10 CENT'y NIET MET DE WAAPNEN 9 DER BARBAREN! ööör a. b. kleerekoper LID VAN DE TWEEDE KAMER DER STATEN GENERAAL n.v. boekhandel en uitqevers-m" ,,ontwikkeling" "aleis straat 43 • amsterdam • telefoon 6243 n. NIET MET DE WAAPNEN DER BARBAREN! DOOR A. B. KLEEREKOPER LID VAN DE TWEEDE DER STATEN-GENERAAL. N.V. BOEKHANDEL EN UITGEVERS-M" „ONTWIKKELING' PALEIS STRAAT 43 - AMSTERDAM - TELEFOON 6243 N STEEDS OP DE BRES staat „Het Volk" als het gaat om de verdediging der arbeidersbelangen. Toont dat gij dit waardeert door abonnee te worden op en abonnees te werven voor dit blad. „HET VOLK" DAGBLAD VOOR DE ARBEIDERSPARTIJ 20 cent per week; f2.60 per kwartaal, of met politiek-satiriek weekblad „DE NOTENKRAKER" MET TEEKENINGEN VAN ALBERT HAHN 25 cent per week; f3.25 per kwartaal. Alle abonnees op „Het Volk" zijn gratis bij de maatschappij „The Ocean" tegen ongevallen verzekerd en wel voor bedragen van ƒ5.— tot / 3000.— bij breuk of verlies van ledematen, overlijden en invaliditeit. De volledige lijst der uitkeeringen staat aan het hoofd van ons blad vermeld. Het abonnement op „De Notenkraker" alleen kost ƒ1.10 per kwartaal. Afzonderlijke nummers 10 cent. Vraagt proefnummers; 8 dagen gratis toezending. Bureaux: Keizersgracht 378, A'dam. Steun aan elke ernstige poging om een algemeenen duurzamen vrede te bevorderen door deelneming aan elke doelmatige internationale actie tot stichting van eene internationale rechtsorde en internationale ontwapening. Handhaving voor den duur van den oorlog van het standpunt neergelegd in de Arnhemsche resolutie 1915, nl. dat het belang van de Nederlandsche arbeidersklasse, samenvallende •met dat 'van de geheele natie, de handhaving van de onzijdigheid en onafhankelijkheid des lands met alle beschikbare middelen gebiedt. Verzet tegen alle uitbreiding van het militarisme in binnenland en koloniën. Verkiezingsprogram 1918 der S. D. A. P. Het was bij het groote debat óver de Levensmiddelenpolitiek, dat dte minister van Financiën — diezelfde Treub, die in vroeger jaren met zoo grooten ijver het Nederlandsche volk bij herhaling had voorgerekend, dat Staatspensioen méér millioenen kosten zou dan de schatkist met den besten wil van de wereld dragen kon — de navolgende rekening voor gemaakte onkosten tengevolge van den oorlogstoestand' aan de Kamer presenteerde: „Wanneer ik dit dan doe, begin ik met mede te deelen dat in 1914 de crisisuitgaven per maand waren f 16.70 millioen, in 1915 f20.50 mülioen, in 1916 f24.40 miUioen, in het eerste halfjaar van 1917 f 25 millioen, in het laatste kwartaal van dat jaar f 35.30 mülioen; dat het totaal van de Wcnsis-uitgaven was ten laste van den dienst van 1914 f84.1 millioen, van 1915 {2ogi/2 millioen, van 1916 f25914 millioen, van 1917 (geraamd) f418 millioen, te zamen (970.700.000, dus rond een milliard." Een m i 1 li a rd op 1 Januari 1918! N u zijn wij reeds op de helft van een nieuw oorlogsjaar gekomen, de verslindende oorlogsuitgaven duren voort, en het einde is niet te zien. Veeleer bezinkt geleidelijk de overtuiging in de hoofden, dat met de deelname van Amerika een tweede oorlogsfaze is ingetreden, welke langer duren kan dan wat reeds achter ons ligt. Een milliard en méér voor uitgaven, noodig om ons land buiten den oorlog te houden en de kracht van ons volk vee* nèg dieper inzinking te behoeden, maar waarmede niets is opgebouwd, waarvan een nieuw geslacht de vruchten oogsten zal. ^ „Rood is duur" — de-klassieké verkiezingsleuze, als het fp tegen ons ging. Maar hoeveel goeds en blijvends ware met dat miïliard-en-méér te doen gewéést, indien het aan maatschappelijke hervormingen en vermeerdering van de geestelijke ontwikkeling des- volks ware ten goede gekomen. Nu moeten de zwaar-dtukkende belastingen, worden opgebracht omiden put te dempen, welken onze tegenstanders in de jareft vóór de» oorJog hebben gegra-vea, zooder acht teslaan op on s vermaan, dat het krankzinnig opjagen der bewapening m het losbarsten van 'n wereldramp eindigen m oe s t. De Sociaaldemokratie, welke tot het einde toe dat verzet tegen het militarisme tot het middelpunt van hare. politieke aktie heeft gemaakt, is de éénige geweest, welke aan het uitbreken van den oorlog niet medeplichtig stond. Toen wij de vorige verkiezingen ingingen, was het geluid van de vredesklokken van Bazel in onze ooren, en het ver-1| zet tegen de bewapening was ons sterkste punt van aanval. De Rechterzijde ging ten strijde onder de leuze van versterking der weermacht. Het program der Concentratie zweeg met voordacht over de militaire vraagstukken. En toen men ons na de verkiezingen tot .méé-regeeren noodde, en onze éérste voorwaarde was, dat de militaire uitgaven niet mochten stijgen, voerde ons een der drie concentratie-leiders tegen, dat deze eisch aan een grap deed denken....... Dat alles was vóór den oorlog. Nu zijne ellende de wereld omkneld houdt, doet het goed, deze feiten vast te stellen, waardoor ieders aandeel in de verantwoordeHjkheid voor zóóveel leed komt vast te staan. „Maar toen de oorlog er was," zeggen onze tegenstanders thans op triomfantelijke wijze, „hebt gij de noodzikeJlijkheid erkend, om de onzijdigheid van Nederland ,gewapender hai?d te beschermen. Hoe ware dat m o g e 1 ij k geweest, indien gij uw zin hadt gekregen, en wij geen kger zouden hebben gehad? Zoudt gij onze zonen met dor.schvlegels naar de grenzen hebben gezonden?" En menig arbeider, den schijn voor het wezen nemende, juicht dan dien raken zet toe. En toch, hoe dwaas is dat verweer! Hadden wij onzen zin gekregen, in Nederland, in alle landen ■— want de strijd der Sociaaldemokratie tegen de bewapening was internationaal —- dan waren er geen legers geweest, om mee te vechten. Zeker, dat is waar! Maar dan zou er ook niet gevochten z ij n! Dan hadi Nederland geen onzijdigheid te verdedigen gehad. Dan had een klein land, dat in geweldenarij toch tegen de groote mogendheden niet is opgewassen, zijne krachten en middelen voor beter doel kunnen benutten dan om den door ^anderen gestichten oorlogsbrand van zijn gebied te .weren. De handhaving onzer onzijdigheid. Maar toen het los ging in den hoogzomer van 1914, het misdadig spel van hebzucht en veroveringswoede, toen bet neutrale België het éérstrgekozen terrein, werd der verwoesting, toen Nederland èlk oogenbük voor het gelijke lot gesteld kon worden, toen hielpen ons al deze overwegingen niet, en dé gerustheid van ons geweten omdat w ij het niet gewild haddén, kon ons wel troosten maar niet redden. Toien kon één vraag slechts gesteld >worden: wat kon Nederland doen, om buiten den oorlog te blijven ? Niet vechten, niet het land openstellen voor de oorlogvoerende partijen buiten onze grenzen, niet onze kindéren ten doode zenden, niet onze huizen prijs geven aan de vlammen, niet onze akkers laten vertrappen', niet meegesleurd ^ worden in den volkerenwaanzin! 'Dat eischte het belang dér Nederlandsche arbeiders in het bijzonder, der Nederlandsche bevolking in het algemeen. Het was 'n eenparig belang van al wie zich bevonden binnen onze landpalen. En wie dat doel wilde: den vrede binnen onze grenzen, die had — nu dé oorlog er eenmaal was — de regelen van het volkenrecht te aanvaarden, waarbij1 de plichten en rechten van den neutralen staat in oorlogstijd waren geregeld. Vooreerst, omdat alléén als Nederland die regelen naleefde, ons kleine land het recht had!, om van dé machtige oorlogvoerenden te verlangen, dat ook zij naar die regelen onze onzijdigheid eerbiedigen zouden. Maar ten andere, omdat diegene, die het verkeer tusschen de volkeren niet door geweld maar door geschreven recht wil zien beheerscht — en willen dat niet dé Sociaaldémokraten voorop? — ook aan zijn standpunt verplicht is, die regelen te eerbiedigen. Het is juist de beste zijde van d< ||| onzijdigheid, dat zij alléén op een standpunt van recht te handhaven is. En welke waren nu de plichten van Nederland, zooals de Tweede Vredeskonferentie van 1907 ze had geregeld? Wij moesten ons onthouden van elke deelname aan den oorlog. Dat was, wat wij te 1 a t e n hadden. Wij moesten de oorlogvoerenden met alle te onzer beschikking staande middelen beletten, daden van oorlogvoering op ons gebied te verrichten. Dat was, wat wij te doen hadden. Wie de onzijdigheid van Nederland wilde, had dit te aanvaarden. Een andere keuze was er niet! Wij behoefden, om deze verplichtingen na te komen, niets aan te schaffen, slechts de militaire krachten te bezigen, waarover wij beschikten, toen de oorlog uitbrak, dien wij van ons gebied wenschten te weren. Niets meer, maar ook niets minder. Het is dus niets dan een drogreden, zoo men beweert, dat wie dit nood-gedwongen aanvaardt: het gebruiken der beschikbare middelen om de onzijdigheid te handhaven (d a t beteekent het stemmen voor m ob i 1 i s a t ie-kredieten), dan ook logisch verplicht is, de uitbreiding en versterking der weermacht te steunen (dat beteekent het stemmen voor oorlogsbegrootingen). Het éérste is onvermijdelijk, voor wie hier het behoud van den vrede wil. Het tweede niet. Integendeel, het schept de voorwaarden, om na den oorlog weer een nieuwe wereldramp voor te bereiden. En daaraan zullen wij Sociaaldlemokraten nimmer mee doen. Daar is wel beweerd, dat de groote mogendheden toch op ons: gebied zouden komen vechten, als dat hun belang zou zijn, ook al verdedigden wij onze grenzen met onze zwakke middelen van een klein land, en dat zij' toch niet zouden komen, als zij daarin hun belang niet zagen, ook al verdedigden wij onze grenzen niet. Dus konden wij die gewapende verdediging der neutraliteit gerust sparen... Waar schuilt de fout in deze redeneering ? Alleréérst geeft ziji het straks-omschreven recht s-standpunt prijs, en*laat alléén aan het geweld de beslissing, wat zeker niet op den weg ligt van sociaaldemokraten. Maar óók miskent deze redeneering het onontkoombare feit, dat het onverdedïgd-laten der grenzen de oorlogvoerenden over-en-weer dwingt, zelfs tegen hun wil, om zélf de grenzen te bezetten, welke het naburige land onbeschermd open stelde. Het vrij-laten der grenzen ware een oproep gelijk, tot de oorlogvoerenden gericht, om het terrein van den weerlooze te bezigen voor hun moordbedrijf. Zulk 'n houding hier te verdedigen moge dan „geen man en geen cent" heet en, het beteekent, dat men willoos en weerloos zijn laats ten man en zijn laatste cent ter beschikking van de oorlogvoerenden stelt, ja ze aanspoort, om daarvan een dankbaar gebruik te komen maken. IWïj moeten in dit verband ook signaleeren de liefhebberij, waaraan onze tegenstanders zich schuldig maken, door ons op vergaderingen toe te roepen: „Zijt gij sociaaldemokraten ? Neen, Liebknecht, dat is een man naar mijn hart!" Dikwijls komt dat debat van braaf-burgerlijke zijde, waar men een Liebkneeht dirèkt zou opsluiten, zoodra hij zijne ideeën hier verkondigde, en waar men z è 1 f voor de bevordering der ontwapening en van den vrede geen hand heeft uitgestoken. Tot deze lieden spreke men: „En gij en uws gelijken, wat hebt gij zélf gedaan?" Maar dat nog daargelaten, 'het geheele beroep op Liebkneeht is v a 1 s c h ! Liebkneeht strijdt tegen de Duitsche regeering, welke hij als de schuldige beschouwt van een oorlog, uit veroveringszucht aangevangen. Maar in Nederland gaat het om het blijven buiten den "oorlog. En hierover denkt Liebkneeht precies als elk van ons, en hij' heeft dat zelf nadrukkelijk uitgesproken. Wil nu onze medewerking aan de handhaving der neutraliteit zeggen, dat wij klaar staan, om oorlog te voeren, zoodra onze onzijdigheid geschonden wordt? Dat wij, socmaldemokraten, als onze onzijdigheid mocht geschonden wordenf dus ook gereed staan om eene Regeering te steunen, die dan Nederland in den oorlog voert? Men meene niet, dat het een uit het ander voortvloeit. Wie geweJdidadig de schending zijner neutraliteit belet, pleegt daar- mede geen oorlogsdaad, en is ook niet «verplicht zich te beschouwen als in oorlog met dien aanrander. En ^ens Arnhemsche kbngpes heeft dan ook, toen het in April *9QS de mobilisatie om den vrede voor Nederland te bewaren goedkeurde, bet vertrouwen uitgesproken: ,,dat de partijleiding zich ook verder 'bij de toepassing dezer beginselen zal la*en leiden door haar eigen opvatting van het wezenlijk 'belang des volks.'* I Wij zullen dus elk geval op zichzelf beschouwen, èn allereerst toetsen aan het belang der arbeidersklasse. Wij zullen geen honderdduizenden menschenlevens offeren op het „veld van eer" voor een pleit, dat bij voorbaat verloren is. Ons begrip van „eer" ligt elders. Wij zullen het uiterste doen, om' den vrede te handhaven op ons gebied, en als hier de oorlog kömt, dan zal hij ons door buitenland&oh geweld worden opgedrongen, doch nimmer door ons, geheel of gedeeltelijk, vrijwillig worden aanvaard, zoolang ontkomen mogelijk blijft. De uitwerking dezer beginselen. Op allerlei wijze hebben de sociaaldemocraten in de Kamer gestreefd naar de uitwerking der beginselen, welke hierboven als het standpunt onzer Partij in den oorlog werden omschreven. 1 Allereerst was daarvoor noodig, dat de Kamer meer dan vroeger kennis kreeg van de handelingen onzer Regeering op het gebied der buitenlandsche politiek, (waarover volgens de Grondwet de Regeering vrijwel alléén te beslissen heeft. Een onhoudbare toestand, want geen volk wil met een blinddoek voor oogen, aan de leidende 'hand van een minister, een ongewisse, onheil-zwangere toekomst tegemoet gaan. Reeds in het begin van den oorlog, op 26 Januari 1915, werd bij de behandeling van een wetsontwerp voor het langer in dienst houden van dienstplichtigen bij de landweer, nadat de Regeering voldoende inlichtingen geweigerd had over de verhoudingen met het buitenland, waardoor toch een zaak als deze moest worden beheerscht, door Troel s tra een motie voorgesteld, waarin dit zwijgen der Regeering, zelfs in geheime vergadering, werd betreurd. Deze motie kreeg 14 stemmen: die der sociaaldemo- kraten. De geheele Kamer stemde tegen! En alléén de sociaaldemokraten stemden daarop tegen dé wet. Behalve de „wilde" heer Bichon aanvaardde de geheele Kamer, ook zonder voldoende inlichtingen, het wetsontwerp, en liet de sociaaldemokraten alléén staan in hun verzet. Voorwaar een voorbeeld om onthouden te worden» uit de eerste maanden van den oorlogstijd. Aan haar voortdurend gevoel van onbevredigdheid over de onvoldoende kennis van zaken op het gebied der buitenlandsche politiek gaf onze Kataierfraktie uiting door een voorstel in te dienen, om een regelmatig overleg tiïsschen de Regeering en de Kamer op dit terrein tot stand te brengen. Een motie-V an Leeuwen, waarin deze werischelijkheid werd uitgesproken, werd op het kantje af met 38—31 stemmen aangenomen. Behalve enkele Katholieken was het geheele politieke Christendom — en op den heer Knobel na de geheele vrij-liberale fraktie daar tegen. Nadat de Kamer deze wenscbelijkheid had uitgesproken» heeft de roode fraktie een voorstel ingediend, waarin het( overleg tusschen Regeering en Kamer over de buitenlandsche politiek nader wordt geregeld. Terwijl dit geschriftje ter perse gaat, is juist dit voorstel bij de Kamer in behandeling. Zoo hebben de sociaaldemokraten in de Kamer zich beijverd, dat naast de Regeering ook de gekozen vertrouwensmannen des volks van het lot van Nederland tegenover vreemde mogendheden in dezen gevaarlijken tijd beter dan tevoren op de hoogte zouden worden gesteld. 1) Moeilijker was onze taak, zoo dikwijls wij moesten tegenhouden, dat onze doode en levende weermiddelen werden uitgebreid. Dit toch was méér dan het gebruik maken van het beschikbare voor de handhaving onzer neutraliteit. Het kon nimmer onzen steun krijgen. Wij hebben er steeds tegen gestemd, alleen of bijna all e e n. Geen oorlogs-, geen marinebegrooting ging voorbij zonder ons verzet. En het ergste was voor de sociaaldemokraten nog, dat de Regeering, die deze voorstellen om nieuwe bewapening aan te schaffen deed, èn de burgerlijke meerderheid der Kamer, die ze aanvaardde, zeer goed wisten, dat de uitvoering van al deze plannen toch eerst mogelijk was na den oorlog. Inplaats dus minstens af te wachten, of de voorwaarden, waarop de vrede tot stand zou komen, ons dichter zou brengen bij de ontwapening, gingen de Regeering en het burgerlijk deel der Kamer met den ouden ijver voort, den volgenden oorlog voor te bereiden. Zij hadden van de ontzettende ervaringen dezer jaren niets geleerd! Letten wij slechts op de jongste begrootingen van Marine en Oorlog! Bij Marine verzette Hugenholtz zich met kracht tegen het toestaan van gelden voor kruisers en speciaal ook voor vliegtuigen, welke hij noemde: „permanente werken, die niet alleen voor dezen tijd gelden, maar ook voor den tijd na afloop van den oorlog." Hij vroeg stemming over dezen post. Met de sociaal-demokraten stemden tegen: één katholiek, één Unie-liberaal en de „wilde" heer Bichon. Al de anderen stemden v ó ó rJ ') Overigens valt onze aktie ten aanzien van de buitenlandsche politiek buiten het kader dezer brochure. Men leze daarvoor: »Voor den Wereldvrede! Weg met de geheime Diplomatie», door Dr. J. van Leeuwen. Prijs 10 cent. En wie in deze bladzijden bijeen vind* de fieiten, zooals lij zich in den oorlog hebben ontwikkeld,, die beantwoorde voor zichzelf de vraag, of het hóovaardig is wanneer wij zeggen, dat het streven naar ontwapening metterdaad alléén bevorderd kan worden door de sociaaldemocratie te stewnen. Moge eik daaraan indachtig zijn, als aanstonds de beslissing valt. VERZEKERT U BIJ DECENTRALE HOUTMARKT )0 S'GRAVENHAGE • INTERCOM .TELEFOON BIJKANTOREN: AMSTERDAM SARPHOTSTR i% ROTTERDAM GIASHSffiNA2,TW AANmVERZEKERDEN © ••• w-® RUIM 8 5.000 VERZEKERD KAPHAAL r)0'/zMHLIOEN§ Eleotr. Drukkerij „Vooruitgang", Keliereer. 378. A'd«u>