1142 mededèelingen van de dr d. bos-stichting (SOCIAAL-PAEDAGOGISCH INSTITUUT) No, 3 EEN PSYCHOLOGISCHE ANALYSE VAN DE TELEFONISTE DOOR D* H. J. F. W- BRUGMANS EN }. L. PRAK C 94 A. WOLTERS - GRONINGEN, DEN HAAG, 1921 MEDEDEELINGEN VAN DE DR D. BOS-STICHTING (SOCIAAL-PAEDAGOGISCH INSTITUUT) No. 3 EEN PSYCHOLOGISCHE ANALYSE VAN DE TELEFONISTE DOOR DR H. J. F. W. BRUGMANS EN J. L. PRAK BIJ J. B. WOLTERS' U. M. - GRONINGEN, DEN HAAG, 1921 DOEKDRUKKERIJ VAN J. B. WOLTERS. INHOUDSOPGAVE. Pag. Het Telefoonsysteem 6 De taak der telefoniste 8 De mentale analyse en het plan van onderzoek 10 De „tests" en experimenten 12—25 I. De Opmerkzaamheid . 12 A. De Bourdontest 12 B. Verzwaarde Bourdontest 14 C. De Tachistoscoop 14 D. De Teleometer 15 E. Selectietest 15 F. Test der wisselende concentratie ....... 15 II. Het Geheugen 16 III. Het Sorteeren 17 IV. Reactietijden 17 V. Verschil in de functie van rechter- en linkerhand. . 21 VI. Gemiddelde variaties 22 VII. De Handvastheid 22 VIII. Het Psychisch Tempo 24 IX. Lengte en reikwijdte .25 X. Het Gehoor 25 De resultaten van onze proefreeks • \ • • 2^ De vergelijking met het bedrijfsoordeel 30 Vergelijking met vroegere onderzoekingen 36 Slotbeschouwingen 38 Tabellen 27—29 Toen ongeveer midden December van het vorig jaar de heer P. Ie Grand, Inspecteur der Posterijen en Telegrafie, tot ons kwam met het voorstel het bedrijf der locaal-telefonie te Groningen psychotechnisch te onderzoeken, deden verschillende overwegingen ons hierop met graagte ingaan. Ten eerste kwam hier een stem uit de praktijk, die zoowel de sociale nuttigheid van den te verrichten arbeid waarborgde, als de noodzakelijke medewerking en steun van uit het bedrijf verzekerde, twee gunstige condities, waarop de psycholoog niet immer rekenen kan, wanneer hij zelf zijn object van onderzoek kiest en inlichtingen, toegang en proefpersonen moet vragen. Vervolgens is het beroep van locaal-telefoniste zeer gespecialiseerd, de werkzaamheden zijn voor een groot deel voor mechaniseering vatbaar, hetgeen voor de betrokken beambten minder amusant kan zijn, maar den psychotechnicus onschatbare voordeden oplevert. Hoe veelzijdiger en rijker een beroep is, des te moeilijker is het te analyseeren, des te gecompliceerder wordt de proefreeks en des te onzekerder het resultaat. Het beroep van boekhouder zal de psychotechniek vermoedelijk geen onoverkomelijke hinderpalen in den weg leggen, maar een boekhouder, die tevens als verkooper optreedt en bij tijd en wijle den patroon in gewichtige aangelegenheden kan vervangen, moet over veel meer qualiteiten beschikken dan men op. een laboratorium in één of twee uur kan nagaan. De geschiktheid voor de z.g. hoogere beroepen als die van den medicus, leeraar, industrieel enz. zal binnen afzienbare tijden slechts partieel kunnen worden onderzocht. Tenslotte was de wetenschap dat Hugo Münsterberg, de vader der psychotechniek, reeds 40 jaren geleden een dergelijk onderzoek voor de Bell Telephone Company met haar 16000 telefonisten tot een goed einde bracht, een spoorslag om ons geluk ook eens in die richting te beproeven. We kregen dus toegang tot de telefooncentrale en verwierven onder leiding van verschillende deskundigen al spoedig het noodige inzicht in het bedrijf. Het zij ons vergund hier nogmaals onzen dank te betuigen aan de heeren le Grand, van Lienden, directeur van het Telegraafkantoor te Groningen, Zijlstra, hoofdcommies der Telegrafie, en aan de dames Lameyer, cheftelefoniste en Pluister,, toezichthoudster, voor hun even welwillende als duidelijke inlichtingen. Het Telefoonsysteem. De Groningsche locaal-telefooncentrale beschikt over een inrichting van Zweedsche origine (Centraal-batterijsysteem van de firma A. B. L. M. Ericsson & Co. te Stockholm). Het is een systeem voor handbediening, in tegenstelling met de half- en vol-automatische stelsels, die in het buitenland meer en meer ingang vinden. De telefoniste zit voor een smalle tafel, waarachter, binnen reikafstand, een verticale wand verrijst; in een positie zoo ongeveer als wanneer men bij een aanrecht, tegen den muur geplaatst, met het gezicht naar dien muur gaat zitten. In dien verticalen wand zitten 2900 gaten (klinken), het z.g. multipleveld (fig. Ia). Die 2900 klinken (voor ieder abonné één gat) zijn verdeeld in groepen van 100, waarvan er zeven op een horizontale rij liggen. De honderdtallen staan er voor. Met het oog op eventueele uitbreiding van het net bevat het multipleveld van deze centrale reeds bij voorbaat 4000 gaten, de maximale capaciteit. Onder dit multipleveld ligt, nog in den verticalen wand, het locaalveld der opschellampen (fig. Ib), 600 per tafel. Dit beteekent dat 600 abonné's zich door middel van één multipleveld met alle andere abonné's kunnen laten verbinden 1). Onder elk opschellampje zit een gat. Tegelijkertijd met het opschellampje brandt ook de grootere waarschuwingslamp (fig. I c). Wanneer een abonné Fig. I. a multipleveld. b. het locaalveld der opschellampjes, waaronder telkens een klink. c. waarschuwingslampen, d. de stoppen (uiteinden der verbindingskoorden), f. afschellampen en controlelampen, f. de sleutels. een verbinding wenscht wordt een uiteinde van een omwonden geleidingsdraad (koord) gestopt in het gat onder 1) De 2900 abonné's worden vertegenwoordigd door 2900 opschellampen. Daar iedere tafel 600 opschellampen heeft, zijn er 5 tafels, hetgeen ïnvolveert 5 multiplevelden. Het multipleveld keert dus in deze centrale vijf keer terug. het opschellampje, terwijl het andere uiteinde gestoken wordt in de klink van het multipleveld, die correspondeert met het gevraagde nummer. In het horizontale vlak, op de tafel zelf dus, vindt men het verst van zich af 51 koorden, of juister de 102 uiteinden (stoppen) dier 51 koorden, die men boven het tafeloppervlak kan trekken (fig. Id en fig. II). Dan krijgen we 51 paren van afschellampjes en 51 contrölelampjes (fig. Ie). Tenslotte bevinden zich geheel aan de voorzijde van de tafel 51 sleutels of handels. De taak der telefoniste. Het werk der telefoniste is nu het volgende. Wanneer een abonné zijn toestel van den haak neemt gaat er een lichtje aan in het locaalveld (fig. Ib), waar het nummer van dien oproeper zich bevindt. Tevens gloeit de groote waarschuwingslamp (fig. Ic). De telefoniste pakt nu een stop en steekt dien in de klink onder het opschellampje, dat daardoor gedoofd wordt. Dan haalt ze een sleutel naar zich toe (zet dien in den z.g. spreekstand), vraagt welk nummer gewenscht wordt, en herhaalt het genoemde getal ter controle. Zij neemt nu de andere verbindingsstop van hetzelfde koord en „test" het gevraagde nummer in het multipleveld, d.w.z. zij raakt met de koperen punt van de stop het randje van de klink aan. Dit testen is noodzakelijk omdat er 5 tafels zijn, zoodat het opgeroepen nummer reeds door middel van een der 4 andere multiplevelden in gesprek kan zijn. Is dit het geval, dan hoort de telefoniste een bepaald geluid wanneer zij test en zegt tot den aanvrager ,,in gesprek". De 5 multiplevelden mogen natuurlijk niet onafhankelijk van elkaar functionneeren en de werkzaamheid van het testen moet nu voorkomen dat het aangevraagde nummer met meer dan één abonné tegelijkertijd in gesprek komt. Is het nummer vrij dan steekt de telefoniste de stop in de klink van het multipleveld (fig. II a) en zet den sleutel in roepstand (fig. Ilb). Dezelfde sleutel nl., die het spreken met den abonné mogelijk maakt, bewerkstelligt ook het opbellen, wanneer men hem naar den anderen kant overhaalt. Zoolang abonné no. 2 zijn toestel nog niet heeft opgenomen, brandt de controlelamp in het horizontale Fig. II. a. stop zetten in het multipleveld. b. sleutel in roepstand brengen. vlak (fig. Ie). Zoo noodig belt de telefoniste nog eens op. Legt een der beide abonné's zijn telefoon neer dan gaat één afschellampje aan. Branden beide afschellampen dan gloeit ook een grootere waarschuwingslamp (fig. Ic) en dan eerst mag de telefoniste haar koord uithalen, de verbinding verbreken derhalve. Door zijn zwaarte valt het koord onder het tafelvlak zoodat alleen de stoppen (uiteinden) er boven blijven (fig. Id). Het proces verloopt dus in het kort als volgt: lampje in het locaalveld, stop in de bijbehoorende klink, sleutel in spreekstand, nummer vragen, verificatie van het nummer, testen,' stop in de klink van het multipleveld, sleutel in roepstand, letten op controlelamp (eventueel opnieuw opbellen), letten op de beide afschellampen, stoppen uithalen. Het werk der telefoniste bestaat dus uit een dozijn psychophysische handelingen, die meestal in dezelfde volgorde moeten worden verricht. Maar volledige mechaniseering is toch niet mogelijk. Interlocale verbindingen worden gevraagd, ook de tijd; en allerlei andere complicaties vloeien voort uit het persoonlijk contact met de abonné's. Op de drukke uren wordt één tafel bediend door drie telefonisten, zoodat er dan in deze centrale vijftien beambten werkzaam zijn. Wat het aantal der verbindingen betreft, kan een telefoniste een 400 per uur tot stand brengen. Dit is echter geen gemiddelde praestatie; deze zal ongeveer de helft zijn. Op minder drukke uren krijgt een telefoniste een geheele' tafel te bedienen of meer. Gedurende den nacht zorgt één mannelijke beambte voor de heele centrale. De telefoniste draagt een hoofdtelefoon met een metalen band bevestigd, gewoonlijk op het linkeroor, en een borstmicrophoon aan een koord om den hals (fig. II). Haar arbeidstijd is beperkt tot 6 uren per dag, verdeeld in 2 X 3 of 4 en 2 uren. De leeftijdsgrenzen voor de candidaat-telefoniste zijn 17 en 21 jaar; zij wordt zoowel aan een medische keuring als aan een examen onderworpen. De mentale analyse en het plan van onderzoek. Al spoedig stond voor ons vast langs welke hoofdlijnen het onderzoek zich zou moeten bewegen, welke functies speciaal bij dit beroep gemoeid zijn. Er zouden proeven gedaan worden betreffende de concentratie en den omvang der opmerkzaamheid, het auditief en visueel geheugen, de snelheid van eenvoudige en meer gecompliceerde reacties, de standvastigheid der praestatie, de vastheid van hand, de vlugheid van armbewegingen over grooten afstand, en tenslotte zou moeten worden gelet op het gehoor en het psychisch tempo. Zoover bracht ons de analyse in gedachten, het waarnemen en overdenken van het bedrijf. Nu kwam het er óp aan deze begripmatige ontleding te toetsen aan de praktijk, onze veronderstellingen te verifieeren door proeven aangaande genoemde functies te nemen op personen, over wie in het bedrijf een oordeel kon worden geveld. De vergelijking van de resultaten dier proeven met de beoordeeling in het bedrijf zou dan de bruikbaarheid der proefreeks bepalen. In concreto verzochten we dus de directie ons een tiental telefonisten beschikbaar te stellen, vijf goede en vijf slechte, ongeveer van denzelfden leeftijd, even lang bij het bedrijf en zooveel mogelijk van dezelfde voorontwikkeling. Hier stieten we reeds dadelijk op moeilijkheden: „er waren geen slechte telefonisten, alle waren goed", over het verschil kon men zich niet met stelligheid uitlaten. Daar deze onthouding van oordeel niet enkel op zakelijke gronden scheen gebaseerd te zijn, drongen we aan en met eenige moeite werd tenslotte een aantal personen gevonden van omstreeks twintig-jarigen leeftijd, van één jaar tot vijf maanden bij het vak en van een ongeveer gelijke schoolontwikkeling, welke de cheftelefoniste toch tenslotte nog volgens de geschiktheid wist te rangschikken. Maar- omdat de beoordeeling dezer beambten slechts aarzelend geschiedde — er konden nog verschuivingen plaats vinden, allen waren goed, de verschillen slechts klein enz. — stemden wij er in toe ook enkele oudere en geroutineerde telefonisten in het onderzoek op te nemen, over wie men zich met beslistheid kon uitspreken. Gedurende enkele weken namen we nu de volgende proeven om de betrokken functies na te gaan en wel op 14 proefpersonen. Het experiment voor een ieder duurde gemiddeld twee en een half uur. Voor iedere proef van de feeks, waarin een proefpersoon boven het gemiddelde uitkomt hebben wij haar 1 punt toegekend. Dit is in het algemeen ons procédé om tenslotte te komen tot een rangschikking der proefpersonen volgens de experimentenreeks. Op deze wijze zouden echter alle proeven even zwaar wegén en we hebben de correlatieberekening niet behoeven af te wachten om in te zien, dat het eene experiment van veel meer gewicht is dan het andere. Bij de proeven die we zwaarder of minder zwaar lieten wegen wordt dit afzonderlijk vermeld. Het is wel overbodig er op te wijzen, dat deze onderlinge waardeering der proeven nog valt onder de mentale analyse. Na de correlatieberekening kan en moet op grond van de resultaten der experimenten een waardeering worden ingevoerd, die de praktijk nog meer benadert. De „tests" en experimenten. Bij het telefoonbedrijf komt het, zooals we zagen, zeer op de opmerkzaamheid aan. Aan de opmerkzaamheid zijn nu verschillende kanten te onderscheiden (concentratie, omvang, snelheid van wisseling enz.), de telefoniste moet boven het gemiddelde niveau uitkomen, wat verschillende soorten der opmerkzaamheid betreft. Vandaar een reeks van proeven aangaande de opmerkzaamheid. I. De Opmerkzaamheid. A. De Bourdontest. Requisiet voor den Bourdontest, in den door Professor E. D. Wiersma gewijzigden vorm, is een met teekens bedrukt papier, waarvan we in figuur III een verkleinde reproductie geven. De proefpersoon krijgt de opdracht de puntcomplexen van 4 stippen verticaal door te schrappen, die van 5 horizontaal. Dit werk moet zij zoo vlug mogelijk doen, terwijl er haar op wordt gewezen, dat ook op het maken van fouten zal worden gelet. Zoowel van het quantum der praestatie als van de hoeveelheid der fouten Fig. III. geeft men, zich later rekenschap. Deze proef werd genomen gedurende 2X2 minuten. In deze vier minuten werden door de proefpersonen gemiddeld beoordeeld 377 puntcomplexen. De maximale praestatie was 495, de minimale 314. Wat de fouten aangaat is het gemiddelde 7.5, het grootste aantal fouten bedroeg 20, het minimum 0. Aan de proefpersoon die in quantiteit boven het gemiddelde was en in aantal fouten beneden het gemiddelde werd 1 punt toegekend. B. Verzwaarde Bourdontest. Het onderzoek met dezen Bourdontest hebben we ook ingesteld onder verzwaarde omstandigheden. Nadat de proefpersoon n.1. gedurende twee minuten op bovenbeschreven wijze had gewerkt, kreeg zij opdracht om de puntcomplexen van vijf verticaal, die van vier horizontaal door te schrappen. Op deze wijze waren we in staat gesteld na te gaan in hoeverre de oefening, de z.g. perseveratie (het blijven kleven aan de voorafgaande opdracht) zou overtreffen, in hoeverre de verhouding omgekeerd zou zijn. Het is ons gebleken dat bij deze proefpersonen de oefening de sterkere factor was. In 2 minuten werden n.1. gemiddeld door de proefpersonen 194 complexen beoordeeld. De maximale praestatie was 253, de minimale 156. C. De Tachistoscoop. Door dit instrument werden 1, 2, 3 enz. letters gedurende zeer korten tijd (± gV sec.) geëxposeerd. De proefpersoon moet de letters, die zij meent gezien te hebben, reproduceeren. Het aantal der geëxposeerde letters wordt vergroot tot één letter van de reeks niet meer kan worden weergegeven. Om toevallige factoren buiten te sluiten werd dit experiment, natuurlijk telkens met andere letters, zevenmaal herhaald. De gemiddelde praestatie was 4 letters. Er was natuurlijk voor gewaakt dat de letters een woord vormden, omdat onder die omstandigheden het aantal der vastgehouden indrukken aanmerkelijk grooter is. Deze praestatie der telefonisten staat vrijwel gelijk met die van studenten van denzelfden leeftijd. Voor alle zeven proeven te zamen bleek het gemiddelde te zijn 28.5, het maximum bedroeg 32, het minimum 22. D. De Teleometer. Behalve door den tachistoscoop hebben wij ook nog op een andere wijze den omvang van de opmerkzaamheid gemeten. Dit experiment zullen we nader bespreken in verband met onze reactieproeven (zie bladzijde 21). E. Selectietest. De letters van het a b c zijn over een cirkelvlak willekeurig verspreid aangebracht. De proefpersoon moet ze nu in de volgorde van het a b c aanwijzen. Ook deze test heeft weer in de eerste plaats betrekking op den omvang van bewustzijn. Door den tachistoscoop werd de omvang van bewustzijn gemeten door de praestatie in een tijdsmoment, de tijd was constant en de praestatie wisselde bij de verschillende proefpersónen; hier vragen we van allen dezelfde praestatie, terwijl de verschillen uitkomen in verschil in tijd. Deze proef werd nog eens herhaald met getallen van 1 tot 25, op soortgelijke wijze aangebracht, die moesten worden geordend 1, 2, 3 enz. Voor deze beide proeven samen bedroeg de gemiddelde tijd 88 sec, de beste tijd was 52, de slechtste 145 sec. Vooronderstelling voor deze test is een bijna mechanische reproductie van het a b c en een minimaal verschil in „reproductietijden zonder meer" van de verschillende proefpersonen. Bij de oudere telefonisten was de eerste conditie niet verwezenlijkt, zoodat voor alle proefpersonen ook de tweede niet gerealiseerd was. F. Test der wisselende concentratie. De proefpersoon krijgt de opdracht gedurende één minuut het a b c op te schrijven en tegelijkertijd hardop te tellen de oneven getallen 1, 3, 5, 7, 9 enz. We hebben hier een snelle wisseling der concentratie, nu eens is de aandacht gericht op het schrijven van het abc, dan weer op het voortzetten van de reeks der oneven getallen. In 4 maal één minuut werden aldus, gemiddeld geschreven 186 letters en werd geteld tot 341. De maximale praestatie was 284 letters en geteld tot 445; de minimale 81 letters en geteld tot 161. Bij dit experiment hebben we niet alleen de proefpersonen onderling vergeleken, maar ook iedere proefpersoon bij zichzelve, terwijl in het laatste geval wisselende concentratie vergeleken werd met concentratie zonder meer. Daarvoor lieten we de proefpersonen 2maal 1 minuut het abc opschrijven (zoo vlug mogelijk) en 2 maal 1 minuut de oneven getallen tellen (eveneens zoo vlug mogelijk). Wat het a b c betreft bedroeg het gemiddelde 185, het maximum 263, het minimum 125 letters; van de getallen was het gemiddelde 335, het maximum 398, het minimum 238. Bij de beoordeeling der proefpersonen hebben wij een strengen maatstaf aangelegd. Zij werden ten aanzien der wisselende concentratie als goed beoordeeld wanneer haar praestatie bij de gecombineerde opdracht hooger was dan de som van haar eigen afzonderlijke resultaten en zij bovendien (bij het tegelijkertijd opschrijven en tellen) boven het gemiddelde uitkwamen. Het aantal der punten