DE INDUSTRIALISATIE VAN CHINA DOOR IR. HAN TiAUW TjONG w. i. 'S-GRAVENHAGE MARTINUS NIJHOFF 1922 DE INDUSTRIALISATIE VAN CHINA PROEFSCHRIFT TER VERKRIJGING VAN DEN GRAAD VAN DOCTOR IN DE TECHNISCHE WETENSCHAP AAN DE TECHNISCHE HOOGESCHOOL TE DELFT, OP GEZAG VAN DEN RECTOR MAGNIFICUS L. A. VAN ROYEN, HOOGLEERAAR IN DE AFDEELING DER WERKTUIGBOUWKUNDE EN SCHEEPSBOUWKUNDE, VOOR EEN COMMISSIE UIT DEN SENAAT TE VERDEDIGEN OP WOENSDAG 13 SEPTEMBER 1922, DES NAMIDDAGS TE 3 UUR DOOR HAN TiAUW TjONG WERKTUIGKUNDIG INGENIEUR, GEBOREN TE PROBOLINGGO (JAVA) 'S-GRAVENHAGE MARTINUS NIJHOFF 1922 La Chine industrielle, encore mal connue de VEurote, ne demande, d l'heure actuelle, qu'une cottaboration technique de l'Occident pour prendre, avec toutes les richesses inépuisdbles de son sol et de son sous-sol, une pari efficace au rêtablissement de l'éqüüibre économique du monde tant ebranlé par la guerre européenne. Aussi je ne saurais trop applaudir d cette oeuvre oü l'auteur a mis non seulement toute sa science pour écrire d'une facon exacte et précise sur l'industrialisation de la Chine, mais aussi tout son amour pour sa mère Patrie et son affection non moins sincère pour le pays oü Har ecu sigênéreusement Vhospitalitè et son êducation, visant ainsi d resserrer plus ètroitement les Hens économiques et industriels entre la Hollande, les Indes néerlandaises et la Chine. L'exemple donné ici puisse-t-il être un stimulant pour mes compatriotes d collaborer d la réalisation de l'idéal de l'auteur qui est également le mien. En outre j'espère profondément que eet excellent ouvrage pourra contribuer d dé- terminer la science néerlandaise a venir coopérer d'unefacon plus intense qu'elle ne le fait actuellement, au développement industriel de ma Patrie. Ministre de Chine d la Haye, Dit werk is vrucht van een studie, waarvoor het materiaal gedurende mijn studiejaren te Delft is verzameld en bijeengebracht. Bij de bewerking ervan mocht ik van verschillende zijden veel belangstelling ondervinden. Voor mijn technische kennis ben ik vóór alles dank verschuldigd aan U, Hoogleeraren, Lectoren en Assistenten in de Af deeling der Werktuigbouwkunde en Scheepsbouwkunde der Technische Hoogeschool te Delft en wel vooral aan Prof. Ir. G. Brouwer en Ir. W. C. Kool. In het bijzonder is het mij aangenaam hier de gelegenheid te kunnen aangrijpen om U, Hooggeleerde Valckenier Kips, hooggeachte Promotor, mijn groote erkentelijkheid en hartelijken dank te betuigen voor Uw warme belangstelling in en waardevollen steun bij mijn werk; aan U en mede aan Prof. Dr. P. J. M. Aalberse en Prof. J. C. G. Volmer heb ik mijn liefde voor de studie der jüridischstaatsrechtelijke en economisch-sociale problemen te danken. Tevens past hier een woord van dank aan de leden der Chineesche Legatiën te Den Haag en Parijs en aan het Chineesche Consulaat-Generaal te Parijs, die mij waardevolle documenten en inlichtingen hebben verschaft, vooral aan Z.Exc. Wang Kouang Ky, die, door mijn werk met een enkel woord in te leiden, blijk gaf van zijn hooge belangstelling in mijn arbeid; ook aan Dr. Sun Yat Sen, aan de ex-Ministers van Onderwijs Yuan Shih Tao en Prof. Tsai Yuan Bei, aan den heer Ir. O. C. A. van Lidth de Jeude, ingenieur bij de Nederlandsche Maatschappij voor Havenwerken en het Nederlandsche Syndicaat voor China te Amsterdam, alsmede aan de Directie der Internationale Credieten Handekvereeniging „Rotterdam". Ook de heeren A. W. Berry, secretaris van „the Chinese Engineering and Mining Company, Ltd", te London, T. Z. Koo, algemeene secretaris van de „Y. M. CA." te Shanghai en allen, die mij gevraagde inlichtingen en hulp verschaft hebben, houden zich overtuigd van mijn erkentelijkheid. Ook mijn vrienden Sui Nai Tsien, secretaris van de Chineesche Legatie te Den Haag en Liem Bwan Tjie, bouwkundig student, die aan het uiterlijk van dit geschrift met prijzenswaardig resultaat een zoo toegewijde zorg hebben besteed, hebben daarmede mij met dankbaarheid vervuld. Vooral is mijn dank groot aan Mr. G. M. Greup, te Zeist, met wien ik sinds mijn H.B.S. jaren door hechte vriendschapsbanden ben verbonden. De warme belangstelling door hem steeds in zoo ruime mate voor de. vraagstukken betreffende China en de Chineezen aan den dag gelegd alsmede de besprekingen, die ik met hem over verschillende onderwerpen mocht voeren, zijn voor mij van hooge waarde geweest. Daarvoor en last not least voor de moeite en tijd door hem aan het nagaan der drukproeven van dit werk besteed, past mij een woord van groote erkentelijkheid. Een belangrijk aandeel in de totstandkoming van dit werk komt ook toe aan mijn vrouw, wier toewijding ook op dit gebied zich op treffende wijze openbaarde. INLEIDING. „The Chinese question is the world question of the twentieth Century". putnam weale. „A weak dependent China alone will prove a menace to the world". j. Arnold. Na de ziekte-crises van 1895 en 1900 van „the sick Man of Asia", zooals China voorheen genoemd werd, begon het „Land van den Draak" langzaam tot ontwikkeling te komen, dank zij de ontwaking van het nationaal gevoel en ten spijt van alle opgeworpen economische en staatkundige barrières en de inwendige troebelen, onrust en voortdurenden strijd tusschen Noord- en Zuid-China. Daar de ontwikkeling van het Rijk niet meer te stuiten is, begon het verontruste buitenland een groote belangstelling voor alles, wat er in Azië gebeurt aan den dag te leggen, mede door den verwoeden economischen en politieken strijd, die zich in Azië afspeelt. Het zwaartepunt van de wereldpolitiek was reeds begonnen zich naar het Oosten te verplaatsen, toen in 1914 de Europeesche oorlog uitbrak, die de verplaatsing verhaastte. „Azië voor de Aziaten" en „Zelfbeschikkingsrecht der Volkeren" zijn ginds de geliefde leuzen, die in steeds klemmender toonaarden worden vernomen. Japan heeft reeds zijn plaats onder de zon ingenomen. China tracht dit te doen. Europa ligt ziek, terwijl de behoeften een aanzienlijke stijging hebben ondergaan, die Europa alleen niet bij machte is te bevredigen. Een volledige, maar geleidelijke industrialiseering van China is o.i. de eenig mogelijke oplossing voor het herstel van het verloren wereldevenwicht. Dit werk is een bescheiden poging om na te gaan, in hoeverre INLEIDING. China geïndustrialiseerd is en welke perspectieven de toekomst biedt voor een volledige industrialisatie van het „Rijk van het Midden", waarin thans ongetwijfeld het zwaartepunt van de wereldpolitiek gelegen is. Voor zoover mogelijk, is hier ten aanzien van Chineesche eigennamen de Engelsche schrijfwijze gevolgd. Wat de indeeling van het werk betreft, hebben wij gemeend het in 4 hoofdstukken te moeten verdeelen. In het Ie hoofdstuk hebben wij getracht een historische schets te geven van China, waarbij de cultuur-elementen naar voren zijn gebracht, bij de aanraking met het Westen de verschillende invloeden zijn nagegaan en ten slotte de ontwaking en de sociaaleconomische hervormingen zijn in het licht gesteld. In het He hoofdstuk zijn de factoren voor de industrialisatie, n.1. arbeid, kapitaal en verkeer aan een onderzoek onderworpen, terwijl de aanwezigheid van grondstoffen in het IHe hoofdstuk is nagegaan, hetwelk tevens een verhandeling bevat over de ontwikkeling der verschillende industrieën, waarna in het IVe en laatste hoofdstuk een samenvatting van het voorafgaande alsmede onze conclusiën zijn neergelegd. Indien door dit werk bij onze langenooten, zoowel in Nederland als in Ned.-Indië de belangstelling in de industrieele en economische ontwikkeling van ons stamland wordt opgewekt, achten wij de moeite, door ons aan het samenstellen van dit geschrift besteed, rijkelijk beloond. INHOUD. INLEIDEND WOORD VANZ.EX. WANG KOUANG KY. INLEIDING. ï'. CULTUUR-HISTORISCH: AFDEELING 1: china in de oudheid . . , 1—20 Oorsprong en bakermat van het Chineesche ras: 1—2. Uitvinding van kompas; booten; houtsnijwerk; cultuur van zijderupsen; steengravure; metalen voorwerpen; graveerkunst: 2—4. Algemeene ontwapening, „the big five"; publicatie van geschreven wetten; ijzeren gereedschappen; inkt; elementaire werktuigen; zoutmonopolie; papiergeld: 5—6. Verbranding der klassieken; de „Groote Muur" ; ontstaan van den naam China r 7—8. Vorming der Chineesche natie; uitvinding van papier; ontdekking van steenkool; eerste betrekkingen met het Westen; staalbereiding; houtboekdrukkunst; bereiding vaa glas: 8—12. Aanleg van „Keizerskanaal"; missie uit Japan; stichting universiteit; onderwerping der Turken; missie uit Griekenland; betrekkingen met Arabië; komst van Christendom en Islamisme; Keizerlijke Academie Hanlin Yuan; Gouvernements orgaan „the Peking Gazette": 12—14. Vuurwapenen; katoencultuur; ontwikkeling der wiskunde: 14—16. Toegang voor Christendom geopend; ontstaan van het „squeeze" systeem; bronzen en lakwerken ; porceleinindustrie: 17—19. China zondert zich omstreeks het midden der 15e eeuw af: 20. AFDEELING 2: china in aanraking met het westen 21 56 Arabieren; Portugeezen te Canton in 1516; toepassing van het „squeeze"-systeem; Spanjaarden; invoer van tabak; Hollanders; werving en gevangenneming van Chineezen voor Ned.-lndië; Engelschen; Franschen; Amerikanen, etc.: 21—26. Eerste verdrag met het Westen in 1689: 26. Redenen van hardnekkigen tegenstand tegen vreemden handel; alle plaatsen voor het eerst voor vreemden handel gesloten bij Edict van 1757 : 27. East India Company opgeheven; opium vraagstuk; opiumoorlog: 28—29. Verdrag van Nanking 1842; Hongkong voor altijd afgestaan; openstelling van vijf havens; douane-tarief en meestbegunstigingsclausule: 29—30. Taiping-opstand; tweede opiumoorlog; Engelscbe smokkelhandel van opium; verdrag van Tientsin 1858; vrije uitoefening der Christelijke zending; roof; plundering en brand van het Zomerpaleis ; afstand van Kowloon schiereiland; begin der restauratie: 31—34. Fatale invloeden voor de industrieele ontwikkeling van China; opiumhand el en opiumcultuur: 34—37. Douane-systeem: 37—46. Invloeds- en belangensferen: 46—52. Vreemde postdiensten: 53—55. Oorlogsschadevergoedingen; de politiek der Blanken: 55—-56. AFDEELING 3: ontwakend china .... 57—86 Twee wegen waarlangs Westersche invloeden China hebben bereikt: gewelddadige en vredelievende weg: 57—59. Bij deze laatste twee invloedskrachten: Het Westersch voorbeeld: 59—63. De Christelijke missie: 63—70. Ontwaking van China; „China voor de Chineezen": 71. „Battle of Concessions", imperialisme en „conquest by raüroad and bank": 72—74. De Republiek van China: 74—75. Sociale hervormingen: 76—82. Ontwikkeling van den buitenlandschen handel: 83. Toekomst van China: 83—86. II; SOCIAAL-ECONOMISCH: AFDEELING 4: arbeid 87—125 Invloed der oude Chineesche Klassieken op den arbeid; arbeidsvoorwaarden productiefactoren * noodzakelijkheid van arbeid; plicht tot arbeid: 87—91. Invloed van Confucius' leer op arbeider en arbeid; korte morografie van den Chineeschen arbeider; weerlegging van de beschuldiging van onbetrouwbaarheid der Chineezen: 91—98. Eigenschappen van den Chineeschen arbeider: 98—107. Moeilijkheid van vergelijking van den Chineeschen arbeider met zijn Europeeschen collega: 107—109. Afwezigheid van arbeidsvraagstuk en van. strijd tusschen arbeid en kapitaal: 109—112; 123—125. Arbeidsduur; levensstandaard: 113—115. Arbeidsloonen van ongeschoolde arbeiders: 115 —117. Arbeidsloonen van geschoolde arbeiders: 117— 122. Vergelijking van de loonen in de metaalindustrie in verschillende landen: 120, 123. AFDEELING 5: kapitaal 126—157 Kapitaalbegrip: 126—127. Kapitaal wenscbelijk voor industrialisatie; onderzoek naar de kapitaalkracht der Chineezen; bankdeposito's; welslagen van binnenlandsche leeningen; gestort kapitaal van moderne Chineesche banken: 127—131. Bankwezen in China: Chineesche banken: 132 —134; vreemde banken: 134—136; Sinovreemde banken: 136—139. Voldoende aanwendingsmogelijkheid voor vreemd kapitaal; in welken vorm en voor welke doeleinden is en kan vreemd kapitaal worden ingevoerd en welke voor- en nadeelen; vier methoden van invoer van vreemd kapitaal in China: 139—149. De eerste van samen werking: tweeërlei manier: belegging van Chineesch kapitaal in vreemde ondernemingen; belegging van vreemd kapitaal in Chineesche ondernemingen: 139—144. Tweede maaier: die van uitsluitend vreemd initiatief: 144—145. Derde manier: plaatsen van obligatie-leeningen in het buitenland: 146. Vierde manier: buitenlandsche leeningen: 146. Spoorweg- en industrieele leeningen: 147—149. China's financieele toestand; vergelijking schuldenlast der verschillende landen: 149—150. Beoordeeling van de schrikaanjagende berichten aangaande een Chineesch staatsbankroet; politiek van „the New International Banking Consortium": 151—155. Wenschelijkheid van China's bevrijding van buitenlandsche schulden; methoden van aflossing der buitenlandsche schulden: 155—157. AFDEELING 6: verkeer 158—209 Land- en straatwegen; transportkosten in China: 156—184. Motoren- en automobielindustrie: 165—168. Waterwegen; transportkosten per watervoertuig: 169—171. Chineesche scheepvaart; perspectieven voor de toekomst van motorbooten: 171—177. Scheepsbouw en scheepswerven: 177—182. Vliegtuigdiensten en vliegtuigenindustrie: 162 —185. Postwezen; telegraaf- telephoon- en radiodiensten: 185—194. Spoorwegen: Rijksspoorwegen; vreemde spoorwegen; particuliere spoorwegen: 194—200. Spoorweglengte in verschillende landen: 201. Oorzaken van de weinige uitgestrektheid van het spoorwegnet in China: 201—205. Betrekkelijke vooruitgang van het Chineesche spoorwegwezen en de te volgen politiek: 205 —209. III: TECHNISCH: AFDEELING 7: de mijnbouw 210—268 § 15 Steenkolen: 210—233 Kolenvoorraad in China; hoedanigheid van Chineesche kolen; jaarlijksche kolenproductie: 210—216. Vreemde mijn bouwondernemingen: 216 —220. Sino-vreemde mijnbouwondernemin gen : 220—226. Staatsmijnen: 226—227. Particuliere zuiver Chineesche moderne en primitieve mijnbouwondernemingen: 227 —229. Ontwikkeling van het mijnbedrijf in China: 229—233. § 2: Ijzer- en staalindustrie 234—249 iJzerertsvoorraad; ijzererts- en ijzerproductie: 234—235; 238—239. Primitief ijzerbedrijf: 235—238. Moderne Chineesche ijzer- en staalbedrijven: „Han Yeh Ping Iron and Coal Company, Limited": 238—245. Vreemde en Sino-vreemde ijzer- en staalbedrijven: 245—247. Ontwikkeling van het ijzer- en staalbedrijf in China: 247—249. § 3: Andere Delfstofindustrieën 250—268 a) Antimonium: 250—253. 6) Tin: 253—265. c) Koper: 255—256. d) Lood en Zink: 256—258. e) Goud en Zilver: 258—259. /) Kwikzilver: 259—260. g) Wolfram, Molybdeen en Mangaan: 260—262. h) . Soda, AluinspaatenMagnesiet:262—263. »') Petroleum: 263—264. ;') Zout: 265—268. AFDEELING 8: de textiel-industrie . . 269—306 § 1: Katoen-industrie : 269—288 Katoencultuur; katoenproductie; hoedanigheid Chineesch katoen: 269—274. Aanmoediging en steun van de Regeering; uitvoer van ruwe katoen: 274—275. Handweverij en -spinnerij: 275—279. Chineesche katoenfabrieken: 279—285. Chineesche leiding der fabrieken: 285—286. Vreemde katoenfabrieken: 286—-287. Ontwikkeling van de katoenindustrie: 287 —288. § 2: Wolindustrie 289—292 Verschillende wolsoorten; woluitvoer: 289 —291. Tapijtindustrie: 291—292. § 3: Vezelstofindustrie 293:—296 Hennep: 293—294. Jute: 294. Ramen: 294—295. „Grass-Cloth"-industrie: 295—296. § 4: Zijde-industrie 297—306 Zijdecultuur; zijdeproductie: 297—300. Handspinnerij en -weverij: 300—301. Zijdefabrieken: 301—304. Zijdehandel: 304—305. Vraag naar textiel-machinerieën: 305—306. AFDEELING 9: andere industrieën . . . 307—349 § 1: Meelindustrie 307—310 § 2: Rijstcultuur 311 § 3: Suikerindustrie 312—315 § 4: Thee-industrie 316—319 § 5: Tabaksindustrie 320—322 § 6: Olie-industrie 323—331 § 7: Zeep- en Kaarsenfabricage .... 332—334 § 8: Lucifer industrie 335—338 § 9: Papierindustrie 339—340 § 10: Cementindustrie 341—342 § 11: Electrische ondernemingen .... 343—349 IV: TERUGBLIK EN CONCLUSIE: Twee perioden in China's industrialisatie: vóór en na 1895; oorzaken van de late industrialisatie van China: 351—353. Ontwaking van het nationaal gevoel en ontwikkeling der industriefin: 353—355. De industrialisatie van China in de toekomst: wenschelijkheid hiervan; voor- en nadeelen; mogelijkheid; voorwaarden voor een snelle industrialisatie in de toekomst: 355—362. Voorstel tot samenwerking tusschen Nederland en China: 362—364. BIJLAGEN 365—370 LITERATUUR 371—386 STELLINGEN. I. De Wereldtoekomst is voor een groot deel van China's toekomst afhankelijk. II. Zoowel uit internationaal als uit Chineesch oogpunt is verdere doorvoering van de industrialisatie van China wenschelijk en mogelijk. III. Voor den verderen uitbouw van de industrialisatie van China is een uitstekend geordende Staat noodzakelijk; daarnaast is echter even noodzakelijk het uit den weg ruimen van de door de vreemde mogendheden sedert 1842 in China in het leven geroepen en in stand gehouden belemmeringen. IV. De toepassing in het „Rijk van het Midden" van de „Open Deur Politiek" van John Hay zal alleen dan voor China heilzaam zijn, indien nagenoeg alle verdragen, die dit land met de vreemde mogendheden heeft gesloten, gewijzigd zijn en China als een inderdaad souvereine Staat wordt beschouwd en bejegend. V. Al moge ook voor belegging van vreemd kapitaal in China ter verdere industrialisatie van dit land, naast het eigen kapitaal nog wel ruimte zijn, de huidige internationale constellatie, die ook hierbij doet vreezen voor een dienstbaar maken van dat kapitaal aan de verwezerdijking van politieke doeleinden, maakt een dergelijk zich vastleggen van vreemd kapitaal in China, uit Chineesch oogpunt beschouwd, niet wenschelijk. VI. Uit Chineesch oogpunt beschouwd is nationaliseering van de spoorwegen in China te verkiezen boven internationaliseering daarvan. STELLINGEN. VII. De voorstelling, door menigeen gehuldigd, als zou China in alle opzichten achterlijk zijn, is onjuist. VIII. Even onjuist is de meening, als zou de langzame ontwikkeling van China te wijten zijn aan den Chineezen aanklevende, evolutie-belemmerende eigenschappen, het karakterschrift en het gehuldigde familiesysteem. (H. G. Wells: The Outline of History, pag. 312—6). IX. Niet steekhoudend is Dr. Nederbragt's bewering, als zouden oppervlakkigheid, verwardheid des geestes, arbeidsverzet, onbetrouwbaarheid en oneerlijkheid van het Chineesche volk de wezenlijke belemmeringen voor China's zelfindustrialisatie zijn. („Penetration Pacifique" in China, pag. 158—9). Even onjuist is in menig geschrift de voorstelling, alsof omkoopbaarheid en conservatisme de voor de industrieele en economische ontwikkeling van China belemmerende natuurlijke eigenschappen van het Chineesche volk zouden zijn. X. Het oordeel van Dr. Tille, als zou de arbeidzaamheid der Chineezen niets anders zijn dan drukdoenerij („Geschaftigkeit"), getuigt niet van scherpe opmerkingsgave. (Der Wettbewerb weisser und gelber Arbeit in der Industriellen Produktion, pag. 11). XI. Het nauwer aanhalen van de economische betrekkingen tusschen China en Ned.-Indië is voor beide landen en ook voor Nederland van zeer groot belang. XII. Zelfs bij volledig doorgevoerde electrificatie van bedrijven zal de zuigerstoonunachine in het kleinbedrijf haar plaats blijven behouden. XIII. Voor de verruiming der geestesontwikkeling en de moreele selectie is het systeem der vrije studie ook voor de Technische Hoogeschool te Bandoeng wenschelijk. XIV. Voor het behoud van den goeden naam van de ingenieurs uit Delft, is het wenschelijk, dat de Ir.titel wettelijk beschermd wordt.