DE VEGETARISCHE LEEFWIJZE DEN MENSCH WAARDIG EN TEVENS DE GEZONDSTE  HANDBOEKJES EECKT BESTE ONDER LEIDING VAN LSIMONS UITGEGEVEN DOOR DE MAATSCHAPPIJ VOOR GOEDE EN GOEDKOOPE LECTUUR APISTERDAN  ■■■■■■-■■««■■■iiiuiir DE VEGETARISCHE LEEFWIJZE DEN MENSCH WAARDIG EN TEVENS DE GEZONDSTE LEZING VAN DEN HEER J. HAGA, ARTS, OUDCHEF VAN DEN GENEBSK. DIENST IN NED. INDIË, GEHOUDEN OP VERZOEK VAN HET BESTUUR DER HAAGSCHE AFDEELING VAN DEN NEDERL. VEGETARIËRSBOND OP 28 MAART 1922 1922 AX.BÏXLAop den mensch gelijkende apen is nog zeer gebrekkig. Volgens de onderzoekingen van Wallace voedt de in Borneo voorkomende aap, n.1. de PMhetlusfïSatyrus, meer als Orang-Oetan bekend, zich bijna uitsluitend met vruchten; soms eet hij ook knoppen, bladeren en jonge loten. Vosmaer verhaalt dat een jonge, gevangen orangoetan zich' voedde met brood, wortels, vruchten, liefst aardbeien; het dier was verzot op aromatische planten (peterselie), at met smaak gekookt of gebreflen vleesch en visch, doch hield niet van rauw vleesch. Men zag haar geen jacht maken op insecten; een spin en een groote' vlieg werden doodgebeten, geproefd, doch dadelijk weder weggeworpen; hetzelfde gebeurde met een musch, die zij doodkneep. Het gebit van een roofdier of van een omnivoor of een insectenetend dier geeft een totaal ander aspect, vergeleken bij dat van den mensch. Bij den mensch hebben de kiezen platte kauwvlakten, die ook door de zijdelingsche beweging, waartoe de kaken in staat zijn, tot malen zeer geschikt zijn, evenals bij de van planten levende zoogdieren^ bij de roofcüereilf'ilijn de kiezen scherp, eenspitsig en met lange wortels in forsch gebouwde kaken stevig bevestigtf/'terwijl hun onderkaken door krachtige spieren bewogen worden, waarlijk, wanneer men hél gebit van den mensch met dat van' een vleesch- of  8 alleseter vergelijkt, kan het niet anders, of men moet dat verschil zeer groot noemen. De groote dierkundige Cuvier schrijft in „Le Règne animal": „Om het vleesch aan stukken te krijgen, moeten de kiezen scherp zijn en moeten de kaken, evenals de lemmers van een schaar, zich slechts kunnen openen en sluiten. Voor het fijnmalen van graan of wortels moeten de kiezen een platte kroon hebben, die tevens oneffen is als een molensteen. De mensch schijnt gemaakt te zijn om zich hoofdzakelijk te voeden met vruchten, wortels en andere saprijke plantendeelen. Zijn handen zijn in staat die vruchten te plukken, zijn korte kaken, zijn hoektanden bijna gelijk met de overige tanden en zijn maaltanden met oneffen kroon zouden hem bezwaarlijk veroorloven kruiden te gebruiken of vleesch te nuttigen wanneer hij niet die spijzen eerst door koking daartoe geschikt maakte. Doch ook het geheele spijwerteringstoestel van den mensch bewijst, dat hij een vruchteneter is; Prof. Flourens zegt: de mensch is noch een vleeschetend, noch een kruidenetend wezen; hij heeft noch het gebit! der herkauwers, noch tiun vier magen, noch hun darmen. Van natuur , is hij een vruchteneter evenals de aap. Ja maar, en nu kom ik tot het hygiënisch gedeelte, het eten van«vleesch is zoo gezond, zoo 'n pikant stukje vleesch is zoo opwekkend en de eetlust bevorderend, haast ieder geneesheer zegt, dat de mensch vleesch noodig heeft om zich, naar lichaam en geest krachtig te kunnen ontwikkelen. Doch of dat gezegde jttjeft is, meen ik te moetep betwijfelen en ik ben heilig overtuigd dat de tijd komen zal, dat de geneesheeren zullen inzien, dat het vleesch tot die voedsels behoort, welke — evenals de alkohol — Het-best gemist kunnen, ja, moesten vermeden wor-  9 den. Trouwens, hoe luiden de woorden van Prof. Dr. von Düring uit Baden-Baden, waarmede hij het werkje van Dr. Hindhede over: „Hedendaagsche Voeding" bij het publiek inleidt? „Thans reeds, zegt Z.H.Gel. zijn er vele artsen, die overtuigd zijn, dat onze voedingsleer, gebaseerd op vroegere onderzoekingen geheel verkeerd is. In vele kringen is men tot de overtuiging gekomen, dat wij gewoonlijk meer eten dan noodig en goed voor ons is en voorts, dat onze zoogenaamde krachtige vleeschvoeding volstrekt niet zoo gezond en zoo noodzakelijk is als men ons tot heden geleerd heeft." Gaarne maak ik die woorden tot de mijne, al weet ik ook daardoor op een glibberig terrein te komen, omdat zij niet overeenkomen met datgene, wat ons van de jeugd af, is ingeprent" en omdat er nog vele corypheën der medische wetenschap zijn, die in vleesch een niet te versmaden voedingsmiddel zien, dat moeilijk ontbeerd kan worden, doch langzamerhand zal het ook hier beginnen te dagen en zal men leeren inzien, dat zonder vleeschgebruik de gezondheid beter bewaard wordt dan door gebruik te maken van vleesch. Ik voor mij geloof, dat die tijd eens komen zal en zij, die gelooven, haasten niet. Indien dat werkje van Dr. Hindhede in de handen van ieder geneesheer kwam, zou spoedig de meening van de zoogenaamde krachtige vleeschvoeding verlaten worden, en zou ook het volk — door detf'tovloed diéT geneesheeren — niet meer zoo dwaas zijn om de kapitalisten in hun verkeerde voeding na te apen en zouden zij gezonder kost voor hun geld koopen dan vleesch en worst van dikwijls verdacht gehalte. Twee 'fkinten heb ik naar voren gebracht. Vooreerst dien ik aan te toonen, dat het vleesch best gemist kan worden en voorts, dat het gezonder is een vleeschloos regime te volgen. Het éérste punt n.1. dat men zonder vleeschgebruik bést leven kan, is wel zeer gemakkelijk te bewijzen,  10 omdat men de voorbeelden maar voor het grijpen heeft. Men kan wijzen op de vegetariërs zeiven, op de Boeddhisten, op de Arabieren, op de Trappisten, van wie Van Romunde in zijn dissertatie gewag maakt. Deze Trappisten leven vegetarisch; hun gezondheidstoestand was over het geheel zeer bevredigend; voor zoover Van Romunde in 1911 heeft kunnen nagaan, werd over geen ziekten van welken aard ook geklaagd, terwijl de kloosterlingen toch veel aan rheumatische invloeden zijn blootgesteld. 0, Doch is het nu zoo vreemd, dat men zonder vleesch best leven kan? De Amerikaansche geneesheer Prof. Trall daagde in 1870 alle medici der wereld uit, hem op wetenschappelijken grond een enkele reden, een feit of een bewijs aan te voeren ten gunste van het vleescheten. — Het antwoord laat zich nog wachten, hoewel reeds een halve eeuw verloopen is. Wat is de eigentlijke voedingswaarde van het vleesch? Beschouwen wij een hoeveelheid van 150 gram als het gemiddelde ration, dat per persoon en per dag gebruikt wordt, dan geeft dit 30 gram eiwit en 7,5 gram vet, stellende dat er in vleesch 20 % eiwit en 5 % vet is. Prof Rubner toonde aan, dat 30 gram vleescheiwit overeenkomen met 34 gram melkeiwit, eene hoeveelheid, die door 1 Liter koemelk overtroffen wordt, daar deze 48 gram eiwit en 43 gram vet bevat. Nu komt nog daarbij, dat men in de laatste jaren teruggekomen is van de voedingsleer van Voit, volgens welke een gewoon arbeider per dag in zijn voedsel tot zich moest nemen: 118 gram eiwit, 56 gram vet en 500 gram koolhydraten. Die hoeveelheden zijn belangrijk teruggebracht en het 'zijn vooral de onderzoekingen van Prof. Chittenden van de Yale-universiteit en van den Deenschen geneesheer Hindhede, die ons geleerd hebben, dat men met een veel kleiner hoeveelheid eiwit volstaan kan. Niet minder dan Prof. Rubner is het, die in zijn  11 „Wandlungen in der Volksernahrung" (1913) zich aldus uitdrukt: Door bekwame waarnemers is het allengs aangetoond, dat men zonder eenige twijfel ook gezonde, krachtige arbeiders kon aantreffen, die met minder eiwit volstaan. De voedingsphysiologie kan niet toegeven, dat de Voit'sche getallen absoluut bereikt moeten worden. Prof. Abderhalden deelt in nijK' „Grondslagen voor onze voeding** (1917) dienaangaande mede: „Een feit is zeker; het is niet noodig 120 gram eiwit per dag te gebruiken. Die hoeveelheid is over het algemeen te groot; de ervaring heeft tot nog toe bewezen, dat 80 en wellicht 60 gram voldoende zijn. De voedingscommissie van de Biologische Vereeniging in Parijs kwam in het eenigen tijd geleden door haar uitgegeven verslag o.a. tot deze gevolgtrekking, dat men voor eiken Kilogram lichaamsgewicht 1 gram eiwit per dag noodig heeft, mits men door koolhydraten en vetten in de verdere behoefte Voor het noodige arbeidsvermogen voorziet (1920). Het zou mij echter te V6r voeren en ik zou van het onderwerp afdwalen indien ik langer bij deze eiwitkwestie stilstond; genoeg zij het, voor het oogenblik aan te stippen, dat die hoeveelheden voedende bestanddeelen van het dagelijksche vleeschration — zoo noodig — door een vleeschloos ration zeer gemakkelijk te vervangen zijn. Doch de voedingskwestie is niet in het laboratorium met de chemische belans uit te maken; de zucht of het verlangen naar vleesch is Voor een groot deel gegrond op den wëttsch naar een goed smakelijke spijs en men moet toegeven, dat er weinig voedingsmiddelen zijn, die als het vleesch, op zóWtl verschillende wijze bereid kunnen worden. Hél Zijn vooral de aromatische stoffen, die op zoo'n bi/Étendere wijze den eetlus* opwekken en juwTzoo moeilijk bij de intellectueelen gemist kunnen worden, die gewoonl!**'hun spieren niét veel te doen geven; bij  12 hen is de eetlust gewoonlijk niet; groot en een smakelijk gerecht is bij hen zeker niet onnoodig. Het is daarom te betreuren, dat hierop in sommige Vegetarische restaurants niet genoeg gelet wordt. Kruiden en specerijen zijn bij den maaltijd geen luxe-artikelen, die uit den booze zijn; vele personen zijn niet gewoon door spierarbeid de kost te verdienen en hongerig aan tafel te gaan als een werkman of landbouwer, voor wien ook rauwe boonen goed smaken .kannen. En daar men in de gewone samenleving niet met eten wachten-/kan tot men honger heeft en dus de beste saus mist, denkende aan de regels: „Honger is de beste sausse, 't is klaar, Want die geeft smake aan alle spijze," moet men soms wel zonder bepaalde eetlust aan tafel gaan en dan door een of ander digestief middel de eetlust opwekken; dit blijft echter een culinaire kwestie. Van de vrouw hangt het n.m.m. zeer veel af het vegetarisme meer ingang te doen vinden; zij moest doorkneed zijn — zoowel theoretisch als praktisch — in alles, wat de spijsbereiding betreft, zij moet voor afwisseling in de menu's weten zorg te dragen, wil de man niet door eentonigheid van het maal of door te weinig den eetlust opwekkende spijzen tot den biefstuk terugkeeren. Men mag toch wel als eisch aan eenig voedsel stellen dat het goed smaakt.'épjiet waar? De meeste onzer voedingsmiddelen zijn uit bestanddeelen samengesteld waarvan we niet houden. Bloem van meel, ontoebereide aardappelen of rijst, zij allen hebben zoo weinig smaak, dat wij bijna zouden verhongeren vóórdat we zooveel van die stoffen naar binnen hadden kunnen werken, voldoende om ons behoorlijk te voeden. Vandaar, dat de volken hun toevlucht namen tot allerlei ingrediënten, om den smaak van die eetwaren te verbeteren; de soja bij de Oostersche volken, de  13 mostaard bij de Engelschen, allerlei specerijen bij de bewoners van Insulinde enz. En al hebben;die kruiden ook geen voedende bestanddeelen (misschien nog wel vitaminen), zij staan echter zoo hoog aangeschreven, dat men ze bijkans overal in de wereld vindt. Men mag ook niet vergeten, dat die aromatische stoffen verschillende klieren, o.a. de speekselklieren en maagklieren tot grooter werkzaamheden aanzetten. Zij kunnen werken als olie bij een machine, waardoor de raderen gemakkelijker in elkaar grijpen en slijtage voorkomen wordt. De groote hygiënist Pettenkofer noemde de genotmiddelen groote menschenvrienden. — Dat mes zonder vleesch best leven kan, geeft ook Prof. Tigerstedt toe. In zijn leerboek over Physiologie (1921) schrijft hij, dat het volkomen juist is, dat-men uit plantaardige voedingsmiddelen, zonder toevoeging van dierlijke, een volledige voeding kan bekomen. Krijgt hét-individu — zoo luidt het verder — een genoegzame toevoerbeitt eiwit en vet in andere voedingsmiddelen en bevinden zich onder deze zoodanige als boter en kaas, die in een klein volumen veel eiwit en vet bevatten, dan is vleesch niet absoluut noodzakelijk. Schrijver laat hierop wel 'verder volgen: volgens de leer der voedingsphysiologie heeft men geen reden het vleesch uit te schakelen," doch dan kunnen er m. i. hygiënische, ethische en oeconomische reden zijn dit wel te doen. Prof. Rubner zegt, dat het htelemaal niet noodig is vleesch te eten. Daar bovendien het plantaardig eiwit gelijkwaardig is aan het dierlijk eiwit, heeft de medische wetenschap — zooals dr. Rutgers het nog in 1913 bij gelegenheid van het 4de Congres van de internationale vegetarische vereeniging uitdrukte — geen principieele redenen meer tegen het Vegetarisme.  14 iidlnsden „Grundriss der Hygiëne" van Prof. Dr. Carl Flügge, 1921, staat het volgende „Fleischlose Errtahrung ist für heranwachsende Kinder und Erwachsene ohne jede Gesundheitsschadigung durchi fürbar, wenn iMüchpraeparaten, Eier und pflanzliche Fette in der Kost enthalten sind." aricfiiiaer vleesch als voedingsmiddel verstaat men de eigentlijke spiersubstantie in haar natuurlijken samenhang met aderen en slagaderen, vet, zenuwen, pezen,rrkraakbeen en been. Het: vleesch bevat 75 % water, 18 è 20 % eiwit, 1 a 2 % ertractiefstoffen. Tot de chemische bestanddeelen behooren: Kreatinine, Kreatine, Xanthine, Sarkine, terwijl Acidum Uricum ook in geringe mate daarin voorkomt, dat 4net)Kanthine in chemische samenstelling zeer (verwant is.1) Bij het noemen van Acidum Uricum denkt (ben onwillekeurig aan het werk van Dr. Alexander Haig, getiteld Acidum Uricum als factor bij het ontstaan van ziekten. In dat werk beschrijft hij, hoe hij een groot gedeelte van zijn leven aan migraine geleden heeft, hoe hij talrijke gemeesmethoden probeerde, de eene artsenij na de andere slikte, doch alles tonder resultaat, zoodat hij vreesde met een organisch lijden te doen te hebben. Allerlei veranderingen rin zijn dieet wendde hij aan, nam ook meer vleesch, hij zocht het in het gebruik van suiker, thee, koffie en tabak, doch niets Welp, totdat hij met vleeschgebruik uitscheidde, waarna zijn hoofdpijnen, zoowel in veelvuldigheid als in hevigheid, afnamen en «spoedig geheel wegbleven. Alleen na zwakke momenten, als hij met zijn vrienden dineerde en dan vleesch gebruikte, kreeg hij na twee of drie dagen zijn hoofdpijnen weder terug. Nadat Haig door weglating van vleesch totaal bevrijd geworden was van die schele hoofdpijn, vroeg *) Zie Bijlage a.  15 hij zich af, wat de oorzaak daarvan zou zijn; eerst meende hij die te moeten toeschrijven aan een Ptomaine, d. i. een lijkengif, dat bij de vertering van vleesch in de* circulatie wordt gebracht, doch verdere' klinische studiën deden hem inzien, dat het ware vergif in het Acidum Uricum gelegen was en kon hij verband vinden tusschen zijn hoofdpijnen en de Urinezuur-uitscheiding, een verband, dat hij in zoovele gevallen vónd, dat aan toeval niet meer te denken viel. Volgens Haig, die geneesheer was aan twee groote hospitalen in Londen en zijn 2S"jarige ondervinding mededeelt, is de voeding van den cultuurmensen glad verkeerd; met zijne voeding brengt hij dagelijks vergiften in zijn lichaam, die lang den natuurlijken weg niet meer daaruit kunnen verwijderd worden, zich dus ergens in het lichaam moeten ophoopen en allerlei prikkelingstoestanden, stoornissen in de stofwisseling, lichaamspijnen, allerlei degeneraties enz. kunnen veroorzaken en tot een vroegtijdigen dood leiden. Het Acidum Uricum is een dier vergiften en de vermeerderde afzetting daarvan is alleen toe te schrijven aan de overmatige opname daarvan met het voedsel en de te geringe afscheiding uit' het lichaam. Men dient te weten, dat de meest in gebruik zijnde voedsels als vleesch, bouillon, eieren enz. Acidum Uricum of andere chemische verbindingen bevatten, als Xanthine, Kreatine enz. die daaraan zeer verwant zijn en dezelfde klinische verschijnselen teweeg brengen. Die in dergelijke voedsels aanwezige stoffen zijn het, die eene aanzameling van Uraten in het lichaam veroorzaken, omdat een te groote hoeveelheid door het organisme niet kan worden uitgescheiden. In geconcentreerde vorm wordt het Urinezuur in verschillende weefsels afgezet en de jichtknobbels bij vel© individuen zullen U allen wel bekend zijn. Doch niet alleen in de gewrichten, ook in de spieren, in lever, milt, nieren, in het bindweefsel van het kart,  16 in de slijmvliezen van het darmkanaal kunnen die Uraten afgezet worden, hetgeen van verschillende omstandigheden, o.a. door afkoelingk veroorzaakt wordt. Degene, die geen overtollig urinezuur heeft, zal de schadelijke gevolgen van plotselinge temperatuura-verandering niet ondervinden; hij zal geen koude kunnen vatten; Een bewijs hiervan kan ik uit eigen ervaring aanvoeren. Jaren lang bestuurslid zijnde van de Vereeniging: „Steun in bijzondere gevallen" kwam het verkouden zijn bij een onzer bijeenkomsten ter sprake en bleek liet, dat de 5 dames daar aanwezig, geen van allen last van die kwaal hadden. Zij volgden allen een vegetarische leefwijze. Ook persoonlijk lijd ik niet aan dit euvel, of, indien ik een hoogst enkele maal ook mijn tol moet betalen, is die verkoudheid in 1 a 2 dagen voorbij- Den 30sten Januari j.L uit Bordighera vertrokken, waar de rozen, heliotropen, mimosae en aronskelken in vollen bloei stonden en na een verblijf van 4 maanden in het zonnig Italië, kwam ik na een spoorrit van 9 uur in Milaan, waar bet sneeuwde en den lsten Februari bier, waar mist, regen en strenge vorst mij hun opwachting maakten. „Ja, als U dan nog niet verkouden wordt," schreef mij een familielid, „dan ga ik haast aan den invloed van het vegetarisme gelooven." Verkoudheid is tot nog toe weggebleven. Wanneer iemand zich aan een kouden N.O. wind blootstelt, wordt door die plotselinge afkoeling eenig urinezuur uit het bloed afgescheiden en spierrheumatisme, een keelaandoening, een aandoening der eerste luchtwegen, spit enz^ kunnen de gevolgen zijn. Wanneer het Urinezuur zich aan de wanden van het darmkanaal afzet, bijv. aan den blinden darm, dan worden de cellen aldaar door dien prikkel minder geschikt weerstand te bieden, geven aan allerlei bacteriën een prachtigen voedingsbodem en er kan een appendicitis ontstaan. Mogen ook al de  17 resultaten der chirurgen zeer fraai zijn bij de verwijdering van dat wormsgewijs aanhangsel, toch is het niet van gewicht ontbloot te weten, dat die gevallen van appendicitis in aantal belangrijk zouden verminderen, wanneer men door een ander voedingsregime te volgen, zorg droeg, bloed door zijn lichaam te laten circuleeren vrij van een teveel aan Acidum Uricum. En als nu iemand mogelijk zeggen zou, nu, wat doet het er toe, want de lever is ér toch om al die schadelijke produkten te vernietigen, dan zou ik hem daarop willen antwoorden, dat het toch niet onmogelijk zou kunnen wezen, wanneer dat zoo belangrijke orgaan te veel te doen kreeg en daardoor vroegtijdig' ziek werd. Het sterftecijfer aan leverziekten is bij sterke vleescheters zeer groot. (*) En wat die appendicitis betreft, zoo releveer ik even het resultaat van het onderzoek een er Engelsche commissie in 1920. Men constateerde, dat die kwaal in Engeland zeer veelvuldig is, terwijl daar het groote vleeschgebruik als bekend verondersteld mag worden, dat in Rumenië op het platteland — waar bijna geen vleesch gegeten wordt — onder 22.000 patiënten slechts één geval en in de steden echter één op 221 voorkwam, zoo ook dat in China die kwaal zeer zeldetf ÏSU Het Urinezuur en alle daarmede verwante stoffen veroorzaken volgens Haig een stoornis in den bloedsomloop in de haarvaten, verhoogden bloeddrok, hoofdpijn, geestelijfW- depressie f enz., gebruik van vleesch heeft dikwijls hoofdpijn ten gevolge, die men meestal aan gansch andere oorzaken toeschrijft en die toch ontstaat, doordat tegelijk met het eiwit en het vet van dat zoogenaamde 'ritstekende voedingsmiddel: vleescfcY aan het bloed urinezuur en aanverwante stoffen, als Xanthine enz., worden toe- *) Zie Bijlage b. De vegetarische leefwijze 2  18 gevoerd. Het is wel interessant te weten, dat men dezelfde soort hoofdpijn ook kan opwekken^wanneer men een dier stoffen in chemisch zuiveren toestand inneemt. Zoo langzamerhand breidt zich het aantal ziekten uit, bij welke de geneesheeren in het algemeen het gebruik van vleesch ontraden; ik noem b.v. jicht, rheumatische aandoeningen, acute nierziekten, infectie-ziekten in het eerste stadium, ja, zelfs alle ziekten, welke met hooge temperatuur gepaard gaan. En waarom wordt bij dergelijke ziekten vleesch ontraden? Juist omdat in vleesch allerlei gifstoffen, als Kreatine enz., aanwezig zijn en alle eiwit-houdende stoffen hart en nieren» die vooral in koortstoestanden ontzien moeten worden, overbelasten. Dit dienen toch ook zij, die gezond zijn, in aanmerking te nemen en men beweert nu wel, dat de uitscheidingsorganen van gezonde personen eene opeenhooping van die slechte produkten in het organisme voorkomen, doch dat is maar theorie, terwijl de praktijk anders leert. Uit het tot nog toe aangevoerde zult U wel hebben opgemaakt, dat ook een eiwitrijk voedsel verkeerd is en het is wel merkwaardig te noemen, dat de meeste natuurgeneesmethoden — al is het ook, dat zij niet alleen een strenge vegetarische leefwijze toepassen, toch een zeer eenvoudige kost voorschrijven. Ik herinner b.v. aan de kuur van Pastoor Kneipp: blootsvoets gaan in ochtenddauw, eten van Grahambrood (tarwebrood met zemelen), aardappelen en vruchten; aan de kuur van Dr. Lahmann, die allerlei voedingszouten en een eiwitarme, vegetarische kost voorschrijft, aan die van Bircher-Benner, die zonbestraling, driemaal daags vruchten en verder bijna uitsluitend eene vegetarische kost laat gebruiken, enz. De hoofdzaak van het succes bij vele dier geneeswijzen moet gelegen zijn in de eiwitarme  19 voeding, soms bijgestaan door Ion- en luchtbaden én drinken van plantenaftreksels. Dr. Jean Frumusan zegt zoo terecht: „wij willen zoo lang mogelijk leven, wij willen een goede gezondheid genieten en toch'verkorten wij stelselmatig ons leven en maken het ons ondragelijk door ziekten, die wij ons zoo dikwijls door eigen schuld op den hals halen. Wij doen wat we kunnen om spoedig, oud te worden door omP'lichaam niet te oefenen, door van maag en ingewanden werk boven hun kracht te eischen, we gaan de ontwikkeling van ons lichaam tegen door opname van allerlei vergiften, waarvan we gretig gebruik maken en slaan de wenken van ons organisme in den wind, als dat ons waarschuwt, dat we er te veel van vergen." Denkt er aan, Dames en Heeren, dat de meeste ziekten gegeten of gedronken worden of dat ondoelmatig gekozen spijzen en dranken ons lichaam vatbaar maken voor invasie van ziektemakende, ons omringende kiemen, die tot ontwikkeling en geweldige ontwikkeling komen, zoodra zij daartoe een geschikten bodem vinden. Wel kost het in den eersten tijd moeite, zijn gewoonte van vleescheten natelaten, en men vindt dat leege plekje op zijn bord, dat voorheen door vleesch ingenomen was, wel een beetje vreemd, doch men mag wel wat voor zijn gezondheid over hebben,!ili§t waar? En ik kan er U bijvèrteileWj dat meah«r spoedig aan gewent, dat men wat meer groenten en aardappelen leert eten met jeu uit finmnfte bereid, en men ten slotte niet meer begrijpt, hoe het mogelijk was, dat men vroeger vleesch eten kon. (tyw'l Het is wel opvallend, dat de Duitsche Professor Hufeland, die in het laatst der 48de' è*Uw leefdeV; dat de meeste ellende door onverschilligheid voor het leed van anderen ontstaat, wil het jiristiiet medegevoel aankweeken en deernis vragen voor al wat lijdt en verdrukt wordt, hetzij mensch of «er. Deernis met het bestaande! Borel verhaalt van een bezoek aan een Kwan Yin-tempel in Amoy. Hij was er getroffen door de atmosfeer; men voelde, dat de oude monnik, die er toefde, een geest van reinheid om zich heen had. Wat gij in Europa noodig hebt, had de oude man gezegd, is deernis met al het bestaande. Zie, boven den tempelingang staat: „niet ik". Als men dat in Europa verstaan had, zou er nooit oorlog gekomen zijn. Het niet meer dooden van dieren terwille van een lekker maal brengt verzachting van zeden^en wordt die deetens met al wat leeft, aangewakkerd, dan wordt van zelf meer eerbied verkregen voor een menschenleven en wordt de oorlog iets onbestaanbaars. _ „Geen twee ideën staan verder van elkaar dan worden aangeduid door de woorden „oorlog en vegetarisme" leest men in: „een wüerd van opwekking tot het Nederlandsche Volk", gepubliceerd door het Hoofdbestuur van den Nederl. Vegetanersbond. Door dienzetfden Bond zijn een zestal stellingen bijeengebracht, n.1.: De vegetarische voeding is ten le de zedelijkste, want zij brengt niet mede het voortdurend smarteUjk ombrengen, slachten en vervoeren wan dieren, het zich oefenen in wreedheid van de talrijke slagers, veedrijvers, poeliers, viach-  43 verkoopers enz., noch de verharding van het menschelijk gemoed, ten 2de de natuurlijkste, want onze geheele lichaamsbouw, voornamelijk ons gebit, ons darmkanaal en onze handen bewijzen, dat wij van oorsprong vruchteneters en geen vleeschetende roofdieren zijn, ten 3de de gezondste, want zij brengt mede, dat wij ons voeden met zuivere vruchten en groenten, die — onafgekookt — alle noodige voedingsstoffen uit de eerste hand bevatten en daarentegen niet met dierenlijken van veelal niet eens meer gezonde cultuurdieren, welk voedsel verhit en het zenuwstelsel prikkelt; ten 4de de goedkoopste, want sommig plantaardig voedsel, bijv. granen (o.a. rijst) en peulvruchten (erwten, linzen, boonen) leveren voor denzelfden prijs eenige malen meer voedingswaarde dan vleesch en visch; ten 5de de meest oeconomische, want van bouw- en tuinland en boomgaard kunnen vele malen meer menschen gevoed worden dan van evenveel vleeschopbrengend weiland; en ten 6de de voeding, die het meest tegengaat de zucht naar alcohol en andere verkeerde neigingen. M. T. Wij allen moeten streven naar het schoone en goede en in hoeverre dat schoone en goede nagekomen wordt in die abattoirs en bij al die gruwelen, die de mensch nog ieder uur de dierenwereld aandoet met zoo'n groote mate van onrecht, laat ik U allen ter overdenking over, terwijl ik hoop, dat de zich hier bevindende niet-vegetariers thans doordrongen zullen zijn van de juistheid der woorden: „de Vegetarische leefwijze is den mensch waardig en tevens de gezondste. En gij, medestrijders voor het Vegetarisme, laat ons allen steeds gedachtig zijn aan de laatste regels van ons lied: De zegepraal wacht ons Aan het eind van den strijd.  44 BIJLAGE A. Een tweetal stellingen. Het nuttigen van vleesch is voor den groei en de instandhouding van het menschelijk lichaam niet noodzakelijk. De lacto-vegetarische leefwijze kan in alle opzichten voldoen aan de eischen, die men aan een goede voeding stellen moet. Vleesch-bestanddeelen. Kreatine C4 H9 N3 02 Kreatinine C5 H7 N3 0 Sarkine C5 H4 N4 0 Xanthine C5 H4 N4 02 Acid. Uricum C5 H4 N4 03  BIJLAGE B. 45 Aantal sterfgevallen in Engeland bij personen tusschen 25 en 65 jaar in de jaren 1900 tot 1902. Ten gevolge van: ^andar- Hand- Handels- ,,. 8 beiders werkslui reizigers ?la«er8 Art8en Nieraandoening . |4 39 41 ^ ^ Leverziekte ... 8 21 60 ~60 54~ Spijsverteringsziekten 20 24 28 29 46 Suikerziekte ... 6 7 15 20 24 Jicht 0_ 3_ 4| 5 \7~ In het geheel: | 48 | 94 148 | 160 | 171 Jaren I 1909 1910 1911 I9T2 1913 Gemiddelde Sterkte van het Ned. Leger . . Aantal bijgekomen behandelden met ziekten der spijsverteringsorganen . Geopereerd wegens appendicitis 22000 23407 25046 25915 27493 3374 2778 3433 2924 3271 27 32 43 44 53 Dus per jaar ongeveer 3000 jonge, Beftaamlijk voor den nul. dfenst goedgekeurde mannen in de ziekeninnchtingen opgenomen wegens ziekten der spijsverteringsorganen, ongerekend nog de loopend behan-  46 BIJLAGE C. Een i ge Menu's. Groentesoep. Posteleinsoep. Witte boonenAardappelen en Aard.; vegeta- soep. postelein. risch gebraad. Rijstcroketten. . Eierpannekoek Bloemkool. Aard. en spinazie, of wentelteefjes. Tapioca. Moscov Tulband of Zandtaart. Tomatensoep. Macaroni-schotel. Rijstschotel. Aard. en dop- Aard. en worte- Geb. aard. met erwten. len- Vanillevla met Vanillepudding Ketelkoek of biscuits. met bessensaus. broodpudding. Vermicellisoep. Wortelsoep. Bruineboonen- Aard. met Aard. met prin- soep. bloemkool. cessenboonen. Aard. en spruit- Aardbiien met Brood met appe- jes. slagroom. len. Cotnpöte met va- nillavla, of Yoghurt met slagroom. Aan deze gerechten zijn, zoo noodig, nog versche vrachten toe te voegen. Men behoeft waarlijk niet bevreesd te zijn, Dij het volgen der vegetarische leefwijze, gebrek aan afwisseling te hebben in zijn middageten. Als overgang zijn bovenstaande menus wel aan te bevelen; later leert men ook eenvoudiger kost niet te versmaden. . Marmite met boter bereid, vervangt uitstekend vleesch-jeu (jus).  47 BIJLAGE D. Eenige wenken op hygiënisch gebied. 1. Draag zorg voor Uw gebit. Laat het eens of tweemaal per jaar door een tandarts nazien. Denk er aan, dat carieuze kiezen een voedingsbodem kunnen zijn voor de gezondheid bedreigende kiemen, dat men met slechte maaltanden niet behoorlijk kauwen kan, hetgeen voor -behoorlijke vertering zeer noodig is. Gewoon water en een tandenborstel zijn alleen noodig voor het onderhoud zijner tanden, die men 3 maal daags reinigt, desnoods eenmaal met wat geslibd krijt, geparfumeerd met poeder van iris-wortel of met een paar druppels pepermuntolie. 2. Eet weinig en langzaam. Brood, aardappelen, groenten, boter en vruchten zijn de voornaamste voedingsmiddelen. Onontbeerlijk zijn ook de Vitaminen, die vooral in groenten en vruchten aanwezig zijn. Koolhydraten en vetten zijn de ware brandstoffen voor ons lichaam. 3. Schaf vleesch, visch en gevogelte af, daar zij allerlei stoffen bevatten, die op den duur het lichaam benadeelen. Hoe eerder men die artikelen van zijn menu schrapt, hoe beter. 4. Wees overtuigd, dat men meestal te veel eet en drinkt. 5. Mijd alcohol en evenzoo het verblijf in door tabaksrook verpeste localen. 6. Wandel veel (minstens een uur per dag buiten),  48 doe aan gymnastie ot doelmatige spon, «*i en frissche lucht in uw woning binnen, de laatste ook vooral 's nachts in uw slaapkamer en zorg voor reinheid van uw lichaam. 7 Denk er aan, dat men in de meeste gevallen de gezondheid! fin zijn eigen macht heeft en men door «fVOlging der voorafgaande regels het aantal ziektedagen tot een minhnum beperken kan. 8 Door de vegetarische leefwijee geraakt men zijn behoefte aan allerlei schadelijke prikkels kwijt; men gevoelt zich ten gevolge van die leefwijze opgewekt en vroölijlf^ttaar lichaam en geest (vegetus) en men behoeft zich niet te verwijten voor zijn voeding een dier gedood en menschen tot een mensen-onwaardig bestaan genoopt te hebben.