„Geen strijd, doch samenwerking' ter verkrijging van „socialen vrede", zoo prediken behoudsgezinden en kortzichtigen. De onverzadiglijke zucht van het kapitalisme naar hooge winst doet den strijd om het bestaan voor de arbeidersklasse voortdurend moeilijker worden en dwingt haar tot krachtigen, onverzoenlijken strijd ter voorkoming van totalen ondergang. INLEIDING. „Het Nationaal Arbeids-Secretariaat, de centrale der onafhankelijke vakbeweging-, zakt met zijn taktiek en strijdwijze voortdurend verder af naar de moderne vakbeweging'. Wat het voor eenige jaren propageerde als het middel om de arbeidersklasse omhoog te brengen, deze te verheffen uit het moeras waarin zij door het kapitalisme is gebracht, wordt langzamerhand stuk voor stuk losgelaten; in alle opzichten wordt de moderne vakbeweging in haar strijd om lotsverbetering voor de proletarische klasse gevolgd." Deze „argumentatie" wordt door de leiders der Christelijke, R. K., Neutrale en Sociaal-democratische vakbeweging bij hunne propaganda voortdurend gebezigd. Zelfs in hunne bladen en geschriften wordt steeds den arbeiders voorgehouden, dat de propaganda voor de onafhankelijke vakbeweging ten verderve is voor de arbeiders zelf. Wij spreken hier in één adem van Christelijke, R. K., Neutrale en Sociaal-democratische vakbeweging, omdat de stroomingen in deze vier vakbewegingen in wezen aan elkander gelijk zijn; wat betreft hunne strijdmiddelen, evenals de basis, waarop deze vakcentralen steunen. De onafhankelijke vakbeweging heeft tot richtsnoer in den strijd voor directe lotsverbetering der arbeidersklasse en de socialiseering der productiemiddelen ter vervanging van het huidige loonsysteem en geheele kapitalisme, met zijn nasleep van gruwelijke misdadigheid, de beginselverklaring van het Nationaal Arbeids-Secretariaat: Deze beginselverklaring luidt: „Uitgaande van de erkenning, dat in de tegenwoordige maatschappij de klasse-overheersching op elk gebied in toenemende mate aan den dag treedt en zich openbaart in voort- gaande kneveling1 en onderdrukking op politiek- en uitbuitingop economisch terrein, plaatst zich de onafhankelijke vakorganisatie zonder eenig voorbehoud op het standpunt van den klassenstrijd en wil zijn de zelfstandige, onafhankelijke, op vrijwillige samenwerking berustende klasse-organisatie van de arbeiders. Ziende dat de bezittende klasse tevens is de machthebbende klasse, doordat de bezitters van alle mogelijke politieke en godsdienstige overtuiging zich steeds hechter aaneensluiten in den strijd tegen de arbeiders, wil de onafhankelijke vakorganisatie de arbeiders organiseeren, ongeacht hun politieke- of godsdienstige meeningverschillen. Zij stelt zich daarvoor tot taak, het behartigen hunner oogenblikkelijke en toekomstige belangen, door bestrijding van de kapitalistisch» productiewijze, overal waar die zich openbaart op economisch of politiek terrein. Erkennende dat de klassenstrijd het noodwendig gevolg is van het privaateigendom van grond en arbeidsmiddelen, acht de onafhankelijke vakorganisatie haar doel gelegen in d» socialiseering daarvan en meent zij dat de vakvereenigingen zich in de toekomst zullen ontwikkelen tot productieve voortbrengingsgroepen, die de voortbrenging en verdeeling van den maatschappelijken rijkdom althans in hoofdzaak hebben te regelen. Erkennende eindelijk dat de onafhankelijke vakorganisatie zich pas met succes kan wijden aan haar taak, als de politieke- en godsdienstige meeningverschillen der leden geen invloed hebben op hare strijdmiddelen, verklaart zij dat haar strijd is een economische, d.w.z. dat zij haar doel niet tracht te bereiken door het geven van opdrachten aan leden van kapitalistische bestuurslichamen, maar door een. rechtstreekschen druk, door de arbeiders zeiven uitgeoefend in alle richtingen." Deze beginselverklaring nu, wordt gezegd, is voor een vakcentrale absoluut verkeerd. De Christelijken en R. K. metken aan dat het verkeerd is te spreken over „klassenstrija' en niet minder om te propageeren voor de socialiseering der productiemiddelen, dat is socialisme; niets is er volgens hen wat 't geluk der menschheid en de sociale orde meer bedreigt dan dat. Dat het moderne kapitalisme van heden de sociale orde niet verstoort, sullen ze moeilijk kunnen beweren. Klassenstrijd mag niet worden gepropageerd. Dat is in strijd met het Christelijk beginsel van liefde tot alle menschen. Er moet worden gezocht naar wat de menschen vereenigt; er mag geen scheiding^worden gebracht tusschen de werkgevers en arbeiders, veel minder haat gezaaid, -wat door het prediken van den klassenstrijd wordt bevorderd. Er moet samenwerking zijn tusschen de werkgevers en werknemers, dat zal de komst van den maatschappelijken vrede bevorderen, aldus de propagandisten en leidersadviseurs der Christelijke en R. K. vakbeweging. De leiders der Neutrale en Sociaaldemokratische vakbeweging maken in hoofdzaak hun bezwaren tegen de passage in de beginselverklaring, waarin gesproken wordt van „socialiseering der productiemiddelen", alzoo het socialisme in de vakbeweging wordt gebracht. Vooral kwamen de bezwaren duidelijk naar voren toen in 1909 de Beginselverklaring van het N. A.-S. ontworpen was. Van alle kanten werd daar op aangevallen. Spiekman schreef toen aan het adres van de ontwerpers der Beginselverklaring in „Het Volk" van 9 Februari: „Gij wilt de politieke arbeiderspartij overbodig' maken, door haar einddoel en taak even in 't voorbijgaan in het doel uwer vakvereeniging mee te voeren. Maar begrijpt gij niet, of wilt doen gelooven dat ge niet begrijpt, dat daardoor uwe vakvereenigingen zich vormen tot bepaalde socialistische instellingen?" Niet alleen in „Het Volk", maar ook in de vakbladen van^ de Sociaaldemokratische vakbeweging werd de Beginselverklaring van het N A.-S. aangevallen. De leiders van de Neutrale vakbeweging hebben wij nooit hooren spreken tegen de Beginselverklaring van de onafhankelijke vakbeweging, doch de stichting van het Nederlandsch Verbond van Neutrale Vakvereenigingen ') is bewijs genoeg dat men in dat kamp ook niet sympathiseert met de taktiek en strijdwijze benevens het doel van t N. A.-S. De Beginselverklaring van de onafhankelijke vakbeweging is door de leiders-adviseurs en propagandisten der Christelijke, R. K., Neutrale en Sociaaldemokratische vakvereenigingen zonder eenig voorbehoud veroordeeld. l) Thans Nederlandsch Verbond van Vakvereenigingen. Het wezen der christelijke, roomscrr-kath., neutrale en sociaaldemocratisch-moderne vakbeweging. Wij merkten hiervoor reeds op, dat de vier „stroomingen" in de Nederlandsche vakbeweging, naast de onafhankelijke vakbeweging, in wezen niet van elkander verschillen. De Christelijken en Roomsch-Katholieken verwerpen den klassenstrijd om principieele redenen. De Neutralen staan eveneens op het anti-klassenstrijdstandpunt. De leiders der Sociaaldemocratische vakvereenigingen zeggen te staan op het standpunt van den klassenstrijd, doch ontwijken den strijd en zoeken naar allerlei middelen, om, evenals de Christelijken en R.K. dat beoogen: den socialen vrede te verzekeren. Hun „drijven", naar het afsluiten van collectieve arbeidscontracten is daarvoor een sterk bewijs, hoewel bij het in werking treden van de Wet op het Arbeidscontract door een der sociaaldemocratische leiders, den heer Spiekman, werd gezegd: „dat het zijn vaste overtuiging was, dat voor de vakbeweging elke wettelijke opzeggingstermijn op den duur noodlottige en sterk belemmerende gevolgen heeft". Van Achterbergh, de voorzitter van den Centralen Bond van Bouwvakarbeiders, schreef eens in het orgaan van genoemden bond: „Het is sinds lang onze overtuiging, dat de verhoudingen, zooals die in Amsterdam bestaan, maar vooral het aangenomen werk, een nimmer opgedroogde bron van conflicten is, een instituut noodzakelijk maken, dat snel bemiddelend kan optreden. Van een afdoende regeling kan echter bij den onderlingen strijd tusschen de arbeiders nog geen sprake zijn. Een voorloopige oplossing, maar waarmee reeds veel zou worden bereikt, zou zijn, dat de A.P.V. (Amsterdamsche Patroons-Vereeniging) een instituut schiep, dat, indien de onderhandelingen tusschen de patroons- en de arbeidersorganisaties niet wilden vlotten, snel een poging zou kunnen doen om een conflict te voorkomen." Een gedwongen scheidsgerecht'dus,*aanbevolen door een „klassenstrijder". Dezer dagen is door de Christelijke en R. K. vakbeweging nog weer eens duidelijk gezegd, dat tot de meest belangrijke sociale hervormingen óók behoort de „wettelijke regeling der collectieve arbeidsovereenkomst". hi |f De arbeiders zullen dus wettelijk aan banden worden gelegd. De stakings wetten van 1903 zijn nog niet voldoende. Beiderlei streven is tempering van den klassenstrijd. In die richting stuurt ook de werkgeversorganisatie. In België en Zweden is in de parlementen al ter sprake geweest de wettelijke regeling van arbeidsconflicten. Ook in ons land wordt bij monde van Mr. Treub, Mr. Veraart en andere invloedrijke personen over dat onderwerp in denzelfden geest gesproken. De werkgevers willen in de bedrijven niets liever dan de „rustige rust". Worden de Christelijke en R. K. vakvereenigingen beïnvloed door de Christelijke en R. K. staatspartijen, waarin allerlei menschen zijn vertegenwoordigd, zoowel arbeiders en middenstanders als kapitalisten, welke in die staatspartijen samenwerken voor de belangen der „kleinen en zwakken", dat zijn de arbeiders, in de Sociaaldemocratische vakbeweging zijn het de leiders der S. D. A. P., die zich, evenals de geestelijke adviseurs in de Christelijke en R. K. vakbeweging, opdringen en vaak den weg aangeven, welken de vakbeweging heeft te volgen. Dat bewijst het geval Sneevliet, die, op last van de leiders der S.D.A.P., omdat hij S.D.P.-er was, uit de Sociaaldemocratische Spoorwegvereeniging is gedrongen. Eveneens heeft Troelstra zich bemoeid met den Bond van Nederlandsche Onderwijzers, die niet wilde gaan in de richting door de S. D. A. P. gewen'schtt De neutraliteit in de Soc.-Dem. vakvereenigingen is niet meer staande te houden. De invloed van de S.D.A.P. wordt duidelijk zichtbaar in alle opzichten. Heeft Oudegeest niet gezegd: De S.D.A.P. en N.V.V. zijn wij ? Mr. Troelstra heeft op het congres van de S.D.A.P. te Rotterdam op 17 November 1918 deze'verwantschap nog weer bezegeld door te zeggen: „Aan de S. D. A. P. kan niet gemorreld worden zonder aan het N.V.V. te morrelen." doen, indien zij opstaan en door middel hunner vak- vereeniging zeggen: wij staan op ons recht." Heeft niet de exminister Posthuma erkend, dat de staking der Rotterdamsche havenarbeiders in den zomer van-1917 hem was „overvallen" en hij daarom zijn medewerking verleend had aan het tot stand brengen van een betere havenreserve? En heeft de leider van den Sociaal-democratischen Transportarbeidersbond, de heer Heykoop, bij het beëndigen van deze staking in het Vereenigingsgebouw niet een verklaring afgelegd, geheel in de lijn van de directe actie? Deze zeide o. m.: „De besturen wilden de regeering schaakmat zetten, door juist de verwerking van dje artikelen stop te zetten, welke thans zoo broodnoodig zijn voor ons völk en ook voor de Belgen. Spreker was overtuigd, dat deze twee dagen van staking meer hebben uitgeweikt dan twee /aar van onderhandeling." Zoo worden de propagandisten van de onafhankelijke vakbeweging in het gelijk gesteld en geven de leiders der moderne vakbeweging toe, dat zij al de jaren zich vergist hebben. Dat is óók gebleken tijdens den duur van den geheelen oorlog. De eischen van de onafhankelijke vakbeweging, die ook de eischen waren van het Landelijk RevolutionairSocialistisch Comité tegen den Oorlog en zijn gevolgen, werden door het Nederlandsch Verbond van Vakvereenigingen en de S. D. A. P. tot in het oneindige bestreden en voorgesteld als onuitvoerbaar. Van deze eischen waren de voornaamste: „Uitvoerverbod van alle voor ons land benoodigde levensmiddelen; inbeslagname van alle levensmiddelen, ook bij particulieren; algemeene rantsoeneering, zoodat de rijken niet meer kunnen koopen dan de armen; vaststelling van een maximumprijs voor levensmiddelen, kleeding, schoeisel, etc." Dat kon niet worden doorgevoerd, meenden de kopstukken van de S. D. A. P. en het N.V.V. De meest vooraanstaanden in deze beweging en partij hadden „Vrede" gesloten met de regeering, de vertegenwoordigster der uitbuiters van het proletariaat. De eischen,- door de revolutionairen gesteld, waren onzinnige eischen. Zij bleven liever bij de werkelijkheid en met de voeten op de aarde. De onafhankelijke vakbeweging werd door hen dan ook op de meest ongure wijze bestreden. Van het verzet der uitgehongerde massa, wat hier en daar voorkwam, werd mede de schuld gegeven aan de leiders der onafhankelijke vakbeweging. De' bestrijding ging zelfs zoo ver dat in eigen gelederen tegen de leiders van de moderne vakbeweging werd geprotesteerd. De Amsterdamsche Bestuurdersbond verspreidde in Juli 1916 een manifest, zoo leugenachtig en in 't oogloopend infaam gemeen, dat een groot aantal leden van den Bestuurdersbond in een tegen-manifest, dat wij hier met de namen der onderteekenaars laten volgen, daartegen protesteerden. „Protest. Aan de Amsterdamsche arbeiders. Door den Amsterdamschen Bestuurdersbond wordt een manifest verspreid, getiteld: „Ter protest en ter waarschuwing". Dat manifest is onderteekend door de bestuurders der aangesloten vereenigingen. Wij allen, leden van den A.B.B., willen daartegen ons protest doen hooren, om vorm en inhoud beide. Zonder hun voorkennis, zonder eenig besluit der betrokken organisaties zijn de handteekeningen der vakvereenigingsbestuurders onder dit manifest gesteld. En dat, terwijl men weten kan, dat er onder de onderteekenaars zijn, die dit nooit zouden onderteekenen. De vorm is misleidend. Maar de inhoud nog ernstiger. Wij allen, onderteekenaars van het manifest, zijn leden van moderne vakvereenigingen, voorstanders van discipline en centralisatie, van sterke weerstandskassen en gebruik maken van politieke machtsmiddelen door de vakvereenigingen. Zij zijn voor ons middel voor dén strijd. Wij willen niet smeeken tot de bourgeoisie. Wij willen ons niet neerbuigen, om iets gedaan te krijgen van de kapitalistenregeering van stad of land. Wij willen onze rechten eischen. Wij willen den strijd, strijd en nogmaals strijd, met de beste middelen, die van de moderne vaktaktiek; maar in de allereerste plaats willen we strijd tegen de uitbuiting, tegen den oorlog en zijne gevolgen. wjjpw* De Amsterdamsche Bestuurdersbond leent zich er toe mede te werken de steeds onder de arbeiders meer opkomende strijdlust tegen de oorlogsellende te smoren. Hij waarschuwt de arbeiders die strijden willen, reeds nu, dat hij hen bij dien strijd in den rug zal vallen. Wij meenen, dat juist in deze tijden alle arbeiders moeten samenstrijden tegen de ellende van het imperialisme. S. D. P. en syndicalistische arbeidersverenigingen hebben de moderne vakbeweging herhaaldelijk daartoe gevraagd. Steeds werd het afgewezen. Thans verraadt de A. B. B. den komenden strijd, onder de leuze der moderne vaktaktiek. Daar tegen gaat ons protest. Wij willen strijd. Strijd volgens de moderne vaktaktiek, maar geen onderwerping aan de kapitalistische machten. Wij willen geen dienstknechten zijn der bourgeoisie, maar arbeiders, strijdend tegen het kapitalisme. Dat is de taak der moderne vakbeweging. En wij roepen al onze georganiseerde medearbeiders op tot den strijd. Zorgt er voor uwe besturen aan het verstand te brengen, dat ook gij den strijd wilt, dat de moderne vakbeweging niet kan worden bestempeld met den naam van een vakbeweging, die den strijd verraadt. Maar helpt mee te agiteeren voor één strijd van de geheele Nederlandsche vakbeweging tegen de ellende van den oorlog. Namens Sigarenmakers- en Tabaksbewerkersbönd A. IJzerman, B. Stuiver, S. Stuiver, E. Korper E. Saphier, J. de Vries, A. Stuiver Jr., A. Korper Het behoeft geen betoog, dat de regeeringspersonen en de kapitalistische organen zich al heel spoedig beriepen op de „ordelijke" S. D. A. P. en Sociaal-democratische vakbeweging. Door het hoofdorgaan van de S. D. A. P., „Het Volk", werd zelfs het gewelddadigste der kapitalistenbende goedgekeurd. Dat orgaan schreef: „dat het gemeentebestuur geweld tegen geweld moest stellen, het mag niet de hoofdstad ten prooi geven aan den chaos, moet den strr/d er tegen voeren tot het hem heeft overwonnen. Tegenover elk geweld moet het forscher geweld stellen." Op het laatste oogenblik, toen uit eigen gelederen der partij en beweging protesten opgingen tegen het optreden der „ordebewaarders" en volksonderdrukkers, keerden de leiders het blaadje om en stelden degenen, die tegen de regeering van stad en land optraden, omdat deze het volk ten prooi liet aan de afschuwelijkste armoede en uithongering, doordat de levensmiddelen tegen ondenkbare prijzen naar het buitenland verschacherd werden, in het gelijk. Van den kant der syndicalisten klonk steeds het verwijt tot de kapitalistische klasse en de regeering: grj hongert het volk uit. Door deze onafgebroken en onvermoeide propaganda moesten de leiders der S. D. A. P. en Sociaaldemocratische vakbeweging, die volgens zeggen van hun eigen leden en enkele bestuurders hadden plaats genomen in allerlei commissies, den schijn redden alsof zij ook tegen de levensmiddelenpolitiek der regeering waren. Van den Tempel interpelleerde in de Kamer omtrent de onlusten te Amsterdam de regeering en stelde het volgende vast: „De welgestelden behoeven zich thans echter hoegenaamd geen weelde te ontzeggen, de arbeidersbevolking is alleen aangewezen op rijst." En verder: Hebben- niet vele leiders van het Nederlandsch Verbond van Vakvereenigingen tijdens den oorlog zitting gehad in allerlei regeerings-commissies ? De leden hunner eigen organisaties hebben zelfs meermalen in het openbaar de aandacht daarop gevestigd. Nog voor een paar maanden was er verschil van meening tusschen den redacteur van „De Timmerman", het orgaan van den Alg. Ned. Timmerliedenbond, en Jan Oudegeest, de voorzitter van het N.V.V., die in den zomer van 1918 tot kamerlid is gekozen en tegelijk ook voorzitter van genoemde vakcentrale bleef. Voor Oudegeest snijdt op deze manier het mes aan twee kanten. Maar de redacteur van „De Timmerman" meende dat Oudegeest zijn functie als voorzitter van het N.V.V. moest neerleggen, omdat volgens zijn meening op deze wijze öf het N.V.V. öf het kamerlidmaatschap daaronder moet lijden. Als practisch mensch moet O. toch gevoelen, dat de redacteur van „De Timmerman" gelijk heeft. Tegen dergelijk streven is in de onafhankelijke vakbeweging opgekomen, maar tegen het hebben van een gesalarieerde, om de belangen van de georganiseerde arbeiders te behartigen, "is niet geageerd. Wij zeiden het bij den aanvang van dit episteltje: aan de onafhankelijke vakbeweging waren al reeds eenige gesalarieerde bestuurders verbonden, toen van de Sociaal? democratisch-moderne vakbeweging nog niets te zien was. Hfermede is het praatje over „gesalarieerden" in de onafhankelijke vakbeweging voldoende tot zijn ware beteekenis teruggebracht. * * # Weerstandskassen. Op eens zijn wij volgens de leiders der Sociaal-democratisch-moderne vakbeweging bewonderaars geworden van weerstandskassen. En daarmede is, naar zij zeggen, ook een stuk van het „beginsel" over boord geworpen. Zeker, voor eenige jaren was er in de onafhankelijke vakbeweging weinig animo voor weerstandskassen^ Thans zijn wij bezig overal waar het kan weerstandskassen te stichten, terwijl er ook vele organisaties bestaan, waaraan al jaren een dergelijke instelling is verbonden. Wij noemen de Metselaarsvereeniging D.V.V. te Amsterdam, de Grondwerkersvereeniging „Helpt Elkander" te Amsterdam, Metselaarsvereeniging D.V.V, te Den Haag, Vrije Organisatie van Textielarbeiders te Enschedé e. a. Dat de onafhankelijke vakbeweging thans meer haar aandacht schenkt aan het stichten van weerstandskassen, vindt zijn oorzaak in omstandigheden, die voorheen zich niet in zulke mate deden gevoelen, of misschien wel niet aanwezig waren. Eerstens wijzen wij op het vermoorden van de solidariteit der arbeiders,, waaraan de leiders der Sociaal-democratisch-moderne vakbeweging niet weinig schuld hebben. De solidariteit, welke de werkgevers aan den dag leggen als het gaat tegen de arbeiders, kon bedoelde leiders niet bewegen de arbeiders tot hetzelfde aan te sporen. Z* gingen en gaan nog uit van de gedachte: wat niet tot onze kerk behoort, moet worden doodgedrukt. Het groote en voor de kapitalisten zoo belangrijke woord van Henri Polak: „niet steunen is de beste steun", vond ingang bij de arbeiders, zoodat voortaan elke organisatie was aangewezen op zich zelf. Voorheen was dat anders. Toen steunden de arbeiders elkander. Ook de organisatie waarvan Polak voorzitter is, is menigkeer in strijd geweest en financieel steunde in dien strijd de A. N. D. B. op de algemeene arbeidersbeweging. Ook het georganiseerd optreden der werkgevers heeft er toë gedwongen om vooraf financieel weerstandsvermogen te scheppen. En zouden wij zoo pnnoozel zijn om geen rekening te houden met het veranderen van de omstandigheden waaronder de strijd om lotsverbetering voor de arbeidersklasse gevoerd moet worden? Dat zouden te tegenstanders van de onafhankelijke vakbeweging zéér gaarne willen, zoowel de werkgevers als de propagandisten van de R.-K., Christelijke en Sociaal-democratisch-emoderne vakbeweging. Deze willen gaarne, dat wij ten opzichte van onderdeelen die den vakstrijd raken, op den vroegeren weg blijven voortgaan. Hoe meer wij rekening houden met veranderde omstandigheden, hoe meei hun dat leed doet. Dat wij op een behoorlijke wijze ons voordeel doen met „eb" en „vloed", is hun een doorn in het oog. Doch Tweede Kamer der Staten-Generaal, is van meening, enz." Wij herinneren in dit verband ook nog aan den strijd, dien het N. A. S. gevoerd heeft tegen de tariefwetten. Blijkt uit het vorenstaande niet duidelijk, dat waar de onafhankelijke vakbeweging aan ministers audiënties verzoekt, aan- en opmerkingen maakt over ontwerpen van wet betreffende de sociale wetgeving, die rechtstreeks de arbeiders interesseeren, dat ze daarmede is in de lijn van hetgeen altijd is geschied? Wij meenen dat over deze kwestie verder niets meer behoeft gezegd te worden en dat de leden onzer organisaties, als ze door tegenstanders worden aangevallen, wel gebruik zullen maken van deze historische feiten. * * * Collectieve arbeidscontracten. De federaties, bonden en zelfstandige organisaties, aangesloten bij het N. A. S., waren vroeger tegen het afsluiten van collectieve arbeidsovereenkomsten en thans worden overal contracten afgesloten in combinatie met andere organisaties. Dat is ook een „argument" der tegenstanders. Indien wij van deze zaak niet meer wisten dan er van wordt gezegd, dan zouden wij gelOoven dat onze tegenstanders gelijk hadden, maar het is geheel anders dan zij zeggen. Principieel is de onafhankelijke vakbeweging tegen het afsluiten van collectieve arbeidsovereenkomsten. De reden daarvan , is, dat de propagandisten, leiders en leden van de onafhankelijke vakbeweging meenen dat het nooit in het belang kan zijn van den proletarischen klassenstrijd, om zich met de werkgevers toe te leggen op contractueele overeenkomsten. De arbeidersorganisaties moeten elk oogenblik dat hun geschikt voorkomt kunnen benutten voor strijd tegen het ondernemersdom en het kapitalisme in het algemeen. Indien de arbeidersorganisaties zich in overeenkomsten Wat internationale congressen hebben gedaan, is niet voor onze verantwoording. Slechts .willen wij vaststellen, dat op geen onzer congressen, noch op een der internationale conferenties der vakvereenigingen ooit een besluit in de door S. gewenschte richting is gevallen. Zelfs zijn de herhaalde pogingen van de Franschen om het „anti-militarisme" op die conferenties ter sprake te brengen, steeds met groote meerderheid van stemmen door de internationale vakbeweging afgewezen. Moeten wij nu ter wille van een goocheltoer ons standpunt prijsgeven en ons gaan verdiepen in de mérites van een zuiver politiek wetsontwerp, dat voortdurend aan wijzigingen en wisselingen onderhevig blijft, die wij zouden hebben te volgen en te beoordeelen? Moeten wij, indien dit wetsontwerp anti-vrede beteekent, dan dus den strijd voor het anti-militarisme gaan voeren? Men denke zich de consequenties in van deze redeneering van onzen vriend S. Wij voor ons moeten blijven weigeren dezen verderfelijken weg op te gaan." Wij hebben een paar regels in dit tamelijk lange citaat cursief laten zetten, omdat daaruit het standpunt, dat de leiders der reformistische vakbeweging innemen tegenover de anti-militaristische propaganda duidelijk blijkt. Aan duidelijkheid laat het niets te_wenschen over. De moderne vakbeweging was tegen het voeren van anti-militaristische propaganda. Zij beschouwde dat als 'n verderf in de vakbeweging. Of de moderne vakbeweging de propaganda vóór het militarisme dan niet verderfelijk achtte, kunnen wij in dit verband buiten bespreking laten, hoewel we toch moeten wijzen op de houding der verschillende moderne vakbonden in ons land, die deelgenomen hebben aan de oorlogsleeningen. Een zeer eigenaardig standpunt werd toen door de moderne vakbeweging ingenomen. In „Het Volk" van 9 Januari 1915 lezen wij deze militaire ontboezeming: Daarom wil het bestuur van het N. V. V. thans bespreking-en houden met het bestuur van het N. A.-S. over zaken die algemeen de belangen der arbeiders raken. Ook in de neutrale vakbeweging worden de middelen der onafhankelijke vakbeweging aanvaard. Ten opzichte van de algemeene werkstaking heeft het bestuur van het Nederlandsch Verbond van Neutrale Vakvereenigingen in „De Vakstrijd", het orgaan van genoemde Centrale, van Juli 1917 reeds deze verklaring gegeven: Verklaring van het bestuur van het verbond: „Het bestuur van het Nederlandsch Verbond van Neutrale Vakvereenigingen, van oordeel: dat in de tegenwoordige omstandigheden een zoo gelijkmatig mogelijke distributie der voorradige of te produceeren levensbehoeften van 't allergrootste belang is om te voorkomen, dat de arbeidende klasse blijft achtergesteld bij de meergegoeden, in de mogelijkheid om zich van de noodzakelijkste levensbehoeften te voorzien; _ dat weliswaar een volstrekt algemeene werkstaking zeker niet zou kunnen strekken tot verbetering of opvoering der productie of verbetering der distributie, maar dat het nederleggen van den arbeid als uiting van protest en gelijktijdig om gelegenheid te bekomen tot demonstreeren voor toepassing der distributie, het eenige middel is in de handen der arbeidende klasse, om haar invloed te doen gelden, bijaldien andere maatregelen vruchteloos mochten blijken; dat het proclameeren eener algemeene staking, voor zoover de daartoe in aanmerking komende bedrijven om redenen van maatschappelijk belang ten eenenmale van dusdanige actie zijn uitgesloten (openbare diensten, verlichting en drinkwatervoorziening, post- en telegraafdienst, ziekenverzorging, enz,) nooit anders dan een alleruiterste stap zou kunnen zijn en En onder luid gejuich der aanwezigen zeide Mr. P. J. Troelstra den tweeden dag: „Deze dagen zijn een manifestatie der een" heid tusschen partij en N.V.V. Dat is een groote oogst. Men kan niet tornen aan de S.D.A.P. zonder 't tevens te doen aan het N.V.V., en omgekeerd. Wij staan sterker en krachtiger dan ooit te voren." Duidelijker behoeft het niet gezegd te worden om het verwantschap tusschen twee stroomingen, welke trouwens gelijk zijn, op te merken. De Federatie Amsterdam der S.D.A.P. en de Amsterdamsche Bestuurdersbond belegden op 2 December een groote openbare vergadering. Edo Fimmen, de secretaris van het N.V.V., zeide daar: „Op de conferentie te Rotterdam, in den nacht van 10 op 11 November, was men algemeen van meening, dat de tijd van revolutie in Nederland nog niet aanwezig was. De moderne vakbeweging heeft ■ dan ook niet voor de revolutie gewerkt. Wil dat echter zeggen, dat wij tegen de revolutie zijn? Het lijkt mij gewenscht klaren wijn te schenken. Het Nederlandsen Verbond van Vakvereenigingen is revolutionair, werkt voor verbeteringen van arbeidsvoorwaarden, maar ook voor een betere en andere samenleving. Als die moet komen door de revolutie, als het leed der arbeidersklasse kan worden weggenomen door de revolutie, dan zou ik zeggen: liever vandaag dan morgen. Maar daaraan moet vooraf gaan een revolutie in de hoofden der Nederlandsche arbeiders. Eerst dan is het oogenblik gekomen en is het de tijd, dat een regeering, die wil handhaven een onrechtmatig verkregen bezit, zal kunnen en moeten worden weggevaagd." Fimmen'wil met de moderne vakbeweging ook tot een andere maatschappij. Deze andere maatschappij kan er slechts komen bij de doorvoering van het socialisme. Grond en arbeidsmiddelen moeten daarvoor komen in het bezit der gemeenschap. PRIJS 10 CENT DE JUISTHEID VAN DOEL EN TAKTIEK DER ONAFHANKELIJKE : VAKBEWEGING ||| DOOR B. LANSINK SR. SECRETARIS VAN HET NATIONAAL ARBEIDS-SECRETARIAAT DE JUISTHEID VAN DOEL EN TAKTIEK ===== DER . ONAFHANKELIJKE :: VAKBEWEGING :: DOOR B. LANSINK SR. SECRETARIS VAN HET NATIONAAL ARBEIDS========== SECRETARIAAT ==================== De propaganda voor „Het Volk", door de Soc.-Dem. vakvereenigingen en de gelden, welke uit de kassen besteed worden voor dat orgaan, komen overeen met de propaganda der Christelijke en R.K. vakvereenigingen voor de organen der Christelijke en R.K. staatspartijen. In het 8e Jaarverslag van het N.V.V. lezen wij onder het hoofdje „Pinancieele steun voor „Het Volk"", op bladzijde 61 het volgende: „In een van den Directeur .van „Het Volk" in het laatst van 1916 ontvangen schrijven, werd een beroep gedaan op de hulp van de moderne vakbeweging, ten bate van „Het Volk", dat, als een gevolg van de crisis in moeilijke omstandigheden verkeerde. Gevraagd werd de medewerking tot het plaatsen eener rente-gevende obligatieleening van f50.000.—. Het Verbondsbestuur besloot deze aangelegenheid te bespreken op eene vergadering van hoofdbesturen van de bij het Verbond aangesloten organisaties, welke vergadering op 2 December 1916 plaats had. De vergadering stond sympathiek tegenover het denkbeeld ten bate van het' blad een leening uit te schrijven, welke dan ten deele onder de vakbonden zou kunnen worden geplaatst. Blijkens een later van den Directeur van „Het Volk" ontvangen schrijven is dooi een niet onbelangrijk aantal bij het Verbond aangesloten organisaties de gevraagde hulp verleend en is verreweg het grootste deel der obligatie-leening bij haar geplaatst." De „neutraliteit" is bij de Sociaaldemocratische vakvereenigingen ver zoek. Onafhankelijkheid is er niet. Zij zijn één met de S. D. A. P. In wezen verschillen zij niet van de Christelijke en R.K. vakvereenigingen. Wat betreft het Nederlandsch Verbond van Neutrale Vakvereenigingen, dat staat tot op heden nog geheel onafhankelijk van elke partij, hoewel de vrijzinnig-democratische partij er hartelijk naar vrijt. Doch de theorie van deze centrale is in strijd met de praktijk, weshalve haar bestaan vrijwel overbodig is. Haar plaats is onder het vaandel der onafhankelijke vakbeweging als organisatie in haar geheel, wat blijken zal in de volgende bladzijden.1) ') Opgemerkt moet worden dat deze Centrale de laatste maanden haar draai heeft genomen. In de pas verschenen beginselverklaring wordt nu gesproken van „samenwerking" tusschen werkgevers en werknemers. Theorie en Praktijk. De Christelijke en R. K. werklieden verwerpen den klassenstrijd. De werkgevers echter willen wel van den klassenstrijd weten. Oók de Christelijke en R.K. werkgevers wel. De arbeidsvoorwaarden zijn bij laatstgenoemden meestal het slechtst. Getuige de lage loonen en lange werktijden *) in Noord-Brabant en Limburg. Indien de arbeiders door middel van staking hunne loonen trachten omhoog te drijven *of den werktijd in te krimpen, dan zetten de werkgevers er alles op om den strijd der arbeiders te .doen mislukken. Ook in die streken, waar de werkgevers en werklieden heel vroom Christelijk en Katholiek zijn. Om maar een concreet feit te noemen, wijzen wij op de staking van textielarbeiders te Tilburg in 1917. De werkgevers aldaar gaven voor, dat zij de eischen, door de werklieden gesteld, niet konden inwilligen. Het bedrijf liet dat niet toe. Tijdens de staking kwam aan het licht, dat in 1916 in de gemeente Tilburg ruim 2 millioen gulden aan inkomstenbelasting méér waren ingekomen dan in de jaren daarvoor. Deze meerdere belasting was niet afkomstig van de Tilburgsche textielarbeiders, doch van de werkgevers aldaar, die zulke grove oorlogswinsten hadden gemaakt. De arbeiders een behoorlijk loon geven, dat konden die „vrome" Katholieke werkgevers niet van hun hart verkrijgen, en toen eerstgenoemden, om toch hun stoffelijke levensvoorwaarden te verbeteren, bij twee fabrikanten in staking gingen, verklaarden de anderen zich met deze twee solidair en gooiden de geheele textielbevolking in Tilburg op de straatkeien. Alle arbeiders in het textielbedrijf werden uitgesloten. Door deze R. K. werkgevers werden de arbeiders, hun vrouwen en kinderen geslagen met de hongerzweep. De Christelijke en R. K. werkgevers aanvaarden dus den klassenstrijd wèl. Dat doen zij evengoed als de liberale werkgevers in Twente, Amsterdam en elders. De Christelijke en R. K. arbeiders vergissen zich schromelijk, indien zij den klassenstrijd verwerpen. *) De Arbeidswet van minister Aalberse heeft daarin eenige verandering gebracht. Trouwens, in de onafhankelijke vakbeweging wordt de klassenstrijd ook niet gevoerd en gepropageerd omdat deze zoo aanlokkelijk is, neen, deze wordt gevoerd en gepropageerd als een noodzakelijkheid, waartoe het kapitalistisch loonsysteem drijft. De klassenstrijd wordt den arbeiders door het ondernemersdom opgedrongen. Het is de verdediging van het proletariaat voor zijn bestaansrecht. Hoewel de Christelijke en R.K. arbeiders den klassenstrijd verwerpen, voffren zij dezen toch eiken dag, zij het dan ook onbewust. Het kapitalisme dwingt hen óók anders te doen dan zij propageeren. Toen in Februari 1891 te Enschedé de textielarbeiders bij Ter Kuile en Morsman in staking gingen voor hoogere loonen, werd door „Patrimonium" een manifest verspreid, waarin staken werd afgekeurd om vijfderlei zonden. Staken was zonde tegen zichzelf, tegen zijn gezin, tegen de patróóns, tegen de maatschappij en tegen god. Hoeveel keeren is sedert dien door de Christelijke arbeiders gestaakt geworden,zelfs bij Christelijke werkgevers? Dat is de realiteit, waartoe, ondanks alle mooidoenerij, de kapitalistische loondienst de arbeidersklasse dwingt. Zoo is het eveneens met het „vooroordeel" tegen den klassenstrijd. Directe actie wordt door de leiders der Christelijke eh R. K. vakbeweging, als geheel verkeerd, afgekeurd. Eveneens door de leiders der Sociaal-democratische vakvereenigingen. In werkelijkheid denken sommigen der leiders er toch anders over. In de eerste helft van 1918 vergaderde het Christelijk Nationaal Vakverbond te Utrecht. Daar kwam aan het licht wat er „leeft" in de hoofden der arbeiders en sommige hunner leiders. Er werd daar gespioken over werkstaking en directe actie. Bij het debat werd door Quispel gezegd, dat in het havenbedrijf directe actie niet altijd te voorkomen is. Padding zeide, dat het christelijk deel van het postpersoneel er ernstig over denkt den arbeid neer te leggen. Martenbroek meent, dat wettelijk aan geen enkel overheidsdienaar het stakingsrecht mag worden ontnomen. Schaafsma zeide, dat het plicht zijn kan of worden zich door staken tegen de overheid te verzetten Kok meent, dat solidariteitsstakingen niet altijd af te keuren en revolutionair zijn. y Dr. Slotemaker de Bruine deelde niet de meeninevan de sprekers en zeide dat overheidspersoneel als poIiSf niet mag staken. De heer Smeenk was van hetzelfde gevoelen In zijn antwoord zeide Ruppert, die de inleiding had' gehouden over werkstaken en directe actie, dat het overheidspersoneel een onaanvechtbaar recht tot staken heeft „De dwangwetten zijn principieel verkeerd en niet rechtvaardig , zeide hij. ani vel„nZH! m"cheeren de. ideeën, niettegenstaande nog velen der jeiders en adviseurs der Christelijke en R F? vakbeweging hun best doen om te remmen Nie* zelden heeft men de taktiek der onafhankehjke vakbeweging ten opzichte van de directe actie genoemd de „staak-maar-raak-taktiek". g „Directe actie staat een gezonden groei van een vakvereemgmgjn den weg." „De leiders der onafhankeUfte •vakbewegmg jagen, zonder eenig verantwoordSeidSgevoel de arbeiders maar zoo de straat op", a dus de tegenstanders der onafhankelijke vakbeweging éi Aëek nietldan ,eu&en f Dat ^ent om de arbeiders van de onafhankelijke vakbeweging afkeerig te houden ' In onze bewegmg willen wij evengoed als Irgens anders geTlggweo;drkken en wegen voor er tot -ki™ Onder directe actie moet ook niet alleen verstaan worden het plotseling neerleggen van den arbeid J directe actie wil in haar juiste bedoeling zeggen: den econórn schTn strijd van ae arbeiders rechtstreeks tegen de patrZ™kïasSe op het terrein van den arbeid. • parroonsklasse Ten^ opzichte van deze meening staan de leiders der onafhankel jke vakbeweging nie? . alleen. Ze fa de ïït fï. 5 18 höt met hen eens omtrcnt de directe actie. Deze zeide eens: Lie „Ik geloof, dat wij allen in Den Haag met de geheele wetgevende macht niet in staat zfj™ vooï den arbeider te doen, wat de arbeiders zelfkünnen Alg. Ned. Diamantbewerkersbond, M. Konijn, G. Broekman, S. Croese, J. J. Boas, Alex Lisser, V. IJzerman, M. Stuiver, A. Wins, S. Hartlooper. Bond van Meubelm., Beh. en aanverw. vakken, H. Korper, P. T. T. L. Polak. Kuipersvereeniging, J. Albrecht, A. Nugbaumer, J. Schaft. } Ned. Slagersgezeüenbond, F. B. Sartori, I. S. Arbeid. Bakkersgezellenbond, J. Reis. Alg. Ned. Metaalbewerkersbond, G. L. Stolk. Alg. Bond van Handels** en Kantoorbedienden, H. Helmers, A. Neuhaus, V. Blitz, J. F. Vlaming A. Bakker, L. Dikker, E. Colthof, G. Eerbeek. Alg. Ned. Typografenbond, C. Timbier. Kappersbond, A. Korper. Fabrieksarbeidersbond, J. Polak Jr. Drankbereidersbond, G. Eindhoven." Aan dit manifest iets toe te voegen, zou de waarde er van verminderen. Er spreekt voldoende uit, welk een vuile rol de leiders van de moderne vakbeweging in samenwerking met de kopstukken van de S. D. A. P. tijdens den oorlog tegenover de onafhankelijke vakbeweging en de arbeidersklasse in het algemeen hebben gespeeld. Toen tegen Juli 1917 te Amsterdam de proletariërs door den honger en ten einde raad êr toe overgingen om de aanwezige aardappelen, die gereed stonden om uitgevoerd te worden naar het buitenland, in beslag te nemen en daardoor bloedige botsingen ontstonden, waarbij een tiental dooden vielen, buiten de gewonden, werd door de leiders der S.D.A.P. en de moderne vakbeweging de schuld voor deze botsingen geschoven op rekening van de^ leiders der onafhankelijke vakbeweging en revolutionair-socialistische beweging. Deze sporen in vergaderingen en in manifesten, door hen verspreid, het volk aan tot „oproer", werd er gezegd. „Toch zijn deze onlusten niet alleen te verklaren uit onverstand en moedwil. In tal van plaatsen in het land hadden ongeregeldheden plaats. De grond voor die ontevredenheid is gelegen in de houding van regeering en volksvertegenwoordiging." „Het Volk'V dat daags na het verzet van de uitgehongerde massa de regeering ophitste om niet te wijken, schreef ortöer den drang der omstandigheden, Donderdag 5 Juli: „De massa is uitgeput. Zij voelt haar weerstandsvermogen verdwijnen." Niettegenstaande al de leiders van de moderne of Sociaal-democratische vakbeweging tegen onze propaganda te keer gingen alsof ze deelden in de winsten der O. W. ers, schreef iemand in het orgaan van den modernen Bond van Kleedermakers, „De Kledingindustrie", in de eerste helft van Augustus 1917: „Wel vraag ik mij af, waarom de S. D. A. P. en N. V. V. niet reeds veel vroeger eischen hebben doen hooren als door de S. D. P. en het Rev. Soc. Comité zijn gesteld? Mijns inziens moeten de arbeiders nu eens goed gaan begrijpen, dat ze hun belangen niet langer énkel kunnen laten behartigen door leiders en vakvereenigingsbestuurders, doch dat zij dezen moeten gaan dwingen om een richting in te slaan, waarvoor genoemde zoogenaamde voormannen (en ook vrouwen) blijkbaar terugdeinzen. Het parlementair gekonkel van de Kamerleden met de regeering helpt de arbeiders geenszins uit den nood; evenmin het z.g. optreden van demokratische wethouders." Met wat hier voorgaande uit den mond der leiders en de pers van de S. D. A. P. en Sociaal-demokratische, alias moderne vakbeweging wordt geciteerd: „worden de propagandisten van de onafhanke, lijke, revolutionair syndicalistische vakbeweging in het gelijk gesteld en blijkt er uit dat de arbeidersklasse door de leiders der S. D. A. P. en N \. V. schandelijk is misleid geworden." Onzerzijds is voortdurend aangedrongen op uitvoerverbod van datgene waarvan voor het Nedeilandsche volk tekort was. Dat was een domme eisch, merkten de leiders van de S. D. A. P. en het N. V. V. op; wij moesten steenkolen en grondstof hebben voor onze industrie, en deze wilde Duitschland niet afstaan, als er geen levensmiddelen werden gezonden. De levering van steenkolen en grondstoffen werd voortdurend minder en de levensmiddelen gingen daarbij * nog maar steeds bij wagonladingen naar onze Oostelijke naburen, die daarmede het leger voedden; #deze handelwijze in 't belang van de uithongeraars van het Nedërlandsche volk had ook nog tot gevolg, dat de oorlog langer duurde. Toen alles weggevoerd was, honger en gebrek aan alles heerschte in de gezinnen der arbeidersklasse, kwam het N.V.V. als het hinkende paard het N.A.S. achterna. „De Vakbeweging", het orgaan van het Nederlandsch Verbond van Vakvereenigingen van 23 Augustus 1918, betoogde eindelijk dat „sterker dan ooit de eisch dringt van de moderne arbeidersbeweging, tot algeheele inbeslagneming van alle levensmiddelen, ook bij particulieren, en algemeene rantsoeneering. Daarnaast dient voorop te staan, dat van geen enkel voedingsmiddel, waarvan ons land een tekort heeft, mag worden uitgevoerd." Hierbij moeten wij nog wijzen op de eischen, welke door B. en W. van Amsterdam, waartoe ook behooren 2 Sociaal-democratische wethouders, zijn gesteld aan den Minister van Landbouw, Nijverheid en Handel, ongeveer midden September 1918. Daarin wordt gezegd, dat naar het oordeel van B. en W. de tijd gekomen is, dat gelijkheid van rantsoeneering voor de geheele bevolking voor alle artikelen, waarvan rantsoeneering mogelijk is, een onafwijsbaren eisch moet worden geacht. Uit het vorenstaande blijkt meer dan duidelijk, dat de harde praktijk van het kapitalisme en imperialisme de leiders der S.D.A.P. en het N.V.V., de centrale van de Sociaaldemocratisch-moderne vakbeweging, heeft gedreven op den weg, die door de onafhankelijke, revolutionair-syndicalistische vakbeweging is aangegeven onder hoon, spot en verdachtmaking van den kant van hen, die eindelijk zelf moesten erkennen, dat de taktiek en strijdwijze dier vakbeweging de juiste is. * » * Onsterfelijk belachelijk hebben de leiders van het N.V.V. zich gemaakt, nadat het N. A. S.-bestuur aan alle vakcentralen in het land had verzocht om gezamenlijk een actie te beginnen voor den eisch: Vol loon bij gedwongen werkloosheid ten gevolge van den oorlog, althans om te verkrijgen een redelijke uitkeering voor de werkloozen. In zijn antwoord op het verzoek van het bestuur van het N. A. S., om voor dezen eisch tot samenwerking te komen, schreef het bestuur van het N.V.V. aan eerstgenoemd bestuur o. m.: „Hoe 'verheugd wij overigens zijn over uw thans ontwaakte belangstelling in het werkloosheidvraagstuk (blijkbaar "ten gevolge het onder leiding van onze mannen verkregen resultaat in de Rotterdamsche haven)*) en hoe gaarne wij steun verleenen aan iedere ernstige poging om den toestand der werklooze arbeiders te verbeteren, daar ook wij van meening zijn, dat in vele gevallen verbetering noodzakelijk is, moeten wij toch betwijfelen of de door u voorgestelde weg tot practisch resultaat zou leiden. Blijkbaar is toch door u uit het oog verloren, dat in de meeste vakken de arbeiders, mits zij zich ) De waarheid in zake dit resultaat is, dat ook toen de moderne navenarbeidersvereeniging, met Heykoop aan het hoofd, gedwongen werd de strijdmiddelen der onafhankelijke vakbewefrine daarvoor aan te wenden. s echts doelmatig, d.w.z. in een „modernen" bond organiseeren, tegen de geldelijke gevolgen van werkloosheid verzekerd zijn, waarbij iedere organisatie het iecht heeft de uitkeering zoo hoog te bepalen als zij wil, tot een maximum van 70 pCt. van het loon. De havenarbeid is een der zeer weinige uitzonderingen op dezen regel^ doch ook hiervoor zijn wij naarstig bezig een doeltreffenden vorm van verzekering te zoeken. Overigens zullen de door u bedoelde maatregelen o. i. slechts succes kunnen hebben in die bedrijven, waar het voor de patroons, van belang is om een zekere reserve ter plaatse te houden, hetgeen voor zoover wij weten met slechts zeer weinigen het geval is. De door u voorgestelde maatregelen zullen dus in de groote hoofdzaak ten goede komen aan hen, die zich niet wenschen te organiseeren, of aan de leden van bij uw centrale aangesloten organisaties, die thans nog niet bij de Rijkswerkloosheidsverzekering kunnen zijn aangesloten. Wij meenen voor deze groepen de zorg aan u te moeten overlaten en zullen inmiddels op den door ons ingeslagen weg voortgaan om den toestand der werkloozen te verbeteren, zooveel in ons vermogen is. Mocht gij lust gevoelen onze pogingen op eenigerlei wijze te steunen, dan zijn .wij bereid dit te aanvaarden. Voor het Dag. Bestuur N.V.V., (w. g.) J. OUDEGEEST, Voorzitter." Wij hebben in den brief van het dagelijksch bestuur van het N.V.V. een paar zinnen cursief laten zetten, om deze goed te doen uitkomen. Want in verband met hetgeen nog over deze zaak volgt is het van het grootste belang bedoelde cursief gezette zinnen goed in het hoofd te houden. De lezer zal dan'bemerken hoe het dagelijksch bestuur van het N.V.V. maar een beetje opschepte in het schrijven wat het 26 Juli 1918 zond aan het bestuur van het N.A.S. Hetzelfde dagelijksch bestuur van het N.V.V.,-dat de zorg voorde ongeorganiseerde groepen van arbeiders toen nog aan ' Bij de bespreking van het aanwenden der middelen tegen de onwillige regeering zeide Mr. Troelstra: „Wij hebben de algemeene werkstaking als revolutionaire gymnastiek steeds verworpen. Wij zullen, als men een aanslag wil doen op onze heilige goederen, niet nalaten haar toe te passen." Zoo is het. De algemeene werkstaking is door hen steeds bespot en gehoond. En wat valt er thans te constateeren ? Van tegenstanders zijn het plotseling voorstanders geworden. De praktijk dwingt ook aan dien kant tot het hanteeren van het wapen de algemeene werkstaking. De leidende personen in het N. V. V. verklaren thans ruiterlijk voorstanders te zijn van de Algemeene werkstaking. De middelen welke door de moderne vakbeweging in den klassenstrijd van het proletariaat zijn aanbevolen, deugen niet meer. Nu moet toevlucht genomen worden tot het middel, dat de onafhankelijke vakbeweging altijd propageerde, doch dat door de leiders der moderne vakbeweging werd betiteld met den naam revolutionaire gymnastiek. De moderne vakbeweging heeft wellicht uit de lessen die het kapitalisme haar gaf, leering getrokken. Dat kan niet anders dan toegejuicht worden. Want daarmede is de arbeidersbeweging in het algemeen weer een stap nader gekomen tot de waarheid, dat de verlossing der proletarische klasse uit de klauwen van het nooit te verzadigen kapitalisme, het werk zijn moet van de arbeiders zelve en dat het niet waar is wat de voorzitter van het N.V.V. in de Kamerzitting van 20 November 1918 zeide, n.1. dat het slembiljet het sterkste wapen is in den strijd der arbeidersklasse. Hoe de heer Oudegeest nu zoo plotseling óók voorstander is geworden van de algemeene werkstaking, is alleen te verklaren uit de feiten, welke de historie der internationale arbeidersbeweging hem opdringen. De internationale gebeurtenissen stellen ten opzichte van dit belangrijke strijdwapen voor de arbeidersklasse de onafhankelijke vakbeweging eveneens schitterend in het gelijk. Zullen de leiders der moderne vakbeweging dat erkennen? Neen, dat zullen ze niet. Zij zullen het overal nog doen voorkomen* alsof de onafhankelijke vakbeweging haar standpunt verlaat en zich voegt naar het N. V. V. Dat ondervinden wij nog dagelijks. Het Nederlandsch Verbond van Vakvereenigingen wordt niettegenstaande deze valsche propaganda, gedwongen, van koers te veranderen. In de buitengewone vergadering van het N.V.V., in het voorjaar van 1917 gehouden, zwenkte Heijkoop, en daarmede de geheele moderne vakbeweging, met de volgende woorden naar het syndicalisme: „Na den oorlog- moeten wij grondig onze tactiek herzien. Wij moeten niet in naam, maar in de daad het internationalisme toepassen, ten einde niet, als het imperialisme wederom een oorlog noodig heeft, het slachtoffer van kapitalistische belangen te worden." De tactiek van het N.V.V., voorheen gevoerd, deugde dus niet. Door Heijkoop wordt bevestigd wat onzerzijds altijd den arbeiders is voorgehouden. Als nu in de kringen van de moderne vakbeweging van de zwenking hunner leiders maar voldoende nota wordt genomen, dan moeten zij komen tot de onafhankelijke vakbeweging. En dat zal gebeuren. De teekenen zijn er voor aanwezig. De ontevredenheid over tactiek en strijdmiddelen, in de moderne vakbeweging toegepast, wordt voortdurend grooter. Dat en dat alleen, dwingt de'leiders dier beweging, lonkjes te werpen naar deVmafhankelijke vakbeweging en hare strijdmiddelen. geheel moet wórden beschouwd in het licht eener nTntfistb6W6?inEf * verklaart zich bereid, om, met behoud van alle vrijheid, ten einde waar mogelijk en op iedere geschikte wijze, te trachten de voortbrenging en verdeeling van levensbehoeften te helpen verbeteren, met alle vakcentralen overleg te plegen en samen te werken, ten einde op de basis van 't vorengezegde een doelmatige actie te voeren." Wel spreekt het bestuur van het Nederlandsch Verbond van Neutrale Vakvereenigingen zich hier zeer voorzichtig uit, maar het middel, de algemeene werkstaking wordt niet meer verworpen. Daar winnen de ideeën der onafhankelijke vakbeweging eveneens veld. Zoo dringen deze voortdurend verder door. Wy zijn er dan ook vast van overtuigd dat het proletariaat, internationaal, onder de vaan van het revolutionaire syndicalisme, het kapitalisme zal overwinnen. Uit hetgeen in de voorgaande bladzijden van dit boekie over deze materie is geschreven bleek, niettegenstaande de propagandisten van de moderne vakbeweging rondbazuinen, dat de onafhankelijke vakbeweging andere „stroomingen" in de vakbeweging volgt, dat de moderne vakbeweging haar verouderde reformistische begrippen over boord gooit en die van de syndicalistische vakbeweging aanvaardt. Bleek dat uit de door ons aangevoerde onweerlegbare bewijzen omtrent onderdeelen van den strijd, welke de arbeidersklasse te voeren heeft, méér nog b eek dat uit de groote lijnen, welke de vakstrijd heeft te volgen. Wij bespraken slechts drie punten, n.1. c&recfe actie, strijd tegen het militarisme en de algemeene werkstaking. Deze drie punten betroffen alleen de strijdwapenen, welke gehanteerd moeten worden in den klassenstrijd en waaraan de moderne vakbeweging al meer waarde begint te hechten, hoewel deze voorheen als ondeugdelijk werden VO°rgMaarder is nog iets anders waarop wij in dit verband eveneens de aandacht moeten vestigen, dat is n.1. net einddoel van den strijd, waartoe de onafhankelijke vakbeweging wil komen. De onafhankelijke vakbeweging is ook socialistisch, dat wil zeggen, dat zij als haar einddoel van den strijd beschouwt de socialiseering van grond en arbeidsmiddelen. De onafhankelijke vakbeweging wil, om voorgoed een einde te maken aan de uitbuiting van den eenen mensch door den anderen, HET SOCIALISME. Dit standpunt is in de beginselverklaring van het Nationaal Arbeidssecretariaat, de centrale der onafhankelijke vakbewèging, duidelijk omschreven. Daartegen hebben de leiders der moderne vakbeweging wat gesputterd. Socialisme behoorde niet in een vakvereeniging, welke alle arbeiders wilde omvatten, thuis. Daarmede werd voor een deel der arbeiders, dat niet socialistisch denkt, de deur der vakvereeniging gesloten. Het terrein van het socialisme moest volgens de leiders der moderne vakbeweging worden overgelaten aan de politieke partij. Dit standpunt van de moderne vakbeweging pleit al direct tegen hare „neutraliteit", waarover aan dien kant altijd gesproken wordt. Want als leden van de vakbeweging hebben wij niet het terrein aan te wijzen voor de een of andere politieke partij. Wij vragen als zoodanig alleen, wat heeft de vakbeweging te doen, welke middelen heeft zij aan te wenden om haar doel te bereiken. Zij houdt geen rekening met wat politieke partijen willen en wenschen. De vakbeweging heeft haar eigen terrein. Dit standpunt heeft de onafhankelijke vakbeweging voortdurend ingenomen. Onze vakbeweging heeft zich daarom geplaatst op het beginsel der socialisatie van grond en arbeidsmiddelen, omdat zij uit de historie der arbeidersbeweging heeft geleerd dat, zoolang de grond en arbeidsmiddelen in handen blijven van een klein aantal bezitters, het grootste deel der menschen daardoor gedoemd blijven in slavernij te leven Dit standpunt werd voor ruim 25 jaren ook reeds al ingenomen door Paus Leo XIII in zijn Encykliek „Rerum Novarum". Doch de propagandisten van de moderne vakbeweging konden zich nog niet tot deze hoogte opwerken. Zélfs toen de onafhankelijke vakbeweging, zooals reeds vermeld in hare beginselverklaring, opnam, dat als einddoel van den vakstrijd de socialiseering van grond en arbeidsmiddelen moest gepropageerd worden, werd daartegen zeer fel opgetreden. Doch eindelijk hebben deze propagandisten ingezien, dat zij ten opzichte van dit GROOTE EN BELANGRIJKE PROBLEEM, in 't verleden óók verkeerd hebben gezien. Thans zijn zij tot de overtuiging gekomen, dat de vakvereenigingen niet uitsluitend hebben te strijden voor Ioonsverhoogingen, verkorting van arbeidstijd en het verbeteren der arbeidsvoorwaarden in het algemeen, doch dat deze behooren te streven naar het socialisme. De noodzakelijkheid daarvan is eindelijk bij de moderne vakbeweging gebleken. Wij herinneren ons nog de Novemberdagen van 1918. Het N.V.V. en de S. D. A. P. wilden toen het kapitalisme en de regeering omver gooien, op. den grondslag van een gezamenlijk opgesteld program van actie. Dat program hield o.m. ook in: - Socialisatie van alle bedrijven, welke daarvoor in aanmerking komen. Al zou de socialisatie van bedrijven, zooals door het N.V.V. en S.D.A.P. bedoeld, er misschien nog wel een beetje anders hebben uitgezien dan wij dat wenschen en ook zouden doorvoeren, indien daartoe de kans bestond, de socialiseering der bedrijven is toch in beginsel daarmede door de moderne vakbeweging aanvaard en het starre verouderde standpunt, dat ingenomen werd tegenover de onafhankelijke vakbeweging, over boord gegooid. Nu kunnen de propagandisten van de moderne vakbeweging wel zeggen: „onze vakbeweging heeft niets te maken met de S.D.A.P.", maar een dergelijke bewering is niet vol te houden na hetgeen er tusschen S. D. A. P. en N.V.V. in November 1918 is gebeurd. Op het congres der S.D.A.P. en N.V.V., benevens de Arbeiderscoöperaties, gehouden op 16 November 1918, waren aanwezig: 498 afdeelingen der S.D.A.P., 34 hoofdbesturen van vakbonden, 999 afdeelingen van vakbonden, 55 bestuurdersbonden en 22 coöperaties. Het moderne vakvereenigingselement was hier dus wel vertegenwoordigd. Fimmen is, betreffende socialisme en vakbeweging dus geheel bekeerd. En de andere reformisten met hem. Het Internationaal Vakvereenigingscongres, 28 Juli te Amsterdam gehouden, nam omtrent de socialisatie van de productie-middelen een resolutie aan waarin deze passage voorkomt: „De Commissie verzoekt het Congres als zijn meening uit te spreken, dat uit den door den oorlog geschapen internationalen toestand blijkt de onmacht van het kapitalisme om de productie zoodanig te reorganiseeren, dat het welzijn van de volksmassa er door verzekerd wordt. Erkennend den grooten arbeid, volbracht door de vakbeweging voor alle arbeiders in 't algemeen en voor de georganiseerden in 't bijzonder, verklaart het Congres: • dat het noodzakelijk is, dat de inspanning en actie van het proletariaat van alle landen gericht worden op de socialisatie van de productiemiddelen; overwegend dat de vakvereenigingen de aangewezen organen en de grondslag zijn voor dé verwezenlijking van de socialisatie."' Zoo draait de reformistische vakbeweging, zelfs internationaal, naar het syndicalisme. Indien wij van begin tot einde de moderne vakbeweging volgen bij hare zwenkingen, dan moeten wij constateeren, dat zij hare oude plunje heeft over boord gegooid en in beginsel, evengoed als bij het gebruiken der middelen voor directe verbeteringen, is gekomen op het standpunt der onafhankelijke vakbeweging, welk standpunt door de leiders der moderne vakbeweging is bespot en gehoond, tot schade en schande van de arbeidersbeweging in het algemeen. Zoo zij hetl WERKT MET „DE ARBEID"! Kameraden, werkt en propageert met „DE ARBEID", het orgaan der onafhankelijke vakbeweging. „DE ARBEID" is het spreekorgaan, waardoor de beginselen f der onafhankelijke vakbeweging onder! de massa worden gebracht. Elke week een belangrijk hoofdartikel, alsmede een overzicht van de belangrijkste gebeurtenissen op het terrein der arbeidersbeweging in binnen- en buitenland. De prijs is bij abonnement 60 cent per kwartaal en per collectief abonnement voor aangesloten organisaties 3 72 cent per ex. Bestellingen worden aangenomen Kantoor Bloemgracht 134, Amsterdam