van het bevel. kopor, koffer. imi- aanw. voornw. deze, dit. bawa, brengen. ka, of ke, voorz. naar. dalam, bijw. binnen. kedalam kamar, naar binnen in de kamer. kamar toewan, meneer's kamer; in 't maleisch : ontbreekt een beleefde vorm voor het pers. voornw. 2e pers.; om niet te tutoijeeren wordt de aangesprokenen genoemd bij een titel., berapa, hoeveel; nomor berapa, welk nummer. Apa, wat; in vragende zinnen beteekent het: is 't dat.... ? apa kamoe bisa angkat, is 't dat jij kunt dragen ? bisa, kunnen, in staat zijn. angkat, oplichten, dragen. sendiri, bijw. alleen. herat, zwaar. sekali, ten eenenmale, zeer, erg. herat sekali, zeer zwaar. nanti, straks, aanstonds; een van de woorden, waarmee de toekomende tijd aangeduid wordt. saja, pers. voornw. ie pers. sama, voor zots. tot aanduiding van allerlei betrekkingen, met, aan, benevens, enz; djongos, jongen,, mann. bediende. boekan, ontkennend bijw. van modaliteit: boekan itoe, dat is 't niet. nama, naam. nja, bezitfc. voornw. 3e pers. zijp, haar. namanja, zijn naam. namanja djongos toewan, meneers jongen zijn naam. panggil, roepen. dia, pers. voornw. 3e pers. ; hij, zij. panggil dia, roep hem. ! itoe, aanw. voornw. die, dat. saja, ook ons toestemmend bijw. ja. temdn, kameraad, makker. moei bezitt. voornw. 2e pers., temanmoe, jouw kameraad. tarok, zetten. bawah, onder. tempat, plaats. tidoer, slapen. tampat tidoer, slaapplaats, bed, couchette. lamanja, gedurende. berlajar, zeilen, een zeereis doen. djaga, waken, zorgen. njonjah, Europ. getrouwde dame; ook chineesche vrouwen' worden met njonjah betiteld. II Op reis. Hebt u mij geroepen, Meneer ? Ja, Mevrouw kan niet aan tafel komen, breng haar wat eten boven. Wat wil mevrouw hebben ? Mevrouw vraagt twee sneedj es brood met boter en kaas. Is er beschuit ? Ja, Meneer. Breng ook twee of drie beschuiten; Ook met boter ? Met boter. Vergeet niet een kop thee. Wil Mevrouw niet nog wat anders ? Wat is er nog meet ? Jam, koek, rookvleesch, haring. Zijn er geen vruchten ? Jawel, Meneer, appelen en druiven. Breng dan ook een appel en een tros druiven op een ander bord. Moet ik 't dadelijk brengen ? Pelajaran (= zeereis).' Apa toewan panggil saja ? 1 Ja, Njonjah tida bisa doedoek mèdja, bawakan makanan keatas. Njonjah soeka apa ? Njonjah minta roti doewa potong dengan mentêga dengan kèdjoe. Apa ada beskoeit ? Ada, toewan. Bawa djoega beskoeit ba-' rang doea tiga bidji. Pakai mentêga djoega ? Pakai mentêga. Djangan loepa tèh semangkok. Apa njonjah tida soeka lain roepa ? Ada apa lagi ? Djèm, koeë, daging asap, ikan haring. .Apa tida ada boewah-boe* wah ? Ada, toewan, boewah appel dan boewah anggoer. Bawa djoega boewah appel satoe bidji dan boewah anggoer setangkai pakai piring lain. Apa saja bawa sekarang ini ? Ja. Zijn mijn schoenen al schoon. I Ja, Meneer. Ik heb ze ge[ smeerd en gepoetst. Uw [ kleeren zijn ook afget borsteld. [ Ik wil gaan baden. Is er zoet water^m^de badi kamer ? Ik geloof het wel, Meneer. maar als het er niet is, roep u dan den jongen, I die voor de badkamers moet zorgen. [ Waar is hij ? [Hij is altijd heelemaal achter. ["Sorg jij voor de badkamers ? Ja, Meneer. [Is er een badkamer open ? [Deze hier is vrij. Is er al zoet water in ? Ik heb de emmer juist gevuld. Ja. Apa Sepatoe saja soedah beresih ? Soedah, toewan. Soedah saja semir dan sikat. Pakaian toewan djoega soedah disikati. Saja maoe mandi. Apa ada ajer tawar dikamar mandi ? Saja kira ada, toewan, tetapi kalau tida ada, baik toewan panggil djongos, jang djaga kamar mandi. Mana dia ? Selaman ja dibelakang sekali. Apa kamoe djaga kamar mandi ? Saja, toewan. Apa ada kamar mandi iang kosong ? Im kosong. Soedah ada ajêr tawar ? Embèrnja saja baroe isi. Aanteekeningen. bawakan, afgel. van bawa, beteekent breng hem of [ haar (in dit geval njonjah) . . . atas, bijw. boven. soeka, lusten, prefereeren. \minta, vragen, verzoeken. roti, brood. potong, sneedje, stuk. mentêga, boter. dengan, voorz, met, benevens. ada, zijn, aanwezig of tegenwoordig zijn. barang doewa, tiga bidji, zoowat twee of drie stuks. bidji, eigenl. pit, in gebruik als hulptelw. in de beteekenis van stuk. pakai, gebruiken; pakai mentêga, letterl. er wordt boter bij gebruikt. djangan, bijw. van modaliteit, een verbod uitdrukkende ; djangan loepa, vergeet niet, djangan datang, kom met. mangkok, kopje; semang- kok, een kopje. lain, ander. roepa, soort. lain roepa, andere soorten, dus: iets anders. lagi, meer. daging, vleesch. asap, rook. daging asap, rookvleesch. ikan, visch. boewah, vrucht. anggoer, wijn. boewah anggoer, druif. tangkai, takje, tros. setangkai, een tros. piring, bord. sekarang, dadelijk. sekarang ini, nu op dit oogenblik. sepatoe, schoen. soedah, reeds, al. bërësih, schoon, zindelijk, rein. sikdt, borstel, schuier. pakaian, afgel. van pakai, hetgeen men gebruikt: Ueeding, costuum. disikati, afgel. van sikat, di duidt den lijdenden vorm aan. disikati, zijn afgeborsteld geworden. maoe, willen, van zins zijn. mandi, baden. ajêr, water. ajër tawar, zoet water in tegenstelling van ajër: asin, zout water. kamar mandi, badkamer. kira. denken, meenen, veronderstellen. baik, goed. baik toewan panggil djongos, U doet goed den jongen te roepen. mana, vragend bijw. waar. belakang, bijw. achter. èmbèr, emmer. baroe, bijw. juist, pas, zoo net. III. Op reis (vervolg). Jongen, zet een speeltafel klaar. Waar, Meneer ? Op een windvrije plaats. Ik zal zè achter de rooksalon plaatsen. Goed. Vraag een spel kaarten. Hier zijn de kaarten, Meneer, moet ik ook fishes klaar leggen ? Ja. Zet dan vier stoelen om den tafel. Alles is klaar, Meneer. Goed. Haal mij een glas kwast. Met veel of weinig suiker ? Niet te veel citroensap, met twee lepeltjes suiker. Waar moet ik het glas zetten, Meneer ? Daar, op den stoel. Het is hier zoo zonnig, kan dat zeil daar niet neergelaten worden ? Ik zal het den kwartiermeester vragen. Pelajaran (samboengan) I Djongos, sediakan mèdja main. Dimana, toewan ? Ditèmpat jang tida ada angin. Saja taroh dibelakang rooksalon. Baik. Minta kartoe main sepasang. Ini kartoe toewan; apa toewan soeka saja sediakan ikain main djoega? Ja. Laloe taroh koersi ampat keliling mèdja. Samoewa soedah sedia, toewan. Baik. Ambilkan ajêr-djeroek seglas. Pakai goela banjak atau sedikit ? Ajër djeroeknja djangan banjak-banjak, dengan goela doewa sèndok. Glas taroh dimana, toewan ? Disitoe, diatas koersi. Disini terlaloe panas, apa lajar itoe tida bolêh ditoeroenkan ? Nanti saja tanja kwarter- mèster. Aanteekeningen. ikan, visch. main, spelen. mèdja main, speeltafel. angin, wind. jang tida 'ada angin, waar geen wind is. I kartoe main, speelkaarten. pasang, stel, paar. ini, aanw. voornw. deze, dit. laloe, vervolgens, dan. I koersi, stoel. keliling, rondom. fkeliling mèdja, om de tafel. samoewa, alles, allen. ambil, halen, nemen. ambilkan, haal voor mij. ■' ikan main, fishes. . djeroek, hmmetje, citroen. '\ ajër-djeroek, citroensap, kwast. banjak, veel. sedikit, weinig. djangan banjak-banjak, niet te veel. : sèndok, lepel. sitoe, bijw. daar. Idisitoe, daar op die plaats. diatas koersi, boven op den f stoel. sini, bijw. daar. tertaloe, buitensporig, erg. y>anas, warm. I .tertaloe panas, te warm, I erg warm. lajar, zeil. itoe, aanw. voornw. dat, die. toeroen, neerdalen, neerzakken. toer oenkan, doen zakken, neerlaten. ditoerenkan, neergelaten worden. tanja, vragen in de beteek. van informeeren. bilang, zeggen, vertellen. doeloe, eerst eerder. kita-orang, pers. voornw. ie pers. meerv. wij. toenggoe, wachten. lama, lang van duur. masih, bijw. nog, nog aan den gang. soerat, brief. kata, zeggen, mededeelen, praten. katanja, zijn zeggen, dus : hij zegt. kapan, vragend bijw. wanneer. kelar, ons woord klaar. seperempat, een kwart. djam, uur. seperempat djam lagi, over een kwartier. lagi beteekent hier: nog, er bij ; kasi doewa gelas lagi, geef nog twee glazen; sekali lagi, nog eens. kasih, geven. heen gaan, anders wordt | het aangehouden. Waar is dat kantoor ? Als u van boord gaat, links, twee hangars voorbij, dicht bij een ijzeren poort. Sta je er voor in, dat het j goed niet achterblijft ? , Wees er niet ongerust over, ; Meneer. Hoe wordt het van het station stad naar het hótel gebracht ? Daar wacht een kar van 't hótel op het goed. Aan welk station stappen wij af ? Er zijn immers twee stations ? Aan het station S.S. Moet ik niet voor het goed betalen ? Dat betaalt u later, alles komt op de rekening. In de stad moeten we zeker met de tram gaan ? Dat behoeft niet, Meneer, het is beter met het - rijtuig te gaan, dat daar wacht. Goed. Dan gaan wij nu. sana, Kalau tida, barang ditahan. Mana kantor itoe ? Kalau toewan toeroen dari kapal, disebelah kiri, liwat hangar doewa dekat pintoe besi. Apa kamoe tanggoeng, barang tida katinggalan? Djangan koeatir, toewan. Dari station kota keroemah makan barang itoe dibawa bagaimana ? Disana ada grobag roemahmakan boeat moeat barang. Kita-orang toeroen di-sta- tion mana ? Ada station doewa, boekan ? Distasioen S.S. Apa saja tida bajar ong- kos barang ? Itoe toewan bajar bèsok, samoewanja ditoelis di- rekening. Dikota krta-orang tèntoe naik trèm ? Tida oesah, toewan, lebih baik naik kerèta, jang toenggoe disana. Baik. Kita-orang berangkat sekarang. V. Een baboe, die zich aanbiedt. Goeden morgen. Mevrouw, ik hoor, dat u een baboe zoekt. Ja, ik zoek een baboe voor binnen, die de kamers doet en het kindergoed ; verstelt. Ik heb lang als binnenmeid gediend bij mevrouw B. Ook als kindermeid kan I ik dienen. Bij wie heb je 't laatst gediend ? Bij mevrouw N. op Kra- mat. Waarom heb je dien dienst verlaten. Ik ben drie maanden ziek geweest, daarom heeft mevrouw een andere baboe genomen. Wat heeft jou gescheeld ? Zware koorts. Ik was zoo verzwakt, dat ik niet staan kon. Ben je nu heelemaal genezen ? Ja, Mevrouw, ik ben nu weer zoo sterk als vroe- . ger. Baboe tjari kerdjaan. Tabëh njonja, saja dengar njonjah tjari baboe. Ja, saja tjari baboe dalam, boeat bikin beresih kamar dan bikin betoel pakaian anak-anak. Saja lama djadi baboe dalam toeroet njonjah B. Djadi baboe anak saja djoega biasa. Belakang kalinja baboe toeroet siapa ? Toeroet njonjah N. diKramat. Kenapa keloear dari sitoe ? Saja sakit tiga boelan, sebab itoe njonjah ambil baboe lain. Sakit apa ? Demam keras. Badan saja begitoe lembèk, sampai . saja tida bisa berdiri. Apa sekarang baik sama sekali ? Soedah baik Njonjah, saja sekarang koeat lagi se- perti doeloe. bikin betoel, in orde maken, herstellen. pakaian anak-anak, kleeren der kinderen, kindergoed djadi, worden, fungeeren. djadi baboe, als baboe fungeeren. biasa, er mee vertrouwd zijn, gewend zijn. belakang, achter, later. kali, keer, maal. belakang kali, laatste keer. belakang kalinja, het laatst kenapa, vrag. bijw. waarom, om welke reden. keloear, naar buiten gaan, uit den dienst gaan, den dienst verlaten. sakit, ziek zijn. boelan, maand. sebab, reden, oorzaak. sebab itoe, om die reden, daarom. sakit apa, welke ziekte ? demdm, koorts. keras, hard. demdm keras, harde koorts, erge koorts. badan, lichaam. badan saja, mijn lichaam. begitoe, zoodanig. lembèk, week, zwak. begitoe lembèk, sampai . . . zoo zwak, dat. . . berdiri, staan. . baik, goed, beter, genezen. sama sekali, geheelen al, heelemaal. koeat, sterk. seperti, als, gelijk. kenal, kennen. kabar, bericht, informatie. tanda, kenteeken, bewijs, overtuigingsstuk. soerattanda, getuigschrift. tida pertjaja, niet gelooven, wantrouwen. kawin = huwen. betjerai, gescheiden zijn. laki-laki, minnelijk, anak laki-laki, zoon. kakèk, grootvader. seboelan, per maand. lépas, los, vrij. tangan, hand. lepos tangan, buiten den kost. sampai, voldoende, genoeg. makan dalam, binnen eten : in den kost. belom tahoe, niet gewoon; ook: tida bijasa, gadji, gage, loon. orang-orang, het volk, de bedienden. Djawa, de Batavianen noemen Midden- en Oost-Java tanah Djawa, dus met uitsluiting van de Soenda-landen. pikir, denken, pikiran, gedachte, meening. - soedah ! als uitroep : nu uit 1 afgedaan I tanggal sebelas, de elfde van de maand. kasih, geven. bèsok pagi, bijw. morgen. iilik, opzoeken. soedara, familie. selamanja, ten allen tijde, voortdurend. mati, dood. pergi, gaan. tahoe, weten. tidoer, slapen. tapi, verkorting van tetapi, maar. poelang, naar huis gaan. malam, avond, nacht. saben, telkens. saben empat belas hari, telkens om de 14 dagen. mendjait, naaien. masin, machine. mengerti, begrijpen, vatten. VII. De Waschman. Mevrouw, daar is de waschman al. Laat hem naar achter gaan en het schoone goed op tafel leggen. Mevrouw, het schoone goed is uitgepakt. Waschman, je had Maandag moeten komen en 't is nu Donderdag. Ik vraag excuus, Mevrouw, [i het goed kon bijna niet droog worden. U weet zelf, dat het haast eiken dag geregend heeft. Is 't tafellaken gevonden, dat zoek was ? Ja, Mevouw, het was onder het goed van mevrouw A Er ontbraken ook twee zakdoeken. Die heb ik niet gevonden, ik zal u de waarde vergoeden. Kijk, waschman, deze kinderbroekjes zijn niet schoon. Dat is geen vuil. Mevrouw, het weer zit er in. Menatoe. Njonjah, menatoe soedah datang. Soeroeh pergi kebelakang, barang beresih soeroeh taroek dimèdja. Njonjah, barang beresih soedah dikeloerarkan. Mematoe perloe datang hari senèn, sekarang soedah hari kemis. Saja minta ampoen, Njonjah, barang hampir tida bisa kering. Njonjah tahoe sendiri, hampir saben hari hoedjan. Tapelak, jang hilang, apa soedah dapat ? Soedah dapat, Njonjah, tjampoer barangnja njonjah A. Ada koerang sapoetangan djoega, doewa potong. Itoe tida ketemoe, nanti saja ganti reganja. Lihat, menatoe, tjelana anak ini belom beresih. Itoe boekan kotor, Njah, itoe tahi lalër. Neen, het weer zit er niet in, het is bepaald vuil. Ik zal ze nog eens wasschen Wanneer je zoo vuil wascht neem ik een anderen waschman. Het is de schuld van mijn volk. Wiens schuld het is, kan mij niet schelen, maar jij bent er verantwoordelijk voor. Mag ik het vuile goed tellen ? Ja, over tien dagen moet het terug zijn. Ais het droog weer blijft, kan dat wel. Hoeveel heerenjassen en broeken zijn er ? Zes jassen en acht broeken. Ik geloof, dat het goed erg geslagen wordt. Telkens zijn er knoopen af. Ik zal er beter voor zorgen. Ga door met tellen. Tien heerenkabaja's, twaalf kragen, vier hemden, zeven onderlijfjes, veertien meisjesbroeken, twaalf paar dameskousen, tien paar heerensokken, zeven onderrokken, zes tafellakens, acht servetten, vier en twintig zakdoeken. Tida, boekan tahi lalër, mèmang kotor. Soja tjoetji lagi. Kalau kamoe tjoetji begitoe kotor, saja ganti menatoe. Sdlahnja orang saja. Salahnja siapa, saja tida perdoeli, tapi kamoe jang tanggoeng. Apa saja bolêh hitoeng barang kortor ? Ja. Bèsok sepoeloeh hari lagi perloe kembali. Kalau terang sadja, bisa djoega. Dj as dan tjelana toewan ada berapa ? Djas anam, tjelana delapan. Saja kira barang dibantingterlaloe keras. Sabensaben kantj in g nj a hilang. Bèsok saja djaga lebih baik. Teroes hitoeng. Kabaja toewan sepoeloeh, krag doewa-belas, kemèdja empat, koetang njonjah toedjoeh, tje lana nonah empat belas, kaos njonjah doewa belas pasang, kaos toewan sepoeloeh pasang, rok dalam toedjoeh, tapelak anam, serbèt delapan, sapoetangan doewa poeloeh ampat. sadja, eenvoudig, steeds, . voortdurend. terang sadja, steeds, bij voortduring droog. dibanting, van banting, iets met kracht tegen den grond of vloer slaan; dibanting, met kracht tegen den grond of iets anders, geslagen worden. sabën-sabën, telkens. kantjing, knoop, hantjingnja, de knoopen. pirloe, noodzakelijk, verplicht, verplicht zijn. teroes, doorgaan, niet ophouden. teroes hitoeng, doorgaan met tellen. satoe apa, het een of ander, wat ook. Aanteekeningen. tjita, svts. bagoes, mooi, goed, degelijk. matjam, vorm, patroon, soort, kwaliteit. soeka, houden van, willen. hemari, hier komen; men zegt niet: hesini. moeka, voorzetz. voor. dimoeha lemari ini, voor . deze kast. èlo, el. minta harga terlaloe banjak, een te hoogen prijs vragen, overvragen. tawar, afdingen. soeka tawar, van afdingen houden. lama, lang van duur. lama-lama, te lang, heel lang. djangan pergi lama-lama, ga niet te lang uit; tida soeka tawar lama-lama, houd er niet van erg lang af te dingen. roegi, schade, nadeel. saja roegi, ik lijd schade. teroes, recht door, zonder omwegen. terang, helder, klaar. teroes terang, rechtuit recht door zee, openhartig. bilang teroes terang, eerlijk, ronduit zeggen. salah, fout, abuis. baringkali, misschien. tambah, vermeerderen. setèngah, half. setèngah roepiah, halve gulden. omong, praten. omong- omong, keuvelen. ' babbelen onder elkaar. kosong, leeg. omong kosong, leege praat, praatjes verkoopen. zwetsen. pandjang, lang. panajangnja, de lengte. oekoer, meten. oekoer sadja, meet maar. lebihari, van lebih, meer, dus het meerdere. ketip, dubbeltje. moer ah; goedkoop. langganan, vaste klant, ook vaste verkooper: klant en winkelier zijn over en weer langganans. sering, bijw. dikwijls. tida tawar-tawar, niet altijd afdingen. apa-apa, iets. tida apa-apa, niets. soepaja, voegw. opdat. tali, touw. tali sepatoe, schoenveter. sinjo, jongeheer, zoon van Europeanen. sa roepa dengan, letterlijk : een soort met. Dit kind gelijkt op zijn vader : anak itoe sa moeka dengan bapanja (één gezicht met). tarik, trekken. sampai, tot, totdat. poetoes, stuk van lange voorwerpen, touw, een ketting enz. mahal, ■ duur, sedikit, weinig. mahal sedikit, een beetje duur. soenggoeh bepaald, zonder twijfel. tènda, tent. IX. Een paard gestolen. Oppasser! is de wedono thuis ? Jawel, Meneer. Vraag, of ik hem kan spreken. Ik zal 't zeggen. Gaat u, als 't u belieft, eerst zitten. Goeden morgen Meneer, is er iets dringends ? Ik geef u kennis, dat van nacht een van mijn paarden gestolen is. Bewaar me ! Uw paard gestolen ! Hoe laat ongeveer ? Dat weet ik niet. Vanmorgen stond ik om half zes op en toen kwam mijn koetsier mij dadelijk vertellen dat het eene paard er niet was. Hoeveel paarden hebt u ? Twee. Een span ? Neen, een zwart en een grijs. Welk is gestolen ? Het grijze. Koeda ditjoeri orang. Opas! apa wedono ada diroemah ? Ada, toewan. Tanja, apa saja bolêh kete- moe. Nanti saja kasih tahoe. Kalau soeka toewan doedoek doeloe. Selamat pagi toewan, apa ada perkara perloe ? Saja kasih tahoe, tadi malam koeda saja satoe ditjoeri orang. Astaga ! Koeda toewan ditjoeri orang ! Poekoel berapa, kira-kira ? Itoe saja koerang periksa. Tadi pagi saja bangoen setèngah anam, lantas koesir saja bilang koeda jang satoe tida ada. Koeda toewan ada berapa ? Ada doewa. Sepasang ? Tida, jang satoe hitam, jang lain dawoek. Jang ditjoeri jang mana. Jang dawoek. Slaapt er niemand dicht bij den stal ? De kamer van den koetsier is er dicht bij. Heeft hij vannacht niets gehoord ? Volgens zijn zeggen hoorde hij om twee uur den hond hevig blaffen, waarop hij haar buiten ging ën met een lantaren rond liep, maar zonder iets te zien. Toen de paarden hem zagen, hinnikten ■ ze, of ze om voer vroegen. 'Daarom vulde hij de ruiven met gras. Nadat hij dat gedaan had, ging hij weer slapen en sliep door tot half zes. Omdat het vandaag Zaterdag is, wilde hij de paarden naar de rivier brengen en toen merkte hij pas, dat er een weg .' was. Is uw erf achter afgesloten door een haag ? Er is een muur rondom alleen voor niet. Dus de dief moet er voor uitgeloopen zijn. Ja, en daarom verbaast 't me, dat hij niet door de gerdoe dicht bij mijn iuis aangehouden wérd. Naar mijn meening werd het paard om vijf uur gestolen. Apa tida ada orang tidoer dekat gedogan ? Kamarnja koesir dekat gedogan. Apa dia tadi malam tida dengar apa-apa ? Katanja poekoel doewa dia dengar andjing menjalak terlaloe keras, laloe dia keloear, keliling pakai lentëra, tetapi tida lihat apa-apa. Koetika koeda lihat dia, lantas ber , boenji seperti minta makan. Dari sebab itoe tempat roempoet di isinja penoeh. Sesoedahnja itoe dia tidoer lagi, teroes tidoer sampai setèngah anam. Sebab ini hari Sabtoe, koeda maoe dibawê. kekali, koetika itoe dia baroe tahoe, koeda hilang satoe. Pekarangan toewan dibelakang apa ada pagarnja ? Ada tèmbok keliling, tjoema dimoeka tida. Djadi sipentjoeri keloear dari moeka. Ja, dari itoe saja hëran, dia tida ditahan gerdoe dekat roemah saja. Pikiran saja, koeda itoe ditjoeri poekoel lima. Toen waren de gerdoewachters al ingerukt, of zoo zij nog niet ingerukt waren, dachten zij bij het zien van een man met een paard, dat die naar de rivier ging, om het beest te baden. Dat is mogelijk. Wat brutaal van dien dief ! Nu. Meneér, ik zal zóó doen : dadelijk laat ik de ' zaak onderzoeken, en zoodra ik bericht heb, laat ik het u weten. Ik hoop, dat die dief gauw gevat wordt. Dag Wedono. Dag Meneer. Waktoe itoe orang gerdoe soedah poelang, atau kalau belom poelang, lihat orang bawa koeda, dikiranja, orang itoe maoe mandikan koeda dikali. Barangkali begitoe. Beraninja pentjoeri itoe ! Soedah, toewan, begini sadja: saja lantas soeroeh periksa perkara itoe kalau dapat kabar laloe saja kasih tahoe kapada toewan. Saja harap pentjoeri itoe lekas ditangkap. Tabeh Wedono. Tabeh toewan: Aanteekeningen. tjoeri, stam van het werkw. mentjoeri, stelen; ditjoeri, gestolen worden. koeda ditjoeri orang, letterl. een paard door iemand gestolen geworden, dus : een paard gestolen; orang doet dienst als 't onpers. voornw. iemand. opas, verkorting van oppasser, Inlandsen politieagent. wedono, Javaansch districtshoofd, tevens hoofd der politie; de o in wedono kort en dof uit te spreken als in „kom". ketemoe, ontmoeten; apa sajah bolêh ketemoe, kan ik hem ontmoeten, spreken ? doedoek, zitten, plaats nemen. selamat, heil, zegen; selamat pagi, goeden morgen perkara, zaak. tadi malam, van nacht. astaga! uitroep van verbazing. koerang periksa, beleefde X. Een bezoek bij den Regent. Goeden avond Regent. Goeden avond Meneer, Gaat bet u en de Raden Ajoe goed ? Uitstekend, Meneer, ik dank u. Is u nu geheel genezen ? Ja, Regent, alleen voel ik mij nog zwak. Wanneer is u van verlof teruggekomen ? Eergisteren, Regent. Waar is u met verlof geweest ? Naar Tosari, ik ben daar een maand geweest. Waar heeft u malaria opgedaan ? Hier krijgt men zelden malaria. Ik heb die ziekte te Cheri. bon opgeloopen. Te Cheribon zelf mankeerde ik niets, maar nauwelijks was ik hier een week, of de ziekte brak met hevigheid uit. Bertamoe dikaboepaten. Malam baik Regent. Malam baik toewan. Apa Regent dan Raden Ajoe ada baik ? Selamat, Toewan, terima kasih. Toewan apa sekarang soedah semboeh sama sekali ? Soedah, Regent, tjoema masih rasa koerang koeat. Kapan Toewan kembali dari verlof ? Kemarèn doeloe, Regent. Toewan pergi verlof kemana ? Ke-Tosari, satoe boelan saja tinggal disana. Dimana Toewan dapat penjakit malaria ? Disini djarang-djarang orang sakit malaria. Saja dapat penjakit itoe di-Tjerbon. Di-Tjerbon sendiri saja tida koerang apa-apa, tetapi, baroe ada disini- satoe minggoe, laloe penjakit itoe timboel sekoeatkoeatnja. Wat vind ik dat vreemd. I Het zaad der ziekte werd dus als 't ware te Cheribon bij u uitgezaaid en kwam eerst hier tot ontkieming. Zoo is 't inderdaad, Regent. Was u te Tosari spoedig beter ? Ik had af en toe nog koorts, maar niet erg. Wat kreeg u daar voor medicijn ? Ik kreeg heelemaal geen medicijn, de berglucht was mijn geneesmiddel. Men heeft mij verteld, dat het daar 's nachts zoo koud is, dat men niet kan slapen. Men kan ondanks de koude er juist heerlijk slapen, maar onder twee, drie dekens. Bevalt het u hier op déze plaats ? O ja, Regent, het is een hef en druk plaatsje. Is u al lang hier Boepati ? Al vijftien jaar. Voordat ik Boepati werd, was ik wedono te Karahgwoenie. Is u familie van den vori- gen Regent ? Dat was mijn vader. Toen Hëran sekali saja. Djadi bibit penjakit itoe seperti diatnam didalam baden toewan koetika diTjerbon, baroe timboel disini. Mèmang begitoe, Regent. Di-Tosari apa Toewan lekas semboeh ? Tempo-tempo saja masih demam tapi tida sangat. Toewan dapat obat apa disana ? Saja tida dapat obat sama sekali, hawa goenoeng djadi obat saja. Ada orang tjerita saja, kalau malam disana dinginnja sampai orang tida bisa tidoer. Disana kendati dinging orang bisa tidoer enak sekali, tetapi pakai selimoet doewa, tiga. Toewan apa senang dinegeri sini ? Senang djoega, Regent, negeri bagoes dan ramai djoega. Regent apa soedah lama djadi Boepati disini ? Soedah lima belas tahoen. Sebelomnja djadi Boepati, saja pegang pekerdjaan wedono di-Karangwoeni. Apa Regent soedara dengan Regent doeloe ? Itoe saja poenja orang direct naar Holland, naar Delft. Daar vertrouw ik hem toe aan mijn vriend, Meneer P., een gepensionneerd onderwijzer. Het is al laat, Regent, ik ga naar huis. Goeden avond Regent, mijn groeten aan de Raden Ajoe. Dank u, goeden avond Meneer. Belanda, dikota Delft. Disana saja serahkan dia kepada sobat saja toewan P., onderwijzer pensioen. Soedah malam, Regent, saja poelang. Malam baik. Regent, tabeh saja kapada Radèn Ajoe. Terima-kasih, malam baik toewan. Aanteekeningen. tamoe, gast, bezoeker. bertamoe, te gast, op visite zijn. kaboepaten, afgeleid van boepati, Javaansche titel voor het Inlandsche bestuurshoofd in een afdeeling, door ons Regent genoemd. kaboepaten, verblijfplaats, woning van den Boepati. malambaik, goeden avond hoewel geen maleische uitdrukking, toch door 't gebruik geijkt. ada baik ? vaart u wel, gaat het u goed ? Ook al geen oorspronkelijk maleisch gezegde. selamat, gezegend, volkomen wel. semboeh, synoniem met baik, genezen van een ziekte. sama sekali, geheel en al. kemarèn, gisteren, kemarèn doeloe, eergisteren. tinggal, blijven, verblijven; satoe boelan saja tinggal disana, een maand verbleef ik daar. penjakit, afgel. van sakit ziek ; penjakit, ziekte. djarang-djarang, zelden orang, onpersoonl. voornw. men. sakit malaria, letterl. malaria-ziek, dus ; malaria hebben of krijgen. Tjerbon, waarvoor de Europeaan verkeerdelijk zegt Cheribon; Cheribon is de Engelsche spelling en geeft op zijn Engelsen uitgesproken vrijwel de Inlandsche uitspraak terug. seminggoe, een week : hari minggoe, Zondag. timboel, opkomen, ontkiemen. Mbit, zaad. tanam, planten, pooten. ditanam didalam badan toean, in uw lichaam geplant. Ie kas, gauw, spoedig. tèmpo-tèmpo, afgel. van tempo, tijd; tèmpo-tèm- I po, van tijd tot tijd, af en toe. saja masih dimdm, ik had nog koorts. obat, medizijn. hawa, lucht. goenoeng, berg; hawa goenoeng, berglucht. Jjerita, vertellen, mededeelen. dingin, koud. dinginnja sampai orang tida bisa, tidoer, de s koude was zoo, dat men I niet kon slapen. kendati, voegw. ofschoon, hoewel; kendati dingin, hoewel het koud was. orang bisa tidoer ènak sekali, men kon heel lekker slapen. selimoet, deken. ramai, druk, levendig. sebelomaja, voordat. pegang, vatten, pakken, houden. pegang pekerdjadn, een ambt bekleeden. soedara, bloedverwant, familie. soedara toewan Regent doeloe, verwant aan den vroegeren Regent. orang toewa, vader of moeder. meninggal, van tinggal blijven, beteekent, heengaan, sterven, een Meschere uitdrukking dan mati. angkat, opnemen, opheffen, optillen, ng. verheffen; diangkat djadi boepati, tot boepati verheven worden. seroetoe, sigaar, ook wel rokoh. pilih, kiezen. pilih jang mana ? welke kiest u ? minoen seroetoe, een sigaar rooken. oemoer ouderdom, leeftijd. oemoernja berapa, hoeveel bedraagt zijn leeftijd, hoe oud is hij ? toewa sendiri, de oudste. kedoea, de tweede. sekolah bestuur, opleidingsschool voor Inlandsche ambtenaren. sekola radja, hoogere burgerschool. kepingin, erg verlangend zijn. pangkat, positie: kalau dia selamat bikin eindexamen, letterl. als hij zegen heeft, bij het doen van het eindexamen. serahkan, overgeven, toevertrouwen., sobat, vriend. soedah malam, de avond is ver gevorderd, het is laat; zoo beteekent soedak siang, het is laat op den dag, soedah sorêjk het is laat na den middag kapada, voorzetz. aan, aan het adres van. Van denzelfden bewerker zijn tevens verschenen SERVAAS DE BRUIN S Help u zelf op reis met Deensch of Noorsch f1.60 Help u zelf op reis met Duitsch . . „ 1.60 Help u zelf op reis met Engelsen . . „ 1.60 Help u zelf op reis met Fransch . . „ 1.60 Help u zelf op reis met Italiaansch . „ 1.60 Help u zelf op reis met Spaansch. . „ 1.60 Help u zelf op reis met Zweedsch . „ 1.60 Bovenstaande handboekjes in zakformaat, gebonden in rood linnen als Baedeker's Reisboeken, zijn ieder afzonderlijk te bekomen en bevatten, behalve de gesprekken die in het dagelijksch leven * ên op reis voorkomen, uitdrukkingen in brieven, • spijskaart en tarief der muntspeciën. Let vooral op, en vraag naar de uitgaaf van H. J. W. BECHT AMSTERDAM Gij zult u het geld, dat gij voor zulk een boekje hebt besteed, nimmer beklagen. MALEÏSCH INLEIDING IN HET MALEISCH ZOOALS DAT IN INDIË DAGELIJKS WORDT GESPROKEN VOORAFGEGAAN DOOR EEN VLÜCHTIGEN BLIK OP DE INDISCHE MAATSCHAPPIJ EEN HANDBOEKJE TOT ZELFONDERRICHT VOOR WIE ZICH IN INDIË WILLEN GAAN VESTIGEN DOOR P. VAN DER MEULEN Oud-Ind. Predikant ZEVENDE DRUK. HERZIEN DOOR P. SIEBELHOFF, Oud Majoor Inf. O. I. L. H. J. W. BECHT — AMSTERDAM INHOUD. EERSTE AFDEELING INLEIDING IN DE INDISCHE MAATSCHAPPIJ. - Blz. De reis naar Indië. — Een enkel woord over den Indischen Archipel. — Aankomst te Batavia 3 Blik op de Indische wereld in het algemeen 5 De Inlanders I2 De Chineezen en Arabieren in den Indischen Archipel 20 Het reizen in Indië 27 TWEEDE AFDEELING INLEIDING IN HET MALEISCH, ZOOALS DAT IN INDIË DAGELIJKS WORDT GESPROKEN. Uitspraak en Klemtoon.. 30 Spraakkunstig gedeelte 36 Inleiding 36 Lidwoorden 2 6 Zelfstandige naamwoorden 36 Bijvoeglijke naamwoorden 41 Voornaamwoorden Werkwoorden " 47 Voorzetsels 54 Voegwoorden cg Bijwoorden 57 DERDE AFDEELING MALEISCHE WOORDENLIJST. Blz. Het huis 61 In huis 62 In de keuken 65 Wagenkamer en stal 67 De tuin 67 Bedienden 69 Kleeding 69 Spijs en drank 70 Werkzaamheden te huis 72 Vorm, gedaante 74 Kleur 1 74 Smaak en gevoel 75 Huisdieren 75 Rekenen, tellen 77 Geld ; 78 Tijd 79 Bedrijven 81 Gereedschap 82 In de stad 83 Betrekkingen 84 Buiten de stad 85 De mensch 87 Lijst der meest gebruikte werkwoorden 89 De meest gebruikte bijvoeglijke naamwoorden 98 VIERDE AFDEELING MALEISCHE SAMENSPRAKEN. Aankomst aan boord 102 Op reis 106 Op reis (Vervolg) 109 Te Tandj oeng-Prioek 113 Een baboe, die zich aanbiedt 117 Een koopman in vruchten 122 De waschman 125 In een Chineesche toko 129 Een paard gestolen 134 Een bezoek bij den Regent 139 INLEIDING IN DE INDISCHE MAATSCHAPPIJ, Maleisch 1 HOOFDSTUK I. De reis naar Indië. — Een enkel woord over den Indischen Archipel. — Aankomst te Batavia. Alvorens ik rechtstreeks afga op het doel, dat ik mij met deze bladzijden voorstel, om namelijk dezen en genen, die er belang bij heeft, binnen te leiden in die tropische gewesten, waarin hij zich denkt te gaan vestigen, doe ik eerst even een kleine schrede achterwaarts. Zeker is het niet. mijn plan, lezer, om van de zeereis u juist een beschrijving te geven. Immers wie, die zich eenmaal ernstig heeft voorgenomen, om het beste deel van zijn leven in gindsche overzeesche gewesten te gaan doorbrengen, en op het punt staat, om aan dat voornemen gevolg te geven, heeft niet zulk een reisbeschrijving reeds gelezen, of ook wel omtrent den overtocht, dien hij te maken heeft, een of ander vernomen uit den mond van hen, die reeds een reis naar Indië en terug hebben volbracht. Toch wil ik bepaaldelijk die reis als uitgangspunt nemen, daar zij mij stof levert voor een enkele opmerking, die ik niet met stilzwijgen kan voorbijgaan. Die opmerking betreft het nut, dat ge van zulk een reis kunt trekken, ja, ik mag wel zeggen, de verandering, die zij u doet ondergaan. Wat krijgt men al niet te zien ! Wat al interessante afwisselingen, die thans een reis naar Indië niet aanbiedt! Bijna met zekerheid kan men tegenwoordig den dag bepalen, waarop men een of ander station zal hebben bereikt; en onder die stations, wat zijn er daaronder geen hoogst merkwaardige ! Wat is daardoor het eejji-. tonige der vroegere zeereizen niet voor een groot deel vervallen, wat wordt niet enkel door het zien van zooveel nieuws uw geest verrijkt, uw blik verruimd ! Inderdaad, dat mag wel een voorrecht heeten, dat gij thans geniet boven zoo velen, die in vroeger jaren naar Indië u voorgingen. En dan ook, terwijl vroeger het aantal medepassagiers betrekkelijk gering was, wat een omgeving die ge thans op zulk een kolossaal stoomschip altijd aantreft! Welnu, die omgeving is niét alleen hoogst aangenaam, maar zeker ook alleszins leerzaam. Ge treft al aanstonds een tal van Indische families aan, ge ziet menig echt Indisch gezicht om u heen, ge kunt allicht aan verscheidene Indische oud-gasten u aansluiten, en zoo doet ge reeds hij voorbaat een kennis op omtrent die wereld, in welker midden ge u zult gaan vestigen, helderder en juister dan het beste werk over Indië u verschaffen kan, hetgeen zeker geen gering voordeel is. Hoewel de mailschepen zeer geriefelijk zijn ingericht, de salons en de hutten ruim zijn, heeft men aan boord dier schepen, waarop zoo velen te zamen zijn, maar een beperkte ruimte om zich te vertreden. Heeft men het doel zijner reis bereikt dan is er van bekrompen plaatsruimte verder geen sprake meer, maar wel van het tegendeel. Want wat een uitgestrektheid, die Indische Archipel! Niet minder toch beslaat die dan 60 maal de oppervlakte van ons land. Van de groote Soëndaeilanden is Java bijna 4-, Celebes ruim Sumatra ruim 13- en Borneo bijna 22 maal zoo groot als ons Nederland. En neemt men in aanmerking, dat hij, voor zoover onze Ned. bezittingen betreft, gelegen is tusschen 6° N.B. en n° Z.B. en daarbij tusschen 950 en 141° O.L. van Greenwich, zoodat hij zich uitstrekt over een lengte van 920 uren, dan kan men zich licht voorstellen, dat de booten der Koninklijke Paketvaart-maatschappij ongeveer 3 weken werk hebben voor de reis van Batavia naar Nieuw Guinea, natuurlijk de tijd er afgerekend voor het aandoen der verschillende tusschen-stations, welke tijd intusschen zoo kort mogelijk wordt genomen. Men kan dus nog heel wat te reizen krijgen, als men de groote zeereis heeft volbracht en daarmee Batavia heeft bereikt, eer men op de eigenlijke plaats zijner bestemming is. Wie in Gouvernementsdienst is, komt die plaats al spoedig te weten na zijn aankomst te Batavia, de schoone hoofdstad van Ned.-Indië. Natuurlijk begrijpt een ieder, dat ik daarmee niet zoozeer het oude op oudhollandsche wijze gebouwde Batavia zelf bedoel, als wel het eigenlijke Weltevreden en dan nog wel bepaaldelijk het Europeesche gedeelte daarvan, dat sedert jaren met de oude stad door spoor- en tramwegen is verbonden. Dat „Weltevreden" draagt zijn naam met eere. Althans zoo ergens, dan kan men daar ruimschoots vinden, wat vergoeding schenkt voor de kleine ongemakken, die aan de zeereis mochten zijn verbonden geweest en dan ook tot tevredenheid stemt met de keuze die men deed, om voor eenige jaren zich te willen gaan vestigen in het' schoone en in vele opzichten gezegende rijk van Insulinde. HOOFDSTUK II. Blik op de Indische wereld in het algemeen. Als ge ooit, lezer, de gelegenheid hebt, dezen of genen te ontmoeten, die pas uit Indië is teruggekeerd, en ge dan, uwe nieuwsgierigheid niet ► kunnende bedwingen, en meenende aan het rechte kantoor te zijn, hem over Indië zoudt willen hooren, ik raad u aan, wees voorzichtig, hecht niet te veel aan zijn oordeel, want hoogst twijfelachtig is het, of ge de waarheid wel verneemt. Zou zoo iemand u dan willen misleiden ? Dat juist niet, zijn waarheidsliefde stel ik zelfs boven alle verdenking, en dus van opzettelijke ^ misleiding, neen', daarvan is geen sprake. Maar toch, ga zelf eens na. Wat ge van zoo iemand verneemt, kan het wel anders zijn dan zeer- subjectief en ook veelal, zeer momentaneel ? Stel b.v., de persoon in kwestie heeft in Indië veel wederwaardigheden gehad, nooit was hij goed naar zijn zin geplaatst, financieel had hij het nooit bijzonder goed getroffen, eigenlijk kon hij niet goed tegen het klimaat, zijn voortdurende malaise had hem bitter weinig vrienden doen vinden, kortom, stel iets dergelijks, en ontmoet hem dan nu eens, een week of wat slechts na zijn terugkomst, in het schoone gedeelte van den zomer, waar ge maar wilt. Spreek hem dan eens over Indië aan, en zeg hem, dat gij er ook denkt heen te gaan. „Wat!" zal hij u allicht antwoorden, „gij ook al ? Maar kom; wees toch wijzer ! kunt ge hier dan niet terecht ? meent ge dan waarlijk, dat Indië het land van belofte is ? neen, maar hoor eens, bedenk u eerst eens goed : want, geloof mij, Indië is ook niet alles ; en ik wil u wel verzekeren, dat als ik maar hier kan blijven, ik niet weer terugkeer". Zie zoo, dat hebt ge hem hooren zeggen ; en nu ontmoet ge denzelfden een andermaal, eenige maanden later, b.v. in de maand Februari of Maart van het volgend jaar. Ge vraagt hem, hoe het hem in Holland bevalt. Maar waarom begint ge zoo te lachen ? Ja, ik moet het u toestemmen, het is ook waarlijk kluchtig, zooals het blaadje opeens is omgekeerd. Nu is weer Indië alles, en Holland niets. „Brr ! wat een land ! wat een weer dag aan dag ! komen er dan nooit meer bladeren aan de boomen ? en wat weinig gemak is hier toch ! en wat zijn die menschen hier toch akelig stijf ! en wat is alles hier razend duur ! nu, had ik dat alles geweten, ik had me nog eerst eens bedacht, eer ik verlof aanvroeg; zat ik maar weer goed en wel op mijn luierstoel in mijn vóórgalerij te N- !" Wat zegt ge er van ? Prachtig niet waar ? Maar nu zult ge mij dan ook wel begrepen hebben, wat ik heb bedoeld met het subjectieve en momentaneele van zoo iemands oordeel over Indië. Trouwens, wat is natuurlijker, dan dat het daarmede zoo is gesteld ? Daarom, wilt ge omtrent die nieuwe wereld, die ge denkt in te treden, een en ander vernemen van hen, die daarin reeds jaren hebben doorgebracht, laat hen dan eerst hier te lande tot kalmte zijn gekomen, dan ja. dan valt daar van hen nog al zoo iets te leeren. Nu, wat mij betreft, ik kan om die reden tamelijk objectief zijn, en zal ook trachten, dat zooveel mogelijk te zijn, waar ik u wil helpen met de beantwoording uwer vraag : hoe zal het daarginds mij gaan ? Niet zoo opeens en met een enkel woord is die vraag te beantwoorden. Immers, van hoe vele en hoe velerlei omstandigheden hangt dat antwoord niet af. Natuurlijk, allereerst komt daarbij in aanmerking de gezondheid. Dat is een stilzwijgende conditie. Waar ter wereld ge u zoudt willen bevinden, om het daar eenigszins goed te kunnen hebben, dient ge er ten minste gezond te zijn; en wat de doctoren u ter bevordering daarvan alom zullen voorschrijven, zullen ze inzonderheid in elk tropisch gewest, en dus ook in Indië, u aanbevelen, namelijk: een zooveel mogelijk matige en geregelde leefwijze. Maar gesteld, dat ge aan dien raad weet gehoor te geven, en gesteld ook, dat ge lichamelijk tegen alle invloeden van het Indisch klimaat ten volle bestand zijt, vrat ik u dan toewensen, is, dat ge, bij een krachtig lichaam, ook nog moogt bezitten een veerkrachtigen geest. Ja, het is zoo, overal komt die te pas, altijd is het een voorrecht te noemen, als men daarmede is bedeeld ; maar inzonderheid is dat in een tropisch gewest een zaak van het grootste gewicht te noemen. Wie daar wat al te aantrekkelijk is van natuur, wie daar de noodige kracht mist, om, zonder over te slaan tot onverschüügheid, zich over een tal van eigenaardige bezwaren, grieven en teleurstellingen heen te zetten en zoo zijn opgeruimdheid en blijmoedigheid te bewaren, neen, met hem gaat het niet goed en kan het niet goed gaan ; al meer en meer wordt hij geneigd tot klagen, al grooter en grooter wordt zijn ontevredenheid en zijn weerzin, en een certificaat wegens ziekte is niet zelden daarvan het ongelukkige gevolg. Maar kom, spreken wij niet langer daarover ! laat ons liever integendeel veronderstellen, dat gij niet behoort tot die zwaartillende naturen, die eigenlijk nergens recht tevreden en vooral in een land als Indië geheel misplaatst zijn, maar dat ge u behoorlijk weet te tedden, dat gij de noodige energie bezit, om u overal te kunnen doorheenslaan, en het noodige licht in u, om de schaduwzijde, die alom, en dus ook in Indië, aan het maatschappelijk leven is verbonden, te verhelderen en voor een groot deel voor u zeiven te doen verdwijnen. Dan zijt ge zeker op weg, om het lang in Indië vol te houden, en niet licht zult gij u dan beklagen, dat ge eenmaal er toe besloten hebt, in gindsche, door de natuur zoo grootelijks bevoorrechte streken, een groot deel van uw leven te wijden aan de betrekking, die ge zelf u gekozen hebt. Intusschen, daar zijn nog vrij wat Omstandigheden buitendien, waarvan dat laatste afhankelijk is. Niet alleen is daartoe noodig, dat ge u in voortdurende gezondheid moogt verheugen, naar lichaam en geest, maar ook mag uw karakter in zekeren zin, en dat wel voor een groot deel, daarbij inrekening worden gebracht. Ik bedoel daarmede kortweg, of ge wat meegaande zijt, of ge u genoegzaam schikken kunt; want, waarlijk ! zal men zich ginds een weinig tehuis kunnen gevoelen, dan is dat wel een hoofdvereischte. Immers, in hoevele opzichten komt dat daar niet te stade ! Men make zich echter geen overdreven voorstellingen van de bezwaren, welke men zal ondervinden om zich in de Indische wereld thuis te gaan gevoelen. Indië is niet meer het geïsoleerde land van enkele tientallen jaren her. De oud-Indische gebruiken, gewoonten en opvattingen hebben plaats gemaakt voor meer Westersche. Dit is niet uitsluitend als een vooruitgang te beschouwen. Ook in de oude Indische maatschappij was veel goeds. Het valt o.a. te betreuren, dat de vroegere hartelijke, gulle gastvrijheid meer en meer heeft afgedaan. Ook, helaas, de hulpvaardigheid, welke men betrachtte tegenover nieuw aangekomenen. Sommigen gaan naar Indië met het „vaste" voornemen om zich vooral niet over te geven aan Indische gewoonten en gebruiken, voor zoover die dan nog mogen afwijken van die van 't vaderland. Zij willen niet „verindischen", zooals zij dat met een zekere minachting noemen. Als men denzulken vraagt wat zij daaronder verstaan, blijven zij m in den regel het antwoord schuldig. Hun angst voor dat „verindischen" gaat soms zelfs zoover, dat zij bijv. de rijsttafel niet eens willen beproeven. Dat is hun zaak. (Er is in Indië ook uitmuntend op Europeesche wijze bereid voedsel te krijgen. In vele groote hotels wordt zelfs maar een enkelen dag in de week rijsttafel opgediend en op zoo'n dag kan men nog tusschen - dit gerecht en Europeesche tafel kiezen). Het pleit echter niet voor het aanpassingsvermogen van deze menschen, noch voor 't vertrouwen in de eigen „vaste" voornemens, dat zij iets afwijzen zonder het zelfs te kunnen beoordeelen. Zij hebben ongelijk. Hun voorbeeld van voorop gezette afwijzende houding tegenover het nieuwe en onbekende volge men niet na. Wie zich weet aan te passen aan zijn nieuwe omgeving leert zich spoedig thuis voelen in de Indische maatschappij j wie alles echter van zich afstoot loopt hard kans, van hier en daar tamelijk geïsoleerd te staan : en zeker is dat nooit en nergen*ibijzonder aangenaam, maar althans met ginds in den vreemde. Evenwel, het valt niet te ontkennen, dat het aangename of minder aangename van het verblijf in Indië ook veel afhangt van de plaats, die men zich ziet aangewezen. Groot is reeds ongetwijfeld het onderscheid tusschen Java en de Buitenbezittingen, maar ook deze laatste zijn lang niet eenerlei. Te begrijpen is het zeker, dat de hoogere of lagere ligging eener plaats veel afdoet. Of men, b.v., te Bandjarmasin of Pontianak, dan wel op Fort de Koek geplaatst is, wat een verschil! En dan ook, of men op een kustplaats woont aan de lijn der groot» Koninklijke Paketvaart-maatschappij, in een productieve streek, met veel handel en vertier en welvaart om zich heen, zoodat men een goed gevulde passar aantreft (die doorgaande maatstaf daarvan), dan' wel of men dagen en weken reizens ver het binnenland in geplaatst is op een bijna ontoegankelijke post, waar men al bitter weinig kan krijgen, en de conversatie al uiterst beperkt is, ja, dat is zeker eveneens een groot onderscheid. En toch is zulk een groote en beter gelegen plaats niet eens altijd zoo verkieselijk. Althans, wanneer men zelf op zulk een plaats is, hoort men nog al eens door anderen den wensch uitspreken, om maar ver het binnenland in te kunnen gaan, naar een kleine en eenvoudige plaats. Meestal echter komt dat voort o.a. ook uit deze omstandigheid, dat men het niet hest vinden kan met het Europeesche personeel, dat op die grootere plaats aanwezig is, en of men hier of daar dan niet met genoegen is, hangt ook in groote mate daarvan af. Talrijk zijn de verwisselingen zoowel onder de militairen als onder de civiele ambtenaren in Indië ; en niet zelden gebeurt het, dat iemand, die geruimen tijd met het grootste genoegen op een plaats verkeerd heeft, na verloop van eenige jaren weder op diezelfde plaats terugkomende, niets aangenaams hoegenaamd daar meer vinden kan, juist doordien het geheele personeel van vroeger van daar verdwenen is en plaats gemaakt heeft voor een gansch ander, waarmee hij met geen mogelijkheid kan sympathiseeren. Dat in deze het „zich schikken" eveneens en wel voornamelijk zeer te stade komt, behoeft waarlijk niet te worden gezegd. Heeft men echter daarmede geen al te groote moeite, en weet men ook in toepassing te brengen al wat ik tot dusver heb opgemerkt, dan heeft ongetwijfeld het verblijf in Indië veel, dat inderdaad aanlokkend is. Wat een verrassing wordt u al aanstonds na uwe aankomst aldaar bereid ! Het eerst begeeft ge u, zoodra ge te Tandjoeng-Prioek voet aan wal hebt gezet, naar een of ander hótel — ik stel het Hotel der Nederlanden of het Hótel des Indes —. Welnu, wat is het verblijf daar niet hoogst aangenaam. Wat wordt ge van den ochtend tot den avond daar niet op uw wenken bediend, wat keurige tafel vindt ge daar niet, wat een levendigheid heerscht daar niet om u heen. Als ge des ochtends bij het aanbreken van den dag zijt opgestaan, en ge, na een verfrisschend bad te hebben genomen, u ergens nederzet, waar ge het uitzicht hebt op den weg, die daar dwars voor u ligt, en de vaart daarachter, wat kunt ge dan niet op uw gemak, onder het genot van een kop koffie en een sigaar, u verlustigen in de drukte, die ge daar op den weg vóór u ziet! Nooit staat het stil, onophoudelijk ziet ge daar, te midden der inlandsche voetgangers, tal van auto's en andere voertuigen van verschillende soort passeeren. Welnu, denkt ge, straks is het mijn beurt ! en, als ge de bel hebt hooren luiden, die tot het ontbijt u roept, en ge hebt u aan dat laatste te goed gedaan, dan gaat ge u kleeden, bestelt inmiddels een auto, en weldra staat deze voor u gereed en vliegt met u voort, om u in staat te stellen, uw dienstzaken te verrichten en ook wel daarbij dezen of genen kennis te gaan opzoeken. Zulk een rijtoertje bevalt u, maar ge krijgt het intusschen op het midden van den dag wel wat te warm naar uw zin. Nu, in den vooravond gaat dat ook beter. Tegen halfzes staan daar weer auto's in overvloed te wachten, en nu gaat ge op uw gemak eens dat Weltevreden bezichtigen, dat ge in verschillende werken over Indië hebt bestempeld gevonden met den naam van „de parel van het Oosten", maar dat ge, al hebt ge er nog zooveel van gelezen en nog zooveel afbeeldingen van gezien, u zeker toch nooit zoo schoon hadt voorgesteld als het in werkelijkheid is. De chauffeur die wel weet waar de fraaiste punten zijn, voert u langs Rijswijk of Noordwijk, of ook wel langs Tanah abang (Tanabang), naar het Waterloo- en verder naar het Koningsplein; of wel, hij rijdt met u langs Parapatan naar Selemba, den weg op naar Meester-Cornelis; en wat geeft ge uwen oogen den kost, wat staat ge opgetogen van bewondering door het zien van zooveel schoons; wat voelt ge u door zulk een rit ten hoogste verkwikt! Ja, men kan aan alles, ook aan het schoonste gewennen, en mettertijd verliest ook het bekoorlijkste veel van zijn waarde en aantrekkelijkheid ; maar toch, den indruk, dien Batavia eenmaal op u gemaakt heeft, neen, dien verliest ge nooit. Vroeger stonden alle plaatsen in den Archipel verre achter bij Batavia. Dit is niet meer 't geval. Soerabaya, Samarang, Bandoeng en Malang (om slechts enkele te noemen) zijn schoon aangelegde plaatsen met uitmuntend geplaveide wegen. Overal leeft ge in een betrekkelijke weelde, overal vindt ge, na uwe dagelijksche bezigheden te hebben verricht, des avonds ruimschoots gelegenheid, om door gezellig verkeer uwen geest te ontspannen — ja, ook wanneer ge na uw avondeten tehuis blijft en met slechts een enkelen uwer vrienden u nederzet tot gezellig onderhoud, wat al genoegen, dat ge niet smaken kunt! Waarlijk, alles te zamen genomen, en daarbij in rekening gebracht de gelukkige eigenschap, die wij menschen bezitten, om van lieverlede het leed, dat ons ten deel viel, te vergeten, en de goede indrukken, die wij ontvingen, in ons geheugen te bewaren — is het geenszins te verwonderen, dat verreweg de meesten, die eenmaal hunne Indische loopbaan achter den rug hebben, met innig genoegen daaraan terugdenken, en met veel ophef en ingenomenheid gewagen van die Indische maatschappij, waarin ze hun schoonsten tijd hebben doorgebracht. - HOOFDSTUK III. De Inlanders. Na u zoo een vluchtigen blik te hebben doen werpen op de maatschappij in het algemeen, die in Indië u wacht, kan ik mij niet weerhouden, een en ander u te doen opmerken met betrekking tot de Inlandsche bevolking, die ge daar aantreft. Uit de bestaande werken, hetzij over de geographie, hetzij over de land- en volkenkunde van den Indischen Archipel, kan men vernemen, dat het getal Inlanders op ruim 37 millioen wordt geschat; en het behoeft waarlijk niet opzettelijk te worden vermeld, dat daaronder een tal van volkeren zijn begrepen, die onderling zeer verschillen. Iedereen, hoe weinig hij er ook van afwete, vermoedt aanstonds, dat er wel een groot onderscheid moet bestaan b.v. tusschen Javanen en Bataks, Boegineezen en Daj aks, Maleiers en Papoea's enz. Ook is het licht na te gaan, dat zelfs de groote eilanden elk voor zich verschillende volksstammen bevatten, ja wat meer is, dat er in ééne en dezelfde residentie b.v. Palembang of de Westerafdeeling van Borneo een tamelijk verschil moet zijn tusschen de bewoners der lagere kuststreken en de bewoners der binnen-, tevens bovenlanden. Intusschen, hoeverre die allen ook mogen uftéénloopen, zij kunnen toch ook zeer wel als één geheel beschouwd worden; zeer goed kan men spreken van den Inlander in het algemeen; en al moet men zich dan ook noodwendig slechts tot enkele punten van overeenkomst bepalen, onbelangrijk is het toch zeker niet, op de» en gene bijzonderheid te wijzen, waaruit men dien Inlander eenigermate kan leeren kennen en beoordeelen. Ik begin met de opmerking, dat elk, die hem niet genoegzaam kent, hem meestal veel te gering schat. Die geringschatting bespeurt men dan ook het meest bij hen, die betrekkelök slechts weinig met hem in aanraking komen en dus ook al zeer weinig van hem afweten. Verder vergist men zich ook nog al eens in groote mate omtrent zijn physieke krachten en zijn energie. Kent men hem niet van nabij, zooals dat hét geval is met ieder, die hem niet in zijn eigen land heeft gadegeslagen, dan heeft men meestal daarvan geen bijzonder hoogen dunk, en eerst dan komt daarin eenige verandering, wanneer er van hem berichten komen, zooals de oorlog met Atjeh er geleverd heeft en helaas ! ook andere deelen van den Archipel. Doch wat dat punt betreft, ik moet erkennen, dat die gerinschatting niet alleen eigen is aan wie nimmer met hem te maken had, maar dat — bevreemdend genoeg, zelfs in Indië hooggeplaatste personen, die hem overigens door en door kenden, toch nu en dan wel eens blijken hebben gegeven, van juist ten aanzien van zijn kracht: en energie buiten den waard te hebben gerekend. En leest men de Indische geschiedenis dan doet zich dat verschijnsel telkens bij. herhaling voor; dan ontwaart men, hoe daar zelden, in vroegere jaren, een expeditie.van beteekenis heeft plaats gehad,die.niet begon met een échecsean onze zijde. Wel werd dat later ten gevolge der opgedane ondervinding en dank zij het Indisch leger, altijd weder schitterend hersteld, maar toch, verbazingwekkend is het zeker, hoe zulk een vergissing telkens opnieuw heeft kunnen plaats hebben. Maar, het is mijne zaak niet, en ik acht mij ook volstrekt niet bevoegd er toe, om daarover eenig oordeel te vellen ; ik kom slechts neer op het curieuse verschijnsel, en geef dat slechts aan als een opmerkelijk feit, dat intusschen een sterk bewijs is voor de waarheid mijner opmerking. Voorts is ook het gewone denkbeeld, alweder van hen die niet in de gelegenheid waren, den inlander te leeren kennen, dat het met zijn aanleg, met zijn verstandelijke vermogens al bitter slecht gesteld is. Nu ja, het spreekt van zelf, dat er in dat opzicht een tamelijk groot onderscheid bestaat tusschen hem, die ginds, om zoo te zeggen, nagenoeg geheel aan zich zeiven is overgelaten, en ons, die geboren en opgevoed worden te midden van beschaving. Maar toch, dat het ook daarmede bij hen geenszins zoo min is gesteld, als men dat gemeenlijk denkt, daarvan zijn de treffendste bewijzen te leveren. Kom slechts eens te Batavia, en heb b.v. eens een horloge, dat reparatie behoeft. Als ge daar genoegzaam kennissen hebt, zal men u allicht heen wij zen naar een of andere kampong in de onmiddellijke nabijheid en daarin een inlander u recommandeeren, tot wien ge veilig uwe toevlucht kunt nemen, en die dan ook over eenige dagen *u het bewijs zal leveren, dat degene, die hem u aanbeval, u niet alleen naar een goed kantoor heeft verwezen, maar ook in uw financieel belang u goed geraden heeft. Nu verwondert ge u, ge doet onderzoek, en ge verneemt, dat die man een tijdlang bij een horlogemaker in dienst is geweest, en nu ook al sedert geruimen tijd een eigene zaak uitoefent. Alzoo, tout comme chez nous. Maar zie nu eens verder. Wees slechts eenige uren in uw hótel, en geef eens acht op wie alzoo naar u toekomen, om u te koop aan te bieden, wat ze zelf hebben gemaakt. En niet alleen, dat er zoo alom een menigte inlanders zijn, die verschillende gewone ambachten uitoefenen, maar wat tal van fijne zaken, die door inlanders worden vervaardigd, wat al voorwerpen van kunst en smaak, die daar uit hunne handen komen 1 Zie maar die eenvoudige waaiers eens, die ge te Soerabaja alom voor slechts weinig geld krijgen kunt, wat zijn ze kunstig uitgeslagen ! let eens op die schildpaddensigarenkokers, denk eens aan dat fijne kantwerk, dat door Palembangsche vrouwen wordt vervaardigd, aan dat goud- en zilver-cantillewerk, waarvoor men te Padang moet zijn, en zie eens wat u te Buitenzorg, en hooger op, zooal te koop werdt aangeboden ; let eens op dat kastje met uiterst fijne miniatuurwerktuigen, dat uit de Preanger-regentschappen is, en dat ge maar niet genoeg kunt aanschouwen en bewonderen. Och, dat alles is nog slechts zeer weinig, in vergelijking van wat daar buitendien door inlanders wordt vervaardigd. Ieder, die in Indië goed bekend is, zou mij hier aanstonds een tal van dingen kunnen opnoemen, die ik met stilzwijgen ben voorbijgegaan, omdat ik meen, dat de geleverde bewijzen reeds ruimschoots voldoende zijn tot staving van mijne bewering, en ook omdat mij nog heel wat buitendien voor den geest staat, dat ik mij niet weerhouden kan, met een enkel woord te bespreken. Zoo denk ik aanstonds onwillekeurig aan die geheel eigenaardige wijze, waarop men vaak den inlander aan het werk kan zien. Bijvoorbeeld, bezoek eens den pasar te Palembang; en als ge daar, om slechts iets te noemen, die rijk met goud geborduurde sarongs hebt beschouwd, ga dan eens die collectie krissen, klewangs, enz., bezichtigen, en ik vraag u, wat zegt ge van die kunstig .bewerkte heften ? Welnu, volg mij dan even, en zie eens hoe die bewerking geschiedt. In een klein bamboehuisje, dat er uitziet als een kraampje op onze kermissen, ziet ge een inlander zitten op zijn gewone wijze, d.i. met de beenen kruiselings onder zich. Tusschen de beide vóórteenen van zijn linkervoet houdt hij een stuk ijzerhard hout, of ook wel ivoor, geklemd, en nu ziet ge hem eenvoudig maar daarop hakken met een klein, maar natuurlijk vlijmend .scherp disseltje, en als hij met dat hakken gereed is, ziet ge het prachtigste heft voor een- kris of ander wapen, dat ge maar denken kunt. Trouwens, in alles zijn de inlanders al zeer primitief, maar ten slotte kunnen we toch niet anders dan bij ons zei ven denken r wat heb ik mij toch altijd in die heden vergist! Let enkel eens op uwe bedienden, en zie eens, hoe zij in den beginne, als ge nog zoo vele artikelen mist, die in een huishouding noodig zijn, zich weten te behelpen.! Laat hen maar stil begaan, van alles weten ze te maken, en ze zuilen wel zorgen, dat ge behoorlijk bediend wordt. Het kan evenwel niet ontkend worden, dat hun dat behelpen nog al gemakkelijk gemaakt wordt, door hetgeen de natuur hun oplevert. Zoo weten ze heel wat partij te trekken van bamboe en rotan. Ze maken daarvan voor zich zeiven hun balé-balé, een soort van brits, waarop ze overdag kunnen zitten en des nachts slapen ; en moet ge zelf b.v. eene ladder, een trap öf een rek hebben, die hebben ze zeer spoedig voor u in gereedheid en ge hebt daarin vrij wat gemakkelijker te' hanteeren voorwerpen, dan diezelfde artikelen hier te lande zijn. Dat zijn evenwel nog maar kleinigheden; maar in tijd van nood, gelijk dat wel bij expedities kan zijn, weten ze zelfs geheele ameublementen van bamboe te maken, zooals ik zelf verscheidene, malen heb gezien in pas aangelegde bivaks,. waarin alles nog op voet van oorlog, was. Weet men nu, hoe oogenschijnhjk gebrekkig veeltijds de werktuigen der inlanders, zijn, dan wordt men inderdaad dikwerf gedrongen, hen in stilte te bewonderen. Oogenschijnlijk, zei ik ; maar toch, niet zelden vergist men zich ook daarin, en bij nader inzien komt men tot de overtuiging, dat die werktuigenyi integendeel, hoogst doelmatig zijn. Als men, bijv., midden in het bosch een inlander met een eenvoudigen: dissel, aan een veerkrachtigen steel vastgemaakt, tegen een .hoogen en zwaren boom ziet hakken, om dien te' vellen, dan kan men wel eens in zich zei ven beginnen te lachen over de schijnbare domheid van zulk een persoon ; maar .toch,, als men weet,, hoe het hout van zulk een boom vaak zoo hard is, dat men met zagen niets gedaan kfiiftt I en men de kracht van zulk een dissel heeft leeren kennen' I' dan komt men wel tot gansch andere gedachten. En zoo t is het ook m meer opzichten. Wij zijn al heel spoedig gereed, met op de werktuigen van den inlander mmaehI Ten5* neer te zien> maar op stuk van zaken hebben wij het | toch met zelden erg mis. Inderdaad, de inlander is veel practischer dan iemand denkt, en dan men zeer opperl vlakkig zou oordeelen; telkens opnieuw ontvangt men daarvan de verrassendste blijken. Wees op den dag maar waar ge wilt, en vraag hem naar den tijd, hij kijkt 1 even naar de zon, en zegt het u op een 10 minuten na nauwkeurig; en zoudt ge midden in den nacht bij maneschijn hem hetzelfde vragen hij weet het u aanstonds te zeggen met dezelfde nauwkeurigheid. En moge zulks |nu ook al van minder beteekenis zijn, er zijn andere dingen van veel meer gewicht, waarin zijn practische geest aanstonds aan het licht komt, en daaronder mag wel voornamelijk genoemd worden de kennis, die zoo menigeen bezit van geneeskrachtige planten, en zelfs I zijn tact, om sommige lichaamsgebreken te genezen Hoogst eenvoudig i» hij overal, waar ge hem ontmoet' m kleeding en m leefwijze. Van het eerste maakt hii al ; zeer weinig werk, en klaarbKjkelijk is hij daaromtrent i ncx>gst onverschillig. Althans zoo is het met den gemeenen f man. De meer aanzienlijke Maleiers, en vooral de Javaansche hoofden en grooten, zijn meer op hun uiterlijk voorkomen gesteld. Zijn zij in gala-tenue, dan zien zij er tamelijk stijf uit, maar toch, wat is hun kleeding dan met vaak hoogst kostbaar! Dan schijnt het, alsof ze ; ach met al hun schatten te gelijk hebben willen versieren • t en door hun schitterende pracht u willen verblinden' t^,^**616110 ZIjn ze dan zeker- H»n gelaat mogé jÉtroef, hun oog moge dof zijn en zekere matheid verraden tm juweelen die zij m menigte aan zich hebben, fonkelen u tegen, en dat met alleen op klaarlichten dag, maar ook C.m,den donker, als wüden ze daardoor juist het bewijs leveren van hun echtheid. Maar van dat alles ! weet de gemeene man niet af, en hij geeft er ook niet om. Maleisch 2 Als hij maar zijn hoofddoek zijn badjoe, zijn broek met lederen gordel en korten saroeng om den middel heeft; dan is hij gekleed ; en of dat alles nu van fraaie of niinder fraaie stof is, och, dat is bij hem tamelijk ondergeschikt. Ook onder de vrouwen vindt men al zeer weinig opschik, ] althans onder de meer ingetogene; want die men zoo met zijden foulards en kransen van melati en tjempaka in het haar ziet loopen, zijn doorgaans niet veel bijzonders: Evenzoo is de inlander over het geheel zeer eenvoudig in zijn leefwijze, en bepaaldelijk matig en sober met betrekking tot wat hij eet en drinkt. Wat rijst met spaansche peper (lombok) en daarbij een meestal gedroogd stukje visch (ikan kering), dat is voor hem voldoende; en drinkt hij iets anders dan een teug koud water, dan is dat koffie zonder melk, slechts met een stukje inlandsche suiker (goela djawa). In de Molukken, j en verder op, is zijn voedsel nog eenvoudiger, want daar treedt de sago in plaats van de rijst; en, is het ons ook vaak een raadsel, hoe hij die grauwe sago-koekjesj kan nuttigen, hij doet het er toch mede. Van wijn of bier weet een inlander gewoonlijk niets af ; zelfs als men een van hoogeren stand of meerderen rang een glas wijn aanbiedt, krijgt men licht van hem ten antwoord: terima kasih toewan, saja tida tahoe minoem anggoer (ik dank u, mijnheer ! ik ben geen wijn gewend). Van sterke dranken is alzoo natuurlijk nog veel minder sprake, en dronkenschap is bij hem een onbekend iets, althans in het westen van den Archipel; in de Molukken waar veel inlandsche Christenen zijn, daar ,wordt dat wat anders, daar wordt nog al eens gegist arensap| {toewak) gebruikt, dat een bedwelmende kracht bezit; en daar kan men dan ook wel eens een enkele maal een inlander dronken zien (niet maboek laoet dat is zeeziek, maar enkel maboek). De eenige versnaperingen, die de inlander gebruikt, bestaan in inlandsche gebakjes, die zij op den pasar of aan een waroeng = inlandsche gaarkeuken koopen, en boven alles is hem het sirih kauwen en tabak pruimen een wezenlijke behoefte. Ook is het rookenvan sigaretten of strootjes bijna algemeen verbreid? Doch genoeg, laat mij nu liever van iets anders spreken, en wel van de manier om zich uit te drukken, in verband met zijn karakter. Dat karakter is inderdaad vreemd. Het grootste phlegma kan hij het eene oogenblik toonen, en het andere oogenblik de grootste woede, nu en dan zelfs wel overslaande in volkomen razernij (amok). In normalen toestand, ja, is hij bijzonder phlegmatiek. Dat verraden zijn houding en zijn gang, maar niet minder doet zulks ook zijn spreken. Niet licht zal hij meer woorden gebruiken dan hij moet, en al heel dikwijls denkt ge, hem hoorende, onwillekeurig terug aan de oude Lakonièrs en komt u het woord lakoniek, van dezen afkomstig, in de gedachte. Maar kom nu eens onverwacht tehuis, en laat uwe bedienden in uwe afwezigheid onder elkander iets gehad hebben, dan hoort ge wat anders, dan staat ge verbaasd over hun flux de bouche, en ge zijt getuige van een scène, waarbij alle phlegma spoorloos schijnt te zijn verdwenen. En laat hem nu weder eens tot zijn normalen toestand teruggekeerd zijn, en laat hij u eens om een gunst hebben te verzoeken, wat is dan zijn toon bedeesd, en wat is hij dan omslachtig in zijn spreken ! Inderdaad, als men hem zóó gadeslaat, is hij vaak voor u een vreemdsoortig wezen. Fanatisme kan, helaas, een bedroevende rol spelen onder een overigens vreedzame bevolking, en wat weet de geschiedenis daarvan al niet te verhalen ! Toch heeft wel beschouwd, de godsdienst van den Islam, over het geheel, weinig diepe wortelen geschoten bij den Inlander. Verreweg de meesten, ja, men mag gerust zeggen: de inlander in het algemeen, den geheelen Archipel door, is eigenlijk nog de oude Animist en de godsdienst, die hem door zijn vroegere Arabische overheerschers is opgedrongen, bestaat bij hem, die streng in de leer is, in niet veel meer dan dat hij zich laat besnijden, geen varkensvleesch gebruikt; voorts dat hij zich onthoudt van sterke dranken, in den poeasatijd vast en nu en dan naar de Mesdjid loopt, en op gezette tijden van den dag, als ik het zoo eens noemen mag, sembahjangt, d.i. zijn gebed verricht. Maar dan is hij nauwgezet in de vervulling zijner godsdienstplichten; de meesten, althans op Java, laten het echter bij de twee eerstgenoemde punten blijven. De Ghineezen en Arabieren in den Indischen Archipel. Buiten den Inlander ziet men op tal van plaatsen in Indië ook de hierboven genoemden dagelijks om zich heen, ofschoon zij overal verreweg de minderheid uitmaken. Dat ik hen hier zoo bijeenvoeg, is eenvoudig, omdat zij met elkander dit gemeen hebben, dat zij beiden in zekeren zin eigenlijk vreemdehngen in den Archipel zijn, en als zoodanig dus tegenover den Inlander staan. Behalve dat eene punt van overeenkomst, hebben zij echter niets verder met elkander gemeen, maar loopen integendeel hemelsbreed uiteen, weshalve zij toch afzonderlijk dienen besproken te worden. De Chineezen vormen een geheel eigenaardig volkje, en over het geheel genomen kan men niet zeggen, dat zij een onaangenamen indruk op ons Nederlanders, maken. Daar zij tot een geheel ander ras behooren dan het Maleische, is natuurlijk al aanstonds in het oog loopend het verschil in voorkomen, dat er bestaat tusschen hen en allen, die tot laatstgenoemd ras worden gerekend. Dat verschil betreft in de eerste plaats het gelaat, dat bij den Chinees een geheel anderen vorm heeft dan bij den inlander, en niet minder de gelaatskleur, die bij den eersten zacht geel en daardoor veel lichter en helderder is dan men die bij laatstgenoemden vindt. Maar verder openbaart zich dat verschil op treffende wijze voornamelijk in gang en kleeding, en door beide zijn zij inderdaad zeer karakteristiek. Gaat de Inlander gewoonlijk daarheen met bedaarden tred, vlug ziet men altijd den Chinees zich bewegen en terstond bewijst 3 ^lr^S\it^Sheid- ^ lamheid aa^|e ^MneeS d°?t z^h kennen als vrij van aard, open van karakter, opgeruimd van gemoed en : gul van hart, zoodat men reed! daardoor zicf v^el meer tot hem aangetrokken gevoelt dan tot den gesloten Maleier. Ontegenzeggelijk staat hij dan ook op hoogereh ; trap dan deze, en dit bewijst hij'van den bffiPaan door zijn energie. Laat hij pas uit zijn landen Indië f ERS°:ertUig,ï' dat h*j 8een enkelVoord iviaieiscn spreekt maar alleen zijn moedertaal kent M*£ SlaTemPóoï0e mj het mSS^hS E Maar sla hem ook eens verder gade ; zie hoe hii eerst ™ wT" ^dan &ewone koeh, en merk dan eens °Pk°e mJ- door vhjt en geestkracht, zich al hooger en hooger weet te verheffen. Zeker valt het niet tl ont kennen, dat hij vaak den Inlander te geslepen en ziin leven en streven niet zelden ten kost! van dezen d maar over het geheel genomen mogen vdj gelust vragen = hoe zou het er in Indië uitzien, hoe zou het met handel en nijverheid en derhalve met de algemeen? welvaart dl rwemgC ?laats geteld zijn, inTen wij om de Chineezen daar moesten wegdenken? Inderdaad hdl» ^nen onder ons vooral, die dagorden heengezonden naar meuwe, ver het binnenland in gelegen : posten. Als dan geen Chinees het aandurft om zfch daar te vestigen en daar een toko-zaak te berinnen wat gemkkSdSnee^j ^ Senn Malr SrtSt goed n C1UneeS n°g al 1CtS WaSen' en zestal h*?wlmee!*, 1f8S^n,zij zich toe °P den handel, eerst in al n^ 6n «ter m het &oot- Maar waarvoor kunnen zii al met dienstig zijn ? Wat handwerk kunnen zij al niet uitoefenen? Voor welke ondergeschikte beteekMng kunnen zij al met worden gebezigd ? Zoowel het Gouver nement als verschalende handelskantorenri* m en dan ook veel gebruik maken van hunne6diensten Fn b wis s-$*onder ^^ïsss-s d.v. ais pachters of leveranciers, niet altijd even eerlijk zijn — trouwens, voor die verzoeking bezwijken ook wel eens anderen dan Chineezen — om hun handigheid en vlugheid zijn zij overal zeer gewild. Inderdaad, vlug zijn zij in alles ; en onwillekeurig krijgt men met hen op, als men daarvan de bewijzen ziet. Kom b.v., eens aan de Javabank te Batavia, en heb daar geld te ontvangen. Als ge de ordonnantie voor de ontvangst in handen hebt en u aanmeldt aan de kas, vindt ge daar een paar Chineezen, die, zoodra ge uw document hebt overgegeven, u helpen zullen : en zie nu eens die eigenaardige en vlugge manier van rekenen. Met behulp van een op tafel liggend langwerpig vierkant bakje, met lagen, opstaanden rand, waarin in de lengte eenige ijzerdraden zijn bevestigd met een bepaalde hoeveelheid licht verschuifbare balletjes er om heen, ziet ge nu aanstonds een hunner druk aan het rekenen. Met slechts een paar vingers ziet ge hem die balletjes dan links, dan rechts, dan van elkander af, dan naar elkander toe werpen, en in een oogenblik heeft hij zijn rekening klaar. Zoo verifieert hij het bedrag op zijn manier; en als hij het aan zijn buurman heeft opgegeven, en deze. aankomt met een stapel papiertjes, zeg dan eens, of ge wel ooit op eenig geldkantoor met zooveel vlugheid en tevens nauwkeurigheid zulk papieren geld hebt zien tellen. Onder de handwerken, die zij uitoefenen, komen vooral in aanmerking het meubelmaken, het schoenmaken en het verven. Vindt ge een Chineeschen toekang sepatoe op de plaats waar ge zijt, ge kunt gerust bij hem te land komen, hij zal u nette en soliede schoenen leveren. De Chineesche meubelmakers en timmerlieden verstaan hun vak zeer goed. Ze leveren u keurige moderne meubelen van alle modellen, welke gij verkiest en tegen veel lageren prijs dan men in Nederland zou moeten betalen. Vooral treft men de meeste Chineezen aan op de kustplaatsen of in groote en volkrijke plaatsen aan een rivier, maar dan zijn zij daar voor handel en ambachten. Daar waar zij slechts koeli-diensten verrichten, vindt men geheele bevolkingen er van bijeen onder eigen opzichters (mandoers) en eigen Hoofden. Zoo op Borneo het eiland Banka en in Deli. ^ sii^l Hoofden der Chineezen betreft, al hebben zij ook hoegenaamd mets met het leger uit te staan Sten?' rfM ?CW^jk d6n ^ van LuftenS; ^apitern- of Majoor-v,hmees, een titel, waaronder zii door het Indisch Gouvernement worden aangesteld tot een betrekking, die louter een eerepost is, ja dif in pïaats iSSinHJenHtamelijk taktement te virschaffenflmn H^S*t d0°rgaans op veel geld komt te staan 2™f rte- ranl afJan de m«*dere of mindere grootte eener Chineesche bevolking, overal waar die bevolking nooM PS°0t genOCg ? V0OT is> ™dt men aan naaf I hoofd een, aan wien de eene of andere van genoemde S'5^ » en' daar zij zulk een titel bJchCuwen ■ als een hooge eer, waarop zij, gul als zij zijn, en goed als I no\r al dT8^1 „d°en, k™rvooralJopJ Celposteï i nog al dikwerf hun dankbaarheid daarvoor jegens het l Gouvernement uiten, door de Europeesche ingfzetenen goed te onthalen. Een partij, aan Europeanen glgevln door een Kapitein- of Majoor-Chinees K Indikte vreemds. Het is zeker gelukkig, dat er altijd schijnen gevonden te kunnen worden, die gaarne detet^Eg van opperhoofd der Chineezen vervullen • want daar hf zeker nog al wat aan die betrekking verbonden dat ' van gewicht maakt, en haar ook niet voor een ieder even benijdenswaardig doet zijn. Zoo is het H^fdKi ïn heSTh^T11611* aa^prakehjk voor zijn onderhoorigen en heeft hij te zorgen, dat de bevelen van het Gouverne dh°°r * de ^5 word6n nagekomen. Wel »n Ss oeerd' a?s betrekking door hem wordt gewaar* aeerd, als hij zich zooveel moeite daarvoor getroost ► Om echter op de Chineezen zelf terug te komen > overal waar zij slechts in grooten getale te vinden^rfln kaTpoen^rhe ? Aderlijk! wijk, deSeesTé kampoeng geheeten; en overal op groote Dlaatsen ; zooals te Batavia en Soerabaja, is een C aa£ zu?k een kampoeng gebracht, met onbelangrijk Men herkent zulk een kampoeng aanstonds aan de woningen ate allen denzelfden vorm hebben, meest wit gepleisterde muren bezitten met donkerkleurig houtwerk, en een dak dragen van bijzondere gedaante, veel overeenkomst hebbende met den vorm van een schuit. Treedt men nu een Chineesche woning binnen, dan is daarin zeker niet veel bijzonders te zien ; doch overal vindt men een binnenvertrek en op den achtergrond daarvan een soort altaar, met een groot geschilderd beeld daarboven tegen dén wand, dat Boeddha of Fo moet voorstellen in de gedaante van een groeten en dikken Chinees, en op het altaar rechts en links een bakje met zand, waarin zeer dunne stokjes recht overeind zijn gestoken, en aan welke men roode was ziet gestreken, vermengd met welriekende stoffen. Dat alles staat in verband met hunnen godsdienst, waarvan men overigens al zeer weinig bespeurt. Zij mogen heidenen genoemd worden, en in zekeren zin dat ook zijn, met meer recht zou men hen materialisten mogen noemen van de eerste soort; want van dat materialisme, daarvan bespeurt men heel wat. Zoo is het in het oog vallend, hoe zij zich weten te goed te doen, het is waar, dikwijls met spijzen en dranken, die al zeer weinig in onzen smaak vallen, maar toch ook wel met een en ander, dat door ons niet minder gezocht is. Ziet men in den regentijd 's avonds hier en daar het licht van flambouwen of lantaarns zoo geheimzinnig langs den grond bewegen en verneemt men dan, dat het Chineezen zijn, die, met dat licht gewapend, groote kikvorschen zoeken, ten einde zich aan die diertjes, die dan bij menigte te vinden zijn, eens goed te vergasten, dan kunnen wij wel eens van hun eigenaardigen smaak een afkeer gevoelen ; maar toch, als daar de een of andere gegoede Chinees u een schaaltje met bami of kimlo stuurt, denkende u daarmede een genoegen te doen, omdat hij wel weet, dat meestal de Europeanen daarvan veel houden, dan vergeet ge aldra de kikvorschen, en ge wordt weder met hunnen smaak verzoend. Zoo is het ook als ge bij hen thee drinkt, of liever, als ge van den een of ander hunner een fijn pakje thee ten geschenke ontvangt. Want bij hen drinkt men de lekkerste thee toch altijd op hun manier, namelijk zonder suiker en u die uit trekpotjes, die voor hen een bijzondere waarde hebben, en die, bij verkoop, ook voor andere w?662!11 h,°,°ge waaide bUJ'ken te bezitten, zoodat daar ï 2ÏLlgedn V00t ^besteedt. Het geheim I «Sm Wh hTk" Mderdom dier Potjes ^ in het aan: zetsel tegen den binnenwand er van. Volgens hen drinkt men uit die trekpotjes de lekkerste thee, en zif bewi zen I ï+fT' t°°r U daaruit te schenken, een welgemeende | attentie. Mogen wij nu zooveel bijzonders daaWaiet kunnen vinden, zeker toch is het, dat het veelzuiverder I Se dllf\U aanbiede»..dan die men althans h& te i S hoe.. geurig die overigens ook moge ziin ? Maar al hebben zij ook hunne eigenaardige denXelden en hun eigenaardigen smaak, zoo weten zij zich toch in , aUe opzichten te goed te doen en niets gaat bifhen | boven een leven van zingenot. Hebben zij tegeliove? f ÏÏLT™* Van dat OBd*rd*nige van den Inlandefmaar waT£s3r*2 °-nS °nder,de °°gen- ia' ziJ" zii «^wd ZZtr^A indringend, zooals de klontongs in de groote steden en vooral te Batavia, men vergeeft hun | dat en ergert zich met zoo licht aan hen; op enkele wat al te brutale gasten na, hebben doorgaans de zonen i van het Hemelsche rijk in Indië een schreefje bKs voor, en m aanmerking genomen het nut, dat door hen in den Indischen Archipel alom wordt aangebracht verdienen zij dat ook zeker. ^"geuracnt, J?Z* Seheel ander type dan de Chinees levert ons de tokkel^nl^T1? ™i.°nS V0btrekt ^ aa°geafstnnt n" gendef'' daar 18 veel' dat hem van ons afstoot. Die gevoelens van antipathie zijn trouwens wederkeeng. Europeanen en Arabieren zoeken elkalrs omgang dan ook niet. Een groot deel der Arabieren L ruw en onbeleefd. Hun huizin bieden weimneSen %nA?iï?P™ttine- De begrippen van zindehjkheia vin ^zeer uiteen1! ^ ^ beschaafde" Europeaan loopen Men herkent den Arabier aan zijn eigenaardige kleeder- dracht. De man draagt een rok of een broek, waarover een lang wit hemd reikende tot de enkels; soms een vest en voorts een lange jas of een buis. De voeten steken in plompe sandalen en 't hoofd is bedekt met een tulband. Welgestelde Arabieren dragen soms Europeesche kousen en schoenen. De vrouwen der Arabieren rn Indië onderscheiden zich in haar kleeding weinig van de Inlandsche vrouwen; zelfs bedekken zij niet allen het gelaat in 't bijzijn van vreemde mannen. Trouwens^ er zijn in onzen Archipel weinig vrouwen van zuiver1 Arabische afkomst, daar de vrouwen niet uit Arabië emigreeren. De mannen huwen met Inlandsche meisjes , of met de dochters hunner landgenooten, die al eenigen tijd in Indië zijn, of die zelf daar geboren waren. Deze gemengde huwelijken zijn tevens oorzaak, dat de zeden en gebruiken der Arabieren in Indië gewijzigd zijn en dat het Maleisch hun omgangstaal is geworden, óók in den kring van 't eigen gezin. De aanraking van Arabieren en Inlanders dateert al van eeuwen her. Sedert het begin der 13e eeuw vestigden zich Arabieren in den Archipel, waar zij de verbreiding van den Islam hebben voorbereid. De Mohammedaansche godsdienst heeft na een langdurige en bloedige worsteling gezegepraald over de Hindoeleer, die sedert 't begin der 16e eeuw buiten Bah zoo goed als geen belijders meer telt. Op Java herinneren de zoo belangrijke en bewonderenswaardige ruïnen nog aan de z.g. Hindoeperiode. Uit hoofde van hun afkomst uit het land van den Profeet staan de Arabieren in hoog aanzien bij den Inlander. Aan verscheidene moskeeën zijn Arabische geestelijken verbonden, die vaak met de Inlandsen» geestelijken op minder goeden voet staan. Deze minder goede verstandhouding is dikwijls een gevolg van de stugge, ongenaakbaar trotsche houding, welke de zoon van Hodramaut meent zich te mogen veroorloven tegenover den Inlandschen geestelijke. De Arabier in onzen Archipel schuwt handenarbeid.' Zijn bedrijf is hoofdzakelijk de tusschenhandel. Verschillenden hunner maken zich schuldig aan woeker- handel met den zorgeloozen Inlander, die bijna altijd slecht bi] kas is en een gemakkelijke prooi voor den door hem hoog geëerden toewan Arab. HOOFDSTUK V. Het reizen in Indië. Heb ik zoo «en oppervlakkige schets zoeken te geven van de personen, die wij in Indië als vreemdelingen om ons heen hebben, ik kan niet nalaten, ook met een enkel woord te wijzen op enkele toestanden, waarin men | ginds zich bevinden kan ; en bepaaldelijk wil ik daartoe een en ander mededeelen omtrent het reizen in Indië Hierboven maakte ik de opmerking, dat men ginds in betrekkelijke weelde leeft; maar toch, niet altijd is dat f juist het geval; somwijlen kan zelfs wel eens het tegendeel plaats hebben, al duurt dat dan ook niet lang achtereen Menigeen heeft dat op zijn reizen in Indië ondervonden ofschoon met zij, die slechts een overplaatsing volgden van de eene kustplaats naar de andere, en dan gebruik konden maken van een der booten van de Koninklijke ;I^.ketvaartmaatschappij. Op die booten, die, van Batavia uit, den geheelen Archipel naar West en Oost doorloopen, al doen zij dan ook slechts bepaalde plaatsen aan, heeft men het altijd zeer goed. De kapiteins ervan zijn zeer fashionable heden, vol goede zorgen voor hunne passagiers -r men heeft daar een uitmuntende tafel en het noodige comfort, en dagen achtereen is men, althans wanneer men alleen reist, zonder eenige zorg. In den West-moesson is het natuurlijk minder aangenaam, een reis met zulk een boot te moeten maken ; maar laat het eens Oostmoesson zijn, en stoom dan eens de Noordkust *van Java langs, die men bijna altijd in het gezicht houdt wat wordt het dan verrukkelijk I Altijd hetzelfde prachtige weer, altijd die heerlijke koele ochtend- en avondstonden, en daarbij een zee als een rivier; inderdaad dat is uitermate opwekkend, en geen wonder is het, dat dan de passagiers over het geheel zeer opgeruimd zijn, en menigeen aan zijn blijmoedigheid lucht geeft door gezang of andere muziek, zelfs wel door het organiseeren van een danspartijtje. Ja, dat zou men met recht een pleiziertocht, een spelevaren kunnen noemen. Maar behalve zulke reizen bij overplaatsing, heeft men ook wel andere tochten te maken, namelijk, als men voor dienst op reis moet. En wat kan men het dan al niet zeer verschillend hebben ! Op Java, dat zich tegenwoordig in een groot aantal spoorwegen verheugt, heeft het reizen veel van zijn vroege vermoeienissen verloren.. Toch, hoe goed de spoorrijtuigen thans (op Java vooral) mogen zijn, een langdurige reis met een trein is voor de pas uit Europa en voor de eerste maal in Indië aangekomen Europeanen zeer vermoeiend tengevolge van de groote hitte, waaraan zij nog niet gewend zijn en welke afmattend werkt op de reizigers, die uren lang in een beperkte ruimte deze moeten verduren. Bij een spoorreis door de schoone Preanger Regentschappen wordt men voor die vermoeienis echter ruimschoots schadeloos gesteld door het wondermooie uitzicht. Tegenwoordig vindt men in geheel Indië, zoowel op Java als op de Buitenbezittingen, in alle plaatsen van eenig belang zeer goede hotels, welke de vermoeienis van de reis spoedig doen vergeten door het comfort, dat zij den reizigers bieden. Het reizen per auto is in Indië te verkiezen boven het vervoer per spoor; althans wanneer men niet te lange trajecten pér dag moet afleggen. Het wegennet, dat in de laatste 25 jaren ook op de Buitenbezittingen een groote uitbreiding heeft ondergaan, biedt ruimschoots gelegenheid deze wijze van reizen in praktijk te brengen. Op Sumatra en Borneo geven de groote rivieren gelegenheid tot vervoer per boot over groote afstanden. Het spoorwegnet wordt (vooral op Sumatra) allengs meer en meer uitgebreid. De veel verbeterde vervoermiddelen, de goede autowegén, de uitstekende hótels maken, dat het reizen in Indië tegenwoordig weinig bezwaren meer oplevert. Men reist thans tusschen de centra van Europeesche beschaving in den Archipel even gemakkelijk als in Europa. De reizen per postwagen, per tandoe (draagstoel) of per bidar (roeivaartuigje) behooren bijkans tot de legende. Een ambtenaar moge op Sumatra of op Borneo nog eens een bidar gebruiken, een dame, die een uitstapje in 't gebergte maakt, moge nog eens een tandoe gebruiken en zich langs een bergpad laten dragen naar ■een hoog gelegen punt, om van een onvergetelijk schoon uitzicht te gemeten, men kan deze zaken niet meer rekenen onder de vervoermiddelen op welker gebruik men is aangewezen bij een reis naar een standplaats m t binnenland op de Buitenbezittingen, zooals dit voor een twintigtal jaren soms nog het geval was. UITSPRAAK. Wanneer dit noodig of wenschelijk wordt geacht zal de uitspraak der woorden worden aangegeven door verschillende teekens boven enkele letters te plaatsen. De beteekenis dier teekens zal blijken uit 't volgende. a. De a, klinkend als in water, wordt aangegeven door a. Deze klank komt voor in de voorlaatste lettergreep van enkele woorden; ook wel in gesloten lettergrepen. De heldere a klinkt niet altijd zoo helder als de a in water, doch korter en scherper. Deze a-klank zal worden aangeduid door a. De a, ongeveer klinkend als de u, in 't Engelsche woord but, komt voor in de eindlettergreep van vele woorden en zal worden aangeduid door a. De doffe a klinkt als de a in ram, kam. Deze klank komt voornamelijk voor in gesloten lettergrepen. We zullen voor dien klank geen afzonderlijk teeken bezigen. Men spreke volgens deze aanwijzingen uit: hari, dag; segala, alle ; mana, waar ; bagoes, fraai ; banjak, veel; besar, groot; saja, ik, ja; datoek, grootvader, familiehoofd ; kajoe, hout; djadi, worden; batang, stam; batoe, steen. Sikat, vegen; hitam, zwart; garam, zout; genap, even; dekat, dichtbij; diam, stil. Djam, uur; ramboet, haar; soerat, brief; makan, eten. e. De e, klinkend als in eer, teer, smeer, doch korter zal geschreven worden ê. Deze klank komt in 't Maleisen hoogst zelden voor en uitsluitend in de voorlaatste lettergreep. door6 è' °ngeveer 111111116110 in nest, wordt voorgesteld De e, ongeveer klinkend als de i in mirre, komt voor in slotlettergrepen, afgesloten door een h. Deze klank wordt voorgesteld door ê. Soms wordt deze ook gehoord in de voorlaatste lettergreep. De toonlooze e klinkt als de e in begaan. Deze zal worden aangegeven door ë. Men spreke nu uit: mërah, rood ; lèhèr, hals ; bèntèng, fort; èkor, staart ■ memang, natuurlijk; lèlang, verkooping. olêh, door; bolêh, mogen, kunnen; Palêmbang. benar, waar; lëbih, meer; bëlom, nog niet. i. De 1 khnkend als de ie in hier, stier, komt in 't Maleisch mtelmtend voor in de voorlaatste lettergreep als de slot^tergreep aanvangt met een r. Ze wordt aangeduid De heldere i khnkt in het Maleisch meestal korter ongeveer als m het Duitsche woord Kind. Ze zal worden voorgesteld door i. De doffe i khnkt als in rit, smid. Ze komt voor in gesloten lettergrepen. Voor dezen klank bezigen we geen afzonderlijk teeken. Men spreke nu uit: siram begieten; kirim, zenden; niiring, scheefpinng, bord. ° manls zoet; tïpls, dun ; plpl, wang ; bibir, lip ; lëbih, meer; bintang, ster; asin, zout; hidoep, leven. oe. De oe is lang en helder in openlettergrepen voor een r. Ze khnkt dan als in 't Nederlandsch voor een r in snoer, vloer. Overigens klinkt de oe in open lettergrepen korter; ongeveer als de oe in boek, snoek, koek. In verschillende woorden klinkt de oe meer zweemend naar de o in de Nederlandsche woorden bon, ton. Deze klank is voor ons, Nederlanders, moeilijk weer te geven. Hij komt voor in gesloten eindlettergrepen van verschillende woorden en zal worden aangeduid door öé. Men spreke nu uit: _böëroeng, vogel; löëroeng, straat; koerang, te weinig; goeroe, onderwijzer. roepa, soort; roemah, huis; baroe, nieuw. toendjöék, wijzen; roempoët, gras; takoét, vreezen; kapoer, kalk; boentoet, staart. ai. In open lettergrepen khnkt ai niet als a gevolgd door i, maar als ai in 't Duitsche woord Kaiser. ' pakai, dragen ; ramai, lawai, drukte ; soengai, rivier ; baik, goed; naik, klimmen. Op Java hoort men ook wel zeggen ramê en pakë, doch deze uitspraak is onjuist. Als de i als achtervoegsel gehecht is aan een woord, dat op een a eindigt, worden die a en die i natuurlijk wel afzonderlijk uitgesproken. Zoo vormt men van ndmd, naam, het werkwoord mênamai, dat uitgesproken wordt: më-nd-md-i. (een naam geven). g. De g wordt uitgesproken als in de Engelsche woorden good, glad. goela, suiker; goenting, schaar; ganti, verwisselen. ng. De ng wordt uitgesproken als de ng in jongen, djangan, niet mogen; barang, goederen ; dingin, koud, tangan, band ; angin = wind. Wanneer dus de ng gevolgd wordt door een g moeten beide klanken duidelijk worden onderscheiden. ringgit (ring-git), rijksdaalder; anggder (ang-goer), wijn ; panggil (pang-gil), roepen ; djanggoet (djang-goet), baard, sik. h. De h 'wordt gewoonlijk niet uitgesproken. Ze wordt slechts zwak gehoord aan het begin van eenige woorden van vreemden oorsprong en in 't midden van woorden als 'ze tusschen twee klinkers : staat. Ze' wordt' zwak gehoord in : böhöng, leugen; lëhër, hals; mahal, duur; tahan, vasthouden, tegenhouden; hamba, slaaf; hadji; hoekoem, straf; hormat, eerbewijs ; hoeroef, letter. De h wordt niet gehoord in: hltam, zwart; soedah, al; hëndak, wenschen ; taröh, plaatsen; hidoep, leven. De h in lihat, zien, klinkt als een j. Dus : lijat. k. De k aan het eind van een woord klinkt als éeh diepe keelklank, welke bijna niet gehoord wordt. 4nak, kind; patik, dienaar (zeer beleefd ook gebruikt voor ik) ; boedak, knaap ; datoek, grootvader, familiehoofd ; naik, klimmen; baik, goed; banjak, veel; doedoek, zitten. Overigens wordt de k uitgesproken -als, in ?tv$federlandsch. x kata, woord; kirim, zenden. Maleisch 3 S. De s wordt altijd scherp uitgesproken, óók als deze tusschen twee klinkers staat. De z-klank bestaat niet in zuiver Maleische woorden. troes = recht uit; soerat, brief; pisang, banaan; pisau, mes; poesing, in de rondte draaien; poesing kapala, duizelig (kapala = hoofd). O. De lange, heldere o klinkt als in koor, smoor. We duiden dien klank aan door ö. Hij komt slechts voor in de voorlaatste lettergreep van enkele woorden. De o, klinkend als in stom, kom, zal worden voorgesteld door ó. Deze klank komt voor in gesloten eindlettergrepen en soms in de voorlaatste lettergreep voor een dubbelen medeklinker of voor een h. De doffe o komt zelden voor. Ze klinkt dan als in snor. Ze zal worden voorgesteld door ö. Men spreke uit: örang, mensch; ölêh, door; bölêh, mogen, kunnen, pöhön, boom; djatöh, vallen; bëlöm, nog niet. böhöng, leugen; bödöh, dom. dj. en tj. Ten slotte zij opgemerkt, dat men een duidelijk onderscheid moet laten hooren in de uitspraak van dj en tj. Men spreke dj vooral zacht uit. dj Sri = vinger; tjari = zoeken. djadjar = rij achter elkander ; tjatjar = kinderpokken. N.B. De genoemde klankteekens zullen in den vervolge in het algemeen worden weggelaten en slechts dan worden gebruikt als de uitspraak moeilijkheden kan opleveren. Klemtoon. «*i-^k!fnfa?m wtïdtJm '* Maleiscn met minder nadruk gelegd dan in 't Nederlandsen. ^\ Jalt Sewoomijk °P de voorlaatste lettergreep, , tenzij deze toonloos is. In dat geval valt in woorden van twee lettergrepen de nadruk dus op de laatste tfijy. in de volgende tweelettergrepige woorden: terang, helder; senang, tevreden; tjëpat, snel. d«n liïL?n w°ord. waarin de voorlaatste lettergreep den klemtoon draagt, een achtervoegsel krijgt dan greef'vin W naar de voorlaatstf ietter greep van het afgelelde woord, doch de nieuwe en de oorspronkelijke toondragende lettergrepen worden dan even lang uitgesproken. wwiueu uan Zoo wordt in de volgende woorden de nadruk gelegd op. de eerste lettergreep : 5c«8u makan, eten ; t&nam, planten; minoem, drinken. dJ. ormt.men nu afleidingen met 't achtervoegsel an %£n r? * df eerste twee lettergrepen even lang aa£ gehouden in de woorden 5 ma^fdS. SI>ijZen' Cten; tanaman- aanplant; minoeDe achtervoegsels lah, tah en kah hebben echter Zot™ °P klemt00n Van het oorspronSke ISHji £6e£V aL (k16111*0011 eerste lettergr.). Soedahlah, (klemtoon blijft op eerste lettergr.). SPRAAKKUNSTIG GEDEELTE. Inleiding. Het Maleisch kent geen vervoeging en geen» V8t4 buiging ; geen geslacht en geen getal; geen lidwoorden en geen koppelwoorden. Uit de beteekenis der woorden in het zinsverband moet men afleiden welken dienst die woorden in den zin doen. Vele stamwoorden kunnen nu eens dienst doen als werkwoord, dan weer als zelfstandig naamwoord, enz. Van verschillende stammen worden, door het gebruik van vóór- en achtervoegsels, woorden van verschillende beteekenis afgeleid. In de spreektaal worden deze vóór- en achtervoegsels vaak weggelaten, indien het gebruik er van niet volstrekt noodzakelijk is. Lidwoorden. Het aanwijzend voornw. vervult, waar noodig, den dienst van het lidwoord, het goud is geel = ëmas itoe koening. de olifant is zeer sterk = gadjah itoe amat koewat. Zelfstandige Naamwoorden. In het Maleisch hebben de zelfstand.nw. geslacht noch getal. koeda = paard of paarden, boenga = bloem of bloemen. Indien men bij namen van personen of dieren bepaaldelijk het geslacht wil aanduiden, plaatst men achter | zelfstand, nw. een bepalend woord. Bij namen van menschen bezigt men dan lakMaki'inasüA of perampoewan (vr.) ; bij namen van dieren dj anten ■ (manl.) of bêttna (vr.). t ,orang. laki-laki = man. anak perampoewan = dochter; meisje, koeda djanten = hengst, koeda bétina = merrie. Soms wordt 't meerv. aangeduid door verdubbeling van t zelfstand, nw. ..anak-anak =x kinderen. segala pohon-pohon = al de boomen. Deze meervoudsvormen worden niet vaak gebruikt en gewoonlijk alleen dan, wanneer men behalve een meery. bovendien een verscheidenheid wil aanduiden Enkele malen verandert door de verdubbeling de beteekenis. Bijv. : mata = oog; mata-mata = verkenner, spion. koeda = paard; koeda-koeda = schraag Het Maleisch heeft z.g. hulptelw. Het Nederlandsch bezit een paar van die woorden. Bijv. : Een patrouille van 25 bajonetten. Een escadron van 100 sabels. Een vloot van 30 zeilen. Zoo zegt men in 't Maleisch : koeda tiga èkor = drie paarden. lemboe empat èkor == vier koeien. èkor = staart. roemah doewa boewah = twee huizen. kapal lima boewah = vijf schepen. boewah = vrucht, massa. pisang satoe bidji = een pisang. mangga anam bidji = zes mangga's. bidji = pit, korrel. kaïn poetih lima potong = vijf stukken wit goed. potong ~ stuk, afgesneden deel. In de omgangstaal worden de hulptelw. gewoonlijk met gebruikt. J Naamvalsuitgangen zijn in 't Maleisch onbekend. De 2e naamv. wordt uitgedrukt door nevenstelling. roemah AU = Ali's huis. koeda toewan = Mijnheers paard. Men hoort vaak Europeanen hét woordje dëri = van bezigen om den bezitsvorm aan te duiden. Dit gebruik is beslist verkeerd. Om bepaaldelijk aan te duiden, dat iemand iets bezit wordt gebruikt "ëmpoenja, of verkort poenja. Bijv.: toewan poenja koeda = Mijnheers paard. Siapa poenja sepatoe itoe ? Toewan poenja = Van wien zijn deze schoenen ? Van Mijnheer. Het Maleisch kent vele samengestelde zelfstand, nw., bestaande uit twee naast elkaar geplaatste substantieven.» Het tweede substantief bepaalt dan gewoonlijk hét eerste. tëlor ajam = kippenei, (telor = ei; ajam = kip). karèta api = spoortrein, locomotief, (api = vuuf). karèta angin = fiets, (angin = wind). kapal Spi = stoomboot, (kapal = schip). mata hari = zon. (mata = oog ; hari = dag). mata djalan = gids. (djalan = weg). mata ajer = bron. (ajer = water). mata sapi = spiegelei, (sapi = koe). obat bëdü = kruit, (obat = medicijn ; bedil = geweer). mata bedil = vizier. iboe tangan = duim. (iboe = moeder; tangan = hand), iboe kaki = groote teen. (kaki = voet), kabar angin = gerucht; onzekere tijding, (kabar = bericht). Sommige uitdrukkingen, samengesteld uit twee woorden, hebben haar beteekenis alleen te danken aan 't spraakgebruik. Het tweede woord is dan volstrekt geen bepaling van het eerste. Bijv. : iboe blpak == ouders (iboe = moeder ; bêpak = vadert. laki bini = echtgenooten (laki = man ; bini = vrouw). oetan rimba = wildernis (beide woorden beteekenen bosch). bêla tantara *= leger. ™2m1iPerS°ne^ a-an te duiden- die beroepen of ambten eD/K gebrmM men vaak de woorden Toeroe toekang (baas) of pandai (bedreven) 7 ' toekang mënatoe = waschman. toekang kajoe = timmerman, meubelmaker toekang besi = smid. (besi = ijzer) toekang këbon = tuinman, (kebon = tuin} toekang koeda = staljongen, toekang ëmas, pandai ëmas = goudsmid pandai tënoen = wever, (tenoen = weven) djoeroe bahasa (spreek uit bas*) = tolk. (bahasa - djoeroe toelis == schrijver taa1^' djoeroe moedi = stuurman, roerganger . Aardrijkskundige namen, namen van bloemen, boomen J^fa,/1SSCheaJn vogels worden gewoonlijk vooraf: gegaan door soortnamen. J .VUUI«" Zoo gebruikt men voor de namen van • l^werelddeelen en groote landen: bènöèwa. landen : ianah of nëgëri; eilanden : poelau; steden : nëgëri of kotta; dorpen : kampoeng of doesoen; zeeën : lawoet; I kapen : tandjoeng; groote rivieren : batang; kleine rivieren : soengai; meren: tdsik; tëlaga of danau; bergen : goenoeng; I heuvels: boekit; I bloemen : boenga of këmbang- boomen: pohon; vruchten : boewah; \ slangen: oeldr; visschen; ikan; \ vogels: boeroeng. Voorbeelden : ! benoewa Afrika = Afrika negeri Blanda = Holland. tanah Djawa. = Java. -yf/vd» rrwinjnaq mQ poelau përtja = Sumatra. (weinig gebruikt). (pertja.sö flard, lap). tandjoeng Sëlatan =tc iZuidkaap (v. Borneo). batang hari = (een rivier jop Sumatra). goenoeng Mërapi = de Merapi. '• boekit Barisan = Barisangebergte (Sumatra). pohon kalapa = kokosplam. boewah kalapa —- kokosnoot. këmbang pala = foelie. tm» oelar welang = een bepaald soort giftige slangen. boeroeng dara = duif. ikan kakap = een bepaalde vischsoort. We zullen thans eenige voorbeelden geven van afgeleide zelfstandige naamw..: ie. met het achtervoegsel an. i makan = eten; mikSnan = voedsel, eten. minoem = .drinken ; minoeman = drank; pakai = dragen; pakaian. = kleeding. atoer - regelen; atoeran = regeling. i/\ toetoep = sluiten; toetoepan = deksel, timbang = wegen ; timbangan = weegschaal, langit - hemel; langitan = gehemelte, tanam = planten; tanaman = aanplant. 2e. met 't voorvoegsel ka en 't achtervoegsel an. adil - rechtvaardig; kaadilan = rechtvaardigheid, papa = arm ; kapa.pa.an = armoede, tèntoe = zeker; katèntoean = zekerheid. : bësar = groot; kabësaran = macht, grootheid, bënar = waar; kabênaran = waarheid. 1 ' soekê. = houden van; kasoekaan = blijdschap, genoegen. radja = vorst; karadjaan = komnkrijk, .regeering. hidoep = leven ; kahidoepan = levensmiddelen; ook: het leven, miti = dood ; kamatian = het sterven ; de dood. 3e. met het voorvoegsel pë: ■' Veelal verandert pë in pér, pél, pêng, pém in verband met de aanvangsletter van-t stamwoord. Bij 't werkwoord zal dit nader worden toegelicht bij den vorm met mé, die aan dezelfde veranderingen onderhevig is boeroe = jagen; pëmboeïoe = jager. adjar: == leeren ; pëladjar = leerling ; përigadjar = onderwijzer. takoet = vreezen; pënakoet = lafaard. malas = lui; pëmalas =■ luiaard. djoewal = verkoopen; pëndjoewal = verkooper bëh = koopen ; pëmbëli = kooper. 4e. met het voorvoegsel pë oen 't achtervoegsel an- atoer = regelen ; përatoeran = regeling. kërdja = werken; pëkërdjaan = werk, betrekking k&ta == woord; përkataan = gesprek, verhaal. lajar == zeil; pëlajaran = zeereis. djandji = beloven; përdjahdjian = overeenkomst. mam = spelen; përmainan = speelgoed, l : m8at = onthouden.-,v;pëTingatan ^ herinnering laboeh = ankeren ; pëlaboehan = ankerplaats. : koeboer = graf; pëkoeboeran = kerkhof. ' adjar = leeren ; pëngadjaxan = onderwijs. ■. ; pëladjaian; = les, studie. Bijvoeglijke naamwoorden. De meeste bijvoegehjke nw. zijn stamwoorden. Bijv ■ b,esar = groot; këtjü = klein ; tinggi = hoog • lebar = breed ; kaja = rijk ; papa. of miskin = arm • baik = goed ; djahat = slecht; boèsoëk" = slecht,' i. . bedorven ; bagoes = mooi; boesoek, djahat, djëlek = leehjk'f moeda = jong (ook licht van kleuren) ; toewa = oud (ook donker van kleuren) • tërang = licht (tegenover duister) ; gëlap' = duister • mata = dood ; mamis = zoet, lief; pait = bitter : nakal == stout, ondeugend. Afgeleide bijvoeg, nw. worden gevormd met • ie. het voorvoegsel bë: goena = nut; bërgoena = nuttig. boedi = verstand ; bërboedi = verstandig, sëndjata. = wapen; bërsëndjata. — gewapend. 2e. net achtervoegsel an, of ook met ka ... . an: merah = rood; merah-merahan = roodachtig, biroe = blauw; biroe-biroean = blauwachtig, lihat = zien; kalïhatan = zichtbaar, dengar = hooren; kadengêran = hoorbaar. De voornaamste bijvoegelijk gebruikte onbep. telw. zijn: banjak = vele ; sëdikit = weinige ; sëkalian = alle ; saBttoewa = alle; sëgala. = alle; bëbërapê. = verscheiden, eenige. Stofnamen en kleurnamen doen onveranderd dienst als bijv. nw. Bijv. : roemah batoe = steenen huis (batoe = steen). . tjintjin ëmas = gouden ring. (ëmas = goud). tanah merah = roode aarde, (tanah = aarde)', i De meest gebruikte kleurnamen zijn : poetih = wit; hitam = zwart; koening = geel; hidjau = groen ; biroe = blauw; mërah m rood ; oengoe = paars, violet; mërah toewa = bruin (ook donker rood) ; mërah moeda = lichtrood. (warna = kleur). Om een eigenschap met nadruk aan te duiden wordt soms 't bijv. nw. verdubbeld. BijVC; ^ orang bësax bes ar = zeer aanzienlijke Heden. perkara ketjil ketjil = nietige zaken. Het bijv. nw. wordt gewoonlijk achter het woord geplaatst, dat bepaald wordt. De bijvoegelijk gebruikte onbep. telw. worden nu eens voor, dan weer achter het zelfst. nw. geplaatst. Zoo plaatst men beberapa en segala altijd; en banjak en sidikit gewoonlijk voor het zelfst. nw. De bijv. nw., vooral zulke welke een grootte, een afmeting aanduiden, worden vaak zelfstandig gebruikt. Zij krijgen dan het achtervoegsel nja, dat eigenlijk den bezitsvorm van den 3den pers. enkelv. aanduidt. Voorbeelden: bësar = groot; bësarnja = grootte. tinggi = hoog; tingginja = hoogte. dalam = diep; dalamnja = diepte. Zoo vertaalt men : „hoe hoog is dat huis ?" door ; „berapa tingginja roemah itoe ?" hetgeen letterlijk beteekent: hoeveel (is) (de) hoogte (van) huis (dat) ? hoe diep is dat gat ? = berapa dalamnja lobang itoe ? Om aan te geven, dat twee personen of zaken een eigenschap in gelijke mate eigen is, gebruikt men: sama .... dëngan. Bijv.: Mijnheers huis is even groot als dat huis = roemahnja Toewan sama besar dengan roemah itoe. Het Nederl. woordje dan na een vergrootenden trap { wordt vertaald door dart pddd of door ddri. t Mijnheers paard is grooter dan mijn paard = koedanja toewan besar dari pada koeda saja. Gewoonlijk wordt de vergroötende trap aangeduid doOr lëbih = meer. Men zou den vorigen zin dus even goed aldus kunnen vertalen: koedanja toewan lebih besar dari pada (of : dari) koeda saja. Om aan te duiden, dat een persoon of zaak een eigenschap in mindere of in te geringe mate bezit gebruikt men 't woord koerang = minder, te weinig. Zoo beteekent „koerang tinggi", zoowel minder hoog, d.w.z. lager als te laag; „koerang besar", zoowel minder groot, of kleiner als te klein. De juiste beteekenis moet dus uit het zinsverband blijken. Om den övertreffenden trap aan te duiden gebruikt men de hulpwoorden : amat = zeer; tertaloe == erg, zeer; sëkali = zeer. Deze woorden geven dus soms ook aan, dat de eigenschap m hooge mate aanwezig is, zonder nog bepaald een övertreffenden trap te beduiden. Bijv. : Deze vruchten zijn te duur = boewah ini tertaloe mahal. Mijnheers huis is zeer mooi — roemahnja toewan amat bagoes. Die kokospalm heeft veel vruchten = pohon niioer itoe tertaloe banjak boewahnja. De juiste beteekenis: moet dus weer blijken uit het zinsverband. Voornaamwoorden. a. Persoonlijke voornaamwoorden., :;cHet Maleisch kent de -volgende pers. voorn.w: ie. persoon, enkel??. :• akoe, saja. 2e. » , » : engkaw; (kamoe).;!4 ; !kami (met uitsluiting v. d. aan... ,\ 1 .gesproken persoon), kita (metInslBitingv. d. aangesproken persoon). 2e. 1. , 'fUT „s'-Jgamoe. 3.e.. K.,-ar; , .-.zi wob:.: marika itoe (= die lieden). n'Naamvalsvormen- kent 't- Maleisch niet. Genoemde wopjden blij ven'dils^ onveranderd in alle naamvallen. Akoe wordt in dq omgangstaal weinig gebruikt. De spreker plaatst zich door dit woord te gebruiken op een .standpunfe;van meerdere tegenover den aangesproken persoon. Het khnkt onbeleefd. Men gebruike altijd saja. Te Batavia en omstreken hoort men nog wel eens goewa gebruiken voor ik. Het is geen Maleisch woord. Men vermijde het gebruik er van. In de Molukken gebruikt men ook wel bèta voor ik. engkaw wordt weinig gebruikt. Hoewel kamoe eigenlijk meervoud is, is dit woord ook voor den 2en pers.r.enk. het meest geschikt. Op Java gebruikt men:.«ok kowé voor jij, doch nimmer tegenover personen van eenigen rang of stand. Het is grof; Men gebruike daarvoor altijd kamoe. f 1 Een zéér grof, beleedigend woord is loe voor jij. Te Batavia wordt het nog wel eens gehoord. Men wachte zich er voor dit woord te gebruiken. , De vorm dija voor den derden pers. enk. wordt gewoonlijk alleen gebruikt na een voorzetsel en na een werkwoord met het achtervoegsel kan.' Ook wel om er den nadruk op te leggen. Indien akoe; hamoe en ija als achtervoegsels aan een woord gehecht worden veranderen- deze voornw. m koe, moe en nja. De pers. voorn.w. worden in het Maleisch véél minder gebruikt dan in het Nederlandsch. Men spreekt- zoowel tot als over een persoon bij voorkeur in den derden pers enk. door zijn rang, betrekking of naam te noemen' Ook worden de pers. voorn.w. in dèïspreèktaal wel geheel weggelaten, als het zinsverband niet bepaaldelijk eischt, dat ze gebruikt worden. In het vervolg zal men van deze wijze van. spreken voorbeelden vinden. De onpersoonlijke voorn.w. het en er worden in t Maleisch niet vertaald. Bijv. : het regent =^ oedjan. het. is koud = dingin. er zijn, er waren = ada. b. Bezittelijke voornaamwoorden. De pers. voorn.w. doen dienst als bézitt. voorn w Ze worden gesteld achter den naam van de bezitting In t hoofdst. over 't zelfst. n.w. Werden reeds enkele voorbeelden gegeven. De vorm nja van "dén 3en pers. enk. doet. dikwijls den dienst van het bepalend lidwoord." Voorts in- "de beteekenis van „er van". Ook dient het om de betrekking van bezitter tot bezitting te versterken, indien beide door een zelfst. n.w. worden uitgedrukt. Zoo zegt men zoowel koeda toewan als koeda-nia toewan. De laatste uitdrukking is sterker. Voorbeelden: koedakoe, koeda saja = mijn paard, koedanja- = zijn (haar) paard, koeda kami, koeda kita =j ons paard, koedamoe = uw paard, koeda marika itoe — hun paard. ' sebabnja = daarom (n.1. de reden er van) , ësoknja = de volgende dag (morgen er van). c. Wederkeerige voornaamwoorden. Hiervoor gebruikt men de wóórden m£-oï~ sewUri; dit laatste ook ter vertaling van onze woorden zelf (na een pers. vn.w.), van zelf, eigen en alléén. Voorbeelden: De boom viel van zelf om = pohon itoe djatoh sendiri. Zijn eigen werk » = pekerdjaannja sendiri. Alleen zijn werk f r J ' zich overgeven 1 = menjerakari diri. zich onderwerpen ) 1 d. Betrekkelijke voornaamwoorden. Als betrekkelijk voornaamwoord heeft men in het Maleisch alleen jang. Het dient zoowel voor personen als voor zaken. Kapal jang baroe datang = het schip, dat pas gekomen is. toekang menatoe jang dipanggil soedah datang = de waschman, die geroepen was, is gekomen. e. Aanwijzende voorn.w. itoe = die, dat. ini = deze, dit. Het Maleisch kent nog een aanw. woordje Si, dat vaak gebruikt wordt vóór eigennamen of vóór bijv. nw. om er eigennamen van te maken. Si-Oepi menangis sebab dipoekoel baboe = Oepi huilt omdat de baboe haar geslagen heeft. si anoe = een zekere. si boerik = de mottige. ƒ. Vragende voornw. apa = wat, welk. siapa = wie. Apa slaat alleen op zaken, siapa alleen op personen, siapa jang toelis soerat ini ? = wie heeft dezen brief geschreven? (Letterlijk: wie is 't, die enz.), kamoe bëli apa ? = wat hebt gij gekocht ? g. Onbepaalde vnw. Voor men of iemand zegt men in 't Maleisch orang — mensch. Bijv. : kata orang = men zegt. ada orang maoe bertemoe dengan toewan = er is iemand, die Mijnheer wil spreken. (Lettert, ontmoeteöï: tida ada orang = er is niemand. J Verder worden nog gebruikt: sa-orang = iemand, sa-orang tida = niemand, siapa-apa = al wie. barang siapa = al wie. soewatoe = een of ander, apa-apa == iets, al wat, , wat ook : tiap-taap = elk (voor zaken). masmg-masing = ieder, (-voor pers.). . saban = elk, ieder (voor pers. en zaken).. uf!n W°^dt m de omgangstaal het meest gebruikt saban hari = eiken dag; dagelijks, pada soewatoe hari = op zekeren dag. Werkwoorden. I Nergens blijkt de ongebondenheid van de Maleische omgangstaal meer dan in het gebruik der werkwoorden KMschoon doel en bestek van dit werkje tot beknoptheid nopen is het noodig het een en ander te zeggen over het gebruik van die vormen der werkwoorden welke m de spreektaal (vooral door de Europeanen)'-vaak verwaarloosd worden, doch welke men toch dient te kunnen onderscheiden wil men den Inlander behoorlijk Kunnen verstaan. J Alvorens tot die vormen over te gaan wordt een . catagorie van werkw. vermeld, die geenerlei verandering ^Ondergaan. Dat wil niet zeggen, dit sonumge^riaarvan Ide voor- en achterzetsels niet kunnen aannêneiTdo^h dat zij aan ook een andere beteekenis. krijgen. De braadpan rooster aarden pot chineesche pot lepel van klapperdop deksel komfoor rasp hakmes hakblok rijstblok rijststamper zeef wan mand waaier (van gevlochten bamboe, om 't vuur aan te waaien) blazer aarden schotel wrijver (om lombok fijn te wrijven) ongekookte rijst gekookte rijst aardappelen meel tarwemeel klapper uitgeperst klappersap Maleisch 5 Didalam dapoer. kajoe api. arang. tjerèk. dandan. koekoesan. ^- pantji. wadjan.-Koewali. panggangan. koewali. petiman. rroes. toetoepan.— anglo. '— paroet. golok,-~bendo, parang. telenan. loempang. aloe. ajakan. tampah. bakoel. kipas. semprong. tjobèk. oelek-oelek. bëras. nasi. këntang, oebi. tepoeng.^- tepoeng gandoem.— kelapa. santen. —■ zout ui knoflook spaansche peper. peper kurkuma koriander nootmuskaat kruidnagel foelie kaneel laurierblad gember venkel. anijs ei vleesch rundvleesch varkensvleesch lamsvleesch kip eend lever nier maag van de kip visch garnaal krab groente olie boter reuzel soja azijn rozijnen) krenten) gelatine garam. bawang.--" bawang poetih. . lombok. maritja. koenjit, koenir. ketoembar. pala.-^" tjengkèh.-**" kembang pala. r" kajoe manis.*"" daoen salam. djahë. adas. adas manis. tëlor. daging.-' daging sapi. daging babi. daging kambing.ajam. bebèkf'mA. hati.-^ gindjel.-- rempeloh,— ikan. oedang. kepiting. sa j oer. minjak. mantëga,— minjak babi.*"" kètjap.-"■ tjoeka. —' kismis. agar-agar. — I Wagenkamer en stal. 1 rijtuig dos-a-dos | deelemankar | tilbury bok wiel spaak as lantaarn I kaars zweep karwats tuig stang haam staartriem zadel buiksingel stijgbeugel paard trekpaard, wagenpaard bij paard feen span paarden roskam rosborstel gras ongepelde rijst zemelen De tuin. bloemtuin groentetuin hak hark bezem (van de bladnervan van den klapper) Kamar kerëta dan setal. karèta. sado. deeleman. bèndi. tempat koesir. roda. rriKia roedji.---"" inden. lantèrn. lilin^- tjamboekr** tjemeti. pakaian koeda. kendali. kaloeng. apoes boentoet. sela. amben. sangga-wedi. koeda. koeda kerèta. koeda toenggang. ff koeda sepasang/ garoek. sikat. roempoet. ^ gabah.—' dedak.—-■ Kebon. kebon kembang. kebon sajoer. patjoel. garoe. —sapoe lidi. gieter haag pad perk) bed ) boom wortel stam tak twijg blad steel knop bloem vrucht pit zaad roos balsamine lelie waterlelie orchidee varen boomvaren mos klapperboom tamarindeboom casuarine ananas aloë spinazie postelein salade komkommer augurk, peulvrucht erwt bruine boon gembor, pentiraman. pagar. djalan. pètakr*" pokon.-'*' akar. ■"*' batang.^ tjabang-^ ranting. ^ daoen. gagang. —** koent joep. ^ boenga, kembang. boewah --** bidji. bibit. boenga mawar. patjar ajer. *r kembang bakoeng. toendjoeng;*"teiatai. anggerèk.-"""" pakoe, pakis. pakoe adji. —" loemoetr-" pohon kelepa, njioer. pohon asam. pohon tjemara. nanas. (lidah boeaja. (nanas sebrang. bajam. krokot. —' seladah. timoen.'' timoen ketjil. katjang. >*" katjang kapri katjang mërah. snijboon staak mest Bedienden. huisjongen bottelier lampenist tuinjongen koetsier waschman opzichter daglooner brievenhaler (op landelijke ondernemingen) kamermeid kindermeid min naaister keukenmeid waschmeid loon voorschot met kost verlof ontslag vragen Kleeding. jas broek vest hemd boordje, kraag das onderbroek kous, sok kouseband katjang boentjisv*' landjaran.'** Taboékf^badja. Orang-orang. djongos. toekang sëpèn. toekang lampoe. toekang kebon, koesir. menatoe. mandoer, koeli. pesoeratan, pelajangan. baboe dalam.-" baboe anak.'baboe tètèk. pendjaït (kortweg : djaït). koM. baboe tjoetji. belandja. — persekot. makan dalam. «permisi T"idzin. minta berhenti. Pakaian. djas. tjelana. rompi. kemèdja.-^ lèhèr, krag. dasi. tjelana dalamrkaos, sarong kaki. tali kaos. handschoen kabaja slaapbroek borstrok J onderlijf je ) onderrok bovenrok lijfje buikband zakdoek schoen laars slof sandaal knoop knoopsgat gesp hoed pet paraplu of parasol Spijs en drank. brood geroosterd brood krentenbrood beschuit boter kaas zoetem. kaas komijne id. Zwitsersche id. koek gebakjes tong gezouten tong rookvleesch gekookte eieren harde eieren sarong tangan.-*"' kabaja, badjoe tjina. tjelana tidoer. koetang. rok dalam. rok loewar. badan. oedet. sapoe tangan. — sepatoe. sepatoe tinggi. •**n' tjenêla. tjeripoe>-' kantjing. roemah kantjing. —< gèsper. ■topi. topi. pajoeng. Makanan dan minoeman. roti. roti panggang.-*'*' roti kismis. beskoeit. mentêga. kèdjoe^-* kèdjoe soesoe.-"' kêdjoe boemboe.— kèdjoe hidjau. kwê. kwë kwê. —' lidah. hdah asin. daging asap.-*** tëlor rëboes.— tëlor matèng.— zachte eieren rauwe eieren eierstruif spiegelei soep gekookte aardappelen gebakken aardappelen purée biefstuk ossenhaas gehakt gesmoorde kip . gebakken kip geroosterde kip gelatine v. kip lapjes jus bouillon zuren confituren drinkwater ijswater melk thee koffie suiker witte suiker, kandij Javaansche suiker mineraalwater siroop. rozensiroop tamarindesiroop citroensiroop limonade gazeuse wijn tëlor. sëtèngah mateng. S tèlor mèntah.*** dadar.^ tjeplok, mata sapi/»***' sop. kentang rëboes. kentang gorèng. kentang aloes.-»**' bistik. loeloèr. perkedèl. sëmoer ajam. ajam gorèng. ajam panggang. ajam kodok. lapis. saos. kaldoe. atjar-atjar. manisan.—— ajer minoem.»*** ès, ajer batoe. ajer ès. soesöe. tèh. kopi. goela. goela poetih. goela pasir. goela batoe. goela djawa. ajer-bëlanda. setroep. «jfsiui sëtroep mawar setroep asam. !sëtroep djëroek. sëtroep limoen, limonada. anggoer. roode wijn witte wijn rijnwijn champagne port bier stout jenever bitter een bittertje likeur cognac witte brandewijn anggoer mërah. anggoer poetih. anggoer asam. ( anggoer sempanje. ( anggoer poef. anggoer prat. bir. bir hitam. sopi. part. paït. sopi mams.^»* brèndi. brèndi poetih. Werkzaamheden Pekerdjaan Stam van het te huls. diroemah. werkwoord. den vloer dweilen mengepèl djoebin epèl = verbastering v. dweil, den vloer vegen menjapoe djoebin sapoe = bezem, de muren witten melaboer tembok laboer = witkalk, de tafels politoeren memoelitoer mèdja poelitoer. de schilderijen af- mengeboeti plgoera kepoet = plumeau. stoffen de deur openen memboeka pintoe boeka. het venster sluiten menoetoep djendela toetoep. het zeil ophalen - menarik lajar tarik. het zeil neerlaten menoeroenkan lajar toeroen = neerdalen het bed opmaken membetoelkan tem- betoel = ln orde. pat tidoer de lamp vullen mengisi lampoe isi de lamp aansteken memasang lampoe pasang. de lamp uitdoen memboenoeh lampoe boenoen. de kleeren drogen mendjemoer pakaian djemoer. de borden wasschen mentjoetji piring tjoetji de messen slijpen mengasah plsau asah de lepels poetsen. menggosok êndok gosok. de tafel dekken menoetoep mèdja toetoep. het eten opdienen mengangkat makanan angkat de schoenen poetsen menjikat sepatoe slkat = borstel de koffie malen menggiling kopl giling. de rijst stampen menoemboek bëras toeboek. lombok fijn snijden radjang-radjang radjang. lombok klapper raspen memaroet kelapa paroat •= rasp. klapper uitpersen memerës kelapa perês. koken masak masak. braden menggorèng gorèng. roosteren memanggang panggang, .water flltreeren manjaring ajer saring. water putten , f\. menfmba ajer timba = emmer, den bak rallen mengisi koelah isi. de bloemen begieten menjiram kemba:.0' siram. de kippen voeren kasi makan ajam kast. een kip slachten memotong ajam potong. het paard roskam- meng^aroek koeda garoek = roskam men de koe melken mëmerës sapi përes (= melken, _ , , uitpersen). naaien mendiatt djait. stoppen inenisik tisik. borduren menjoelam soelam. knoopen aanzetten memasang kantjing pasang. Vorm, gedaante. een tafel is rond of vierkant. een pinangstam is rond een knikker is rond een ei is ovaal er zijn'zeskante tafels een driekante tegel een klapperboom is hoog een kemoeningboom is laag dit touw is lang die ketting is 'kort de postweg is breed een dessaweg is smal deze plank is dik die ruit is dun dit mes is scherp, die schaar is bot deze naald is spits die spijker is stomp, deze put is diep die vijver is ondiep Kleur. het bloed is rood de hemel is blauw het gras is groen een djamblangvrucht is paars een pisang is geel krijt is wit houtskool is zwart een regenwolk is grijs Roepa. mèdja itoe boendar atau ampat persegi. batang pohon pinang itoe boendar. kenèker itoe boendar. telor itoe boendar londjong. ada mèdja jang persegi anam. djoebin persegi tiga. pohon kelapa itoe tinggi. pohon kemoening itoe rendah. tak' ini pandjang. rantai itoe pèndèk. djalan-besar itoe lèbar. djalan doesoen itoe tjioet. papan ini tebal. kat ja itoe tipis. pisau ini tadjam. goenting itoe toempoel. djaroem ini lantjip. pakoe itoe toempoel. soemoer ini dalam. kolam itoe tjèlèk, tohor. Warna. darah itoe mërah. langit itoe biroe. roempoet itoe hidjau. boewah djamblang itoe woengoe. pisang itoe koening. kapoer belanda itoe poetih. arang itoe hitam. mendoeng itoe kelaboe. de regenboog heeft zeven kleuren; rood, oranje geel, groen, blauw, indigo, paars er zijn donkerroode en lichtroode djamboes er zijn donkerblauwe en lichtblauwe bloemen regenwater is helder rivierwater is troebel Smaak en gevoel. suiker is zoet zout is zout azijn is zuur kinine is bitter onrijpe pisang is wrang peper is sterk lauw water is flauw het vuur is heet ijs is koud een marmersteen is glad een baksteen is ruw lood is zwaar kapas (ongesponnen katoen) is licht. Huisdieren. paard hengst koewoeng itoe toedjoeh, warnanja: mërah, djingga, koening, hidjau, biroe, biroe nila, woengoe boeah djamboe itoe ada jang mërah toewa, ada Jang mërah moeda. ada boenga jang biroe moeda, ada jang biroe toewa. ajer hoedjan itoe bëning, djernih. ajer kali itoe boetèk, keroeh, Rasa. goela itoe manis. garam itoe asin. tjoeka itoe asam. kinine itoe pait. pisang mentah itoe sëpat. lada itoe pedis. ajër angat itoe tawar. api itoe panas. ès itoe dingin. batoe marmar itoe litjin. batoe bata itoe kesap. timah itoe berat. kapas itoe èntèng, ringan. Binatang jang dipiara (*) orang. koeda. ( koeda laki-laki (Java). ( koeda djanten. (*) piara = onderhouden. merrie veulen ezel rund stier koe kalf karbouw geit schaap hond. kat hoen haan kip hen kuiken gans eend manila-eend kalkoen parelhoen ■ pauw duif tortelduif papegaai kakatoe parkiet kanarie koeda perampoean. anak koeda, belo. kaldai. sapi. ( sapi laki-laki (Java). ( sapi djanten. sapi perampoean. anak, sapi, pedèt. kerbau. kambing. kambing, biri-biri. andjing. koetjing. ajam. ( ajam laki-laki (Java), j ajam djanten. ( ajam djago. ajam. ( ajam biang. ( babon. anak ajam. gangsa, angsa. bêbèk, itik. bèbèk manila, mèntok. ajam kalkoen, ajam moetiara, bóerang mërak. f boeroeng dara. ( boeroeng mërëpati. boeroeng perkoetoet. ( boeroeng bajan. (• boeroeng loeri. boeroeng kakatoea. boeroeng serindit. boeroeng kenari. Rekenen. Tellen. een twee drie vier vijf zes zeven acht negen tien elf twaalf negentien twintig een en twintig negen en twintig dertig veertig negentig honderd twee honderd negenhonderd duizend tienduizend honderd duizend een miljoen 6 734 568 de eerste de tweede Menghitoeng (stam hitoeng). 1 Membilang. < (stam bilang). ( ook wel menghitoeng. satoe. doewa. tiga. ampat. lima. anam. toedjoeh. delapan. sembilan. sepoeloeh. sebelas. doea belas. sembilan belas. doewa poeloeh. doewa poeloeh satoe. doewa poeloeh sembilan. tiga poeloeh. ampat poeloeh. sembilan poeloeh. seratoes, doewa ratoes. sembilan ratoes. seriboe. sepoeloeh riboe (of selaksa). seratoes riboe (of seketi). sejoeta. anam joeta, toedjoeh ratoes tiga poeloeh empat riboe, lima ratoes anam poeloeh delapan. ( jang pertama. ( jang sekali. jang kadoewa. de tiende de dertiende enzoovoort den ien Januari 1905 den i4en Juli 1905 een voor een de beide personen de vijf paarden twee aan twee drie aan drie bij tientallen bij honderden alle drie rijtuigen zijn in gebruik alle vijf dieven werden gevat een maal twee maal tien maal drie maal twee is zes weinig veel alle de helft een derde twee derde een vierde drie vierde vijf achtste Geld. papiergeld goudgeld zilvergeld jang kesepoeloeh. jang ketiga belas. jang sabagainja. pada tanggal satoe boelan Djanoeari taoen 1905 pada tanggal empat belas boelan Djoeli, taoen 1905. 1 satoe-satoe (voor zaken). < seorang-seorang (voor f personen), kadoewa orang itoe. kelima èkor koeda itoe. berdoewa-doewa. bertiga-tiga. berpoeloeh-poeloeh. beratoes-ratoes. kerèta dipakai tiga-tiga. pentjoeri ditangkap limalima, sekali. doewa kah. sepoeloeh kah. tiga kah doewa djadi anam, sedikit. banjak. samoewa, segala. sentèngah. sepertiga. doewa pertiga. seperempat. tiga perempat. lima perdelapan. Oeang. oeang kertas. oeang ëmas. oeang pèrak. kopergeld goudtientje ■ .-/tu rijksdaalder. gulden halve gulden ; kwartjes een kwartje twee kwartjes dubbeltje 2} cent stuk cent £ cent tien duiten (oude rekg.) dertig duiten zijn gelijk aan een kwartje 150 duiten = ƒ 1.25 Tijd almanak eeuw jaar maand jaargetij een week dag uur minuut seconde Zondag maandag. oeang tembaga. ( oeang ëmas balanda. ( oekon ëmas. ringgit. roepiah. ( sentèngah roepiah. ( soekoe. talen. setali. doewa talen. ( ketip. ( pitjis, itji. bènggol. sèn. bribil. sëwang. tiga wang sama dengan setali. (*) lima belas wang sama dengan seroepiah setali. Waktoe. almanak, takwim. abad. tahoe n. boelan. moesim. ( seminggoe. ( seahad. hari. djam. menit. sekon. ( hari minggoe. ( hari ahad. hari senèn. (*) Setali tiga wang (spreekw.) = 't Is lood om oud ijzer. dinsdag woensdag donderdag vrijdag zaterdag zondagavond maandagavond oude j aarsavond nieuwjaar feestdag vastenmaand zon maan ster morgenster avondster komeet. zoneclips maaneclips zonsopgang ochtend 's ochtends vroeg middag namiddag zonsondergang avond ) nacht ) middernacht dageraad tusschen licht en donker nieuwe maan donkere maan ) wassende maan) eerste kwartier volle maan laatste kwartier een uur hari selasa. „ rebo. „ kemis. „ djoemahat. » sabtoe. malam senèn. „ selasa. „ baroe. tahoen baroe ( hari raja. ( hari besar. boelan poeasa. matahari. boelan. bintang. bintang timoer. bintang barat. bintang berèkor. gerahana matahari. gerahana boelan. matahari terbit. pagi. pagi-pagi. tèngah hari. petang, sorê. matahari masoek. malam. tèngah malam. f adjar. antara gëlap dengan tërang. boelan mati. boelan timboel. boelan 7 hari. ( boelan 14 hari. ( boelan poernama. boelan 21 hari. poekoel satoe. half twee twee uur kwart over twee vijf minuten voor half drie horloge lange wijzer korte „ seconde » bel Bedrijven. timmerman ) schrijnwerker ) metselaar smid goudsmid blikslager koperslager kopergieter kleermaker schoenmaker leerlooier slager pottenbakker steenbakker steenhouwer koopman koopvrouw chineesche kramer oudkleerkoop barbier vroedvrouw ) geneeskundige) setèngah doewa. poekoel doewa. poekoel doewa lèbih sepe- r ampat. setèngah tiga koerang lima menit. èrlodji. djaroem pand jang. » pèndèk. , sekon. genta. Pentjarian. toekang kajoe. » batoe. I bësi. . ëmas. » blèk. ( „ tembaga. ( sajang ( toekang koeningan. ( gemblak. toekang mendjait. „ sepatoe. > samak. ( , potong. ( djagal. koendi. toekang membakar batoe. toekang memahat batoe. saudagar. bakoel. këlontong. përombengan. toekang tjoekoer. doekoen. Maleisch 6 landbouwer veehoeder visscher jager Gereedschap. hamer houten hamer beitel boor schaaf zaag spijker schroef schroevendraaier schietlood troffel winkelhaak moker aanbeeld tang blaasbalg naald speld garen schaar vingerhoed els scheermes kam ploeg egge spade, hak werpnet orang tani. ( orang angon. ( gombala. orang menangkap ikan. pëmboeroe. Perkakas. ( poekoel bësi. ( martil. gandèn. tatah, pahat. boer. pasah. gërgadji. pakoe. sëkroep. pemoetar sekroep. sipat gantoeng. tjètok. sikoe. paloe. paron. sapit. ( pengemboesan. ( oeboeb-oeboeban. djaroem. pëniti. behang. goenting. tjintjin mendjait. oentjek. pisau tjoekoer. sisir. ( badjak. ( weloekoe. garoe. pat joel. djala. sleepnet hengel geweer kruit hagel kogel ring In de Stad. : esplanade weg, straat kruispunt brug [artesische put wachthuis Chineesche kamp [Arabische kamp Moorsche kamp Inlandsche wijk residentswoning regentswoning [residentiekantoor I ontvangerskantoor | vendukantoor postkantoor tolkantoor school hoogere burgerschool kerk moskee tehineesche tempel weeshuis vrijmetselaarsloge sociëteit schouwburg station gevangenis djaring. kail, pantjing. bedil, sënapan. obat bëdil. mimis. pëloeroe, pèlor. tjintjin. Dinegeri (kota). ( aloen-aloen. ( tanah lapang. loeroeng,, djalan. përampatan. djèmbatan. soemoer boer. gardoe. kampoeng Tjina. ,. Arab. pëkodjan. kampoeng. roemah residènan. kaboepatèn. kantor residènan. ■ oeang. „ lèlang. . pos „ pabèjan. sekolah. sekolah radja, gerèdja. mesigit mèsdjid. kelentèng. roemah miskin, roemah sètan. roemah bolah. roemah koemidi. stasioen. pendjara. fort kazerne hospitaal apotheek winkel pandhuis zoutpakhuis oprurmverkoophuis markt marktloods kraam haven, ankerplaats vuurtoren stadstuin zeehaven Chineesch kerkhof Inlandsen Betrekkingen. resident regent assistent-resident controleur tolk, translateur kapitein der Chineezen „ » • Arabieren Inl. wijkmeester politie oppasser ontvanger vendumeester havenmeester postcommies klerk volontair-klerk Inl. onderwijzer arts Inl. arts bèntèng, koeboe, kota. tangsi. roemah sakit. roemah obat. toko. roemah gadai. goedang garam. roemah pendjoealan tjan- doe. pasar. bangsal, bango. waroeng. pelaboehan. menara. kebon radja. bandar. bong. pekoeboeran. Djabatan. residèn. boepati. asistèn. konterlir. djoeroe basa. kapitan Tjina. „ Arab. kepala kampoeng. opas. toekang oeang. kepala lèlang. sabbandar. koemis pos. djoeroetoelis. magang. mantri goeroe, doktor, doktor djawa. vaccinateur veearts ingenieur landmeester stationschef generaal kolonel overste majoor kapitein ie luitenant 2e officier luitenant kwartiermeester officier van gez. ie kl. » „ „ 2e „ soldaat der infanterie » „ cavalerie i „ artillerie Buiten de stad. postweg afstandspaal spoorweg vlakte veld nat rijstveld droog „ dijkje wachthuisje op 't veld rivier bron riviermond rivierarm riviertak rivieroever vlot sloot mantri-tj atjar, doktor kêwan. sinjoer. toekang tjengkai. sèp. djèndral. kornèl. obroes. major. kaptin. litnan satoe. „ doea. opsir. litnan toekang oeang. doktor besar. , ketjil. sordadoe. oesar. sëtabëlan. Diloear negeri. djalan besar. pal. kerèta api. padang. tegal. sawah. ladang, gogo. galangan. goeboek. kah, soengai. mata-ajër. koeala, soengapan. tjabang, simpangan. anak soengai. pinggir soengai. gëtëk, rakit. selokan. vlonder kanaal sluis opzichter der irrigatie heuvel berg bergvoet bergtop vulkaan krater gebergte ravijn dal. meer steen zand klei modder dorp gehucht dorpshoofd districtshoofd rijst (gewas) mals tweede gewassen • suikerriet suikerfabriek indigo (gewas) tabak koffie koffiepakhuis koffiepakhuismeester logement voor reizende ambtenaren tempelruïne . bosch, woud titian, oewot. saloeran, soesoekan. pintoe ajër, gedjelig. mantri oeloe-oeloe. ( anak boekit. ( poentoek. boekit, goenoeng. kaki goenoeng. poentjak goenoeng. goenoeng api. kawah. pegoenoengan. djoerang. lambah, ledok. telaga, danau. batoe. pasir. tanah liat, lempoeng. loempoer. doesoen, désa. doekoeh. kepala désa. wedono. padi. djagoeng. plowidjo. tëboe. pabrik goela. taroem, torn. tembakoe. kahwah, kopi. goedang kopi. mantri kopi. passanggrahan. tjandi. hoetan, alas. De mensch. lichaam huid hoofd hals romp arm been haar hersenen oog ooglid pupil wenkbrauw ooghaartjes tranen oor oorlel neus neusgat mond lip tong tand Mes speeksel schouder elleboog pols hand vinger duim wijsvinger 'middelvinger ringvinger pink nagel handpalm Manoesia. badan, toeboeh. koelit. kepala. lèhèr. batang toeboeh. lengan. kaki. ramboet. oetak, mata. keloepak mata. bitji mata. kening, alis. boeloe mata. ajer mata. tëlinga, koeping. tjoeping tëlinga. mdoeng. lobang hidoeng. moeloet. bibir. lidah. gigi- geraham, bam. loedah. poendak. sikoet. nadi, oegel-oegel. tangan. djari. iboe tangan, djempol. teloendjoek. djari tengah. li manis. kelingking, djentik. koekoe. tapak tangan. borst hart bloed ader buik lever gal nier milt darm rug dij knie scheenbeen kuit voet enkel hiel groote toon zool vleesch been merg dada. djantoeng darah. oerat. peToet. hati. ampedoe. germdjal, gindjel. koera. isi përoet, oesoes. belakang, gigh*. paha. loeloet, dengkoel. toelang bëtis. bëtis. mata kaki. kaki. toengkak. ( iboe kaki. ( djempol kaki. telapakan. dagmg. toelang. soemsoem. Lijst der meest gebruikte werkwoorden. aanhouden, tegenhouden aankleeden aankomen (te) aankomen = komen aannemen aansteken aanzetten, slijpen ademhalen [afbreken afdingen afkeerig zijn (van iemand) afweren antwoorden baden bedekken, toedekken bedriegen begieten begraven (van een lijk) begrijpen beitelen bekennen beminnen beloven betalen tahan. pakaian. sampai; tiba. datang. terima. pasang. asah. gossok (op Java). bernapas. (napas = adem). rombak. tawar. bèntji. tangkis. menjahoet. (stam: sahoet). mandi. toetoep. tipoe. siram. mengkoeboerkan. (koeboer = graf), mengerti. (erti = beteekenis). memahat. (pahat = beitel). tatah (= beitel; op Java) mengakoe. kasih (= liefde), tjinta (op Java ; eigenlijk : zorg), djandji (= belofte), bajar. bevallen bevelen bewegen (zich) besturen, regelen bidden binden blaffen. blazen blijven blusschen borstelen braden (in een pan) braden (op 't vuur, in een oven) braken branden (verbranden) (aan)branden breken (in scherven) breken brengen bijvoegen bijten dalen denken, nadenken denken aan iets; zich herinneren meenen, veronderstellen dragen (aan een stok over den schouder) dragen (van kleeding) dragen (in een doek op de heup), draaien (ronddraaien) drinken droomen druppelen beranak. soeroeh. bergerak. memerintahkan, (perintah = bevel, last), sembajang. ikat. salak. tijoep. tinggal. memadamkan. (padam = gedoofd), sikat (= borstel), gorèng. bakar. moentah. bakar. hangoes. pitjah (— stuk, kapot). poetoes. bawa. tambah. gigit- toeroen. pikir. ingat. kira. pikoel. pakai. gendang (Java). poetar. minoem. bermimpi, (mimpi = droom), bertitik, (titik = druppel). durven berani (= dapper), erkennen; belijden mengakoe. eten makan. filtreeren saring (= filter), fluiten (op 'n fluit) soeling (= fluit). id (met den mond) bersioel. gaan pergi. naar huis gaan poelang. binnen gaan masoek. naar buiten gaan kaloewar. vooruitgaan madjoe. achteruitgaan moendoer. gebruiken pakai. gelooven, vertrouwen pertjaja. gereedleggen; gereedzetten sediakan, (sedia == klaar). I bëri. geven kasih (op Java), (kasih = ( hef de). verlof geven bëri idzin. teruggeven mengembalikan. kennisgeven bëri tahoe. achtgeven ingat. gewend zijn bijasa. gieten toewang gooien limpar. weggooien boewang. halen ambil. handelen, handeldrijven berdagang, (dagangan = koopwaar), (orang berdagang = koopman). hangen gantoeng. helpen toeloeng. hoesten batok. houden van soeka. huilen menangis, (tangis = geween). hurken djonkok. huwen kawin. nijgen mengeh-mengeh (Java). inslaan (v. d. bliksem) inspannen (v. trekdieren) Instorten (v. gebouwen) jagen kalken kauwen kennen, herkennen kibbelen klimmen knippen knijpen koken komen koopen krabben kruipen (op handen en voeten) kruipen (van planten en dieren) krijgen, verkrijgen . kunnen (mogelijk zijn) kunnen (in staat zijn) lachen leeren lezen liegen liggen (op een zijde om te rusten) liggen (op den buik) liggen (op den rug) loopen hardloopen, wegloopen maken, vervaardigen malen (fijn-) masseeren sambar. pasang. roeboek. boeroe. kapoer (= kalk); laboer (= witte kalk), mamah. kenal. berbantah-bantah; (bantah = twist), naik. menggoenting; (goenting = schaar), tjoebit. masah. datang. bëli. garoek. merangkak. melata; merajap. mendapat; bejolêh. bolêh. dapat; bisa (op Java). tertawa. adjar. batja. doesta; djoesta (op Java), baring. tiarap. telentang. djalan. lari. boewat; bikin (op Java). giling. pidjit. melken meten mogen naaien nemen, wegnemen, wegr halen) omhakken ondergaan (van hemellichamen) onderzoeken [ontkennen ontmoeten [ontvangen ontwaken ■oorlogvoeren elkaar beoorlogen openen opgaan (van hemellichamen) ophouden; uithouden; halt houden oprollen bakken, vatten, vasthouden planten plunderen [persen plukken poetsen, wrijven praten, spreken proeven ïputten raspen roepen roepen, schreeuwen rooken (v. een vuur) memerah (van : perah) ; peres (op Java), oekoer. boleh. djait. ambil. tebang. masoek. periksa. moenkir. bertemoe dengan. terima. bangoen. perang. berperang. boeka. terbit; timboel. berhenti. goeloeng. pegang. tanam. rampas. perah; përës. petik. gösok. berkata (kata =- woord) bitjara (op Java), omong omong (id.). këtjap. menimba, (timba = emmer), paroet (= rasp), panggil. bertarêjak. berasap • (asap = rook). rooken (van sigaren, enz.) opiumrooken roosteren roskammen ruiken (rieken) ruiken (geur in den neus krijgen) rijden (te paard) id (in een rijtuig) schaven samenvoegen, lasschen samenvouwen scheiden schelden scheren scheuren schieten (met een vuurwapen, schieten (met een boog) schoppen schudden schreeuwen schrikken schrijven sluiten slijpen smijten snijden spelen springen, huppelen spuwen stelen splijten steken staven strijken stijgen stoppen (met een naald) minoem (= drinken). makan madat. panggang. garoek. baoe. dapat baoe. naik koeda. naik karèta. pasah (= schaaf), samboeng. lipat. tjerai; pisah (op Java). maki. tjoekoer. robèk (op Java). tembak ; pasang (op Java). panah (= pijl). tendang. gojang. tarèjak. kagèt. toelis. toetoep. as ah. gosok (op Java), bantèng. potong (= afgesneden:Str*k)( mam. lompat. loedah. tjoeri. bëlah. tikam. mati (= dood), sëtërika (= strijkijzer), naik. tisik. teekenen ' tegenhouden Keilen l trekken uithouden uitkleeden uitpersen vallen t vegen varen (met een zeil- of I stoomschip) varen (met een inl. vaari toig) vechten veranderen verbeteren verbieden verdeelen verdelgen ; uitroeien, ver[ woesten verdedigen [vergeten vergeven vergiftigen vergissen (zich) verhuizen verkoopen verkrijgen ■erlangen, begeeren [verlaten (= achterlaten) verliezen verlies lijden verliezen (in een gevecht, met spel) menggambar. (gambar = teekening). tahan. hitoeng (op Java) ; bilang. tarik. tahan. boeka pakaian. perës (Java ook melken). djatoh. sapoe (=. stoffer), berlajar; (lajar = zeil). berperahoe. berkalahi. ganti. membetoelkan (betoel = juist, larang. bagi. binasa. melawan, (lawan = tegenpartij), loepa. mengampoeni, (ampoen = vergiffenis)) ratjoen (= vergif), salah (= schuld, fout), pindah. djoewal. bërolêh, mendapat. hendak. meninggalkan, (tinggal = bhjven). hilang. roegi. kalah. vermoorden verschieten (van kleuren) verstellen (van goed) vertrekken vertellen vertrouwen verven vinden visschen (in 't algem.) id (met een hengel) id (met een net) vlammen (doen) vlammen vliegen vlechten voelen volgen vragen (om iets) vragen (informeeren) vredesluiten vullen vijlen wachten waken (bewaken) wandelen wapperen wasschen wegen wegjagen wegloopen wekken werken weven wisselen winnen, overwinnen winstbehalen boenoeh. loentoer. tampal. berangkat, (angkat = optillen), tjeritera (= verhaal), pertjaja. tjèt (= verf), mendapat. tjari ikan. pantjing (Java) ; kail (= hengel), mendjala. bernjala, (njala = vlam). menjalakan. terbang. anjam. rasa (= gevoel), toeroet; flcóet (op Java), pinta, (bedr. vorm: meminta, verkort tot: minta). ] tanja. damai (= vrede), isi (= inhoud), ld kir (= vijl), toenggoe. djaga. melantjoeng. berkibar-kibar. tjoetji. trmbang. oesir. lari. bangoen. kerdja. tenoen. toekar. I menang. . oentoeng (= winst, voordeel, geluk). IÉ wijzen toendjoek. zagen gergadji (= zaag). zeggen berkata (kata - woord) ; bilang (op Java), zenden kirim. zeilen berlajar, (lajar = zeil), zetten tarob. zien lihat. zingen njanji. zitten doedoek. zoeken tjari. zorgen, verzorgen, (onder- pelihara. houden) zuigen isap. zwanger zijn boenting. zwemmen berenang, (stam : renang). zijn (aanwezig zijn) ada. N.B. In de spreektaal worden de werkwoorden, waarvan in deze lijst alleen de stammen zijn genoemd, gewoonlijk gebruikt zonder voor- en achtervoegsels. Zie voorts bij 't spraakkunstig gedeelte. Maleisch 7 De meest gebruikte bijvoegelijke naamwoorden. arm miskin ; papa. bedroefd sakit hatr. bitter van smaak pahit, (uitspr. : pait). blauw biroe. bleek poetjat. bot (niet scherp) toempoel. breed lèbar. broos getas. dapper bërani. diep dalam. dik (tegenover dun) tebal. dik (tegenover mager) gemoek. dik (van vloeistoffen) kental. dof (tegenover helder, van glas b.v.) boetek. dof (tegenover glinsterend) boereng. dom bodoh. donker gèlap. dorstig aoes. driehoekig persegi tiga. droog këring. duidelijk tërang, njata. dun «pis. dun (van vloeistoffen) èntjèr, tjèwèr. eerlijk bolëh dipertjaja, toeloes. flauw (buiten kennis) kelenger pingsan. flauw (van smaak) b.v. van limonade, die niet zoet genoeg is, van zuur, waarvan de azijn niet sterk genoeg is, wanneer er geen zout in 't eten is. tawar. Op Java zegt men dat het eten Jjemplang" is, wanneer de smaak tegenvalt. Die koki kookt Jjemplang" tjemplang. fijn haloes. gaar matèng, masak. geel koening. gemakkelijk gampang, moedah. geurig wangi, haroem. gezond ènak badan. gierig kikir. glad litjin. goed baik. groen hidjau. grof kasar. grijs kelaboe. gul (mild) moerah hati. hard këras. helder (van 't weer) terang. helder (van 't water) bëning, djernih. hol bolong, geroenggang. hongerig lapar. hoog tinggi. jong moeda kort pèndèk. koud dingin, sedjoek. krom bèngkok. laag rëndah. lang pandjang. lang (van duur) lama. langzaam pëlan-pëlan. lastig (moeilijk) soesah. lastig (van een persoon) tjerèwèt. leeg kosong. leelijk djelèk, boesoek, boeroek. ;licht (tegenover donker) terang. licht (tegenover zwaar) èntèng, ringan. lief manis. een lief kind een lief gelaat lekker lui luid mager moeilijk mooi nabij nat nieuw ondiep ongaar onrijp onwaar onwelriekend, stinkend oranje oud (tegenover jong) oud (tegenover nieuw) ovaal. paars plat een plat bord recht (tegenover krom) rond rood ruim (van een hoed, kleeren, een ring) ruw rijk rijp scherp scherp (van peper enz.) schoon (tegenover vuil) slecht slecht (van aard) smal spits sterk anak manis. moeka manis. ènak. malas. këras. koeroes. soesah, soekar. bagoes, èlok. dëkat. basah. baroe. tjetek, tohor. mentah. mentah. tidal benar. batjin. djingga. toewa. lama. londjong. woengoe. gèpèng, tjèper. piring tjèper. kent jang, loeroes. boendar. mërah. longgar. kas ar. kaja. matèng, masak. tadjam. pedis. bërësih. boesoek. djahat - tjioet. lantjip. koewat sterk (van olie, vet) tengik. stomp toempoel. stout nakal, taai alot, Hat. [tam toetoet, djinak. [troebel boetek, keroeh. trotsch besar nati, kotjak. Ivalsch (van aard) djahat, djoedas. ver djaoeh. [vergenoegd senang, [verstandig pinter. [verwaand sombong. verzadigd kenjang. vlug lëkas, tjëpat. [vlijtig rad j in. vol penoeh. rvroolijk soeka hati, girang. vuil kötor. waar benar. warm panas. week lembèk. {wild (wilde dieren) boeas. wild (van een hond b.v. of I een paard, bijterig) galak. Iwit poetih. pacht haloes. ■ziek sakit. zindelijk bërësih. zoet (van smaak) manis. leen zoet kind. anak manis. zuur asam. [zwaar bërat. zwak lembèh, tida koew; (zwart hitam. MALEISCHE SAMENSPRAKEN. Aankomst aan boord. Spada1 Ja Toewan 1 Breng deze drie koffers in mijn hut. Welk nummer heeft uw hut ? Nummer zes. Kun je deze alleen dragen ? Hij is erg zwaar. Ik zal 'm met uw hutjongen dragen. Jij bent mijn hutjongen niet waar ? Neen meneer, uw jongen heet Tasiman. Roep hem. Daar is hij, Meneer. Ben jij mijn hutjongen ? Ja, meneer, ik ben de jongen voor de hutten nummer zes, acht en tien. Breng jij met je kameraad deze koffers in mijn hut en zet ze daar onder de slaapplaatsen. Datang dikapal. Spada! Ja Toean ! Tjoba, kopor tiga ini bawa kedalam kamar saja. Kamar toewan nomor berapa ? Nomor anam. Apa kamoe bisa angkat sendiri ? Berat sekali. Nanti saja angkat bersa^j ma-sama dengan djonges kamar toewan. Kamoe djongos kamarsaja, boekan ? Boekan, toewan, namanja djongos toewan Tasiman. Panggil dia. Itoe dia, Toewan. Apa kamoe djongos kamar saja ? Saja, toewan, saja djongos kamar nomor anam, delapan, sepoeloeh. Kamoe sama temanmoe bawa kopor ini kedalam kamar saja, taroh dibawah tempat tidoer. Goed, Meneer, [jij moet gedurende de reis goed voor mevrouw en mij zorgen. Zeker, Meneer. Als je goed voor ons zorgt, zoodat er niets aan mankeert, dan zal ik je te Batavia een goede fooi r geven. Goed, Meneer. Als mijn vrouw misschien I zeeziek wordt, kan zij é niet aan tafel komen. Kan zij dan eten op dek I of in de hut krijgen ? Dat is de zaak van den administrateur. Maar mag het of niet ? Gewoonlijk wordt het wel toegestaan. Als mevrouw ziek is, moet I jij voor haar het eten klaar zetten, begrepen ? Begrepen, Meneer. [Hier heb je al vast een fooi. Ik dank u zeer Men«vr Baik, Toewan. Lamanja berlajar djaga balk njonjah dan toewan Tentoe, Toewan. Kal au djaga baik, tida koerang apa-apa, diBetawi saja akan kasik persèn jang pantès. Baik. Toewan. Kalau njonjah barangkali mabok laoet, tida bisa doedoek mèdja. Apa bolëh menapat makanan didèk atau didalam kamar ? Itoe koeasanja toewan se- ketaris. Tetapi bolêh apa tida ? Adatnja bolêh djoega. Kalau njonjah sakit, sediakan makanan boeat njonjah, mengerti ? Mengerti, toewan. Saja kasih persèn lebih doeloe. Terima-kasih banjak, Toewan. Aanteekeningen. Datang, komen, komst. di, voorzets., duidt velerlei betrekkingen aan: i • aan, op, te, enz. kapal, schip. spada, siapa ada, wie daar ? een gewone roep om een bediende. toewan, heer. tjoba, eig. probeeren, beteekent m dezen zin .toe" ter verzachting kasih, geven, schenken. persèn, present, fooi. jang, betr. voornw. die, dat. pantès, behoorlijk. kalau, voegw. als, indien. barangkali, bijw. van moI daliteit, misschien, wellicht. mabok, dronken, bedwelmd laoet, zee. mabok laoet, zeeziek. tida, bijw. v. modaliteit niet. doedoek,. zitten. mèdja, tafel. doedoek mèdja, aan tafel B zitten. bolêh, mogen, vergund zijp.' mendapat, krijgen. makanan, afgel. van makan, eten. makanan, zelfst. nw. eten. atau voegw. of. koeasa, macht, gezag, competentie. sèketaris, secretaris, de administrateur aan boord. tetapi, voegw. maar. adat, gebruik, gewoonte. adatnja, het gebruik, de gewoonte. djoega, bijw. van modaliteit wel, ook. sakit, ziek. sedia, gereed, klaar ; sedia- kan, gereed-, klaar maken. boeat, (bagi) voorzets., ten behoeve van, voor. mengerti, begrijpen; lëbih, meer. doeloe, eerder. lëbih doeloe, te voren, al vast, bereids. lerima-kasih; dank. banjak, veel. terima kasit kembali wordt gezegd voor ons „tot uw dienst". Ga eerst meneer A. zeggen dat wij al lang op hem wachten. Meneer A. zit een brief te schrijven en zegt, niet te wachten. Vraag meneer, wanneer zijn brief klaar is. Meneer zegt, over een kwartier. Geef mij de lucifers. Ben jij al lang bij de maatschappij Nederland ? Al twaalf jaar. Vroeger was ik bij de Lloyd. Wat ben jij voor een landsman ? Ik ben van Gresik. Zijn alle jongens daar vandaan ? Neen Meneer, er zijn er ook van Soerabaja en van Madoera. Als jij in Holland bent, waar logeer je dan ? Er is een gebouw in Amsterdam, dicht bij de ligplaats der schepen, waar alle Inlandsche bedienden logeeren. Vindt je het in Holland prettig ? Ik vindt 't daar wel prettig. Heb je kinderen ? Ik heb er drie, te Gresik. Zijn ze al groot ? De oudste werkt al, de twee anderen gaan nog naar school. Bilang doeloe toewan A. kita-orang soedah toenggoe lama. Toewan A. masih toelis soerat, katanja djangan toenggoe. Tanja toewan, kapan soeratnja kelar. Toewan kata, seperempati djam lagi. Minta korèk api. Apa djongos soedah lama toeroet matskapë Nederland ? j Soedah doewa belas tahoen Doeloe saja toeroet Lloyd. Kamoe orang dari mana ? Saja dari Gresik. "*"*iw j Apa djongös semoea~dari sana. Tida. Toewan, ada djoega dari Soerabaja dan dari Madoera. Kalau di negeri Belanda, mondok dimana ? Di-Amsterdam ada gedong.j dëkat tempat kapal, disitoe tempatnja se gala I orang Djawa mondok. Apa dinegeri Belanda kamoe rasa senang ? Senang djoega. Apa kamoe poenja anak ? Poenja tiga, di-Gresik. Soedah besar ? Jang toewa soeda kerdja,! doewa jang lain masih sekola. minta, vragen. toeroet, meegaan, meedoen, volgen, dienen. toeroet matskapê, de maatschappij dienen. orang, mensen; daar is iemand, ada orang; er is niemand,' tida ada orang. dari, voorzetz. van; duidt een af- of herkomst aan. dan, voegw. en. mondok, op Java gebruikt voor pondok = hut, tijdelijk verblijf. In dezen zin dus : logeeren, tijdelijk verblijf houden. gedong, steenen gebouw. dëkat, voorzetz. of bijw., dicht bij. lempatnja, de plaats. segala, alle. Djawa, Java; orang Djawa, Javaan. rasa, zich gevoelen. senang, behaaglijk. rasa senang, zich prettig, behaaglijk gevoelen. poenja, ' bezitten ; siapa poenja roemah itoe, wie ,bezit dat huis, wiens huis is dat ? anak, kind. besar, groot. kerdja, werken; soedah kerdja, is aan 't werk, heeft een baantje. masih sekolah, gaat nog naar school. toewa, oud. jang toewa, de oudste. IV. Te Tandjoen-Prioek. Ben je de mandoer van het t Hótel des Indes ? Ja, Meneer. Ik ben meneer N., ik heb al kamers besteld. Ik heb de opdracht u af te halen. Al het goed in deze hut wil ik nu meenemen. Drie valiezen, twee koffers, een mand, een kist en ■ een trommel, dus samen I acht stuks. Wie brengt ze aan wal ? Ik regel alles. Gaat u dadelijk aan wal ? Ja. Om hoe laat vertrekt de trein ? Er gaat om tien uur acht en twintig een trein. Ik ga vooruit, het goed vertrouw ik jou toe. Het goed moet naar het douanekantoor gebracht worden, daar moet u ook Maleisch 8 Di- Tandj oeng- Prioek. Apa kamoe mandoer Hótel des Indes ? Saja, toewan. Saja toean N., soedah pesën kamar. Saja dapat perintah mapag toewan. Barang didalam kamar ini semoea saja maoe bawa sekarang. Ada berapa potong ? Palies tiga, kopor doewa, kerandjang satoe, peti satoe, tromol satoe, djadi djoemlah delapan potong. Sapa jang bawa kedarat ? Saja jang atoer samoewa. Apa toewan lantas naik darat ? Ja. Poekoel berapa kerèta api berangkat ? Ada sepoer poekoel sepoeloeh lebih doeapoeloeh delapan menit. Saja djalan doeloe ; barang ini saja pertjajakan kapada mandoer. Patoetlah barang dibawa kakantor patejan, haroes toewan pergi djoega ka- Aanteekeningen. mandoer, opzichter, eérant. pesèn; bestellen, reserveeren. dapat, krijgen. perintah, last, bevel, opdracht. mapag, tegemoet gaan, afhalen, inhalen. barang, zelfstnw. goed. potong, stuk, collo. kerandjang, mand, korf. pëti, kist. tromol, trommel. djadi, heeft hier de beteek. van dus. djoemlah, bij mekaar geteld. siapa, vragend voornw. wie darat, wal, land tegenover zee. atoer, regelen, in orde brengen. lantas, direct, terstond. naik, klim men. naik darat, aan wal gaan. poekoel, slaan. poekoel berapa, elliptische zin, eig. djam poekoel berapa. hoeveel uur geslagen, hoe laat ? kêrèta, wagen, kèrèta-zpi, vuurwagen, spoortrein. berangkat, vertrekken. sepoer, trein. lebih doea poeloeh delapan menit, plus acht- en twintig minuten, dus 28 min. over djalan, loopen, gaan. 'djalan doeloe, vooruitgaan. pertjaja, vertrouwen. kapada, aan. beja, tol. pabejan, tolhuis (Java). kantor pabejan, douanetolkantoor. sana, ginds. kalau tida, indien niet, anders. tahan, aanhouden, tegenhouden. ditahan, aangehouden worden. mana, vrag. bijw. waar. toeroen dari kapal, afdalen van.het schip, van boord gaan. sebelah, kant, sebelah kiri, linkerkant, links. liwat, voorbij. hangar, pakhuis. dêkdt, voorzetz. dicht bij, nabij. pintoe, deur, poort. bist, ijzer. pintoe bësi, ijzeren poort. tanggoeng, er voor in staan, zich borg stellen. ketinggalan, afgel. van tinggal, achter- of overblijven ; ketinggalan, achtergebleven raken. koeatir, ongerust zijn. djangan koeatir, wees niet ongerust. kota, eig. versterking, heeft tegenwoordig de beteekenis van stad ; te Batavia is „kota" de oude stad. bagaimana, hoe, hoedanig, op welke wijze ? grobag, vrachtkar. moeat, bevracht zijn. toeroen, afstappen. distation mana, aan het station, waar ? dus : aan welk station ? boekan ? is 't niet ? immers ? ongkos, onkosten. bèsok, morgen. ditoelis, wordt geschreven. direkening, op de rekening. di heeft dus tweeërlei beteekenis : ie is 't een voorzetsel; 2e is 't een voorvoegsel tot vorming van den lij denden vorm. naik trèm, per tram. tida oesah, 't is onnoodig. naik kërëta, per rijtuig. patoet, moeten. I haroes, behooren. Ik ken mevrouw N, ik zal bij baar naar jou informeeren. Hier is mijn getuigschrift. Dat vertrouw ik niet. Hoe is je naam ? Mina. Ben je getrouwd en heb je kinderen. Ik ben gescheiden, ik heb een zoon, die bij zijn grootvader is. Ik geef vijftien gulden 's maands. Dat is niet genoeg. Mevrouw, wel met den kost. Een baboe heb ik nooit meer dan vijftien gulden 's maands gegeven zonder kost. Hier te Batavia ? Neen, te Solo. Dat wil ik wel gelooven. Hier zijn de loonen der bedienden hooger dan op Java. Nu, hoe denk je er over ? Ik heb het u al gezegd, vijftien gulden met den kost. Nu, goed dan! Wanneer kun je in dienst komen ? Vandaag is het de elfde. Als u 't goed vindt, kom ik den vijftienden in dienst. Waarom^niet morgen ? ! Saja kenal njonjah N, nanti saja tanja kabar dari baboe. Ini saja poenja soerat tanda. Itoe saja tida pertjaja. Siapa namamoe ? Mina. Apa soedah kawin dan ada anak djoega ? Saja soedah betjerai, saja poenja anak laki-laki satoe, toeroet kakèknja. I Saj a bajer limabelas roepija. saboelan. I Tida sampai, Njonjah, sampai, kalau makan dalam. Saja belom tahoe bajar baboe lebih dari lima belas roepija seboelan, lepas tangan. Di-Betawi sini ? Tida, di-Solo. Saja pertjaja. Disini gadji orang-orang lebih banjak dari di-Djawa. j Bagaimana pikiranmoe ? Saja soedah kata, lima belas roepija, makan dalam. Ja soedah, baik! Kapan bisa masoek ? Ini hari tanggal sebelas, Kalau njonjah soeka, saja masok bèsok tanggal lima belas. | Kenapa tida bèsok pagi ? Ik wou eerst naar Buitenzorg gaan, mijn familie opzoeken. Ik hoor dat er een ziek is. Jullie, Inlanders, hebt altijd familie ziek of dood. Kan ik er op aan, dat je den i5en binnen komt. U kunt mij vertrouwen, Mevrouw. Je weet, dat je binnen moet slapen ? Ja, Mevrouw, maar mag ik eens in de veertien dagen 's nachts naar huis ? Ja, dat mag wel. Kun je met de machine werken ? Jawel, Mevrouw. Je begrijpt, als de informa- : ties van mevrouw N, niet gunstig zijn, dan neem ik je met. Ik heb mevrouw N. drie jaren gediend, zonder dat er iets op aan te merken viel. I Saja maoe pergi ke-Bogor doeloe, tüik soedara. Saja dengar, ada jang sakit. Orang negeri ini, selaman ja ada soedara sakit atau mati. Apa saja bolêh pertjaja kamoe masok tanggal lima belas ? j Njonjah bolêh pertjaja kapada saja. ; Baboe tahoe, haroes tidoer dalam ? Tahoe, Njonjah, tapi apa saja bolêh poelang malam saben empat belas hari sekali ? Ja, bolêh. Apa kamoe bisa mendjait dengan masin ? Bisa, Njonjah. Baboe mengerti, kalau kabar dari njonjah N. tida baik, saja tida ambil baboe. Saja toeroet njonjah N. tiga tahoen, tida koerang apa-apa. Aanteekeningen. tjari, zoeken. kerdjadn, werk, dienst, afgel. van kerdja, werken. tabêh, de gewone groet. dengar, hooren, vernemen. baboe dalam, baboe voor < '% werk in huis,, in tegen- st. met baboe tjoetji, waschmeid en baboe anak, kindermeid. bikin, doen, maken. beresih, schoon. betoel, goed in orde, juist. bikin beresih, schoonmaken. VIII. In een Chineesche toko. Dag Mevrouw ! Heb je mooie sits ? Ja Mevrouw, in allerlei patronen. Laat ze zien. Wilt u als 't u belieft voor deze kast komen staan. Hier kunt u ze allemaal zien. Haal dit er uit. Wat kost dit de el ? Veertig cent. Hoor eens, je moet niet overvragen. Ik houd er niet van lang te moeten bieden. Denk je, dat ik den prijs niet ken ? Hoeveel wil u er voor geven ? Te Soerabaja heb ik soort- . gelijke sits gekocht voor een kwartje de el. Dat kan dezelfde soort niet zijn. Precies dezelfde. Maar rekent u de onkosten niet mee van Soerabaja hierheen ? Ik wil er wel meer voor Ditoko, Tjina. | Tabeh njah ! Apa ada tjita bagoes ? Ada, Njonjah, matjam roepa-roepa. Kasih lihat. Kalau Njonjah soeka kemari, dimoeka lemari ini. Disini Njonjah dapat lihat semoewa. Keloearkan ini. Berapa reganja seèlo ? Ampat poeloeh sèn. Dengar, djangan minta harga terlaloe banjak. Saja tida soeka tawar lama lama. Apa kamoe kira saja tida tahoe harganja ? Njonjah maoe kasih berapa ? Di-Soerabaja saja beli tjita matjam begitoe saèlo setali. Tida bisa sa roepa dengan ini. Sama djoega. Tapi apa njonjah tida hitoeng ongkos dari Soerabaja kemari ? I Saja maoe tambah sedikit. Maleisch 9 geven, maar geen veertig cent. Zeven en twintig cent. Dat kan niet, Mevrouw, dan lijd ik scha. Zeg dan ronduit, wat de prijs is. Dertig cent, daar kan niets van af. De prijs is te Soerabaja bijna gelijk. Ik zeg je, ik heb er toen een kwartje voor betaald. Dat is bepaald een vergissing van u; als u deze sits te Soerabaja voor een kwartje de el kunt krijgen, dan wil ik ze van u koopen voor een halven gulden. Verkoop geen praatjes'. Geef me van deze sits vijftien el. Hier is mijn el, Mevrouw, ze is zuiver van lengte. Nu, meet maar. Er is zeventien el en iets meer. Neemt u het heele stuk, dan geef ik het meerdere voor zestig cent. Geef het meerdere voor vijf en vijftig cent. Nu goed, Mevrouw. Hoeveel moet ik je betalen ? Vier gulden vijf cent. Als je billijk bent, dan wil ik een klant van je tapi tida empat poeloeh sen. Doewa poeloeh toedjoeh sen. Tida bisa, Njonjah, saja roegi. Bilang teroes terang, berapa reganja. Tiga poeloeh sen, tida bolêh koerang. Reganja di-Soerabaja hampir sama. Saja soedah bilang doeloe saja bajar setali. Barangkali njonjah salah; kalau njonjah bisa depat . tjita ini di-Soerabaja , setali seèlo, saja maoe beli dari njonjah setèngah roepiah. Djangan omong kosong. Minta tjita ini lima belas èlo. Ini èlo saja, Njonjah, betoel pandjangnja. Soedah, oekoer sadja. Ada toedjoeh belas èlo lebih sedikit. Njonjah ambil sepotong ini semoewa, lebihannja saja kasih anam poeloeh sèn. Lebihannjah kasih lima ketip lima sèn. Ja soedah, Njah, baik. Saja bajar berapa ? Ampat roepiah lima sèn. Kalau moerah, saja maoe djadi lengganan. Anak- worden. Ik heb veel kinderen en moet dus dikwijls het een en ander koopen. Goed, Mevrouw, ik zal u altijd den vasten prijs opgeven. Ik vind 't ook prettiger, als de menschen niet zoo afdingen. - Maar er zijn dames, die niets kunnen koopen zonder afdingen, zoo dat ik wel moet overvragen, om geen schade te lijden. Hebt u nog wat anders noodig: kant, entredeux, kousen,zakdoeken ? Heb je schoenveter ? Ja, Mevrouw. Sterke ? Ik moet ze heel sterk hebben voor mijn jongens. Deze zijn heel sterk, Mevrouw, 't is een nieuw soort. De jongens kunnen ze niet stuk trekken ? Wat kost het paar ? Acht cent. Ze zijn wat duur, maar bepaald sterk Geef me vijf paar. Zal ik het goed in het rijtuig zetten, Mevrouw? Ja, doe ze in dien tentwagen. Goeden dag ! Dag Mevrouw ! saja banjak, djadi saja sering beli apa-apa. Baik, Njonjah, saja saben kali maoe bilang harga mati kapada njonjah. Saja djoega lebih senang, kalau orang tida tawar-tawar. Tapi ada njonjah-njonjah tida bisa beli apa-apa, kalau belom tawar, djadi saja minta harga banjak,' soepaja djangan roegi. Njonjah masih maoe beli barang lain: rènda, anterdê, kaos, sapoetangan ? Ada tali sepatoe ? Ada, Njonjah. Koeat ? Saja tjari jang koeat sekali, boeat sinjosinjo. Ini koeat sekali, Njonjah, matjam baroe. Sinjosinjo tida bisa tarik sampai poetoes. Berapa reganja sepasang ? Delapan sèn mahal sedikit, tapi soenggoeh koeat:J Kasih' lima pasang. Barang saja taroh dikerèta, Njah ? Ja, taroh dikerèta tènda itoe. Tabeh ! Tabeh, njonja ! hij stierf, werd ik bevorderd tot Boepati. Wat wil u gebruiken, Meneer, whiskey-soda, bier ? Whiskey-soda. Hier zijn manila-sigaren en hollandsche. Wat kiest u? Ik rook liever een hollandsche sigaar. Hoeveel kinderen heeft u ? Vier, twee jongens en twee meisjes. Hoe oud zijn ze ? De oudste, een jongen, is achttien jaar; de tweede, ook een jongen, is zestien jaar; de meisjes zijn veertien en dertien jaar oud. Waar gaan de jongens school ? De oudste op de opleidingsschool te Magelang; zijn broer op de hoogere burgerschool te Semarang. De jongste wil graag ingenieur worden. Dat is een mooie positie, ingenieur! Zoo denk ik er ook over. Als hij het geluk heeft in zijn eindexamen te slagen, stuur ik hem toewa. Koetika meninggal, saja diangkat djadi Boepati. Toewan soeka minoem apa, whiskey-soda, bier ? Whiskey-soda. Ini ada seroetoe manilla dan seroetoe belanda. Toewan püih jang mana? Saja lebih soeka minoem seroetoe belanda. Regent poenja anak berapa ? Empat, laki-laki doewa, perampoean doewa. Oemoernja berapa ? Jang toewa sendiri, lakilaki, oemoer delapan belas tahoen; jang kedoewa, laki-laki djoega, oemoer anambelas tahoen ; jang perampoean oemoer ampat belas dan doewa belas tahoen. Jang laki-laki sekola dimana ? Jang toewa di sekola, bestuur di-Magelang : adiknja disekola radja di-Semarang. Jang moeda kepingin djadi ingenieur. Pangkat bagoes itoe, ingenieur ! Saja djoega pikir begitoe. Kaulau dia selemat bikin eindexamen, lantas saja soeroeh pergi kenegeri VI. Een koopman in vruchten. Wil meneer vruchten koopen ? Wat verkoop je voor vruchten ? Allerlei, sawo manila, ananas, djamboe, pisang. Laat mij sawo manila zien. Hier zijn ze. Meneer. Zijn ze goed rijp ? Voelt u ze maar, ze zijn allemaal zacht. Deze zijn klein. Er zijn grootere ook. Ze zijn, geloof ik, niet zoet. U kunt er een proeven. De smaak is goed. Wat kosten ze ? Vijftien cent het stuk. Je bent te duur. U mag afdingen. Vijf cent het stuk. Hoe is 't mogelijk, Meneer, dat is nog minder dan de inkoop. Dat is toch de prijs. Neen, Meneer, u kunt ze nergens zoo goedkoop krijgen. Orang djoewal boewahboewah. Toewan maoe beli boewah boewah ? Djoewal boewah boewah apa ? Roepa-roepa, sawo manila, nanas, djamboe, pisang. Kasih lihat sawo-minila. Ini, toewan. Apa soedah mateng betoel ? Tjoba, toewan pidjet, em- poek semoea. Im ketjil-ketjil. Jang besaran djoega ada. Saja kira tida manis itoe. Toewan bolêh tjoba satoe. Rasanja ènak. Berapa har- ganja ? Sebidji lima belas sèn. Terlaloe mahal. Bolêh tawar, toewan. Lima sen sebidji. Bagaimana, toewan, masih koerang dari modalnja. Itoe soedah harganja. Tida, toewan, dimana- mana djoega tida dapat begitoe moerah. Zeg me dan je vasten prijs,. hoeveel moet je er voor hebben ? Een dubbeltje. Ik geef acht cent en niets meer. Nu goed, hoeveel wilt u hebben ? Tien stuks. Wil u geen ananas hebben of pisang ? Wat is dat voor pisang ? Er is pisang radja pisang soesoe, pisang mas. Wat kost de pisang soesoe? Een kwartje de sisir. Vijftien cent, ik koop twee sisir. Goed, Meneer. Deze zijn goed rijp. Deze is half rot. Geef een andere. Koopt u geen ananas ? Wat zijn ze klein. Dat is ananas Bogor, ze zijn altijd klein. Wat is het verschil tusschen gewone ananas en ananas Bogor ? Gewone ananas is grooter, maar niet zoo zoet als ananas Bogor. Ik wil ze nu niet hebben, een andere keer. Morgen ? Neen, over vier of vijf dagen. Bilang harga mati, minta berapa ? Satoe itji. Saja kasih delapan sèn, tidak lebih. Ja soedah, toewan maoe berapa ? Sepoeloeh bidji. Apa toewan tida maoe beli nanas atau pisang ? Itoe pisang apa ? Ada pisang radja, pisang soesoe, pisang mas. Berapa harganja pisang soesoe ? Setali sesisir. Lima belas sen, saja beli doewa sisir. Baik, toewan. Ini matèng betoel. Ini setèngah boesoek. Ganti lain. Apa toewan tidi beli nanas? Begitoe ketjil. Ini nanas Bogor, mèmang ketjil. Apa bèdanja nanas sembarang dan nanas Bogor? Nanas sembarang lebih besar, tapi tida begitoe manis seperti nanas Bogor. Sekarang saja tida maoe, lain kali. Bèsok pagi ? Tida, bèsok empat, lima hari lagi. Aanteekeningen. djoewal, verkoopen. boewah boewah, allerlei vruchten. beli, koopen. roepa-roepa, allerlei soorten. kasih, geven, toestaan, vergunnen. kasih lihal, laten zien, toonen. matèng, rijp, gaar. pidjet, knijpen. empoek, zacht in tegenstelling met hard. ketjil, klein; ketjil-ketjil, klein van vele voorwerpen. besar an, afgel. van besar. kira, meening, veronderstelling. manis, zoet. tjoba, probeeren, beproeven, proeven. rasa, smaak, gevoel, rasanja, de smaak, het gevoel. ènak, lekker; smakelijk. harga, waarde, prijs. mahal, duur. tawar, afdingen. bagaimana, hoe is 't mogelijk. modal, inkoopsprijs, bedrijfskapitaal. modalnja, de inkoop. dimana-mana, waar ook, overal. moerah, goedkoop. harga mati, vaste prijs. minta, vragen, eischen. itji dubbeltje. setali, een kwartje ; twee kwartjes, doea, talen. sisir, kam; een tros pisang bestaat uit ettelijke dubbele rijen vruchten; een zoo'n dubbele rij heet sisir. sêtèngah, half. boesoek, bedorven, rot, leelijk. ganti, verwisselen. mèmang, een bijw. om uit te drukken, dat iets van zelf spreekt, dat het uit den aard der zaak zoo is. bèda, verschil. sembarang, gewoon, alledaagsch. Je behoeft die twee zak- !| Sapoetangan doewa potong doeken niet te vergoe- i itoe tida oesah ganti, den, maar zorg, dat er tapi djaga, djangan hiniets meer zoek raakt. lang satoe apa lagi. Ik dank u, Mevrouw, u Terima kasih, Njonjah, kunt op mij vertrouwen. | bolêh pertjaja saja. Aanteekeningen. menatoe, waschman. soeroeh, bevelen, gelasten ; soeroeh pergi, beveel hem te gaan, laat hem gaan. dikeloearkan, van keloear, naar buitengaan ; dikeloearken.bmten gebracht, gezet worden. ampoen, vergeving, excuus. hampir, bijna, haast. kering, droog. tahoe sendiri, zelf weten. saben hari, alle dagen. hoedjan, regen. tapelak, tafellaken. hilang, weg, zoek. dapat, gevonden, teruggevonden. tjampoer, vermengd, door elkaar. tjampoer barang njonjah N. onder het goed van mevr. N. geraakt. sapoetangan, van sapoe, vegen en tangan, hand, dus handveger, d. i. zakdoek. koerang, te min. ketemoe, teruggevonden. ganti reganja ; ganti, ver¬ wisselen, iets voor in de plaats geven ; rega van harga waarde, prijs; ganti reganja, de waarde vergoeden. lihat, kijken, zien. kotor, vuil. boekan kotor, dat is geen vuil. njah, verkorting van njonjah. tahi lalir, tahi, vuil excrementen ; lalër, vlieg; tahi lalër, vhegenvuil, fig. voor het weer in het goed. mèmang, bepaald, inderdaad. tjoetji, wasschen. ganti menatoe, van waschman veranderen. arong saja, mijn volk. tida perdoeli, er niets omgeven, het kan mij niet schelen. hitoeng, tellen. kembali, terug. * terang, helder, droog, tegenover hoedjan, regen. uitdrukking voor ik weet 't niet. periksa, onderzoeken, saja koerang periksa,. lett. ik heb 't niet voldoende onderzocht. tadi pagi, vanmorgen. bangoen, opstaan, oprijzen. Setèngah, half; setèngah anam, half zes ; men zegt wel poekoel anam, maar niet poekoel setèngah anam. jang satoe hitam, jang lain aawoeii, net eene zwart, het andere grijs. gedogan, een door boomen geheel afgesloten stal, waarin het paard vrij ongebonden staat. andjing, hond. menjalak, blaffen. keliling, rondgaan, rondom. lentëra, lantaren. koetika, oogenblik, tijdstip, doet dienst als ons voegwoord toen. berboenji, van boenji, geluid ; berboenji, geluid geven. tempat roempoet, plaats van het gras, ruit. di isinja, van isi, vullen ; di isinja, door hem gevuld geworden. penoeh, vol. Sesoedahnja, van soedah, klaar gereed, afgeloopen, afgedaan; sesoedahnja, > na afloop daarvan, daarna. baroe tahoe, merkte pas, wist pas. pagar, haag ; ada pagarnja, is voorzien van een pagar. tèmbok, muur. keliling, romdom. tjoema, slechts. pentjoeri, dief (Javaansch maling). sipentjoeri, die dief, de dief. karang, koraalsteen. pekarangan,eri door koraalstem afgezet; op Java in 't algemeen erf. hêran, zich verwonderen, verbazen. gerdoe, wacht' .isje, des nachts door kampoenglieden in heerendienst bezet. waktoe, tijd, tijdstip ; waktoe itoe, op dien tijd op dat oogenblik, toen. poelang, naar huis gaan. mandi, baden; mandikan, een ander baden, mandikan koeda, een paard baden. kali, rivier; de rivier is op een plaats in Indië zoowel de algemeene badplaats der Inlanders als het publieke wed voor de paarden. berani, durf, driestheid, brutahteit, ook durven, brutaal zijn. begini, op deze wijze begini sadja, ik zal zoo maar doen. harap, hopen. tang kap, vatten.