1329 HET GOED RECHT VAN DE TOEPASSING VAN HET PLATTE EN FLAUWHELLENDE DAK IN NEDERLAND (MET 22 ILLUSTRATIES) c 67 UITGEGEVEN DOOR DE M.B.V.A., MAATSCHAPPIJ TOT BEVORDERING DER BOUWKUNST, VAKVEREENIGING VAN NEDERLANDSCHE ARCHITECTEN. ï>rijs f Ö.7S Technisch. Een beslissende invloed op de bouwvormen heeft de techniek. Alleen indien de drang naar een dakbedekking, die zich aanpast aan de maatschappelijke eischen, heeft geleid tot inderdaad practische en niet te kostbare mogelijkheden en uitvindingen, alleen dan zal de algemeene toepassing kunnen volgen. Deze stelling werd bewezen in de dagen toen het zink als dakbedekking in zwang kwam. (Het lood was van oudsher een te kostbare dakbedekking gebleven om algemeen te kunnen worden toegepast).Hoewel dit zink in, voor den woningbouw passende, eigenschappen achter staat bij pannenof leibedekking, — zien wij toch direct de opkomst van het flauwhellende en platte dak in de neo-klassieke bouwwerken van de eerste helft der 19e eeuw, door toepassing van zink mogelijk gemaakt. Dit verschijnsel blijft, in het derde kwart van die eeuw, ook bij architectuur van andere vormgeving, bestaan. Vooral de gebrekkige zakgoten en Keulsche goten (ook indien bij die bouwwerken de grootte van het dakvlak onaangetast blijft) worden vervangen door de toepassing van het platte dak. (fig. 1). In het laatste kwart van die eeuw is, bij de groote vlucht van den revolutiebouw door ondeskundigen, het dakschild steeds verkleind, ter wille van den drang naar het platte dak; — in lateren tijd zelfs zóó, dat aan de achtergevels ten volle erkend werd dat het schuine dak geheel gemist kon worden. Toch bleef aan den voorkant, naast schijn-topgevels, nog een stuksken dakhelling bewaard, (fig. 2). Deze terrasvormige bouwtrant is in de hand gewerkt door de techniek, die in houtcement, in ruberoïd, in mastiek, en in gewapend beton, even zoovele materialen aan de markt bracht, die zulk een platdak-constructie niet alleen mogelijk doch in zekeren zin voordeelig maakte. Daarbij wordt direct toegegeven dat een pannendak, een loodendak, enz, van langer duur zijn; — doch de steeds korter wordende leeftijdseisch (niet uitsluitend door ondernemers uit speculatieve doeleinden) Zwitsersch Chalet (Lauterbrunnen). Fig. 5. Hatfield House in Hertfordshire. Fig. 6. Versailles. Petit Trianon. Fig. 7. aan onze woonhuizen gesteld, maakt deze bezwaren des te geringer naarmate de prijs dier dakbedekkingen lager wordt, en dus het herdekken minder bezwaarlijk. Bovendien komen tegenwoordig, naast de prijs van het materiaal, de arbeidskosten scherper op den voorgrond, en het ziet er niet naar uit alsof na den oorlog deze factor zal verkleinen. En nu spreekt het vanzelf, dat voor de constructie van het platte dak zelf en zijn waterdichte afdekking, minder intelligente, dus goedkoopere, arbeidskrachten korter van noode zijn dan voor het vervaardigen van de dikwijls niet eenvoudige houten kappen met toebehooren. Zoodat ook op het gebied der techniek de conclusie luidt dat, voor velen onopgemerkt, het platte dak er alreeds is, en niet meer op den achtergrond zal zijn te dringen. Het gaat er om dit feit te aanvaarden en onbevangen : „ To make the most of it f' Historisch-Aestetisch. Na het voorafgaande behoeft het geen betoog, dat men niet zonder-meer, bedoelende de voorbeelden van ernstigen aard, kan zeggen: het platte of flauw hellende dak is onpractisch of ontechnisch. Het navolgende moge aantoonen, dat het tevens aestetisch was en is toe te passen. Reeds zeer oude kunstgeschiedenis kent vele belangwekkende bouwwerken ook op het gebied van den woningbouw, die dit aantoonen (Fig. 3.) Daar echter de bouwkunst zich ontwikkelde rondom deMiddellandsche Zee, zou een van de tegenargumenten kunnen zijn, dat die daken ongeschikt zijn voor ons klimaat. Ook hier is het de geschiedenis die deze opmerking weerlegt, waar, sinds het prijsgeven van de primitieve woning: de tent, zoowel de boerderijen in Zwitserland, als de blokhuizen in Scandinavië, aan ruwer klimaat blootgesteld dan het onze, toch flauw hellende daken bezitten. (Fig. 4 en 5.) Moge bij het woonhuis in de Middeleeuwen het hooge dak veelvuldig toepassing hebben gevonden, mede in analogie met de bedekking van de Romaansche basilieken en de spits- booggewelven der Gothiek, — in den aanvang der Renaissance gaat men met het steile dak niet meer zoo algemeen accoord. (Fig. 6.) In de Hoog-Renaissance wordt het, in hoofdzaak wegens het gevelschema der klassieke orden nog meer beperkt, — en ieder kent de uitspraak van Frankrijks zonnekoning, die het dak „burgerlijk" vond, en het daarom steeds vlak, en gemaskeerd wenschte. (Fig. 7.) Dit is door zijn opvolgers (fig. 8) en de daaropvolgende generaties in N.W. Europa eigenlijk tot het midden der 19e eeuw beaamd. (Fig. 9 en 10). Met de opkomst van het liberalisme, in zekeren zin „burgerlijk" ten opzichte van den dynastieken regeeringsvorm, die voorafging, treedt ook het wezenlijk steile dak weer op den voorgrond, onder de aloude leuze van uiting te geven aan het beschuttende, het gezellige, het huiselijke, het romantische. En als zoodanig hebben wij het lief, wanneer het, in alle waarachtigheid en ongeschonden is toegepast. Dit neemt niet weg dat er jongeren zijn (niet alleen in Amerika, Oostenrijk en Duitschland, doch ook in Nederland) die zich de alleenheerschappij van het steile dak niet steeds meer laten welgevallen, en het recht opeischen ook andere dakvormen toe te passen, die zij goed en karakteristiek vinden. Moge dit een gevolg zijn van de tevoren geschetste maatschappelijke en technische eischen, zeer zeker liggen er ook historische en aestetische aan ten grondslag. Historische, waar uit alles blijkt, dat het tijdvak van het burgerlijk liberalisme gaat eindigen; aestetische, waar de moderne architecten er o.a. naar streven voor nieuwe materialen en constructies de kenmerkende, goede vormen te vinden, geleid door het inzicht, dat ieder materiaal en iedere constructie, dus óók het platte en flauwhellende dak, aestetisch is toe te passen, mits zij, volkomen naar haar aard door een bouwkunstenaar wordt begrepen en door dezen de vorm wordt bepaald. Daarenboven hebben het platte en flauwhellende dak in hun overheerschende horizontale lijn een rust en eenvoud, die zeer goed samen kunnen gaan met de meerdere monumentaliteit, welke in het alge- Versailles. Paleis parkziide. _ 3 Fig. 8. meen door de moderne bouwkunst wordt bestreefd. (fig. 11,12 en volgende). Ook hier zal slechts de geschoolde kunstenaar deze materie werkelijk tot een kunstwerk weten te bezielen, daar klakkeloos toepassen van het vlakke dak tot groote aestetische wantoestanden zou kunnen leiden, waarvan zich helaas in onze grootere steden, vooral bij laagbouw, reeds voorbeelden te over bevinden. Het verkrijgen van een aangenaam silhouet toch is een groote moeilijkheid, daar een niet weloverwogen toepassing spoedig tot nuchterheid, dorheid en eentonigheid leidt. Het zou te ver voeren breedvoerig na te gaan op welke schaal en met behulp van welke details, die vlakke daken het meest bevredigend zijn toe te passen, — mogen hier slechts terloops nog enkele aanvullende opmerkingen volgen. Het is gewenscht in de massa's van hoofden onderdeelen een zekere afwisseling te brengen, waardoor zoowel silhouet als gevelvlak kunnen worden verlevendigd, en eentonigheid door bekroningen en avantcorps kan worden vermeden. Voorts kan óf de muur, als balustrade, kanteèling, enz. worden opgevoerd boven het platte dak uit; — öf het dak kan het zij horizontaal of onder flauwe helling ver buiten het muurvlak uitsteken. Als steeds is ook een zekere eenheid in de bedaking gewenscht en is de vereeniging van het steile dak met overigens vlakken bouw (hoewel door het systeem der zoogenaamde uitbouwen, tegenwoordig zeer in zwang) in het algemeen niet aanbevelenswaardig. Ook historisch-aestetisch blijken dus het platte en flauw hellende dak te kunnen wijzen, niet alleen op een roemrijk verleden — doch ook op een heden, dat alle waardeering en zeer zéker alle aandacht en aanmoediging verdient. Conclusie. De aanleiding tot deze uiteenzetting is, de tegenkanting welke, vooral van officieele egde, het platte en flauw hellende dak bij woningbouw, te ondervinden hebben, — waardoor het inderdaad noodzakelijk werd het Fig. 12. Villa „Ma Retraite" te Zeist. Architect: A. Salm G.Bzn. Fig 13. Landgoed „Uytenbosch" te Baarn. Architect: C. Muysken. Fig. 14. "Woonhuis. Highland Park. 111. Arch. Fr. Lloyd Wright. Fig. 15. Landhuis te Wassenaar. Architect: J. Limburg b.i. Fig. 16. Villa te 's-Gravenhage. Architect: J. Limburg b. i. Fig. 17. Woonhuis te 's-Gravenhage. Architect: Dr. H. P. Berlage. Fig. 18. Model kantoor- en fabrieksgebouw op de „Deutsche Werk Bund" tentoonstelling 1914 te Keulen. Architect: Walter Oropius. Fig. 19. Bijbank van de Haarlemsche Bankvereeniging te Hocfddorp. Architect: J. B. van Loghem b. i. Fig. 20. Zomerhuis te Zandvoort. Architect: A. J. Kropholler. HET GOED RECHT VAN DE TOEPASSING VAN HET PLATTE EN FLAUWHELLENDE DAK IN NEDERLAND L.S. De Maatschappij tot Bevordering der Bouwkunst, Vakvereeniging van Nederlandsche Architecten, stelt zich voor, de voornaamste rapporten door hare Commissies opgesteld, in een serie kleine boekwerkjes te verspreiden. De onderwerpen, die in deze serie zullen worden opgenomen, gelden wel in hoofdzaak een bouwkundig belang, doch verdienen ook uit een sociaal oogpunt zeker belangstelling. Moge spoedig blijken, dat de arbeid der Commissies in ruimen kring waardeering ondervindt. De boekwerkjes zullen in uniform formaat uitgegeven en tegen een gering bedrag beschikbaar gesteld worden. HET GOED-RECHT VAN DE TOEPASSING VAN HET PLATTE EN FLAUWHELLENDE DAK IN NEDERLAND. (Korte studie tot herstel hunner gelijkwaardigheid met het spitse dak). Maatschappelijk. Het dak heeft een oeconomische en sociale functie voor zoover het 't gebruik betreft van de daardoor omsloten ruimte. Dit gebruik was voorheen hoofdzakelijk dat van pakhuis of zolder, die gróoter afmetingen eischten dan de woonvertrekken; — met het gevolg, dat het dak domineerde. In de handelssteden waren dë hooge benedenvertrekken voor de bewoning, de vele, doch lage bovenverdiepingen als bewaarplaats der koopwaar in gebruik. Ten plattelande waren het de voortbrengselen van den landbouw en derg. die daar werden opgestapeld, — zooals dit terecht nog in den schuurvorm voortleeft. Voor de bewoning dienden deze ruimten slechts zeer zelden. In het overgangstijdperk tot heden werden de zolders nog gebruikt voor enkele voorraden (brandstof, appelen en derg.), reserve meubels, linnengoed, wasch en ook dienstbodenkamers. Het behoeft geen betoog, dat in den nieuweren tijd aan die bestemming der dakverdiepingen, zelfs ten plattelande, veel minder behoefte bestaat. Groote entrepots of speciale pakhuizen, zijn als 't ware gemeenschapsruimten, die de behoefte tot berging van den enkeling grootendeels vervangen. De warenhuizen en winkels zijn bovendien permanente bewaarplaatsen, waaruit men naar behoefte koopt; — et bovenstaande onderwerp heeft in hoofdzaak een maatschappelijke, een technische, en een historisch-aestetische kant, over elk waarvan een korte beschouwing worde gegeven. en de mindere prijs, die men voor allerlei zaken besteedt in verband met de zucht naar afwisseling (mode) en de daardoor geringere eischen van duurzaamheid zijn evenzoovele redenen waarom in nieuwere woonwijken met een minimum zolderruimte wordt volstaan en het wezenlijke dak tot de uitzonderingen behoort. Neemt men daarbij de specialiseering van den gezinsarbeid (de wasch, de kleermaker, soms de voeding voor een gedeelte buitenshuis) dan is het duidelijk, dat een kleinere zolder dan vroeger voldoende is; hoewel die beperking soms overdreven wordt. Wanneer nu ter wille van den vorm toch een groote dakruimte ter beschikking komt, zien we deze benut voor allerlei vertrekken die op, dikwijls aardige maar niettemin gekunstelde en kostbare wijze, voor bewoning wordt geschikt gemaakt. Met behulp van allerlei schuine kasten, weggetimmerde kappoten, in 't gezichtkomende schuine dakvlakken wordt van die zolderétage een woonverdieping gemaakt, voor welke onze, wat-datbetreft royaal aangelegde, voorouders zich zouden hebben geschaamd. De zware mansardekap is daarvan het uiterste geval, en draagt vele elementen van haar tegendeel : het platte dak, reeds in zich. De tegenwoordige tijd vraagt nu eenmaal vele afzonderlijke vertrekken in een huis. Niet alleen is de éénkamerwoning gelukkig op den achtergrond gedrongen, — ook bij den middenstands- en beteren woningbouw tracht men door de zoogen. cabinetjes, tot een grooter aantal, zij het ook kleinere kamers te geraken, — waar men vroeger met enkele groote genoegen nam. Reden daarvoor is de wijziging in het gezinsleven, waarbij zoowel man, vrouw als kinderen door verscheidenheid van taak, behoefte hebben aan isolement, waartoe verschil van opleiding en bezigheid dwingen. Zou bv. een landbouwer, zelfs fabrieksarbeider, met vrouw en kinderen, die zich voor dezelfde taak bekwamen nog met ongeveer de oude ruimte-indeeling kunnen volstaan; — een onderwijzer, ambtenaar of handelsman, die hun kinderen, elk naar eigen aard zich willen zien bekwamen voor de verschillende betrekkingen hunner keuze, zal daartoe over meerdere, en wegens de kosten uiteraard kleinere, ruimten willen beschikken. Het ideaal van het woonhuis, waarnaar thans weder met kracht gestreefd wordt, is het vrijstaande huis; daarvoor, en ook voor de combinatie van eenige woningen tot een blok, zal het steile dak steeds zijn aantrekkelijkheid behouden, door het voordeel het hemelwater spoedig buiten de gevels te kunnen voeren, doch ook door zijn decoratieve werking. Daar waar echter de grondprijzen noodzaken tot het aaneenbouwen van huizen voor allerlei doeleinden, hetgeen allerminst zeldzaam is, en nog meer wanneer dezelfde factor oorzaak is, dat in de hoogte de meerdere rentabiliteit van den grond moet gevonden worden, — zal de noodzakelijk geworden zwaardere constructie een grens bereiken, waarbij het ruimteverlies, vooral van groote kappen, een factor van overweging wordt. Deze factor treedt op in bijna alle gevallen waar een maximum ruimte op een minimum oppervlak wordt gevraagd en leidt dan, als vanzelf, tot de toepassing van het vlakke dak. Wanneer men den luxe-bouw, welke zich natuurlijk de schoonste vrijheden kan veroorloven, uitzondert, ziet men, sinds geruimen tijd, allerwegen de architectuur (zoowel van bouwmeesters als eigenbouwers) zich dan ook ontwikkelen in bovenvermelden zin: Vermindering der bergruimte, vergrooting van het aantal woon- en slaapvertrekken, en dus, als maatschappelijk gevolg, beperking van het dak.') ') Daarnaast moge hier nog vermelding vinden dat het platte dak als platform, boven uitbouwen of als balcon e.d., een even hygiënisch als nuttig onderdeel van het woonhuis is geworden, waartoe voorheen de behoefte niet zoozeer werd gevoeld als heden ten dage. Bij groote gebouwen en dito woningcomplexen komt het vlakke dak nog meer tot zijn recht door zijn meerdere brandveiligheid bij het opvoeren der trappen tot boven het dak en de mogelijkheid tot het aanleggen van daktuinen. Huis der Vetti's te Pompei. Fig. 3. Noorsch Blokhuis. (Lund). Fig. 4. goed-recht van de toepassing daarvan voor het woonhuis in Nederland in onze dagen, te bepleiten. Allerminst is het de bedoeling de alleenheerschappij ervan te proclameeren, — er zijn natuurlijk mooie en leelijke daken zoowel onder de steile als onder de vlakke, — doch alléén om de gronden aan te geven waarom het onrecht is, naast het steile dak dat ons lief is, de andere dakvormen stiefmoederlijk te behandelen, in plaats van alle als ten volle gelijkwaardig te beschouwen, en ons er over te verheugen dat wij juist in die verscheidenheid van dakvormen een grootere vrijheid en grootere mogelijkheid bezitten, om onze bouwwerken een rijke verscheidenheid van karakteristiek te geven. De Commissie: Jan Gratama, Alb. Otten, s. de clercq, Rapporteur. Fig. 9. Woonhuis aan de Heerengracht te Amsterdam. Fig. 10. Woonhuis aan de Nassaulaan te 's-Gravenhage. Fig. 11 Villa „Corvin" te Hilversum. Architect: A Salm G.Bzn. Fig. 21. Zomerverblijf te Zandvoort. Architect: H. Th. Wijde veld. Fig. 22. Dubbel Woonhuis aan de Kralingsche Piaslaan te Rotterdam *). Architect: J. Gratama b. i. Cliché, welwillend afgestaan door de Redactie van ,.Klei"