SIMPLE CHANCE! De lezer ontsnapt daar aan 'n groot gevaar, en ik wensen hem van-harte geluk. Ik stond in verzoeking dit hoofdstuk te beginnen met den haafnerschen aanloop: wees gegroet, enkelvoudige kans! Schoon en beminnelyk zyt gy onder alle kansen die de groene tafel omgorden! Wees gegroet met uw seriën en intermittences, met uw tweeslagen en coups de troisl Wees gegroet . . . p Nu, men kan voorloopig gerust zyn. De lezer ziet dat ik hem voor-als-nog de moeielyke taak uitwin, in verrukking te geraken over 'n onderwerp dat hem al te eenvoudig toeschynt. Ik verwacht nu dat hy uit dankbaarheid zes Vakken op het tableau zal hebben opgemerkt — en wel de grootsten — waarvan ik nog niets gezegd heb. Ze munten 6 M1LLI0ENEN-STUD1EN. boven alle andere deelen der spelteekening uit in de heerlyke hoedanigheid van receptiviteit. Men kan er veel geld op zetten. En dit geschiedt dan ook. Het zyn de deftige simples chances, de eenvoudigste voorstellingen van winst of verlies. De winnende mise a ontvangt a. Als a verliest, is er 'n a verloren Op die vakken wordt de stryd gevoerd tusschen niet-zyn of dubbel-zyn, tusschen objektief en subjektief tusschen plus en minus, tusschen ja en neen. Hier geen voorbedachtelyk ingewikkelde tegenstelling van 't aantal kansen tegen 't bedrag der mogelyke winst. Hier geen finesses om 't doorgaand verschil tusschen zes-en-dertig en zeven-en-dertig wegtegoochelen. Hier is eenvoud — de naam duidt het aan: — de chance is simple. Achttien roode nummers verkondigen de zegepraal van rouge Achttien zwarte roepen la noire tot imperator uit. ') De cyfers van negentien tot zes-en-dertig behooren met hun achttienen tot passé. Wat beneden negentien is, heet manque. Ook de onëvenen — de godenbehagende nummers — hebben hun vakje. En de evenen I Ach, niets is volmaakt! Met innige genoegdoening zie ik terug op de ingetogenheid waarmee ik dit hoofdstuk begon. Hoe beschaamd zou ik staan als ik me had overgegeven aan 'n al te hartelyk verwelkomen van de simple chance, ik die nu genoodzaakt ben te erkennen dat ook zy, de eenvoudige, de oprechte, de onopgesmukte, mank gaat aan 'n euvel dat maar al te zeer . . . De heele inkleeding van dit hoofdstuk, had bepaald geen ander doel dan neer te gaan komen op het feit om 't fraaie maar al te 'n plaatsje te gaan bezorgen, omdat die uitdrukking zoo bepaald mode is gaan worden dat ik onlangs iemand i) Volgens één boekje dat voor me ligt — het bevat 'n systéme mfaillible natuurlyk, en is voor 'n groschen te koop — zyn te Homburg, de nummers 1, 3, 5, 7, 9, 12, 14, 16, 18,19, 21, 23, 26, Ï7, 30, 32, 34 en 36 en rood, de anderen zwart. Ik meen dat dit te Wiesbaden eenigszins anders verdeeld is. Ook gelooi ik dat hier de nummers 'n andere plaats innemen op de draaischyf. Dit doet niets ter-zake, myn teekening is naar 't Homburger boekje. 8 MILLIOENEN-STUDIEN . En de lezer raakt aan stoplappen zoo gewoon, dat-i te traag wordt om . . . om . . . Om nategaan, bev. wat de simple chance te maken heeft met de niet gebeurde «ongelukken» van dien man te X. Wel, 't is om u te zeggen dat ook de enkelvoudige kansen — achttien tegen achttien — 't «ongeluk» hebben nuen-dan in 't water te vallen. Daar is 'n zeven-en-dertigste die de zes-en-dertig anderen van tyd tot tyd meedogenloos «geheel gekleed» daarin dompelt. Mocht ik liegen ... ik zei dat het niet waar was. Mocht ik huichelen ... ik wendde iets anders voor. Mocht ik valsche getuigenis geven ... nu ja, dan werd ik moderne dominee en zette m'n gemoed a cheval op God en wetenschap tegelyk. Maar nu eenmaal geen dominee zynde, moet ik erkennen dat ook de eerwaardige simple chance 'n vlekjen op haar karakter heeft. Wel zondigt ze niet zoo grof tegen 't evenwicht als al die andere kansen, doch 't is helaas maar al te waar . . . Daar i3 't alweer! De lezer zal me, hoop ik, gaan dank wyten voor 't feit dat ik ga schryven naar z'n smaak, zooals ik die ga meenen optemerken op de modeplaten van den dag. Hy bedenke dat ik me maar al te zeer toeleg op de kunst hem te gaan behagen, op-straffe van daardoor maar al te zeer te gaan afkeren hoe iemand die inderdaad iets te zeggen heeft zich van stopwoorden onthoudt. Nu, maar al-te, of niet al-te, waar is het, dat er 'n zeven-en-dertigste kans bestaat: de zéro. Laaghartige zéro! Dubbelnatuur, onnatuur, hermafrodiet, justemilieu, niemendal 1 Ge zyt niet rood, niet zwart 1 Welke kleur draagt ge dan, vreugdebederver, winstdief, verlieskweeker, systeemplaag, colonne- termiet ? Ge zyt niet passé, niet manque, niet pair, niet impair, Ge zyt vervloekt. Ge zyt 'n satan, 'n heele. . . neen, 'n halve, en dus zelfs als duivel niet volmaakt. Want, in afwyking van z'n vroegere meer radikale bestemming, toen de zéro alle op de simples chances gezette SIMPLE CHANCE I 9 mises aan de Bank deed vervallen ') heeft de menslievende direktie — ze wist weer wat ze deed! — die vernietigende werking van de nul gehalveerd. Wanneer de zéro uitkomt, beslist de daarop volgende zet of men verliest dan wel: niet-wint. En de verdrietige onzekerheid tusschen deze beide kansen kan men afkoopen voor de helft der mise, in spelerstaai: partageeren. Dit «partageeren» is, eenmaal de halve werking van den zéro aangenomen zynde, korrekt, daar de door 'n nul getroffen inzet juist tot op de helft der waarde herleid is. Aanvankelyk zag ik dit anders in, omdat het blootstellen van 'n geldsom die niet winnen kan aan 't gevaar der belasting welke voor de kans op winst betaald wordt, me nadeelig voorkwam. Door 'n mogelyken tweeden zéro immers zou de mise teruggebracht zyn tot een vierde-deel, omdat de twee gunstige coups vereischt worden = V* kans, om haar tot 'n achtste der waarde, enz. Deze beschouwingen zyn wel waar, doch onjuist. De mise wordt inderdaad door de nul tot de helft gereduceerd, en de Bank veronderstelt dat die helft door de speler op den volgenden coup gezet is. Ze laat de haar behoorende helft daarby staan om daarmee, als die coup den speler gunstig is, haar verlies te betalen. De helft eener en prison geplaatste mise deelt dus eenvoudig in de algemeene kans van alle zetten op de simples chances Het spreekt overigens vanzelf dat de speler 't recht heeft de plaats te kiezen waar z'n geld i) Dit is onjuist gezegd. Vroeger waren er op de roulet — en by sommige speelbanken is dit, naar ik vermeen, nog 't geval — twee zéroos, waarvan, de ééne voor zwart, even en passé gold, de ander voor het tegenovergestelde. Hierdoor werd de kans op 't nummerspel ten voordeele van de bank = 10: 9, en veel nadeeliger alzoo voor den speler, dan thans, nu ze 69:18 staat. Op de simples chanches werkten die nullen in 'fc schoonste geval: behoudend, d.i. men verloor niet als de goede uitkwam. De ander militeerde natuurlyk voor de Bank. Die dubbele nul maakte het spel op de simples chances juist even nadeelig voor den speler als thans de enkele zéro op de nummers werkt. legen achttien winnende zetten, gingen er negentien verloren. 10 MILLIOENEN-STUDIEN. de hechtenis ondergaat. Hy mag 't van rood op zwart, van zwart op manque, van passé op pair schuiven, enz. De slotsom is dat éénmaal in de zeven-en-dertig coups, de helft der inzetten op enkelvoudige kansen, aan de Bank vervalt, d. i.1/,*,, of l1j/37 procent van alles wat op de simples chances gezet wordt. ') In-weerwil van 't groot verschil tusschen deze belasting, en die welke op nummerzetten geheven wordt, worden deze groote vakken op de roulet niet zeer druk bespeeld. De ware speler die 't zetten op nummers versmaadt — «omdat men hun loop niet berekenen kan» hoort men dikwyls zeggen — zoekt z'n simple chance op 'n andere tafel, in 'n ander spel, in de trente-et-quarante. Dit spel staat tot de roulet als 'n frak tot 'n boezelaar, als 'n heer tot 'n burgerjuffer, als 'n beursman tot 'n huishoudster. Geen gravinnen of prinsessen zyn instaat de minachting te wyzigen die 'n rechtgeaard stmple-chance-speler voor dat «domme wedden op 'n ivoren balletje» bezielt. Straks zullen wy eenigszins kunnen beoordeelen of deze minachting gegrond is, en zoo ja, of ze hèm fraai staat, hem den frak- en beursman, den ernstigen cspekulant:» Als zoodanig namelyk beschouwt zich de ware speler. Het trente-et-quarante, is 'n spel, schitterend van eenvoud. Niet alleen heeft men hier slechts de keus tusschen twee kansen — rood of zwart — maar ook het toepassen 1) Uit de couranten heb ik vernomen dat men te Homburg gedurende eenigen tyd de werking van den zéro op de simples chances tot een-vierde verlaagd heelt. Hoe men 't inrichtte om dit doel te bereiken weet ik niet, doch 't kwam neer op m'n belasting van Vim = "Ui procent van alles wat in groote vakken gezet werd. Het verwonderd me dat dit wéér veranderd is, daar de Bank naar myn inzien geen schade kan geleden hebben by die edelmoedigheid. Misschien ligt er zekere lynheid in 't herstellen van de vorige bepaling, om niet op 't denkbeeld te brengen dat zy desnoods de zéro wel geheel en al missen kan. De grondslag van haar winst ligt op 'n heel and*r terrein, en zoodra dit aan ieder duidelyk werd, zou't met de gansche inrichting gedaan zyn. Men wilde Schlungelhansenniet te wys maken. Lieve hemel, dat gevaar is nog zoo groot niet. SIMPLE CHANCE I 11 der weddenschap daarop is maar op twee manieren mogelijk. Men zet z'n geld op rouge of op noir dan wel op couleur of inverse. Dit is alles. Het plaatsen van 'n mise op de lijn die zwart of rood van couleur of inverse scheidt, heeft geen andere beteekenis dan dat men de beide helften van z'n geld op ieder der naastliggende kansen plaatst1) De zaak wordt er niet ingewikkelder door. Ziehier het tableau. N ♦ R 1) Dit is iets minder onzinnig dan 't spelen d cheval op twee nummers. Wie dit laatste doet, wedt op minstens één onmogelykheid, daar 't verschynen van een nnmmer alle anderen uitsluit. By den a-cheval zet op de trente-et-quarante kan men de beide helften van z'n mise winnen, omdat rood en zwart 12 MILLIOENEN-STUDIEN. De door my met R en N gemerkte vakken stellen rood zwart voor. De letters I en C beduiden de onderling wedyverende kansen op inverse couleur. De gestipte lynen beteekenen de plek waar de mises en prtson geplaatst worden die ten-gevolge van 'n refait — iets als tegenhanger van den zéro op de roulet — de beslissing over haar lot van 'n volgende zet moeten afwachten, d. i. of ze nietwinnen dan wel verloren zyn. Kans op de winst hebben ze na zoo'n refait niet. De wyze waarop de uitslag der coups wordt bepaald, is als volgt: Een der croupriers heeft 'n pak van zes spellen kaarten voor zich liggen. Deze worden ten-aanschouwe der galerie dooreengemengd, waarna door een der leden van 't publiek, daartoe uitgenoodigd, de coupe gedaan of «afgenomen» wordt, zoodat die 6 X 52 = 312 kaarten geplaatst zyn in 'n volgorde die aan niemand bekend zyn. 't Spreekt vanzelf dat ik hier 'n uitzondering maak voor clairvoyante somnambules. Toch zy 't me by deze gelegenheid vergund die dames plechtig aantebevelen in de algemeene bewondering. Elk ander dan zy, 't vermogen bezittende met de oogen van den geest acht, tien of twaalf centimeters karton te doorboren, zou waarschynlyk die gaaf misbruiken om alle banken van de wereld te doen springen, d. i. uitteroeien. De moraliteit . . . weg daarmee! weg daarmee! We spreken nu van geld alleen, en daarom zeg ik dat aan elke helderziende die niet schatryk is — er zyn er zoo I — 'n plaats onder de engelen toekomt. Toen göthe verzekerde dat nur Lumpen bescheiden waren, heeft-i de clairvoyantes over 't hoofd gezien. Dit begryp ik met myn clairvoyance. — Maar . . . Publiek en helderzien zijn twee verschilende niet met couleur en inverse konkurreeren. Deze kansen zyn onathankelyk van elkander. Dit belet evenwel niet dat ook zulke wyze van spelen de kans op verlies verhoogt, omdat de helft van de coups niet geldt, waardoor de speler grooter bedrag aan de belasting blootstelt dan z'n uitzicht op winst waard is, of liever dan hy daarvoor volstrekt storten moet. SIMPLE CHANCE ! 13 zaken. Men ziet nu eenmaal niet door die met den rug naarboven gekeerde kaarten heen en weet niet hoe ze op elkaar volgen. Mocht misschien 'n onïngewyde hier denken aan de mogelykheid van valsch spel) dan antwoord ik hierop voorloopig dat hy blyk geeft... 'n onïngewyde te zyn. Hy oordeelt naar de indrukken van de profane wereld die hy misschien kent . . . maar de speelbanken kent hy niet. Valsheid is overal elders mogelyk, denkbaar, waarschynlyk misschien, maar de Bank is 'n tempel van integriteit. Nergens ter-wereld vertoont zich wat ik nu gemakshalve lotsbeschikking noem, zoo zuiver, zoo ongeschonden — of wil men liever: zoo ongekorrigeerd — als aan publieke speeltafels. Indien de goede trouw met schimp en smaad uit de harten der mensen ware verdreven, de stumpert zou am grünen Tisch te Homburg en Wiesbaden haar laatste, maar zekere toevlucht vinden. Ze wordt daar als nergens elders geacht, geëerd, ontzien, geëerbiedigd, gehoorzaamd. En dit moet wel! Ze heeft daar rang van twee maal twee. Ze is daar 'n tyrannieke majestueuze noodzakelykheid. Schelmen, dieven, spekulanten, aktie-opdringers, staatsleening-uitschryvers... zet 'n speelbank op, en wordt eerlyk 1 ') i) Noot van 1872. Het zwendelaartje thleks heeft, naar ik uit de couranten verneem, zichten sterkste tegen de weder-invoering der speelbanken in Frankryk verklaard. Dit is geheel in z'n rol, en stemt volkomen overeen met z'n tegenwerking der gratuite aflossing van de oorlogsschuld, waarop door-zooveeLwelmeenende patriotten was aangedrongen. Valsche spelers houden meer van staatsleeningen met premien. zeer voordeelig voor wie zelf kaarten uitzoekt en rangschikt. Het behoeft immers geen betoog dat thiebs den nieuwen emprunt, kan laten ryzen en dalen naar verkiezing ? Et la prattere France de payer! Dat de jongste Franeche Leening zoo «goed geslaagd» is noem ik 'n treurig verschynsel. 't Bewyst namelyk: f dat het slecht geschapen staat met produktieve industrie. dat de voorwaarden, waarop ze werd uitgeschreven one'reux zyn voor Frankryk, en alzoo onbeschaamd-voordeelig voor dien thibss en konsorten. Zy weten zoo goed als iemand dat die Leening nooit zal worden afgelost, omdat het geheele stelsel van Staatscrediet op 't invallen staat. Doch dit is voor die 14 MILLIOENEN-STUDIEN. Gelykvloers weer: De croupier neemt van die kaarten 'n pakjen in de hand, en keert een-voor-een 'n kaart om, die hy voor zich op de tafel legt. Hy telt de points, waarby de aas voor één gerekend wordt en de beelden voor tien. Zoodra de rei kaarten meer dan dertig punten bevat, begint hy 'n tweede rei te leggen, waarvan de points op gelyke wys geteld worden. Indien de eerste rei het laagste point heeft, wint de zwarte kleur. In 't omgekeerd geval, rood. De beslissing tusschen couleur en inverse hangt af van de kleur der eerst gekeerde kaart in-verband met den uitslag van de points. Indien rood wint en de eerste kaart van den coup dezelfde kleur draagt, telt de slag voor couleur. Inverse beduidt het omgekeerde. Het aantal punten der beide reien wordt slechts naar de eenheden boven de dertig genoemd: un, deux, trois, enz. tot neuf toe. Veertig, het maximum, heet quarante. Indien het aantal punten der beiden reien gelyk is — met uitzondering van de refait — is de coup nul. Er is dan niets geschied, en ieder kan over z'n inzet beschikken. Daar de zes spellen kaarten tezamen 2040 poinis bevatten, zyn ze gewoonlyk in 25, 26, 27 of 28 coups uitgeput. Deze groep heet taille. Na 't afloopen van 'n taille worden de kaarten op-nieuw gemengd en door dezen of genen uit de galerie — het Publiek — gecoupeerd. Als refait werd oorspronkelyk gerekend: het samentreffen van un en un. Tegelykertyd met het halveren van den zéro op de roulet, is ook deze belasting met de helft verminderd. Slechts wanneer de laatste kaart zwart is, wordt dat un en un als van werking beschouwd. Laat ons zien hoeveel dit bedraagt. Ik geef de nu volgende berekening niet als wiskunstig juist. Het nagaan der mogelykheden waarop die 312 kaarten op elkaar kunnen volgen, en op hoeveel wyzen alzoo heeren de vraag niet. Lang vóór de krisis, die heel Europa dreigt, hebben zy hun papieren met eigengemaakte agio van de hand gezet. Tegen den tyd der algemeene Europesche Staatsbankroeten — die toch eens komen moet I — dragen de kleine renteniertjes den last. Alzoo: leve de eerïyke Speelbanken! SIMPLE CHANGE! 15 de daardoor voorgestelde 2040 punten kunnen verdeeld zyn, zou me verder leiden dan noodig is. Voor 't tegenwoordig doel is 't voldoende my te bepalen tot de beschouwing der laatste kaart van elke rei, en van den invloed dien ze op het sluiten daarvan uitoefent. Die laatste kaart wordt: voor één geteld ... 24 keeren, » twee » ... 24 » » drie » ... 24 » » vier » ... 24 » » vyf » ... 24 » » zes » ... 24 » » zeven » ... 24 » » acht » ... 24 » » negen » ... 24 » > tien » ... 96 » De kans dat 'n rei met 'n kaart van tien punten sluit, is alzoo hooger dan dat ze met een der andere kaarten eindigt, die overigens met elkander gelyk in kans scbynen te staan. Ook dit is evenwel zoo niet. De aas kan alleen de reien sluiten die reeds dertig punten bedroegen. De twee maakt slechts 'n eind aan de rei als er negen-en-twintig of dertig punten op de tafel lagen. De drie heeft acht-en-twintig, negen-en-twintig of dertig noodig voor ze als slotkaart dienen kan. De tien maakt 'n eind aan elke rei die voor 't neerleggen der laatste kaart meer dan twintig punten bedroeg. Hieruit vloeit voort dat de hoogste slotkaarten het meest kans hebben 'n laag point voorttebrengen, anders gezegd: dat de kans van het point in verhouding staat tot de frekwentie der kaarten die 'n rei kunnen sluiten. Stellen wy dat êéne rei die op dertig stond, werd gesloten door 'n aas. Daar nu 'n twee het dubbel getal der reien sluiten kan door 't point op een-en-dertig of twee-endertig te brengen, brengt deze slotkaart twee kansen voor un, tegen slechts ééne op deux mede. Aldus voortredeneerende komen we tot het volgende rezultaat: un is mogeiyK Dy alle slotkaarten, en komt dus voor 13 maai 16 MILLIOENEN-STUDIEN. deux, trots, mogelyk by alle slotk. min één . > > » » » twee. > » » » » drie . » » » » » vier . » » > » » vyf . » » ' » ,» » zes . » » » » » zeven » » » » » acht . . 12 maal cinq, six, sept, huit, neuf, quatre, . U » . 10 » . 9 » . 8 » . 7 » . 6 » . 5 » quarante, alleen mogelyk by 'n slotkaart van tien punten 1 » De frekwentie van un wordt alzoo uitgedrukt door de breuk 13/u en de kans op twee un's achter elkaar met lt%lnx = Daar nu de refait slechts geldt als de laatste kaart rood is, bedraagt de doorgaande belasting op alle sommen die men op de trente-et-quarante-ta.M neerlegt, lf»/ma» of nagenoeg l1/» procent hetwelk met den cyns op de simples chances der roulet geen noemenswaardig verschil maakt. Daar betaalt men V7*> en hier Vt» van z'n geld. SYSTEMEN. De belasting of het administratieloon alzoo dat er dooreen genomen, wordt geheven van al het geld dat er op de Wente et quarante gezet wordt, is l1/* procent. Wat beweegt het publiek dien cyns te betalen ? De weelde van de salons trekt 'n speler niet aan. De schoone wandelingen in den omtrek zyn hem onverschillig De muziekuitvoeringen, twee keeren daags, laten hem koud. De jacht die de Kurhaus-administratie ten-behoeve der bezoekers gepacht heeft, is z'n zaak niet. Doch al ware dit anders, wat beweegt hem 't zyne bytedragen tot de bekostiging van dit alles — om nu nog niet te spreken van de hoofdzaak ; de dividenden! — daar niets hem noodzaakt zyn aandeel in de uitgaven van de Bank te betalen ? De tourist Millioenen-Studien, 2 20 MILLIOENEN-STUDIEN . hoorde intenemen, stel ik hem zelfs daar beneden. Ik verontschuldig nog eer dat men — eenmaal het denkvermogen als door bygeloof verzwakt aannemende — «onder opzien tot hooger invloed» verband zoekt tusschen de beweging van 'n insekt en de nummers die morgen zullen voorheerschen op de roulet, dan dat iemand van wetenschappelyke ontwikkeling behoefte voelt aan empirie in zaken die toch zoo gemakkelyk a prlori kunnen worden vastgesteld- De zeer eenvoudige theorie omtrent die seriën zullen we straks onder de oogen krygen. Ze spelen in de spekulatien op de simple chance 'n groote rol. En dit spreekt vanzelf. Indien men er, byv. op rekenen kon dat zekere kleur slechts vier keeren achter elkander zou uitkomên, behoefde men slechts successivelyk 1, 2, 4, 8, 16 eenheden daartégen te zetten, om altyd door, minstens één keer in de vyf coups 'n eenheid te winnen. «Welnu, zegt de optimist, op z'n ergst geef ik vyf zetten toe aan de kwade kans, en win m'n eenheid met 'n mise van 32 op den zesden.* Zeer wel. Maar als ook die zesde zet tegenstaat ? «Dan waag ik 64 op den zevenden » En als die zevende hardnekkig weigert u al de vorige mises plus één teug te geven ? noch tyd over laat om school te gaan by 'n vreemde celebriteit... celeher gewoonlyn alleen omdat ze vreemd is. Ik ben dan ook zoo vry daaraan niet de minste behoefte te voelen, en wensch stuabt mill en konsorten vanharte toe dat ze myn denkbeelden zoo goed kunnen missen als ik tot-nu-toe de hunne. «Göthb zegt . . . mac aulay beweert . . . prescott verzekert . . . paulus betuigt . . . habakuk . . . Ja, wat zegt habakuk ? Ik weet het waarachtig niet. In-plaats daarvan echter weet ik wat cambronne, . . ssou gezegd hebben, en met den oncitabelen uitroep van dezen dapperen generaal, besluit ik dit nootje. Ach, lezer, doe toch de N. Rott. Courant — en veel andere pubiieke-opininieleiders — 'n plezier en sla 't over! Waarachtig, zulke opmerkingen zyn lastig voor hooldartikelschryvers en kamerspeechers 1 Waar, bleven de armen van geeste. zonder hun STüailt mill's, e. d. ? SYSTEMEN. 27 dat het aantal intermittences met dat der seriën saam¬ genomen, altyd de helft moet bedragen van 't aantal zetten. dat het aantal seriën van elke soort altyd het dubbele bedraagt van de onmiddellyk-hoogere soort. I dat de gemiddelde waarde van intermittences en seriën saamgenomen, zich oplost in den tweeslag. I dat elke serie juist zooveel keeren voorkomt als al de hoogere seriën saamgenomen. dat van elke serie die den parolist zekere som opbrengt, iVergezeld gaat van — dat is: wordt voorafgegaan of gevolgd door — juist evenveel verloren eenheden als de winst op die voordeelige serie bedraagt. dat alle gewonnen eenheden die de martingalist naar zich toestrykt, verloren gaan door één serie die hy niet kan dóórzetten en welker bedrag hy dus verliest. De beide laatste beweringen hebben misschien eenige toelichting noodig. I Stellen wy dat de speler van paroli zyn telkens op-nieuw gezette eenheid eindelyk eens kan laten staan tot ze twaalf [keeren gewonnen heeft, en dus geklommen is tot 'n bedrag van 4096 eenheden. Dit komt in het door ons aangenomen getal zetten 256 keeren voor. ') Hy ontvangt mus 1.048.576 eenheden. Dit evenwel is juist het getal van de verliezende zetten die elk hem 'n eenheid doen verliezen, en hy heeft dus niets gewonnen. Dat hy winnen zou indien de winstgevende seriën frekwenter waren dan de ver- 11 Minus één altvd. Doch dit maakt in de zaak waarom 't hier te doen is, geen verschil. Onder de cyters die straks volgen zijn er meer die, zeer stipt gesproken, konstant met 'n eenheid moeten verminderd worden. Ik mag die zonder schade voor de juistheid der redeneering gemakshalve verwaarloozen. I 2) Dit cijfer kan uit het staatje op blz, 151 onveranderd worden overgenomen, Stipt gezegd zou 't slechts de helft bedragen omdat daar van winners en verliezers wordt gesproken, en er dus slechts 128 winnende seriën van twaalf in ons schema zijn. Doch daar de hoogere winnende seriën saamgenomen evenzeer 128 bedragen — minus één altijd, of stipter aog: minus 7» — mag 't cyfer van 256 onveranderd blyven. SYSTEMEN. 29 [steeds zal men tot de slotsom geraken dat de kans op 't winnen van hooge sommen geheel-en-al wordt geabsorbeerd door al de kleine bedragen die men daartoe moet [uitschieten. Anderen die na verlies hun inzet verhoogen — de beoefenaars der martingale — zoeken verhoudingen die niet juist 'n volslagen verdubbeling vereischen, om zoodoende minder snel te klimmen. Het spreekt vanzelf dat dezulken, als ze ten-laatste na een nadeelige serie 'n zet halen, niet op-eenmaal gedekt zyn door de uitschotten, en nog altyd 'n deel van 't verlorene in volgende zetten moeten trachten terugtewinnen. Hierdoor zyn ze verplicht aftewyken van de eenheid waarmee zy anders elke nieuwe serie openden. By den minsten tegenspoed stygen dan hun uitgaven na weinige zetten verlies veel hooger dan anders 't geval zou geweest zyn, en ze bereiken dus spoediger het fatale maximum. Onder de martingalisten die 't al te snel klimmen wenschen te vermyden, vindt men er die in-plaats van de geometrische progressie, 'n arlthmetische opklimming verkiezen, en ik begryp dat deze wyze van spelen aan velen |can worden voorgesteld als. . . infaillible. De zoodanigen Klimmen na verlies, niet op door verdubbeling, maar met de termen 1, 2, 3, 4, 5. . . enz. Schynbaar levert dit het voordeel dat men met veel lager mises hetzelfde doel bereikt. I Dit doel nu is, volgens de geometrische progressie, een ihalve eenheid winst per zet. De hoogste term van de reeks die met één aanving en welker rede twee is, bedraagt altyd leen meer dan de som der andere termen. By intermittences wordt die eenheid terstond gewonnen. Daar nu intermittences en seriën saam genomen, de helft uitmaken van 't getal zetten, blykt hieruit dat de steeds verdubbelende martingalist, indien hy altyd kon dóórzetten, op ons voorgesteld schema: 1.018 576 eenheden winnen zou. I By 't kiezen van de arithmetische progressie, is alzoo de winst dezelfde en de zetten zijn lager. In-plaats van al de frerloren zetten eener nadeelige serie in-eens met winst SYSTEMEN. 35 hoofdrichtingen die zich verdeelen laten in opklimmen na verlies: martingales, en opklimming na winst: paroli. Het spreekt vanzelf dat de varianten op deze beide themaas oneindig zyn. By 't speelpubliek en de geëmployeerden van de Bank gaan de martingalisten voor naïf door. *Nous leur offrons des sieges (for* heb ik eenmaal 'n croupier hooren zeggen. Dit vooroordeel schijnt zich te gronden op de meening dat men verkeerd doet veel geld op de tafel te leggen, waartoe de martingalist die steeds alle vorige verliezen in één coup dekken wil telkens genoodzaakt is. Na'n serie van verliezende zetten, waarby elke nieuwe zet één neer bedraagt dan al de vorigen saamgenomen, klimt de som die hy telkens waagt, meer in 't oog vallend op dan 't verlies van den parolist. Hierop zal dan ook wel die afkeer van 'tmartingale-spel gegrond zyn, of liever niet gegrond, Kant de berekening van de anderen, qui jouent avec Vargent de la banque zooals 't heet, is volstrekt niet minder naïf. De een waagt n keeren a, in de hoop dat-i ééns meer dan ■ maai a winnen zal. De ander legt telkens n maal a op tafel, meenende meer dan n keeren a te winnen. Lood om oud yzer. Dat die varianten evenmin steekhouden als de hoofdzaak, ligt in de rede. Geen enkele daarvan is bestand tegen nauwkeurige toetsing aan m'n schets op blz. 151, Er scheen me onlangs uit 'n Fransche courant te blyken dat ook descartes zich met de op 't spel toegepaste waarschynlykheidsrekening had beziggehouden, en dat-i zich had schuldig gemaakt aan een der 1001 systèmes Infatlllbles van de soort die men te Homburg en Wiesbaden in eiken boekwinkel voor weinige groschen koopen kan. Een feuilletonist in de Indépendance Beige namelyk, beklaagde zich «que rten n'y faisait. Hélas, zeide hy, ce n'est ni noir qui gagne, ni rouge, c'est toujours. . . blanc t) Pas même le système de DESCARTES!» I Ik begryp niet hoe CARTESlüS — men moet toch veronderstellen dat hy rekenen kon! — zich zou hebben schuldig j) blanc was de naam van den Direkteur der Bank. 36 millioenen-studien. gemaakt aan de . . . naïveteit die hem door dien feuilletonist wordt aangewreven. Dat systeem dan zou bestaan hebben in 'n martingale, waarby men in-stede van de meer gewone opklimming door verdubbeling na verlies, telkens nog bovendien eenheid daarbyvoegde. Wie 1 verloor, moest zetten 2 X 1 + 1 = 3. Na 't verlies van 3, volgde 2 X 3 + 1 = 7. Nu volgde 15. Na 15, 31 enz. Dat men, steeds doorspelende, op die wyze één eenheid der zet winnen zou, is nogal makkelyk te vatten. Maar de feuilletonist zei er niet by hoe descartes zich wapende tegen het maximum ? Het valt in 't oog dat men, zóó stygende. altyd één term hooger is dan by eenvoudige verdubbeling, en dat men om 't zelfde doel te bereiken — de winst van 'n eenheid per zet — slechts had hoeven te beginnen met dubbele mise. De opklimming 2, 4, 6, 8, enz. zou precies hetzelfde rezultaat geven als 't cartesische 1, 3, 7, 15, enz. *) Ik zou minder genegen zyn descartes te verdenken van zoo'n blunder — vooral niet op 't gezag van 'n Franschen feuilletonist ~ indien ik niet ook quinet's onnoozelheid had gestaafd gezien in een door hemzelf uitgegeven werk. By vakmannen moet men op 't gekste verdacht zyn. Welke leek kraamde ooit zotter meeningen over 'n «Opperwezen» uit, dan die welke hij dagelijks kan hooren verkondigen door hen die zeer speciaal de eigenschappen van dat Wezen bestudeerden, Godkenners, Theologen? Deze opmerking noopt ons tot wat inschikkelykheid voor de velen die, iets lager staande dan descartes, middel meenen gevonden te hebben, den loop van 't spel te beheerschen. De redeneeringen die men over onfeilbare systemen te hooren krijgt, loopen in 't koddige. Dat redeneeren zelf reeds is 'n blijk van zeker kretinisme. Wie toch zou 'n schat als 't vinden van 'n système infaillible om ryk te worden, zoo klakkeloos wegschenken ? — Geloof me, roept de een, men moet de gagnante spelen. II faut toujours suivre la couleur. i) Alweer op één na. RP.KENEN. 39 Zeer wel weet ik dat het aannemen der gelykheid van de kleuren op 2,097,152 zetten, willekeurig is Doch de aanmerking hierop vervalt, zoodra ik instede van 'n benoemd getal te gebruiken, het aantal der te behandelen zetten n op n stel. Ieder toch zal inzien dat daarin — keeren rood, n 2 en even zooveel of — keeren zwart moet voorkomen, of 2 althans dat men op geen andere verhouding 'n berekening gronden mag, en hierom is 't ons in dit geval te doen. F Ten-overvloede de opmerking dat ik by de behandeling lier simple chance gemakshalve slechts van rood en zwart sprak. Al wat daarover viel optemerken is evenzeer van toepassing op alle andere kansen die by eiken zet de waarde hebben van Va. en welker soort men naar willekeur kan uitbreiden. Er zyn, byv. evenveel kleurvolgende coups, als Ihiet-kleurvolgende. Evenveel die gelyk zyn aan den voorlaatsten, als die daaraan niet gelyk zyn. Evenveel die 'n beginnende serie afbreken tot intermlttence, als die haar maken tot 'n tweeslag, enz. I By al deze verhoudingen zyn ook te voegen die welke op de relatieve frekwentie van even en oneven seriën gegrond zyn. Het getal even seriën bedraagt de helft van pat der onevenen, doch de op deze verhouding gebazeerde coups zyn, even als de kans op rouge of notr, onderworpen aan de wet der door schynbaar wisselvallige afwykingen telkens verbroken — doch juist daardoor eindelyk teweeggebrachte — gelykheid. Dezelfde opmerking past op 't aantal zetten dat de speler wint of verliest, onverschillig of hy doorgaande dezelfde kleur kiest, of hy geregeld dan wel nu-en-dan en al ware net naar luim alleen, afwisselt, of hy voor of tegen de gagnante speelt, of hy z'n heul zoekt in intermittences of perien, of hy spekuleert op de verhouding der evene en onevene seriën . . . altyd blyft de waarde van elke neer- 2 m + 0 . gelegde mise: 9 Niet meer, niet minder. 40 millioenen-studi en. Deze nog al eenvoudige waarheid . . . 't Is zoo heel overbodig niet, haar den speler voortehouden! Door 't neerleggf n immers van 'n geldstuk dat in zyn beurs de waarde had van een eenheid, schynt hy de 2 m + 0 meening te openbaren dat 2 meer bedraagt dan één? Met andere woorden, er blykt, öf dat de gelyke kans z'n eenheid tot 2 verhoogd dan wel tot 0 verminderd te zien, hem verkieslyk voorkomt boven de zekerheid dat hy 'n eenheid bezit, öf dat hy die kans voor niet gelyk houdt. Deze eenvoudige opmerking zou in zekeren zin kunnen volstaan om alle spelers van hun systemen te genezen. In de speelwereld echter is 'n adagio in omloop dat die genezing {als onmogelyk voorstelt. Daar — gelyk elders 1 — vond men deunen en zegswyzen uit om de moeite van 't zelfdenken te besparen. De stuart mill's van de groene tafel verzekeren: qui a joué, jouera I Ik beweer dat er wèl 'n middel bestaat om iemand van 't spél te genezen. Men moet den patiënt leeren rekenen. Rekenen, redeneeren met cyfers, behoort tot de Natuurkunde die ik in de verhandeling over Vrye-Studie') aanbeveel als probaatmiddel tegen allerlei soort van bygeloof. De aanbidding van 't rouge et noir is evenmin als andere theologien bestand tegen den invloed van den invloed van den loqos, van de rede. Wie krankzinnig genoeg is om 'n god te bidden om regen, om droogte, om herstel van 'n zieke, zal baat vinden by dezelfde artseny die den speler geneest van z'n vrees om de gagnante te beleedigen, of van z'n vast vertrouwen op 'n «figuur.» 't Is waar dat ik van «figuren» nog niet gesproken heb, en de lezer heeft recht op verklaring van dit woord. Niet zonder jacht op zeker soort van finesse, zoeken sommigen op de groene tafel hun heil in 'n meer of min willekeurig vastgestelde kombinatie van zetten. De zoodanigen spelen *) In den Men bundel der idebn. REKENEN. 41 noch op intermittences noch op seriën, maar op 'n vooruitbepaalde byzondere volgorde der kleuren van zekeren groep, Men stelt, hoopt of meent, byv. dat er zal uitkomen: drie keeren rood ééns zwart, twee keeren rood, vijf keeren zwart, ééns rood, ééns . zwart, en daarna nog een keer rood. Op de door de Bank verstrekte speelkaartjes, waarin de zetten met 'n speld worden geprikt, zou die figuur er aldus uitzien: JVofr I Rouge Het spreekt vanzelf dat de meesten hun verbeeldingskracht niet wagen aan 't vooruitbepalen van 'n zéér groot aantal zetten. Wat hun aanleiding geeft om de gekozen figuur voor waarschynlyker te houden dan 'n andere, is my onbekend- Misschien zouden wy, by naSporing van de redenen die daartoe leidden, weer aanlanden in de buurt der bekende kruisspin. Misschien ook berekende men dat die figuur kon verwacht worden omdat zij zich in-lang niet had voorgedaan. Dit lang uitblyven is zoo vreemd niet, als men nagaat dat de volgorde van veertien coups zich op 16384 verschillende wyzen kan voordoen. Wie dus z'n geluk laat afhangen van de ééne manier die inderdaad komen zal neemt één lot in 'n lotery van 16384 nummers waarin slechts één prijs is. Ik behoef bovendien niet te zeggen dat er. niet de minste reden bestaat om aan 't grillig bepaalde afwisseling de voorkeur te geven boven 'n regelmatige serie die uit 'n gelyk getal zetten zou saamgesteld zyn. Veertien zwarten, of veertien rooden, hebben evenveel recht op bestaan als de veertien zetten die ik zoo-even geheel willekeurig tot 'n zoogenaamd figuur byeenvoegde. Ik deed dit dan ook geenszins om me verder te verdiepen in de verwachtingen van winst die op zulke spelery gegrond worden. M'n bedoeling is, naar aanleiding van die figuren, later overtestappen op 'n geheel ander terrein, op de regelmaat van al wat is. Ieder speler weet dat elke zet onzeker is. Toch geeft hy 42 MILLIOENEN-STUDIEN. telkens aan deze of gene kleur de voorkeur, Wat beweegt hem hiertoe? Het moet de intuïtieve meening zyn dat er door de Natuur zekere orde wordt in acht genomen. Te-gelyker-tyd echter 1 N I R 2 N I R 3 N I R 4 N I R 5 N i R rekenen. 43 schynt hy 't vreemd te vinden als dié orde zich duidelyk Openbaart. Hierin ligt 'n zonderlinge tegenstrydigheid. Stellen wy dat het speelkaartje waarop 'n geheele taille geprikt was, een der figuren vertoonde die op de vorige bladzyde worden voorgesteld, met welk recht vinden wy de schynbaar onregelmatige afwisseling in model 1, minder Vreemd, dan de regelmaat in de andere modellen? Sommigen zouden 't zelfs onmogelyk achten dat 'n gansche taille uit Intermittences bestond, als in model 2. Uit coups de quatre, als in 3. Dat ze in twee helften was gedeeld, als in 4. En vooral — doch zonder meer grond — dat ze geheel-en-al was samengesteld uit zwarte coups, als in model 5. By eenig nadenken toch moet men toestemmen dat al die tailles niet alleen mogelyk zyn, maar dat ieder daarvan evenveel recht op bestaan heeft als elke andere groep van zeven-en-twintig zetten. Toch blyven velen die regelmaat beschouwen als. . . onnatuurlyk, en zoeken daarachter iets anders dan den loop van 't zoogenaamde «lot.» Het Toeval — met of zonder indiskreete bemoeienis van 'n god —kan wel tailles leveren volgens model 1, maar die andere modellen gaan boven z'n kracht! Dat «lot» is hier dus zwakker dan de mensch zelf. dan 'n kind, ja dan 't hondje munito op de kermis. Het zou immers wel in ónze macht staan om uit 'n Quinetsche vaas, willekeurig en met opzet zooveel keeren zwarte balletjes te doen verschynen als ons lustte? Om deze tegenstrydigheid van opvatting te doen in 't oog vallen, kies ik als voorbeeld 'n speler die kreupel, lam of ziek is. Hy zit gevangen, en kan zich niet naar de speelzaal begeven, doch zie, hy heeft — door bemiddeling van de H. Morfondaria zeker — van rood gedroomd. Het treft gelukkig dat-i in 't romantisch bezit is van 'n »ouden getrouwen» bediende, dien hy naar 't Kurhaus zendt, met den last een geldstuk op de gedroomde kleur te zetten. De oude-getrouwe komt terug met de boodschap dat de mise verloren is: «omdat zwart uitkwam » Indien nu onze gevangene beweerde dat dit onmogelyk was, en z'n knecht wegens oneerlykheid wegjoeg, zou hy handelen als 'n dwaas- De kans — we zyn hier en pleine 44 MILLIOEN EN-STUDIEN. probabiliteitsleer — dat z'n ouwe-getrouwe op-eenmaal 'n dief was geworden, komt hem kleiner voor dan dat er ditmaal tegen z'n verwachting 'n zwarte coup zou uitgekomen zyn. Hy gelooft dus wat de man berichtte, en geeft hem nu twee stukken, weder om die te plaatsen op de roode kleur. De knecht komt terug met de boodschap dat de slag zwart was. Heeft hy nu die twee stukken gestolen? Of misschien wel vier? Twee, als hy zich de mise toëigende zonder te zetten. Vier, indien hy ze gezet heeft en twee daarby won? Onze gevangene is niet kleingeestig. Hy twyfelt alweer niet aan de rechtschapenheid van z'n bediende, en zendt hem nogmaals uit om 'n mise op rood te plaatsen, ditmaal 'n inzet van vier stukken. De slag was zwart. De knecht wordt daarop uitgezonden met acht stukken... De slag was zwart. . . . met zestien stukken. De slag was zwart. . . . met twee-en-dertig stukken . . . De slag was zwart. . . . met vier-en-zestig stukken . . . Ik kan hier afbreken. De lezer denke zich nu eens 't maximum der mise weg. en wordt verzocht dit heen-enweer loopen in gedachten voorttezetten tot de heer z'n knecht wegjaagt, als 'n dief. Vrage: by den hoeveelsten zet men den heer hierin gelyk durft geven ? By den hoeveelsten zoudt gyzelf, lezer, uwen ouwen-getrouwen hebben onthaald op 'n onvrindschappelyk consilium abeundi? Er kan toch niet altyd zwart uitkomen, niet waar ? Altyd ? Neen. Maar ikzelf heb twee-en-twintig zetten van dezelfde kleur achter elkander gezien, zonder nog te weten of de serie daarmee sloot. De taille was geëindigd, en ik bleef niet wachten op de volgende die misschien nog de serie kan hebben voortgezet. Waarom nietl Oude habitués spreken van hooger seriën, en de kansrekening brengt mee dat ik, die zeer zelden de speelzaal bezoek, niet juist een der zeldzame allerhoogsten heb bygewoond. Er zouden er 48 MILLIOENEN-STUDIEN. de vyftiende zet, na rood 'n zwarte moeten zyn. Doch in dat geval werd de coup de trois van rood met 'n oneven zet gesloten, hetgeen dan reeds de vierde keer wezen zou, zonder 'n enkele even serie. Hieruit zou te besluiten vallen dat de vyftiende zet rood zal wezen, en wel om dien drieslag tot 'n coup de quatre te maken. Maar in dat geval stuiten wy weer op de aanspraak der kleine seriën en intermittences die in ons schetsje niet genoeg vertegenwoordigd zyn. Ook zy moeten hun achterstand inhalen, en er is dus als vyftiende zet 'n zwarte te verwachten of. . . 'n roodet Zóó is het 1 Want wy verliezen ons in onzekerheid. En nu sprak ik hierby nog niet eens van 't oscilleeren der afwykingen, van 't afwyken der écarts die op-zichzelf, wanneer als elke zet, dan eens intermitteeren, dan weder gedurende eenige tyd hoofdig denzelfden kant kiezen. Ook hierin komt eindelyk gelykheid, maar niet dan ten-koste van aanhoudende schynbare onregelmatigheden waarop de scherpzinnigste rekenaar geen systeem gronden kan. Helaas ik begin te vreezen dat myn studiën onbruikbaar zyn 64 , vyftien » 32 » zestien » 16 > zeventien » 8 » achttien * 4 » negentien» 2 » twintig » 1 » Al deze seriën — met de duseenaamde intermittences. fwaarby men slechts één keer wint of verliest - bedragen; de intemittences .... 524,288 zetten, de coups de deux .... 524,288 » de coups de trois .... 393,216 » de seriën van vier .... 262,144 » » » » vijf ... . 163,840 » » » zes ... . 98,304 » » » » zeven.... 57,344 » » » » acht .... 32,768 » » » » negen. . . . 18,432 » » » * tien ... . 10,240 » » rf/ .... 5,632 » » » rwaa// . . . 3,072 » » » » dertien . . . 1,664 » » » » veertien . . . 896 » » » » vyftien . . . 480 » » » » zestien . . . 256 » » » » zeventien. . . 136 » » » » achttien ... 72 » 26 MILLIOENEN-STUDIEN. de seriën van negentien » > » twintig . 38 zetten. 20 totaal 2 097,130 zetten. Er blyven alzoo op dit schema, 22 zetten ongeplaatst, dat is — en deze verhouding is konstant — twee zetten meer dan de vermoedelyk-hoogste serie. De kans dat deze 22 zetten met elkander één serie van twee-en-twintig winners of verliezers uitmaken, is zóó gering dat men haar in de praktyk als onmogelyk stellen mag. De waarschynlykheid brengt mede dat zy elf intermittences leveren, en vyf of zes keeren 'n intermittence maken tot 'n coup de deux. Twee of drie keer verhoogen zy 'n coup de deux tot 'n drieslag, enz. *). We zouden dan, om by benadering de schets der samenstelling van onze 2,097.152 zetten te kompleteeren, kunnen aannemen dat daarin voorkomen: 524,299 intermittences, 262,149 coups de deux, 131,075 coups de trois, 65,538 seriën van vier, 32,769 seriën van vyf. Het valt in 't oog dat deze aanvulling geen verandering maakt in de algemeene verhouding tusschen zetten en seriën daar het in de praktyk volkomen 't zeilde is of men, byv. de frekwentie van de tweeslagen stelt op Vs der zetten, dan wel op 26ï'iM/s.owi5«» enz. Er blykt uit dit alles: ') Deze berekening is gegrond op de relatieve frekwentie van de seriën. Elk der niet-geplaatste 22 coups heef t evenveel kans 'n intermitteerende coup te zyn, als tot een der seriën te behooren die tezamen zoo frekwent zyn als de intermittences alleen. Dit is in gelyke verhouding van toepassing op de tweeslagen, drieslagen, seriën van vier, enz. Volkomen juistheid evenveel is hierin even overbodig als lastig. Ze zou zonder nut den gang der redeneering belemmeren. Ik bepaal my alzoo tot het noodzakelyke. 28 MILLIOENEN-STUDIEN. houding meebrengt, is waar. Doch even waar is het dat hy verliezen zou als ze onevenredig lang uitbleven. Deze beide kansen staan in gelyke kracht tegen elkander over. De martingalist die door verdubbeling na verlies telkens in één slag de verloren som plus één tracht terug te halen, stuit 'n bepaalbaar aantal keeren op 'n maximum, hetzy dan op 't willekeurig bepaalde maximum der veroorloofde mise, 't zy op de uitgeputheid zyner middelen, 'tzy op moedeloosheid. We moeten wel aannemen dat altyd op zeker oogenblik een dezer oorzaken hem belet z'n systeem voorttezetten, en stellen nu eens dat dit geschiedt nadat hy achtereenvolgens 1, 2, 4, 8 . . . 2048 eenheden verloren heeft, welke reeks 4096 eenheden bedraagt. Dit komt [alweder in 't aangegeven schema 256 keeren voor, en hy verliest 1.048.576 eenheden, juist het bedrag alzoo van de gewonnen zetten die hem telkens één eenheid winst opleverden. Z'n pogingen zyn dus even ydel als die van den parolist. De een verliest in-ééns wat vele zetten hem opleverden. De ander verliest aan eenheden wat hy nu-en-dan haalt in één slag. 't Is hier inderdaad 'n stryd tusschen «keer» en «maal». ]) Ik meen te mogen beweren dat alle zoogenaamde speelsystemen aan de bovenstaande stellingen kunnen getoetst worden, en onmisbaar met denzelfden uitslag. Het baat niet of men tracht door gezochte ingewikkeldheid de onomstootelyke 'wet van de op den Aard der dingen gegronde symmetrie te ontduiken. Toch schynt dit by veel spelers het opzet te zyn, en hieruit vloeien allerlei methoden voort die, wat de hoofdzaak aangaat, slechts schynbaar van de gegeven schets afwyken. Sommigen laten, nadat 'n inzet eenige malen gewonnen heeft, slechts % of */» staan van het geld dat op de tafel ligt, en klimmen dus langzamer in wist doch sparen iets voor 't offeren van nieuwe eenheden. Hoe men dit gewyzigd paroll ook inrichte, wyzige, uitbreide of inkrimpe, i) Zie de noot op blz. 117. 30 MILLIOENEN-STUDIEN. van éên eenheid terug te verlangen, vergenoegt men zich met de poging om slechts de laatstverloren zet plus één terugtekrygen. Door eiken winnenden zet wordt alzoo één verliezer veronzijdigd en 'n eenheid gewonnen, hetgeen almede de totale winst, in eenheden uitgedrukt, aan de helft der gespeelde zetten gelijk maakt. Oppervlakkig beschouwd is deze wyze van spelen niet onlogisch. Voor ik daarvan de zwakke zyden aantoon, wil ik 'n kleine schets geven van 'n dertigtal zetten waarop ze met goed gevolg kon toegepast zyn. Ik stel daarin 't aantal keeren winst en verlies gelyk. De eerste zet is 'n verliezer (V) die 'n eenheid kost. Ook de tweede, waarop twee eenheden gezet zijn, houden we nu eens voor V. Stellen we dat de derde zet — drie eenheden — wint. Hierdoor wordt de tweede zet gedood, plus één eenheid winst. Laat de vierde zet W zijn. Hy bedroeg twee eenheden, en dekte dus met winst den eersten zet. Dit alles levert, met wat daarop volgt, iets als de schets op de volgende bladzy, waarin men zal opmerken dat de mise telkens na W een eenheid daalt en na V zooveel stygt, gelyk 't zoogenaamde systeem voorschryft. Daarin worden zestien eenheden, d. i. 'n getal gelykstaande met de helft der gespeelde zetten, gewonnen, welk doel ook bereikt zou zyn door paroli, d. i. gedurende verdubbeling na verlies. By die methode echter had men na den 12» coup den 5" term van de geometrische reeks moeten zetten, d- i. 16, terwyl thans de hoogste mise slechts 7 eenheden bedraagt. Hiertegenover staat evenwel dat men, na geometrische opklimming ééns winnende, terstond weer met het zetten van één eenheid volstaan kan, terwijl men, de arithmetische progressie volgende, na eiken gewonnen zet die slechts den /aa/sr-verlorenen dekt nog al de vroeger verlorenen moet inhalen. De slotsom hiervan is, dat er voor beide methoden 'n even groot kapitaal noodig is, hetwelk uit m'n schema over 2.097.152 zetten kan worden berekend. Een verschil tusschen de beide methoden blyft evenwel steeds hierin bestaan dat men, arithmetisch te-werk gaande, nooit 'n zeer hooge som tegelijk op de tafel legt en dus SYSTEMEN. 31 Vo.gorde Verloren g | Gewonnen ove&ende ierzetten eenheden. | | eenheden. wowaiennn|ndd0eod. ^ > amm 1 1 V 2 2 V 3 W 3 No. 2 1 4 W 2 » 1 1 5 1 V 6 2 V 7 3 V 8 W 4 » 7 1 9 3 V 10 4 V 11 5 V 12 6 V 13 W 7 » 12 1 14 W 6 » 11 1 15 5 V 16 6 V 17 W 7 » 16 1 18 6 V 19 W 7 » 18 1 20 6 V 21 W 7 » 20 1 22 6 V 23 W 7 » 22 > 24 6 V 25 W 7 > 20 1 26 W 6 » 15 1 27 W 5 » 10 1 28 W 4 » 9 1 29 W 3 » 6 1 30 2 V 31 W 3 » 30 1 32 W 2 » 5 1 64 80 1 voordeelig verschil 16 eenheden = 16. 32 MILLIOENEN-STUDIEN. niet belemmerd wordt door 't maximum van de mise, daar 't ondenkbaar is dat ooit het aantal verliezende zetten op de simple chance, dat der winnenden met vierduizend zou te-boven gaan, noch zelfs met tweeduizend, voor 't geval dat men begonnen ware met het tweeguldenstuk, 't minimum aan de trente-et-quarante tafel. Doch men behoeft zoo'n fantastische afwyking niet als mogelyk aantenemen om in te zien dat het lot — dat is alweer: de stipt-rechtvaardige Natuur der dingen — zich evenmin arithmetisch als geometrisch . . . foppen laat. De kleine schets van zoo-even namelyk is willekeurig opge.steld, omdat ik wilde aantoonen wat de bedoeling der methode was, geenszins om 'n doorgaand voorbeeld van 't vermoedelyk slagen te geven. Ik stelde daarby 't aantal winnende en verliezende zetten als gelyk, en juist hierop kan men in de werkelykheid geen staat maken. Integendeel. De eindelyke gelykheid op 'n zeer groot aantal zetten bestaat juist uit 'n verrekening van ongelykheden, en met zulke telkens voorkomende afwykingen heeft de speler te doen. Indien er op de door my veronderstelde 32 zetten, die ik 16 eenheden winst liet opleveren, 'n afwyking ten nadeele des spelers had plaats gehad, van slechts vier zetten (14 W : 18 V) zouden er 1° slechts veertien eenheden op even zooveel gedoode verliezers gewonnen zyn, en 2° tien verloren eenheden onaangezuiverd zyn gebleven, in den vorm van de niet ingehaalde reeks 1, 2, 3, 4. Als 'n niet onopmerkelyke verhouding noteer ik hier dat in de toepassing deze soort van arithmetische progressie uitloopt: op gelykheid van winst en verlies, zoodra 't getal onaangezuiverde verloren zetten één minder bedraagt dan de wortel van 't aantal gespeelde zetten plus één. Deze opmerking» vervalt indien de speler in-den-beginne eenheden gewonnen heeft die geen voorafgaande verliezers doodden, waarover straks. Het is niet onmogelyk dat de bedoelde verhouding die men aldus zou kunnen uitdrukken: a+l-l/(a+D- §——— som v- d. reeks 1, 2, 3 . . . .1/ (a + 1) — 1 eenig licht verspreiden kan over den SYSTEMEN. 33 norm der afwykingen. Ik moet evenwel erkennen dat zich hierin 'n zwarigheid voordoet die ik nog niet heb kunnen oplossen. Voor ik ze behandel, wil ik trachten die formule omtrent de verhouding van de onaangezuiverde reeks met het getal gewonnen eenheden, tot helderheid te brengen. Het getal gespeelde zetten duidde ik met a aan. Stellen we dit op 99. De wortel van dit met 'n eenheid verhoogd getal, is 10. Zoodra nu 't getal achterstallige verloren zetten dien wortel minus één bedraagt, moet men 54 zetten verloren hebben, en slechts 45 zetten gewonnen. Elk van die gewonnen zetten doodde een verloren zet plus een eenheid winst. De winst bedroeg alzoo 45 eenheden. Maar de negen onaangezuiverde zetten bestonden uit den arithmetischen reeks 1, 2, 3, 4 ... 9, waarvan de som 45 Bedraagt. Er is dus noch gewonnen nog verloren. Wie 9999 zetten speelt, en een achterstand heeft van 99 coups — d. i. den wortel minus één, van 9999 plus een — heeft 4950 keeren 'n eenheid verliezer gedood en evenveel keeren 'n eenheid winst behaald. Daar hy echter 5049 zetten verloren heeft, en de 99 onaangezuiverde coups uit den reeks 1, 2, 3, 4 ... 99 = 4950 bestaan, is hy na pi dit gehaspel juist even ver als toen hy z'n eerste eenBeid op de tafel wierp. Hy betaalt dus de belasting van retait, die ik by al deze berekeningen gemakshalve onverpield liet. doch die in de werkelykheid zich niet onbetuigd laat, geheel a pure perte. Een ander bezwaar dat ik reeds noemde, ligt hierin dat men soms in-den-beginne eenheden wint waardoor geen voorafgegane verliezers worden gedood, in welk geval men gen-slotte tot 'n nadeelig resultaat komt, ook al ware het getal winnende zetten aan dat der verliezers gelyk, of zelfs binnen zekere grenzen hooger dan dat. Ik vermeed dit nadeel voorbedachtelyk in 't schetsjen op blz. 156. Gesteld dat 'n speler aanvangt, met byv. vijf winnende zetten die hem alzoo vijf eenheden winst opleverden, en dat hy later die vyf coups met 'n gelyk getal verliezers boet, dan bestaan die verliezers in de reeks 1, 2. 3, 4 en 5 = 15, zoodat er 'n bedrag van 10 ongedekt blyft. Zoodra er sprake is van 'n systeem, dat natuurlijk altyd moet Millioenen-Studien. 3 34 MILLIOENEN-STUDIEN. gegrond zyn op evenwicht, mag men geen aanspraak maken op 'n voordeelige onevenredigheid, en die 10 verloren eenheden zyn dus niet intehalen. Men heeft er in de met «Lot» geopende rekening-courant geen aanspraak op. Om dezen tegenspoed te veronzydigen, kiezen sommigen in-plaats van de eenheid als punt van uitgang, 'n hooger bedrag dat hen in-staat stelt, na winst in den beginne, terstond te dalen, waardoor inderdaad latere verliezers kunnen worden gedekt. Nemen wy weder aan dat iemand met vyf winnende zetten begint en dat z'n eerste mise 10 was. Dan haalt hy 10, 9, 8, 7 en 6. Zoodra later de kans zich verevent, betaalt hy voor de vyf aan de gelykheid verschuldigde zetten, slechts 9, 8, 7, 6 en 5. Instede van geleden verlies te dekken door latere winst, gebruikt hy de winst van 't begin tot dekking van later verlies, en elke winner brengt hem inderdaad — evenals in myn schetsje — de bate van 'n eenheid op. Maar wat zou hem, na 't halen van die vyf eerste slagen, tezamen 40 eenheden bedragende, bewegen voorttegaan ? In slechts vyf zetten immers heeft-i 'n doel bereikt, waartoe volgens z'n eigen systeem - en dit nog slechts als 't op z'n best slaagt — tachtig zetten zouden noodig wezen. Reeds na 't winnen van den eersten zet behaalde hy 'n winst als die hy zich slechts van twintig welgelukte coups mocht voorstellen. Z'n eigen methode zou hem dus voorschryven die methode niet verder toetepassen, 'tgeen wel bewyst dat ze ongerymd is. Bovendien, men weet niet vooruit of de marche — spelersterm - met winnende zetten beginnen zal. By tegenspoed bedraagt 'n verloren reeks van tien zetten (10 . . .19) byna het driedubbele van den reeks 1 ... 10, en daar de winst by welslagen — altyd slechts één eenheid op eiken winnenden zet — gelykstaat, is 't 'n ware zotterny zooveel geld geheel noodeloos overteleveren aan den korrodeerenden invloed van de refait. Het spreekt vanzelf dat de verhouding nog nadeeliger wordt als men, om zich op daling voortebereiden, aanvangt met hooger cyfer dan 10. By 't behandelen der systemen bepaalde ik my tot de twee REKENEN. 45 : geweest zyn van vier-en-dertig. Wie zich hierover verwondert, verliest alweder uit het oog dat elke andere vooruitbepaalde groep van vier-en-dertig zetten zich even zelden voordoet. *) Elke eerste zet is onmisbaar 'n afwyking van de gelykheid. De uitgekomen kleur staat tot de niet uitgekomene, als 1:0. Na den tweeden zet is de kans op verhooging van den écart even groot al op 't getykworden. De kleuren staan dan als 2:0 of als 1:1. Op vier mogelykheden z z r r of of of z r r z is de som der afwykingen 4, d. i. gemiddeld op elke mogelykheid, éên. Dit, gedeeld door 't aantal zetten — in dit geval: twee — zou de gemiddelde afwyking over twee coups kunnen doen vaststellen op een half per zet. Drie zetten kunnen zich voordoen op acht manieren: zzzzrrrr zzr rzzrr zrz rzrzr De som der afwykingen is 12, of, gedeeld door 't getal mogelykheden, l1/», dat almede tot het getal zetten staat als 1 : 2. Vier zetten vertoonen zich als: zzzzzzzzrrrrrrrr zzzzr r rrzzzzrrrr zzr rzz rrzzrrzzrr zrzrzr zrzrzrzrzr De som der afwykingen is 24. Dit bedraagt op 16 mo- De noemer der breuk waardoor de kans od 'n serie van die uitgebreidheid wordt uitgedrukt, is 17.179.869.184. Het is namelyk de 34e term der geometrische reeks waarvan de éérste term, en tevens de rede, twee is. 46 MILLIOENEN-STUDIEN. gelykheden waaruit zou voortvloeien dat de vermoedelyke afwyking op vier zetten % per zet bedraagt. Deze berekening heeft niet de minste waarde wanneer men haar toepast op kleine groepen. En zelfs komt ze ongerymd voor, daar alle écarts uit geheele zetten bestaan en hier alzoo elke breuk ondenkbaar is. Dit is echter de gewone fout van 't gemiddelde. Ik geloof niet dat men op andere wyze tot 'n oordeel over de vermoedelyke afwykingen op 'n grooter aantal coups geraken kan. Als handleiding voor wien dit wenscht te beproeven, de volgende opgave: Oetal Mogelykheden Som Gemiddelde Gemiddelde van zamenstelling afwyking afwyking zetten. der groep der afwykingen Qp één groep per zet 12 2 11 2 4 4 1 V» 3 8 12 U/s V» 4 16 24 lVa s/s 5 32 60 ltys s/s 6 64 120 lVs 6/k 7 128 280 2»/m »/k 8 256 560 2% «/„ 9 512 1260 2*»/ng ,5/m 10 1024 2520 2"/m "/is. Enz. Enz. Het is me niet duidelyk in hoever deze berekening kan worden overeengebracht met de wortelver- REKENEN. 47 houding die ik aanroerde op blz. 33. Ook zie ik niet in hoe ze den speler baten kan. Teneerste weet hy niet aan welke zyde de afwyking plaats hebben zal, en daar elk der beide kleuren gelyke aanspraak heeft op vóórzien, volgt hieruit «wen natebootsen, die afzichtelyk zyn uit overmaat van vormen formosissimae ! Maar 't staat ifn^Wl fiDder leeIyk dan u> en ^er is 't haar IT1?™ nemen- Eeratens kunnen 2V niet helpen tuurlvk ZT'?1*- /yn' En tweede, ze maken haar naSS _iCt V,ezer dan «««trekt noodig is, door er ïoufL n"6" ,by- tÊ dfagen' 2008,8 «y die in «w gebukte houding op posterieure uitstekendheid, er uitziet alsof ge... „.!£ w" .Wesc0",^ dan gy, en noemen 't niet. Maar ge hadt verdiend dat ik u de vuiligheid plompweg in 't gezicht F„e '2 l°ir VTk gewee8t 2Vn' « ** Ve riet? fc.n dat durft spreken van emancipatie! De vrouw die haar o^uS'rnl^" /apP.en' "nten' vodden en "-««nakende men hit t„„g f. f£raanciPeerd worden. En, al wilde men, het kan met! Wie zich tot slavin maakt van de smakelooze sletten der Parysche modewereld, mag geen ann7Sn„anntdH0-en geWen °P den van ontwikkeU m?ns rf»t °Jk dle" rang niet weten optehouden, al ware het dat wetten en zeden haar dien toekenden. De emancipatie der vrouw behoort uittegaan van haarzelf, en dSê s 1 fr8,te p,aats n00di« dat ze deugdelyk blyk geve van mondigheid, door zich niet aantestellen als 'n kinTris 'n Zuidzee-eilandster of als 'n gekkin. aU0LlaV? ,aa& «tandPunt beschouwd, van 't allerlaagste -vr_£ Z lr** Spr3-k 1" tot bokken en *"»P« beide dlarm^ t d'Vde mode v0,8eii» of " meenen Sehaln do,i. aHnnen tC ^g"? Ze vergissen zich. Zy behagen noch den man die slechts 'n mannetjes-mens is, 142 MILLIOENEN-STUDI EN. noch den man die «wel zou willen trouwen» noch den man die in gevoel doet, noch vooral den artist. De eerste soort, o bokken, heeft geen lust, uw hooge hakken en hottentottery te betalen. Hy weet dat ge die zaken ... by de levering aflegt. En de heeren die aan 'n huwelyk denken — moet ik hier 't woord richten tot kaf of tot koorn? — nu, ook zy beoefenen zekere spaarzaamheid, en betoonen zich hierin vry gelyk aan de vuile eerste kathegorie. Die sleep en dat achtergebergte schrikken hen af. En dit is zoo vreemd niet in onzen praktischen tyd. Gesteld dat hun opvatting u wat al te laag van verdieping voorkwam, moogt gy 't hun euvel duiden, gy die zelf blyk geeft van zoo weinig schoonheidsbesef? Zorgt hooger te staan, o vrouwen, voor ge aanspraak maakt op hooger waardeering. En den gevoelige, hem die inderdaad vatbaar is voor liefde, of al ware 't maar voor verliefdheid . . . hem bekoort ge 't minst van al, door om- en aanhangsels, door onderzetsels, opvulsels, prse-en suffixen. Hy geeft zich moeite om heentezien door al die onbevalligheid, en als 't hem gelukt is u niet belachelyk te vinden, heeft-i 'n lastig werk gedaan 'n dubbel werk dat z'n welwillendheid vermoeid heeft. Hy droomde u vleugels aan. Dit bracht z'n stemming mee, en 't lukte wel. Maar om u daarna al de andere dingen waarin geu hult, aftedroomen... waarachtig, de taak is zwaar! Ge vliegt niet, en zweeft niet . . . o meen niet dat ik dit afkeur! Integendeel. De man die't verlangde, zou over 't hoofd zien dat hyzelf, niet zwevend, al zeer spoedig 'n treurig eenzaam figuur maken zou by uw onmenselyke verhevenheid. Dat de verrukte fantazie van den minnaar in deze fout vervalt, is te vergeven. Maar "ze zou zieker moeten wezen dan aan flinke liefde op-denduur past, zieker ook dan volstrekt noodig is tot het kort opvlammen van verliefdheid, indien ze niet spoedig zich vertrouwd wist te maken met de ware poëzie van het ware. Al dat wolkerige vliegen en zweven Is dus — goddank! — even onnoodig als onmogelyk, maar eilieve, meisjes, laat u dit niet afschrikken om behoorlyk, te gaan I Dit misstaat 1 nooit. De opgewondenste verbeelding moet zich schikken leelding moet zich schikke ^ mikrokosmos. 143 - en dit zal ze! - in 't vergeefs zoeken naar de wiek die rug en schouder zou inschulpen tot 'n ernstigen Cherub maar t walgt haar dat hulsel te zien afzakken tot beneden de lenden! En de artist! Meent ge hèm te behagen, dames, met den „ die" Ke ,verlaagd hebt tot 'n windkussen om op te zitten? Ge kunt 'n vrouwebeeld teekenen, niet waar? Neem n modeplaatje, hoe Paryscher hoe liever, en schets binnen den omtrek van zoo'n met vodden omhangen pop 'n venus of uzelf. Al waart ge niet byzonder schoon gevormd, de lynen waarmee Natuur heup en lenden eener vrouw teekent, zyn altyd prachtig als men ze vergelykt met de omtrekken der dingen waarmee gy die vormen ontsiert. Meent ge 't schoonheidsgevoel van den artist te' bevredigen met zooveel onsmakelyke tarra? Waarom niet n paar stappen nog verder gegaan, en ook neus en lippen gew.kkeld in 'n kussentje? Dit zou zot staan, meent ge? v"rd tt^6? Vu Waar0m moogt *e u beneden-achter verdikken en niet boven-voor? Weest kosekwent, en neemt n pruim tabak in den mond, als 'n matroos. Dat zet de wang op Mag dit niet? Waarom dan 't andere wel? Meent ge dat zinkings die 't gelaat doen opzwellen, de schoonheid «et verhoogen ? Welk heil verwacht ge dan'van 't zS* Jat eiken voorbyganger schynt toeteroepen: styg op! Ik stem voor emancipatie... van zulke dingen! De ■est zal wel volgen. Laat ons de handen in-een slaan, en Hier berstten al m'n gnoompjes in lachen uit. - Uw verhandeling tegen die achtervoorgebereten is »yna aardig, mens. Maar nu . . . scucrgicn « Ze schaterden weer van lachen. De handen in-een slaan, zegt ge? Ge wilt dus meehelpen 144 millioenen-studien. aan 't opzetten van «Vereenigingen tot veredeling, tot ontwikkeling van. . . enz ? Mens, mens, denk eens na I Nu, dit deed ik, schoon de uttnoodiging wel wat beleefder had mogen zyn. Door den spot van m'n meestertjes tot begrypen geprikkeld, begon ik weldra intezien dat de zaak waarvoor ik aan 't yveren was, geuit werd door de middelen die wy aanwenden om haar te bevorderen, 't Is waar ook, al wat speciaal voor «de vrouw» gedaan wordt, stempelt immers het vooroordeel dat ze maar 'n half mens is, tot erkenden regel ? We hooren spreken van «Natuurstaat- Geschied- en Letterkundige Voordrachten voor dames !> Dit is 'n onnatuurkundige, onstaatkundige, onletterkundige leugen. En onmenskundig is 't ook. . . — Hm, onmenskundig? Als reklame vind ik de taktiek zoo dom niet, zei Semi-ur. Maar 't pleit niet voor de mensenhelft die ge: «Dames» noemt, dat ze zich aangetrokken voelen door de vernederende klassifikatie die men haar opdringt, en dat ze — nota bene onder voorwendsel van beoogde ontwikkeling — zich door marktschreeuwers op 'n kinderstoeltje laten zetten. Het toegeven in de pogingen om de vrouw te verlagen tot 'n onvolkomen wezen, tot 'n. . . mens van de tweede klasse, hoort precies by de hooge hakken en opgetorende achterlyven waartegen gy zooeven gepreekt hebt. Die . . . dames moesten zich beleedigd voelen, als men ze te-gast noodt op 'n kinderkostje dat voor haar buitengewoon zwakke maagjes afzonderlyk is toebereid. En de mannen die zich met zooiets bezig houden . . . waarachtig, zyzelf zyn er niet te wys toe, zich te laten kleeden door 'n Parysche modistel Ulieder heele mensschap staat al laag genoeg. Hoe ge 't nu nog bovendien in 't hoofd hebt gekregen, zeker verschil aantenemen. . . hm I De gansche zaak komt ten-slotte neer op verwaandheid. Vindt gy mannen u zoo wys? — Maar, beste Semi-ur, zei ik, we tooien ons toch niet zóó bespottelyk op 1 We . . . — Ga voort I Het zal me benieuwen wat ge van de mannen te zeggen hebt. MIKROKOSMOS. 145 — Wy ... wy . . . — Ik was verlegen, en zocht 'n uitweg. — Ziedaar nu, by-voorbeeld het schepsel daar, die dame. . . — Ge zoudt iets van de mannen zeggen! — O zeker! Maar zie nu eens die vrouw. Jong is ze niet meer. . . — Ze is in de vyftig. — Dit schynt zoo! — Ik zeg u: het is zoo. — Welnu, op jeugd kan ze zich niet beroepen ter vergoelyking van haar dwaasheid. Zie eens, hoe zot ze zich toetakelt. . . — Ge zoudt iets over mannen zeggen I — Ja, ja. Maar. . . die vrouw! Bestaat er niet eenige grond om wezens die zoo haar geheel bestaan toewyden aan nietigheid . . . — Beneden de andere helft van uw ras te stellen, dat z'n . . . geheel bestaan toewydt aan belangrykheden ? Komaan, gy pracht-exemplaar van de minder nietige helft ik zal u tehulp komen. Ge kent alzoo die vrouw niet? — Wel neen I — Ik wel. Ze is nog dwazer dan ge meent. Ziehier 'n lystje van haar opschik gedurende één dag. En, let wel, géén dag is aan den vorigen gelyk. Maar 't verslag van 'n enkelen is ruim voldoende om ... 'n denkend wezen misselyk te maken. Des morgens voor ze 'n bad neemt. . . maar ge zoudt iets zeggen over de mannen? Neen, gy eerst over die vrouw. Welnu dan. Des morgens vroeg vertoont ze zich in 'n ^oye-japon met 'n overjurk van wit gaas.') Op 't hoofd >) Ik weet niet wat zoo'n _bye-japon voor 'n ding is. Er komt in de nu volgende beschryving meer voor, dat m'n begrip te boven gaat, doeh ik relateer getrouwelyk wat ik in de couranten over de hier bedoelde persoon vermeld vind. Te Millioenen-Studien, .0 146 MILLIOENEN-STUDIEN. draagt ze — 't schepsel is over de vyftigl — 'n herderinnehoedje van lichtgeel stroo, met blauwe fladderende linten. De hoeveelheid van die linten doet er niet toe, maar zy is over de vyftig I Dit doet er wèl toe, niet waar ? Aan de voeten draagt ze iets als Chinesche babouches, kleiner eigenlyk dan wèl gemeten mogelyk is. De rooskleurige kousjes kyken verbaasd over den rand heen. Om den hals heeft ze 'n zesdubbel snoer Turksche goudstukken die niet recht schynen te weten wat ze daar te doen hebben. En dit weet ik ook niet, maar . . . wèl dat zy boven de vyftig 1 is. Ze kwam ter-wereld zoo omstreeks den tyd toen haar oom stierf. . . Het schynt dat ik hier 'n vragend gezicht zette. Althans Semi-ur antwoordde: — Nu ja, napoleon i. Laat me voortgaan met haar eerste ochtendkostuum. Daartoe behooren nog de in oosterschen smaak bewerkte ketting van haar horloge, en 'n driedubbel snoer dukaten die 't zonderling genoegen nebben op haar heupen te rinkelen. Haar tweede uitmonstering, na 't bad, is aldus. Een Kashmir klted van witten grond met zeer breede roode streepen. Een mantille van andere stof, maar even rood en even gestreept. Ze draagt nu 'n stroohoed waarvan de bol zoo ver mogelyk op den voorkant van 't hoofd staat. De rand of klep, als om te protesteeren tegen 't brutaal voorwaarts dringen, misschien ook uit angst voor 'n val op haar neus, wyst steil omhoog als 'n kam. Aan de linkerzy van dien halven hoed hangt 'n guirland van eikenloof te slingeren, ter . . . versiering, weetje 1 In den monsterlyken haarwrong steekt 'n naald met reusachtigen knop ! "Wiesbaden heb ik haar niet ontmoet, maar 't schynt dat ze onlangs _met haar hansworstenpakjes de Uonne geweest is der hofhouding van Z. M. thiebs te Tronville, 158 millioenen-studien. die kennis heb ik noodig om niet te-gronde te gaan. — Met uw kostschool? — Kostschool? Hoe komt ge daaraan? — Ik meende dat ge schoolmeester waart, om al de kinderen die u zoo-even vergezelden. Ze spraken verstandig . .. — En ik zeg dat hond noch kat kan wys-worden uit hun praatjes! — Honden en katten zyn niet zeer scherpzinnig. Ik begreep alles zeer goed. Met geld kan ik u niet bystaan, maar m'n raad is tot uw dienst. Ik ken u eenigszins, en heb 'n schuld aan u aftedoen . . . Een schuld aan my? En dit kwam hyzelf me zoo trouwhartig vertellen ? Die man moet in 'n muzeum! Op-eens, hem goed aanziende: — AdolfI riep ik. Maar ik weet niets van 'n schuld aan my. . . — Ik heet Johann, zeide hy, en. . . muller, of meyer, of schultze, zooals ge verkiest. Van beroep ben ik molenaar, metselaar, broodbakker... al wat ge wilt, als 't maar menselyk is. Ik ben geboren ... in 't Dillenburgsche. — Adolf ! rieg ik nogeens. En . . . ter-zyde: houdt nog altyd die duvelary niet op? — Ik heet johann . . . — Hebt ge niet vroeger gewoond . . . op, in, onder, den Sonnenberg ? — Te Sonnenberg woonde in vroeger jaren 'n neef van me. — Op wien ge precies gelykt? — Dat kan wel wezen. Maar gy kunt hem niet gekend hebben. . . hy is dood, en zeer lang reeds. Zeg my eens, wat waren dat voor kinderen waarmee gy gewandeld hebt ? — Meester . . . vriend . . . m'nheer, dat waren... gnomen, — Wat is dat ? praktyk! 169 voorviel. Op m'n: herein 1 verscheen de vrouw van 't Alexandrisch telegram. Ze schold me vreeselyk uit, en noemde dat: waarde in rekening! Nauwelyks had ik 't mens herkend, of ik werd onthaald op 'n bezoek van den roodgeouwelden Herr friedrich plump, die 'n gelyksoortige boodschap kwam brengen . . . kolossal! Hy werd gevolgd door buda en la Klsseleff, die 't zomerjasje kwamen terugvorderen, dat ik uit haar lenden geput had. Door slenterman. Door den pörtjeh van Sonnenberg. Door krümmacher en lamartine. Door al de Koningen uit hoofdstuk zooveel. . . Al dat volkje scheen my iets te verwyten te hebben, en schreeuwde: waarde In rekening! Duizelig greep ik naar m'n haren . . . — Dat helpt niet, zei melchizedek. Ik zal je leeren spotten met m'n zalft Hertogin adelheid en haar dappere gemaal verkeerden in dezelfde stemming. Ook arndt was woedend. Idem de intendant van zekeren keurvorst, en die keurvorst zelf, met z'n heele familie. Een hoop kerels in lompen — ze noemden zich: Volk 1 — stormden binnen met 'n afgryselyk: gi ira! Hadden ze broeken aan gehad, ik zou die heeren 'n schop hebben gegeven, maar nu vond ik de pedoeuvre te vies. Ook waren er generaals, die my euvel namen dat ik hun de welvarendheid van geslagen legers verweet En 'n bende Kellners! Ze wilden my. . . opensnyden, lieve god! — Wis en zeker, riep de Alexandryne. Wat heb je my gedaan ? Naakt uitgekleed, en meer I — En ons! schreeuwden de Kellners. — En ons allen! riep 't Publiek dat m'n arm nummer 32 bestormde. Zeven-en-negentig professeurs de jeu — waaronder zesen-negentig bankiers — kwamen wraak-nemen over 't bederven van hun métier. Boileau, historiën de France en hofpoëet, dreigde met 'n vers. Ik sidderde. Katharina van Rusland was eenigszins zachtmoediger: ze stelde maar voor, my te laten villen. Ook morfondaria eischte slechts 'n ouwerwetsch brandstapeltje. De God van Nederland kwam my m'n twyfel aan z'n wonderdadige eb inpeperen, en 't zwendelaartje thiers . . . 170 millioenen-studien. Hèm vraag ik excuus. La belle France heeft middel ge vonden het mannetje te doen betreuren, door hem 'nop volge te geven, 'n opvolger. . . kyk 1 'n Weggeloopen marécha de Frrrance! Daar kwam ook de bekende dame met 'r kruisspin, ei professer quinet met z'n vaas. En . . . andere professen al of niet leden van 'n Multatuli-kommissie. Ook leden vai die kommissie die géén professers waren, en zich veroorloof! hadden my voor den gek te houden zonder 't minste diploom Jy ook, sarah ? Och ja, ze nam als de anderen plaats, ei grynsde my aan met 'r witte tanden, ik had niet mogei zeggen dat haar kop scheef was. Dit vergeeft geen vrouw in haar bronstydl Ik boog m'n hoofd, en dacht — maar in 't Hollandse! — qao usque ? Zou joshua reynolds ook z'n last geha< hebben van z'n scheppingen? De slimmert schilderde ko ningen, en wat meer is: geesten. Ik ongelukkige heb mj aan mensen gewaagd! En, 't leek nog niets naar ophouden. Louis XVIII wai woedend omdat ik hem 'n vraat had genoemd, en tartuffe beweerde dat z'n stumperige huichelary fyn genoeg geweesi was voor 't Publiek van zyn tyd. . . ook voor publieker van andere tyden, zeid-i er zacht by. Ik had dus ongelyk hem z'n onnoozelheid te verwyten. Ei, ziedaar ook m'n archaeoloog, den deugdzamen ridder van Vieux-Delft. Hj smeet me 'n goedendag en 'z stapel blauwe schotels naai den kop .. . . En al dieper en dieper liet ik het hoofd op de borst zinken. De groote frits kon niet verdragen dat ik z'n hochmoralische molenkunstjes doorzien had. . . — lek uf den Hont? Ach, doe lieper Kott was 'n Laster ! En ik «eerste chenereuse Hollander die 't schepsel begegende* werd afgeranseld met den bekenden parapluie. DU scheen weer, als al de rest, te moeten beduiden: waarde in rekening! Lord ci-devant viel my aan over de indiskretie omtrent z'n tandenstoker, en Madame de V wilde my 'n paar oogen uitkrabben om m'n spot met haar stapeltjes. De Schuh- praktyk! 171 machermeister was struikroover geworden, en stond op 't punt zich door de justitie te laten ophangen, 't Was myn schuld, zeid-i. Als ik niet: douze! had geroepen, zou hy niet gewonnen hebben. En als-i niet gewonnen had, zoud-i geen speler geworden zyn. En als hy geen speler geworden was. . . Ik boog het hoofd al lager en lager. — Wat hoef je aan alleman te vertellen dat m'n vrouw een tegen zeven gedobbeld heeft om my staande te houden ? — En dat ik 'n glas heb stuk getrapt! — Ta quoque, lieve mevrouw Jason ? — Ja, quoque kwakwe, of wat je wilt. Ik houd niet van indiskreet volk! — Profeet? Profeet? Ik zal je profeeten! zei de man die alles voorzeggen kon wat geschied was. Ik profeteer je nu, dat we hier zyn gekomen om je ... je waarde in rekening te geven. — Genade, genade! smeekte ik. — Ghenade ? F'r jou niet, riep de Amsterdamsche die zoo zuiver Nederduitsch sprekend, Papa aan den praat had gehouden by de Trente et quarante. — Ah, dest vons, brigand, qui m'enviez les pauvres héritages que je . . . fats I Cest vous qui preferez Vhuille au gaz . . . attendez l — Ik 'n... hm, hm ? vroeg Madame de la maquerellerie. — Dat heb ik niet gezegd, riep ik. Ik zei dat je . . . — Korte metten! riep de erf prinses van luttelgau. Ik geen Laty n verstaan . . . sakkerlotibus! Ik 'n Satan ? Valeur en compte: la mort sans phrase I Dat was ook de meening der hertogin van China. En van juffrouw krent. En van Madame 'ska, geboren "witzsch. En van Mevrouw v. d. happel. En van veel volmaakt-ongesneuvelde maarschalken de Frrrance. En van Miss lovenhuno.br. En van de freules krom kruis. En van de zalige Treurnepen. En van Me jonk vrouwe hemelgeit, die zich by deze gelegenheid liet flankeeren door 'n paar prachtexemplaren uit haar schaapskooi, en nog 'n neef in de Kamer. En van de douairière pretnyder. En van messaline darkpincher. En van princes russikoff. En van 176 millioenen-studién. — Hm, zei m'n geleidster, die zeep hoort eigenlyk in de winkel van onzen «materialist.» Geen traktaatjes meer. . «De heer X is byzonder gehecht aan z'n distrikt, e zou dus 'n nuttig lid in de Kamer zyn, waar hy mt de meeste onpartydigheid, de algemeene belangen de Volks — Genoeg! We kennen die praatjes. Als die heer ] inderdaad niemendal beteekent, heb ik er niet tegen da men den man kiest, maar als spoorweg-lektuur zyn zulk dorpsreklames wat vervelend. A d' autrel «Het onlangs verschenen werk van multatuli is miserabei De schryver lydt aan 'n afzichtelyke armoede van denkbeel den, een gebrek dat in het land zyner geboorte, wegens dei daar heerschenden traditioneelen rykdom op dat gebied byzonder in het oog valt. Men zou in het bezit moeten zyi van 'n weelderiger fantazie dan de zyne. . . — Hé ? vroeg hier m'n geleidster, die zich hoog oprichtte en 't hoofd schudde als 'n toornige leeuwin. ~ 't Staat er zoo, juffrouw! Is u er boos om ? — Ga voort! «Overigens ontbreekt het hem ten-eenemale aan gezond verstand, en de brave prellmayer had groot gelyk, iemand de deur uittewerpen, die blyk gaf van zoo weinig praktischen zin. In-plaats van al die vertoogen over 2X2 en logos — wat is dat voor 'n wezen ? — 18 MILLIOENEN-STUDIEN. immers die niet speelt, geniet kosteloos alles wat de badplaats oplevert. Het is dus hier wel 'n zeer eigenaardig verschynsel, zonder den minsten dwang groote sommen te zien by-een brengen ten-behoeve van anderen die zich aan die kontributie weten te onttrekken. Ieder toch weet dat er van al 't geld dat op de groene tafel wordt neergelegd, 'n zeker gedeelte aan de Bank vervalt. Welke reden heeft nu de speler om te meenen dat zyn inzet aan die algemeene wet zou onttrokken zyn ? Men betaalt de fatale V-k procent slechts inzooverre voor z'n vermaak, als er kans op winst bestaat. De meest verblinde speler immers zou genezen zyn van z'n neiging zoodra het uitgemaakt ware dat steeds de kleur uitkwam waarop hy niet gezet had ? En meer nog. Het vermaak zou zelfs ophouden indien men zich niet voorstelde meer kans op winst te hebben dan op verlies. Niemand zou zich vermaken door om-en-om gelyke som te verliezen en te winnen, en alzoo op dezelfde hoogte te blyven. De prikkel ligt niet in 't spel zelf maar in den stryd tegen het lot, en die stryd zou weinig aantrekkelyks opleveren als men zich niet de overwinning voorspiegelde. Ieder die 'n geldstuk neerlegt, moet meenen dat de kans grooter is het door winst verdubbeld dan door verlies verloren te zien. Waarop grondt zich die hoop? Op 't een of ander systeem. Ieder weet wel dat alle spelers tezamengenomen verliezen doch dringt zich op dat juist hy 't middel gevonden heeft heenteslippen door de mazen van 't net dat de Bank met logische ombarmhartigheid ophaalt. Systemen dus! De beschouwing van die systemen levert stof tot zonderlinge opmerkingen. De lezer die de speelwereld niet kent, en door de vorige hoofdstukken eenigszins op exakte cyferverhoudingen is voorbereid, zal verbaasd staan als ik hem verzeker dat cyfers in verreweg de meeste systemen maar 'n zeer ondergeschikte rol spelen. Hier, gelyk elders, nemen duizenderlei morfondarien 'n onbescheiden plaats in. Rekenen, eenvoudig rekenen, is by de meeste spelers byzaak. Men is daartoe te dom, te onontwikkeld of ... te traag. Het gehoorgeven aan 'n droom, het letten op voorteekenen, systemen. 19 het steunen op 'n gebed, op zekere verstandhouding met de H. Maagd, op de kracht van 'n reliek . . . dit alles kost minder inspanning dan 't logisch voortredeneeren op den onwrikbaren grondslag myner gnoompjes, dat 2 X 2 =4 is. Hebben wy, lettende op heel andere zaken dan 't onnoozel spel, het recht ons hierover te verwonderen ? Waarschynlyk niet. En ook zonder nu juist te doelen op de ziekelykheid die Bygeloof heet zoolang ze individueel is, en «Geloof» genoemd wordt zoodra ze door wat aanhang en 'n plaatsjen op 't budget wordt gestempeld tot iets officieels, is 't zeer opmerkelyk hoe mannen die op 'n hoog wetenschappelijk standpunt behoorden te staan, zich schuldig maken aan even groote verstandskettery als de onnoozelste speler. Men verhaalde my onlangs dat 'n oude dame zich de gunstigste nummers van de roulet liet aanwyzen door 'n . . . kruisspin. Dom I Maar wat te zeggen van edgar quinet, 'n Hoogleeraar in de natuurlyke wysbegeerte, die in z'n Traité des Probabtlités z'n heul zoekt in empirische proeven ? Om eenig inzicht te verkrygen in de frekwentie en uitgebreidheid der seriën by simple chance, liet die geleerde 'n vaas vullen met 'n aantal balletjes van tweeërlei kleur, en meende iets verkondigd te hebben toen-i den uitslag meedeelde over de volgorde van 'n paarhonderd coups zooals die door 't successivelyk uithalen der kogeltjes werd aangewezen. Zeer veel hooger in denkkracht ?dan die dame met haar kruispin, staat alzoo professor quinet niet ") en met het oog op 't standpunt dat hy be- *) Noot van 1872. Ik beveel hem dus ten-zeerste aan in de iattentie van Kamerleden, debattisten en hoofdartikelsohryvera. jj*er afwisseling, na 't uitputten der wyshedens van stuart jjciLii en andere vreemde grootheden die in de mode zyn, is fn wel te-pas gebracht: «edgar quotet zegt» niet te versmaden als vulsel, effekttraze ot voorbereiding tot neussnuiten gul suikerwater. Het kleedt heel aardig. Men make uit uitvallen als deze nu juist niet op, dat ik byv. stuart mill laag stel. Ik ken den man niet, en ben wel genoodzaakt in deze onkunde te volharden, omdat de taak die steeds te wachten ligt op bearbeiding door nCn eigen denkvermogen, me lust SYSTEMEN. 21 «Dit zou vreemd zvn! Maar als 't pesrhiprtHp Han u dan zou ik toch met gerustheid 128 eenheden wagen.»' Aldus redeneert de soeler van martinpales, flip piorpnïvlr l juist daardoor blyk geeft geen speler te zyn. In de oogen van den waren habitué maakt hy zich schuldig aan de fout de courtr après son argent. Deze vage uitdrukking beduidt: het hoog zetten om vorige verliezen te dekken. «De martingalist waagt veel om weinig te winnen. Men behoort integendeel weinig te wagen met de kans om véél te winnen. II faut Jouer avec l'argent de la Banque.* Zoo luiden de praatjes waarmee de ware speler zyn methode meent te kwalificeeren. Instede van te verhoogen na verlies, laat hy z'n inzet staan als die gewonnen heeft en dus verdubbeld is. Deze manier heet paroli. Juist omgekeerd als by den spekulant op martingales die by eiken winnenden zet één eenheid profiteert met de fatale kans eindelyk al de gewonnen eenheden op éénmaal te verliezen, hoopt de parolist ééns door 'n lange serie die de winst hoog doet oploopen, al de uitgeschoten eenheden met voordeel terugtekrygen. Het spreekt vanzelf dat het voor den speler van belang wezen zou met juistheid te weten door welke wet die seriën worden beheerscht. Dit zou voor den martingalist niet noodig zyn indien hy over oneindig kapitaal te beschikken had, en tevens niet gebonden ware aan het door de Bank vastgesteld maximum. Beginnende met het minimum derj mise, d.i. twee gulden l) zou hy, zeker wetende dat hy ten-laatste toch ééns winnen moet, kunnen voortkaan met verdubbelen. Daar nu evenwel z'n kapitaal niet oneindig en ook het bedrag van 'n zet door het reglement begrensd is, moet hy weten of er kans bestaat dat de telpens noodige winnende zet altyd binnen die grenzen vallen lal ? Dewyl nu 't maximum van de mise op vierduizend gulden is bepaald, en de dertiende term van de geometrische reeks der verdubbelde zetten reeds meer dan achtduizend bedraagt, moet hy zich de vraag voorleggen of hy zeker O Namelvk 0d de trente-et-ouaranie. Het, minimum nu Aa fouïette is lager. Doch ik verneem dat dit soms verandert. 22 MILLIOENEN-STUDIEN. is nooit meer dan twaalf keeren achter elkaar te verliezen ? *) Ik liet me zoo-even, toen ik het zeven keer achtereen !) Te Homburg schynt het maximum op 12000 franken bepaald. Dit geeft den martingalist slechts gelegenheid om z'n geometrische opklimming één term verder voorttezetten, en verandert dus niets aan de slotsom van m'n redeneering. En zelis by nóg hooger maximum blyft de konklusie 't zelfde. Hoe weinig vrees deze manier van spelen de Bank inboezemt, blijke uit het volgend berichtje dat ik dezer dagen in den Rheinischen Kurier vond: Homburg, 12 Sept. 1872. Seit einigen Togen halt hier ein schort seit mehreren Jahren dahier hekannter grosser Spieier Namens V. Bucej'a von Malta, die Bank sowie das game Büdepublikum lm grosser Spannung. Bei seiner Ankunfi legte er sojort eine halhe Million in Tausend-Franct-Billets vor sich auf den Spieltisch hin und verfolgte sein hohes Spiel mit so anhaltendem Olücke, dass er bis jetzt hereits über 400.000 Frcs. gewonnen hat. Doch geht das die allgemeine Aufmerksamkeit fesselnde Spiel unausgesetzt in holten Progressionen weiter, da ihm die Bank ausnahmswetse das Maximum van 12.000 auf 20.000 Francs erhöht had und wird wol auch nur mit einem Bankhruch eines der beiden kampfenden Theile eindigen. Men ziet dat de Bank het maximum gerust durlt verhoog en. Het schynbaar hooge maximum van 10.000 gl. levert nog niet één term boven de gewone 6000. De uitdrukking «bankeroet» in dit berichtje kan slechts gelden voor den speler. De bank heeit vele millioenen in kas. Dat zoogenaamd «springen» beteekent slechts dat de op een der tafels uitgestalde som van drie- ot vierhonderdduizend franken is uitgeput. In zoo'n geval wordt het spel aan die eene tafel eenige minuten gestaakt. Men haalt eenvoudig 'n nieuw inlegkapitaal uit de hooidkas en de zaak gaat opnieuw haar gang als vroeger. De verbazing van den berichtgever uit Homburg over 't winnen van die 400.000 franken is ongegrond. Zoo'n winst is zeer gering voor iemand die over méér dan die som beschikt en daarmee alzoo z'n kapitaal nog niet eens verdubbelt. Die Mr. B. uit Malta zou slechts twintig maxima gewonnen hebben, iets dat zeer dikwijls geschiedt, en wel door spelers die de Bank aantastten met 'n kapitaaltje dat niet eens zoo'n maximum bedroeg. Het is zonderling dat de lieden die zich zoo naby 't spel systemen. 37 Dit beduidt: na zwart zal er zwart komen. Simple comme bonjour! Komiek is 't ook dat ieder die zoo'n grondwaarheid ont- dekt heeft, haar terstond weet te omkleeden met «redenen» iVan wetenschap. Niemand geeft z'n onzin rauw. Ieder stooft hem op en bereidt hem toe met 'n sausje van frazen precies als in Politiek, Staatshuishoudkunde, Theologie, of- ficieele Moraal, akademische schoolwysbegeerte en meer soorten van publieke spelen. W — La gagnante toujours l Et volei pourquoi. Quand wne couleur sort, c'est . . . qu'elle veut sortir. II ne faut [pas la contrarier, c'est irritant. I Anderen betoogen de wenschelykheid om «kleur te volgen» aldus: § — La couleur qui sort est en retatd. Elle veut se rétabür, West clair. Et aiasi . . . I — Och, hoe duidelyk en ganz einfach! Ik ben zeker dat [pnze Schlungelhans met zoo'n redeneering volkomen tevreden wezen zou. Misschien ook professor quinet en die dame met haar kruisspin. B De waarheid is dat elke coup onafhankelyk blyft van den laatstvoorgaanden zoowel, als van alle voorgaanden. Dit strydt geenszins tegen 't verband tusschen alles en alles, waarop ik doelde met m'n aanhaling uit vorstenschool, op blz. 134. Dat verband bestaat niet voor wie 't niet kent, en daarom stuit de speler — tenzyd-i beter dan ik mocht ■huis zyn in de causa rerum die ik zoo vruchteloos naspoorde in een der vorige hoofdstukken — by eiken nieuwen zet tegen 'n ondoordringbaren muur. REKENEN. Ik nam op blz. 151 als zeker aan, dat 2,097,152 coups ui j,i/to,iJiu iuuukh cn even zuuveei zwanen zuuuen ver- | deeld zyn. Er bestaat namelyk geen reden voor het tegendeel. Dit immers zou stryden tegen de eischen der simple ] chance, waarby rood en zwart volkomen gelyke aanspraak hebben. Al zy het nu dat telkens een der beide kleuren voorheerscht, toch komt er eindelyk steeds 'n oogenblik j van gelykheid- Om dit te ontkennen zou men moeten aannemen, öf dat de kleur die vooruit is, steeds zal blyven ] voorheerschen, 'tgeen strydt tegen de gelyke aanspraak van de andere kleur, öf dat de kleuren, nadat een daarvan I aan elkander zouden gelyk blyven, waardoor dan 't eenmaal bestaand verschil zou worden gekonsolideerd. Dit is hierom ondenkbaar, wyl dan de voortdurende afwykingen — ècarts — vermeden werden, die toch in den aard der zaak liggen 'tgeen ook reeds uit het aanvankelyk vooruitgaan van die eene kleur gebleken was. REKENEN. 49 nu z'n m neerlegt op de simple chance, heeft dit geld als mise voor hem meer waarde dan toen hy 't z'n beurs had. By verlies namelyk, heeft hy 'n negatieve bezitting van o -f- r- M. a. w. hy heeft niets in kas, en moet onkosten en reis betalen. In geval van winst, bezit hy 2 m — r. Hy vermydt de uitgaven voor 't wachten, en kan de reis bekostigen. Wanneer hy niet speelt, houdt hy m in kas doch is onkosten en reis schuldig. Z'n bezitting is dan :m — r — o. Daar nu evenwel de gemiddelde waarde van die beide mogelykheden, als hy wèl speelt, neerkomt op: — o — r + 2 m — r o blykt er dat m, als mise op de simple chance, Vs o (d. i. de helft der te maken onkosten) meer waard is dan in z'n i beurs. Het spreekt vanzelf dat deze konklusie onjuist wezen zou indien men -g-kleiner stelde dan of -|gï dewyl in dat geval de kans op 't uitwinnen van de onkosten niet zou opwegen tegen de zéro of refait. Men wordt voorts uitgenoodigd het door my gekozen voorbeeld van urgentie, uittebreiden tot voorvallen van grooter belang. Ik sprak slechts van reiskosten, en van één zet op de simple chance. Het ligt voor de hand dat 'n koopman er groot belang by hebben kan, op 'n bepaald oogenblik te kunnen. beschikken over zekere som, welker verlies minder schade toebrengt dan er voordeel kan worden verwacht van mogelyke winst. Er wordt beweerd dat dit aan de Frankforter beurs redelyk wel bekend is, en dat het spekuleeren in staatspapieren vry geregeld wordt afgewisseld met het beoefenen der theorie van At simple chance. Waarom dit steeds «onder de roos» geschiedt, begryp ik niet. De effektenlul zullen zich toch niet in 't hoofd palen dat ze derogeeren door 't verplaatsen van hun kantoor naar de groene tafel ? Mlllioenen-Studien. 4 r-mmm. 50 MILLIOENEN-STUDIEN. ja, dat meenen zy ! Het is koddig, predentieus, onoprecht, huichelachtig, of misschien in-plaats van dit alles: dom, maar 't is zoo! En niet effektenlui alleen. Ook andere spekulanten . . . Daarvan iets in 'n volgend hoofdstuk. FOEll 55 wel haar prullen echt waren, en die van de anderen soms ft. . nu ja, niet ieder heeft te beschikken over 'n flinken banjir op z'n tyd ! Och, de stumpert I ZyzeK zou gewis heel vreemd hebben opgezien, als ze dezen uitroep gehoord had Ik rilde op-eens van medelyden. Ziehier waarom. Verbeeld u lezer, dat ik 'n trouwe stamgast ben van 't Wiesbader muzeum. Ik heb namelyk 'n minnares in dat gebouw, en door 'n ondeugendheid van semi-ur, dien ik heel onverwacht naast me zag toen ik berekende hoeveel bouws tabak m'n studie-exemplaar om den hals droeg, nam 't mens op-eenmaal de trekken van m'n beminde uit het Muzeum aan. Dit nu op-zichzelf zou geen reden geweest zyn haar 'n stumpert te noemen — de rang van beminde is waarlyk altyd zoo laag niet! — maar. . . maar. . . Ik zal 't dan maar zeggen De myne bevindt zich sedert 'n paar duizend jaar in den onaangenamen toestand van skelet. Het is of was 'n oudgermaansche dame — ja, dame, [dit zou ik kunnen bewyzen die zich 'n paarhonderd jaar voor Christus allerverdrietigst verrekend heeft. Haar nog altyd prachtig-gave tanden en kiezen wyzen uit dat ze niet veel ouder dan vier- of-zes-en-twintig jaren kan geweest zyn toen ze zich begraven liet, in de meening natuurlijk, dat men haar onder den tumules met rust laten zou. Mis! Nieuwsgierige oudheidzoekers matigden zich 't recht aan haar afzondering te storen. De tumulus werd weggespit, men kalfaterde zoo goed mogelyk de stukken en brokken van 't geraamte, maakte van alles 'n vry volledig geheel... en daar ligt nu m'n vriendin op den rug in 'n glazen kast te-kyk voor ieder die 't besef heeft dat er te Wiesbaden nog andere merkwaardigden te zien zyn dan de Speelbank. Gelukkig is 't getal van dezulken zoo heel groot niet en, en ik ben zeker dat onze tabaksman en ZED. gemalin daaronder niet behooren. Dit nu doet me genoegen voor hem. semi-ur mocht hem eens den steek spelen waarop-i my vergastte naar aanleiding van ... nu ja, zelfs 'n gnoom heeft iets noodig als punt van uitgang, en lykt daarby op 'n poëet. Het 56 millioenen-studien. middel waardoor m'n ondeugende begeleider — als zoodanig scheen 't mannetje me ter-zy te staan — my in de dikke Hollandsche dame, m'n Germaansche sarah l) deed zien, was haar gouden halsketting! Dat droomde 't mens niet toen ze zich voornam plezier te hebben van 't zwoegen onder zoo'n vracht metaal! Ach, ook m'n arme sarah had zware ringen om hals en polsen, om de enkels. Wie kan ons zeggen hoeveel Germaansche deernen haar eenmaal benyd hebben om al dat brons! Ik bemerkte nu dat m'n Amsterdamsche met begeerigheid werd aangestaard door . . . deernen, Germaansche dan, Gallische of Britsche. In meer bekyk had zich m'n sarah nooit verheugd. Semi-ur vertaalde my handig den blik dien een zoo-even gedecaveerde aventurierster op de halsketting 1) De naam sarah beteekende keerin, fpa, en ook, even als Czaar en de uitgang van onzen komparatief, met dit woord etymologisch verwant — is in Europa veel ouder dan de Germaansche bronsperiode. Ze is, gelyk de meeste Hebreeuwsche eigennamen, öf van Eeltischen oorsprong, öf van 'n wortel dien de oud-Europesche talen met de Oosterlingen gemeen hadden, er is me op 't gebied van algemeene taalkunde dezer dagen 'n licht opgegaan waarvan ik zoodra mogelyk aan belangstellende een-en-ander hoop metedeelen. Wat ik ahnde (idee 488, 489) zal waarschynlyk tot 'n redelyk hoogen graad van zekerheid kunnen gebracht worden. Maar.... men moet niet blyven staan by 't Sanskrit, 'n taal die reeds door haar overkunstigen bouw mangel aan Ur verraadt. Byna alles wat men tot heden toe als wortels aannam, is vergelykenderwyze van jongen datum. Zeer stipt gesproken zyn er geen andere wortels dan die de mensheid ontleende aan de natuur. Filologie die met iets anders begint dan nabootsing van indruk is de ware niet. En ik geloof in-staat te zyn daartoe alles, of zeer veel toch, te kunnen terugbrengen. Het getal wortels, in strikten zin, is zeer gering. Onze filiogen zyn te spoedig voldaan, en meenen al heel wat opgehelderd te hebben door «aalmoes» afteleiden van tlgrjvotvvij of «keizer» van Caesar. Er is meer te doen op dat gebied! Dit aan 't adres van dezulken die 't vreemd vinden dat ik 'n Germaansche durfde doopen met 'n aartsmoederlyken . . . titel. Want 'n titel w het. 58 millioenen-studien. zonderlinge vleeschverhuizing. Maar de zaak deerde hun niet omdat ze niet wisten wat er voorgevallen was. Ook scheen niemand te bemerken hoe gek het stond toen 't horloge van onze touriste beklemd raakte tusschen de valsche ribben, en na eenige vergeefsche pogingen om zich lostemaken uit het gedrang, slingerend te land kwam in de ruimte waar 't mens vroeger gewoon was heel zorgvuldig haar buik te bewaren. Nooit vergeet ik 't verbaasd gelaat van dat instrument ... ik spreek van 't horloge. Als vragend om wat opheldering stak het z'n kleinen wyzer naar 't linker schouderblad uit, en telde met den grooten de wervels van den ruggegraat. De nauwkeurige lezer kan uit deze byzonderheid berekenen dat het vyf, zes, zeven minuten over halftien was, en tevens alzoo dat de gedaanteverandering juist drie minuten geduurd heeft. Dit tydsbestek namelyk is noodig, maar dan ook geheel onvoldoende, om iemand inzicht te geven in 't gehalte van echt Nederlandsen burgerlyk reisfatsoen, iets anders nog dan 't gewone buurt- en huisfatsoen. Wat my betreft, ik wist reeds waaraan ik my te houden had toen de groote wyzer den derden rib telde, en wachtte slechts 'n paar ribben langer om zeker van m'n zaak te zyn, en my te vrywaren tegen de altyd onaangename verdenking van overyling. By dezelfde gelegenheid bemerkte ik dat onze tabakspatroon z'n genegenheid had weggeschonken aan 'n exemplaar van lager anthropologisch standpunt dan ieder welgeaard frenoloog aan m'n sarah zal moeten toekennen. Deze namelyk mag zich verheugen in 't bezit van 'n fraaien Kaukazischen langschedel') terwyl 't geraamte in de Kursaal zich levenslang met 'n doodeenvoudigen Kalmuks-touranischen rondkop scheen beholpen te hebben. Als 't mens er mee tevreden geweest is, my wel I Misschien was dat ding in den kring waar ze zich bewoog voor haar gebruik voldoende, en 't zou dus van kleingeestigheid getuigen haar *) Zie waartoe blinde liefde vervoeren kan I Dat geraamte in 't Wieebader muzeum behoort inderdaad tot de dotichocefaien, maar ik had ongelyk den schedel fraai te noemen, 't Spyt me wel om s ara's wil, doch waarheid bovenal: haar kop is scheef. 82 MILLIOENEN-STUDIEN. huisje misschien wel zou kunnen gebruiken «als 't niet te duur was.» Na eenig bieden en dingen werd de koop gesloten. De schoorsteentegeltjes werden voorzichtig losgemaakt, zorgvuldig ingepakt naar Parys verzonden. . . 't Schynt dat er op myn gelaat iets als afkeuring te lezen stond. — Que voulez-vous, mon ami: satisfaction de collectionner! En hy wilde my uitleggen, hoe zoo'n handeling «in zyn vak» niet alleen geoorloofd, maar zelfs in zekeren zin pryzenswaardig was. Als stopwoord maakte hy daarby gebruik van 't nogal bekende: «als ik 't niet gedaan had, waren anderen daarmee heengeloopen.» Ik veroorloofde my 'n scheldwoord tegen die «anderen.» Die man nu schreef 'n tirade-stuk tegen 't spel, 't verfoeilyke spel! Huichelary ? Toch niet. Huichelaars moeten dan toch zeker doel beoogen. Wie zou 't onzen wapenkenner en porseleinman dankweten, dat-i 'n veldtocht tegen de speelbanken had meegemaakt? Immers niemand. En als 't z'n doel geweest was zich tegenover my voortedoen als zoo byzonder zedelyk — er was geen reden toe! — dan had immers z'n huichelary hem moeten weerhouden van 't openbaren der manier waarop men zich voor betrekkelyk weinig geld 'n kollektie kan aanschaffen «die 'n halfmillioen waard is.» Z'n afkeer van 't spel was gemeend. De man verbeeldde zich inderdaad, toen hy de pen in de hand nam om iets te verkondigen, dat die passie, die noodlottige passie. . . Wy weten nu eenmaal, hoe boekerigheid haar eischen meebrengt, 't Maakt 'n groot verschil of men daar als publlekschry ver zit te oreeren tegen . . . iedereen, of in onderhandeling is met den onnoozelen bewoner van 'n achterbuurt. «Ik» zoekt z'n voordeel. «Wy» is moralist. «Wij» is hoogepriester, martelaar, apostel, profeet «Wij — 'n krant soms, godbeter't! — draagt 'n onbevlekt kleed van hermelyn . . . Maar: ik. . . ik. . . ik? Dat 's wat anders 1 Satisfaction de collectionneur! vieux-delft en moraal. 83 L'homme est bien variable, heeft andrieux gezegd. Ei zie, daar hebben we waarlyk reeds 't nuchter voorbeeld van schryvers-oppervlakkigheid, waarnaar ik zocht in 't vorig hoofdstuk. Hoe kon het zoo lang wegblyven! De goede adolf had er my immers op gewezen. Zou er inderdaad zoo'n tegenstelling liggen in 't wegnemen van provinciën en 't ontzien van 'n molen? Misschien nietl De moraliteit op kleiner schaal kon wel eens de tol wezen dien wy betalen aan't konventioneele Recht. Een afkoop der konsclentie, 'n assurantie-premie tegen 't vergaan onzer zielescheepjes, 'n luim, 'n welkome vergissing, 'n krul onder de naamteekening van ons gemoed. . . Och ja I en vooral 'n slaapmiddel: «Wat moet m'n hartelyk geliefde cousine maria theresia wel van me denken!» zal frits menigmaal gedacht hebben als-i zich ter-ruste legde. . . «Komaan, laat ik me liever bezighouden met dien molenaar . . . rechters te Berlyn . . . goed gezegd! En de Fritsen slapen in: Charmés que sous leur règne on crott d la justice. En die ander: «Delfsch aardewerk. . . 't heele evangelie met kraam¬ kamer, herders, hemelvaart en gloeiende tongen au grand \complet op blauwe plateeltjes . . . echt merk. . . spotprys I . . twintigduizend franken waard . . . finesse... bedrog ? i «Gekheid! De man was meerderjarig en moest weten wat-i deed. \ «Bovendien, waarom zou ik niet gerust slapen ? Heb ik 84 m1lli0enen-studien. niet 'n verhandeling geschreven over 't spel ? 't afschuwelyke spel? La moralité, m'sieur. la moralitél «Toch zou ik wel eens willen weten, of er meer zulke huisjes in Delft zyn . . . la moralité avant loatl De echte merken worden zeldzaam . . . En de man slaapt in, zoo gerust als frits zelf. Noemt ge dit variable, o andrieux ? Is dat 'n écart ? My komt die normale afwyking van zichzelf allergewoonst en zelfs eentonig voor. We zyn zoo! De geschienis van Mensdom en Mens is uit zulke écarts saamgesteld. Wie hierover verwonderd mocht zyn, vrage zich alweer af: wat er bestaan zou indien er iets anders ware dan 'its? Seriën die öns onregelmatig of zelfs onbestaanbaar voorkomen, worden opgewogen door schynbaar grillige kombinatien, en waar wy afwyking meenen optemerken, bestaat slechts poging tot verevening. Waar dit pogen het doel voorbyschiet, is nieuwe inspanning in tegenovergestelde richting noodig tot het bereiken der gelykheid. nero was 'n serie van vler-en-dertig zwarten ... als 't waar is wat de habitués der Geschiedenis over dien man op hun kaartjes geprikt hebben! Doch ook dan wordt hy opgewogen door millioenen figuren die op hun beurt uit intermitteerende deugdjes zyn saamgesteld. De Natuur der dingen is 'n nauwkeurige boekhoudster. Ze laat muschjes ter aarde vallen en planeten tegen de zon, zoodra die schynbare afwyking van den aard der musschen en planeten noodig is tot het sluitend maken van de balans. Ze weet wat ze doet, en verzekert aan al wat reden van bestaan heeft, z'n bescheiden plaats. Aan domheid en genie, aan raderdiertjes en zonnestelsels, aan vyven en zessen op de roulet, aan Neroos en Marc-aurelen in de wereldgeschiedenis. . . Ze spint den vlok tot draad, en weeft den draad Tot doek, waarop zy, eindloos voortbordurend, AM GRÜNEN TISCH. 89 | We zagen reeds dat er touristen zyn, die thuis wel genoegen nemen met onsmakelyker drankjes! En, daar ze 'r dikwyls niet naar uitzien alsof ze goed konden rekenen, hebben wy recht tot de gissing dat ze misschien later wel eens zullen drinken van dit water ook. Ze zouden er niet beter om zyn. Maar wel zyn ze 'r nu minder om dat ze 't nalaten uit houterigheid. ■ De meesten die voor 't eerst de speelzaal bezoeken, liggen onder den boekerigen indruk van moralizeerende vertellinkjes. Alle spelers moeten volstrekt tragische figuren zyn. Om de drie,- vier, minuten hoort men 'n schot vallen. De weg is bezaaid met Iyken- De vyvers in den omtrek hebben geen water genoeg om al de aspirant-drenkelingen van behoorlyke stikking te voorzien. Een stoet ongelukkigen maakte queue voor de deur der zwaardvegers. Mensenvrienden vinden mitrailleuses uit, maar ook deze dingen kunnen 't werk niet af. Zelfs de handige strichnine schiet te-kort. . . En in de zaal zelf ziet men telkens 'n kind op de tafel zuigelingen ... maagdjes en jongelui... heele kroosten... laatste bezittingen altyd van wanhoopige vaders die 'n verkeerd systeem hadden... I Ik neem deze gelegenheid waar om die vaders, en tevens de larmoyeerende romanfabrikanten, opmerkzaam te maken op zeker artikel uit het reglement van de speelbanken. Men izet gtttden-, thaler- of frankengeXé. In gouden munt worden geen andere stukken dan louis-d'or of Pruisische frtederichs aangenomen. En papier is slechts in hoedanigheid [van Fransche bankbiljetten geoorloofd. Wie nu geen dezer [soorten van waarde bezit, zou eerst moeten wisselen, waartoe de Bank altyd naar de koers van den dag bereid is. Dramatische faiseurs die 'n kind laten opzetten, behoorden alzoo den lezer meetedeelen tegen welken prys zoo'n objekt door de Bank wordt aangenomen, en hoe zy 't in de boeken verantwoordt ? De aktiehouders zouden vreemd opzien als men hun 't dividend in kindertjes uitbetaalde, en ook de spelers zelf zouden 't niet aangenaam vinden hun winst in een zoo'n vreemd betaalmiddel naar huis te moeten dragen. am grünen tisch. 93 ik dat, er zou misschien blyken hoe er valsch gespeeld wordt in heel andere kringen dan te Homburg en Wiesbaden 1 Lord. . . ci-devant — zoo doopte ik 'n anderen type aan de groene tafel — was vroeger ryk, Engelsen ryk. Hy bekleedde eenmaal 'n hooge betrekking in BritschIndie, kwam in Europa terug, verslaafde zich aan 't Spel, en wordt op dit oogenblik door z'n verwanten in Engeland onderhouden. Hy ontvangt maandelyksch twintig pond, en verteert daarvan hoogstens honderd gulden. De overige honderd-en-veertig gulden zyn voor de Speelbank. Wanneer 't hem na ontvangst van z'n onderstand wat snel tegenloopt, zoodat-i eenige dagen of weken veroordeeld is tot onthouding, geniet hy van 't aanschouwen. Dan houdtiboek van de zetten om terstond op-nieuw gereed te zyn tot. . . misraden zoodra hy weer wat in z'n beurs heeft. Nooit verraadt de minste trek op z'n gelaat dat hy smart gevoelt, noch over oogenblikkelyke deveine, noch over 't verschil tusschen z'n tegenwoordigen toestand en vroeger welvaart. Ook z'n fatsoenlykheid is niet uit de plooi te brengen. Het broodje met mostert en kaas — ein Hoüünder — dat in perioden van tegenspoed het diner vervangt, gebruikt-i met dezelfde onverstoorbare deftigheid als waarmee hy vroeger aan officieele gastmalen aanzat. Hy scheldt niet op 't «lot» hy beklaagt zich niet, zoekt geen querelle d' allemand met de Bank — wat anders nogal in den aard van verliezers ligt, vooral van Franschen — hy laat zich ■iet-in met professeurs de jeu of ander gemeen volk, hy is en blyft 'n gentleman. Waarschynlyk zou 't voor hem te betreuren zyn indien eens 'n gelukkige veine hem al 't vroeger verlorene terugbezorgde. Ik betwyfel of z'n wysbegeerte tegen zoo'n geluks-coup bestand wezen zou. Het bereiken van 'n doel dat hy zooveel jaren lang vruchteloos najaagde, en waaraan hy zooveel ten-offer bracht, zou hem *n ondragelykte leegte veroorzaken, en waarschynlyk 't signaal van z'n dood wezen, het besli ssende: rien ne va plus! 94 millioenen-studien. Ik ben zeker dat-i 'n paar rolletjes goud ter-zy heeft gelegd voor 'n «fashionable» begrafenis. We hopen de plechtigheid bytewonen, en zullen by die gelegenheid het oor aan de kist leggen om hem z'n aanstaanden kontubernalen, zoo beleefd als in zyn pozitie mogelyk is, te hooren toemompelde: ladies and gentleman, don 't trouble yourself, I want bat a very little place. My last coup was a deadly refait. . . never mind I Madame de V is of was — want ook deze habitué der groene tafel is gescheiden van haar man — de echtgenoote van 'n voornaam magistraatspersoon in Frankryk. Men zou haar kunnen voorstellen als geïnkarneerde vertegenwoordigster van 't Spel in z'n allerdomste uitdrukking. Voor dertig jaren was Madame de V een der schoonste en meest gevierde vrouwen van Parys, en nog heden dragen haar trekken de sporen van vroegere distinktie. Van vorige behaagzucht en élégance evenwel is haar niets overgebleven. Ze schynt haar best te doen er uittezien als 'n voddenraapster. Kuchend en hoestend en kortademig neemt ze eiken dag haar plaats aan de groene tafel in. Haar speelkapitaaltje bedraagt gewoonlyk twee-driehonderd gulden, die ze in 'n twintigtal stapeltjes van ongelyke hoogte voor zich legt, en waarvan steeds 'n gedeelte in frankengeld, halve-guldenstukken en thalers bestaat. Dat afdeelen in stapeltjes schynt in-verband te staan met zeker systeem. Ze legt de gewonnen stukken dan hier dan daar op een van die hoopjes, en meermalen zag ik haar 'n reeds gezet geldstuk terugnemen, en verwisselen voor 'n stuk van gelyke waarde dat ze dan van een der andere stapels nam. Doch nog diepzinniger finesses schynen haar ten-dienste te staan. De ingenieuze oude dame heeft middel gevonden om 't minimum van de Bank te ontduiken. Waar, byv. gewone stervelingen 'n geheelen gulden moeten wagen aan de kans der simple chance op de roulet, tast zy 't lot in kreutzers en grosschen, jazelfs in centimes aan. Vanhier dan ook haar behoefte aan verschillende muntsoorten. Ze is zeer byge AM GRÜNEN TISCH. 95 loovig, 'n eigenschap die by zulke slimmigheden van rechtswege behoort. Wanneer deze of gene morfondarische ingeving haar de roode kleur heeft aangewezen, doch niet met [genoeg aandrang of zekerheid om op-ééns haar geheel speelkapitaal op die kleur te schuiven, en zelfs niet om daaraan 't vastgesteld minimum te wagen, plaatst ze, byv. 'één-en-'n-halve gulden op rood, en matigt deze verregaande 'onbezonnenheid door een gulden op zwart daartégen te zetten Somtyds daalt ze nog lager af. Twee gulden, minus 'een daartegenover geplaatsten thaler, bedragen slechts vyftien kreutzers = 25 cents. Men kan deze al te geniale modifikatie tot in 't oneindige voortzetten, en onze onnoozele stapeltjes vrouw — zoo doopte ik haar — doet dit dan ook zonder intezien dat ze meer geld blootstelt aan de werking van den zéro dan ooit haar vermoedelyke winst bedragen kan. Maar ... ze speelt, en daarom is 't haar te doen. Ze kan niet leven zonder de kitteling van de driehonderd malen daags herhaalde onzekerheid of 't balletje ditmaal in 'n rood of in 'n zwart vakje vallen zal Dat ze op deze manier lang genot hebben kan van haar stapeltjes, mag waar zyn, langer althans dan de onvoorzichtige die in twee, drie coups z'n heele genoegen en z'n kas uitput. Maar ik noem 't een vervelende ziekte die als middel tegen veveling zoo'n vervelende methode aangrypt. De tering . . . — Daar zyn ze nu waarachtig toch 1 riep 't Kristal' mannetje urmig. — Wie, wie? vroeg ik, omziende. — Wel, die nuchtere schoenmaker van zoo-even, met z'n jonge vrouw. Ik had hen zoo graag naar Worms teruggezonden. Winnen zal-i, maar 't spyt me waarlyk. Ik herkende 't paartje dat de Speelzaal binnentrad, Op weg namelyk van m'n logement naar 't Kurhaus had de wan ons verzocht hem te wyzen «wo denn doch eigentlich gespielt wurde ?» Tot m'n groote verwondering hadden 'n paar der anders zoo welwillende jongelieden die my vergezelden, hem geantwoord dat de speelzalen heden en de 96 MILLIOENEN-STUDIEN. gansche week gesloten waren, en aangeraden met den eersten trein naar-huis te gaan. — Dat 's waar ook, zei ik, waarom toch hebt ge hem zoo verkeerd ingelicht? Het Kristalmannetje verhaalde me nu dat de man pas baas was geworden: Schuhmachermeister! Dit wil wat zeggen in den Duitschen burgerstand! Hy had zich 'n vrouwtjen aangeschaft, deed nu z'n huwelykreisje, was te Wiesbaden aangeland, and wollte sich nun das Spiel auck 'n mal mit ansehn . . . — Winnen zal-i, zeiden m'n gnoom pjes, maar 't is jammer van den jongen. Och die bolle vergenoegde gave gezichtjes! 't Vrouwtje, verschrikt van al 't verguldsel, kneep haar nieuwen schoenen laarzenmaker in den arm. Ze hoorden 't geroep van den croupier, en begrepen er niets van. Nu, dit behoort er by. Het spreidt 'n waas van geheimzinnigheid over de zaak. De man ging op z'n teenen staan om over de galerie heentezien, en deelde van-tyd tot-tyd iets van z'n opmerkingen aan z'n vrouw mede. Heel veel anders dan dat-i geld zag heen-en-weer stryken, kan hy niet verteld hebben. Het scheen wel dat een van de spelers eenige keeren 'n som naar zich toehaalde die onzen schoenmaker groot voorkwam eB vreeselyk in de oogen schitterde, want er straalde* verbazing en begeerlykheid uit de trekken van 't vrouwtje toen-i haar de wonderen vertelde die hy gezien had. Daarop nam ik van haar kant zekere gebaren waar, en 'n uitdrukking van gelaat die wy in 't Hollandsch zouden vertalen met het woordje, «toe!» Langzaam en weifelend haalde hy z'n portemonnaie uit, aarzelde, zocht, keek weer naar de tafel, nam eindelyk een thaler . . . 't Vrouwtje kneep hem geweldig, en keek 'n anderen kant uit, als om te verbergen dat ze haar man zoo aanmoedigend geknepen had. — Sein Sie so gut mir zu sagen wo ich dan eigentllch mein Geld hinsetzen soll ? Dit vraagde hy aan my. Onnoozel was de man, doch niet zóó onnoozel als sommigen misschien uit deze vraag AM GRÜNEN TISCH. 97 opmaken. Hy verwachtte juist niet dat ik hem zou kunnen zeggen welke kleur of welk nummer winnen zou, maar ' verzocht me hem den weg te wyzen op het tableau. I — y/o Sie wollen, antwoorde ik. Sie haben es nar irgendwo hin zu werfen. Hy weifelde weer, en 't driftige vrouwtje kneep hem bont en blauw. Na eenig vergeefs pogen om z'n thaler ergens neerteleggen — er zaten allerlei marquises en courtisanes in den weg — wierp hy dat geldstuk over de galerie heen, en zag z'n jonge vrouw aan met 'n uitdrukking van: ziedaar dan! De thaler rolde, en kwam te-recht buiten het tableau. — Qui ce thalérr? riep 'n croupier. — A m'sier! antwoordde een der' tallooze gravinnen of courtisanes, terwyl ze met den duim over schouder onzen schoenmaker aanwees. .Ze wist het zoo goed omdat-i by z'n wanhopigen worp tegen haar kapsel had gestoten, en 't mens scheen gewoon zich edel te wreken. Als ze geen courtisane was zal 't zeker 'n gravin geweest zyn, of misschien wel 'n marquise. — Habe ich nun gewonnen? vroeg my 't mannetje. — Noch nicht, antwoorde ik, en om 'n eind aan de zaak te maken, riep ik den croupier toe dat «m'sleur* hem verzocht z'n mise op twaalf te zetten. — En plein ? — Was fragt er? zei de schoenmaker, die wel bemerkte dat men 't woord tot hem richtte, maar niet begreep wat men van hem weten wilde. — Er verlangt zu wissen wie alt Ihre Grossmutter? fluisterde een van m'n vrindjes hem ondeugend in. — Drei and achtzig! schreeuwde de jongen man, en: habe ich nun gewonnen ? vroeg-i nu my weer. — Douze, rouge, pair. manque' riep nu de croupier onder 't luid lachen van de galerie. — Netn, Freundchen, gewonnen haben Sie nicht. Ihr Thaler wurde nicht gesetst. . . der coup war vorüber. Dit was zoo. M'n toevallig gelukkige ingeving van dat nummer twaalf had m'n kliënt weinig gebaat, maar hy Millioenen-Studien. 7 106 MILLIOENEN-STUDIEN. door haar! Zeker zou hy haar schoon vinden en liefhebben op dat oogenblik . . . Wat al illuzien verstoord! Het ware al te dwaas nu nog iets te hopen van die twee louis I En de andere vyftig . . . neen, neen, daarvan zou ze geen enkelen zetten. Ze wist nu immers by herhaalde ondervinding, hoe snel men een billet verspelen kan met mises van zestig franken I Bovendien, er moest geld bewaard worden voor de logementsrekening, die nogal hoog was opgeloopen, want... ze «had er zoo vast op gerekend dat ze winnen zou.» En voor de reis naar huis. . . Naar huis? Zou haar man werkelyk naar huis durven gaan, waar hy gewacht werd door wisselprotesten, schaamte en schande, bankroet, ondergang, wanhoop ? Doch ... als ze niet naar huis gingen, waarheen dan? En het fatale oogenblik naderde! De veertigduizend franken moesten heden gewonnen worden, heden op 't allerlaatste, of . . . Toch zou ze niet voortspelen met de vyftig goudstukjes, die ze ontvangen zou voor haar billet... als ze 't wisselde I Neen, neen, spelen zou ze niet met dat geld, waarlyk niet! Wisselen slechts, en ook dit maar «om de mensen.» Ze haalde nu 't zesmaal saamgevouwen briefjes voor den dag. . . 't was warm en vochtig. Lord ci-devant had er gaarne duizend pond voor gegeven ... in z'n goeden tyd! Ach, dat vodje papier had kunnen getuigen hoe pynlyk die boezem klopte! Met 'n mislukte poging om 'n onverschillig gelaat te toonen, ontplooide «y de vouwen . . . Haar hand beefde . . . «O fortune, a ton caprice . . . klonk de muziek uit het park achter de Kursaal. En, als om haar beven te doen opgaan in andere beweging... ze trilde met het billet de melodie na: tiens, je livre mon destin t *L'or n'est qüune chimère...» antwoordden Robert's kameraden in koor. Die Robert en z'n kameraden hadden makkelyk spreken. Zy waren nooit met wisselprotesten en bankroeten in aan- ROUGE PERD1 115 — Qu''al-je dit? Ne F ai-je pas ditl N'est ce pas que c'est . . . — Das ist nun aber wirkltch zu . . . u . . . u . . . Noch de profeet noch de andere wysgeer hadden adjek- tiven meer. En ook 't vuurwerks-pneuma van de anderen klonk wat gedempt, en als onder zeker voorbehoud. Men wilde adem sparen voor nog grooter verbazing. Hoe toch, als eens 't «lot» meer zwarten in voorraad bleek te hebben dan men in-staat was vreemd te vinden? «Rouge perd /» — Vingt-deux! Que vous ai-je dit? Cest la noire qui . . . En ons arme vrouwtje dat daar nog altyd zat met haar ongewisseld billet vóór zich! Bitter, bitter, bitter was 't voor haar, al die zwarte slagen te hooren uitroepen, zy die reeds lang op slechts 'n klein deel van zoo'n serie gehoopt had! Och, hoe wreed, hoe valsch, hoe martelend! Was 't niet of 't «lot» haar bespotte ? «Je ziet dat ik wel seriën 'van zwart in voorraad heb, maar voor U niet!» Ach, nu had ze gaarne willen opstaan, maar daartoe had ze de kracht niet meer. Waarom niet terstond dat billet gewisseld, terstond na 't verlies van het laatste goud ? Dan had ze geen zetten laten voorbygaan! Dan ware in weinig slagen haar doel bereikt geweest! Dan had ze nu opgetogen van vreugd de pynbank kunnen verlaten, Waarop ze zoo gefolterd werd! Dan had ze. . . — C'est madame qui a fait la coupe, hoorde ze nu weer verkondigen door den allemans-profeet, die nog altyd achter haar stoel stond. Ze voelde dat-i haar aanwees als de scheppende artiste van 't aanschouwd wonder. Maïs madame a eu le tort de rien pas proflter! Eh . . . eh 3. . . eh ... si madame voulait me procurer une nouvelle taille pareitle . . . eh . . . eh . . . eh . . . parole d'honneur je saurais parfaitement ce qui j'aurais a faire . . , eh . . . eh . . . eh! 116 MILLIOENEN-STUDIEN. Ik gis dat dit geestig lachje z'n voornemen aanduidde om op zwart te spelen, zoodra hy vooruit weten zou dat er zóó'n serie in de kaarten lag. En weer scheen hy onze arme gemartelde aan de omstanders voortestellen als de veroorzaakster van zooveel vreemds. -- En voila une quisait couper l moest ze nogeens hooren, en de wyzende vinger van den hatelyken kornak brandde haar in den rug. Ze zat als wezenloos. Opstaan kon ze niet. Ze voelde dat ze neerzygen zou, zoodra ze haar stoel verliet. Aan 't wisselen van dat billet dacht ze niet meer. Bovendien, voortspelen ? Nu ? Op welke kleur ? De serie van zwart, waarop ze zooveel overspannen hoop gevestigd had «de serie die toch ééns komen moest» naar zy altyd gemeend had, was er nu geweest, en wel veel grooter dan voor haar doel noodig was. Wat ze voor 'n grond van hoop had gehouden, was werkelykheid geworden, maar . . . voor haar 'n sarrende bespotting! Wat nu? Ze verlangde weg te zyn, ver weg. . . dood misschien! En na de mislukking van 't plan, die haar zoo wreed martelde, wachtte haar nog een andere pyniging. Ze moest hem zeggen dat alles, alles, voorby was, en dat voortaan hy, zy, de kinderen . . . Om die vyfduizend franken by elkaar te krijgen, hadden ze . . . Neen, denken kon ze niet. Overmaat van smart maakte haar gevoelloos. Ze was als vernietigd. Daar werd ze zacht op den schouder getikt door een van de zaallakeien, die haar kwam vragen om: «einen Lewih für den Herrn Gemahl der draussen sass.» Dit nu was wel meer geschied, als zy den gemeenschappelyken portemonnaie by zich droeg, en hy in den restaurant 'n kleine vertering te betalen had. We hebben hem 'n glas limonade hooren bestellen. De huishoudelyke aard van deze boodschap riep haar tot bezinning. Sedert uren had ze gedroomd van duizenden, of liever bepaald van de veertigduizend franken die ze noodig had, en de waarde van geld in den dagelykschen omgang, ROUGE PERD I 117 kwam haar geheel veranderd voor. De drie, zes, twaalf louis die herhaaldelyk als haar mise op 't tableau hadden gelegen, schenen haar slechts speelmerken, fiches, legpenningen, toegangkaartjes tot het verblyf van de bewuste veertigduizend franken . . . geen geld dat waarde had opzichzelf. Op-eenmaal kwam nu 't verzoek van haar man, om 'n geldstuk dat strekken moest tot het voldoen eener kleine schuld, haar wekken uit de begoocheling die zich van eiken gast aan de groene tafel meester maakt. Ze begreep wel dat haar man niet juist 'n geheelen louis-d'or noodig had, maar «hy kon toch door 'n knecht niet om groschen of kreutzers laten vragen?» En bovendien . . . O God, dat was het misschien! Hy wilde weten of ze nog 'n louis bezat? Er was haast by, hem ten-minste daarvoor gerust te stellen. Snel wierp ze het billet den croupier toe, en wilde hem verzoeken, daarvoor goud te geven, maar de woorden stikten haar in de keel- Ze kon geen verstaanbaren klank uitbrengen. Sedert lang was de fameuze serie gesloten, en ook de door haar gecoupeerde taille was door 'n andere vervangen. De liefhebbers bewaarden het kaartje waarop de vorige geprikt stond, als 'n kurioziteit die jaren lang dienen zou tot tekst over de grilligheid van het «Lot.» — Der Hen lasst bitten urn nur einen louis-d'or, herhaalde de knecht die meende dat ze hem niet verstaan had. — Natuurlyk, mompelde Semi-ur, de limonade moet betaald worden. . . — En kristallen schieten, zei 'n ander gnoompje. Het billet dat ze wisselen wilde, was op zwart gevallen, — Tout? vroeg de welwillende croupier, omdat-i sedert lang had opgemerkt dat ze gewoon was lager mises te zetten. Ze wilde te-kennen geven dat ze 't bankpapier slechts had toegeworpen om het te doen wisselen. Maar de als dichtgeschroefde keel weigerde haar den dienst. Nu trachtte zy den rdteau te grypen, om daarmee het dure papiertje van z'n al te gevaarlyke plaats wegteschuiven, maar 't 118 MILLIOENEN-STUDIEN . ding was in-handen van andere spelers. En toen 't eindelyk vry kwam, en zy 't met bevende hand opgenomen had: — Tout va au billet! riep de croupier, dien 't verveelde dat-i geen antwoord kreeg, en: «Rlen ne va plus H Met zyn harkje sloeg hy nu de rdteau ter-zyde, waarmee zy eindelyk op 't punt stond haar laatste bezitting te redden uit de klauwen van 't verfoeielyke spel. — Pardon, madame, c'est trop tard. Le point est connu l Inderdaad! Reeds was er quarante geroepen voor de eerste rei. Quarante, 't hoogste point, en dat alweer voor roodl — Ne l'al-je pas dit? Cest excessivement dangereux maintenant de jouer é la noire. Vous comprenez . . . après une taille comme la dernière . . . la noire est équisée.i Cest la rouge qui dominera cette fois . . , ü moins que . . . ce coup-ci . . . eh . . . eh . . . eh . . . que vous ai-je dit? Waarachtig, ook de tweede rei telde quarante! De slag was nul. — Nou, dat bankie is deur 't oog van 'n naald gekrope, zei 'n jonge dame uit Amsterdam tot den dikken en WelEdelen Heer, die haar papa scheen in koffie en suiker. Ook deed-i in deftigheid en afkeer van 't spel. Wel waagde hy soms 'n paar gulden: «och, ik doe dat zoo voor 'n aardigheid, weet u!» maar altyd als z'n dochters er niet by waren. En ook de jonge dames speelden nooit als papa 't zag. 't Was 'n familie vol principes en P. G., die zeer behoorlyk wist te gruwen van elke onbehoorlykheid. De jonge dame was op 't oogenblik bezig, papa «aan den praat» te houden by de kaartentafel, om haar zusjes gelegenheid te geven tot wat gedobbel op de roulet. En om deze taak iets aangenaams bytezetten, maakte zy liefderyk den ouden heer opmerkzaam op ons studie-exemplaartje. — Kyk 't mens ereis chek uitzien. Se sweet er van! Se dee ook beter as ze maar chou na huis ging! Ach ja, de druppels parelden haar op 't voorhoofd. En ROUGE PERD1 119 ze zag doodsbleek. Of la noire zoo byzonder épaisée was als de spel professor op-nleuw betuigde, weet ik niet, maar zeker was zy uitgeput, onze wanhopige strydster. Ze hoorde niet wat men rondom haar zeide, of althans ze verstond het niet. Al wat ze waarnam, loste zich op in één vermoeiend gegons. Ze begreep ter-nauwernood wat dat quarante en quarante après beduidde, en dat de slag niet gegolden had. Ook had ze 't besef niet. haar inzet nu terug te nemen. Ze voelde zich als vernietigd, en zou neergezegen zyn wanneer niet de drukkende volte aan weerszy haar had overeind gehouden op haar stoel. De profeet waagde nu. . . 't was z'n eerste waagstuk, dien dag . . . — Je fréquente les Jeux deputs trente ans, verzekerde hy den omstanders, et fal toujours remarqué que .. . Nu ja, om de een of andere reden waagde hy 'n tweeguldenstuk op rood, wat zeer kiesch van hem was. Hy die door z'n diepe studie van de geheimenissen der groene tafel de fortuinen maar voor 't grypen had, vergenoegde zich, nu hy ten-laatste iets deed, met het minimum van de mise. De edele man wilde de Bank niet plunderen, naar 't schynt. — C'est un coup sür. . . & moins que. . . «Rouge perd*.' riep de croupier. — Sacré nom de dieu! De tels contretemps n'arrtvent quéa molt Faut-tl étre déveinard pour avoir une chance pareille l Voyez, m'sieur.... madame, voyez, moi qui ai prédit correctement — mais cor. ree. te. ment/ - tous les coups, ne voila-t-il pas que le premier que jejoue .... mon dieu, quelle tutte 1 Voyez un peu, je vous en prle . . . voyez. madame/ En hy betoogde uit 'n zestal geprikte kaartjes, dat hy volgens alle goddelyke en menselyke wetten dien fameuzen coup had moeten winnen. Daar lagen nu waarlijk twee billetten van duizend franken op zwart. De eigenares van dien inzet was suf, wezenloos, onmachtig. Misschien wist ze niet eens dat die briefjes haar behoorden . . . des-te-beter I Want: «Rouge perd/» riep nu de croupier. 120 MILLIOENEN-STUDIEN. Er werden twee billetten bygelegd. — Ik sou se chou wegnemen as 'k haar wasl betuigde de Amsterdamsche. Want sieje, papa, as se se nou weer verliest... dan het se niks, en 't is 'r êêge skult. . is waan iMaar zy verloor ze niet. Er kwamen vier billetten by. Daar lagen er acht. . . het maximum van de mise op simple chance. Er volgden nog vier zwarten By eiken slag werd er 'n maximum bygelegd..." — Combien y a-t-il de billets matntenant? vroeg onze patiënte stamelend, en als ontwakend uit'n akeligen droom — Quarante, madame! antwoordde de croupier. Voulez vous retirer la masse ? — O God ik dank u! Ja, ja, geef hier, geef alles hier, alle veertig! Veertig. . . o God, ik dank u! Dit riep ze met dezelfde woorden die ik hier schryf want ook zy was; 'n Hollandsche, en vergat in de verrukking van haar hart alle andere talen dan die waarin ze zoo vurig had gebeden om uitkomst. — Hm! God deed er niets aan, zei Semi-ur. 't Was de limonade! Als haar man niet had laten vragen om 'n louts... De croupier lachte haar vriendelyk toe. 't Scheen den man genoegen te doen, dat-i haar zoo'n schoone som mocht uitbetalen. Hy sloeg vyf-aan-vyf de billetten om 't klampje van zn rdteau, en reikte haar achtmaal achtereen dien fladderenden schat toe Ze greep de briefjes, kneep ze saam tot n vormloozen klomp, en vloog, de omstanders ter-zv dringend, de zaal uit. — Nou loop me niet omfèr! klaagde haar landgenoote nydiger dan eindelyk gewettigd werd door 't onbeduidend stootje dat ze ondergaan had. Dat mens Iykt wel mal! En wat 'n chemeen Hollans! Seker uit 'n achterbuurt, of uit .Te1 ,??J? Défeter> of soowat. 't Is werachtich sonde fn t chelt! Chot weet wat s'r mee doet! rouge perd! 121 — Very nice, indeed! zei Lord ci-devant tot zichzelf — de eenige persoon met wien hy gewoon was zich optehouden — en voor 't eerst bespeurde ik iets als aandoening op z'n gelaat. Het was de zeer adelyke vreugd over 't geluk van 'n ander. Waarschynlyk zou hy zich geschaamd hebben, blyk te geven van banaal medelyden, die al te goedkoope misdrukuitgaaf van goedhartigheid. — Et moi qui croyais la noire épuisée, kermde onze profeet. Doch terstond daarop legde hy zeer duidelyk uit, waaróm de noire... als ze «épuisée* was... en als ze toch eigenlyk niet «épuisée» was . . . kortom, hy had het voorzien, en zou er zeker op gezet hebben, indien slechts. . . — Zu kolossal! verkondigde friedrich plump. — Limonade! riep Semt-ur. — Kristallizatie! juichte het Kristalmannetje. En: «alles in alles!» jubelde m'n heele lyfwacht van gnoompjes door elkander. Zelfs de muziek deed mee: heil dir lm Siegerkranz! Voor 't eerst van m'n leven hoorde ik dien lamlendigen deun met genoegen. Ik volgde m'n heldinnetje. Mee gehoopt en mee geleden: mee genieten! Was 't niet billyk ? Haar man zat nog altyd op de plek waar we hem 'n uur geleden verlaten hadden. Ze vloog op hem toe, wierp den veroverden schat op tafel, en viel hem om den hals: — Gered, gered! Daar zyn ze... alle veertig! Tel maar, tel maar... o God, gered! O God, ik dank u! En nu... nooit, nooit, nooit weer 'n voet in dien vreeselyken hel! — Hm! Heel dankbaar is ze niet, bromde Semi-ur. Heb je van z'n leven, daar gooit ze waarachtig 't glas limonade omver, dat haar zooveel goed heeft gedaan! Dom volk, die mensen! Nu krygt God, die haar zoo onbarmhartig tobben liet, al de eer van de zaak, en die arme scherven trapt ze tot gruis. Dat komt er van, als men oorzaak en gevolg niet aan elkaar weet te knoopen . . . dom I — Ze heeft dapper gestreden om haar gulden-vlies bracht ik bedeesde in 't midden. 124 millioenen-st udien. zien wat ze beoogde, en alzoo z'n nummer achttien gretig voor zich houden. Door nu ook op andere nummers te zetten, bracht ze dat «lot» terdeeg in de war, daar het dan niet zoo spoedig weten kon op welk nummer ze 't meest gezet had. Ik bemerkte nu ook, dat ze zeer dikwyls met n achtelooze beweging en als zonder erg, haar goudstukken op nummer achttien met 'n onaanzienlyk vyffrankstuk bedekte. Het werpen van 'n zilverstuk op de colonnes of simple chance, had hetzelfde verheven doel. Het «lot» haar uitdaging ziende op première en dernière douzatne of op de zwarte kleur, zou meenen 'n heerlyke overwinning behaald te hebben door 't voortbrengen van 'n rood nummer uit het midden . . . by-voorbeeld: achttien! Ieder ziet in, hoe deerlyk dan dat anders zoo slimme «lot» gefopt was. Het ontving slechts wat onbeteekenend zilver en eenige enkele louis-d'or, terwyl het op dat eene winnend nummer tweedrieduizend franken zou te betalen hebben, 't Is inderdaad voor zoo'n «lot» om zich in woede voor 't hoofd te slaan, en ik verwacht dan ook zeker dat we 't eerstdaags in den vyver vinden. Buda zal 't op haar geweten hebben, als de karpers en goudvisschen er zich ziek aan eten . . . Hoor, daar wordt gekibbeld: — Mats, m'sieur, je vous assure que ce florin est bien positivement a moi . . . — Non, m'sieur! — Pardon, m'sieur! — ƒ en suis par faitement sür, m'sieur! — Au contraire, m'sieur! Le florin est d moi, m'sieur! — Madame me ra vu mettre . . . n'est-ce pas, madame ? — M'sieur m'en est témoin . . . n'est-ce pas, m'sieur? — Tout le monde Va vu . . . — fen appelle i tout le monde . . . Nu, Mr. tout-le monde —'n allerpoverst getuigetje! — houdt z'n mond. De chef de partie maakt 'n eind aan den twist. Hy wenkt den croupier toe, aan beide spelers hun gulden te geven, met de winst er by: 126 MILLIOENEN- STUDIËN . van de nuchtere waarschynlykheidsrekening of stupide morfondarien. Ook in 'n ander opzicht zou men volgens sommigen aan den blik en 't oordeel der croupiers zekere onfeilbaarheid I kunnen toekennen. Men verhaalt dat ze eens, zonder hun toevluchi te nemen tot opensnyden, 'n marquise wisten te onderscheiden van 'n publieke vrouw. Maar de toepassing van de hierby aangewende methode is door de direktie verboden, omdat daartoe 'n zoo uitputtende Inspanning wordt gevorderd, dat men weldra geen fondsen zou kunnen aan- I wyzen tot het pensioneeren van al de ongelukkigen die recht hadden op verzorging ten-gevolge van «in den dienst» bekomen hersengebreken. Die zonderlinge verwarring van stand, rang en zedelykhedens. . . Wel beschouwd komt de zaak dikwyls alleen neer op *t nietig verschil tusschen huur en koop 1 j ... die bontheid dan, gaf eenmaal aanleiding tot 'n Fransche vaudeville, waaraan ik straks wat geestigheid ontleenen wil omdat 't geschryf van 'n Hollander zoo droog is. Wy waren getuige van dat twisten by de groene tafel. Daar is iets onnoozels in, en als industrie raad ik 't af. Ik betwyfel zeer of ooit iemand 'n burgerlyk bestaan vond in dat gekibbel, en zeker kan 't uit 'n luktarief oogpunt in de verte niet-worden vergeleken met het zeer winstgevend zakkerollen, welks meest uitstekende beoefenaars gewoonlyk uit Engeland overkomen, waarschynlyk om 't heilzame der badkuur te verbinden met het aangename van 'n zeer gemakkelyke broodwinning. Uit het Wiesbader krantje verneemt men telkens dat aan prinses die, haar portemonnaie, aan graaf zóó, z'n portefeuille ontfutseld is. Het zou iemand die weinig in de wereld had rondgekeken, en dus t niet genoeg bekende «de major!bus non curat praetor» over 't hoofd zag, misschien vreemd voorkomen, dat de Pollcie, die zeer moedig optrekt tegen losloopende honden in de Kur-anlagen, en in woede ontsteekt over 't afplukken van 'n bloem, geen raad weet tegen zulke Engelsche vrypostigheden. Het vangen van zakkenrollers komt me nog makkelyker voor dan 't zakkerollen zelf. Ik moet evenwel industrien. 127 erkennen dat de bestolenen altyd ruimschoots worden schadeloos gesteld door 'n milden vloed van verzekeringen dat er naar den dief zal gezocht worden. In-weerwil hiervan zou ik toch niet durven beweren dat de Policie op de badplaatsen, over 't geheel genomen, slecht is, tenzy men de byzondere zeldzaamheid van meer brutale diefstallen — vergezeld van inbraak, mishandeling en moord, byv. — toeschryve aan de verslapte geestkracht van de hedendaagsche annexatie-industrieelen. Semi-ur zei dat die heeren zich tegenwoordig meer toeleggen op hoogere bankzaken, staatsleeningen, aktiengenootschappen, ondernemingen met premien — voor de oprichters — en niet zeer stoelvaste kassiers. Hoe dit zy, er moet 'n byzondere reden bestaan, waarom men zoo weinig verneemt van roof op de meer ouderwetsche manier. Eiken avond verlaten honderde personen, die toch zooeven onder 't oog van de heele galerie groote sommen by zich staken, de Kursaal en velen hebben 'n eenzamen weg naar huis afteleggen. Aannemende dat dezulken voorzichtig genoeg zyn zich te doen vergezellen, of wel dat ze met rytuig naar hun woning gaan, dan blyft het evenwel opmerkelyk dat dieven hen niet naar en in die woning volgen, of hen niet daar opwachten zelfs, wat niet zeer moeielyk wezen kan. De meeste huizen en woningen op zoo'n badplaats zyn toegankelyk voor eiken gauwdief die lust heeft zich tot kontubernaal te maken van ieder dien hy bestelen en desnoods vermoorden wil. Daar dit evenwel zelden of nooit geschiedt, en daar de Policie zelfs tegen vreedzame zakkenrollers niet opgewassen'schynt, zou men zich haast genoopt voelen de verklaring van m'n gnoom voor de ware te houden. De welwillende mensenvriend doet dit te liever, omdat hy dan te-gelyker-tyd 'n vergenoegden blik mag slaan op den moordwerenden invloed van de hedendaagsche finantiebeschaving. Wie zal 't aantal berekenen van de mensen die in leven bleven, alleen omdat de reien der moordenaars zoo vreeselyk gedund zyn door de zegepralende konkurrentie van hooge Russisch-Ieeren kantoorstoeltjes? Eén Fransche Leening — model thiers-POüyer — bezorgt een gerusten nacht aan honderden die onder • INDUSTRIEN. 133 Dit beloofden de knechts. Ze leidden den betrapte met zekere statie naar de deur, en bevalen z'n «siengjalemang» bamb7elWÜlende aandacht vandedaar geposteerde policie- Eenige dagen daarna hoorde ik dien kerel uitvaren tegen de onzedelijkheid van 't spel. Hij zat met 'n paar galgebrokken aan 'n tafeltje in de buiten-restaurants, en verzekerde z'n vrinden op eerewoord, dat zoo'n Speelbank... Cest un repalre de voleurs, messieurs l Un antre de de brigandsl Un bouge infectl Un enfer d'immoralité i Un gouffre de perditton. Pour tolérer ces institutions-la tl faut être (Tune perverstté accomplie .... comme tou's ces maudits. AUemands du reste. Non contents de nous moir pillés en Prance, ils nous égorgent iet dans leurs injames tripots! Ah la revannnchet Men kan er zeker van zyn dat elke Franschman die op diefstal betrapt is, zich in de politiek werpt. Sommigen aelfs kiezen dit vak vóór ze betrapt zijn, en stellen dan Wn industrie onder de bescherming der staatkundige atiën of ismen van den dag. Onder de takken van nyverheid die niet zoozeer rechtstreeks op 't spel betrekking hebben als wel daarnaast en daardoor . . . «Bloeien» is 't woord niet. Hoe zal ik 't noemen ? Nu dan, er zijn op die speel-badplaatsen nog andere industrien, en daaronder ééne die zoo goed mogelyk 'n plaatsje krijgt in 't volgend Hoofdstuk. mikrokosmos. De titel van dit hoofdstuk werd me door m'n gnomen ingeblazen. Ze beweerden dat zoo'n badplaats vrywel alles; te aanschouwen geeft wat de wereld oplevert, en noodigden my uit, daarvan 'n fotografischen afdruk te nemen. Juist was ik van plan hiertoe overtegaan, toen ik me herinnerde dat ik den lezer 't verslag van 'n Fransche vaudeville beloofd had. Gezien of gelezen heb ik 't stuk niet, maar de inhoud moet nagenoeg als volgt geweest zyn. De heer slenterman had z'n geld verspeeld, en hield de by zulke gelegenheden gebruikelyke alleenspraak. Ik hoef hier niet by te zeggen dat ze werd aangehoord door de persoon die den zelfmoord voorkomen zou, omdat ieder mikrokosmos. 135 begrypt dat de auteur den braven slenterman nog wat in 't leven moet houden voor z'n vaudeville. De schryver — almachtig als altoos — had gezorgd dat de alleenspraak juist op 't allerkritiekste moment overging in 'n dialoog, en wel met den direkteur van den Bank. Deze industrieel namelyk had slenterman's zwanengang afgeluisterd, en hield z'n hand vast, juist op 't oogenblik toen-i bezig was zich nog niet doodteschieten. — Haast u byzonder langzaam zei de welmeenende direkteur. Of, beter nog, haast u eens ditmaal in 't geheel niet. Dat uw «figuur» niet komen wilde, was hard I Maar... ook ik heb te stryden met figuren die me niet aanstaan. Misschien kunnen wy elkander helpen. Ik heb u 'n voorstel te doen. Als 't u mishaagt, zal ik u niet dwarsboomen in uw sterfplannen, parole (fhonneur/ Maar doe me in dat geval 't genoegen, u elders optehangeH. Ziehier twintig franken voor de reis. Geloof me, dat zelfmoorden op 'n plaats waar gespeeld wordt, is mauvats genre. Zaagt ge 't ooit doen door effektenlui op de beurs? Beste vriend, ge behoeft het noch hier noch elders te doen. Wat dunkt u van 'n goedbezoldigde betrekking? Ik heb iemand van wereldkennis noodig, iemand die takt heeft, en verstand van zeden... 'n expert in fatsoen. Onze slenterman meende dat hy zeer goed voor de gezochte specialiteit dienen kon, en stelde z'n zelfmoord uit ïm naar den direkteur te luisteren. Deze bracht hem aan t verstand waar 't om te doen was. Sedert eenigen tyd, zeide hy, wordt de directie van de 3ank bestormd met klachten over de onverdragelyke «genengdheid» van 't Publiek, die zich zóó ver uitstrekt dat :e volgens sommigen byna overgaat in... ongemengdheid. Vtonde wordt verdrongen door demi-monde. Deze door 136 millioenen-studien. kwart-wereld, en zelfs de kwart-wereld moet een niet altyd zegevierenden stryd voeren met iets dat naar géén wereld gelykt. Heel, half, en valsch fatsoen zit in de klem tusschen allerlei önfatsoenlykheid. De Erfprinses van luttelg.au heeft naast 'n... hm, hm!... gezeten, en is byna flauw gevallen. Twee... hm, hmmen !... hebben op 't kleed getrapt van 'n maréchale de Frrrance, zoodat het mens niet zoo spoedig kon wegloopen als ze aan den rang van haar gemaal meende verschuldigd te zyn. En dit is zeer hard voor 'n maréchale de Frrrance! Ook de hertogin dan China heeft geklaagd. Een... hm, hm!... heeft haar de rateau toegereikt, en dit past toch niet, meende de hertogin. Lord sevenflower komt op voor 't fatsoen van z'n dochters. Hy heeft er zeven, en ligt dus onder zevenvoudige verplichting om zorgtedragen voor 'n zevendubbele respectabiltty. Een van z'n voorouders was keukenjongen by den Saksischen harold, en toch heeft onlangs 'n ... hm, hm!... Miss adelheidinella uitgelachen om haar malle gezicht De jonge Ladies verklaarden dat dit wel eens meer gebeurde. «Over 't geheel he did rit care a straw for it,* zei Lord sevenflower, en z'n Ladies ook niet. Integendeel, ze vonden 't prettig als men op haar lette. Maar ditmaal was de anders zoo gewenschte onderscheiding uitgegaan van wezens, die... van 'n schepsel, dat... van 'n... hm, hm! Miss adelheidinella kon in waarheid betuigen dat ze niet wist wat zoo'n ... hm, hm! ... eigenlyk voor 'n beroep uitoefende, en de andere Ladies ook niet — indeed f — maar juist daarom was 't shocking, too shocking, really too shocking! Om te weten wat voor soort van wezen zoon ... hm, hm!... is, hadden de misses minder verregaand onschuldig moeten wezen, dan ze inderdaad met dure eéden konden bezweren te zyn ... upon my falth! Maar omdat ze 't niet wisten — truly! — of althans omdat ze 't niet exactly wisten, hadden ze volkomen 't recht zich byzonder te ergeren. En dit deden de misses dan ook, alle zeven, zoo fatsoenlyk als maar eenigszins mogelyk was. Zoo sprak Lord sevenflower. De misses betuigden dat papa de waarheid gezegd had, en dat ze zich niet zoo erg zouden geërgerd hebben, als ze verdorven genoeg waren mikrokosmos. 137 geweest om te begrypen waaróm ze zich eigenlyk zoo erg moesten ergeren . . . indeed l En dan juffrouw krent, vervolgde onze direkteur snikkend en deugdzaam, zy die in haar land voorzitster is van drie genootschappen tot zedelyke verbetering van de mensen die geen leden zyn van haar genootschappen: één filanthropie I En de oude Madame *ska, geboren *witszch, die zich op den na-avond van haar leven voor 't zuurbespaard geld van een harer laatste echtgenooten, 'n piepjongen gemaal heeft aangeschaft om hem te redden uit de klauwen van 't celibaat! één offergeest! En die Poolsche gravin met haar oranje sleepjapon, afgezet met zwarte kant: één adel! En Mevrouw van der happel, die op de Keizersgracht woont in zee-assurantie, verfwaren en 'n huis met dubbele stoep: één deftigheid! En Miss lovehunqer, die 'n boek heeft geschreven over de zedelyke beteekenis van den plumpudding: één moraal! En de freules kromKRüis, die eigenmondig den paus hebben gezoend — op z'n grooten teen — één geloof! En de dames treurneep uitvindsters van de zoo algemeen toegejuichte zaügheidswedloopen met hindernissen, patronessen van 't weekblad de volmaakte en zuinige zielmodiste: één modern-religieuze ouwerwets-Iitterarische illustratie! En freule hemelgeit,' die 'n Buiten heeft, en 'n koetsier, en 'n schaapskooi en nóg 'n neef in de Kamer, en aandeel in schepen, en tantes waarvan ze met Gods hulp erven zal: één distinktie! En de barones thrSnenschlucker, de dierenbeschermster die den 'zwarten rouw aanlel - en al haar bedienden vasten liet — uit droefheid over 'n jeugdige vloo, verongelukt in haar pomadepot: één gevoel! En de douairière pretnyder, die de onnoozelheid van haar katje zoo krachtig ompalissadeerde met 'n stekelige mozaTk van glasscherven in de dakgoot: één zedelykheid! En Lady messalina darkpinCher, de afstammelinge der al te maagdelyke stovenzetster van Koningin elisabeth, die de vyf oogen van Bessy's onbescheiden stoof toekurkte met verontwaardigde hand: één kuisheid! En prinses russikoff die nooit 'n lyfeigene doodschopt, zonder er den pope byteroepen om de ziel van Hen patiënt in den hemel te helpen: één delikatesse! En 138 millioenen-studien. Madame de la maquérellerie, de goudgekettingde Maintenon van 'n bloeiend St. Cyr te Londen: één achtenswaardigheid I En de zeer invloedryke familie kappelman : één fatsoen, één soliditeit, één P. G., één deugd! Al die noblesse moet ik tevreden stellen, jammerde de wanhopige direkteur. Alles dreigt met oogenblikkelyk vertrek, indien ik de speelzaal niet zuiver van... ge begrypt me wel! Ik heb er honderd louis d'or in de maand voor over. Als wy de Erfprinses verliezen ... en de maréchale — ze staat op 't punt van wegloopen, waarachtig — en . Lord sevenflower met z'n kroost ... en de Mandarine ... en Juffrouw krent — 'n martingaliste van de verrukkelykste zwakte, 'n ware engel! — en Madame *ska, geboren 'witszch, die zoo aanbiddelyk dom op de nummers spekuleert. . . en de prinses die zoo godsdienstig haar volk doodschopt... en onze Maintenon... en de dikke Mevrouw in zeewaren en verf-assurantie... en de grafelyke oranjejurk — op m'n eer, haar droomen over de chance zyn goud van 24 karaat. . . voor de Bank! en de volmaakt zuinige wedloopsters, de heilige treurneepen. .. en Lady messalina ... en de weenende Niobe van de gestikte vloo ... en de afstammelinge van die stovenmaagd... en de kappelluI ... och, m'n waarde byna-doodgeschoten slenterman, wanneer ik al die steunpilaren moet verliezen/dan zakt m'n onderneming in elkaar! Dan ben ik 'n bedorven man I Dan zou ik genoodzaakt wezen, de twintig franken die ik u zoo edelmoedig voorschoot, terug te verzoeken, om te dienen tot reisgeld voor myzelf, reisgeld naar 'n oord waar 'n te-gronde gericht Bank-direkteur gevoegelyk sterven kan! Zoo huilde de byna-ongelukkige. En ook slenterman begon te schreien. — Dit vooruitzicht zou zeer treurig wezen, zeide hy. Maar eilieve, hoe kan ik. . . — Ja, gy kunt me redden! De hoedanigheden die u versieren, opgescherpt en veredeld nog door 't vruchteloos maar (karaktervol najagen van uw idealen op de groene tafel, maken u geschikt tot het verleenen van de hulp die ik noodig heb. Beste vriend, wilt ge m'n... zeef zvn? 148 millioenen-studien. — O, zeker! Maar . . . wie is ze? — Mevrouw rattazzi bonaparte -wyse, prinses van solms. Als ze Duitsch spreekt — haar moedertaal noemt ze zich liever: de Solms- Dat klinkt possessiever en dynastieker, meent ze. Maar ge zoudt iets over mannen zeggen ? — Nu, zóó gek tooien zich de mannen toch niet op! — Meent ge? Zie dan eens rond in de klein-wereld hiei om u heen, en in de wereld-zelf daarbuiten. Hebt ge 'i nooit op gelet, dat zy in dwaasheid zulke portretten vei teboven gaat? Onze zottin hier . . . behaagt! Zeg me nu eens, gy man, aan wie behaagt ze? Wie laten zich betooveren door haar domme kunstjes? De mannen immers! Waar zulken waren op-den-duur ter markt worden gebracht, moeten koopers zyn ! 't Schepsel heeft middel weten te vinden, zich tweemaal te doen trouwen. Tweemalen dus heeft 'n Man zich haar om den hals laten hangen, in gezelschap van al die sequinen en fladderlinten en misselyke nietigheid! Tweemalen heeft zy 'n heer der schepping weten te vinden, die zich niet schaamde urbi et orbi te bekennen: «kyk, dat is nu eens eindelyk 't waren pronkideaaltje dat ik aantrek voor levens-kostuum !»In die vrouw zal m'n zeer onsterfelyke ziel voortaan gekleed gaan, tot er de dood na volgt! Tweemaal ? Wèl als rattazzi sterft, trouwt ze nogeens. Help maar kyken! En nu sprak ik nog maar van koop. Oe vindt het misselyk, dat zoo'n bejaarde vrouw met jongelieden danst ? Wat dan te zeggen van de jongelut-zelf, die zich verdringen om dat stapeltje zotheid 'n kwartier te huren voor polka, wals, cotillon, of . . . wisseling van denkbeelden? Ge weet immers dat het onder u mensjes voor 'n groote eer doorgaat, met Madame rattazzi gedanst te hebben ? Ook in de letteren, zooals gylieden dat noemt heeft ze naam. Ze heeft boeken en boekjes geschreven, die zeer worden gevonden doordeheeren der schepping. Waarlyk, de mannen dragen de schuld van alles wat men aan de vrouwen verwyt. Zy zyn het — de mannen, hoort ge! — die .behoefte hebben aan emancipatie ! Dat aandringen op 't vrygeven van negers en vrouwen, MIKROKOSMOS. 149 is 'n pover dekmanteltjen om den toestand te verbergen van witte slaven, en . . . eigen nietigheid. Uw mikrokosmische beschouwingen van zoo-even zyn weer. . . manne/vAr-eenzydig. Dat de exemplaren van 't meer opgeschikt geslacht, die uit alle oorden van de wereld op zoo'n badplaats by-een komen, inderdaad kurieus zyn, zal wel waar wezen. Maar . . . door wie wordt dat geslacht «het schoone» genoemd? Wie bederven het door bespottelyke, en nog niet eens welgemeende, aanbidding? Kinderachtigheid, ydelheid, gemaaktheid, onkunde, hoovaardy, preutsheid, smakeloosheid... al deze fraaie eigenschappen der vrouwen van de dusgenaamde Wereld — en je boerinnen zyn geen haar betert wedyveren zegevierend in uitbreiding en invloed met gelyksoortige hoedanigheden der schepsels van allerlaagste soort. Maar nogeens. . . wie willen dit zoo ? Aan wie behaagt men daarmee ? Wie laten zich door dat alles aantrekken en . . . vangen ? Wie deelen de prijzen uit, op deze kermis van dwaasheid? De mannen immers ? Al wat ge de vrouwen ten-laste hebt gelegd, komt wel beschouwd neer op Leugen Ze pronken met 'n houding, met 'n gang, met vormen, die ze niet hebben. En ook. de indruk dien ze door dat alles willen geven van haar ziel, is onwaar. Het meest passend devies voor die eene helft van uw geslacht, zou wezen: «Ik lieg.» Maar... de andere helft ? Dagelyks en overal geeft ze blyk genoegen te nemen met die onwaarheid, moedigt haar aan, is daarvan de voortdurend opwekkende, aanmoedigende oorzaak. Vrouwen zyn waarlyk niet meer dan mannen tot leugen geneigd, en zouden waarschynlyk — al was 't dan maar gemakshalve — niets liever zyn dan oprecht en eenvoudig, maar. . . wanneer nu eenmaal verdraaidheid van ziel en lichaam gewild is op de koopen huurmarkt, waar de smaak behandeld wordt door 't volkje dat de koorden van de beurs in-handen heeft, door de mannen . . . wat dan ? — Laat de vrouwen beginnen. . . — Ei I Nu zouden op-eens de arme schepsels moeten voorgaan, nul En ze moesten altyd zwygen in andere 150 MILLIOENEN-STUDIEN. zaken die voor belangryker worden uitgekreten. . . tenonrechte wel-is-waar, maar gy mannen méént toch dat uwe geleerdheidjes, en wetenschapjes, en politiekjes, en vertoogjes, en krantenpraatjes, meer beteekenen dan vodden en lappen Geloof me, laat de vrouwen ydeltuiten blyven. De mannen zouden 'n al te gek figuur maken, wanneer dit veranderde. . . Semi-ur liet hierop z'n zakdoek vallen, en wandelde achteloos voort, alsof hy 't niet bemerkt had. Een heer met zilverwit haar en 'n allerdeftigst voorkomen, waarschuwde hem: — Pardong, m'sieur, fóire mouchewaar i Waarom of waarvoor de man «pardon* vroeg, kan ik niet zeggen. Hy had dit zeker van Franschen gehoord, en meende dat het mooi stond. Misschien ook dacht hy dat zoo'n gekke slingerslag thuishoorde by z'n deftigheid en menigvuldige ridderschappen. Want z'n borst was bezaaid met lintjes. De scherpzinnige gnoom bedankte koeltjes, en fluisterde my toe: dit is nu 'n man ... let op! Hy heeft allerlei verdiensten — 't blykt immers ? — en. . . veel honger. Spreek eens met dien respektablen heer. Nu, de man wou niet liever. We vernamen terstond dat tiy Obergeheimrath was, en zeer hoog stond aangeschreven by allerlei vorsten en autoriteiten, waarvan-i de bewyzen 3p z'n rok droeg. Eens had-i behoord tot het gevolg van n buitengewoon ambassadeur, die heel genialig aan Prinses X was komen boodschappen hoe altergenadigst Prinses Y sich verwaardigd had te bevallen van 'n jongetje: 'n groen intjel Ook was hy sekretaris geweest van den vernufteing die dat schoone rapport had ingediend over 't kostuum ier veldwachters: 'n rood lintje! Hy had uitgerekend be- MIKROKOSMOS. 151 huwdneef te wezen van den stationchef, die by 't doortrekken van zekere Hoheit, zoo bliksemsnel 'n fleschjen Eau des Carntes by-de-hand had, toen de bonne der prinses haar kleinen vinger had kunnen schaven aan den kruk. van 't portier: 'n purper lintje I Z'n moeder had het kindje gezoogd van de min eener dame die op 't punt had gestaan min te worden van . . . o hè, 'n melkwit lintje 1 Zoo droeg onze man de veelkleurige blyken van allerlei verdiensten - zonder uitzondering van dezelfde soort — op z'n zwoegende borst. Maar juist vandaag — niemand is ter-aller-ure wys! had-i de gekheid begaan, 'n gladverkeerde figuur op de roulet natejagen, en... daarom voelde hy zich nu genoopt tot de vraag: waar de heeren gewoon waren te dineeren ? Semi-ur antwoordde: — By den bakker, Herr Graf! Daar kan ieder te-recht die 'n grosche in z'n zak heeft. En water kunt ge aan de Faulbrunnen om-niet krygen. 't Stinkt 'n beetje, njaar dit mag U niet hinderen, Herr Graf! De man droop af. — Moet het niet 'n zonderlinge vrouw zyn, ging m'n geleider voort, die voor zoo'n wezen niet goed genoeg is ? Zouden haar lintjes gekker staan dan de zynen ? Van zulke «heeren der schepping» is ... de schepping vol. En die kerel is nog geenszins de ergste ... hm, dit is de vraag! De heerschappy der bekroonde nietigheid benadeelt de Maatschappy meer dan misdaad. Een balk met kwasten en spleten is bruikbaarder dan vervuurd hout, en tygers richten minder schade aan dan witte mieren. Bovendien, tygers zyn zeldzaam. Uw-lieder . . . beschaving doet ze verbasteren in hyenaas en jakhalzen. Ziet ge ginds den man die zoo aandachtig naar den grond kykt ? Ge meent dat-i herborizeert? Volstrekt niet, hy bepeinst 'n schurkenstreekje. Z'n tegenwoordige betrekking is aspirant-roover mit Umstdnden. Maar hy is 'n knoeier in 't vak, dat zult ge zien. Even als onze Herr Graf van zoo-even, is-i z'n geld kwyt. Hy heeft reeds 'n dozyn infaülible systemen den nek gebroken, 154 MILLIOENEN -STUDI EN . — Juist I rekenen is hoofdzaak, verzekerde z'n negatief tegenstandertje. Zie naar myl Ik kronkel me bevruchtend om 'n kameraadjen, en we maken minus tot plus. Doe dit ook. Dat is: schep waarde I voegde Semi-ur er by. En hy zag me vriendelyk aan, als om my 'n wenk te geven dat z'n vermaning geen spotterny was. — Schep waarde, herhaalde hy. Dit doen wy ook, en daarom heeten wy gnomen, wetersf En daarom wierp u de groote fancy-attfyxy in den kuil. — Maar ik weet nog altyd niet! Ik ben géén gnoom. Ik ben maar. . . — 'n Mens, nu ja! Veel byzonders is dit niet! Maar dit weet ge toch, dat twee maal twee. . . O, lieve hemel! Daar was 'tweer! — Ja, ja, twee maal twee is vier! Dat weet ik, goddank ! — Dan kunt gy ook weten dat byv. het verkrygen van geld. . . — De eenvoudigste zaak van de wereld is, snauwde ik hem toe. — Gewis! Wie behoorlyk voortbouwt op den onbedriegelyken grondslag van het twee maal twee, wordt gelukkig, deugdzaam, en zelfs — wanneer hy dit verkiest, maar 't is byzaak — ryk! — Geestelyk, zedelyk, figuurlyk . . . connu! Maar prellmayer eischt betaling in andere munt. — Ook in uitsluitend-prellmayerschen zin, kan iemand die zekeren rang bekleedt in 't Ryk der gedachten, z'n doel bereiken. Het winnen van millioenen is gemakkelyker dan 't schryven van Millioenen-studien, overschillig of ge die beide woorden al dan niet verbindt met 'n streepje. Al de Prellmayers van de wereld zouden niet; in-staat zyn één mikrokosmos. 155 der bladzyden te leveren, die gy moet afstaan voor 'n ryksdaalder. . . Nederlandsen courant- Maak de Prellmayery beschaamd op haar eigen terrein. Qe moet het kunnen, dunkt me, wanneer ge dit doel voor 'n oogenblik aanneemt als hoofdzaak. — Maar, beste Seml-ur, het is my hoofdzaak, my en de velen die van m'n slagen hun heil wachten. Ik smeek u, help my aan de middelen I — Dat kan niet. Wy gnomen maken yzer, en gy hebt goud noodig. Doe als wy . . . — Met yzer ben ik niet geholpen. — Doe als wy! Op bevel van logos voegen wy de aanwezige bestanddeelen, waaruit yzer worden kan en worden moet, by elkander. Zoek en voeg by-een, wat er noodig is om goud te maken. En nu . . . De kring der gnomen werd al dunner en dunner. — Om-godswil, Semi-ur, verlaat me nietl De Meester — uw meester ook, immers? - had my hulp toegezegd.' Is dan zyn keizerlyk woord. . . bedrog ? — Wat keizers doen of laten, doet niet ter-zake. Maar bedrog is er niet in 't woord van den Meester der geesten. — «Dem kann geholfen werden /» heeft hy beloofd.... — Dem kann geholfen werden, inderdaad ... als looos het toestaat. Hebt gy u tot logos gewend? Zonder hèm zyt ge niets I Gy niet. De Meester niet. Wy niet. Niemand, en . . . niets l — Maar is dan dichterlykheid 'n leugen, één leugen? — Zonder loqos, ja I Mèt logos, neen IJ — Vervloekte fantazie! — Mens, laster fancy niet! Ook in 't allerkleinste is ze machtig boven alles! — Wat baat me haar macht, als ze die' niet aanwendt ten-mynen-behoeve ? — Dit mag ze niet op de manier die gy in uw domheid haar zoudt voorschryven. Ze levert geen . . . elfje meer — 156 millioenen-studien. ook aan U niet, hoort ge! — dan de onverbiddelyke recht vaardigheid der boekhouding van het zyn toelaat. Gyzel hebt uitgerekend dat dit zoo wezen moest, omdat nocl Speelbanken noch. . . Werelden zouden kunnen bestaan bj de geringste afwyking van het korrekte. En zoudt ge nt vorderen dat Zy om-uwentwil zichzelf niet was? Dat Zy de trouwe, de logische, de exakte. . . — Doch welk nut geeft me zoo'n . . . negatief rezultaat' — Misschien was de bedoeling, uw oordeel te scherper tot waardeering van wat gy mensjes: pozitief noemt. — Maar de Prellmayers zyn nu eenmaal zulke mensjes — Gy ook! Pas daarom uw gaven toe op menselyk< zaakjes. Ze mogen u niet vreemd zyn. Doe vooral haai de grief niet aan, dat haar beschermeling, op welk gebiei dan ook, lager zou schynen te staan dan . . . anderen. Oefet uw denkvermogen, let op, reken, vergelyk, kristallizeer breng 't vereenigbare tezamen, en houd daarby vooral dei raad Van o* in het oog. Doe uw dichtersplicht door ' scheppen van waarde die gangbaar is. . . zelfs op d< markt van de Prellmayers en konsorten! Zy gelast he u . . . vaarwel! Helaas! Troosteloos wierp ik my ter-aarde, verborg m'n voorhoofd in 't gras, en smeekte. . . De gnomen waren verdwenen, en ik bevond my alleer met me-zelf en m'n verdriet. Ach, 't was waar geworder wat ze voorspelden: ikzelf maakte in myn mikrokosmos 'i allerdroevigste figuur! waarde in rekening. 139 — Het woord beteekent: weter, naar ik hoor. Helaas, ik heb weinig van hen geleerd ! — Dit zou dan uw eigen schuld zyn. Ze spraken duidelyk genoeg. Ik begryp niet hoe hun taal onbegrypelyk voor u was. Ben je misschien te. . . geleerd, te verboekt, voor 't eenvoudige ? Leer dan wat af, en tracht intezien dat het geleidelyk voortbouwen op 'n stevigen logischen grondslag. . . — Maar. . . gy kunt niet oordeelen, omdat ge myn behoeften niet kent. — Zyn uw wenschen billyk? — Ja. — 't Zou al heel zonderling wezen, indien de bevrediging van billyke wenschen niet kon bereikt worden langs geleidelyka'n weg. Zóó immers arbeidt ook de Natuur. Ze schept voirtdurend iets nieuws door 'n oneindige afwisseling van samenstelling, en elke nieuwe figuur die ze voortbrengt, is 'n noodzakelyk gevolg van de hoedanigheid der vorigen. Om dezen wenk te begrypen, is slechts de exakte toepassing noodig van de grondwaarheid . . . — Ja, ja, van de waarheid die me tot vervelens toe verkondigd werd onder den grond I Zeg me liever — als ge dan inderdaad. . . niet adolf zyt — ik keek hem schuins aan zeg me liever, vanwaar ge my kent? Leest ge misschien m'n Ideen? — God-bewaar-me. Lezen doe ik nooit. Ik ben 'n praktisch mag, die er z'n eigen ideen op nahoudt. En . . . wat m'n schuld aangaat, ik ben 'n oom van staccata. Ge hebt haar lief behandeld in '56, toen ze nog niet gesetzt was, als nu. Waarom wildet ge haar onlangs niet kennen ? Ze had u graag de hand gedrukt. 'tls waar ook. Ik herinnerde my nu eensklaps dat staccata tot het klein getal meisjes behoorde, dat ik by-ongeluk onverleid heb gelaten. En haar oom scheen beter dan ik te weten wat ik op dien toren tot haar gesproken had. . . De lezer herinnert zich immers dat ik by die gelegenheid door 'n aanval van kiespyn of kramp gekweld werd ? 160 millioenen-studien. — Maar dit is niet ons eenig punt van aanraking, ging . . . Johann voort. Ik heb u nogeens gezien, by-nacht, 'n oogenblikje maar. Ook toen waart ge bezig met het oprichten van iets dat overhelde naar 'n verdrietigen val. Ja, ja, dacht ik. Zeker weer 'n deugdzaamachtige kiespynhistorie! Want we zyn nu eenmaal zoo, dat we niet gaarne iets verkeerds nalaten als 't eenigszins anders kan. — Neen, kiespyn hadt ge niet. . . — Ik heb geen woord van kiespyn gesproken . . . — Zoo? ik meende dat ge u beriept op 'n voorwendsel ' ter verontschuldiging van iets goeds. Dit behoeft niet. In '66 woonde ik aan den Ryn. tusschen Ehrenbreitstein en Lahnstein, niet ver van Pfaffendorf. . . — Heb ik u daar gezien? — Neen, maar ik U wel. Ik bespiedde u, toen gy in die buurt eens 'savends laat bezig waart met schennis van de Pruisische majesteit. Ik riep u uit den heg myner woning toe: waarde in rekening! Zeg me nu wat ik voor u doen kan ? Er ging my 'n licht op. By zekere zeer byzondere gelegenheid, had ik inderdaad eens die zonderlinge woorden meenen te verstaan. En . . . alweer was alles in alles. M'n goedige nieuwe kennis roerde hier 'n punt aan, dat even als z'n trekken my herinnerde aan den adolf uit m'n droom, of wat was het ? Inderdaad, ik had eens in '66 . . . Ziehier de kleine historie, die tevens verklaart waarom ik in de onderwereld zoo buitengewoon vriendelyk was ontvangen geworden. O, scherpzinnige fancy. In den zomer van genoemd jaar woonde ik te Coblentz ... als 't wonen heeten mag, het zwerven waartoe ik ver- 162 MILLIOENEN-STUDIEN. soldaat. En op de paarduizend anderen die hoerah! riepen by z'n heldenfeit. De arme paal waggelde. Ik moet erkennen dat het ding podagreus was, en dat het weldra, ook zonder den soldaat die met z'n onverschrokkenheid de logische volgorde der zaken 'n beetje te-hulp kwam . . . Vergeef me, verstandige lezer, ik had eens in alle stilte dien paal weer overeind gezet, en rondom vast toegestampt met aarde. Was 't 'n fout ? Was 't 'n deugd ? Ik geef 't niet voor deugd. Maar wie 't 'n fout noemt, wordt uitgenoodigd z'n deugden te laten zien. Hoe dit zy, ik dééd het En dit wist m'n nieuwe kennis, 'n Nassauer patriot, naar 't scheen. Want: waarde in rekening I had hy geroepen. — De paal is niet geheel verdwenen, zeide hy. Ze wordt . . . ergens bewaard. Men moet nooit oude grenspalen wegwerpen. Al wat geweest is, kan terugkomen, en veel er van zal terugkomen. Uw poging baatte niemand of niets, maar gaf getuigenis van 'n aandoening die ik gaarne zie, en daarom: waarde in rekeningl Kan ik u van dienst zijn ? Spreek vry uit. — Vooreerst wou ik gaarne de rekening van Herr prellmayer betaald zien. — Hoe hoog is die? Wees niet beschroomd, want ofschoon ik-zelf geen geld heb . . . Dan helpt me z'n aanbod van hulp bitter weinig, dacht ik. En, verstoord, noemde ik 'n onmogelyke som. . . duizende millioenen. — Dan moet ge met 'n eerste millioen aanvangen, zeide hy zeer kalm. Alle duizenden worden van één af geteld. De grootste dingen zyn van geringe afkomst. . . parvenus, waarde in rekening. 163 als gy en ik. Er is 'n tyd geweest dat men 'n mikroskoof zou noodig gehad hebben om ons te zien. Er was iets sarrigs in deze woorden. Hy scheen niet t« willen opmerken, dat ik m'n eisch slechts zoo buitensporig hoog stelde om lucht te geven aan wrevel. — Ja, ja, ging-i voort, de prellmayers maken hooge rekeningen 1 Dat is hun vak. Welnu, betaal den man I Ik keerde me knorrig van hem af. Waarom my voor gek te houden. Wat beteekende zóó'n waarde in rekening? — Hoor eens, zei ik, toen ik die paal stutte. . . — 't Ding was verrot. Het moest vallen. . . . toen poogde ik de laatste levensdagen van dat symbool te verzoeten. — Juist I zooals iemand die 't kussen van 'n stervende opschudt, al weet hy dat de arme drommel bezwyken zal. Daarom zei ik: waarde in rekening! «Zoo wat gy den minsten myner palen gedaan hebt. . . — Laat me met rust! riep ik. De Prellmayers maken 't me lastig genoeg. Is 't u misschien, als dien Graaf van zoo-even, om 'n maal eten te doen ? Hebt gy gespeeld ? — Neen, 'n speler ben ik niet. Ik ben 'n denker. En gedineerd hèb ik. Wees toch niet boos omdat ge my niet begrypt. Dit I» myn schuld niet. — Maar.. . ook ik ben 'n denker. — Stel dan prellmayer tevreden. — Ik begryp 't verband niet. .. — Dat is juist de fout. Uw plicht en roeping is, wèl verband te begrypen, en de millioenen by elkaar te denken, die ge voor de Prellmayers noodig hebt. Een paard ver- 164 millioenen-studien. dient den haver met schoft en pooten. Een koe, haar grai met de melk die ze geeft. En gy, mens, d. i. denkdier, kun en moet betalen met gedachten. — Maar, eilieve, sedert jaren schreef ik ideen! Indiet ik Franschman, Engelschman of Duitscher was, zou il ryker zyn dan alle Prellmayers van de wereld. Maar Hol land is 'n klein land, en kan z'n schryvers niet dan me moeite in 't leven houden. Men betaalt me niet het non derdste deel van wat in 't buitenland wordt genoten doo schryvers van lageren rang dan den mynen. ') — Kan dit anders? — Misschien niet. Maar diezelfde landgenooten hebber toch millioenen over voor 'n oorlog, welks oorzaken hui onbekend zyn. Diezelfde landgenooten verspillen toch schat ten in spoorwegen, viel Amerika en Rusland . . . naar dt maan. Daarvoor schynt wèl geld in 't land te zyn.' — Zulke domheden zyn hun eigen schade, en dat is hüi zaak. Denk gy uwe eigen millioenen by elkaar. Gyzelf heb gezegd: «wie denkt, overwint!» Overwin1 Was dat nu de hulp die hy me toezei ? En vanwaar it zyn mond, dat aanhalen van 'n gezegde dat hy uit myr werken geput had? Hy die niet las, naar z'n zeggen. — Er moet 'n fout in uw gedachtenloop wezen, gin§ hy voort, 'n rekenfout. Zeg eens, waarmee hebt ge u der laatsten tyd bezig gehouden? *) De Babagas van Sardou, 'n gelegenheidsvodje zonder de minste letterkundige waarde, heeft volgens gespecificeerde opgave in de Figaro, den schryver 'n jaarlyksche kintb opgebracht van zesmaal 't honorarium dat ik — in-weerwil van de in edelmoedigheid overgaande loyauteit myns uitgevers— voor Vorstenschool ontving. En dan wordt 'n Hollandsche schryver, zoodra hy zich verstout minder armzalige prullen voorttebrengen dan... sommige anderen, nog uitgescholden, belasterd, in den ban gedaan, op den koop toe! En men durti nog spreken van «Neerlands Letterroem /» En men zou nog vorderen dat 'n auteur zich schikte naar de eischen van zoo'n Publiek! Dit is wat veel gevergd, m'nheer Kappelman! praktykj 177 zou le moindre grain de mil eiken lezer die millionair worden wil, aangenamer geweest zyn. Wy voor ons, zyn vast overtuigd dat elke burger van den Staat met edelmoedige vreugd den vollen winkelprys zou betaald hebben van 'n werk, waarin men duidelyk de middelen vond aangewezen om millioenen te winnen. Maar zoolang de auteur zelf geen blyk geeft, die middelen le kennen . . . — Deze aanmerking is zoo heel ongegrond niet, zei m'n sbirre, terwyl ze my met haar tang heen-en-weer schudde. Wat anders I Een der medereizigers beweerde dat-i op z'n spoorkaartje zonderlinge dingen had te lezen gekregen, 't schenen uittreksels uit zeker werk, dat onlangs verschenen is: «Wie denkt overwint)* (idee 952). Een ruk met met de nyptang. «Door logisch voorttebouwen op den stevigen grondslag dat 2 X 2 = 4 is, wordt men gelukkig, deugdzaam, en zelfs — maar dit is byzaak — rijk.» Een ruk met de tang. En: «ben je nog niet wakker ?» vroeg m'n beulin. «Schep waarde! Dit moet de dichter kunnen.* Een ruk 1 En: «marmot!» schold ze. Millioeoen-Studlen. 12 178 MI LLIOEN EN-STUDIEN. «Niets is poëtischer dan de waarheid . . . — En dan de werkelykheid alzoo, mompelde m'n ong< nadige begeleidster. Ga voort I «Wie in de waarheid, in de werkelykheid, geen poezi vindt ... — Precies I En wie de kans ziet, z'n poëzie tot Werkt lykheid te maken . . . . . . zal steeds 'n sober poëet je blyven.» (idee 288\ — Zóó is het! Ga voort. Wie. overigens ter-goeder-trouw meent dat 'n dicht ei ontbloot zou zyn van gezond verstand. . . — En van praktischen zin! . . . heeft 'n opvatting van het dichterschap, die niet van zyn gezond verstand en van zyn praktischen zin getuigt. Een Dichter is volkomen tn-staat, het hoofd te bieden aan «mannen van zaken» op hun eigen terrein. By zulke gelegenheden zou er kunnen blyken, hoe gering de waarde is van vak-routine tegenover 'n schranderheid die gescherpt werd door aanhoudende oefening in algemeenheid van opvatting, (idee 1068) praktyk! 179 — Zeer goed! Wat anders! «Minus-waarde kronkelt zich bevruchtend om 'n negatief kameraadje. . . O God, ik begon te begrypen. Smeekend hief ik de handen omhoog. — Ik geloof waarlyk dat m'n arrestant wakker wordt, zei de zonderlinge poltzei-vxoxm. En ze ontboeide m'n lippen. Een pen, 'n pen, schreeuwde ik, 'n koninkryk voor 'n pen! — Eindelyk! zei. . . Johann Muller, of Schultze of Meyer, of. . . Adolf, of Semi-ur, of... o God, was Zv het? — Fancy! — Hm! M'n eigenlyke naam is logos. Schryf! Spoorweg, medereizigers, policie, nyptang. . . alles was verdwenen. Ik zat gerust op nummer 32 in den bekenden Gelen Adelaar. En hans schlungel kwam me papier, pen en inkt brengen. Hy beweerde stokstyf dat ik er om gevraagd had. — Und gleich wird Jemand von der Drückerei hier sein. — Wat? Waarvoor? 180 millioenen-studien. — Weil der Herr es so befohlen haben. Sie wolten etltgi etwas drücken lassen, sagten Sie. Inderdaad? O fancy! — En ... je tuchthuis? — Der Herr belteben zu spassen. ln-godsnaam I Ik was moe van duivelsche goochelarj en schepte adem Zy dikt eerde. Ik schreef. . . Op 't oogenblik dat de lezer deze regels in-handen krygi is de volgende cirkulaire verspreid in alle landen van d wereld. aan zyn excellentie DEN MINISTER VAN BINNENLANDSCHE ZAKEN te Mynheer de Minister! Het heeft myn aandacht tot zich getrokken, dat zoowe de Gouvernementen, die by de exploitatie van Spoor wegen geïnteresseerd zyn, als Partikuliere Maatschappyei en Ondernemers die zich belasten met het vervoer vai Reizigers e