DE TABAKSVERORDENING benevens eenige andere gewestelijke verordeningen van de Residentie Besoeki, ten dienste van de Tabaksondernemers. I DE TABAKSVERORDENING benevens eenige andere gewestelijke verordeningen van de Residentie Besoeki, ten dienste van de Tabaksondernemers. INHOUD. Blz. Voorwoord 5 Tabaksverordening met toelichting . , 8 Dakbedekking-verordening 27 Verordening tot bevordering van orde en netheid .... 33 Verordening op het nummeren van perceelen 39 Tabaksveiling-verordening 41 Grond huurordonnantie 47 Aanschrijvingen in het belang van een geregelde cultuur 53 Bijlagen I-1X 55-71 OPGEDRAGEN AAN DE VEREENIGING TER BEVORDERING VAN LANDBOUW EN NIJVERHEID TE DJEMBER, AFD. TABAKSCULTUUR. VOORWOORD. Van verschillende zijden is mij het verzoek gedaan om een overzicht samen te stellen van de vele gewestelijke verordeningen, betrekking hebbend op- en verband houdend met- de tabakscultuur in het gewest Besoeki. Ik heb gemeend aan dit verzoek te moeten voldoen, temeer daar ik in mijn werkkring van Controleur voor de Tabaksaangelegenheden heb gevoeld het gemis van zulk een overzicht. Aan elke vèrordening heb ik toegevoegd eene korte toelichting en daar in laten uitkomen de praktijk der bepalingen. Bovendien heb ik iets meer opgenomen dan de titel zou doen vermoeden: een kort overzicht van de voornaamste bepalingen der Grondhuurordonnantie van 1918, betrekking hebbend op de tabakscultuur, is er aan toegevoegd. Deze ordonnantie vormt immers te zamen met de Tabaksverordening het fundament van de Besoekische tabakscultuur. Ik hoop, dat ik, het doel dat ik bij dé samenstelling voor oogen had, den tabaksondernemers een leiddraad te geven in de tabakswetgeving, met deze uitgave heb mogen bereiken. J. PH. BALJON. Januari 1919. ■ Bij Staatsblad 1908 No. 467 werden de gewestelijke raden bevoegd verklaard de onderwerpen waarin brj ordonnantie van 14 Augustus 1900 (St. No. 224) is voorzien, bij verordening te regelen. Laatstgenoemd Staatsblad hield in scherpere maatregelen tot tegengang van de onttrekking van tabaksplanten en bladeren aan de rechthebbenden. In het jaar 1908 is de Gewestelijke Raad van Besoeki er toe overgegaan die onderwerpen te regelen en kwam de Tabaksverordening tot stand. Ze werd vastgesteld in de vergadering van dat college op den 2den September en afgekondigd in de Javasche Courant van 18 en 22 September 1908 No. 75 en 76. In 1911 kwam een wijziging tot stand, welke wijziging werd vastgesteld in de vergadering van den Gewestelijken Raad van 18 Maart 1911 en afgekondigd in de Javasche Courant van 5 Mei d.a.v. No. 36. Deze wijzigingen zijn in den tekst der verordening afgedrukt. TABAKS-VERORDENING. Ten eerste. HOOFDSTUK I. Van aanplant van tabak. Artikel 1. (1) De Inlander is vrij om voor eigen rekening en buiten eenige bemoeienis van derden, anders dan tot bijstand in den arbeid, tabak te planten. (2) Hij, ( die een bedrijf maakt van het planten van tabak op gronden, toebehoorend aan Inlandsche gemeenten in gemeentelijk bezit, aan den Inlander in erfelijk individueel bezit of in agrarischen eigendom, dan wel op gronden, bezeten in eigendom of met recht van opstal, behoeft daartoe eene schriftelijke vergunning van "s Raads voorzitter. (3) De in het tweede lid van dit artikel bedoelde vergunning, alsmede die, bedoeld in artikel 4 wordt in deze Verordening „aanplantvergunning" genoemd. (4) Onder het planten van tabak, bedoeld in de eerste twee alinea's van dit artikel, wordt ook verstaan het kweeken van tabakszaailingen. Artikel 2. (I) De aanvraag ter verkrijging eener aanplantvergunning, bedoeld in artikel 3 en 4, moet inhouden : pvergunning houdt in : a naam en woonplaats van den houder der vergunning ; b. aanwijzing van de desa's of gedeelten van desa's, in welke opkoop van tabak door den houder der vergunning is toegelaten ; c. de voorwaarden, welke aan de vergunning worden verbonden in het algemeen belang en in het belang van Is Raads ressort of ter voorkoming van misbruiken in het tabaksbedrijf; d. den termijn, waarvoor de vergunning wordt verleend. Artikel II. *s Raads voorzitter weigert eene opkoopvergunning: m. aan te slechter naam bekend staande personen; b. voor desa's of gedeelten van desa's, in welke uitsluitend of bijna uitsluitend door of ten behoeve van houders van aanplantvergunningen tabak is geplant of waar, op grond van het algemeen belang, het belang van 's Raads ressort of ter voorkoming van misbruiken in het tabaksbedrijf, het raadzaam wordt geoordeeld, hetzij doorloopend. hetzij gedurende een bepaalden tijd. opkoop van tabak te weren ; j£ wegens strijd met het algemeen belang of het belang van 's Raads ressort. Artikel 12. 's Raads voorzitter is bevoegd een opkoopvergunning geheel -of gedeeltelijk in te trekken : a. op verzoek van den houder; b. wanneer, naar het oordeel van 's Raads voorzitter, niet of niet voldoende zijn nageleefd de voorwaarden, waarop de vergunning is verleend. c. wanneer, naar het oordeel van "s Raads voorzitter, de houder der vergunning of de beheerder zijner onderneming zich, wat den opkoop van tabak betreft, in ernstige mate heeft schuldig gemaakt aan kwade praktijken, dan wel wanneer hij, indien iemand zijner ondergeschikten zoodanige feiten heeft bedreven, daartoe door *s Raads voorzitter aangemaand, in gebreke blijft dergelijke praktijken te voorkomen ; d. bij staking van het bedrijf. HOOFDSTUK III. Van opschuring en vervoer van tabak. Artikel 13. (1) Hij, die een gebouw of opstal, van welken aard ook, bezigt tot het opbergen; drogen of bereiden van ongekorven tabak, behoeft daartoe een schriftelijke vergunning van 's Raads voorzitter. (2) De in de eerste alinea van dit artikel bedoelde vergunning wordt in deze verordening „schuurvergunning" genoemd. Artikel 14. (1) Het vorige artikel is niet toepasselijk op den Inlander, die zijne woning en aanhoorige gebouwen bezigt voor het opbergen, drogen of' bereiden: a. van tabak, als bedoeld in het eerste lid van artikel 1 ; L van tabak, geplant door of ten behoeve van eenen houder eener aanplantvergunning, indien en voor zooverre hem dit door dezen is opgedragen. (2) De Inlander, die een bedrijf, als bedoeld in het tweede lid van artikel I. uitoefent op gronden, die hem toebehooren in agrarischen eigendom of erfelijk individueel bezit, behoeft eene schuurvergunning. Artikel 15. De schuurvergunning houdt in : a naam en woonplaats van den houder der vergunning ; b. aanwijzing van de plaats, waar het gebouw of de opstal is gelegen; , c de voorwaarden, welke aan de vergunning worden verbonden in het algemeen belang, in het belang van s Raad res*>rt of ter voorkoming van misbruiken in het tabaksbedrijf; d. zoonoodig den termijn, waarvoor de vergunning wordt verleend. Artikel 16. *s Raads voorzitter weigert eene schuurvergunning: a aan te slechter naam bekend staande personen ; b. wegens strijd met het algemeen belang of dat van s Raads c. [«"voorkoming van misbruiken in het tabaksbedrijf. Artikel 17. •s Raads voorzitter is bevoegd eene schuurvergunning in te trekken: a op verzoek van den houder; l waneer, naar het oordeel van Raads voorz,tter. met of met voldoende zijn nageleefd de voorwaarden, waarop de ver «running is verleend; , c. wanneer, naar het oordeel van 's Raad. voorzitter, de houder der vergunning of de beheerder zijner ondernemmg z.ch bq het gebruik maken der schuurvergunning in ernstige mate Wft schuldig gemaakt aan kwade praktijken dan wel wanneer hij, indien iemand zijner ondergeschikten zoodanige feiten heeft bedreven, daartoe door 's Raads voorzitter aangemaand, in gebreke blijft dergelijke praktijken te voorkomen ; è, bij staking van het bedrijf. Artikel 18. (1) ,Het is aan hem, die daartoe geen schriftelijke vergunning heeft verkregen van 's Raads voorzitter, verboden tusschen zonsondergang en zonsopgang ongekorven tabak, welke niet op de voor den afscheep gebruikelijke wijze is verpakt, te vervoeren dan wel in ontvangst of bewaring te nemen. (2) Deze vergunning wordt alleen verleend wegens buitengewone omstandigheden. Artikel 19. (1) De in hoofdstuk II en III dezer verordening aan s Raads voorzitter verleende bevoegdheden worden uitgeoefend door de assistent-residenten van Bondowoso, Djember, Panaroekan en Banjoewangi, ieder voor zijn ressort, voor wie geldt al hetgeen in die hoofdstukken omtrent 's Raads voorzitter is bepaald, met dien verstande, dat binnen een maand na den datum hunner beschikking de nadere beslissing van 's Raads voorzitter kan worden ingeroepen. (2) De beschikking omtrent het intrekken eener opkoopvergunning treedt onmiddellijk in werking. (3) Het inroepen van de beslissing van 's Raads voorzitter schorst de beschikking omtrent het intrekken eener schuurvergunning. HOOFDSTUK IV. Strafbepalingen. Artikel 20. (1) Met eene geldboete van f 1.— (één galden) tot f 100.— (één honderd gulden) of, naar gelang van den landaard van den overtreder, met gevangenisstraf voor den duur van een tot acht dagen dan wel met ten arbeidstelling aan de publieke werken voor den kost zonder loon van een dag tot drie maanden, wordt gestraft : a. hij, die een bedrijf uitoefent als omschreven in artikel 1 alinea 2 zonder de vereischte aanplantvergunning, zoomede hij, die ten behoeve van dengene, die niet in het bezit is van de vereischte aanplantvergunning, een zoodanig bedrijf in 's raads ressort geheel of gedeeltelijk beheert, deelneemt aan het beheer dan wel anders dan als Inlandsche werknemer behulpzaam is bij het bedrijf; b. hij, die ongekorven tabak opkoopt zonder de vereischte opkoopvergunning, zoomede hij, die, zij het ook als ondergeschikte, ten behoeve van dengene, die niet in het bezit is van de vereischte opkoopvergunning, ongekorven tabak opkoopt; c. hij, die een gebouw of opstal bezigt tot het in artikel 13 omschreven doel zonder de vereischte schuurvergunning» zoomede hij, die ten behoeve van dengene, die niet in het bezit is van de vereischte schuurvergunning, een gebouw of opstal voor dit doel bezigt; d. hij, die het bepaalde bij artikel 18 overtreedt. (2) De aanplant, de ongekorven tabak, de werktuigen of de gereedschappen, aangetroffen bij het ontdekken der in het vorige lid genoemde overtredingen, zoomede in het geval, bedoeld bij letter c van de vorige alinea, het gebouw of de opstal, met hetgeen zich daarin bevindt, worden in beslag genomen en kunnen bij het veroordeelend vonnis worden verbeurd verklaard, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 6, 2°, van de Wetboeken van Strafrecht voor Europeanen en voor Inlanders. ) Artikel 21. Met eene geldboete van ƒ 1.— (één gulden) tot / 100.— (één honderd gulden) wordt gestraft de houder eener aanplantvergunning, zoomede hij. die ten behoeve van dezen het bedrijf in *s Raads ressort beheert, bij nalatigheid in het nakomen van één der in artikel 9 omschreven verplichtingen. '). Thant artikel 10 juncto art. 39 Wetboek van Strafrecht van Ned.-IndiS, -Artikel 22. (1) Indien de overtreding is gepleegd door eene naamlooze vennootschap, wordt de vervolging ingesteld en de straf uitgesproken tegen de bestuurders daarvan. (2) Geen straf wordt uitgesproken tegen den bestuurder, var» wien blijkt dat de overtreding buiten zijn toedoen is gepleegd. Slotbepaling. Artikel 23. Onder Inlanders worden in deze verordening niet verstaan de met hen gelijkgestelde personen. Overgangsbepalingen. I. (I) Hij, die op het tijdstip van het in werkingtreden dezer verordening een bedrijf uitoefent, als omschreven in alinea (2) van artikel 1, is verplicht binnen één maand na dit tijdstip eene aanvraag tot verkrijging eener aanplantvergunning in te dienen. (2) Artikel 2 alinea (I) letter c en d, alinea (3), (4) en (5) isop deze aanvraag niet toepasselijk. (3) De aanvraag moet inhouden: a. naam en woonplaats van den aanvrager; b. aanwijzing van de desa, in welke de zetel van het bedrijf is= gevestigd; c. aanwijzing van de desa's, waar op het tijdstip van het inwerkingtreden van deze verordening, de aanvrager de beschikking had over gronden van den Inlander krachtenswettelijk bekrachtigde huurakten of krachtens andere wettige overeenkomsten. (4) De aanplantvergunning houdt in: a. naam en woonplaats van den aanvrager; b. aanwijzing van de desa, in welke de zetel van het bedrijf is gevestigd; c. aanwijzing van de desa's, in welke aanplant van tabak door of ten behoeve van den houder der vergunning is toegelaten. Niet op deze verordening toepasselijk zijn: artikel 3 alinea (1) letter c. d. e. ƒ., artikel 3 alinea (3), artikel 6 en artikel 7. II. (I) Hij, die op het tijdstip van het in werkingtreden dezer verordening een gebouw of opstal bezigt voor het in artikel 13 alinea (1) omschreven doeleinde, is verplicht binnen één maand na dit tijdstip een aanvraag ter verkrijging eener schuurvergunning in te dienen. (2) Het bepaalde bij artikelen 15 en 16 is hierop niet toepasselijk. (3) De aanvraag moet inhouden: a. naam en woonplaats van den aanvrager; b. aanwijzing van de plaats, waar het gebouw of de opstal is gelegen; c. datum en nummer van de vergunning, verleend op den voet van artikel la van de ordonnantie van 14 Augustus 1900 (Staatsblad n°. 224); d. de in de sub c bedoelde besluiten vermelde voorwaarden. (4) De vergunning houdt in: a. naam en woonplaats van den houder; J. aanwijzing van de plaats, waar het gebouw of de opstal is gelegen; c. de voorwaarden,. bedoeld sub d alinea (3) van dit artikel. Ten tweede: Overgangsbepaling. (1) Hij, die een gebouw of opstal, waarvoor hem vóór het tijdstip van het in werkingtreden dezer „Wijziging der Tabaksverordening" schuurvergunning werd verleend, wenscht te bezigen voor het in artikel 10 alinea (1) omschreven doeleinde, is verplicht binnen zestig dagen na dit tijdstip eene aanvraag ter verkrijging van eene opkoopvergunning in te dienen aan dén assistent-resident der afdeeling, waarin het gebouw of de opstal is gelegen. (2) .Het bepaalde bij de nieuwe derde alinea van artikel 10 alsmede het bepaalde bij artikel 1 1 is hierop niet toepasselijk. (3) De aanvraag moet inhouden: a. naam en woonplaats van den aanvrager; b. aanwijzing van de plaats, waar het gebouw of de opstal is gelegen; c. datum en nummer van het besluit, waarbij schuurvergunning is verleend; d. de in het sub c bedoelde besluit vermelde voorwaarden. (4) De vergunning houdt in: a. naam en woonplaats van den houder; b. aanwijzing van de plaats, waar opkoop van ongekorven tabak door den houder der vergunning is toegelaten; c. de voorwaarden, bedoeld sub d alinea (3) van dit artikel, voor zoover naar het oordeel van den in alinea (I) vermelden ambtenaar, deze betrekking hebben op den opkoop van tabak. Ten derde: Deze verordening treedt in werking op den dag harer afkondiging. Korte toelichting op de Tabaksverordening. HOOFDSTUK | Voor het planten van tabak op erfpachtsgronden is geen vergunning noodig. Op erfpachtsperceelen is ingevolge het Agrarisch Besluit van 1870 (artikel 13) alleen verboden de papavercultuur en in sommige gevallen de koffiecultuur. Vandaar dat in de gewestelijke verordening in alinea 2 van artikel 1 de teelt van tabak op erfpachtsgronden aan geen vergunning is onderworpen, daar bij eventueele weigering inbreuk zou gemaakt worden op de bepalingen van voormeld agrarisch besluit. Voor het planten van vooroogst-tabak op huurgronden moet een vergunning worden gevraagd. Het kweeken van tabakszaailingen is niet geoorloofd in desa's waar geen aanplantvergunning is verleend. De aanvraag ter verkrijging van een aanplantvergunning moet geschieden bij gezegeld verzoekschrift aan den Voorzitter van den Gewestelijken Raad. Een model aanvraag is hierachter bijgevoegd als bijlage I. Tegen de aanvraag kan door een ieder bezwaren worden ingebracht binnen twee maanden na de algemeene bekendmaking in de nieuwsbladen. Dit is door den Gewestelijken Raad geregeld bij besluit dd. 24 October 1908 No. 572/3 (zie bijlage II.) Bij net verleenen van een aanplantvergunning worden zoowel de belangen van een bestaande onderneming, alsmede die van andere cultures niet uit het oog verloren. Uit artikel 6 alinea I volgt dat een onderneming, die in de residentie Besoeki wil gaan werken, de beschikking moet hebben •over 300 bouw sawahs of 600' bouw droge gronden, waaruit •weer volgt dat een aanplant van 150 bouw kan verwacht worden. Met een dergelijke grootte van aanplant heeft een nieuwe onderneming eenige levensvatbaarheid. De ingehuurde gronden moeten voldoen aan de gestelde eischen van geschiktheid voor den teelt van tabak, terwijl de ligging een rationeele uitoefening van de cultuur moet waarborgen. Het is niet ondienstig de aandacht te vestigen op de tweede alinea van dit artikel, waarbij is voorgeschreven dat onbenrloeide gronden bij de berekening der beschikbare uitgestrektfieid slechts voor de helft in aanmerking komen. Deze wijze van .berekening wordt ook gevolgd bij de beoordeeling van de wen«chelijkheid van het - verleenen eener schuurvergunning. In artikel 9 wordt aan de houders eener aanplantvergunning de verplichting opgelegd tot tijdige indiening en bekendmaking der plant-en leveringsvoorwaarden. Die indiening moet wat betreft den vooroogst geschieden vóór 1 Maart en wat betreft den naoogst vóór I Augustus van elk jaar. Zulks is door den Gewestelijken Raad bepaald bij zijn besluit dd. 24 October 1908 No. 539/3 (zie bijlage III). Het is wenschelijk dat bij de indiening der plant- en leveringsvoorwaarden steeds een tiental exemplaren worden ingezonden, welke dan door het Bestuur aan de betrokken ambtenaren kunnen worden verdeeld. HOOFDSTUK K In artikel 10 wordt gesproken van ongekorven tabak; die woorden omvatten alle tabak, die niet bestemd is voor de InIandsche markt. Voor opkoop van kerftabak is dus geen vergunning noodig. Men moet bij de opkoopvergunning twee soorten onderscheiden: ten eerste die vergunning, welke tegelijk met de schuurvergunning wordt uitgegeven en die betrekking heeft op het gebouw of opstal. Ze staat ten name van de onderneming, die schuurvergunning heeft. De opkoop aldaar mag plaats hebben door elk ondergeschikte, zoowel Europeesche als Inlandsche. Ze wordt alleen verstrekt wanneer in een desa, waar de schuur is gelegen nog vrijmantabak aanwezig is. Is bijv. in een desa uitsluitend huurtabak, dan is een opkoop vergunning daar overbodig. De huurtabak wordt ingeleverd tegen de voorwaarden, en niet opgekocht. De tweede soort opkoopvergunning is de z.g. borgvergunning, welke voornamelijk gegeven wordt aan Inlanders, die door de ondernemers worden belast met opkoop van vooroogsttabak. Die vergunning is strikt persoonlijk, terwijl de plaats, waar opgekocht mag worden, in de vergunning is omschreven. Die plaats is meestal de woning van den borg. In de laatste jaren zijn geen borgvergunningen men uitgegeven voor den naoogst. De voorwaarden waaronder de borgvergunningen worden gegeven, zijn de volgende: Ie de vergunninghouder alleen persoonlijk mag opkoopen ; 2e dat alleen op de plaats in de vergunning vermeld opgekocht mag worden ; 3e dat alleen mag vervoerd worden langs de in de vergunning vermelde wegen ; 4e dat geen groene tabak mag opgekocht worden ; 5e .dat de houder der vergunning in relatie staat met een met name genoemde onderneming of firma ; 6e dat de vergunnig vervalt op den in de vergunning vermelden datum. Ten einde tegemoet te komen aan de vele klachten van de ondernemers over borgen, die de met door die ondernemers verstrekte gelden opgekochte tabak bij anderen binnenbrengen, is in de vergunning thans opgenomen de naam der onderneming, die gelden aan den borg verstrekt, waardoor wordt voorkomen, dat de borg zijne diensten bij anderen aanbiedt. Neemt een ondernemer toch zoo'n borg aan, dan is hier zeker kwade trouw in het spel. Het is daarom gewenscht, dat de ondernemers in het begin van den vooroogst een opgave der door hen in dienst te nemen borgen bij het Bestuur indienen. De vergunning loopt tot ultimo September, doch is vat-' baar voor verlenging, doch niet langer dan 15 October. Verder is het zeer gewenscht, dat de ondernemers het Bestuur op de hoogte houden van de namen der borgen, die zich niet aan de afspraak of aan de voorwaarden hebben gehouden, ten einde, na onderzoek, die personen in den vervolge van den opkoop uit te sluiten. Voor opkoop op de tabaksmarkten is een vergunning noodig, waarover nader wordt gesproken bij de betreffende verordening. HOOFDSTUK III Voor gebouwen of opstallen, die gebezigd worden voor het opbergen, drogen of bereiden van tabak moet een vergunning zijn, onverschillig waar die gebouwen worden opgericht, dus ook op erfpachtsgrond. Het verzoek om schuurvergunning moet inhouden : le de plaats waar de schuur zal worden opgericht (desa, district en afdeeling) ; 2e de rechtstoestand van den grond (te vermelden recht van eigendom, opstal, of erfpacht met verpondingsnumnKsr, of reeds opgemeten dan wel reeds aangevraagd, of huurgrond); 3e ligging ten opzichte van de bebouwde kom Te vermelden is de afs and tot de woningen der inlandsche bevolking dan wel tot eigen gebouwen, zulks in verband met artikel 8 der verordening tot bevordering van orde, netheid, zindelijkheid en veiligheid (zie pag. 37); 4e het aantal kamers. Ter beoordeeling van dit aantal is noodig een opgaaf van het aantal ingehuurde gronden in de desa, alsmede hoeveel schuren reeds in die desa zijn toegestaan met vermelding van het aantal kamers. De maatstaf bij de beoordeeling van het aantal kamers is, dat per 1 bouw aanplant behoefte bestaat aan 1 kamer of anders gezegd 2 bouw huursawahs voor 1 kamer; 5e uit welke materialen samengesteld. Dit is noodig om te beoordeelen of voldaan is aan de verordening dakbedekking, voor zoover die schuren ^gelegen zijn in de plaatsen in die verordening genoemd (zie bladzijde 30), dan wel of alinea 3 van artikel 8 der Verordening tot bevordering van netheid enz toepassing heeft gevonden. Bij deze aanvraag om schuurvergunning kan tegelijk het verzoek gedaan worden opkoopvergunning voor die schuur te verleenen. • De voorwaarden waaronder de schuurvergunning wordt verleend, zijn gewoonlijk de volgende : I e het maximum aantal kamers ; 2e de vergunning vervalt, indien de schuur afbrandt, instort of wordt afgebroken en binnen een jaar na den datum dier gebeurtenis de wederopbouw niet heeft plaats gehad. Naar aanleiding hiervan kan opgemerkt worden, dat de schuur kan opgebouwd worden van dezelfde materialen. 3e dat de schuur voor een bepaalden datum moet zijn voltooid ; 4e dat, indien nog geen wettige titel op den grond is verkregen, de vergunning komt te vervallen, indien binnen een jaar na den datum van het besluit die rechtstitel nog niet op den grond is gevestigd. De termijnen in de voorwaarden vermeld zijn eventueel voor verlenging vatbaar, indien belanghebbende kan aantoonen dat overschrijding van den tijd heeft plaats gehad buiten zijn schuld. Voor desinfectiegebouwen van gebaalde tabak is een schuurvergunning noodig. In artikel 18 is opgenomen de verbodsbepaling van het vervoer des nachts, geheel gelijkluidend met de eerste wettelijke bepaling! die noodig werd geoordeeld in het belang der Besoekische tabakscultuur en dateerde van 1893 In artikel 19 worden de bevoegdheden van den Voorzitter, vermeld in Hoofdstuk I en U, overgedragen op de AssistentResidenten, m. a. w. de verzoekschriften voor verkrijging van een opkoop- en schuurvergunning moeten per gezegeld rekest gericht zijn aan laatstgenoemde ambtenaren. Van de beschikking der Assistent-Residenten kan nadere beslissing worden ingeroepen van 's Raads voorzitter. Model aanvraag schuur- en opkoopvergunning wordt hieraan toegevoegd (zie bijlagen IV en V.) VERORDENING OP DE DAKBEDEKKING. Deze materie was vroeger geregeld bij Staatsblad 1895 No. 176. In 1909 werden de locale raden bevoegd verklaard om tot wering van brandgevaar beperkende voorschriften uit te vaardigen betreffende het bedekken van gebouwen met atap of andere licht ontvlambare materialen. In 1917 is door den Gewestelijken Raad van Besoeki een nieuwe verordening op de dakbedekking aangenomen, welke is afgekondigd in de Javasche Courant van 14 September 1917 No. 14 en in werking is getreden op den 1 len December d. a. v. Bij die verordening is het verboden om in bepaalde plaatsen nieuw op te richten gebouwen met atap of andere licht brandbare materialen te bedekken, dan wel bestaande dakbedekkingen met gemelde materialen geheel of gedeeltelijk te vernieuwen. Die plaatsen zijn, wat speciaal de tabaksstreken aangaat, Bondowoso, Djember, Rambipoedji, Tanggoel, Kalisat, en Soekowono. Bovendien mogen binnen een afstand van 25 M. van de as der spoor- en tramwegen geen schuren óf gebouwen gedekt met meergenoemde materialen worden opgericht, welk voorschrift geheel overeenkomt met dat uit het Spoor- en Tramwegreglement. Van veel belang voor de ondernemers zijn de bepalingen, van artikel 3 der verordening, waarin wordt bepaald dat binnen 2 jaar, na de in werkingtreding der verordening, dus vóór 14 December 1919, gebouwen gelegen binnen de genoemde plaatsen en voorzien van een licht brandbare dakbedekking, moeten worden omgebouwd. In bijzondere gevallen kan op gedaan verzoek die termijn worden verlengd met 1 jaar, zoodat uiterlijk op 14 December 1920 alle droogschuren, enz. gelegen in de genoemde plaatsen moeten worden voorzien van een dakpannen dak. Mochten de proeven gelukken om atap onbrandbaar te maken, dan mag deze geprepareerde atap ook gebezigd worden binnen de hiervoor genoemde plaatsen voor dakbedekking. In zeer bijzondere gevallen kan de Voorzitter van den Gewestelijkem Raad tot wederopzeggens toe vergunning verleenen om de bedoelde materialen te bezigen tot indekking of vernieuwing van daken. Hiervan is eenmaal door den Voorzitter gebruik gemaakt voor een droogschuur, afgestaan door de Landbouw Maatschappij Oud Djember aan het Besoekisch Proefstation voor proefnemingen. De verordening volgt hier in extenso. Verordening op de Dakbedekking. Artikel I. In de hieronder genoemde plaatsen is het, onverminderd het bepaalde bij artikel 34. juncto artikel 236, van het Algemeen Reglement voor de Spoorwegdiensten in Nederlandsch-Indië, bij artikel 32, juncto artikel 213, vata het Algemeen Secundair Spoorwegreglement en bij artikel 29a. juncto artikel 105, van het Algemeen Tramwegreglement, verboden nieuw op te richten gebouwen met atap of andere licht brandbare materialen te bedekken, dan wel bestaande dakbedekkingen met genoemde materialen geheel of gedeeltelijk te vernieuwen, tenzij de te bezigen atap onbrandbaar is gemaakt door eene bewerking, welke door 's Raad» voorzitter is goedgekeurd : a. de gewestelijke hoofdplaats Bondowoso; b. de districtshoofdplaats Besoeki, voor zooveel betreft het gedeelte dat begrensd wordt als volgt: ten Noorden door de zee ; ten Oosten door de Besoeki-rivier ; ten Westen door de Lobawang-rivier; ten Zuiden door den grooten postweg van af de brug Lobawang in oostelijke richting tot aan den zuid-oostelijken hoek van den aloen-aloeh en verder in noordelijke richting tot waar de weg begint, die langs de noordzijde van het erf der voormalige residentswoning naar het voormalig residentiekantoor leidt; verder laatsgenoemde weg tot aan de brug over de Besoeki-rivier; c. de afdeelingshoofdplaats Djember ; d. de districtshoofdplaatsen Rambipoedji, Tanggoel en Poeger; è. het gedeelte van de districtshoofdplaats Kalisat, dat begrensd wordt als volgt : ten Noorden : de desaweg Patempoeran, terrein van de Staatsspoorwegen en de weg van Adjoeng naar Lembengan, ten Oosten en ten Zuiden : de Adjoeng-rivier, het voetpad loopende van het punt, waar de Adjoeng-rivier zich naar liet zuiden ombuigt naar den driesprong,' gevormd door de wegen van Djember naar Kalisat en Kalisat naar Majang, de weg van Djember naar Kalisat tot aan bovenbedoelden driesprong en de desagrens tusschen Kalisat en Soemberdjeroek; ten Westen : de desagrens tusschen Kalisat en Soemberdjeroek, /. het gedeelte van de onderdistrictshoofdplaats Soekowono, begrensd als volgt: ten Noorden : de weg van Soemberdjambé naar Karangmelok ; ten Oosten : Staatsspoorterrein en de oostgrens van het perceel „Recht van Opstal", verpondingsnummer 2274 ; ten Zuiden : de zuidgrens van het perceel „Recht van Opstal , verpondingsnummer 2274 en de desaweg Kampong tengah en de zuidgrens van het gehucht Banjoebang en het perceel „Recht van Opstal", verpondingsnummer 2031 ; ten Westen : de desaweg Banjoebang tot aan de zuidwestpunt van het perceel „Recht van Opstal", verpondingsnummer 1080 en de westgrens van het perceel „Recht, van Opstal", verpondingsnummer 2031 en het gehucht Banjoebang; g. de afdeelingshoofdplaats Sitoebondo ; h. de districtshoofdplaatsen Pradjekan, Asembagoes en Panaroekan ; i'. de afdeelingshoofdplaats Banjoewangi; j. de in de afdeeling Banjoewangi gelegen districtshoofdplaatsen Genteng en Rogodjampi, de onderdistrictshoofdplaatsen Kalibaroe, Tjeloering, Singodjoeroeh, Kabat, Pakis, Giri en Litjin. en de desa Sepandjang in het onderdistrict Kalibaroe. de desa Temoegoeroeh in het onderdistrict Genteng en de, desa Genteng in het onderdistrict Singodjoeroeh. Hetzelfde verbod geldt op de terreinen, gelegen binnen een afstand van 25 M. (vijf en twintig meter) van de as der spooren tramwegen in het gewest, welke buiten de onder a tot en met j omschreven plaatsen liggen. Artikel 2. (1) 's Raads voorzitter is bevoegd in bijzondere ■ gevallen tot wederopzeggens vergunning te verleenen. om de in artikel 1 bedoelde materialen te bezigen tot indekking of tot vernieuwing van daken. , , (2) De in het eerste lid van dit artikel bedoelde bevoegdheid kan door 's Raads voorzitter worden overgedragen aan de Hoofden van plaatselijk bestuur in het gewest Besoeki, ieder voor zoover zijn ressort aangaat. Artikel 3. (1) In de bij artikel 1 bedoelde plaatsen en terreinen moeten de gebouwen, welke op den datum van het in ™«^de" dezer verordening gedekt «j« met atap of andere hcht brandbare materialen, door de eigenaren dier gebouwen uiterlijk binnen twee jaren na genoemd tijdstip, of binnen den o^nko»*» de volgende alinea verlengden termijn, van eene dakbedekking zijn voorzien, bestaande uit andere materialen dan de m dit artikel genoemde, tenzij de gebezigde of te bez.gen atap onbrandbaar is gemaakt door eene bewerking, welke door s Raads voorzitter is goedgekeurd. , (2) In bijzondere gevallen kan 's Raads voorzitter of de daartoe door dezen gemachtigde Hoofden van plaatselijkbe- stuur. den in de eerste alinea van dit artneei ™n,c ^ ^ ul, rWoedoor belanghebbenden schriftelijk gedaan verzoek met hoogstens een jaar verlengen. Artikel 4. Tot het uitoefenen van het toezicht op de naleving dezer verordening zijn de personen genoemd in artikel 5, bevoegd om van des voormiddags zeven uur tot des namiddags zes uur de terreinen en perceelen, waarop zich gebouwen bevinden, te betreden. Artikel 5. Tot het opsporen van overtredingen dezer verordening zijn, behalve de ambtenaren en beambten van politie, bevoegd : de controleerende ambtenaren bij het Binnenlandsch Bestuur en de aangestelde rooimeesters en fungeerende rooimeesters, ieder voor zooveel zijn ressort aangaat. Artikel 6. (1) Overtreding der bepalingen in de artikelen l en 3 dezer verordening wordt gestraft met eene geldboete van ten hoogste f 100.— (een honderd gulden) of met gevangenisstraf van ten langste acht dagen. (2) Bovendien is de overtreder dier bepalingen verplicht om al betgeen in strijd daarmede is verricht of wordt aangetroffen, binnen een maand na den datum van het, eene veroordeeling inhoudend vonnis, te verwijderen. (3) Bij nalatigheid in het nakomen van het bepaalde in de voorgaande alinea van dit artikel zal de verwijdering van een en ander plaats hebben op last van het betrokken Hoofd van plaatselijk bestuur en op kosten van den overtreder. Artikel 7. Deze verordening kan worden aangehaald onder den titel „Dakbedekking-verordening" en treedt in werking op den negentigsten dag na dien harer afkondiging in het officieele nieuwsblad, op welken datum vervalt het besluit van den Resident van Besoeki van 3 Juli 1900 No. 4576, afgekondigd in de Javasche Courant van 20 Juli 1900 No. 58. VERORDENING TOT BEVORDERING VAN ORDE, NETHEID, ZINDELIJKHEID EN VEILIGHEID IN DE RESIDENTIE BESOEKI. Deze verordening werd door den Gewestelijken Raad aangenomen in de vergadering van 11 Augustus 1917 en afgekondigd in de Javasche Courant van 28 September 1917 No. 78. Ze trad in werking op laatstgenoemden datum. In deze verordening worden eenige verplichtingen opgelegd ten aanzien van omheining van erven, het in behoorlijken staat van netheid houden der erven, alsmede een bepaling van de z.g. hinderwet. Alleen worden hier vermeld die artikelen, welke van belang zijn voor de ondernemers. Artikel 1. De eigenaars of bezitters van gebouwen, opstallen, erven of andere gronden, dan wel hunne gemachtigden, zijn verplicht: a. de gebouwen c. q. opstallen en aanhoorigheden daarvan, benevens de afscheidingen, zoomede de bruggen en duikers, welke tot de erven of gebouwen dan wel opstallen leiden, in behoorlijken en netten staat te houden ; b. te zorgen, dat het erf van den openbaren weg en van de aangrenzende erven door een hekwerk van steen, hout of rjzer, of pilaren met kettingen verbonden (dit laatste alleen langs den openbaren weg) dan wel door een steenen muur, bamboe of levende heg, is afgescheiden. Voor de hoogte van de afscheidingen, buiten de kringen* waar het Bouwreglement werkt, moeten de aanwijzingen van het Europeesch of Inlandsch bestuur gevolgd worden ; c. buiten de kringen, waar het Bouwreglement werkt, de gebouwen, opstallen en muren, die dreigen in te storten of ingestort zijn, op aanzegging door of van wege het betrokken Hoofd van plaatselijk 'bestuur, binnen een door dezen bepaalden termijn te herstellen, of af te breken en het ingestorte weg te ruimen; <ƒ. de op de erven aanwezige putten- van eene zich in hechten staat bevindende omheining, ter hoogte van minstens 0.75 M. te voorzien ; e. de op de erven of andere gronden staande boomen, die dreigen bij neerstorten eens anders eigendom te beschadigen, op eene aanzegging zooals sub c bedoeld, te vellen. Artikel 2. De gebruikers of huurders en, bij ontstentenis van dezen de eigenaren of bezitters van gebouwen, opstallen, erven of andere gronden dan wel hunne gemachtigden zijn verplicht : a. 1. de erven in behoorlijken, netten en zindelijken staat te houden, vrij van slecht riekende stoffen, hinderlijk voor de buren; 2. de gebouwen c. q. opstallen en aanhoorigheden benevens de afscheidingen zoomede de bruggen en duikers, welke tot de gebouwen c. q. opstallen of erven leiden, voor zoover op de afdeelingshoofdplaatsen gelegen en van steen opgetrokken, minstens eenmaal 's jaars op door het betrokken Hoofd van plaatselijk bestuur te bepalen tijdstip te doen witten en teren en te zorgen dat de levende heggen behoorlijk gesnoeid worden ; b. buiten de kringen waar het Bouwreglement werkt te zorgen voor een behoorlijke afwatering van regen- en grondwater, zoomede dat de leidingen, goten, riolen of slooten op of langs de erven of andere gronden niet verstopt raken en dat daaruit en uit mestvaalten geen water of vochtige bestanddeelen op den openbaren weg komen; c. de op naburige erven of andere gronden overhangende takken van boomen af te hakken, wanneer zulks door den bewoner of eigenaar van het erf of anderen grond wordt gevorderd, tenzij op deze erven of gronden artikel 666 van het B.W. toepasselijk is; <ƒ. buiten de afdeelingshoofdplaatsen en daarbinnen in de door het betrokken Hoofd van plaatselijk bestuur aangewezen wijken, het vuilnis en aanveegsel der huizen en erven, voor zooverre in de verwijdering ervan van overheidswege niet wordt voorzien, in kuilen, ter diepte van ten minste I M. op de erven te verzamelen en daarin bij dag en kalm weder zoo mogelijk te verbranden, zullende die kuilen zoover als het kan van den langs het erf loopenden openbaren weg en van de belendende gebouwen c. q. opstallen verwijderd moeten zijn; e. de aan den openbaren weg grenzende erven en andere gronden over een breedte van 2 M. gerekend van de weggrens, van onkruid te zuiveren; j. gedurende door het betrokken Hoofd van plaatselijk bestuur aan te geven periodsn van het jaar op de afdeelingshoofd* plaatsen den langs de gebouwen, opstallen, erven of andere gronden loopendèn openbaren weg — waar overburen zijn ter halve breedte en anders ter geheele breedte — des voormiddags tusschen 8 en 9 en des namiddags tusschen 4 en 5 uur met zuiver water te doen begieten. Van zeer veel belang voor het tabaksbedrijf is het volgend artikel. Artikel 8. (1) Het is verboden met licht ontvlambare materialen gedekte gebouwen of opstallen van welken aard ook, bestemd voor het opbergen, drogen of bereiden van ongekorven tabak, op te richten, welke niet minstens vijftig meters verwijderd zijn van gebouwen of opstallen, uit welke materialen ook samengesteld. (2) 's Raads voorzitter kan dispensatie verleenen van het bepaalde in de vorige alinea van dit artikel, wanneer daaruit geen schade voor derden kan voortvloeien. (3) Het verbod in de eerste alinea van dit artikel is niet van toepassing op de voor het drogen van ongekorven tabak bestemde schuren, welke voorzien zijn van eene z.g. composiet- dakbedekking, waaronder is te verstaan een dak, waarvan de zijen onderranden over eene breedte van minstens 2'/2 Rijnlandsche voeten vervaardigd zijn van onbrandbaar materiaal, zooals gegalvaniseerd dakijzer of pannen, moetende op elke acht kamers der schuur minstens ééne bij wijze van brandvrije strook, mede met onbrandbaar materiaal zijn ingedekt. De bedoeling van de tweede alinea is, dat voor het geval de nieuwe schuur komt te staan binnen 50 M. van aan de onderneming behoorende gebouwen de Voorzitter kan toestaan, dat die schuur met licht ontvlambaar materiaal mag worden gedekt. (Model aanvraag dispensatie zie bijlage V). Door de toevoeging van de alinea over het composietdak blijft het mogelijk erven, gelegen binnen de bebouwde kom van een desa, toch te bezigen voor het bouwen van droogschuren, al is het dan ook dat ze van een in die alinea omschreven soort dak moeten zijn voorzien. Voorts zijn de volgende artikelen van eenig belang. Artikel 10. (1) De personen, bedoeld in artikel 2, zijn verplicht toe te laten, dat behalve de ambtenaren en beambten der politie, de rooimeester of degeen, die hem vervangt, zich met bekendstelling van zijn qualiteit aan den gebruiker of bezitter van het erf of anderen grond, daarop tusschen 8 uur 's voormiddags en 5 uur 's namiddags begeeft, ten einde zich van de behoorlijke naleving der bepalingen van deze verordening te overtuigen. (2) De door 's Raads voorzitter aangestelde anophelesspeurders zijn eveneens bevoegd gedurende de voormelde uren, met voorafgaande aanmelding van hun persoon bij den bewoner of de bewoonster, zich op de erven te begeven ten einde te onderzoeken of daarop stilstaande waterplassen en als zoodanig anopheles broedplaatsen voorkomen en om bij het aantreffen daarvan, die broedplaatsen overeenkomstig hunne aanwijzingen te doen opruimen of onschadelijk te doen maken. (3) De personen, bedoeld in artikel 2, zijn verplicht de in de voorgaande alinea bedoelde anophelesspeurders gedurende de voormelde uren mede tot hun erf toegang te verleenen en de aanwijzingen van die beambten zooveel mogelijk op te volgen. Artikel 11. (1) Overtreding van de bepalingen vervat in de artikelen 1 tot en met 9 dezer verordening wordt gestraft: indien zij gepleegd wordt door Europeanen of met dezen gelijk gestelden, met eene geldboete van ten hoogste f 25.— (vijf en twintig gulden) of gevangenisstraf van ten hoogste drie dagen, en indien zij gepleegd wordt door Inlanders of met dezen gelijkgestelden, met eene geldboete van ten hoogste f 25. — (vijf en twintig gulden) of ten arbeidstelling aan de publieke werken voor den kost zonder loon van ten hoogste acht dagen. (2) Een gelijke straf wordt gesteld op overtreding van artikel 10 dezer verordening, voor zoover deze overtreding niet valt onder de strafbepaling van de artikelen 4/2 no. 23 der algemeene politiestrafreglementen. Artikel 12. i (1) Onverminderd de straffen in het vorig artikel bepaald, zijn de overtreders verplicht binnen een door het betrokken Hoofd van plaatselijk bestuur te bepalen bekwamen termijn en op daartoe door of van wege dit bestuurshoofd gedane aanzegging, of weg te ruimen of te doen wegruimen, te herstellen, te doen herstellen of alsnog te verrichten of te doen verrichten hetgeen in strijd met deze verordening is verricht of nagelaten. (2) Bij niet nakoming dezer verplichting is het Hoofd van plaatselijk bestuur, zonder verdere ingebreke stelling van den overtreder, bevoegd zulks te doen plaats hebben ten koste van den overtreder, onverminderd diens gehoudenheid tot vergoeding der schade door de overtreding veroorzaakt. ■ VERORDENING OP HET NUMMEREN VAN PERCEELEN, BEZETEN IN EIGENDOM OF MET RECHT VAN OPSTAL, ERFPACHT DAN WEL GEBRUIK. In verband met de vele perceelen, bezeten in recht van eigendom en opstal, toebehoorende aan de tabaksondernemingen is van belang de volgende verordening op het nummeren dier perceelen. Deze verordening werd afgekondigd in de Javasche Courant van 8 November 1910 No. 89. Artikel 1. (1) Op elk aan den openbaren weg gelegen perceel, bezeten in eigendom of met recht van opstal, erfpacht dan wel gebruik, moet het nummer, waaronder het bij het middel der verponding geregistreerd is, worden aangebracht en wel zoodanig, dat het van den openbaren weg duidelijk zichtbaar is. (2) Op perceelen niet aan den openbaren weg gelegen, moet het in het eerste lid van dit artikel bedoelde nummer worden aangebracht op de buitenzijde van de in den betrekkelijken meetbrief vermelde merkteekenen. Artikel 2. Het in het vorige artikel bedoelde nummer moet bestaan uit gebruikelijke Europeesche cijfers ter grootte van minstens zes centimeters. Artikel 3. (1) Overtreding van deze verordening wordt gestraft met eene geldboete van ten hoogste f 25.— (vijf en twintig gulden) of naar gelang van den landaard van den overtreder met gevangenisstraf van ten hoogste vier dagen, dan wel met ten arbeidstelling aan de publieke werken voor den kost zonder loon gedurende hoogstens twaalf dagen. (2) De overtreders zijn gehouden binnen den tijd van veertien dagen, nadat het vonnis in kracht van gewijsde is gegaan, hun verzuim te herstellen, bij gebreke waarvan het Hoofd van plaatselijk bestuur bevoegd zal zijn zulks op kosten van den nalatige te doen verrichten. Artikel 4. Deze verordening treedt in werking op den veertigsten dag na dien der dagteekening van de Javasche Courant, waarin de afkondiging heeft plaats gehad, op welk tijdstip vervallen de verordening op het nummeren van huizen in de wijken voor Europeanen en Vreemde Oosterlingen op de hoofdplaatsen Besoeki, Sitoebondo en Bondowoso, vastgesteld door den Resident van Besoeki op 30 April 1881 en afgekondigd in de Javasche Courant van 6 Mei 1881 No. 36, zoomede de verordening door dien gewestelijken bestuurder vastgesteld den 22a":n April 1890, afgekondigd in de Javasche Courant van 29 April 1890. TABAKSVEILING VERORDENING. In Augustus 1918 werd door den Gewestelijken Raad een verordening aangenomen betreffende de openbare tabaksveilingen. Deze verordening werd afgekondigd in de Javasche Courant van 13 September d. a. v. No. 74 en trad op dien datum ook in werking. VERORDENING betreffende de openbare tabaksveilingen, te houden op de bij het gewest Besoeki in beheer zijnde tabaksmarkten. Artikel 1. Op plaatsen door den Voorzitter van den gewestelijken raad aan te wijzen zullen, na den raad te hebben gehoord, markten opgericht worden, waar door bemiddeling van den gewestelijken raad tabak, als in artikel 2 nader omschreven, in het openbaar zal worden opgeveild. Deze markten zullen worden aangeduid als tabaksmarkten. Artikel 2. Op deze markten zal uitsluitend worden geveild kampongkrossok, waaronder in deze verordening verstaan wordt tabak in drogen toestand, afkomstig van aanplantingen, toebehoorende aan Inlanders en bekend onder den naam van „vrije tabak". Groene vrije tabak zal op deze markten niet ten verkoop worden toegelaten. Artikel 3. Alvorens de droge kampongkrossok bij opbod zal worden opgeveild, moet deze door den marktmeester worden gekeurd. 0 Minderwaardige, vochtige, beschimmelde, niet behoorlijk oplengte gesorteerde, alsmede nog van groene stelen voorziene kampongkrossok zal niet ter veiling mogen worden aangenomen en onmiddellijk worden verwijderd, een en ander ter beoordeeling van den marktmeester. Artikel 4. De zorg voor het dagelijksch beheer van en de orde en netheid op de markt, alsmede voor de inning der commissieloonen wordt opgedragen aan een marktmeester, zoo noodig bijgestaan door ondergeschikt personeel, allen door den Voorzitter te benoemen en te ontslaan. De marktmeester is rekenplichtig aan den gewestelijken raad overeenkomstig het bepaalde in artikel 100 tot en met 105 der Locale raden-ordonnantie. De Voorzitter stelt de instructies en ambts-kenteekenen voor het in dit artikel genoemde personeel vast. Artikel 5. De ter openbare veiling aangeboden kampongkrossok zah na keuring door den marktmeester, op door hem aan te wijzen plaatsen worden uitgestald. De marktmeester bepaalt de volgorde waarin de kavelingen zullen worden verkocht, alsmede de grootte daarvan. Zooveel mogelijk wordt de door één verkooper aangeboden taba^c afzonderlijk geveild. Vermenging van aan verschillende personen toebehoorende partijen heeft alleen plaats met goedvinden der eigenaren. Artikel 6. De goedgekeurde tabak zal door den marktmeester bij opbod aan den meestbiedende worden verkocht. Artikel 7. Zonder vergunning van den marktmeester is het verboden kampongkrossok, welke eenmaal ter veiling is aangeboden en goedgekeurd, hetzij geheel of gedeeltelijk uit de veiling te nemen. Indien de geboden prijs den' belanghebbende onvoldoende voorkomt, kan deze na kennisgave aan den marktmeester, den verkoop doen ophouden en de tabak terugnemen. Artikel 8. De verkoop geschiedt uitsluitend tegen gereede betaling. De betaling der kooppenningen moet plaats hebben, onmiddellijk nadat de koop is toegewezen, aan den marktmeester of diens vervanger. De uitkeering der opbrengst van de tabak aan den eigenaar heeft eveneens plaats zoo spoedig mogelijk na den verkoop. • Artikel 9. Ter bestrijding van de aan de veilingen verbonden noodzakelijke kosten zal door den gewestelijken raad een commissieloon in rekening worden gebracht, bedragende 5 °/0 van den verkoopprijs van elke partij, waarvan 3 °/0 ten laste komt van den kooper en 2°/„ ten laste van den verkooper. De marktmeester is belast met dë inning daarvan. Bij ophouding zal een commissieloon worden berekend van 2 /o ten laste van den verkooper over het bedrag, waarvoor opgehouden is. Artikel 10 De inrichting der voor de uitvoering dezer verordening noodige administratie en der door den marktmeester in te dienen verantwoordingen wordt vastgesteld door den Voorzitter van den raad. Artikel I I. Deze verordening kan worden aangehaald als „Tabaksveilingsverordening''. Zij treedt in werking op den dag harer afkondiging in de Javasche Courant. De veilingen zullen plaats hebben buiten bemoeienis van den vendumeester, waartoe Staatsblad 1915 No. 186 de gelegenheid geeft. De Directeur van Landbouw heeft bij zijn besluit dd. 5 Augustus 1918 No. 7905/B bepaald, dat in de af deelingen Bondowoso en Djember openbare veilingen en verkoopingen mogen plaats hebben zonder tusschenkomst van den vendumeester, van door en voor rekening van de Inlandsche bevolking geteelde en behoorlijk gedroogde kampongkrossoktabak. De Voorzitter van den Gewestelijken Raad stelt vast de plaatsen, waar de tabaksmarkt zal gehouden worden ; hij is evenwel verplicht den Raad dienaangaande te hooren. Die plaats hangt ten nauwste samen met den aanplant van vrijmantabak. In een streek waar bijna geen of slechts weinig vrijmantabak staat, heeft een tabaksmarkt geen reden van bestaan. De tabaksmarkten kunnen zoowel gehouden worden in den vooroogst- als in den naoogsttijd. Wordt er een gehouden in den vooroogsttijd, dan houdt zulks in een weigering van vergunningen aan opkoopers (borgen) in de desa. Tot regeling der voorschriften op de uitvoering der vorige verordening heeft de Gewestelijke Raad nog vastgesteld een reglement op het houden der tabaksveilingen bij besluit dd. 24 Augustus 1918 No. 555a/6, dat aldus luidt: Artikel 1. De in artikel 1 der „Tabaksveilingverordening" bedoelde tabaksmarkten worden op kosten van het gewest in goeden staat onderhouden en van een afsluiting voorzien. Artikel 2. De tabaksmarkten zijn dagelijks geopend van des voormiddags 7 uur tot des namiddags 3 uur, met uitzondering van des Zondags en de erkende Christelijke en Mohammedaansche feestdagen. De opening- en sluitingsdatum van elke tabaksmarkt wordt vastgesteld door den Voorzitter, die daaraan algemeene bekendheid geeft. Artikel 3. De toegang tot de tabaksmarkt is voor iedereen vrij. De marktmeester is bevoegd personen, die de goede orde verstoren, te verwijderen. Artikel 4. Zij, die tabak op de veiling willen koopen, moeten voorzien zijn van een opkoopvergunning, overeenkomstig artikel 10 der Tabaksverordening. De opkooper is verplicht op navraag van den marktmeester inzage van die opkoopvergunning te verleenen. Geen vrije tabak mag door den marktmeester ter veiling worden aangenomen, die niet behoorlijk gedekt is door het gebruikelijke plantbriefje en een vervperpas. Artikel 5. De opkooper is verplicht de gekochte tabak onmiddellijk na de veiling te verwijderen. Artikel 6. Het is verboden op straffe van verwijdering op de 'toegangswegen tot en de verbindingswegen binnen de markt, koopwaren uit te stallen of te koop aan te bieden of daarop eenig voorwerp te plaatsen, dan wel eenig beroep of bedrijf daarop uit te oefenen. Artikel 7. Het door de marktmeesters te innen commissieloon zal door hen gestort worden bij den gewestelijken kashouder. Artikel 8, Het toezicht en de controle op het algemeen beheer van de tabaksmarkten, alsmede op de richtige ten uitvoerlegging der daarop betrekking hebbende voorschriften, wordt uitgeoefend door een marktcommissie, bestaande uit het betrokken Hoofd van plaatselijk bestuur als voorzitter en den Regent van Bondowoso of den zelfstandigen Patih van Djember als diens plaatsvervanger aldaar, zoomede den Controleur voor de tabaksaangelegenheden en den betrokken plaatselijken controleur als leden Artikel 9. Alvorens zijn taak te aanvaarden legt de marktmeester in banden van den Voorzitter van den gewestelijken raad den volgenden eed of belofte af: „Ik zweer (of beloof) mij te zullen gedragen zooals een' goed en eerlijk marktmeester zal betamen". „Zoo waarlijk helpe mij God Almachtig" (of „dat beloof ik"). Een ieder die op de veiling wil koopen, moet voorzien zijn van een opkoopvergunning, dus ook de hier gevestigde ondernemingen. In de voorwaarden dier vergunning staat vermeld, dat de op Je markt gekochte tabak bij verzending naar de afpakschuur moet gedekt zijn door een pas. Voorts, dat indien de houder der vergunning andere personen wil machtigen om, voor hem op de markt te koopen, hij tevoren daarvan kennis geeft aan den Controleur voor de tabaksaangelegenheden. Ten overvloede wordt nog in de voorwaarden vermeld, dat .die vergunning zich uitsluitend bepaalt tot opkoop van de ter tabaksmarkt opgeveilde tabak. De duur dier vergunning is zoolang de tabaksmarkt is geopend. De ondervinding heeft verder geleerd, dat keuring en veiling op één dag niet mogelijk is; daarom is bepaald, dat het gekeurde van een dag op den volgenden dag zal worden geveild. Op het terrein van de rharkt bestaat gelegenheid voor opkoopers kleine schuurtjes op te richten voor de opberging van de op de markt opgekochte tabak. De vergunning daartoe moet verzocht worden aan den Assistent-Resident, die de vergunning verleent tot weder opzeggens toe. GRONDHUURORDONNANTIE. Bij Staatsblad 1918 No. 88 is afgekondigd een nieuwe grondhuurordonnantie, welke den Isten October van dat jaar in werking is getreden. Wat betreft de toepassing op de tabakscultuur, .zoo bevat de nieuwe verordening ongeveer gelijkluidende bepalingen als de oude. De 5-jarige huur bleef gehandhaafd, de bepalingen betreffende de woonerven bleven onveranderd enz. Hieronder volgen de voornaamste bepalingen, meer in het hijzonder van belang voor de tabaksondernemers. Toepasselijkheid van het B. W. De grondhuurovereenkomsten worden beheerscht door de bepalingen van het Burgerlijk Wetboek, voor zoover daarvan niet bij de ordonnantie is afgeweken. In verband hiermede kan de tabaksondernemer zijn eigendom laten gelden op het op de gehuurde gronden geteeld product. De Hooge Raad der Nederlanden heeft bij eep uitspraak in een geheel analoog geval op grond van dezelfde bepalingen van het B. W., welke bepalingen, zooals hiervoren juist is meegedeeld, de overeenkomsten van grondbuur tusschen inlanders en niet-inlanders beheerschen, beslist, dat de huurder van den grond eigenaar is van het daarop geteeld gewas. Vorm der overéénkomsten. De grondhuurovereenkomsten moeten voldoen aan een bepaald voorgeschreven vorm. Zij zijn eerst rechtsgeldig, indien zij verleden zijn ten overstaan van een bepaald, door het Hoofd van gewestelijk bestuur aangewezen, ambtenaar. Daartoe zijn door den Resident aangewezen de Europeesche controleerende ambtenaren, alsmede de Inlandsche' bestuursambtenaren, n.1. de districts- en onderdistrictshoofden; een ieder voor Zijn ressort. De grondhuurakten mogen niet verleden worden vóór de intree van de vijftiende maand voorafgaande aan het kalenderjaar, waarin met de bewerking zal worden begonnen. Deze nieuwe verordening heeft voor éénjarige grondhuurcontracten een bijzondere voorziening getroffen. In daartoe door het Hoofd van gewestelijk bestuur aangewezen gedeelten van zijn gewest kunnen grondhuurovereenkomsten aangegaan voor een jaar of een oogstjaar, op andere wijze in rechtsgeldigen vorm gesloten worden, zonder dat een akte in den bepaald voorgeschreven vorm is opgemaakt. Zulks kan geschieden bij een staat, waarvan een model is te vinden in de uitvoerige toelichting der grondhuurordonnantie. Bij besluit van den Resident van Besoeki dd. 14 October 1918 No. 9023/25 is bepaald, dat inde geheele residentie Besoeki dergelijke éénjarige contracten kunnen gesloten worden. (Bijlage VI). Huurtermijn. Artikel 4 sub 3 der grondhuurordonnantie zegt: De Gouverneur-Generaal is bevoegd om: a. streken aan te wijzen, waar voor de teelt van tabak, al dan niet afgewisseld door gebruik van den grond tot andere doeleinden, geen verhuring van grond voor . langer dan vijf jaren is toegelaten, zoomede om b voor eenig gewest of bepaalde gedeelten daarvan te vergunnen dat gronden bedoeld onder a en b van het eerste lid van dit artikel ten behoeve van de teelt van tabak, zonder toepassing van het bepaalde in artikel 8, worden verhuurd voor ten hoogste twaalf jaar, of, wanneer het bepaalde onder a hiervoren toepassing heeft gevonden, vpor ten hoogste 5 jaar. De G G heeft van die bevoegdheid gebruik gemaakt en bepaald bij besluit dd. 28 September 1918 No. 21 (Bijlage VII) dat de res.dentie Besoeki is aangewezen als een streek, waar voor de teelt van tabak geen huur van grond is toegelaten voor langer dan 5 jaar. en verder voor de residentie Besoeki te vergunnen dat sawahs, ten behoeve van de teelt van tabak, worden verhuurd voor ten hoogste 5 jaar. De huurtermijn voor ambtsvelden blijft bij deze nieuwe regeling dus ook ten hoogste één jaar. Voor huur van schuurterreinen kan een 12-jarig contract worden gesloten. Vooruitbetaling. Deze mag niet plaats hebben vóór de intree van de vijftiende maand voorafgaande aan het kalenderjaar, waarop zij betrekking heeft. Bekrachtiging der grondhuurovereenkomsten. De bekrachtiging geschiedt door den Assistent - Resident en kan slechts geweigerd worden om bepaalde, in artikel 10 der ordonnantie vermelde redenen. Bij weigering der bekrachtiging is hooger beroep mogelijk bij het Hoofd van gewestelijk bestuur binnen 14 dagen na den datum der beschikking van weigering. Redenen van weigering der bekrachtiging. De verschillende redenen in artikel 10 der ordonnantie genoemd, hier aan een afzonderlijke bespreking te onderwerpen, komt overbodig voor; zij doen zich betrekkelijk weinig voor. Slechts ware op een paar de aandacht te vestigen. Bekrachtiging moet geweigerd worden, wanneer de overeenkomst bedingen bevat, welke het bebouwen van den grond gedurende den huurtermijn of het leveren van gewassen beoogen. Voor overeenkomsten betreffende gronden bestemd voor de teelt van tabak is evenwel een uitzondering gemaakt; bestond die niet, dan was de huur voor Besoeki vrijwel onmogelijk. Eveneens is bekrachtiging uitgesloten, wanneer het contract bedingen bevat, rechtstreeks of zijdelings betrekking hebbend op verhuring van andere dan in de akte omschreven gronden. Hierdoor wordt voorkomen de opneming van allerlei bedingen, aanleiding gevende tot misstanden, zooals die vroeger in Besoeki gebruikelijk waren, waarbij de verhuurder zich verbond alle gronden, waarover hij gedurende den loop van den huurtermijn de beschikking zou krijgen, aan den huurder te zullen verhuren. Levering van den grond. Deze wordt geacht te hebben plaats gegrepen op den datum van ingang der huur of op den datum der bekrachtiging, indien deze later mocht zijn verleend. Die levering geschiedt onafhankelijk van eenige daartoe strekkende handeling van den verhuurder. Op den datum van het eindigen van de huur wordt de grond geacht te zijn teruggeleverd, eveneens onafhankelijk van eenige daartoe strekkende handeling van den huurder. Naar aanleiding hiervan wordt in de toelichting het volgende meegedeeld: de houder eener naar den eisch bekrachtigde huurovereenkomst kan in algemeenen zin geacht worden gerechtigd te zijn om, nadat de huurtermijn is ingegaan, zoo noodig, het alsdan op den grond nog aangetroffen gewas van den verhuurder te verwijderen, welke laatste een gelijke bevoegdheid heeft ten aanzien van het bij de beëindiging der huur nog te velde staand gewas van den huurder. Partijen kunnen bij de uitoefening dier bevoegdheid de bescherming der politie tegen mogelijke feitelijkheden inroepen, doch behooren daarbij wel in het oog te houden dat zij, handelende geheel onder eigen verantwoordelijkheid en op eigen risico, zich nimmer voor eenige rechtsvervolging gevrijwaard kunnen achten, bijaldien het blijken mocht, dat door de daad der ontruiming bestaande rechten zijn aangetast. Indiening der huur-akten. De indiening moet geschieden in tweevoud aan het betrokken Hoofd van plaatselijk bestuur. Vorm der huurakten. De vorm is voorgeschreven, er mag dus niet van worden afgeweken; het model is te vinden in de reeds meergenoemde toelichting op de ordonnantie. Men mag in een akte meerdere overeenkomsten vermelden, mits de gronden alle gelegen zijn in een desa en de overeenkomsten worden aangegaan voor hetzelfde doel en denzelfden tijd. Woonerven. Zijn in het algemeen de bepalingen der grondhuurordonnantie niet van toepassing op woonerven; voor 'gewesten of gedeelten daarvan, waar zulks in het belang van de tabakscultuur noodig mocht zijn, kan het Hoofd van gewestelijk bestuur evenwel anders bepalen. Voor Besoeki heeft de Resident van die bevoegdheid gebruik gemaakt en bij besluit dd. 14 Augustus 1918 No. 6970/25 bepaald, dat bij inhuur van woonerven, mits gelegen buiten de grenzen der hoofdplaatsen Bondowoso, Djember, Sitoebondo en Banjoewangi en van de plaatsen Besoeki en' Panaroekan, de gewone bepalingen der grondhuurordonnantie blijven gelden. (Bijlage VIII). Op te nemen clausules. Na het tot standkomen der Tabaksverordering is het gewenscht voorgekomen in de grondhuurovereenkomsten de volgende clausules op te nemen : a. dat, indien de in deze akte omschreven grond (of gronden) ten gevolge van intrekking der vereischte aanplantvergunning niet langer door of ten behoeve van den comparant (of de comparante) ter andere zijde met tabak mag (of mogen) worden beplant, deze overeenkomst ten opzichte van den grond (of gronden) waarop die intrekking betrekking heeft zal (of zullen) ontbonden zijn van af het tijdstip van intrekking der aanplantvergunning, zonder dat daartoe de tusschenkomst des rechters gevorderd wordt en zonder dat uit deze ontbinding eenig recht op schadevergoeding voortvloeit. b. dat, indien nog geen vergunning voor het planten van tabak op in deze akte omschreven grond (of gronden) mocht bestaan en de vereischte aanplantvergunning niet verkregen is binnen een termijn van zes maanden, gerekend van af den datum, waaróp de huur ingaat, deze overeenkomst (of overeenkomsten) ten opzichte van die gronden ontbonden zal (of zullen) zijn van af den dag waarop bovenbedoelde termijn zal zijn verstreken, zonder dat daartoe de tusschenkomst des rechters gevorderd wordt en zonder dat uit deze ontbinding eenig recht op schadevergoeding voortvloeit. In verband met het veel voorkomend geval dat gemachtigden lafcr ontkennen, als zoodanig voor den verhuurder te zijn opgetreden, komt het gewenscht voor de getuigen a^te vragen of het hun bekend is, dat de gemachtigden als zoodanig optreden en daarvan in de akte te doen blijken door opneming van de volgende clausule: „De hierna te noemen getuigen hebben nog verklaard dat, waar in deze akte gemachtigden voor verhuurders optreden, de lastgeving om als zoodanig op te treden, hun bekend is gemaakt.' Overdracht van huurrechten. Deze overdracht kan zonder toestemming van de verhuurders niet plaats vinden. De ambtenaren hebben daarmede geenerlei bemoeienis; evenwel bestaat er geen bezwaar dat zij hunne tusschenkomst verleenen voor de constateering van de toestemming en van de identiteit der verhuurders. In Besoeki, waar deze overdracht veelvuldig voorkomt, verleent de ambtenaar dan ook altijd zijn tusschenkomst zooals hierboven is vermeld. Een model cessie akte wordt hier als bijlage IX toegevoegd. AANSCHRIJVINGEN IN HET BELANG VAN EEN GEREGELDE CULTUUR. Na de tot standkoming der Tabaksverordening heeft het Bestuur vele circulaires tot de ondernemers gericht, voornamelijk beoogende op eenige veel voorkomende misstanden te wijzen en om tot een geregelden toestand te komen. De vele rondschrijvingen alle hier in hun geheel op te nemen komt overbodig voor; ze volgen hier in het kort. 1. Den aanplant zooveel mogelijk groen te oogsten en dus weinig of geen tabak in de kampong te laten drogen. Hoe meer er groen geoogst wordt, hoe minder de planter kans heeft de tabak te onttrekken. Bovendien is schüurtabak beter verzorgd en dus op de wereldmarkt meer waard. Het groote belang voor Besoeki ligt in een goede en vooruitstrevende cultuur. Schüurtabak moet dus de hoofdzaak zijn en het mag niet zoo worden, dat het geheele product komt onder den invloed van het bijproduct: de kampongkrossok. 2. Voor den aanvang van den oogst een desa'sgewijze en etablissement'sgewijze telstaat in te dienen. 3. Het politiepersoneel belast met het tellen van den vrijmanaanplant, voor zoover betreft desa's, behoorende tot Uw arbeidsveld, te doen vergezellen door een mandoer of geëmployeerde. Daardoor wordt voorkomen, dat ondernemingsaanplant wordt meegeteld door de oppassers. 4. Het is gewenscht, dat van Bestuurswege ook de telling van den ondernemingsaanplant wordt nagegaan. Hiervan zal tevoren worden kennisgegeven. 5. Het tijdig, dat is vóór den oogsttijd, verstrekken van plantbriefjes aan de planters Uwer onderneming en voor de richtige invulling, onderteekening en bijhouding dier plantbriefjes te doen zorgdragen. 6. Evenals de planters van vrije tabak, die van Bestuurswege van plantbriefjes zullen worden voorzien, moeten Uwe planters steeds hunne briefjes bij het vervoer bij zich hebben. Geen tabak te ontvangen of betalingen te doen plaats hebben, indien het plantbriefje niet vertoond wordt. 7. Vervoer van de eene schuur naar de andere te dekken met een behoorlijk ingevuld geleidebiljet. 8. Van de binnengebrachte vrijmantabak in het gebied van een onderneming, waar zich geen posten bevinden, goede aanteekening te houden en zoo mogelijk een afzonderlijk ontvangboek daarvan aan te leggen, alsmede op de pipil van den vrijmanplanter aanteekening te houden van de binnengebrachte tabak. 9. De door de tabakspolitie afgegeven passen van vrijmantabak te doen bewaren in het betrokken etablissement. 10. Geen kepitingin tabak op te koopen, daar deze tabak meestal van diefstal afkomstig is. 11. De schuur- en pipilboeken behoorlijk bij te houden en daarin op te nemen blad- en hangkrossok. 12. Bij de betalingen het zuiver bedrag uit te betalen en niet af te ronden. 13. Bij het nemen van sasap de billijkheid te betrachten en vooral toe te zien, dat de mandoers niet 'twee maal sasap nemen ; daarom is het aan te bevelen in het ontvangboekje het bruto aantal dolken op te nemen. In gevallen dat meer dan de voorgeschreven sasap wordt genomen op grond van niet-nakoming der plantvoorwaarden, moet de planter op de hoogte gebracht worden wat daarvan de reden is. 14. De inferieure tabak afkomstig van huurgronden, moet waargenomen worden tegen de prijzen in de plantvoorwaarden bepaald. 15. Geen plantbriefjes te verstrekken aan vrije planters, aan planters op gronden die nog slechts in huur zijn toegezegd, dan wel op gronden, waarvan een concept-contract is ingediend, dan wel waarvan een wettig bekrachtigde huurovereenkomst bestaat, doch de huur nog niet is ingegaan. 16. Voorkomen dient te worden het ingrijpen in de taak der politie, en het uitoefenen van politiebevoegdheden door daartoe onbevoegden. BIJLAGE I. Model aanvraag Aanplantvergunning. den Voorzitter Van den Gewestslijken Raad van Besoeki BONDOIVOSO. Geeft met verschuldigden eerbied te kennen administrateur der Tabaksonderneming .* • • .wonende te ten deze handelende voor en namens de te . . . , gevestigde Naamlooze Vennootschap ; dat de zetel van het bedrijf der naamlooze vennootschap. . is gevestigd in de desa • district afdeeling : dat hij tabak wenscht te planten in de desa No district afdeeling ! dat hij de beschikking heeft over gronden van den Inlander gehuurd krachtens wettelijk bekrachtigde huurovereenkomsten in Je desa tot een uitgestrektheid van bouw sawahs en bouw droge gronden ; dat de minimum uitgestrektheid van aanplant, waartoe hij zich in die desa verplicht, zal bedragen bouw; dat die minimum aanplant zal tot stand worden gebracht op • dat de gronden geschikt zijn voor de teelt van tabak en ze een geheel vormen met het arbeidsveld van de onderneming, terwijl ze niet te zeer uiteen gelegen zijn voor een rationeele uitoefening van het bedrijf. Redenen waarom hij zich tot UHEdG. wendt, met het beleefd verzoek aan de N. V voor die desa's aanplantvergunning te verleenen als bedoeld in Hoofdstuk I der Tabaksverordening. 't Welk doende enz., BIJLAGE II. No. 572/3. . Bondowoso, 24 October 1908. De Gewestelijke Raad van Besoeki Willende uitvoering geven aan a. alinea 3 van artikel 2 b. alinea 4 artikel 2 der Tabaksverordening. Heeft besloten: te bepalen I. Bezwaren tegen de aanvraag ter verkrijging eener aanplantvergunning moeten bij 's Raads Voorzitter worden ingebracht binnen twee maanden na den datum der bekendmaking. II. De aanvraag ter verkrijging van een aanplantvergunning wordt op kosten van den aanvrager bekend gemaakt in de Javasche Courant en in minstens een der te Soerabaia verschijnende dagbladen, alsmede door aanplakking ten kantore van den Gewestelijken Raad van Besoeki en van de Hoofden van plaatselijk bestuur in 's Raads ressort. III. vervallen. / « li BIJLAGE III. Nó. 539/3. Bondowoso, 24 October 1908. De Voorzitter van den Gewestelijken Raad van Besoeki Willende uitvoering geven aan het bepaalde bij artikel 9 der Tabaksverordening. Heeft besloten: te bepalen : a. dat door den houder van een aanplantvergunning de planten leveringsvoorwaarden aan hem. Voorzitter, moeten zijn ingediend, wat betreft den z. g. vooroogst vóór 1 Maart en den z.g. naoogst vóór 1 Augustus van elk jaar; h. dat de bekendmaking der aanplant- en leveringsvoorwaarden in de desa's, behoorende tot het arbeidsveld van den houder eener aanplantvergunning, moet geschieden in de Landstaal aan de daartoe door of van wege den houder der aanplantvergunning behoorlijk opgeroepen belanghebbende planters, en c. dat de onder letter b. bedoelde bekendmaking moet zijn geschied ten opzichte van den z. g. vooroogst vóór 1 April, en van den z. g. naoogst vóór 1 September van elk jaar. BIJLACE IV. Model aanvraag Schuurvergunning. den Assistent-Resident Dan Geeft met verschuldigden eerbied te kennen , administrateur der Tabaksonderneming wonende te handelende ten deze voor en namens de te gevestigde naamlooze vennootschap ; dat hij een schuur wenscht te bouwen voor het opbergen en drogen van tabak in de desa district.... afdeeling. . .; dat de onderneming in die desa aanplantvergunning heeft ; dat de schuur zal worden gebouwd op een stuk grond bezeten in recht van eigendom (of opstal; of erfpacht), verpondingsnummer .. .; of in huur voor ... jaar ; of reeds aangevraagd of reeds opgemeten ; dat de schuur zal gedekt worden met atap of kadjang en gelegen is meer dan 50 M. van de bebouwde kom. (of dat de schuur gelegen is minder dan 50 M. van de bebouwde kom en dus zal worden voorzien van een composiet dak.) (of dat de schuur gelegen is minder dan 50 M. van gebouwen aan de onderneming toebehoorend en daarom dispensatie zal verzocht worden van artikel 8 alinea 1 der Verordening op orde, netheid, zindelijkheid en veiligheid in de residentie Besoeki, ten einde, na bekomen dispensatie, de schuur met licht ontvlambare materialen te dekken) ; dat de schuur zal bevatten kamers ; dat de onderneming in die desa beschikt over bouws sawahs en bouws droge gronden volgens wettelijk geregistreerde huurcontracten en over schuren met een capaciteit van kamers ; dat de onderneming te weinig schuurruimte heeft in verband met den jaarlijkschen aanplant en het jaarlijksch geoogst groen product; Redenen waarom hij zich tot UEdGestr. wendt, met het beleefd verzoek aan de N. V schuurvergunning voor die schuur te willen verleenen. 't Welk doende enz. Indien vobr die schuur opkoopvergunning wordt verzocht, kan aan dit rekest worden toegevoegd : dat hij in die schuur wenscht op te koopen vrijman-tabak; Redenen waarom hij zich tot UEdG. wendt, met het beleefd verzoek aan de N. V voor die schuur schuur- en •opkoopvergunning te willen verleenen. Bijlage V. Model aanvraag dispensatie van artikel 8 al. 1 der Verordening tot bevordering van orde, netheid, zindelijkheid en veiligheid in de residentie Besoeki. den Voorzitter Van den Gewestelijken Raad van Besoeki. BONDOWOSO. Geeft met verschuldigden eerbied te kennen Administrateur der tabaksonderneming wonende te .... , handelende ten deze voor en namens de te gevestigde naamlooze vennootschap dat hij een droogschuur wenscht op te richten in de desa groot kamers, gelegen op R. V. O. verpondingsnummer ; dat hij die schuur wenscht te dekken met licht ontvlambaar materiaal; dat die schuur verwijderd is minstens 50 M. van de bebouwde kom, doch binnen 50 M. van gebouwen der onderneming toebehoorend ; dat daaruit geen schade voor derden kan voortvloeien ; dat in een dergelijk geval dispensatie door UHEdG. kan worden verleend van artikel 8 alinea 1 der Verordening tot bevordering van orde enz.; Redenen waarom hij zich tot UHEdG. wendt, met het beleefd verzoek hem dispensatie te verleenen van voorschreven artikel en hem toe te staan vermelde schuur te mogen dekken met licht ontvlambaar materiaal. t Welk doende enz. BIJLAGE VI. No. 9023/25 Uittreksel uit het Register der Besluiten van den Resident van Besoeki. Bondowoso, 14 October 1918. De Resident voornoemd. Willende overgaan tot de aanwijzing van gedeelten van zijn gewest, waar grondhuurovereenkomsten, welke voor niet langer dan één jaar of één oogstjaar worden aangegaan en betrekking hebben op andere gronden dan aandeelen in periodiek verdeelde of met wisselende aandeelen bij de deelgerechtigden in gebruik zijnde gemeentelijke grónden, in rechtsgeldigen vorm kunnen worden gesloten op andere wijze dan aangegeven in het eerste lid van artikel 3 der grondhuurordonnantie. Overwegende dat communaal bezit met periodieke verdeeling of wisselende aandeelen in deze residentie niet voorkomt. Gelet op al. 4 van artikel 3 der Grondhuurordonnantie (Staatsblad 1918 No. 88 en 214, alsmede No. 215; Heeft besloten: te bepalen, dat in het geheele gewest Besoeki grondhuurovereenkomsten, welke voor niet langer dan één jaar of één oogstjaar worden aangegaan en betrekking hebben op andere gronden dan aandeelen in periodiek verdeelde of met wisselende aandeelen bij de deelgerechtigden in gebruik zijnde gemeentelijke gronden, ook op andere wijze dan aangegeven in het eerste lid van artikel 3 der grondhuurordonnantie, in rechtsgeldigen vorm kunnen worden gesloten. BIJLAGE VII. Uittreksel uit het Register der Besluiten van den Gouverneur-Generaal van Nederlandsch-Indië. No. 21 Tjipanas, 28 September 1918. Gelet .... Gelezen Nog gelet. ..... Is goedgevonden en verstaan: Eerstelijk •' De residentie Besoeki aan te wijzen als een streek, waar voor de teelt van tabak, al dan niet afgewisseld door het gebruik van den grond tot andere doeleinden, geen huur van grond op den voet van de Grondhuur-ordonnantie (Staatsblad 1918 No. 88 en 214) voor langer dan vijf jaren is toegelaten. Ten tweede: Voor de residentie Besoeki te vergunnen, dat gronden, bedoeld onder b van het eerste lid van artikel 4 van de Grondhuur-ordonnantie, ten behoeve van de teelt van tabak zonder toepassing van het bepaalde in artikel 8 dier verordening, worden verhuurd voor ten hoogste vijf jaar. Ten derde: Te bepalen dat dit besluit in werking treedt met ingang van 1 October 1918. BIJLAGE VIII. No. 6970/25. Uittreksel uit het Register der Besluiten van den Resident van Besoeki. BondoWoso, 14 Augustus 1918. De Resident voornoemd, Overwegende dat de Tabaksverordening toepasselijk verklaard is op het gewest Besoeki in zijn geheel en het in verband daarmee in het belang der tabakscultuur wenschelijk is, de buiten de grenzen der hoofdplaats Bondowoso, Djember, Sitoebondo en Banjoewangi alsmede der plaatsen Panaroekan en Besoeki gelegen woonerven niet \an de toepassing der grondhuurordonnantie in Staatsblad 1918 No. 88 juncto No. 214 uit te sluiten. Gehoord den Controleur voor de Tabaksaangelegenheden; Gelet op het bepaalde bij paragraaf 16 sub b der Voorschriften tot uitvoering der voormelde Grondhuurordonnantie; Nog gelet op Staatsblad 1918 No. 215; Heeft besloten: I. In te trekken het besluit van hem, Resident, dd. 9 October 1908 No. 13214; II. Te bepalen, dat de buiten de grenzen van de hoofdplaatsen Bondowoso, Djember, Sitoebondo en Banjoewangi en van de plaatsen Besoeki en Panaroekan gelegen erven, in het belang van de tabakscultuur,- niet uitgesloten zijn van de toepassing van het 1ste lid van artikel 1 der Grondhuurordonnantie in Staatsblad 1918 No. 88 juncto 1918 No. 213; III. Aan te teekenen dat dit besluit in werking treden zal op 1 October 1918. BIJLAGE IX. Model akte van cessie. Ondergeteekende , administrateur der tabaksonderneming , wonende te handelende ten deze voor en namens de te gevestigde naamlooze vennootschap verklaart bij deze te cedeeren aan : mede-ondergeteekende vertegenwoordiger van de te gevestigde naamlooze vennootschap wonende te : alle rechten op gronden van Inlanders gelegen in de desa district , afdeeling , welke eerste ondergeteekende kan doen gelden uit recht van de volgende grondhuur-overeenkomsten der desa No dd. (datum van registratie) met de in aange- hechten staat vermelde inlanders. Deze cessie is geschied voor een tusschen partijen met gesloten beurzen aangegane overeenkomst. Gedaan en opgemaakt te Verklaring van den ambtenaar. Ondergeteekende .... controleur B.B., wonende te verklaart dat de Inlanders hierboven vermeld, die deze akte niet hebben onderteekend als zijnde de schrijfkunst niet machtig, in zijn tegenwoordigheid verklaard hebben hunne goedkeuring te hechten aan de bij deze akte gedane cessie van huurrechten en dat de identiteit en de bevoegdheid dier Inlanders daartoe hem Verklaard zijn door de getuigen De Controleur.