SCHOOLBADEN RAPPORT, SAMENGESTELD DOOR HET BUREAU VOOR KINDERBESCHERMING (BOND VAN NED. ONDERWIJZERS) IN OPDRACHT VAN HET HOOFDBESTUUR AMSTERDAM - le CONST. HUYGENSSTRAAT 118 1SCHOOLBADEN RAPPORT, SAMENGESTELD DOOR HET BUREAU VOOR KINDERBESCHERMING (BOND VAN NED, ONDERWIJZERS) IN OPDRACHT VAN HET HOOFDBESTUUR AMSTERDAM - lc CONST. HUYGENSSTRAAT 118 DE ALGEMENE VERGADERING VAN DE BOND VAN Nederlandse Onderwijzers, gehouden te Utrecht op 27 en 28 Desember 1918, nam met algemene stemmen het volgende voorstel aan: DE ALGEMENE VERGADERING DRAGE HET HOOFDBESTUUR OP, EEN KRACHTIGE PROPAGANDA VOOR SCHOOLBADEN TE VOEREN welk besluit door het referendum werd bekrachtigd. Naar aanleiding hiervan droeg het Hoofdbestuur aan het Bureau voor Kinderbescherming op, een rapport samen te stellen over Schoolbaden, teneinde de afdelingen de nodige gegevens te verschaffen, om de aktie inderdaad krachtig te kunnen voeren. Wij hopen met de samenstelling van dit rapport er toe bij te dragen, dat binnen afzienbare tijd het aantal schoolbaden in Nederland belangrijk wordt vermeerderd in het belang van de gezondheid van onze jeugd en ons volk. ^ VOOR HET BUREAU VOOR KINDERBESCHERMING - R. HOOGLAND. I. INLEIDING. Het mag overbodig heten, hier in den brede het nut van het baden in het algemeen uiteen te zetten. Daarvan zal wel ieder overtuigd zijn. Het bezit van een gezonde huid toch is voor onze gezondheid van het grootste belang, en een goed verzorgde en normaal funktionnerende huid is een belangrijk verdedigingsmiddel tegen tal van ziekten. Een gezonde, zuivere huid is evenwel niet alleen voor de drager zelf van het grootste belang, maar evenzeer voor de openbare gezondheid. Een vuile huid immers is een welige broeiplaats voor tal van ziektekiemen, die zo gemakkelik van de ene mens op de andere overgaan. Worden we niet bij elke epidemie door doktoren. Gezondheidskommissies e. d, opgewekt, de grootst mogelike reinheid te betrachten, ook op ons lichaam? Is reinheid niet het beste middel ter bestrijding van alle besmettelike ziekten? Zeer zeker. En hoe staat het met die reinheid in ons land? Volgens uitgebreide onderzoekingen in Duitsland is gebleken, dat nog geen x\2 percent van de schoolgaande kinderen éénmaal per week geheel gewassen werd. En zou de toestand bij ons beter zijn? Zeker, de Hollandse zindelikheid is bekend, tot ver over de grenzen, — maar is het niet waar, dat deze zindelikheid zich meer uitstrekt tot blank geschuurd vaatwerk en helder geboende straatjes, dan tot zindelikheid op het eigen lichaam? Gerust durven we dan ook beweren, dat de toestand bij ons niet beter zal zijn dan bij onze buren. En daarin dient verandering te komen. Een machtig middel hiertoe is de verdere uitbreiding van het instituut Schoolbaden. Wanneer toch de schoolgaande jeugd er aan gewend wordt, zich op geregelde tijden te baden, zal dat ongetwijfeld tengevolge hebben, dat ze, ouder geworden, het als een behoefte gaan beschouwen, zich op gezette tijden geheel te reinigen. De ondervinding heeft dat trouwens al geleerd. Zo lezen we in het verslag van het Volksbad te Dordrecht over 1904: „Het aantal schoolbaden is gestegen van 755 in 1902 tot 928 in 1903 en 1800 in 1904; blijkbaar komen nu de meisjes, die vroeger de schoolbaden bezochten, als vrouwen terug." Het Rotterdamse verslag over 1907 schrijft: „Bij vergelijking met cijfers van vorige jaren valt dadelik op, hoe het gebruik van gewone kinderbaden is toegenomen; dit gelukkig verschijnsel is blijkens de gedane waarnemingen voor een goed deel gevolg van de omstandigheid, dat verscheidene schoolkinderen, die eerst gewend waren geworden aan het periodiek nemen van een bad door de instelling der schoolbaden, na het ophouden daarvan wat hun school betrof, de eenmaal aangenomen gewoonte pleegden voort te zetten op abonnementskaarten." In het Schiedamse verslag over 1909 lezen we: „Met voldoening kan worden meegedeeld, dat ook het gebruik van baden door bewoners van ..Nieuwsticht" de laatste jaren gestaag toeneemt ; ten duidelikste blijkt hier ook weer, hoe goed het is, de KINDEREN aan baden te gewennen. De stijging toch van het getal der baden van volwassenen is voor een groot deel hieraan toe te schrijven, dat vele kinderenbaders de 14-jarige leeftijd bereikt hebben en nu een kaartje voor „volwassenen" moeten gebruiken." („Nieuwsticht" is een woning vereniging, die hare bewoners gelegenheid geeft gratis van het Volksbadhuis gebruik te maken.) Het Utrechtse verslag over 1906 meldt: „Onder onze vaste klanten behoren verscheidene jongelieden, die de lagere school hebben verlaten, maar daar de weg naar ons Badhuis en het genot van lichaamsreiniging hebben leren kennen." Dr. J. de Groot Sr., Arts te 's-Gravenhage, schrijft in zijn brochure over Schoolbaden: (uitgegeven door de Afdeling 's-Gravenhage der Zuid-Hollandsche Vereniging „Het Groene Kruis") „De ervaring, met de meeste Volksbadhuizen opgedaan, heeft geleerd, dat er niet zoveel gebruik van gemaakt wordt, als men meende te mogen verwachten. Het stichten van volksbaden moge van veel nut geweest zijn, nuttiger en praktieser zou het m. i. zonder twijfel geweest zijn, indien men ware BEGONNEN met het stichten van SCHOOLBADEN". Ook hier geldt het aloude spreekwoord: Jong gewend, oud gedaan. Het schoolbad geeft evenwel ook direkte voordelen. Voor wie ervaring hebben op dit gebied, staat het onomstotelik vast dat het ook voor de school en het onderwijs van het grootste belang is. Onnodig, om te zeggen, dat de kinderen, die gebaad hebben, fris en opgewekt het schoollokaal weer binnentreden. Door eigen ondervinding immers weten we, hoe heerlik en opgewekt we ons gevoelen na een bad. En zou die frisse en opgewekte geest niet van invloed zijn op het onderwijs? Het kan niet anders. Ook op de atmosfeer in de schoollokalen moet het een gunstige uitwerking hebben. Onmiddellik en middellik. Onmiddellik, omdat het lichaam gereinigd is en in zijn uitwasemingen dus heel wat minder verpestend moet zijn. Middellik, omdat de praktijk uitwijst, dat door de ouders heel wat meer zorg wordt besteed aan de onderkleren der kinderen dan voorheen. Nu voert men wel eens als bezwaar aan, dat de ouders zich gekrenkt voelen, als de school ook deze taak van de moeder overneemt, of dat de ouders zorgeloos zullen worden, als de school meer en meer in het gezinsleven ingrijpt. De praktijk heeft evenwel reeds bewezen, dat het hiermee zoon vaart niet loopt: deze gevallen behoren tot de zeer grote uitzonderingen. En vergeet men dan die grote schare ouders, die het dankbaar zal aanvaarden, dat hun kinderen op doelmatige wijze en onder deskundig toezicht gereinigd worden, WAT, DANK ZIJ DE WONINGTOESTANDEN, MEESTAL TUIS NIET MOGELIK IS? ÉL HET ONTSTAAN VAN DE SCHOOLBADEN. Het instituut Schoolbaden dateert van het jaar 1885. Het was in het stadje Göttingen, dat bij de bezichtiging van een nieuwe school door Burgemeester Merkel en Prof. Flügge de eerste op de gedachte kwam, de grote, ongebruikte kelder in te richten tot badinrichting. Prof. Flügge was n.1. verrukt over de hygièniese inrichting van het schoolgebouw, maar slaakte de verzuchting: „Ja, wat helpen al deze hygièniese inrichtingen, wanneer in deze gezonde ruimten vuile kinderen met alle mogelike infektiekiemen aan het lichaam en in de kleren komen?" Gekonstateerd werd, dat het grootste deel van de Duitse Jeugd, behalve dan gezicht en handen, nooit een droppel water zag. Deze ontstellende ontdekking bracht burgemeester Merkel op de gedachte, in het schoolgebouw baden aan te brengen. Prof. Flügge vond dit „eine famose Einrichtung". De mogelikheid van uitvoering werd besproken. De stadsarchitekt werd in de arm genomen; deze maakte een plan op, het Gemeentebestuur keurde dit goed en de zaak was beklonken. De inrichting beantwoordde volkomen aan de gekoesterde verwachtingen. Autoriteiten en onderwijzers uit het gehele land namen met belangstelling kennis van een. en ander, en reeds het volgende jaar nam de Algemene Vergadering van de „Deutsche Verein für öffentliche Gesundheitspflege" de volgende motie aan: „Badinrichtingen in de volkscholen, zoals zij sedert een jaar te Göttingen in werking zijn, verdienen zoveel mogelik tot stand te komen." En in 1889 verklaarde de Burgemeester van Bonn in de raadszitting, dat reeds in meer dan 50 steden van Duitsland schoolbaden bestonden. En tans? Men vindt ze in de Verenigde Staten van Noord-Amerika, België, Denemarken, Duitsland, Engeland, Frankrijk, Nederland, Noorwegen, Zweden en Zwitserland, zoals meegedeeld is in de rapporten, uitgebracht aan de Eerste Internationale Conferentie voor Volks- en Schoolbaden, gehouden te 'sGravenhage in 1912. ÏÏI. SCHOOLBADEN IN NEDERLAND. In dit hoofdstuk zullen we in het kort de ontwikkelingsgegeschiedenis van het schoolbadwezen in de verschillende Gemeenten weergeven en tevens aangeven, op welke wijze een en ander is geregeld. De gegevens hiervoor kregen we voor een deel van onze korrespondenten en verschillende Gemeentebesturen, terwijl we ook een dankbaar gebruik maakten van de verslagen van verschillende Verenigingen voor Volks- en Schoolbaden, ons door de sekretarissen bereidwillig toegezonden. AMSTERDAM. De Gemeente Amsterdam verbond in 1891, bij wijze van proef, aan twee scholen een badinrichting. Deze proef werd in 1895 uitgebreid, door voor vier aan elkaar grenzende scholen een gezamelike badinrichting te bouwen. Op den duur bleken deze inrichtingen evenwel onvoldoende en zo werd in 1899 besloten tot de bouw van een centraal schoolkinderbad, waarvan door verschillende in de buurt liggende scholen gebruik zou kunnen worden gemaakt. Dit schoolbad werd 9 September 1901 geopend. De inrichting beantwoordde volkomen aan de gestelde verwachtingen en zo besloot de Raad tot de bouw van een tweede centraal bad, dat 1 Januari 1908 geopend werd. In de Memorie van Beantwoording op de Begroting voor 1908, uitgebracht in September 1907, was door B. en W. de verklaring afgelegd, dat zij op uitbreiding van het aantal schoolbaden bedacht waren. B en W schreven: „Blijkt het binnenkort te openen tweede schoolkinderbad goed te voldoen, dan zullen B en W de oprichting van een derde schoolkinderbad in overweging nemen." ■— Zoover kwam het evenwel niet. De heer De Sauvage Nolting, onder wiens wethouderschap dit werd geschreven en die een warm voorstander was van schoolbaden, trad om gezondheidsredenen af als Wethouder en werd opgevolgd door de anti-revolutionnair Mr. S. de Vries Czn. Deze had zich reeds op de vergadering van de Bond van Antirevolutionnaire Gemeenteraadsleden op 21 April 1909 doen kennen als een tegenstander van schoolbaden. En in de Memorie van Antwoord op de Begroting voor 1910 verklaren B. en W. dan ook: „Bij B. en W. zijn wèl plannen tot wijziging in het gebruik der bestaande schoolkinderbaden in overweging, niet tot uitbreiding van het aantal schoolbaden." Die „plannen tot wijziging in het gebruik der bestaande schoolbaden" zijn gelukkig niet ten uitvoer gebracht: we veronderstellen, dat het niet veel goeds zal zijn geweest. De toestand bleef dus zoals ze was. In 1914 trad Mr. de Vries als Wethouder af en werd opgevolgd door de heer Den Hertog. In 1915 heeft deze in een verkiezingsvergadering zijn standpunt in zake schoolbaden uiteengezet. Het verslag in het Handelsblad meldt daaromtrent: „Spreker is tegenstander van schoolbaden. De voornaamste grief van spreker tegen schoolbaden is, dat er gebaad wordt onder schooltijd. Sehoolbaden zijn een ondemokraties ding. Spreker wenst niet tegen de ouders te zeggen: gij hoeft uw kinderen niet te wassen, dat doen wij op school wel. Hij meent, de moeders te verlagen, als hij haar de zorg van de reinheid harer kinderen afneemt." Het bleef er dus voor de schoolbaden in Amsterdam donker uitzien. En het antwoord van B. en W. op het Afdelingsverslag van de Gemeentebegroting was dan ook telkens even teleurstellend Totdat eindelik in Februari 1918 een voordracht in het Gemeenteblad verscheen, waarin B. en W. voorstelden, een bestaand Volksbadhuis uit te breiden met een kinderbad, welke voordracht na ampele diskussie 6 Maart 1918 zonder hoofdelike stemming werd aangenomen. Amsterdam heeft dus aan 3 schoolgebouwen een badinrichting verbonden. De inrichting is vrij primitief, maar toch zeer goed bruikbaar. Een uitvoerige beschrijving van de inrichting en de werking van een dezer schoolbaden heeft de heer Schook gegeven in het Sociaal Weekblad van 1892, waarnaar we belangstellenden verwijzen. Verder beschikt Amsterdam nog over 2 gemeentelike centrale schoolkinderbaden, waarvan het ene gelegen is in de Frederik Hendrikstraat en het andere aan het Weesperplein. Een korte beschrijving van de inrichting van deze badhuizen en van de wijze waarop het baden geschiedt, volge hier. Zoals de platte grond van Schoolkinderbad I doet zien, komen de kinderen door de ingang in het wachtlokaal, waarin langs de wanden tweemaal veertig kapstokken zijn aangebracht. Er is daar dus gelegenheid voor 2 klassen van 40 kinderen, om zich te ontdoen van hun hoofddeksels en eventueel van jassen, mantels en klompen. Twee deuren geven toegang tot de kleedkamer, waar wederom voor twee groepen kinderen plaats is tot het ophangen van de kleren en waar ze zich uitkleden tot op het hemd. Eindelik komen de kinderen in de badzaal, waar langs de wanden 40 open badcellen zijn aangebracht, gescheiden door glazen platen. Vóór de cellen bevinden zich banken, waarop de kinderen hun hemd neerleggen en de handdoek, die ze bij het betreden van de badzaal genomen hebben. v-JiUjk.'UiAats . * Plattegrond Schoolkinderbad I, Amsterdam. Aan de glazen plaat hangt voor ieder kind een bakje met groene zeep. De kinderen beginnen met zich te ontdoen van het hemd en zepen zich daarna in. Is dat geschied, dan opent de badmeester de kraan en uit elke douche, die boven iedere cel is aangebracht, vloeit het water. De eerste 4 minuten wordt water gegeven van 90° Fahrenheit, dat de vijfde minuut geleidelik teruggebracht wordt tot 60°. De kinderen wassen zich onderwijl en na het sluiten van de kraan drogen ze zich met de handdoek af, trekken hun hemd weer aan en gaan op kommando terug naar de kleedkamer. Daar worden de kleren weer aangetrokken open pLaats . Platte grond Schoolkinderbad II, Amsterdam. en vervolgens gaan ze naar de wachtkamer, nemen hoed, pet enz. en gaan naar buiten. In het wachtlokaal en de kleedkamer is plaats voor berging van kleren van 2 groepen kinderen. Op deze wijze kan een volgende groep onmiddellik de badzaal binnengaan, als de voorgaande klaar is. Er gaat op die manier zo weinig mogelik tijd verloren. Schoolkinderbad II is eenigszins anders ingericht. Daar is een gemeenschappelike klerenbergplaats voor de twee badende groepen, maar de ontkleedkamers zijn gescheiden. Dat heeft dit grote voordeel, dat de klassen elkaar niet behoeven te hinderen. Voor jongens is de badtijd berekend op 20 minuten, voor meisjes op een half uur. Het baden geschiedt onder de schooluren. Wel is door sommige onderwijzers(essen) getracht, de kinderen voor of na de schooltijd bij het badhuis te krijgen, maar dit is steeds op teleurstelling uitgelopen. Alleen als de kinderen voor het eerste bad op een morgen of middag om 9 of 2 uur aan de inrichting moesten zijn, gelukte het. Het toezicht wordt uitgeoefend door de onderwijzers(essen). Alleen in bizondere gevallen, als ziekte e.d., wordt daarvan afgeweken. In dat geval wordt het uitgeoefend door de badmeester of diens vrouw. Het aaptal genomen baden in de achtereenvolgende jaren blijkt uit de volgende staatjes: In de baden aan de scholen: (hierover bestaan gegevens sedert 1911) In 1911 20.312 In 1915 11.537 „ 1912 20.035 „ 1916 19.174 „ 1913 22.378 „*)1917 800 „ 1914 12.922 „*)1918 1.838 In Schoolkinderbad I: In 1901 30.862 In 1910 92.277 „ 1902 88.582 „ 1911 99.860 „ 1903 88.000 ,, 1912 94.876 „ 1904 100.309 „ 1913 85.403 „ 1905 92.487 „ 1914 87.256 ,. 1906 83.487 „ 1915 91.148 „ 1907 94.722 „ 1916 86.456 „ 1908 94.720 „*)1917 12.633 „ 1909 102.701 „*)1918 28.890 Schoolkinderbad II: In 1908 64.074 „ 1914 72.990 „ 1909 76.099 „ 1915 80.322 „ 1910 79.661 „ 1916 92.741 „ 1911 80.884 „ *) 1917 18.343 „ 1912 72.521 „ *)1918 45.088 „ 1913 71.276 *) Gedurende 1917 en 1918 waren de baden door gebrek aan gesloten. De oprichtingskosten van het bad aan de Frederik Hendrikstraat bedroegen f 17.621,88. De eksploitatie-kosten bedroegen in de achtereenvolgende jaren: 1901 f 932,— 1910 ƒ4106,825 1902 - 2818,22 1911 - 4484,85* 1903 - 2936.14 1912 - 4866,42 1904 - 2676.43 1913 - 5706,76 1905 - 3198.245 1914 - 4291,68 1906 - 2867,69 1915 - 4791,21 1907 - 3244,415 1916 - 5252.86 1908 - 3692.095 1917 - 3284,855 1909 - 3946,22 De bouw van het bad aan het Weesperplein kostte ƒ18.204,275 De eksploitatie-kosten bedroegen in de achtereenvolgende jaren 1907 ƒ1361,035 1913 ƒ4538,02 1908 - 3323.085 1914 - 6554,93 1909 - 3711.495 1915 - 6632,36 1910 - 4273,77 1916 - 6595,785 1911 - 4353,835 1 917 - 3619.735 1912 - 5324,95 Wanneer we de jaarlikse eksploitatiekosten delen door het aantal genomen baden, dan blijkt, dat de prijs per bad niet zo hoog is, als wel eens wordt beweerd. Zo bedroegen voor Schoolkinderbad I de kosten per bad in: 1901 3 cent 1909 3,8 cent 1902 3,1 „ 1910 4,4 1903 3,3 „ 1911 4,4 1904 2,6 „ 1912 5,1 ', 1905 3,4 „ 1913 6,6 „ 1906 3,4 „ 1914 4,9 1907 3,4 „ 1915 5,2 ," 1908 3,8 „ 1916 6 derbad II zijn deze getallen: 1908 5,1 cent 1913 6,3 cent 1909 4,8 „ 1914 8,9 „ 1910 5,3 „ 1915 8,2 „ 19H 5,3 „ 1916 7,1 „ 1912 7,3 „ (We laten de jaren 1917 en 1918 buiten beschouwing wegens de abnormale toestand.) Het kinderbad, tot welks bouw in Maart 1918 besloten werd, wordt gebouwd naast een bestaand Volksbadhuis en zal bestaan uit twee wachtkamers en een badkamer met 18 open badcellen, langs de wanden gelegen. „Het ligt in onze bedoeling," schrijven- B. en W. in de voordracht, „dat het baden in het te bouwen kinderbad noch onder schooltijd, noch onder toezicht van het onderwijzend personeel zal gescheiden. De inrichting zal dan ook niet onder de afdeling Onderwijs, doch onder de dienst der bad- en wasinrichtingen ressorteren. Wel zal echter die afdeling haar medewerking verlenen, om het baden van schoolkinderen te regelen. Het badhuis toch zal ten opzichte van de leerlingen der in de omgeving gelegen scholen de funktie van schoolkinderbad vervullen en er dient voor gezorgd te worden, dat het baden dier leerlingen even geregeld geschiedt, als wanneer het op de oude manier, onder schooltijd, plaats vindt. Daartoe zal ook nodig zijn, de schoolkinderen kosteloos te doen baden, voor zover altans het baden geschiedt door bemiddeling van de school." Verder delen B. en W. mee, „dat het hun bedoeling is, dat het personeel van het badhuis tevens het kinderbad zal kunnen bedienen." Door de aanneming van deze voordracht heeft Amsterdam zijn oude standpunt laten varen. Geen baden onder schooltijd, geen toezicht door onderwijzers en onderwijzeressen. Wel zal getracht worden, „het baden van schoolkinderen te regelen." Hoe men zich die regeling voorstelt, blijkt uit de Raadsdebatten. Men wil n.1. kaartjes afgeven aan de schoolkinderen, die in de badinrichting moeten worden geknipt of gestempeld en later aan de onderwijzers moeten worden getoond. B. en W. maken zich zelfs de illusie, dat het baden dier leerlingen even geregeld zal geschieden, als wanneer het op de oude manier, onder schooltijd, plaats vindt. Wij voorspellen B. en W. in dezen een jammerlik fiasko. Voor onze argumenten verwijzen we naar Hoofdstuk IV. ARHEM. Bij besluit van 26 Maart 1892 werd door de Raad een subsidie van / 1800 verleend aan de Vereniging „Het Volksbad" voor het bouwen van een Volksbadhuis. Het Volksbad nam daarbij de verplichting op zich, jaarliks 30.000 baden kosteloos te verstrekken aan schoolkinderen. Dit badhuis werd 3 Oktober 1892 geopend. Het bevat 12 cellen met douchebaden. Elke cel is voorzien van een dubbele leiding voor het water en wel een voor hen, die een betaald bad nemen en die zelf de watertoevoer regelen en een, die water geeft voor de baden der kinderen, die ten getale van drie gelijktijdig in elke cel worden gebaad" Het baden geschiedt buiten de schooluren, onder toezicht van de badmeester of de badvrouw. Op de scholen worden aan de badende kinderen kaartjes uitgereikt, die gratis toegang geven tot het badhuis. Slechts aan één van de twaalf scholen (aan school 14) geschiedt sedert 1911 het baden onder schooltijd en wordt toezicht uitgeoefend door de klasse-onderwijzers(essen,) De school voor Achterlike kinderen heeft zelf 4 badcellen. Daar baden de laagste klassen en de meisjes van de hogere klassen. Alleen de jongens van de hogere klassen gaan naar 't Volksbad, en baden daar onder toezicht van het onderwijzend personeel. Het krediet van ƒ1800, dat bij raadsbesluit van 26 Maart 1892 door de Gemeenteraad aan het Volksbad werd verleend, werd 23 April 1906 verhoogd tot ƒ2200 en in 1917 tot ƒ2800. Het percentage kinderen, dat van de schoolbaden gebruik maakte, bedroeg sedert 1896: 1896 19 °/0 1903 17 °/c 1897 20 ., 1904 18,5 „ 1898 17 „ 1905 18 „ 1899 19 „ 1906 18 ,. 1900 19 „ 1907 17,5 „ 1901 18 „ 1908 15 „ 1902 18 „ 1909 15,6 „ 1910 13,3 °/0 1911 14,2 „ 1912 15 „ 1913 15 „ 1914 15,3 „ 1915 16,2 °/0 1916 16 „ 1917 12,6 „ 1918 11,5 „ Het aantal schoolbaden bedroeg in de achtereenvolgende jaren: 1892 1091 1906 36204 1893 20018 1907 34706 1894 21117 1908 34968 1895 22666 ^ 1909 34195 1896 26148 1910 29474 1897 26432 1911 31931 1898 25343 1912 33558 1899 26607 1913 33407 1900 29514 > 1914 34657 1901 29241 1915 33841 1902 31886 1916 36483 1903 33342 1917 31757 1904 36309 1918 34304 1905 36184 DORDRECHT. Het Volksbadhuis te Dordrecht is gesticht door de afdeling Dordrecht van de Maatschappij tot Nut van 't Algemeen en werd 18 April 1898 geopend. Bij raadsbesluit van 22 Juni 1897 was aan Volksbad de beschikking gegeven over een Gemeente-terrein, onder voorwaarde, dat het zich verbond, tegen betaling van 4'/2 cent per bad, baden te verstrekken aan alk leerlingen der lagere scholen, die zich daartoe aanmeldden en ir het bezit waren van door de hoofden der scholen afgegeven er op naam staande bons. Aan de on- en minvermogende leerlinger zouden de bons kosteloos worden verstrekt, met dien verstande dat niet meer dan 40.000 bons in het geheel zouden worden uit- gereikt, in evenredige verhouding tot het aantal on- en minvermogende leerlingen. Bij raadsbesluit van 24 Februari 1914 werd de subsidie verhoogd tot 6 cent per bad en 9 April 1918 tot 10 cent. In verband met bovengenoemde raadsbesluiten is de toestand als volgt. De kinderen van de kosteloze scholen krijgen op de school van de klasse-onderwijzer(es) een badkaartje. De jongens van deze kosteloze scholen baden sedert 1914 onder schooltijd, in het handwerkuur van de meisjes, onder geleide en toezicht van de onderwijzers. De meisjes dezer scholen gaan er Woensdag- of Zaterdagmiddag vrij heen. Het toezicht wordt dan uitgeoefend door de badvrouw. De jongens van de betalende scholen gaan op Maandag-, Dinsdag-, Donderdag- of Vrijdagmiddag vrij naar het badhuis. Het toezicht wordt uitgeoefend door de badmeester. De kinderen, die half schoolgeld betalen, krijgen een badbriefje, — de andere leerlingen moeten het badgeld zelf betalen. De meisjes van de betalende scholen gaan evenals die van de kosteloze scholen Woensdag- en Zaterdagmiddag vrij baden onder toezicht van de badvrouw, Het aantal schoolbaden bedroeg in: 1898 12583 1909 29664 1899 10521 1910 30303 1900 10370 1911 29118 1901 16433 1912 28775 1902 15845 1913 26880 1903 18903 19H 35828 1904 19035 1915 38923 1905 20361 1916 31029 1906 21134 1917 29272 1907 24521 1918 22525 1908 29608 (In deze getallen zijn niet opgenomen de betaalde kinderbaden. Deze belopen gemiddeld ongeveer 700 per jaar.) B. v. O. Rapport Schoolbaden. 2 De Gemeente-subsidie bedroeg in: 1898 f 566,235 1909 ƒ1331,325 1899 - 473,445 1910 - 1382.435 1900 - 466,65 1911 - 1362,33 1901 - 739,49 1912 - 1273.455 1902 - 713.125 1913 - 1183,84 1905 - 850.635 1914 - 1910,61 1904 - 856,575 1915 - 2206,09 1905 - 922,275 1916 - 1859,58 1906 - 948,33 1917 - 1636,32 1907 - 1125.315 1918 - 1351,38 1908 - 1336,50 'S-GRAVENHAGE. De schoolbaden te 's Gravenhage kunnen in drie groepen verdeeld worden, n.1.: a. Een badhuis van de vereniging „Volksbad", waar ook schoolkinderen kunnen baden. b. Een gemeentelik centraal schoolbad, c. Twee door de Gemeente gebouwde en geïnstalleerde schoolbaden, geëksploiteerd door de Vereniging „Volksbad", waar tevens gelegenheid bestaat voor volwassenen tot het nemen van een bad. In den Haag werd in 1892 door partikulier initiatief het Volksbadhuis aan de Z.W. Buitensingel gebouwd. Er vormde zich een kommissie uit de burgerij tot het verstrekken van kosteloze baden aan on- en minvermogende schoolkinderen, Het „Volksbad" ontving voor deze baden 4 cent per genomen bad. De kinderen kwamen na de schooluren baden, zonder geleide en zonder toezicht van het onderwijzend personeel. De inkomsten van deze kommissie waren zeer beperkt en werden hoe langer hoe geringer, zodat in 1906 besloten werd tot ontbinding van het Komitee. Het „Volksbad" stond nu voor de keuze öf de schoolbaden te weigeren, öf zelf de baden te bekostigen. Het Bestuur koos het laatste, ondanks de bezwaren, daaraan voor de kas verbonden. Nu werden pogingen in het werk gesteld, voor de schoolbaden subsidie te verkrijgen van het Gemeente-bestuur. Deze pogingen hadden in 1909 sukses. Sedert dit jaar ontvangt „Volksbad" van de Gemeente voor elk schoolbad een subsidie van 5 cent, welk bedrag in 1918 is verhoogd tot 6 cent. Van dit badhuis maken, behalve de scholen voor zwakzinnigen aan de Tenierstraat en de Hooftskade, nog 14 andere scholen gebruik. De kinderen van de scholen voor zwakzinnigen baden onder de schooluren en onder toezicht van de onderwijzeressen), voorzover tenminste toezicht in dit badhuis met zijn gesloten cellen mogelik is. De leerlingen van de 14 andere scholen baden daar buiten de schooluren op vertoon van een badkaartje, dat ze ontvangen van de klasse-onderwijzer(es), die deze biljetten op zijn beurt weer ontvangt van de Vereniging ,,Volksbad". Op school worden die biljetten afgestempeld met de naam van de school, zodat „Volksbad" altijd kan nagaan, hoeveel leerlingen van iedere school komen baden. De leerlingen leveren de volgende dag bij de onderwijzeres) het kontramerk in, als bewijs, dat hij (zij) het badhuis heeft bezocht. Onze korrespondent schrijft hieromtrent: „Dat baden op eigen gelegenheid geschiedt voor negenen of na vieren, onder toezicht van de badmeester of diens vrouw, d.w.z., hij of zij zorgt dat de orde een beetje gehandhaafd blijft. Van verder toezicht op de leerlingen zal wel niet veel komen, als deze zich bevinden in de gesloten cellen. Of de kinderen schoon zijn, of ze zich goed hebben afgedroogd, of ze zweren of wonden hebben, die verbonden moeten worden, of ze ook slechte handelingen verrichten, daar kan de badmeester niet op letten, als de kinderen de deuren achter zich sluiten. Het systeem is er gewoonlik, volgens 't zeggen van mijn leerlingen, „opschieten", want buiten staat er, vooral 's zomers, een lange, ongeduldige, woelige schare zonder toezicht, 't Is meermalen gebeurd, dat kinderen uit mijn klas 's morgens om 7 uur al bij 't badhuis waren en pas om 9 uur konden baden. Uitbreiding van het aantal schoolbaden is zeer gewenst, zodat ook de kinderen van deze 14 scholen onder schooltijd, onder voldoende toezicht zich kunnen reinigen en verfrissen" Aantal schoolbaden, genomen in het Volksbadhuis aan de Z.W. Buitensingel (we beschikken slechts over de cijfers na 1903). 1903 + 2400 1911 15208 (4029) 1904 2448 1912 15255 (4600) 1905 2808 1913 18290 (5641) 1906 3030 1914 18070 (6456) 1907 3741 1915 13976 (6473) 1908 5000 (1319) 1916 14486 (7021) 1909 10286 (2001) 1917 13278 (3921) 1910 13801 (3572) 1918 12822 (3249) (De cijfers in de eerste kolom geven het totaal aantal genomen schoolbaden; de tussen haakjes geplaatste cijfers zijn de aantallen, die genomen zijn door de leerlingen van de scholen voor Buitengewoon Onderwijs.) De daling van het aantal baden van de scholen voor zwakzinnigen in 1917 en '18 moet worden toegeschreven aan de omstandigheid, dat in die jaren wegens de kolennood het badhuis op Maandag, Dinsdag en Woensdag gesloten was. Het schoolbad aan de Nieuwe Havendwarsstraat, dat in 1914 geopend werd, is door de Gemeente gebouwd en wordt eveneens door de Gemeente geëksploiteerd. Dit schoolbad is uiterst prakties ingericht, en wat de uiterlike verzorging betreft, voldoet het aan de hoogste eisen. Door de ingang komt men in een ruime wachtkamer, die in twee afdelingen is verdeeld, en zodoende gelegenheid biedt aan twee klassen van 40 kinderen tot het ophangen van de hoofddeksels en eventueel van jassen en mantels. Aan weerszijden van Platte grond schoolbad Nieuwe Havendwarsstraat s Gravenhage. deze wachtkamer zijn de ontkleedkamers, die ieder weer plaats geven voor 40 leerlingen. De ruimten, bestemd voor het ophangen van de kleren, zijn van elkaar gescheiden door tussenschotten, zodat het overlopen van ongedierte absoluut is uitgesloten, terwijl zich in iedere afdeling nog een bankje bevindt, waarop de schoenen en eventuele andere voorwerpen een plaats kunnen vinden. Beide ontkleedkamers geven toegang tot de badzaal, die er ook weer keurig en smaakvol uitziet. En wat de minder aangename geuren betreft, die zich ontwikkelen bij het baden, het hoge koepelvormige gewelf met de talrijke openslaande raampjes maken, dat deze tot een minimum beperkt worden, terwijl bovendien nog een elevator in werking gesteld kan worden, om de onzuivere lucht weg te zuigen. Het waterreservoir bevindt zich niet, zoals in beide badhuizen in Amsterdam, midden in de badzaal, maar is geplaatst in de machinekamer. Niet alleen, dat hierdoor de ontwikkelende dampen niet in de badzaal komen, maar bovendien krijgt de badzaal een prettiger aanblik en kan het licht beter toetreden. Door een vernuftige uitvinding is het mogelik de watertoevoer zo te regelen, dat er öf 6, öf 2 X 11, öf 12 douches kunnen werken, (zie platte grond). Er kunnen op deze wijze verschillende kombinaties worden gemaakt, bijv. 6,11, 12, 17,(11 +6) 18,(12 + 6), 22 (2 X 11) enz. Bij een geringer aantal kinderen behoeven dus niet alle douches te werken, zodat geen water nodeloos verspild wordt. Aan de inrichting is een badmeester verbonden. Diens vrouw is badmeesteres. Om aan het bezwaar van verschillende hoofden van scholen en onderwijzers(essen), n.1. dat het uit- en aankleden vooral van kleine leerlingen zoveel tijd kostte, tegemoet te komen, stelde de kommissie van toezicht op de gemeentelike schoolbaden aan B. en W. voor, aan het schoolbad een helpster te benoemen, die tevens de badmeester en diens vrouw bij 't leggen van eenvoudige verbanden behulpzaam zou kunnen zijn. B. en W. gingen met dit voorstel akkoord en verzochten de kommissie, een voordracht te willen indienen. Dit geschiedde in 1917 en begin 1918 trad de helpster in funktie. Met de Wethouder van Onderwijs, de heer Albarda, werd besproken de noodzakelikheid van het in het schoolbad aanwezig zijn van enige stellen onderkleren, klompen, veters, banden, enz. om in dringende gevallen een en ander aan de kinderen te kunnen verschaffen. Op advies van de betrokken Wethouder heeft de kommissie deze zaak verder schriftelik bij B. en W. ingediend en ten volle vertrouwt de sekretaris dier kommissie, dat de zaak in orde komt. Aantal baden, genomen in het schoolbad aan de Nieuwe Havendwarsstraat. 1914 37.589 1917 63390 1915 46.835 ') 1918 54409 1916 54.589 ') (Door een defekt aan de stoomketel in Mei en wegens sluiting van de scholen in November tijdens het heersen van de Spaanse griep bedroeg het aantal badweken slechts 35, tegen 42 in normale jaren; vandaar het geringer aantal genomen baden.) Het volgende staatje geeft over 1917 en 1918 van iedere school afzonderlik het aantal genomen baden aan, waarnaast het percent is aangegeven, dat van iedere school baadt. . . — Percent Percent AANTAL van AANTAL van Aanwas SCHOLEN BADEN iedere BADEN iedere ot 1917 school 1918 school achteruit- 1917 1918 gang Nieuwe Schoolstraat 1953 20% 841 ll°/0 — 9°/0 Tullinghstraat 2570 20°/0 2481 24°/0 + 4°/0 Vlietstraat 1702 16°/0 1491 18% + 2% Nw. Havendwarsstr. 4 7575 55% 5144 49% — 6% Nw. Havendwarsstr. 6 6301 64% 5679 76% +12% Hoefkade 101 6731 36% 6049 42% + 6% Zwarteweg 3467 27% 5164 50% +23% Ammunitiehaven 9854 62% 8433 71% + 9% Rijswijksche plein 3080 17% 2314 16% — 1% Zwetstraat 2547 11% 1765 11% gelijk Lepelstraat 5578 35% 5465 43% + 8% Korte Lombardstraat 7832 56% 6420 57% + 1% Rijswijkschestraat 3932 23% 2582 19% — 4% Hoefkade 99 (vanaf 1 268 581 4% Mei 1917) 't Aantal baden, dat per kind genomen kon worden, bedroeg in 1917: 42. De 230 kinderen van de Nieuwe Schoolstraat hadden dus, indien ze allemaal hadden gebaad, totaal 230 X 42 baden gebruikt. Er werden echter genomen 1953, dat is dus 2-^42 = '/5 deel = 20%. Het totaal aantal baden in 1918 is aanmerkelik lager en toch is het percent gemiddeld veel hoger. Dat komt, omdat het aantal badweken in 1918 slechts 35 was, veroorzaakt, zoals we reeds vermeldden, door een defekt aan de stoomketel gedurende drie weken in Mei en wegens sluiting van de inrichting tijdens de Spaanse griep in de maand November. Het aantal meisjesbaden bedroeg in de achtereenvolgende jaren 38°/0, 36°/0, 40°/0, 44°/0 en 45°/0 van het totaal aantal baden, ,,'t Schijnt dus", schrijft onze korrespondent, „dat de meisjes d'r schaamtegevoel overwinnen". De oprichtingskosten van het Schoolkinderbad Nieuwe Havendwarsstraat (gebouwd in 1910/11), bedroegen: Bouwkosten met inbegrip van tekenwerk en toezicht, enz + f 35750— Kosten van aanleg der centrale verwarming en warmwatervoorziening i - 4200.— Kosten van aanleg der elektrische verlichting i - 350.—■ Kosten van aanschaffing van de inventaris + - 900.—» Totaal ± f 41200.— De badhuizen, verbonden aan de scholen in de Hemsterhuisstraat en in de Reamurstraat zijn gebouwd door de Gemeente, die de eksploitatie heeft overgedragen aan de Vereniging „Volksbad". Deze badhuizen tellen elk 40 open badcellen voor schoolkinderen, waarnaast dan nog gesloten cellen zijn voor volwassenen. Het volgende staatje geeft de scholen aan, die van het bad in de Hemsterhuisstraat-, dat in Februari 1918 geopend werd, gebruik maken, met vermelding van het tijdstip, waarop met baden begonnen werd, terwijl tevens is aangegeven het totaal aantal genomen baden. SCHOLEN Begonnen met baden Aantal baden Hemsterhuisstraat 21 Febr. 1918 13430 Bakkerstraat 22 April 1918 5936 Kortenbosch 3 Junie 1918 3325 Roggéveenstraat 12 Junie 1918 4290 Bleekerslaan 2 Julie 1918 2965 Sirtemastraat 23 Julie 1918 1754 Lijnbaan 7 Okt. 1918 1226 Totaal I 32926 Ook hier heeft het aantal baden geleden door de sluiting der scholen tijdens het heersen van de Spaanse griep. De kommissie van toezicht is over het aantal genomen baden zeer tevreden en heeft reeds aangedrongen op een helpster, zoals de badmeester en zijn vrouw aan de Nieuwe Havendwarsstraat die ook hebben. De kommissie vertrouwt, dat dit verzoek wel zal worden ingewilligd. Het badhuis, verbonden aan de school in de Reaumurstraat, werd 4 Julie 1918 in gebruik genomen door de school voor zwakzinnigen aan de Reaumerstraat. Door deze school werden gedurende 1918 in totaal 1012 baden genomen. Sedert begin 1919 baden er ook de kinderen van omliggende scholen. In September 1919 komt nog een dergelijke badinrichting in Scheveningen in gebruik. De oprichtingskosten van het gekombineerde Volks- en Schoolbad aan de Hemsterhuisstraat (gebouwd in 1916/17) bedroegen: Bouwkosten met inbegrip van tekenwerk en toezicht + f 15540.— Kosten van aanleg der centrale verwarming en warmwatervoorziening . . . . + - 2750.— Kosten van aanleg der elektrische verlichting. + ƒ 160.— Kosten van aanschaffing van de inventaris. . + - 3000■■— Totaal ± ƒ21450.- De bouw- en installatiekosten van de gekombineerde volksen schoolbadinrichting aan de Reaumerstraat zijn niet afzonderlijk op te geven; de inrichting ervan is vrijwel overeenkomstig die aan de Hemsterhuisstraat. De kosten zouden, in normale omstandigheden, ook ongeveer dezelfde zijn geweest, doch wegens de uitvoering na de prijsstijgingen, tengevolge van de oorlog, zouden zij hoger berekend moeten worden. Ook Den Haag heeft z'n geschiedenis inzake schoolbaden. De konservatieven Snouck Hougronje en van Malssen en andere anti-revolutionnairen in de Raad waren sterk gekant tegen schoolbaden. Eindelik echter gaven ze de strijd op onder voorwaarde, dat het baden buiten schooltijd moest geschieden. Zo viel dienovereenkomstig op 18 Oktober 1910 het raadsbesluit, dat „bij voorkeur de morgenschooltijd, welke gevolgd wordt door een vrije middag, met een uur wordt verlengd, welk uur voor het baden zal worden aangewezen." Doch alras bleek, bij de opening van het schoolbad in 1914, dat het aantal liefhebbers van baden zo groot was, dat het onmogelik zou zijn, die in één uur te doen baden, weshalve B. en W. in overeenstemming met de Distriktschoolopziener bepaalden, dat het baden ook onder schooltijd geschieden kon, en derhalve dus van het vastgestelde leerplan en de lesrooster afgeweken kon worden. En zo is de praktijk geworden, dat. nergens en nooit buiten de schooluren gebaad wordt. Voorts meldden B. en W. bovendien in een sirkulaire aan de hoofden van die scholen, die in Junie 1918 voor het eerst aan het badhuis in de Hemsterhuisstraat zouden deelnemen: „De voor het baden bestemde tijd behoort zo oordeelkundig mogelik te worden gekozen, opdat zo min mogelik leertijd verloren ga, doch tevens de leerlingen bij het gaan naar de inrichting zich niet behoeven te haasten en daardoor verhit aankomen, terwijl de terugtocht zonder overhaasting behoort te geschieden" En even verder: „Voorts vestigen wij Uw aandacht op de bezwaren, welke er voor de leerlingen kunnen bestaan om het schoolkinderenbad bij ongunstige weersgesteldheid en vooral bij nat weer te bezoeken. Immers het zou in het koude jaargetijde kunnen voorkomen, dat de schamele kleding en het slechte schoeisel oorzaak zijn, dat de leerlingen doornat in die inrichtingen aankomen, terwijl zij bovendien na het baden, wanneer de kans op koude te vatten groter is, verplichtend zijn hun natte kleren en schoeisel wederom aan te trekken, hetgeen niet anders dan schadelik voor hun gezondheid kan wezen. In overeenstemming met de schoolopziener in het distrikt 's-Gravenhage komt het ons dan ook wenselik voor, dat de 1.1. bij zodanige ongunstige weersgesteldheid niet van het bad gebruik maken en machtigen wij U in dit geval de kinderen te doen verzuimen. „Wanneer gij van deze machtiging eventueel gebruik maakt, behoort gij daarvan onverwijld aan de badmeester kennis te geven. „Met nadruk wijzen wij er U op, dat bedoelde machtiging in geen geval tot verslapping in het gebruik van een zo nuttige instelling als het schoolkinderen-bad mag geven". Aan een circulaire aan het onderwijzend personeel van die scholen, ontlenen we het volgende: „Hoewel de zorg voor de orde in de badzaal berust bij de badmeester en de badvrouw, is tevens toezicht nodig, zowel bij het uit- en aankleden, als bij het binnengaan en het verlaten van het gebouw. „Waar het hier nu geldt een zaak van zo uitnemend belang voor de leerlingen, welke tevens in zo hoge mate het onderwijs ten goede zal komen, daar wil het ons Kollege niet billik voorkomen, dat de lasten uitsluitend zouden drukken op hen, die zich welwillend daarvoor beschikbaar mochten stellen. Daarom zal het begeleiden der 1.1. van en naar het schoolbad en het houden van toezicht zoals dat hierboven is aangeduid als dienst zijn te beschouwen en geacht te worden te behoren tot de taak van het onderwijzend personeel." Staan de kinderen in hun hemd, dan nemen dus de badmeester of de badvrouw de zorgen over, en de onderwijzerfes) kan zich terugtrekken in de wachtkamer, om weer te verschijnen als de 1.1. wederom in hun hemd staan, „zullende zij (d. z. de onderw.) gehouden zijn, 't aankleden ordelik te doen geschieden." Tal van onderwijzers(essen) evenwel gaan ook mee de badzaal binnen, overtuigd als ze zijn, dat in het belang van de kinderen hun hulp daar niet overbodig is. HAARLEM. Reeds in 1889 werden door de Vereniging „Volksbelang" pogingen in het werk gesteld, om schoolbaden ingevoerd te krijgen. Daartoe benoemde zij een kommissie voor Volks- en Schoolbaden die tot taak had te onderzoeken, in hoeverre Volks- en Schoolbaden in Haarlem wenselik waren. Deze kommissie droeg in 't begin van 1890 een brochure, een warm pleidooi voor schoolbaden, geschreven door de heer D. de Clercq, op aan de Raad der Gemeente Haarlem. Naar aanleiding hiervan besloot de Raad, aan een nieuw te bouwen school een bad te verbinden; maar nog in hetzelfde jaar kwam dezelfde Raad op haar besluit terug. En hierme waren de schoolbaden voorlopig van de baan. De zaak kwam evenwel opnieuw aan de orde bij de behandeling van een subsidie-aanvraag van de Afdeling Haarlem van het Witte Kruis. Deze vereniging al vroeg in Oktober 1901 een subsidie aan de Raad voor een te bouwen 2e Volksbad aan het Leidsche plein. De Raad verleende de subsidie, onder voorwaarde, dat de Gemeente van de inrichting zou kunnen gebruik maken tot het doen baden van leerlingen der O. L. Scholen, gedeeltelik tegen betaling van hoogstens 5 cent per bad. gedeeltelik zonder betaling. . Het scheen evenwel niet te gaan met de schoolbaden. In 1904 n.1. stelden B. en W. voor, „na herhaalde briefwisseling met de Distriktschoolopziener en met enkele hoofden van scholen", om met de afdeling van Het Witte Kruis een regeling te treffen, waardoor leerlingen der 2e en 3e Tussenschool en van de kosteloze school letter C geregeld gebruik zouden kunnen maken van het douchebadhuis aan het Leidsche plein, welk voorstel door de Raad werd aangenomen. In 1912 vroeg de Afdeling van Het Witte Kruis subsidie aan voor een te bouwen 3e Badhuis aan de Schotersingel en wilde aan de Gemeente bij inwilliging van het verzoek de beschikking geven over 40.000 kosteloze schoolbaden, terwijl bij eventueel meerder gebruik voor elk bad 5 cent verschuldigd zou zijn. Ook dit voorstel werd door de Raad aangenomen. Het baden geschiedt buiten de schooluren en wel op Maandag, Dinsdag, Donderdag en Yrijdag van 4 tot 6 en op Woensdagmiddag van 2 tot 4 uur. Op de scholen worden kaarten uitgereikt, waarmee de kinderen in groepen van hoogstens 20 naar het bad gaan. Het toezicht wordt uitgeoefend door niet-onderwijzers. Het aantal genomen schoolbaden bedroeg in de achtereenvolgende jaren: 1904 7000 1911 18492 1905 14916 1912 16164 1906 13143 1913 17052 1907 16368 1914 15959 1908 16836 1915 19041 1909 17652 1916 24420 1910 ? 1917 22497 (De sterke vooruitgang in 1915 en volgende jaren komt, doordat 10 September 1915 het 3e Badhuis aan de Schotersingel werd geopend.) Wat het percentage badende kinderen betreft, dit is voor de verschillende scholen zeer uiteenlopend. Wanneer men per jaar 6 weken vakansie rekent en de twee eerste leerjaren uitschakelt, omdat pas in het derde leerjaar wordt begonnen met baden, dan komt men voor 1917 tot de volgende cijfers: school 2: 43 °/0, school 3: 21 °/0, school 4: 29 °/0, school 5: 53 °/0, school 6: 6 °/0, school 7: 6°/0, school 10: 2 °/0. Volgens onze korrespondent vindt het lage percentage van sommige scholen z'n oorzaak vermoedelik in de grote afstand tussen school en badhuis. MIDDELBURG. In 1898 richtte de Maatschappij tot Nut van het Algemeen in Middelburg een Volksbad op, waar ook gelegenheid werd gegeven tot het nemen van schoolbaden. Afzonderlike subsidie hiervoor geeft het Gemeentebestuur niet: alleen wordt reduksie gegeven op het water en in ruil daarvoor is het Bestuur verplicht gratis baden te verstrekken aan de kinderen van de kosteloze scholen B, I en K. Deze ontvangen op de school de toegangskaartjes en gaan dan buiten schooltijd onder toezicht van de badmeester of diens vrouw baden. Het aantal verstrekte schoolbaden bedroeg sedert 1909: 1909 1834 1914 1476 1910 1849 1915 1793 1911 ontbreken 1916 1902 1912 1422 1917 1397 1913 1348 1918 1174 ROTTERDAM. Het Volksbadhuis te Rotterdam is opgericht door de Maatschappij tot Nut van het Algemeen en werd in Oktober 1893 in gebruik genomen. Naast baden voor volwassenen werd ook de gelegenheid opengesteld voor kinderbaden. De prijs van deze kinderbaden was 5 cent. Er werd evenwel in den beginne weinig gebruik van gemaakt en daarom werd een proef genomen met kosteloze kinderbaden, met zeer mooi resultaat. De financiën lieten evenwel niet toe op deze wijze voort te gaan en daarom werd het verstrekken van kosteloze kinderbaden gestaakt. Al werden van dat ogenblik af de kinderbaden niet meer kosteloos verstrekt, toch werd en wordt er nog wel enig gebruik van gemaakt, hoofzakelik door kinderen van het Kinderhuis, het Weeshuis en de School voor Vrouwenarbeid. Naast deze kinderbaden werd in Junie 1906 begonnen met het verstrekken van baden aan schoolkinderen, waartoe het Badhuis in de gelegenheid was gesteld door een jaarlikse subsidie van f 1000, welke voor het eerst over het boekjaar 1906 en vervolgens „tot wederopzeggens" aan het Badhuis door de Gemeenteraad werd verleend. De schoolbaden werden verstrekt op de dagen, waarop het overige gebruik van het Badhuis zeer gering was, n.1. op Maandag, Dinsdag, Woensdag en Donderdag voor en na de schooluren, onder toezicht van het onderwijzend personeel, dat zich daarvoor welwillend beschikbaar had gesteld. Een 9-tal scholen, gelegen in de nabijheid van het Badhuis, maakten er gebruik van. Op de scholen werden de kaartjes uitgereikt tegen betaling van 1 cent of gratis. Op den duur evenwel verminderde het aantal schoolbaden hoe langer hoe meer, wat door het Bestuur van het Volksbad werd toegeschreven aan het feit, dat het baden geschiedde buiten de schooluren, waardoor de onderwijzers zich al minder beschikbaar stelden. Wel werden pogingen in het werk gesteld, om toestemming te verkrijgen tot baden ónder de schooluren, maar deze pogingen stuitten af op de onwil van de autoriteiten. In 1909 maakten nog slechts een 3-tal openbare scholen gebruik van de baden, waarom het Bestuur besloot, een proef te nemen met het doen baden van schoolkinderen uitsluitend onder toezicht van de Badmeester en zijn vrouw. Hiermee werd in 1910 begonnen. Daartoe stelde het Bestuur van het Badhuis voor de scholen twee verschillende soorten kaartjes beschikbaar, n.1. voor betalende en niet- betalende kinderen. Daarnaast werden aan de scholen voor de betalende kinderen kouponboekjes verkrijgbaar gesteld, inhoudende 12 koupons, tegen de prijs van 10 cent per boekje. Deze proef beviel evenwel slecht. De badmeester beklaagde zich aan de scholen over het slechte gedrag van de leerlingen( terwijl van de scholen weer klachten uitgingen over de badmeester. Deze wrijving heeft tengevolge gehad, dat in 1913 met het verstrekken van schoolbaden is opgehouden. Alleen de school voor Haveloze kinderen en de Tehuizen voor schoolgaande kinderen maken nog gebruik van de baden. Het aantal schoolbaden, (waaronder niet begrepen zijn de kinderbaden) bedroeg in de achtereenvolgende jaren: 1906 8542 ( 9°/0 kosteloos) 1910 8133 (27°/0 kosteloos) 1907 7827 (20°/0 „ ) 1911 ontbr. 1908 6667 (26°/0 „ ) 1912 7185 (48°/0 „ ) 1909 4535 (32°/0 „ ) 1913 4159 (89% „ ) UTRECHT. Het eerste Volksbad te Utrecht, aan het Koekoeksplein, werd 18 Julie 1904 geopend. De stoot er toe werd gegeven door de afdeling Utrecht van de Oranjebond van Orde, die al spoedig haar taak overdroeg aan een nieuw gestichte vereniging, n.1. de Vereniging voor Volksbaden. De Gemeente gaf onder meer een jaarlikse subsidie van f3000, waarvoor ten behoeve van door B. en W. aangewezen openbare en bizondere scholen in het Volksbadhuis baden, berekend tegen 6 cent per bad, zouden worden verstrekt, tot een maksimum van 50.000 baden per jaar. Met B. en W. was een regeling getroffen, waarbij bepaald werd, dat tegen het einde van elke schooltijd groepen leerlingen naar het badhuis zouden worden geleid, dat gedurende die uren dan ook uitsluitend voor die leerlingen beschikbaar was gesteld. De onderwijzers namen de taak van het geleiden bereidwillig op zich. Het tweede Volksbad, gelegen aan de Zonstraat, werd 13 Desember 1913 geopend; de Gemeente verhoogde de subsidie voor 1913 tot f3750 en voor de volgende jaren tot f6000. Op 12 Februarie 1916 werd een derde badhuis in de Kanaalstraat geopend, en de subsidie verhoogd tot f9500. B. v. 0. Rapport Schoolbaden. In Mei 1916 werd met het Gemeentebestuur een regeling getroffen, waarbij het bezoek van leerlingen van openbare en bizondere scholen, dat tot dusverre steeds groepsgewijs — en dan meest en liefst onder toezicht van het onderwijzend personeel — plaats vond, in het vervolg, wat de oudere leerlingen betrof, ook zelfstandig zou kunnen geschieden. Daarbij werd bepaald, dat de 10.000 kuipbaden, waarover de Gemeente ingevolge de voor het badhuis aan de Kanaalstraat verleende subsidie de beschikking kreeg, voornamelik voor de meisjes bestemd zouden zijn, en dat deze kuipbaden ook in het badhuis aan de Zonstraat zouden mogen genomen worden. Voorts werd bepaald, dat deze regeling ook van toepassing zou zijn op leerlingen van herhalingscholen en van middelbare vakscholen. Het aantal schoolbaden bedroeg in de achtereenvolgende jaren: 1904 17307 1911 32303 1905 35667 1912 35380 1906 30284 1913 34813 1907 30746 1914 37563 1908 31101 5 1915 32306 1909 27567 1916 64573 1910 30675 1917 60357 Van de 64573 baden, in 1916 verstrekt, werden 55165 sproeibaden onder toezicht genomen, 6279 sproeibaden zelfstandig, terwijl 3129 kuipbaden werden verstrekt. Voor 1917 bedroegen deze getallen respektievelik 48929, 8047 en 3381. Van de zelfstandig genomen sproeibaden werden in 1916 en 1917 respektievelik 746 en 535 genomen door leerlingen van de middelbare scholen. Voor de volledigheid maken we nog melding van wat er in de volgende Gemeenten op het gebied van schoolbaden gedaan is of gedaan wordt. ALKMAAR. In Alkmaar is jaren geleden een proef genomen met uitreiking van kaartjes aan schoolkinderen voor een badinrichting van het Witte Kruis. Deze proef is mislukt, hoofdzakelik doordat het toezicht uitsluitend was overgelaten aan de badmeester. SCHIEDAM. In Schiedam werd in November 1901 in het sinds 1900 bestaande Volksbadhuis de gelegenheid opengesteld voor kinderbaden a 3 cent, welke prijs in 1905 werd verhoogd tot 5 cent en in 1917 tot 10 cent per bad. Door partikulieren werden voor schoolkinderen gratis kaarten beschikbaar gesteld. Het aantal schoolbaden was dus afhankelik van de ingekomen bedragen. Sinds 1909 worden geen schoolbaden meer verstrekt. Doordat het getal bezoekers van het badhuis voortdurend toenam, was er geen gelegenheid meer, om schoolkinderen toe te laten. Het baden geschiedde buiten de schooluren. Het aantal schoolbaden bedroegen in de jaren 1901 tot en met 1909 respektievelik: 619, 1610, 1296, 140, 550, 551, 266, 300, 200. VELSEN. In de gemeente Velsen worden de kinderen van de scholen te IJmuiden, Velseroord, Velsen en Wijkeroog van gemeentewege in de gelegenheid gesteld, onder behoorlik geleide gratis een bad te nemen, öf in de papierfabriek van de firma van Gelder te Wijkeroog, öf in de badinrichting te IJmuiden. Voor 1918 en '19 is daarvoor telkens f 300 op de begroting uitgetrokken. Het baden geschiedt na de schooltijd, onder geleide en toezicht van de onderwijzers(essen.) Eens per maand ongeveer komen de kinderen aan de beurt. VLISSINGEN. In Vlissingen werd jarenlang een badhuis geëksploiteerd door een gymnastiekonderwijzer. Deze overleed in 1913. Zijn badknecht zou de eksploitatie voortzetten, indien de Gemeente hem subsidie verleende. Dit geschiedde bij Raadsbesluit van 30 Mei 1913, waarbij een subsidie van f300 werd verleend, voor de tijd van vier jaren. Onder dit bedrag was begrepen f 100 voor 1000 badkaarten a 10 cent. Deze kaarten werden verdeeld over de drie scholen voor on- en minvermogenden en waren bestemd voor de leerlingen uit het zesde leerjaar, die op deze wijze op eigen gelegenheid tussen of na de schooluren een bad konden nemen. Met het oog op de tijdsomstandigheden werd voor 1917 en '18 geen subsidie verleend, maar bij Raadsbesluit van 12 November 1918 is ze weer verleend voor de tijd van vier jaren, dus tot en met 1922, onder dezelfde voorwaarden als in 1913. IV. DE VERSCHILLENDE SYSTEMEN. We onderscheiden in ons land drie verschillende soorten van badinrichtingen voor schoolkinderen: a. Schoolkinderbaden verbonden aan de school. b. Volksbaden, waar ook voor schoolkinderen gelegenheid wordt gegeven tot baden, of omgekeerd. c. Centrale Schoolkinderbaden. a. Schoolkinderbaden, verbonden aan de school, bestaan in Amsterdam aan de scholen no. 2 en 48, uitsluitend voor de leerlingen daarvan, en een aan de aan elkaar grenzende scholen no 42, 43 en 87 voor de leerlingen dier scholen gezamelik. In Arnhem zijn 4 badcellen aangebracht in de school voor Buitengewoon Onderwijs, waarvan gebruik gemaakt wordt door de kinderen uit de lagere klassen en door de meisjes. Theoreties is het ongetwijfeld de beste oplossing, dat de kinderen aan hun eigen school kunnen baden. Prakties zullen evenwel de veel hogere bouw- en eksploitatiekosten een bezwaar zijn. Fischer berekent in zijn brochure: „Bijdrage tot de kennis van de Nederlandsche Volksbaden," dat ze ongeveer 40°/0 duurder zijn dan centrale schoolkinderbaden. Bovendien komt het ons zeer ongewenst voor, dat de bediening van de kraan en het toezicht in de handen van een en dezelfde persoon zijn. Het kan oorzaak zijn, dat niet genoeg aandacht geschonken kan worden aan de regeling van de temperatuur van het water, met als mogelik gevolg, het geven van water van veel te hoge temperatuur, daargelaten nog dat het toezicht niet in zijn volle omvang kan worden uitgeoefend. Het wil ons dan ook voorkomen, dat de oplossing van het vraagstuk schoolbaden niet in deze richting gezocht moet worden. b. Wat de kombinatie Volks- en Schoolbaden betreft, wensen we eerst onze bedenkingen te uiten tegen de techniese Inrichting. Een Volksbad zal moeten bestaan uit een wachtkamer en een aantal cellen, die afgesloten kunnen worden en die bestaan uit een badruimte en een kleedruimte. Een schoolbad daarentegen zal moeten bestaan uit een „wacht"kamer, waar een dubbel aantal kinderen zich kunnen ontdoen van hoofddeksels, jassen en mantels (of 2 wachtkamers) en een kleedruimte, waar eveneens een dubbel aantal kinderen zich kunnen ontkleden tot op het hemd (of 2 kleedruimten), terwijl de badruimte zó zal moeten zijn ingericht, dat de cellen aan de voorzijde open zijn en zo gelegen zijn, dat van een centraal punt uit toezicht mogelik is. De wachtkamer en gemeenschappelike kleedkamer zijn nodig, omdat op die wijze zo weinig mogelik tijd verloren gaat en omdat voldoende toezicht uitgeoefend kan worden. Door de dubbele ruimte in wacht- en kleedkamer (of twee wacht- en kleedkamers), kunnen in dezelfde tijd tweemaal zoveel kinderen van het bad gebruik maken, omdat op deze wijze de groepen onmiddellik na elkaar de badzaal kunnen betrekken, wat de eksploitatie-kosten aanmerkelik zal doen dalen. Zoals we reeds beweerden, moet de badcel van een Volksbad bestaan uit een badruimte en een kleedruimte, terwijl een schoolkinderbad alleen bestaat uit een cel. Bij het tweeledig gebruik zal men dus in dezelfde ruimte een veel minder aantal cellen kunnen aanbrengen, — of men zal de ruimte moeten vergroten. Gevolg hiervan zal zijn, dat in dezelfde oppervlakte veel minder kinderen gelijktijdig van het bad gebruik kunnen maken, wat tijdverlies tengevolge moet hebben, — of er kan door de te grote uitgestrektheid niet voldoende toezicht worden uitgeoefend, wat vooral onder deze omstandigheden zeer noodzakelik is. Op grond van het voorgaande menen we dan ook, dat het onmogelik is, een Volksbad tegelijkertijd te doen gebruiken voor Schoolbad, zonder schade te doen aan de praktiese inrichting van beide. Nu tracht men wel aan de bezwaren tegemoet te komen, door twee (Dordrecht) of drie (Arnhem) kinderen tegelijkertijd van dezelfde badcel gebruik te laten maken, 't zij door ze gelijktijdig onder één douche te plaatsen, 't zij dat de kinderen elkaar opvolgen. In het eerste geval vervalt het tijdsbezwaar, .— maar wat het toezicht betreft, daarvan komt in geen der gevallen veel terecht. Deze oplossing komt ons dan ook zeer ongewenst voor. In Utrecht tracht men op een andere wijze de bezwaren te ondervangen. Daar is een groot gedeelte van de badcellen voor volwassenen in drie afdelingen verdeeld, n.1. één kleedruimte en twee badruimten. Het gevolg van deze verdeling is, dat de badruimten slechts 65 c.M. breed zijn, wat voor een volwassen persoon beslist onvoldoende is. Toch verdient deze methode de voorkeur boven het baden van 2 of 3 kinderen in een en dezelfde cel. Een andere oplossing heeft men gezocht in de Volks- en Schoolbaden aan de scholen in de Hemsterhuisstraat en Reamurstraat te 's-Gravenhage. Langs de lange wanden zijn acht kinderbaden en acht baden voor volwassenen aangebracht; in het midden nog 2 maal twaalf kinderbaden. De kleedkamers zijn beide te bereiken uit de gang der school; een der kleedkamers daarenboven van de straat. Die kleedkamer doet buiten de schooluren dienst als wachtkamer voor de volwassenen. Dit badhuis is dus in de eerste plaats ingericht voor schoolbaden. Van alle kombinaties van Volks- en Schoolbaden verdient dit systeem dan ook verre de voorkeur. •. Ook de eksploitatie brengt z'n bezwaren mee. Gelijktijdig gebruik immers is uitgesloten en het kan dus niet anders, of Volksen Schoolbad zullen belemmerend op elkaar werken. Ten slotte willen we nog melding maken van de nieuwe weg, die Amsterdam in Maart 1918 heeft ingeslagen. Amsterdam kombineert niet in die zin, dat hetzelfde bad nu eens gebruikt wordt voor Volksbad, dan weer voor Schoolbad, maar sticht naast een bestaand Volksbadhuis een apart gebouw, waar aan kinderen gelegenheid wordt gegeven tot baden. Niet alleen aan schoolkinderen, maar ook aan andere kinderen, met dit verschil alleen, dat aan schoolkinderen een gratis abonnement wordt verstrekt. Voor nadere bizonderheden hieromtrent verwijzen we naar Hoofdstuk III, Amsterdam. c. Wat het derde systeem, de centrale ^ schoolkinderbaden, betreft, bij de bespreking van de kombinatie hebben we reeds uiteengezet, aan welke eisen een goed ingericht schoolbad moet voldoen, en aan deze eisen kan eerst worden voldaan, wanneer men overgaat tot de bouw van centrale schoolbaden. Het nieuwste centrale bad in ons land, het Haagse schoolbad in de Nieuwe Havendwarsstraat, leert ons, hoe men het best zulk een bad kan inrichten. Voor de beschrijving daarvan verwijzen we naar Hoofdstuk III 's-Gravenhage. Samenvattende komen we tot de volgende konklusies: Schoolbaden, verbonden aan iedere school, zijn in aanleg en eksploitatie te duur, daargelaten nog de bezwaren van de bediening. Dit soort baden kunnen we dus gevoegelik uitschakelen. De kombinatie Volks- en Schoolbad is voor kleinere Gemeenten, met het oog op de kosten, de enige oplossing. De beste kombinatie geven de Volks- en Schoolbaden aan Hemsterhuisstraat en Reamurstraat te 's-Gravenhage. Zonder al te veel afbreuk te doen aan het Volksbad komt het Schoolblad zo goed mogelik tot z'n recht. Centrale Schoolkinderbaden zijn de oplossing. Gemeenten van enige omvang dienen over te gaan tot stichting van deze baden. V. DE INTERNE REGELING Hebben we in het vorige hoofdstuk de verschillende systemen, nagegaan, en aangegeven, aan welke eisen een goed ingericht schoolbad moet voldoen, tans wensen we een en ander in het midden te brengen over de interne regeling. In de eerste plaats dan: moet het baden geschieden onder schooltijd of buiten de schooluren? Wanneer we de verslagen van de verschillende Verenigingen voor Volks- en Schoolbaden nagaan, dan blijkt, dat de Besturen algemeen van oordeel zijn, dat het baden onder schooltijd de deelname ten zeerste bevordert. We laten hier enkele gedeelten uit bedoelde verslagen volgen: Uit het verslag van Arnhem over 1911: „Procentsgewijze is het aantal schoolbaden slechts een weinig hoger, van de meeste scholen is het procent zelfs gedaald en ware men aan school 14 niet begonnen met het baden onder schooltijd, dan zou het procent baden inplaats van ruim 14, ongeveer 12 hebben bedragen. Daarom besloot men in Maart, een proef te nemen met het doen bezoeken van 't schoolbad door de leerlingen onder de gewone schooltijd. En sedert die tijd gaan er elke week van de 450 leerlingen ruim 300 geregeld van het bad gebruik maken. We hopen, dat andere scholen eerlang het voorbeeld van school 14 zullen volgen." Uit het verslag van Dordrecht over 1915: „Opmerkelik bij de schoolbaden is, dat het aantal jongensbaden dat der meisjes met ruim 9000 overtreft. Dit cijfer pleit voor de gunstige maatregel om de jongens in het handwerkuur voor de meisjes onder schooltijd door de onderwijzer naar het badhuis te doen geleiden. Op een enkele uitzondering na nemen daar alle jongens aan deel. Zou ook voor de meisjes die maatregel niet te treffen zijn? Wel zijn voor haar de vrije Woensdag- en Zaterdagmiddag beschikbaar, maar dan zijn ze tuis en worden dikwijls door allerlei vaak nietige bezwaren van het bad teruggehouden. Als ook voor haar een half uurtje van de schooltijd werd afgenomen, zou het schoolbad zeker nog beter tot zijn recht komen." Uit het verslag van Haarlem over 1905: „Ten einde echter nog kinderen van meerdere scholen in de gelegenheid te stellen van deze baden gebruik te maken, is aan het Gemeentebestuur voorgesteld alsnog pogingen aan te wenden om van de schoolopziener toestemming te verkrijgen, ook onder de schooltijd deze baden te doen nemen, iets wat vroeger geweigerd is." Idem over 1914: „De verslaggever spreekt als zijn overtuiging uit, dat de schoolbaden eerst dan aan het doel zullen beantwoorden, wanneer zij in het leerplan worden opgenomen, en dus in de schooltijden worden gegeven." Uit het verslag van Rotterdam over 1906: „Moge het cijfer van ruim 10.000 baden over een eerste tijdperk van 9 maanden en verdeeld over een beperkt aantal scholen (en instellingen) niet geheel onbevredigend zijn te achten, het getal zoude aanmerkelik groter hebben kunnen zijn, en de daling, welke in weerwil van ingestelde pogingen om deze tegen te gaan, in het gebruik valt te bespeuren, stellig geringer, indien het Bestuur de vereiste toestemming van schoolautoriteiten zoude hebben kunnen bekomen om niet vóór en na, doch wel gedurende de schooltijden de baden te mogen doen nemen. De oorzaak van achteruitgang toch schijnt in hoofdzaak te zijn gelegen in het bezwaar, dat het onderwijzend personeel ondervindt van het zich beschikbaar moeten stellen in hun beperkte vrije tijd voor en na de schooluren. Zijn tot nu toe. de ingestelde pogingen om de schoolbaden gedurende de schooluren te doen plaats vinden, vruchteloos gebleven, het Bestuur van het Badhuis is zich van het grote belang ener regeling in die zin bewust, en blijft ter zake diligent. Onder ARN HEM. GEMIDDELD NUMMER VAN PERCENT KINDEREN, DAT | VAN DE BADEN GEBRUIK MAAKT W 1905 1911 DE SCHOOL j j i pi i i H f„f tot tot 1905 1906 | 1907 1908 1909 1910 1911 1912 1913 1914 1915 1916 | 1917 1918 1910 1918 I I I I I T\ I I I I T II 5 °/0 5 % 5,30/0 5,6% 15 o/0 17 °/0| 13 % 10,4% 8,8% 10,6% 10,7% 11 % 8,8% 9,3% 8,8% 10,3% III 7,5 „ 8,3 „ 12,5,, 10 „ 10 „ 7,6 „ 6 „ 7,4 „ 7,6 „ 10 „ 9,4 „ 6,4 „ 6,7 „ 4,5 „ 9,3 „ 7,2 „ IV 4,8 „ 4,7 „ 5 „ 5,1 „ 6,8 „ 6,5 „ 5,8 „ 6,7 „ 7 „ 7 „ 6,2 „ 7,8 „ 7,5 „ 7,8 „ 5,4 „ 6,9 „ VI 6,5 „ 12 „ 13,8,, 7 „ 5,7 „ 7 „ 7 „ 8,6 „ 9 „ 9,2 „ 11,2,, 9 „ 9,2 „ 9,6 „ 8,6 „ 9,1 „ XII 13,6,, 14,2,, 15 „ 11 „ 13,3,, 12 „14 „ 11,2,, 12,1,, 12,6,, 11,1,, 15 „ 13,7,, 11,9,, 13,1,, 12,7,, XIII — _ 2,2 „ 5 „ 5 „ 2,7 „ 1,8 „ 1,5 „ 1,2 „ 0,6 „ 2,8 „ 1,2 „ 0,15,, 4 „ 1,4 „ XIV 48 „ 45,8 „ 43,7 „ 45 „ 44 „ 41 „ I 62 ,. 69,7 „ 68,5 „ 70 „ 72,6 „ 72 „ 63,5 „ 54,5 „ 44,5 „ 66,6 „ XVI 32,8,, 33,6,, 30,5,, 31 „ 24,6,, 15 „ 12 „ 13,3,, 15,8,, 14,5,, 13,6,, 13 „ 8,8 „ 9 „ 27,9 „ 13,7,, XVII 7,8 „ 7,5,. 8,7 „ 9,8 „ 9,2 „ 8 „ 7 „ 9,4 „ 8,4 „ 10,5,, 10 „11 „ 7,4 „ 8,7 „ 8,5 „ 9 „ XVIII — 'J, _ _ _ 6,7 „ 9,2 „ 4,2 „ 4,7 „ 4,6 „ 3,4 „ 5 „ 3,7 „ 3,9 „ 6,7 „ 4,8 „ XX _ iu - _ _ _ _ _ _ - - 7 „ 2,4 „ 1,9 „ - 3.7 „ Buitengewone school. . . - — — 16 „ 25 „ 20 „I 15 „ 32,3,, 41,2,, 35 „ 30,7,, 40 „ 37,4,, 32,3,, 20,3,, 32,9,, St. Martinusschool . . . 20,4 „ 20 „11 „ 11,7,, 7,7 „ 8 „ 8 „ 9,3 „ 7,6 „ 5 „ — 10,3,, 4,1 „ 2,1 „ 13,1,, 6,6 „ i meer is kortelings de medewerking van de Distrikts-schoolopziener ingeroepen." Idem over 1907. „Het over het gehele jaar 1907 bereikte cijfer van 7827 schoolbaden is in verband met de verwachtingen inderdaad bedroevend gering, zijnde de kwijning altemaal het gevolg van de omstandigheid, dat de baden buiten de schooltijden moeten worden gebruikt en zulks al te bezwarend is voor het als begeleiders optredende onderwijzend personeel." De heer Fischer, Sekretaris van de Vereniging „Volksbad" te 's-Gravenhage, schrijft ons: /fj"Sg „Zeer sterk komt de invloed van het baden onder schooltijd aan het licht bij de school aan het Kortenbosch. Door de leerlingen van die school werden genomen: in het jaar 1916: 641 baden, (in badhuis l, buiten schooltijd) 1917: 498 „ id. 1918: 1130 „ id. tot 3 Junie 1918 Sedert 3 Junie gaan deze kinderen onder de schooluren baden in het badhuis aan de Hemsterhuisstraat, en nu krijgen we de volgende cijfers: in de maand Junie 1918: 948 baden. Julie Augustus September Oktober November Desember 968 geen 832 557 60 160 (vakansie) (begin griep-epidemie) (griep-epidemie) ( id. ) En Dr. Ruysch, voorzitter van de Vereniging voor Volksen Schoolbaden, verklaarde in een rede over het schoolbadwezen in Zweden en Noorwegen: „Evenals in het Buitenland moet men er in Nederland toe komen, het baden toe te staan tijdens de schooltijd. Dat is de enige manier om algemeen het baden in te voeren, evenals gymnastiek, etc." De verslagen van het Volksbad te Arnhem stellen ons in staat staat, dit met cijfers aan te tonen, (zie het staatje op blz. 42 en 43). School 14 is de enige school, waar sedert 1911 het baden onder de schooluren geschiedt. De cijfers tonen aan, dat het percent badende kinderen van die school sedert dat jaar met ongeveer 50°/0 is toegenomen, terwijl dat aan de andere scholen vrijwel gelijk bleef. Is dit niet een overtuigend bewijs van de noodzakelikheid van baden onder schooluren? Leerzame gegevens hieromtrent geeft ook de enquête, in 1910 gehouden door de Afdeling Amsterdam van de Bond van Ned. Onderwijzers, van het Ned. Onderwijzers-Genootschap en van de Hoofden vereniging. Deze verenigingen verzonden gelijkluidende vragenlijsten aan hun leden en verwerkten ieder afzonderlik de ingekomen antwoorden tot een rapport. Over de vraag, of het verplaatsen van de baduren buiten de schooltijd van invloed is geweest op de deelname, schrijft het Bondsrapport: ,,Op de weinige scholen, waar de badtijd is veranderd, is de deelneming verminderd." Het Genootschapsrapport schrijft: „Over 't geheel is de ervaring niet gunstig." De Hoofdvereniging kreeg op deze vraag slechts 3 antwoorden, waarvan twee een achteruitgang in deelname konstateerden. Uit het bovenstaande blijkt, dat bij baden buiten de schooluren de deelname belangrijk minder is. Oorzaak hiervan is, menen we, dat de ouders in dat geval het baden niet beschouwen als een integrerend deel van het onderwijs, dat de onderwijzers zich niet beschikbaar stellen, omdat ze buiten schooltijd ook hun bezigheid hebben en dat de kinderen huishoudelike of andere diensten moeten verrichten. Tegen het baden onder schooltijd wordt dikwijls aangevoerd, dat hierdoor zoveel tijd wordt onttrokken aan het gewone onderwijs. Ook deze zaak is in meergenoemde enquête onder de ogen gezien. Er bleek, dat voor een jongensgroep gemiddeld ongeveer 40 minuten nodig waren, voor een meisjesgroep 45 minuten, hier- onder begrepen het lopen van en naar het bad. Zou het nu werkelik zoveel schade doen aan de vorderingen der leerlingen, dat deze tijd afgenomen wordt van het gewone onderwijs? De onderwijzers menen van niet, zoals al weer meergenoemde enquête uitwijst. De vraag toch, of het nadeel, verbonden aan het baden onder schooltijd, van overwegend bezwaar is, zowel voor de badende kinderen als voor het overblijvende deel der klasse, werd in het Bondsrapport door 108 onderwijzers(essen) ontkennend beantwoord, slechts door 12 bevestigend. In het Genootschapsrapport lezen we, dat in 11 gevallen geen bezwaren werden gevoeld, in 9 gevallen wel, zonder mededeling, of die bezwaren overwegend waren, dan wel van ondergeschikte aard. Het Hoofdenrapport meldt dat 7 leden het nadeel niet van overwegend bezwaar achten en dat de overige beantwoorders bezwaren opperen. Hoe groot dit getal is, wordt niet meegedeeld. In de tweede plaats wensen we iets te zeggen over het toezicht. Ongetwijfeld vereisen de bediening van het bad en het toezicht beide een volle, geschoolde kracht. De bediening eist in de eerste plaats, dat nauwlettend acht wordt geslagen op de temperatuur van het water en de duur van het bad. Daarnaast komen dan nog andere diensten, als het klaarleggen van handdoeken en dergelijke. Het toezicht eist allereerst het handhaven van een strenge orde. Eerst dan kan het toezicht in z'n volle omvang worden uitgeoefend. Eerst dan kan er met sukses voor worden gezorgd, dat de kinderen zich voldoende en oordeelkundig inzepen, dat de doorgaans vuile voeten een ekstra beurt krijgen, dat de kinderen plaats nemen onder de douche en niet ernaast, dat geen zeep achterblijft in de haren of op de rug en dat de kinderen zich voldoende afdrogen. Zulk toezicht zal in de regel slechts uitgeoefend kunnen worden door de onderwijzers en onderwijzeressen van de eigen school. Zij toch zijn het, die de kinderen kennen en invloed op hen hebben en indien nodig, de kinderen in school kunnen straffen voor misdragingen in het bad. En dit toezicht biedt nog meerdere voordelen. Doordat de kinderen zich geheel moeten uitkleden, is de onderwijzer in staat, nauwkeurig na te gaan, hoe het gesteld is met de onderkleding van zijn leerlingen. En de ondervinding heeft geleerd, dat het daarmee soms allerdroevigst is gesteld. Is dat dan niet een prachtige gelegenheid voor de onderwijzer, om na te gaan, hoe het met de onderkleding is gesteld en zo nodig, zich te wenden tot het Bestuur van de Vereniging voor Kinderkleding, ten einde hierin te voorzien ? Een ander voordeel is, dat de onderwijzer in staat is, z'n kinderen van top tot teen op te nemen, ten einde na te gaan, of zich ook lichamelike afwijkingen voordoen, Een korte mededeling aan de ouders of aan de schoolarts kan dan meestal nog veel voorkomen. En het belangrijkste voordeel is ongetwijfeld dit, dat de ouders er veel gemakkeliker toe zullen overgaan, hun kinderen te doen baden, als ze weten dat dit gebeurt onder geleide en onder toezicht van de onderwijzers(essen) van de eigen school. De deelname zal dus belangrijk toenemen, en dat moet niet worden onderschat. Wat geeft het al, dat men schoolkinderbaden instelt, maar tegelijk niet zorgt, dat de deelname zo groot mogelik wordt ? Hoe het gaat met het toezicht, indien het uitgeoefend wordt door niet-onderwijzers, daarover deelt Dr. de Groot, Arts te 's-Gravenhage, in zijn brochure „Over Schoolbaden", het volgende mee. „De jongens, die er zonder geleide komen baden (in het badhuis aan de Z. W. Buitensingel te 's-Gravenhage) halen allerlei kattekwaad uit en maken het de badman danig lastig". „Als er maar een onderwijzer bij is, Mijnheer" verklaarde deze mij, „al is hij niet grooter dan zo, dan is het dadelik heel anders". Arnhem schrijft in een van de jaarverslagen, dat het er wel eens rumoerig is, maar het is dan voldoende, even de Politie er bij te halen! Het komt ons dan ook zeer gewenst voor, dat het toezicht wordt uitgeoefend door de onderwijzers en onderwijzeressen. En op een enkele uitzondering na zullen deze zich hiervoor ongetwijfeld beschikbaar stellen. De ervaring in verschillende plaatsen opgedaan en de enquête van 1910 geven ons hiervoor de bewijzen. Zo schrijft het Bondsrapport van meergenoemde enquête: „Van de meeste scholen komt het bericht: we verlenen onze medewerking, voor onszelf ongaarne, maar wel voor de kinderen met het oog op de goede zaak", Uit het Genootschapsrapport blijkt, dat 18 personelen over 't algemeen gaarne de medewerking verlenen, slechts 3 niet. Het Hoofdenrapport bericht hieromtrent: „De beantwoordingen dezer vraag zijn moeilik te rubriseren; toch moge hier een globale spesifikatie plaats vinden. „Het personeel verleent gaarne medewerking", aldus werd medegedeeld door 11 leden, soms met bijvoeging dat een of twee der leden van het personeel bezwaren hadden. — „We gaan niet gaarne, doch doen het terwille van de kinderen". Hieraan was soms toegevoegd, dat een enkel lid wel gaarne bereid was. — „De onderwijzers zijn wel bereid, de onderwijzeressen hebben bezwaren", Zo luidde het in de antwoorden." Ook uit de onderwijzers-vakbladen blijkt meer dan eens, dat het met de medewerking van de onderwijzers(essen) niet zo droevig is gesteld, als men wel eens voorstelt. En wat die gevallen van weigering betreft, men vergete hierbij vooral niet, dat die plaats heeft op verschillende motieven, en dat de meeste bezwaren gemakkelik uit de weg zijn te ruimen. In een vergadering van onderwijzers en onderwijzeressen die hulp verlenen bij het baden, in 1917 belegd door het Bestuur van de Afdeling Amsterdam van de Bond van Nederlandse Onderwijzers, werd unaniem de wenselikheid uitgesproken van toezicht door de onderwijzers en onderwijzeressen. Gelooft men, dat een dergelijke wenselikheid wordt uitgesproken, zonder daarbij enige verplichting te gevoelen? Over het algemeen zal het met de medewerking gaan, zoals het rapport van de Afdeling Amsterdam van de B. v. N. O. schrijft, n.1. dat de onderwijzers zich beschikbaar stellen in het belang van de goede zaak. Zeker, er zijn bezwaren verbonden aan het houden van toezicht in een schoolbad. De atmosfeer is nu juist niet die van een heerlike lentedag in 't vrije veld en het „bruine gevaar" zweeft als een dreigend spook om de geleiders heen. Maar men overdrijve in dezen niet. Wij maken ons sterk, dat de felste tegenstanders van het toezicht nog nimmer hun neus binnen het kinderbad hebben gestoken. Zoals het wel meer gaat: onbekendheid met de zaak maakt, dat men de dingen veel groter ziet, dan ze inderdaad zijn. Ten slotte willen we nog wijzen op de propaganda, die in verschillende Gemeenten voor het Schoolbad wordt gemaakt en die zeer zeker navolging verdient. Het Gemeentebestuur van Dordrecht richtte in 1914 door middel van de school een sirkulaire aan de ouders, waarin door de Wethouder van Onderwijs krachtig opgewekt werd tot deelname aan de schoolbaden. In Den Haag hield in 1916 de Kommissie van Toezicht op het Gemeentelik Schoolbad een bijeenkomst met ouders van schoolgaande kinderen, waar Dr. Fleischer, gemeente-arts, een lezing hield over reinheid in verband met schoolbaden. Bovendien verspreidt de Kommissie nu en dan populair geschreven sirkulaires over het grote nut van schoolbaden. In Amsterdam stelt de Kommissie van Toezicht op de Gemeentelike Schoolbaden af en toe de Schoolbaden ter bezichtiging voor de ouders en richtte in 1907 een sirkulaire tot de ouders van schoolgaande kinderen. Het beste propraganda-middel evenwel is het gemoedelike woord van de onderwijzer(es) tot de ouders; daarmee verricht men wonderen. We kunnen dat propagandamiddel dan ook niet genoeg aanbevelen. UITGAVEN VAN HET BUREAU VOOR KINDERBESCHERMING: 1. Rapport Kindervoeding en kleding (1918) . . . . f 0.45 2. Rapport Roken door Schoolkinderen . . . ,f , , ^ *f 0,15 3. Katalogus f 0,40 4. Rapport Schoolbaden . \. ?||| . ^ V,* ."' T3*\ f 0.45 Schoolkinderbad I te Amsterdam. De kleedkamer. Schoolkinderbad I te Amsterdam. De badzaal. Schoolkinderbad I te Amsterdam. De cellen. Schoolkinderbad II te Amsterdam. Schoolkinderbad in de Nieuwe Havendwarsstraat te 's Gravenhage. Schoolkinderbad 's Gravenhage. De wachtkamer. Schoolkinderbad 's Gravenhage. De kleedkamer. Schoolkinderbad 's Gravenhage. De badzaal. Volks- en Schoolbad Hemsterhuisstraat 's Gravenhage. Volks- en Schoolbad Hemsterhuisstraat 's Gravenhage. Schoolkinderbad 's Gravenhage. Een paar cellen.