963 VERDIEPING E nBELUNINGn s i geschriften voor de i ! - i pr act9k VAN het chris i - : Iteluk schoolleven! : i i in den nieuwen tud i i i onder redactie van l_j o. wouters en w.q. van de hulst Samenvatting en Slotwoord DOOR d. wouters - EN w. o. van de hulst. F 29 PoMOORQNOfF-GROVCtltGBI SAMENVATTING EN SLOTWOORD : door - D. WOUTERS en W. G. VAN DE HULST. R NOORDHOFF - 1922 - GRONINGEN. meegerekend. Een gewone school heeft ± 26 schooluren. Zoo ver is het dus niet buiten de lijn gekomen: en het pleit voor den practischen zin onzer medewerkers, die naast de stem der theorie, der wenschelijkheid, ook rekening hebben gehouden met werkelijkheid en mogelijkheid. Niet alle vragen zijn beantwoord; niet voor alle moeilijkheden in ons werk van allen dag is de oplossing gegeven; niet voor elke kwaal de remedie genoemd. Hoe zou 't ooit kunnen van een zoo fijn organisme als ons schoolleven; maar — in de opwekking tot harden strijd, tot taaie volharding, tot waakzaamheid in onzen arbeid zijn vele wegen aangewezen. En — het groote doe/ van ons aller werk? Dat bereiken we eerst als onze kracht, zwakheid geworden, den weg Gods vindt en gaat. In dat vinden is de werkelijke verdieping, in dat gaan de werkelijke belijning van onzen schoonen arbeid. II. DE ROOSTERS VAN LESUREN. Meerdere malen ziet men in de vakbladen van onderwijs vragen gesteld over het aantal uren, dat voor een bepaald vak moet worden uitgetrokken. In de boeken der methodiek worden deze aantallen uren gemotiveerd; ook de volgorde der vakken op de lesuren is in die handboeken een onderwerp, waaraan aandacht wordt geschonken: en de conclusie is daarin meestal zoo, dat elk vak de éérste schooluren weer noodig heeft, wil het naar den eisch tot zijn recht komen. De mógelijkheid is echter anders en de onderwijzers die met de practijk van 9—12 en 2—4 te maken hebben, moeten alle vakken, over zes of zeven leerjaren, zoo indeelen, dat een vak op zijn minst in het gedrang komt, en er van gemaakt wordt, wat er van gemaakt kan worden. Wij zijn nu bij de practijk te rade gegaan, en hebben eenige roosters van lesuren doen afdrukken, die enkele collega's zoo welwillend waren om voor dit doel af te staan. Aan de heeren J. Lens, Den Haag, J. Th. R. Schreuder, te A'dam en H. J. van Doorn te Zeist onzen dank. Bovendien zijn twee roosters opgenomen, die verscheidene jaren aan een twee- en een driemansschool werden gebruikt. Voor vergelijking, verheldering en verbetering van inzicht — „het kan dus ook zoo" —■ meenden wij, konden deze roosters uit de practijk wel dienst doen. ROOSTERS. 5. Rooster van lesuren van de Prins Willemachool, Hendrik van Deventerstraat 4, *s Gravenhage. "™™*" " '"""""m—mm muiiiiiiu. i n i n li ■"■ ' "T"*" ""™*™™1 "' | 11 ■■' - i ■ ~ i Ml nj| ^ juni— i Uren. j Eerste klasse A. Uren. Eerste klasse B. Uren. Tweede klasse A. Uren. ! Tweede klasse B. Uren. Derde klasse A. Uren. Derde klasse B. Uren. j Vierde klasse A. I Uren. ; Vierde klasse B. I Uren Vijfde klasse I „ ; Zesde klasse I „ | Zevende klasse — — —. I * A pn R I A on R I uren. A _, MAANDAG. 9—9% Bijb. gesch. 9s/4—10% Rekenen. IOVjj—11V4 Lezen. 11%—12 Schrijven. 1 %— 21/4 Lezen. 2' .—3 Handteekenen. 3—31/2 Zingen. 9-93/4 Bijb gesch 98/4—101/2 Schrijven. 10i/2—lli/4 Rekenen. IIV4-I2 Lezen. 11/2-21/4 Ned. taal. 21/4—3 Teekenen. 3—31/2 Vr. en Ordeoef. 9- 93/4 Bijb. gesch. 93/4—101/3 Rekenen. IOV2—III/4 Lezen. Hl/4—12 Schrijven. II/2—21/4 Ned taal. 21/4—3 Rekenen. 3—31/2 Zingen. 9—93/4 Biib' 9esch- 93/4—10i/2 Rekenen. IOV2-11% Lezen. IIV4—I2 Schrijven. IV2—21/4 Ned. taal. 2V4—3 Teekenen. 3—31/2 Lezen. 9—93/4 Bijb. gesch. 93/4—10i/2 Rekenen. 10i/2-lli/4 Lezen. IIV4—I2 Schrijven. II/2—21/4 Aardrijksk. 21/4—3 Ned. taal. 3—31/2 Zingen. 9—93/4 Bijb. gesch. 93/4—10i/9 Rekenen. IOV2-HI/4 Lezen. UV4—12 Schrijven. 1V2—21/4 Rekenen. 21/4—3 Lezen, 3—31/2 Teekenen. 9-93/4 Bijb. gesch. 93/4—IOI/2 Rekenen. IOI/2—III/4 Lezen. 111/4—12 Vad. gesch. n, , m. Schrijven. ll*-*U J. Vr.enO.oef. 21/4—3 Rekenen. 3—3% Zingen. 9—93/4 Bijb. gesch. 93/4—101/3 Rekenen. 10i/2-lli/4 Lezen. 111/4—12 Aardrijksk. lVa-21/* M. Schrijven. u n j Vr.enO.oef. 21/4—3 Rekenen. 3—3i/2 Zingen. 9-93/4 Bijb. gesch. 98/4— IOV2 Rekenen. 101/2—11% Lezen. 111/4-12 Ned. taal. IV2-21/4 Vad. gesch. 2%—3 Teekenen. 3—3i/2 Schrijven. 9—93/4 Bijb. gesch. 93/4-IOV2 Rekenen. IOI/2—III/4 Ned. taal. 111/4—12 Aardrijksk. 11/2-21/4 Vad. gesch. 21/4—3 Lezen. 3—31/2 Ned. taal. 9—93/4 Bijb. gesch. 9%-IOV2 Rekenen. 10i/2-lli/4 Lezen. 111/4-12 Fransch. IV2-21/4 Vad. gesch. 21/4—3 Ned. taal. 3—31/2 Rekenen. DINSDAG. 9-93/4 Bijb. gesch. 93)4—10i/2 Rekenen. 10%—IP/4 Schrijven. Hi/4—12 Lezen. IV2—2V4 Rekenen. 21/4—3 Schrijven. 3—31/2 Vr. en Ordeoef. 9—9% Bijb. gesch. 93/4-IOI/2 Rekenen. L0i/2—lli/4 Lezen. li/4—12 Schrijven. IV2—21/4 Rekenen. 21/4-3 Lezen. 3—31/2 Zingen. 9-93/4 Bijb. gesch. 93/4—10i/2 Rekenen. lli/2—lli/4 Schrijven. IOV4—I2 Lezen. II/2—21/4 Ned. taal, 21/4—3 Teekenen. 3—31/2 Rekenen. I . . 9~98/4 Bijb. gesch. 98/4-IOV2 Rekenen. 101/2-11% Lezen. 11%—12 Schrijven. 1%—21/4 Ned. taal. 2%—3 Rekenen. 3—3i/2 Zingen. . I _ 9—93/4 ! Bijb. gesch. 93/4—IOV2 Rekenen, ini' 111/ M. Schrijven. lü/a—11% . Vr.enO.oef. 111/4—12 Ned. taal. !%—2% Rekenen. 21/4—3 Lezen. 3- 31/2 Teekenen. 1 9-9% Bijb. gesch. 93/4~10i/2 Rekenen. 10%—Ui/, J- Vr.enO.oef. '2 u m. Schrijven. U%-12 Ned. taal. l%-2% Vad. gesch. 2%~3 Ned. taal. 3—3% Zingen. 9—98/4 Bijb. gesch. 93/4—101/3 Rekenen. 10i/2—lli/4 Ned. taal. H%—12 Lezen. 1%—2% Ned. taal. 21/4—3 Schrijven. 3 ~ 31/2 Teekenen. —■ 12—-> 12 iiauuwemai. 9 -98/4 Bijb. gesch. 93/4-IOI/2 Rekenen. 101/2-11% Ned. taal. 11%-12 Lezen. I1/2-21/4 Ned. taal. 21/4—3 Schrijven. 3—31/2 Teekenen. l_ 9—93/4 Bijb. gesch. 9%-IOV2 Rekenen. IOI/2-III/4 Lezen. 11%—12 Ned. taal. 11/2—2% Aardrijksk. 91/ -x m. Schrijven. ^U~5 J. Vr.enO.oef. 3-31/2 Rekenen. 3%—51/2 Nutt. handw. 9—93/4 Bijb. gesch. 93/4-IOV2 Ned. taal. 10%—11% Lezen. 111/ 19 J. Rekenen. u {* 11 m. Vr. en O.oef. 1 — 2 m. Nutt. handw. lVa-2 J. Vr.enO.oef. 2—28/4 Rekenen. 28/4—31/2 Teekenen. 9—98/4 Bijb. gesch. 93/4-IOV2 Ned. taal. 10i/2-lli/4 Lezen. II1/,—12 J' Rekenen. 11 /* " m. Vr. en O.oef. 11/ 9 m. Teekenen. 1 h 1 J. Vr. en O.oef. 2—28/4 Aardrijksk. 23/.-31/0 Rekenen. VOENSDAG. I 9-93/4 Lezen. 93/4—IOV2 Rekenen. IOI/2-III/4 Schrijven. IIV4-I2 Ned. taal. 9—93/4 Rekenen. 93/4-101/2 Lezen. 101/2-11% Ned. taal. 11%—12 Schrijven. 9-93/4 Ned. taal. 93/4—IOI/4 Schrijven. IOI/4—II J. Vr.enO.oef. 10— 11 M. Nutt. handw. 11— 12 Lezen. 9-9% Ned. taal. 93/4-IOV2 Lezen. 10%—11% Schrijven. 11%—12 J. Vr.enO.oef. 11—12 M. Nutt. handw. 9—93/4 Vad. gesch. 9s/4—10i/o Rekenen. IOV2—HI/4 Ned. taal. IIV4—12 Kenn. d. natuur. 9-93/4 Aardrijksk. 9%-10% Rekenen. 101/2—11% Kenn. d. natuur. UV4—I2 Ned. taal. 12—2 Handwerken. 9-93/4 Aardrijksk. 9%-10% Rekenen. 10i;2-ll% Ned. taal. 11%—12 Kenn. der nat. 9-9% Vad. gesch. 93/4-IOV2 Rekenen. 101/2-11% Kenn. der nat. Hi/4-12 Ned. taal. 9—93/4 Kenn. der nat. 93/4—10i/2 Rekenen. 101/2-11% Ned. taal. 11%-12 Zingen. 9-93/4 Kenn. der nat. 93/4—IOI/2 Rekenen. 10%-11% Ned. taal. 111/4—12 Zingen. ■x 4 ï-i„ 1..—1 8%~9% m. Handwerken. 9-9% J. Teekenen. 9%—10i/2 Rekenen. 101/2-11% Ned. taal. 11%—12 Zingen. n 1 t t 1 _ 1 DONDERDAG. I \ 9—93/4 Bijb. gesch_ 93/4—10i/o Rekenen. IOI/2—III/4 Lezen. Ui/4—12 Schrijven. IV2—21/4 Lezen. 21/4—3 Handteekenen. 3—31/2 Zingen. 9-93/4 Bijb. gesch. 93/4-IO1/2 Schrijven. IO1/2-III/4 Rekenen. 111/4-12 Lezen. 1%—2v4 Lezen. 21/4—3 Teekenen. 3—3% Vr. en Ordeoef. 9—93/4 Bijb. gesch. 93/4-IOI/2 Rekenen. IOV2-HI/4 Lezen. llx/i— 12 Schrijven. IV2—21/4 Ned. taal. 21/4—3 Rekenen. 3—3% Lezen. 9-93/4 Bijb. gesch. 93/4-101/3 Rekenen. IOV2-III/4 Lezen. 11%—12 Schrijven. l%-2% Ned. taal. 2V4—3 Teekenen. 3-3% Rekenen. 9-93/4 Bijb. gesch. 93/4-10% Rekenen. 10%—11% Lezen. IIV4—I2 Schrijven. 1%—21/4 Aardrijksk. 21/4—3 ' Ned. taal. 3—31/2 Zingen. 9-93/4 Bijb. gesch. 93/4-10% Rekenen. IOV2-HI/4 Lezen. 11 %— 12 Schrijven. l%-2% Ned. taal. 2V4-23/4 Teekenen. 2%-3% Lezen. 1 9-93/4 Bijb. gesch. 9%-10i/„ Rekenen. 10%—lli/4 Lezen. 11%-12 Vad. gesch. II/2-21/4 Ned. taal. 21/4 — 3 Schrijven. 3—31/2 Zingen. 31/2—51/2 Handwerken. 9-9% Bijb. gesch. 9%-10i/2 Rekenen. IOI/2-HV4 Ned. taal. 11%—12 Aardrijksk. 11/2-2% Ned. taal. 21/4—3 Schrijven. 3-31/2 Rekenen. , 1 9-98/4 Bijb. gesch. 93/4-10i/2 Rekenen. IO1/2-III/4 Lezen. IIV4-I2 Ned. taal. !%—2% Vad. gesch. 2i/4—3 Ned. taal. 3—31/2 Schrijven. 9—93/4 Bijb. gesch. 98/4—10Va Rekenen. IOI/0—HV4 Lezen. III/4—I2 Ned. taal. l%-2% Vad. gesch. 2i/2-3i/2 Ned. taal. —j 1 leuuweiKen. 9—93/4 Bijb. gesch. 93/4-10i/2 Rekenen. IOV2—HI/4 Ned. taal. 11%—12 Aardrijksk. IV2-21/4 Vad. gesch. 21/4—3 Ned. taal. 3—31/2 Rekenen. VRIJDAG. I 9—93/4 Bijb. gesch. 93/4-10% Rekenen. 10i/2—lli/4 Lezen. 11%-12 Schrijven. 1%—2% Rekenen. 2i/4—28/4 Vr. en Ordeoef. 23/4—31/2 Ned. taal. 9-93/4 Bijb. gesch. 93/4—IO1/2 Schrijven. 101/2-11% Rekenen. 111/4—12 Lezen. II/2—21/4 Ned. taal. 2%-23/4 Zingen. 23/4-31/2 Rekenen. 9-98/4 Bijb. gesch. 93/4-IOI/2 Schrijven. IOV2-HI/4 Lezen. 111/4—12 Rekenen. 1%—2% Ned. taal. 21/4—3 Teekenen. 3—31/2 Lezen. 9-9% Bijb. gesch. 93/4—IOI/2 Rekenen. 1°%-H% Lezen. 11%—12 Schrijven. l%-2% Ned. taal. 2V4—3 Rekenen. 3—3% Zingen. 9—93/4 Bijb. gesch. 93/4—101/2 Rekenen. 101/—111/ J- Schriiven- W/2-11% M. Vr.enO.oef. 11%—12 Lezen. 1%—2% Ned. taal. 2%—2s/4 Teekenen. 2%—31/2 Rekenen. 9-93/4 Bijb. gesch. 9%-10% Rekenen. 10i/o— 1IV, I- Schrijven. lv 2 /* M. Vr.enO.oef. 11%-12 Ned. taal. IV2—21/4 Vad. gesch. 21/4-3 Ned. taal. 3—31/2 Zingen. 9-9% Bijb. gesch. 93/4-10% Rekenen. 10%—lli/4 Ned. taal. Hi/4—12 Lezen. 11/ w J- Schrijven. 1 /2~2 h M. Vr. en O.oef. 2i/4—2S/4 Teekenen. 23/ —31 Rekenen. 9-9% Bijb. gesch. 93/4-10% Rekenen. 10%—11% Ned. taal. Hi/4-12 I Lezen. 11/ J- Schrijven. 1 '2 *k M- vr. en O.oef. 21/4—3 Teekenen. 3—3i/o Zinaen. 1 9-9% Bijb. gésch. 9%—10% Rekenen. 10%-11% Lezen. 11%—12 Ned. taal. 1%—2% Teekenen. 2%—2% Rekenen. 23/,— 3IL I- Schrijven. '* j '2 m. Vr. en O.ncf. 8%-9% m. Handw. 9-9% J. Vr.enO.oef 9%-l0% Rekenen. 10%—11% Aardrijksk. 11%-12 Ned. taal. P/2—2% Lezen. 21/4-23/4 Rekenen. 731 VL T»01ro.n»r> q q1( m. Teekenen. * *'2 J. Vr.enO.oef. 9%-10% Kenn. der nat. 10%-11% Ned. taal. 11%—12 Vad. gesch. 11/2-21/4 Lezen. 2%—3 Rekenen. ■X 11/ Tvl^J i 1 ZATERDAG. 9-93/4 Rekenen. 98/4—IOI/2 Lezen. IOI/2—HI/4 Schrijven. Hi/4—12 Ned. taal. 9-93/4 Rekenen. 9%-IOI/2 Ned. taal. 10%—lli/4 Schrijven UI/4—I2 Lezen. 9-93/4 Rekenen. 93/4-IOI/2 Schrijven. IOI/2—HI/4 Ned. taal. IIV4-I2 L Lfzen. '* M. Vr. en O.oef 9-98/4 Rekenen. 9%-10% Schrijven. lOi/a—lli/; Ned. taal. 1U/—l? J. Lezen. li 12 M Vr.enO.oef. 9—93/4 Vad. gesch. 93/4—IOV2 Rekenen. 101/2—11% Schrijven. Hi/4—12 Lezen. 12—2 Handwerken. 1__ 9—93/4 Aardrijksk. 93/4-10i/2 Rekenen. 10 /2-11% Schrijven. H%-12 Lezen. 9_93/4 Aardrijksk. 9s/4—10% Rekenen. 10%—11% Ned. taal. 11%—12 Lezen. 9-9% Vad. gesch. 9%-10% Rekenen. 11%—11% Ned. taal. 11%-12 Lezen. I 9-9% Aardrijksk. 98/4-10% Rekenen. 101/2—11% Ned. taal. 11%—12 Zingen. 9-9% Bijb. gesch. 9%—10i/2 Rekenen. 10%-11% Aardrijksk. 11%—12 Zingen. 9-9% Fransch. 9%—10i/2 Rekenen. 10%-11% Aardrijksk. lil/,-12 J- Teekenen. 11 '* 1z m. Handwerken. is voor het onderwijs een voordeel, voor de kinderen geen bezwaar. De aard van het werk is zoo anders dan het gewone schoolwerk, dat de kinderen het geen bezwaar vinden en ... de ouders evenmin; te meer waar een behoorlijke pauze gegeven wordt. In de lagere klassen wordt ongeveer half elf even gestopt, en bij goed weer buiten uitgeblazen. De hoogere klassen mogen ook stoppen, maar blijven binnen. Als rudimenten van de oude u. t o.-scholen zijn de 2 X % uur Fransch achtergebleven in 't Vilde leerjaar. De halfuurslessen voor Taal zijn vooral bestemd voor korte dictée's, vooral woorddictees; die voor Rekenen voor cijferen. „Aanschouwingsonderwijs" is in de lagere klassen ondergebracht bij Nederlandsche taal. Onze wet kent geen vak „plaatvertellen" of zoo. Welnu, Nederlandsche taal omvat véél, óók dat. Ik geloof niet, dat veel opmerkingen meer noodig zijn. De rooster spreke verder voor zich zelf. Den Haag. J. L. 7. Rooster van lesuren voor een 9-klassige m. u. 1. o.-school te Amsterdam, Jan Luikenstr. 19, Uren. Eerste klasse. Tweede klasse. Derde klasse. Vierde klasse. MAANDAG. 9—9.45 9.45—10.30 10.30—11.15 11.15—12 2—2.40 2.40—3.20 3.20-4 Bijb. gesch. Schrijven L>ezen Slojd Rekenen Zingen Lezen Bijb. gesch. Ned. taal Rekenen Lezen Rekenen Schrijven Zingen Bijb. gesch. Zingen Rekenen Fransch Slojd Slojd Ned. taal Bijb. gesch. Fransch Slojd Slojd Ned. taal Lezen Schrijven DINSDAG. 9—9.45 9.43—10.30 10.30—11.15 11.15—12 2—2.40 2.40—3.20 3.20—4 Kennis d. nat. Rekenen Gymn. Schrijven Schrijven Lezen Teekenen Ned. taal Gymn. Rekenen Schrijven Rekenen Teekenen Schrijven Vad. gesch. Ned. taal Teekenen Lezen Fransch Rekenen (j.) Gymn. (m.) Schrijven Fransch Ned. taal Rekenen Teekenen Fransch Rekenen (j.) Gymn. (m.) f Ned. taal WOENSDAG. 9—9.45 9.45—10.30 10.30—11.15 11.15—12 Bijb. gesch. I Lezen Rekenen (j.) N. handw. (m.) Schrijven Bijb. gesch. Ned. taal Rekenen (j.) N. handw. (m.) Lezen Bijb. gesch. Rekenen Ned. taal N. handw. (m.) Gymn. (j.) Bijb. gesch. Rekenen Fransch N. handw. (m.) Gymn. (j.) DONDERDAG. 9-9.45 9.45—10.30 10.30—11.15 11.15—12 2—2.40 2.40—3.20 3.20—4 Bijb. gesch. Gymn. Schrijven Lezen Rekenen Schrijven Zingen Bijb. gesch. Ned. taal Gymn. Schrijven Rekenen Teekenen Lezen Bijb. gesch. Fransch Lezen Ned. taal Lezen (j.) Gymn. (m.) Rekenen Teekenen Vad. gesch. Zingen Rekenen Kenn. der nat. | Cijferen (j.) f Gymn. (m.) Fransch Ned. taal VRIJDAG. 9-9.45 9.45—10.30 10.30—11.15 11.15—12 2—2.40 2.40—3.20 3.20—4 Kenn. d. nat. Lezen Rekenen Slöjd Rekenen Schrijven Teekenen Kenn. der nat. Rekenen Schrijven Lezen Slöjd Slöjd Ned. taal Aardr. Rekenen Ned. taal Zingen Fransch Schrijven Lezen Bijb. gesch. Ned. taal Rekenen Lezen Rekenen Fransch Teekenen ZATERDAG. 9—9.45 9.45—10.30 10.30—11.15 11.15—12 Rekenen Lezen Rekenen (j.) N. handw. (m.) Schrijven Lezen Rekenen Ned. taal (j.) N. handw. (m.) Zingen Kennis der nat Rekenen Ned. taal N. handw. (m.) Gymn. (j.) Fransch Rekenen Aardr. N. handw. (m.) Gymn. Q.) FI Vijfde klasse. I Zesde klasse. I Uren. I Zevendeklasse. Achtste klasse Negende klasse. I Bijb. gesch. Rekenen > Fransch ^ Ned. taal j Rekenen I Fransch I Aardr. Bijb. gesch. Rekenen Fransch Fransch Ned. taal Rekenen Zingen 8.50—9.40 9.40—10.30 10.30—11.20 11.20—12.10 1.40—2.30 2.30—3.20 3.20—4.10 Duitsch Lezen Wisk. Ned. taal Fransch Aardr. Handw. (m.) Duitsch Natuurk. Engelsen Rekenen Teekenen Wisk. Fransch Bijb. Gesch. Duitsch Boekh. Engelsch Teekenen Fransch Scheikunde ll *Vad. gesch. Ned. taal Rekenen Teekenen Lezen (j.) Gymn. (m.) Rekenen Fransch Vad. gesch. Rekenen Fransch Fransch Cijferen (j.) Gymn. (m.) Ned. taal Aardr. 8.50—9.40 9.40—10.30 10.30—11.20 11.20-12.10 1.40—2.30 2.30—3.20 3.20—4.10 Fransch Bijb. G. N. bist. Rekenen Wisk. Duitsch Gymn. (m.) Fransch Duitsch Wisk. Engelsch Gesch. Ned. taal Gymn. (m.) Gesch. Wisk. Engelsch Engelsch Duitsch N. hist. Ned. taal Bijb. gesch. Fransch N.handw. (m.) Gymn. (j.) Rekenen Bijb. gesch. N.handw. (m. Gymn. (j.' Rekenen Ned. taal 8.50—9.40 9.40—10.30 10.30—11.20 11.20—12.10 12.10—1 Ned. taal Gesch. Duitsch Wisk. I Gymn. (j.) Duitsch Bijb. Gesch. Aardr. Wisk. Handw. (m.) Gymn. (j.) Aardr. Rekenen Natuurk. Fransch Handw. (m.) Gymn. (j.) Bijb. gesch. Schrijven Slöjd Slöjd Fransch Cijferen (j.) Gymn. (m.) Aardr. Slöjd Slöjd Fransch Fransch Rekenen Lezen (j.) Gymn. (m.) Ned. taal 8.50—9.40 9.40—10.30 10.30—11.20 11.20—12.10 1.40-2.30 2.30—3.20 3.20-4.10 Ned. taal Duitsch Teekenen Wiskunde Fransch Aardr. Gymn. (m.) Fransch Natuurk. Engelsch Rekenen Engelsch Wisk. Gymn. (m.) Kerkgesch. Ned. taal Boekh. Engelsch Geschied. Duitsch Lezen f Vad. gesch. Rekenen Ned. taal Teekenen ! Fransch Ned. taal Zingen Vad. gesch. Ned. taal Fransch Teekenen Rekenen Ned. taal Lezen 8.50—9.40 9.40—10.30 10.30—11.20 11.20—12.10 1.40—2.30 2.30—3.20 3.20—4.10 Duitsch Kerkgesch. Nat. hist. | Rekenen Wisk. Fransch Handw. (m.) Duitsch Wisk. Engelsch Gesch. Duitsch Kerkgesch. Fransch Gesch. Fransch Wisk. Engelsch Duitsch Nat. hist. Engelsch Kenn. d. nat. Ned. taal N.handw. (m.) Gymn. Ö) Lezen Aardr. N.handw. (m.) Gymn. (j.) Rekenen Ned. taal 8.50—9.40 9.40—10.30 10.30—11.20 11.20—12.10 12.10—1 Duitsch Geschied. Fransch Wisk. Handw. (m.) Gymn. (j.) Ned. taal Lezen Aarde Nat. hist. Handw. (m.) Gymn. (j.) Aardr. Rekenen Natuurk. Fransch Handw. (m.) Gymn. (j) Maandag. Dinsdag. Woensdag Donderdag. Zaterdag. Vrijdag. Klas L Klas II. i 9—9% Bijb. gesch. 9—9% Bijb. gesch. —10% Fransch —10% Fransch — H1/* Ned. taal —11% Wiskunde —12 Natuurkennis —12 Ned. taal 2—3 Wiskunde 2—2% Natuurkennis —3% Lezen —3% Engelsch xii ƒ Handw. m. -4% Handelskennis -4% j Rekenen j. 9-9%il -10% | -ll1/* I -12 D 2-2% I -4% 3 9—9% Bijb. gesch. —10% Fransch*) —11% Rekenen —12 Aardrijkskunde 2_2% Fransch —3% Vad. gesch. ... I ( Handw. m. '2 \ Rekenen j. 9—9% Bijb. gesch. —10% Duitsch —11 % Teekenen — 12 Aardrijkskunde 2—2% Fransch —3% Lezen —'4% Rekenen 9-9% — 10% -11% —12 2-2% -3% -4% 9—9% Bijb. gesch. — 10% Fransch — 11 % Teekenen —12 Zang 9—9% Bijb. gesch. —10% Fransch —11% Ned. taal — 12 Natuurkennis 2—3 Wiskunde —3% Lezen —4% Handelskennis 9—9% Bijb. gesch. —10% Duitsch —11% Vad. gesch. — 12 Schrijven 9—9% Bijb. gesch. — 10% Fransch —11% Wiskunde —12 Ned. taal 2—2% I Natuurkennis —3% Engelsch .,, ƒ Handw. m. '* \ Rekenen j. 9-9% -10% -11% I -12 9—9% -10% -11% -12 2-2% -3% -4% l 9—9% Bijb. gesch. — 10% Fransch — 11% Rekenen — 12 Aardrijkskunde 2—2% Fransch x) —3% Vad. gesch. ... / Handw. m. —* '* \ Rekenen j. 9—9% Bijb. gesch. — 10% Fransch — 11% Duitsch — 12 Aardrijkskunde 2—2% Engelsch —3% Lezen —4% Rekenen 9-9% -10% -11% -12 2-2% -3% -4% 9—9% Algem. gesch. — 10% Fransch —11% Schrijven —12 Dictee 9—9% Algem. gesch. —10% Rekenen —11% Zang — 12 Dictee 9-9% — 10% -11% —12 Lias III. Bijb. gesch. Rekenen Duitsch Fransch Lezen Wiskunde j Handw. «n. \ Rekenen J. Bijb. gesch. Ned. taal Teekenen Natuurkennis Aardrijkskunde Duitsch Engelsch Bijb. gesch. Rekenen Vad. gesch. Schrijven Bijb. gesch. Rekenen Duitsch Fransch Lezen Wiskunde I ƒ Handw. m. I \ Rekenen j. Bijb. gesch. Ned. taal Fransch Natuurkunde Wiskunde Aardrijkskunde Engelsch Algem. gesch. I Engelsch Zang I Dictee 8. Rooster van lesuren voor de Ger. u. 1. o.-school - Lopschool - te Zeist, Fransen van de Putte4aan. ■ Klas Vakken. l I 2 I 3 Bijb. geschiedenis Lezen Schrijven Rekenen . . . • j. . . . m. Ned. taal Vad. geschiedenis . . Aardrijkskunde . . • Natuurkunde . • • Zang Teekenen Handwerken. . • • 2% ' 1% % 4 2 2% 1% 1% 1% % 1 2 2% 1% % ! 4% I 2% 2% 1 1% 1% % 1 2 2% 1% % 4% 2% 2% 1 1% j 1% 1 2 Samen . . • • 15ll* Fransch ..... 6 Duitsch . • • • m Engelsch ~~' Wiskunde .... 2 Handelskennis ... 1% Alg. geschiedenis . . ƒ* 15 | I 3 2% 2% 2 % 14% 2% 2% ! 2% | 2% % Totaal .... 28 | 28 | 28 Na een half jaar wordt dit Duitsch in plaats van Fransch. Opmerking. In de eerste klasse zitten leerlingen uit de 6de klasse gewone lagere school. Dit is dus een zuivere u.l.o.- klas. „ o i In 2 en 3 zitten leerlingen, uit 7 en 8 van de vroegere 9-klassige m.u.l.o.-school gekomen. De rooster van klas 2 en 3 zal er dus in de volgende jaren anders moeten uitzien. III. SLOTWOORD. Ten slotte nog een mededeeling. In de nu beëindigde reeks is de dagelijksche practijk aan het woord geweest, en de huidige werkelijkheid getoetst aan beginsel en leven. Behalve het nummer van professor Buytendijk, dat ons meer met de nieuwe stroomingen — principiën en critiek — in contact bracht en de beschouwingen van Jansen-Kan-Jansen, is het allemaal dagelijksche practijk. Achter die dagelijksche practijk zit echter de wereld van het denken; ons leven wordt niet beheerscht, in school en in de maatschappij met handel en bedrijf zelfs ook niet, door de materieele behoeften. De ziel overwint, óók in de wereld van de daad, in handwerk en bedrijf. Achter het wereldleven zit de wereldziel. Die ziel leeft en streeft naar velerlei aard en de groote gedachten, die haar leiden, staan soms diametraal tegen over elkaar. Het is daarom van groote waarde, wil men helder voor oogen hebben wat dagelijks eenvoudig aan de orde moet zijn, dat men weet, wat er leeft en streeft in die wereld der geestelijke zoekers. Wij hebben ons nu gewend tot mannen van studie en ervaring op het breedere terrein der wetenschappen, die het geestesleven beheerschen, om te schrijven verschillende studies, voor onderwijs en opvoeding in de twintigste eeuw van waarde. Een hierbij gevoegd prospectus bevat over dit plan nadere mededeelingen. Onze wensch is, dat de vervolgreeks van Verdieping en belijning met dezelfde welwillendheid zal worden ontvangen als de eerste, en voor onze Christelijke scholen in het bijzonder, maar voor ons land en volk in het algemeen, ten zegen mag zijn. Utrecht) 15 December 1922- INHOUD. I. Samenvatting 3 II. De roosters van lesuren 9 Roosters: 1. Van een tweemansschool 12 2. Werkrooster, leerj. I, II en III van een tweemansschool 14 3. Opmerkingen bij de voorgaande roosters ... 16 4. Van een driemansschool 20 5. Van de Prins Willemschool .22 6. Opmerkingen bij den rooster der Prins Willemschool 23 7. Van een 9-klassige m. u. 1. o.-school 26 8. Van een u. 1. o.-kopschool 28 III. Slotwoord 30 Inhoud 32 I. SAMENVATTING. Bij de afronding — de beloofde Samenvatting en slotwoord — van de thans beëindigde reeks Verdieping en belijning, willen wij allereerst onzen dank brengen aan al onze medewerkers, die, zonder uitzondering, met liefde en toewijding hebben willen arbeiden. De omvang van de geheele reeks is verre boven de aanvankelijke raming gestegen. De opzet, berekend naar ± 60 vel druks, is uitgegroeid tot 90 vel! Toch heeft de uitgever de eenmaal gestelde prijs voor de inteekenaren niet verhoogd. Wij meenen dat aan de firma N. V. Erven P. Noordhoff's boekhandel en uitgeverszaak warmen dank toekomt voor de coulante en royale wijze waarop deze reeks geschriften is uitgegeven en geëxploiteerd. Onze wensch is, dat Verdieping en belijning een arbeid moge zijn, niet geheel zonder vrucht voor ons Christelijk onderwijs en een gemakkelijke, duidelijke en richtende vraagbaak voor onze onderwijzers. Na alles, wat in de 25 voorgaande geschriften over elk vak-onderdeel onzer lagere en u. l.o.-scholen geschreven werd, kunnen wij in ons laatste nummer kort zijn. Op 20 November 1920 schreven wij ter inleiding: „Het is een kwestie van zelfbehoud om energiesch te gaan werken. Maar hoe? Evenals voor 1914? Zeer zeker niet! In enkele jaren is het beeld van onze maatschappij veranderd. De na-oorlogsche menschen vertoonen voor een groot gedeelte een andere mentaliteit dan die van voor 1914. Hun idealen zijn van richting zeer gewijzigd; hun begeerten zijn versterkt; hun streven gaat naar andere zaken dan voorheen; het is in bijna alles anders: de polsslag van den tijd is in koortshitte zoo versneld, dat het jaren zal duren eer een rustige harteklop geen biezondere behandeling meer noodig heeft. Naast wat goeds is er vooral veel kwaads naar buiten getreden. Het stoffelijke viert hoogtij; het geestelijke schijnt in de verdrukking gekomen. Dit is niet erg. Door den druk wordt de boter pas goed. De geestelijke arbeiders hebben wel eens tegenslag noodig, om niet als de achttiend'-eeuwers te verpruiken bij de weldadige rust, de algemeene menschenmin en de officieële wierook. Door den tegenslag zullen de ware dragers van geestelijk leven versterkt worden in hun geloof en in het besef, dat de maatschappij zonder beleefd innerlijk leven een massa-productie wordt van voortbrengend-vernietigend, dood materiaal. De geestelijke werkers van allerlei richting hebben dit ingezien en het is moed-gevend voor de toekomst op te merken hoe allerwegen zij zich organiseeren, elkaar opbouwen, sterken en tot intensieven arbeid aansporen. Een nieuwe onderwijsteer — een nieuwe onder wij sgeest! De artikelen, doode dingen zijn het; schalmen van een keten, die mogelijk kwaad buiten sluit, ja — öf ook: het goede gekneld houdt in worgenden greep. Oude sleur, practijk zonder ziel, versteende inhoud, dat alles ruimt de wet niét op. Daartoe is noodig een nieuwe geest, verbeterd inzicht, ontvankelijkheid voor de eischen van den nieuwen tijd. Een geest van bezinning en verdieping — een leven met het hart." De bedoeling was dus duidelijk uiteengezet: nier een nieuw systeem, maar dieper inzicht in de waarden van onderwijs en opvoeding. In de geschiedenis herhaalt zich telkens het verschijnsel — het is al 't ware een cirkelgang, waarbij het oude soms plots weer nieuw wordt — dat een nieuwe geest doorbreekt, die een einde maakt aan een ouden sleurgang en breekt met soms o zoo geliefde oude vormen. Het nieuwe bestaat dan vaak hierin, dat er juister wordt geïnterpreteerd, dat helderder de waarden ons worden, en frissche krachten weer worden gegeven aan wat soms langen tijd Aschepoester was. Als die nieuwe geest weer leven alom heeft gewekt, dan komt eerst het nieuwe systeem, dat belijnt en bepaalt wat hervonden en hervormd was; maar .... die belijning, bepaling, dus beperking, heeft daardoor reeds in zich de kiem der komende versteening. Ook belijning was noodig, maar.... deze kwam pas op het tweede plan. Mogelijk hebben velen, door den titel verleid, teveel naar belijning, te weinig naar verdieping gezocht, 't Kan ook omgekeerd zijn. Mogelijk werd de belijning in enkele of meerdere nummers der reeks wat bleek geteekend, waar de schrijvers van oordeel waren, dat personen en omstandigheden dit beheerschen; in weer andere nummers, van overwegend formeelen aard, is de verdieping misschien niet genoeg geaccentueerd; maar als geheel hebben de schrijvers het beste gegeven, wat zij geven konden, en wat hun het meest doelmatig scheen. Daarbij dient niet uit het oog verloren, dat strenge begrenzing in theorie wel heel gemakkelijk, maar voor de practijk van het schoolleven zoo heel vaak onbruikbaar is. Na de verdieping van het eigen inzicht zoeke ieder voor eigen omstandigheden, eigen systeem. Waarom wij indertijd het initiatief namen tot de uitgave van deze reeks? Wij schreven: „Waarom ? Niet om ons onderwijs nog meer te vermethodieken dan het reeds is. Niet om door velerlei minutieuse voorschriften het veilig paadje naar een illusoir doel af te bakenen. Niet om onzen schoolarbeid te knechten onder het juk van een bepaald inzicht. Onze nieuwe wet, wil zij leven krijgen en leven behouden, heeft mènschen noodig, menschen die zich zelf willen zijn, en dat durven en kunnen. Allereerst is hiertoe noodig zelfbezinning en zelfverdieping: een werk van verstand en hart. Ook van het verstand. En geen beter middel daartoe, dan een toetsen van eigen weten en eigen meenen aan dat van menschen, die veel gewerkt en veel gedacht hebben, die vaak ontmoedigd waren en ontevreden; niet in de allereerste plaats over hinderlijke bijomstandigheden — over die óók — maar .... meest over zich zelf; — die te dieper groeven om het goud te vinden. Zelfgenoegzaamheid zal — naar we hopen — in deze reeks geschriften niet te vinden zijn. Maar ook de belijning van het overdachte mag niet achterwege blijven. Geen blad is volmaakt gelijk aan het ander: nervatuur ontbreekt nooit. Symmetrie en cliché is alleen voor techniek van waarde. In massa-productie van massaartikels vinden zij bevrediging. Maar.... de ziel is er uit. De liefde voor het werkstuk is weggevaagd en slechts de stoffelijke winst is de eenige en zoo vergankelijke bevrediging. Ons werk is eeuwigheids werk; wij zaaien uur aan uur, terwijl de verwachte vrucht vaak voor ónze oogen niet verschijnt, maar eerst over jaren zich vertoont." Als leiders der serie bepaalde zich ons werk in hoofdzaak tot het zoeken naar medewerkers, het inlichtingen geven, het bewaren van eenige eenheid in de uitwerking, zoodat in alle nummers eenzelfden gang is op te merken. De gedachte, die ons daarbij leidde, was vakmenschen te vinden, deskundig in hun vak, met eigen inzicht, en begrijpende de langzaam aan veranderende mentaliteit van onze dagen. Zij hebben gegeven, wat zij als specialisten meenden te moeten geven, en dit geheel onbelemmerd. Elk van hen kan en wil daarvoor de verantwoordelijkheid dragen. Nu is bij alle persoonlijke arbeid het inzicht van den een niet geheel parallel aan dat van den ander. Alle oorsponkelijke arbeid is subjectief. Daardoor komt ook de vergeeflijke neiging om voor het vak van eigen voorliefde, meer verzorging te vragen, dan voor andere vakken. Ook heeft de eene medewerker scherper dan de ander het doel in het oog gehouden en is de gedachte aan samenwerking als een geheel in het eene geschrift duidelijker dan in een volgend. Doch het groote bedoelen: menschen vol liefde tot hun vak en de onderwijsaangelegenheden zich te laten uitspreken, is wel bereikt. En wie eens een steekproef neemt, als wij met het zesde leerjaar, zal zien, dat de eenheid nog al aardig benaderd is. Wij telden toch voor alle vakken van het zesde leerjaar in de onderscheidene nrs. te zamen 32 uur, handwerken, lichamelijke oefening en handenarbeid MAANDAG. DINSDAG. WOENSDAG. DONDERDAG VRIJDAG. ^ 1. Rooster van lesuren Uren. j Eerste klasse. | Tweede klasse. Derde klasse. 9-9V2 ~10i/2 — 11 — ll3/* 1—lVa -21/2 —3 —4 Ned. taal (ps. of gez.) Rekenen. Schrijven. Lezen. Kennis der natuur. Lezen. Zingen. Nuttige handw. (v. m.) Ned. taal (ps. of gez.) Rekenen. Schrijven. Lezen. Kennis der natuur. Lezen. Zingen. Nuttige handw. (v. m.) Ned. taal (ps. of gez.) Rekenen. Lezen. Schrijven. Schrijven. Lezen. Zingen. Nuttige handw. (v. m.) 9-9i/2 — 10i/o — 11 -ll3/, I-IV2 -2V4 —3 Bijbelsche gesch. Lezen. Schrijven. Rekenen. Schrijven. Lezen. Nederl. taal. J Bijbelsche gesch. Lezen. Schrijven. Rekenen. Schrijven. Rekenen. Nederl. taal. Bijbelsche gesch. Lezen. Schrijven. Rekenen. Vaderl. gesch. Schrijven. Lezen. I 9-9V2 -lOi/o — 11 -H3/4 l-12/3 —2 Bijbelsche gesch. j Rekenen. Schrijven. ! Lezen. Teekenen. Lezen. Bijbelsche gesch. Rekenen. Nederl. taal. Nederl. taal. Teekenen. Lezen. Bijbelsche gesch. Rekenen. Schrijven. Nederl. taal. Teekenen. Aardrijkskunde. 9-9i/2 -IOV2 -H3/4 1-1V2 -2i/6 -2V2 —3 —4 Bijbelsche gesch. Lezen. Schrijven. Rekenen. Kennis der natuur. Nederl. taal. Rekenen. Zingen. Nuttige handw. (v. m.) Bijbelsche gesch. Lezen. Rekenen. Schrijven. Kennis der natuur. Nederl. taal. Nederl. taal. Zingen. Nuttige handw. (v. m.) Bijbelsche gesch. Lezen. Schrijven. Rekenen. Kennis der natuur. Nederl. taal. Nederl. taal. Zingen. Nuttige handw. (v. m.) -10 -ioi/2 -HV4 -113/, 1-1V2 —2 -3 Bijbelsche gesch. Lezen. Schrijven. Rekenen. Nederl. taal. Schrijven. Lezen. Teekenen. ! Bijbelsche gesch. I Schrijven. : Lezen. Nederl. taal. j Rekenen, j Schrijven. I Rekenen. [ Teekenen. Bijbelsche gesch. Schrijven. Lezen. Nederl. taal. Rekenen. Rekenen. Nederl. taal. Teekenen. 1) Zaterdags vacantie. voor een tweemansschool. Uren. Vierde klasse. Vijfde klasse. Zesde klasse. 9—10 — 11 -H3/4 l-l3/4 -ZVa -3 Ned. taal (ps. of gez.) Rekenen. Nederl. taal. Schrijven. Nederl. taal. Lezen. Ned. taal (ps. of gez.) Rekenen. Nederl. taal. Lezen. Aardrijkskunde. Schrijven. Nederl. taal (ps. of gez.) Rekenen. Nederl. taal. Lezen. Aardrijkskunde. Schrijven. 9-93/4 -103/4 -113/4 1-1% -2i/2 —3 —4 Bijbelsche gesch. Rekenen. Vaderl. gesch. Schrijven. Aardrijkskunde. Zingen. Nuttige handw. (v. m.) Bijbelsche gesch. Rekenen. Vaderl. gesch. Lezen. Kennis der natuur. Zingen. Nuttige handw. (v. m.) Bijbelsche gesch. Rekenen. Vaderl. gesch. Lezen. Kennis der natuur. Zingen. Nuttige handw. (v. m.) 9-9>L -10% -H3/4 l-l2/3 —2 -31/2 Bijbelsche gesch. Rekenen. Nederl. taal. « Teekenen. Kerk- en Zend.- gesch. Nuttige handw. (v. m.) Bijbelsche gesch. Rekenen. Nederl. taal. Teekenen. Kerk- en Zend.- gesch. Nuttige handw. (v. m.) Bijbelsche gesch. Rekenen. Nederl. taal. Teekenen. Kerk- en Zend.- gesch. Nuttige handw. (v. m.) 9-9% -10% -H8/4 1-2 —3 Bijbelsche gesch. Rekenen. Lezen. Aardrijkskunde. Teekenen. Bijbelsche gesch. Rekenen. Nederl. taal. Aardrijkskunde. Teekenen. Bijbelsche gesch. Rekenen. Nederl. taal. Aardrijkskunde. Teekenen. 9-10 -ld/a -HV4 -H3/4 l-13/4 -21/2 —3 Lezen (Bijbel). Nederl. taal. Vaderl. gesch. Lezen. Kennis der natuur. Schrijven. Zingen. Lezen (Bijbel). Nederl. taal. Vaderl. gesch. Lezen. Kennis der natuur. Schrijven. Zingen. Lezen (Bijbel). Nederl. taal. Vaderl. gesch. Aardrijkskunde. Kennis der natuur. Lezen. Zingen. 2. Uitgewerkte lesrooster voor de eerste drie leerjaren — zie de vorige— MAANDAG. DINSDAG. 9—9.30 -9.45 — 10.10 — 10.30 — 11 — 11.20 — 11.45 1 — 1.30 —2 —2.30 —3 —4 Psalm of gez. vers (gec.) Rekenen, (flg. leggen, cijfers schr. of schr. r.) Rekenen (mond.) Rekenen (schr.) Schrijven (methode) Lezen (m.) Lezen (letters teekenen, stil lezen of les schr.) Kenn. d. nat. (aansch. onderw.) Lezen (m.) Lezen (stil, zie boven). Zingen (trefoefen.) Nuttige handw. (v. m.) 9—9.30 -9.50 — 10.30 — 11 — 11.15 — 11.45 1 — 1.30 -2 —2.15 —3 Bijb. gesch. Lezen (m.) Lezen (s.) Schrijven (m. s.) Rekenen (m.) Rekenen (s.) Schrijven (m. s.) Lezen (m). Lezen (s,) Ned. taal (woordjes nateek. of schr.) 9—9.30 — 10.10 — 10.30 — 11 -11.20 — 11.45 1 — 1.30 —2 -2.15 —2.30 —3 —4 Psalm of gez. vers (gec.) Rekenen (cijferwerk van het bord) Rekenen (m.) Schrijven (meth. schr.) Lezen (stil) Lezen (m.) Kenn. der natuur (A. o.) Lezen (les schr. of stil) Lezen (m.) Lezen (les schr. of stil) Zingen (trefoef. g.) Nuttige handw. (v. m.) 9—9.30 —9.50 — 10 15 — 10.30 — 11 — 11.15 — 11.30 — 11.45 1 — 1.30 —2 -2.15 —3 Bijb. gesch. Lezen (stil) Lezen (m.) Lezen (les schr.) Schrijven (m. s.) Rekenen (s.) Rekenen (m.) Rekenen (s.) Schrijven (meth. s.) Rekenen (s.) Rekenen (m.) Ned. taal (les naschr. of Ons Nederlandsen, IA en IB). 9—9.30 -9.45 — 10.30 — 11 — 11.45 1-1.15 -2.15 -2.30 —3 —4 Psalm of gez. vers (gec.) Rekenen (m.) Rekenen (s.) Lezen (m.) Schrijven (meth.) Schrijven (meth.) Lezen (les schr. of stil) Lezen (m.) Zingen (trefoef. g.) Nuttige handw. (v. m.) 9—9.30 — 10.15 — 10.30 -11 -11.30 — 11.45 1 — 1.30 -2.15 —2.30 —3 Bijb. gesch. Lezen (les schr.) Lezen (m.) Schrijven (meth. s.) Rekenen (s.) Rekenen (m.) Vad. gesch. (m.) Schrijven (meth. s.) Lezen (stil) Lezen (m.) WOENSDAG. DONDERDAG. VRIJDAG. 9—9.30 —9.50 — 10.30 — 11 -11.15 • —11.45 ► 1-1.40 —2 Bijb. gesch. Rekenen (m.) Rekenen (s.) Schrijven (m. s.) Lezen (s.) Lezen (m.) Teekenen(Teekenles van grootvader) Lezen (s.) 9—9.30 -9.50 — 10.30 — 11.15 -11.30 — 11.45 1 — 1.30 —2.10 -2.30 —3 —4 Bijb. gesch. Lezen (m.) Lezen (stil) Schrijven (m.s.) Rekenen (m.) Rekenen (s.) Kenn. der nat. (m.) Ned. taal (s.) Rekenen (m.) Zingen(versjes) Nuttige handw. (v. m.) 9—9.30 -10 — 10-30 -11.15 — 11.45 1 — 1.30 —2 —3 Bijb. gesch. (herh.) Lezen (m.) Schrijven (m.s.) Rekenen (s.) Ned. taal (s.) Schrijven (m. s.) Lezen (m.) Teekenen (Van Dijck) EERSTE LEERJAAR. 9—9.30 -9.50 — 10.15 — 11.30 — 11 -11.45 1 — 1.40 —2 Bijb. gesch. Rekenen (s.) Rekenen (m.) Rekenen (s.) Ned. taal (m.) Ned. taal (s.) Teekenen(Teekenles van grootvader) Lezen (stil of les schr.) 9—9.30 I Bijb. gesch. —9.50 ! Lezen (stil) — 10.15 Lezen (m.) — 10.30 Lezen (les schr.] — 11.15 Rekenen (m.) — 11.45 Schrijven (m.s.) 1 — 1.30 i Kenn. der nat. (m.) — 1.50 Ned. taal (s.) -2.10 Ned. taal (m.) —2.30 Ned. taal (s.) —3 | Zingen(versjes) —4 ! Nuttige handw. j (v- m.) 9—9.30 -10 — 10.10 — 10.50 — 11.15 — 11.45 1 — 1.30 —2 —3 Bijb. gesch. (herh.) Schrijven (m. s.) Lezen (m., gec.) Ned. taal (s.) Ned. taal (m.) Rekenen (m.) Schrijven (m. s.) Rekenen (s.) Teekenen (v. D.) TWEEDE LEERJAAR. 9—9.30 -10.15 -10.30 — 11 — 11.15 -11.45 1 — 1.40 —2 Bijb. gesch. Rekenen (s.) Rekenen (m.) Schrijven (tn. s.) Ned. Taal (s.) Ned. Taal (m.) Teekenen(Teekenles van grootvader) Aardrijksk. (m.) 9—9.30 — 10.15 — 10.30 — 11.15 — 11.30 — 11.45 1 — 1.30 — 1.50 -2.30 —3 —4 Bijb. gesch. Lezen (les schr.) Lezen (m.) Schrijven (m. s.) Rekenen (s.) Rekenen (m.) Kenn. der nat. Ned. taal (m.) Ned. taal (s.) Zingen(versjes) Nuttige handw. (v. m.) 9—9.30 — 10 — 10.30 — 10.50 — 11.15 — 11.45 1-1.30 —2 —3 Bijb. gesch. (herh.) Schrijven (m. s. Lezen (m., gec. Ned. taal (m.) Ned. taal (s.) Rekenen (s.) Rekenen (m.) Ned. taal (s.) Teekenen (v. D.) DERDE LEERJAAR. 3. OPMERKINGEN. We plaatsen als proeve een rooster voor 6 leerjaren. Wie in een tweemansschool of een driemansschool een zevende leerjaar invoert, geven wij den raad dezelfde urenindeeling als voor het zesde leerjaar te volgen, want dan kan hij ad libitum daar erbij geven, wat z. i. noodig is. Het zevende leerjaar moet immers tóch geven een grondige herhaling en geen uitbreiding der leerstof! Tevens hebben wij er bijgevoegd van de eerste drie leerjaren der tweemansschool één rooster, geheel uitgewerkt. Waarom? Wel, men treft het meestal in eenkleine school tot „hulppersoneel" te krijgen onderwijzers of onderwijzeressen, die pas examen hebben gedaan en wier handen in zulk een school — ook wel aan een groote! — soms geheel verkeerd staan. Men moet dan beginnen met alles nauwkeurig voor te schrijven, zal er iets van het werk terecht komen; ontpopt zich de nieuw aangekomene als een met de onderwijsgave toebedeeld, al spoedig zal die zoo slagvaardig zijn, dat de eigenlijke uitwerking aan haar of hem kan overgelaten worden, met dien verstande, dat het hoofdbeginsel van de algemeene lesrooster bewaard blijft. Toelichting hebben deze roosters voor ervaren schoolmannen niet meer noodig. Lezen s, kan zijn Lezen, stil en ook Lezen, schriftelijk. Lezen, stil zal vooral in de hoogere klassen een uitstekende, waarlijk vormende bezigheid zijn; in de laagste kan het teekenen van letters of woordjes daarvoor in de plaats gesteld worden. Ook de letters van Montessori kunnen hier dienen. Onze manier is niet de eenig mogelijke. J. A. Slempkes en H. Werkman gaven ook voorbeelden van inrichting der roosters. Den belangstellenden lezer zij naar hun werken verwezen. Natuurlijk komt op een Christelijke school de Bijbelsche geschiedenis vooraan. Dit behoeft geen betoog noch verdediging hier. Wel moeten we bepalen hoe vaak een Bijbelles zal gegeven worden. Ons dunkt, dat in de laagste drie klassen drie lessen van een half uur voldoende zijn; terwijl een vierde half uur meer speciaal voor herhaling en weergeving door de leerlingen er aan wordt toegevoegd; met daarbij het half uur Maandagsmorgens voor Taal, waarin een psalm of gezangvers wordt besproken en geleerd, komt het godsdienstonderwijs voldoende tot zijn recht; in de hoogste drie klassen heeft de herhaling van een les voor het eigenlijke vertellen plaats; drie keer- 3 kwartier geven daartoe ruimschoots den tijd, terwijl een vierde uur Vrijdags voor Lezen als leesboek de Bijbel heeft; de eerste les op Maandag is gewijd aan bespreking en leeren van een psalm of gezangvers. Wat dient nu na de Bijbelsche geschiedenis aan de orde te komen? Waar o.i. Rekenen steeds een inspannend en 't meest vermoeiend leervak is, gaven we dit geregeld een eerste plaats. Alleen in de eerste leerjaren is het Lezen niet minder inspanning eischende, vandaar dat in die klassen voor de eerste uren, om den anderen dag, Rekenen en Lezen afwisselen. Het Rekenen is het geheele schoolleven door een moeilijk, veel tijd nemend vak, vooral ook omdat steeds weer iets nieuws moet geleerd, en steeds meer samengestelde bewerkingen moeten worden uitgevoerd. Wil men dan ook dat van het Rekenen op school voor later wat meer beklijft dan alleen optellen en aftrekken, dan dient al de schooljaren door, daaraan een flink getal uren gegeven. Met het Lezen is dit iets anders. Is eenmaal de techniek „erin", dan komt bij een flink onderwijzer het éigenlijke leesonderwijs aan de beurt; lezen „met een stem als een klok", langzaam, goed op de teekens letten, geen taallessen ervan maken, veel „stil" lezen en, ook geen geringe factor, prettige leesboekjes V. 6 B. no. 24. maken de lesuren voor lezen in de hoogere klassen tot ontepannings-oogenblikken voor leerlingen en onderwijzer. Het vaardigheidsvak Schrijven is volgens onzen leergang na het derde leerjaar eigenlijk beëindigd. Daarom wordt in de eerste drie leerjaren daaraan veel tijd ten koste gelegd, maar later minder: alleen nog om het schoonschrift te onderhouden en met rond- en sierschrift de ambitie er voor te bewaren. De uren voor de overige vakken nopen evenmin tot nadere bespreking; alleen zij nog opgemerkt omtrent het vak Kerk- en Zendingsgeschiedenis <— Vs uur — dat veel uit deze vakken reeds bij Aardrijkskunde en Vaderlandsche geschiedenis ter sprake komt. Dit Va uur is dan ook uitsluitend bedoeld als aanvulling, ter systematiseering en wordt ook wel gebruikt om een les over een onderwerp uit die vakken te lezen. De aandachtige lezer zal hebben bemerkt, dat feitelijk, ondanks de officieel-langere rooster-uren voor één vak, op de tweemansschool meer afwisseling is dan op een groote en daardoor de vermoeidheid der leerlingen er na de lessen ook minder groot is. Wel zij hier nog gezegd, dat vooral de eerste twee klassen best met de helft der schooluren van thans zouden kunnen volstaan, doch, tenzij een rijkswet in dezen leidend optreedt, is het den onderwijzer op het platteland vooral niet geraden dit zelf in te voeren, hij zou het vertrouwen in zijn ijver en toewijding bij de bevolking verbeuren. Misschien dat — in 1912 werd het al door ons gepropageerd — nu de decennia der bezuiniging zijn aangebroken, men ook eens de leerstof en de lesuren wil bezuinigen, en indien officieel de scholen de vrijheid verkregen minder schooluren op den rooster te plaatsen voor verschillende klassen, zou een meer onderwijs- en opvoedkundige indeeling der uren kunnen plaatshebben, en .... het onderwijs er o.i. niet op verslechteren. 4. Rooster van lesuren van een school met 5 leerkrachten te Soest, Schoolstraat 57. Uren. [ Eerste klasse. | Uren. | Tweede klasse, | Uren. | Derde klasse. | MAANDAG. 9—9% I Ned. taal. —10% Rekenen. —11 Schrijven. — 11% Lezen. 1 —11/2 Kenn. der nat. —2% Lezen. i—3 Zingen. —4 Nutt. handw. Aantal lesuren 5%. 9—9% Ned. taal. —10V2 Rekenen. —11 Schrijven. —II8/* Lezen. 1— 1112 Kenn. der nat. —2% Lezen. —3 Zingen. —4 Nutt. handw. Aantal lesuren 53/4. 9-91/2 I Ned. taal. —IO1/2 Rekenen. — 11 Lezen. —11%I Schrijven. 1-1% Ned. taal. —2% Lezen. —3 Teekenen. —4 Nutt. handw. Aantal lesuren 5%. DINSDAG. 9—9% I Bijb. gesch. — 10% Lezen. —11 Schrijven. —11% Rekenen. 1 — 1% I Schrijven. —2% I Lezen. —3 Ned. taal. Aantal lesuren 4%. 9—9% Bijb. gesch. — IOV2 Lezen. 1—11 Schrijven. .—11 % Rekenen. 1—P/2 Schrijven. .—2% Rekenen. —3 Ned. taal. Aantal lesuren 4%. 9—9% Bijb. gesch. — 10% Rekenen. —11 Schrijven. 1—11% Vad. gesch. 1—P/2 Schrijven. —2% Lezen. —3 Zingen. Aantal lesuren 4%. WOENSDAG. 9—9% Bijb. gesch. — IO1/2 Rekenen. —11 Schrijven. —11% Lezen.' 1—1% Teekenen. —2 Lezen. Aantal lesuren 3%. 9—9V2 I Bijb. gesch. — 10% Rekenen. — 11 Ned. taal. —11% Ned. taal. 1 — 1% Teekenen. —2 Lezen. Aantal lesuren 3%. 9—9% Bijb. gesch. —10% Rekenen. —11 Lezen. — 11% Ned. taal. 1—2 Teekenen. Aantal lesuren 3%. DONDERDAG. 9—9% Bijb. gesch. — 10% Lezen. — 111/4 Schrijven. —11% Rekenen. 1—1% Kenn. der nat. —2 Ned. taal. —21/2 Rekenen. —3 Zingen. —4 Nutt. handw. Aantal lesuren 5%. 9—9% I Bijb. gesch. — 10% Lezen, —11% Rekenen. — 11% Schrijven. 1—P/2 Kenn. der nat. —2 Ned. taal. —2% Ned. taal. —3 Zingen. —4 Nutt. handw. Aantal lesuren 5%. 9—9% Bijb. gesch. —10% Rekenen. —11 Schrijven. —11% Lezen. 1 — 1 % Kenn. der nat. —2% Ned. taal. 1—3 Lezen. —4 Nutt. handw. Aantal lesuren 5%. VRIJDAG. 9—9% I Bijb. gesch. —10 Lezen. —10% Schrijven. — 11 % Rekenen. —11% Ned. taal. 1 — 1 % Schrijven. —2 Lezen. —3 Teekenen. 9—9% I Bijb. gesch. — 10 Schrijven. — 10% I Lezen. —11% I Ned. taal. —11% Rekenen. 1'—P/2 Rekenen. —2 Schrijven. —3 Teekenen. 9—9% I Bijb. gesch. —10 Rekenen. — 10% Ned. taal. —11% Lezen. — 11% Vad. gesch. 1 —P/2 Aardrijksk. —2% Schrijven. —3 Zingen. I Aantal lesuren 4%. | Aantal lesuren 4%. | Aantal lesuren 4%. Zaterd. Vacantie. Vacantie. Vacantie. ! I Uren. I Vierde klasse. I Uren. I Viifde klasse. I Uren. I ZpsHp lrla«P j 9—9% Ned. taal. —10% Rekenen. —11 Ned. taal. —11% Lezen. 1—1% Aardrijksk. —2% Schrijven. —3 Teekenen. Aantal lesuren 4%. 9—10 I Ned. taal. —11 Rekenen. — 11% Ned. taal. 1—1% Lezen. —2% Aardrijksk. —3 Schrijven. Aantal lesuren 4%. 9—10 Ned. taal. —11 Rekenen. -11% Ned. taal. 1 — 1% Lezen. —2% Aardrijksk. —3 Schrijven. Aantal lesuren 4%. 9—9% Bijb. gesch. —10% Rekenen. — 11 Schrijven. — 11% Vad. gesch. 1 — P/g Aardrijksk. -2V4 Ned. taal. —3 Zingen. —4 Nutt. handw. Aantal lesuren 5%. 9—9% Bijb. gesch. — 10% Rekenen. ,—11% Vad. gesch. 1 — 1% Lezen. —2% Kenn. der nat. —3 Zingen. —4 Nutt. handw. Aantal lesuren 5%. 9—9% I Bijb. gesch. —10% Rekenen. — 11% Vad. gesch. 1—1% Lezen. —2% 1 Kenn. der nat. —3 Zingen. —4 Nutt. handw. Aantal lesuren 5%. 9—9% I Bijb. gesch. —10% Rekenen. —11 Schrijven. —11% Lezen. 1— 2 Teekenen. 2— 3% Nutt. handw. Aantal lesuren 5%. 9—98/4 [ Bijb. gesch. —10% Rekenen. — 11% Ned. taal. 1 — 1% Teekenen. —2 Kerk en zend. —3% Nutt. handw. Aantal lesuren 5%. 9—9% I Bijb. gesch. —10% Rekenen. —11% Ned. taal. 1 — 1% Teekenen. —2 Kerk en zend. —3% Nutt. handw. Aantal lesuren 5%. 9—9% I Bijb. gesch. —10% Rekenen. — 11 Lezen. — 11% Schrijven. 1 —13/4 Kenn. der nat. -21/2 Ned. taal. —3 Ned. taal. Aantal lesuren 4%. 9—9% Bijb. gesch. — 10% Rekenen. — 11% Ned. taal. 1—2 Aardrijksk. —3 Teekenen. Aantal lesuren 43/4. 9—93/4 Bijb. gesch. —103/4 Rekenen. — II3/4 Ned. taal. 1—2 Aardrijksk. —3 Teekenen. Aantal lesuren 4%. 9—9% Bijb. gesch. — 10 Rekenen. ' —10% Lezen. -11% Ned. taal. — 113/^ Vad. gesch. 1—P/2 Schrijven. —2% Lezen. —3 Zingen. Aantal lesuren 43/4. 9—10 Lezen. — 10% Ned. taal. — Ui/4 I Vad. gesch. —11% Lezen. 1 — 1% Kenn. der nat. —2 Schrijven. —3 Zingen. Aantal lesuren 43/4. 9—10 Lezen. — 10% Ned. taal. — IP/4 Vad. gesch. —118/4 Aardrijksk. 1 — 13/4 Kenn. der nat. —2% Lezen. —3 Zingen. Aantal lesuren 43/4. Vacantie. Vacantie. Vacantie. 6. OPMERKINGEN — bij den los bijgevoegden rooster van lesuren der Prins Wülemschool. Een roosferis een legkaart: elk stuk afzonderlijk kan dol, dwaas en grillig-willekeurig lijken; slechts het geheel geeft den verlangden indruk. Daarom dient de rooster in zijn geheel bekeken. Elk deskundige zal dan onmiddellijk opmerken de volgende dingen: De hoofdvakken b.v. Lezen, Nederlandsche taal, Schrijven en Rekenen krijgen het leeuwendeel. Dan volgen Geschiedenis en Aardrijkskunde. De overige vakken worden gegeven, ... omdat ze gegeven moeten worden. Wat niét wil zeggen, dat er niet de uiterste zorg besteed wordt, om in den uitgetrokken tijd te bereiken, wat verwacht mag worden, dat met recht bereikt kan worden. Schrijven wordt in 't zesde en zevende leerjaar niet meer afzonderlijk onderwezen. Alle werk wordt op schrift gemaakt. Eigenlijk zou bij den rooster moeten zijn een plattegrond, waarop de diverse klassen zijn aangegeven. Ze zijn niet in prachtige volgorde 1, 2, 3, 4 enz. geplaatst. De practijk gaat ook hier boven de theorie. Maar alleen 't leven in de school kan verklaren, waarom b.v. de zanguren geplaatst zijn zooals ze zijn. Zoo zou ook een lijst van „bevoegden" voor vak j of s kunnen verklaren, hoe we tot de plaatsing der uren voor Vrije- en Orde oefeningen zijn gekomen. In de hoogere klassen zijn de roosters twee aan twee vrijwel gelijkluidend. Dat geeft b.v. voor Aardrijkskunde géén bezwaar, als bij onderlinge regeling voor een verdeeling der leerstof Nederland, Europa, Wereld en Indië wordt gezorgd, dat de kaarten niet gelijktijdig gebruikt behoeven te worden. Handwerken wordt gegeven door vak-onderwijzeressen. Dat de uren voor een groot deel na schooltijd vallen,