VREEMDE WOORDENTOLK SAMENGESTELD DOOR J. C. v. DONGEN - - FRANY-OITGAVE - - Lijst van Afkortingen. m. = mannelijk, vr. — vrouwelijk, o. = onzijdig, mrv. = meervoud, nmw. — naamwoord, zelfst. = zelfstandig, bijv. = bijvoeglijk, fig. = figuurlijk, tegenst. — tegenstelling, lett. = letterlijk. Z.a. = zie aldaar. d.w.z. = dat wil zeggen. d.i. = dat is. fab. of fabell. = fabelleer. Lat. = Latijnsch. Gr. — Grieksch. Fr. = Fransch. D. = Duitsch. It. - - Italiaansch. Sp. = Spaansch. Rom. — Romeinsch. Eng. — Engelsen. Mal. = Maleisen. Hebr. = Hebreeuwsch. Port. = Portugeesch. * N.B. Uitdrukkingen zoeke men als regel op de begin' letter van het eerste woord, staan ze daar niet, dan sla men na op de andere woorden, waaruit zij bestaan. A A°. anno = in bet jaar. A. are — vierkante Decameter. A.C., Lat. anno Christi —- in bet jaar van Christus (d.w.z. na Chr. geboorte), ab absurdo, Lat uit het ongerijmde, ab actis, Lat. secretaris, abandon, m. Pr. bet afstand doen. a bas! Fr. neer met ! weg met ! abat'jour, m. Fr. lichtscherm, lampekap. abattoir, o. Fr. slachthuis. abbé, m. Fr. abt, wereldlijk geestelijke (in Frankrijk), abces, o. zweer, gezwel. Abdera, stad in het oude Thracië (tegenw. Bulgarije ea Roemenië), berucht om de onnoozelheid en dwaasheid harer inwoners. (Abderieten). abdicatie, vr. Fr. afstand (van den troon). abdis, Lat. hoofd van nonnenklooster. abdomen, o. Lat. buik, onderlijf. abecedarius, Lat. beginner, leerling. aberratie, vr. Lat. afdwaling, afwijking. ab eterno, Ital. sinds onheugelijke tijden. ab intestato, Lat. zonder testament. ab irato, Lat. in gramschap. abject, Lat. laag, gemeen; abjectie, vr. gemeenheid. ablatie, Fr. wegneming (vooral van lichaamsdeelen). ablutie, vr. Fr. wassching, afspoeling (als godsdienstige plechtigheid). abolitie, vr. Fr. afschaffing, opheffing. abolitionist, voorstander v. d. afschaffing der slavernij. abominabel, Fr. afschuwelijk, verfoeilijk. abordeeren, Fr. aanlanden, enteren, aanspreken. abortus, m. Lat. ontijdige bevalling, miskraam, abortus proyocatus, opzettelijk verwekte abortus. abouchement, Fr. mondeling onderhoud. a bout portant, Fr. met het pistool op de borst, fig.: bruusk, zonder praatjes. ab ovo, Lat. van het ei (het begin) af. abracadabra, o. oudstijds een tooverwoord, nu: onbegrijpelijke taal, wartaal. abrégé, o. Fr. kort begrip, overzicht. abreuvoir, Fr. drinkplaats voor het vee, wed. abri, m. Fr. schuilplaats (voor wachtende reizigers). abrupt, Fr. zonder samenhang. absence d'esprit, Fr. verstrooidheid. absent, Fr. afwezig. absint, o. Lat. een bittere, van alsem bereide likeur. absolutie, Fr. vergeving van zonden door de R.K. kerk , absolutisme, o. Fr. onbeperkte heerschappij. absorbeeren, Fr. inzuigen, opslurpen. abstinentie, Fr. onthouding van genot. abstract, Fr. afgetrokken, diepzinnig; abstracte wetenschap' pen: wis* en natuurkunde, absurd, Fr. ongerijmd, dwaas. ab uno disce omnes, Lat. naar een, beoordeel allen, abusief, Fr. verkeerd. academie, Gr. oudtijds: een wandelplaats en gymnasium bij Athene, nu: een inrichting voor hooger onderwijs (universiteit) of een genootschap van geleerden. a capella, Ital. muziekterm: voor zangstemmen alleen, zonder begeleiding. accajou, Fr. mahoniehout. accapareur, m. Fr. die levensmiddelen opkoopt om de prijzen op te jagen. acceleratie, Fr. versnelling eener beweging. accent, o. klemteeken, tongval; accentueeren, Fr. dea nadruk leggen op. accept, o. Lat. ook: acceptatie, vr. wissel, waarop de betrokkene verklaard heeft hem op den datum te zullen voldoen. accès, o. toegang, toetreding; accessibel, toegankelijk. accessoires, . Fr. de bijkomende dingen, noodig voor een tooneelvoorstelllng; ook op een schilderij. accident, Fr. ongeluk van geringe afmetingen. acclamatie, vr. Fr. toejuiching; iets bij acclamatie aannemen: zonder stemming. acclimatiseer en, Fr. levende wezens wennen aan een ander klimaat. accolade, vr. Fr. omhelzing, ridderslag, haakje, accomodatie, vr. Fr. aanpassing. accompagneeren, begeleiden; accompagnement, begeleiding van zang door muziekinstrument (en), accoord, Fr. 1. overeenkomst; 2. samenklinken van tonen, accordion, Fr. harmonica. accountant, m. Eng. hij, die er zijn beroep van maakt voor anderen boekhoudingen in te richten, te controleeren, enz.; accountancy, vr. beroep der accountant. accrediteer en, Fr. crediet verschaffen, een gezant van geloofsbrieven voorzien. accres, o. Fr. toename, vermeerdering. accumulator, m. toestel, waarin men electridteit kan ophoopen en op een gegeven oogenblik als stroom benutten. accijns, Fr. indirecte belasting op gebruiksartikelen. acetyleen, Fr. kleurloos gas uit calcium carbid en water. a charge, Fr. letterlijk: ten last. Getuige a charge; die ten nadeele van den beklaagde getuigt. Acüües, held uit den Trojaanschen oorlog, die alleen aan zijn mei kwetsbaar was, vandaar: Achilleshiel, achromatisch, Gr. wat het licht doorlaat zonder het in kleuren te ontbinden, achromatische lenzen, kijkers, a costi, ItaL in uwe stad. acoustiek, vr. de leer van het geluid, de geschiktheid om te hooren (in zalen). acquisiteur, m. die klanten aanbrengt (voor een levensverzekering, bijv.). acre, Eng. pijn. 4000 vierkante meters. acrobaat, Fr. kunstenmaker. acta est fabula, Lat. het stuk is gespeeld, (laatste woorden van den Romeinschen keizer Augustus), acté, vr. Fr. handeling, daad, bedrijf, document, schriftelijk bewijs. acteur, m. Fr. tooneelspeler. actie, vr. Fr. aandeel, gerechtelijke vervolging, gevecht actief, Fr. werkzaam. Het actief is wat er in een faillissement aan waarde aanwezig is. Tegenstelling: het passief, de schulden, actrice, Fr. tooneelspeelster. actueel, Fr. wat aan de orde van den dag is; wat betrekking heeft op iets dat aan de orde van den dag is. acuut, Lat scherp, snijdend. Acute ziekte: die een snel en hevig verloop heeft Tegenstelling: chronische, sleepende ziekte. A.D. Anno Domini, Lat in het jaar onzes Heeren. adagio, o. ItaL (muziek) zacht en langzaam voor te dragen. Adamieten, godsdienstige secte uit de Ilde eeuw; scheldnaam voor de Amsterdamsche Wederdoopers (1535); naaktloopers. adapteer en, Fr. aanpassen, aanwenden. adat, Maleisen, gewoonterecht ad augusta per augusta, Lat Tot het hoogste langs enge wegen. (Wachtwoord der samenzweerders in Victor Hngo's tooneelstuk Hernani). ad cal en das graecas, Lat Op de Grieksche calendae, met Sint Juttemis. (De calendae waren bij de Romeinen de eerste dagen van iedere maand, waarop de betalingen plaats hadden. De Grieken hadden geen calendae). addenda, m.w. Lat. bijlagen aan het einde van een boek. addSo! Ital. vaarwel! additioneel, aanvullend, bijkomend, (additioneele rechten, artikelen). a décharge, Fr. ter ontlasting; getuige a décharge, die ten voordeele van den beklaagde getuigt adenoïden, mr.v. lichaampjes, die op klieren gelijken, adept, Lat letterlijk: wie verkregen heeft; de ingewijde in een wetenschap, ook het lid van een secte of partij. adequaat, Lat. geheel, volledig, van gelijke strekking, var» gelijke beteekenis. ad gloriam, Lat. om den roem, ook: voor niets. Dei majorem gloriam, ter meerdere eere Gods. adhesie, Lat. aantrekking, fig. instemming, toetreding, Adhesie-betuiging. In de natuurkunde is adhesie de aantrekking tusschen twee verschillende lichamen, die elkaar aanraken, ad hoe, Lat. hiervoor, voor dit doel in 't bijzonder: commissie ad hoe. ad hominem, Lat. letterlijk: tot den man; argument ad hominem, als men tegen zijn tegenstander diens eigen woorden benut, ad infinitum, Lat. tot in 't oneindige. ad interim, Lat. in den tusschentijd, minister ad interim, plaatsvervangend, a discrétion, Pr. naar believen, adjectief, bijvoegelijk naamwoord. adjudant, Fr. officier toegevoegd aan hoofdofficier voor deuitvoering der bevelen, adjunct, helper, toegevoegd ambtenaar, ad libitum, Lat. naar believen, naar verkiezing, ad mandatum, Lat volgens bevel, ad manus proprias, Lat in eigen handen, administreeren, besturen, beheeren .toedienen, admiraal, Fr. hoogste officiersrang bij de zeemacht, admirateur, Fr. bewonderaar, admissie, vr. Fr. toelating, ad notam (nemen), in gedachte houden, adolescent, Fr. aankomend jongmensen. Adonis, (Grieksche fabelleer) schoone jongeling, adopteeren, Fr. als kind aannemen, adoratie, vr. Fr. aanbidding, vereering. Ad patibulum, Lat. Naar de galg! Bekend gebleven gezegde van Jan de Vargas, voorzitter van den Raad van Beroerte. ad patres (gaan). Lat naar de vaderen gaan, sterven. ad pios usus, Lat. voor een vroom doel, schertsend: voor zekere plaats bestemd, ad rem, Lat ter zake dienende, afdoend, adscriptus glebae, Lat. lett. aan de aardkluit verbonden; servi adscripti glebae, lijfeigenen hoorigen. ad summam, Lat in 't geheel, ad summum, Lat. op 't uiterste, adultereeren, Fr. echtbreken; adulteratje echtbreuk, ad ultimum, Lat. tot besluit ad unum, Lat. tot den laatsten man toé. ad valorem, Lat naar de waarde (belasten), advent, m. Lat. naderende komst (des Heeren); adventtijd. de vier weken vóór Kerstmis. adviseer en, Fr. bericht geven, raad geven, ad vitam, Lat. voor 't leven, advocaat, Fr. rechtsgeleerde raadsman. aequator, Lat. (der aarde) groote cirkel op gelijke afstand der polen. Evenaar — Linie, aequilibrist, Fr. evenwichtskunstenmaker, aeqtüvalent, Fr. iets dat gelijkwaardig is met iets anders, aër. Lat. lucht; aëroliet, luchtsteen, meteoorsteen; aëronaut, luchtschipper; aêrostaat, m. luchtschip; aëroplane, m. vliegmachine, aërostatica, Lat leer van 't evenwicht der gassen, aesculaap, Gr. God der geneeskunde met staf waar omheen een slang kronkelt Aesopns, Gr. Grieksch Fabeldichter. 6e eeuw v. Christus, aether, m. Gr. het uiterst fijne, alle lichamen doordringende gas, hetwelk men aanneemt dat de hemelruimten vervult en licht warmte, electriciteit, enz. voortplant; ook: een zeer vluchtige, ontplofbare vloeistof, affect, Fr. plotselinge gemoedsaandoening, affiche, o. Fr. aanplakbiljet afficheeren, aanplakken, fig.; met iets te koop loopen. affiniteit vr. Fr. verwantschap, lett. en fig. affreus, Fr. verschrikkelijk. affuit Fr. onderstel voor stuk geschut a fond, Fr. grondig; iets a fond kennen. agave, Lat Amerik. plant waarvan het sap wordt gebruikt als drank. a gauche, Fr. links ai. agenda, Lat lijst der af te doene zaken. agent provocateur, Fr. handlanger der geheime politie, die tot misdrijven aanzet ager pubficus, Lat land dat aan den staat behoort agglomeraat o. Ital. opeenhooping (vooral van huizen in een groote stad). ageeren, Fr, handelen, wordt vooral gebruikt voor militaire en gerechtelijke handelingen. agio, o. Ital. opgeld, verschil tusschen de nominale en de werkelijke waarde, winst bij het omzetten van geldswaardige papieren: agiotage, beursspel. a giorno, Ital. als op klaarlichten dag, verlichting a giomo. agitatie, vr. Fr. onrust opwinding, aandoening; agitator, volksmenner, propagandist; agiteer en, zenuwachtig maken, opruien, beweging brengen onder. agnaten, mrv. Lat naast bloedverwanten van vaderszijde, (vooral bij vorsten), de afstammelingen van eenzelfden vader, de zwaardzijde, in tegenstelling tot de cognaten. agnostici. Gr. nietweters, zij die verklaren dat het volstrekte niet door den mensen begrepen kan worden. Agnus Dei, Lat het Lam Gods, do. Jezus. agrarisch, Lat (van ager, akker) wat betrekking heeft op de landerijen, haar bebouwing en verdeeling. Agrariërs, naam van de staatkundige partij in Duitschland, welke de belangen der landbouwers en grondbezitters voorstaat, o.a. door invoerrechten te eischen. agreëeren, Fr. gunstig aan- of opnemen, believen, goedkeuren; geagreëerde klerk, die zonder examen toegelaten is. agregatietoestanden, de vaste, vloeibare of gasvormige toestand der lichamen, agressief, Fr. aanvallend (optreden), agronoom, Gr. landbouwkundige. aide, Fr. helper; ai de du camp, adjudant, toegèvoegd aan een vorst of een generaal. air, Fr. houding, uiterlijk, zich een air geven van, zich voordoen als: zangwijze, lied ss aria. Ajax, Lat. Held uit den Trojaanschen oorlog; voetbalvereeniging. a jour, Fr. opengewerkt (van kant. etc), tot op den dag bijgehouden (van boeken), a la baisse (speculeeren), Fr. op de daling der effecten of koopwaren speculeeren; tegenst. a la hausse, a la bonne heure! Fr. zóó is het goed! a la fortune du pot, Fr. wat de kok schaft; ik noodig u uit a la fortune du pot: d.w.z. er w,ördt geen omslag voor u gemaakt. a la guerre comme a la guerre, Fr. lett: in den oorlog zooals in den oorlog; fig.: men moet berusten in het onvermijdelijke. a la hause, Fr. (speculeeren), op het rijzen der prijzen. a la minute, Fr. binnen een minuut, aanstonds. a la suite, Fr. (van officieren), ingeschreven op de staten van een regiment, doch niet actief daarbij dienende. a latere, kardinaal a latere, die met buitengewone volmacht door den paus afgevaardigd wordt. a 1'avenant, Fr. verbasterd tot navenant, naar evenredigheid, naar gelang de omstandigheden. albast, It. fijne gipssoort bestaande uit kalk, zwavelzuur en water. albatros, Gr. vogelsoort (orde d. zwemvogels), komt voor in zuidelijke zeeën, albino, m. Sp. mensch of dier, lijdende aan albinisme, d.i. afwezigheid van kleur in huid en haren, zij zijn bleek, hebben wit haar en rood dooraderde oogen; Holl. witteling. Albion, o. lett. witland, dichterlijke naam, dien de ouden aan Engeland gaven om zijn krijtrotsen, albumine, vr. eiwitstof. alcade, Sp. (van het Arab. al, de, kadi, rechter), burgerlijk ambtenaar in Spanje, burgemeester en vrederechter, alcazar, m. Sp. paleis der Moorsche koningen in Spanje. alchimie, vr. Arab. de hersenschimmige kunst om metalen in goud te veranderen (door middel van den „steen der wijzen") of den drank te bereiden, die onsterfelijk zou maken (levenselixer); alchimist, goudmaker. alcoholisme, o. (ziekte door) het misbruik maken van sterken drank. Alcyon, vogel uit de fabelleer, welke zijn nest maakte op de baren der zee. alderman, Eng. gemeentelijk ambtenaar, wethouder en vrederechter in Engeland en Amerika, ale, vr. Engelsche biersoort. alea jacta est, Lat., de teerling is geworpen, woord vin Julius Cesar toen bij met zijn leger de Rubico (in N.-Ital.) overtrok om tegen Rome op te trekken: dit was een daad van openlijk verzet tegen de wetten van zijn land. alexandrijn, m. zesvoetig vers. algarade, vr. Fr. onbeschofte uitval tegen iemand. algebra, vr. Arab., stelkunde. Alhambra, o. Arab., het paleis der Moorsche koningen te Grenada. alias, Lat, anders, ook wel genoemd; m. 'n rare snuiter, alibi, Lat. elders, afwezigheid van een plaats, bewezen door de tegenwoordigheid elders; zijn alibi bewijzen, aliëneeren, Fr. verkoopen, vervreemden, alicnist, geneesheer voor krankzinnigen, alignement, Fr., richting, rooilijn, alimenta, mrv. Lat. onderhoudskosten, a rimpossible nul n'est tenu, Fr., iemand is gehouden om het onmogelijke te doen. alinea, Lat. begin bij een nieuwen regel, gedeelte tusschen twee nieuwe regels, a l'instar, Fr., op de wijze van. Allah, Arab., de Allerhoogste, God. allee, vr. Fr., laan tusschen twee rijen boomen. allegorie, vr. Gr., zinnebeeldige voorstelling; bijv. een geraamte met een zeis voor den dood. allegro, Lat muziekterm: snel, vlug, levendig, alliage, vr. Fr., mengsel van metalen ,die samengesmolten zijn, legeering. alliance, Fr. vereeniging of verbond. geallieerden: verbondenen uit den wereldoorlog: Frankr.- EngeL-België; alliance universelle Israëlite — internationale vereeniging voor de belangen der Joden, opgericht 1860 te Parijs. alligator, m. Sp., Amerikaansche krokodil, kaaiman. alliteratie, vr. stafrijm, vorm der oude Germaansche gedichten, (zonne stervend, zonk in zee, Van Eeden). Aan alliteratie danken we uitdrukkingen als: met man en macht, in rep en roer, enz. allocutie, vr. Lat., korte toespraak (van den keizer van Rome tot zijn soldaten, van den paus tot de kardinalen), allodium, v. vrij erfgoed, (tegenst. feudum, leengoed). allodiaal, niet leenroerig, allongepruik, vr. pruik met lange krullen (17e eeuw), allopaath, m. Gr., geneesheer, die de ziekte bestrijdt door tegen-middelen, (tegenst. homeopaath); allopathie, vr. de gewone wijze van ziektebestrijding, all rightl, Eng., in orde allure, vr. Fr., gang, houding. aüuvium, o. Lat., jongste aardlagen, die door water aangespoeld zijn, alluviaal, wat tot het alluvium behoort, . (tegenst. diluvium, dilluviaal). alma mater, Lat., de voedstermoeder (der wetenschappen): de universiteit, alma viva, vr. Sp. wijde mantel. almanak, Arb. 1. astronomische kalender; 2. jaarboekje, dagwijzer , de le verscheen in 1460 in Weenen. aloë, Lat. plant(lelie-achügen) kamerplant. a loisir, Fr. op zijn gemak, zonder overhaasting. alpaca, vr., wol van een Zuid-Amer. schaap van dien naam: verzilverde legeering van kooper, zink en nikkel. alpha en omega, het begin en het einde. (De alpha (a) en de omega (ö) waren de eerste en de laatste letter van het Gr. alphabet). alsem, Lat. 1. plant met bitter sap; 2. fig bittere pil. alt, Ital. alto, de tweede zangstem. alteratie, vr. Fr. ontroering, schrik. alter ego, Lat. de andere ik, plaatsvervanger. alternatief, o. Fr. gedwongen keuze (vooral tusschen twee onaangename dingen). altruïsme, o. Fr. liefde voor anderen (tegenstelling: egoïsme). aluminium, o. edel metaal, zeer licht en vast, met een glans als zilver. AM. = anno mundi, Lat. in het jaar der wereld. amalgama, o. Gr. verbinding van kwik met een ander metaal; fig. vreemde vermenging van niet bij elkaar behoorende dingen of menschen; amalgama van kleuren. amant, Fr. minnaar; amante, minnares; amantes amentes, Lat. verliefden zijn dwazen. amanuensis, m. Lat. helper bij het gereedmaken van scheten natuurkundige proeven. amaril, Sp. fijne diamantspaath; slijp- en polijstmiddel. amateur, Fr. liefhebber, kunstvriend. amazone, vr. Gr; dame te paard; damesrijkleed. Volgens de Grieksche legende waren de Amazones een stam van krijgshaftige vrouwen. ambassade, vr. Fr. gezantschap, ambassadeur, gezant. amber, Fr. welriekende harsachtige stof afkomstig v. zieke walvisschen (galsteen) wordt op zee drijvende gevonden, ambiëeren, Lat. een betrekking ambiëeren, er naar dingen, naar verlangen, ambitieus, Fr. eerzuchtig, ambrozijn, o. (Gr. fabelleer) de godenspijs, ambulance, vr. Fr. veldhospitaal. ambulant, Fr. rondtrekkend, niet aan een plaats gebonden; van een schoolhoofd; zonder eigen klasse, amen! Hebr. zoo zij het! amende honorable, Fr. het openlijk schuldbekennen en verontschuldiging vragen; amende honorable doen. amendeeren, verbeteren, wijzigen, amendement, verbetering, wijziging, in een wet, door een lid der 2e Kamer voorgesteld. amerij, vr. amerijtje, kort oogenblik (de tijd om een Ave Maria, Wees gegroet, (R.K. gebed) op te zeggen). amethist, m. Gr. violette edelsteen, eertijds als voorbehoedmiddel tegen dronkenschap beschouwd. amicitia, vr. Lat. vriendschap. ammoniak, Lat. vloeistof uit de verbinding van stikstof en waterstof. ammoniet, Lat. versteende schelpen van uitgestorven soort weekdier. amnestie, vr. Gr. gezamenlijke kwijtschelding van straf aan groepen van veroordeelden. amoebe, vr. Gr. eencellig zoetwaterdiertje. amok, Mal., dooden. Amok maken, in dolle razernij, vaak door opium veroorzaakt, moorden begaan. Amor, Lat. Zoon v. Mars en Venus; God der liefde. amorph, Gr. vormloos (niet gekristalliseerd). amortisatie, vr. Fr. schulddelging door aflossing. amotie, vr. Lat. afbreking, slooping. Amoveeren, sloopen. amour, Fr. liefde; Amour-propre, eigenliefde. amourette, vr. Fr. vluchtige liefdesverhouding. ampère, m. (naar den Franschen geleerde Ampère), eenheid voor het meten van electriciteit. amphibie, vr. Gr. tweeslachtig dier (dat op het land en in het water leeft). amphitheater, Gr. groot rond of ovaal gebouw bij de Ouden, geschikt voor allerlei schouwspelen, met trapsgewijs oploopende zitplaatsen in het rond, zonder dak, de toeschouwers werden door groote dekkleeden tegen zon en regen beschermd; zaal met oploopende banken voor het geven van onderwijs; gedeelte van een schouwburgzaal tegenover het tooneel. Amphitrite, Lat. Vrouw van Neptunus de God der zee. amphora, vr. Gr. bij de Ouden, een groote kruik met nauwen hals en twee handvatsels. amphytryon, Gr. gastheer, die goed onthaalt. amplitudo, Lat. afstand v. d. punten v. opkomst en ondergang der hemellichamen, amputatie, vr. Lat. het afzetten, amputeeren van eenig lichaamsdeel. amulet, vr. Lat. voorwerp dat men op het lichaam draagt en waar men uit bijgeloof de kracht aan toeschrijft rampen af te wenden. anabaptist, Gr. wederdooper. anachoreet, Gr. kluizenaar, heremiet. anachronisme, Gr. fout tegen de tijdrekening, als men bijv. van een maaltijd in de 15e eeuw sprekende aardappelen als een gerecht zou vermelden, immers deze kwamen pas in de 18e eeuw in gebruik. anaemi, Gr. bloedarmoede, ook anemie. analogie, Gr. overeenkomst, analoog, overeenkomstig. analphabeet, Gr. iemand die lezen, noch schrijven kan. analyse, vr. Gr. ontleding, ontbinding. anarchie, vr. Gr. regeeringloosheid, samenwerking zonder gezag. anathema, o. Gr. kerkelijke ban; anathema sit, hij zij vervloekt. anatocisme, Fr. ergerlijke rente, woeker. anatomie, vr. Gr. ontleedkunde, snijkamer. De anatomische les, beroemde schilderij van Rembrandt, Rijksmuseum. anch' io sono pittore, Ital. Ook ik ben 'een schilder! (riep Corregio, beroemd Ital. schilder, u. d. 15e eeuw, uit, toen hij de schilderij St. Cedlia van Rafaël zag). anciënniteit, vr. Fr. ouderdom in rang. ancien régime, m. Fr. het oude regeeringstelsel, n.I. van vóór de Fransche Revolutie van 1789. andante, o. Ital. muziekterm: langzaam, gematigd, androgyne, Gr. fabelleer, wezen dat beide geslachten in zich vereenigde. anecdote, Gr. kort, grappig verhaal. aneroïde barometer, Gr. barometer zonder vocht, d.i. zonder kwik; de wijzer wordt bewogen door het uitzetten van eene luchtledigen trommel van gemengd metaal. angekok, priester in Groenland. angelus Domini, Lat. engel des Heeren, gebed in de R.K. kerk; 's morgens, 's middags en 's avonds wordt er in de R.K. kerken geluid om aan dit gebed te herinneren; beroemd schilderij van Millet, Fr. schilder. Anglikaansche kerk, de Engelsche staatskerk. anglomanie, vr. dwaze voorliefde voor al wat Engelsch is. Een Anglomaan, een vriend van Engeland. Een Anglophoob, een vijand van Engeland. aniline, Fr. kleurstof bereid uit de afval-producten der gasfabriek. Heeft sinds 1900 de meekrap verdrongen. animeeren, bezielen, verlevendigen, aansporen, geanimeerd, opgewekt. animisme, o. de leer dat de ziel de oorzaak is van alle levensverrichtingen, dus niet van de geesteswerkzaamheid allèèn. animo, o. Ital. opgewektheid. animositeit, vr. Fr. bitterheid, vijandige gezindheid, annalen, Lat. jaarboeken, aanteekeningen betreffende de voornaamste gebeurtenissen van ieder jaar. annaten, Lat. jaargelden, som, gelijk aan de inkomsten van een jaar, welke in de middeleeuwen de nieuwbenoemde bisschop aan den paus moest betalen, annex, Lat. bijbehoorend, aangehecht. annexeeren, het inlijven van een gebied bij een staat; annexatie, inlijving, annonce, Fr. 1. aankondiging; 2. kleine advertentie, annuïteit, vr. jaarlijksche aflossing van een kapitaal, door betaling van den interest plus een gedeelte van de hoofdsom. anomalie, v. Gr. afwijking van den regel, anoniem, Gr. naamloos, ongeteekend, anonymus, eenongenoemde. anorganisch, Gr. onbewerktuigd; de delfstoffen behoo- ren tot de anorganische natuur, antagonisme, Gr. tegenwerking, antagonist, tegenstander, antarctisch, zuidelijk, bij de Zuidpool; tegenstelling: arctisch. antecedent, Lat. wat vroeger voorgevallen is, een antecedent stellen, iets doen, waarop anderen zich later kunnen beroepen. Iemands antecedenten, zijn vroegere gedragingen en levensloop. anthologie, vr. Gr. bloemlezing. anthraciet, Gr. oudste steenkoolsoort, bevat pl.m. 95 % koolstof. anthropologie, vr. Gr., natuurlijke geschiedenis van den i mensch. anti, tegen, in vele samengestelde woorden. antichambre, vr. Fr., wachtkamer; antichambreeren, in de wachtkamer wachten. antichrist, m. Gr., vijand van het christendom, de duivel. anticipeeren, Fr. op iets vooruitloopen. antidateercn, Fr. valschelijk een vroegeren datum op een brief of een stuk te zetten. antilope, Fr. herkauwend zoogdier leeft in Afrika. antipode, m. Gr., tegenvoeter, die juist op de aan ons tegenovergestelde zijde der aarde woont; de Australiërs zijn onze antipoden; het woord beteekent ook: onverzoenlijke tegenstan.ier. antiquaar, Fr. kenner van, handelaar in oudheden, antiquariaat, handel in oude boeken, antiquiteit, m. Fr., voorwerp uit de Oudheid, antisemiet, m., vijand der Joden. antiseptisch, Gr., bederfwerend. antithese, antithesis, Gr., tegenstelling. Dr. Kuyper heeft de antithese doen gebruiken in de bijzondere beteekenis van de tegenstelling tusschen de christenen en de heidenen (paganisten). a outrance, Fr., tot het uiterste, op leven en dood. A.P., Amsterdamsen Peil. Denkbeeldig horizontaal vlak door het nulpunt der Amsterdamsche peilschaal. Apachen, Stam der Roodhuiden; ook: de dieven en moerdenaars der Parijsche buitenwijken. apanage, m. Lat, lett. levensonderhoud; gebied dat tijdelijk afgestaan werd aan leden van een vorstelijk huis; toelage uit de staatskas aan dezulken. a part, Fr., terzijde. . aparte, m. Fr., dat wat een tooneelspeler z.g. in zichzelf zegt, en de andere medespelers geacht worden niet te hooren. apathie, vr. Gr., ongevoeligheid, lusteloosheid, onverschilligheid, apatisch, lusteloos, enz. apercu, o. Fr., beknopt overzicht, aphorisme, vr. Gr., korte spreuk, korte stelling. Aphrodite, Gr. Zie Venus. Apis, Arb., Heilige stier. God der Egyptenaren. aplomb, o. Fr., stelligheid, tegenwoordigheid van geest, beslistheid. Iets met aplomb verzekeren, apocalypsis, vr. Gr., onthulling, de Openbaring van Johannes, apocalyptisch, duister, geheimzinnig, apocrief, Gr., ondergeschoven, verdicht. De apocriefe boeke», de bijbelboeken, waarvan de echtheid niet erkend is. apodictisch, Gr., bepaald, onweerlegbaar, afdoende, a point, Fr., juist goed, van pas, gaar. ApoUo, Gr., 1. zoon van Zeus en Latona aanvoerder der Musen; 2. zeldzame vlindersoort, apologeet, m. Gr., degeen, die een apologie, (vr.), een ver-# dedigingsrede houdt, of een verdedigingsgeschrift schrijft, apoplexie, vr. Fr., beroerte. apostaat m. Gr., die van het Christendom terugvalt tot het heidendom. apostelpaarden, (met - reizen), te voet, zooals de Apostelen; Apostolische Majesteit titel der koningen van Hongarije én keizers van Oostenrijk; de Apostolische Stoel, de zetel, de regeering van den paus. Apotheek, Gr., plaats waar geneesmiddelen worden bereid en verkocht. apotheose, vr. Gr., vergadering der Romeinsche keizers, der helden; verheerlijking, hulde. apostrophe, vr. Gr., weglatingsteeken; het afbreken van. een rede om zich tot een bepaalde persoon te wenden; scherpe vermaning, verwijt. apparaat, o. Lat, toestel, verzameling gereedschappen. appartement, o. Fr., woning, reeks kamers die men ia een appfl! J'FrTberoep op een hoogere rechtsspraak: in appel komen; appellant, die in appèl komt, die appeUeert appendicitis, vr. Lat, ontsteking van het wormvormig verlengstuk van den blinden darm. aopendii, o. Lat, aanhangsel, toevoegsel. apprecieeren, Fr. op prijs stellen, waardeeren, appreciatie, ^pr^toMe9eren approviandeeren, een schip, een garnizoen van levensmiddelen voorzien, approximatief, Lat, bij benadering. Après nous le délugei Fr. Na ons de zondvloed! Het zal onzen tijd wel duren. Uiting van Lodewijk XV van Frankrijk. „,> . April, It, 4de maand van t jaar, afkomstig van apnre — openen (ontluiken). Grasmaand. a priori, Lat, van te voren, vooraf. a prix fixe, Fr., tot vasten prijs. a propos, Fr., juist van pas, ter snede, ook: hoor eens; iemand van zijn a propos af brengen; van zijn stuk brengen. aqua, Lat, water; aquaduct, o., waterleiding der Ouden, bovengrondsch kanaal van metselwerk; aquarel, vr., schilderij in waterverf; aquarium, o., glazen bekken, waarin visschen en waterplanten gehouden worden. a quatre épingles, Fr., om door 'n ringetje te halen. a quatre mains, Fr., vierhandig (spelen). arabesk, vr., door de Arabieren veel gebruikte grillig geteekende versiering, uit bloemen, vruchten, gedeelten van menschen en dieren bestaande. arak, vr Mal., brandewijn van rijst en suiker gestookt. arbiter, Lat, scheidsrechten arbitrage, scheidsrechterüjfce beslissing. Arbiter, Fr., hof v. arbitrage = scheidsgerecht der volkerenbond. arcade, vr. Fr., zuilengalerij. Arcadisch, liefelijk, idyllisch, afgeleid van Arcadia, landstreek in het oude Griekenland, bewoond door een herdersvolk en door de oude dichters bezongen als het woonoord van onschuld en geluk. arcanum, o., Lat, geheimmiddel, toovermiddel. archaïsme, o. Gr., verouderde uitdrukking archeoloog, Gr., oudheidkenner; acheologie, oudheidkunde. archeopteryx, m. Gr., voorwereldlijke reptielachtige vogel. archi, voorvoegsel dat aarts beteekent. archief, o., bewaarplaats, verzameling van belangrijke documenten, handschriften, registers, enz.; archivalia, stukken, tot een archief behoorend; archivaris, bewaarder van een archief. Archipel, Gr., talrijke eilandengroep, .architectuur, vr. Lat, bouwkunst. 2 arena, Gr., strijdperk in 't amphitheater. areometer, m. Gr., instrument om het soortelijk gewicht van een stof te bepalen, d.w.z. hoeveel maal die stof zwaarder is dan water. Areopagus, Gr. Hoogste gerechtshof in het oude Athene, argot, v. Fr., speciale taal der misdadigers, ook wel: de eigenaardige uitdrukkingen bij schilders, tooneelspelers, enz. in gebruik, argument, Fr., bewijsgrond. Argus, Gr., fabelleer, een vorst met honderd oogen, zinnebeeld der waakzaamheid,, vandaar de uitdrukking: met argusoogen spieden. aria, zie air. Ariadrie, Gr. Dochter van Koning Minos van Kreta, die Thesseus na zijn strijd met den minotaurus een uitweg doet vinden uit het Labyrint. Arisch, D., 1. afstammend v. d. Indogermaansche of Arische stam, afkomstig uit Iran, veel gebruikt ter onderscheiding van Israëlietisch. 2. Ariërs = hooge Indische priesterkaste. aristocraat, Gr., voorstander der aristocratie, d.w.z., der regeering van de voorname lieden; ook: voornaam (adellijk) persoon; aristocratie, ook voor: de gezamenlijke voorname personen in stad of land. arkhmetiek, vr. Gr. rekenkunde. armada, vr. Sp., oorlogsvloot, de Armada, de Onoverwinnelijke Vloot van Philips II, vernietigd in 1588. armee, Fr. Legerafdeeling. aroma, Fr. welriekende geur. arrangeeren, Fr. schikken, regelen, een muziekstuk pasklaar maken voor andere instrumenten. arrest, o. Fr., vonnis, besluit, beslaglegging, hechtenis, arrestant, die in hechtenis genomen, gearresteerd is. arrogant, Fr., aanmatigend, verwaand, arrogantie, aanmatiging. arrondissement, o. Fr., onderafdeeling van een provincie, rechtsgebied van een rechtbank, afdeeling onder toezicht van een schoolopziener. ars longa, vita brevis, Lat., de kunst duurt lang, het leven kort. araenaal, o. Arab., tuighuis. artetische put, geboorde put, waaruit het water ontspruit, onder den druk van een hooger gelegen waterader. Artesisch komt van Artois, prov. in Noord-Frankrijk. articuleeren, Fr. alle lettergrepen duidelijk uitspreken. artillerie, Fr. 1. grof geschut. 2. de manschappen die 't bedienen. artist, Fr., kunstenaar, artistiek, kunstvol. asbest, vezelachtige glanzende vorm van hoornblende; uitstekend bestand tegen hitte, ascenseur, Fr., lift, toestel om personen en goederen naar ie hoogere verdiepingen te brengen. ascese, w Gr., het zich onthouden van zinsgenot; asceet, die deze onthouding beoefent, vrome boeteling; (ook gespeld: askese en askeet.) aspect, m. Fr., aanblik, voorkomen. aspirant, m. Fr., die naar betrekking dingt, aspirant, voor een titel geplaatst, duidt een lagere rang aan: aspirantonder-offider. assaut, m. Fr., oefening, wedstrijd in het schermen. assemblee, Fr. vergadering, in 't bijzonder die der Volkeren- asSnatie, vr. Fr., aanwijzing tot betalen, orderbriefje assimilatie, vr. Fr., geÜjkmaking, aanpassing, gelijkstelling, vereenzelviging, assimikeren, gelijkstellen, assises, vr. mrv., openlijke terechtzittingen (in Frankrijk) van een crimineel gerechtshof. ' , . assistent, F., helper; assistentie, hulp; assisteeren, helpen, assèdeeren, (zich) zich vereenigen met een ander (den assodé t= vennoot) tot het drijven van handel, assortiment, o. Fr., keuze van bij elkaar behoorende goe- assurnewen, Fr., bijnemen, bij zich voegen, (een commissie assumeert zich soms een of meer leden), assuradeur, m. Fr., die verzekeringen, assuranties, sluit. Astarte, Gr. Godin der Syriërs; Tempels in Sidon en lyrus. asthma, o. Gr., aamborstigheid, benauwde ademhaling. Astor (Joh. Jac), Duitsch-Amerikaan, stichter der Astor bibliotheek en Astor-huis in Walldorf (opvoedingsge- Astoria, havenstad in Noord-Amerika (staat Oregon). In 1811 gesticht door Astor. astraal, Lat. wat tot de sterren behoort; astraal lichaam volgens de spiritisten, het tweede, onzichtbare lichaam van den mensch. astrologie, vr. Gr., sterrenwichelarij, beoefend door de astrologen. astronomie, vr. Gr., sterrekunde, beoefend door de astro- nomen. asyl, o. Gr. toevluchtsoord; vrijplaats van misdadigers, atavisme, o. Lat. overerving van de hoedanigheden der voorouders. „ , atheïsme, o. Gr. het loochenen van God; atheïst, t>ooV loochenaar; atheïstisch, Godloochenend, atheneum, o. Gr. inrichting voor hooger onderwijs, (verouderd). athleet, Gr. kampvechter, worstelaar, zwaar gebouwd man; athletiek, worstelkunst; atWetisch, zwaar gebouwd. at home, Eng. tehuis. Atlantis, Gr. Groot vastland in de Oudheid. Ligging onbekend. Waarschijnlijk in den Atlantisehen Oceaan. Om de zonden der inwoners verdelgd. Atlas, Gr. 1. mythologisch drager van het hemelgewelf. Z. verzameling kaarten. 3. ster uit de Pleiaden. 4. gebergte in N. W. Afrika. 5. eerste halswervel. 6. zijden stof (atlaszijde). atmosfeer, vr. Gr. dampkring. atoom, o. Gr. verder ondeelbaar stofdeeltje. a tort et a travers, Fr. onbezonnen, zonder overleg, «oor dik en dun. a tout hasard, Fr. op goed geluk af. a tout prix, Fr. tot iederen prijs. attaché, Fr. toegevoegd ambtenaar (bij een gezantschap), attaqueeren, Fr. aanvallen, attentaat, m. Fr. aanslag of aanranding, attentie, vr. Fr. opmerkzaamheid, aandacht; attenties, beleefdheden. attest, o. Fr. schriftelijke getuigenis, attestatie, vr. bewijs van (kerkelijk) lidmaatschap; attestatie de vita, verklaring dat een bepaalde persoon nog in leven is. Attisch, afgeleid van Attica, Grieksch landschap, waar Athene in lag; Attisch zout, fijne, scherpe geestigheid. attractie, vr. Fr. aantrekking, aantrekkelijkheid. attrapeeren, betrappen (op heeterdaad). attribuut, o. Fr. eigenschap, bemoeiing, zinnebeeldig kenteeken: de zeis en de zandlooper zijn attributen van den dood. aubade, vr. Fr. morgenbegroeting met muziek voor iemands huis. au courant, Fr. op de hoogte, auctie, vr. Lat. openbare verkooping. awHafw et altera pars, Lat. men moet ook den tegenpartij hooren, hoor en wederhoor toepassen, audiëntie, vr. Fr. gehoor bij een hooggeplaatste ambtenaar of een vorst. auditeur militair, Fr. ambtenaar van het openbaar ministerie bij een krijgsraad. auditorium, o. Lat de toehoorders, de gehoorzaal. au fond, Fr. in den grond der zaak. aula, vr. Lat. groote gehoorzaal van universiteiten. aureool, o. Lat stralenkrans om het hoofd der heiligen; hij heeft een aureool van dapperheid, wil zeggen: is beroemd om zijn dapperheid. Aurora, vr. Lat. de dageraad (godin), morgenrood. ausculteeren, Lat door middel van een werktuig, (stethoscoop) luisteren naar de geluiden in het lichaam. auspiciën, vr. mrv. voorteekens, bescherming. autarchie, vr. Gr. zelfheerschappij. aut Caesar, aut nihil, Lat of keizer, öf niets, devies van Cesar Borgia (zoon van paus Alexander VI) overl. 1507. auteur. Fr. schrijver, vervaardiger. authenticiteit, vr. Fr. echtheid, geldigheid (in rechten), geloofwaardigheid; authentiek, echt, enz. auto-da-fé, o. Sp. (letterlijk: daad des geloofs) het verbranden van ketters. auto, Gr. beteekent zelf, eigen. autobiografie, vr. eigen levensbeschouwing; autocntnonen, de oorspronkelijke bewoners van een land; autocratie, vr. regeering van een autocraat, dat ^ is onbeperkte heerscher; autodidact, die zich zelf bekwaamd heeft; autograaf, eigenhandig handschrift; automaat, m. wat schijnbaar zich zelf beweegt, voorwerp, dat door een uurwerk in beweging gebracht wordt, willoos persoon, die werktuigelijk handelt; autonomie, vr. zelfregeering (van provinciën en gemeenten); autopsie, vr. (beschouwing met eigen oogen), lijkschouwing. automedon, Gr. bekwaam koetsier. automobiel, auto = zelf, mobile = bewegen. Wagen die van zelf voortgaat. autorisatie, vr. Fr. machtiging; autoriseeren, machtigen; autoriteit, gezag, gezaghebbend persoon; autoritair, gezaglievend, eigenmachtig. autotypie, vr. het etsen van een teekening op een zinken plaat, zoodat het te drukken beeld verheven en de lichte plekken weggenomen zijn op het zink; de teekening vertoont uiterst fijne ruitjes. auxiüair, Fr. wat te hulp komt; ons auxiliair eskader is het aanvullings-eskader in Indië. aval, o. verklaring op een wissel, dat men zich borgstelt voor de betaling. avances, vr. m. tegemoetkoming; avances maken, de eerste stappen doen, (tot een verzoening, bijvoorbeeld). Ave Maria! Lat. Wees gegroet Maria! begin van een R. K. gebed; ave, Caesar, morituri et salutant, wees gegroet, keizer, zij die sterven gaan, groeten u! (begroeting van den keizer door de zwaardvechters bij de volksspelen in het oude Rome.) avenue, vr. Fr. toegangsweg, breede met boomen beplante straat. aviateur, Fr. vliegtuigbestuurder; ook piloot. axioma, vr. Gr. stelling, die geen bewijs noodig heeft, (bijv.: de rechte lijn is de kortste afstand tusschen twee punten), onomstootelijke waarheid, azimuth, Arb. boog van den horizon dienende tot bepaling van een hemellichaam. Azteken, Sp. zeer beschaafde oorspr. bewoners van Mexico, uitgeroeid door Spaansche ontdekkers. Tegenwoordig be- kead door opgravingen, azuur, Lat. blauwe kleur van t uitspansel; term uit de heraldiek. B B.L., Lat. Benevole lector = den lezer heil. Bto, Lat. bruto (zie ald.) baboe, vr. Mal. Javaanscbe kindermeid. baby, Eng. (spr. beebie), klein kind. . „ baccalaureaat, o. Fr. laagste academische graad in Fraalc- riik en Engeland. ... . baccarat, Fr. hazardspel met kaarten. o.a. gespeeld in Monte- bacthanaal, o. Lat. (mrv. bacchanalién), oorspr. feest ter eere van Bacchus, den God des wijns; drinkgelagen; bacchant, bacchante, Bacchuspriester, Bacohuspriesteres. dronken, uitgelaten man of vrouw. bachschisch, Turk. fooi, drinkgeld. bacil, vr. Lat. staafjesbacteriën, groep van bacteriën, kiemen van enkele infectieziekten, (bacillus, Lat. stokje.) bacteriën, vr. Gr. (ook splijtzwammen) algemeene naam voor de overal (in lucht, water en levende organisme») verbreide laagste leden van het plantenrijk, oorzaken van gisting- en rottingsprocessen en kiemen der infectieziekten; bacteriologie, vr. leer der bacteriën. badaud, Fr. uilskuiken, onnoozele bloed. badinage, m. Fr. scherts; badinage a part! scherts ter zijde! badineeren, schertsen. via Baedeker, D. reisgids; genoemd naar den uitgever Karl Baedeker 1801—1859. bagatel, o. Fr. kleinigheid. bagno, o. Ital. slavengevangenis in Turkije; vroegere gevangenissen in de Fransche zeehavens, die de galeien vervangen hebben. , , , baignoire, vr. Fr. badkuip, gelijkvloersche loge in een schouw- bauMnarie, m. Fr. keukengereedschap, bestaande uit een pan, welke hangt in een ketel, die met kokend water gevuld kan worden. .... i \ _j, baisse, vr. Fr. daling in prijs a la baisse (speculeeren), zo* dat men voordeel heeft bij het dalen der prijzen; (tegengest.: hausse.) bajadère, vr. Indische danseres. bajonet, Fr. geweerdolk (zoo genoemd naar de stad Bayon- ne in Fr.) baiazzo, It. hansworst, grappenmaker. bal, o. Fr. danspartij; bal niasoué, gemaskerd bal; bal pare, waar men alleen in baltoilet komt; bal champêtre, bal m de open lucht. balanceeren, Fr. zich in evenwicht houden. balans, vr. Fr. weegschaal, evenwicht, eindrekemng van het grootboek, d.w.z. overzicht van de uitkomsten van een zaak. - . baldakijn, o. troonhemel, draaghemel. kalistra, vr. Lat. oorlogswerktuig der Ouden om groote steenen of pijlen mee te slingeren; balistkk, vr kennis der snelheid en der richting van projectielen (pijlen, kogels, enz.) baljuw, m. voormalig rechterlijk ambtenaar, vooral belast met het vervolgen der misdadigers, (schout, drost.) ballade, vr. Fr. gedicht over een of andere legendarische ot avontuurlijke gebeurtenis. ballast, m. Fr. belasting van het ruim van een onbevracht schip, bestaande uit ijzer, steenen, enz.; het gnnt op de spoorwegen; grint dat uit een luchtballon weggeworpen kan worden, om stijging te veroorzaken. bnUfrini, ft. dansmeester; prima ballerina, eerste danseres bi] een ballet. ballet, o. Fr. dans op het tooneel. ballon, m. Fr. luchtbal; ballon captif, aan een kabel vastliggende ballon; ballon dessai, proefballon (die opgelaten wordt om de windrichting te bepalen); uiting, mondeling ot schriftelijk, om anderen (of het groote publiek) uit te lokken hun meening te zeggen, ballotage, vr. Fr. beslissing over het al- of niet toelaten van een nieuw lid; balloteeren, stemming daarover door middel van balletjes van verschillende kleur, balneotherapie, behandeling van zieken door baden; balaeo• logie, de leer der baden; balneograaf, beschrijver van baden. balustrade, vr. Fr. leuning. ban, m. Fr. oorspr. openbaar afgekondigd besluit; tromgeroffel of trompetgeschal voor en na het aflezen van een proclamatie aan de troepen; (den ban openen, sluiten), uitstooting uit het land, uit de kerk; oudtijds rechtsgebied: ban, banne van Gorinchem; lichting van troepen; landvoogd van Croatië; banaal, oorspr.: wat tot gemeen gebruik van allen bestemd is, plat, alledaagsch; banaliteit, vr. een alledaagsch, onbeteekenend gezegde. banderillo, m. Sp. degeen, die in een stierengevecht den stier plaagt door hem korte, met linten omvlochten dolken in den nek te stooten. . banket, o. Fr. feestmaaltijd; aarden wal waarachter schutters zich kunnen beschermen. i banknoot,, vr. ing. bankbiljet (inzonderheid Engelsche). baptist, dooper; Doopsgezinde. barbaar, bij de ouden Grieken en Romeinen: ieder buitenlander; onbeschaafd, wreed en woest mensen; barbarisme, het verkeerd gebruiken van een woord, gelijk een buitenlander doet, die letterlijk vertaalt. barcarole, vr. It. lied der Venetiaansche gondeliers. bard, dichter en zanger der oude Galliërs. barge, vr. Fr. trekschuit, klein passagiersstoombootje. bargoensch, o: onverstaanbare taal, ^eventaal. bariton, hooge bas- of lage tenorstem (-zanger). barometer, m. werktuig om de drukking der lucht aan tegeven, (daar droge lucht zwaarder drukt dan vochtige, rijst de kwikkolom als er geen regen op komst is). baronet, laagste adellijke rang in Engeland (met den titel sir, uitspr.: sur). barok, Fr. wonderlijk, grillig. barricade, vr. Fr. straatversperring, meest in tijden van oproert barricadeeren, versperren, verschansen. barrière, vr. Fr. slagboom, tolboom. bas, m. Ital. diepe mannenstem. bas-bleu, Fr. blauwkous, geleerde vrouw. bascule, vr. Fr. brugbalans, wip. baseeren, Fr. steunen, bouwen op, gronden. Bas-Empire, Fr. (lett. het lage keizerrijk), het Romeinsche keizerrijk na Constantijn den Groote, en het Oost-Remeinsche rijk na Theodosius, dus beide in hun tijd van bederf en verval. basiliek, vr. Fr. Bij de ouden, rechtzaal in Rome tevens handelsbeurs, nu naam, aan enkele voornaamste kerken gegeven: de basiliek van Sint-Pieter. basilisk, m. Gr. draak uit de fabelleer, wiens blik doodde. basis, vr. Gr. voetstuk, grondvlak, grondslag; (schelk.) stof, die, met een zuur verbonden, een zout vormt; bas-relief, o. Fr. half verheven beeldhouwwerk. Bassa, Arab. zie pascha. bassin, o. Fr. kom. Dekken, vijver, stroomgebied, basta! Ital. en Sp. genoeg! daarmee uit! bastaard, m. Ital. onecht kind. bastille. vr. Fr. oudtijds: versterkte legerplaats, daarnar kasteel, fort. De Bastille, de beruchte Parijsche staatsgevangenis, in 1789 gesloopt. bastion, o.' Fr. uitspringend gedeelte van een vestingwal. bastonnade, vr. Fr. Turksche straf, bestaande in slagen op de voetzolen. . .' bataüle, vr. veldslag; bistoire bataille, die geschiedschrijving, die bij voorkeur verhaalt van oorlogen, oorlogshelden, enz.; tegenst. beschavings (kuituur)-geschiedenis. bataljon, Fr. gedeelte van een regiment onder bevel van luitenant-kolonel of majoor. batonneeren, Fr. (van baton, stok), schermen met korten of langen stok; batonnier, (lett. stafdrager), de oudste, de deken van de orde der advocaten. bavardage, vr. Fr. (van bavard, wauwelaar), kletspraat. bear, m. Eng. (lett. beer), speculant a la baisse, (contremineur). flezeuigrpraatster, ook: kleine sofa voor twee personen, cauteriseeren, Fr. weg- of doodbraaden. cautie vr. Lat. waarborg, borgstelling, c^atade vr. Fr. optocht van ruiters; cavalier, Fr. (lett. ruïana? (boeren-eer) titel van een bekende opera van caveanfcotsuksl Lat, dat de consuls (d.w.z. de overheids- ced^rarmalïae! Lat. dat de wapenen wijken voor de tWs'X. de militaire macht moet plaats maken voor of oXwÏÏer, zijn aan de burgerlijke, cedeeren, Fr. afstand ceS'ceeTv'sp, huurcontract, bewijs van opslag van goederen in entrepot ceintuur, vr. Fr. gordel, ring. ranAim leen), een smachtend minnaar. SlebreeUFr. vieren; de mis celebreeren; celebriteit, vr. beroemdheid, beroemde persoon. _ ceHbaaTcodlbaat, o. Lat. de ongehuwde staat; céïibataa-e, Fr. vrijgezel, oude vrijer. cellist = violoncellist. , , „ Sair, van cellen voorzien; cellulair zitten, m een cel opgesloten zijn: cellulaire gevangenis, waarm iedere gevangene afzonderlijk in een cel opgesloten is; cellulair stelsel, het stelsel van eenzame opsluiting. , . celluloid, o. Lat-Gr. mengsel van schietkatoen en kamfer, waarvan men o.a. kammen maakt. . , , celTulose^r celstof, het vaste gedeelte der planten vezelstof. cénade, m. Fr. vereeniging van letterkundigen, schilders, enz., die dezelfde ideeën in zake kunst huldigen. CendrUlon, Fr. Asschepoetster. cenobiet, m. Gr. kloosterbroeder, persoon die een zeer teruggetrokken en sober leven leidt censeeren, Lat. beoordeelen, waardeeren, schatten; achten, houden voor; censor, in het oude Rome de ambtenaar, die cm. toezicht uitoefende op den handel en wandel der burgers; regeeringsbeambte, die toezicht houdt op boeken, bladen. toneelvoorstellingen, enz.; census, m. cijns, belasting, voltettelling, som, die men aan belasting moet betalen om kiezer (census-kiezer) te zijn; censuur, vr. kritiek (van den censor), berisping, verbod om aan het Avondmaal deel te nemen. centaur(us), (Gr. fabelleer) paardmensen; gedrocht, half ^mensch en half paard, centenaire, m. Fr. honderdjarig gedenkfeest, centesimaal, honderddeelig. centenaar, m. 100 kilo (In Duitschland 50 K.G.). centerboard, Eng. sloep voor roeiwedstrijden. centime, m. Fr. halve cent. centraal, Fr. middelpuntig, midden, waar in een punt samen' getrokken (gecentraliseerd) wordt; (centraalpunt, centraalbureau, centraalstation, centrale regeering, (van uit één stad) enz.; centralisatie, vr. het samentrekken in één punt, regeeringstelsel of veel-vertakte vereeniging, met één centraal- of hoofdbestuur. centre, m. Fr. (centrum o. Lat), middelpunt, de middenpartij in een volksvertegenwoordiging (in Duitschland de Katholieke partij). centrifugaal, Fr. middelpuntvliedend; centrifugaalkracht middelpuntvliedende kracht (ieder lichaam, dat zich in een cirkel beweegt zoekt te ontsnappen in de richting van de raaklijn, bijv. de steen in een slinger). centripetaal, Fr. middelpuntzoekend; de centripetaalkracht zoekt een zich in een cirkel bewegend uchaam tot het middelpunt ervan te doen naderen. centurie, vr. Lat in het Romeinsche leger een compagnie, in naam van 100 man (gewoonlijk waren er maar 60); centurio, hoofdman over 100. ceramie(k), vr. Gr. pottenbakkerskunst, aardewerkindustrie. Cerberus, m. Gr. norsche portier of deurwachter, strenge opzichter of bewaker. (In de Gr. fabelleer was Cerberus de driekoppige helhond, die den toegang tot de onderwereld (den Tartarus) bewaakte). eerde, m. Fr. kring, sociëteit club; eerde videux, (lett. slechte cirkd) redeneering, waarbij men beurtelings eenzelfde ding, als oorzaak en als gevolg aanneemt, waarbij men „in een kringetje ronddraait", bijv. armoede veroorzaakt alcoholisme en alcoholisme veroorzaakt armoede. cerealien, vr. mrv. Lat. graangewassen (Ceres was bij de Romeinen de godin van den landbouw). cerebraal, Lat. wat de hersenen 'betreft, cerebraal systeem, de hersenen met de zenuwen; cerebrospinaal, wat de hersenen en het ruggemerg betreft, meningitis cerebrospinalis, een besmettelijke, hoogst gevaarlijke ziekte, bestaande in ontsteking van de hersen- en ruggemergsvliezen (D. Genickstarre). ceremonie, vr. Fr. plechtigheid, omslachtige beleefdheidsvorm; ceremonieel, o. de vastgestelde, plechtige gebruiken (aan het hof bijv.); ceremonie-meester, hofbeambte, die belast is met het toezicht op de naleving van het ceremonieel; regelaar van een huiselijk feest (bruiloft, danspartij); ceremonieus, met veel plichtplegingen. Ceres, Gr. Godin v. kruiden en bloemen, koren en brood. Beschermster der landbouw. _ certificaat, o. Fr. getuigschrift, bewijs; certificatie, vr. ambtelijke verklaring; certlficeeren, waarmerken, ambtelijk verklaren, f ... . cervelaatworst, gerookte, sterk gekruide worst. cessante causa, cessat efectus, Lat. met de oorzaak houdt het gevolg op. cessie, vr. Fr. afstand. cetera, Lat. het overige; etcetera, (etc) enzoovoort. cf en conf. = confer en conferatur, Lat. men vergelijke; cff. en conff. = confrantur, kunnen met elkaar vergeleken worden. chairman, Eng. voorzitter. .... , . chaise-longue, vr. Fr. sofa met slechts een rugleuning. chale, m. Fr. sjaal; (Eng. schawl). chalet, m. Fr. klein houten huisje op de Zwitsersche bergen, kleine villa in denzelfden stijl. . chamade, Fr. trommeklgnaal dat een belegerde stad zich overgeeft; kwakzalvergeschreeuw. chambre des députés, vr. Fr. kamer van afgevaardigden, tweede kamer in Frankrijk; chambre de commerce, vr. kamer van koophandel. chambrée, vr. Fr. de soldaten, die op eenzelfde zaal slapen in de kazerne, die zaal zelf. chambercloack, Eng. kamerjapon, chamois, Fr. gemskleurig, bruinachtig geel. champêtre, Fr. landelijk; bal champétre, danspartij m de open lucht; garde champêtre, veldwachter, champignon, m. Fr. paddestoel. ...... champion, m. Fr. kampioen, overwinnaar in een landelijke of internationale sportwedstrijd. rt chance, vr. Fr. kans. fortuin; bonne chance! goed succes! chanae, m. Fr. verandering, inwisseling (zie bureau); changeant, met wisselende kleuren (de zijde van parasols, bijv.); changeeren, veranderen, verwisselen, chansonnier, Fr. Üedjesdichter, liedjeszanger, chantage, m. Fr. afdreiging (door bedreiging met smaadschrift; chanteur, zanger; chanteuse, zangeres, chaos, m. Gr. baaierd, vormlooze mengelklomp, warboel, chaotisch, uiterst verward. „ua~-„ chapeau, m! Fr. hoed; chapeau bas, met den hoed af; chapeau claque, hooge hoed, die platgevouwen kan worden, chapdle ardente, vr. Fr. met rouwfloers, bloemen en brandende kaarsen versierd vertrek, waarin een lijk geplaatst wordt vóór de begrafenis. chaperon, Fr. heer, die een dame begeleidt en beschermt d.i. chaperonneert). chapitre, o. Fr. hoofdstuk, kapittel. char-a-bancs, m. Fr. groot rijtuig met overdwars geplaatste banken. charade, vr. Fr. raadsel in den trant van: mijn eerste is..., mijn tweede is..., mijn derde is..., mijn geheel is...; charade en action, charade, waarbij men de woorden, die het geheel samenstellen, moet raden naar korte pantonimes of tableaus vivants. charbonnier, Fr. kolenbrander; la foi du charbonnier, het kolenbrandersgeloof, het geloof der goe-gemeente (die er niet over redeneert of nadenkt). charge, vr. F. aanval van politie of soldaten op een volksmenigte of tegen den vijand; overdrijving (in een teekening); chargeeren, aanvallen, ook: overdrijven; chargé d'affaires, zaakgelastigde. charivari, m. ketelmuziek, helsch lawaai, zilveren voorwerpen als versierselen aan een horlogeketting. charlatan, Fr. kwakzalver, zwetser; charlatannerie, vr. kwakzalverij, bluf. charmant Fr. bekoorlijk; charme m. bekoorlijkheid; charmeeren, bekoren, (gecharmeerd —- verliefd); charmeur, charmeuse, man, vrouw, die iedereen voor zich inneemt. charter, o. Eng. oorkonde, vrijbrief, voorrecht, concessie, grondwet; scharteren, het huren, bevrachten van een schip; chartered company, vr. Eng. maatschappij, welke uitgebreide concessies en voorrechten verkregen heeft chartreuse, vr. Fr. beroemde likeur, welk bereid werd ia het klooster der Karthuizer-monniken in het dal der Isère, (Zuid-Fr.). chassepot, m. Fr. naaldgeweer in het Fransche leger in gebruik van 1866—1884, het draagt den naam van den uitvinder en is vervangen door het Lebel-geweer. chassinet, o. toepasselijk opschrift bij versieringen voor feestelijkheden. chateau, m. Fr. kasteel; chatelain, burchtheer, chatelaine, burchtvrouw, lange gouden halsketting, chauffeur, Fr. bestuurder van een automobiel, chaussee, vr. Fr. straatweg. chauvinisme, o. Fr. overdreven vaderlandsliefde; chauvinist, hartstochtelijk patriot check, vr. Eng. (cheque, vr. Fr.) aanwijzing tot betaling voor een kassier; kassiersbriefje, cheese, Eng. kaas. chef de cuisine, Fr. opperkok; chef d'oeuvre, o. Fr. meesterstuk. chemicus, Gr. beboefenaar der chemie (vr.) of scheikunde; chemicaliën, vr. mrv. scheikundige stoffen of voortbrengselen. chromolitographie vr. Gr. kleurensteendruk; chromophotografie, vr. photografie in kleuren. chroniguer, Fr. dagbladschrijver, die de dagelijksche berichten, de loopende geruchten verhaalt of verslagen geeft van tooneelvoorstellingen, enz.; chronique scandaleuse, vr. de schandaalnieuwtjes; chronisch, langdurig, slepend; chronologie, vr. tijdrekenkunde; chronologische (volgorde), naar datum gerangschikt; chronometer, m. zeer nauwkeurig loopend uurwerk; (al deze woorden zijn afgeleid van: chronos, m. Gr. de tijd. church, Eng. kerk; Church of England, Episcopaalsche Staatskerk in Engeland, ciborium, o. Lat. hostiekelk. cicerone, It. gids, wegwijzer, geleider, cider, m. Fr. appelwijn. ci-devant, m. Fr. (lett.: voorheen), naam waarmee men tijdens de F», revolutie een gewezen edelman aanduidde. cif, Eng. afkorting van: cost, insurance, freight, d.i. alle kosten, zeeverzekering en vracht ingesloten, tot (Amsterdam, bijv.) (term, die bij overzeesche leveringen gebezigd wordt). cimbaal of cimbel, vr. klankbekken, instrument bij Turksche of militaire muziek wel in gebruik. cinematograaf, vr. toestel tot het vertoonen (door lichtprojecties) van levende photographleën; cinema, bioscoop. circulaire, vr. Fr. gedrukt rondschrijven; circulatie, vr. omloop (van het bloed, van geld), verkeer; drculeeren, in omloop zijn. drcumpolairsterren, sterren, die voor ons nooit op- of ondergaan (omdat ze dicht bij de poolster liggen). circus, m. Lat. gebouw voor de volksspelen in het oude Rome, paardenspel. dseleeren, metalen kunstig bewerken met scherpe werktuigen, „gedreven" figuren maken. citaat, o. aanhaling; dtato loco, op de aangehaalde plaats; dteeren, aanhalen, dagvaarden. dtadeL vr. Fr. vesting, welke een stad beheerscht. dté, vr. Fr. stad, (de oude stad van Parijs) dty, vr. Eng. stad (de oude stad van London). dto, Lat. met spoed. dtoyen, m. Fr. staatsburger (niet te verwarren met bourgeois: een arme man is wd citoyen, maar allesbehalve bourgeois); dtoyenne, burgeres. dviel, Fr. burgerlijk, beleefd, billijk, goedkoop dvielingenieur, ingenieur, die niet in dienst van het rijk is; civilisatie, vr. beschaving; dviliseeren, beschaven; dvilitdt, vr. heuschheid; dviele lijst, het aan den vorst toe- ' gekende inkomen dviele partij, degeen, die in een rechtsgeding aanspraak maakt op schadevergoeding, (zich dviele partij stelt); dvis academicus, academieburger. van een bisschop, coalitie, vr. Fr. verbond van twee of meer mogendheden of partijen tegen een gezamenlijken vijand; coaliseeren, zulk een verbond sluiten, cobbler, Eng. Amerikaansche ijsdrank bestaand uit wijn, suiker, citroen en fijngestampt ijs. cocagne-mast, m. mast voor prijsklimmen bij volksspelen; het land van Cocagne, luilekkerland, cocaïne, vr. uit coca-bladeren getrokken verdoovingsmiddel, veel door tandartsen gebruikt, cocarde, Frioed of mutslint van bepaalde kleur als partij- of nationaal teeken. cochon, m. Fr. varken, zwijn; cochonnerie, vr. zwijnerij, uiterst gemeene streek, cocktail, Eng. Amerikaansche drank bestaande uit bitter, suiker en ijs, verdund met water, cocon, m. Fr. pop van zijdeworm, cocotte, vr. Fr. lichte vrouw. code, m. Fr. wetboek; sleutel om telegrammen in overeengekomen taal te ontcijferen; verzameling woorden, die ieder een zin vertegenwoordigen en met behulp waarvan men korter en dus goedkooper telegrapheeern kan; codex, m. Lat. oorspronkelijk handschrift; wetboek. codicil, o. Fr. bijvoegsel, aanhangsel tot een testament, (wijzigingen of intrekkingen bevattend). co-educatie, vr. Fr. gemeenschappelijk onderwijs aan jongens en meisjes. I ^.i » «l^iiii coëfficiënt, m. Lat. in de algebra: getal voor de(n) Ietter(s); getal, waarin bij een vergelijkend onderzoek, de waarde van het werk der candidaten uitgedrukt wordt, cogito ergo sum, Lat ik denk, dus ik besta, (grondstelling van de wijsbegeerte van Descartes (Cartesius), (1596— 1650). cognaten, mrv. Lat personen, die van elkaar of gemeenschappelijk van derden afstammen; ook: bloedverwanten van moederszijde. cognossement, o. Fr. zeevrachtbrief. cohaesie of cohesie, vr. Lat kracht die de moleculen van eenzelfde lichaam bijeen houdt cohorte, vr. Lat in het oude Rome het tiende deel van een legioen, 500 a 1000 man; krijgsbende, coiffeeren, Fr. kappen; met iets gecoiffeerd zijn, er zeer mee in zijn schik zijn. coïonneeren, Lat koejonneeren, ringelooren. coïtus m. Lat bijslaap. collage, m. Fr. langdurige, intieme omgang tusschen ongehuwde personen. ., collatie-recht, het recht om een predikant te benoemen (de „ambachtsheer" heeft op vek dorpen dit recht geheel of gedeeltelijk, is dus de cottator. coUation, vr. Fr. koude maaltijd. coUationneefen, een afschrift vergelijken met het oorspronkelijke, collecteur, Fr. verkooper van loten. collectie, Fr. verzameling; collectief, gezamenlijk; collectivisme, de leer dat de productiemiddelen (grond en kapitaal) aan den staat zullen behooren. collega, Lat ambtgenoot college, o. Lat les aan een hoogeschool. colli, Ital. mrv. collo, stuk vrachtgoed. colombier, Fr. papierformaat van ongeveer 85X 04 c.M. colonne, vr. Fr. zuil, legerafdeeling; collonnade, vr. zuilengang. ,, coloratuur, vr. muziekterm: kunstige toonwending. colorist, Fr. schilder, die mooie kleuren vindt. colossus, m. Gr. reuzenbeeld, gevaarte, reuzenfiguur. combinatie, vr. Fr. verbinding, samenstelling, vereeniging van enkele personen; combinatie-vermogen, de gaaf om de dingen met elkaar in verband te brengen en juiste gevolgtrekkingen te maken; combineeren, samenbrengen. comestibles, vr. mrv. Fr. eetwaren. comfort, o. Eng. gemak, alles wat het leven aangenaam maakt; comfortabel, gemakkelijk, behagelijk. commandeur, Fr. hooge rang in een ridderorde; vroegere titel van een schout-bij-nacht >« ,,'tl commanditaire, deelgenoot (of vennoot), die alleen geld schiet, doch geen aandeel heeft in het beheer der zaak; commanditaire vennootschap, handelsvereeniging, waarvan de leden alleen geld schieten, doch de zaken laten waarnemen door een of meer verantwoordelijke personen of firma's. comme il faut Fr. zooals 't behoort. commentaar, m. Lat uitlegging, toelichting, nadere verklaring. commis-voyageur, Fr. handelsreiziger. commissie- handel, m. handel in opdracht en voor rekening van een ander; commissionnair, koopman die commissiehandel drijft. commissoriaal, (maken), aan een commissie opdragen, committeeren, last, opdracht geven; committent, lastgever, commode, vr. Fr. latafel. commodore, Eng. bevelheber van een smaldeel. commun, Fr. alledaagsch, gewoon, gemeenschappelijk; communaal, gemeentelijk; Communard, deelnemer aan de Parijsche Commune van 1871; commune, gemeente communiant, deelnemer aan het H. Avondmaal bij de Catholieken (de communie); communicatie, vr. verbinding, gemeenschap, mededeeling; communiceer en, met elkaar in -verbinding staan, mededeelen; communiqué, o. officieele waarschuwing of mededeeling aan de pers; communisme, socialistische leer van het gemeenschappelijk eigendom van alle productiemiddelen en waren; communist, aanhanger dier leer. compact, Fr. vast, dicht opeengedrongen. compagnie, vr. Fr. handelsgenootschap; compagnon, medelid in een firma. comparant, Lat. degeen, die voor het gerecht of voor een notaris verschijnt (compareert); comparitie, vr. verschijning voor een notaris enz. compatibel, Fr. vereenigbaar, wat samen kan gaan. compelle intrare Lat. (Lucas XIV : 23): dwing ze in te komen d.w.z. dwing de ketters tot de kerk terug te komen. compensatie vr. Fr. vereffening vergoeding; compenseeren, vereffenen, schadeloos stellen. competeeren, Lat. toekomen; competent, bevoegd; competentie, bevoegdheid, rechtmatig aandeel. competitie, Fr. het geheel der sportwedstrijden waarbij iedere dub eenmaal uit en thuis speelt tegen alle deelnemende ciubs. compileeren, Lat. uit verschillende werken bijeenbrengen, samenflansen; compilatie, vr. samengeflanst werk (geschreven door een compilator). completeeren, Fr. volledig maken, aanvullen. complex, Lat. samenstel, geheel, (een complex van niaciines); complexie, vr. lichaams- of gemoedsgesteldhdd gelaatskleur. complicatie, vr. Lat. verwiWceling; compliceeren, ingewikkeld maken. componist, m. Fr. degeen, die iets op muziek zet (componeert); toondichter; compositie, vr. muziekstuk, samensteling, mengsel van metalen. compositie, Fr. Samenstelling. 1. Metaalmengsel. 2. Muziekstuk. 3. Ordening van een kunstwerk. compos mentis, Lat. in het volle bezit der verstandelijke vermogens. compost, m. mengselmest. compote, vr. Fr. met suiker ingemaakte vruchten. compres, dicht ineengedrongen (compresse druk) verband, om een wond, enz.; compressie, vr. samenpersing; comprimeer en, samenpersen. compromis, o. Lat. minnelijke schikking; compromitteeren, een schikikng treffen, zich aan gevaar of onaangenaamheden blootstellen, zich compromitteeren, zijn eer of goeden naam in gevaar brengen. comptabel, Fr. rekenplichtig, verantwoordelijkheid; comptabiliteit, vr. rekenplichtigheid, boekhouding, beheer der gelden. concaaf, Lat. hol (van lenzen), holrond, concentratie, vr. Fr. het samentrekken op één punt (concentreeren); concentrisch, één gemeenschappelijk middelpunt hebbend. concept, o. Lat. ontwerp, schets, plan. concerteeren, een concert geven, afspreken, overeenkomen. concessie, vr. Fr. vergurining tot den aanleg van werken van openbaar nut, bewÖliging, toegeving (aan de eischen van een persoon of partij); concessionaris, die een concessie krijgt. conciërge, Fr. huisbewaarder, portier, concihant, Fr. verzoeningsgezind, concilie, o. Lat. kerkvergadering. concipieeren, Lat. een concept maken; ook: ontvangen, zwanger worden. conclave, o. Lat. vergadering van kardinalen tot het kiezen van een nieuwen paus. concludeeren, een gevolgtrekking (conclusie) maken, concordaat, o. verdrag tusschen den paus en een wereldlijk vorst over kerkelijke aangelegenheden, concordantie, vr. Fr. (des Bijbels), lijst van al de woorden en spreuken uit den Bijbel, alphabetisch gerangschikt en met opgave van de plaats, waar zij voorkomen, concordia, vr. Lat. eendracht; concordiares parvae crescunt. door eendracht worden kleine dingen groot concours, o. Fr. wedstrijd. concreet, Lat werkelijk bestaand, bepaald, benoemd, (tegenst: abstract). concubinaat, o. Lat het samenleven met een vrouw, met wie men niet getrouwd is (met een concubine), condensatie, vr. Fr. verdichting van dampen en gassen tot vloeistoffen; condenseeren, verdichten, conditionneeren, Fr. voorwaarden stellen; conditio sine qua non, Lat. voorwaarde, waarvan niet afgeweken kan of mag worden. condottiere, It. aanvoerder van huurtroepen in de 14e en 15e eeuw. conduite, vr. Fr. gedrag. confectie, vr. Fr. vervaardiging (vooral van kleeren); kleeren, die geheel gemaakt verkocht worden. confederatie, vr. Fr. statenbond. (Zwitserland bijv.). confer, Lat. vergelijk; conferatur, men vergelijke. conférence, vr. Fr. voordracht, voorlezing; conferentie, vr. beraadslaging; confereeren, beraadslagen. confessie, vr. Lat geloofsbelijdenis, bekentenis, (in confessie zijn); confessioneel, een bepaalde geloofsbelijdenis aanhangend. confetti, mrv. It suikergoed; gipsballetjes om mee te gooien op carnavalsfeesten, conti dent, Fr. vertrouweling; confidentie, vr. vertrouwelijke mededeeling. confiscatie, vr. Fr. verbeurdverklaring; confisqueeren, verbeurdverklaren. confiserie vr. winkel van een banketbakker (confisenr); confituren, ingelegde vruchten, conflict, o. Lat botsing, strijd van belangen, conform, Fr. overeenstemmend, eensluidend, conformiteit, vr. cofitïrSf ambt-, beroepsgenoot (= confrère, Fr.); confrérie vr. broederschap. „ , _ corZnieeren, Fr. het tegerwverelkaar stellen en m eikaars bijzijn verhooren van getuigen, enz. door den rechter (confrontatie) . conaé, m. Fr. vacantie, ontslag. . congestie, vr. Fr. opeenhooping van bloed in een orgaan (in congreganet v^vereemging onder leiding van een priester vereeniging van priesters; de ultra-montaansche partij in corigres?o. bijeenkomst; congressist, deelnemer aan en con- crmjuncturen, vr. mrv. Lat samenloop van belangrijke omstandigheden, tijdsomstandigheden, uitzichten. connTries (hebben), invloedrijke kennissen hebben; met iemand in connexie staan, in verbinding staan. con passione, It (muziekterm) met hartstocht conquistadores, mrv. Sp. de eerste Spaansche veroveraar ta conrector, Lat onder-directeur van een gymnasium, conrectoraat, ambt van den conrector. consciëntie, vr. Lat geweten; consaenaeus, nauwgezet, stipt conscriptie, vr. Fr. loting voor de militie. consequent Fr. in overeer^temming met zijn beginselen blijven; consequentie, vr. het consequent zijn. gevolgtrekking. conserVatief Fr. behoudend, behoudsman. conservatisme, o. behoudzucht; conservatoire, o. inrichting voor muziekonderwijs conservator, bewaarder, directeur van een museum; conserveeren, verduurzamen, ta goeden staat houden. consignatie, vr. Fr. in gerechtelijke bewaring stellen (van geld ta de consignatiekas); consigne, o lastgeving aan de schildwachten; consigneeren (van soldaten), verbieden de kazernes te verlaten. consistorie, o. kerkeraad. console, vr. Fr. penant-, spiegeltafeltje. c^nsoUdeeren, Fr. als werkelijke staatsschuld erkennen en in het grootboek der nationale schuld omschrijven. consols, mrv. Eng. Engelsche staatspapieren. consommé, m. Fr. sterke bouillon. consort, Eng. gemaal (prince consort pnns-gemaal). consorten, mrv. Lat mede-belangstellenden, deelnemers, tot dezelfde kliek behoorenden; consortium, o. vereemging van bankiers die samen een financiëele onderneming op touw zetten. constant, Fr. standvastig; constantie, Lat standvastigheid. constateer en, Fr. wijzen (op een feit), vaststellen. constellatie, vr. Fr. onderlinge stand (van hemellichamen), de vermeende invloed daarvan op het lot van een mensen; sterrenbeeld; de huidige politieke constellatie; de staatkundige verhoudingen zooals die nu zijn. consternatie vr. Fr. ontsteltenis, verslagenheid. _ constipatie, vr. Fr. hardlijvigheid: constipeeren, verstoppen. cemstitueeren, Fr. vestigen, inrichten, instellen, uitmaken; constitutie, vr. staatsregeling, grondwet gestel: constitutioneel, grondwettig; constitutioneele monarchie, vr. heerschappij van een vorst welke gebonden is aan een grondwefceonsütutioneele ziekte, ziekte, die het heele geste] aangrijpt constructie, vr. Fr. het bouwen, de samenstelling, inrichting, zinsbouw; construeeren, bouwen, vervaardigen, in elkaar zetten, een meetkundig figuur naar gegevens teekenen. consul, m. Lat vertegenwoordiger van een land in den vreemde, voornamelijk voor de handelsbelangen; een der regeeringshoofden in de oude Romeinsche republiek, en in de Fransche republiek (1799—1804); consulaat o. Fr. ambt woning of kantoor van een consul; consulair, Fr. wat den consul betreft consulent, m raadgever in rechterlijke zaken, predikant die de raadsman is eener vaceerende gemeente en daar de kerkeraadsvergaderingen leidt; consult o. het raadplegen van een rechtsgeleerde of een geneesheer; consultatief, raadgevend, consulteeren, raad vragen, consumeeren, Fr. verbruiken, opeten; consument, verbruiken consumptie, vr. verbruik, vertering, contact o. Lat aanraking, voeling, botsing, contagjum, o. Lat smetstof, bederf. contemplatie, vr. Lat, bespiegeling; contemplatief, bespiegelend. content Fr. tevreden: contenteeren, tevreden stellen. continent o. Fr. vastland; continentaal, wat het vasteland (van Europa) betreft contingent o. Lat aandeel dat opgebracht moet worden (in geld. soldaten, enz.). contingenteeren, Fr. Beperken der invoer door hooge invoerrechten ter bescherming der binnenlandsche industrie of landbouw. continuatie, vr. Fr. voortzetting; continue er en, voortzetten; continuïteit vr. de eigenschap van iets, wat geregeld voortgezet wordt geleidelijkheid, samenhang, conto, o. Ital. (mrv. conti) rekening, contra. Lat tegencontrabande, vr. Fr. smokkelwaar. contract o. Lat overeenkomst contractant die een overeenkomst sluit die contracteert; contractueel, wat uit een contract voortspruit 4 contradictio in terminis, Lat. tegenstrijdigheid tusschen de bepaling en het hoofdwoord: droog water, bijv. contrair, Fr. tegengesteld. contramerk, o. biljet dat afgegeven wordt aan iemand, «e voor een oogenblik den schouwburg verlaten wil. contramine, Fr. (lett. tegenmijn), in de contramine zijn, op daling speculeeren, fig.: dwarsdrijven, contramineeren ~ a la baisse speculeeren; contramineur = baissier. contraria contrariis curantur, Lat. het tegenovergestelde geneest het tegenovergestelde, grondstelling der homoeopaten, (die bijv. een koortslijder genezen met een middel, dat een gezonde koortsig zou maken). contrarieeren, Fr. tegenwerken. contra-signeeren, medeonderteekenen. contrast, o. Fr. tegenstelling; contrasteeren, afsteken bij. contrefait. Fr. mismaakt contribuant, Fr. die een bijdrage (contributie, vr.). geeft, die contribueert controle, vr. opzicht, toezicht narekening; controleeren, controle uitoefenen; controleur, die controleert, rang in «e Indische ambtenaarshiërarchie. controverse, vr. Lat. geleerd dispuut, vooral over godsdienstvragen. contabernaal, Lat. die in hetzelfde huis kamers bewoont, convalescent Lat. herstellende zieke. convenabel, Fr, gepast voegzaam; convenance, vr. gepastheid, betamelijkheid; conveniëeren, gelegen komen, naar den zin zijn. convent o. Lat. klooster, kloostervergadering. conventie, vr. samenkomst, overeenkomst. (De Nationale Conventie, Wetgevende Vergadering in Frankrijk 1792— 1795), conventioneel, op overeenkomst of gewoonte berustend. convergeeren, Lat naderen, tot elkaar toeneigen, in een punt samenkomen (van lijnen, lichtstralen, enz.), conversatie, vr. Fr. gesprek, omgang; converseeren (met), spreken, omgaan met. conversie, vr. Lat. het intrekken van effecten tegen afgifte van andere minder rentegevende, welke handeling coarer- teeren heet. convex, Lat. bolrond (van lenzen). convocatie, vr. Lat. oproep voor een vergadering; convoceer en, oproepen. convulsie, vr. Fr. stuiptrekking; convulsief, krampachtig. coöperatie, vr. Fr. (lett medewerking); vereeniging met het doel de leden goede en goedkoope winkelwaren enz. te verschaffen. coSperator, lid van een coöperatie. copie, vr. Fr. afschrift, nabootsing; copiëeren, afschrijven, namaken, navolgen. copieus, Fr. rijkelijk. overvloedig, copyright, o. Eng. ultgeversrecht. *«™»**** v„„ h« volk. beletten. ,., ZttVZS^*^ * bussen. ^ra^'llff^Sl om de zon bij geco^^nTXe-ambtenaar. welke in Engeland de ^ 'TSwerP*' w^mee eTnSdaad of overtreding begaanis. het Se^orporatie, vr. Fr. gilde, vereeniging; corpu£ zwaarhvigrcorps diplomatiaue, o. de flefamfjke vrtémdl gezi aT éénzelfde hofc corps wetgevend lichaam; Corpus jurls (civihs) o. het Romein^che recht (wetboek van keizer Justinianus). ?»♦ h,ist. zonder fouten, rechtschapen, correctie, vr. t^£*&T£*EtS correctioneel, een lichte, niet ont«rendestraf opleggend (een correctioneel vonnis); corretóefccSendis, na verbetering van wat verbeterd moest wden-^orrectief, verbeterend, middel tot verbetering, tempering of tuchtiging; corrector, degeen, die de druk- coS, watmet iets anders wederkeerig in verband staat. {Vader en zoon zijn correlatieve begrippen). correspondeeren, Fr. briefwisseling houden correspondeerende leden van een geleerd genootschap rijn de sche leden ervan; correspondent, briefschrijver; correspondentie, vr. briefwisseling. corrida de toros, Sp. stierengevecht. corridor, m. Fr. gang, doorloop. corrigeeren, Lat verbeteren, tuchtigen. corrumpeeren, Lat bederven, omkoopen; corrupt, slecht om koopbaar; corruptie} vr. bederf, omkooping. corsage, vr. Fr. lijf van een japon, corso, o. It koers, wandelplaats. Cortes, mrv. Spaansche en Portugeesche staten-generaal. corvéable et taillable a merci, Fr. (omschrijving van de po sitie van den middeleeuwschen lijfeigene), wien men hee rendiensten en heffingen kan opleggen naar willekeur. corvee, Fr. heerendiensten, het verrichten der huishoudelijk diensten in kazernen; zwaar, onaangenaam werk. coryphée, Fr. degeen die uitblinkt. cosmetiek, Gr. middel om huid en haar te verfraaien. cosmisch, Gr. het heelal betreffend; cosmopoliet, wereldburger; cosmopolitisch, die zich in alle landen thuis gevoelt; cosmos, m. de wereld, hét heelal. coterie, vr. Fr. besloten gezelschap, kliek. cotiüon, m. Fr. onderrok, zekere vroolijke dans. cottage, Eng. landhuisje. coulant, Fr. vloeiend, toegefelijk, geschikt coulisse, vr. Fr. beweegbaar tooneelscherm. coup, m. Fr. slag, stoot steek, schot; coup de main, overrompeling; coup d'Etat, staatsgreep; coup de tête, dolle streek; coup de theatre, plotselinge, onverwachte verandering in den stand van zaken. coupé, vr. Fr. snit, doorsnede; coupe des scheveux, het haarknippen. coupeeren, Fr. afsnijden, gedeelten weglaten, vóór zijn. coupon, m. interestbewijs, overgeschoten stuk; coupure, vr. weglating (uu een tooueelstuk). courant Pr. gangbaar (van munten, enz.), gemakkelijk te verkoopen. courtage, vr. Fr. makelaarsloon, korting, courtisane, Fr. pub'ieke vrouw in meer gegoede kringen; courtiseeren, het hof maken, courtois, Fr. hoffelijk; courtoisie, vr. hoffelijkheid, coute que coute, Fr. het koste wat het wil. couvert vr. Fr. tafelgereedschap voor één persoon, coverdress, Eng., reisjas. stofjas. cowboy, Eng. koejongen, veeoppasser in Z.-Amerika, ocane, Fr. kranige vent; cranerie, vr. kranigheid, crapaud, m. Fr. lage leuningstoel, crapule, Fr. smeerlap, liederlijk volk. crayon, m. Fr. potlood; krljtteekening. creatie, vr. Fr. schepping, wijze van vertolking van een rol; creatuur, o. schepsel. crèche, vr. Fr. bewaarplaats voor zeer jonge kinderen. crediteeren, krediet geven, op de creditzijde boeken; crediteur, Fr. schuldeischer. credo, o. Lat. geloofsbelijdenis; credo quia absurdum, ik geloof omdat het ongerijmd is (d.w.z. begrijpen kan ik niet dus geloof ik het alleen, — grondstelling van eenige kerkvaders). creëeren, scheppen; een rol creëeren — voor het eerst vertolken. crematie, vr. Lat. lijkverbranding; crematorium, o. oven, inrichting voor 'Ijkverbranding. crème, vr. Fr. (lett. room), de fijnste, voornaamste lui. creosoot o. uit teer bereide bederfwerende vloeistof, crescendo, Ital. muziekterm: in sterkte toenemend. crétin, Fr. schreeuwend, hemeltergend. crime, m. Fr. misdaad:} crimen laesae majestatis, Lat. majesteitschennis; criminalist, kenner van het strafrecht; criminaliteit vr. het plegen van misdaden, misdadigheid; crimineel, strafrechterlijk; crimineele antropologie, het bestudeeren der lichamelijke en geestelijke kenmerken der misdadigers; crimineele rechtbank, rechtbank voor strafzaken. crinoline, vr. Fr. wijd uitstaande vrouwenrok, hoepelrok. crisis, vr. Gr. plotselinge wending ten goede of ten kwade ta den loop van een ziekte, gevaarlijk beslissend oogenblik-, periode van sterken achteruitgang in de industrie;; nunisteriëele crisis, de toestand dat een ministerie afgetreden is en er nog geen opvolgers aangewezen zijn. criticaster, kleingeestige beoordeelaar; criticus, beoordeelaar, critiek, vr. beoordeeling, vooral van letterkundige voortbrengselen; critisch, onderzoekend; critiseeren, beoordeelen; criterium, (mrv. criteria) maatstaf, beslissend kenmerk. Croesus, cresus, schatrijk mensch. croquant, Fr. knappend; croquet o. Eng. spel, waarbij ballen met houten hamertjes onder ringen moeten doorgeslagen worden; croquette, vr. Fr. gebakje opgevuld met fijn gehakt vleesch of met garnalen; croquis, Fr. ruwe schets. croupier, m. Fr. regelaar, beambte bij een speelbank. croüte, vr. Fr. slechte schilderij. crucifix, o. Lat. kruisbeeld. cru, Fr. ruw, stuitend. crustaceeën, Lat schaaldieren. crypte, vr. Gr., crypta, vr. Lat grot gewelf, groeve; crypto, vóór andere woorden, beteekent: verborgen, geheim; cryptogamen, verborgen bloeiende planten (varens, bijv.). cubiculum, o. Lat slaapkamer; cubicula locanda, (op huurbordjes in academie-steden) kamers te huur. cujus regio ejus religo, Lat de vorst heeft het recht den godsdienst der inwoners vast te stellen. culminatie-piint, o. hoogste punt toppunt cultus, m. Lat eeredienst. cultuur, Fr. bebouwing, teelt geestelijke ontwikkeling; cultuur-geschiedenis, geschiedenis der beschaving, (tegenst: histoire bataille); Culturkampf, m. D. strijd tusschen de Duitsche regeering en de fvatholieke kerk (1870—'80);cultuurstelsel, vroeger in Indië bestaand stelsel van gedwongen aanplant van koffie, suiker, enz. cum grano salis, Lat met een korreltje zout d.w.z. met een beetje gezond verstand of scherpzinnigheid. cumulatie (van ambten), vr. Lat het gelijktijdig waarnemen ervan door één persoon. Cupido, Lat. fabell. god der liefde, fig. Hef knaapje. curator, Lat beheerder der goederen van een failliet voogd van iemand, die zwak van vermogen of krankzinnig is; curateele, vr. de voogdij door een curator uitgeoefend. cureer en, genezen, beter maken. curie, vr. de Roomsche curie, de pauselijke regeering, het hof van den paus. curieus, Fr. zeldzaam; curiosa = curiositeiten, zeldzaamheden merkwaardigheden. cursief, schuin gedrukt. cursus, m. Lat. reeks aaneensluitende lessen. custos. Lat bewaker, opzichter, (vooral van een bibliotheek), kerkeknecht, koster. cyauiseeren (hout), tegen verrotting beveiligen. cyclus, m. Gr. reeks van bijeen behoorende liederen, sagen, muziekstukken, boeken, enz. cycloon, m. Gr. wervelstorm. Cycloop, Gr. eenoogige reus, knechten van Vulcanus, die de bliksem smeden. Cyclostyle, Fr. Apparaat voor het snel vermenigvuldigen van gehectografeerde stukken, cylinder m. Gr. rol; cylindrisch, rolvorming. cymbaal, zie cimbel. cynicus, Gr. lett. hondsche wijsgeer (die zich voor niets natuurlijks schaamden); onbeschaamd, onverschillig mensen; cynisch, cyniek, onbeschaamd, hondsch, onverschillig; cynisme, onbeschaamdheid, ergerlijke onverschilligheid, leer der cynische wijsgeeren. czarewitsch, Russ. zoon van den czaar. titel van den troonopvolger in Rusland; czarina, gemalin van den czaar. czardas, Hongaarsche nationale dans. D., Romeinsch cijfer = 500; Dr. = doctor, da capo, It nog eens; herhaling, dada, Fr. stokpaardje. daemon, zie demon. .„ dactylographe, m. Fr. schrijfmachine, machineschrijver {Eng. typewriter). daguerrotype, vr. Fr. procédé, waardoor men op een gevoelige plaat de beelden, in de donkere kamer van een pnotographie-toestel verkregen, fixeert (zoo genoemd naar den uitvinder Daguerre). daimia's, Japansch, groote grondbezitters injapan. «alaï-lama, opperpriester (tevens vorst) in Thibet damasceeren, gevlamde figuren aanbrengen op sabel- en degenklingen. , dame d'honneur, Fr. eeredame, dame du palais, hofdame. dandy, Eng. fat modegek. danseuse, danseur, Fr. danseres, danser. Darbisme, de leer der Darbisten, een 19e eeuwsche En§, chiliastische secte. . - , darwinisme, Fr. leer, dat alle levende wezens (ook de üge prikkeling opgewekt door een bepaald voorwerp. fez, vr. (Turksch); donkerrood e wollen muts. fiacre, m. Fr. huurkoets. fiasco maken, mislukken, geen succes hebben. Bat, Lat. het geschiede!; goedkeuring; fiat justitia et pereat mundus! de gerechtigheid hebbe haar loop al zou de wereld er bij vergaan!; fiat lux! daar zij licht! (Genesis 1:3). fiche, o, Fr. speelmerk; los blaadje met aanteekenlngen betreffende een persoon of zaak. fichu,-o. Fr. driehoekig halsdoekje; bijv. naamwoord: verloren. fictie, vr. Fr. verdichting; fictief, verdicht, fideïcommis, o. Lat. onvervreemdbaar stam- of familiegoed. fidibus, m. gevouwen papiertje om een pijp mee aan te steken. fidutie, vr. Lat. vertrouwen, geloof. figurant, Fr. persoon, die op het tooneel een zwijgende rol vervult; onbeteekenend lid van een vereeniging. filet, Fr. netvormig weefsel; filet de boeuf, lendestuk van een koe of os. filiaal, o. Lat. bij-winkel. filigrane, Fr. watermerk in postzegels of papier; filigranoscoop, watermerk zoeker (voor postzegelverzamelaars). fitte, Fr. meisje; fitte de chambre, kamermeisje; fitte de joie, meisje van pleizier; publiek meisje. fflomeel, vr. Gr. nachtegaal. finaal, Fr. wat dient om te eindigen, te stuiten; volkomen, ten eenenmale; finale, vr. slotstuk, einde, financier, m. bezitter, beheerder van geld. finesse, vr. Fr. slimheid, sluwheid; de finesses van een zaak kennen — alles weten, wat er achter steekt, fingeer en, Lat. verdichten, voorwenden, finis coronat opus, Lat. het einde kroont het werk. fiool, vr. Fr. flesch met langen hals en kleinen buik; apothe- kersfleschje. firma, vr. Lat. de naam, waaronder een handelshuis gedreven wordt; firmant, lid van een firma. firmament, o. Fr. uitspansel, hemelgewelf. firman, m. schriftelijk bevel van den Sultan van Turkije. fiscus, m. Lat. (lett.: geldmandje schatkist, rijksbelastingen; fiscaal, wat op den fiscus betrekking heeft; fiscaal of fiskaal, oudtijds de rijksadvocaat. fistel, vr. Lat diepe etterwonde. five o'clock (tea), Eng. de middagthee (om vijf uur, -vóór het diner). fittings, Eng. noodzakelijke artikelen, onderdeden (vooral van rijwielen en machlneriën). fixeeren, Fr. vastmaken, vastleggen, strak aankijken, fjor., m. (Deensch,) zeeboezem in Noorwegen, flagellant, Lat geeselbroeder, geeselmonnik; flagellatie, vr. geeseling. flageolet, Fr. Kleine fluit; Flageolettonen, fluittonen op een viool, door de vingers op een bepaalde wijze op de snaren te plaatsen. • flagrant, Lat. duidelijk, tastbaar, blijkbaar. flair, mr. Fr. scherp reukvermogen, fig.; fijne neus. flaneeren, Fr. rondslenteren; flaneur, slenteraar. flat, Eng. flatwoning waarbij alle kamers op een verdieping liggen; flat race, wedren op een vlakke baan. flatteeren, Fr. vleien, mooier voorstellen. fleur et, m. Fr. stompe schermdegen. flirten, Eng. coqueteeren; zich uit speelschheid verliefd aanstellen; flirt, het flirten; flirtation, Fr. = flirt. flora, vr. Lat. beschrijving der planten, lijst der inheemsche gewassen, (Flora was de godin der bloemen). floreeren, Lat bloeien; florissant bloeiend. fluctuatie, vr. Lat het rijzen en dalen, het dobberen (fluc- tueeren) der beursprijzen. Buide, o. Fr. onderstelde stroom van onweegbare stoffen (electriciteit magnetisme). Flying Dutchman, Eng. Vliegende Hollander, (spookschip), focus, Lat. brandpunt van lenzen, foetus, o. Lat. de onvoldragen vrucht. föhn, m. hevige, zwoele zuidenwind aan de N. O. hellingen der Zwitsersche Alpen. - folio, Lat. formaat (het vel in tweeën gevouwen), bladzijde in een koopmansboek; foliant boek van het grootste formaat; folieeren, bladzijden nummeren. Folkething, m. tweede kamer in Denemarken. folklore, vr. Eng. kennis der zeden en tradities, verzameling van de volksverhalen, sagen en gedichten. fond, o. Fr. bodem, grond: au fond, in den grond; fondatie, fundatie, vr. liefdadige stichting. fonds, o. Fr. geld, kapitaal, waren, staatspapieren; fonds perdu, verloren geld, geld dat men rekent te zullen verliezen. force, vr. Fr. kracht sterkte, dwang; force majeur, onoverkomelijke hinderpaal, overmacht; forceeren, met geweld dwingen, verkrachten; een geforceerde marsen, een verlengde en versnelde tocht. foreign office, Eng. ministerie van buiténl. zaken; inlichtingenbureau voor vreemdelingen. forens, Lat. iemand die buiten de stad woont waar hij zaken doet, enz. (de Amsterdamsche forensen in het Gooi). forma, Lat. vorm; formeeren, vormen; formatie, vorming; formaliteit, uiterlijke vorm; formeel, in den vorm; formule vr. voor bijzondere gevallen voorgeschreven woorden, (voor een eed bijv.); in letters uitgedrukte algemeene regel (in de algabra); formuleeren, in bepaalden vorm uitdrukken; formulier, o. woordelijk voorschrift voor een of andere han- deling (voor een gebed, een verzoekschrift, een testament, fornudadeL Fr. geweldig, geducht. fornicatie, vr. Lat hoererij. fortificatie vr. Lat vestingwerk, verschansing. ffittïïï&iï'-*. een loterijbriefje; fourniseur, leverancier; fourmsseur de « cour. hofleverancVer; fournituren, het toebehooren. wat noodig is om iets te vervaardigen. fover, m. Fr. koffiekamer van een schouwburg. Se, m. Fr. deel (van een partij, van een volksvertegenwoordiging). fraqment, o. Fr. brokstuk, gedeelte. frame, o Eng. raam. geraamte (speciaal van een rijwiel). franchement, Fr. ronduit gezegd. franc-macon, Fr. vrijmetselaar. franc-tireur, Fr. vrijschutter, ongeregeld soldaat. frappeeren, Fr. bevreemden, treffen; met ijs afkoelen, frap- FrScatirit^Sta'dje in Italië met mooie omgeving; vandaar naam voor buitensocleteiten enz. baLdé^vr^Fr^bèdrog; fraudeeren, bedriegen, smokkelen; frauduleus, bedriegelljk. ? i.„„j„i\ free-trader, Eng. voorstander van free-trade (vrijen handel), frequenteeren, Fr. druk bezoeken, omgaan met. fresco, o. Ital. muurschildering met waterverf op versche kalk (al fresco) uitgevoerd, fricandeau, Fr. gelardeerd stuk kalfsvleesch. fricassee, vr. Fr. gefruit fijn gehakt vleesch. frictie, vr. Fr. wrijving, inwrijving. frim^rel m Fr. rijpmaand, de derde maand van den repu- blikeinschen kalender (21 Noy.-20 Dec). fripott, Fr. schurk; friponnerie, boevenstuk. aletscher, D. Ijsmassa die van de hoogste toppen der bergen naar beneden schuift, en door afsmelting de rivieren dobT^'r. Fr. aard- of hemelbol; globetrotter, Eng. iemand, die de heele wereld doorreist; globaal, over t geheel genomen, bij raming. , oloria in excelsis Deol Lat. eere zij God in den hooge! glorie, vr. Fr. roem; glorieus, roemrijk, heerlijk; glorificatie, vr. verheerlijking. T glos(se), vr. Gr. kantteekening, spotternij; glossarium, o. i»at. woordenboek van verouderde woorden. gfucose, vr. druivensuiker. gnomen, mrv. (fabelleer) schatten bewakende aard- of berggeesten, leerspreuken. . qnosls, vr. Gr. de kennis, de openbaring; gnostieken, gnostici, christelijke geleerden uit de eerste eeuwen, die beweerden een volledige, hun geopenbaarde, kennis te bezitten van het wezen Gods; gnosticisme, o. hun leer. Gobelins, beroemde Fransche wandtapijten uit de fabriek van dien naam te Parijs. God save the king (the queen), Eng. God behoede den koning (de koningin), aanvangsregel van het ring. volksgod (mrv. gojim), Hebr. naam voor de niet-Joden, vreem- gojim, Hebreeuwsch, niet-joden, (Heidenen en Christenen). gong, vr. Maleisch slaginstrument, bestaande uit een metalen schijf of een ketel met lage randen. goniometrie, vr. Gr. meetkunst der hoeken. Gordiaansche knoop, onoplosbare moeielijkheid; den Oordiaansche knoop doorhakken wil zeggen: een moeilijkheid door een daad van geweld uit den weg ruimen. , goulard-water, Fr. verkoelend en opdroogend loodwater voor wonden. gourmand, Fr. gulzigaard, lekkerbek. gouverneeren, Fr. besturen; gouverneur, stadhouder, landvoogd, opvoeder; gouvernante, kinderjuffrouw, gouvernement, landsbestuur; gouvernementeel, wat van de regeering uitgaat. gracieus, Fr. bevallig. gradueel, Fr. trapsgewijze, bij opklimming; gradueeren, in graden afdeelen, een graad (waardigheid) verleenen; gegardueerden, zij, die een graad bekleeden. Grahambrood, brood uit grof gemalen tarwe, zonder gist gebakken. , grammatica, (Lat.), grammaire, vr. Fr. spraakleer, spraakkunst; grammaticaal, overeenkomstig de spraakleer. grande, (van Spanje) rijksgroote, voornaam Spaansch edelman; grandezza, vr. de waardigheid, deftigheid, trots van een grande; grandioos, grootsch; grandseigneur, groot heer; den g r a n d-s e i g n e u r uithangen. Granaat, Fr. 1. Gesteente bestaande uit aluin, kiezelaarde, ijzer en mangaanonyde. 2. Kogel met springstoflading. 3. Boom in Z. Europa, graphisch, wat verband houdt met de kunst om dingen door middel van lijnen en figuren voor te stellen; graphische voorstelling, voorstelling, overzicht door middel van lijnen; graphologie, vr Gr. beoordeeling van het karakter uit het handschrift. gratie, (gracie), Pr. genade, gunst, bevalligheid; gratificatie, vr. geschenk, toelaag. gravida, Lat zwangere vrouw; graviditeit, zwangerschap, gravitatie, vr. zwaartekracht. greenback, Eng. m. (lett: groen-rug) N. Amerikaansch. bankbiljet griffie, vr. Fr. secretarie van een rechtbank, onder beheer van den griffier; ter griffie deponeer en, ter inzage leggen. grill-room, Eng. gaarkeuken; restaurant grimeeren (zich). Fr. zich door kunstmiddeltjes een ander gezicht geven (van tooneelspelers). grisaille, vr. Fr. grijze teekening (in zwart en wit uitgevoerd). grisette, vr. Fr. meisje van twijfelachtige zeden uit de volksklasse. grisou, m. Fr. het ontplofbare gas in de steenkolenmijnen, groom, Eng. stalknecht rijknecht. grosse, vr. afschrift van een oorspronkelijke notariëele acte. groschen, m. D. (voormalige zilveren munt) van 6 cent. grosse modo, Lat. mrv. ruw geschat, ongeveer. grotesk, Fr. wonderlijk, grillig, dwaas. guano, m. Sp. Zuid-Amerikaansche vogelmest guéridon, m. Fr. rond tafeltje met één poot guerre a outrance, Fr. oorlog tot het uiterste; guerilla, m. Sp. (lett. kleine oorlog) oorlog van partijgangers (guerillero's), van kleine benden, guillotine, vr. Fr. valbijl, guinje, guinea, Eng. goudstuk (ƒ 12.50). guichet, o. Fr. kleine deur in een grootere of in een raam (in kantoren), guipure, vr, kantwerk met breede mazen, guirlande, vr. Fr. bloemslinger, festoen, gutturaal, Fr. wat tot de keel behoort, in de keel gevormd wordt. gymnasium, o. Lat Latijnsche school, voorbereidingsschool voor de universiteit; gymnasiast leerling dier school; beoefenaar van de gymnastiek, d.i.: de kunst der lichaamsoefening; gymnastiseeren, de gymnastiek beoefenen. gynaecologie, vr Gr. de ziekteleer van het vrouwelijk geslacht; verloskunde; gynaecoloog, arts, die zich speciaal toeleat oo de genezing der vrouwenziekten. -vnTs, Grring; Gyrovaag, rondtrekkend bedelaar; gyrornantie. waarzeggerij, uit getrokken kringen; gyraüe, draaiziekte? autogyro, vliegtuig dat loodrecht kan opstijgen en neerdalen (uitgevonden door den Spanjaard de la Cierva). H H.M = Hare Majesteiten; H.HJM.M. == Hunr* Majesteiten; HH = heeren; H.S. = handschrift, of Heilige Schrift; HJï.G., hoogedelgestrengt HD., hoogstdeszelfs. habent süa fata libelli, Lat. de boeken hebben hun lotgevallen, (vaak aangehaald citaat van Terentianus Maurus). habitué, Fr. vaste bezoeker (van een café, enz.), habitus, m. Lat. het uiterlijke voorkomen, haciënda, vr. Sp. uitgestrekte landhoeve in Midden-Atnka voor de veeteelt op grooten schaal. Hades, m. Gr. de onderwereld, het schimmenrijk, had^é, Turk. pelgrim, die naar Mekka geweest is. haié vr. Fr. dubbele rij soldaten, bedienden, enz.; en naie opgesteM, in twee rijen met het gezicht naar elkaar toe. hall, Eng. groote zaal, vestibule in moderne huizen, halleluja! Hebr. looft den Heer! hallucinatie, vr. Fr. zinsverbijstering, visioen. halo(s), m. Fr. lichtende kring om zon of maan. handicap, Eng. wedren, waarbij door belasting der i o c k e y s, de vracht der paarden gelijk gemaakt wordt. Hannibal ante portas! Lat. Hannibal staat voor de poorten! d.w.z. het gevaar is op z'n hoogst! Hansa, D. Verbond van koopsteden ter bescherming der handel. Gesticht 1241. Vervallen ± 1650. hansom, Eng. tweewielig huurrijtuig, hara-kiri, Jap. zelfmoord door buikopensnijding, harceleeren, Fr. afmatten door gedurige aanvallen, harem, m. Arab. vrouwenvertrek in het Oosten, barmonica-trein, trein, waarvan de wagens, door leeren kappen verbonden, ineenloopen. .... . , harmonie, vr. Gr. overeenstemming, welluidendheid, muziekgezelschap; harmonisch, overeenstemmend, welluidend; harmoniëeren, het goed met elkaar kunnen vinden, harnas, Fr. metalen borst- en rugbekleeding. pantser der Mid- deleeuwsche ridders. Harpij, Gr. Stormgodinnen; kwelgeesten, hasard, hazard(spel), Fr. kansspel, toeval, hasjisch, o. Arab. bedwelmend genotmiddel uit Indische hennenp bereid. . , , . hausse, vr. Fr. het rijzen der prijzen; (tegenst.: baisse); a la hausse speculeeren op het rijzen der fondsen, haussier, die op stijgende prijzen speculeert (= Eng.; buil), kant, Fr. hoog; haute finance, de groote bankiers; haute nou- maat papier; imperiale, vr. met zitplaatsen voorzien bovenst deel van een omnibus of tram; imperialisme, o politiek stelsel in Engeland (om de koloniën zoo vast moegelijk aan het moederland te verbinden en het rijk (imperium) zooveel mogelijk uit te breiden). imperméable, Fr. waterdicht (van stoffen). impersoneel, Fr. onpersoonlijk. impertinent, Fr. onbeschaamd, onbehoorlijk; impertinentie, vr onbeschaamdheid, imperturbabel, Fr. onverstoorbaar. implausibeL Fr. geen bijval waardig, onwaarschijnlijk, implareeren, Fr. om hulp smeken; implarant, hulpvrager, imphate, impliciet, Lat. wat er bij ingesloten, er stilzwijgend onder begrepen is. imr*ondeeabiüën, mrv. Lat. onweegbare dingen (licht warmte, bijv.). imponeeren, Lat. indruk maken, zich doen gelden; eerbied, gehoorzaamheid afdwingen. impopulair, Fr. niet in den smaak van het volk vallend, niet door het volk bemind; impopulairiteit, vr. het impopulair zijn. ' ' import, m. Lat. invoer; importeerta, invoeren; importeur, handelaar, die invoert, importun, Fr. ongelegen, lastig, bezwaarlijk; imrwirtuniteit, # vr. het ongelegen komen, het lastig zijn. imposant, Fr. wat imponeert, indrukwekkend, imposture, vr. Fr. bedrog, laster, veinzerij, impotent, Fr. onvermogend, onmachtig (vooral op sexueel gebied); impotentie, vr. onmacht, het niet in staat zijn om voort te telen, imprecatie, vr. Fr. verwensching, vloek, impressario, Ital. ondernemer van opera's, van kunstreizen met bekende kunstenaars, enz. impressie, vr. Fr. indruk; impressionisten, school van schilders, die hun kracht vooral zoeken in de kleur en de teekening vaak verwaarloozen. irmirimatur, o. Lat. het worde afgedrukt! het verlof tot afdrukken, kmwimé, o. Fr. gedrukt stuk. improductief, Fr. niet voortbrengend, onvruchtbaar, impromptu, o. Fr. voor de vuist gemaakt gedicht; inderhaast voorbereid feest improvement, Eng. verbetering, vooruitgang, improvisatie, o. Fr. voor de vuist uitgesproken redevoering of gedicht; improvisator, die voor de vuist spreekt of dicht, impuberteit vr. Fr. onhuwbaarheid, minderjarigheid, impulsie, vr. Fr. aandrift, prikkel, aansporing, eerste stooft impulsief, wat aandrift, prikkelt, enz., eigenschap van steeds aan zijn impulsies toe te geven, in, Lat. en Fr. voorvoegsel = on. in abstracte-, Lat. in 't algemeen beschouwd, inaccessibel, Fr. ontoegankelijk, ongenaakbaar. ;n apternum. Lat. voor eeuwig, in eeuwigheid. Lat- krachteloosheid door gebrek aan voedsel. uitputting. inartlculo mortis, Lat. in het stervensuur. lnstallatie inauguratie, vr. Lat. plechtige opening, plechtige ^Uatie (Zx een hoogleeraar); inaugureele rede, redevoering van een hoogleeraar bij het aanvaarden van zijn ambt. in blanco, Lat. wit, onbeschreven, oningevuld, in bonis, Lat. goed bij kas, gegoed .„ o „ incandescentie/vr. Fr. het witgloeiend (incandescent) wor- incapabel, Fr. onbekwaam, ongeschikt, onmachtig; incapacitrit, vr. onbekwaamheid. j . incarnaat, Fr. rood (tusschen het rood van de roos en dat ^ 'n kers in); incarnatie, vr. vleesch- of menschwording (van Christus), belichaming. incasseeren, Fr. innen, geld ophalen; incasso, It. inning, te innen post, (mrv.: incassi). in casu, Lat. in (dit) geval. incestueus, Fr. bloedscheiuiing. inch, Eng. duim (= Wi cM.). .. ..... incident, o. Fr. voorval, bijkomend iets, toeval; incidenteel, terloops. ._ ... . incitatie, vr. Fr. aansporing, opruiing, ophitsing. inclinatie, vr. Fr. helling, neiging, toeneiging, liefde; incnneeren, hellen, neigen tot. inclusief, Fr. ingesloten, met inbegrip van. incognito, Lat. onder een anderen naam; het incognito besvaren (bij reizen van vorstelijke personen), onder een anderen naam doorgaan om zich aan eerbewijzen, enz. te onttrekken. . , , incoherent, Fr. onsamenhangend; incoherentie, vr. gebrek aan samenhang. incommodeeren, Fr. lastig zijn of maken. incomparabel, Fr. onvergelijkelijk. incompatibel, Fr. onvereenigbaar, niet kunnend samengaan met; ^compatibiliteit, vr. onverenigbaarheid. incompetent, Fr. onbevoegd, onbekwaam. in concreto, Lat. in een bepaald geval, in werkelijkheid. in confesso, Lat duidelijk aangetoond. incongruïteit, vr. Fr. ongepastheid, onbehoorlijkheid. inconsequent, Fr. aan zichzelven ongelijk, aan zijn beginselen ontrouw; inconsequentie, vr. strijdigheid met eigen beginselen, het zichzelf niet gelijk blijven. inconsolabel, Fr. ontroostbaar. inconstant Fr. onbestendig, veranderlijk. inconstitutioneel, Fr. ongrondwettig, met de grondwet in strijd. in contraria. Lat. integendeel. inconvénient, o. Fr. zwarigheid, last, hinder; inconvenieuüe. vr. onwelvoeglijkheid, onbehoorlijkheid. incorporatie, vr. Fr. opneming, inlijving; incorpore, Lat. gezamenlijk; incorporeeren, inlijven, opnemen. incorrectheid, vr. onnauwkeurigheid, onbehoorlijkheid. incourant, Fr. niet gangbaar, zonder aftrek; incourante fondsen, effecten die niet op de officiëele beursnoteering voorkomen. incrimineeren, Fr. van een misdaad beschuldigen, als strafbaar beschouwen en vervolgen. incroyable, Fr. ongeloofelljk; modegek uit den tijd van het Directoire (1795—1799). incrusteeren, Fr. met een kalkachtige korst bedekken; met steen marmer of metaal inleggen; incrustatie, vr. overkorsting. ingelegd werk. incubus, Lat. m. nachtdulvel, booze geest, (die volgens vroeger bijgeloof 's nachts de vrouwen kwam omhelzen), kabouter. incunabel, (mrv. incunabula) Lat. vr. wiegedruk, boek dat tusschen 1423 en 1556 gedrukt is. incurabel, Fr. ongeneeselljk. incuria, Lat., mcurie, vr. Fr. zorgeloosheid, incursie, vr. Fr. vijandelijke inval, strooptocht indecent Fr. onwelvoegelijk, oneerbaar; indecentie, vr. on- welvoegelijkheid. Indeed, Eng. inderdaad. iadélicaat Fr. niet fijngevoelig; indélicatesse, vr. verzachtende uitdrukking voor oneerlijkheid, indemniteit, vr. Fr. schadeloosstelling, vergoeding, independent, Fr. onafhankelijk. index, m. Lat. register, inhoudsopgave; Index (librorum prohibitorum), de lijst der door de R.K. kerk verboden boeken. india-rubber, Eng. gomelastiek. indicateur, Fr. toestel om stoomspanning op ts teekenen; indicatie, aanwijzing; indicativus, aantoonende Wijs der werkwoorden. indifferentisme, o. Fr. onverschilligheid in geloofszaken, indigent Lat. behoeftig; indigentie, vr. gebrek, indigest, Lat. moeilijk verteerbaar; indigestie, vr. storing in de spijsvertering. indiscreet Fr. onbescheiden; indiscretie, vr. onbescheidenheid. individu, Lat eenling, enkeling, op zichzelf beschouwd wezen of persoon; individualiseeren, als op zichzelf staand beschouwen; individualisme, o. het stellen van de rechten van het individu boven die der gemeenschap; individualiteit, vr. persoonlijkheid, eigenaardig karakter van een bepaald persoon;' individueel, afzonderlijk, leder op zich- indolent, Fr. ongevoelig, loom, traag, lusteloos; indolentie, vr. lusteloosheid, enz. indoloog, kenner van Indië. in dorso, Lat. op de achterzijde (van wissels, enz.). in dubio, LaL in twijfeL ' 2ï'$'ZC 'mm toductie, vr. Lat gevolgtrekking, besluit van het bijzondere tot het algemeene; inductieve methode, waarbij de algemeene regel uit de bijzondere gevallen afgeleid wordt. kt duplo, Lat. in dubbel, in twee afschriften. Inedita, Lat onuitgegeven geschriften van een overleden mdÜgiefLat in beeld (in vroeger tijd werd wel in effig ^terechtgesteld, d.w.z. een pop of beeld den veroordeelde voorstellend, werd verbrand of opgehangen), ineotie, vr. Fr. zotheid, onnoozelheid, ongerijmdheid. inert, Fr. traag, vadsig; inertie, vr. traagheid, de eigenschap van licharnen om te volharden in een toestand van rust of van beweging. inexact, Lat. onnauwkeurig, onjuist. ioexpressibles, Eng. (lett onuitsprekelijken) woord waarmee men in Engeland wel een broek aanduidt. ai eztenso, Lat. volledig, in zijn geheel. in extremls (bekeering), Lat. in het stervensuur. infaam, Fr. eerloos, schandelijk; infamie, vr. eerloosheid, laagheid. , mfant(e), prins(es) in Spanje of Portugal. in favorum, Lat ten gunste, ten voordeele van. infecteeren, Fr. besmetten, aansteken; infectie, vr. besmetinferieur, Fr. ondergeschikt, van slechte kwaliteit infernaal, Fr. helsch, duivelsch. inferrjeL Fr. onvruchtbaar. infirmerie, vr. Fr. militair hospitaal. taflammatie, vr. Fr. ontsteking. influenceeren, Fr. invloed uitoefenen op. in folio, Lat. formaat van 4 bladz. uit een vel. infra, Lat beneden, onder. infractle, vr. Fr. inbreuk, schending. infusiediertjes of infusoria, Lat. afgietseldiertjes, klasse van micro-organismen met bepaalde kenmerken, ■wenieus, Fr. vernuftig, scherpzinnig, ïngénue, Fr. (tooneel) de rol van argeloos jong meisje, ingrediënten, Lat. bestanddeelen voor de bereiding. inhaerent, zie inherent inhalatie-apparaat inademingstoestel (voor het toedienen van geneesmiddelen in dampvorm); inhaleeren, inademen, in hoe signo vinces! Lat in dit teeken (in het teeken des kruizes) zult gij overwinnen! in honorem, Lat. ter eere. initialen, Lat. beginletters; initiatie, vr. inwijding; initiatief, o. het geven van den eersten stoot, het voorstellen van een wet door Tweede-Kamerleden; initieeren, inwijden, inleiden. injectie, vr. Fr. inspuiting, injunctie, vr. Fr. gebod, bevel. inka, titel der koningen van Peru, (vóór de ontdekking van Amerika). in loco, Lat. op de plaats. in ntajorem Dei gloriam, Lat. ter meerdere eere Gods. in media res, Lat in het midden der dingen, zonder voorafspraak, met de deur in huis (vallen), in mora, Lat. in gebreke, ten achter. in natura, Lat. in natuurlijken toestand, in voortbrengselen der natuur, (dus niet in geld). innovatie, vr. Lat. het invoeren van iets nieuws. in actova, Lat. boekformaat (het vel in achten gevouwen). inoculatie, vr. Lat. inenting; inoculeeren, inenten. inoffensief, Fr. onschadelijk, geen kwaad doend. inofficieus, Fr. niet van de regeering uitgaand. in optima forma, Lat. in den besten vorm. in originali, Lat. in het oorspronkelijke. in pace, Lat. in vrede; als zelfst. nw.: kloostergevangenis. in partibus (infidelium), Lat in de landen (der ongeloovigen), een bisschop in partibus infidelium is een bisschop, wiens zetel heet te zijn in een streek, waar in werkelijkheid geen bisdom meer of nog niet is, zijn bisschopstitel is dus bloot een eeretitel. in patria, Lat. in het vaderland. in perpetuam (reï) memoriam, Lat. tot een eeuwige gedachtenis (der zaak). in petto (houden), Lat. in de borst, in het hart (houden), er dus niet aanstonds mee voor den dag komen, achterbaks houden. in plano, Lat. in ongevouwen vellen. in puncto, Lat. wat betreft, wegens. inquisiet, Lat. de beschuldigde, die verhoord moet worden; Inquisiteur, ketterrechter; inquisitie, vr. middeleeuwsch kettergerecht; inquisitoriaal, wat behoort of past bij de inquisitie. I N. R. I. = Jezus Nazarenus Rez htdaeorum, Jezus van Nazareth koning der Joden, insanie, vr. Fr. krankzinnigheid, waanzin, inscriptie, vr. Fr. opschrift, insectivoor, Lat. insectenetend dier. inseparabel, Fr. onafscheidelijk, insensibel, Fr. ongevoelig. ktseraat, o. Lat wat ingevoegd wordt wat in een krant opgenomen wordt, insider, Eng. iemand, die toegang heeft tot een gesloten gezelschap, die goed op de hoogte is van een onderneming, enz. (tegenst: outsider), insiane. o. Fr. kenteeken, eereteeken. Suatie, vr. Fr. bedekte aantijging, zijdelingsche aanduiding; insinueeren, bedekt te kennen geven, insisteren, Fr. aandringen, aanhouden, den nadruk leg- insolent, Fr. verwaten, lomp, onbeschaamd. Insolvabel, insolvent Fr. niet in staat te betalen; insolvente boedel, waarin meer schulden dan baten zijn. in spe, Lat in hope, toekomstig. inspecteeren, Fr. bezichtigen, nazien; inspecteur, opzichter, inspectie, monstering, inspiciënt, m. Lat. de beambte die in den schouwburg zorgt voor al de voorwerpen, bij de voorstelling noodig, voor den goeden gang van het spel, enz. inspiratie, vr. Fr. ingeving, bezieling; Inspireeren, bezielen, installatie, vr. Fr. plechtige bevestiging in een ambt, het zich inrichten in een huis, het vestigen van een zaak, de aanleg; installeeren, bevestigen enz. instantané, m. Fr. zeer vlugge photogr. opname, instantie, vr. Fr. (rechtsterm) aanleg, rechtbank; in eerste instantie, voor de eerste (laagste) rechtbank, waar de zaak aanhangig gemaakt wordt; alle instantiën doorloopen, telkens hooger beroep (of cassatie) aanteekenen, totdat de zaak voor het hoogste gerechtshof aanhangig gemaakt is. in statu guo, Lat. in den toestand, waarin de zaak tot dusver was; in statu quo ante, in den toestand zooals vroeger (vóór den oorlog, bijv.), instigatie, vr. Fr. aanhitsing, opstoking, instigeeren, opstoken, instinct, o. Fr. aandrift natuurlijke neiging, instinctief — instinctmatig. . , , institutie, vr. Fr. instelling; instituteur, kostschoolhouder; instituut, o. kostschool, instructie, vr. Fr. onderzoek in strafzaken, handleiding, voorschrift; instructief, leerrijk; instructeur, drilmeester; instrueeren, een voorschrift geven, de behandeling (van een rechtszaak) voorbereiden, instrumentaal, Fr. door muziekinstrumenten voortgebracht (tegenst: vocaal); instrumenteeren, arrangeeren voor verschillende muziekinstrumenten, insubordinatie, vr. Fr. ongehoorzaamheid aan meerderen, insula, Lat. eiland; Insulinde, eilandenwereld (naam voor Ned. Oost-Indië). insupportabel, Fr. onuitstaanbaar. insurgent, Fr. oproerling, muiter; insurrectie, vr. gewapende opstand; insurrectioned, wat den opstand betreft intact Fr. ongeschonden, ongebruikt onaangeroerd. integraal, Lat. wat een geheel uitmaakt volledig, afzijdig; Integralen, 2H pCt obligaties der Ned. Staatsschuld; inte- arcerend deel, onmisbaar bestanddeel; integriteit, vr. rechtschapenheid, onkreukbaarheid, onbesprokenheid. intellect, o. Fr. verstand, kenvermogen; intellectueel, verstandelijk; intellectueelen, verstandsmenschen, menschen die belang stellen in geestelijke dingen, ook wel: ontwikkeld* menschen; intelligent, schrander; intelligentie, vr. doorzicht, schranderheid, verstandhouding. intempestief, Fr. ten onpas, ongelegen. intendance, vr. Fr. beheer over het onderhoud der troepen; intendant, officier, daamee belast; rentmeester. intens, intensief, Fr. hevig, krachtig: intensieve cultuur, bebouwing op wetenschappelijke grondslagen om een maximum opbrengst te verkrijgen. intentie, vr. Fr. bedoeling, oogmerk. int er, Latljnsch voorvoegsel: onder, tusschen, gedurende, enz. intercalatie, vr. tusschenvoeging, inlassching; inlercaleeren. inlasschen, intercessie, vr. Fr. tusschenkomst, bemiddeling, intercommunaal, tusschen verschillende gemeenten onderling, interdict, Lat groote kerkelijke ban over een heele streek «f een land. Interferentie, Fr. De werking die twee lichtstralen, (ook geluids trillingen), welke elkander onder een hoek ontmoeten, op elkander uitoefenen. interfoliëeren. met wit papier doorschieten. interieur, Fr. inwendig; het inwendige, het binnenhuis. interium, Lat. (lett.: intusschen) voorloopige waarneming; interimdividend, voorloopig dividend (dat uitgekeerd wordt voor het boekjaar afgesloten is). interlinie, vr. Lat ruimte tusschen twee regels. interlocuteur, Fr. degeen, met wien men spreekt; interlocutoir vonnis, vonnis dat over een bijkomstige aangelegenheid beslist, doch niet over de hoofdzaak. interludium, o. Lat. tusschenspel. intermédiair, o. Fr. tusschenkomst, bemiddeling. intermezzo, o. Ital. tusschenspel, voorval dat den loop van een verhaal of i.d. afbreekt mtermitteerende bron, bron, die niet geregeld, doch met tusschenpoozen vloeit; mtermitteerende koorts, koorts, die op gezette tijden terug komt; intermitteerende pols, die mm eens vlugger, dan weer eens trager klopt. intern, Fr. inwonend; interne, kostleerling, inwonend ambtenaar of bediende; (tegenst externe), internaat o. kost-school; het inwonen. internationaal, Fr. tusschen de volkeren onderling; de Intesnationale, groote arbeiders vereeniging, omstr. 1866 gesticht; revolutionair lied. interneeren, Fr. iemand een gedwongen verblijfplaats binnensland aanwijzen. Internuntius, Lat Pauselijk gezant met den rang van kar- «finaal. interoceanisch, tusschen twee oceanen. interpellatie, vr. Fr. vraag, door een lid der Staten-Generaai tijdens de zitting tot de regeering gericht; interpelleeien, vragen stellen, aanmanen. interpretatie, vr. Fr. uitlegging, welke aan een wet gegeven wordt; interpreteeren, uitleggen, verklaren. interpunctie, vr. Fr. plaatsing der leesteekens. interregnum, o. Lat tusschenregeering; periode in de geschiedenis van Duitschland dat er geen keizer was. (1250 1273). interrumpeeren, Lat in de rede vallen, onderbreken; interruptie, vr. onderbreking. interval, o. Fr. tusschenruimte, tusschenpoos. interventie, vr. Fr. bemiddeling, tusschenkomst interview, o. Eng. gesprek, waarbij een verslaggever van een blad (de interviewer) < de meeningen, inzichten, eaz. van eenig bekend persoon verneemt om die te publiceeren; interviewen, zulk een gesprek voeren., intestaat Fr. een zonder testament overledene; intestabei, onbevoegd of onbekwaam om een testament te maken. inthronisatie, vr. Lat-Gr. troonsbestijging, verheffing op den troon, plechtige installeering van een paus of bisschop. intimeeren, Lat dagvaarden. intimidatie, vr. Fr. vreesaanjaging; intimideer en, vrees aanjagen. intimus, Lat. boezemvriend. intolerabel, Fr. onuitstaanbaar, onduldbaar; intolerant, onverdraagzaam; intolerantie, vr. onverdraagzaamheid; intolerantisme, het prediken daarvan. intonatie, vr. Fr. toonaangeving, stembuiging. intoxicatie, vr. Lat-Gr. vergiftiging, bedwelming. intra, Lat. binnen; intra muros, binnen de muren (der stad); fig.: m het geheim, zonder getuigen. intransige(a)nt, Fr. onverzoenlijk. intrigant, Fr. persoon, die intrigeert, di. kuipt, knoeit met slinksche streken omgaat, (intrigeeren beteekent ook: de nieuwsgierigheid opwekken); intrigue, vr. gekuip, knoeierij, geheime liefdesbetrekking, verwikkeling in een tooneelspel. intrinsiek, Lat innerlijk, wezenlijk. in triplo, Lat. in drie exemplaren. introduceer en, Lat binnenleiden, toegang verschaffen, insteken; introductie, vr. toegang, verkregen door tusschenkomst van een ander. introversie, Lat. binnenwaartskeering; introspectie, Zich zelf van binnen bekijken (tegenst. retrospectie). intuïtie, vr. Fr. innerlijke aanschouwing, de gave van iets te weten of te kennen zonder het te voren vernomen of geleerd te hebben; intuïtief, als door ingeving. Isabella-kleur, vuilgeel. .... . u Islam, lett berusting in den wil Gods; de Mohainmedaansche godsdienst; Islamiet, belijder van den Islam, isobaren, Gr. lijnen, welke die plaatsen der aarde verbinden, waar de jaarlijksche barometerverschiUen even groot zijn. Isochronen, Gr. Lijnen op de kaart getrokken langs plaatsen die denzeliden tijd hebben. Isogonen, Gr. Lijnen op de kaart getrokken langs plaatsen met gelijke afwijking der magneetnaald, isolatie, vr. Fr. afzondering; isoleeren, afzonderen, (ook van electrische geleidingen), isothermen, lijnen langs die plaatsen der aarde, welke een gelijke jaartemperatuur hebben, isthmus, Gr. landengte, italieken, Fr. cursieve letters, item, Lat insgelijks, post op een rekening, ite, missa est Lat gaat henen, de mis is uit (slotwoorden van dên geestelijke, die de mis bedient), itinerarium, Lat itinéraire, Fr. reiswijzer, reisplan, de weg, die men bij zijn reis volgt, reisboek, ivresse, Fr. dronkenschap; ivrogne, dronkaard. J. C. Jezus Christus» J. U. D. juris utriusque doctor jabot m. Fr. geplooide kanten strook midden op het overhemd. Jacobijnsch, overdreven republikeinsch. Jacques Bonhomme, Fr. zooveel als: Joris Goedbloed, scheldnaam voor den Franschen Boer uit de middeleeuwen; jacquerie, vr. Fr. boerenopstand. jaguaar, m. Braz. Amerikaansche tijger. jambe, m. Gr. versvoet, bestaande uit één korte en één lange lettergreep (—); jambisch, in jamben geschreven. jambon, Fr. ham. Janus, Lat. Romeinsche God met twee aangezichten; januspolitiek, weifelende, onoprechte staatkunde, jardinière, vr. Fr. bloementafel. jargon, o. Fr. onbeschaafde taal, onbegrijpelijke taal, dieventaal, taal die in bepaalde milieux gebruikelijk is. jarretière. vr. Fr. kouseband. Jean qui rit et Jean qui pleure, Fr. Jantje lacht en Jantje huilt Jehovah, Hebr. de eenige, onveranderlijke. God. je maintiendrai, Fr. ik zal handhaven (devies der Oranje- Nassau's). je ne sais quoi, Fr. ,ik weet niet wat jeremiade, vr. jammerklacht klaaglied, jetée, vr. Fr. havendam, pier. jeton, m. Fr. legpenning, speelpenning, presentie-geld. jettatore, m. It. iemand, die volgens het Italiaansch bijgeloof, een „boozen blik" (jettatura) heeft. (De Italianen beveiligen zich daartegen door spitse voorwerpen aan de horlogeketting te hangen of door twee vingers uitgespreid uit te steken). jeu, m. Fr. spel; jeu de bourse, beursspel; jeu de mots, woordspeling. jeunesse, vr. Fr. jeugd; jeunesse dorée, rijke jongelui, die na den val van Robespierre, in 1794, de Jacobijnen op straat aanvielen; jongelui, die groote verteringen maken; 11 faut que jeunesse se passé, bij de jeugd moet men wat door de vingers zien. Jezuïeten, Lat. geestelijke orde in 1534 door Ignatius van Loyola gesticht tot uitbreiding van het R.K. geloof. jingo, Engelsche chauvinist; jingoïsme. joaillier, Fr. goudsmit; joaillerie, goudsmidswinkel. jockey, Eng. rijknecht, verzorger en berijder van een renpaard. jocrisse, Fr. onnoozele hals, uilskuiken. John Buil, Eng. (lett.: Jan Stier) spotnaam voor het Engelsche volk. Jonathan (Broeder), bijnaam voor de bewoners der Ver. Staten van Noord-Amerika. jonk, Chineesch schip. jota, Gr. de letter i, de kleinste letter; fig.: het kleinste, geringste, een punt: „er ontbreekt geen jota aan". jouissance, vr. Fr. genot, vrij gebruik, vruchtgebruik, het trekken van rente of dividend. Joujou, Fr. Jojo speelgoed bestaande uit houten schijfje dat langs een koordje opklimt. Voor 't eerst in gebruik (voor volwassenen) eind 18de eeuw; opnieuw in 1932. jour, m. Fr. dag, ontvangstdag; journal, m. dagblad; journaal, o. dagboek; journalisme, o. het redigeeren van bladen; journalist, dagbladschrijver; journalistiek = journalisme. joviaal, Fr. opgeruimd, blijmoedig; jovialiteit, opgeruimdheid. joyeuse entree, vr. Fr. blijde inkomst, feestelijke intocht van een vorst, de belasting, die daarbij betaald werd. jubileum, o. Lat jubilé, o. Fr. jubeljaar, jubelfeest (na 25, 50 of 100 jaar); jubilaris, die een jubilé viert; jubileeren, juichen, jubelen, een jubilé vieren. judiciair, Fr. wat het gerecht betreft of daartoe behoort; judicieus, oordeelkundig, schrander; judicium, o. Lat. oordeel, gerechtelijk onderzoek, gerechtelijke uitspraak, vonnis. judge, Eng. juge, Fr. rechter; juge de paiz, vrederechter, kantonrechter. Juif Errant, Fr. De Wandelende Jood. Juive, Fr. Jodin (opera van Halévy). julienne-soep, groentensoep. jumeaux, Fr. mannelijke tweelingen; jumclles, vrouwelijke tweelingen; jumelle, dubbele opera- of veldkijker. volks, of regeeringscomité . Spanje en Bg^uflBl. Romeinen (bij de 'trfeken & -oengod; Jupiter tonans, j«ra! nu^'i-at rechten, rechtswetenschap. ^diFk hSS-XPr. gerechtelijk, rechtsgeldig; jurisdictie, vr alle politieke partijen, dus: beginselloos is. iJtiticatie vr. rechtvaardiging, verantwoording. «stitiSel, Fr. onderworpen aan eenige rechtspraak, lustitia, (de Godin der) gerechtigheid, jute, Maleisch, Oost-Ind. hennep of vlas. f/tnt, j'y reste, Fr. ik ben er en blijf er. K et jasittó d^osSe ^^^^ ifrkat^vr^ ^t laden7zaal of galerij, waar sclüklerijenL tentoongesteld worden; die verzameling .«\^^^ vTn een vorst; de ministerraad, de regeering, het nunistene. kad^teTo Fr register, waarin de grootte, enz. van aUe ™ro«er?degoedeTen in het land opgeteekend is; kadastraal, bij het kadaster, kadastreer en, de grootte van onroerende goederen.opnemen en in het kadaster inschrijven. kader, o. Fr. lijst omlijsting, onderofficieren en korporaals. Kadetten, afkorting voor Konstitutioneele Democraten, partij in de Russische Doema. kadi, Turksch, lagere rechter (die tot de geestelijkheid gerekend wordt). kafir, Turksch, ongeloovige. kaftan, Turksch opperkleed. kalk, It licht vaartuig, dat met een of meer roeiers bemand is, te Konstantinopel veel in gebruik. Kajak, Noorsch, Groenlandsche kano. kali, vr. Maleisch, rivier, kali, o. potasch. kaliber, o. Fr. middellijn van een holle buis, van een geweerof geschutloop, van een kogel; soort aard, slag. kalief, Arab. plaatsvervanger, opvolger van den Profeet, titel der vorsten die na Mohammed regeerden; geestelijke titel van den sultan van Turkije; kalifaat o. het gebied van den kalief. kameleon, o. kleine hagedis, waarvan men vroeger meende dat ze de kleur aannam van de voorwerpen rondom haan fig. mensch, die licht van meening en overtuiging verwisselt naarmate zijn belang dat meebrengt; kameleontisch, met alle winden meewaaiend. Kamelot, Fr. stof van kameel- of geitenhaar. kamizool, o. Fr. hemdrok, borstrok; camisole de force, vr. Fr. dwangbuis. kampagne, campagne, vr. Fr. veldtocht; verdek boven de hut van een schip aan den achtersteven, kampong, vr. Mal. Javaansch dorp, groot erf. kanalisatie, vr. Fr. het aanleggen van kanalen; het veranderen van een rivier in een kanaal, kanaster, (knaster), m. Sp. rieten mand waar tabak of suiker in verzonden wordt; kerftabak, de beste soort rooktabak, kandeel, Fr. kraamvrouwendrank uit rijnwijn, eieren en kaneel. kanefas, canevas, o. Fr. gestreepte katoenen of linnen stof (voor voering); eerste ontwerp, schets, hoofdpunten (voor te maken opstel). kangoeroe, vr. springhaas, reuzenbuideldier (in Australië). kannibaal, Fr. inboorling der Caraibische eilanden, mensch eneter, onmensen; kannibalisme, onmenschelijkheid, woestheid, het menschen-eten. kano, vr. Indiaansche boot uit boomschors of uit een boomstam gemaakt. kanon, Fr. stuk geschut; kanonade, kanonvuur; kanonneerboot; geschutboot; kanonneeren, met het kanon beschieten; kanonnier, geschutsoldaat kanselarij, vr. Fr. griffie, kantoor (van regeeringsmachten, . Gezantschappen of consulaten); kanselier, hoofd der kanselarij, uitvaardlger der rijksbesluiten, eerste minister in Duitschland (belast met de opperleiding der aangelegenheden des rijks), kantaloep, wrat- of knobbelmeloen. kanton, o. onderafdeeüng van een arrondissement; elk oer afzonderlijke republieken, welke den bondsstaat Zwitserland vormen; kantonnaal, tot het kanton behoorend, kantonsgewijze; kantonneeren, de troepen over de nabijliggende dorpen en steden verdeelen en daar inkwartieren; kantonnement, o. inlegering, kwartier. kapel, bijkerkje; muziekgezelschap; kapelmeester, leider van orchest of zangkoor. kapitaal, Fr. hoofdzakelijk, voortreffelijk; kapitale letter, hoofdletter; kapitale straf, doodstraf; kapitale misdaan, waar de dood op staat. . . kapitaliseeren, kapitaal vormen, het kapitaal berekenen, da» sloor een jaarlijksche uitgave in den vorm van rente ot interest vertegenwoordigd wordt Kapitalisme, Fr. stelsel waarbij de arbeid in dienst staat van het kapitaal; tegenst. van het socialisme, dat het kapitaal beschouwd wil zien als gemeenschappelijk goed in dienst van den arbeid. kapiteel, o. Fr. bovenste deel van een zuil. kapitooL Lat. citadel in het oude Rome. karaat o. elk Vm deel dat in een hoeveelheid goud aan zuiver goud tegenwoordig is; gewicht van 4 grein voor juweliers. . , , karakter, o. Fr. schriftteeken, letter, lettersoort enz., karakteriseeren, de kenmerken van een persoon of zaak aan- kJavSn, vr. Perz. reisgezelschap in het Oosten; karavanenthee, thee. die door China en Siberië over land naar Rusland gevoerd wordt karbonkel, m. hoogroode robijn. karbouw, m. (Maleisen), naam van den buffel op Java. kardinaal, Fr. bijv. nmw. hoofdzakelijk, eerst voornaamst. karma, (Sanskriet) lett handeling, daad. In navolging der Hindoes en Boedhisten wordt dit woord door de theosoten gebruikt voor: le de wet van oorzakelijkheW, welke de gevolgen van daden en gedachten regelt, 2 e iemands lot als gevolg van vroegere levens. karmozijn, Sp. Fr. donkerrood; karmijn, o. Fr. donkerrood* kleur. i , ,. kartell, D. vergelijk, overeenkomst, uitdaging; naam, die men in Duitschland geeft aan iedere overeenkomst tusschen fabrikanten, enz. om bi) in- en verkoop samen te werken (zie vooral onder: pool, ring, syndicaat en trust). kartets, vr. ItaL holle kanonskogel, gevuld met kléinere kogels. kartonneeren, innaaien en met bordpapieren schutbladen voorzien. kasba(h), vr. Arab. vesting, kasteel. Katafalk, Fr. verhevenheid waarop bij plechtige lijkdiensten de doodkist is geplaatst, katerne, Fr. eenige bladen ineengeschoven en samengenaaid. kauscher of koscher, Hebr. bereid volgens de Joodsche ritueele voorschriften, zuiver, rein. kaviaar, vr. Russ. gezouten kuit van steur, kawas, politie-soldaat in Turkije, kazemat, vr. Ital. bomvrij gewelf in een vesting, kennel, m. Eng. gebouwtje dat tot verblijf van een troep honden dient; een troep jachthonden, képi, m. Arab. militair hoofddeksel (in den vorm van dat onzer brievenbestellers), kermes se d'été, Fr. weldadigheidsbazar in de openlucht khan, Tartarenvorst; herberg in het Oosten, khedive, titel van den onderkoning van Egypte; khediviaal, wat den khedive betreft king, Eng. koning; ktng's (of queen's) bench, het hoogste gerechtshof in Engeland, kiosk, Arab. bij de Mooren soort koffiehuis met fraai uitzicht; bij ons huisje in Oostersche stijl; klein winkeltje, ldrschwasser, o. D. (letterlijk: kersenwater), sterke draak. met kersenpitten bereid. Mtab (el), Arab. het (heilige) boek, de Koran. Idtchen, Eng. keuken. Haddaradatsch, m. D. het met groot gedruisch in elkaar storten, schertsende uitdrukking voor de revolutie; naam van een Duitsch politiek spotblad. klafter, D. vadem (6 voet). klarinet, Fr. blaasinstrument (schelfluit); klarinettist, klarinetblazer. klepht, Gr. roover; kleptomaan, iemand, die lijdt aan klep' tomanie, d.i. aan een ziekelijke neiging tot stelen, klewang, Maleisen, kort, breed zwaard in Ned. O.-Ind. klimatologie, vr. kennis en studie der luchtsgesteldheid. klinket, Fr. klink; poortdeurtje. klisteer, vr. Fr. lavement. . Knickerbocker, Eng. afstammeling der eerste Hollandsche bewoners van New-York. knife, Eng. mes. knight Eng. ridder; knights of labor, ridders van den arbeid (zekere arbeidersvereeniging). knowledge is power, Eng. kennis is macht kobalt zwaar, moeilijk smeltbaar metaal; kobalt blauw, hemelsblauw. kobold, D. beschermende huisgeest, aard- of berggeest kodak, m. draagbaar photographie-toestel voor momentopnamen. koelie m. Chineesche of Maleische arbeider, die buitenslands gaat werken, koerier, Fr. renbode te paard. koeterwaalsch, g^etbelastinoaanslaaen. loboor, berg tl lichts, ^ Engelsche kroondiamant koliek, Fr. darm- of buikkramp. krfom, Gr zuil. overzeesche bezitting; koloniaal, kolonisatie, koloniseereu, het aameggeu „;c( nlanter in de koloniën, koloriet, o. kleurschakeering, kleurenmenging. kombuis, Fr. scheepskeuken. tSt^SeY waar allerlei waren te krijg zijn; krui- denierswinkeltje, komitaat, o. district in Hongarije, konterfeiten, vr. afbeelden F^etteeren kopyrecht, het uitsluitend recht om een boek, enz. uit taïïtf alkoran, m. Arab. het heilige boek der Muzel- korn^- vlagjonker vaandrig; ^^^^ korvet, Fr. oorlogsvaartuig dat in rang voiyi vV ** koscher, zie kauscher. X^J^J^S^^ Plaats, ^r staketsels kranig vr. Ma»" «rof 8evlo5hten «^r4 WaarUl draaid lichaam). , . fel' v^cSmming der voornaamste gebeurtenissen naar tijdsorde. . r„* j iiej Her Zwitser- D. bad,*!, bezoeker der beden; tab»., o. ring verkregen drank, kyrie eleïson! Gr. Heer, erbarm U onzer! de eerste woorden der gezongen missen in de RJC. kerk. L L. (Rom. cijfer) = 50; L. = livre, Eng. pond (sterling); LJ3. = lectorl benevolo; l.c. = loco dtato; L.S. = lector! salutem. Labberdaan, Fr. soort gezoute kabeljouw. labeur, m. Fr. zware arbeid. labiale letters, lipletters (b, p, m, f, v, w). labiel evenwicht onvast evenwicht (tegenst: stabiel). labor improbus omnia vindt Lat. onvermoeide arbeid komt alles te boven, laboratorium, o. Lat. werkplaats van een scheikundige, laboreer en aan, behept zijn met sukkelen, lijden aan. labour, Eng. arbeid; Iabourer, arbeider. labyrint(h), o. Gr. doolhof; ingewikkelde, verwarde zaak. Lac, Lat melk; lac sulfuris, zwavelmelk; lac, Fr. meer; Lac Leman, meer van Genève. lachez-tout! Fr. alles los! (commando bij het oplaten van een •luchtballon). la conisch, laconiek, Gr. kort en bondig, kernachtig, pittig. Ia crltique est aisée, 1'art est difficue, Fr. criüek is gemakkelijk, kunst modelijk. lacrymae Christi, Lat Christustranen (fijne wijn, die aan den voet van den Vesuvius wast). lactomefer, m. melkmeter, melkweger. lacune, Fr. Gaping, leemte. lady, Eng. dame; ladylike, als een dame, kiesch, vrouwelijk, logo, It meer. lagunen, strandmeren en moerassen langs de Adriatische Zee. laisser-aller, Fr. ongedwongenheid, (lett.: het laten gaan); laissez faire, laissez passer, (lett laat maar doen en laat maar gaan), zinspreuk der Manchesterschool (z. ald.) . beteekent: iaat handel en industrie volle vrijheid, zonder inmenging van staatswege. lake, Eng. meer. lala, Fr. zoo-zoo, middelmatig. lama, Thibetaansch opperpriester. lama of Mama, vr. Peruaansch, schaapkameel (in de bergen van Peru). lambriseering, vr. houten bekleeding van het benedendeel van een binnenmuur, lamentabel, Fr. beklagenswaardig, erbarmelijk; lamentatie, vr. jammerklacht, lamenteer en, jammeren, weeklagen, lampet Fr. kan of waterkruik. lamprei, Fr. 1. Jong konijn; 2. Prik, kraakbeenige visch. «nceeren, Fr. werpen, afschieten, in de mode brengen, van stapel laten loopen. ,. landauer, m. rijtuig voor 4 personen, met voor en achter neerslaande kap. landlord, Eng. landheer, grondeigenaar, waard, langage, Fr. taal; wijze v. spreken; langage des halles, viscn- lan^eurfvr! Fr. matheid, slapheid, het kwijnen, het smach- ten; languissant, kwijnend, smachtend, lapis infernalis, m. Lat. helsche steen; lapis lazuli, lazuur- of blauwsteen. „ .. , , . lapsus calami, m. schrijffout; lapsus knguae, spreekfout (als men zich verspreekt). .,...„ lardeeren, (vleesch) met spekreepjes opvullen of besteken, larghetto, It (muziekterm) breed uit; een tempo tusschen largo en andante, larifari, It gewauwel, onzinnige taal. larynx, m. Gr. strottenhoofd; laryngitis, vr. ontsteking van het strottenhoofd; laryngoscoop, m. keelspiegel. lasciate ogni speranza (voi ch* entrate), Ital. laat alle hoop achter (gij, die hier binnentreedt), laatste vers van het opschrift op de poort der hel in Dante's Divina commedia. lascief, Fr. ontuchtig, hoogst wellustig. lasso of lazo, Sp. werpstrik, waarmee de cowBoys in Z,. Amerika het vee opvangen.» last, not kast, Eng. het laatste, maar niet het minst gewichtige. latent Lat verborgen, verscholen, gebonden. Lateraan, Lat. Pauselijk paleis te Rome. latifundium, Lat. verbazend groot landgoed der oude Romeinen; latifundia perdidere ItaUam, de groote landgoederen (het groot-grondbezit) richtte (n) Italië ten gronde, (woord van Plinius). . . ^ latinisme, o. eigenaardige LaÜjnsche uitdrukking; latinist kenner van het Latijn. latrine, vr. Lat. bestekamer. laudanum, o. Gr. slaapwekkend, pijnstillend middel dat van opium bereid is. laureaat m. Lat bekroond dichter, law, vr. Eng. wet lawine, vr. sneeuwstorting in de bergen. lawn-tennis, o. Eng. balspel in de open lucht laxans, m. afvoerend of buikzuiverend middel; lajefren, de ontlasting bevorderen. lazaret o. ziekenhuis, vooral voor besmettelijke ziekten, quarantaine-verblijf. lazaroni, mrv. It straatgepeupel, (bedelaars en losse werklui), baliekluivers in Napels en op Sicilië. lazzo, mrv. lazzi, It geestige zetten, rake antwoorden kluchtige gebaren, kwinkslagen. leader, Eng. leider, hoofd van een politieke partij; learfing- article, -hoofdartikel (in een courant), lector benevole, welwillende lezer; lectori benevolo, aan den welwillenden lezer; lectori salutum! den lezer heil! lector, voorlezer, hulpleeraar aan een hoogeschool; lectrice, Fr. voorlezeres; lectuur, vr. het lezen, dat wat men leest, legaal, Fr. wettig, rechtmatig, legaliteit, wettigheid; legali- seeren, gerechtelijk bekrachtigen, geldig maken, legaat, Lat. helper van een Romeinsch veldheer; voornaam pauselijk gezant; o. erfmaking, schenking bij uitersten wil. legeering, vr. metaalmenging, alliage. legende, Fr.beschrijving van een Heilige; sage;omschrift van een munt of medaille; legendarisch, tot het rijk der sagen behoorend. leges, mrv. (meerv. van lex, Lat. wet) vastgestejde vergoeding voor bepaalde werkzaamheden van ambtenaren, schrijf kosten. légion d'honneur, o. legioen van eer (Fransche ridderorde). legitiem, Fr. wettig; legitieme portie, wettelijk erfdeel; legitimeeren, wettigen, voor echt verklaren, zich legitimeeren, zich in zijn kwaliteit doen erkennen (van den ambtenaar, enz.); legitimisten, politieke partij, welke de erfelijkheid van de vorstelijke waardigheid hooger stelt dan den volkswil; in Frankrijk: aanhangers van de afstammelingen van Karei V; legitimiteit vr. wettigheid. leltmotief, leitmotiv, o. D. telkens wederkeerende, kenmerkende melodie in een muziekstuk. lento, Ital. muziekterm: langzaam; lento di molto, zeer langzaam. lepra, Lat. melaatschheid; leproos, melaatsch. les affaires sont les affaires! Fr. zaken zijn zaken! zaken doen gaat vóór alles! lesbische liefde, onnatuurlijke ontucht van vrouwen onder elkaar. lèse-majesté, vr. Fr. majesteitsschennis, fig. gekwetste trots. 1'Etat c'est moi, de staat ben ik! gezegde van Lodewijk XIV. lethargie, vr. Fr. slaapzucht ongevoeligheid, zorgeloosheid. letfae, (Gr. fabelleer), de stroom der vergetelheid in de onderwereld, (de schimmen dronken van zijn water en vergaten dan al het verledene). lettre de cachet, vr. Fr. bevelschrift der Fransche koningen van vóór de Revolutie, inhoudende den last tot (meestal willekeurige) gevangenzetting of verbanning. levée en masse, vr. Fr. het in massa dienst nemen der Fransche bevolking tijdens de Revolutie (1792). lever, o. de morgenopwachting bij een vorst. Leviathan, m. Hebr. monsterachtig waterdier, (Job. XL en XLI). | , Leviticus, het 3e boek van Mozes, dat de verordeningen voor de Levieten, di. de nakomelingen van Levi, (priesters van lageren rang bij de oude Joden) bevat. brengen. lyra, vr. Gr. lyrisch, zangerig, gevoelvol; lyrische, poezw, gedichten, waarin de schrijver zijn eigen gevoelsleven weergeeft; lyrisme, o. dichterlijke vlucht, gloed; ook: gezwollenheid van den stijl. Lysol, Gr. bacteriën doodende, vloeibare ontsmetüngsstot. M M, (Rom. getal) = 1000; M' (voor Schotsche namen) = mac, zoon van....; MHe = mademoiselle, Fr. mejuffrouw; Mme, = madame, mevrouw; Mrs, = messieurs, Fr. mljneheeren, of Eng. mistress, mevrouw; M.S. = manuscript. macabre, Fr. triest, somber, luguber, dance macabre, vr. doodendans. macadamiseer en, een weg verharden door klein geklopt graniet (naar de methode van Mac Adam). macaroni, mrv. Ital. meelspijs, bestaande uit holle pijpen. macchiavellisme, o. de leer van Macchiavelli (16e eeuwf, sluwe, gewetenlooze politiek. maché, Fr. geweekt; papier maché, geweekt en daarna geperst papier. machinatie, vr. Fr. kuiperij, .intrige. Machin, Fr. Dinges. mackintosh, Eng. ouderwetsche, waterdichte regenmantel. macon, Fr. (vrij) metselaar; maconnerie, vr. vrijmetselarij; maconiek, tot de vrijmetselarij behoorend. macrocosmos, m. Gr. de heele wereld, het gansche wereld gebouw het heelal (verg.: microcosmos). madame, Fr. mevrouw (titel van i e d e r e getrouwde vrouw in Frankrijk); mademoiselle, mejuffrouw; madonna, Ital. Onze-Lieve-Vrouw. Madrigaal, Fr. Lyrisch gedicht (meestal erotisch) van o—11 regels, met 3 rijmen. maecenas, rijke kunstbeschermer (naar een Romeinsch ridder van dien naam, gest. 8 na Ghr.) maestoso, Lat. plechtig, verheven. maestro, Ital. meester, groot kunstenaar, (architect ot musicus); maestro, vr. verhevenheid en kracht van uitvoering, meesterschap. ... mafia, It. maffia, geheim rooversverbond op bicilie. maggiore, It. grooter, sterker. Maggyaren (Hongaarseri) oorspronkelijke naam der Hongaren. . , magie, vr. Lat tooverkunst, geheime wetenschap; magiër. Oostersch geleerde, (inz. sterrenkundige); magisch, door tooverkracht, betooverd. , magister, Lat. meester, leermeester; magistraal, meesteriij*; magistraat, overheidspersoon, rechter, stadsregeering, magistratuur, vr. overheid, regeering, rechterlijke macht magnaat, m. rijksgroote, lid van den hoogen adel (in Hongarije en Polen). magnetiseur, persoon, welke zieken geneest door (dierlijk) magnetisme, d.w.z. doordat er van hem uit iets op den patiënt schijnt in te werkep. magnificiat, Lat lofzang ter eere van de H. Maagd; magnifiek, heerlijk, luisterrijk, prachtig. mahagonie, mahonie, zeer hard hout uit W.-Indië. maidenspeech, vr. Eng. de eerste rede, het debuut van een kamerlid of minister, (maid = maagd). mafl, vr. Eng. valies, brievenzak, brievenpost postdienst tusschen Europa en de andere werelddeelen; mailboat, stoomboot die de post vervoert main, vr. Fr. hand; a quatre mains, vierhandig (spelen); mam morte, vr. doode hand; onroerende, onvervreemdbare goederen der geestelijkheid. maintenee, vr. Fr. gekamerde vrouw; mainteneeren, een vrouw houden als bijzit maire, Fr. burgemeester; mairie, vr. gemeentehuis. maitre, Fr. meester, gebieder, heer, maitresse, minnares, bijzit; maïtrise, vr. meesterschap. maïzena, It. zeer fijn maïsmeel. majestueus, Fr. verheven, prachtig, heerlijk, vorstelijk. Majolica, It Italiaansche kalksteen, nagemaakt in aardewerk, majoraat o. het erfrecht van den oudsten zoon; bezitting, welke onverdeeld het eigendom blijft van den oudsten zoon. major domus, Lat opperhofdmeester, hofmaarschalk, (der oude Frankische koningen), maladresse, Fr. onhandigheid, lompheid, mala fide, Lat te kwader trouw, (tegenst: bona fide). malaise, vr. Fr. ongesteldheid, ongemak, toestand van groote slapte in handel en nijverheid, malaria, vr. Ital. moeraskoorts (veroorzaakt door ongezonde uitwasemingen van den grond), mal a son aise, Fr. niet op rijn gemak, malcontent Fr. ontevreden, maledictie, Fr. vloek, verwensching. malice, vr. Fr. arglistigheid, schalksheid; malicieus, arglistig. boosaardig, moedwillig, schalksch. malpropre, Fr. slordig, morsig. malthusianisme, (zoo genoemd naar den economist Malthus, 1843), het streven om den aanwas der bevolking te beperken; nieuw-malthusianisme, o. beperking van het kindertal door aanwending van voorbehoedmiddelen. malversatie, vr. Fr. ontrouwe ambtswaarneming, verduistering van toevertrouwde gelden. Mammon, (Chaldeeuwsch) de geld- of goudgod; de aardsche rijkdommen, waaraan men hangt mammouth of mammoe tb, m. (Russ.) reuzenolifant uit de voorwereld. stuk met sterke effecten; melodramatisch, opgeschroefd, overdreven gevoelvol. .»_■»«! * memento! Lat gedenk! memento mori gedenk te sterven! memento zelfst. nw. herinneringsteeken. memorie (Fr. mémoire), vr. geheugen; opstel, verhandeling, beschouwing (over eenig onderwerp); mémoires, mrv. gedenkschriften; memoriseeren, van buiten leeren. „emotechniek, vr. de kunst om het geheugen te oefenen. Inenage, vr. Fr. huishouding, soldatenkost; menageeren, Fr. ontzien, voorzichtig behandelen, spaarzaam omgaan met; zich menageeren, zich in acht nemen, zich matigen; menagerie, vr. wilde beestenspel. menestreel, Fr. dienaar en begeleider der troubadours, (za.), minnezanger (in Schotland). , ^ «ene thekel, (afkorting van: mene men*: thekel upharsm), Chald. (geteld, geteld, gewogen, gedeeld), duistere onheilspellende profetie (Daniël I), waarvan de populaire zegswijze: „gewogen en te licht bevonden afkomt Mennoniet of Menist, Doopsgezinde. mens sana in corpore sano, Lat een gezonde ziel (slechts) in een gezond lichaam, menstruatie, vr. Fr. de maandstonden der vrouwen, mentaal, Fr. in den geest in de gedachte; mentaliteit, vr. de toestand van den geest, de geestesrichting, de wijze van denken. mention honorable, vr. Fr. eervolle vermelding. mentor, m. Gr. oudere leidsman, raadgever en opvoeder van een jongmensen. I—km, o. Fr. lijst (naar volgorde) van de gerechten, menuet, o. Fr. ouderwetsche langzame, statige dans. mercantiel, Lat den handel betreffende; mercantiel systeem, o. het begunstigen van den handel ten koste van andere takken van bedrijf. . . ' . Mercurius of Mercuur, (fabelleer) god van den koophandel, van de dieven; de bode der goden; zelfst nw. o. kwik- öeridiaan, m. Lat middaglijn, lentecirkel; meridionaal, zuidelijk, i . mérite, vr. Fr. verdienste, gewicht, waarde, merveille, vr. Fr. wonder, wonderwerk; merveiHeus, wonder- mésaluance, vr. Fr. huwelijk beneden iemands stand; zich mésallieeren, zulk een huwelijk sluiten. mesmérisme, o. de leer van Mesmer (f 1815) (genezing door dierlijk magnetisme). messagerie, vr. Fr. (zee) transportmaatschappij. Messalina, schaamtelooze, wulpsche vorstin of vrouw. messias, Hebr. gezalfde of koning, de door de Joden verwachte verlosser. , messidor, Fr. oogstmaand, de 10de maand van den repuol. kalender (19 Juni—18 Juli). metallieken, (Oostenrljksche) staatsschuldbrieven, die ia metaal (zilver) aflosbaar zijn. metallurgie, vr. wetenschap van het afscheiden van dc metalen uit de ertsen, de mijn- en bergwerkkunde. metamorphose, vr. Gr. gedaantewisseling; metamorphoseerea, van gedaante verwisselen. metaphoor, vr. Gr. overdrachtelijke, figuurlijke zegswijs. metaphysiek of metaphysica, vr. Gr. de wetenschap van het bovenzinnelijke, de bovennatuurkunde; metaphysisch, bovenzinnelijk. metempsychose, vr. Gr. zielsverhuizing. meteor, m. Gr. luchtverschijnsel, zeldzaam verschijnsel in dea dampkring; meteorologisch instituut, instelling voor waarneming omtrent het weder; meteorologie, vr. weerkunde; meteorolith, m. luchtsteen. methode, vr. Fr. wijze, manier;'leerwijze, orde In voordracht of onderwijs; methodiek, vr. de leer der methode bi) het onderwijs, voordrachtsleer; methodisch, planmatig, ordelijk; Methodisten, dwepende christelijke secte in Engeland en N. Amerika. méticuleus, Fr. angstvallig, uiterst nauwgezet métier, o. Fr. ambacht, vak, handwerk. metronoom, m. instrument om bij muziek nauwkeurig de maat te geven, maatmeter. metropole of metropolis, vr. Gr. de moederstad, (met betrekking tot de dochtersteden of koloniën) vanwaar uit volksplantingen gesticht worden; wereldstad; zetel van een metropolitaan, of metropoliet, d.i. een bisschop van de Grieksche kerk. mezza voce, It. muziekterm; met gedempte stem. miasma, (mrv. miasmen), vr Gr. in de lucht verspreide, uit den grond opstijgende ziektestoffen. microben of micro-organismen, de kleinste, alleen met een microscoop (vergrootglas) waarneembare levende wezens. microphoon, vr. geluidversterker (bij telefonen). mignon (ne), Fr. gunsteling (e), lieveling (e). migraine, vr. Fr. eenzijdige, z.g. schele hoofdpijn. mikado, geestelijke titel van den keizer van Japan. milieu, o. Fr. omgeving, waarin iets gebeurt of waarin men leeft; le juste milieu, het juiste midden. militarisme, o. Fr. het op den voorgrond treden en het bevorderen van den militairen stand; militie, vr. de jaarlljksche lichtingen voor den dienst. fnaUnwinm, o. Lat. het duizendjarig rijk. nuUlard, Fr. 1000 millioen. mimiek, vr. gebarenspel. mimosa noli me tangere, Lat kruidje-roer-me-niet minaret vr. Arab. toren van een moskee. mineraal, o. Lat delfstof; mineralogie, vr. delfstofkundt; mineraloog, delfstofkundlge. „ tj! miniatuur, klein portret of schilderstuk, verkleinde afbeelding of nabootsing. minimum, o. (mrv. minima), Lat. het kleinste, het geringste, het laagste bedrag; nummumlijder, schertsende benaming voor een slecht bezoldigd ambtenaar; minimaal of miniem, wat een minimum uitmaakt. minister-resident, Fr. gezant van lageren rang, zaakgelastigde; ministerie, staatsbestuur, departement van een minister ambt; openbaar ministerie, o. (O.M.) ambtenaar die bij de rechtbank aanklaagt en straf eischt; ministerieel, wat van het ministerie uitgaat, wat op de hand van het ministerie is. Minotaurus, (Gr. fabelleer) menschen verscheurend monster, half mensch, half stier. ' nrin(ne) streel, zie menestreel, minuut, vr. Fr. origineel van een notariëele acte; minutieus tot in kleinigheden afdalend, kleingeestig. mirabile dictu, Lat. wonderbaar om te zeggen. miraculeus, Fr. wonderbaar, verbazingwekkend. misanthroop, Gr. menschenhater; menschenschuw, ongezellig persoon; misanthropisch, menschenschuw, ongezellig. mise en scène, vr. Fr. de inrichting van het tooneel. Miserere, o. Lat. (Erbarm U) aanhef van een R.K. bootpsalm. miss, Eng. mejuffrouw. missaal, o. Lat. misboek. missie, vr. Lat. zending (RJK.); missionaris, R.K. zendeling; missive, vr. Fr, brief, schrijven, missighit, vr. inlandsche moskee op Sumatra. mistress, Eng. mevrouw. mitaines, vr. mrv. Fr. handschoenen zonder vingers, mitraille, vr. Fr. schroot; mitrailleeren, met schroot schieten, neerschieten; mitrailleuse, vr. klein kanon met tal van loopen. mttutie, Lat. voeding; mitutief, voedzaam. mixed pickles, Eng. met azijn, mosterd en andere specerijen ingemaakte groenten en vruchten. mixtuur, vr. Lat mengsel, artsenij mengsel. mob, Eng. grauw, gemeen, gepeupel. - • mobiel, Fr. beweging, marschvaardig; mobiliseeren, mobiel maken; mobilisatie, vr. het in marschvaardigen staat brengen van het leger; mobile perpetuum, o. altoosdurende beweging, denkbeeldig en veel gezocht werktuig, dat, eenmaal in beweging gezet altoos zou blijven gaan. modelleeren, Fr. modellen maken, boetseeren; modeleur, vormer. J, , , moderamen, o. Lat bestuur, leiding, dageHjksch bestuur van een classis. moderatie, vr. Fr. matiging. moderantisme, o. politiek van gematigdheid. moderniseer en, Fr. naar den tegenwoordigen smaak inrichten. modificatie, vr. Fr. verandering, wijziging; modificeeren, wijzigen, verzachten, modulatie, vr. Fr. stembuiging. modus vivendi, Lat. schikking, waardoor de strijdende partijen elkaar wederkeerig verdragen, moesjik, (Russisch), de gemeene man in Rusland, moiré, gewaterd, gevlamd (vooral van zijden stoffen). Mokka, vr. fijne Arabische koffie. moleculen, vr. mrv. Fr. de kleinste deeltjes van een stof, die men zich echter nog weer scheikundig deelbaar denkt in atomen; moleculaire krachten, de aantrekking en afstootin« tusschen de moleculen onderling. molesteeren of molest (en) aandoen, overlast aandoen, hinderen, plagen; molestatie, vr. overlast. mollusken, mrv. Lat. weekdieren. Moloch, Hebr. afgod, waaraan menschen (inz. kinderen) geofferd werden; fig. wat veel menschenlevens eischt. moment, o. Fr. oogenblik; gebeurtenis; beweeggrond; hoofdomstandigheid; moment-opname, zeer snelle photografische opname; momenteel, wat maar een oogenblik duurt; voer 't oogenblik. , . r. monarchie, vr. staatsregeling waarbij een vorst aan t nooM staat; staat, welke door een vorst geregeerd wordt; absolute monarchie, monarchie, waarin de vorst door geen macht gecontroleerd wordt; constitationeele monarchie, waarin de vorst met een volksvertegenwoordiging de wetgevende macht deelt en aan een grondwet gebonden is; monarchaal, tot een monarchie behoorend, een monarchie voorstaand; monarchist, aanhanger der monarchie. mondain, Fr. wereldsch, levenslustig, chic. moneten, Lat. munten, geld; monetair, op de munt betrekking hebbend. money, o. Eng. geld; money-order, postwissel. monisme, o. de éénheidsleer (tegenst.: dualisme, z.a.); monistisch, tot het monisme behoorend; monist, aanhanger dier leer. monocle, m. Fr. oogglas. monogamie, vr. huwelijk tusschen één man en één vrouw, monogram, o. de (in-een gevlochten) voorletters van een naam; monografie, vr. verhandeling over één bijzonder onderwerp; monolith, m. monument uit één stuk steen; monoloog, m. alleenspraak; monomaan, iemand, die aan een idéé fixe (za.) lijdt; monopolie, o. het uitsluitend recht om zekere handel of industrie uit te oefenen; monopohseeren, een handel of industrie tot een monopolie maken; monopolist, die monopoliseert; iwmosyUabe, vr éénlettergrepig woord; monotonie, vr. eentonigheid; monotoon, eentonig. „„„, Li! , , Monroe-leer, (naar president Monroe 1823), politiek der Vereenigde Staten, strekkende om Europeeschen invloed in geheel Amerika te weren. _ , monseigneur, Fr. (lett: mijn heer) titel van den Franschen troonopvolger, van prinsen van den bloede, bisschoppen, enz. monsieur, Fr. mijnheer. „ ._ .. ,. monstrans, m. Lat hostie-vaas of -kelk (RJK- eeredienst). monstrueus, Fr. monsterachtig; monstruositeit, vr. monsterachtigheid. . «onteeren, Fr. het in elkaar zetten van machinerieën, het zetten van edelgesteenten; monteur, werkman, die monteert; monteering, het dienst- of krijgsmanskleed. mooigolfière. Fr. vr. naam der eerste luchtballons (met verwarmde lucht gevuld). monument, o. Fr. gedenkteeken; monumentaal, grootsch en sierlijk als een monument. mora, Lat verwijl vertraging; in mom, in gebreke, achter- moraal? Fr. zedenleer; moraliteit, vr. zedelijkheid; middeleeuwsch geestelijk tooneelspel; moralist schrijver over moraal, boetprediker. moraine, vr. Fr. puin van rotsen dat zich op een gletscher ophoopt morituri te salutant zie ave. mores, Lat zeden, gebruiken; mores leeren, terecht zetten. morganatisch, (huwelijk), huwelijk met de linkerhand, divan een vorst of hoogadellijk persoon met een dame van minderen stand, waarbij de eerste een kapitaal, morganica, of morgengave, uitzet ten behoeve der echtgenoote, wier kinderen alleen den naam en het vermogen der moeder erven. , Morgue, vr. Fr. plaats, waar (te Parijs) drenkelingen ter herkenning tentoongesteld worden; morgue, trotsche, minachtende voornaamheid. Morpheus, Gr. de god des slaaps, de slaap. rnorphine, o. Gr. opiumzuur, sterk vergift dat als verdovingsen bedwelmingsmiddel gebruikt wordt; morphinist, iemand, die verslaafd is aan m o r p h i n e-inspuitingen. mortaliteit vr. Fr. sterfelijkheid, sterfte. mortificatie, vr. Fr. tuchtiging, afsterving (des vleesches door boetedoeningen), beschaming; mortificeeren, tuchtigen, enz. moskee, vr. Arab. Mohammedaansch bedehuis. Moslem, (mrv. Moslemin), Arab. Mohamedaan. motie, vr. Fr. voorstel (in een vergadering); motief, o. beweegreden, spoorslag; motiveeren, met redenen omkleeden. motor, m. Kleine door gas, benzine of electriciteit gedreven machine; motocyclerte, vr. Fr. stoomfiets. motto, It zinspreuk of aanhaling als opschrift. motu proprio, Lat uit eigen beweging of aandrift mousseeren, Fr. schuimen, bruisen; mousseux of mousseerend, schuimend, moyens, mrv. Fr. (geld) middelen, vermogen, mozaïek, o. Fr. inlegwerk. much ado about nothing, Eng. veel geschreeuw en weinig wol muezzin, m. Arab. de afroeper der biduren op de minarets, mufti, m. Arab. Turksch opperpriester en opperrechter, mulatten, Sp. gekruist menschenras van blanken en negers, mummie, vr. Fr. gebalsemd en gedroogd lijk; mummificeeren, tot mummie worden, fig. versuffen, mundus vult decipi, ergo decipiatur, Lat spreekwoord: de wereld wil bedrogen zijn, dat zij dan bedrogen worde) munnicipaal, o. Fr. wat het gemeentebestuur (de munnicipa- liteit), vr. betreft munitie, vr. Fr. schietvoorraad, krijgsbehoefte, muscadin, Fr. modegek, de koningsgezinde, voorname jongelui in 1793. musiceer en, Fr. muziek maken; musicus, m. toonkunstenaar, mutatie, vr. Fr. verandering (van persooneel); mutatis mav ' tandus (afgekort man.) met wijziging van wat gewijzigd' moet worden. mutua confidentia of mutua fides, Lat. wederkeerig vertrouwen; mutualiteit, vr. wederkeerlgheld. Muzelman, Mohamedaan. muzen, (Gr. fabelleer) zanggodinnen. mylord en mylady, Eng. eeretitel voor heeren en dames van. den hoogen Engelschen adel. myopie, vr. Gr. bijziendheid; myopisch, bijziend. myriade, vr. Fr. tienduizendtal; ontelbaar aantal, myrrhe of mirre, vr. soort gomhars uit Abessynië en Arablë, bitter, welriekend eh geneeskrachtig. mysterie, vr. Fr. geheimnis, verborgenheid; mysterieus, geheimzinnig, raadselachtig; mysticisme, o. geloof In eengemeenschap tusschen God en den mensch, de geheime wetenschap; mystiek, wat tot het mysticisme behoort, verborgen, duister; mystificatie, vr. misleiding, fopperij; mistiflceeren, misleiden, foppen. mythe, vr. Gr. volksoverlevering, sage, verdichting; mythysch, wat tot de sage behoort; mythologie, vr. de goden- offabelleer; mythologisch, wat tot de mythologie behoort N NJB. = nota bene; N.N. = nomen nescio. nabob of nabab, verbasterd Indisch woord, beteekent hooggeplaatst Europeesch ambtenaar; een in Indië schatrijk geworden Europeaan. nadir, o. Arab. het voetpunt (tegenst. zenith, z.a.). muf of naief, Fr. kinderlijk, argeloos; naïviteit, vr. kinderlijkheid, onschuld, naissance, Fr. geboorte; afkomst najade, vr. Gr. water- of stroomnimf, nanking, o. oorspronkelijk Chineesche gele katoenen stof. naphta, vr. Gr. sterk brandbare, witte aardolie, napolitaine, Fr. in Rheims vervaardigde wollen stof voor narcoticum of narcotisch middel, slaapwekkend, bedwelmend ■arrith!'vr. Turksche tabakspijp, bestaande uit een flacon met geparfumeerd water waar de rook dóór gaat, alvorens in den mond te komen. .... , u nasaal, Fr. wat den neus betreft; nasaal geluid, neusceluid. nationaal, Fr. wat tot de natie behoort, wat haar eigen is; nationaliteit, vr. volkskarakter, het tot een of ander vott behooren. ... . natura, vr. Lat. natuur; natura arüs magistra, de natuur H de leermeesteres der kunsten; In naturalibus, Lat. moedernaakt- naturaliën, mrv. zeldzame natuurvoortbrengselen, die in musea of verzamelingen bewaard worden; naturaliseeren, opnemen als staatsburger (van een vreemdeling); naturalisatie, vr. het verkenen van burgerlijke en burgerschapsrechten aan een vreemdeling; naturalisme, o. natuurgods«enst, (in de kunsten: het getrouw nabootsen van de natuur); naturalist aanhanger van het naturalisme. nautisch, Fr. wat tot de scheep- of zeevaart behoort; nautische sport watersport navigatie, vr. Fr. scheepvaart, stuurmanskunst. né, (vr. née), Fr. geboren. ; nécessaire, vr. Fr. étui of doos. welke diverse voorwerpen van nut of gemak bevat (toiletnécessaire bijv.). nee plus ultra, zie: non plus ultra. necrologie, vr. Gr. levensbericht van een overledene; necromantie, vr. het ondervragen der dooden naar de toekomst geestesbezwering; necropolis, vr. doodenstad, uitgestrekte begraafplaats. . nectar, m. Gr. godendrank; fig. uitgezochte, fijne drank. negatie, vr. Fr. ontkenning, van negeer en, ontkennen, loochenen; iemand of iets negeeren, doen alsof hij (het) er niet was; negatief, ontkennend, een ontkenning inhoudend ttegenst: positief); zelfst nw. photogr. beeld op de opnemingsplaat . , négligeeren, Fr. verwaarloozen, veronachtzamen; néglice, o. huis- of nachtgewaad. negotiabeL Fr. verhandelbaar. negotiant, Fr. handelaar. _ negropMhis, Lat negervriend; hij die de vrijheid der negerslaven voorstaat . negus, m. de gekroonde (titel van den keizer van Abessyniè). mehrung, D. smalle landtong voor een inham (haf) der zee. ne iteretur, Lat. het worde niet herhaald! (op recepten, verbod voor den apotheker het recept nogmaals klaar te maken). Nemesis, vr. Gr. de godin der wrekende rechtvaardigheid; de vergelding, de wraak der goden. neo, Gr. = nieuw; neologisme, vr. nieuw woord of woord dat in een nieuwe beteekenis gebruikt wordt; neophiet, (lett.: nieuwe spruit) nieuweling, pas bekeerde, pas (ingewijde. nepotisme, (van Lat. nepos, kleinzoon, neef, bloedverwant) het bevoorrechten van bloedverwanten. Neptunus, Lat. God der zee; planeet. nervus rerum, Lat zenuw of ziel van alle zaken, (het geld); nerveus, zenuwachtig; nervositeit zenuwachtigheid. Nessusldeed, (Gr. fabelleer), iets vreeselijk pijnlijks wat men niet van zich af kan zetten, nestor, (Gr. fabelleer) schrander, eerwaardig grijsaard; de oudste. neuralgie of nevralgie, vr. Gr. zenuwpijn, zenuwlijden; neurasthenie, vr. zenuwzwakte met verhoogde gevoeligheid; neurasthenicus, neurasthenica, neurasthenie!, lijder, lljdster, lijders aan neurasthenie; neurose of neurosis, storing in het zenuwstelsel. neutraal, Fr. onzijdig, onpartijdig; neutraliteit, vr. onzijdigheid; neutraliseeren, onzijdig maken of verklaren; opheffen, overbodig maken. ne varietur, Lat. dat niets veranderd worde; editie ne varietur, definitieve uitgave. new, Eng. nieuw. nicotine, vr. tabaksstof; zeer krachtig vergif, dat zich in de tabak bevindt. nlght, Eng. nacht, avond; nightcap, slaapmutsje. nigromantie, vr. Gr. zwarte kunst, tooverkunst. nihil of nil, Lat. niets; nil admirari, niets bewonderen, zich over niets verwonderen; nil desperandum, aan niets wanhopen; nihil humani a me alienum puto, zie homo sumt nihilisme, het niet-zijn; de leer der vernietiging; beweging in Rusland, welke stond op het standpunt van „de ontkenning van al wat de bourgeolsbeschaving nu met vereering omringt" (Kjopotkine); nihilist, aanhanger van het nihilisme. nimbus, m. Lat. stralenkrans om het hoofd der heiligen, fig.: de luister en glans, die uitstekende personen omringen, nimf zie nymph. nimrod, (naar den Chaldeeuwschen koning van dien naam) een geweldig jager, n' importe, Fr. het doet er niet toe. nirwana, o. Ind. in de Boeddhistisché leen de vergetelheid van al het aardsche, het wegzinken in het niet. nltroalvcerine, gele olieachtige vloeistof, die zeer hevig ontploft door een schok of door plotselinge inwerking van warmte. ..... t niveau, o. Fr. waterpas, pijl. gelijkheid van rang of verdienste; nlvelleeren, waterpas maken, effen of gelijk maken. nivase, vr. Fr. (sneeuwmaand) de vierde maand van den rewnilikeinschen kalender (21 Dec tot 19 Jan-). nixen, (enkelv. nixe), in de Germaansche fabelleer: boosaardige watergeesten. noble, Fr. edel. voornaam, enz.; noblesse, vr. ade dom. noblesse d'epée, met den degen veroverde adeldom; noblisse oblige, adeldom legt verplichtingen op. nobody, Eng. niemand; onbeduidend persoon. Z ™ré no pay, Eng. geen herstel, geen betaling (clausule in contracten betreffende het lichten van schepen, enz.: slaagt de aannemer niet, dan ontvangt hij geen betaling). twctambulisme, o. Fr. het slaapwandelen; noctambulist, Lat nc^tun^,^eFr(notturno. It.) romance of muziekstuk van teederen en droefgeestigen aard. noïens volens. Lat. goedschiks of kwaadschiks; noli me tan- oene, raak mij niet aan! (zie mimosa), nom de guerre, m. Fr. oorlogsnaam, ™™™aT°DÓeTJ%* strijdt, pseudoniem, waaronder men schrijft in welke laatste beteekenis ook gebruikt wordt nom de plume, lett. non.^rGr*. mrv. herdersvolken, tot een herders- of rond^ervénd volk behoorende lieden; nomadisch, rondtrekkend, zonder vast verblijf. . nomen, o. Lat. naam. nomen est omen, de naam is «n™ teeken (als bijv. iemand die Stom heet, ook stom Is), nomen nescio, (afgekort N.N.) den naam weet ik niet nomina sunt odiosa, namen noemen is hatelijk; nominaal naar den naam, in naam; nominale waarde, de gaarde die op een effect staat aangegeven; nominatie, vr. benoeming op de norninatie staan, voorgedragen zijn; nominativus, eerste naamvaal. non, Fr. neen, niet. «on-activiteit vr. het niet in werkelljken dienst zijn. ^cnalJncef^. Fr.'achteloosheid; nonchalant achteloos. Ztfe^entiè^vr. het niet tusschenbeiden komen, het on- ^c^ounubus adire Corinthum. Lat. gegeven naar Corinthe te gaan, m.a.w. niet iedereen is rijk (omdat het „uitgaan" in Corinthe hee duur was). non multa, sed multum, Lat niet velerlei, maar vee. ionoareillê, vr. Fr. zeer kleine drukletter van 6 punten. Z'phTultra, Lat. het toppunt, het onovwtieHelijke "on possumus! Lat. wij kunnen niet! (antwoord van paus Clemens VII op Hendrik VUI's vraag om dispensatie voor een echtscheiding); een nadrukkelijke weigering, nonsensicaal, wat nonsens is, niets zegt. aonvaleur, vr. Fr. iets wat van onwaarde is, post die niet geïnd kan worden, onbekwaam persoon, norm, vr. Lat regel, lichtsnoer, voorschrift; normaal, volgens den regel, gewoon, in goeden staat nostalgie, vr. Gr. heimwee. notabelen, Lat voorname burgers; nota bene, let wel!; notee- ren, opteekenen, opschrijven, boeken, berekenen. Nota Bene, Lat let wel. notie, vr. Lat begrip, idee. notificeeren, Lat bekend maken, aankondigen; notificatie, vr. kennisgeving, aankondiging, notitie, vr. Fr. aanteekening, korte be- of omschrijving, notoir, Fr. algemeen bekend; notoriteit, vr. toestand van wat notoir is. Notre-Dame, Fr. Onze-lieve-Vrouw; kerk te Parijs, notturno, zie nocturne. notulen, Lat aanteekeningen, schriftelijk verslag van een vergadering, nourrice, Fr. min; nourrisson, zuigeling, nous verrons, Fr. wij zullen zien. nouveautés, Fr. (lett. nieuwigheden), modeartikelen; novum mrv. nova, Lat een nieuw ding, een nieuw ontdekt feit dat reden tot revisie geeft; novelle, vr. klein romantisch verhaal; novelette, vr. klein, vroolijk verhaal, sprookje; novellist, schrijver van novellen; novice, Fr. nieuweling, kloosterling, die nog geen gelofte deed; noviciaat o. proeftijd in een klooster; noviteiten = (nova), nieuwe, vreemde dingen. Noviciaat, Lat proeftijd voor iemand die als monnik of non wil worden opgenomen; novice = nieuweling. noyade, vr. Fr. massa-terechtstelling door verdrinking (tijdens de Fransche Revolutie). nu, Fr. naakt. nuance, vr. Fr. kleurspeling, schakeering, fijne onderscheiding; nuanceeren, schakeeren, onmerkbaar doen overgaan, een bijzonderen trek of gebaar weergeven. nubiel, Lat. huwbaar, manbaar; nubiliteit, vr. huwbaarheid. nuditeit vr. Fr. naaktheid. nulla dies sine linea, Lat geen dag zonder een regel (schrift); geen dag zonder arbeid. numeraire waarde, courante waarde van een munt Numeri, (letterlijk de getallen) het vierde boek van Moze* (dat de volkstelling der Israëlieten bevat). numeriek, door getallen uitgedrukt of uit te drukken; mimeroteeren, nummeren; numeroteur, m. getallenstempel. numismatiek, vr. munt- of penningkunde; numismaticus, kenner van munten en penningen. nundatie, Lat. aankondiging; aanklacht. nuncius, Lat. pauselijk gezant beneden den kardinaalsrang; nunciatuur, pauselijk gezantschap, waardigheid van nuntius. nuptiaal, Fr. wat het huwelijk aangaat. nymph, Gr. of nimf, onder- of halfgoclinnen b.d. Romeinen en Grieken, In de gedaante van bevallige jonge mrisjes. Zij leefden duizend jaar en beheerschten en bezielden bepaalde voorwerpen in de natuur: bergnymphen, bosch- nymphen, enz. nymphomanie, vr. onbevredighare geslachtsdrift bij vrouwen. O O* (voor Iersche namen) beteekent zooveel als zoon van en wijst op min of meer adellijke afkomst; OJSJ. Openbaar Ministerie. oats, Eng. haver. oase, vr. vruchtbare plek in de woestijn; lieflijk plekje, obductie, Fr. gerechtelijke lijkschouwing, obelisk, m. Gr. spitszuil, Egyptische gedenkzuil (15 a 20 M. hoog). object, o. Lat. voorwerp, zaak; objecteeren, tegenwerpingen of bedenkingen maken; objectie, vr. tegenwerping of bezwaar; objectief, als voorwerp, zonder rekening te houden met persoonlijke voorkeur of Inzichten (objectieve beschouwing); objectivitdt, vr. de eigenschap van objectief te kunnen schrijven, denken, oordeelen, enz. oblaat, Lat. gewijd avondmaalsbrood; ouwel. oblie, vr. ijzerwafel, dunne opgerolde wafel. obligaat, Lat. verplicht, geboden; obligatie, vr. verplichting, gehoudenheid; schuldbekentenis, rentebrief; obllgeeren, Fr. verplichten, dienst bewijzen; geobligeerd, verplicht, ik ben u verplicht (ook obligé); obligatoir, obligatorisch, verplichtend. oblong, Fr. langwerpig. obool, obulus, Gr. oud Grleksche pasmunt. obsceen, (obscoen), Lat. oneerbaar, ontuchtig, wulpsch; obsceniteit, vr. ontuchtigheid, enz. obscuur, Fr. donker, niet verlicht, onduidelijk, niet helder, onbekend; obscurantisme, o. het streven dergenen die niet willen dat de verlichting tot de massa des volks doordriage, der obscurantisten; obscuriteit, vr. duisterheid, onbekendheid, enz. obsessie; vr. Fr. dat wat obsedeert, d.i.: iemand onophoudelljl bezig houden, kwelt, lastig valt, wat iemand niet loslaat observeeren, Fr nauwkeurig gadeslaan, nagaan, waarnemen, nakomen; observatie, vr. waarneming, bespieding; observatie-post, uitkijk; observatorium, o. Lat sterrenwacht obstakd, Fr. hindernis; belemmering. •pponeeren, Lat. tegenover stellen, bestrijden, zich verzetten; opponent die opponeert. opportunisme, o. Pr. politieke gedragslijn dergenen, die mee» nen dat men in moeilijke omstandigheden het niet > zon nauw met de beginselen moet nemen en van iedere gunstige omstandigheid en geschikte gelegenheid (opportuniteit) gebruik moet maken om zijn doel te bereiken; onvaste politiek; opportunist, aanhanger van dat systeem. oppositie, vr. Fr. tegenstand, verzet, partij, die zich tegenover de regeering plaatst optica, vr. Lat gezichtkunde, de leer van het licht; optische verschijnselen, die uit de optica voortvloeien; opticien, Fr. fabrikant van of handelaar in optische instrumenten (brillen, kijkers, microscopen, enz.). optimaten, Lat. voornaamste aanzienlijken. opteer en, Fr. kiezen (speciaal het kiezen van één district, dat bij wenscht te vertegenwoordigen, door een afgevaardigde, die in meerdere gekozen is); optie, vr. keuze, vrije beslissing iets al dan niet te doen. optimisme, o. Lat leer dergenen, die beweren dat alles in de wereld ten beste geschikt is; neiging om alle dingen van hun beste kant te bezien; optimist, die het optimisme huldigt, tegenst: pessimisme en pessimist). opus, o lat (mrv. opera) werk. ora et laboral Lat. bid en werk!; ora pro nobis, bid voor ons!; oremus! laat ons bidden! het is daar oremus, het ziet er daar ellendig uit; oremus zijn, dronken zijn. orakel, o. Lat. godsspraak; plaats waar dit gegeven werd; raadselachtige of als onweerlegbaar aangekondigde ulospraak. oranjerie, vr. Fr. broeikas voor vreemde planten, wintertuin. oratie, vr. Lat. rede, redevoering; oratio pro domo, vr. Lat rede voor zijn eigen huis, d.i. om zijn eigen belangen te bepleiten; orator, redenaar; oratorisch, op redenaarswijze, redekunstig; oratorium, o. muzikaal drama met bijbelschen inhoud, geestelijk zangstuk. ordaal, (mrv. ordaliën) v. Lat godsoordeel in de middeleeuwen. ordinair, Fr. gemeen, onfatsoenlijk; gewoon, gebruikelijk. ordineeren, Lat tot priester wijden; ordinatle, vr. bevestiging in het predikambt priesterwijding. ordoneeren, Fr. verordenen, bevelen; ordonnans, bereden soldaat of officier, die bevelen overbrengt; ordonnantie, vr. verordering, voorschrift recept schikking. ordie de bataille, Fr. slagorde. oreeren, een redevoering houden, deftig en uitvoerig spreken. orfèvre, Fr. goudmunt; orfèvrerie, goudsmidswinkel. orgaan, vr. Gr. werktuig, zelfwerkend deel van een geheel, zinswerktuig, stem, persoon of blad, waardoor men een meening laat uiten, tolk; organisch of organiek, van orga- ««r voorzien levend (als planten en dieren), bezield; ^JT»&VAX"*d - -end ^eTvr^^enüik: geheime spéciaal de woeste dronkemansïeesten ter eere van Sus; nu: nachteüjke zwelgerijen. ^PP^.ena, ^ WoriSaÜst' t££iï%^&£ cSet feeren; h^oSen'Snfzich op de hoogte stellen waar men is, ^^^^ origineel, oorspronkelijk S^a^yr.^SSMI^iA. eigenheid, zonderlingormuzd, Arab. het licht; het goede. ornaat, o. Lat. ambtskleeding. priestergewaad bij den kerkeren dient* ornament, o. versiering, sieraad; ornamentiek, JMaSLfS^. vogelkunde, natuurlijke historie der vogels; ornitholoog, vogelkenner. ... ■ orthodox Gr. rechtgeloovig, pinnig; «J^SSr. rechtzinnigheid, het stren vasthouden aan de kemeer. „rtïolraphÏÏ vr. Gr. spelkunst; orthographisch, overeenkom- JS£)3S^. kunst orr. scheefgegroeide lichaamsdeelen weer In den juisten vorm te brengen. ortolanus, ortolaan, Lat. korenvink (Z. Europa). SE vr. Lat. zwaaiing. slingering, schommeling; oscflleeren, slingeren, enz. Osirus, Gr. Zonnegod bij de oude Egyptenaren. ostenslbel, of ostensief, Fr. wat door ieder gezien kan worden, vertoonmakend; ostentatie, vr. vertoon. ^^^^^^„^ de oude °SAaü?eTrs bur^s. ffÈHLJt^ W zin waren voor 10Tja^ verbanden); fig. het streng weren van iets of iemand. otalgie, Lat. oorpijn. o tempora, o moresl Lat o tijden, o ^den! otium, o. Lat rust, lediggang; otium cum digmtate, eervolle rust (na een welbesteed leven). M Othello, hoofdpersoon uit Shakespeares drama (de Moor van Venetië), fig. ijverzuchtig echtgenoot, nttnmane vr. Fr. Oostersche, lage sofa. out ETg uTt buiten; outlaw, buiten de wet gesteld persoon; outsider, het paard, dat schijnbaar geen kans heeft om bf een wedstrijd te winnen; oningewijde; persoon, die niet opde hoogte is (tegenst: insider). outfit Eng. uitrusting (van goudzoekers). ouverture, vr. Fr. openingsstuk, inleidingsstuk. ovarium, o. Lat. eierstok. ovatie, vr. Fr. publieke hulde, toejuiching. oviparen, mrv. Lat eierleggende dieren. oxalaatsteen, Lat niersteen. oxyde, vr. verbinding van een lichaam met zuurstof, (roest bijv.); oxydatie, vr. werking van het oxyde eren, di. va» het zich verbinden van een metaal met zuurstof. ozon, o. sterkriekende, door inwerking van electriciteit gewijzigde zuurstof. P P» c. = percent; p. m. = pro mille; per duizend, p. f, = pour féliciter, om geluk te wenschen; p. c = pour condoléance, als rouwbeklag; p.p.c = pour prendre congé, ore afscheid te nemen; P.S. = post-scriptum, naschrift pacha, militair bevelhebber of goeverneur In Turkije. pachydermen, mrv. Gr. dlkhuidigen (olifanten, zwijnen, enz.). pacificatie, vr. Fr. vredesstichting, verdrag; pacificator, Lat. vredesstichter; pacificeeren, vrede stichten, een geschil bijleggen. packetboat, Eng. postboot; vrachtschip. paddock, Eng. omheinde weide voor merries en haar veukns. Paddy, spotnaam der Ieren in Engeland en Amerika. padi of paddi, vr. Mal. gesneden ongepelde rijst p(a)edagogiek, f. Gr. opvoedkunde; p(a)edagogisch, opvoedkundig; p(a)edagoog, opvoeder, onderwijzer. p(a)ederast, Gr. man, die zich schuldig maakt aan tegenna'uurlijke ontucht met mannen (p(a)ederastie). paganisme, o. Lat (van pagani, dorpsbewoners, omdat op het platteland het heidendom het langst stand hield) heldendom; paganist, heiden (benaming, door Dr. Kuijper ta zwang gebracht om de leden der met-orthodoxe staatspartijen aan te duiden). page, Fr. edelknaap. pagina, vr. Lat bladzijde (afgekort p. of pao.); pagineert! de bladzijden nummeren, pagode, vr. afgodentempel in Indië en China, pailettes, Fr. loovertjes; schilfertjes. pair, Fr. gelijke (in rang); lid van het Hoogerhuis in Engeland (= peer), paisible, Fr. vreedzaam. paladijn, Lat. ridder uit het gevolg van Karei den Groote, dolend ridder; dapper en ridderlijk man. palaeogie, vr. Gr. oudheidkunde; palaeolontogie, vr. weten- schap der vcorwereldlljke schepsels en bun f~«ele werrSfselenT palaeontoloog, geleerde op dat gebied; pal«- palatinaat, paltsgraafschap, de Palts paletFr. verfbordje der schilders. ÖK2> a G^ent soms zeer belangrijk van inhoud was) bijna geheel wegoekrabd heeft om het nogmaals te benutten. paUadium, o. Pallas (^e^a)-b/e'A.1.d^rX £ arondming beschermde; beschermend heiligdom; fig. de grondwet is het palladium van den staat ÖSrX S ^JSStTSS^ of maar voor een ^fang tópt pijnstillend middel zonder geneeskracht _ ,' rn..i«ri Tstt kruis- of wonderboom. « laSum^f Lar^wljdTGrieksche mantel; witte wollen band £ teeken hunner geestelijke macht ^ hefüg ^chH^^w^wp meeval in ongunsUgen zin g, Zuid-Amerika. herdersgod; pansfluit, herders- cl Pan toegeschreven)!%lc..elinge daling van alle fondsen panaceel vr^Lat. universeel woudermiddel, plncratesie, Lat. alleenheerschappij; alleen-bezit K^^SeM, van beslissingen va. *Tde RomlirSe rechtskenners (bijeengebracht op last WSJS zi^o^^^ «~■ piUSÏÏ'o. Gr. fabelleer, de£ hoofdstad van de hek *^l7a" wart alle mogelijke bederfenwanordeheerscht oaneavriek, vr. Gr. lofrede; panegynst lofredenaar. paTemefc^cense., Lat brood en schouwspelen; woorden *Tftterheid door Juvenilus tot de Romeinen uit den verval, ïd geridit. die geen hoogere wenschen «eer hadden dan korenuitdeelingen en gratis voorstellingen in ^Circus, paneeren. Fr. bedekken met een korst van brood- of b«- .^nuuusme, o. het streven om al wat van Duitschen sta» is tot één geheel te vereeJgen. panoptie, vr. Gr. volledige wapenrusting. panopticum, o. Lat. verzameling waar „alles" te zien is, inzonderheid groepen van wassen beelden. panorama, o. Gr. voorstelling (van een stad, een landschap, enz,) in een rond gebouw, in het midden waarvan zich de toeschouwer bevindt; groote uitgestrektheid lands, die men van een hoogte af aanschouwt panslavisme, Lat het streven van alle Slavische volken om tot een eenheid te geraken. pansophie, Lat alwijsheid. pantheïsme, o. Gr. leer degenen, welke God vereenzelvigen met het heelal; pantheïst, aanhanger dier leer. panthéon, o. Gr. tempel gewijd aan alle goden; eerebegraafplaats voor beroemde mannen. pantocratie, Lat. alleenheerschappij. pantomime, vr. Gr. voorstelling van een dramatische gebeurtenis door gebaren en bewegingen van het lichaam; gebarenspel. paperhunt Eng. (lett: papierjacht) rulteroefening, waarbij een ruiter den vos voortelt en zijn spoor door papiersnippers aanwijst napier sans fin, Fr. (lett.: papier zonder einde), papier aan groote rollen; papier maché, (lett: gekauwd papier) papierdeeg voor het vervaardigen van sommige voorwerpen. papillotten, Fr. papiertjes om het haar te doen krullen. papisme, o. pausdom, de leer dat de paus de stedehouder van Christus Is; papist, pausgezinde. paprika (Hongaarsch) Hongaarsche roode peper. papyrus, m. Gr. oud-2gyptisch papier, bereid uit het papyrus-riet paraaf, vr. Fr. verkorte handteekening (door alleen de voorletters van den naam te zetten). paraat, Lat. gereed, bereid; parate executie, vertrekking van een vonnis op staanden voet parabel, vr. Gr. gelijkenis. parabool, Gr. kegelsnede paralel met de zijde des kegels, par accord, Fr. bij overeenkomst parachute, m. Fr. val- of daalscherm aan een luchtballon, parade, vr. Fr. feestelijke wapenschouw; praalvertoon; afwering van een houw of stoot bij het schermen; paradeeren, p-alen, pronken, parade houden. paradox, vr. Gr. bevreemdende stelling, uitspraak in strijd met de heerschende meening, schijnbare tegenstrijdigheid; paradoxaal of paradox, wat het karakter van een paradox heeft paraleeren, een paraaf zetten. paraffine, Fr. bijproduct der petroleumindustrie (vetstof voor dichtsmelten van flesschen). , * j 'i paragraaf, vr. Gr. af deeling in een geschrift, (J). parvenu, Fr. iemand, die „er gekomen is", opkomeling (meest in ongunstigen zin), ptssn^winat* bestendige uit den zelfden hoek waaiende wind in de keerkringen. mmsabel. Fr. dragelijk, wat er mee door kan. Sot vr Fr. doortocht doorgang, enz., het doortrekken, ^nzfoverdekte straat uitsluitend voor voetgangers; plaats uit een boek of een muziekstuk, passagieren, voor een dag aan wal gaan. ..._..,£ P^LmTdoorreizende; passantenhuis, waar passanten gratis logies verstrekt wordt . passement, o. Fr. omboordsel, tressen (als sieraad op klee- paslepartout, m. Fr. tooper, cartonnen Üjst om platen in te zetten, , . _. Se^Fr"lr\^A dHft, bet lijden van )ezus P^ler, zelfst. nmw. het debet de schulden; bijv. nmw. lijdelijk (tegenstd: actief). , passim. Lat overal, door het heele boek heen. oassiva, mrv. Lat de te betalen schulden. ,„v^,-n pt^el, o. Fr. droge verfsüft om mee te teekenen; teekening. daarmee vervaardigd. „nlnens het «nsteuriseeren, Fr. verwarming van melk. enz. vo gens net Systeem van Pasteur om de ziekte- of gistingsluemen te dooden. , , - pastiche, Fr. namaakschilderwerk; bedrog. -,nlaeriei pmstüle, vr. Fr. balletje van suiker, vermengd met eenigeriei welriekende of geneeskrachtige stof. paTtoraal, Lat herderlijk, landelijk; pastorale, vr. herdendicht. V££^~l^SA famflias, huisvader paternoster^ Lat- Onze-Vader of Vader-Ons; rozenkrans; paSS'Fr. hartroerend gevoelvol hpogd^avend. Pathologie, vr. Gr. ziektenleer; pathologisch tot de ziektenleer behoorend. onder de ziektenleer vallend. pathos, o. Gr. het aandoenlijke, roerende in ^ uUdnudongj haStoditeHjkheid, gezwollenheid hoogdravendheid. «ntisserie. vr. Fr. gebak; patissier, banketbakker. £tX£ Fr de spreektaal in een of andere provincie. SSsSdfö* aartsvader, opperbisschop der ^Gri^Sche kerk in Turkije; patriarchaat gebied van een -anz.nkjk bet vaderlijk erfgoed behoorend. patriot, Fr. vaderlander; patriotisme, vaderlandsliefde. patronaat, o. Lat. beschermheerschap; de gezamenlijke patroons; patroon, o.m. beschermheilige; patrones, o. vr. schutsvrouwe, beschermvrouw. patrouille, vr. Fr. wachtronde; patrouilleeren, het door de stad trekken van kleine troepjes soldaten. pauper, Lat. pauvre, Fr. arme; pauperisme, armwezen, staat of toestand der armen. pauseeren, Fr. rust (pause) houden. pax, vr. Lat vrede; pax vobiscuml vrede zij met UHeden!; pax intrantibus! vrede zij met wie (hier) binnengaan! pays, m. Fr. land; pays de cocagne, luilekkerland; pays IégaL de gezamenlijke kiezers; doux pays! (ironisch) lief land! pee ca dille, vr. Fr. pekelzonde, peccavi! Lat. ik heb gezondigd! pech, o. D. ongeluk, tegenspoed; pechvogel, ongeluksvogel, pecunia, vr. Lat. geld, vermogen; pecuniair, wat het geldelijke betreft, pedagoog, zie paedagoog. pedant m. Fr. zelfst. nwm.; schoolvos, wijsneus; bijv. nmw.: schoolvossig, bekrompen, letterziftend; pedanterie, vr. of pedantisme, o. schoolvosserij, pralerij met eigen kennis. pedel, Lat (klemtoon op de laatste lettergreep), bediende, bode bij een hoogeschool. peer, Eng. = pair, Fr. (z.a.). Pegasus, Gr. (fabell.) gevleugeld paard (der dichters); zijn Pagasus best ij gen, zich aan 't dichten zetten, (schertsend). peignoir, m. Fr. losse en gemakkelijke morgen- of . avondjapon. pêle-méle, m. Fr. verwarde mengeling van personen of dingen, wanordelijke hoop. pelleterie, vr. Fr. pels- of bontwerk; handel daarin. peloton, o. Fr. af deeling van een bataljon (20 a 40 man). pemmikan, o. gedroogd en fijn gemalen vleesch dat met vet vermengd en in bussen besloten, in het hooge Noorden als ' voedsel gebruikt wordt penaliteit, vr. Fr. in de wet bepaalde straf. penaten, mrv. Lat huiselijke beschermgoden der Romeinen; fig. eigen huis, de eigen haard; bijv. zijn penaten naar elders overbrengen (= verhuizen). pence, Eng. mrv. van penny. pendant, o. Fr. tegenhanger (vap. een schilderij) ook figuurlijk gebruikt penetrant, Fr. doordringend, scherpzinnig; penetratie, vr. doorzicht scherpzinnigheid; penetreer en, door- of indringen; doorgronden, penibel, Fr. moeilijk, bezwaarlijk; lastig, pijnlijk. peninsulair, Fr. wat tot een schiereiland (péninsule) behoort penis, m. Lat. het mannelijk lid. penitent(e), Fr. boeteling(e); penitentie, vr. boetedoening; harde, uiterst pijnlijke taak. penny (mrv. pence), Eng. stuiver; penny-a-liner, (lett.: een stuiver de regel) schertsende benaming voor een repor- pensief! Fr. (van pensee, gedachte) peinzend, nadenkend. pension, o. Fr. kosthuis; ko^ <* - * eerste verdieping, tatrez! Fr. binnen, cnvirons, mrv. Fr. omstreken, «ivoaue. Fr. in de mode, in zwang. epneTensch. Gr. wat één dag duurt kortstondig epicurisme, Gr. bet najagen van een zingenot; epicurist, wel jS^^besmettelijke ziekte; epidemisch, besmette- *jk' hneer^eGr personen, die op het gebied van kunsten e^en^ap%^Tnieuw stefsel uitvinden, doch voortbouwen op de bestaande grondslagen. «piaram, o. Gr. puntducht, scherpe zet. epilepsie, vr. Gr. vallende ziekte. eoilooa, vr. Gr. slotwoord, naspel. Siscn Gr wat tot het heldendicht behoort. Sïopatl. Gr bisschoppelijk; episcopaat, bisdom, bisschop- fe^%TGrU9mgifvlochten verhaal, feit dat een deel ^ '^t^e^t^benrte^ welk, een geheel -ntóeTo!'Gr. brief, zendbrief, boetpredicatie. effion Gr- bijnaam, bijvoegelijk naamwoord, eprtheton Pornans bijv. nmw. dat als versiering aan een naam toegevoegd wordt (bijv. Napoleon d e G r o o t e). épopee, Fr. epos, Gr. heldendicht. ZT/ntT^R tXbSgt zij (de aarde) zich! riep Galileï uit na zijn gedwongen herroeping, eouator. m. Lat evennachtslijn, evenaar, linie. ecSbreeren. Fr. in evenwicht (equilibre) houden; equilibrist, koorddanser, kunstenaar. , t„ u-bnnrt: equipeeren, uitrusten, bemannen, •quivalent, o. Fr. wat van gelijke waarde is. erectie, vr. Lat. oprichting, het overeind staan. eremiet, Fr. kluizenaar; ermitrage, vr. kluis, ergo, Lat dus, dientengevolge, erica, vr. Lat. heidekruid. Bros, Gr. de god der liefde, eroticus, minnedichter; erotisch, wat de liefde betreft; erotomanie, vr. razende verliefdheid (soort krankzinnigheid). errare humanum est. Lat dwalen is menschelijk; errata, meerv. vergissingen, drukfouten (enkelvoud: erratum). eruptie, vr. Lat. uitbarsting van een vulkaan; eruptief, door een uitbarsting gevormd. escamoteeren, Fr. weggoochelen, ontfutselen. escapada, vr. Fr. heimelijke vlucht, dolle streek. escorte, o. Fr. geleide, bedekking; escorteeren, begeleiden, dekken (door militairen). Esculaap, Gr. god der geneeskunde, geneesheer. esoterisch, geheim, verborgen, alleen aan ingewijden bekend. espada, Sp. met degen gewapende stierenbevechter. Esplanade, Fr. Voorplein, wandelweg. esprit de clocher, Fr. dorpsche, klelnsteedsche geest; esprit de crops, solidariteit onder leden van eenzelfden stand of van een zelfde vak; esprit d'escalier, snedig antwoord, dat ons te laat te binnen schiet Esq(uire), Eng. titel (achter den naam te plaatsen) ongeveer overeenkomend met ons WelEdelgeboren. easai, Fr. essay, Eng. proeve, verhandeling, opstel over een wetenschappelijk onderwerp; essayeeren, beproeven, toetsen (op het gehalte); essayeur, keurder van gouden en Zilveren voorwerpen; essayist schrijver van verhandelingen. , essence, vr. Fr. geest, wezen, innerlijke; essentieel, wezenlijk, onmisbaar, estafette, Fr. renbode, estaminet, herberg. esthetiek, vr. Gr. schoonheidsleer; esthetisch overeenkomstig de esthetiek, schoon, estrade, vr. Fr. verhooging, verhevenheid, etablissement, o. Fr. inrichting. étage, vr. Fr. verdieping; étagère, vr. Fr. rekje voor snuisterijen of boeken, étalage, vr. Fr. uitstalling: étaleeren, uitstallen, ether, zie aether. étape, vr. Fr. stapelplaats, nachtkwartier, dagmarsch. état major, m. Fr. groote staf, de scheepsofficieren. etc.(etera), Lat. enzoovoorts. eterniseeren, tot in 't oneindige rekken, uitstellen. ethiek, vr. Gr. de zedeleer; ethisch, wat met de ethiek verband houdt of overeenkomt. ethnograaf, Gr. beschrijver van volken; ethnographie vr volksbeschrijving; ethnographisch museum, museum van voorwerpen bij verschillende volken in gebruik; ethnologle, vr. volkenkunde; etWogüch, wat tot de volkenkunde behoort. J . etiquette, vr. Fr. beleefdheidsvormen, ceremonieel. etoile, Fr. ster, beroemde zangeres ol tooneelspeelster. etymologie, vr. Gr. woordafleiding. eubiotiek, vr. Gr. kunst om gezond te leven. euphemisme, o. Gr. verzachtende uitdrukking; euphemistiscu, verzachtend uitgedrukt. euphonisch, Gr. welluidend, voor de welluidendheid. Euterpe, Gr. de muze der muziek, evacuatie, vr. Fr. ontruiming; evacueeren. evangelium, o. Gr. blijde boodschap. eventualiteit, vr. Fr. gebeurtelijkheid; eventueel, gebeurtelijk, mogelijk. , , evident, Fr. duidelijk; evidentie, vr. klaarblijkelijkheid. evolueeren, draaien, wentelen, zwenken, verschillende ontwikkelingsvormen doormaken; evolutie vr. geleidelijke ontwikkeling, zwenking, beweging. exact, Fr. nauwkeurig; exacte wetenschappen, wis- en natuurkunde. exalteer en, Fr. verrukken, opwinden, overspannen, examinandus, Lat. die een e x a m e n ondergaat, examinator, die het afneemt, excelleer en, Fr. uitmunten; excellent, uitmuntend; excellentie, titel van een minister of ander zeer hooggeplaatst ambte¬ excentriciteit, vr. Gr. zonderlingheid, excentriek, zonderling. exeptie, vr. Fr. uitzondering, uitvlucht, exceptioneel, bij wijze van uitzondering. excerpeeren, Lat. uittreksels (excerpten), maken. exces, o. Fr. overmaat, buitensporigheid; excessief buitensporig. exclusief, Lat. uitsluitend, exclusivisme, o. stelsel van, genegenheid tot uitsluiten. excommunicatie, vr. Fr. kerkban; excommuniceeren of excommunieeren, in den kerkban doen. excrementen, mrv. Fr. uitwerpselen, ontlasting. excursie, vr. Fr. uitstapje, pleizierreis. excuseer en, Fr, verontschuldigen; excusabel, verschoonbaar. executeeren, Fr. voltrekken (van een vonnis); uitvoeren, de goederen van een schuldenaar, of op prolongatie gegeven effecten, verkoopen, executie, vr. voltrekking, enz.; executeur testementair, uitvoerder van een testament. exegese, exegesis, vr. Gr. verklaring, uitlegging (van den Bijbel); exegeet, beoefenaar der exegese, exegetisch, uitleggend. exempel, O. Lat. voorbeeld; een exempel statueeren, een afschrikkend voorbeeld stellen; exemplair, voorbeeldig, afschrikkend. exequatur, o. (lett.: het worde voltrokken) bekrachtiging door de regeering van een pauselijke bul of van een vonnis; ook van de aanstelling van een consul door een vreemde mogendheid. exhaustor, m. Lat. werktuig om leeg te pompen. exhibition, Eng. tentoonstelling. exigeant, Fr. veeleischend. existeeren, Fr. bestaan; leven, zijn. ex libris, Lat. (lett.: uit de boeken) boekmerk, eigendomsmerk in boeken. Exodus, Gr. uittocht (2e boek van Mozes). ex officio, Lat. ambtshalve. exorbitant, Fr. buitensporig. exoterisch, Gr. oningewijd, (tegenst: esoterisch). exotisch, Fr. wat niet in ons land thuishoort. expediëeren, verzenden, afzenden; expediteur, die zich belast met het vervoer (de expeditie) van koopwaren; expeditie, vr. beteekent ook krijgstocht experientia docet, Lat door ondervinding wordt men wijs; experiment, o. proefneming; experimentaal, op proefnemingen gegrond; experimenteeren, proeven nemen. expert Fr. deskundige; expertise, vr. onderzoek door experts. expliceeren, Fr. uitleggen; explicatie, vr. uitlegging, woordenwisseling. explodeeren, ontploffen; explosie, vr. ontploffing. exploit, o. Fr. aanzegging door een deurwaarder; exploitatie, vr. het winstgevend maken, het uitbuiten (exploiteeren). exploratie, vr. Fr. onderzoek (van landstreken, of zij mineralen, enz. bevatten). export, m. Fr. uitvoer; exporteeren, uitvoeren. express, Eng. sneltrein; expresse bestelling, spoedbestelling. expressie, vr. Fr. uitdrukking; expressief, vol uitdrukking. exspiratie, vr. Fr. afloop, dood. ex(s)tase, vr. geestvervoering, verrukking. ex tempore, Lat. voor de vuist. extensie, vr. Fr. uitbreiding. exterieur, Fr. uiterlijk, uitwendig, de buitenkant externe, Fr. uitwonend scholier, bediende of geneesheer (aan een ziekenhuis). exterritoriaal wat niet tot het grondgebied van een staat behoort en waar de wetten daarvan dus niet gelden, de exterritoriale wateren der Noordzee, bijv.; exterritorialiteit, vr. voorrecht van vreemde gezanten, enz., dat zij nl. niet onderworpen zijn aan de wetten van het land, waarin zij wonen. extincteur, m. Fr. toestel om een begin van brand te blus^chen. extract o. Lat. uittreksel, aftreksel, afkooksel. extra-ordinair, Fr. buitengewoon. extravagant Fr. buitensporig; extravagance, vr. buitensporigheid. B7 (Woorden, die niet op de F staan, zoeke men op de Ph.) Fabuleus. Fr. fabelachtig. SSde/Fr. Voorgevel van een gebouw. t^-^tis^^^ ^icht van faSLTTft. gemakkelllkheld. voorwaarde waardoor iets Gemakkelijk gemaakt wordt (-n een hand- schrift). laSïïTvr. Fr. lijst der geleverde koopwaren met de prijzen factitief, Fr. wat men kan doen of niet doen. naar eigen , SitWvr Fr rrm^n^rte'oen; hoofdafdeeling een hoofdwetenschap (de faculteit oer w y volat de faam heeft vleugels, fameus, Fr. beroemd, berucht wereldkundig. natisme, dweperij. ,jii_,ii,idr- fancv-fair. vr. fancy, Eng. de verbeelding, de phantasie. tancy laur, ^^r*s^» - — ~— - begeleiding van castagnetten. farJaronnade, vr. Fr. pocherij, grooft|P«ak. fantasia, vr. splgelgevecht van Arabische ruiters. farm, vr. Eng. pachthoeve, boerderij; farmer, pachter; in Amerika: klein grondeigenaar. FartMng Eng. Kleinste Eng. geldstuk = % penny. Far-West, Eng. het Verre Westen (van N.-Amerika). fasching, D. carnaval. fascineeren, Fr. betooveren, een onweerstaanbaren invloed uitoefenen door zijn blik. Fascisme, It. Politieke richting (vooral in Italië en Dultsch- land) tegengesteld aan het parlementarisme, fjjfT*8*,La!: recht,en onrecht; per fas et nefas, met alle middelen (rechtvaardige en onrechtvaardige) fashion, vr. Eng. mode, goede toon, fatsoen; fashionable, naar de mode, deftig, fatsoenlijk, fataal Fr. noodlottig (van fatum, Lat noodlot); fatalisme, de v^K»i^Stea; deroenen' *e aa" een onvermijdelijk voorbeschikt noodlot gelooven; fataliteit vr. onvermijdelijk noodlot, rampspoed. fata-morgana, vr. It luchtspiegeling, opdoeming. raubourg, m. Fr. voorstad. fauna, Lat de inheemsche dieren, beschrijving ervan, laute de nueuz, Fr. bij gebrek aan beter fauteuil, m. Fr. leunstoel, armstoel. favoriet, Fr. gunsteling(e), het paard dat men als aanstaande winner beschouwt; favoritisme, het voortrekken van gunstelingen. fecit, Lat heeft gestaakt. fecunditeit, Fr. vruchtbaarheid. JZlJ'r-.bSnd Va? lenigingen (zonder centraal recht); federaal, het verbond betreffend; federalisme, het stelsel van federaties te vormen; federalist voorstander varTfTdeTaT bond9enootschaPPe«jk. op den voet ««rie. vr. Fr. feeënwereld, tooverballet prachüg schouw- feHx méritis, Lat gelukkig door verdienste. fellow, Eng. makker, medelid, student, overheid' F'' trouwbreuk Aflens den leenheer, jegens de feminisme, o. Lat. het streven om de vrouw een betere plaats in de samenleving te verzekeren; feminist (e), voorstander (ster) van het feminisme. feodaal, feudaal, Lat. wat tot het leenstelsel (het feudale stelsel) behoort fermentatie, vr. Fr. gisting, volkswoeling. tervent Fr. ijverig, vurig. festina lente, Lat. haast u langzaam. festival, o. Fr. muziekfeest festiviteit, vr. Fr. feestelijkheid teteeren, Fr. vieren, feestelijk onthalen. letisch, m. Port. stoffelijk voorwerp van afgodische vereering hij negers en wilden; fetischisme, f e t i sch dienst- wellus- friseeren, Fr. opmaken, doen krullen; friseur, kapper; frisuur, kapsel. frivool, Fr. beuzelachtig, nietig, onbeduidend. < frondeur, Fr. ontevredene, oppositieman. frontispice, o. Fr. voorgevoel; titelblad. fructidor, m. Fr. de vruchtmaand, 12de maand van den reptiel, kalender (18 Aug.-16 Sept). fruit sec, Fr. gedropen student, mislukt jongmensch. full dress, Eng. in galatenue; full speed, met vollen stoom. fulmineeren, Fr. uitvaren, razen, vloeken. fumarole, vr. Fr. opening in den bodem (in een vulcanische streek) waar gas en rook uitkomt. functie, vr. Lat ambtsverrichting, dienst post; fungeeren, dienst doen. funèbre, Fr. tot de begrafenis hoorend; triest somber; Marche funèbre, doodenmarsch; treurmuziek, furore maken, Ital. grooten opgang maken, fusie, vr. Fr. smelting, samensmelting, fusileeren, Fr. doodschieten (als krijgsstraf), futuliteit, vr. Fr. nietigheid, beuzeling, futurum, Lat. toekomst; toekomende tijd (in de spraakkunst). G Gabelle, Fr. indirecte belasting op zout. gage, vr. Fr. soldij, loon van zeevarenden. gala, Fr. hoffeest, feestgewaad,,staatsiedracht galei, Sp. breed roeischip gewoonlijk voortgeroeid door misdadigers (galeislaven). galjard, m. kleine drukletter ter dikte van 8 punten, waarmee bijv. dit woordenboekje is gezet Galjoen, Sp. Grootste oorlogschepen bij Spanjaarden en Portugeezen. Gallicaansche kerk, de R. K. kerk in Frankrijk, welke eenigszins onafhankelijk van Rome was. gallicisme, o. Fr. eigenaardige Fransche woordschikking, foutief gebruik daarvan in het Hollandsen. galloman, overdreven bewonderaar van al wat Fransch is; gallophiel, vriend van Frankrijk; gallophoob, iemand met een overdreven vrees voor Frankrijk (gallophobie). gallon, Eng. inhoudsmaat ± 4V£ L. galon, o. Ital. goud en zilverboordsel; galonneeren, met galon beleggen. galvanisme, o. de door Galvani te Bologna in 1791 ontdekte ..dierlijke" electriciteit d.w.z. de electriciteit die ontstaat door de aanraking van zink en koper of van metalen met zuren; galvanische batterij, (= kolom van Volta), zuil bestaande uit regelmatig afwisselende koperen en zinken schijfjes welke een electrischen stroom verwekt; galvaniseeren, (ijzer), het ijzer in een zinkbad met een zinklaag overtrekken; galvanoplastiek, vr. procédé, waardoor men eenig voorwerp overdekt met een laagje metaal (welk metaal te voren in een vloeistof opgelost is) door een sterken electnschen stroom door die oplossing te zenden. Gambrinus, legendarisch Nederduitsch vorst, de uitvinder van het bier. gamelan(g), vr. Javaansch orkest. gamin, Fr. straatjongen, kwajongen. ganteeren (zich), Fr. handschoenen aantrekken. garant, Fr. borg; garandeeren, borg spreken, instaan voor; garantie, vr. waarborg, borgtocht garron, Pr. jongen, vrijgezel, kellner. garde, vr. lijfwacht keurbende; nationale garde, burgerwacht in Frankrijk, in revolutie-tijden. garden, Eng. tuin; garden-party, tuinfeest garde-robe, vr. Fr. kleerkast kleedkamer, de gezamelijke kleeren van een persoon. Gargonen, Gr. 3 vrouwelijke monsters met slangenharen, geweldige tanden en metalen klauwen, wier aahblik deed versteenen. garmond, vr. Fr. drukletter ter dikte van 9 punten, tusschen galjard (8o.) en dessendiaan (10 p.). garneeren, Fr. omzoomen, versieren, meubileeren; garnituur, Fr. wat dient om iets te versieren of te stoffeeren; garnisaire, soldaat, die men vroeger bij achterstallige belas ting' betalers inkwartierde tot zij betaalden. gascon(n)ade> vr. Pr. snoeverij, grootspraak. gastronoom, Pr. fijne kok, lekkerbek; gastreeren, een smulpartij houden; gastrollen spelen. gaudeamus igiturl Lat. laat ons dus vroolljk zijn! begin van een bekend studentenlied. gavotte, Pr. Fransche dans. gazometer, m. gasmeter, gashouder. gazon, m. Pr. graszode, grasperk. ge. De met dit voorvoegsel beginnende woorden zoeke men ■ op het hoofdwoord: geabsorbeerd op absorbeeren, geadopteerd, op adopteeren, enz. Gea, Gr. Godin der aarde; geïstiek, aardkunde. gehenna, o. Hebr. de hel, de hellepoel. gelatine, vr. Fr. geleistof door koking uit dierlijke weefsels verkregen. gendarme, Fr. politie-soldaat. gêne, vr. Fr. dwang, belemmering, verlegenheid; sans gêne, ongedwongen, zonder complimenten; geneeren, (zich), zich dwang opleggen, niet naar welgevallen handelen, verlegen doen. genealogie, vr. Gr. geslachtrekenkunde, stamregister, stamboom; genealogisch, wat op de genealogie betrekking heeft; genealoog, beoefenaar van de genealogie. generaliseeren, Pr. een bepaald geval als algemeenen regel aannemen; generalissimus, opperbevelhebber van het heele leger. generatie, vr. Fr. teling, afstamming, geslacht, menschenleeftijd, de gelijktijdig levenden menschen; Genesis, Gr. de wording (het eerste boek van Mozes). generator, Lat toestel dat kracht ontwikkeld; dynamo. geniaal, Fr. wat getuigd van genie, vr. d.i. van buitengewoon groote geestelijke vermogens; een genie is iemand die bui' tengewone gaven bezit; de genie=de krijgsbouwkunst, de troepen daarvoor bestemd; Genius, (fabelleer) de god, die voorzat bij ieders leven; fig. de geest het eigenaardige persoonlijke in een persoon of een ding; de genius der taal, bijv. genitief, Lat de tweede naamval. genitaliën, mrv. Lat de teeldeelen. genre, Fr. (=genus, Lat) soort; genrestuk, schilderij, die een voorstelling uit het dagelljksch leven geeft. geus, vr. Lat. stam, geslacht (bij de Romeinen en bij de oude volken). gentleman, Eng. fatsoenlijk man, man van eer; mrv. gentlemen, (als aansprekend gebruikt=mljne heeren). geodesie, Gr. kunst der land- of veldverdeeling; landmeeting, geograaf, Gr. beoefenaar der geographie of aardrijkskunde, geoloog, Gr. beoefenaar der geologie of aardkennis. geometrie, vr. Gr. meetkunde. geostatica, Gr. leer van het evenwicht van vaste lichamen, gérant, Fr. beheerder, directeur. Germanië, D. Germany, Eng. Duitschland; Made in Ger- many, gemaakt in Duitschland. germanisme, o. wat behoort tot of een navolging is van het Duitsche taaleigen, germinal, Fr. kiemmaand, 7e maand van den republikeinschen kalender (21 Maart-19 April), gesticuleeren, Fr. gebaren maken, gestie, vr. Fr. beheer, bestuur, ghetto, o. It de jodenwijk of -straat giaur, Turksch scheldwoord voor alle niet-Mohammedanen. gibus, m. Fr. (chapeau claque), gigantesk, gigantisch, Gr. reusachtig. gi(e)gerl, D. modegek (=dandy. Eng.), gin, Eng. jenever. girl, Eng. meisje; public girl, publieke vrouw. giro, Ital. het overdragen van een wissel op een ander; girobank, bank waar geldsommen door enkel aan- en afschrijven van den een op den ander worden overgedragen (zie: clearing-house). Gitano, Sp. Zigeuner. glaceeren, Fr. glanzen.. glacis, o. buitenste borstwering, zachte helling. gladiator, Lat. zwaardvechter in den Romeinscben circus. veatrté, het nieuwste snufje op modegebied; haute volte, de allervoornaamsten; tuut «lief, verheven beeldhouwwerk waarbij de figuren bijna geheel los van den achterkant zijn. hautain, Fr. trotsch; hoogmoedig. Havelock, Eng. soort mantel; genoemd naar Generaal H hearl Eng. hoort, luistert (uitroep uit de vergadering als despreker iets merkwaardigs zegt). hebdomadaire, Fr. wekelijksch verschijnend; journal hebdomadair, weekblad. Hebe, Gr. Dochter van Jupiter en Juno; Godin der jeugd. hebraicus, Gr. kenner van de Hebreeuwsche taal; hebraïseeren, Hebreeuwsch studeeren; Hebraïsme, Hebreeuwsch taaleigen. kecatornbe, hekatombe, vr. Gr. offer van 100 (of althans van veel) dieren; groote slachting. hectograaf, Lat. Instrument om gemakkelijk geschreven stukken te vermenigvuldigen. hedonisme, o. Gr. wijsgeerig stelsel dat het genot tot het doel van het leven stelt Hegira, vr. Arab. de vlucht van Mohamed naar Medina, (15 Juli 622), begin der Turksche jaartelling, hegemonie, vr. Gr. het overwicht van een machtige staar over zwakke bondsstaten. HeUcon» Gr. Gebergte in Griekenland waarop vroeger een Apollotempel. De helicon bestijgen = dichter worden. heliogravure, vr. lichtdruk. helioscoop, m. Gr. zonneglas, zonnekijker. hellenist, kenner van de Oud-Grieksche taal. Heloten, Gr. Spartaansche slaven. Helvetia, Lat. vrouwenfiguur Zwitserland voorstellend. Inschrift op Zwitsersche munten en postzegels, hemorrhoïden, mrv. Lat aambeien. Henriade, Fr. Voltalre's heldendicht op Hendrik IV van Frankrijk. Heptameron, de Honderd Nieuwe Novellen van de koninqin van Navarre (1559). Heptameter, Fr. Versregel (jambe) van zeven voeten. Heptarchie, Fr. Regeering v. zeven vorsten (± 1200 in Engeland). heraldiek, vr. wapenkunde; heraldicus, kenner der heraldiek; heraldisch, tot de h e r a 1 d i e k behoorend; heraut wapenbode, krijgsgezant herbarium, o. Lat verzameling gedroogde planten; herboriseeren, planten zoeken; herbivoren, plantenetende dieren herculisch, Lat. zeer sterk, krachtig. hereditair, Fr. erfelijk; heriditeit, vr. erfelijkheid. heremiet, zie eremiet Hermandad (de heilige), de heilige broederschap, d.1. het kar quisitie-gerecht; fig de politie. kermapbrodkt, Gr. persoon, die beide gesteenten tegelijk schilnt te hebben. , hermelijn, pelswerk van de Noordelijke witte wezel. fiomirUjk- groote mannen; heroïek, heldhaftig. ttesperiden, Gr. nimfen; dochters van de nacht he^perus. Gr. de avond; avondstreep het Westen; de avond- heteh-e, Gr. courtisane van deftigen stand uit de Grieksche Oudheid. (Sommige hetairen waren beroemd om haar gaven en vernuft). , . , » heterodox, Gr. onrechtzinnig, kettersch (tegenst: orthodox), heterogeen, ongelijksoortig, niet bij elkaar hoorend. betman, (Poolsch), kozakkenaanvoerder. , . L! beurêka, Gr. (ook: eureka!) ik heb het gevonden! («troep van Archimedes, bij bet ontdekken van de z.g. ..wet van ««uristische'Lthode, Fr. leerwijze die den leerling aanspoort om zelf de leerstellingen te vinden, hexameter, m. Gr. zesvoetig vers. hiaat (hiatus), m. Lat het op elkaar vokjen van twee khnkers; qaping, leemte. ... . Ubridisch, hibrydisch, tweeslachtig, bastaard (demu lezeL bijv.); uit twee talen samengesteld (van woorden, hicnt- IuXoaÏ Mc saka! Lat (lett hier is Rhodus, spring hier!), bewijs nu op staanden voet wat gij kunt. (Oorspronkelijk een antwoord aan iemand, die er op pochte op Rhodus een verbazenden sprong te hebben gedaan). hidalgo, Sp. edelman van lageren rang. hiërarchie, vr. Gr. orde van in rang opklimmende waardigheidsbekleeders (in kerk, leger, staatsbestuur, enz.); den hiërarchieken weg volgen, zich tot zijn onmiddellijken chef wenden, die het verzoek weer aan zijn superieur overbrengt, enz. _ t Wëroglyphen, de schriftteekens der oude Egyptenaren; fig. bijna onleesbaar schrift I high, hoog; high church, de Engelsche staatskerk, Anglicaansche kerk); high We, de groote wereld hilariteit vr. Fr. vroolijkheid, algemeen gelach. hinc illae lacrymae! Lat. (lett.: vandaar die tranen!) daar wringt de schoen! daar zit de knoop! kouterland, o. D. achterland, het land achter de kust (voor al in de koloniën). tuppocras of hypocras, m. Gr. kruidenwijn. hippodroom, o. Gr. de renbaan, het paardenrennen. hippiaden, Gr. standbeelden van vrouwen te paard. hippopotamus, Lat Nijlpaard. xyTr~ianJ Lat Spanje; hispanisme, Spaansch taaleigen. histologie, vr. Gr. leer der weefsels van het lichaam, historicus, Lat geschiedkundige; historiograaf, geschiedschrijver. hobby, Eng. stokpaardje; liefhebberij, hodie mini, er as tibi! Lat. heden ik, morgen gij! holyday, Eng. feestdag, vacantiedag. homerisch gelach, daverend gelach, home-rule, Eng. zelf regeering (voor Ierland), homilie, vr. Gr. kanselrede. homme, Pr. man, mensch; homme d'affaires, zaakwaarnemer; homme de coeur, hoveling; homme de fortune, gelukskind; homme de lettres, geletterde; homme d'esprit, geestig man. hom(o)eopathie, v. bijzondere geneeswijze, volgens den stelregel: similia sinulibus curantur, (gelijke (kwalen) worden door gelijke genezen,) zoodat men bijv. tegen koorts een middel geeft, dat een gezonde koortsig zou maken. homo, Lat. Mensch; homo novus, nieuwe man, d.w.z. nieuwe bekleeder van een ambt; homo homini lupus, de eene mensch is een wolf voor den ander: homo sum, humani nihil a me alienum puto, ik ben een mensch en acht niets menschelijks mij vreemd (citaat uit Teren tius) . homologeer en, de schikking, door een failliet aan zijn schulaV eischers aangeboden, gerechtelijk bekrachtigen, verbindend maken. homoniem, Gr. gelijkluidend (van woorden). honneur, vr. Fr. eer; de honneurs waarnemen, (bij bezoek) de eer des huizes ophouden, de plichtplegingen verrichten; honorabel, eervol, deftig; honorair ambt waar geen bezoldiging aan verbonden is; honorair lid, eerelid; honoreer en, eeren, betalen, uitbetalen; honorarium, bezoldiging, meestal voor geestesarbeid (van een schrijver een dokter, enz.); honoris causa, Lat. eershalve. honni soit qui mal y pense; Fr. schande over hem, die er kwaad van denkt! (devies van het Engelsche wapen). honved, m. Hongaarsche landweersoldaat. horizontaal, waterpas. horoscoop, Gr. planeetlezer, die iemands lot voorspelt uit zefveStand ^ Sterren zl*° fleDoorteuur; die voorspelling herreur, vr. Fr. afschuwelijkheid, gruwel; horribel, afschuwelijk; horribile dictu, Lat. ijselijk om te zeggen; horror vacui, de afschuw (der natuur) van het ledige (waaraan men vroeger het opstijgen van het water in een luchtlediae buis toeschreef). hors concours, Fr. bulten mededinging. hors d'oeuvre, Fr. iets overtolligs, bijgerecht horticultuur, vr. Lat tuinbouw; hortulanus, tuinman, opzichter over tuinen; hortus, m. zie ook botanicus, academische linnen der zaligen in het Pa^dus) • „ d .oase, Eng huis; House of ^^£j^?£scrf meenten, het Lagerhuis (— de lweeae• ^""rj.' , perste Lords, het Huis der Lords, het Hoogerhuis (- de tierste u Kam;!ll' mrv Lat de humaniteitsstudiën. d.w.z. d« Sefoo&wSJS 'alen en schrijvers, als grondslag der JÏÏSSftt. wat zich bezighoudt met de belangen der menschhêid; humaniteit, vr. menscheÜjkheid. huXïTEng. bedrog (onder fraaie voorwendsels), onzin. larie, windmakerij. ■ . humiliëeren, Fr. vernederen, verootmoedigen, humoreske, vr. Fr. luimig geschreven verhaaltje, humus, m. Lat. teelaarde. %^*£1£&«) veelhoofdig monster; fig.: een 'kwaad dat toeneemt, naarmate men het tracht te beteu- nydrauUsche pers, pers. welke met behulp van een^waterpomp gedreven wordt en verbazende kracht kan ont wikkelen. hvdrograpische kaarten, zeekaarten. ^oe^^ hyrfen^^^ 2 T&ieken de godin der gezondheid); hygiënisch, over- ^SSSf^èJ^Si om de vochtigheid der lucht hymen! vr*Gr. de huwelijksgod, de echt, het huwelijk; het hymen, het maagdenvlies, hymne, vr. Gr. lofzang, feestlied. hyper, Gr. over-, overdreven; hyperbool, /r. overdrijvmg als redekunstige figuur: bliksemsnel, bijv.); hyper- bolisch, overdrijvend; Hyperboreeëu, de volkeren ut het hooge Noorden. hypnos. Gr. de slaap; hypnose, vr. kunstmatig verwekte slaap; hypnoticns, slaapmiddel; hypnotlseeren, door aanwending van zekere uitwendige middelen in slaap of in een toestand van willoosheid brengen; hypnotiseur, die bet vermogen heeft dat te doen; hypnotisme, o. het geheel der hypnose-verschijnselen. hypochonder, Gr. zwaarmoedig, hypochondrie, vr. zwaar- . moedigheid; hypochondrist, zwaarmoedig mensch. hypocriet, Gr. huichelaar, schijnheilig. hypothecair, Fr. wat recht hieft of geeft van hypotheek, vr. d.w.z. het recht op een bepaald onroerend goed als waarborg voor betaling; hypotheek-bank, bank, die gelden verstrekt als hypotheek en geld opneemt door bet uitgeven van pandbrieven tegen mindere rente dan die waartegen de hypotheken gegeven zijn. hypothese, vr. Gr. veronderstelling; hypothetisch, verondersteld, aangenomen. hysterie, vr. Gr. zenuwziekte, waarvan de kenmerken zijn: voorbijgaande storingen van het verstand, van bet gevoel en van de beweging; vooral bij vrouwen en dan voortkomend uit onderlijfsziekten. I ib. of ibid. = ibidem; kt = klem; LN.R.I. Jezus Nazaraeus Rez Judaeoruss, Jezus van Nazareth, koning der Joden; i.pi. = in partibus infidelium; k. = item. ibidem, Lat. aldaar, op dezelfde plaats of bladzijde. khthyosis, Gr. huidziekte met schubvorming. ichtyologie, vr. Gr. kennis der vlsschen, vischkunde. iconoclast, Gr. beeldstormer. Jeterus, Gr. geelzucht soeaaL O. Lat het enkel gedachte, het hoogst volkomsne. droombeeld, het hoogste wat men wenscht of bereiken kan; ideale wereld, de bovenzinnelijke wereld; idealiseereo, tot ideaal maken, iets ontdoen (in de gedachte) van zijn onvolmaaktheden en gebreken; idealisme, o. het stre-ven naar idealen; idealist, iemand die steeds Idealen nastreeft idee fbte, o. Fr. waanvoorstelling, die iemand steeds bijblijft, fcfem, Lat dezelfde hetzelfde. identiek, identisch, Fr. eenerlei, een van wezen, gelijk van beteekenis; identiteit, vr. eenheid van wezen; iemands identiteit vaststellen, vaststellen wie hij eigenlijk ls; identificeeren, de identiteit vaststellen, vereenzelvigen. ideologie, vr. Gr. wetenschap der ideeën, stelsel dat de ideeën op zichzelf beschouwt afgescheiden van alle metaphyslek; in ongunstigen zin; het zich te veel verdiepen in wijs- geerige en abstracte droomerijen. vandaar: ideoloog, perIdkïïiï G^aKen. tongval, landspraak; idiomatisch, «rat behoort tot het taaleigen. . idiotikon! S woordenboek van den tongval van een streek. iTilë v - Gr. bekoorlijk tafereeltje uit het hmselijk-. landof herdersleven; idyllisch, bekoorlijk, eenvoudig en onschuldig. ignoble, Fr. slecht, laag, gemeen. , ignorant, Fr. onwetend; ignoreeren, met weten, doen alsot iets of iemand er niet was. illegaal, Fr. onwettig, illegitiem, Fr. onwettelijk, buiten-echtelijk. Jllico, Lat. dadelijk, terstond. SHTt S ^nsbedïS0hersenschim, -valsche inbeelding; illusoir of illusorisch, hersenschimmig. Ülustre, Fr. voortreffelijk, beroemd, doorluchtig, imaginair, Fr. denkbeeldig, ingebeeld, imbeciel, Fr. stompzinnig, onnoozel. imbroglio, o. Ital. verwikkeling, verwarring, imiteeren, Fr. nabootsen, navolgen. . „nrnXrieel, Fr. onstoffelijk, onlichamelijk; munatenalisme, o de leer van het onstoffelijke der ziel. Tomumuel, m. Hebr. (ook Emanuël) God met ons! (les. inmiïïeeren, Fr. op een register Schrijven (*P^aaTvan T^denten op de hoogeschool); immatriculatie, vr. inschri|- ving, inlijving, immens (e), Fr. onmetelijk, oneindig. immiarant, Fr. die uit den vreemde In een land komt wonen, ^fe^grant), immigrarie, vr. het zich nederzetten in een immoreel, immoraal, Fr. onzedelijk; immoraliteit, vr. onimmtXvr. Fr. (lett, onsterfelijke) stroobloem. (omdat haar bladeren niet verwelken). ,..1,^. im- immuun, Lat. vrijgesteld, niet vatbaar voor een ziekte), immuniteit, vr. onvatbaarheid (voor ziekten, enz.), impardonnable, Fr. onvergeeflijk. ^^He impTsse, vr. Fr. doodloopende str at; fig. moeilijke positie, ^aar men niet zonder kleerscheuren uit kan komen, impassibel, Fr. ongevoelig, onbewogen, impeccabel, Fr. onberispelijk, uiterst correct. _ imperatief, Fr. gebiedende wijs, gebiedend; M^fe* daat, gebiedende opdracht aan en afgevaardigde om zus oTzoo te stemmen); categorische (morallsche) ^voorwaardelijk zedengebod, ook wel (^^* stok (als tuchtmiddel); imperator, Lat. ^■^Jf"» imr*rètorisch, gebiedend; imperiaal, keizerlijk; grootste tor- inundatie, vr. Fr. overstrooming; inundeeren, onder water zetten. , , „ in usum, Lat. ten gebruike; in usum Delphuu, ten gebruike van den Dauphijn, (opschrift van klassieke boeken, onder Lodewijk XIV uitgegeven ten gebruike bij het onderwijs van den troonopvolger en tevoren gezuiverd van alles wat aanstoot geven kon). invalidatie, vr. Fr. ongeldig verklaring; invaliditeit, vr. zwakte, gebrekkelijkheid, het buiten staat zijn om te werken. invasie, vr. Fr. vijandelijke inval. invectief, o. Fr. scheldwoord. „ inventaris, m. Lat. lijst der aanwezige goederen, boedelbeschrijving; inventarisatie, vr. het opmaken van zulk een lijst (inventariseeren). inversie, vr. Fr. omkeering, woord- of letterverplaatsing. invertebrata, mrv. Lat. ongewervelde dieren. investituur, vr. beleening, benoeming (van bisschoppen door den keizer van Duitschland). in vino verkas, Lat in den wijn de waarheidl d.w.z. dronken menschen spreken' de waarheid. inviteeren, Fr. uitnoodigen; invitatie, vr. uitnoodiging. invocatie, vr. Lat aanroeping. io vivat! hoezee! hij level aanvangswoorden en naam van een bekend studentenlied, ipse, Lat. zelf; ipse dixit hij (de meester, Pythagoras) heeft het zelf gezegd; ipse fedt hij heeft het zelf gemaakt; ipso facto, door het feit zelf; ipso jure, door het recht zelf, van zelf, van rechtswege, kadé, vr. Turksch, besluit van den Sultan, ba furor brevis est Lat. de toorn is een korte razernij, d.w.z.: de toornige is ontoerekenbaar. Irene, de godin van den vrede bij de Grieken; irenisch, vredestichtend, verzoenend. Iris, Gr. de dienares der goden, die langs den regenboog van den hemd naar de aarde en terug gaat; de regenboog; het regenboogvlies (gekleurde kring om den oogappel); zekere bloem; iriseeren, de kleuren van den regenboog vertoonen. ironie, vr. Fr. geveinsde onwetendheid, bedekte spot; ironisch, bedekt spottend (door het tegenovergestelde te zeggen van wat men meent), irrationeel, Fr. in strijd met de rede. irredenta (Italia), het onverloste Italië (d.i. het gedeelte van Oostenrijk, dat volgens de Italiaansche chauvinisten tot Italië moest bebooren); Irredentisten, politieke partij, welke dat gedeelte aan Italië wil brengen. irrigatie, vr. bewatering, bevloeiïng van landen; irrigator, vrouwenspuit; irrigeeren, bevloeien, besproeien. fcritabd, Fr. prikkelbaar, lichtgeraakt; irritatie, vr. lichte ontsteking, verbittering, opwinding; irriteeren, prikkelen, opwekken, verbitteren. lex, vr. Lat. wet; lex fuadamentalis, de grondwet; lex talionis, de wet der wedervergelding. liaisonf m. Fr. verbintenis, vluchtige liefdesbetrekking. Sfn^ vr mrv slingerplanten in de tropische landen, tat vV Frater ^Tjgs^oer, bundel aaneengeregen papieren, held- tiberté, égalité et fraternite, vrijheid, Kde^hap, kernspreuk der ^^^SLS * Fr viil; Ubre arbitre, vrije wil; Ubre penseur,«fi™» W^tto? o. (mrv. übretti), tektsboekje, operatekst; bbretos., ^:Z.™tX%t*^m» ver— Patent, teu^uoosneid, uitspatting; Ucentia I^J^g^S heid- ticentieeren, toestaan, vergunning geven, atdanKen. Ucentiaar ca?didaatdokter (in de rechten, in de genees- ^Lat^erechtsdienaar in het oude Rome( die een pijl- Uèer^^elbinden, vereenigen; met iemand geli ë é r d z ij n, heel goede vrienden met hem zijn. lieu d'aisance, Fr. bestekamer. ., , ufe, Eng. leven; life-boat, reddingsboot; Hfe-preserver, (lett.. Wensbehoeder"), ploertendooder. Ikja, Sp S^TPr. verbond, vereeniging. eedgenootschap. Spotters? bewoners van LllUpnt, (verdicht land in Swifts ^f&IllS Reizen), dwergen; fig. kleingeestige, ver- ^TFrTreS'som, waartoe men bieden kan of crediet heeft limiteren, beperken, begrenzen; lindtatie, vr. beperK b^grenring; limited, Eng. beperkt, verkorte term om te duiden dat de aandeelhouders. van een ^f*™* slechts een beperkte verantwoordeHjkheid hebben (atge- UmZlde aazeuse, vr. Fr. schuimende limonade. SoSe^vHSioten coupé-vormige automobiel met glazen zijwanden. hJSTS! S MÏÏSorf. winkel van lijfgoed. llnguaaX Lat. wat tot de tong behoort, met de tong gevormd wordt; linguïst, taalkenner, taalgeleerde; linguïstiek, vr. taalwetenschap, taalgeleerdheid. linoleum, waterdicht zeildoek waarop een mengsel van gepulveriseerde kurk met lijnolie is aangebracht lion(ne), Fr. (lett: leeuw (in)) beroemd persoon, opzienwekkend doch snel weer verdwijnende persoonlijkheid; heer (dame), die uitmunt door elegantie. liquideeren, Fr. in orde brengen, vereffenen, een handelszaak afwikkelen en opheffen; liquidatie, vr. het vereffenen, enz.; liquidateur, hij, die belast is met de liquidatie van een zaak. Üra of lire, vr. It munt = 50 cents. litanie, vr. Gr. smeekgezang, klaaglied, aanroeping (in de R.K. kerk); fig.: langwijlige klacht of opsomming. lithograaf, Gr. steenteekenaar, steendrukker; lithographie, vr. steendrukkunst (lithographeeren, lithographisch.) Hts jumeaux, Fr. twee bij elkaar behoorende éénpersoonsledikanten. Uttle, Eng. klein. lit(t)oraal, o. Lat. kustland, kustgebied. litterair of litterarisch, Fr. letterkundig, tot de fraaie letteren behoorend; soms ook: wetenschappelijk, geleerd; litterator, Lat. letterkundige; litteratuur, vr. Fr. letterkunde, alle» wat over een bepaald onderwerp geschreven is. liturgie, vr. Gr. kerkgebruik, kerkformulier, orde van den kerkdienst; liturgisch, volgens het kerkvoorschrift livrei, Fr. dienstkleeding. Uvret, o. Fr. boekje, zakboekje voor militairen of werklieden, llama, zie lama. kano, m. uitgestrekte boomlooze vlakten in het noorden van Zuid Amerika. Lloyd, naam van den eigenaar van een Londensch koffiehuis, waar in de 18e eeuw de reeders, makelaars en assuradeurs uit die stad bijeenkwamen. Deze vormden in 1727 een vereeniging, die zij eveneens Lloyd noemden, welke naam nu nog door verscheidene stoomvaartmaatschappijen gevoerd wordt locaal, Fr. plaatselijk; locaalspoorweg, buurtspoorweg; localiseeren, binnen een bepaalde ruimte beperken. localaire, Fr. huurder, pachter. loch, Eng. meer (In Schotland). loco citato, Lat op de aangehaalde plaats. Locomobile, Fr. verplaatsbare stoommachine in gebruik bi) het landbouwbedrijf; Locomotief = stoommachine op wielen gebruikt om treinen te trekken. lock-out, m. Eng. het in massa gedaan geven aan de werklieden door hun patroons (als strijdmiddel). logarithme, Gr. kunstgetal 'ter verkorting van de vermenigvuldiging, deeling, machtsverheffing en worteltrekking. loge, vr. Fr. afgezonderd gedeelte in een schouwburgzaal bestemd voor een bepaald aantal bezoekers; vereeniging en vergaderzaal van vrijmetselaars; loge grillée, getraliede loge (welke het inkijken belet). loggia, vr. Ital. overdekte gaanderij rondom de bovenverdieping van een huis. logica, vr. Lat de wetenschap van het juiste denken, leerboek daarover; aanleg om juist te redeneeren; eigenaardige denkwijze; logisch, overeenkomstig de logica. logogrief, Gr. vr. woord- of letterraadsel. Loki (Noorsch) God der verwoesting bij de oude Noren. lord, Eng. titel van den hoogen adel; lord-mayor, titel van den eersten burgemeester van Londen en York. lorette, Fr. elegante jonge vrouw van lichte zeden. lotus d'or, m. Fr. vroegere Fransche gouden munt (— ƒ 10). loupgaron, Fr. weerwolf. louvre. Fr. oude koninklijk paleis in Parijs; naam van een groot warenhuis in Parijs. lovelace, Eng. innemend en daardoor voor vrouwen gevaarlijk man. . , . loyaal, Fr. rechtmatig, getrouw, eerlijk, verknocht (aan zijn vorst of aan zijn land); loyauteit vr. getrouwheid. lubriciteit, Fr. zinnelijkheid; lubriek, zeer wellustig. lucratief vr. winstgevend. luctor et emergo, Lat. ik worstel en kom boven. ktculisch, weelderig en overdadig (van maaltijden, zoo genoemd naar den rijken Romein Lucullus uit de eerste eeuw vóór Chr.). » ludimagister, Lat schoolmeester. lues venera, vr. Lat venerische ziekte. luguber, Fr. treurig, akelig, somber. lumen mundi, Lat. licht der wereld, genie. lumineus, Fr. (lett: lichtend), duidelijk, helder, van pas. luna, vr. Lat. de maan; lunair, wat de maan betreft. lunch(eon), Eng. tweede (warm) ontbijt tegen den middag; lunch-room, restaurant waar men een lunch kan gaan gebruiken; lunch-tongue, tong in blik. tune de miel, vr. Fr. wittebroodsweken. lunette, vr. Fr. klein, vooruitgeschoven verdedigingswerk. 1'union fait la force, Fr. eendracht maakt macht lustre, m. kristallen lichtkroon, kroonkandelaar; Eng. zekere glanzende katoenen stof. lustrum, (mrv. lustra), o. Lat tijdperk van vijf jaar. lux, vr. Lat licht luxus of luxe, vr. Fr. weelde, oveidaad; luxueus, weelderig; luxurieus, wellustig, ontuchtig, lyceum (mrv. lycea), o. Lat naam der rijks-gymnasia ln Frankrijk. (De stedelijke heeten colléges), lynchwet eigenmachtige voltrekking van een straf door een volksmassa (meestal door den overtreder op barbaarsche wijze af te maken); lynchen, zonder vonnis ter dood manager, Eng. bestuurder, rigisseur, trainer. Manchesterschool of -partij, de voorstanders van vrijhandel. manco, o. It het tekort bij de aflevering van koopwaren. mandaat, o. Fr. bevel, last volmacht postwissel; mandataris, lasthebber, gevolmachügde.mandat imperatief, gebiedende, bindende opdracht mandarijn, Port ieder Chinees staatsbeambte. mandament o. Fr. herdelijke brief of vermaning van een bisschop aan zijn diocesanen. mandoer, Maleisch, opzichter in Ned. C-Ind. manége, vr. Fr. rijschool; listige handelwijze. manifest, o. Fr. openlijke bekendmaking; manifestatie, vr. het openlijk bekend maken, openbaar optreden om indruk te maken; manifesteeren, bekend maken, konddoen, deelnemen aan een manifestatie. manipulatie, vr. Fr. behandeling, aanwending van handgrepen, betasting; manipuleeren, behandelen, omgaan met betasten. manoeuvre, vr. Fr. handeling, besturen van een schip, krljgsoefening, slinksche streek; manoeuvreeren, oefeningen houden, slinksche streken uithalen, maatregelen nemen. manometer, m. werktuig om de drukking te meten in stoomketels, gashouders, enz. mansion-house, Eng. woning v. d. lord-Mayor in Londen. manuaal, o. handboek, klavier, toetsenrij; manus, Lat hand; manu armata of manu militarl, gewapenderhand; in manus proprias, in eigen handen, (d.w.z. voor den geadresseerde persoonlijk). manuscript o. (verkort M.S.) handschrift maquereau, Fr. koppelaar hoerwaard. (vrouwelijk: maquerelle). L . ' , maraboet, (marabout), Arab. vrome Mohamedaansche klul- Marathon, Gr. plaatsje bij Athene (op 7lA KM. afstand); Marathon-loop — wedloop over 7^2 K.M. maraudeur, (marodeur), Fr. plunderaar, trosboefcop marode gaan, uit stelen gaan. marconist It radiotelegraphist (aan boord). marchand tailleur, Fr. kleermaker, die tevens stoffen verkoopt; marchandeeren, loven en bieden. maremmen, vr. It ongezonde, moerassige streken langs de kust van Italië. margaritas ante porcos, Lat (werp geen) paarlen voor zwijnen. marge, vr. Fr. rand, wit (van een bladzijde, enz.), mariage, m. Fr. huwelijk; mariage de raison, huwelijk uit verstandelijke overwegingen, marionet Fr. ledepop, iemand die zich tot alles laat gebruiken, maritiem, Fr. tot de zee behoorend, op zee heerschend. mark, m. Duitsche munt (= 60 cents). nmrketenster, Fr. zoetelaarster (die ververschingen verkoopt aan soldaten). . markeur, (inarqueur), Fr. bediende, die de punten telt w] het biljarten. marmelade, vr. Fr. met suiker verdikt vruchtensap, marokijn, Fr. gekleurd geitenleer, marquant, Fr. in 't oog vallend, uitstekend, marquise, Fr. (letterlijk: markiezen) oprolbaar linnen zonnescherm. Hars, Lat de krijgsgod; een der planeeten. Marseillaise, vr. Fr. het krijcslied der Marseillanen die in 1792 naar Parijs trokken, het lied der Fransche Revolutie (woorden en muziek van Rouget de L'Isle). martiaal, Fr. krijgshaftig, strijdbaar, moedig, martyrologie, vr. Gr. geschiedenis der martelaren. Maryland, tabak uit den gelijknamigen Noord Amerlkaan- scben staat masculinl generis, Lat van het mannelijk geslacht, maskeeren, Fr. bedekken bewimpelen, verbloemen. ffM«M, in de negertaal: meester, massacre, Fr. gruwelijk bloedbad. masseeren, Fr. kneden en wrijven van het lichaam, als geneeskundig of verfrisschend procédé, door een masseur of masseuse, massief, Fr. stevig, vast, dicht niet hol, onbehouden. plomp. mastodon(t), m. Gr. groot voorwereldlijk zoogdier. masturbatie, vr. Gr. zelfbevlekking (= onanie). mastiek, m. Gr. soort gom, die men kauwt om een welriekenden adem te krijgen. masurka, mazurka (Poolsch) Poolsche nationale dans. matador, Sp. stierendooder bij de corrida's} aanzienlijk, gewichtig man, iemand die uitmunt. match, vr. Eng. weddenschap, wedloop, wedstrijd, partij. mater, Lat moeder; mater dolorosa, moeder der smarten "(de H. Maagd); (zie alma); mater famllias, de huismoeder. materiaal, o. materialen, Lat. de ruwe stof tot eenig werk, bouwstof, grondstof, bestanddeelen; materie, vr. Lat stof, grondstof, zaak, onderwerp; stof (als tegenst. van geest); materialist aanhanger van het materialisme, d.w.z. van de leer dat de stof, de materie (d.i. de lichamelijke zelfstandigheid) de eenige en eindoorzaak is van al wat bestaat; materialiseeren, lichamelijke hoedanigheden aannemen; materieel, bijvoeglijk naamwoord: stoffelijk, lichamelijk; zelfstandig naamwoord: voorraad van dingen, die men (bijv. bij de bearbeiding van iets) benut; het geschut van bet leger. mathematicus, m. Gr. wiskundige, wiskunstenaar; mathematika of mathematiek, vr. wiskunde; mathematisch, wiskundig; mathesis, vr. = mathematiek. aiatinée, vr. Fr. ochtendconcert; matineus, vroeg bij de hand, 8 gewoon aan vroeg opstaan. matriculaire bijdragen, die iedere Duitsche bondstaat opbrengt voor de algemeene uitgaven. matrijs, Fr. 1. Moer waarin een spil van een schroef draait; 2. Vorm waarin in de lettergieterij de letter gegoten wordt. matrimonium, o. Lat. echt, huwelijk, huwelijksleven; matrimoniaal, wat op het huwelijk betrekking heeft. matrone, Lat gehuwde vrouw uit den deftigen stand. mausoleum, o. Lat praalgraf. mauvais gp&t Fr. slechte smaak. maxim, m. machine-geweer, mitrailleuse. marimaiil, wat een maximum . (mrv. maxima), d.w.z. degrootste mogelijke hoeveelheid, het hoogst mogelijke bedrag, uitmaakt mpTimo, vr. Fr. grondstelling, maatstaf, richtsnoer. mea culpa, Lat. (het is) mijne schuld mechanica, vr. Gr. de wetenschap van de beweging der lichamen; mechanicus, werktuigkundige; mechanisch, werktuigelijk; mechanisme, bewerktuiging. mediaan (letterlijk: midden-groot) papierformaat (56 X 40 c.M.). medicament o. Lat artsenij, geneesmiddel; bemiddelaarster. medicament, o. Lat artsenij, geneesmiddel; medicinaal, geneeskundig, geneeskrachtig, tot de artsenijen behoorend; medicine doctor, doctor in de medicijnen; medicus, (mrv. medici), geneesheer; medisch, tot de geneeskunde behoorend. medio, Lat. middelen, in het midden van. meditatie, vr. Lat overpeinzing, bespiegeling; mediteer en, bepeinzen, stille gebeden of vrome bespiegelingen houden. medium, o. Lat. het midden, de middenstof, de overbrengende stof, de tusschen-persoon, waardoor, volgens de spiritisten, de geesten met de menschen verkeeren; mediamiek, de hoedanigheid bezittend om als medium op te kunnen treden. Medusahoofd, fig: afgrijselijk, schrikbarend voorwerp, meeting, vr. Eng. (spreek uit mieting); bijeenkomst vergadering. Megera, (fabelleer) helsche furie, boosaardig wijf. melancholie, vr. Gr. zwaarmoedigheid, droefgeestigheid; melancholisch, droefgeestig; melancholicus, droefgeestig mensch. meieeren, Fr. mengen, onderdoen; een gemêleerd gezelschap, waarvan niet alle personen tot den deftigen stand behooren. meliniet, o. Fr. zeer krachtige springstof voor oorlogsdoeleinden. melodie, vr. Gr. zangwijs, wijs, welluidendheid; melodisch, of melodieus, zangerig, zoetklinkend; melodrama, o. oudtijds: drama met muziek begeleiding, nu- populair tooneel- obstetrisch, Lat. wat tot de verloskunde behoort, obstinaat, Pr. hardnekkig; opstandig. obstrueeren, Lat belemmeren, hinderen, hardlijvig maken; obstructie, vr. belemmering, verstopping; obstructie voeren, (parlementaire uitdrukking) het met alle middelen (kabaal ur nlange redevoeringen, enz.) den goeden gang van zaken en het tot stand komen van wetten verhinderen; obstructionisme, o. het obstructie voeren; obstructionist die zulks doet. ocarina, It aarden fluit met 10 toongaten. occasioneel Fr. bij gelegenheid, ter gelegenertijd; occasinal Eng. iemand die zonder vast als reporter (z.a.) aan een blad verbonden te zijn, het een enkele maal een bericht doet toekomen. Occident, o Lat het Westen, het Avondland. occult, Lat. verborgen, geheim; occulte wetenschappen, de magie, de alchemie, de necromantie, enz. occupatie, vr. Fr. bezetting, in bezit neming; bezigheid; werk bedrijf; occupeeren, in bezit nemen; in rechten optreden voor iemand anders; zich occupeeren met, zich bezig of onledig houden met. oceanographie, vr. Gr. wetenschappelijke beschrijving van den Oceaan. ochlocratie, vr. Gr. heerschappij van het gepeupel octaëder, Gr. regelmatig lichaam begrensd door 8 gelijkzijdige driehoeken, octant Gr. astronomisch werktuig. octavo, (verkort 8e). Lat boekformaat (16 bladz. uit een vel). octet, Gr. muziekstuk voor 8 stemmen of instrumenten. octrooi o. Fr. vroeger: machtiging, bewilliging tot een handeling door de regeering verleend; nu; voorrecht, door deregeering toegekend aan uitvinders vennootschappen enz. om met uitsluiting van anderen sommige voorwerpen te vervaardigen, een bepaalden handel te drijven, enz.; oe» trooieer en, octrooi verleenen. oculair, Fr. het oog betreffend; oculeeren, inenten. odalisken, slavinnen van den Turkschen keizer, die niet den rang van sultane hebben. Odd-fellows, mrv. Eng. (lett: rare snaken), naam van een omstreeks 1780 gestichte weldadigheids vereeniging (georganiseert als de vrijmetselaars). ode, vr. Gr. bij de Ouden: ieder gedicht bestemd om op muziek gezet te worden; nu: klein lyrisch gedicht, in gelijke strophen verdeeld; odeon, o. zang en leeszaal odeur, Fr. reukwater. odiosa, mrv. Lat. hatelijke dingen; odium, r. baat vijandschap; odium theologicum, de felle onderlinge haat van godgeleerden; odi profanum vulgus! ik haat bet oningewijde gemeen, het janhagel oeuvre, o. Fr. de gezamelijke voortbrengselen van een kunstenaar. offensief, Fr. aanvallend; het offensief nemen, aanvallen, offerte, 'vr. Lat. aanbod, aanbieden. office, o. Fr. officie, o. Lat. ambt, post, bediening, verplichting, ambtsverrichting, dienstvervulling; het heilig officie = de inquisitie (z.a.); office, Eng. handels-of expeditiekantoor; officiant, de dienstdoende priester; officianten, bedienden, ondergeschikt personeel; officieel, Fr. ambtelijk, van ambtswege, van de regeering uitgaand, authentiek; officieus, zijdelings van de regeering uitgaand, door de regeering geïnspireerd. OM Jack, de Engelsche vlag. oleander, Lat altijd groene heester in Z. Eur. Sierplant. oligarchie, vr. Gr. regeering van enkele voornamen; oligarch, lid van zulk een regeering. olim, Lat. voorheen, vroeger: de dagenvanolim. olla podrida, Sp. pot- pourri, Fr. spijs van allerlei fijn gehakt en sterk gekruid vleesch: pot met allerlei bloemen, kruiden; fig. een allerlei, een mengelmoes, (ook als benaming voor een muziekstuk, uit bekende wijsjes samengesteld). olographisch testament, eigenhandig door den erflater geschreven testament Olympiade, Gr. tijdsruimte van 4 jaar; om de 4 jaar terugkeerend internationaal sporttournooi. ombres chinoises, Fr. Chineesche schimmen. omega, Gr. de laatste letter van het Gr. alphabet (de O). omen, Lat voorteeken; omineus, onheilspellend. omissie, vr. Fr. weglating, verzuim, nalatigheid. omnipotent Lat almachtig, alvermogend; omnivoren, mrv. . allés-etende dieren. onanie, vr. Fr. (= masturbatie), zelfbevlekking, on dit Fr. (letterL men zegt) los gerucht praatje, onduleeren, Fr. watergolven (van het haar); ondulatie, watergolving. onereus, Fr. drukkend, bezwaarlijk. onyx, gesteente (kwarts), rood of zwart gestreept opaal, Lat. melkblauw doorschijnend edelgesteente. opera, Fr. getoonzet, dramatisch gedicht; schouwburg waarin zulke werken gespeeld worden; operatie, vr. chirurgische kunstbewerking; beweging van troepen; handels- of beursonderneming; operateur, geneesheer, die operaties verricht; opereer en, operaties verrichten, troepenbewegingen uitvoeren; operette, klein zangspel. opinie, vr. Fr. opinio, Lat. meening; communis opinio, Lat. door iedereen gedeelde zienswijze. opium, o. Lat. heulsap, gedroogd sap van slaapbollen (een papaverplant uit het Oosten), sterk verdoovingsmiddel. opossum, bont van vleesch etend buideldier uit N. Amerika (buidelrat). «waartoe. Gr verlenging v. e. woord aan het einde. 1g^C*iliï%£. gelijkloopend, evenwijdig;^zelfstmnw. ^elienover-elkaar-plaatsing; een parallel trekken tus- ^J^^^r^,, paralytisch, verlammen. ^XSs maken; paralyticus, lam. verlamd, door een be- ^mflfpïanymph. G, bruidsjonker, geleider van een student die promoveert. VS^^TSI^ of uitgebreidere overzetting pJaTrFr^kerpllf o^erlase,* tafelschuimer. ^kplcopeV; parasiteeren op kosten van anderen leven; parasitisch, woekerend (van planten of insecten). parasleetbf parakleet, Gr. raadgever, trooster, bemiddelaar, parakletisch, troostend, troostrijk. paratonnerie, Fr. bliksemafleider. oarbleu! Fr. te drommel, sapperlootl ... prrcelleer^, Fr. goederen of landerijen verkoopen in kleme gedeelten (parcelles), perceelen. parcours, o. Fr. afgelegde of af te leggen weg. par dépit, Fr. uit spijt. F;.veVg°ffen"; genade, begenadiging; in Bretagne: bedevaart pardon! vergeving! ik vraag excuus! pardonneS wrgeven, kwijtschelden, door de vingers zien pa^enïagX w Fr. (verbasterd tot parmetatie) familie, maag- parSesis, Gr. of parenthese, Fr. tusschenzin, ingelaste zin; ^ntre parenthesis, tusschen twee haakjes. nar «cellence. Fr. bij uitnemendheid. ptr e«mp1e, Fr. bij voorbeeld, ook (als een uitroep van verwondering): verbeeld je, neen, maar! narfa«-an.our, Fr. volmaakt liefde zoete likeur). Z force-jacnt, klop- of drijfjacht, jacht meirakken. na^f^ o Fr. aangename geur, reukwerk; rmrfumerieen, mrv. 'kriekende waren (zeep, poeder, enz.); parfumeere-, welriekend maken. por grace, Fr. bij genade; door gunst. par hasard, Fr. bij toeval; toevallig. Ö S a,^Sfte waarde^CK) percent; dat fonds alle maatschappeüjke en godsdienstige rechten missen; on- rein, uitgeworpene, verstooteling. Parisien, Fr. Parijzenaar. . parisjan, Perz. (letterlijk h e e r der koningen) titel van den Sultan van Turkije. pariteit, vr. Lat gelijkheid, rechtsgelijkheid. parlando, It muziekterm: meer sprekend dan zingend. parlement o. vergadering van volksvertegenwoordigers de volksvertegenwoordiging; in Frankrijk (vóór de Revolutie) hoogste provinciaal gerechtshof; parlementair, tot het parlement behoorend, overeenkomstig de gebruiken van het parlement; fig. hoffelijk; parlementair, zelfst. mrv. onschendbare onderhandelaar in oorlogstijd. parmezaan, It. een in Panna gemaakte kaassoort. Parnassos, (Gr. fabell.) berg der muizen, het gebied der dichtkunst parochie, vr. Lat kerspel, kerkgemeente; parochianen, leden van de kerkgemeente, bewoners van het kerspel. parodie, vr. Fr. boertige omweiking van een ernstig letterkundig werk; parodieeren, een parodie maken op. paroniemen, mrv. Lat stamverwante woorden. parool, paröle, o. Fr. woord, wachtwoord, leus, herkenningswoord; parole d' honneurt (op mijn) eerewoord! parozysme, o. Gr. hoogste graad van hevigheid van eea ziekte en fig. ook van een gevoel of een hartstocht parquet, parket, o. Fr. afgesloten ruimte voor de rechters en advocaten, gelijkvloersche afdeeling in een schouwburg; ir.gelegde vloer; de gezamenlijke rechters met het openbaar ministerie. parterre, o. Fr. gelijkvloersche verdieping, achterste gedeelte van een schouwburgzaal gelijkvloers, het publiek dat zich daar bevindt. partes, mrv. Lat deelen; part es genitales, teeldeelen; p artes posteriores, het zitvlak. participatie, vr. Fr. deelname; het hebben van een aandeel; participieeren, deel nemen, aandeel hebben. particularisme, o. Fr. zelfzucht bijzondere meening; theologisch: de meening der Joden dat zij het uitverkoren volk waren; de leer der bijzondere genade; staatkundig: het streven om de staten van een statenbond hun eigen wetten, enz. te doen behouden; particularist, voorstander van het particularisme; particulier; ambteloos, eenvoudig burger, privaat persoon. partieel, Fr. deelswijze, gedeeltelijk. parti-pris, o. Fr. vooropgezette meening, vooroordeel. partituur, vr. Fr. alle partijen van een muzikale compositie onder elkaar afgedrukt (of geschreven), zoodat de dirigent het geheel gemakkelijk overzien kan. partner, Eng. deelhebber, vennoot; mededanser, medespeler. parturiunt montes nascetur ridiculus mus, Lat. de bergen baren en er wordt een belachelijke muis geboren; fig.: er worden groote verwachtingen gewekt en het resultaat beantwoordt daar lang niet aan. parure, vr. Fr. stel of garnituur van diamanten of andere edelgesteenten. philosoof, Gr. wijsgeer; philosopheeren, over wijsgeerige vraagstukken denken, spreken of schrijven; philosophie, vr. wijsbegeerte, philosophisch, wijsgeerig, kalm, bezadigd. phlegma, o. Fr. koud- of lauwbloedigheid; traagheid, rust. phonetiek, vr. Gr. klankleer; phonetisch, overeenkomstig de klankleer. phonograaf, m. toestel dat klanken (het gesproken woord, zang, muziek, enz.) opteekent en weergeeft; phonogram, o. het door den phonograaf gereproduceerde. phosphorescentie, vr. het in het donkere van zelf licht geven (phosphoresceeren) gelijk phosphor doet. photogravure, (of photo-zincografie), vr. photografisch procédé, waardoor men een in zink geëtst beeld krijgt (het cliché), dat door den druk vermenigvuldigd kan worden. phrase, vr. Fr. spreekwijs, volzin; zinledige, schoonklinkende uitdrukking; phraséologie, vr. de eigenaardige zinsvorming in een bepaalde taal; verzameling van of gebruik van phrases (in de slechte beleekenis). Phrygische muts, de roode muts als vrijheidssymbool. phytloxera, vr. Gr. de druifluis (die de bladeren der druivenboomen doet verdorren). physica, vr. Gr. natuurkunde; physicus, natuurkundige; physiek, physisch, natuurlijk, zinnelijk, lichamelijk, volgens de natuurwetten. physiocratie, vr. leer van cie staathuishoudkundigen, welke de aarde als de eenige bron van rijkdom beschouwen; physiocratisch stelsel, het vóór alles bevorderen van den landbouw; (tegenst: mercantiel-systeem). physio(g)nomie, vr. Gr. gelaatstrekken, uiterlijk voorkomen van dier of plant; physio(g)nomiek, vr. gelaatkunde. physiologie, vr. Gr. wetenschap welke handelt over het leven en over de organische functies waarin het leven ziel» openbaart; physioloog, natuuronderzoeker. pia vota, Lat. vrome wenschen (die toch niet vervuld worden). piano, It zacht; pianissimo, zeer zacht piaster, Spaansche munt (pl.m. ƒ2.50). piazza, vr. It. openbaar plein, markt piccolo, It kleine dwarsfluit; jonge kellner. pickpocket, Eng. zakkenroller; beware of pickpocketsl pas op voor zakkenrollers! pic-nic, m. Fr. maaltijd buiten, waaraan ieder genoodigde zijn aandeel meebrengt of betaalt, pictura, vr. Lat schilderkunst pièce, vr. Fr. stuk, geldstuk, vertrek; pièce de résistance, hoofdschotel, voornaamste artikel.. pied-a-terre, m. Fr. optrekje, buitenhuisje, pierrot Fr. hansworst. piëteit Fr. vroomheid, vrome liefde; piëtist, overdreven vrome; piëtisme, o. godsdienstige richting, die de vroom- held als hoofdzaak beschouwd; kerkgenootschap in die richting; ziekelijke vrome dweperij, pikant, Fr. stekend, prikkelend, bijtend, satirisch, geestig, erotisch. pikeur, Fr. voorrijder, paardenatrichter. pikol, o. Indisch gewicht (60 kilo). pilaster, m. Fr. vierkante of veelkantige zuil. pinacotheek, vr. Gr. schilderijenverzameling. pince-nez, m. Fr. neusknljper, lorgnet. pincher, Eng. soort van gladharige Engelsche hond. pinxit, Lat hij heeft het geschilderd. pionier, naam der kolonisten in het verre Westen; fig. baanbreker. piraat, m. Fr. zeerooven piraterie, vr. zeerooverlj. piramide of pyramide, vr. Gr. Egyptisch vier- of meerzijdig spits toeloopend gebouw; (wiskunde); spitszuil; piramidaal, in den vorm van een piramide; fig. verbazingwekkend door grootte of belangrijkheid. pirouette, vr. Fr. draai, wending (in de dans- en rijkunst); pirouetteeren, zwenken, in een kring ronddraaien. pis aller, Fr. het ergste wat gebeuren kan; het laatste hulpmiddel; an pis aller, als 't ergste gebeurt piscicultuur, vr. kunstmatige vischteelt; piscine, vr. vischvijven zwembassin. pistole, vr. Fr. gedeelte van een gevangenis, bewoond door die gevangenen, welke op eigen kosten bediend worden (a la pistole zitten). piston, m. Fr. zuiger, pompstok, luchtklepje. pitch-pine, Eng. Amerikaansch vurenhout pittoresque, Fr. schilderachtig. place, vr. Fr. plaats, plein; place d'armes, exercitieterrein, placenta, vr. Lat moederkoek, nageboorte, placer, o. Eng. plaats waar goud gedolven wordt plagiaat o. Lat letterdieverij; naschrijverij; plagiaris, die iets onder zijn naam uitgeeft doch er de schrijver niet van is. plaid, m. Eng. omslagdoek der Bergschotten, reisdeken, plainte, vr. Fr. klacht (bij de justitie), plaisanterie a part, Fr. scherts ter zijde, alle gekheid op een stokje. planche, vr. Fr. metalen plaat kopergravure. planetarium, o. Lat machinerie om den loop der planeten aanschouwelijk voor te stellen. planimetrie, vr. Lat vlakke meetkunde. planteur, Fr. planter, bezitter van een plantage (di. een terrein in Indië waarop koffie, tabak, thee, indigo, e.d. verbouwd worden). plastiek, vr. Gr. boetseerkunst; plastisch, wat betrekking heeft op het weergeven der lichaamlijke vormen; fig. duidelijk, bijna tastbaar. plastron, o. Fr. borststuk, borstbeveiliging van schermers. ■lat dn jour, o. Fr. gerecht van den dag, een of meer schotels die in een res'aurant 's morgens voor een vasten prijs verkrijgbaar zijn; plat dn soir, avond-maaltijd tegen vasten prijs. plateau, o. Fr. bergvlakte. platvorm, o. Fr. plat dak, verhoogde tribune voor een redenaar fig. het programma waarmee een candidaat de stemmen der kiezers zoekt te verkrijgen. platina, o. Sp. grijswit metaal, zwaarste en minst veranderlijke der metalen. platonisch, wat overeenkomt met Plato's wijsbegeerte; platonische liefde, liefde die 1-oven zinnelijkheid verheven is, de platonische republiek, de volmaakte staatsregeling, gelijk Plato ontwierp. plaudite, cives! Lat. Juicht toe, burgers! plausibel, Fr. wat toegejuicht kan worden; aannemelijk; geloofwaardig, plausibiliteit, vr. aannemelijkheid. play, Eng. spel. (zie op fair). plebejer, Lat. m. burger in Rome, die niet tot de senatoren of ridders behoorde (tegenst.: patriciër), gemeene man,, burgerman (in minachtende beteekenis);plebejisch, niet-patricisch; burgelijk, tot het gros van het volk behoorend; plebisciet, o. volksstemming met Ja of neen. plein-pouvoir, Fr. pleinipotentie, vr. Lat volmacht; plenipotentionaris, gevolmachtigd gezant of minister. plenty, Eng. volop, overvloedig. pleonasme, o. Gr. overtolligheid In het aanwenden van woorden: oude grijsaard, bijv. pleurésie, Fr. of pleuros, Gr. of pleuris, borstvliesontsteking. plissé, o. Fr. geplooid oplef.sel van vrouwenkleeren; plisseo» ren, plooien, plooien maken. plombeeren, Fr. met lood verzegelen; met lood of een ander metaal (goud) opvullen van landen. plumeau, m. Fr. licht veeren dekbed; veeren stoffer. plumpudding, m. Ena. pudding met pruimen of rozijnen. pluralis majestaticus, m. Lat. de meervoudsvorm, waarvan vorsten zich in staatsstukken bedienen. plus, zelfst nmw. Lat. overschot te veel; plus minus, (-=), ongeveer. plutocratie, vr. heerschappij van het geld, van de rijken. Plutus, Gr. (fabelleer), de God van het geld. pluviöse, vr. Fr. regenmaand, 5de maand van den republi- keinschen kalender (20 Jan.-19 Febr.). pneumatisch, Fr. wat behoort tot of In verband staat met de- pneumatiek, (de leer vai de beweging der lucht), wal het ad?men betreft; pneumonie, vr. longontsteking, podagra, o. Gr. jicht in den voet pootje; podagrist Mjder aan podagra, podium, o. Lat. optred; verhevenheid, die als platvorm dient poëet Fr. dichter; poëtisch, dichterlijk; poëem, o. dichtstuk? privilegie, o. Fr. voorrecht, keur, verlofbrief: privflegiëeren, bevoorrechten, privilegies verleenen. prix, m. Fr. prijs: a priz fixe, tot vasten prijs; & tout prix, tot lederen prijs. pro et contra, Lat. het vóór en tegen; pro aris et fods, voor altaren en haardsteden, voor godsdienst en vaderland; pro Deo, voor God, om Godswil, gratis; pro forma, voor den vorm, voor de leus; pro patria, voor het vaderland. probatum est, Lat. het is beproefd (en goed bevonden). probleem, vr. Fr. problema, Lat. op te lossen stelling of vraagstuk, vraagstuk, raadsel; problematisch of problematiek, twijfelachtig, onuitgemaakt. procédé, o. Fr. wijze, waarop men andere menschen behandelt; methode, die men volgt om een of ander te doen; werkmanier, procedeeren, een proces voeren; procedure, vr. rechtsgeding; rechtspleging; proces, o. rechtsgeding; wijze waarop iets toegaat (chemisch proces, bijv.); processie, vr. plechtige optocht; procesverbaal, o. schriftelijk relaas van een wetsovertreding, een duel, enz. procent = percent, (%) ten honderd. proclamatie, vr. Fr. openlijke bekendmaking van overheidswege: de inhoud ervan; proclameeren, afkondigen, bekend maken, uitroepen. procreatie, vr. Lat. voortteling. procuratie, vr. Fr. volmacht; procuratie-houder, gevolmachtigde; procureur, Fr. advocaat die in een burgerlijk geding een der beide partijen vertegenwoordigt. produceeren, Lat. voortbrengen, vervaardigen, bijbrengen: product, o. voortbrengsel; productie, vr. voortbrenging; producent, voortbrenger (tegenst.: consument, verbruiker); productief, veel voort- of opbrengend; productiviteit, vr. vruchtbaarheid; winstgevendheid. profaan, Fr. oningewijd, ongewijd, onheilig; heiligschennend, niet-bijbelsch; profanatie, vr. heiligschennis, ontheiliging: profaneeren, ontheiligen, ontwijden. professeur, Fr. (= professor Lat.) noemt men in Frankrijk iedereen, die zijn kost verdiend door wetenschap, kunst of zelfs kunstvaardigheid te onderwijzen of te beoefenen, een beroepsbillardspeler is een professeur de billard, een dansmeester it professeur de danse, enz.: professor, hoogleeraar; professoraal, tot het hoogleraarsambt behoorend: geleerd, deftig, pedant; professoraat, o. hoogleeraarsambt. professional, Eng. beroeps-sportsman (tegenst.: amateur . professie, vr. Fr. beroep, ambacht, belijdenis, kloosterbelofte. proficiat! Lat. wel bekome het U! geluk er mee! profiel, o. Fr. iemands gelaatstrekken van terzijde gezien, doorsnede; en profil, van terzijde; (tegenst.: en face). profusie, vr. Fr. overvloed, overdaad. progenituur, vr. Fr. nakomelingschap. progressie, vr. Fr. voortgang, trapsgewijze toename; progres- sief, trapsgewijze opklimmend; progressieve belasting, die zwaarder drukt naarmate het belastbaar inkomen of vermogen is; progressist, voorstander van den vooruitgang (progrès). progymnasium, onderwijsinrichting met 4-jarigen cursus, gelijkstaande met de 4 laagste klassen van een gymnasium. project, o.'Fr. ontwerp, pkn, oogmerk; projecteeren, ontwerpen, plannen maken; projectie, vr. schets, kaartteekening, uitstraling, worp; projectiel, o. ieder voorwerp, dat door eenig werktuig voortgeworpen wordt; alles waarmede men werpt. proletariaat, o. Lat de gezamenlijke proletariërs, d.w.z. de lieden, die niets bezitten dan hun proles, hun kroost; de niet-bezitters. degenen, die afhankelijk zijn van hun arbeid. prologus, proloog, m. Lat inleidingsrede, voorspel. prolongatie, vr. Fr. termijnverlenging, betalingsuitstel; effecten in prolongatie geven, ze beleenen, ze als borgstelling geven om later weer irr te lossen; prolongeer en (van wissels) uitstel van betaling geven. pro memorie (pro mem.), Lat ter herinnering; uitdrukking, die men achter een post op een rekening zet om te kennen te geven dat het bedrag later vastgesteld zal worden. promenade, vr. Fr. wandeling, wandelplaats; promenade militaire, oefeningstocht; promeneeren, wandelen. promesse, vr. Fr. schuldbekentenis inhoudende belofte om op een bepaalde datum te betalen. pro mille, per duizend. promotie, vr. Lat. bevordering (in het bijzonder tot een academischen graad; promotor, professor, die de promotie uitspreekt in de wereld der financiën: iemand, die er zijn werk van maakt maatschappijen op te richten; voornaamste verzorger van een zaak; promoveer en, bevordering maken, een academischen graad krijgen. prononceeren, Fr. uitdrukken, uitspreken; geprononceerde gelaatstrekken, sterk sprekende trekken. prouundamento, o. in Spanje, Portugal. Zuid- en MiddenAmerika: openlijke verklaring van opstand tegen de regeering, ook: de opstand zelf. propa(e)deutisch f, voorbereidend examen, dat aan de hoogere academische examens voorafgaat Propaganda, vr. Lat (voluit congregatio de propaganda fides) door de pausen ingestelde raad ter verbreiding van het geloof; propaganda, wat gedaan wordt om een geloof of een overtuiging te verbreiden; propagandist, die propaganda maakt; propageeren, verbreiden, voortplanten. prophylactisch, Lat voorbehoedend, voorkomend, afwerend. proponeer en, Lat. voorstellen, voorslaan; proponent voorstdlen protestantsch geestelijke, die nog geen predikantsplaats heeft . . proportie, vr. Fr. evenredigheid, verhouding; proportioneel, evenredig, gelijkmatig; goed geproportioneerd, wel gebouwd, welgemaakt. propositie, vr. Fr. voorstel, voorslag, aanbod. propria manu, Lat. eigenhandig; proprio motu, uit eigen beweging. pro rata, Lat. naar verhouding, elk naar zijn aandeel. proseliet, Gr. nieuw bekeerde (op godsdienst gebied). prosit! Lat wel bekome het u! op uw gezondheid! prospect, o. Lat. aan- of uitzicht vergezicht, uitwendige voorstelling (opstand) van een gebouw; prospecteeren, een terrein onderzoeken of het delfstoffen bevat; prospectus, o. aankondiging van een boek, van een onderneming met opgave van bijzonderheden betreffende inhoud, doel, uitvoering, enz. prostitueer en (zich), Fr. zich aan ontucht prijsgeven, veil zijn; prostituee, vr. publieke vrouw, prostitutie, vr. ontucht. protectie, vr. Fr. bescherming, begunstiging; protectionisme, o. het beschermen van inlandschen handel en nijverheid dcor invoerrechten, enz.; protectionist, voorstander van dit stelsel; protector, Lat beschermheer (titel van Cromwell); protectoraat beschermheerschap; gebied dat onder bescherming staat van (d.w.z. onderworpen is, met een schijn van eigen regeering, aan) eenige mogendheid; protégé, Fr. beschemeling, gunsteling; protegeeren, beschermen, begunstigen. protest o. Lat. tegenspraak, verzet; acte (van een deurwaarder) om een weigering te constateeren; protesteeren, zich verzetten, betuigen, een acte van weigering laten opmaken; protestatie, vr. betuiging, het protesteeren. protocol, o. Fr. relaas door een bevoegd ambtenaar opgemaakt; proces-verbaal van een diplomatieke conferentie; het'ceremonieel gebruikelijk bij diplomatische aangelegenheden, de ontvangst van vorsten, enz. prototype, o. Gr. oorspronkelijk model; eerste voorbeeld, eerste afdruk. protozoën, mrv. Gr. afdeeling van het dierenrijk, welke de kleinste vormen omvat op de grens van planten- en dierenrijk. protuberantie, vr. Fr. uitwas, uitstekend gedeelte. prouesse, vr. Fr. daad van moed heldendaad (ook ironisch). prouveeren, Fr. pleiten: dat prouveert voor hem. proveniershuis, gesticht voor proveniers, d.i. voor degenen, die zich voor een zekere som levenslang verblijf en onderhoud in dat gesticht gekocht hebben. provenu, o. Fr. opbrengst, winst. proviand, vr. It mondvoorraad, levensmiddelen; proviandeeren, zie approviandeeren. providentie, vr. Fr. voorzienigheid, voorzorg; providentieel, door de voorzienigheid beschikt wat een wondere uit- provinciaal, Fr. bijv. nmw. gewestelijk; zelfst. runw. plattelandbewoner; overste der kloosters van eenzelfde orde in een provincie; provincialisme, woord dat alleen in een bepaalde provincie gebruikt wordt; (bekrompen) geest, die niet verder reikt dan de belangen der eigen geest provisie, vr. Fr. voorraad (levensbehoeften), loon voor makelaars, enz. (meest precentsgewijs berekend); provisioneel, bij voorraad, voorloopig. , provisor, Lat opziener, bevoegd beheerder van een apotheek. provocatie, vr. Fr. uittarting, uitdaging; provoceeren, uittar- JZSUS.*Sg£kn. riet-dichterlijke stijl, prozaïsch, prudtdtvr^go^dunken. beleid, wijs inzicht; voor- zichtigheid. nruderie. vr. Fr. preutschheid, nuffigheid. prudCnune, Fr. (rechtschapen'man), lid van een ..kamer ^an arbeid", (conseil de prudTiommes) in Frankrijk, .palterion, o. Gr. oud snarernnstrument; psalmboek pseudo, Gr. valsch. zoogenaamd; pseudoniem, o. onder een valschen naam of ongenoemd schrijvend; pseudonimiteit, vr. verborgenheid onder een valschen naam. psyche, vr. Gr. de ziel (zinnebeeldig voorgesteld door een vlinder); groote toiletspiegel; psychiater, geneesheerjvoor zielsziekten; psychiologie, vr. zielkunde; psychiologisch oogenblik, het meest gunstige oogenblik; psychioloog, zielkundige, beoefenaar der psychiologie. ptomaïne, vr. giftig bestanddeel in rottend vleesch, lijkengit, puberteit vr. Lat. manbaarheid, huwbaarheid, publicatie, vr. Fr. bekendmaking, afkondiging, uitgave;, pubHceeren, bekend maken, uitgeven; public», dagbladschrijver; publiciteit, vr. bekendheid, ruchtbaarheid, oud, o. Russ. gewicht van 6 kilo. pudiek, Fr. schaamachtig, kuisch. puissant Fr. machtig; p u i s s a n t r i) k, schatrijk. Pullman-car, Amerikaansch salonrijtuig (zoo genaamd naar Pullman, eigenaar van groote constructie-werkplaatsen). pulver, o. Ut. poeder, buskruit; pulverisatie, vr. Lat. het tot poeder malen; pulveriseeren, tot poeder vermalen, punaise, vr. Fr. koperen stiftje met platten kop, wandluis. Punch, de hansworst in het Engelsche poppenspel, naam van een Eng. satirisch tijdschrift punchbowl, Eng. ponskom. punctum! Lat klaar! afgedaan! punctualiteit, vr. nauwkeurigheid, stiptheid; punctuatie, vr. het plaatsen der leesteekens; punctueel, stipt, nauwgezet pupL, Fr. pleegzoon, kostleerling; oogappel. met alleen uitspringende hoeken; gemaskerd bal. redres, o. Fr. herstel, het weer goed maken (van een verongelijking). leduceeren, Fr. verminderen, herleiden; reductie, vr. vermindering, verkleining, herleiding. reduit, Fr. toevluchtsoord; schuilhoek. reëel, Fr. werkelijk, wezenlijk, solide. reëxpeditie, vr. Fr. verdere doorzending. refectorium, o. Fr. eetzaal in een klooster of andere groote inrichting. referaat, o. verslag, bericht; referent, verslag- of berichtgever, recensent; referentie, inlichting; referendaris, hoofdambtenaar aan een departement, in rang volgend op den directeur-generaal; zich refereer en aan, verwijzen naar; onder referte aan, met verwijzing naar. reflecteeren, Fr. weerkaatsen, weerspiegelen; acht slaan op, ■» schrijven op een advertentie; reflectant, die op een advertentie schrijft; reflectie of reflextie, vr. weerkaatsing, weerschijn, overdenking; reflector, m. lichtscherm; reflex-beweging, onwillekeurige beweging, veroorzaakt door een uitwendigen prikkel. . , reformatie, vr. Fr. hervorming; reformator, hervormer; reformeeren, hervormen, verbeteren. reform(e), naam waarmede men een verbeterde vrouwenkleeding aanduidt, waarbij al wat knelt en snoert vermeden is. ... i_- Réfugié, Fr. in de 17e eeuw uit zijn vaderland uitgeweken protestantsch Franschman. refuseeren, Fr. weigeren. > regaal, o. = voxhumana, (z.a.); koiiinklijk voorrecht; hoog heidsrecht, (mrv. regalia); regaleeren, onthalen, regardeeren, Fr. aanzien, betrekking hebben op, aangaan, regatta, vr. It roei- en zeilwedstrijd. regeneratie, vr. Fr. wedergeboorte, het omvormen; regenereeren, weder telen of voortbrengen, ver- of omvormen. reaent, Fr. rijksbestuurder (bij ontstentenis van een vorst), ' bestuurder van een liefdadigheidsgesticht vr. regentes(se). regie, vr. Fr. rekenplichtig beheer, administratie van indirecte belastingen, van staatsmonopolies, het werk van den regisseur, (z.a.) van een schouwburg. regime, o. Fr. leef- of eetregel, staatsinrichting, zie ancien. regisseur, Fr. rekenplichtig beheerder, beambte in een schouwburg, die het toezicht heeft op den goeden gang van zaken bij het spel. . c£j , registratie, vr. Fr. het inschrijven van acten in een officlëel register; registreeren, inschrijven in een wettelijk register. reglementair, Fr. wat het reglement betreft; conform het reglement regnum, Lat. het rijk; regnum naturae, rijk der natuur, regressief, Fr. teruggaand, terugwerkend. regulier, Fr. regelmatig, geregeld; reguliere geestelijken,' die tot een orde behooren; regulariseer en, regelen; regulariteit, regelmatigheid; regulateur of regulator, regelaar, onrust, slinger, slinger-uurwerk. rehabilitatie, vr. Fr. eerherstel (inz. van gefailleerden); rehabiliteeren, in eer en goeden naam herstellen. reïntegreeren, Fr. iemand herstellen in bezit of waardigheid, waarvan hij te vor?n beroofd was. relais, Fr. pleisterplaats; poststation. relatie, vr. Fr. verhaal, bericht, verslag; betrekking, gemeenschap, verkeer; relatie», mrv. (invloedrijke) kennissen; relatief, betrekkelijk. releveer en, Fr. ontheffen, verlichten; iets doen uitkomen. reliët, o. Fr. verhevenheid, uitstek; verheven beeldhouwwerk; en reliëf, verheven; zie bas en haut. religie, vr. Fr. godsdienst, geloofsleer, godsvrucht, belijdenis; religieus, godsdienstig, vroom, nauwgezet; religieuse, non. reliquïe, vr. of reliek, Fr. gedeelte van het lichaam van een heilige, voorwerp dat hem toebehoord , of tot zijn terdoodbrenging gediend heeft, overblijfsel. rembours of remboursement, Fr. terugbetaling, bedrag dat men betaalt bij 't in ontvangst nemen van een pakje ter betaling van den inhoud; rembourseer en, terugbetalen (inz. van voorschotten). remedie, vr. Fr. hulp- of geneesmiddel. rememoreeren, Fr. weder in de herinnering brengen. remise, vr. Fr. overgemaakt bedrag. remissie, vr. Fr. korting, afslag, vermindering (van straftijd), opheffing van een verbod. remiteeren, overmaken, terugzenden, verminderen. remonstrantie, vr. Fr. tegenvoorstelling; Remonstranten, leden van het hervormde kerkgenootschap welke in 1610 een remonstrantie indienden bij de Staten van Holland; remonstreeren, tegenwerpingen maken.. remonte (paarden), paarden, bestemd om het te kort aan legerpaarden aan te vullen; remonte-commissie, vr. commissie belast met den aankoop der remonte. remplacant, Fr. plaatsvervanger. remuneratie, vr. Fr. belooning, betaling (voor bewezen diensten); remunereeren, vergelden, beloonen. renaissance, vr. Fr. wedergeboorte; de Renaissance, de verlevendiging van letteren, kunsten en wetenschappen in de 15e en 16e eeuw, o.m. door den invloed van de weer in eer herstelde studie der Oude beschaving; stijl der kunstvoortbrengselen uit dat tijdperk. renard trein, trein getrokken door auto (zonder rails). rendeeren, Fr. winst opleveren. rendez-vous, o. Fr. afgesproken plaats om samen te komen, de afspraak zelf; rendez-vous-huis, huis, waar gelegenheid wordt geboden tot ontucht. renegaat, Fr. die het Christelijk geloof opgeeft voor een ander, inz. voor het Mohammedaansche; fig. die zijn politieke overtuiging verloochent, renommee, vr. Fr. faam, naam, roem; gerenommeerd, be- renonce, Fr. 't missen van een kleur in het kaartspel waardoor mag worden ingetroefd. renovatie, Fr. vernieuwing, herstelling; tweede aanmaning ter betaling van achterstallige belasting. rentabiliteit, vr. Fr. (van een onderneming bijv.) het vermogen om rente af te werpen, winst te doen behalen. rente viagère, Fr. lijfrente. - , renvoi of renvooi, o. Fr. verwijzing, inlassching van een ot meer woorden in een acte. reorganisatie, vr. Fr. het opnieuw inrichten (reorganiseeren). repartitie, vr. Fr. verdeeling, omslag. repasseeren, Fr. doorloopen, vluchtig doorzien, nazien en kleine verbeteringen aanbrengen, repercussie, vr. Fr. terugstoot, afkaatslng (van licht, ge- répertofreT'o. Fr. repertorium, o. Lat. ^verzicht, waarin de stof zóó gerangschikt Is dat ze gemakkelijk te overzien is. naamlijst der stukken, welke gewoonlijk door een troep gespeeld worden; repeteeren, herhalen; repetitie, vr. herhaling, oefening; repetitor, Lat. leermeester. welke de lessen van een hoogleeraar met een student herhaalt, hem africht voor het examen. . repllceeren, Lat. antwoorden, er tegen in brengen; repliek, vr. Fr. tegenantwoord, wederlegging van het voorat ge- repolrtag^vr. Eng. het werk van den reporter, d.1.: den berichtgever voor couranten.. ... ,, , repos aflleursl Fr. elders (d.i.: hiernamaals) de rust! (devies vtn Marhix van St.-Aldegonde). représailles, vr. mrv. Fr. het kwaad dat men een vijand doet om zich schadeloos te stellen voor een nadeel dat hij ons berokkend heeft, weerwraak. representant, Fr. vertegenwoordiger; representatie, vr. vertegenwoordiging; representatief, vertegenwoordigend; het representatief stelsel, het stelsel van volksvertegenwoordiging; representeeren, vertegenwoordigen, voorstellen, vertoonen, voordoen. repressief, Fr. beteugelend. reprimande, vr. Fr. berisping, scherp verwijt. reprise, vr. Fr. herhaling, vernieuwde opvoering. reproche, Fr. verwijd; sans peur et sans reproche, zonder vrees of blaam. ..„. reproduceeren, Fr. voorttelen, weder-aangroeien, weergeven, reproductie, vr, weergave, voortteling. reprouveeren, Fr. veroordeelen, verwerpen, afkeuren. reptielen, o. mrv. Lat kruipende dieren, amphibiën; fig. lage karakters. republiek, vr. Lat. gemeenebest vrije staat, staat, waar geen erfelijk vorst, doch een gekozen president aan 't hoofd staat republikein, burger of aanhanger van een republiek; republikeinsch, wat tot een republiek behoort. repudiëeren, Fr. verwerpen, verstooten, van de hand wijzen. reputatie, vr. Fr. faam, goede naam, eer. request, o. Fr. verzoek; requestreeren, een request indienen; requestrant(e), hij (zij), die een request indient requiem, o. Lat. gezongen mis voor de zielsrust van overledenen (R.K. kerk). requiescat in pacel Lat hij (zij) ruste In vrede! (afgekort R. I. P.). , . requireeren, Fr. verlangen, vorderen, eischen, onderzoeken; requisieten, allerlei voorwerpen, die onmisbaar zijn bij de opvoering van een tooneelstuk; requisitie, vr. opeisching. verlangen, uitschrijving van gedwongen leveringen; requisitoir, o. eisch van het Openbaar Ministerie. res, Lat. zaak; res publica, openbare zaak, openbaar belang (=republiek). rescontre, vr. af-, verrekening enz. (in den effektenhandel; rescontre-dag, de daarvoor bestemde dag. rescript o. Lat. schriftelijk antwoord op een schriftelijke vraag; pauselijke beschikking over een theologische vraag; vorstelijk kabinetschrijven. reserve, vr. Fr. alles wat achtergehouden wordt om eerst onder bijzondere omstandigheden gebruikt te worden, troepen, geldsommen, enz.; ook figuurlijk: voorbehoud; reserveeren, in reserve houden, voorbehouden; een gereserveerde houding aannemen, terughoudend zijn; reservist dienstplichtige, die tot de landweer of landstorm behoort; reservoir, vergaderbak, bewaarplaats. resideeren, Fr. wonen (van een vorst of een notaris); resident, zaakgelastigde eener regeering in het buitenland, hoofd van een gewest in Oost-Indië; residentie, vr. verblijfof woonplaats (inzonderheid van een vorst), gewest in Oost-Indië. residu, Fr. overblijfsel; bezinksel. resigneeren (zich), Fr. afstand doen, zich nederleggen, berusten in zijn lot; resignatie, vr. berusting. resiliëeren, Fr. terugtreden, opheffen, te niet doen van een contract „ resolutie, vr. Fr. besluit, vastberadenheid, voorstel (in een vergadering); resoluut vastberaden, onverschrokken. respect o. Fr. eerbied, respectabel, eerbied- of achtenswaardig; respectabiliteit, achtenswaardigheid; respecteeren, eerbiedigen, hoogachten, ontzien. U respectief, bijv.; respectievelijk, bijv. nmw. betrekkelijk, wederkeerig, onderling, wederzijds (ch), ieder voor zich. respirator, m. Lat werktuigje om de ademhalingsorganen te beschermen (tegen koude, enz.). respondeeren, Fr. antwoorde 1, borg blijven. ressort, o. Fr. gebied, rechtsgebied, uitgestrektheid eener bevoegdheid, vakgebied, werkkring; ressorteeren, tot een ressort behooren. ressource, vr. Fr. hulp, toevlucht hulpbron, bestaansmiddel, restant, o. Fr. overschot restaureeren, Fr. herstellen, versterken, verkwikken; restaurateur, houder van een restaurant; restauratie, vr. herstelling, wederoprichting; restaurant de Restauratie, het herstel der Bourbons op den troon van Frankrijk (1815—1830). restitueeren, Fr. teruggeven, terugbetaling; restitutie, vr. teruggave, terugbetaald bedrag, vergoeding. restrictie, vr. Fr. beperking, voorbehoud; restrictio mentalia voorbehoud dat men bij zichzelf maakt bij 't afleggen van gelofte of eed en waardoor men meent deze krachteloos te maken; restrictief, beperkend. resultaat o. Fr. gevolg, uitslag, vrucht résumé, o. Fr. samenvatting, beknopt overzicht, korte inhoud; resumé er en, samenvatten, in 't kort herhalen. retablisseeren, Fr. herstellen, weer oprichten. réticule, vr. Fr. werk- of naalzakje. retina, vr. Lat. netvlies. retirade, vr. Fr. terugtocht vlucht toevluchtsoord, bestekamer; retireeren, terugtrekken, afdeinzen; retiro, Sp. plaats, waar men zich terugtrekt; stille, afgelegen plaats; boen retiro, Sp. (goede afzondering) naam van vele villa's. retort, vr. Fr. kromhals, kolf helm (bij het distilleeren). retoucheeren, Fr. overwerken, de laatste hand aan iets leggen, (inzonderheid aan negatieven van photographieèn); retoucheur, photograaf met de retouche, de afwerking der negatieven, belast. retour, Fr. terug; terugkeer; retourneer en, terug zenden. retraite, vr. Fr. terugtocht; wijkplaats; het zich van de 'wereld: terugtrekken. retrancheeren, Fr. verschansen; retranchement, verschansing, retribueeren, Fr. salaris of belooning (retributie, vr.) geven, retro satanas! Lat. terug (van mij), satan! retrogradeeren, Fr. achterwaarts gaan (ook fig.). reünie, vr. Fr. hereeniglng; gezellige bijeenkomst (van oudgedienden, oud-studenten, enz.), reusseeren, Fr. slagen. revaccinatie, vr. Fr. genoegdoening, wraak, vergelding; nieuwe partij om het verlies der eerste te herstellen. réveil(le), vr. Fr. ochtendsignaal bij de soldaten; herleving (inzonderheid op godsdienstig gebied), revenons a nps moutons! Fr. laat ons tot onze schapen (ons eerste onderwerp van gesprek) terugkeerenl revenu, o. Fr. inkomen; revenuen, inkomsten, leverend, Eng. eerwaarde. leverende, vr. Fr. ontzag, eerbied, eerbetuiging; nijging, bui9*ng. rêverie, vr. Fr. droomerij, mijmering, gepeins. revers, m. Fr. keerzijde; opslag, omslag; fig. tegenspoed. review, Eng. tijdschrift, maandblad, recensie, aankondiging (= revue, Fr.); reviewer, recensent revindicatie, vr. Fr. terugvordering, tegenelsch. revisie, vr. Fr. herziening (van een vonnis); tweede drukproef. revival, o. Eng. plotseling herleving van den godsdienst m een bepaald gebied (gelijk in 1906 In Wales). ■evocatie, vr. Fr. her- en terugroeping, Intrekking. revolteeren, Fr. in opstand brengen of komen; revolutie, vr. omwenteling (inzonderheid" staatsomwenteling), algeheele verandeiing of vervorming; omwenteling van een ster om een ander hemellichaam; revolutionair, omwentelingsgezind; revolutioneeren, een omwenteling teweeg brengen (in). sevue, vr. Fr. wapenschouwing, monstering, overzicht, naam van vele maandschriften; de revue passeeren, gemonsterd, nauwkeurig bezien worden. sex, Lat. koning. rex de chaussée, m. Fr. benedenste of gelijkvloersche verdieping. rhachitis, zie rachitis. _ rhapsoden, Gr. „samenvoegen van gezangen", rondtrekkende zangers bij de oude Grieken; rhapsodie, vr. mengelwerk, uit verschillende fragmenten bijeengebracht geheel (inz. als muziekterm). dietor, Gr. redenaar, leeraar in de welsprekendheid; rhetoriek of rhetorica, vr. welsprekendheid; rhetorisch, redekunstig. sheumatiek, vr. Gr. zinking, ziekte welke gekenmerkt wordt sloor een pijnlijke strooming in de gewrichten, de spieren, enz.; rheumatisch, met rheumatiek behept rhinoceros, m. Gr. neushoorndier. rhododendron of rhododendrum, m. Gr. alpen- of bergroos. rhytmisch, Fr. wat tot het rhytme behoort, waar rhytm u s In is; rhutmus o. of rhytme, Gr. symmetrische rangschikking en regelmatige afwisseling van sterk en zwak betoonde klanken In een versregel of muzikale phrase, enz. ricinus-olie, vr. wonder-olle. ricochetteeren, Fr. het weder opspringen en zijn baan vervolgen van een projectiel, wanneer het den grond of het wateroppervlak raakt. rideau, m. Fr. voorhang, gordijn; (aan 't eind van een tooneelstuk:) het scherm valt. ridicuul, Fr. belachelijk. rifleman, Eng. scherpschutter. rigiditeit, vr. Fr. onbuigzaamheid, onverbiddelijkheid. rigorist, Fr. persoon, die de strengheid zijner beginselen overdrijftt rigorisme, uiterst strenge zedeleer; rigoreus, streng, onbarmhartig; rigeur, vr. strengheid, hardheid; de rigueur zijn, beslist vereischt worden; a la rigueur, in 't ergste geval. ring, m. Eng. soort van kartelt, vereeniging van industriëelen, die niet alleen een z.g. pool vormen, dl. hun grondstoffen gezamenlijk inkoopen om hun leveranciers in hun macht te krijgen, doch ook gezamenlijk niet aangesloten concurrenten dood-concurreeren. rio, m. Sp. rivier. risposteeren, Fr. snel en treffend antwoorden, dadelijk hervatten. riscant of risquant, Fr. gewaagd, gevaarlijk; rlsqueeren, wagen, de kans beloopen; risico, o. It. het gevaar (inz. dat van schepen om te vergaan); het gevaar, waarvoor geassureerd is; waagstuk. rituaal, o. Lat. in het algemeen elk voorschrift volgens hetwelk plechtige handelingen worden ingericht; (speciaal:) de inrichting van kerkelijke diensten; ritueel, tot het kerkgebruik behoorend; ritus, m. kerkgebruik, wijze van eeredienst rivaliseeren, Fr. wedijveren. river, Eng. rivier; Riviera, vr. It oever- of kustland, speciaal een streek langs de Middellandsche Zee; rrvière, vr. Fr. rivier; halssnoer van diamanten. roastbeef, Eng. geroosterd rundvleesch. robe de chambre, Fr. — chambercloack, Eng. z.a. robuust Fr. sterk, krachtig. rocking-chair, Eng. schommelstoel. rococo (stijl), Fr. naam welke gegeven is aan den stijl uit den tijd van Lodewijk XV en 't begin van dien van Lodewijk XVI (1ste helft van de 18de eeuw). roebel, m. Russ. munt van ƒ1.90; de papleren roebel geldt even daarvan. regatoire commissie, rechterlijke commissie, welke elders een onderzoek gaat instellen. Romaaasch, afstammend van de Latijnen; romance, vr. Fr. zangsi ukje over eenig teeder of treffend onderwerp; romsader, romanschrijvt-r; romancière, romanschrijfster; romasnesk, fabelachtig, wat aan een roman ontleend schijnt; hartstochtelijk, dwepeid als een romanheld (in); romantiek, schrijfwijze dergenen die in het begin der 19de eeuw braken met den tot toen gevolgden stijl en methode der oude klassieken; romantisch, dichterlijk, schoon, verrukkelijk. ropie of ropij, vr. Indische mut (in goud pijn. ƒ 18.—; in zilver in diverse waarden). rosarium, o. Lat rozenkrans; rozengaarde. Rossinant(e), het paard van Don Quichote; knol. rotatie, vr. Fr. wenteling, draaiing, beweging om de as, rotatiepers, pers, waarop de gestereotypeerde vormen gebogen om cylinders worden bevestigd. „„w™. rotonde, vr. Fr. rond, door een koepel overdekt gebouw, rond tuinhuis; rond gesneden mantel, die in groote plooi» roturier, Fr. persoon van burgerlijke afkomst. rotte, Fr. voornaam losbol. . rouge-et-noir, o. Fr. (rood-en-zwart) soort kansspel met kaarten en ballen. roulette, vr. Fr. kansspel, waarbij de winner wordt aangewezen door het stilhouden van een kogeltje bij een bepaald cijfer op een draaibare schijf. route. vr. Fr. weg, tocht, koers. rwitine, vr. Fr. vaardigheid door langdurige oefening verkregen; sleur, slender; geroutineerd, door oefening bekwaam ro^ad?Frkonlnklijk; mild; royalisme, o. koningsgezindheid; royalist, koningsgezinde, soyeeren, Fr. doorhalen, schrappen, rubriek, vr. Fr. af deeling, klasse, soort; opschrift ruche. vr. Fr. geplooid kanten oplegsel of boa. „dimenten, o. mrv. Fr. eerste beginselen van een wetenschap of kunst eerste sporen van een orgaan in wording; rudimentair, alleen de eerste beginselen omvattend, ruïne vr. Fr. bouwval puinhoop; ondergang, verwoesting; ruïneeren, maatschappelijk ten onder doen gaan; ruïneus, wat buitensporige uitgaven eischt. Rule Brittannia! Eng. Heersch Brittannia! aanvangswoorden van het Engelsche volkslied van dien naam. runiineer», Fr. herkauwen; nog eens wikken en wegen, ramor in casa, Lat (drukte in huis) opschudding in ora bepaalden kring. , i_ v».. aan, Eng. groote toeloop, het bestormen van een bank, bijv. door een menigte, die betaald wil worden, ruse de guerre, vr. Fr. krijgslist rusticiteit, vr. Fr. boerschheid, landelijke onbeschaafdheid; rustiek, boersch, onbeschaafd. s S St, Set = Stat, Saint Sanct, de heilige; se, = sculpsitv s.g d.o = sous garantie du gouverment, onder waarborg der regeering; SJ. = Sodetatis ïesu, tot Sociëteit van Jezus (de Jezuïeten-orde) behoorend; s.t óf s^tt. — salvurn atulorum, behoudens zijne titels (op adressen); s.v.p. — s'fl vous plait, als t u belieft S.P.Q.R. (zie senatus). sabbath, m, Hebr. de wekelijksche rustdag der Joden. «abel (in de wapenkunde), zwart sabreeren, Fr. neersabe- len; sabreur, houwdegen, ijzervreter, aabiers, Fr. steraanbidders, aabords, Fr. schietgaten van een schip, sabot, Fr. klomp; paardenhoef, sabreur. Fr. houwdegen; woest strijder, saccageeren, Fr. plunderen; rooven. saccharine, vr. Fr. wit, zoet poeder, 300 maal zoo zoet als suiker. sacerdotaal, Fr. priesterlijk; sacrament, o. godsdienstige handeling ter heiliging van dengeen, die er het voorwerp van is, genademiddel. (Doop en avondmaal zijn de sacramenten der Ned. Herv. kerk); sacramenteel, tot eea sacrement behoorend; sacramenteele woorden, uitdrukking welke vast behoort bij het afdoen van een bepaalde zaak; sacrementeeren, sacreer en, vloeken, te keer gaan. sachet, o. Fr. parfumzakje. sacrament, Lat Christelijk genademiddel. Sacredieu, Sacré Dien, Fr. Goede God (vloek). aacrlHcceren, sacrifiëeren, Fr. opofferen. sacrilegie, Lat heiligschennis; kerkroof. sacristie, vr. vertrek tot een R.K. kerk behoorend, waar gewijde voorwerpen geborgen en niet-openbare plechtigheden verricht worden; sacristein, koster. saffiaan, Fr. zie marokijn. saffier, Fr. kostbare blauwe edelsteen. saffraan, Fr. gedroogde bloemstempels van een krokussoort (lekkernij). saga, of sage, vr. oud-Noorsch, legende, volksoverlevering, sagaai, vr. lange spies van Kaffers, Negers en Hottentottea. sagaciteit, vr. Fr. scherpzinnigheid, aage-femme, vr. Fr. vroedvrouw. aagittarius, Lat. boogschutter, de Schutter (sterrenbeeld). saUlie, vr. Fr. uitval, geestige zet •sailor, Eng. zeeman. aaint(e), Fr. heilige. «alson, vr. Fr. seizoen, jaargetijde, bad- of relsseizoen, duur der wintervermakelijkheden; morte-saison, tijd van het jaar, waarin er in bepaalde bedrijven gewoonlijk slapte heerscht saki (Japansch) bedwelmende drank uit rijst salariëeren, Fr. van salaris of bezoldiging geven, saldo, o. It overschot rest verschil (in debet en credit); persaldo, blijft salem (Arabisch) vrede (begroeting). Salische wet, de wet der Salièrs of Salische Franken (5de eeuw), inzonderheid art 62 daaruit waarbij de dochters worden uitgesloten van erfenis- en troonopvolging, salmiak, afk. van sal-ammoniacum,. zoutzure a m o n i a k; salmiak-pastilles, huismiddel tegen verkoudheid. «Ion, m. Fr. groote zaal; Salon, jaariijksche tuto«rtdBMj van schilder- en r^ldhouwkunst te Parijs.Salon des refusZ tentoonstelling der werken die voor den ofhcieelen Salon geweigerd zijn. salon Fr slordige vrouw; slons., salömbanque! Fr. kumtenmake/op de openbare straten, «. Sten; salto mortale, It. (doodelijke sprong), halsbrekend kunststuk; al te gewaagde onderneming. salto. Lat sprong; salto mortale, doodensprong. salubriteit vr. Fr. gezondheid gezonde flesteldheid. saiueeren, Fr. groeten; saluut! gegroet!; saluut o. militaire groet; welkomstgroet door kanonschoten. Salvation-army, vr. Eng. het Leger des Heils. salvator mundi, Lat. redder der wereld, Heiland. salvel Lat. gegroet! welkom! salva venia, Lat met verlof (gezegd). salvo, o. eerbewijs door het afschieten van wapens, een enkele losbranding van geweren of jonnen sambal (Maleisen) Indische toespijs; groenten vermengd met «m^rof santunT m. Arab. verstikkende heete. doodelijke wind in de Arabische woestijnen. samovar, m. Russ. klein koperen theetoestel. sanatorium, o. Lat gasthuis voor zieken of herste««^n (Inzonderheid voor longlijders) in een gezonde streek (mrv. sarStoTSp. het met kruisen en duivels beschilderde hemd, waarin ketters verbrand werden, ook de evenzoo beschilderde muts. ,. sanctie, vr. Fr. bekrachtiging, goedkeuring; sanctiorieeren, sanctie verleenen. , ,„ , c„«^__ sanctuarium, o. Lat sanctuaire, o. Fr. heiligdom; Sanctnm Sanctorum, o. het Heilige der Heiligen. sandalen (Maleisch) bindzelen; O. Ind. schoeisel. sandwich, Eng. broodje, boterham met vleesch; sandwichman man, die met een reclamebord vóór en achter zijn lijl op straten en pleinen rondloopt. sangfroid, Fr. koelbloedigheid. sanguinisch, Fr. volbloedig, vurig, driftig, opvllegerjd. sanhedrin, o. naam van den hoogen raad der Joden; Hg. machtig raadscollege. . . , sanitair, Fr. wat betrekking heeft op het instand houden der gezondheid; (zie op cordon). ..... . «ans, Fr. zonder; sans comparaison, zonder vergelijking (op andere punten); sansculotte, naam, waarmede in 1789 de aristocraten de revolutionairen aanduidden, die de culotte (dl. de korte kniebroek) vervangen hadden door den landen pantalon; sans facon, zonder omslag of plichtplegingen; sans géne, ongedwongen; sans pareil, zonder weerga; sans peur et sans reproche, zonder vrees of blaam. sans phrase, zonder onnoodige praatjes; sans souci, zonder zorg. Sanskrit, o. de alleroudste taal van Voor-Indlë. santé, vr. Fr. gezondheid; (a votre) santél op uw gezondheid. sapienti sat! Lat. den wijze genoeg! (d.w.z.: een goed verstaander heeft maar een half woord noodig). sappeur, Fr. genie-soldaat meer in 't bijzonder bestemd om loopgraven (sappé's) te maken. sarabandi, Sp. Spaansche dans met muziek. saraceenen, Sp. Turken en Arabieren. sarcasme, o. Fr. scherpe snot, bijtend gezegde; sarcastisch, scherp, bijtend, hekelend, sarcophaag, m. Gr. dat gedeelte van een grafmonument dat de doodkist voorstelt, al bevat het niet het lijk zelf. sarcoom, o. Gr. vleeschuitwas. sardonisch, Lat sarcastisch; wordt gezegd van een krampachtig lachen, dat een bloot lichamelijke werking is, zonder in iels lachwekkends zijn oorsprong te hebben. sargasso, Sp. drijvend zeegras; Sargasso zee, deel der Atlantische oceaan, waar de golfstroomen zeegras ophopen, sarong, vr. Mal. Iridisch kleedingstuk (een soort rok door een gordel opgehouden) door belde seksen gedragen. Satan, Lat duivel; satanisch, duivels. satelliet, m. Fr. wachter, trawant, onafscheidelijk iemand, begeleidend en dienend persoon; bijplaneet sater, zie op satyr. satijn, Fr. zijden stof; satinet, half zijden stof. sa tineer en, Fr. glad en glanzend maken. satire, vr. Fr. hekeldicht hekelschrift, hekelende rede; satiricus, hekeldichter; satiriek of satirisch, hekelend, spottend, bijtend. satisfactie, vr. Fr. genoegdoening, voldoening; satisfait, tevreden, voldaan, (zie op bourgeois). satraap, m. Gr. Perzisch landvoogd; fig. willekeurig heerscher. saturnaliën, mrv. Lat de Saturnusfeesten der Ouden; fig. braspartijen. satyr of sater, m. (Gr. fabelleer) veld- of woudgod met bokspooten en horens; fig. wellusteling, sauf-conduit, o. Fr. vrijgeleide. sauveer en, Fr. redden, sparen;sauve qui peut! redde zich wir kón!; een sauve qui peut, een ordelooze vlucht savanna of savanne, vr. Sp. groote moerassige grasvlakte m N.-Amerika, Mexico, Guyane, enz. savoir-faire, m. Fr. (lett: weten te doen) handigheid, geschikheid, beleid; savoir-vivre, (lett: weten te leven), wellevendheid. savoureeren, verfijnd genieten van (eten, drinken, een sigaar, Savoyard, Fr. inwoner van Savoye (Frankrijk), schoorsteen- veger, liedjeszanger, sawah, vr. Mal. rijstveld in Indië. sbirre, It. gerechtsdienaar, poliöe-agent (in Italië), scabreus, Fr. gewaagd (uit een oogpunt van wervoegelijk- heid). . , scala, vr. It. ladder, toonladder; naam van een schouwburg te Milaan (en sedert ook elders), scalpeeren, Lat. de hoofdhuid met het haar van de hersenpan trekken (oorlogsgebruik der Indianen), scandaleuse, zie chronique. scaphandler, m. Gr. luchtdichte uitrusting der duikers. scapulier, o. Lat. twee aan elkaar verbonden stukjes gewijde stof, door R. Katholieken wel op borst en rug gedragen als bescherming voor rampen, enz. scarpius, Lat schorpioen (sterrenbeeld; soort insect). scène, vr. Fr. schouwtooneel, plaats die het tooneel in eea stuk verbeelden moet; gedeelte van een bedrijf; rumoer, opschudding, scénario, o. It = mi se en scène, (z.a.) ook: korte inhoud van een tooneelstuk. scepticisme, o. Fr. leer dergenen, die hun oordeel opschorten vooral op metaphysisch gebied; gesteldheid van de personen die weigeren een algemeen verbreide leer of meening aan te hangen; scepticus, twijfelaar, ongeloovige; sceptisch, twijfelend aan alles. sehibboleth of sjibboleth, o. Hebr. (vloed, stroom); herken- ' ningswoord, wachtwoord om vriend van vijand te onderscheiden (Richteren VII: 4—6). schema, o. Gr. gestalte, beeld, voorbeeld, schets, ontwerp, model; schematisch, schetsmatig, als model of voorbeeld. schisma, o. Gr. spijting, scheuring; (inzonderheid in kerk of geloof); schismaticus, scheurmaker. schlaraffenland, D. luilekkerland. scholastiek, o. Lat. schoolwijsheid, inzonderheid de leerstof ea de methode der middeleeuwsche scholen; scholastisch, schoolsch, spitsvondig; scholasticus, mrv. scholastici, ook scholastiekers, de schoolgeleerden der middeleeuwen, lieden die zweren bij de schoolsche wijsheid zonder met het leven te rekenen; ijdele woordenkramers. schwadron, D. = escadron, (z.a.); schwadronneeren, in escadrons op elkaar stooten, met den sabel erop inhakken; snoeven, pochen; schwadronneur, snoever, pocher. •dopticon, groote tooverlantaarn voor lichtbeelden. scissie, vr. Fr. scheuring, splijting. scorbuut, o. Lat scheurbuik. scriba, Lat. secretaris, schrijver; scribent veelschrijver, scrips, mrv. Eng. voorloopige bewijzen van aandeel, scrofuleus, Fr. klierachtig. scrupule, vr. Fr. gewetensbezwaar; scrupuleus, nauwgezet; scrupuleusheid, te groote nauwgezetheid, angstvalligheid, seulpsit, (afk. sc of scalp) Lat heeft het gegraveerd; sculp- tuur, vr. beeldhouwkunst of -werk, snijwerk; sculpturaal, tot de beeldhouwkunst behoorend, waardig gebeeldhouwd te worden. Scylla, oudtijds gevaarlijke klip bij Messina; in de buurt was ook de kolk Charybdis, vandaar: van Scylla in Charybdis vervallen, van den regen in den drop komen. season, Eng. = saison, Pr. «ecessionnisten, (zij die zich afscheiden), naam eener ultra-, moderne kunstrichting in Duitschland. second, Pr. tweede; secondaL', wat in de tweede plaats komt, van ondergeschikt belang is; secondeeren, helpen, steunen, in de hand werken; secondant, getuige bij een duel, hulponderwijzer in een kostschool. secretariaat, o. Fr. ambt of bureau van den secretaris. secretie, vr. Fr. afscheiding van stoffen uit het lichaam, sectaris, Lat ijverig aanhanger van een secte, d.i. van een kleinere partij, die zich op godsdienstig of politiek gebied van een grootere afgescheiden heeft; sectie, vr. Fr. insnijding, lijkopening, afdeellng; sector, m. gedeelte van een cirkel begrensd tusschen twee stralen en een boog. seculair, Fr. honderdjarig, wereldlijk (tegenst. geestelijk); secularisatie, vr. het ontnemen van geestelijke bezittingen aan de kerk en ze in handen van wereldlijke eigenaars geven (seculariseeren). sedentair, Pr. een zittend leven leidend. seditieus, Fr. oproerig. seigneur of sinjeur, Fr. heer. seismograaf, m. toestel om tijd, duur en uitgebreidheid van aardschokken te registreeren; seismologie, vr. wetenschap der aardbevingen; seismologisch station, waarnemingspost voor het oestudeeren van aardbevingen. sekse, sexe, vr. Lat. kunne, geslacht geslachtsdeel. select Eng. uitgelezen, keurig; selectie-theorie, de theorie van de natuurlijke teeltkeus (van Darwin). selfhelp, Eng. eigen hulp; selfgovernement, zelfregeering, republikeinsche regeeringsvorm; selfmade man, man die zichzelf er bovenop gewerkt heeft semaphore, vr. Fr. seintoestel, kunsttelegraaf. semester, o. halfjaar. semi, Lat. half; semi-arts, student die nog maar één examen behoeft te doen om zijn arts-diploma te krijgen. seminarie, o. Lat. kweekschool (inz. voor R.K. priesters); seminarist leerling van een s em i n a r i e. Semitisch, Oostersch, inz. Joodsch. semper, Lat. steeds, immer, semper idem, steeds dezelfde, steeds 'Zichzelf gelijk; semper virens, altoos groenend, immer groen. senaat m. Fr. de eerste kamer der volksvertegenwoordiging in de Latijnsche landen; senatus populus que Romanos, (afk.: S.P.Q.R.) de senaat en het volk van Rome; senatus- consult, senaatsbesluit (tijdens het Fransche keizerrijk); senator, lid van den senaat «en(h)or, sen(h)ora, Port. en Sp. heer, gebieder; vrouw, gebiedster. senior, Lat. de oudere of oudste. se non è vero, è bene trovato, It als het niet waar is, is het toch aardig bedacht , sensatie, vr. Fr. gewaarwording, gevoel; opzien; sensationeel, wat opzien baart sensibel, Fr. voelbaar, gevoelig, vatbaar voor indrukken, erkentelijk; sensibiliteit vr. gevoeligheid; sensiblerie, vr. overdreven gevoeligheid; sensualiteit vr. neiging tot zinnelijk genot; sensueel, zinnelijk, wellustig. sententie, vr. vonnis, uitspraak; zedepreek; sententieus, „ spreukrijk, pittig, bondig. sentiment o. Fr. gevoel, denkwijze; sentimentaal of sentimenteel, overdreven gevoelig, -smachtend; sentimentaliteit bespottelijke, overdreven gevoeligheid. separaat, Fr. afzonderlijk, op zichzelf; separatie, vr. scheiding; separatisme, zucht- of geest tot afzondering (in godsdienst en staatkunde); separatist, voorstander, aanhanger van het separatisme; separator, toestel om vaste stoffen van vloeibare af te scheiden (in de zuivelindustrie, bijv.); separeeren, schelden, afschelden, afzonderen. sepia, o. Gr. zwart-bruine teekeninkt. septennaat o. Lat zevenjarige regeeringsperioöe of ambtsduur. septisch, Gr. bedervend, rottend; bederfwekkend. sequester, o. Lat. gerechtelijk beslag op goederen, sequestratie, vr. gerechtelijke beslaglegging; onwettelijke gevangenhouding; sequestreeren, beslag leggen op; onwettig gevangen houden. . . . , seraf, serafyn, seraphim, m. Hebr. vuur- of Hchtengel. -serail, o. Fr. het paleis van den Turkschen keizer; woning van een voornaam Mohammedaan. (De harem, het vrouwenverblijf is daar slechts een gedeelte van). serenade, vr. Fr. muziekuitvoering voor iemands woning als huldeblijk (inzonderheid 'savonds). aerenissimus, Lat. „doorluchtigste", vroegere titel van vorstelijke personen; in de Duitsche spotbladen is „Serenissimus" het type van de bekrompen Duitsche potentaatjes. sereen, Fr. helder, zuiver, kalm, vredig, gelukkig. sericultuur, vr. Fr. zijdeteelt serie, vr. Fr. reeks, rij. serieus, Fr. ernstig. vïliï serum, o. Lat de waterige vloeistof In de melk en het bloed, die zich bij het stollen afscheidt; men gebruikt serums uit het bloed van met een ziekte ingeente dieren, om die ziekte te genezen door inspuiting er mee: het serum tegen hondsdolheid, bijv. serviel, Fr. slaafsch, laag, al te getrouw (serviele vertaling); servilisme, o. systematische geest van slaafschheid, slaafsche denkwijs; serviliteit, vr. slaafsche onderdanigheid. serviteur, Fr. dienaar; beleefde buiging. servituut, o. Fr. dienstbaarheid, zakelijk recht op het eigendom van een ander: het recht van waterafvoer, van overgang, enz. setter, m. Eng. Patrijshond. sentdement, Eng. vestiging, kolonie. sextant, vr. Lat. hoogtemeter, astronomisch werktuig, dat het zesde deel van cirkel omvat, sexuaal of sexueel, Fr. het natuurlijk geslacht of de geslachts- deelen betreffend, sfeer, zie spheer. shake-hands, Eng. het handschudden (als begroeting). shampooing, Eng. het wasschen van het hoofd en het haar. share, vr. Eng. aandeel, actie. shawl, vr. Eng. sjaal, groote omslagdoek. sherry, m. Eng. wijn uit Xeres in Spanje. shilling, m. Eng. schelling (=60 cents). shire, Eng. landschap, graafschap. shocking, Eng. aanstootgevend, ergerlijk, (als uitroep: foei!) shrapnels, mrv. Eng. met kogels gevulde granaten. Shylock, woekeraar (type uit Shakespeare's Koopman van. Venetië). sybflle, Lat profetes, waarzegster. sic, Lat. aldus; het staat er woordelijk zóó; sic transit gloria mundi! zoo gaat de heerlijkheid der wereld voorbij!; sic volo, sic jubeo, zóó wil ik, zóó beveel ik; sic vos non vobisj zoo (werkt) gij, maar het is niet voor u. siccatief, o. Lat. snel opdrogend vernis. siërra, vr. Sp. gebergte, bergketen. siësta, vr. Sp. middagslaapje. si fabula vera, Lat. als 't verhaal waar is. signaleer en, Fr. iemands signalement d.i. zijn persoonsbeschrijving opgeven; zich signaleeren, zich onderscheiden. signatuur, vr. Fr. onderteekening, kerfje in de drukletters, volgcijfer op ieder vel van een boek; signet o. handzegel, ■ cachet. significatief, Fr. wat duidelijk een beteekenis heeft, een bepaalde gezindheid verraadt, signora, It mevrouw, gebiedster; signore, heer, gebieder, silentium! Lat. stilte! sühouette, vr. Fr. schaduwbeeld, omtrek. silo, m. Sp. onderaardsche bewaarplaats voor graan, enz. Süvesteravond, Oudejaarsavond. sünflia similibus curantur, Lat. gelijke (kwalen) worden door gelijke geheeld, kernspreuk der homeopathen. simonie, vr. Lat. handel in heilige dingen, verkoop van. geestelijke ambten. simplex. Lat het eenvoudige; slmplidus, eenvoudig mensch, sukkel; stapUdssimus, de zeer eenvoudige, titel van een bekend Duitsch satiriek blad; simplidtas, vr. eenvoud, onschuld, onnoozelheid; simplificeeren, vereenvoudigen. nimilatie, vr. Fr. veinzerij, valsche vertooning; simüeeren, veinzen, zich voordoen als (een ziekte simileeren, bijv.). simultaan, Fr. gelijktijdig; simultaneïtdt, vr. gelijktijdigheid. sinecure, vr. Fr. bezoldigd ambt, dat tot geen arbeid verplicht sine qua non, Lat zie conditio. .... ,_ ,, singulariteit, vr. Fr. vreemdheid, zonderlingheid, singulier, ongemeen, zeldzaam, zondtrling. sinoloog, Fr. kenner der Chineesche taal. sinopel, Fr. (In de wapenkunde), groen. ak, Ëng. mijnheer, heer, laagste adellijke titel in Engeland. dre, Fr. titel, waarmede men eenen koning of keizer aanspreekt t •Irene, vr. Fr. zeenimf, verleidelijk schoone vrouw, mist- ot signaalhoorn; sirenenzang, onweerstaanbare lokstem. sirocco, m. brandend heete Z.O.-wind in de Middellandscne zee en op de kusten van Afrika. Sisyphus-werk, (Gr. fabdl.: Sisyphus was veroordeeld om in de Onderwereld onophoudelijk een grooten steen tegen een berg op te rollen, vanwaar die telkens weer omlaag viel) harde, doellooze arbeid. dtuatie, vr. Fr. ligging, fig.: toestand; situeeren, liggen, plaat- ai vis pacem, para bellum, Lat indien gij vrede wilt bereid u ten oorlog, sixpence, Eng. halve shilling = 30 cents, sjah, Perz. koning. „ , , , sjeik sjech, Arab. bevelhebber van een Arabischen stam. skalde, Noordsch, dichter of zanger bij de Oude Noordscne skltingrÉng. het rijden op rol-schaatsen; skatingring, baaa voor skating, skelet, o. Fr. geraamte, ski, m. Deensch, lange sneeuwschaats. skoeptsjina, vr. Serv. volksvertegenwoordiging in bervie. slang, Eng. zeer gemeenzame, eenigszins platte en min ot meer onjuiste taal of uitdrukking in bepaalde standen ot kringen gebruikelijk (= Fr. argot), eleeping-car, Eng. spoorrijtuig met slaapplaatsen, smart, Eng. fijn, chic, naar de laatste mode of smaak, sneer, m. Eng. hoon, bespotting, hoonende grijns, stekelige sociaal, Fr. wat betrekking heeft op de maatschappij; sociaaldemocraat aanhanger van de sodaal-democratie, vr. der leer dus die het sodalisme (z.a.) voorstaat, gepaard aan eene volksregeering; sodabd, gezellig, van prettigen omgang; socialisme, o. de leer dergenen, welke de maatschap- pi] geheel wenschen te hervormen door het brengen aan de gemeenschap van alle voortbrengingsmiddelen en door den arbeid en de voortbrengselen ervan over allen te verdeelen; socialist, aanhanger dier leer; socioloog, beoefenaar der sociologie, vr. der kennis van de maatschappelijke verschijnselen en der wetten, welke die beheerschen. soeur, Pr. zuster; soeur de charité, liefdezuster. socsah of soeza, vr. Mal. drukte, last. soi-disant, Fr. zoogenaamd; gewaand. soigneeren, Fr. verzorgen, zorgvuldig verplegen of behandelen. soiree, vr. Fr. avond, avondpartij; soiree dansante, avondpartij, waarop gedanst wordt; soiree musicale, avondpartij, waarop gemusiceerd wordt. soit! het zij zoo! goed! soldatesk, Fr. op soldaten manier; soldatesca, vr. It. solda- tesque, vr. Fr. tuchtelooze bende soldaten, solfège, vr. Fr. zangoefening alleen op noten (dus zonder woorden). solidair, Fr. solidariteit betrachtend; solidariteit, vr. het instaan van allen voor een; het betrachten van wederzijdse!» hulpbetoon op grond van gemeenschappelijke belangen; solide, stevig, vertrouwbaar, degelijk; soliditeit, stevigheid, enz. soli Deo gloria! Lat. aan God alleen zij de eer! sol justitiae illustra nos, Lat. de zon der gerechtigheid verlichte ons. sollicitant, Fr. degeen die solliciteert, dX dringend verzoekt, naar een post dingt. solo, It. in samenstellingen: alleen; solo, vr. muziek- of zangstuk dat door een kunstenaar allèèn uitgevoerd wordt, soms met begeleiding. solutie, vr. Fr. oplossing. solvabel, Fr. of solvent, Lat. in staat om te betalen; solventie, vr. het in staat zijn om te betalen. sombrero, m. Sp. breedgerande Spaansche hoed. sommatie, vr. Fr. (gerechtelijke) aanmaning, opeisching; sommeeren, aanmanen, opeischen. sommiteit, Fr. fig. persoon, die boven allen uitblinkt door zijn talenten, zijn kennis, zijn vermogen, enz. somnambule, Fr.' die in slapenden toestand loopt spreekt enz.; helderziende in magnetischen slaap; somnambulisme, door magnetisme opgewekte helderziendheid, (zie: clairvoyance). sonate, Fr. muziekstuk (voor instrument), bestaande uit 3 a4 gedeelten van verschillend karakter. sonde, vr. Fr. stift om wonden te peilen; sondeeren, peilen. sonnet o. Fr. dichtstukje van 14 .egels, verdeeld in 2 quatre i n e n en 2 terzinnen, (z.a.) sopraan, vr. Fr. hooge vrouwenstem. sophisme, o. Fr. drogrede; sopbist, drogredenaar, degeen die spitsvondigheden debiteert, opzettelijk valsche gevolgtrekkingen maakt; sophistisch, spitsvondig, bedrieglijk. sorbet, Fr. ijsdrank bereid met vruchtensap en eenigerlei alcoholisch en drank. sorteeren, It. uitzoeken, afdeelen; goed gesorteerd zijn wordt gezegd van een koopman, die een behoorlijke verscheidenheid van artikelen in voorraad heeft; sortiment, o. It. verscheidenheid van voorradige artikelen, goederenvoorraad. sotto voce, It met zachte stem. soubrette, Fr. nuffige, sluwe kamenier. souche, vr. Fr. stamregister; in een bon- of quitantieboekje; het gedeelte dat niet afgescheurd wordt souffleur, Fr. degeen, die in den schouwburg souffleert, d.w.z. de spelers, wie he geheugen in den steek laat voorzegt souffre-douleur, Fr. zondebok; souffreeren, lijden, toelaten, souper, soupé, o. Fr. avondmaaltijd; soupeeren, avondmalen, souple, Fr. lenig, buigzaam, handelbaar, sourdine, vr. Fr. demper. souspieds, mrv. Fr. voetriemen aan broek of slobkousen. soutane, vr. Fr. het kleed der R.K. geestelijken. souteneur, Fr. man, die leeft van de verdiensten van een publieke vrouw, souterrain, Fr. onderaardsch gewelf, kelderverdieping, souvenir, o. Fr. herinnering, herinneringsgeschenk, souveretn of soeverein, Fr. vorst die onbeperkt heerscht alleenheerscher; souvereiniteit, vr. alleenheerschappij, sovereign, m. Eng. munt (= pijn. ƒ12). spahi, Turksch ruiter; inlandsen ruiter in Fransch Afrika. Spartaansch, gestreng, hard, niet verwijfd (als in 'l oude Sparta). spasme, o. Gr. kramp; spasmodisch, krampachtig. spatie, vr. Lat tusschenruimte, stiftje om ruimte te houden tusschen de drukletters; spatieus, ruim. speaker, Eng. voorzitter; mister speaker! mijnheer de voorzitter! speciaal, Fr. bijzonder, afzo-.derlljk, bepaald; specialiseeren, afzonderlijk in- of verdeelen; specialiteit vr. bijzonderheid; persoon, die zich aan één enkelen tak van kunst en wetenschap wijdt (in deze beteekenis is specialist verkieselijker); specie, vr. klinkende munt specieus, schoonschijnend, misleidend; specificatie, vr. nauwkeurige, stuksgewijze opgaaf; specificeeren, nauwkeurig, stuksgewijs opgeven; afzonderen, in soorten verdeelen; specificum, of specifiek middel, algemeen gebruikelijk geneesmiddel voer bepaalde ziektegevallen; specifiek, soortelijk; specimen, o. Lat (mrv. specimina) proeve (van bewerking), plan, model. spectator. Lat. toeschouwer, waarnemer, opmerker. spectraal-analyse, vr. Fr. onderzoek naar de grondstoffen van brandende lichamen door ontleding der kleur in een daartoe bestemd instrument (spectroscoop); o. spectrum, de kleuren die men verkrijgt door ontleding van het licht. speculatie, vr. Fr. bespiegeling; handelsonderneming gebaseerd op niet zeker te berekenen winstkansen; speculant, die speculeert, d.i. een speculatie op touw zet; speculatief, bespiegelend; zich leenend tot een speculatie (effecten, enz.). speech, m. Eng. rede; speechen, een redevoering houden, spendeer en, D. ten koste leggen, besteden, spes, vr. Lat. hoop; spes patriae, hoop des vaderland, d.1. de jeugd. spheer of sfeer, vr. Gr. bol, kring, hemel- of aardbol; werktuig dat een hemelbol voorstelt kring, loopbaan; gezichtskring; uitgebreidheid van iemands kennis, invloed, enz.; gebied. sphinx, vr. (Gr. fabell.) monster half vrouw, half leeuw, dat zich bij Thebe ophield, den voorbijgangers een raadsel opgaf en verslond, wie het niet konden oplossen; fig. raadselachtige vrouw. spiritisme, o. Fr. de leer der spiritisten, d.i. dergenen, die gelooven dat door middel van een medium (z.a.) levenden zich in verbinding kunnen stellen met de geesten van afgestorvenen; spiritualiën, mrv. geestrijke dranken; spiritualisme, o. wijsgeerig stelsel hetwelk het bestaan der ziel als een van het lichaam onafhankelijk iets aanneemt; spiritnalist aanhanger van die leer; spiritueel, geestig, geestelijk, onlichamelijk; spirituosa, mrv. = spiritualiën. spleen, o. Eng. miltzucht, zwaarmoedigheid (met neiging tot zelfmoord); gemelijkheid. spontaan, Fr. vrijwillig, vanzelf, uit eigen beweging; spontane generatie of generatio spontanea, Lat. de „oerteelt". het ontstaan van organische uit anorganische stof; spontaneïteit vr. de eigenschap van spontaan te handelen. sporadisch, Gr. verstrooid, hier en daar voorkomend. sport m. Eng. alle soorten uitspanningen, waarbij vaardigheid en lichaamskracht vereischt worden; gymnastiek, spelen, wedrennen, eD7.; sportsman, mrv. sportsmen, sportliefhebber. spurt, m. Eng. bij een wedstrijd; plotselinge inspanning (tegen het einde) om vóór te komen. square, o. Eng. openbaar plein'in het midden beplant squatter, Eng. kolonist in de Far-West (z.a.), die zich vestigt op maagdelijken grond. stabiel, Fr. duurzaam, bestendig; stabiliteit, vr. duurzaamheid, bestendigheid, vastheid. stadion, o. Gr. loop- of renbaan, lengtemaat (125 schreden); stadium, o. Lat. graad, afzonderlijk tijdperk in een ontwik- keling (van een ziekte bijv.), stagnatie, vr. Fr. stilstand, stremming, staking, stalactiet, m. Gr. druipsteen (aan een grotgewelf), stalagmiet m. Gr. druipsteen( op den bodem van een grot), atalle, vr Fr. afzonderlijke genummerde zitplaats vooraan in een schouwburg, stante pede, Lat. op staanden voet, onmiddellijk. , stand. m. Eng. tribune bij wedrennen, schutbaan; afdeeling voor een Inzender op een tentoonstelling, atarost, Russ. hoofd van een dorpsgemeenschap, dorpsschout, in Polen: stadhouder, goevemeur. . _ «tart, m. Eng. punt van vertrek (bij de wedrennen); starter, deqeen die bij wedrennen het sein tot den afrit geeft statief, o. Ut. voetstuk voor optische en andere instrumenten, stationnair, Fr. blijvend, stilstaand, niet veranderend; station- neeren, een standplaats hebben of geven, statisticus, beoefenaar der statistiek, vr. d.1. de wetenschap, die ten doel heeft het methodisch groepeeren van maatschappelijke feiten, voor zoover die door cijfers uitgedrukt kannen worden; statistisch, volgens de statistiek, tot de statistiek behoorend of er toe dienend, statueeren, Fr. oprichten, vaststellen; zie exempel, statuette, vr. Fr. klein standbeeldje, beeldje, status, m. Ut. staat toestand; status quo, toestand, waarin een zaak tot dusverre was; status quo ante, de toestand zooals vroeger (vóór een oorlog, bijv.), statuur, vr. Fr. gestalte, lichaamsbouw, statuten, mrv. Ut. reglementsbepalingen, stearine, vr. hoofdbestanddeelen der vetten, gezuiverde talk. steeple-chase, vr. Eng. wedren over hindernissen naar een bepaald doel (een toren in de verte, bijv.), stenograaf, snelschrijver; stenographie, vr snelschrijfkunst Stentorstem, (Gr. fabelleer) buitengewoon zware stem. stereometrie, vr. Gr. meetkunst der lichamen. stereoscoop, m. optisch werktuig, waardoor men vlakke beelden als verheven kan zien. stereotiep, Fr. vaststaand, onveranderlijk; stereotypeeren, het drukken door middel van vaste vormen, vervaardigd door het gieten van kokend metaal in een matrijs, d.i.: een aldruk der gezette bladen in papierstof. (De matrijs is dus bet negatieve beeld der letters en de metalen vorm wordt weer positief); stereotypie, vr. het gieten der vaste vormen; plaats waar dit geschiedt. , „ ., steriliseeren, Fr. steriel (lett.: onvruchtbaar) maken, het dooden van de levende kiemen, die zich in een stof mochten bevinden. . , \ stethoscoop, werktuig om mee te ausculteeren (z.a.). steward, Eng. hofmeester aan boord rentmeester, stigma, o. mrv. stigmata, Gr. lidteeken punt vlek, merk, brandmerk; stigmatiseeren, met lidteekens merken, brand- 12 merken. stilet, o. Fr. kleine dolk; peilnaald om wonden te sonde e r e n. stiliseeren, in goeden stijl opstellen of teekenen; stilist, diegoed stiliseert. stimulans, mrv. stimulantia, Lat. prikkelend, opwekkend middel; stimulatie, vr. aansporing, prikkeling; stimuleeren, aansporen, prikkelen. stipendium, o. Lat beurs, toelage voor onvermogende studenten. stipulatie, vr. Fr. bepaling, afspraak, toezegging; stipuleeren, vaststellen, bedingen. stock, o. Eng. kapitaal, voorhanden waren, voorraad; stockexchange, vr. de effectenbeurs. stoïcijn, Gr. aanhanger van het stoïsme, de wijsbegeerte van. Xenon, welke zedeleer het hoogste geluk plaatste in het gehoorzamen aan de rede alleen, zonder zich te laten beïnvloeden door uiterlijke lotswisseling; van daar stoïcisme — standvastigheid, strengheid, gelijkmoedigheid in het ongeluk; stoïcijnsch, het stoïcisme beoefenend. stola, stool, vr. Lat. de lange, breede over de schouders afhangende band van het RJK. priestergewaad. store, o. Eng. winkel, magazijn; store, vr. Fr. rolgordijn. storthing, vr. Zw. rijksdag in Noorwegen. stramien, vr. Lat. borduurgaas. stratageem, (beter strategeem,) m. Gr. krijgslist, kunstgreep; strategie, vr. krijgskunde; strategisch, krijgskundig; strategisch punt punt dat in oorlogstijd van groot belang is. street, Eng. straat; the man in the streef, (lett. de man op straat) de massa, de gewone man. strike, vr. Eng. werkstaking; striker, werkstaker. strophe, vr. Fr. gedeelte van een gedicht vers. structure, vr. Fr. bouw, bo; worde, samenstelling. struggle, m. Eng. worsteling; struggle for Hfe, struggle for existence, strijd om het bestaan. strychnine, vr. sterk vergif uit braaknoten bereid. stuc, vr. Fr. pleisterkalk, gips. studiosus, Lat student studentikoos, naar studenten-aard. stupide, Fr. dom, stom, bot; stupiditeit domheid, stylist = stilist suaviter in modo, fortiter in re, (Lat. lett zacht in de wijze, sterk in de zaak) met inachtneming van uiterst beleefde manieren toch onverzettelijk voet bij stuk houdend. sub, Lat. onder (ook in samenstellingen); subaltern, Fr. ondergeschikt; subaltern officier, die den kapiteinsrang nog niet heeft; subamendement, amendement op een amendement; subcutaan, Lat. onderhuidsch; subdivisie, vr. onderaf deeling. subject Lat sajet, Fr. onderwerp, handelende persoon, persoon (in tegenstelling met object de zaak); subjectief, wat. verband houdt met den denkenden persoon (tegenstelling: objectief, wat verband houdt met het gedachte), met door persoonlijke voorkeur beïnvloed; jubjectiviteit, vr. het subiectief oordeelen. , subliem, Fr. hoog, verheven, edel; sublimiteit, vr. verheven- sutordinatie, vr. Fr. ondergeschiktheid (inzonderheid van den mindere aan den meerdere), tucht sub rosa, Lat onder de roos, in vertrouwen, subsidiair, Fr. in de plaats komend (voor een boete, indien deze niet betaald wordt). V. subsidie, vr. bijdrage, ondersteuning; subsidieeren, subsidie sJbt^ÜeT'vr. Fr. zelfstandigheid, bestanddeel, kern, hoofdzaak; substantieel, wezenlijk, voedzaam; substantief, o. zelfstandig naamwoord. substitueeren, Fr. in de plaats stellen; substitutie, vr. vervanging; substituut, plaatsvervanger. , subtiel; Fr. teer, fijn, ijl, listig, sluw; subtuitert, vr. ijihod, fijnheid, listigheid, spitsvondigheid. subventie, vr. Fr. hulp, onderstand. subversief, Fr. omverwerpend, revolutionair. wccès tfestime, o. Fr. succes dat meer berust op waardeerina van den persoon dan van zijn werk. successie, vr. Fr. opvolging, erfenis, erfopvolging; successierecht belasting die geheven wordt van erfenissen, successeur, opvolger; successief of srccessteveHjk, achtereenvolgens; langzamerhand. , .,. , t ■ succubus, Lat. booze geest, die volgens oud bijgeloof, in vrouwengedaante 's nachts mannen lastig viel. succursale, vr. Fr. inrichting (kantoor, winkel, fabriek) die afhankelijk is van een andere en dient om in de ontoereikendheid van deze laatste te voorzien. suffisance, vr. Fr. laatdunkendheid, IJdele trots, opgeblazenheid; suffisant, voldoende, toereikend, ook: laatdunkend, enz* _ ... suffocatie, vr. Fr. verstikking; suffoqueeren, Fr. stikken. aaffrage universel, Fr. algemeen kies- en stemrecht suggereeren, Fr. inblazen, ingeven; suggestie, vr. inblazing, bijgebracht denkbeeld; suggestief, een suggestie veroorzakend. aai generis, Lat van zijn soort, alleen aan zijn soort eigen, stskse, Fr. Zwitser, portier, kerkeknecht . _ sajet, o. Fr. onderwerp, (ook) voorwerp; mauvals sujet, slecht mensch; sujetten, de gezamenlijke tooneelisten. sulfur, solfer, sulphur, m. Lat zwavel. sultane, Arab. de eerste gemalin van den sultan, ook: diens dochter; sultane valide, moeder des sultans. somma summarum, Ut. de som der sommen, het gezamenlijke bedrag, aDes bijeengenomen. verlangen naar iets wat men voor oogen heeft en toch met bereiken kan. (Tantalus moest in de Onderwereld voor straf tot aan den kin in helder water Staan, terwijl vruchten boven zijn mond hingen, onderwijl honger en dorst lijdend, zonder zich te kunnen bewegen om die te stillen). tunfiynu», o. Fr. winstaandeel. tant raiettz! Fr. des te beter; tant pis! des te erger. tapage, Fr. geraas, lawaai. tapioca (Malelsch) sago. , , , , tapisserie, vr. Fr. tapijtwerk, tapijten als behangsel; oenanccrswcnCs taptoe, Fr. trommelslag die de soldaten naar bed roept taquineeren, Fr. plagen, harrewarren. • tara of tarra, vr. It datgene wat voor de verpakking enz. van het brutogewicht afgetrokken wordt, tarantula, vr. Ital. een soort vergiftige spin, wier beet men meende dat den St Vitus-dans veroorzaakte, welke hierom ook tarantnla-dans heet. tarantella, vr. It hartstochtelijke volksdans op Sicilië en in Calabrië en de muziek daarvan, tardo, It. (muziekterm) langzaam. Tartarus, m. Lat en Gr. bij de Ouden de onderwereld, inzonderheid de strafplaats der verdoemden. Tarnde, Fr. huichelachtige, schijn-vrome persoon (naar een tooneelstuk van dien naam door Molière); tartuferie, vr. huichelachtige schijnvroomheid. tatoueeren, Eng. onuitwischbare teekeningen (tatouages) op het lichaam aanbrengen. tattersalL m. Eng. (naar een jockey van dien naam) paardenbeurs tot verkoop van paarden en rijtuigen, verrekening van weddenschappen, enz. tautologie, vr. Gr. overbodige herhalingen van eenzelfde idee in andere woorden. tavern, taveerne, vr. Eng. en Fr. kroeg, drinkhuis. ^ tareeren, Fr. schatten, waardeeren; taxameter of taximeter, toestel aan een huurrijtuig, dat aangeeft hoe lang men gereden heeft en wat men er voor betalen moet rijtuig met zulk een toestel voorzien; taxateur, schatter; taxatie, vr. schatting, geschatte waarde. teakhout Indisch eikenhout djatihout. teatotaler, Eng. geheel-onthouder. techniek, vr. Fr. de gezamenlijke werkwijzen eigen aan een kunst of ambacht Icunstvaardigheid, kunsttaal; technicus, deskundige in eenig industrieel vak; technisch, overeenkomstig de techniek; tedmische termen, woorden ot uitdrukkingen, die alleen gebruikt worden in een bepaald bedrijf; technologie, vr. de wetenschap der kunsten en ambachten over 't algemeen; technologisch, daartoe be- Te Deum laudamus! Ut U, o Heer. loven wij! (begin van een R.K. kerkgezang); fig. Te Deum, lofzang. telegraaf, Fr. verschrijver; seintoestel om in korten tijd berichten over groote afstand over te brengen. telepathie, vr. indruk welke door iemand ontvangen wordt in verband met een wezenlijke gebeurtenis, welke te zelfder tijd plaats vindt, doch op zoodanigen afstand en onder zoodanige omstandigheden, dat het onmogelijk schijnt dat die persoon er kennis van kan dragen. telephoon, Fr. verspreker; toestel om met behulp van electrischen stroom geluiden over groote afstand over te brengen. telescoop, m. verrekijker; telescopisch, door een verrekijker waarneembaar. tellurisch, Lat. aardsch, tot de aarde (tellus) behoorendr teUurium, o. werktuig om de aard- en maanbeweging aanschouwelijk te maken. tempeest, tempète, Fr. storm. temperament, o. Fr. physiologische toestand van het lichaam: een sanguinisch temperament; zedelijke toestand, het geheel der neigingen: een hartstochtelijk temperament; aanleg tot zinnelijkheid; temperatuur, vr. warmte- of koudegraad. tempo, o. It. (mrv. tempi) Ojd. de rechte tijd; de tijdmaat in toon- en danskunst; temporair, tijdelijk; temporisatie, vr. het dralen; uitstel tot geschikter tijd; temporiseeren, dralen, tijd winnen. tempora mutantur, nos et mutamur in fllis, Lat de tijden veranderen en wij met hen. temptatie, Fr. bezoeking, kwelling. tendentie, vr. Fr. of tendenz, vr. D. strekking, richting, nelging; tendenz-roman, roman met een bepaalde politieke, godsdienstige of andere strekking. tendresse, Fr. teederheid, zachtheid tenez! Fr. ziedaar! daar! tennis, Eng. Engelsen balspel. tenor, Fr. de hoogere mannenstem. tentamen, o. Lat. voorloopig examen. tentatie, vr. Fr. (verbasterd tot temptatie) beproeving, verzoeking. tenue, vr. Fr. militaire kleeding, uniform. terceronen, afstammelingen van een Creool en een Mulattin, termieten, witte mieren. terminatie, vr. Fr. begrenzing, voleindiging, uitgang van een woord; termineeren, eindigen, afdoen, terminologie, vr. Fr. de gezamenlijke technische woorden, die in een speciale kunst of wetenschap gebezigd worden, terminus-hotel, hötel, dat zich bevindt aan het eindpunt van een spoorweg in het hooggebergte. Terpsichore, Gr. fabell. de muze van den dans. terra, vr. Lat. aarde, land; terra cottta, It gebrande aarde; terra incognita, Lat. onbekend land. terrarium, o. Lat. aarde bevattende bak, geschikt tot het kweeken van kleinere kruipende dieren, enz. terras, It. aardwal; plat op een huis; voorgrond, terreur, Fr. schrik; de Terreur, het schrikbewind tijdens de Fransche Revolutie (31 Mei 1793—27 Juli 1794). terriër, m. Fr. dashond. terrine, vr. Fr. soepkom. • territoir, o. Fr. of territorium, Lat; territory, Eng. grondgebied; in N. Amerika: streek die nog niet genoeg bevolkt is om een staat te kunnen vormen; territoriaal, tot het grondgebied behoorend. terrorisme, o. Fr. schrikbewind, het zich handhaven in- of het bestrijden van een regeering door louter daden van geweld; terrorist aanhanger van het terrorisme. tertiair, Fr. de derde plaats innemend in een reeks; tertio, ten derde; tertium non datur, Lat een derde geval (een middelweg) is niet mogelijk; terts, vr. derde toon van den grondtoon af; interval van èèn toon; terzet, o. muziekstuk voor 3 stemmen, terzine, drieregelig vers. testamentair, Fr. den laatsten wil (het testament) betreffend, testateur, testatrice, erflater, erflaatster. testimonium, o. Lat getuigschrift tere, Fr. hoofd; tête-è-téte, o. gesprek onder vier oogen; a tête reposée, op zijn gemak, bedaard (overleggen), tetrarch, Gr. viervorst tentoon, D. oude Germaan; scheldnaam voor de Duitschers. teztiel-industrie, vr. Fr. het spinnen en weven in fabrieken, textueel, Fr. woordelijk. thaler, m. Duitsche munt (= 3 Mark = ƒ 1.80). Thalia, Fr. fabell. de muze van het tooneelspel. that is die question! Eng. dat is de vraag, daar zit de knoop! thaumatologie, vr. Gr. de leer der wonderen; thaumaturg, die wonderen doet of beweert te doen. theater, o. Fr. schouwburg, tooneel; theatraal, tooneelmatig, opgeschroefd, overdreven, thé dansant, m. Fr. vroeg beginnende danspartij, waarbij voornamelijk thee geschonken wordt theine, vr. het in thee aanwezige schadelijke bestanddeel, theïsme, o. Gr. (van Theos, God), de leer der erkenning van een Godheid. thema, o. Gr. (mrv. themata), stof ter bearrjeiding of uitwerking, punt van behandeling, onderwerp, opstel ter vertaling. Themis, (Gr. fabell.) de godin der gerechtigheid, theocratie, vr. Gr. staatsinrichting, waarin God als het onmid- middelijk staatshoofd beschouwd wordt en priesters in zijn naam regeeren; theologie, vr. godgeleerdheid; theologisch, godgeleerd; theoloog, godgeleerde, theorema, o. Gr. grondstelling, kerstelling, theorie, vr. Gr. bespiegelende, louter verstandelijke kennis, stelselmatige overtuigingen of meeningen, geheel van ken- pauselijken zegen geven). araent, Fr. dringend; urgentie, vr. dringendheid. arias-brief (Hebreeuwsch) een voor den overbrenger gevaarvolle tijding. i . arme, Fr. pis; urineer en, zijn water loozen; urinoir, waterplaats; uroscoop, piskijker. arn(e), vr. Lat. waterkruik, vaas voor de asch der gestorve- asagé^ usance, usantie, vr. Fr. gebruik, gewoonte (inz. in den handel). ... usurpateur, Fr. overweldiger; usurpeeren, overweldigen, wederrechtelijk bemachtigen. uterus, Lat .baarmoeder. unie, Fr. nuttig; unie duld, het aangename aan het nuttige (paren); utiliseeren, benutten; utiliteit, vr. nuttigheid. uti possidetis, Lat. gelijk gij bezit (van oorlogsvoerende partijen) gelijk zij op gegeven oogenblik de landstreken bezet houden. ut retro, Lat. gelijk op de voorgaande bladzijde. Utopia, Lat. het denkbeeldige land, dat Tomas Morus in Zijn boek van dien naam beschrijft; heilstaat; utopie, vr. hersenschim; utopisch, hersenschirriniing. uvula, Lat. huig; uvulitis, ontsteking aan de huig. V. Rom. getal = 5; V. D. M. - verbi devini minister, Lat. dienaar van het goddelijke woord; vid. = videateur, Lat. zie: V. V. = vice versa, heen en terug;, vol. = volume deil, boek. va, Fr. kom op; va banque, al het geld van den bankhouder. vacant, Fr. ledig, niet bezet (van een ambt of post); vaceeren, vacant zijn; zitting houden (van een notaris, enz.); vacatie, vr. arbeid, tijd door een notaris of ander openbaar ambtenaar aan eenige zaak besteed, zitting; vacature, vr. het open zijn van een ambt; onbezette post. vacantie, Fr. vrijaf; opschorting der werkzaamheden. vaccinatie, vr. Fr. koepokinenting; vaccine, koepokstof; vaccineeren, inenten; pare vacdnogène, o. inrichting tot het bereiden en afleveren van ent-stof. vacuüm, Lat. luchtledige ruimte. vademecum, o. Lat. (lett.: ga met mij!) zakboekje; handboekje dat men steeds bij zich draagt, vae. Lat wee! ach!; vae victisl wee den overwonnene! vagebondeeren, Fr. rondzwerven, vagina, vr. Lat moederscheede. vaiselle, Fr. tafelborden, het gezamelijke eetgerij, valabel, Fr. geldig, aannemelijk, vale! Lat. vaarwel! (lett: wees gezond!) valet, Fr. knecht, boer (in 't kaartspel); valet de chambre, 13 kamerdienaar. valide, Fr. gezond, krachtig, geldig; validatie, vr. geldig verklaring; valideeren, geldig maken, voor goede betaling gelden; op crediet-rekening plaatsen; validiteit, vr. geldigheid. valueeren, It schatten, waardeeren; valuta, vr. It waarde (in wissels, papier, enz.), muntvoet vampyr of vampier, m. in het volksbijgeloof een doode, die uit zijn graf komt om levenden 't bloed af te zuigen; groote Zuid-Amerik. vleermuis die hetzelfde doet; fig. uitzuiger. vandaal, barbaar die kunstwerken of dingen van wetenschappelijke waarde vernielt (de Vandalen waren een Gothisch volk, dat in de 5de eeuw Zuid-Europa verwoestte); vandalisme, vernielzucht op kunstwerken gekoeld; vandaalsch, vernielzuchtig. vanitas vanitatum, Lat ijdelheid der IJdelheden! vapeurs, mrv. Fr. maagdampen, oprispingen, vrouwenlulmen of grillen; vaporiseeren, verdampen; vaporisator, flacon met toestel om poeder of reukwater te verstuiven. varia, Lat. gemengde zaken, allerlei; velerlei; variabel, Fr. veranderlijk, onbestendig; variant vr. verschillende, afwijkende lezing; variatie, vr. verandering, (in de muziek): een stuk, waaraan een melodie ten grondslag ligt welke echter op velerlei wijs gewijzigd en herhaald wordt zonder haar eigen karakter geheel te verliezen; vandaar fig.: variaties op eenzelfde thema, wanneer verschillende menschen op verschillende wijs hetzelfde zeggen; variaod delectat, Lat verandering van spijs doet eten; varieer en, veranderen; variëteit, vr. verscheidenheid. varinas, vr. rooktabak, z.g. uit Varinas in Venezuela. vasal of vazal, Fr. leenman. Vaticaan, o. het pauselijk paleis en hof te Rome (op den Vaücaanschen berg); de pauselijke regeering. vaudeville, vr. Fr. klein tooneelstuk uit gesprek en zang bestaand. vaurien, Fr. bengel, deugniet vauxhall, o. Eng. (naam van een grooten lusttuin in Londen in de 18e eeuw}; tuin voor openbare vermakelijkheden: concerten, bals, vuurwerk, illuminatie, enz. Veda's mrv. Sanskr. oude heilige boeken der Indiërs. vegetabilia, Lat. mrv. planten, plantaardige spijzen; vegetariër, die uitsluitend plantaardig voedsel neemt vegetatie, vr. plantengroei; vegeteeren, een plantenleven leiden. vehement, Fr. heftig, vurig; vehemenae, vr. heftigheid. vehikel, o. Lat voertuig. veilleuse, vr. Fr. nachtlampje. velociteit, Fr. velodtas, Lat snelheid, gezwindheid; vekv drome, gebouw voor wielrljden en wielerwedstrijden, velours, Fr. velvet, fluweel. venaal, Fr. veil, te koop; venaliteit, vr. veilheid, omkoop- baarheid. , ... vendémiaire, Fr. wijnmaand, eerste maand van den repUDii- keinschen kalender (22 Sept.—21 Oct). vendetta, vr. It bloedwraak, enz. op Corsica, vendu, vr. Fr. openbare verkooping. venerabeL Fr. eerwaardig, eerbiedwaardig; venerabile, o. bet hoogwaardige in de RJC. kerk; veneratie, vr. vereering. aanbidding; venereeren, vereeren, aanbidden. venerische ziekte, geslachtsziekte. venia aetatis, o.Lat meerderjarigheidsverklaring vóór den wettelijke daartoe gestelden leeftijd, veni, vidi, vid, Lat ik kwam, zag en overwon, (gezegde van Julius Cesar). venta, Sp. vendita, Spaansche herberg, ventiel, m. Lat lucht- of windklep; ventilatie, vr. lnohtver- versching; ventilator, toestel voor luchtverversching; ven- tüeeren, luchten, de lucht ververschen. ventóse, windmaand, zesde maand van den republikeinschen kalender. (19 Febr.—20 Maart). Venus, Rom. (fab.) de godin der schoonheid en der liefde, veranda, vr. overdekte plaats vóór of achter een gebouw, verbaliseeren, proces-verbaal opmaken, verbum, o. Lat. woord, werkwoord, verdict, o. Fr. uitspraak van de jury. verificateur, Fr. ambtenaar, aangesteld om de juistheid van aangiften te onderzoeken, douane-ambtenaar, verificatie, vr. onderzoek naar echtheid of juistheid; veriBëeren, de echtheid, de juistheid onderzoeken; nauwkeurig nagaan. veritabeL Fr. echt veritas, Lat vérité, vr. Fr. waarheid. vermeil, Fr. roode kleur; verguld zilver. vermout vermouth, witte wijn met een aftreksel van alsem. versificatie, vr. Fr. versbouw. vertebrata, mrv. Lat gewervelde dieren. verticaal, Fr. loodrecht loodlijn. < verve, Fr. geestdrift; kunstenaarsvuur. Vesta, Rom. (fabell.) de godin van het vuur, van den huiselijken haard, van de kuischheid; Vestalen of vestaalsche maagden, priesteressen van Vesta, die de gelofte van kuischheid moesten afleggen, vandaar vestaalsch voor: uiterst zedig en kuisch. vestiaire, m. Fr. in openbare gebouwen het vertrek, waar men zijn overjas, wandelstok, enz. in bewaring kan geven. vestibule, vr. Fr. vóórvertrek, voorportaal, de ruimte bij den ingang van een huis, waardoor men de andere vertrekken bereikt veteraan, Fr. oude, beproefde soldaat kunstenaar ot geleerde met een lange, eervolle loopbaan achter zich. veto, Lat ik verbied; het recht van een vorst om een wet teverwerpen. , vexatie, vr. Fr. plagerij, afpersing, kneveling; vexeeren, pm- gen, kwellen, onrecht aandoen. ▼ia, Lat weg, middel; via, (voorzetsel) Janos, over. viaduct o. Lat op peilers rustende luchtbaan voor eea spoorweg, enz. viaticum, o. Lat reis- of teerpenning; het laatste oliesel. vibratie, vr. Fr. trilling, slingering; vibreer en, trillen. vicariaat o. Lat het ambt of rechtsgebied van een vicaris; vicaris, plaatsvervangend machthebber; hulpgeestelijke; vicar, Eng. dorpsgeestelijke. vice, in samenstellingen: onder- of waarnemend. vicieus, Fr. ondeugend, zedeloos; fig. gebrekkig. vicomte, Fr. adellijke titel (tusschen baron en graaf in). victor, Lat. overwinnaar; victrix, overwinnares; victorieus, overwinnend, zegevierend. victualiën, mrv. Lat levensmiddelen, mondbehoeften; victualiewant, kommaliewant het schaftgerei aan boord. vide-poche, m. Fr. schaal om in te leggen, wat men gewoonlijk In den zak draagt: beurs, horloge, enz. vigileeren, Lat waakzaam rijn, scherp opletten; vigiliën, mrv. nachtelijke gebeden vóór de begrafenis. vignet o. Fr. boekdruk-ornamentje. villégiature, vr. Fr. zomerverblijf op het land. vinaigre, Fr. azijn. vindicatie, vr. Fr. terugvordering in rechten; vindiceer en. terugvorderen, wreken, straffen; vindicatief, wrekend. wraakzuchtig, vingt-et-un, Fr. een en twintigen (kaartspel), violatie, vr. Fr. schending, onteering, verkrachting, virginiteit, vr. Fr. maagdelijkheid, ongereptheid, viriel, Fr. mannelijk; viriliteit vr. mannelijkheid, virtuoos, It wie groote talenten heeft op muzikaal of ander gebied; virtuositeit, vr. meesterschap, virtus nobilitat, Lat. de deugd adelt, visa, o. Lat handteekening voor „gezien", visage, Fr. aangezicht, gelaat vis-a-vis, tegenover, zelfst nmw.: degeen die tegenover iemand staat of zit (bij het dansen, aan tafel, enz.). viseeren, Fr. goedkeuren, voor gezien teekenen; mikken. visie, vr. Fr. het zien, inzage; visioen, o. droombeeld, gezicht, hersenschim, droomerij; visionair, die visioenen heeft ziener, geestdrijver; visiteeren, gaan zien, onderzoeken, doorzoeken; visiteur, beambte aan de douane, die de ingevoerde goederen naziet; visum repertum, o. verslag van zijn bevindingen aancaande een gewonde of doode. door den geneesheer uitgebracht vfta brevis, ars Ionga, Lat het leven duurt kort de kunst lang. vitaal, Fr. wat tot het leven behoort het bevordert of onderhoudt levensvatbaar; vitaliteit yr. levenskracht levenskracht levensvatbaarheid.. vitesse, Fr. vitessa, Lat. snelheid, spoed. vitrine, vr. Fr. glazen uitstalkast. vitriool, Fr. zwavelzure metaalkalk. viva, It en Sp.; vivat Lat; vive, Fr. leve bij leve. vivaciteit vr. Fr. levendigheid, heftigheid. viveur, Fr. persoon die een losbandig leven leidt en alleen aan vermaken denkt vivisectie, vr. Lat het opereeren van levende dieren, ten. behoeve van wetenschappelijk onderzoek; vrvisector, persoon die vivisectie toepast. vivres, mrv. Fr. levensmiddelen, mondvoorraad. vocaal, Fr. wat met de stem geschiedt; vocale muziek, zang; zelfst nmw. klinker. vocabulaire, m. Fr. de gezamelijke woorden van een faal. de gezamelijke bijzondere termen in eenig vak gebruikelijk. vocatie, vr. Fr. roeping. vogue, zie en vogue} vogue la galère! de zaak is begonnen, het ga nu zoo 't wil! vofla, Fr. ziedaar. . ▼olapuk, o. nieuwe door pastoor Schleyer uitgevonden wereldtaal (maakt geen opgang meer). vol cToiseau, Fr. vogelvlucht a vol «foiseau, in vogelvlucht volée, vr. Fr. hoedanigheid, rang; de haute volée, de lieden van den allereersten rang. volière, vr. Fr. groote vogelkooi. volontair, Fr. vrijwilliger, jongmensen dat werkt zonder belooning om een zaak te leeren. voltaire, m. Fr. gemakkelijke leunstoel. voltigeurs, mrv. Fr. licht voetvolk, tirailleurs. volubiliteit vr. Fr. bespraaktheid, radheid van tong. volume, o. Fr. boek. deel; omvang, massa van een licnaamp volumineus, lijvig, omvangrijk. voluptueus, Fr. wellustig. vonutief, o. braakmiddel. voteer en, Fr. stemmen, door stemining beslissen; votum, o. Lat stem; votum van vertrouwen, verklaring door een vergadering bij meerderheid van stemmen aangenomen waarbij zij haar vertrouwen uitdrukt in eenig persoon ot vox? Lat. stem; vox clamantis in deserto, de stem des roependen in de woestijn; vox humanum, de menschenstem (een register van het orgel); vox populi, vox Dei, de stem des volks (is) de stem Gods. voyons! Fr. laat ons zien! komaan! vue cToiseau (a) Fr. in vogelvlucht ... valcanisme, o. het geheel der vulcanische verschijnselen en de theorièn ter verklaring ervan. valcanus, Lat God van het vuur; vulcaniseeren, door ver. Mtting ongevoelig maken voor temperatuursverschillen van rubber. vulgair, Fr. gemeen, alledaagsch, plat; vulgariseeren, onder het bereik der groote massa brengen; vulgariteit, alledaagschheid, platheid; de Vulgata, de gewone bijbelvertaling bij de Katholieken in gebruik; vulgo, Lat gemeenlijk, door de bank; vulgus, o. het gemeen, de groote hoop. vulgo, Lat naar spraakgebruik. vulneroble, Fr. kwetsbaar. vulnus, Lat. wonde. vulva, Lat vrouwelijk schaamdeel (buitenste opening der moederscheede). w waiter, Eng. keltner. Jan. Waldenzen, Lat. godsdienstpartij in Frankrijk ontstaan in de 12de eeuw, naar den stichter Petrus Waldus genoemd. Walhalla, (Noordsche mythologie), de hal of zaal der verslagenen, het paradijs der oude Noorsche volken. Walkuren, D. Noordsche strijdgodinnen. Wallstreet Eng. centrum van den geldhandel in N. York. walpurgisnacht, D. de eerste Meinacht waarin de heksen bijeen kwamen. warehouse, Eng. groote winkel, bazar. warranted, Eng. gewaarborgd. vraten, Eng. scheepswacht van 4 uren; horloge; stopp watch, horloge dat automatisch stopt in gebruik bij wedstrijden. water-closet (afgekort W.C.) Eng. bestekamer met waterspoeling). waterproof, Eng. waterdicht watt Eng. electrische arbeidseenheid. wedgwood, Eng. beroemd Eng. aardewerk (serviezen e.d.) werst, vr. Russische mijl (= 1067 M) Whigs, mrv. Eng. de Engelsche liberale regeeringspartij. whiskey, m. Eng. korenbrandewijn of -jenever. whist, o. Eng. zeker kaartspel tusschen 4 personen. wigwam, Indiaansche hut of tent Wodan, D. oppergod der Germanen; Wodansdag = Woensdag, wodka, (Poolsch, Russisch) brandewijn, woiwode, (Poolsch, Russisch) titel der voorm. vorsten van Moldavië en Wallachije, der stadhouders van Polen, would be, Eng. (lett zou gaarne zijn), voor andere zelfst. nmw. geplaatst beteekent het iemand, die gaarne zou willen doorgaan voor; bijv. een would b e kunstenaar. X X, (Rom. cijfer): 10; z, in de algebra = een onbekende grootheid = X-mas — christmas, Eng. — Kerstmis. Xanthippe, (vrouw van Soerates): fig. een boos, lastig wijf. xenocratie, vr. Gr. heerschappij van vreemdelingen. Xr„ D. Duitsche afkorting voor Kreuzer. . ^ X-stralen, stralen van nog onbekende aard die vaste lichamen kunnen doorlichten; ontdekt door Röntgen, daarom ook wel Röntgenstralen. Xvlocultuur, Gr. houtcultuur; Xyloolief, houtsnijder; Xyloqlietiep. houtsnijkunst; XylograpWe, het drukken met houten letters op platen; Xyiographlsch, met houten letters gedrukt; Xylolatrie, aanbidding van houten beelden; Xyloooie. leer der houtsoorten; Xylophagus, houtworm. xylograaf, Gr. houtsnijder; xylographie, vr. het drukken met houten letters of platen. v» ..... -f Xylophoon, Gr. mvizieldnstrument bestaande uit houten ot metalen plaatjes van verschillende lengte waarop met een hamertje wordt geslagen. IJ ■y (in de wiskunde) de tweede onbekende grootheid, yacht, o. Eng. jacht, zeilvaartuig; yachtclub. Eng. zeil- en roeivereeniging. , , - Yankee, spotnaam der Noord-Amerikanen; Yankee-doodle, Noord-Amerikaansch vroolijk volksliedje, yard, m. Engelsche el (= 0,9144 M.) year, Eng. jaar. ■yen, m, Japansche munt (= ƒ2.50). yeoman, Eng. (mrv. yeomen) niet-adelijk grondeigenaar, voornaam pachter, ook: soldaat der lijfwacht; yeomanry, de gezamelijke yeomen. L^i. u, yin (Chineesch) Chineesche lengtemaat (24J^ M.) ypsilon, Gr. Grieksche y. ... ., v»—v», vtteriet (Zweedsch) zwarte ondoorzichtige steen uit Ytterby in Zweden; yttrium, tegen vuur bestand zijnde metaalbasis van de ytteraarde, die door Gadolin in de yteriet werd Yuca^Indiaansch) Yucca, broodwortel of maniak. z z. (in de wiskunde) 'e derde onbekende grootheid, zambo's, naam, die men in Amerika geeft aan afstammelingen van Amerikanen en negers. Zanella, Fr. soort katoenen stof. Zebaoth, Hebr. de hemelsche heerscharen, de sterren, de wereld: vandaar. God. : . 1 zecbine, vr. Lat voormalige Venetiaansche gouden munt zeloot Gr. IJveraar; zélatrlce, Fr. ijveraarster; zelotisme, o. overdreven, blinden geloofsijver. Zend-avesta, vr. oud. Perz. (lett.: het levende woord), bet heilige boek der Oude Perzen. zenrth, o. Arab. schedelpunt het punt aan den hemel recht boven het hoofd van den waarnemer (tegenst nadir). zepwr, ra. Gr. koele, zachte westenwind, aangenaam koeltje zero, rr. nul. ! ' zetetica, Lat. zetetiek, de kunst om door vragen nog onbederzoeW ^ ^ br€naen; ze******, on- Zeus, Gr. zie Jupiter. zigeuner, D. Duitsche naam voor het rondzwervend herdersvolk dat wij Heidens noemen. Ook zingari; zingaresca. zigeunerlied; alla zingarese, It = op zigeunermanier. zigzaglijn, z-vormige lijn. zincographie, vr. het vervaardigen van en drukken met zinken (lijn) clichés. zodiak, m. Gr. dierenriem, cirkel of gordel aan den hemel met de meestal naar dieren genoemde 12 sterrenbeelden of hemelteekens, welke de zon jaarlijks doorloopt zone, vr. Lat aardgordel, luchtsreek. zoölogie, vr. Gr. dierkunde, natuurlijke geschiedenis der dieren; zoölogische tuin, diergaarde; zoöloog, dierkundige. zouaaf, Fr. soldaat van het Fransche leger in Afrika. (De zouaven zijn in Arabische uniform gekleed). zyma, Lat giststof; zymisch = van gisting afhankelijk; zymogeen, gisting verwekkend; zymologie, leer der gisting; zymose, gisting of fermentatie; zymotisch, gisting wekkend; zythas, door gisting bereide dranken; zythatechniek, bierbrouwerskunst AANSPREEKTITELS. Den Heer — Mijnheer Weledelen Heer Juffrouw — Mejuffrouw Mevrouw Weledelgeboren Heer Weledelgestrenge Heer Hoogedelgestrenge Heer Edelachtbare Heer EdekjTOOtachtbare Heer Personen uit den burgerstand. Personen uit den middenstand. Ongehuwde dames. Gehuwde vrouwen uit kleinen burgerstand. Gehuwde dames uit deftigen stand. Personen uit den beter gesitueerden stand. Officieren tot en met den rang van Kapitein. Inspecteur der belasting. Inspecteur v. politie: Voorzitter waterschap. Voorzitter polderbestuur. Griffier. Procureur. Advocaat. Notaris. Schoolopziener, ingenieur. Lid Staten Generaal. Lid Raad v. State. Lid Rekenkamer. Lid Gedeputeerde Staten. Hoofdofficieren. Commissaris d. Koningin. Gouverneur N. O. I. Gouverneur N. W. L Resident in N. O. I. Directeur Departement. Lid Raad v. Indië. Burgemeester (v. e. kleine stad). Wethouder. Lid gemeenteraad. Rechters. Kantonrechters. Lid Provinciale Staten. Raadsheer. Curator Hooge School. Lid Gerechtshof. Edelhoogachtbare Heer Hoogedelachtbare Heer Excellentie Eerwaarde Heer Eerwaarde Zuster Eerwaarde Moeder Weleerwaarde Heer Weleerwaarde Zeergeleerde Heer Zeereerwaarde Heer Weledelzeergeleerde Heer Hooggeleerde Heer Hoogwelgeboren Heer Hooggeboren Heer Hoogwelgeboren Jonk' vrouwe Lid Hooge Raad. Lid Hoog Gerechtshof. Burgemeester (v. e. groote stad). Minister. Gezant. Gouverneur Generaal N.O.I. Gouverneur f Genéïaar*' N.WX Admiraal. Vice Admiraal. Generaal. Luitenant-Generaal. Geestelijke Broeders. Frater. Kloosterzuster. Moeder Overste. Kapelaan. Rector. Predikant (zonder doctorstitel). Rabbijn. Geestelijke (met Dr.'s titel). Predikant (met Dr.'s titel). Opperrabbijn. Pastoor. Hoofd eener parochie. Deken. Personen met doctorstitel. Artsen. Professor. Privaat Docent. Baron. Jonkheer. (Aanspreken m. „Mijnheer".) Graaf (aanspr. m. „Mijnheer de Graaf'). Freule. Hoogwelgeboren Vrouwe Hooggeboren Vrouwe Zijne Doorluchtige Hoogwaardigheid Zijne Eminentie Zijne Heiligheid Mevrouw Douairière Zijne Koninklijke Hoogheid Hare Koninklijke Hoogheid Zijne Majesteit Hare Majesteit Barones. Vrouw v. e. Jonkheer. Gravin. Aartsbisschop. Bisschop. Kanunnik. (Bij aanspr. „Monseigneur".) Kardinaal (bij aanspr. „Uwe Erninentie"). Paus (bij aanspr. „Heilige Vader", of „Uwe Heiligheid"). Adellijke Weduwe. Prins uit Koninklijk Huis (bij aanspr. „Uwe Hoogheid"). Prinses uit Koninklijk Huis (bij aanspr. „Uwe Hoogheid"). Regeerend vorst (bij aanspr. „Uwe Majesteit" of „Sire"). Koningin. Koningin Moeder. (Bij aanspr. „Mevrouw", „Majesteit" of „Uwe Majesteit"). LATIJNSCHE SLAGZINNEN. ab initio ad finum ad fundum ad boe ad infinitum ad interim ad libitum ad majorem Dei gloriam (A. M. D. G.) ad rem alias alibi alma mater alter ego amens amans anno domini (A. D.) angelus arti et amicitiae auctor actualis auctor intellectualis Bona fide brevi manu bruta fortuna carpe diem casu quo (c. q.) casus belli cito fit cito perit communis opinio consummatum est contradictio in adjecto contradictio in terminus corpus delicti corpus juris cum annexis (c a.) cum grano salis de dato de facto de jure de gustibus non est disputandum de mortuis nil nisi bene deo optima maximo (D. O. M.) van bet begin. tot het einde. tot op den bodem. tot dit doel. tot in 't oneindige. tijdelijk. naar believen. tot meerdere eere Gods. ter zake. anders — bovendien. ergens anders. voedster moeder. een ander ik. liefde maakt blind. in 't jaar onzes Heeren. engelenlied. aan kunst en vriendschap gewijd. uitvoerende auteur. geestelijke auteur. ter goeder trouw. zonder omslag. blind geluk. verblijd u in den dag. voor het geval. aanleiding tot oorlog. gauw en goed zijn twee. openbare meening. het is volbracht. tegenstrijdigheid in bet bijgevoegde. tegenstrijdigheid in de bepaling. overtuigingsstuk der misdaad, wetboek van recht, met betgeen er bij hoort met een korreltje zout van den dag. feitelijk, rechtens. over den smaak valt niet tetwisten. over de dooden niets dan goed. aan den hoogsten God gewijd» de profundis den ex machina «kirde et impera dolce farniente ccce homo et rare humanum est ex cathedra experienta docet festima lente fiat justitia flagrante delicto gloriosae memoriae grosio modo hesperus venit hic jacet... homo sapiens homo sum Homo sum; humani nil a me alienum puto honoris causa horrible dictu idem in abstracte in bonis in casu in deposito in dubio "ia extenso in hoe signo vinces in paci tater nos jure divinö jure et facto jure humano jus publicum lapsus linguae lapsus calami laas Deo lex non scripta materfamilias memento mori mens sana in corpore sano .more majorum mors omnia aequat multum in parvo mundus vult decipi uit de diepten. de persoon, die in het too- neelstuk de onverwachte ontknooping brengt, verdeel en heersch. zalig nietsdoen, zie de mensch. dwalen is menschelijk. van den kansel, ondervinding leert, haast U langzaam, leve de gerechtigheid, op' de daad zelf. roemrijker nagedachtenis, ten naasten bij. de avond nadert, hier ligt begraven, de redelijke mensch. ik ben een mensch. ik ben een mensch; niets men' schelijks is mij vreemd, eershalve. vreeselijk om te zeggen, dezelfde. in het afgetrokkene. in het bezit van goederen. in dit geval. in bewaring. in twijfel. in zijn volle uitgebreidheid, in dit teeken zult ge overwinnen, in vrede, onder ons. volgens Goddelijk recht rechtens en feitelijk. volgens menschelijk recht publiek recht verspreking. verschrijving. God zij lof. de ongeschreven wet huismoeder. gedenk te sterven. een gezonde geest in een gezond lichaam. op de wijze onzer voorouders. de dood spaart niemand. veel zaken in kort bestek. de wereld wil bedrogen zijn. Natura artis magistra necessitas ante rationem est nee (non) plus ultra nemo in amore videt nil desperandum nil sine deo nolens volens nomen sit omen non possumus omnia vincit amor omnis definitio periculoso omnium cbnsensu ora et labora ora pro nobis oratio pro domo o sancta simplicitas o tempora, o mores panem et circenses panus angelicus pastor loei paterfamilias pater noster pater patriae per aspera ad astra persona grata post pluvium sol prima vista primus inter par es pro tanto prudentia est mater sopientiae pulvis et umbra sumus qui bene facit bene invenit qui tacet, fatetur quod erat demonstrandum (q. e. d.) quo usque tandem rara avis repetitio est mater studii requiescat in pace (R. I. P<) rumor in casa salve salve regina semper idem sic transit gloria mundi sine labore nihil si vis pacem para bellum de natuur is de leermeesteres, der kunst. nood breekt wet. niets gaat er boven. liefde maakt blind. wanhoop nooit niets zonder God. tegen wil en dank. de naam zij een voorteeken. wij kunnen niet. liefde overwint alles. in elke definitie schuilt gevaar. volgens aller instemming. bid en werk. bid voor ons. rede voor eigen belang. O, heilige eenvoud. O tijden, o zeden! brood en spelen. het brood der engelen. predikant ter plaatse. huisvader. Onze Vader. vader des vaderlands. door de hoop tot de sterren^ een gewild persoon. na regen komt zonneschijn. op 't eerste gezicht de eerste onder de gelijken. voor zooveel. de voorzichtigheid is de moeder der wijsheid, stof zijn wij. wie goed doet, goed Ontmoet, wie zwijgt, stemt toe. hetgeen te bewijzen is. hoe lange nog. een zeldzame vogel, herhaling is de moeder derstudie, hij ruste in vrede, leven in de brouwerij, gegroet. gegroet Koninginne. altijd hetzelfde. zoo vergaat de heerlijkheid der wereld, zonder moeite niets, als ge vrede wilt bereid UL tabula rasa terra incognita urbi et orbi usus magister optimus utile dulci vade mecum venl vidi vici vento vivere veritas vindt virgo vindt vim virtus virtus nobilitat viribns unitis vox damantis in deserto vox popalt vox Deï ten oorlog, een schoone lei. een onbekend land. aan de stad en aan de ■wereld. ondervinding is de beste leermeesteres. het nuttige met het aangename. ga met mij. ik kwam, ik zag, ik overwon, van den wind leven, de waarhdd overwint, maagd. deugd overwint geweld. deugd adelt. met vereende krachten. de stem des roependen in de woestijn, de stem van 't volk is de stem van God. *