DE TUCHT-UNIE HAAR ONTSTAAN - WAT ZIJ DEED - WAT ZIJ WIL DOOR Q. L. JANSSEN. Wie de tucht liefheeft, die heeft de wetenschap lief. De dwazen verachten wijsheid en tucht. Het Boek der Spreuken. MET 6 PLATEN VAN LUIJT UIT „DE GONG". UITGAVE VAN DE TUCHT- UNIE. kehingSrecht 14103 Tel. No. 602 Druk: Geuze & Co's Drukkerij, Dordrecht 1918 VIJFDE ALGEMEENS VERGADERING VAN DE TUCHT-UNIE GEHOUDEN IN HET GEBOUW VAN KUNSTEN EN WETENSCHAPPEN TE UTRECHT OP 20 JUNI 1914. DE TUCHT-UNIE HAAR ONTSTAAN - WAT ZIJ DEED - WAT ZIJ WIL DOOR G. L, JANSSEN. Wie de tucht lief heeft, die heeft de wetenschap lief. De dwazen verachten wijsheid en tucht. Het Boek der Spreuken. MET 6 PLATEN VAN LUIJT UIT „DE GONG". UITGAVE VAN DE TUCHT-UNIE. TC, Druk: Geuze & Co's Drukkerij, Dordrecht 1918 „Hier jou schavuit, ben jij effe een rakkerd! Ik zal je leeren, rustige voorbijgangers lastig te vallen en raak te gooien. Meê naar je vader!" VOORWOORD. Den 3ien October 1018 was het 10 jaren geleden, dat de Tucht-Unie werd opgericht, waartoe eenige leden van de afdeeling Dordrecht der Vereeniging „Volksweerbaarheid" het initiatief namen, krachtig gesteund door den Voorzitter en de Groep Nederland van het Algemeen Nederlandsch Verbond. Tien jaren! In het leven van den enkelen mensch kan een tijdsverloop van tien jaren zeer groote beteekenis erlangen, en — waar het zuiver stoffelijke dingen betreft — óók in het leven van een volk, getuige de belangrijkheid der laatstverloopen jaren voor de naties, op wier grondgebied het drama van den oorlog zich afspeelt. Gaat het er echter om, verandering te brengen in de volkszede, in de wijze, waarop een volkskarakter zich openbaart, en gaat het er om, zedelijke fouten te verbeteren, dan beteekenen tien jaren al zeer weinig. Indien in zulk geval slechts sporen van verandering en verbetering zijn aan te toonen, indien het uitgestrooide zaad slechts zwelt of aanstalten maakt tot ontkieming, dan is reeds van succes te spreken, dan is er leven, dan is er kans op groei en bloei. In de volgende bladzijden zullen wij aan de hand der beschikbare gegevens een en ander mededeelen over het ontstaan, het verleden, het heden en de vermoedelijke toekomst der Tucht-Unie. Wij zullen ons daarbij plaatsen op het standpunt, dat de lezer of lezeres zich een oordeel moet kunnen vormen over het antwoord, dat past op de vraag: behoor ook IK hier niet te steunen? En als dat antwoord, naar wij hopen en gelooven, in gunstigen zin uitvalt voor de vereeniging, dan zij dit boekske nog lang door zijn inhoud een vraagbaak voor hei nieuwe lid, dat een levend lid moge blijken te wezen, een lid dat door innerlijken drang gedreven wordt tot het: „payer de sa personne !" DE SCHRIJVER. I. "Waarde In het oude Bijbelboek — een der zéér weinige ▼an Tucht, boeken, die door de eeuwen heen hun waarde be- Ihielden voor allen — vinden wij op menige plaats, in de Psalmen, in het Boek Job en in de Spreuken vooral, gewezen op de groote, waarachtige waarde van tucht en zelftucht. Is nu het tegenwoordige menschengeslacht, is met name het Nederlandsche volk wel voldoende van die wijsheid der eeuwen doordrongen? Neen! Wij zien hier geen eere geven wien eere toekomt. Wij zien geen vrijwillige en bewuste onderwerping aan het gezag. Wij zien geene erkenning van de noodzakelijkheid van orde en regelmaat in alles. Wij zien niet erkend het overwicht van de grijsheid op de jeugd, van het ontwikkeld verstand op de domheid, van den drager van zedelijke hoogheid op de zedelijk lager staanden. Wij zien niets dan een ordeloos, tuchteloos dringen en duwen en jagen naar wat begeerlijk schijnt. Een jagen naar 't bezit van stoffelijke dingen. En of dit nu de vruchten uit buurmans tuin dan wel andermans geld of de een of andere winstgevende betrekking betreft, overal geschiedt dat jagen en dringen en duwen met volkomen verwaarloozing en verachting van de dingen, die eeuwig gegolden hebben als de onmisbare steunsels der beschaving: besef van het Hoogere, ontzag voor de grijsheid, eerbied voor de zwakken, ridderlijkheid tegenover de vrouw en onderscheiding van het mijn en dijn. Wat de kern is der godsdienstige moraal van alle godsdienststichters zonder onderscheid, van Jezus als van Mozes, van Boeddha als van Mohamed, van Lao Tze als van Confusius: doe een ander niet, wat gij in gelijk geval zelf niet gedaan zoudt willen wezen, wordt slechts door eene minderheid beleden en door nog kleinere minderheid metterdaad beoefend. Zóó is het thans en zoo was het reeds tien jaren geleden, toen de Tucht-Unie werd opgericht. Haar verdienste was het inzicht (en het uiten van dat inzicht, en vooral het zich gedragen er naar) dat georganiseerd moest worden opgetrokken tegen het kwaad. Haar verdienste was het, aanvoerders en kader te leveren voor die organisatie. Doel der In Art. i harer Statuten werd het doel der Unie Tucht-Unie. volgenderwijs omschreven: .... de tuchteloosheid onder het Nederlandsche volk te bestrijden, ten einde zijne zedelijke, geestelijke en lichamelijke kracht te verhoogen. Middelen. De in Art. 2 omschreven middelen zijn: a. het zenden van adressen aan bevoegde machten; b. het doen houden van voordrachten; c. de uitgave van geschriften; en voorts alle geoorloofde en tegen wet of verordening niet strijdende middelen om zelftucht en tucht te bevorderen of in het leven te roepen." Van welke beschouwingen en beginselen werd uitgegaan bij het vaststellen van de Statuten moge blijken uit het volgende. Oorzaken Wat zijn de oorzaken der tuchteloosheid? °er Zij zijn vele en velerlei. held** °OS" Onze volksaard, onze sterk individualistische aanleg is er een van. Vrijheidszin, afkeer van menschelijk ol saard. gezag> tegenzin in vormendienst, een ieder een soort van schipper op zijn eigen scheepje, drijvend op den breeden stroom of op de wijde zee, zóó zijn onze eigenschappen. Zóó is de Hollander! Er is een teren op oude, roemruchte traditie. Een tikje vrijbuiter, een beetje zeeschuimer, een stukje woeste watergeus zit er nog in velen onzer; en dat verraden we door mooie eigenschappen sóms, maar dikwijls ook door de lompe, leelijke onhebbelijkheden van den zeebonk, langdurig*" Een tweede oorzaak is de lange tijd van vrede, vrede. dien het Nederlandsche volk — gelukkig! — heeft doorgemaakt, drie of vier geslachten langJ) Groote, gemeenschappelijke gevaren, gevaren die oud en jong, arm en rijk, allen gezamenlijk bedreigden, hebben wij daardoor, hoe gelukkig die vrede voor ons ook was, in vele tientallen van- jaren niet doorstaan; maar nu missen wij dan ook de uit gemeenschappelijk gevaar geboren goede dingen: 't gevoel van één te zijn, 't gevoel van samenhoorigheid, de wetenschap, dat verschil in stoffelijk bezit feitelijk zoo weinig beteekent voor 't waarachtig geluk of ongeluk van een mensen. Nawerking Een derde oorzaak, al werkte die slechts op een d"iHt i ^Cel ^Cr Dev0!king, vormde de zoolang, véél te lang ptaatsve*- gehandhaafde plaatsvervanging en nummerverwisseling vanging. bij de nationale militie, waardoor het aankomend mannengeslacht in het levenstijdperk van de grootste ontvankelijkheid gescheiden bleef in twee kampen: de dragers van den militairen last eenerzijds en de daarvan door geldbezit vrijgestelden anderzijds. Niet uit het verschil in volkskarakter alléén is dus het onderscheid te verklaren tusschen het algemeen gedrag in 't openbaar van den Hollander en dat van andere nationaliteiten. Hadden de critieke jaren voor ons dezelfde beteekenis gehad als voor genen, hadden ook wij dezelfde militaire en algemeene invloeden ondergaan, óók in vredestijd, dan zou het mogelijk verschil in aangeboren vrijheidszin zich niet, als nu, zoo sterk en in ongunstigén zin hebben geopenbaard in een gróót verschil tusschen den zin voor tucht en zelftucht bij den een en bij den ander. Er zijn nog vele andere, meer algemeene oorzaken, die aan tucht in den weg staan of tucht tegenwerken. De Eeuw wij leven in de „Eeuw van het Kind". Véél meer van^het dan vroeger Wordt aandacht geschonken aan alles, wat het geslacht van morgen in gunstigen zin kan beïnvloeden, lichamelijk en geestelijk. Wij gruwen — terecht! — van een tijd, waarin het arbeiderskind, veelal verstoken van alle onderwijs, reeds op zeer ') De in Indië gevoerde oorlogen beroerden slechts een klein deel van ons volk. jeugdigen leeftijd werd gebruikt als een aanvulling of verlengstuk der machine, of tot anderen harden of langdurigen arbeid werd veroordeeld, arbeid die blijvend zijn stempel drukte op het in dit opzicht mishandelde individu. Met leedwezen denken wij terug aan den tijd, toen wat lezen, schrijven en rekenen het eenige was, dat aan het werkmanskind in het beste geval op school werd geleerd, en waarbij roede en plak, lichamelijke kastijding alzoo door den meester, de tuchtmiddelen waren. En met vreugde werden door de besten onzer de wet-van Houten'van 1877 op den kinderarbeid en later de verdere wetten van dien aaid, ook de leerplichtwet, begroet. De belangen van het kind werden eindelijk beschermd en voorgestaan; niet langer werd het volkskind mishandeld; het kreeg beter onderwijs, dat ook zijne lichamelijke ontwikkeling niet veronachtzaamde; kortom, het werd beter gewapend voor den strijd om 't bestaan. In de litteratuur trad het kind op den voorgrond; het werd verheerlijkt; er ontstond zooiets als een „culte de Venfant'. De schaal sloeg allengs geweldig over naar dien kant. Het Kind, Zijne Majesteit het Kind, meestal wreed als de natuur zelve, zag zich omringd van hovelingen en werd bedorven door dezelfde invloeden, die een zwak en innerlijk onbekwaam vorst bederven. Door weinigen slechts werd maat gehouden; er waren geen belooning en straf meer, maar belooning of onthouding van belooning, of enkel loon en lof. In huis, op school, op straat, het kind was of werd de baas, en blééf het, óók toen hij volwassen geworden was. De trek ^e sneHe ontwikkeling der groote steden is mede, naar de in zijne gevolgen, een der voorname oorzaken van groote tuchteloosheid onder de jeugd en onder de aankosteden. mende jongelingschap. Steden als Amsterdam, Rotterdam en den Haag (hoewel Rotterdam wel hét meest) hebben in weinige tientallen van jaren hare bevolking op abnormale wijze zien toenemen door vestiging van lieden van 't platteland, die werden aangelokt door de hooge loonen en door de schittering, die in de oogen van den dorpeling uitstraalt van de groote stad. "flS?!^ Hoe bitter werden daar hunne verwachtingen bedrogen ! Zeker, in hun dorp hadden zij 't niet weelderig, maar toch hadden zij daar, wat John Ruskin in zijn „Fors Clavigera" opnoemt als de drie stoffelijke zaken, die onontbeerlijk zijn voor het leven: zuivere lucht, zuiver water, en grond. En hunne kinderen hadden daar ook (indien zij zelf 't al niet hadden) de drie volgens Ruskin onmisbare onstoffelijke dingen, die noodzakelijke voorwaarden zijn voor een gelukkig leven, namelijk: bewondering, hoop en liefde; want dé nieuwere „eeuwvan-het-Kindsche" begrippen hadden op het platteland hunne averechtsche toepassing nog niet, of niet in die mate als in de steden, gevonden. Wat vonden die menschen nu in de groote stad ? Zij ifiisten er de zuivere lucht in en om de kleine woning; de ruimte; het vergezicht; het wondere spel der wolken in verre luchten; de mysterieuse tinten en tonen van het licht bij op- en ondergang der zon; de majesteit der kleuren van bloemen, planten en boomen in hunne verschijning -en wisseling naar de jaargetijden Zij misten er zooveel, waarvan zij het bezit als iets heel gewoons slechts zelden gewaardeerd hadden, doch waarvan zij onbewust tóch den balsemenden invloed hadden ondergaan en zij vonden zich verplaatst in een of andere gore achterbuurt, in een nauw, vuil straatje, begrensd door sombere, hooge huizen, waarvan de lange rij eindigde in de kroeg op den hoek. De oudere medebewoners wisten nog te verhalen van wat hünne sobere kindervreugd was geweest: de kermis, en tusschen de kermissen in de verschijning van den vreemdgetooiden Schot met den doedelzak, of van den man met den tammen bruinen beer, die dansen kon, en-van de straatmuzikanten, die in gezelschap speelden op hun koperen instrumenten en wat kleur en leven brachten in de buurt. Maar ook dat alles en dié allen waren verdwenen. En wat bleef er dan over voor de jeugd, wat anders dan kattekwaad uitvoeren en straatschenderij plegen om de energie te uiten? Jeugd wil spelen; jeugd wil ruimte! Maar 't spel was verboden door de kleinheid der woning, de nauwte der straat, het leerplan der school. Bij den uitleg der steden had men er niet aan gedacht speelvelden te maken — de grond was ook te duur — en slechts bij uitzondering werd een pleintje gemaakt, soms met een perkje bloemen in 't midden, bloemen die verdedigd werden door staketsels en prikkeldraad. Wat móest er zoo wel worden van de jeugd? En de ouderen! Wat bleef den mannen anders dan de helverlichte kroeg om het gedrens der kinderen en het gemopper der vrouw in het benauwende huisvertrek te ontvlieden? Dronken- Drankbedwelming en drankmisbruik — nieuwe tehap en elementen van verwording voor zichzelven en voor de armoede. ... , , j , kinderen 1 Een satansche cirkel: armoede, dronkenschap, armoede — die vruchtbare moeder van zooveel ellendigs en kwaads 1 Gebrek aan „Bij een groot deel van ons volk", zegt de redacgeestelijke teur van De Gong in een zijner artikelen: „ontbreekt verheffing. ^ besef van afhankelijkheid, het gevoel van kleinheid tegenover het Hoogere en Eeuwige. Er valt een geest waar te nemen van platheid, van gemis aan eenige verheffing. Hiermee samen valt het gebrek aan kunstzin, aan gevoel voor het mooie in de natuur. En waar nu de geest zoo weinig vindt in zich zelf, geen stemmen uit een hoogere wereld tot zich hoort spreken en geen indrukken van natuur en kunst ontvangt, daar ligt het voor de hand, dat hij ontspanning zoekt in lage handelingen, die vaak haar eenige aantrekkelijkheid vinden in de omstandigheid, dat ze ongeoorloofd zijn." Zoo is het! Materia- „Het materialisme", zoo zegt hij elders, „dat langen lUme. tijd als een leer werd gepredikt, heeft tot egoïsme geleid, terwijl een ideëele opvatting van het leven in zelfopoffering een der schoonste menschelijke deugden ziet. Die opoffering, dat achterstellen van het eigen bij het algemeen belang, is juist vaak noodig om te leven in en voor de gemeenschap. Als het gevoel voor het hoogere verdwijnt of zoodanig verzwakt, dat het geen de minste voldoening meer vermag te geven, ligt het voor de hand, dat de logische consequentie zal zijn: in dit leven, als zijnde het eenige doel van den mensch, met alle beschikbare middelen naar het maximum te streven van stoffelijk en zinnelijk genot. Daar het maximum nu eenmaal zeer gering is en ieder rijkelijk zijn deel krijgt van de wederwaardigheden en. onaangenaamheden des levens, is het slot ontevredenheid en baloorigheid.'' Nijd en Bij de minder bedeelden uiten zich deze in nijd afgunst. tegen de zoogenaamd gelukkigere, hoogere standen; de ondergeschikten benijden hun meerderen het gezag en beschouwen dit als ongegronde tyrannie; de meer gegoeden van hun kant zoeken voldoening in immer meer verfijnde weelde, die toch ten slotte geenszins bevredigt en het leven uitermate leeg en hol maakt, de orde en tucht in het gezin verstoort .... Verkeerde Bij zeer veel ouders in alle standen is een algeheele opvoeding, afwezigheid en een zekere minachting van opvoedkundige kennis op te merken, veelal het gevolg van een slecht gefundeerd huwelijks- en gezinsleven. De kinderen worden er niet aan gewend, zich met hun wenschen en daden binnen zekere grenzen te houden, gesteld door de noodzakelijkheid van samenleving met anderen, die ook hun rechtmatige verlangens en eischen hebben. In een oogenblik van helder inzicht, onder den invloed van een opwelling, of in het tijdelijk besef van noodzakelijkheid — zoo gaat de schrijver in De Gong voort — wordt dan geboden of verboden, maar stilzwijgend, meestal na korten tijd reeds, wordt het uitgevaardigd gebod of verbod buiten werking gesteld, of, erger nog, wordt de overtreding er van straffeloos door de vingers gezien. Komt zoo iets eenige malen voor, dan is het gevolg natuurlijk een volkomen negeering van het ouderlijk gezag, en de kiem is gelegd van de zucht om zich door eenig gezag, welk dan ook, zoo weinig mogelijk in zijn doen en laten te laten beperken." Leven boven den stand. Toe. nemende zedeloosheid. Verdere oorzaken van tuchteloosheid. En verder: „In menig burgergezin moet elke dochter een „dame" en iedere 16- of 17-jarige zoon een „heer" zijn. Er is zooveel geld noodig, dat men zich met allen arbeid dit „menschwaardig bestaan" niet verschaffen kan, dus ontevreden wordt. Ook in de hoogere standen vindt men vaak in ietwat anderen vorm hetzelfde euvel. Van eene voorbereiding tot den harden strijd des levens is in vele gezinnen geen sprake. De zoodanig opgevoeden missen bij hun intrede in de wereld de kracht, zich staa'nde te houden en zichzelven te beheerschen ten bate der gemeenschap. „Zedeloosheid", zegt de schrijver verder, „heeft door de eeuwen heen bestaan; waar ze het felst ën onbeschaamdst optrad, neigden volken ten ondergang. Velen zijn van oordeel, dat er een bepaald ontkennen is der beginselen van zedelijkheid en recht, dat er steeds meer onbeschaamdheid in hoogere en lagere standen valt waar te nemen; dat de zedeloosheid driester dan vroeger het hoofd opsteekt; dat door openbare uitvoeringen en voorstellingen de eerbied voor een zedelijk leven niet wordt versterkt. Op straat wordt de onzedelijkste taal uitgeschreeuwd en uitgezongen, zonder dat de politie iets doet om die kwetsende uitingen te voorkomen of te straffen. Wat soms in bioscopen wordt vertoond, of tusschen de „drama's" door, door „zanger" of „zangeres" wordt gezongen, is weinig verheffend en oefent zijn invloed uit. En al wordt aan het jonge kind de toegang ontzegd, de vaders en moeders, of de broers en zusters brengen het fraais wel verder. Ziedaar eenige van de hoofdoorzaken van de heerschende tuchteloosheid! Wij zouden er nog vele andere kunnen opnoemen, als daar zijn een ongebreidelde vrijheid van drukpers, waarvan schromelijk misbruik wordt gemaakt; eenzijdigheid bij het onderwijs; overdrijving in de sport; lakschheid bij tpubliek; een gebrekkige strafrechtpleging en bijna overal in de steden een schromelijk onvoldoende gelegenheid voor klein en groot om zich op nuttige, verheffende, veredelende wijze te ontspannen. Elk afzonderlijk en alle te samen leiden deze dingen tot tuchteloosheid bij arm en rijk, bij jongen en ouderen. De treurige, overal en ten allen tijde voorkomende uitingen daarvan worden maar hoe gst zelden bestreden door individueel optreden van menschen uit 't publiek, die trouwens — indien zulks al geschiedt — in de houding van dat publiek het tegendeel van aanmoediging vinden. Met een glimlach ziet de voorbijganger kinderen uit een plantsoen komen, beladen met afgerukte takken seringen of gouden regen. Waar op straat een sterke jongen een kleineren of zwakkeren mishandelt, vormt zich daaromheen een groep van toeschouwers, belangstellenden en nieuwsgierigen, als bij een hanengevecht. En eerst dan, als een verontwaardigd man daartusschen komt ('t geen zelden gebeurt), druipen de omstanders af, met iets als schaamte over hunne houding, maar meer nog met iets als wrevel over den spelbreker, die een eind maakte aan hun schouwspel. Zij ondergingen, die toeschouwers, in hunne jeugd den invloed van eenige of van enkele der euvelen, hiervoren geschetst als oorzaken van tuchteloosheid, de groote kwaal, waaraan onze samenleving lijdt, en waarmede een ieder is besmet. Tuchteloos- Uiting van tuchteloosheid is het, als daar een wet hVo enl wordt uitgevaardigd, zóó onduidelijk in hare termen, oog en angzoó buister in hare voorschriften, dat zelfs de meest ontwikkelde er niet wijs uit worden kan. Uiting van tuchteloosheid is het, als daar herhaaldelijk in de Tweede Kamer der Staten-Generaal het vereischte aantal leden niet aanwezig is om aan den arbeid te kunnen gaan. Uiting van tuchteloosheid is dat vrij algemeen zich onttrekken aan de betaling van het belastingbedrag, aangewezen door inkomen of vermogen. Uiting van tuchteloosheid is het, dat vergoêlijken van 't smokkelen, dat drijven of gebruik maken van den kettinghandel, dat hamsteren, dat saboteeren van althans goedbedachte maatregelen der regeering. Die tuchteloosheid uit zich overal, en bij menschen van allerlei leeftijd én stand en positie. Ziet, hoe men dringt en duwt om in trein of tram te komen I Ziet, hoe de gezonde jonge man, die zich een zitplaats veroverde, kalmpjes den grijsaard of zelfs de oude vrouw: laat staan 1 Ziet, hoe weinig dames zich storen aan het gevaar, dat heur hoedenpennen opleveren voor anderen, en hoort hare verontwaardigde uitingen, als een conducteur, die zijn plicht doet, haar waarschuwtJ Ziet, met hoeveel gemoedsrust de fietsers elke verordening overtreden; met welke voorname minachting de auto-bestuurder de verkeerswetten schendt; hoe weinigen „rechts" houden op straat, en hoe de onveiligheid van die straat, geboren uit aller tuchteloosheid, het uitgaan bijna onmogelijk maakt voor den man of de vrouw op leeftijd, en in 't algemeen voor hen, wier tred niet vast en veerkrachtig, wier oog niet scherp, wier gehoor niet geheel normaal meer is. Deze tuchteloosheid, die een last is voor allen, brengt niemand iets goeds. Zij is een algemeene ramp. Neen erger: een overal aanwezig gevaar 1 II. Tegen de uit al die euvelen voortvloeiende tuchteloosheid moest front worden gemaakt door de oprichters der Unie. Zij wisten, dat zij zich zouden keeren tegen iets, dat een gevolg was van dieper liggende oorzaken; zij wisten óók, dat die oorzaken tot den wortel bestreden konden worden en bestreden werden door speciale bonden en vereenigingen, welker uitgangspunt en methoden beheerscht werden door bepaalde inzichten op staatkundig of godsdienstig gebied. Weder- Al die bonden en vereenigingen zou de Tucht- keerige Unie kunnen steunen door ze samen te brengen en steun. ruggesteun te bezorgen van alle anderen. Zij zou de band zijn, die samenbindt; het koord, dat allen konden grijpen om te trekken in dezelfde richting. Daarom werd van stonde af aan een beroep gedaan op die bonden, op die vereenigingen, en dat beroep werd vastgelegd in de Statuten. Art. 4 dier Statuten bepaalt dan het volgende: Wie leden Leden van de Unie zijn: u nenzun. a< rechtspersoonlijkheid bezittende vereenigingen of hare afdeelingen, voor zoover die rechtspersoonlijkheid bezitten; b. bijzondere personen; beide voor zoover zij den wensch om toe te treden hebben kenbaar gemaakt aan het bestuur van de Unie, dat over die toetreding beslist, behoudens beroep — in geval van afwijzing — op de eerstvolgende algemeene vergadering. OrganUatie. En Art 7, dat de samenstelling regelt der Algemeene Vergadering, geeft dan ook aan elke aangesloten vereeniging het recht een stemgerechtigd afgevaardigde aan te wijzen. Deze brengt 1 stem uit wanneer de betrokken vereeniging of afdeeling niet meer dan 50 leden telt, 2 stemmen wanneer haar ledental tusschen 50 en 151 ligt, en voorts 1 stem meer voor elke 100 leden, die bij haar boven de 150 zijn aangesloten, tot ten hoogste 10 stemmen. (De persoonlijke leden brengen elk 1 stem uit.) Aan die aangesloten bonden en vereenigingen is verder in de statuten recht gedaan, door vooraanstaande personen uit hun midden plaats te geven in het Algemeen Bestuur der Tucht-Unie, en ook door het volgende. Art. 17 der Statuten n.1. bepaalt: „In iedere Gemeente — naar omstandigheden in enkele aangrenzende Gemeenten of in een onderdeel eener Gemeente, een en ander ter beoordeeling van het Algemeen Bestuur met recht van beroep op de Algemeene Vergadering — waarin zoowel leden genoemd onder a als genoemd onder b, of minstens 2 leden genoemd onder a van art. 4 der Statuten gevestigd zijn, wordt een Vertegenwoordigend Lichaam ingesteld, bestaande uit e'én vertegenwoordiger van ieder der Besturen der als lid aangesloten Vereeni- De nieuwe tijd en de oude ondeugd. gingen ot Afdeelingen van vereenigingen en één van het Bestuur der Ledengroep." En Art. 18 zegt: De Vertegenwoordigende Lichamen hebben tot taak, om, zonder de zelfstandigheid der als lid aangesloten Vereenigingen of Afdeelingen van Vereenigingen aan te tasten, het doel der Unie ter plaatse stelselmatig te bevorderen. Zij trachten dat doel o.a. te bereiken door: ie. een band te vormen tusschen de verschillende leden; 2e. voeling te houden met het Algemeen Bestuur; 3e. de. aandacht der leden te vestigen op ongewenschte toestanden; 4e. tot het nemen van maatregelen en besluiten op te wekken; 5e. eene goede verstandhouding en waar mogelijk samenwerking te bevorderen met autoriteiten, besturen, vereenigingen en bijzondere personen van invloed j 6e. op verzoek uitvoering te geven aan besluiten van als lid aangesloten Vereenigingen, onderdeden van Vereenigingen of van Leden-Groepen, en 7e. het laten optreden van sprekers en het bezigen van andere middelen tot algemeene bekendmaking van de beginselen en van het doel der Unie. Neutraal Door al deze bepalingen, deze grondregelen, wordt karakter. bereikt, dat het neutraal karakter der Unie op godsdienstig en politiek terrein wordt gewaarboigd, een karakter waarmede de Tucht-Unie staat of valt. Immers, wil zij, voor de bereiking van haar doel, kunnen rekenen op alle organisaties, die zich richten op den wortel van het kwaad, en zal zij voor die organisaties wezen het middelpunt ter wegneming, met gezamenlijke kracht, van het meest schadelijke gevolg van dat kwaad, dan moet er ook plaats zijn voor allen, onverschillig van, welke staatkundige, wijsgeerige, humanitaire of godsdienstige richting hij zij. Toen het algemeen karakter der Unie was vastgesteld, werden de zorgen van het Bestuur aan andere dingen gewijd. Wie bekend is met de bezwaren en moeilijkheden welke in den weg staan aan de vorming eener over geheel het land werkende organisatie van ethische strekking, zal beseffen voor welk reuzenwerk de eerste bestuurders hiér stonden. Ongeduld. Wanneer eenmaal de akker bereid is, is het planten van een eikel geen zwaarder werk dan het in den grond leggen van een zaadje van den zonnebloem met zijn ephemeer bestaan. Met het gewone gebrek aan onderscheidingsvermogen echter wacht een deel van 't publiek van beide handelingen dezelfde en snelle resultaten. Alleen de kenner wéét, en wacht. Voorzichtig Welnu, de stichters wisten, wachtten en waakten, optreden. Zorgvuldig vermeden zij alles, wat schade kon doen aan de jonge spruit. Wat van . hen uitging in woord en schrift was wèloverwogen. Eer een gedachte in een daad werd omgezet, was zij getoetst in hare mogelijke gevolgen. Zorgvuldig moest gewaakt worden tegen woorden of handelingen, die zelfs maar den schijn hadden van beunhazen op anderer, afgebakend terrein, of van een op den voorgrond stellen van bepaalde politieke of kerkelijke beginselen. »Het arbeidsveld,« zoo lezen wij in een der van de Unie uitgegane geschriften, »is bijna onbeperkt; »het vereischt een uiterst krachtige organisatie naar »een weloverwogen plan en met een vèrdoorgevoerde » decentralisatie; de voorbereiding voor het naar buiten «optreden vraagt veel overleg om de klippen der «verdeeldheid te omzeilen; overijld optreden zou alle «plannen kunnen verijdelen; er moet naar een vast «omlijnd doel langs te voren zergvuldig uitgekozen «wegen worden gestuurd. «Maar inmiddels werkt de gedachte voort en niet «zelden rijpen de goede denkbeelden reeds tijdens de «langdurige voorbereiding op onverwachte plaatsen; «echter eerst wanneer de velden wit worden om te «oogsten, kan van vruchtbaar naar buiten optreden «sprake zijn.« Toe- Op de tot alle goeden van wil gerichte uitnoodiging tredingen, tot aansluiting traden velen toe, mannen en vrouwen uit alle, ook uit de hoogste standen en van de meest uiteenloopende levensrichting. Vereenigingen, bonden en bondsafdeelingen van allerlei aard meldden zich aan. Een huishoudelijk reglement en een bestuursreglement werden door het Algemeen Bestuur vastgesteld. Op de Statuten werd de Koninklijke goedkeuring verkregen bij Koninklijk Besluit van 19 Juni 1909, No. 69. Propagandageschriften werden gereed gemaakt en vei spreid. Hier en daar traden sprekers op om de beginselen der Unie, haar doel en streven, meer bekend te maken. De onderwijswereld vooral werd bewerkt, gedachtig aan het bekende woord, dat wie de jeugd heeft, de toekomst beheerscht. Steun werd verleend, door het Algemeen Bestuur of door de plaatselijke groepen, aan alles wat van andere zijde werd ondernomen om drankmisbruik te keeren, speel- en oefeningsterreinen beschikbaar te stellen, den volkszang te verbeteren (heel het gezegende militaire zangonderwijs, dat zoozeer succes heeft, kwam hieruit voort), de sportbeoefening te leiden in goede banen, door dpefcreffende maatregelen het verkeer te ordenen, kortom: steun werd verleend aan alles wat in de goede richting ging. Klachten over feiten van tuchteloosheid werden onderzocht en te bevoegder plaatse behandeld; commissies voor speciale doeleinden werden gevormd; in de pers liet de Unie zich hooren waar het pas gaf; in een adres aan alle gemeentebesturen van Nederland werd, te samen met de Vereeniging „Schoonheid in Opvoeding en Onderwijs", aangedrongen op het doen uitvoeren van bepaalde liederen op nationale feestdagen, liederen, bestemd om de idiote of gemeene straatzangen te verdringen. Adressen. Wanneer daartoe aanleiding bestond, werden verzoekschriften gericht tot de Volksvertegenwoordiging of tot een der betrokken Ministers. Van enkele dier verzoekschriftén, welke hunne waarde nog hebben behouden, geven wij den zakelijken inhoud hieronder weer. Uit een adres aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal: dat zeer vele uitingen van tuchteloosheid in ons land moeten worden toegeschreven: ie. aan den langzamen gang van zaken bij de berechting, niet alleen van misdrijven, doch ook van overtredingen; 2e. aan een sterk overdreven formalisme bij de rechtspleging; 3e. aan de trage ten uitvoerlegging der vonnissen; dat dus in bespoediging en vereenvoudiging der berechting van „kleine zaken" en in snelle oplegging en uitvoering van straf in dezen heil moet worden gezocht; dat elders, in 't bijzonder in Engeland, is gebleken, hoezeer onmiddellijke aanhouding van den verdachte en diens dadelijke geleiding voor den bevoegden rechter, die terstond met de berechting aanvangt, een krachtig hulpmiddel is tegen straatschenderij, baldadigheid en andere uitingen van tuchteloosheid; dat tegen deze wijze van handelen niet zoozeer in de pers en niet uit den boezem der natie, doch in 't bijzonder door eenige rechtsgeleerden bezwaren werden geopperd, als zou dit stelsel indruischen tegen het rechtsgevoel van ons volk, dat in het plegen van menige overtreding een zeer onschuldige daad ziet en in de aanhouding een veel zwaarder straf dan in de door den rechter op te leggen boete of hechtenis; dat, mocht deze bewijsvoering juist zijn, wat ondergeteekenden betwisten, daaruit zou blijken, dat het algemeen rechtsgevoel beleedigd zou worden, niet door het plegen van zoo menige overtreding, straatschenderij en baldadigheid, die het aanzien van ons volk bij andere naties en in eigen oogen allereerst ernstig schade doet, maar wel door overheidsmaatregelen tegen die uitingen van onhebbelijkheid; dat, zag het volk in op te leggen boete of hechtenis een veel geringere straf dan in voorgeleiding voor den rechter, daaruit alleen zou blijken: eensdeels dat men weinig vertrouwen stelt in den tact, waarmee de politie bij die voorgeleiding zou optreden, en anderdeels, dat de boete of hechtenis, die gewoonlijk opgelegd wordt, blijkbaar zóó weinig afschrikwekkend werkt, dat het. loopen over straat eenvoudig onder geleide van een dienaar der openbare macht daartegenover als een zwaardere straf wordt gevoeld; dat hierbij mag worden opgemerkt: ie. dat bijvoorbeeld het Engelsche volk zeker niet minder prat op zijne vrijheden is dan het onze; 2e. dat, worden niet alleen van misdrijven verdachten, doch ook op het plegen van overtredingen betrapten voor den rechter geleid, de tact der politiemacht van zelve ontwikkeld zal worden en de ■% oorgeleiding op zoodanige wijze zal geschieden, dat gewillig meegaande overtreders door niemand voor eerlooze misdadigers zullen worden aangezien; 3e. dat, evenals thans de voorgeleiding voor den hulp-officier van justitie bij ontdekking op heeterdaad (waartoe art. 41 W. v. Strafvordering bevoegdheid geeft) zelfs bij de geringste overtreding, in de praktijk alle scherpte verloren heeft, ook de praktijk aan de nieuwe voorschriften alle onnoodige en ongewenschte scherpte ontnemen zal en die scherpte slechts behouden zal, waar dit inderdaad noodig en gewenscht is, b.v.: bij ernstige straatschenderij; bij het lastig vallen van vreemdelingen; wanneer het vervoermiddel, waarvan de overtreder zich bedient, of waarmee hij de overtreding pleegt, gelegenheid tot gemakkelijke onttrekking aan de rechterlijke behandeling biedt; wanneer de overtreding gepleegd wordt door vreemdelingen dicht bij de landsgrenzen ; wanneer er gevaar bestaat dat zij, die getuigen waren van de overtreding, indien zij niet terstond gehoord worden, met elkaar of met den overtreder in overleg zullen treden; wanneer de bedoelde getuigen, indien zij niet terstond gehoord worden, naar elders zullen zijn vertrokken, enz. ; dat tegenover gevreesde nadeelen toch zeker staat, dat bij onmiddellijke behandeling de waarheid beter aan het licht komt, de getuigen met verschen indruk voor den rechter komen en invloeden van buiten noch op den verbalisant, noch op den overtreder, noch op de getuigen in belangrijke mate hebben kunnen inwerken; dat bij de nieuwe regeling der berechting van kleine zaken aan tal van bezwaren gemakkelijk tegemoet gekomen kan worden, het 's nachts in bewaring blijven b.v. — door voorgeleiding voor een hulpofficier, die procesverbaal opmaakt, de getuigen hoort en den overtreder voor den rechter roept tegen den volgenden dag; dat in elk geval tegenover de overgroote voordeden van kort en snel recht de bezwaren niet te'breed mogen worden uitgemeten, opdat eindelijk aan de tuchteloosheid in het openbaar, die een schande voor ons volk is, paal en perk worde gesteld; dat het door de Regeering ingediende voorstel tot vaststelling van een nieuw wetboek van strafvordering, hoewel de berechting in kleine zaken bespoedigende, aan de bezwaren van ondergeteekenden niet voldoende tegemoet komt ; redenen waarom ondergeteekenden met aandrang verzoeken in dit wetsontwerp zoodanige wijziging te willen aanbrengen, dat eene vlugge, eenvoudige berechting van kleine zaken, snelle oplegging en spoedige tenuitvoerlegging van straf voor overtredingen, inderdaad worde bereikt." Een ander adres, gericht tot den Minister van Binnenlandsche Zaken, wijst er op, dat niét zoozeer behoefte bestaat aan al maar nieuwe voorschriften en verordeningen, maar ook aan ernstige, volhardende toepassing van bestaande verordeningen, zonder aanzien des persoons. ,.Wordt streng, oplettend en zonder onderscheid de hand gehouden aan alle bestaande wetten, verordeningen en voorschriften, dan zullen die — zoo wordt in 't adres gezegd — stellig bevorderlijk blijken om aan de tuchteloosheid mede paal en perk te stellen." Wederom een ander adres, verzonden 30 Maart 1917, onderteekend door J. M. van Hoogstraten als Algemeen Voorzitter a.i. en mejuffrouw G. A. A. Bouricius als Algemeen Secretaresse a i., en eveneens gericht tot den Minister van Binnenlandsche Zaken, vraagt de instelling eener Staatscommissie. In het adres wordt gezegd: „dat zij (de Tucht-Unie) sedert hare oprichting VOEDSELTUCHT IS VOEDSELWINST. nauwgezet de oorzaken en de verschijnselen heeft waargenomen van de tuchteloosheid, die als algemeene trek het karakter van het Nederlandsche volk ontsiert en aanleiding geeft tot allerlei ongewenschte uitingen, die het zeer veel nadeel toebrengen, zoowel tegenover het ernstige en weldenkende deel der natie zelve als tegenover andere volken; dat zij zich beijverd heeft, de middelen op te sporen, die zouden kunnen strekken om die tuchteloosheid te bestrijden, welke middelen deels van opvoedenden, anderdeels van voorlichtenden en ten slotte ook van bestraffen den aard zouden moeten zijn, en waarvan in omvangrijken kring krachtige invloed zou moeten uitgaan over een niet onbelangrijk tijdsverloop; dat zij echter niet bij machte is, het onderzoek naar die middelen volledig te doen plaats hebben en daaraan zoodanige uitgebreidheid te geven als haar onvermijdelijk noodzakelijk voorkomt." Om die reden vraagt zij de instelling eener Staatscommissie, die wel over volledige inlichtingen en middelen zou kunnen beschikken voor het noodzakelijk onderzoek. De inwilliging van vorenstaand verzoek laat helaas 1 nog altoos op zich wachten, en het frappez,frappez toujours zal ook hier wel moeten gelden. In 1913 kreeg de Tucht-Unie haar eigen orgaan, een maandschrift getiteld De Gong. De Gong. „De Gong", zegt het Voorwoord, in het eerste nummer geplaatst: „is een roepstem, die een oogenblik den arbeid doet staken, het gesprek doet onderbreken, die ouderen en jongeren en dienstbaren herinnert aan de saamhoorigheid in de kleine gemeenschap. Daarom is de klank hun welkom, waaraan zij met ingenomenheid gehoorzamen. Met deze roepstem stelt het Bestuur der Unie zich voor: het verkrijgen van een nauweren band tusschen de leden (vereenigingen en personen) en het Algemeen Bestuur, door de leden in de allereerste plaats op de hoogte te stellen van zijn arbeid, maar ook van hetgeen in hem omgaat van zijne begrippen omtrent het doel der Unie. Het hoopt door gedachtenwisseling die begrippen te kristalliseeren, zoodat helder en klaar de te bewandelen weg naar voren komt. Die stem roept de leden op tot een krachtige medewerking, zoowel in engeren als in ruimeren kring, onder eerbiediging van elkanders denkbeelden. Met Elkander! Moge dit het Bestuur gelukken 1" Welnu, dit is het Bestuur gelukt! De Gong geeft een geluid, dat elk zijner lezers welkom in de ooren klinkt. Wie eenmaal ernstig en belangstellend kennis nam van zijn inhoud, slaat de lezing geen enkele maal meer over en reikt na die lezing het blad een ander lid van 't huisgezin ter kennisneming toe. Wij zelf werden voor de Unie gewonnen door het lezen van De Gong, en zoo ging het ook anderen. Geregeld bevat het maandschrift grootere en kleinere artikelen van bevoegde schrijvers en aanhalingen van algemeenen aard, op de Tucht-Unie en haar doel betrekking hebbende. Het neemt uit andere bladen en tijdschriften over, wat hem dienstig voorkomt, of verwijst er naar. De redactie bespreekt boeken; zij deelt het Unie-nieuws mede en vermeldt o.a. namen en adressen van de nieuw-toegetreden leden, die thans maandelijks een aardig lijstje vormen. Gaan wij de reeds verschenen nummers nog eens vluchtig door, dan lijkt menig artikel ons een herdruk waard en dan verschijnt, als in een kaleidoscoop, heel de actie van de Tucht-Unie over de jaren, die achter ons liggen: haar organisatie, haar veelvuldig optreden voor 't publiek in woord en schrift; haar rapporten van onderzoek naar bijzondere dingen; haar contact met allerlei autoriteiten, met de ministeries en met de wetgevende macht; haar samenwerking met allerlei zedelijke lichamen ter bereiking van eenig bijzonder doel; haar ijveren voor kort en snel recht, maar bovenal haar rusteloos en krachtig wakker roepen van de openbare meening, haar algemeen making van 't besef der kwaal, waardoor het Nederlandsche volk is aangetast, naast het aanwijzen der middelen van herstel. Waarlijk, de Tucht-Unie mag met voldoening terug zien op het eerste tienjarig tijdperk van haar bestaan 1 III. Veel werk „Een berg van werk ligt vóór ons". voor den Dit is het besef van 't Bestuur. boeg. jjet werk (jei. propaganda, der krachtigmaking van de Vereeniging, eischt dagelijksche zorg. Versterking der finantiën (waar is die niet noodig F) moet worden nagestreefd, zal de strijd tegen de tuchtverslapping en tuchtondermijning niet lijden onder gebrek aan ruimte. Voortbouw. Op de reeds verkregen resultaten moet worden voortgebouwd. Wat werd aangepakt, moet vastgehouden en verstevigd. Nieuwe plannen zijn gesmeed, worden overwogen, straks tot uitvoering gebracht. De abnormale omstandigheden, die de misdaad en het misdrijf en de overtreding begunstigden, eischen krachtig optreden. En straks, als wellicht een heel Nn den nieuwe maatschappij, met gewijzigde verhoudingen oor og. vrjj zekerj maar stellig met nieuwe eischen, zal moeten worden opgetrokken op de ruïnes der welvaart van vóór iq 14, zal ook de Tucht-Unie moeten weten wat haar plicht haar voorschrijft, en dien plicht zal zij vervullen naar de mate harer krachten. Met bescheiden voldoening mag zij terugzien op de jaren van haar bestaan. Niet in dorre cijfers, niet met strak getrokken lijnen die een inhoud aangeven, en slechts met weinig scherp aan te wijzen feiten kan zij demonstreeren hetgeen zij heeft bereikt. En zelfs heeft zij niets bereikt alléén; immers hielp zij wekken en krachtiger maken de strooming, die onmiskenbaar leeft onder het beste deel van het Nederlandsche volk, een strooming die gaat in de richting van een bezighouden met de jeugd en den jongen mensch nh de schooluren en na de schooljaren en tijdens den gedwongen dienst in het leger. Een stroomirig ten goede. Op de ouders, op de onderwijzers, op de gemeentebesturen moet ingewerkt, en gevraagd „der jeugd haar vreugd" te geven, en daarmede „haar deugd". De volkszang moet nog veel verbeterd. De liefde tot de natuur moet aangewakkerd worden. Sport en spel moeten, meer nog dan thans, bevorderlijk worden gemaakt aan orde en aan zelftucht vooral. De berechting blijve niet langer spotten met wat straf moest wezen. Tegen losbandigheid, straatschenderij, vreemdelingenmolest, verkeersonveiligheid, baldadigheid, dierenplagerij en dierenmishandeling; zedelooze lectuur, afbeeldingen, voorstellingen en liedjes; tegen dronkenschap en zooveel meer kwaad, dat tot wanorde en tuchteloosheid leidt, moet de strijd worden voortgezet. Wat een Adolf Kolping bereikte voor Duitschland, wordt hier wel door Roomsch-Katholieken nagestreefd in hunne St. Jozefsgezellen vereenigingen, maar moet,' (zij 't dan uiteraard gewijzigd) beoogd worden voor gansch de jongelingschap in ons land. Ge kent immers, lezer, het Wanderbüchlein van Kolping ? Millioenen exemplaren bezit de R.K. Duitsche jongelingschap ervan. Volgens Prof. Quack („ Uit den kring der Gemeenschap" blz. 96) wordt het op naam van het lid gestelde boekje met zekere fierheid vertoond. Het draagt het beeld van St. Jozef en voorts het motto „Gott segne das ehrbare Handwerk". Dan volgen ter inleiding drie versregels en zes spreuken. De drie versregels luiden: Wer soll Geselle sein t — Der was kann. Wer soll Meister sein? — Der was ersann. Wer soll Lehrling sein ? — Jedermann. De zes spreuken zijn de volgende: 1. Doe alles wat gij te doen hebt zoo goed als gij 't kunt en moet: denk er echter aan dat gebed en arbeid elkaar de hand reiken. 2. Wend al uw ijver aan, om tot in alle onderdeden af te maken, wat gij onder handen hebt: goede smaak en reinheid bekoren iedereen. 3. - Verzeker U het erfdeel van een goeden naam: het strekt u tot eer in het leven, tot vertroosting bij den dood. 4. Goede vormen en manieren passen een elk, zoowel den edelman als den handwerksman: in de stad en op het platteland versieren zij iedereen. 5. Gezondheid en een goed humeur zijn de beste geschenken van den hemel, en indien de wijsheid op haar tijd de rol van huishoudster op zich neemt, zal de voorraad duren tot aan het graf. 6. Is er liefelijker plicht dan die der broederlijke liefde ? Wie dus zijn naaste niet liefheeft is geen braaf mensch en geen Christen." En valt niet evenzeer te leeren uit het werk van den grooten Franschman, Graaf Albert de Mun met zijn Cercles Catholiques d'Ouvriers ê. Zij werden gesticht einde 1871, „l'annèe terrible", thans door nóg verschrikkelijker jaren voor héél het menschdom overdonkerd. Zij werden gesticht onder maatschappelijke omstandigheden, niet ongelijk aan die, welke naar wij vreezen straks ons zullen wachten na den oorlog: alles neergedrukt, alles ontwricht, alles uiteen gerafeld en ver-preid, zonder iets dat op den vroegeren samenhang geleek, en te midden eener gedemoraliseerde bevolking. Toen grondvestte die Fransche Jager-officier zijn „Cercles", brandpunten van verheffend leven, haarden van broederlijkheid, orde en verstandige tucht. En bestaat niet in Zwitserland een stelsel van zakboekjes voor elk kind, met contröle van alle burgers ? Valt niet, ook in Engeland en in andere dan de reeds genoemde landen, veel te leeren voor den Nederlander, die met innig leedwezen zijn volk — waar het als zoodanig zich vertoont aan den vreemdeling — minderwaardig weet in goede manieren, in goeden toon, in tucht? En zijn niet Amerika en Groot-Brittannië ons met hun grootsche beweging voor „Moral education" schitterend ten voorbeeld? Is niet de grondgedachte der padvinderij, zuiver toegepast en niet dienstbaar gemaakt aan andere dingen, een plan van jeugdorganisatie, bestemd om het kind en den jongen mensch te vormen en op te leiden tot kerngezonde leden eener gemeenschap, die meer en beter dan de huidige samenleving dezen naam verdient? Een gemeenschap, waarin de grenzen der vrijheid voor een ieder gevonden en geëerbiedigd worden daar, waar de vrijheid van den ander begint? Zeker, wij zijn nog onafzienbaar ver van een toekomst, waarin in waarheid broederschap en vrede zullen wonen op aarde. Misschien zijn wij daar zelfs verder af dan vroeger; maar dit ontheft ons niet van den plicht, het onze te doen en te werken zoolang het dag is, omdat voor ieder onzer eenmaal komt de nacht, waarin men niet meer werken kan. Op ieder onzer rust de verantwoordelijkheid hiervoor, dat wij naar onze krachten en gaven moeten medewerken om de wereld, de menschheid, ons vaderland en ons volk in de eerste plaats op hooger plan te brengen. En daarbij gelde het woord van den dichter: „men reken' d'uitslag niet, doch teil' het doel alléén". Meer dan ooit is het een eisch des tijds, dat allen zich vereenigen voor het goede doel. Orde, tucht, zelftucht, — meer dan ooit zijn zij noodig, en wel in de allereerste plaats voor het Nederlandsche Volk, om den chaos van thans, en den wellicht nog grooteren chaos van morgen te ontwarren en alles te leiden in banen, die voeren tot versteviging der maatschappij, tot herkrijgtng van algemeene welvaart, tot verovering van een gezond, vrij, gelukkig volksleven. Zult gij, lezer of lezeres, daarbij willen achterblijven ? „Een berg van werk wacht ons", zegt het bestuur der Tucht-Unie. Ja; want er is bijna geen enkel terrein van socialen arbeid, van ethisch streven, van humanitaire actie waarop de vlag der Tucht-Unie niet behoort te wapperen hoog boven de arbeiders onder eigen banier, velerlei banieren soms voor 't zelfde werk! Maar daarbij hebben wij steun noodig, krachtigen, ook moreelen steun van allen, die zich „hun broeders hoeder" gevoelen; steun van allen, die in de afwezigheid van tucht of in de verslapping of ondermijning er van een maatschappelijk gevaar zien van droevig groote beteekenis. Steun van hen, die zeggen, „lief te hebben hunnen naaste", en die zich noemen naar Hem, die dat gebod predikte. Steun, van den rijke, die, naar het woord van Pierson, overtuigd is, dat „de eigendom alleen dan geëerbiedigd zal worden, indien hij zich eerbiedwaardig toont." IN DEN HOOITIJD. 2e Landbouwer: Zorg voor goede tucht! Ach, lazen allen eens „The Man of Property" van John Galoworthy! Steun vraagt de Tucht-Unie van alle Bonden en Vereenigingen, wier eigen doeleinden op hare beurt gesteund zullen 1 worden door bevordering van tucht en zelftucht in 't algemeen. Steun vraagt de Unie van ieder mensch van goeden wille, óók in 't belang onzer volksjeugd, in 't belang van het kind, dat de man of de vrouw van morgen is, en dan — te samen met U en Uwe kinderen — de Nederlandsche natie zal vormen. Moreelen steun vooral vragen wij I Steun van sprekers en schrijvers. Steun van de begaafden onder U, steun die van grootere beteekenis is dan de overigens welkome geldelijke bijdrage van anderen. En indien Gij, lezer of lezeres, thans in Uw binnenste den aandrang gevoelt om lid te worden onzer Unie — toon dan zóóveel zelftucht van U onmiddellijk aan te melden! Doe het NU! AANHANGSEL. BESTUUR en GELDMIDDELEN. De Unie staat onder leiding van een door de Algemeene Vergadering gekozen bestuur van ten minste vijf leden. In i 918 is het Algemeen Bestuur samengesteld als volgt: Algemeen Bestuur. Dr. H. J. Kiewiet de Jonge, Vertegenw. Alg. Ned. Verbond te Dordrecht, Eere- Voorzitter. \ P. Otto, Lid van de Tweede Kamer der Staten-Generaal i q te Bloemendaal, ; Alg. Voorzitter. I £ Mr. H. Verkouteren, Vert. Volksb. tegen Drankmisbruik te I r Amsterdam, Alg. Onder- Voorz. [ gj J. M. van Hoogstraten, Vertegenw. „Volksweerbaarheid", > s van Strijsingel 320 te Dordrecht, Alg. Secretaris. 1 td C. A. H. W. G. Eijken, Lindenlaan 29 te Halfweg, l <2 Alg. Penningmeester. 1 § Mej. G. A. A. Bouricius te 's-Gravenhage, Alg. 2e Secretaresse. ] * Mr. H. B. Ver Loren van Themaat, te Bloemendaal, Vert. ƒ Kon. Vereen. „Het Nederl. Lied", Archivaris. E. Bergsma, Vertegenw. A. N. W. B., Toeristenbond voor Nederland, te Enschedé, Eere-lid der Unie. J. Ekering, Vertegenw. van het Nederl. Onderwijzers-Genootschap te Amsterdam. G. C. A. Fabius, Naarden. Mevr. Wed. P. A. Hekmeijer, Vertegenw. Vrouwenbond Zedelijk Bewustzijn te Voorthuizen. Mr. J. F. Hijmans van Wadenoyen, Vertegenw. Alg. Ned. Vereen. voor Vreemdelingenverkeer te 's-Gravenhage. J. H. Luiting, Vertegenw. Amsterdamsche Bond voor Lichamelijke Opvoeding, te Amsterdam. Mr. P. A. N. S. van Meurs te 's-Gravenhage. Dr. M. Meyers, Vertegenw. Nederlandsche Bond voor Lichamelijke Opvoeding te Amsterdam. L. Nooter, ■ Vertegenw. Vereeniging Hoofden van Scholen in Nederland te Amsterdam. Dr. R. Römer, Vertegenw. van de Vereeniging „De Nederlandsche Padvinders" te 's-Gravenhage. J. van de Wall, Vertegenw. van de Ned. Vereeniging „Ons Leger" te Rotterdam. Bureel der Unie: Van Strij singel 320, Dordrecht, Telefoon No. 602. Geldmiddelen. De geldmiddelen der Unie ontstaan uit: a. Jaarlijksche contributiën van aangesloten Vereenigingen, die, behoudens uitzondering doar het Algemeen Bestuur toe te staan, minstens tien gulden bedragen, Waarvoor het Bestuur der aange sloten Vereeniging toezending erlangt van meerdere nummers van het maandschrift „De Gong"; b. Jaarlijksche bijdragen (minstens één gulden) van bijzondere personen, of van minstens twee gulden 50 cents, wanneer ook dezen regelmatig het orgaan der Unie „De Gong" wordt toegezonden ; c. Vrijwillige contributies, giften, erfstellingen, legaten en dergelijke. De gelden der Tucht-Unie wórden geïnd en beheerd door den Algemeenen Penningmeester, die jaarlijks rekening en verantwoording geeft aan de Algemeene Vergadering. De functies der leden van het Algemeen Bestuur worden financieel nikt vergoed; alleen het Algemeen Secretariaat heeft recht op een geldelijke tegemoetkoming. De leden ontvangen tegen een gering bedrag afdrukken van de Statuten en het Huishoudelijk Reglement. COMMISSIËN. A. Commissie voor de Bevordering der Verkeersveiligheid. Mr. J. P. Fockema Andraea, Burgemeester te Utrecht, Voorzitter. C. Eyken, Majoor der Artillerie, Halfweg (N.-H.) Secretaris. D. Beunder, Hoofdcommissaris van Politie, Enschedé. A. Citroen Kzn., Bestuurslid van de Nederl. Motorwielrijders- Vereeniging te Amsterdam. W. Huizinga, Onder-directeur Gemeentetram te Amsterdam. S. van Oort, Luit.-Kol. Kon. Marechaussée, Maastricht. A. E. Redelé te 's-Gravenhage. B. W. van Welderen Baron Rengers, Secretaris Koninkl. Nederl. Automobielclub, Den Haag. C. R. F. Baron Krayenhoff, Afd. Chef Mij tot Exploitatie van Staatsspoorwegen te Utrecht (adviseerend lid). B. Commissie voor Sport-, Spel-, Lichaamsoefening en Speelterreinen. J. M. van Hoogstraten, Res. Luit.-Kolonel der Artillerie, Dordrecht, Voorzitter. Nic. Broekhuijsen, Amsterdam. Joh. Heynen, Voorzitter Ned. Gymnastiekverbond te Scheveningen. J. H. Luiting, Vertegenw. Amsterdamsche Bond voor Lichamelijke Opvoeding te Amsterdam. J. P. Piera, Directeur Openbaar Speelterrein te Dordrecht. C. Commissie tot voorlichting in zake Drankbestrijding. Mr. H. Verkouteren, Voorzitter Volksbond tegen Drankmisbruik te Amsterdam. Dr. F. Delhez, Dordrecht, Artsen Geheelonthouders-Vereeniging. Dr. H. F. de Graaf en Dr. W. Hingst, Utrecht, Ned. Vereeniging tot Afschaffing van Alcoholische Dranken. C.J. Polak, Voorburg, Alg. Ned. Geheelonth. Bond. H. Visser, ze Woudstraat Sneek, Ned. Chr. Geheelonthoudersbond. Mej. A. de Vletter, Kon. Emmakade 134, Den Haag, Neutrale Orde van Goede Tempelieren, I. O. G. T. N. Predikanten Geheelonthouders-Vereeniging. (Zal een lid aanwijzen naar gelang van de plaats der vergadering). D. Commissie tot Verbetering van den Volkszang. Mej. A. G. Dyserinck, Secretaresse van het Permanent Comité voor Verbetering van den Volkszang, Den Haag. H. B. Ver Loren van Themaat, Bestuurslid van de Koninklijke Vereeniging „Het Nederlandsche Lied", Bloemendaal. Werkende in verband met de Centrale Commissie. Mej. M. Berdenis van Berlekom, 's-Gravenhage. Mej. A. G. Dyserinck, 's-Gravenhage. H. J. den Hertog, Amsterdam. W. HutschenruiJter, Rotterdam. Dr. Ch. te Lintum, 's-Gravenhage. Ds. J. C. H. Scholten, Rotterdam. J. P. J. Wierts, 's-Gravenhage. E. Commissie voor de Belangen van het Kind. Mej. G. A. A. Bouricius, Den Haag. Mej. A. G. Dyserinck, Den Haag. F. Commissie voor Zedelijke Opvoeding, waaronder behoort de vertegenwoordiging op Congressen. G. Bos Hzn., Den Haag. Mej. G. A. A. Bouricius, Den Haag. Mej. A. G. Dyserinck, Den Haag. G. Commissie voor Juridische Voorlichting. Mr. P. Yssel de Schepper, Vice-Voorzitter van de Arrondissements Rechtbank te Rotterdam. Mr. V. G. Boll, Advocaat en Procureur, Amsterdam. H. Pers- en Redactie-Qommissie. C. L. van Balen, Den Haag, Voorzitter. -. Mej. e. J. Belinfante, Den Haag. 1 W. C. vakt Mfurs, » » > Journalisten. H. J. van de munnik, » » I C. P. vóute, » t ) I. Propaganda-Commissie. C. Eijken, Halfweg (N.-H.). J. m. van Hoogstraten, Dordrecht. J. van de Wall, „Ons Leger", Rotterdam. Gedelegeerde Propagandisten. H.J. de Backer, Heerenstraat 30, Amsterdam. Tel. 876. m. L. Janssen, KI. Coolstraat 22, Rotterdam. K. Paedagogische Commissie. In wording. LEDEN. 52 Aangesloten Vereenigingen. Algemeen Nederlandsch Verbond (Groep Nederland). Algemeen Nederlandsch Verbond (Afdeeling Dordrecht). Algemeen Nederlandsch Verbond (Afdeeling Utrecht). Algemeene Nederlandsche Wielrijdersbond. Algemeene Nederlandsche Politiebond. Amsterdamsche Bond voor Lichamelijke Opvoeding. Boddaert Tehuizen voor schoolgaande kinderen. Bond tot behartiging van de belangen van het kind. Bond van Inspecteurs van Gemeente Politie. Centrale vereeniging tot bevordering van den bloei van Groningen. Centrale vereeniging tot bestrijding v. Tuberculose (Nederlandsche). Commissie voor Maatschappelijk Werk van.de Maasloge 16. Uitkijk op post, schipper aan het roer en de mannen bij de zeilen, doen het gevaar voorbijgaan. TUCHT AAN BOORD EN VEILIGHEID. Commissie voor Maatschappelijk Werk der I.O.O.F. afd. Amsterdam. Dordrechtsche Winkeliersvereeniging. „Grondbezit" Vereeniging. Koninklijke Nederlandsche Automobielclub. Koninklijke Nederlandsche Motor-Wielrijdersvereeniging. Nationale vereeniging voor den Volkszang. Nederlandsche Bond voor Lichamelijke Opvoeding. Nederlandsche Korfbalbond. Nederlandsch Onderwijzers- Genootschap. Nederlandsche Onderwijzers Propagandaclub voor Drankbestr. Nederlandsche Vereeniging „Onze Vloot". Nederlandsche Kinderbond (Afdeeling Zeist). Nederlandsche Voetbalbond. Nederlandsche Kinderbond (Afdeeling Amsterdam). Nederlandsche Vereeniging „Ons Leger". Oranjebond van Orde. „Pro Juventute" (Afdeeling Amsterdam). „Pro Juventute" (Afdeeling Dordrecht). Societeitsvereeniging „Rotterdamsche Manege". Vereeniging „Bloei van Dordrecht". Vereeniging „De Nederlandsche Padvinders". Vereeniging tot bevordering van het vreemdelingenverkeer te Leiden. Vereeniging tot behartiging van de belangen van Zandvoort. Vereeniging tegen Drankmisbruik (Afdeeling Dordrecht). Vereeniging „Het Koggeschip". Vereeniging voor Gemeente- en Volksbelangen. Vereeniging van hoofden van scholen in Nederland. Vereeniging van hoofden van scholen (Afdeeling Amsterdam). Vereeniging (Kon.) „Het Nederlandsche Lied". Vereeniging „Voor de Jeugd". Nederlandsche Kinderbond. Vereeniging tot bevordering van het Vreemdelingenverkeer (Afd. Den Haag en Omstreken). Vereen, tot bevordering v.h. Vreemdelingenverk. (Afd. Amsterdam). Volksbond tegen Drankmisbruik. Vereeniging Schoonheid in Opvoeding en Onderwijs (Nederlandsche). „Volksweerbaarheid'' (vereeniging). „Volksweerbaarheid" (vereeniging) (Afdeeling Dordrecht). „Vereeniging Vreemdelingenverkeer" (Afdeeling Zwolle). Vrouwenbond tot verhooging van het Zedelijk Bewustzijn. Vereeniging Algemeen Belang voor Velp en Roosendaal. benevens 1186 persoonlijke leden. — 47 — Het bestuur van (l) verklaart, daartoe gemachtigd, dat vorenbedoelde Vereeniging zich aansluit bij de Tucht-Unie, tegen een bijdrage per jaar van f Zetel: Het Bestuur voornoemd: l) Naam van bond of vereeniging. Hierlangs afknippen» De ondergeteekende straat wonende...... ... gracht No te kade verklaart toe te treden als lid der TUCHT-UNIE jaarlijksche contributie tegen eene ... . van f- gift tn eens' Handteékening t Formulier voor uiterste wilsbeschikking. (Ingevuld en gemakkelijk vindbaar gereed te leggen\ De ondergeteekende verklaart uit zijne nalatenschap een legaat groot '.: te bestemmen voor bijdrage in den maatschappelijken arbeid van DE TUCHT-UNIE, Algemeen Penningmeester de Heer C. Eijken, Lindenlaan 29 te Halfweg, gem. Houtrijk en Polanen. Plaats en datum: Onderteekening: