1453 H 72 boeken voor jongens en meisjes. Het Di^enboek ,r- . geïllustreerd met 180 afbeeldingen. Pmc Ofi Uitgevers-Ma«t^cliapp1j * flH«> £U Vla. HEPKEMA - HEERENVEEN Boeken voor Jongens en Meisjes^ No. 221. Het Dierenboek. GEÏLLUSTREERD] met 180 afbeeldingen. HEERENVEEN: UITGEVERS-MIJ. HEPKEMA. 13./ Een goed en goedkoop kinderboek. Daar ia Traag naar, elk jaar opnieuw. Hoe aan die vraag te voldoen ? We hebben 't een vermaarden buitenlandschen schrijver afgekeken. Hij verstond het geheim de Engelsen sprekende kinderen te doen grijpen naar de boeken, die door hem bewerkt waren. Wij bedoelen de uitgaven van den bekenden vredesman en journalist bg' uitnemendheid, William Stead, die met zgne „Books for the Bairns" een succes heeft gehad en nog heeft, als nimmer met andere kinderboeken is bereikt. In een onderhond noemde deze schrijver als het geheim van zgn slagen: de illustraties, de keuze der verhalen en den prijs. Vooral aan de illustraties, daaronder te verstaan teekeningen in enkele lgnen, werd door hem zeer groote kracht toegekend. Zonder sprekende prentjes — liefet op elke bladrijde een — mist gewoonlijk 't meest lezenswaardige kinderboek de vereisehte aantrekkelgkheid voor ons jonge volkje. Is echter het verhaal met zorg gekozen en onderhoudend verteld, en, waar vooral op gelet dient te worden, de prgs onder ieders bereik gesteld, dan De heer Stead heeft gelgk gehad. Wg zgn er trotsoh op te kunnen getuigen, dat ook in ons landje zulke kinderboeken zulk een ontvangst hebben gevonden. Beeds in het eerste jaar van hun verschgnen werden se met zooveel graagte gekocht en gelezen als nimmer te voren eenig ander kinderboek in Nederland. Bg duizenden en duizenden worden de boekjes verkocht en ze zullen hun attractie behouden, daar — zooals in een der beoordeelingen door de pers wordt gezegd, — „de werkjes mooi blijven, ook al gaan de jaren voorbjj.* Aal. Een -visch, die veel op een slang gelijkt. Hij leeft vooral in den modderigen bodem van meren en rivieren. In Friesland wordt veel aal gevangen, vooral in de meren in den Zuidwesthoek, 't Grootste deel dezer vangsten wordt uitgevoerd naar Engeland. De aal leelt zoowel , in zout water als in zoet, en i&i een uitstekend voedsel, hoewel* sommigen er niet van houden. Aap. Namelijk 'n Barbarijsch aapje, de eenige apensoort, die rn Europa in 't wild gevonden wordt. Het leeft nog op de rotsen bij Gibraltar, en is zoo genoemd omdat het oorspronkelijk is gekomen uit de Barbarijsche staten in Noord-Afrika. Het is een kleine aap, zonder staart en zonder wangzakken. In andere werelddeelen leven grootere apensoorten als b'.v. de orang-oetan en de gorilla. Adder. De adder is 'n kleine, maar gevaarlijke slang, die ook , in sommige streken in ons land voorkomt. Zij wordt wel ver; ward met de ongevaarlijke, schui we ringslang, die eveneens hier te lande wordt gevonden. Terrwijl de ringslang een stompen, < dikken snoet heelt, bezit de ad- ( £der een breeden, platten kop. jBij aanraking begint de adder te sissen en tracht te bijten; [de ringslang vlucht zoo spoedig mogelijk. De adder heeft een .zeer taai leven: een afgehouwen kop bijt nog en is eenigen tijd nog even gevaarlijk als te voren. Aal. Aap. Adder. Adelaar. Albatros. Alligator. ff Adelaar. De koning der vogels wordt hij genoemd en terecht. Van alle vogels heeft hij zeker wel het scherpst gezicht, de grootste kracht, de fraaiste vlucht. De adelaar stijgt vaak tot buitengewone hoogte, vanwaar hij speurt naar zijn prooi. Bemerkt hij iets op de aarde, dat hem tot voedsel kan strekken,f dan schiet hij loodrecht en met duizelingwekkende snelheid daarop neer. De grootste adelaars durven zelfs den mensen aanvallen. Hunne kracht is verbazend. Albatros. De albatros is een groote zeevogel, die gevonden wordt aan de zeekusten van het Zuidelijk halfrond. Daar op de rotsen bouwen deze zwemvogels hun eenvoudig nest, waarin 't wijfje'meestal "slechts één ei legt. Dit ei, grooter dan dat van den zwaan, is eetbaar. Het vleesch der dieren is echter onsmakelijk. De vogels zijn groot en sterk, maar vallen andere dieren niet aan. Zij voeden zich met kleine zeedieren, doode visschen, enz., waarbij zij zeer gulzig zijn. Alligator. De alligator is de krokoaü van N.-Amerika. Hg bereikt een lengte van 2 a_ 3\ meter en voedt zich met visschen, vogels en andere dieren. Desnoods kan hij maanden lang zónder voedsel. Hij beweegt «ich in 't water rechtuit vrij snel, maar kan moeilijk zijwaarts wenden. Op 't land is de mensch hem veel te vlug af, mits men maar zorgt buiten bereik te blijven van zijn kraohtigen staart. Het wijfje legt 30 tot 50 eieren, die door de zon worden uitgebroed. É Ansjovis. Een kleine visch, die behoort tot de familie der haringen. De echte ansjovis ■wordt gevonden in de Middellandsche zee en den Atlantisch en Oceaan tot aan het Kanaal, zelden noordelijker. Wat men dan ook in Noord- en Zuiderzee als ansjovis vangt, is niet de echte soort. Gezouten en ingemaakt is de ansjovis een bijzondere lekkernij. Arabisch paard. Van alle paardenrassen wordt het Arabische genoemd het oudsteen het edelste. Het is een ideaal rijpaard, wat wel uit zgn slanken lichaamsbouw blijkt. Het is al van de vroegste eeuwen af gewaardeerd wegens zijn buitengewoon snellen, sierlijken gang en zgn prachtigen lichaamsbouw. Daarbij is het met een schrale voeding tevreden en tevens mak en gewillig. Ansjovis. Arabisch paard. Antilope. Een groote dierenfamilie, waaronder tal van soorten, die onder verschillende namen bekend zijn, behooren. De antilope houdt het midden tusschen de geit en het hert, maar onderscheidt zich van deze door hare slanke en elegante gestalte. De horens zijn bij de verschillende soorten op zeer verschillende wgze gebogen: naar voren, naar achteren, soms zelfs gedraaid als een kurketrekker. Antilopesoorten zijn de gazelle, de gems, de gnoe en andere. Antilope. Baars. Beer. Baars. Er zullen wel geen jongens zijn, die nog nooit een baars hebben gevangen. Wie uit visschen gaat en het geluk heeft een'school baars te treffen, kan op een goede vangst rekenen, want de baars is een gulzige visch, die bij dierlijk aas gretig toehapt. Het is een der fraaiste vischsoorten, die in onze binnenlandsche wateren in overvloed voorkomt. Maar wees voorzichtig met de stekelige rugvin en de scherpe tandjes van 't dier. Beer. Een ruige en ruwe klant, die in 't wild leeft in aardholen of ook wel in holle boomstammen. Er zqn tal van soorten van beren. Die, welke hier is afgebeeld, is de grijze beer, die voornamelijk in Amerika voorkomt. Dan is er o.a. nog de bruine beer, die op kermissen zijn danskunst vertoont en de witte ijsbeer, die in de Poolstreken leeft. Bever. Bever. Dit vlugge, dier is om zijn pels door jagers veel gezocht. De bevers leven in groepen of families bijeen aan de oevers van rivieren en meuren in eenzame streken. Zij bouwen tezamen een groot en kunstig nest, waarbij zij hun staart gebruiken Als een metselaar zijn troffel. In Europa zün zij al voor het grootste deel uitgeroeid. Ook in Amerika komen zij voor. Bijen. Het nijvere en nuttige diertje, dat den honig verzamelt. De bijen leven in groote groepen of maatschappijen bijeen in de bijenkorven. Sommige bijensoorten leven in wilden staat in holle boomen. Iedere maatschappij bestaat uit een koningin, eenige honderden mannetjes, darren genoemd, en eenige duizenden werkbijen (wSfjes). Deze laatste verrichten al net werk. n.1. het maken van de cellen in den korf en 't verzamelen van den honig, 't Is zeer interessant 't leven dezer diertjes nader te leeren kennen. Bloedhond. De echte bloedhond is slechts zeer zeldzaam. Hij is een groot en krachtig dier en bezit 'n scherpe reuk, wat hem zeer geschikt maakt voor 't opsporen van misdadigers, waartoe hjj door de politie veel wordt afgericht. Men noemt hem dan ook* wel speur- of politiehond." Bloedzuiger Bloedzuigers komen ook in onze wateren in groot aantal voor. Er bestaan tal van soorten dezer diertjes, o.a. eene, welke voor de geneeskunde van groot nut is. Deze soort is hiernaast afgebeeld. Men vindt ze voornamelijk in ZuidEuropa. Een jongen, die wel eens bloedzuigers in een glas heeft gevangen gehouden, zal wel hebben opgemerkt, dat zij uitstekende weervoorspellers zgn. Als er verandering in 't weer komt, geven zij dit te kennen door heftige bewegingen in het water. Bijen. Bloedhond. Bloedzuiger. Boa constrictor. Boa constrictor. Een gevaarlijk beest is deze reuzenslang,, dié leeft in de tropische streken van Amerika. In volwassen staat meet zü dikwps over de dertig voet. vergiftig is zij niet, maar ze bezit een geweldige kracht, die haar in staat stelt om groote dieren, als pa»rdeh en koeien, door deze te omstrengelen, ineen te drukken en te dooden. Vandaar de naam constrictóf ^ die eigennjk „samentrekker" beteekent. Bot. Een platte zeevisch, die in grooten getale aan onze kusten wordt gevangen en veel in ons land wordt gegeten. De bot komt vooral veel voor aan den mond van groote rivieren die veel slib aanvoeren, Zn leeft daar meestal op den bodem in dat slib. Ook zwemt zij vaak een heel eind deze rivieren op. Bot. Buffel. Buffel. De buffel leeft m verschillende streken der aarde in 't wild, doch is wel te temmen en dan voor het doen van arbeid af te richten. Zoo wordt hij op Java b.v. gebruikt ba den rijstbouw. De buffel onderscheidt zich door een breeden, korten kop en groote, wijd uitstaande, naar achteren gebogen horens. Veel leeft hij ïtt moerassige streken: De hier afgebeelde wordt in Indie aangetroffen. In 't wild is hij vrij gevaarlijk. De Amenkaansche buffel wordt bison genoemd. Bulhond. Dat is wel de meest gevreesde van alle hondenrassen. De korte dikke kop, de gespleten neus, de grimmige oogen, kortom het geheele uiterlijk teekent den vechtersbaas. Bijzonder scherpzinnig is hij niet en waakzaam evenmin, maar wel is hij trouw aan zijn meester. Zijn naam bulhond of bullebijter ontleent hij hieraan, dat men hem vroeger wel tegen stieren (bullen) liet vechten. Bunzing. De bunzing is een klein maar bloeddorstig roofdier, dat ook in ons land wordt aangetroffen. Het heeft een lang en lenig lichaam en korte pooten. De bewegelijkheid van zijn lichaam stelt het in staat, zich door allerlei hoeken en gaten te wringen en zelfs steile muren te beklimmen. Gelukt het hem, in een hoenderhok of een konijnenhol door te dringen, dan richt hij daar een ware slachting aan. De bunzing is donkerbruin van kleur, de kop is wit, staart en pooten zwart. Das. Tot dezelfde diersoort als de bunzing behoort ook de das. Terwijl de eerstè echter als kippendief berucht is, is de das een vrij onschadelijk dier, dat zich voedt met vruchten, wortelen, gras, slakken, wormen, hagedissen en kikvorschen. De das is een mijnwerker: hij graaft zich een veilig en warm hol in den grond, waar hij den dag doorbrengt. Des nachts gaat hij op voedsel uit. Bulhond, Bunzing. Das. Dodo. Dolfijn. Dromedaris. Dodo. Zoo heette een groote vogel, die thans nergens meèr aangetroffen wordt en dus uitgeroeid is. De Nederlanders hebben zich daaraan schuldig gemaakt. Zij troffen bij hunne tochten naar Ned.-Indië deze vogelsoort aan op 't eiland Mauritius. De dieren waren slechte vliegers en daarbij niet schuw, zoodat ze in menigte werden gevangen, omdat het vleeschzeer smakelijk bleek te zijn. Volgens de overlevering was het vleesch van één dier voldoende voor een maaltijd van 25 personen. Daar de vogels anders nergens voorkwamen, waren ze spoedig uitgeroeid. Dolfijn. De dolfijn is geen visch, maar evenals de walvisch een zoogdier, hoewel 't lichaam den vorm van een visch heeft en het dier in zee leeft. Zij zwemmen vaak in groote groepen achter schepen, om datgene wat over boord wordt geworpen, op te vangen. Voorts leven zij van week- en schaaldieren. Als één van de groep sterlt, wordt het lijk door de overige dieren gretig verslonden. Dromedaris. Wat 't rijpaard is onder de paarden, dat is de dromedaris ten opzichte van de kameelachtigen. Zijn slank lichaam leent zich niet zoo goed tot het dragen van zware lasten, gelijk de tweebultige kameel, maar men gebruikt hem als rijdier, waarvoor hij zeer geschikt is, want hij beweegt zich met groote snelheid voort. Duif. Er zijn een menigte soorten van tamme duiven^zooals er hier eene is afgebeeld, zooals kropduiven, tuimelaars, postduiven, nonnetjes, waaierduiven en tal van andere. Al deze soorten stammen af van de in 't wild levende rots- oi klipduif, zoo genaamd omdat zij niet in bosschen, maar in de bergen verblijf houdt. Men houdt duiven meestal om het genoegen, dat de omgang smet deze aardige, vriendelijke ^{dieren verschalt. Duif. Duikeend. De duikeend is 'n groote zwemvogel, die voornamelijk aan de kusten der Noordelijke zeeën leeft. Hier te lande trekken deze eenden alle jaren in groote vluchten door, zoodat men ze dan in grooten getale •op onze meren en plassen kan aantreffen. Op zee voelt de duikeend, zich het best thuis te midden van hevigen storm op de plaatsen waar de golven het hoogst gaan en de branding het hevigst woedt. Duikeend. Duizendpoot. Een diertje, dat zich bij voorkeur in het donker ophoudt, in den grond, onder steenen. tusschen boomschors, enz. Duizend pooten heeft het wel niet, maar toch is 't aantal pooten niet gering; het wisselt van 9 tot over de 100 paren. In warme landen, waar de meeste en grootste soorten voorkomen, bereiken ze wel eens de lengte van een voet. Duizendpoot. Eekhorentje. Eend-kuiken. Eend. Eekhorentje. In verschillende streken van ons land wordt dit kleine, vlugge knaagdier aangetroffen. Het heeft een langen pluimstaart en lange teenen, voorzien van scherpe nagel», waardoor het zich gemakkelijk in de toppen der boomen beweegt. Door van den eenen boom op den anderen over tespringen kan het soms een vrij groeten afstand afleggen. Het eekhorentje voedt zich met noten, bessen en andere vruchten of zaden Den winter brengt het in winterslaap door. Eend. Wie kent niet den plompen vogel, die loopen, vliegen en zwemmen kan, maar geen van drie uitermate goed? Er zijn een massa soorten eenden, tamme en wilde. De laatste zijn goede vliegers'en worden gedurende een groot deel van het jaar in zoogenaamde eendenkooien met lokeenden (half wild en half tam) in grootengetale gevangen. De mannetjeseend, d,e woerd, is iets meer gekleurd en fraaier geteekend dan het wijfje. Eend-kuiken, 'n Jong eendje. Somtijds Iaat men eendeneieren uitbroeden door een kip en dan is het grappig om te zien hoe bezorgd de pleegmoeder is voor de kleine kuikentjes, wanneer die te water gaan. Zij kan de jonge diertjes niet volgen en blijft, angstig roepend, aan den kant loopen. Eendagsvlieg. Van de duizenden soorten van vliegen, welke er op aarde bestaan, is hier afgebeeld de ééndagsvlieg. Dat is de naam van een insect, dat in zijn gevleugelden staat niet langer leeft dan één dag. Het diertje wordt ook wel eens de Meivlieg genoemd, omdat men bet in de maand Mei het meeste aantreft. Egel. „Stekelvarken" noemt men dit dier dikwijls, maar die naam is foutief. Het eigenlijke stekelvarken is een ander dier. De egel, die in, Europa, Azië en Australië voorkomt, is een nuttig dier, dat zich met allerlei schadelijk gedierte, insecten, muizen, enz., voedt. Bug en zijden zijn met scherpe stekels bedekt. Bij dreigend gevaar rolt hij zich ineen, zoodat de scherpe stekels uitsteken. Hij is gemakkelijk te temmen en is dan een uitstekend muizenjager. In den winter slaapt hij. Ekster. Ook wel bonte ekster geheeten. Hare veeren zijn zwart, behalve de buik- en sehouderveeren, die sneeuwwit zijn. De ekster leeft meestal in troepen of familiën bijeen en bouwt in de toppen van hooge boomen haar nest. De vogel is evenals de raaf, zeer diefachtig en heeft het vooral voorzien og blinkende voorwerpen. Vrij gemakkelijk kan de ekster worden getemd en dan leeren geluiden na te bootsen, zelfs enkele woorden te „spreken". Eendagsvlieg. Egel. Ekster. Eland. Ezel. Fazant. ^ Eland. De eland gelijkt veel op een hert, maar is grooter en zwaarder gebouwd en minder schuw. Hij komt, levende in moerassige wouden, voorin verschillende deelen van Bugland, in Noorwegen en Zweden, en voorts in Azië en Amerika. De Amerikaansche eland wordt mosdier genoemd. In Europa wordt het dier steeds zeldzamer. De horens wegen wel een vijftig pond ongeveer. Ezel. Dom en lui noemt menigeen dit welbekende, maar weinig voorkomende dier. Doch ten onrechte; als de ezel goed verzorgd wórdt, is hij niet dom en lui, maar een zeer nuttig, gewillig, geduldig dier. Dat ondervindt men vooral in Oostelijke landen, waar hij meer voorkomt dan hier en den mensch vele diensten bewijst. Hier in West-Europa deugt het klimaat niet voor hem. In Afrika en Azië leven ook wilde ezels. Dit zijn zeer vlugge en moedige dieren. Fazant. De fazanten komen hier te lande zoowel in 't wild • voor als in gevangen staat. Ze behooren eigenlijk thuis in Azië, maar gedijen ook in onze bosschen (de boschfazant) zeer goed. Op de teekening is afgebeeld een goudfazant, die in China leeft en op den kop een bosje opstaande goudgele veeren draagt. Alle fazantensoortenrdragen'geen langen 8taart.'^2-^ Flamingo. Een steltlooper en zwemvogel, die in Europa voornamelijk in de landen om de Middellandsche zee gevonden wordt en voorts in Azië, Afrika en Amerika. Behalve zijn lange pooten en zijn lange hals is nog merkwaardig de lange, dikke, naar beneden omgebogen snavel, die slechts aan de spits verhard is. De vogel voedt zich met schaaldieren, insecten en vischeieren. Het mannétje is schitterend scharlakenkleurig of rose-rood; het wijfje is kleiner en minder fraai gekleurd. Fret. Het fret is een klein, slank, geelwit dier, dat niet in het wild leeft, maar, hoewel in tammen staat, zeer bloeddorstig en daardoor niet ongevaarlijk is. Men gebruikt het fret bij 't vangen van konijnen. Van een konijnehol worden alle toegangen op één na toegestopt en daarna wordt bet fret, vooraf gemuilband, opdat het konijn niet zal worden doodgebeten, het hol ingezonden. Men spant nu een net voor den uitgang en vangt daarin het door het fret opgejaagde konijn. Gans. DeJ gans'* gelijkt veel op de eend, maar is grooter en loopt beter dan deze. Zij vliegt goed, maar zwemt weinig en is ten deele haast 'n ware boomvogel. Zelfs bouwt zij soms haar nest in boomen. Zij voedt zich met zaden en bladeren van wa-' terplan ten en ook met kleinere dieren. Evenals de eend komt zij in 't wild en getemd voor. Het mannetje noemt men gent. Flamingo. Fret. Gans. Garnaal. Gazelle. Gems. Garnaal. Een schaaldier, dat in zee leeft, bij duizenden gehangen wordt en voor velen als een lekkernij geldt. Het is enkele centimeters lang en bleekrood van kleur. De garnaal leeft gewoonlijk op zandige zeebodems in de nabijheid der kust. In zuidelijke zeeën, b.v. in den Indischen Oceaan, vindt men soorten, die wel een 25 cM. lang worden. De garnalen van de Zuiderzee zijn kleiner dan die der Noordzee; de laatste zijn bruiner en worden bij 't koken niet rood. Gazelle. De gazelle behoort tot de antilopen-soorten en leeft voornamelijk in 't Noorden van Afrika. Zoowel het wijfje als het mannetje draagt horens. Het zijn ranke, sierlijke en vlugge dieren, die in groote familiën van wel over de honderd stuks samenleven. Jong gevangen zijn zij gemakkelijk te temmen. Ze worden in Egypte en Syrië dan ook veel als huisdieren gehouden. Gems. Een lid van dezelfde familie. Terwijl de gazelle echter in de Afrikaansche zandvlakten woont, heeft de gems hare woonplaats in de bergen, vooral in de Alpen. Zij klimt en klautert met groote zekerheid en vlugheid, springt over afgronden van wel zes meter breed en doet zelfs wel sprongen van tien meter in de diepte. Er wordt veel jacht op de dieren gemaakt, want het vleesch smaakt uitstekend en van de huid maakt men een fijne soort leder. Gier. De gier (er bestaan verschillende soorten van dezen vogel) behoort tot de roofvogels. Uitgezonderd enkele soorten vallen zij echter geen levende dieren aan, maar voeden zij zich hoofdzakelijk met doode dieren. Deze in staat van ontbinding verkeerende lichamen kunnen zij reeds op groote afstanden zien en ruiken. Zij zijn zeer gulzig en eten soms zoo veel, dat zij een tijdlang niet kunnen vliegen. Giraffe. Zooals de struisvogel in grootte alle andere vogels overtreft, is de giraffe het hoogste van alle dieren. Met haar hooge voorpooten en langen hals bereikt zij van voren wel een hoogte van vijf tot zes meter, terwijl . zij van achteren ongeveer drie meter hoog wordt. De giraffe leeft in Afrika en voedt zich met boombladeren en droge grassen. Het is een vreedzaam dier, dat niemand aanvalt, maar zich door krachtige slagen met succes zelfs tegen den leeuw weet te verdedigen. Goudvink. Een fraai geteekend diertje, dat prachtig kan zingen. Het voédt zich met zaden en bloesems van wilde planten. De goudvink weet zich ook als gevangene gemakkelijk in zijn lot te schikken. Op het plaatje ziet men den vogel met den poot zgn voedsel vasthouden, terwijl hjjj met den snavel er aan pikt., Gier. Giraffe. Goudvink. Haan. Vechthaan. Haan. De haan is het mannelijk hoen. Hij is grooter en fraaier gekleurd dan de wijfjes, wier aanvoerder en beschermer hij is. Zijn statigen, trotschen stap, zijn fier opgeheven hoofd toonen, dat hij een moedig dier is. Hij duldt geen andere hanen in de nabijheid. Wanneer een vreemde haan komt opdagen, begint een gevecht, dat niet eindigt voor de indringer Verdreven is of hijzelf het onderspit heeft gedolven. Vechthaan. Die strijdlustige natuur van den haan gaf in vroegere tijden aanleiding tot het houden van hanengevechten, een geliefd volksvermaak, waarbij men hanen tegen elkaar in 't strijdperk bracht. Er werden zelfs uitsluitend met dit doel hanen opgefokt, zooals hiernaast een is afgebeeld. De kam van deze dieren was weggesneden om te voorkomen, dat de tegenpartij dezen zou kunnen vastgrijpen of openscheuren. Gelukkig behooren deze wreede dierenplagerijen thans tot het verleden. Haas. Haas. De haas is een vreesachtig en schichtig dier, dat evenals het konijn, in ons land veel in 't wild leeft. Hij is scherp van reuk en van gehoor en loopt zeer snel. Zijn gezicht is echter zwak. Hij Blaapt met de oogen open. Er wordt veel jacht op het dier gemaakt, want zijn vleesch is smakelijk en de pels kan voor verschillende doeleinden worden gebruikt. Hagedis. De .hagedis behoort bij de zoogenaamde reptielen of kruipende dieren, waartoe ook de slangen en schildpadden gerekend moeten worden. Er zijn vele soorten van hagedissen, sommige zonder, de meeste met pooten. In ons land leeft slechts een kleine soort, maar in warmere streken treft men hagedissen aan, die wel tot twee meter lang worden. Onze inlandsche hagedis voedt zich met kleine insecten. Haring. Er is zeker geen | «eevisch zoo populair als de ~ haring, die op velerlei ma- -5 nieren toebereid en onder m verschillende benamingen ge- Q nuttigd wordt. Wij eten ze * als pekelharing, gemarineerde» haring,, panharing, bokking. Deze vischsoort komt in ontzaglijke hoeveelheden in de Noordelijke zeeën voor. De haring is een roofvisch, die zich met kleine schaaldieren voedt. Havik. Aan den krommen snavel is wel te zien, dat de havik,' ook wel patrijzenvalk genoemd, een roofvogel is. Deze vogel komt ook in ons land voor, n.1. in de bosschen in 't oosten en zuiden, waar hij in de hoogste boomen nestelt. Het is een vraatzuchtige roofvogel, die zijn prooi zoekt onder onzen hoenderstapel of onder 't gevederde wild, en dus zeer schadelijk is. Hagedis. Haring. Havik. Hazelworm. Hazewind. Hermelijn. Hazelworm. De hazelworm behoort tot de familie der hagedissen, maar heelt geen pooten. Het dier beweegt' zich kruipend als de slangen. Het voedt zich met slakken, wormen, insecten en dergelijke kleinere dieren en komt in de hoogere streken van ons land niet zeldzaam voor. Den winter brengt het door in gaten in den grond. Des zomers koestert het zich gaarne in de zon. Hazewind. Een groote hond met slanken lichaamsbouw en hooge pooten. Het uiterlijk van het dier duidt, evenals de naam, aan dat het een snelle looper is. Vooral bij de lange jacht op hazen komt deze eigenschap het dier (en den jager) te pas. In vroegere tijden vooral werd de hazewind door de hoogere standen gehouden. Zelfs was het aan menschen van lageren stand verboden om windhonden te houden. Hermelijn. Alweer een roofdier, dat behoort tot de familie van de marters en de bunzings. Het hermelijn is een vrij groot soort van deze. nvmilie en komt voornamelijk in het Noorden van Europa en Azië voor. Men maakt er veel jacht op om zijn kostbaren, sneeuwwitten péls, die dient tot voering van staatsiekleederen van vorsten en andere hooggeplaatsten. Hert. Zoowel in 't wild als in tammen staat komt het hert voor. Men onderscheidt 22 soorten van herten. Ook in ons land komen ze hier en daar in 't wild voor. Op het plaatje hierbij is een jong hert afgebeeld. Het wijfjes-hert draagt geen gewei; het mannetje wel. Pas in het tweede jaar evenwel worden de eèrste sporen van het gewei zichtbaar in den vorm van knobbeltjes en niet eerder dan na het zesde jaar is het gewei voltooid. Hoen. Onze trouwe, eierenlegster, het wijfje van den haan. Èr zgn tal van hoendersoorten, te veel om hier op te noemen. Ons huishoen kan in de eerste levensjaren wel 150 eieren per jaar leggen. Bij deze kip ziet men een kuikentje afgebeeld. Weet gij wel, wie eigenlijk de moeder van het kuiken is, de kip, die het ei heeft gelegd of die, welke het heeft uitgebroed? Hommel. Zoo noemt men de mannetjes-bij, maar deze naam is eigenlijk verkeerd. De juiste naam is dar. De darren verzamelen geen honig, zooals de werkbijen. Zoolang de zomer duurt en er dus volop te eten is voor het bijenvolkje, worden de darren geduld en mogen zij meeëten, maar tegen den winter worden alle mannetjes door de werkbijen verjaagd en gedood. De hommels ol darren bezitten geen angel en kunnen zich dus niet tegen de werkbijen verdedigen Hert, Hoen. Hommel. Hoornuil. Ijsbeer. Jachthond. Hoornuil. Hoe dit dier aan dien naam komt, ziet men duidelijk op deze afbeelding. De hoorn- of boschuil heeft vederbosjes, in den vorm van horens, op den kop. De uilen zijn nachtroófvogels. Door hun scherp gezicht en gehoor bemerken zij hun prooi (kleinere dieren als muizen en vogeltjes) reeds in de verte, terwijl zij deze door hun onhoorbareh vleugelslag ongemerkt -kunnen naderen. Ook in ons land komen verschillende soorten van deze vogels voor. Ijsbeer. De meest gevreesde bewoner van de Noordpoolstreken. De ijsbeer is minder plomp dan andere beren en beweegt zich ook veel vlugger. Op het land is hij langzaam in zijn bewegingen, maar op het ijs is hij vlug en hij is een uitstekend zwemmer. Hij heeft dan ook zwemvliezen tusschen de teenen. Zijn voedsel bestaat uit visch en andere waterdieren. Hij kan in gevangen staat gemakkelijk in leven worden gehouden. Jachthond. De trouwe hulp van den jager. Men noemt hem ook wel „staande hond", omdat hij, als hij 't wild heeft geroken, dan plotseling blijft staan en zoo, den jager waarschuwt, dat er wild in de nabijheid is. Er zijn verschillende soorten van staande honden, de Duitsche, de Engelsche, enz. Men zegt dat de Spaansche de beste is; hij is zekerder, gewilliger en beter te dresseeren dan iedere andere soort. Jaguar. Zooals aan zijn lichaamsbouw is te zien, is de jaguar een familielid van de kat. Amerikaansche tijger noem t men hem ook. Het is een der gevaarlijkste roofdieren van Zuid-Amerika, dat "zijn vaderland is. Hij is moedig en sterk als een leeuw. 'Zijn huid is rossig geel van kleur en aan de zijden geteekend met groote zwarte ringvormige vlekken. Hij is vooral de gevreesde vijand van de apen, die hij gaarne als voedsel gebruikt. Jakhals. Ook de jakhals is een roofdier. Hij is een soort van wilde hónd, die leeft in Afrika en enkele streken van Azië en Europa. De jakhalzen leven in troepen, graven holen in den grond en zijn berucht om hun nachtelijk gehuil. Zij verspreiden een onaangenamen stank, afkomstig van een klier bij den staart. Overigens zijn het brutale, vraatzuchtige dieren, die zelfs wel graven omwoelen om zich met half vergane lijken te voeden. Kabeljauw. De kabeljauw is een voor onze voeding zeer nuttig dier. Deze visch komt in groote hoeveelheden voor in, de zeeën aan de kusten van Noordwest-Europa en in de nabijheid van New Foundland en Labrador. Men eet den kabeljauw gedroogd als stokvisch, i gezouten en daarna gedroogd , als klipvisch, alleen gezouten als zoutevisch. Uit de lever wordt de bekende levertraan gewonnen. Jaguar. Jakhals. Kabeljauw. Kakatoe. Kalkoen. Kameel. Kakatoe. De kakatoe behoort tot de familie der papegaaien en is een van de fraaiste en meest zeldzame soorten. Die op deze afbeelding wordt genoemd de driekleurige gekuifde' kakatoe Deze kuif bestaat uit tien gepunte veeren, die, als de kuif is opgericht, afzonderlijk van elkaar staan. De kakatoe is een van de leerzaamste papegaaien. Kalkoen. Kent ge den kalkoen wel? Op vele boerderijen houdt men hem, evenals de kippen, als huisdier. De kalkoenen behooren eigenlijk thuis in N.Amerika, waar ze in groote troepen in 't wild leven en waar het prachtige dieren zijn. Na de ontdekking van Amerika zijn ze al heel gauw naar Europa overgebracht. Op het plaatje is een pronkend mannetje afgebeeld, dat met uitgespreiden staart zoo deftig kan stappen. De lange, slappe kam slingert hem over den snavel. 1 Kameel. De hier afgebeelde kameel is de Arabische dromedaris (éénbultige kameel). De dromedaris,' die over 't algemeen slanker gebouwd is dan de tweebultige kameel, wordt voornamelijk als rijdier, de tweebultige kameel als lastdier gebezigd. Bij tochten door de woestijn zijn deze dieren den mensch van groot nut. Ze drinken veel water opeens, dat dan in watercellen in 2 de maag bewaard wordt, zoodat " zij het dagenlang zonder drinken kunnen uithouden. Dat versmachtende reizigers de kamee- len dooden om ook van dit water te drinken is onaannemelijk. Kameleon. Het kameleon is een soort der hagedissen en komt alleen in de warmere streken van de oude wereld voor. Het dier leeft op hoornen en struiken en voedt zich met insecten, hoewel het soms dagen aaneen onbewegelijk op een tak blijft zitten, wat vermoedelij k oorzaak is van de onjuiste bewering, dat het kameleon van de lucht alleen leeft. Een eigenaardigheid van het dier is voorts, dat het meermalen van kleur verwisselt. Kanarie. De bekende zanger, die menige huiskamer opvroolijkt. Omstreeks driehonderd jaren geleden werd de kanarie, die in 't wild leeft op de Canarische eilanden, Westelijk van Afrika, naar Europa overgebracht. Eerst waren ze zoo duur, dat alleen de allerrijksten zich zoo'n vogel konden aanschaffen. Thans zijn ze algemeen verspreid. De meeste tamme kanarievogels zijn geheel geel gekleurd. In wilden staat is de vogel van boven groen-geel, terwijl de zijden wit met bruine vlekken en vleugels en staart grijsachtig zijn. Kangoeroe. Een merkwaardig dier, dat gevonden wordt in Australië. De kangoeroe heeft' zeerkortevoorpootjes, maar flink ontwikkelde achtérpooten, waar-1 mee hij zich, eveneens met behulp van den langen staart, springend voortbeweegt. De kangoeroe is 'n buideldier; 'twijfje beeft aan 4e buikzijde 'n buldel, waarin 't dé jongen zoolang meedraagt, tot ze voor zich zelf kunnen zorgen. Kameleon. Kanarie. Kangoeroe. Karper. Kat. Kemphaan. Karper. De karper is een zoetwatervisch, die een 500 jaren geleden uit Zuid-Europa naar Noordelijker streken is overgebracht. Hij komt in alle zoetwater voor en heeft een taai leven. In nat gras gepakt, kan hij dagen lang in leven worden gehouden, waarbij men hem kan voeden met in melk geweekt brood. Karpers kunnen wel 200 jaar oud worden. Kat. Van dit dier behoeft weinig verteld te worden. Dat het ons van de lastige muizen bevrijdt en graag eens wat van de melk snoept, is algemeen bekend. Hebt ge wel eens een jong katje in den spiegel'laten zien? 't Is vermakelijk, hoe het diertje telkens om den rand van den spiegel gluurt om te trachten het katje, dat het daar aanwezig meent te zien. te vangen. Kemphaan. Een vogel, die zijn naam ontleent aan zijn vechtlust. Zooals uit de afbeelding blijkt, is hij een steltlooper. Hij is zoo groot als een tortelduif; zjjn veerenpak is bruin en grijs gekleurd. Het mannetje draagt in voorjaar en zomer een kraag van lange vederen, die hij kan opzetten. Hij komt des zomers in ons land voor, in lage moerassige streken. Des winters trekt hij gewoonlijk naar Zuidelijker oorden, maar soms blijft hij ook hier overwinteren. Kever. Kevers komen overal óp aarde voor, in allerlei grootte en kleur, levende in 't water of op 't land. Er is zeker geen dierenorde, waarvan er zooveel soorten bestaan als die van de kevers of torren, zooals ze ook wel genoemd worden. Het zijn z.g. schildvleugelige insecten, ze zijn n.1. in 't bezit van hoornachtige dekschilden, waaronder de doorschijnende vleugels verborgen zfin. Vele keversoorten zijn schadelijk. Sommige zijn, waar ze zich voeden met schadelijke insecten, slakken, enz. als nuttig te beschouwen. Kievit. In ons land komt de kievit vooral in de lage, waterrijke streken van Friesland veel voor. In 't voorjaar legt het wijfje eieren, die zeer smakelijk 1 zijn en met hooge prijzen worden betaald. Ieder jaar worden er tienduizenden van deze kievitseieren geraapt en gegeten ; vele menschen maken daardoor een ' mooie bijverdienste. Kever. Kievit. Koekoek. Deze vogel onderscheidt zich van andere hierin, dat hij geen nest bouwt. Het wijfje legt haar eieren in het nest Van andere, bij voorkeur kleinere vogels, als roodborstjes, grasmusschen, enz. Evenals de kievit, dankt ook de koekoek zgn haam aan zijn geroep. Van Apiil tot half Juli klinkt af en toe zijn geroep „köe-koek", dat hij soms tot vijftig maal herhaalt. Ook de koekoek is een insectenetende en dus nuttige vogel. Koekoek. Konijn. Konijn. Een dier, dat zoowel in 't wild als in tammen staat voorkomt. Het is familie van de haas, maar heeft korter ooren en ook korter, minder krachtige achterpooten dan deze, , zoodat het minder snel loopt. Konijnen vermenigvuldigen zich zeer snel. Het wijfje krijgt verscheidene malen per jaar gemiddeld acht jongen, zoodat van .één korajnenpaar in vier jaren 'tijds niet minder dan 1,274,814 nakomelingen ontstaan. Precies geteld! Korhoen. Korhoenders vindt men vrijwel overal pp de aarde. Kenmerken van deze vogels zgn hun korte gebogen snavel en hunne bevederde pooten. In ons . land komen ze vooral in de Noordelijke en Oostelijke provincies voor. Er wordt veel jacht op de vogels gemaakt; hun vleesch is een smakelijk voedsel. Korhoen. Kraai. Kraai. Namelijk de gewone zwarte kraai, die ook in ons land voorkomt en in hooge boomen haar nest bouwt. De vogel leeft van dierlijk voedsel en is ala verdelger van schadelijke insecten een nuttige vogel. Maar ook de doode lichamen van grootere dieren komen hem niet van onpas. Een cadaver kan ba na niet in zoo verren staat van ontbinding verkeeren, dat de kraai er niets van wil hebben. Kraanvogel. De kraanvogel is een steltlooper; hij heeft lange pooten en ook een langen hals. Daaruit valt wel te concludeeren, dat hij een moerasvogel is. Dat is dan ook inderdaad het geval. In groote groepen bijeen leven zij in boschachtige, moerassige streken zoowel van de oude als van de nieuwe wereld. Dikwijls vliegen zij in vluchten op groote hoogte. Zij voeden zich voornamelijk met plantenvoedsel en verder ook met wormen en kikvorschen. Kreeft. „Zoo rood11 als ""een kreeft" is een bekend gezegde, 't welk zgn ontstaan heeft te danken aan het feit, dat kreeften, als ze gekookt worden, een roode kleur krijgen. De kreeft is een schaaldier met tien pooten en een langen staart. Het voorste paar pooten eindigt in groote, krachtige scharen. Als voedsel wordt de gekookte kreeft zeer gewaardeerd. Tot de familie der kreeften behoort ook de bekende veel kleinere garnaal. Krekel. Hebt ge wel eens in een bakkerij een sjirpend geluid géhoord ? Dat wordt veroorzaakt door den krekel, een diertje als op deze teekening. De hier afgebeelde is de zwarte veldkrekel. De huiskrekel is lichter van kleur, nl. eenigszins geelachtig. Het sjirpend geluid wordt niet veroorzaakt met den mond, maar door snel tegen elkaar wrijven van de vleugels. Kraanvogel. Kreeft. KrekoL Krokodil. Lama. Lamprei. Krokodil. Een groot en gevaarlijk dier. De Nijlkrokodil b.v. wordt wel tien meter lang. Op 't land bewegen zij zien slecht, maar in 't water kunnen zij met behulp van den langen krachtigen staart pijlsnel vooruit komen. De groote bek is voorzien Van wel 72 tot 104 , scherpe tanden. Aan 't einde van den snoet bevinden zich de neusgaten, die het dier met twee kleppen kan sluiten of openen. Het kan daardoor ademhalen, terwijl het alleen 't voorste puntje van den snoet boven water houdt. De krokodillen zijn de schrik van mensen en dier. Lama. De lama is een woldragend dier, dat in Zuid-Amerika leeft. Het heeft in vorm wel iets van de kameel, maar is veel kleiner. Men noemt het ook wel kameelschaap. Het komt zoowel hl 't wild voor als in tammen staat. Getemd is de lama nuttig als lastdier. Lamprei. De lamprei, ook wel prik genoemd, is een vischsoort, die eenige overeenkomst vertoont met de aal of paling en zoowel in de zee als in zoet water leeft. De zeelamprei of zeeprik kan wel bijna een meter lang worden en de dikte van een arm bereiken. Zij hecht zich met haar van hoorn tanden voorzienen zuigmond vast aan andere visschen, welker lichaamsvochten en vleesch haar tot voedsel dienen. De gewone lamprei leeft in meren en rivieren en is veel kleiner en dunner. Zij wordt gevangen om te dienen als aas bij de kabeljauwvisscherij. Leeuw. De koning der dieren. De leeuw behoort tot de familie der katachtigen en is daarvan, de grootste soort. Hij woont in Afrika en in de warmere deelen van Azië. Bijna steeds leven de leeuwen in paren. Het mannetje is zoo lang als een os, maar niet zoo hoog; hij draagt lange meestal donkerbruin gekleurde manen. Hij bezit een geweldige kracht en velt met zijn machtigen voorpoot een krachtig man even gemakkelijk als de kat een muis vangt. Het wijfje heeft geen manen. De jongen van de leeuw noemt men welpen. Leeuwerik. De leeuwerik is een van de meest geliefde zangvogels, die reeds in het vroegst van het voorjaar zich boven onze weilanden laat hooren. Op mooie zonnige lentedagen klinkt zijn welluidend gezang zoo krachtig en duidelijk, dat men het nog kan hooren, ook wanneer hij door de groote hoogte, waarop bij vliegt, niet meer voor het bloote oog zichtbaar is. Lievenheersbeestje. Een klein, aardig, rond kevertje met gekleurde schilden, waarop zwarte stipjes voorkomen. Het diertje kan vrij goed vliegen. Het is een nuttig insect, dat zich voédt met bladluizen. Over de geheele aarde onderscheidt men niet minder dan een 1000tal soorten onder de familie, waartoe dit schildvleugelig diertje behoort. Leeuw. Leeuwerik. Lievenheersbeestje. Lijster. Lijster. Ook de lijster is een zeer geliefde zangvogel, die ook in gevangen staat zingt. De lijster is grooter dan de andere zangvogels. Zij werd jarenlang veel gevangen om het vleesch, dat zeer smakelijk is. Zij voedt zich met insecten, wormen, bessen (lijsterbessen), enz. De hier afgebeelde is de merel of zwarte lijster. Tot de lijsters behoort ook de z.g, spotvogel, in Amerika, die den zang van andere vogels nabootst. Loodsmannetje. Het loodsmannetje is een klein visch je, dat in de gematigde en tropische zeeën leeft. Het is zilvergrijs van kleur met drie tot vijl donkerblauwe banden om het lichaam. Het zeer vraatzuchtige diertje zwemt dikwijls vóór een schip uit of er achteraan, in gezelschap van haaien. Vandaar de naam. Loodsmannetje. Luipaard. De luipaard is een vrq groot roofdier, evenals de leeuw en de tqger behoorende tot, de familie der katachtigen. Hij wordt, den staart • niet medegerekend, ongeveer één meter lang. Hij is geelachtig gekleurd, terwijl zijn huid bezaaid is met donkere vlekken. Hij wordt voornamelijk gevonden in Afrika, Ferzië en Indië. Luipaard. Maanvisch. Een visch van zonderlingen vorm, die in alle zeeën in de warme en gematigde streken voorkomt. Op 't eerste gezicht lijkt het alsof men te doen heeft met den kop van de een of andere groote vischsoort. Vandaar dat men ': hem ook wel kopvisch noemt. Ze kunnen één a twee meter lang en hoog worden. Het voedsel van de maanvisschen bestaat uit zeewier en schaaldieren. Het vleesch heeft veel overeenkomst met dat van zeehonden en wordt door zeeheden graag gegeten. Makreel. Weinig menschen zullen den makreel niet kennen, 't Is een vischsoort, die evenals de haring, in groote scholen in de zeeën rondom Europa wordt aangetroffen en met netten wordt gevangen. De makreel ( is van boven blauwachtig van kleur en overdwars gestreept, 'van onderen zilverwit. Zijn vleesch is zeer smakelijk. Marmot. Op de kermissen ziét men vaak kinderen van kermisreizigers met marmotjes loopen, welke zij tegen eene kleine vergoeding laten zien. 't Zijn kleine knaagdieren,, die in de hooggebergten van Zwitserland en Savoie in 't wild leven. Zij graven in de hellingen groote holen, waar geheele marmottenfamiliën, van wel twintig tegelijk, den winterslaap houden. In den herfst zijn zij zeer vet; zij rollen zich dan in hun win- 1 terverblijf tot 'n bol ineen en brengen zoo slapende den winter door, om in de lente in uitgemergelden toestand te ontwaken Maanvisch. Makreel. Marmot. • Marter. Marter. De marter is een klein, maar bloeddorstig dier met een slank en lenig lichaam. Men onderscheidt den boommarter en dén huis- of steenmarter. De eerste houdt zich bij voorkeur op in de bosschen, de laatste heeft zijn verblijf in de nabijheid der woningen en is 'n gevreesde kippendief Beide zijn bruin van kleur. Bovendien behooren tot de marterachtigen de bunzing, des wezel, het hermelijn en het sabeldier. Sommige dezer dieren zijn zeer gezocht om hun pels. Meeuw. De meeuw is een zwemvogel — zij bezit zwemvliezen — maar tevens uitstekend vliegster. Haar lange spitse vleui gels stellen haar in staat snel en a lang achtereen te vliegen. De n meeuwen zijn roofvogels en voe| den zich met visschen, weekdie| ren, enz. Gedurig bovennet wa1 ter heen en weer vliegend weten | ze hun prooi plotseling te bemachtigen. Komen ze ver ach1 ter de kust in het binnenland, dan geldt dit als voorbode van storm. Mieren. Deze diertjes zijn bij ieder bekend; ze worden den luiaards tot voorbeeld gesteld. Er zijn wel 900 soorten mieren. Wist ge dat wel? Ze leven in maatschappijen bijeen. Zoo n maatschappij bestaat uit enkele gevleugelde mannetjes en wijfjes en uit een menigte ongevleugelde werkmieren. De hier levende soorten zijn klein; in de tropen komen vrij groote soorten voor. Zij voeden zich met vruchten, maar ook met insecten of hun larven. Mieren. Meeuw. Miereneter. De miereneter komt niet in ons land voor; alleen maar in de warme luchtstreken, voornamelijk Z.-Amerika. Het dier voedt zich met mieren en andere kleine insecten, 't Heeft geen tanden, maar een lange, kleverige, oprolbare tong. Deze wordt in een mierennest gelegd; de mieren trachten den indringer te verjagen, maar blijven aan de tong kleven en worden zoo gevangen. Mol. Een fluweelachtig behaard, rolrond diertje, dat in den grond leeft. Uitwendige ooren bezit het niet, terwijl de oogen meestal door de huid overdekt zijn. De pooten zijn kort, maar, vooral wat de voorpooten betreft, krachtig en geheel op graven ingericht. Ze graven lange gangen in den grond en vinden al gravende hun voedsel. Als vernietigers van schadelijk gedierte zijn de mollen als nuttig te beschouwen. Zij brengen echter in hun ijver ook schade toe aan'de gewassen. Er wordt veel jacht op mollen gemaakt om de pels der diertjes. Mossel. De mossel is een schaaldier, dat in menigte aan de zeekusten gevonden wordt. Zij hechten zich met korte peesachtige draden die uit een klier ontstaan, in groot getal vast aan steenen en rotsen of in kuilen in het strand. Als 't getij laag is, worden dezemosselbankenzichtbaar. De gewone mossel, die in de Noordzeevoorkomt,is eetbaar. Miereneter. \ Mol. Mossel. Huis. Muscb. Muis. Onze huisplaag. Het is een klein, grijs diertje, dat vrijwel overal gevonden wordt, waar menschen zijn. Er zijn verschillende soorten van muizen, b.v. de huismuis, de boschmuis, de akkermuis, de dwergmuis. De laatste bouwt, evenals de vogels, tusschen de takken der boomen haar nest, dat van stroo en bladeren is samengesteld. De pasgeboren muisjes zijn blind en naakt, maar met 'n veertien dagen zijn ze al zoover gevorderd, dat ze vrijwel voor zich zelf kunnen zorgen. Musch. Deze vogel wordt wel eens genoemd de gevleugelde straatjongen, wegens zijn brutaliteit en omdat men hem overal en altijd op straat kan aantreffen. Sommigen beschouwende musch als een schadelijke vogel en hij kan 't den landbouwer zeer lastig maken, b.v. tegen den tijd dat de erwten rijp worden. In groote zwermen op de struiken aanvallend, kunnen ze vrijwat schade aanrichten. Daartegenover staat, dat ze ook 'n menigte schadelijk gedierte verslinden en het nut weegt daardoor tegen de schade wel op. Muskiet. Dit is de naam van eenige soorten insecten, die voornamelijk in de warmere gewesten voorkomen en het daar den mensen met hunne steken zeer lastig kunnen maken. Zn houden zich op in lage, vochtige streken. Een der soorten, de malaria-mug genoemd, is door haar steken de oorzaak van de in de tropische landen veel voorkomende malaria. Muskiet. Muskusdier. Van dit dier is afkomötig het onderden naam muskus bekende parfum. Het is een uiterst schuw dier ter grootte van een ree en komt voornamelijk voor in de gebergten en op de hoogvlakten van Centraal Azië. De muskus wordt door de mannelijke dieren afgescheiden uit een huidplooi aan de buikzijde van 't lichaam. Naaldvisch. De naaldvisschen zijn kleine zeevisschen met een dun, langgerekt lichaam. De bek is ook tot een buis verlengd en heeft, geopend, den vorm van een trompet. Tanden bezitten de dieren niet. Ze voeden zich met vischkuit, wormen en andere kleine dieren. Een eigenaardigheid is nog, dat de eieren worden meegedragen door het mannetje in een eierzak, die zich onder aan de staartzijde bevindt. De naaldvisschen worden ook. op onze kusten gevangen. Nachtegaal. De meest geliefde en de beste van onze gevleugelde zangers is de nachtegaal. Hij onderscheidt zich van andere zangvogels hierdoor, dat hij meest 's avonds laat en 's morgens zeer vroeg zich laat hooren. De nachtegaal is een trekvogel, die in ons land verblijf houdt van April tot September. Na den langsten dag laat hij zich in den regel niet meer hooren. Muskusdier. Naaldvisch. Nachtegaal'. Nachtzwaluw. ( Narwal. Nautilus Nachtzwaluw. Zooals de naam aanduidt, is dit een vogel die bij nacht vliegt. Overdag houdt ze zich schuil. Als de schemering valt, vliegt zij uit en vangt al vliegende haar prooi, bestaande uit insecten. Men noemt dezen vogel ook wel geitenmelker, in verband met het ongegronde volksgeloof, dat hij 's nachts de uiers van geiten en koeien leegzuigt. De nachtzwaluwen nestelen meestal in kuilen in den grond. Het wijfje legt slechts twee eieren. Narwal. Ook wel genoemd de zee-eenhoorn. De narwal is 'n zee-zoogdier, evenals bv. de dolfijn en de walvisch. 't Dier leeft in de Noordelijke poolzeeën.Dennaam zee-eenhoorn ontleent het hieraan doordat zich bij de mannetjes een der bovenkaakstanden zeer sterk ontwikkelt. Die tand is naar voren gericht, heeft 'n schroefwijze gegroefde oppervlakte en kan wel 6 meter lang worden. De wijfjes hebben dezen tand niet. Een volwassen narwal is wel 6 meter lang. Nautilus. Dit is de naam van een eigenaardig weekdier, dat alleen de warmere zeeën bewoont, voornamelijk den Indischen Oceaan. Het dier heeft een schelp, die spiraalsgewijs gröoter wordt. De schelp bestaat n.1. uit verschillende telkens grooter wordende kamers, ■waarvan 't dier alleen de laatstgevormde bewoont. De middenschotten hebben openingen, waardoor tot aan den oorsprong der spiraal 'n draad loopt, waarmee 't dier aan de schelp vastzit. Newfoundlandhond. De Newfoundlander onderscheidt zich vooral hierdoor van andere hondensoorten, dat hij beter zwemt dan deze. Het is bekend, dat menig drenkeling aan een Newfoundlander zijn leven te danken heeft. Ook als waakhond is hij zeer gewild. Hij stamt af van 't t eiland Newfoundland aan de \ Amerikaansche kust. Nijlpaard. Dit dier ontleent zijn naam aan de in Egypte stroomende rivier de Nijl, waar zijn vaderland is. De Nijlpaarden zijn buitengewoon logge, plompe en zware dieren, die in groote troepen in den Nijl en andere groote rivieren leven. Zij zwemmen en duiken uitstekend. Deal nachts komen zij aan de oevers om gras en andere planten te eten, waarvan zij groote hoeveelheden verslinden, 't Nijlpaard is een dikhuidig dier, evenals het varken, waarmee het meer punten van overeenkomst heeft. " Olifant. Nog een dikhuid. De olifant is het grootste van de nok bestaande viervoetige dieren. Br zijn twee soorten van olifanten: de Indische, die in Zuidelijk Azië en op sommige Indische eilanden leeft, en de • Afrikaansche, die in Midden- en Zuid-Afrika voorkomt en veel grooter is dan de eerste soort. De olifant heeft groote slagtanden, die voor zijn verdediging ! geweldige wapenen vormen. De i neus is verlengd en vormt de krachtige slurf, waaraan een vingervormig uiteinde, waarmee het dier alles kan grijpen. Hij kan wel 150 jaar oud worden. Newfoundland hond. Nijlpaard. Olifant. Ooievaar. Oorworm. Opossum. Ooievaar. De ooievaar is een groote, statige vogel, die hier te lande nestelt en van Maart tot Augs. verblijf houdt. Zijn vederpak is wit, behalve slagpennen en vleugeldekveeren, die zwart zijn. Hij is een voor den landbouw nuttige vogel, die zich voedt met wormen, slakken, hagedissen, yischjes, kikvorschen, veldmuizen, enz. De ooievaar wordt in sommige streken op bijgeloovige wijze vereerd. Een stemgeluid heeft hij niet, maar dat gemis wordt vergoed door 't klepperen met den snavel. Oorworm. Dit kleine diertje, dat vrij veel voorkomt, is de groote plaag van den bloemist. $Het doet n.1. veel schade in den bloementuin, doordat het zich met bloembladeren voedt. Dikwijls hebben de kleine vernielers b.v. de rozen al vernietigd, voor ze nog goed zijn uitgekomen. De oorwormen leven in groote menigten bijeen in gaten, spleten of onder den bast van oude boomen. Opossum. ■ Een andere naam voor dit dier is buidelrat. De buidelrat leeft in Noord-Amerika. Het dier, dat zoo groot wordt als een kat, is op den grond langzaam en onbehol; pen, maar zeer vlug in de I boomen. Het bezit evenals, de U kangoeroe een buidel, waarin - de jongen worden meegedragen tot zij zich zelf kunnen verzorgen. Men zegt wel, dat de opossum heeft een bek als een snoek, ooren als een vleermuis, voeten als^een aap en een staart als een slang. Orang-oetan. De orang-oetan lijkt het meest van alle apensoorten op den mensch en bewoont voornamelijk de OostIndische eilanden Borneo en Sumatra* Orang beteekent mensch en oetan bosch, zoodat men zijn naam kan vertalen door: boschmensch. Hij is bedekt met lange, roodbruine haren. Zijn voedsel bestaat uit vruchten en jonge bladscheuten. Vermeldenswaard is nog, dat de orang-oetan niet gemakkelijk loopt op den platten grond. Hij beweegt zich echter met groot gemak en behendig van boom tot boom. Paardenhorzel. De paardenhorzel is de plaaggeest van de paarden. Zij legt hare eieren aan de oppervlakte van het liehaam der paarden op plaatsen, welke de dieren met hun tong kunnen bereiken. Uit deze eieren komen jonge larven, die zich levendig bewegen en aldus een ondragehjken jeuk veroorzaken. Het paard lekt nu de jeukende plaatsen; de larven blijven aan de tong zitten en worden door het dier ingeslikt, zetten zich in de maag vast en verlaten, na maanden, verpopt, het lichaam van het paard. Na ongeveer vijf weken komt uit de pop de volkomen horzel te voorschijn. Pad. De pad gelijkt veel op een kikvorsch, maar is doffer van kleur. De huid is bedekt met wratten, waaruit 't dier een scherp vocht afscheidt, 't Voedt zich met insecten, zoodat het als een nuttig dier moet worden beschouwd. De pad heeft 'n taai leven en slaapt in den winter. Orang-oetan. Paardenhorzel. Pad. Panter. Papegaai. , Parelhoen. Panter. De panter is iets grooter dan de luipaard en leeft als deze in Afrika en Zuidwestelijk Azië. Zijn oranje-gele pels is bedekt met ringvormige of volle zwarte vlekken. Hij is zeer vlug en lenig en kan uitstekend klimmen. Zijn bloeddorstigheid is groot. Niet zelden doodt hij een dertigtal schapen of geiten achtereen om hun bloed. Grootere dieren durft hij meestal niet aan en voor den mensch is hij eveneens bang, behalve wanneer hij gewond of hongerig is. Papegaai. De papegaai is 'n uitheemsche vogel, die hier te lande slechts in gevangen staat voorkomt. De hier afgebeelde is de gewone grauwe papegaai, die afkomstig is uit West-Afrika. Gemakkelijk kan men dit dier temmen en leeren woorden na te spreken. Deze soort papegaaien is sober grijs gekleurd, uitgezonderd de staartvederen, welke rood zijn. Er zijn echter verschillende andere soorten, die zeer levendig gekleurd zijn. Over 't algemeen kan de papegaai zeer oud worden, soms wel 100 jaar. Parelhoen. Ook het 'parelhoen is hier niet inheemsen. Het wordt hier alleen in tammen staat aangetroffen; in West-Afrika en Amerika komt het in 't wild voor. Het dier heeft een . grijsachtig blauw gekleurd veerenpak, dat met een groot aantal schitterend witte vlekjes, als met parelen, is bezaaid. Vandaar de naam. Voordeel levert het houden van parelhoenders niet op. Parkiet. De parkieten zijn familie van de papegaaien, maar over 't geheel iets kleiner van stuk. Zij nebben de grootte van een lijster tot die eener kraai. Hun vederen zijn dof groen gekleurd, terwijl een zwarte ring om den nek ligt. De twee middelste veeren van den staart zijn veel langer dan de andere. Bij een ander soort parkieten (halsbandparkieten worden ze genoemd) is de ring niet zwart maar rozerood. Patrijs. Een vogel, die in ons land veel voorkomt en waarop veel jacht gemaakt wordt. De patrijs heeft een kleinen kop, korte vleugels en een neerhangenden staart. De kleur van het dier is vaal grijs-bruin; van dichtbij bezien blijkt het fijn geteekend te zijn. Een eigenaardigheid van dezen vogel is, dat de jongen veelal reeds loopen, vóór zij nog geheel van de eierschaal zijn bevrijd. Pauw. De pauw komt in onze streken alleen in tammen staat voor. Indië is zijn vaderland. De vogel is fraai gekleurd, vooral het mannetje, dat schitterende hals- en borstveeren bezit, alsmede de prachtige „pauweveeren", die aan 't einde de zoogenaamde „oogen" te zien geven. Vooral wanneer de pauw „pronkt", waarbij hij zijn staartveeren waaiervormig heeft opgeheven, komen zijn fraaie kleuren goed uit. Het stemgeluid van dezen vogel is echter in tegenstelling ' met zijn fraaie kleuren zeer leelijk. Parkiet. Patrijs. Pauw. Pelikaan. Pluvier. Raaf. Pelikaan. Dit dier i* de grootste van alle zwemvogels. Het wordt gevonden in Afrika, Azië, Zuid-Amerika en ZuidEuropa, en heeft zijn verblijf aan de groote rivieren, bij meren en aan de zeekusten. De pelikaan verstaat uitstekend de kunst van visch te vangen. Hij draagt zijn buit mee in 'n vliezigen zak, dien hij onder den snavel en aan de keel bezit. Uit dezen zak, die, geheel gevuld, wijd uitstaat, worden ook de jongen gevoederd. Pluvier. De pluvieren (ook wel plevieren genoemd) zijn vogels, die in verschillende soorten over de gansche wereld verspreid zijn. De pooten zijn Vrij hoog, zoodaVze met eenig recht steltloopers genoemd kunnen worden. Het liefst houden ze zich op in vlakke, lage landen, aan de oevers van rivieren, enz. De vogels komen, wat gewoonten enz. betreft, vrijwel met de kieviten overeen. In ons land kent men : goudpluvier of wilster, strand- en kleine pluvier. Raaf. Een zwartgevéderde vogel, en een der grootste soorten van de z.g. raafachtigen, waartoe b.v. pok de kraaien en de eksters ' behooren. De raaf komt ook in" ons land, zij het vrij zeldzaam, voor, meestal waar in de nabijheid van heidevelden hoog geboomte is en in weinig bezochte Vlakten. De vogel voedt zich voornamelijk met wormen, larven, rupsen en ander dierlijk voedsel. Hoewel hij een leelijk krassend geluid geeft, behoort hij tot de zangvogels. Rat. Behalve de muis kan ook de rat het den mensohen in de woningen, pakhuizen, enz. vrij lastig maken. De rat komt meestal niet in zoo grooten getale voor als de muis, maar is grooter, kan meer schade doen en laat zich ook niet zoo ge¬ makkelijk vangen, uoor veie vui- ^ ken, b.v. doordeChineezen.wor- den'de ratten gegeten. Ratelslang. Dit gevaarlijke dier komt voornamelijk voor in Amerika. Men heeft het dezen naam gegeven naar aanleiding van het ratelend geluid, dat het kan voortbrengen met een zich aan den staart bevindend voorwerp, 't welk gevormd wordt door een aantal hoornachtige ringen, die bij de jaarlijks drie a vier maal plaats hebbende vervellingen achterblijven. Dit ratelen kan op vrij 'verren afstand gehoord worden, maar dient zelde» als waarschuwing, want de ratelslang wacht onbe'■' wegelijk, ineengekronkeld liggend, tot een prooi in de nabijheid komt, schiet dan plotseling er op af en brengt met hare giftanden den doodelijken beet toe. De ratelslangen kunnen wel 2 meter lang worden. Reiger. De reiger is een steltlooper, die veel overeenkomst heeft met den ooievaar. Hij bouwt zijn nest in boschrijke streken op boomen, maar zoekt 'zijn voedsel in meren en rivieren en in moerassige landen. Dat voedsel bestaat hoofdzakelijk uit Visch, maar ook uit kikvorschen, slakken, wormen en insecten. Rat Ratelslang. Reiger. Rendier. Rhinoceros. Roek. Rendier. Het rendier is 'n zeer nuttig dier voor de Laplanders, die er groote kudden van houden. Zij dienen als trekdieren, leveren goede melk, terwijl hun vleesch zeer smakelijk is. Van de huid maakt men leer, kleeren, pelswerk; van de darmen touw, van de beenderen wapens en gereedschappen. Uit het vet bereidt men kaarsen en zalf. Zoowel de wijfjes als de mannetjes dragen 'n gewei, waarmee ze hun voedsel, mos, onder de sneeuw weg graven. Rhinoceros. Ook wel neushoorndier, genoemd naar den hoorn, dien het op den neus draagt. Het is een planteneter. De huid is zeer dik, zoodat zelfs kogels er vaak op afstuiten. Men onderscheidt den Indischen rhinoceros, die 'n lengte van 3y2 meter en een hoogtè van 1.70 meter bereikt, en den Afrikaanschen rhinocerps, die iets kleiner is. De neushoorn kan wel 60 cM. groot worden en vormt een geducht wapen voor het dier. Roek. De rOek komt in uiterlijk vrijwel overeen met de kraai, is evengroot als deze, maar heeft een langeren en minder gebogen snavel. Hier te lande wordt hij wel vervolgd, maar ten onrechte, want de roek voedt zich met wormen, insecten, veldmuizen, enz. en is dus een nuttige vogel. In Engeland waardeert men hem beter. Men ziet daar wel honderden roeken bijeen nestelen in 't hooge geboomte. Zulk 'n plaats wordt ropkery genoemd. Rog. De roggen vormen 'n bekendegroepzeevisschen.waarvan er onderscheidene soorten . bestaan. Zij bezitten een plat, kort en breed lichaam, dat, den langen dunnen staart niet meegerekend, nagenoeg den vorm van een ruit heeft. Wanneer zij zich voortbewegen, dan flappen zij met hun breede, platte zijden . door het water, zooals een groote vogel zich door de lucht beweegt met zijn vleugels. Sóm- I mige roggensoorten worden wel over de 2 meter lang en 100 , pond zwaar. Roodborstje. Het roodborstje is 'n aardig zangvogeltje, dat zijn naam ontleent aan de geelach- < tig roode kleur van den kop, \ de keel en een gedeelte van de t borst. Op den rug is 't diertje j rossig geel en olijfgroen. Hetis een nuttige vogel, die voorna- , melijk leeft van wormen, insec- i ten en rupsen. Zijn gezang is een streeling voor het gehoor. Hij bouwt zijn nest op den grond, in een slootswal of er vlak boven in een hollen boomstam; het wijfje legt daarin 4 a 7 gespikkelde roodachtige eitjes. Sabeldier. Het sabeldier behoort tot de familie van de marters, wezels, bunzings, enz. Men vindt het voornamelijk in Siberië en er wordt veel jacht op| gemaakt om zijn kostbaren pels.' De kleur daarvan is donkergrijs,, bleekrood, bruin of zwart. De donkere, dicht behaarde pelzen zijn het meest gewild. Ook heeft men witte sabeldieren, welker pels om hunne zeldzaamheid duur verkocht wordt. Rog. Roodborstje. Sabeldier. Salamander. Schar. Schelvisch. Salamander. Een reptiel (kruipend dier), dat veel overeenkomt met de hagedis. Er zijn verschillende soorten. De hier afgebeelde is de gewone salamander, die donker gekleurd is, gemerkt met twee rijen groote gele vlekken. Het diertje leeft in vochtige, donkere holen in den grond, onder steenen, in ruïnes, enz. Het is langzaam en traag in zijn bewegingen, voedt zich met vliegen, wormen, slakken, enz. Vroeger hield men dit vreesachtige, weerlooze diertje voor vergiftig en meende men, dat zijn beet den dood tengevolge had. Schar. De schar is 'n kleine, platte zeevisch, die in overvloed in de Noordzee wordt aangetroffen en veel overeenkomst heeft met de bot. 't Vleesch is echter niet zoo goed; in 't voorjaar (Februari, Maart en April] is net nog het beste. De schar wordt veel gedroogd'gegeten. De visch is oruin van Kleur en neett een vrij ruwe huid. Schelvisch. Een algemeen bekende en door velen gaarne gegeten visch. De schelvisch behoort tot de familie van den kabeljauw, heelt daarmee ook vrij veel overeenkomst, maar is kleiner. De schelvisch heeft 'n zwarte viel/ tusschen borst- en rugvin. Hij komt veelvuldig voor op de Noordzeekusten. De fijnste schelvisch wordt gevonden in 't heldere, diepe water aan de Noordoostelijke kusten van Schotland. Schol. Alweer een lid van de familie der platvisschen. De schol is gemakkelijk van de bot te onderscheiden, door de roode stippen, die zij op de lichtbruine < huid heeft. De onderkant van • den visch is wit. De schol kan wel 60 cM. lang en 7 K.G. zwaar worden. Zij levert een smakelijk voedsel. Schorpioen. Het hier afgebeelde dier, dat in de warmere streken leeft, lijkt wel iets op een kreeft, maar heeft met deze diersoort niets uit te staan. De schorpioenen behooren tot de spinnen. Zij hebben acht pooten, benevens een staart, die bestaat uit zes deelen en eindigt in een angel, waarmee de dieren giftige steken kunnen toebrengen. Hun voedsel bestaat uit kleine dieren, vooral spinnen en insecten, welke zij met hunne haken en scharen grijpen. Hun giftstëkel dient meer ter verdediging dan tot aanval. Een steek van een der grootere soorten kan zelfs voor menschen doodelijk zijn. St. Bernhardshond. Deze hond ontleent zijn naam aan den bergtop St. Bernhard in Zwitserland. De monniken van een op dien bergtop staand klooster hielden honden van deze soort, welke werden afgericht tot het opsporen van Alpenbeklimmers, die verdwaald of onder de sneeuw bedolven waren, 't Zijn trouwe, waakzame, zachtaardige dieren. Men onderscheidt twee soorten St. Bernhards: de langharige en de (hier afgebeelde) kortharige. Schol. Schorpioen. St. Bernhardshond. Slak. Sperwer. Spin. Slak. De slak is een weekdier, d.w.z. het heeft een week ucnaam zonder beenderen of graten. Zij komt in grooten ge- ! tale m tumen en op bouwland i voor en richt daar dikwijls zeer 1 veel schade aan onder de se- 1 wassen. Behalve de naakte slik I ij 18 afge*>eeld, bestaat o.a! 1 ook de huisjesslak, welke een I schelp heeft en zich daarin terug I kan trekken. Voor aan den kon I bevinden zich twee paren uit- ■ steeksels, die naar binnen kun- I nen worden ingetrokken. Boven- I aan de langste zijn de oogen. ,, Sperwer. De sperwer is een bloeddorstige, onverschrokken roofvogel, die in verschillende boschnjke streken van ons land voorkomt. Men noemt hem o.m. ook vmkendief, in verband met de omstandigheid, dat hij op vinken en dergelijke kleine vogels jacht maakt. Maar ook voor grootere vogels is de sperwer met bang: men heeft vaak opgemerkt, dat hij vogels achtervolgde, welke veel grooter waren aan hij zelf. Men kan hem africhten voor de jacht op voeelwild. Spin. De - hier afgebeelde is een kruisspin, welke men een groot deel van 't jaar, vooral in den herfst, overal kan aantreffen. Ziij maakt een kunstig web tusschen struiken, heggen of waar zij maar 'n geschikt plaatsje kan vinden. Dit web dient tot het vangen van mugjes en andere insecten, haar voedsel. Werp eens 'n klein stukje papier of n blaadje in 't web, ge zult dan zien dat de spin alle moeite doet ait voorwerp te verwijderen. Spreeuw. Een welbekende vogel, die hier te lande veel gevonden wordt. Hij is een trekvogel, maar ook brengt hij hier wel den winter door. Hijvvoedt zich meest met insecten, maar ook wel met vruchten, bessen en zaden. Het mannetje zingt aardig en bootst wel eens de geluiden van andere vogels na. Zelfs kan men het, mits zeer jong gevangen, leeren fluiten en een enkel woordje spreken. Sprinkhaan. Er zijn ver- ^ schillende soorten van sprinkhanen. Die, welke hier is afgebeeld, is onze inlandsche sprinkhaan. De lange achterpooten stellen hem tot springen in staat. Evenals de krekel verraadt hij zijn tegenwoordigheid door een sjirpend geluid. De sprinkhanen zijn schadelijke dieren, doordat zij zich aan de gewassen van veld en akker te goed doen. Waar zij in grooten getale voorkomen (b.v. de treksprinkhaan in Zuidelijke landen) is dikwijls hunne tegenwoordigheid een ware ramp voor de landstreek. Steekvlieg. Een klein, gevleugeld, bloeddorstig insect, dat in het najaar zeer lastig kan worden met zijn vinnige steken. Er wordt beweerd, dat het alleen de mannetjes zijn, die steken. Ook zegt men wel, dat het wrijven met een stukje zuren appel op de wond pijnstillend werkt. Er zijn verschillende soorten van steekvliegen. De muskiet is er ook een van. Spreeuw. Sprinkhaan. Steekvlieg. Stekelbaars. Stekelvarken. Struisvogel. Stekelbaars. De stekelbaars is een klein soort visch, waarvan de groote merkwaardigheid is, dat het dier een nest bouwt voor zijn eieren en zijn jongen. Dit nest wordt samengesteld van stevige plantenvezels. Den naam stekelbaars ontleent het dier aan de. drie scherpe Stekels, welke het op den rug bezit. Het is, evenals de gewone baars, een gulzig dier. Stekelvarken. Wat men hier te lande dikwijls stekelvarken noemt, is inderdaad de egel. Het eigenlijke stekelvarken, dat in Zuidelijke landstreken (ZuidEuropa, Noord-Afrika, Indië) leeft, is hier afgebeeld. Het is een knaagdier, dat zich voedt met vruchten, wortelen, knoppen, enz. Het lichaam is met lange borstels bedekt, welke hier en daar den vorm en de stijfheid van scherpe stekels hebben: Als het dier in nood zit, steekt het ter bescherming van zijn lichaam zijn stekels op, terwijl het zich ook kan ineen- , rollen tot een bol. Struisvogel. De grootste van alle vogels. Vliegen kan de struisvogel echter niet; daarvoor zijn de vleugels te klein en de vleugelveeren te zacht. Het is een z.g. loopvogel. Loopen kan de struisvogel zeer snel. Een paard kan hem niet bijhouden. Het dier leeft in de woestijnen van Afrika, maar ook in Amerika en Australië komt het voor; deze soorten zijn echter kleiner. Er wordt jacht gemaakt op deze dieren om de fraaie veeren. Syrische geit. Het heet, dat alle tamme geitensoorten afstammen van de Syrische of wilde geit, waarvan er hier een exemplaar is afgebeeld. Deze geit is merkwaardig om haar lange ooren en het fijne lange haar, waarvan fijn garen kan worden gesponnen. Het wijfje geeft uitstekende melk in groote hoeveelheden. Volkomen zekerheid, dat de tamme geit van deze soort afstamt, heeft men echter niet. Syrisch schaap. Zooals er een Syrische geit is, is er ook een Syrisch schaap. Dit verschilt maar zeer weinig in lichaamsbouw met onze schapen. Het eigenaardige van dit dier is de lange breede en vleezige staart, welke als lekkernij geldt op den disch. Om deze staart voor beschadiging te vrijwaren, wordt ze door de schaapherders dikwijls ondersteund met een plankje op wielen. Tijger. De tijger is wel het bloeddorstigste, gevaarlijkste en wreedste roofdier, dat' bestaat. Hij is zoo sterk als een leeuw, maar hij is er valsch en listig bij. Zijn huid is geelachtig, op den rug donkerder, en is bedekt met donkere strepen. De tijger leeft in alle landen van Zuidelijk Azië en komt ook in Nederlandsch Indië vrij veel voor. Jaarlijks vallen heel wat menschen als slachtoffer van zijn aanvallen. Er wordt veel jacht op hem gemaakt wegens zijn kostbaren pels. Syrische geit. Syrisch schaap. Tijger. Tortelduif. Treksprinkhaan. Tortelduif. De tortelduif is kleiner dan de tamme huisduif en de houtduif en onderscheidt zich verder van deze duivensoorten door de vier rijen don* kere veertjes ter weerszijden van 't den hals. De tortelduiven, die t ook des zomers in ons land voorkomen, leven in paren. Mannetje en wijfje blijven steeds ! dicht bij elkaar. Wanneer een paar wordt gevangen, blijven ze ook in gevangenschap aan elkaar gehecht en zoo worden de dieren , dikwijls de lievelingen van het huisgezin. Treksprinkhaan. Het is ongetwijfeld waar, dat van alle insectenplagen die van desprinkhaan wel de vreeselijkste is. In ^ de landen, waar deze sprinkhanen inheemsch zijn, yl. NoordAfrika, Zuid-Europa en 't aangrenzende deel van Azië, ziet men ze soms in ontzaglijke zwermen, die wel eens uren lang en breed zijn, door de lucht trekken, en wee de streek, waar zij neerstrijken ; al 't groen verdwijnt. Uil. De uil is een roofvogel, wat wel blijkt uit zijn scherpen, krommen snavel. Hij gaat echter niet zooals andere vogels des daags, maar des nachts op roof uit. Hij kan dat door zijn buitengewoon scherp gezicht. Zijn oogen zijn, zooals bij den mensch, voorwaarts gericht, zoodat hij met beide oogen tegelijk één voorwerp kan zien. Dat is bij geen andere vogelsoort het geval. Behalve 'n scherp gezicht bezit de uil ook 'n uitnemend gehoor. Zijn veeren zijn zeer zacht, zoodat hij bij het vliegen zeer weinig gedruisch maakt: Uil. Valk. Ook de valk is 'n roofvogel ; hij is een zeer moedig en vechtlustig dier, dat in verschillende streken der aarde en in verschillende soorten voorkomt. Ook in ons land kent men enkele soorten. De kleinste valk is de Javaansche, die niet grooter dan een vink is. Valken kunnen getemd en afgericht worden voor de jacht op vogels. Vooral vroeger, toen men nog geen jachtgeweren had, werd dit veel gedaan. Voor dat doel werden destijds op de Brabantsche heidevelden veel wilde valken gevangen. Vampier. De vampier is een soort vleermuis, welke alleen in Zuid-Amerika wordt gevonden. Hij is grooter dan onze gewone vleermuis en nog al bloeddorstig. Hij weet zelfs, bij gebrek aan insecten en ander voedsel, grootere dieren, bloed uit te zuigen en overvalt ook wel den mensch in den slaap. Hij maakt dan op pijnlooze wijze 'n ondiepe wonde aan schouders of hals en zuigt het bloed op. Hij heeft 'n vlucht van niet minder dan 60 cM. Veldmuis. Een aardig klein diertje is de veldmuis, maar toch» ziet men het niet gaarne, want het is een ware plaag voor den landbouwer. Wat uit deze afbeelding' duidelijk is op te maken; het voedt zich met graan en andere landbouwgewassen. Geen wonder, dat er veel jacht gemaakt wordt op de veldmuizen en daarbij ondervindt de mensch krachtige hulp van verschillende dieren, als de uil, de wezel, en andere. Valk. Vampier. Veldmuis. Vlasvink. Vleermuis. Vlieg. Vlasvink. De vlasvinken vormen een klasse vrooüjjce kleine zangvogels, die ook in ons land veel worden aangetroffen. Zij .voelen zich thuis op de heide ■en in de weide en bouwen hunne nestjes in de brem, de boschbes en andere struiken. Hun voedsel bestaat uit de zaden van een groot aantal planten, als de leeuwetand, de distel, en andere. l Vleermuis. Eigenaardige dieren zijn het, de vleermuizen. Men noemt ze handvleugeligen, omdat van hun buitengewoon lange voorste ledematen de „vingers" onderling en met het lichaam zijn verbonden door 'n vlies, waarmee zij door de lucht kunnen fladderen. Zij kunnen daarbij veel beter snelle wendingen maken dan vogels. Overdag houden ze zich schuil■ ze komen alleen 's avonds en des nachts te voorschijn en vliegen nergens tegen aan, hoewel hun gezicht zeer slecht is. Zij bezitten n.1. een zóó uiterst fijn gevoel, dat zij onder het vliegen bemerken of zij in de nabijheid van een voorwerp komen. Onze inlandsche vleermuizen voeden zich met insecten. Vlieg. Dat is de algemeene naam van een groot aantal insecten, waarvan er alleen in ons land honderden en over de geheele aarde duizenden soorten worden gevonden. Die op onze afbeelding is de gewone huisvlieg, welke het ons • op warme zomerdagen dikwijls zeer lastig kan maken. Vliegende visch. Te zeggen dat de vliegende visch kan vliegen zou niet juist zijn. De lange vinnen, welke het dier aan beide zijden op den rug heeft, stellen het in staat om eenige oogenbükken uit het water op te springen. De vliegende visch kan echter zijn vinnen niet bewegen zooals 'n vogel zijn vleugels, en kan zich op zijn tocht door de lucht ook niet omwenden, zoodat hij tegen voorwerpen, weiice zich toevallig op zijn weg bevinden, bv. 'n schip, aanbotst. Vlinder. Evenals er duizenden soorten vliegen zijn, geldt dit ook voor de vlinders. Men schat het aantal soorten op de geheele aarde op wel 'n 20.000. Vooral in de warme landstreken komen ze in onnoemelijk aantal en verscheidenheid voor. Er zijn groote en kleine, eenvoudig gekleurde en andere, die met de Schitterendste kleuren geteekend zijn. Er zijn dag- en nachtvlinders ; de laatste vertoonen zich alleen na zonsondergang. Vos. Dit dier, met zijn spitsen snuit en zijn langen, behaarden staart, is zeker voor niemand een onbekende. Bij zijn jacht op kleinere dieren als hoenders en andere vogels legt hij buitengewoon veel sluwheid aan den dag, welke zelfs spreekwoordelijk is geworden. In ons land komt hij in de oostelijke provincies vrij veel voor en hij kan daar nog al wat schade aanrichten onder 't gevogelte; hij maakt zich echter ook nuttig door het verslinden van muizen. Vliegende visch. Vlinder. Vos. Walrus. Wal visch. Waterjuffer. Walrus. Een bewoner van de Noordelijke ijszeeën. Hij is familie van den zeehond, maar veel grooter. De walrus wordt wel vijf a zes meter lang en 1500 K.G. zwaar. De hoektanden van de bovenkaak steken ver naar beneden en worden wel 60 a 80 cM. lang. Er wordt we} jacht op de dieren gemaakt, voornamelijk öm deze tanden, die een goed ivoor opleveren, maar de jacht is zeer gevaarlijk. Walvisch. Hoewel in vorm op een visch gelijkend, is de walvisch echter een zoogdier. Hij ademt door longen en kan 'niet onafgebroken onder water verblijven, maar moet nu en dan boven komen om adem te halen. De Walvisch, die zoowel in de warme als in de koude zeeën leeft, voedt zich meest met kleine visschen. Tanden heeft 't dier niet. Wel bevinden zich aan de bovenkaak vele honderden lange hoornplaten, welke „baarden" genoemd worden; men maakt er baleinen van. Deze baarden houden als een zeef de kleine dieren gevangen, waarmee de walvisch zich voedt. Waterjuffer. Er zijn verscheidene namen voor deze diertjes, als: waterjuffers, waternimfen, glazenmakers, libellen, enz. Ze hebben groote, goed ontwikkelde vleugels en kunnen dan ook snel en lang achtereen vliegen. Het zijn roofdieren; ze leven yan kleinere insecten, welke zij in de vlucht vangen. Een eigenaardigheid van deze dieren is, dat ze vooruit en achteruit kunnen vliegen. Waterrat. De waterrat, die hier verblijf heeft aan den waterkant en zich daar gangen in den grond graaft, is een zeer schadelijk knaagdier. Want zij voedt zich hoofdzakelijk met * plantaardig voedsel en berok- 1 kent daardoor veel Schade aan j den landbouw. Soms nuttigt zij j ook eieren, kikvorschen, enz. * Het dier is zwart of zwartbruin j van kleur, 's Winters slaapt het. | Wesp. De wesp gelijkt zeer veel op de bij, maar heeft een. glad en slank lichaam. Er zijn niet minder dan 'n 900 soorten van wespen, die over de gansche aarde verspreid zijn. Sommige soorten leven eenzaam, maar andere vormen evenals de bijen maatschappijen. Zij bouwen nesten in holen in den grond of in holle boomen. Die nesten zijn van een stof die eigenlijk niets anders is dan fijn gekauwd hout en schors van boomen en veel op papier gelijkt. Zij worden daarom wel de eerste papiermakers genoemd. Zij verzamelen geen honig, maar voeden er zich wel mede en ook met andere zoetigheden en insecten. Wezel. De wezel behoort tot de familie van de bunzing en de marters en is de kleinste van deze familie. Zij leeft in oude ruïnes of onder de wortels van oude boomen, en is bruin-rodd van kleur, op borst en buik wit. Het dier leeft van muizen, ratten, mollen, vogels, enz. Het is zeer moedig en doodt niet zelden dieren veel grooter dan het zelf is. Ook in ons land komt de wezel voor. Waterrat. Wesp. Wezel. 1.1. 'o W;n+a*o nloont. hot SU Wielewaal. Wielewaal. De wielewaal is een zeer fraaie trekvogel, die hier te lande verblijf houdt in sommige boschrijke streken. Het mannetje is goudgeel, waarom men hem ook wel goudlijster noemt, met zwarte vleugels en staart; het wijfje is groen met zwartachtige vleugels. De wielewaal voedt zich als regel met insecten, maar als de kersen rijp zgn, is hij een gevreesde kersendief. Sommige menschen houden veel van 't vleesch van den wielewaal. Hij is echter zoo schuw en ook listig, dat hij zich moeilijk laat vangen. Wijting, Wijting. De wijting komt veel overeen met den kabeljauw en den schelvisch en wordt veel in de Noordzee gevangen. 't Vleesch van deze vischsoort wordt echter niét zoo smakelij k geacht; 't is ook zachter dan dat van schelvisch en kabel¬ jauw. Wijl het echter zeer licht verteerbaar is, vormt het een aanbevelenswaardig voedsel voor zieken en zwakken. Winterkoninkje. Winterkoninkje. Een geliefkoosde, kleine zanger is 't winterkoninkje, dat, zooals de naam reeds uitwijst, ook den winter bij ons doorbrengt. Het diertje is vooral bekend, doordat het een bijzonder kunstig, kogelrond nest bouwt van bladeren, mos, veeren, enz.,1 met slechts een kleine opening als toegang. Men herkent het winterkoninkje gemakkelijk aan zijn opgewipt staartje. Het leeft van insecten en larven en is als een nuttig diertje te beschouwen. Wolf. De .wolf is 'n gevreesd roofdier. Hij gelijkt veel op een hond en is van dezelfde familie. Kenmerkend is zijn recht naar beneden hangende staart. De wolf is zeer sterk en vraatzuchtig, maar tevens vreesachtig; wel vallen de wolven grootere ■ dieren en den mensch aan, maar alleen wanneer zij zich tot groote troepen hebben vereenigd. In de eenzame Russische steppen werden dikwijls reizigers en hun paarden door wolven aangevallen en verscheurd, 't Dier is zoo vraatzuchtig, dat 't wijfje haar jongen tegen denvadermoet verdedigen. Worm. Het hier afgebeelde diertje is de bekende aard- of regenworm, die in den grond, leeft. Het lange lichaam bestaat uit een groot aantal geledingen of rinp en, waardoor het dier in staat is zich uit te strekken of samen te trekken. De aardwormen leggen zeer kleine eieren. Sommige soorten worden wel 30 ' cM. lang, terwijl hun lichaam soms wel tot 500 ringen telt. De grootste vijand van de wormen is de mol. Zaagvisch. De zaagvisschen zijn groote visschen, die eenige overeenkomst vertoonen met de haaien. Hun snoet is verlengd tot een lang, plat zaagvormig uitsteeksel, voorzien van spitse tanden, waardoor het een krachtig wapen vormt. De zaagvisschen, die in de zeeën om Europa voorkomen, worden 4 a 5 meter lang, waarvan de „zaag" het derde deel uitmaakt. Andere soorten komen b.v. in den Indischen Oceaan voor. Wolf. Worm. Zaagvisch. Zalm- Zebra. Zeehond. Zalm. Als er één visch is, welke men gaarne eet, dan is het zeker de zalm. Deze visch behoort eigenlijk thuis in de zee, maar tegen den herfst zwemmen de zalmen de groote rivieren op, om daar een geschikte plaats te zoeken voor 't leggen van hunne eieren. Zij laten zich daarbij noch door den sterken stroom, noch zelfs door watervallen tegenhouden. Men heeft wel gezien, dat zij watervallen van 14 voet hoogte wisten over te springen. Des winters bevinden ze zich op groote diepte in de zee. Op de riviertoimten worden ze zeer veel gevangen. Zebra. Een zeer fraai dier is de zebra, die in Zuid-Afrika in 't wild leeft en, wat lichaamsvorm betreft, op een paard gelijkt. De huid is geel wit en zwart-bruin gestreept. De zebra's leven in kudden bijeen en zijn zóó onhandelbaar en nukkig, dat zij niet getemd kunnen worden. Men noemt het dier ook wel „tijgerpaard", in verband met de gestreepte huid. Zeehond. Een welbekend dier , in de Noordzee en het Noordelijk deel van den Atlant. Oceaan. Hij is grijsachtig geel van kleur, zwart of bruin gespikkeld op den rug. De zeehond verslindt heel wat visch, maar voor den Eskimo is hij een nuttig dier: het levert dezen vleesch, olie en traan voor zijn lampen, kleederen, die uit de huid gemaakt worden, enz. De zeehond is moeilijk te vangen, doordat hij slim en vlug is. Men kan hem temmen en kunstjes leeren. Zeelt, De zeelt, ook wel muithond genoemd, is een bekende Visch, die overeenkomt met den — karper en dan ook tot 't zelfde ■ geslacht behoort. Zij leeft in| langzaam stroomendë modderige g rivieren, maar meest in stilstaande wateren, als vijvers en meren en wordt met netten gevangen. Volgens sommigen is 't vleesch van de zeelt niet zeer smakelijk; anderen vinden het 'n lekkernn. 't Heet, dat de zeelt zich bij 't ( begin van den winter in den modderigen bodem begraaft en zoo den winter doorbrengt. Zeeschildpad. De zeeschildpadden zijn bewoners van de^s warme zeeën en komen in groote^ menigte voor, zoowel in West- ' als in Oost-Indië. Zij verlaten de zee zelden anders, dan voor het leggen van de eieren. Deze laatste worden op een zonnige plek, die niet door den vloed bereikt kan worden, begraven onder 't zand en door de zonnewarmte uitgebroed. De menschen, die jacht maken op deze dieren, wachten de tijdstippen j van eierenleggen af en keeren ' de dieren dan om; deze zijn i dan hulpeloos en kunnen zich 1 niet zelf omwenden. Zeezwaluw. Men noemt dezen vogel zeezwaluw wegens zijn lange, puntige vleugels enden gevorkten staart. Hij is ook bekend onder de namen stern en vischdiefje, daar hij zich voornamelijk met visch voedt. De zeezwaluwen zijn kleiner dan meeuwen en komen aan onze kusten voor van Mei tot Sept. Zij nestelen op den grond. Zeelt. Zeeschildpad. Zeezwaluw. Zijdeworm. Zwaan. • Zwaluw. Zijdeworm. Of liever zijderups, het diertje, dat de zgde levert. Dit is nu eens 'n rups, die niet schadelijk is, maar nuttig, en die daarom in groote kweekerijen bij zeer groote hoeveelheden, wordt aangekweekt. De zijdeworm is de rups van een uit China afkomstigen nachtvlinder. Het wijfje legt 200 a 300 eieren. In de veertig dagen van haar bestaan wordt de rups 3Yj a 4 cM. lang en 9500 maal zoo zwaar als bij de geboorte. Dan spint zij zich in en verandert in de cocon in een pop. Het spinsel van deze' cocon is de zijde. Duizenden menschen houden zich met de verdere bewerking van het spinsel bezig. Zwaan. De zwaan is 'n groote zwemvogel met een langen hals. Hij wordt in sommige vijvers, parken, enz. als 'n siervogel gehouden en zwemt dan ook zeer fraai en statig. De zwaan kan zeer oud worden, wel 100 jaar. Ook in wilden staat komt hij voor. De Europeesche soorten zijn wit, die in Zuid-Amerika hebben een zwarten kop en hals, terwijl de Australische zwaan geheel zwart is. Zwaluw. Een bekende vogel is ook- de zwaluw, die vooral'te onderkennen is aan haar lange, spitse vleugels en den langen, »evorkten staart. Er zijn maar weinig vogels, die zoo snel en soo lang achtereen kunnen vlieden als de zwaluwen. Zij voeden ach met insecten, die ze onder net vliegen vangen, en zijn dus se.er nuttige vogels.