" 197 Jl b..,,.. vHENDINO DER BELGISCHE EN LUXEMBURGSCHE NEUTRALITEIT ÏÜ DOOR DUITSCHLAND == DOOR ANDRÉ WEISS LID VAN HET INSTITUUT HOOGLEER AAR IN INTERNATIONAAL RECHT AAN DE UNIVERSITEIT TÉ PARIJS Met een woord vooraf van Dn F. J. KROP. N 168 PRIJS f 0.50 DE SCHENDING DER BELGISCHE EN LUXEMBURGSCHE NEUTRALITEIT DOOR DUITSCHLAND DOOR ANDRE WEISS LID VAN HET INSTITUUT HOOGLEER AAR IN INTERNATIONAAL RECHT AAN DE UNIVERSITEIT TE PARIJS lü Met een woord vooraf van Dr. F. J. KROP KAMPEN 1918 :: PH. ZALSMAN Woord vooraf. „De wereld verdonkert" schreef Prof. Mr. D. P. D. Fabius in de maand April van ditzelfde jaar (Stud. en Schetsen No. 2), toen de positie der Centralen oogenschijnlijk was verbeterd en versterkt door den afval van Rusland en van Rumenië van de zijde der Entente. „Verdonkert" omdat een vrede „na overleg" zooals de meeste bladen hier te lande, waaronder ook De Nederlander, de Entente het liefst zoo spoedig mogelijk zagen sluiten, feitelijk de vestiging van „Duitschlands overmacht in de wereld" beteekent, d.i. de overwinning van het Pruisische militairisme ; een overwinning echter, &e een oneer voor het land dat haar behaalde zou beteekenen, wijl in ongerechtigheid geboren, met schending van het eens gegeven woord en verscheuring der plechtigste tractaten. ,De wereld klaart op", kunnen wij thans uitroepen (wy schrijven medio October), nu het einde steeds naderbij komt en een rechtvaardige vrede met verzoening door voldoening zich baan breekt met rassche schreden. Wij zijn reeds ver van den 12den September toen Von Payer nog steeds de vuistpandtheorie omtrent België verkondigde, en zoo vriendelijk was te verklaren dat 1* Duitschland, wanneer het alles terugkreeg ^vat het aan den vijand had verloren, wel de goedheid zou hebben België te ontruimen „zonder oorlogsschatting en zonder voorbehoud" (zie de rake opmerkingen daarover van Prof. Fabius in S. en S. no. 8). Wie dat thans nog zou durven herhalen in Duitschland zou zich zelfs daar gewoonweg belachelijk maken, zoodat natuurlijk de Duitschgezinde pers ten onzent zich van dergelijke dwaasheden van zelf wel onthouden moet. De ure is nabij dat volkomen recht zal geschieden, o.a. aan het arme, geplaagde België, dat ter kwader ure in de tragische wereldworsteling tegen wil en dank werd medegesleept. Men leze de volgende bladzijden van den eminenten Parijschen Hoogleeraar A. Weiss er thans nog eens kalm op na; men verdiepe zich nog eens in het warnet van leugens waarmede Duitschland zijn woordbreuk heeft trachten goed te praten, en men erkenne, bij het naderen van de ure der vergelding, de hand van dien God die „gerechtigheid en gericht" tot „vastigheid Zijns troons" heeft. (Ps. 97 : 2). * Moreel, en thans ook militair, breekt Duitschland zich den ruggegraat over België. Lansing heeft het namens Wilson volkomen juist gezegd : daar kan geen genade zijn zonder gerechtigheid. Mogen de overwinnaars van morgen echter ook indachtig zijn aan hetgeen de staatssecretaris der Vereenigde Staten er op liet volgen: „ evenmin als daar gerechtigheid kan en mag zijn zonder genade." F. J. KROP. !♦ De neutraliteit van België en Luxemburg. Wat permanente neutraliteit beteékent. Wanneer tusschen twee of meer Staten oorlog uitbreekt, bepalen de Mogendheden, die eerst vreemd aan het conflict waren, gewoonlijk zelf de houding, die zij gedurende de vijandelijkheden zullen bewaren. Luisterende naar de ingevingen van hun eigen belang, verklaren zij zich ten gunste van één der oorlogvoerenden, of' wel besluiten •neutraal te bhjven, daarmee belovende in geen enkel opzicht eenigen steun, noch direct noch indirect, te zullen verleenen aan de legers die ten strijde gaan trekken. Deze houding is echter niet altp vrijwillig; soms is ze opgelegd door internationale verdragen, die aan een of anderen Staat de strikte verplichting opleggen om, wat er ook moge gebeuren, uitgezonderd het geval dat hij aangevallen zou worden, in de toekomst aan geen enkele oorlogsonderneming deel te nemen, en met zijn buren uitsluitend vredelievende betrekkingen te onderhouden: dat is voortdurende of 'permanente neutraliteit. Deze neutraliteit, die men in de Oudheid niet kende, heeft steeds het karakter van een contract; en omdat zij aan de souvereiniteit van den Staat, die haar aanneemt of die zich eraan onderwerpt, een beperking oplegt, kan ze slechts uit een verdrag ontstaan. Soms wordt ze aangevraagd door een zwakken Staat, die er zich rekenschap van geeft dat hij onmogelijk zijn onafhankelijkheid kan verdedigen met eigen middelen, en dus uit eigen beweging afstand doet van het recht om oorlog te voeren, zich stellende onder de bescherming van beter gewapende Mogendheden, die belang hebben bij de handhaving van zijn bestaan. Do neutrale Staat ontzegt zich dus elke gebiedsvergrooting en elke staatkundige ambitie; tot dien prijs verzekert hij zich zijn veiligheid. Soms ook is de neutraliteit een last, die in het algemeen belang wordt opgelegd aan een Staat die, wegens zijn geographische ligging, een barrière kan vormen tusschen de naburige Mogendheden. In dat geval is hoofdzakehjk haar doel, aan de wereld de weldaden van den vrede te verzekeren, daar zij, door een juridische hindernis, botsingen en naijver voorkomt tusschen Staten, die in de verleiding zouden kunnen komen, in den maalstroom hunner politieke of militaire handelingen de zwakkere natie, waar hun begeerten naar uitgaan, mee te sleepen; zij scheidt ze door een onschendbare zöne, door een soort Bufferstaat. Het Koninkrijk België en het Groot-Hertogdom Luxemburg zijn neutrale Staten. * De neutraliteit van België. Voor België loopt die neutraliteit terug tot de gebeurtenissen van 1830: zij was het gevolg van, en de voorwaarde tot, de erkenning zijner onafhankelijkheid. In 1815 waren de Verbonden Mogendheden er vooral op uit, voorzorgsmaatregelen te nemen tegen de eerzuchtige droomen, die zij aan het overwonnen Frankrijk toeschreven. Het Congres van Weenen had de oude Belgische provinciën verklaard „tot vacante gebieden," die deel uitmaakten van het Fransche Keizerrijk, en daar die provinciën niemand toebehoorden, had het gemeend ze met Holland te kunnen vereenigen, om een nieuw Koninkrijk, het Koninkrijk der Nederlanden, te vormen, dat, naar het scheen, voldoende macht zou hebben, om eventuëel aan onze legers weerstand te kunnen bieden. En de geallieerden volmaakten het dus begonnen verdedigingswerk door den 15en November 1818 met de Nederlanden het zoogenaamde vestingstractaat te teekenen, krachtens hetwelk een zeker aantal vestingen van de Nederlanden Engelsche en Pruisische garnizoenen moesten opnemen, zoodra de casus .foederis tegen Frankrijk verklaard zou zijn; in werkelijkheid was het een terugkeer tot het systeem, dat voor het eerst in toepassing was gebracht bij het Barrière-tractaat van 1715, hetwelk toen reeds aan Holland het recht toegekend had om eenige grenssteden, behoorende bij België, destijds nog onder Oostenryksche heerschappij staande, met militaire bezettingen te beleggen, om eventueel tegen een Franschen inval beschermd te zjjn. Al deze voorzorgsmaatregelen hebben door de Revolutie van 1830 schipbreuk geleden. De afkondiging der Belgische onafhankelijkheid bewees de broosheid van de door het Weensche Congres opgerichte barrière. Tevergeefs deed de Koning der Nederlanden een beroep op Europa om ze weder in het leven te roepen en om de integriteit van zijn Koninkrijk weder hersteld te zien. Een conferentie der vijf groote Mogendheden (Oostenrijk, Frankrijk, Groot-Brittanië, Pruisen en Rusland) die den Uen November 1830 te Londen belegd was, meende niet te kunnen ingaan tegen de kracht der gebeurtenissen en de verlangens van het volk, noch te moeten terugkomen op een voldongen feit. Den 20en December verklaarde zij het Koninkrijk der Nederlanden ontbonden en machtigde het voorloopig Bestuur om afgevaardigden naar Londen te zenden. Het protocol van denzelfden dag voegde er aan toe dat: „de Conferentie de nieuwe regelingen die het meest geëigend waren om de toekomstige onafhankelijkheid van België met de belangen en de veiligheid der overige mogendheden en het Europeesche evenwicht overeen te brengen, zou bespreken en behandelen". De aldus afgekondigde regeling, die tegehjk de onafhankelijkheid van België, de veiligheid van de overige Mogendheden en de handhaving van het Europeesche evenwicht moest waarborgen, liep uit op de afkondiging van de permanente neutraliteit van dien Staat. Daar men er van af moest zien om België, vereenigd met de Nederlanden, tot één Koninkrijk te maken krachtig genoeg om zichzelf te verdedigen, nam de Conferentie haar toevlucht tot het procédé, dat in 1815 Europa reeds gediend had om Zwitserland aan den invloed van zqn buurstaten te onttrekken en om aan toekomstige verover- aars alle invalswegen, die er door loopen, af te sluiten. Het protocol van den 20en Januari 1831, dat de grondslagen voor de scheiding Van België en Holland heeft vastgelegd, was in zijn 5e artikel als volgt samengevat: „België zal een permanent neutralen Staat vormen. De vijf Mogendheden waarborgen hem deze voortdurende neutraliteit, evenals de onschendbaarheid van zijn grondgebied. „Dit protocol werd eenigen tijd later bevestigd, eerst door het verdrag van 26 Juni 1831, bekend onder den naam van het Tractaat der 18 artikelen, daarna door het verdrag van 15 October daaraanvolgende, het zoogenaamde Tractaat der 24 artikelen, waarmee het nieuwe koninkrijk België een maand later instemde (15 November 1831) en waarvan het 9e artikel nogmaals zijn voortdurende neutraliteit bevestigt. Een toegevoegd artikel, het 25e, geeft België de verzekering dat de Hoven van Oostenrijk, Prankryk, Groot-Brittanië, Pruisen en Rusland een en ander waarborgen. Al deze overeenkomsten zijn vernieuwd, uitgebreid en juister geformuleerd bij de verdragen van 19 April 1839. * * * De neutraliteit van Luxemburg. Het Groot-Hertogdom Luxemburg bevindt zich, wat zijn neutraliteit betreft, in een soortgelijke positie als België. Na de ontbinding van den Duitschen bond, waarmee de verdragen van Weenen het hadden verbonden, en het falen van de onderhandelingen die ten doel hadden, het bij het Fransche Keizerrijk in te lijven, riep het Engelsche kabinet -in 1867 te Londen een Conferentie bijeen, om de internationale verhouding van dat landje te regelen. Aan deze Conferentie namen, met de vijf bovengenoemde Mogendheden deel: Italië, dat groote Mogendheid was geworden, en België zelf; het resultaat van haar bemoeiingen was het Verdrag van 11 Mei 1867. Het verdrag van Londen heeft Luxemburg, terwijl de persoonlijke band tusschen dat landje en de Nederlanden geheel gehandhaafd bleef, onder den gemeenschappelijken schepter van het Huis van Oranje-Nassau, en terwijl het geheel de douanebetrekkingen met de Duitsche „Zollverein" liet bestaan, op verzoek van Pruisen zelf l) tot een voortdurend neutralen Staat gemaakt, onder den waarborg van Europa. Artikel 2 van dit verdrag drukt zich aldus uit: „Het Groot-Hertogdom Luxemburg zal voortaan een permanent neutralen Staat vormen. Het zal gehouden zijn diezelfde neutraliteit te handhaven tegenover alle andere Staten. De Hooge contracteerende Partijen verbinden zich om het beginsel der neutraliteit, vastgesteld in dit artikel, te eerbiedigen. Dit beginsel is en blijft geplaatst onder de bescherming van den gezamenlijken waarborg der Mogendheden die dit Tractaat onderteekenen, met uitzondering van België, dat zelf een neutrale Staat is". l) Verklaring van Graaf Bismarck op den Rijksdag van Noord-Duitschland, in de zitting va>» 27 September 1887: „In ruil voor de vesting Luxemburg hebben wij een compensatie verkregen bestaande in de neutraliseering van het land en in een waarborg, die zal gehandhaafd bltfven — ik behoud die overtuiging, ondanks alle praatjes — ten dage der groote beslissing. Uit een militair oogpunt, is deze waarborg voor ons een voldoende compensatie voor ons afstand-doen van het recht van bezetting." Zoo is nog heden ten dage de rechtstoestand van het Groot-Hertogdom Luxemburg. De Heer Eyschen, zijn eerste afgevaardigde ter Conferentie van den Haag, heeft het formeel verklaard in de zitting van 6 Juni 1899, en van die verklaring is goede nota genomen. De Luxemburgsche neutraliteit is, evenals de Belgische, door de Mogendheden gewaarborgd. De Mogendheden, Pruisen in het bijzonder, hebben zich verbonden, om niet alleen zelf de zóó afgekondigde neutraliteit te eerbiedigen, maar bovendien om ze te doen eerbiedigen door anderen. Daar kon verschil van meening bestaan over de vraag hoever die verplichtingen, die deze waarborg, zoowel individueel als collectief, uit den aard der zaak meebrengt, zich zouden moeten uitstrekken in geval de onzijdige Staat aangevallen werd, maar nooit is de verplichting voor de waarborgende partijen in twijfel getrokken, zelf niets te ondernemen tegen de rechten die zij beloofd hebben te zullen verdedigen. IL Duitschland, waarborg voor dc Belgische en Luxemburgsche neutraliteit, miskent zijn internationale verbintenissen* Terwijl nu die verplichting op zoodanige wijze voor de gansche wereld was aangegaan, en door plechtige verdragen bekrachtigd, heeft het Duitsche Rijk ze met voeten getreden. Schending van de neutraliteit van Luxemburg door Duitschland (2 Augustus 1914). Reeds den 2en Augustus 1914, nog vóór dat de oorlog aan Frankrijk verklaard was, was de Luxemburgsche bodem door de Duitsche troepen betreden; zonder dat eenige voorafgaande waarschuwing, zonder dat eenig ultimatum aan het Groot Hertogelijk Gouvernement gericht was; geen voorwendsel zelfs werd aangevoerd ter verklaring van een aanval, waarvan de opeenstapeling van talrijke legers aan de grens, zoowel als de aanleg der kampen te Elsenborn en te Wasserliesch, en de plannen met het oog op de spoorwegen, duidelijk genoeg bewezen, dat hij reeds lang van te voren was beraamd en voorbereid. Beroofd van zijn vestingen, gesloopt bij het verdrag van 1867, bevond het Groot Hertogdom Luxemburg zich in de onmogelijkheid zijn verdediging ter hand te nemen ; het kon slechts protesteeren. Ziehier in welke bewoordingen Paul Eyschen, minister van Staat, President van het Gouvernement, de kabinetten van de waarborgende Mogendheden als getuigen heeft ingeroepen van het geweld, dat zyn land was aangedaan: x) „Ik heb de eer de volgende feiten ter kennis van Uwe Excellentie te brengen: Den 2den Augustus, in den vroegen Zondagmorgen, zijn Duitsche troepen, volgens inlichtingen die op dit tijdstip ter kennis van het Groot-Hertogelijk Gouvernement ge- i) „Men kan het Groot-Hertogdom er geenszins verantwoordelijk voor stellen, wanneer het een eventueelen aanval op zijn bestaan niet afslaat, daar men zulks onmogelijk heeft gemaakt; men kan slechts eischen, dat het niet met eenigen aanvaller één lijn trekke, van een mogelijke overrompeling kennis geve en er tegen protesteere". E. Servais, Le GrandDuché de Luxembourg et le traité de Lendres du 11 Mai 1867. Pag. 175. bracht zijn, het Luxemburgsche grondgebied binnengedrong over de bruggen van Wasserbillig en Remich, zich vooral bewegende in de richting van het zuidelijk deel des lands en de stad Luxemburg, de hoofdstad van het Groot-Hertogdom. Een aantal gepantserde treinen, met troepen en munitie, hebben den spoorweg van Wasserbillig naar Luxemburg genomen, waar men ze elk oogenblik verwacht. Deze feiten zijn dus handelingen regelrecht in strijd met de neutraliteit van het Groot-Hertogdom, gewaarborgd bij het Verdrag van Londen van 1867, Het Luxemburgsche Gouvernement heeft niet nagelaten krachtig te protesteeren tegen dezen aanval bij de vertegenwoordigers van Z. M. den Keizer van Duitschland te Luxemburg. Men gelijk protest zal telegraphisch overgebracht worden aan den Staatssecretaris van Buitenlandsche Zaken te Berlijn." Luxemburg, 2 Augustus 1914. EYSCHEN, Minister van Staat. President van het Gouvernement. Eenige weken later, den lOden November, greep de Groot-Hertogin van Luxemburg de gelegenheid van de opening der Parlementszitting aan, om opnieuw, in tragischeenvoudige bewoordingen, de geschonden rechten van haar vaderland te poneeren. „De neutraliteit van Luxemburg is geschonden. IK en Mijn Gouvernement hebben dadehjk geprotesteerd en de waarborgende Mogendheden van het verdrag van Londen van onzen toestand verwittigd. Onze rechten zijn geschonden, maar zullen gehandhaafd blijven. Luxemburg beschouwt zichzelf geenszins als ontheven van zijn neutraliteits-verplichtingen, en zal ze ook in de toekomst loyaal nakomen. Ons protest blijft ongerept. De bevolking heeft zich correct en tactvol gedragen tegenover de troepen die door ons grondgebied getrokken zijn. Ik betuig er haar Myn dank voor. Men zal ons nooit kunnen verwyten, vrijwillig in onze internationale verplichtingen te kort te zijn geschoten. Tot op den laatsten tijd was Luxemburg gelukkig als onafhankelijke Staat en heeft het, zoowel in- als uitwendig, aan al zyn verplichtingen» voldaan. Het heeft bewezen een onafhankelijk bestaan te kunnen leiden en ook waardig te zijn. Het wil en moet voortleven." * * * Schending van de Belgische neutraliteit door Duitschland (4 Aug. 1914.) De Belgische neutraliteit, afgekondigd en bewaard met de meest nauwgezette waardigheid sinds het onstaanvan dat Koninkrijk in het intenationale leven, zelfs in 1870, toen aan zijn grenzen het kanon van Sedan bulderde, heeft niet meer gewicht in de schaal gelegd dan die van Luxemburg, bij de plannen van een plotseling en onverwacht offensief, sinds lang in Berlijn ontworpen. Toch heeft het Keizerlyk Gouvernement gemeend, Koning Albert de eer te moeten aandoen van een ultimatum, om hem met zijn bedoelingen bekend te maken. Dat historische document is gedateerd 2 Augustus 1914; dien zelfden dag, had de Duitsche Minister te Brussel de meest ondubbelzinnige verzekeringen gegeven betreffende het eerbiedigen der Belgische neutraliteit. ') Het Duitsche Ultimatum (2 Augustus 1914). De nota, om 7 uur 's avonds aan het Ministerie van Buitenlandsche Zaken overhandigd, was aldus geformuleerd: 2) „Het Duitsche Gouvernement heeft betrouwbare berichten ontvangen, volgens welke de Fransche strijdkrachten van plan zouden zijn naar de Maas op te rukken, langs Givet ên Namen; die berichten werpen het volle licht op de bedoelingen van Frankrijk, om over Belgisch grondgebied naar Duitschland te trekken. Het Duitsche Gouvernement moet dus wel vreezen, dat België, ondanks zijn goeden wil, niet in staat zal zyn om met goed gevolg een Fransch opdringen, naar zulk een uitgebreid plan, te keeren, en aldus aan Duitschland voldoende veiligheid tegen bedreiging te verzekeren; het is een gebiedende plicht van zelfbehoud voor Duitschland om dezen aanval van den vijand te voorkomen. Het Duitsche Gouvernement zou het ten zeerste betreuren, wanneer België als een vijandelijke daad beschouwde, dat Duitschland door de maatregelen van zijn vijanden zich genoodzaakt ziet om, ook van zijn kant, het Belgisch grondgebied te schenden. Ten einde alle misverstand te voorkomen, verklaart het Duitsche Gouvernement het volgende: 1° Duitschland bedoeld geen enkele daad van vijandschap tegen België. Wanneer België gedurende den ') Grijsboek, 1914, No. 19. 3) Grijsboek, 1914, bijvoegsel van No. 20. oorlog, die op het punt staat uit te barsten, een vriendschappelijk-neutrale houding tegenover Duitschland wil kan nemen, verbindt het Duitsche Gouvernement, van zijn kant, zich om, by het sluiten van den vrede, de ongereptheid en de onafhankelijkheid van het Koninkrijk in haar geheelen omvang te waarborgen. 2°. Duitschland verbindt zich, onder genoemde voorwaarde, om dadelijk na het sluiten van den vrede, het Belgisch grondgebied te ontruimen. 3°. Indien België een vriendschappelijke houding bewaart, is Duitschland gereed om, in overleg mtët de autoriteiten van het Belgische Gouvernement, tegeli contant geld te koopen wat voor zijn troepen noodzakelijk is, en pm schadeloosstelling te geven voor de in België door de Duitsche troepen eventuëel aangebrachte schade. 4°. Indien België zich tegenover de Duitsche troepen vijandig gedraagt en inzonderheid hun opmarsch moeilijkheden in den weg legt door tegenstand der versterkingen aan de Maas, of door vernieling van wegen, spoorwegen, tunnels of andere kunstwerken, zal Duitschland, tot zijn leedwezen, verplicht zijn België als vijand te beschouwen. In dat geval kan Duitschland geen enkele verplichting op zich nemen tegenover het Koninkrijk, maar moet het de verdere regeling van de onderlinge verhouding d?r beide Staten aan de beslissing der wapenen overlaten. Het Gouvernement koestert de stellige hoop dat deze mogelijkheid niet tot werkelijkheid zal worden, en dat het Belgische Gouvernement de juiste maatregelen zal weten te nemen, om te beletten dat gebeurtenissen, als zooeven vermeld, voorkomen. ' In dat geval zulten de vriendschapsbetrekkingen die de twee naburige Staten verbinden op duurzame wijze gehandhaafd blij ven." Het, antwoord van België (3 Augustus 1SF14). Op deze beleedigende en brutale sommatie- van een van de Mogendheden, die voor zijn neutraliteit borg stonden aan zijn adres, heeft België, eenige uren later, het hier volgende fiere antwoord gegeven *): | „In- zijn nota van 2 Augustus 1914, heeft het Duitsche Gouvernement te kennen gegeven, dat, volgens betrouwbare berichten, de Fransche strijdkrachten het oogmerk hadden om over Givet en Namen naar de Maas op te rukken, en dat België, ondanks zijn goeden wil, niet m staat zou zijn zonder hulp den opmarsch der Pransche troepen te verhinderen. Het Duitsche Gouvernement meent voor de verplichting te staan, dien aanval te voorkomen en het Belgisch grondgebied te schenden. Onder die omstendigheden, stelt Duitschland aan het Gouvernement van den Koning voor om te zijnen opzichte een vriendschappelijke houding aan te nemen en verbindt het zich om, bij het sluiten van den vrede, de ongereptheid van het Koninkrijk en zijn bezittingen in hun vollen omvang te waarborgen. .Daaraan voegt de nota toe, dat, indien België aan den mmh der Duitsche troepen- moeilijkheden in den weg; legt, Duitschland genoodzaakt zal zijn, het als vijand te beSchouw en de verdere regei.Qg ^ ^ beslL T g beMe State* °Ver te Iate» ^n de beslissing der wapenen. J) Grijsboek, 1914, No 19 Deze nota heeft bij het Gouvernement van den Koning een groote en smartelpe verwondering veroorzaakt. De bedoelingen, die zij aan Frankrijk toeschrijft zijn in tegenspraak met de uitdrukkelijke verklaringen die ons in den naam van het Gouvernement der Republiek, den len Augustus, zijn gedaan. Bovendien, wanneer, in tegenstelling met onze verwachting, een schending der Belgische neutraliteit door , Frankrijk zou worden ondernomen, dan zou België al zijn internationale verplichtingen nakomen au zijn leger zou zich tegen den aanvaller te weer stellen niet den krachtigsten tegenstand. De verdragen van 1839, bevestigd door de verdragen van 1870, bekrachtigen de onafhankelijkheid en de neutraliteit van België, onder de waarborg der groote Mogendheden, in het bijzonder van het Gouvernement van Z. M. den Koning van Pruisen. k • ,. . België is steeds trouw gebleven aan zijn internationale verplichtingen; het heeft zijn plicht gedaan in een geest van loyale onpartijdigheid; het heeft geen poging onbeproefd gelaten om zijn neutraliteit te handhaven en te doen eerbiedigen. De inbreuk op zijn onafhankelijkheid, waarmee het Duitsche Gouvernement het bedreigt, zou een besliste schending van het volkerenrecht zijn Geen enkel strategisch belang rechtvaardigt de schending van het recht. Het Belgische Gouvernement zou, wanneer het de gedane voorsteüen aannam, de eer der natte opofferen en tevens zijn verplichtingen tegenover Europa met voeten treden. Zich bewust van de rol die België sedert meer dan tachtig jaar in de beschaving der wereld speelt wetgeH het te gelo ven, dat de Belgische onafhankelijkheid slechts be- waard kan tlijven ten koste van de schending zijner neutraliteit. Indien het in deze hoop bedrogen werd, is het Belgisch Gouvernement vast besloten om, met alle macht, elke inbreuk op zijn recht het hoofd te bieden." Beroep van België op de waarborgende Mogendheden. Zonder het bij dat woord van protest, in naam van het recht, tegen de Duitsche bedreigingen te laten, en terwijl hij zich gereed maakte zijn recht met de w«npn«n ^ —uicoi uc xvuinutr van j-se e-iA nïof- in n-^™>i™ ook een beroep te doen op de tusschenkomst van Frankrijk, Engeland en Rusland, die in samenwerking met Pruisen, de onafhankelijkheid en neutraliteit van zijn land hadden gewaarborgd. Het Engelsche Kabinet had trouwens niet gewacht op dit beroep, om zich te overtuigen van de plannen van Frankrijk en Duitschland, betreffende de neutraliteit van België. Dadelijk na de mobilisatie had Sir Edward Grey in soortgelijke bewoordingen getelegrapheerd naar Parijs en Berlijn, om te weten of zoowel het Fransche als het Duitsche Gouvernement bereid waren, zich, evenals in 1870, te verbinden de neutraliteit van België te eerbiedigen. De door Frankrijk gegeven verzekeringen. Het antwoord van Frankrük was loyaal en klaar: „Het Fransche ^Gouvernement heeft besloten de neutraliteit van België te eerbiedigen, en slechts in het geval dat een andere Mogend, heid die neutraliteit zou schenden, zou Frankrijk zelf zich genoodzaakt zien anders te handelen, om zijn eigen verdediging te verzekeren. *) En Klobubowski, minister i) Telegram van" Sir P. Bertie, gezant van Engeland te Parijs, den Olsten Juli 1914 (Blauwboek 1914, No. 125). -van Frankrijk te Brussel, had reeds in menig onderhoud met Davignon, minister van Büitenlandsche Zaken, officieel dezelfde woorden gesproken. *) De Duitsche dubbelzinnigheid. Geheel anders was de houding van Duitschland. Reeds sedert 1911, door het Belgische Gouvernement aangezocht om in den Rnksdag eenige verklaring af te leggen ter geruststelling der publieke opinie, door het Hollandsche plan, betreffende de forten van Vlissingen eenigszins verontrust, had Von Bethmann-Hollweg zulks geweigerd, onder voorwendsel dat een dergelijke verklaring de militaire situatie van Duitschland tegenover Frankrijk zou ver"^Tirïef, den Sisten Juli 1914 door Davignon, minister van Bu tenlandsche Zaken, gericht aan degezanten des Koning te Berliin Parijs en Londen: „De minister van Frankrnk, die my zo ^n een telegram van het agentschap Havas da; dan Oorlogstoestand in Duitschland afkondigt het zien, heeft m« gezegd: Ik maak van deze gelegenheid gebruik, om U te vei llarfn dat geen inval van Fransche troepen in België zal plaats he^bZ zelfs indien belangrijke strijdkrachten op de grenzen van Uw land waren opgehoopt. Frankrijk wil de verantwoordelykhl Zet op zichtemen, tegenover België, de eerste vyandelijke \Zd 'te verrichten. In dien zin zullen aan de Fransche autoriteiten instructies gegeven worden. Ik heb Klobubowski mijn dank betu.gd voor z«n mede deeling en ik heb gemeend hem te moeten w»zen op het feit, Tt li altÜd het grootste vertrouwen gekoesterd hebben m d loyaliteit" die onze twee naburige Staten aan den^dag legden om hun verbintenissen tegenover ons te houden. Wij hebben dus allen grond te gelooven dat * j^™^ Duitsche Gouvernement dezelfde zal zijn als die van het Uou vernement der Fransche Republiek " .914 door D.,*».-.— ™ \ zwakken, aangezien dat land, zoo het zich aan den Noordkant volkomen veilig wist, al zijn krachten aan de Oostgrens zou gaan aanwenden!). En in Juli 1914, toen de oorlog op handen was, toonde de Staatssecretaris van Buitenlandsche Zaken, Von Jagow, zich evenmin geneigd, om tegenover Engeland de hem gevraagde verbintenis aan te gaan. Zichtbaar in de war, wierp hij de noodzakelijkheid op, vooraf den Keizer en den Rijkskanselier te raadplegen ; en toen Sir Edmond Goschen, gezant van het Vereenigd Koninkrijk te Berlyn, de hoop uitte, dat de verwachte verklaring hem spoedig zou bereiken, ontnam de Duitsche minister hem elke illussie op dat punt, daar hij hem te verstaan gaf dat een antwoord, van welke strekking dan ook, in geval van oorlog het nadeel zou hebben, het Duitsche oorlogsplan gedeeltelijk aan de groote klok te hangen, terwijl hij er aan toevoegde — wat niet Buitenlandsche Zaken, gericht aan de ministers van den Koning te Berlijn, Parijs en Londen: „Ik heb de eer ter Uwer kennis te brengen, dat de minister van Frankrijk mij woordelijk de volgende mededeeling gedaan heeft: „Ik ben gemachtigd te verklaren dat, (in geval van een internationaal conflict), het Gouvernement van de Fransche Kepubliek, overeenkomstig al zijn vroegere verklaringen, de neutraliteit van België zal eerbiedigen. Gesteld dat die neutraliteit niet zou geëerbiedigd worden door een andere Mogendheid, dan zou het Fransche Gouvernement, om zijn eigen verdediging te verzekeren, er misschien toe kunnen komen, zijn houding te wijzigen. Ik heb zijn Excellentie mijn dank betuigd en ik heb er aan toegevoegd, dat wij, van onzen kant, zonder eenige aarzeling alle gewenschte maatregelen genomen hebben om onze onafhankelijkheid en onze grenzen te doen eerbiedigen." (Grysboek 1914, No. 5.) l) Grijsboek 1914, No. 12. waar was - dat België zelf reeds van zijn neutraal < standpunt was afgeweken, door beslag te leggen op een lading koren, bestemd voor Duitschland. *) Engelsch ultimatum en Engelsch-Duitsche besprekingen. Het Poreign Office wist van af dat oogenblik waaraan het zich had te houden; elke nieuwe diplomatieke interventie was tot falen gedoemd; en met volkomen kennis van zaken, in het volle bewustzijn van de verplichtingen die haar door haar eer en den eerbied voor het gegeven woord waren opgelegd, gaf de Regeering van Koning George, verwittigd van den inval der Duitsche troepen in België zijn vasten wil te kennen, alle krachten van het Rijk te stellen in den dienst van het zoo onrechtvaardig aangevallen volk. Een ultimatum dat onmiddellijk ant. woord eischte, met de verzekering dat de neutraliteit van België door Duitschland zou geëerbiedigd worden, werd den 4en Augustus door Sir Edmond Goschen aan het Keizerlük Bureau van Buitenlandsche Zaken ter hand gesteld. 2) "ly^elegram van Sir E. Goschen aan Sir Edward Grey, van don 31sten Juli 1914. {Blauwboek, 1914, No. 122.) 2) Telegram van Sir Edward Grey aan Sir E Goschen, 4 Augustus 1914: «Wij vernemen dat Duitschland aan den Belgischen minister van Buitenlandsche Zaken een nota gericht heeft, verklarende dat het Duitsche Gouvernement verplicht zal zijn om, desnoods met kracht van wapenen, die maatregelen ten uitvoer te brengen, die het onmisbaar acht. Wü vernemen eveneens dat de neutraliteit van het Belgisch grondgebied bij Gemmerich is geschonden. Onder die omstandigheden, en.gezien het feit dat Duitschland geweigerd heeft ons dezelfde verzekeringen aangaande Tevergeefs had von Jagow getracht, tot op het laatste oogenblik, de Engelsche waakzaamheid te ontwapenen, door zijn verzekering van de eerlijke bedoelingen zijns meesters. • „Gij zult wel zoo goed willen zijn, telegrapheerde hij dien zelfden dag-'s morgens aan den gezant van Duitschland te Londen, om op de meest positieve w\jze de verzekering te herhalen dat, zelfs in het geval van gewapend conflict met België, Duitschland zich verbindt, om onder geen enkel voorwendsel Belgisch grondgebied te annexeeren. De plechtige verbintenis die wij aangegaan hebben ten opzichte van Holland, om streng zijn neutraliteit te eerbiedigen, levert het bewijs van de oprechtheid van bovengenoemde verklaring. Het is indaad duidelijk, dat het ons niet mogelijk zou zijn, eenig voordeel te trekken uit een annexatie van Belgisch grondgebied, zonder ons tegelijkertijd te vergrooten ten koste van Holland. Laat Sir E. Grey goed begrijpen, dat het onmogelijk is voor het Duitsche leger zich bloot te stellen aan een aanval van Frankrijk door België, een aanval die volgens absoluut zekere inlichtingen, door den Franschen België te geven als die, welke Frankrijk verleden week ons gaf op ons verzoek, dat gelijktijdig te Berlijn èn te Parijs werd gedaan, zijn wij verplicht bedoeld verzoek te herhalen, en te eischen dat ons een afdoend antwoord gegeven worde, dat ons hier, heden vóór middernacht, moet bereikt hebben. In het tegengestelde geval, zult gij Uw paspoorten moeten aanvragen en verklaren, dat hét Gouvernement van Zijne Britsche Majesteit zich in de noodzakelijkheid beviadt alle in zijn macht zijnde maatregelen te nemen om de Belgische neutraliteit te beschermen, en een tractaat, dat Duitschland, evenals Engeland, onderteekend heeft, te doen eerbiedigen." (Blauwboek 1914 No. 159.) Generalen Staf onder het'oog is gezien. Duitschland is dus gedwongen om geen rekening te houden met de Belgische neutraliteit: het is voor Duitschland een zaak van leven of dood om de opmarsch van .het Fransche legen te verhinderen." ') Sir E. Goschen heeft in zijn brief aan het ForeignOffice van 8 Augustus 1914 »), de dramatische omstandigheden die de aanbieding van het ultimatum van zijn Gouvernement aan Duitschland omgaven, geschetst; het is een bladzijde geschiedenis... De verrassing, de teleurstelling, die de loyale houding van Engeland aan de Staatslieden te Berlyn veroorzaken, vindt men er zonder opsmuk in uitgedrukt; er zijn woorden gebruikt, die de wereld in stomme verbazing heeft aangehoord en die op de Duitsche eer een onherstelbare schandvlek drukken. „Overeenkomstig de instructies van uw telegram van den 4den dezer, bracht ik denzelfden middag een bezoek bij den Staatssecretaris en vroeg hem, uit naam der Regeering van Z. M. den Koning van Engeland, of het Keizerlijk Gouvernement er zich van onthouden zou, de Belgische neutraliteit te schenden. Von Jagow antwoordde onmiddellijk dat hij tot zijn spijt mij een ontkennend antwoord moest geven, aangezien de Duitsche troepen dienzelfden morgen de grens reeds hadden overschreden en de neutraliteit van België op datzelfde oogenblik reeds geschonden was. Von Jagow trachtte opnieuw de redenen te verklaren welke het Keizerlijk Gouvernement genoopt hadden dien maatregel te nemen, ') Blauwboek 1914, No. 157. *) Blauwboek 1914, No. 160. te weten, dat zij in Frankrijk langs den snelsten en gemakkelijksten weg moesten doordringen, om een goeden voorsprong in hun krijgsverrichtingen te verkrijgen, en dat zij moesten trachten zoo spoedig mogelijk een beslissenden slag te kunnen toebrengen, ff et was voor Duitschland een kwestie van leven en dood; want, indien het de route zuidelijker genomen had, dan zou het, gezien het gebrek aan wegen en de stefkte der forten, niet hebben kunnen hopen door te breken zonder een geweldigen weerstand, die een groot tijdverhes zou veroorzaken, te ontmoeten. Dat tijdverlies zou evenzooveel winst geweest zijn voor de Russen om hun troepen naar de Duitsche grens te brengen. Snel handelen was de hoofdtroef van Duitschland, die van Rusland moest in zijn onuitputtelijken voorraad' soldaten worden gezocht Ik maakte den Heer Von Jagow er opmerkzaam op dat dit voldongen feit, n.1. de schending der Belgische grens zooals hij heel goed wist, den toestand uiterst ernstig' maakte, en vroeg hem of het nog niet mogelijk was een step achterwaarts te doen, en de mogelijkheid van omstandigheden, die zoowel hij als ik zoude betreuren te vermijden. Hij antwoordde dat, om de redenen die'hij mij gegeven had, het voor Duitschland nu onmogelijk was een stap achteruit te doen. Daarna zeide ik, dat ik een bezoek wenschte afteleggen bij den Rijkskanselier, want het zou misschien de laatste maal zijn, dat ik de gelegenheid had hem te bezoeken. Hij verzocht mij zulks te doen. Ik trof den Rijkskanselier in zeer opgewonden toestand. Zijn Excellentie begon dadelijk met een redevoering die ongeveer twintig minuten duurde. Hij zeide dat de maatregel door het Engelsche Gouvernement genomen, in hoogé mate verschrikkelijk was: Om een enkel woord „neutraliteit" een woord waarmee men in oorlogstijd zoo vaak geen rekening had gehouden, alleen om een vodje papier, ging Engeland den oorlog verklaren aan een aanverwante natie, die niets liever begeerde dan in vriendschappelijke verhouding met ons te blijven leven. Wat wij gedaan hadden, was onbegrijpelijk; het was, iemand van achteren slaan, op het oogenblik dat hij zijn leven tegen twee aanvallers verdedigt. Hij hield Engeland aansprakelijk voor al de verschrikkelijke gevolgen die er uit konden voortvloeien. Ik protesteerde krachtig tegen deze verklaring, en zeide dat, zooals hijzelf en von Jagow mij aan het verstand hadden willen brengen dat het voor Duitschland, om strategische redenen, een zaak van leven of dood was door België op te rukken en de Belgische neutratiteü te schenden, ik ook, op mijn beurt, hem-duidelijk wilde maken,dat het, om zoo te zeggen een kwestie van leven of dood voor de eer van Engeland was, zijn plechtige verbintenis te houden. Die verbintenis hield in, om al het mogelijke te doen ten einde de neutraliteü van België te verdedigen, zoo dat land werd aangevallen. Wanneer dit plechtige verdrag niet gehandhaafd bleef, welk vertrouwen kon men dan m de toekomst in de verbintenissendoor Engeland aangegaan, stellen? De Rijkskanselier hernam: maar tot welken prijs zou dat verdrag gehandhaafd worden ? Heeft de Britsche Regeering daaraan gedacht? Ik gaf hem zoo duidelijk mogelijk te verstaan, dat de vrees voor de gevolgen geenszins beschouwd kon worden als een excuus voor het breken van plechtige verbintenissen; maar hij was zoo opgewonden, zoo in de war blijkbaar door het bericht van onze houding en zoo weinig gestemd om naar rede te luisteren, dat ik my wachtte olie op het vuur te werpen, door langer te redetwisten . . . . ." Oorlogsverklaring van Engeland aan het Duitsehe Rijk (4 Augustus 1914). Engeland zou spoedig zijn woorden in daden omzetten. Den 5en Augustus om kwart over twaalven 's nachts werd de volgende officiëele nota te Londen gepubliceerd:' „Ten gevolge van de besliste weigering der Duitsche Regeering om een bevredigend antwoord te geven op het verzoek van Zijner Majesteits Gouvernement, verzekering eischende dat de Belgische neutraliteit zou worden geëerbiedigd, heeft Zijner Majesteits gezant zijn paspoort ontvangen en heeft Zijner Majesteits Regeering aan . het Duitsche Gouvernement verklaard, dat de oorlogstoestand tusschen Engeland en Duitschland bestond, te rekenen vanaf 4 Augustus, des avonds 11 uur". De Drievoudige Entente in actie. Frankrijk, waaraan het Duitsche Rijk den oorlog verklaard had, eenige uren te voren, onder het nietigste en leugenachtigste voorwendsel en het verraderlijk aangevallen België, konden dus in hun weerstand tegen den aanvaller rekenen op den onvoor^ waardelijken steun van Engeland. En gedurende verscheidene maanden kampen de geallieerde soldaten vereenigd in een onlosmakelijk wapenverbond, dapper op' de slagvelden in het Noorden, aan den Duitschen vloed het bolwerk van hun lichamen en hun wil om te overwinnen in den weg stellende, terwyl in het Oosten, aan de grens van Oost-Pruisen, Posnanië en Silezië, het gedruisch van de aanstaande overstrooming zich laat hooren. * * 8» HL Vergeefsche pogingen cn ijdele verontschuldigingen van Duitschland om zich te onttrekken aan de algemeene verontwaardiging* De schending van België's neutraliteit door de Keizerlijke troepen, met minachting van de plechtige beloften, gewaarborgd door de handteekening van de voorgangers van Wilhelm II, heeft overal groote verontwaardiging te weeg gebracht. De neutrale Staten, nog op hun hoede tegen de Duitsche „cultuur", hebben zich in hun eigen veiligheid bedreigd gevoeld voor het geval Duitschland mocht overwinnen, wat de ondergang der beschaving zou zijn Een kreet van verontwaardiging ging aan alle zijden op en de wreede behandeling van „het kleine volk met eek groote ziel", *) de verwoesting en meedoogenlooze plundering van zijn ontwapende steden, de vernieling der beroemde gedenkteekenen van zijn geschiedenis en zijn geloof de in koelen bloede bevolen terechtstelling van zoovéél weerlooze inwoners, wier eenige misdaad hun geloof aan de heiligheid van verdragen was, hebben voor de zaak der geallieerden de meest waardevolle en belangeloos' sympathieën verworven. Die zaak vertoont zich voortaan aan allen, als de strijd van het recht tegen het barbarisme, van vrijheid en onafhankelijkheid tegen een onzinnigen droom van wereldheerschappij. Zeker van zijn kracht, vertrouwend op het succes van den plotselingen aanval dien hij tegen Frankrijk beraamde, ~r7~Htnri Bergson, ter Academie der moreele en politieke wetenschappen (zitting van 8 Augustus 1914). was het Duitsche Gouvernement er verre van verwjjderd zulk een uitbarsting der openbare meening te voorzien. Tevergeefs trachtte het nog, na den val van Luik, den heldhaftigen weerstand van de Belgen te stuiten door nieuwe beloften. > Vredesvoorstellen aan België, Den 9den Augustus ontving de Belgische minister te den Haag mcdedeeling van het volgende officiëele document,, onmiddellijk doorgezonden naar de Koninklijke Regeering: „De vesting Luik is stormenderhand genomen na een moedige verdediging. Het Duitsche Gouvernement betreurt ten zeerste dat het, ten gevolge van de houding van het Belgische Gouvernement tegenover Duitschland, tot bloedige botsingen is gekomen. Duitschland komt nïet als vijand in België. Slechts door de gebeurtenissen heeft het, wegens de militaire maatregelen van Frankrijk, hét ernstige besluit moeten nemen in België binnen te dringen, en Luik als steunpunt voor zijn verdere militaire operaties moeten bezetten. Nadat het Belgische leger, door zijn heldhaftigen tegenstand tegen een groote overmacht, de eer van zyn wapenen op de schitterendste wijze heeft gehandhaafd, verzoekt het Duitsche Gouvernement Z. M. den Koning en de Belgische Regeering om België de verdere verschrikkingen van den oorlog te besparen. Het Duitsche Gouvernement is bereid tot elke overeenkomst met België, zoo het slechts vereenigbaar is met zijn strijd tegen Frankryk. Duitschland verzekert nogmaals plechtig, dat het zich niet heeft laten leiden door het voornemen zich het Belgisch grondgebied toe te eigenen, en dat het van zulk een plan zelfs ver verwijderd is. Duitschland is nog altijd bereid om België te ontruimen, zoodra de oorlogstoestand zulks toelaat Het antwoord van België op die huichelachtige verzekeringen laat zich raden. Het Gouvernement van Albert I was nu voldoende onderricht om tajveten wat Duitsche vriendschap waard is en wat Duitsche beloften beteekenen. Een verachtelijke weigering was het antwoord op de zonderlinge voorslagen van Berlijn afkomstig: „Het voorstel dat het Gouvernement ons doet, is een herhaling van het voorstel in het ultimatum van den 2den Augustus geformuleerd. Trouw aan zijn internationale verplichtingen, kan België zijn antwoord op dat ultimatum slechts herhalen, en dat' zooveel te meer daar, sedert den 3den Augustus, zijn neutraliteit geschonden is, en een droeve oorlog op zijn grondgebied is overgebracht, terwijl de Mogendheden die zijn neutraliteit waarborgden op loyale wijze onmiddellijk geantwoord hebben op het beroep dat op haar werd gedaan." 2) Er van afziende om België tot den berustenden medeplichtige van zijn begeerlijkheden te maken, is Duitschland toch niet teruggediensd voor de onmogelijke taak, ! den beganen aanval te rechtvaardigen; het heeft getracht de publieke opinie op een dwaalspoor te brengen, en ») Grijsboek 1914, Nrs 62 en 70. ») Telegram, den 12 Augustus 1914 door Davignon, minister van Buitenlandsche Zaken, aan baron Fallon, gezant van den Koning te den Haag, gericht. {Grijsboek 1914, No. 71). daarvoor heeft het een beroep gedaan op de verbeelding van zijn journalisten en zijn staatslieden; het heeft het fijne vernuft van zijne doctoren aan het werk gezet; het heeft zijn intellectueelen gemobiliseerd. * * * Beschuldiging tegen Frankrijk. Reeds in den tekst der oorlogsverklaring zelf, die de Heer v. Schoen den derden Augustus aan den quai d' Orsay (ministerie van Buitenlandsche Zaken) had gebracht, had hij voorgewend, op Frankrijk de verantwoordelijkheid voor de schending der Belgische neutraliteit te doen neerkomen: „ Verscheiden Fransche militaire vliegers, zoó stond in dat historische document vermeld, hebben klaarblijkelijk de neutraliteit van België geschonden, door over het grondgebied van dat land heen te vliegen." x) Viviani, minister van Buitenlandsche Zaken der Republiek, was niet in gebreke gebleven, een 'formeele loochening daartegenover te stellen. 2) Maar, al zou de aanklacht gegrond geweest zijn, dan nog zouden de gemelde luchtaanvallen geen schending der Belgische neutraliteit hebben kunnen beteekenen, om deze beslissende reden, dat de oorlogstoestand op den 3den Augustus nog niet bestond tusschen zijn naburen. Heeft Frankrijk ooit een vijandelijkheid gezien in de landing van een Zeppelin en verschillende Duitsche militaire vliegmachines op onzen bodem, in de loop der laatste jaren ? In vredestijd, hebben dergelijke gebeurtenissen geen ander gewicht dan de belang- 1) _GeeU>oek 1914, No. 147. 2) Geelboek 1914, No. 148. ^H*"Z hebbenden eraan believen te geven, en de diplomatie is daar om te beletten dat zij op een conflict uitloopen. Welnu, het Belgische Gouvernement schjjnt geen enkel protest geformuleerd te hebben tegen een z.g. schending van zijn grenzen door onze vliegeniers. We kunnen dus die legende ter zijde leggen, evenals die andere die, op het woord van ooggetuigen, de stad Brussel sedert Juli door Fransche regimenten laat bezetten. De Duitsche gezant in België zou in ernstige mate te kort geschoten zijn inde vervulling van zijn ambt, zoo hij de zonderlinge aanwezigheid van vreemde soldaten in zijn standplaats niet had gemeld aan zijn Regeering. En hij heeft er zich wel voor gewacht, een dergelijk verzinsel voor zijn rekening te nemen. "Die vliegeniers en denkbeeldige soldaten behoorden zeker tot hetzelfde korps als die Fransche officieren, vermomd als automobilisten, waarvan generaal von Emmich, opperbevelhebber van het Maasleger, reeds den 4den Augustus in zijn proclamatie aan het door zijn troepen bezette België vermeldt, dat zij neutraal grondgebied passeerden aan den kant der Duitsche grens. *) Frankrijk was Duitschland dus niet voorgegaan in de schending der Belgische neutraliteit. Geen enkel feit, ernstig gecontroleerd, kon het ten laste worden gelegd: *) Proclamatie van generaal von Emmich, opperbevelhebber van het Maasleger, verspreid bij de komst der Duitsche troepen in België. „Slechts tot mijn grooten spijt zijn de Duitsche troepen genoodzaakt de Belgische grens over te trekken. Zij handelen onder den dwang eener onvermijdelijke noodzakelijkheid, daar de Belgische neutraliteit reeds geschonden is door Fransche officieren, die, vermomd, het Belgische grondgebied in een automobiel hebben doorreisd, om door te dringen in Duitschland. zijn vijanden zelf moeten het erkennen. Zij geven er dan ook de voorkeur aan, ten einde hun handelingen te wettigen, om huu toevlucht te nemen tot het meer gedienstige terrein der „plannen"; zij aarzelen niet de voornemens van den Franschen generalen Staf in staat van beschuldiging te stellen. Weliswaar hadden de Fransche legers de grens van België nog 'niet bereikt op den dag Van het Duitsche ultimatum, maar ze zouden geen bezwaar hebben gemaakt haar te schenden; ze waren van plan ze over te trekken, en ze zouden het stellig hebben gedaan, als men hun er maar den tijd toe gelaten had. Kan men het Duitschland kwalijk nemen, dat het gewonnen heeft in een wedstrijd Waar het om snelheid ging, en waarbij het bestaan van het Keizerrijk op het spel stond ? Dat is de eenige reden door het Gouvernementm van Berlijn, in zijn nota aan België gegeven, om de komende bezetting van zijn grondgebied te verklaren. Het is alleen gegrond op „de vaste berichten volgens welke de Fransche strijdmachten het plan hadden, over Givet en Namen naar de Maas op te rukken, en die geen twijfel lieten omtrent het plan van Frankrijk om over Belgisch grondgebied naar Duitschland te trekken". !) Het antwoord op die gewaagde bewering is gemakkelijk. Indien Frankrijk zulk een'aanslag, waarvan het Keizerlijk Gouvernement, het naar zijn eigen maatstaf beoordeelende, het misdadig plan heeft durven toeschrijven aan zijn tegenstander, voorbereid had, zou het zich dan enkele dagen te voren tegenover de kabinetten van Londen en Brussel bij vernieuwing hebben verbonden, l) Grijsboek 1914 bijvoegsel van No. 20. 4 trouw te Wijven aan het verdrag, dat, met zijn en met Pruisen's onderteekening, de neutraliteit van het Koninkrijk België had gewaarborgd, en zou het aldus zijn meineed onderstreept hebben? Welk belang zou Frankrijk er bovendien bij gehad hebben om den inval en den oorlog op het Belgische grondgebied over te brengen, zonder ertoe uttgedaagd te zijn? Zijn Oostgrens was, volgens de bekentenis van het Keizerlijk Gouvernement zelf, geweldig gewapend, bezaaid met oninneembare versterkingen, waar het in volkomen veiligheid, zooals de gebeürtenissen bewezen hebben, de aanvallen van den vijand kon afwaehten en zijn militaire kracht breken, alvorens het offensief op te 'vatten, dat voor de overwinning beslissend moet zijn. En men behoeft geen erkend straateeg te zijn, om He dwaasheid te doorzien van het plan, dat de bescherming van onze forten zou hebben prijsgegeven, om" een land, rechtmatig tegen ons in opstand gekomen, door te trekken, en een leger waarvan onze aanvoerders de waarde kenden, te trotseéren, alvorens de Duitsche, bij den Rijn verzamelde, troepen aan te vallen. Alles bewijst dat onze legers zich erop voorbereidden, in het Fransch gebleven Lotharingen den stoot op te vangen. Vergeefs hadden de beroemdste Duitsche militaire schrijvers de waarschuwingen aan het adres van Frankrijk vermenigvuldigd, door in hun boeken over den aanstaanden oorlog aan te kondigen, dat in België het eerste oorlogstooneel zou zijn. Vergeefs hadden de concentratie-kampen, opgericht aan de poorten van België, en ontelbare spoorwegen uit strategisch oogpunt aangelegd, op den grond zelf de Duitsche bedreiging gegrift. Ondanks alles vertrouwend op de loyaliteit van onze tegenstanders, overtuigd, evenals de eerbiedwaardige Beernaert, die juist bijtijds gestorven is om den val en de verwoesting van zijn land niet meer te aanschouwen, dat „België niet aangevallen kon worden" ') hadden onze militaire leiders zich er toe bepaald om op de Noordgrens, die geheel van vestingen was ontbloot, de meest onmisbare maatregelen te treffen terwijl zij al hun inspanning bewaarden en hun besté troepen samenbrachten voor krijgsverrichtingen aan de grenzen van den Elzas. En juist de noodzakelijkheid om ons voorloopig operatieplan te wijzigen en in allerijl terug te keeren om België te hulp te snellen, verklaart de eerste tegenslagen van den veldtocht in Vlaanderen, die te danken zijn aande verpletterende overmacht van het Duitsche leger daar ter plaatse. De terugtocht van het Fransche leger naar de Marne, gekroond door de schitterende overwinning van generaal Joffre, heeft geen andere reden. * * ') Ziehier de woorden, door dien «^stekenden Belgischen Staatsman, den 6 Juni 1899, in de commissie van de Haagsche Conferentie, naar aanleiding van de regels der militaire bezetting uitgesproken : „Wat België betreft, het verkeert, zooals ge weet, in een bijzonder geval. Het is neutraal, en zijn neutraliteit wordt gewaarborgd door de groote Mogendheden en in het bijzonder door onze machtige naburen. Wij kunnen dus niet aangevallen worden." De Heer Beernaert geloofde dus nog aan de waarde van verdragen, zooals mijn beroemde Confrater de Heer Louis Renault niet zonder weemoed constateerde m de openbare jaarlijksche zitting der vijf Academies, den 6en October 1914. Beschuldigingen tegen België en Engeland. De stelling van z.g. Fransche voornemens die de pre ventieve schending van de Belgische neutraliteit door Duitschland rechtvaardigen moet, is dus al bijzonder zwak. De verdedigers van de Duitsche „Cultuur" en van de Duitsche eer hebben dan ook getraeht haar te versterken door op het ongelukkige België de verantwoordelijkheid voor den aanslag, waarvan het het slachtoffer is, af te schuiven. Zij hebben voorgewend dat er verscheidene jaren geleden een overeenkomst tegen Duitschland was getroffen tusschen België, dat de plichten zijner neutraliteit vergat, en Engeland, de waarborg voor die neutraliteit; en ze hebben het bewijs van die immoreele medeplichtigheid gezocht in de militaire archieven, in beslag genomen en onderzocht - door den Duitschen Generalen Staf na de bezetting van Brussel. Zij hébben, op grond van documenten aan die archieven ontleend en door de Pers aan gene zijde van den Rijn photographisch weergegeven, verzekerd, dat een plan van samenwerking in geval van oorlog, sedert 1906, door den Belgischen minister van Oorlog en den Engelschen militairen attaché was ontworpen. Bijgevolg heeft het verraderlijke volk slechts de rechtmatige straf voor zijn trouweloosheid ontvangen. Zijn verwoeste bodem, zijn vernietigde steden, zijn verbrande monumenten, zijn gefusilleerde of verbannen inwoners, zullen België leeren wat eerbied beteekent voor verdragen die het juist zou gaan schenden, en waarvan het eerlijke Duitschland, tegen wil en dank, zich tot bewaker en wreker heeft t opgeworpen. Een eerste tegenwerping komt hier onmiddellijk voor derf geest. De Duitschers hebben, op het oogenblik waarop zij den aanslag begingen, de reden van de schending der Belgische neutraliteit zeer luid uitgeroepen. Zij hebben er zich toen toe bepaald, de force majeure voor het geval te bepleiten en de verontschuldiging der noodzakelijkheid aan te wenden; verre van België eenig verwijt te. doen, hebben zij erkend dat het volkenrecht tot zijn nadeel was geschonden door het optreden van Duitschland, dat zelfs beloofde de slachtoffers van zijn aanval schadeloos te stellen. De noodzakelijkheid: dat is het ware motief van den Duitschen inval. Naar dat motief moet deze beoordeeld worden. Straks zal de beteekenis der later te Brussel in beslag genomen documenten naar waarde worden geschat. Maar alvorens tot dat onderzoek over te gaan, zullen wij een onweerlegbaar beginsel vaststellen. Het is natuurlijk, het is wettig, dat een onzijdige Staat, vast besloten zijn verbintenissen na te komen en znn woord in eere te houden, in vredestijd, van te voren, maatregelen neemt, ten einde zijn neutraliteit te verdedigen van welke zijde die ook bedreigd mocht worden, en dat hij, niet tevreden met het vermeerderen van zijn militaire macht, waartoe hij verplicht is, den eventuëelen steun inroept van de waarborgende Mogendheden, wier belangeloosheid in het conflict dat voorbereid wordt, als vaststaande kan worden beschouwd. Dat is een eenvoudige voorzorgsmaatregel. En indien deze voorzorgsmaatregel, door België genomen, den schijn kon hebben meer direct Duitschland te bedoelen, dan is de reden daarvan eenvoudig hierin gelegen, dat de staatslieden van dat Keizerrijk niets gezegd hadden om de vermoeden*, opgewekt door zijn dubbelzinnige houding, te doen verdwijnen, en dat zijn Generale Staf om zjjn plannen geen doekjes wond. x) De neutraliteit zou inderdaad een woord zijn, om de uitdrukking van Von Bethmann — Hollweg over te nemen, indien de kleine naties, waaraan Europa ze opgelegd heeft in het algemeen belang, niet het recht hadden de schending ervan te voorkomen wanneer het nog tijd is, en onbewogen toeschouwers der aanslagen die voorbereid i) Hoe argeloos België was, in weerwil van zijn vrees ten opzichte van Duitschland, bewijst het dagboek van Dr. Mühlon, die d° 1 Nov. 1914 schrijft: „Het geval van België is zoo klaar dat het mij bijna overtollig schijnt nog verdere bewijzen uit mijn eigen ervaring aan te voeren. Doch ik wil hier een paar aanwijzingen geven. Gedurende jaren had België feitelijk al zijn munitie uitsluitend uit Duitschland betrokken, en voor hetgeen het zelf maakte was het afhankelijk van, en in nauwe samenwerking met Duitschland. Bijvoorbeeld de 28 c.M. kanonnen voor de verdediging van Antwerpen werden in Duitschland besteld. Deze kanonnen waren begin 1914 reeds lang gereed, en verlieten de fabriek na eerst betaald te zijn. Maar de versterkingen bij Antwerpen waren nog niet voldoende gevorderd om monteering dezer stukken toe te staan, en de Belgische regeering verzocht de fabriek deze kanonnen voorloopig te bewaren. Om verschillende redenen werd dit ongaarne toegestaan, en de Belgische regeering werd herhaaldelijk aangezocht de kanonnen weg te halen, het laatst nog kort voor den oorlog. Maar zij herhaalde telkens haar verzoek, en bood ten slotte aan staangeld te betalen. Toen de oorlog uitbrak werden deze waardevolle stukken door het Pruisische Ministerie van Oorlog in beslag genomen en gebruikt " F.J.K. worden moesten blijven. De bedreiging geldt alle neutralen; en Zwitserland, de eenige permanent neutrale Staat in Europa wiens grondgebied tot nog toe door de Duitsche legers Werd geëerbiedigd, heeft dat zeer goed gevoeld. x) Een Duitsch blad van het kanton St. Gall, de „Ostschweiz", de Triple Entente in het algemeen weinig gunstig gezind, heeft met kracht aangetoond hoe onaannemelijk de stelling is, die de Duitsche pers, en in het bijzonder de Norddeutsche Zeitung gelieft"te verkondigen; hij eischt luide voor de neutrale Staten het recht op om een defensieve alliantie te kunnen sluiten met het doel, hun neutraliteit te beschermen. „De Staten, wier neutraliteit wordt gewaarborgd door de internationale verdragen, moesten sterk genoeg zijn, om hun nationaliteit met de wapens in de hand te beschermen. Maar dat zal om zoo te zeggen nooit het geval zijn met de kleine neutrale Staten van Europa en daarom moeten wig in beginsel voor eiken neutralen Staat het recht opeischen zich den steun van een derde te verzekeren, wanneer hij uit zekere bron verneemt dat zijn neutraliteit ernstig bedreigd wordt door een zijner buven. Hoe zou het geval in Zwitserland zich kunnen voordoen ? Gesteld dat de Bondsraad uit zekere bron verneemt dat onze buurman X of Y het plan heeft, bij de een of andere gelegenheid onze neutraliteit te schenden en ons grondgebied binnen te dringen. Zouden wij het recht hébben in dat geval een defensief verbond met een andere Mogendheid aan te gaan ? !) Prof. Weiss schreef dat op het oogenbllk toen men in Frankrijk nog algemeen dacht, dat de Duitsche legers ook ©ver Nederlandsch grondgebied waren getogen. F. J. K. Zeer zeker. Wij zijn van meening dat een dergelijke overeenkomst, beoogende de bescherming onzer bedreigde neutraliteit, voortvloeit uit het recht van een Staat op zijn bestaan en uit de zorg voor zijn behoud. Een neutralen Staat dat recht te ontzeggen, zou gelijk staan met hem te vragen zich aan den sterkste, met, handen en voeten gebonden, over te leveren, ook al zou hij het gevaar sedert lang hebben voorzien. Wij beweren dat de neutrale Staten luide dat recht moeten opeischen en het tot het uiterste moeten verdedigen." x) Bovendien wat zeggen die bewuste documenten, zoo geniepig geëxploiteerd ? Zij duiden geenszins op het bestaan van een alliantie, zelfs niet defensief, tusschen Engeland en België. Geen enkele overeenkomst ia er ooit gesloten. Een offieiëel communiqué van de Belgische Legatie in Frankrijk heeft de quaestie tot haar juiste verhouding teruggebracht. De rapporten die de Duitsche autoriteiten in beslag hebben genomen, en waarover zooveel drukte is gemaakt, vermelden eenvoudig eenige gesprekken, verscheidene jaren vóór het huidige conflict tusschen den Chef van den Generalen Staf en den Engelschen militairen attaché gehouden, met het oog op een mogelijke schending van het Belgische grondgebied door een van zijn buren: „Kolonel Barnardiston, militair attaché bij deEngelsche Legatie, heeft zich op het eind van Januari 1906 naar den Chef van het eerste bureau van het Ministerie van Oorlog, generaal Ducarne, begeven l) Le Temps van 4 December 1914. Vgl. ook Geffchen: Die Neutralitat, in het Handbuch des Völkerrechts van Holtzendorf, IV § 136 ; Rivier, Principes du droit des gens No. 141; Nijs, Notes sur la neutralité. Etudes de droit international et de politique. 2e série,, pag. 144. en heeft met hem een onderhoud gehad. Kolonel Bernardiston heeft generaal Ducarne gevraagd of België bereid was zijn neutraliteit te verdedigen. Het antwoord was bevestigend. Hij vroeg vervolgens naar het aantal dagen voor de mobilisatie van ons leger vereischt. — Zij wordt in vier dagen bewerkstelligd, heeft de generaal gezegd. — Hóéveel man kunt gij op de been brengen ? vervolgde de militaire attaché. — De generaal heeft verzekerd dat wij 100.000 man zouden mobiliseeren. — Nadat hij deze inlichtingen verkregen had, heeft Kolonel Barnardiston verklaard, dat in geval' xan een schending onzer neutraliteit door Duitschland, Engeland 100.000 man naar België zou zenden om ons te verdedigen. Hij heeft nog aangedrongen op de vraag of we bereid waren een Duitschen inval het hoofd te bieden. — De Generaal heeft geantwoord dat wij bereid waren ons te verdedigen, met Luik tegen Duitschland, met Namen tegen Frankrijk, met Antwerpen tegen Engeland. — Dit onderhoud is door meerdere gevolgd tusschen den Chef van den Generalen Staf en den militairen attaché, over de maatregelen die Engeland zou nemen om haar waarborgend woord gestand te doen. Met deze studie heeft de Chef van den Generalen Staf slechts zijn meest elementairen plicht gedaan, daar hij de schikkingen die België in staat zouden stellen, alleen of met de hulp der waarborgende Mogendheden, zich tegen een schending van zijn neutraliteit te verzetten, wel onder de oogen moest zien. Den lOen Mei 1906 zond generaal Ducarne aan den Minister van Oorlog een verslag over zijn gesprekken met den Èngelschen militairen attaché. In dit verslag, wordt er tot tweemaal toe mét nadruk op gewezen, dat de zending van de Engelsche hulp naar België sou afhangen van de schending van zijn grondgebied. Bovendien levert een kantteekening van den Minister die, tot overmaat van oneerlijkheid, door de Norddeutsche Zeitung niet vertaald werd, zoodat zij aan de meerderheid der Duitsche lezers moest ontgaan, het onomstootelijke bewijs, dat de komst der Engelschen in België slechts zou plaats hebben na de schending van onze neutraliteit door Duitschland. De geschiedenis heeft voldoende bewezen dat die voorzorgen gegrond waren. Die zeer natuurlijke gesprekken tusschen den Chef van den generalen Staf en den Engelschen militairen attaché bewijzen eenvoudig de ernstige vermoedens van Engeland inzake de schending der Belgische neutraliteit door Duitschland. Waren die vermoedens gewettigd ? Om zich daarvan te overtuigen is het voldoende de werken van de groote Duitsche militaire schrijvers van dien tijd, von Bernhardi, von Schliefenbach, von der Goltz te lezen." ') Wat blijft er, na die gedetailleerde en loyale uitleggingen, nog over van de beschuldiging van dubbelzinnigheid door Duitschland tegen zijn roemrijk slachtoffer ingebracht? Het Belgische Gouvernement heeft gedaan wat het moest doen, om de veiligheid van zijn grondgebied, gewaarborgd door plechtige verdragen, te verzekeren ; het heeft nooit het denkbeeld van een Engelsch offensief aan den Rijn of op de Noordzee opgeworpen, noch zijn medewerking daarbij toegezegd. En zoo noodig zouden we het afdoende bewijs daarvoor nog vinden in een brief den 7 April 1913 door Sir Edward Grey aan den Engelschen Minister te Brussel gericht. Die brief, '•) De Temps van 9 December 1914. die niet opgesteld is omdat de omstandigheden het veréischten, en waarvan de openbaarmaking door het ForeignOffice dezer dagen geautoriseerd is, preciseert zeer openhartig de houding die Engeland voornemens was aan tenemen ten opzichte van België, in geval van een Europeeschen oorlog : „Toen ik heden een onderhoud had met den Belgischen Minister, heb ik hem officieus medegedeeld dat ik kennis gekregen had van een zekere vrees die in België zou zijn ontstaan met het oog op een mogelijke schending der Belgische neutraliteit door Engeland. Ik dacht niet dat zulk een vrees door eenige Engelsche bron kon zijn veroorzaakt. De Belgische Minister heeft mij toen ingelicht omtrent geruchten van Engelschen oorsprong, die hij niet nader kon toelichten, doelende op. de ontscheping van troepen in België door Engeland, om den mogelijken doortocht van Duitsche troepen door dat land naar Frankrijk vóór te zijn. Ik heb daarop gezegd dat ik met zekerheid kon bevestigen, dat het huidige Gouvernement nooit het eerst de Belgische neutraliteit zou schenden, en dat ik niet geloofde dat eenig Engelsch Gouvernement daartoe het initiatief zou nemen, hetgeen de openbare meening nooit zou goedkeuren. Wat wij wel overwogen hadden — en de quaestie was vrij moeilijk — is hetgeen ons als een der waarborgende Mogendheden der Belgische neutraliteit wenschelijk en noodzakelijk zou voorkomen, indien genoemde neutraliteit door een of andere Mogendheid geschonden werd. Indien wij bij voorbeeld het eerst de neutraliteit schonden en troepen in België ontscheepten, dan zou dat Duitschland het recht geven, op gelijke wijze te handelen. Wat wij echter in geval van oorlog voor België, evenals voor elk ander neutraal land, wenschten, was dat de neutraliteit geëerbiedigd werd; en zoolang die dan ook niet door een andere Mogendheid geschonden werd, zouden wij ook stellig geen troepen door zijn grondgebied sturen. Was geteekend E. GREIJ"1). Gevoelende dat de grond hem onder de voeten wegzonk, heeft Von Bethmann-Hollweg getracht het Britsche Gouvernement met zichzelf in tegenspraak te brengen. Indien Engeland oprechte vriendschap voor bedreigde onzijdigheid had gekoesterd, waarom had het dan de verdediging van die van China niet op zich genomen, op onwaardige wijze toch door zijn Japanschen bondgenoot te Kiau-Tsjau geschonden ? Zou het niet aan het Rijk van de Rijzende Zon herinnerd hebben dat Kiau-Tsjau, bezet door Duitschland, nog rechtmatig Chineesch grondgebied was en dat China tot nog toe buiten den Europeeschen oorlog gebleven is ?" s) Een dergelijk argument veroordeelt de zaak die het beweert te helpen. De geheele wereld weet onder welke omstandigheden en door welke middelen Duitschland zich te Kiau-Tsjau gevestigd heeft. De eerbied voor de Chineesche onafhankelijkheid en de Chineesche neutraliteit schijnt bij die onderneming zijn minste zorg te zijn geweest. Wat het met geweld veroverd heeft, is hem met geweld ontrukt. En de Europeesche toeschouwers !) De Tempé van 9 December 1914. 2) Rede van den Rijkskanselier in den Rijksdag, zitting van 2 December 1914. van dien juisten keer, die de zaken genomen hebben, zouden zich moeten verontwaardigen, de inbezitname bevestigen en bekrachtigen, en dat uit naam van den Staat dien het beroofd heeft ?! De neutraliteit van dien Staat zou zijn huichelachtige overwinning bemantelen ? ! En Engeland zou de plicht hebben, het onder zijn bescherming te nemen tegen zijn eigen bondgenooten ?! Dat beweert de Rijkskanselier; en uit die praemissen besluit hij dat het Britsche Gouvernement niet het recht had zich als de kampioen der Belgische neutraliteit op te werpen ?! Misschien zullen de Duitsche intellectueelen zich tevreden stellen met een redeneering die wij als een uitdaging van het eenvoudige gezond verstand beschouwen. Het schijnt in elk geval niet dat zij, die de woorden van den Kanselier hebben toegejuicht, hem gevraagd hebben den datum en voorwaarden van het verdrag bekend te maken, waarbij Engeland de neutraliteit van China en zijn grondgebied, bezet door den vreemdeling, zou gewaarborgd hebben. Die onbescheiden vraag is niet gesteld; en zij kon niet gesteld worden zonder de kinderachtige rechtvaardiging, die op de Tribune van den Rijksdag was uitgesproken, te niet te doen. Het Britsche Rijk behoeft niet in alle landen der wereld ten voordeele van het vijandelijke Duitschland, den paladijn van in gevaar zijnde onzijdigheden te spelen; het is voldoende, zoo het die, welke het beloofd heeft te beschermen, en voor de verdediging waarvan het zijn eerewoord gegeven heeft, ook inderdaad beschermt. Men moet er dus van afzien, om in de trouwelooze handelingen van Engeland, of in eenige duistere verstand- houding tusschen Engeland en België de verklaring te zoeken van de rampen die over dat edelmoedige land zijn gekomen. Maar men zou de Duitsche wetenschap al zeer slecht kennen, wanneer men vermoedde dat zij in gebreke kon blijven als het er op aan komt de buitensporigheden en de gewelddaden der legers, die tot roeping hebben in het buitenland de weldaden der „cultuur" te verbreiden, te verheerlijken of te verontschuldigen. * He * Het verzet van België tegen den Goddelijken Wil. België staat schuldig tegenover de Godheid, omdat het den inval trachtte te keeren; het heeft vergeten dat het Duitsche volk een uitverkoren volk is, het Koninklijk volk, en dat men den wïl van Jehovah, die de bondgenoot van den Keizer geworden is, de „Duitsche God", ten eenenmale miskent, als men aan' de noodzakelijke uitbreiding van dat volk, aan de vestiging van zijn heerschappij over de geheele wereld, weerstand biedt. Door aan de Duitsche strijdmachten den doortocht door z\jn grondgebied te weigeren, heeft het den Hemelschen toorn over zich ingeroepen, erf heeft het het lot der Amorieten verdiend, die zich ook verzet hadden tegen den doortocht der Israëlieten naar het Beloofde Land, en die de Heere streng en rechtvaardig heeft geslagen: „Israël zond gezanten naar Sihon, den Koning der Amorieten, en Israël zeide tot hem: Wij verzoeken u ons door uw land te laten trekken, totdat wij het onze bereiken. Maar Sihon, Israël niet vertrouwende om het door zijn land te laten trekken, verzamelde zijn gansche volk en zij legerden zich te Jaza en zij streden tegen Israël. En de Heere, de God van Israël, leverde Sihon en zijn gansche volk in de handen van Israël over en Israël versloeg hen en veroverde het gansche land der Amorieten die in dat land woonden. Zij veroverden dan het gansche land der Amorieten van den Arnon tot aan de beek Jabbok en vervolgens de woestijn tot aan den Jordaan. Daarom heeft de Heere, de God van Israël, nu de Amorieten onterfd van voor zijn volk Israël" 1). Is de overeenkomst, door de Duitsche godsdienstige pers2) ontdekt, niet sprekend ? Zij zou nog sprekender zijn, indien het volk Israël de plechtige verbintenis op zich had genomen, de neutraliteit der Amorieten, die nu door hen werd geschonden, te waarborgen of min of meer te eerbiedigen. Maar de Heilige Schrift zegt dit niet, evenmin trouwens als zij de speciale roeping van Duitschland door de Voorzienigheid aanwijst * * * !) Richteren XI : 19—23. Zie ook Numeri XX : 14, 21. 2) Zie de interessante mededeeling van Jacques Flach in de Academie der moreele en politieke wetenschappen, in de zitting van 5 December 1914. 8) Jammer dat ook Protestantsche theologen in Nederland dat onwaarachtig beroep op de Schrift, om het kwaad goed en het goed kwaad te noemen, voor hun rekening hebben genomen. Doch gelukkig ken ik er geen die het zoo bont maakte als de Roomsche //moraaltheologen". Zie mijn laatste uitgave Hugenootsche en Calvinistische stemmen, p. 219, p. 57 en v. v. Zelfs blaadjes die niet beslist pro-Duitsch zijn, vinden toch söat België nog wel wat onder het Germaansche juk mag zuchten om het nog trouwer aan het Vaticaan en de Ultramontaansche politiek te maken ! Duitsche opvatting der neutraliteit. De Duitsche juristen spannen met de theologen eén lijn, om de moedige houding van België en zijn Koning te veroordeelen. Een van hen zet, in de Vossische Zeitung, uiteen, dat het Belgische volk, door op te staan om den aanvaller terug te dringen, de plichten die de neutraliteit hun oplegde, ernstig verzaakt heeft, en zich daardoor zelfs buiten het internationale recht heeft geplaatst. Volgens dien zonderlingen exegeet van het internationale recht, worden de rechten en de plichten der neutralen in twee beginselen samengevat; de onschendbaarheid van hun grondgebied, natuurlijk; maar bovenal de verplichting zich niet te mengen in den strijd, die aan hun grenzen gevoerd wordt. Die twee beginselen hebben echter niet dezelfde kracht. De onschendbaarheid van neutraal grondgebied is „niet absoluut. Het eigendom van den burger is ook onschendbaar; maar een huiseigenaar zou zich natuurlijk niet kunnen verzetten tegen een binnendringen in zijn huis-om er een misdadiger te zoeken of een begin van brand te blusschen. Evenmin mag een neutrale Staat tot geweld van wapenen zijn toevlucht nemen, om te beletten dat een oorlogvoerende partij zijn grenzen overschrijdt voor politieke of militaire „De Belgen, zegt o. a. het Weekblad van den Noordbr. Ohrist. Boerenbond, zijn tegen alle recht van hunne onafhankelijkheid beroofd en ik hoop dat zij die eens terug zullen krijgen ; maar zij moeten eerst nog tien jaren onder den Duitscher zitten. Dan is er kans, dat zij nette, fatsoenlijke, katholieke menschen worden en dan zal de oorlog voor hen een grooten zegen zijn." Zie: Wat de Katholieken te wachten hebben van den invloed van Duitschland, p. 72. F- J- doeleinden. De militaire macht, waarover die neutrale Staat beschikt, kan dus slechts gebruikt worden voor de handhaving van de binnenlandsche orde, óf om een besliste verovering te voorkomen. Het is handelen tegen het volkerenrecht in, er zich van te bedienen x) in geval van een blooten doortocht door zijn land. Is het noödig, een zoo monsterachtige theorie te weerleggen ? Ze bedoelt niets, meer of minder, dan de wegcijfering van de onafhankelijkheid en de souvereiniteit der kleine Staten, om ze aan de Willekeur van hun» machtige naburen over te leveren en hun alle middelen te benemen waarmee zij zich tegen een onteigening in het algemeen belang zouden kunnen verzetten, terwijl de indringer zelf over dat „algemeen belang" waarvan hij profiteert zal kunneri oordeelen ! Het weerstand bieden aan den inval wordt derhalve een misdaad, die op de strengste wijze moet onderdrukt worden. De macht schept het recht. Dat leerden de, meesters in het internationale recht, waarop liet Duitschland van vroeger zoo prat gegaan is, niet. Zij stellen geen graden en fijne onderscheidingen vast in de rechten en verplichtingen der neutraliteit, zij beperken de onschendbaarheid van het neutrale grondgebied niet; zij doemen den neutralen Staat niet, machteloos toe te zien bij de gewelddadige bezetting van zijn grondgebied; integendeel, zij leggen hem de strenge verplichting op, te strijden tot het bittere einde om zich voor vreemde smetten te vrijwaren. !) De Temps van 8 November 1914. Zie ook de bewonderenswaardige verhandeling van Welschingen over De Belgische neutraliteit in het Journal des Débats van 27 November 1914. Luisteren wij naar den beroemden hoogleeraar in het volkerenrecht van de Universiteit te Heidelberg, Bluntschli: „De neutrale Staat kan niet toestaan dat de oorlogvoerenden van zijn grondgebied gebruik maken, om de doeleinden die zij zich voorstellen bij den oorlog ten uitvoer te brengen. De doortocht door het neutrale grondgebied moet dientengevolge aan de oorlogvoerenden geweigerd worden. De 'neutrale Staat is gehouden die maatregelen te treffen, die noodig zijn om zijn neutraliteit te doen eerbiedigen door derden. Tot dat doel kan hij desnoods tot de wapenen zijn toevlucht nemen. De oorlogvoerenden zijn gehouden, het grondgebied der neutrale Staten absoluut te eerbiedigen. Zij moeten zich onthouden van eiken aanslag op dat grondgebied, welke ook de omstandigheden en de strategische belangen, die op het spel staan, mogen zijn. De verdediging van het neutrale grondgebied of het wederstaan van een vijandelijken aanval met de wapens in de hand doen de neutraliteit niet te niet; zij bevestigen die." !) ' Heffter, een Berlijnsch hoogleeraar, wiens werk: Het internationalè recht van Europa nog steeds, zelfs buiten Duitschland, een groote autoriteit bezit, is niet minder beslist. Elke natie heeft het omstootelijke recht, de neutraliteit door haar afgekondigd met de wapens te verdedigen, en met geweld eiken aanslag die haar zou kunnen storen af te wijzen. De neutraliteit brengt zekere verplichtingen mede, zekere plichten, die de naties moeten nakomen wanneer zij haar weldaden willen genieten. i) Le droit international codifié, vertaald door Lardy, § § 769, 770, 784, 790. Deze plichten zijn hoofdzakelijk: Verzet tegen elke vijandelijke daad, aangewend door een der oorlogvoerenden tegen een ander op neutraal grondgebied, enz. *) Volgens de bekentenis van de beroemdste Duitsche geleerden, moet de neutraliteit dus gewapend zijn, om doeltreffend, om actief te wezen. Heeft de Duitsche Keizer onlangs het Zwitserse^ volk niet gelukgewenscht met den moed en de volharding van zijn troepen, met het oog op een denkbeeldig gevaar uit het Westen dat het er zou hebben bedreigd ? Het recht van wettige zelfverdediging der neutrale Staten is trouwens afgekondigd door de Haagsche Conferentie, in een ondubbelzinnige formule, waaraan de officiëele afgevaardigden van Duitschland, diplomaten, rechtsgeleerden en militairen, hun goedkeuring zonder voorbehoud hadden gehecht. Vijfde Conventie van 18 October 1907. Art. 1: „Het grondgebied der neutrale Staten is onschendbaar." Art. 2: „Het is den oorlogvoerenden verboden, over het grondgebied van een neutrale Mogendheid troepen of convooien met munitie of fourage te laten trekken." Art. 10: „Het zal niet als een vijandelijke daad kunnen beschouwd worden, wanneer door een neutrale Mogendheid, zelfs - met geweld, de aanslagen op zijn neutraliteit gericht worden afgeslagen." * * *) Bet Internationale recht van Europa, herzien en van aanteekeningen voorzien door H. Gelfckeh no. 145 en 146. De verontschuldiging uit de noodzakelijkheid gehaald. Maar de Rijkskanselier heeft verklaard dat verdragen vodjes papier zijn. De redeneeringen en de juridische sophismen, waarmee de Duitsche geleerden, achteraf, getracht hebben de onverzoenlijke misdaad tegen het volkenrecht, waaraan het Keizertpk Gouvernement zich schuldig heeft gemaakt toen het "zijn woord verloochende, te rechtvaardigen, de Heer Von Bethmann-Hollweg „de eminentste der hedendaagsche mannen" ') kan ze missen, naar hij meent. Hij erkent," hij bekent de misdaad, hij verklaart ze noodzakelijk, en rekent op het succes om ze uit 'te wisschen. Het geweten der beschaafde wereld heeft met smart de holle verklaringen ontvangen die van de Tribune van den Rijksdag weerklonken, in de historische zitting van den 4den Augustus 1914, bij monde van hem die heden nog de trouw en de eer van het Duitsche volk voor de Volkeren vertegenwoordigt: „Mijne Heeren, wij zien ons genoodzaakt ons te verdedigen : en Nood breekt wet. Onze troepen hebben Luxemburg bezet, misschien reeds het Belgisch grondgebied betreden. Dat is in strijd met de voorschriften van het internationale recht. Het Fransche Gouvernement heeft weliswaar te Brussel verklaard, dat het de neutraliteit van België zou eerbiedigen, zoolang de tegenstander die eerbiedigen zou. Maar wij wisten, dat Frankrijk tot den ') Brief van prof. Lasson d° 29 Sept. 1914. .aanval gereed stond. Frankrijk kon 'wachten, maar wij konden het niet! Een Fransche aanval op onze flanken, op den Beneden-Rijn, had voor ons noodlottig kunnen zijn. Wij waren dus gedwongen de rechtmatige protesten van het Luxemburgsche en van het Belgische Gouvernement ter zijde te^leggen. De onwettige daad — ik spreek vrijuit — de onwettige daad, die wij begaan op deze wijze, zullen wij trachten", 'te herstellen, zoodra ons oorlogsdoel bereikt is. Wanneer men, zooals wij, bedreigd wordt, en wanneer men voor zijn hoogste goed strijdt, dan handelt men naar eisch der omstandigheden.'' Wij zullen aan die offlciëele woorden niets toevoegen. Voor het hedendaagsche Duitschland heiligt het doel de middelen, de internationale verbintenissen wijken voor militaire noodzakelijkheid. Heeft de Rijkskanselier, toen ■ hij dit verkondigde, etaan gedacht, dat hij de eerloosheid van zijn volk onderteekende, en het oordeel <5ver ü zijn politiek uitsprak ? De neutrale landen weten op het oogenblik wat hun de onmogelijke overwinning der keizerlijke wapenen kosten zou. De onafhankelijkheid van geheel Europa is in gevaar. Zijn vrijheden, zijn beschaving zouden den triomf van het geweld, in dienst van èen diplomatie zonder gewetensbezwaren, en die ' verdragen vodjes papier acht, niet overleven. Ons vertrouwen is onwrikbaar. Het reeht is altijd meester dezer' wereld. ERRATA. Op bladz. 4 regel 23 moet » , « 13 „ 2 n » . 16 , 2 „ Staan: de ruggegraat. | •» .: binnengedrongen. „ : innemen in plaats 'Van : kan nemen ■