Dl 09 M kocwnsch-Katholiek Gemeenteprogram* CORN, PAAP» SPUI 16*A DEN HAAG. REDE, waarmede Mr, A. Baron van Wijnbergen, Voorzitter van den Algemeenen Bond van R. K. Kiesvereenigingen in Nederland, de Commissie voor een R K. Gemeenteprogram op 3 December 1918 installeerde. Mijne Heeren, Herhaaldelijk is de klacht geuit, dat omtrent de op het terrein der Gemeentepolitiek te volgen gedragslijn bij tal van Katholieken dwaalbegrippen bestaan. Dat bij de behartiging der landspolitiek we ons vóór alles hebben te doordringen van onze Christelijke beginselen, die beginselen bij ons zelf en bij anderen hebben levendig te houden, om dan, met inachtneming dier beginselen, het bereikbare telkens te trachten tot verwezenlijking te brengen, wordt vrijwel door allen erkend. Nauwelijks wordt echter het terrein der Gemeentepolitiek betreden, of gansch andere stellingen hoort men door tal der onzen verkondigen. Daar, zoo heet het dan, heeft men met beginselen in het geheel of slechts weinig te maken; daar komen slechts practische zaken ter sprake; van principieele politiek kan daar geen sprake zijn; op het groot belang van het behoud der rechtsche coalitie behoeft daar niet te worden gelet. Dergelijke dwaalbegrippen hebben er toe geleid, dat bij de keuze van Gemeenteraadsleden vaak een andere maatstaf wordt aangelegd dan bij die voor andere vertegenwoordigende lichamen; dat onze katholieke Gemeenteraadsleden in redevoeringen en bij het uitbrengen van hun stem soms komen tot conclusiën, die, wel beschouwd, niet kunnen worden aanvaard; dat onze katholieke kiezers door ds somtijds door de katholieke Gemeenteraadsleden aangenomen houding, door het in belangrijke zaken tegen elkander instemmen, het spoor te eenenmale bijster raken, en niet meer begrijpen, waarom zij zich nog voor de verkiezing van katholieke Gemeenteraadsleden warm hebben te maken. Gelukkig is men tot het inzicht gekomen, dat daarin verandering moet worden gebracht, en wel zeer spoedig. Alom toch wordt het uitgeroepen, dat een tijdvak van wereldgesehiedïnis is afgesloten, dat we een nieuwen tijd tegengaan. Voor wien niet met blindheid geslagen is, moet het overduidelijk wezen, dat nu reeds binnen en buiten onze landsgrenzen alU krachten worden ingespannen om in dien nieuwen tijd de volkeren te sturen in een richting, die hun nog grootere ellende zal bezorgen, dan de schijnschoone beschaving der 18e eeuw ze heeft gebracht. Aan ons derhalve de taak te zorgen, dat die nieuwe tijd kome te staan in het teeken van het Kruis, dat die nieuwe tijd zij een christelijke en zóó, maar ook zóó alleen, ons volk tot heil en zegen worde. Daarom moeten zeer zeker met allen nadruk onze christelijke beginselen vooropgesteld ; daarnaast echter nagegaan, tot welke practische toepassing die beginselen op elk terrein des levens in de naaste toekomst leiden moeten. In dien gedachtengang kwam reeds in Mei van dit jaar» dus maanden vóór de veel bewogen dagen, die we pas doorleefden, tot stand het program der Katholieke Staatspartij, hetgeen thans zoo heerlijk het bewijs heeft geleverd, dat niet revolutionnaire theorieën of bewegingen, maar wel nauwgezette, rustige overweging onzer Katholieke beginselen in alle omstandigheden de juiste en voor eiken tijd passende wijze van handelen doet vinden, ook op staatkundig terrein. Welnu, een zoodanig program wordt ook beslist geëischt voor onze gemeentepolitiek. Al hopen wij van de speciale crisismaatregelen spoedig bevrijd te worden, de taak der gemeente zal — afgezien dus daarvan — in de toekomst eer toe- dan afnemen. Tal van zaken betreffende het onderwijs, sociale aangelegenheden enz. enz., zullen aan de Gemeente mede voor een deel ter behartiging blijven of worden toevertrouwd. Ook wij zullen daarbij steeds blijk hebben te geven, een krachtige vooruitstrevende politiek voor te staan, maar dan zelf dienen te weten, naar welk doel wij streven en met welke middelen. Het Katholiek Gemeenteprogram zal daarbij als richtsnoer en leiddraad moeten dienen; zal den waarborg moeten scheppen, dat in onze gemeentepolitiek door de onzen wordt gehandeld als van Katholieke Gemeenteraadsleden mag gevraagd en verwacht; zal zekerheid geven, dat door eenheid en vastheid van handelen de Katholieke partij ook in de Gemeente het krachtigst en doelmatigst behartigt het algemeen belang. Waar een aangewezen lichaam ontbrak om het program saam te stellen, komt den Rijkskieskring 's-Gravenhage een woord van hulde toe deze zaak te te hebben aangevat. Teneinde nochtans een nationaal karakter er aan te willen geven, werd mij verzocht deze commissie te installeeren, aan welk verzoek ik onder goedkeuring mijner medeleden van het bestuur van den Algemeenen Bond van R. K. Kiesvereenigingen in Nederland gaarne voldoe. Zoo zij deze commissie gestempeld tot eene nationale commissie, aan welker tot stand te brengen program ten opzichte der gemeentepolitiek een zelfde waarde en een zelfde gezag zal zijn toe te kennen als aan het zooeven vermeld program der Katholieke Staatspartij ten opzichte der algemeene landspolitiek. Moge het U, Mijne Heeren, gelukken, onder Gods zegen, met een spoed, die de degelijkheid niet schaadt, een Katholiek Gemeenteprogram tot stand te brengen. Het vaderland zal U er dankbaar voor zijn. Ik verklaar hiermede deze commissie geïnstalleerd. REDE, waarmede de Voorzitter der Commissie, Jhr. Mr. E. B. F. F. Wittert van Hoogland, de werkzaamheden der Commissie opende. Mijne Heeren. Het is mij een aangename taak U dank te betuigen voor de bereidwilligheid, waarmede gij gehoor hebt gegeven aan het verzoek Uw kennis en ervaring beschikbaar te stellen aan de moeilijke en belangrijke taak : het ontwerpen van een R. K. Gemeenteprogram voor Nederland. De roep om een dergelijk program heeft reeds vele jaren geklonken en steeg steeds luider op in onze Katholieke rangen. Wellicht zouden echter voor afzienbaren tijd de vele moeielijkheden de opstelling van een program nog hebben belet, wanneer niet de buitengewoon belangrijke gemeenteraadsverkiezingen van 1919, die voor het eerst naar het stelsel van evenredige vertegenwoordiging zullen plaats nebben, het stellen van een richtsnoer in hooge mate urgent hadden gemaakt. Thans moet de vereischte leiddraad, tevens bindende grondwet voor de R. K. Gemeenteraadsleden worden verkregen, In verschillende plaatsen van ons land vatte men dan ook het plan op plaatselijk een R. K. Gemeenteprogram te ontwerpen. En aldus kwam ook van uit den boezem van onze Katholieke Kiesvereeniging alhier de wensch naar voren, dat het Bestuur zich onverwijld met deze aangelegenheid zou bezig houden. Ik heb toen, erkennende de urgentie van een dergelijk Gemeenteprogram, echter gemeend, dat de eenheid van de Katholieke Staatspartij het wenschelijk maakte dat een dergelijk program een landelijk karakter zou dragen, en heb daarom als Voorzitter in overleg met de leden onzer Kiesvereeniging stappen gedaan om te komen tot de samenstelling eener Commissie, bestaande uit mannen, die geacht konden worden volkomen op de hopgte te zijn van de verschillende onderdeden der gemeentelijke politiek en wier kennis en bekwaamheid de totstandkoming van een doorwrocht en gezaghebbend ontwerp waarborgden. Dat van allen, die aangezocht werden, de meest mogelijke bereidwilligheid om hun krachten aan dezen moeilijken arbeid te geven, verkregen werd, mag door Katholiek Nederland in hooge mate gewaardeerd worden. Ik ben overtuigd, dat uw zitting nemen in deze Commissie het succes, dat geheel het land er van verwacht, verzekert. Een bijzonder woord van dank wensch ik daarbij te brengen aan het Bestuur van den Algemeenen Bond van Kiesverenigingen, welke bereid gevonden werd zijn hoognoodigen steun aan dit werk te verleenen en het landelijk karakter, dat de Commissie behoeft, aan haar te geven. Vooral aan den Voorzitter van den Bond breng ik uit uw aller naam dank, dat hij de groote welwillendheid heeft gehad deze Commissie heden te installeer en. Een der eerste vragen, welke uwe Commissie onder de oogen zal hebben te zien, zal mijns inziens blijken te zijn de vraag: of het program zich zal bepalen tot de algemeene beginselen, met het oog op de groote verscheidenheid, die de gemeenten, haar omvang, karakter en behoeften vertoonen, dan wel of het program, om meer voor practisch gebruik geschikt te zijn, ook het terrein der bijzonderheden betreden zal. Indien dit laatste het geval mocht zijn, zou het wellicht overweging verdienen de algemeene beginselen, volgens de meer bijzondere belangen en behoeften af te leiden voor eenige der meest voorkomende typen als daar zijn de groote stad, de plattelandsgemeente. Practisch zou zulk een methode aanbeveling verdienen, omdat het gemeenteprogram alsdan zich terstond zou leenen tot het opstellen van programs van actie, die reeds bij de eerstkomende Raadsverkiezingen dienst zullen kunnen doen. Ongetwijfeld zal uwe Commissie zich laten leiden door de Katholieke staatkundige gedachte, die zulk een breede plaats inruimt voor de Gemeente. Immers, wordt elke samenlevingsorde gedacht als een uitleving en bevrediging van den natuurlijken aanleg, dan trekt de allereerste samenlevingsorde, de Gemeente, wel bijzonder de aandacht. En het is de vraag of de verhouding van Staat en Gemeente immer juist opgevat wordt en of de Staat in de lijnen, die hij in de Gemeentewet heeft getrokken voor de werkzaamheid der Gemeenten, niet op velerlei punten wijziging moet brengen. Op deze vraag, die in breede kringen leeft, zal uwe Commissie ook haar licht laten schijnen. Wel allermeest zal uw werkzaamheid zich bezig houden, met de vraag, welke wijzigingen in de wetten des lands noodig zijn en wat de Gemeente, zooals zij wettelijk bestaat, thans reeds vermag te doen, om haar geheel tot haar recht te doen komen als een der belangrijkste organen van de sociale orde en vooruitgang. Veel te veel is er altijd naar den Staat gezien, als er sprake was van overheidssteun voor het maatschappelijk leven. Aan den mensch, aan zijn behoeften en belangen is de Gemeente het allernaast en, tenzij de meerdere roeping van den Staat bewezen worde, is de Gemeente voor sociale maatregelen wel het meest geschikt. Ook daar waar aan de Gemeente niet het volle initiatief gelaten wordt, daar mag er naar gestreefd worden de uitvoering in ruime mate in haar handen te leggen. Wij maken ons sterk, dat Uwe Commissie tot de algemeene conclusie zal komen, dat de Gemeente bij de oplossing der sociale kwestie tot op heden te zeer werd veronachtzaamd. Wellicht voelt Uwe Commissie zich ook geroepen den kiezers van advies te dienen in de vraag, of niet door een harmonische samenstelling van den Raad, de gedachte van organischen opbouw der samenleving uit alle standen moet spreken, om de Gemeente te beter haar sociale roeping te doen vervullen. Niet aan mij de taak, of zelfs maar het recht, Mijne Heeren, om in bijzonderheden aan te duiden den weg, dien gij zult gaan volgen. Slechts enkele hoofdzaken zij het mij vergund u nog kortelijk te noemen. Ik stel mij voor, dat gij, na in het algemeen de figuur der Gemeente te hebben onderzocht uw aandacht zult richten op de geestelijke en stoffelijke belangen, welke de Gemeente heeft te dienen. Vervolgens op de meer materieele belangen welke zij heeft te bevorderen. Verder op de speciale groep van personen, ten aanzien van welke de Gemeente bijzondere verplichtingen heeft. Eindelijk mag de richtige wijze waarop de Gemeente haar functies moet waarnemen en haar organen moet inrichten, niet worden vergeten. Aldus verschijnen, na het vraagstuk der gemeente in het algemeen, in een eerste groep o.m. de volgende vraagstukken : I. a. de openbare zedelijkheid; b. de rechtshandhaving en politie; c. het onderwijs; d. de volksontwikkeling; e. het tooneel; In een tweede groep rangschikken wij o.a.: II. Medewerking aan sociale wetgeving; en verder eigen taak ten aanzien van: a. volksgezondheid; b. volkshuisvesting; c. arbeidsverschaffing, arbeidsbemiddeling, werkloozenzorg ; d. armwezen. III. In de derde groep treffen wij onder meer: a. de verhouding der Gemeente tot haar personeel; b. de verhouding der Gemeente tot de organisaties; c. de verhouding der Gemeente tot de standen. IV. In de vierde groep ontmoeten wij: a. de administratie der Gemeente; b. de bedrijven; c. de belastinheffing. Niet zonder opzet is uw Commissie uit zooveel leden saamgesteld, want bij den omvang der stof is verdeeling noodzakelijk en wellicht kan de indeeling die ik u noemde, eenige diensten bewijzen bij de onder-groepeeping uwer Commissie in verschillende Sub-Commissies.. Met den wensch, dat het uwe Commissie gelukken moge te voldoen aan de groote verwachtingen die van Uw arbeid verwacht worden, open-ik de werkzaamheden uwer Commissie. ■ R. K, GEMEENTEPROGRAM, § 1. SOCIALE TAAK VAN DE GEMEENTE. 1. De zelfstandigheid der Gemeente, nauw verknocht aan haar organisch karakter als eersten vorm van burgerlijke samenleving, behoort binnen de grenzen van Rijks- en Provinciaal belang te worden geëerbiedigd. 2. Bij de uitvoering van wetten, vooral van die welke het sociale leven betreffen, worde aan de Gemeente, ten eiide een juiste aanpassing aan de plaatselijke behoeften te verkrijgen, een ruim aandeel geschonken. 3. De welvaart eener Gemeente wordt niet alleen bepaald door den stoffelijken welstand en rijkdom der burgers, maar ook en nog meer door het geestelijk en zedelijk peil, waarop haar burgers staan. Daarom behoort het gemeentebestuur niet alleen de lichamelijke en stoffelijke belangen, in het bijzonder van de geestelijk en en maatschappelijk zwakkeren, maar zeker ook de geestelijke en zedelijke belangen der burgers te bevorderen en te beschermen. 4. Op de Gemeente rust de taak om zoowel de Rijkswetten volledig uit te voeren, als voortdurend zelfstandig krachtig werkzaam te zijn voor het maatschappelijk welzijn der ingezetenen. 5. De Gemeente bevordere het welzijn harer burgers door: a. het verleenen van rechtsbescherming ; b. het aanmoedigen, bevorderen en en beschermen hunner eigen werkdadigheid op maatschappelijk gebied ; c. het onverwijld door eigen bemoeiing voorzien in gebleken behoefte, wanneer en voor zoover de eigen werkdadigheid der burgers ontoereikend blijkt. 6. Waar het maatschappelijke vraagstuk in de eerste plaats van zedelijken aard is, daar is het plicht der Gemeente zich vooral ook door zedelijke beginselen te laten leiden. § 2. GEESTELIJKE BELANGEN. A. Openbare Zedelijkheid. I. Zedelijkheid in den strikten zin. lm Vóór alles worde krachtig de hand gehouden aan de Rijkswetten ter bestrijding der openbare onzedelijkheid. 2. Alle zoodanige maatregelen worden genomen, die kunnen strekken tot verheffing der openbare eerbaarheid. . 3. Krachtige zedelijke en geldelijke steun worde verleend aan, aanraking en samenwerking gezocht met die vereenigingen, welke de verhooging van het zedelijk peil der bevolking nastreven. 4. Een „Zedenpolitie" worde aangesteld en door streng politietoezicht worde opgetreden tegen alle, ook clandestiene huizen van ontucht. 5. Het sluitingsuur van zoogenaamde bars worde niet later gesteld dan dat van koffiehuizen en restaurants. 6. Commissies worden ingesteld voor toezicht op bioscoop en tooneel. 7. Onzedelijke voorstellingen, vertooningen, reclames, uitstallingen, enz. worden verboden. Er worde naar gestreefd, dat de Gemeenteraad in deze meer medezeggingschap en bevoegdheid krijge. 8. De kermissen en daarmede gelijk tc stellen volksfeesten worden afgeschaft, indien gebleken is, dat daarmede gepaard gaande ernstige uitspattingen niet kunnen worden voorkomen. 9. Tegen' dobbelspel en dergelijke op de openbare straat worde gewaakt. 10. Aan gehuwde onderwijzeressen worde ontslag gegeven. 11. In salaris- en belasting verordeningen worde rekening gehouden met de groote gezinnen en worden deze zoo krachtig mogelijk beschermd. Dit geldt evenzeer en vooral ten aanzien van de goedkeuring van bouwplannen en het steunen van woningbouw vereenigingen. (Zie voor woningbouw § 3). 12. Maatregelen worden getroffen tegen de z.g. schandaalcolportage. 13. Krachtig worde opgetreden tegen de voortgaande verwildering der straatjeugd. II. Zondagheiliging en Zondagsrust. 14. Met alle ten dienste staande middelen worden de heiliging en viering van den Zondag bevorderd en de Zondagsrust verzekerd. 15. Voor een ongestoorde uitoefening der godsdienstoefeningen en sluiting op den Zondag van openbare gelegenheden van vermaak tot b.v. 1 uur in den namiddag worde gezorgd. Muziekuitvoeringen, wedstrijden, tentoonstellingen e.d. worden vóór gemeld uur niet toegelaten. 16. Bij subsidiëering van ontspanningsvereenigingen en openbare vermakelijkheden worde de voorwaarde gesteld, dat het aanvangsuur op Zondagen niet vroeger worde gesteld dan op 1 uur in den namiddag. 17. Winkelsluiting met verbod van venten op Zondag worde ingevoerd. III. Alcoholisme en drankbestrijding. 18. Krachtig worde de hand gehouden aan de bestaande Rijkswetten tegen het alcoholisme. 19. Het aantal drankgelegenheden worde beperkt. '§ 20. De aanwezigheid van sterken drank op gemeentewerken en in gemeentebedrijven worde verboden. 21. Steun worde verleend aan vereenigingen, die drankbestrijding beoogen. 22. Consultatiebureaux voor drankzuchtigen en alcoholvrije lokalen worden gesteund of, zoo noodig, opgericht. 23. Bepalingen worden vastgesteld inzake het bezoeken van „verloflokalen. B. Onderwijs. 24. De Gemeente onthoude zich van alle maatregelen, welke de ontwikkeling van het vrije onderwijs zouden kunnen belemmeren. Alles worde gedaan wat het onderwijs in den ruimsten zin des woords kan bevorderen. 25. Er worde gestreefd naar onderwijsRijkszaak.Zoolang aan de Gemeente echter nog zelf een taak is toebedeeld op het gebied van het lager-, middelbaar en hooger onderwijs, worde er voor gezorgd, dat dit zoo goed mogelijk Zij. 26. Alle takken van onderwijs worden met alle dienstige middelen gesteund. Waar het particulier initiatief te kort schiet, richte de Gemeente zelf scholen en cursussen op en onderhoude ze. 27. Bureaux voor beroepskeuze Worden gesteund of, zoo noodig, door de Gemeente zelf opgericht. 28. Inrichtingen voor speciaal onderwijs, zooals die voor zieke en achterlijke kinderen, voor blinden, dooven en doofstommen worden gesteund. In alle dergelijke gevallen worde het beginsel gehandhaafd: particulier initiatief regel, de o verheidaanvulling. 29. Door juiste keuze van het onderwijzend personeel, nauwkeurige omschrijving van plichten en rechten van hoofden van scholen en van onderwijzers en het handhaven eener werkzame leiding aan elke school worde gezorgd, dat het onderwijs bevorderlijk zij aan degelijke ontwikkeling, openbare orde en goede zeden. 30. Onbekrompen worde gezorgd voor bezoldiging van alle dienaren van het onderwijs. Onder dezen worde een goede geest gehandhaafd, o.a. door het personeel te hooren bij de regeling der scho ol zaken (adviseerende schoolvergaderingen). 31. Uitdrukkelijk erkennende, dat dit alles een heilige plicht der ouders is, zal bij gebleken onvermogen pf absoluten onwil der ouders, voor kindervoeding en -kleeding, schoolbaden, buitenscholen, schoolwandelingen en schoolreisjes, in één woord voor alles, wat de lichamelijke opvoeding der jeugd betreft, het particulier initiatief worden gesteund en trede, bij gebreke daarvan, de overheid zelf op. 32. De opleiding van leerkrachten voor de lichamelijke opvoeding en de leiding van lichaamsoefeningen worden geldelijk en metterdaad gesteund, o.a. door het laten bouwen of aanleggen van oefengelegenheden en deze met het noodige oefen- en spelmateriaal kosteloos beschikbaar te stellen voor vereenigingen. voor lichamelijke opvoeding, alsmede door het verleenen van die tegemoetkoming, welke aan de opleiding, leiding en uitbreiding der lichamelijke oefening bevorderlijk kan zijn. 33. De schoolgeldhefïïng worde, ook voor middelbaar-, vak- en dergelijk onderwijs, met vrijstelling der onvermogenden, progessief geregeld, waarbij rekening dient gehouden te wordeq met het aantal kinderen dat uit één gezin de school bezoekt en met kosteloos te verstrekken leermiddelen. Studiebeurzen worden ingesteld. 34. In de schoolcommissies worde ruime vertegenwoordiging gegeven aan de ouders der schoolgaande kinderen. C. Volksontwikkeling. 35. De volksontwikkeling in den r ui ms ten zin des woords worde bevorderd. 36. Katholieke openbaoe leeszalen, Volksuniversiteiten en andere inrichtingen, die de volksontwikkeling bevorderen, worden gesteund. 37. Aan vereenigingen en instellingen, die de volksontwikkeling bevorderen of het algemeen belang dienen, worde steun verleend, mits zij rechtstreeks noch zijdelings gericht zijn tegen den godsdienst of de maatschappelijke orde. 38. Steun worde verleend aan jeugdorganisaties, patronaten en dergelijke, mits zij rechtstreeks noch zijdelings gericht zijn tegen den godsdienst of de maatschappelijke orde. D. Kunst en Tooneel. 39. De kunst in het algemeen, ook de dramatische en muzikale, alsmede de volkszang, worden gesteund en bevorderd. Het goede tooneel worde aangemoedigd. § 3. STOFFELIJKE BELANGEN. A. Volksgezondheid. 1. Er worde gezorgd voor een goed ingerichten reinigingsdienst, goede rioleering en afvoering Van fabrieksen huiswater en faecaliën. 2. Voor goed drinkwater en behoorlijke waterleiding worde zorg gedragen. 3. De Hinderwet worde krachtig gehandhaafd, vooral ten aanzien van voor de volksgezondheid schadelijke bedrijven, door het verplichtend stellen van rookverbrandingsinrichtingen en door het aanwijzen van industrieterreinen op ruimen afstand van de bebouwde kom. 4. Er worde ingericht een keuringsdienst voor toezicht op de levensmiddelen. 5. Zoo mogelijk worde een openbaar slachthuis opgericht. 6. De inrichting van bad- en zweminrichtingen, waarvan min- en onvermogenden tegen gering tarief of kosteloos gebruik moeten kunnen maken, worde gesteund en bevorderd. 7. De particuliere ziekenhuis- en wijkverpleging voor on- en minvermogenden worden op voldoende wijze gesteund. Waar het particulier initiatief ontoereikend is, zorge de Gemeente voor voldoende ziekenhuisruimte, allereerst voor on- en minvermogenden. 8. Een gemeentelijke geneeskundige dienst worde ingericht, onder wiens toezicht de ziekenhuizen en barakken voor besmettelijke ziekten staan en wien de niet onder een anderen tak van dienst vallende hygiënische belangen der Gemeente worden toevertrouwd. Tevens worde een Gemeentelijke ontsmettingsdienst ingericht. 9. Metbijzondere zorg worde gewaakt, zooveel mogelijk ook in de ziekenhuizen, voor de geneeskundige belangen der onvermogende burgers, o. a. door het beschikbaar stellen van kostelooze genees-, heel- en verloskundige hulp, zooveel mogelijk met vrije artsenkeuze. 10. De bestrijding der tuberculose worde gesteund en bevorderd o. a. door het subsidieeren van vereenigingen, die de tuberculose-bestrijding tot doel hebben, en door het steunen en zoo noodig oprichten van consultatiebureaux, het doen uitzenden of de uitzending te steunen van patiënten naar sanatoria — zooveel mogelijk naar eigen keuze —, het bouwen van lighallen. Ook aan de bestrijding van andere volksziekten worde volle aandacht geschonken. 11. Zoo krachtig mogelijk worde de kindersterfte bestreden door het steunen van kinderbewaarplaatsen, moedercursussen, hulp voor kraamvrouwen, het steunen van en toezicht oefenen op bewaarscholen en door voorlichting over voeding en behandeling. 12. Zoo mogelijk worden schoolartsen aangesteld, die ook, in overleg met de besturen der bijzondere scholen, geneeskundig en hygiënisch toezicht oefenen op de leerlingen van laatstbedoelde scholen. 13. De inrichting van openbare speeltuinen en sportterreinen worde bevorderd. Zoo noodig worden zij door de Gemeente zelf aangelegd. Vereenigingen, welke de lichamelijke ontwikkeling, in het bijzonder van de jeugd, beoogen, worden gesteund. 14. De verkoop van tabaksartikelen aan kinderen worde verboden. 15. Krachtige strijd worde gevoerd tegen onredelijke opdrijving van prijzen voor eerste levensbehoeften. 16. Zoo dikwijls buitengewone omstandigheden daartoe noodzaken, bestede de gemeente ruime zorg aan de voorziening van levensmiddelen, met vooropstelling van regelmatig overleg met de organisaties der particuliere leveranciers. Niet dan in geval van noodzaak grijpe de Gemeente zelve rechtstreeks in. 17. Zoolang dit noodig blijft, onderhoude de Gemeente voor de levensmiddelenvoorziening een zelfstandigen dienst. B. Volkshuisvesting. 18. Het vraagstuk der volkshuisvesting worde geacht van den meest urgenten aard. Er worde een zoodanige grondpolitiek gevoerd, dat steeds voldoende bouwterrein beschikbaar zij voor elke klasse van woningen en opdrijving van den prijs der bouwterreinen worde tegengegaan, vooral door het uitgeven in erfpacht. 19. Een speciale dienst voor bouw- en woningwezen worde, zoo mogelijk, ingericht. Een woningbeurs met woninggids worde daaraan verbpnden. 20. Er worde gezorgd voor zoodanigen uitleg der bebouwde kom, dat daarbij met de eischen van volkshuisvesting, gezondheid, landbouw, nijverheid, handel, verkeer en verfraaiing worde rekening gehouden. 21. Door aankoop of onteigening worde tijdig de hand gelegd op de in de naaste toekomst voor de uitbreiding der Gemeente benoodigde terreinen, voordat de1 speculatie zich van deze terreinen meester maakt. Daarbij worde gesteund op een tijdig vastgesteld uitbreidingsplan. 22. Voorzoover en zoolang zulks noodig is bevordere de Gemeente den bouw van woningen voor arbeiders en kleine middenstanders, speciaal ook in 't belang der groote gezinnen, door ruime subsidieering en steun- - verleening aan vereenigingen voor volkshuisvesting en desnoods door zelf te bouwen. 23. Centrale verwarming met warmwatervoorziening en bad- en waschgelegenheden voor geheele bouwblokken verdienen aanbeveling. 24. De Gemeente ga slechts dan tot woningbouw over wanneer en voorzoover de eigen werkdadigheid der burgers niet toereikend blijkt om in den woningnood te voorzien. 25. In Gemeenten, die daarvoor in aanmerking komen, worde bij den woningbouw het aanleggen van zoogenaamde tuindorpen bevorderd. 26. Voor onbewoonbaarverklaring, ontruiming, sluiting en afbraak van voor de gezondheid of zedelijkheid schadelijke woningen worde krachtig gezorgd. 27. Aan elk nieuw gebouw worde de eisch gesteld, dat het op zichzelf aan matige eischen van welstand voldoe en zich zoodanig aanpasse aan de bestaande omgeving, dat het daarmede een architectonisch geheel vormt. Bevorderd worde dat bedoelde gebouwen aan de eischen der schoonheid voldoen. 28. Voor voldoende verfraaiing, door het aanleggen en onderhouden van parken en wandelwegen, worde gezorgd. 29. Vlottere goedkeuring van particuliere bouwplannen is dringend gewenscht. C. Verkeer, Handel en Nijverheid. 30. Een geordend verkeer binnen, naar en door de Gemeente worde bevorderd door: a. het oprichten en instandhouden van goede doorgangs- en verbindingswegen en evenzoo door, waar wenschelijk en mogelijk, te zorgen voor waterwegen en kadenen havenaanleg in verbinding met de spoorlijnen. b. door het oprichten en instandhouden van voldoende verkeersmiddelen, het bevorderen van goede verbindingen naar en uit de Gemeente, het exploiteeren van tramwegen binnen de Gemeente en, waar noodig, subsidiëeren van spoor- en tramwegen. 31. Zoo noodig worde steun verleend aan bureaux voor handelsinlichtingen, met medezeggingschap der betrokken vakorganisaties. D. Bestrijding der Werkloosheid. 32. De arbeidsbemiddeling dervakvereenigingen worde bevorderd door toezicht en subsidiën. Zoolang het particulier initiatief ontoereikend mocht zijn, neme de Gemeente zelf de arbeidsbemiddeling ter hand, zooveel mogelijk in samenwerking met de vakvereenigingen. Naarmate het particulier initiatief der vakvereenigingen tot ontwikkeling komt, onttrekke de Gemeente zich aan haar bemoeiingen met de arbeidsbemiddeling. 33. Wanneer werkloosheid in zekeren omvang pleegt voor te komen, worde een commissie ingesteld voor werkverschaffing, bestaande uit vertegenwoordigers der belanghebbende vakvereenigingen. Deze commissie worde o. m. de taak opgedragen de in de Gemeente voorkomende werkzaamheden zoodanig over een geheel Jaar te verdeden, dat ophooping van werk in het eene deel des jaars en tekort aan werkgelegenheid in een ander deel des jaars voorkomen wordt; voorts zal zij de werkgelegenheid in de Gemeente zooveel mogelijk bevorderen en regelen. Zij hoede er zich voor, aan het scheppen van werkgelegenheid en haar geheelen arbeid het karakter van armenzorg te geven. Daarom zal zij ernstig hebben toe te zien, dat bij de werkverschaffing de in de collectieve arbeidsovereenkomsten geldende arbeidsvoorwaarden onverzwakt blijven gehandhaafd. 34. De werkloosheidskassen der vakvereenigingen worden gesubsidieerd overeenkomstig de wettelijke bepalingen. B. Armenzorg. 35. De particuliere armenzorg zij hoofdzaak, de gemeentelijke armenzorg aanvulling. 36. De armenzorg zij zoodanig, dat de zedelijke en maatschappelijke verheffing hoofddoel vorme en elk vernederend karakter aan haar vreemd blijve. 37. In huizen voor oude mannen en vrouwen worde een zelfstandige afdeeling voor gehuwde paren ingericht. Echtgenooten worden niet van elkaar gescheiden. 38. In weeshuizen en huizen voor oude lieden verpleegden dragen geen opvallende gestichtskleeding. 39. Waar zulks noodig is ter bestrijding van woeker worden gemeentelijke Banken van Leening opgericht. § 4. DE GEMEENTE EN HAAR PERSONEEL EN DE STANDEN. A. De verhouding der gemeente tot haar personeel. I. Rechtspositie, 1. Voor zoover zulks niet bij de wet is geschied of aan anderen is opgedragen, worden bij verordening vastgesteld de voorwaarden, waaronder en de wijze waarop allen, die in dienst der Gemeente zijn, worden aangesteld, bezoldigd en bevorderd, welke hunne rechten en verplichtingen zijn, welke gevolgen zijn verbonden aan hunne tijdelijke buitendienststelling, hunne pensionneering, de straffen en wijze van bestraffing, hunne schorsing, de wijze van beëindiging hunner dienstbetrekking, het geven van ongevraagd ontslag, alsmede het recht tot het inbrengen van bezwaren tegen opgelegde straffen en over vermeend geschonden recht of belangen, en de wijze, waarop over deze bezwaren wordt beslist. 2. De rechtspersoonlijkheid bezittende vereenigingen, uitsluitend bestaande uit personeel der Gemeente, alsmede de plaatselijke afdeelingen van rechtspersoonlijkheid bezittende landelijke vereenigingen van personeel in dienst van de Gemeente, worden ten volle erkend. In de regeling van de arbeidsvoorwaarden worde de bepaling opgenomen, dat vaststelling, wijzi- ging of toepassing dier voorwaarden niet plaats heeft, dan nadat vooraf schriftelijk het oordeel der betreffende vakvereeniging is gevraagd en deze, na verloop van voldoenden tijd voor voorbereiding en bespreking in eigen kring, de gelegenheid is gegeven tot verder overleg. 3. Hoewel de Gemeente als werkgeefster meer vastheid en zekerheid en arbeidsgelegenheid biedt en beter voorziet in leniging der ouderdomszorgen, zij dit nimmer een reden om den gemeente-werkman of -ambtenaar minder loon of meer arbeidstijd te geven dan in dienst der particulieren geldt. 4. De ambtenaar en arbeider hebben recht op premievrij eigen-, weduween weezenpensioen. 5. Op het gebied van arbeidsvoorwaarden, niet het minst wat de indeeling van den arbeid en de eischen der hygiëne betreft, doch ook in de gezagsverhoudingen, werke de Gemeente opvoedend, dat is ten voorbeeld der vrije gemeenschap. 6. Voor klachten, den persoon van den ambtenaar of den arbeider betreffend, sta persoonlijk beroep op zijn chef en hoofd van tak van dienst open. Voor klachten, dienst en arbeidsvoorwaarden betreffende, zij de vakvereeniging pleitbezorgster. 7. Het z.g. georganiseerd overleg worde verbeterd en uitgebreid. 8. De erkenning van en het overleg met de vakvereenigingen geschiede bij voorkeur, zoo mogelijk uitsluitend, met de landelijke vakvereeniging. De aanwijzing der vertegenwoordigers geschiede door de vakvereeniging zonder eenige beperking. II. Loonen en salarissen. 9. Bij de loonspolitiek der Gemeente worde steeds het algemeen welzijn voor oogen gehouden en worde nóch het personeel der Gemeente op kosten der gemeenschap, nóch de belastingbetalers ten koste van dat personeel bevoorrecht. De Gemeente zij voor haar personeel een model-patroon, door over het algemeen aan haar personeel zooveel loon uit te keeren dat het nimmer 'onder den vergelijkenden loonstandaard der vrije maatschappij blijft. 10. De Gemeente geve aan haar personeel een volledig rechtvaardig loon, waarbij voortdurend rekening worde gehouden met bestaande toestanden en prijzen der levensmiddelen en met de zorg voor het groote gezin. 11. Als eenige onmiddellijke maatstaf voor de vaststelling van het minimumloon voor het personeel der Gemeente worde genomen de waarde van den door het personeel geleverden arbeid. Deze waarde worde bepaald volgens de algemeene schatting, steunende op de hoedanigheid en de hoeveelheid van den arbeid. Voor een gewone arbeidskracht worde deze waarde nimmer gesteld op een lager bedrag dan hetgeen noodig is voor het personeel om een familie met gemiddeld aantal kinderen behoorlijk te onderhouden. 12. Het loon van het personeel der Gemeente worde niet vastgesteld in vage formulen, doch in omlijnde bepalingen, met vermelding der tarieven, wijze van uitbetaling, eventueele periodieke verhoogingen, enz. III. Arbeidsduur. 13. De arbeidsduur van het personeel der Gemeente worde zoodanig geregeld, dat daardoor bij dat personeel niet worden geschaad de lichamelijke en geestelijke welstand, noch het gezinsleven, nóch het godsdienstig en zedelijk leven, noch de vreugde in den arbeid. Opdat deze belangen niet worden geschaad, worden bij de vaststelling der arbeidsvoorwaarden voorschriften gegeven aangaande den maximum arbeidsduur in den zin van den acht-urigen werkdag en de 45-urige werkweek, worde het werken door gemeentepersoneel ten behoeve van particulieren verboden, de nachtarbeid en het overwerk tot de hoogst noodige gevallen beperkt, zooveel mogelijk de Zondagsrust bevorderd, waar geen onoverkomelijke bezwaren daartegen bestaan de vrije Zaterdagmiddag ingevoerd en een jaarlijksch verlof verleend met behoud van loon, al dan niet vermeerderd met een" buitengewone toelage. *) B. De verhouding der Gemeente tot de organisatie. 14. De vereenigingen, welke trachten mede te werken aan de totstandkoming eener standvastige overeenstemming tusschen de belangen, rechten en plichten der verschillende standen, overeenkomstig het organische karakter der maatschappelijke samenleving en de leerstellingen van de christelijke maatschappijleer worden tenvolle erkend. 15. Bij alle voorkomende gelegenheden worde voeling gehouden en overleg gepleegd met de organisaties der verschillende standen. 16. Door tegenover de organisaties harer eigen ambtenaren en werklieden een ruim en maatschappelijk standpunt in te nemen, geve de Gemeente aan de particuliere werkgevers het voorbeeld van de houding, welke deze tegenover de. vakvereenigingen hunner arbeiders hebben aan te nemen. C. De verhouding der Gemeente tot de standen. L DE VERHOUDING TOT DEN ARBEIDERSSTAND. a. De verhouding tot de arbeiders, die rechtstreeks in dienst der Gemeente zijn. Te dezen aanzien zij verwezen naar *) Als bijlage wordt bijgevoegd een opsomming van punten, welke bij het opstellen van een arbeidsreglement voor het gemeentepersoneel in acht zijn te nemen. hétgcen sub A is gezegd over de verïiöuding der Gemeente tot haar personeel. b. De verhouding tot de arbeiders, die niet rechtstreeks in dienst der Gemeente zijn. 17. Ten gunste der arbeiders, die in dienst zijn van aannemers en concessionarissen van werken en diensten ten behoeve der Gemeente, worden even gunstige en billijke arbeidsvoorwaarden bedongen als de Gemeente zelve verplicht is toe te kennen. aan de arbeiders, die rechtstreeks van haar afhankelijk zijn. 18. Zooveel mogelijk worden in de bestekken der Gemeente de voorwaarden overgenomen, welke zijn neergelegd in de collectieve arbeidsovereenkomst der verschillende bedrijven. 19. Voor zooverre de arbeidersorgani¬ saties daartoe nog niet voldoende krachtig blijken te zijn, worde zorg gedragen voor een degelijk en daadwerkelijk toezicht op de naleving der door haar bedongen bepalingen. c. De verhouding tot de overige arbeiders. 20. In het algemeen worde bij alle door de Gemeente in het algemeen belang der bevolking te nemen maat- I regelen en voorzieningen bijzonder de plichten in het oog gehouden, welke zij heeft tegenover den arbeidersstand, zoolang deze de meeste sociale hulp noodig heeft. 21. De so ciale wetgeving vari den Staat worde stipt uitgevoerd, ook waar de medewerking der Gemeente bij deze uitvoering niet wordt gevraagd. Deze wetgeving worde zoo veel mogelijk aangepast aan de plaatselijke toestanden en omstandigheden en, waar zulks mogelijk is, uitgebreid en uitgewerkt door nadere aanvullende bepalingen. 22. Zedelijke en, waar zulks noodig is, geldelijke steun worden ruimschoots verleend aan die instellingen, welke strekken tot bescherming en verheffing der arbeidende klasse, voor zoover die instellingen niet van. anti-maatschappelijke strekking zijn. 23. Ieder ernstig streven naar godsdienstige, zedelijke en verstandelijke verheffing van den arbeidersstand en naar vermeerdering van vakkennis van dien stand worde gesteund. 24. Voor zooverre zulks niet van Staatswege mocht zijn geschied, worde nachtarbeid verboden in die bedrijven, waarin die arbeid noch voor het bedrijf zelve nóch voor het algemeen belang noodig is. Door zulk een verbod worde de concurrentieverhouding tusschen de bestaande bedrijven zoo weinig mogelijk ontwricht. 25. Invloed worde geoefend op een gunstige oplossing van het algemeen loonvraagstuk, middellijk door de erkenning der vakorganisatie in het algemeen en door bevordering der totstandkoming van collectieve ar- beidscontracten in het bijzonder en rechtstreeks door aan het personeel der Gemeente goede loonen uit te keeren en door, bij het aanbesteden van openbare werken of het verleenen van concessies, voor de arbeiders gunstige loonbepalingen te bedingen. 26. Op iedere doeltreffende wijze worde steun verleend aan bijzondere ondernemingen, die op goede voorwaarden aan de arbeiders geschikte woningen beoogen te verschaffen. Indien steun van het particulier initiatief niet toereikend is voor de oplossing van het plaatselijk arbeiderswoningen-vraagstuk, voorzie de Gemeente zelve rechtstreeks in den bouw van geschikte arbeiderswoningen. II. DE VERHOUDING TOT DEN MIDDENSTAND. 27. Bij alle van harentwege in 't gemeene welzijn der bevolking te treffen voorzieningen, zij de Gemeente bedacht op het krachtig maken en krachtig houden van den middenstand. 28. Bij de uitoefening van gemeentelijke bedrijven en diensten worde vermeden aan den middenstand onnoodig schade toe te brengen. 29. Door gemeentelijke electriciteits-, gas- en eventueel andere noodig geachte bedrijven, worde ten behoeve der klein-nijverheid, drijfkracht beschikbaar gesteld tegen lagen prijs. 30. Krachtige steun worde verleend aan iedere ernstige poging van belanghebbenden, om de kennis van motoren en werktuigmachines onder de klein-nijveren te verbreiden. Voor zoover het particulier initiatief te kort schiet, worden van gemeentewege motoren en machines in huurkoop verstrekt aan de klein-industrie en worden gemeenschappelijke werkplaatsen ingericht, op verzoek van belanghebbenden, zoo dezen onmachtig zijn gebleken, daartoe uit eigen kracht en met steun van de Gemeente te geraken. 31. Het vakonderwijs in al zijn vormen, als handelsscholen, handels-, boekhoud- en vakcursussen, ambachtsscholen, industrie- em kunstnijverheidsscholen, teekenscholen, patroonsleergangen, werkplaatsopleiding en dergelijke worde bevorderd door steun te verleenen aan het particulier initiatief en — waar dit te kort schiet — door rechtstreeksche bemoeiing. 32. Geldelijke bijdragen worden verleend in de kosten van op- en inrichting van vak- en nijverheidstentoonstellingen, alsmede tot vermeerdering der kennis eener commercieele en economische organisatie van het klein-bedrijf. 33. Aan nijverheid en kleinhandel worde in moeilijke tijden hulp verleend door het benoemen van commissies, waarin zitting hebben vertegenwoordigers van het klein-bedrijf en van credietorganisaties. 34» Zooveel mogelijk worde de oneer- lijke mededinging in al haar vormen geweerd. 35. Binnen de grenzen der betreffende Rijkswetten, worde door deGemeente de verplichte winkelsluiting op werkdagen geregeld in overleg met de betrokken vakorganisaties van den middenstand. (Voor winkelsluiting op Zondag, zie § 2 no. 17. 36. Het plaatselijk marktwezen worde zoodanig geregeld, dat daarbij de belastingbetalende middenstand zoo weinig mogelijk schade lijde van de mededinging der vreemde marktkramers. Waar en voor zoover mogelijk worden afdoende maatregelen genomen tegen die straatventers, welke onbillijke of oneerlijke mededinging aandoen, alsmede tegen de zoogenaamde vliegende winkels, tegen schijn-uitverkoopen en tegen vervalsching van levensmiddelen en handelswaren. 37. De aanbestedingen worden, waar mogelijk, gesplitst naar de verschillende daarbij betrokken vakken; gelijksoortige werken en leveringen van grooteren omvang, welke daarvoor in aanmerking komen, worden aanbesteed in kleinere perceelen, respectievelijk partijen, of worden voor een evenredig deel opgedragen aan vereenigingen van kleine ondernemers, die de uitvoering ervan onderling verdeelen. 38. Bij de toewijzing van aanbestede werken en leveringen ten behoeve der Gemeente, worde niet uitsluitend en niet allereerst gelet op „lage" inschrijvingen, doch worde — op den grondslag eener deskundige en gezonde prijsberekening — vóór alles acht gegeven op de vakkunde en vertrouwbaarheid der inschrijvers. 39. De gemeentelijke aanbestedingen worden zoodanig geregeld, dat aan inwonende patroons zooveel mogelijk de voorkeur wordt gegeven. 40. Ten aanzien van leveringen aan de Gemeente of aan gemeentelijke instellingen, zij bevoorrechting van bepaalde personen buitengesloten; de leveringen behooren in 't openbaar te worden aanbesteed of tegen redelijken prijs om beurten aan de gegadigden te worden toegewezen. Hl. DE GEMEENTE EN DE BOERENSTAND. 41. Door eene krachtige uitvoering der Landarbeiderswet worde het klein grondbezit zooveel mogelijk bevorderd. 42. De belangen van den land- en tuinbouw worden bevorderd door een oordeelkundige verzameling van alle voor meststof in aanmerking komende huisafvallen en door beschikbaarstelling dezer meststoffen tegen matige prijzen aan den landen tuinbouw, waar mogelijk, door bemiddeling der betrokken vereenigingen. 43. Zedelijke en geldelijke steun worden verleend aan ieder doeltreffend pogen tot verspreiding en vermeerde- ring van land- en tuinbouwonderwijs, van veeteelt- en zuivelkennis. 44. De geitenfokkerij door de kleine luiden, de verbetering van paarden-, runderen- en varkensras en dergelijke, worden bevorderd, zooveel mogelijk in overleg met de betrokken vereenigingen. 45. Met gepaste middelen worde een goede regeling van het credietwezen voor den land- en tuinbouw gesteund en bevorderd. 46. Met alle doeltreffende middelen worden de maatregelen begunstigd, welke door het particulier initiatief worden genomen om de toestanden ten plattelande te verbeteren, in het bijzonder op het gebied van ziekenverpleging. 47. Ontginning en afwatering worden krachtig gesteund of, zoo noodig, zelf ter hand genomen. 48. Indien de Gemeente gemeentelijke eigendommen in pacht geeft, worden behoorlijke voorwaarden gesteld betreffende pachtsom, pachttijd en opzegging. IV. DE GEMEENTE EN DE GROOT-INDUSTRIE. 49. De groot-industrie worde bevorderd door aanwijzing en gereedmaking van geschikt industrieterrein en door het steunen en bevorderen van industriescholen. § 5. ADMINISTRATIE, BELASTINGEN EN BEDRIJVEN. A. Administratie. 1. De administratie der Gemeente worde zoodanig ingericht, dat zij een overzichtelijk en duidelijk inzicht geeft in de ontvangsten en de uitgaven, de bestemming der gelden uit „gewoon" en „buitengewoon" geput en het totaal der bedragen, voor economische, maatschappelijke en hygiënische doeleinden besteed. De instelling van een afdeeling of een bureau, tot taak hebbende de inkomsten en uitgaven der Gemeente en de andere administratieve gegevens statistisch te verwerken, is daarom gewenscht. 2. Op een scherpe scheiding tusschen de uitgaven, gedaan in het belang van het Rijk en die, welke in het belang der Gemeente geschieden, worde de administratie der Gemeente ingericht. 3. Gestreefd worde naar een betere regeling van de geldelijke verhouding tusschen Rijk en Gemeente. Deze nadere regeling mag echter de zelfstandigheid der Gemeente niet aantasten. 4. Naast de door de Gemeentewet voorgeschreven administratie der gemeentelijke geldmiddelen worde ingevoerd een bedrijfsboekhouding, welke een zuiver beeld geeft van de exploitatie en de resultaten van de bedrijven, welke door de Ge- mcente in het belang der gemeenschap worden beheerd. 5. Een bedrijfsboekhouding make invoering van winstaandeelen voor ambtenaren en werklieden mogelijk. 6. Een volledige en nauwkeurige administratie van het grondbedrijf en van in eigen beheer gebouwde en geëxploiteerd wordende woningen worde ingericht. 7. Met inachtneming van hetgeen verstandig beleid en voorzichtigheid gebieden worde ook bij de administratie der gemeentebedrijven openbaarheid zooveel mogelijk betracht. 8. Een nauwkeurige en overzichtelijk gehouden administatie, aangevuld met nauwkeurig en wetenschappelijk verwerkte statistische gegevens, zoowel van de zuivere gemeenteadministratie als van de gemeentebedrijven, stelle de gemeentelijke overheid in staat haar sociale taak èn als wetgever èn als werkgever naar behooren te vervullen. 9. Een volledige en vruchtbare samenwerking tusschen de verschillende diensttakken der Gemeente worde door een doelmatige administratie in de hand gewerkt. B. Bedrijven. 10. Bedrijven worden -door de Gemeente tijdelijk of blijvend uitgeoefend, indien het particulier initiatief te kort schiet en het algemeen welzijn zulks noodzakelijk maakt. Voor gemeentelijke exploitatie komen in aanmerking: waterleiding, gasfabrieken, electrische centrales, telefoon, havens, dokken, tram, bad- en zweminrichtingen en dergelijke. 11. Het maken van winst of het streven om de gemeentebedrijven als verkapte belastingen aan te wenden, worde nooit alleen reden tot het monopoliseeren van een bedrijf. 12. De exploitatie der bedrijven door de Gemeente geschiede steeds zoo economisch mogelijk. 13. Winst om wille van de winst zij bij ten bate der ingezetenen geëxploiteerde bedrijven uitgesloten. 14. Zooveel mogelijk worde bij de vaststelling der tarieven rekening gehouden met de draagkracht der verbruikers. 15. Het minimum-tarief worde echter niet lager gesteld dan de kostprijs. 16. Waar de Gemeente zich onthoudt van het in eigen beheer exploiteeren van diensten van openbaar nut, worde er bij het verleenen van concessies voor goede arbeidsvoorwaarden gezorgd en er tegen gewaakt dat buitensporig hooge winsten kunnen worden gemaakt door de aandeelhouders ten nadeele van de inwoners der Gemeente. 17. Bij de exploitatie van gemeentelijke bedrijven worde zooveel mogelijk vermeden den middenstand schade toe te brengen. C. Belastingheffing. 18. Een gezonde belastingpolitiek vordert, dat als regel de gewone uitgaven uit de gewone ontvangsten worden bestreden. 19. Hoewel eenige vastheid inhethefflngspercentage der plaatselijke directe belastingen gewenscht kan zijn, zal toch als regel moeten gelden, dat de opbrengst dezer belastingen de sluitpost moet zijn van de gemeentebegrooting en dus niet meer mag bedragen, dan noodig is om het totaal der inkomsten gelijk te maken aan het totaal der uitgaven. 20. De belastingen der Gemeente worden zóó geregeld, dat rekening gehouden wordt met de draagkracht der burgers. Daarbij worde ernstig rekening gehouden met het aantal leden, welke in het gezin worden verzorgd. 21. Bij de bepaling van het bedrag voor noodzakelijk levensonderhoud worde rekening gehouden met de samenstelling van het gezin. 22. Voor een zuivere toepassing van het beginsel „belasting naar draagkracht" worde op ruime schaal progressie toegepast. 23. Een matige heffing naar het inkomen, waarbij er naar gestreefd wordt, dat zooveel mogelijk allen bijdragen in de algemeene lasten, houde bij alle burgers het besef levendig, dat zij allen leden zijn eener maatschappij, die hun de voordeden verschaft, waarop zij recht hebben, omdat zij naar ver- mogen het hunne hebben bijgedragen. 24. Inkomen uit kapitaal worde zwaarder getroffen dan inkomen uit arbeid. 25. Waar de taak der Gemeente, vooral op maatschappelijk terrein, zich voortdurend uitbreidt, worde gestreefd naar verruiming van het belastinggebied der Gemeente. 26. Alleen voor die uitgaven, welke over een langer tijdsverloop kunnen worden verdéeld in verband met de werken, die er voor tot stand worden gebracht, worden geldleeningen aangegaan. 27. Voor zoover het Rijk niet voorziet in de dekking van het tekort, dat ontstaan is in de oorlogsjaren door de buitengewone stijging van vele gewone uitgaven en het derven of sterk dalen van onderscheidene gewone inkomsten tengevolge van den bijzonderen toestand, zal daarvoor dekking door geldleening noodzakelijk zijn. Deze geldleeningen moeten echter op zoo kort mogelijken termijn worden gesloten. Aldus vastgesteld 27 Augustus 1919. De Commissie: hr. Mr. E. B. F.F.Wittert van Hoogland, Voorzitter. G. P. Bon, Secretaris. Prof. }. D. J. Aengenent. Dr. van Beurden. Mr. J. B. Bomans. Mej. M. Bonnike. Mevrouw Bronsveld-Vitringa. A. C. de Bruyn. P. L. H. Cremers. Dr. L. Deckers. W. Fransen Jzn. Mr. A. M. de Groot. P. J. J. Haazevoet. J. H. Heemskerk. Mr. J. N. J. E. Heerkens Thijssen. Mr. F. I. J. Janssen. Mr. P. J. M. Kallen. Mr. van Oppen. L. H. van Rooijen. P. J. Rutten. A. van Rijen. Mr. J. R. H. van Schaik. H. C. Silvius. C. J. G. Struycken. H. Stulemeyer. Prof. G. }. van Swaay. Mr. A. Tepe. )os. van Wel. C. D. Wesseling. BIJLAGE. *) OPGAVE der punten, welke in een Arbeidsreglement voor het gemeentepersoneel dienen te worden geregeld en vastgesteld i 1. Omschrijving op wien het reglement van toepassing is, met zoo weinig mogelijk uitzonderingen. 2. Duidelijke omschrijving van de wijze waarop de aanstelling wordt verleend. 3. De aanstellingen worden verleend door Burgemeester en Wethouders. 4. Na 52 weken dienst volgt eene vaste aanstelling. 5. Onderscheiding van de ambtenaren en werklieden in vaste en voorloopig aangestelde en losse, zoomede jeugdige personen. 6. De aanstelling moet vermelden: naam, woonplaats, functie, Icon met bijschrijving van de daarin gebrachte wijzigingen en of de betrokkene aangewezen is voor gewonen, dag-, nacht- of Zondagsdienst. 7. Het geneeskundig onderzoek ge- *) Uitsluitend bedoeld als leiddraad. De Commissie houdt niet voor alle omstandigheden vast aan de in deze bijlage opgenomen getallen. schiedt vóór de voorloopige aanstelling wordt uitgereikt. 8. De jeugdige ambtenaar of werkman ontvangt op 21-jarigen leeftijd een vaste aanstelling. 9. Tijdelijk jeugdig personeel mag niet langer dan 6 maanden in dienst worden gehouden. 10. Het jeugdig personeel worde ververplicht herhalingsonderwijs of vakonderwijs te volgen. 11. Los personeel wordt alleen in dienst genomen voor een bepaalden tijd en als niet voortdurend behoeite bestaat aan den aan dat personeel op te dragen arbeid. 12. Bepalingen omtrent minimum en maximum loon. 13. Overwerk wordt betaald met 25 pet. nacht- en Zaterdagmiddag-arbeid met 50 pet. arbeid op Zon- en Feestdagen met 100 pet. extra-loon. 14. De werkweek heeft 45 uren met vrijen Zaterdagmiddag. 15. In continubedrijven wordt gearbeid in 4-ploegendienst. Voor bedrijven met zwaren arbeid geldt de 6-urendag of -nacht. 16. Ziekengeld wordt uitgekeerd tot het bedrag van het volle loon, ingaande den eersten dag der ziekte. Regeling van den duur der ziekteuitkeering. 17. Het personeel heeft vrije geneeskundige hulp en medicijnen met vrije artsenkeuze. De kosten van ziekenhuis- en sanatorium-verpleging worden door de Gemeente gedragen. 18. Is de ziekte een gevolg van een ongeval, dan wordt de wettelijke uitkeering aan de Gemeente terugbetaald. 19. Bij overlijden van een ambtenaar of werkman worde aan de weduwe of, bij hare ontstentenis, aan de kinderen 13 weken loon uitgekeerd. Was de overledene in het genot van vrije woning dan worde aan de weduwe nog eenigen tijd bewoning toegelaten. 20. Regelingen omtrent het verstrekken van wachtgeld, dat gedurende het le jaar 100 pCt. van het loon moet bedragen. 21. Niet minder dan 2 weken vacantie wordt per jaar verleend met een vast bedrag als toeslag, dat niet minder mag zijn dan de helft van het loon gedurende den vacantietijd. 22. Verlof wordt verleend voor het bekleeden van openbare functies, het uitoefenen van het kiesrecht en het uitoefenen van vereenigingsplichten van hoofdbestuurders en officieele afgevaardigden ; terwijl de tijdsduur van het verlof wegens familieomstandigheden in ieder geval naar billijkheid worde beoordeeld. 23. Straffen mogen niet worden gegeven in den vorm van inhouding van of korting op het loon. 24. De gestrafte kan zich beroepen op een scheidsgerecht met bindende uitspraak, en kan zich door een verdediger laten bijstaan. 25. De voorwaardelijke strafoplegging worde mede in het reglement vastgesteld. 26. Vaststelling en wijziging der arbeidsvoorwaarden heeft niet plaats dan nadat de daarvoor in aanmerking komende organisaties van gemeentepersoneel zijn gehoord. 27. Ingesteld worde een centrale commissie van overleg om B. en W. voor te lichten betreffende arbeidsen dienstvoorwaarden in het algemeen van werklieden en jeugdige personen en toepassing van het arbeidsreglement. Deze centrale commissie bestaat uit een door B. en W. benoemden voorzitter en als leden uit: a. de hoofden van takken van dienst; 6. vertegenwoordigers der vereenigingen van het personeel. 28. In grootere Gemeenten met verschillende diensttakken en een uitgebreid personeel worde voor eiken diensttak afzonderlijk een dienstcommissie samengesteld uit vertegenwoordigers der organisaties. Deze dienstcommissie vergadert onder voorzitterschap van het hoofd van den betrokken tak van dienst.