaire si important, méritant bien, voires exigeant nécessairement communication verbale, si l'on doibt bien entendre les fondemens, motifs, responces, réplicques, duplicques et solutions des argumens et difficultez occurrans de ceste et aultre, ce que tout ne se peult bonnement ainsy faire par lettre ny aussy si bien par envoy de personne, qu'en présence; cela me faict encoires vous requérir que, si sans danger de futur inconvénient en vostre gouvernement, entre si peu de jours que pourrez séjourner par deca., y puissiés venir, le veuillez faire au plus tost; quand que non, m'escripre par la cyffre ou bien me faire entendre par quelque ung confident bien particulièrement, quel effect et fruict penseriés faire par la force que demandez, et toute aultre chose, que voulez dire en eest endroict, pour, 1'ayant oy, y adviser après plus avant, veuillant espérer que touchant vostre personne n'y a danger, pouvant passer par dehors Bois-le-Ducq.
Quant k 1'argent pour voz harquebusiers, il part demain, selon que 1'a dict 1'homme du trésorier des guerres, qui 1'a entre mains dors Sabmedy dernier passé. Pour la monstre desquelz harquebusiers et pour en signer le rolle a. 1'acquit dudict trésorier des guerres, comme appartient, pourrez commectre quelque gentilhomme, que adviserez a. propos, lequel je authorize a ce par ceste, laquelle je finiray en priant le Créateur etc.
De Bruxelles le XLTme jour de Novembre 1566.
Au conté de Meghem.
Als boven IV, f. 413.



320
BRIEFWISSELING TUSSCHEN MARGARETHA
296. 1566 — November 13.
Van Margaretha aan Brimeu. — Antwoord op No. 293. Hij dient zelf te weten, hoe hij met de hem ten dienste staande middelen de hertogin-weduwe kan helpen. Zij verlangt zeer naar bericht aangaande de wijze, waarop de Geuzen aan geld komen.
Mon cousin, J'ay quant a vostre lettre du VIHme 1) de ce présent mois receu la signature de Jean de Hille et Cosmo della Affaytade, lesquelz, s'offrant Occasion, j'auray pour recommandez suyvant que le vous ay précédentement escript 2).
Quant a, ce que par aultre lettre du IXme de cedict mois désirez d'estre adverti, en quelle manière aurez a. secourir la ducesse douagière de Gheldres en cas qu'elle venoit a le vous demander, certes, mon cousin, me samble qu'en cela vous mesmes debvez vous adviser de quelque moyen, puisqu'avez la. vostre compaignie d'hommes d'armes et que vous ay accordé les II0 harquebusiers et avec ce le schutmaistre, si que de cecy ne vous en spauroy présentement dire aultre chose, attendant avec désir d'entendre les particularitez de la collectation» des deniers, mentionnée en ceste vostre dernière lettre, au retour du gentilhomme absent et quand serez du tout bien informé, comme 1'escripvez que vouldrez faire.
De Bruxelles le XlIIme jour de Novembre 1566.
Au conté de Meghem.
Als boven IV, f. 416.
297. 1566 — November 17.
Van Margaretha aan Brimeu. — Antwoord op No. 292 en 294. Zij dankt voor de mededeelingen en zegt zelve berichten te hebben ontvangen, die de zaak minder gunstig voorstellen. Zij neemt zijn wegblijven voor lief.
Mon cousin, J'ay receu vostre lettre du Xllme de ce présent mois et par icelle veu les continuelles diligences que faictes pour estre adverti de ce qui passé du costé d'Allemaigne, dont vous mercie d'affection, estant chose, laquelle ne fault intermectre, puis cognoissez combien il importe spavoir continuellement les conduictes des adversaires. Et a. ce que puissiés avoir tant meilleur moyen de le faire, j'ay donné ordre vers ceulx des Finances que soyez incontinent rembourssé des IHC escuz, qu'escripvez y avoir mis; et me disent que le serez de bien brieff. Et combien qu'escripvez voz advertences porter le „waertghelt" estre de tout failly, si me vient il toutesfois adverti d'aultre costé, qu'ilz retiennent encoires gens de pied et a. cheval en grand nombre avec spécification des couronnelz et ritmaistres, ce que me meet et tient en doubte de ce que j'en dois croire.
1) Dit moet zijn DXme, No. 293. a) Zie No. 271.



VAN PARMA EN CHARLES DE BRIMEU.
321
Quant a envoyer quelque ung sur le chemin de Hongrie, il y a quelque temps que j'escripvis a Monsieur de Chanvray d'avoir 1'oeyl au guet au rompement du camp de 1'Empereur pour assentir si l'on retenoit quelques gens de guerre contre ces pays, et de tenir main vers Sa Majesté Impériale que cela ne se feit point, et ce jour d'huy escripvray je par 1'ordinaire d'Allemagne audict seingneur de Chanvray d'avoir singulier regard, nommément sur celluy mentionné par vostredicte lettre, et m'advertir de ce qu'il en pourra entendre.
Ceulx des Finances disent estre pourveu au payement des harquebusiers et soldatz de la maison de Schulenborch et 1'argent parti celle part.
Vous avez au demeurant bien faict d'avoir ainsy respondu aux députez de ce pays-la et de m'avoir préadvisé de ce que contient vostre lettre; vous en schachant bon gré et vous faisant scavoir, puisque Monsieur d'Arenberghe sexcuse de venir icy et que je tiengs les affaires de son gouvernement ne le souffrir bonnement pour encoires, comme je veulx penser que ceulx de vostre gouvernement requièrent aussy vostre présence, il sera bien que ne bougez jusques a. meilleure commodité et m'advertissez selon mes précédentes amplement de ce que désirez me faire entendre, qui sera 1'endroict oü finissant ceste je prieray etc.
De Bruxelles le XVIIme jour de Novembre 1566.
Au conté de Meghem.
Als boven IV, f. 417.
298. 1566 — November 17.
Van Brimeu aan Margaretha. — Antwoord op eenen niet aanwezigen en bp Wo 295 en 296. Hij heeft het pakket aan den bisschop van Osnabrück gezonden. Ziekte belet hem te Brussel te komen. Had hij de macht, hij zoude met Roermond beginnen, na welks onderwerping de kleinere steden wel zouden bukken. Hij gelooft dat na het herstel der orde de Staten bereid zullen worden bevonden om eene goedé bede op te brengen. De door hem naar Holland gezondene verspieder zegt. dat de Staten daar .wartgelt" voor de Geuzen betalen.
Madame, J'ay receu trois lettres de V. A., de 1'onziesme 1), -XJlme et XIHme de ce mois, et pour responce a icelles, quand a la première, j'ay envoyé le pacquet y-joinct incontinent a. 1 évesque dOsembrugge et suis bien aisé de ce que V. A. en a faict pour le maintenir en sa bonne affection vers le Roy, car il a bien le moien de faire grand service a Sa Majesté, principalement en ce temps-cy.
Quand a celle du XHme touchant mes excuses de venir ung tour jusques k la, sans la maladie, quy m'at présentement surpnnse, j'y fusse venu, mais comme je suis astheure pour ne sortir encoires de quinze jours de la maison, prie trés humblement que V. A. les veuille prendre de tant meilleure part. Et
1) Deze is niet aanwezig.
21



322
BRIEFWISSELING TUSSCHEN MARGARETHA
quand a ce, quel effect et fruict je penserois faire par la force que je demande, mon intention seroit, quand je 1'avois, de m'attacher premièrement a la ville de Ruremunde pour la réduire par force ou finesse, pour ce que c'est une ville capitale, en 1'obéissance du Roy, et quand elle seroit réduite, je ne fay point de doubte que les aultres petites, comme Harderwyck, Elburgh et samblables, y prendroient bien exemple et se réduiroient d'eulx mesmes; et quand ilz ne le vouldroient faire par bonté, je scay bien le moien pour le leur faire faire par force, et par ce moien l'on garderoit tout ce pays en 1'obéissance jusques a la venue du Roy, sans qu'il seroit besoing a Sa Majesté de le reconquerre, comme il faict a craindre qu'il luy fauldrat faire de beaucop d'aultres.
Je ne crains aultre chose que la ville de Bommel, car l'on me dict qu'elle est assez bonne; touteffois je n'y suis jamais esté et pense qu'elle se réduiroit aussy bien d'elle mesme. Et quand tout cela seroit faict, il me samble qu'en proposant aux Estatz de ce pays quelz despens Sa Majesté auroit eu pour soustenir l'anchienne religion, laquelle eulx (encoires «qu'ilz 1'aient juré et promis) n'ont maintenu, ilz accorderoient bien une bonne aide pour recouvrir la bonne gra.ce de Sa Majesté.
Quand a 1'argent pour payer les" harquebouziers, il sera bien venu et les passeray moy mesme monstre pour éviter ultérieure despens d'y commectre quelque aultre.
Touchant celle du XIHme, parlant du secours de donner a la duchesse douagière de Gueldres, sy elle le venoit a. demander, je feray comme V. A. escript.
Quand au gentilhomme absent, je n'en ay pas encoires novelles, mais celuy, qui j'avois envoié en Hollande, est revenu et m'a dict qu'il est content qu'on luy couppe la teste en cas que les Estatz d'Hollande n'ont donné du wartgelt pour les Gheulx, mais que astheure ilz sont concluz qu'ilz n'en veuillent plus donner ès mains de ceulx, qui ont gouverné jusques astheure, mais qu'ilz commectront quelqung, quy paye aulx soldatz la quote, qu'ilz ont promis d'entretenir. Je m'en informeray plus particulièrement et ne lesseray d'en adviser V. A.
De Nymmegen ce i7me de Novembre 1566.
A Madame.
Als boven IV, f. 418.
299. 1566 — November 18.
Van Brimeu aan Margaretha. — Antwoord op No. 297. Hij dankt voorde terugbetaling zijner voorschotten en schrijft verder over de wervingen enz. in Duitschland. Hij houdt den toestand niet voor ernstig. Hij verheugt zich over het aannemen zijner verontschuldiging door de Regentes, daar hij zwaar ziek is.
Madame, J'ay receu la lettre de V. A. du 17 me de ce mois et remercie bien humblement V. A. de 1'ordre, qu'elle at donné que je soye rembourzé des trois eens escus, que j'ay débourzé.



van parma en charles de brimeu.
323
Et quand aux advertences, qui viennent a V. A, que les Gheulx retiennent encoires grand nombre des gens a. pied et a cheval en „wartgelt", il fault qu'ilz soient invisibles, car j'asseure V. A. que tous leurs ritmaistres ichy-allentour, dont je nommeray bien ung demi dosine, sont tous licenciez, et ilz ont aussy cassez tous leurs gens, comme a faict aussy Georgien van Holle ses capitaines, et n'ont personne aux pays de Sassen, Paterborn, Munster, Minden et la-environ, et ne pense point que au pays de Hessen ilz scauroient faire trois mille chevaulx, la oü j'ay envoyé et escript a. ung gentilhomme, mon amy, duquel je scauray bientost ce quy se passé, et ne fauldray d'en adviser V. A.
V. A. feroit fort bien de s'informer de ceulx, qui luy font ces advertences, quelz sont leurs ritmaistres, et en m'advisant je manderaie bientost a V. A. s'il est vray ou non.
J'ay veu par diverses lettres, escriptes de Vianen, que le conté de Swartsenborch est a Javern lieutenant pour 1'Empereur avecq dix mille chevaulx et dix mille hommes de pied et qu'il y doibt hyverner. Touteffois je ne le scay pour vray sinon pour novelles, que l'on m'at adverty.
Et suis bien aisé que V. A. a trouvé mes excuses bonnes pour venir la, car je suis sy fort malade, que je ne me scay quasi bouger du liet, et sy la febvre me reprent encoires deux ou trois fois de telle fachon comme ella a faict, il seroit bon que V. A. (sy elle veult avoir faict quelque chose en ce pays) y envoiast quelque aultre, car je crains que je seray sy débile, que je ne le scauray bonnement faire. J'espère touteffois et prie Dieu qu'il me veuille donner briefve reconvalescence pour faire trés humble service a V. A.
De Nymmegen ce i8me jour de Novembre 1566.
A Madame.
Als boven IV, f. 420.
300. 1566 — November 19.
Van Brimeu aan Margaretha. — Hij schrijft haar in bedekte termen over eenen aanslag op 's Hertogenbosch, waarbij Anderlecht en een ongenoemde zijn betrokken.
Madame, Je supplie trés humblemant a V. A. me pardonner de ce que ne luy ay riens escript sur ceste empryse d'Andrelecht, car ma maladie ne me 1'ast permys jusques a eest heure, qu'elle m'ast délessé de 5 ou 6 heures. V. A. s'asseure, s'yl n'y ast de la trahyson et qu'il n'en soient poinct adverty de la, qu'il 1'exécutrast. Je n'en ay jamays ouwy parler que quant V. A. 1'ast envoié vers moy; je congnoys fort bien cellui, avecque qui yl traicté: yl est homme fort mectable. V. A. ne lesse d'envoierles gens oü yl vous dyrast, et j'oseroys quasi bien asseurer V. A. qu'a la première gelée je les feray mectre dedans. Sy V. A. le trouve bon, j'achevray de le traicter; néomoyns (a. trés humble



324
BRIEFWISSELING TUSSCHEN MARGARETHA
correction de V. A.) yl me samble qu'il vauldroit mieulx auctendre le succès de cechy, mays ancores qu'yl fayllyst, je seroy d'oppinion que on 1'exécutast 3 ou 4 jours après 1'autre, par oü yl seroit besoing que les gens demoryssent la oü j'ay dict a Andrelecht. Je le remects néomoyns a la trés prudente discrétion de V. A. et qu'elle m'en communice son bon playsir. Pour ce que V. A. porroit penser que Andrelecht sceut a parler de ceste aultre emprynse, V. A. scache qu'il n'en scait riens, et lui supplie bien .humblemant ne lui en dyre mot et ne le prendre de movayse part que je luy escrips cela, et me voloir advertyr sy elle ast rechust cestes escripte de ma mayn, pour le dangier qu'il ly porroit avoir, sy elle étoit intercepté.
De Niumeghem, ce igme de Novamber, anno 1566.
A Madame 1).
Als boven IV, f. 422. Geheel eigenhandig.
301. 1566 — November 19. *
Van Margaretha aan Brimeu. — Antwoord op No. 285. Ten aanzien van de verlichting van dienst voor zijne „bende d'ordonnance" is het door hem bij schrijven van 27 October 1.1. gegevene advies gevolgd. Hetgeen zij van Harderwijk heeft vernomen, heeft haar teleurgesteld. Zij spoort hem aan de hand aan de zaak te houden. Zij dankt voor den haar in zijnen brief van 5 November gegevenen raad. De Geldersche afgevaardigden zijn nog niet aangekomen.
Mon cousin, Je n'ay jusques ores rien dict a. ce que par une vostre du XXVIIme d'Octobre m'avez représenté que, pour aulcunement soulager ceulx de vostre bande, les pourriés faire servir la moictié ung mois et 1'aultre moictié 1'aultre, par oü je voy présentement vous faire entendre que, se proposant par ces seigneurs icy ces jours passez de aussy soulager leurs compaignies, fust trouvé bien de les faire tenir quartier par moictié des compaignies, bien entendu que la moictié estant hors garnison ne seroit compté aux grands gages, mais seulement aux ordinaires. Par quoy je remectz a. vous d'en user ainsy ou bien par mois, comme vous le dictes, selon que le trouverez en vostre endroict myeulx a. propos. Seulement vous adviseray je que, comme pour recepvoir aultres six mois, que l'on leur va bailler, ilz auront a donner monstre. Le commissaire Stralen a hier escript que 1'argent pour lesdicts six mois sera prest le dixiesme de Décembre prochain.
Quant au faict de Harderwyck 2) et qu'ilz requièrent que les presches provisionales (comm'ilz les appellent) y soient permises jusques que y soit pourveu par Sa Majesté et les Estatz Généraulx, cela ne se doibt aulcunement faire, comme estant directement contre 1'accord faict avec les gentilzhommes confédérez, et eusse espéré que a. 1'assemblée des quatrê chef-villes l'on eust
1) Uitgegeven bij Cuypers a. w. No. LXXI1I. 3) Van dit verzoek is niets te vinden.



VAN PARMA EN CHARLES DE BRIMEU.
325
trouvé quelque moyen de réduire lesdicts de Harderwyck, et s'il n'est faict, convient que continuez a insister vers eulx qu'ilz s'en déportent, et d'y pourveoir par ung bout ou aultre, afin que, par dissimulation et silence le prenant ou interprétant pour tacite permission, ilz ne viengnent a croistre en plus d'audace et insolence.
Je vous remercie de vostre advis, que par une aultre vostre du cincquiesme de ce présent mois m'avez donné sur la réquisition, que me doibvent venir faire les députez des Estatz de Gheldres, lesquelz, si k ceste fin viennent icy, ce qu'ilz n'ont faict jusques ores, seront oyz et aura l'on (leur respondant) regard sur vostredict advis pour s'en servir selon 1'occasion, que l'on en verra.
De Bruxelles le XIXme jour de Novembre 1566. Au conté de Meghem.
Als boven IV, f. 434.
302. 1566 — November 21.
Van Brimeu aan Margaretha. — Dr. Wyer is te Brussel. Daar hij op de hoogte is van al hetgeen er bij de tegenpartij omgaat, kan hij haar misschien een en ander mededeelen; maar men moet voorzichtig te werk gaan, daar hij gewantrouwd wordt. De Geuzen nemen wellicht in aantal toe, maar in innerlijke kracht af.
Madame, Comme le docteur Wiher, cellui pour lequel j'ay escript k V. A. pour avoir ungne place de conseillier 1), est présantement a. Brucelles et que ast esté avecque son maistre en toutes ses assamblées, qui se sont esté faictes otour Antrecht 2), par oü je scay asseurémant, s'il ly ast quelque chose en trayn, qu'il le doibt spa voir; j'en ay bien volu advyser V. A., affyn que, sy elle ast en vie de scavoir quelque chose dé lui, qu'elle le porrast envoier querre 3), mays yl fauldroit que ce fust secrètement, car yl est ung petyt suspect. Yl fust 1'aultre jour ycy; on luy fyst jurer qu'il ne parleroit k moy synon en présence d'ung aultre, qui estoit avecque lui. J'ay oppinion, s'yl ly ast quelque chose, qui le 4) dyrast bien k V. A., mais yl me samble qu'il n'y ast riens et qu'ils se vont deffaysant de jour a aultre. Je croy bien que la canaille, qui vast aux prêches, croist, mays je parle de la force qu'ils porront avoir pour résyster a. V. A., sy elle voloit prandre les armes. Sy V. A. parle k lui, yl lui playrast lui donner espoir de eest estat qui desus pour le faire parler tant plus volontairemant.
De Niumeghem ce 2ime de November, a°. 1566.
A Madame.
Als boven IV, f. 435. Geheel eigenhandig.
1) Zie No. 349. 2) Antwerpen? 3) balen. 4) — qu'il le.



326
BRIEFWISSELING TUSSCHEN MARGARETHA
303. 1566 — November 23/25.
Van Margaretha aan Brimeu. — Antwoord op No. 298 en 299. Zij betreurt zijne ziekte en wenscht hem beterschap toe. Middelerwijl moet het plan van 's Hertogenbosch blijven rusten. Het komt haar geraden voor den aanslag te doen van de Geldersche zijde en niet met Turnhout als punt van uitgang.
Mon cousin, Je vous mercie bien des advertences, contenues en voz lettres du XVII et XVIIIme de ce mois, ayant avec grand marissement entendu vostre indisposition et vous priant d'estre continuellement advertie de 1'estat d'icelle et que veuillez rendre peine et avoir bien bon soing de vous faire bien curer, a. ce que bientost puissiés estre restitué a vostre ^pristine santé, a. quoy je prie Dieu vous estre en ayde tant pour vostre particulier comme pour le service du Roy, mon seingneur, qui viendroit a. se trouver intéressé par continuation de vostre indisposition; et jusques a ce que ne soyez retourné a. entière santé, ne convient se travailler touchant le faict de la ville de Bois-le-Ducq, d'autant que, y ayant pensé et en prins quelque advis confident, ne trouvons que la chose se doibt attenter* ny se puyst effectuer que par vostre personnelle direction et assistence, pour n'y faire faulte pour la conséquence, dont elle seroit, comme pouvez fort bien a par vous considérer; ny aussy que par ce pied de Turnhout 1'exploict se puist bonnement effectuer, mais que plustost s'en doibt trouver quelque voye du costé de vostre gouvernement 1), a. quoy, pendant que irez soignant pour la récupération de meilleure disposition, pourrez aller advisant et estudiant, et entretant je ne vous diray aussy aultre chose pour ne vous travailler, fors que de vous asseurer que je n'ay sonné mot a, Anderlecht du moyen, dont me touchez par celle de vostre main.
De Bruxelles le XXIIIme jour de Novembre 1566.
J'ay receu celle de vostre main touchant le docteur Wyher, lequel jusques ores n'a voulu venir vers moy. Ne scay s'il le laisse pour ses compagnons. Je regarderay toutesfois de le faire solliciter de venir. S'il le faict, 1'interrogeray sur tout. Du XXVme dudict Novembre.
Au conté de Meghem.
Als boven IV, f. 428.
1) Het is vérwonderlijk, dat Cuypers dezen brief niet heeft opgenomen.



VAN PARMA EN CHARLES DE BRIMEU.
327
304. 1566 — November 23.
Van Brimeu aan Margaretha. — Antwoord op 301. Hij zal haar bevel betreffende de „bendes d'ordonnance" uitvoeren; de zijne zal hij om de 6 weken laten dienen. Harderwijk blijft weerspannig; ook de goeden beginnen zich bij de slechten aan te sluiten. Hij stelt voor zich van die stad meester te maken en daartoe van de soldaten van hertog Erik en den graaf van Aremberg gebruik te maken. Ten aanzien van Roermond raadt hij 5 of 6 vendelen uit Namen of Luxemburg naar de buurt van Maeseyck te zenden. Daar die van Roermond slecht wacht houden, is de kans voor verrassing groot, in welk geval Venlo van zelf zal volgen. Zoo Aremberg zijne soldaten niet kan missen, zoude men een vendel in Overijssel kunnen aannemen.
Madame, J'ay reeeu la lettre de V. A. du XIXme de ce mois. Et premièrement quand a. ce que V. A. escript comment l'on fera servir les bendes pour les aulcunement soulager, je feray ainsy comme elle me commande, et ay donné ordre que ceulx de la mienne serviront de six sepmaines en six sepmaines, pour ce qu'il me samble qu'il vient ainsy mieulx a. propos, et je les auray tousjours (quand on en aurat a faire) bien ensamble, quand l'on m'en advise huict jours devant, soit pour les faire passer monstre ou faire tel aultre service qu'il plaira a. V. A. commander.
Quand a. ceulx de Harderwyck 1), il me samble qu'il n'y a aultre retnède sinon que d'y aller de voie de faict, et est plus que temps, car ceulx, qui souloient estre bons, deviennent aussy tous mauvais, comme il me faict aussy de ceulx de Remunde, qui sont aussy opiniastre que eulx, et encoires que les aultres villes qui sont bonnes, ont faict tout leur debvoir a. 1'assemblée desdictes villes pour les réduire, sy n'y ont il riens sceu prouffiter, et ceulx dudict Remunde disent expressément qu'ilz ne veulent habandonner leur prédicant, n'est qu'il soit convaincu (par gens docts) estre héréticque, dont (a. ce que me samble) eulx mesmes veulent estre juges, et aussy encoires qu'il fust faict quelque ordonnance sur le faict de la religion par les Estatz de ce pays, qu'ilz ne sont point délibéré de 1'observer, par oü V. A. peult entendre que parolles ny admonitions n'y proufEteront plus riens, et je croy que V. A. est bien advertie que les ungs et les aultres ont introduict les prédicants après 1'appoinctement faict avecq les Confédérez. Parquoy sy elle estoit d'intention de faire chastier ceulx dudict Harderwyck, sy je puis seullement avoir en prest les gens du duc Erich et de Monsieur d'Arenberge, comme j'ay escript k V. A., et en faisant encoires cent harquebusiers, comme je n'en ay prins que cent, je m'asseure quasi bien de les mectre dedans la ville par dextérité et la réduire a la raison et je pense
1) Toch is er nog eene poging in het werk gesteld om de zaak zonder geweld af te doen. Op 34 November ontvingen de drost en de landschrijver van Veluwe last om zich te vervoegen bij den Harderwijkschen magistraat en 'dezen het ongepaste van het daar voorgevallene, als prediking van ketters, kerkschennis, inneming van het huis, voor te houden en de stad te bedreigen met 's Konings ongenade in geval van verdere ongehoorzaamheid (Br. Hof No. 2019 en 3033). Zie in verband hiermede blz. 315, noot 1. Bij Schrassert moet dus November i. p. v. September worden gelezen.
Dienzelfden dag ontvingen de raadsheer Jacob Pieck en de secretaris van Tiel eene gelijke opdracht ten aanzien van Zalt-Bommel (ald. 2020 en 3031).



328
BRIEFWISSELING TUSSCHEN MARGARETHA
que la ville de Elborch passeroit par une mesme volume. V. A. me mande seulement sy elle veult que cela se face, et j'escripveray audict duc et a Monsieur d'Arenberge pour scavoir s'ilz me veullent prester lesdicts gens.
Et quand a. ceulx de Remunde, sy V. A. pouvoit envoier secrètement de Namur ou Luxemborch cincq ou six enseingnes des gens autour de Maeseyck k tel lieu et au tel temps que je luy nommeroie, soubz ombre que monseingneur 1'évesque de Liège vouloit faire chastier ceulx dudict Maeseyck, qui sont aussy rebelles, j'espèrerois bien de les aussy mectre dextrement sans grande force dedans ladicte ville de Remunde, car ilz font partout fort mauvaise garde. Mais comme je n'ay encoires riens practicqué de cecy, que V. A. ne face marcher personne devant que j'aye entendu sur ce sa volunté et qu'elle aye ultérieure advertence de moy. Et quand ladicte ville seroit réduicte, je suis bien adverty que celle de Venloe le feroit incontinent aussy de soy mesmes. L'on ne se doibt pas soucier de quelque peu de despens, que cecy pourrat couster, car on les ferat bien payer a ceulx, qui en sont cause.
De Nymmegen ce 23me de Novembre'1566.
Post date.
Pour ce que peult-estre Monsieur d'Arenberge aura faulte des gens, sy V. A. le trouvoit bon, je feroie bien lever a. 1'effect que dessus en son gouvernement, affin que ceulx de ce pays ne s'en doubtent point, une enseingne de deux eens harquebusiers et cent corselets, affin qu'elle couste tant moins. Et V. A. la pourroit tousjours emploier une aultre part, oü on 1'en auroit de besoing, car quand on lessoit tant seulement cincquante ou soixante soldatz en la maison de Harderwyck, après que l'on y auroit donné ordre, ce seroit assez. Le pis est que, sy l'on prend une enseingne tout entière, mal la peult on prendre pour moings que trois mois, pour ce que l'on ne scauroit plus tost déduire aux soldatz les corselets, qu'il conviendra leur donner. Parquoy, sy V. A. veult que cela se face, elle me pourrat envoier une retenue et de 1'argent, et j'en useray comme je trouveray convenir pour le service du Roy.
A Madame.
Als boven IV, f. 433.
305. 1566 — November 23.
Van Brimeu aan Margaretha. — Wanneer zij er over denkt het plan van Anderlecht te doen uitvoeren, moet zij hem naar Nymegen zenden, waar hij hem in de gelegenheid zal stellen om kennis te nemen van het andere plan, waaraan Schr. de voorkeur geeft.
Madame, Sy V. A. est ancores d'oppinion de faire exécuter 1'emprynse d'Andrelecht 1), sy playct k V. A. 1'envoier vers moy,
1) Zie No. 300.



VAN PARMA EN CHARLES DE BRTMEU.
329
quant les gens seront logées la oü je luy ay dict que V. A. les loge. Je luy donneray ung moyen qui me samble infayllible, et luy donneray ung gentylhomme soldast, qui ne scait riens de eest aultre faict, lequel, a ce que me samble, que de nuictavecque ungne camysade 1) yl mectrat tant de gens dedans que V. A. yl voldroit avoir. Sy V. A. est de ceste oppinion, yl plairast a V. A. me mander quant Andrelecht porroit estre ycy, car 1'autre serast ycy devers moy demayn et je le retiendray jusques Mercredy o dyener o moins. S'yl ne venoit sy tost, je le porroy retenyr davantaige. Andrelecht porroit ouwyr son dessaing sans riens dyre du sien, et s'yl le trouve millieur, yl le porroit exécuter et je n'en fay poinct de doubte que V. A. et lui ne le trouveriées millieur. Sy la chose se meet en exécution, je lui ay promys que V. A. le récompenserast. Sur espoir que V. A. le ferast, Madame, je prie le Créateur etc.
De Niumeghen ce 23me de Novembre, anno 1566.
A Madame 2).
Als boven IV, f. 430. Geheel eigenhandig.
306. 1566 — November 24.
Van Bki.veu aan Margaretha. — Hij deelt haar een en ander mede van hetgeen luj van zijnen afgezant heeft vernomen over de geldinzameling der Geuzen.
Madame, J'ay eu novelles du gentilhomme, que V. A. scet, touchant les collectations 3) quy se font en Flandres, et m'a dict pour asseuré que les Gheulx y collectent de 1'argent et que ladicte collectation est reparty en six parties, asscavoir k Gand, en la chastcllenic de Yperen et Yperen, tiercement k Oudenaerden et la-alentour, quartement en la vallée de Cassel et Bailloeul, quintement a Fornes et Fornembach, sextement a. Honschoten. Les héréticques qui sont k Bruges contribuent avecq ceulx de Gand.
La contribution a commencé depuis le mois d'Apvril et 1'argent se délivre de trois mois en trois mois en Anvers (a ce qu'il dict). Ladicte contribution ne scauroit porter en trois mois cent mille florins, je dys en Flandres. Je luy ay donné charge pour regarder s'il ne pourroit scavoir entre les mains de quy 1'argent se délivre en Anvers, et aussy s'il est possible de spavoir quel argent s'y collecte. II m'at aussy faict entendre qu'il cognoist bien deux des collecteurs et espère que d'ichy en ung mois il cognoistrat bien les quatre aultres. Quand V. A. scaurat tout cela, elle a bien bon moien de recouvrer force d'argent pour le Roy et 1'oster ausdicts Gheulx. Je n'ay volu, dés' que j'en suis
1) Attaque qu'on fait par surprise a la pointe du jour ou pendant la nuit.
2) Uitgegeven bij Cuypers a. w., No. LXXV.
3) Zie No. 286. Men zie over de inzamelingen Fruin, Verspr. Geschr. I, blz. 425, en Rachfahl a. w., blz. 219.



33°
BRIEFWISSELING TUSSCHEN MARGARETHA
esté adverty, d'en adviser V. A., comme je feray de toute aultre chose qu'emporte le service du Roy et le sien.
De Nymmegen ce 24me de Novembre 1566.
A Madame.
Als boven IV, f. 434.
307. 1566 — November 26.
Van Margaretha aan Brimeu. — Antwoord op No. 304 en 305. Eerstgenoemde zal door haar met den Raad worden besproken. Zij acht het plan van Anderlecht niet wel uitvoerbaar en zendt hem daarom om het andere te vernemen.
Mon cousin, Hier vous escripvis je que jusques a. vostre meilleure santé ne convenoit rien faire de l'entreprinse que scavez, mesmes que par la voye, que Anderlecht a proposé, ne sambloit bonnement faisable. Depuys ai je receu vostre lettre de vostre main du XXIIIme de ce présent mois, par laquelle dictes avoir quelque aultre moyen, que vous samble infallible, pour lequel déclairer audict Anderlecht vous désirea que le vous renvoye, comme je fay, afin que, ayant ouy et entendu ledict moyen, il reviengne me le déclairer; et ce. pendant pour quelques causes importantes ne convient rien encömmencer de ladicte entreprinse.
J'ay aussy receu la vostre, escripte de main de secrétaire, dudict XXIIIme, sur laquelle, après que aura esté délibéré en Conseil, vous feray scavoir ce que y aura samblé, ne servant ceste que pour le renvoy dudict Anderlecht, afin qu'il puist encores devers vous le gentilhomme mentionné en vostredicte lettre de vostre main.
De Bruxelles le XXVIme jour de Novembre 1566.
Au conté de Meghem 1).
Als boven IV, f. 436.
308. 1566 — November 28.
Van Margaretha aan Brimeu. — Antwoord op No. 304. Zij oppert verschillende bezwaren tegen de uitvoerbaarheid zijner plannen om Harderwijk en Roermond te bemachtigen.
Mon cousin, J'ay veu ce que par vostre lettre du XXIIIme de ce mois me dictes et représentez touchant les villes de Harderwyck et Ruremunde; trouvant bien estrange les propos, qu'escripvez avoir tenu ceulx dudict Ruremunde. Et quant aux gens, que demandez premièrement povoir lever pour réduire ledict Harderwyck, a. scavoir une enseigne de deux cent harquebusiers et cent corseletz, il s'est icy doubté que avec si peu de gens se pourra faire bien peu d'effect contre ladicte ville de Harderwyck. Et quant aux gens du duc Erich, pardessus ce
1) Uitgegeven bij Cuypers a. w. No. LXXVI.



VAN PARMA EN CHARLES DE BRIMEU.
331
que l'on tient qu'il fera difficulté les laisser sortir hors Woerden, de craincte que ceulx d'icelle ville n'attentassent quelque émotion, nouvellité ou esmeute et qu'il ne les y sceut après remectre dedans, il s'est icy considéré que l'on pourroit donner occasion de parler et aulcunement se altérer, se servant des gens dudict duc au susdict effect, luy ayant consenti les povoir lever seulement pour la garde dudict Woerden. Et toutesfois je suis contente que levez ladicte enseigne, vous envoyant a. ceste fin la retenue requise et le pied du traictement des soldatz, et ayant ordonné que l'on advise sur 1'envoy des deniers requis pour leur payement. Et comme, mon cousin, ne succédant de mectre les gens audict Harderwyck seroit tirer une desréputation sur soy et faire croistre le courrage non seulement ausdicts de Harderwyck, mais aussy a. aultres villes altérées et susciter quelque nouveau trouble, je vous prie d'y procéder seurement et qu'il n'y ait faulte, et fonder vostre emprinse' sur ce que les nouvellitez y introduictes se font contre 1'accord faict avec les gentilzhommes confédérez et sur leur faulte commise endroict le drossart et la maison et artillerie de Sa Majesté illecq, ce que aussy me meut vous requérir de m'advertir par quel moyen penseriés mectre gens dedans Ruremunde et quelle intelligence y avez a. celle fin, sans laquelle il n'est faisable, et n'est la ville aussy vraysamblablement facilement surprenable par mesgarde, comme le pensez; car ores que maintenant l'on n'y faict fort bonne garde, il est certain qu'entendant ceulx de ladicte ville gens de guerre les approcher, comme mal le scauroyent faire si secrètement, qu'ilz ne vinssent a. le spavoir, ilz seront bien sur leur garde, se doubtant desdicts gens de guerre. Et ayant entendu ce qu'en eest endroict me direz, j'adviseray après ce que je pourray faire, vous advertissant que a, Luxembourgh il n'y a point de gens de guerre et que a Namur il n'y en a que deux enseignes, par oü vous pouvez considérer comment se pourroyent finer les cincq ou six que demandez; et puys il y a cela que d'employer Walons en vostre gouvernement pourroit causer une aigreur et murmure par tout le pays, que me faict vous requérir de regarder que ceulx, que lèverez, soyent subjectz de Sa Majesté, pour éviter 1'occasion de dire que l'on léve estrangers, et pour point la donner aux aultres d'en lever aussy.
De Bruxelles le XXVHIme jour de Novembre 1566.
Au conté de Meghem.
Als boven IV, f. 437.
309. 1566 — November 28.
Van Brimeu aan Margaretha. — Antwoord op No. 303. Zijn gezondheidstoestand is iets beter geworden. De aanval op 's Hertogenbosch zal moeten plaats hebben van de zijde van Turnhout. Aremberg heeft hem geantwoord, dat hij geene soldaten kan missen.
Madame, J'ay receu la lettre de V. A. du 2 3 me de ce mois et remercie trés humblement V. A. de la faveur, qu'elle me faict



332
BRIEFWISSELING TUSSCHEN MARGARETHA
de prendre tant de soing de ma santé. La fiebvre m'at déleissé, mais une aultre maladie m'at hier surprinse autour du coeur et de la poictrine, quasi comme une colicque, avecq tant de lansades dedens le corps que je pensois mourir, mais (Dieu soit loué) il est astheure ung peu amendé.
Quant a Bois-le-Ducq, si V, A. vouloit que cela se feit, il me samble (a trés humble correction) qu'il le fauldroit par le costé de Turnoult, car il n'y a point de moien de ce costé, pour ce qu'il y a trop de rivières a passer et que le lieu de ce costé est trop a descouvert.
Sur ce que j'avois escript a. Monsieur d'Arenberge pour s'accommoder de me prester quelques gens en cas que V. A. vousist que 1'exploict de la ville de Harderwyck s'exécutast, il m'at présentement respondu qu'il n'at nulz, dont il se peult passer. Parquoy sy V. A. vouloit que cela se fist, il fauldroit trouver quelque aultre moyen, lequel je remectz a sa trés prudente discrétion.
De Nymmegen ce 28me de Novembre 1566.
A Madame.
Als boven IV, f. 438,
310. 1566 — November 29.
Van Margaretha aan Brimeu. — De afgevaardigden der Geldersche Staten zijn aangekomen. Het zal moeilijk gaan hun verzoek af te slaan, daar die van Brabant en Vlaanderen vergunning om te vergaderen hebben gekregen. Die vergunning bevat echter zeer vele beperkende bepalingen. Zij vraagt zijn gevoelen over het hierbij gaande ontwerp-beschikking op het verzoek. Zij vraagt uitvoeriger bericht dan het in No. 306 vervatte.
Mon cousin, Les députez des Estatz de Gheldres sont venuz icy et m'ont présenté la requeste i), dont doublé vat joincte a ceste, afin de vouloir faire convocquer lesdicts Estatz a. la fin, que verrez contenu en ladicte requeste, laquelle ayant esté mise en délibération de Conseil, il s'est considéré que sur quasi semblable requeste l'on a naguères aux Estatz de Brabant accordé leur convocation 2) et que ceulx de Flandres sont assamblez a la mesme fin et que pourtant (nonobstant vostre advis au contraire) l'on povoit mal refuser ausdicts Estatz de Gheldres qu'ilz fussent convocquez, sans leur donner par trop a penser que l'on se diffiast de eulx. Trop bien a il samblé que, suyvant ce que s'est faict respondant ausdicts Estatz de Brabant, comme va par leur appostille cy-joincte sur leur requeste, se debvoit limiter et restraindre la communication de ceulx de Gheldres en ceste assamblée selon que verrez par le concept de 1'appostille, qui s'en est dressée pour
1) Zie No. 301. Het verzoekschrift is afgedrukt bij van Hasselt, Stukken I, No. 56. De hoofdinhoud is door mij hierboven bij de vermelding der commissie medegedeeld.
a) Zie den oproepingsbrief d.d. ao November bij Cuypers van Vclthovcn a. w. No. LXX1V. De beperking bestond in de bepaling, dat slechts aanhangers van het oude geloof en van den Koning mochten worden afgevaardigd.



VAN PARMA EN CHARLES DE BRIMEU.
333
mectre sur ladicte requeste, ce que s'est différé de faire jusques k ce que, 1'ayant veu et communicqué a ceulx du Conseil, m'eussiés rescript vostre advis la-dessus, k quelle fin l'on le vous envoyé et pour y adjouster et oster ce que adviserez bien, pour, vostre rescription veue, y ordonner ultérieurement comme se trouvera convenir. L'on doubte bien que avec toute ceste limitation ilz ne laisseront de traicter peult-estre aultres choses, mais ne voyant leur povoir dényer la convocation, il a samblé bien avec ces restrictions. Et comme lesdicts députez (ne scachant rien de ce despesché) sont icy attendans, il sera bien que rescripvez vostredict advis au plus tost.
De Bruxelles la veille St. Andrieu 1566. Au conté de Meghem.
Mon cousin, J'ay quelques jours passez receu vostre lettre du XXIIIIme de ce mois touchant les collectations en Flandre et vous prie que m'advisez plus amplement comment nous en pourrions proufiter, selon que aulcune fois me avez donné espoir. Datum ut in literis.
Als boven IV, f. 442.
3* L 1566 — December 2.
Van Brimeu aan Margaretha. — Antwoord op No. 308. Hij zet uiteen, dat de door haar geopperde bezwaren niet onoverkomelijk zijn.
Madame, Pour responce a. la lettre de V. A. du 28me de Novembre passé, par laquelle elle m'escript premièrement avoir veu ce que je luy ay représenté touchant les villes de Harderwyck et Remunde, et qu'elle trouve bien estrange les propos, que ceulx de Remunde ont tenuz, V. A. se peult bien asseurer que tout ce que je luy en ay advisé, est vray, et j'espère de recouvrer et d'ichy a trois ou quatre jours envoier a V. A. copie d'une lettre, que ceulx dudict Remunde ont escript sur le mesme faict au magistrat de ceste ville de Nymmegen, par oü V. A. verrat tout ce que s'y passé.
Et quand k ce que V. A. escript que l'on se doubte que avecq une enseigne, qu'elle me donne charge de lever, se pourra faire bien peu d'effect pour réduire la ville de Harderwyck et qu'elle me recommandé d'y procéder seurement pour la conséquence de 1'affaire, ne succédant de mectre les gens audict Harderwyck etc, encoires qu'il y aye beaucop des bourgeois, touteffois j'espère' d'y procéder avecq ladicte enseigne et les cent harquebuziers que j'ay, de telle dextérité, que j'en viendray bien au boult, sy je 1'entreprens, et pourtant V. A. en soit en son repos et se fie hardement sur moy et qu'elle donne tant seulement ordre que j'aye tant d'argent, qu'il fault pour entretenir une enseigne trois ou quatre mois pour m'en servir en cas de nécessité, et j'en rendray bon compte, car il ne fault point a eest effect lever



334
BRIEFWISSELING TUSSCHEN MARGARETHA
ladicte enseigne tout a. ung coup, mais par trouppes, scavoir par trente, quarrante et cincquante, et en divers lieux et puis après les joindre ensamble tout en ung coup, affin que personne ne s'en appercoive, et je bailleray ladicte enseigne en charge a. dix ou douze personnes jusques a. ce qu'ilz soient ensamble, et je ne fay point de doubte que, sy je 1'entrepens, que V. A. en aura des novelles a. son contentement. .
Touchant la ville de Remunde, j'y ay envoié ung^rentilhomme pour scavoir comment cela se pourroit conduire, et dès que j'en seray certioré, ne fauldray d'en adviser V. A. par quelqung confident ou en personne, sy Dieu me donne santé. Et quand k moy (suyvant ce que j'en entendz), je trouve la chose fort facile, mais il fauldroit bien pour le moings quatre enseingnes des gens de pied, pour ce que la ville est fort peuplée et que la pluspart des bourgeois sont héréticques.
Quand a ce que V. A. escript que je regarde que ceulx, que je léve, ne soient estrangiers, pour ne donner aux aultres occasion de lever aussy, je les feray lever tous aux pays du Roy et s'il y a quelqung d'un aultre pays, bien mal le pourroit on recognoistre, et quand aux aultres, ilz ne sont point sy dangereux et mauvais comme ilz font samblant, et s'il fauldroit lever davantaige des gens, ilz cousteront beaucop plus que le pied du traictement, que V. A. m'envoie, comme le commissaire Kegel et aultres scevent bien et pourront monstrer par leurs rolles, mais pour sy peu comme ceulx-cy on peult regarder de faire le mieulx que l'on pourrat, et veu que les deux eens sont harquebuziers.
De Nymmegen ce 2 de Décembre 1566.
A Madame.
Als boven IV, f. 443.
312. 1566 — December 2.
Van Brimeu aan Margaretha. — Hij heeft Anderlecht overtuigd, dat diens plan minder goed is dan het andere, en twijfelt niet, of alles zal naar wensch gaan, zoo de rivieren niet te sterk wassen.
Madame, Comme j'ay déclaré le tout a. Andrelecht ce pourquoy V. A. 1'ast envoié vers moy 1), et que, moyennant que les eauwes ne croyssent trop, je ne fays nulle doubte que la chose ne sortyrast son effect, je m'en remectray k ce qu'il vous en dyrast, car le gentylhomme est allé avecque ledict Andrelecht et luy monstrerast le tout. Je supplie trés humblemant V. A. voloir avoir pour recommandé Andrelecht en ceste seigneurie, qu'il sollicite o pays de Gheldres 2), et ledict gentylhomme aussy,
1) Zie No. 307.
a) Dalem. Zie No. 266.



VAN PARMA EN CHARLES DE BRIMEU.
335
en cas que la chose vast avant, car yl est homme de service, comme ledict Andrelecht dyrast bien a V. A.
De Niumeghen ce 2me de Décembre, anno 1566.
A Madame 1).
Als boven IV, f. 445.
313. 1566 — December 3.
Van Brimeu aan Margaretha. — Antwoord op No. 310. Hij zet zeer uitvoerig de gronden uiteen, waarop hij, na overleg met het Hof, de inwilliging van het verzoek der Geldersche Staten ontraadt, en geeft daarbij te kennen, in welken geest z. 1. het antwoord moet worden gegeven.
Madame, Suyvant le commandement de V. A. faict a moy par sa lettre du jour de St. Andrieu 2) ay communicqué avecq ceulx du Conseil de Sa Majesté (lesquelz a. ceste fin j'ay fait venir ichy) la supplication des députez des Estatz des pays de Gueldres et Zutphen avecq 1'apostille, que V. A. at conceu pour leur donner sur icelle, et aussy la supplication de ceulx de Brabant et 1'appointement que V. A. leur at donné.
Et pour respondre a V. A. nous samble (soubz correction toutesfoys) qu'il ne soit en aulcune manière conseillable ny (pour le service de Sa Majesté) duysable leur consentir leur demande Car la leur accordant il ne fault point penser que jamais l'on puisse faire ou ordonner quelques choses, ny placcars ny aultres ordonnances touchant la religion, qu'ils ne allèguent tousjours qu'ilz ne puissent subsister sans estre faictz et ordonnez par leur consentement.
Et sur ce que samble que V. A. pense remédier aux inconvéniens par les restrinctions et conditions mises en son apostille cela servirat (a nostre opinion) d'aultant que de rien, car il n'est possible que, encoires que les députez voulsissent jurer et promectre d observer toutes les mesmes restrinctions et conditions (a quoy faire ilz n'ont ny povoir ny procuration souffisante), l'on se puisse asseurer que les Estatz (estans rassamblez) ne facent concluent et ordonnent ce que bon leur samblera et qu'ilz né usent de leur accoustumé. Et ce faict et par eulx conceue aulcune ordonnance k leur mode (comme sans faulte ilzferoyent) se peult bien facillement considérer qu'il ne sera possible de la faire changer, quant l'on vouldra, et remectre ladicte relijrion a 1 anchienne.
II plaira a. V. A. entendre que en ces pays (graces a. Dieu) la pluspart du commun peuple est encoires bon et qu'il n'y at
1) Uitgegeven bij Cuypers a. w. No. LXXX.
9) Brimeu heeft zich in dezen brief tweemaal vergist: i. beantwoordt hij dien ™" « Rtfem:es van 29 November (st. Andries' avond) en a0. schrijft hij aan het slot November 1. p. v. December.



336
BRIEFWISSELING TUSSCHEN MARGARETHA
ung seul villaige par tout le plat pays, auquel l'on vouldroit soufrir aulcunes presches ny changement de la religion anchienne, comme sont aussy toute la contée de Zutphen et toutes les aultres villes du pays assez bonnes, exceptées seullement Ruremunde, Venloe, Harderwyck, ter Elburch et Saltbommel, et que pourtant il ne soit conseillable de faire quelque convocation ou tenir quelque générale assamblée, a laquelle ne comparent que les barons ou leurs députez, les nobles et les députez des villes, sans que le commun y ait a. dire, de sorte qu'il feroit a. craindre que les barons et nobles (dont il y en at une grande partye infectée), encoires que les villes feussent toutes bon(n)es (ce qu'elles ne sont point), auront la plus grande voix.
Et tant moings sera il nécessaire, veu que moy (comme aussy ont aulcuns dudict Conseil de Sadicte Majesté) ay entendu et m'est déclairé expressément par aulcuns des principaulx que non seullement eulx et plusieurs aultres bons ne demandent point, mais abhorrent ladicte convocation, comme estans asseurez que rien de bon ne se y practicquera, considéré aussy que nous entendons journellement que les infectez sont ceulx, quy demandent et importunent icelle convocation pour user de leur practicques.
Et est vray, Madame, que ceulx de Ruremunde (quy est une chieff-ville) ont expressément dit qu'ilz ne se veuillent point soubzmectre a. ce què se fera a ladicte journée au fait de la religion, et mesmement ont escript une lettre particulière è. ceulx de ceste ville de Nymmegen, qu'ilz ne veullent en aulcune manière laisser leur prédicant, ne soit que par Sa Majesté avecq les Estatz Généraulx des pays soit aultrement ordonné; disans qu'on leur laissera joyr de 1'accord par V. A. fait avecq les Confédérez, lequel toutesfoys est tout contraire, pour ce qu'ilz ont ammené ledict prédicant longuement après ledict accord dedans la ville. Et fait a craindre que les aultres villes infectées feront le samblable, par oü ne pouvons penser en quel endroict ladicte convocation pourroit ou spauroit faire aulcun fruict, la oü au contraire, pour les raisons susdictes, elle est apparente d'introduyre grand désordre et beaucop d'inconvéniens.
Et pour advertir V. A. des moyens et raisons, par lesquelz V. A. (en cas qu'elle soit de nostre opinion) pourra faire furnir son apostille (pardessus celles mises au commenchement de ladicte apostüle, lesquelles sont fort bonnes et pregnantes), j'ay communicqué k ceulx dudict Conseil ce que j'avoys escript a. V. A. le cincquiesme de Novembre dernier, ce qu'ilz ont trouvé bon, a scavoir qu'il n'y auroit meilleure deffaicte sinon que V. A. respondist aux députez que de assambler les Estatz sur le fait de la religion seroit une chose inusitée ny jamais veue en ces pays de Gueldres et que pourtant V. A. ne vouldroit riens innover en cecy sans préallablement en advertir Sa Majesté, y adjoustant que, comme ceulx de Ruremunde ont déclaré ce que dessus et fait a, présumer que les aultres villes infectées feront le samblable, il seroit frustre d'accorder ceste assamblée sans premièrement veoir signé et séellé ung accord que tout le pays feist de se



VAN PARMA EN CHARLES DE BRIMEU.
337
soubzmectre a ce que y seroit conclus, dont ilz sont pour le present encoires bien loing i). p
Et en leur ayant donne ceste deffaicte pourra V A fee
Brahtnt^r^rT^Ï qUfG, isSHe auront les assamb'lées de Brabant et Flandres, dont il n'est k espérer grand bien etainsv
ou IZTv dUayan^ I,affa!re J'US^ i^uede&SSS
ou que V. A. y aura miz quelque aultre ordre.
Et ne fait aulcunement k craindre que ce reffuz pourroit causer aulcun inconvénient, puysque désia (comme me suys™
nrctnlCeUlX^U Pay? meSmeS SG tiennent P°ur asseure^ qSon ne le leur accordera point, dont les bons seront fort aysés et les
mauvais hif»n immj ■> cues.
Si V. A. fait doubte que (en leur faisant ledict reffuz) ilz se font Sn ,r V°u d.r^e"t assembier par eulx mesmes (comm'ilz font bien courre desia le bruyet) je pense et m'en oseroyequasy
cesteUrvrilirLCNa "6 86 *"* ^ j'«P*« ^ SiT2 ïï? Jt t ■ ™ymmeSen °y ce"^ de Zutphen ne le consentiront, et encoires que aulcuns leur voulsissent persuader k le consentir, je ne fauldray point k tenir la main tant qu'il me sera possible, affin qu'ilz ne le facent.
En cas que V. A. ne veuille suyvre nostre conseil ie luv
Sl Utle^ Cment T ^ m°.in^ ^Uant dle trouwt li il Nrt } U,6 STTTVemlie fUvenir ^ue )e luy en ay préadverty. De Nymmegen le Illme de Novembre (1. Décembre) XVCLXVL
A Madame.
Als boven IV, f. 246.
314, 1566 — December 4.
kettert tf preEdikeAn NOftAhRGARETHA- Z °e PaSl00r ™ ^Hnchem is begonnen aa^ge^ ^en zij„e
Madame, Je suis présentement adverti qung moine, qui est cure a Doetinckhem, qui tousjours a vescu f la vieUemoS commence a prescher la novelle religion. Et combien quT son superieur lat remandé, touteffois il y demeure et il y a beaucop £ J^T*8* G- gentilzhommes, quisejoingnentavecq luy et
d'adSêr VeAn,r ffiaUlgré tOUt t m°nde- volu
V.A. affin que, sy elle y veult donner ordre, qu'iï soit faict incontinent, comm'il est requis. Et sy 1'ordre ne se donne par force, je me doubte que parolles et lettres y feront
5 «°mPfGt aV6Cq peu des *ens 11 « Peult faire la. Sy VA dissimule avecq cecy, je crains bien fort que, devant que passé
restera? °" "* toute Vcontée de^ZutpS
De Nymmegen ce 4me de Décembre i<66. A Madame.
J Als boven IV, f. 449.
d.d,



338
BRIEFWISSELING TUSSCHEN MARGARETHA
De pastoor van Doetinchem, van wien in bovenstaanden brief sprake is, is geen geheel onbekende persoon. In zijn opstel over het klooster Bethlehem in Bijdragen IX behandelt Mr. I. A. Nijhoff op blz. 40—43 in het kort de geschiedenis van Henrick Hoeselman van Bronkhorst, conventuaal van Bethlehem en pastoor van Doetinchem, daarbij aanhalende eenen door hem in deel VIII medegedeelden brief. Na hem heeft Dr. W. L. Bouwmeester in zijn in 1903 verschenen academisch proefschrift „Het klooster Bethlehem bij Doetinchem" op blz. 137—149 pastoor Hoeselman besproken en daarbij op zeer gelukkige wijze de door Mr. R. W. Tadama in deel X der Kroniek van het Historisch Genootschap uitgegevene „Rekening van een monnik uit de eerste helft der 16de eeuw" met onzen pastoor in verband gebracht, m. a. w. bewezen, dat die monnik en Henrick Hoeselman identiek zijn. Bij de door Dr. B. aangevoerde bewijsgronden kan ik nog dit voegen, dat heer Henrick in zijne opteekeningen melding maakt van Albert Suirhuiss en Bernt van Huessen, die beiden op 29 Mei 1567 met andere Doetinchemsche vicarissen ten verzoeke van den landdrost van het graafschap Zutphen getuigenis aangaande de zuiverheid der leer van Hoeselman hebben afgelegd,
Volgens zijne eigene verklaring is deze gedurende 36 weken te Doetinchem werkzaam geweest en wel van 29 Juni 1566 (st. Petrus en Paulus) tot 1 Maart 1567.
Aanvankelijk schijnt zijn woord bij de voorstanders van den ouden godsdienst geenen aanstoot te hebben gegeven, maar in November verzocht de te Nymegen vertoevende Stadhouder het Hof een onderzoek te doen instellen naar de, kettersche prediking van den pastoor van Doetinchem (Br. Hof No. 2018). Een paar dagen later gelastte het Hof den proost van Bethlehem den ketterschen monnik naar zijn klooster terug te roepen. Of dit toen al dan niet heeft plaats gehad, blijkt niet, maar daarentegen wel, dat Hoeselman in Januari 1567 na herroeping van zijne dwalingen zijnen arbeid te Doetinchem hervatte, tegen den wil van het Hof, dat den Stadhouder in overweging gaf hem niet weder toe te laten (Br. Stadh. No. 405). Brimeu was daarentegen van oordeel, dat men hem moest laten begaan, zoo lang hij zich aan de rechte leer hield (Aid. No. 413). Het Hof legde zich hierbij neder, maar verzocht toch den landdrost den pastoor in het oog te houden en bij herhaling van het misdrijf hem naar Bethlehem of, zoo men hem daar niet wilde toelaten, op de st. Janspoort te Arnhem te laten brengen. Dit geval schijnt zich reeds spoedig daarop te hebben voorgedaan: volgens zijn eigen zeggen is hij 1 Maart van Doetinchem vertrokken, van daar afgehaald door den prior en eenen anderen conventuaal, gelijk uit de „Rekening" blijkt.
In het klooster teruggekeerd zette hij zich aan het opsteüen van eene apologie 1), die hij aan het Hof toezond. Dit alleszins merkwaardige vertoog is door Nijhoff besproken en door Bouwmeester in den vorm eener bijlage uitgegeven. De ontvangst van dit stuk gaf in Mei 2) het Hof aanleiding tot het instellen van een onderzoek te Doetinchem naar de leer van Hoeselman, waarmede de landdrost werd belast.
Deze vernam ten eerste van de schepenen der stad, dat zij op Presentatio Mariae (21 November) na eene prediking van heer Henrick tegen de Mis als „offerhande vuer levendighe und doeden" en tegen het aanroepen van heiligen, „dat sy vuer ons beden", en van de Heilige
1) Dit stuk en de hieronder door mij vermelde verklaringen en brief vormen den inhoud van een bundeltje, dat onder de Criminalia van het Hof van Gelder, land berust.
2) Ten onrechte houdt Dr. Bouwmeester (blz. 138) den uitslag van dit onderzoek voor de aanleiding tot het verwijderen van Hoeselman uit Doetinchem.



VAN PARMA EN CHARLES DE BRIMEU.
539
Maagd „in eeniger noet", als zijnde geheel in strijd met de oude godsdienstleer, den proost van Bethlehem hadden ontboden en hem zulks medegedeeld, met verzoek den pastoor te recht te wijzen.
Voorts werden gehoord 7 vicarissen, die eenstemmig verklaarden dat de pastoor van de oude leer was afgeweken, en eene vrouw die'zeer heterodoxe uitingen uit heer Henricks mond had vernomen TT , f11 a?dfï werd 7 Juni door den landdrost van Mekeren aan het Hof medegedeeld in eenen brief, waarvan helaas een gedeelte is afgescheurd en een ander door vocht onleesbaar is geworden. Toch levert hii nc* genoeg belangnjks op om er een oogenblik bij stil te staan
In de eerste plaats schrijft hij, dat hij nog wel meer kondschappen had kunnen erlangen aangaande zekere schandelijke uitdrukkingen, door den pastoor in herbergen over het „werdige Sacrament" gebezigd maar zegt hij, it is schande, dat men dar könsschappen van verfatten solde' und ich solde my schaemen, dat ich Uwer W. Ed. und F L sulxaverschnven solde; is oick mede dorch der orsaeken verbleven, dat darvan hnr gen oproer erwasschen solde, want den vurs. pastor hiir noch all volle tostenders hefft und idt is hiir gebruicklich, dat de borgeren oere konsschappen apenbar voir twe schepen int raithus geven moeten, dar alle mensschen by kommen moegen, soedat daruth lichtlich en rumoer tho erwassen hadde."
Niet zonder gewicht is ook hetgeen hij mededeelt over de houding van den proost van Bethlehem, n.1. dat deze in deze zaak zeer scMap^ is geweest en zich weinig heeft bekommerd om zijne en des Hofs bevelen.
lklaat het hierop betrekking hebbende gedeelte van den brief hier volgen -
„Hebbe hem oick Uwer W. Ed. und F. L. bevelsschrifften voergeleseri und hem van S. M. wegen bevalen, dat he den vurs. pastor na sich in sin doester nemen solde und dat he in siin plaetz enen anderen gescluckten Cathohsschen pastor binnen Doetinckhem senden solde und dat ^P^',^ lmenJvan S- M" weSen sel""st dar enen anderen stellen solde; hebbe hem darbeneffens gewarschouwet dat, indyen he sulx oick nicht en dede, men nicht ombgaen solde kunnen hem selffst mede des gelovens halven tho bedencken, allet na meldunge enniger bevelsschrifften an my geschreven lestleden den XlIIden Februarii etziges jars LXVIIdewelcke den vurs. praest all lichtverdich tèn harten genamen hefft und is datmal dar gar nichtes op gevolcht, dan ten lesten 1) hefft he hem laten haelen dorch mm menichfoldiges dreigent, dat ich hem in hafften stellen wolde, und also los, leddich in sin closter genamen 2). Und den vurs.^pastor en gedenckt de pastorie noch nicht tho verlaten und idt scnint, dat den praest den plaets noch apen holt."
Ik heb met opzet hier deze geschiedenis een weinig uitvoerig besproken, ten eerste omdat ik het na de mededeelingen van Nühoff en Bouwmeester met waarschijnlijk acht, dat Henrick Hoeselman nog eenmaal tot onderwerp van een afzonderlijk opstel zal worden gekozen, en ten tweede omdat de volgorde der gebeurtenissen door laatstgenoemden * schrijver min juist endoor Nijhoff min duidelijk wordt voorgesteld, terwijl geen van beiden melding heeft gemaakt van den brief van den landdrost dien ik en met het oog op de houding van den proost èn op het aanzien! dat de pastoor bij velen te Doetinchem genoot, van gewicht acht.
1) Op 1 Maart, gelijk wij hierboven hebben gezien. „ J?) hiermede in overeenstemming zijn deze woorden uit de .Rekening"- Item uth W.thagens hu.ss hebbe iek bir laten halen van sunt Katherynen an biss op" den dach datt ick wederomme tho Belheem quam, ind oick aldair in ir el a-en verdruncken tot XI daler." • ' 8 0



34Q
BRIEFWISSELING TUSSCHEN MARGARETHA
315. 1566 — December 4.
Van Margaretha aan Brimeu. — Antwoord op No. 309. Zij verheugt zich over zijn herstel. Met den aanslag op 's Hertogenbosch moet men om redenen nog wachten. Zij zegt wel vermoed te hebben, dat Aremberg zijne soldaten niet kan missen.
Mon cousin, J'ay trés voluntiers entendu par vostre lettre du XXVIIIme du mois de Novembre que vostre mal est amendé, et en loue Dieu, vous asseurant que certain bruyct, qui en estoit venu icy d'Anvers, m'en tenoit aulcunement en peine.
Et quant au faict de la ville de Bois-le-Ducq, il ya plusieurs considérations, pour lesquelles il fault encoires temporiser avec cela.
Et au regard de la ville de Harderwyck je m'estoy bien doubté que Monsieur d'Aremberghe n'eust sceu se deffaire d'aulcunes gens, en demandant luy mesmes dadvantaige, qui me feit résouldre de vous accorder la levée de III0 testes, dont quand mes lettres vous fust envoyée la retenue.
De Bruxelles le IlIIme jour de Décembre 1566.
Au conté de Meghem.
Als boven IV, f. 451.
316. 1566 — December 4.
Van Brimeu aan Margaretha. — De omstandigheden zijn gunstig voor den aanslag op 's Hertogenbosch. Hij wenscht bij tijds te worden gewaarschuwd, als men daartoe wil overgaan, omdat hij dan soldaten op de been moet brengen.
Madame, Le gentilhomme, dont j'avoys escript a V, A., at esté avecq Anderleck au lieu que V. A. scet, et luy a monstré le tout 1), parquoy il dira a V. A. ce qu'en est; comme facillement Pexploict seroit a faire, comme V. A. poura voir par la lettre que ledict m'en escript, laquelle f envoyé a V. A. 2). Si elle veult que je face quelques gens a eest effect, il seriot besoing qu'elle m'en advertit incontinent, car il seroit bien quinze jours devant que je les pourroye avoir ensamble, et si V. A. veult que cecy se mecte en exécution, il le fauldroit faire pendant que les eauwes sont petites.
De Nyumegem ce 4me de Décembre 1566.
A Madame 3).
Als boven IV, f. 45a.
1) Zie No. 312.
2) Uitgegeven bij Cuypers van Velthoven a. w. No. LXXX. Anderlecht deelt daarin mede alles met den .gentilhomme" te hebben afgesproken en dringt aan op uitvoering, terwijl het water laag is.
3) Uitgegeven bij Cuypers van Velthoven a. w. No. LXXXI.



VAN PARMA EN CHARLES DE BRIMEU.
341
31'. 1566 — December 4.
Van Brimeu aan Margaretha. — Antwoord op het Post datum van No 310 Hij kan hierover schriftelijk niet berichten, maar hoopt over 14 dagen zelf te komen! Zal de aanslag op Harderwijk doorgaan, dan moet hem geld worden gezonden.
Madame, Quand a. ce que V. A. escript par ung billet a. part, que je luy advise plus amplement comment Pon polra proffiter des collectè/ions, ce n'est pas chose, qui se peult bonnement faire par escript, car il y aurat de pro et contra et quelque dispute dessus, et ne failleray de m'en informer plus avant et me trouver quelque jour en personne vers V. A. tant pour cela que pour scavoir une fois de quelle mort nous aurons k mourir et sy nous demourerons tousjours en ceste misère oü nous sommes, mais il sera encoires bien quinze jours devant que je puisse venir! Et sy V. A. veult que Pexploict de Harderwick se face, qu'elle donne ordre que fay incontinent argent, car j'en viendray bientost au boult a ce que fespère.
De Nymmegen ce 4me de Décembre 1566.
A Madame.
Als boven IV, f. 453.
318. 1566 — December 9.
Van Brimeu aan Margaretha. — Antwoord op No. 313. Ter bevordering van den aanslag op 's Hertogenbosch kan men gebruik maken van het geweld, door die van Dnel tegen hunnen pastoor gepleegd, door eenige vendelen als ter bestraffing in het dorp te leggen, die dan tegen 'sH. zouden kunnen worden aangewend. Met het oog op de onderneming tegen Harderwijk brengt hij soldaten op de been. De persoon, die op zijn bevel ter verkenning te Roermond is geweest, zegt dat een bekwaam mineur in den tijd van één uur gedurende den nacht een groot gat in den muur kan maken. Voorts over gebeurtenissen in Portugal, Brunswijk enz. Hij raadt haar het beleg van Valenciennes met kracht door te zetten.
Madame, J'ay receu la lettre de V. A. du 4me de ce mois et remercie trés humblement V. A. de la faveur, qu'elle me faict de prendre tant de soing de ma santé.
Quand au faict de Bois-le-Duc, il viendra fort bien a propos que V. A. en veult superséder encoires, car les eauwes sont creues depuis trois ou quatre jours encha bien la haulteur de deux hommes, de manière qu'il ne seroit astheure bien faisable. Mais sy V. A. vouloit que 1'exploict se fist quelque jour, il viendroit doresnavant le mieulx a propos du monde, car environ une lieue et demy de la il y a ung fort grand villaige 1), pays de Crueldres, plain de riches vülains et grands mutins, oü passé quelques jours est advenu ung grand scandale (a ce que l'on ma dict, et j'y ay envoié pour en scavoir la vérité), scavoir quuz ont quasi tué leur curé dedans 1'église, après qu'il eut
1) Driel (Bommelerwaard).



342
BRIEFWISSELING TUSSCHEN MARGARETHA
achevé de dire messe, pour ce qu'il leur avoit jecté de 1'eauwe beniste, et les femmes 1'ont sauvé i). Et soubz ombre de chastier ceste acte, sy V. A. vouloit que l'on procédast oultre en ce que dessus, l'on y pourra faire venir quatre ou cincq enseignes et en faire ledict exploict.
Et aussy comme ce n'est qu'une petite lieue de Saltbommel, qui méritent aussy bien ung bon chastoie, l'on pourra adviser sy l'on S9avoit trouver quelque moien d'y entrer, et tousjours quand l'on ne pourroit riens exploicter, V. A. se pourroit servir desdicts gens oü elle en auroit de besoing, car a ce que me samble, elle en aurat bientost a. faire 2).
Touchant la ville de Harderwyck, je suis après pour faire des gens et j'espère que V. A. en aurat bientost novelles a. son contentement, et prie trés humblement que V. A. donne ordre que j'aye de 1'argent, car (affin que la chose ne soit retardée pour cela) je débourzeray tout ce qu'il fault.
Quand a Remund, le gentilhomme, que j'y avois envoié, est revenu et m'a dict qu'il s'obleige bien (moiennant qu'il eust ung bon mineur) de faire tomber en une heure en la nuyct tant de muraille de la ville, que trente hommes de front y pourroient entrer. Parquoy sy V. A. y vouloit entendre et qu'elle eust quelque bon mineur, qui fust secret et discret, elle me le pourra envoier pour le faire recognoistre s'il est ainsy, et je le feray bien conduire sans nul péril.
Je remercie trés humblement V. A. des novelles de Naples, dont elle me faict part, et prie a. Dieu que nous puissions avoir une fois des sy bonnes que le Roy soit passé. Et puisque le roy de Portugal faict sy bonne provision, comme V. A. escript, j'espère qu'il aurat bientost déchassé les Franchois de 1'isle de Madera.
Comme j'ay entendu que V. A. a faict assiéger Vallenchien-
ï) Het blijkt, dat het gerucht deze zaak in hooge mate had overdreven. Iemand, die het wel het best kon weten, de pastoor van Driel zelf, Willem van den Borg, schreef hierover op 16 December (Brieven van en aan het Hof, No. 2054) aan den Stadhouder o. a.: „dat ick denselven cappellaen gehuirt hebbe om myne onderdanen ende nabueren tho dienen ende regeren, als een oprechter pastoir toebehoirdt. Heelt hem dairnae deselve cappellaen met fredelick mit die nabueren gehalden, dan der contrarien mit schandalizatie ende andere bedraginge tegens deselve gesteken ende ongonstich gemaickt. Hebbe ick dairom duer versuecken van mynen nabueren denselven cappellaen oirloff gegeven ende vermaent, dat hi sich mit fruntscappen ende sonder oproer van Dryell maken soude om allen toecomenden twyst tho scouwen. Heeft hi sulcx niet wyllcn aennemen, mer heeft moetwillich tegens der nabueren danck gebleven. Hebben sommige daernae, soe sy sagen, dat nae vermaninge ende bidden van voil fromen denselven cappellaen niet wycken en wolde, denselven uut der kercken heiten gaen ende hem uut den dorpe te vertrecken sonder enichsins den kerckendienst off der kercken enich letsell off hindernis tho doin, ende om grienen heresyen ofte ketteryen willen, dan hebben den kerckendienst altiit onbelet gelaten ende oick denselven dach laeten ende begeert te geschieden. Hebben oick deselve nabueren aen my begeert, dat ick haer eenen cappellaen setten soude wien my belieffden, ende ick hebbe dieselve versien althohants met eenen broeder van der Prediker oerden binnen den Bosch, welck aldaer den dienst bewaert. Is oick der nabueren meyninghe niet geweest enighe nyeue predicanten in tho brengen off tho gestaden." 2) Tot hier is deze brief uitgegeven bij Cuypers van Velthoven a. w. No. LXXXVIII.



VAN PARMA EN CHARLES DE BRIMEU.
343
nes, n'ay peu lesser la supplier trés humblement pour le service du Roy et le sien de ne point flosséer i) en cela, car V. A. se peult asseurer que, sy elle ne passé oultre, qu'elle osterat du tout le courraige aux bons et le croisterat merveilleusement aux mauvais, lesquelz par ichy se meurent désia de poeur; et sy elle faict, il serat tout le contraire.
Je croy que V. A. sera bien advertie que le duc Henry de Brunswyck depuis quelque temps encha a commandé a tous ses pasteurs qu'ilz administrent les sacraments sub utraque specie et que doresnavant ilz se gouvernent selon la confession d'Ausbourg, sur laquelle confession il y at des grandes practicques, comme j'ay plusieurs fois escript a V. A., et seroit bon que V. A. se hastast, devant qu'ilz en puissent venir au bout.
De Nymmegen ce ome de Décembre 1566.
A Madame.
Als boven IV, f. 455.
319. 1566 — December 12.
Van Brimeü aan Margaretha. — Door de onderdanen van Arssen wordt geklaagd over het geweld, dat hun door hunnen heer wordt aangedaan. Deze heeft bovendien den eed aan Z. M. nog niet gedaan. Het eenige middel zal zijn met geweld zijn huis te nemen, waartoe geschut noodig is.
Madame, II y at ichy au pays de Gueldres ung gentilhomme nommé Diederick van Gelre, seingneur d'Arssen, lequel faict journellement mille tirannies 2), comme V. A. peult voir par les plainctes et pièches ichy-joinctes, et oultre ce n'a point encoires faict jusques astheure le serment, qu'il doibt au Roy, et ne le veult faire, encoires que ladicte seingneurie soit nuement pays de Gueldres, comme ceulx en Conseil ichy disent. Et n'y voions ny eulx ny moy aultre ordre que de luy prendre sa maison, qui est assez forte, et ne se peult faire sans le canon. Parquoy V. A. y pourrat ordonner et me mander ce qu'il luy plaist que j'en face, affin que je puisse donner responce a ces pouvres gens, qui me sont tousjours criant aux oreilles. J'envoie a V. A. la lettre et advys de ceulx dudict Conseil, affin qu'elle voie tant mieulx leur intention, laquelle lettre et aussy les pièches y-joinctes je prie trés humblement que V. A. me veuille renvoier.
De Nymmegen ce nme de Décembre 1566.
A Madame.
Als boven IV, f. 463.
1) Dit woord wordt door Cuypers, die ook nog deze alinea heeft uitgegeven en — m. i. ten onrechte — flos ster leest, verklaard met hésiter.
2) Zie ook No. 264 en aangaande zijn karakter Moes en Sluyterman, Nederl. kasteelen en hun historie I, blz. 270.



344
BRIEFWISSELING TUSSCHEN MARGARETHA
320. 1566 — December 12.
Van Brimeu aan Margaretha. — Van de ligging van Arssen nabij Roermond en Venlo zoude men gebruik kunnen maken om tevens die steden te bezetten. De spion heeft ontdekt, dat hij, die te Gent het geld voor de Geuzen inzamelt, een rijk man is; hij hoopt weldra uit te vinden, wie het te Antwerpen in ontvangst neemt. Het water is gevallen, zoodat nooit beter dan nu met Driel als uitgangspunt de aanslag op 's Hertogenbosch zoude kunnen plaats hebben.
Madame, V. A. aura veu par une aultre mienne de ce jour d'huy 1) ce que je luy ay escript touchant le seingneur d'Arssen. Et comme doncques icelle seingneurie est seulement deux lieues de Remunde et une de Venloe, il viendroit le mieulx a. propos du monde, sy V. A. vouloit donner une main a quelqunes d'icelles, car soubz ombre de faire 1'exploict audict Arssen l'on y pourroit faire une course de tant d'infanterie et enseignes qu'il plairat a V. A. ordonner, et sy V. A. vouloit envoier une douzine de pièches d'artillerie de batterie de Charlemont ou Namur, je me feroie bien fort de prendre la ville de Remunde en moings de vingt quatre heurès, moiennant que j'eusse dix enseignes de gens de pied; mais sy V. A. envoie le mineur et s'il est vray ce que le gentilhomme dict, il ne fauldroit point tant des gens, mais de Venloe je ne me veulx point asseurer, pour ce qu'elle est plus forte; dont n'ay sceu lesset d'adviser V. A., affin qu'elle y ordonné comme elle trouverat bon par son Consêih
J'ay présentement receu lettres du gentilhomme, que V. A. sfait, par lesquelles il niescript qu'il a descouvert la collecte de Vargent de Gand, et dict que c'est ung riche homme, qui a bien pres de trois mille florins de rente par an. II pense a peu prés scavoir celuy, qui recoit 1'argent en Anvers. Toute fois il ne s'en ose encoires asseurer, mais escript qu'il pense de le scavoir bientost, et quand il le scait, m'en advertira incontinent 2).
De Nymmegen ce i2me de Décejnbre 1566.
Post date.
Madame, Depuis cestes escriptes le gentilhomme, qui doibt faire 1'entreprinse avecq Anderlecht, est arrivé ichy et m'a dict que sy soubdainement que les eauwes estoient creustes, comme j'ay escript par mes précédentes a V. A., elles s'en sont en allées et qu'il seroit astheure la plus belle saison pour le faire. Parquoy, sy V. A. se vouloit servir de ceste occasion de Driel (dont j'ay novelles asseurées qu'ilz ont ainsy traicté leur pasteur), ce seroit la plus belle chose du monde. Je n'ay volu lesser d'en adviser V. A., affin qu'elle en face comme elle trouverat convenir 3).
A Madame.
Als boven IV, f. 459.
1) Zie No. 319.
2) Zie No. 306.
3) Dit gedeelte van den brief is uitgegeven bij Cuypers a. w. No. LXXXIX.



VAN PARMA EN CHARLES DE BRIMEU.
345
321. 1566 — December 12.
Van Margaretha aan Brimeu. — Antwoord op No. 316—318. Zij wenscht de aanslagen op 's Hertogenbosch en Roermond uit te stellen, daar men dan den afloop van het beleg van Valenciennes kan afwachten. Zij spoort hem aan de onderneming tegen Harderwijk door te zetten. Geld voor de soldaten wordt gezonden. Zij dankt hem voor het advies betreffende het verzoek der Staten van Gelderland en geeft te kennen, dat het opgevolgd is.
Mon cousin, Pour respondre k deux voz lettres du IlIIme et une du IXme de ce présent mois, j'ay bien entendu ce que Anderlecht m'a déclairé touchant Bois-le-Ducq, et puisque par vostredicte dernière estes d'advis de sürceoir encoires ce faict, je vous diray que cela vient fort bien a propos, pour veoir quel succès et quelle issue prendra 1'affaire avec la ville de Vallenchiennes 1), laquelle n'est assiégée, comme escripvez, mais seulement environnée de quelques gens de guerre pour y empescher 1'entrée des vivres et les faire venir k la raison, k quelle fin je regarderay d'employer tous les moyens, dont l'on se pourra adviser; vous exhortant aussy de faire le pareil et passer oultre avec ceulx de Harderwyck, a quelle fin j'ay ordonné en Finances que vous soit envoyé 1'argent pour les III0 testes, si que n'y aura faulte que ne 1'ayez bientost. Et ce pendant ne sera que bien que tenez tousjours vive la négociation avec ledict Boisle-Ducq.
Quant au faict de Ruremunde, pour n'embrasser point tant de choses tout k ung coup, ne sera que bien de temporiser encoires ung petit pour raison que dessus, et ce pendant je feray regarder après quelque mineur et espère que j'auray moyen de vous parler. Et comme par une desdictes lettres du IHIme me dictes que viendrez faire ung tour icy, ce que me sera fort aggréable, ne veuillant doubter que laisserez si bon ordre en vostre gouvernement, que nul inconvénient y adviendra en vostre absence.
r Je vous remercie bien de vostre advis sur la requeste des députez des Estatz de Gheldres, auquel, après avoir le tout bien considéré et desbattu, l'on s'est en fin conformé et a l'on despesché lesdicts députez avec responce telle que verrez par copie de 1'appostille joincte k ceste; vous priant, si lesdicts Estatz s'advancassent de se vouloir assambler d'eulx mesmes, de vous employer k 1'empescher ou pour le moings que les bons nobles et villes n'y parent 2).
De Bruxelles le Xllme jour de Décembre 1566. Au conté de Meghem.
Als boven IV, f. 46a.
1) Tot hier is deze brief uitgegeven bij Cuypers a. w. No. XC.
a) Het antwoord van Margaretha is te vinden bij van Hasselt, Stukken I No 56 1. d. 11 December. Zij verwijst hen naar de aanstaande komst des Konings zonder wiens toestemming geen landdag kan plaats hebben; herinnert hen, dat het in Gelderland ongehoord is de Staten „der. religion halven" bijeen te roepen en aan hunne belofte om bn den ouden godsdienst te blijven, waarna zij hun ten slotte den raad geeft met den Stadhouder in overleg te treden betreffende de middelen om tot de aankomst van Z. M. de rust en orde in het land te bewaren



346
BRIEFWISSELING TUSSCHEN MARGARETHA
322. 1566 — December 16.
Van Brimeu aan Margaretha. — Antwoord op No. 321. Hij herhaalt, dat het nu de beste gelegenheid is om 's Hertogenbosch aan te tasten. Zoodra Harderwijk is genomen, zal hij te Brussel komen. Hij verheugt zich over het den Gelderschen afgevaardigden gegevene antwoord. Men beweert, dat de Staten ondanks het verbod willen bijeenkomen.
Madame, J'ay receu la lettre de V. A. du Xllme de ce mois. Et premièrement quand a. ce que V. A. escript qu'il vient bien a propos que j'avois dict par la mienne le faict de Bois-leDucq se debvoir encoires surceoir, V. A. aura désia. veu par une aultre, que je luy ay escript depuis, ce quy passé et comment il seroit astheure (pour le changement des eauwes y contenu) la plus belle saison du monde pour le faire. Parquoy je le remectz a la trés prudente discrétion de V. A. pour y ordonner comme elle trouverat bon 1).
Quand a. la ville de Valenchiennes, je n'en scay aultre chose dire sinon ce que j'ay faict par ma précédente, et prie encoires trés humblement V. A. que (pour sa réputatiön) elle passé oultre, s'il est possible.
Touchant 1'exploict de la ville de Harderwyck, j'ay désia. faict les gens et débourzé tout ce qu'il fault, et supplie pourtant trés humblement que V. A. veuille donner ordre que 1'argent me soit envoié. Je n'attens sinon après cela pour venir vers V. A. incontinent, quand il sera faict ou failly, et je pense qu'elle en aurat bientost novelles.
Et il n'y a a tenir aultre négociation touchant le faict dudict Bois-le-Ducq, comme V. A. escript, sinon que, puisque tout est prest, que V. A. le peult faire exécuter, quand elle le trouverat bon.
Puisque V. A. veult que l'on temporise encoires avecq Ruremunde, je lesseray la négociation doncques comme elle est, jusques a. ce qu'il plaira a. V. A. me commander aultrement.
Je suis bien aisé de la responce, que V. A. a donné aux députez des Estatz de ce pays, car j'estois asseurément adverty qu'il n'en fust riens sortiz de bon, et ne lesseray de faire tout mon debvoir pour empescher qu'ilz ne. s'assemblent d'eulx mesmes, encoires que j'aye entendu que aulcuns auroient désia dict le vouloir faire.
De Nymmegen ce ióme de Décembre 1566.
A Madame.
Als boven IV, f. 465.
323. 1566 — December 18.
Van Brimeu aan Margaretha. — Hij deelt de bezetting van Harderwijk door zijne soldaten mede. De drost en de schout, die zich hierbij verdienstelijk hebben gemaakt, komen in aanmerking voor eene belooning. Hij zelf is weder ziek geworden.
Madame, Estant en chemin pour faire 1'exploict de la ville
1) Tot hier uitgegeven bij Cuypers a. w., No. XCI.



VAN PARMA EN CHARLES DE BRIMEU.
347
de Harderwyck je suis venu en ce lieu, oü une maladie m'at reprinse, de sorte que, s'il fust allé tout le monde, je nem'eusse sceu bouger d'ichy. Toutesfois pour ne perdre temps et pour ce que toutes choses estoient prestes, j'y ay envoié mes gens, qui ont sy bien faict, que la nuict passé y sont entrez i) avecq cent harquebouziers et sont en lieu sy fort, que nous y mectrions tant de gens que nous vouldrions, et ceulx de la ville ne leur peuvent mal faire, pour ce qu'ilz ont encloué toute leur artillerie. Demain y entreront encoires deux eens soldatz; dont n'ay volu lesser d'adviser V. A. Et en cas que je n'y puis aller moy mesme, je regarderay d'y envoier une paire de Conseilliers pour donner ordre a tout.
De Monnickhuysen lez Arnhem ce i8me de Décembre 1566. Post datum.
Madame, Comme le drossart et 1'escoutette dudict Harderwyck sont esté les principaulx, qui ont trouvé le moien de mectre les gens dedens la ville et se sont mis en hasard d'estre mis en cent mille pièches, il me samble (a. trés humble correction) qu'il seroit bon que V; A. leur fist quelque présent ou leur donnist quelque pension, affin que aultres puissent prendre exemple de faire le mesme.
A Madame.
Als boven IV, f. 469.
324. 1566 — December 20.
Van Margaretha aan Brimeu. — Antwoord op No. 320 en 323. Zij en hare raadslieden achten het in de gegevene omstandigheden niet raadzaam tegen den heer van Arssen op te treden. Zij dankt voor het bericht over de ontdekkingen van den spion, betreurt zijne in deze omstandigheden zeer ongelegene ziekte èn verheugt zich over de bezetting van Harderwijk.
Mon cousin, J'ay veu ce que m'escripvez par vostre lettre du Xllme de ce mois. Pour a. laquelle respondre, l'on estregardant au Conseil Privé les pièces touchant la seingneurie d'Arssen pour après m'en faire rapport et y ordonner comme se trouvera convenir. ^ Jusques lors et aussy tant que se verra en quoy terminera 1'affaire avec Valenchiennes, dont sommes pour bientost en prendre résolution, estant présentement arrivé icy le seingneur de Noircarmes, ne a samblé embrasser aulcune aultre chose de celles, que représentez par vostre lettre, encoires que par icelle et aussy par une aultre du XVIme, que j'ay receu depuys, dictes la saison en estre fort a. propos. Et après que se aura communicqué avec ledict seingneur de Noircarmes, je vous escripveray plus amplement, vous remerciant bien de vostre advis en ce faict de Vallenchiennes, lequel vostre advis j'estime comme je doibs,
1) Zie evenwel No. 326.



348
BRIEFWISSELING TUSSCHEN MARGARETHA
et en tiendray compte en tout aultre chose; vous recommandant ce pendant 1'exécution de Harderwyck, a quelle fin j'ay hier signé 1'ordonnance pour 1'argent, lequel ne fauldrez de recepvoir de bien brief.
Quant a. ce que par vostre première escripvez le gentilhomme avoir descouvert, il en va bien et ayant sceu ce qu'il tasche de descouvrir dadvantaige, ce me cera plaisir de 1'entendre.
De Bruxelles le vingtiesme jour de Décembre 1566.
Post date.
Entretant que ceste a esté encoires icy, l'on m'a faict rapport dudict faict d'Arssen, et le tout bien considéré n'a esté trouvé convenable qu'en ung commencement de ces troubles présens, procédans a 1'occasion de la religion, l'on s'attache audict Arssen comme le représentez, ayant samblé que l'on y viendra tousjours a temps par une arrière-main après quelque aultre expédition ou exploict, qui se pourra offrir.
Aussy s'est on résolu de passer oultre avec le faict de Vallenchiennes.
Ce soir, date de ceste, m'est venue vostre lettre du XVIHme de ce présent mois, par laqUelle m'advertissez comment aviés mis dedans Harderwyck cent harquebusiers, dont certes je ne puis sinon vous en hault louer, en ayant esté trés joyeuse, et le fus esté dadvantage, si quant et quant je n'eussé entendu vostre indisposition, chose que ne convient en ceste présente saison pour vostre gouvernement, lequel, a. ce que l'on m'advertit, pourroit bien avoir le premier et plus grand alarme et assault, et que de brief les adversaires y doibvent faire assemblée de gens de guerre; vous requérant partant d'y avoir tant plus diligemment et soigneusement 1'oeyl au guet. Je veulx espérer que si bon commencement de Harderwyck aura de suyte et succès conforme et que ce sera le moyen pour les réduyre et maintenir a la raison; vous priant donner ordre que l'on s'y conduyse de sorte, que a. ceste occasion n'en succède quelque altération. Et quand 1'estat de vostre gouvernement et vostre disposition pourront souffrir que venez ung tour. icy, le veuillez faire au plus tost pour le plaisir et besoing que j'ay de communicquer avecques vous sur les affaires de vostre gouvernement et aussy sur ce que Sa Majesté m'en at dernièrement escript le convenant.
Quant au drossart et escoutette ayant assisté au faict dudict Harderwyck, je suis du tout délibéré leur faire une mercède, dont les pouvez asseurer, les requérant de continuer leur bonne affection et bon debvoir.
L'on vous renvoye les pièches touchant ledict Arssen.
Datum ut supra.
Au conté de Meghem.
Als boven IV, f. 467.



VAN PARMA EN CHARLES DE BRIMEU.
349
325. 1566 — December 21.
Van Margaretha aan Brimeu. — Zij heeft vernomen, dat de Geuzen voornemens zijn aan de Langstraat en daaromtrent soldaten te werven. Zij wenscht hun voor te zijn en daar voorloopig voor Z. M. knechten te laten aannemen.
Mon cousin, J'ay quelque advertence de lieu point a contempner comme les sectaires desseingnent de bien brief faire une de leurs assamblées en la Langhestraete et par la-entour, oü l'on me dict que l'on est bien coustumier de tirer de bons soldatz. Or pour divertir ce desseing il a samblé icy que l'on doibt anticiper et par quelques capitaines faire appercevoir les soldatz de ce quartier-la, duquel quartier n'estant icy personne en estant practiqué, et s'estant estimé que vous le seriés ou scauriés aultres, qui le pourriont estre, j'ay trouvé bien vous despescher incontinent ceste pour, vous advertissant de ce que dessus, vous requérir que, si scavez capitaines propres pour le susdict quartier de la Langhestraete, veuillez incontinent les employer pour tenir apperceuz la pluspart des principaulx soldatz dudict quartier, non point pour besoing ou intention, que l'on ait pour promptement les employer, mais pour, les tenant aulcunement a nostre main, empescher que les adversaires ne les puissent sitost lever, ce qui sert toutefois pour advertence pour vous seul, sans qu'il convient que capitaines ou aultres le scachent; et a celle fin sambleroit que ne seroit hors de propos, que feissiés semer bruit que l'on appercoit ces soldatz pour la venue de Sa Majesté. Sur quoy me sera grand plaisir d'entendre le moyen, que aurez de vous employer en eest endroict et ce que y ferez, pour la oü ne vous vint a propos vous y employer, y donner incontinent aultre ordre requérant 1'affaire accélération.
De Bruxelles le XXIme jour de Décembre 1566.
Au conté de Meghem.
Als boven IV, f. 468.
326» 1566 — December 22.
. yAN.BT?°E5I **f H**6*»*™*. - Antwoord op No. 324. Hij heeft in verband met het te Harderwijk voorgevallene de meeste soldaten weder afgedankt. Hij hoopt eerstdaags met den spion te Brussel te komen en zet andermaal de voordeden van een legertje van 10 vendelen knechten met wat ruiterij en geschut uiteen.
Madame, J'ay receu deux lettres 1) de V. A. du 2ome dece mois et pour responce a 1'une, par laquelle V. A. m'advertit quelle a faict encheminer 1'argent tant pour en faire parpaye aux trois eens testes estants soubs ma charge que pour payer ceulx de la garnison de Schulemborch et le schutmaistre, puisque lexploict de la ville de Harderwyck est sy mal addressé 2), comme
1) Van deze is slechts één aanwezig, 1 „ 2).,Zie hi'rover S=hrasfrt Hardervicum antiquum II, blz. 97--100; Ris Lambers a.w. blz. 166; van Hasselt, Stukken I, No. 57; Brieven Hof, No. 2058-2061, en



35o
V. A. aura désia entendue par une mienne aultre i), pour ne faire despens au Roy sans propos, j'en ay cassé la pluspart et dépesché les aulcuns avecq ung- daler et les aultres avecq ung florin chascun selon sa mérite. Et prie trés humblement que V. A. veuille ordonner au trésorier de guerre de me rembourzer ce que j'ay débourzé, dont je luy rendray bon compte.
Quand au gentilhomme, qui a descouvert la collectation, dont 1'aultre lettre de V. A. faict mention, sy ma santé le permect, j'espère avecq ledict gentilhomme en peu de jours venir vers V. A. et supplie qu'elle ne veuille dire k personne ma venue, et luy diray une paire de moyens, qui me samblent (selon mon petit entendement) ne pouvoir faillir pour recouvrer force argent pour le Roy, mais il y fauldroit procéder sans dissimulation.
Et puisque V. A. veult que 1'exploict du seingneur d'Arssen se supersède, je feray comm'elle escript, comme je feray aussy en toute aultre chose, qu'il luy plairat me commander.
Je suys bien aisé (pour le service du Roy et de V. A.) que V. A. est résolue de passer oultre avecq le faict de Valentiennes, car c'est chose, dont dépend beaucop.
Et sy V. A. se doubte que l'on pourroit bien avoir la première alarme en ce pays-cy (comm'elle escript), il me samble qu'il seroit bon, qu'elle fist faire au gouvernement de Monsieur d'Arenberge et en cestuy-cy en chascun dix enseignes des gens de pied et que eussions aussy cincq ou six eens chevaulx, et l'on s'en pourroit servir en plusieurs choses, premièrement pour conserver ces pays et réduire les villes qui sont désia. enfectées, tant audict gouvernement de Monsieur d'Arenberge que au mien, car nous pourrons secourir 1'ung 1'aultre, et avecq une dozine de pièches d'artillerie de batterie l'on prendroit la ville de Harderwyck en moings de vingt quatre heures, comme j'ay escript k V. A., moiennant que l'on la peuille surprendre, affin qu'ilz n'ayent plus des gens qu'ilz ont astheure, et l'on pourroit 1'artillerie faire venir par eauwe du gouvernement de Monsieur d'Arenberge. Ceulx dudict Harderwyck se fient fort que ceulx d'Amsterdam les doibvent secourir. Et quand ladicte ville de Harderwyck et celle de Remunde seroient réduictes, laquelle se pourroit aussy prendre avecq le(s) mesmes gens et artillerie, les aultres (voiant que nous estions les plus forts) se réduiroient bien d'eulx mesmes; et pense, quand l'on auroit ledict Remunde et les gens au pays, sy le Roy demandoit quelque aide, que ceulx du pays 1'accorderoient alors plus tost de poeur qu'ilz ne le feroient astheure par amitié; et sy ledict Harderwyck se mist en deffence pour attendre la batterie, l'on feroit bien sy bonne composition avecq eulx, qu'ilz payeroient tous les despens. L'on en pourroit aussy empescher que nulle assemblée ne s'y fist, et
Gelre, Bijdr. en Meded. XI, blz. 439—44a, waar in een door den magistraat van Harderwijk aan „Bannerheeren und gedeputeerden der vyer quartieren" overgegeven verzoekschrift eene beschrijving wordt gegeven van de mislukte overrompeling en de buitensporigheden, waaraan des Stadhouders soldaten zich hebben schuldig gemaakt. 1) Deze is niet aanwezig.



VAN PARMA EN CHARLES DE BRIMEU.
351
aussy sy quelque assemblee se fist en quelques aultres pays circumvoisins, l'on en pourroit regarder de leur empescher les passaiges des rivières, s'ilz vouliont venir par decha. Et comme V. A. est résolue de passer oultre avec Valenchiennes, elle s'en pourroit aussy servir pour renforcher son camp, sy elle entendist que quelquns la vousissent secourir.
De Nymmegen ce 2 2me de Décembre 1566.
A Madame.
Als boven IV, f. 471.
327' 1567 (1566) — Januari 18 1).
Van Margaretha aan Brimeu. — Zij gelast hem dien van Mohtfort en Kessel te verbieden Maeseyck van levensmiddelen te voorzien, zoolang die stad zich tegen den bisschop van Luik blijft verzetten.
Mon cousin, L'évesque de Liège m'a présentement faict entendre comme ceulx de la ville de Maeseyck par 1'admission d'un prédicant sectaire et séditieulx et plusieurs aultres actes tendans a. tumulte, sédition et rebellion, èsquelz après et nonobstant plusieurs ses bonnes et amiables semonces et depuis rigoureuses comminations et mesmes contre 1'expresse défence du Circle Inférieur encoires ilz persistent, ont esté par sa haulte justice dudict Liège déclarez séditieulx et rebelles contre luy et ennemis du pays, et que entre aultres moyens pour les réduire a. la raison il avoit prins au devant la voye de leur coupper les vivres, a quoy le duc de Juilliers, conforme a. ladicte défence du Circle, avoit declairé le vouloir assister de son costé en faisant faire défence par ses pays plus voisins ausdicts de Maeseyck de ne les assister de nulle sorte de vivres durant qu'ilz continueront en leurdicte rebellion. Et comme ledict seingneur évesque m'a en oultre faict scavoir comme ceulx du quartier de Montfort et Kessel, pays de Gheldres, peuvent assister et journellement assistent lesdicts de Maeseyck de vivres, me priant partant qu'en faveur de justice je y voulsisse faire faire semblable défence, ce que s'est trouvé raisonnable tant au respect de la bonne et ancienne alliance et voisinance entre les pays de par
deca avec les 2) dudict Liège que pour 1'exemple
de rebellion, pour répression de laquelle tous princes doibvent s assister mutuellement, a ceste cause je vous requiers et néantmoings de par le Roy, mon seingneur, ordonné que de par Sadicte Majesté faites défendre comme trouverez appartenir bien expressément et sur grosses peines aux subjectz desdicts quartiers de Montfort et Kessel de point assister lesdicts de Maeseyck d'aulcune sorte de vivres durant qu'ilz demeureront en leur
r) De lange tusschenruimte tusschen dezen brief en den vorigen is toe-te schrijven aan het verblijf van Brimeu te Brussel. Zie Rachfahl a. w., blz. aai, en hieronder No. 33a. a) Hier is een gedeelte van den brief afgescheurd.



352
BRIEFWISSELING TUSSCHEN MARGARETHA
rebellion; et la oü il y eust- difficulté en vostre endroict a. faire ladicte défence, m'en advertissez pour y pourveoir de ce costé.
De Bruxelles le XVIIIme jour de Janvier 1566.
Au conté de Meghem.
Als boven V, f. i.
328. 1567 (1566) — Januari 19.
Van Margaretha aan Brimeu. — Zij zendt hem een uittreksel van eenen brief uit 's Hertogenbosch, waaruit blijkt, dat men daar zijne bedoelingen wantrouwt en op zijne hoede is.
Mon cousin, Ce mot va seulement pour vous adresser 1'extraict d'une lettre des chancellier de Brabant et Sieur de Mérode, estans a Bois-le-Ducq 1), advertissant de la souspecion que ceulx d'icelle ville ont, que y vouldriés mectre gens dedans, et le guet que a ceste occasion ils y font singulièrement de nuict, comme verrez plus amplement par ledict extraiet. Et n'estant ceste a aultre effect je la finiray en priant le Créateur vous avoir, mon cousin, en Sa saincte garde.
De Bruxelles le XIXme jour de Janvier 1566.
Au conté de Meghem.
Als boven V, f. 2.
329. . 1567 —Januari 19.
Van Brimeu aan Margaretha. — Het Hof van Gelderland heeft hem geschreven, dat z. i. de eed der leenmannen op eene andere wijze moet worden gedaan dan zij heeft gelast, met welk advies Schr. zich heeft vereenigd. Hij verzoekt haar spoedig te beslissen, opdat alles kunne geschieden, voordat hij met zijne soldaten het land verlaat.
Madame, J'avois escript a. ceulx du Conseil ichy touchant le serment, que V. A. m'avoit commandé de faire faire par les officiers aux fiefvez de mon gouvernement, et ilz m'ont rescript leur advis, par oü il leur samble que ledit serment se doibt faire en ung aultre sorte; et comme j'ay trouvé leur advis bon et convenable, n'ay volu lesser de 1'envoier a. V. A., affin que, sy elle veult qu'il se face ainsy, qu'elle me le mande et cela le plus tost le meilleur, affin que je le puisse faire ce pendant que je seray encoires en ces pays et devant que je m'en retire avecq les soldatz.
De Nymmegen, ce i9tne de Janvier 1567, stilo communi.
Madame, Comme ce sont les originales lettres, qui vont icyjoinctes, prie trés humblement que V. A. me les veuille faire renvoier.
A Madame.
Papiers d'Etat et de 1'Audience (Archives Générales du Royaume de Belgique), portef. 244s.
1) Zie over de reden, waarom Margaretha deze personen derwaarts had gezonden, o.a. Bor (uitg. 1679) I, btz. 151.



VAN PARMA EN CHARLES DE BRIMEU.
553
Aangezien de bnef der Regentes van n Januari ontbreekt, acht ik het van belang voor het rechte verstand der zaak hier mede te deelen hetgeen daarover m de brievenverzameling van het Hof te vinden is
Up 15 Januan gelastte de Stadhouder uit Nymegen aan het Hof
r^X v. ^nlS°\der CaTgh Vertreck die brievennluydt unnd vermogens jetzhoechgedachter hertoughynne to Panna etc. bevell aen allen ofSen unnd amptluyden aff to verdigen und toe to schicken, mitz ot weï uuytdruckehckenn verstokende, welcker gestalt sy den leenmannen dén eedt voirstaeven 1) unnd halden sullen» (Br. v. h. Hof a. d. Stadhouder No S a ^° ^ l6. Januan een zeer «itvoerig antwoord (ald. No xqq) vl rfrT erU-rt-m hoofdz^k de ^oud van den niet aanwezigen brie volgen: ' " °P * ^ * Her 'S Hoves bezwaren in extenso
oro^T.derIinge daer0P> dat 0ire Hoicheyt bevehelt, dat U. G aen allen £e? F G V^dleerne' drosten «*> anderen officieren endè amptmyden deses b. o. und G. Z. soewael Con. Maj als den vasallen, dyen 't behoiren sal, schryven und hun bevehelen ^oll 'tghoene wes Ó.H missive in lange vermeldet, sal U. G. believen to verken, dat in deVen knden nyet gewoenthck en fc deur de officieren den van adel yetwes toTevehefen ^v,- i mCn, °? hUD Sdffs schriifft' und da* daeromme, sEnu Èl ?Seren;(a,S » ™*« h> ^ officieren n/et
dat oick voele ende verscheiden lehenluyden of lehenmannen ziin
(woewaei sy S. M als fursten und graven verplicht ziin) ligghende hebben und oick andere lehenluyden selffs buyten den furstendomme und gmeff-
nv,aTHW°enhafftich Td insulIi<*<* gestalt den offiderenZd aCKen nyet onderworpen noch to obedieren schuldich ziin- amptluyden
und dairenteyndens dat voele groote heeren, als'die graven van Culen borch, van den Berge, gravinnen van Lymborch und bSoI Z
Se^ïïfïS?1 SUIf' h°ig^ heeriick«eyden bïïtteïde zün die oick den officieren sus gheene gehoirsaemheyt sollen leisten willen
oïk sss1* drKiver gebode «*verbode «***> irSdïïa-
Und rSe r S1Ch bezTaeren aen t0 nemen hun eenige bevehelen te doen seerïen £ UG ^rTT^™ hier nyet ^en waeren, dan ces-' seeraen, sal TJ. G genedelick believen te verstaen, dat wy ons nvet en vereihen, dat die officiers, wanneher men achtervolligende LchgeSter hertoeghmnen meyninge hun sullick bevehel dede, in deser Sn hf hoirhcke dihgenüe off ernsticheyt doen sollen, aengemercktTat - sol Vle^0ff Vli{f.^d^ aen allen officieren und amptluyden hebben ^n iTn', s>\sichmit ^ diligentie erfaren und intomer^soul^ op ethcke lehenenm oiren bevolenen ampten gelegen, om to weten S die bes.tters derselver lehenen siin, soe dye nyet Verheven noch verher gewaet, dan verduystert blyven ligghen waeren, to dem eynde dat sv
daerop Vïot TT* uud kgcstalt mUChten g-Weert wSn - Z daerop bis tot noch toe gheene antwoirde van eenigen van hun allen hebben erlangen kunnen, und daeromme wy ons in dese saecke voH weyniger, jae gantz gheene antwoirde to sullen verkrygln vern-ouwen selffs Gheusen off denselven toegedaen ziin. <""jj"uyuen DaD' in '* lanSe °Pter saeeken gecommuniceert und dieselve rypelick
1) letterlijk voorzeggen. Men vindt i.p.v. voorstaven nnlr.f.
ir. beteekenb Francks ^««^S«tï:yj
23



354
BRIEFWISSELING TUSSCHEN MARGARETHA
overwegen hebbende, ons (doch onder correctie ais boven) voel nutter und oirboirlicker gedocht heefft und dunckt, dat men daerinne nyet beters noch gefueghlickers, om tot Con. Majesteyts meynongh to khomen, en sol kunnen doen off voirnhemen dan dat U. G. aen allen den lehenluyden und vasallen und yederen van hun bisunder by eene missive schryven dede ende dat U. G. dieselve missive selffs onderteyckende, vermeldende in effectu, dat U. G hun vermaenden und in frisschen gedencken brochte oire beloefften und eydt, die sy Con. Maj. gedaen, als to weten van S. M. als hertoughen tho Gelre und graven tho Zutphen holt und getrouwe to ziin, Syner Con. Maj. beste voir tho wenden und archste tho waren nae allen oiren vermoegen, to bedienen, to bemannen, to bewaren und allet voirder to doen, dat een guedt ende getrouw lehenman synen lehenheer to doen schuldich etc, mit bevehel daerop mit allen vliete to trachten dieselve beloeffte und eedt to bedencken und, sonder op eenige eedtoff confederatie oder verbintenisse, die sy villicht — des U. G. sich dannoch tot hun nyet en versage — gedaen muchten hebben, to letten, sich to vermyden daerentegen yetwes to doen of voir tho nemen tegen Syne Con. Maj. off derselver meynongh und bevel in eeniger manieren, by verlos und verbuerte oirer lehenen; gesynnende met brenger des bryeffs of ten langhsten binnen vierthien dagen van yederen van hun een volkhomen clare, onbedeckte, ongesmuyckte andtwoirde und verclaringe, wes hy in allen und yederen puncten vurs. to doen oder to laten und hoe hy sich mit off tegen S. M., synen lehenheere, to gebruycken, halden und dragen gemeynt were; mit dem aenhange dat, indyen U. G. off, in derselver affwesen, ick Nicolay, cantzler, binnen sulcke vierthien dagen gheen antworde en ontfange, U.G. hem voir weygerich, ongehoirsaem, synen eydt nyet betrachtende und folgentz als siin lehen off lehenen verbuert tho hebben achten, halden und dairvoir ansihen und voirnhemen woll nae behoir; hem oick bevehelende dat, indyen hy eenige onderlehenen hedde, dat hy van allen und yederen synen lehenmannen gelycke verclaringe gesynne und dieselve U. G. off my cantzler op 't forderlicxst und spoedelicxst schrifftelick overseynde und toekhomen doe, sonder nochtans daermit of onder id dexel van dyen syne selffs verclaringe (binnen vierthien daegen tho doen) to vertrecken, verachteren off verlengeren, opdat S. M. by sullicken middel und wege in desen geferlicken tyde weten moege, tot wyen sy sich to vertrouwen hebbe oder nyet".
Bij schrijven van 17 Januari (ald. No. 401) verklaarde de Stadhouder in het algemeen met 's Hoves advies in te stemmen, maar wenschte op een paar punten eenige wijziging en aanvulling, nl., „alsoe Z. M. selffs desenthalven aen die hertoughinne to Parma geschreven mit uuytdruckelicke meynongh, dat alle syne vasallen doen eenen eydt van S. M. overall ende tegens eenen yederen to dienen ende oick renuncieren oder verthien' van alle verbonden und confederatiën ter contrarien, und wy sullicken punct, daerinne die principale swaricheyt gelegen, in uwen advis nyet en vinden, hebben wy 'tselve wel willen wedersenden, to dem eynde, dat ghy — soe verre het u guedt dunckt — id voors. punct oder clausel dairby vuecht."
Hierop antwoordde men op 18 Januari (ald. No. 402): „Eerstlick betreffende den nyen eedt to doen, dat die leenluyden — onses vasten erhaldens — daertoe nyet to brengen noch to bewegen siin, dan segghen sullen, sy hebben eens eenen eydt gedaen; den weten sy to betrachten; oick dat sy sullicx anders nyet dan wanneher een nye heer aenkhompt, als nu lest in 't ontfangen Syner Con. Maj. geschiet, to doen schuldich off verplicht ziin;



VAN PARMA EN CHARLES DE BRIMEU.
355
Und dyenaenaaende dat sv S M h „„n„_ j.* ...
oick, off sy schoon den voirs. eedt doen wollen, nyet sollen willen beloven dLZZn£' HWant 7 Pf*enderel1 "fd halden, dat sy den furst nyet buyten den lande, dan alleenlick binnen den limiten derselver to dienen yerplicht off gehalden siin; *7^v Und voirts belangende id renunchieren oder verthyen van alle verbonden ende confederatiën hebben wy aen onsen voirgaenden bryeff van advyse doen adderen, oick eenige woirde subvirguleren ende in plaetse des gesubyirguleerdes andere woirde doen stellen i), als U. G uuyt denselven believen sal genedelick to vernhemen; verhopende, U. G sal nu onse meynongh claerhck verstaen." r » b«u uu
wa-S- d,|Zr t0eli.cbting J de Stadhouder naar Brussel vertrokken, van W hlJ 2,8 Jaauan (ald- No. 407) schreef, dat de Regentes zich vereénigd had met s Hoves gevoelen over de belofte aangaande het dienen.
330.
I5°7 — Januari 20.
weziln" wf'^h^i fIj\RGARE™A- - Antwoord op No. 327 en eenen niet aan!
l ° " b " 1 - TT Ulc va" ««"«lort en Kessel doen en verzoekt
komst te Brussel eenige» tijd te mogen ^telleT wetens W
worvene soldaten.
ge-
Madame, Jay receu deux lettres de V. A., 1'une contenant que je face faire défence au pays de Kessel et Montfort que l'on ne menie nulz vivres a Maeseyck, k quoy je ne fauldray d'obéir 2\ toutesfois il me samble, pour les mectre a 1'extrémité, qu'U conviendroit de leur oster la rivière de Meuze, ce que se pourra mal faire sans que beaucop d'aultres villes ne s'en sentent aussy • 1 aultre 3) pour me trouver a Bruxelles pour me communicquer aulcunes choses d importance concernantes le service de Sa Maiesté Je supplie tres humblement V. A. m'en tenir pour excusé sy se peult faire, et me commander par escript ce qu'il luy plaist que je face, ou par quelque homme confident, qu'elle pourroit envoier vers moy, car comme les gens, que V. A. me commande de lever, seront ensamble le XXIXme de ce mois, il me samble entièrement necessaire que je my treuve présent pour obvier aux désordres, qui se pourroient faire. Néantmoings sy V A LCU; qti F*™™' J'e ne fauldray de luy obéir en cela et en toute auHre chose, qu'il luy plairat me commander, encoires qu'il
Sme^rïfchy6 ^ ***** pluS de servk*>de
Et supplie trés humblement que V. A. veuille donner ordre que audict temps le commissaire soit la part oü nous serons et 1 argent quelque part la-alentour, jusques a ce que nous aurons pnns la »loopplaetse" dedens, pour quelque difficulté qui pourroit
JIJ" de V? de SesPatieerde woorden van het advies zijn de volgende
df^sTvuuc^
flie sy villicht - des U. G. sich tot hun nyet en versage — mit yemanden hieren tegens gemaeckt off ingegaen mochten hebben " yemanoen meren-
tl ïw tlenZe!fden d8g. SChreef ^ hierover aan het Hof Stadh. No. 104) 3) Deze is met aanwezig. iu4j.



356
BRIEFWISSELING TUSSCHEN MARGARETHA
sourdre. L'on faict courre le bruict — toutesfois je ne le scay croire — que les sectaires avecq quelques paisans nous la veuillent empescher. J'y ay envoié pour le scavoir et j'en auray bien d'ichy a deux ou trois jours asseurées novelles.
De Nymmegen ce 2ome de Janvier 1567, stilo communi.
A Madame.
Correspondance de Gueldre et Zutphen V, f. 3.
331. 1567 —Januari 21.
Van Brimeu aan MaRg*hetha- — Hij gelooft op goeden grond, dat men die van Harderwijk tot gehoorzaamheid kan brengen door hun vergiffenis te beloven tegen betaling van iooo gulden boete enz.
Madame, Comme quelques gentylhomes de cheulx, que je scavoie ne point estre Gheulx, ont dysné avecque moy, de cheulx, qui sont venus vers moy de la part de cheulx de Harderwyck depuis les aultres escriptes par la mayn de mon secrétaire, yl me samble que l'on les mainera oü l'on voldra. Néomoings je n'en veulx asseurer V. A., mays sy on les powoit mener que yl donnassent forfaicte mille floryns, remectant le Roy en sa mayson, promectant de ne jamays admectre prédicans, restituer les églises en leur premier estre, V. A. les voldroit elle absolvere a culpa et corporelle. Ce que j'en dis n'est que je veulle asseurer V. A. qui 1) le feront, mays affin que V. A. peuve considérer que le moyen d'argent ne manquerast. S'yl ne le font par amitié, je ne fais doubte que je ne leur feray faire maulgré eulx. Je supplie trés humblement V. A. communicquer cechi avecque peu de gens et me mander sa volonté, car je mectray toujours ma vie et ce qui en despant 2) pour 1'exécuter.
De Niumeghem ce 2ime de Janvier a°. 1566 3).
A Madame.
Als boven V, f. 4. Geheel eigenhandig.
332. i567 0566) - Januari 21.
Van Margaretha aan Brimeu. — Antwoord op No. 330. Hij moet te Brussel komen, daar zij hem eenen brief van Z. M. moet overhandigen en een mondeling bevel overbrengen.
Mon cousin, Pour respondre a 1'excuse, que par vostre lettre du jour d'hier faictes de venir icy, je vous advise que j'ay charge du Roy, mon seingneur, de vous délivrer personnellement ses lettres, que j'ay addressantes a vous, et vous dire moy mesme de bouche ce que Sa Majesté me commande 4), par oü ne se peult
1) = qu'ilz. 2) = dépend.
3) Dit is eene vergissing. 4) Zie Gachard, Corr. de Phil. II, No. 509.



VAN PARMA EN CHARLES DE BRIMEU.
357
faire ny par lettre ny aultrement; vous requérant partant de, laissant ordre pour obvier aux désordres et inconvéniens au lieu de 1'assamblée de voz gens, incontinent vous acheminer en ca., et vous advisant que ce ne sera que pour ung jour que pourrez séjourner icy, de oü pourrez aller trouver voz gens au lieu de leurdicte assamblée, et se donnera ordre a. 1'envoy du commissaire et argent selon que 1'escripvez.
De Bruxelles le XXIme de Janvier 1566.
Au conté de Meghem.
Als boven V, f. 6.
333. 1567 —Januari 21.
Van Brimeu aan Margaretha. — Antwoord op No. 328. Hij gelooft niet, dat men te 's Hertogenbosch zoo scherpe wacht houdt, en weet, dat men er zeer bevreesd is; ook dat zij na eene waarschuwing wel bereid zullen zijn de poort te openen. Voor de monstering komt Driel hem meer geschikt voor dan de Langstraat.,
Madame, J'ay receu la lettre de V. A. du XIXme de ce mois avecq copie de la lettre des seigneurs de Mérode et chancellier de Brabant, par laquelle ils advisent V. A. delasuspecon que ont ceulx de Bois-le-Ducq, pour ce que mes gens, et nommément ung gentilhomme appellé Bemmel, passent et repassent souventefois par la, que je veulx mectre gens dedans la ville etc. Et quand audict gentilhomme, je ne le en scauroie garder, car il at environ ung demy-lieue de ladicte ville une maison, et pour y aller et revenir il luy fault passer par la, comm'il a faict encoires devant-hier, et croy que ladicte suspecon leur augmentera encoires davantaige par cela que j'ay donné a son frère une enseigne, laquelle il léve alentour de ladicte ville et la Langestrate, comme aussy font aulcuns des aultres capitaines suyvant le commandement que V. A. m'a faict.
Quand a la garde que l'on feroit en ladicte ville, en venant la dernière fois de Bruxelles je m'en suis ung peu informé et ay bien entendu qu'ils ne la font sy grande comme par ladicte lettre l'on escript a. V. A. .Néantmoings, s'ils la font bonne, tant mieulx pour eulx; mais d'une chose ay bien volu adviser V. A.: c'est qu'ils ont belle poeur, tant les Catolicques que les sectaires, et il me semble (a ce que j'ay entendu par aulcuns, qui sont fort practicqués en ladicte ville) que, sy V. A. leur escript une lettre, par laquelle elle leur commande de recevoir garnison, sur paine qu'ils seront déclairez rebelles, qu'ils ouvriront la porte d'eulx mesmes a qui il plairat k V. A. leur commander; et l'on me dict aussy que l'occasion en est que pluissieurs des Geulx se sont retournez Catolicques. Je me remectz a. ce qu'en est 1), et prie encoires trés humblement V. A. qu'elle veuille donner ordre que le commissaire et 1'argent soient au temps et lieu, que je luy ay escript par mes précédentes, asscavoir a Driel le
1) Tot hier uitgegeven bij Cuypers a. w., No. XCVIII.



358
BRIEFWISSELING TUSSCHEN MARGARETHA
XXIXme de ce mois, pour éviter les désordres, que les soldatz pourront faire devant que les mectre en discipline. Sy V. A. veult que de la nous passions oultre a. la Langestrate et y faire la monstre, comme V. A. avoit premièrement advisée, elle me le pourrat mander, mais 1'aultre lieu, scavoir a Driel, me samble plus convenable et aussy ilz méritent bien ung bon chastoy, pour ce qu'ilz ont volu tuer ung prestre dedans 1'église.
De Nymmegen ce 2ime de Janvier 1567, stijo communi.
A Madame.
Als boven V, f. 7.
334. 1567 —Januari 21.
Van Brimeu aan Margaretha. — Hij acht het nu den meest geschikten tijd voor den aanslag op 's Hertogenbosch. Daar de Geuzen „sterven van vrees", is het nu de tijd om door te tasten. Die van Harderwijk hebben tien heeren tot hem gezonden.
Madame, Comme je pense que ce que V. A. m'a escript présentement touchant Bois-le-Ducq est seullement affin que je sache ce quy passé et comment je m'aye a. conduire pour mectre en exécution ce que j'ay entre mains, n'ay peu lesser d'adviser V. A. qu'il faict astheure le meilleur temps a, propos du monde et que, s'il demeure encoires quinze jours ainsy, j'espère d'en mectre V. A. hors de toute paine, et supplie pourtant trés humblement que ce pendant elle se veuille mectre en repos quand k cela.
Je scay bien asseurément qu'ilz ne font point de garde, et fay bien tant d?advertence que, sy je vois que mon entreprinse failleroit, que je passeray oultre sans faire semblant de riens.
Aussy n'ay peu laisser d'adviser V. A. que j'entens que les Gheulx se meurent partout de poeur, et il me samble que, sy V. A. pousse oultre, comme elle at désia, encommencée, que ce serat une briefve guerre.
Ceulx de Harderwyck ont envoié dix gentilzhommes vers moy; j'ay remis pour les ouyr jusques a. demain matin. Je pense que ce serat pour prier d'appoincter leurs affaires, s'il se peult faire, et ne lesseray d'adviser V. A. ce que j'entendray d'eulx, et n'y résouldray riens sans première ordonnance de V. A.
De Nymmegen ce XXIme de Janvier 1567, stilo communi.
A Madame i).
Als boven V, f. 9.
1) Uitgegeven bij Cuypers a. w. No. XCIX.



VAN PARMA EN CHARLES DE BRIMEU.
359
335. I5&7 — Januari 22.
Van Brimeu aan Margaretha. — Hij deelt haar zijne besprekingen met de afgevaardigden van Harderwijk mede, alsook zijn gevoelen aangaande hetgeen ten aanzien van die stad en van Elburg behoort te worden gedaan.
Madame, Les gentilzhommes, dont j'avois hier escript a. V.A. 1), sont esté ce matin vers moy et m'ont faict une grande harangue et enfin leur conclusion at esté de me prier que je volsisse suppiier V. A. qu'elle volsist pardonner ceulx de Harderwyck leurs mésus, sur quoy leur ay dict que j'avois escript a. ceulx de ceste ville par commandement de V.A. responce sur la lettre des députez de ce pays, a. qui iceulx de Harderwyck aviont présenté certaine requeste, et qu'ilz pourriont bien voir par icelle lettre (dont je leur baillay la copie) que V. A. ne sceust point grand gré ausdicts députez de vouloir intercéder pour eulx et que pourtant je ne vouldroie aussy (a. 1'appétit d'eulx) encourrir en quelque indignation et qu'ilz ne pensassent point que leur mésus estoit sy petit, qu'ilz n'avoient fourfaict corps et biens. Mais quand ilz auriont premièrement faict et accompliz le contenu de ladicte lettre (dont j'envoie icy-joincte la copie, sy d'aventure V. A. ne se souvenoit point de ce que dernièrement fut conclu au Conseil), que alors je pourroie regarder de m'y emploier. Et ilz m'ont respondu qu'ilz ne sgaviont riens a. parler de ladicte lettre, parquoy ilz ne me scauriont riens respondre la-dessus; me demandant sy je pourrois bien souffrir que quelques députez de Harderwyck vinssent vers moy pour me déclairer leur intention. Sur quoy leur dis que, s'ilz vouliont accomplir le contenu de ladicte lettre, qu'ilz pourroient venir endedens quatre ou cincq jours, car je^ ne pensois plus longuement demeurer ichy. Voila, Madame, ce qu'est passé ce jour d'huy audict affaire, et ne lesseray d'advertir V. A. de ce que s'y ferat doresnavant, et n'y résouldray riens sans première ordonnance de V. A., comme je luy ay désia escript. Sy d'avanture V. A. les vouloit recepvoir en composition, il me samble (k trés humble correction) qu'il seroit bon (pour gaigner temps) qu'elle me mandist sur ce sa volunté, en quelle sorte qu'elle veult qu'elle se face, affin que je sache que leur dire, sy d'avanture ilz envoient vers moy, comme V. A. pourroit aussy faire touchant ceulx de Elborch, qui seriont bien content de venir au ^ mesme appoinctement, comme ont faict ceulx de Leuwerden, a ce que j'entens. Lesdictes deux villes méritent bien ung bon chastoie, tant corporel que pécuniel, J'ay bien tant entendu de Harderwyck que, sy d'avanture je marche avant avecq le canon et que j'aye les cincq enseignes de Monsieur d'Aremberghe et sa compaignie et la mienne de cavallerie, qu'ilz ouvreront bien les portes d'eulx mesmes, et quand ilz ne le vouldront faire, je ne fay point de doubte d'y entrer endedens peu de temps. Je demande les enseignes de Monsieur d'Aremberghe pour tant plus asseurer nostre cas, car V. A. scait, la oü l'on meine le canon, qu'il fault estre ung peu asseuré, encoires
1) Zie No. 334.



36o
BRIEFWISSELING TUSSCHEN MARGARETHA
qu'il me samble que je le feroie bien avecq les dix miennes, et aussy je pense que mondict sieur d'Aremberghe aura bien faict en Frize devant que je feray 1'entreprinse de Harderwyck.
De Nymmegen ce 22me de Janvier 1567, stilo communi.
A Madame.
Als boven V, f. n.
336. 1567 (1566) — Januari 24.
Van Margaretha aan Brimeu. — Antwoord op No. 329. Zij vereenigt zich met het door het Hof van Gelderland en hem gegevene advies ten aanzien van den eed der leenmannen.
Mon cousin, Après avoir veu et meurement examiné en Conseil du Roy, mon seigneur, estant.... moy, ce que vous m'avez escript par voz lettres du (19) du mois présent, ensemble 1'advis des chancellier et gens du Conseil de Sa Majesté en Geldres y mentionné touchant le serment, que les fiefvez de vostre gouvernement auroyent k faire et renouveller en conformité de mes précédentes du Xlme de cedit mois, je me suis conformée k vostre advis et celuy desdits du Conseil en Geldres, vous requérant que suyvant ce veullez au plus tost escripre ausdits fiefvez en la sorte et manière y contenue; auquel effect vous renvoye cy-encloses les lettres d'advis desdits du Conseil en Geldres, désirant que conforme a. leurdit advis vous faites tenir note de ceulx, qui refuseront de faire et renouveller le serment, qui leur sera proposé. Et au regard des fiefvez demeurans hors des pays et limites de vostredit gouvernement et ayans leurs fiefz situez ou gisans en iceluy, ferez faire 1'intimation de ce que vous escripvrez aux aultres au lieu ou lesdits fiefz seront situez oü gisans, affin qu'on leur signifiie de s'y acquiter semblablement de leur debvoir, pour, en cas qu'ilz n'y satisfacent, s'en pouvoir servir comme par raison se trouvera convenir, et de ce qu'en succédera me veullez advertir en diligence pour les raisons contenues en mesdites précédentes.
De Bruxelles le XXIIIIme jour de Janvier 1566.
Au conté de Meghem.
Papiers d'Etat et de 1'Audience (Archives Générales du Royaume de Belgique), Portef. No. 2448.
337. 1567 (1566)—Januari 25.
Van Margaretha aan Brimeu. — Antwoord op No. 335. In het algemeen is zij er voor de zaak van Harderwijk aan te houden tot de komst des Konings, maar wel zoude hun gelast kunnen worden in afwachting daarvan alles in den vorigen staat te herstellen. Beter dan het leggen van garnizoen acht zij 10 of 12 gijzelaars en afneming van alle wapenen behalve degens en dolken aan de kwaadwilligen. Eveneens kan ten aanzien van Elburg worden gehandeld. Over 's Hertogenbosch wil zij met hem spreken.
Mon cousin, J'ay par vostre lettre du XXIIme de ce mois entendu comme ceulx de la ville de Harderwyck ont envoyé dix



VAN PARMA EN CHARLES DE BRIMEU.
36i
gentilzhommes du pays vers vous pour appoincter, et la responce, qu'avez donné k iceulx, que trouve trés bien, comme aussy j'ay voluntiers entendu que lesdicts de Harderwyck viennent k se recognoistre et qu'ilz debviont encoires envoyer quelques ungs vers vous pour vous déclairer leur intention. Et quant a ce que demandez scavoir ma volunté, si d'adventure je les vouloye recepvoir en composition, il convient que sur cela je vous représente que, quant k accorder pardon a ceulx, qui pourriont avoir mesprins, dont plus d'une fois j'avoye escript au Roy, mon seigneur, Sa Majesté par ses dernières a remis entièrement le faict de pardon k sa venue, y adjoustant que lors l'on ne la trouvera en rien changée quant k sa clémence accoustumée, oü il y aura raison d'user d'icelle, selon que 1'aurez entendu par aultres lettres miennes; et que partant et estant sa venue si prochaine, y joinct que la raison veult bien qu'estant Sa Majesté le maistre et se mectant en tant de travail et danger pour venir par deca y redresser les affaires, il ait aussy plustost le gré des pardons et graces, qu'il y aura question de faire, que non pas ung aultre.
Vous comprendez bien, mon cousin, que et le faict de composition et du chastoy nous convient entièrement réserver k Sadicte Majesté sans y entrer ou toucher, comme aussy je n'ay voullu faire endroict ceulx de Leeuwaerden, selon qu'en ceste conformité je 1'ay escript a mon cousin le conté d'Aremberghe. Par oü ce que maintenant, attendant 1'arrivée de Sa Majesté, se pourroit faire endroict ceulx de Harderwyck, a samblé povoir estre qu'ilz ayent a. incontinent faire partir les nouveaulx prédicans hors la ville et jurisdiction d'icelle avec promesse de jamais y en introduire des aultres, et aussy les prebtres, qui peuvent avoir délaissé la religion Catholicque et s'addonné a la nouvelle; replacer les repositoires du sainct Sacrament, s'ilz les ont rompu; les aultelz, images, ornamens, joyaulx et toutes aultres choses rompues et ostées ès églises, oster et anéantir toute nouvellité et Changement de la religion, restablir et faire continuer le service divin et cérimonies anciennes en toutes églises et cloistres et remectre le tout concernant la religion Catholicque en son premier et ancien estre et estat, attendant 1'ordonnance, que par Sa Majesté sera faicte endroict le faict de la religion, et aussy 1'ont promis celx de Leeuwaerden, ayans dors le premier jour enchassé leurs prédicans, lesquelz incontinent passarent oultre vers Embden; et aussy les curez, qui aviont rejecté leurs habitz en prenants des aultres de laiz et s'adonné k la nouvelle religion; en oultre quilz' ayent a réintégrer 1'authorité de Sa Majesté, qu'ilz ont usurpe, remectant son drossart en la maison, réparant icelle et y restituant les artillerie, munitions, meubles et toutes choses, que en sont esté emportées et enlevées.
Quant k recepvoir garnison dedans la ville de six enseignes, Ion a, considéré que, les mectant la et en toutes aultres villes, que l'on viendra a réduire, il fauldroit avoir quantité innumérablé de gens de guerre en tout, qui croistroit k despens insupportables,



362
BRIEFWISSELING TUSSCHEN MARGARETHA
et que l'on ne se pourroit servir de ces six enseignes ailleurs, en estant bien besoing, comme scavez, et que pourtant vous pourriés regarder, comme a faict ledict conté d'Aremberghe pour lesdictes considérations, de prendre dix ou douze plesges souffisans tant de ceulx du pays, qui ont intercédé pour eulx, que de ladicte- ville de Harderwyck, lesquelz pardessus la promesse de tous ceulx de la ville soubz le seau d'icelle obligeassent chascun sollemnellement leurs biens au prouffit de Sa Majesté pour l'accomplissement, fournissement et entretenement de tout ceque dessus, affin qu'il ne fust besoing y laisser les six enseignes, comme aussy je tiengs que ce n'est a. celle intention que avez leur proposé de les y recepvoir, mais plustost pour leur faire poeur. Et au demeurant que vous ostez k ceulx de la ville les armes publicques, comme artillerie, harquebuses a. crocq, munitions, harnas et toutes aultres choses, et aux particuliers aussy, ne leur laissant riens que espées et dagues et mectant le tout en la maison de Sadicte Majesté illecq ou aultre part, oü qu'il puist estre bien seurement gardé. Et la, oü vous ne sceussiés obtenir tous deux ces poinctz, a scavoir et les plesges susdicts et 1'ostement des armes, je me inclineroye plustost leur quicter cela des plesges et que on leur osta les armes. Et comme je veulx espérer que, avant que conclure en cecy, vous viendrez icy, l'on en pourra traicter en vostre présence.
Et le pareil, mutatis mutandis, pourriés vous faire avec ceulx de Elburgh, le' mesfaict desquelz n'est pas de la qualité de celluy dudict Harderwyck; réservant le demeurant a la clémence de Sa Majesté, si tant est qu'ilz se résolvent de point vouloir se hazarder a se mectre en justice, en laquelle, avant que d'estre receuz, ilz auront k fournir a. tout ce que dessus.
Et per cecy sera aussy respondu a vostre lettre aussy dudict jour de vostre main i).
Au regard de la monstre de vostre régiment, j'en remectz a vous le lieu, soit a Driel ou ailleurs, selon que vous jugerez convenir pour le myeulx, et s'y trouvera Quaderebbe au jour et 1'argent ou a Nymmegen ou par la-entour, dont qui en aura charge vous advertira.
Au demeurant concernant Bois-le-Ducq, dont m'avez touché par deux voz lettres, je remectz a vous en faire mention jusques k vostre venue icy.
De Bruxelles le XXVme de Janvier 1566.
Au conté de Meghem 2).
Correspondance de Gueldre et Zutphen V, f. 13.
1) Deze is niet aanwezig.
3) Uitgegeven bij Gachard a. w., blz. 488.



VAN PARMA EN CHARLES DE BRIMEU.
303
338- i567 (1566)—Januari 30.
Van Brimeit aan Margaretha. — Die van Harderwijk hebben hunnen predikant verwijderd en vragen 14 dagen uitstel. Schr. is daar niet voor.
Madame, J'ay receu ceste huere ungne lettre des desputésde Harderwick, par laquelle ilz me escrivent que ilz ont donné congé a leur prédicant 1), désirant enfin de venir a. quique résonable appoinctement, come V. A. poura veour par la copie de la letre, qui vatt ici-joincte 2). Vosstre Altesza verat aussi par icelle coment ilz demantte quinsse jours de terme pour se pouvoir consulter de me metre quique moyen en avant pour pouvoir apoincter. Je supplie a. V. A. me mander ce qui luy en samble que je leur doy respondre sur ce qui 3) demandent quinsse jours de termes. A trés humble correxionn de V. A. je suis de opinion de leur mander que, s'ilz veullient quique choses, qui vienent incontinent; aultrement qui peuvent attendre ce que leurs en advendrat4). Je supplie aussi trés humblement a. V. A. de me voulloir renvoyer la capitulation de ceulx ter Elborgh avecque ce que luy en samble, ce que j'an doy faire.
De Malynes le XXXme de Janvier a°. 1566.
A Madame.
Als boven V, f. 15.
338a. Copie.
Afschrift van den brief (van Reyner Wolf) aan Brimeu, houdende bericht van het vertrek van den predikant en het verzoek om uitstel.
Edele, waelgeboren, gnedighe heer stadthalder, Naer myner gar diensteucke eerbiedongh tho U. G. kan ick 5) onderschreven als gebeden raetzverwanten und gesanten der stadt Harderwiick U. G. onderdeniger waelmeynongh ongemeldet niet laeten, wie dat borgermeesteren, schepenen undt raedt sampt den gemeente upgemelter stadt Harderwiick uuyt den gesanten vrunden tho Niemeghen U. G. meynenghe und believen in stadt und van weghen Con. Maj., unses allergnedichsten heeren, ipso die Conversionis Pauh verstaen und vernomen hebben, und nae zekere corte, daerop gehaldene communicatien und beraet tot voltreckongh derselver U. G. meynongh hebben die van der stadt vurs. den nyeuwen predicanten yeroirloft und uuyt der stadt gewesen, bereyt siinde voortz sich met U G in naem hoechstermelter Con. Maj. allenthalven tho vereenyghen ende
1) Zijn naam was Otto van Heteren of Hetteren. Zie over hem Ris Lambers a w blz. 16a, 175; Nederl. Arch. voor Kerkgesch. VIII, blz. 200.
2) Dit schrijven is vermeld in Hist. Gen. Kron. 1863, blz. 181. Zie aldaar voor dezen tnd de regesten No. 103—116.
3) = qu'ilz. i^iaSS
4) Dat overigens Brimeu ook rekening hield met de mogelijkheid van mislukkine der onderhandelingen, blijkt uit de tusschen hem en het Hof in die dagen gewisselde brieven (Br. v. e. a. d. Stadh. No. 410, 411) over het aanschaffen van paarden tot vervoer van het geschut van Arnhem naar Harderwijk.
5) Blijkens het regest No. m in Kroniek Hist. Gen. 186a, blz. 181, de Harderwijksche burgemeester Reyner Wolf.



364
BRIEFWISSELING TUSSCHEN MARGARETHA
vergelycken in alle hem doenlicke und lydelycke middelen, hebbende tot dien eynde my als oeren mederaetsverwanten afgeferdight um my met eenyge andere gebeden frunden by U. G. tho erfueghen und um U. G. gantz dinstlich und onderdenichlich tho bidden, dselve alle gelegentheyt der saecken genedichlich overweghen willen sonder die van der stadt Harderwiick voirs. met ruyter oft knecht alzoe in der yle onverhoerter zaken tho overvallen, dan dzelve een corten tiit van drye weken oft XHII daghen, om sich op goede, dragelycke wegen unde middelen tho moegen bedencken, gnedelich accorderen; nyet twy velende, die van de stadt voers. U. G. metalsulcke middelen bejegenen sullen, dat dselve daeruuyt tho vernemen und spueren sullen hebben, dat zy als gehoirsame onderdanen und litmaten des furstendoms . Gelre by ende tot dienst Con. Maj. und U. G. als derselver stadthalder liif, goet und bloet op tho setten gemeynt.
Und zoe ick, om U. G. desen inhalden muntlicken onderdeniger gestalt aen tho geven und tho bidden afgeferdiget, U. G. tho Ninmeghen niet gefondeh und verstaen, dat dselve up Bruyssel verreyst, heb ick, om alle diligentie sonder versuym in desen tho pleghen, U. G. sulcx schriftelick wal willen verstendighen, biddende U. G. deze miin schryven van wegen der stadt Harderwiick met genade ontfanghen willen ende die van de stadt opte geringe und corte versochte tiit van beraed een genedich antwoirdt verleenen. Om dit jegens U. G. met alles wes in oere macht is, tho verschulden zullen zy altiit willich bevonden werden.
Edel, walgeboeren, genedigh heer, die almechtige Godt wil U. G. in goeden waelfaren ende regimente langhe gefrissen und erhalden.
Uuyt Arnhem den XXVIIsten Januarii XVCLXVII.
Als boven V, f. 16.
339. 1567 (1566) — Februari 1.
Van Margaretha aan Brimeu. — Zij zoude liever zien, dat hij zich den toegang tot 's Hertogenbosch verschafte door middel van haren brief dan door geweld.
Mon cousin, Monseigneur de Berlaymont m'a dict quel'aviés requis d'entendre de moy, si vous sceussiés entrer en la ville de Bois-le-Ducq sans présenter ma lettre 1), si le pourriés faire, ce que j'ay mis en délibération avec ces seigneurs estans icy, oü a esté considéré que le moyen par ladicte lettre et du vouloir de ceulx de la ville est bien la voye plus honneste, civile et digne de prince, et qu'il est grandement a craindre, quelque debvoir, diligence ou soing que scachiez faire et faire faire et prendre, que y entrant aultrement et par surprinse ne se passera sans effusion de sang et pillaige de la ville et tant des bons que mauvais et que cela causera ung grand murmur généralement de tous en ce pays, non sans grande haine tant en mon endroict que sur tous m'assistans icy de conseil, au reculement des affaires et desservice de S. M., attendu mesmes que, selon que m'escripvent les chancellier de Brabant et seigneur de Mérode, ceulx dudict Bois-le-Ducq ont esté contens de mectre les presches hors la ville, et samble qu'ils sont pour venir se renger plus prés a
1) Deze brief is te vinden bij Cuypers a. w., No. C.



VAN PARMA EN CHARLES DE BRIMEU.
365
la raison; par oü l'on est venu k tomber de trouver myeulx que présentez ladicte lettre et toutesfois, oü l'on vous refusast 1'entrée, que regardez d'y entrer par 1'expédient qu'avez advisé, regardant, autant que humainement faire se pourra, d'obvier a. effusion de sang et au sac, ayant samblé a aulcuns qu'a eest effect pourriés veoir s'il vous fauldra prendre la voye d'expédient, si ne peussiés gagner une porte sans marcher plus avant en la ville, et lors mander vers vous ceulx de la loy afin de vous recepvoir 1).
De Bruxelles le premier de Febvrier 1566.
Au conté de Meghem.
Als boven V, f. 19.
340. 1567 (1566) — Februari 3.
Van Brimeu aan Margaretha. — Antwoord op No. 339. Hij vreest, dat het niet zonder bloedvergieten zal gaan, en spoort tot spoed aan om te voorkomen, dat de Geuzen binnen de stad hulp van buiten ontvangen. Hij verwacht afgevaardigden yan Zalt-Bommêl om te onderhandelen over de onderwerping en ontraadt dien van 's Hertogenbosch toe te staan hunnen predikant te behouden.
^ Madame, J'ay rechupt la lectre de V. A. du premier jour de Février et quant a Boys-le-Duck j'eu soing, comme V. A. le commande, sauf que le dernier artikle n'est poinct practicable. Quant a 1'effusion de sang je me doubte bien qu'ill y en aurast ung peu, car yl font bien 500 hommes de garde toutes les nuicts le guet, mays cela ne nous empescherast poinct Le plus tost serast le millieur, car sy les aultres prandent les armes, comme porte eest avys ycy-joinct, sy leur envoient seulemant quatre ou cinc hommes, les movays chasseront les bons et V. A. serast quicte de ceste vile-la; V. A. se souvienne d'Utrecht.
Sy Monsieur de Brederodes sacque quelque argent d'Anvers, puisque l'on dict que c'est pour faire des gens, je le feroie trousser, sy mon oppinion fust cruwe.
Je supplie trés humblement V. A. me faire responce sur ceste capitulation d'Elbourg.
Je pense que cheulx de Boumel viendront o jour d'hui o demayn oussy pour capituler. On m'ast dict que, dés qu'il ont sceu ma venue, yls ont chassé le prédicant 2). Yl me samble (a trés humble correxion de V. A.) que V. A. ne doibt permectre k cheulx de Boys-le-Duck le prédicant, car yls ont du tout abusé de 1'appoinctement.
De Dryl ce 3me de Février a°. 1566.
A Madame 3).
Als boven V, f. ai.
1) Tusschen Brimeu en de stad 's Hertogenbosch bestond eene oude oneenigheid. Deze was, volgens Bakhuizen van den Brink, De adel (uitg. 1891), blz. 54, eene der oorzaken, dat die stad voor hem de poorten sloot en, uit schrik voor zijne nadering, in vollen opstand geraakte.
a) Zie Acquoy a. w., blz. 54 vgg. 3) Medegedeeld bjj Cuypers a. w. No. CIL



366
BRIEFWISSELING TUSSCHEN MARGARETHA
341.
1567 — Februari 6.
Van Brimeu aan Margaretha. — Hij geeft haar een overzicht van den stand zijner onderhandelingen met die van Zalt-Bommel.
Madame, J'envoye a. V. A. la capitulation, que j'ay proposé la première foiz a ceulx de Boemel, marqué par A; la responce, qui m'ont faict desus est 1) ce que je leur ay respondu, .marqué par B. SIüz acceptiont ceste dernière capitulation, que je leur ay proposé, je supplye trés humblement a V. A. me mander sy elle s'en contente. V. A. sache qu'ilz n'ont rompu nulles images ny faict desplaisir a. nulle géns d'église et que le prédicant estoit le curé de la grande église, lequel petit a. petit a commanché introduire et prêcher ceste meschante secte, et désia, ilz 1'ont chassé hors de la ville, par oü il me samble (a correction trés humble de V. A.) qu'on leur pourroit bien faire quelque capitulation plus doulce que aux aultres, et principalement pour ce que c'est la plus forte ville de ce pays et qu'il n'y a moyen y entrer synon par une grande forche et baterye.
J'ay dépesché un courier exprès avecq cestes pour la supplyer trés humblement que je puisse pour après-demain au matin avoir responce sur cestes, pour S9avoir sy V. A. aurat ceste capitulation pour agréable, car il me samble consiliable de ne eslonger d'ichy jusques avoir la résolution; car encoires que je n'ay le moyen de leur mal faire, ilz ne s'en tiennent poinct trop asseuré.
Ilz font grande difficulté sur le poinct, qu'ilz doibvent obéyr au Roy et au gouverneur du pays en tout ce que leur sera commandé de la part de Sa Majesté, et me samble qu'ilz y vouldront adjouter que ce que on leur commandera, ne serat contre le traicté de Venloo ny les privilèges de leur ville. Sy V. A. y trouve quelque difficulté, elle me pourra adviser, mais il me samble que, sy je povois faire eest appoinctement que dessus, que je n'aurois peu faict pour les raisons cy-dessus mentionnées.
Doiz Driel ce 6 de Febvrier 1567.
A Madame.
De eerste „capitulatie" door Brimeu aan die van Zalt-Bommel voorgesteld. '
Die van Bomell suillen stellen iren misbrauch und obertrettung zu gnaid unnd ongnaid Kon. Maj. oder meynner gen. frauwe von Parma in stadt hoechgedachter Kon. Maj. unnd sollen gelobenn Kon. Maj. unnd Seynner Maj. verordentten statholder trow unnd holdt zu seynn unnd gehorsamheyt zu leestenn in alles wes innen bevolen wirtt van
Als boven V, f. 23.
341a.
A.
1) == et.



VAN PARMA EN CHARLES DE BRIMEU.
3Ö7
wegenn Koen. Maj., unnd sullen nu vortan verzeyhenn i)unndmuissich2) gaenn alle verbontnissen, die sey sullen oeder muegen gemacht habenn aussen bewilhgung oder zuthun Kon. Maj., unnd volgens geloben das sey auch nu vort gein meer machen sollen, wilchs streckent jeg-enn Kon Maj. dienst. 0
Vorts sullenn de gemeltte van Bomell van stont an sunder ennige dissimulatie denn predicant ewechjagenn und vertreiben unnd auch geloben, das sey geyrinen anderen buissen zuthun Kon. Maj. nu vortan in der stadt brengen, soellen.
Unnd sullen die kirchenn wideromb reparieren mit biltten und sacramentshuiseren, stellende den priesteren unnd geisticheyt in possessie von dem dienst Gots, wie van olts gebrauchlich geweest is. 11. Und .sullen auch gelobenh, das sey in der stadt aufgemelt nu voirtan kheme. obungh 3) der neuwer réligion liden sollen;
Dan zu wildier zeidt das Koen. Maj. dairinnen veranderung thut alsdan so soellen auffgenantte de von Bomell auch dasselbige mittgeniessen wie de ander landen unnd steden.
Umb zu besser versicherung alles voirschreben zu vollenbrengen unnd achtervolgen werdt men die buessen4) iren geweer und ruistung alzusamen abnemen unnd dragen sulchs auff das stadthaus bis der zeit Koen. Mai dair anders innen versehen wirt.
Unnd die burger von der older religie sullen de gemeltte rustung bewaren unnd men sal auch niet liden oder zulaissen gemelte Geussen enige neuwe geweer zu kauffen.
Unnd omdat alle dese obgemelte puncten und articulen onverbroecklicken gehalden muegen worden, soe sall die stadt van Bomell mit alle hoir borgeren huere guederen, liggende binnen unnd buiten die stadt oick honnen eigenen personen hiervoir verobligeren, mitz oeck noch andere van adell, die mim heer die stadtholder dair verkiesen sal, sufficiant voir die somme van tweemaell hondertduysent gulden, welcke somme verbruyckt 5) sall (siin) aen Coen. Maj., soe ennige van den obgemeltten puncten (met) onverbrechlichen geholden worden sall;
Off dat die van Bomell wolgedachte stadtholdere mit ses vendelen knecht innemen om alsoe te beter in alle saecken een goede ordinghe van wegen Siinre Maj. te stellen unnd alsoe des mit betere fuegen aen de hertochmne om genade te erlangen een voirschrifft te verleenen
341b. B.
Antwoord van die van Zalt-Bommel op No. 341a met repliek van den Stadhouder.
Antwoirt by der van Boemell gedaen. • Voirirst opten irsten punct, als dat sy ore mysbruyck ende overtredonge stellen souden tot genaede off ongenade Con. Maj. oder onser genediger vrouwe, die hertougynne to Parma etc. in stat hoechgedachter «-.on. Maj., U. G. te verklaeren, dat sy sich nog niet kunnen erinneren dat sy aen Con. Maj., onsen allergenedichsten herenn, ennige ongenade (ais oeck U. G. op eergisteren voirgebracht) begaen oder verwerckt mochten hebben, ende dat dairomme denselven punct alsoe aen te nemen to seer beswerhcken, gemerckt sulcx sich oeck erstrecken solde mogen tot
1) verzichten, opgeven, afzien van. 4) Verschrijving voor G u e 3 s e n.
a) müssig. 3) Uebung.
5) verbeurd.



368
BRIEFWISSELING TUSSCHEN MARGARETHA
naedeell und affbrueck oirder stadt rechten ende privilegiën unnd anders, die by sich noch niet verbrueckt kunnen wesen; dan soe ennige burgeren wesen mochten, die Syne Con. Maj. in ennige bruecken (des men niet en versiet) vervallen mochten wesen, dat Syne Con. Maj. off Syne Maj. officier denselven dairvoir mit gebuerlick stat- ende lantrecht aensien ende furderen sall mogen, dairbeneffens oeck dat men bereit is genoéch dairvoir te doen.
Dat sy eghene verbontenissen, die weder dienst van Syne Con. Maj. erstrecken—souden mogen, opgericht noch gemaeckt noch oeck te doen gemeynt siin, biddende dairomme dese puncten onbesweret te mogen blieven.
Opt anderde punct U. G. aen te seggen, dat meh- waell willich und gemeynt is den predicant te veriaeten unnd alrede veriaeten, vertrocken unnd ewech is, ende dat men oeck niet gemeynt hem off gelycken predicant weder aen te nemen; dan tot wekker tiit veranderinge in der religion in ennige steden deses furstendombs Gelre und graeffschaps Zutphen mit consent Con. Maj. toegelaeten wort, dat sy alsdann sulcke veranderinge mede gemeten sullen mogen; voirt dat by sy onnodich die kercken mitten beelden unnd sacramentshuyseren thoe reparieren, gemerckt dair egeene beeldenstormynge off affbreeckynge enniger sacramentshuyseren off dergelicken aengericht is, wie dan sulcx ogenschienlicken te vernemen; unnd dat men oeck die priesteren ende geistelicheit by oeren goedtzdienst (den alden gebruyck nae) tot noch toe gelaeten hefft unnd alnoch bis tot veranderinge als voir te laeten niet gemeint en is i) ennige exercitie oder oeffeninge in der religion te lyden dan van alts gewoentlick is, ter tiit toe unnd tot veranderinge als voir; voirbehalden dat een yder by sich selven aengaende der religion sall leven mogen soe hy dat nae syne consciëntie voir Godt almechtich sall dencken te verantwoirden, ter tiit toe unnd soe lange dair eene reformatie in dese landen mit toedoen der overicheit ingestellt sall wesen.
Item opten punct van den Guesseh oir gewer aff te nemen U. G. te verclaeren, dat sy overall sich voir egene Guesen kennen noch en halden unnd dairto mit ghenen Guessen noch anderen weder Syne Maj. geconfedereert noch verbonden en siin unnd dat sy anders niet geneight en siin dan Con. Maj., onsers allergenedichsten herenn, als goitwillige unnd getrouwe onderdaenen alle behoirlicke gehoirsamheit, onderdenicheit unnd getrouwicheit (ore eidtzverplichtinge nae) toe leisten, unnd dat men oir dairomme mit sulcx noch oeck mitter geloeffte, verobligieronghe unnd burchstellonge, in den neestvolgenden punct begrepen, niet en behoirt te beswerenn.
Aengaende dat sy die vurs. puncten annemen off U. G. mit ses vendelen knechten te laten inkomen, U. G. dairop te bidden, naedem sy de stat tot noch toe in behoeff Con. Maj. waell verwairtt unnd alnoch te bewaren waell machtich verhopen te siin unnd sy sich dairbeneffens (woe voirseit) mit nymanden tegens Syne Con. Maj. geconfedereert noch verbonden en hebben in ennigerley wiese, dat men sy dairomme oeck mit gene knechten belasten unnd dat U. G. oirluyden van sulcx genedelicken veriaeten unnd verthien sullen.
Omb te antwoirden op desen jetzigen punct by die van Boemell op voirdraegen miins genedigen heren statholder etc. von wegen Con. Maj. beantwoirt ist, dewiele sy sich niet kunnen erinneren, dat sy aen hoech-
i) Hier zijn blijkbaar een paar woorden door den afschrijver weggelaten. Er moet staan: „te laten gemeint is ende dat men niet gemeint en is."



VAN PARMA EN CHARLES DE BRIMEU.
369
gedachter Con. Maj. begaen oder verwerckt mogen hebben ennige ongenaede, schiint derhalven, dat sy dairomme te weyniger swaricheitz behoeden te maecken sich te ergeven in genaede und ongenade van Syne Maj., unnd want sy oir dairtoe te verstaen sich besweren, dwelck nochtans geraetzsamer siin solde dan soe sy begeren erkentenis der rechten over irer misbruyck te gewartten etc, soe ist dat die stat van Boemell mit alle horen borgeren und inwoenern, niemantz uuytgesondert, allen honnenn guederen, soewaell buyten als bynnen der stat gelegenn', oeck honnen eigenen personen verbynden sullen onder der stat segell tót behoeff Con. Maj., indem Syne Maj. der stat oder derselver burgeren unnd inwoenern mit ennige rechtzvorderongh deses misbruycks halvenn voirnemen wolde, dat sy in den fall gehalden unnd schuldich siin sullen des gewesen ordell, by honnen competenten richter tegen hoüvgegangen ter executionn helpen stellen und hanthaven sullen.
Belangende dat hon oeck voirgehalden is gewest, dat sy verthyen sollen alle die verbontenissen, die sy ennichsyns solden mogen gemaeckt hebben tegen Con. Maj. dienst streckende, oeck dat sy voirtan egene meer maecken en solden etc, ditselvige alsoe na te komen is well billich und redelich.
Des prédicants halvenn, indem hy alnoch niet ewech en is dat sy gelickfals gehalden sullen siin hem anstont te verdrieven und geinen anderen sonder consent des Capittels dair weder inne te brengen; unnd dat sy geen ubunge der niewer religion in der stat Ivden en sullen, tensy dat Syne Maj. ennige ander réformation in der religie stellet. Unnd soe wanneer sulcx gebuert, sullen sy des gelick als anderelanden ende steden mede genieten.
Unnd soevoell aengait in der kercken egene verwuestonge geschiet is sullen sy des te geringer hebben te reparieren; unnd off sulcx geschiet muchte siin, sullen sy aenstondt sulcx wederom maecken unnd alle dingen m synen vongen stait brengenn; voirts den priesteren mit horen diénst (gelick wie van oldts gebruycklick) rustelicken laeten bewerden
Des gewehrs halven sall wolgedachter statholder der hoechgedachte hertougynne dairvan verstendigen und Horer F. G. antwoirt und gelieven erwartten. 0
Oeck sullen sy gelovenn Con. Maj. ader Syner Maj. statholder gehoirsamheit te leisten in alles wes hon von Con. Maj. wegen bevolen sall werden. 0
Unnd ommedat dese articulen unnd puncten onverbreeckelicken naegeleefft unnd naegekomen mogenn werden, sullen die stat, oeck allen honnen borgeren unnd inwoenern geloivenn dieselve also tachtervolgen allet op dieselve verbontenisse, burchtocht unnd verboirtenisse tot behoeff Con. Maj., woe boeven geschrevenn.
Aver hebbe wolgedachte statholder etc. dese vurs. puncten unnd wederbencht, allet op behaegen van der hoechgedachter hertougynne to Farma etc., den van Boemell op haere schrievenn gestallt unnd sullen bun Gen. alle beste aenweynden, dat Hare Hoecheit hiermede tevreden gelieve te snn.
341c. C.
Tweede capitulatie door Brimeu dien van Zalt-Bommel aangeboden. Bommel.
1. Die van de stadt van Zalt-Bommel sullen van stonden aen doen vertrecken uuyt de stadt denghenen, die de nyeuwe leeronge und tegens
24



3?o
BRIEFWISSELING TUSSCHEN MARGARETHA
de olde Catholissche religie gepredickt hebben, und derer ghinen meer in de stadt noch gebiede oder jurisdiction derselver aennemen noch toelaeten, by Con. Maj. hoochste ongenaede.
2. Indem in de voirs. stadt oft jusrisdictie derselver eenige verwustungh der kercken, cloisteren oft cappellen, beeldenstorminghe oft affbrekinge gedaen und aengericht were, sal sullicx aenstondt wederomme gerepareert ende in vorigen staet gestalt wordden met restitution aller ornamenten, cleinodiën der voirs. kercken und cloisteren, indien eenige weghgenomen oft gedaen weren.
3. Sullen aff ende to nyet doen alle nyeuwicheyt ende veranderinge van der religie, soe in de voirs. stadt gedaen mach siin, sonder eenige nyeuwicheyt, veranderinge, exercitie off oeffeninge anders dan van aldts gewoentlyck eenichssins te lyden, gestaden noch toe te laeten, und sullen die alde goidsdiensten' met de gewoentlicke cerimoniën in alle kercken ende cloisteren durch die ordentlicke gheistlickheyt und anderssins den alden gebruyck nae onverhindert geschien laeten und nyet toelaeten eenige verhinderonge daerinne to geschieden; voirbehalden dat, to wellicker tiit veranderinge in der religion in eenige steden des furstendombs Gelre ende der graeffschap Zutphen mit consent Syner Majesteyts togelaeten wordt, dat sy alsdan sullicke veranderinge mede sullen genieten moegen.
4. Daerbenevens nhaedem Syner Con. Maj. gelieft heeft to verclaren, dat die Inquisition cesseert, und tovreden to siin, dat nyeuwe placcaten der religie hal ven gemaeckt wordden, sullen die van Zalt-Bommel voirg. des oyck mede genieten.
5. Con. Maj. sal gereserveert und voirbehalden siin denghenen in de voirs. stadt, soe men bevinden sal te behoeren, ire gewheren to doen affnemen; oyck denghenen, die men bevinden sal sullicx verdient to hebben, dairvoir aensien und als nae gelegenheyt und gestaltenisse eygen sal, met geboerlycke straffe to moegen doen voirnemen.
6. Die van Zalt-Bommel sullen Con. Maj. als hoeren naeturlycken herren und lantfurst als goetwillige und getrouwe onderdaenen alle behoerlycke gehoirsaemheyt, onderdenicheyt und getrouwicheyt oere eydtzverplichtinge. nhae leysten und von gelycken Syner Majesteyts statthalteren in alles wes hun van derselver Maj. wegen operlacht und bevolen wordt; edoch den tractaet van Venloe und iren previlegiën onvercort und onvermindert.
7. Sullen genoich daervoir doen, dat sy egheene verbontenisse met yemanden gemaeckt noch opgericht noch oyck one weten ende consent Syner Majesteyts maecken noch oprichten en sullen.
8. Ten lesten sullen die burgers der voirs. stadt by oeren eydt geloven alle und yedere der vurs. puncten onverbreckelyck to achtervolgen, onderhalden und vollentrecken, by hoochste ongenaede Con. Maj.; und sal daerbenevens den adel der voirs. stadt oyck geloyven, dat sy hoer uyterste beste doen sullen die gantze burgerschap tot onderhaldungh und vollentreckungh alles desghene boven ■ geschreven is, to hebben, halden und vermoegen.
Als boven V, f. 31.



VAN PARMA EN CHARLES DE BRIMEU.
371
342. 1567 (1566) — Februari 7.
Van Margaretha aan Brimeu. — Antwoord op No. 338. Na overleg met haren Raad schrijft zij hem voor. welke overeenkomst hij voorloopig met die van Harderwijk kan aangaan, waartoe eenige artikelen hierbij gaan. Tegen verleening van het gevraagde uitstel heeft zij geen bezwaar, mits hij hun te kennen geve, dat hij inmiddels zijnen gang zal gaan.
Mon cousin, L'on .... en Conseil les lettres, que vous (ont escript) ceulx de la ville de Elburgh, que me laissates a. vostre dernier partement d'icy, et sy ay aussy depuys receu voz lettres du XXXme de Janvier touchant ceulx de Harderwyck, demandans terme de XV jours pour consulter sur les moyens de s'appoincter. Or ayant le XXVme dudict mois si amplement vous escript mon intention sur le faict desdicts de Harderwyck, il ne me reste guères a dire en leur endroict saulf que, ayant faict délibérer en Conseil si, nonobstant que le Roy, mon seingneur, a réservé a. sa venue le pardon général, l'on pourroit bien entrer en quelque composition avec lesdicts de Harderwyck et aultres villes, que l'on viendra a. réduire. II y a eu qui estiment que ladicte composition ne se pourroit bonnement faire sans le pardon et que sans concéder icelluy personne ne vouldroit entendre a aulcune composition, et que l'on contreviendroit par la. a 1'intention de Sa Majesté endroict la réservation dudict pardon; aultres ont opinion que Sa Majesté ne scauroit mal prendre que je receusse en réconciliation villes altérées, moyennant humiliation en lieu d'amende honorable en payant aussy quelque somme de deniers pour subside des frais, que Sa Majesté est forcée faire a leur occasion, en exceptant et réservant a. chastoy aussy de par Icelle quelques personnes, que l'on trouveroit des plus principaulx auteurs, et que cela ne seroit ung simple pardon, ains punition, que l'on est coustumier de faire de villes et communaultez ayans mesprins envers leurs princes et supérieur; touteffois que le plus seur seroit d'en préadvertir Sa Majesté pour en scavoir son vouloir et que ce pendant vous pourriés bien préparer la matière soubz le bon plaisir de Sa Majesté suyvant les articles, qui s'en sont dressez pour ledict Harderwyck et s'envoyent quant et ceste, oü c'est 1) laissé la somme en blancq pour la remectre a. vous, qui cognoissez et la portée et povoir de ladicte ville et de ceulx en particulier y demeurans, qui peuvent estre coulpables de ceste rebellion, lesquelz articles pourront aussy servir pour la ville de Elburgh et aultres, qui viendront a se régir, délaissant derrière ce qu'est seulement a propos pour ladicte ville de Harderwyck, le mesfait de laquelle est aussy singulier et aultre que non pas de Elburgh et de plusieurs aultres villes, comme touchant le chasteau et aultres choses samblables; estans les articles concernans lesdicts de Elburgh par trop sobres et captïeux, disans en premier lieu que l'on érigera aulcuns autelz au cloistre de St. Agnète, par oü samble que l'on ne érigeroit tous, qui y ont
1) Verschrijving voor s'est.



372
BRIEFWISSELING TUSSCHEN MARGARETHA
esté; ne disans aussy de la grande église aultre chose fors que le curé y pourra prescher, comme s'ilz entendissent que le service divin ne s'y pourroit faire comme de coustume, ce que samble se confirmer par 1'article subséquent, portant que les curé et pater se conduiront comme l'on souloit, quant a. 1'administration des Sacraments et au baptesme, samblant aussy d'exclure le demeurant du service divin et cérimonies accoustumées de la religion Catholicque; a quoy fault bien prendre soigneulx regard, qu'ilz ne vous abusent. Et la oü en la fin ilz disent que le tout tiendra lieu jusques a ce que sur le faict de la religion sera ordonné par Sa Majesté avec les Estatz Généraulx, il fault dire „met de gemeene Staeten van den lande oft anderssins", pour point astraindre Sa Majesté a le debvoir faire par les Estatz.
Et au regard du terme de quinze jours, que lesdicts de Harderwyck vous ont demandé comme dessus, vous pourrez leur respondre qu'ilz pourront envoyer vers voüs, quand bon leur samblera, mais que vous irez tousjours faisant ce que avez de charge en leur endroict.
De Bruxelles le VHme jour de Febvrier 1566.
L'on a depuys advisé de coucher Tarnende pecunièle de ceulx de Harderwyck en la sorte, que verrez par 1'article en faisant mention.
Au conté de Meghenii
Als boven V, f. 32.
342a.
Articulen van wegen des Conincks, onses allergenedichsten herren, den van der stadt van Harderwiick voir to halden, op behaegen Syner Con. Maj.
1. Dat die van der stadt van Harderwiick de nyeuwe predicanten, die bisher binnen die prochiekercken aldaer oft in eenige cloisteren, cappellen oft elders in de stadt ind onder begryp derselver, und oyck alle andere in- oder uuytheymssche, die tegens die olde Catholische religie gepredickt hebben, binnen vier ende twintich uren sullen uuyt der voirs. stadt und jurisdictie van dyen doen wechgaen ende vertrecken und gheinen derselver logeren, herberghen oft oyck gheine andere meer ontfangen noch toelaeten, by Syner Maj. ongenaede und behoerlycke straff. Und indyen de voirs. predicanten nae den voirs. dach binnen de voirs. stadt oft jurisdictie van dyen bevonden wordden, sullen met denghenen, die hen sullen ontfangen, gelogeert oft bygestaen hebben, opt hoichst aen hoer liiff gestrafft wordden.
2. Die voirs. van Harderwiick sullen voirts wederomme doen repareren, opmaecken ende restitueren alle kercken, cloisteren, capellen, altaren, belden, ornamenten, cleinodiën ende alle andere dingen ende saecken tho der kercken gehoerende, die by hen gebrocken und tegens alle rechten, goede ordenungh und aldt herkommen ende gebruycken affgenomen siin geweest.
3. Sullen gantz aff ende to nyet doen alle nyeuwicheyt ende veranderinge van der religie. ï.



VAN PARMA EN CHARLES DE BRIMEU.
373
4. Sullen de alde goidtsdiensten met de gewoontlycke cerimoniën in alle de voirs. kercken durch denghenen, die daertoe als sich behoert ver-' ordent siin, geschien laeten und doen onderhalden und alle saecken der religie in synen eersten geboerlicken ende alden staet stellen, sonder voirtaen eenige nyeuwicheyt in der religie voirts to stellen, voimemen oft attenteren.
5. Item dat de voirs. stat met nyemanden eenich verbont sal maecken.
6. Sullen verclaeren met wen sy verbunt und wat verbunt sy gemaeckt moegen hebben, und denselven verbunt gantzelyck renuntieren und vertyen.
7. Sullen van nu voirtaen publiceren alle placcaten, die hen van Syner Maj. wegen sullen gesonden wordden.
8. Welverstaende, nhaedem Syner Con. Maj. gelieft heeft to verclaeren, dat die inquisition cesseert, ende tevreden to siin, dat^nyeuwe placcaten der religie halven gemaeckt worden, dat die van Harderwiick des sullen metgenieten.
9. Sullen alle geschut mitten munitiën daertoe dienende ende andere wapenen der stadt toebehoerende, oyck yeders particulaers wapenen ende gewehr, sonder yet achter to halden van zweert ende poignaert leveren in handen des graven van Meghem, statthalders des furstendombs Gelre. ende der graeffschaps Zutphen, om al 'tzelve by hem to doen vueren ende bewaeren tot behoeff Con. Maj. daert hem goedt duncken sall, bis ter tiit to dat Syne Maj. gelieven sall anderssins daerinne to verordenen.
10. Sullen voirtaen der justicie alle behoerlycke gehoersaemheyt leysten ende Con. Maj. autoriteyt, die sy geusurpeert hebben, reintegreren, Syner Maj. drosten wederomme stellende op derselver Syner Maj. huys aldaer, 'tzelve reparerende ende opmaeckende, Syner Maj. geschut, munitiën, mobilia und wes sunst van den huyse verbracht, wederomme daerop brengende oft soe goeden in de plaetze van 'tghene, dat nyet en were wederomme te bekommen.
11. Sullen alzullick garnison in de stadt ontfangen als de voirs. stadtholder van wegen Syner Maj. goedt duncken sal daerinne to leggen.
12. Sullen tot beteringe hoers mishandels einen voetval doen voir opgerurten stadthalder in plaetze van Syne Maj. und God almechtich und deselve Syne Maj. umb genaede und verghiffenisse hoers misdaetz bidden.
13. Doch dat men eenige persoonen, die men bevinden sal te behoeren, sal excipieren ende reserveren om tot Syner Maj. wil gestrafft to wordden als bevonden sal wordden to eygen ende geboeren.
14. Und sullen tot vollust ende stuer der costen, soe Syne Maj. om hoerentwill heeft moeten doen met aenneminge ruyter und knecht, betaelen die besoldungh des regiments des voirs. graven van Meghen voir drye maenden.
15. Ende sullen genoichsame burgen stellen van allen ende yedere puncten voirs. onverbreckelyck to onderhalden und te vollentrecken, wellicke burgen hoere goederen daervoir genoichsaemelyck und als sullicx geboert verbinden sullen.
16. Des sullen die van der voirs. stadt genieten 'tghene by Syne Maj. der religie halven geordonneert sal wordden.
Allet op behaegen Syner Majesteyt 1).
Als boven V, f. 35.
1) Het Hof achtte het niet billijk, dat geene melding was gemaakt van den terugkeer van den pastoor Rutger van Baer naar Harderwijk (Br. Stadh. No. 415). Brimeu antwoordde hierop (ald. No. 416), dat de pastoor in genere daarin was begrepen.



374
BRIEFWISSELING TUSSCHEN MARGARETHA
343. 1567 — Februari 8.
Van Brimeu aan Margaretha. — Die van Zalt-Bommel hebben de door hem voorgestelde „capitulatie" aangenomen.
Madame, Ceulx de Boemel sont esté hier vers moy et m'ont faict responce qu'ilz estiont bien contents de faire tout ce que je leur avois proposé par la dernière capitulation, que j'ay envoyé k V. A., mais qu'il n'estoit de besoing de faire obliger les bourgeois ny les principaulx de la ville pour faire 1'exécution contre ceulx, qui seront culpables, pour ce que i'officier de Sa Majesté 1) les povoit faire apréhendre et chastier selon son délict et que persone n'en diroit au contraire; aussy qu'ilz ne scauriont induire leurs bourgeois a. faire la fidéjussion, que je leur avois proposé; aussy que quant k ce que je leur avois mis en avant de oster les armes aux Geulx, qu'il n'y en a nulz, parquoy on ne scaurat k quy les oster. Par ou, comme j'ay escript a. V. A., comme ceste ville est la plus forte de ce pays, et pour beaucoup de respect il est nécessaire de nous en asseurer.
Je leur ay mis en avant ce que V. A. voyerat ichy-joinct et ce encoire sur le bon plaisir de V. A., sans leur riens promectre synon, comme ilz sont les premiers du pays, qui viennent k recognoissance, que je prieray pour eulx. Ilz m'ont donné bon espoir de faire ceste obligation; toutesfois ilz murm(ur)iont d'envoier vers V. A. pour avoir quelque appoinctement plus k leur contentement. J'espère bien que V. A., s'ilz y vont, ne leur accorderat riens davantaige.
Mes gens ont passé monstre. Je m'en iray demain loger a. une bonne demye lieue prés de Bolduc. Les eaues sont par la-alentour et ichy sy grandes, que a grand peine se peult on bouger.
Doiz Driel ce 8me de Febvrier 1567.
A Madame.
Als boven V, f. 37.
343a.
De door Brimeu aan die van Zalt-Bommel voorgestelde capitulatie.
C o p i a.
1. In den irsten sullen die van Boemell verthyen allen verbontenissen tegen Con. Maj. thoe Hispanien etc., onsers allergenedichsten heren, dienst streckende. Oeck sullen voirtaen egene niewe maecken.
2. Item sall den verdreven predicant niet wederomb toegelaeten noch gene anderen in syne plaetz ingefuert worden sonder consent des Capittels.
3. Item sy sullen gene ubunge der niewer religion in der stat lyden, tensy dat Syne Maj. ennige réformation daerinne maeckt. Unnd wanneer sulcx geschiet, sullen sy des als andere landenn und stedenn mede genieten.
1) de ambtman van Bommel, Bommeler- en Tielerwaard, destijds Robbert van Heerdt.



VAN PARMA EN CHARLES DE BRIMEU.
375
4. Unnd sullen den priesteren unnd geistelicken luyden den dienst Goedts laeten doen, gelick van oldts gebruyckelick, sonder dat honn dairinne yemantz hinderlick oder lestich wesen sall.
5. Oeck sullen sy geloven Con. Maj. unnd Syner Maj. statholder alle gehoirsamheit te leistenn in alles wes hem van wegen Syner Maj. bevolen sall werden, edoch want 1) hon niet bevolenn en wort, dat den tractait van Venloe te weder sy.
6. Unnd wantt die van Boemell dese vurs. articulen alsoe nae te komen gemeynt, sullen sy alle der stat, oeck honnen burgeren unnd inwoenern goederen tot verseeckerheit van desen, mitter stat segell besegeit, hieronder verbynden 2).
Als boven V, f. 37.
344. 1567 (1566) — Februari 8.
Van Margaretha aan Brimeu. — In weerwil van zijne bezwaren verklaart zij zich voor overhandiging van haren brief aan die van *s Hertogenbosch en tegen het in beslag nemen van de goederen der inwoners. Zij verzoekt hem de beraamde samenkomst hunner tegenstanders te Antwerpen te verijdelen en, zoo mogelijk, de rust te herstellen vóór de aankomst van Lodewijk van Nassau met zijn leger uit Duitschland.
Mon cousin, Monsieur de Berlaymont m'a communicqué la lettre que luy avez escript le jour d'hier de vostre main, du contenu de laquelle vous tiens records, sur lequel ayant esté délibéré en Conseil, il y a esté considéré qu'il est bien vray que ce seroit une grande indignité que a Ia présentation de ma lettre vous fust refusé 1'entrée 3), mais que toutesfois ce seroit aussy tousjours de tant plus justifier le droict du Roy, mon seigneur, et que partant debvez passer oultre avec ladicte présentation sans toutesfois approcher vostre régiment plus prés que d'une lieue, pour rendre 1'indignité moindre, si tant fust qu'ils ne le y voulsissent recepvoir, comme apparentement il est k doubter. Et quant k la saisie de leurs biens, l'on y trouve grande difficulté, tant pour les prévilèges de Brabant que a. 1'occasion que 1'affaire debvroit estre conduit et exécuté par ceulx du Conseil illecq, qui partant iroit en longueur; par oü a samblé que, ayant présenté madicte lettre, debvez incontinent et en diligence me faire entendre ce que sera succédé, pour après y délibérer ultérieurement; ne pouvant délaisser de aussy vous adviser que k ce que dessus accède encoires ceste difficulté endroict ledict saisissement que, oires que celluy se faict, l'on ne scauroit comment le maintenir et effectuer, d'autant que lesdicts de Bois-le Ducq, comme ils sont ung grand peuple, ne laisseroyent, incontinent après vostre partement de la, a cueiller eulx mesmes les biens, et si entendez facilement quelle difficulté il y auroit a les en garder 4).
1) Dit woord beteekent hier: mits, voor zoo ver.
a) Medegedeeld bij van Hasselt, Stukken I, No. 66, naar een door den Stadhouder aan den magistraat van Nymegen gezonden afschrift.
3) Zie No. 339.
4) Tot hier toe medegedeeld bij Cuypers a. w., No. CUI.



376
BRIEFWISSELING TUSSCHEN MARGARETHA
D'aultre part, mon cousin, j'ay advis de fort bon lieu, que les Confédérez font sommer tous les gentilzhommesj qu'ilz scaivent estre de la nouvelle religion, a comparoir en Anvers ou quelque lieu par dela, pour parensamble adviser sur les moyens de leur action et défence i); vous requérant, si vous vous apperceussiés de quelque leur assamblée par la, que vous employez k tout vostre povoir de la détourner et empescher. Et comme le mesme advis porte en oultre que le conté Loys de Nassau seroit allé vers Allemaigne pour faire marcher les gens retenuz par lesdicts Confédérez, je^ vous prie vouloir par voz gens accoustumez et aultres faire faire debvoirz pour descouvrir ce que passé en eest endroict, et ce le plus soigneusement, curieusement et diligemment que aulcunement faire se pourra. Et puisque ainsy est, comme il est vraysamblablement a. croire, je vous prie en oultre user de toute diligence possible k exploicter ce que avez de charge et vous samble convenir pour la réduction des affaires a tranquillité, considérant combien il importe pour 1'advantaige des affaires de Sa Majesté et seureté d'iceulx prévenir lesdicts adversaires par toute célérité, accélération et sans perte d'aulcun temps.
De Bruxelles le VlIIme jour de Febvrier 1566.
Au conté de Meghem.
Als boven V, f. 41.
345« 1567 (1566) — Februari 9.
Van Margaretha aan Brimeu. — Antwoord op No. 341. Zij is het in hoofdzaak met hem eens en zendt hem hierbij de capitulatie, eenigszins gewijzigd, terug.
Mon cousin, II s'est veu en Conseil la capitulation qu'avez proposé k ceulx de la ville de Bommel, ensemble leur responce la-dessus et vostre réplicque, et s'est considéré que le forfaict de ladicte ville est moindre que de nulle aultre, si ainsy est comme m'escripvez, qu'ilz n'ont appellé ou introduit aulcuns nouveaulx prédicans, ^ ains que leur curé propre ou chappellain est celluy, qui peu a. peu y a presché la nouvelle reügion, et que aussy ilz n'ayent rompu images ou faict aulcunes notables insolences; parquoy a samblé en ce cas aussy raisonnable de les traicter plus doulcement, pour tant plus les mouvoir k se maintenir bons et en fidélité vers Sa Majesté, attendu aussy qu'il importe, tant comme il faict, que l'on se haste a réduire tout ce que se peult, et le distraire des adversaires, pour non se trouver embarrassé ny empesché en tant de costelz, et que partant pourriés accorder avecques eulx suyvant la capitulation que va joincte a ceste, regardant toutesfois d'en tirer tout ce dadvantaige, que faire se pourra.
Quant a ce oü en leur responce ilz conditionnent que ung chascun pourra a, part soy vivre endroict la religion, comme
1) Zie hierover Groen a. w. III, blz. 31.



VAN PARMA EN CHARLES DE BRIMEU.
377
selon sa conscience il en vouldra respondre devant Dieu jusques a aultre ordonnance, certes je craindray bien que Sa Majesté se trouveroit fort offensée en leur accordant ce poinct, comme en vérité il est aussy en soy fort mauvais, et leur doibt bien souffire que 1'inquisition cesse et que la rigeur des placcartz ne s'exécute, ce que s'est mis en ladicte capitulation, comme verrez; ne pouvant a. ceste occasion obmectre de vous dire, oires que ainsy soit que Sa Majesté ait déclairé que 1'inquisition cesse et que nouveau placcart se face, comme aussy ne s'est depuis veu exécuter la rigeur des vyeulx, que pourtant l'on n'a tollu i) la religion Catholicque, mais l'on est seulement après pour Oster la rigeur des peines, qui estoient portées par lesdicts vyeulx placcartz, et non aultre chose.
Au demeurant, quant a la difficulté, que ceulx dudict Bommel font sur le poinct d'obéir a. Sadicte Majesté et k son gouverneur, en termes généraulx pour le regard du traicté de Venloe et leurs prévilèges, l'on n'y a trouvé difficulté de amplier ce poinct, comme il s'est couché en ladicte capitulation d'icy. Qui sera 1'endroict oü, après vous avoir recommandé toute accélération possible et vigilance, pour avec yeulx et aureilles ouvertes entendre tout ce que passé de la part des adversaires, je finiray ceste par pryer au Créateur etc.
De Bruxelles le lXme jour de Febvrier 1566.
Au conté de Meghem 2).
Als boven V, f. 4a.
346. 1567 — Februari 10.
Van Brimeu aan Margaretha. — Antwoord op No. 344. Hij zal doen gelijk zij het verlangt. Hij beveelt Cigoingne als monster-commissaris voor zijn regiment aan.
Madame, J'ay receu la lettre de V. A. du VHIme de Febvrier et quant a ce que V. A. m'escript de ceulx de Bolduc, dont jé ne fay repetition pour ce que j'en tiens V. A. encoire bien mémorative, je ne fauldray au mieulx qu'il sera possible, accomplir ce qu elle me commande. Puisque V. A. ne trouve bon de mectre la mam sur leurs biens, je me remects k sa trés prudente discrétion, encoires que je panse qu'il euisse beaucoup faict au cas.
Monsieur de Quarebbe m'a dict comment qu'il ait escript a. "A> sera nécessaire de retenir ichy un commissaire, pour ce qu ü fault encoires bien trois ou quatre eens hommes a mon regiment, lesquelz viennent tous les jours, et je panse que déans cincq ou six jours il sera plain. Parquoy j'ay bien volu a V A supplyer le mesme, et il me samble que le sieur Cigoingne seroit fort duisable. Monsieur de Quarebbe m'a aussy faict quelque dimculté, pour ce qu'il y a beaucoup des estrangiers, et j'en suis
1) aboli, supprimé, Lat. tollere.
a) Medegedeeld bij Gachard a. w., blz. 491.



378
BRIEFWISSELING TUSSCHEN MARGARETHA
mary qu'il y en ait tant de ce pays, pour ce qu'ilz ne sont k beaucoup prés sy bons comme les aultres.
Doiz Vlymen ce 10. de Febvrier 1567 1).
A Madame.
Als boven V, f. 44.
347. 1567 (1566) — Februari 11.
Van Brimeu aan Margaretha. — Hij acht het zeker, dat de aanslag op 's Hertogenbosch zal gelukken, en verzoekt haar geen verdrag aan te gaan.
Madame, Pour ce que oultre tous inconvéniens de l'eaue, qu'il nous est advenu, je tiens nostre emprynse pour asseurée et que j'espère avant quatre jours que serons dedens, sy V.A. ne faict ung appoinctemant fort advantagieulx, je supplie V. A. n'y
entendre. Sy V. A. ne scavoit ce que veulx dyre, j'entens
Je n'ay volu lesser en advyser V. A. pour ce que j'entens qu'ils sont assemblées ojourdui pour appoincter.
De la Langhestrate ce Xlme de Febvrier, anno 1566.
A Madame 2).
Als boven V, f. 48.
348. . 1567 (1566) — Februari 13.
Van Brimeu aan Margaretha. — Mededeelingen over geruchten van wervingen in Duitschland. Hij dringt aan op handelen, voordat de vijand gereed is.
Madame, L'évesque d'Ossenbrugge a envoié un gentilhome vers moy et m'advertit comment Ryfenberch, un coronnel des Franchois, et tout plain d'aultres capitaines et coronnelz d'infanterie et cavallerye sont esté assemblez depuis huict ou dix jours k Dilenbourg, mais il ne S9ait sy le conté Lodowyck y ait esté. Je n'ay volu laisser d'en adviser V. A., affin, sy elle a quelqun par la, pour se informer de ce qui passé, qu'elle le face. Je ne fauldray de faire mon debvoir de mon costé. II n'y a nulles nouvelles encoires que les maistres Geulx font quelque assamblée. II fauldra regarder que nous ne perdions temps ce pendant qu'avons beau jeu. Ledict évesque est merveilleusement affectionné au service du Roy. J'espère que Sa Majesté le recognoistera a. sa venue, car il a grand moyen de le povoir servir, et supplie k V. A. pour 1'amour dudict évesque de ne vouloir dire que ceste advertence vienne de luy.
De Oesterwyck ce 13. de Febvrier 1566.
A Madame.
Als boven V, f. 51.
1) Medegedeeld bij Cuypers a. w. No. CIV.
2) Medegedeeld bij Cuypers a. w. No. CVI.



VAN PARMA EN CHARLES DE BRIMETJ.
379
349. 1567 (1566) — Februari 14.
Van Brimeu aan Margaretha. — Ofschoon die van 's Hertogenbosch uitstel hebben gevraagd, zoude hij het liefst de stad aantasten, daar de kans goed is.
Madame, Comme yl me samble que, sy V. A. tient bon, comme je luy ay escript, cheulx icy nous lesseront entrer, je n'ay volu passer oultre, ancores que nostre cas soye tout prest, pour ce qu'ils m'ont prié de ne les presser dadvantaige jusques avoir responce de V. A. et qu'ils vous pansent donner contantemant. Mais yl me samble, s'yls ne font aultre chose que de chasser leurs prédicans, que V.A. en serast aussy peu asseurée que pardevant et que partant yl vouldroist 1) miulx que je y antre de 1'ungne sorte ou de 1'autre pour asseurre ceste ville pour le Roy. Sy V. A. leur veult escripre ancores ungne foys, yl seroit fort bon que V. A. leur mande (a. sa trés humble correxion) qu'ils me dysent incontinent ce qu'ils déterminent de faire, pour après yl 2) pourvoir selont le service du Roy le requiert. Et sy V. A. le trouve bon, sans plus actendre, en trouvant 1'occasion, j'exécuteray mon entreprynse. V. A. me fasche ceste faveur de despeschier incontinent ce porteur, que j'ay envoié exprès par la poste. Sy V. A. veult escripre ce que desus a, cheulx de Boys-le-Duck, elle porrast prandre occasion sur la lettre qu'ils m'ont escript, dont je luy ay envoié la copie. Je la supplie, et pour cause, de ne voloir dyre riens de ceste emprynse a. personne, ayns sy ces aultres seigneurs, en parient k V. A., qu'elle leur veulle dyre que lui samble que ceste emprynse s'en vast faylly.
De Vucht ce i4mè de Febvrier, anno 1566.
A Madame 3).
Als boven V, f. 53.
350. 1567 — Februari 14.
Van Brimeu aan Margaretha. — Hij geeft haar kennis van zijne besprekingen met de afgevaardigden van 's Hertogenbosch.
Madame, Comme l'on m'avoit persuadé que desus la présentation de la lettre de V. A. a. ceulx de Bolduc pour mon entrée de la ville avecq mes gens, que k ce matin les bons et mauvais se euissent bien peu batre, je me suis approché a. une petite lieue, affin que, si fut advenu, que j'euisse regard sy je euisse peu entrer pour y pouvoir mectre le bien, mais il ne s'en est riens faict; je n'ay poinct sceu scavoir ce qu'ilz ont négocié. Ils m'ont envoyé asteure, comme je venois de mectre la garde, deux sortes des députez; et les uns, les plus gracieulx du monde, me faisant une grande harangue que ceulx de la ville les aviont commis' pour visiter le cloistre de la Satroise partout, hault et
1) vaudrait. 2) y.
3) Medegedeeld bij Cuypers a. w. No. CVII.



38o
BRIEFWISSELING TUSSCHEN MARGARETHA
bas, pour veoir ce qu'on y faisoit, oü Anderlecht ait esté un jour ou deux avecq cent et cincquante soldatz, et je leur ay respondu qu'ilz me laissassent entrer en la ville avecq mes gens et visiter ladicte ville, et après que je laisserois visiter le cloistre. V. A. le pourra plus amplement veoir par la copie de leur instruction.
Les aultres m'ont faict responce sur 1'entrée que leur demandois de la part de V. A., par une lettre, dont j'envoie aussy k V. A. la copie i). A ce que j'entends, sy V. A. se tient ferme, ils nous laisseront entrer.
II me samble que Monsieur de Mérode et le chancelier 2) ont plus négocié en quatre heures que je suis esté ichy, qu'ils n'ont faict en trois mois pardevant, dont je fais juge V. A., encoires que le chancelier n'en est poinct fort content, comme aussy pourra veoir V. A. par la copie de la lettre que je luy envoye.
De Vucht ce i4tne de Febvrier 1567.
A Madame 3).
Als boven V, f. 55.
351. 1567 (1566) — Februari 15.
Van Brimeu aan Margaretha. — Hij zendt haar afschrift van zijnen brief aan die van 's Hertogenbosch. Weigeren zij hem binnen te laten, dan zal hij doen wat de Regentes hem zal bevelen.
Madame, J'envoye a V.A. la copie de la responce 4) que j'ay faict a ceulx de Bolduc sur la lettre, qu'ils m'ont escript, dont j'ay aussy envoyé la copie a. V. A. J'adtens aujourdhuy ou demain "a.u plus tard la responce la-dessus et s'ils me disent de non, je ne fauldray de faire incontinent ce que V. A. me commanderat par le courier, que j'ay envoyé vers icelle, car sy je dois faire quelque chose, il fault que je me haste pour beaucoup des occasions.
De Vucht ce i5me de Febvrier 1566. A Madame 5).
Als boven V, f. 63.
352. 1567 (1566) — Februari 16.
Van Brimeu aan Margaretha. — Die van 's Hertogenbosch verwachten hulp uit Antwerpen en Breda. Deze verwachting uit zich in toenemende vijandelijkheid tegen hem en de zijnen.
Madame, II est a. ceste heure ichy arrivé un homme de la Langestraete, lequel, comme je luy avois faict quelque plaisir, estant la. logé avecq mes gens, m'est venu advertir que ceulx d'Anvers et de Breda se sont confédéré avecq ceulx de Bolduc
1) Zie Cuypers a. w. No. CIX—CXII. a) Jan Scheyfve.
3) Medegedeeld door Cuypers a. w. Nu. CVIII.
4) Zie Cuypers a. w. No. CXIV. Hij spoort hen aan hem binnen te laten.
5) Medegedeeld bij Cuypers a. w. No. CXUL



VAN PARMA EN CHARLES DE BRIMEU.
38l
et qu'ils me pansent chasser endedans trois ou quatre jours d'ichy. Celluy, qui porte la nouvelle, est un principal Geulx de la ville, nommé Herman de Ruyter, et un capitaine du prince de Condé 1). Je croy qu'il est vray, car ils sont esté fort humbles jusques ce jour d'huy, et encoires que je suis logé une demye lieue de la ville, sy viennent mes centenelles jusques a. trois eens pas de la porte pour ce comme en arrivant ichy ils m'ont monstré tout signa! de ne me poinct estre amis; car pour le premier ils m'ont prins un soldat, qu'ils ont trouvé en la ville, je ne puis scavoir 1'occasion pourquoy. Et a eest après-disner, comme il faisoit beau, je me suis pourmené entre la ville et la dernière cintenelle. Quelque temps, comme je me pansais retirer au logis, ils ont tiré un harquebusade jus du rempart auprès de la porte, sans que personne des miens les ait offensé ny mal faict, et ont tiré un soldat au travers du brassal. II y avoit six ou sept harquebusiers des miens qui voloient tirer, comme il y avoit bien cent hommes sur le rempart auprès de ladicte porte ou o mitant de la compaignie, mais je les en gardis. Depuis que je suys aussy esté ichy, ils ont tousjours tenu les portes serrées, sans jamais volu laisser entrer quelqu'un des miens. Le bruict court audict Bolduc que se doibt faire quelque congrégation des maitre Geulx en Anvers, et suyvant ce que la résolution se prendra la, qu'ils se rigleront vers le Roy et V. A. Sy V. A. entend qu'il se faict quelque assemblée par la pour eulx, je vous supplie humblement m'en faire advertir, affin que je me puisse rigler selon cela pour sy ou pour non.
J'ay ichy faict venir ma compaignye d'home d'arme. Je supplye aussy humblement a. V. A. de vouloir aussy commander a celle de Monseigneur d'Arnemberghe que, en cas que j'en ay de besoing, que me obéysse, car sy viennent, je leur panse aller au devant, encoire que je ne le puis croire.
De Vucht ce ióme de Febvrier 1566.
Ils ont tyré ojourd'huy ancores 10 ou 12 coups, je dys le 17 me, et nous avons tousjours bonne patience. A Madame 2).
Als boven V, f. 69.
353. 1567 (1566) — Februari 16.
Van Margaretha aan Brimeu. — Antwoord op No. 348. Zij draagt hem op den bisschop van OsnabrOck dank te zeggen voor de inlichting.
Mon cousin, Je vous remercie bien de 1'advertence contenue en vostre lettre du XIHme de ce présent mois, que j'ay receu, et ne fault que doubtez que je me laisse entendre de qui elle
1) Louis de Bourbon, prins van Condé, het hoofd der Fransche Protestanten. Vgl. Relation entre Louis de Bourbon, prince de Condé, et les insurgés des Pays-Bas, in Buil. de la Société de 1'hist. du Protestantisme francais 1878, blz. 130. '
a) Uitgegeven bij Cuypers a. w. No. CXVIII.



382
BRIEFWISSELING TUSSCHEN MARGARETHA
vient; vous priant de remercier de ma part celluy, qui la vous a faict, et de 1'entretenir en la bonne affection, que tousjours il a montré au service du Roy, mon seigneur, et d'envoyer la part qu'escripvez, quelque ung, qui soit dextre et practicqué, pour descouvrir ce qui passé.
De Bruxelles le XVIme jour de Febvrier 1566.
Au conté de Meghem.
'^'.-■v-H-U. Als boven V, f. 71.
354. 1567 (1566) — Februari 16.
Van Margaretha aan Brimeu. — Antwoord op No. 349 en 350. Zij zoude liever zien, dat 's Hertogenbosch door zachte middelen dan door geweld overging. Zij waarschuwt hem, dat zich Maastrichtsche ketters onder zijne soldaten bevinden.
Mon cousin, J'ay receu par vostre paige deux lettres vostres du XIHIme de ce mois et hier bien tard me vint une du chancellier de Brabant et sieur de Mérode avec une aultre de ceulx de la ville de Bois-le-Ducq, sur lesquelles je feray, s'il plaist a, Dieu, demain délibérer le Conseil; et voyant que ceulx de ladicte ville donnent espoir de se vouloir renger, se contentans d'enchasser incontinent leurs prédicans, de quoy toutesfois ils ne me satisferont, s'ilz n'y restablissent joinctement 1'autorité et de Sa Majesté et de la justice avec totalle obéissance deue a. 1'une et 1'aultre, il m'a samblé que sera bien que, vous tenant oü vous estes, ne passés en fa<;on quelconque a. tenter vostre entreprinse jusques a aultres nouvelles menées, qui seront selon que je verray que lesdicts de Bois-le-Ducq se résouldront, ce que se faisant, comme l'on désire, je SQay, a ce que m'escript Sa Majesté, que ce luy sera plus aggréable qu'elle se réduise par la doulceur que non par aultre voye, que ne pourra jamais estre sans que ne s'y mesle quelque esclandre, qui aussy pourroit mectre en altération les Estats de Brabant; et qu'entretant donnez le meilleur ordre que sera possible, que vos gens ne facent aulcunes foulles ny insólences.
D'aultre part j'ay advis de deux lieux et bons comme plusieurs sectaires de la ville de Maestricht se sont mis parmy vos compaignies et qu'il s'est bien autant entendu que ce n'est sans doubte qu'en ung besoing de quelque exploict contre gens de leur farine ilz pourriont ou bien tourner le dos ou se retirer a. ceste, dont pour 1'importance et conséquence de 1'affaire n'ay voullu laisser de vous advertir, a ce que vous en donniez de garde et y pourvoyez de bonne heure, comm'il est du tout requis et nécessaire.
De Bruxelles le XVIme jour de Febvrier 1566.
Au conté de Meghem 1).
Als boven V, f. 7a.
1) Uitgegeven bij Cuypers a. w. No. CXV.



VAN PARMA EN CHARLES DE BRIMEU.
383
355. 1567 — Februari 18.
Hat Jl^J**™^ aan,,Margaretha- - Antwoord op No. 353 en 354. Hij gelooft, dat s Hertogenbosch alles wat men eischt, zal inwilligen, wanneer de onderhandelingen afloopen terwtjl hij nog vóór de stad ligt. Alle „goeden" hebben Roermond verlaten
£n? gr° °m aa" te nemen' dat hiJ zich °P ziJ'ne soldaten kan verlaten Die van ilourg zijn genegen de gestelde voorwaarden in hoofdzaak aan te nemen. '
Madame, J'ay receu lettres de V. A. en un pacquet et ay envoyé a 1'évesque d'Ossenbrugge la sienne, comme V. A. me commandoit, et je suis bien aysé d'entendre que ceulx de Bolduc se rengent k la volunté du Roy et de V. A. II me samble qu'ils feront tout ce que V. A. vouldrat, moyennant que V. A. tracte avecq eulx pendant que je suis ichy; car encoires qu'ils facent bien du brave, ils ne sont pas trop asseurés. Ils tirarent hier au matin plus de cincquante coups de mousquets après mes ijens parquoy je leur ay escript ceste lettre, dont la copie va cy-joincte' et depuis ils n'ont plus tiré. Sy V. A. s'appoincte avecq eulx jé ne pms lesser de 1'adviser - a trés humble correction de S. H — comme son trés humble serviteur, qu'elle prenne bonne asseurance d eulx de tout ce qu'elle tracterat, car aultrement ils n'en tiendront nens, et principalement sy les Geulx nous veuillent faire guerre quils ne les laisseront poinct entrer et qu'ils recepvront les gens du Roy. Je ne me bougeray d'ichy jusques k ce que V A me commanderat aultrement.
J'ay eu nouvelles comment tous les bons sont sortiz de Remunde et qu'il y ait suellement demeuré déans la ville des héréticques.^ Ilz méritent bien aussy bon chastoy.
Quant a. ce que V. A. m'escript des sectaires de Maestricht qui se sont meslez entre mes compaignies, je m'asseure bien que' encoires quilz en soyent, que, puisqu'ilz ont juré lartickelbrief' je ne fay doubte qu'ilz combatront aussy bien comme les aultres' Je men suis bien apperceu avant-hier. J'estois aller pourmener auprès de la ville; ce pendant que j'estois la, il vient un bruict au quartier, que j'estois prins et qu'ilz estiont sorty bien deux eens hors de ladicte ville; sur quoy il se fict une petite allarme et on envoyat dudict quartier quelque cent harquebusiers pour renforcer la garde, entre lesquels il y en avoit beaucoup dudict Uolduc 1) dont je ne fay doubte qu'ilz n'estiont de ces rustres-la aussy. Néantmoings ilz aviont la plus grande envie de combatre du monde.
Ceulx du Conseil en Geldres m'ont mandé des nouvelles, que
1 rienat par C6St article' ^ue j'ay faict tirer hors de leur lettre. 11 seroit bon pour sy ou pour non que V. A. escripvroit a hpiers, si elle a la quelqun, qu'elle se fit informer sy cefrère du commandeur a charge des Geulx. II demeure auprès de Mayence et s'appelle Rosenberch 2).
1) Verschrijving voor Maestricht? Zie evenwel No. 383.
a) Dit moet zjjn Rosenbach. De bedoelde commandeur'was Phiüps van Rosenbach, commandeur van st. Jan te Arnhem en Nymegen (1563-1583).



384
BRIEFWISSELING TUSSCHEN MARGARETHA
J'ay envoyé un gentilhomme pour scavoir ce^ que faict le conté Lodowyck. Je 1'attends asseurément d'ichy a cincq ou a. six jours. Je ne fauldray de mander k V. A. ce qu'il aurat raporté. Je panse asseurément qu'il nous apportera des nouve(lle)s certaines.
Madame, Ceulx d'Elbourg ont accepté la capitulation, que j'ay envoyé a. V. A. Reste seullement qu'ilz ne vouldriont donner caution d'aultre fachon que comme m'escript leur facteur, dont aussy j'envoie la copie a V. A. II plaira k V. A. me mander, le plus tost qu'il sera possible et devant qu'ilz viennent devers moy, sy je la doibs accepter ou non i).
De Vucht ce XVIII de Febvrier XVCLXVII.
A Madame 2).
Als boven V, f. 73.
355a.
Extract uit een schrijven van het Hof aan den Stadhouder, houdende berichten over wervingen in Duitschland.
Extract uuyt eyn brieff, by Cantzler und Raeden in Gelderlant geschreven 3).
Irstlich dat eyner van adell gewest, mit naeme Joest Pieck, siinde pensionaris Con. Maj. etc, diewelcke my gesacht by den commanduer van st. Johans hier bynnen Arnhem (nhu wederomme van Maltha thoe huys gekomen siinde) ende een tiit lanck in Duytzlant — als hy seide by synen frunden sich gerust hebbende — gewest to snn, und dat dieselve commanduer hem voir seeckere tydinge hadde verclairt aldair in Duytzlant sesse ritmeysters to siin, derwelcker naemen hem oeck by den commanduer gesacht, dan, soe hy die niet en kenden, hy vergeeten hefft- welcke ritmeisters van die stat van Antworpen bestelhnge hebben, elck 'van viiffhondert perden, diewelcke oeck, soebaldt men sy ontbieden woll, veerdich waeren; hebbende dieselve oeck gesacht, dat sy hem oeck versocht ende mede gern in oir geselschap gehat hadden; dairby fuegende, dat siin eigen broeder eene waere van den zessen ritmeisters vurs., die hem 'tgoene dat vurs. is voirgehalden.
Als boven V, f. 74.
355b.
Extract uit een schrijven aan den Stadhouder over de onderhandelingen met de afgevaardigden van Elburg.
Extract der von der Elburgh belangent. Nae myne stedige, dienstlicke erbiedungh tUwer Gen. sall dieselve genedelichen believen te verstaenn, hoe dat die van der stat Elburch, tot viiff off sess int getall van de burgermeisteren ende oeck uuytter gemeente, alhier bynnen Arnhem geweest siin, ende heb hem die by U. G.
1) Zie No. 337. r>wT a) Ten deele uitgegeven bij Cuypers a. w. No. CXXI. 3) Brieven van en aan den Stadhouder No. 415.



VAN PARMA EN CHARLES DE BRIMEU.
385
my mitgegevene articulen ende conditiën voirgehalden; oeck dairbeneffens munthck to kennen gegeven ende geremonstreert U. G. meynongh dairon de vurs. gedeputierde genoech verclaerden, dat sy dvoirs. conditiënn solden aennemen, dan maeckende swaricheitt opte versochte burchtocht van L» Karolusgulden, m de plaetze van dewelcke sy golden gemeynt siin te presentieren des stats renten ende opkomen te vefbynden ende by ede daarenboven beloven dyurs. articulen ende conditiën te vollentrecken • edoch begerende ore mitbroeders ende die gemeente sulcx te reportterenn: versoeckende ende dienstlick biddende, U. G. het vertreck van viiff off sess daegen met voir ongoit willen opnemen. Zy verhoepen U. G mit een onderdenighe, billicke antwoirt te bejegenen, dairuuyt U. G spueren Esten SJ andCrS Diet gemeynt en siin als alle gehoirsamheit te
Als boven V, f. 77.
356- 1567 (1566) — Februari 18.
Van Margaretha aan Brimeu. _ Antwoord op No. 351 en «a Zn keurt znn antwoord aan 's Hertogenbosch goed. Met het oog op de bespoediging'der'ondë^ handehngen moet hij rustig blijven, waar hij is. Zij deelt hem mede, wat zij van wervingen voor de Geuzen weet. J
Mon cousin, Pour respondre a vostre lettre du XVme de ce présent mois je trouve bien ce que avez respondu a ceulx dela ville de Bois-le-Ducq selon la copie que m'avez envoié: vous adyisant que les lettres des chancellier de Brabant et sieur de Mérode et de ceulx de ladicte ville, que le XVIme de ce mois vous escripvis avoir receu, ont hier esté veues en Conseil', portans et les unes et les aultres en substance ce qu'est passé entre vous et eulx respectivement, depuis qu'estes avec vostre régiment nar la-entour; et me requérans ceulx de ladicte ville de vous ordonner de ne les presser plus avant pour vostre réception et vous déporter de les approcher si prés et d'y faire foulles, au moings jusques a ce que les commissaires auront achevé leur négociation ce quils disent sera de brief. Je responds ausdicts commissaires,'les enchargeant de negocier avecq ceulx de Bois-le-Ducq pour vostre entrée afin de y povoir fant myeulx restablir 1'autorité du Rov et de la justice avec toute deue obéissance; et a ceulx de ladicte vdle escnps je en conformité de s'y accommoder et que ce restabhssement d'autorité, justice et obéissance est requis et necessaire pardessus la cessation des presches et dimission de leurs prédicans pour diminuer 1'indignation que Sa Majesté peult avoir-eoncue en leur endroict. Et pendant que l'on verra ce que resultera de cecy, si ne trouvez pour les affaires de vostre gouvernement convenir aultrement, vous vous contiendrez encoires a coyement pour donner chaleur et presse a 1'advancement de la négociation, sans attenter aulcune entreprinse en facon quelconque et donnant ordre que vos gens ne commectent ny foulles ny insolences, selon que le vous ay escript ledict XVIme De Bruxelles le XVIHme jour de Febvrier 1566



386
BRIEFWISSELING TUSSCHEN MARGARETHA.
Post date. Depuys ceste m'est venue vostre lettre du XVIme de ce mois avec trois reigles de vostre main du jour d'hier, du contenu de laquelle vous tiengs records, et pour y respondre je vous advise que hier soir j'eus advis d'Anvers qu'il y avoit Adolphe van der Aa i), aiant esté gentilhomme a. moy, et Andelot 2) avecq quelques aultres, y enrollant gens de guerre au logis du Soleil en la Camerstraete. Je ne s$ay s'il est vray; toutesfois celluy, qui m'en a adverti, n'est homme pour si légièrement m'avoir faict ceste advertence, s'il n'en eut eu quelque bonne information. Dont j'ay adverty le prince d'Oranges 3) et le margrave et ceulx de la loy en Anvers, pour y remédier incontinent; et de aultre assamblée n'ay rien entendu. Que, si aultre chose me viendra signiflé, vous en feray part, comme vous prie de semblable et de faire diligence pour descouvrir s'il y avoit quelque chose sur main; et la oü vous vous apperceussiés de quelque assamblée, pendant que serez par la, que regardez de la rompre, vous aidant de la compaignie du conté d'Aremberghe, k laquelle j'escrips de faire ce dont par vous ilz seront semonds 4) pour le service de Sa Majesté, et ay commandé de vous adresser ma lettre pour au besoing la leur faire tenir pour y obéir. J'advertis aussy le prince d'Oranges de vous avoir donné ceste charge de rompre les assamblées, luy disant que, quand elles se feissent en la Langhestraete en son gouvernement, je m'asseure que, pour son affection au service de Sadicte Majesté, il ne prendroit que bien que vous le y feissiez avant qu'elles se renforceassent, puisque les gens de guerre, qu'il peult avoir en Hollande, ne viendroyent k temps pour y faire effect.
Quant k ceulx de Bois-le-Ducq je vouldroy, mon cousin, et vous prie que vous vous contenez coy, faisant faire le mesme a vos gens, sans approcher la ville et faire aulcune hostilité et sans leur donner occasion de tirer, comme escripviez qu'ils font, et en oultre de vous abstenir de toutes choses, qui pourront nous mectre en quelque obligation tirant après soi une conséquence des desréputation et ultérieure aliénation des courraiges des gens de nous aultres et enfin de Sa Majesté propre; prenant regard que vostre régiment s'est principalement levé pour les affaires de vostre gouvernement.
Au conté de Meghem 5).
Als boven V, f. 80.
1) Zie over hem te Water a. w. II, blz. 134.
2) Pierre d'Andelot. Zie over hem te Water a. w; II, blz. 15a.
3) Vgl. Gachard a. w. II, blz. 406.
4) requis. Vgl. het Engelsche werkwoord to summon.
5) Uitgegeven bij Cuypers a.w. No. CXXVI, en een deel van het Post date bij Gachard a. w. II, blz. 493.



VAN PARMA EN CHARLES DE BRIMEU.
387
357> 1567 (1566) — Februari 18.
-sHe^T AAN ^ARGARETHA- - Wanneer hij niet aanstonds iets tegen W^ZSn °ndernemen' zal er o» verschiiiende redenen geruime tijd
Madame Puisque V. A. ne veult poinct que nostre entreprynse se fache a ceste heure, c'est k dyre endedans ung jour ou deus, nous ne la porrons faire de longtemps, car yl la fault taire par ungne eauwe toute basse ou toute haulte et endedans deus ou troys jours, sy elle achève de tomber comme elle faict elle serast tombee plus de troys piés; endedans ce tamps oussy yl nous fauldrast ungne nuict obscure et d'ycy a troys ou quatre
jsw\t a Ct toute k nuict" Sy ne se ranSent a lavolonté
T ui et que ne Ies P°wons surprandre, dont je ne fays doubte, que oussy en cas que la sayson nous serve, soit avecque grande eauwe ou petite eauwe, avecque 25 pièces de baterie et 10 enseignes de gens de piet avecques les miennes et 5 ou 6 eens chevaulx je m'obligeray tousjours, par tel chy que vl n'v vienne secours par dehors plus fort que nous, d'y entrer par force ou les faire rendre k vostre miséricorde endedans i seomaines pour le plus tart. Je supplie trés humblement V. A sv elle nous commande que ne passions oultre, faire entendre o Rov ma bonne volonte et de ces deus gentylshomes et le voloir recongnoystre vers eulx par quelque reconessanse et principalement vers Andrelecht, que yl ast rendu grant payne et est homme pour taire ancores quelque bon service o Roy et V. A.
De Vucht, i8me de Février, anno 1566.
A Madame.
Als boven V, f. 81.
358- 1567 (1566) — Februari 19.
• h XAN uRIMu" AAN margaret«a. - Bij voortduring van het verzet van die van s Hertogenbosch geeft hij in overweging hen voor rebellen en hunne goederen vT beurd te verklaren, maar liever nog zoude hij met geweld te werk wals vTZ £. tïen VkerZ°Ud» eClUkkT- WÜ ^ "em "iet "nnenuuen daHs W Twnlrn br^nSls^n ^ * °ndememen- ^ ^ ***** «* ^
Madame, Sy cheulx de Boys-le-Duck ne nous lessent entreer encores — a correxion de V. A. — seroi je d'oppinion que V. A. les declarast pourCbdle et que V.A. leur fyst confisquier leurs Diens, ut sy V. A. vient o-desus de Valenciennes, j'envoyrov tout ce menaige icy-devant et je ne fays doubte, moiennant que se haste. qu'elle en viendrast bientot o bout Sv les nnnl^ nvysfrt ou qu'elles s'en allyssent du tout, je ne fays nulle doubte de nostre entreprynse, mais yl fauldroit que je me
Ü^ÏTf f"8 °U ^°yS liuWCS ^ P°ur ï°uwer de l'asseuré, car yls font, ce pendant que leur suis sy prés, trop grande garde. Sy cheuchy ne me lessent entreer, je feys mon compte de



388
BRIEFWISSELING TUSSCHEN MARGARETHA
m'an aller k Venlo et k Remunde et faire mener 1'artyllerie par eauwe depuis Arnem — j'entens, en cas que Harderwyck et Albourg s'accomodent — et comme yl fauldrast que ladicte artyllerie passé par le pays du duck de Clèves, il playrast a V. A. me commander sy je lui demanderay sauve-conduict et sy V. A. voldrast faire desbourceer 1'argent, qu'il fauldrast tant pour la conduicte de rartyllerie que pour ung trois ou quatre eens pioniers qu'il fauldrast. Sy V. A. veult, on leur ferast bien payer k eulx, mais parmy cela yl fauldroit pardonner.
Yl me samble, Madame, que V. A., k ce que je voys par les deus dernières qu'elle m'ast escript, qu'elle voldroit mener toutes ces choses par doucheur. V. A. me pardonne: yl me samble que tout ce que l'on voldrast entreprandre avecques eulx de ceste fachon, ce serast perdre tamps. V. A. le voyrast par expérience, et puysque avons les gens et 1'argent nouscommanche k fayllyr, qu'il n'est que les emplier t) et ne poinct perdre tamps.
De Vucht ce iome de Febvrier, anno 1566.
Sy V. A. estoit de ceste oppinion de confisquier leurs biens, yl le fauldroit faire ce pendant que suis ycy oprès, car cela les porroit faire changer d'oppinion.
A Madame 2).
Als boven V, f. 83. Geheel eigenhandig.
359. 1567 (1566) — Februari 19.
Van Brimeu aan Margaretha. — Antwoord op No. 356. Hij gelooft niet meer aan toegeven door die van 's Hertogenbosch, die, ofschoon niet getergd, vijandelijkheden tegen de zijnen plegen. Hij heeft vernomen, dat van de werving te Antwerpen niets waar is.
Madame, J'ay receu la lettre de V. A. du i8me de ce mois et quant a. ce que V.A. m'escript qu'elle a mandé aux commissaires qui sont a Bolduc, qu'ils négociassent avecq ceulx de la ville pour me faire entrer avecq ma suyte; aussy que V.A. at escript k ceulx de ladicte ville le mesme, encoires que je suis esté autresfois d'opinion qu'ils le debvriont faire, j'en fay pour le présent grand doubte, car ils bravaigent fort. Je crois que quelqu'un leur doibt avoir donné couraige pour les faire perdre comme ils ont faict k beaucoup d'aultres. Puisque V.A. me mande de ne me bouger d'ichy, je le feray.
Aussy je n'ay encoires que faire aultre part, pour ce que j'attends ichy responce de ceulx de Harderwyck et d'Elbourg sur les capitulations, que je leur ay mis en avant.
Ceulx de Boemel ne reviennent plus. Je croy quilz auront
1) employer, n.1. de soldaten.
a) Uitgegeven bij Cuypers a. w. No. CXXVIII.



VAN PARMA EN CHARLES DE BRIMEU.
389
changé d'opinion, depuis que je suis party de Driel, et que leur samble que je ne le puis plus approcher, pour ce que les eaues sont esté sy grandes. Et quant a ce que V. A. m'escript que je me tienne coeyement avecq mes gens, V. A. sache que personne ne leur faict nul desplaisir quelconque, mais eulx tirent encoires tousjours. Sy V. A. me vouldroit donner congé de leur povoir faire donner une bonne ruseade d'arquebousaides, la bonne volonté ne me manqueroit point, car V.A. s'asseure qu'ils me font trop des bravades.
J'ay eu aussy ces mesmes nouvelles que V. A. at eu, qu' Andelot et van der A enroulleont des gens en Anvers, mais depuis un amy m'a escript qu'il n'en est riens: j'en auray au soir ou demain nouvelles certaines. Sy se faict quelque assemblée ichy-alentour, dont n'en y a nulles nouvelles, V. A. ne face doubte que je ne le tracteray comme ils méritent.
De Vucht ce igme de Febvrier 1566.
A Madame 1).
Als boven V, f. 85.
360, i567 (1566) — Februari 19.
Van Margaretha aan Brimeu. — Zij schrijft over wervingen der Geuzen en beveelt hem die troepen, waar hij ze mocht aantreffen, uiteen te jagen. De schout van Maastricht zal met hem komen spreken over een plan om zich meester van die
stad te maken. Hij moet het met Elburg niet te nauw nemen, daar het gewenscht
is zich ten spoedigste van de steden te verzekeren.
Mon cousin, L'advis, que vous escripvis hier, qu'en Anvers se enrolloient gens de guerre, fust véritable et m'a le prince d'Oranges escript qu'il a trouvé qu'Adolphe van der Aa en avoit levé et les avoit mené vers le seigneur de Brederode, qui estoit en craincte que l'on deust aller 1'assiéger. Mais par divers aultres j ay bons advis qu'il y a encoires plusieurs aultres, qui en lèvent, acomme ViUers 2), Andelot, Waroulx 3) ou Mérode, Winckle 4) Thoulouze 5), Escaubecque 6) et Hoffwegen 7), disans les soldatz que Ion les heve au nom dudict seigneur de Brederode et que l'on les faict jurer loyaulté pour la parole de Dieu, du Roy et repos du pays 8). La monstre, selon aulcuns, se doibt faire a. Viane et aultres disent a Breda et que le nombre doibt estre, pour le commencement, de VIC chevaulx et IIP piétons a intention d'aller
1) Uitgegeven bij Cuypers a. w. No. CXXIX.
a) Joost de Zoete, heer van Villers. Zie te Water III, blz. 418.
3) Willem van Merode, heer van Duffel en Waroux. Zie te Water III blz iqa
4) Plnhps van Wingelen. Zie te Water III, blz. 378. ' ' '
5) Jan van Marnix, heer van Tholouse. Zie te Water III blz a6
6) Zie te Water II, blz. 386.
7) Jozua van Alveringen, heer van Hofwegen. Zie te Water II blz 148
8) Op 33 Februari schreef de secretaris Prats uit Antwerpen aan Granvelle, dat Brederode zich terstond na ontvangst van het weigerende antwoord van de Regentes tegen den Koning had verklaard (Gachard, Corr. de PhU. II No 506)



3QO
BRIEFWISSELING TUSSCHEN MARGARETHA
vous trouver pendant qu'ilz attendent le conté Lodewyck avec grand nombre de cavallerie et infanterie, que désia selon quelques advertences seroit acheminé. Se bruit, en oultre, que le capitaine Bomberghe seroit entré en Bois-le-Ducq i), vers oü j'ay certaine advertence que d'Anvers sont hier parti VIC soldatz de ceulx levez présentement par les susdicts capitaines, combien que aultres estiment qu'ilz soyent allé trouver ledict seigneur de Brederode. Enfin il se descouvre qu'ilz sont -résoluz de faire le pis et bientost et que ou a. Viane ou en Langhestraete ou par la-entour se debvra faire quelque assamblée. Pour de quoy scavoir la vérité il est requis que faictes faire toutes diligences possibles et vous mectre en debvoir de 1'empescher, rompre et séparer tout du beau commenchement, avant qu'elle se renforce, sans avoir regard en quel gouvernement que ce soit que 1'occasion se vous présentast de povoir faire eest bon exploict, qui seroit aussy une occasion de honneste retraicte de oü vous estes 2). Et si peussiés trouver facon de deffaire les susdicts VIC hommes partiz d'Anvers par terre, ce seroit ung bon commenchement pour terrer 3) que aultres ne courrussent si tost et facilement ensemble 4).
D'aultre part, mon cousin, il vous souviendra de ce que vint proposer ung bourgeois de Maestricht, vous estant dernièrement icy, et que lors il fust trouvé bien d'appeller icy Strythagen, escoutette dudict Maestricht, comm'il a esté faict. Et ayant esté communicqué avec luy l'on s'est advisé de 1'envoyer vers vous avec ledict bourgeois pour vous déclairer 1'entreprinse, qui se pourroit faire par voz gens, laquelle seroit de grande importance, si elle se povoit exécuter. Vous les oyrez parler et si vous samble faisable sans par trop abandonner vostredict gouvernement, ce que remectz entièrement a vostre discrétion, pourrez arrester le tout avecques ledict Strythagen et m'advertir de quoy et comment, et ce par homme confident pour le danger de 1'interception des lettres. Ledict Strythagen, vous estant approché, le vous fera entendre, a ce que luy désignez lieu oü il pourra parler a. vous, n'ayant esté trouvé bien qu'il entre au quartier du régiment, a. ce qu'il ne soit recognu de quelques ungz dudict Maestricht, estant parmy vostredict régiment.
J'ay voluntiers entendu que ceulx de Elburgh veuillent accepter la capitulation 5), faisant touteffois difficulté sur la caution de Lra florins, que leur auriés demandé, laquelle l'on tient icy qu'ilz ne scauriont jamais trouver, et que partant debvez prendre d'eulx toute aultre, que bonnement pourrez avoir d'eulx, et passer oultre avecques eulx, trouvant quelque expédient a 1'exemple de ce que vous a esté escript touchant ceulx de Bommel. Et comme aultrefois vous ay escript importer tant de se haster pour s'asseurer
1) Zie hierover o. a. Bakhuizen van den Brink a. w., blz. 66. a) n.1. voor het geval, dat hij den aanslag op 's Hertogenbosch zoude moeten opgeven. 3) afschrikken.
4) Tot hier is deze brief uitgegeven bij Cuypers a. w., No. CXXVI1, en bij Gachard a. w. II, blz. 494.
5) Zie No. 355.



VAN PARMA EN CHARLES DE BRIMEU.
301
de plus des villes altérées que faire se pourra, pour se trouver plus libre de se povoir opposer a toutes occurrences, qui se pourriont offrir, je ne puis délaisser de vous recommander aultre fois toute célérité en eest endroict.
De Bruxelles le XIXme jour de Febvrier 1566.
Au conté de Meghem.
Als boven V, f. 87.
361. 1567 —* Februari zo.
Van Brimeu aan Margaretha. — Een kapitein van Condé heeft dien van s Hertogenbosch aangeboden hun tegen betaling 4000 haakschutten te verschaffen De vijandelijkheden tegen de zijnen houden aan.
Madame, Je croy que V. A. se souviendra bien qu'il y a deux ou trois jours que j'escripvis a. V. A. comment il y estoit entré a Bolduc un principal Geulx, nommé Herman de Ruyter, lequel venoit en diligence d'Anvers avecq un capitaine de Condé 1). Cedict capitaine estoit Bombert 2), lequel il y a quelque temps V. A. le fict prendre a. Bruxelles, et en font grand cas. II leur a offert de leur amener quatre mille arquebousiers en cas qu'ils luy veuillent bailler argent, ce qu'ils ne feront légièrement, car il y en a qui en murmurent, s'il en avoit, qu'il ne retourneroit poinct. Je n'ay voulu laisser d'en adviser V. A., affin, sy elle treuve bon, qu'elle veuille ordonner au drossaert de Brabant qu'il veuille mectre quelque gens k Dambrug ou Merxem pour 1'attrapper en cas qu'il retourne; car, s'il sorte d'ichy, je ne fay doubte qu'il s'en retournera tout droict en Anvers.
De Vucht ce 2ome de Febvrier 1567.
Madame, Depuis cestes escriptes je suis esté pourmener sur le guet vers la ville et ay entendu qu'ils n'ont faict toute la nuyct que tirer après nos gens. Ils me monstrent toute 1'ostilité du monde, encoires qu'il n'y a personne des miens qui les offensent. Je retirerois bien mon guet plus loing de la ville, mais je ne le fais pour deux respectz, 1'ung qu'ils penseriont que nous le fenons de peur; 1'aultre affin qu'ils ne bruslent point le faulbourg la ou ledict guet se tient, car il viendra merveilleusement k propos en cas que V. A. les veult assiéger, et je panse, sy n'eussions tenu ledict guet, qu'ils 1'euissent désia bruslé, car ils en aviont advisé ceulx, qui demeurent dedens, affin qu'ils saulvassent leurs meubles. Nous ne povons a, grand peine avoir nouvelles de la ville, synon qu'une femme, qui est sorry ce matin, nous dict qu'ils prennoient hier les lettres de V. A., qui s'addressoient aux commissaires, dont sourgeoit une grande révolte, et qu'ils sont esté vers eulx, leur disant qu'ils leur asseuriont tout le contraire que
1) Zie No. 35a. a) Bombergen.



392
BRIEFWISSELING TUSSCHEN MARGARETHA
V. A. leur escripvoit. Je ne scay toutefois s'il est vray ou point. J'espère que demain je auray certaines nouvelles. A Madame i).
Als boven V, f. 89.
362. 1567 (1566) — Februari 20.
Van Brimeu aan Margaretha. — De vijandelijkheden tegen de zijnen nemen toe. Die van 's Hertogenbosch hebben zich van hare brieven aan de commissarissen meester gemaakt en deze gevangen gezet, hen met den dood bedreigend.
Madame, Comme j'ay escript a ce matin que ceulx de la ville me monstriont toute 1'ostilité qu'ils poviont, je ne puis lesser advyser V. A. qu'ilz continuent de plus en plus; meismement eest après-disner poinct contents seullement de tirer après mes gens, sont sorty, les aulcuns disent avecq deux eens, aultres avecq cent, mais je ne les ay poinct veu, car ils se retiroient incontinent. Ilz venoient environ jusques k demy-chemin de la ville et mon guet. Ceulx de la ville tiriont k force et ont tiré avecq un faulconneau ung de mes soldats au travers d'une jambe.
J'ay opinion qu'ilz ne manderont point de responce a. V. A., car ilz se disvergoinnent trop 2). II est certain qu'ilz ont détroussé les lettres que V. A. escripvoit k Messeigneurs de Mérode et le chancelier, ce que je luy ay escript ce matin en doubte, et qu'ilz les tiennent tout deux prisonniers en bonne garde en leurs maisons, les menassant de les tuer. Je vous asseure qu'ilz ont tout deux peur assez et avecq raison, car il faict mauvais estre entre les mains de ceste canaille. II est venu un paysant me pryer de la part dudict chancelier que j'en voulsisse advertir V. A. de son estre, affin que V. A. y veuille remédier, ce que n'ay volu laisser de faire.
De Vucht ce zome de Febvrier 1566.
A Madame 3).
Als boven V, f. 91.
363. 1567 (1566) — Februari 21.
Van Margaretha aan Brimeu. — Antwoord op No. 359, 361 en 36a. Om verschillende redenen kan geen geweld tegen 's Hertogenbosch worden gebruikt. Hij moet den bewoners duidelijk trachten te maken, dat hij niet gekomen is om hen te belegeren. Ten aanzien van Roermond en Venlo moet men afwachten. Hij moet zich steeds gereed houden om te trekken naar de plaats, -waar zijne aanwezigheid het noodigst is. Het plan aangaande Maastricht is opgegeven.
Mon cousin, Pour respondre a. vos lettres des XIXme et XXme de ce mois je vous ay désia. précédentement escript les
1) Uitgegeven bij Cuypers No. CXXXI. a) overmoedig zijn.
3) Uitgegeven,bij Cuypers a. w. No. CXXX1I.



VAN PARMA EN CHARLES DE BRIMEU.
393
considérations, qu'il y avoit au saisissement des biens de ceulx de Bois-le-Ducq, pour respect desquelles et d'aultres l'on ne trouve pour maintenant conseillable d'encoires procéder audict saisissement ny aultre chose, que nous mecte en aulcune obligation endroict ladicte ville, ne convenant ny comportant 1'estat denos affaires que l'on s'attache k tant de lieux k coup, comme le vous ay si bien escript; parquoy a samblé qu'il ne seroit hors de propos que par bon moien vous feissiez entendre ausdicts de Bois-le-Ducq, fust par voye du chancellier ou aultrement, que vous n'estes venu la pour les assiéger ou faire mal, mais seulement pour leur présenter ma lettre, comme avez faict; et la. oü ils ne vous vouldront recepvoir, qu'ils ayent a. m'en^advertir; vous tenant la le plus coyement que sera possible, jusques a. aultre ordonnance mien et tenant vostre régiment en ordre et prest pour tirer la part que, pour le besoing qui s'offrira selon quelque occasion qui est a la main, pourra estre requis et nécessaire pour le service de Sa Majesté, soit le régiment entier ou bien aulcunes enseignes d'icelluy, ayant 1'oeyl tousjours'au guet pour, oü vous apperceussiés quelque assemblée par la, de les courre sus et les rompre, et vous donnant aussy de garde de point estre surprins, mesmes par le moien, que le secrétaire Berty m'a déclairé vous avoir escript sur le midy, qui ne samble chose du tout k contemner.
Quant k cela de Ruremunde et de Venlo, il se pourra adviser avecq le temps ce qu'il sera bien a faire.
Et comme, pour ces advertences de tous coustelz d'apparence de nouveaulx troubles, je fay tenir prestes les compagnies d'hommes d'armes, si ceulx de la vostre nè sont ensemble, vous leur ferez entendre de pareillement se tenir tout a. poinct et prestz k la première semonce retourner servir la part que le besoing 1'exigera.
Au demeurant ce que vous ay escript touchant Strythagen^ pour quelque aultre occasion survenue est changé.
Je vous mercie bien des advertences portées par vostredicte lettre du jour d'hier et adviseray sur ce que représentez endroict ledict capitaine Bombergen.
De Bruxelles le XXIme jour de Febvrier 1566.
Au conté de Meghem 1).
Als boven V, f. 93.
304* 1567 (1566)— Februari 21.
Van Margaretha aan Brimeu. - Antwoord op No. 355 en 357. Zij drukt nem op het hart die van 's Hertogenbosch door niets tot verzet te prikkelen. Voorts over de wervingen en plannen der vijanden.
Mon cousin, J'ay receu deux vos lettres du XVIIIme de ce present mois, dont 1'une est de vostre main, lesquelles estans
1) Ten deele bij Cuypers a. w., No. CXXXIV.



394
BRIEFWISSELING TUSSCHEN MARGARETHA
principalement en responce h miennes précédentes, il n'y chiet beaucoup a. dire pour vous avoir par icelles tant signifié mon intention, laquelle je vous prie d'ensuyvre jusques a, aultre ordonnance et vous contenir coy, donnant ordre que l'on ne irrite ceulx de Bois-le-Ducq.
Les advertences continuent de jour a. aultre que les gens retenuz et levez pour les Confédérez marchent en ca soubz conduicte du conté Loys de Nassau pour s'adresser contre moy et que leur desseing est de se impatronir de Utrecht et Amstelredamme et vous cercher oü que soyez. Les gens levez, comme vous ay escript, en Anvers sont esté embarcquez a. Oisterweel prés de la en sept batteaulx; l'on ne scait encoires s'ilz ont prins la route vers Viane ou bien Zélande, de laquelle l'on bruit qu'ilz prétendent se saisir; si que voyez, mon cousin, que l'on aura apparentement a. faire de tant de costelz, que l'on ne se pourra attacher a. ung lieu pour abandonner les aultres et encoires en partir avec desréputation. Et comme bonnes espies sont plus en saison que oncques, je vous les recommandé et mesmes de ce que passé du costé d'Allemaigne.
De Bruxelles le XXIme jour de Febvrier 1566.
Au conté de Meghem 1).
Als boven V, f. 94.
365. 1567 (1566) — Februari 21.
Van Brimeu aan Margaretha. — Antwoord op No. 860. Hij zal trachten te ontdekken, waarheen de te Antwerpen gelichte soldaten trekken, en zoo hij hen aantreft, aan het bevel voldoen.
Madame, J'ay envoié de tous costelz pour scavoir oü sont ces gens, qui sont partys d'Anvers. Sy je le puis entendre, je ♦ne fauldray de faire ce qu'elle commande, puisqu'ilz se desclarent. Aynfyn sy ces gens se peuvent assambler, V. A. se donne de garde d'Utrecht.
Oussy pour ce que je me doubte merveillieusemant d'Anvers; sy V. A. yl 2) ast quelque argent, elle ne lesse de le faire sacquier, car elle porroit bien actendre trop tart.
Quant a Maestricht, après avoir parlé a cestui, que V. A. m'escript, je ne fauldray 1'advyser ce qui m'en samblerast, et sy le trouve bon, le mectre en exécution.
De Vucht ce 21 me de Février a°. 1566.
A Madame.
Als boven V, f. 95. Geheel eigenhandig.
1) Uitgegeven bij Cuypers a. w. No. CXXXIII, en groot endeels bij Gachard a. w. II, blz. 495. a) = y.



VAN PARMA EN CHARLES DE BRDMEU.
395
366\ 1567 — Februari 21.
Van Brimeu aan Margaretha. — De berichten over de richting, die de uit Antwerpen vertrokkenen hebben ingeslagen, loopen uiteen. Hij geeft haar den raad door een edict de wervingen onmogelijk te maken. Bombergen heerscht, naar men zegt, onbeperkt binnen 's Hertogenbosch.
Madame, J'envoie a V. A. un pourtraict de Viane; toutesfois je vous envoieray un plus perfaict, car j'en ay un, qui le fera auapetit pied. Au surplus j'ay eu nouvelles qu'Andelot est party d'Anvers avecq deux mille hommes; je ne scay sy sont tant, mais je ne scay quel chemin il a prins. Les uns disent qu'il est alle vers Oesterhalt, aultres vers le Vieux-Bois 1). Je ay envoié incontinent de tous costez pour scavoir la. ou qu'ilz sont, car on dict qu'il doibt k 1'un lieu ou a. 1'autre passer monstre et y attendre les armes, qui doibvent arriver de Breda, k ce qu'on dict. Le bruict court qu'il en doibt bien avoir pour dix ou douze mille hommes. Mes gens en prindrent hier un chariot chargé sans avoir passeport. Je- panse aussy qu'il alloit la. Sy V. A. ne me commande aultre chose, je les répartiray entre ceulx, qui 1'ont prins.
Je n'entends encoires nulles nouvelles que le conté Lodowyck ait quelques gens; je panse, sy on 1'ait escript k V.A. que marche, qu'on luy aura mandé aussy oü qu'il est. Sy V.A. le scait, en me 1'advisant, je ne fauldray de envoier quelqu'un pour scavoir s'il est vray.
Puisque V.A. scait qui sont les capitaines, qui doibvent lever ses gens, il me samble (a tres humble correction d'icelle) que le plus beau que V. A. pourra faire, elle face un édict que nulz' soldatz, ce pendant que ceste barbouille dure, ne se treuve par les champs, sur la peine de la vie, et que V. A. commande au prevostz et mareschaulx et drossartz de Brabant que autant qu'on en treuve, tant des soldatz que capitaines, qu'on les traicté selon quilz meritent.
De Vucht ce 21 me de Febvrier 1566.
Madame, Depuis cestes escriptes j'ay eu nouvelles comment Bombergh gouverne absolutement la ville de Bolduc, et ce qu'il commande est faict.
A Madame 2).
Als boven V, f. 97.
367* i5°7 (1566) — Februari 21.
Van Brimeu aan Margaretha. — Hij is voornemens naar Oosterwijk te trekken, waar hij de soldaten van Brederode denkt te zullen aantreffen.
Madame, Comme je ne fais riens ichy synon ruyner mes gens tant par la grande garde, qu'il fault que face, que aussy qu'ilz
1) Oudenbosch.
3) Uitgegeven bij Cuypers a. w., No. CXXXV.



396
BRIEFWISSELING TUSSCHEN MARGARETHA
m'en tirent tous les jours tant k coups de mousquetz que d'artillerie, je suis déterminé de partir demain et en aller a. Oesterwyck, en cas que je n'ay nouvelles que ces gens de Monsieur de Brederode ne soient alentour de Breda; et s'ilz y sont, dont j'entends de heure en heure de nouvelles, je panse encoires ceste nuyct aller vers la, et affin que je ne perde temps, il plairast a. V. A., sy je vais k Oesterwyck, comme je panse que ouy, car j'entends d'un, qui est venu asteure d'Anvers, que tous lesdicts gens de Monsieur de Brederode se sont embarquez opprès d'Anvers- Sy celluy, qui doibt faire 1'entreprise de fa i), doibt venir vers moy, je supplye trés humblement a. V. A. de le vouloir faire haster, affin que je ne perde temps. Je supplye trés humblement a V. A. me mander s'ilz y viendront, et sy non, ce que luy plaira que je face.
De Vucht ce 2ime de Febvrier 1566.
A Madame 2). .
Als boven V, f. 90.
368. 1567 (1566) — Februari 21.
Van Brimeu aan Margaretha. — Hij heeft bij de monstering de overtollige soldaten aangehouden ten einde te voorkomen, dat zij dienst nemen bij den vijand.
Madame, Comme j'ay trouvé quelque soldatz davantaige que ne me faloit pour mes compaignyes, voyant qu'il se faisoit gens de tous costez pour les Geulx, je suis esté d'advis et 1'ay dict k monsieur de Quarebbe et le sieur Cigoinge, que l'on les retint, de peur qu'en iroient servir noz ennemys. Et quant ceste bourasque sera passé, on les pourra casser, par oü je supplye trés humblement k V. A. ne le trouver maulvais.
De Vucht ce 21 me de Febvrier 1566.
A Madame.
Als boven V, f. 103.
369. 1567 (1566) — Februari 22.
Van Margaretha aan Brimeu. — Voor het geval, dat de te Antwerpen aangenomene soldaten eenen aanslag op Zeeland in den zin hebben, verzoekt zij hem haar mede te deelen, welke plaats voor hem het meest nabij is om naar Zeeland over te steken enz.
Mon cousin, Comme avez veu par quelques miennes dernierres, ces gens, que ont levé en Anvers les Confédérez, apparentement et selon quelque bruit pourriont estre allez ou aller encoires, sans que j'en aye encoires certitude, vers Zélande pour s'en saisir, oü ne vouldroy qu'ilz peussent faire longue demeure, si ainsy fust, mais les en faire deschasser par vostre régiment et toutes
1) Ik vermoed, dat hiermede Maastricht wordt aangeduid. Vgl. No. 365. 3) Uitgegeven bij Cuypers a. w., No. CXXXVI.



VAN PARMA EN CHARLES DE BRIMEU.
397
aultres forces, que bonnement l'on y pourroit employer. Parquoy vous prie de m'advertir tout incontinent et en diligence le lieu plus proche de oü vous estes présentement, oü pourriés vous embarcquer avecq vostre régiment; 1'ordre et provision, qu'il y pourroit avoir de barcques et aultres choses requises pour vostre transport, quelz vivres seroit de besoing, oü se pourroit prendre et en combien de jours pourriés arriver au lieu de 1'embarcquement et dois icelluy audict Zélande, pour, après avoir veu et entendu ce que m'escripvrez, y adviser selon que pour les occurrences et que l'on verra a quoy les choses tendent, se trouvera convenir; vous priant de ce pendant vous tenir prest pour toutes occurrences et sur vostre garde et vous advisant que j'ay receu tant maintenant voz lettres des XX et XXImes de cemois, qui se verront après midy.
De Bruxelles Je XXIIme de Febvrier 1566.
Au conté de Meghem.
Als boven V, f. 105.
3*0. 1567 — Februari 22.
Van Brimeu aan Margaretha. — Bombergen heeft verklaard op last van Oranje Hoochstraten en Brederode te 's Hertogenbosch te zijn gekomen. Hij raadt haar den twee eerstgenoemden heeren te verzoeken hem te logenstraffen. Het gerucht loopt dat de soldaten van Brederode binnen de stad verwacht worden.
Madame, 11 est venu tout asteure de Bolduc un frère de Brecht, lequel est son enseigne, et m'at asseuré pour vray et le maintiendrat et en ferat le serment, quant il sera de besoing, comment Bomberch, qui est en ladicte ville, at dict en leur plain conseil qu'il estoit la. envoié de par Monseigneur le Prince et le comte de Hoochstraete et Monsieur de Brederode et que en trois ou quatre jours il monstreroit sa commission; par oü — a correction trés humble de V. A. — sy V. A. le trouvoit bon, il seroit bien consiliable que V. A. escripvisse a mesdicts seigneurs le Prince et de Hoochstraeten, affin qu'ilz escripvent a ceulx de la ville que ledict Bomberch ment; et je pense, si le font et que V. A. leur envoyé la lettre, qu'ilz le pourriont bien tracter selon ses merites 1). II m'a mandé par ledict Brecht qu'il me viendrat yisiter avecq bonne compaignie ceste nuyct ou demain et avecq force coups de canons. Je verray ce que serat. S'il approche trop prés, il pourroit aussy bien avoir sur le né.
Le bruict court la-dedans qu'ilz actendent les gens de Monsieur de Brederode. S'ilz veniont par terre, je leur irois au devant,
óL? *fnS ee" door Gachard a- w- H. blz. 356, vermeld schrijven van Margaretha aan Philips heeft zij Brimeu's raad opgevolgd en aan Oranje over de zaak geschreven. Het gevolg daarvan is geweest de brief van dezen en Hoochstraten aan die van
Nn rvvv,vf ^ -24 jebruari <gachard a- w' blz- 355, en Cuypers a. w.
„ ■8rA1?'» waarln ZIJ verklaren niets met Bombergen te maken te hebben en aan Brederode te zullen vragen, of hij hem eenigen last heeft gegeven.



398
BRIEFWISSELING TUSSCHEN MARGARETHA
mais je panse asseurément qu'ilz viendront par eaue en cas qu'ilz y viennent.
De Vucht ce 2 2tne de Febvrier 1567.
A Madame 1).
Als boven V, f. 106.
371. 1567 (1566) — Februari 22.
Van Brimeu aan Margaretha. — Antwoord op No. 363. Hij heeft aan haar bevel voldaan, maar stelt er zich weinig gevolg van voor. Het beste zoude-hij achten van 's Hertogenbosch weg te trekken. In verband met geruchten aangaande eene loopplaats in het land van Thorn acht hij het geraden daarheen te trekken om het samenkomen te beletten.
Madame, J'ay receu la lettre de V. A. du 21 me de ce mois et puisque V. A. ne treuve bon de procéder au sagissement des biens de ceulx de Bolduc, je m'en remects k sa prudente discrétion. Quant k ce que V.A. m'escript que je leur face entendre, par voye du chancelier ou aultrement, que je ne suis la, venu pour leur faire mal ou pour les assiéger, je leur ay assez donné a. entendre cela par une lettre, que je leur ay escript a. ce matin, dont j'ay envoié la copie a. Monsieur de Barlemont pour montrer a V. A., car encoires que je leur escripve, en cas que ne me veuillent recepvoir, qu'il en advertissent a. V. A., je pense, veu qu'ilz sont tant desvergonnez que d'ouvrir les lettres de V. A., qu'ilz ne me feront aultre responce que a. coups de mousquetz et d'artillerye; car a. tout cequeje leur ay sceu presser a escripre, je n'ay jamais sceu avoir responce absolute d'eulx. Et depuis cincq ou six jours il ne m'ont donné aultre responce synon celle que dessus.
Quant a. ce que V. A. me commande que je me tiengs quoy, je 1'ay faict jusques asteure, mais je ne doubte, sy je demeure ichy encoires trois ou quatre jours, suyvant les bravades et menasses que me font, que nous nous pourrions bien tirer au poil, par oü le plus beau seroit que, veu les lettres que je leur ay escript, j'ay occasion assez de me retirer, que je le fisse, car ichy pour asteure, puisque V. A. ne veult poinct que je leur offende, je ne puys conquerre aultre chose synon perte de mes gens, tant par estre tirez que par la grande garde que fault qu'ils font V. A. le pourroit dissimuler jusques a quelque mélieure occasion et veoir ce qu'ilz feront, car elle voit bien ce qu'ilz ont mérité, et k mon simpel advis ils ont faict pis que de m'avoir refusé 1'entrée. Sy je puys faire entendre au chancelier ce que V. A. m'escript, je le feray, mais je me doubte qu'ilz ne luy laisseront recepvoir ma lettre, ains qu'ilz ouvreront eulx-mesmes; mais je luy escripveray de fasson qu'il n'emportera poinct, dont j'envoyeray la copie demain a V. A.
Quant a mon régiment, et ly et moy serons tousjours prest
1) Uitgegeven bfo" Cuypers a. w. No. CXXXVII.



VAN PARMA EN CHARLES DE BRIMEU.
399
pour obeyr en tout ce que plairast a V. A. de nous commander mais je youldrois bien trés humblement supplyer de ne le poinct voloir separer jusques alors que j'auray accomodé un peu les attaires de Geldres, et s'il est séparé, il me serast inutile
Et quant k ce que V. A. me mande que j'ay 1'oeil au guet sy se faict quelque assambly ichy-entour, pour la déferre i'av envoie de tous costez et je n'entends pas que s'en face cy-entour et je ne pense poinct qu'il s'en ferast aultrepart en ce pavs du Roy que en Anvers; V.A. ferast bien de leur coupper le chemin. II me samble, sy quelque aultre assamblée se faict la-entour que ceulx de Liere les pourront fort bien défaire.
' II est venu asteure un de mes soldatz de Ruremunde qui ma dict que Monsieur de Wel i) doit faire une „loopplaets" de douze enseignes k Toren 2), qui n'est poinct ou pays du Rov. Je supplye tres humblement k V. A. me mander sy V. A n'est poinct d'advis que je leur aille rompre la teste, s'il est vray
Et de-ce que V.A. m'escript que je soye sur ma garde qu'on ne me surprande, V. A. s'asseure que je le feray comme il me compète.
Quant k ia compaignye de mes hommes d'armes, je les av ichy auprès de moy et les tiendray en ordre tousjours pour quant V.A. en aurast de besoing.
De Vucht ce 22me de Febvrier 1566.
A Madame 3).
Als boven V, f. 108.
372.
!5ö7 (1566) — Februari 22.
m .1™ .Bri"eü Margaretha. _ Hij heeft Cigoigne verzocht zijn antwoord
op naren brief mondeling over te brengen. ™
f Madame, j;ay receu les lettres de V. A. k ce matin, comme j| estois prest a partir pour les raisons, que le sieur Cigoingne üirat a V. A. et quelques aultres choses encoires. Et comme il f™Li°mmeVqua leJscaurat fort b^n dire, je n'ay poinct volu
hSSST** de PI-US longUe lettre' ™us iplyant trés
humblement me le renvoier incontinent, s'il est possible, pour ce que j en ay affaire.
De Vucht ce 22me de Febvrier 1566.
A Madame.
Als boven V, f. no.
usme^P^ -edseenbegunstigervanhetProtestan.
2) Thorn.
3) Uitgegeven bij Cuypers a. w. No. CXXXVIII.



400
BRIEFWISSELING TUSSCHEN MARGARETHA
373. 1567 (1566)— Februari 22.
Van Brimeu aan Margaretha. - Hij is van plan naar Oostervrijk te vertrekken. De berichten, die hij over de bewegingen der uit Antwerpen vertrokkene Geuzen ontvangt, zijn tegenstrijdig. Eene laatste tijding zegt, dat zij te water op weg zijn naar Vianen.
Madame, Ces lettres ne sont party jusques a ce matin, comme je me parts pour Oesterwyck, qu'est qune lieue d'ichy. Les gens, que j'ay envoié dehors pour scavoir oü sont les soldatz, qui sont party d'Anvers pour Monsieur de Brederode, ne sont retournez. Te ne scay la oü ilz peuvent demeurer. Si sont par la ou on disoit, je seray tant plus prés. Je en ay eu encoires nouvelles ce matin, mais poinct de ceulx, que je y ay envoie; lesquelz disent aussy qu'ilz se sont embarcquez en Anvers. Aulcuns disent qu'ilz viennent en ceste ville; aultres qu'ilz s'en vont vers Monsieur de Brederode. Je ne scay lesquelz je dois croire des deux: on le scaurat d'ichy en un jour ou deux. Sy V. A. avoit quelque commodité de leur garder ce passage par eaue, ce seroit fort bien faict (a correction trés humble) d'y donner ordre, car il y ast dangier, s'ilz font encoires quelque gens, qu'il les feront en Anvers et passeront tous par le mesme chemin. Je supplye trés humblement a V. A. qu'elle me commande ce que luy plaist que ie face. Sy elle n'a que faire de moy aultrepart, je cneminerois avecq mes gens au pays de Gueldres, affin que Monsieur de Brederode avecq sy peu de gens qu'il at, ne donne couraige aux Geulx et découraige les bons. Je supplye tres humblement a V. A. que j'aye demain de ses nouvelles, affin que je puisse scavoir ce que j'ay a faire.
De Vucht ce 2 2 me de Febvrier 1566.
Madame, Depuis cestes escriptes un de ceulx, que j'ay envoié dehors, est revenu et asseure que Jeudy et Mercredy tout ces soldatz de Monsieur de Brederode passèrent par eaue au VieuBois; et dict qu'ilz alliont vers Viane et qu'ilz n'estiont poinct mille tous ensamble.
Nulles de ces villes, avecq lesquelles j'ay capitule, retournent. Je croy que ledict Brederode leur a donné couraige et quilz auront changé d'opinion.
A Madame.
Als boven V, f. na.
374. 1567 (1566) — Februari 23.
Van Margaretha aan Brimeu. — Antwoord op No. 365—368, 370, 37* en 373Haar is bericht, dat de uit Antwerpen vertrokkene Geuzen in het land van Vianen zijn en dat daar de plaats van bijeenkomst voor allen is. Zij acht het voor de veiligheid van Utrecht geraden, dat hij derwaarts gaat, van waar hij, zoo noodig, ook naar Zeeland en Gelderland kan trekken.
Mon cousin, J'ay receu voz lettres d'hier et devant-hier et au long ouy Cigoigne, lequel je vous renvoye pour vous assister;



VAN PARMA EN CHARLES DE BRIMEU.
401
Anverrsnna^adVerten,Ce que les soldatz embarquez en
ltmTdes VS'n ^ ^ de Vkne et que Ia se d°ib* fa*e ïamas des Confédérez, y estans mandez tous pour Toeudv ou Vendredy dernier. Par oü il a samblé requis ePt néceÏÏafre de ppurveoir a la seureté de la ville de Utrecht, comme auïv les
SSiruz"1 °pL?ovevrent - nTé -Un 6Xprès: me P^nt secouruz. .Parquoy vous prie de tirer celle part avec vostre
regtment a la meilleure diligence que faire se pourraet ^uÏÏ m asseurer que, si par chemin se vous présente occasion dlrTvoï Sappen6 ^ que ne la 1iïïerez
orrlr?^"*. Utrecht VOUS do™erez incontinent le meilleur
quadvi.serez convenir pour s'asseurer de la vïlïe et du
^rSlïlW2 "Th* ^ aProP-PoursecourlrZéra„dÏ si veissies quelle en eust besoing, comme aussy tirer vers vostre gouvernement, si les adversaires s'addressassent ceïeSpart elde les suyvre aussy, s'ilz tournassent la teste en ca, comme 'entens
ïrveSn^ceTuT** * "** ^ « -ni'selon leSSs suryenau» ce que vous recommandé, mon cousin, de faire et
de ba Majesté, et ne perdre aulcune occasion par me consulter bien m advertissant de temps a aultre de 1'estafdes chosi a cê
De Bruxelles le XXIIIme jour de Febvrier 1566. Au conté de Meghem 1).
Als boven V, f. 114.
375, !567 (1566) — Februari 23.
raadt hij haar den^Ih obeTlTn te ÏSJTSLS??* t /" ** ^ vendelen van zijn (BrimeuM rwnWnf / ■ . Utrecht te gelasten een paar
toeleg der Geuzen Street TKLJC.1' nemen' " ^ ^ da' d*
Madame, J'avois envoié un home a. Viane oour scavoir ™
que Monsieur d'Arenberghe en advertiroit T A Tene JeS que pour ce a je n'auray que faire d'aller avecq mon régiment V. A. le trouve bon, je pourray faire venir une demye doïïaine
1) Uitgegeven bij Gachard a. w. II, blz. 406.
26



402
BRIEFWISSELING TUSSCHEN MARGARETHA
des pièches de baterie d'Arnhem par eaue, laquelle sera tousjours la. en 24 heures, et pourrois regarder de les prendre tous la.dedans. En cas que je la trouve trop forte, je ne la commecteray poinct. Et V. A. pourra mander a. ceulx de Schoonhoven qu'ilz m'envoient force bateaux, affin que, s'ilz veuillent partir de la, je leur puisse tousjours coupper le chemin ou, sy nous povons, nous prendrons tous leur bateaux, par oü V. A. sera asseurée, en cas qu'elle commandat partout que on n'en amena nulz aultres la de ceste entreprise ne se fera poinct. Sy V. A. veult que je face ce chemin, il fauldroit que V. A. dépeschat incontinent un courier a Gorcum, affin que tous les bateaux qui sont la vinsent a Huesden; et a. Huesden, que V. A. commande qu'on nous ouvrit la ville ou pour y loger ou pour y passer.
Je n'ay volu délaisser d'en adviser V. A. de ce que -dessus, pour ce qu'il me samble qu'il emporté et que c'est le vray chemin. Sy V. A. veult qu'il se face, qu'elle ne se conseille avecq guères des gens, car aultrement nous ne ferons chose qui vaille; et n'en laisse d'ensuyvre ce qu'elle en a entrepris, pour le conté Lodowyck, car je suis asseuré qu'il y at huict jours qu'il n'avoit poinct un home ny de pied ny de cheval.
J'ay eu nouvelles a ce matin et de bon lieu quil vat bruyet qu'il se debvoit faire des gens au pays de Hesse, mais on y bailloit poinct encoires d'argent. J'ay dépesché incontinent un home vers la, lequel nous en advertirat.
II seroit bon aussy (a correction trés humble de V. A.), pour asseurer ce faict de Zélande, que V. A. escripvit a. ceulx de Schoonhoven, s'ilz sont bons, et a ceulx de Dordrecht que V. A. les déclaire ennemys du Roy et qu'ilz ne les laissent poinct passer; mesmement k ceulx d'Utrecht 1) qu'ilz les mectent en pièches partout la. oü qu'ilz les trouvent. II me samble qu'il est plus que temps que V. A. oste la masqué avecq le capitaine du chasteau d'Utrecht.' .
Sy je vais audict Viane, V. A. luy pourrat escripre (a correction trés humble) qu'ilz y laissent entrer une per 2) d'enseignes des miennes pour les raisons, que V. A. luy pourra escripre, ce que V. A. ferat mieulx que je luy pourrois mander; et sy les laissent entrer, il ne se fera service au Roy d'ichy en ung ou si grand que celluy-la. Car V. A. s'asseure que toute nostre félicité dépend de la.
Je supplye trés humblement a V. A. depescher incontinent 1'Aige 3), car je ne me partiray d'ichy, encoires que le sieur Cigoingne m'en apporte ordonnance, jusques il soit de retour.
Celluy qui vient de Viane dict que l'on dict la que Monsieur de Brederodes k mandé a ceulx de Bolduc, s'ilz aviont k faire
1) Aan den rand staat: . ...
A ceste lettre a esté respondu sans minute le XXV de Febvrier 1566, quil
se haste, luy envoyant trois lettres sans superscription, pour les mectre luy mesmes
selon les villes, oü il en aura de besoing."
a) paire. , , ,
3) Ik durf niet met zekerheid verklaren, dat ik dezen naam goed heb gelezen.



VAN PARMA EN CHARLES DE BRIMEU.
403
dayde, qui| leur envoieroit de ses gens la, par oü il samble quilz ne prétendent de faire ceste susdicte entreprise de Zélande et la principale emprinse, qu'ilz pourriont avoir pour s'en impatnonner, doibt estre de se faire maistre d'Utrecht. Sy V A veult que nous y allons, ce qu'il me samble que ne sera dé besoing pour les raisons que dessus pour avoir le chemin plus court il me samble quil nous fauldroit aller embarcquer a Steenberghen.
by V A. sasseure d'Utrecht, il ne sera besoing de tout cecy
De Vucht ce 23me de Febvrier 1566.
A Madame.
Als boven V, f. 115.
376' 1567 (1566) — Februari 23.
• margar?tha aan br«su- - Zij weet nog niet zeker, waarheen de Geuzen
T^Tu^ent "ï t zekerheid ^-^aande hangt af, of zij hem naar £l„Q of naar Utrecht zal laten gaan. Zij schrijft over de mogelijkheid zijner komst aan laatstgenoemde stad en zal de la Torre tot hem zenden om over heTvervoer der soldaten enz. met hem te spreken. vervoer oer
Mon cousin Je ne scay encoires véritablement oü seront allé prendre terre les gens de guerre, que l'on a levé en Anvers estant toutesfois apparence qu'ilz soyent allé trouver le seigneur de Brederode a Viane et que la se doibt faire leur amas. Te suys pour entendre quelz pourront estre leurs desseings et selon cela pourveoir par vostre régiment la part que je scauray le besoing le requérir le plus, soit de vous faire tirer vere Zélande ou bien vers Utrecht pour donner ordre a la bonne et seure garde tant de k ville que chasteau, a quelle fin j'ay faict dresser lettres a ceulx de ladicte ville ,) et aussy au capitaine du chasteau, pour vous y recepvoir, selon que verrez par les copies que jay faict joindre a ceste, avec laquelle aussy vont les lettres! et une patente pour ledict capitaine a la mesme fin, si d'adventure il faisoit difficulté d'obéir au commandement faict par missive, a ce que, si je trouvoye besoing vous y envoyer, pouvez
S^tiirf!?161; ******* l6ttreS: ayant en oultre despesdié le secretaire de la Torre vers vous pour communicquer avecques vous pour lapprest des batteaulx, dont pourra estre besoing pour vostre transport, arrester avecques vous du lieu de vostre embarcquement, touchant les vivres et aultres choses requises en eest endroict, comme de luy entendrez plus amplement, et après apprester le tout le plus diligemment que faire se pourraauquel me reférant venant vers vous, je ne feray ceste plus longue fors que pour vous recommander etc
De Bruxelles le XXIIIme jour de Febvrier 1566.
Au conté de Meghem.
Als boven V, f. 119. 1) Deze brief is uitgegeven in de Kronijk van het Histor. Gen 1860 blz roa



4<H
BRIEFWISSELING TUSSCHEN MARGARETHA
377# 1567 — Februari 24.
Van Brimeu aan Margaretha. - De Geuzen verzamelen zich in de buurt van Vianen. Zoo hij schepen kan krijgen, zal hij aanstonds daarheen vertrekken. Hn verzoekt haar dien van Gorinchem, Schoonhoven en Utrecht te gelasten met hem samen te werken.
Madame, Je suis asthure seurement adverty que Monsieur de Brederode faict sa „loopplace" k une lieue de Viane et quilz sont environ quinze eens ensamble en deux villaiges, lun nomme Mierkercken i), 1'aultre Ameiden. Et ceulx, que j'avois adverty k V A estre entré en Viane, sont demourez la et se doibvent accróistre tous les jours. II en y arrivat hier bien trois eens. Je n'av volu délaisser d'advertir V. A. comment je men parte incontinent d'ichy, et espère avecq 1'ayde de Dieu sy je pms avoir des bateaux, d'estre demain au matin avecq eulx. Je prye a Dieu qu'il nous donne la victoire, et espère que ouy, en cas au'ilz ne se saulvent en Viane. Quand je seray la, je leur puis aisément garder de poinct passer vers Zélande, par tel sy que V A commande k ceulx de Gorcom, Schoonhoven et Dordrecht de tenir correspondence avecq moy et m'assister de ce que j'auray de besoing; aussy que V. A. mandat a ceulx dUtrecht que, s'ilz se saulvent par dela la rivière, qu'ilz leur rompent
lel töStC»
De Vucht ce 24. de Febvrier 1567. A Madame.
Als boven V, f. 130.
In het tweede vervolg op de kroniek van Aelbertus Cuperinus (Verz. van kronyken betr. de stad en meyery van 's Hertogenbosch (1848), blz 27s) wordt het opbreken van Brimeu aldus verhaald:
Naer dat die grave van Meghen XIIII daeghen voor den Bossche gelegen hadde 2) ende die predicanten ende Guessen uuyter stadt nyet !n const gecrygen nochte den cancellier ende Merode, die m der stadt gevangen latenf doen nyet en worden gerelaxeert, soe siinder twee canonicken gecomen van Utrecht, genaemt meester Wouter van Coddenoert ende Hanrick Pyll, die de grave van Meghen met zyne aengenomen knechten van den'Bossche hadden ende die binnen Utredrt gebracht P Bor, Gelegentheyt van 'sHertogen-Bosch (sGrav. 1630), blz. 27, verhaalt ongeveer hetzelfde, maar noemt ook den secretans de la lorre, dfe met d! kanunniken kwam om op last van de Regentes den graaf van Megen met zijne troepen naar Utrecht te voeren
Uit onze brieven bespeuren wij, dat de zaak zich met in allen deele zoo heeft toegedragen. Ten onrechte vermoedt ook m 1. van rieurn (blz 34) dat het Strekken van Brimeu door den kanselier van Brabant ert den heer van Merode door middel van eene geheime verstandhouding met de Regentes was teweeggebracht. Bij den vertrouwelijken aard der briefwisseling^ tusschen haar en Brimeu zoude, zoo er grond voor dit vermoeden was, zulks wel uit de bneven blijken.
Xenmin géheel juist acht ik de voorstelling, die Strada van de zaak geeft: „Meganus quando tune quidem non erat tantarum vinum obsidendae
a) H^wafwaarschtfnlijk 14 Februari te Vucht aangekomen. Zie No. 35°-



VAN" PARMA EN CHARLES DE BRIMEU.
405
praevalidae urbi, Traiectum ad Rhenum arma convertit; iusserat enim hanc quoque expeditionem Gubernatrix.» Hier toch wordt gezeïd X Brimeu uit eigene beweging naar Utrecht is gegaan, terwfl uionze brieven, met name No. 374, ten duidelijkste blijkt, dat hij op Tast der 00^^^'^ ^ die 4enPnaar£
die «ft ™e«t.komt Hoofts verhaal overeen met de toedracht, zooals wij i r bneven hebben leeren kennen, nl. „Meeghen, veAundschapt door de Landtvooghdes, dat Breederoode, hebbende omtrent Vianen Tooo mannen byeen, op Utrecht vlamde .... rukte daatlyk derwaarts^ alsook de benchten van Dusseldorpius (Annales, ed. Fruin, blz. 67 „mTnoat Megano comitz) er1 van den schrijver der Utr. kroniek over 1566-S (Bijdr. en Meded Hist Gen. XXV, blz. 53: „Hare Hoochevt heeft den datVauSt?chbiTn Utf-ht^ondeS'). Deze' lïtsSerhaal?<£ dat de Utrechtsche kanunnik niet bij Megen, maar bij Marraretha is gekomen met het verzoek om hulp tegen die van Vianen largareUla 18 omrSf m™ derhn«ste voorstelling, waarvan ik hier alleen melding maak, TiT LnHe 6eK?n W&noot eene zoo ver van de waarheid afwijkende met zoude verwachten, is die van Rich. Dinothus in „De bello dvili
tuïhen de h (BaSlL ^ die °P b,z- 62 verhaalt, dat'na eenen s^d tusschen de burgers van 's Hertogenbosch eenigen voor Brimeu de poorten openden die daarop binnentrok, alle Hervormden verdreef en daarna 12 vendelen naar Utrecht zond. en daarna
378' !567 (1566) — Februari 24.
'aa<. Y,AN Margaretha aan Brimeu. - Antwoord op No. 371 en 37s Wanneer hii lhu^acnt zfnïèT' hij.'rachten de «-en aldaaV te verassen'H^tZrvoe van den heer v»van het terrein. Over de loopplaats van aen neer van Well heeft zij aan den bisschop van Luik geschreven.
Mon cousin, Je nay occasion de retenir icy longuement vostre
laTórrr^Ue *"? Paf Cy^e que Par Secrétaire de ia lorre je yous ay si amplement escript mon intention de ce
T demanSlt ^ ^ * V°US toutes ^escles!
que demandez pour les provisions nécessaires a eest effect et suis encotres de la mesme opinion, vous advisant que le plus secrètemen que vostre deslogement se pourra faire, et la pïï grande diligence que pourrez user a cheminer, de sorte que I
tinrolu.11 lon^emfnt Préadverty du chemin que tenezt
tant plus tost aussy pournez vous rencontrer occasion de faire quelque chose de bon sur les soldatz y menez d'Anvers, ZaZy le vous recommandé. P<«quuy
Quant a 1'artillerie, que y vouldriés faire venir de Arnhem navlmbf/b°^ ^"gereuse attendu la situatiën dudict Viane en pays bas inunde en ceste saison et oü ne se peult aller - et encoires a trés grande difficulté - que sur unl dicque et cue Pourtant nuUement elle se y pourra remuer. J'^dvSay ce Zt se debvra faire sur ce que représentez d'escripre a ceulxde
faire! Thoïn tl " PPaCe \ qUe le seinSneur de Wel doibt taire a rhorn, selon que m'en advertissez par une aultre vostre,



406
BRIEFWISSELING TUSSCHEN MARGARETHA
qui m'est venue après vostre paige, j'en escrips a. Monsieur de Liège afin de 1'empescher, s'il pourra, et si cela va avant, l'on advisera ce que se pourra faire de ce costé.
De Bruxelles le XXIIIIme jour de Febvrier 1566.
Au conté de Meghem.
Als boven V, f. zal.
379. 1567 (1566) — Februari 24.
Van Brimeu aan Margaretha. — Hij deelt haar de aan zijnen tocht verbondene bezwaren mede en verzekert haar, hetzij hij er in slaagt de Geuzen bij Vianen te verstrooien hetzij niet, aanstonds naar Utrecht te zullen trekken. Hij verzoekt haar hem schriftelijk te gelasten twee vendelen in het kasteel aldaar te leggen.
Madame, J'ay a eest instant rechupt deus lectres de V. A., 1'ungne du sieur Sygoinne, 1'autre par le secrétaire la Torre. V. A. aurast vehu par ce que luy ay escript ce matyn, ce qui passé des soldas, qui sont partys d'Anvers. Je n'ay peu arriver ce jour plus avant que a. deus liuwes de Gorkem, pour ce que les soldas sont tousjours allé a la fange jusques o genoulx, et ancores que j'eusse peu arriver plus avant, je n'eusse peu passer la rivière par faulte de barques, par oü yl serast bien après-demain a trois oü quatre heures du matyn, avant que je puisse donner 1'estreste 1) a ces rustres, car sy je passé 1'eauwe de jour, je ne fays doubte qu'il ne ce sauveront dedans Viane, et ancores crain je bien que, pour bien que je puisse mener mon affaire, que ancores le feront yl.
Je ne fauldray après le faict ou le faylly de ce que desus de tyrer incontinent vers Utrecht, comme V. A. me le commande, mays je supplie trés humblement V. A. de me commander expressément par ungne lectre que je mecte deus enseingnes dedans le chasteau et plus, s'yl est de besoing pour le service du Roy, pour évyter le mauvays gré, que m'en porrast scavoir Monsieur le Prynce 2), sy les lesse entrer. V. A., comme je lui ay escript aultrefois, asseure tout nostre affaire.
Quant aux basteaulx et aux vivres je m'en accommodray suivant que la nécessité le requerrast. Je n'en auray poinct beaucoup affaire, sy ce n'est que V. A. me veulle envoier en Seelande, ce qui me samble ne serast de besoing, car sy nous asseurons ledict Utrecht, yl ne fault avoir guerre de doubte de 1'autre.
V. A. (a. correxion) doibt donner ordre que le drossart de Brabant ne lesse passer soldas ny vers Saincte Geertruberghe ny vers Breda et en charge tous les aultres. Quant a. moy, je donneray bien ordre de ce costé ycy.
De Yeten 3) ce 24tne de Febvrier A°. 1566.
1) Estrete =z strete (stretta) s= embarras, obstacle (Ducange). 3) nl. Oranje als stadhouder van Utrecht. 3) Eeten (gem. Heesbeen) nabij Heusden.



van parma en charles de brimeu.
407
Sy V. A. me veult commander quelque chose, elle me trouverrast apres-demayn otour de Merkerque prés de Viane. A Madame.
Als boven V, f. 133.
3S0* 1567 (1566) — Februari 25.
Van de la Torre aan Margaretha, over de door hem ter bespoediging van de reis van Brimeu genomene maatregelen.
Madame J'arrivay hier sur le mydy k Oisterwyck, espérant y trouver Monseigneur le conté de Meghem, lequel environ trois ou quatre heures auparavant avoit levé son camp et s'estoit enchemine vers la Langue Straete, oü le suys allé trouver environ les quatre heures du soir, et a. ce matin suys venu loger avec son regiment k une demye lieu de Worchem; et pour leaccommoder de batteaux me suys transporté k Gorchem, oü j'ay trouvé toute bonneadresse et principallernent vers le magistrat, combien quil na este possible si tost furnir tant de batteaux et hennes 1) pour embarcquer et passer si grand nombre de gens, dont mondict seingneur de Meghen ne peult user de la diligence, qu'il eust bien voulu.
Tant y a que j'ay si bien exploicté, que k ceste mynuct aurons allentour de Worchem XII ou XV hennes pour passer a ung coup toute la compagnie.
De Gorchem je me transporteray a. Schoenhove, oü j'actendray novelles de mondict seingneur pour selon icelles le pourveoir en ce quartier d'aultres batteaux ou aultrement me conduire selon qu il m ordonnera; espérant que devant quatre jours nous arriverons a Utrecht.
Le seingneur de Meghem faict son compte d'aller demain trouver 1 assemblee, qui se faict allentour de Vianen et leur donner une bonne main. Du succès V. A. sera advertie Teudy procham et j espere qu'il sera a nostre advantaige.
De Gissen le XXVme jour de Febvrier 1566.
De V. A. trés humble et trés obéyssant serviteur
Jacques de la Torre 2).
A Madame.
Als boven V, f. 134.
ï *ïbkdit W°°rd ?* kUnne" VÜlden' maar vermoed, dat hij ponten bedoelt. Brimeu Aneven™? ^ *"* * ^ daar * ««' »»



4o8
BRIEFWISSELING TUSSCHEN MARGARETHA
381. 1567 — Februari 25.
Van Brimeu aan Margaretha. — Hij hoopt tegen middernacht of althans den volgenden morgen de rivier over te trekken.
Madame, Comme je suis arrivé ichy, je n'ay trouvé aide de bateaux et sy le sieur de la Torre ne fust venu avecq sa commission, je panse que je n'en eusse trouvé encoires en trois jours. Néantmoins suyvant la diligence qu'avons faict, j'espère que en aurons k la mynuyct ou au^ plus tard pour demain au matin pour passer la rivière et ne fauldrons de marcher en diligence vers les Geulx assamblez, sy nous attendent. Nous essaierons qui sera le plus fort, et espère pour le moings loger la. oü qu'ilz sont, car de la. je puis prendre mon chemin vers Utrecht ou veoir ce que vouldront faire. II fault que je me haste, car ilz se renforcent tous les jours de tous costelz et sont en lieu merveilleusement fort.
De Giessen ce 25me de Febvrier 1567.
A Madame.
Als boven V, f. 125.
382. 1567 — Februari 26.
Van Brimeu aan Margaretha. — Daar de Geuzen zich binnen Vianen hebben begeven, zal hij rechtstreeks naar Utrecht trekken. Geruchten van wervingen in Duitschland.
Madame, Nous sommes passé la rivière a ce matin bien tempre avecq tous nous gens, pensant aller donner la trousse aux Geulx assamblez, mais j'ay asteure receu certaines nouvelles qu'ilz sont deslogez dès hier vers le soir déans Viane, tellement qu'il me samble que nous ferons peine perdue de les aller chercher, car c'est un pays fort aquaticque et fangeuse, de sorte que je ne pourrois avant avecq mes gens; de sorte que je fais marcher mes gens le droict chemin vers Utrecht, la. oü que je me pense trouver dedans demain au soir, en cas qu'ilz me veuillent laisser entrer.
De Gorcom ce 26 de Febvrier 1567.
Madame, Depuis cestes escriptes il est venu ung gentilhomme, que j'avois envoyé en Allemaigne tant k Dielbourch qu'aultrepart, lequel me dict que le conté Jean de Nassau, frère du prince d'Oranges, at donné „wartgelt" pour quatre mille chevaulx et cela de la part dudict Prince. Je ne scay toutesfois s'il est vray ou non, ancoires qu'il m'asseure qu'il at parlé k ceulx, qui l'ont receu. II n'y a encoires nulles nouvelles d'infanterie ny leurs chevaulx se mectent encoires ensamble, ce que n'ay volu délaisser d'adviser V. A.
A Madame.
Als boven V, f. 126.



VAN PARMA EN CHARLES DE BRIMEU.
409
15^7 (1566) — Februari 27.
383.
Van Margaretha aan Brimeu. - Antwoord op No. 379 en 381 Zij snreekt
ktteeMe"Utrtht ^ °ade™T* f geslaagd.% gefit hem'soidftenThe kasteel te Utrecht te leggen en vooral te letten op hunne betrouwbaarheid.
^VY°T1TTTCOUSin' J,'ay Üeceu voz lettres ^criptes a Eeten le XXXIIIIme et aultres du lendemain dois Giessen, veuillant espérer en Dieu selon vostre diligence, que j'ay entendu par voz lettrêT et dont vous loue grandement, que serez arrivé en temps pour donner une stretta a ces gens assamblez en la terre de Vianen et en attens voz nouvelles, que Dieu m'envoye telles que ié desire et convient pour Son service et celluy du Roy
Et comme je trouve besoing qu'en tous événemens'soit pourveu a la seurete du chasteau d'Utrecht, je vous requiers et de par ba Majesté vous ordonné que y mectez dedans deux enseignes de vostredict regiment, délivrant au capitaine illecq ma lettre que vous ay envoyé, afin de y recepvoir lesdicts enseignes, et dont jadvertis présentement le prince d'Oranges. Mais d'une chose vous veulx je bien adviser, qu'il fault que prenez fort soigneulx regard que et les capitaines et les soldatz, que mectrez audict chasteau, soyent loyaulx et confidens, d'autant que encoires me dict Ion que parmy vostre régiment il y a beaucoup de sectaires de Maestricht et plusieurs aussy de Bois-le-Ducq, a?ans assiste aux troubles dernièrement advenuz en 1'une et 1'aultre desdictes deux villes. lamirc
De Bruxelles le XXVIIme jour de Febvrier 1566.
Au conté de Meghem.
Als boven V, f. 130.
384, ^67 (1566) — Februari 28.
Een wl™RIT T Mar,garetha- - Hij hoopt tegen den avond te Utrecht te zijn Een burgemeester d.er stad is hem komen verwelkomen. Hij stelt maatregelen teTn'
zH S^ThT der°de V°°r: Wj °°derWeg "iet hee" k«-en beXën daar ZICh °P het kernen van zijne nadering binnen Vianen hadden geborgd
Madame, J'arryvys hier o soyr a ungne petite lieu de Utrecht
& dTv VT ? li après l6Ur avoir f-tpreientS
dvJ U l£ f m °nt enV°yé un* b^ghemaistre pourme
S * ble°venH f. me, PVent que je voulysse venir devant pour les ayder a faire les logys, de mode que je me parte a ceste huere a eest effect aveque 300 harqueboïrs. Je présentiray anchoires ce jour dui les lectres de V. A. a Warenbourgïil)
van Hasselt IStukkenl1'8^ ^ Utred" vernemen wij uit een bij
van Hasse t (btukken I, No. 75) voorkomend schrijven van den Utrechtschen school meester Du-ck van der Goude aan den Gelderschen rekenmeester Cd vïdeBoe Daechs hyernae (d. 1. 37 Februari) zoe is de greeff van Meghen tsavont hfertUtreeh, inghecommen ende op huyden, de laeste Februarii, zoe verwaenten wy tot X vaendelen toe, die noch te Jutfaes legghen " Knechten Or*j) G,°de<fov va° Erp gen. Warenborch, vroeger edelman en hofmeester van SToV d J m - 0t komDn,8ndant Van V^nburg had aangesteld, om wegreden' hij door de Regeenng te Brussel en hare aanhangers werd gewantrouwd



4io
BRIEFWISSELING TUSSCHEN MARGARETHA
pour voir s'il me voulast lesser entrer ou chasteau aveque deux enseingnes. Je ne fauldray d'avyser a V. A. de ce que m'au(r)ast respondu. • ,
Le surplus je fuis hier logié a ungne petite lieu, pres ou esstoint des soldartz de Monsieur de Brederodes, lesquels avant nostre venue s'enfuirrent toutz vers Vianen. Sy on avoit le moyen de leur coupper le passaye k Schonhove et Gorkem, il me samble que, demorant nous aultres k Utrecht et la-alentour, que n'y peult eschapper homme d'eulx. II seroit fort bon que V. A. fyst mander aulx „tollenars" de Gorkem et Schonhoven de ne laisser passer nulles armes, car k ce que on dict, ilz n'en ont anchoires; et que V. A. commandast ou drossart de Gorquem y avoir égart, car l'on dict que le „tollenar" est ung grand Gheus.
De Gutfaz le dernier jour du moys de Févrir A°. 1566.
A Madame.
Als boven V, f. 131.
385. 1567 — Februari 28.
Van Brimeu aan Margaretha. — Hij is binnen Utrecht gekomen en heeft den kommandant bereid bevonden tot al hetgeen van hem wordt verlangd. Allereerst zal noodig zijn op te treden tegen die van Vianen. Brederode is naar Amsterdam vertrokken.
Madame, Je suis arrivé ichy avecq la plus grande allégresse du monde des bons 1) et aultant desplaisirs des maulvais et pense asseurément que V. A. aurat aultant faict d'avoir asseuré ceste ville que d'avoir gaigné une bataille. Warenbourg, le chastellain, at esté vers moy et je luy ay monstré les lettres de V. A. et est fort voluntaire de faire ce que V. A. luy commande. Je le trouve tout plein de bonne volunté et je mecteray encoires ce soir ou demain au matin au plus tard une enseigne de trois eens homes la-dedans, fort bien accomplye, et me samble que ce serat assez, pour ce qu'il n'y ast que cent et vingt soldatz la-dedans, dontil en sacquera les cinquante, une partye Geulx, de manière qu'il n'y resterat que quatre-vingtz homes. II m'a demandé sy ne commanderoit poinct. Je luy ay dict que ouy par tel sy qu'il me vouldroit promectre, ce qu'il a faict en présence de Cygoingne, qu'il ne laisserat entrer home vivant sans commandement de V. A.; ce que supplye trés humblement k V. A. de ne dire k personne, tant pour 1'amour de luy que pour 1'amour de moy. Qui sera cause que je ne me logeray du tout au chasteau, car je m'asseure bien que le capitaine, que y mecteray, prendra bien bonne garde de tout, et moy, je y logeray aulcunes fois et aulcune fois poinct, mais il me samble que le principal que nous y avons a faire, c'est de regarder de donner une main k ces gens de Monsieur de Brederode, lesquelz se sont tous retirez dedans la ville. II y en a encoires hier au soir bien arrivez cincq eens. Sy nous ne
1) Dusseldorpius (blz. 66): magno gaudio excipitur.



VAN PARMA EN CHARLES DE BRIMEU.
411
trouvons moyen de les frotter, il s'en resemblerat en merveilleux nombre. V. A. s'asseure que j'employeray tous mes cincq sens de nature, qui ne sont guaires grand, et nous sommes en meilheur lieu que jamais pour le povoir faire. Ledict de Brederodes partit avant-hier de Viane et est allé a Amsterdam. Madame de Brederode partit hier pareillement.
Ceulx des Estatz de ce pays ichy m'ont dict que ceulx de Amsterdam luy ont donné cent tonneaux de pouldre et qu'ilz doibvent arriver demain ou après-demain au plus tard a Viane Je donneray, en cas qu'il soit vray, tout 1'ordre que je pourray' affin quelle ne passé. Sy plairoit k V. A. donner ordre que nulles armes sortissent d'Anvers, en cas que V. A. en aye commodité, je croy que ceulx-cy seriont fort mal armez.
De Utrecht ce dernier de Febvrier 1567.
A Madame.
Als boven V, f. 135.
386.
I5Ó7 (1566) — Maart
Hi™ vRI*IEUJAAI' Margaretha- ~ Antwoord op No. 374 en 383. Hij stelt voor cüen van Vianen den toevoer af te snijden en zendt S vendelen naar Vreeswijk, dat hit Hof6 Hl; zendt1afschrift *» een drijven van die van Amsterdam'aan het Hof van Holland over de komst van Brederode aldaar en raadt haar Vianen te doen belegeren en de Utrechtsche Geuzen te doen ontwapenen. De predikant is met een aanta zijner aanhangers gevlucht. Graaf Frederik van den Berg stelt 1000 ruiters ter beschikking van Z. M. Hij acht de belegering van Vianen gewenscht.
Madame, J'ay receu deux lettres de V. A., 1'une du XXIIIme et 1 autre du XXVIIme du passé, et quant k ma compaitmie dhommes darmes, j'en feray comme V. A. le commande.
louchant ce que V. A. m'escript qu'elle espère que je seray arrivé en temps pour donner une straitte aux gens de Monsieur de Brederode, j'ay desia escript k V. A. par ung autre que comme ilz entendiont que je passois k Gorcum la rivière, qu'ilz se retirarent tous en Viane, lk oü ilz sont encoires. J'espérois tousjours que, comme j'estois passé le Lec, qu'ilz sortiroient loger aux villages, mais il me samble qu'ilz sont plus sages
A ce que l'on me dict icy, si leur serrons les vivres, ilz ne le scauront tenir ung mois. V. A. peult regarder ce qu'elle commande que j'en face. Si on le debvoit faire, le plus tost seroit le meheur. J'envoieray tousjours au jour d'huy ou demain cincq enseignes sur le Vaert 1), qui leur donnera assez d'empeschement, lequel je feray fortiffier de facon qu'ilz y polront demourer avecq ung enseigne, pour emploier les autres oü qu'il serat besoing. V. A. se peult tenir pour asseurée de ce chasteau et de la ville, qui n'est peu de cas. Je n'ay mis qu'ungne enseigne dedans ledict chasteau, mais c'est bien des melieures que j'ay V. A. ne doibt avoir doubte des gens qu'ilz ne seront fidèles
1) Vreeswijk.



412
BRIEFWISSELING TUSSCHEN MARGARETHA
J'envoie a V. A. copie d'une lettre, que ceulx d'Amsterdam ont envoié au Conseil d'Hollande, par oü V. A. polra veoir la négociation, que Monsieur de Brederode a faict illecq. Je supplie a V. A. me vouloir incontinent mander responce cy-desus, pour ce que la chose requiert célérité. Si d'adventure V. A. vouloit que je 1'assiégasse, il seroit bon (a correction trés humble d'icelle) qu'elle envoiast une commission pour le secrétaire de la Torre pour faire deffence partout, sur paine de la hart i), que'personne n'y menast vivres.
Ce pendant que j'attens responce de V. A., m'informeray encoires mieulx quelz vivres ilz ont, pour, en cas que V. A. le trouve bon (si je trouve qu'ilz en ont si peu qu'on dict) mectre en exécution ce que V. A. m'escripvrat.
Le prédicant avecq bonne partie de ses adhérens sont dêlogez sans trompette 2). Si V. A. le trouvoit bon, il me samble qu'il ne seroit pas maulvais d'oster les armes a. tous les Geux de la ville, affin que, quand il n'y aurat tant de garnison, les bons puissent demourer les maistres. V. A. me polra mander son bon plaisir.
Le conté Frédéric van den Berghe 3) m'at envoié dire qu'il a mil chevaulx a. la main pour en servir le Roy, si Sa Majesté en a de besoing; dont je n'ay volu laisser en advertir V. A., affin que sache ce que je luy doibs respondre.
II me samble qu'en toute fachon je me doibs loger alentour dudict Viane, quant ce ne seroit que pour empescher qu'y ne viengnent plus de gens. Comme Monsieur de Brederode est encoires pour le présent a Amsterdam, nonobstant qu'on die qu'il n'oseroit retourner en Viane, si d'adventure il retournoit, je supplie que V. A. me mande si son opinion seroit de le trousser en chemin, si je le povois faire.
De Utrecht ce second jour de Mars 1566.
A Madame.
Als boven V, f. 137.
386a.
Afschrift van een schrijven van den magistraat van Amsterdam (d.d. a8 Februari 1567) aan het Hof van Holland over de aankomst van en hun onderhoud met Brederode.
Copie van Copie. Mogende, edele, zeer wyse, voirzienighe heeren, Wy en kunnen Uwe Mo. E. niet verbergen boven hetgene U. E. wel vernomen hebben
r) galg.
2) Dusseldorpius (blz. 67), die hier een verhaal doet van een voorteeken, vergist zich blijkbaar door te zeggen, dat Brimeu aanstonds de Hervormde prediking heeft verboden.
3) Dit moet de broeder van graaf Willem zijn, van wien van Spaen (Inl. I, blz. 349) niets weet te verhalen dan dat hij ongehuwd was en nog leefde in 1574. Wij leeren uit dezen brief de bijzonderheid kennen, dat hij geen geestverwant zijns broeders was, daar déze tot de onderteekenaars van het smeekschrift behoorde.



VAN PARMA EN CHARLES DE BRIMEU.
1*3
uuvten monde van Cornelis Jacobsze, onsen gedeputeerde, van 'tgene alhier op eergistern ende gistern morgen geschiet es etc, dat de heere van Brederode hier ter stede ziinder vier off viif starck innegecomen es 1) met een schuyte den boemen van den Amstel inne omtrent tusschen vier ende vuf uren nae middage, onverziens ende buyten iemants kennissetwelck wy verstaen hebbende, omme hem niet dan goet gelaet te verUloenen, hebben hem in siin logyse verwillecompt ende uuyt hem verstaen
tn JïZ Vtfl ënCn bCiegert ZOude wesen met dertich vaendelen
knechten, daeraff hoofden zouden sun hartoch Erick ende die grave van Meghen, ende dat die grave van Arenberghe aldaer mede zoude comen met viif vaendelen knechten, elck tot viifhondert man; dat oick hy binnen Vianen hadde duysent mannen omtrent, ziin stadt te bewaeren • ende hv alsulx omtrent een uren in de voorgaende nacht uuyt Vianen gescheiden was met vier paerden deur die wacht van zyne vianden, alsoe hier'ter 1 h 1Kimecom^de' zulx dat wy metter zaecke beladen ziin ende wy niet en hebben mllen.laten U. E hieraff t'adverteren omme hierop verdacht te wesen. Ende onse Heere God zy U. E. behoedere
Gescreven met haeste den XXVIIsten Februarii XVCLXVII Wy en hadden oick van 't voirs. belegge van niemant ter werelt genoirt, dan hebben tzelve nu eerst uuyt zynen eygen monde verstaen. Burgermeestere ende raeden der stede van Amsterdamme 2). Mogenden, eedelen, zeer wysen heeren, mynen heeren den President ende lieden Con. Maj. in den Hove van Hollant, onsen waerden, gunstigen heeren.
Als boven V, f. 139.
387' 1567 (1566) - Maart 3.
dP JA\B*™1 aa* Margare™A- - De Staten van Utrecht laten haar verzoeken de door hen in het belang van Z. M. in dienst genomene soldaten te bezoldigen
Madame, Ceulx des Estatz de ce pays d'Utrecht m'ont requis d escripre a V. A., affin qu'il luy plaise faire paier les soldas quilz ont prins en leur service 3), comme V. A. polrat veoir plus amplement par leur requeste. Parquoy n'ay poinct peu laisser den supplier trés humblement V. A. pour les veoir tant affectionnez au service du Roy et d'icelle, et aussy que V. A les polrat emploier la oü luy plairat, pour ce qu'ilz ont juré le mesme article qu'ont faict les miens.
D'Utrecht ce tiers de Mars 1566.
A Madame.
Als boven V, f. 14a.
1) Zie over het verblijf van Brederode binnen Amsterdam P. Scheltema. Hendrik van Brederode te Amsterdam in 1567 (Amst. 1846); Dusseldorpius, blz. 6g-ln
a) Zooals mt het. door Scheltema (blz. 47) medegedeelde antwoord blijkt' had men eenen waarschijnlijk gelijkluidenden brief aan Oranje gezonden „„• 3' JePtember '566 .hebben die drie Staten van Utrecht (beduecht ziinde vZ d°ePrHerte;I"teneiJ e»df ^ gemeente) deur expres consent
^ Her °ghinne Regente een vendel cnechten tot haerlieder costen aengenomen ende omtrent 9 maenden onderhouden" (Utr. kroniek, blz. 38). K^onien



414
BRIEFWISSELING TUSSCHEN MARGARETHA
388. 1567 (1566) — Maart 3.
Van Brimeu aan Margaretha. — Brederode heeft op het verzoek van die van Amsterdam om hunne stad te verlaten geantwoord dit niet te zullen doen, tenzij men hem geldige redenen opgeeft. De Geuzen te Vianen versterken zich voortdurend.
Madame, J'ay receupt tout astüre nouvelles d'Amsterdam comment Monsieur de Brederodes est la. encoires et que, encoires que ceulx de la ville luy ont prié de sortir, il me samble qu'il ne détermine de le faire, et leur at respondu que, si luy disiont quelque juste occasion pourquoy il debvroit sortir, qu'il regarderoit si le vouldroit faire, mais qu'en tout événement il ne peult sortir de la sans qu'il aye nouvelles de Monsieur le Prince, lesquelles il attent de jour a. 'autre.
A Viane ilz se renforcent tous les jours tellement, qu'il y sont entrez encoires plus de cincquante ou soixante soldas hier.
D'Utrecht ce Illme de Mars 1566.
A Madame.
Als boven V, f. 144.
389. 1567 (1566) — Maart 4.
Van Brimeu aan Margaretha. — Hij is overtuigd van de betrouwbaarheid van Warrenborch, die bereid is eenen nieuwen eed aan de Regentes te doen, desnoods in het geheim. Hij meent, dat men ook op de overige officieren kan rekenen.
Madame, Depuis que je suis ycy, j'ay sondé Warenbourg, capitaine du chasteau, tant qu'il est possible, et ne trouve aultre chose en lui sinon comme j'ay escript a V. A., qu'il est du tout affexioné o service du Roy et que ces choses qui passent, lui déplaysent merveillieusement. Yl ast faict ung sermant fort symple a. Monsieur le Prynce. Sy V. A. lui en veult faire faire quelqung de nouveau a. son contantemant, je 1'envoyray vers ycelle et je m'asseure qu'il le ferast tel que V. A. voldrast. Le principal est qu'il promecte de ne randre la citadelle entre les mayns de personne, qui qu'il soit, sans commandemant de V. A. ny que pareillemant yl n'y lesserast entrer ung soldat.
J'aüys tirer la et tous les principaulx officiers vyndrent vers moy me dyre qu'ils estiont tous fidèles serviteurs o Roy, et s'yl 1'y avoit quelqung, qui les voloit accuser du contraire, qu'ils en voliont respondre.
Le liutenant, a. ce que tout le monde dict, est oussy fort fidéle, de mode, sy V. A. veult oster la masore 1), ce chasteau se peult asseureer avecque peu de gens et en porrast employer la reste aultrepart.
J'envoie a. V.A. la copie du sermant, que ledict Warembourg ast faict, affyn que V. A. peulle tant mieulx voyr ce qu'elle
1) Bi heb dit woord nergens kunnen vinden. Naar den zin te oordeelen, schijnt het een deel van een vestingwerk aan te duiden.



VAN PARMA EN CHARLES DE BRIMEU.
415
voldrast faire. Cechy se peult faire secrètemant, sy V. A. le trouve bon et que personne n'en serast scandalisé. V. A. me porrast en cela et toute aultre chose commander son bon playsir et ie ne lauldray d'obéyr en cela et toute aultre chose.
De Utrecht ce 4me de Mars A°. 1566.
A Madame.
Als boven V, f. 145.
390- 1567 (1566) — Maart 4.
dat hH Nv„nrtRGARET! AANABRIMEy- - Antwoord op No. 385 en 386. Zij wenscht, dat hij voorkome, dat e Amsterdam het voorbeeld van 's Hertogenbosch worde gevolgd. Zij verklaart zi,ch met nadruk tegen een beleg van Vianen, daarbij de handen vrij moet houden met het oog op mogelijke voorvallen; maar wel moet hij den Geuzen daar zooveel mogelijk afbreuk doen. De versterking van Vreeswijk keurt zij goed. Hij moet den inwoners van Utrecht den eed van trouw aan Z M alnemen en de onwilligen ontwapenen. Ter afsnijding van toevoer aan die van Vianen gelast zij boven en beneden op de Lek schepen te plaatsen. Zij zal Z. M. verwittigen van het aanbod van graaf Frederik van den Berg. verwittigen
Mon cousin, J'ay par vostre lettre du dernier de Febvrier 6m, J.tt V°^tre arrivée et récePtion avec vostre régiment en la ville d Utrecht, dont de tant plus me resjouis, que j'ay veu que ce soit este avec une telle volunté de ceulx de ladicte ville que m escripvez, et si m'a aussy accreu mon contentement d'avoir sceu par vostre lettre du second de ce présent mois que aviés mis une enseigne dedans le chasteau, vous asseurant que n'estoy a mon aise du dilai, qu'en veis par vostre première lettre, vous merciant et louant grandement de ces bons debvoirs et diligence ■ Ut puisque ainsy est que le seigneur de Brederode est entré' a Amstelredamme, comme 1'escripvez et 1'entends aussy d'ailleurs 11 a samble icy, pour 1'importance d'icelle ville, que cognoissez' et quil y a encoires grande quantité de bons la-dedans, il fault se parforcer de la secourir et saulver, si aulcunement faire se peult, et que a celle fin debvez practicquer toute bonne intelligence avec les bons illecq, afin qu'ilz facent tant que de vous y appeller; aultrement il seroit a craindre que en succéderoit comme a Bois-le-Duc.
Au regard de assiéger Viane, l'on ne trouve aulcunement convenir encoires ny aussy se attacher, en facon que ce soit, k aulcune aultre place, pour respect de tant de lieux qu'il y a oü ion a a faire, ains se tenir le plus k délivre 1) que possible est, pour avec tant plus de facilité et promptitude povoir se opposer aux occurrences ; du moins veoir, avant que attenter aultre chose contre ledict Viane, quel chemin prendra le faict de ladicte ville d Amstelredamme; et ce pendant ne sera que bien, si avez moyen de vous informer de 1'estat dudict Viane quant k vivres et aultres choses, que le faciés, faisant endommager les gens de guerre y estans autant que bonnement pourrez; trouvant trés bien a celle fin et pour plus grande seureté de la ville d'Utrecht
1) a of au délivre = vrij. Zie Ducange i. v.



416
BRIEFWISSELING TUSSCHEN MARGARETHA
la fortification du Vaert, en quoy vous recommandé toute célérité et accélération.
Touchant de oster les armes aux Gheulx de ladicte ville d'Utrecht, il a samblé qu'en debvez user conforme a ce que a faict Monsieur d'Egmond en plusieurs villes de Flandres, a scavoir de regarder de leur faire faire le serment de estre fidelz et loyaulx a Sa Majesté et de la servir envers et contre tous, ou par Sa Majesté leur sera commandé, sans aulcune restrinction ou limitation, et a. ceulx, qui refuseront faire ce serment en telle sorte, lors oster les armes.
Et afin que nulz armes ny aussy vivres puissent estre conduictz audict Viane, sera bien que aux gouverneurs dudict Utrecht mectez en avant de incontinent esquipper deux batteaulx sur la Leek pour empescher 1'entrée et sortie par eau k Viane tant de gens que de armes, munitions, vivres et aultres choses; a. quelle fin j'ay faict escripvre en quelques aultres lieux par la., et convient que donnez aussy ordre du costé de vostre gouvernement singulièrement des armes et munitions venans de Wezel et d'aultre part d'en hault soubz nom de Herman Peper ou aultres n'en ayans pasport de moy; ce que vous recommandé et en oultre de en vostredict gouvernement faire avoir diligemment et vigilantement 1'oeyl au guet, pour ce que m'est venu quelque advis que les Gheulx desseignent y susciter quelque bruillis i) pendant vostre absence et aussy au pays de Liège. Et si peussiés practicquer qu'en bas de Liesvelt 2) il y eust aussy quelque batteau a 1'effect susdict, ce seroit fort bon; en oultre que vous regardissiés de pour ung commencement tousjours faire ordonner aux officiers du pays d'Utrecht de tenir bien soigneulx regard et bien diligemment s'employer pour empescher 1'entrée de gens, armes et vivres audict Viane et communicquer avec ceulx du Conseil de Sa Majesté audict Utrecht quelle ultérieure provision se pourroit faire k la mesme fin ès aultres provinces voisines de la.
En tant que touche le conté Frédérick van den Berghe, vous le merchierez de sa bonne affection, 1'entretenant en icelle, sans toutesfois vous mectre en chose d'obligation, et luy dire qu'en advertiray Sadicte Majesté, sans ordonnance de laquelle je ne scauroy entrer en nouvelle retenue.
Et au regard du seigneur de Brederode vous entendez, mon cousin, qu'il fault exécuter telles choses et non les consulter.
Au demeurant concernant le secrétaire de la Torre, m'ayant demandé congé pour son retour ceste part, je trouve bien qu'il séjourne encoires quelque peu auprès de vous, ce que luy ferez déclairer en responce a. ce qu'il m'en a escript.
De Bruxelles le IlIIme jour de Mars 1566.
Au conté de Meghem 3).
Als boven V, f. 150.
1) brouille, trouble.
a) Gachard verwart dit met Lievelde bij Groenlo. Zie hierover blz. 94. 3) Medegedeeld bij Gachard a. w. II, blz. 497.



VAN PARMA EN CHARLES DE BRIMEU.
417
391, 1567 — Maart 4.
o.e^l^w£ï£^-r Breder°de 2ijD gevolg „aar Amsterdam
gewenscht achten.tmnen'vïnen™ o^ ^ °P ^
Madame, Pour nouvelles d'ichy je suis asseurément advertv que Monsieur de Brederode a mandé ses heUebardiers cuisiniers et tout son cas vers luy a Amsterdam, qu'est signe auTnesl
de vïnePn01e Z £Lu Pi * *** au*3™r Sut son batige de Vianen et a mande a tous ses subjectz qu'ilz facent le samblable, ce qu'ilz font en toute diligence et meurent du tout Te
fedït vSïeT^Z' A ^ ^T** qU6 * me m^e devant Sentost au bo,11 Z 7 P°mt de d°?Ue ^ n'en viendrons bientost au boult et prie pourtant trés humblement qu'elle s'v
suTt sTvolunt ' PlUS t0S?.qU'i! S6ra P°SSible' 6t me *™£ sur ce sa volunté; car sy l'on le vouloit entreprendre il se
fauldroit haster devant qu'ilz se pourvoient de vivres
■ J ay advertence qu'il y arriva hier ung bateau avecq environ ancquante maldres de bied, qui fut dïschargé sur la nïïson mais cela ne peult longuement durer pour tant des lenTSz sont. Sy V A veult qu'il se face, il seroit nécessaire^t dont Ï ÏLP? humblement, qu'elle m'advertist s'il n'y a quelque
amas des gens en ce pays-la, dont ilz pourriont estre secouruz Quand au costé d'Allemaigne, j'en auray bien advïtenceTa ne fo?rnneTSOlf °n' K ?Ulx dudic* Vianen ont, c'est quïlz oaronfdp n- dfftlun» a laultre q«'il leur fault mourir pour la
E flz onn V S°nt 6nVirOIl Sdze °u dix'huict hommes? mais Hz ont le eure au ventre 1) et font courir le bruict qu'il v
mif °1S ™lle' mais J'e scay bien qu'il n'y a poinraultant 7 D Utrecht ce 4me de Mars 1567. *uuam.
A Madame.
Als boven V, f. 15 a.
392, 1567 — Maart 4.
Van Brimeu aan Mappa r c-m» u» T P, danen te IJssekte^eromsfreTen wan \ ^ Vernomen> da' Oranje zijne onderdaarmede op te honden Wapent' en verz°ek* bevel aan den Prins dm
Madame, J'ay nouvelles asseurées que Monsieur le Prir,™ 1) lijden honger. Leure (lat. lorum) = riem.
27



4i8
BRIEFWISSELING TUSSCHEN MARGARETHA
J'ay aussy advertence qu'il viennent huict eens harquebouziers de Grave pour aller k Vianen. S'il est vray, je regarderay de leur coupper le chemin, s'il est possible.
D'Utrecht ce 4me de Mars 1567.
A Madame.
Als boven V, f. 154.
393. 1567 (1566) — Maart 5.
Van Brimeu aan Margaretha. — Hij smeekt haar onder geene voorwaarde de stad Utrecht en het kasteel aldaar te laten varen. Hij heeft vernomen, dat er geen kans is op bevrijding van den kanselier uit 's Hertogenbosch dan tegen loslating van den gevangenen soldaat van Bombergen.
Wanneer Valenciennes genomen is, hoopt hij op vermeerdering van troepen, ten einde in staat te zijn Vianen te nemen, dat zeer weinig versterkt is.
Madame, J'entens par ycy — je ne scay s'yl est vray — que aulcungs de ces seigneurs ont syngné ce sermant que j'ay singné avecque les aultres. Quelque sermant qu'il se fache ny quoy que l'on sache dyre a V. A., V. A. se tienne tousjours asseurée de ceste vile et citadelle; car V. A. s'asseure qu'avecque cechy V. A. leur ast donné ung terrible coup de baston.
Ung des gens de Monsieur de Mérode est passé par ycy, qui venoit de Amsterdam de devers Monsieur de Brederodes pour avoir ungne lectre de luy pour Bomberghe, pour relachier ledyct de Mérode et le chanchelier; yl dysoit que Bomberghe n'avoit nulle charge de lui, mais yl tenoit tous les mesmes pourpos que faysoit ledict Bomberghe, assavoir que V. A. avoit faict prandre quelqung de ces gans; et a ce que laultre entendoit de ces propos, c'estoit que le chanchelier ne sortyroit poinct, que V. A. ne relaschiat les aultres 1).
Sy V. A. avoit faict a Valentiennes, ce seroit le plus beau playsir du monde d'envoier quelque gens ancores ycy et yl n'y ast faulte que on ne les prandroit incontinent, car yl n'y ast que ung „boluwerck" ; ancores n'est yl poinct parfaict, mays yl y besoignerat terriblemant. Sy V. A. les lesse achever, ce serast ungne bien forte place.
De Utrecht ce 5me de Mars A°. 1566.
A Madame.
Als boven V, f. 156. Geheel eigenhandig.
1) Deze alinea is medegedeeld bij Cuypers a. w. No. CXLIII.



VAN PARMA EN CHARLES DE BRTMEU.
419
394. 1567 — Maaxt 5.
Van Brimeu aan Margaretha. — Hij deelt haar mede wat hem ter oore is gekomen aangaande wervingen in Duitschland en Brabant. Die van Vianen hebben het dorp Hagestein geplunderd en voorzien zich voortdurend van levensmiddelen. De tollenaar te Gorinchem is een Geus en laat de voor Vianen bestemde schepen voorbijgaan, waarom hij aanraadt den drost aldaar eenige soldaten toe te voegen.
Madame, Le duc Erich m'at présentement escript qu'il at entendu d'ung sien ritmaistre, nommé Christoffel van Amelungen, qui arrivit hiers vers luy, que les contes de Nassau, frères dé Monseigneur le Prince, font quelques gens a cheval et qu'ilz se treuvent sur la maison du conté de Swartsenborch a. Sundershausen, oü les gens doibvent venir recepvoir leur argent. Et comme doncques je me doubte qu'il soit vray, pour ce que le gentilhomme, que j'avois envoié la, m'a rapporté le mesme, n'ay peu lesser d'en adviser V. A. et aussy qu'il escript que ung Adam Weis doibt faire mille chevaulx, Jaspar Melschet dix enseignes des gens de pied, Marten Ihermer et ung, qui senomme Steinzel, chascun d'eulx deux, qui doibvent faire leur „loopplaetse" en Brabant, et qu'ilz auriont leurs retenues des seigneurs et villes des pays de par decha. Et combien qu'il escript qu'il pense que ce doibt estre a. Bois-le-Duc, toutesfois sy elle se doibt faire en Brabant, je penserois que ce seroit plustost a Maestricht ou la-environ, pour ce que la elle leur seroit plus commode. Sy elle se faict a. Bois-le-Duc ou en Anvers, je regarderay de leur donner tout 1'empeschement que je pourray. Et sy ce que dessus est vray, il seroit bon que V. A. escripvist audict duc Erich qu'il se mist en esquipaige avecq ses gens, et V. A. se peult bien fier en luy, car je ne vis jamais homme plus affectionné au service du Roy qu'il est.
Les soldatz de Monsieur de Brederode sont sortyz la nuict de hier et ont pillé ung villaige qui est au pays d'Utrecht, appellé Hagesteyn i), et principalement les bleds, lard et samblables choses, comme ilz ont faict aussy 1'eglise, et ont le tout amené dedens la ville de Vianen. Iceulx de Vianen se pourvoient tousjours de vivres et armes; et puisqu'ilz se pourvoient des armes, cela vient par faulte du „tollenaer" de Gorchum, car elles sont passées par la et il ne faict conté de tout ce qué je luy en ay escript. Et comme c'est ung grand Gheu et qu'il faict fort a craindre qu'il les favorise secrètement le plus qu'il peult, il seroit bon que V. A. luy escripvist bien a. certes que doresnavant il ne lesse passer nulz bateaus, n'est qu'ilz soient visitez par le drossart illecq, lequel drossart m'at escript que les sepf ou huict eens harquebouziers (dont j'ay escript hier a V. A.), qui debviont venir de Grave pour aller a Vianen, sont veuz en Zélande en ung lieu appellé Oeltkesplaete. Et il me samble qu'il seroit bien nécessaire que ledict drossart eust encoires ung trentaine de harquebuziers, pour ce qu'il est ainsy sur le passaige et que le peuple est ainsy révolteux, et que V. A. les luy fist
1) Dit dorp is in i8ao aan Zuid-Holland overgegaan.



420
BRIEFWISSELING TUSSCHEN MARGARETHA
faire luy mesme, car d'envoier des miennes, sy V. A. veult que je serre les vivres a. ceulx de Vianen, j'en auray péu assez. J'ay nouvelles asseurées que parmy bourgeois et tous ilz sont environ deux mil hommes la-dedens suyvant la liste, qu'ilz en ont faict.
D'Utrecht ce sme de Mars 1567, stilo communi.
A Madame.
Als boven V, f. 158.
395. 1567 — Maart 6-
Van Brimeu aan Margaretha. — Hij dringt aan op antwoord, of hij iets tegen Vianen mag ondernemen. Mededeelingen over wervingen in Duitschland. Hij acht het met het oog op het verstoren van loopplaatsen der vijanden niet geraden den schutmeester in Gelderland af te danken, ofschoon de tijd, waarvoor hij is aangenomen, binnenkort is verstreken.
Madame, Je suis bien marry que V. A. tarde tant a. me respondre, car ce pendant ceulx de Vianen se renforcent tousjours de gens, vivres et armes et s'asseurent tant de nous, qu'ilz viennent journellement acheter de vivres entre noz soldatz sur la Vaert, oü j'ay trois enseignes. Sy je voulois, je coupperois bien la gorge a quarante ou cincquante, quy viennent bien a la fois, mais je ne veulx commencer la feste pour sy peu de chose; ains s'ilz s'asseurassent tant et qu'ilz vinssent en bonne trouppe qui valoit la peine, je ferois que V. A. en oyroit a parler. Et prie pourtant trés humblement que V. A. s'y veuille résouldre le plus tost qu'il sera possible, et faire dépescher mon homme, s'il n'est point encoires faict, affin que je puisse scavoir ce que j'ay a faire. La provision de vivres, qu'ilz ont désia faicte, n'est point pour durer longuement et je scay pour vray qu'il y at ung monde de gentilzhommes Gheulx, parquoy la dépesché en seroit tant plus belle, et ilz se sont embarquez sans biscuite, sy V. A. veult.
J'ay aussy entendu — mais je ne scay s'il est vray, car ce n'est qung bruict qui court par la vuige — que le Conté Palatin feroit quelques gens, et comme je n'y ay personne, n'ay peu lesser d'en adviser V. A., affin qu'elle ne se repose quand a ce costé sur moy, mais bien des aultres costez, dont j'auray bien advertence. Et il me samble que seroit bon que V. A. escripvist a Spiers, oü elle a la commodité de la poste, d'oü elle en auroit bientost novelles.
Au surplus, Madame, j'ay advertence qu'en une villette en Allemaigne, appellée Catwyck 1), y at quatre mille harquebouzes, que l'on doibt amener ceste sepmaine en Anvers. Et il me samble pourtant qu'il seroit bon que V. A. fist regarder la-allentour pour les faire détrousser.
Et comme V. A. avoit ordonné que le schutmaistre du pays de Gueldres seroit payé de mois en mois et que les trois mois sont quasi expirez, sy V. A. veult qu'on le casse, elle me le peult
1) Kettwig, stadje aan de Ruhr tusschen Düsseldorf en Essen.



VAN PARMA EN CHARLES DE BRIMEU.
421
mander et donner ordre que j'aye 1'argent pour luy payer, mais il ne me samble point encoires duisable qu'il soit cassé, pour destourber les „loopplaetses" et coupper la gorge aux soldatz quy courrent.
D'Utrecht ce óme de Mars 1567, stilo communi.
A Madame.
Als boven V, f. 160.
396. 1567 (1566) — Maart 6.
Van Margaretha aan Brimeu. — Drie met Geuzen bemande schepen zijn van Antwerpen naar Zeeland vertrokken, alwaar hun de landing evenwel is belet.
Mon cousin, Je vous advise que trois batteaulx chargez des piétons 1), qui s'estiont levez en Anvers et par la. et s'estiont embarcquez a OisterweeL une lieue de la, arrivarent le second de ce mois en Zélande, tentans d'y prendre terre a intention, que l'on peult bien estimer; mais qu'ilz y furent vivement repoulssez a belles cannonades tant a Armuyden que Vlissinge, de sorte qu'ilz se sont retirez 2), sans que je scache au vray vers oü, disans les ungz vers Hollande, les aultres vers ledict Oisterweel, oü j'ay advertence qu'il se faict nouvelle levée de VI0 hommes fort bien en ordre pour repasser audict Zélande ou bien vers Hollande; dont m'a samblé bien vous advertir, afin que, le scachant, si pouviés par quelque bon moyen leur donner une trousse et bonne main, le faciés, en préadvisant les villes d'Hollande d'estre sur leur garde et de les endommager s'ik peuvent, comme aussy j'ay ordonné aux provost des marischaulx et drossart de Brabant de les suyvre au mesme effect.
De Bruxelles le sixiesme jour de Mars 1566 3).
Au conté de Meghem.
Als boven V, f. 162.
1) Zij stonden onder bevel van Jan van Marnix, heer van Tholouse. (Zie oa van Meteren uitg. 1786) I, blz. 397.
2) De aanslag was verraden door Gilles Joly, die met verschalende personen der tegenpartij m betrekking stond. J. van Vloten verhaalt dit op grond van Joly's Remonstrance et exposition, die in het Rgksarchief te Brussel berust (Nederland tijdens den volksopstand tegen Spanje I, blz. 106).
Strada (blz. 249) zegt over het mislukken dezer onderneming: .Expectato frustra Brederodio, quem Meganus comes nunc Amstelodanum nunc Vianam obequitans distinebat, in Brabantiam remearunt."
3) Medegedeeld by Gachard a. w. II, blz. 500.



422
BRIEFWISSELING TUSSCHEN MARGARETHA
397. 1567 (1566) — Maart 7.
Van Margaretha aan Brimeu. — Antwoord op No. 392 en 394. Hij moet trachten te ontdekken wat binnen Amsterdam voorvalt, en alle wervingen te beletten. Zij blijft bij haar gevoelen, dat het niet raadzaam is Vianen of eenige andere plaats te belegeren, daar hij de handen vrij moet houden. Zij spoort door middel van eenen brief die van Amsterdam aan Brederode te doen vertrekken. Men weet nog niet, waarheen de Geuzen zich uit Zeeland hebben begeven.
Mon cousin, Je vous mercie bien des advertences portéespar vostre lettre du IlIIme de ce présent mois, vous requérant de rendre peine de descouvrir autant qu'il est possible, ce que passé a, Amstelredamme et aussy ailleurs pour autant que touche levées de gens de guerre, comme aussy je feray faire de ce costé et vous advertir de tout ce que me pourra venir, et la. oü vous entendissiés que se feit aulcune levée ou assamblée par la, que incontinent donnez ordre pour 1'empescher et rompre, faisant a. celle fin avoir 1'oeyl bien soigneusement au guet a quelle fin ceulx d'Ysselstein et des villaiges par la-entour s'armentent, comme j'entens, et pareillement s'il est vray que a Grave se feroit quelque levée. J'ay commandé s'en enquérir et vous feray advertir, si entens que de la il y a gens tirans vers Vianen, a. ce que regardez de leur coupper le chemin et endommaiger, si en avez moyen. Et comme vous avez vostre maison 1) si prés dudict Grave, ne vous manquera aussy commodité de scavoir ce que y passé, et sera bien qu'en faciés faire diligences.
Vous aurez par mes précédentes entendu que l'on ne trouve convenable s'attacher ny a. Vianen ny a aultre lieu, et est l'on encoires du mesme advis, se trouvant trop myeulx de vous tenir avec voz gens a délivre et désempesché pour povoir tirer partout oü ung besoing vous pourroit appeller, a. quoy je tiengs que aurez bon moyen, quand le fort sur le Vaert sera faict, parquoy vous en recommandé la diligence et amélioration; mais d'endommaiger lesdicts de Vianen et leur empescher a. tout possible 1'ammenaige de gens, vivres et armes, cela s'entendque debvez faire autant qu'en trouvez moyen, et aussy vous en exhorte, et en oultre de tenir toute bonne intelligence avec le sénat et bourgeois bons de la ville d'Amstelredamme, ausquelz a samblé bien icy d'escripre conformément la doublé, que trouverez cy-joinct 2), et leur envoyer ma lettre par le secrétaire de la Torre pour de bouche les admonester de faire partir le seigneur de Brederode et dadvantaige leur représenter combien il leur importe de esloigner d'eulx les occasions, qui pourriont mener les ungz et aultres en troubles avec suyte de grandz inconvéniens apportans leur ruïne et de la ville, et que ledict de la Torre demeure quelque temps la pour advertir de temps a aultre de ce que y passera.
De Bruxelles le VHme jour de Mars 1566.
1) Megen.
2) Daar deze brief naar eene minuut is uitgegeven, is het bedoelde afschrift niet daarbij.



VAN PARMA EN CHARLES DE BRIMEU.
423
Post date.
Depuis qu'avez entendu que ces gens, qui en trois batteaulx aviont esté pour prendre terre en Zélande, y aviont esté repoulssez, ilz sont retournez en aultres endroictz de la mesme isle, oü ilz ont esté aussy peu receuz, de sorte que maintenant l'on m'advertit qu'ilz ont prins la coste de Flandres vers la Neuse et le pays d'Axelles, aulcuns disent vers Biervliet, sans que se peult descouvrir pour encoires quel peult estre leur desseing.
J'ay aussy receu vostre lettre du cincquiesme.de ce mois et avoy dés hier entendu les advertences y portées par lettre propres du duc Erich. Quant a vostre lettre d'hier 1) pour le payement de vostre régiment, j'ay faict adviser en Finances la-dessus.
Au conté de Meghem.
Als boven V, f. 164.
398. 1567 — Maart 7.
Van Brimeu aan Margaretha. — Antwoord op No. 390. Hij zal doen wat van hem verlangd wordt, maar zet tevens uiteen welke goede kans van slagen eene belegering van Vianen aanbiedt. Hij heeft den burgemeesters van Utrecht gelast allen Geuzen den eed af te nemen, maar geeft haar den raad zich daarop niet te veel te verlaten. Zelf zoude hij meer hechten aan ontwapening. Hij zal schepen ontbieden en verdere maatregelen nemen. Hij vraagt toezending van geld voor de soldaten, opdat de slechten afgedankt kunnen worden.
Madame, J'ay receu la lettre de V. A. du 4me de ce mois, que j'avois attendu sy longuement; dont je suis esté fort aisé pour la poeur que j'avois, que mon homme ne fust détroussé en chemin. Et quand a ce que V. A. m'escript de ceulx d'Amsterdam, encoires qu'il y aye peu d'espoir, sy ne fauldray d'y faire toutes mes diligences, et V. A. feroit fort bien de leur escripre qu'ilz ne laissassent entrer personne sans son ordonnance, pour qui que ce soit. Et feray (suyvant ce que V. A. escript) tout ce que me serat possible, pour endommager les gens de guerre estans a. Vianen (moiennant qu'ilz sortent en bonne trouppe, mais je ne veulx commencer pour peu de chose), comme je feray aussy qu'ilz ne se renforcent plus de gens, vivres ny armes. Et sy V. A. vouloit envoier ung peu de secours et que le temps veuille ung peu demourer secq, je ne fais doubte (en cas que ne les puissions affamer, ce que j'espère que sy et bientost) que avecq 1'artillerie et munitions, que je pourrois sacquer d'ichy et d'Arnhem, que bientost n'en viendrions au boult, car par le costé oü la ville est le plus foible, on y pourra mener 1'artillerie a 1'aise, et il n'y at qung „bolwerck" encommencé, non plus encoires que cincq ou six pieds de hault, sans qu'il y aye quelque correspondence, et les fossez ne valent riens aussy et il n'y a point de rampart derrière la muraille de la ville de ce costé.
1) Deze is niet aanwezig.



424
BRIEFWISSELING TUSSCHEN MARGARETHA
Quand a oster les armes aux Gheulx de ceste ville, je feray comme V. A. me commande, et ay désia. donné charge aux bourgemaistres qu'ilz facent faire le serment tel comme V. A. escript, a tous les Gheulx, tant gentilzhommes que bourgeois, et qu'ilz mectent par escript les noms des refusans, ausquelz je feray puis après faire commandement, sur peine de la hart, qu'ilz apportent leurs armes sur la maison de la ville, et de la les feray amener sur la citadelle, pour après en faire comme V. A. en ordonnera. Je me doubte fort que, encoires qu'ilz facent ledict serment, qu'ilz n'en tiendront riens, car ilz disent désia. pour ung commun proverbe entre eulx: „Een gedrongen eedt' is Godt leet", parquoy, sy V. A. me veult croire (encoires qu'ilz le facent), sy leur ferois oster les armes.
J'ay faict regard ichy après deux batteaulx pour les faire esquiper et en empescher 1'entrée et sortie par eauwe audict Vianen, comme V. A. le commande, mais comme ilz ne s'y trouvent point, j'envoieray sur la Vaert pour voir sy je les pourray trouver, et sy la. ilz ne sont aussy a recouvrer, les feray amener de Dordrecht, oü désia j'ay envoié le secrétaire de la Torre avecq charge d'en amener aussy deux au duc Erich a Liesvelt a 1'effect susdict. Et il me samble qu'il seroit bon que V. A. fist commandement ichy allentour, sur paine de la hart, que l'on n'amène nulz vivres audict Vianen, sy elle ne 1'a point encoires faict.
J'entens par sadicte lettre qu'elle en a escript en aulcuns lieux; il seroit bon que j'eusse la copie de la lettre pour me régler suyvant cela et scavoir a, qui V. A. at escript. Et sy V. A. ne 1'a pas encoires faict, les principaulx, a qui elle at a escripre, c'est a ceulx de Gorchum et Schoonhoven, et ce pendant je leur feray faire ledict commandement et mectray tel ordre que, encoires que ceulx de Gorchum volussent, que ceulx de Vianen ne les auront point, mais il aura plus d'auctorité que ledict commandement se face par V. A.
Touchant ce que V. A. escript qu'il convient en mon gouvernement avoir diligement et vigilantement 1'oeuil au guet, il y a désia. long temps que j'ay donné charge aux officiers illecq qu'ilz regardent bien diligentement de ne lesser passer nulles armes et qu'ilz couppent la gorge aux soldatz, qui courrent vers Vianen.
Je communicqueray aussy avecq ceulx du Conseil du Roy ichy (encoires qu'il y en aye qui closent et ne vont point le droict chemin) quelle ultérieure provision s'y pourroit faire suyvant ce que V. A. escript, et je luy envoieray leur opinion par escript, mais je n'y vois point d'aultres que celles cy-dessus et la provision, que ceulx de Vianen ont désia faict, n'est point pour durer ung mois, tellement que j'espère, s'ilz ne se renforcent sy fort, qu'il me fauldroit oster mes gens de la, et que V. A. m'envoie secours en cas de nécessité, que V. A. en auroit bientost bonnes nouvelles. Et supplie pourtant trés humblement que V. A. me veuille mander quel secours elle me vouldroit envoier en cas de nécessité, mais ce pendant je ne perdray point de temps.



VAN PARMA EN CHARLES DE BRIMEU.
425
. J'ay ouy dire — mais je ne scay s'il est vray - que l'on feroit quelques gens en Zélande, sans que je sache de par qui ou a. quelle in tention.
Et comme, Madame, les soldats sont fort en arrière, pour ce que l'on leur at désia. rabatu leur „loopgeit" et armes, supplie aussy trés humblement que V. A. veuille donner ordre qu'il y aye de 1'argent pour les passer monstre, affin que Ton puisse casser le. rappaille et retenir les meilleurs, pour ce qu'il en y a plus qu'il ne fault pour le nombre complet, comme V. A. a ordonné.
Quand au surplus de ladicte lettre de V. A. je feray comme elle commande.
D'Utrecht ce 7me de Mars 1567, stilo communi.
Post date.
Depuis cestes escriptes j'ay entendu que bien cent de ces Gheulx sont désia esté vers les bourgemaistres et ont faict le serment. Par oü V. A. peult entendre qu'ilz le feront bien tous, mais il ne s'y fault point fier, comme j'escrips cy-dessus, et j'envoie cy-joinct la copie dudict serment, qu'ilz ont faict.
A Madame.
Als boven V, f. 167.
398a.
Formulier van den te Utrecht afgenomenen eed.
Ghy sult sweren lieffelicken aen Godt und allen heyligen Con. Maj. thoe Hispanien etc., onsers allergenedichsten heren, te dienen tegen yedermentlichen heren und potentaten, nymant uuytgesundert, in allen geschefften unnd noitdurfften, dair men u ennychsins van wegen hoichberoempter Con. Maj. yder tiit thoe gebruycken unnd van node hebbe; verthiende mitz desen alle verbontenis unnd wes sunst hierentegen by u gedaen mucht siin.
So help u Godt und alle Siin heyligen.
Als boven V, f. 168. '^Öi
399. 1567 (1566) — Maart 8.
Van Margaretha aan Brimeu. — Zij waarschuwt hem voor eenen aanslag, dien de Geuzen — naar haar is medegedeeld — in den zin hebben op eene plaats boven Dordrecht.
Mon cousin, Je suis advertie que les Confédérez rebelles vouldriont dresser quelque emprinse dessus la ville de Dordrecht. Parquoy vous requiers les vouloir préadvertir et tenir 1'oeyl que la. ny ailleurs ilz ne puissent mesfaire, cercheant tous les moyens pour les endommager.
De Bruxelles le VLTIme jour de Mars 1566, stil de court
Au conté de Meghem.
Als boven V, f. 171.



426
BRIEFWISSELING TUSSCHEN MARGARETHA
400. 1567 — Maart 9.
Van Brimeu aan Margaretha. — Antwoord op No. 396. Daar de Geuzen zich voortdurend versterken, acht hij vermeerdering zijner troepen een vereischte. Zij hebben eene aanvallende houding tegen hem aangenomen. Zoo Vianen niet wordt genomen, zullen zij de geheele streek verwoesten. Zij hebben de schepen geplunderd, waarmede Anderlecht, dien hij met 600 man naar de overzijde heeft gezonden, de rivier was overgestoken. Ter voorkoming van het werven te Antwerpen raadt hij aan soldaten in de nabijheid te leggen.
Madame, J'ay receupt les lettres de V. A. du sme 1) de Mars ichy au Vaert, oü j'estois empesché pour faire faire une trenchée, et avois désia receu les mesmes novelles que V. A. m'escript de Zélande et que les Gheulx, qui sont esté la, se sont retirez vers Flandres. J'ay envoié au Vieu-Bois pour scavoir sy retourneront la, pour voir sy prendront le mesme chemin des aultres et sy je leur pourray donner une main. S'ilz se peuvent joindre encoires 1000 hommes avecques eulx (ce que empescheray de tout mon pouvoir), ilz seront aussy fort que moy, par oü il seroit besoing que V. A. m'envoiast quelque secours que petit qu'il soie, car sy nous les pouvons tenir serrez, comme ilz seront encoires ce jour d'huy, ilz ne peuvent durer, a. ce que tout le monde dict.
Ilz ont commencé hier la guerre et m'ont tiré trois ou quatre pièches d'artillerie, encoires que jusques astheure je ne leur ay riens faict, pour ce que je n'en ay trouvé bonne occasion; mais Madame de Brederodes m'en a faict faire les excuses et m'at envoié dire par ung trompette que, sy je la vouloie assiéger, que je luy volsisse envoier ung sauveconduict pour se pouvoir retirer.
Je supplie trés humblement V. A. vouloir faire envoier de 1'argent pour mes gens, pour ce que c'est le premier mois et que les soldatz sont fort pouvres.
II fault que V. A. face conté de dénicer ces galants-cy, car sy je me bouge d'ichy ou au moings sy je ne suis point sy fort qu'eulx, ilz gasteront tout ce pays ichy, ce qu'est aisé a. prévenir avecq ung peu de secours, comme j'ay escript cy-dessus.
J'envois hier Anderlecht avecq six eens hommes en ung villaige, appellé Meerkercke, qui est le lieu principal pour leur coupper les vivres, et quand ilz furent passez 1'eauwe et environ une demie lieue de la, ceulx de Vianen sortirent et pillarent les batteaulx, qu'estiont a 1'aultre costé, avecq quoy ledict Anderlecht estoit passé, et ne SQavoit point a. parler d'eulx.
Et puis, Madame, qu'ilz font sy souventefois des gens en Anvers, il faict a craindre (sy l'on n'y donne ordre) que doresnavant ilz le feront tous les jours. Parquoy il me samble (k trés humble correction) que, sy V. A. logeast quelque compaignie d'infanterie autour dudict Anvers pour (sy d'avanture ilz fissent quelque assamblée a Oisterweel ou la-alentour) leur rompre la teste, que ce seroit bien le vray remède, car je ne croy point que ceulx d'Anvers se sont encoires déclairez tant ennemis du Roy qu'ilz osissent mesfaire a la compaignie, que V. A. logera Ik.
D'Utrecht ce gme de Mars 1567.
1) Dit moet zijn 6me, daar No. 396 wordt bedoeld.



VAN PARMA EN CHARLES DE BRIMEU.
427
Post date.
Madame, J'envoie ichy-joinct copie de 1'advis de ceulx du Conseil du Roy ichy comment l'on pourroit affamer ceulx de Vianen, lequel j'ay receu depuis cestes escriptes. Et quand aux trois premiers et dernier poincts, j'y ay désia satisfaict, comme regarderay aussy de faire ce jour d'huy aux aultres, sy je puis.
A Madame.
Als boven V, f. 17a.
400a.
Advies der Staten van Utrecht over de middelen om die van Vianen tot de overgave té dwingen.
Opt gundt wes miin gen. heere die grave van Meghen, ridder van de ordre des Gulden Vliese etc., aen den Raet provinciael van Utrecht van wegen Con. Maj. versocht heeft by denselven geadviseert te werden, hoe ende in wat manieren men gevoechlicken zoude mogen beletten eennighe victualiën zoe uuyt de landen van Utrecht als Hollant binnen Vianen gebracht te werden, soe zouden die van den Rade voirs. hun laeten duncken, onder correctie, dat men van boven die Lecke van Wïick aff totte Vaert toe zoude moegen leggen een scip ofte meer, geëquipeert met eenige luyden van oirloge, omme te bewaeren de rivière tusschen de voirs. limiten ende beletten allen scepen ende schuyten daerinne varende, geladen met eenige victualiën, omme die te brengen up de Vaert, waermede belet zoude ziin, dat van Culenburch noch heur gebuyren binnenslants, als Hueckelum, Asperen ende Leerden 1), geen provande en zoude moegen brengen in de Lecke tot behouff van die van Vianen.
Item dat van geliicke een scip ofte meer van beneden upwerts van Scoonhoven totte Vaert toe gereet ende geordonneert zoude moghen werden ten fyne als boven.
Item omme vorder te beletten, dat over Lecke uuyt Gorcum, Asperen, Hueckelum ende Leerdam gheen victualiën en zouden gebracht worden tot Vianen, zoe zoude 'tzelve bequamelick mogen gedaen worden mits omtrent Meerkercke, daer die schuyten van Gorcum deur varen, leggende eenige stercte, mitsgaders oick op een vaert, indien daer eenige is, responderende uuyt die Linge op Vianen.
Sal oick notelick wesen wachten te stellen op alle veeren aen die noortzyde van de Lecke, mitsgaders int Geyn ende den Nieuwen dam ofte Hoogen diick.
Van gelycken zoude men eenige provisie doen in de heerlicheit van Haegesteyn, daer noch eenighe relicque ziin van stercte, die men seyt Iichtelicken te mogen dresseren.
Item dat voiral by placcaet binnen desen landen ende dorpen, omtrent die Lecke gelegen, gepubliceert worde gheen victualiën over dezelve Lecke te brengen, maer dat diegene, die bevonden zullen worden eenige victualiën gebracht te hebbene ofte daer te willen brengen, verbuert zullen hebben diezelve victualiën ende driedubbel van dien ende voorts arbitralicken gecorrigeert te worden.
Als boven V, f. 174.
1) Leerdam.



428
BRIEFWISSELING TUSSCHEN MARGARETHA
401. 1567 (1566) — Maart 9.
Van Margaretha aan Brimeu. — Antwoord op No. 398. Al is zij tegen eene belegering van Vianen, toch moeten de zich daar bevindende Geuzen, zoo zij zich naar buiten wagen, onder alle omstandigheden als vijanden worden behandeld. Men spreekt van woelingen in het land van Luik en van pogingen om hem moeielijkheden in Gelderland te bereiden.
Mon cousin, J'ay receu vostre lettre du VHme de ce mois; pour a, laquelle vous respondre je veulx espérer que aurez par deca receu ma lettre du IlIIme d'icelluy mois et par icelle et par une subséquente entendu les considérations, pour lesquelles l'on ne trouve bien icy s'attacher k Viane; trop bien que de par tous moyens possibles debviés empescher 1'entrée illecq de gens, armes et vivres et aultrement les endommager autant qu'il est possjble; ce que vous ramentois 1) encoires de faire faire fort soigneusement et que partant suys fort esmerveillée que l'on laisse venir inpunément ceulx de Viane se pourveoir de vivres au Vaert et que l'on ne les traicté comme gens non seulement levez contre le vouloir du Roy, mon seingneur, et mien, mais aussy contre défence expresse faicte de par Sa Majesté en eest endroict, et partant a. estimer et tenir comme rebelles et ennemiz de Sa Majesté et du pays; vous enchargeant de les traicter comme telz et avoir bien soigneulx regard que par ceste venue au Vaert ilz ne vous ayent procuré quelque practicque. Et si d'adventure mesdictes lettres eussent eu fortune en chemin, que ne fussent parvenues k vous, en ay faict joindre les extraictz k ceste, afin que puissiés cognoistre le teneur.
Je vous merchie des advertences contenues en vostredicte lettre et regarderay de scavoir ce que passé a Spiers et aussy au lieu de Catwyck mentionné en vostredicte lettre, vous requérant de vouloir faire faire diligences par tous aultres costez d'AUemagne, oü estes coustumier d'avoir intelligence, pour pouvoir descouvrir ce que y passé.
Au regard du schutmaistre, je y adviseray et serez adverti de ce que s'en déterminera.
Au demeurant je suys adverti de bien bon lieu que H.... 2) doibt faire son myeulx pour faire eslever le pays de Liège et vous susciter tous troubles possibles en Gheldres, parquoy est plus que requis que y faictes tenir 1'oeyl au guet avecq extréme soing, ce que vous prie de faire.
De Bruxelles le LXme jour de Mars 1566.
Au conté de Meghem.
Als boven V, f. 184.
1) Van ramentevoir = in herinnering brengen.
2) Wie hiermede bedoeld wordt, is niet na te gaan, misschien de heer van Well?



VAN PARMA EN CHARLES DE BRIMEU.
429
402. 1567 — Maart 10.
Van Brimeu aan Margaretha. — Antwoord op No. 397. Van wervingen in deze landen is geen sprake, maar wel wapenen zich die van IJsselstein en omstreken • met welk doel en op wiens last weet hij niet. Wordt Vianen niet genomen, dan zal men binnen Utrecht steeds een sterk garnizoen moeten laten. Men zegt, dat een Keulsch onderdaan te Munster soldaten voor de Geuzen werft. Hij zendt haar de capitulatie met Harderwijk ter goedkeuring. In het, belang van de afsluiting van Vianen wenscht hij zich van het aan Brederode behoorende huis te Ameide meester te maken. . Hij dringt weder aan op monstering der soldaten. De vrouw van Brederode is van Vianen naar Buren volgens sommigen, volgens anderen naar Amsterdam vertrokken. Brederode heeft te Amsterdam de aanstaande komst van Lodewijk van Nassau aangekondigd.
Madame, Pour resjponce a la lettre de V. A. du VHme de ce mois je ne fauldray de rendre toute la paine qu'iJ me sera possible, pour descouvrir ce que passé a. Amstelredamme et aussy ailleurs pour aultant que touche levées de gens de guerre, comme V. A. escript, et m'en suis désia tant enquesté que je scay bien qu'il ne se faict nulle ichy allentour ny k Bois-le-Ducq ny a. Grave, et mesmement ay advertence que ceulx de Bois-le-Ducq veulent licencier le peu . qu'ilz ont.
II est bien vray que les subjectz de Monsieur le Prince k Ysselsteyn et des villaiges par la-entour s'arment tousjours de plus en plus, sans que je sache leur desseing ny k quelle intention; et puisqu'ilz s'arment, sy V. A. ne se fie pas d'eulx, il me samble qu'il seroit bon que V. A. leur fist défense qu'ilz ne le fissent point, et s'ilz ne le veulent faire par amitié, je regarderay de rendre paine de les leur oster, sy V. A. me le commande, et regarderay aussy de coupper le chemin et endommager le plus que je pourray les gens, qui tirent vers Vianen, comme V. A. le commande. J'entens qu'il y at quelque ordonnance faicte sur ce que les paisans s'arment. Je ne scay sy c'est par Monsieur le Prince ou de par qui. Je m'en informeray et en advertiray plus amplement V. A.
Quand k 1'aultre poinct de ladicte lettre de V. A., oü elle escript que l'on est encoires du mesme advis, scavoir 'que l'on ne trouve convenable s'attacher k la ville de Viane; puis, Madame, qu'ilz y sont sy fort, il me samble nullement conseillable que je me retire d'ichy et les lesser la, car encoire que le Vaert soit bien fortifié, toutesfois il sera nécessaire, sy l'on ne la (preingne, de lesser en ceste ville une garnison aussy fort queulx; aultrement ilz sont bien taillez de gaster le pays et feront ung grand dommaige envers Gorchum, Schoonhoven et la-environ, encoires que Madame de Brederodes m'escript bien le contraire, comme V. A. pourra voir par la copie d'une lettre ïcy-joincte, qu'elle m'envoia hier. Néantmoings je ne my fieroie point trop et ay désia faict esquiper suyvant les précédentes de V. A. les batteaulx et donné ordre que les vivres leur soient couppez, et faict commandement ichy-alentour que personne ne soit sy hardy, sur paine de la hart, de leur en amener quelqungs, et puisque le jeu est ainsy encommencé, sy V. A. me veult



43o
BRIEFWISSELING TUSSCHEN MARGARETHA
envoier quelque secours, que petit qu'il soie, j'espère qu'en viendrions bientost et moins qu'en ung mois au boult, moiennant qu'ilz ne se renforcent point d'aultant, qu'ilz deviennent les plus forts,' dont je ne vois encoires nulle apparence, car ilz n'ont pas encoires des gens prestz.
J'entens que Monsieur de Brederodes est encoires a. Amstelredamme. Et quand a.. ce que V. A. escript de tenir bonne intelligence avecq le sénat et bourgeois bons d'icelle ville d'Amstelredamme, je feray tout ce qu'il me sera possible, mais ils ne m'aiment point, tant qu'il me samble que j'y prouffiteray riens. J'attens ichy le secrétaire de la Torre, que j'ay envoié a. Dordrecht pour amener deux batteaulx de la, au duc Erich, pour garder de son costé le passaige, que l'on amène nulz vivres audict Vianen, et j'envoieray ung messagier après pour le faire haster pour luy bailler la lettre de V. A. pour en aller a. Amstelredamme et faire comme V. A. escript. Et sy je traictois tant avecq ceulx d'Amsterdam, qu'ilz me demandissent, il seroit nécessaire que V. A. m'envoiast des aultres gens, lesquelz j'y pourrois envoier, car j'ay bien affaire ichy de ceulx que j'ay, ou il fauldroit en tout délesser de serrer Vianen.
Au surplus, Madame, j'ay advertence d'ung tel amy mien, que je le tiengs pour certain, que depuis peu de jours encha ung nommé Willem van Hartzfelt auroit esté en la ville de Munster et y faict sa diligence pour recouvrer des gens pour les Gheulx. Et comme je pense que Monseingneur de Colongne (dont ledict Willem van Hartzfelt est subject et vassal) est bien tant serviteur du Roy qu'il ne vouldroit souffrir telz interrompeurs de la paix publicque de son pays en cas qu'il en fust adverty, il me samble (a. correction trés humble) qu'il seroit bon que V. A. luy en escripvist quelque mot de lettre pour destourner ledict Willem de son entreprinse, et cela pourroit aussy faire craincte a. plusieurs aultres.
J'envoie ichy-joinct la capitulation, que j'ay faict avecq ceulx de Harderwyck i), laquelle je pense que V. A. trouvera bonne, car puisqu'ilz rédifient la maison et y remectent Partillerie et les armes, V. A. les pourra faire danser comme elle vouldra faire sonner. Et supplie trés humblement que V. A. me veuille envoier responce, car ilz sont en paine sy V. A. 1'accepterat ou non. J'ay désia. 1'asseurance d'eulx que, sy V. A. Paccepte, tout est faict.
II y at une maison appartenant a Monsieur de Brederode, appellée Ameyde 2), qui nous empesche ung peu pour coupper les vivres a. ceulx de Viane. Sy je puis, je la prendray; toutesfois je ne me hasteray point, tant que j'en attendray bien quatre ou cincq jours en cas qu'elle ne soit prinse astheure — ce que je pense que non — devant que je la commecte. Par oü il plairat a. V. A. me mander incontinent ce que luy plaist que j'en face. Ce pendant je la feray recognoistre pour la pouvoir prendre a. mon aise, sy V. A. est de eest advis.
1) Zie van Hasselt, Stukken I, No. 78, en hierboven No. 338.
a) In diens geslacht was het sedert 1418. Zie Goudhoeven, Kronyk, blz. 78.



VAN PARMA EN CHARLES DE BRIMEU.
431
II seroit fort prouffitable pour le Roy que V. A. fist passer monstre aux soldatz, car comme il y en at plus qu'il n'en fault on pourra casser le rappaille et tenir les meilleurs, comme j'av escript a V.A. Parquoy, sy V.A. est de ceste intention ie supplie tres humblement qu'elle veuille envoier de 1'arirent avecq Monsieur de Quarebbe, lequel avecq Monsieur de Cigoingne (qui est ichy) pourriont faire ladicte monstre, car ledict Quarebbe sy entend beaucop mieulx que je ne pensois, comme aussy faict le sieur de Cigoingne, et feront grand service k Sa Majesté
J ay advertence que Madame de Brederodes est deslogé hier de Viane et est allé vers Bueren. J'ay envoié après pour scavoir quel chemin elle prendra.
D'Utrecht ce iome de Mars 1567, stilo communi.
Post date.
Depuis cestes escriptes j'ay entendu d'ung variet, qung gentilhomme de Viane avoit envoié vers moy pour aultres affaires, que Madame de Brederodes est aussy allé k Amsterdam, qu'est signe quil ne se partira point si tost de la.
Madame, Yl est présentement venu ung d'Amsterdam, qui m'a dict que le seigneur de Brederode doibt avoir dict a ceulx dudict Amsterdam: „Nostre Roy viendra plus tost que celluy d'Espai^ne et n ayez pour de rien," et que le roy, qu'il vouloit dire, c'estoit le conté Loys de Nassau; qui me faict plus croire que ce que dessus soit vray. 2
A Madame.
Als boven V, f. 179.
402a.
Van de vrouw van Brederode aan Brimeu ter rechtvaardiging. Zij ontkent de haren man toegeschrevene vijandelijke bedoelingen.
Monsieur, J'ay receu vostre lettre et entendu par icelle qu'auriez respondu k ce matin au tambourin, que j'avois envoié au Vaert qu'il vous sambloit chose ülicite et que l'on ne debvoit laisser suivre vivres a ceulx de ceste ville, veu qu'il y avoit plusieurs, qui n'estoient pour le service de Sa Majesté. Mais certes il me samble que l'on leur fait grand tort en aiant telle mauvaise opinion et soupson d'eulx, actendu (et mesmes veulx bien asseurer) qu'il n'y a persone d'entre eulx, qui ne vouldroit laisser la dernière gouste de son sang et morir mille mortz pourle service de ba Majesté.
Quant k ce que l'on a tiré au jour d'huy, sont esté aucuns soldatz, sans-en avoir charge (dont on les fera chastier); s'excusant néantmoings que les villages et povres subjectz de Monsieur mon mary ont esté pillez par deux ou trois fois, veu mesmes que le duc Erich de Brunswick est venu sommer au jour d'huy une maison de Monsieur mon mary et sommes asseurez que plusieurs de voz gens (lesquelz avons laissé passer paisiblement) se sont alle joindre avecq luy, comme ne doubtons que iceulx estans au dernier batteau estiont de la mesme opinion, ce que ine samble toutesfois que Monsieur mon mary n'a mérité k 1'endroict de &a Majesté, pour n avoir jamais taché sinon de luy estre tousjours trés



432
BRIEFWISSELING TUSSCHEN MARGARETHA
humble et obéissant serviteur et vassal. Et puisque tout le monde en veult a. luy et k moy, nous cause de tenir bonne garde pour la conservation de ceste ville et pays, qui est et le tiendrons tousjours pour le service de Sa Majesté. Que sera 1'endroict ou pneray Dieu etc. • De Vienne ce VHIme de Mars 1567.
Vostre bien bonne amye k vous faire amitie Amelia von Nuenar.
A Monsieur Monsieur le conté de Meghem.
Als boven V, f. ift.
403. 1567 (1566) — Maart 10.
Van Margaretha . aan Brimeu. - Zij vraagt zijn gevoelen over het verzoek van de Staten van Utrecht om betaling door Z. M. van de door hen aangenomene soldaten.
Mon cousin, Les Estatz du pays d'Utrecht ont présentement envoyé vers moy Sire Wouter de Coddenoirt, chanoine a St. Pierre audict Utrecht, avec une requeste leure, par laquelle ilz requierent que je veuille pourveoir au payement de deux enseignes par eulx levée soubz les capitaines Steven de Wit et Egbert van Wuck pour conserver le plat pays et aussy préoccuper le blocknuys sur le Vaert, et ce pour le temps que je les vouldroye faire retenir en service, et leur restituer 1'argent, que desia ilz ont desbourssé k 1'occasion de ladicte levée 1). Or c'est pour leur propre bien et tuition qu'Icelle s'est faicte, et ayant le Roy, mon seieneur tant k supporter, la raison vouldroit que Sa Majesté ne fust chargé de cecy. Toutesfois attendu la diligence, que lesdictz Estatz ont faict endroict ladicte levée mesmes pour se conserver au service et en 1'obéissance de Sa Majesté, a quoy depuvs ilz se sont aussy démonstrez tant voluntaires par vostre réception, il a samblé que, pour les animer et encourrager a continuer en ceste bonne intention et volunté, l'on les pourroit subvenir de quelque gracieusité quant k ladicte despence au premier mois et lors les casser en retenant apperceuz les soldatz, lesquelz l'on entend tous estre du pays, afin qu'ilz n aillent se mectre en aultre service, en baillant quelque gracieusete aux capitaines et quelques principaulx officiers, et que, cela faict, l'on pourroit pour la garde dudict „blockhuys" prendre une partie telle que seroit nécessaire, des aultres enseignes, qui sont par deca esté levées par lesdictz Estatz et sont en la ville d Utrecht afin d'éviter en tout despence superflue, veu que journellement elle accrott de tous costelz; mais je n'ay sur cela voulu résouldre que premier je n'eusse vostre advis si ce que dessus se pourroit bonnement faire; lequel vous prie, après avoir examine et considéré meurement le tout, me rescripvre au plus tost, car ledict chanoine est icy sollicitant responce sur ladicte requeste; vous
1) Zie No. 387.



VAN PARMA EN CHARLES DE BRIMEU.
433
advisant que, ayant faict communicquer avecques luy, entend que ™f? ^weUT? iensei^nes 8001 chascune de IIF testes et aussy que lesdictz Estatz seroyent contens de payer ung quart de ceste despence en payant le demeurant par Sadicte M^esté, ce que a este trouve peu et que les Estatz au regard de ce que dessus et des grandes charges d'icelle debvroyent porter dadvantaige. L>e Bruxelles le dixiesme jour de Mars 1566.
Je vous envoyé cy-enclos extraict d'une lettre, que j'ay receu de 1 ambassadeur de Sa Majesté vers le Pape sur li feict de 1 évesque de Osnabrugghe, par ou verrez que se peult myeuÏÏ esperer dudict affaire, mais qu'il seroit bien qu'il donnast ordre que ses agens ou solliciteurs feissent plus de diligence. Vousl'en pourrez advertir par la première opportunité.
Au conté de Meghem.
Als boven V, f. 185.
404.
1567 — Maart 11.
-J'Z^^^E^^-Tï VianCn * -er de rivier gekomen, De vrouw van B^ederoS tvindt Ïn^fte ZenT" * T^ekeerd! tot betaling zijner soldaten. S tC Buren' H« verzoekt andermaal geld
scznwT^'nnfy' fq-6 ^'aV°iS enV°yé au ^s de Hessen pour scavoir ce que sy faisoit, est revenu et ce qu'il m'at raooorté ay faict mectre par escript, que j'envois ichy^joincT 7) TTÏ '
wk°U Je °T?y ^ Plus 1ue ce J'ay escript a V A de Willem van Hatzfelt soit vray. Et quand ace qu'il dict de Gotha nen scet aultre chose sinon qu'il at ouy dire audict pays de Hestn
six^r, S S' Maidame' CCU1X de Vianen sort*ent hiefaTecq six ou sept eens hommes et passèrent la rivière environ ur2
Svl6a vCUe dC !-a Vaert' * comme t^orenSeiqS jay audict Vaert, qui sont assez foibles (pour ce que i?n av prins beaucop de gens dehors, qui j'ay envoyé avecq AnderiecS et aultrepart), n'osoient sortir, m'en advertirent etj'y suis allé incontinent par la poste et fis sortir de ceste ville quatr^ensei^es et quand je vms la envoiay quelques harquebouziers après S pour attacher 1'escharmouche, les pensant retenir juSs Tce
LUure\op^dgencS fuSSent7enus; ™* j^tois venÏÏnldenS neure trop tard; car quand j'y arrivis, une part d'eulx estiont de«a passé la nvière et les aultres embarquez* mes baSufx nestoient point encoires prestz. L'occasion" pourquo?ik estiöS sortiz, estoit qu'ilz amenèreut dedens la vflle qunTze ou se1ze tonneaulx, qui estiont venuz d'Amsterdam et aSt priL leur passaige par Isselstein. Aulcuns disent que c'estoit Sent 7t aulcuns que c'estoit pouldre, car ung, qui les ^TdlSrïZ ma dict qung homme avecq une main les levoit TS&SST'
1) Deze is niet aanwezig.
28



434
BRIEFWISSELING TUSSCHEN MARGARETHA
Et oultre cela ont lesdicts de Vianen prins hier deux chariots chargez des gens, subjectz du Roy, dont n'ay peu lesser d'adviser V. A., pour ce qu'il me samble qu'ilz ont commencé la guerre assez ouverte. J'ay nouvelles que Madame de Brederodes estoit encoires hier a. Bueren. Je ne scay sy elle demeurera la ou sy passera oultre, et j'envoie ichy-joinct copie d'une lettre, que ledict seigneur de Brederodes m'at escript présentement, par oü V. A. verrat les belles parolles et les faicts au contraire.
D'Utrecht ce Xlme de Mars 1567.
Post date.
J'avois oublié d'escripre a. V. A. qu'ilz ont aussy pillé 1'église et villaige, appellé Cappelle 1), qui est decha droictement sur la dycke.
Madame, Je supplie trés humblement V. A., qu'elle se veuille souvenir de donner ordre qu'il y aye de 1'argent pour payer les soldatz, comme j'ay escript par deux ou trois aultres, affin qu'ilz ne facent désordre et pour entretenir ces gens-cy en leur bonne volunté.
A Madame.
Als boven V, f. 186.
404a.
Van Brederode aan Brimeu, houdende eene rechtvaardiging van zijne handelwijze en verzekering van zijne trouw aan den Koning. Hij verzoekt hem geen geloof te slaan aan valsche beschuldigingen.
Monsieur, J'ay veu vostre lettre, que avez escript a ma femme, par laquelle il samble que tachez d'aulcungs qui sont a. Viane nostre serviteurs k Sa Majesté, ce que me desplairoit grandement, vous asseurant de mon honneur que, sy j'en cognusse quelcung, il n'y my(?) seroit aulcung séjour, comme je ne doubte nullement qu'il ne vous est assez cognu que toute ma vie je suis esté trés humble et obéissant serviteur et vassal de Sa Majesté, comme ont esté pareillement tous mes^ prédicesseurs, comme aussy toutes mes actions le démonstreront, et désire de demeurer tant que ma vie me baterat au corps.
Si j'ay venu k faire quelque levée de gens, c'est esté pour garder ma ville et le peu, que Dieu m'ast donné, sans avoir par iceulx faict tort a. ame vivante de mon sceu d'ung seul lyart 2), encoires que l'on m'ast saccagé mes villages devant mes yeulx et m'envoyer sommer nra maison de Dermoy 3) sans scavoir occasion quelconque ny m'en avoir préadverty
1) Hij bedoelt Lopikerkapel, dat schuin tegenover Vianen.ligt. Dusseldorpius (blz. 69) noemt bovendien het kasteel aldaar, „quod praepositi Traiectensis Jacobi Cabauvii patrimoniale erat."
2) Een klein geldstuk. De uitdrukking komt dus overeen met ons: geen cent, geen zier.
3) Hiermede wordt Ameide bedoeld, dat ook Ter Mei heet. Waarschijnlijk heeft in den oorspronkelijken brief gestaan: der Mey. Dit dorp was door Brimeu op zijné reis van 's Hertogenbosch naar Utrecht in vereeniging met hertog Erik van Brunswijk geplunderd .Scheltema a. w., blz. 38, die niet vermeldt, waar hij dit heeft gevonden)



VAN PARMA EN CHARLES DE BRIMEU.
435
d'ung seul mot, qui les mouvoit a ce faire. Si on prétend de moy quelaue chose, je suis prest en persone d'aller respondre et mejusbX oüPon voudrast,, sans me ruiner mes pauvres subjectz, comme C^rZales ay desire pour le mesme me trouver k Bruxelles vers Son Altèze oH ne m'ast esté permis i), et de faict fus attendant 1'espace de douzé kTurs a Anvers espérant que Madame me permectroit mefrouver dlWelte ce que elle me refusat du tout, comme Monsieur le princeToranS' Monsieur d'Egmont et Monsieur de Hoochstrate tesmoingneront 3 que rfSTrl"^ COa^ry Pur quelque T. Jl *, - S a ma ^ W n est' comme tout le monde peult veoir de grande importance. Toutesfois mes malveullans luy ont nS en tote mervelles, de sorte qu'elle m'envoioit une lettre fort en Sère me som
rTdeTerr^V T* * "F" ta 2)> ^ ï™™™nrZ£k
mfP Z i J ^ ?sP°ndvs que J estois son trés humble serviteur mafa
ce fL an^T^T ■ T t*m> ^ me cousteroit dTvïïxaigTI fc-Jw-q m avoient cousté auparavant, et que de cela elle me
faisoit tort; me rapportant k tous signeure, voire si je ne r^vois besoinener
ET™, r deffendu k persone, mesmes que Monsieur de Nassou
(cui Dieu face mercy avoit fortiffié Breda, qui est fieff de n™LZ £ Monsieur de Bure Bure, mesmes MonsieïrT Knce k PLent^ 'faS
quï? ÏÏT ^mWé^T^f °nt t0USj°Ure
™„i A tt j ^mble. Je ne doubte que ne trouveriez estranee que l'on HZ,* ^ " V0Sh"e ^ CC voudn^loirr"osS
Touchant k moy de cela, vous estes 1'ung des sismeurs ausnuelz i» me voudrois submectre pour en juger Ia raison. Voiam que'S Testok passione contre moy sans aucune raison, estant assez déSSé mt r2ï par insügaüon de mes malveullans, sans toutesfois pense dTmTvie 1 avoir mente a leur endroict, car je ne pense de ma vie avoir faTct tort k homme du monde; ast esté 1'occasion que me suisTou^veu de quef ques gens pour point estre surprins, espérant que ce pendant S A se k^erort mener è la raison par 1'iaterc^sion ?de mesZuTigneurs et amys. Car s yl n'y ast que k fouller et saccager sans 1'ouyr en ses rayons et jusüffications le premier, que l'on aurast prim au Tvant Par Tuk SrSSTSn1^ '--Cequene^ol^t
n^aSter ouêlnue fnv ^ ^ ProPos de ma persone,
ii y aajouster quelque foy, car je suis prest k tout heure me v^riffW
devant tous mes calumniateurs, 'que il ne serat trouvéêTmoy quecl que concerne le debvoir d'ung homme de bien et serviteur de S^Mafesté jusques k me mectre pour son service devant la boucneTe mïe canons Me recommandant etc. muie canons.
De Amsterdam ce Xme jour de Mars 1567.
Vostre bon amys k vous faire service H. de Brederode.
A Monsieur Monsieur le comte de Meghem.
Als boven V, f. 182.
») bolw,erKeI!)0rKeVaI,en v ^ van Feb™«i (Hooft, Nederl. Hist, blz. Ia8).



436
BRIEFWISSELING TUSSCHEN MARGARETHA
405. 1567 — Maart 12.
Van Brimeu aan Margaretha. — Antwoord op No. 401. Hij zet andermaal de noodzakelijkheid om Vianen te nemen uiteen. Voordat dit heeft plaats gehad, kan hij Utrecht niet verlaten. Den toevoer van levensmiddelen af te snijden is bijna onmogelijk. In Gelderland gaat alles goed behalve te Roermond en Venlo. Die van Vianen hebben het huis Hagestein, waarop eenige zijner soldaten lagen, genomen en verbrand. Hij zendt haar ter goedkeuring de overeenkomst met Elburg.
Madame, J'ay receu la lettre de V. A. du IXmede cemois avecq les extracts y joincts contenant le mesme qu'elle m'avoit escript par ses précédentes, scavoir que l'on ne trouve bon de s'attacher a. Viane, dont j'avois encoires bonne souvenance, mais pour la grande importance du lieu n'ay peu lesser de représenter encoires une fois a V. A. qu'elle ne se pourra bonnement servir de moy aultrepart, devant que ceste place soit nettoiée et prinse; car sy je me retire d'ichy et V. A. les lesse la, puisqu'ilz sont sy fort, scavoir de quinze ou seize eens hommes sans les bour* geois, 'ilz gasteront tout le pays, car encoires que le Vaert soit bien fortifié, sy peuvent il passer la rivière en hault et en bas et faire ung' grand dommaige au pays. Et sy V. A. me vouloit envoier ung peu de secours, j'espérerois d'en venir bientost au boult, moiennant qu'ilz ne se renfor^assent d'aultant qu'ilz devinssent les plus forts, comme je luy ay escript par mes précédentes. Et pour leur coupper les vivres (dont je fay tout mon debvoir) j'ay bien peu de gens pour le faire, pour ce qu'il y a tant de passaiges correspondans audict Vianen. Néantmoings je feray le mieulx que je pourray. Sy V. A. leur donne temps encoires ung mois ou six sepmaines pour se fortifier, il fauldroit alors bien aultant de mois que astheure de jours pour la prendre.
Et quand a 1'advertence, que V. A. me faict, que H. me doibt susciter tous troubles possibles en Gueldres, V. A. se peult bien mectre en repos (quand k cela), car tout y vat astheure bien, saulf Remunde et Venloe, et ceulx de Bommel closent encoires ung peu, lesquelz j'espère aussy réduire avecq le temps.
J'avois envoié vingt cinq ou trente soldatz sur une maison, appellée Hagesteyn, environ deux lieues d'ichy par dela. la rivière, pour la garder, de poeur qu'ilz ne la brulassent et gastassent, pour ce qu'elle estoit aux prestres 1), et aussy en partie pour leur coupper les vivres et comme ce n'est qung quart de lieue dudict Vianen. Ilz sont sortiz ce matin devant le jour et sont venus avecq trois pièches d'artillerie devant ladicte maison, et comme les capitaines, que j'ay sur la Vaert, sont esté ung peu floisses k les secourir, 1'ont prinse et lesdicts soldats aussy, devant que j'en suis esté adverty, et y ont mis le feu dedens, encoires que jusques astheure je ne leur aye riens faict, mais non par faulte de bonne volunté. Et puisqu'ilz ont commence la guerre
1) De heerlijkheid Hagestein behoorde aan de Utrechtsche kapittels van den Dom en Oudemunster, die haar in 1500 van heer Jan van Egmond hadden gekocht. Het plunderen van de kerk en de pastorie, waarvan Dusseldorpius gewaagt (blz. 69), acht Brimeu blijkbaar niet belangrijk genoeg om het te vermelden.



VAN PARMA EN CHARLES DE BRIMEU.
437
sy ouverte, j'espère que Dieu me donnera la Errace de la leur rendre bonne.
J'envoie ichy-joinct a V. A. la capitulation, que j'ay faict (soubz le bon plaisir de V. A.) avecq ceulx de Elborch i), et il me samble, puisqu'ilz se rendent tant bbéissans qu'ilz promectent de ne ^ souffrir aultre que 1'anchienne religion et garder la ville a la devotion du Roy, et qu'il samble qu'ilz sont en tout repentans de leur messus 2), qu'il n'y a point de difficulté, car ce n'est qune meschante place et quand ilz vouldriont faire la beste avecq une paire de pièches d'arrillerie on la pourroit tousjours prendre. Parquoy je supplie trés humblement que V. A. me veuille envoier responce sy elle 1'aggrée ou non.
II y a trois ou quatre capitaines, qui font ichy-allentour des gens pour Monsieur de Brederodes. Je regarderay les faire attraper et trousser par le collet, sy je puis.
D'Utrecht ce izme de Mars 1567, stilo communi.
A Madame.
Als boven V, f. 188.
406- 1567 — Maart 12.
Van Brimeu aan Margaretha. - Hij zendt haar een schrijven van Oranje aan den bevelhebber van het kasteel. Deze wenscht van haar bevel te ontvangen om daann niemand toe te laten dan op haar bevel. Hij en zijn luitenant verdienen beiden vertrouwen, zoodat eene kleine bezetting voldoende is. Aangedrongen wordt op betaling der soldaten. - F
Madame, Le capitaine du chasteau d'Utrecht Warremborch a este vers moy et m'a monstre une lettre, que le prince d'Oranges luy a escript, dont j'envoie ichy-joinct a V. A. la copie, et il vouldroit bien que V. A. luy envoyast une commission de par elle et luy escripvist et commandist qu'il ne rende le chasteau ès mains de personne que en celles de V. A. et aussy qu'il n'y laisse entrer personne qué par ordonnance de V.A. ou de la mienne, ce pendant que je suys ichy. Parquoy sy V. A. veult que cela se face ainsy je prendray bien le serment de .luy et du lieutenant, sy elle me le commande, et par cela Pon pourroit asseurer ladicte citadelle avecq peu de gens, comme fay désia escript a V. A. par mes précédentes. Hz sont tous deux, a ce que me samble, fort bons et V. A. pourra veoir par la copie de la lettre de mondict seingneur .le prince d Oranges, quel gré il leur scait de m'avoir laissé entrer
JAt comme les soldats qui sont sur la citadelle, sont quinze ou quatorze mois en arrière et qu'ilz sont fort paouvres, m'at ledict capitame aussy prié en vouloir escripre a V. A., affin qu'ilz puissent avoir quelque payement.
D'Utrecht ce ume de Mars 1567, stilo communi.
A Madame.
Als boven V, f. 194.
1) Uitgegeven bij van Hasselt, Stukken I, No. 79. a) = mesus, vergrijpen.



43»
BRIEFWISSELING TUSSCHEN MARGARETHA
406a.
Van Oranje aan Warrenborch, dat hij naar zijn beste weten moet handelen in het belang des Konings.
Trés cher et bien ame', Nous avons receu vostre lettre, a laquelle nescaurois aultre chose respondre sinon que pouvez regarder de tous reigler comme myeulx trouverez convenir pour le service de Sa Majesté', qui sera l'endroict, par ou prions le Créateur etc.
De Anvers le VIme jour de Mars 1567 devant Pasques.
Vostre bien bon amy
GüILLAÜME DE NASSAU.
A nostre trés cher et bien ame' Capitaine sur le chasteau d'Utrecht, le seingneur Godefroy de Warrembourg a Utrecht.
Als boven V, f. 196.
407. 1567 (1566) — Maart 13.
Van Margaretha aan Brimeu. — Antwoord op No. 402. Wanneer de bewoners van IJsselstein en omstreken zich wapenen te hunner verdediging, kan hun dat niet worden verboden. Zij keurt de overeenkomst met Harderwijk goed en wenscht, dat die ter verspreiding gedrukt worde.
Mon cousin, J'ay receu vostre lettre du dixiesme de ce mois, pour a. laquelle respondre, sera bien que endroict ceulx d'Amstelredamme faictes suyvant ce que par miennes du VHme vous ay escript.
Quant a. ceulx d'Ysselstein et par la-entour, qui s'arment, il convient scavoir si c'est pour leur garde et tuition, se voyans environnez de gens de guerre et tout le pays en trouble, ceque bonnement ne se leur pourroit défendre, mesmes de se garder par ses propres gens; mais de lever et retenir gens de soulde n'est permis a. personne sans licence du Roy ou mienne, laquelle le prince d'Oranges mesmes a demande et eu de moy pour la garde de sa ville de Breda.
Touchant la maison mentionnée en vostre lettre susdicte, vous regarderez d'en user comme adviserez convenir pour le service de Sadicte Majesté.
Je regarderay de faire faire les offices requis devers l'archevesque de Couloingne et 1'évesque de Munster endroict Willem van Hartzfelt.
J'ay en oultre veu et entendu les articles de capitulation faicte avecq ceulx de la ville de Harderwyck et se trouve la chose bien passable et acceptable ainsy, comme de par Sa Majesté je 1'accepte et aggrée par ceste, ce que pourrez communicquer a ceulx dudict Harderwyck, et oü ilz demandissent enseignement de moy pour ceste acceptation et aggréation, ilz pourront envoyer icy le solliciter, que leur sera despesché, mais fauldroit qu'en ce cas l'on eust icy copie autenticque dudict accord, d'aultant que



VA-N PARMA EN CHARLES DE BRIMEU.
439
le doublé, qui en est venu joinct a vostredicte lettre, ne samble bien correct; vous louant, mon cousin, grandement de laconclusion de eest accord et vous en scachant bon gré, m'estant advis que quand il fust dextrement publié par impression ou aultrement, quil ne pourroit sinon grandement ayder k 1'advancement aes attaires et servir de motif envers aultres de k samblables conditions se ranger a la raison et se remectre k 1'obéissance de badicte Majesté. Une chose a samblé que pourriés encharger dadvantaige ausdicts de Harderwyck a part pour ne point refaire ladicte capitulation, comm'il samble que désia elle soit passéeeest qmlz ne permectront que l'on viengne practiser ou faire" aulcunes menees en ladicte vüle, ains que cela ilz empescheront a tout leur povoir.
Vous remonstrerez en oultre ausdicts de Harderwyck comme Par *» Majesté ne leur a oncque esté donnée occasion de Gr c,ommüz ont faict, et leur ferez entendre combien Jsadicte Majesté est prince clément et débonnaire et que partant ilzdoibyent rendre peine a tellement se porter attendans sa venue, qu estant present icy icelle Sa Majesté puist avoir occasion et matière dexercer sa benignité et clémence naturelle envers eulx.
Au demeurant ayant Quaederebbe achevé quelque charffe que luy avons donne a Lière, oü il est présentement, le despescnerons vers vous avec argent pour prendre la monstre de vostre regiment, que j'espère sera de bien brief.
De Bruxelles le XlIIme jour de Mars 1566. Au conté de Meghem.
Als boven V, f. aoi.
408.
Ï5Ö7 (1566) — Maart 13.
„ y^.N ma^«etha aan Brimeu. - Antwoord op No. 398 en 400. Hij moetom
is ^ van hetTd'6 ^ Z°° ^ V^nnes 4 nieVgenomen
is, kan van het zenden van hulp geen sprake zijn. Zij wenscht, dat de door hem u.tgezondenen voorzichtiger zullen zijn dan Anderlecht. Tegen de n de nabhhJd Z Antwe^en gelegerde Geuzen is weinig te doen, daar zij zich „iet blootgeven en Z
naar wensch. Zij heeft benchten ontvangen aangaande wervingen omtrent Roermond.
Mon cousin, Pour respondre a voz lettres des VHme et IXme de ce present mois, vous avez par tant de miennes précédentes entendu mon intention et les raisons, pour lesquelles il ne convient assieger Viane, et l'on ne trouve encoires convenable de cnanger ce conseil, que je ne m'extenderay icy a vous en faire aultre propos, saulf que de vous exhorter de vous reigler selon ce que vous en ay escript, estant néantmoings requis que vous vous tenez encoires la, tant pour préserver ce pays d'Utrecht couvnr ceuuy d'Hollande et mesmement pour secourir les bons de la vüle d Amstelredamme, s'ilz venoyent a vous en requérir que aussy de subvenir au besoing, qui se pourroit présenter en vostre gouvernement.



44Q
BRIEFWISSELING TUSSCHEN MARGARETHA
Quant au secours que demandez, vous scavez toutes noz forces estre devant Vallenchiennes, et si ne ignorez vous que je n'en ay aultres; mesmes n'en ay je icy celles, que j'auroye bien besoing selon les advertences, que me viennent de jour a. aultre, que c'est contre moy qu'ilz desseignent leurs exploictz et exécutions. Par oü, mon cousin, il fault que avec les gens que avez, regardez de faire tout le myeulx jusques a. ce qu'estans ceulx de Vallenchiennes réduictz (k quelle fin mes bons cousins, les ducq d'Arschot et conté d'Egmond, ont bien voulu prendre la peine d'aller jusques la, pour veoir s'ilz les pourront a ce induire et persuader) ou qu'estant la ville forcée ou bien que deux régimens d'Allemans, faisans désia leur coursse, arrivez l'on puist regarder de répartir les forces selon les occurrences et efïectz que lors s'advisera estre bien d'entreprendre. Et en tous événetnens, si la dame de Brederode vous requiert de saulf-conduict pour sa franche retraicte, vous le luy accorderez et userez vers elle de toute courtoisie convenable, tant pour sa seureté que aultrement.
Quant a ce qu'avez ordonné pour empescher 1'entrée de vivres en Viane, je le trouve bien et ay commandé qu'en ceste conformité se dresse placcart pour faire la mesme défence en Hollande.
Touchant d'oster les armes aux sectaires, qui feront le serment, l'on ne 1'a trouvé icy raisonnable, mais que, pour tant plus s'asseurer d'eulx, debvez donner ordre que l'on ait tousjours 1'oeyl sur eulx, pour, oü nonobstant ledict serment ilz feissent chose que non convient, adviser lors comment l'on aura k user plus avant en leur endroict.
II fault, quand envoyerez gens dehors a. faire quelque exploict, que les admonestez d'estre plus advisez que n'a esté Anderlecht passant la Leek, comme escripvez, car l'on pourroit venir a recepvoir quelque dommaige, qui pourroit importer dangereuse conséquence.
Je vous mercie de vostre bon advis porté par vostredicte lettre du IXme, pour empescher les assamblées autour d'Anvers, vous advisant que, voyant la trouppe y estant de XV0 a. XVIC hommes s'esloigner ung peu dudict Anvers vers la Campigne, je feis hier approcher la compaignie du conté d'Aremberghe dois Turnhout, oü elle estoit, vers Santhoven et partit le seigneur de Beau voir i) d'icy avec quelques harquebousiers en diligence vers Lière, vers oü je faisoye aussy encheminer la bande de Monsieur de Berlaymont, pour avecques encoires quelques soldatz, qui se debvoyent joindre avec les susdicts, regarder si occasion se présenteroit de donner une stretta a ladicte trouppe; mais ilz ont bien esté si fins que, ayans esté advertiz de ceste assamblée, de se retirer en leur premier fort a Ousterweel, oü, estans joindans la rivière, ilz ont leurs batteaulx prestz pour la passer, s'ilz fussent pressez: si que il y a peu d'apparence d'aulcun effect contre eulx, et selon que j'entens, ilz sont hier esté renforcez
i) Philippe de Lannoy.



VAN PARMA EN CHARLES DE BRIMEU.
441
de grand nombre venuz de Flandres et que le bruict estoit qu'ilz debyiont partir de la et comme se disoit vers Hasselt, mais il estoit plus a croire vers Viane ou aultrepart. A quoy sera bien que ayez bon et soigneulx regard, pour les en gardër et empescher, si pourrez.
Je n'ay point entendu qu'en Zélande se face gens; bien sont ceulx de 1'isle tous en armes, bien délibérez de n'y laisser entrer ces rebelles, ayans ceulx de Flissinges a la prudente négociation du seigneur de Cattem 1), frère du seigneur de Wacken 2) que j ay commis chef de ladicte ville, esté content de y recepvoir la vieille compaignie d'infanterie du seigneur de Beauvoir, laquelle y a este receue avec démonstration par les bourgeois de toute bonne volunté ; et si ont en oultre les Estatz dudict Zélande ne tondans grande asseurance sur la garde et défence desadvenues par leurs paissans seulz, requis que on leur envoyast en diligence encoires deux aultres compaignies, si que, voyant ceste bonne volunté desdicts de Zélande et ayant ladicte compaignie en Vhssinghes, je veulx espérer qu'il n'y aura danger du costé dudict Zélande, signamment si j'auray commodité d'y faire entrer lesdictes deux compaignies qu'ilz demandent; ce que vous asseure n est peu, mesmes ayant commis a la superintendence de toute
A* t w .sei?neur de Wacken et enchargé sondict frère, estant audict b hssinghes, de 1'assister.
Au demeurant encoires que j'aye précédentement vous ramentu d avoir loeyl au guet endroict vostre gouvernement, si ne puis je delaisser de vous réitérer présentement le mesme pour les advertences qui me sont venues, que autour de Ruremonde se teroient quelques levees et assamblées k intention d'aller lever le siege, que Monseigneur de Liège a mis devant Hasselt, comme verrez par 1 escript joinct k ceste. Aultres estiment que ce pourroit bien estre pour entrer aussy en ca en Brabant. Je ne scay oü est vostre bande, laquelle me samble que ne seroit mal k propos envers ledict Ruremonde pour empescher lesdictes assamblées et les rompre, si l'on povoit; k quoy vous prie donner ordre avec toute diligence possible. Ledict seigneur évesque vouldroit aussy bien estre secouru, mais pour les raisons, que vous av repnnses cy-dessus, mal le puis je faire, luy ayant offert néantmoings la bande du conté de Hornes, estant k Thielmont 3).
De Bruxelles le XlIIme jour de Mars 1566, stil de court 4).
Au conté de Meghem.
Als boven V, f. 204.
1) Antoine de Bourgogne, heer van Cattem
MargÏetnf^nlrT80^' ^ Wacke'n' ba,Juw ™ Gent. Deze was door het bevel om zoo de C T™ngen aanvinSen' ™ar Zeeland gezonden met
net Devel om, zoo de Geuzen zich daar vastzetten, middelen te beramen tot hunno
TSemL ^ " W' "' CXV" Cn dC daar aangehaaTde^ttera^uur 4) Uitgegeven bij Gachard a. w. II, blz. 305.



442
BRIEFWISSELING TUSSCHEN MARGARETHA
409. 1567 — Maart 13.
Van Brimeu aan Margaretha. — Zoo men aoo soldaten binnen Buren kan krijgen, zoude het mogelijk zijn Vianen uit te hongeren. Ook Culemborg is> daarvoor zeer gelegen. Het huis aldaar is een open huis der Geldersche hertogen. Zoo de graaf weigerde, zoude men het bij verrassing kunnen nemen. Hij dóet een middel aan de hand om de predikanten uit Gorinchem en den Haag te verdrijven.
Madame, Tant plus que je suis ichy, tant plus je deviens practicqué de ce pays et je trouve que, sy l'on pouvoit tant faire avecq le prince d'Oranges de mectre deux eens harequebousiers dedans la ville de Bueren, que Fon coupperoit tellement les vivres h ceulx de Viane, qu'ilz ne pourront avoir ung morceau a manger; mais je me doubte qu'il seroit bien difficile a faire.
Au surplus comme la maison de Culembourgh est une maison ouverte de la duchée de Gheldres 1), je regarderay si j'y pourray mectre aussy quelques gens audict effect, et si le conté de Culembourgh ne les vouloit accepter, Fon pourroit regarder, si V. A. veult, de la surprendre, et le fief seroit désia confisquê, et c'est le meilleur lieu, que Fon pourroit trouver pour coupper les vivres ausdicts de Viane.
Sy V. A. estoit d'opinion que l'on deschasse le prédicant de Gorchum, je pourrois regarder de mectre cent harquebouziers dedens le chasteau et le faire trousser par le collet, comme l'on pourroit faire samblablement a, la Haye, car tant plus qu'ilz y demeurent, tant plus gastent ilz les gens. Celluy de Culenbourg et les aultres ichy-allentour sont désia en voie.
J'entends qung gentilhomme, appellé Hostegen, est sorty dudict Viane pour aller en Anvers faire de gens et comme je pense qu'il se pourmenerat la-alentour, n'ay peu lesser d'en adviser V. A., affin qu'elle regarde s'il ne luy plaist de la (sic) faire trousser par le collet; et aussy que ceulx dudict Viane se renforcent tousjours de plus en plus par quinze, vingt cincq et trente a, la fois. II me samble qu'ilz n'ont aultre recours que la. et sy nous pouvions avoir ladicte maison ou quelque secours, comme j'ay escript a. V. A., j'espérerois de les mener bientost a la raison, car tant plus qu'ilz sont, tant moings auront ilz a manger.
D'Utrecht ce XIHme de Mars 1567, stilo communi.
A Madame.
Als boven V, f. 207.
410. 1567 (1566) —Maart 14.
Van Margaretha aan Brimeu. — Antwoord op No. 404. Op den brief van Brederode behoeft niet te worden geantwoord. Verhaal van de nederlaag der Geuzen bij Oosterweel.
Mon cousin, Pour respondre a. vostre lettre du Xlme de ce mois je vous remercie bien des advertences y venues joinctement,
1) nl. sedert 31 Mei 1312. Zie Acten betreffende Gelre en Zutphen (1107 —1415), blz. 76.



VAN PARMA EN CHARLES DE BRIMEU.
443
vous requérant d'avoir tousjours 1'oeyl au guet le plus soigneusement quil est possible, et mesmes en vostre gouvernement et vous advisant que l'on demeure encoires en ce que désia' je yous ay par plusieurs fois escript ne convenir s'attacher a Vianen • trop bien, quand voz gens pourront rencontrer ceulx de Vianê exerceant ainsy hostilité, qu'ilz les traictent de mesme, vous souvenant d estre tousjours bien sur vostre garde et commander le mesme a voz capitaines et officiers.
n öuant a la lettre, que vous a escript le seigneur de Brederode ene est formee de beaucoup de bonnes parolles, mais les faictz au contraire enseignent comment il les fault entendre, et ne me samble que y giste responce.
Les rebelles, qui estiont assamblez auprès d'Anvers a Ousterweel, nont garde de vous nuisre, car Monsieur de Beauvoir, accompaigne de IIIC de ses harquebousiers de ceste ville, d'uné enseigne de Liere et d'une aultre de Monsieur d'Etrmond les ont hier si vivement assaiUy en leur fort, qu'ilz les ont deffaict prins les enseignes et tué ceulx, qui ne se aviont jecté aux maretz i voisms, la ou plusieurs ont esté prins et le demeurant est ncye. Toute la ville d'Anvers est en armes 2), a ce que
ieTJnëur ï Si P6U de ^nS ^ SÓnt avec ledi*
seigneur de Beauvoir. Dont, mon cousin, j'ay bien voullu vous
advertir, scachant le plaisir, qu'auriés de cette petitte victoire,
Dp R«°Uen ?' ££7 Pr!e VOUS avoir en Sa s*™^ garde De Bruxelles le XIHIme jour de Mars 1566.
Mon cousin, Je vous prie d'avoir tousjours gens dehors, tant en Allemaigne que environ vostredict gouvernement. Au conté de Meghem.
Als boven V, f. 200.
41 ** 1567 — Maart 14.
vendden mi^en ~ Antw°OTd °P N°'4°3- Daar hij de Utrechtsche
venaeien met kan missen en er geene kans is op het spoedig ontvangen van ver sterking acht hij het geraden het verzoek der Stoten van Utrecht^ te wmJen Hij heeft dien van Rotterdam en Gorinchem gelast de Antwerpsen Geuzen z^zü
i^t^l- ,d,C PUatSfa Demen' d0or te laten- De wapening de; Doeren
nlet S^ed op last van den Prins, maar van het Hof van Utrecht!
Madame, J'ay receu la lettre de V. A. du lome de ce mois ceara!2Ulï S me5ommande je luy mande mon advis sur ce que les Estats de ce pays requièrent touchant les deux e(n)seignes par eulx levées et qui sont présentement sur le Vaert Z ep m ^ aVOir b,en et meurement pensé et repensé, je ne ö-ouve, Madame nullement conseillable qu'on les calse syJn'est SnïdT a 31?^ Val^nnes et que V. A. m'envoiast quelques gens de la; car encoires que j'auroie bien des gens assez pW
1) marais.
a) Zie hierover o. a. Gachard a. w. II, blz. CXXVI vgg.



444
BRIEFWISSELING TUSSCHEN MARGARETHA
garder le Vaert et ceste ville, sy n'en scauroie toutesfois (quand lesdicts deux enseignes fussent cassez) empescher ceulx de Viane qu'ilz ne passassent oultre envers Schoonhoven et gastassent le pays pardecha 1'eauwe; et aussy il me fauldroit oster les gens, qui sont a. Meerkercke, par oü ilz pourriont gaster le Dorscheweert i) et tout le pays autour de Gorchum, et il me samble pourtant qu'il vault mieulx de les retenir pour deux enseignes plus ou moings jusques k ce que l'on voie quelle fin 1'affaire dudict Vallenchiennes prendrat et sy V. A. me pourroit envoier de la. quelque renfort; et il faict aussy fort a doubter que, sy l'on les cassoit (encoires qu'ilz soient subjectz du Roy) qu'ilz courriroient incontinent vers ledict Viane, puisqu'il est sy prés d'ichy et qu'ilz se renforcent tousjours de plus en plus tant qu'ilz peuvent. Et par faulte de gens je commence k perdre 1'espoir de les pouvoir affamer, sy n'est que je puisse user du remède, que j'escripvis hier a V.A., qui me samble bien mal practicable; et les deux enseignes, qui sont en ceste ville, sont tous bourgeois et ne sont point tenu de sortir hors la ville. Mais puisque ceulx de ceste ville ont faict certes ung grand service au Roy, comme V. A. scaura plus amplement, quand elle entendra le tout, il me samble que soit bien raison qu'on leur face toute faveur et assistence et que, sy V. A. puist tant faire qu'ilz payassent 1'une enseigne et le Roy 1'aultre pour le temps que l'on en aurat a faire, qu'il seroit bien négocié.
Au surplus, Madame, j'ay advertence d'ung espie, que j'avois envoié dehors, que le conté van den Berge doibt faire dix enseignes et combien qu'il n'est point sy loing d'ichy, que ne les scauroie bien rompre, toutesfois sy je me parte d'ichy et abandonne ceste place, je me doubte que (ce pendant) ceulx dudict Viane sortiront et destruiront tout le pays. Néantmoings je m'en informeray plus amplement et leur feray le plus d'empeschement et dommaige que je pourray, en cas qu'il soit vray.
J'ay escript a ceulx de Rotterdam et Gorchum qu'ilz regardent de ne lesser passer les gens, qui sont autour d'Anvers, sy d'avanture ilz prinssent leur passaige par la, affin que ceulx de Viane n'ayent plus de secours. Et comme je me doubte qu'ilz ne feront grande chose pour moy, il me samble qu'il seroit fort bon et qu'il auroit plus d'auctorité, que V. A. leur escripvist et commandist le mesme; et sy V. A. leur envoiast quelques gens a la queue, il n'est possible qu'en manière du monde ilz se peussent sauver, sy n'est qu'ilz se sauvent en Anvers; comm'il me samble aussy qu'il seroit fort nécessaire que V. A. envoiast encoires trente ou quarante harquebouziers au chasteau de Gorchum, comme je luy ay escript par mes précédentes.
J'envoie avecq ceste une lettre du secrétaire de la Torre 2),
1) Dordsche waard.
3) Deze was met eene zending van de Regentes naar Amsterdam gegaan. Zie hierover Bor I, blz. 160 vgg., Gachard a. w. U, blz. 439 — 454, en Groen a. w. No. CCLXIX. Daar dit laatste stuk geheel het karakter eener losse aanteekening draagt, acht ik het geenszins onmogelijk, dat het behoord heeft tot de papieren,



VAN PARMA EN CHARLES DE BRIMEU.
445
cassettée de mon casset, qu'il m'at envoié ouverte d'Amsterdam, amn que je visse ce que passé par la.
Et comme j'avois dernièrement escript a. V. A. que luy advertirois plus amplement sy 1'ordonnance sur ce que les paisans sarment, estoit faicte par Monsieur le Prince ou par qui, je m'en suis depuis informé et ay entendu qu'elle at esté faicte de par ceulx du Conseil de Sa Majesté ichy, et j'ay donné ordre qu'on leur denende qu'ilz ne le facent point.
En oultre, Madame, comme les gens de Monsieur de Brederodes ont prins la maisonnette k Hagesteyn et les vingt cincq soldatz, que j avois envoié la, comme j'ay escript a V A ilz ont présentement renvoié aulcuns desdicts soldats vers moy' sur leur parolle pour me demander quelle guerre j'estois déterminé oe leur taire. Sur quoy leur ay dict qu'ilz respondissent que je ia teroie a ceulx, qui n'estiont subjectz de Sa Majesté, comme ilz tenont a ceulx-cy, et quand k ceulx qu'estiont subjectz de 5>a Majesté, je feroie comme V. A. me commanderoit, et que mondict seigneur de Brederodes scauroit bien comment il debvroit traicter ses subjectz, s'ilz fissent contre luy; et je persisteray a ladicte responce jusques k ce que V. A. me commande aultrement Jentens que Madame de Brederodes seroit encoires k LSueren, et j ay escript a 1'évesque d'Osnabrugge (suyvant que V. A. m escript) touchant ses affaires, qu'il at k Rome. D Utrecht ce i4me de Mars 1567, stilo communi
A Madame.
Als boven V, f. aio.
412> 1567 — Maart 14.
mnptvhü brw!U AA" Margaretha. - Graaf Erik van Brunswijk vraagt, wat hij
Werak Sehr £T **" V f**"** 6en°mene» *—r van den heer van Langerak. Schr. zoude voor aanhouding zijn en voor het verklaren van alle heeren die zich met deze dmgen inlaten, voor vijanden des Konings. '
Madame, Le duc Erich de Brunswyck m'a présentement escript quil a arreste ung serviteur de Monsieur de Langeraick 1) aveca trots de ses chevaulx et que ledict serviteur dict que son maistre est apres pour faire deux enseigties degens de pied; me demandant pourtant quil en avoit k faire. Par quoy je supplie trés humblement V. A. qu elle me veuille mander ce que je luy auray k respondre, et quant a moy, il me samble que on les doibt prendre et que V. A. doibt déclairer tous les gentilzhommes, qui se meslent de ces choses pour ennemis du Roy, et par cela on leur ostera tous leurs barbouilles et menées qu'ilz font par le pays: aultrement ilz feront tout ce qu ilz vouldront a leur aise; ilz prendent tous leur
ZTr7™ d\'a T°rre ? Amsterdam beroofd is (Bor, blz. 16a, Scheltema gezonden ^ ' °°r Brederode °f <=enen zijner aanhangers aan Oranje is
1) Floris van Boetzelaer of zijn vader Wessel.



446
BRIEFWISSELING TUSSCHEN MARGARETHA
recours vers Viane et faict a craindre qu'ilz se multiplieront en la fin en grand nombre, car pour bonne garde, que je puys mectre, ilz y entrent par cincq et six a la fois, pour ce qu'ily a tant divers passaiges et que fay peu de gens. Car sy je les mecte a ung costé, ilz m'en eschapent par Vaultre. Et puisqu'il nous font le pis qu'ilz peuvent, on ne doibt point faire difficulté que on leur face le mesme, et il me samble que ce que dessus seroit le vray remède. Les gens, qu'ilz font, c'est la pluspart au pays du prince d'Oranges, scavoir h Bueren, Ysselsteyn et la-alentour.
D'Utrecht ce qme de Mars 1567, stilo communi.
A Madame.
Als boven V, f. 213.
413. 1567 — Maart 15.
Van Brimeu aan Margaretha. — Daar de Geuzen te Vianen zich dagelijks versterken met lieden uit de landen van den prins van Oranje, als Beusichem, Buren en IJsselstein, verzoekt hij Aremberg te vergunnen eenige soldaten aan te nemen om dit te beletten. Voorts over geld yoor zijne soldaten. Wanneer het gerucht aangaande een verdrag met Valenciennes waarheid bevat, hoopt hij, dat de daardoor beschikbaar gewordene soldaten tegen Vianen zullen worden gebruikt.
Madame, Comme ceulx de Viane font tousjours de plus en plus de gens, principalement au pays de Monsieur le Prince, sQavoir a. Buesinchem, Bueren, Ysselsteyn et ès environs, et ont leur recours audict Viane, n'ay peu lesser de ramentevoir a V. A. que, sy elle veult que Monsieur d'Aremberge face quelques gens, que le plus tost seroit le meilleur pour les en destourner.
Et au surplus je prie trés humblement que V. A. veuille donner ordre qu'il y aye de 1'argent pour passer monstre les soldatz, tant pour le prouffit du Roy, comme j'ay désia escript a. V. A., que affin qu'ilz ne se débordent de faire quelques insolences, dont je serois bien marry pour trouver ceulx de ceste ville tant voluntaires au service de Sa Majesté, et sy V. A. n'a point astheure la commodité d'envoier tant d'argent pour les passer monstre, il seroit bon que au moings elle envoiast quelque prest 1), car comme c'est le premier mois et qu'ilz sont fort paouvres, s'ilz n'ont bientost de 1'argent, il sera bien mal possiblé de les tenir en bon régime, qu'ilz ne facent quelque désordre.
L'on dict par ichy — je ne scay s'il est vray — que V. A. seroit accordé avecq ceulx de Valenchiennes. S'il est vray, la plus belle entreprinse, que V. A. (a. ce que me samble) scauroit faire, c'est de faire dépescher Viane, comme je luy ay plusieurs fois escript. Et sy pourtant V. A. est de ceste intention et qu'elle me vouldroit envoier quelque renfort de la, je la supplieroie trés humblement d'en éstre préadverty, pour donner ordre k 1'artillerie et aultres choses nécessaires, affin de leur faire une courte feste.
J'ay aussy novelles que les Gheulx, qui estiont autour d'Anvers,
1) leening.



VAN PARMA EN CHARLES DE BRIMEU.
447
sont battus et défaicts, lesquelles sont fort bonnes, et ie ne fav point de doubte que, sy V. A. faict bien verdement suyre la victoire, que nen viendrons bientost au boult.
D'Utrecht ce i5me de Mars 1567, stilo communi.
A Madame.
Als boven V, f. ai6.
414* 1567 — Maart 15.
„„„ y^i^^u ^N M1ARCAHET«A- - Hij ondersteunt het verzoek om vergiffenis van Arnold Barck ,d.e sedert drie jaren onder Brederode heeft gediend, maar voortaan een getrouw onderdaan van Z. M. wü zijn. voortaan
Madame, Le frère du baillier ichy, oü 1) je suis logé, appellé Arnoult Barck, gentilhomme et de service, qui passé environ trois ans sest mis pour homme d'armes en la bende de Monsieur de Brederodes, m'at (en présentant la requeste ichy-enclose) donné a entendre que n'est déterminé de passer oultre en ces garbouilles me priant que je voulsisse en sa faveur escripre cestes a V. A ' amn qud luy pleust luy pardonner ce qu'il en a faict jusques a' maintenant. Et comme doncques il promect estre loyal vassal et subject trés humble du Roy et renunche a toutes ligues et conledérations au contraire, je supplie trés humblement que V A le veuille favoriser et me donner quelque gracieuse responce' que je luy puisse faire, pour le mectre en repos, puisqu'il a ladicte* promesse signee de sa main, comme V. A. pourra voir.
D Utrecht ce i5me de Mars 1567.
A Madame.
Als boven V, f. ai8.
415, 1567 — Maart 16.
Vak Brimeu aan Margaretha. - Antwoord op No. 407. Hij belet zooveel mogehjk de wapening van die van Ijsselstein en omstreken. HVheTft vertmen d" .a5t3£jf AmSterdam ** VerWijderen' Z°° de 5 « £
Madame, J'ay veu par une lettre de V. A. du XlIIme de ce mois ce qu'elle m'escript sur ce que ceulx de Ysselsteyn et nar la-entour sarment. Et puis, Madame, qu'ilz se gouvernent sy trés mal, scavoir que tous noz ennemis prendent leur recours vers eulx et mesmement qune grande partie des Gheulx, qui sont
Mi Jl ^ W°°rd'adbtumi" °f,meer dubbe,zinnig ^, daar het in het midden laat of e?J h a T de" ^ °f Va" diens broeder vertoefde, wordt opgehelderd door eene mededeehng van den Utrechtschen kroniekschrijver (blz. 54): wesende die grave (van Megen) gelogeert in st. Catharine clooster." Dit klooster (hrt door de ndders van st. Jan ,n i5a9 betrokkene Karmelietenklooster aan de Lange N^wstraaO
orde (noot bö blz-54)-Brimeu was dus de ^ ~d-



448
BRIEFWISSELING TUSSCHEN MARGARETHA
fugitif de ceste ville, se sont retirez la, de manière qu'il n'y a riens a quoy se fier, je leur empesche le mieulx que je puis, qu'ilz ne s'arment point davantaige, ce que j'espère que V. A. trouvera bon.
D'Utrecht ce iöme de Mars 1567, stilo communi.
Post date.
J'ay eu tout astheure novelles, mais je ne scay encoires sy elle sont vrayes. Toutesfois je pense que, sy que ceulx d'Amsterdam, tant les bons que mauvais, seriont concluz unanimement que, en cas que V. A. déclaire Monsieur de Brederodes pour ennemy du Royé qu'ilz ne le souffreront plus et le chasseront de la, et ne vois 'point d'occasion pourquoy V. A. ne le doibt point faire, veu que ceulx de Viane ont prins 1'escoutette d'Amersfort et plusieurs bourgeois de ceste ville, qu'ilz ne veullent relaxer, qui est bien signe qu'il commence la guerre premier et se déclaire par la. assez luy mesmes ennemy de Sa Majesté. Et sy V. A. le pouvoit sacquer de la, il me samble qu'il seroit fort bien faict. Datum ut supra.
A Madame.
Als boven V, f. 226.
416. 1567 — Maart 16.
Van Brimeu aan Margaretha. — Zijne soldaten hebben tweer personen gevangen genomen, die op naam van Brederode knechten aannamen.
Madame, J'envoie a. V. A. une lettre cachetée de mon cachet du secrétaire de la Torre. V. A. polra veoir par la ce qui se passé a Amsterdam. Ces Geulx font bailler de 1'argent partout, comme j'ay plusieurs fois escript a. V. A., et envoient tous les gens a. Viane. II feroit beau les prendre tous la-dedans. Mes gens en ont prins deux ceste nuict, qui en doniont. Je leur feray incontinent bailler la corde pour scavoir ce qui se passé, ■ et envoieray la confession a V. A. L'ung avoit une commission signée d'ung gentilhomme, qui s'appelle Huchtenbroecq 1), pour lever ung enseigne de gens de piedt au nom de Monsieur de Brederode. L'on est empesché k escripre la copie, que j'envoieray a V. A. avecq la susdicte confession.
D'Utrecht ce 16. de Mars 1567.
A Madame.
Als boven V, f. 228. *
1) Albrecht van Huchtenbroeck. Zie over hem te Water a. w. II, blz. 478.



van parma en charles de brimeu.
449
417, 1567 — Maart 16.
«. HAN/RIT AA" Margare™a- - Antwoord op No. 407 en 408. Ten aanzien van Harderwijk en van het laten drukken van de overeenkomst 7l\ h i zij wenscht. Hij verzoekt ten spoedigste Quarebbe^^met geld voor de foldatffte zenden en zoo deze niet zoo spoedig kan komen, in elk geval hlgeld1 Z«n verzJk om versterkmg gold alleen voor het geval, dat Valenciennes genomen wÏÏ^ Gebrek Jhem dCn t0eV°er Van 'evensmiddelen naaf Vianen geheel af t vöo^Anderlelnt LlT*^ f^u* * *eheel °nbetot!wbaL
de schfooers HH . ï *T*- ? Plunderen ™ ^ schepen, maar wel
de schippers. Hij verheugt zich over het van andere zijde ontvangene bericht over de nederlaag der Geuzen bij Oosterweel. Hij kan geene sommissen om ze IZ het Overkwartier te zenden tot het beletten van wervingen. Die van Vianen vorderen ge d van alle voorbijvarende schepen. Hij vraagt, hoe hij zich te dL onzLhte mÓet houden. Hij vraagt betaling voor zijne soldaten, die te Nymegen hebbenWrwInrrd.
• * ,Ma6Am%rJrr7 rf eu tout k unS couP deux lettres de V.A datees du XHIrne de ce mois. Et quand a ceulx d'Amsterdam v. A. aura désia veu par ce que luy en escript le secrétaire de ^ : qU ,y a bien Peu d'aPParence de quelque effect, louchant la maison de Ameyde, je feray comme V A me
auT^av fa'.V? PUiSqUe',V-J^accePte et aggrée la capitulation que 1 ay faict avecq ceulx de Harderwyck, je leur en advertiray incontinent et sik en demandent quelque enseignement (comme
solE?"°n)' J"env°ieray quelqung d'eulx la pour le solhciter et aussy copie auctenticque de ladicte capitulation, comme V.A. escript, ou bien le principal, sy elle le veult, comme j'en envoieray aUSSy le doublé a ceulx du Conseil du Roy en Gueldres pour le faire imprimer 1) secrètement, car je ne vouldroie pas que ceulx dudict Harderwyck sceussent qu'il vinst de moy. Et quand iceulx de Harderwyck viennent vers moy, je leur enchar-
ïfrearorirn„rantaige -qU'ilZ nePermeci^ q^il se face quelque practicque ou menees en ladicte ville contre le service du Roy
riT^ffl ita . ,commande' et il me samble qu'il n'y aura de difficulté et leur proposeray quand et quand le surplus que V A. escript, quilz rendent paine a tellement se porter, que Sa Majesté puist avoir occasion et matière d'exercer sa bénignité et clémence naturelle vers eulx.
LL& ^ hun?blement q«e V. A. veuille dépescher le plus tost quil sera possible, Monsieur de Quarebbe avicq argent pour la monstre des soldatz (comme V. A. escript qu'elleferS) et que 811 debTOlt attendre encoires longuement, que au moings V?a!
(RijksateWef ÏÏTJiï^ "JTT bTndt, zich in het °°<* Landzaaken E, fol. 137 d d « mL t da dl P1' Ar ï* Sl°' Staat de VerUari"S van den Stadhouder 17 Maart ?Br StaHh N gC^S t V0°Lwaarden heeft goedgekeurd. Bij brief van hlf „ T J : u • N°- 438) gelastte Brimeu het Geldersche Hof te zorgen dat het gedrukte stuk overal verkocht zoude worden. "
In verband met het accoord had het Hof in overweging gegeven falH No sak\ soldaten onder den drost op het huis te Harderwijk te leggen en den ge^chten" pastoor Rutger van Baer, die zonder bepaalden last niet wilde^tLgkeerë/ d t"el" te geven en hem onder de bescherming van den drost te stellen dTs^£~
29



45°
BRIEFWISSELING TUSSCHEN MARGARETHA
veuille envoier quelque argent pour leur faire quelque prest (en attendant ladicte monstre).
Et quand a. 1'aultre lettre de V. A., puisqu'elle ne trouve encoires convenable que l'on s'attache k Viane, je me remectz quand a. cela et en toute aultre chose a. V. A. pour y faire comm'il luy plairat me commander; et le secours, que je demandois, n'estoit a. aultre intention sinon en cas sy la ville de Vallenchiennes fust prinse, comme je pense désia que ouy, car il me samble que (cela faict) la plus belle entreprinse, que V. A. pourrat faire faire, seroit ceste-cy. J'ay bien tant de gens pour les garder, qu'ilz ne feront riens k ceste ville et guerre r) de mal ichy-allentour, mais aussy je leur en pourray faire bien peu.
Touchant Madame de Brederode, il y a désia long temps qu'elle est sortie dudict Viane, et se tient encoires a. Bueren, comme j'ay escript par mes précédentes k V. A.
Je fay tout mon debvoir pour leur coupper les vivres, mais pour ce que j'ay eu peu de gens (comme j'ay désia escript plusieurs fois a. V. A.), il at esté impossible de leur serrer les passaiges sy prés, qu'ilz n'en ont amené du costé de Bueren, Asperen et Leerdam tant qu'ilz ont volu, et ay eu tout astheure advertence qu'ilz en ont raisonnablement. Néantmoings je leur feray le pis que je pourray, encoires que cela leur donnera peu d'empeschement.
Et puisque V. A. ne trouve raisonnable que l'on oste les armes aux sectaires de ceste ville, je feray comme elle commande, mais il me samble que l'on ne se doibt non plus fier en leur serment qu'en celluy d'ung cheval, car tous ceulx de ceste ville ont juré saulf ung ou deux, et je m'asseure bien qu'ilz n'ont opinion d'en riens tenir, et sy j'estois creu, je ne les leur osteroie seullement en ceste ville, mais partout oü ilz sont de ceste fachon, car aultrement on ne se peult asseurer d'eulx.
Touchant ce que V. A. escript que, quand j'envoie des gens dehors pour faire quelque exploict, que je les admoneste d'estre plus advisez que n'at esté Anderlecht passant la Leek, ce n'a pas esté par sa coulpe que les batteaulx sont esté pillez, car dés qu'il fut passé la rivière, les maroniers eussent bien peu aller contre bas 1'eauwe k leur sauveté, mais ilz sont demourez Ik passer leur temps jusques a. ce qu'ilz furent prins, dont ledict Anderlecht ne peult mais 2).
En lisant le poinct de la lettre de V. A., oü elle escript qu'elle avoit envoié quelques gens pour empescher les assamblées autour d'Anvers, mais qu'ilz s'estiont retiré en leur premier fortOusterweel, j'en suis esté du tout estonné, pour ce que j'avois advertence qu'ilz estiont battuz et deffaictz, pensant qu'il n'estoit pas vray, mais comme depuis j'ay eu la mesme advertence de la deffaicte du secrétaire Berty, m'en suis resjouy, pour ce que les nouvelles sont fort bonnes et les ennemis s'en estonneront fort;
1) guères.
3) plus, davantage.



VAN PARMA EN CHARLES DE BRIMEU.
451
comme sont aussy celles, que V. A. m'escript de Zélande, dont j avois désia advertence.
Je n'ay encoires riens entendu des levées ou assamblées, qui se font autour de Remunde, mais bien que Monsieur de Wel feroit quelques gens; toutesfois je ne scay s'il est vray, et feray mes diligences pour le scavoir et en advertiray V. A.
J'envoie ichy-joinct copie de la commission de Huchtenbroick et aussy de la confession de ceulx, qui donniont de 1'argent dehors pour Monsieur de Brederodes et de sa part, dont i'av escript ce jour d'huy a V. A. 1).
D'Utrecht ce ióme de Mars 1567, stilo communi.
Post date.
J'avois oublié de respondre sur ce que V. A. escript qu'il ne seroit mal k propos d'envoier ma bende envers Remunde pour empescher les assamblées. V. A. me pardonne que je ne 1'envoie la jusques a ce que je sache sy ce que V. A. m'escript soit vray car j en ay bien affaire ichy pour coupper le chemin aux soldats qui font leur course de Frize, Overyssele et d'aultrepart vers Viane, et j'en ay désia faict venir une partie sur la Velouwe a. ce fin.
En oultre, Madame, ceulx de Viane ne veuillent que aulcuns batteaulx passent par la sans leur congié, car aultrement ilz tirent tuent et font merveilles. Ilz donnent bien congié, mais je mé doubte qu'ilz en font quelque composition, ce que je ne veulx souffrir sans ordonnance de V. A. Parquoy je prie trés humblement que V. A. me veuille mander ce qu'il luy plaist en avoir faict, scavoir sy elle veult qu'on arreste les batteaulx sans les lesser passer par Ik jusques k tant que ceste feste dure, oü qu'on les lesse passer et qu'ilz composent comm'ilz 1'entendent.
Et comme, Madame, mes hommes d'armes ont tenu tout lhiver garnison en la ville de Nymmegen et qu'ilz y doibvent beaucop aux hostes et qu'ilz sont paouvres, je supplie trés humblement que V. A. veuille donner ordre qu'il y aye quelque argent pour eulx, affin qu'ilz ayent moien de s'entretenir. Datum ut supra.
A Madame.
■Als boven V, f. 230.
Hetgeen ten opzichte van Harderwijk verder is voorgevallen, komt hierop neder: Op 24 Maart zond de Stadhouder aan het Hof afschrift van de capitulatie met Harderwijk met bevel om eenige commissarissen derwaarts te zenden ten einde den eed af te nemen en te zorgen, dat het huis en de kerk hersteld en het accoord in allen deele nageleefd zoude worden (Br. Stadh. No. 448). In verband hiermede werden de raadsheeren Peter van Apeltorn en Dr. Godert Pannekoeck naar Harderwijk gezonden (ald. No. 457). Bij de uitvoering van hunnen last ontmoetten zij eenige bezwaren, die zij bij brief van 5 April (ald. No. 464) aan
ij Zie Nq, 416.



BRIEFWISSELING TUSSCHEN MARGARETHA
het Hof mededeelden, terwijl tevens iemand naar Utrecht ging om deze zaak met den Stadhouder te bespreken. Het bezwaar betrof in hoofdzaak de bewoordingen van den eed ten aanzien van de in de kerken door de beeldenstormers aangerichte schade. Zij drukten dit uit als volgt: „Soe hetgene in der kercke gebroecken indefinitum is, bevynden (sy) sich besweert daertoe alsoe eenen absoluten eedt te presteren, als by miin heren commissarissen versocht is worden te presteren, nyet in andere meyninge, dan uuyt sorge, dat sy, gedaen hebbende alsiücken eedt van alles te repareren nae vermelden der vuers. articulen, ende deur incogitantie oft vergetentheyt yetwes mochten achterlaeten ('twelck sy nochtans, vermaent simde, willich siin all evenwel op toe maecken), sy van oere misgunneren ende calumniateurs van menedicheyt gecauseert mochten werden.
Het Hof gaf bij schrijven van 6 April (ald. No. 465) den Stadhouder te kennen, dat men niet voor inwilliging van het verzoek was, maar wel voor het verleenen van eene akte door dezen, dat onwillekeurig verzuim hun niet als kwade trouw zoude worden aangerekend.
Aan het slot van den brief werd nog medegedeeld, dat sedert de aanneming der voorwaarden verscheidene der aanzienlijkste inwoners de stad hadden verlaten en dat bovendien „dagelicx den gueden Catholicxschen van Harderwiick veel hoemoets, spots, jae oick dreygens van slaen etc. bejegent ende oick dat in desen vurleden hoichtyde den terminaris, die aldaer gepredickt ende Godts dienst gedaen, voel schamps geschiet ende in 't doen des offitii siin cappe spotsgewyse opgebuert is" (ald. No. 465).
De Stadhouder antwoordde (ald. No. 466) bereid te zijn de bedoelde acte te verleenen, mits die van Harderwijk vooraf verklaarden alle bewijselijke schade te zullen herstellen. Ten aanzien van de in de kerk gépleegde baldadigheid gaf hij te kennen, dat de magistraat overeenkomstig hunne belofte de daaraan schuldigen moest bestraffen 1).
417a.
Bekentenissen van de in No. 416 bedoelde personen.
Copie. Anno 1567, den XVIden Martü.
Willem van Lof stadt, oudt omtrent XX jaeren, een cleermaker, geboren te Graeff ende woenende by joffrou van Baecx tYselsteyn, ziin moeye, geëxamineert by Jacob die Ridder, substituyt-schout, ter presentie van Herman van der Vecht ende Johan Bol, burgemeesters der stadt Utrecht, respondeerden zoe hierna volcht:
Seyt gevangen te ziin een miil op gheen zyde van Cockengen.
Seyde, dat hy aldaer getrocken is duer begeerte ende inductie van Giisbert Comeliss, mede gevangen, diewelcke hem badt om mede te Jutphaes te gaen, ende onderwegen seyde Giisbert, dat hy geit hadt van Huchtenbroeck om knechten aen te nemen tot behoeff van den heer van Brederode; versoeckende aen hem, dat hy de namen van de aengenomen knechten wilde opteyckenen, dwelck hy confessant refuseerden, seggende: „Ick en wilder nyet mede te doen hebben"; daer Giisbert op seyde: „Ghy en coent daer gheen swaricheyt of crygen: indien daer swaricheit viel, zoe zoude ick die swaricheit hebben, ende oick en stae ick doch nyet wel te hove."
1) Zie ook van Hasselt, Stukken I, No. 78, 8a, 85—87, en Ris Lambers a. w., blz. 177—180.



VAN PARMA EN CHARLES DE BRIMEU.
453
Gevraecht wat Giisbert die knechten voorhiel, als hy die aennam, seyt, dat hy ziin bestelling liet sien, waerop sommige huysluden swaricheit moveerden, seggende: „Dit is tegens die Coninck"; daerop Giisbert antwoorden: „All die heeren ziin met die Coninck, alzoe wel die heer van Brederode als die grave van Meghen."
Seyt, dat Giisbert die aengenomen knechten bescheyden hadde voir die herberghe genoempt den Pellicaen, staende buten die Iselpoort van Iselsteyn, nu den Dinsdach toecomende ende die sommige oick op Woensdach toecomende, ende aldaer zouden zy voorts verhoren waer men ze voort doen gaen zoude.
Seyde, dat Giisbert tegens die aengenomen knechten verclaerden, dat Huchtenbrouck huer hopman wesen zoude.
Seyde van gheen andere bevelhebbers te weten ende oick nyet te weten wat bevel Giisbert hebben zoude.
Seyde, dat alle die aengenomen knechten willich waren die Guesen te dienen sonder enige swaricheit.
Seyde van gheenen aenslach gehoort te hebben noch oick van enige ander bevelhebbers, dan die spraeck was tYselsteyn, dat den baes oick knechten aennam van Huchtenbroucks wegen.
H. van de Poll.
Copie. Anno 1567, den XVIden Martii.
Giisbert Comeliss Van Diest, oudt ontrent XLVI jaren, gevangen op Hazenberch, geëxamineert by Jacob die Ridder, substituyt-schout, ter presentie van Herman van der Vecht ende Johan Bol, borgemeesters der stadt Utrecht, respondeerden so hierna volcht:
Seyt gevangen te siin in een lanthuys by den dorpe van Wilnisse, nyét wetende den naem van den man van den huyse.
Seyde aldaer gecomen te siin om knechten aen te nemen deur commissie ende bestellinge van Aelbrecht van Huchtenbrouck, denwelcken hem daertoe gegeven heeft XL conincxdalers, dan en heeft tot Wilnis nyemant aengenomen, also hy daer yerst dien nacht gecomen was.
Seyde te vorens te Secvelt ende Camerick geweest te hebben ende heeft aldaer knechten aengenomen, vermogens die cedulle daeroff siinde berustende onder miin genedigen heere, die grave van Meghen.
Seyde dvoors. knechten aengenomen te hebben uuyt den naem van den heere van Brederode.
Seyt, datter noch een is binnen Yselsteyn, genoempt Jacob, wonende besyden den huyse van Huchtenbroeck, die eertüts portier tYselsteyn geweest is, dewelcke gelycke macht heeft van Huchtenbrouck als hy gevangen, dwelcke Jacob tooch nae Benschop ofte Amersfoort.
Seyde, dat Ariaen Lucht, cremer, oeck gelycke beveel hadt van Huchtenbrouck om knechten aen te nemen, sonder te weten, off Lucht geit ontfangen hadt oft nyet.
Seyde gehoort te hebben van Huchtenbrouck, dat hy den baes leggende tot Vianen, mede ontbieden soude omme hem beveel te geven om knechten aen te nemen, geleden ontrent vier ofte viif daghen.
Gevraecht, waer hy die aengenomen knechten huer Ioopplaets bescheyden hadde, seyde tot Vianen, alwaer syluyden eerstdaechs comen mosten.
Gevraecht, wat beveel hy confessant hebben soude, seyde, dat hem



454
BRIEFWISSELING TUSSCHEN MARGARETHA
alsnoch gheen bevelinghe gegeven is geweest, dan soude om een forierschap gebeden hebben.
Seyt te vermoeden, dat Huchtenbrouck selffs hopman van den aengenomen knechten soude wesen.
Seyt nyet te weten, wie die andere beveelhebbers souden hebben geweest.
Seyt, dat Nyvelt i) daechs te voren, eer hy gevangen vertooch, tot Yselsteyn ten huyse van Jan van Sevender al heymelick, sonder trom te doen slaen, mede knechten aennam tot behouff van den heere van Brederode, ende naer hem bèdunckt, tooch Nyvelt denselven dach met etlicke aengenomen knechten naer Vianen toe, nemende synen wech op Capel 2) ende so voorts over Leek.
Gevraecht, wat aenslach voorhanden hadde, seyde, dat Huchtenbrouck by hem gevangen ende meer andere borgers comen drincken is in de herberge buyten die poort van Iselsteyn ende seyde aldaer, dat men 's anderen daechs knechten aennemen soude om tot Vianen te bestellen, ende vraechden hem gevangen, oft hy wel mede dienst hebben wilde, waerop hy gevangen antwoirden ja, sulcx dat hy van Huchtenbrouck bescheyden worden om 's anderen daechs smorgens by hem te comen, ende en wiste van ghenen anderen aenslach dan hy vorens geseyt en heeft.
Seyde, dat Huchtenbrouck altemet van Yselsteyn tot Vianen gereden is ende wedergecomen is.
Seyt nyet gehoort te hebben, datter placaten gepubliceert siin, dat men in Con. Maj. landen gheen knechten aennemen en most sonder beveel van Syne Maj. ofte die Hertoghinne.
Seyt nyet mede in 't Wael geweest te hebben noch oeck tot Vianen in dienst gelegen te hebben.
Gevraecht, off hy gheen geselschap by hem gehadt en heeft, seyde nyemants by hem gehadt te hebben dan eenen jongen gesell, wonende by joffrou van Baecx tot Yselsteyn, genoempt Willem van Os, om hem gevangen geselschap te houden, ende wist mede wel, wat hy gevangen voorhanden hadde, ende dede denselven Willem oeck xxxm philipsdalers om te bewaren.
Gevraecht, wie die aengenomen knechten aengeteyekent heeft, seyde 'tselve gedaen te hebben een lang jongman, wonende tot Cockengen, wiens name hy nyet en weet, ende die scryver wiste mede wel van 't aennemen van de knechten ende dranck aldaer met hem gevangen ende meer ander geselschap.
H. van de Poll.
Als boven V, f. aao.
418. 1567 — Maart 17.
Van Brimeu aan Margaretha. — Antwoord op No. 410. Hij zal doen gelijk zij beveelt en verwijst ten aanzien van Vianen naar No. 417.
Madame, J'ay receu tout astheurë la lettre de V. A. du 14 me de ce mois et ne fauldray d'avoir tousjours 1'oeuil au guet le plus soigneusement qu'il sera possible, tant en mon gouvernement que aultrepart, et advertir V. A. de ce quy passé.
Et quand a 1'affaire de Viane, V. A. verra ce que je luy en
1) Willem van Zuylen van Nyevelt. Zie te Water a. w. III, blz. 179—194. a) Lopiker kapel.



VAN PARMA EN CHARLES DE BRIMEU.
455
escrips par une mienne, qui vat avecq ceste, laquelle estoit désia preste pour partir, quand receu ladicte lettre de V. A. Je ne lesseray aussy d'envoier des gens dehors, tant en Allemaigne que ailleurs, comme V.A. le commande, et luy faire part de ce que j'entendray.
D'Utrecht ce 17 me de Mars 1567.
A Madame.
Als boven V, f. 234.
419. 1567 — Maart 18. si^ft
Van Brimeu aan Margaretha. — Hij raadt haar de 200 te 'sGravenhage liggende haakschutten, die allerlei moedwil plegen, te ontslaan. Hij heeft bericht ontvangen, dat in de omstreken van Roermond en Venlo geene wervingen plaats hebben. Het zoude hem geene moeite kosten zich van IJsselstein meester, te maken dat' het middenpunt der wervingen is, maar tegen den tijd, waarop hij hierover antwoord kan hebben, zijn allen naar Vianen getrokken. Voorts over pogingen te 's Hertogenbosch, van den graaf van den Berg en den heer van Well om soldaten te bekomen.
Madame, Quelques amis miens m'ont escript de la Haye comment les deux eens harquebousiers qui sont la, font tous les désordres du monde et n'y servent de riens sinon de donner coeur aux Gheulx et descourager les bons. Et comme V. A. se plainct tousjours qu'il y a peu d'argent, je ne puis lesser de luy adviser que c'est une despence superflue et qui nuit beaucop plus qu'elle n'aide.
Au surplus les Gheulx font tout ce qu'ilz peuvent pour assambler de gens, mais il me samble qu'ilz n'en peuvent bien recouvrer a leur volunté.
II at esté ichy ce jourd'huy ung homme principal de Venloe, qui me dict qu'il n'y at ny autour de Remunde ny dudict Venloe quelques novelles de levée de gens. J'y ay toutesfois envoié, comme V. A. m'escripvit dernièrement qu'elle avoit entendu que l'on y en faisoit, pour scavoir ce qu'en est, dont ne lesseray de luy adviser d'ichy a ung jour ou deux. Je n'entens point encoires véritablement sy l'on en faict quelquepart sinon ichy-allentour, que ne serat pas grande chose (a ce que je pense).
Le frère du commis Loo a prins hier au soir ung des principaulx, qui donnoit de 1'argent dehors pour avoir des soldats de la part des Gheulx. Cestuy-la dict qu'il avoit donné ordre que tous ses gens debviont venir a Ysselstein pour estre la asseurément et pour trouver quelque moyen de les faire passer en une nuyct a Vlaste. Huchtenbroick, qui est ung des principaulx des facteurs du seigneur de Brederode, est aussy la-dedens, faisant toutes ses traficques. Le lieu n'est point sy fort que, sy j'en avois commandement de V. A., que je ne les prendroie bientost tous la-dedens, mais je me doubte que, ouiant que j'aye responce de V. A., ilz seront tous retirez, car ilz debviont estre tous Joedy prochain la pour passer la mesme nuict audict Viane.
Je suis aussy adverty qu'il y a deux capitaines a Bois-le-Duc,



456
BRIEFWISSELING TUSSCHEN MARGARETHA
qui sont la attendant pour faire deux enseignes des quatre qui sont la-dedens, comme elles- se doibvent casser demain ou après, de mode que j'entens que parmy les gens, qu'ilz font aultrepart, ilz sont après faire dix enseignes selon les capitaines, que j'ay ouy nommer. L'on murmure que le conté van den Berge en doibt aussy faire dix. II barbouille beaucop, mais il ne baille pas encoires de 1'argent, comme faict aussy Monsieur de Wel. D'Utrecht ce i8me de Mars 1567.
Post date.
En serrant cestes il me sont venu novelles que ceulx de Bois-le-Duc ont changé d'opinion et qu'ilz ne veullent point casser leurs gens, mais qu'il y at ung secrétaire de Monsieur de Brederode logé a. la Couppe, qui donne de 1'argent k tous ceulx, qui veullent avoir, pour aller k Viane.
A Madame.
Als boven V, f. 236.
420. 1567 (1566) — Maart 181).
Van Margaretha aan Brimeu. — Antwoord op No. 405, 411—414. Zij geeft hem te kennen, dat hij niet op hulp behoeft te rekenen, daar zij veeleer zijne soldaten noodig heeft wegens de tegen haar gerichte plannen en daar Valenciennes hardnekkig blijft. Tegen de overeenkomst met Elburg heeft zij geen bezwaar. Zij zal het plakkaat tegen de wervingen opnieuw laten afkondigen. Zij deelt hem hare wenschen ten aanzien van de Utrechtsche vendelen mede en keurt de versterking van de bezetting van het kasteel te Gorinchem als ook het door hem dien van Vianen gegevehe antwoord goed. Zij zal aan den prins van Oranje schrijven over de wervingen in zijne heerlijkheden. Zij neemt den broeder van den balyer Barck in genade aan.
Mon cousin, Pour respondre k une vostre du XII, deux du XIIII et deux aultres du XVme de ce présent mois il ne fault, pour le vous dire rondement, que vous attendez aulcun sècours d'icy, pour ne 1'avoir, mesmes estant bien besoing que m'en envoyissiés de voz gens, me hazardant icy avec si petite compaignie tout pour tant myeulx faire exécuter ce que convient, la. oü toutesfois je scay au vray que l'on a de fort dangereuses imaginations en mon endroict, et demeurans ceulx de Vallenchiennes obstinez, nonobstant la négociation des ducq d'Arschot et conté d'Egmond, par oü regarderez de faire de myeulx avec ce qu'avez, sans toutesfois vous attacher k Viane pour les raisons, que tant de fois vous sont dictes; commandant meilleure vigilance et advertence k voz capitaines, qu'ilz n'ont usé jusques astheure, laissant ainsy 1'une fois prendre leurs batteaulx, 1'aultre surprendre et emprisonner leurs soldatz, et d'aller circumspectz, qu'ilz ne encourrent plus de dommaige.
Quant k la capitulation avec celx de Elburgh, elle a. esté
1) Deze minuut draagt geene dagteekening. Deze is vastgesteld door het antwoord van 22 Maart.



VAN PARMA EN CHARLES DE BRIMEU.
457
trouvée bien bonne et passerez oultre avec icelle, faisant exécuter le tout comm'il convient.
Touchant le serviteur et chevaulx du seigneur de Langerack, arrestez par le duc Erich, il les retiendra encoires, et afin d'empescher davantaige les levées que se font par les rebelles, je regarderay d'en faire réitérer la publication de la défence avec plus d'ampliation que la précédente.
En tant que touche les deux enseignes, que les Estatz d'Utrecht aviont levée et dont vous ay escript par une précédente, j'ay esté content de payer 1'une pour le premier mois et que les Estatz susdicts payassent 1'aultre, et pour les raisons que vous ay dict, mesmes pour retrancher despences, je désirerois que après ledict mots elles fussent cassées et que les meilleurs soldatz fussent repartiz entre voz enseignes au lieu des inutiles, que vouldroy fussent cassez a la première monstre, pour laquelle le commissaire Quarebbe se trouvera dedans peu de jours celle part avec argent. Si toutesfois vous sceussiés tant faire avec lesdicts Estatz, qu'ilz fussent contens de continuer le payement de 1'une desdictes enseignes pour encoires ung aultre mois, je m'accommoderoye pour les raisons que me représentez en eest endroict, k payer aussy laultre pour le mesme temps, par oü pourrez négocier la-dessus avecques eulx, et la oü ne les pourrez induire k cela mon mtention est que lesdictes enseignes soyent cassées et en use selon ce que dessus vous ay dict, et en tous événemens je désire scavoir si et les capitaines et soldatz sont gens de service. II convient de tout que vous vous faictes bien et au vray informer si le conté de Berghe faict aulcune levée et 1'empescher a tout possible, m'advertissant de ce qu'en pourrez apprendre pour de mon coste adviser aussy audict empeschement.
Je trouve bien que la garnison du chasteau de Gorcum soit renforcee, et le ferez de voz harequebousiers jusques a quinze ou vingt. Ayant depuys pensé a cecy, vous endifférerez encoires.
J ay receu la lettre du secrétaire de la Torre, auquel ferez tenir secretement la responce, que je luy fay allant joincte a ceste.
J ay trouve qu'avez respondu fort a propos a. celx de Viane sur ce qu'üz vous avoyent faict demander, quelle guerre vous entendies leur faire, et continuerez le mesme langaige.
Vous ferez bien d'empescher aussy autant que possible sera, les levées, que dictes se faire k Buesinchem, Ysselstein et par la-entour, de quoy j'escrips aussy au prince d'Oranges.
Au demeurant, en tant que touche le frère du baillier Arnoult Uarck, attendu ce qu'il me remonstre sur son faict et promect par 1 escript, qu'il m'a envoyé soubz signe de luy, y joinct ce que m en escripvez en sa faveur, je 1'accepte en grace et luy direz quil s'esvertue a servir Sa Majesté.
De Bruxelles le.... jour de Mars 1566, stil de court. Au conté de Meghem.
Als boven V, f. 376.



458
BRIEFWISSELING TUSSCHEN MARGARETHA
421. 1567 — Maart 19.
Van Brimeu aan Margaretha. — Hij deelt haar de gevangenneming van de la Torre te Amsterdam mede en dat men Brederode aan het hoofd der stad wil plaatsen, zoo Oranje het goedkeurt. Hij raadt haar aan maatregelen te nemen tegen de wervingen der Geuzen en hen zoo te Utrecht als elders te ontwapenen.
Madame, Depuis que j'escripvis dernièrement a. V. A. des affaires d'Amstelredam, les choses y sont bien changées, car ilz ont prins prisonnier le secrétaire de la Torre et luy osté tous ses lettraiges 1) et ont concluz de prendre pour leur chef Monseigneur de Brederodes par tel sy que Monseigneur le prince d'Orainges y veuille consentir, vers lequel ilz ont désia envoié leurs députez pour scavoir sa volunté, dont n'ay peu lesser d'adviser V. A. Et comme les Gheulx font partout des gens et que ung chacun leur vat servir aussy libéralement que Sa Majesté propre, il me samble (a. correction trés humble de V. A.) qu'il seroit bien qu'elle fist faire commandement k tous officiers du Roy qu'ils regardent chacun en son office quelles personnes se mectent au service de mondit seigneur de Brederodes ou desdits Gheulx, et qu'ilz troussent incontinent leurs biens pour peu qu'ilz en ont, car aultrement, sy V. A. n'y pourvoie, ledit seigneur de Brederodes aura en peu de jours aultant des subjects du Roy en son service que Sa Majesté mesme.
D'aultre part, Madame, la pluspart des Gheulx en ceste ville ont faict le serment saulf ung on deux; toutesfois je serois d'opinion que l'on leur ostast les armes non seullement en cestedite ville, mais en toutes aultres oü nous sommes les plus forts, comme j'ay escript aultrefois a V. A., car aultrement il faict a craindre, sy ces aultres se renforcent, qu'ilz ne nous facent quelque jour quelque trahison.
D'Utrecht ce XIXme de Mars 1567.
A Madame.
Papiers d'Etat et de 1'Audience (Archives Générales du Royaume de Belgique), Portef. No. 24 43.
422. 1567 (1566) — Maart 20.
Van Margaretha aan Brimeu. — Antwoord op No. 409 en 417. Daar Valenciennes in zijn verzet volhardt, kan van het zenden van versterking geen sprake zijn. Ook moet hij zich de handen niet binden door eenig beleg. Zij doet onderzoek naar den aard der huizen van Buren en Culemborg in verband met de vraag, of men zich daarvan zoude kunnen bedienen tot het afsnijden van den toevoer naar Vianen.
Mon cousin, Je ne m'extendray beaucoup k respondre a voz lettres des XIII et XVImes de ce présent mois pour ne le requérir le contenu, puisque, vous ayant tant de fois escript qu'il ne convient — et vous dis que je n'entens que vous vous attachez
i) Zie over deze gevangenschap o.a. Dusseldorpius, blz. 70—76; Bor IX, blz. 168; Scheltema a. w., blz. 60—63.



VAN PARMA/EN CHARLES DE BRIMEU.
459
a Viane — il ne chiet k vous y faire longue responce, pour laquelle vous réitéreray icy qu'il ne convient non seulement que vousne vous obligez audict Viane, ains aussy k nul aultre lieu, mais que tenez voz gens ensemble autant que possible sera, pour servir de corps de force allencontre de toutes occurrences, qui se pourriont offrir, qui a esté la principale cause, pour laquelle j'ay accru voz gens jusques a. dix enseignes, oü vostre première charge estoit de lever tant seulement cincq, et puisque ceulx de Vallenchiennes s'opiniastrent et que, ayant esté résolu les forcer, il y convient envoyer tout ce que l'on peult tirer d'ailleurs, non sans habandonner ces endroictz par trop plus qu'il convient. Vous debvez considérer et entendre certainement qu'il n'y a moyen ny par pensée de vous povoir envoyer secours, ains qu'il convient du tout que tenez voz gens ensamble, comme dict est; trop bien, si par coursses ou aultrement pouvez empescher 1'entréé de gens, vivres, armes et aultres choses en Viane, que le debvez faire sans vous oubliger aultrement a quelque maison ou place, d'aultant mesmes que, a ce que j'entens, l'on se prépare de bientost venir me veoir ou se mectre en campaigne k faire du pis.
Quant aux levées de gens de guerre, que l'on faict a. Bueren, Ysselsteyn % et aultres lieux du prince d'Oranges, et des vivres,' dont dois la l'on pourvoit ceulx de Viane, je luy escrips présentement afin de y pourveoir et de le faire empescher. Et quant a Bueren s'escript a celx du Conseil en Gheldres i), afin qu'ilz advertissent si en la chancellerie ou Chambre des Comptes se trouve quelque chose d'obligaton, soit de fief ou aultrement, endroict la maison dudict Bueren, pour en advertir et selon cela povoir tant mieulx adviser comment povoir se servir de ladicte maison, par ou aultrement, a. 1'effect que représentez.
Et concernant la maison de Culembourgh, l'on a icy les informations de la nature d'icelle, lesquelles j'ay commandé que soyent revisitées, et sera bien que supersédez ce que escripvez, jusques a. ce que, ayant ouy le rapport de ce que résulte desdictes informations, vous aurez de mes aultres nouvelles.
Au demeurant je trouve bien que faictes entendre au secrétaire de la Torre que suyvant ce que je luy escripvis dernièrement, il retourne ceste part.
De Bruxelles le XXme jour de Mars 1566.
Au conté de Meghem.
Correspondance de Gueldre et Zutphen V, f. 339.
423- 1597 (1566) — Maart 20.
Van- Margaretha aan Brimeu. - Met het oog op eenen beraamden aanslag der Calvinisten op Middelburg gelast zij hem een zijner vendelen derwaarts te zenden
( Mon cousin, Pardessus les advertences, que ces jours passez j ay eu du desseing des Calvinistes d'Anvers pour la surprinse
1) Corr. de Gueldre et Zutphen V> f. 341.



460
BRIEFWISSELING TUSSCHEN MARGARETHA.
de la ville de Middelburgh 1), me vient tout k eest instant advis du mesme et qu'ilz se préparent pour 1'exécution de ladicte entreprinse, dont celx de Middelburgh m'ont faict entendre d'estre aussy advertiz, me demandans prompt secours, lequel je trouve plus que requis d'y envoyer pour 1'importance de ladicte ville, de laquelle dépend conséquamment le demeurant* de 1'isle de Walchren; et n'ayant icy secours a. la main, pour estre envoyé tout vers Vallenchiennes, je suys forcé de m'ayder de voz enseignes, vous requérant partant et néantmoings de par le Roy, mon seigneur, vous ordonnant trés fressement et a. certes que incontinent, ceste veue, vous faictes embarequer vers ledict Middelbourgh une de voz enseignes, entre lesquelz il y at le plus de Bas-AUemans, qui puissent estre entenduz audict Zélande, et soubz ung capitaine fort discret et modest, leur enchargeant et commandant bien estroictement la discipline militaire et dese garder de fouler ou maltraicter les subjectz de Sa Majesté, s'adressans audict Middelbourgh au seigneur de Wacken, que j'espère y sera, ou k son frère, le seigneur de Catten, estant a Flissinghes, ou bien a. celx de (la) Loy dudict Middelbourgh, auquel lieu, pour estre receuz et tant myeulx secourruz de nécessitez par chemin, leur capitaine se servira de la patente qui va joincte a. ceste. Et si vous envoyé l'on aussy ung mois de soulde; vous ordonnant aultrefois qu'en cecy n'y ait faulte, excuse, difficulté, remyse ny réplicque quelconcque, pour importer ainsy pour le service de Sadicte Majesté, comme bien entendez.
De Bruxelles le XXme jour de Mars 1566.
Au conté de Meghem.
Als boven V, f. 340.
424. 1562 — Maart 22.
Van Brimeu aan Margaretha. — In het Hof van Utrecht is een raadsheer, wiens twee zonen binnen Vianen zijn en van wien men zegt, dat hij zelf bij den beeldenstorm is tegenwoordig geweest. Hij raadt haar hem af te zetten of althans hem te gelasten zich gedurende deze troebelen van deelneming aan de zaken te onthouden. Velen weigeren den leeneed te doen. Hij geeft in overweging hen allen voor vijanden des Konings te verklaren. De Geuzen te Vianen versterken zich voortdurend, waartegen hij met zijne kleine macht niets kan doen. Versterking van de bezetting van het kasteel van Gorinchem blijft gewenscht. De la Torre is uit zijne gevangenschap ontsnapt. Hij heeft vernomen, dat de rijke Amsterdamsche Geuzen Brederode niet als hoofd hunner stad willen hebben.
Madame, Je n'ay peu lesser d'adviser V. A. d'aulcunes choses estranges, qui passent par ichy, scavoir qu'il y a ung conseillier du Roy appelé .... 2), qui at deux filz dedens Viane, et l'on dict que
1) Aan het hoofd dezer tweede onderneming stonden volgens Gachard a. w. II, blz. CXXXVII, Merode, Escaubecque en Villers.
2) De naam is in den brief door cijfers aangegeven. Bedoeld wordt Gerrit van Renesse van Wulven, geboren in 1509, eerst raadsheer in het Hof van Holland, daarna in dat van Utrecht. Op 16 September 1567 is hij wegens deelneming aan de troebelen en bevordering der prediking gevangen genomen en op 35 Augustus 1568 ter dood veroordeeld. Zie Utr. Kroniek, blz. 70, en Marcus, Sent. en indag. v. d. hertog van Alba, blz. 333.



VAN PARMA EN CHARLES DE BRIMEU.
461
luy mesme at este présent, quand les imaiges furent ichy rompus, dont je pense que V. A. aura bien ouy parler, car le président ichy ma dict que ceulx du Conseil en ont escript a V A. Et ü me samble que l'on ne doibt point souffrir telz gens au Conseil de ba Majesté, car ilz pourriont adviser noz ennemis de tout ce quy passé, et nous trahir; et sy V. A. ne le veult oster du tout que au moings elle luy face commandement qu'il ne se meslê audit Conseil jusques a tant que ces garbouilles soient passées. Et aussy mat ledict président dict qu'il y at tout plain de gentilzhommes et aultres, qui ne veuillent pas faire le serment, comme
V. A a commandé, et mesmement que , qui est lieutenant
des nefz et auquel l'on at commandé de le prendre des aultres ne le veult pas faire luy mesme, par oü V. A. pourra entendre comment les choses vont par ichy. Et comme il faict a craindre que en cas que l'on n'y pourvoie, qu'ilz nous pourront faire quelque jour quelque baste 1) - car désia leurs voluntez sont assez cogneues - il seroit bon (a correction trés humble) que V. A. se resolvist et me mandist ce qu'il luy plaist que l'on face d'eulx • et il me samble que V. A. pourra bien en tout oster la mascre et les declarer pour ennemis de Sa Majesté, et par cela l'on leur pourra oster toutes leurs traficques, comme j'ay encoires aultrefois escript a V. A.; car tant plus que l'on dissimule avecq eulx. tant pis nous feront il.
Au surplus, Madame, ceulx de Viane se renforcent tousjours de plus en plus et hier y sont encoires entrez deux eens soldats et avecq le peu de gens que j'ay, il m'est impossible de le leur empescher; car quand je leur couppe le chemin par 1W costé ils meschappent et y entrent par 1'aultre.
L'on murmuroit que le conté van den Berghe faisoit aussy de gens. 11 est bien vray que l'on parle fort audit Berghe pour en taire, mais ü ne baille pas encoires de 1'argent dehors. Et (comme jay aultrefois escript a V.A.) il me samble qu'il seroit bón quelle envoiast encoires quelques soldats sur le chasteau de trorchum et principalement astheure, estant Viane ès termes oü u est.
D'Utrecht ce XXIIme de Mars 1567. Post datum.
Madame, Le secrétaire de la Torre est eschappé de la prison et est venu ce jourd'huy en ceste ville et comme il se mecte demain en chemin pour venir vers V. A., n'en feray oultre discours, pour ce qu'il dira bien le tout au long a V. A.
Madame Depuis cestes escriptes j'ay advertence d'Amsterdam qUf les,.«heu,x riches sont esté protester sur la maison de la ville quilz ne veuillent pas Monseigneur de Brederodes pour leur gouverneur; dont n'ay peu lesser d'adviser V. A. et il me samble que, sy V. A. leur déclarast avecq une lettre qu'elle le
1) Dit woord is mij onbekend. De zin brengt mede: een poets spelen.



462
BRIEFWISSELING TUSSCHEN MARGARETHA
tient pour ennemy du Roy, comme je luy ay aultrefois escript, que cela pourra bien faire tourner tout sen (?) dessus dessoubz, et il emporté beaucoup qu'il ne se face mestre de ceste ville-la.
Datum ut in litteris.
A Madame.
Papiers d'Etat et de 1'Audience (Archives Générales du Royaume de Belgique), Portef. No. 244*.
425. 1567 ■— Maart 22.
Van Brimeu aan Margaretha. — Antwoord op No. 420. Hij zal trachten zich met de soldaten, die hij heeft, te redden. Afgevaardigden van Harderwijk hebben beloofd naar hun vermogen alles wat in strijd met den dienst van Z. M. is, te zullen beletten. Hij acht het geraden de twee door de Staten van Utrecht aangenomene vendelen in dienst te houden. Berichten over de toerustingen der Geuzen. Hij dringt aan op versterking van de bezetting van het kasteel van Gorinchem, daar deze plaats van groot belang is. Hij zal zijn best doen om de wervingen te Beusichem enz. te beletten, maar het zal niet gemakkelijk gaan, daar de Geuzen vele spionnen hebben. Hij betuigt dank voor de begenadiging van Barck en zendt eene lijst der namen van hen, die te Utrecht den eed niet hebben willen doen.
Madame, J'ay receu la lettre de V. A. du i8me de ce mois et puisque je n'ay a. attendre aulcun secours de la pour les raisons contenues en icelle, qui sont bien prégnantes, je regarderay de faire avecq les gens que j'ay le mieulx que je pourray, et je me garderay bien de m'attacher a. Viane avecq ceulx-la, puisqu'ilz sont quasi aussy forts que moy. Et sy mes capitaines pour le commencement ont ung peu failly, j'espère que doresnavant ilz seront plus vigilans et feront mieulx et la perte at esté bien petite, car il n'y a mort ung seul homme des nostres. Et puisque V. A. dict que l'on la menasse, il est nécessaire qu'elle soit bien sur sa garde, car de la dépend nostre salut.
Et puisque V. A. trouve bonne la capitulation faicte avecq ceulx de Elborch, je feray comme V. A. me commande, affin que le tout soit exécuté. Et les députez de la ville de Harderwyck ont esté vers moy, ausquelz j'ay proposé pe que V. A. m'avoit commandé par sa précédente, et ilz m'ont promis qu'ilz empescheront a tout leur pouvoir que l'on ne viengne faire en la ville des practicques ou menées, qui pourriont tendre contre le service de Sa Majesté, et en feront le serment, quant ilz feront 1'aultre suyvant ladite capitulation.
Touchant le serviteur du seigneur de Langeraick arresté par le duc Erich avecq trois ses chevaulx j'escripveray a Son Excellence, affin qu'il les retienne encoires, comme V. A. escript; et pour empescher les levées qui se font par ces rebelles, et leur traficques, le plus tost que V. A. faict la publication de la défence mentionnée en sadicte lettre, sera le meilleur.
Et quand aux deux enseignes, que les Estats de ce pays ont levées, elles sont raisonnables, ny des meilleures ny des pires, et se pourront avecq le temps et quant elles auriont passé ungne monstre ou deux, faire bonnes, et il ne me samble nullement



VAN PARMA EN CHARLES DE BRIMEU.
403
conseillable (pour les raisons que j'ay escript par mes précédentes) de les casser encoires. Et regarderay pourtant de faire mon mieulx k induire lesdits Estats de payer 1'une enseigne a tant que l'on en auroit k faire, et advertiray incontinent V. A. de ce que j'auray négocié. Et prie trés humblement que, sy Monseigneur de Quarebbe n'est point encoires en chemin, que V.A. le veuille faire haster avecq 1'argent, car les soldats commencent désia fort a ce dismander (?), dont je me fache bien.
J'entens que les gens, que l'on a faict a Berghes, sont envoié k Viane et qu'il y at quelques capitaines pour le conté dudit Berghe, qui en tiennent a la main; mais ilz ne baillent point encoires de 1'argent. Je m'en informeray plus amplement et advertiray V. A. de ce quy passé, et regarderay de leur donner tout 1'empeschement que je pourray. Et ung gentilhomme, qui vient présentement d'Allemaigne, qui j'avois envoié la. pour scavoir ce que s'y faisoit, m'at rapporté qu'il n'y at nulles novelles de quelques levées ou assamblées, sinon qu'ung conté de Zein 1) feroit mille ou douze eens chevaulx et donnoit wartgelt cincq dalers sur chacun cheval. II faict courre le bruict que c'est pour le Roy; je croy que V. A. scaura bien s'il est ainsy ou point. II dict aussy qu'il a passé a Dielenborch, la maison des contes de Nassau, oü le conté Lodewyck est quoy 2), mais que Hartzfelt faict encoires de gens. Parquoy il seroit bon (a correction tres humble) que V. A. en escripvist a Monseigneur de Couloingne, sy elle ne 1'a pas encoires faict, car il se monstre fort affectionné au service de Sa Majesté.
Et ne puis penser pourquoy V. A. veult que l'on différé encoires k renforcer la garnison du chasteau de Gorchum, veu que le lieu est de sy grande importance, comme estant ainsy sur le passaige et que Monseigneur de Brederodes a désia une grande partie de la ville pour luy.
Je renvoie quand et ceste la lettre de V. A. pour le secrétaire de la Torre, pour ce qu'il estoit désia party d'ichy pour Bruxelles, quand je la receu.
Je feray aussy tout ce que me sera possible pour empescher les levées qui se font a Buesinchem, Ysselstein et par la-entour, comme V. A. escript, mais ilz sont sy bien furniz d'espies (comme' une grande partie des gens sont Gheulx) que, quand je pense leur coupper le chemin par 1'ung costé, ilz en sont advertiz et se sauvent par 1'aultre.
Et remerchie trés humblement V. A. de ce qu'elle a prinsen grace le frère du baillier ichy Arnoult Barck, et j'espère qu'il fera tel service k Sa Majesté et V. A. qu'il mériterat ceste faveur.
J envoie icy-joinct les noms de ceulx, qui nónt point volu faire le serment ès mains du président icy, et quand a ceulx de qui Monseigneur de Wulp 3) est commis (comme lieutenant des fiefz) de le prendre, il seroit bon que V. A. y pourveust pour
1) Sain. 3) zich rustig houdt. 3) Gerrit van Renesse.



464
BRIEFWISSELING TUSSCHEN MARGARETHA
s'asseurer d'eulx, soit par commectre quelqung aultre en son lieu ou aultrement, comme elle trouvera convenir.
D'Utrecht ce XXIIme de Mars 1567.
A Madame.
Als boven.
426. 1567 — Maart 23.
Van Brimeu aan Margaretha. — Antwoord op No. 422. Hij heeft aan het bevel voldaan, ofschoon hij liever een der vendelen van de Staten van Utrecht zoude hebben gezonden. Die van Amsterdam weigeren eenstemmig Brederode aan hun hoofd te plaatsen. Die van Vianen hebben het klooster Marienweerd geplunderd en den abt gevankelijk medegevoerd.
Madame, J'ay receu hier au soir assez tard la lettre de V. A. du XXme de ce mois, par laquelle elle me commandoit que j'envoiasse une enseigne des miennes a. Middelborch. Et encoires que j'y eusse plus voluntiers envoié une de celles, que les Estatz de ce pays ont faictes, pour tenir mes gens ensamble, toutesfois pour obéir aux commandemens de V. A. tant en cela que en toute aultre chose, qu'il luy plairat me commander, en quoy je ne seray jamais trouvé paresseux, 1'ay faict incontinent en manière comme V. A. escript, et est partie la minuyct du Vaert, d'oü je 1'ay envoiée pour estre tant plus prés et pour gaigner temps.
En oultre, Madame, j'ay eu tout astheure novelles d'Amstelredam qui sont bonnes; c'est que les bons et mauvais sont conclus unanimement 1) que, encoires que Monsieur le Prince (vers lequel ilz ont envoié leurs députez a ceste fin) consentist qu'ilz fissent Monsieur de Brederodes leur chef, qu'ilz ne le feront point. Dieu les maintienne en ceste bonne volunté. Et il me samble pourtant que, sy V. A. leur escripvist une lettre bien a. certes que, comme mondict seigneur de Brederodes est tant rebel contre le Roy, qu'ilz feriont bien de le faire sortir, que sans faulte nulle (toutesfois je ne m'en veulx asseurer) ilz le chasseroient en voie. Et sy V.A. pouvoit tant moienner qu'elle le fist desloger dela, ce seroit certes faict ung grand service a Sa Majesté.
Au surplus je n'ay peu lesser d'adviser V. A. que ceulx de Viane sont sortis la nuict de hier et sont venuz en une abbaye, appellée Marien weert, pays de Gueldres, oü ilz ont faict premièrement la guerre a Dieu, car ilz ont pillé 1'église et rompu tout ce qu'il y avoit dedens, et puis après troussé 1'abbé prisonnier et 1'amené audict Viane, lequel s'estoit fié sur une sauvegarde, qu'il avoit de Monsieur de Brederodes. Et comme j'ay aultrefois escript è. V. A. que, sy l'on ne les dénice de la., ilz sont taillez de faire beaucoup de mal, sy 1'entreprinse de Valenchiennes succédoit bien, ce seroit puis après une belle dépesché.
D'Utrecht ce XXIIIme de Mars 1567.
A Madame.
Correspondance de Gueldre et Zutphen V, f. 242.
1) Dat deze „novelles" niet in «Hen deele juist waren, blijkt bij lezing van Scheltema a. w., blz. 64—73.



VAN PARMA EN CHARLES DE BRIMEU.
465
427- 1567 (1566) — (Maart 23).
Van Margaretha aan Brimeu. — Antwoord op No. 415, 417—419 Zij dankt voor de berichten en zijnen raad aangaande de soldaten te 's Gravenhage. Daar Oranje haar nog niet heeft geantwoord, moet men de zaak voorloopig laten zooals zij is In Overijssel en elders werft men lieden voor Vianen. Hij moet zorgen, dat die op de Veluwe en te Amersfoort worden tegengehouden.
Mon cousin, Je me trouve avec deux voz lettres du XVI, une du XVII et une du XVIIImes de ce présent mois, lesquelles estans pour la pluspart en responce a. miennes précédentes, il n y reste que vous remercier des advertences, que aulcunes desdictes lettres peuvent porter, et mesmes de vostre advis contenu en la dernierre touchant les IP harquebousiers estans en la Haye endroict lesquelz je regarderay ce que s'en pourra faire pour lê myeulx. Et quant k Ysselsteyn, vous aurez entendu par ma dernière, que j'en debvois escripvre au prince d'Oranges, comme j ay faict, et aussy touchant Bueren, mais je n'en ay encoires responce et n'est convenable que s'attente aulcune chose.
Je suys advertie que les rebelles font leurs gens partout et mesmes en Overyssel, lesquelz, venans vers Viane, ont de passer vostre gouvernement, par oü il sera bien qu'advisez de dónner ordre sur la Veluwe, mesmes k Harderwyck, Elburgh, Hattem et aussy a Amersfort, que l'on empesche autant que possible sera, le passaige desdicts gens de guerre, lesquelz vraysamblablement prendront leur chemin par la.
De Bruxelles le (XXIHme) jour de Mars 1) 1566, stil de court.
Au conté de Meghem.
Als boven V, f. 277.
428* 1567 — Maart 23.
Van Brimeu aan Margaretha. - Hij schrijft over wervingen van den graaf van den Berg en geeft den raad 's Heerenberg te nemen, waartoe 4 vendelen zonder geschut voldoende zouden zijn. Ten einde die van Vianen voor goed te beletten de nv.er over te steken en het land van Utrecht te plunderen, geeft hij in overweging hunne schepen te laten stukschieten, maar die van Utrecht wülen daartoe geen kruit verstrekken. °
Madame, Le bruict croit par ichy de plus en plus que le conté van den Berghe faict des gens et qu'il feroit sa loopplaetee a une demie lieue dudict Berghe. II ne donne point encoires de 1'argent; toutesfois, s'il est vray, il fera tout ainsy comme a faict Monsieur de Brederodes; car sy l'on leur empesche icelle „loopplaetse", ilz se sauveront audict Berghe. II y a ungcapitaine mien, qui cognoit bien la place, qui m'asseure que avecq quatre enseignes lón prendroit ladicte ville en arrivant sans artillerie, et certes, sy cela se pouvoit faire, on leur destourberoit du tout leur „loopplaetse" et seriont bien empesché de trouver une aultre. Toutesfois je n'y ay riens volu attenter
1) Deze dagteekening is vastgesteld met behulp van No. 433.
30



466
BRIEFWISSELING TUSSCHEN MARGARETHA
sans ordonnance de V. A., et prie pourtant trés humblement qu'elle me veuille mander sur ce sa volunté, asscavoir s'il luy plaist, quand je seray asseuré qu'il donne de 1'argent et que ses gens se mectent en course, que j'assaye de le mectre en exécution.
D'aultre part comme ceulx de ceste ville ont bien grande poeur que ceulx de Viane (pour ce qu'ilz se renforcent tousjours de plus en plus, de sorte qu'ilz sont astheure guerre moings que trois mille hommes) ne gastent tout le pays, veu qu'ilz peuvent bien passer la rivière plus hault et plus bas que le Vaert, comme j'ay désia escript a V. A., j'ay advisé ung moien, c'est que l'on pourroit mectre de 1'artillerie decha la rivière et en moings de quatre ou cincq heures leur oster et rompre tous leurs batteaulx, qu'ilz ont par dela. Mais la dispute est astheure pour la pouldre et les boulets, car ceulx de cestedicte ville veuillent que l'on les preigne de la citadelle, et comme doncques ma commission ne s'extend point de ce faire, prie trés humblement que V. A. me veuille mander en la plus grande diligence que faire se pourra, ce que j'en auray è. faire, et qu'elle ne veuille parler de ces batteaulx sinon k trois ou quatre de ses confidens, car sy ceulx de Viane susdict en fussent préadvertiz, toutte 1'entreprinse seroit faillie, et V. A. peult bien croire que l'on en asseurera merveilleusement le pays de decha. 1'eauwe.
D'Utrecht ce 23me de Mars 1567.
J'ay eu nouvelles que le capitaine, que j'ay envoié vers Middelbourg, s'est embarqué a. 8 heures a Scoonhove, de manière que j'espère qu'il ne serast demayn loing de Middelbourg.
A Madame.
Als boven V, f. 244. Het post-scriptum is eigenhandig.
429. 1567 — Maart 24.
Van Brimeu aan Margaretha. — Antwoord op No. 423. Het zoude zeer ongeraden zijn zijne soldaten weg te halen, tenzij Brederode hetzelfde deed met die' te Vianen. Van uithongeren is voorloopig geen sprake, daar zij ruim van alles voorzien zijn.
Madame, J'ay receu la lettre de V. A. du 2ome de ce mois, et comme je luy ay désia. escript par une mienne précédente que quand a. Viane je feray comme V. A. m'a commandé, je n'en diray davantaige pour ne servir de redite. Et il ne me samble nullement du monde conseillable (comme j'ay plusieurs fois escript k V. A.) qu'elle face sortir mes gens d'ichy, sy n'est que Monsieur de Brederodes sacque aussy les siens dudict Viane, ce qu'il luy fauldroit bien faire, s'ilz déterminassent de secourir Valenchiennes, dont je ne vois encoires nulle apparence. L'on dict bien par ichy qu'ilz doibvent faire quarante eilseignes parmy celles, que mondict seigneur de Brederodes at, mais ilz ne baillent pas encoires de 1'argent dehors, et je suis adverty par ung



VAN PARMA EN CHARLES DE BRIMEU.
467
gentilhomme, qui est frère d'ung des capitaines du conté van den Berghe, que icelluy conté en doibt bailler Sabmedy prochain a ses capitaines. Je m'en informeray plus amplement et s'il est vray (comme je scay le lieu oü ilz le doibvent recepvoir), je regarderay de les faire attraper et trousser par le collet, sy je puis.
Et il seroit astheure bien mal faisable d'affamer Viane par les maisons de Bueren et Culemborch, pour ce qu'ilz y ont désia du costé de Hoeckelum, Leerdam et Ysselsteyn amené tant de vivres, qu'ilz ont assez a manger pour deux mois ou six sepmaines. Je respons cecy, pour ce que ladicte lettre de V. A. dict qu'elle at escript k ceulx du Conseil en Gueldres pour scavoir de quelle nature est ladicte maison de Bueren, ce que je pense que soit k ces fins.
Ung gentilhomme mien, que j'avois envoié jusques k Schoonhoven avecq 1'enseigne, qui doibt aller a Middelborch, est revenu et m'a rapporté que les maroniers luy ont asseuré qu'elle sera la au soir ou demain matin au plus tard.
D'Utrecht ce 24me de Mars 1567.
A Madame.
Als boven V, f. 346.
43°- 1567 (1566) — Maart 24.
Van Margaretha aan Brimeu. — Zij geeft hem kennis van de overgave van Valenciennes en waarschuwt hem, dat de rebellen te Vianen er op uit zijn om hein te verrassen.
Mon cousin, M'ayant le seigneur de Noircarmes par ses lettres du XXIIIme de ce mois adverty que ceulx de la ville de Valenciennes se sont renduz a la miséricorde du Roy, mon seigneur 1), aprez toutesfois que les trenschiz estoient faictz et la batterie mise en ordre pour la bresche, qui ja estoit faicte pour Chantonnay, je n'ay peu délaisser de vous advertir de ces bonnes nouvelles et de la grace, qu'il ha pleu a Dieu nous faire en cecy que de avoir mis soubz 1'obéissance de Sa Majesté ladite ville, ainsi que pourrez veoir plus au long par une copie desdites lettres du seigneur de Noircarmes, que j'ay faict joindre k cestes, k laquelle je me réfère; qu'est cause je ne feray ceste plus longue.
De Bruxelles ce XXIIIIme de Mars 1566 devant Pasques.
Post date aux lettres de Monseigneur de Meghem: Comme j'entens que aucuns rebelles de par deck, tant du costé de Vianen que ailleurs, sont aprez pour donner une bonne trousse a voz gens, je ne puis délaisser de vous en advertir,
1) Zie over de beteekenis van dit feit en het karakter van den heer van Noircarmes Bakhuizen van den Brink a. w., blz. 17, 18. •



468
BRIEFWISSELING TUSSCHEN MARGARETHA
affin que dilligentement soyez sur vostre garde a ce que mal ne vous adviengne.
Au conté de Meghem.
Papiers d'Etat et de 1'Audience (Archives Générales du Royaume de Belgique), Portef. No. 244IO.
431. 1567 (1566) —Maart 25.
Van Margaretha aan Brimeu. — Antwoord op No. 421, 424 en 425. De bisschop van Luik heeft haar gewaarschuwd, dat Geldersche rebellen eenen aanslag op Maastricht voorhebben. Ten aanzien van de ontwapening te Utrecht en den raadsheer Renesse verwijst zij naar hare vorige brieven. De president van het Hof van Utrecht moet belast worden met het afnemen van den leeneed. Zij verzoekt hem een zijner vendelen naar Gorinchem te zenden. Cigogne zal zijne soldaten monsteren. Hij moet den graaf van den Berg in het oog houden, als ook zich vergewissen van den staat der zaken te Enkhuizen en Leiden.
Mon cousin, Ces deux motz seront en responce a voz lettres des XIX et XXIImes de ce mois, vous remerchant en premier lieu des advertissements que me donnez. Et comme depuis j'ay eu les advis, dont hier vous ay faict part, de quelques troubles et practiques, qui se meinent mesmes en vostre gouvernement par ces rebelles pour vous donner une bonne main, oultre ce que l'on me dict aussi que ceulx de Vianen sont aprez pour faire le semblable, je ne puis sinon itérativement vous prier d'estre bien sur vostre garde a ce que inconvénient ne vous adviegne. Aussi entens je que aulcuns de vostredit gouvernement sont aprez pour faire une emprinse sur la ville de Maestricht, selon que m'escript 1'évesque de Liège; parquoy y donnerez tous les empeschements a vous possibles a ce que cecy soit diverty, en tenant tousjours bonne correspondence avec ledit évesque au mesme effect que dessus.
Vous faictes mention par vosdictes lettres des confédérez, qui ont presté le serment a. Uytrecht, selon que vous avois escript, excepté ung ou deux, et que estes néantmoins d'opinion que l'on leur hoste les armes. A quoy me souvient avoir passé long temps satisfaict — selon que je tiens que trouverez par mes lettres, que sur ce naguaires vous ay escript — que feissiez en 1'endroit de tous les sectaires, rebelles et suspectz en ladite ville d'Uytrecht, comme j'ay aussi faict quant a, ce que me touchez du conseiller Renaix 1), affin qu'il soit suspendu de son estat pour les causes que m'avez allégué.
Et au quant du lieutenant des fiefz, en regard a ce que m'escripvez je vous prie et de la part du Roy, mon seigneur, requiers bien instamment que au plus tost vous lui ordonnez de faire promptement le serment en voz mains, et en faulte de ce mon intention est que le suspendez jusques a. aultre ordonnance myenne.
Au surplus je vous requiers aussi d'ordonner au président du
* 1) Renesse.



VAN PARMA EN CHARLES DE BRIMEU.
469
Conseil de Sa Majesté audit Uytrecht de prendre le serment de tous les féodaulx selon que ha esté faict en aultres lieux des pays de par deca.
Quant au chasteau de Gorckhum, oü il vous samble qu'il ne seroit que fort a propoz que je y envoyisse quelques soldars, mon bon cousin le prince de Gavres 1) m'ha dict qu'il y pourverra. Néantmoins je ne trouverois sinon bon d'envoyer en la ville de^ Gorckum une enseigne des vostres pour tant meilleur garde d'icelle, sur quoy me ferez plaisir de m'advertir de vostre advis.
De Bruxelles le XXVme de Mars 1566 avant Pasques.
Post date aux lettres pour le conté de Mecrhem, du 2<;me de Mars 1567.
Depuis cestes escriptes me sont survenues aultres voz lettres du XXme de ce mois et pour ce que par ce que dessus je satisfays aux poinctz y contenuz, je ne diray ici aultre fors que j'ay escript a. Messire Jehan Andrea Cygoigne pour passer a monstre voz soldars, luy envoyant a eest effect 1'argent, a. cause que Quaderebbe vaque icy a. aultres affaires fort importans le service de Sa Majesté.
Quant aux enseignes levées par les Estatz d'Uytrecht, il ne sera que bien que faictes tant qu'ilz continuent a payer 1'une d'icelles.
La levée des gens de cheval, qui se faict par le conté de Zein, est par ordonnance et commandement de Sa Majesté.
Au regard du conté van den Berghe, comme il est en vostre gouvernement, vous ferez bien de tenir 1'oeil sur luy et y envoyer homme bien advisé pour scavoir ce qui se passé; empeschant ses desseings par toutes voyes a. vous possibles.
J'ay faict donner ordre pour la provision que demande le capitaine Waremburg, selon que luy escripvray, ce que luy ferez entendre présentement.
Pour ce que je me doubte aussi aulcunement d'Enchuysen et Leyden, vous ferez bien de discrètement et secrètement vous informer de leur estat, affin que, le schaichant, l'on y puisse tant mieulx^ pourveoir selon qu'il convient pour le service de Sa Majesté, pour estre lesdites places de si grande importance principaUement ledit Enchuysen; parquoy vous (prie) de au plus tost y satisfaire.
Quant a la ville de Gorckum, oultre ce qui en est touché chy-dessus, il m'ha depuis samblé qu'il ne conviendroit en ce temps diminuer vostre régiment, et néantmoins en attendray vostre ulterieur advis, et quant au chasteau, me remectz a que vous en escript ledit prince de Gavres.
Au conté de Meghem.
Als boven, Portef. No. 2446.
düdit'LÏ"66" °ntWerp Van dezen brief staat hierbij: .comme drossaert et capitaine



470
BRIEFWISSELING TUSSCHEN MARGARETHA
432. 1567 (1566) — Maart 26.
Van Margaretha aan Brimeu. — Antwoord op No. 438 en 429. Zij is het met hem eens, dat zijne soldaten moeten blijven waar zij zijn, en gelast hem de plundertochten zooveel mogelijk te beletten. Zij zal aan Amsterdam en de overige Hollandsche steden schrijven en betreurt het lot van Marienweerd.
Mon cousin, Pour respondre k voz lettres des XXIII et XXIIII de ce mois, je me conforme, quant au premier poinct, a vostre advis que ne convient encoires que voz gens partent de desla. Et combien qu'il me samble aussy qu'il sera mal possible de affamer la ville de Viane avec les gens que vous avez, si est ce que je ne puis encoires départir de ma résolution aultresfois prinse et dont avez esté adverty, scavoir que, si ne pouvez du tout empescher les vivres, que tousjours vous faictes vostre mieulx pour non leur délaisser si grande et plaine liberté et d'obvier a ces insolences le mieulx que pourrez.
Je vous mercie de vostre diligence, dont avez usé en 1'envoy de 1'une de voz compaignies k Middelburg, espérant qu'ilz y feront leur debvoir en ce que se offrira pour le service de Sa Majesté et conservation de la ville. Quant a ce que touche de la ville d'Amstelredam et des advis, que vous avez, que ny les bons ny les mauvais entendoient faire le Sr. de Brederode chief de la ville, c'est chose, que nous entendons voluntiers. Et selon vostre advis nous ferons escripre ausdicts d'Amstelredam que par toutes voyes possibles ilz le facent sortir la ville de tant plus que le tuer que pour désobéissant a. Sa Majesté 1). Le mesme feray entendre a toutes aultres villes de Hollande, affin
qu'ilz ne se laissent de luy abuser ilz prestent 1'oreille et
donnent (?) ou que vous entendrez cy-après.
Ayant esté regret d'entendre 1'insolence, que ses gens ont faict au cloistre de Marienweerdt, emmenant prisonnier 1'abbé dudict monastère, lequel avec le temps fauldra trouver moyen de remectre et réintégrer.
De Bruxelles le XXVIme jour de Mars 1566 avant Pasques.
Au conté de Meghem.
Correspondance de Gueldre et Zutphen V, f. 35a.
433. 1567 — Maart 26.
Van Brimeu aan Margaretha. — Antwoord op No. 437. Hij wenscht haar geluk met de overgave van Valenciennes en spreekt de hoop uit, dat de daardoor vrijgekomene soldaten voor Vianen zullen worden gebruikt. Het Hof van Utrecht heeft een plakkaat uitgevaardigd tegen het dienen onder Brederode en de goederen van hen, die zich in zijnen dienst hebben begeven, opgeteekend, hetgeen hij een navolgenswaardig voorbeeld acht. Hij heeft last gegeven de knechten, die over de Veluwe mochten komen, naar behooren te ontvangen. Hij heeft de Amsterdamsen e vroedschap gewaarschuwd tegen het binnenkomen van soldaten in vermomming.
Madame, Comme j'ay eu hier au soir novelles que la ville de Vallenchiennes s'est rendue k la miséricorde du Roy, n'ay
1) Deze woorden zijn niet geheel duidelijk.



VAN PARMA EN CHARLES DE BRIMEU.
471
peu lesser de congratuler a, V. A. la victoire et la supplier trés humblement (comme son trés humble serviteur) qu'elle ne veuille perdre temps et la suyre 1), laissant dedens ledict Vallenchiennes les gens qu'il convient. Je ne veulx plus riens dire .de Viane pour n'estre tenu pour importuin, mais qu'elle emploie les gens-la une aultre part, comme V. A. trouverat convenir, affin qu'ilz ne gaingnent leur argent inutilement et que nous faisons ce que nous avons a. faire, devant qu'ilz aient des gens et que soient assamblez.
En oultre ceulx du Conseil du Roy ichy m'ont monstré ung placcart faict allencontre de ceulx, qui se mectent en service de Monsieur de Brederodes ou de ceulx, qui n'ont commission de Sa Majesté ou V. A. de faire des gens. Et oultre ledict placcart l'on faict ichy une chose, que je trouve fort bonne; c'est que l'on annote les biens de ceulx, qui se sont mis audict service. Et il me samble que, sy cela se faisoit en tous aultres pays de Sa Majesté oü confiscation a lieu, que cela garderoit plusieurs de servir ces rebelles tant légièrement et que, s'il se publiast ung aultre placcart, par lequel il fust dict que, sy ceulx, qui se sont mis audict service, revinssent endedens quelques jours (qui se pourriont préfiger), ilz seriont receuz en grace et leurs biens leur seroient restituez, que par ce moien les compaignies de ces rebelles demoureroient bien mal fournues.
Et quand k ce que V. A. escript par la sienne du 23me de ce mois, que j'ay receu tout a ceste heure, qu'elle est advertie que les rebelles font leurs gens partout, mesmes en Overyssel, lesquelz, venans vers Viane, ont de passer mon gouvernement etc, j'y ay donné bon ordre que les gens de guerre, qui passeront par la, seront bien receuz. Et j'ay eu advertence que a. Goir, Deventer et la-alentour l'on feroit trois enseignes, qui tireroient vers Amstelredam par six, dix et douze en accoustremens dissimulez et que, quand ilz seroint tous la, ilz se manifesteroient et scauroient oü ilz auront k trouver leurs armes. Toutesfois je ne sgay s'il est vray; néantmoings, pour syou non, j'en ay adverty les bourgemaistres dudict Amstelredam, affin qti'ilz soient sur leur garde 2).
II me samble que, sy V. A. escripvist astheure sur ces bonnes nouvelles a ceulx dudict Amstelredam ce que je luy ay représenté par mes précédentes de Brederodes, qu'il seroit en grand bransle de desloger. Et V. A. n'oublie point de donner une bonne seignée 3) k ceulx dudict Vallenchiennes, affin qu'elle aye de quoy payer les gens en attendant la venue de Sa Majesté.
D'Utrecht ce 26me de Mars 1567.
A Madame.
Als bóven V, f. 353. ' VijSkSw
1) gelijk dikwijls voor s u y v r e.
3) Zie hierover Scheltema a. w., blz. 74.
3) aderlating.



472
BRIEFWISSELING TUSSCHEN MARGARETHA
434. 1567 (1566) — Maart 27.
Van Brimeu aan Margaretha. — Antwoord op No. 430. Over wervingen in Duitschland door Lodewijk van Nassau. Hertog Erik verklaart in staat te zijn 10 vendelen te verschaffen. Hij dankt voor het bericht der overgave van Valenciennes en hoopt nu de zeer noodige versterking te zullen ontvangen. "Hij is het met de Staten eens geworden over de betaling der vendelen. De ontdekking, dat Amsterdam vol vreemdelingen is, heeft daar groote ontroering veroorzaakt.
Madame, Le duc Erich m'at présentement mandé qu'il at advertence d'Allemaigne qu'en la sepmaine que l'on appellé Judica 1), dernier passé le comte Lodewyck de Nassou seroit venu de ce Pays-Bas a Dyllenborch avecq de 1'argent et que luy et aussy Christofel van Malsborch ont mandé la tous leurs ritmaistres et quelques couronnelz de pied aussy, pour leur en donner pour faire des gens. Et comme aucuns gentilzhommes, tant ritmaistres que autres, qui disnarent hier avecq moy, qui sont venu de la, m'ont dict qu'ilz se doubtent qu'il soit vray, n'ay peu laisser d'en adviser V.A. et encoires que j'aye quelques ungs la, desquelz j'attens de jour a. autre nouvelles, sy ne fauldray d'y envoier des autres pour en scavoir la vraie vérité. L'on m'at dict que puis naguaires ledict comte Lodewyck auroit esté k Berge 2), et je pense bien qu'il n'at esté plus avant dedans ce pays que la..
D'autre part, Madame, m'at ledict duc escript que, sy V. A. avoit a. faire encoires des gens de piedt, qu'il a bien bon moien d'en avoir dix enseignes; dont je ne fais doubte qu'elles ne seroient bien aussy bonnes que nulles autres, que Sa Majesté aurat en son service. Et encoires que je pense bien que V. A. n'en aurat poinct a. faire, sy n'ay volu laisser (pour ce qu'il me 1'at ainsy escript) de le représenter a. V. A.
Je remerchie trés humblement V. A. des novelles de Valenchiennes, dont elle me faict part par sa lettre du 24me, que j'ay receu tout a. eest instant, lesquelles j'avois désia. entendues, comme V. A. aurat veu par une autre mienne, que je luy escripvis hier, et ce n'est pas une petite conqueste; comme je remerchie semblablement V. A. de 1'advertence, qu'elle me faict, que aucuns rebelles de par decha, tant du costé de Viane que d'ailleurs, seroient apperceuz pour nous donner une bonne trousse, et nous nous garderons le mieulx que polrons.
Et comme, Madame, la ville de Valenchiennes est astheure prinse et que ceulx de Viane se renforcent tousjours de plus en plus et mesmement que Monsieur de Gusten, frère de Monsieur de Batenborch, est en chemin avecq deux enseignes pour venir aussy la et que l'on dict qu'il se faict encoires dix autres autour de Remunde, n'ay peu laisser de représenter encoires une fois a. V. A., comme j'ay faict souvent, qu'il seroit bon qu'elle envoiast quelque renfort. Je garderay bien avecq les gens que j'ay, qu'ilz ne prendront ceste ville, mais poinct qu'ilz ne gastent ce pays
1) Naam van den tweeden Zondag vóór Paschen. Deze viel in 1567 op 16 Maart, a) 's Heerenberg.



VAN PARMA EN CHARLES DE BRIMEU.
473
icy-alentour, comme j'ay plusieurs fois escript a V. A., s'ilz se renforcent tous les jours comme ilz font. Et sy je voulois envoier quelques gens d'icy pour leur coupper le chemin, ce pays demoureroit despourveu, car mes gens sont répartiz en trois parts, scavoir deux enseignes avecq les gens du duc Erich pour garder le costel du Dortsche Weert et envers Gorchum, trois pour garder le Vaert avecq les deux enseignes qui sont esté faictes par les Estatz de ce pays, car comme le pourprins y est grand et qu'il n'y a autre fortimcation qu'une trenchée, il fault bien quatre ou cincq enseignes pour le garder; et la reste est en ceste ville et en la citadelle, de manière que je ne m'ose despourveoir de nulles gens d'icy pour aller trouver les autres, de peur qu'ilz ne passent la rivière et gastent le tout, me voiant si foible.
J'ay traicté avecq les Estatz de ce pays sur le payement de 1'une enseigne, dont V. A. m'avoit escript, et ilz sont esté content de donner deux iril florins pour ung mois; mais ilz n'en veullent avoir le tiltre que 1'enseigne soit a eulx, pour la peur qu'ilz ont pour Monsr. de Brederodes. Je 1'ay tousjours accepté (soubz le bon plaisir de V. A.), car il ne cousterat que deux ou trois eens florins plus} pensant que V. A. ne ferat point de difficulté pour si peu de chose.
J'ay eu novelles d'Amsterdam que sur ce que j'avois adverty les burgmaistres que l'on vouloit mectre trois enseignes dedans la ville — dont j'ay escript par mes précédentes a V. A. — ilz ont faict regarder et y ont trouvé tout plain d'estrangiers, ce que at faict ung grand rumeur et garboulle en la ville, et je ne fays poinct de doubte que, sy la lettre de V. A. (dont je luy ay plusieurs fois escript touchant Monsr. de Brederodes) fust venue en ceste conjuncture, qu'ilz 1'eussent chassé de la, encoires que je pense que cecy ferat quelque chose, veu le grand garboulle quy est astheure.
D'Utrecht ce XXVIIme de Mars 1566 avant Pasques.
A Madame.
Als boven V, f. 255.
435. 1567 — Maart 27.
kvanuBR11,EU AAN Margaretha- — Hij beveelt twee Geldersche edelen, die het verbond hebben geteekend, maar zich spoedig teruggetrokken hebben en zich nu bereid verklaren om Z. M. te dienen, aan voor vergiffenis.
Madame, Deux gentilzhommes du pays de Gueldres, nommément Guillame de Rysenborch et Joost Pieck 1), gens mectables
1) Zie over deze persoon te Water a. w. III, blz. 227 en 282. De vermelding hunner- voornamen, die aan te Water onbekend waren, dient tot vaststelling hunner identiteit. Ten onrechte heeft t. W. vermoed, dat wellicht Pieck zoude zijn Jelis of Pieck. In de Haas, Het geslacht Pieck, worden twee leden van dit geslacht vermeld die dezen voornaam droegen, n.1. J. Pieck van Asperen, zoon van Otto en J. Pieck, zoon van Gijsbert, die in 1546 gouverneur van Nymegen was. Welke van beiden de hier bedoelde Joost was, is niet met zekerheid uit te maken, daar beiden in denzelfden tijd leefden, maar het meest waarschijnlijke is, dat wij hier met den laatstgenoemde te doen hebben, daar Willem v. R. de man was zijner zuster Anna.



474
BRIEFWISSELING TUSSCHEN MARGARETHA
et de service, m'ont présenté la requeste icy-enclose et trés instamment requis que je volsisse escripre en leur faveur a. V. A., affin qu'il luy plaist leur pardonner ce qu'ilz peuvent avoir mesfaict, paree qu'ilz ont signé la ligue des gentilzhommes confédérez, comme ladicte requeste contient plus amplement. Et comme doncques ilz promectent soubz leurs mains d'estre a. tousjours trés humbles et obéissans serviteurs de Sa Majesté et s'emploier en son service contre et envers tous etrenunchent aussy a, ladicte ligue, comme V. A. a faict faire a plusieurs aultres, prie trés humblement que V. A. les veuille favoriser et me mander quelque gracieuse responce, que je leur puisse faire pour les oster hors la paine oü ilz sont.
D'Utrecht ce 27me de Mars 1567.
A Madame.
Als boven V, f. 257.
435a.
Schrijven van Willem van Rysenborch en Joost Pieck aan den Stadhouder, houdende verzoek om aanbeveling bij de Regentes.
A Monseingneur,
Monseingneur le conté de Meghem, chevalier de 1'Ordre, gouverneur et capitaine général de la duchée de Gueldres et contée de Zutphen,
Remonstrent en toute humilité Guillame de Rysenborch et Joost Pieck, subjectz du Roy de son pays de Gueldres, comment Ia Vielle des Roys 1) en Pan 1566 (eulx estans a Viane) ilz furent tant induicts par les seingneurs de Brederode et Culenborch, qu'ilz ont signé le compromis des gentilzhommes confédérez, que la leur fut monstre; et comme doncques sept ou huict jours après ilz entendirent que ladicte confédération tendoit plus avant contre le service de Sa Majesté que lesdicts seingneurs leur aviont proposez 2), se sont retoumez vers eulx, priant d'estre ostez hors ladicte confédération ou ligue, pour ce que leur intention n'estoit ny ne fut jamais d'attenter quelque chose qui se pourroit enttendre contre le service de Sadicte Majesté; mais quelle instance ilz ont faict par plusieurs fois vers eulx, n'y ont sceu parvenir et ne se sont jamais depuis trouvez en aulcune aultre communication ou assamblée desdicts confédérez;
Et pour ce qu'ilz voient que ces garboulles s'extendent tousjours de plus en plus k leur trés grand regret, se retirent présentement vers Vostre Seingneurie comme leur gouverneur et refuge, priant trés humblement qu'elle veuille en leur faveur escripre a. Madame, affin qu'ilz puissent estre receuz en grace, s'ilz ont riens mesfaict par ladicte signature, veu qu'ilz promectent par ceste (soubz leurs mains) d'estre k tousjours trés humbles et obéissans serviteurs de Sa Majesté, comme ilz sont aussy esté jusques a maintenant, et s'employer en son service contre et envers tous oü et quand il leur sera mandé de la part de Sa Majesté ou S. A. commande, et renunchent k ladicte ligue, sy elle y pouvoit estre contraire.
Faict k Utrecht le XXVme de Mars 1567.
guillaume de rysenborch. Joost Pyeck.
Als boven V, f. 248.
1) Driekoningenavond (5 Januari).
2) Vgl. te Water a. w. I, blz. 9a, 93.



VAN PARMA EN CHARLES DE BRIMEU.
475
436. 1567 — Maart 27.
Van Brimeu aan Margaretha. — Die van Vianen hebben weder versterking gekregen, waardoor het gevaar voor bederf van het land weder grooter is geworden. Hij dringt aan op krachtige maatregelen. Die van Nymegen vragen om betaling van de soldaten en vergrooting van hun garnizoen.
Madame, J'ay eu tout astheure novelles, qu'il est passé ce matin ung batteau avecq environ deux eens soldats devant Arnhem, qui sont passé au travers le pays du duc de Clèves contre bas le Rin, et qu'ilz doibvent aller a. Viane. Je regarderay sy je leur pourray donner quelque empeschement et coupper le chemin, mais je me doubte bien fort que je n'y prouffiteray riens, car ilz se mectront a 1'aultre costé de la rivière et se sauveront par Bueren et celle part audict Viane. L'on dict aussy qu'il y doibvent venir encoires deux mil aultres. Et comme doncques, Madame, s'ilz se renforcent tant comm'il samble qu'ilz font tousjours de plus en plus, ilz n'y pourront en la fin tous entrer et il seroit bon que V. A. y pourveust et donnist ordre de les battre dehors, car aultrement ilz se feront sy forts, qu'ilz gasteront tout le pays, comme je luy ay plusieurs fois escript. Dont n'ay peu lesser d'adviser V. A. encoires une fois pour 1'importance de 1'affaire.
En oultre ceulx de Nymmegen, se plaignans des grands despens, qu'ilz ont faict jusques astheure, m'ont requis que je volsisse prier V. A., affin que le Roy paye doresnavant les soldats quy sont la. (ce que je pense bien que V. A. ne vouldra pas faire) et que iceulx soldatz puissent estre augmentez encoires de cincquante. Et comme doncques ilz ont sy bien faict jusques a. maintenant, il me samble que ladicte augmentation soit bien raisonnable et que l'on mecte plus tost la main sur les Gheulx pour les faire payer, car je ne scay a quoy qu'il sert que l'on dissimule sy longuement avecq eulx, et c'est pour ung mois affaire, jusques k ce que l'on voie a quoy les affaires de Viane se termineront.
D'Utrecht ce 27me de Mars 1567.
A Madame.
Als boven V, f. 259.
437. 1567 — Maart 28.
Van Brimeu aan Margaretha. — Antwoord op No. 431. Van het plan tot eenen__ aanslag op Maastricht is hem niets bekend. Hij verzoekt duidelijker antwoord op zgn voorstel om de Utrechtsche Geuzen te ontwapenen. Hij zendt haar denamen van hen, die geweigerd hebben den leeneed te doen, en raadt haar zich te verzekeren van het kasteel te Gorinchem. Hij zal het oog houden op den graaf van den Berg, maar zoude wegens gebrek aan soldaten niets tegen hem kunnen ondernemen. Hij zal naar den toestand te Leiden en Enkhuizen onderzoek doen, maar gelooft, dat het niet veel te beteekenen heeft. Ware Vianen genomen, alles zoude in orde zijn.
Madame, J'ay receu la lettre de V. A. du 25me de ce mois et quand au premier poinct, oü V. A. m'advise encoires une fois



476
BRIEFWISSELING TUSSCHEN MARGARETHA
des practicques, qui se mènent pour nous donner une bonne main. Nous nous garderons (avecq 1'aide de Dieu) le myeulx que pourrons, mais sy V. A. ne m'envoie de renfort, il nous sera bien mal possible de garder que ceulx de Viane ne gastent le pays icy-alentour, comme je luy ay plusieurs fois escript; et s'ilz se font sy fort (comme l'on dict), il me fauldroit aussy retirer au Vaert ou en ceste ville mes gens, qui sont k 1'aultre costé de la rivière pour garder le costé du Dortschen Weert avecq les gens du duc Erich, et lesser le pays k 1'habandon.
Je n'ay riens entendu que en mon gouvernement se practicquent de menées pour faire quelque entreprinse sur la ville de Maestricht, comme V. A. escript, et aussy tous les gens, qui se font en mondict gouvernement, se tirent vers Viane, que n'est point signe qu'ilz veuillent riens entreprendre sur ladicte ville.
Touchant ce que V. A. escript qu'elle at (passé long temps) satisfaict k ce que je luy avois représenté qu'il seroit bon d'oster les armes aux Gheulx de ceste ville, encoires qu'ilz aviont faict le serment, je ne scay comment le bien entendre. II est bien vray que V. A. m'at escript par une sienne du 4me de ce mois que j'en usasse et leur fisse faire tel serment que Monsieur d'Egmont avoit faict en plusieurs lieux en Flandres et que l'on ostasse les armes a. ceulx, qui le refuseriont de faire en telle sorte; sur quoy j'ay depuis escript k V. A. que pour plusieurs raisons il me sambloit que (encoires qu'ilz aviont faict ledict serment) que l'on les leur debvoit oster pour s'asseurer d'eulx, et j'attens encoires la bonne volunté et responce de V. A. la-dessus, pour ce que je n'entens point bien ce que V. A. veult dire par cecy.
Quand au lieutenant des fiefz je feray comme V. A. me commande.
Et touchant ce que V. A. escript que j'ordonne au président du Conseil du Roy ichy qu'il prengne le serment de tous les féodaulx, il a faict tout ce qu'il luy at esté commandé quand k cela, et j'ay envoié k V. A. les noms de ceulx, qui ont refusé de le faire. II plaira a. V. A. se résouldre ce qu'elle veult que l'on en face, et me mander sy elle entend que je commecte ledict président pour prendre le serment de ceulx, de qui Monsieur de Wulp estoit commis le prendre, affin de s'asseurer d'eulx.
Puisque la pluspart de la ville de Gorchum sont Gheulx, il ne me samble conseillable d'y envoier une enseigne, comme V. A. escript, mais le principal est que V. A. s'asseure du chasteau et cela le plus tost le meilleur, car sy ceulx de Viane se renforcent tant, ilz se pourriont quelque jour emparer de la ville et dudict chasteau.
Et comme V.A. at ordonné Monsr. de Cigoigne pour passer la monstre, je prie trés humblement que V. A. veuille faire haster 1'argent, car les soldats ont grande nécessité.
Touchant les deux enseignes faictes par les Estats de ce pays, j'y ay désia respondu par une aultre mienne.
J'auray bien 1'oeuil au guet de ce que faict le conté van den Berghe, comme V. A. escript; mais s'il faisoit quelque assamblée,



VAN PARMA EN CHARLES DE BRIMEU.
477
il me seroit bien mal possible avecq les gens que j'ay, de luy faire grand empeschement, pour ce que j'ay bien a faire ichy de ceulx que j'ay. Néantmoings je feray le mieulx que je pourray.
Je feray aussy tout mon debvoir de m'informer de 1'estat d'Enchuysen et Leyden, comme V. A. me commande, mais il ne me samble point que ce soit grande chose, principalement Leyden, et quand a Enckhuysen, je n'en scay dire beaucop, pour ce que je n'y fus jamais. Et je croy, sy V. A. mectoit le siège devant Viane, que tous les aultres qui sont icy-allentour, se rédu(i)roient bientost d'eulx mesmes.
D'Utrecht ce 28me de Mars 1567.
Mes gens ont rencontré environ 40 soldas de Viane, qui estiont passé la rivière pour desrober quelque chose, dont yl en ont tué et blessé aulcungs et pryns 5 ou 6 prisonniers. Yls dysent qu'il sont bien 4000 hommes. Sy V. A. veult envoyer 20 enseingnes, yl n'en eschapperont point 1).
A Madame.
Als boven V, f. 262.
438. 1567 (1566) — Maart 28.
Van Margaretha aan Brimeu. — Antwoord op No. 428. Hij moet onderzoeken, of de graaf van den Berg soldaten aanneemt, en zoo ja, zulks beletten. Den raad aangaande de schepen acht zij niet uitvoerbaar. Zij heeft geruchten aangaande wervingen in de buurt van Roermond vernomen.
Mon cousin, Pour respondre a. vostre lettre du XXIIIme de ce présent mois et premièrement quant a la levée de gens de guerre, que feroit le conté de Berghe, il a esté advisé en Conseil de luy en escripre, comme je fay présentement, afin qu'il déclaire ce qu'en est, et que ce nonobstant debvez envoier quelque ung vers la oü dictes se faire 1'assamblée, pour S9avoir au vray s'il s'y faict aulcune; et trouvant que ouy, que la debvez empescher par les meilleurs moyens convenables que pourrez.
Et touchant les batteaulx devant Viane il n'a samblé icy convenir se mectre a.. cela pour le moyen, que l'on auroit tousjours de saulver lesdicts batteaulx, les retirant de la, quand l'on verroit tirer, ou bien d'en recouvrer d'ailleurs des aultres, et pour aultres considérations.
D'aultre part je vous advise que l'on me faict entendre que de par les Calvinistes se lèveroient en Anvers IIIIC hommes pour estre nconduictz vers le seigneur de Brederode par les seigneurs de Neufville et Bresil 2) et que a celle fin ilz s'embarcqueroient vers Viane. J'en escrips présentement au prince d'Oranges et ceulx du magistrat d'Anvers, afin, s'il est ainsy, de faire debvoirz tant pour empescher ceste levée que pour le chastoy condigne
1) Het post script um is eigenhandig.
2) Zie te Water a. w. II, blz. 299 vg.



478
BRIEFWISSELING TUSSCHEN MARGARETHA
de ceulx, qui la font. Et sera bien que soyez sur vostre garde et portez soing pour, s'il estoit vray que ces gens se levissent et prinsent la route susdicte, leur puissiez rompre le passaige et deffaire, si possible estoit.
De Bruxelles le Vendredy sainct 1566, stil de court.
Depuys ceste dressée j'ay entendu qu'il n'y a riens de la levee susdicte en Anvers, mais que l'on en faict auprès de Ruremunde et Steyn, k quoy sera bien que ayez bon regard pour y faire faire les debvoirz requis.
Au conté de Meghem.
Als boven V, f. 305.
439. 1567 — Maart 29.
Van Brimeu aan Margaretha. — Van de wervingen van den graaf van den Berg komt niets wegens gebrek aan geld. Die van Vianen versterken zich meer en meer en ook Leiden en Delft beginnen zich in staat van tegenweer te stellen. De twee broeders van den heer van Batenburg zijn met twee vendelen knechten Roermond binnengetrokken,
Madame, J'ay eu tout a. eest instant novelles que le conté van den Berghe avoit envoié ung gentilhomme du pays de Gueldres, nommé Ghysbert van Broickhuysen van Barleham, en Anvers pour avoir de 1'argent et qu'il est revenu sans riens en amener et que ledict conté a faict présent a. chascun de ses capitaines (qu'il avoit faict attendre après ledict argent) de dix ou douze dalers, affin qu'ilz attendent encoires quelques jours jusques k ce qu'il aye aultres novelles de la; de sorte, Madame, que ledict conté van den Berghe ne faict astheure riens, comme j'ay aussy advertence que ne faict Monsieur de Wel, dont n'ay peu lesser d'adviser V. A. Et il n'y a par ichy maintenant nulles aultres novelles sinon que ceulx de Viane se renforcent tousjours de plus en plus, et aussy que ceulx de Leyden et Delfft se commencent a fortifier et qu'ilz abbatent les arbres qui sont alentour des villes, ny plus ny moings que s'ilz attendiont le siège la-devant. Et encoires qu'il ne servira que de redite, sy n'ay peu lesser (pour l'importance de 1'affaire) de représenter encoires une fois k V. A. que, sy elle m'envoiast encoires ung vingtaine de enseignes des gens de pied, que ledict Viane et toute la reste ichy-alentour se réduiroit bientost.
En escripvant cestes j'ay eu aussy novelles que les deux frères de Monsieur de Batemborch, scavoir les seigneurs de Berendrecht et Gusten 1), sont entrez avecq environ deux enseignes en Ruremunde, comme V. A. pourra voir plus particulièrement par la copie de la lettre escript par ceulx dudict Ruremunde a. ceulx du Conseil en Gueldres icy-joincte. Je pense
1) nl. de broeders Dirk en Gijsbert van Bronkhorst. Zie hierover Publications XLI, blz. 393, en XLIV, blz. 125, en den brief van den ambtman van Grave aan Oranje (Groen a. w. III, No. 270), waarin hij mededeelt, dat de beide Bronkhorsten op weg naar Vianen op 30 Maart met 6 vaartuigen voorbij Grave waren gevaren.



VAN PARMA EN CHARLES DE BRTMEU.
479
que cela soit la baste, que V. A. m'at escript que ces Gheulx me voliont faire i), laquelle n'est point de grande importance et aussy ladicte ville estoit désia Gheulx et l'on ne debvoit attendre aultre chose d'eulx et ladicte' ville ne vault riens.
D'Utrecht ce 2Qme de Mars 1567.
A Madame.
Als boven V, f. 264.
439a. Copia.
Brief van den magistraat van Roermond aan het Hof, waarin zij van de komst der Bronkhorsten met hunne soldaten kennis geven, alsook van de door hen aangewende pogingen om hen weder uit de stad te krijgen.
Gestrenge, werdige, edele, erentfeste, hoichgelerte, ind wailachtbare, besondere, gunstige heeren ind frundt, Es kunnen wyr Ure W. Ed. ind l! guede wailmeyningen niet verhalden, wilcher gestalt alhier op Maendach post Palmarum 2) etzlyke krieghsknecht myt rotten inkoemen, der meinongen sy voirt hyndurch nae Zwalmen, dair sy bescheiden, treckenwolden. Soe man aver aengemyrckt ind gesehen, dat etzliche derselve knechten hirbynnen verwilet ind verbleven, is der scholtis myt summigen raitzfrunden in der porten getreden, den huederen waill ernstlich bevoelen, sy die porten alsoe vérwarden ind geine kriegsknechts hirbinnen koemen lieten, sonder dieselvige eynen anderen weg hen, dair sy umb der stadt gingen, weesen; dairop sy geantwoirt, soe vern men noch etzliche burgere beneven hoen daer stalten, versegen sy sich die knecht wail uytter der statt thoe keeren, op welche erbiedonghe wyr inen meer hueders toegestalt hebben, demwilchen sy overall gein gehoer gegeven, sonder die poerten alsoe verwairlost, datter ouch ein groete aentaill der kriechsknechten herbynnen koemen syndt. Niettoeweniger hebben wyr unsere dienaren ouch' rontzomb aen allen stattporten gesonden ind den huederen dergelichen bevelen laeten.
Als wyr nu gesehen, datter alsulche verwairloesinghe an den porten gewest ind die knecht sich allet nae der statt ergeven gehadt, hebben wyr die porten thoe vroeger thuedoen ind sluiten laiten und folgens Werckmeisters ind Geswaerèn myttsampt den veroirdenten van den Gemeinten des anderen daghs des morgens then VI uren (umb myt hoen, wie man dese dinghen behinderen ind voirkoemen ind die hirbynnen der statt verbleven knechte entledicht werden ind vrygaen muechten, toe beraetslagen) by ons ontboeden ind gefordert, beneven dem den portieren ouch myt hellen bevell verhoeden, sy die porten buyten unsen untheit nyet opdoen soldeni
Wyell wyr uns allenthalven myt eynanderen des morgens den (?) VI uren aen bis op den naemiddage ombtrint ein ure (myt wat middel ind voege wyr des krieghsvolcks entslagen siin muechten, consuliert ind beraeden] siinder summige unsar burgere dairgetreden, die sloetelen uyten huise,. dair sy verwairt, gehaelt ind die porten buyten onsen wyl ind yoirweten geaepent, alsoe. dat dumails noch meer krieghsvolcks mytten jonghen heer thoe Batenborch, yren hoefftman, hirbynnen aenkoemen siin.
Sulx merckende is der scholtis, burgemeisters mit etzlyken der scepenen ind werckmeisteren in der herbergen by obgemelten heer van Batenborch gegaen, denselvigen vuergehalden, wie man ougenscheinlich spurden, dat dese statt voll knecht were ind hirbinnen verbleven, datwelche ons
1) Zie blz. 461. 2) 24 Maart.



480
BRIEFWISSELING TUSSCHEN MARGARÉTHA
niet wenich befrempden, naedemael Siin Edelheiden sulx billicher wyse niet gedaen solde hebben, sy hedde dan yrst yr commission ind bescheit van wegen Con. Maj. thoe Hispanien etc, onses alregenedichsten heeren, oder der hertoginnen toe Parma etc. ons ertoent, soe vern wyr dan sulx (en weret schoen nyet dan eynes vyngers larick) gesehen bedden, uns der billicheit ind gebuer nae dairyn thoe halden gehadt; dairop Syne Edelheit geantwoirt, als dat dieselvige ouch Con. Maj. onderdaen weere; solde ind wolde ouch ongeme idtwes, dat weder Siinre Maj. were, vurnemen, sonder allein van uns begert eyn nacht oder twe hiirbinnen toe blyven, wayrby den armen huisluiden op den platten lande geinen overlast, hinder ind schade van den krieghsknechten geschege; demnae Syne Edelheit van den scholtis wederomb aingesacht, als dat dieselvige sich alsoe bedechten ind mytten knechten uyter deser stadt ruckten ind vertogen, want man Siinre Edelheiden geinen orloff oder consent, vermoege Con. Maj. mandaeten, soe derselviger Siinre Ed. ouch vurgelesen, alhier toe beharren ind mytten knechten toe verblyven geven kunde. Is Syne Ed. niettoemyn op yren voerigen propoist bleven ind avermails, man ym myt synen volck ein nacht oder twee hirbinnen bliven laiten wolden, begert; dairop nochmails, als dat wyr Syne Ed. dairyn gein consent geven kusten noch wolden, geantwort und hebben uns allenthalven myt gautzen vliit ind ernst, ja ouch myt allen unsen vermoegen bearbeit die knecht uyter deser stadt thoe bringen, hedden uns ouch versehen sulx waill gedaen thoe solden hebben, soe vern wyr eynigen wyderen troist gehadt hedden; und wes deses alles geschiet, is buten onsen willen, consent ind macht geschiet, hebbens ouch niet kunnen keeren, wyr i) Ure W. Ed. ind L. waill oen twiiffel widers vernemen sullen, datwelche wyr nyet sullen hebben oft willen verbergen Ure W. Ed. ind L., wairby dieselvige wes hirin toe doen noedich, sich hebben toe bedencken myth hulpen des Almechtigen, die Ure W. Ed. ind L. waelfarende langh erhalden will. Gegeven den XXVI Martii a«. etc. LXVII.
Scholtis, burgermeisters ind scepenen der stadt Ruremunde.
Den gestrengen etc. heeren Cantzlaer ind Raeden Con. Maj. thoe Hispanien etc. in Gelrelandt verordent, unsen gunstigen, gebiedenden heeren ind f runden 2).
Ais boven V, f. 250.
440. 1567 — Maart 30.
Van Brimeu aan Margaretha. — Antwoord op No. 432. De afgevaardigden van Amsterdam zijn ten aanzien van het plaatsen van Brederode aan het hoofd hunner stad door Oranje naar de Regentes verwezen. De bedoeling der beide' Bronkhorsten is 10 vendelen op de been te brengen, hetgeen hun zonder moeite kan worden belet, zoo hij maar soldaten tot zijne beschikking heeft. De abt van Marienweerd is tegen betaling van een klein losgeld losgelaten. Hij moet kruit naar Vreeswijk zenden, maar die van Utrecht willen het hunne niet afstaan, wel betalen voor een gedeelte van dat op het Vreeburg. De soldaten van Bronkhorst zijn voornemens te water van Roermond naar Vianen te gaan, hetgeen hij niet kan' beletten, daar hij Utrecht niet van garnizoen durft ontblooten met het oog op de Geuzen onder de burgers. Hij herhaalt zijn verzoek om hen te mogen ontwapenen.
Madame, J'ay receu la lettre de V. A. du 26me de ce mois et par icelle entendu que la diligence, dont j'ay usé en 1'envoy
1) Verschrijving voor wye. 2) Afgedrukt in Publications XLIV, blz. 125.



VAN PARMA EN CHARLES DE BRIMEU.
481
de 1'une de mes enseignes a Middelburg, luy at esté aggréable. Je 1'ay envoié vers la, comme V. A. m'avoit commandé et je luy ay escript. Mais comme depuis je n'en ay eu nulles novelles, encoires que j'avois envoié ung homme exprès avecq eulx pour me rappórter en quelle sort ilz seriont receuz la, je crains fort qu'ilz n'ont eu quelque fortune. Je ne scay sy V. A. aurat eu quelque advertence de leur arrivée.
Quand a la ville d'Amsterdam, je fay tout ce que je puis pour empescher que Monsieur de Brederodes ne s'impatrone de la ville. Les députez, qu'ilz avoint envoié vers Monsieur le Prince, sont revenuz avecq responce que ledict seingneur Prince ne sé veult point mesier de consentir qu'ilz facent mondict seigneur de Brederodes leur chief, ains qu'il les remecte a. V. A. et son Conseil 1).
L'on dict que 1'entrée des deux frères de Monsieur de Batenbourg en Ruremunde, dont j'ay escript a V. A., est pour y faire la course jusques a dix enseignes, ce qu'ilz n'osent faire sur le plat pays, craignans d'estre battus. Et il me samble (a tres humble correction) que V. A. la oü ilz s'assamblent, soit audict Remunde, Viane ou en quelques aultres lieux sy foibles, doibt envoier quelques pièches d'artillerie et gens pour les prendre la-dedens, affin qu'ilz ne s'assamblent point davantaige, et il n'y a Keu pour eulx pour ce faire, qui peult résister, sy ce n'est en Anvers, Amsterdam ou Bois-le-Duc, la oü il n'y a encoires nulles nouvelles que quelques assamblées se facent. Sy V. A. se haste, elle pourra faire desdicts Ruremunde et Viane en ung coup devant qu'ilz soient plus forts. Néantmoings je me remects a la trés prudente discrétion de V. A. pour y faire comm'elle trouvera par son Conseil convenir. S'ilz s'assamblent ainsy audict Ruremunde, dont je n'ay encoires aultres nouvelles que des deux enseignes susdictes, il faict a craindre qu'ilz ne prennent la ville de Maestricht quand et quand, sy V. A. n'y pourvoie.
Quand a 1'abbé de Marienweert, après avoir rompu les imaiges, pile les églises et amené ledict abbé audict Viane, ilz 1'ont relaxé pour deux eens mauldres de bied, qu'estiont a. Bueren. Je ne sr;ay sy c'est chose faict a poste 2) ou comment, car s'il fust aultrement et qu'il n'estoit faict a poste, il eust bien peu payer vingt mil florins, car c'est ung riche abbé.
Pour ce, Madame, que ceulx de Viane se font tousjours de plus en plus fort et qu'ilz menassent journellement de passer la rivière et donner la trousse a ceulx, qui sont sur le Vaert, il sera nécessaire d'y envoier de la pouldre, ce que ceulx de ceste ville font difficulté de faire, pour ce qu'ilz n'en ont quasi point.
1) Dit stemt overeen met de voorstelling bij Hooft IV, blz. 140, die Scheltema (blz. 77) meent in twijfel te mogen trekken, waarin hij Gachard aan zijne zijde heeft die, na de houding van den Prins besproken en er op gewezen te hebben, dat deze ondanks den aandrang van Margaretha om Brederode te bewegen tot het verlaten van Amsterdam niets in die richting deed, vraagt: „Si ce n'est pas la de la connivence, quest-ce donc?" Zie ook No. 441.
a) Eene mij onbekende uitdrukking.
31



482
BRIEFWISSELING TUSSCHEN MARGARETHA
Parquoy je n'y vois aultre moien que de prendre une paire de tonneaulx de la citadelle. Néantmoings ceulx de cestedicte ville disent que, sy V. A. 1'ordonne, qu'ilz sont content de les payer, et V. A. me pourrat pourtant mander ce qu'elle veult en avoir faict et que le leur puisse respondre. D'Utrecht ce XXXme de Mars 1567.
Post date.
Depuis cestes escriptes j'ay eu advertences d'ung conseillier 1) du Roy, qui est a. Venloe, que les soldats qui sont a. Ruremunde, sont environ six ou sept eens et qu'ilz se préparent de venir contre bas 1'eauwe vers Viane, a quelle fin ilz ont désia louwé des batteaulx. Je suis bien marry que j'ay sy peu des gens, que je ne puisse faire quelque exploict, car il fault quatre ou cincq enseignes pour ga(r)der le Vaert jusques a ce qu'il soit aultrement fortifié, comme j'ay désia escript k V.A. Une enseigne j'ay envoié a. Middelbourg; le duc Erich ne peult avoir moings de mes gens qu'il at, pour garder le costé du Dortschen weert, et sy n'est il conseillable de lesser moings que trois enseignes en ceste ville, non tant seulement pour la garder contre les ennemis, mais aussy de poeur que les Gheulx y estans ne nous facent quelque jour quelque trahison, car ilz recommencent a brainger par la faveur, que les aultres se renforcent ainsy a Viane. II plairat a. V. A. me mander responce sur ce que je luy ay escript, sy elle est content que je leur face oster les armes pour nous hoster hors ce dangier.
A Madame.
Als boven V, f. 268.
441. 1567 —Maart 31.
Van Brimeu aan Margaretha. — De Prins heeft eenen gezant naar Brederode gezonden met eene geheime opdracht. Hij doet haar een middel aan de hand om dezen uit Amsterdam te verwijderen. Hij vermoedt, dat hare omgeving haar ontraadt Vianen en 's Hertogenbosch te belegeren. Zoo men hem in dezen niet vertrouwt, verzoekt hij iemand te zenden om te onderzoeken, wie gelijk heeft.
Madame, Encoires que le prince d'Oranges avoit dict qu'il ne se vouloit mesier de consentir de faire le seigneur de Brederode cheff de la ville d'Atnsterdamme, mais qu'il s'en remectoit k V. A., comme je luy ay escript par mes précédentes, sy esse 2) que depuis il at envoié la ung gentilhomme, qui at traicté secrètement avecq luy de bouche, sans toutesfois que le magistrat de ladicte ville peuvent scavoir que c'est, comme ilz m'escripvent présentement. Et sy n'ay peu lesser d'adviser V. A. de 1'advis d'ung amy mien; c'est que, comme il y at ung capitaine audict Amsterdam, appellé Willem Pauwels, qui est fórt riche et timide, et que les deux eens hommes, qu'il at, ont faict le serment au
1) Dr. Johan van Stalbergen.
2) est ce.



VAN PARMA EN CHARLES DE BRIMEU.
483
Roy et a la ville, que, sy V. A. luy commandist qu'U se mist avecq ledict magistrat et les bons et regardist de chasser ledict seigneur de Brederodes de la, sur paine que V. A. se prendroit a luy, qu'il le feroit.
Je me doubte fort que quelqung ne conseille a V. A. d'assiéger Anvers ou Bois-le-Duc et de délesser cecy. Sy V. A. le faict, ce pendant que l'on s'amusera la, ceulx-cy se renforceront dé tachon que peult-estre il nous donneront beaucop d'empeschement, la oü au contraire, sy V. A. le faict dépescher, elle pourrat taire apres tout ce qu'elle vouldrat a plaisir. Sy V. A. pense que je ne m'y entens point, elle me face ceste faveur d'y envoier quelqung practiqué en ces affaires et dix ou douze enseignes de gens de pied pour le recognoistre, et elle trouverat que Viane ne pourrat jamais durer trois jours après la batterie mise. Je supplie tres humblement V. A. (comme elle est trés prudente pnncesse) qu'elle y veuille bien penser, car il emporté beaucop. ■b.t sy V. A. ne trouve bon ce que je luy dis de s'y attacher elle pourra remander ses gens, car ilz peuvent venir la d'Anvers en trois jours par eauwe.
D'Utrecht ce dernier de Mars 1567.
A Madame.
Als boven V, f. 271.
442- 1567 — Maart 31.
Van Brimeu aan Margaretha. - Weder dringt hij op versterking aan, nu niet om Vianen te belegeren, maar om het land van Utrecht tegen plundering te beschermen, waarmede de Geuzen dreigen. Hg zal daarom trachten de komst der twee vendelen van Bronkhorst te beletten.
Madame, Encoires que je pense bien que V. A. me tiendra pour importuin, sy n'ay peu lesser de luy représenter encoires une fois combien qu'il est nécessaire qu'elle m'envoie quelque renfort, car j'entens que ceulx de Viane font leur conté que, quand ilz auront les deux enseignes la-dedens (dont j'ay escript * V' A' qUe i'entens °tue sont sortis de Ruremunde et sont désia en chemin pour venir la), de passer la rivière et faire le plus de dommaige qu'ilz polront; ce que il leur sera mal possible d empescher avecq les gens que j'ay, sy n'est que V. A. m'envoie encoires dix enseignes, lesquelles ne serviroient pour assiéger ledict Viane, pour ce qu'il sont trop fort la-dedens, mais seullement pour garder le pays. Et sy peult-estre ilz passiont, ilz pourriont faire en peu de jours oultre de deux ou trois eens mil florins de dommaige, et encoires que je leur peusse garder qu'ilz ne passent, sy ne leur pourroie empescher qu'ilz ne pillent tout ce qu'il y at a 1'aultre costé de la rivière, comme ilz ont désia faict ung villaige appellé Nordlos, qui est a Monsieur d'Aremberge. Et sy d'avanture je ne leur en puis garder, il y a dangier que, avecq les intelligences qu'ilz ont avecq ceulx de Leyden,



484
BRIEFWISSELING TUSSCHEN MARGARETHA
DelfFt et Enckhuysen, qu'ilz ne les lessent entrer. Je regarderay toutesfois de faire tout ce que je pourray pour destourber lesdicts deux enseignes, qu'ilz n'y entrent; mais comme il y at tant de passaiges quy correspondent (comme j'ay plusieurs fois escript a V. A.), je me doubte fort que je ne leur pourray empescher, et comme ilz sont sy fort, je n'ose passer la rivière sinon avecq toute ma compaignie. Et prie trés humblement que V. A. me veuille mander sy elle est déterminée de m'envoier quelque renfort ou non, et ne scay imaginer a quoy qu'il tient qu'elle ne le faict, veu que c'est la plus belle entreprinse, que V. A. pourroit faire, et ne scay qui le peult desconseiller a V. A., principalement astheure, puisque la ville de Valenchiennes est prinse et aussy les Gheulx n'ont aultres forces que la, et il samble que de faict advis on les veuille faire renforcer. V. A. me pardonne que j'escrips sy librement, car le service du Roy et le sien me le font faire.
D'Utrecht ce 31 me de Mars 1567.
Post date.
Depuis cestes escriptes ung de mes subjects m'est venu dire que les deux enseignes susdictes sont désia. ancrées devant Meghem. Je ne scay s'ilz me pilleront ou point pour la bonne amitié qu'ilz me portent. J'avois envoié ma compaignie k Middeler pour leur coupper le chemin, mais comme j'ay eu sy tard les novelles, ilz sont eschappez, car Meghem est bien cincq lieues de la, et bien mal leur pourroie donner astheure quelque empeschement. Après avoir bien interrogué mondict subject il me samble qu'il ment. Je croy qu'ilz ne sont point encoires sy avant, mais je scay bien qu'ilz sont en chemin.
A Madame.
Als boven IV, f. 273.
443. 1567 — April 1.
Van Brimeu aan Margaretha. — Antwoord op No. 438. Hij betreurt het, dat zijn raad in den wind wordt geslagen en dat hij niet op eigen gezag heeft gehandeld, daar het voordeel groot zoude zijn geweest. Die van Vianen hebben Meerkerk versterkt en houden van daar uit zijne soldaten en die van hertog Erik in bedwang. Hij dringt aan op het zenden van geld voor zijne compagnie, die den ganschen winter garnizoen heeft gehouden.
Madame, J'ay receu la lettre de V. A. datée le Vendredi sainct, et quand a. la levée du conté van den Berghe, j'y ay désia assez respondu par une mienne précédente qu'il n'en est riens ny aussy de celle de Monsier de Wel.
Et puisque V. A. escript qu'il n'a samblé convenir que l'on rompe les batteaulx de ceulx de Viane et qu'elle ne m'envoie quelque renfort, je n'y S9ay aultre chose dire sinon qu'il fault faire ce que V. A. commande, et je ne fay doubte que je n'en receveray une grande honte et les subjects du Roy ung grand



VAN PARMA EN CHARLES DE BRIMEU.
485
dommaige, et seray bien marry de voir devant mes yeulx piller, brusler et fricasser ces paouvres gens, qui se sont jusques a maintenant sy bien conduits, et que j'auray sy peu de moien d'y mectre remède.
Et quand a ce que V. A. escript que l'on auroit tousjours moien de saulver lesdicts batteaulx, les tirant de la, quand ilz verriont tirer 1), ou bien d'en recouvrer d'ailleurs des aultres, s'ilz les eussent tiré de la oü ilz sont, dont nous les eussions bien gardé, nous eussions eu bon moien de les prendre et je me doubte fort que, devant que les novelles de V. A. reviennent arrière icy-dessus qu'elle fust contente que je le fisse, qu'il sera trop tard, pour ce que, s'ilz veuillent entreprendre de passer, que bien mal leur en pourray garder, pour estre le passaige de sy grande extendue, comme depuis Buesinchem jusques a Schoonhoven, qui sont bien six grosses lieues; et s'ilz le doibvent faire, ilz le feront endedens deux ou trois jours, craignant que V. A. n'envoie quelque renfort, et il me samble que, sy lesdicts batteaulx qu'ilz ont astheure, fussent en voie 2), que nous les garderions bien d'en recouvrer des aultres. Je suis esté fol de demander le consent de V. A. cy-dessus mentionné, car je le debvois avoir faict sans riens dire; dont je suis bien marry astheure que je ne 1'ay faict ainsy, car le Roy ne fust esté destruict avecq six ou sept tonneaulx de poudre.
Encoires que je pensois que mon subject, qui m'avoit dict que les deux enseignes estiont k Meghem, mentoit, comme j'ay escript hier a. V. A., sy ay je eu astheure novelles qu'il est vray, et bien mal leur pourroie donner quelque empeschement, car dés qu'ilz seront a Bommel, ilz se désembarqueront et tireront a. pied vers Viane.
flz 3) ont fortifié ung villaige appellé Meerkerck, oü ilz ont bien mil harquebuziers, et en 4) tiennent mes gens, que j'ay k 1'aultre costé de la rivière, avecq ceulx du duc Erich en subjection, qu'ilz n'en peuvent sortir et aller coupper le chemin aux aultres 5).
Les Estats de ce pays envoient a V. A. la copie d'ung mandatnent, faict audict Viane, par oü V. A. pourra voir ce quy passé, et la bonne volunté qu'ilz ont, de faire bien aux prestres et moines.
Au SHrplus, Madame, comme ma compaignie a tenu tout 1'hiver garnison, comm'elle faict encoires, et que astheure il leur fault aller decha et dela. (selon les occurrences qui s'offrent) et qu'ilz sont fort paouvres, je prie trés humblement que V. A. veuille donner ordre qu'ilz ayent quelque argent, s'il est possible, car aultrement ilz ne se pourriont garder de manger et faire des desordres sur les paisans en passant.
D'Utrecht ce premier d'Apvril 1567.
A Madamè.
Als boven IV, £ 378.
1) Hier beteekent tirer schieten. 3) weg. 3) nl. die van Vianen.
4) van daar uit. 5) nj. hun, die van den kant van Zalt-Bommel worden verwacht.



486
BRIEFWISSELING TUSSCHEN MARGARETHA
444. 1567 — April 2.
Van Brimeu aan Margaretha. — Antwoord op eenen niet aanwezigen. De bevelhebber van het kasteel te Utrecht dringt aan op betaling zijner soldaten. Brimeu herhaalt zijnen raad om hem eenen nieuwen eed te laten doen, in welk geval men van het kasteel zoo zeker zoude zijn, dat 100 man bezetting voldoende zouden zijn, waardoor hij de beschikking over de overigen zoude krijgen. Bovendien is de ruimte zoo klein, dat vele soldaten ziek zijn geworden. Het volk begint ontevreden te worden, dat men niets tegen Vianen doet, en haar van verstandhouding met Brederode te beschuldigen.
Madame, Suyvant ce que V. A. m'avoit escript entre aultres par la sienne 1) du 25me de Mars passé, j'ay dict au capitaine de la citadelle ichy Warrembourg que V. A. avoit donné ordre pour la provision qu'il demande. Et il m'a prié encoires que je volsisse supplier a V. A., affin qu'elle veuille faire haster 1'argent, pour ce que les soldats sont sy longtemps en arrière et fort paouvre. Et comme (a ce que je puis comprendre) ledict capitaine porte une grande affection au service du Roy et point unggouste a F aultre costé, il me samble qu'il seroit bon, comme j'ay désia. escript a. V. A. il y a quelque temps, que V. A. le mdndit la, luy donnant de par elle une commission et le fit faire tel serment comme elle vouldroit, et en ce faisant et quand il auroit faict ledict serment, Fon se pourroit asseurer de ladicte citadelle, y laissant tant seulement cent hommes des miens, et je pourroie sacquer de la la reste de 1'enseigne qu'y est (qu'est une des meilleures que j'ay, pour ce que V. A. m'avoit commandé que j'y donnisse bon ordre) pour 1'emploier une aultre part, oü il sera de besoing, et je lesseroie la lesdicts cent hommes (encoires qu'il ne fust nécessaire), mais seullement pour contenter le peuple, qui se desconforteroit pour le peu de fiance, qu'ilz ont a. 1'aultre costé; et aussy lelieu est sy trés petit, qu'il fault que les soldats logent 1'ung sur 1'aultre, de fachon que désia une grande partie est devenue malade. Et quand ledict capitaine vouldroit faire aultrement, dont je m'asseure bien que non, le lieutenant est tant. homme de bien, que je m'asseureroy bien de luy, et aussy celuy, k qui je bailleray la charge desdicts cent soldats, aura sy bien 1'oeil au guet, qu'il n'y adviendra nul inconvénient.
Au surplus, comme je suis tousjours esté et seray toute ma vie trés humble serviteur de V. A., je ne puis lesser de luy dire que, sy elle lesse Viane ainsy sans 1'assaillir, elle gaigrierat une fort mauvaise réputation entre le peuple, car ilz commencent désia a murmurer que, puisque V. A. souffre tout cecy d'une telle bicocque 2), laquelle est sy facile a prendre avecq tous ceulx, quy sont dedens, qu'il fault que V. A. aye quelque intelligence avecq Monsieur de Brederodes, comme feu Madame Margairte avoit avecq le duc de Gueldres 3); et certes, Madame, V. A.
1) Deze is niet aanwezig. 2) nest, gat.
3) landvoogdes over de Nederlanden van 1507 tot 1530. Zij was eene dochter van Maximiliaan van Oostenrijk en Maria van Bourgondië. Ik heb mij te dezer zake gewend tot den heer Dr. L. M. G. Kooperberg, den levensbeschrijver der eerste Margaretha, die mij heeft medegedeeld, dat hem bij zijne studiën en onderzoekingen hiervan niets is gebleken.



VAN PARMA EN CHARLES DE BRIMEU.
487
me pardonne, il me samble qu'elle at mauvais conseil en cecy, et s'asseure que la passion, que j'ay pour le service du Roy et de V. A., me le faict dire. Et prie pourtant trés humblement me pardonner que je parle sy librement.
J'ay escript encoires a V. A. pour scavoir sy elle veult que l'on oste les armes aux Gheulx de ceste ville, et il me le samble encoires plus que conseillable, car quand cela fust faict, je pourroie sacquer mes gens de cestedicte ville pour en deffendre le pays ou les emploier oü je vouldroie, et les bons garderont bien la ville sans moy.
D'Utrecht ce 2 d'Apvril 1567.
A Madame.
Als boven V, f. 280.
445. 1567 - April 3.
Van Brimeu aan Margaretha. — Mededeelingen over wervingen in Duitschland. Hij heeft vernomen, dat Brederode moeite doet om zich met haar te verzoenen, en geeft haar den raad de goederen zijner rijke aanhangers verbeurd te verklaren.
Madame, J'ay eu tout astheure novelles certaines d'Allemaigne qu'il s'y faict de levées de toutes parts, sans que l'on sache encoires pour qui que c'est, sinon que l'on scet bien qu'il y a deux couronnels — 1'ung appellé Fabian van Leuttig et de 1'aultre ne scay pas encoires le nom, mais je le scauray bientost et en advertiray V. A. — qui font chascung un régiment de gens de pied pour les Gheulx. Et l'on m'escript aussy que le duc-électeur de Saxe faict bastir devant Gotha six boulewerts 1) et faict mectre sur chascun deux enseignes de gens de pied et quatrevingts chevaulx, et que le bruict court que puis après il doibt faire la guerre en ung aultre endroict, et l'on se doubte que ce serat de se mectre k 1'aide des Gheulx. Dont n'ay peu lesser (dès que j'avois receu icelles novelles) d'advertir V. A., encoires que je ne puisse bien croire ce dudict électeur pour beaucop de respects.
Au surplus j'entens que le seigneur de Brederodes cerche tous moiens pour faire son appoinctement et qu'il le feroit bien tel que V. A. vouldroit 2). Parquoy sy V. A. trouvoit bon, elle me le pourroit mander, affin que je puisse secrètement et dextre-
1) Deze vorm vertoont zeer duidelijk den overgang van bolwerk in boulevard. Wat is nu dwazer dan in eene Nederlandsche stad eene straat of laan, die nooit een bolwerk is geweest, boulevard te noemen? En toch heeft men in Gelderland's hoofdstad die zotheid aangedurfd.
a) Scheltema weet hiervan niets en houdt het er voor, dat deze pogingen, buiten kennis van Brederode, van Egmond uitgingen (a. w. blz. 83). Hij brengt ook tot dezen tijd de bij Groen a. w. III, blz. 60, medegedeelde voorwaarden. Ook Bakhuizen van den Brink in zijn „Hendrik van Brederode en Willem van Oranje" deelt op goede gronden deze opvatting. Daarentegen bewijst dit schrijven in verband met hetgeen in latere brieven volgt, dat B. v. d. B. ongelijk had met zijne gissing, „dat Brederode's aanzoek om vergiffenis in den laatsten tijd van zijn verblijf te Amsterdam te stellen zij en dat de medegedeelde artikels een antwoord op die onderwerping in extrcmis zijn" (ald. [uitg. 1898], blz. 105, noot).
Men zie ook Motley, The- Rise of the Dutch Rep., blz. 33a, noot 3, waar



488
BRIEFWISSELING TUSSCHEN MARGARETHA
ment entendre les capitulations, dont je pourroie advertir V. A., pour voir sy elles luy plaisent.
Et comme il y at a Viane plusieurs gentilzhommes qui sont bien riches de douze ou treize mil florins, qui sont subjects du Roy et en service dudict de Brederodes, sy V.A. vouloit faire procéder a la confiscation de leurs biens, il y aurat bien aulcuns, qui les accuseroient et spécif(i)eroient iceulx leurs biens, moiennant qu'ilz puissent avoir quelque part a ladicte confiscation, comme le tiers ou samblablement. Parquoy il plairat a V. A. me commander sa volunté et intention icy-dessus.
D'Utrecht ce 3me d'Apvril 1567.
A Madame.
Als boven V, f. 282.
446. 1567 — April 3.
Van Brimeu aan Margaretha. — De Koning wenscht, dat hij het ambt van .maistre de ''artillerie" zal aanvaarden. In verband hiermede is hij over eenige zaken in briefwisseling met Alva. Zoo deze hem tot zich mocht roepen, zal het noodig zijn iemand te zenden om hem te vervangen.
Madame, J'ay receu tout astheure une lettre du Roy, par laquelle Sa Majesté me commande que j'accepte la charge de maistre^ de 1'artillerie. Et comme j'ay dict a V. A. que je ne suis nay 1) a. aultre chose en ce monde sinon pour obéir et faire trés humble service k Sa Majesté et V. A.; n'ay volu lesser de 1'accepter. Et quand et quand j'ay receu une aultre lettre de Monseingneur le duc d'Alve, par laquelle il m'escript que je tienne apperceu et regarde de bonne heure comment l'on pourra mener le plus commodieusement trente pièches de diverses sortes sur les confins de Luxembourg, oü 1'armée s'assamblerat, s'il est besoing d'entrer avecq armée dedans le pays. Et comme je ne scay quelles pièches que ce sont, je supplie trés humblement V. A. que (sy elle le scet) me le vouloir mander et aussy m'envoier ma commission, pour tant mieulx effectuer ma charge. Et il me samble (puisqu'ii n'y a craincte d'ennemis du costé dudict Luxembourg et aussy pour la difficulté du pays et le mauvais chemin et pour éviter les despens), qu'il vauldroit mieulx que l'on fist les préparatifz du train de 1'artillerie en ung aultre costé, car (comme V. A. scet mieulx que moy) a ce costé l'on n'en a de besoing. Néantmoings je me remectray tousjours a ce que l'on me vouldrat commander. Et comme il me samble que mondict seingneur le Duc escript qu'il sera la d'ichy en ung mois, s'il failloit que je 1'allisse 2) la, il seroit besoing que V. A. regardist de bonne heure de commectre quelqung en ma place pour avoir le soing ichy a. Utrecht et ès environs, sy n'est que V. A. veuille faire dépescher ce qu'est ichy-auprès. Et comme
een brief van Granvelle aan Philips II van 2 April wordt aangehaald, waarin de volgende woorden voorkomen: „Brederode ha supplicado de ser pardonadoy embiado a Monsieur d'Egmont carta blanca."
1) né. 2) Ik vermoed, dat hier-een woord is vergeten, b.v. trouver.



VAN PARMA EN CHARLES DE BRIMEU.
489
aussy mondict seingneur le Duc m'escript que je face provision de plusieurs aultres choses, j'en ay escript au contrerolleur pour regarder de le pouvoir mectre en effect.
D'Utrecht ce 3me d'Apvril 1567.
A Madame.
Als boven V, f. 284.
Reeds in Juli 1565 had Margaretha Brimeu voor de benoeming tot „maistre de 1'artillerie" bij den Koning aanbevolen (Gachard, Corr. de Phil. II, dl. I, No. 363). Deze schreef op 30 December 1566 aan Margaretha en aan Brimeu zeiven (Suppl. k 1'histoire des guerres civiles de Flandre sous Philippe II du père Famien Strada, Amst. 1729, II, blz. 525 en 528), nl. aan Margaretha: „Ayant doncques pensé du personnage qui se pourroit commectre k la charge de 1'artillerie, qui vacque comme vous scavez, dez le trespas du sieur de Glayon 1), et me souvient avoir entendu que le comte de Meghem le désirer o 11 avoir, qui avec ce seroit content de remectre son gouvernement entre mes mains, je me suis résolu de Ia luy donner"; en aan Brimeu zeiven: „et ayant piéca. entendu que vous désirez que je vous donnisse 1 estat de maistre et capitaine de 1'artillerie, .... je me suis résolu de vous le donner' .
Aanvankelijk was Brimeu niet genegen dit aanbod te aanvaarden- op 1 Februari 1567 schreef Margaretha aan Philips, dat Brimeu liever stadhouder van Gelderland wilde blijven (Gachard a. w. No. 518) Men schiint later besloten te hebben beide betrekkingen door hem te laten waarnemen Aan Alva schnjft hij hierover op 3 Juni: „Touchant ce que V. Exc escnpt qu elle est bien aise que j'ay accepté la charge de rartillerie ie lay tant plus voluntairement faict, comme j'ay aussy escript par mes aultres, sachant que je serviray dessoubz V. Exc, auquel j'ay tousjours desrre faire tres humble service, comme je feray toute ma vie" (de Tonge Verhand, en onuitgeg. stukken I, blz. 80 j. '
Wel is de toon van dezen brief uitermate beleefd, maar met eenigen grond mag worden betwijfeld, of Brimeu Alva wel met zóóveel genoegen zag komen, te meer daar de zaken hier te lande — om zijne eigene woorden in dezen brief te gebruiken - „se portent tousjours de bien en mieulx . In elk geval moet ik (op grond van het reeds bekende) deze gevolgtrekking van de Jonge als onjuist afwijzen: „Het was tot hier toe nog altijd duister, waarom sommige Nederlandsche edelen bij de komst van Alva met ijver de zijde van dien veldheer kozen .... Wij vinden de verklanng hiervan in deze brieven. In deze brieven zien wij Alva zijne gunst met ruime mate aan Arenberghe en Meghem toezeggen; beiden zien wij door dien veldheer vleijen; aan beiden worden door hem het vooruitzigt en de yerzekenng gegeven van met eere te zullen bekleed wordenvoor beiden is hij de blijde boodschapper van hunne dadelijke verheffing tot aanzienlijke eerambten" (blz. 73). 6 Zeer terecht m i zegt Bakhuizen van den Brink (Studiën en Schetsen I, Dlz.341): Niet alle Brabandsche heeren waren aan Alva zóó met lijf en ziel verkocht als Hierges en Noircarmes. Megen, de Croys, Lannoy en anderen hadden den weersmaak weg van de wrangheid van Egmonts sterven. En al geldt dit woord in strikten zin van 1568, ik voor mij geloof, dat Brimeu liever Margaretha had zien blijven dan hij Alva zag
1) Philippe de Stavcle, heer van Glajon.



4QC-
BRIEFWISSELING TUSSCHEN MARGARETHA
447. T5°7 — April 4.
Van Brimeu aan Margaretha. — Hij zendt haar een door hem van twee hoplieden ontvangen schrijven, waaruit af te leiden is, dat de graaf van den Berg niet meer aanneemt.
Madame, Comme V. A. m'avoit commandé que je m'informasse sy le conté van den Berge faisoit de gens, j'envoie ichyjoinct a. V. A. une lettre, que deux. de ses capitaines m'ont présentement escript, par oü V. A. pourra voir (puisqu'ilz demandent service de moy) qu'il n'en faict plus.
D'Utrecht ce 4me d'Apvril 1567.
A Madame.
Als boven V, f. 287.
447a.
De brief der twee hoplieden, waarin zij hunne vendelen voor den dienst des Konings aanbieden.
Wolgeboren, vermoegende, gnedige heer, U. G. siin onse bereitwillige dienste tforen, ind soellen derselve niit berghen, welchermaten wy woll willich U. G. tot behoiff Kon. Maj. elck eyn venlyn lantzknechte tho wege tho brengen ind dairmith tho dienen. Ind sovern U. G. sulchs gefellich ind ons mit averschickongh des dairtho gehorenden esselven thoschryven wurden, wollen wy anstondt ons dairtho beflytigen, dat es U. G. wall eyn guet gefallen hebben soellen. Ind wan U. G. eyn bedencken herten, wairomb wir vur deser tiit dieselve niit angesocht ind onse dienste presentirt, solden wy wall die orsaeck, wan wy U. G. tspreken komen, vermelden, so ick Falck van Orsoy oick sunst kranck gelegen, nadat ich uit dem lande tho Ungeren gekomen, ind dairom by U. G. niit komen konnen. Ind bidden hyrop eyn gnedich antwoirdt van wolgedachte U. G., die God vorspoedich befriste.
Geschreven den XXIXsten Martii anno etc. LXVII.
U. G. dienstwillige
Stmen Nyghues. Falck van Okssou.
Dem wolgeboren, vermoegenden heren, heren Carlln van Brimeu, graven tot Meghen etc, oversten veltheren, statheldem ind capiteyn-generaill des furstendombs Gelre ind graif f schaf ftz Zutphen, onsem gnedigen heren.
Als boven V, f. 266. Oorspronkelijk.
448. 1567 — April 5.
Van Margaretha aan Brimeu. — Antwoord op No. 433—437 en 439—444. Zij wenscht, dat men Vianen voorloopig late rusten om steden van meer belang, b.v. Maastricht, te nemen, waartoe zij troepen zal zenden. Zij is tegen ontwapening der Utrechtsche Geuzen, maar wenscht toch te vernemen, welk aantal daarvoor in aanmerking zoude komen. Zij heeft Oranje verzocht Brederode te gelasten Amsterdam te verlaten. Tegen het laten doen van eenen nieuwen eed door Warenborch bestaan voor het oogenblik bezwaren. Zij verklaart zich bereid Rysenborg en Pieck in genade aan te nemen en verzoekt het aangaande haar loopende gerucht tegen te spreken.
Mon cousin, Ce que vous diray en responce a. ce que le requièrent plusieurs voz lettres, que j'ay receu dois le XXVIme



VAN PARMA EN CHARLES DE BRIMEU.
491
du mois de Mars jusques au second du présent, sera en premier lieu que vous avez par tant de miennes précédentes peu entendre qu'il n'a esté trouvé convenir icy de s'attacher encoires k Viane, comme encoires présentement ceste emprinse ne samble convenable, ains de regarder de réduisre soubz 1'obéissance du Roy, mon seigneur, quelques aultres villes bien d'aultre importance que non ledict Viane, laquelle — facent que vouldront — l'on aura bien, quand l'on se résouldra de s'y mectre sus. Et comme pour 1'effect de la réduction desdictes aultres villes (entre lesquelles Maestricht importe tant, que bien compréhendez) je fais haster au possible les régimens d'Allemans du conté de Overstein et du seigneur de Schouwenbourgh, estans iceulx arrivez, je regarderay lors ce que conviendra endroict le renfort, que tant me demandez, et ce pendant vous prie de faire le myeulx avec voz gens et regarder qu'ilz ne soyent endommagez par les adversaires, comme j'entens que souvent ilz sont.
Quant aux deux tonneaulx de pouldre a tirer hors le chasteau d'Utrecht pour estre envoyez sur la Vaert, il s'escript présentement au capitaine d'icelluy chasteau de les laisser suyvre en les payant par ceulx d'Utrecht, comme escripvez, et de 1'argent en achapter de 1'aultre et la remectre au lieu desdicts deux tonneaulx au chasteau.
Touchant d'oster les armes aux Geulx, qui ont faict le serment, il samble dur et hors de raison et que le serment ne serviroit de rien et qu'il eust myeulx valu de point 1'avoir faict faire, et puisque vous samble estre tant requis, je désire scavoir le nombre, qu'estimez estre de ceulx, ausquelz les vouldriés oster nonobstant le serment par eulx faict et de quelle qualité ilz sont, pour après vous en faire entendre ce que aura esté trouvé convenir.
II s'est entendu ce que représentez endroict Willem Pauwels, capitaine de IP hommes k Amstelredamme, mais pour plusieurs bons respectz n'a esté trouvé bien luy commander de se mectre en ce qu'escripvez, mesmement avant que de veoir le succès du partement du seigneur de Brederode de la ville, k quelle fin k ma réquisition le prince d'Oranges a envoyé vers luy, et en attens de jour a aultre responce.
Je suis après pour tirer de Gramay, trésorier des Estatz, ce que de leur part il doibt au fournissement du payement des bandes d'hommes d'armes, pour après y ordonner.
En tant que touche de mander icy le capitaine Warrembourgh, luy bailler commission et en prendre nouveau serment de luy, il y a des considérations, pour lesquelles cela ne samble se debvoir pour encoires faire, mais l'on s'en souviendra pour avecq le temps en estre faict ce que sera trouvé convenir, vousremerciant entretant de vostre bon advis en eest endroict.
Et touchant le faict de Guillaume de Rysembórch et Joost Pieck, veu la remonstrance et réquisition, qu'il(z) vous en ont faict, et leur présentation signée de leur main, que m'avez envoyé, je suys contente, en regard de ce que m'en escripvez, de les recepvoir en grace, faisant par eulx entre voz mains le serment



492
BRIEFWISSELING TUSSCHEN MARGARETHA
pertinent sur leurdicte présentation, lequel ferez annoter et pareillement m'envoyer, ce que leur pourrez faire entendre et les exhortant de démonstrer, en servant réelement Sa Majesté, la bonne intention, qu'ilz disent avoir de ce faire.
Pour fin de ceste, mon cousin, je trouve bien estrange que par vostre lettre du second de cedict mois m'escripvez se i) murmure la. que je deusse avoir intelligence avec le seigneur de Brederode, que, scachant vous combien en cela se me faict grand tort, j'eusse estimé que, informant myeulx ceulx, qui tiennent telz propos, deussies leur effacer telle opinion.
De Bruxelles le cincquiesme jour d'Apvril 1567 après Pasques.
Au conté de Meghem.
Als boven V, f. 289.
449. 1567 — April 7.
Van Brimeu aan Margaretha. — Hij heeft vernomen, dat zij kwalijk heeft genomen hetgeen hij over de aangaande haar loepende geruchten heeft geschreven, en verontschuldigt zich wegens zijne openhartigheid, ook die aangaande Vianen. Van de wervingen in Duitschland komt niets wegens gebrek aan geld. Ook Brederode kan de zijnen niet betalen en heeft eenen zijner officieren te Vianen laten zeggen, dat hij binnenkort zich met de Regentes hoopt te verzoenen.
Madame, J'ay entendu par ung amy mien (avecq grand regret) que V. A. at prins de mauvaise part ma lettre du second de ce mois, par laquelle je luy avois représenté le bruict qui courroit, que V. A. debvoit avoir intelligence avecq le seigneur de Brederodes, car V. A. se peult asseurer qu'il n'y at homme, qui luy soit plus affectionné serviteur que moy, et sy j'eusse ouy ces propos a, ceulx, qui les tiennent, je n'eusse failly d'en respondre pour leur effacer telle opinion 2), comme 1'affection que j'ay au service de V. A., me le commande, mais quelqungs de mes amys et gens principaulx, qui 1'aviont ainsy ouy dire et murmurer et qui ne le croioient pas aussy, me 1'avoint rapporté; et quand a. moy, je 1'avois ainsy escript a V. A., ne pensant a nul mal. Et prie pourtant trés humblement V. A. qu'elle n'aye aultre opinion de moy que celle cy-dessus, et comme V. A. scet, il est impossible de garder le peuple de parler, et ilz ne le disiont seullement de V. A., mais de tous les seigneurs du Conseil et de moy aussy; et comme V. A. scet, ilz ont bien osé parler mal de Sa Majesté mesme, par oü V. A. ne doibt trouver estrange cecy. Je supplie aussy trés humblement, comme j'ay faict par madicte lettre, que V. A. me veuille pardonner ce que je luy ay escript sy librement du siège de Viane, car je ne vois encoires nul lieu (quoy que l'on sache dire), qu'emporte plus, pour ce que toutes les aultres villes se tiennent encoires quoyes et n'ont nulz gens
1) Bi vermoed, dat vóór se vergeten is het woord que.
2) Deze woorden, die als het ware uit brief No. 448 zijn gelicht, doen vermoeden, dat Brimeu, dit schrijvende, dien brief reeds had ontvangen.



VAN PARMA EN CHARLES DE BRIMEU.
493
de guerre pour endommaiger les subjects du Roy, la oü il est icy tout au contraire. Néantmoings je me remects tant en cela que en toute aultre chose pour faire comm'il plairat a V. A. le ; commander.
Au surplus j'ay eu tout astheure novelles d'Allemaigne qu'il samble que les levées, tant des couronnels, dont j'avois escript a V. A., que de Willem van Hatzfelt, vont en fumées et que le manquement est a 1'argént, et il me samble qu'ilz n'en ont point aultant pour payer le peu de gens, qui sont a Viane, comme V. A. pourra voir plus amplement par la copie d'une lettre, que ledict seigneur de Brederodes at escript a ung de ses capitaines a Viane, par oü il ne faict a doubter qu'ilz facent davantaige des gens, puisqu'ilz ne peuvent payer ceulx-cy Laquelle lettre at esté prinse a ung messagier, qui mes soldats ont prins prisonnier; et comme ladicte lettre porte crédence sur le porteur, je pensois que ledict messagier en scauroit k parler mais c'estoit ung escripvent(?) allemaing dudict seigneur de Brederodes, lequel j'ay mandé vers moy et 1'ay interrogié, et il m'a dict que le capitaine Cocq i), qui at esté a Monsieur d'Egmondt-aV avoit escript audict seigneur de Brederodes que, s'il n'y avoit de 1 argent endedens deux ou trois jours, qu'il craignoit une grande mutinerie entre les soldats et que luy avoit charge dudict seigneur de Brederodes de dire audict Cocq qu'il n'avoit point de moyen den avoir, et qu'il regardist d'entretenir les soldats pour trois ou quatre jours le mieulx qu'il puist; que ce pendant il esperoit de faire son appoinctement avecq V. A.
D'Utrecht ce 7me d'Apvril 1567.
A Madame.
Als boven V, f. 291.
449a- Copie.
Afschrift van den brief van Brederode aan de Cock. Brenger dezes zal hem mededeebngen doen. Hij heeft hoop, dat alles weldra in orde zal zijn Ten efnde de Regentes met nog meer te ontstemmen moet Renesse zijne gevangenen loslaten
Monsieur de Coq, J'ay receu deux de vous lettres, 1'une datédullme de ce present mois et 1'aultre du Illme, et aiant fort bien entendu icelles | entens la difficulté des affaires, et pour vous poinct faire plus SS discours, de peur que ceste ne demeure en chemin, vous prie bien fort d entendre par le porteur de ceste ce que vous déclairera de ma part Je ne doubte que les affaires ne sont ainsy a extréme force que chacun ne rendrat peine k Ie délayer pour bien peu de temps et que chacuhse" aissera contenter par ceulx, qui ont charge, veu que nous sommes au redressement de tout les affaires.
Zie t^WaTa'w. ïl^lf 2x0-^ ^ *" Neeryne"' ™ Breder°de-
aU bl^ZZlf^L^^" Planne" 'onderwerping, waarbij Egmond



494
BRIEFWISSELING TUSSCHEN MARGARETHA
Attant prie le Seigneur Dieu vous donner Sa graOe. Ce Illme d'Apvril 1567.
Vostre bon amys a vostre commandement H. de Brederode.
Je pense que Renes 1) aurat rendu ses prisonniers; autrement il seroit occasion que nous viendrions en indignations plus grandes de Madame. S'il ne 1'a faict, dicte luy le faire, je vous prie, car l'on en faict plus de parolles que l'on ne feroit de beaucop plus gens de bien que eus.
Als boven V, f. 286.
450. 1567 — April 7.
Van Brimeu aan Margaretha. — Antwoord op No. 448. Hij geeft haar eene beschrijving van het gevecht bij Meerkerk, waarbij de zijnen zeer geringe schade hebben geleden. Er zijn 4 of 500 Geuzen binnen Utrecht. Hij vraagt betaling voor zijne soldaten.
Madame, J'ay receu la lettre de V. A. du 5tne de ce mois ét puisque l'on trouve mieulx a propos et plus convenable de faire 1'entreprinse sur Maestricht et quelques aultres villes que sur Viane, je n'y scay plus riens dire, encoires que ceste-cy soit aussy d'assez d'importance, car les ennemis n'ont nullepart gens de guerre, que pourriont faire dommaige aux subjectz du Roy que ichy. Néantmoings je me remects a. la trés prudente discrétion de V. A. pour y ordonner comm'il luy samblera convenir. Je regarderay de faire mon mieulx avecq mes gens, comme V. A. escript, et ne SQay qu'ilz sont esté endommaigez ou battuz aultrement que a Hagesteyn et dernièrement a. Meerkercke, qui n'at esté grand cas. Le duc Erich m'avoit escript qu'ilz n'estiont que trois ou quatre eens hommes et qu'il scavoit ung chemin pour entrer dedens leur trenchées sans pouvoir estre endommaigez. Sur quoy je luy respondis que, s'il estoit ainsy, que je m'en remectois a. luy, et ne scay sy le paisan, qui les menoit, estoit une doublé espie ou non, car il les at mené ung chemin oü il y avoit trois trenchées, 1'une devant 1'aultre. Néantmoings noz gens, assQavoir deux enseinges des miennes et une dudict duc, ont assaiUys les ennemis et les ont chassez hors lesdictes trois trenchées jusques a 1'église et au cimeterre, oü ilz aviont leur principal fort, d'oü ilz ont repoussez noz gens a. harquebuzades, et iceulx noz gens se sont retirez en bon ordre sans qu'ilz se sont mis en fuyte, et il y en est demeuré dix ou douze morts et environ vingt cincq ou trente blessez. Voila tout le dommaige, que mes gens ont souffert, et je ne scay comment qu'ilz peuvent faire sy grande feste de sy peu de chose.
J'ay faict prendre quatre ou cinq tonneaulx de poudre du chasteau icy et les amener sur le Vaert et ne fauldray k induire ceulx de ceste ville qu'ilz les payent, comme V. A. escript.
1) Johan van Renesse van Wulven. Zie Utr. kroniek, blz. 56.



VAN PARMA EN CHARLES DE BRIMEU.
495
Quand au nombre des Gheulx de cestedicte ville, k qui qu'il me samble que l'on doibt oster les armes, je m'en suis informé et ilz sont bien quatre ou cincq eens, tous bourgeois, entre lesquelz n'y at que quatre ou cincq gentilzhommes, et il m'a samblé (a trés humble correction) conseillable, comme j'ay escript par mes précédentes a V. A., qu'on les oste non tant seullement aux Gheulx de cestedicte ville, mais partout oü il n'y a citadelle ou grande garnison, sy l'on se veult asseurer d'eulx.
Et puisque V. A. escript que l'on est après pour tirer de Gramay, trésorier des Estatz, ce que de leur part il doibt au fournissement du payement des bandes d'hommes d'armes, je prie trés humblement que V. A. le veuille faire haster et donner ordre que ceulx de ma compaingnie ayent quelque argent i), affin qu'ilz ayent moien de vivre, pour ce qu'ilz en ont bien peu.
Touchant Guillame de Rysemborch et Joost Pieck, qu'il at pleu k V. A. de recepvoir en grace, je feray comme V. A. me commande.
Quand a Monsieur de Wulp, dont V. A. m'at escript passé quelques jours, il n'est point en ceste ville et j'entens qu'il est en Anvers, mais dès qu'il sera de retour ichy, ne fauldray aussy de faire comme V.A. m'a commandé.
D'Utrecht ce 7me d'Apvril 1567.
A Madame.
Als boven V, f. 394.
451- 1567 — April 8.
Van Margaretha aan Brimeu. — Antwoord op No. 445 en 446. Zij verheugt zich dat hij de benoeming heeft aangenomen, en dankt voor de mededeelingen. Van Brederode's pogingen tot toenadering is haar nog niets ter oore gekomen.
Mon cousin, J'ay receu vostre lettre du ILTme de ce présent mois et me a esté singulier plaisir d'entendre par icelle que ayez résolu d'accepter la charge générale de 1'artillerie, et vous en congratule, et certes vous avez trés grande raison qu'il vauldroit myeulx faire le train de 1'artillerie aultrepart qu'en Luxembourgh, tant pour éviter despens et point gaster le pays allant et venant, pour n'en avoir la pas de besoing, pour la difficulté des chemins que aussy pour point esmouvoir les voisins et les faire mectre en pied, voyant faire ces préparatifs de ladicte artillerie par Ik, y joinct que audict Luxembourgh il y en a assez pour s'en servir, si ung besoing s'en présentoit en ce costé-la; tous lesquelz inconvéniens me samble que debvez représenter au due d'Alve. Au reste, l'on vous envoyé 1'estat du train de ladicte artillerie, pour selon ce vous reigler et faire solliciter ce que convient par les officiers de ladicte artillerie,, car ce n'est mon faict.
1) Omstreeks dezen tijd schreef Viglius aan Hopper (a. w., blz. 435): „Alia nobis succedit sollicitudo, primum quidem, ne stipendia desint mUitibus, quos rebus nondum ordinatis dimittere non possumus."



496
BRIEFWISSELING TUSSCHEN MARGARETHA
Je vous remercie bien des advertences contenues en une aultre vostre du mesme jour, et quant au faict du seigneur de Brederode, je n'ay point ouy parler de quelque capitulation en son endroict. Sicomme de par vous peussiés assentir qu'il voulssit se renger et de quelle sorte, vous le pourriés faire et m'en advertir. Et au regard des gentilzhommes estans a. Viane l'on regardera avec le temps comment en user.
De Bruxelles le VÏIIme jour d'Apvril 1567.
Au conté de Meghem.
Als boven V, f, 296,
452. 1567 — April 8.
Van Brimeu aan Margaretha. — Hij raadt haar na de verovering van Maastricht zich van het leger te bedienen om Roermond en Venlo te onderwerpen en daar geen garnizoen te leggen, maar gijzelaars te nemen. Hij wijst op den ijver, dien Cigogne in 's Konings dienst bewijst, en beveelt hem aan.
Madame, J'ay entendu que V. A. a faict marcher 1'armée, qui at esté devant Valenchiennes, vers la ville de Maestricht. Et comme doncques je pense qu'elle s'est désia rendue, il me samble (a trés humble correction) que V. A. doibt faire sommer les villes de Ruremunde et Venloe, car je ne fay doubte qu'elles ne se rendriont comme V. A. vouldrat, et quand elles ne le vouldront faire, sy V. A. y envoie la moindre batterie du monde, puisqu'elle est désia audict Maestricht, elles ne pourront jamais tenir six heures, et tout ira par une paine et despens; et sy V. A. veult après faire venir 1'artillerie et les gens vers Bois-leDuc ou vers icy, elle at la commodité de 1'eauwe et les gens ne feront point de course. Et sy d'avanture lesdictes villes se rendissent (comme je pense que ouy), je ne seroie d'opinion d'y lesser des gens, pour ce que V. A. en aurat a faire une aultre part; mais pour s'asseurer d'eulx V. A. pourra prendre des ostagiers, qui fussent des principaulx Gheulx, qui promectriont de faire tout ce que V. A. vouldroit, et les tenir prisonniers jusques a. ce que V. A. aye la commodité d'y envoier des gens ou y ordonner aultrement.. V. A. me pardonne que je luy escrips mon advis sans en estre demandé, car ce que je fay est pour ce qu'il me samble qu'il comple pour son service.
Au surplus le Sr. de Cigongne at arresté ichy ung homme, qui portoit de 1'argent ès monnoies défendues, que l'on pense que c'estoit a Viane. Et comme doncques je vois la grande paine et diligence, qu'il rend ichy au service de Sa Majesté, je prie trés humblement V. A. qu'elle le veuille favoriser et tenir pour recommandé, qu'il puisse avoir la part du Roy de la confiscation, s'il en advient quelque chose.
D'Utrecht ce 8me d'Apvril 1567.
A Madame.
Als boven V, f. 297.



VAN PARMA EN CHARLES DE BRIMEU.
497
453. 1567 — April 10.
Van Brimeu aan Margaretha. - Van Venlo weet hij zeker en van Roermond zegt men, dat de pred.kanten van daar zijn verdreven. Hij raadt haar zich van beide steden te verzekeren. Hij vraagt andermaal wat hij dien van Nymegen moet antwoorden aangaande de betaling der soldaten.
Madame, Comme j'avois envoié quelqungs a, Venloe pour les induire qu'ilz descbassassent leur prédicant, comme j'ay faict tousjours, j'ay eu tout astheure novelles asseurées qu'ilz 1'ont faict et l'on m'a dict (toutesfois je ne scay s'il est vray) que ceulx dé Ruremunde ont faict le mesme et que la pluspart des bourgeois sont enfuys. Dont n'ay peu lesser d'adviser V. A., affin qu'elle sache se régler suyvant cela, et il me samble qu'il seroit bon qu elle regardist (puisque le camp est la. si prés) de s'asseurer deulx, car aultrement il faict a craindre que, dés qu'il serat en yoie, qu'ilz les reprendront et feront pis que auparavant.
D Utrecht ce iome d'Apvril 1567.
Post date.
Comme V. A. ne m'a encoires riens mandé "sur ce que passé quelques jours avois escript touchant les soldats, que ceuix de Nymmegen demandent que le Roy paye et qu'ilz sont arrière esté vers moy, je supplie trés humblement que V. A. me veuille mander ce que je leur auray a respondre.
A Madame.
Als boven V, f. 399.
454- 1567 — April 11.
Van Brimeu aan Margaretha. - De bisschop van OsnabrOck wenscht te vernemen, of zij Chnstoffel van Vrisberger al dan niet in dienst denkt te houden
Madame, L'évesque d'Osnabrugge m'at présentement escript que, comme le feu conseillier Coebel avoit aultrefois traicté avecq le couronnel Christopher van Vrisberger, qu?il désireroit bien grandement scavoir sy V. A. est déterminée de le retenir au service du Roy ou non; me requérant pourtant que j'en volsisse entendre 1'intention de V. A. Et comme doncques ledict évesque le tient en grand estime, je supplie trés humblement
qUen.T^\Te Vv"fe ^ader ce que je luy auray a respondre. D Utrecht ce Xlme d'Apvril 1567.
A Madame.
Als boven V, f. 301.
455, 1567 — April 12.
Van Brimeu aan Margaretha. — Antwoord op No. 451. Hij heeft aan Alva
tÏE? '.egeVe? ^ hCt °°g °P den lo°P der ^kl meent, dafmen geine
arfllene zal noodig hebben. Hij verwondert zich over hetgeen zij schrijft Tngfande hare onbekendheid met Brederode's pogingen tot verzoening. aangaande
Madame, J'ay receu la lettre de V. A. du 8me de ce mois et remerchie trés humblement V. A. de la congratulation, qu'elle
32



498
BRIEFWISSELING TUSSCHEN MARGARETHA
me faict de 1'estat de rartillerie, qu'il at pleu au Roy me commander d'accepter, et je prie a. Dieu me donner le moien de faire quelque aggréable service a. V. A. au lieu de ceste faveur. J'ay représenté a. Monseingneur le duc d'Alva qu'il vauldroit mieulx que le train de rartillerie se fist aültrepart qu'en Luxembourg, tant pour les raisons contenues en ladicte lettre de V. A. que aux miennes, y adjoustant que, sy les choses s'achèvent sy prosperement comme elles sont en bon train, qu il me samble que l'on n'aura a. faire ny de 1'une artillerie ny de 1'aultre, pour ce que j'espère que, devant 1'arrivée de Son Excellence par decha, que tout serat appaisé et que V. A. aurat moien de délivrer le pays en telle obéissance au Roy, comme il estoit a son département.
J'ay receu avecq ladicte lettre de V. A. 1'estat du train de ladicte artillerie et puisque V. A. escript que ce n'est de son faict, je feray comme V. A. me commande.
Et je suis bien esmerveillé de ce que V. A. escript qu'elle n'at ouy parler de quelque capitulation endroict du seingneur de Brederodes, car il a mandé a. ses gens qu'il auroit bientost son appoinctement et que l'on en traictoit avecq V. A., et l'on m'at aussy escript de Bruxelles que Monsieur d'Egmondt estoit après pour le traicter de sa part, mais que tout estóit failly. V. A. peult scavoir le mieulx ce qu'en est, et puisque V. A. escript que non, je le croye. Et quand k ce que V. A. escript que j'assentisse de quelle sorte qu'il se vouldroit renger, sy je scavois ce que V. A. vouldroit avoir faict de luy, je pense que je le luy feroie mectre sy dextrement en avant, que peult-estre il y condescendroit, sans luy faire entendre qu'il vinst de la part de V. A. Et encoires que je me suis advanché en cecy, sy aimeroie mieulx de ne m'en mesier. Toutesfois V. A. me peult commander ce qu'il luy plaist que j'en face, car je ne fauldray de luy obéir en cela comme en toute aultre chose.
D'Utrecht ce 12 me d'Apvril 1567.
A Madame.
Als boven V, f. 307.
456. 1567 — April 13.
Van Margaretha aan Brimeu. — Antwoord op No. 449, 450, 453 en 454. Van ontwapening der Geuzen kan niets komen, tenzij zij handelen in strijd met denonlangs gcdanen eed. Zij heeft met genoegen kennis genomen van den onderschepten brief en zal, nu Maastricht en Antwerpen zich hebben onderworpen, aan Vianen denken. Daar zij het leger elders noodig heeft en daarbij niet genoeg soldaten heeft om garnizoen in Roermond en Venlo te leggen, moet hij zich voor ditmaal vergenoegen met eene ernstige aansporing om gehoorzaam te blijven. Dien van Nymegen moet verzocht worden nog eenigen tijd geduld te hebben. Zij heeft aan Z. M. over Vrisberger geschreven.
Mon cousin, Ceste va, pour en responce k vostre lettre du VHme de ce présent mois vous dire quant k oster les armes aux Gheux d'Utrecht, encoires qu'ilz ayent faict le serment, qu'il ne



VAN PARMA EN CHARLES DE BRIMEU.
499
se trouve raisonnable, si ce n'est que, depuis avoir presté le serment, ilz ayent faict aulcune chose au contraire, auquel cas les debvez faire punir comme perjures et leur oster pardessus ce les armes.
Quant au Sr. de Wulp, qu'aurez a en user selon que le vous ay escript dernièrement.
Dadvantaige ce m'a esté plaisir que, selon qu'escripvez par aultre vostre dudict VHme, l'on ait par la lettre intercepté du Sr. de Brederode, dont copie est joincte, cognu la disposition de ces gens assamblez a Viane, veuillant espérer que le cuisinier i) les pourra de brief faire séparer.ou que aultrement l'on en aura a bon marché. Et puisque ceulx de Maestricht se sont renduz a la misericorde du Roy et que hier soir j'ay eu nouvelles que tous les membres de la ville d'Anvers ont unanimement accordé et arreste de me requérir d'y vouloir aller avec telle garnison que bon me samblera, et que leurs députez doibvent ce jour d'huy estre icy pour me faire ceste réquisition, ce sera la première chose, que je feray, que de regarder et adviser sur le faict de Viane, et ce pendant sera bien que faictes le myeulx de avec voz gens contregarder le pays et vous enquerre de 1'estat dudict Viane et comment 1'exécution se pourroit myeulx exploicter, tenant le tout bien secret.
Quant a ceulx de Ruremunde et Venloe 2), puisque, s'estans ceulx de Maestricht renduz, le camp ne tire celle part, ains que ray faict tirer vers Turnhout et astheure pour ces nouvelles d Anvers en feray une partie gauchir celle part par le plus proche chemin, il ne viendra a propos de povoir maintenant faire aulcun exploict contre lesdicts de Ruremunde et Venloe, par ou, si tant est qu'ilz ayent enchassé leurs prédicans, sera trés bien que les secondez en ceste bonne volunté et les entretenez en icelle, les exhortant a continuer ce chemin et de ne plus admectre lesdicts prédicans ny ses nouvellitez, ains se conformer a 1 intention de Sa Majesté; leur remonstrant le bien, que leur en proviendra, et au contraire le mal, si tant sera que, se conduisans aultrement, il fauldra user de force en leur endroict, car pour vous dire ce que c'est, l'on ne peult présentement y envoyer garnison, que l'on diminueroit par trop les forces, en debvant mener avecques moy en Anvers, quand je iray celle part.
Touchant ceulx de Nymmegen, il sera bien que leur faictes entendre, puisqu'ilz ont si bien faict jusques ores et que les affaires vont si bien se redressant, de sorte qu'il faict a espérer que de brief le tout sera k bon chef, qu'ilz veuillent, considérant lexcessive charge que a Sadicte Majesté, encoires ung peu continuer 1'entretenement des soldatz.
Au demeurant quant au faict de Cigogne, vous en aurez par aultres entendu mon intention et par ce sera aussy respondu a
1) Men heeft te Brussel den naam van den geadresseerde voor zijn beroeD aangezien. K
2) Zie No. 453.



500
BRIEFWISSELING TUSSCHEN MARGARETHA
voz lettres des VIII et dixiesmes de cedict mois, par oü finiray ceste en vous recommandant etc.
De Bruxelles le XlIIme jour d'Apvril 1567.
Quant a ce que m'escripvez par une aultre vostre du Xlme endroict Christoffle Fritzbergher, j'en ay aultreffois escript k Sa Majesté, dont je n'ay encoires responce. L'ayant vous le feray scavoir.
Au conté de Meghem.
Als boven V, f. 311.
457. 1567 — April 13.
Van Brimeu aan Margaretha. — Na aansporing heeft Venlo den predikant weggezonden, maar Roermond heeft een zonderling antwoord gegeven. Hij dringt aan op maatregelen tegen deze stad en verklaart voor leugenachtig hetgeen in den brief staat over afkondiging van het accoord met de edelen uit zijnen naam. Onder de soldaten van Brederode heerscht muiterij wegens wanbetaling. De Amsterdamsche Geuzen zijn bereid hunne predikanten weg te zenden ten einde in genade te worden aangenomen. Men beweert, dat Brederode wil vertrekken, zoo de magistraat zijne vertering te Amsterdam betaalt.
Madame, Comme je ne scavois que V. A. fit marcher 1'armée vers Maestricht, je n'ay laissé de cercher tous moiens a moy possibles pour induire les villes de ce pays, oü l'on preschoit, affin qu'ilz vinssent a chasser leur prédicantz et désister desdicts presches. Et comme a. ces fins j'avois envoié certains gentilzhommes k Venlo et Ruremunde 1), ceulx dudict Venlo ont (comme j'ay aultreffois escript a. V. A.) enchassé leur prédicant et ceulx dudit Ruremunde m'ont faict une responce assëz bisarde 2), laquelle j'envoie icy-joincte a V. A., affin qu'icelle voie de combien il est nécessaire, puisque Monsieur de Noircarmes leur est si prez, de les faire parler beau.
Et quant a. ce qu'ilz escripvent que j'aurois faict publier 1'appoinctement des Confédérez devant la maison de la vil(l)e illecq, V. A. se peult bien asseurer que je n'y ay jamais pensé, tant s'en fault de 1'a voir faict. Et quand ores ainsy seroit qu'il fut vray, ce qui n'est point, ilz ont introduict leur prédicans depuis 1'appoinctement faict avecq lesdicts Confédérez.
Je n'ay aussy volu laisser d'adviser V. A. comme les soldas de Monsieur de Brederodes se sont a. demy mutinez. Hier on leur at volu bailler chacun sept pattars. Hz ne les ont volu prendre et ont respondu que, sy on ne leur baille quelque paiement endedans demain au soir, qu'ilz déterminent de s'en aller tous, et, ad ce que j'entens, ledict Sr. de Brederodes at bien peu d'argent. Je pense que ces sept pattars, que l'on at volu bailler aux soldas, viennent des butins des prebstres, qu'ilz ont prins la-entour de Viane.
1) Zie Publ. XLIV, blz. 129.
2) Eigenlijk is dit niet juist: niet hij, maar de drie bemiddelaars hadden het antwoord ontvangen.



VAN PARMA EN CHARLES DE BRIMEU.
50I
Je ne puis aussy laisser de dire a. V. A. que les Geulx d Amsterdam perdent du tout leur courage; que mesmement ilz sont esté devers les burgmaistres, leur requérant, affin qu'ilz puissent estre reprins en gra.ce, qu'ilz voulsissent déchasser leurs prédicans.
Aussy ung gentilhomme m'at dict qu'il at certaines nouvelles que ung principal Geulx et fort familier dudict Sr. de Brederodes at esté vers les burgmaistres et leur at dict que, s'ilz vouliont parer ce que ledict Sr. de Brederodes at despendu audict Amsterdam, il se faisoit fort de le faire sortir. Les choses vont de facon que, sy V. A. envoioit quelques gens icy vers Viane, que ceulx dudict Amsterdam et toute la reste d'Hollande seront bientost réduict en obéissance. . D'Utrecht ce XlIIme d'Apvril 1567.
A Madame.
Als boven V, f. 316.
457a. Copia.
Van de Hervormden van Roermond aan de tot hen gezondene personen van adel, dat zij voorloopig zich niet gehouden achten om den predikant uit hunne stad te verwijderen.
Edele, erentfeste und wolwisen, l(ieve) juncker und guide gonneren, Nachdem wir durch den E. L. Johannen van Wittenhorst, droisset zu Monffort, verstanden E. L. guten, geneigten willen unde werbungh gegen ons, so dancken wir E. E. L. sullicher wolmeinongh unde gunstigen zuneigungh halben, so diselben tragen gegen diser stadt unde burgerschaft alhier, unde bitten demutiglich, Euwer E. L. wollen onsere einfeltige hierauf antwort anhoren.
Diewiell Euwer E. L. fruntliches gesinnen is, wir tsamentliche burger unde liebhaber godtliches woirts alhie sollen den diener ader predicanten, so ons bisher Gottes woirt (wie es im Alten unde Nhieuwen Testament beschriben ist) lauter unde rein furgetragen hatt, verlassen unde den offentlichen dinst ader predicatiën stillstaen lassen sollen etc, antwortten wir unde vermeinen, nachdem Con. Maj. stadthelderin ader regentin einen vertragh mit den supplicirenden heeren unde edelen ufgericht, derselbe dan ouch vam wolgebomen, edelen heeren etc. Karle van Megen, statthelder des Gelderlantz, hiher gesantt, auch offentlich ist alhier zu Ruremund voir dem raithuis abgepupliciert unde ons also privilegium gegeben worden van Kon. Maj. wegen, das, wae die predicanten seind unde weren geweist voir datum des geshehenen vertraigs, daselbs solten sy bleiben bis uf eine gemeine vergeleichungh aller stende, landen unde stetten diser Siner Con. Maj. Niderlanden, mit welcheren ons van Con. Maj. wegen zugelassen unde gegebener privilegio unde verdrage wir zufreden sin unde ons vergenugen lassen, auch dairbey zu verbleiben nachmals verhoffent unde gesinnet sien bis zur zeit, das durch Con. Maj. besteurungh unde befelch allen stenden, landen unde stetten diser Seiner Con. Maj. Niderlanden ein algemeine vergeleichungh deren religion ins werck gestellet unde ausgangen wirt sein; alsdan wollen wir ons in aller onderthenighkeit gehorsamlich erfinden lassen, wie getreuwen underthanen gepueren sall. So lange aber die offentliche, reine predight sampt iren angehengten ubungen in Con. Maj. Niderlanden, Brabant, Hollant, Zeelant, geduldet unde zugelaissen wkt, verhoffen unde vertrouwen wir derselbiger genaden nicht mynder



502
BRIEFWISSELING TUSSCHEN MARGARETHA
als die anderen theilhaftich zo werden unde ons auch bis daran mit friden zo bleiben lassen, wie auch anderen Con. Maj. ondermanen. Wir wollen aber durch Gottes genaden Con. Maj. sunst in allen billichen sachen, so die pollicey betreffendt unde die niet wider Gottes wort unde onseren gewissen seindt, van gantzen hertzen gern unde willich zo ider zeit voilkömene gehorsam leisten, Irer hoichgedachter Con. Maj. stadt in friedsamen wollstantt sovill moghlich erhalden unde, da es die nottdrufft erfordert, geit, guet, leib unde leben unde alles was wir haben, voir Seine Con. Maj. dairstrecken unde alles thun, wat demudigen, gehoirsamen underthanen nach dem wortt Gades zo doin gebuert, ind bitten nochmails demutich auf alleronderdenichste, Euwer E. L. wollen ons bis zo austraght der sachen, wie voiran erclaert, bey der offentlichen predigt godtliches worts unverhindert bleiben lassen etc, wie wir ons des gentzlich zo Euwer E. L. versihen. Dasselb umb Euwer E. L. zu verschulden wollen wir zo allen zeiten nach onseren geringen vermogen gantz willich erfunden werden, kenne Godt almechtich, der diselb E. E. L. in langhwiriger gesuntheit unde geluckseliger regirungh gefristen wolle.
Datum ilens zo Ruremundt den VIHten tagh Aprilis anno etc. 67.
E. E. L. gutwillige, underthenigen alle tzeit Gantzse burgerschaft unde gemeindt, dem wortt Gattes zugethan, alhie zo Ruremunde 1). Als boven V, f. 318.
458. 1567 — April 14.
Van Brimeu aan Margaretha. — Bombergen is met de zijnen uit 's Hertogenbosch naar Gennep vertrokken. Hij gelooft wel, dat de hertog van Cleve hem op verzoek zal uitleveren. Hij wijst er op, dat de hoofden der rebellen vluchten en dat alleen de minderen overblijven.
Madame, Comme j'ay entendu que Bomberge avecq tous ses rustres, qui sont deslogé de Bois-le-Duc, est allé au pays de Monseingneur le duc de Clèves avecq détermination (comme l'on dict) de demourer la 2) et qu'il est astheure en ung lieu appellé Gennep vers le Sr. de Wel, je pense asseurément que (veu les bonnes actes, qu'il a faict) que, sy V. A. en escripvoit a. mondict seingneur le Duc, qu'il le feroit bien prendre par le collet et envoier k V. A., pour le traicter comm'il mérite. Dont n'ay peu lesser d'adviser V. A., affin qu'elle y ordonné comm'elle trouvera convenir.
D'Utrecht ce i4me d'Apvril 1567.
Post date.
Madame, Tous les gras oisous s'envolent et sy V. A. n'y donne ordre, il ne nous demourera que les maigres, et ceulx, qui s'enfuient d'Anvers et Bois-le-Duc, vont au pays de Clèves et la-alentour. Parquoy il seroit bon (a trés humble correction)
1) Op den rug staat: Ree. IX Aprilis op den huyse zo Hy Hen rade (bij S walmen, woonplaats van Arndt Schenck van Nydeggen). Deze brief is uitgegeven in Publications XLIV, blz. 139—131.
2) Hij moet naar Wesel zijn gegaan, waar zich vele Nederlandsche ballingen ophielden. Zie „Voor 300 jaren" (1869/70), blz. 178.



VAN PARMA EN CHARLES DE BRIMEU.
503
que V. A. y pourveust en temps de telle fachon comme elle trouverat convenir 1). A Madame.
Als boven V, f. 32a.
459. 1567 — April 15.
Van Brimeu aan Margaretha. — Antwoord op No. 456. Hij dringt aan op bet zenden van soldaten tot het nemen van Vianen. Die van Roermond hebben ook den predikant uit de stad gezonden. Hij vraagt, of hij met hen eenige overeenkomst moet sluiten.
Madame, J'ay receu la lettre de V. A. du i3me de ce mois et puisque V. A. escript que l'on ne trouve raisonnable que l'on oste les armes aux Gheulx de ceste ville, je feray comme V. A. me commande, comme je feray aussy au faict du Sr. de Wulp sitost qu'il serat de retour icy.
Et puisque V. A. est résolue d'envoier icy des gens sur le faict de Viane, il me samble que le plus tost seroit le meilleur, ce pendant que les soldats y sont a. demy mutinez par faulte d'argent, comme j'ay désia escript a, V. A., et aussy affin qu'ilz ne facent plus de dommaige au pays. V. A. y envoyé la moindre batterie du monde: je ne pense point qu'ilz se laisseront jamais battre vingt quattre heures, et quand ilz le vouldront faire, il y a bien bon moien de les forcer, k ce que j'entens. Toutesfois je ne 1'ay sceu fort bien voir moy mesme, pour ce que j'ay peu dé gens, comme j'ay escript souventefois a. V. A., mais j'en ay bien tant entendu, que je le tiens pour asseuré.
J'ay entendu que hier y sont encoires arrivez huict eens soldats, qui veniont d'Anvers. Je feray mon mieulx avecq les gens que j'ay, de contregarder le pays, comme V. A. escript, mais pour la longeur du passaige, qu'ilz ont, il est bien mal possible, comme j'ay aussy désia escript a. V. A.
Quand k Ruremunde et Venloe, V. A. aura désia entendu par une mienne précédente, que ceulx de Venloe ont chassé leur prédicant en voie, comme ont aussy faict depuis ceulx de Ruremunde, comme V. A. pourra voir par la copie de la lettre icy-enclose. Sy V. A. veult que je capitule quelque chose avecq eulx (puisque le camp est retiré de Maestricht), elle me le pourrat mander. II n'est point besoing de lesser quelque bonne entreprinse pour 1'amour d'elles, car il ne vault point la paine.
Quand k ceulx de Nymmegen, je leur feray entendre ce que V. A. me commande.
Touchant le faict du Sr. Cigoigne, la. oü V. A. dict que j'auray par siennes aultres entendu son intention, je n'ay pas encoires receu nulles lettres, qui en ont parlé, et ne scay pourtant oü elles sont demourées.
1) Deze brief is uitgegeven bij Cuypers a. w., No. CLXIII.



504
BRIEFWISSELING TUSSCHEN MARGARETHA
Je feray entendre a. 1'évesque d'Osnabrugge ce que V. A. m'escript endroict Christoffle Fritzberger.
Et comme V. A. m'avoit escript par une sienne du 5me de ce mois que je prinse de Guillame de Rysemborch et Joost Reek le serment pertinant sur leur représentation, lesquelz il at pleu a V. A. de recepvoir en grace, j'envoie icy-joinct par escript ledict serment, comme V. A. m'avoit commandé.
D'Utrecht ce XVme d'Apvril 1567.
A Madame.
Als boven V, f. 326.
459a.
Van die van Roermond aan Brimeu, houdende kennisgeving van de verwijdering van den predikant.
Wailgeboeren ind edele, genediger heer, Wiewaill den heeren gesanten van wegen Con. Maj. thoe Hispanien, unses alregenedichsten heeren, kortzleden alhie in thoe koemen ind yre wervongh van den predicanten vuer thoe draegen myt groeten unverstandt geweigert, wilch uns ind vyele froemen burgeren van hertzen leidt geweist, hebben wir dannoch folgens by den gemeynen burgeren myt allen ernst ind fliitt soe vern aengehalden, dat der predicant sonder oproir verlaiten ind uytgetagen ist up sonderlinge guede vertroestongh, als dat gemeynen burgeren ind ingeseten vergont ind toegelaiten sall werden in vreden ind eynicheit, sonder der eyn dfen anderen thoe suecken off thoe mysseggen, sullen moegen leven ind dese statt tot hoichstberumpter Con. Maj. wailfairt thoe bewaren, wilch wir Ure Gen. in der yle onverkundicht niet hebben sullen verhalden, myt underdenentlichen ind dyenstlichen begeren, Ure Gen. willen doen verfuegen, dat ehegemelte burger ind underdaenen van aevertoch eynicher ruyter ind knecht onbeschedicht ind onverdorven bliven moegen. Sulx umb Ure Gen. thoe verschülden sindt wyr van hertzen altiit geneicht, erkyn Gott almechtich, der Ure Gen. in geluckseliger regerongh lang erhalden will.
Datum den XII Aprilis anno etc. LXVII.
Scholtis, buigermeistere ind raith der statt Ruremunde.
Den wailgeboeren ind edelen heeren Kaerll van Brimeu, graven "thoe Megen etc, stathelderen etc. 1).
Als boven V, f. 306.
460. 1567 — April 16.
Van Brimeu aan Margaretha. — Over wervingen in Duitschland. Hij raadt haar te doen onderzoeken voor wien zij plaats hebben.
Madame, J'ay eu tout astheure advertence que Georgië van Hol faict vingt enseignes des gens de pied autour de Minden
1) Deze brief is uitgegeven in Publications XLIV, blz. 133. Zie aldaar over de voorvallen te Roermond in die dagen.



VAN PARMA EN CHARLES DE BRIMEU.
505
et qu'il dict qu'ilz sont pour le duc Henry de Brunswyck, au pays duquel l'on m'escript que se léve aussy quelques chevaulx. Dont n'ay peu lesser d'adviser V. A. Et il me samble (a correction trés humble) qu'il seroit bon que V. A. envoiast quelqung vers ledict duc pour scavoir s'ilz sont pour luy ou non; car s'ilz ne sont pour luy, il faict k craindre qu'ilz seront pour les Gheulx. Néantmoings ilz nous pourront faire bien peu de mal avecq sy peu des gens, estant les choses venues sy avant, comm'elles sont astheure.
D'Utrecht ce ióme d'Apvril 1567.
A Madame.
Als boven V, f. 331.
461. x567 — ApVril 16.
Van Brimeu aan Margaretha. — Daar het gerucht loopt, dat Brederode soldaten uit Duitschland verwacht, met wier hulp hij zich van Holland wil meester maken, geeft hij den raad hem daarin voor te zijn.
Madame, Depuis que j'ay escript ce jour d'huy la lettre icyjoincte a. V. A., le duc Erich m'at escript qu'il at advertence d'ung gentilhomme (qui at parlé au Sr. de Brederodes) qu'ilz attendent encoires des gens, qui se doibvent embarquer en Allemaigne pour venir en Hollande. Et comme doncques George van Hol est sy prés de la mer, qu'il y pourroit bien faire venir ses gens endedens ung jour ou ung jour et demy pour les faire embarquer et de la arriver en moins de vingt quattre heures k Amsterdam, j'en ay bien volu adviser V. A., affin qu'elle y pourvoie, s'il est vray, et il me samble qu'il seroit bon que nous nous fissions maistres les premiers dudict Hollande.
Le bruict court a Amsterdam que ledict Sr. de Brederodes doibt partir demain oü après-demain de la et aller a Breda. Toutesfois je ne scay riens de ce qu'en est. Madame de Brederodes est désia. partie de \k.
D'Utrecht ce ióme d'Apvril 1567.
Post date.
Une cspie, qui est venu de Viane, m'a dict le mesme, qu'ilz attendent encoires vingt enseignes des gens de pied, et sitost qu'elles seront arrivées, qu'ilz doibvent passer la rivière et destruire tout le pays ichy-allentour. Je ne scay sy ne sont bourdes ou non. L'on verra bientost ce qu'en est, et V. A. a bon moien de les en garder.
A Madame.
Als boven V, f. 329.



5°°
BRIEFWISSELING TUSSCHEN MARGARETHA
462.
1567 — April 19.
Van Brimeu aan Margaretha. — Hij vraagt, of bij de predikanten, die zoowel te 's Gravenhage als in de dorpen om Utrecht voortgaan met prediken, mag laten vatten. De bevelhebbers te Vianen verspreiden het gerucht, dat zij uit Schotland geschut verwachten, dat over Antwerpen moet aankomen.
Madame, Comm'il y at encoires en Hollande, comme a la Haye et aux villaiges icy-allentour, de ces nouveaulx prédicants, qui se meslent de prescher, il viennent tous les jours des soldats vers moy pour S9avoir s'ilz les pourront bien trousser. Et comme je n'en ay commandement, ne leur ay volu donner jusques astheure consent pour le faire. Parquoy je prie trés humblement que V. A. me veuille mander sur ce son intention.
D'Utrecht ce igme d'Apvril 1567.
Post date.
Depuis cestes escriptes le duc Erich m'a mandé que quelqungs de ses soldats en retournant d'ichy ont prins deux soldats de Monsieur de Brederodes, lesquelz disent que les capitaines qui sont a Viane, font a. croire a. leurs gens qu'il doibt venir d'Escosse de 1'artillerie avecq quelques Escossois et prendre port en Anvers et de la tirer vers Viane, oü ilz doibvent arriver le premier Dimenche du mois de May prochain. Toutesfois, comme ilz disent tous les jours tant de bourdes, je ne scay qu'en croire et n'ay peu lesser d'en adviser V. A., et puisque V. A. (Dieu soit loué) peult astheure commander plus librement en Anvers qu'elle n'a faict, il me samble (a correction trés humble) qu'il seroit bon que V. A. fist visiter les batteaulx, qui passent par la, pour trousser ladicte artillerie et ces Escossois, s'ilz y veniont. Lesdicts deux soldats disent aussy qu'ilz estiont en chemin pour aller a Amsterdam et qu'ilz aviont charge de leurs capitaines de dire au Sr. de Brederodes que, s'yl ne donnist ordre que les soldats eussent bientost de 1'argent, qu'il leur fauldroit tous enfuir.
A Madame.
Van Brimeu aan Margaretha. — Hij verzoekt, zoo er van het belegeren van Vianen niet aanstonds kan komen, in elk geval 10 vendelen te zenden ten einde het plunderen en stroopen te beletten. Hij heeft bericht ontvangen, dat de prediker uit Zalt-Bommel is vertrokken, en deelt mede, dat hij den Gelderschen schutmeester, die weinig nut deed, en diens mannen heeft afgedankt.
Madame, Comm'il me viennent journellement de samblables plainctes comme V. A. pourra voir par la lettre icy-joincte, et que je n'ay point le moien d'y remédier, n'ay peu lesser d'escripre encoires une fois a "V. A. et luy supplier que, sy elle ne peult envoier icy sitost tant de gens qu'il serat besoing pour assiéger
Als boven V, f. 336.
463.
1567 — April 19.



VAN PARMA EN CHARLES DE BRIMEU.
507
Viane, que au moings elle m'envoie encoires dix enseignes des gens de pied devant, affin que nous nous puissions mectre a 1'aultre costé de la rivière et les garder qu'ilz ne facent plus de ces foulles et dommaiges. Tout le monde par ichy en perd la patience et quand a moy, je la perds bien a. demy. D'Utrecht ce XLXme d'Apvril 1567.
Post date.
Depuis cestes escriptes il est venu icy un homme de Bommel, qui m'a dict pour asseuré que le prescheur partit de la. devanthier 1). Ce n'est riens qu'ilz partent, mais le principal est de donner ordre qu'ilz ne retournent plus.
Comme je vois que le schuttemaistre de Gueldres faisoit peu de fruict, je me suis advisé de le casser et pour ce faire ay débourzé ung mois de gaiges pour luy et ses gens. Et comme on leur doibt encoires deux mois et que l'on leur avoit promis qu'ilz seriont fort bien payez, prie trés humblement que V. A. veuille donner ordre qu'il y aye de 1'argent pour leur payement, affin que je n'en soie importuné. Lesdicts deux mois sont pardessus celluy, dont j'ay débourzé le payement, et supplie aussy trés humblement que j'en puisse estre rembourzé.
A Madame.
Als boven V, f. 338.
463a.
Van die van Tiel aan Brimeu, houdende klachten over het plunderen en verwoesten van het klooster Westeroyen door de rebellen uit Vianen.
Hoicheedell, waelgeboren, genediger heer, Wy sullen U. G. onderdienstelicher aengevongh ongemeldet niit laeten, wie dat dessenn mergen in den dageraet omtrent tusschen drié ende wer uren etzliche knechten ende krichsvolck uuytter Viaenen (tusschen twee ende dryehondert sterck, soe men secht) Westeroyen, buyten Tiell gelegen, uuytgeslaegen hebben unnd wes sy m 't doester gevonden, mytgenoemen; oeck dat beslot, daer die nonnen hair religie halden, opgeslaegen ende van bynnen destruiert, und sy sim mytten roeff over die Groote brugge 2) getogen op die passagie nae Ravensway, voirt (woe te vermoden) op Viaenen te trecken; in alle gefall noch nitz genoech waere dieselve vyanden van Uttrecht aff onder ogen te trecken, honluyden affbroeck te doen, were waell geraetsam nae te trachten. Averst U. Gen. doen hierinne als dieselve ten raede befynden sullen thoe behoeren.
Genedigher heer, Men will seggen, dat die knechten, dyt feyt aengenchV onder die heren van Batenburch bynnen Vyaenen liggen solden. In soe vem nu U. Gen. beüeffden aen die heren van Batenburch te schneven, ten eynde id convent hoere haeff ende beesten wederom moechten
1) Zie over de gebeurtenissen in deze dagen te Zalt-Bommel Acquoy, Jan van Venray, blz. 60. J. v. V. was er ditmaal slechte kort geweest. In het laatst van Februari had hij de stad verlaten en zich naar zijne ouders te Venray begeven BH zijne kennisgeving hiervan aan Brimeu voegde het Hof den raad den drost van Kessel te gelasten hem in het oog te houden (Br. Stadh. No. 419).
a) over de Linge, een half uur ten noorden van Tiel.



5o8
BRIEFWISSELING TUSSCHEN MARGARETHA
kriegen, solden die nonnen ende wy solex waell dienstelicken gebeden hebben, dan U. Gen. doen hierinne als dieselve voir raetsam bedencken. Unnd bevelhen U. Gen. hiermyt den Almechtigen in Synen gottelichen beschermnisse ende schutz te willen gefristen voir alle ovell.
Datum onder onse stat secreet segell den XIXden Aprilis anno XV°LXVII.
U. Gen. gans willigen Burgermeisteren, schepenen unnd raedt der statt Tyell. Dem hoicheedelen etc. heren Kaerll van Brimeu, graeff toe Megen etc, stathelder etc.
Als boven V, f. 340.
464. 1567 — April 19.
Van Margaretha aan Brimeu. — Antwoord op No. 457—460. Zij deelt hem het antwoord mede, dat zij den afgevaardigden van Roermond heeft gegeven, en haar voornemen om zich naar Antwerpen te begeven. Brederode heeft zich tot haar gewend, waarop zij hem zekere voorwaarden heeft gesteld.
Mon cousin, Je vous remercie d'affection de voz continuelles advertences, que par voz lettres des XIII, XIIII, XV et XVImes de ce présent mois m'avez faict, et m'at esté plaisir d'entendre que ceulx de Ruremunde et Venloe ayent enchassé leurs prédicants, estant bien de vostre advis qu'il ne fault laisser une bonne exécution a raison d'eulx, comme aussy n'entens je de faire. Lesdicts de Ruremunde ont aussy eu leurs députez icy, me donnant a cognoistre le mesme et offrans de maintenir ladicte ville de Ruremunde en tranquillité et toute obéissance vers Sa Majesté, supplians partant de n'envoyer celle part gens de guerre, pour éviter les dommaige et ruyne des subjectz de Sadicte Majesté la-entour ne s'estant meslez de ces nouvellitez; et s'il y a quelques ungs audict Ruremunde ayans mesprins envers Sa Majesté, que leur soit pardonné. Ce que la-dessus leur a esté respondu, a esté que j'avoye voluntiers entendu qu'ilz eussent enchassé leur prédicant, et la bonne volunté, qu'ilz déclairoyent d'avoir k se tenir en 1'obéissance de Sadicte Majesté; qu'ilz y continuassent, a ce que l'on ne fust constrainct de les aller trouver avec gens de guerre, ce que pour maintenant je vouloye bien différer; m'attendant qu'ilz se conduyroyent de sorte que aussy il ne seroit besoing et que Sa Majesté auroit occasion d'user de sa clémence en leur endroict, dont je 1'advertiroye, et avec ce sont partiz; ne se pouvant capituler aultrement avecques eulx ny aultres, puisque Sa Majesté me 1'a défendu; et fay marcher les gens de guerre vers Turnhout, vers oü le Sr. de Noircarmes m'a escript qu'il debvoit s'acheminer hier, et luy ay faict rencharge de y user toute diligence possible, pour estre besoing me servir de quelques ungs de ses gens pour mon allee en Anvers 1), laquelle tous bons et marchans sont attendans avec
1) Zie Rachfahl a. w., blz. 240. Oranje had n April Antwerpen verlaten en zich naar Breda begeven om 11 dagen later uit de Nederlanden te wijken.



VAN PARMA EN CHARLES DE BRIMETJ.
509
grand désir; et ayant délibéré sur les gens, dont entendray me servir a eest effect, j'adviseray sur ce que aura a. faire le demeurant de la trouppe, qui sera selon que le Sr. de Brederode se résolvera sur ce que sur 1'instance, qu'il a faict faire envers moy par quelques ungs de ces seingneurs, je luy ay entre aultres faict déclairer qu'il eust a. sortir la ville d'Amstelredamme, la remectre entièrement en 1'obéissance et povoir de Sa Majesté, casser tous ses gens de guerre et remectre la ville de Viane entre les mains de Sa Majesté, en y laissant entrer telle garnison ^ que me samblera convenir; se remectre entièrement en la miséricorde d'icelle Sa Majesté, se retirant hors le pays jouissant du revenu de son bien jusques k aultre ordonnance de Sa Majesté.
Quant au commissaire Cicoigne, j'avoye faict escripvre par ceulx des Finances que j'estoye content que des deniers que scavez, il eust pour sa part quatre eens dallers, et me dict on que de cela ilz 1'ont adverty.
De Bruxelles le XIX. jour d'Apvril 1567.
Au conté de Meghem.
Als boven V, f. 343.
465. 1567 —April 20.
Van Brimeu aan Margaretha. — De plunderingen van die van Vianen worden steeds erger, waarom de bevolking van het platte land vergunning heeft gevraagd .compositie" met hen te mogen aangaan. De Geuzen van 's Hertogenbosch vatten weder moed, waarom hij den raad geeft door te zetten.
Madame, Comme j'avois entendu de fort bon lieu et pensois qu'il fut vray que George van Holle faisoit des gens, comme j'avois escript k V. A., je n'ay toutesfois volu laisser d'envoier celle part, affin d'entendre ce qu'en estoit, dont k eest heure j'ay receu certaines nouvelles qu'il n'en est riens, et n'ay peu laisser d'en adviser V. A.
Au surplus comme j'ay plusieurs fois escript a V. A. (que) les pilleries de ceulx de Viane croissent tous les jours, dont les pauvres paysans se viennent a toute heure plaindre k moy, demandans licence de povoir composer avecq eulx, ce qu'il samble (k correction trés humble) qu'il seroit le melieur en cas que V. A. ne détermine d'envoier icy bientost secours, avant qu'ilz fussent totalement destruictz; et avecq peu d'argent ilz polront eschapper leur dommaige; sur quoy supplie V. A. me voloir adviser ce que luy plaist que j'en fache.
D'Utrecht ce XXme d'Apvril 1567.
Madame, V. A. feroit bien de se haster avecque Boys-le-Duck de ce qu'elle yl ast affaire, car yl sont retournées cinc ou 600 Gheulx de cheulx, qui sont fuis, et commancent a reprandre coraige et yl faict a doubter qu'ils ne remainent leur prédicants, qui sont a Heel 1), oü yls sont esté o jour d"hui asseurémant
1) Hedel in de Bommelerwaard, eene bezitting van graaf Willem van den Berg.



5io
BRIEFWISSELING TUSSCHEN MARGARETHA
plus de 500 o sermon. V. A. feroit bien oussy (a correxion trés humble) de se haster avecque cheulx dAnvers, de peur qu'ils ne changent d'oppinion 1). A Madame.
Als boven V, f. 344.
466. 1567 —April 21.
Van Brimeu aan Margaretha. — Die van Vianen zijn, naar hij verneemt, voornemens hulp te zenden aan de Geuzen van 's Hertogenbosch. Had zij vóór een paar dagen soldaten gezonden, men zoude die binnengelaten hebben volgens iemand, die van daar te Utrecht is gekomen. Bij de ontwapening van de inwoners van Harderwijk en Elburg hébben ook de ambtlieden van Z. M. hunne wapenen verloren. Hij stelt voor deze en eenige andere vertrouwde personen ten behoeve van de handhaving der justitie weder in het bezit daarvan te stellen.
Madame, En conformité de ce que j'escripvis hier a V. A. qu'elle feroit bien de se haster avecq Bois-le-Duc de ce qu'elle y at affaire, pour ce que les Gheulx y commencent a. reprendre courraige, j'ay entendu par la confession d'ung soldat de Viane, qui est prins prisonnier ichy, que ceulx dudict Viane doibvent envoier audict Bois-le-Duc cincq eens soldats au secours desdicts Gheulx, dont n'ay peu lesser, comme trés humble serviteur du Roy et de V. A., d'adviser aussy icelle V. A., affin qu'elle veuille regarder d'y donner tel ordre comm'elle trouverat convenir. J'ay aussy entendu d'ung, qui vint hier de Bois-le Duc, qu'est homme accorto 2), que, sy V. A. passé trois ou quatre jours y eust envoié quelques gens, qu'ils les eussent bien lessé entrer, puisque tant des Gheulx estiont enfuys, dont la pluspart sont astheure retournez, et que les bons estiont le plus forts, dont je crains qu'il y pourroit bien avoir astheure quelque difficulté 3).
D'Utrecht ce XXIme d'Apvril 1567.
Post date.
Madame, Comme l'on at osté a. ceulx de Harderwyck et Elborch et mesmement aux officiers du Roy illecq les armes suyvant les capitulations faictes aveeq eulx et qu'il y at des malfacteurs, qu'ilz vouldriont bien prendre, ilz m'ont faict prier que je leur volsisse faire restituer quelqunes pour ce faire. Parquoy sy V. A. voloit que l'on rendist les armes ausdicts officiers et k quelqungs, qui l'on cognoist qui sont bons, comme en chascune ville une vingtaine, tant pour garder (ce que sera de besoing) les villes que punir les malfacteurs, elle me le pourrat mander, car quand k moy, je ne le leur ay volu accorder sans avoir ordonnance de V. A. Datum ut supra.
A Madame.
Als boven V, f. 346.
1) Het post-scriptum is geheel eigenhandig en uitgegeven door Cuypers a. w., No. LXIX. 3) verstandig, schrander.
3) Tot hier is deze brief uitgegeven door Cuypers a. w., No. CLXXI.



VAN PARMA EN CHARLES DE BRIMEU.
5"
467. 1567 — April 21.
Van Brimeu aan Margaretha. — Hij doet haar een middel aan de hand om zich door verrassing meester te maken van 's Hertogenbosch.
Madame, Le galant homme, dont j'escrips a V. A. en ceste ycy-joincte 1), ast entrepryns de traicter avecque les bons de Boys-le-Duck, que Dymanche, quant les Gheulx yront o sermon a Hedel, sy V. A. yl voloit envoieer des gens pour les secouryr, yl leur serreront la porte et lesseront entrer les gens, qui playrast a V. A. les envoieer. Sy V. A. yl veult entendre, elle m'en porrast advyser, mays yl fauldroit que j'en eusse nouvelles endedans Jeudy o soir, car cestui-la serast vers moy a 1'huere-la avecque tout ce qu'il aurast négotié, et fauldroit que V. A. envoiast 4 ou 5 enseingnes a. Turnault, qui ne sceussent pourquoy, et que le chief eust ordre de faire ce que ung gentylhomme des miens lui dyrast, lui portant ungne mienne lectre. Sy la chose vast avant, je ne fauldray de mon costé de donner toute 1'assistance que porray aux bons, en actendant que le secours arrivast de 1'aultre costel. Sy V. A. n'en vient o boult aultremant a. sa volonté, j'ay bon espoir que chechy ne fauldrast poinct. Je supplie trés humblemant V. A. exécuter chaudemant ceste victoire, que Diu lui ast donné, car nous adversaires avecque la moyndre chose du monde perdent tout le coraige et avecques le mesmes le resprandent. Andrelecht ne scayct riens de ce que desus, par oü yl playrast k V. A. de lui en riens dyre ny k personne, sy ce n'est a. ung o deus, car asseurémant les choses du Conseil ne demeurent pas secrètes.
De Utrecht ce 2ime de Avryl, anno 15662).
Als boven V, f. 348.
468. 1567 — April 22.
Van Brimeu aan Margaretha. — Een zijner kapiteins heeft hem medegedeeld, dat hij eene groote som gelds weet, die aan sommigen van Vianen behoort. Hij heeft last gegeven daarop beslag te leggen en vraagt nu bevel dienaangaande. Hem is bericht, dat Brederode uit Amsterdam wil vertrekken, zoo de magistraat hem een bewijs geeft, dat hij zich daar goed en rustig heeft gedragen. Voorts over de betaling zijner soldaten.
Madame, Ung capitaine des miens m'est venu ce matin advertir qu'il S9avoit en une ville bien sept ou huict mil florins tant en argent que aultres biens, appertenant a quelqungs de Viane, me demandant si on les pourroit bien prendre. Je luy ay dict que, pour sy ou non, il les fist mectre tousjours en arrest. Et supplie pourtant trés humblement que V. A. me veuille mander ce qu'elle veult que l'on en face, sy d'avanture ilz estiont arrestez.
Oultre ce j'ay advertence que le seigneur de Brederodes at
r) No. 466.
a) Verschrijving voor 1567. Deze briefis uitgegeven bij Cuypers a. w., No. CLXXII.



512
BRIEFWISSELING TUSSCHEN MARGARETHA
envoié hier deux gentilzhommes vers le magistrat de la ville d'Amsterdam, demandant une acte qu'il s'est la bien et paisiblement conduict, faisant entendre que (ayant icelle) il se vouloit retirer i); dont n'ay volu laisser d'adviser V. A. L'on verrat ce qu'en suyvrat.
Et comme l'on a faict payement aux soldats de mon régiment de deux mois et que le troisiesme serat bientost expiré et que les Allemangs sont accoustumé d'estre ung peu mieulx payé que les Walons, sy V. A. n'a point la commodité d'envoier sytost 1'argent pour le payement dudict troisiesme mois, prie trés humblement qu'elle veuille donner ordre qu'il y aye cincq ou six mil florins pour les entretenir encoires quinze jours ou trois sepmaines avecq des prests.
D'Utrecht ce 2 2me d'Apvril 1567.
A Madame,
Papiers d'Etat et de 1'Audience (Archives du Royaume de Belgique), Portef. No. 244*.
469. 1567 — April 22/23.
Van Margaretha aan Brimeu. — Antwoord op No. 462, 463, 466 en 467. Ten aanzien van de gewenschte versterking moet hij nog een weinig geduld hebben. Zij keurt het afdanken van den schutmeester goed. Zij heeft reden om geen geloof te schenken aan het verhaal van den gevangene betreffende 's Hertogenbosch. Tegen het voorgestelde teruggeven van wapenen heeft zij geen bezwaar. Zij deelt hem het door haar aan den afgevaardigde van Venlo gegevene antwoord en het door Egmond namens Brederode op de hem gestelde voorwaarden gegevene mede. Nu zij meesteres is van Antwerpen, acht zij het niet meer noodig zich van krijgslisten te bedienen.
Mon cousin, Pour respondre k deux voz lettres du XIXme de ce présent mois je vous remercie des advertences y contenues et quant aux gens que demandez dadvantaige, je vous prie d'avoir encoires ung peu de pacience, d'autant que, estant en Anvers, vers oü j'espère k 1'ayde de Dieu m'acheminer Sabmedy prochain, pour y entrer le lendemain, je pense d'avoir lors, sinon plus tost, nouvelles ou que n'aurez besoing de renforcement ou, sy en aurez a faire, que le vous feray approcher en diligence 2).
Quant a. ce que m'escripvez du schutmaistre, vous en avez usé fort bien et ay donné ordre a ceulx des Finances d'adviser sur son payement et vostre rembourssement.
De Bruxelles le XXIIme d'Apvril 1567.
Post date.
Depuys ceste despeschée j'ay receu vostre lettre du XXIme, sur quoy ne me samble avoir apparence ce que a confessé le soldat de Viane, prisonnier illecq, touchant ce de Bois-le-Ducq, contenu en vostredicte lettre, puis mesmes que les députez d'icelle ville ont esté vers Monsieur de Noircarmes a Tuernhout
1) Zie hierover Scheltema a. w., blz. 90, die de acte afdrukt.
2) Dit slaat blijkbaar op de onderhandelingen met Brederode.



VAN PARMA EN CHARLES DE BRIMEU.
513
et — a ce qu'il m'a escript — le priant de point passer oultre et que dedans deux ou trois jours ilz espéroyent retourner avec bonnes nouvelles; et quand bien cela qu'escripvez se feit, l'on est en termes que ne s'en faict grand cas 1).
Quand a ce que touche de rendre les armes aux officiers et quelque vingtaine de chascune des villes de Harderwyck et Elburgh, j'en suys bien contente pour les considérations que escripvez, moyennant que soyez acertené 2) que ceulx, ausquelz les ferez rendre, soyent bons Catholicques et affectionnez au Roy et pour employer lesdictes armes a. son service et point aultrement.
Je ne puis délaisser de vous advertir comme ceulx de la ville de Venloe ont envoyé icy ung eschevin, frère du conseillier Stalborch, avec crédence pour me remonstrer qu'ilz avoyent enchassé leur prédicant, et prier que l'on n'ammena 1'armée vers eulx, et la ou je fusse délibérée de mectre quelques piétons en ladicte ville pour authoriser la justice et k plus grande seureté, que ce ne fust que de cent hommes. Sur quoy a esté respondu, que j'avoy trés voluntiers entendu qu'ilz eussent enchassé le prédicant ; les enchargeant de point plus le y admectre ny aultres pareilz; touchant 1'armée, que pour ceste fois, attendu que par cy-devant ilz s'estiont portez bien, comme j'avoye esté adverty, qu'elle se divertiroit de la; mais qu'ilz regardissent de continuer a se porter de sorte que l'on n'eust de besoing la faire prendre son chemin quelque jour celle part. Et quant a. ce qu'ilz requéroyent n'estre chargé que de cent soldatz, que cela je remectroye a vous pour en user comme trouveriés convenir pour le service de Sa Majesté, bien de ladicte ville et seureté des bons y estans.
Entre aultres conditions proposées au Sr. de Brederode, de partie desquelles avez esté adverti par mes lettres du XIXme de ce présent mois, estoit qu'il eust a. recepvoir garnison du Roy en la ville de Viane. Or a ce qu'il escript et faict dire par mon cousin le conté d'Egmond, il seroit content d'accepter et ensuyvre toutes les aultres conditions, hors mise ceste de 1'acceptation de garnison, laquelle il supplie estrè modérée, ce que luy ay faict déclairer par mondict cousin ne povoir faire et que partant il s'y accommode; luy assignant, s'il le faict, deux fois vingt quatre heures pour licentier ses gens de guerre, les faire séparer et retirer. Dont j'ay bien volu vous advertir, k ce que, le scachant, vous ayez 1'oeyl avec extréme soing au guet pour, la. oü ledict de Brederode licentiast sesdicts gens, vous leur soyez a la queue, afin qu'ilz se séparent du tout et ne leur soit donné moyen de se rassembler.
Au demeurant j'ay receu une aultre vostre dudict XXIme de vostre main et puisque, tant que j'aye m'asseuré de la ville d'Anvers, importante plus que ne faict Bois-le-Ducq, il fault que je différé aultres emprinses pour quelque peu, avec ce que nos
1) Tot hier is het post-scriptum medegedeeld door Cuypers a. w., No. CLXXII. a) = assuré.
33



5H
briefwisseling tusschen margaretha
affaires (a. Dieu mercy) sont en estat que nous pouvons et debvons procéder aperto Marte i) sans cercher de stratagèmes; estimant et veullant espérer que ny 1'ung ny 1'aultre sera de besoing, si ceulx de Bois-le-Ducq persévèrent en leur intention susdicte, comme je tiengs ilz trouveront par conseil leur estre le plus salutaire 2).
Datum le XXIIIme jour d'Apvril 1567.
Als boven V, f. 350.
Het komt mij gewenscht voor hier mede te deelen het gedeelte der bekentenissen van den in April 1567 gevangen genomenen en naar Utrecht gebrachten Johan van Renesse, dat betrekking heeft op het afspringen der onderhandelingen tusschen Brederode en Margaretha, zooals het door Dr. J. van Vloten is uitgegeven naar de oorspronkelijke te Brussel berustende stukken, ofschoon een deel van het verhaal niet duidelijk is:
„Gehoert den XXXsten Aprilis 1567, seyt gereyst te siin uyt Vianen naer Amsterdam den thienden off elffden Aprilis; dat tenselven tyde die heere van Brederode hem d(ie) s(preeckt) seyde, dat hy een edelman, genaemt Gustyn, gesonden hadde aen de Hertoginne, hopende, dat dezelve wedercomen ende brengen zoude 't rapport (accort?), welcke Haer H. met hem gemaect hadde, 'twelck wesen soude tot heur aller eere, ende dat alsdan alle die knechten, die tot Vianen waren, gelyckelyck trecken souden aen den Keyser om den Turck te bevechten ofte ten alderminsten om in te winnen die somme, daertoe die van Amsterdam den heere van Brederode etlicke hondertduysenden presenteren zouden; zeyde oyck de voers. heere van Brederode, dat in Duytslant gereet waren zesduyzent peerden ende veertich vendele knechten tot zynen hulpe, ende indien dezelve knechten affquamen nae Denemercken, zoe zoude die grave van Megem ende heer van Brederode te schepe gaen met huer volck naer Denemercken; dat daeromme hy d. s. die knechten goede moet zoude geven; dairby vougende, dat ten alderlancxsten zulcx geëffectueert zoude werden binnen thien dagen, met welcke tydinghe hy d. s. gereyst is tot Vianen, daermede verhuegende ende verblydende die hopluyden, seggende, dat miin heere van Brederode heml. binnen Amsterdam ontbieden zoude, waerduer die voors. hopluyden ende soldaten, verstaende, dat zy in dienste zouden comen van den Coninck, hebben opgehouden te schieten jegens die van de Vaert ende hebben die van de Vaert aengeroepen, dat zy hoopten binnen drye daegen tesamen onder eenen heer te staen; daerby vougende, dat het appoinctement tusschen die Hertoginne ende den heere van Brederode gemaeckt was.
Ende alsoe die voers. tydinge binnen Vianen nyet en continueerde ende die hopluyden mette knechten nyet ontboden en werden om tot Amsterdam te kommen, ziin zy opgebroken ende gegaen nae Amsterdam, menende van daer te gaen nae Denemercken, 'twelck vernemende die heere van Brederode heeft gescreven aen Maximiliaen de Cock, overste van Vianen, dat hy t'Amsterdam nyet commen en zoude, breder blyckende by de missive onder hem d. s. berustende.
Seyde, dat die voers. hopluyden uyt Vianen vertrocken ziinde, was hy d. s. van advys mede te volgen off met ziin volck te trecken in den lande van den graeff van den Berch om aldaer te verwachten die voers. knechten, die uyt Duytsland commen zouden; dan alsoe tenzelven dage die heere van Brederode aen hem d. s. sant eenen Henricke Spaens
z) met open vizier.
a) De laatste alinea is afgedrukt bij Cuypers a. w., No. CLXXIII.



VAN PARMA EN CHARLES DE BRIMEU.
515
zonder brieven, maer by monde hem d. s. dede zeer ernstelick bidden, dat hy binnen Vianen zoude willen blyven om ziin stadt. ende landt te bewaren ende oick de knechten te verbieden, dat zy geen schade en zouden doen in 's Conincx landen, zoe es hy d. s. gebleven binnen Vianen ende heeft by hem ontboden d'andere twee vendelen, bisondere alsoe die voers. Spaens hem seyde, dat de voers. heere van Brederode hem d. s. ontboot, dat hy reysen woude nae Weeneni) met een hoopman, genaemt Claes van Bremen, alsoe het appoinctement tusschen hem ende die Hertoginne off was, ende daeromme voer hem genomen hadde van Bremen te trecken nae den geweldigen hoop, die lach by Gothen off dairontrent, om denselven hoop aff te brengen nae Vianen, 'twelck die voers. heere van Brederode lichtelick om doen zoude ziin, alsoe die hertoch van Cleeffven hem geconsenteert heeft te trecken duer ziin landt, als van gelycke mede gedaen hadde die bisschop van Coelen, 'twelck hy weet waerachtich te ziin, alsoe die heere van Brederode zulcx tegens hem d. s. geseyt heeft; dat oick die hertoch van Cleeff vry ende vranck laet passeren alle knechten ende soldaten, die ten dienst commen des heeren van Brederode, ophoudende ter contrarie die de Hertoginne begeren te dienen. Ende was hy d. s. geresolveert 's daechs te voeren, eer hy uyt Vianen quam, uyt Vianen te trecken metten voers. drie vendelen nae de landen van Cleeff, als voren geseyt is, verlatende die stadt, ende 't geschut in eenighe graften te zyncken; maer alsoe binnen Vianen quam een hopman, genaemt Hartevelt, confirmerende de voers. tydinghe, daerby vougende, dat hy een vendel knechten hadde in 't lant van Cleeff om te gemoet t' trecken den heer van Brederode, als hy van Bremen zoude trecken nae den voers. geweldigen hoop, zoe es hy d. s. binnen Vianen gebleven".
470. 1567 — April 23.
Van Brimeu aan Margaretha. — Antwoord op No. 464. Hij verzoekt haar ten minste tien vendelen knechten te zenden, zoowel ter beveiliging van het land tegen die van Vianen als om Brederode en de Hollandsche steden tot onderhandeling te dringen. Voorts over de betaling zijner soldaten.
Madame, J'ay receu la lettre de Vostre Altèze du XIXme de ce mois et comme doncques je pense que suyvant ce que V.A. escript, les gens de guerre sont désia autour de Tornhout, sy V. A. n'a point la commodité d'envoier ichy tous les gens du seigneur de Noircarmes, que au moings elle y envoie (ce pendant que la capitulation du seigneur de Brederodes dure) encoires dix enseignes et ce pour deux choses, 1'une pour garder les saincts et le pays des dommaiges, qu'ilz recoipvent tous les jours de ceulx de Viane; 1'aultre V. A. ferat par cela tant plus haster ledict seigneur de Brederodes et toutes les aultres villes de Hollande de venir k une bonne capitulation 2). Et il me samble
1) Ik vermoed, dat ook hier moet staan: Bremen.
a) Charles de Berlaymont deelde dienaangaande op 20 April aan Alva mede: „Quant a M. de Brederode, oü samblera tomber la principalle difficulté pour s'estre saisi d'Amsterdam et renforcez Vianen jusques au nombre de quattre mil hommes de pied, j'envoye a V. Exc. les articles proposez par tiercé main a S. A., ausquelz s'est aucunement condescendue, ne sachant s'il les acceptera, car la ou il en fera difficulté et qu'il conviengne le faire partir d'Amsterdam et de Vianen par force oü assiégement, 1'entière ruïne du pays de Hollande se prépare" (de Jonge, Verh. en onuitgeg! stukken I, blz. 54). De artikelen zijn afgedrukt bij Groen a. w. II, blz. 60, 61.



5i6
BRIEFWISSELING TUSSCHEN MARGARETHA
(a correction trés humble) qu'il seroit bon que en la capitulation, qui se feroit avecq ledict seigneur de Brederodes, il fust dict qu'il lesseroit sortir francq et libre tous ses prisonniers, subjects du Roy, car ceulx dudict Viane ont encoires avant-hier prins quelques paisans, dont il y at entre eulx, que ung seul pourroit bien payer dix mil florins.
D'Utrecht ce XXIIIme d'Apvril 1567.
Post datum.
Comme les hommes d'armes de ma compaignie ont tenutout 1'hiver garnison et qu'ilz sont astheure fort paouvres, je supplie trés humblemet que V. A. veuille donner ordre qu'il y aye de 1'argent pour leur payement.
A Madame.
Papiers d'Etat et de 1'Audience (Archives Générales du Royaume de Belgique), Portef. No. 344*.
471. 1567 — April 24.
Van Brimeu aan Margaretha. — De Geuzen uit Vianen zijn de rivier overgetrokken en op weg naar Amsterdam; met welke bedoeling weet hij nog niet.
Madame, Ce que j'ay souventefois escript k V. A. qu'il faisoit k craindre que feriont ceulx de Viane, ilz 1'ont faict ceste nuict, c'est qu'ilz sont passez la rivière avecq douze enseignes, a ce que l'on dict, et tirent le droict chemin vers Amsterdam. J'ay envoié après pour les recognoistre et advertiray encoires ce soir V. A. de ce qu'y passé. Ilz mènent leur femmes, enfans et tout leur bagaige avecq eulx, qui me faict présumer ou qu'ils se vont mectre dedens Amsterdam ou que les capitaines mèneront les soldats au pays du Roy pour garder qu'ilz ne pilent celluy du seigneur de Brederodes, et pourront puis après s'enfuir et lesser la les soldats au bénéfice de fortune. Sy V. A. eust envoié ichy encoires dix ou douze enseignes des gens de pied, comme je luy ay pluisieurs fois supplié, il ne fust pas eschappé ung seul homme d'eulx, en cas qu'ilz n'entrent audit Amsterdam.
D'Utrecht ce 24me d'Apvril 1567.
A Madame.
Als boven.
472. 1567 — April 25.
Van Brimeu aan Margaretha. — Hij heeft bericht ontvangen, dat die van 's Hertogenbosch zoovele soldaten willen binnenlaten als hun gezonden zullen worden. De uit Vianen getrokkene Geuzen zijn vóór Amsterdam aangekomen. Had hij genoeg soldaten gehad, hij zoude hen zonder moeite hebben verslagen, en zelfs nu nog acht hij zich daartoe in staat, tenzij hun toegang tot de stad wordt verleend.
Madame, Celluy, qui j'avois envoié k Bois-le-Duc, dont j'ay escript k V. A., est . retourné et m'a dict qu'ilz sont du tout résoluz d'y lesser entrer tant des gens que V. A. y vouldrat



VAN PARMA EN CHARLES DE BRIMEU.
517
envoier, comme je pense que V. A. scaurat mieulx que moy 1). Parquoy il n'est besoing que j'attens ultérieure responce de V. A. sur ce que je luy ay escript (quand a cela) par Anderlecht.
J'ay eu ce matin nouvelle que ces gens, qui sont tirez hier de Viane, ont couché ceste nuict en ung lieu appellé Apcoude et qu'ilz sont esté debout a. trois heures et tirent le droict chemin vers Amsterdam. Je ne scay s'ilz y entreront ou point, comme j'ay escript a V. A. Ceulx, qui j'avois envoié après pour les recognoistre, me rapportent qu'ilz sont bien trois mil cinq eens hommes et que partout oü ilz sont passez 2), ilz ont rompu les imaiges, pilé les églises et les biens des prestres et aussy quelqungs des subjects du Roy, mais non pas beaucop. Et sy V. A. eust envoié icy quelques gens, il ne fust eschappé ung seul homme deulx, comme je luy ay aussy escript; ou sy V. A. se hastoit encoires d'y envoier quelqungs, encoires que ce ne fussent que cinq ou six enseignes, et qu'ilz fussent ichy endedens deux ou trois jours — ce que me samble que ne seroit bien possible, s'ilz ne sont en chemin — sy espérerois encoires les bien défaire tous, s'ilz n'entrent audict Amsterdam, et le plus tost que l'on les pourroit défaire, seroit le meilleur, car ilz se multiplient tous les jours de plus en plus et il courrent tant de ces belistres auprès d'eulx, qui s'enfuient de tous costez, que V. A. ne le scauroit croire. Et pour ne perdre temps j'ay escript a Monsieur de Noircarmes, s'il est a Tornhoult, qu'il me veuille envoier quelques gens. Je ne scay s'il le ferat ou non, et j'espère que V. A. ne le prendrat de mauvaise part.
D'Utrecht ce XXVme d'Apvril 1567.
Post date.
Depuis cestes escriptes j'ay eu novelles qu'ilz sont devant la ville d'Amsterdam. Je ne scay s'ilz les lesseront entrer ou non 3). A Madame.
Correspondance de Gueldres et Zutphen V, f. 35a.
473. 1567 — April 26.
Van Brimeu aan Margaretha. — Antwoord op No. 469. Met het oog op de aanwezigheid der Geuzen vóór Amsterdam, waar zij — naar men hem verzekert — niet zullen worden toegelaten, dringt hij andermaal op het zenden van soldaten aan. Hij meent, dat men met het leggen van garnizoen binnen Venlo kan wachten tot de algemeene regeling.
Madame, J'ay veu par la lettre de V. A. du XXIIIme de ce mois les raisons pourquoy V. A. n'at eu la commodité d'en-
1) Zie over de onderhandelingen tusschen Margaretha en 's Hertogenbosch Strada VI, blz. 37a, Burgundius, Hist. Belg., blz. 337—339,' en Cuypers a. w., blz. 334—346. De intocht van Bernard van Schouwenburg, gouverneur der stad, met zijne troepen had plaats op a Mei (Cuypers a. w., No. CLXXXIV).
3) Volgens Dusseldorpius a. w., blz. 76, te Vleuten, Ouderkerk aan den Amstel en 6 andere dorpen. Zie ook Utr. Kroniek, blz. 56, 57.
3) Twee dagen later, 37 April, des avonds te n uren, heeft Brederode Amsterdam verlaten. Zie hierover Scheltema a. w., blz. 90—103.



5i8
BRIEFWISSELING TUSSCHEN MARGARETHA
voier plus tost ichy des gens, dont je suis bien marry, car sy je les eusse eu, je ne fay point de doubte que j'en eusse faict ung grand service au Roy, et sy V. A. y envoiast encoires quelqungs, qu'ilz fussent ichy endedens une paire de jours ou trois, encoires espér(er)ois de le faire, car ces gens demeurent autour d'Amsterdam, pillant les églises, rompant les cibores, sacraments et tous les saincts, qu'il y at dedens, battant les prestres et pillant tous leurs biens, et l'on m'asseure fort qu'ilz n'entreront audict Amsterdam. Et sy d'avanture V. A. (sur ce que je luy ay escript par mes précédentes) estoit désia résolue d'envoier icy quelquns et qu'ilz fussent en chemin, supplie trés humblement que V. A. me veuille mander par la poste quel chemin ilz tirent, affin que je leur puisse faire dresser le droict chemin pour venir la oü j en auray de besoing, et les faire haster.
Et comme le schutmaistre et ses gens sollicitent fort leur payement, prie trés humblement que V. A. veuille faire haster 1'argent tant pour leurdiet payement que aussy mon remboursement.
Quand a ce de Bois-le-Duc, j'y ay désia assez respondu par mes précédentes, que je pense que V. A. aurat désia receues, et suis bien aisé que les choses sont en tefz termes qu'il n'est de besoing, et supplie trés humblement que V. A. veuille seullement cognoistre ma bonne volunté.
Touchant le faict de rendre les armes aux officiers et quelque vingtaine de chascune des villes de Harderwyck et Elborch, je feray ainsy comme V. A. me commande, et je iray plustost moy mesme èsdictes villes (en cas que ceste feste soit bientost achevée, comm'il me samble qu'elle serat) et regarderay que les armes ne soient rendues a personne, que l'on ne cognoisse bien fidèles a Dieu et au Roy.
J'ay veu ce que V. A. at respondu aux députez de la ville de Venloe, ce que me samble que soit bien, et il ne me samble (a. correction trés humble) qu'il soit besoing pour astheure d'y mectre quelques gens, mais que cela se pourroit remectre jusques a ce que V. A. veuille ordonner généralement ce qu'elle vouldrat faire d'icelle ville et des aultres, qui samblablement ont pêché; car quand ceulx dudict Venloe vouldront faire de la beste, on les amèneroit bientost a. la raison a peu de despens, comme j'ay aultrefois escript a. V. A.
J'ay aussy entendu les conditions proposées au S. de Brederodes pour avoir son appoinctement. Dieu veuille que (en traictant) il ne gaingne tant de temps qu'il face entrer ses gens audict Amsterdam, et s'ilz n'y entrent point, V. A. se peult bien asseurer que la guerre sera bientost finie, en cas que V. A. envoie icy des gens, comme je luy ay escript icy-dessus.
D'Utrecht ce XXVIme d'Apvril 1567.
A Madame.
Als boven V, f. 354.



VAN PARMA EN CHARLES DE BRIMEU.
519
474. 1567 — April 26.
Van Margaretha aan Brimeu. — Antwoord op No. 468. Zij keurt goed hetgeen hij heeft gedaan, en zal personen benoemen tot het doen van zulke verbeurdverklaringen. Voorts over de betaling der soldaten.
Mon cousin, Pour responce a voz lettres du XXIIme de ce mois, faisans mention de 1'advertence que l'on vous avoit fait de quelques deniers jusques k sept ou huyt mil florins, tant en argent que aultres biens, appartenans a quelcuns de Viane, vous avez trés bien usé de les faire mectre en arrest, comme aussi ferez de tous aultres semblables, et suis après pour commectre gens chargé de tenir note et poursuyvre toutes confiscations et dont serez adverty, pour après le tout représenter au Roy, mon seigneur, affin de par icelle en estre usé et en faicte la rémunération a ceulx, qui auront léallement servy Sa Majesté, ainsi qu'elle trouvera appartenir.
Quant est que touchez du payement de voz soldars, puisque les deux mois que l'on leur debvoit, leur sont esté payez et que le Illme n'est encoires expiré, il me semble qu'ilz peuvent bien attendre tant que le Illme -soit escheu, que lors l'on y pourverra comme aux aultres.
De Bruxelles, le (2óme) d'Apvril 1567.
Post date.
Estans ceste escripte me sont venues aultres voz lettres du XXIIIme, auxquelles diffère de respondre jusques a mon arrivée en Anvers, qu'espère sera Lundy devant dysné.
Au comte de Meghem.
Papiers d'Etat et de 1'Audience (Archives Générales du Royaume de Belgique) Portef. No. 34 43.
475. 1567 — April 27.
Van Margaretha aan Brimeu. — Antwoord op No. 471. Zij hoopt, dat die van Amsterdam de Geuzen uit Vianen niet zullen binnenlaten, en heeft hun in dien geest eenen brief geschreven. Nu 's Hertogenbosch garnizoen zal aannemen, zendt zij de overige soldaten aan hem.
Mon cousin, En response a voz lettres du XXIHIme de ce mois je ne diray aultre chose sinon que, puisqu'il est ainsi que ces-rebelles ramassez allentour de Vianen tirent vers Ambstehredam, je veulx espérer que ceulx de ladicte ville ne les auront receuz; parquoy, s'il y a moyen de les assister par vous, si ne 1'avez faict, vous prie le faire. Et puisque ceulx de Bois-le-Duc se sont rengez a, 1'obéissance et volonté de Sa Majesté, estans prestz accepter garnison, je ne fauldray d'en voy er le surplus des forces vers vous pour les employer oü il sera trouvé convenir, et affin d'encouraiger ceulx de Ambstelredam je leur escripz les



52°
BRIEFWISSELING TUSSCHEN MARGARETHA
présentes icy-joinctes, que vous prie leur faire tenir avec les vostres aux fins que dessus.
De Bruxelles le 27 d'Apvril 1567.
Au comte de Meghem.
Als boven.
476. 1567 — April 27.
Van Brimeu aan Margaretha. — Hij gaat de Geuzen in den omtrek van Amsterdam opzoeken en verzoekt, zoo hem hulp zal worden gezonden, die met spoed te doen komen.
Madame, Comme les gens de Monsieur de Brederodes sont encoires logez autour d'Amsterdam, de manière que a Viane n'y at pour le plus que cincq a six eens hommes, je me parte au jour d'huy pour les approcher de plus prez, affin de veoir quelle mine qu'ilz tiendront. Dont je n'ay volu laisser d'adviser V. A., affin que, si icelle at déterminé de m'envoier quelque secours, le veulle faire haster et marcher en toute diligence, affin de les povoir deffaire, s'il est possible.
D'Utrecht ce XXVIIme d'Apvril 1567.
A Madame.
Correspondance de Gueldres et Zutphen V, f. 356.
477. 1567 — April 28.
Van Brimeu aan Margaretha. — Hij deelt haar den goeden afloop van een gevecht bij Vreeswijk tusschen de zijnen en die van Vianen mede. De Geuzen hebben zich op zijne nadering in de voorsteden van Amsterdam begeven.
Madame, Comme j'estois party d'Utrecht avecq le plus de mes gens, que j'avois peu assembier, n'aiant laissé au Vaert qung enseigne d'infanterie, ceulx de Viane les ont pensé surprendre, mais se sont ceulx du Vaert sy bien acquictez, qu'ilz ont prins prisonnier et mené a Utrecht au Vreborch Renesch 1), lieutenant du Sr. de Brederode audict Viane, et bien quarante ou cincquante autres des principaulx et aussy tiré au fondz ung ponton chargé de Geulx, de manière que je m'asseure qu'en Viane ne restent poinct au plus hault cent et cincquante soldas. Et pour^ ce que ceste victoire est bien d'autre importance que n'ont esté toutes celles, qu'ilz peuvent avoir eu sur nous, encoires que celles ny aussy ceste sont quasi nulles, je n'ay volu laisser d'en adviser en diligence V. A., espérant de brief (par la grace de Dieu) de luy en faire part des autres, qui seront bien melieures.
D'autre part comme nous sommes arrivez icy a. Abcoude k une lieue prez des Geulx, ilz se sont descampez et allé loger
1) Johan van Renesse van Wulven. Zie over hem o.a. Marcus a, w. blz. 317 te Water a. w. III, blz. 355 vgg., Groen a. w. II, blz. 63, en Utr. kroniek, blz. 56!



VAN PARMA EN CHARLES DE BRIMEU.
521
aux faulxbourgs d'Amsterdam. J'espère de les approcher demain plus prez, et si je puis avoir quelque avantaige sur eulx, V.A; s'asseure que je ne perdray poinct de temps.
D'Abcoude ce XXVIIIme d'Apvril 1567.
A Madame.
Als boven V, f. 358.
478. 1567 — April 29.
Van Margaretha aan Brimeu. — Zij verzoekt hem voor het geval dat de Geuzen zich begeven naar het gouvernement van den graaf van Aremberg, dezen bij te staan en in elk geval zich met hem in betrekking te stellen.
Mon cousin, J'ay ce matin vous adverty 1) de la provision, que j'ay ordonné pour vostre renforcement. Et comme, si les adversaires tiroyent vers le gouvernement de mon cousin le conté d'Aremberghe, il est nécessaire que 1'assistez, j'ay bien voullu vous faire ce mot pour vous en requérir et encharger de par le Roy, mon seingneur, et en oultre tenir avecques luy toute bonne intelligence et correspondence, selon que aussy je luy encharge présentement de réciprocquement faire avecques vous
D'Anvers le XXIXme jour d'Apvril 1567.
Au conté de Meghem.
Als boven V, f. 360.
479. I567 — Mei 2.
H - 1*?. ?mHEU ^N *t™2R*rHA- ~ Antwoord op eenen niet aanwezigen brief. H,j deelt haar mede, hoe hij den Geuzen, die het IJ zijn overgetrokken, den pas hoopt af te snijden met behulp van de hem te hulp gezondene troepen. Hij heeft Noircarmes geraden Vianen aan te tasten. Hij verwacht, dat Amsterdam zich binnen eenige dagen zal onderwerpen.
Madame, J'ay receu la lettre de V. A. du 29me d'Apvril 1) par laquelle V. A. me mande qu'elle a faict acheminer en toute diligence cincq enseignes walonnes pour venir a Schoonhove et que Monsieur de Noircarmes avecq tout le demourant des gens de guerre, tant Allemans que le régiment de Monsieur de Hieree et lartiUene suyve de mesme diligence; et n'ay peu lesser dadviser V.A. que je fusse suyvy les Gheulx, qui sont passez la lnie 2), comme j'ay escript a V. A. 3), mais jusques astheure je n ay sceu avoir des batteaulx. Et comme je pense de recouvrer ce jour d'huy dix „waterschepen'' 4) armez, j'envoieray quelques
1) Deze brief is niet aanwezig. a) Het IJ.
3) Ook deze brief is niet aanwezig. Ik vermoed, dat hij daarin ook wel meldine heeft gemaakt van de pogingen der soldaten van Brederode — waarvan deze eeliik Scheltema a. w., blz. 105-111, op m.i. goede gronden aantoont, kennis droeg om zich tn den nacht van het vertrek huns aanvoerders van Amsterdam meester te maken. Zie ook Dusseldorpius, blz. 77.
„ ,f) d-z. de vaartuigen, waarmede destijds en nog in de eerste helft der 1 ode eeuw Vechtwater naar Amsterdam werd gebracht. Zie o.a. 't Herstelde Nederland „a 1013, blz. 250.



522
BRIEFWISSELING TUSSCHEN MARGARETHA
gens pour les aller coupper le chemin, affin qu'ilz ne passent point la mer, et je me retourneray avecq la reste de mes gens par terre la part oü j'ay mandé venir lesdictes cincq enseignes walonnes, que V. A. a faict marcher devant, pour aller enserrer iceulx Gheulx par ung aultre costé, et je ne fay point de doubte, s'ilz ne sont passez ce jour d'huy et que les batteaulx ne nous faillent, que V. A. en oyrat bientost a. parler et que nous les mectrons en pièches.
Quand a Monsieur de Noircarmes, je luy ay mandé qu'il me samble qu'il se doibt attacher a Viane, sy pour le moins il est fort de dix enseignes; car comme il n'y a dedens que cincq ou six eens hommes bien mal en ordre et qu'il n'y at ny poudre ny munition ny chief, s'ilz voient seullement 1'artillerie, ilz ne fauldront de se rendre incontinent, et il ne doibt avoir craincte que leur vienne secours, ce pendant que nous sommes ichy, et sy garderat que les subjects du Roy ne seront plus endommaigez, car il peult aller loger au pays du Sr. de Brederodes. Et il me samble qu'il ne soit de besoing qu'il nous suyve avecq ses gens, pour ce qu'il viendroit trop tard et que le tout serat faict ou failly devant qu'il scauroit venir. Et sy (ce faict) il n'estoit point encoires venu au boult de Viane, je le viendray incontinent ayder.
Ceulx de la ville d'Amsterdam ont sy grande poeur que je pense asseurément que d'ichy k cincq ou six jours ilz viendront aussy vers V. A. demander miséricorde, et s'ilz ne le font point (comme il n'y a plus riens a. faire que icelle ville, quand Viane sera prins), sy V. A. veult laisser faire k Monsieur de Noircarmes et moy, je m'asseure bien (moiennant que nous ayons une vintaigne de pièches de batterie) que viendrons bien au boult en moings de huict jours. Et comme j'entens que Monsieur de Noircarmes n'en at que douze, sy V. A. trouve bon ceste entreprinse, je ferois bien venir par eauwe la reste d'Arnhem et de la citadelle d'Utrecht; mais je pense bien qu'ilz ne le lesseront venir sy avant, et je dis hier expressément aux députez de ladicte ville d'Amsterdam (qu'estiont vers moy) que le plus tost qu'ilz pourriont faire leur appoinctement avecq V. A., seroit le meilleur, et qu'ilz ne se fiassent fort sur leur ville; car quand ilz vouldriont faire de la beste (encoires qu'ilz tiennent la ville pour forte), sy obligerois bien tout ce que j'avois au monde, de la prendre avecq une vintaine de pièches de batterie en moins de huict jours. II y en avoit aulcuns, qui le croiont, et aulcuns non. J'entens qu'ilz 1'ont proposé a. leurs bourgeois, et je pense que V. A. en aurat bientost des novelles; et il me samble que, sy V. A. ensuyve bien la victoire, comme je luy ay plusieurs fois escript, que nousaurons une fin de ceste guerre endedens douze ou quinze jours i).
i) Dusseldorpius, die doorgaans goed is ingelicht, verhaalt (blz. 77) hierover het volgende: „Meganus cura 11 signis peditum et 300 equitibus Ouderkerckiae, unde rebelles fugerant, castra locavit. Hinc gravis metus invasit hereticos Amsterdamenses, qui criminabantur se a magistratu prodendos, admisso intra urbem Megano. Verum magistratus ostendit ipsis literas Megani, quibus monebat magistrat um, ut urbem suam



AN PARMA EN CHARLES DE BRIMEU.
523
Quand nous arrivasmes ichy, il furent prins 7 ou 8 de ces Gheulx, subjects du Roy, qui n'estiont point encoires passez la rivière, lesquelz j'ay faict attacher a. ung arbre, qui at faict ung sy grand rumeur en ladicte ville d'Amsterdam, que les Gheulx quy sont dedens, ont tiré hier après mes gens, qui approchiont icelle ville. Parquoy j'ay dict ausdicts députez que, s'ilz nous tiennent pour leurs ennemis, que je regarderois aussy de traicter tous ceulx d'Amsterdam, que je pourrois attraper, en sorte d'ennemis; et ilz m'ont respondu que cela estoit faict sans leur sceu et qu'ilz ne demandiont aultre chose sinon de demourer trés humbles et obéissans serviteurs de Sa Majesté, et astheure ilz me font la plus grande chère du monde. J'entens que lesdicts Gheulx vont brantschattant par ledict Waterlande et qu'ilz sont fort chargé d'argent, et l'on dict que hier leurs capitaines ont mandé vers eulx tous les eschevins dudict Waterlande. Je pense que ce serat pour faire ung „brantschat" général et que puis après ilz deslogeront, sy peuvent et sy nous ne leur couppons le chemin.
De Sloterdyck auprès d'Amsterdam ce 2me de May 1567.
Depuis cestes escriptes ceulx d'Amsterdam sont venu parler a moy et la pluspart tous Gheulx. Je leur ay donné k entendre comment que Monsieur de Noircarmes estoit prés d'ichy avecq ung grand nombre des gens et, quand a moy, que je m'en allois; toutesfois que je craignois, s'ilz ne s'accommodiont a la volunté de V. A., que luy et moy pourrions bien retourner, ce que me desplairoit pour 1'amour d'eulx, et que partant ilz feriont bien de s'accommoder a la volunté de V. A., et qu'il falloit qu'ilz passassent le mesme passaige de ceulx d'Anvers. Ilz m'ont bien tant dict, que j'ay bien entendu qu'ilz feront tout ce que V. A. vouldrat; me requérant que je vousisse supplier V. A., affin qu'elle volsist avoir encoires quatre ou cincq jours patience d'envoier des gens de guerre icy-allentour, jusques k ce qu'ilz fussent du tout concluz pour envoier vers V. A., ce que n'ay volu lesser de faire pour la bonne chère, qu'il m'ont faict depuis hier, et aussy pour ce qu'il comple le service du Roy, pour estre ville tant importante. Datum ut supra.
A Madame.
Als boven VI, f. a.
Aangaande hetgeen gedaan zoude zijn, zoo Brederode niet genoodzaakt ware geweest te vertrekken, vernemen wij iets uit de bekentenis van zekeren gevangene, die in Mei 1568 door den drost van Harderwijk werd verhoord (Br. v. h. Hof m. h. Kw. van Arnhem No. 3054)-
fidehter regi servarent: se in mandatis non habere, ut cara occuparet. Ceterum cum heretici necdum acquiescerent, concessit magistratus, ut ex suis aliquos ad Meganum de hoe scitatum ablegarent, quod et factum est. Verum Meganus, cum improbam ïstorum hominum superbiam perspexisset, institit, ut cum 300 militibus et capitaneis ac magistratu belhco intra civitatem admitteretur, quod etiam permissum est, cum suam ad hoe commissionem ostendisset."



524
BRIEFWISSELING TUSSCHEN MARGARETHA
„Item up Maendach nae Paesschen anno 67 (31 Maart) heeft Wulf Klump 1) tot synent yngeropen Johan Bemtz (itzonder gefangen) ynt gelach, allwaer saeten Fleger van der Nykerck, Broeckhuesen, Cranenburch, Johan Voet, Gerrit Voet, Helmich, Casyn und Coep van Spuelde, und hebbenn hem de foergenompte gelyke hant 2) und eyn ider bysunder geraden, dat hye geit solde nemen van Brederade to denen, und dat Wulf Klump, die weert, selver mer als eynmall yn siin presenty geit untfangen heeft van Brederade ock to denen, als dat hye fenendrager solde weesen; ind sachte, hie hadde to Amsterdam geweest und daer sulcken bescheydt gehort, dattet wall eyn guet kriich solde siin Ind Johan und Garrit Voet sachten ock, sye hadden geit up dieselve conditie untfangen und wolden eer tho Vianen siin dan Johan voors.
Ten anderen secht hye, dat hye uyt Vianen van Fleger met brieve sy gesant und fort tho Harderwick aen die scepenen um to befragen, oft die knechte, die uit Vianen getogen weeren, all bynnen Amsterdam weeren; soe wolde die ander drie hoepluede, als joncker Johan van Renes, Huechtenbrock und Nyfelt, tho Harderwick (allwaer sie die scepenen und raet verscheyden hadden und verwachtende waeren, gelick dieselften met Fleger verkalt hadden) yntrecken, met sulcke menynge, wanner sie Amsterdam und Harderwick ynhadden, konden sye tho water und to lande foelcks genoch krygen um die Majesteyt to resisteren. Soe ys hye gefangen gegaen aen Wulf Klump und die hieft hem gebracht by die gemene scepen yn die Smedeporte, daer sye saten und aeten; waerup hem die scepen sachten und geven hem eyn stuck salmz up siin hant, dat hye des toe eer sich wedderom nae Vianen solde spqden, ock underwegen nargens vertoeven und seggen den hoepluyden voors., dat sie wall tosegen, want die graeve van Megen lacht up siin ferrasschen to, und dat sye hiir up die Veluwe nycht solden koemen, want t'Amsterdam weeren die andere knechten nycht yngekoemen und die bueren synnen up geweer gesaet: soe sie worden aeverweldiget, soe solde oer nycht ener levendich aeffkoemen".
480. 1567 — Mei 3.
Van Margaretha aan Brimeu. — Antwoord op No. 477. Haar is ter oore gekomen, dat Brederode en de zijnen Amsterdam hebben verlaten; zij verzoekt hem samen te werken met den stadhouder van Friesland om te beletten, dat de Geuzen ontsnappen. De hulptroepen zijn onderweg. Zij verzoekt hem zich met Noircarmes in betrekking te stellen ten einde met gemeenschappelijk overleg te handelen en ten aanzien van Holland, dat hun beiden'onbekend is, zich den president, eenen raadsheer en den secretaris van het Hof toe te voegen.
Mon cousin, J'ay avec réjouissement et grand contentement entendu la bonne main, que voz gens, laissez a. la garde du Vaert, ont donné aux soldatz, qui selon que m'escripvez par vostre lettre du XXVIIIme du mois d'Apvril, estiont passez pour emprendre contre ledict Vaert; et en loue après Dieu vosdicts gens, vous priant de commander bien expressément que les prisonniers soyent bien et soigneusement gardez jusques a ce que l'on aura advisé que s'en debvra faire.
Vous me faictes espérer par ladicte lettre meilleures nouvelles,
1) Zie over bem van Hasselt, Stukken II, No. 1.
2) te zamen.



VAN PARMA EN CHARLES DE BRIMEU.
525
lesquelles j'attens avec grand désir, et suys en espoir que ne peuvent tarder, puisque j'ay advertence certaine que le Sr. de Brederode est party d'Amstelredamme 1) avec sa femme et toute sa suyte en trois batteaulx, ayant prins la route vers Embden selon que se bruit, et que ses soldatz, estans passez plus oultre d'Amstelredamme vers Watertandt, cercent (a ce que se conjecture) commodité de passer 1'eaue et se saulyer, ce que veulx espérer par bonne intelligence et correspondence mutuelle entre vous et mon cousin le conté d'Aremberghe leur empescherez, comme le luy recommandé présentement, et sera a. eest effect besoing que, comme scavez le peu de forces de gens de guerre qu'il a, si les adversaires passassent vers Frize, le secourrez de vostre' costé. Vous avez par mes précédentes entendu que envoyoye celle part cincq enseignes walonnes, lesquelles je fay haster a la meilleure diligence que faire se peult, et convient que a Schoonhove trouvent ordre de vostre part de ce qu'ilz auront a faire- et s achemine le Sr. de Noircarmes avec le demeurant de noz g'ens de guerre, tant Allemans que Walons, et 1'artillerie aussy vers ledict Schoonhove avec charge de vous tenir continuellement adverty oü il sera, afin que selon le besoing, que luy ferez entendre exiger les occurrences, et la conduicte des adversaires dinger son chemin, et par ceste bonne et mutuelle intelligence et correspondence tant myeulx povoir conduisre et effectuer les desseingz soit 2) ou en poursuy vant 1'ung les adversaires et s'addressant 1'aultre vers Viane pour la forcer ou bien aultrement comme vous accorderez entre vous pour le myeulx Et oires que eussiés deffaict lesdicts adversaires (que Dieu veuille) ou bien quïlz fussent retirez et séparez, il samble, puisque la despence de 1'artillerie est faicte, qu'il n'est que bien que l'on la monstre et les forces audict Hollande tant pour tant plus faciliter la réduction des villes altérées que aussy donner terreur a tous d'attenter légièrement a 1'advenir samblables nouvellitez Et pour ce que ny vous ny ledict Sr. de Noircarmes est guère informé des affaires dudict Hollande ny quelles y sont les villes ayans dehnqué ny en quoy ny combien, il s'est trouvé par Conseil bon de vous adjoindre le Président 3) avec ung conseillier et secrétaire
1) Dit heeft op 28 April plaats gehad. In verband met Brederode's vertrek uit Amsterdam zij hier gewezen op eenen in de Kronijk van het Hist. Genootschap van 1049, blz. 418, medegedeelden brief van den Amsterdamschen magistraat aan dien van Kampen van 15 April, waaruit blijkt, dat men toen reeds afwist van zijn plan om Amsterdam te verlaten. Men onderstelde de mogelijkheid van B.'s voornemen om eene aan de zee gelegene plaats te verrassen en verzocht dien van Kampen hunne naburen te waarschuwen. Op 22 April zond Kampen dien van Hasselt afschrift van dit schrijven benevens de mededeeling, dat de veerschipper van Amsterdam het bericht had gebracht, .dat die heer van Bredenroide gister avent mit twi i-ngelsche schepen uth Amstelredamme gevaren zy."
In het deel van 1850, blz. 96, komt men op "deze brieven terug naar aanleiding van de mededeeling van Scheltema, blz. io4-I05, dat B. eerst op a7 April Amsterdam heeft verlaten, hetgeen den heer Rammelman Elsevier doet vermoeden dat de brief uit Kampen den 27 of 28 April moet geschreven zijn. Ik voor mij ben eer geneigd te denken aan een schipperspraatje.
a) Hier staan een paar onleesbare woorden. 3) CorneKs Suys.



526
BRIEFWISSELING TUSSCHEN MARGARETHA
d'Hollande pour vous instruire tous deux de tout et vous addresser et assister a 1'effect de la réduction desdictes villes altérées.
D'Anvers le Illme jour de May 1567.
Au conté de Meghem.
Als boven VI, f. 5.
481. 1567 — Mei 4.
Vak Margaretha aan Brimeu. — Zij spreekt de hoop uit, dat hij en Noircarmes in volle overeenstemming hunnen last zullen ten uitvoer brengen.
Mon cousin, Comme il soit que Monsieur de Noircarmes passé présentement en Hollande avec les gens de guerre, artillerie et la suyte, qu'il a mené et conduict passé aulcuns mois (comme vous scavez), en intention de se joindre avecq vous et vous donner assistence k débeller et dompter les subjectz et villes rebelles et désobéissantes et pacifier les affaires dudict Hollande, oü il n'y a présentement gouverneur i), je vous requiers et prie de bonne afFection que, comme en cecy il y va le service du Roy, mon seigneur, et que je scay que vous estes bons amis parensamble, vous veuillez tenir bonne intelligence et correspondence 1'un avec 1'aultre, ne chercant sinon ce quy est le service de Sadicte Majesté (comme dit est), afin que d'une volunté conjoincte, par main commune vous puissiés tant plus tost effectuer ce que convient au bien des affaires comme collèghues, compaignons, associez et envoyez conjunctement pour une mesme charge et exploict, comme souvent il s'est faict tant par deca que ailleurs, sans entrer en disputes ou poinctilles (puisque le temps ne le requiert, ains que se face ce que convient pour le service de Sa Majesté), que je scay aulcuns, qui ne veuillent bien a vous deux, mesmement qui sont mal affectez en 1'endroict de Sadicte Majesté, vouldroient mectre entre vous; désirant que regardiez parensamble que ce voiage présent se face a la moindre foulle et desgast du pays que faire se peult, faisant tenir aux soldatz la meilleure discipline militaire qu'il est possible, afin que le pays ne puist cy-après faire plainctes ou refuser -ayde pour les desgastz et mengeries des gens de guerre, que j'envoye la pour le remédier et sauver et non le ruyner. Quoy faisant vous ferez chose fort aggréable a Sa Majesté et de grand prouffict audict pays. Et ayant faict la, si les forces sont nécessaires en Frise ou en vostre gouvernement pour dompter et renger les plus opiniastres et ceulx, qui n'ont voullu acquiescer a 1'ordonnance de Sa Majesté, vous vous en pourrez servir de mesme, tant conjoinctement que divisément, comme par vous deulx sera trouvé myeulx convenir, bien entendu que le gouverneur de la province, oü marcheront les forces, usera de la prééminence qui luy appartient a cause de son gouvernement. Et me confiant que le ferez ainsy, n'useray
1) tengevolge van het vertrek van den prins van Oranje.



VAN PARMA EN CHARLES DE BRIMEU.
527
de plus longues lettres, ains prieray le Créateur vous tenir, mon cousin, en Sa saincte garde.
D'Anvers le IlIIme jour de May 1567.
Au conté de Meghem.
Als boven VI, f. 13.
482- 1567 — Mei 4.
, uuVa* Margaretha aan Brimeu en Noircarmes. — De burgers van Vianen hebben haar laten smeeken hen met zachtheid te behandelen, daar zij onschuldig ziin aan het gebeurde. Zij beveelt hun garnizoen binnen Vianen te leggen, waaruit alle soldaten en anderen, die er zich in den laatsten tijd metterwoon hebben gevestigd moeten worden verwijderd, terwijl men zich moet verzekeren van de boekdrukkers!
Messieurs, Le conté Charles de Mansfeit est venu me faire entendre ce matin comme il y a venu vers luy quatre députez de par la ville de Viane luy remonstrer que de tout ce qu'il y a passé, ilz ont esté entièrement ignorans, nullement participans et entièrement innocens, et que facilement il se peult comprendre que leur seigneur n'a usé ny de leur conseil ny advis en tout ce qu'il y a faict, et que partant, s'il y a faulte commise ce n est aux pauvres bourgeois, manans et habitans que l'on s'en debvroit prendre, s'offrans d'obéir a tout ce que leur sera ordonné et seullement supplians d'estre traictez en tout d'humanité et clemence; ce que considéré il m'a samblé, pour gaingner temps et ne laisser eschapper ceste occasion, vous faire ce mot pour vous dire qu'eussiés a incontinent envoyer audict Viane telle garnison que vous samblera convenir pour la seureté de la place et de porter soigneulx esgard que et les pauvres bourgeois, manans et habitans de ladicte ville et aussy du plat pays soyent contregardez autant que faire se pourra, de foulles et desgast et si vous, mon cousin, estes a la main, je trouveroye a propos que y meissies garnison de vostre régiment, pour estre de nation et langue, que myeulx s'accordera avec ceulx dudict Viane de laquelle ville convient que l'on face sortir et tous les gens de guerre et tous aultres, qui y sont venu demeurer nouvellement • donnant en oultre ordre bien soigneulx qu'entrant la garnison la ville, Ion sasseure des imprimeurs, que s'y trouveront yavoir imprime tous ces meschants et malheureulx livres et aultres choses scandaleuses 1), que l'on a veu porter par le pays, pour en estre Jaict Ie chastoy exemplaire qu'il convient.
Quant a ce qu'il y aura a faire plus avant, puisque Viane se rend, le vous feray entendre après y avoir délibéré en Conseil quespere (Dieu concedant) sera demain.
D'Anvers le IlIIme jour de May 1567.
Au conté de Meghem et Sr. de Noircarmes.
Als boven VI, f. 12.
, , i} th™ . v' blzj I.38' Zegt: "Met een hield «>en hem voor van zeekereverboode boeken tot Viane gedrukt, en naamelyk van een, dat d'eendraght der Luitersche en Calvuusche leere hield staande." Voorts werd hem ten laste gelegd het latenTrukken van het beruchte boek De tribus imposforibus. Zie ook Bof lil, blz! 47 I48 e„ Gachard, Corr. de Guillaume le Taciturne II, blz. 328, 338.



528
BRIEFWISSELING TUSSCHEN MARGARETHA
483. 1567 — Mei 4-
Van Brimeu aan Margaretha. - Toen hij te Medemblik kwam, waren de Geuzen reeds in zee gestoken; de overigen zijn op zijne nadering in alle richtingen eevlucht Hij heeft schepen van Enkhuizen gevraagd om de gevluchten te vervolgen en eene eventueele landing in Gelderland te beletten. Hij herhaalt zijn verzoek om geld voor de soldaten.
Madame, Suyvant ce que j'avois escript a V. A. par ma dernière du 2me de ce mois, que je pensois coupper le chemin et enserrer ces Gheulx, et comme j'avois envoié dix „waterschepen" dehors pour les empescher qu'ilz ne passassent point, me suis en toute diligence acheminé et arrivé ce matin en ceste villette, oü j'entendois qu'ilz estiont 1), mais lesdicts „waterschepen aviont faict sy mal leur debvoir, que la pluspart d'eulx s'estiont désia embarquez devant que j'y sceu arriver. Ceulx, qui estiont sur lesdicts „waterschepen", font des grandes excuses; toutesfois je ne scay ce qu'en est. Et il n'y estoit demeuré en terre desdicts Gheulx que environ trois eens, lesquelz teniont au commencement ung peu bon, quand j'y vins devant avecq environ cincquante chevaulx tant seullement; mais quand ilz virent suyvre quelque peu des gens davantaige, ilz se sont mis en fuyte, et comme ce pays est plain de marrets, ilz s'y sont saulvez et encourru lung decha et 1'aultre dela, de sorte que n'en avons que bien peu sceu recouvrir, pour ce que les chevaulx n'y pouviont advemr. II y en at quelqungs tuez et prins, mais ce n'est pas chose qui vaille
la paine. „ ..
J'ay demandé a ceulx d'Enckhuysen des batteaulx, dont j attens
responce, et sy les puis avoir, les suyvray, sy d'avanture je vois
qu'ilz se veuillent desembarequer au pay du Roy, et ce tant pour
secourir Monsieur d'Aremberge, sy d'avanture ilz premont leur
chemin vers son gouvernement, comme V. A. m'a commande par
la sienne du zome d'Apvril passé, que aussy, s'ilz premont la
route vers Gueldres, pour les empescher qu'ilz n'y facent tant
de dommaiges comme ilz ont faict ailleurs.
Et comme V. A. m'escript aussy par une sienne du 26me
d'Apvril touchant le payement des soldats, qu'ilz pouviont bien
attendre jusques a ce que le troisiesme mois fust expiré, et puis
doncques qu'il est astheure finy, je supplie trés humblement que
V A veuille donner ordre qu'il y aye de 1'argent, au moins
11 Brimeu deelt geene bijzonderheden mede aangaande den tocht der Geuzen en den zijnen door Noord-Holland. Ik laat hier het verhaal van Dusseldorpras (blz 78) volgen • „Brederodiani interea per Waterlandiam rapinis omma miscebant, ecclesias et sacramenta prophanantes; praecipue vero sevierunt in monastenum Regularium Heilodanum iuxta Alckmariam et alia duo iuxta Beverwijck, specialiter vero in regiam illam abbatiam Egmondanam. Quare propere III Maii sequutus Meganus eos Hornam IV Maii, inde Enchusam, mox Medenblickium fugere compulit, ubi ra extremum orbis angulum deducti capitanei Ulorum et signiferi, cum praeda aufugientes, gregarium militem reliquerunt." . ... ...
Bor (blz. 169) verhaalt, dat de soldaten van Brimeu onderweg den huislieden veel overlast hebben aangedaan, „onder het dexel datse Geus waren en de Geusen wel getracteert en gonste betoont hadden."



VAN PARMA EN CHARLES DE BRIMEU.
529
aultant pour les faire quelque prests. Je les entretiendroye aussy bien sans prest, mais je ne souffriroie point voluntiers qu'ilz fissent des désordres la oü je suis.
De Meden bliek ce 4me de May 1567.
A Madame.
Als boven VI, f. 7.
484- 1567 — Mei 4 1).
Van Noircarmes aan Margaretha. — Hij is met zijne troepen op weg naar Amsterdam. Hy dringt aan op het zenden van geld voor de soldaten, die hij nu in de schepen moet houden ter voorkoming van plundering, daar zij niets kunnen koopen. De graaf van Megen heeft hem verzocht Vianen aan te tasten, hetgeen hij echter met zal doen, daar het hem niet door de Regentes is gelast.
Madame, Suyvant la charge, que j'ay eu de V. A, j'ay faict embarquer dès avant-hier les cincq enseingnes, qu'elle m'avoit commandé envoyer tousjours devant vers Schoonhoven, auquel lieu j'entendz elles seront arrivées dès hier. Je me suis donné toutte la haste qu'il a esté possible, pour m'embarquer avec 1'artiHerie et toutte la reste, mais faulte de bateaux m'a retenu jusques ce jour d'huy, espérant a la prémière „ghetye" (quy sera a 1'après-di'sner) le faire. Les enseingnes de Schauwenbourg, ladicte artillerie et suyte sont désia. en la porfondeur; reste seullement les coronelleries des conté d'Obersteyn, Sr. de Hierges et pionniers, lesquelz j'espère aussy tous mectre aux bateaux ce devant-midy!
Nous avons advisé de casser tous les chariotz et chevaulx d'artillerie, ayant réservé seullement cent d'iceulx avec une douzaine de chariotz pour nous servir en tout événement, et les ferons encheminer par terre avec tout le bagaige soubz 1'escolte 2) de la compaingnie du Sr. de Bomy, pour lesquelz je n'ay trouvé bateaux pour les embarquer; prenans le chemin par Worcum pour aller a Schoonhoven. Nous estimons bien que vers Amsterdam ilz nous feront peu de service; sy est ce que pour sy petit nombre avons trouvé pour bon faire ceste despence; car sy en avions affaire, a faulte d'eulx pourrions tomber en inconvénient ou retardement. Sy V. A. trouve qu'il conviengne plüs les casser aussy, il luy plaira le commander. II vient mal a. propos que leur payement n'est venu, car tant qu'il soit arrivé, le train demeurera enthier. Les pionniers aussy n'ont moyen d'achepter vivres a. faulte dargent. II plaira a V. A. y pourveoir, mesmes envoyer le payement du mois passé aux soldatz. affin que je les puisse garder de prendre aulcune chose sans le payer; aultrement certes l'on feroit grand dommaige au pays, pour lequel éviter je tiendray les gens ès bateaux le plus que je pourray; mais pour cela (comme V.A. peult bien considérer) il fault qu'ilz ayent argent
1) Ik heb gemeend ook de brieven van en aan Noircarmes over de gebeurtenissen in Mei 1567 in deze verzameling te moeten opnemen, daar zij met die van en aan Brimeu als het ware een geheel vormen.
a) escorte.
34



53o
BRIEFWISSELING TUSSCHEN MARGARETHA
pour achapter les vivres quy leur sont nécessaires. Je m'enchemine droict a la Goude, auquel lieu V. A. pourra faire tenir le payement avantdict, s'il luy plaist.
J'ay ceste nuyct receu une lettre de Monsieur de Meghen, par laquelle il m'advertit (ce que j'avois aussy auparavant bien sceu) que ceulx, qui sont sortis de Viane, estoyent passés la Thye au Watertandt et que a. faulte de bateaux ne les avoit peu suyvre; qu'il venoit a Schoonhoven trouver les cincq enseingnes, que je y ay envoyé, avec lesquelles il estoit résolu les suivre; me conseillant de ne passer oultre, ains me aller mectre sur Viane. Toutesfois comme je n'ay ce commandement de V. A. et que la plus grand part de mon esquippaige est désia eslongée d'icy, comme j'ay dict cy-dessus, j'ay résolu suivre mon chemin droict vers Amsterdam, me riglant k 1'endroict des susdicts sortis de Viane selon les nouvelles, que j'auray d'eulx et de Monsieur de Meghen ; et, s'ilz sont hors de Hollande, m'atacher audict Amsterdam, selon qu'il a pleu a. V. A. m'ordonner. A ce que j'entendz par la voie de Dordrecht, ilz sont retirez a. Purmerende, lieu fort de nature et de difficil accès.
Madame, Me recommandant etc.
De Ste Gheertruydeberghe ce IlIIme de May 1567 1). De V. A. trés humble et trés obéissant serviteur
de Noircarmes.
A Madame.
Als boven VI, f Q-
485. 1567 — Mei 5.
Van Margaretha aan Notrcarmes. — Antwoord op No. 484. Daar Brimeu haar heeft medegedeeld, dat die van Amsterdam zich willen onderwerpen, acht zij het beter, dat hij zich met zijne soldaten op eenen afstand houde. Voorts moet hij in overleg met Brimeu de overige Hollandsche steden tot rust brengen en garnizoen binnen Vianen leggen.
Monsieur de Noircarmes, Pour respondre k vostre lettre du jour d'hier, je loue vostre diligence quant k vostre passage vers Schoonhove et trouve trés bien le cassement, qu'escripvez avoir advisé de faire de tous les chariotz et chevaulx d'artillerie, ayant réservé seulement cent d'eulx avec une douzaine de chariotz; vous advertissint que se donne toute haste possible pour apprester 1'argent, tant pour les ungz que pour les aultres, et s'encheminera au plus tost que faire se pourra.
Quant a ce qu'escripvez que vous acheminez vers Amstelredamme, je vous advise que mon cousin le conté de Meghem m'a
1) Zeer onjuist is de voorstelling bij Póntus Payen II, blz. 341, die niets zegt van de onderwerping van Maastricht en Turnhout door den heer van Noircarmes, maar verhaalt, dat deze zich na de overgave van Valenciennes met Brimeu vereenigde en dat na die van 's Hertogenbosch ,1'armée se print a marcher <lroit au pays de Hollande, traversant celuy de Gueldres."



van parma en charles de brimeu.
531
escript que ceulx de ladicte ville se veuillent ranger et qu'ilz sont pour envoyer vers moy. Et comme en ce cas il ne sera besoing de y user d'aulcune force, il sera bien que vous vous arrestez coy, sans approcher ladicte ville, tant pour éviter foulles et desgast du pays que aussy que les soldatz, s'ilz estiont devant ou prés ladicte ville, pour estre sy riche et opulente, ne se mectent a y entrer par force malgré vous et la piller.
Au demeurant vous regarderez de, avec bonne intelligence et correspondence avec mondict cousin, de ranger les aultres villes altérées d'Hollande. donnant ordre, autant que aulcunement faire se pourra, que le pays ne soit gasté, et en oultre mectre garnison en Viane selon que le vous escripvis hier par une lettre addressante a. mondict cousin et vous parensamble et a chascun de vous. Mon intention est, si ceulx de Viane ne recoipvent voluntairement la garnison par 1'opposition ou empeschement des gens de guerre, quy y pourriont estre, que gardez de forcer la place.
D'Anvers le cincquiesme jour de May 1567. A Monsieur de Noircarmes,
Als boven VI, f. n.
486. 1567 — Mei 6.
Van Noircarmes aan Margaretha. — Op het bericht, dat de vijanden in de nabijheid van Amsterdam zijn teruggekeerd, begeeft hij zich haastig derwaarts.
Madame, J'ay en eest instant receu lettres de ceulx de la ville d'Amsterdam, par lesquelles ilz m'advertissent que noz ennemis sont derechef retournez a. demye lieue prez dudict Amsterdam, comme V. A. verra plus au loing par la copie de leurdicte lettre icy-joincte. Je me parte d'ychy a une heure et n'eust esté que je suys esté constrainct changer icy de bateaux, je fusse hier passé dez le devant-midy. Je m'enchemine vers Haerlem pour povoir gaingner le large, craindant que de nouveau ilz ne reprennent la mer, combien qu'il soit apparent qu'ilz tournent la teste vers Vianne; mais s'ilz prengnent ce chemin-la, bien mal il nous poeuvent eschapper.
J'ay au jour d'huy envoyé vers Monsieur de Meghen, avecq lequel tiendray toute correspondence.
De la Goude ce VIme May 1567.
Je supplye trés humblement V. A. me voulloir mander comment je me doibtz rigler avecq ceulx d'Amsterdam, veu qu'ilz font présentement démonstration d'estre gens de bien.
De V. A. trés humble et obéissant serviteur
De Noircarmes.
A Madame.
Als boven VI, f. 17.



132
BRIEFWISSELING TUSSCHEN MARGARETHA
486a. Copie.
Van die van Amsterdam aan Noircarmes, houdende bericht, dat de vijanden over Muiden op weg zijn naar Weesp en Abcoude.
Mogende, edele, zeer wyse, voersiennighe, beminde heere, Wy ghebieden ons tot uwen M. E., zoe wy meest ende dienstelicxt moeghen.
Wy houden Uwen M. E. wel kennelyck, hoe dat de knechten van den heere van Brederode voer ende ontrent deser stede gheweest ende van hier verhoeken siin nair Medemblick, aldair de grave van Meghem henlieden met siinder armee zoe te water als te lande ghevolcht is ende op gisteren avont tot Medemblick gecomen, als ons by dien van Enchuysen is gheschreven; dan waren de knechten van den heere van Brederode op gisteren voir den noene met elff boyeres ende eenighe andere schepen van Medemblick ghescheyderi, nemende horen coursen nae 't Vlie om naer Emden te zeylen. Ende een stuck weechs geseylt wesende noortwerts op, ziin weder terugge ghekeert ende ghesien ontrent 't Val van Urck ende ziin voerts op huyden vroech ontrent VI uren mit de voers. scepen ghearriveerd ontrent Jacop Hannenzoen aen den diick, ontrent een halff miil van deser stede, aldair de voirs. knechten op 't landt getreden ziin nae Muyden toe, ende souden de voers. knechten (als ons gheseyt wort) hoeren cours nemen nair der stede van Weesp ende voerts nair Abcoude, sonder dat wy alnoch eenighe zekerheyt hebben, maer verwachten alle ure vorder bescheet; d'welck hebbende zullen U. M. E. dairaff met aider haest mede adverteren.
Mogende, edele, zeer wyse, voersinnighe, beminde heere, Unse Heere Godt sy met u.
Geschreven binnen der stede van Amstelredamme den Vden in Meye, anno XVCLXVII.
U. M. E. goétwillighe Burghemeesters ende raide der stede van Amstelredam.
Mogende etc. heere Philippe van St. Aldegonde, ridder, heer van Noorcarmes etc.
Als boven VI, f. 18.
487. 1567 — Mei 6.
Vak Margaretha aan Brimeu. — Antwoord op No. 479. Zij heeft met genoegen zijne vervolging van de Geuzen vernomen en eveneens de goede gezindheid van die van Amsterdam, waarom zij Noircarmes gelast zich op eenen afstand van daar te houden en in overleg met hem de afgevallene steden van Holland te onderwerpen en garnizoen in Vianen te leggen.
Mon cousin, J'ay receu vostre lettre du second de ce mois et bien voluntiers entendu 1'ordre, que aviés donné a. la poursuyte de ses rebelles, espérant que Dieu vous assistera a leur faire porter la paine, qu'ilz ont mérité tant envers Sa Divinité que le Roy, mon seigneur, par leur rebellion et desgast et pillerie de son pays et pauvres subjectz, que je sens merveilleusement.
J'ay en oultre eu plaisir d'entendre que ceulx d'Amstelredamme se veullent ranger voluntairement, dont j'advertis présentement le Sr. de Noircarmes, et que partant il s'arreste, sans approcher ladicte ville, tant pour point gaster et fouler (le) pays que pour



VAN PARMA EN CHARLES DE BRIMEU.
533
éviter que, y estant prés, les soldatz ne se meissent a y entrer par force malgré luy et la piller; et en oultre de, par bonne intelligence et correspondence avecques vous, regarder de réduire les villes d'Hollande altérées et aussy de mectre garnison en la ville de Viane, ce que aussy vous recommandé et singulièrement la préservation des pays et subjectz de Sa Majesté de foulles, pilleries et desgast, et oü veissiés que par le passaige des rebelles vers les gouvernements de mon cousin le conté d'Aremberghe ou aultrement il eust besoing d'assistence, que la luy donnez par commune main, vous entendaht aussy parensemble avecques luy pour tant myeulx exécuter ce que convient pour le service de Sa Majesté et bien du pays.
D'Anvers le VIme jour de May 1567.
Au conté de Meghem.
Als boven VI, f. 20.
488. 1567 — Mei 7.
Van Noircarmes aan Margaretha. — Antwoord op No. 482. Erik van Brunswijk heeft zich binnen Vianen begeven en de poorten laten afbreken. Hij vraagt 5 vendelen die Schr. zegt niet te kunnen missen. Hij zal dien van Amsterdam gelasten garnizoen binnen te laten. Hij hoopt zich met Brimeu te vereenigen, ofschoon deze nog niets weet van de terugkomst der Geuzen. Voldoet Amsterdam aan het bevel, dan zal hij den President van Holland ontbieden om orde op de zaken te stellen.
Madame, La lettre, que V. A. escript a Monsieur de Meghen et a moy du IlIIme de ce mois, m'at esté délivré toute a 1'heure a. une petitte lieue prés de Harlem, par laquelle elle nous advertit qu'il estoit venu vers le conté Charles de Mansfeit quattre députez de la ville de Viane luy faire les remonstrances contenues en la lettre de V. A., offrans d'obéir k tout ce quy sera commandé; enchargeant partant a mondict Sr. de Meghen, s'il est k la main, de y mectre garnizon de ses gens. V. A. aura receu celle, que je luy escripvis d'entre Dordrecht et la Goude, par oü elle aura entendu ce que lesdicts de Viane m'aviont mandé, et n'y envoyay dès lors personne, pour ce que je n'en avois charge expresse de V. A. et que a mon jugement, puisque l'on scavoit de bruy que les soldatz en estoient partis, on y viendroit tousjours a tamps. Aussy quant je y eusse voullu envoyer, jeyfussevenu a tart, d'aultant que le duc de Brunswich, entendant qu'il n'y avoit plus personne, se y est mis, faisant rompre les portes, comme j'entendis hier par ung gentilhomme, qu'il envoya vers moy, me demandant secours de quelcques enseingnes, comme V. A. verra par la copie de deux de ses lettres icy-joinctes et la responce, que je y ay faict; et certes, ayant désia envoyé cincq enseingnes a Monsieur de Meghem et en laissant d'aultres en Amstelredam, quy k mon advis importe plus que Viane, mal aizément je povois tant séparer mes forces, veumesmement que je voiz en poursuite des ennemis, lesquels sont retournez



534
briefwisseling tusschen margaretha
dedens le pays, conforme a. ce que j'ay escript a V. A., au moins a, ce que j'entendz de tous costez.
Au regard de ce que V. A. dict qu'elle nous fera entendre après ce qu'il y aura affaire, puisque Viane s'est rendue, je ne scay bonnement ce que par cela V. A. entend; toutesfois me trouvant sy prés d'Amsterdam, que nécessairement il fault que je passé devant, et estant cela ma principale charge, ayant regard aussy a 1'importance de la place, il me samble estre de mon debvoir les semondre i) de recepvoir garnizon, ce que je feray ce jour d'huy; car a. mon jugement je ferois faulte de passer oultre sans s'en asseurer, et seroient doublés despens et dégast de pays, sy falloit y retourner encoires ung coup.
J'espère que Monsieur de Meghen et moy nous retrouverons bientost quelcque part, car je ne doubte qu'il raprocherat d'icy, puisque ceulx, qu'il poursuyvoit, sont retournez, combien que par une lettre sienne, que je receuz hier de Mendeblick, il n'en scavoit riens et tenoit pour certain qu'ilz estoient hors des pays de Sa Majesté, et me mandoit qu'il me renvoyeroit les cincq enseingnes, que j'avoys envoyé, desquelles toutesfois je n'ay aulcunes novelles.
Le Président de Hollande me vint hier trouver a. Goude, estant désia party de la ville; me monstrit une lettre, que V. A. avoit escript. Toutesfois comme je ne scavois encoires ce que vouldriont faire ceulx dudict Amsterdam, je suis d'advis qu'il attendït ung jour audict Goude. Sy ceulx dudict Amsterdam recoipvent garnizon (comme j'espère), je le manderay quérir en diligence, affin qu'il donne la ordre, pendant que V. A. y ordonnera ce que luy plairat, car quant a. moy je suis en opinion de passer oultre la suite des rebelles, puisque j'ay charge de les deffaire, s'il est possible, et qu'il importe tant au service de Sa Majesté.
De Harlem ce VHme de May 1567.
De V. A. trés humble et obéissant serviteur
De Noircarmes.
A Madame.
Als boven VI, f. 23.
488a.
Van Erik van Brunswijk aan Noircarmes. — Hij geeft kennis van zijne aanwezigheid in het kasteel van Vianen. Utrecht vreest eenen aanval der teruggekeerde Geuzen en begeert hulp van hem, die hij niet kan verleenen, waarom hij N. verzoekt troepen te zenden.
Ericq par Ia gra.ce de Dieu duc de Brunswicq et Lunembufcg.
Monsieur, Ceste sera pour vous advertir que, en ayant entendu que les Gueux avions abandonné k la Meyda 2), pareillement la ville et
1) sommer.
2) Ameide.



VAN PARMA EN CHARLES DE BRIMEU.
535
chasteau de Viane, que pour Ie service du Roy, voyant ce que Viane importoit a. Sa Majesté, me trouvans sy prés de la, ne ay de pouveust (?) laisser de faire mon debvoir k me mectre dedens et que ancor pour 1'heure ay je mes gens k la Meyda et suis je en personne au chasteau de Viane, la oü demoureray jusques a. ce que aultre chose me sera commandé. Aussy ne puis je laisser vous donner k entendre que ceulx de Utrecht ont advis comment les Gueux sont de rethour, lesquelz se estions retiré en Waeterlandt, et plus fort que paravant, entreprenant se mectre devant la ville, dont ceulx de Ia susescripte ville, se troüvant pour 1'heure sans gens et voyant le conté de Meyghem eslongez de eulx, cherchent de moy avoir quelcque secours, mais me voyant pour 1'heure sy foible de gens k cause que il me fault bien en cincq places répartir les miens, ne le puis secourir, lequel pour vray bien me regrette. Parquoy je vous supplie, tant pour le service du Roy que pour extirper k ces Gueux leurs mauvaises et audacieuses entreprinses et pour une fois, comme il convient, les adnichiler, que le plus tost que vous pouldrez, en toutes diligences y veuillez mectre remède et donner ordre a. ceulx de Utrecht bientost le secourir, et k celle fin, que du tout je puisse advertir k ceulx de Ia ville, yous supplie derechef sur ceste me respondre et par la mesme me donner a. entendre le secours, que pensez envoyer, puisque la nécessité le requiert et que c'e(st) chose quy importe au service de Sa Majesté. Antant, Monsieur, k vous de bonne affection me recommandé. De Viane ce VIme du mois de May, fan 1567.
Vostre bien affectionné amy a vous faire service
Le duc Erich.
Ayant achevé ceste me est venue une lettre, laquelle ceste joindante vous envoyé, escripte du conté de Meyghem. A Monsieur,
Monsieur de Noircarmes etc.
Als boven VI, f. 26.
488b.
Van Noircarmes aan Erik van Brunswijk. — Antwoord op No. 488a. Hij verheugt zich over de bezetting van Vianen. Hij hoopt in de gelegenheid te zullen zijn dè Geuzen tegen te houden.
Copie du VIme May 1567 au duc Erick.
Monsieur, Ayant a eest instant receu voz lettres, par lesquelles me mandez que, pour avoir les Geulx abandonné les ville et chasteau de Vianne, avez trouvé pour bien vous mettre dedens, je suys esté fort aysé que ceste commodité vous est offerte, affin de leur oster aussy bien de ce costé-la. tout moyen de troubler les estatz de Sa Majesté que des aultres.
Au regard de ce que ceulx d'Utrecht ont entendu du retour des rebelles, desquelz, pour se veoir despourveuz de gens, ont quelque doubte, j'ay ce matin eu nouvelles mesmes de ceulx d'Amsterdam que lesdicts rebelles, s'estans embarquez pour tirer vers Emde, sont rapprochez et désembarquez k demye lieue d'eux, ayans toutesfoys encoirs leurs batteaux a ...... sellon que le contiennent les miennes, que ce matin vous ay
escript et fais derechef, craindant la négligence du premier messagier.
Et comme je fais encheminer les gens de guerre que j'ay, Ielong de Ia rivière vers Haerlem, pour tirer vers Amsterdam sellon 1'ordre, que



536
BRIEFWISSELING TUSSCHEN MARGARETHA
j'en ay de S. A., j'espère, sy lesdicts rebelles veullent tirer vers Utrecht, que, leur ayant coppé le chemin de la grand mer, aurons moyen de leur donner une main. Sy je puis scavoir plus amplement de leur desseing, je ne fauldray vous en faire part, II me sembleroit fort bien a propos que voulsissez mander a. ceulx d'Utrecht qu'ilz sortüssent de doubte, puisque serons tant k la main pour les assister, d'aultant mesmes que (comme je présume) Monsieur de Meghen, auquel j'ay envoyé cincq enseingnes passez syx jours, y aura pourveu.
Als boven VI, f. 22.
488c.
Van Erik van Bronswijk aan Noircarmes. — Vernomen hebbende, dat de bezetting van Vianen de Geuzen bewogen heeft hun plan ten opzichte van Utrecht op te geven, verzoekt hij hem 3 of 4 vendelen te zenden.
Erick par la grace de Dieu ducz de Brunswick et Luneburg etc.
Monsieur, Ayant entendu que les Geulx sont adverty de la prinse de Vianne et que ilz veullent délaisser leur entreprinse touchant de avoir voulust venir devant Utrecht pour venir icy, n'ay je voulust laisser de vous en advertir, vous priant amiablement vous vouloir emploier a faire service a Sa Majesté, puisque ceste ville et chasteau de Vianne importent beaucoup k Icelle pour le repos publicq et sa réputation royale, que pour mieulx en rendre conté a Sa Majesté vous me vouldriés envoyer trois ou quatre enseingnes de piétons, comme a. vostre advis bon vous semblera, affin de estre plus asseuré et de tout mieulx garder, car k eest effect ne me trouve pour 1'heure des gens assez suffisans.
Antant affectueusement, Monsieur, a vous me recommandé.
De Vianne ce VIme du mois de May 1567.
Vostre bien affectionné amy a vous faire service Le ducqz Erich.
A Monseur,
Monseur de Noircarmes etc.
Als boven VI, f. 21.
488d.
Van Noircarmes aan Erik van Brunswijk. — Antwoord op No. 488c. Hij zet uiteen, waarom hij zijn verzoek niet kan inwilligen.
Copie du VIme May 1567 au duc de Brunswich.
Monsieur, J'ay environ les sept heures du soir ce jour d'huy receu voz lettres, pour 1) lesquelles, pour avoir entendu que les Geulx reprendent le chemin vers Vianne, me mandez que je vous envoyé trois ou quatre enseingnes de gens de pied. Et comme voiez par le contenu de mes précédentes que je m'enchemine vers Aemsterdam, oü (sellon que j'entens) seray plus a. la main par 2) les trouver; aussy que, pour ce faire — laissant a part 1'incommodité que d'ychy j'ay les vous envoyer, ne soit par eaue — ne m'escripvez oü sont lesdicts Geulx ny quel chemin je pourrois faire
1) Verschrijving voor par.
2) Verschrijving voor pour.



VAN PARMA EN CHARLES DE BRIMEU.
537
prendre a ceuTx, que désiré avoir, il me semble malaisément ny asseurément le povoir faire, mais sy avecq certitude du lieu oü sont les ennemis, il vous plaisoit m'advertir, je ne y envoyerois poinct seullement trois ny quatre enseingnes, mais me y trouverois au plus tost que me seroit possible avecq tous les gens que j'ay. Et certes k mon advis, sy ilz prenoyenf le chemm de Vianne, ilz se pourroyent malaisément retirer sans estre rompus et moings faire effort quy puisse estre d'importance.
Als boven VI, f. 35.
489.
1567 — Mei 7.
Van Brimeu aan Margaretha. - Hij deelt haar den afloop zijner vervolging van de Geuzen mede en verzoekt toezending van geld voor de soldaten, die er groote behoefte aan hebben.
Madame, J'ay poursuyvy avecq le peu des gens que j'avois, ces Gheulx bien quarante lieues de long tant oultre la mer, la Thie et deux ou trois aultres rivières, suis venu ce soir entre Heussen et Arnhem, oü ilz estiont passé la rivière du Rhin une heure devant que j'y arrivis, avecq la plus grande poeur du monde, car il y arriva ung trompette mien ce pendant qu'ilz s embarquèrent, et quand ilz 1'ouyrent sonner, sans qu'il y avoit personne aultre que luy, ceulx, qui n'estiont encoires passez, se mirent jusques au col dedens 1'eauwe pour s'embarquer et les aultres, qui estiont par dela, aulcuns jectarent en voie leurs armes et courrurent 1'ung decha et 1'aultre dela, de fachon qu'ilz sont astheure sy bien séparez que je pense que V. A. n'en aurat en long temps des novelles. Dont n'ay peu lesser d'adviser V. A., et il me samble que cecy est la fin de ceste guerre.
Et quand aux cincq enseignes walonnes, que V. A. avoit enyoie devant, comme j'estois a la poursuyte et que je me doubtois quilz viendriont trop tard, comme asseurément ilz eussent faict, j'ay escript a Monsieur de Remingen qu'il retourne vers Monsieur de Noircarmes. Et prie trés humblement que V. A. veuille donner ordre qu'il y aye de 1'argent pour faire prest aux soldats, car ilz sont fort paouvres. Et comme les hommes d'armes de ma compaingnie ont tenu tout 1'hiver garnison, ilz m'ont fort requis que je volsisse supplier V. A. qu'ilz puissent estre ung peu soulagez et se retirer pour quelque temps a leurs maisons. Et comme doncques l'on n'at affaire en Hollande de cavallerie et que je pense que V. A. ne les at a emploier aultrepart, et qu'ilz n'ont ung soul, je les renvoieray, sy V. A. ne me commande aultrement, car je les scauray tousjours bien avoir ensamble endedens dix ou douze jours, quand l'on aurat a. faire. D'Arnhem ce 7me de May 1567. A Madame.
Als boven VI, f. 39.
Het is hier de plaats om iets mede te deelen aangaande den weg dien de Geuzen, na tusschen Amsterdam en Muiden te zijn geland hebben ingeslagen, waarover bij de verschillende schrijvers sterk uiteenloopende en dikwijls onvolledige, ja zelfs verwarde voorstelUngen bestaan



538
BRIEFWISSELING TUSSCHEN MARGARETHA
Surius (blz. 926) vermeldt alleen het vertrek van Medemblik met de mededeeling, dat zij tevergeefs elders pogingen hadden aangewend om schepen te erlangen.
Van Meteren (I, blz. 409) zegt: „Eindelijk is het grootste deel over den Rhijn in 't land van Kleef geraakt", welke mededeeling hij onmiddellijk laat volgen op die aangaande de plundering van de abdij van Egmond en de vervolging door Brimeu.
Strada (blz. 276) laat hen op weg naar Friesland door tegenwind in Gelderland landen en daarna „displicati alii in alias terras" 's konings gebied verlaten.
Hooft (IV, blz. 148) verhaalt, dat bij Brimeu's komst te Medemblik de meesten reeds waren vertrokken; dat zij zonder ongeval Ypesloot aan den dijk bij Amsterdam bereikten en voorts over de Veluwe, Amerongen en de Betuwe naar Huissen trokken, waar zij den Rijn overstaken en hunne vaandels verscheurden.
Volgens Dusseldorpius (blz. 78) voeren zij van Medemblik naar Jaeps Hannessen bij Amsterdam, waar zij aan land gingen; trokken daarna op 6 Mei over Muiden in de richting van de Veluwe en plunderden onderweg het klooster te Soest. Op de heiden wierpen velen hunne wapenen weg, sommigen trokken boerenkleederen aan, en zoo bereikten de meesten het land van Cleve.
Bor (III, blz. 169) vergist zich al zeer sterk, wanneer hij verhaalt: „Zy zijn voorts door Noort-Holland na Medemblik getogen, alwaer sy t'schepe gegaen en voorts te lande uit gevlucht zijn. Eenige van deselve zijn by Jaep Hannessen (wesende een plaetse op den dijk tusschen Amsterdam en Muiden, daer de schepen aen den dijk mogen [= kunnen] komen) t'scheep gegaen, andere door het Sticht van Uitrecht naer Amerongen en elders vertogen".
Ik vermoed, dat men het met mij eens zal zijn, dat uit deze voorstellingen niet recht wijs is te worden. Ik hoop in staat te zijn den juisten weg, dien de gevluchte Geuzen gegaan zijn, te kunnen aanwijzen en wel door middel van de brieven, door hunnen vervolger aan het Hof van Gelderland geschreven.
Op 5 Mei schrijft Brimeu uit Muiden (Br. Stadh. No. 486), dat hij vernomen heeft, dat de Geuzen zich te Eemnès bevinden en het voornemen koesteren om zich over Amersfoort naar de Veluwe te begeven. Daags daarop deelt hij uit Amerongen mede (Ald. No. 488), dat zij daar den Rijn zijn overgetrokken met het plan om het land van Cleve te bereiken.
M. i. is het met deze kennis niet moeielijk de vluchtende Geuzen op hunnen weg te volgen en zijn zij, na bij Ypesloot of Jacop Hannenzoen aan den zeedijk tusschen Amsterdam en Muiden te zijn geland, over laatstgenoemde plaats naar Eemnes getrokken, van daar op Soest, waar zij, zoo Dusseldorpius goed is ingelicht, in het voorbijgaan een klooster hebben geplunderd, en zoo langs de heuvelrij, die de Geldersche vallei ten westen begrenst, naar Amerongen. Hieruit blijkt, dat zij de Veluwe niet hebben betreden. Van Eek tegenover Amerongen zijn zij waarschijnlijk steeds den Rijndijk gevolgd tot Huissen, van waar zij den Rijn over in de Lymers, destijds Cleefsch gebied, zijn gekomen 1).
De Geldersche stadhouder is van Amerongen langs den rechter Rijnoever te Arnhem gekomen, daar de rivier overgestoken, maar, gelijk hij zelf verhaalt, een weinig te laat gekomen.
1) Men zie ook van Hasselt, Stukken II, No. 2..



VAN PARMA EN CHARLES DE BRIMEU.
539
490. t567 — Mei 8.
Van Margaretha aan Noircarmes. — Zij deelt hem de gevangenneming van de hoofden der Geuzen door Aremberg mede en zet uiteen, hoe hij moet handelen zoo deze en Bnmeu hem niet meer noodig hebben. Hij moet 4 vendelen in Amsterdam laten en niet vertrekken, voordat Holland geheel tot rust is gebracht. Voorts moet hij Vianen van garnizoen voorzien en alle goederen van Brederode door eenen Utrechtschen raadsheer laten opteekenen.
Monsieur de Noircarmes, J'ay sur ce midy esté adverti tant par lettres de mon cousin le conté d'Aremberghe que par ung gentilhomme sien, envoyé paf la poste vers moy, comme il avoit prins ung batteau, qui prenoit son cours vers Embden, oü il y avoit dedans aulcuns capitaines des rebelles 1), nommément les deux frères du seigneur de Batenborch, d'Andelot 2), Evert Beyema 3) et Hartman Galama 4), Frisons, Cock et Wynckle 5), avec porteurs d'enseignes et aultres gentilzhommes et gens dé charge, dont, pour n'estre encoires désembarcquez, il n'avoit pas descouvert les particularitez. Mondict cousin m'escript en avoir adverti mon cousin le conté de Meghem et combien que je ne doubte que par 1'ung ou aultre aurez sceu ces bonnes nouvelles, si ay toutesfois bien voulu vous en toucher icy, veuillant espérer que les soldatz se sépareront d'eulx mesmes, s'ilz auront eschappé d'estre rompuz par ledict conté de Meghem et vous. La oü ilz tournassent teste ou vers Gheldres ou les gouvernemens dudict conté d'Aremberghe, je ne fay doubte que assisterez 1'ung 1'aultre mutuellement k leur poursuyte, rompement ou deschassement, et 1'ung ou 1'aultre faict et que le conté d'Aremberghe n'eust besoing de 1'assistence de voz gens pour le regard de la ville de Groeninge, il a samblé icy^ quand lesdicts contes et vous le trouvissiés bien et que ne fussiés plus de besoing par dela, que pourriés retourner avec voz gens, laissant 1'artillerie en quelque ville proche de oü vous serez, de oü elle se peult tousjours conduisre commodieusement par eaue vers Malines ou aultrepart que l'on la vouldroit faire mener, et que les pionniers et le surplus du train de 1'artallene se debvroit casser par deck, afin que, le faisant en Hollande, uz ny pargastassent le pays; suyvant quoy pourrez vous reigler en cas que vous trois en soyez d'advis, comme dict est; délaissant toutesfois premièrement en la ville d'Amstelredamme quatre enseignes du régiment du Sr. de Schouwenburgh, que j'estime
1) Dit voorval is algemeen bekend. Ik laat hier de voorstelling volgen, die bunus (blz. 936) van de zaak geeft: „Porro nobiles quidam foederati in peculiarem (d. i. een ander dan die, waarin de soldaten van Medemblik vertrokken) navim se receperunt, nauta sane in v ito, qui etiam paulo post comiti Arenbergio obviam vemenh illos prodid.t. Erant enim bene poti somnoque obruti, ita ut ab militibus Arenbergiams comprehensi sint C et tres, in quibus erant nobiles LXIII. Simul etiam n 'm u,"aVI J>reda ?en°bii ^ond^'aPPrehensaestet3Paut4oniilliadalerorum." Bor III, blz. 169 maakt ook melding van den buit en noemt o.a. gemunt en ongemunt goud en zilver, kappen, kazuifels enz. Zie ook Pontus Paven I, blz. a4a ve
ai Zie over hem te Water II, blz. 153.
3) Ald. blz. 183. Hij heette Sjoerd. Zie hetgeen over hem en Galama door vignus aan Hopperus wordt geschreven in Ep. XXXIV, blz. 438.
4) Ald., blz. 405. 5) Ald. III, blz. 378.



54°
BRIEFWISSELING TUSSCHEN MARGARETHA
estre les plus Catholicques, a quoy prie que soit prins bon esgard, soubz la charge de quelque gentilhomme de par deck, que parensemble adviserez propre pour y demeurer jusques k ce que y auray aultrement pourveu; lesquelles quatre enseignes j'escrips k ceulx de la Loy de ladicte ville de recepvoir, comme verrez par doublé de ma lettre, allant avec ceste despesché, laquelle lettre leur sera délivrée k celle fin; ayant samblé que, y estant ladicte garnison, l'on doibt regarder de faire retirer de ladicte ville les gens de guerre y estans retenuz de par icelle, du moings ceulx, que entendrez estre mauvais.
Bien a il samblé icy que, devant que vous séparer, l'on doibt avoir 1'entière obéissance de toutes les villes altérées en Hollande, desquelles estimons que serez informé par le Président d'Hollande, que tenons estre auprès de vous, entre lesquelles ny la ville de Leyden, une des principales, ny celles de Harlem et Alcmar ne m'ont jusques ores escript ung seul mot, comme aussy n'ont faict plusieurs aultres, par oü convient en avoir la raison; les faisant semondre a s'y ranger par 1'addresse dudict Président et ung conseillier, selon que le vous avons précédentement escript.
D'aultre part le duc Erich de Brunswick m'a escript comment il a receu les ville, chasteau et habitans de Viane en 1'obéissance de Sa Majesté i), sur quoy le fais présentement advertir de la charge, que touchant ledict Viane j'avoy donné au conté de Meghem et vous, et que présentement vous mande qu'ensuyvant icelle ayez a. mectre gens dedans ladicte place et que partant il aye a vous en laisser convenir, par oü regarderez de y mectre les gens, que adviserez convenir. Et quant a quelques serviteurs du Sr. de Brederode, que ledict duc escript y avoir prins prisonniers, les pourrez relaxer soubz promesse juratoire de se représenter en estans semonds; et ferez commectre quelque conseillier du Conseil de Sa Majesté k Utrecht pour incontinent et sans dilay procéder a bien et deuement inventariser tous et quelzconcques les biens, meubles et immeubles, dudict Sr. de Brederode, pourvoyant que bonne, soigneuse et loyale garde en soit faicte, pour en respondre en temps et lieu, et s'informer si quelque chose en a esté enlevée depuis la réception dudict Viane, a fin d'en ce cas en procurer la récupération.
D'Anvers le VlIIme jour de May 1567.
A Monsieur de Noircarmes.
Als boven VI, f. 31.
Gachard zegt (Corr. de Philippe II, dl. I, blz. 533) in zijn overzicht van den brief van Margaretha aan den Koning van 8 Mei 1567: „Elle lui annonce Ia prise de 120 hommes, de ceux qui occupaient Viane et qui, s'étant retirés de cette ville, furent jetés par la tempête sur les cótes de Hollande; on les a enfermés au chateau de Harlingen".
1) Volgens Bor III, blz. 169, had dit plaats op 5 Mei. Diens verhaal, als zoude bij die gelegenheid het huis te Batenstein zijn geplunderd, komt mij met het oog op hetgeen deze brieven verder over hertog Erik in verband met Vianen bevatten, zeer onwaarschijnlijk voor.



VAN PARMA EN CHARLES DE BRIMEU.
541
Het komt mij voor, dat hij den inhoud van den brief niet bijzonder goed en in elk geval te kort heeft wedergegeven. Zooals het hier staat, knjgt de lezer den indruk, alsof er zoo goed als niets is voorgevallen tusschen het verlaten van Vianen en de gevangenneming op de Zuiderzee. Ook van eenen storm heb ik elders niets gevonden. Ik laat hier den bnef van Aremberg volgen, door Gachard in eene noot medegedeeld, waann hij der Regentes de zaak verhaalt:
„Madame, Comme monsieur le conté de Meghem et moy avons tousjours tenu correspondence parensemble affin d'empescher 1'invasion ou passaige des soldartz de monsieur de Brederode, ayans esté au Waterlant, par les pays de noz gouvememens, et ayans entendu par ung, qu'avoy depesche vers le dict seigneur conté, qu'il estoit délibéré de les poursuyvre et accommectre, en cas qu'il vinsist k propos; ayant k eest effect faict equipper batteaux de guerre, je me suis hier de bon matin mis incontinent en chemin vers ce lieu (Harlingen) avecq 1'une des deux enseignes de Leeuwarden pour en ung besoing assister et secourir 1'ung 1'aultre, et apres avoir faict k mon arrivée armer six batteaux avecq ladicte enseigne et aussy quelques harequebouses k crocq et aultres pièces (dont j'advertiz incontinent mondict seigneur de Meghem) et les envoyé vers luy. Ilz ont rencontré ce matin une navire, oü il y avoit quelque bon nombre desdictz «oldatz, partie Wallons et partie d'aultre nation, voulans se retirer, selon le cours qu'ilz prindrent, par le Vlielant k Empden; et après 1'avoir troussé avec deux enseignes et admené icy, y ont trouvé dedens aulcuns capitaines, nommement les deux frères du seigneur de Batenbourg, d'Andelot, Suyert Beyema, Hartman Galama. Cock et Wyncgle, avecq porteurs d'enseignes et aultres gentilzhommes et bevelhebbers, dont je ne puis encoires avoir les particularitez, paree que le tout n'estoit désembarequé".
491' 1567 — Mei 8.
Van Brimeu aan Margaretha. — Antwoord op No. 480 en 486. Hij heeft de Waalsche vendelen naar Noircarmes doen terugkeeren, met wien hij zal overleggen over de beste wijze om haren last uit te voeren. Hij raadt haar, nu men de soldaten niet meer noodig heeft, hen ter ontlasting van het platte land in eenige steden te leggen.
Madame, J'ay receu deux lettres de V.A., 1'une du 3me et 1'aultre du 4me de ce mois, et quand au premier poinct touchant les prisonniers prins au Vaert, je regarderay qu'ilz soient bien et soigneusement gardez, comme V. A. le commande, et les novelles, que V. A. escript que je luy faisois espérer par la mienne du 28me du mois d'Apvril, ne sont meilleures que celles, que j'ay desia. escript k V. A, dont il me déplaist. Néantmoings par les diligences, que j'ay faict faire aux ennemis de sortir hors le pays du Roy, les subjects de Sa Majesté sont bien eschappez de plus de cinq eens mille florins de dommaige.
Sur ce que V. A. m'escript que, sy les adversaires passassent, que je regardisse de secourir Monsieur d'Aremberge, puisque ceulx-cy sont défaict, il ne sera de besoing.
Touchant les cincq enseignes walonnes, V.A. aura désia entendue par mes précédentes que je les ay faict retourner vers Monsieur de Noircarmes, pour ce que je me doubtois qu'elles fussent venues trop tard, et j'ay escript a Monsieur de Noircarmes que je retourne présentement vers Utrecht et que partant il



542
BRIEFWISSELING TUSSCHEN MARGARETHA
m'assigne quelque place pour nous assembier et regarder de mectre en exécution ce que V. A. nous commande, et V. A. se peult bien asseurer que, quand a moy, que je ne regarderay a aultre chose sinon a ce qui comple le service de Sa Majesté, comme je ne doubte aussy que ferat ledict Sr. de Noircarmes, et dès que je scauray le lieu oü nous nous debvons assambler, j'en adviseray le Président de Hollande, pour y venir aussy et nous donner information de ce, dont la lettre de V. A. faict mention. Et comme mondict Sr. de Noircarmes et moy sont tant amys ensamble, je ne fay point de doubte que nous nous accorderons fort bien pour effectuer ladicte charge de V. A.
Et quand a moy, j'espère de bien garder que V. A. n'oyrat aultres plainctes des désordres de mes gens qu'elle a faict jusques a maintenant, comme je pense aussy que feront les aultres, qui en ont charge. Mais quand le tout sera faict, il sera bon, sy V. A. ne les at k emploier aultre part, qu'elle les face mectre en quelques villes pour éviter les mangeries et dégasts, qu'ilz pourriont faire sur le plat pays, et aussy que V. A. regarde incontinent de donner partout sy bon ordre, que la seconde erreur ne soit pire que la première. Et ce faict, sy Monsieur d'Aremberge at a faire de secours pour réduire quelques villes de son gouvernement, je ne fauldray de faire comme V. A. me commande.
D'Arnhem ce 8me de May 1567.
A Madame.
Als boven VI, f. 33.
492. 1567 — Mei 8.
Van Margaretha aan Brimeu, van ongeveer gelijken inhoud als No. 490.
Mon cousin, Vous avez entendu de mon cousin le conté d'Aremberghe (a ce qu'il m'a escript) la bonne prinse, qu'il a faict de quelques principaulx capitaines, enseignes et gens de charge avec plusieurs aultres des rebelles 1), dont je loue et remercie Dieu, veuillant espérer que les soldatz se sépareront, et ne doubtant, s'ilz tirent vers vostre gouvernement ou ceulx de mondict cousin, que vous deulx avec 1'assistence du Sr. de Noircarmes ne les enchassez de brieff, si désia. ne le sont, de sorte qu'il avoit icy samblé que, cela faict et que le conté d'Aremberghe n'eust besoing d'assistence pour la ville de Groeninge, que le Sr. de Noircarmes pourroit retourner par deca. avec ses gens, délaissant 1'artillerie en quelque ville prochaine, de oü l'on peult tousjours commodieusement la transporter la part que l'on veult, selon quoy au cas susdict je luy encharge présentement se reigler; toutesfois que préallablement par commune main de vous deux, si estes ensemble, se laisse en la ville d'Amstelredamme quatre enseignes de ceulx du Sr. de Schouwenbourgh,
1) Zie over de redenen van den buitengewonen in deze zaak door den stadhouder van Friesland betoonden ijver Bakhuizen van den Brink a. w., blz. 9, noot.



VAN PARMA EN CHARLES DE BRIMEU.
543
que j'estime plus Catholicques que les aultres, et désire qu'il y soit prins esgard soubz la charge de quelque gentilhomme de par deca, que parensemble adviserez propre pour y demeurer jusques a. ce que y auray aultrement pourveu; escripvant a ceulx de ladicte ville k fin de les recepvoir, comme se verra par doublé allant avec ce despesché. Et estant la garnison entree en ladicte ville, il a icy samblé convenir que l'on en doibt faire retirer les gens de guerre retenuz de par icelle, du moins ceulx, que l'on scaura estre mauvais.
Bien a il samblé etc.
D'Anvers le VlIIme jour de May 1567.
Au conté de Meghem.
Als boven VI, f. 35.
493. 1567 — Mei 8.
Van Noircarmes aan Margaretha. Antwoord op eenen niet aanwezigen. Hij deelt haar de bezetting van Amsterdam met 4 vendelen mede. Hij vraagt, wat bij verder moet doen, nu alles zoo goed is afgeloopen, en vraagt verlof om zijne eigene zaken te behartigen. Vooraf zal hij Amsterdam binnentrekken om daar voorloopig orde op de zaken te stellen en daarna langs denzelfden weg terugkeeren. Enkele bijzonderheden over de gevangenneming van de aanvoerders der Geuzen.
Madame, J'ay ce jour d'huy receu celles de V. A. du Illme de ce mois i), laquelle contient que, nonobstant la retraicte des rebelles, je passé oultre avecq rartillerye, gens et esquippaige pour poursuyvre la détermination, que V. A. a prins en ma présence, vers Schoonhove, et a. eest effect n'ayant eu nouvelles du changement depuis Ste Ghertruenberghe, sans désembarquer je me suys encheminé jusques icy et sellon la charge que j'avois de V. A., a(y) présenté garnison a ceulx de la ville d'Amsterdam, leur escripvant a eest effect par voye du Sr. de la Cressonnière, qu'avions trouvé bien k propos y debvoir aller, affin de recongnoistre la commodité, qu'il y auroit de les forcer, sy il venoit a propos. II n'en a esté besoing, car voluntairement ilz se sont accordez recepvoir ladicte garnison, a. cause de quoy, affin de gaingner temps, je fais estat y mettre ce jour d'huy le lieutenant des enseingnes du conté d'Everstein avecq quatre deses enseingnes jusques k ce que V. A. aura advisé de y mettre aultres telz qu'il luy plaira. II m'a samblé poür mieulx y laisser Allemans que aultres, dont k mon advis s'offrirat moings de difficultez ou inconvéniens, et certes la ville est de telle importance, qu'elle requiert bien ung homme qualiffié pour en prendre la garde sellon que V. A. sgaura bien pourveoir.
J'ay entendu ce jour d'huy aussy par lettres de Monsieur de Meghen que les rebelles sont passez la rivière d'Eme vers Aëmsfort et prendent le chemin du pays du duc de Clèves, oü est apparent qu'ilz se romperont, comme V. A. polra voir par la
1) Deze is niet aanwezig.



544
BR.IE17WISSEX.rNG TUSSCHEN MARGARETHA.
copie icy-joincte. Et considéré qu'il n'y a plus oü s'attacher, ja que Viane est ès mains du duc Erick, comme passez quelques jours ay adverty V. A., il luy plaira me mander ce que ultérieurement j'auray de faire avecq les gens et esquippaige, que je détiens jusques a. scavoir son intention sur les batteaulx, affin d'éviter les foulles, qu'estans par terre se pourroyent faire.
II m'a samblé fort convenable que V. A. aye advisé d'envoyer vers nous le Président de Hollande, lequel assistant a Monsieur de Meghen, quy est a la moien de ce pais, pour pourveoir et donner ordre a la reste des villes, oü il sera besoing la mettre, V. A. pourroit (soubz humble correction) excuser la despence de ï'artillerye, retirer les gens de guerre et me donner congé, puisqu'il n'y a plus de résistence, de faire ung tour jusques a la maison pour entendre a mes affaires.
Je fais mon compte d'entrer dedens la ville d'Amsterdam pour y mettre le premier ordre, que j'espère sera tel qu'il n'y aura matière de plaincte, et après-demain, surattendant la résolution de V. A., reprendre le chemin que suys venu, petit a petit,quy est celluy aussy de la Leide, Delpht et aultres lieux, quy se sont meslez de ces nouvelitez.
J'ay entendu par ceulx d'Amsterdam que les cappitaines des rebelles ont esté prins des gens de Monsieur d'Haremberghe a Harlinghe, estans tous en ung batteau faisant voile vers Emde, quy sont les Srs. d'Andelot, Cocq, Wingle, ung de ceulx de Batemburg, ung aultre d'Amsterdam et aultres jusques environ de cent. Sy il est ainsy, V. A. en aura eu nouvelles dudict conté d'Aremberghe.
D'auprez d'Amsterdam ce VIHme de May 1567.
De V. A. trés humble et obéissant serviteur
de Noircarmes.
A Madame.
Als boven VI, f. 38.
493a. Copie.
Van Brimeu aan Noircarmes over zijne vervolging van de Geuzen, waarbij hij zijne hulp niet noodig heeft. Hij keert, zoodra de Geuzen verslagen of verstrooid zijn, naar Utrecht terug en biedt hem, zoo noodig, hulp bij de reductie van Amsterdam aan.
Monsieur, Pour tenir bonne correspondence avec vous, comme Madame m'a commandé, vous ay bien voulu adviser que je suis arrivé hier icy, pensant attrapper les ennemys, mais devant que je y ay sceu venir, ilz estoient désia passez la rivière et ont encoires chemihé trois ou quattre lieues, de sorte qu'ilz sont a. ceste heure bien au pays du duc de Clèves. Néantmoings je les suivray sy longuement, qu'ilz soyent deffaictz ou séparez. Parquoy il me samble qu'il ne sera de besoing que vous veniez ceste part, comme il n'y a plus riens a réduire que la ville d'Amsterdam, laquelle je pense que se sera désia réduicte. Je me retourneray avec mes gens a Utrecht, oü j'attendray la volunté de S. A., qu'elle veult que je



VAN PARMA EN CHARLES DE BRIMEU.
545
face. Et sy vous avez charge de vous attacher k ladicte ville d'Amsterdam, sy elle ne s'est rendue, et que je vous doibve assister, m'en pourrez advertir et aussy de ce que ferez.
D'Amerongen ce VHme de May 1567.
Vostre bien bon amy k vous faire service Charles de Brimeu.
Als boven VI, f. 37.
494- 1567 — Mei 10.
Van Margaretha aan Brimeu. - Antwoord op No. 483 en 489. Zij verheugt zich over zijnen voorspoed tegen de Geuzen en verzoekt hem overal te gelasten diegenen hunner, die in 's Konings landen worden aangetroffen, gevangen te nemen. Zn veroorlooft hem den soldaten zijner compagnie wegens hunnen langdurigen dienst verlof te geven. Zij schrijft hem voor wat hij den Hollandschen steden moet gelasten li ^ « ^ ' met het °og op het Kroote zwicht van Amsterdam, Boussu aan het hoofd dier stad te plaatsen en verzoekt hem dezen te bewegen zich daarmede te belasten. Zij omschrijft hetgeen Boussu daar zal hebben te doen. De Amsterdamsche afgevaardigden verklaren zich namens hunne zenders bereid garnizoen te ontvangen. Zij herhaalt het ten opzichte van Vianen vroeger gelaste.
Mon cousin, J'ay receu voz lettres des ITII dois Medenblick et Vilmes de ce présent mois dois Arnhem et par icelles, comme aussy par aultres vostres précédentes, veu et entendu vostre grande ddigence. k Ja poursuyte des rebelles, dont certes vous estes grandement k louer, et en mon endroict vous en remercie d'affection, louant en premier lieu Dieu d'avoir par vostre bon ayde et d aultres bons ministres réduict les affaires du Roy, mon seigneur, en ces bons termes; ayant icy esté trouvé convenir que incontinent faictes commander que oü quelque ung de ceulx, qui ont esté de ceste trouppe, puisse estre trouvé, soyent appréhendez, troussez et chastiez comme rebelles et ennemiz de Sa Majesté et du pays 1), comme se fera publier que aussy soit faict partout ailleurs.
Et attendu le bon et continuel service, que ont faict ceulx de vostre compaignie d'hommes d'armes, je suys contente que les soulageant, les licentiez d'aller k leurs maisons avec commandement toutesfois, que leur ferez, qu'ilz ayent a se tenir prestz pour se rendre en service, en estans requis, et leur défendant de vendre leurs chevaulx. Et quant k 1'argent pour les soldatz, j1 attens le Tresorier-général pour k son retour adviser sur 1'envov de quelque argent.
Je vous ay dernièrement escript et k Monsieur de Noircarmes ce que m'avoit samblé se debvroit faire touchant le demeurant des villes d Hollande pour en avoir 1'entière obéissance, les sommant a ce par 1'addresse du Président d'Hollande et menaceant celles, qui ne s'y rangeront promptement, de les y forcer, comme jentens que soit faict; et que les consistoires soyent incontinent annullez et aneantiz, les prédicans, oü ilz sont encoires, enchassez
1) Zie van Hasselt, Stukken I, No. 95.
35



546
BRIEFWISSELING TUSSCHEN MARGARETHA
les églises restaurées et le service divin partout restabli et restitué, selon que audict Président d'Hollande s'est naguères escript.
J'ay pareillement escript a vous deux ce qu'il y auroit k faire touchant Amstelredamme, et combien que vous ay dict d'y envoyer quelque gentilhomme avec les quatre enseignes, qui y doibvent entrer, toutesfois y ayant depuis pensé de plus prés et considérant que c'est une ville de grande importance, oü par la confluence de tant de peuple de divers costez il y occurrent souvent de bien grands affaires, par oü il y est requis quelque personnaige de qualité, comme aussy pour les affaires de \kentour, quand ung chascun sera retiré de la., je me suys advysé de y commectre le conté de Boussu i), cognoissant les bonnes parts, dont il est doué, lequel je vous requiers induyre d'accepter ceste charge, luy remonstrant combien ce sera entrée a plus grand avancement; et k fin de en ce prester oreille et foy a vous et audict Sr. de Noircarmes luy escrips ung mot de crédence, que vat avec ce despesché. Et acceptant ceste charge, comme j'espère il fera, luy direz qu'estant en la ville il regardera de prendre k soy les clefz dés portes d'icelle pour démonstration d'autorité et ung jour après les pourra rendre au magistrat, qui est coustumier de tout temps les garder, lequel magistrat nous scavons estre bon et avoir faict fort bon debvoir allencontre ces nouvellitez, troubles; et si luy samblera retenir les clefz d'une porte, le pourra faire; et pour ceste considération, si les artillerie et munitions de la ville sont en povoir du magistrat, les luy laissera; quand que non et que aultres les eussent, les fera renseigner audict magistrat pour en faire la garde qu'il convient, favorisant en oultre le magistrat et faisant tout ce que bonnement faire se pourra, pour luy restituer 1'autorité qu'il convient, a. ce qu'il soit obéi et aussy la justice, le mespris de laquelle importe ordinairement désobéissance vers le Prince; recommandant en oultre audict conté de Boussu de contenir en ladicte ville les soldatz en toute modestie et discipline militaire, sans faire oultrage, injure ou insolence aux bourgeois, et procurer vers le magistrat que commandement réciprocque soit faict aux bourgeois de aussy ne injurier les soldatz ny se prendre a eulx, et surtout de porter soigneulx esgard que les soldatz n'y commectent aulcun scandale endroict la religion.
Les députez d'Amstelredamme, estans icy, vindrent hier me remonstrer d'estre enchargez par leurs maistres de mectre la ville entre mes mains au nom de Sa Majesté et dire qu'ilz sont volun-
i) Bij brief van n Mei gaf zij hiervan kennis aan den Koning (Gachard a. w. I, No. 570), die a Juni (ald. No. 589) antwoordde zulks goed te keuren, „afin que le duc Eric de Brunswick n'y ent rat pas." Opmerkelijk is, dat Philips, naar het schijnt, van dezen niets wilde weten in weerwil van de aanbeveling van de Regentes (ald. No. 463), aan wie hij door Brimeu was aanbevolen als een man, van wien zij meer dienst zoude kunnen hebben dan van iemand anders en die haar reeds in. 1566 geregeld op de hoogte hield van hetgeen in de engere en wijdere omgeving zijner woonplaats (Liesveld) voorviel en van hetgeen hij uit Duitschland aangaande de plannen der vijanden van Z. M. vernam.



VAN PARMA EN CHARLES BE BRIMEU.
547
taires a. y recepvoir telle garnison que bon me sambleroit; supplians seulement d'avoir regard qu'elle ne fust grande, pour estre marchande et point logeable, et que ladicte garnison ne fust de Walons, pour estre peu de bourgeois entendans ceste langue. Je leur respondis en substance que désia avoy pourveu a leur réquisition, ce qu'entens par ce que vous ay dernièrement escript et escrips présentement.
Vous verrez au demeurant par les copies cy-encloses ce que le duc Erich m'escript derechef touchant Viane et les biens du Sr. de Brederode, sur quoy pour respondre me réfère a ce que luy ay faict entendre en avoir donné de charge a vous et au Sr. de Noircarmes, et suyvant icelle sera bien que mectez garnison d'une enseigne audict Viane et faictes par ung conseillier d'Utrecht inventarier tous les biens, meubles et immeubles, dudict Sr. de Brederode en la terre de Viane et lieux dépendans d'icelle, et ordonnant bien expressément que des meubles, qu'entens estoient en bonne quantité et valeur en la maison dudict Viane, rien soit emporté, desmanué ny enlevé. Et ces premiers debvoirs faictz l'on regardera après ce qu'il y aura en oultre a. faire endroict lesdicts biens, selon que le représente ledict duc de Brunswyck. Et oires que vous ay escript de relaxer les serviteurs dudict Sr. de Brederode soubz promesse juratoire de se représenter, toutesfois attendu ce qu'escript ledict duc Erich en leur endroict, si trouvissiés qu'il y eust aulcuns, dont se pourroit tirer quelque' chose, y aurez le regard qu'il convient.
D'Anvers le dixiesme jour de May 1567.
Au conté de Meghem.
Als boven VI, f. 43.
495. 1567 — Mei 10.
Van Margaretha aan Noircarmes. — Antwoord op No. 488. Daar er geen verzet meer is, moet hij den trein der artillerie afdanken en de pionniers naar Antwerpen zenden. Daar men haar heeft gezegd, dat de Amsterdamsche gilden eene groote rol bij de onlusten hebben gespeeld, moet Boussu hiervan in kennis worden gesteld.
Monsieur ' de Noircarmes, Puysque les rebelles sont partiz et la pluspart séparez et espars deca. et dela, selon que me le escript mon cousin le conté de Meghem, les ayant poursuyvy jusqUes auprès de la villette de Hussen entre Arnhem en Gheldres et la v81e de Clèves, oü ilz passarent le Rhin une heure avant son arrivée illecq, il m'est advis que l'on n'aura désormais besoing de 1'artillerie par dela et que l'on doibt aller en retranchant toute la despence que faire se pourra, et casser le demeurant du train de 1'artillerie, a quelle fin ferez encheminer les pionniers par eaue vers icy, pour estre payez et cassez, délaissant la 1'artillerie en quelque ville sur 1'eaue, selon que le vous ay dernièrement escript.
Je vous escripvis aussy par mes dernières et a mondict cousin



548
BRIEFWISSELING TUSSCHEN MARGARETHA
le conté de Meghem ce que m'avoit samblé etc, comme en la lettre au conté de Meghem.
D'Anvers le dixiesme jour de May 1567.
Post date.
L'on me dict que les gildes audict Amsterdam ont grandement tenu la main ausdictes nouvellitez, a. quoy sera bien recommandé audict conté de Boussu d'avoir bon esgard et adviser comment l'on y pourroit pourveoir et remédier en leur endroict k 1'advenir, et ce que dessus servira en responce a voz lettres du Vüme de ce mois, escriptes k Harlem.
Als boven VI, f. 41.
496. 1567 — Mei 10.
Van Noircarmes aan Margaretha. — Hij spreekt zijne vreugde uit over de goede gezindheid van de regeering van Amsterdam en heeft een voorloopig reglement ter bevordering der bewaring van rust in de stad vastgesteld. Voorts over het afdanken en terugzenden van troepen.
Madame, Suyvant ce que V. A. aura veu par mes derniers, je suys entré en ceste ville avecq les quatre enseingnes, dont mes lettres faisoient mention et chef d'icelles le lieutenant du conté d'Everstein. Et certes je ne puis dire aultre chose de ce que y ay trouvé, sinon que j'ay congneu en ceulx du magistrat une telle et sy grande sincérité et affection k la foy Catholicque et a. 1'endroict du service de Sa Majesté, que en nul lieu oü je soye esté par charge de V. A., n'ay veu le semblable. Et affin de tant mieulx les y povoir entretenir et donner moien de chastier les séditieulx il me semble (comme meisme j'en ay aussy escript a. V. A.) estre bien nécessaire de leur commettre ung chef, quy sur toutes choses soit Catholicque et home qualifié pour entretenir bonne discipline, justice et pollice, prévoyant aux choses, quy aucunement la pourroyent empescher ou retarder.
Ceulx du magistrat, ayant regart a. 1'affinité des langues, m'avoyent requis leur bailler Allemans, mais comme ilz sont en doubte qu'ilz soyent de la confession d'Auspurck, que la pluspart des Allemans tiennent, dont pourroit sourdre nouveaulx inconvéniens, requièrent en tout cas d'avoir ung chef Catholicque et, s'yl est possible, des soldatz de meismes; k quoy il plaira a V. A. pourveoir.
Monsieur de Meghen m'a mandé ce jour d'huy qu'il se trouvera icy: adviserons parensemble attendant la résolution de V. A. sur ce que aurons de faire, tant de 1'artillerye et son esquippaige que de la reste des soldars. J'ay du jour meismes que suys entré, faict ung reiglement, dont copie va joinct a. ceste, en brief de ce qu'attendant aultre plus ample et particulier se polra faire.
II m'a samblé d'estre requis, considérant que Sa Majesté a icy gens pour 1'entretenir en ses aucthoritez, faire casser les syx



van parma en charles de brimeu.
549
eens homes, que ceulx de la ville avoyent levé, tant pour estre adverty de ceulx du magistrat qu'ilz sont esté choisiz contre leur gré, que pour estre partie d'eulx les meismes, quy ont faict foulles, brisemens d'imaiges et aultres insolences, que par le temps seront bien congnues.
II plaira k V. A. me faire entendre au plus tost ce que se debvra faire, et considérer que, pour avoir depuis Ste Gheertrudeberghen tenu les soldartz sur les batteaulx, affin d'éviter les foulles jusques a présent, la despence pardessus celle de l'artillerye est grande et ja que toutes choses sont paisibles, par ou je présume que V. A. sera d'advis que, pour la meisme raison d'excuser les foulles, je face retirer lesdicts soldartz aussy par batteau. Sy tost V.A. ne se résoult, il est assez a. craindre que malaisément ilz se puissent entretenir ausdicts batteaulx sans estre forcez, pour excuser le travail insupportable et les maladies contagieuses, de prendre terre pour avoir rafrechissement de quelques jours.
J'avois envoié vers Monsieur de Meghen les cincq enseingnes de gens de pied, que V. A. m'avoit commandé, asscavoir trois de Monsieur de Roeulx et celles des Srs. de Wilz et la Grange, et comme ilz n'ont venu a temps pour assister audict Sr. de Meghen et que il leur auroit escript de retourner vers moy, je n'ay sceu m'adviser de convénient plus propre pour excuser foules et despences des batteaulx, considéré qu'ilz sont auprez de Utrecht plus a. la main pour leurs garnisons, que les renvoyer, asscavoir celles dudict Sr. de Roeulx vers Tournay et celles du conté Charles i) vers Anvers, desquelles V. A. ordonnera ce que luy semblera plus a propos; leur ayant donné commissaire pour les conduyre.
A Amsterdam en May ce Xme 1567.
De V. A. trés humble et obéissant serviteur
de Noircarmes.
A Madame.
496a.
Reiglement et ordre en brief, que l'on debvra tenir en la ville d'Amsterdam jusques a ce que plus parricullièrement y sera advisé.
Les soldars, que ceulx de la ville ont entretenu depuis ung mois encha jusques a. présent, seront cassez pour deschargier la ville de frais, aussy qu'il n'est besoing qu'il y aye garde, puisque il y en at de la part de Sa Majesté et k ses frais.
L'on mettera par chascun jour et nuict une enseingne de garde, quy se répartira a. la place, maison de ville, portes et advenues.
1) Karei van Mansfelt. Zie over hem o.a. Bakhuizen van den Brink a. w., blz. ao-



55°
BRIEFWISSELING TUSSCHEN MARGARETHA
Sera ordonné au chief des gens de guerre de commettre quelqun pour 1'ouverture desdictes portes.
Les clefz se garderont par les bourgmaistres et se laisseront en la maison de la ville tant que aultrement par Son Altèze sera ordonné; bien entendu que l'on ne polrat serrer ny ouvrir les portes sans la présence de celluy, quy sera commis de la part du chef des gens de guerre et des soldars, quy auront charge de les accompaingner.
Le mot du guet se donnera par le chief desdicts gens de guerre.
II sera ordonné aux bourgmaistres de faire publier que passé les dix heures du soir personne n'aille par les rues sans lumière.
Que les bourgois ne molesteront en fachon quelconcque nulz soldars ny en faictz ny en parolles et ne polront mettre la main aux armes contre eulx, a. paine d'estre chastiez a exemple d'aultres, comme ne feront aussy les soldars contre eulx.
Sy les bourgmaistres ont affaire d'ayde ou assistence pour chastier les bourgois, 1'ayant mérité pour quelque chose que ce soit, principallément sédition ou pour ses nouvellitez, le chief des gens de guerre sera tenu leur donner ayde.
Sy viennent alarmcs, tous les bourgois seront obligez se retirer en leur maison, sans povoir sortir a icelle, et laisseront mettre ordre a cela par le chief des gens de guerre et le magistrat.
Que l'on ne souffrira prescher, dogmatiser ny aulcun consistoire ny faire exercise d'aultre religion que 1'ancienne et Chatolicque, a. paine d'estre chastiez, conforme aux ordonnances de Sa Majesté.
S'yl y at feu de meschief, ceux, qui y sont de tout temps ordonnez, iront seullement et nulz aultres.
Que toutes les églises soyent incontinent restituées et réparées, aussy le service divin y introduict comme de tous temps.
Que l'on ne permettera nulz maistres d'escolles enseingnier aultre religion que la susdicte, et sy ne permettera l'on nulz •librairs suspectz ny aux aultres vendre aulcuns livres erronnés, et se reigleront aussy en cela conforme aux susdictes jrdonnances et soubz les paines y contenues.
Als boven VI, f. 49.
497. 1567 — Mei 10.
Van Brimeu en Noircarmes aan Margaretha. — Zij. vragen, of zij goed vindt, dat 6 vendelen van Megen in Amsterdam worden gelegd. In de stad is alles rustig. De soldaten, die er nu zijn, kunnen in andere steden worden gelegd. Voorts over het afdanken en terugzenden van troepen.
Madame, Ayant ce jour d'huy communicqué parensamble avec le Président de Hollande, il nous a samblé meilleur retirer d'icy les quittre enseingnes d'AUemans et y en mectre six de celles de Monsieur de Meghen, tant pour estre quasy du mesme pays que pour complaire en cela ceulx de la ville, quy monstrent le désirer, ne 1'ayant toutesfois voulu faire sans premier le consulter avec V. A.; suppliant nous mander incontinent sa résolution, que nous attendrons en ce lieu.
Au regard de ce que V. A. nous encharge par ses lettres du VHme de ce mois touchant 1'artillerie et le cassement de la reste du train d'icelle et pionniers, ayant advisé depuys icy, pour ne gaster dadvantage le pays, d'escripre dès ce jour d'huy aux



van parma en charles de brimeu.
551
villes quy sont esté rebelles, de recepvoir la garnizon, que l'on trouvera convenir; cela faict je de Noircarmes m'en retourneray avec la reste vers V. A. Nous avons aussy escript a. Monsieur d'Aremberghe, s'il at besoing de gens, que luy en envoyerons, par oü est satisfaict a tout ce que V. A. commande.
La lettre de ceulx dAmsterdam ne leur a esté délivrée, pour ce que les gens estoyent désia dedens sans nulles conditions. V. A. leur en porat donner ou non, s'il luy plaist. Ce jour d'huy a 1'après-disner il y a eu quelcque soldat de ceulx, quy ont esté cassez, en la ville, quy a dict quelcque propos, lequel incontinent a esté saisy: depuis tout est demeuré quoy; sy est ce que nostre advis, veu la quantité du peuple et 1'humeur d'une grand part d'iceluy, il seroit nécessaire de y mectre plustost six enseingnes que quattre. V. A. en ordonnera comme elle trouvera convenir. Sy V. A. trouve bon que l'on mecte les gens de moy conté de Meghem en ceste ville, on pourra mectre ceulx quy y sont, aux aultres villes. Les enseingnes de Monsieur du Reulx sont aprochées a deux lieues d'icy, parquoy les faisons embarquer dès demain pour s'en retourner a Tournay et éviter par ce moyen d'aultant plus les foulles, comme aussy faisons celles du conté Charles vers Anvers. V.A. leur mandera ce quy luy plaira qu'ils facent.
De Amsterdam ce Xme de May 1567.
De V. A. trés humbles et obéissans serviteurs
Charles de Brimeu. de Noircarmes.
A Madame.
Als boven VI, f. 47.
498. 1567 — Mei 11.
Van Brimeu aan Margaretha. — Antwoord op No. 48a, 487 en 49a. Hij heeft aan hertog Erik haar bevel medegedeeld ten aanzien van het leggen van garnizoen in Vianen. Gaat hij er uit, dan zal Schr. er aanstonds soldaten heen zenden. De President van Holland ontraadt garnizoen te leggen binnen Haarlem en Alkmaar, daar deze steden veel minder schuldig zijn dan de andere, maar hij en Noircarmes hebben daartoe desniettegenstaande besloten.
Madame, J'ay receu trois lettres de V.A, 1'une du mime de ce mois, addreschante a. Monsieur de Noircarmes et moy, 1'aultre du VIme et la troisiesme du VlIIme: Et quand a celle du IlIIme touchant de mectre garnison dedans la ville de Viane, comme je suis fort serviteur du duc Erich et que je ne vouldroie voluntiers faire chose que luy déplaise, j'ay escript a Son Excellence le commandement 1), que j'en avois de V. A., dont j'attens encoires responce; et s'il sorte d'icelle ville, ne fauldray d'y envoier incontinent une enseigne des gens de pied et aussy, s'il
1) Men zie over de beweegredenen van Margaretha om hertog Erik uit Vianen te verwijderen Bakhuizen van den Brink a. w., blz. ao, ai.



552
BRIEFWISSELING TUSSCHEN MARGARETHA
en faict difficulté, en advertiray V. A., et luy ay aussy mandé que, suyvant ce que V. A. commande, il s'asseure des imprimeurs que s'y trouveront, qui ont imprimé tous ces meschans livres et aultres choses scandaleuses; et s'il sorte, ne fauldray de donner ordre qu'ilz soient bien et songeusement gardez.
Et suis bien aisé d'entendre par celle du VIme que V. A. at cogneu que ce que je luy avois escript touchant ceulx d'Amsterdam, est vray. Et quand a. la réduction des aultres villes d'Hollande altérées, ledict Sr. de Noircarmes et moy y avons désia assez respondu par une lettre, que avons escripte parensamble a. V. A., parquoy n'en diray aultre chose sinon que le Président d'Hollande n'est point d'opinion que l'on mecte quelques gens dedens les villes de Harlem et Alckmaer, pour ce qu'il dict qu'ilz ont faict beaucop moins que les aultres, et par ladicte lettre, que ledict Sr. de Noircarmes et moy avons escript parensamble, et moy par mes précédentes en particulier avons aussy assez respondu sur ce que V. A. escript par celle du VlIIme d'assister Monsieur d'Aremberge, auquel en avons aussy escript, dont attendons encoires les responces, et ne fauldrons de nous régler suyvant icelles.
Je feray relaxer ceulx, que ledict duc a prins audict Viane, soubz promesse juratoire de se représenter en estans semonds, suyvant ladicte lettre de V. A., en cas que j'y entre, et ay aussy escript k ceulx du Conseil de Sa Majesté a. Utrecht, affin qu'ilz commectent quelque conseillier pour bien et deuement inventarier tous et quelconcques les biens, meubles et immeubles, du Sr. de Brederodes demourez a. Viane.
D'Amsterdam ce Xlme de May 1567.
Post date.
Depuis cestes escriptes Monsieur de Noircarmes et moy sommes changé d'opinion et mectrons aussy garnison dedens lesdictes villes de Harlem et Alckmaer et sy sommes advisez, pour ne perdre temps, d'envoier quant et les lettres ladicte garnison, qu'il convient qu'elles recoipvent, ce que ay prins a. charge de faire entendre a V. A.
A Madame.
Als boven VI, f. 57.
499. 1567 — Mei 11.
Van Brimeu aan Margaretha. — Hertog Erik is zeer bedroefd over het bevel van de Regentes en verzoekt Vianen te mogen bewaren tot de komst van Z. M. of van Alva. Blijft zij bij hare meening, dan zoude hij gaarne zien, dat zij den hertog bewoog om vrijwillig heen te gaan.
Madame, Comme j'avois escript au duc Erich pour scavoir son intention s'il vouloit sortir de Viane — comme j'ay désia faict entendre a V. A. — oultre ce que Son Excellence at envoié deux gentilzhommes vers moy faire ses plainctes que ce seroit une



VAN PARMA EN CHARLES DE BRIMEU.
553
honte de sortir sitost, m'at il aussy escript en espagnol ce dont V. A. trouverat la copie icy-enclose. Et puisqu'il est tant affectionné au service du Roy et qu'il ne demande aultre chose que de garder ceste place a. la dévotion de Sa Majesté jusques a sa venue ou celle du duc d'Alva, il me samble qu'on luy pourroit bien complaire en cela, ou aultrement, sy V. A. veult que j'y mecte des gens, puisque je suis tant serviteur dudict duc et que je ne luy vouldroie voluntiers desplaire, prie trés humblement que V. A. veuille premièrement tant faire vers luy qu'il sorte voluntairement, affin que je n'en aye du mauvais gré, et du surplus je feray tout ce qu'il plairat a V. A. me commander.
D'Amsterdam ce Xlme de May 1567.
A Madame.
Als boven VI, f. 57.
500- 1567 — Mei 12.
Van Noircarmes aan Margaretha. — Antwoord op No. 405. Hij heeft vernomen, dat de Waalsche Geuzen niet zijn uiteengegaan, maar zich op wég naar het land van Luik bevinden. Hij raadt de garnizoenen in de HoUandsche steden te laten, zoolang men de inwoners niet heeft ontwapend, en de Amsterdamsche gilden te ontbinden. Boussu heeft, echter niet dan na eenig verzet, zich de benoeming laten welgevallen. Alles gaat te Amsterdam tot dus ver goed. Hertog Erik zal zonder bevel van Z. M. Vianen ongaarne verlaten. Zoo de Hollandsche steden weigeren te gehoorzamen, kan de artillerie niet worden teruggezonden.
Madame, Pour respondre aux lettres du Xme, qu'il a pleu a V. A. m'escrire, en premier lieu touchant la séparation des rebelles, iï est vray que partie d'eulx est rompue, mais a. ce que j'entens d'aulcuns, ceulx de la langue walonne sont encoires ensemble et dict on qu'ilz prennent le chemin vers le pays de Liège. Je ne scay s'il est vray, mais a mon advis l'on feroit bien de avoir 1'oeil sur eulx, craindant qu'ilz ne retournent en nostre pays, combien que pour Haynault je n'en ay grand doubte, car ilz n'oseriont prendre sy large campane 1), mais ilz polriont bien tenir le pays fort, que ne serat sans faire grand dommaige partout oü ilz passeront. Le conté d'Everstein, quy est voisin de la, se poroit enquérir d'eulx et du chemin qu'ilz tiennent.
Au regard de ce que V. A. dict du demorant des villes de Hollande, comme hier j'en escrivis bien au loing, m'en remectz a ce que par mes lettres V. A. averat veu; tant y a que ceulx de Laiden, Delft, Harnem 2), Blieren 3) et aultres n'ont faict aulcun debvoir ny vers nous ny le Président, et certes (soubz correction) je leur laisserois la garnison, que y avois envoyé, tant qu'on leur eust osté les armes: aultrement il en polroit
1) vlakte.
a) Hij bedoelt hiermede Haarlem. 3) den Briel.



554
briefwisseling tusschen margaretha
sourdre quelque inconvénient. Le meismes debvroit l'on faire a. ceulx de ceste ville, au moins aux mauvais, et casser tous guldes, quy sont ceulx, quy ont en partie causé le mal.
J'ay, suyvant le commandement de V. A., déclaré a. Monsieur de Boussu le chois, qu'elle a faict de luy, a. mon jugement fort bon. II m'at proposé aulcunes raisons, a. cause de quelles il désiroit estre excusé, allégant principallement inexpérience, aussy le besoing qu'il at d'estre a, sa maison pour entendre a. ses affaires, n'y ayant vacqué depuis le mois d'Octobre dernier, comme il est certes vray, car il ne m'at abandonné, s'estant emplié i) en tout ce qu'il s'est offert, comme il convenoit pour le service de Sa Majesté et k ses despens. Toutesfois, pour tant plus déclarer de quel zèle il désire faire service a. Sadicte Majesté et V. A., il at esté content accepter la charge, espérant que V.A. donnerat ordre que ce ne soit k ses frais, en quoy a. mon jugement il n'at sinon droict, car il ne peult estre que jusques a. présent il n'aye frayé largement. V. A. luy polrat envoyer sa commission 2).
Quant a. la discipline mihtaire, que V. A. entend il face tenir, il n'y at doubte qu'il le ferat, et se peult V. A. asseurer que en tout il s'y acquictera fort bien; aussy certes les Allemans se contiennent sy modestement et au faict de la religion et de tout jusques a présent, qu'il y auroit bien affaire que d'aultres, au moins de ceste langue-la., le fissent mieulx.
J'ay laissé le faict du duc Erick a. la charge de Monsieur de Meghen, pour ce qu'il luy avoit désya. escript devant venir icy; mais a ce que j'entens, ledict duc en sortirat bien envye 3) sans commandement exprez du Roy.
Quant au faict de rartillerye, nous attendons d'heure k aultre responce des villes, que avons faict semondre, pour ce que en cas de refus en aurons encoires affaire; laquelle venue nous ferons en cela, comme en tout, ce que V. A. commande.
Je partiray dedens peu de jours et m'en iray trouver V. A., espérant que, n'ayant riens d'aultre que me commander, elle sera servie que m'en aille jusques a. la maison.
D'Amsterdam ce XHme May 1567.
De V. A. trés humble et obéissant serviteur
De Noircarmes.
A Madame.
Als boven VI, f. 61.
1) employé.
3) In gelijken geest schreef Boussu zelf op 13 Mei aan de Regentes. Zijn brief bevindt zich mede in dezen bundel, en wel fol. 71.
3) Ofschoon de zin aan duidelijkheid niets te wenschen overlaat, verkeer ik ten aanzien van de spelling van dit woord in onzekerheid, n.1. of het moet geschreven worden e n u y é of wel e.n v y e. Ik vind bij Ducange e n v i s = nialgré soi, contre son gré (lat. invitus).



VAN PARMA EN CHARLES DE BRIMEU.
555
501. 1567 — Mei 12.
Van Margaretha aan Brimeu. — Antwoord op No. 451. Met het oog op de mogelijkheid van ontvluchting moet hij niet te lang wachten met de terechtstelling der aan de Vaart gevangen genomenen. Wanneer hij meent hetgeen nog te doen is, met zijn regiment alleen te kunnen afdoen, moet Noircarmes met de zijnen naar Geertruidenberg trekken en daar nader bevel afwachten. Wanneer de aanwezigheid van den President van Holland daar niet meer noodig is, moet hij bij haar komen.
Mon cousin, J'ay receu vostre lettre du VlIIme de ce présent mois, par lesquelles je voy qu'aviés receu les miennes des III et IlIImes de ce mesme mois. Et quant aux prisonniers prins au Vaert, attendu que par longue détention samblables gens viennent souvent a. trouver moyen d'eschapper ou que aultres inconvéniens en succèdent, il s'est trouvé convenir que, après avoir bien interrogué et examiné les principaulx, faictes passer oultre avecques eulx par justice exemplaire, faisant pendre ceulx de commun, qui ne sont ydoines a la galère, et condempnant aux galères ceulx de leurs compagnons, qui seront trouvez propres a. ce mestier, car le Roy, mon seigneur, en a de besoing.
Puisque les adversaires sont partiz hors le pays de Sa Majesté et que, selon que m'escripvez, retournez vers Utrecht a intention de vous retrouver avec Monsieur de Noircarmes et que jetiengs que le Président d'Hollande s'y trouvera pareillement, selon que le luy ay mandé, il convient que vous communicquez et advisez parensemble de nettoyer entièrement le pays d'Hollande et de Vorne et la Briele, sans laisser en ung seul lieu prédicant ny tant soit peu de ces nouvellitez, et après vostre entier gouvernement de Gheldres 1), s'il vous-samble qu'il en ait besoing, mesmes la ville de Bommel, de laquelle ne me souvient avoir ouy mentionner qu'elle ait offert de se ranger; ce que tout si vous samblera povoir exécuter avec vostre régiment seul et que mon cousin le conté d'Aremberghe, nonobstant ce que présentement luy représente, vous advertit qu'il n'a besoing de gens, ledict Sr. de Noircarmes encheminera la trouppe vers Ste Ghertruydberghe, pour y attendre nostre ultérieure ordonnance. Et la oü vous semblast avoir besoing a 1'exécution susdicte de plus de gens, pourrez vous servir des huit enseignes allemandes estans la, pardessus quatre, qui demeureront en Amstelredamme, lesquelles je désire que soyent des plus Catholicques que soyent en toute la compagnie; me doubtant grandement que ceulx du conté d'Everstein ne le sont pas; et quant ceulx du régiment de Schouwenborch ne le seriont aussy, je désire grandement que y poursroyez aultrement par ceulx de vostre régiment et que Monsieur de Boussu porte soigneulx esgard que quelz que y
1) Ook hierin heeft Pontus Payen zich vergist, die (I, blz. 341) zegt: „ce faict (n.1. de overgave van 's Hertogenbosch) 1'armée se print a marcher droit au pays de Hollande, traversant celuy de Gueldres, oü les affaires estoient ja redressées par la bonne diligence du comte de Meigue, qui avoit faict telle justice de prédicans et briseurs d'imaiges, qu'il n'estoit plus nouvelle des Calvinistes ni des Luthériens."



556
BRIEFWISSELING TUSSCHEN MARGARETHA
demeurent, y vivent sans commectre aulcuné scandale par presches d'aultre religion que la Catholicque ou aultrement.
Au regard de rartillerie, afin de se despescher au plus tost de la despence, puisqu'il n'y a besoing de s'en servir, j'escrips audict Sr. de Noircarmes de 1'acheminer par batteau vers Malines, comme aussy les pionniers, pour y estre cassez.
Au demeurant quand le Président d'Hollande vous aura informé de ce qu'il y aura k faire, je désire qu'il viengne ung tour vers moy, délaissant deux aultres conseilliers la pour continuer les informations et ce que restera k faire.
D'Anvers le Xllme jour de May 1567.
Au conté de Meghem.
Als boven VI, f. 63.
502. 1567 — Mei 12.
Van Margaretha aan Noircarmes. — Antwoord op No. 493 en 496. Zij zoude gaarne zien, dat onder het garnizoen van Amsterdam geene Protestanten waren, en bovenal moet Boussu waken tegen elke kettersche prediking. Zij verheugt zich over de goede gezindheid van den Amsterdamschen magistraat en keurt het reglement goed. Verder komt de inhoud overeen met dien van No. 501.
Monsieur de Noircarmes, Ceste va pour en responce de voz lettres des VIII et dïxiesmes de ce présent mois vous dire en premier lieu que trouve trés bien que ayez mis quatre enseignes allemandes en Amstelredamme, qui est conforme a ce que aurez entendu par mes deux dernières avoir icy esté advisé, bien que, me doubtant de ce que ceulx dudict Amstelredamme craignent, j'avoy désiré que la garnison fust esté du régiment de Schouwenbourgh, ayant opinion qu'ilz pourriont estre plus Catholicques que ceulx du conté d'Everstein; quand que non, je vouldroye que l'on regardast d'y remédier par enseignes de mon cousin le conté de Meghem, selon que le luy escrips pareillement, et en tous événemens que le conté de Boussu y porte bien soigneulx esgard que les soldartz y vivent sans aulcun scandale, soit de presches d'aultre religion que Catholicque ou aultrement.
Ledict conté de Meghem m'escript qu'il retourne vers Utrecht pour vous retrouver ensemble et y appeller le Président d'Hollande, ce que voluntiers j'ay entendu, pour convenir que parensemble communicquez et advisez sur le nettoyement du demeurant du pays d'Hollande, Vorne et la Briele, sans laisser en ung seul lieu ny presches ny tant soit peu de ces nouvellitez, et après le gouvernement de Gheldres, et mesmes de ranger la ville de Bommel, laquelle je n'ay entendu que se soit réduicte ou en face samblant; escripvant présentement a mondict cousin que, s'il pensera exécuter tout cela avec son régiment seul et que mon cousin le conté d'Aremberghe (nonobstant ce que présentement luy représente) advertira n'avoir besoing de gens pour son gouvernement et signamment pour la ville de Groeninge, je suys d'advis que ramenez tout le demeurant de voz gens a



VAN PARMA EN CHARLES DE BRIMEU.
557
Ste Gheertruydberghen, comme ferez en ce cas, et les laissant la, passerez icy vers moy pour adviser sur ce qu'en sera a faire plus avant; trouvant bien qu'ayez renvoyé les trois enseignes du conté de Roeulx vers Toumay et que ayez acheminé celles du conté Charles en ca, endroict lesquelles j'ay faict déclairer a mon cousin le conté de Mansfeit, son père, ce que j'entens en soit faict. Et quand il sambleroit audict conté de Meghem d'avoir besoing a. 1'effect susdict de plus de gens ou bien que Monsieur d'Aremberghe en demandït, me samble que leur puissiés laisser les huit enseignes allemandes, qu'il y a pardessus les quatre, qui demeureront en Amstelredamme.
Quant aux artillerie, train et pionniers vous renvoyerez le tout par eaue a Malines, pour y estre payez et cassez.
Au demeurant ce m'a esté plaisir que ayez (comme m'escripvez) trouvé le magistrat dudict Amstelredamme sy bien affectez a. la foy Catholicque et au service du Roy, et certes je n'en ay oncques ouy faire aultre recommandation; ayant trouvé trés bien et prudemment advisé Ie reiglement que y avez faict, et que ayez aussy cassé les VIC hommes qui y estiont, pour les raisons contenues en vostredicte lettre dudict dixiesme, qui sont fort bien considérées, et le vous avoy aussy mandé par ma dernière.
D'Anvers le Xllme jour de May 1567.
A Monsieur de Noircarmes.
Als boven VI, f. 65.
503. 1567 — Mei 13.
Van Noircarmes aan Margaretha. — Met het oog op de stemming der bevolking van Amsterdam hebben Brimeu en hij besloten daar nog 2 vendelen, dus 6 in het geheel, te leggen en raadt hij algemeene ontwapening aan.
Madame, Combien que V. A. m'avoit enchargé ne mectre en ceste ville que quatre enseingnes de gens de piedt, ce que aussy j'avois faict, comme V. A. pourra avoir veu par aultres miennes, sy est et pour ce que, depuis y sommes entrez, plusieurs habitans d'icelle ont faict démonstration de sinistre intention, a samblé a Monsieur de Meghem et moy de amplier le nombre de la garnizon et faire entrer les deux enseingnes du conté d'Ebersteyn restantes hors avec celles, que désia. y avons mis. Et certes, Madame, nous avons perceu le peuple estre sy peu dombté que, sy ce n'est par leur oster les armes, il pourroit avec bien petitte occasion se susciter et esmouvoir de nouveau, parquoy nous samble (soubz humble correction) que, pour asseurer ce pays enthièrement, l'on ne les doibt oster en ce lieu seullement, mais par touttes les villes, quy se sont monstrées altérées, et pourra on par ce moyen éviter beaucoup de fraict.
Quant a la charge, que V. A. a proposé a Monsieur de



558
BRIEFWISSELING TUSSCHEN MARGARETHA
Boussu, il 1'a accepté voluntairement pour le service de Sa Majesté et de V. A.
D'Amsterdam ce XHIme de May 1567.
De V. A. trés humble et obéissant serviteur
de Noircarmes.
A Madame.
Als boven VI, f. 68.
504. 1567 — Mei 13.
Van Margaretha aan Noircarmes. — Met het oog op de stemming te 's Hertogenbosch moet hij op zijnen terugweg 2 vendelen derwaarts zenden.
Monsieur de Noircarmes, Comme le Sr. Schouwenburgh m'a escript qu'il luy samble que, attendu la grande multitude et 1'humeur du peuple de Bois-le-Ducq, il auroit bien besoing de deux aultres enseignes et prie les luy envoyer des six, qui sont avecques vous, et nommément celles des capitaines Christoffle Wyller et Symon Wecker, chose que s'est trouvé raisonnable; vous regarderez, retournant en ca, faire tirer lesdictes deux enseignes vers ledict Bois-le-Ducq par le chemin plus court.
D'Anvers le XHIme de May 1567.
A Monsieur de Noircarmes 1).
Als boven VI, f. 70.
505. 1567 — Mei 13.
Van Brimeu aan Margaretha. — Antwoord op No. 494. Hij dringt aan op betaling van de soldaten. Hij zal zelf naar Vianen gaan om te trachten hertog Erik te bewegen om garnizoen toe te laten. De burgemeesters van Amsterdam dringen aan op ontwapening der Geuzen aldaar. Schr. is voor algemeene ontwapening.
Madame, J'ay receu la lettre de V. A. du iome de ce mois et ne fauldray de faire entendre incontinent a. ceulx des Conseils de Sa Majesté, tant en Gueldres que a. Utrecht, la volunté de V. A. touchant 1'appréhension de ceulx, qu'ont esté en la trouppe de ces rebelles, affin qu'ilz puissent estre troussez et chastiez, comme V. A. le commande.
Et prie trés humblement que V. A. veuille donner ordre, comm'elle escript qu'elle ferat, qu'il y aye pour les soldats de mon régiment quelque argent, sans lequel il n'est possible (puisqu'ilz sont sy paouvres) de les tenir en bonne discipline, et sy V. A. n'a point la commodité d'envoier le tout, que au moings elle donne ordre qu'il y aye huict ou neuf mille florins pour leur faire quelque prest, avecq quoy l'on les entretiendra bien encoires quinze jours ou trois sepmaines.
Et quand aux villes altérées d'Hollande, V. A. aura désia
1) Uitgegeven bij Cuypers a. w., blz. 089.



VAN PARMA EN CHARLES DE BRIMEU.
559
entendue par ce que Monsieur de Noircarmes et moy luy avons escript, ce qu'en est faict, dont pensons que V. A. aura bon contentement, et sy elle y veult avoir faict quelque changement, il ne reste sinon que V. A. le commande.
Touchant Monsieur de Boussu, il at accepté la charge et ne fauldray de luy faire entendre et instruire de ce que V. A. m'escript, comme je ne fay doubte que ferat aussy ledict Sr. de Noircarmes.
V. A. aura aussy veu par mes précédentes ce que j'ay faict touchant Viane, et comme je me retourne demain ou après-demain pour Utrecht, je iray moy-mesme vers le duc Erich audict Viane pour voir sy je luy pourray induire d'y lesser entrer des gens, et en cas que ouy y envoieray une enseigne, comme V. A. me commande, et en cas que non et qu'il en faict difficulté, advertiray V. A., car comme je suis tant serviteur de Son Excellence, je ne voldroie voluntiers faire chose que luy desplaise, comme j'ay désia escript a. V. A., et quand V. A. luy aura faict faire place, y envoieray des gens ou j'y iray plustost moy-mesme, sy V. A. me le commande.
J'avois mandé audict ducq, suyvant ce que V. A. m'avoit escript, qu'il relaxist les serviteurs du Sr. de Brederodes soubz promesse juratoire de se représenter, mais aiant astheure receu ladicte lettre de V. A., par oü elle escript que l'on prenne regard s'yl en at aulcuns, dont l'on pourroit tirer quelque chose, luy ay aussy escript le mesme, mais je crains que les lettres viendront trop tard.
D'Amsterdam ce i3me de May 1567.
Post date.
Madame, Les bourgmaistres de ceste ville d'Amsterdam ont esté vers Monsieur de Noircarmes et moy et nous ont donné a entendre qu'il seroit bon que l'on ostist les armes aux Gheulx de ceste ville, et il me samble (comme j'ay plusieurs fois escript a V. A.), qu'il n'est point seullement nécessaire que l'on les oste aux Gheulx de cestedicte ville, mais aussy en toutes aultres. Et en faisant cela l'on se pourroit asseurer avecq peu de despens des villes altérées, en y laissant la moindre garnison du monde. Parquoy il plairat a V. A. nous mander sur ce son intention.
Et depuis cestes escriptes en discourant avecq Monsieur de Boussu il nous a mis en avant qu'il est totallement affectionné k faire trés humble service k Sa Majesté et V. A., mais qu'il seroit raisonnable (comme il nous samble aussy) qu'il eust quelque traictement en aiant ceste charge, affin qu'il ne fist point ces choses a ses despens. Parquoy il plairat aussy a V. A. luy faire entendre sur ce son bon plaisir.
Aussy comme nous trouvons le peuple icy ung peu révolteux et bien armez et en bon ordre, encoires que V. A. avoit escript que l'on ne misse que quatre enseignes dedens ceste ville, sy avons ledict Sr. de Noircarmes et moy ordonné que l'on y mecte deux davantaige, et il nous samble qu'il n'y peult avoir moins



BRIEFWISSELING TUSSCHEN MARGARETHA
jusques a ce que V. A. aye ordonné que l'on oste les armes ausdicts Gheulx.
A Madame.
Als boven VI, f. 73.
506. 1567 — Mei t$.
Van Margaretha aan Brimeu en Noircarmes. - Hertog Erik heeft haar laten verzoeken hem niet te gelasten Vianen te verlaten. Zij heeft overwogen, dat het niet noodig ts daar garnizoen te leggen, maar zal den inwoners doen gelasten de nieuwe werken te slechten en eene opening in het kasteel te maken. Verder over de opteekening der goederen van den heer van Brederode.
Messieurs, J'ay par vostre lettre du Xme de ce présent mois entendu comme, après avoir communicque avec le President d'Hollande vous avoit samblé myeulx retirer les quatre enseignes allemandes d'Amstelredamme et d'y mectre six de vostre regiment, mon cousin, ce que je trouve trés bien advise, et aurez nar mes lettres, que seront arrivées depuis vers vous, entendu aue désia je 1'avoye arresté ainsy, et pour aller mon intention tant déclairée par icelles, il ne me reste icy rien a vous dire dadvantaige sur le contenu de la vostre susdicte.
Dadvantaige le duc Erich de Brunswyck a envoyé vers moy son chastellain de Liesfelt pour me remonstrer comme icelluy seigneur duc se trouveroit grandement intéresse en son nonneur, sv l'on venoit a luy commander de sortir de Viane, requérant partant d'y povoir demeurer et offrant d'obéir a tous commandemens comme le moindre vassal de par deca. Or ayant depuis mes dernières advisé de plus prés sur le faict dudict Viane, se trouve que ce seroit despence superflue d'y tenir garnison,.estant la ville d'Utrecht si prés a la main, et s'est partant résolu de nar les subjectz et habitans de la terre faire abbattre la nouvelle fortificatiën de la place et faire faire quelque ouverture au chasteau ce que s'est ainsy déclairé audict chastellain de Liesfelt pour' le rapporter a son maistre et luy faire entendre comme ne sera besoing de gens la-dedans; et suys après pour despescner commissaire a 1'effect de la démolition susdicte et de quelques aultres choses touchant ledict Viane, lequel, allant celle part, . s'addressera, mon cousin, k vous pour estre assiste en ce que pour 1'exécution de ce qu'il aura en charge, pourra occurnr de besoing; vous requérant que tenez la main que 1'inventoire des biens du Sr. de Brederode se face incontinent, comme le vous av précédentement escript, ayant depuys advisé d'ordonner a ceulx de la Chambre des Comptes en Hollande qu ilz commectent quelques ungz de leur collége pour avoir soing et esgard sur lesdicts biens comm'il appartient. Et comme 1 ay entendu que quasi la pluspart des meubles estiont demeurez sur la maison dudict Viane de fort grande valeur, il convient que au conseillier d'Utrecht, qui sera commis a. la confection de 1'inventoire desdicts meubles, soit bien expressément ordonné d'avoir regard sy



VAN PARMA EN CHARLES DE BRIMEU.
56l
le tout y est, et, oü il y auroit faulte, de diligemment s'enquérir et informer oü qu'il seroit devenu et qui en auroit faict le transport; ne faisant doubte qu'il y aura bien quelqu'ung des gens dudict de Brederode la demeurant, mesmement ung.... ou aultre, qui facilement scaura dire ce qu'il y avoit de meubles et, si le compte s'en retrouve, aussy qui les pourra avoir manué.
Et quant k ce que vous, mon cousin, m'escripvez par une vostre^ particulière du Xlme de ce mois, que vous deux avez changé d'opinion et que mectrez garnison ès villes de Harlem et Alcmaer, je m'en remectz a ce qu'en trouverez pour le myeulx.
D'Anvers le XHIme jour de May 1567.
Au conté de Meghem et Sr. de Noircarmes parensemble.
Als boven VI, f. 75.
507. 1567 — Mei 13.
Van Margaretha aan Brimeu. — Afgevaardigden van Roermond zijn bij haar geweest om de onderwerping aan te bieden. Zij schrijft hem voor wat hij in dat geval ter bewaring van rust en orde moet doen.
Mon cousin, Les députez de la ville de Ruremunde sont présentement venuz me remonstrer et requérir ce que verrez par doublé de leur escript cy-joinct, que sur ce ilz m'ont exhibé. Sur quoy leur ayant faict dire que vous escripveroye de pourveoir sur tout, ce est cause de vous faire ceste pour vous encharger, attendu^ que ceulx de ladicte ville de Ruremunde se mectent en 1'obéissance du Roy, mon seigneur, que ayez a. y donner ordre k ce que ny les bourgeois fugitifz ou ayans servi en Maeze-eyck 1) ny aultres y puissent commectre quelque tumulte, violence ny insolence, y mectant telle garnison que pour eest effect et pour préserver les bons contre les mauvais trouverez convenir, et y commectant en oultre quelque gentilhomme de respect, qu'adviserez propre pour assister 1'officier et autoriser le magistrat selon qu'ilz le requièrent, et au demeurant ordonner k ceulx de ladicte ville qu'ilz soient soigneulx de se maintenir en la dévotion et obéissance de Sa Majesté, se gardans d'y recepvoir aulcune nouvellité et faisans réparer les églises gastées, s'il y en a, et restituer le service divin et toutes aultres choses endroict la religion Catholicque en leur premier estat et deu.
De Anvers le XHIme jour de May 1567.
Au conté de Meghem.
Als boven VI, f. 76.
1) Over het beleg en de overgave van Maeseyck zie men Publications XIX blz. 473-477.
36



5Ó2
BRIEFWISSELING TUSSCHEN MARGARETHA.
507a.
Instructie van den magistraat van Roermond voor de afgevaardigden.
Instruction vuer Herman Kremer, raitzverwant, ind meister Jacop van Straelen, secretarius der statt Ruremunde, wess dieselvige by der durchluchtiger, hoichgeboerener furstinnen, der hertoeginnen thoe Panna ind Plasance, generaill regentinnen etc, unser genediger frauwen, van wegen upgemelter stadt Ruremunde in underdenicheit aengeven sullen.
Irstlich achterfolgende unses genedigen heeren graven thoe Megen, stathelders, schriven de dato den XIX. Aprilis, dairin under anderen vermeldt, dat idt beste, dat dese statt solde doen moegea (wie Siin Gen. ouch vurhyn geschreven), solde wesen, dat die stadt sich demoedigen ind myt vliit by hoichgedachter hertoeginnen aenhalden solde, wie andere stede gedaen, umb tot eynen genedichlichen verdragh toe moegen koemen.
Deswilchen Schoultz, burgermeistere, schepenen ind etzliche van den raith vertrouwen (wie sy tot diverschen tyden sulx wailgedachten unsen gen. heeren graven thoe Megen, stathelder etc, geschreven, ouch hirbefoeren aepentlich dairvan protestiert gehadt) sulchs nyet verschuit te sullen hebben, als vuer yre personen in dem deill sich toe demoedigen ind in verdragh toe begeven, diewile sy je ind altiit van aenbegyn tot dem eynde toe des voirnemens ind handels, soe alhie gebuerth siin mach, nyet allein ein mysfallen gehadt, sonder ouch myt allen ernst ind yren uyttersten vermoegen dairtegen gewest siin und wes derhalven geschiet is, buiten yren willen, meynongen ind consent gebuerth.
Dat ouch dese stat, die sunst myt beswerlicher, jairlicher uytgulden belast ind dairenbaeven folgens mytten grausamen brande tot groeten naedeill ind verderven geraeden, dairomb solde lyden ind verdragen moeten, datwilche etzliche lichtferdige personen, soe itzont einsdeils vertaegen, aengericht, were nyet moegelich der statt toe sullen konnen doen, wie man ouch in geinen twiiffel stelt, hoichgedachte furstyn ind hertoeginne wyrdt dese Con. Maj., unses alregenedichsten heeren, schemele stadt ind die frome burgere myt geiner ungenaeden bedencken; ouch dieselvige burgere, soe mytten oproir ind moetwillicheit niet toe schaffen gehadt, tot genaeden koemen laiten.
Gelichfals werden Ure F. G. myt genaeden- bedencken, soe etzliche loesledige ind ouch andere burgere, der eynsdeils der moetwillicheit anhengich, anderen, die myt geinen oproir offt moetwillicheit te doen gehadt ind villicht uyt aenliggenden noit (diewile gein broit thoe wynnen) sich -bynnen Maze-eyck yn dienst begeven gehadt, wie dairmyt toe halden siin sall, soe man dieselvige alhie in thoe koemen nyet hefft willen gestaeden, wie myt ein Ers. raith ind gemeynen burgeren verdragen die nyet in thoe laiten, sy en brechten dan schein off bescheit van der hoiger oevericheit.
Und soe van den moetwilligen allerleide inconvenienten toe besorgen und nochtans wyr dese statt gerne in aller gehoirsam und underdenicheit tot Con. Maj. behoeff underhalden solden, wyllich villicht-sonder behulp van Ure F. G. nyet waill moegelich siin solde toe moegen gescheen, wie datselvige van unsen gen. heeren graven thoe Megen, stathelder etc, voirt hoichwisen Cantzler ind Raeden, in Gelrelahdt verordent, bedacht ist worden, demnae is unse underdenige ind demoedige bidde, Ure Hoicheit gelieffen wolde genedichlichen toe ordinieren ind doen verfuegen, dat wyr myt eyner aensiender persoenen oeder commissariën beneven unsen



VAN PARMA EN CHARLES DE BRIMEU.
563
scholtis myt etzlichen van unsen gen. heeren stathelders Duetschen ruiteren off knechten versehen, wairby die froeme beschutz ind die statt wederumb in voerigen standt koemen ind gebracht werden mucht 1).
Als boven VI, f. 216.
508. 1567 — Mei 14.
Van Brimeu, Noircarmes en J. de Ligne, graaf van Aremberg, aan Margaretha. — Zij deelen haar hun gemeenschappelijk voorstel mede aangaande het vertrek van sommige en de verdeeling van andere troepen, ook in verband met de houding van Groningen en Deventer, waarover men nog in onzekerheid verkeert.
Madame, Ayans a la venue de moy conté d'Aremberghe en ce lieu d'Amstelredam communicqué et advisé parensemble de la sorte et oü que l'on pourroit employer les gens de guerre et 1'équipaige de 1'artillerie, estans icy-alentour, selon la démonstration, que feront ceulx des villes de Groeningen et Deventer, pour 1'asseurance d'icelles a la dévotion et obéyssance du Roy — dont leur résolution est encoires incertaine, ne sachans s'ilz accepteront la garnison ou le moyen des pleisges et cautionnaires, que par moy d'Aremberghe leur ont esté mis en avant — avons trouvé que, pour gaigner temps et relever d'autant plus ces pays et les subjectz de Sa Majesté de déguastz, foulles et dommaiges, la retraicte de moy de Noircarmes vers V. A. avecq le régiment de Monsieur de Hierges se pourroit faire bien a propos, laissant icy les surplus desdicts gens de guerre ensemble 1'équipaige de ladicte artillerie, le tout embarqué pour la moindre charge du commun, tant et jusques a ce que l'on ait les responces desdicts de Groeningen et Deventer, selon lesquelles ou se pourroient renvoyer lesdicts gens de guerre et artillerie ou s'acheminer vers 1'une desdictes villes ou toutes deux, comme le besoing le requéreroit. Et en cas de plus grande presse l'on auroit tousjours le moyen de rappeller ledict Sr. de Hierges avecq ses gens, combien que par la correspondence, que nous conté de Megem et d'Aremberge tiendrons parensemble, tant des forces qu'avonsicy en Hollande et a. Utrecht, que en Frise, pourrons accomoder tellement 1'ung 1'aultre, qu'espérons bien en venir a. boult et mener le faict de 1'asseurance d'icelles villes a 1'effect qu'il conviendra, aprez avoir laissé icy et audict Utrecht 1'ordre requis; préadyisans néantmoins V. A. que, en cas l'on vinst aux termes d'assiéger la ville de Groeningen ou celle de Deventer ou y mectre garnison par main forte, il nous sambleroit bon (soubz bien humble correction toutesfois de V. A.) que, avant tirer les gens de guerre des villes de Leyden, Delft et aultres en Hollande (demeurans les six enseignes en ceste ville), il seroit nécessaire de faire poser les armes aux Geulx èsdictes villes d'Hollande et les remectre au povoir des bons, qui par ce auroient le moyen de les tenir soubz bride et conséquamment asseurer lesdictes
1) Zie hierover Publications XLIV, blz. 131 —137, alwaar dit stuk is afgedrukt.



564
briefwisseling tusschen margaretha
villes de toute leur emprinse et malvueillance a 1'obéyssance de Sa Majesté et aussy pour leur propre deffence et conservation. Sur quoy il plaira k V. A. en tous événemens nous mander son intention, et avec ceste conclusion je de Noircarmes partiray demain d'icy avecq ledict Sr. de Hierges et son régiment, prenant le chemin de la Goude, Dordrecht et le Viel-bois. D'Amsterdam ce XIIII de May 1567. De V. A. trés humbles et obéyssans serviteurs
Charles de Brimeu. de Noircarmes. Jan de Ligne.
A Madame.
Als boven VI, f. 79.
509. 1567 — Mei 15.
Van Brimeu aan Margaretha. — Met het oog op het aanhouden van meer soldaten dan aanvankelijk het plan was, dringt hij aan op het zenden van geld. Hij verzoekt haar de naar Brabant gebrachte bevelhebbers der Geuzen te ondervragen ten opzichte van de beweerde medewerking van den kastelein van Medemblik aan hunne ontsnapping.
Madame, Je pense que V. A. aura désia veu par la lettre, que les Srs. d'Aremberge et Noircarmes et moy luy avons escript hier, que ledict Sr. d'Aremberghe est d'opinion que l'on retienne encoires ichy 1'artillerie avecq les pionniers et tout ce que y appartient. Et comme doncques il n'y a ung soul pour les entretenir ny aussy pour les despens des batteaulx, supplie trés humblement que V. A. veuille faire envoier le plus tost qu'il sera possible, quelque argent k ceste fin.
Au surplus, Madame, comme par faulte du chastellain de Medenblick les Gheulx, que j'ay poursuyvy sy longuement, sont eschappez de Ik — car s'il eust volu, ilz y fussent tous demourez, pour ce qu'ilz ne se pouviont embarquer nullepart sinon environ ung ject de pierre du chasteau, dont il les eust bien gardé, s'il eust volu, et aussy que l'on m'a dict (toutesfois je ne scay s'il est vray) qu'il leur auroit donné deux tonneaulx de pouldre — j'avois escript a. mondict Sr. d'Aremberge, affin qu'il s'informast de leurs capitaines, qu'il avoit prisonnier, s'il estoit vray et quelle intelligence ledict chastellain pourroit avoir eu avecq eulx; mais ma lettre est venue trop tard, car iceulx prisonniers estiont désia partis vers V. A., quand il la receupt. Parquoy n'ay peu. lesser d'en adviser V. A., affin, sy V. A. le trouve bon, qu'elle leur face ung peu interroguer sur cela pour scavoir comment l'on est avecq ledict chastellain.
D'Amsterdam ce isme de May 1567.
A Madame.
Als boven VI, f. 81.



VAN PARMA EN CHARLES DE BRIMEU.
565
510. 1567 — Mei 15.
Van Margaretha aan hertog Erik van Brunswijk. — Geloofsbrief voor Claude de Boeuf, door haar belast met het doen van mededeelingen betreffende Vianen.
Monsieur mon bon cousin, J'envoye présentement cellepart ce gentilhomme mien, Claude de Boeuf, avec'charge touchant la villette, maison et terre de Viane et aussy a vous dire quelques choses de ma part, que de luy entendrez plus amplement; en quoy je vous prieray le croire et vous accommoder a ce que luy ay enchargé vous requérir pour le service du Roy, mon seigneur, comme, sachant 1'affection que portez a Sa Majesté et ses affaires, je ne doubte ferez.
Et sur ce je voy 1) me recommander de bon coeur a vous et prier le Créateur etc.
D'Anvers le XVme jour de May 1567.
Vostre affectionné cousine.
Au duc Erich de Brunswyck.
Als boven VI, f. 83.
511. 1567 — Mei 15.
Van Margaretha aan Brimeu. — Zij deelt hem de zending van de Boeuf mede en verzoekt hem dezen behulpzaam te zijn. Tevens antwoord op No. 499.
Mon cousin, Suyvant ce que précédentement vous ay escript, j'ay commis le présent porteur, gentilhomme mien, Claude de Boeuf, pour aller faire entendre au duc Erich de Brunswyck ce que j'ay ordonné touchant le démolissement des fortifications de Viane et de faire quelque ouverture au chasteau illecq et le faire effectuer, ensemble de prendre le serment de fidélité a. Sa Majesté des bourgeois, manians, habitans, subjectz et officiers des ville, terre et seigneurie de Viane et aultres lieux en deppendans, en quoy vous requiers faire assister ledict Boeuff par ung conseillier de Sa Majesté audict Utrecht et en oultre luy faire bailler toute aultre assistence, que pour la bonne exécution de ce qu'il a en charge, pourra estre requise; en quoy ferez service a. Sadicte Majesté et a moy plaisir bien aggréable.
D'Anvers le XVme jour de May 1567.
Post date.
Ceste estoit despeschée, quand m'est venue vostre lettre du Xlme de ce mois avec ung extraict en espaignol de ce que vous a escript le duc Erich de Brunswyck sur le faict de Viane. Sur quoy n'y a que dire, fors que j'entens que s'effectue ce dont va enchargé ledict gentilhomme mien, se trouvant ainsy convenir pour le service du Roy.
Au conté de Meghem.
Als boven VI, f. 83.
1) — vais.



566
BRIEFWISSELING TUSSCHEN MARGARETHA
512. 1567 — Mei 16.
Van Brimeu aan Margaretha. — Antwoord op No. 501. Zoo hij Maandag a.s. geen bericht heeft, dat Aremberg het geschut enz. noodig, heeft, zal alles naar Mechelen worden gezonden. In Holland zijn hare bevelen ten uitvoer gelegd. Hij heeft dien van Zalt-Bommel voorgesteld 2 vendelen binnen te laten, waarop hij antwoord verwacht. De Président van Holland zal eerstdaags naar Antwerpen vertrekken en eenen raadsheer met eenen secretaris bij Boussu achterlaten.
Madame, J'ay receu la lettre de V. A. du 12me de ce mois et diray a ceulx du Conseil de Sa Majesté ichy a Utrecht ce que V. A. escript touchant les prisonniers prins au Vaert, affin qu'ilz facent ce que V. A. commande.
Je pense que V. A. aura désia. entendue par Monsieur de Noircarmes que luy et moy sommes partis d'Amsterdamme, y aiant lessé 1'artillerie, les pionniers et tout Pesquipaige, jusques a ce que l'on sache sy Monsieur d'Aremberge en aura de besoing; et en cas que non, dont j'auray Lundy prochain sa responce, selon qu'il nous a promis, les renvoieray vers Malines, comme V. A. le commande. Et avons achevé en Hollande tout ce que V. A. nous avoit ordonné. Et oultre ce que l'on at envoié aux villes altérées telle garnison, comme V. A. aura veu par noz précédentes, sy avons ledict Sr. de Noircarmes et moy escript a toutes les aultres qu'ilz facent cesser toute exercice de la nouvelle religion, s'il y a quelqune, et observent doresnavant la vraye et ancienne Catholicque, ou que aultrement nous les viendrions visiter avecq les gens qu'avons auprès de nous, comme V. A. nous at escript par sa dernière, et entendons qu'il n'y a nulle part plus presches ny exercice de ceste novelle religion.
Quand a. ceulx de Bommel, leurs députez sont esté hier vers moy a. Amsterdam et je leur ay mis en avant de recepvoir garnison de deux enseignes, sur quoy il me donneront responce Sabmedy prochain.
Les gens du conté d'Overstein, qui sont dedens Amsterdamme, se gouvernent astheure bien de sorte qu'il ne sera besoing d'y faire quelque changement, sy n'est que V. A. commande aultrement. Ceulx de la ville eussent voluntiers eu des miens, comme il y en at beaucop, qui sont de leur nation, mais je pense que ces aultres s'accorderont bien avecq eulx, et ilz ne disent plus mot.
Quand au Président d'Hollande, il m'a dict que d'ichy a. trois ou quatre jours il irat vers V. A., en délaissant auprès de Monsieur de Boussu ung conseillier avecq ung secrétaire.
D'Utrecht ce XVIme de May 1567.
A Madame.
Als boven VI, f. 84.



VAN PARMA EN CHARLES DE BRIMEU.
567
513. 1567 — Mei 17.
Van Margaretha aan Noircarmes. — Antwoord op No. 500, 503 en 508. Zij verheugt zich, dat Boussu de benoeming heeft aangenomen. Bij zijne (Noircarmes') komst in Brabant moet hij het regiment van den heer van Hierges voorloopig te Lier laten.
Monsieur de Noircarmes, J'ay receu voz lettres des XII et XlIImes de ce présent mois et veu ce que avec les contes de Meghem et Aremberghe m'avez parensemble escript du XHIIme du mesme, et trouve trés bon ce que avez negocié partout, et selon ce j'escrips aux contes de Meghem et de Boussu ce que m'a samblé ilz auront k faire chascun en son esgard, estant bien joyeuse que ledict de Boussu at accepté la charge de la ville d'Amstelredamme, dont présentement je le remercie et Padvertis que adviseray sur son traictement, n'estant raisonnable qu'il serve a ses despens.
Et en vostre endroict je trouve bien, selon que vous escripvez, vostre venue en ca avec le régiment du Sr. de Hierges, lequel ferez aller et se tenir k Lier jusques k ce qu'il, aiant communicqué avecques vous, luy soit mandé aultre chose; par oüvous requiers de vous trouver icy au plus tost que bonnement pourrez.
Et difFérant tout ce que ay k vous dire, jusques lors je finiray ceste etc.
D'Anvers la veille de Penthecoste 1567. A Monsieur de Noircarmes.
Als boven VI, f. 86.
514. 1567 — Mei 17.
Van Margaretha aan Brimeu. — Antwoord op No. 496 en 508. Zij belooft spoedig geld te zullen zenden. Zij keurt hetgeen hij en Noircarmes te Amsterdam gedaan hebben, goed en gelast hem overal de Geuzen te doen ontwapenen. Zij vereenigt zich met het door hem, Noircarmes en Aremberg voorgestelde.
Mon cousin, Ayant receu vostre lettre escripte k Amstelredamme le dixiesme de ce présent mois et en veu le contenu, lequel est la pluspart en responce k mes précédentes, il n'y chiet guères a. réplicquer, fors que l'on vous envoyera au plus tost quelque argent pour voz gens, selon que le demandez, et trouve bien ce que vous et le Sr. de Noircarmes avez faict en Amstelredamme et ès aultres villes altérées, ès quelles toutes suys d'advis et d'intention que l'on oste les armes aux Gheux; vous enchargeant de 1'effectuer par les meilleurs moyens, dont pourrez vous adviser, et faire garder les armes en quelque lieu au prouffit du Roy, comme j'escrips aussy k Monsieur de Boussu de faire audict Amstelredamme;
Et quant k Viane, que je désire et entens que le démolissement et toute aultre charge, que j'ay commis k Boeuff, gentilhomme mien, qui aura esté vers vous en eest endroict, soit exécuté et que y tenez la main selon qu'il vous en requerra.



568
briefwisseling tusschen margaretha
Au regard de la lettre commune de vous, le conté d'Aremberghe et du Sr. de Noircarmes du XlIIIme de cedict mois, j'en trouve le contenu fort bien considéré et advisé, estant d'advis qu'il s'exécute, si les déterminations des villes de Deventer et Groeningen nous y forceront, lesquelles suys attendant d'entendre, pour selon icelles se reigler.
D'Anvers le XVIIme jour de May 1567.
Au conté de Meghem.
Als boven VI, f. 88.
515. 1567 — Mei 17.
Van Noircarmes aan Margaretha over zijne reis van Amsterdam naar Steenbergen, waar hij bericht afwacht aangaande de plaats, waarheen hij zich moet begeven.
Madame, Suyvant ce que d'Amsterdam j'avois adverty V. A., j'en partis avant-hier vers les trois heures d'après-midy et vins loger k Harlem. Hier sur les sept heures du matin je m'encheminay dudict lieu vers la Goude, d'oü (après nous avoir rafraischy une paire d'hèures) vins loger k 1'Ancre viz a, viz d'Yzelmonde. Ce jour d'huy partant de la entre six et sept heures (ne 1'ayant peu faire plus tempre pour la marée) suis venu passer Dordrecht et de la coucher en ceste ville par la Speye. J'eusse faict le chemin du Viel-bois conforme a. la résolution que j'avois prins audict Amsterdam, mais entendant audict Dordrecht que avec les bateaulx, que je meyne, il estoit impossible passer, d'aultant que la marée par ce vent, quy court „nortoost'", est en eest endroict fort basse, je suis esté forcé d'en prendre ung aultre. Le vent et 1'eauwe nous ont tellement servys, que depuis ledict Yzelmonde jusques k la teste (quy est a. ung quart de lieu d'icy) sommes venus sans nous détenir nullepart, chose (k ce que les maronniers dyzent) quy n'advient souvent, et n'ont mémoire de 1'avoir veu.
Demain les six compaignies de Monsieur de Hierges, quy sont avec moy, se désembarqueront. J'adviseray de les loger quelcque part ie plus commodieusement que faire se pourra, pour les rafraischir, de quoy certes ilz ont bon besoing; car depuis que je suis party de Ste Gheertruyde ilz n'ont pas mis piedt en terre, comme aussy n'ont -faict les Allemans tant qu'ilz ont esté aux villes, ès quelles nous les avons répartiz. Aussy n'ont ilz poinct faict de dommaige ung liart en tout le pays de Hollande. Je séjourneray icy demain pour le bon jour 1) et ung ou deux aultres, attendant 1'ordre, qu'il plaira k V.A. me donner; j'espère que ce sera de me trouver vers elle. Ce pendant j'envoyeray querre 2) noz chevaulx et tout nostre bagaige, quy ont tousjours esté k Gorcom, tant que je soys party d'Amsteldam.
De Steenberghen ce XVII de May 1567.
De V. A. trés humble et obéissant serviteur
Ph. de Noircarmes.
A Madame.
Als boven VI, f. 89.
1) het Pinksterfeest.
a) halen.



VAN PARMA EN CHARLES DE BRIMEU.
509
516. 1567 — Mei 17.
Van Brimeu aan Margaretha. — Hij is te Vianen geweest en heeft daar hertog Erik ziek aangetroffen. Hij heeft er een vendel knechten heen gezonden. Hertog Erik zal vertrekken, omdat de Regentes zulks verlangt.
Madame, Comme j'estois venu devant-hier d'Amsterdam ichy a Utrecht, suis allé hier voir Viane, oü j'ay trouvé le duc Erich de Brunswyck malade, et après plusieurs propos sommes conclus que j'y envoieroie une enseigne de mes gens, ce que j'ay faict ce matin, et Son Excellence est déterminé de sortir de la, puisque V. A. le veult ainsy. Dont n'ay volu lesser d'adviser V. A.
D'Utrecht ce i7me de May 1567,
A Madame.
Als boven IV, f. 91.
517. 1567 — Mei 17.
Van Brimeu aan Margaretha. — Antwoord op No. 506. Hij raadt haar het vendel te Vianen te laten, totdat de werken geslecht zijn, en geene opening in het kasteel te laten maken, maar het nieuwe bolwerk te laten afbreken en in plaats daarvan te dier plaatse den toegang tot het kasteel te laten maken. Een Utrechtsch raadsheer is bezig met de opteekening der goederen. Hertog Erik is zeer bedroefd over het verspreide gerucht, als zoude hij zich goederen uit het kasteel van Vianen hebben toegeëigend, en, naar men zegt, van verdriet ziek geworden. Hij en Noircarmes achten het zeer gevaarlijk de bezettingen uit de HoUandsche steden weg te nemen, voordat de ontwapening heeft plaats gehad. Hij vraagt betaling voor zijne soldaten.
Madame, Estant la lettre icy-joincte preste pour partir, j'ay receu une de V.A. du 13 me de ce mois, addressante a Monsieur de Noircarmes et moy, par oü V. A. escript qu'elle trouve bon que (suyvant nostre advis) nous retirissions les gens de Schouwenborch hors Amsterdam et que j'y misse des miens, et comme j'ay depuis escript sur eest artickel a V. A., je n'y feray nul changement jusques a ce que j'aye aultre ordonnance de V. A. et responce la-dessus. Et encoires que V. A. n'est d'intention de tenir garnison a Viane, sy ne me samble toutesfois (a correction trés humble) conseillable que l'on sacque de la 1'enseigne que j'y ay envoyé et qui pourroit estre arrivé la, quand je receu ladicte lettre de V. A., jusques a ce que la fortification soit abbatue et 1'ouverture faicte, comme V.A. escript que se ferat. Et comme il ne se pourroit faire quelque ouverture au chasteau sans en gaster le plus beau et aussy les jardins, il me samble qu'il vauldroit beaucoup mieulx pour le Roy ou pour celluy, a. qui Sa Majesté en vouldroit faire mercède, ou pour le Sr. 'de Brederodes, s'il retourne a luy, qu'on démolist le „bolwerck" y novellement faict et en remplist les fossez et que par la l'on fist une belle entrée, car aussy bien ledict chasteau ne vault riens du costé de la ville.
II y at ung conseillier d'Utrecht besoingnant pour faire 1'inventaire des biens dudict Sr. de Brederodes et V. A. ne doibt faire doubte que l'on ne rendrat bon compte de tout.



57o
BRIEFWISSELING TUSSCHEN MARGARETHA
Le duc Erich est merveilleusement fasché — et mesmement son médécin m'at dict qu'il en est devenu malade — que l'on at rapporté a. V. A. qu'il auroit prins et emmené quelques biens de la i), et il m'a dict qu'il n'en at prins la valeur d'ung gigot.
Le conté de Boussu m'at envoié une lettre, par oü V. A. escript a Monsieur de Noircarmes que l'on face tirer vers Boisle-Duc deux enseingnes des gens de Schouwenborch. Et comme doncques les gens dudict Schouwenborch sont désia mis en garnison ès villes altérées d'Hollande, il ne me samble nullement du monde conseillable (a. correction trés humble) que l'on les sacque de la jusques a ce que l'on aye osté les armes aux Gheulx des villes oü elles sont, comme ledict Sr. de Noircarmes et moy avons désia escript k V. A., car aultrement quand les gens seriont en voie, ilz pourriont redresser leurs oreilles et faire pis que auparavant, ou il y fauldroit mectre des aultres gens en leur place, car il y a tout plain desdicts Gheulx en ce pays-cy, qui commencent arrière a. branger. Je ne scay sur quoy ilz se fondent, et j'y eusse bien envoié deux enseignes des miennes au lieu des aultres, mais je tiens icy mes gens prest et appercheuz pour sy d'avanture Monsieur d'Aremberghe en auroit de besoing pour Groeningen. Parquoy il plairat k V. A. mander son intention la-dessus et ce qu'elle en vouldroit avoir faict, a mondict Sr. de Boussu, lequel, a ce que j'entens, en doibt avoir la charge.
D'Utrecht ce XVIIme de May 1567.
Post date.
Madame, J'ay désia escript par deux ou trois fois a V. A., affin qu'elle voïsist donner ordre qu'il y eust quelque argent pour mes soldats. Et comme doncques ilz sont sy paouvres, que je leur ay désia presté trois ou quatre mil florins du mien, supplie encoires une fois trés humblement que V. A. veuille donner ordre qu'il y aye quelque argent au moings, sy ce n'est le tout, comme j'ay désia escript a. V. A., que ce soie aultant pour faire quelque prest tant aux miens que aux deux enseignes, qui sont esté levées par ceulx des Estats de ce pays, pour éviter qu'ilz ne facent des désordres, dont il est impossible aultrement de les garder.
A Madame.
Als boven VI, f. 93.
518. 1567 — Mei 18.
Van Margaretha aan Noircarmes. — Antwoord op No. 515. Zij verheugt zich over zijne aankomst te Steenbergen. Hij moet te Antwerpen komen en de heer van Hierges met zijn regiment naar Lier trekken.
Monsieur de Noircarmes, J'ay receu présentement vostre lettre escripte hier a Steenberghe et suys aisé de vostre arrivée illecq.
1) Bor III, blz. 169, zegt: ,Den vijfden Mey quam Hertog Erik met sijn volk binnen Vyanen en pionderde 't Huis te Batenstein."



VAN PARMA EN CHARLES DE BRIMEU.
571
Et pour^ ce que je tiens asseurément que le messagier, qui fust despesché hier vers vous, ayant prins son chemin par Vieil-bois, comme aviés escript que debviés venir, vous aura failly et que ma lettre k vous, qu'il portoit, contenoit mon intention endroict vostre venue ceste part et que le régiment du Sr. de Hierges eust a. tirer vers Lier et s'y tenir jusques a. aultre ordonnance mienne, j'ay bien voullu vous faire despescher ceste pour vous faire tenir duplicata de madicte lettre d'hier, afin d'en suyvre le contenu et aussy de faire joindre une lettre pour estre délivrée audict Sr. de Hierges a ceulx de ladicte ville de Lier, afin d'y recepvoir, loger et accommoder sondict régiment; requérant que audict Sr. de Hierges soit faict entendre que ce me sera chose bien aggréable que a. ces gens il recommandé toute modestie et discipline militaire en ladicte ville et qu'ilz s'abstiennent de courrir aux villaiges, et remectant le demeurant a. vostre présence.
D'Anvers le jour de la Penthecouste 1567.
A Monsieur de Noircarmes.
Als boven VI, f. 87.
519. 1567 — Mei 21.
Van Brimeu aan Margaretha. — Antwoord op No. 511. Hij zal doen wat zij verlangt, en wacht slechts het antwoord op No. 517 af. Hg herhaalt zijn verzoek om geld voor de soldaten.
Madame, J'ay receu la lettre de V.A. du ^me de ce mois et ne fauldray de faire tout ce que V. A. me commande touchant Viane, et n'attends sinon après responce sur la mienne du i7me de ce mois pour scavoir sy V. A. veult avoir faict 1'entrée dedens le chasteau ou dedens la ville, et il me samble encoires (a cörrection trés humble) qu'il vauldra mieulx qu'elle se face ainsy comme j'ay escript par madicte a V. A.
Et supplie encoires trés humblement que V. A. veuille donner ordre qu'il y aye quelque argent pour les soldats, car aultrement, puisqu'ilz sont en une bonne ville, il leur est impossible qu'ilz se puissent entretenir.
D'Utrecht ce 2ime de May 1567.
A Madame.
Als boven VI, f. 97.
52°» ~ 1567 — Mei 23.
Van Margaretha aan Brimeu en Boussu. - Zij moeten 4 vendelen van Schouwenborch over zee naar Groningen zenden, welke stad zich -bereid heeft verklaard garnizoen aan te nemen.
Mes cousins^ M'ayant le conté d'Arenberge adverty du succès,
qu'k heu sa négociation avec ceulx de Groeninghen et ,
qu'en fin il ha tant faict, qu'ilz sont contens d'accepter en la



572
BRIEFWISSELING TUSSCHEN MARGARETHA
ville garnison de quatre enseignes de gens de pied et que, pour ne povoir encoires servir a. eest effet les cincq enseignes estans partis a Leevaerden et ailleurs pour non y estre encoires les choses par trop asseurées; me requérant partant que je luy voulsisse au plus tost envoyer lesdicts quatre enseignes; k ceste cause et qu'il convient entièrement et est nécessaire de satisfaire a. la pétition dudict conté d'Arenberghe le plus tost que soit possible,
et que lesdicts de Groeninghen se démonstrent si promptz
et voluntaires et qu'il ne semble que l'on y pourroit envoyer plus propres que de ceulx du régiment du coronnel Bernard de Schaweburg i), je vous ay pour ce bien voulu escripre la présente pour vous requérir de bonne affection que veuillez incontinent envoyer quatre desdictes compaignies de Schaweburg, qui sera tenu d'obéyr a ce que par le conté d'Arenberghe luy sera commandé; leur bailler pour chief le heutenant dudict Schauweburg ou 1'un des capitaines, que trouverez le plus k propos, et les
faire encheminer par eau, leur faisant faire des bateaulx
envoiant par dela. le commis van Holl pour les conduyre jusques a Groeninghen, costoyans la Frize, passant le Wat et Scholue 2) et entrant en la ville par le Reydiep, et pour besoing que vous envoyez devant les proviantmaistres et quartiermaistres pour faire leurs logis avant leur venue. Et affin que lesdicts soldats puissent avoir tant meilleure commodité de s'encheminer et de s'entretenir vers ledict Groeninghen, ledict Holl a charge de leur
donner quelque argent. Parquoy moins de difficulté, et
de vostre conseil y veuillez user de la diligence requise et selon que suis asseurée que trés bien le scaurez faire.
D'Anvers le 23tne de May 1567.
Aux contes de Meghem et de Boussu.
.V;-' Als boven VI, f. 99.
521. 1567 — Mei 26.
Van Margaretha aan Brimeu. — Antwoord op No. 51a, 516, 517 en 530. Het nieuwe bolwerk moet worden geslecht, alsook de toren van st. Pol. Ter plaatse van laatstgenoemde moet de opening komen.
Mon cousin, J'ay receu voz lettres des XVI, XVH et XXImes de ce présent mois et quant a. Viane, mon intention est que la nouvelle fortification se démolisse, et quant au chasteau, que la tour St. Pol s'abatte et se y face 1'ouverture par la., ce que vous requiers de ainsy faire entendre k Boeuf pour se régler selon; remectant le demeurant des vosdictes lettres a, vostre venue icy.
D'Anvers le XXVIme de May 1567.
Au conté de Meghem.
Als boven IV, f. 101.
1) Hier staat aan den rand: Asscavoir les deux de Delft, une de la Brile et une de Haerlem.
a) Deze brief is uiterst onduidelijk geschreven.



VAN PARMA EN CHARLES DE BRIMEU.
573
522. 1567 — Juni 17.
Van Margaretha aan Brimeu. — Zoo Aremberg het verlangt, moet hij twee vendelen zenden, die binnen Deventer zullen worden gelegd.
Mon cousin, Comme j'ordonne a. mon cousin le conté d'Aremberghe de insister envers ceulx de la ville de Deventer, afin de y recepvoir garnison, laquelle ne peult estre moindre que de deux enseignes, lesquelles, si a mondict cousin semblera ne les povoir tirer de Frize, ne scay oü prendre que de vostre régiment, je vous prie que, si tant sera qu'icelluy mon cousin vinst avous requérir de deux compagnies, vous luy en accommodez des myeulx fournis, ce que tournera au service du Roy, mon seigneur, et m'en ferez plaisir en mon endroict.
D'Anvers le XVII. jour de Juing 1567 1).
Au conté de Meghem.
Als boven VI, f. 105.
523. 1567—Juni 19.
Van Brimeu aan Margaretha. — De ontwapening der Geuzen zal ao Juni plaats hebben, waarna hij naar Gelderland denkt terug te keeren. Hij wenscht te vernemen, of hij de drie vendelen naar Amsterdam moet zenden.
Madame, Monsieur le conté de Boussu 2) est arrivé en ceste ville et pensons demain au matin oster les armes aux Gheulx 3), oü (a ce que me samble) il n'y aurat nulle difficulté; et comme (cela faict) je n'auray plus a faire ichy, je pense retourner en Gueldres, sy V. A. ne me commande aultre chose, pour y répartir mes enseignes selon qu'il fut conclus, quand j'estois dernièrement vers V. A.
Et comme depuis je n'ay eu nulles novelles de V. A. touchant les trois enseignes, que je debvois envoier a Amsterdamme, supplie trés humblement icelle qu'elle me veuille mander incontinent, devant que je m'alonge long d'ichy, pour ce que je pense aller d'ichy a quelque temps vers Ruremunde, ce qu'il luy plaist que je face, et scavoir sy elle n'at changé d'opinion, affin que je me puisse régler suyvant cela et, devant que je m'alonge d'eulx^ leur commander ce qu'ilz auront a faire.
D'Utrecht ce igme de Juing 1567.
A Madame.
Als boven VI, f. 106.
1) Het ontbreken van brieven uit dezen tijd is te verklaren uit des Stadhouders verblijf te Antwerpen. Volgens de Utrechtsche kroniek, blz. 66, is hij 10 Juni te Utrecht teruggekeerd.
a) Deze was door de Regentes „by provisie gecommitteert omme toesicht thebben over die Stadt, Steden ende Landen van Utrecht, overmits zy den grave van Meghen elders employeren wilde" (Utr. kroniek, blz. 67).
3) Volgens de genoemde kroniek, blz. 67, waren op 16 Juni „alle die wapenen bescreven, indifferenter soe van de goede als van de quade, soe geestelick als weerlick, opdat hen niemant te beclagen en soude hebben."



574
BRIEFWISSELING TUSSCHEN MARGARETHA
524. 1567—Juni 19.
Van Margaretha aan Brimeu. — Met het oog op de omstandigheid, dat de vendelen van Overstein van Amsterdam naar Eupen zullen worden verlegd, moet hij drie van de zijne naar Amsterdam zenden.
Mon cousin, Le conté d'Overstein s'en va despescher d'icy pour sortir avec ses quatre enseignes de la ville de Maestricht et y faire place au baron de Hierges avec son régiment, et fay aller celluy dudict conté a. Uppen 1), ayant ordonné van der Ee, gentilhomme de ma maison, pour aller quérir les six enseignes dudict conté estans a. Amstelredamme et les conduyre audict Uppen. Parquoy sera besoing que a. la sortie desdicts six enseignes dudict Amstelredamme il y ait trois des vostres toutes prestes pour y entrer au mesme instant, a. quelle fin et pour les tenir apperceues d'heure j'ay bien voulu vous donner eest advis par ceste.
D'Anvers le XIXme jour de Juing 1567. Au conté de Meghem.
Als boven VI, f. I07bis.
525. 1567 —Juni 20.
Van Brimeu aan Margaretha. — Antwoord op eenen niet aanwezigen en op No. 514. Hij heeft geen bezwaar tegen den wensch van den bevelhebber van het kasteel te Utrecht om 50 soldaten van het vendel, dat daar blijft, in het kasteel te laten dienen. Wanneer hij zoowel naar Amsterdam als naar Deventer soldaten zendt, heeft hij er geene over om Roermond van garnizoen te voorzien.
Madame, J'ay receu par le Sr. de Warembourg, Capitaine du chasteau de Vredenborch ichy, deux 2) lettres de V. A. du XVIIme de ce mois, et quand a 1'une, par oü elle m'escript qu'il luy at remonstré qu'il auroit de besoing pour meilleure garde dudict chasteau quelque nombre de soldats jusques a. cincquante testes de 1'enseingne, que je lesse dedans ceste ville, puisque l'on casse les aultres, il me samble que son advis est fort bon, et ne lesseray- de le faire ainsy et pourront lesdicts soldats servir aussy bien en cestedicte ville que audict chasteau, selon que la nécessité le requerat.
Touchant 1'aultre lettre, par oü V. A. escript que, sy Monsieur d'Aremberge me vient a demander deux enseingnes des miennes pour les mectre en garnison dedans la ville de Deventer, que je luy accommode, je ne fauldray de le faire, mais sy V. A. veult que j'envoie les trois enseingnes a Amsterdamme, comme elle m'at ordonné, sur quoy j'attens sa responce, je n'auray alors nulles pour mectre dedans la ville de Remunde, sy n'est que je pourroie lesdictes deux sacquer dudict Deventer. Néantmoings
1) Eupen, nu Pruissisch, destijds in het hertogdom Limburg. 9) Van deze is slechts één (No. 514) aanwezig.



VAN PARMA EN CHARLES DE BRIMEU.
575
sy mondict Sr. d'Aremberge m'en vient a. demander, ne lesseray de faire comme V. A. commande, en attendant ultérieure responce d'icelle.
D'Utrecht ce 2ome de Juing 1567.
A Madame.
Als boven VI, f. 108.
526. 1567 — Juni ar.
Van Margaretha aan Brimeu. — Antwoord op No. 533. Hij moet drie vendelen naar Amsterdam zenden en ten aanzien van Roermond zich richten naar het in zijn bijwezen genomene besluit.
Mon cousin, La lettre, que vous escripvis le XIXme de ce présent mois, vous aura servie de responce en partie de la vostre du mesme jour, que j'ay receu, vous y ayant dict que je despeschoye le gentilhomme van der Ee pour aller quérir les six enseignes du conté d'Overstein, estans a Amstelredamme, pour les conduysre a Uppen, et qu'eussiés k mectre en leur lieu trois des vostres audict Amstelredamme.
Quant a ce que procéderiés k la position des armes k Utrecht, j'attens avec désir d'en entendre le succès.
Et au regard de Ruremunde n'ayant eu occasion dechanger la résolution prinse en vostre présence, vous vous réglerez suyvant icelle.
D'Anvers le XXIme jour de Juing 1567.
Au conté de Meghem.
Als boven IV, f. 110.
527. 1567 — Juni 22.
Van Brimeu aan Margaretha. — Antwoord op No. 534. Hij zal doen, gelijk hem is gelast, maar wijst op de groote armoede zijner soldaten, die hunne schulden met kunnen betalen. De ontwapening der Geuzen heeft plaats gehad. Hij verzoekt om genade voor twee te Utrecht gevangen genomene knapen.
Madame, J'ay receu la lettre de V. A. du XIXme de ce mois et ne lesseray de tenir apperceu trois enseignes des miennes pour entrer dedans la ville d'Amsterdamme a la sortie de celles, qui y sont, comme V. A. le commande, et sy accommoderay aussy Monsieur d'Aremberge de deux aultres pour les mectre en garnison dedans la ville de Deventer (en cas qu'il m'en demande), comme j'ay escript par ma précédente a Vostredicte Altèse. Mais je me trouve en grande paine a cause que les soldats doibvent ung monde aux bourgeois de ceste ville et qu'ilz sont sy paouvres, qu'ilz n'ont point le moien de les payer, pour ce qu'ilz n'ont receu que trois mois des cincq qu'ilz sont esté ichy, et sy leur at on rabatu sur lesdicts trois mois leurs armes. Je feray contenter en partie leurs hostes du payement, que se faict astheure, et responderay pour la reste, pour la payer du



576
BRIEFWISSELING TUSSCHEN MARGARETHA
premier payement qui se ferat. Parquoy je supplie trés humblement que V. A. veuille envoier le plus tost qu'il sera possible, quelque argent, affin que l'on leur puisse faire quelque prest, avecq quoy ilz puissent entrer audict Amsterdamme.
L'on at osté a. une grande partie des Gheulx de cestedicte ville les armes i) et il ne se trouve riens qui vaille, n'estant que de vielles hallebardes et espieux, comme ne font aussy les gens, a qui elles sont, qui n'est qung tas de canaille, et de ce que sera trouvé, envoieray 1'inventoire a. V. A., quand tout sera faict.
D'Utrecht ce 2 2 me de Juing 1567.
Post date.
Madame, Ceulx du Conseil de Sa Majesté ichy m'ont dict qu'ilz ont escript k V. A. pour deux garcons qui sont prisonniers ichy, et que V.A. leur auroit respondu qu'ilz les condempnassent aux galères, ce que je pense estre advenu pour ce qu'elle est mal informée de leur qualité; car 1'ung est sy petit et jeusne, qu'il ne vault riens pour ramer, et 1'aultre ne vault guerres mieulx. Et comme tout le monde prie pour eulx, n'ay peu lesser de supplier aussy V. A. qu'il luy plaise leur pardonner et me mander ce qu'elle en vouldrat avoir faict.
A Madame.
Als boven VI, f. in.
528. 1567 — Juni 23.
Van Margaretha aan Brimeu. — Antwoord op No. 525. Daar zij van Roermond niet veel goeds verwacht en aan Deventer veel is gelegen, moet hij de soldaten naar laatstgenoemde plaats zenden.
Mon cousin, Pour respondre a vostre lettre du XXme de ce présent mois, vous entendez bien combien il importe que l'on s'asseure de la ville de Deventer et que partant il est requis que plustost voz deux enseignes servent a. eest effect, si besoing sera, que non pas k la garde de la ville de Ruremunde, oü j'estime que l'on fera tousjours ce que l'on vouldra.
D'Anvers le XXIIIme jour de Juing 1567.
Au conté de Meghem.
Als boven VI, f. 113.
1) Zie de bekendmakingen van de Utrechtsche vroedschap dienaangaande in den Codex dipl. van het Hist. Gen. II 2, blz. 228—233. Bij schrijven van 31 Mei had de Koning gelast Utrecht te ontwapenen (Gachard, Corr. de Phil. II, No. 586).



VAN PARMA EN CHARLES DE BRIMEU.
577
529. 1567 —Juni 27.
Van Brimeu aan Margaretha. — Antwoord op No. 526. De drie voor Amsterdam bestemde vendelen staan gereed. De den Geuzen afgenomene wapenen zijn niets waard. Daar Aremberg de twee vendelen niet noodig heeft voor Deventer zullen zij naar Roermond worden gezonden. Hij zal eerstdaags naar Arnhem vertrekken. Hij vraagt, of de commissarissen te Vianen voorloopig eenen officier van Justitie mogen aanstellen.
Madame, J'ay receu la lettre de V. A. du XXIme de ce mois et quand aux trois enseignes pour mectre dedans la ville d'Amsterdamme, elles sont prestes, comme je luy ay désia escript, et sy V. A. envoioit quelque argent, avecq quoy ilz y peussent entrer, elle feroit beaucop pour eulx. Néantmoings sy elle n'en a pas la commodité, je feray tousjours le mieulx que je pourray.
Et avons Monsieur de Boussu et moy faict procéder k la position des armes des Gheulx de ceste ville, mais (comme j'ay escript par mes précédentes) il ne se trouve riens qui vaille, comme ne font aussy les gens, a. qui elles sont. Et affin que V. A. voie de quoy, je luy envoie icy-joinct 1'inventoire de ce que l'on a. peu trouver, et sy ay donné charge a 1'escoutette de cestedicte ville que, s'il scet cognoistre quelques aultres, qui sont esté Gheulx, ou de leurs adhérens, qu'il en face le mesme, et k ce fin ay commandé k quelques harquebuziers, qui demoureront ichy, que, s'il demande leur assistence, qu'ilz aillent avecq luy pour faire visite des maisons.
Monsieur d'Aremberghe at esté ichy et comme il me samble qu'il n'aurat k faire des deux enseignes pour mectre en garnison dedans la ville de Deventer, dont V. A. m'avoit escript, je les envoieray k Remunde pour y faire ce que V. A. commandera.
Je me parte ce jour d'huy ou demain au plus tard d'ichy pour Arnhem, oü l'on me trouverat, sy V. A. me veult commander quelque chose.
Au surplus les commissaires 1) qui sont a Viane, sont esté ce matin vers moy et m'ont remonstré la grande nécessité qu'il y at d'ung officier pour administrer la justice. Sy V. A. le trouve bon, ( lesdicts commissaires y pourront commectre quelqung par provision, jusques k ce que V. A. y pourveoie absolutement. Et comme c'est chose qui requiert haste, supplie trés humblement que V. A. me veuille mander sur ce son intention.
D'Utrecht ce 2 7 me de Juing 1567.
A Madame.
529a.
Inventaris der den Geuzen te Utrecht afgenomene wapenen.
Dese naebescreven geweren ziin by de burgers ende inwoenders der stadt van Utrecht gelevert den XXsten ende XXIsten Junii ende ses daeraen volgende up Vredenborch.
1) Behalve de Boeuf was als zoodanig te Vianen Mr. Jan van Lent, raad in het Hof van Utrecht (Utr. kroniek, blz. 65).
37



578
BRIEFWISSELING TUSSCHEN MARGARETHA
Aen slachsweerden drie stuck. Aen harnasschen, goet ende quaet, ende rustingen XIIII.
Aen rinckcragen VI.
Aen stormhoeden II.
Aen stalen croppen V.
Beenscenen een pair.
Aen yseren panserhemden ....
Aen flanckers i) II.
Aen armscenen II.
Aen hellebairden LXIX.
Aen knevelstaven ofte ... stocken XCIX.
Aen spisen VIII. Noch een runtspise.
Aen IX.
Aen piecken ofte kaesbalgers IX.
Aen zwiinstaven IIII stucken.
Aen scavelynen, groot ende cleyn XVII.
Aen puethaicken een. Noch een gavel.
Aen haickbusschen dubbelt III.
Aen halve haicken II.
Aen lange busschen ofte roers XI. Aen vuer- ofte sinckroeren mit II coickers van dien XXXVI.
Aen heerhamers ofte bylen VII.
Aen vuysthamers II.
Aen knodsen mit pynnen IIII. Aen stalen bogen XI myt III wynden.
Morgensterren I.
Zweerstaven I.
Yseren van spesen ende kaesbalgers VII.
Als boven VI, f. 116.
530. 1567 —Juni 27.
Van Brimeu aan Margaretha. — Antwoord op No. 528 en eenen niet aanwezigen. Naar aanleiding van haar schrijven zendt hij de twee vendelen niet naar Roermond, maar laat ze voorloopig te Utrecht. Hij zal over 5 of 6 dagen van Arnhem naar Antwerpen vertrekken. Wanneer de twee vendelen te Roermond zijn, is er in Gelderland niets te vreezen.
Madame, Estant prest pour partir d'ichy pour Arnhem, ay receu deux lettres de V.A. du 2 3 me de ce mois et encoires que les deux enseignes estiont désia prestes pour aller vers Ruremunde, sy les lesseray encoires en ceste ville (puisque V. A. escript par 1'une qu'il importe plus que l'on s'asseure de la ville de Deventer) jusques a. ce qu'elle me mande absolutement oü elles les vouldra avoir envoié. Et comme V. A. m'escript par 1'aultre 2) que je viengne ung tour la après avoir ung peu séjourné audict Arnhem et consulté avecq ceulx du Conseil de Sa Majesté illecq de ce qu'il y aura a faire et qüe lesdictes deux enseignes soient envoiées a Remunde, sy V. A. le commande,
x) Er kan ook flunckers staan.
2) Deze is niet aanwezig.



VAN PARMA EN CHARLES DE BRIMEU.
579
ne lesseray de me trouver vers V. A. et luy feray rapport du tout; mais il sera bien encoires cincq ou six jours devant que je me partiray de la, sy n'est que V.A. me commande que je me haste de venir plus tost; et estant lesdictes deux enseignes audict Remunde, V. A. pourroit en Gueldres partout commander librement sans quelque difficulté.
D'Utrecht ce XXVHme de juing 1567.
A Madame.
Als boven VI, f. 120.
531. 1567 — Juni 28.
Van Brimeu aan Margaretha. — In de nabijheid van Roermond is de kettersche prediking weder begonnen, waarom hij raadt de twee vendelen derwaarts te zenden.
Madame, Estant tout astheure arrivé en ceste ville ay entendu que l'on ^ commence arrière a prescher autour de Remunde 1), parquoy il me samble merveilleusement nécessaire que l'on envoie la les deux enseingnes, comme il fut dernièrement conclu. Et comme j'ay escript par ma précédente a. V. A. quejelestiendray appercheu a. Utrecht jusques a ce qu'elle me mande absolutement sy elle les voldrat avoir envoié k Deventer ou audict Remunde, supplie pourtant trés humblement que V. A. s'y veuille résouldre et me mander son intention devant que je me parte d'ichy.
D'Arnhem ce 28me de Juing 1567 2).
A Madame.
Als boven VI, f. 122.
532. 1567 — Juni 29.
Van Margaretha aan Brimeu. — Hij moet zoo spoedig mogelijk te Antwerpen komen.
Mon cousin, Ce mot va seulement pour vous advertir que ayez a vous despescher le plus vistement que faire se pourra, pour effectuer en vostre gouvernement ce que fust dernièrement résolu icy en vostre présence et ce que depuis vous ay escript, et après venir ung tour icy, pour vous déclarer aulcunes choses,
jA Zie hierover Publications XLIV, blz. 138.
2) Hij was dienzelfden dag uit Utrecht vertrokken. Volgens mededeeling van den Utrechtschen kroniekschrijver (a. w. blz. 69) had hij vóór zijn vertrek van de Staten van Utrecht twee zilveren vergulde „coppen" ontvangen, „leggende in elck coop dusent caroliguldens", uit erkentelijkheid voor den door zijne komst aan het land en de stad van Utrecht bewezenen dienst.
Het doel zijner komst te Arnhem was de bespreking met Kanselier en Raden van de beste middelen om alles in kerk en staat in den ouden staat terug te brengen, van welk overleg het hierachter als bijlage IV afgedrukte advies het uitvloeisel is geweest. Zie No. 530 en 532.



58o
BRIEFWISSELING TUSSCHEN MARGARETHA
que le Roy, mon seigneur, m'a enchargé vous communicquer de bouche de sa part.
D'Anvers le XXIXme jour de Juing 1567.
Au conté de Meghem.
Als boven VI, f. 124.
533. 1567 — Juni 30.
Van Margaretha aan Brimeu. — Antwoord op No. 529—531. Hij moet aanstonds de twee vendelen naar Roermond zenden en naar Antwerpen vertrekken. Wanneer de twee knapen sterk genoeg zijn geweest om de wapenen tegen Z. M. te dragen, zijn zij ook sterk genoeg om de galeien te roeien.
Mon cousin, Pour respondre a une vostre du XXIIme, deux du XXVIIme et une du XXVIIIme de ce présent mois je vous advise que, ayant oy mon cousin le conté d'Aremberghe et aussy entendu ce que porte une de voz lettres que l'on prescheroit prés de Ruremunde, j'ay résolu que les deux enseignes s'envoyeront celle part incontinent; vous requérant de donner ordre qu'ilz y aillent au plus tost et que après vous vous trouvez icy, d'autant que ce que j'ay a vous communicquer, requiert accélération.
Quant aux deux prisonniers mentionnez en vostre première, s'ilz ont esté assez robustes pour porter les armes contre Sa Majesté, ilz basteront bien aussy a river, par oü l'on les envoiera aux galères suyvant mon ordonnance.
D'Anvers le dernier jour de Juing 1567.
Au conté de Meghem.
Als boven VI, f. 125.
534. 1567 — Juli I.
Van Margaretha aan Brimeu ter aanbeveling van Wauthier le Grand voor eene plaats als „gentilhomme de rartillerie".
Mon cousin, Vous verrez par la requeste cy-enclose la prière, que m'a faict Wauthier le Grand, enseigne de la compagnie du Sr. de Beauvoir, afin de vouloir le vous recommander a la place de gentilhomme de 1'artillerie, vacante par le trespas de Franc de Redondo. Or m'estans pour ledict suppliant, pardessus ses bons services faictz dois si long temps, esté faictes si bonnes prières, je ne puys délaisser le vous recommander et prier aussy de le vouloir préférer audict estat devant tous aultres, et me y ferez bien singulier plaisir.
D'Anvers le premier jour de Juillet 1567.
Au conté de Meghem.
Als boven VI, f. 127.



VAN PARMA EN CHARLES DE BRIMEU.
58l
535. 1567 — Juli 3.
Van Brimeu aan Margaretha. — Antwoord op No. 533. Hij zal de twee vendelen naar Roermond zenden, waar zij zeer noodig zijn. Voorts over geruchten aangaande verzamelingen van Geuzen ih Duitschland.
^ Madame, J'ay receu la lettre de V. A. du dernier jour de Juing et suyvant ce qu'elle m'escript par icelle envoieray les deux enseignes a Remunde 1), qui y sont merveilleusement nécessaire, car l'on commence arrière a, prescher journellement la-alentour, comme V. A. pourra voir par une lettre ichy-joincte, que ceulx de la ville m'escripvent présentement. Dieu veuille que lesdictes deux enseignes y arrivent devant qu'ilz réintroduisent le prédicant dedans la ville.
Quand a. ce qu'il se feroit quelque assamblée au pays de Brunswyck, il y at longuement que je n'y ay personne, comme j'ay escript par deux ou trois fois a Monsieur de Barlaymont, parquoy je ne scay s'il est vray ou non. Toutesfois je ne le puis bonnement croire et ay despesché ung gentilhomme vers la, qui m'en apportera d'ichy k dix ou douze jours novelles certaines.
II se dict qu'il y at quelques gens en ce pays-cy, qui donneriont de 1'argent dehors pour les Gheulx et que les soldats prendriont leür „loopplaetse" au pays de Eempden, ce que je croieroie plustost pour ce que j'entens que le conté de Eempden a faict répartir' tout plain des soldats par les villaiges, et incontinent quand ces novelles me sont venues, ay escript au drossart de Lingen, comme il y est sy prés, affin qu'il s'en informé et m'en advise.
Le bruict court aussy par icy que la pluspart des Gheulx, que j'ay chassé hors le pays du Roy, se tiennent répartis par le pays du duc de Clèves, mais il n'y a nulles novelles de quelque assamblée et je donneray aussy bien ordre que, s'il s'y faict quelqune, que V. A. en serat incontinent advertie.
De Nymmegen ce Illme de Juillet 1567.
A Madame.
Als boven VI, f. 132.
535a.
Van Johan van Wyttenhorst en den magistraat van Roermond, aan Brimeu over de hervatting der kettersche prediking in den omtrek van Roermond.
Wailgeboeren ind edele, genediger heer, Soe wyr hirbefoeren myt allen vliit ind ernst dairaen geweest siin, dat der frembder alhir ingeforter ind gewesener predicant uytgedreven ind vertaegen is, wie Ure Gen. ther tiit wiitfaldich toe erkennen gegeven, koemen wyr itzont in gelouffliche erfa-
1) „Den 4 Julij zijn uuyt Utrecht vertrocken naer Amsterdam drie vendelen van het regiment van den grave van Meghen, den 5 Julij noch twee vendelen naer Remunde ende den 24 Julij 2 vendelen naer Middelborch in Zeelant, alwaer die grave van Meghen by de Hertogbinne gesonden was" (Utr. kroniek, blz. 69).



5»2
BRIEFWISSELING TUSSCHEN MARGARETHA
rongh, dat derselvige predicant off dirgelichen dese vurlede nacht weder alhir umbtrynt Ruirmunde, edoch op den Guylichschen grundt ind baedem, gewest, geleert ind gepredicht. Und diewile der scholtiss ind burgermeistere alhir dess gisteren aevent gewair synt worden, alremeist an den uytloupen der burgeren, hebben dieselvige die nachtzwaick gesterckt, aver desen morgen sementlicherhant die porten verslaeten gehalden und die uytgeloupen burger und burgerinnen buyten gekeerth, want wy myt alsulchen uytloupen besorgen, dat sy dén predicant off eynen anderen weder in thoe Dringen gedencken, wie tot anderen tyden van denselvigen geluyt, dair wyr doch soeviill moegelich myt allen vliit gern vuersiin wollen. Edoch hebben ditselvige in der yle ind in allen gueden Ure Gen. nyet sullen verhalden umb dirselviger Urer Gen. guedes raitz ind voirstantz thoe gebruichen ind dat wye ehe wye beter, umb sulchs onvertoechlich vuer toe koemen, ind doen dieselvige Ure Gen. in geluckseliger wailfairt den Almechtigen bevelent.
Gegeven den II Julii anno etc. LXVII.
Johan van Wittenhorst, heer ther Horst, drost des lanlz Kessell ind Con. Maj. raith etc, mytsampt Scholtis, burgermeistere, schepenen ind raith der statt Ruremunde.
Den wailgeboeren etc. heren Karll van Brimeu, graven thoe Meghen etc, statthelderen etc. i).
Als boven VI, f. 138.
536. 1567 — Juli 4.
Van Margaretha aan Brimeu. — Antwoord op No. 535. Hij moet de vendelen ten spoedigste naar Roermond zenden en niet alleen tegen den prediker, maar ook tegen diens aanhangers doen optreden. Zij dringt aan op zijne spoedige overkomst.
Mon cousin, J'ay veu ce que m'escripvez par vostre lettre du jour d'hier, et puisque ces presches se commencent derechief autour de Ruremunde, comme escripvez, je vous prie de ne cesser que la garnison des deux enseignes y soit entrée, et leur faire donner toute la presse possible de s'y trouver. Et comme se voit que sans démonstration ces presches ne y cesseront, ains que par dissimulation la chose pourroit croistre k ultérieure audace, je vous requiers et enchargé de faire faire ladicte démonstration non seulement contre le prédicant, mais aussy contre ceulx, qui le peuvent soustenir ou qui ont esté a ces presches, pour y obvier k ce commencement.
Quant aux advertences contenues en vostredicte lettre, je vous requiers faire debvoirs pour descouvrir ce qu'en est a. la vérité. Et pouvant sans notable faulte des choses de vostre gouvernement venir icy, je vous prie que suyvant mes précédentes le veuillez faire incontinent pour choses d'importance,
1) Medegedeeld in Publications XLI, blz. 385.



VAN PARMA EN CHARLES DE BRIMEU.
583
comme vous ay dict que j'ay a vous communicquer de par le Roy, mon seigneur.
D'Anvers le IlIIme jour de Juillet 1567.
Au conté de Meghem.
Als boven VI, i 134.
S37. 1567 — Juli 4.
Van Brimeu aan Margaretha. — Hij begint te vermoeden, dat er wel iets van de geruchten aangaande de plannen der Geuzen waar kan zijn.
Madame, Le Chancellier de Gueldres m'at présentement escript la lettre ichy-joincte. Et comme il me viennent tous les jours novelles que les Gheulx donneriont quelque argent dehors, encoires que je n'en ay nulle asseurance, sy me commence a doubter de quelque chose et de tant plus, que j'entens que au pays du conté de Empden il se tiennent beaucop de soldats répartis, comme j'ay escript par ma précédente a V. A., et n'ay pourtant volu lesser de luy envoier ladicte lettre du Chancellier, affin qu'elle voie sy les novelles qu'elle en at, se conforment avecq icelles.
J'ay escript audict Chancellier qu'il mande le recepveur de Batenborch vers luy et sache de qui la lettre vient et ce qu'il en scet, et aussy ay dépesché quelqungs vers la pour estre tant mieulx informé de ce qu'en est. J'espère estre demain vers V. A. pour voir ce qu'il luy plairat me commander.
De Oisterwyck ce 4me de Juillet 1567.
A Madame.
Als boven VI, f. 136.
537a.
Van den kanselier van Gelderland aan Brimeu over een door hem ontvangen bericht aangaande toerustingen der Geuzen in Duitschland.
Mon seigneur, Après mes trés humbles recommendations je ne puys laisser d'advertir Vostre Grace comment le pater de Bethanie lez ceste ville m'est venu advertir ce midy que ce matin ung Henry Dass, recepveur de Batenburch, luy a monstre et laissé lire certaine lettre sans luy vouloir monstrer le nom de 1'auteur, escripte a. luy, contenant comment endedens X jours deux régimens de pietons se doibvent mectre suz, dontj'ung se debvoit assembier ung peu plus hault que Wesel et 1'aultre k Elten, et que dix mille chevaulx s'y debvroyent joindre, dont les ritmaistres estoyent nommez, entre lesquelz estoit nommé le conté Josse de Schouwenburch, sans qu'il ayt retenu le nom des aultres, et que le Sr. de Brederode seroit de toutte la compaignie capitaine général. M'a aussy adverty que ce mesme matin ung bourgeois de ceste ville, bouchier, nommé Routart', luy a dict que son fils, ayant servy au Sr. de Brederode et par ce s'estant retiré k Huyssen, luy a mandé que luy et aultres ses compaignous y estans sont avoquez pour se trouver k Wesel, oü ilz seront



584
BRIEF WISSELING TUSSCHEN MARGARETHA
receu en service. M'a aussy dict que ladicte lettre contenoit que, sy ledict recepveur scavoit addrescher quelques bons compaignons, qu'il les envoyeroit vers Wesel et qu'ilz. seroient receuz en service.
De quoy, Monseigneur, combien que je pense qu'il n'en soit riens, n'ay voulu laisser de incontinent en faire a. Vostredicte Grace advertence, pryant Dieu de vouloir avoir Icelle en Sa saincte garde.
En haste ce Illme de Juillet 1567.
Monseigneur, Ledict pater m'a dict aussy que ladicte lettre contenoit qu'ilz scavoient bien que Madame se faict forte pour empescher ceste assemblee, mais qu'ilz ont tellement ordonné leur desseings, qu'ilz seront plus tost prestz que S. A. ne sera, tellement qu'on n'y scaura donner aulcuns empeschement.
Le trés humble serviteur de Vostre noble Grace.
Adrien Nicolai.
A Monseigneur, Monsieur le conté de Meghem etc.
Als boven VI, f. 131.
538. 1567 — Juli 14.
Van Margaretha aan Brimeu. — Zij geeft hem last om in naam van den Koning de door dezen verworvene steden en heerlijkheden Veere en Vlissingen in bezit te nemen en daar eene bede voor Z. M. te vragen.
Mon cousin 1), Comme le Roy, mon seigneur, ait naguères, comme scavez, faict retirer et achapter k son proufiit les villes et seigneuries de la Vere et Flissinghes avec leurs deppendences, desquelles convient prendre la possession pour et au nom de Sa Majesté et faire et recepvoir les debvoirz k ce requis et accoustumez, j'ay bien voullu a ce vous commectre et pour vostre assistent en eest endroict le commis van Loo, lequel va Vous trouver instruict de ce que conviendra se face en eest affaire, et muny de vostre povoir k 1'effect que dessus et d'aultres despesches requises 2).
Sa Majesté recepvra aggréable service que vous vous employez en cecy selon que le scaurez fort bien faire; et cognoissant combien cela sera de bonne volunté, il n'est requis vous en encharger ou requérir aultrement, fors que, comme ledict van Loo a charge de traicter avec lesdictes villes pour quelque subside
1) Brimeu was destijds te Middelburg, waarheen hij zich op bevel der Regentes had begeven naar aanleiding van 's Konings bevel om zich van Walcheren te verzekeren (Gachard, Corr. de Philippe II, No. 589) en aldaar de komst van Z. M. af te wachten.
2) Zie over de vroegere bezitters dezer heerlijkheden en de wijze, waarop zij aan Philips II zijn gekomen, Tegenw. staat van Zeeland II, blz. 141—148, alwaar mede wordt verhaald, dat op 4 Augustus 1567 Brimeu te Veere voor den Koning als markgraaf is gehuldigd.



VAN PARMA EN CHARLES DE BRIMEU.
585
a eest achapt, vous veuillez tenir la bonne main a 1'advancement de ce que l'on désire.
De Bruxelles ce XILIIme jour de Juillet 1567.
Au conté de Meghem.
Als boven VI, f. 140.
539- 1567 — Juli 18.
Van Brimeu aan Margaretha. — Antwoord op eenen niet aanwezigen. Hij dankt voor berichten aangaande de aanstaande komst des Konings en geeft den raad eenige leden van het Hof van Holland naar Zeeland te zenden tot het instellen van een onderzoek naar de ketterij, die inzonderheid sterk heerscht onder de vroedschappen der steden en de officieren des Konings. Hg stelt eene garnizoensverandering in de Zeeuwsche • steden voor. Voorts eenige berichten uit Duitschland en Frankrijk.
Madame, J'ay receu la lettre de V. A. 1) avecq celle du Roy, et quand a ce que V. A. escript que j'effectue avecque la mesme diligence le contenu d'icelles, elles ne contiennent aultre chose sinon que Sa Majesté at prins de bonne part que j'ay accepté la charge de rartillerie et que je tiehne bonne correspondence avecq le duc d'Alve.
Je remerchie trés humblement V. A. des bonnes novelles de la venue de Sa^ Majesté et de sa bonne disposition. Pleust a. Dieu qu'il fust désia ichy, car il y est bien nécessaire.
Je ne fauldray d'assister le Sr. de Wacquene de tout ce que je pourray, comme V.A. le commande.
Au surplus il seroit bien besoing (a, correction trés humble de V. A.) d'envoier en ce pays-cy de Zélande quelqungs du Conseil de Hollande pour prendre information des Gheulx et principalement des magistrats et officiers de Sa Majesté, dont (a ce que j'entens) il y en at beaucop, qui en sont taschez, et pour les desmectre et mectre des aultres en leur lieu (selon mon petit jugement). Sy cela n'est remédié, les choses ne peuvent aller bien.
Aussy comme Flissinges est le lieu le plus important de toute ceste isle et qu'il y a peu de garnison dedens et aussy que ceulx de la ville s'entendent mal avecq les Walons, sy V. A. le trouve bon, j'envoieray 1'enseigne des miennes qui vient, qui serat quasi une fois aultant des gens, audict Flissinges et envoieray la compaignie walonne qui y est, a. la Vere, retirant les soldats qui sont a ladicte Vere, en ceste ville. Je supplie trés humblement V. A. me vouloir mander incontinent s'il luy plaist que je ie face ainsy, affin que je sache ce que je debvray faire de ladicte enseigne; car sy je la mectois ichy, ceulx de la ville se plaindriont d'estre trop chargez de gens de guerre, et de 1'aultre faschon personne (a mon advis) n'en serat mal content.
En oultre, Madame, j'ay eu novelles de Monsieur de Brede-
1) Deze is niet aanwezig.



586
BRIEFWISSELING TUSSCHEN MARGARETHA
rodes, par oü j'entens que le bruict, que les Gheulx aviont faict courrir, ne sont que bravades et qu'il n'y at assemblée autour de luy, et sy ay aussy advertence que les soldats, qui estiont répartis par le pays du conté de Empden, se sont séparez et partis de la.
Du pays de Brunswyck je n'ay encoires nulles novelles, mais je pense que celluy, que je y ay envoié, doibt estre de retour d'ichy a trois ou quatre jours, et ce que j'en entendray, ne lesseray d'adviser incontinent V. A.
II est arrivé ichy une navire d'Angleterre, avecq qui est venu ung Espaignol, qui apporte novelles que les Franchois armeriont k Diepe quelques navires. Sy V.A. en at entendu quelque chose, je supplie trés humblement qu'elle m'en veuille advertir, affin que (s'il est vray) je puisse estre sur ma garde. J'eusse envoié quelqung celle part pour s'enquester de ce qu'en est, ne fust esté que le vent at esté jusques a maintenant du tout contraire, mais en la fin je me suis résolu d'y envoier quelqung a. cheval et j'espère d'ichy a cincq ou six jours avoir novelles de ce quy passé.
De Middelbourg ce i8me de Juillet 1567. A Madame.
Als boven VI, f. 147.
540. 1567 — Juli 20.
Van Brimeu aan Margaretha. — In Duitschland hebben geene verzamelingen van soldaten plaats. Hij herhaalt zijnen raad betreffende een onderzoek naar ketterij in Zeeland en deelt mede vernomen te hebben, dat in Frankrijk schepen worden uitgerust, naar men zegt voor den oorlog tegen Portugal.
Madame, Comme V. A. m'at commandé que je luy mandisse ce que j'entendrois du costé d'Allemaigne, j'ay eu tout astheure novelles du pays de Brunswyck qu'il n'y at assemblée ny riens et encoires moings en ce costé-la oü est Monsieur de Brederodes, et j'attens ung aultre, que j'ay envoié audict pays de Brunswyck, qui m'en apporterat plus asseurées novelles, encoires quejetiens pour vray ce que dessus, et sy ay aussy advertence que les soldats, qui sont répartis autour de Wesel, se désespèrent du tout et meurent quasi de faim et que néantmoings ilz se donnent 1'ung k 1'aultre le meilleur courraige qu'ilz peuvent, et je croy que ce ne sont que parolles, dont ilz se persuadent.
Et comme, Madame, j'entens qu'il y at encoires en ce pays-cy tout plain de ces rompeurs d'imaiges, qui scandalize fort le peuple, il me samble qu'il seroit bon que V. A. y envoiast le plus tost le meilleur quelques commissaires du Conseil de Hollande, comme je luy ay escript par mes précédentes, et sy V. A. veult que l'on oste ichy les armes aux Gheulx, comme l'on at faict ès aultres lieux, il ne se pourra faire sans lesdicts commissaires, pour prendre information pour les cognoistre, car ces gens-cy ne se veuillent accuser 1'ung aultre, comme ilz font ailleurs.



VAN PARMA EN CHARLES DE BRIMEU.
587
Au surplus, Madame, il est arrivé ce jour d'huy icy ung marchant de ceste ville, qui vient de Nantes et dict avoir esté amené a Brest, oü il at veu armer deux navires et que l'on y arme du long de ce coste encoires journellement des aultres ef* que ce seroit pour en faire la guerre au roy de Portugal; toutesfois quelle est leur" intention, je n'en scay riens. Et prie pourtant trés humblement (comme j'ay faict encoires 1'aultre fois) que, sy V. A. en at entendu quelque chose, qu'elle m'en veuille adviser, affin que je puisse estre tant mieulx sur ma garde en ce pays-cy.
De Middelbourg ce 2ome de Juillet 1567. A Madame.
Als boven VI, f. 153.
541« 1567 — Juli 21.
Van Brimeu aan Margaretha. — Antwoord op eenen niet aanwezigen. Stormweder heeft zijnen bode belet eer te vertrekken. In Zeeland is alles rustig. Haar brief aan de Zeeuwsche steden maakt eenen verschillenden indruk; sommigen stelt hij gerust, anderen maakt hij beangst. Hij verzoekt interpretatie, ten einde die te kunnen mededeelen.
Madame, J'ay receu tout astheure la lettre de V. A. du XIXme 1) avecq la duplicata de celle du XIHIme de ce mois, sur quoy je luy ay escript (passé deux ou trois jours) responce, laquelle a tardée sy longuèment k cause que le messagier pour le mauvais temps et tempeste qu'il a faict estoit demouré bien deux ou trois jours sur 1'eauwe, et quand je luy avois dépesché, ladicte tempeste continuoit de fachon qu'il ne s'osoit mectre encoires de la en ung jour ou deux en chemin, et j'envoie pourtant icy-enclose copie de madicte responce, sy d'avanture V. A. ne 1'avoit point encoires receue, ce que je pense que ouy.
Et comme V. A. demande a scavoir comment les choses se portent par ichy, graces a Dieu tout y est quoy, et estant ichy encoires 1'enseigne, que j'ay mandé, ceste isle de Zélande serat (a mön semblant) assez asseurée. J'entens que les soldars de Rammekens sont esté bien deux ou trois jours devant qu'ilz ont volu faire le serment, que V. A. leur a. faict proposer. Parquoy V.A. pourra regarder ce qu'elle en vouldrat avoir faict; et s'il luy samble que ce beu sera bien asseuré, en lessant ces soldars la-dedens.
Au surplus, Madame, la lettre, que V. A. at escript aux villes de ce pays de Zélande, par lesquelles elle les asseure de la clémence, dont usera le Roy, faict ungne grande garbouille entre le peuple, car les aulcüns, qui sont enfuyz, reviennent, s'asseurant par cela que tout leur sera pardon né; et aulcuns, qui y sont encoires, s'enfuyent, disant que ce n'est que pour les par tel moien asseurer et puis après attraper. Parquoy s'il plaisoit a
1) Deze is niet aanwezig.



588
BRIEFWISSELING TUSSCHEN MARGARETHA
*V. A. me mander sur ce 1'interprétation et que je la puisse faire entendre au peuple, il me samble qu'il viendroit fort bien a propos.
De Middelbourg ce 21 me de Juillet 1567. A Madame.
Als boven VI, f. 149.
542. 1567 — Juli 24.
Van Margaretha aan Brimeu. — Zij wenscht te vernemen, of de broeder van den heer van Wacken en Joest Olivier, burgemeester van Veere, op hunne posten gemist kunnen worden, daar genoemde heer hunne hulp verlangt bij het uitrusten van de schepen, die Z. M. tegemoet zullen varen.
Mon cousin, Le Sr. de Wackene, estant venu icy pour le faict de 1'esquippage des huyt batteaulx 1), que le Roy, mon seigneur, a commandé estre envoyez au devant de Sa Majesté, comme S9avez, m'a déclairé qu'il désireroit grandement d'avoir son frère pour luy assister en la susdicte charge et aussy ung capitaine, nommé Joest Olivier, estant présentement burgemaistre de la Vere. Si et 1'ung et 1'aultre se peult licentier pour 1'advanchement du service de Sa Majesté en eest endroict sans faulte de leurs charges respectivement, il n'y a personne, qui myeulx que vous le pourra considérer, pour selon ce vous reigler en ce que demande ledict Sr. de Wackene, comme dict est.
De Bruxelles le XILTIme 2) de Juillet 1567.
Als boven VI, f. 140.
543. 1567 — Juli 24.
Van Brimeu aan Margaretha. — Hij dringt aan op het zenden van geld voor zijne soldaten, die zeer arm zijn.
Madame, Comme le Sr. Cigoingne retourne présentement vers Bruxelles, je luy ay enchargé de solliciter vers V. A. quelque
1) Ik kan niet over mij verkrijgen hier niét over te drukken hetgeen Strada (blz. 293) hierover en over 's Konings plannen schrijft: „Iubebat naves minimum octo instructas habere, quas obviam mitteret, cum primum solvisse illum ab Hispania certior fieret. Et naves quidem Gubernatrix adornavit ac, decernente Senatü, pro navigaturo principe supplicationes indixit, quibus tarnen illum, maris utique securum, non egere dictitabant aliqui, Tiberium Caesarem memorantes, qui, quasi propediem Roma discessurus, similia pro itu redituque suo vota suscipi a municipiis non semel passus, Romanas provincias expectatione diutissime suspendisset. Sed nimirum Regiae profectionis opinio, ne scena fidem perderet, redintegratis huiusmodi argumentis, sustentanda erat." Ironisch, maar waar, en geheel in de üjn van dezen schrjjver, wien het te doen was om voor Margaretha eene eerezuil op te richten.
Op 29 Juli schreef Margaretha aan den Koning, dat zij naar aanleiding van den haar door Alonso Lopez gebrachten brief 8 schepen had laten uitrusten (Gachard, Corr. de Phü. II, No. 61.4).
2) Uit den brief van 27 Juli (No. 546) blijkt, dat dit eene verschrijving is voor XXMI.



VAN PARMA EN CHAREES DE BRIMEU.
589
payement pour les soldars. Et comme doncques ilz sont fort paouvres, pour ce que l'on leur doibt astheure trois mois, supplie trés humblement que V. A. y veuille donner ordre et au surplus croire ledict Sr. Cigoigne en ce que je luy ay enchargé de dire de bouche davantaige a V. A. de ma part.
De Middelbourg ce 24me de Juillet 1567.
A Madame.
Als boven VI, fol. 159.
544- 1567 — Juli 24/25.
Van Margaretha aan Brimeu. — Antwoord op No. 540—54a. Zoo spoedig mogelijk zullen commissarissen naar Zeeland worden gezonden. Zij keurt de garnizoensverandering goed, maar vraagt, of hij het niet kan doen zonder het vendel van Beauvoir, dat dan naar Atrecht zoude kunnen terugkeeren. Hg moet het oog laten houden op Brederode, die zich nabij Gelderland, te Gemen, ophoudt. Van Alava heeft zij vernomen, dat in Frankrijk alles rustig is. Zij licht den brief,aan de Zeeuwsche steden eenigszins toe. Zij vraagt zijn advies op een schrijven van het Hof van Gelderland, bevattende bezwaren in verband met de instructie voor de commissarissen, belast met het onderzoek in 5 steden.
Mon cousin, Ceste va pour en responce de voz lettres des XVIII, XX et XXImes de ce présent mois vous dire premièrement quant a envoyer commissaires en Zélande, que on le fera au plus tost, et avoit désia. esté ainsy résolu quelques jours avant la réception de vosdictes lettres.
- Touchant de tirer 1'enseigne du Sr. de Beauvoir de Flissinghes, oü elle est présentement, et la mectre a la Vere pour les raisons qu'escripvez, il n'a samblé que bien, et néantmoings, estant vous la. sur le lieu, voyez et considérez vous myeulx que pouvons icy ce que convient pour le service de Sa Majesté, et ainsy m'en remectz a. vous. Trop bien m'est occourru sur ce poinct que, quand vous semblast que sans ceste enseigne de Beauvoir 1'isle seroit bien gardée avec les vostres tant seulement, l'on pourroit faire retourner ladicte enseigne walonne en sa vieille garnison en Arras et y casser les cent testes de crue y mises, quand 1'enseigne en partist, et ainsy mesnager autant au prouffit de Sadicte Majesté, sur quoy j'attendray vostre advis, pour selon ce ordonner en eest endroict.
J'entens voluntiers qu'il ne soit riens des précédens bruictz du Sr. de Brederode et du pays de Brunswyck et d'allentour de Wezel, ne pouvant laisser vous dire aultre fois que, comme ledict de Brederode et sa femme sont a Ghemen, prés de Bredeforde de vostre gouvernement, il sera bien que continuellement ayez gens allans et venans par la pour descouvrir ce que passé, et en advertir diligemment; vous remerchiant de ces advertences et de celles de la coste de Bretagne, vers oü avez fort bien faict d'avoir envoyé pour entendre au vray ce qu'est de ces nouvelles que l'on y armeroit, combien que par les dernières, que je viengs de recepvoir de Don Francez 1), il m'escript que le tout est en
1) Don Francez de Alava, Spaansch gezant te Parijs.



59°
BRIEFWISSELING TUSSCHEN MARGARETHA
France coy et que la venue de la court vers Compiègne est seulement pour la commodité des fourrages et vivres, qui sont consumez la. oü elle estoit.
En tant que concerne les soldatz de Rammekens, il est vray qu'ilz dilayarent quelques jours a. faire le serment, lequel enfin ilz prestèrent, et s'il vous samble que la place ne seroit seurement avecques eulx, vous les pouvez mectre aultrepart, y faisant entrer des aultres ou bien les casser, comme le trouverez pour le myeulx.
Au demeurant quant a 1'interprétation, que désirez de la lettre, que a esté escripre aux villes de Zélande sur la venue de Sadicte Majesté, pareilles sont esté escriptes partout et sontconformes a. ce qu'Icelle m'en a mandé, et ne vous en seroy i) donner aultre interprétation, fors que de cela ne se peult inférer que Sa Majesté ait donné dès a présent aulcun pardon des délictz et forfaitz commis et perpétrez tant contre la religion que Sa Majesté et ces pays: au contraire Icelle se réserve la gra.ce pour en ordonner a Sadicte venue en Pendroict de ceulx, qui seront trouvez en estre dignes; mais quant aux chiefz, auteurs et plus coulpables de ces troubles, émotions et rebellions il convient informer et procéder par toute voye de bonne et droicturière justice.
De Bruxelles le XXIffime jour de Juillet 1567.
Post date.
Vous verrez par copie cy-joincte d'une lettre, que m'est venue de ceulx du Conseil en Gheldres, les difficultez, qu'ilz représentent sur 1'instruction, que (comme scavez) leur a esté envoyée dois Anvers, pour faire les informations ès cincq villes altérées dudict pays 2). Sur quoy désirant avoir vostre advis, vous prie le me escripre au plus tost sur chascun poinct desdictes difficultés, pour après se résouldre sur la responce k faire ausdicts du Conseil en Gheldres. Et affin que puissiés tant myeulx adviser, j'ay faict joindre k ceste copie de ladicte instruction.
Datum le XXVme de Juillet 1567.
Au conté de Meghem.
Als boven VI, f. 161.
545. 1567—Juli 26.
Van Brimeu aan Margaretha. — Hy acht het beter den burgemeester van Veere, die tevens kapitein is, daar te laten, omdat de baljuw zeer verdacht is, en hem eenige vergoeding te geven. Het gerucht gaat, dat Brederode Gemen heeft verlaten om geld te halen voor het aannemen van soldaten. Weder heeft hij bericht ontvangen aangaande het uitrusten van schepen in Frankrijk,
Madame, J'entens qu'il y at ung des capitaines des batteaulx, qui doibvent aller avecq Monsieur de Wacquene au devant le
1) Verschrijving voor s c a u r o y.
a) nl. Roermond, Venlo, Zalt-Bommel, Harderwijk en Elburg. De instructie d.d. 17 Juli 1567 is afgedrukt bij van Hasselt, Stukken I, No. 97. Ik acht het onnoodig den brief van het Hof hier mede te deelen, daar uit het antwoord des Stadhouders de aard der bezwaren voldoende blijkt.



VAN PARMA EN CHARLES DE BRIMEU.
591
Roy, qui est burgemaistre de la ville de la Vere 1), lequel at esté ung des principaulx qui a faict beaucop de bien en ces troubles. Et comme doncques (a ce que j'entens) le baillu illecq est fort suspect, il me samble qu'il vauldroit mieulx qu'il demourast la pour aider a éviter les inconvéniens, qui y pourriont encoires advenir, et l'on luy pourroit donner en récompense (affin qu'il fust tant plus voluntaire pour demourer) quelque chose de cincquante escus ou environ. Parquoy, sy V. A. est de ceste intention, je supplie trés humblement qu'elle veuille (incontinent et devant que ledict burgemaistre commence a se mectre en despens) escripre audict Sr. de Wacquene qu'il le lesse icy. Et j'entens aussy que ledict baillu est d'intention de pourchasser vers V. A. quelque avantaige ou que aultrement il ne vouldra plus servir; et comme doncques il est en la suspition susdicte, n'ay peu lesser d'en adviser V. A., affin que premièrement elle s'informe bien quel qu'il est; car a ce que me samble (sans que je veulx accuser personne), son cas ne va point fort net.
Au surplus, Madame, ung, qui vient présentement de la ou est Monsieur de Brederodes, m'at rapporté qu'il est party avecq quatre chevaulx en toute diligence, sans qu'il sache vers oü, et que ses capitaines, qui sont esté autour de luy, font courrir le bruict qu'il est allé pour querre de 1'argent et qu'ilz feront leurs assamblées si tost qu'il sera de retour; mais je croy que ce ne sont que bravades, et sy me rapport(e) on aussy qu'il y at huict jours que ledict Sr. de Brederodes et le conté de Nuenart auront esté ensamble au pays de Clèves en ung lieu appellé Doesborch 2).
En oultre il y at quelques marchans en ceste ville, a qui l'on at escript de France que les Franchois arment force batteaulx, bien jusques au nombre de cincquante; mais comme je n'ay point eu novelles de celluy, que j'ay envoié celle part, je n'en scauroie mander a V. A. chose asseurée.
De Middelbourg ce XXVIme de Juillet 1567. A Madame.
Als boven VI, f. 164.
546. 1567 — Juli 27.
Van Brimeu aan Margaretha. — Antwoord op No. 542. Hij verwijst naar No. 545 ten aanzien van Joost Olivier en zegt ook den heer van Catthem niet goed te kunnen missen. Om verschillende redenen heeft hij bezwaar tegen het vragen van eene bede. De garnizoensverandering heeft plaats gehad. Hij heeft iemand naar Frankrijk gezonden, die teruggekeerd is met het bericht, dat er niets aan de hand is.
Madame, J'ay receu deux lettres de V. A. du XXIIIme de ce mois. Et quand au capitaine Joost Olivier, burgemaistre de la Vere, je ne doubte V. A. serat encoires mémorative de ce
1) Zie No. 538.
2) Duisburg.



592
BRIEFWISSELING TUSSCHEN MARGARETHA
que je luy en ay escript par ma précédente, parquoy n'en diray davantaige, pour ne servir de redite, sinon que j'attens sur cela sa résolution.
Quand au Sr. de Catthem, il me samble qu'il est bien duisable icy, tant pour ce qu'il y at désia esté quelque temps et qu'il cognoist les gens et le pays et qu'il est gentilhomme bien mectable, que aussy l'on seroit bien empesché pour trouver ung aultre, qui vouldroit servir pour sy peu de temps qu'il serat encoires a faire. Parquoy je supplie trés humblement que V. A. me veuille aussy mander son intention cy-dessus et ce qu'elle en vouldrat avoir dict audict Sr. de Catthem, car son frère, le Sr. de Wacquene, m'en at aussy parlé.
Touchant ce que V. A. me commande de prendre la possession pour et au nom du Roy des villes de la Vere et Flissinges, que Sa Majesté a faict retirer et achapter k son prouffit, et aussy que je tienne la main a. 1'avanchement de quelque subside, dont le commis van Loo at charge de tracter avecques eulx, je ne lesseray de faire tout mon debvoir tant en cela que en toute aultre chose, oü il plairat a V. A. m'emploier; mais touchant la subside, j'en ay désia parlé avecq ledict commis van Loo et il me samble que l'on ne la leur pourrat mander en nulle pire saison que astheure et (k correction trés humble) il vauldroit mieulx que V. A. en supersédast jusques k ce que la résolution générale soit prinse, que l'on ferat des Gheulx; car je ne fay point de doubte qu'ilz ne s'excuseront la-dessus, et ce sera pour peu de temps a. faire, car je pense que V. A. serat bientost résolue de 1'ung costé ou 1'aultre. Et supplie trés humblement icelle qu'elle me veuille aussy mander son intention sur quelques lettres miennes, dont je n'ay eu encoires responce, et principalement sy elle envoierat ichy quelques commissaires; car ilz y sont merveilleusement nécessaire.
Et quand a. ce que j'avois escript a V. A. que j'estois d'opinion que l'on changeast les soldars qui sont k Flissinges, puisque je n'en ay eu depuis nulles novelles de V. A. et que 1'enseigne, que j'avois mandé, est désia arrivé ichy, je les ay lessé Ik et envoié la reste de 1'enseigne, qui estoit en ceste ville et a la Vere, de fachon qu'il y at astheure en chascune des villes de Middelbourg, la Vere et Flissinges une enseigne, et ilz sont tous bien contens. Parquoy n'en feray nul changement, sy n'est que V. A. me le commande. Et comme lesdictes villes de Flissinges et de la Vere sont les plus frontières, je me tiendray ichy entre deux avecq ladicte enseigne qui est venue, et pourray renforcher la garnison oü je le trouveray nécessaire, soit en 1'une ou 1'aultre.
Au surplus, Madame, il est venu tout astheure ung de France, que j'avois envoié la, scavoir de Feuscamp, Diepes, st. Walry, Crottoy et ces frontières-la, qui me rapporte qu'il n'y at riens. Parquoy je croy que le marchant, qui avoit dict que l'on y armoit tant des batteaulx, comme j'ay escript hier k V. A„ doibt estre quelque Gheulx. Néantmoings j'ay envoié ung aultre vers



VAN PARMA EN CHARLES DE BRIMEU.
593
la Roselle et Brest, qui nous en apporterat bien novelles asseurées.
De Middelbourg ce XXVII de Juillet XVCLXVII. A Madame.
Als boven VI, f. 166.
547. 1567 — Juli 28.
Van Margaretha aan Brimeu. — Antwoord op No. 543 en 545. Daar zij geen geul heeft, moet hij het zien uit te houden tot de komst van Alva. Zij weet, dat de Middelburgsche vroedschap verdacht is, maar kan niets doen, voordat zij als' gewoonlijk de voordracht heeft ontvangen. De commissarissen zullen weldra komen en zich dan ook met den baljuw van Veere bemoeien. Joost Olivier moet te Veere blijven.
Mon cousin, J'ay ouy ce que m'avez faict remonstrer par Cigoigne, sur quoy, en tant que touche le payement de voz gens, n'en ayant moyen il fault que faictes le myeulx que pourrez avecques eulx jusques a. 1'arrivée du duc d'Alve, qui y pourra pourveoir.
Quant au renouvellement de la loy de la ville de Middelburgh, je suys passé long temps bien advertie qu'elle n'est toute nette, mais comme ilz ont de coustume de faire la nomination et me la envoyer et que la-dessus l'on prend 1'advis du recepveur de le(?) Westerschelt et du bailly, il fault attendre 1'envoy de ladicte nomination, dont le temps approche, pour après en user comme je trouveray convenir pour le bien du service de Dieu, du Roy, mon seigneur, et de ladicte ville.
Touchant les briseurs d'images, que ledict Cigoigne m'at en oultre dict estre la, l'on y envoyera de brief commissaires, comme je vous ay escript par ma dernière du XXVme de ce présent mois, pour s'informer et faire les debvoirz requis, lesquelz lors s'informeront aussy contre le bailly de la Vere; vous remerciant de 1'advertence, que me faictes en son endroict par vostre lettre du XXVIme de ce présent mois, que j'ay receu; et vous priant que, si chose plus particulière vous vient estre signifiée de son faict, me la faciés entendre.
Ledict Cigoigne m'a en oultre touché de la place de Rammekens; sur quoy vous ayant si clairement signifié mon intention par madicte lettre du XXVme de ce présent mois, ne me rèste que y adjouster présentement, fors que de remectre k vous d'en user comme trouverez pour le myeulx.
Ayant veu ce que me représentez touchant le burghermaistre de la Vere, que vous ay escript le Sr. de Wacken désirer avoir avecques luy aux batteaulx, qu'il esquippe pour Sa Majesté, je ne trouve convenir qu'il s'absente de la Vere, dont j'advertis le Sr. de Wacken par la lettre k luy, que va joincte a. ceste, pour la luy faire tenir, afin qu'il regarde de se passer dudict burghermaistre.
Le demeurant sera pour vous remerchier des advertences
38



594
BRIEFWISSELING TUSSCHEN MARGARETHA
portées par vostredicte lettre touchant le Sr. de Brederode, et vous prie que, vous venant aultre chose en son endroict ou de ceste qualité, j'en puisse estre participante.
De Bruxelles le XXVIIIme jour de Juillet 1567.
Au conté de Meghem.
Als boven VI, f. 157.
548. 1567 — Juli 28.
Van Brimeu aan Margaretha. — Antwoord op No. 544. Hij acht het wegens het groote belang van Walcheren niet geraden het vendel van Beauvoir weg te zenden. Hij vraagt, of bij Rammekens langer kan toevertrouwen aan soldaten, die zoo lang getalmd hebben met het doen van den eed.
Advies ten opzichte van de bezwaren van het Hof van Gelderland.
Madame, J'ay receu la lettre de V. A. du 24tne, estant responce aux miennes des 18, 20 et 21 mes de ce mois, et puisqu'elle escript qu'elle est résolue d'envoier en ce pays-cy quelques commissaires, il me samble que le plus tost qu'il se face, sera meilleur.
Touchant ce que V. A. escript qu'elle ne trouve que bien que l'on tire 1'enseigne du Sr. de Beauvoir de Flissinges pour la mectre a. la Vere, comme je pense que V. A. aura désia. veue par ma dernière ce que j'ay faict tant des soldats, que j'ay mandé, que de ceulx, qui estiont en ce pays-cy, n'en diray davantaige pour n'user de redite, sinon que (puisque V. A. s'en remect a. moy) que je n'en feray nul changement, sy n'est qu'elle me le commande ou que le temps et 1'occasion le requièrent. Et quand a ce que V. A. escript que, sy je me pouvois passer de ladicte enseigne du Sr. de Beauvoir et sy ceste isle seroit bien gardée, qu'elle la vouldroit renvoier k Arras et y casser les cent testes, qui y sont mises de crue, il me samble (puisque cestedicte isle est tant importante pour asseurer la venue et le désembarquement de Sa Majesté), qu'il n'est nullement du monde conseillable d'oster ladicte enseigne d'ichy et mectre en hasard une chose de sy grande conséquence a lappétit de six ou sept eens escus, que lesdictes cent testes pourront monter pour ung mois ou six sepmaines que ce serat encoires k faire, sy Sa Majesté doibt venir de ceste année.
Quand a ce que V.A. m'encharge de m'informer de ce que faict de Sr. de Brederodes, V. A. aura assez entendue par mes précédentes que j'ay tousjours eu, comme j'ay aussy encoires, des gens dehors pour scavoir ce que passé autour de luy, et ne fauldray de le faire encoires doresnavant, comme V. A. commande, et par mesdictes précédentes V. A. aura aussy bien veue qu'il samble qu'il n'y a riens vers la coste de Bretaigne.
Parquoy n'en diray davantaige jusques a ce que j'aye aultres novelles de ceulx, que j'ay envoié encoires vers les deux costez susdictes.
Et supplie trés- humblement que V. A. me veuille commander



VAN PARMA EN CHARLES DE BRIMEU.
595
expressément ce qu'elle vouldrat avoir faict des soldats deRammekens, car quand a moy, je ne vouldrois pas voluntiers avoir le mal gré ny du capitaine ny des soldats, et je donne a. V. A. a penser, puisqu'ilz ont sy longuement dilayé a faire le serment, s'il luy samble que la place sera bien gardée avecq eulx.
J'ay aussy veu la copie de la lettre de ceulx du Conseil en Gueldres, par laquelle ilz représentent a V. A. les difficultez, qu'ilz trouvent pour effectuer 1'instruction, qu'elle leur at envoiée; sur quoy elle commande que je luy advise de mon advis sur chascun poinct. Et quand au premier, puisqu'ilz escripvent que leur commission sera bien faisable ès villes de Remunde, Venloe, Bommel et Elborch, il me samble qu'ilz 1'y aient a effectuer.
Quand a celle de Harderwyck, je me réfère au i8me article de ladicte instruction, dont j'ay icy faict joindre copie i), et il me samble que, quand les commissaires y auront prins 1'information et faict tout ce que par ladicte instruction leur est enchargé, sy alors ilz ne scavent tant faire par induction que l'on desmecte ceulx du magistrat, qui seront trouvez suspects, qu'ilz aient a faire rapport de leur besoingne k V. A., quy y pourroit alors envoier tant des gens qu'elle vouldroit, et procéder a ladicte démission par main forte ou aultrement par justice, comme elle trouverat convenir. Et j'ay trouvé estrange ce que ceulx dudict Conseil escripvent k V. A. qu'ilz ont commandé au commissaire, qui irat audict Harderwyck, qu'il oste seullement les armes aux Gheulx, veu qu'il est dict par 1'appoinctement faict avecq eulx qu'elles seront ostées k tous bourgeois et habitans, et leur ay escript pourtant qu'ilz le facent ainsy. Et cela faict et estant V. A. du tout bien informée, elle pourra alors (sy elle le trouve bon) commectre quelqung pour les faire rendre a ceulx, qui sont tousjours esté bons.
Quand au poinct, oü ilz escripvent qu'il seroit bon que l'on commencast pour le premier aussy bien audict Venloe que a Remunde, il me samble qu'il n'importe pas beaucop sy l'on prenne 1'information audict Venloe devant ou après. Néantmoings puisque les vacances sont devant la main et que nul conseillier
r) Deze luidt als volgt:
.Indyen sy eenigen burgemeestere, schepenen off ander officier bevinden schuldigh te ziin, zullen dieselve affstellen om andere in hoer statt gesurrogeert to worden, daer zullicx van Zyner Majesteyts wegen gedaen mach worden, ende daer nyet, zullen denghenen, die den magistraet ende andere officieren op ende affstellen, berichten ende daerhin bewegen, dat zy selffs sulcx doen ende dat 'tselve noodich is alzoe gedaen to worden tot waelfaert und vrede der stadt und oick om Zyne Majesteyt deshalven to wilfaren. Ende indyen hyerinne swaricheyt viele, sullen daeraff adverteren, om daerinne versien to worden. Van gelycken dat sy toecomstlick nyemant en stellen oder aennemen in eenich bevel ader dienst publiek, hy en sye van der oprechter aider, Catholisscher religie; oick dat hy in desen verleden beroerten sich mit ongehoirsaemheit weder Syne Majesteit nyet bewesen en hebbe."
Het bezwaar van het Hof hiertegen was gelegen in de omstandigheid, .dat Syne Con. Maj. in egheenen aller der hierboven benoempter steden, die sich vrevelmodich ende rebell hebben vinden laten, in possessie is eenige schepenen aff off aen to stellen, dan sy hebben alle selffs den kuer ende stellen sich selffs ende veranderen etc. nae dat nu in yeder stadt sullicx gebruyckelick."



596
BRIEFWISSELING TUSSCHEN MARGARETHA
aurat alors a faire a Arnhem et que le Sr. van der Horst est la, qui est ung gentilhomme des principaulx du pays, qui exécutera bien ceste commission, il ne sera que bien qu'ilz le facent aussy audict Venloe, pour avoir tant plus tost faict et affin que (après lesdictes vacances) tous les conseilliers puissent estre ensamble audict Arnhem.
Et puisque V. A. a faict condempner ès aultres pays les malfaiteurs aux galères, il me samble bon qu'elle face faire le mesme en Gueldres et que pourtant elle aye a. commander ausdicts du Conseil qu'ilz ensuyvent ladicte instruction, et elle leur pourra commander le lieu et a qui ilz les aient a envoier.
De Middelbourg ce 28me de Juillet 1567.
A Madame.
Als boven VI, f. 168.
549. 1567 —Juli 29.
Van Brimeu aan Margaretha. — Hij vraagt haar gevoelen over de wijze, waarop de commissarissen te Zalt-Bommel moeten optreden tegen hen, die onder Brederode hebben gediend, en de bewerkers der onlusten aldaar; zulks naar aanleiding van eenen brief van genoemde commissarissen.
Madame, Les commissaires qui sont k Bommel pour y effectuer 1'instruction de V. A., scavoir le Sr. d'Isendoren et le Mombour, m'escripvent présentement que beaucop des Gheulx, qui sont esté au service du Sr. de Brederodes, y sont revenus et qu'ilz y trouvent aussy quelqungs, qui sont réputez pour les principaulx aulteurs de ce trouble; me demandant pourtant ce qu'ilz en auront a faire. Ilz poisent 1) de faire appréhender quelqungs jusques a, ce que 1'information plainaire soit prinse, pour ce que, sy l'on commencoit a. appréhender ung ou deux, les aultres s'enfuiriont, comme V. A. pourra plus amplement voir par la copie de leur lettre icy-enclose. Et je ne leur ay riens volu mander la-dessus sans premièrement en advertir Vostredicte Altèse. Et pour luy dire mon advis pour ne perdre temps, il me samble (a correction trés humble) qu'ilz pourriont appréhender lesdicts Gheulx, qui sont esté au service dudict Sr. de Brederodes, et les faire chastier suyvant ce que V. A. en at ordonné, et superséder avecq lesdicts aulteurs jusques k ce que ladicte information plainaire soit prinse, pour alors trousser parensamble tous ceulx, qui seront trouvez coulpables, qui est assez conforme k leur opinion. Et prie trés humblement que V. A. me veuille mander incontinent son intention cy-dessus, affin que je puisse mander ausdicts commissaires ce qu'ilz auront k faire; ou sy V. A. le trouve mieulx, elle pourroit faire dépescher ce messagier
t) Dit woord, dat ik niet heb kunnen vinden, moet beteekenen wachten. De Regentes gebruikt in haar antwoord surcéer.



VAN PARMA EN CHARLES DE BRIMEU.
597
tout droict vers eulx et leur mander sa volunté; car le plustost qu'ilz en pourront estre advertiz, serat le meilleur.
De Middelbourg ce XXIXme de Juillet 1567.
A Madame.
Als boven VI, f. 17 a.
549a. Copie.
Van de commissarissen J. Pieck en J. Wrd aan Brimeu. Zij vragen, of zij zich van de aanhangers van Brederode aanstonds moeten meester maken, dan wel wachten, totdat het onderzoek in zijn geheel is afgeloopen.
Edele, wolgebornen, genedige here, Wy gebieden ons underdaenichlick ende dienstlick in die guide gratie van Uwer Genaeden. Genadige here, Alsoe wy op gisteren gekomen ziin bynnen Zalt-Boemell endeophuyden onse commissie van Hare Hoecheit ontdeckt, hebben die regierders und wethouders derselver stede ons mit gueden, gehoirsamen und onderdaenigen wille ende antwoirt bejegent, soedat wy verhapen Hare Hoecheits befehle te vollenttrecken. Dan, genaedige here, sullen wy U. G. dienstlickenn niet voirhalten, hoe dat ons ennige swaricheiden voirgekomen siin ende alnoch sullen muegen gemueten, als te weten:
irstlichen datter ennige Guessen, gedient hebbende den heren van Brederode ende van egene sunderlinge qualiteit, dan naecte 1) personen unnd borgerskynderen van hier wesende, op huyden alhier bynnen Boemell gekomen siin;
ten tweden datter ennige van alhier voir principale autuers unnd grote oproerders geacht worden ende oeck enige voir sulcke by informatie bevonden sullen mogen worden.
Op welcke vurs. swaricheiden wy niet en weten, offt wy die voirgeruertte ingekomen Geussen ende personen, die voir principale autuers unnd grote oproerders ende perturbatuers geacht worden ende die by informatie voir sulcke bevonden sullen worden, terstont unnd so haest ons sulx gebleecken, sullen doen aentasten und in gefenckenisse stellen offt soe lange ende ter tiit toe verwachten, dat onse informatie alhier geheell ende gansselicken gedaen sall siin, om alsdan onversiens ende gelickelicken op ener tiit die apprehensie ende aentastinge der voirgeruertte personen te laeten geschien. Want op die vurs. puncten gecommuniciert hebbende mit die voirg. regierders ende wethouders, wort beducht dat, soe waer man twee Offt drie der vurg. personen doit antasten ende in behafftinge stellen, voir ende alehr onse informatie geheell ende gantzlick offt andersyns volkomelicken gedaen, dat voele andere persoenen, die voir Guessen, principaele autuers ende oproerders by informatie belast ende beschuldicht sullen worden, sich anstont versteecken ende heimlicken versien sullenn, und dat die konden, die men te verhoren gemeintt, siende voir hant die straffe offt grote apparentie van dien, sich vermyden sullen 't quaeste ontdeeken; wairomb is onsen dienstlick ende onderdaenichlick begeren, dat U. G. gelieven hierinne ons syne meynonge ende verstant genedelichen by geschriffte te ontdeeken, off wy die vurg. Goessen sampt die andere, die voir principale autoers ende grote oproerders geacht worden ende noch naemaels by informatie voir sulcke bevonden sullen worden, terstont ende alvorens onse informatie alhier geheell ende all gedaen sall siin,
1) onaanzienlijke, behoeftige.



598
BRIEFWISSELING TUSSCHEN MARGARETHA
sullen doen antasten ende in behaftinge stellen offt andersyns verwachten soe lange ende ter tiit toe dat dieselve informatie geheell ende all volkomen sall siinn, ten eynde wy ons dairnae onderdaenichlicken sullenn hebben te richten ende regulieren.
Genaedige here, Wy bidden den Here almechtich etc.
Ylentz uuyt Zalt-Boemell den XXVI Julii anno XVCLXVII.
Uwer Genaeden onderdenige dienars Jacop Pieck. Johan Wrd.
550. 1567 — Augustus 2.
Van Margaretha aan Brimeu. — Antwoord op No. 548 en 549. Zij keurt de garnizoensverandering goed en machtigt hem het garnizoen van Rammekes te veranderen. Zij vereenigt zich met zijn gevoelen aangaande de bezwaren van het Hof tegen de instructie voor de commissarissen. De aanhangers van Brederode moeten aanstonds worden gestraft. Ten aanzien van de anderen moet de afloop van het onderzoek worden afgewacht. De komst van Alva is op handen, evenzoo, naar zij verneemt, het vertrek des Konings uit Spanje.
Mon cousin, Je responderay par ceste a voz lettres des XXVIÏ, XXVIII et XXIXmes de Juillet passé, vous disant premièrement quant au Sr. de Cattem, puisque vous samble qu'il ne se doibt absenter de la., qu'il n'y a que dire fors qu'il demeure.
Touchant ce que représentez la saison n'estre propre pour demander aux villes de la Vere et Flissinghes quelque ayde, je le feray communicquer en Finances, pour après vous y estre respondu ce que samblera convenir.
Ce qu'avez faict des soldatz, tant ceulx, qu'avez mandé, que ceulx, qui désia. estiont la, et que ayez laissé 1'enseigne du Sr. de Beauvoir audict Flissinghes, est chose dépendente de ce que vous, estant sur le lieu, scavez myeulx considérer que non pas nous icy ce que convient, et ainsy ne scauroy sinon m'en remectre a vous, comme aussy ladicte enseigne dudict Sr. de Beauvoir ne se retirera de 1'isle, puysque vous samble myeulx qu'elle y demeure.
Et puisque vous ne vous asseurez des soldatz estans a Rammekens, vous les pourrez retirer de la et, les envoyant aultrepart, y mectre des aultres, èsquels l'on se puist plus confier.
Ayant veu ce que par vostredicte lettre du XXVIIIme m'escripvez pour vostre advis sur les difficultez mis en avant par ceulx du Conseil en Gheldres endroict 1'instruction, que naguères leur a esté envoyée, je trouve bon vostre advis et leur feray escripre de se reigler selon icelluy.
Au regard de ce que vous ont escript les Sr. d'Isendorn et le Momboir de Gheldres, estans a. Bommel, il a samblé icy au Conseil qu'ilz doibvent faire appréhender ceulx, qui sont esté au service du Sr. de Brederode et porté les armes contre leur prince, et faire faire démonstration exemplaire de quelques principaulx



VAN PARMA EN CHARLES DE BRIMEU.
599
d'entre eulx, selon qu'a esté ordonné. Et quant aux auteurs des troubles audict Bommel, l'on est de vostre advis qu'il sera bien qu'ilz en surcéent 1'appréhension jusques que, ayant achevé leur information, l'on en ait icy ouy le rapport et ordonné ce que aura esté trouvé convenir, ce que ferez entendre ausdicts deux commissaires, pour se reigler en ceste conformité.
Au demeurant je ne veulx vous céler que hier j'ay eu courrier du duc d'Alve du XXX dudict Juillet dbis Pont a Mousson, par lequel j'entens que demain il debvoit estre a. Thionville, pour dois la venir par Bastogne, Mars et Namur droict vers ceste ville avec toute sa compagnie, et que Don Francez m'escript que le Roy se donne toute la presse possible pour son partement en 9a et que désia les fourriers estiont despeschez vers la Courogne 1) avec Palcalde Salacar, avec grande apparence que Sa Majesté pourra estre embarcquée pour tout ce mois.
De Bruxelles le second jour d'Aoust 1567.
Au conté de Meghem.
Als boven VI, f. 175.
551. J507 — Augustus 3.
Van Brimeu aan Margaretha. — Hij zendt haar berichten over Brederode en de Geuzen, die hij voor grootspraak houdt, daar zij geen geld hebben.
Madame, D'autour de Monseigneur de Brederodes et plus avant en Allemaigne me sont tout astheure venu les nouvelles icy-joinctes. Et encoires que je ne puis bonnement croire que les Gheulx aient beaucoup d'argent, et que je pense que ce ne sont que brimades, sy n'ay peu lesser de les envoier a. V. A., affin que (sy d'avanture elle at aussy quelques nouvelles de la) elle puisse voir sy cestes sont conformes a. icelles.
De Middelbourg ce 3me d'Aougst 1567.
A Madame.
Papiers d'Etat et de 1'Audience, voL No. 342, f. 97.
De soldaten van Brederode, die — zooals boven verhaald is — door den Stadhouder vervolgd, bij Huissen over den Rijn waren getrokken, hebben zich tot in November 1567 in het graafschap Berg, het gebied der abdis van Elten en dat van den hertog van Cleve opgehouden. Talrijk zijn de berichten over hun verblijf aldaar en de door hen
1) Coruna. In verband met de zoogenaamde reisplannen des Konings verhaalt de Reiffenberg (Corr. de Marg. d'Autr. avec Philippe II, blz. 40) de volgende anecdote: ,On raconte que son fils Don Carlos, pour railier son immobilité, en faisant allusion a un ouvrage de Calvete de Estrella, écrivit un jour en tête d'ün livre blanc: Los grandes y admirabiles viajes del rey dom Philipe, et au dedans, dit Brantome, il y avait: El viaje de Madrid al Pardo, del Pardo a 1'Escurial, de 1'Escurial a Aranjuez".
Het hier bedoelde werk van de Estrella is de in 1552 te Antwerpen verschenene beschrijving van de reis van prins Philips in 1549 door de Nederlandsche gewesten. Voor den volledigen titel zie men Gouda Quint, Bibliographie, blz. 67.



6oo
BRIEFWISSELING TUSSCHEN MARGARETHA
gekoesterde plannen niet. Ik laat hier volgen hetgeen dienaangaande uit gedrukte zoowel als ongedrukte bronnen bekend is.
Tot de laatste dagen van Juni vernemen wij niets, maar op den 2Qsten dier maand ontving de landdrost der Graafschap van den Stadhouder het bevel om zich persoonlijk of door middel van vertrouwde personen op de hoogte te stellen van de waarheid of onwaarheid van het gerucht, „dat der heer van Brederode te Gemen sye und dat daer by hem verscheiden hooptluyden dagelycx wesen, oick binnen Borcken eenige knechte sollen wesen, die aldaer goede chier maecken op eenighe vertroostinghe der Gheusen" (van Hasselt, Geldersch maandwerk II, blz. 374). Dit bevel werd 27 Juli herhaald (Brieven van het Hof met het Kwartier van Zutphen No. 3276). Dat er inderdaad toerustingen plaats hadden, blijkt uit de berichten, die het Hof in de eerste helft van Augustus ontving van den magistraat van Zutphen en den richter van Doesburg over wervingen in de buurt van Gemen en Südlohri. Deze troepen schijnen, volgens een bericht van 1 September, omstréeks dien tijd te zijn uiteengegaan, maar wij vernemen daarentegen nog tot in November over de vroegere soldaten van Brederode. Deze en graaf Joost van Schaumburg stonden in October in betrekking met graaf Willem van den Berg (Tadama, Graaf Willem van den Berg en zijne tijdgenooten, blz. 11 en bijl. IX en X). Of dit in verband stond met een plan om Arnhem te verrassen, waarover het Hof 1 November aan Brimeu schreef (Brieven van en aan den Stadhouder No. 503), is mogelijk, misschien wel waarschijnlijk, maar zonder nadere gegevens niet met zekerheid uit te maken. Bij de Regeering heerschte ongerustheid: Alva schreef 6 November (Gachard, Corr. de Phillippe II, dl. I, No. 678) aan den Koning met het oog op eenen mogelijken inval uit Duitschland den Gelderschen stadhouder met 2000 Duitschers en 1000 Spanjaarden naar Gelderland te hebben gezonden. Hij voegde er bij, dat nabij Nymegen twee schepen met mannen, wapenen en geschut waren opgemerkt en dat het gerucht liep, dat die troep was aangegroeid tot 3 of 4000 man. Reeds op 1 November was door het Hof aan den Zutphenschen landdrost gelast de huislieden zijns ambts op de been te brengen. Inmiddels waren de Geuzen over den Rijn en over Gendringen in de richting van Doetinchem getrokken met het plan — naar men zeide — om bij Bronkhorst den IJssel over te steken en de Veluwe binnen te dringen, maar, bespeurende, dat de huislieden opgeroepen werden, over Keppel en Wehl naar het Eltensche teruggekeerd, (van Hasselt a. w., blz. 379). Kort daarop (6 November) kon het Hof den Stadhouder berichten, dat de Geuzen waren verloopen.
552. 1567 — tusschen 2 en 24 1) Augustus.
Van Margaretha aan Brimeu. — Men vindt, dat dien van Veere en Vlissingen de aan eiken nieuwen heer toekomende welkomstgave niet moet worden kwijtgescholden.
Mon cousin, II s'est communicqué en Finances ce que par vostre lettre du XXVIIme du mois de Juillet m'escripvistes vous sambler que l'on debvoit superséder de demander subside aux
1) Op laatstgenoemden dag toch bevond de Stadhouder zich weder te Brussel. (Br. v. e. a. h. Hof No. 3093/91).



VAN PARMA EN CHARLES DE BRIMEU.
601
villes de la Vere et Flissinghes, et le tout considéré il a samblé que 1 on ne doibt laisser leur demander la bien-venue qui est ordinaire k 1'advénement d'ung nouveau seigneur, mesmes attendu que dois long temps Ion a promesses desdictes villes de s'y bien acquicter; n'ayant cecy riens de commun avecques aultres aydes et donatifz, que selon vostre advis se pourront bien encoires differer ; vous priant partant de tenir la bonne main que lesdictes villes facent bien bon debvoir quant a ladicte bien-venue, et en recepvra le Roy, mon seigneur, service aggréable.
De Bruxelles le... jour d'Aoust 1567.
Au conté de Meghem.
Correspondance de Gueldre et Zutphen VI, f. 183.
553. 1567 — September 19.
Van Margaretha aan Brimeu. — Zij gelast hem de zich te Hedel ophoudende vluchtelingen uit s Hertogenbosch te laten gevangen nemen.
Mon cousin, Je suys advertie que plusieurs fugitifz de la ville de Bois-le-Ducq se tiennent a Hedel, appartenant au conté van den Berghe, y faisant practicques contre ces pays de par deca et oultrageant les bons bourgeois de ladicte ville, quand ilz les rencontrent; qui ne se doibt aulcunement tolérer. Parquoy vous requiers et ordonné de par le Roy, mon seigneur, que ayez a donner ordre que lesdicts fugitifz soyent troussez par le momboir de Gheldres, luy faisant donner telle assistence que pour eest effect pourra estre requise.
De Bruxelles le XIXme jour de Septembre 1567 1).
Au conté de Meghem.
Als boven VI, f. 183.
554. 1567 — December 1 2).
Van Brimeu aan Margaretha. — Ter begeleiding van een schrijven van den bisschop van Munster en Osnabruck.
Madame, L'évesque de Munster et Osnabrugge m'at k eest instant envoié pour V.A. les lettres icy-joinctes, que je n'ay volu
1) Uitgegeven bij Cuypers a. w., blz. 58a.
2) De groote tusschenruimte tusschen dezen brief en den voorgaanden is wellicht te verklaren door langdurige ziekte van den Stadhouder. Wij lezen dienaangaande ni eenen brief aan hem van den door zijne bestrijding der heksenprocessen bekenden Kleefschen hjfarts Dr. Johan Wier d.d. 19 November ï567 : „Wie ic vor etlicke maent gehoert heb gehad van U. G. grote unde besweerlicke krencte, sy ic dermate bewecht gewest in mitlyden, dat ic oec selfst gerne by U. G. wold hebben gekommen, hed ic u. U enigen angenemen dinst weten to doin, dan ic nit twivel, U.G eude gesdete doctoren bynnen Brussell genoch hedden, die erfarener waren dan ic "
. ,u bnevenverzamel>ig van het Hof blijkt, dat Brimeu op n Augustus nog
te Middelburg was, van 24 Augustus tot 30 October zich te Brussel bevond en kort daarna naar Gelderland is vertrokken, zoodat hij op 6 November te Nymegen aankwam



Ó02
BRIEFWISSELING TUSSCHEN MARGARETHA
laisser luy envoier incontinent par la poste, comme je ne fauldray de faire en toutes aultres choses, qui compectent son service. Et n'estant ceste a. aultre fin, ne la feray plus longue.
D'Arnhem ce premier jour de Décembre 1567.
A Madame.
Als boven VI, f. 194.
555. 1567 - December 5.
Van Margaretha aan Brimeu, begeleidende haar antwoord op den brief van den bisschop van Munster.
Mon cousin, J'ay quant vostre lettre du premier de ce mois receu celles de 1'évesque de Munster, auquel je responds par celle, que va joincte a ceste, que vous prie luy faire tenir et au Créateur (n'estant ceste a. aultre fin) qu'il vous ait, mon cousin, en Sa saincte garde.
De Bruxelles le Vme jour de Décembre 1567.
Au conté de Meghem.
Als boven VI, f. 196.



VAN PARMA EN CHARLES BE BRIMEU.
603
BIJLAGE I.
Verbael der handelingen opten landtdaege, binnen Arnhem opten 27, 28 und 29 Novembris 1560 gehalden.
Alsoe op id begeren, schryven und aenhalden der vier hoiftsteden deser furstendombs Gelre und graeffschaps Zutphen aen die durchluchtige, hoichgeborne furstinne, hertoughinne to Parma und Plaisance etc, Con. Maj. to Hispanien etc, onses allergenedichsten heeren, Erffnederlanden generale regentinne und gubernante, gedaen, op huyden XXVIIsten Novembris XVCLX by den edellen und waelgeboren heeren Kaerle de Brimeu, graven tho Meghem etc, bovengerurter deser furstendombs und graeffschaps stadtholder und capiteyn-generaeL beschreven ziin binnen dese stadt Arnhem die sementlicke bannerheeren, ritterschap und steden, als representerende die Staten derzelver furstendombs und graeffschaps, is den gesanten der bannerheeren, voort yetzgemelten ritterschap und verordenten der hooft- und. cleyner steden durch waelgedachten grave tho Megem, stadtholder, by monde heeren Adriaen Nicolai, cantzlers, oick in bywesen alle der anderer raeden Syner Con. Maj. nae alden gebruyck voirgedragen, dat Zyne Gen. diezelve durch uuytdruckelicke, schrifftelicke ordonnantie hoichgedachter furstinne hadde doen bescheiden (op id aenhalden ende begeren der hooftsteden vurs.), nementlick op tween puncten, to weten id een om aen te hoiren id rapport der gedeputeerde der Landtschap, am junghsten by Oire F. G. to Bruessel geschickt geweest hebbende, und id andere om waelgedachten heeren stadtholder to ontfangen und willekhomme to heeten, als oire E. L. und Gunsten van den geschickten der voors. vier hooftsteden breeder verstaen und vemhemen sollen; daeraff und van sullicker eheren oire E., Lieffden und Gunsten danckende und sich to alle 'tghoene wes Syne Gen. moegelick und dointlick waere, erbiedende.
Und is daernae by monde meisters Georgien Warninckhoffs, gesanten der gravinne to Lymborch und Bronckhorst, daerop gesacht, die sementlicke geschickte der bannerheeren, die ritterschap und verordente der cleyner steden hedden die oirsaecke, daeromme zy beschreven, op huyden van den gesanten der vier hooftsteden, to weten Nymmegen, Ruremunde, Zutphen und Arnhem, genouchsaemelick vernhomen, der sy oick eyn guedt gefallen draegen; daerby vuegende, die bannerheeren und steden hedden oick te bevoirens ontfangen bryeven der heeren Cantzlers und Raeden, daermït zy verstendiget waeren, dat Ziin Gen. to eynen stadtholder deser landen were verordent, daervan die sementlicke bannerheeren, ntterschap und steden hoichstberumpte Con. Maj. op(t) allerflietichst bedanckten und dat derzelver belieft hadde dese landen mit sullicken guedigen naeburher tot eynen stadtholder to versien und benedigen, opt hoichlicxst erf reuweden und verblieden; daerby vuegende, Z. G. were hunluyden hertelick willekhomme und sy wollen oick diezelve Z. G. alle behoirlicke ehere, reverentie und obediëntie doen und leisten, edoch wollen van S. G. voireerst begheert hebben, diezelve wol oen verthoenen Z. G. commissie», daerbeneffens begerende, Z. G. wol oen zullicx (diewyle id nyet uuyt eenigen bedencken, dan tot Z. G. ehere en geschege) nyet



604
BRIEFWISSELING TUSSCHEN MARGARETHA
in onguede affnemen; daerby oick vuegende, zy wollen van Z. G. onderdenelick begheert hebben, dieselve Z. G. wol oen (als altiit to aenkompste eenes nyeuwen stadtholders gebruckelick) beloefte und verplichtongh doen zyluyden altiit onverbreecklick by oiren alden gebruick, herkommen, previlegien, vryheyden und sunst by den tractate, voor Venloe opgericht, to halden und hanthaven, zonder zy daerentegen und boven in eenigen puncten to laeten bezwaeren, verkorten und vemadeylen, waertegen zy Z. G. oick van gelycken behoirlicke beloefte doen wollen, und wollen dan oick wyders Z. G. wess zy to Z. G. vereherongh to doen gemeynt und voir to draegen hedden und sunst aengeven.
Daerop Z. G. vertogen und beraet genomen hebbende, is korts daemae wederomb by den Staten gekommen und heeft denselven Z. G. originale bezegelde commission verthoenen laeten, hunluyden oick by monde des voors. heeren Cantzler aenseggen doende, S. G. danckte ze zeer aller eheren, dan zoevoele den begheerten eedt betreffe, kunde Z. G. (diewyle zy doch eens in handen hoichgedachter hertoghinnen die voors. commissie beëedet und bezworen hedde, als op den rugge derzelver to spueren, und die vorige stadtholders oick 'tzelve nyewerlt in deser gestalt gedaen hedden) yetzondt nyet weder zweeren off eenigen eedt doen, ten waere dan dat hem zullicx by hoichstberumpte Con. Maj. off van Derzelver wegen by yetzhoichgedachte hertoughinne wordde operlacht, 'twellick dan die Landtschap hedde to beforderen; und zullicx erlanght hebbende, were Z. G. daertoe oerboedich. Doch nyettoeweyniger muchten bannerheeren, ritterschap und steden des vryen und vasten vertrouwens wesen, S. G. soll sich daerinne zoevoel eenichssins dointlick quyten und dese landtschap in oiren privilegiën, vryheyden etc. ende den inhalt des voors. tractae(t)s dergestalt voirstaen, dat zy des een guedt gevallen dragen und sich des (Z. G. verhapens) nyet to beclagen hebben sollen. Und is daemae by den secretaris der stadt Nymmegen, mr. Johan ten Have, die voors. commissie mitsampt den eedt opten rugge derzelver gestelt openbaerlick verlesen, und nae verlesongh derzelver is van wegen der Staten begeert worden visie derzelver om sich opten inhalt van dyer gevuechlick und rypelick to bedencken; 'twellick nyet geweigert, maer is diezelve commissie hunluyden (sich daermit vertreckende) behandet, die zy oick etlicke wyle daemae hebben wedergeschickt, und ziin tenzelven dage nyet weder voor Z. G. erschenen.
Des anderen, nemenüick XXVIIIsten, daechs Novembris siin die verordente ader gesante der bannerheeren, ritterschap und geschickte der steden voors. ongeferlich aen den middage wederomb voir waelgemelten heeren stadtholder in tegenwoordicheyt Cantzlers und Raeden gecompareert, eerstlick sich excuseren doende des langen bedenckens und dat zy Z. G. nyet eher mit desen antwoordt bejegent hedden; seggende zullicx om bewegelicken geschefften der landtschap nyet eher to hebben konnen gedaen worden; voorts seggende, hoe dat die geschickte der bannerheeren, die ritterschap und gesante der steden, Z. G. commissie und derzelver gedaenen eedt op den rugge derzelver gesadt, daermit Z. G. dese landtschap by oiren privilegiën, vryheyden, landt- und stadtrechten, oick den inhalt des tractaetz, voor Venloe opgericht etc, to holden und handthaven genouchsaemelick beloeft, gesien hebbende, zyluyden nochmaels hoichstberumpte Con. Maj. und Derzelver generale regentinne, die hertoughinne to Panna, opt hoichlicxst danckten dese landen mit zoedanigen gueden naebuerheeren to hebben versihen; bedanckten oick Z. G. hoichlick van die regierongh to hebben aengenomen und warén des vasten vertrouwens, Z. G. sol se in allen -voirstendich wesen etc; und hieten derhalven Z. G.



VAN PARMA EN CHARLES DE BRIMEU.
605
(woe nae alden gebruyck ende gerechticheyt deser landtschap to allen aenkompsten eens nyen stadtholders to geschien plege) hertelick willekhomme mit erbiedongh und aenseggongh, zy wollen Z. G. und daerbeneffens oick den heeren Cantzler und Raeden Zijner Majesteyts in desen landen verordent alle reverentie, ehere und obediëntie als zullicx Z. G. (als wesende in stat hoichstberumpter Con. Maj. deser landen een stadtholder) und oiren E. W. und L. eyght und gebuert, als guede onderdanen toestaet, bewysen, doen und leysten, dergestalt dat Z. G. und oire W. E. und L. sich des sollen hebben to benuegen; edoch bevonden sich in eynen punct, in Z. G. commission gestelt, hoichlick bezweert, daeruyt zy befruchtende waeren, dat die guede und by den vorigen heeren stadtholderen in desen landen onderhaldene vrede und eyndrechticheyt tot onvrede und tweedrachticheyt verweckt und verwandelt worden muchten, und were idselve punct nementlick id straffen ende corrigeren der Lutheranen, Herdopers ende anderer ketters, oirer complicen ende faucteuren etc, daeruuyt zy befruchtende waeren, dat eene nyeuwe inquisitie sol worden voirgenomen, die dan alle onvreede, oneenicheyt, commotion und tweedracht, diewellicke nyeuwerlt in eenigen steden oder vlecken deser landen (Godt hebbe danck) geweest, verwecken soll; begerende derhalven und biddende, Z. G. wol mit voirbidden aen hoichstberumpte Con. Maj. off hoichgedachte furstinne, generale regentinne, sullicx genedelick affschaffen und die Landtschap (achtervolligende derzelver in den voirledenen jaere LVII by oiren gedeputeerden dyenthalven overgegevene schrifft, derwellicker zy yetzondt wederomme copie to geven presenteerden) mit egheene nyeuwe inquisition ader sunst bezwaeren laeten; mit den aenhange, alzoe die Ro. Keys. Maj. hoichstlofflicker gedachtenisse dese landtschap by den tractate van Venloe (oick by Zyne Maj. als Keyser geconfirmeert) beloeft to halden als litmaten des Roomschen Riicx etc, dat nu diezelve landtschap nyet mit zullicke inquisitie belaster, maer der ordonnantie desselven Roomschen Riicx gemess gehalden worden muchte; und zullicx hinwederomb aen Z. G. mit alle oire macht, guedt und bloet to verschulden waeren zy bereyt, und wes zy zoe nyet verschulden kunden, sol der almachtiger Godt aen Z. G. versien. Seggende daerbeneffens, zy wusten genouch, dat dit willekhom heyten nyet alzoe mit naeckten, bloéten seghswoorden uuytgericht worden kunde, und wollen derhalven to zyner tiit idzelve mitter daet uuytrichten, dat Z. G. des sol een guedt benuegen hebben. Nae verhoir alles wellicken Z. G. om sich to beraeden und oiren E. L. und G. daerop to antwoirden vertogen und korts daernae Z. G. wederomme gekhomen ziinde, is der Landtschap by miin her den Cantzler voors. gesacht, woe dat Z. G. die bannerheeren, ritterschap und steden der by oiren E. L. und G. hem gedaener eheren und erbiedongh hoichlick was bedanckende, und wol sich oick dergestalt by denzelven vinden laeten, dat zy sich des billick sollen hebben to vredigen; dan zoevoele den voors. puncte Z. G. commissie betreffde, gelooffde Z. G., diezelve en muste by die Landtschap nyet wael gelesen off verstaen ziin, diewyle egheene mentie van inquisitie gemaeckt off eenige inquisitie daerinne genoempt wordet; und waere oick dieselve commissie desselven puncts halven : tegen de Lutheranen, Wederdoopers, oiren adherenten und faucteuren nyet wyder off anders verfattet dan die commissie der voorgaende stadthelders en ziin geweest; id kunde oick Z. G. des puncts" halven, belangende den alden, gueden, christelicken geloove und daerentegen^ aen Con. Maj. nyet voirbitlick ziin, diewyle Z. G. in 't erlangen des ordens van den Gulden Vliese voimeemlick gelooft und gezwooren denselven gueden, alden, christlicken geloove nae ziin macht voor to staen und in egheenen deele yetwes daertegen voir tho nemen off doen, und twiiffelde



6o6
BRIEFWISSELING TUSSCHEN MARGARETHA
oick nyet (wanneher Z. G. aen Zyne Con. Maj. off Oire F. G. sullicke voirbiddongh to doen onderstunde), Z. G. sol eenen ongenedigen heere aen Zyne Majesteyt erlangen, 'twellick) dan Z. G. ongerne hedde; doch wol sunst die landtschap in alle 'tghoene wes in zyne macht und billich were, voirstaen: id hadde oick Zyne Majesteyt voor Derzelver vertreck nae Hispanien alle Derzelver Erffnederlanden Staten in 't generael und den Gelderschen in 't particulier voirdraegen laeten, wellicher gestallt Zyne Majesteyt id heylige, olde christengeloove onderholden und daernae geleeft wol hebben. Die gedeputeerde deser landtschap, soe am junghsten to Bruessel by hoichgedachte hertoghinne geweest, hedden oick ongetwiiffelt der Landtschap by oire rapport (om 'twellick to hoiren diezelve Landtschap yetzondt verschreven is) genouch to kennen gegeven wat deses puncts halven der religie Oirer F. G. meynongh und oirer gedeputeerden affscheidt und reces geweest waeren. Und off villicht daer yemant tegenwoordich were, die 'tzelve van den gedeputeerden nyet wael en hadden verstaen, heeft Z. G. by den griffier der cantzelrye id derde und leste punct des recesses van den IIHden Aprilis lestvergangen by Oire F. G. gegeven, id stuck der religiën aengaende, in 't openbaer verlesen doen.
Und daernae is by dickwaelgedachte(n) her grave to Meghen, stadtholder, durch den voors. heere Cantzler den voors. geschickten der bannerheeren, ritterschap und gesanten der steden aengesacht dat, alsoe hoichgedachte hertoughinne, generale regente etc, (mit allen vliete daeraen ziinde die guede onderdanen deser landen ende insunderheyt die van adel to alle vrundtschap und eendrachticheyt to bewegen und oick to onderhalden) by yetzgemelten recesse bevolen, dat Z. G. die twistende erffgenamen zei. Mariens van Rossum, to weten die van Rossum und Isendoren aen eyne und die weduwen und erfgenamen zei. Walravens van Gendt und Diedericks van Plettenborch aen die andere zyde, voor sich bescheiden, guetelick verhoiren und mit eenigen van den Raede und ritterschap onderstaen sol dieselve, woe eenichssins dointlick, in vrundtschap to vergelycken und, off zullicx ondtstonde ende nyet kunde geschien, sich to informeren und erkundigen, wellicher gestalt die nyeuwe constitutie und representatie by de Landtschap in 't allereerst versocht; oick hoe diezelve zedert by eenen yderen verstanden und gebruyckt zye worden; S. G. denselvigen recesse in dem punct oick alzoe naegeleeft und partyen voor sich bescheiden heeft gehadt, edoch dat die vrundtschap nyet hebbe treffen kunnen und dat O. F. G. zedert wederomme aen Z. G. gescreven to dem eynde, dat op desen landtdach die vrundtschap nochmaels gesocht und, woe dointlick, getroffen worden muchte; und indyen id nyet geschien kunde, dat Z. G. mitte informatie vurs. voirtfuere, mit dem aenhange, diewyle by die gedeputeerden der Landtschap und die partye, daermit diezelve Landtschap gefueght, nementlick die van Gendt und Plettenborch, Oire F. G. aengegeven waere geweest, woe diezelve Landtschap in erlangongh der voors. constitution anders sol gebeden hebben ende dieselve constitutie oick anders bis aenher gehalden ziin dan by den wederdeyl, to weten die van Rossum und Isendoren, gesustineert wordt etc; dat id oick (in aenmerckongh van dyen) sich gebueren wil, dat dieselve Landtschap off partye, daermit zy gevueght, den commissarissen (diewellicke Z. G. aenstondt to verordenen oerboedich) die kuntschappen, getuygen und sunst schiin und bewiis to sterckongh oirer intention und aengevens dientlick administreren und opgemelte information op oiren kosten volfueren deden. Ende hoewel Z. G. deze onderhandelinge nochmaels ondernhomen hedde, als oick Z. G. noch willich und geneight were to doen; edoch diewyle nu diezelve van eenige gedeputeerden des wederdeyls, tb weten , der van Rossum und Isendoren, algereets zekerlick



VAN PARMA EN CHARLES DE BRIMEU.
607
gehoirt und verstaen hadde, sy wollen om verscheiden redenen sich to gheener vrundtsehap ergeven, maer wes recht were verwachten, hadde Z. G. idzelve mitsampt idghoene wes boven gesacht der alinger Landtschap wael willen to kennen gheven, sich aldaer nae to richten, zulcker gestalt dat nu alleenlick resteerde die voors. informatie to nemen; begerende daerop to weten derzelver meynonge.
Und zullicx allet by die Landtschap aengehoirt, is by denzelven begeert hunluyden genadelick gegundt to worden sich to vertrecken om sich to bedencken, om Z. G. to antwoorden und derzelver oick noch eenige bezweernissen (die doch geringe sollen wesen) aen to geven; biddende, Z. G. wol sich nyet bezweren die aen to hoiren; und ziin alsoe, naedyen Z. G. hun zullicx gegundt, bis tot des anderen daechs vertogen.
Opten XXIXsten Novembris korts nae den middaghe, siinde die geschickte der bannerheéren, ritterschap und verordente der steden voir waelgedachten heeren Stadtholder, Cantzler und Raeden wederomme gecompareert, is by Mr. Georgien voors. van wegen derzelver (nae voirwendongh der excusation des langen vertrecks) gesacht belangende id aengeven, den Staten by mynen heeren Stadtholder gedaen betreffende die saicken und twisten der erffgenamen zei. Martens van Rossum, dat, diewyle hy, Mr. Georgien, den dach der eyner partyen altiit geleistet und gehalden (waeromme id nyet gebueren wol die saicke by hem voirgedragen to worden), die Staten oire meynongh dyenthalven hedden doen by geschrifte verfatten und mit der stadt Arnhems segel bekrefftigen, 'twellick aldaer geëxhibeert wordt; voirdragende voorts muntlick etlicke verscheiden particuliere bezwernissen van eenigen onderdanen und oick eenige supplicationes exhiberende und begerende daerinne genedelick geremedieert und versihen und diezelve bezwernissen af f geholpen to worden; edoch van den tween puncten, albevoirens begeert, to weten aengaende dat Z. G. der Landtschap eedt doen sol und oick betreffende id stuck der religion ende die by dieselve Landtschap besorchde inquisitie gheen mentie meer gemaeckt wordende, dan alleenlick een guedt affscheidt mit aenhanck eener nyeuwer congratulation und danckseggongh, dat Z. G. die regierungh aengenomen, daerby nochmaels vuegende, sullicke danckseggongh und willekoemheytongh en sol nyet mit seghswoorden alleenlick, maer oick mitter daet, dergestalt dat Z. G. des een guedt benuegen sol hebben, uuytgericht worden.
Nae verhoir deswellicken S. G. sich nochmaels om sich opte voors. dachten ende supplicatien te bespreken vertogen, seggende, die Landtschap zol noch een weynich by den anderen blyven; und onlancx daernae heeft Z. G. denselven wederomb aenseggen doen, erstlick die saicke die erffgenamen zei. Martens van Rossum betreffende, Z. G. hedde id schrift, derhalven by oiren E., L. und Gunsten overgegeven, durchsien und bevonden, id weere een verclaringe oder uuytsprake op die wervongh und onderhaldongh der Keyserlicker constitution, daerop hoichgedachte hertoghinne to Parma, generale regentinne, die information genomen to worden gesonnen, wellicke verclarongh der Landtschap nyet were affgefordert; seggende derhalven, S. G. liet sich duncken, die Landtschap hedde id reces van den IlIIden Aprilis lestleden noch oick idghoene derzelver deser saicken halven yetz voirgedragen, nyet wael verstaen, und waere oick Z. G. derhalven achtende, dat Oire F. G. daermit nyetgesedicht, maer dat derzelver meynongh sol wesen, dat sullicke informatie by commissarissen (die die kontschappen und getuygen, die oen by de Landtschap oder die partye, daermit diezelve — woe boven gesacht — gevuecht, geadniinistreert sollen worden, alle schim, bescheidt, to der saecken dientlick, ontfangen und die signaten und registren, daertoe



6o8
BRIEFWISSELING TUSSCHEN MARGARETHA
nodich, durchsien und sunst sich, woe id gebuerden, erkundigen sollen) geschien und genomen worden muste op idghoene wes by den gedeputierden der Landtschap (woe yetzgeruerte reces vermeldet) Oire F. G. aengegeven etc.; und voorts heefft Z. G. op ellicken puncte der bezwernissen, by die Landtschap, id was nu by monde off geschriffte, uuytgedruckt, een affscheidt und résolution, daermit die Landtschap genouch gesedicht, gegeven und eyntlick die Landtschap nochmaels aller eheren gedanckt und alsoe van denzelven een eyntlick affscheidt genomen.. Aldus geschiet to Arnhem ten jaere ende dagen vurs.
My tegenwoirdich • •
T. Roos.
Correspondance de Gueldre et Zutphen II, fol. 243.
BIJLAGE II.
1560 — November 29.
Also hiebevom die Bannerhern, ritterschafft und stette des furstenthumbz Gelre und der graffschafft Zutphen uff verscheidene landtage zu kennen gegeben haben von villerley beschwernuss bey denn hernn Cantzler und Rathen, in obgemeltem furstenthumb und graffschafft residierende, gegen der landt schaf ft und stetten privilegiën, f rey heiten, recht und gerechtigkeit, als auch gegen den Venloyschen tractat und darauff gefolgten confirmationbrieffen furgenomen, derhalben dan zum letzten in Februario negstverlitten ettliche personenn sein verordnet gewest umb zu hove an die herzugin zu Parma, Plasance, general regentin etc, vorbittlich an zu halten der beschwernuss entledigt zu werden, und so darauff ein provisional résolution oder ordinancie gefolgt, aber nit endtlich noch absolutelich en ist, haben wir Bannerhern, ritterschafft und stette obgerurts furstenthumbz und graffschafft zu underhaltung der recessen oder vertregen, erstlich bey den deputierden der Landtschafft im jar 1556 uffgericht und darnach im jar 57 und 60 von der alinger Landtschafft angenomen und bestettigt, und damit die beschwernuss, furgefallen sein, und auch dieselbe, so in zukomenden zeitten furfallen muchten, uff die minste uncosten entlich abgeholffen werden mögen, van wegen der alinger Landtschafft verordnet und gebetten, auch volkomne macht gegeben, verordnen, bitten und geben overmitz dise volkomne macht gedurende zwey jar lang, nemblich den wolgebornen und edlen herrn Wilhelmen graffen zu dem Berge etc. als bannerherr, die ernfesten, fromen, ersamen, wèisen und fursichtigen Peter von Stepradt, Gosswin von der Lawick, rittermessigen, Heinrich von Beinhom, burgenneister der stadt Neimegen, und Sweer von Brakell, burgermeister der statt Tiell, von wegen des Nymegischen quartiers, Diederich van der Lip gnant Hoen, hern zu Afferden, Adrian von Bodberg, marschalck, rittermessigen, Goddert Mareel, burgermeister der statt Ruremunde, end Johann von Greveradt, burgermeister der statt Venloe, von wegen des Ruremundischen quartiers, Gisbert von Brackhausen (sic) zu Berlham, Jurgen von Asbeck, rittermessigen, Thomas von Boirl, burgermeister der statt Zutphen, und Andries von Broickhuis, burgermeister der statt Deutikum, von wegen des Zutphenschen quartiers, juncker Karl von Gelre den jungen, bastart, Johan von der Heil (sic) der alter, rittermessigen, Weinant Hackfort, burgermeister der statt Arnheim,



VAN PARMA EN CHARLES DE BRIMEU.
609
und Johan Voet, burgermeister der statt Harderwick, von wegen des Arnheimischen quartiers, dergestalt das dieselbige den beschwerdten iren tag trewlich leisten, auch daran sein und bedencken helffen sullen, es sey an unsern gnedigen hern statt helder oder zu hoffe an hochgedachte General Regentinne, darmit das gegen der Landtschafft privilegiën ader tractaten nit gehandlet noch.furgenomen werde. Und so es den benoempten und gebettenen freunden gutt beduchte und die sachen also gestalt weren, zullen sie macht haben andere personen von der Landtschafft, hiebevom gedeputiert, oder anderen nach gelegenheit der sachen und der Landtschafft dienlich und nutzlich bey sich zu befordern, wilche sich dan des auch nit weigem sullen — alles bey adelicher eheren an eydstatt — auch eynen rechtzgelertten uff der Landtschafft costen, alles zu verthedigung irer privilegiën, freyheiten und tractaten; auch keiner andern gestalt. Und ob einiche von den gekoren freunden ableibig würden, sullen die anderen verordneten, ettlich an sein Quartier, macht haben einen andern an die platz zu stellen, zu nemen und zu erwelen, die sich des auch nit weigern sullen bey adelicher ehren in rechter eydtzstatt. Auch sullen nach umbgangk der zwey jaren vurs. die verordnete scmentlich, iglich in sein Quartier, andern erwelen und in ire platz stellen, darmit das der Landtschafft privilegiën und freyheiten verdedingt kunnen werden, und sal vortan underhalten werden dergestalt von zwey jar zu zweien jaren bis zer zeitt das diese ordinancie eindrechtiglich verandert sein sall. Und wes den verordneten in einichem theill diser begerten halben und ires annemens von wegen der Landtschafft anfallen und zu schade komen möchte (des nit zu verhoffen), geloben wir Bannerhern, Ritterschafft und Stette vurs. vor uns und unsem erben und nachkomlingen bey unser eheren, trew und glauben in rechter eydtzstatt dieselbe ein oder mehr von den verordneten vurs., sovill sie dessen in beweisliche schaden kernen, gentzlich zu entheben und darvon schadlos zu enthalten, alles vermög des vertrags, anno LVII hiebevorn mentioniert und uffgericht.
Belangendt die uncosten, damit das die Landtschafft boven reden und pilligkeith nit beschwerdt werde, ist uberkomen und vertragen, das private personen, so des vermoegens sein, dieselbige verpflegen und bezalen sullen, darfur dan suffisante burgen in der hofftstatt des quartiers, dar sie under gesessen, gestalt sullen werden, vor und ehe die beikumpst geschenen sall; zunst die gemeyne Landtschaffts sache und den armen antreffende sall die Landtschafft die uncosten tragen, warzu zu einem vorrath dusent thaler uffs gefueglichst sullen uffgebracht ader sunst in den vier quartiem nach advenant der schatzpfenningen distribuiert und in den hofftstetten gelibert sullen werden, warvon liebem sullen idt quartier von Nymegen dreyhundert funfftzig thaler, Ruremundt 250 thaler, Zutphen 175 thaler, Arnheim 225 thaler, umb zu hoiffe, ob sunst ettwas zu thun und zu befordern vorfiele, die pfenningen darzu zu gebrauchen. Und so die verordnete vurs. daruber einiche pfenningen weithers verstrecken beweislich, sullen dieselbe zur negster beikumpst in den vur(r)athspfenningen von der Landtschafft gefunden oder sunst uffgebracht werden umb jedem seine verschossen pfenningen zu restituiern und dieselbe ehrlichen zu retten, als sichs behört; doch ist hierin bedacht, das keine vergebliche uncosten geschehen und die verordneten nit befunden werden understaen zu verdedingen 'tgene dat wider recht und pilligkeith were, das ein jeder sich also schicken und vorsehen sall, das seine sachen uff recht, reden und billigkeith begrundet sein gespurt werden.
Und want dis alles wie vurs. zu einigkeit, fried und eintracht, auch wolfart in dem land zu underhalten, Kun. Maj., unsers allergnedigsten hern, als landtsfursten underthenige dienstbarkeith, getrewigkeit und ge-
39



6io
BRIEFWISSELING- TUSSCHEN MARGARETHA
horsamheit zu leisten und den armen und betruebten zu behülff und nit in einicher widerwertigkeith der hoher obrigkeith off in ander gestalt ist und wurde furgenomen, haben wir Bannerhern, Ritterschafft, Hoefft- und kleine stette des furstenthumbs Gelre und der graffschafft Zutphen in urkundt der warheit neben bevestigung unser aller henden off derselber geschickten der statt von Arnheims secret siegel, dessen wir dismal hiezu gebrauchen, unden uffs spacium von diesen thun und heissen trucken, jedoch den verordneten der Bannerhern und geschickten der stett von der graffschafft Zutphen oer verhole i) an iren hern und mitrathsfreunde zu gelangen vorbehalten und sich des binnen zweien monaten negstkomendt an die hauptstatt Nymegen zu ercleren. Und so auch vill von der Ritterschafft und kleinen stetten ietzo nit gegenwertig, sich dan von den-
selben dis zu underzeichnen uff gesinnen der hauptstette in sein quartier weigerten oder aussunderten, sall dieses auch nit genissen.
Geschehen im jar 1560, uff Freytag in prof esto Andree apostoli, den 29sten tag Novembris.
Verschelde Landzaken onder Karei V en Ellips II (Archief van het Hof van Gelderland), fol. 74.
BIJLAGE m.
1565 — Augustus 25.
So die durchluchtighe, hoochgeborne furstinne, die hertoginne to Parma ende Placenten etc, regente, by missive in date den XXsten deser maent 2) bevolen heefft den Cantzler van Geldre, dat hy terstont ende sonder eenich vertreck oder uutstel zoveel Raeden Zyner Majesteyts als in der yle by den anderen to krygen, by sich bescheyden ende mitten zeiven in aller diligentie deursien ende examineren solde zekere articulen, by de Lantscap des furstendombs Gelre ende graefschaps Sutphen overgegeven, achtervolgende diewelcke zy begeren die jurisdiction der Cantzehye aldaer gedistingueert ende ercleert te worden, ende volgens oire goetduncken up elcke derzelver stellen ende daernaer zulcx alle den graeve van Megen, stadtholder etc, overzeynden to Nymmegen goets tiits eer die Lantscap van den andren scheyden, om volgens daerinne sich wyder te richten volgende der meynonghe Oirer Hoicheyt etc.
Ende hoewel die voirs. Cantzeler ende die Raede, alzo ih der yle yergaedert ende mitsdyen in kleynen getaele ziinde, sich beswaert vinden in eenige disputatie deser zaecken halven te treden, sonderlinge zo die ordinantie aengaende die jurisdictie derzelver Cantzelrye, by Keys. Maj. hoochlofflycster memorien in den jaere XLVII gegeven, mit rype deliberatie van den Secreten Raede geordonneert is ende dat daernaer Kon. Maj., onse allergenedichste heere, hebbende doen in denselven Secreten Raede visiteren alle 'tgene dat die voirs. Lantscap tegens eenige articulen der voirs. ordinantie scrifftelyck hadde willen segghen, in den jaere LVI een erkleringe daerop gedaen heefft, ende zo diezelve Lantscap daermede noch niet gesedicht en was, dan wederomme nyeuwe scrifftelycke doleantiën overgegeven hadde, Zyne Majesteyt oire eyntelycke resolutie up
1) = verhaal.
a) Brieven uit en aan het Hof No. 1746.



VAN PARMA EN CHARLES DE BRIMEU.
6ll
diezelve doleantiën a° LIX gegeven heefft, doende verclaeren in Ziinder Majesteyts presentie den gedeputeerden der voirs. Landtscap binnen Gendt, dat Zyne Majesteyt, hebbende alle 'tzelve verstaen, daerop voir Ziin vertrecken naer Spaengien wel hadde willen resolveren, als Zy in Haere consciëntie ende naer die obligatie, die Zy totten zeiven staeten ende landen heefft, bevonden hadde te behoiren, ende dat daeromme Ziinder Majesteyts meyninge ende verstandt was, dat die Landtscap sich daermede tevreden houden ende laeten vemuegen zoude zonder eenige vorder disputatie offt difficulteyt; niettemin om te obedieren die emste meyninge van Oire Hoicheyt, zo' en hebben die voirs. Cantzeler ende Raiden niet willen onderlaeten oire goetduncken upte voirs. articulen te geven als hiemaer volcht:
In den eersten beroerende die eerste twee ongecotteerde articulen aengaende die personen van Cantzelaer ende Raeden ende andere officieren etc., so van dese zaecke wiitioopich in scriffte gedisputiert is anno LVI voir den heeren graeven van Lalaing ende Hoirne ende Syne Majesteyts erclerongh daerop gevolcht is, als articulo primo derselve erclerongh bliickt, zo wilt men sich tott 'tzelve om kortheyts wille gereferiert hebben, 'twelcke mynen heere den stadtholder gethoont zal worden; edoch is te bedencken dat, zo idt te presumeren is, dat Con. Maj. den Cancelaer ende Momber uutheemsche stellen zal, in dyen gevalle maer twee uutheymsche Raeden gestalt worden en zollen, diewelcke mitten Cantzelaer die minste in getale ziin zollen, als die Momber niet in den Raedt en waere, als daegelycx geschiet, wanneer hy in Ziinder Majesteyts geschefften is geoccupeert; refererende sich voirts desen aengaende tot Ziinder Majesteyts goede belieffte i).
Opten eersten ende tweeden articulen van der ordonnantie, soe daer geen sunderlinge veranderinge inne en is, moegen dieselve wel soe blyven, doch soe die C. und R. t'anderen tyden aengehalden hebben om, als in anderen Hoven geschiet, to Pynxteren vacantie van XIIII dagen to hebben, waerop alsdan nyet gedisponeert en is, begeren nochmaels, dat Oir Hoicheyt daerop will letten.
Opten derden idem, doch is denselven articul in eenige woorden incorrect ende sonderlinge in den derden regel, daer in plaetse van 't woort ende in sol staen.
Opten vierden articul: hoewel denselven in de olde ordonnantie nyet en is, waere wel goet geobserveert.
Den viiffden articul is beter gestelt in de olde ordonnantie, want id zeer swaer vallen soll alle expeditiën, als zy in geschriffte gestelt waren, in den vollen Rade to visiteren, ende sol in sullicken gevalle by denselve Raide nyet voel anders uuytgericht worden.
Den zesden accordeert mitte olde ordonnantie, uuytgesondert dattet incorrect geschreven is.
Den Vilden accordeert mittet eynde van den Vden articul der olde ordonnantie ende die erclerong Syner Majesteyts daerop gevolcht articulo II, alwaer den inhalt deses articuls veel breeder ende claerder uuytgedruct wort, sullicx dat dese veranderinge onnodich dunckt to siin.
Een VlIIsten: gemerckt deselve aireets by den Raedtnaegegaenis, mach soe wel gepasseert worden.
Den IX d e n accordeert genouch mitten XXVIIsten articul der olde ordonnantie, uuytgesondert dese woorden: „ende dit allet in saicken, staende tot oirer cognitie, ende vorder nyet", dyer by gedaen siin; welcke
i) Tot hier eigenhandig van den Kanselier.



6l2
BRIEFWISSELING TUSSCHEN MARGARETHA
woorden die C. und R. wel lyden mogen daerby gestelt te worden. Doch is te bedencken, dat men dickwüls nyet geweten en can tot wyens cognitie de saecken behooren, voor ende alleer beyde partyen gehoort siin.
Den Xden articul is genomen uuytten Vilden articul der voirs. ordonnantie, doch zoe den VIden articul derselver ordonnantie begint: „Item sullen kennisse mogen nemen" etc, die hyer uuytgebleven is, soe en heeft desen articul geen volcoemen verstant Ende soe veer die woorden in de olde ordonnantie gestelt: „off van eenige partaige daeruuyt te doen" etc. alhie gestelt worden: „offt stucken daeruuyt te doen" etc, schiint, dat dieselve woorden nyet wel verstaen en ziin; dan indyen men id woordt „van partaige" nyet en wol gebruycken, behoorden'in plaetse van dyen gestelt te worden „affscheidonge"; ende is te verwonderen, dat die van der Lantschap Con. Maj. een mate willen stellen, hoe Syne Majesteyt mitter selver goederen doen sall, soe men doch wel weet, hoe dyenaengaende by voorgaenden fursten gebruyckt is geweest.
Aengaende den Xlden articul, deselve is genomen uuytten Vilden articul der voirs. ordonnantie, doch is hyervan corts verleden by Oire Hoicheyt noch anders gedisponeert, 'twelck alle Syne Majesteyt ende nyet die Lantschap aengaet. Ende soevoel belangt dat die peene, die in de olde ordonnantie gestelt was op die verbuerte des goets, die in alle nabuerenlanden alsoe geobserveert wordt ende hyer oick van alts onderhalden is geweest, begeert wordt verandert to worden ende gestelt op 't seste deel ende penningen, die daerop genomen sollen werden etc, dunckt C. und R., onder, correctie, dat Con. Maj. nyet geraeden en is sullicke Syne Majesteyts hoicheyt ende id olde gebruyck aff to staen, soe daerdurch Syne Majesteyts goederen verduystert ende te nyet gebracht worden sollen.
Aengaende den X11 d e n, soe dieselve den IXden der voirs. ordonnantie ende die reformatie der lehenrechten, by Keys. Maj. (op versoeck der Lantschap) anno LVI opgericht, conform is, mach dieselve soe wel toegelaten worden.
Den XlIIden is genomen uuytten Xden der voirs. ordonnantie, dan soe hyer geset wordt in 't eynde: „'tselve sal geschien mit consent", daer in de voors. ordonnantie stondt: ,,'tselve en sal nyet mogen geschien sonder consent etc, schiint, dat mit desen articul den heere sal geënget worden sullicx te moeten consenteren, 'twelck hy nyet schuldich en is te doen, tensye datter geen allodiael goederen off gereede penningen voorhanden siin, daermit sullicx sol kunnen geschien. Ende dunckt daeromme, dat den articul, in de olde ordonnantie gestelt, behoirt to blyven.
Opten XlIIIden, XV den ende X VIden articulen is to weten, dat gebruyckelyck is jdat, wanneer eenige affdeylinge geëyscht wort van Zutphensche leenen, de beclaechde alsdan sullicke affdeylinge doen mach mit allodiael goederen off mit gereede penningen off mit consente des heeren by belastinge off affsplittinge des leens; waéruuyt volcht, dat den clager nyet weten en can, hoe hy siin actie sal verstaen, off deselve den grondt van den leen sal aengaen oft nyet, ende daeromme die distinctie, in den XlIIIden ende XVden articulen gemaect, geen plaetse hebben en can; dan soe dese actie van affdeylinge iure feudi uuytter natuyre und recht des leens herkomt ende gemeynlick in allen landtbryeven deser landen den lantgerichten verboden woirdt van eenige leenen kennisse te nemen, en can men nyet verstaen, hoe 'tselve ten lantrecht sol mogen commen, te meer soe in den voors. XVIden articul die estimatie van den derden voet ten leenrechte gestelt wordt, soedat partyen altiits nesessario twe processen voor een mosten hebben, soe sonder estimatie die affdeylinge nyet geschien en kan, ten waere by



VAN PARMA EN CHARLES DE BRIMEU.
01.
affsplissinge, 'twelck doch ten leenrechte to behooren hyer bekent wordt. Doch onder correctie (om costen to vermyden) schiint, dat Con. Maj. der Lantschap soude mogen gunnen dese actiën van affdeylinge van Zutphensche leenen voor S. M. Stadtholder, Cantzler und Raeden (als leenheer) te mogen institueren.
Opten X Vilden. Nademael dat Con. Maj. by S. M. voors. erclerongh articulo IHIto ende by Derselver resolutie articulo beginnende: „Op 't derde punt S. M. meynongh uuytdruckelick verclaert heeft ter tiit toe by der Landtschap anders bewesen sal siin," ende men hyer noch geen bewiis en siet, en sol men hyerop nyet kunnen adviseren, dan Cantzler und Raeden refereren sich totte selver S. M. erclerongh ende resolutie, die den Stadtholder insgelicx getoont sullen worden, tegens dewelcke hun dunckt nyet to behooren geordonneert to worden; edoch mits daerby vuegende den XHden artikel der ordonnancie daeraen volgende.
Den XVIIIden is redelick ende is oick altiits alsoe geobserveert.
Den XIX d e n. Soe hy in 't eynde duyster is, sol wel behooren mit eenige exempelen verclaert to worden, eer men daerop soll kunnen adviseren, opdat daerdurch geen onverstant namaels verrysen en konde.
Den XXsten is genomen uuytten XlIIden der voors. ordonnantie; ende dunckt Cantzler und Raeden onder correctie, dat men 't by de olde ordonnantie behoort te laeten, soe die Coninck geen amptluyden solde kunnen crygen, soe verre sy ende oire goederen op alle plaetsen by partyen sollen mogen aengesproken worden, gemerckt oick Con. Maj. soewael by deselve erclerongh als resolutie sullicx nyet en heeft willen affstaen, wellicke erclerongh ende resolutie den Stadtholder getoont sullen worden.
Den XX Ist en, genomen uuytten XlIIIden der voors. ordonnantie ende deselve contrarierende, dunckt Cantzler und Raeden onder correctie nyet te behooren aengenomen te worden, soe 'tselve, to weten als die ordonnantie vermeit, in desen landen geobserveert wordt ende die Landtschap 'tselve artikel t'anderen tyden (die voors. ordonnancie debatterende) tacite aengeslagen hebben.
Den XXIIsten is conform den XVden der voors. ordonnancie, uuytgesacht het eynde, belangende id remissorium der geestelicker goederen, daerin hy deselve ordonnantie contrarieert, welck punct de Lantschap nochtans in oire voorgaende doleanciën noyt wederstreefft en hebben; ende dunckt daeromme, dat 'tselve oick daerby behoort to blyven.
Den XXIIIsten ende XXIIIIsten siin conform mitte voors. olde ordonnancie ende S. M. erclerongh, daerop gevolcht, ende mogen daeromme wel geaccordeert worden, uuytgesondert die saecke van geweltlick spolium, daeraff in 't volgende artikel gesacht wordt.
Aengaende 'tXXVsten, nademael de Lantschap selver voor goedt aengesien ende Con. Maj. oick aengenomen ende geapprobeert heeft, dat sullicke saicken voor Stadtholder, Cantzler und Raeden sonder formeel proces et summaria cause cognitione eruuytert sullen worden ende dat nae sulcke geschiene eruuyteringe den amptman bevolen worde den gespolieerden stracks to restitueren oder aver dat durch preventie, die hyerinne stat hebben sal, dese selve saicke voor den voors. Stadtholder, Cantzler und Raeden off ten lantrechte erkant werde; en kunnen die voors. Cantzler und Raeden nyet bedencken, hoe men 'tselve soude kunnen veranderen, als smaeckende contractum inter principem et subditos, ende in der waerheyt, soe verre anders geobserveert wordt, solde een oirsaeck siin om den armen, onmachtigen seer te verdrucken, aengesien de lanckwylicheyt der landtrechten ende anders, waerop S. M. wel behoort to letten; doch en weten Cantzler und Raeden nyet, wat bryeff van hertouch Arnolt hyerby gemeynt wordt.



614
BRIEFWISSELING TUSSCHEN MARGARETHA
Opten XXVIsten artikel, genomen uuytten XVIIden der older Ordonnancie, is by Con. Maj. erclerongh gedaen bynae conform desen artikel, doch mit sekere restrinctie, blyckende by sekeren artikel, beginnende: „Opt seste" etc. Ende hoewel de Lantschap sich desenthalven noch gedoleert, heeft S. M. by Derselver uuyterste resolutie verclaert by de voors. restrinctie te blyven; ende dunckt daeromme Cantzler und Raeden, dat men daerinne geen veranderinge en behoort te maecken.
Opten X X VI I,s t e n, belangende Engelanderholt, laeten sich Cantzler und Raeden genoegen mit Oirer Hoicheyts erclerongh dyenthalven gedaen, doch soe in 't eynde begeert wordt appoinctement op sekere supplicatie des Amhemschen Quartiers belangende die oncósten aen Engellanderholt voors. te doen, dunckt den voors. Cantzler und Raeden onder correctie, dat die Ritterschap van Veluwen sich behoort daerinne te holden als die Ritterschap van Overbetuwe ende der andere doen, diewelcke op oir eygen costen commen, Ende is to bedencken, dat dese costen, soe verre men daer dachgelden van geven sol, excessivelick groot sollen vallen.
Den XXVIIIsten is by de erclerongh Z. Mts, in den artikel, beginnende: „Den VIden artikel", in die forme soe hyer begeert wordt, gestatueert, doch mit voorbehalt deser clausule : „allet ter titt toe dat bewyselick bygebracht sall worden, dat in vergangen tyden daermit anders gehalden ende gebruyct is geweest"; welcke clausule hyer oick bygedaen behoort to worden.
Aengaende den XXIXsten, beroerende de appellation daerangetogen, soe de Cantzler und Raeden nyet en weten den inhalt van der supplicatie, in den artikele gementionneert, en sollen nyet eyntlick kunnen adviseren; dan soevoel aengaet die electie ende aensettinge oder kuer der raetspersoenen ende andere officieren der stadt Tyel, aengemerct dat Con. Maj. in geene andere steden slants van Gelre sulcke schoene hoicheyt en heeft als dese is, van dewelcke S. M. ymmers durch Syne Majesteyts amptman in werckelicke possessie is, dunckt den voors. Cantzler und Raeden, dat S. M. gheenssins te raeden en staet sullicx aff to staen, als dienende sunderlinge tot extirpatie der quader secten ende onderhaldinge der goeder, Catholicksche religiën ende anderssins.
Belangende id punct, onder desen artikel staende, beroerende sekere artikelen der Ritterschap ende Stadt van Salt-Bommel, Bommel- ende Tyelreweerden, Beest und Renoy, soe Cantzler und Raeden nyet en weten den inhalt derselver, en sollen daerop nyet kunnen adviseren.
Aengaende den X X X s t e n artikel, gemerckt Cantzler und Raeden aver sekeren tiit aen Oire Hoicheyt gescreven ende oick anders vervolch gedaen hebben om een form van executie op oir sententiën to erlangen, 'twelck sy noch begeren mitten eersten te geschien, en valt hyerop nyet anders te adviseren.
Den XXXIsten artikel is wel redelick, doch wanneer by partyen gebuerlicke instructie ende vervolch der saicken geschiedt etc, waere goedt, dat 'tselve in allen landtrechten oick soe gedaen worde.
Aengaende den XXXIIsten dunckt den Cantzler und Raeden, dat den eedt, by hun Con. Maj. gedaen, genouchsaem is, als ziinde conform den eedt van alle andere provinciale Raiden, ende is vreempt, dat die onderdanen Syne Majesteyt een maet ende forme willen setten om Siin Raeden to beëedigen.
Den XXXIIIsten is genomen uuytten XXVIIIsten der voors. olde ordonnancie, dairmit hy genouch accordeert, uuytgesondert dat de olde ordonnancie claerder ende perfecter is; uuytgesondert oick dat desen artikel schiint miin gen. heeren Stadtholder te willen belasten, dat, wanneer S. Gen. tegenwoordich is, alle saicken, die in de Cantzelrye geëxpedieert



VAN PARMA EN CHARLES DE BRIMEU.
6l5
worden, alleer die uuytgaen, te moeten syen, 'twelck Siib Gen. seer swaerlick soll vallen, ende schiint daeromme, dattet by de olde ordonnantie behoort te blyven.
Den XXXIIlisten ende den navolgenden ongequoteerden articulen siin genomen uuytten XXIXsten der voors. ordonnantie, doch mit etlicke alteratiën; is oick soe, dat Oire Hoicheyt binnen corts vergangen dagen eenige veranderinge in deselve ordonnantie gemaect heeft, nae alle 'twelcke den Cantzler und Raeden dunckt, dat men sich sal hebben to reguleren ter tiit toe dat anders geordonneert sal ziin, soe dese saicke die Lantschap nyet aen en gaet.
Den XXXVsten generalen articul mach in 't eynde van die ordonnantie wel gestelt worden.
Aengaende den XXXVIsten articul dunckt Cantzler und Raeden wel redelick, dat alle criminele saicken ende delicten van den onderdanen verblyven te landt- ende stadtrechte navolgende den landtbryeven ende alde gebruyck, uuytgenomen crimen lese maiestatis divine et humane, seditionis et tumultus ende dergelicken, diewelcke behooren tot kennisse Syner Majesteyts ofte derselver Stadtholder, Cantzler ende Raeden ofte by preventie totten landt- ende stadtrechten; uuytgenomen oick misdaden mit woorden c-ft wercken tegens Stadtholder, Cantzler und Raeden offte andere, die de familia principis te siin geacht worden, oft eenige van hunluyden, diewelcke alleen tot kennisse Zyner Majesteyts oft' derselver Stadtholder, Cantzler und Raeden behooren te staen achtervolgende sekere sententie Adolphi Romanorum regis anno Domini MCCXCIII tot behoeff van grave Reynolt, grave van Gelre, gegeven, waervan copie miin gen. heere Stadtholder gethoont sal worden, uuyt seker olde register Z. M. genomen 1); voorbeha ld en oick die geestelicke richter siin geestelicke jurisdictie.
Ende soe hyer geseyt wordt van crimen lese maiestatis tegens die Landtschap, soe men nyet en weet, wat daermede gemeynt wordt, en sol men daerom nyet kunnen adviseren.
Is oick te weten, dat nae olde gebruyck deser landtschap in die gantze graeffschap van Zutphen, soe in de steden als opten platten landen, oick opte platte landen van Veluwen ende Veluwenzoom ende in meer andere plaetsen nyemant criminaliter gecondempneert en wordt buyten advys van Stadtholder, Cantzler und Raeden, 'twelck voor sententie streckt ende daerom nyet verandert en mach worden, 'twelck hoewel den Stadtholder, Cantzler und Raeden zeer bezwaerlick is, sonderlinge gemerct zy de gevangens nyet eh syen off en hooren, en kunnen nochtans 'tselve hyer nyet verswygen, ten eynde Oire Hoicheyt in 't Ordonneren in der saicken dairop believe sullick regard te nemen als naer behooren.
Den XXXVIIsten articul en schiint geen swaricheyt to hebben, als genouch conform id XXXIste articul der older ordonnantie.
Aengaende den XXXVI listen articul en kan men nyet verstaen, wat mitten selven articul (die seer duyster is) gemeynt wordt, doch indyen die meynonge is, dat in 't judiceren voor all naer den tractaet van Venloe, leen-, lant-, stadt-, diick-, water- ende laetrechten ende alle olde ge-
1) Zie Acten betr. Gelre en Zutphen 1107—1415 (uitg. van Doorninck en van Veen), blz. 131 vg. De hier bedoelde woorden zijn:
„Quarto luit quesitum pro ipso comité, si alicuius domini familia in opido, cuius dominium spectat ad ipsum, male tractatur verbis vel factis, utrum dominus loei vel scabini ipsius debeant factum huiusmodi iudicare, et obtentum fuit communi sentencia, quod potius spectat ad dominum iudicium huiusmodi quam ad scabinos predictos, nisi forsan ipsi cives per libertatem concessam ab ipso domino vel a suis predecessoribus contrarium docerent."



6i6
BRIEFWISSELING TUSSCHEN MARGARETHA
woenten geoirdelt worde ende by gebreke van dyen nae beschreven rechten, dunckt den Cantzler und Raeden wel redelick te siin, wanneer sullicx geallegeert ende genouchsaem bewesen ende geprobeert wordt.
Aengaende het XXXIXste articul, gemerckt in de olde ordonnantie noch eenige puncten tot cognitie des Stadtholders, Cantzler und Raeden gestelt siin, die hyer nyet en worden verhaelt, ende dat Keys. Maj. in deselve ordonnantie oick gereserveert heeft articulo XXIII0 alle andere saicken, van alts^tot der voorfursten Raeden kennisse gestaen hebbende, ende oick in 't einde derselver voorbehalden dieselve ordonnantie te moegen vermeerderen, verminderen, veranderen ende altereren, soe S. M. tot gemeyne welfaren der onderdanen bevinden sal te behooren, ende oick dagelicx diversche saicken, in deselve ordonnantie nyet staende, voorkomen, die nochtans tot S. M. ende derselver Stadtholders, Cantzler end Raeden kennisse sollen behooren, die men nu in der yle nyet sol kunnen specificeren, dunckt den Cantzler und Raeden, dat denselven articul, als Con. Maj. ende den onderdanen seer prejudiciabel siinde, nyet behoort toegelaten te worden.
Opten XLsten is id gebruyck der Cantzler und Raeden altiit geweest victum victori in expensis te condempneren, soewel der teringen halven als gerichtscosten, tot redelicke taxatie ende moderatie, ten waere datter merckelicke redenen waeren ter contrarien om dieselve costen te compenseren, ende waere wel guedt, dat ten landt- ende stadtrechten 'tselve oick alsoe onderhalden wordt, daer nyemants (etiam in iniquissima causa) in costen und teringen, dan alleen in gerichtskosten gecondempneert wordt.
Aengaende den X LI s t e n articul, daer denselven articul gerestringeert wordt totter begeerte van den producent, sulcx en kan altiit nyet geobserveert worden, want worden somtiits getuygen ex officio gehoort ende somtiits bevonden, dat de getuygen moeten gerecoleert worden, 'twelck den producent selver dickwiils nyet geerne en hadde.
Ende soevoele als aengaet dat die verhooringe geschien soll nae den stadt- ende landtrechten, soe men nyet weet, wat daermede gemeynt wordt, en kan men daerop nyet adviseren.
Ende belangende dat men den getuygen, naedat sy verhoort siin, eerst den eedt affnemen sol, soe 'tselve tegen observantie van allen anderen hoven ende rechten is ende hyer oick in veel plaetsen anders geschiet, dunckt 'tselve wel onredelick te siin, ende soe Cantzler und Raeden aen Oire Hoicheyt een tiit geleden vervolch gedaen hebben mit expressie van breeden redenen om hyerop geprovideert to worden, begeren daeraff de goede gelieffte van Oire Hoicheyt te verstaen.
Opten XLIIsten articul, daer geseyt wordt dat, wanneer yemants rechts geweygert wordt, dat dan by Stadtholder, Cantzler und Raeden daerinne versihen sal worden, en verstaet men nyet, wat daermede gemeynt wordt, off Stadtholder, Cantzler und Raeden kennisse nemen sullen, off sullicke weygeringe voorhanden sye off nyet, sonder welcke kennisse daer nyet inne versihen soll kunnen worden; ende sollen Cantzler und Raeden daeromme daerop qualick kunnen adviseren, dan vinden wel redelick, dat dieghoene, die over eenige amptluyden t'onrecht claichten, in de costen gecondempneert wordt i).
Aengaende den XLIIIsten articul, Cantzler und Raeden en weten nyet, dat sy eenige ongewoontlicke termynen 2) in oire schrifften gebruyckt
1) Aan den kant staat: Memorie, dat oick op die pene desghoenen, die rechts weigert, geordonneert ende disponeert wordde. a) termen, uitdrukkingen.



VAN PAR MA EN CHARLES DE BRIMEU.
617
hebben, daer goede - Gelresche tennynen in gelycker verstant ende cracht te vinden waren, ende geloven wel, dat nyemant min dan zy eenige ongewoontlicke tennynen gebruyckt hebbe.
Aengaende den XL II listen ende XLVsten articulen, den inhalt derselver is voor genouch verhaelt ende siin daeromme hyer ten overvloet. Nyettemin moegen deselve nochmaels wel gestelt worden, soe verre sullicx goedt bevonden, doch voirbehalden die reservatie, in 't eynde des XXXIIIIsten articuls der aider ordonnantie gestelt.
Alle 'tghoene hyervooren verhaelt is, hebben die voirs. Cantzler ende etzlicke Raeden, in der ylen versamelt siinde, (op correctie van Oir Hoicheyl ende om derselver goeder meynongh to volfueren) wel willen summarie te kennen geven, nyet twiiffelende, wanneer den gantzen Raedt daerop versamelt ende behoorlicke tiit hadden, sol men voel breeder ende chierlicker alle 'tselve mit goeden redenen ende bewiisstucken deduceren ende bewysen.
Aldus gesloten op Groenendale, ten huyse miins heeren Cantzlers 1), by Arnhem den XXVsten Augusti XV^LXV, in presentie miins heeren Cantzlers, Wurdt, Lettin, Apeltoem, Mynden.
Naar de minuut in Brieven uit en aan het Hof No. 1751/47.
BIJLAGE IV.
T567 - Juni 29.
Opteyckeninge van den advyse by manière van een memorie off gedenckcedel, by mynen genedigen heere den grave tho Megem etc, stadtholder, ende mynen heren den Cantzler und Raeden Con. Maj., in Syner Maj. furstendomb Gelre und graeffschappe Zutphen verordent, daerop genomen deliberatie, gegeven ende gemaeckt opten püncte hiemae beschreven, wellicke advys ende memorie waelgedachte miin gen. heer die Stadtholder, to hove treckende, miniemen sall om ruitte durchluchtige, hoichgebome furstinne, hertoghinne tho Parma etc, generale regente ende gubernante etc, to communiceren.
By waelgedachten here grave tho Megem etc. is in den Raede geproponeert und gefraeght geweest, diewyle nu Con. Maj., onse allergenedichste heeren, die overheyt 2) heeft und (Godt heb loff) die wederspennige, rebelle und sedicieuse nu in Z. M. macht ende dwange ziin, hoe und by wat middelen men in allen S. M. landen alle dese twisten, seditiën ende principalick die oneenicheyden in der religiën soude moegen remediëren ende allet in vorigen stande repareren und stellen ende hoe sullicx op 't gefuegelicxst ende minste quetsinge ende oick ten 'minsten koste soude kunnen geschien, ende heefft daerop (doch onder correctie hoichstberumpter Con. Maj. ende hoichgedachter hertoughinnen etc.) gedocht, dat men in allen S. M. landen, daer dese rebellie gezwevet ende geweest ende noch becleven is (hoewel nu dit advys schiint alleenlick van desen furstendomb Gelre und graeffschap Zutphen verfattet te wesen ende daerop
1) Zie noot 3 op blz. 134. 3) overhand.



6i8
BRIEFWISSELING TUSSCHEN MARGARETHA
te luyden), voiral ende eerst behoirt dieghoene, die vast und standthafftich in den alden Catholicquen geloove beharret und S. M. gehoirsame ende getrouwe officiers, dienaers ende onderdanen gebleven siin, genedelick to remunereren, sy oick tegen den boosen voir to staen; beschutten, beschermen und hunluyden die handt to halden, und ter contrarien die boose, to weten die hooffden van dese oproericheyt, instigateurs, vervuerers ende perturbateurs der gemeynten, kercken- ende beeldenstormers ende die daertoe geit gegeven, predicanten und voirts die tegen Z. M. die wapenen in de handt gehadt etc. ende yederen van hun, van den meesten aen to beghinnen, to straffen nae advenant van ziin delict ende misdaet.
Ende om daertoe op 't gefueghlicxst to moigen khomen schiint, dat in den steden deser landen, daer sullicke rebellie ende predicatiën geweest, men alle dieghoenen, die rebel off (soe men die vast noempt) geux ende suspect van gheuserie geweest off noch ziin, alle oir geweher behoirt aff te nemen; doch aleher sullicx te bestaen (om alle oproer, sedicie ende ongerpack te vermyden) dat men in ellicke stadt soevoel knechte legghe, dat men versekert sye die sterckste to weesen und die stadt off ymmers die boose, daerin ziinde, in dwange to kunnen halden.
Ende sullicke knechten daerbinnen wesende, schiint geraden te ziin, dat men in ellicke stadt een paer commissarissen schicke, diewellicke (onder 't dexell van den gheusen die wapenen ende oir geweher aff to nemen) sich dan sullen gefueghelick kunnen informeren ende erkundigen soewael opte saecken van den regierders der steden — nementlick richteren, officieren, burgermeesteren, schepenen ende raeden — als anderen burgeren ende inwoneren, wye rebel ende wederspennich geweest, wye kercken ende beelden gebroken ende gestormpt, wie geit daertoe verschoten hebben etc, want doch eher hun die wapenen to nemen men weten moet wye dat se siin. Und by sullick middel sol men alle gelegentheyt vemhemen ende die principaelste kennen.
Ende waer men dan bevindet, dat eenige, id sye in grooten off cleynen getale, van den richters, scholtussen, burgermeesteren, schepenen .ende raeden der steden gheux geweest off noch ziin, naedyen die informatiën aen hoichgemelte hertoughinne te Panna etc, generale regente etc, geschickt sullen zün, dunckt, dat men eerst in der guetiickheyt sol moegen segghen sich van oiren ampte to deporteren, om in oire plaetse andere gestelt te worden, und in gefalle van weygeringe sol men sy mit erkentenisse van rechte dairaff setten, wellicke erkentenisse dan (diewyle by den gedeputeerden der Bannerheren, Ritterschap und Steden — hier nu alleen van den F. G. und G. Z. sprekende — selffs verclaert ende bewilliget, dat cognitiones causaram criminum lese maiestatis divine et humane, als dese alle geacht ende gehalden moeten worden, den furste toekhomen) by den Stadtholder, Cantzler und Raeden genomen sol worden.
Soe wanneher doch eenige steden sich wollen beclaegen, dat men sy in sullicker gestalt, mit hunluyden oir geweer affhendich te maecken ende informatiën te nemen etc, voemhaeme, kunde hun dairop gesacht worden, dat, wanneher sy sich der gebuer nae als guede -ende getrouwe ondersaten tegen oeren coninck, furst und heer gedragen hadden, sullicx (woewael Z. M. to allen mael, wanneher S. M. sullicx noodich acht, doen kan und mach) en sol villicht in deser gestalt nyet geschiet hebben, dan evenwael ende nyettoweyniger en sol hun boven off buyten rechte nyet to kort geschien und die onschuldige en sollen in egheenen deele bezweert offte vernadeylt worden.
Ende in den steden, daer nu algereets den borgeren id geweher affgenomen is, sollen die commissarissen geschickt worden onder id dexell



VAN PARMA EN CHARLES DE BRIMEU.
619
van denghoenen, die bevonden sollen worden nyet culpabel to wesen, oir geweher to restitueren, und aldaer sol dan oick oirsaeck van informatie to nemen voirvallen.
Item dunckt, dat men alle gouverneurs, oick mede cantzlers, presidents und raeden, ende oick mede in allen steden, dorpen ende vlecken, waer dattet oick sye, allen amptluyden, richters, scholtissen, burgermeesteren, schepenen, raeden, officiers ende sonderlinge die schoelmeesters behoirt op nyes eenen eedt to doen doen, diewellicke voirtaen voir altiit dueren sol, dat sy sich dragen ende halden sullen nae die insettinge, gewoente ende religie der aider . Catholicxscher Roomscher kercken; die schoelmeesters oick, dat sy oire disdpulen daerinne institueren, leeren ende funderen sullen; die officiers ende justiciers, dat sy oire onderdanen daertoe holden ende wye daertegen doen, daervoir aensien und straffen, oick die placcaten, soe dyenthalven ende anders hun to publiceren ende to doen onderhouden bevolen sullen worden, doen publiceren ende doen onderhouden sullen etc. mit allen behoirlycken circumstantiën.
Ende hoewel die meyninge sol ziin (onder correctie), dat men to Saltboemel, daer nu algereets knechten ligghen, die voirs. commissarissen voireerst schicken soude ten eynde als boven, nochtans omdat sonder twiiffel in anderen steden, daer oick rebellie geweest is, vernemende, dat aldaer to Saltboemel sullicx geschege, ende wel denckende, dat hun van gelycken wederfaren soude, murmuratie ende oproer, jae mogelick weygeringe van oepeninge der porten, daeruuyt dan meerder inconvenient rysen mochte, voirvallen soll, dunckt dat, aleher eenige commissarissen to schicken in d'eene stadt, men in d'andere steden oick knechten soude behoiren to legghen ende dat men dan in tween off dryen steden gelyckelick off tosamen op eenen tiit, naedat men die commissarissen uuyten Raede derven konde, besongneren mochte.
Id schiint, als by mynen gen. heren die Stadtholder binnen Ruremunde twee venlin, binnen Venloe een venlin, binnen Harderwiick opten huyse hondert knechten ende ter Elburch viifftich knechten gelacht worden, derselver genouch waere.
Aengaende die van Nimmegen, woewael zy oick mitten eersten eenen 'predicant gehadt, doch aengesien dat sy denselven aenstondt selffs verjaeght ende sich zedert altiit wael ende gehoirsamlick gedraegen hebben, schiint, dat men mit hun tot op 't lest supersederen muchte, hun dan guetlick aensegghende, men wol hun mit egheenen knechten belasten off beladen, indyen sy nu, dat men die informatie (woe men in anderen steden gedaen) aldaer oick name, toelieten ende sy selffs sich sterck genough bevonden om den commissarissen te assisteren om den gheusen oir geweer aff to nemen ende to verhinderen, dat tegen die nemmge der informatiën nyet en sol voirgenomen worden, soe men doch die waerheyt to weten gemeynt ende daerinne to straff der booser und reddongh der gueder van hoichstberumpter Con. Maj. sullicke wege voirnhemen muste nae behoir; 'twellick men hun (woewael men evenwaeldie informatiën by sich selffs — woe hun bewust — nemen muchte) wael hedde in 't guede aensegghen willen.
Nyettemin ende voiral so soll miin gen. heer die Stadtholder mit hoichstgedachte Hertoghinne hiervan spreken und van Oire Hoicheyt schrifftelick bevel erlangen, dat men sullicx alsoe voltoge.
Ende schiint oick, dat noodich sye, dat Oire Hoicheyt by Z. Gen. gevraecht worde, off men die principale hooffden der turbatiën, commotiën ende beruerten etc. noch ter tiit apprehenderen sal off nyet, ende indyen jae, dat Oire Hoicheyt oick daervan schrifftelick bevel gave, mit oick wat men mit hun doen off hoe men't mit hun halden sall; dan in allen gefalle



620
BRIEFWISSELING TUSSCHEN MARGARETHA, ENZ.
dunckt, dat men nergentz gheen castiement off straff to doen en behoirt voir die informatiën en siin alle wel ende behoirlick genomen ende daerep dan oick der gebuer nae geprocedeert ende geordonneert.
Item soe die vurs. onderhaldongh van knechten in alle desen steden, S. M. rebel geweest ziinde, eenen grooten penninck kosten wirdt ende soe villicht die saecken nyet soe balde sullen kunnen alle to eyntschap gebrocht worden, nochtans id — woe boven gesacht — noodich sye die knechten te holden tot versekeringe, heefft Z. G. voirgeslagen ende is oick raedtsaem bevonden, dat men voir een middel naeme om S. M. van sullicken kosten ende die steden van den knechten to solageren, to weten dat yedere stadt binnen die stadt van Andtwerpen off elderswaer genouchsame burgen off burge stellen soude, daer Syne Con. Maj. an gehalden waere, voir sekere summe penningen, die men haer naemhafftich maecken ende daervoir men mit yedere overkomen soll, ende sich onder oire segele mit bryeven verbinden ende verobligeren, by verbuerte derselver sommen, to allen tyden wanneher id Syne Con. Maj. off derselver regent off regente gencrael believen sol wederomme knechten dairinne to brengen, hoevoel dattet oick waere, sy altiits willichlick sollen die porten openen und dieselve innenemen; dat oick binnen dieselve stadt hinvoirt gheen oproer, seditie, rebellicheyt noch oick veranderinge in den gueden, alten Catholischen geloove der heyliger Roomscher kercken aldaer en sol voirgenomen worden off gepleght worden, allet by verlies der vurs. somme; ende daermit sollen zy beyde, to weten S. M. ende die steden, ontlast worden ende woe dan die steden feelden, soe hedde S. M. sullicke somme penningen to oiren voirdel. Dan men must den steden sullicx voireerst vorhalden, hun segghende, dat S. M. tot derselver versekerheyt die knechten daer holden muste ende dat men der meynongh were, dat sullicx to oirer steden koste geschien soll ofte men muste dan, woe sy die kosten nyet dragen und die knechten nyet hebben wolden, die muyren und vestenisse aff breken ende slichten; hun derhalven vragende, wat sy van dyen dryen liever hedden, to weten die knechten op oiren kosten to halden off sullicke burge, als boven gesacht is, to stellen off dat men die muyren und veste slichtede ende affwurpe.
Ende eyntlick soe tot die neminge der informatiën ende schickinge der commissarissen in die vurs. steden deser lande van Gelre ende Zutphen voel personen behoeven sullen ende die Raedt alhier swack is, als ziinde twee off drye plaetsen ledich, woe voirhin aen hoichgedachte Hertoghinne, generale regente etc, by mynen heeren Cantzler und Raeden geschreven i), begeren dieselve heeren Cantzler ende Raeden, dat waelgeruite miin genedige heer den Stadtholder believen wil Oire Hoicheyt noch daer van to vermanen,- ten eynde dat dairinne versihen ende Syne Con. Maj. ende die landen der gebuer na gedient worden moigen.
Aldus geadviseert ende geschiet tho Arnhem den XXLXsten Junii XVCLXVII.
Naar de minuut in het boek „Advisen ende anders betreffend die Geuserie 1567 —1568" (Rijksarchief in Gelderland), No. 5.
1) Zie hierover Nijhoff, Bijdr. VI, blz. 368, 369.



BIJVOEGINGEN.
Bij No. 53 (blz. 54). Zie Bakhuizen van den Brink, De adel (Canons, uitg. 1891), blz. 54, en Reiffenberg, Conespondance, blz. 309, alwaar verhaald wordt, dat Brimeu op voorwaarde van zich tegen Granvelle te verklaren de ondersteuning der heeren had verworven om aan het bisdom Luik eene aanzienlijke som gelds af te persen en dat hij het in 1563 zoo ver bracht, dat Luik zijne vorderingen voor 50.000 gld. afkocht
Bij No. 110 (blz. 101). Brimeu was destijds anti-Granvellist. Volgens Bakhuizen van den Brink a. w., blz. 54, betoonde hij in de zaak der vestiging van het bisdom Roermond zeer geringen ijver, hetgeen hem berispingen van den Koning en de Regentes op den hals haalde.
Bij No. 191 (blz. 183). Over de zgn. plannen tot verdeeling van. de Nederlanden schreef Margaretha op 13 September 1566 aan Philips (Gachard, Con. de Phil. II, dl. I, No. 469), „que tous les princes protestants d'AUemagne sont ligués avec les confédérés et veulent nonseulement expulser de leurs pays tous les catholiques réfugiés des PaysBas, mais encore provoquer une révolution, détröner les souverains, ruiner la maison d'Autriche," en op 15 October (aldaar No. 490): „Elle sait k quoi s'en tenir k présent sur les projets de partage qu'on a formés pour ces provihces: on lui a dit que la Frise et 1'Overyssel seraient pour le duc Auguste de Saxe, la Hollande pour Brederode, la Gueldre se partage ra it entre le duc de Clèves et le duc de Lorraine, le Brabant, k ce qu'on présume, serait pour le prince d'Oranges, la Flandre, Artois, le Hainaut seraient pour le roi de France, mais en ce cas la duchesse pense que le comte d'Egmont en voudrait être gouverneur perpétuel. Tout cela lui vient de bon lieu et, quoiqu'elle ait peine k y croire, son devoir lui impose 1'obligation d'en rendre compte au Roi." Onder den „bon lieu" zullen wij wel Anderlecht, Brimeu's handlanger, moeten verstaan. Zie verder Th. Juste, Essai bistorique sur les projets de partage en 1566 et en 1571 (Brux. 1856) en bijzonder blz. 15 over de door Brimeu en Anderlecht gespeelde rol. Men zie ook het oordeel van Nuyens in zijne GeschuPII, blz. 172—174.
Bij No. 434 (blz. 4^2). Güsten, dorp in Gulik, was door het huwelijk van Dirk van Bronkhorst met Swane van Harff aan de Bronkhorsten gekomen. Van Dirk kwam het aan diens zoon Herman en van dezen op eenen zijner zonen (Mededeeling van den heer J. D. Wagner).
Bij No. 472 (blz. 517, noot 3). In verband met het vertrek van Brederode uit Amsterdam is het wellicht voor sommige lezers van belang te weten, dat hij persoonlijk hiervan aan Margaretha kennis heeft gegeven. Gachard, Con. de Guill. le Tac. II, blz. 450, noot 1, haalt uit een schrijven van Margaretha aan Noircarmes van 3 Mei deze woorden aan; „M'ayant (nl. Brederode) par une sienne de sa propre main du XXVme dudict Apvril signifié sa retraicte hors les pays du Roy, mon seigneur,



622
BRIEFWISSELING TUSSCHEN MARGARETHA, ENZ.
et, prenant congé de moi, re mis a ma discrétion tout son bien." Ten onrechte leidt G. hieruit af, dat het vertrek op 25 April heeft plaats gehad.
Men zie over de houding van Brederode in het voorjaar van 1567 van Deventer, Het jaar 1566 ('s Grav. 1856), blzt 66—69.
Bij No. 482 (blz. 527). Dat die van Vianen zich bepaald tot graaf Karei van Mansfeit wendden, is gelegen in de omstandigheid, dat hij de zoon van Brederode's zuster en diens eenige erfgenaam was, De groote genegenheid, die Margaretha dezen jongen man toedroeg, verklaart ook haar bijna angstig streven om hertog Erik van Brunswijk, toen deze zich na het vertrek der soldaten van Brederode van Vianen had meester gemaakt, van daar te verwijderen. Zij vreesde blijkbaar, dat hij zich daar voor goed zoude nestelen en zoodoende de heerlijkheid haren gunsteling zoude ontgaan. Men zie hierover Bakhuizen van den Brink, De adel, blz. 20, 21.
Ik wensch hier te wijzen op het door Dr. G. Brom in zijne Archivalia in Italië (Rijks Geschiedk. Publ.) II, blz. 249—260, medegedeelde „Overzicht der Nederlandsche troebelen, zijdelings met het doel om het bestuur van Margaretha van Panna te rechtvaardigen" en voorts ten aanzien van de gebeurtenissen in Maart—Mei 1567 op aldaar, blz. 121—142, voorkomende brieven uit Antwerpen van Francesco de Marchi.



ALPHABETISCH REGISTER.
A. PERSOONSNAMEN.
Aa, Adolf van der 386, 89.
Adolf, hertog van Holstein 74, 203.
Adolf, schoolmeester te Roermond 36.
Aerschot, hertog van 440, 56.
Affaytadi, Cosmo delli, 336, 67, 86, 88, 95i 316, ao.
Alava, Don Frances de 589, 99.
Aldegonde, heer van Noircarmes, Philips van 347, 467, 89, 500, 13, 15, 17, ai—23, 35—37,32, 37, 41, 42,45—47, 51, 5a, 55. 59, 63, 64, 66—70, 631.
Alva, hertog van 112, 488, 89, 95, 98, 553, 85, 93, 99, 600.
Alveringen, heer van Hofwegen, Jozua van 389.
Amelungen, Christoffel van 419.
Amstel van Mynden, Amelis van 95.
Amstel van Mynden, heer van Cranenborch, Anthonis van s*.
Andelot, Pierre d' 386,89, 95, 539, 41, 44.
Andelst, Marten van 48, 49, 53.
Anderlecht, Andries van 153, 54, 62, 64, 66, 85, 96, 216, 19, 20, 24, 58, 78, 323, 24, 26, 28—30, 34, 40, 44, 45, 87, 436» 33, 4°, 5°. 51». 17, 6ai.
St. André, de, maarschalk van Frankrijk 94*.
Apeltern, heer van Persingen, Thomas van 246.
Apeltorn, Peter van 451.
Aremberg, graaf van. Zie Ligne.
Asbeck, Jurgen van 608.
Asschenberg, Heinrich von 145, 46.
d'Assonleville 339, 40, 51.
August, keurvorst van Saksen 185, 303, 37, 487, 6ai.
Haer, Rutger van 373*, 449*. Barck, Arnold van 447, 57, 63.
, Henrick van 447".
Bey ma, Sjoerd 539, 41. Beinhem, Henrick van 608. Bemmel 357.
Bentheim, Arnold graaf van 73, 73. Zie Rietberg.
Berg, ritmeester, Adriaen van den 160.
Berg, graaf Frederick van den 412, vi6. Berg, graaf Willem van den 1, 4, 6, 8,
13, 14, 100, 8, 10—13, 55, 63, 313%
412*, 44, 56, 57, 61, 63, 65, 67, 69,
76—78, 84, 90, 509*, 600, 1, 8. Berlaymont, Charles de 25, 42, 158, 6r,
322, 86, 96, 305, 8, 16, 17, 64, 75,
98, 440, 515, 81. heer van Hierges, Gilles de 489,
521, 29, 63, 64, 67, 68, 71, 74. Berty, Baptiste 450. Biggen, Cornelis 55. Bylandt, heer van Well, Adriaen van den
36, 28, 32, 33, 34, 37, 39, 4i, 43)
74, 75, 89, 97, 205, 399, 405, 3%
56, 78, 84, 502. Blois gen. de Cock van Neerynen, Maxi-
miliaen van 493, 539, 44. Bloys van Treslong, Willem van 335. Boe, Boudewijn van der 409*. Boedberg, Adriaen van 608. Boeymer, Frederick van 100. Boenenborch gen. van Honsteyn, heer
van Ubbergen, Arnt van a', 346. Boetzelaer, heer van Langerak, Wessel
(of Floris) van 445, 57, 6a. Boeuf, Claude de 565, 67, 72, 77. Boirl, Thomas van 608. Bol, Johan 45a, 53. Bolswin, Frans van 317. Bombergen, Antony van 390, 91, 93, 95,
97 > 418, 502. Bomy, heer van 529. Borg, Willem van den 34a*. Bourbon, prins van Condé, Louis de
381, 91.
Bourgogne, heer van Wacken, Adolphe de 441, 60, 585, 88, 90—93.
, heer van Cattem, Antoine de 441,
60, 588, 93, 98.
Boussu. Zie Hennin.
Brakell, Sweer van 608.
Brederode, Henrick van 35, 153, 55* aaa, a6, 28, 34, 35, 39, 40, 42—46, 5*i 52, 59, 65, 67, 68—73, 81, 86,



624
ALPHABETISCH REGISTER.
9», 9a, 95, 365, 89, 90, 96, 97, 400, 1, 4, 10—15, 17 — 19, aa, 30,31,34, 35. 37i 43, 45. 48, 51—56, 58, 61, 63, 65, 66, 70, 71, 73, 74, 77, 81—83, 86—88, 91—93, 96, 98—500, 5, 6, 9, 11, 13—18, 20—25, 3°. 4°, 41, 47. 59—6l, 69> 83, 85, 86, 89, 91,
94, 96, 98, 99, 60O, 31, 33.
Bremen, Claes van 515.
Bresille, Philippe de 477.
Broeckhuysen van Barlham, Gijsbert van
478, 608.
,... van 534.
Broickhuis, Andries van 608. Bronkhorst, heer van Anholt, Diederik
van 16, 86. , Diederik van 473, 78, 80, 81, 507,
39, 4i-
, Dirk van 631.
, Gijsbert van 473, 78, 80, 81,507,
39, 4i——, Herman van 631. , heer van Batenburg, wed. Herman
van 149, 349, 55, 56% 65, 79, 89,
300 3, 9, 13.
, heer van Batenburg, Willem van
149, 218, 33, 38, 49, 55, 56*, 79, 89, 30a, 9, 15.
Brunswijk-Grubenhagen, hertog van 195.
Chalons, prins van Oranje, René de 198. Chanvray, heer van 321. Christoffel, graaf van Oldenburg 80, 169. Cigoigne, Jean Andrea 377, 96, 99, 400,
3, 5, 6, 10, 31, 69, 76, 96, 99, 503,
9, 88, 89, 93. Cressonnièsp, heer de la 543.
Dass, Henrick 583. Delden, Henrick van 111. Diepholt, Frederik II, graaf van 80. Dorre, Henrick 122, 23.
Ee, van der 574, 75. Effeldt 315.
Egmond, Jan van 436*.
, prins van Gavre, Lamoraal van 38,
118*, 33, 55*, 74*, 76, 82, 219, 27', 48, 49, 77, 86, 416, 35, 40, 43, 56, 69, 76, 87*, 93, 98, 5I3, 621.
, graaf van Buren, Maximiliaan van
435-
Eygeman, Johan 46, 47, 50, 52. Etisabeth, koningin van Engeland 74, 147, 48.
hertogin-weduwe van Gelderland
235, 3^6, 20, 22. Enss gen. Suyde windt, Henrick van 22'. Erik I, hertog van Brunswijk-Kalenberg
94*-
II, hertog van Bronswijk 86—91,
93—95, 97, 99, ipa, 4—6, 45—47, 53—54, 56—58, 6o—63, 64, 65, 85,
95, 337, 39, 40, 83, 306, 37,30,413, 19, 33, 34, 30, 31, 34*, 45, 57. 62, 73, 73, 76, 82, 85, 94, 505, 6, 33— 35, 40, 44, 46', 47, 51, 5». 54, 59,
60, 65, 69, 70, 633.
Erik XIV, koning van Zweden 83, 84. Erp gen. Warenborch, Godefroy van 409,
10, 14, 37, 69, 86, 91, 574. Escaubecque. Zie Sauvage. Esseren, Johan van III*. Everaert, Lieven 118*.
Farnese, hertog van Panna, Ottavio 68. Febre, Roland le 94*. Frederik II, koning van Denemarken 82, 84, 103.
Frederik III, graaf van de Pfalz 430. Friese, Meynart 130—3a.
Galama, Hartman 539, 41. Gallus, Carolus. Zie Haen. Gelre, heer van Arssen, Diederick van
26, 28, 30, 33, 34, 37, 276, 343, 50.
, de jonge, bast., Karei van 608.
——, heer van Arssen, Reyner van 38*.
, Valenus van 35, a6, 28, 30,33, 34.
Gendt, wed. Willem van 2*.
, heer van Oyen, Walraven van 33*.
Gent, Willem f?) van 399, 307.
Glimes, markies van Bergen, Jan van
360*, 361. Goer, Lulof van 319. Goude, Dirck van der 409*. Gramay, thesaurier der Staten 491, 95. Grand, Wauthier le 580. Granveile, kardinaal 340, 621. Greveradt, Johan van 608. Grobbendonck. Zie Schetz. Groesbeeck, bisschop van Luik, Gerard
van 338, 51, 406, 41, 68. Gruetter, Jan 39, 30. Grumbach, Wilhelm von 301. Gustyn 514.
Haen, Karei de sr, 59, 60—6s, 65, 67. Hackfort, Winant 608. Hardenberg, heer van 30a. Harff, Swane van 6a 1. 'Hartevelt, Hertevelt, Steven van 515. Ha(r)tzfelt, Willem van 430, 33, 38, 63, 93. Have; 'Johan ten 604. Heil, Johan van der 608. Hendrik IV, hertog van Brunswijk 80,
106, 54, 338, 35, 61, 303, 43, 505. Hennin, graaf van Boussu, Maximilien de
546, 48, 54, 58, 59, 66, 67, 7°, 73, 77Heteren (Hetteren), Otto van 363*. Heuck, Herman 63, 64. Heurt, Alart van 317. Hylle, Barbe de 236*. , Jean de 336, 67, 86, 88, 95,
316, ao.



ALPHABETISCH REGISTER.
625
Hoeselman, Henrick 337—39.
Hoeve, Gedeon van der 79.
Hoya, bisschop van Osnabrück, Johan van
*«i ar, 78, 83, 433, 45, 97, 504,
601, 3.
, gravin-weduwe van Limburg-Bronk-
horst, Maria van 43, 79, 80, 603. Holl, George van 150, 53, 57, 59, 60,
6a> 64, 77, 88, 236, 37, 48, 55, 61,
83, 9a- 94, 3»3, 5°4, 5, 9-
, van, commies 572.
Hopper, Joachim 50*, 52, 56, 75*. 76*,
144*, 230, 78*. Horde, Alert van 301. Horn, graaf van. Zie Montmorency. Hostegen 442.
Huchtenbroeck, Albrecht van 448, 51—55, 524.
Huessen, Bemt van 338. Huet, Hoet, Gerrit s8, 29.
Ihermer, Marten 419. Isendorn, Adriaen van 3*.
, Digna van 3*.
, heer van Lathum, Stockum, enz.,
Henrick van 3*.
Jacobsze, Cornelis 413.
Johan Albert, hertog van Mecklenburg
106, 31, 23. Johan Willem, hertog van Saksen-Weimar
317-
Joly, Gilles 421*.
Juan d'Austria, Don 361.
Cabauw, Jacob 434*.
Karei V 6s, 94*, 198.
Karei van Égmond, hertog van Gelre 9,
10, 38*, 100, 99, 358, 486. Karei IX, koning van Frankrijk 75. Karei II, hertog van Lotharingen, 631. Kegel, commissaris 334. Ketel, Johan 68. Keteler, Loeff 28, 39. Kluyten, Kerstgen 30. Klump, Wulf 524.
Knippinck, drost van Hamm, Victor 302. Coddenoert, Wouter van 404, 33. Coebel, Philip n8', 32, 35, 39, 41, 43,
aa7, 34. 78", 315, 497Cock, de. Zie Blois. Colenberg, Seger van 303. Cranenburch 534.
Cranevelt, Joost van 46, 47, n8\ Kremer, Herman 563. Croy, graaf van Roeulx, Jean de 549, 51. Cruchten, schout van Roermond, Johan van 310.
Culemborg, graaf van. Zie Pallandt. Gister, Jan 128.
Lalaing, graaf van Hoochstraten, Antoine de IS3) 55*, 74*, 86', 397, 435.
Lalaing, graaf van Hoochstraten, Philippe de 34, 39, 4i, 53, 141, 6".
Lannoy, heer van Beauvoir, Philippe de 440, 41, 43, 89, 580, 89, 94, 98.
La wiek, Goessen van der 608.
Leyendecker, Andries 67*.
Lent, Jan van 577.
Lettin, Jeronimus 177, 340".
Ligne, graaf van Aremberg, Jean de 34, 87, 89, 90, 93, i5t—53, 58,89, 334, 40*, 41, 83, 83, 95—97, 300, 6, 16, 18, 31, 37, 38, 33, 40, 50, 59— 63, 81, 86, 401, 13, 40, 46, 83, 531, a5» a8, 33, 89, 4i, 4a, 44, 5*i 5a. 55. 63, 64, 66—68, 70—72, 75, 77, 80.
Leuttig, Fabian von 487.
Limburg-Stirum, heer van Bronkhorst enz., Joost van 79, 80.
Lindanus, bisschop van Roermond, Guilielmus 75, 77, 78, ioi, 3.
Lynden, heer van Hemmen, Dirck van 3i3*-
Lip gen. Hoen, heer van Afferden, Die-
derick van der 608. Lofstadt, Willem van 453. Loing, Dr. le 140. Loo, commies, van 584, 93. Lopez, Alonso 588*.
Malsborch, Christoffel van 473. Manderscheid, gravin van Culemborg, Eli-
sabeth van 368. Mannersloe, Ernst von 301. Mansfeld, Albert graaf van 93. , Karei graaf van 537, 33, 49, 51, 57,
622.
, Peter Ernst graaf van 58, 155, 84,
557-
Mareel, Goddert 608. Maria Stuart, koningin van Schotland 147, 48.
Margaretha van Oostenrijk, landvoogdes (1507—1530) 486.
Marnix, heer van Tholouse, Jan van 389, 421*.
Melschet, Jaspar 419.
Merode, heer van Petershem, Johan van 352, 57, 64» 80, 82, 85, 92, 404, 18.
—t -, heer van Duffel en Waroux, Willem van 389, 461*.
Merwick, Willem van 313*.
Moers, Christoffel graaf van 358.
Mom, Johan 140, 46.
Montigny 161.
Montmorency, connétable van Frankrijk,
Anne de 94*.
, gravin van Mansfeld, Marie de 58.
, heer van Montigny, Florent de
360.
, graaf van Horn, Philippe de 35*,
53, "8*, 41, 55', 74*, 349, 305, 441, 611.
Münchansen, Hilmar von 39a.
40



626
ALPHABETISCH REGISTER.
Nassau, Johan van 408.
, Lodewijk van 154, 55*, 56', 66,
286', 76, 78, 84, 90, 94, 95, 402, 31,
63, 73.
, gravin van den Berg, Maria van 14*.
Naves, de 283.
Neuenahr, vrouw van Brederode, Amelia van 426, 29, 31, 32, 34, 4°, 45, 5°, 5°5, 9i-
Neufvüle, heer van 477.
Nykerck, Fleger van der 524.
Nicolai, kanselier van Gelderland, Adriaen 67*, 75, 101, 103, 583, 603, 4, 6.
Nyghues, Symen 490.
Noircarmes. Zie Aldegonde.
Olivier, Joest, 588, 91, 93.
Ooy, heer van Ooy, lieffert van, 246.
Oranje, Willem van, 14, 118*, 33, 54, 55*, 74", 80*, 82, 219, 27', 28, 39, 40, 48, 49, 67, 68, 77*, 8i', 86, 89, 97, 406, 9, 14, 17, 29, 35, 37, 38, 42, 45, 46, 57—59, 64, 65, 77, 78', 81, 82, 91, 526*.
Orsoy, Falck van, 490.
Overstem, Oberstein, E verst ein, graaf van, 491, 529, 43, 48, 53, 55» 57, 66, 74. 75-
Pallandt, heer van Keppel, Frederik van, 192*.
heer van Keppel, Johan van, 15,
192*.
—— graaf van Culemborg, Floris van, 205, 33, 38, 42— 46, 49, 52, 55, 56, 59, 65, 68—73, 79, 81, 86, 89, 90, 92, 95, 97, 3°3. 4, 9, 442, 74-
Pannekoeck, Dr. Godert, 451.
Pauwels, Willem, 482, 91.
Peper, Herman, 366, 416.
Pieck, erven Franck, 56.
heer van Ysendoorn, Jacob 106,
35, 40, 41, 46, 327*, 596, 98.
Joost 473, 74, 91, 95.
Joost 384.
Pyll, Hanrick 404.
Pladys, Herbert 301, 17.
Plettenborch, wed. Diederick van 2", 22*.
Johan van 188, 203.
Poll, Herman van de a', 135, 39—41, 46.
Poictiers, de (archidiaken van het bisdom
Luik) 8, 36. Praet, weduwe van Bronkhorst-Batenburg,
Petronella van 338, 43, 49.
Quaderebbe 363, 77, 96, 431, 39, 49, 57, 63, 69.
Raesfeld, bisschop van Munster, Bernard
van 86, 89, 145, 46, 58. Redondo, Franc de 580. Reinald I, graaf van Gelre 615.
Remingen, heer van 537.
Renesse van Wulven, Gerrit van 460,
63, 68, 76, 95, 99, 503.
Johan van 494, 514, 20, 24.
Ridder, Jacob die 452, 53.
Rietberg, Agnes, gravin van (geb. gravin
van Bentheim) 72.
, Ermgard gravin van 72.
, Walburg gravin van 72.
Ryfenberg, kolonel 378.
Rysenburg, Willem van 473, 74, 91, 95.
Roebbel, Jóachim 160.
Roeulx. Zie Croy.
Rosenbach, Philips van 383, 84.
Rosenberg, Arnold 130, 31.
Rossem, heer van Pouderoyen, Johan
van a, 2*. , erfgenamen van Marten van 2, 9,
II, 13—15, 20, 22, 23, 32, 33, 38,
50, 606, 7. ——, Maralla van 22. Routart, burger van Arnhem 583. Ruyter, Herman de 381, 91.
Sain, graaf van 463. Sasbout, Arnt 118*.
Sauvage, beer van Escaubecque, Jean le
389, 460*. Savoye, Emanuel Philibert, hertog van 35. Schauenburg (= Schaumburg), Joost,
graaf van 93, 147, 54, 318, 583, 600.
, Otto van 95, 188.
Scheyfve, kanselier van Brabant, Jan 353,
57, 64, 80, 83, 85, 92, 98, 404, 18. Schenck van Nydeggen, Aleyd 28*. Schetz, heer van Grobbendonck, Gaspar d
317.
Schouwenburg, Bernard van 558, 70, 72. Schwarzenberg, graaf van 160, 317, 21,
23, 419-
Sonnius, Franciscus 48. Spaens, Henrick 515. Spuelde, Helmich van 524.
, Casyn van 524.
, Coep van 524.
Stalbergen, Stalborch, Johan van 482, 513. Staremberger, secretaris der regentes 309. Stavele, heer van Glajon, Philippe de 489. Steinzel 419.
Stepraedt, Peter van 608.
Straelen, Jacob van 562.
Stralen, commissaris 324.
Stratius, Mr. Johan 35.
Strythagen, schout van Maastricht 390, 93.
Suirhuiss, Albert 338.
Suys, heer van Rijswijk, president van het Hof van Holland, Cornelis 525, 34, 40, 42, 44—46, 50, 52, 53, 55, 56, 66.
Thoeven, Johan van 46, 47, 49, 50, 53. Torre, Jacques de la 403—8, 13, 16, 33,
24, 3°, 44, 48, 49, 57—59, 63. Trouillière, la 154.



ALPHABETISCH REGISTER.
627
Vecht, Herman van der 452, 53. Venray, Jan van 202, 9, 54, 62, 73, 84,
365, 5°7Viglius 75', 230, 78*. Viigh, Claes 264. Vischer, Johan 59, 62. Velthuysen, Gaedert van 130, 31.
Henrick van 129, 30.
Voet, Gerrit 534.
, Johan 534, 609.
Vrisberger, Fritzberger, Christoffel van
aa7, 497, 5°4-
Warninckhoff, Georgien 603, 7. Weiss, Adam 419. Wecker, Symon 558. Well, heer van. Zie Bylandt. Wenterswyck, Henrick 122. Werenfried te Elst, Kapittel van st. 59, 60. Wese, Cornelis van 313*. Wesenhagen, Dionysius 230. Westerholt to Westerholt, Herman van 318.
Wezel, Johan van 133—39. Wied, aartsbisschop van Keulen, Frederik van 88.
Wyer, Dr. Diederick 151", 77, 339, 30, 51, 335, 36.
(Wierus), Dr. Johannes 339, 6oi\
Wyhe, richter van Wageningen, Cornelis
van 135. Wiick, Egbert van 433. Willem, hertog van Bronswijk 80. landgraaf van Hessen 84, 93, 99,
102, 104, 53, 69. hertog van Cleve 61, 65—67, 88,
89, 91, 93, 95, 97, 99, 103, 104, 105,
53, 58, 62, 69, 79, 82, 83', 93, 303,
1Si 29, 30, 351, 88, 621. .Wyller, Christoffel 558. Wingelen, Philips van 389, 539, 41, 44. Wisch, gravin-weduwe van. Limburg-
Bronkhorst, Ermgard van 42. Wit, Steven de 432. Wyttenhorst, heer van der Horst, Johan
van 209, 76, 507', 83, 96. drost van Montfort, Johan van
79, 338, 501. Wolf, Reyner 363*. Wrdt, Johan 114, 596, 98.
Zande, Jan van den 67*. Zeelkens, Rutger 30. Zoete, Heer van Villers, Joost de 389, 460*.
Zuylen van Nyevelt, Willem van 454, 534.
B. PLAATSNAMEN.
Abcoude 517, 30, 33.
Alkmaar 528", 40, 52, 61.
Ameide 404, 30, 34, 49, 534, 35.
Amerongen 538.
Amersfoort 448, 53, 65, 543.
Amsterdam 122, 215, 48, 350, 94, 411—15, 17, 18, 2i*—22, 30, 31, 33, 38, 39, 44*, 45, 48, 49, 58, 61, 64, 7°, 71, 73, 81, 82, 87", 91, 501, 5, 6, 9, 12, 14 — 25, 29—39, 4a—45, 48, 49, 51, 5a, 54, 55—57, 59. 60, 63, 66 — 69, 73—77, 81, 631.
Antwerpen 21, 58, 187, 97, 218, 33, 39, 55, 58, 64, 66—68, 301, 10, 17, a5, a9> 4°, 44, 65, 76, 81, 86, 89—91,
94 — 96, 99, 40O, I, 3, 5,6, II, 19 31,
s6, 40, 43—44, 46, 50, 59, 77, 78, 81, 83, 99, 502, 3, 6, 8, 12, 13, 19, a3, 47, 49, 51, 73*, 9°, 620. Arnemuiden 421.
Arnhem 5, 7, 10 — 12, 14, 19, 35, 38, 5°, 5i, 59, 56, 79, 134', 47, 53) 54, 67, 70, 86, 89, 91, 92, 98, 305, 19, 30, 55, 65, 79, 93', 307, 38, 63*, 88, 402, 5, 23, 75, 533, 37, 38, 47, 77—79*, 96, 600, 3, 8, 10.
Arnhem, kwartier van 194, 600,
Arssen 36, 38, 30, 31, 33, 34, 37, 39,
4a, 376, 343, 44, 47, 48. Artois 81, 133, 631. Asperen 437, 50. Atrecht 589, 94. Augsburg 153* Axel, land van 433.
Bailloeul (Vlaanderen) 339. Bardowick (Hannover) 105. Bastogne. 599.
Batenburg 149, 305, 10, 56*, 65, 79,
300, I, 13, 13, 15.
Batenstein (bij Vianen), buis 540. Benschop 453.
■Berg, graafschap 1, 77, 80,113,514,99. Bergen (L.) 37.
(Henegouwen) 184.
Bethlehem, klooster 338, 39. Betuwe, de 538. Beusichem 446, 57, 63,. 85. Beverwijk 538*. Bielefeld 303. Biervliet 433.
Bommel, Tieler- en Bommelerwaarden, ambt van 56, 73, 77, 80, 84, 94, 97,98. Borken 600.



628
ALPHABETISCH REGISTER.
Brabant 168, 333, 37, 441, 501, 6si. Breda 381, 89, 95, 96, 406, 35, 38, 505, 8*. Bredevoort 589*7
ambt 68.
—— huis 86.
Bremen 515.
Brest 587, 93.
Briel, den 553, 55, 73*.
Bronkhorst 79*, 600.
Brugge 178, 329.
Bronswijk 257, 581, 86, 89.
Brussel 57, 69, 163, 71, 73,80,98,300,
313, 15, 18, 19, 25, 55, 57, 64, 91,
463, 98, 600*, 1*. Bückeburg (SchaumburgJ 95. Buren 431, 34, 35, 42, 45, 46, 50, 59,
°5i 67, 75. 81.
Charlemont 344. Comines 178. Compiègne 590. Corona 599*. Crottoy 592.
I>alem 258, 78*, 334. Dambrug 391.
Dampvillers 21, 34—26, 31, 40—44, 46. Delbrück 93.
Delft 478, 84, 544, 53, 63, 72*. Denemarken 514.
Deventer 51, 60—62, 66, 90, 121, 22, 34, 53. 33i, 37*, 34, 47i, 563, 68, 73—79-
Diedenhoven (Thionvillc) 35, 599. Dieppe 586, 93. Dillenburg 378, 408, 63, 73. Dinslaken 104.
Doesburg 329, 37, 43, 44, 600. Doetinchem 337—39, 600, 8. Doornik 81, 133, 318, 83, 305, 10, 549, 5*"
Dordrecht 403, 4, 5, 34, 35, 30, 530,
33, 64, 68. Dordsche waard, de 444, 73, 76, 83. Dorsten 335.
Driel (Bommelerwaard) 98, 341, 43, 44,
57, 63, 89. Drumpt 98, 343*, 44. Duinen, abdij ter 178. Duisburg 591. Düsseldorf 163.
Hem, de 543. Eemnes 538. Eeten 409.
Egmond, abdij van 523*, 38, 39*. Elbe, de 105.
Elburg 55, 56, 195, 99, 200, 2,6,9,11, 19, 3i, 31, 33, 38, 44, 48, 55, 65, 75, 333, 28, 36, 59, 6a, 63, 65, 71, 84, 88, 90, 437, 56, 62, 65, 510, 13, 18, 90*, 95, 619.
Elst, 51, 59, 60, 66.
Elten 583, 99, 600.
Emden 361, 525, 33, 35, 39, 41.
Emmerik 30.
Enkhuizen 131, 469, 77, 84, 528, 32.
Erkelenz 8.
Esens 73, 73.
Eupen 34—36, 574, 75.
Fécamp 59a,
Fornembach (Vlaanderen) 339. Frankrijk 78, 83.
Friesland 268, 305, 60, 401,51,525,38, 63, 73, 621.
Geertruidenberg 406, 543, 49, 55, 68.
Gein, het 427.
Gemen 600.
Gendringen 600.
Genemuiden 189.
Gennip 503.
Gent (Vlaanderen) 136, 54, 65, 78, 98,
300, 339, 44. Giessen 408, 9. Goor 471.
Gorinchem 402, 4, 6, 7, 10, n, 19,24,
27, 29, 43, 44, 57, 61, 63, 69, 73, 76, 568.
Gotha 433, 87.
Gouda 530, 31, 33, 34, 64, 68.
Grave 418, 19, 33, 39, 506.
's Gravenhage 442, 55, 65.
Groningen 539, 42, 56, 63, 68, 70—72.
GOsten (Gulik) 621.
Gütersloh (Westfalen) 94.
Haarlem 531, 33, 40, 52, 53, 61, 68, 72".
Hagestein 419, 27, 36, 45, 94.
Halberstadt 337.
Hameln (Westfalen) 94.
Hamm (graafschap Mark) 51, 65, 66.
Hannover 103.
Harderwijk 130—32, 206, n, 12, 14, 15, 20, 23, 24, 28, 30, 38, 41, 44, 47,
48, 5°, 55, 58, 59, 65, 75, 90, 91, 98, 3°3, 4, 6, 8, 9, 33, 34, 35, 37,
28, 3o—33, 36, 40—43, 45, 46, 48—50, 56, 58—64, 71 — 73, 88, 430, 38, 39,
49, 51, 53, 62, 65, 510, 13, 18, 24, 9°*, 95, 6°9, 19-
Harlingen, 540, 41. Hasselt (Limburg) 441.
(Overijssel) 283, 525.
Hattem, Huis te 14, 212, 16, 21, 38, 50.
(stad) 203, 8, 14, 43, 4:4, 465.
Hedel 509, 11, 601.
's Heerenberg 61, 65, lil*, 63, 461,63, 65, 73.
Heerewaarden 98.
Heilo, klooster te 538*.
Henegouwen 553, 631.
's Hertogenbosch 163, 65, 255, 74, 77, 86, 95, 319, 33, 36, 39, 30, 33, 40, 41, 44—46, 53, 57, 58, 62, 64, 65, 74, 75, 77—83, 85—88, 90—95, 97,



ALPHABETISCH REGISTER.
629
98, 402, 4, 5. 9, T5. T9, 29, 55, 5*. 8i, 83, 96, 502, 9—14, 16, 17*, 18, !9, 3°', 58, 7°, 601. Herwynen 98.
Hessen 197, 300, i, 23, 40a.
Heukelom 427, 67.
Heusden 402.
Himmelreicb, huis 237.
Hoya, graafschap 145.
Holland 305, 16, 22, 439, 40, 501, 26,
30, 66, 621. Honschoten (Vlaanderen) 329. Hoorn 528*. Horssen 205, 10, 56*. Huissen 537, 38, 47, 83, 99.
Yperen 171, 78, 339. Ypesloot 538.
Yvoix (later Corignan genaamd) 133.
Javern 333. Jutphaas 409, 53.
Calenberg (H anno ver) 147. Kamerik (Utr.) 453. Kampen 153, 54, 535. Cassel (Vlaanderen) 339. Kempen, de 440.
Keppel, Laag 15, 40, 43, 193, 600. Kessel 54, 57.
land van 117, 351, 55.
Kettwig 430, 28.
Keulen 78, 8s, 84, 151.
Cleve, hertogdom 57, 163, 69, 475,515,
38» 43. 44, 81, 99. Coesfeld 88. Kockengen 453, 54. Kriekenbeek, ambt 117. Culemborg 310, 49, 56, 64, 67, 68, 79,
89» 33, 4a7i 4a, 59, 67.
lage (Lippe) 94.
Langstraat, de 349, 58, 80, 86, 90,407.
Leerdam 437, 50, 67.
Leeuwarden 359, 61, 541, 73.
Leiden 469, 77, 78, 83, 540, 44, 53, 63.
Lek, de 437.
Leuven 140.
Lier 399, 439, 40, 43, 67, 71.
Liesveld, heerlijkheid 94*, 416, 24.
Lymers, de 538.
Linge, de 437.
Lingen 581.
Lippe 104.
Loo, het 153, 284.
Lopikerkapel 434, 54.
Lflbeck 133.
Luik (stad) 54, 55, 57, 416.
, land van 438, 553, 631.
LOnenburg 103.
Luxemburg 338, 31, 488, 95, 98.
Maas en Waal, ambt van 117*, 35, 40, 41, 46.
Maastricht 90, 383, 83, 90, 94, 96, 409, 19, 68, 76, 81, 91, 94, 96, 99, 500, 3. 3°*. 74-
Madrid 261, 86.
Maeseyck 338, 51, 55, 561, 63. Mainz 383,
Mariënweerd, klooster 464, 70, 81. Mars 599.
Mechelen 305, 539, 56, 66.
Medemblik 538, 33, 34, 38, 39', 64.
Meerkerk 404, 7, 36, 37, 44, 85, 94.
Megen 31, 33, 34, 33, 113, 422', 84, 85.
Meyburg, het land van 237.
Mecklenburg, hertogdom 133.
Melle (Westfalen)? 152.
Merxem 391,
Middelaar 117*, 484.
Middelburg 460, 64, 66, 67, 70, 81, 82,
581', 84", 92, 93, 6oi\ Minden, bisdom 95, 302, 33.
, stad 337, 504.
Montfort, ambt 79, 81, 117, 250, 56,79,
35i, 55-
Mühlenbeck, klooster in Schaumburg 94.
Muiden 532, 37, 38.
Manster, bisdom 86, 88, 89, 91, 94, 257
312, 23. , stad 430.
Samen 328, 31, 44, 59. Nantes 587. Neuzen, ter 433. Nieuwstad 79, 81.
Nymegen 5, 7, 10, n, ai, 46—48, 49, 53, 6a, 69—71, 79, 119, 3a*, 35, 40, 68, 7°, 74, 81, 87, 91—94, 97—303, 5» 6, 8, 9, 11, 13, 16—33, 34, 32—34. 37, 42, 45, 46, 49, 5°, 55, 57, 59—61, 65, 73, 80-82, 87, 89, 90, 92, 93. 96—99, 301—4, 7, 9, 10, 13, !3, 15—17, 33, 36, 37, 63, 64, 75% 451, 75» 97, 99, 5°3, 600, 1*, 3, 8, 10.
kwartier van 194, 619.
—— Rijk van 117*.
Noordeloos 483.
Noord-Holland 538,
Oertzen (Brunswijk) 94.
Ooltgensplaat 419.
Oosterhout (N.B.) 395.
Oosterweel 394, 431, 36, 40, 43, 50.
Oosterwrjk (N.B.) 396, 400, 7.
Oostfriesland 581, 83, 86.
Oran 93.
Oudenaarde 339.
Oudenbosch 395, 400, a6, 564, 71. Ouderkerk a.d. Amstel 517, as* Overbetuwe, de 117*. Overijssel 194, 368, 305, 451, 65, 71, 621.



630
ALPHABETISCH REGISTER.
Paderboni, bisdom 302, 23. Pompenborch (Scbaumburg) 94. Pont a Mousson 599. Poperinghen 178. Portugal 587. Purmerend 530.
Rammekens 587, 90, 93—95, 98. Ravensberg, graafschap 302. Reitdiep, het 572. Riga 131.
Rinteln (Westfalen) 94.
Roermond 8, 36, 39, 46, 63, 64, 75, 76—78, 81, 8a, 85, 86, 91, 92, 101—3, 33. 79» 87, 204, 5, 8, 9, ia—14, 16, 17, 20—22, 26, 31, 41, 44, 50, 58, 59. 63—65, 69, 74—76, 80—82, 9°, 93. 99, 3°3. 7, 9—-II. 15. aa. a7,
38, 30, 31, 33, 34, 36, 42, 44—46, 50, 83, 88, 93, 99, 436, 41, 51, 55, 73, 78—83, 96, 97, 99—504, 8, 55', 61, 62, 73—82, 90*, 603, 8, 19.
Roermond, kwartier van 34, 63, 64, 94,
97, 609. Rostock 106. Rotterdam 444.
Russenburg (huis in Rbzk. Munster, Kreis LOdinghausen) 145.
Saksen 333. Santhoven 440. Schalkwijk 349*.
Schoonhoven 403, 4, 5, 7, 10, 34', 37,
39, 44, 66, 67, 85, 531, 35, 39, 30, 43. SchuUenburg, huis 86, 155, 56, 317,
31, 49.
Segovia 286. Sloterdijk 533.
Soest (Utr.), klooster te 538. — (Westfalen) 3^5, 18. Sondershausen 419. Sont, de 104. Spiers 339. Spui, het 568. Stedesdorp 73, 73. Steenbergen 403, 568, 70. Stein 478.
Stralen 36, 34, 63, 64. Südlohn 600. Swalmen 479.
Thorn 399, 405. Tiel 242, 44, 507, 608. Tirlemont 441. Trente 112, 14, 15. St. Truyen 151, 207, 29. Turnhout 326, 33, 440, 99, 508, 11, 13, 15. 17, 3°*-
Urk, Val van 533.
Utrecht 63, 333, 49, 67% 305, 65, 94,
401—6, 8—11, .15, 16, 18, 24, 25,
3a> 37. 44, 46, 48, 5°. 5a. 68, 76,
81, 86, 89, 9i) 95, 98, 5°3, 7, a°, 22, 36, 41, 44, 49, 55, 59, 60, 63, 69, 73—77, 79land van 439, 538.
Vaart, de. Zie Vreeswijk.
Valenciennes 343, 45—48, 50, 51, 87,
418, 40, 44, 50, 56, 59, 60, 64, 67,
70—72, 84, 96, 530*. St. Valéry (Walry) 593. Veere 584, 85, 88, 89, 91—94, 98, 601. Velden 38.
Veluwe, de 117', 18, 451, 65, 534, 38, 600.
Venlo 38, 30, 39, 165, 78, 79, 87, 204, 9, 10, 12, 14, 16, 21, 22, 42, 54,55, 59, 62, 64, 65, 69—73, 75, 80—82, 303, 28, 36, 44, 88, 93, 436, 55, 82, 96, 97, 99, 5°o, 3, 8, 13, 18, 90*, 95» 96, 608, 19.
Venray 507*.
Vianen 226, 28, 39, 67, 82, 323,89, 90, 94» 95» 4°°—9» 11—30,32—34,37— 31, 33—36, 39—44, 46, 48, 5°, 51» 53—57» 59—62, 64—69, 71,72,75— 78, 82—86, 88, 91—94, 96, 99, 500, 5—7» 9—r-7. !9, ao> aa» a4» a5> a7, 3°, 31. 33—37, 40, 41, 44, 47, 51. 5a, 59, 60, 65, 67, 69, 71, 72, 77, 633.
Vilvoorde 184.
Virnenburg, huis nabij Hamburg 188. Vlaanderen 81, 176, 305, 39, 32,33,37,
416, 26, 41, 76, 631. Vleuten 517*. Vlie, het 533. Vlieland 541.
Vlissingen 431, 41, 60, 584, 85, 89, 92,
94, 98, 601. Voorne (Furnes) 178, 329. —— (eiland) 555.
Vreeswijk 411, 16, 30, 33, 34, 36—29, 31—33, 36, 44, 73, 76, 81, 82, 91, 94, 5!4, a°» 41» 55» 66.
Vucht 404*.
't Waal 454.
Wageningen 122, 35, 36—39, 212, 16,
si, 29, 38, 50. Walcheren 460, 584*, 85. Wassenberg 36.
Waterland 533, 35, 38*, 30, 35, 41. Weert 58. Weesp 532. Wehl 600. Weimar? 301.
Well (Overkwartier) 26, 27, 31, 33, 34,
37. 39» 4a. al°Wesel 235, 416, 502', 83, 84, 86, 89. Weser, de 95. Westerholt (Westfalen) 277. Westeroyen, klooster 507. | Wiedenbrück (Westfalen) 95, 104.



ALPHABETISCH REGISTER.
63I
WOnis 453. St, Winoxbergen 178. Winterswijk 68. Witmund 7a, 73. Wittem 356. Wittenberg 36.
Woerden, heerlijkheid 94*, 339,40,306,31.
Wolbeek 90.
Woudrichem 407.
Wijk bij Duurstede 367, 68, 437.
IJ, het 531, 30. IJsselmonde 568.
IJsselstein 417, ss, 29, 33, 38, 46, 47, 53. 53. 55, 57. 59. 63, 65, 67,
Zalt-Bommel 303, 8, 9, 14, 54, 61, 63, 73. 79. 8r, 83, 84, 96, 98, 305, 9,
IO, 33, 37*, 36, 43, 65 — 70, 74, 76,
77, 88, 90, 436, 85, 507, 55, 66, 90% 95—9».
Zeeland 394, 96, 401—4, 6, 31, 33, 35,
26, 41, 51, 60, 501, 85—87, 89. Zegveld 453. Zuiderzee, de 541. Zuilichem 3, 4, 98.
Zutphen, stad 5, 40, 331, 33, 34,38,55, 65, 337, 600, 3, 8.
, kwartier van 89 — 93, 337,609, 10.
Zwolle 153, 54.