ZOEK-LIGHT NEDERLANDSCHE ENCYCLOPAEDIE VOOR ALLEN MEDEWERKERS AAN DEEL I Dr. P. C. M. BOS, J. BRANBERGEN, Ir. Jhr. W. N. DE BRAUW, J. R. DE BUSSY, P. BIJHOUWER, Mej. Mr. I. DEUTZ, G. A. EVERS, J. FRANSEN, Ds. J. G. FRERICHS, H. HEUKELS, Mej. Dr. R. HIRSCH, F. W. HUDIG, J. N KOLLEWIJN, E. KUPERS, J. H. DE LEEUW, J. P. MIERAS, Dr. I. VAN OS, Dr. J. F. VAN OSS, H. J. RUTTERS, Mej. L. SNITSLAAR, Dr. G. C. A. VALEWINK, J. F. L. DE BALBIAN VERSTER, P. VOS, H. WOLF. AANGIFTE - AANPLAKBILJET deelende aand. (bepaald dividend, als 2 en meedeelen in de verdere winst);4. cumulatief-pref. aand. (als 2, en als de winst in een bepaald jaar ontoereikend is om het vastgestelde dividend te betalen wordt het te weinig betaalde uit de winst van het volgende jaar eerst aangezuiverd); 5. cum.-pref. winstdeelende aand. (als 3 en 4); 6. winstaand. (actions de jouissance), deelen op bepaalde wijze mee in de winst; 7. oprichtersaand. of —bewijzen, als 6. Aangifte. In verschillende gevallen eischt het burgerlijk recht, dat van een gebeurtenis aangifte wordt gedaan. 1. Bij huwelijk, aan den ambtenaar v. d. burgerlijken stand in de woonplaats van een der partijen. 2. Bij kindergeboorte door den vader, of bij ontstentenis, door een persoon, die bij de bevalling tegenwoordig was. De aangifte moet geschieden binnen 3 dagen na de bevalling aan bovengenoemden ambtenaar. 3. De vinder van een pasgeboren kind moet van de vondst aangifte doen. 4. Bij overrijden moet aangifte gedaan aan den burgerlijken stand ter plaatse der gebeurtenis. 5. In belastingzaken. 6. Bij sommige misdrijven bestaat de verplichting aangifte te doen, wanneer men weet, dat zij geschied zijn, of dat het plan bestaat, dat zij geschieden zullen. Aanhaling noemt men het woordelijk weergeven in woord of schrift van de gesproken of geschreven uiting van een ander. Voor den belastingambtenaar beteekent aanhaling de inbeslagneming van goederen wegens de ontduiking der belasting. Aanhangmotor. Zie Buitenboordsmotor en Rijwielmotor. Aanklacht, beschuldiging door den aanklager bij den bevoegden ambtenaar, ten doel hebbende een gerechtelijke vervolging uit te lokken tegen den aangeklaagde. De aanklager van staatswege is het z.g. Openbaar Ministerie. Aanleg noemt men in het algemeen de geërfde geschiktheid van een orga nisme tot verwerving van een bepaalde lichamelijke of geestelijke geaardheid en tot het verrichten van de daaruit voortvloeiende lichamelijke of geestelijke werkzaamheden. Deze physieke aanleg gaat deels in een blijkbaar vastbepaalde richting, deels is zij onder invloed van allerlei factoren vatbaar voor verandering. In waardeerenden zin spreekt men van aanleg wanneer iemand in het bezit is van een aangeboren geschiktheid die het hem mogelijk maakt zich velerlei kundigheden sneller, gemakkelijker en beter eigen te maken dan vele anderen. Aanleg (van aanleggen «= ten laste leggen, beschuldigen). Beschuldiging, gerechtelijke vordering. In eersten aanleg = in eerste instantie. Aanloopkleur ontstaat bij langzame verhitting van metalen aan de lucht, door de vorming van dunne laagjes metaaloxyde die het opvallende licht bij verschillende temperaturen op bepaalde manier terugkaatsen. Bij het temperen van gehard staal (om de brosheid te verminderen) dienen de aanloopkleuren om den gang van het proces na te gaan. Aanlooptransformator, Zie Autolransformator. Aanloopweerstand is een veranderlijke weerstand, die gebruikt wordt voor het regelen van den electrischen stroom bij het doen „aanloopen" of in beweging brengen van electro-motoren. Aanmonsteren is het in dienst nemen van scheepsvolk voor den waterschout. Afmonsteren beteekent het uitbetalen en ontslaan van hen. Aannemer is ieder, die zich verbindt een bepaald werk tegen een van te voren vastgestelden prijs te verrichten. Aanplakbiljet, aanvankelijk een geschreven aankondiging met offideele mededeeling van algemeen belang, die zich geleidelijk tot een universeel aankondigingsmiddel ontwikkelde en een bijzondere vlakversieringskunst in het leven riep, toen in de plaats van den AANPLAKKING—AANVARING typografischen druk de moderne illustratie-procédés werden toegepast, om de ontwerpen van kunstenaars te vermenigvuldigen. Aanplakking. Een uittreksel uit de acte van afkondiging van een huwelijk moet aan het stadhuis worden aangeplakt gedurende den tijd tusschen le en 2e afkondiging. Bij faillissement bestaat de verplichting een uittreksel uit het vonnis aan te plakken aan het stadhuis en het gerechtsgebouw van het Arrondissement. Aanplemping noemt men in tegenstelling met indijking het droogmaken van watervlakten door middel van afval als puin, asch, en dergelijk. Dit gcueun vaan tot vergrooting van groote steden als Amsterdam, Rotterdam, waar men over veel afval beschikt. Aanrazeering, aanvulling met metselwerk of beton van de ruimte tusschen een gewelf en zijn rechtstanden, of tusschen gewelven onderling teneinde «o siduuueit oer geweiven te verzekeren. Aanschouwelijk onderwijs noemt men die leermethode welke groote waarde hecht aan de ontwikkeling van het voorstellingsvermogen der leerlingen en dit wil bevorderen door hen met zorg te leeren opmerken en waarnemen. (Rousseau, Pestalozzi). Aansprakelijkheid, in rechten gebonden zijn, hetzij strafrechtelijk, indien de rechtsgevolgen liggen op 't gebied van het strafrecht, hetzij burgerrechtelijk, indien zij liggen op *t gebied van het burgerlijk recht. Burgerrechtelijke aansprakelijkheid kan voor iemand ontstaan door overeenkomst, door eigen onrechtmatige daad of onrechtmatige nalatigheid of door het handelen of de onrechtmatige daad van anderen, voor wie de wet in bepaalde gevallen geen eigen aansprakelijkheid aanneemt. (Zie Lastgeving en Voogdij). Deze aansprakelijkheid omvat in den regel alle roerende en onroerende goederen. De wet erkent echter een beperkte aansprakelijkheid in gevallen, waar deze uitdrukkelijk is voorgeschreven. (Zie Abandon. Naamlooze Vennootschap. Coöperatieve Vereeniging); zie ook Verantwoordelijkheid en toerekenbaarheid. Aanstelling is de benoeming verleend aan iemand door een publiekrechtelijk lichaam tot het vervullen van een betrekking. Aantrede, het horizontale gedeelte van de trede van een trap. Naar gelang van de bestemming der trap varieert de lengte van de aantrede van 25—35 c.M. Aantrekking, Algemeent. Alle voorwerpen trekken elkaar aan met een kracht, door Isaac Newton geformuleerd: de aantr.kracht tusschen twee stoffelijke deeltjes is recht evenredig met 't product hunner massa's en omgekeerd evenredig met het kwadraat van den afstand (gemeten van zwaartepunt tot zwaartepunt). De aantrekking, die twee lichamen op elkaar uitoefenen is de som der attracties van alle kleinste deeltjes van het eene op alle kleinste deeltjes van het andere. De aard van deze kracht is nog niet ontdekt, hoewel men de wetten kent. ÏTit rfe n>»t».n volgt dat er (althans theoretisch) geen grens is voor den afstand, waarop de aantrekking nog plaats heeft. Voor zoover bekend heerscht de aantrekking overal in de ruimte; men neemt die waar bij de beweging der planeten om de zon, van de manen om de planeten, bij de beweeinsr der rinhhol- sterren, bij de storingen, die de verschillende planeten en manen op elkaar uitoefenen. Voor groote afstanden wordt de A. zeer klein, zoodat we bijv. praktisch kunnen aannemen, dat de onderlinge aantrekking van zon en vaste sterren nul is. 't Staat echter niet vast of men die aantrekking wel verwaarloozen mogen. (Zie ook Adhaesie en Cohaesie). _ Aanvaring, het met elkaar in aanraking komen van twee vaartuigen, meestal tengevolge hebbend beschadiging (averij) van een of beide. Om aanvaringen op zee te voorkomen bestaan inter- AARDAPPELPOOTWERKTUIGEN—AARDAPPELSTROOP zetmeel gaat dan naar centrifuges, die bet meeste water afslingeren. Ten laatste passeert het aldus voorgedroogde zetmeel door doeken zonder eind met stoom verhitte droogkamers. Daar buiten woedt het kurkdroge zetmeel gezeefd in zakken van 100 K.G. verpakt. De vezels, die men in andere bassins laat afzetten, gisten daar gedurende 1 a 2 jaren, waardoor de nog zetmeel bevattende cellen opengaan, die dan weer op zetmeel worden verwerkt. De vezels dienen als veevoer. De vezelgisting, waarbij 20 % van de droge stof verloren gaat, wordt wel achterwege gelaten, waardoor de voedzaamheid en dus de prijs van het vezelvoer wordt verhoogd. Vuil geworden meel kan door spoelen, afzetten en bleeken worden gereinigd. Na het raspen wordt soms alles vermalen, waardoor dus direct alle cellen opengaan en alle zetmeel wordt gewonnen. Het water dat in de fabrieken veel kali en eiwitten heeft opgenomen, stroomt in de (Groningsche) kanalen uit en heeft deze vervuild. Het is zeer geschikt voor bevloeiing van bouwland. Men onderscheidt verschillende kwaliteiten zetmeel (het vuile en het vezelmeelleveren tweede kwaliteit). Onder den microscoop herkent men de aardappelmeelkorrels aan den mosselschelpvorm. Aardappelmeel wordt gebruikt in de huishouding, bij de fabricage van macaroni en vermicelli, voor de aardappelsagofabricage, voor sterken van garens, voor het appreteeren van weefsels, voor het vullen van papier en zachte zeep, bij de worstfabricage en voor de fabricage van dextrine, witte stroop en glucose. Maïszetmeel is een sterke concurrent. Voor den oorlog waren Nederland en Duitschland (het Duitsche had door Hollandsche knoeierijen een beteren naam, waarom veel Hollandsen onder Duitschen naam werd verkocht) voorname producenten, terwijl tijdens den oorlog Japan zeer is opgekomen. Het produceerde in 1919 100.000 ton. Ons land, dat in 1919 10.000.000 H.L. in de campagne verwerkte, exporteerde in 1919 12.000 ton meel ter waarde van / 6.000.000. Meer dan de helft van de fabrieken zijn coöperatief. De laatsten verwerkten in 1919 8.700.000 H.L. aardappelen. Ze hebben in Groningen een centraal verkoopkantoor. Naast Japan is ook Denemarken een ernstige concurrent, terwijl deinvoermoeilijkhedendoor Engeland en Amerika, die de eigen aardappelteelt willen beschermen, nog worden verhoogd. Aardappelpootwerktuigen bestaan gewoonlijk uit een ploegschaar, die een voor snijdt, een inrichting om op geregelde afstanden knollen neer te leggen en twee kleine ploegonderdeelen die de voor weer sluiten. Het regelmatig strooien van de knollen is hier de eerste voorwaarde; dit wordt bij sommige systemen bereikt door een jacobsladder, bij andere, doordat de knollen aan de spaken van een wiel opgeprikt worden. Practisch zijn deze werkt, moeilijk bruikbaar door den eisen, dat de knollen zeer zorgvuldig naar de grootte gesorteerd moeten zijn. Aardappelrooimachines. Het ideaal van zulk een machine, die de gerooide knollen schoon in den zak oplevert, is nog niet bereikt; proeven met dergelijke constructies zijn mislukt, daar de machines te zwaar waren. Veel gebruikt wordt de machine, die rij aan rij omploegt, waarbij de knollen door een groep arbeiders geraapt en tegelijkertijd gesorteerd worden. Aardappelschiller noemt men het toestel waarin de aardappelen door rotatie tusschen harde borstels van de schil ontdaan worden. Aardappelstroop is een glucose oplossing, verkregen door aardappelmeel met verdund zoutzuur te koken. (Ook uit maïszetmeel wordt in Amerika een stroop verkregen). Is alle meel omgezet dan wordt het zuur met krijt of soda gebonden en de vloeistof over kool gefiltreed. Zoo wordt een heldere vloeistof verkregen, die bij niet te sterke indamping, de bekende witte (of blanke) stroop oplevert. Ze wordt wegens den maakten op beschaving. In 't begin der middeleeuwen trachtten velen het geloof aan den vlakken vorm weer ingang te doen vinden en die pogingen, welke slaagden, duurden tot de 15e en 16e eeuw. Thans zijn de bewijzen voor den bolvorm in elk elementair leerboek van sterrekunde of cosmografie te vinden. Copernicus (1534) leerde, dat de dagelijksche beweging der hemellichamen, om de aarde, slechts schijnbaar is en dat de aarde in 24 uren sterretijd (of 23 uur 56 minuten, 4,1 seconden middelbare tijd) om hare as draait in de richting van W. naar O. Deze rotatietijd (d.i. een sterredag) is volkomen onveranderlijk. Een rechtstreeksch bewijs kon hij niet aanvoeren ;het eerste werd geleverd door Richer in Cayenne (1672), die waarnam, dat zijn slingeruurwerk, 't welk in Parijs volmaakt juist ging in Cayenne ongeveer 2,5 minuut per dag achterliep, zoodat een verkorting van den slinger noodig was om 't weer een goeden gang te geven. Na terugkeer in Parijs moest hij den slinger weer evenveel verlengen. Newton gaf de verklaring, door er op te wijzen, dat bij een wentelende aarde de versnelling van de zwaartekracht aan den equator kleiner moest aijn, dan op alle andere plaatsen. Tegelijkertijd vond hij uit voortgezette proefnemingen, door verschillende personen ondernomen, dat de aardmeridianen geen cirkels zijn, maar ellipsen, waardoor hij vanzelf tot 't feit van de afplatting kwam. In latere tijden werden zijne uitkomsten bevestigd door graadmetingen, o.a. in Peru en Lapland. Praktisch is de vorm der aarde die van een ellipsoïde, waarvan de equatorstraal is 6378,2 K.M. (omtrek van den equator 40.075.719 M.) en de poolstraal 6356,819 K.M., waaruit een afplatting 1 : 298,3 volgt. Daar, zooals door, zoo nauwkeurig mogelijke, waarnemingen gebleken is, dat de beide poolstralen in werkelijkheid ongelijk zijn en de equator niet precies een cirkel is, heeft Listing 't woord geoïde ingevoerd om den vorm aan te duiden. De afwijkingen zijn echter zeer gering. De afstand tot de zon is 149,4 millioen K.M. De beweging om de zon wordt kenbaar door de schijnbare, uiterst kleine, gesloten baan, die elke vaste ster om hare gemiddelde plaats beschrijft (z. parallax) en omgekeerd is het constateeren van die elliptische baantjes een bewijs van de beweging om de zon. En 'tis niet te verwonderen, dat de tegenstanders van 't wereldsysteem van Copernicus van de voorstanders eischten, dat ze dit bewijs zouden leveren en evenmin, dat laatst genoemden alle krachten in 't werk stelden om door waarnemingen tot dit bewijs te komen. Door de aardbeweging schijnt de zon in den loop van een jaar een grooten cirkel aan den hemel te beschrijven, in de richting van W. naar O., zoodat een ware zonnedag iets (ongeveer 4 min.) langer is dan een sterredag (z.a.); deze cirkel heet ecliptica of schijnbare zonnebaan. Het vlak, door dien cirkel gebracht (het ecliptica-vlak) helt onder een hoek van ongeveer 23° 30' op het equatorvlak, hetwelk verder ten gevolge heeft, dat alle zonnedagen niet even lang zijn (zie tijdsvereffening). Tweemalen per jaar n.1. 21 Maart en 23 September gaat de zon precies in 't O. op en precies in 't W. onder; dit zijn de tijden, waarop dag en nacht even lang zijn; men spreekt dan van lente- en herfstnachtevening (zie Equinoctiën). Het gemiddeld Soortelijk Gewicht der aarde (als één lichaam beschouwd) is ongeveer 5,5 en daar de aardkorst uit gesteenten bestaat, wier S. G. varieert tusschen 2,5 en 3,5 (gemiddeld geschat op 2,7) moeten er in het binnenste der aarde zwaardere stoffen aanwezig zijn. Is het binnenste der aarde vloeibaar of taai-vloeibaar, dan moet deze massa, evenals 't zeewater onderhevig zijn aan eb en vloed tengevolge van de werkingen van zon en maan; en de aardkorst, die a. h. w. een meer of min elastisch omhulsel is, zou daar de gevolgen van moeten ondervinden. Dit is nooit geconstateerd. Verder volgt uit verschillende onderzoekingen en vernuftige gevolgtrekkingen (o.a. van Lord Keivin en G. H. Darwin), dat het binnenste der aarde niet vloeibaar en ook niet stroop ach tig zijn kan; de aarde, als één lichaam beschouwd heeft een vastheid en starheid als die van staal, zoodat 't binnenste óf vast óf gasvormig moet zijn. Bij de hooge temperatuur en den enormen druk in 't binnenste komen alle stoffen in gasvorm en wel in gedissocieerden toestand voor; de elementen kunnen géén verbindingen met elkaar aangaan b.v. zijn zuurstof en waterstof te zamen aanwezig, dan kunnen ze toch geen water vormen. De temperatuur van 't inwendige wordt wel geschat op 20.000° C. en nóg veel hoogcr, maar die schatting is, zeer waarschijnlijk althans, veel te hoog en men moet dit erkennen, als men let op de temperatuur der zon, die van buiten 6000° C. en in 't binnenste 12.000° C. (zie Zon) bedraagt; de aarde, als kleiner lichaam zal geen inwendige temperatuur hebben, die hooger is dan die van de zon. De totale oppervlakte van het vaste land is 136.481.000 vierk. K.M.; het N.O. deel bevat 't grootste deel der vaste landen, terwijl het Z.W. deel 't meeste water, den Grooten Oceaan, bevat. Het totale aardoppervlak is in rond getal 510 millioen vierk. K.M. Onder ouderdom der aarde verstaat men gewoonlijk den tijd, die verloopen is sedert de verharding der oppervlakte, waardoor de aardkost (z.a.) ontstond. Uit beschouwingen omtrent de warmteuitstraling in de wereldruimte en de veronderstelde waarde van het temperatuurverval van het binnenste tot de oppervlakte, trok Lord Keivin het besluit, dat de ouderdom 20 a 40 millioen jaren moet bedragen. Het warmteverlies naar buiten wordt echter voor een groot deel aangevuld door de ontleding van radiumhoudende gesteenten en zoo komen we tot een veel grooter jaren-aantal. Door de warmteontwikkeling dezer gesteenten wordt 't afkoelingsproces zeer vertraagd en de voorraad is zoo groot, dat we gerust mogen aannemen, dat de eigen warmte der aarde gedurende eenige millioenen jaren niet noemenswaard zal verminderen. Het zoutgehalte der zeeën levert een ander uitgangspunt ter bepaling van den ouderdom, d.i.de tijd van 't ontstaan der oer-gesteenten af (het Azoïsche of Archaïsche tijdperk begon toen) tot heden toe. Aannemende, dat gedurende dit tijdsverloop aan de zeeën evenveel zout per jaar is toegevoegd geworden als heden geschiedt, zijn er ruim honderd millioen jaren noodig geweest om het zoutgehalte tot het tegenwoordige bedrag op te voeren. De vastlanden waren vroeger wel is waar kleiner dan thans (immers aanvankelijk was de geheele aarde door zee bedekt, waaruit door vulkanische uitbarstingen en grondverschuivingen de vastlanden langzamerhand te voorschijn kwamen), maar de vulkanische werkingen waren menigvuldiger, zoodat de vergrooting van den eenen factor gepaard ging met de verkleining van den anderen. Neemt men aan, dat het oorspronkelijk zoutgehalte van de oer-zee de helft was van 't tegenwoordige, dan komt men op een ouderdom van ongeveer 50 millioen jaren. Nog een andere methode berust op de geleidelijke afneming van hooge bergrotsen; drie oorzaken, verweering, regen en stroomend water, werken aan die afneming mede. Betrouwbare metingen en onderzoekingen lecren, dat er ongeveer gemiddeld 1400 jaren noodig zijn, om van uitstekende en niet al te vlakke rotsvlakten zooveel stof weg te sleepen als bevat is in een laag van 1 M. dikte. De jongste bergketenen, die ontstaan moeten zijn aan 't einde van het tertiaire tijdvak, vindt men in Midden-Azië met tophoogten van ongeveer 6000 M., en in de Andes van Z.-Amerika met hoogten van 5000 M.; het gemiddelde, 5500 M. wordt nu als uitgangspunt gekozen. De gebergten, die ouder zijn, maar toch, 't dichtst bij de genoemde, dateeren uit het Steenkool- (Carbon-) tijdperk; men AARDEN—AARDEWERK vindt ze in O.-Afrika met hoogten van 2000 M., en in het Alleghany-gebergte (Alleghany Mountains, Apallachische geb.) in N.-Amerika met toppen van 1500 H. 't Gemiddelde bedraagt 1750 M. en het verschil met het vorige gemiddelde is 3750 H. Dit verschil is van de Carbon-bergen afgeslepen, als men aanneemt, dat ze oorspronkelijk even hoog als de andere waren. En voor dat afslijpen is dan noodig geweest 3750 x 1400 of 5,3 millioen jaren d.i. dus den tijd van het carbon-tijdperk tot einde van het tertiaire. Nu zijn er drie zulke intervallen tot aan het tijdstip, waarop de eerste organismen op aarde optreden, d.i. een gezamenlijke tijd van 16 millioen of, tot op heden, van 16,5 millioen jaren. Neemt men verder 't gekozen punt van uitgang als het midden van den tijd tusschen 't ontstaan van de aardkorst tot heden, dan komen we op een ouderdom van 33 millioen jaren. Zie B. G. Escher, De gedaanteverwisselingen onzer aardt (1920) en Unsere Erdt. (Allgemeine Verlagsgesellschaft München). Aarden in den tuinbouw zijn mengsels van verschillende grondsoorten, vermengd met geheel of ten deele in ontbinding overgegane organische resten. Men onderscheidt tuin- of teelaarde, veld-, blad-, broei-, veen-, en houtaarde. Aarden, Eetbare, bestaan gewoonlijk uit kalk en kiezelzuur en worden in velelandenals lekkernij gegeten (op Java, daar heet het ampo; verder in NieuwCaledonië, Bolivia enz.), ofschoon het niet de minste voedingswaarde heeft. Soms worden er koekjes van gebakken. In den Elzas, Pommeren en den Lausitz eet men het witte bergmecl waarvan men in tijden van gebrek wel brood heeft gebakken. De menschen die het eten noemt men geophagen. Het aardeten wordt verklaard door gewoonte, gebrek, en ook door geloof in de geneeskracht en godsdienstige opvattingen. Aardenburg, eenoudstadjeinZeeuwschVlaanderen, heeft c. 2000 inwoners en is door een veer via Breskens met de rest van Nederland verbonden. Het was reeds in de 9de eeuw als koopstad bekend. Aardewerk omvat in algemeenen zin alle voorwerpen uit klei gevormd en door zonnewarmte of vuur gedroogd. In nauweren zin verstaat men onder aardewerk kleiproducten gebakken bij een temperatuur, die de klei niet tot sintering doet overgaan (800°—1100°). Dit aardewerk is rood of bruin van kleur, de scherf is ruw. Het is van nature poreus en wordt, als men het waterdicht wil maken, met een glaslaag gedekt. Deze glaslaag (glazuur) is doorzichtig en kleurloos; zij bestaat dan in hoofdzaak uit kiezelaarde en loodoxyde (loodglazuur) of zij is ondoorzichtig en wit, indien aan het genoemde mengsel tinoxyde wordt toegevoegd (tinglazuur). Door bijmenging van andere metaaloxyden kan zij verschillend worden gekleurd. Geschiedenis. Tot een kunstvorm kwam het aardewerk het eerst in Egypte, waar ook de oudste voorbeelden van glazuur gevonden zijn. Omstreeks 1350 v. Chr. bestonden in Teil el Amarna reeds groote werkplaatsen voor verglaasd aardewerk; vooral kleurige muurtegels werden hier gemaakt. Ook in Perzië, Babylonië en Assyrië werd veel gebruik gemaakt van verglaasde muurtegels en bouwsteenen. De vazenkunst komt het eerst tot volle ontplooiing op het eiland Kreta. Het oudste vaatwerk vertoont hier een teekening in mat wit, rood of oranje op een zeer dunne glimmend zwarte glazuurlaag (Kamares-vazen). Later werden de figuren met dun zwart glazuur op de roode klei geschilderd. Verder ontwikkelt dit aardewerk zich in Argolis, in de steden Tiryns en Mykene, waar bij de versiering meest aan de zee ontleende motieven werden toegepast, eerst in matte kleuren, later glanzend. Van Mykene werd in de 14de eeuw v. Chr. veel aardewerk naar Egypte uitgevoerd. Na 1200 v. Chr. verarmde deze kunst in Griekenland om in de 9de eeuw langzaam weer op te bloeien, vooreerst met uitsluitend geometrisch ornament, tot daar in de 7de eeuw ook figuurlijke voor- AARDEWERK stellingen tusschen gevoegd worden, waaruit zich dan de z.g. zwart-figurige vazenstijl ontwikkelt, waarbij met glimmend zwart glazuur op den rooden kleigrond voorstellingen zijn geschilderd, dikwijls met wit en paarsachtig rood opgeluisterd. Tegen het einde der 6de eeuw v. Chr. treedt hiervoor de roodfigurige vazenstijl in de plaats, waarbij de figuren in een zwarten glazuurgrond zijn uitgespaard. Van Griekenland verbreidt zich deze kunst naar Etruriê, waar vooral in den zwart-figurigen stijl werd gewerkt en naar Zuid-Italië, waar de roodfigurige stijl meer ingang vond. In Hellenistischen tijd maakt de beschildering veelal plaats voor reliefversiering, waarbij de invloèd van gedreven metaalwerk merkbaar wordt. Hieraan sluit zich het glanzend verglaasde roode aardewerk aan van het eiland Samos en van het Etruskische Aretium (Arezzo), dat door verwisselingmet eveneens roode gestempelde geneeskrachtige kleiblokjes algemeen „terra sigillata" genoemd wordt. In den keizertijd verspreidt zich dit werk over al de Romeinsche provincies. Ook voor de beeldhouwkunst speelt het aardewerk in de Oudheid een belangrijke rol, in de eerste plaats in Egypte, waar veel amuletten en kleine godsdienstige figuren van verglaasd aardewerk vervaardigd werden. Ook op Kreta en in Argolis werden kleine figuren van beschilderde gebakken klei gemaakt. Tot grooten bloei komt deze boetseerkunst in Griekenland in de 4de en 3de eeuw v. Chr. Het beeldwerk uit dezen tijd is meestal wel gekleurd, maar niet verglaasd (Tanagra). Het aanknoopingspunt tusschen het kunstvol aardewerk uit de Oudheid en dat van de Middeleeuwen moet in het Mohammedaansche Oosten gezocht worden in de streek van Perzië tot Egypte. Tot den nieuwen opbloei droeg het Islamitisch verbod bij om gouden en zilveren vaatwerk te gebruiken. Dit gaf aanleiding tot een nieuwe versieringswijze, waarbij het glazuur metaalglans verkrijgt (luster). De oudste vondsten op dit gebied dateeren uit de 9de eeuw. De grondstof bestaat daarbij hoofdzakelijk uit kiezelzuur (kwarts), pijpaarde en alkalie. Veelal werd deze specie met tinglazuur gedekt, daarna gebakken, vervolgens met kleurige en metaalglansglazuren versierd en bij matiger temperatuur nagebakken. Een tweede soort aardewerk, waarbij de klei veel kwartszand bevatte, was wit genoeg om het dekkende tinglazuur te missen. Hier wordt dadelijk op de gebakken aarde geschilderd; over de bonte versiering wordt dan een kleurloos loodglazuur aangebracht. Bij minder zuivere specie moest de klei eerst met een helderwitte sliblaag overdekt worden, voordat de kleuren konden worden aangebracht. Het schoonste, dat op dit gebied werd voortgebracht is het Turksche aardewerk uit de 16de eeuw, zoowel in vaatwerk als in tegels. Met den Islam kwam het Oostersche aardewerk al vroeg naar Spanje. Het lusterwerk van Spanje werd in de middeleeuwen naar geheel West Europa uitgevoerd Het gebruik van met gekleurde tinglazuren versierde muurtegels kwam eveneens over Spanje naar Europa. Langs drie wegen leerde 11 a 1 i ë de Oostersche aardewerkkunst kennen, van Sicilië, van Spanje en van Turkije. Spanje nam daarbij de eerste plaats in. De uitvoerstapelplaats was hier het eiland Majorca, daarnaar werd het met tinglazuur gedekte aardewerk in Italië Majolica genoemd. Toen later de Italiaansche stad Faenza het centrumder aardewerk-industrie geworden was, kwam de term Fayence in gebruik met meer algemeene beteekenis. Mezza-majolica noemt men in Italië het aardewerk met loodglazuur, waarbij naar Oosterschen trant de ruwe klei met een zuiverwitte sliblaag overtrokken is. Dikwijls werden hier tegen het ineenvloeien der kleuren de contouren der teekening met een doorn ingekrast (sgraffito). Tot grooten bloei kwam het aardewerk met tinglazuur in de 15de eeuw in Italië door de werkzaamheid van Luca della Robbia, die deze techniek voor het eerst Aardewerk m het Nederlandsen Museum voor Geschiedenis en Kunst te Amsterdam Damascus, 15de eeuw Faenza, 15de eeuw Gubbis, 16de eeuw Castel Durante, 16de eeuw Perzië, 16de eeuw ook op reliëfs van grooten omvang toepaste. Op de pottenbakkerij had dit weinig invloed, deze kwam pas in het begin der 16de eeuw in Italië tot ontwikkeling, waarbij Faenza de eerste plaats inneemt, verder Caffagiolo, Siena, Castel Durante bij Urbino en Deruta, dit laatste vooral om zijn lusterwerk bekend. Van 1625 af is het hertogdom { Urbino vooraan met werkplaatsen in J Urbino, Pesaro, Gubbio (robijnluster) en Castel Durante. De ornamentale versiering heeft nu voor een picturale plaats gemaakt. In de tweede helft der 16de eeuw wordt deze weer afgelost door een versiering met grottesken op witten grond. Van de 17de eeuw af wordt de majolica door het Chineesche en later ook door het Europeesche porselein op den achtergrond gedrongen. Van Italië en Spanje verspreidde zich in de 16de eeuw de kunst om aardewerk met tinglazuur te maken naar het Noorden, maar in bijna alle landen van NoordEuropa ontstond naast of door de navolging van het Italiaansche en Spaansche aardewerk een zelfstandig product. Het meest vasten voet kreeg de Italiaansche majolica-techniek in Zwitserland, waar zij tot in de 18de eeuw, vooral voor het maken van kacheltegels werd toegepast. De voornaamste werkplaatsen waren in Winterthur. In Frankrijk is het in plastische vormen versierde aardewerk van Bernard Palissy in de 16de eeuw belangrijker dan wat in directe navolging van Italië werd gemaakt. Op ' Italiaansche wijze werd in de 16de eeuw te Nevers eewerkt later Hot «int, ï,™ ook Hollandschen en Oosterschen invloed gevoelen. Van meer beteekenis dan Nevers was Rouaan, waar ook eerst naar Italiaansche, later naar Hollandsche en Oostersche voorbeelden werd gewerkt, tot men aan het einde van de 17de eeuw tot een geheel eigen Fransche wijze van versiering overging. In dezen tijd kwam door de financieele crisis, die de bevolking dwong de kostbare metalen serviezen door eenvoudigere te vervangen, ook in Zmid-Frankrijk de ■ aardewerk-industrie tot bloei, de centra t waren hier Moustiers (vooral blauwe i versiering op witten grond) en Marseille, • dat kleuriger werkte en aan het einde s der 18de eeuw zijn glanspunt bereikte. , Ook naar de Nederlanden kwam , in de 16de eeuw de Italiaansche techniek. : In Antwerpen, Rotterdam, Leeuwarden, i waarschijnlijk ook in Haarlem en andere l plaatsen bestonden in de tweede helft i der 16de en in het begin der 17de eeuw • werkplaatsen, waar eenvoudigere soori ten van Italiaansche majolica (vooral 1 die van Faenza) vrij getrouw werden nagebootst, Door de directe invoer van porselein uit China kwam hier sedert het begin der 17de eeuw verandering ia. Men begon nu de porseleinversiering op het aardewerk na te bootsen, waarbij aanvankelijk het blauwe ornament op witten grond de voorkeur kreeg. Daar de industrie zich van toenaf in Delft concentreerde, wordt dit aardewerk algemeen „Delftsch" genoemd. (Dergelijke fabrieken waren er o.a. in Rotterdam, Haarlem, Makkum, enz.). Kleurig Chineesch en Japansch porselein wordt vooral in de 18de eeuw nagebootst, hierbij zijn drie soorten te onderscheiden, die waarbij alle kleuren met het glazuur in het volle vuur gebakken zijn, die waarbij enkele kleuren in het volle vuur gebakken zijn, andere later toegevoegd en nagebakken (gemoffeld) en die waarbij alle kleuren gemoffeld zijn. De voornaamste Delftsche aardewerkfabrieken waren die van Aelbrecht de Keizer, Samuel van Eenhoorn, Rochus Hoppesteyn, Adriaen Pynacker, Lambertus van Eenhoorn, Louwys Fictoor en de fabriek de Roos. Behalve vaatwerk en sierstukken maakten zij vooral veel muurtegels, die dezelfde ontwikkeling doormaken met dit verschil dat zij in plaats van met Chineesche ornamenten doorgaans met inheemsche voorstellingen zijn versierd. Aan het einde der 18de eeuw werd het Delftsch aardewerk geheel door het Engelsche steengoed en porselein verdrongen. In D u i t s c hland is niettegenstaande de vele af- 2 brieken de aardewerk-industrie van weinig artistiek belang. Een soberen kunstvorm vertoonen sedert de middeleeuwen de kacheltegels, met reliëfs versierd en met kleurig loodglazuur gedekt. In het Schwarzwald en in de Maasstreek (ook in Nederlandsch Limburg) werd door eenige eeuwen heen aardewerk met ringeloorversiering gemaakt, waarbij op bruine klei met behulp van een tuitkannetje (ringeloor) ornamenten van witte klei worden aangebracht, vervolgens met loodglazuur gedekt. In E n g e1 a n d o.a. in de buurt van Bristol werd in de 17de eeuw aardewerk gemaakt, dat, hoewel waarschijnlijk direct van het Italiaansche afhankelijk, sterk met het vroege Nederlandsche overeenkomt. Later brachten Delftsche pottenbakkers de Hollandsche techniek naar Londen (Lambeth), zoodat hier wit en blauw aardewerk ontstond, dat nauwelijks van het Delftsch is te onderscheiden. Aarde» werk met loodglazuur komt in Engeland van de middeleeuwen af voor, waarbij veel gebruik gemaakt wordt van plastische versiering in verschillende kleisoorten. Onafhankelijk van het aardewerk ontwikkelt zich het harde aardewerk, en porselein (zie deze artt.). sib Litteratuur: Flinders Petrie, Tel! el Amama, (1894). CarlSchuchardt, Schliemanns Ausgrabungen in Troya, Tiryns, Mykenae, etc. (1891). Futtwaengler & Reichold, Griechische Vasenmalerei (1904). Buschor, Die Griechische Vasenmalerei. Fonquet,Contributions dl'ét. de la céramique oriëntale, (1900). Forrer, Geschichle der Europ. Fliesenkeramik, (1901). Solon, Italian Majolica, (1907). Falke, Majolica (1907). Havard, La céramique hollandais e (1909). Neurdenburg, Oud Aardewerk, (1920). Aardewerk (Hard). (Engelsch Crockery, Duitsch Steingut). Ceramisch pro* duet, dat harder en minder poreus is dan aardewerk en bij een vrij hooge temperatuur gebakken wordt (1100—1300° C), zonder dat daarbij een sintering (gedeeltelijke smelting der specie) plaats vindt, zooals bij Steengoed en Porcelein (zie daar). De scherf is ruw en van kleur wit, lichtgeel of lichtgrijs. De grondstof bestaat hoofdzakelijk uit veldspaat en kalk, en wordt om haar waterdicht te maken met loodglazuur gedekt. Dit verglazen geschiedt niet opeens, maar in een tweede vuur, waardoor kleurige versieringen gemakkelijker zijn aan te brengen, dan bij steengoed of porselein. Tot bloei kwam de hard-aardewerkbakkerij in de 18de eeuw in Engeland vooral door toedoen van den genialen pottenbakker Thomas Whieldon. Het z.g. „tortoise shell ware", waarbij met verschillende oxyden gekleurde klei naast elkaar gebruikt werd, zoodat een gevlekte oppervlakte ontstond, werd reeds in het begin der 18de eeuw in Staffordshire gemaakt. Whieldon (± 1740 — 1780) voegde hier het „agate ware" aan toe, de gekleurde kleisoorten werden hier op elkaar geperst en met een draad doorgesneden, waardoor een geaderd aspect ontstond (hier in den handel „kievit" genoemd). Zqn vormen ontleende hij bij voorkeur aan planten en dieren. Hij imiteerde ook groenten en vruchten met verschillend gekleurde loodglazuren („pine-apple" en „cauliflower ware"). Zijn medewerkers Josiah Wedgwood en Josiah Spode zetten zijn werkzaamheid voort. Aan den eerste is de uitvinding van het lichtgeel getinte „cream ware" te danken, een der schoonste hard aardewerksoorten, uitmuntend door zuiverheid van vorm en afwerking. Veelal werd het met schilder- en drukwerk in kleurig email versierd. Het „cream ware" werd door geheel Staffordshire en ook daarbuiten, (Leeds, Liverpool, enz.) nagemaakt. Van het einde der 18de tot het midden der 19de eeuw werd het harde aardewerk veelal met luster gedekt, een door oplossingen van platina en koper verkregen zilver- en goudglans. Het „agateware" werd nagebootst door het harde aardewerk met gekamde sliblagen af te dekken. Ook voor het maken van plastisch werk werd hard aardewerk gebruikt, gedekt met zorgvuldig gekleurde glazuren. In de 19de eeuw nam de hard aarde- Delftsch aardewerk in het Nederlandsen Museum voor Geschiedenis en Kunst te Amsterdam, 17de en 18de eeuw AARD FOUT—AARDKERN I' werkfabricage voor huiselijk gebruik steeds grooteren omvang aan en ver: drong grootendeels het zooveel kostbaarder porselein. Een grooten rol speelde daarbij in de eerste 50 jaren het ironstone china, waarbij door gemalen ijzer; steenslakken aan de klei toe te voegen groote duurzaamheid werd bereikt. Lal ter werd het door eenvoudiger materiaal vervangen, dat door verbeterde methodes van toebereiding (b.v. het electro-magne| tische reinigen der klei van ijzeroxyde) toch aan vrij hooge eischen kon voldoen | Litteratuur: Burton, A history of english earthenware and stone ware 1 (1904). Church, Josiah Wedgwood, master potter, (1907). Hudig, Engelsch aardewerk en porselein in het Ned Museum, (1922). Aardfout. Zie Aarding. Aardgas, brongas of natuurgas is het brandbare gas, dat uit sommige boorgaten der petroleumbronnen stroomt Vooral in Noord-Amerika komen ondergronds enorme afzettingen voor, die onder hoogen druk staan. Het bestaat grootendeels. uit methaan en vluchtige I benzine-koolwaterstoffen, welke laatste er steeds meer uit gewonnen worden, «et gas wordt in Amerika op grooten I schaal als licht- en krachtgas gebruikt, i ue industrie verbruikt ongeveer"/, van de totale productie, welke in 1916 21 $ biljoen M» ter waarde van $ 120.000.000 i ;. bedroeg. Soms laat men het natuurgas ] direct verbranden om uit de roetende i |vlam zwartsel te winnen. In de laatste i , jaren scheidt men er in Amerika ook i /Helium uit af. In laagveen grond en zijn ] vaak groote hoeveelheden methaan als c moerasgas aanwezig; dit wordt daar ook i wel als lichtgas gebruikt door boven « sloten, waaruit het opborrelt, een kleinen * gashouder te plaatsen. Uit het Ameri- a kaansche brongas verkrijgt men vrij o groote hoeveelheden prima benzine. g Aardhommel {Bombus ttrrestris) is een b van de meest algemeen voorkomende v hommelsoorten. Het voorborststuk en ii het tweede achterlijfssegment zijn geel, z de spits van het achterlijf is wiVverder d ik is het geheele lichaam zwart. In leefwijze r- komt hij overeen met andere soorten van t- het geslacht Bombus. (Zie Hommel.). 1- Aardinductie. Zie Magnetisme. L- Aardinductor. Zie Magnetisme. Aarding, het in geleidende verbinding n met de aarde brengen van een overigens - van de aarde geisoleerden geleider. Is il deze aarding niet vrijwillig en dus niet s gewenscht, dan spreekt men van aard- - font of aardsluiting. ) Aardkastanja [Carum Bulbaeastanum) ■ een aan karwij verwante plant, uit de . fam. der Umbelliferen, die bij ons vrij , zeldzaam op kalkhoudenden grond voor- ■ komt en onder den grond een bijna boli ronden knol heeft. ■ ...,Aarike'"n- D vierwater bezonken of geprecipiteerde stoffen. Tot de gesteenten behooren ook klei, zand en vulkanische asch. Door verweering (inwerking van water en lucht) worden de gesteenten veranderd; sommige stoffen lossen op, andere blijven als gruis over, soms als zand. Dit kan door rivieren naar zee gevoerd worden. Zandafzettingen kunnen door druk worden omgezet in zandsteenlagen. De oudste vormen, die we kennen zijn kristallijn, zooals gneis (een mengsel van veldspaat, mica en kwarts), leisteen en graniet; ze worden als grondvormen van de aardkorst beschouwd. De sedimenten of afzettingsgesteenten uit ontledingsproducten van kristallijne gesteenten ontstaan, zooals zandsteen, pijpaarde, of uit neerslagen zooals kalk en gips, maar ook wel uit organische overblijfselen zooals koraal, schelpen en kool bestaande, komen gewoonlijk laagsgewijze voor. Evenals van de oudere kristallijne gesteenten worden ook hunne lagen op vele plaatsen afgebroken door eruptie-gesteenten (porphier, basalt, ejd), ook zijn ze vaak van hunne oorspronkelijke plaatsen verdrongen, verschoven, samengevouwen, overeindgezet door onderaardsche werkingen (erupties). De derde groep, die der metamorfe gesteenten, zijn uit de beide vorige groepen door latere veranderingen ontstaan. Uit scheikundige analyse van stollingsgesteenten en andere blijkt, dat alle gesteenten der korst uit stollingsgesteenten zijn ontstaan. Aan rotsachtige kusten ontstaat door de inwerking van het zeewater een sediment, waaruit de oplosbare deelen door 't water weggevoerd zijn. Warmte en druk kunnen sommige sedimenten weer tot kristallijne gesteenten omvormen. In 't laboratorium zijn deze omzettingen niet altijd sa te bootsen, omdat daar de factor „tijd" ontbreekt. Het aardoppervlak ontvangt warmte door de eigen warmte der aarde (zie Aarde) en door de zon. Van de eerste neemt de warmtegraad met de diepte toe, maar niet overal in gelijke mate. De. uit de diepste lagen naar-en verder door de aardkorst voortgeleide, warmte ontmoet op zekere hoogte (diepte) de van buiten indringende warmtegolven (te danken aan de zon-bestraling), die door de wisseling der jaargetijden, niet altijd even sterk zijn; deze golven dringen tot zekere grens door» waar steeds dezelfde temperatuur heerscht,waar deze ongeveer gelijk is aan de gemiddelde jaartemperatuur van de buitenlucht. In tropische landen en ook in de nabijheid van de zee vindt men, op ongeveer 4 & 5 M. diepte de laag van constante temperatuur. Voor Noordelijke landen houden op 20 tot 30 M. diepte alle temperatuurschommelingen op, waaruit volgt, dat op die plaatsen, waar de jaartemperatuur lager dan 0° C. blijft, de bodem eeuwig bevroren blijft. Grondboringen in Yakutsk (gemiddelde jaartemp. 11° C. onder nul) hebben dit feit aangetoond. De Juli-temperatuur bereikt daar ongeveer 21° C. (d.i. even hoog als b.v.b. in Parijs), maar de gemiddelde Januaritemperatuur is er 43° C. onder nul. Op 190 M. diepte vindt men dan pas een temperatuur van 0° C. In de zomermaanden ontdooit de bovenste laag, zoodat akker- en tuinbouw mogelijk zijn, terwijl de benedengrond stijf bevroren blijft. Op onze breedte vindt men op 10 tot 20 M. de laag van constante tempé- A A RD LICHT - AARDMANNETJES ratuur; even daarboven hebben schommelingen plaats. De hoogste temperatuur wordt daar gevonden in den winter en niet in den zomer, want de, tijdens den zomer, in den bodem opgenomen warmte heeft langen tijd noodig om naar 't afgekoelde oppervlak te gaan. Op alle plaatsen op aarde vindt men beneden de laag, waar constante temperatuur heerscht een toename van warmte, als men de boringen dieper voortzet; die stijging is niet overal gelijk, maar gemiddeld bedraagt ze 3° C. per 100 M. diepte. Een hooger bedrag is gewoonlijk te danken aan de nabijheid van steenkoolbeddingen, warme bronnen, lagen die zwavelijzer bevatten e.d. kortom in de nabijheid van die plaatsen, waar chemische processen plaats hebben. Maar ook voor verschillende diepten is de toename niet constant. Niet alleen bij het boren van mijnputten maar ook van tunnels (Simplon en St. Gotthard o.a.) zijn waarnemingen van deze soort gedaan, die dikwijls tot verrassende resultaten leidden. We mogen aldus op de gevonden waarde, 3° C. per 100 M., volstrekt geen berekening bouwen ter bepaling van de temp. in 't binnenste der aarde. De bodem, waarop wij leven is niet zoo vast en onafgebroken als men wel denkt; onze grond rust op, dikwijls scherp van elkaar gescheiden „schotsen" van zeer verschillende grootte, die van de vroegste tijden tot op heden een zekere losheid van elkaar hebben gehad. Er hebben verschuivingen, inzinkingen en verheffingen plaats gegrepen van allerlei afmetingen, van 1 d.M. tot duizenden Meters. Overblijfselen van zeedieren, die vroeger in de diepten der Oceanen leefden, vinden we op groote hoogten in Alpen, Andes, en andere bergen. Er is geen plek op aarde of ze is aan verticale veranderingen onderworpen geweest. Evenzeer vinden we horizontale vervormingen als gevolgen van samendrukking en opstuwing, in de gedaanten van vouwen, spleten en verschuivingen. De aardschors is op ontelbare wijzen vervormd en gespleten en die spleten strek¬ ken zich, tot op diepten uit, waar de starheid overgaat in den plastischen toestand. Aardlicht wordt dikwijls gezien bij nieuwe maan. Het maakt den indruk alsof de lucht zelf of een er in zwevende nevel fosforesceert. De eerste eenigszins nauwkeurige beschrijving gaf Alex. v. Humboldt, zonder eenige verklaring. Volgens Förster is er een soort gloeilicht aanwezig (te vergelijken met N.-licht) van geringe intensiteit, dat onze aarde omgeeft. Vroeger gaf men een andere verklaring. Evenals het diffuse zonlicht door terugkaatsing op de dampkringdeeltjes ontstaat en de verlichting van den dampkring overdag veroorzaakt, zoo maakt het diffuse sterrenlicht den nachthemel minder donker. Dan zou echter de nachtelijke hemel donkerder moeten schijnen, naarmate men den horizon met den blik nadert; metingen door onze landgenoot Dr. Yntema in 1909 gedaan leerden, dat er plekken nabij den horizon zijn, wier helderheid juist grooter is, zoodat hij tot dezelfde conclusie kwam als Förster. Ook prof. van Rhijn, heeft tijdens zijn verblijf op de sterrewacht Mt. Wilson (N.-Amerika) een onderzoek ingesteld en bevonden, dat 't aardlicht toeneemt van de ecliptica-pool af naar de ecliptica toe; daarom moet misschien eer aan samenhang met 't zodiakaallicht (z.a.) dan aan verband met 't poollicht gedacht worden, 't Aardlicht mag niet verward worden met de verlichting, die afkomstig is van z.g. lichtende nachtwolken. Aardmannetjes of Kaboutermannetjes worden voorgesteld als kleine gebaarde, en als oude mannetjes uitziende wezens uit de Germaansche fabelleer, die tot het geslacht der Alven of Elven behooren. Zij worden ondersteld te wonen in de diepte der aarde, door een koning geregeerd, betoonen zich bij sommige gelegenheden gedienstig voor de menschen, doch kunnen, wanneer hun leed aangedaan wordt, boosaardig zijn. Het aardmannetje is hetzelfde schepsel, als de Duitsche Kobold. AARDNOOT-AARDRIJKSKUNDE Aardnoot, grondnoot, of olienoot of apennoot (Arachis Hypogea) is een plant behoorende tot de peulvruchten, die vooral in tropische streken groeit. De vrucht boort zich na de vruchtzetting in den grond (vandaar de naam grondnoot). De nootjes hebben een houtachtige schil, die door insnoeringen in eenige afdeelingen is verdeeld, die elk een pit door een bruin vlies omgeven, bevatten. De pit bestaat uit twee heliten, waartusschen de kiem ligt. De pit heeft een oliegehalte van 44 %. Aardnoten komen uit de productielanden (o.a. BritschIndië, China, West-Afrika) gepeld en ongepeld op de markt; de laatste soort levert de beste olie, daar de gepelde nooten altijd aan het gevaar van ranzig worden blootstaan. Toch wordt het meerendeel gepeld aangevoerd. De productie van Britsch-Indië was in 1919 653.000 ton en de uitvoer 62.000 ton. Vooral uit Spanje komt een soort, die na voorzichtig „branden" veel als lekkernij gegeten wordt, onder den naam apennoot of curacaosche amandel. Aardnotenmeel wordt gemaakt uit de perskoeken van de aardnoten. Het bevat ± 50 % eiwit en 18 % olie en heeft dus groote voedingswaarde. Het wordt als surrogaat in roggebrood gebruikt en in de zuidelijke landen als volksvoedsel. Bovendien dient het evenals perskoeken zelve voor veevoer. Aardnotenolie (of grondnotenolie) wordt verkregen door gepelde grondnoten die van de kiem ontdaan zijn, te persen en te zuiveren. De prima kwaliteit wordt als tafelolie gebruikt. De margarine-industrie gebruikt groote hoeveelheden. Aardpeer (Helianthus tuberosus), overblijvende soort zonnebloem (fam. der Compositen), afkomstig uit Brazilië, wordt vooral in Zuid-Frankrijk gekweekt onder den naam van Topinambour; de knollen leveren een zeer geschikt veevoeder en lijken in vorm veel op aardappelen. Aardpulsatie. Zie Aardbevingen. Aardrups (Agrötis), larve van een nachtvlinder (uil); «jt»houdt zich overdag, opgerold, in den BfCö^ïP^ïi"? grond verborgen, ^^5^^»^==^ vreet 's nachts aan — allerlei sappige sten- Aardrups, geldeelen (ook knollen) van bijna alle tuinbouwgewassen. De beste bestrijding is het sparen van hunne natuurlijke vijanden (mol, vleermuis, spitsmuis). Aardrijkskunde of Geografie heeft tot object van studie de aarde, in 't bijz, haar oppervlakte; is een dualistische wetensch., rust zoowel op historischen als op physischen grondslag. Ze ontleent haar stof aan de geologie, meteorologie, botanie, zoölogie, anthropologie, ethnologie, geschiedenis, staathuishoudkunde etc. en bewerkt deze zelfstandig. In tegenstelling met genoemde wetenschappen stelt zij steeds het plaatsbegrip op den voorgrond; beantwoordt echter niet alleen het waar ?, maar ook het hoe ? en waarom? Indeeling: I. algem. aardr., welke de aarde en haar oppervl. als één geheel bestudeert en II. bijz. aardr., welke die oppervl. in natuurlijke gebieden tracht te verdeelen en deze geografisch te definieêren. Tot de algem. aardr. behooren: 1) de wisk. aardr. die de aarde beschouwt als hemellichaam, en omvat ook het meten der aarde (geodesie) en haar voorstelling op kaarten (cartographie); 2) de natuurk. aardr., welke behalve de hypothesen omtrent het ontstaan der aarde en den toestand der aardkern vooral behandelt den invloed der onderste lagen der atmosfeer op organische wezens (Klimatologie), de vormen, afmetingen en verschijnselen in de wateren (Oceanografie en Hydrografie), het bodemrelief en de veranderingen, welke deze voortdurend ondergaat (Orografie en Morfologie) en ten slotte de verspreiding van planten en dieren en van menschen over den aardbol; 3) de Anlhropogeografie, die den invloed nagaat door mensen en aarde wederkeerig op elkaar uitgeoefend. Ze onderzoekt de oorzaken AARDRIJKSKUNDE van de verdeeling der menschheid in stammen en volken, den invloed van bodemgesteldheid, klimaat, producten en ligging op de ontwikkeling der volken {Historische geogr.), wijst op de rol door de aardr. factoren bij het ontstaan, veranderen en verdwijnen van staten gespeeld (Politieke geogr.) en den invloed door deze factoren uitgeoefend op handel en verkeer (Handelsgeogr.) en op de sociale toestanden (0economische geogr.). De bijz. aardr., gewoonlijk landen volkenkunde (Chorografie) genoemd, behandelt de afz. deelen onzer planeet, waarvan ze grootte, ligging, horizontalen en verticalen vorm, verheffing boven het zeeniveau, klimaat,''"planten, dieren en menschen nagaat. beoefend door de Grieken. Uit de gedichten van Homerus blijkt, dat ze de aarde beschouwden als een groote.platte, ronde schijf met opstaanden rand, omringd door een snelvlietenden stroom (Okeanos), waaruit alle bronnen en rivieren ontstaan. Op den buitensten oever van dien stroom rust het hemelgewelf, door zuilen gedragen en in 't midden van die schijf ligt Hellas. Veel dankt de aardr. aan Herodotus (± 450 v.C.) en Hippocrates (± 400 v.C). De eerste denkt zich de aarde als een langwerpige schijf door de Str. van Gibraltar, Midd. Zee, Kaspische Z. en Arazes in tweeën gescheiden. Ook Xenophon, die Klein Azië uit eigen aanschouwing kent en Pythea van Massilia, die de westkusten Aardrijk volgens Herodotus. Geschiedenis. Reeds de Israëlieten brachten eenige geogr. kennis mee uit Egypte. Krachtig werd deze bevorderd door de Phoeniciërs, die op hun zeereizen 't eerst den Atl. Oceaan bereikten en misschien om Afrika heenzeilden en op hun karavaantochten met Voor-Azië kennis maakten. De^ Karthagers zetten de traditie van het "moedervolk voort. Wetenschappelijk werd de aardr. 't eerst van Europa bezoekt, hebben aardr. verdiensten. Veel belangrijker zijn de tochten van Alexander den Gr. en de later door de Ptolemaeën georganiseerde zeereizen. AristoteUs (± 530 v.C.) trachtte reeds uit de maansverduisteringen en de wet der zwaartekracht den bolvorm der aarde te bewijzen. Onder de Ptolemaëen werd Alexandrië de zetel der aardr. wetensch. Era- tosthenes (3de eeuw v.C.) schreef hier 't eerste handboek der algem. aardr. Zeer belangrijk is 't werk van Strabo (f 24 n.C.) voor de kennis van landen en steden. Een groote stap vooruit was ook het werk van den Alexandrijn Ptolemaeus (2de e. n.C.) tot diep in de M.E. algemeen gebruikt. De Christenzendelingen en Noormannen de aardr. kennis uit. Ook de Arabieren lieten zich niet onbetuigd; Bagdad en Damascus richtten sterrewachten op. Groote Arab. ontdekkingsreizigers van lateren tijd waren Edrisi van Ceuta (1153), die reeds van Scand., Finland en de Faroêr spreekt en Ibn Batoeta (14de e.) Aardrijk volgens Ptolemaeus. Romeinen hebben, in weerwil dat ze die van Marokko uit tot in 't hart van een wereldrijk stichtten, in de aardr. Azië doordrong. Sterk werd de geogr. wetensch. weinig gepresteerd. Hun voor- horizon uitgebreid door de Kruistochten, naamste geograaf is Plinius de Oud» de stichting van het Mongoolsche wereldje e. n.C.). \fan belang zijn de Romein- rijk en de handelsbetrekkingen van sche reistabellen en de zoogenaamde Venetië, Genua en de Hanzasteden. „Itineraria" of wegkaarten, waarop de Groote aardr. werken schreven Atbertus heerbanen beschreven of geteekend Magnus (1250) en Roger Baco (1270). waren. Alleen een fragment van de Marco Polo gaf ± 1300 een beschrijving Tabula Peutingeriana is overgebleven, van China. Reeds eerder werden met In de M.E. ging in het christelijk behulp van 't kompas nauwkeurige zeeEuropa de wetensch. aardr. weinig voor- kaarten vervaardigd van de Midd. Z. uit. De christelijke wereldbeschouwing en den Atl. Oceaan en toen de bolvorm eischte het prijsgeven van den bolvorm der aarde weer 't burgerrecht kreeg, der aarde en terugkeer tot de voorstelling was de onmisbare voorwaarde voor de eener schijf. Aanvankelijk breidden de groote ontdekkingsreizen der Portug. en Spanj. aanwezig. Ongemeen snel volgen nu de ontdekkingen elkaar op, zoodat bij 't eind der 18de e. de Poolstreken en de binnenl. van Afr. en Austr. nog alleen onbekend zijn. Copernicus, Galileï en Kepler gaven een betere voorstelling van ons zonnestelsel. Beroemde geografen der 16de e. waren Mercator, die een omwenteling in 't kaartteekenen bracht en Ortelius, die een handboek schreef. In de 17de e. werd onze landgenoot Varenius de grondlegger der wetensch. aardr. Groote ontdekkingsreizigers zijn nog onze Abel Tasman, die 't vasteland van Austr. ontdekte (1642) en de Engelschman Cook, welke op zijn 3 reizen Oceanië in kaart bracht. In den nieuwsten tijd, waarin vooral na 1850 ook handelsbelangen en koloniale honger der groote mogendheden een groote rol spelen, worden de binnenlanden der werelddeelen (vooral Afrika) grondig onderzocht en drong men steeds verder in de Poolstreken door. (N.- 1909, en Z.-pool 1911 bereikt!) Dit is de periode der wetenschappelijke reizen. Sedert wordt ook de aardr. zelve streng wetenschapp. beoefend, vooral onder invloed van Alexander von Humboldt, Carl Ritter en Oscar Peschel. Aan vele universiteiten worden leerstoelen van aardr. opgericht; 't eerst in Duitschl., later in andere beschaafde landen. In ons land in A'dam reeds in 1877 en in Utrecht pas in 1908; betrekkelijk laat, daar in Ned. van ouds de geogr. ijverig beoefend werd. Immers de St. van Holland hielden er zelfs een officiëelen „kaartenmaker" op na en velen onzer landgenooten als Linschoten, Heemskerk en Barents, Olivier van Noort e.a. deden groote ontdekkingsreizen of schreven beroemde werken, zooals Vatenius en Petrus Merula of maakten prachtkaarten en globes, nml. Willem Jansz. Blaeu en diens zoon Johannes. 't Belangrijkste werk over Ned. is „Tegenw. Staat der Ver. Ned." uit 't laatst der 18de eeuw. Uitmuntende beschrijvingen van afz. prov. geeft reeds Schotanus (1664) en van onze overzeesche bezittingen Francois Valentijn in zijn „Oud- en Nieuw O.-Indiën" (1724—26). Voornaamste geogr. tijdschriften: Geogr. Mitteilungen v. Petermann en Hettner's „Geogr. Zeitschrift", „Journal" van het Geogr. Genootsch. te Londen, „La Géographie" van het Aardr. G. te Parijs en „Bulletin of the Americ. Geogr. Society" te New-York. Ook andere landen hebben hun eigen tijdschrift. Ned. heeft „Tijdschr. Kon. Ned. A. G." en „T. voor Economische Geogr.". Uitstekende hulpmiddelen verder: „Geografenkalender" van Justus Perthes en „Geogr. Jahrbuch" van Behm en Wagner. De beste algem. werken zijn: Elisée Reclus, Nouvelle Géographie Universelle, Sievers' Allgemeine Landerkunde en Stanfords Compendium of geography and travel. Handboeken van Wagner en Hettner. Woordenboeken van Vivien de Saint Martin en van Ritter. Belangrijk verzamelwerk: Ratzel, Bibliothek geogr. Handbücher. voor natuurk. aardr.: Hann e.a. Attgem. Erdkunde, Supan Grundzilge der physischen Erdk., Penck, Morphologie, Martonne, Traité de la géographie physique en Sttess, das Antlitz der Er de; verder Ratzel's Anthropogeogr. en zijn PoUtische geograp. Voor handelsaardr.: Andree, Geogr. des Welthandels. Handatlassen van Stieler, Kiepert, Andree, Vivien de Saint Hartin et Schrader, Ravestein (Eng.), Berghaus, Physical Handatlas. The Times Survey atlas of the world (192i). Aardr. Congressen dateeren van de laatste 50 jaar; de nationale zijn 'teerste in Engeland gehouden, weldra ook in Frankrijk; daarnaast sedert 1878 jaarlijksche bijeenkomsten der aardr.-genootschappen: in Zwitserland vanaf 1881, in Italië vanaf 1892. In Duitschland werden de „Geographentage" sedert 1881 geregeld gehouden. Verder heeft de „ Verein deutscher N aturforscher und Aerzte" een sectie aardr. evenals het „Nat. en Geneesk Congres" in ons land een sectie voor geologie en phys. geogr. heeft, 't Eerste internatoinale congres, in 1871 te Antwerpen gehouden, werd door vele andere gevolgd. AARDRIJKSKUNDIGE GENOOTSCHAPPEN—AARD WAS. Aardrijkskundige genootschappen stellen zich de bevordering der aardrijkskundige wetenschap in haar geheel of van een onderdeel ervan ten doel. Zij bevinden zich in vrijwel alle landen van Europa; als oudste wordt beschouwd de African Society, in 1788 te Londen opgericht. In Nederland het Koninklijk Nederlandsch Aardrijkskundig Genootschap te Amsterdam (1873) terwijl ook hiertoe gerekend mag worden het Koninklijk Instituut voor de Taal-, Land- en Volkenkunde van Nederlandsch-Indiè te 's-Gravenhage (1852). Aardschors. Zie Aardkorst. Aardslak (Limax rufus), vrij groote, naakte slakken met in den mantel verborgen een kleine schaal en met 4 voelers aan den kop, waarvan de 2 langste aan den top de oogen dragen. Aardsluiting. Zie Aarding. Aardster (Geaster), geslacht uit de Aardster. fam. der Stuifzwammen. De wand van het vruchtlichaam is dubbel, de buitenste laag springt in stervormig geplaatste slippen open en de binnenste laag opent zich met een gat aan den top, om de sporen vrij te laten. Een bekende soort is de G. hy grométricus (in dennenbosschen). Aardstroom, een electrische stroom, welke in de aarde voorkomt en waarvan de oorzaak niet met juistheid bekend is. Richting en kracht ervan ondergaan regelmatige veranderingen. Hij bezit eene dagelij ksche en eene jaar lij ksche periode,is het krachtigst in den namiddag en des nachts het zwakst. De aardstroom wordt vaak in lange telegraafen telefoonkabels waargenomen. Aardvarken (Orycteropus capensis), behoort tot de fam. der Wormtongigen uit de orde der Tandeloozen onder de zoogdieren, heeft met den langen staart erbij een lengte van 1,9 M. en leeft in Z.- en M.-Afrika. Het leeft van insecten en mieren en weet met zijne krachtige klauwen de stevige termietenheuvels te vernielen. Dan komt uit de kleine mondopening de wormvormige, kleverige tong, waaraan de termieten blijven hangen, die dan door de kiezen (zonder wortels) gekauwd worden. Aardveil. Zie Hondsdraf. Aardverschuiving heeft in bergachtige streken plaats als een aardlaag, gelegen is op een hellende klei- of leemlaag, waar 't water niet door kan dringen. Bij sterken regenval, verzamelt 't water zich tusschen de zand- en de leemlaag en neemt de bovenste, bij 't naar beneden stroomen, mee; zoo kunnen groote uitgestrektheden land afschuiven, waarbij vaak groote verwoestingen worden aangericht. Aardvlooien, kevertjes met springpooten, behoorende tot de familie der Goudhaantjes. Vooral één soort, de geelgestreepte aardvloo (Haltica nemorum) doet veel schade aan de kiemplanten van allerlei kruisbloemige tuinbouwgewassen (koolsoorten, rapen, radijs, tuinkers). Daar ze ook leven op onkruiden uit dezelfde plantenfamilie (herik, herderstaschje, enz.) is het verstandig, deze allereerst te bestrijden. Voor verdere bizonderheden zie men een werk over plantenziekten (z.a.). Aardwas of ozokeriet bestaat grootendeels uit amorfe, wasachtige producten; het is waarschijnlijk een verdampingsrest van petroleum. Het komt voor in Galicië en Ut ah (Vereenigde Staten). In het eerstgenoemde land wordt het geëxploiteerd door schachten te graven, waar het door den druk der aardlagen wordt ingeperst. Door uitsmelten, zuiveren met pyrozwavelzuur en bleeken met bloedkool ontstaat ceresine of kunstwas, dat als vervangmiddel van bijenwas, waar het zeer veel op lijkt, wordt gebruikt. Per jaar wordt ongeveer 2000 ton geproduceerd. AARD WIND-AARTSDIAKEN Aardwind is een werktuig tot ver¬ plaatsing van zware lasten, ongeveer gelijk aan een kaapstander. Aardworm (Lumbricus terrestris), behoort tot de orde der Borstelwornlen. Heeft geen voetstompjes maar wel borstels, waarmede zij zich in de gangen vasthouden en die bij het graven met het voorste deel van het lichaam den noodigen steun geven. Zij leven in zelfgemaakte gangen in den bodem van half vergane stoffen , terwijl zij de onverteerbare stoffen boven den grond uit hun lichaam verwijderen. Door hun groot aantal zijn zij zeer nuttig, doordat zij den bodem poreus maken en omwerken, zoodat ook diepere grondlagen aan de verweerende werking der lucht worden blootgesteld, waardoor het voedsel er in voor de planten geschikt gemaakt wordt. Aargau, sinds 1803 kanton, ligt in het Noorden van Zwitserland, heeft wijn- en landbouw en veeteelt. Ook de katoennijverheid envisscherij zijn er van belang. Bekend zijn de geneeskrachtige bronnen. C. 230.000 inw. Aargletscher, onderscheiden in Oberen Unteraargletscher, ligt in het Oostelijk gedeelte der Berner alpen. De grootte is 39 K.M.» Aargrassen. Zoo noemt men de groep van de fam. der Gramineëen, die langs de spil van de bloeiwijze slechts ongesteelde of zeer kort gesteelde bloempakjes draagt. Rogge en tarwe, kamgras en raaigras zijn bekende soorten uit deze groep. Aarhus, de hoofdstad van het gewest van dien naam, is een havenplaats aan de Oostkust van Jutland. Het is een der oudste steden van Denemarken en heeft veel visscherij, ook eenige fabrieksnijverheid: telt c. 66.000 inw. Aarlanderveen is een ge Aargras. meente in Zuid-Holland met c. 4000 inw. Landbouw en veeteelt behooren tot de hoofdmiddelen van bestaan; ook vindt men er steenbakkerijen. Aaron, de oudere broeder van Mozes, was hoogepriester der Israëlieten tijdens den tocht door de woestijn; hij was het die de vereering van het gouden stierbeeld (kalf) toeliet. Aarpluimgrassen. Groep van de fam. der (ïramineeen, waarbij de spil van de bloeiwijze korte zijtakken draagt, die op hun beurt weer vertakt zijn. Het geheel krijgt daardoor min of meer een cilindervorm. Eenige soorten uit deze groep zijn reukgras, helm, kanariezaad, vossestaart. Aarsmade (Oxyuris vermicularis) een vooral bij kinderen vaak in den darm voorkomend wormpje van slechts eenige m.M. lengte. De wijfjes verlaten om hun eieren te leggen den darm en veroorzaken dan door hun beweging om den aars een zeer hevig jeuken, waar- ij door de kinderen zich II hoogst onbehagelijk ge- Aarpluimgras.voelen. Aartsbisschop is de bisschop van de hoofdstad eener kerkelijke provincie. Zelf bestuurt hij een bisdom en heeft zoowel eene eere- als rechtsvoorrang op de andere bisschoppen. Zoo voor het samenroepen van vergaderingen, welke een aartsbisschop voorzit. In Nederland is slechts één aartsbisdom n.1. dat van Utrecht. Aartsdeken wordt wel genoemd de Anglikaansche Aartsdiaken, door de verwarring van de Engelsche woorden deacon (diaken), met dean (deken). Aartsdiaken, in ouden tijd de voornaamste der diakenen, was langen tijd een kerkelijk waardigheidsbekleeder direct onder den bisschop in de RoomschKath. kerk, waar de waardigheid thans niet meer bestaat. In de Anglicaansche kerk is de archdeacon nog onder den bisschop belast met de visitatie van een deel van een bisdom. Aartsengel is eigenlijk de opperste der engelen. Het O. T. noemt Michaël, Gabriël, Raphaël, en Uriel als aartsengelen. In de Openbaring van Johannes wordt van zeven aartsengelen gesproken. Aartspriester was vroeger in de Roomsen-Katholieke Kerk, de voornaamste priester bij een kathedrale kerk, die optrad als er geen bisschop was. Aartsvader is de naam der stamvaders van het Israëlitische volk, n.1. van Abraham, Izaak en Jacob. Aas, vroeger een éénheid van gewicht, is thans de éénheid in kaart- en andere spelen. Aas, afgeleid van een Grieksch werkwoord met de beteekenis eten, is voedsel, en meer bepaald lijken, voor dieren. Aasdomsrecht, (van Asege= rechts- of wetszegger, en dom = doem = vonnis.) Rechtspraak door den „asege" tijdens de oude rechtsbedeeling in de vroegere Friesche gewesten. De schout leidde de terechtzitting; de buren, aan wier hoofd de „asege" stond, wezen het vonnis. Later verdrongen door het schepengerecht. Aasen, Ivar Andreas, (1813—1896) een Noorsch letterkundige, legde zich er op toe de Noorsche taal van vreemde bestanddeelen te zuiveren, en door invoeging van woorden, ontleend aan de oude saga's en de verschillende dialecten, een zuivere Noorsche taal Landsmaal te doen ontstaan. Ook heeft hij den stoot gegeven tot de patriottische beweging, bekend als Maalstraev. Aasgier is een kleine gier, (Neophron perenopterus) die in Zuid-Europa, Afrika en Azië leeft en zich met doode dieren voedt. Aaskevers (Silphiden) hebben een sterk ontwikkelden reukzin en sporen daarmede allerlei in ontbinding verkeerende dieren op, waarmee zij zich voeden en waarin zij hunne eieren leggen, zoodat de uitkomende larven dadelijk voedsel hebben. De meer bekende soorten behooren tot het geslacht Silpha, meest zwart of donkerroodbruin en het gesl. Necrophorus (doodgraver) (z.a.). Aasvliegen worden eenige vliegensoorten van verschillende geslachten genoemd. Haar eieren leggen zij op aas en dierlijke uitwerpselen. Ababdeh is de naam van een Afrikaansch nomadenvolk in Opper-Egypte. Zij zijn voornamelijk kooplui en karavaan-gidsen. Abaca noemt men op de Philippijnen de vezels van den banaanboom, waarvan de Manillahennep (z. a.) vervaardigd wordt. Abacus is een plaat of tafel, die Grieken en Romeinen voor sommige berekeningen vooral (vermenigvuldigingen) gebruikten. Abacus wordt ook in verscheidene bouwstijlen, het bovenste gedeelte van een kapiteel genoemd. Abadan is een eiland aan den mond van de Shatt-el-Arab, in de Perzische golf gelegen. Abaddon (Hebr. verderf) is de naam van het verblijf der dooden (schimmenrijk, of hel), ook van den bewaker daarvan onder den naam Apollyon. Abakansk is de naam van een bergketen, welke evenwijdig loopend met den Altal, zich tot aan de stad Tomsk uitstrekt. Abakansk is een stad in Siberië, aan een zijrivier van de Jenisscï gelegen, c. 2000 inw. Abandon. Het Wetb. v. koophandel stelt in art. 321 den eigenaar van een schip of de medereeders, elk naar evenredigheid van zijn aandeel, aansprakelijk voor de handelingen en verbintenissen van den schipper. Deze aansprakelijkheid nu kan beperkt worden door abandon of afstand van het schip en de nog te verdienen vrachtpenningen. Abandon geschiedt door een verklaring bij notarieele akte. Eigendom gaat door abandon niet over. Ook voor handelingen en verbintenissen v. d. boekhouder kan iedere medereeder afstand doen van zijn aandeel in het schip en de verdiende en nog te verdienen vrachtpenningen. De inlader mag niet de goederen voor de vracht abandonneeren, doch vaten met vloeistoffen gevuld, die gedurende de reis geheel of bijna leeggeloopen lijn, kunnen worden geabandonneerd voor vracht, averij en onkosten, (art. 497 W. v. K.). Abandonnement is mogelijk na abandon. Door abondonnement treden de verzekeringspenningen ter waarde van het geabandonneerde i. p. v. het schip. De assuradeur verkrijgt dus de volle eigendom van de zaak, waarvan de verzekerde afstand heeft gedaan, doch de betaling aan den verzekerde geschiedt alsof totaal verlies had plaats gehad. De gevallen, waarin abandonnement plaats kan hebben zijn in de wet genoemd. (Over abandonnement art. 663 — 680, 694 W. v. K.) Abano Bagni is een klein stadje in Italië, niet ver van Padua gelegen. Ten tijde der Romeinen was het reeds beroemd wegens zijn warme baden; er werden overblijfselen van vroegere badinrichtingen gevonden; telt c. 5000 inw. Abarbanel. Zie Abrabanel. Abarim was in de oudheid de naam van een bergketen tusschen Hoab en Kanaan. Volgens de Bijbel zag Mozes op den top Nebo van dit gebergte het Beloofde Land en stierf daar. Abat-jour is 1°. een schuinstaand venster, dat het licht van boven ontvangt; verder een soort jalousieën, en ten laatste een mooi uitgesneden papieren lampekap. Abattoir is een meestal gemeentelijke inrichting, waar onder deskundig toezicht, vee geslacht wordt, dat als voedsel voor de menschen moet dienen. Het eerste was dat van Parijs in 1818, later kwamen zij in alle groote steden, vooral na de herhaalde vleeschvergiftigingen in de 2de helft der negentiende eeuw. Het slachtvee wordt daar door veeartsen en hulpkeurmeesters gekeurd, zoodat er grooter waarborg is dat het vleesch voor de gezondheid van den mensen onschadelijk is. Ook worden de dieren er op de snelste en minst pijnlijke wijze afgemaakt. Abba is het Arameesche woord voor vader. In het N. T. wordt het eenige malen gebruikt, doch steeds met toevoeging van het Grieksche woord voor vader. Abbadie, Antoine (1810—1897), en Arnauld (1815—1893), twee broeders, geboren in Dublin en opgevoed in Frankrijk, zijn vooral beroemd geworden door hun reizen in Abessinië (1837— 1848). Abbas (566 —652), een oom van Mohammed en sedert 624 ook zijn aanhanger werd de stamvader van het vorstenhuis der Abassiden. Zijn nakomelingen regeerden van 750—1258 als kaliefen te Bagdad. Abbas I, de Groote (1557-1629), Perzisch sjah uit het vorstenhuis der Sofi's, wist door vele bloedige veroveringen zijn rijk zóó uit te breiden, dat het zich van den Ti gris tot aan den Indus uitstrekte. Hij was verdraagzaam jegens de Christenen, doch wreed jegens zijn onderdanen. Zijn kleinzoon Abbas II regeerde van 1642—1667. Abbas III, de laatste regeerende vorst uit het huis der Sofi's, voerde slechts van 1732—1736 het bewind. Abbas I (1813 — 1854), Egyptisch onderkoning, was bondgenoot "van Turkije in den Krimoorlog. Abbas II (1874— ), was van 1892 — 1914 Khedive van Egypte, en werd In dat jaar door de Britsche regeering afgezet wegens zijn samengaan met Duitschland. Abbas Mirza (1783—1833), een bekwaam vorst van Perzië, trachtte, door Europeanen aan zijn hof te verbinden, zich de Europeesche beschaving eigen te maken. Ondanks zijn bekwaamheid leed hij in de oorlogen tegen Rusland (1811 — 1813, 1826—1828) veel nederlagen. Abbate, Nicolo deW (1512—1571), een beroemd frescoschilder, was vooral een navolger van Correggio. Omstreeks 1560 ging hij naar Frankrijk, waar hij werkte aan de groote frescoschilderijen te Fontainebleau. Abbatini, Antonio Maria (1595— 1677), een componist der Romeinsche school, was kapelmeester te Rome en Damaso. Hij schreef een aantal kerkelijke werken en een comische opera. Abbazia, een dorp in Istrië aan de Quarnero,ten Westen vanFiume is bekend wegens zijn heerlijk klimaat en mooie ligging. Het telt c. 2300 inw. Abbé, in Frankrijk titel van jonge mannen van goede familie, die de priesteropleiding hadden gevolgd maar nog niet tot priester waren gewijd. Sommigen voerden het administratief beheer van een abdij; anderen bleven als geleerde of leeraar werkzaam. In het alg. is abbé de titel in Frankrijk en in het Fransensprekend België voor eiken geestelijke, die noch tot de praelatuur noch tot een religieuse orde behoort, dus voor alle wereldgeestelijken. Abbé, Cleveland (1838—1916), een Amerikaansch meteoroloog en astronoom, was directeur der sterrenwacht te Cincinnati en later werkzaam aan den weerkundigen dienst van de Amerikaansche marine. Vooral op dit gebied deed hij werk van beteekenis. Abbé, Ernst (1840—1905), een Duitsch natuurkundige, eerst hoogleeraar, later deelgenoot der fabriek van optische instrumenten van Karl Zeiss te Jena, wist groote verbeteringen in de constructie der microscopen aan te brengen. Ter verwezenlijking zijner sociaal-politieke ideeën (winstaandeel aan de arbeiders) werd op zijn initiatief de fabriek omgezet in de „Karl-Zeiss-Stiftung". Abbema, Andries Sijbrand (1736 — 1802),Nederlandsch staatsman.bekleedde tijdens de Bataafsche Republiek verscheidene belangrijke landsbetrekkingen. Balthasar Elias Abbema (1739 — 1805), schepen van Amsterdam aan de zijde der patriotten, werd na 1795 gezant in Hamburg. Abbeville, arrondissementshoofdstad in het Fransche departement Somme, heeft lakenfabrieken en vlasspinnerijen. De gothische kerk met prachtigen gevel is bekend. Het heeft c. 20.000 inw. Was een belangrijk centrum van hospitalen, oefenplaatsen en ravitailleering in den grooten oorlog. Abbey, Edwin Austin (1852—1911), was een bekend schilder en verluchter. Onder zijn voornaamste schilderijen behooren: Richard III and Lady Anne en Crusaders sighting Jerusalem. Abbiate-Grasso, stad in de Italiaansche provincie Milaan, ligt aan het Naviglio Grande. De inwoners (15.000) vinden een bestaan in zijdeteelt en rijstbouw. Abbing, Justine, pseud. van Carry van Bruggen—de Haan. Zie aldaar. Abbot, George (1562—1633), aartsbisschop van Canterbury, deed een poging om een vereeniging tot stand te brengen tusschen de Schotsche en Engelsche Kerk en was een van de Bijbelvertalers. Abbotsford, aan de Tweed gelegen, nabij Melrose. vroeger klooster, was van 1812—1832, het buitenverblijf van Walter Scott, die veel zorg besteedde aan de verfraaiing ervan. Abbott, Lyman (1835— ), Amerikaansch geestelijke, redacteur van „The Outlook", schreef verscheidene veel gelezen werken op theologisch en sociaal-politiek gebied. Abbreviatuur noemt men de afkorting die van ouds veel naar een bepaald systeem in handschriften werd toegepast. Uitgebreide toepassing van afkortingen leidde in den Romeinschen tijd tot een soort verkort schrift (stenografie). Ook in de oudste gedrukte boeken vindt men nog abbreviaturen. Abbruzzen, De, is eene bergachtige Streek aan de Adriatische Zee, ten Zuiden van den vroegeren Kerkdijken staat ge* legen. De bergtoppen zijn onherbergzaam, maar de dalen uitstekend geschikt voor wijnbouw en zuidvruchtenteelt. De bewoners, vroeger beruchte bandieten wijden zich thans aan de veeteelt. De voornaamste steden in deze streek zijn Teramo, Aquila, Chietti en Campobasso. Abbt, Thomas (1738—1766), populair wijsgeer en schrijver) heeft door zijn vele geschriften medegewerkt tot de ontwikkeling der Duitsche letterkunde in het midden der 18de eeuw. Abd is een Arabisch woord,dat dienaar, knecht beteekent. Het komt veel voor in samengestelde eigennamen, b.v. Abd el Kader dat knecht van den machtige beteekent. Abdallah (knecht Gods) heette de vader van den profeet Mohammed. Adallah +764 was de oom der eerste Kaliefen uit het huis der Abassiden. Abdallah ben Yasin was de naam van een Arabier uit N.W. Afrika, die zich den naam van heilige bij vele volgelingen wist te verwerven en stamvader werd van een Marokkaansch vorstengeslacht. Abdar-Rahman heeten vijf leden van de Omyaden-dynastie, welke over Cordova geregeerd heeft. De bekendsten zijn: Abd ar Rahman I, 731—787, die het sultanaat Cordova stichtte en zijn rijk tot aan de Pyreneën uitbreidde. Abd ar Rahman III (912-961), die een einde maakte aan den burgeroorlog tusschen Arabieren en Spanjaarden en Spanje tot het best bestuurde land van Europa maakte. Abd-el-Kader (1807— 1883),eerst priester, later emir van Maskara, voerde van 1832—1847 oorlog tegen Frankrijk. In dat jaar werd hij gevangen genomen, ondanks dat hem door de Fransche regeering vrije aftocht was toegestaan.In 1852 werd hem de vrijheid geschonken en ontving hij van Frankrijk een jaarlijksch pensioen. In zijn later leven trad Abd-el-Kader op als beschermer der Christenen in Syrië en schreef eenige godsdienstig, wijsgeerige werken. In Nederland is hij bekend gebleven door het dichtstuk van B. ter Haar. Abdera was een stad in Thracië, haar ruïnen liggen bij kaap Boeloestra. Hoewel de inwoners bekend waren wegens hun domheid, was het de geboorteplaats van Anaxarchus, Democritus en Protagoras. Abderhalden, Emil (1877— ), is professor in de physiologie te Halle, schreef verscheidene werken over bio¬ chemie en een bibliografie over het alcoholvraagstuk. Abderrahman Ibn Abdallah, een Arabisch veldheer, wist Frankrijk binnen te dringen, doch werd in 732 tusschen Tours en Poitiers .door Karei Martel verslagen. Abderrahman, sultan van Marokko, (1778—1859) deed een vergeefsche poging om de zeerooverij te doen herleven en koos in den strijd der Franschen en Arabieren, de zijde van Abd-el-Kader. In 1844werden zijn ruiterbenden aan den Isly vernietigd en sloot hij vrede met Frankrijk. Abdicatie, het afstand doen van een waardigheid, meestal gebezigd bij het aftreden van een vorst. Abdis, de vrouwelijke vorm voor abt, is de overste van een abdij voor vrouwelijke kloosterlingen. Abd-oel-Aziz (1830—1876), 32ste sultan van Turkije, trachtte veel hervormingen in te voeren, maar bereikte door gebrek aan wilskracht zelden zijn doel. Hij stond langen tijd onder invloed van den Russischen gezant Ignatiew en werd in 1876 door opstanden in Herzegowina gedwongen afstand te doen en vermoord. Abd-oel-Hamid (1725-1789), de 27ste sultan van het Turksche rijk, beklom in 1774 onder treurige omstandigheden den troon. Door zijn nederlagen tegen de Russen zag hij zich genoodzaakt, een voor Turkije nadecligen vrede te sluiten. Abd-oel-Hamid II, (1842-1918), sultan van Turkije, bleek eerst zijn rijk volgens vaste lijnen te willen regeeren (schenking van een grondwet), maar kwam al spoedig onder invloed van verschillende gunstelingen. Hij voerde een voor Turkije noodlottigen oorlog tegen Rusland en moest na den oorlog met Oostenrijk, Bosnië en Herzegowina afstaan. Toen nu ook Bulgarije zich onafhankelijk verklaarde, zette de Jong-Turksche partij, die al meer en meer macht gekregen had, den sultan in 1909 af. Abd-oel-Medsjid (1823-1861), de 31e sultan van Turkije, trachtte hervormingen in te voeren,waarvan de uitvoering meestal niet gelukte door de onwilligheid van zijn Turksche onderdanen. Door tusschenkomst van de Europeesche mogendheden, wist hij Ibrahim Pasja staande te houden. Inden Krimoorlog werd hij door zijn Westersche bondgenooten gedwongen een nieuwe grondwet in te voeren, die bij zijn onderdanen veel ontevredenheid opwekte. Abd-oel-Moemen (1101 — 1163), de grondlegger van het vorstenhuis der Almohaden, werd in 1130 tot emir al moemenin gekozen, en wist zich van geheel Marokko en een deel van Spanje meester te maken. Abd-oer-Rahman Khan (1843-1901), emir van Afghanistan, voerde oorlog tegen den emir Sjèr-Ali en moest, verslagen door diens zoon, vluchten naar Samarkand. In 1880 werd hij door de Engelschen tot emir uitgeroepen en heeft steeds trouw aan hun zijde gestaan. Abdomen. Zie Buik. Abdij is een klooster, dat een abt of abdis als hoofd heeft. Voor de Hervorming waren vooral in Groningen en Friesland een groot aantal machtige abdijen. Ook verder in ons land vond men er veie, bekend is o.m. de abdij van Egmond. Abecedarium noemt men het boekje, waarmee men vroeger aan de kinderen spellen en lezen leerde (a-b -boekje). Onder de eerste proeven van drukkunst zijn verscheidene abecedaria. Abeel. Zie Populier. Abel of Habel was de tweede zoon van Adam en Eva, die uit afgunst door zijn broeder' Kam werd doodgeslagen. Abel, Frederick Augustus (1627 —1902), Engelsche scheikundige deed met Nobel belangrijke uitvindingen op het gebied van explosiestoffen. Abel, Niels Henrik (1802—1829), een Noorsch wiskundige, muntte vooral uit door zijn diepgaande studies de algebra betreffende. Abélard, Pierre (1079-1142), een scholastiek wijsgeer en godgeleerde, was reeds op jeugdigen leeftijd een zeer gevierd leeraar te Parijs, waar hij hoofd van de school aan de Notre Dame werd. De canonicus Fulbert droeg hem het onderwijs op van zijne jonge nicht Heloise. Beiden verliefden op elkaar en werden na een geheim huwelijk gewelddadig gescheiden. Abélard werd monnik, Heloise non. Abélard nam zijn taak als leeraar en zijne wetenschappelijke arbeid wederom op. Beide geliefden werden in één graf begraven en in 1817 werden hunne overblijfselen vervoerd naar het kerkhof Père Lachaise te Parijs. Abele spelen zijn de ernstige spelen uit de Middeleeuwen, waarvan enkele bewaard zijn gebleven. De bekendste zijn Esmoreit en Lanseloet. Tegenover de abele spelen staan de sotterniën of kluchten. Abelianen, Abelieten, Abelóiden of Abelonieten heetten de leden van een Oud-Christelijke sekte uit de 4de eeuw, waarschijnlijk van gnostisch-dualistischen oorsprong. Zij onthielden zich van alle geslachtsgemeenschap en namen kinderen aan, ter voorkoming van uitsterving van hun sekte. Abels toestel dient voor de vlampuntsbepaling van oliën. Het bestaat uit een bakje waarin de olie door een omgevende luchtmantel zeer langzaam verwarmd kan worden. Door een uurwerk duikt op bepaalde tijden een vlammetje in het dampluchtmengsel. De ontstekingstemper at uur heet vlampunt (Abel test). Abencerragen vormden een edel en machtig Moorsch geslacht dat Mohammed VII (ongeveer 1450) steunde in de twisten te Granada en de oorlogen tegen de koningen van Castilië. Abendanon, J, H. (1852- ), Nederlandsch rechtsgeleerde, was als ambtenaar werkzaam in Indië, werd in 1900 benoemd tot directeur van het Departement van Onderwijs, Eeredienst en Nijverheid, schreef eenige rechtskundige werken en publiceerde de brieven van Raden Adjèng Kartini. Aben Esra (1093—1168) was een der geleerdste Israëliten in de Middeleeuwen. Vooral zijn taal- en uitlegkundige gf • schriften waren van belang. Abeokoeta is de hoofdstad van het rijk der Egba's aan de Slavenkust in WestAfrika gelegen. Telt c. 100.000 inw. Dit gebied kwam in 1914 onder Engelsen toezicht. Abercrombie, Lascellcs (1881 — ) is een Engelsch criticus en dichter. Abercromby, Sir Ralph (1734—1801), een Engelsch krijgsman, diende als generaal-majoor in het leger, dat onder den hertog van York naar de Nederlanden gezonden, met de Russen in 1799 door de troepen derFranschen en Bataven bij Bergen en Castricum verslagen werd. Hij sneuvelde kort daarna bij Alexandrië. Aberdeen, de hoofdstad van het Schotsche graafschap van dien naam is de voornaamste Noordelijke Schotsche zeehaven. De Dee verdeelt de stad in Ouden Nieuw-Aberdeen; Oud-Aberdeen heeft Sinds 1495 een universiteit, Nieuw-Aberdeen is de plaats van textielfabrieken, ijzergieterijen en scheepstimmerwerven. Aberdeen telt 163.000 inw. Het graafschap A berdeen, dat zich met Kaap Kinnaird noordoostwaarts uitstrekt, heeft c. 311.000 inw., die zich voornamelijk met landbouw, visscherij en mijnontginning bezig houden. Abergavenny, in bet Latijn Gobannium is een oude stad in het Engelsche graafschap Monmouth. Men vindt er de bouwvallen van een burcht der Noormannen, een brug met 15 bogen over de Usk en merkwaardige monumenten in de Mariakerk (14de eeuw). Deze stad van 8500 inw. heeft belangrijke ijzersmelterijen en flanelweverijen. Aberratie van het licht. Is S een ster en AO de richting van de kijker-as, die op de ster gericht staat, dan zal, als de imker zich in rust bevindt, de lichtstraal SO in de richting SOA door den kijker s— \\ ^< Aberratie v. h. licht, gaan, zoodat 't oog van den waarnemer in A, de ster zal zien op de plaats S, waar ,«eze zich werkelijk bevindt. De kijker is echter niet in rust, doch wordt door de aarde met een snelheid van ongeveer 30 K.M. per sec. in de baan om de zon meegenomen in een richting door 't pijltje aangegeven. Gedurende den tijd, die 't licht noodig heeft de kijker-as OA te doorloopen, legt de kijker een wegje af in de richting van den pijl, zoodat de lichtstraal het oculair A op een plaats zal treffen, die iets naar de linkerhand verschoven lijkt; die plaats zal zóóveel verschoven lijken als de kijker heeft afgelegd.De sterwordt dus niet in de (ware) richting AOS gezien, maar in de richting AOS' m. a. w. de ster lijkt iets verschoven en wel in de richting van de aardbeweging. Deze verplaatsing heet aberratie of afdwaling. Het bedrag er van, d.i. de grootte van den hoek SOS', wordt gemeten door de verhouding van de snelheidscomponent van de aardbeweging loodrecht op de richting van den lichtstraal, tot de snelheid van het licht. In de tweede figuur stelt abcd een stuk van Aberratie van het licht, de aardbaan voor, die we als een cirkel aannemen, terwijl S een ster is, die zich op zulk een grooten afstand bevindt, dat we de lichtstralen, die uit S komend de aarde treffen, steeds gelijk gericht mogen beschouwen, onverschillig waar de aarde zich in haar baan bevindt, m. a. w. we mogen aannemen.dat de, lichtstralen S^a, S3b, S3c, enz. evenwijdig zijn. De pijl geeft de richting der aardbeweging aan; verder stellen aa', bb', cc', dd', de baansnelheden voor in de punten a, 6, c, d. In punt a zal de ster, tengevolge van lichtsnelheid en baansnelheid zich in de richting aS1' ver- 3 toouen. In punt 6 moeten we de snelheid 66' ontbinden in één 66" loodrecht op de lichtvoortplanting en een 66"' langs deze richting; de ontbondene 66"' zal blijkbaar geen invloed op de schijnbare richting van 't sterrelicht hebben, maar 66" zal een afwijking geven, zoodat we de ster in de richting aS*' zullen zien. In punt c, dat 90° van punt a af ligt, vallen de richtingen van aardbeweging en lichtsnelheid samen, zoodat dan geen afwijking kan ontstaan en de aberratie dus O is. In punt d zal weer een aberratie optreden, die even groot maar tegengesteld is als in 6 (daar hoek bZc gelijk is aan hoek cZd). Ligt een ster in de ecliptica, d.i. in 't vlak van de aardbaan (hier als vlak van teekening genomen), dan zal ze om haar waren stand een slingerbeweging schijnen uit te voeren, met grootste afwijking als de aarde zich in a, of in 't tegenovergestelde punt bevindt. Staat de ster in de pool van de ecliptica d.i. in 't punt loodrecht boven Z, buiten het vlak van teekening, dan is de totale snelheid der aarde in haar baan, steeds loodrecht op de_ gezichtslijn van de aarde naar de ster d.i. op de richting der lichtsnelheid, en de ster zal dientengevolge een cirkeltje om haar waren stand schijnen te beschrijven, waarvan de middellijn gelijk is aan het rechte lijntje, dat de eerste ster t» de ecliptica schijnbaar beschrijft. Ligt een ster tusschen de ecliptica en de ecliptica-pool, zoo zal ze een ellipsje schijnen tc beschrijven, waarvan de groote as weer gelijk is aan de zooeven genoemde middellijn van 't cirkeltje, maar waarvan de kleine as kleiner zal zijn naarmate de ster dichter bij de ecliptica ligt. De gemiddelde snelheid van de aarde in haar baan is (nagenoeg) 30 K.M. per sec. en de lichtsnelheid is (nagenoeg) 300.000 K.M. per sec; in den rechthoekigen driehoek, die deze twee grootheden tot rechthoekszijden heeft stelt de meest scherpe hoek de maximale grootte van de aberratie voor d.i. dus de hoek S, a Sl' van de tweede figuur. Deze hoek is gemakkelijk te berekenen; men vindt er voor 20", 6 en noemt deze grootheid de aberratie-constante. Bradley heeft deze in 1726 gemeten. Volgens de meest betrouwbare metingen is de waarde 20",47. De aberratie is door astronomische waarnemingen te bepalen, zoodat men daaruit de snelheid van voortplanting van *t licht kan afleiden, immers de baansnelheid der aarde is bekend. Ook door de wenteling der aarde om hare as ontstaat aberratie; daar deze veel geringer is als de baansnelheid (aan den equator 465,8 M. per sec, op 50° breedte 298 M. p. s. en voor 80° breedte 80,7 M. p. s.) is ook de hierdoor veroorzaakte aberratie veel kleiner. Voor een waarnemer op den equator, die de grootste snelheid heeft, bedraagt 't maximum slechts 0,"3 d i. als de ster juist in den meridiaan van den waarnemer staat. Dit bedrag noemt men de dagelijksche aberratie-constante, in onderscheiding van de bovengenoemde, die men dan de jaarlijksche a. c. noemt. Aberratie, Chromatische. Geen enkele lens vereenigt de lichtstralen van verschillende kleuren (zie spectrum) in hetzelfde punt. Men kan een lens samengesteld denken uit een reeks prisma's; de roode lichtstralen wijken het minstj j de violette het meest af, zoodat de brand- ' puntsafstand van de roode stralen een j grootere en van de violette stralen éen kleinere waarde heeft. Zoo is 't onmogelijk een volkomen kleurenvrij beeld (b.v. | van een ster of planeet) te verkrijgen; j men ziet een opeenvolging van verschil-1 lend gekleurde beelden, die elkaar in 't I midden dekken, maar oorzaak zijn van I gekleurde randen. Ditzelfde verschijnsel I vertoont ook het beeld van een aardsch I voorwerp. Bij een zwakke vergrooting zijn 1 de randen van 't beeld minder gekleurd ' dan bij een sterke. Dit hinderlijke feitjl voorkomt men door een bijzonder lenzenstelsel te gebruiken (zie Achromatische j prisma"s, enz.). Ook het oog bezit chro-l matische ab., die men gewoonlijk niet op-I merkt, maar in sommige omstandigheden duidelijk kan waargenomen worden. Aberratie, Sferische, of wel afwijkine LicLtralpVTen optreedt. Lichtstralen, die op den rand van een lens vallen hebben een kleiner brind puntsafstand dan die, weffioo,net" m,ddelpunt gaan. De sferische ab ver oorzaakt, bij 't beschouwen van een ster teSttESTt dat ef geen P^tvornïg beeld ontstaat maar een schijfje, dat des te grooter is, naarmate de fout in de lenzen grooter is. De randstralen kan men door een diafragma te gebruiken verhinderen in de lens te treden, S daardoor wordt 't beeld zwakker. Ér zijn tegenwoordig, middelen in gebruik om tZ?t'*72?aS' 2eUs biJ' ^oote objectief ven (praktisch geheel) op te heffen Jft/£Sat,e"constante-Zie Aberratie »» Abersee of Sankt Wolfgangsee (zoo genoemd naar het dorp Sankt Wolfgang . aan TïrT °eVW Ug£> iS een Alpenmefr i aan de grenzen van Salzburg en ÓpperOostenrijk. Het ligt 540 M bovenzie oppervlakte der zee en is rijk aan forellen en andere fijne soorten visch ! Abert, Hermann (1871- ),een be- 1 kend musicoloog, eerst docent ta de i aanSfwJ^ te Leipzig' schreef een 4 AWw •!? °ve^ nmziekgeschiedenis. Jj Aberystwith, badplaats met c. 8000 « «Lf ^ W-kUSt Va° Wale=- Vis- v Abesche, hoofdstad van Wadai, is een H stad in Midden-Soedan. Zij is een kara vaancentrum en telt c. 25.000 fnw 2 i 5.f^\.AardTi3k*kunde. Oppervl ra l' £mWLl*m 2 * Frattkr-! bevolking 8 mill., ligt m het N.O. van Afr., ingeslo- m ten door Eng., Fr. en It. gebied.''t fs een w, Plateau van ruim 2000 M., waarop tafel" hc ■ bergen (amba's) met loodrechte wanden Ai Naar de Roode Z. daalt het steil af' ÏÏSt?" De rivieren, oViê Ov groote watermassa's afvoeren, hebben dv diepe dalen in de hoogvlakte mtgeslepln ju TebrT d°°r tstr9<»aversne!lingen P£ ov gebrek aan water in het droge seizoen Te onbevaarbaar. De voornaamste zijn de lè, g Blauwe Nijl die uit het Tsana M. komt Ie en de Atbara, welke vruchtbaar süb' „• T het NijWal voeren. In het N. O ° tot 4?nneMamanbergen in den R4s Dajan' L tot 4500 M., zijn een groot deel des jaars t met sneeuw bedekt. Men onderscheidt l m«t h:l^mmen• CCn ^btropisch klit J"™- ïebbfn' naast geschikte weiden, t tropische planten voortbrengen en door hun rijkdom aan wilde dieren een paradHs i voor jagers zijn. De 2de gordel, die de? , Wotna degas, loopt tot 2400 M. Hier kweekt men Europ. gewassen en grazen 1 renderen, paarden en schapen. De 3de i gordel is die der Degas. Abess heeft ' rW06^ rgen" Van Dzjiboeti uw de Roode Z. loopt een spoorweg naar Addk' I?£ W?fdt d°°rgetrokken na» Addis Ab ba. Voorts 2 telegraaflijnen. Sri,* ,f?W°nfS Zljn meest van SemietisrhP r veermengd met Hamietische Galla's en Somali's; verder Negers en enkele Joden. Ze zijn donkerbruin? welgevormd, intelligent en opgeruimd' ^.VtUl °?.,IaSen trap vKS ving. t Huwelijk is gemakkelijk te ont- hÜMen'J°lygamie zcer «ew°°n. H^a hutten zijn uit ruwe steencn, soms uit leem en graszoden opgetrokken. In de 4de eeuw n C. werd het Christendom worH?erdi, de, Aboena (aartsbisschj van Al^!d^°-rAen K°Pt;s=hen patriarch van Alexandne benoemd, 't Is een sterk Sun*??drn°physitisch Christendom Hun actief leger telt 150.000 man. De negoes (keizer) is absoluut heerscher, al heeft hij ook sedert 1908 een minister- Uitvoerproducten: goud, ivoor, koffie myrrhe, was. Invoerart.: katoenen en wollen stoffen, messen en ijzerwaren horloges. Voornaamste prov.: Tw' Ambara, Godsjam, Sjoa en Hazar, G«et»tó«,M. Abess. behoorde in de Dudheid gedeeltelijk tot Aethiopie. vl lynastie van Axoem. die de eerste lOOO aar van onze jaartelling regeerde ver- femen Z?' 6de 6eUW het Arabische emen, hetgeen ze twee eeuwen later reer verloor. In de 15de eeuw verschenen de Portugeezen in 't land en hielpen de Mohammedanen verdrijven. Het regeerende stamhuis werd Katholiek, doch in 1633 werd de vorst verjaagd en de vreemde priesters werden door diens zoon verbannen. Hevige en aanhoudende oorlogen tusschen de stadhouders der provinciën vulden de 18de en een deel der 19de eeuw, maar in 1853 versloeg Kasai zijn schoonvader Ras Ali, stadhouder van Amhara en maakte zich tot ncgoes (keizer) van Aethiopië onder den naam Theodorus II. In 1864 werd de Britsche consul en gevolg in de gevangenis te Magdala geworpen en na mislukte onderhandelingen tot vrijlating bestormde Sir R. Napier met succes deze bergvesting (1868), waarop Theodorus zich doodschoot. Zijn opvolger werd Ras Kasai van Tigré als Johannes II (1872). In 1882 had Italië een kolonie in Assab gevestigd, wat Abess. met leede oogen aanzag. Vijf jaar later vernietigde het een It. legertje bij Dogali; in 1888 nieuwe strijd, waarna beide partijen zich terugtrokken. Een jaar later werd Johannes in een gevecht met de derwisjen gedood en dooi- Menelik van Sjoa opgevolgd. Deze vernietigde na een rustpoos van eenige jaren een groote It. legermacht bij Adoea, waarop It. de zelfstandigheid van Abess. erkende en zich tevreden stelde met zijn kolonie Eritrea aan de Roode Z. Menelik stierf in 1913; in zijn plaats kwam zijn kleinzoon Lidsj Jeassoe, onder wien het tijdens den wereldoorlog aanvankelijk rustig bleef; toen deze echter onder Duitsche en Turksche invloeden kwam, werd hij in Sept. 1916 afgezet en vervangen door Zeoditoe, Menelik's dochter, die na een korten burgeroorlog in Febr. 1917 gekroond werd. Zie Kulmer, lm Reiche Meneliks. Abgar was de titel van 28 koningen te Edessa, een rijk in Mesopotamië. Abies, geslacht der Coniferen, dat zich kenmerkt door stompe naalden met 2 witte lijnen aan den onderkant en rechtop staande kegels. Het witte, grofvezelige hout heet dennenhout. Zeer veel soorten zijn een sieraad in onze tuinen en parken, o.a. de gewone zilverspar, (A. Alba vooral), voof onderbeplanting m gebruik, J blauwspar (A. Pinsapo), de sterk vertakte, gesloten groeiende spar, naalden rondom de twijgen. Deze sparren worden alle vrii hoos. Abies. van 20 tot soms 60 M., kunnen tamelijk wat schaduw verdragen en staan graag beschut tegen oosten- en noordoostenwinden. Op drogen zandgrond en zeer kalkrijken grond voldoen ze niet. Abigail, de vrouw van Nabal,maakte een goeden indruk op koning David, zoodat deze haar na den dood van haar man in zijn harem opnam. Zie 1 Samuet 25. Abimélech is de naam van den Philistijnschen koning van Gerar van wien in Genesis 20 verhaald wordt dat hij Sara de vrouw van Abraham tot vrouw begeerde. Hetzelfde wordt in Genesis 26 verhaald van Rebecca de vrouw van Izaak. Ook is het de naam van een richter van wien (in Richteren 8 en 9) verhaald wordt hoe hij zijne broeders doodde en omkwam doordat hem door een vrouw een molensteen op zijn hoofd werd geworpen. Ab intestato. Erfopvolging ab intestato geschiedt, wanneer de erflater geen testament heeft gemaakt, en dus de erfgenamen door de wet (Boek II titel VI B.W.) worden aangewezen. Abiogenesis. Hieronder verstaat men het ontstaan van levende wezens uit nietlevende stof. Over het denkbeeld van Aristoteles, die meende dat wormen, insecten en visschen uit slib ontstonden, is men al lang heen, maar tot in de vorige eeuw meende men dat infusiediertjes, bacteriën enz. uit doode stof ontstonden en eerst Pasteur's onderzoekingen hebben bewezen, dat ook zij uit levende kiemen IkTt. i ^de in 1743, daar gesloten aan Rik Abkoude is een groot dorp aan den land toegewezen- in ioir (.Ak T ^tt^intSseS f^^^Si? £ mefwlnen'^ „ ^arrT'' °f Abo (in bet Finscb Turku, in bet is ^vên^^ de noordkust van de Perzische golf gelegen. Er is vrij belangrijke invoer van katoenen stoffen, thee en metalen en uitvoer van opium, ruwe katoen en zijde, tabak en tapijten. Abolitie beteekent dat de daders van bepaalde misdrijven niet zullen worden vervolgd of dat de reeds begonnen vervolging niet voortgezet zal worden. Terwijl amnestie verleend wordt voor bepaalde handelingen, betreft abolitie bepaalde personen of groepen van personen. Beide moeten verleend worden bij wet. Abolitionisten werden in Noord-Amerika de menschen genoemd, die voorstanders van dadelijke en totale afschaffing der slavernij waren. De beweging begon reeds in 1775 onder Benjamin Franklin, maar werd onder William Lloyd Garrison van veel grooter kracht. Zij bereikte, dat in alle beschaafde landen (het laatst in Noord-Amerika 1863) de slavernij werd afgeschaft. Abome, de hoofdstad van Dahome, aan de Slavenkust gelegen, was vroeger bekend als slavenmarkt. Het telt c. 20.000 inw. Aborigines noemden de Romeinen het legendarische volk, dat oorspronkelijk Latium bewoonde. Naam wordt tegenwoordig nog wel gebruikt voor de oorspronkelijke bewoners van een landstreek. Abortus noemt men het geboren worden van de dierlijke vrucht voor die levensvatbaar is. Men onderscheidt Abortus naturalis (natuurlijke misgeboorte), die een gevolg kan zijn van ziekte, schrik, val, enz. van abortus arte provocatus d.i. door de kunst opgewekte. Deze laatste is strafbaar,tenzij op geneeskundige aanwijzing en door bevoegden verricht. About, Edmond (1825—1885), een bekend Fransch roman- en dagbladschrijver, was in den Fransch-Duitschen oorlog verslaggever van „Le Soir". Daarna werd hij redacteur van „Le XIXme Siècle" een republikeinsch blad. Tot zijn werken behooren „La question romaine" en „Le roman d'un brave homme". Abrabanel, Isaac of Abarbanel (1437 — 1508), een Joodsch godgeleerde, wijsgeer en staatsman, schreef belangrijke commentaren op het Oude Testament. Abracadabra was een tooverformule waarschijnlijk uit de 2de eeuw, die geschreven op perkament en gedragen aan een vlasdraad om den hals, in staat werd geacht koorts en andere ziekten te verdrijven. Thans beteekent het woord abracadabra wartaal of onzin. Abraham of Abram de eerste der drie aartsvaders, wordt door de Israëlieten als hun eigenlijke voorvader en als stichter van hun godsdienst beschouwd. Volgens het Bijbclsch verhaal trok hij uit Mesopotamiè' het land Kanaan binnen. Hij was een trouw en gehoorzaam dienaar van zijn God (wien hij zelfs zijn zoon wilde offeren) en wordt als zoodanig in het Nieuwe Test. geprezen. Ook de Mahomedanen hebben een hooge vereering voor hem. Velen beschouwen de verhalen betreffende Abraham en de zijnen als overleveringen van stammen. Abraham a Sancta Clara (1644-1709), eigenlijk Ulrich Megerle geheeten, eerst Augustijner monnik, later provinciaal bij zijn orde, is vooral bekend wegens zijn theologische geschriften. Op onverschrokken wijze geeselde hij de gebreken van zijn tijd; hij doorvlocht zijn predikatiën vaak met grappige uitvallen en woordspelingen. Abrahamieten of Boheemsche Deisten traden na de maatregelen van verdraagzaamheid van Jozef II, die vrijheid van godsdienst waarborgde, te Pardubitz op (1782). Hun leer was gegrondvest op't geloof aan één God, op de Tien Geboden en het „Onze Vader". Deze secte heeft slechts kort bestaan. Abrahams, Anna Adelaïde (1849— ), Nederlandsche schilderes, te 's Gravenhage woonachtig, is vooral bekend om hare stillevens, welke herinneren aan die van M. van der Maarel. Abrahamsz, Galenus (1622—1706), eigenlijk Galenus Abrahamsz de Haan geheeten, is een bekend leeraar geweest der ABRAHAMSZ —ABSENTISME Amsterdamsche Doopsgezinden, die in zijn tijd zeer verdeeld werden; schreef vele theologische werken. Abramsz, Simon (1867— ), vroeger hoofd eener openbare school te Amsterdam, thans te Velp woonachtig, is bekend als opvolger van LouWerse als redacteur van „Voor 't Jonge Volkje" en als schrijver van kinderboeken als „Sprookjes uit moeders jeugd", „Veertien dagen op een ijsschots" enz., benevens eenige werken, geschikt tot voorlezen aan kleinere kinderen. Abrantes, een zeer oude stad in de Portugeesche provincie Estramadura, werd in 1807 ingenomen door den Franschen generaal Junot. De inwoners (c. 6500) drijven handel in graan, wijn vruchten en olijfolie. ' Abrasie, afslijping of afschaving is 't afnemen van de zeekust door de werking der branding; in vroegere perioden van t bestaan der aarde zijn groote vastlanden en gebergten door abrasie verloren gegaan. A. noemt men ook 't afslijpen van rotsen tengevolge van er tegen botsende, door de wind meegevoerde zandkorrels. Steenen, die toonen, dat ze in vroegere tijden op deze wijze zijn geslepen, wijzen er op, dat de streek, waar ze voorkomen, een steppenvorm of een woestijnachtig karakter had. Abraxas, een geheimzinnig woord gevormd in de Grieksch-Christelijke wereld der 2de eeuw ter aanduiding van den Heer der wereldsfaeren. In de Middeneeuwen werden abraxassteenen, met kabbalistische figuren beschreven, als talisman gebruikt. Abrikoos (Prunus Armeniaca). Boom met steenvruchten uit de onder-fam. der Amygdaleeën van de fam. der Rosaceëen afk. uit 't binnenl. van Azië, later verbreid over heel Zuid-Europa. Bij ons is de cultuur niet of weinig Joonend, daar ze door haar vroegen bloei (nog vóór den perzik) spoedig lijdt van nachtvorsten. De meeste abrikozen komen gedroogd (uit Italië) of ingemaakt (uit Frankrijk) in den handel. Eischt humusrijken grond met veel kalk en een warme, zonnige stand- plaats. Geschikt als leiboom tegen een zonnig muurvlak, als struikvorm of stamboom vooral beschutten tegen wind. Voor ons klimaat wordt de Dubbele Oranje beschouwd als de sterkste variëteit. Abrogatie, het afschaffen van een wet, door haar in te trekken. Alleen een nieuwe wet vervangt een oude, tenzij de wet een gelegenheidswet was, die vanzelf vervalt met de reden, die haar heeft doen ontstaan. Abrus praecatörius, Indische klimplant, fam. Vlinderbloemigen, waarvan de kleine, harde, lakroode zaden vaak gebezigd worden tot het maken van rozenkransen (paternosters); onder den naam van paternosterboonen zijn ze in den handel. Moet bier gekweekt worden in de warme kas; *s avonds vouwen de bladslippen van 't gevinde blad zich samen, evenals bij donker, regenachtig weer. Zelfs beweren de inlanders dat deze bladstand aanwijzing kan geven omtrent de aanstaande komst van aardbevingen. Absalom, de derde zoon van koning David, schoon van gestalte en lang van haren, wist een opstand tegen zijnen vader te ontketenen doch werd verslagen en vond den dood door het zwaard van Joab. Absces is een met etter gevulde holte van een door infectie veroorzaakte ontsteking. Men onderscheidt warme abscessen als gevolg van acute ontstekingen en koude abscessen die bij een chronische (meestal tuberculeuze) ontsteking gevormd worden. Abscis. Zie Coördinaten. Absenteisme noemt men wel het dikwijls afwezig zijn der Kamerleden uit de vergaderingen der Staten-Generaal. Absenusme beteekent de regelmatige afwezigheid der landeigenaren van hun bezittingen. De administratie en het beheer der goederen geschiedt door pachters en andere ambtenaren, terwijl agenten, tusschenpersoon bij eigenaar en pachter zijn. Het woord absentisme stamt uit Ierland, waar deze vorm van landgoederenbeheer veelvuldig voorkomt doordat het land voor een groot deel in handen van Engelschen is. Ook in andere landen komt absentisme voor, bij ons in enkele provincies, waar de grondeigenaren in de groote steden (bijv. Den Haag) wonen. Absinth is een likeur die gestookt wordt uit de bladeren der absinthplant, met alcohol en water. Dikwijls wordt ze gekleurd met allerlei kleurmiddelen. Ze bevat ruim 50 pet. alcohol en wordt vooral in Frankrijk gedronken (vaak met water verdund). Het tast het zenuwstelsel sterker aan dan andere dranken zoodat overmatig gebruik absinthisme doet ontstaan. Dit is een ziektetoestand welke zich openbaart door stoornissen van de gevoeligheid, hallucinaties, spierverslapping, soms collapsum en epilepsie. De nakomelingen kunnen met hysterie erfelijk belast zijn. Absolute, Het, is in de nieuwere wijsbegeerte een term ter aanduiding van den als eenheid boven veelheid, boven ruimte en tijd verheven grond van alle dingen. Meestal wordt in dezen zin het Absolute met God gelijk gesteld. Absolute temperatuur is het aantal graden geteld van het absolute nulpunt d.i. het punt van de schaal van Celsius 273° beneden het vriespunt of gewone nulpunt (zie Uitzettings-coëfficient). Absolutie is in de Roomsch Kath. kerk een deel van de biecht waarbij de priester den zondaar van zijne zonden ontslaat en kwijtschelding verleent van de eeuwige en tenminste van een gedeelte der tijdelijke straffen. Absolutiekruis was een looden kruis, waarop absolutieformules, dat in de Middeleeuwen onder den overledene in de kist werd gelegd. Absolutisme is een regeeringsvorm, waarbij de vorst door geen constitutie of grondwet in zijn macht beperkt is. Wel regeert een absoluut vorst overeenkomstig vastgestelde wetten en beginselen; hierin onderscheidt hij zich van een despoot, die naar volslagen willekeur heers cht. Absoluut wordt in tegenstelling tot relatief (betrekkelijk) iets genoemd, dat op zich zelf, onafhankelijk van al het andere bestaande, kan bestaan. Absoluut maatsysteem. Zie Electrische eenheden. Absorptie in de natuurkunde is een verschijnsel waarbij lichamen stralende energie opnemen. De aarde absorbeert bijv. een deel van de uitgestraalde energie van de zon. Op astronomisch gebied is uit waarnemingen gebleken, dat een algemeene absorptie van 't sterrelicht niet, of althans niet noemenswaard, voorhanden is. Wanneer 't licht door gas- of nevelwolken gaat, dan wordt het diffuus verstrooid en wel zóó, dat de blauwe stralen meer, de. roode minder hieraan onderworpen zijn, zoodat een ster, welker licht door zoo'n wolk gaat, ons rooder moet toeschijnen dan ze in werkelijkheid is. Het is gebleken dat de meer dichtbij zijnde sterren dezelfde kleurschaal vertoonen als zeer veraf staande, zoodat er geen algemeene absorptie in de wereldruimte mag aangenomen worden, immers, was deze aanwezig, dan zouden de veraf staande sterren, alle in de kleurschaal naar 't rood verschoven moeten zijn. Dit resultaat is van zeer groot gewicht, want daardoor weten we pas, dat de ware helderheid en kleur van sterren niet beïnvloed worden door hun afstand. Scheikundig noemt men absorptie het verschijnsel dat bepaalde lichamen door andere worden vastgehouden. B.v. alle koolsoorten absorbeeren gassen en uit mengsels in vloeistoffen ook vele kleurstoffen. Water absorbeert zeer sterk ammoniak, chloorwaterstof en andere gassen. Gebluschte kalk absorbeert koolzuur uit de lucht en vormt er een vast gesteente (koolzure kalk) mee onder afscheiding van water. Het vasthouden aan de oppervlakte wordt ook wel adsorptie genoemd. Absorptie-spectrum. Zie Spectrum. Abstinentie wil zeggen onthouding bijv. van alcoholische dranken, opium enz. vooral door personen die hiervan te voren misbruik gemaakt hebben. Ge- heele en vooral plotselinge abstinentie kan verschijnselen van overprikkeling of zwakte geven. Wanneer lijders aan acute ziekten die met hooge koorts gepaard gaan, zooals longontsteking, typhus enz. gewoontedrinkers zijn, is het noodzakelijk hun regelmatig alcohol toe te dienen, daar anders gevaarlijke aanvallen van hartzwakte het leven kunnen bedreigen. Zie verder Geheelonthouding. Abstract (afgescheiden) noemt men in de wijsbegeerte in tegenstelling met concreet die begrippen welke slechts in ons denken bestaan. Zij worden gevormd door bij onze waarnemingen het vele bijkomstige af te zonderen en het wezenlijk kenmerkende zelfstandig onder woorden te brengen (bijv. velerlei menschen maar het begrip mensch). Abt, van het Syrisch abbas (vader) gevormd, is sedert de 5de eeuw in de Kath. Kerk de titel van de overste van sommige Kloosters met ae macnt en de onderscheidingsteekenen van een bisschop. Naast deze reguliere abten hebben ook wereldlijke abten bestaan. Abt, Frans (1819—1885), was een populair Duitsch componist. Hij schreef vcrscueiaene meioaieen van liederen, waaronder het algemeen bekende „Wenn die Schwalben heimwarts ziehen". Abutilon, plantengesl. van de fam. der Malvaceëen uit Brazilië, met groote, gele, oranje of roode, klokvormige, meestal hangende bloemen en eschdoornachtig blad, dat dikwijls fraai gevlekt is. Veel hybriden onder bizondere namen. Zaaien of stekken. Ze eischen voedzamen, humusrijken grond. Abydos is een oude stad in Klein-Azië, aan den Straat der Dardanellen gelegen, vanwaar Xerxes door middel van een brug naar Europa overstak en een wapenschouwing hield. Abydos was ook een stad in Opper-Egypte, waar de Memnons zuil en de prachtige tempel met het graf van Osiris stond. Acacia, plantengesl. uit de groep der Leguminosem (fam. Mimosaceae), de meeste soorten stammen uit Australië, worden in Z.-Europa ook veel gekweekt als tuinplant; bij ons koude-kasplant ('s zomers buiten), 's Winters ontvangen onze bloemisten de afgesneden bloemtakken uit Zuid-Frankrijk onder den naam mimosa. Alle soorten worden voortgekweekt uit zaad of van stek. Niet te verwarren met den boom, die bij ons Acacia wordt genoemd, maar eigenlijk Robinia heet. Academie was een aan den heros Academus gewijde plek in de nabijheid van Athene waar Plato in de schaduwrijke lanen zijne lessen gaf. In onzen tijd geeft men dien naam 1°. aan instellingen ter bevordering van kunsten en wetenschappen; 2°. aan inrichtingen voor hooger vakonderwijs. Instellingen van de eerste soort werden reeds in de 15e en 16e eeuw in Italië gesticht. Bekend is de Academie francaise in 1635 gesticht, welke vele andere in andere landen tot voorbeeld heeft gediend. In Nederland bestaat de Koninklijke Akademie van wetenschappen in 1851 georganiseerd om de regeering te adviseeren in zaken van wetenschap, om een middelpunt te vormen voor de beoefenaars der wetenschap in Nederl. en Ned. O.-Indië enz. Zij bestaat uit een afdeeling voor wis- en natuurkundige wetenschaDDen en eene aMpp. ling voor taal-, letter-, geschiedkundige en wijsgeerige wetenschappen en is te Amsterdam gevestigd in het Trippenhuis. Als inrichting voor hooger onderwijs duldt men met academie gewoonlijk een inrichting aan waar één vak of één groep van vakken wordt onderwezen. Zoo kent men in Nederland een drietal academies voor beeldende kunsten (Amster¬ dam, 's-Gravenhage en Rotterdam), een militaire academie (Breda) en een Nederl. Ind. bestuursacademie ('s-Gravenhage). Minder juist wordt het woord academie (en academisch) ook dikwijls gebruikt voor Universiteit (en universitair) waar het geheele hooger onderwijs naar faculteiten ingedeeld wordt gedoceerd. Academisch statuut is de gangbare naam van het Koninklijk besluit van 15 Juni 1921 (Staatsblad n°. 800), waarbij de in de artikelen 131, 137 en 141 der Hooger-onderwijswet bedoelde examens en promoties zijn vastgesteld. De tekst met aanteekeningen en toelichtingen is met machtiging van den minister van Onderwijs uitgegeven door H. J. Smidt (1922). Acadia heetten vroeger alle Fransche bezittingen aan den Golf van St. Laurens, thans is het de naam van de Engelsche koloniën: Nieuw-Brunswijk en Nieuw-Schotland. Fransche volksplanters vestigden zich er reeds in 1604, in de 17de en 18de eeuw betwistten Frankrijk en Engeland elkaar dit gebied tot het eindelijk in 1763 in Engelands bezit kwam. Acalypha, warme-kasplanten uit de fam. der Wolfsmelkplanten; sommige, zooals de A. musaica, met prachtig gekleurd blad, andere met fraaie, kattestaartvormige bloeiwijzen, in kleur afwisselend van wit tot purperrood. Voortkweeken door stek. Acanthaceae, plantenfam. der Sympe talen, nauw verwant aan de Labiaten, maar het vruchtbeginsel is hier 2-hokkig en de vrucht een 2-kleppige doosvrucht; in het Korinthisch kapiteel is het gestyleerde blad van Acanthus mollis (ZuidEur.) toegepast. Acanthocephalen, (stekelsnuit-wormen), komen in de ingewanden van menschen en dieren voor en hebben een snuit met weerhaken. Zij worden bij den mensen zeer zelden aangetroffen. AcanthopSnaz, gestekelde bladheester van de fam. der Araliaceèen, vaderland O. Afrika, meestal gebruikt als dekheester of onderhout. Meest voorkomende soort is A. spinosum. Twijgstekken. A cappella is een uitdrukking in de muziek.diede beteekenis heeft van „meerstemmig gezang zonder begeleiding van instrumenten". Zij stamt uit den tijd toen de kerkmuziek als de eenige kunstmuziek werd beschouwd en gecultiveerd. In de kerk zong het koor (cappella) zonder instrumentale begeleiding; a capella is dus: op de wijze van het kerkkoor, of zuiver vocaal. Acapulco, stad in Mexico aan den Grooten Oceaan gelegen, heeft een prachtigen haven. Vaak in haar bloei belemmerd door aardbevingen en burgeroorlogen, telt c. 5.000 inw. Acarnanië, vroeger een landstreek in het W. van Hellas, is thans met Aetolië vereenigd een provincie in Griekenland. De hoofdstad is Missolonghi. Acca Larentia, de vrouw van den herder Faustulus, de zoogster van Romulus en Remus. De feesten ter harer eere den 23sten December gevierd en Larentalia genaamd, zijn volgens een andere sage feesten ter eere der oud-Italische godin Laren ta. Accelerando (muziekterm) beteekent, dat het tempo gaandeweg versneld moet worden. Acceleratie. Zie Versnelling. Acceleratie der vaste sterren is het tijdverschil tusschen den sterredag en den gemiddelden zonnedag, d.i. 3 min. 56,5 sec. Acceleratie van de maan is de versnelling van de maanbeweging in haar baan, die Halley in 't begin van de 18e eeuw vond door de tijdstippen van vroegere eclipsen met de nieuwere waarnemingen te vergelijken. Het scheen alsof de maan, behalve aan de aantrekking, nog aan een andere kracht was onderworpen. Na langdurig onderzoek vond Laplace, dat, tengevolge van de langzame vermindering van de excentriciteit van de aardbaan, de werking van de zon op de maan ook veranderlijk is en daardoor een versnelling van 10" per eeuw op de maansbeweging veroorzaakt. Deze waarde kwam overeen met het bedrag, dat uit 't vergelijken der eclipsen, werd afgeleid. Adams vond echter 6" en toonde de fout in de berekening van Laplace aan. De waarde van Adams werd meermalen nagerekend en goed bevonden. Zoo bestaat er dus een verschil tusschen de berekende en de waargenomen acceleratie. Als mogelijke oorzaak van het verschil wordt aangegeven de wrijving van den vloedgolf van den Oceaan, waardoor de omwentelingsnelheid der aarde om ACCELERATIE VAN DE MAAN— ACCOMODATIE hare as steeds verminderd wordt; het bedrag van deze vertraging veroorzaakt dat onze tijdrekening elke eeuw 3 seconden achterblijft. Echter is bedoelde wrijving van zóó geringen invloed, dat we die tot dusver niet door waarnemingen hebben kunnen bevestigen. Accent of betooning, in de taalkunde benaming, waaronder de verschijnselen, die betrekking hebben op afwisseling in klemtoon en toonhoogte bij het spreken, worden samengevat. Men onderscheidt : dynamisch of kracht accent, ook wel expiratorisch genoemd (= klemtoon, druk, gevormd door de kracht der uitademing), en muzikaal of chromatisch a. (= toonhoogte). Beide vormen kunnen dalend (gravis), stijgend (acutus) of dalend en stijgend (tweetoppig, circumflex) zijn. Er bestaat woordaccent en zinsaccent. Dit laatste hangt af van de bedoeling en beteekenisnuance. In *t Ned. bijv. heeft een vraag een stijgend muzikaal a. Accept. Acceptatie, aanneming van een wissel; een, door de handteekening op de voorzijde van den wissel gestelde, verklaring van den betrokkene, dat hij aan de daarin bevatte betalingsopdracht zal voldoen. Accessio, (natrekking) heeft in rechten plaats, wanneer een zaak zoodanig met een andere verbonden is,dat zij daarmede één geheel vormt, doordien zij zich als bijzaak daarin heeft opgelost. De eigenaar van de hoofdzaak wordt zoodoende eigenaar van de bijzaak.Wettelijke voorbeelden o.a.: ontstaan van eilanden en platen in onbevaarbare rivieren; aanspoeling van land; bouwen, planten en zaaien op en in den grond. Accessit, een Latijnsch woord, beteekent letterlijk „hij is nabijgekomen". : Tegenwoordig heeft het de beteekenis i van tweeden prijs of eervolle vermelding i bij een wedstrijd of prijsuitdeeling. Acciajuoli of Acciajoli is de naam van i een bekend Florentijnsch geslacht. Tot de voornaamste leden behoorden: 1 °. A n- i gelo Acciajuoli, Dominicaner monnik, i die een gewichtige rol vervulde bij den i t opstand tegen den Hertog van Athene, t 2°. Niccolo Acciajuoli (1310—1366), die ■ in de dagen van Robert van Anjou naar • Napels ging, aldaar grooten invloed kreeg s en belangrijke bezittingen in Apuliê en i Griekenland verwierf. 3°. Donato Acciajuoli (1428-1478), die staatsman en i schrijver was en 4". Vincento Acciajulo (c. 1500—1572) bekend als geschiedkundige. Accidens noemt men in de wijsbegeerte de uiterlijke, toevallige, veranderlijke eigenschap van een ding welke niet tot het eigenlijke wezen daarvan behoort. Acclimatisatie is het vermogen van levende wezens om zich aan het klimaat van eene andere streek aan te passen. In het algemeen hebben de levende wezens een bepaald verspreidingsgebied, al zijn er ook sommige kosmopolieten en vinden in dat gebied de voorwaarden voor hun bestaan vervuld; maar diezelfde wezens bezitten toch ook het vermogen, zich aan een ander klimaat aan te passen. Soms acclimatiseeren zij zich zoo volledig, dat zij later, als men het niet wist, niet meer als zoodanig herkend zouden kunnen worden. Zoo is het met sommige in ons land aangevoerde planten, maar veelal is de acclimatisatie onvolledig en staan zij b.v. bloot aan zoog. acclimatisatieziekten, b.v. het blanke menschenras in de Tropen. De meerderheid onzer landbouwplanten is ook afkomstig uit andere streken en dat zij niet volledig zijn geacclimatiseerd, blijkt al daaruit, dat zij betrekkelijk zelden verwilderen. En wat de sierplanten betreft, is de meerderheid daarvan ook uit de Tropische of subtropische streken afkomstig. Accolade is de omhelzing van den tot ridder geslagene door den grootmeester der orde, na het ontvangen van den ridderslag. Accolades worden ook de tee- 1 kens genoemd, die als verbindings- > haakje gebruikt worden. ) Accomodatie is het vermogen van het oog om zich in te stellen voor het scherp zien van voorwerpen die op verschillende afstanden zich bevinden. Dit geschiedt ACCOMODATIE—ACCUMULATOR door het vermeerderen of verminderen van de kromming van de lens. Wil men een nabijgelegen voorwerp scherp zien, dan wordt die kromming verhoogd, terwijl voor verder afgelegen voorwerpen de lens platter wordt. Dat vervormen geschiedt door meer of minder samentrekken van den musculus ciliaris, een ringvormig om de lens gelegen spier. Reeds vanaf het 10e levensjaar vermindert het accomodatievermogen, maar pas op ± 45-jarigen leeftijd heeft die vermindering een zoodanige graad bereikt dat men er last van ondervindt, doordat men voorwerpen nabij (zooals bij het lezen) niet scherp kan waarnemen, en daardoor genoodzaakt is een bril te gebruiken. Accoord, overeenkomst tusschen een schuldenaar en zijn schuldeischers, t.a.v. de voldoening der schuldvorderingen, welke overeenkomst, gehomologeerd door de rechtbank, verhindert, dat de boedel insolvent wordt verklaard. Accoord (van lat. chorda: snaar) in de muziek, harmonische, d.w.z. op de natuurlijke trillingsverhoudingen berustende verbindingen van meer dan twee tonen tot een samenklank, en tot een zulke te herleiden samenklanken. Met het onderzoek naar de practischaesthetische toepassing van accoorden in de toonkunst houdt zich de „harmonieleer" bezig. De twee consonante drieklanken (groote terts + kleine terts; kl. t. + gr. t.) zijn haar uitgangspunt. Accordeon is een draagbaar muziekinstrument, dat zeer veel op een handharmonika gelijkt en even vee muzikale waarde heeft als deze. Accoucheur, Verloskundige. Zie Verloskunde. Accountancy, het belangrijkste vak van de examens, door de verschillende accountantsvereenigingen ingesteld. Men kan er onder rekenen: de leer van het inrichten, bijhouden en controleeren der boekhouding, de leer van inventaris en balans, van depreciatie en reservefondsen, de kostprijsberekening, de administratieve statistiek, het opmaken van rapporten, ook in verband met de belastingaangifte. Accountant, wie van accountancy zijn vak maakt. In ons land is dit beroep nóg niet (een ontwerp van wet is ingediend) wettelijk geregeld. De verschillende accountantsvereenigingen (Ned. Instituut van Accountants, Ned. Ace. Ver., Ned. Bond van Ace, Ned. Academie van Ace, Nationale Organisatie van Ace, e.a.) houden hun eigen examens. Accra is een havenstad aan de Goudkust van c. 20.000 inwoners. Uitvoer van rubber, cacao en ivoor. Accumulator of accu, dient tot het opzamelen van electrische energie in den vorm van scheikundige energie en werd het eerst door Plan té in 1860 vervaardigd. Wordt zwavelzuur tusschen 2 loodplaten door een el. stroom ontleed, dan ontstaat aan de negatieve plaat waterstof en aan de positieve plaat zuurstof, dat zich met het lood vereenigt tot loodoxyde. Verbindt men dan beide platen door een geleiddraad, dan ontstaat een ontiadingsstroom die in den accu tegengesteld aan den eersten stroom loopt. Daarbij gebeurt het volgende. begin: PbO,(+)H,SO, Pb(-) stroomrichting: er ontstaat: H, .<— —>. SO, PbO, + H, + H.SO, = Pb + SO, eindproducten: PbSO, + 2H,0 PbSO,. Gaat daarna weer een stroom door den accu in de eerste richting dan wordt deze geladen volgens het schema: begin: PbSO, (+) HjSOj PbSOt(-) stroomrichting: er ontstaat: SO, -<— —H, PbSO, + SO, + 2H,0 = PbSO, +H, = eindproducten: PbO, + 2H.SO, en HsSO, + Pb. Accu's worden geladen tot de spanning ruim 2,5 Volt bedraagt; bij ontlading daalt deze in enkele seconden tot 2,2 V. („coup de fouet") en daarna langzaam tot 1,9 a 1,85 V., waarna zij opnieuw geladen moeten worden. De verhouding van de bij ontlading vrijkomende energie tot de voor de lading ACCUMULATOR—ACETIMETER gebruikte (het rendement) bedraagt 0 75 a 0,85. De capaciteit van een accu is de bij ontlading geleverde hoeveelheid electriciteit in Ampère-uren en varieert van 20 tot 20.000 Ampère-uren. Door meerdere accu's achter elkander te verbinden, kan men elke willekeurige spanning verkrijgen. Accu's worden veelvuldig toegepast, vooral bij automobielen, motorrijwielen, booten, trams, telegrafie, telefonie enz. benevens in el. centrales om tijdens de grootste stroomafname een deel van den stroom te leveren, terwijl zij in de uren van gering stroomverbruik geladen worden. Levert de centrale stroom voor el. trams dan verandert de stroomafname voortdurend. Deze onregelmatigheden worden dan door een uit accu's bestaande bufferbatterij vereffend. Behalve de algemeen in gebruik zijnde loodaccumulator worden er ook toegepast waarbij de platen,'uit ijzer- en nik keiverbindingen bestaande, in kaliloogzijn geplaatst en eene ontlaadspanning van 1,2 Volt hebben. Accusativus of 4e naamval noemt men in de taalkunde de naamv. waarin het voorwerp wordt geplaatst, waarop de werking overgaat; dus het lijdend voorwerp, bepalingen van maat, gewicht, tijd, prijs, en woorden door een voorzetsel voorafgegaan. Accijns is een belasting op voorwerpen van dagelijksch gebruik. De accijnzen worden gelegd op goederen die in het land zijn voortgebracht, terwijl van dergelijke goederen die uit het buitenland worden ingevoerd een invoerrecht wordt geheven. De fabrikant of importeur, die deze belasting betaalt, verhoogt de prijs der goederen en wentelt daardoor de belasting af op de verbruikers. Omdat deze belastingen, vooral als ze van voorwerpen geheven worden, die tot de dagelijksche levensbehoeften behooren, een onuitputtelijke bron van inkomsten vormen, werden ze in alle landen veelvuldig door den staat, de provincies en de steden geheven. De onbillijkheid dezer belasting is echter zeer groot. Niet alleen wordt met de draagkracht geen rekening gehouden, maar de minder gegoeden, die weinig keus hebben in de wijze van voorziening in hun dagelijksche levensbehoeften en dikwijls grootere gezinnen hebben, worden door deze belasting haar verhouding het zwaarst getroffen. Bij de provinciale wet (1850) en de gemeentewet (1851) zijn provinciale en gemeentelijke accijnzen verboden en geleidelijk afgeschaft; het aantal voorwerpen, waarvan de staat accijns heft is ingekrompen tot artikelen wier gebruik overbodig, althans niet noodzakelijk werd geacht. Van eenige zooals die op suiker, zout, geslacht kan dit zeker betwijfeld worden, maar door de ruime baten, die zij afwerpen voor de schatkist, zullen ze voorloopig wel blijven bestaan. Enkele accijnzen zijn zelfs tijdens of na den oorlog aanmerkelijk verhoogd, zooals op suiker, geslacht, gedistilleerd. De laatste in 1912 tot /300.- per H.L. van 50 %. De opbrengst der accijnzen bedroeg in 1921: accijns op suiker / 37.558.828.— op wijn / 2.006.922.- op gedistilleerd / 61.001.29- opzout / 1.460.919.-op bier/ 4.415.747- op geslacht /l 1.250.377.totaal / 117.694.087.— of 26.86 % der gewone middelen. Acer. Zie Eschdoorn. Aceras. Zie Poppenorchis. Acetalen zijn verbindingen, die ontstaan uit een aldehyde met 2 moleculen alcohol onder uittreding van water. De algemeene formule is RCH (OR),. R. is alkyl (zie aldaar). Ze ontstaan wanneer men alcohol, waarin 1 % watervrij zoutzuurgas is opgelost, met aldehyd vermengt. Het zijn vloeistoffen met aromatischen reuk, die niet door alkali, maar gemakkelijk door zuren in hun componenten worden gesplitst. Acetanilide. Zie Anti-febrine. Acetaten. Zie Azijnzure zouten. Acetimeter of azijnmeter of azijnweger is een verdeelde glazen buis, waarmee men van een vloeistof, die azijn bevat, het gehalte aan deze stof bepaalt, door er eerst azijn in te brengen en deze (na ACETIMETER—ACHAZ roodkleuringmet lakmoes) met verdunde ammoniak juist te neutraliseeren. Het aantal toegevoegde kubiek centimeters ammoniak is een maat voor het azijnzuur gehalte der vloeistof. Aceton (CH3 CO CH3) is de eerste term van de alifatische tectonen. Het wordt bereid (in de techniek) door gloeien van droog calciumacetaat. Ook wordt het gewonnen uit de waterige vloeistof, die bij de houtdestillatie ontstaat, door schudden met natriumbisulfiet. Het dient vooral als oplosmiddel in de industrie der ontploffingsmiddelen. Acetophenon of hypnon (C, H5 CO CH,) is een gemengd aromatisch-alifatisch keton. Het kan verkregen worden door destillatie van calciumacetaat en — benzoaat, of uit benzol en acetylchloride met aluminium-chloride. Onder den naam hypnon komt het als slaapmiddel in den handel. Acetyl (CH, CO—) is de eenwaardige groep of radikaal, op zich zelf niet bestaanbaar, die van azijnzuur overblijft, indien men de hydroxylgroep weggenomen denkt. Acetyleen (C, H,) is een kleurloos gas, dat uit calciumcarbide met water wordt bereid. Het gas is brandbaar met een fel licht, ontploft hevig in zuurstof of lucht en bij samenpersing. Het is sterk oplosbaar in aceton en komt als zoodanig in stalen flesschen in den handel (acétylène dissous in de gas-accumulatoren). Het wordt in het klein als lichtgas gebruikt door het, uit een speksteenen brander met 2 nauwe openingen stroomende, als platte fel lichtende schijf te verbranden. Verder met zuurstof in speciale branders voor het verkrijgen van de zeer hooge temperatuur, noodig voor het autogeen lasschen en snijden van metalen. In den laatsten tijd heeft men toestellen uitgevonden om ook onder water ermede te kunnen werken. Het dient ook als grondstof voor de synthetische bereiding van aceetaldchyde, azijnzuur en alcohol. Achab, Koning van Israël (918—897 of 878—857), een zoon van Omri, wist door het sluiten van bondgenootschappen met naburige landen den wede te handhaven en de welvaart van zijn volk te bevorderen. Hij wekte echter den toorn op vooral bij de profeten onder aanvoering van Elia door de invoering van den Baaldienst onder invloed van zijne vrouw Isebel, een Phoenicische prinses. Onder het bewind van Achab kwam een einde aan den oorlog met Juda, hijzelf sneuvelde in den strijd tegen den koning van Syrië, Benhadad. Achaemeniden is de naam van een oudPerzisch vorstenhuis, waartoe o.a. ook Cyrus behoorde. Achaea vormt met Elis een provincie van Griekenland. De havenplaatsen Patras en Aegion hebben een zeer belangrijke krentenuitvoer. Achajers, De, vormden een der vier hoofdstammen van het Grieksche volk; bij Homerus worden vaak alle Grieken met den naam van Achajers aangesproken. Zij waren in de 11de eeuw v. Chr. den Peloponncsus binnengedrongen en hadden zich van Aegialea meester gemaakt. Het Achaeïsch verbond omvatte twaalf steden, die tusschen 257 v. Chr. en 146 v. Chr. de hegemonie in Griekenland hadden. In 146 v. Chr. verwoestten de Romeinen Korinthe en maakten van Achaja een wingewest. Achard, Franz Carl (1753 — 1821), was een bekwaam scheikundige, die groote verbeteringen in de beetwortelsuikerbereiding aangebracht heeft. Friedrich Wilhelm III stelde hem finantieel in staat een suikerfabriek te Cunern in Silezië te stichten (1801). Door den oorlog verwoest, werd zij in 1810 zóó hersteld, dat zij als inrichting van onderwijs kon dienen. Achates is in de „Aenels" van Virgilius de trouwe vriend van Aeneas. Tegenwoordig gebruikt men de uitdrukking „fidus (getrouwe) Achates" om een zeer getrouwe vriend aan te duiden. Achaz, koning van Juda (742—727), riep de hulp in van koning Tiglat Pilesar van Assyrië om Israël met Syrië, diens bondgenoot, te bestrijden. Wel kwam hij Achaz te hulp en versloeg diens vijanden, maar eenmaal in Judea zijnde, dwong hij Achaz, hem hulde te brengen en den Assyrischen godsdienst in te voeren., Achelis, Ernst Christian (1838 — 1912), Duitsch theoloog, hoogleeraar te Marburg, schreef o.a. „Praktische Theologie", ook in het Nederl. vertaald. Achelis, Thomas (1850—1909), een Duitsch ethnoloog, studeerde letteren en wijsbegeerte en werd rector aan het gymnasium te Bremen. Hij heeft vooral bekendheid verworven door zijn werken op ethnologisch gebied. Zijn hoofdwerk is „Moderne Völkerkunde, deren Entwicklung und Aufgaben", een overzicht der verschillende opvattingen en onderzoekingen van de voornaamste volkenkundigen gedurende de laatste eeuw. Achelous, thans Megdova genaamd, een belangrijke rivier in Griekenland, Ontspringt op den Pindus, loopt als grensrivier tusschen Aetolië en Akarnanië en mondt uit inde Ionische zee. Door haar slib zijn de Echinaden-eilanden met de kust verbonden. In de Grieksche fabelleer is Achelous de god van dezen stroom. Hij streed met Heracles om het bezit van Delanira, in welken strijd Heracles hem (daar hij zich in een stier veranderd had) één der hoornen van den kop rukte. Achenbach, A ndrias (1815 — 1910), een leerling van W. Schadow te Dusseldorp, was een zee- en landschapschilder, die veel aan de Noordzeekust schilderde. Oswald Achenbach (1827—1905), een broeder van den voorgaande, schilderde voornamelijk Italiaansche landschappen. Achenbach, Heinrich (1829—1899), werd in 1860 tot hoogleeraar in het Duitsche recht en opperbergraad benoemd. In dien tijd stichtte hij het „Zeitschrift für Bergrecht", werd eenige jaren later lid van het Huis van Afgevaardigden in Pruisen en was een der stichters der Vrijconservatieve partij. In 1873 tot minister van Handel, Nijverheid en Openbare Werken benoemd, zeide hij in 1878 deze functie vaarwel wegens conflict met Bis- marck. Hij gaf ex-keizer Wilhelm II les in het staatsrecht. Achensee is het mooiste en grootste meer van Duitsch Tirol, op 920 M. boven de zeespiegel gelegen. Het is 7 v. Km. groot, 133 M. diep en omgeven door bergen van 2000 M. hoogte. Langs den Oostelijken oever loopt een weg over den Achenpas naar Kreut in Beieren. Acheron is een rivier in Griekenland, die door het landschap Thesprotia, daarna door een bergstreek, vervolgens door de vlakte van Ephyra stroomt en in een moerassig meer uitmondt. In de fabelleer is de Acheron een der rivieren in de onderwereld. Acheron is ook de zoon der aarde, die door Zeus veranderd werd in een moderrivier, omdat hij de Titanen bij hun hemelbestorming van water voorzien had. Achillea. Zie Duizendblad. AchiUes, zoon van Peleus en Thetis, de dapperste der Grieken voor Troje, vriend van Patroclus, nam wraak over diens dood, door Hector tot een gevecht uit te dagen, waarbij deze sneuvelde. Hoewel A chili es, enkel aan zijn hiel kwetsbaar was, werd hij juist daar getroffen door een pijl en stierf vóór de inneming van Troje. Achillespees. De sterkste pees van het menschelijk lichaam is het uiteinde van de kuitspieren en vastgehecht aan het hielbeen. Ze is onmisbaar bij het staan en loopen en veroorzaakt bij verkorting de z.g. paardevoet. Achimenes, plantengeslacht uit Midden-Amerika en Brazilië, fam. der Gesneriaceae, waarvan veel soorten en hybriden gekweekt worden in koude en gematigde kassen. Fraaie bloeiers voor de zomermaanden, met witte, rose, oranje, roode, purper of blauwe bloemen. Zaaien in Jan.—Febr., warm; blijven over met geschubden wortelstok. Achmed (Arabisch, Geprezene) is de naam van zeven kaliefen uit het huis der Abbassiden: Achmed I (1589—1617) sultan van Turkije, moest na den oorlog met de Oostenrijkers, aan dezen land afstaan; hij streed ook tegen Perzië. Achmed (1642—1695) voerde oorlog tegen Venetië en Oostenrijk. Onder zijn regeering werden de Turken uit Hongarije verdreven. Achmed III (1673—1736) verleende gastvrijheid aan Karei XII na den slag bij Poltawa en kwam hierdoor in oorlog met Rusland. Ook hij streed op ongelukkige wijze tegen Oostenrijk en Venetië en nog later tegen Perzië. Onder zijn bestuur kwamen vele verbeteringen tot stand, n.1. de belastingen werden Bunder drukkend en de eerste Turksche drukkerij werd opgericht. Binnenlandsche twisten noodzaakten Achmed III in 1730 af te treden. Achmed Foead (1868— ), sultan van Egypte, zoon van Ismaêl Pascha, volgde zijn broeder als sultan op onder Engelsch protectoraat (1917). Achras Sapota, mispelboom, behoort thuis in tropisch Amerika, doch wordt ook in andere tropische landen gekweekt om de vrucht, die smakelijk is; Achromatische prisma's, lenzen en kijkers. Valt een lichtstraal op een glazen prisma dan heeft breking en ook dispersie of kleurschifting plaats. De sterkte van de dispersie hangt af van den hoek van inval, maar ook van het z.g.n. disPérsievermogen der stof, waaruit het prisma bestaat. We kermen twee glasSoorten n.1. crownglas en flintglas, die wel (nagenoeg) 't zelfde brekend vermogen hebben, maar verschillend schiftend vermogen en wel zóó, dat dit laatste voor flintglas bijna dubbel zoo groot is als dat voor crownglas, d.w.z. dat, onder overigens gelijke omstandigheden het spectrum bij een flintglazen prisma dubbel zoo groot is als bij een van crownglas. Zet men nu een crownglazen prisma BCA teeen een flint¬ glazen dito ACD aan, 't welk een brekenden hoek C heeft, half zoo groot als de brekende hoek A van 't eerste, dan zal een invallende lichtstraal de helftjder £ afwijking ondergaan, dan wanneer alleen 't crownglazen pris¬ ma aanwezig was, maar de dispersie zal opgeheven zijn. Door deze inrichting hebben we een z.g.n. achromatisch prisma, verkregen d.i. dus een prisma, hetwelk wèl een afwijking aan de lichtstralen geeft, maar deze gewoon meer in de spectraalkleuren ontleedt. Om een achromatische lens te verkrijgen maakt men van dezelfde eigenschappen van beide glassoorten gebruik;men combineert een convexe lens van crownglas met een concave van flintglas van ongeveer de halve kromming. Een nauwkeurig voorschrift voor de verhouding der krommingen is niet te geven, daar de brekende vermogens van verschillende glasssoorten (en zelfs van verschillende stukken van dezelfde soort) niet precies gelijk zijn. Nadat nu de brekings-indices bepaald zijn, kan de verhouding bepaald worden. De beide lenzen geven nu gelijke maar tegengestelde dispersies en de evenwijdig invallende lichtstralen zullen in één brandpunt samenkomen, welks afstand tot de lens ongeveer de dubbele brandpuntsafstand is van de lens van crownglas. Vroeger maakte men de objectieven der kijkers veelal uit drie lenzen, n.1. een biconcave van flintglas, tusschen twee biconvexe van crownglas; thans neemt men gewoonlijk een biconvexe van crownglas, die naar 't voorwerp is gericht en een hii- na plan-concave lens van flintglas, die naar 't oculair is gekeerd. Door terugkaatsing op de verschillende opper¬ vlakten gaat ongeveer 5 % van 't licht voor elk oppervlak verloren; daarom brengt men dikwijls bij kleinere objectieven een dunne laag Canadabalsem tusschen de elkaar (bijna) rakende oppervlakten. Volkomen achromatisch is de zoo samengestelde lens nog niet, daar het roode deel van 't spectrum voor crownglas langer is dan het violette bij flintglas. Het daardoor ontstane, z.g.n. secundaire spectrum is zeer kort, maar toch veroor- Zaakt het nnor »tl«^a ,,„j„„ j. beelden van zeer heldere voorwerpen. In den laatsten tijd zijn echter glassoorten vervaardigd (o.a. *t Jenaër glas), wier verstrooiend vermogen zóó is, dat het secundaire spectrum praktisch verdwijnt. De meeste optische instrumenten, mikroskopen, teleskopen, verrekijkers, zijn van lenzen voorzien, die de chromatische en sferische aberratie zooveel mogelijk opheffen. Achromatisch beteekent zonder kleur. Achromatische stof. Zie Celkern. Achsjaroemon, Nicolaj Dmitryjewitsch (1820—1893),een Russisch letterkundige, wijdde zich aan de schilderkunst en aan de letterkunde. Hij verwierf zich bekendheid door zijn novelle „Dvjonik" (De dubbelganger). Achterhand is de handwortel, die hand en voorarm verbindt. Achterhand wordt bij paarden gebruikt, ter aanduiding van het achtergestel. Bij het kaartspel beteekent „in de achterhand zitten" het laatst aan de beurt komen. Achterhoek noemt men vooral het oostelijk deel van Gelderland (het graafschap Zutfen), echter ook wel dat van Overijsel, n.1. Twente. Ook verschalende buurtschappen heeten Achterhoek, zooals in de gemeente Nijkerk, Ambt-Almeloo, Neede, enz. Achterland is in 't volkenrecht het land, dat ligt achter een aan een bepaalden staat onderworpen kuststreek. Politiek strekt het zich sedert de Congo-Acte van Febr. 1885 niet verder uit dan 't gebied, waarin het den bezitter der kust mogelijk is zijn gezag te handhaven. In het andere geval is het achterland hoogstens „Belangensfeer". De opvatting, dat het zich ook uitstrekt over onbezet gebied werd o.a. gehuldigd door Engeland tegenover Duitschland, toen het op grond van het bezit der Walvisch Baai opkwam tegen de Duitsche bezetting i van Angra-Pequena. Achterleen (Subfeudum) was een leen dat door den leenman, die dan als leen- : heer optrad, opnieuw aan een derde in bruikleen werd gegeven. Bij een achter- i > leen waren dus drie personen betrokken: l de opperleenheer, de onderleenheer en de l achtervazal, die alle drie jegens elkaar : rechten en plichten te vervullen hadden. Achterlijke kinderen zijn die, welke • door gebrekkige geestelijke vermogens het gewone onderwijs niet kunnen vol■ gen. Hiervan zijn wel te onderscheiden i de kinderen, die door slecht gehoor of gezicht, door een spraakgebrek of andere oorzaak tijdelijk of blijvend achterlijk zflu. Al deze kinderen hebben echter dit gemeen dat zij „buitengewoon" onderwijs behoeven, maar door de uiteenloopende oorzaken van hun tekort zijn verschillende scholen voor hen noodig. Het buitengewoon onderwijs is in 1905 bij afzonderlijke wet geregeld; gemeenten en besturen van vereenigingen, die dergelijke scholen hebben opgericht genieten subsidie. Naast de scholen voor achterlijke kinderen bestaan inrichtingen waar behalve voor onderwijs ook voor huisvesting en opvoeding der kinderen wordt gezorgd. De „Centrale Vereenlging ter behartiging van de belangen van zwakzinnigen", gevestigd te Amsterdam, beoogt behartiging van de be^ langen van psychopathische personen en in het algemeen van hen, die tengevolge hunner psychische minderwaardigheid, hulp en leiding behoeven. De vereeniging geeft een orgaan uit. Het Schoolmuseum te Amsterdam bezit een collectie leermiddelen voor achterlijke kinderen. Men heeft in Nederland verscheidene gestichten tot opvoeding en verpleging van achterlijke kinderen. Zie J. Klootsema, Misdeelde kinderen (1903). Achtkarspelen of Achtkerspelen, gemeente in Friesland met c. 13.000 inw., vroeger de zesde grietenij van Oostergoo, heeft een weinig vruchtbaren bodem. Tot de gemeente, eerst uit 8 kerspelen bestaande, behooren thans een elftal dorpen. Buitenpost, de hoofdplaats der gemeente, ligt aan de spoorlijn Groningen— Leeuwarden. Achtschellinck (of AchtscheUincx), Lucas (1626-1699), een Vlaamsen land- 4 schapschilder, leerling van Pieter van der Borcht, schilderde meestal de Vlaamsche natuur, maar met een Zuidelijk accent. Hij heeft vele groote schilderijen voor Vlaamsche kerken geschilderd. Achturendag. Zie Arbeidswet. Acidimetrie is dat deel der maatanalyse dat zich bezighoudt met de bepaling van de hoeveelheid zuur die in een vloeistof aanwezig is. Door toevoeging van loog uit een buret of maathuis wordt het zuur geneutraliseerd, waarbij het neutrale punt aangegeven wordt door een bijgevoegde stof (indicator) die dan van kleur verandert. Acker, Paul (1874—1915), was een Fransen journalist en romanschrijver. Hij leverde bijdragen tot de „Temps", de „Revue de Paris", en de „Revue des Deux Mondes". Ackere, Maria van, geboren Doolaeghe (1803—1884), was een Vlaamsche dichteres. Haar gedichten zijn in verscheiden bundels uitgekomen. Acker man n, Konrad Ernst (1712 — 1771), één van de voornaamste tooneelspelers der 18de eeuw, stond na 1767 aan het hoofd van het tooneelgezelschap te Hamburg. Ook zijn vrouw Sophie Charlotte Biereichel, weduwe Schröder, was een bekende actrice. Ackermann, Rudolf (1764 -1834), een Duitscher van geboorte, vestigde zich in 1795 te Londen als kunsthandelaar. Hij maakte zich verdienstelijk op velerlei gebied, o.a. door invoering van de lithografie in Engeland. Hij stichtte veel geïllustreerde tijdschriften. Ackermann, Louise Victoire, geboren Choquet (1813—1890), was een talentvolle' Fransche dichteres en taalkundige. Haar „Contes et vers" zijn verheven van vorm maar pessimistisch van toon. Ackersdijk, Willem Cornelis (1760— 1843), was secretaris van's-Hertogenbosch, verloor deze betrekking door de omwenteling van 1795, en bekleedde onder koning Lodewijk het ambt van staatsraad in buitengewonen dienst. In zijn later leven schreef hij geschied- en oudheidkundige opstellen. Zijn zoon Jan A ckersdijk (1790 —1861) werd eerst hoogleeraar in de staathuishoudkunde aan de hoogeschool te Luik en later te Utrecht. Deze wist in ons land voor de staathuishoudkunde belangstelling te wekken. Hij schreef hierover eenige werken en gaf eenige reisbeschrijvingen uit. Acket, J. M., (1862- ), sinds 1887 leeraar in het Nederlandsch aan de H. B. S. te Breda, gaf in Gids 1896 een artistieke studie over Lod. v. Deyssel, schreef „Over de Navolging Christi" (1898). Heeft doorzijn in de verschillende tijdschr. verspreide opstellen, die in 1920 als „Verzamelde Opstellen" verschenen, veel invloed geoefend op de moderne richting in het taal- en litteratuuronderwijs. Acne, een aandoening van de smeerklieren van de huid die dan tot roode puistjes opzwellen. Acne kan o.a. ontstaan door het in de huid geraken van prikkelende stoffen zooals teer, koolstof, sommige schoonheidsmiddelen enz. Acoka, bijgenaamd Pyadassi, een beroemd Indisch koning, regeerde van 270 — 230 v. Chr. Hij is beroemd geworden om twee redenen: 1°. was hij de eerste koning, die tot het Boeddhisme overging en deze leer o.a. naar het eiland Ceylon deed overbrengen; 2°. liet hij op verscheidene plaatsen in de rotsen inschriften uithouwen liefst in verschillende alphabetten en dialecten. Deze inschriften hebben thans voor de kennis der Indische volkstalen groote waarde. Acolyt (Gr. akolottthos m dienaar) is een R.K. geestelijke van lagerenrang, die in de oude kerk te zorgen had voor 't aansteken der kaarsen en voor het brood en den wijn. Later namen leeken deze functies over. Aconcagua, een uitgedoofde vulkaan en de hoogste bergtop van Amerika, is op de grens van Chili en Argentinië gelegen. De berg werd in 1883 bestegen tot 6560 M. hoogte, in 1898 werd de top bereikt. De hoogte is c. 6900 M. Aconcagua is ook de naam van een bergachtige streek in Chili met c. 140.000 inw.1 en als hoofdstad San Fellpe. In de vruchtbare dalen groeien zuidvruchten en wördt veel graan verbouwd. In de bergen zijn kopermijnen. Aconietzuur ontstaat door verhitting van citroenzuur, onder afgifte van water. Het is een driebasisch, onverzadigd zuur. Acomtine is een zeer vergiftig alkaloid, dat uit de monnikskappen door extractie met wijnsteenzuur (vroeger met zwavelzuur) gewonnen wordt. Vroeger werden verschillende soorten onder de namen Fransche, Duitsche en Engelsche aconitine verhandeld. Thans heeft men de classificatie amorf, gekristalliseerd en pseudo-aconitine ingevoerd; van deze soorten is het amorfe het minst werkzame. De in den handel voorkomende preparaten zijn altijd met eenige andere alkaloïden vermengd; aconitine wordt tegen gewrichtsrheumatiek en andere ziekten gebruikt. Aconitum. Zie Monnikskap. Acorus. Zie Kalmus. d'Acosta, José (1539—1600), een Spaanscb Jezuïet en geschiedschrijver, werd in Peru provinciaal zijner Orde en in 1588 rector van de universiteit te Salamanca. Zijn hoofdwerk is „Historia moral y natural de las Indias." Acosta, Gabriel, later Uriêl (1591? — 1640), behoorde tot een Christen geworden Joodsche familie. Hoewel opgevoed in de R.K. leer, vluchtte hij c. 1618 met zijn familie naar Amsterdam, sloot zich bij de Israëlieten aan en veranderde zijn naam Gabriël in dien van Uriêl. Daar in zijn idealen teleurgesteld, bekritiseerde i hij de leer der Rabbijnen en werd door | hen uit de gemeente verbannen vooral 1 wegens zijn geschrift „Examen de Tra- : dicoens Phariseas conferidas con a bley < escripte", dat de onsterfelijkheid der | ziel loochende. Na jaren vervolging en spot te hebben verdragen, onderwierp l hij zich eindelijk aan de hem opgelegde ; boete, doch maakte in 1640 een einde aan 1 zijn leven. Verscheidene geschriften zijn i over hem uitgegeven; de Duitsche dichter 1 Gutzkow koos hem tot held van zijn 1 treurspel „Uriël Acosta". 1 e Acoustiek, wetenschappelijk de leer n van den galm als onderdeel van de gee luidsleer, heeft voor den bouw van schouwburgen, concertzalen, kerken, ? waarin het gesproken woord of de zang . zonder hinderlijke bijgeluiden als echo, . weergalm moet klinken, en voor zieken, huizen waar demping van het geluid voor s de rust der patiënten en het wetenschap■ pelijk onderzoek vereischt wordt, een l belangrijke beteekenis. Bij de acoustiek i spelen de vorm en de afmetingen der • ruimten een groote rol, alsook de mate: rialen waaruit de muren zijn samengesteld. Veelal is noodig de resonnantie der i steenen wanden te verminderen door bekleeding met geluid-isoleerende stoffen als kurk, turfmos, zeegras, trichopiese. Zie voorts onder geluid. Acquaviva della Fonti, een stad van c. 11.000 inwoners in de Italiaansche provincie Bari aan derf spoorweg van Bari naar Tarente, is bekend wegens haar hoofdkerk in Romaanschen stijl en een merkwaardige druipsteengrot in haar nabijheid. Acqui, het oude Aquae Statiellae, staat met c. 16.000 inw. in Piemont, bezit een kerk uit de 12de eeuw en resten van een Romeinsche waterleiding. Warme zwavelbronnen. Acquoy, Johannes Gerardus Rijk (1829 — 1896), Nederlandsch kerkhistoricus, hoogleeraar te Leiden, schreef vooral werken op het gebied der Nederlandsche kerkgeschiedenis, o.a. „Het klooster te Windesheim en zijn invloed (3 dln.)," en der kerkmuziek: „Middeleeuwsche geestelijke liederen en leizen met pianobegeleiding". Veel gebruikt is nog steeds zijne „Handleiding tot de kerkgeschiedvorsching en kerkgeschiedschrijving" (2e druk door F. Pijper 1910). Acre {Acca, Acja, Acra, Ptolomaïs, St. Jean d'Acre) een havenstad in Syrië aan de Middellandsche zee, oorspronkelijk een volksplanting der Phoeniciërs, was in de middeneeuwen jaren lang een bolwerk der kruisvaarders en tot 1291 hoofdzetel der Johannieters. Toen werd het door den Egyptischen sultan inge- nomen. Aan Napoleon gelukte het in 1799 niet, maar Ibrahim Pasja in 1832 wèl, het te veroveren. In 1840 kwam het door hulp van Engeland en Oostenrijk weer in Turksch bezit; in 1918 werd het bezet door de troepen van generaal Allenby. Acre, dat c. 11.000 inwoners heeft, is door verzanding der haven, alleen als vesting belangrijk. Acre is een Engelsche vlaktemaat, gelijk aan 4840 vierkante yards of 43560 Engl. vierk. voet, naar metrieke maat 40,5 Are. 30 acres vormen een yard of land, en 100 acres heeten een hide of land. In de V. St. van N. Amerika is een Acre of land = 40,4719 Are. Vroeger gebruikte men in Frankrijk evenals in Nederland de acre als veldmaat. In Nederland was een acre of morgen ongeveer bunder groot. Acre-gebied is een streek in Zuid-Amerika, doorstroomd door de Acre een zijrivier van de Amazone, waar Bolivia, Brazilië en Peru aanspraak op maakten. Na jarenlange oneenigheid is men eindelijk in 1910 tot een overeenkomst gekomen. Acridine komt in ruwe anthraceen voor; het is anthraceen waarin een CH-groep door N is vervangen. Men bereidt er verschillende kleurstoffen, vooral voor zijde uit. (Chrysaniline, dat ook voor wol gebruikt wordt, behoort er o.a. toe). Acrobaat (van een Grieksch woord, dat op de teenen loopen beteekent, afgeleid) is thans een koorddanser of ook wel kunstenmaker. Ten tijde der Grieken legden de beroepsacrobaten zich alleen op werken op het koord toe; in latere tijden ook op springen en het doen van andere gymnastische toeren. Acroclinium (Helipterum), fam. der Compositen, uit Texas, bloemen met geel hartje en rose (later witte) omwindselblaadjes, veelvuldig gebruikt als „stroobloempje"; eenjarig. Acroleïne (CH,: CHCHO), een onverzadigd aldehyde, ontstaat door wateronttrekking aan glycerine. Het ontstaat o.a. bij uitdooving van een vetkaars; de scherpe reuk kan tevens dienen ter onderscheiding van was van vetten. Acrostichon is een gedicht, waarvan de eerste letters der opvolgende regels, een woord of spreuk vormen. In een dubbel acrostichon vormen zoowel de begin- als eindletters een woord of spreuk. Thans wordt deze versvorm bijna alleen in 't gelegenheidsgedicht gebruikt. Act beteekent in Engeland en N.-Amerika, het besluit door een wetgevend lichaam of dooreen vergadering genomen. Een „Act of Parliament" is een besluit, door 't parlement genomen. Uit de geschiedenis zijn bekend o.a. de Test-act en Habeas Corpus-act (z. a.). Acta, handelingen, verrichtingen .noemde men bij de Romeinen de regeeringspublicaties, in het bijzonder de handelingen van den Senaat. Verder zijn nog bekend Acta apostolorum het bijbelboek in het Nederl. bekend als Handelingen der apostelen; Acta eruditorum een wetenschappelijk Duitsch tijdschrift (1682 —1776); Acta Pilati een apocrief bijbelboek ook bekend als het Evangelie van Nicodemus; Acta sanctorum, berichten over heiligenlevens uitgegeven door de Bollandisten (zie aldaar). Actaea, fam. Ranunculaceëen. Vaste planten onzer siertuinen: A. japönica, 1 M. hoog, witte bloemen in Aug.-Sept. A. racemösa, 1,5 M. hoog, ook wit, JuniJuli, beide met lange, aarvormige trossen. In Zuid-Limburg groeit in 't wild A. spicata (Christoffelkruid), witte bloemen in Mei-Juni. Deze is vergiftig. Actaeon, een beroemd jager, kleinzoon van Cadmus van Thebe, werd door Artemis, omdat hij haar bij 't baden bespied had, in een hert veranderd, en door zijn eigen honden verscheurd. Acte is een schriftelijk bewijsstuk, door tusschenkomst van een ambtenaar of bevoegd persoon opgemaakt. Al naar de acte is opgemaakt door de tusschenkomst van een ambtenaar of niet, onderscheidt men authentieke en onderhandsche acten. Zie verder Authenticiteit. Actie. Zie Aandeel. Actie en reactie. Een wet in de natuur- kunde (die ook in de sterrekunde toege■ past wordt) zegt, dat actie gelijk aan reactie it of dat werking gelijk tegenwerking is; d.w.z. oefent een lichaam een kracht uit op een ander lichaam, dan zal dat tweede een gelijke maar tegengestelde kracht op 't eerste uitoefenen. Zoo is de aantrekkende werking van de zon op de aarde gelijk aan die van de aarde op de zon. Actief noemt men de bezitting, het gezamenlijk bedrag van roerende en onroerende goederen, dat tegenover het passief (de schulden) staat. Vooral spreekt men van actief en passief bij een faillissement. Actinidia (fam. Ternstroemiaceëen) is een prachtige klimplant uit Japan afkomstig. De bloemen hebben 5 kelk- en bloembladen en talrijke meeldraden. De | vrucht is een bes. Actinien. Zie Zeeanemonen. Actinium is de naam van een radioactieve stof, die samen met thorium in het pekerts voorkomt. Actinograaf of stralenschrijver is een door Pouillet uitgevonden toestel 't welk, met behulp van gevoelig papier, aangeeft hoe lang de zon schijnt. Het is later vervangen door den zonneschijn-autograaf. Actinometer of warmtestralingsmeter. Het eerste toestel tot 't meten van de warmte, die door de zonnestralen op aarde wordt gebracht, werd door W. Herschel (1834) geconstrueerd. Vele verbeteringen en veranderingen zijn later aangebracht. Dat van Angström bestaat uit twee volkomen gelijke, dunne platinareepjes, die aan de eene zijde zwart zijn gemaakt. Het eene wordt aan de zonnestralen blootgesteld, het andere door een dubbel scherm voor die stralen beschut, maar dit wordt door een electrischen stroom verwarmd. De stroom wordt zóó geregeld, dat beide reepjes gelijkelijk in temperatuur stijgen (thermometers, achter de reepjes geplaatst, wijzen de temperaturen aan). De stralingsenergie is dan voor Reide gelijk en de waarde van degene die door den stroom wordt geleverd kan gemakkelijk gevonden worden. (Zie Pyrheliometer). Actinomycose is een ziekte veroorzaakt door een paddestoel. Zij kenmerkt zich door onafgebroken voortschrijdende ontsteking der beenderen en der weeke deelen. In bepaalde streken komt zij veelvuldig onder het vee voor en wordt nu en dan op den mensch overgebracht, waar zij zich vooral aan den onderkaak vertoont als een scherp begrensde zwelling die langzamerhand langs den hals tot het sleutelbeen voortschrijdt en eindelijk op verschillende open plaatsen openbreekt. Daarbij ontledigt zich dan een op etter gelijkende trillende sponsachtige slappe massa. Actium, thans La Punta, een voorgebergte en stad in Griekenland, was getuige van veel zeeslagen. De belanrijkste was die tusschen Antonius en Octavianus (31 v. Chr.). Activisten noemt men in België de Vlamingen die tijdens de bezetting van België door de Duitschers zich aanpasten bij het Duitsche regiem en als steun voor de Vlaamsche beweginghet staatsbestuur („bestuurlijke scheiding") voerden naar den wil der Duitsche overheersching. Acton, Sir John Francis Edward (1736—1811), eerst in dienst bij de Toscaansche marine, werd door invloed van koningin Maria Carolina minister van Ferdinand IV van Napels. Hij deinsde voor geen middel terug om zichzelf en den koning macht te verschaffen en betrok daartoe Napels als bondgenoot van Engeland in verscheidene oorlogen tegenFrankrijk. De vrede van Florence (1801) dwong Ferdinand van alle verdere bondgenootschap met Engeland af te zien en maakte een einde aan de rol van Acton. Acton, Sir John Emeric Edward Dalberg (1834—1902), was een der bekwaamste leden der anti-ultramontaansche R. K. partij in Engeland. In 1895 professor in de geschiedenis te Cambridge geworden, gaf hij den stoot tot de uitgave van de bekende Cambridge Modern History. Actuali tel ts theorie noemt men de wijsgeerige opvatting dat van een feitelijke werkelijkheid, een Zijn niet kan worden gesproken maar dat alles bestaat in een voortdurend worden of zich ontwikkelen. De oudste vertegenwoordiger van dit denkbeeld is Heraclitus; vele nieuwere wijsgeeren zijn deze meening toegedaan zoowel op het gebied der metaphysica als op dat der psychologie. Actuaris (naar het Latijnsche actuarius, griffier van den Senaat in het oude Rome) is de in Engeland gebruikelijke titel voor den wiskundig onderlegden bedrijfsleider eener levensverzekeringmaatschappij. De titel is in Nederland in de laatste jaren gebruikelijk geworden voor wiskundige adviseurs van levensverzekeringmaatschappijen. Een speciale opleiding voor dit beroep bestaat in Nederl. thans nog niet; aan de Nederl. Handels-Hoogeschool te Rotterdam worden colleges in de verzekeringswiskunde gegeven. Actuarissen vormen de Vereeniging voor Verzekeringswetenschap. Acupunctuur is het insteken van een metalen naald in een ziek lichaamsdeel om genezing te bewerken. Deze geneeswijze, in de 14de eeuw vanuit China en Japan naar Europa overgebracht, werd aangewend tot het bestrijden van ontstekingen. Ada, een kleindochter van David, koning van Schotland, huwde in 1162 met Floris III, graaf van Holland. Ada, dochter van Dirk VII, graaf van Holland en Zeeland, werd bij den dood van haar vader (1203) door haar moeder aan Lodewijk van Loon uitgehuwelijkt ten einde, als gravin van Holland, haar vader te kunnen opvolgen. Doch, daar Holland een zwaardleen was, verzetten zich vele edelen tegen deze opvolging en trachtten Ada af te zetten. Weldra viel Ada in hun handen en werd, toen haar oom Willem I, graaf van WestFriesland, het bewind in handen kreeg, naar Texel en nog later naar Engeland gevoerd. Adaequaat beteekent passend; vooral met de werkelijkheid overeenstemmend. Een definitie b.v. moet adaequaat zijn. Adagio (muziekterm uit het Italiaansch), langzaam tempo, maar iets sneller dan largo. Adalbert I (Adelbert), aartsbisschop van Mainz, (1117—1137), werd door koning Hendrik V tot kanselier benoemd. In den Investituurstrijd trok hij Hendrik's partij en werd daarom door dezen tot Aartsbisschop van Mainz benoemd. Later werd hij echter een heftige tegenstander van Hendrik V en werd zelfs door dezen uit Mainz verdreven. Adalbert had echter zooveel macht, dat hij den strijd voortzette en zelfs bij den dood van Hendrik wist te bewerken, dat er een pausgezinde opvolger gekozen werd. Adalbert, Heinrich Wilhelm (1811 — 1873), prins van Pruisen, voelde zich reeds jong aangetrokken tot de zeevaart. Na veel reizen en studie op dit gebied werd hij in 1854 tot admiraal benoemd en wist ondanks veel tegenwerking de basis te leggen van een groote Duitsche oorlogsvloot. Adalbert, Ferdinand Berengar (1884 — ), derde zoon van den ex-keizer Wilhelm II, streed als zeeofficier in den oorlog. Adalbert (c. 1000—1072), aartsbisschop van Bremen en Hamburg, werd in 1045 door paus Leo X tot legaat van het Noorden verheven, zoodat hij macht kreeg over geheel Scandinavië. Hij deed veel voor de welvaart van Bremen. Adalbert van Praag (c. 950—997), wel genoemd Apostel der Pruisen, werd in 982 bisschop van Praag. Daar hij telkens in conflict kwam met de half-heidensche Bohemers zocht hij tweemaal zijn toevlucht in een klooster en ging daarna het evangelie prediken aan de Pruisen. Voordat hij echter nog werk van eenig belang had kunnen uitrichten, werd hij door een heidensch priester gedood. Adalia (in de oudheid Attalia genaamd) is een zeehaven aan de kust van KleinAzië, bij de golf van Adalia gelegen. De stad, die c. 25.000 inwoners telt, heeft een levendige handel in hout, paarden en geweven artikelen. Men vindt er een prachtige poort uit den tijd der Romeinen. Adaline (Broom diaethyl acetyl Ureum). Een bijna smakeloos en reukeloos kristallijn poeder, gemakkelijk in water en alcohol oplosbaar, wordt als slaapmiddel aangewend. Adam, welke naam „mensch" beteekent, was volgens de bijbelsche opvatting de eerste mensch wiens schepping door God in de eerste hoofdstukken van den Bijbel wordt verhaald. Volgens velen moet men in dit bericht eigenlijk twee scheppingsverhalen onderscheiden dat in Genesis 1 en dat in Genesis 2 en 3. Rondom Adam hebben zich in latere eeuwen vele legenden geweven, zoo in de Joodsche literatuur en den Koran. Adam, Charles Adolphe (1803—1856), een Fransch musicus, legde zich al vroeg toe op de compositie van liederen en pianowerken, later op die van opera's. Veel succes oogstte hij in met „Le Postillon de Long jumeau" en „Si j'étais roi". Adam, Juliette (1836 — ) ,een Fransche romanschrijfster en journaliste, schreef behalve verscheidene romans ook werken over literatuur, geschiedenis en politiek. Ook was zij redactrice van „La Nouvelle Revue", een tijdschrift in 1879 door haar gesticht. Adam, Paul (1862 -1920),een Fransch romanschrijver, schreef eerst eenige psychologische romans en novellen, daarna historische, waarvan „La Force" (1899) het meest bekend is. Adam van Bremen (overl. c. 1076), domheer te Bremen, werd door Adalbert van Bremen naar deze stad beroepen. Hij schreef het zeer belangrijk historisch werk „Hlstoria Hammaburgensis ecclesiae." i Adam de la Halle (c. 1240—1287), met den bijnaam „Le bossu d'Arras", was troubadour bij Robert II, graaf van Artois. Hij heeft veel composities nagelaten, waaronder „Le jeu de Robin et Marion", dat de oudste komische opera is. Adam van Fulda, een belangrijk componist uit de 15de eeuw uit de school van Ockeghem,schreef met eenige kerkelijke werken een verhandeling over de theorie der muziek. Adamas, de Latijnsche naam voor diamant, was in de Oudheid een geheimzinnige stof, wier buitengewone hardheid geroemd werd. De helm van Hercules b.v. was uit adamas vervaardigd, ook sommige werktuigen der Grieksche goden. Adamaua of Adatnawa, een rijk in het Afrikaansche binnenland, heeft een vruchtbaren bodem, doch een ongezond klimaat. Het levert als voornaamste producten, katoen en indigo. De katoen wordt verwerkt te Iola (20.000 inw.), de hoofdstad. Sedert 1916 na het verdrijven der Duitschers is Adamawa Engelsch gebied. Adama van Schel te ma, Carel Steven. Zie Scheltema. Adami, John George (1&62— ),een Britsch geneeskundige, deed dienst als zoodanig in den oorlog en werd in 1919 vice-kanselier aan de Universiteit te Liverpool. Adamieten is de naam van op verschillende tijden opgetreden sekten, die dachten door naaktheid weer zonder zonden te worden, evenals Adam voor den zondeval. In de 2de eeuw na Chr. bestond er een dergelijke sekte in N.-Afrika; de Wederdoopers in de 16de eeuw werden wel evenzoo genoemd. Adamkiewicz, A Ibert (1850 — ), een bekwaam geneeskundige, deed veel onderzoekingen omtrent zenuwgestel en hersenen en ook omtrent kanker. Belangrijke geschriften over deze onderzoekingen zijn van zijn hand verschenen. Adams, John (1735—1826), een Amerikaansch rechtsgeleerde, deed zich, als afgevaardigde voor het Congres, te Philadelphia als een overtuigd voorstander van de onafhankelijkheid kennen. In 1778 vertrok hij als gevolmachtigde naar Frankrijk, vandaar naar de Nederlanden, die door zijn toedoen de zijde der kolonisten kozen. Ook nam hij deel aan de vredesonderhandelingen te Parijs 1783. Toen in 1789 Washington als president gekozen werd, kreeg Adams de benoeming van vice-president en volgde van 1797—1801 Washington in diens functie van president op. Adams, John Quincy (1767—1848),een der bekwaamste Amerikaansche diplomaten van zijn tijd, een zoon van John Adams, begon zijn loopbaan als advocaat. In 1794 werd hij tot gezant te den Haag in 1797 te Berlijn benoemd. De staat Massachusetts koos hem in 1803 tot lid van den Senaat, daarna tot afgevaardigde naar het Congres. Van 1809— 1815 bekleedde hij weer de post van gezant en wel te Petersburg en te Londen. Daarna was hij gedurende 8 jaar staatssecretaris en werd in 1825, als opvolger van Monroe, tot president gekozen. Adams, Charles Francis (1807— 1886), een zoon van John Quincy, was ook rechtsgeleerde en staatsman. Evenals zijn yader door de staat Massachusetts tot afgevaardigde naar het Congres gekozen, werd hij in 1861 tot gezant te London benoemd, waar hij gedurende den burgeroorlog den vrede tusschen Engeland en Amerika wist te bewaren. Adams, John Couch (1819-1892), een Engelsch sterrenkundige, ontdekte in 1846 de planeet Neptunus tegelijkertijd metdeFranschesterrenkundigeLeverrier. In 1861 werd hij tot directeur der sterrenwacht te Cambridge benoemd. Adamsappel, het vooruitstekende deel van het strottenhoofd in het midden van den hals, bij mannen meer zichtbaar dan bij vrouwen. Adamsappel of paradijs-appel, een eenigszins op een citroen gelijkende vrucht, wordt gebruikt bij het Israëlietisch loofhuttenfeest. Adamsbrug is de reeks rotsen, die zich ten N.W. van Ceylon uitstrekken. Over deze rotsen gaat de bijna voltooide spoorlijn, die Ceylon met Indië verbindt. Volgens de Brahmanen voerde over deze rotsen Rama zijn legers naar Ceylon. Adamson, Robert (1852-1902), Schotsen wijsgeer, eerst hoogleeraar in de wijsbegeerte en staathuishoudkunde te Manchester, later in de logica te Aberdeen en Glasgow, schreef als zijn belangrijkste werk „Development of Modern Philosophy." Adamson, William (1863— ), een Schotsch mijnwerker, werd in 1910 lid van het Parlement, in 1917 voorzitter van de „Labour" factie in het Parlement en in 1918 leider der Labour-partij. Adamspiek, de hoogste berg op Ceylon, heeft een hoogte van 2250 M. Op den top is een plek, door de Mohammedanen als voetspoor van Adam aangeduid, na zijn verdrijving uit het paradijs. De Boeddhisten echter beweren, dat Boeddha bij zijn komst op aarde, daar zou zijn aan gekomen; daarom is voor hen deze plek een bedevaartsplaats geworden. Adana, de hoofdstad van het Turksche vilajet van dien naam, in KleinAzië, aan den Saros gelegen, een middelpunt van spoorwegen, is vooral uit krijgskundig oogpunt zeer belangrijk. Het telt c. 44.000 inwoners. Adanson, Michel (1727— 1806), een beroemd Fransch plantkundige, bracht vijf jaar in Senegal door, om daar natuuronderzoekingen te doen. Hij schreef vele werken op het gebied der botanie, zijn belangrijkste is: „Families des plantes." Adansonia. Zie Broodboom. Adatrecht. Gewoonterecht der inlanders in de O.-I. Archipel. Het adatrecht als rechtsbron vindt toepassing in die gedeelten van Indië, waar de inlandsche bevolking nog haar eigen rechtspleging heeft mogen behouden. Het adatrecht geldt voor de in elke streek thuisbehoorende of zich met de inlanders vermengd hebbende bevolking. Voor andere personen wordt de rechtspraak uitgeoefend door de gouvernementsrechters. Toch wordt het adatrecht door Europeanen beïnvloed, daar n.1. de inheemsche rechtspraak kan worden opgedragen aan Gouvernementsambtenaren, het toezicht aan Europeesche be- stuurders. Zijn Europeanen belast met provinciale rechtspraak over Inlanders dan moet er althans één persoon zijn die in h. bijz. met het adatrecht bekend is, ten einde den rechter van advies te dienen. Het adatstrafrecht heeft zijn geldigheid verloren. Adatstaats- en adminisstratiefrecht is voor enkele onderwerpen van kracht gebleven en is zelfs van grooten invloed voor de inrichting van hetgouvernementsbestuur, waar de adatinstellingen zooveel mogelijk worden behouden. Er is steeds een groote strijd om het al of niet beperken van de toepassing van het adatrecht. Ad Calendas Graecas had bij de Romeinen dezelfde beteekenis als de Nederlandsche uitdrukking „Met St. Juttemis". Adda, een linkerzijrivier van de Po, ontspringt in de Alpen, stroomt door het Comomeer en bereikt deze rivier boven Cremona. Adders (Viperideae). Behooren tot de orde der slangen van de klasse der Reptiliën en wel tot die slangen, die giftanden hebben, welke doorboord zijn en dicht bij den top een opening bezitten. Zij zitten zijwaarts in de bovenkaak en hunne buis staat in verbinding met de onder de wangspieren liggende gifklieren. In rust liggen die giftanden tegen het gehemelte, maar bij het opensperren van den bek worden zij rechtop gezet en wordt door drukking der wangspieren vergif uit de klieren geperst in de buis, dus in de wonde, als de adder 'luist een dier heeft gebeten. Dit vergif werkt alleen schadelijk als het in het bloed komt; niet in het darmkanaal, als daar nergens een wondje is, zoodat een door een adder gemaakte wonde gerust kan worden uitgezogen. In ons land komt de gewone adder (Vipera berus) voor, gekenmerkt door een donkerbruine zigzaglijn over den rug. De kleur is uiteenloopend, maar bij het mannetje meest lichter dan bij het wijfje. De adder komt op zand- en hooge veengrond nog al voor. Zij heeft een spleetvormige pupil, die zich des nachts verwijdt, is dan ook een nachtdier. Zij leeft hoofdz. van muizen. Voor den mensch is haar beet gevaarlijk, maar meest niet doodelijk; gelukkig is zij in het algemeen traag. Zij vermenigvuldigt zich door levende jongen, 15 a 20 in getal. In het zuidelijk deel van Europa is zij vervangen door 2 andere soorten, de aspis en de zandadder, die in levenswijze vrijwel met haar overeenkomen. Addertong (Ophioglossum vulgatum), klein varentje met een enkel, eivormig blad en een aar van sporendoosjes aan een steel, die uit het smalle deel van het blad komt. In duinpannen en op dergelijke plaatsen. Adderwortel (Polygonum Bistorta), een op vochtige plaatsen groeiende plant behoorende tot de fam. der Polygonaceeën, met een aar van lichtroode bloemen en bladen met gevleugelde stelen. Addis Abbeba is bekend als residentie van Keizer Menelik van Abessinië tot 1901. In 1896 werd er de vrede tusschen Italië en Abessinië gesloten. Additie (chemische) is de chemische vereeniging van meerdere stoffen tot één enkele stof, bijv. salmiak uit ammonia en zoutzuur. Een zeer belangrijke nieuwere technische toepassing is de vetverharding. Is een zekere eigenschap van een nietenkelvoudige stof gelijk aan de som van eigenschappen van de samenstellende stoffen, dan spreekt men van een additieve eigenschap. In de organische scheikunde kent men aan de methyleengroep (CH,—) additieve eigenschappen toe. Additie. Zie Optelling. Adel. De staatkundige rechten, die de adel vroeger als stand genoot, zijn in Nederland bij de staatsregeling van 1798 afgeschaft. Onder de grondwet van 1815 vormde de adel weder een afzonderlijken stand bij de samenstelling der Provinciale Staten maar de grondwet van 1848 maakte hieraan een einde. Adellijke titels zijn blijven bestaan. De koning verleent deze; vreemde adeldom kan door geen Nederlander worden aangenomen Er bestaat een Hooge Raad van Adel, die alles wat op den adel betrekking heeft regelt. Adellijke organisaties zijn verder de Duitsche Orde Balije van Utrecht, de Souvereine Orde van Malta, Balije Nederland en de Commenderij Nederland der orde van St. Jan. Adel was volgens de sage, de vader van Friso, den stamvader der Friezen. Hij stamde in rechte lijn van Sem den zoon van Noach af. Adela, dochter van graaf Wigman V, heer van Nordingerland, is in de historie berucht gebleven wegens haar wreedheid. Haar zuster Luitgard, haar broeder graaf Wigman VI en haar zoon Dirk liet zij allen op verraderlijke wijze om het leven brengen. Zij stierf omstreeks 1020. Adelaar. Zie Arend. Adelaar. Het symbool van macht is door alle eeuwen heen, het veldteeken en wapen van verschillende vorsten geweest. In de wapenkunde, waar men den enkelen en dubbelen adelaar onderscheidt, wordt de adelaar dan ook, als de voornaamste onder de vogels beschouwd. Adelaarsorden. Voor den oorlog werden in verscheidene landen ordeteekenen verleend, waarop meestal in klem- een adelaar was aangebracht. Daarom noemde men deze orden adelaarsorden ; er waren o.a. de Witte Adelaar van Rusland, de Zwarte en Roode Adelaar van Pruisen en de Witte Adelaar in Servië. Adelaarsvaren is de naam van een ook in ons land in boschachtige streken veelvuldig voorkomende varensoort, die ongeveer 2 M. hoog kan worden. De naam ontleent zij aan de gelijkenis met een dubbelen adelaar, welke te voorschijn komt bij doorsnede van den bladsteel. Adelaïde, de hoofdstad van Britsen Zuid-Australië, is in 1836 gesticht en ontving haar naam naar de toenmalige Engclsche koningin. Deze stad, die met de voorsteden tot c. 205.000 inwoners gegroeid is, bezit een universiteit, botanischen tuin, vele kerken en scholen en is de zomerresidentie van den onder¬ koning. Er is groote export van tarwe, wijn, wol, vruchten, zilver en koper. Adelaïde (1732—1800) was een der drie ongetrouwde dochters van Lodewijk XV, bekend als „Mes dames de France". In 1791, bij het uitbreken der re volu tie, begaf zij zich naar Italië waar zij Is overleden. Adelaïde (1792-1849), Koningin van Engeland, dochter van George, hertog van Saksen-Coburg en vrouw van koning Willem IV; hoewel deugdzaam en weldadig, was zij niet zeer populair. Zij deed veel om de zeden aan het Engclsche hoi te verbeteren. Adelaïde, Eugénie Louise van Bourbon, prinses van Orléans (1777—1847), was een zuster van koning Lodewijk Philips en een steun voor de liberaler partij. Adelboden, badplaats en bekend oord voor wintersport ligt in het Zwitsersche kanton Bern 1357 M. boven den zeespiegel. Van Adelboden uit loopt een pas over den Hahnemmoos (1954 M.) naar het Obersimmental. Adelbold, volgens de overlevering een zoon van Asinga Ascon, hertog van Friesland, volgde zijn vader in 173 op, deed in 185 afstand en overleed in 208. Adelbold, een Friesch edelman was, na raadsheer van Keizer Hendrik II geweest te zijn, in het begin der 11 de eeuw, de negentiende bisschop van Utrecht. Adelborst (edelknaap) heetten in de Middeleeuwen de jonge zonen der edelen. Thans worden aspirant-zeeofficieren bij de Nederlandsche Marine met dien naam bestempeld. Adefheid, de Heilige (931—999), dochter van koning Rudolf II van Bourgondië, was eerst gehuwd met Lotharius van Italië, daarna met keizer Otto II. Haar later leven sleet zij in het klooster Selz in den Elzas. A delheid is ook de naam van verschillende vrouwen uit de oudere Nederlandsche geschiedenis. Adelsberger grot is een bekende druipsteen-grot in het Karstgebergte in Joego-Slavië, doorstroomd over korten afstand door de ondergrondsche rivier de Poik. De druipsteen heeft zich tot de vreemdste gedaanten vervormd, waaraan dan ook allerlei namen gegeven worden. Adelung, Johann Christoph (1732— 1806), een Duitsch taalgeleerde, maakte zich verdienstelijk door de werken, die hij op het gebied der Duitsche taalkunde schreef. Friedrich von Adelung (1768— 1843), een neef van den vorige, was behalve taal- ook geschiedkundige. Ook hij publiceerde onderscheidene werken op taal-, geschied- en oudheidkundig gebied. Ademhaling is een levensfunctie van alle levende wezens. Zij bestaat in de opneming van zuurstof uit de omgeving, welke gebruikt wordt voor de oxydatie in het lichaam, die de bron is voor het arbeidsvermogen, terwijl er tevens warmte ontstaat, welke vooral in het lichaam van vele dieren voor het leven noodig is. De opneming van zuurstof kan plaats hebben door osmose door de huid. Zoo is het bij vele onder de lager georganiseerde waterdieren en bij de in het water ondergedoken planten. De dieren en planten, die in de lucht leven en ook vele waterdieren bezitten bijzondere inrichtingen voor de opneming der lucht, de ademhalingsorganen. Het eenvoudigst zijn deze bij de planten, waar bij de huidmondjes, openingen, die zich vooral aan de ondervlakte der bladen bevinden en die door 2 bijzonder gevormde cellen begrensd zijn, kanalen beginnen, welke zich in het inwendige der plant tusschen de cellen voortzetten én waardoor de buitenlucht alle levende cellen kan bereiken. Iets samengestelder is de inrichting bij de insecten en duizendpoo ten, waar aan de buitenzijde van het lichaam openingen aanwezig zijn, de stigma's, die in buizen met eigen wand (de tracheeën of luchtbuizen) overgaan, welke zich door het geheele lichaam vertakken en zoo de zuurstof in alle weefsels brengen. Vaak wordt door bijzondere bewegingen van het lichaam gezorgd voor de verversching dier lucht. In deze genoemde gevallen kan men zeggen, dat feitelijk de oppervlakte van dier of plant die met de lucht in aanraking komt, door die inrichting vergroot wordt. Geheel anders is het bij de ademhaling door longen (bij gewervelde, landdieren en ook bij de walvisschen) en die door kieuwen (bij gewervelde en andere hooger ontwikkelde waterdieren). Hier zijn het bij de ademhaling door longen groote holle zakken in het lichaam, die periodiek van lucht voorzien worden; bij de ademhaling door kieuwen zijn het franjeachtige aanhangsels van deelen van het lichaam, die voortdurend met het luchtbevattende water in aanraking zijn en waarbij gezorgd wordt voor de voortdurende verversching van dat water. Hier wordt de zuurstof' direct gebracht in bepaalde deelen van het lichaam, maar is er een ander transportmiddel om die zuurstof naar alle levende deelen te brengen, n.1. het bloed, dat in de longen en kieuwen de zuurstof opneemt (het zijn vooral de roode bloedlichaampjes en in het bijzonder de roode kleurstof van deze, de haemaglobin, die de zuurstof tot zich trekt) en haar vervoert naar alle levende deelen. Bij den mensch geschiedt de ademh. dus door longen. In die longen vertakt zich als een boom de luchtpijp, tot ten laatste de fijnste takjes eindigen in de besvormige longblaasjes, die uiterst dunne wanden hebben en omsponnen zijn door een net v. d. fijnste bloedvaatjes (haarvaten). Tusschen die organen heeft de ruiling van zuurstof tegen koolzuur enz. plaats. De normale gezonde mensch ademt ± 15 maal per minuut, bij ziekten en bij onvoldoende zuiverheid d.i. bij te gering zuurstofgehalte v. d. lucht, kan dat aantal veel grooter worden. Bij de ademhaling onderscheidt men in- en uitademen, beide worden door spierwerking verricht, waarbij het middenrif een voorname plaats inneemt naast de spieren van hals, buik en de tusschenribspieren. Kunstmatige ademhaling noemt men het uitvoeren van enkele handgrepen, noodig om de stilstaande ademhaling weder op gang te brengen. Stilstand van ademhaling kan optreden in alle gevallen waarin de toevoer van lucht tot de longen beperkt is, zooals bij verdrinken, gasvergiftiging enz. Men kent verschillende methoden van kunstmatige ademhaling, maar bij alle behoort eerst mond en neus van ingedrongen vuil gereinigd te worden. De meest bekende methode is die van Sylvester, waarbij de armen beurtelings boven het hoofd worden samen gebracht (inademing) en met kracht naar beneden tegen de flanken worden gedrukt (uitademing). Een andere methode is die van Schafer. Hierbij legt men den patiënt op zijn buik, plaatst zich zelf schrijlings over diens rug, plaatst zijn handen ter weerszij van diens wervelkolom, laat zich op zijn handen voorover vallen (uitademing) en heft zich plotseling weer op (inademing). Men denke er aan de beweging vooral niet te snel te volvoeren ongeveer 15 maal per minuut, daar anders geen succes is te verwachten. De kunstmatige ademhaling moet soms een paar uur worden toegepast, voordat de natuurlijke ademhaling zich herstelt. Ademwortels zijn holle uitgroeiingen van de wortels, boven den grond en voorzien van luchtopeningen, voorkomend bij moerasboomen en dienend voor de luchttoevoer tot het wortelstelsel. Typische gevallen bij Taxodium (moeras-cypres) en bij meerdere boomen der Middenamerik. „Swamp" gebieden en der tropisch-Aziatische mangrovebosschen. Aden is een stad aan de Z.W.-kust van Arabië op het schiereiland van dien naam gelegen. Het ligt op den ouden krater van een vulkaan in een onvruchtbaar dal, maar is belangrijk als kolenen kabelstation en als Engelsche vesting. Aden is sinds de verovering door de Engelschen in 1839 zeer in belangrijkheid toegenomen en is nu een stad met c. 46.000 inwoners. De Turken hebben het in 1915 en 1916 tevergeefs belegerd. Adenet, „de koning der minnezangers", leefde in het midden der 13de eeuw aan de hoven van den hertog van Brabant en den graaf van Vlaanderen. Hij genoot vooral de gunst van Marie, koningin van Frankrijk en van Blanca, een dochter van Lodewijk den Heilige. Drie gedichten van hem uit den sagenkring van Karei j den Groote zijn voor het nageslacht bewaard gebleven. Adenoïde Vegetaties noemt men gezwelvormige woekeringen van de klieren van de neuskeelholte, waaronder de neusamandel (z.g. 3e amandel) de voornaamste plaats inneemt. Verschijnselen zijn pas waarneembaar, wanneer zij zooveel ruimte in de neus-keelholten innemen, dat niet voldoende lucht voor de ademhaling wordt doorgelaten. Hierdoor worden de patiënten gedwongen door den mond te ademen en ook met open mond te slapen. Dit voortdurend openhouden van den mond geeft aanleiding tot een eigenaardige gelaatsuitdrukking: de kinderen hebben een dom-sufferig voorkomen. De adenoïde vegetaties, zijn I weliswaar goedaardige gezwellen doch het is wenschelijk ze te verwijderen, zoowel wegens het schaden van het intellect als wegens de kans op kankerachtige ontaarding. Adept was oudtijds de beoefenaar der alchemie, die in de verborgenheden van deze wetenschap was doorgedrongen. Thans is een adept een ingewijde in de geheimen van een kunst of genootschap. Aderen noemt men buisvormige bloed- ! vaten die het bloed dat zijn loop door het lichaam volbracht heeft, weer naar ] de rechterhartboezem terugvoeren. Zij | bevatten donkerrood d.i. zuurstofarm ] bloed. De aderen hebben een slappen I wand en aan de binnenzijde klepvormige uitbochtingen, waardoor het terugvloeien . van de bloedstroom belet wordt. Aderfistel is een ziekte, die wel bij I paarden en runderen voorkomt na ader- ] latingen teweeg wordt gebracht door j verontreiniging. Aderlaten noemt men het vroeger veel- I vuldig toegepaste, later in onbruik geraakte maar in den laatsten tijd weer j meer voorkomende, openen van een ader teneinde daaruit eene hoeveelheid I bloed af te tappen. Gewoonlijk neemt men daarvoor de middelste der drie aderen die aan de voorzijde van de bovenarm dicht bij de elleboog loopen. Aderno (Hadranum) is een stad op Sicilië aan de Zuidelijke helling van den Etna gelegen. Het heeft verscheidene merkwaardige gebouwen. Aderno telt c. 30.000 inwoners. Adersbach, een Boheemsch dorp in het district Königgratz, is bekend wegens de zandsteenrotsen in den omtrek. Deze zandsteenrotsen hebben een doolhof gevormd, die vaak voor schuilplaats diende in verschillende oorlogen. Aderspatten zijn meest aan de onderbeenen maar soms ook aan de dijen voorkomende uitzettingen van bloedvaten, die dicht onder de huid gelegen daaraan een blauwe (eigenlijk donkerroode) kleur geven, vandaar de naam blauwschuit. Ze worden veroorzaakt door belemmering van de bloedsafvoer b.v. door langdurig staan maar ook door zwangerschap (waarbij de zwangere baarmoeder op de afvoerende vaten drukt) en door andere oorzaken die den bloedsomloop bemoeilijken zooals te nauwsluitende kousenbanden. Aderspatten kunnen door stooten enz. licht openspringen en aanleiding geven tot bloedingen (spataderen). Adgillus is volgens de overlevering, de vijfde koning en de eerste Christen-koning van Friesland geweest. Hij leefde in 't begin en midden der 7de eeuw. Adhaesie of aankleving is de aantrekking, die de deeltjes van twee stoffen, die nauw met elkaar in aanraking zijn, op elkaar uitoefenen. Op deze eigenschap berusten schilderen, schrijven, teekenen, lijmen, enz. Zie ook Cohaesie. Het woord adhaesie wordt ook overdrachtelijk gebruikt in de beteekenis „instemming." Adherbal, zoon van Micipsa en koning van Numidië in 188 v. Chr. werd door zijn neef Jugurtha van den troon verdreven en in 112 v. Chr. door dezen te Cirta om het leven gebracht. Adiabatische uitzetting is uitzetting van een gasmassa, zonder toevoeging of onttrekking van warmte. Adiantum. Plantengeslacht uit de familie der Varens, waarvan er zeel veel soorten gekweekt worden. De sterkste van alle is A. pej-^fr datum, die onder rJtjyÉ^ bedekking 's winK$r>-r~Q ters buiten kan ^* van zijn gebied afstaan en in Toulouse werd de Inquisitie ingesteld. Velen vluchtten naar Piémont en schaarden zich later onder de Waldenzen. Albinisme. Ontbreekt de kleurstof (pigment), die bij dieren gewoonlijk voorkomt in haren, veeren enz., dan zijn deze deelen wit en noemt men die dieren albino's. Bij de echte albino's ontbreekt ook het pigment in de oogen en is de iris rood (door de roode kleur van het bloed). Het meest vallen de albino's natuurlijk op bij de gekleurde menschenrassen, b.v. bij negers, die dan blond zijn en blauwe oogen hebben. Ook half-albino's komen voor, dan hebben b.v. negers rood haar, ook plaatselijk albinisme, dat zich in vlekken uit op de huid, b.v. bij de tijgermeesjes en de eksternegers. Van vele dieren zijn albino's bekend b.v. witte muizen, ratten, mollen, kraaien, musschen. Het albinisme behoort tot de eigenschappen, die volgens Mendel's regel overerven, doch het is een recessieve eigenschap (zie ald.). Albinus, Bemard (1653—1721), geboren te Dessau, lijfarts van den keur- vont van Brandenburg, werd hoogleeraar In de geneeskunde te Leiden. Bernard Stegfried Albinus (1697—1770), een zoon van den voorgaande, werd eveneens medicus en hoogleeraar in de ontleed- en heelkunde te Leiden; hij maakte zich bekend, door de prachtige ontleedkundige plaatwerken, die hij uitgaf. Albion is de Keltische en oudste naam voor Groot-Brittannië, reeds in de 6de eeuw v. Chr. gebruikt. Albion is de naam van één der Banggaai-eilanden, in de Moluksche zee en tevens die van de straat, die de Banggaai- en Soelaeilanden scheidt. Alblasserdam, een dorp aan de Alblas in Zuid-Holland, heeft belangrijken scheepsbouw. Telt c. 6.000 inwoners. Alblasserwaard is een landstreek tusschen Merwede, Lek en Vijfheerenlanden gelegen, ruim 1 M. beneden A.P. Veeteelt en hennepbouw. Alboin, koning der Longobarden, huwde met Rosamunde, de koningsdochter van de door hem overwonnen Gepiden. In 568 veroverde hij geheel Italië tot aan Rome en maakte in 572 Pa via de hoofdstad van zijn rijk. In 573 werd hij door zijn vrouw vermoord. Albona is een stad op Istrië in Italië, met 12.000 inwoners. Wijn- en olijvenbouw. Alboni, Marietta (1823 — 1894), was een beroemde altzangeres, leerling van Rossini. Zij maakte kunstreizen door een groot deel van Europa en Amerika en verbond zich aan de Italiaansche opera te Parijs. Albrecht I (1250—1308), zoon van Rudolf van Habsburg, stichter van de dynastie der Habsburgers, werd in 1298 tot Roomsch koning gekroond. Hij voerde tot uitbreiding van zijn bezittingen veel oorlog en werd door zijn neef Johann van Zwaben vermoord. Albrecht II (1298 —1358), zoon van Albrecht I en hertog van Oostenrijk, veroverde Korinthië en Krain. Albrecht III, zoon van den voorgaande, volgde met zijn drie broeders op. Twee stierven en aan den anderen, Leo¬ pold III, werd Stiermarken, Korinthië en Tirol toegedeeld, terwijl hij zelf het eigenlijke Oostenrijk behield. Albrecht van Beieren, een zoon van Lodewijk van Beieren en Margaretha van Henegouwen, werd in 1358 wegens krankzinnigheid van zijn broeder Willem V, als ruwaard over de Nederlandsche gewesten aangesteld. Hij was Hoekschgezind en trad streng op tegen de Kabeljauwschen, voerde oorlog tegen den hertog van Gelderland en den bisschop van Utrecht. Ook bemoeide bij zich met de twisten van Schieringers en Veltkoopers in Friesland. Hij volgde zijn broeder in 1388 als graaf op en stierf in 1404. Albrecht (1490—1568) was de laatste grootmeester van de ridders der Duitsche orde. Hij ging met de geheele orde tot de Hervorming over en veranderde Pruisen in een wereldlijk hertogdom. Hij zorgde voor 't onderwijs en stichtte de universiteit in Koningsbergen. Albrecht, Jacob of Albright (1759— 1808), van Duitsche afkomst in Pennsylvanië geboren, trad als boetprediker op en werd het hoofd van een sekte, genaamd „Evangelical Association of North-America". De aanhangers van deze sekte in Duitschland en Zwitserland heeten Albrechtsleute. Albrechtsberger, Johann Georg (1736 — 1809), een bekend Oostenrijksch componist, schreef behalve composities vele werken over muziektheorie, was organist en leermeester van Beethoven. Albregt- Engel mann, Wilhelmina J. E. (1834—1902), was een bekende en populaire Nederlandsche tooneelspeelster, die vooral haar kracht toonde bij het spelen van echt Hollandsche, komische stukken. d'Albret, Jeanne (1528-1572), koningin van Navarre, huwde met Antoine van Bourbon en regeerde na zijn dood alleen over Navarre. Haar zoon was de latere Hendrik IV van Frankrijk. Zij was voorstandster van de Hervorming. Albula is een pas in Graubunderland (Zwitserland), tusschen Bergün en het hoogste gedeelte van het Engadin. De Albula spoorweg loopt van Thusis aan den Achterrijn naar St. Moritz in het Engadin. Album, bij de Romeinen een met gips bestreken bord, waarop de namen der senatoren, der gezworenen of andere belangrijke openbare personen vermeld stonden. Zoo heeft men: Album academicum als lijst van alle aan eene bepaalde academie ingeschrevenen; Album amicorum, lijst van namen van vrienden (dikwijls met bijschriften) en andere. Later werd het de naam van een boek, waarin verzamelingen van allerlei aard, gedichten, postzegels, briefkaarten enz. Albumine is het eiwit dat voorkomt in kippeneieren en bloed. Gedroogd kippeneiwit bestaat voornamelijk uit albumine. Uit bloed wordt het in Amerika wel gewonnen door het gestolde bloed sterk te slaan. Het bloed wordt dan verdeeld in het vaste fibrine en het vloeibare bloedserum, die in een centrifuge van elkaar worden gescheiden. Door indampen van het serum in vacuo beneden 40" verkrijgt men het albumine vast. Het wordt gebruikt in de ververij, bij het klaren van wijn en voor het maken van fotografisch papier. In water is het beneden 40" geheel oplosbaar. Boven 40° gaat de oplossing over in een gestolde, massa, die niet meer in water oplosbaar is. Albuminurie is letterlijk vertaald eiwit in de urine. Normale urine bevat geen eiwit of althans een voor het gewone on. derzoek niet waarneembare hoe veelheidWanneer dus in de urine eiwit wordt aangetroffen, is dit een bewijs dat er in het pisbereidend en afzonderend orgaan iets hapert. Ware albuminurie d. w. z. waarbij het eiwit een integreerend deel der urine uitmaakt, is een verschijnsel van een aandoening, waarbij de nieren eiwit doorlaten, hetgeen behalve bij nierziekten ook in het verloop van vele andere ziekten zich voorbijgaand kan voordoen. Albuquerque (1), stad in NieuwMexico (U. S. A.), telt c. 11000 inw. universiteit; wol, huiden, graan en centrum van mijnbouw. Albuquerque (2) stad in Spanje met c 10.000 inw., bezit 13de eeuwsch kasteel. Albuquerque, Alfonso d', de Groote (1453—1515), een Portugeesch krijgsheld en ontdekkingsreiziger, deed vele reizen naar Indië en veroverde Goa, Malakka, Ceylon en Ormoes. Tengevolge van laster werd hij van zijn waardigheden ontheven en stierf kort nadien. Alcaeus (einde 7de, begin 6de eeuw v. Chr.), was een van de grootste Grieksche lierdichters, leefde op Lesbos. Hij dichtte hymnen op de vrijheid en tegen de tyrannen, krijgsliederen en minnezangen. De Alcaeische strofe, een vierregelig vers, door Horatius veel in zijn Oden gebruikt, is naar hem genoemd. Alcala heeten dertien steden in Spanje; de voornaamste is Alcala de Henares met c 11.000 inwoners, weverijen, lederen zeepfabrieken, vroeger beroemde universiteit, geboorteplaats van Cervantes. Alcalde is afgeleid van het Arabische woord al kadi = rechter. Dit woord is nu de titel van een ambtenaar in Spanje, die tegelijk burgemeester en rechter is. Alcamo, een stad van c. 51.000inwoners op N.W. Sicilië, ligt in een vruchtbare streek. Oude cathedraal. Alcan, Michel (1811-1877), een Fransch werktuigkundige, bracht vele verbeteringen aan in de weefmachines. Alcantara-orde is in 1156 als geestelijke ridderorde ter verdediging tegen de Mooren gesticht. Later kwam het grootmeesterschap aan de Spaansche kroon. De orde is in 1873 opgeheven doch in 1874 hersteld als militaire orde van verdienste. Alcazar, van het Arabische woord alkazar afgeleid, dat „het paleis" beteekent, heeten de versterkte paleizen uit den tijd der Mooren in Spanje. Men vindt ze in Cordova, Se go via, Toledo en SevUla, vooral die in de laatste stad is nog goed bewaard gebleven. Alchemie is de scheikunde, zooals deze beoefend werd reeds lang vóór het begin onzer jaartelling tot de 17de eeuw. Haar hoofddoel was de omzetting van onedele in edele metalen (vooral in goud). Terwijl men tegenwoordig een metaal door zijn onveranderlijke eigenschappen kenmerkt, waren de eigenschappen van de door de alchimisten bereide metalen telkens verschillend, naar gelang van de bereidingswijze en grondstoffen. Daardoor dachten ze het eene metaal uit het andere te kunnen bereiden. Het kwikzilver namen sommige als eermetaal aan. Uit het weeke kwikzilver en de gele zwavel meende men het vuurvaste edele goud te kunnen maken, indien men maar de „prima materia" („steen der wijzen") kon vinden, die voor al deze omzettingen noodzakelijk was. De alchimisten hebben hun doel nooit kunnen bereiken, maar hebben wel een buitengewoon rijk feitenmateriaal voor de latere scheikunde bijeengebracht. Bekende alchimisten waren Zosimus, LuUius en vooral Paracelsus, de ontdekker van de waterstof en de eerste, die de scheikunde dienstbaar maakte aan de medische wetenschap. (Voor een nadere Alchemiebescbrijving zie Backer: Chemische laboratoria van Zosimus tol Boerhaave of Jaeger: Elementen en atomen voorheen en thans.) Alchemilla. Zie Leeuwenklauw. Alcibiades (450—404 v. Chr.), een Grieksch veldheer en staatsman, opgevoed door Socrates en Pericles, was een man van groote gaven, maar ijdel, lichtzinnig en onbetrouwbaar. Hij was genoodzaakt uit Athene te vluchten, omdat hij schuldig was aan *t vernielen van Hermesbeelden,ging toen naar Sparta en verried de plannen der Atheners aan Sparta. Hij kreeg groote macht in Sparta, wist een bondgenootschap tusschen Sparta en Perzië tegen Athene te bewerken, doch was na eenigen tijd ook daar niet meer veilig, omdat hij het hof maakte aan de vrouw van Koning Aegis II. Nu ■ocht hij toevlucht bij den Perzischen satraap Tissaphernes en trachtte dezen over te halen de zijde van Athene te Wezen. Van een burgeroorlog in Athene wist hij gebruik te maken, om weer daarheen terug te keeren (408), waar hij meer macht kreeg dan ooit te voren. Toch werd hij na een paar jaar weer verbannen en in Phrygië vermoord. Alciphron, een Grieksch schrijver uit de 2de of 3de eeuw na Chr., schreef romans in briefvorm. Door de wijze van vertellen en mooie taal hebben zij veel waarde. Aldra, een stad van c 20.000 inwoners in Spanje, was tijdens de heerschappij der Mooren welvarend. Nu achteruitgegaan. Zuidvruchten, rijst. Alcmaeon, een Griek, zoon van Amphiaraus en Eriphyle, doodde zijn moeder en zwierf daarna krankzinnig rond. Daar alle landen, waar hij zou komen, doorzijn moeder vervloekt waren, bleef hij rondzwerven tot hij kwam in het land aan den Achelous, waar hij veilig kon blijven, daar het bij de vervloeking van zijn moeder nog niet bekend was. Hij huwde daar met Callirrhoë en werd gedood toen hij de halsketting van Harmonia voor haar trachtte te bemachtigen. De Alcmaeoniden, een aanzienlijk geslacht in Athene, waren nakomelingen van Alcmaeon, een kleinzoon van Nestor. Alcmene was volgens de Grieksche sage de moeder van Hercules, wiens vader Zeus was. Zij hnwde met Ampbitryon en schonk hem een zoon Iphicles. Later huwde zij met Rhadamantus. Alcock, Sir Rutherjord (1809—1897), een Engelsch staatsman en geneeskundige, nam als officier van gezondheid deel aan eenige veldtochten, kwam later bij de diplomatie in China en Japan, over welke landen hij eenige werken heeft geschreven. Alcoforado, Marianna (1640—1723), is de schrijfster van „Brieven van een Portugeesche non", een zeer tragische roman. Alcoholen zijn organische verbindingen, die van de koolwaterstoffen zijn afgeleid door vervanging van 1 waterstofatoom door een hydroxylgroep (OH). Alcohol is ook de gewone naam voor aethyl alcohol (C,HtOH). (Zie daarvoor verder onder spiritus). Alcoholisme. Het gebruik en vooral het misbruik van alcoholische dranken richt groote schade aan, zoowel voor den stoffelijken, geestelijken en zedelijken 8 toestand van den enkelen mensch als voor geheele volken. Het ondermijnt de gezondheid, verwoest het organisme, maakt vatbaar voor ziekten, verkort den levensduur, belast de nakomelingen en leidt tot pauperisme. De bestrijding van dit kwaad eischt omzichtigheid daar te strenge voorschriften tot groote ontduiking leiden. Het krachtigst kan het geschieden door de bevolking zelf gesteund door den staat. De particuliere pogingen hebben geleid tot stichting van een groot aantal organisaties, waarvan sommigen matigheid, andere geheelonthouding nastreven. De eerste richting is vertegenwoordigd door den „Volksbond tegen Drankmisbruik", opgericht 1875, gevestigd te 's Gravenhage; door dezen zijn o. a. opgericht de volkskoffiehuizen, waar geen bedwelmende dranken worden verkocht. De geheelonthoudersbeweging telt een groot aantal vereenigen, verschillend naar godsdienstige opvattingen, middelen tot bereiking van het doel, beroep (onderwijzers, artsen, predikanten),leeftijd (kweekeüngen, leerlingen onderwijsinrichtingen). De staat verleent medewerking tot dit doel door subsidie te verleenen en door voorschriften regelende den drankverkoop (Drankwet 1904). Volgens deze wet wordt het aantal vergunningen vast gesteld in verband met het aantal inwoners, terwijl de gemeenteraad, Gedeputeerde Staten gehoord, tot verlaging van het aantal vergunningen kan overgaan. Inrichtingen, waar andere dranken dan sterke drank per glas verkocht worden, moeten „verlof" hebben. Een afzonderlijke drankwetinspectie is ingesteld, hetgeen de uitvoering der wet zeer heeft bevorderd. Een voorstel op initiatief van eenige leden der 2e Kamer ingediend tot invoering van plaatselijke keuze, is door de 2e Kamer-aangenomen, maar door de le Kamer (Febr. 1922) verworpen. Zie Don en van der Woude, Hel boek van den alcohol (1917). Zie verder Geheelonthouding. In Amsterdamis gevestigd het Medisch consultatiebureau voor alcoholisme. Alcoholometrie is de bepaling van het alcoholgehalte van vloeistoffen naar het soortelijk gewicht. Daar in de te bepalen alcoholoplossing nog andere stoffen voorkomen, welke van invloed zijn op het s. g., destilleert men den alcohol af, verdunt het destillaat tot het oorspronkelijke volume en bepaalt de temperatuur en het s. g. met een gevoeligen areometer. Uit tabellen leest men dan het gehalte af. Alcott, Louisa May, (1833—1888) was een Amerikaansche schrijfster van meisjesboeken, vele van haar werken zijn in 't Nederlandsch vertaald als „Onder Moeders vleugels" e.a. Alcuinus, Flaccus Albinus (735—804), een Angelsakser van geboorte, groot geleerde, was opvoeder en vriend van Karei den Groote. Hij deed zeer veel om de beschaving te bevorderen, stichtte verscheidene scholen, o. a. een te Tours, die eeuwenlang beroemd bleef. Zijn vele' geschriften zijn uitgegeven. Alcyone, volgens de Grieksche mythologie dochter van Aeolus, vrouw van Ceyx, koning van Trachis. Na hun dood door schipbreuk, werden zij en haar man in ijsvogels veranderd. Alcyone of Alkyone, de helderste ster der Pleiaden (het Zevengesternte). Aldan is een bevaarbare zijrivier van de Lena in Siberië. Aldebaran is een roode ster der eerste grootte, de schitterendste in de groep der Hyaden. Aldegrever, Heinrich (1502—1558), Duitsch schilder en teekenaar, is vooral als kopergraveur bekend. Hij graveerde voorstellingen uit den Bijbel, de mythologie en het dagelijksch leven. Aldehyden ontstaan door oxydatie van primaire alcoholen, d. w. z. van alcoholen die de groep CH,OH bevatten. Ze hebben de kenmerkende groep CH: O De bekendste term is aceetaldehyd (CH3. CH : O), verkregen door oxydatie van aethylalcohol. Het is een vloeistof met kenmerkenden reuk; kookt bij 22° C, is gemakkelijk te oxydeeren tot azijnzuur en reduceert een ammoniakale zilveroplossing onder vorming van een zil- verspiegel. Drie of meer moleculen groepeeren zich gemakkelijk tot het grootere molecule van metaldehyd (zie onder) en paraldehyd; met alkali gaat het in een soort hars over (aldehydhars). Technisch wordt aceetaldehyd gemaakt uit acetyleen (dat op zijn beurt uit calciumcarbid wordt gemaakt) door verbinding met water onder invloed van kwikverbindingen en zwavelzuur; door reductie wordt er alcohol, door oxydatie azijnzuur uit bereid. Polymerisatie doet metaldehyd, een witte vaste stof ontstaan, die onder den naam „meta" als vervangmiddel voor brandspiritus in den handel komt. Alderman, van het Angelsaksische woord Ealdorman, is iemand, die in Engeland deelneemt aan de regeering van graafschap of gemeente en tevens vrederechter is. In enkele steden heeft alderman de beteekenis van wethouder. Alderney, in het Fransch Aurigny geheeten, is een Britsch eiland ten Westen van Kaap la Hogue. De c. 2000 inwoners spreken Engelsch en NormandischFransch. De bodem is vruchtbaar, veeteelt. Aldershot, een plaats in het Engelsche graafschap Hampshire, is sedert 1855 de groote vaste leger-en exercitieplaats van Engeland. Aldinen of Aldijnen, noemt men de boeken aan het eind der vijftiende en begin zestiende eeuw, gedrukt door de leden der familie Aldus Hanutius te Venetië. Zij drukten Grieksche, Latijnsche en Italiaansche werken in een mooi lettertype en zeer nauwkeurig. Tusschen 1494 en 1530 verschenen hun beste uitgaven. Aldobrandini was de naam van een aanzienlijk Florentijnsch geslacht; een van haar leden Ippolito Aldobrandini was als Clemens VIII paus van 1592 — 1605. Aldol (CH,CHOH.CH,.CH : O) ontstaat door samenvoeging (condensatie) van twee moleculen aceetaldehyd onder invloed van verdunde kaliloog. Het heeft zoowel alcohol- als aldehydeigenschappen. Aldrich, Thomas Bailey (1836 — 1907), een Amerikaanscb dichter en prozaschrijver, was redacteur van de „Atlantic Monthly". Hij schreef vele romans en gedichten in den trant van balladen. Aldrovandi, Ulisses (1522—1605), een Italiaansch natuurvorscher, werd in Bologna hoogleeraar en stichtte daar den botanischen tuin. Hij schreef werken op 't gebied der plantkunde en een uitgebreid zoölogisch werk, waarin de dieren systematisch behandeld worden. Ale is een biersoort, die in Engeland wordt gebrouwen. Ze wordt verkregen door gisting boven 15" C. („bovengisting"). Ze is sterk gehopt, daar ze anders snel zou bederven. Men onderscheidt donkere en lichte ale, welke laatste weer onderverdeeld wordt in „mild ale" en „pale ale". Pale ale bevat de meeste hop en heeft het hoogste alcoholgehalte. De smaak wijkt af van de hier te lande gebrouwen soorten. Aleander, Hieronymus (1480—1542), een Italiaansch kardinaal, wijdde zich geheel aan de letterkunde, tot aan het optreden van Luther. Van dat oogenblik af spande hij al zijn krachten in voor de bestrijding der Hervorming, spoorde Karei V aan steeds strenger maatregelen tegen de ketters te nemen en wilde Luther na den rijksdag te Worms doen gevangen nemen. Vooral de Nederlanden hadden door zijn ijver te lijden, op zijn aanstoken werden hier de eerste ketters verbrand. Aleardi, Aleardo (1812—1878), Italiaansch dichter, nam deel aan de revolutie van 1848, kwam daardoor en door het schrijven van vele patriottische gedichten herhaaldelijk in botsing met Oostenrijk. Alecsandrescu, Gregorius (1812— 1886), Roemeensch dichter en staatsman, behoorde tot de Liberale partij en schreef vele staatkundige verhandelingen en satirische gedichten. Alecsandri, Vasïl (1821 — 1890), Roemeensch dichter, verzamelde vele balladen en volksliederen en schreef zelf blijspelen en gedichten. Alectorolophus (Rhinanthus). Zie Ratelaar. Aleman, Mateo (c. 15S0—1609), een Spaansch romanschrijver, was de auteur van de schelmenroman „Guzman de Alfaroche". Alemannen waren in de 3de eeuw en later een groep Germaansche volksstammen tusschen de Main en de Alpen. Zij waren herhaaldelijk in strijd met de Romeinen, trokken zelfs over de Alpen, werden in 't Zwarte Woud overwonnen en kwamen in 496 voor een deel onder de heerschappij van Clovis, den Frankischen koning; het andere deel sloot zich bij Theodorik den koning der OostGothen aan. Hun afstammelingen wonen hoofdzakelijk in Zwaben, de Elzas en Zwitserland. De naam leeft voort in de Fransche betiteling der Duitschers (Alle mands). d'Alembert, Jean le Rond (1717— 1783), Fransch wijsgeer en wiskundige, leerling van het college-Mazarin, werd reeds in 1741 lid van de Fransche Academie en muntte vooral uit op het gebied der wiskunde. Zijn veelzijdigheid toonde hij als medewerker van Diderot in de „Dictionnaire encyclopédique" (1751 — 1780). Ook buiten dit werk publiceerde hij nog vele geschriften. Hij had vele vrienden, doch was zeer gehaat door de clericalen wegens zijn sceptisch standpunt tegenover religie en kerk. Alemtejo is een Portugeesche provincie, doorstroomd door de Guadiana, Taag en Sado. Het Zuiden is onvruchtbaar, de bergdalen in 't N.O. echter zijn uitstekend geschikt voor tarwe- en maïsbouw en zuidvruchtenteelt, ook vindt men daar eenige koper- en ijzermijnen. De voornaamste steden zijn: Evora, Portalegre en Beja. Alen (Anguilliden), een familie van langgerekte beenvisschen, wier rugvin onmiddellijk in de staartvin en deze weer in de aarsvin overgaat, met een nauwe kieuwspleet en zonder buikvinnen. De alen worden in zee geboren, maar zwemmen in het voorjaar de rivieren op en verspreiden zich dan in alle wateren, soms wel door over den grond of door een modderigen bodem heen te kruipen. In die wateren blijven zij ruim 4—8 jaar, tot zij volwassen zijn en zwemmen dan vooral tegen het najaar naar zee. Daar ontwikkelen zich de geslachtsorganen en zwemmen zij naar zeer diepe plaatsen (onze alen door de betrekkelijk ondiepe Noordzee naar de Westkust van Ierland) en schieten daar op meer dan 1000 M. diepte kuit. De jongen zijn geheel doorschijnende, platte vischjes (men noemt ze glasvischjes en zij werden vroeger tot een apart geslacht Leptocephalus gebracht). Deze blijven daar, veranderen geleidelijk van vorm en krijgen in 11/2 jaar den echten aalvorm. Dan zoeken ze van uit zee het zoete water op, waar zij weer blijven tot zij volwassen zijn. De alen worden om hun smakelijk, zeer vetrijk vleesch veel gevangen. Alencon, een stad in Frankrijk, vooral bekend door de kantindustrie, die nu een weinig achteruitgaat. Textielfabrieken, telt c. 17.000 inwoners. De graven en hertogen van Alencon vormden een zijtak van het huis van Valois, hun stamvader was Karei II van Valois (1322). Aleoeten is de naam van een reeks eilanden ten N.W. van Alaska in den grooten Oceaan, oorspronkelijk bewoond door Eskimo's. De meeste zijn vulkanisch, met ruw klimaat en weinig plantengroei ; hoofdmiddelen van bestaan zijn: jacht en visscherij. Het grootste eiland is Unimak; Unalaska is de hoofdstad. De eilanden zijn door Russen ontdekt en behooren nu aan de Vereenigde Staten. Aleppo, een stad in de provincie van dien naam in Klein-Azië, in een vruchtbare vlakte gelegen, was vóór de ontdekking van den zeeweg naar Indië, de stapelplaats der waren uit Europa en Azië. De havenstad is Alexandretta. Tapijtweverijen en leerlooierijen, uitvoer van zijden en katoenen stoffen. Aleppo is oorspronkelijk door de Phoeniciërs gesticht, kwam in 1517 onder de Turken, werd in 1918 door de Engelschen ingenomen en in 1919 onder Arabisch bewind gebracht. Alesia was een van de oudste steden in Gallië, waar Caesar Vercingetorix overwon. De Noormannen verwoestten het in de 9de eeuw; thans ligt op deze plaats Alise Sainte Reine. Alessandria is een Italiaansche provincie met hoofdstad van denzelfden naam - in Piemont. Landbouw en zijdeteelt. De hoofdstad (c. 75.000 inwoners) ligt in de nabijheid van het slagveld van Marengo. Alessi, Galeazzo (1512—1572), Italiaansch bouwmeester, leerling van MichelAngelo, ontwierp vele paleizen en kerken, vooral te Genua. Alessio, een stad in Albanië, ten Z. O. van Skoetari, viel in 1912 in handen van I Serviërs en Montenegrijnen, werd in 1916 I door de Oostenrijkers veroverd en is I sinds 1918 in Italiaansch bezit. Aletrino, Arnold (1858—1916), een Nederlandsch geneesheer en letterkundige, nam deel aan de Nieuwe Gids-beweging en schreef vele romans en novellen. Aletschgletscher, de grootste gletscher van Europa, is 24 K.M. lang en ligt in bet kanton Wallis, nabij de Jungfrau. Aleurometer is een toestel, bestaande uit een cylinder met passende zuiger, dat men gebruikt om meel te onderzoeken op geschiktheid tot bakken: uit het meel bereidt men de kleefstof of aleuron (eiwitachtige ,ronde korreltjes die uit het zaad stammen) door uitwasschen; door verhitting in een oliebad op 150° zwelt de kleefstof op en doet de zuiger langs een verdeelde schaal stijgen. Hoe grooter de stijging is (minstens 25 schaaldeelen) des te geschikter is het meel voor bakken. In de praktijk wordt het toestel meestal weinig gebruikt. Alewijn, A braham, Nederlandsch rechtsgeleerde en tooneeldichter, einde 17de en begin 18de eeuw, schreef vooral vele blijspelen als „De bedrogen woekeraar" enz. Alexander I, paus van 103—114, is volgens de overlevering als martelaar gestorven. Alexander II, paus van 1061 — 1073, bracht vele verbeteringen aan in de kerk en maakte deze vrij van wereldlijk gezag. A lexander III, paus van 1159—1181, een vijand van Frederik I Barbarossa, sprak over dezen den banvloek uit,dienhijinll77 ophief. De paus regeerde volgens een vaste lijn, was in 1179 voorzitter van het derde Lateraansche concilie, waarbij besloten werd, dat de pausen met een meerderheid van */» door de kardinalen gekozen moesten worden. Alexander IV, paus van 1254 — 1261, kwam in oorlog met Manfred van Sicilië, trachtte de Grieksche en Latijnsche kerk te vereenigen en stelde de Inquisitie in Frankrijk in. Alexander V, paus van 1409—1410, werd op het Concilie te Pisa tot paus gekozen en kwam in oorlog met Napels. Alexander VI (üodrigo Borgia) paus van 1492—1503, was reeds zeer jong kardinaal en werd door omkooping paus. Hij is in de lange rij van Pausen een van de weinige op wiens particuliere leven smetten rusten, en bekend door het streven zijn geslacht tot macht en aanzien te brengen en zijne kinderen vorstendommen te verschaffen, (zie Borgia). Alexander VII, paus van 1655—1667, was een voorstander der Jezuieten in hun strijd met de Jansenisten; kwam in oorlog met Frankrijk en moest Avignon afstaan. Alexander VIII, paus van 1689—1691, kwam weer in't bezit van Avignon en weigerde de stellingen der Gallicaansche kerk te erkennen. Alexander de Groote (356—339 v. Chr.), koning van Macedonië, zoon van Philippus II van Macedonië en leerling van Aristoteles, beklom in 336 v. Chr. den troon, bracht eerst de pas veroverde Grieksche gewesten tot rust en begon in 334 zijn tocht tegen Darius III, koning der Perzen. Zijn overwinning bij den Granicus verleende hem toegang tot Klein-Azië; in333 v. Chr. versloeg hij den Perzischen koning bij den Issus. Daarop veroverde hij Phoenicië en Egypte, waar hij Alexandrië stichtte. In 331 v. Chr. trok hij ten tweede male tegen Darius op, versloeg dezen bij Arbela en liet zich in Babyion en Susa als Perzisch vorst kronen. Steeds voerde hij zijn leger verder naar het Oosten, trok ia 326 zelfs den Indus over, doch werd in 324 door zijn leger genoodzaakt terug te keeren. Een jaar later stierf hij vrij plotseling te Babyion. Alexander is vooral van beteekenis geweest als verbreider der Grieksche beschaving, welke hij in aanraking bracht met de Oostersche. De nieuwe periode der Grieksche kunst, die hierdoor ontstond, noemt men het Hellenisme. Zie den roman van L. Couperus, Iskander (1920). Alexander Severus, Marcus Aurelius (208—235), Romeinsch keizer, bloedverwant en opvolger van keizer Heliogabalus, was een rechtvaardig vorst; werd door de Praetorianen te Mainz vermoord. Alexander van Holes, scherpzinnig wijsgeer uit de 13de eeuw, een Franciscaner monnik, schreef „Summa universae theologiae". Hij stierf in 1245. Alexander I (1857—1893), vorst van Bulgarije, prins van Battenberg, werd in 1879 tot vorst van Bulgarije gekozen, annexeerde Oost-Roemelie, zeer tegen den zin van Rusland. In 1886 won hij den oorlog met Servië, maar moest vooral dank zij het aanstoken van Rusland, in dat jaar afstand doen. Alexander (1893—1920), koning van Griekenland, tweede zoon van Koning Constantijn, volgde in 1917 zijn vader na diens gedwongen abdicatie op. Overleed in 1920 tengevolge van een infectie, waarna zijn vader weer den Griekschen troon beklom. Alexander (1461 — 1506), koning van Polen, zoon van Casimir IV, trachtte tevergeefs Lithauen tegen de Tartaren te beschermen. Alexander I Paulowitsj (1777— 1825), tsaar van Rusland, kwam in 1801 aan de regeeringen trachtte door verbetering van het onderwijs en van het lot der lijfeigenen, de welvaart te bevorderen. Eerst groot bewonderaar van Napoleon, kwam hij weldra met dezen in conflict en wist hem in 1812 uit zijn land te verdrijven. Op het Weener congres trad hij vredelievend op en spaarde geen moeite om de vriendschap der vorsten en den vrede in Europa te handhaven (Heilige Alliantie. In veel van zijn verwachtingen teleurge¬ steld, werd hij op 't eind van zijn regeering reactionair. Alexander II Nikolajewitsj (1818— 1881), tsaar van Rusland, kwam tijdens den Krimoorlog aan de regeering (1855); deed veel om de welvaart te bevorderen (scholen,spoorwegen, rechtspraak), schafte de lijfeigenschap af, doch was despotisch tegenover de Polen. In 1872 sloot hij met de keizers van Duitschland en Oostenrijk den Driekeizersbond. In 1877 kwam hij in oorlog met Turkije. De laatste jaren van zijn regeering deden de Nihilisten verscheidene aanslagen op zijn leven. Door een daarvan kwam hij in 1881 om het leven. Alexander III Alexandrowitsj (1845 — 1894), tsaar van Rusland, kwam in 1881 aan de regeering, stond eerst aan de zijde van Duitschland en Oostenrijk, maar werd langzamerhand door de Panslavisten gedrongen partij voor Frankrijk te kiezen. Hij trachtte in sommige opzichten de welvaart te bevorderen, doch was in de Oostzeeprovincies gehaat door zijn reactionaire maatregelen. Alexander Karageorgewitsj (1806— 1885) werd na het verjagen van Michaël Obrenowitsj tot vorst der Serviërs uitgeroepen (1843). Hij koos echter naar den zin van het volk te veel de zijde van Oostenrijk en deed in 1858 afstand van de regeering. Alexander I Obrenowitsj (1876 — 1903), koning van Servië sedert 1889, nadat zijn vader Milan afstand van de troon had gedaan; werd in 1903 met zijn gemalin Draga door officieren vermoord. Alexander Goesa (1820— 1873), uit een aanzienlijke Roemeensche familie afkomstig, gingeerst inde staatkunde, later tot den krijgsdienst over en werd in 1861 tot vorst van Moldavië en Walachije gekozen. In 1866 moest hij plaats maken voor Karei I van Hohenzollern—Sigmaringen. Alexander, Boyd (1873 — 1910), een Britsch ontdekkingsreiziger, doorkruiste geheel Midden-Afrika en schreef werken over de vogels, die hij daar vond. Alexanderarchipel is een groep eilan- den, ten W. van Alaska, behoorend aan de Vereenigde Staten. De grootste eilanden zijn: Prins van Wales en Baranow. Alexanderromans verhalen de lotgevallen van Alexander den Groote. Zij zijn waarschijnlijk in Egypte ontstaan in de 3de eeuw na Chr. en hebben zich langzamerhand ook over Europa verbreid. Vooral in de Middeleeuwen waren zij zeer geliefd. De versmaat waarin één dezer Alexanderromans geschreven werd, kwam zoo in zwang, dat zij hiernaar Alexandrijn genoemd werd. Alexandra (1844— ), dochter van koning Christiaan IX van Denemarken, huwde met Edward VII van Engeland (1863), moeder van den tegenwoordigen koning George V. Alexandra Feodorowna (1872—1918), voor haar huwelijk met Nikolaas II van Rusland was haar naam Alice van Hessen, werd met haar man en kinderen den 16 Juli 1918 door de Roode Garde te Jekatrinenburg vermoord. Alexandra-Nijl of Kagcra, een der bronnen van den Nijl, ontspringt op het Maangebergte en mondt in het VictoriaNyanza-meer uit; is alleen in zijn benedenloop voor kleine vaartuigen bevaarbaar. Alexandre, Arsène, (1859— ), Fransch kunstcriticus, publiceerde verscheidene artikelen en werken, o. a. „1'Esprit satirique en France pendant la guerre". Alexandrette of Skanderoen, aan de kust van Syrië, is de havenplaats van Aleppo. Uitvoer van katoen, wol en graan; c. 1500 inwoners. Alexandrië of Alexandria, gesticht in 331 v. Chr. door Alexander den Groote, was in de oudheid een beroemde stad. De oude stad was verdeeld in Bruchium (Grieksch-deel) en Rhacotis (Egyptisch deel). In het Bruchium stonden het beroemde museum met boekerij, de vorstelijke paleizen, het mausoleum van Ptolomaeusl, de tempel van Poseidon, en de naalden van Cleopatra. In het Rhacotis vond men den tempel van Serapis, een tweede bibliotheek en de Doodcnstad (Nekropolis). De stad was het middelpunt van handel, wetenschap en kunst, eerst onder de Ptolomaeën en later onder Romeinsch bestuur. Onder de Arabieren ging zij langzamerhand achteruit, totdat zij in 1517 door de Turken geheel verwoest werd. Eerst in de 19de eeuw kwam zij onder Mehemed Ali weer eenigszins tot bloei en is nu de groote havenstad van Egypte. Er is invoer van steenkool, textielgoederen en machines; uitvoer van katoen, wol, indigo, hennep en suiker. Alexandrië heeft thans c. 450.000 inwoners. Daar door de rijkdom en weelde van deze stad de Grieksche kunst hier opnieuw tot bloei kwam, spreekt men wel van Alexandrijnsche kunst. Een der Ptolomaeën stichtte in Alexandrië een museum met bibliotheek, waar geleerden op staatskosten konden studeeren. Deze inrichting, de Alexandrijnsche school genaamd, was zoo'n kostbare boekenverzameling rijk, dat van alle zijden de geleerden haar bezochten. Grieksche en Joodsche wijsgeeren kwamen hier samen en later ook de Christenen, zoodat hier een Christelijke wijsgeerige theologie ontstond, die ook in andere landen zeer veel invloed heeft gehad. Een gedeelte van de bibliotheek ging te gronde bij de belegering van Alexandrië door Ceasar, de rest werd of door Theodosius in 390 of in 648 door de Mohammedanen vernietigd. Een groot gedeelte was echter reeds naar Konstantinopel overgebracht. Alexandropel, een stad in Trans-Kaukasie met ruim 40.000 inwoners, is in den laatsten oorlog tevergeefs door de Armeniërs verdedigd. Uitvoer van zijde. Alexandrowsk (1) is de naam van een stad in Z. Rusland, gouvernement Jekatrinoslaw met c. 16.500 inwoners. Alexandrowsk (2) is een ijsvrije haven, eindpunt van de Moermanspoorlijn in N. Rusland, gouvernement Archangel. Alexandrowsk (3) (Alexandrowsk* Post) is een havenstad in Oost-Siberië tegenover het eiland Sachalin. Alexandrijnsche school noemt men te Alexandrië werkende Christelijke geleerden uit de 2e en 3e eeuw na Chr. Bekend met de godsdienstige en wijsgeerige opvattingen van hunne omgeving, verklaarden zij de Christelijke leer in wijsgeerigen trant en legden de Heilige Schriften allegorisch uit met verwaar loozing van de eigenlijke beteekenis. Origenes is de meest-bekende vertegenwoordiger van deze richting. Alexandrijnsche verzen hebben versregels van zes jamben, met een caesuur in het midden (na den derden voet). Wij za|ten laatstjbij Saar|tj'ons ou|de goe|de ba|ker Zij zijn waarschijnlijk genoemd naar een Franschen Alexanderroman uit de Middeleeuwen in die versmaat geschreven. Deze versvorm is door de Fransche en Nederlandsche klassieken der 17de èeuw met veel succes gebruikt, na dien tijd is zij vrijwel in onbruik geraakt. Alexeï MichaUowitsj (1629—1676) was de tweede Russische tsaar uit het huis Romanow en vader van Peter den Groote. Hij breidde zijn rijk in 't Oosten uit en liet een Russisch wetboek opstellen. Alexeï Petrowitsj (1690—1718), de oudste zoon van Peter den Groote, was een tegenstander van zijns vaders hervormingen en sloot zich bij de oud-Russische partij aan. Peter verklaarde hem vervallen van den troon en Alexei vluchtte naar Weenen. Op bevel van zijn vader teruggekeerd, werd hij gevangen genomen en is waarschijnlijk tengevolge van martelingen gestorven. Alexeï Nikolajewitsj (1904—1918), zoon van keizer Nikolaas II van Rusland, werd met zijn andere familieleden door de Roode Garde te Jekatrinenburg vermoord. Alexianen of Cellieten zijn leekebroeders, die zich sedert de 15de eeuw in de Nederlanden aan het verplegen van zieken wijdden. Zij zijn genoemd naar hun beschermheer, den Heiligen Alexius. Alexejew, Michel Wassiliewitsj (1857 —1918), een bekwaam Russisch generaal, streed in den Russisch-Turkschen en Russisch-Japanschen oorlog, werd in den Grooten oorlog chef van den generalen staf aan het Zuid-West. front; in 1918 opperbevelhebber, voegde hij zich later bij Kornilow in den strijd tegen de Bolsjewiki, doch stierf kort daarna. Alexinatz, een stad met c. 5500 inwoners in Servië, viel in 1917 in handen der Bulgaren, die het echter in 1918 weer moesten afstaan. Uitvoer van tabak. Alexis, Paul (1847— 1901), een Fransch naturalistisch schrijver, .bewonderaar van Zola, schreef benevens andere romans een goede studie over dezen laat- Alexis, Wülibald (1798-1871), pseud. van Wilh. Haring, Duitsch schrijver aanvankelijk navolger van Walter Scott, schreef later historische romans, spelend in Pruisen o. a.: „Die Hosen des Herrn von Bredow." Alexius de Heilige, de zoon van een aanzienlijk Romein in de 5de eeuw, was zeer weldadig en werd kluizenaar. Hij is de beschermheer van de orde der Alexianen of Cellieten. Alexius I Comnenus (1048—1118), een Byzantijnsch keizer, streed tegen de Noormannen en wist den stoot te geven tot den eersten kruistocht 1095. Angelus Alexius III, Byzantijnsch keizer van 1195—1203, stiet zijn broeder Izaak van den troon en liet hem gevangen nemen. Op zijn beurt werd hij door de kruisvaarders onttroond en stierf in een klooster te Nicea. Angelus Alexius IV, was Byzantijnsch mederegent (1203 — 1204) van zijn blinden vader Izaak, die eerst door Angelus Alexius III onttroond was. Daar hij echter naar den zin der Byzantijnen te veel beloften aan de kruisvaarders gedaan had, werd hij door hen vermoord. Alfa- of halfagras is de Arabische naam voor espartogras, dat in Noord Afrika groeit en op verschillende wijzen bewerkt, gebruikt wordt voor hoeden, matwerk en touw. Ook wordt er in Engeland wel stevig papier van gemaakt. Het is een voornaam uitvoerproduct in Tunis en Tripolis. Alfadir {Alfodr in het Noorsch) of Al- vader, is in de Noorsche mythologie de God, die boven alle goden en menschen staat en onveranderlijk is. Waarschijnlijk is men door invloed van het Christendom aan dezen naam gekomen. Alfalfa is de Spaansche naam voor een soort klaver (lucerne) uit de familie der Papilionaceeën; het wordt als veevoeder in Argentinië en Californié verbouwd. Alfarabi. Zie Farabi. Alfenide. Zie Christoffelzilver. Alfieri, Vittorio graaf (1749-1803), een Italiaansch dichter, kreeg een weinig zorgvuldige opvoeding en begon eerst later zich op de studie toe te leggen. Zijn eerste treurspel was „Cleopatra" (1775). Hij ging vervolgens naar Florence, óm het beroemde Toscaansch te leeren, bestudeerde daar de oude Italiaansche meesters en ontmoette de gravin van Albany, wier leven hij met het zijne verbond. Door zijn aanzienlijk vermogen onafhankelijk, wijdde hij zich geheel aan de dichtkunst en schreef vele treur- en blijspelen. Alfoeren, Halfoeren of Alifoeren, worden de nog heidensche bewoners van Noord-Celebes en de Molukken genoemd. Zij staan in velerlei opzichten in beschaving lager dan de Christenen en Mohammedanen in deze streken. Alfons is de naam van 5 vorsten van Aragon, 11 van Castilië, 2 van Spanje en 6 van Portugal. Alfons V (1401-1458), de grootmoedige, koning van Aragon, kwam door erfenis in bezit van Napels en Sicilië, welks anderen pretendent Lodewijk van Anjou hij versloeg. Alfons X (1226—1284), koning van Leon en Castilië, „de Sterrenkundige" of „de Wijze", overwon in 1263 de Mooren, werd in 1282 door zijn zoon Sancho afgezet. Alfons I (1110— 1185) de Veroveraar, eerste koning van Portugal, nam in 1139 na den slag van Ourique tegen de Mooren, den koningstitel aan. Alfons XII (1857— 1885), koning van Spanje, zoon van Isabella, kwam in 1874 aan de regeering, maakte een einde aan den opstand der Carlisten (1876) en wist vrede en rust in zijn land te bewaren. Zijn zoon Alfons XIII (1886— ) kwam in 1902, na het regentschap van zijn moeder aan de regeering, huwde in 1906 prinses Ena van Battenberg. De kroonprins Alfons werd in 1907 geboren. Alfonsijnsche tafelen zijn sterrekundige tafelen onder leiding van Alfonsus X van Castilië door den rabbijn Isaak Hazan en anderen vervaardigd. Alfred de Groote (849—901), eerst koning van Wessex, later over alle Angelsaksen, trok ten strijde tegen de Noormannen en rustte niet voor hij hen bij Ethandun versloeg. De Noormannen trokken naar Oost-Anglia terug en erkenden Alfred als koning. Weer deden de Noormannen vanuit overzeesche gewesten een inval, doch werden nu door Alfreds vloot verslagen. In den vredestijd, die volgde, verbeterde hij de rechtspraak, bevorderde landbouw en handel en stichtte scholen. Zelf vertaalde hij eenige werken uit het Latijn in 't Angelsaksisch. Alfred-Ernst Albert (1844—1900), hertog van Saksen- Koburg-Gotha was de tweede zoon van koningin Victoria, erfde van zijn oom het hertogdom en huwde met Maria, de dochter van Alexander II van Rusland. AlgarobiHa of valsche divi-divi, is een in Mexico inheemsche plant, welke 3 a 3,5 c.M. lange hulsvormige vruchten oplevert met een looistofgehalte van 40— 45 pet. De looistof is gemakkelijk oplosbaar; ook het extract komt in den handel. Algarotti, Francesco graaf (1712— 1764), een Italiaansch dichter, philosoof en kunstcriticus, reisde door geheel Europa, maakte kennis met Voltaire en werd vriend en kamerheer van Frederik den Groote. Hij was zeer ontwikkeld en geestig. Zijn geschrift „Neutonianismo per le Donne", aan Newtons optica gewijd, maakte veel opgang. Algarvië is de Zuidelijkste provincie in Portugal, het N. is bergachtig, het Z. is vruchtbaar en uitstekend geschikt voor zuidvruchtenteelt. De hoofdstad is Faro, de Guadiana de grootste rivier. De bewoners zijn zeelieden en visschers. Algau is de naam van een landstreek in Zwaben, met het aangrenzend deel van Wurtemberg en Tirol. Algebra. Het woord A. is uit 't Arabische alsjabro afgeleid, dat samengesteld is uit 't lidwoord al en 't zelfst. n. w. sjabron, samenhangend met 't werkw. sjabara d. i. tot éen brengen of samenvoegen. De uitvinding der A. kan men terugvoeren tot zeer zeker twintig eeuwen vóór onze jaartelling. De oudste A., die der Babylonièrs, was zeer eenvoudig. Van hier uit werd de A. naar Egypte overgebracht. De beginselen der A., door Diophantes van Alexandrië (4e eeuw) te boek gesteld, werden in 't Latijn vertaald; het oorspronkelijke werk is verloren gegaan. Hindoes en Arabieren werkten aan den verderen opbouw. Na de verovering van Spanje door de Arabieren (Mooren) werd Cordova 't brandpunt der wetenschap. De eerste Arabische verhandeling, die we kennen, is die van Mohammed ben Mousa (9e eeuw); ze werd vertaald in 't Italiaansch en sedert dien werd Italië 't land, waar de wiskunde 't ijverigst werd beoefend. Het eerste gedrukte werk was dat van Luca Pacioli di Borgo te Venetië (1494). Verder hebben geleerden van de meer noordelijke landen aan de uitbreiding en volmaking der A. gewerkt. Stefel, een Augustijner monnik, die in 1522 de Luthersche leer omhelsde, schreef de Arithmelica integra (1544) en voerde de teekens +, — en V" in; Recorde gaf 't teeken =. De eerste, die algemeene symbolen gebruikte, zoowel voor bekende als onbekende grootheden, was de Fransche wiskundige Francois Vieta (1540—1603) en hiermede begon eigenlijk de groote vlucht der moderne Algebra. Tot aan de 17e eeuw ging de ontwikkeling der Meetkunde naast die der Algebra zelfstandig voort, totdat in 1637 Descartes het verband tusschen deze twee takken der wiskunde vastlegde (zie Analytische M.), waartoe echter Vieta reeds een poging gedaan had. In de 17e eeuw ziet men een groote vooruit¬ gang in alle wetenschappen en de A. deelde daarin; van degenen, die 't meest meewerkten, noemen we Newton, Wallis, Euler,Jacques enjean Bernoulli, Fermat en Leibnitz. De A. is later, als vanzelf, in verschillende takken uitgeloopen; elk dezer onderdeden wordt meer en meer uitgewerkt. De gewone, elementaire A. of Stelkunde, zonder imaginaire of complexe getallen, is een manier van rekenen (z. a.), waarbij elke letter éen enkel getal voorstelt; dat getal kan dan vast (constant) of veranderlijk (variabel) zijn. Verder werden imaginaire getallen ingevoerd en door verbinding van reëele en imaginaire de z.g.n. complexe getallen (zie hieronder). Het is mogelijk met complexe getallen te rekenen door gebruik te maken van dezelfde rekenregels voor de verschillende bewerkingen (optelling, aftrekking, enz.), die ook voor de reëele getallen gelden. Door de invoering der complexe getallen wordt een afgesloten geheel gevormd, d. w. z. er bestaan geen andere getallensoorten, die tegelijkertijd met de hier genoemde aan de gewone regels der A. gehoorzamen; andere getallen dan reëele, imaginaire en complexe behooren niet meer tot de gewone algebra (zie Vector). Algebra is alzoo de kunst om, naar vaste regels, met teekens te werken waarbij stellingen afgeleid worden, die voor alle grootheden gelden, welke door die teekens worden afgebeeld of voorgesteld; hierbij is uitgezonderd het gebruik van differentiatie en integratie (z. a.). De rekenregels geven aan hoe met de teekens moet gewerkt worden. Grootheden, die gelijknamig zijn, doch in tegengestelden toestand voorkomen, onderscheidt men door de namen positief en negatief, door bij een positief getal een negatief te voegen, dat evenveel eenheden bevat, komt men tot nul. B.v. heeft iemand f7.— schuld terwijl hij ook f7.— bezit, dan is zijn bezitting ƒ0.—. Men zegt ook wel, dat gelijke positieve en negatieve grootheden elkaar vernietigen; „Schuld" kan zoowel neg. als pos. genoemd worden, maar dan moet men tegelijkertijd „bezitting" pos. of neg. noemen. Positieve getallen duidt men aan door er een + teeken voor te zetten en negatieve door er een — teeken voor te plaatsen;- deze teekens hebben dan niet de beteekenis van optellen of aftrekken, maar 'tzijn eenvoudig, toestandteekens. In (— o) + (+*) — (— c) zijn de teekens buiten de haakjes teekens van bewerking, die binnen de haakjes geven den toestand der grootheden a, b en c aan. Verminderen met een negatief getal is 't zelfde als vermeerderen met *t even groote positieve getal en bijvoegen van een negatief getal (optellen) is hetzelfde als verminderen met een even groot positief getal; men kan dus zeggen: (- a) + (+ 6) - (- c) = - a + b +c Volgens het zooeven gezegde is dus -7 + 3 = -4-3 + 3= -4, immers — 3 en + 3 heffen elkaar op. Een aantal pos. en neg. getallen kan samengenomen worden en de uitkomst, die men verkrijgt, na alle optellingen (en aftrekkingen) uitgevoerd te hebben, heet de algebraische som der getallen. Nul is de gemeenschappelijke grens der pos. en neg getallen; we tellen .... — 3, — 2, — 1, 0, + 1, + 2, + 3 De elementaire operatie-symbolen +, —, x en: worden evenals in de rekenkunde toegepast. De aanwijzing van bewerkingen op eenige algebraïsche getallen noemt men een algebraïsche vorm. Het x teeken wordt dikwijls vervangen op deze wijze: a x 6 = a. b = ab. De volgorde der bewerkingen is: machtsverheffing, vermenigvuldiging, deeling, worteltrekking, optelling en aftrekking, waarbij men van links naar rechts te werk gaat. Alzoo voert men in a — b : c X d -|- e eerst de vermenigvuldiging uit, daarna de deeling, vervolgens de aftrekking en ten slotte de optelling. Wil men wijziging in deze volgorde, dan maakt men gebruik van haken en accolades. Bestaat een product uit gehjke factoren, dan noemt men het een macht en schrijft het in verkorten vorm; a. a. a. a. a = as, waarbij men a het grondtal en 5 de exponent van de macht noemt; de uitkomst heet: de vijfde macht van a (zie macht). De regels der vier hoofdbewerkingen zijn voor elk verschillend. a. voor de optelling van reëele getallen gelden vijf hoofdregels: 1. De opt. is steeds uitvoerbaar en éénduidig (d. i. van éen, ondubbelzinnige beteekenis); als a en b gegeven getallen zijn, dan bestaat er slechts éen getal a + b. 2. De opt. is commutatief; a + b => b + a. 3. De opt. is associatief ; (a + 6) + e = a + (6 + c). 4. Er bestaat een getal 0, de modulus der optelling, zoodanig, dat a + o =» o + a = a. 5. Er bestaat een steeds uitvoerbare, eenduidige omkeering der optelling n.1. de aftrekking. Uit éen der drie gelijkheden: » + 6 = e; e — b = a; c — a — b volgen de beide andere. De aftrekking is niet commutatie want c — b ±b — een ook niet associatief want (a — b) — c ± a — (6 — e) en ze bezit géén modulus. Hieruit volgt als definitie: De opt. is een eenduidige, commutatieve en associatieve verbindingswijze met modulus en éénduidige omkeering. 6. voor de vermenigvuldiging van reëele getallen bestaan zes hoofdregels: 1. De verm. is steeds uitvoerbaar en éénduidig; als a en b gegeven getallen zijn bestaat er slechts éen getal a x b. 2. De verm. is commutatief; a. b = b. a. 3. De verm. is associatief; (si) c «• a (6 c). 4. Er bestaat een getal 1, de modulus der verm., zoodanig dat a. i = J. a = a voor alle waarden van a. 5. Er bestaat steeds een eenduidige, uitvoerbare 0mkeering van de verm., n.1. de deeling (met uitzondering als de deeler = o is). XHt. elk der drie gelijkheden ab = e;| = a en| = 6, volgen de beide andere (uitgezonderd als de deeler — 0 is). De deeling is niet commutatief: c : 6 ± b : c. De deeling is ook niet associatief; (a : 6) : c ± a : (b : c) en heeft géén modulus. 6. De verm. is distributief ten opzichte van de optelling, d. w. z. (a + b) c = ac + bc (distributieve eigenschap & priori) en a (b + c) = ab + ae (distrib. eigensch. a posteriori). Hieruit volgt als definitie: De verm. in de gewone Algebra is een commutatieve en associatieve verbindingswijze, met, op éen uitzondering na, éénduidige omkeering en een modulus, die distributief is ten opzichte van de optelling. c. De drie bewerkingen van de derde trap, machtsverheffing, worteltrekking en logarithmiseering voldoen niet aan zooveel eenvoudige regels. Zoo is de machtsverheffing slechts éénduidig als de exponent een geheel getal is. Ze is niet commutatief; ab ± ba. Ze is niet associatief («6)e ± a (bc) en ze heeft ook geen modulus. Omdat de commutatieve eigenschap vervalt, heeft ze twee om6 keeringen; «6 «= e geeft a = v'«, maar ook 6 = olog. c. Echter zijn deze bewerkingen niet meer voor alle getallen uitvoerbaar en eenduidig. Teekenregel. Het product van twee pos. of van twee neg. getallen is positief; van een neg. en een pos. getal is 't negatief. Hieruit volgt onmiddellijk, dat 't product van een even aantal negatieve getallen pos. en van een oneven aantal neg. getallen negatief is. Positieve en negatieve getallen vat men samen onder den naam reéele getallen. Imaginaire en complexe getallen. Uit den teekenregel volgt, dat een negatief getal geen reéele vierkantswortel kan hebben, immers er is géén getal te vinden, dat in 't kwadraat gebracht, een negatief getal oplevert. Men zegt dan, dat y — a imaginair is en, schrijft men dat in den vorm »/a x */ — 1, waar a de rekenkundige waarde van 't getal voorstelt, dan komt men tot de imaginaire eenheid */ — 1 of i; deze kan ook weer pos. of neg. zijn; alzoo zijn + » en — i dan resp. de pos. en neg. eenheid. Complexe getallen zijn van den vorm a + ib waar a en b pos. of neg. getallen zijn. De beschouwing van verschillende eigenschappen naar aanleiding van de opvatting van imaginaire en complexe getallen leidt tot belangrijke ontwikkelingen in Algebra en Goniometrie. Vormen. Een éenterm is een algebraïsche vorm, waarin de laatste bewerking géén optelling of aftrekking is; zoo zijn 2ab; 3a : b; (5a + b : c — d) (a — 2b); */ (a + b) eentermen. Is de laatste bewerking een optelling of aftrekking, dan spreekt men van een veelterm. Zoo is a + 6 een tweeterm, 3a + 6 : c — 46 een drieterm; 8 (a + 6) + V (3a — 26) — a : 6 -f- c een vierterm, enz. Voor Reeksen, Vergelijkingen, Permutaties en_ Combinaties, Logarithmen, enz. verwijzen we naar de betreffende artt. Alles wat niet tot de elementaire Algebra behoort en ook wat niet bij Diff. en Integr. rekening, Functieleer, Vectoren, enz. wordt ondergebracht, behoort tot de Hoogere A.; b. v. Reeksen van hooger orde, hoogere machtsvergelijkingen, determinanten, kettingbreuken, binomium van Newton, e. a. Zie: M. Canter, Vorlesungen über Geschichte der Mathematih, Nesselmann, Die Algebra der Griechen, Gerhardt, Geschichte der Mathematih in Deutschland. Diverse leerboeken der Algebra bes temd voor Middelbaar Ond. Thans bestaat er in onze taal een volledige serie leerboeken voor de A. n.1.: P. Wydenes. Lagere Algebra I en II; P. Wydenes en F. Schub, Mlddel-Algebra. Verschillende onderwerpen uit de lagere A. en inleiding tot de hoogere A.; F. Schuh, Lessen over de hoogere Algebra. Algebraïsche analyse is een verzameling onderdeelen van de elementaire wiskunde, welke dient ter voorbereiding tot de studie der differentiaal- en integraalrekening. Zie Cauchy, Cours d'Analyse; Schlömïlch, Handbuch der algebraïschen Analysis. Algebraïsch fundamentaal probleem. Elke vergelijking van den eersten graad met een onbekende heeft een wortel, Waaruit volgt, dat elke ne graadsvergelijking n wortels heeft. Vroeger werd dit door beschouwing van bijzondere vergelijkingen b.v. met de binomiaal vergelijking aangetoond. Het eerste strenge bewijs vond C. F. Gauss in 1797 en maakte het openbaar in zijn dissertatie in 1799. Later gaf G. nog drie bewijzen. Tegenwoordig is 't aantal bewijzen zeer groot; ze worden in groepen ingedeeld. Algeciras, een stad in Spanje, aan de golf van Gibraltar gelegen, was van de 8ste — 14de eeuw, in het bezit der Mooren. Het telt c. 12.000 inwoners en heeft uitvoer van koren en leder. In 1906 werd hier de Marokko-conferentie gehouden. Algemeen Nederlandsch Vakverbond, Het. Dit Verbond werd opgericht op 5 Juli 1919. Op dien datum kwam er een fusie tot stand tusschen het „Nederlandsch Verbond van Neutrale Vakvereenigingen" en het „Centraal Comité van Neutraal Overheidspersoneel". Beide organisaties vertegenwoordigden, wat de naam reeds aanduidt, de zoogenaamde „neutrale" richting in de Nederlandsche Vakbeweging. Een kenmerkende eigenschap van deze richting is, dat zij op de eigenlijke handarbeiders betrekkelijk weinig invloed heeft. Meer dan van haar ledental, dat op 1 Januari 1922 49602 bedroeg, bestaat uit personeel in 's Rijks en Gemeentedienst en uit Kantoorbedienden. Doel en middelen van het A.N.V. zijn in de artikelen 2 en 3 der Statuten als volgt omschreven: Doel. Artikel 2. Het Verbond heeft ten doel het bevorderen van de belangen der aangesloten vakorganisaties met vermijding van alle vraagstukken op het gebied van godsdienst en partijpolitiek. Middelen. Artikel 3. Het Verbond tracht haar doel te bereiken langs wettigen weg en wel door: a. het verbreiden van de beginselen, waarop het Verbond berust in woord en geschrift; b. het verzamelen en verwerken van statistische gegevens omtrent de vakbeweging in binnen- en buitenland; alsmede om¬ trent alle economische en sociale aangelegenheden, die de vakvereenigingen in hare actie van dienst kunnen zijn; e. het bevorderen van de oprichting van neutrale vakvereenigingen in die bedrijven, waar zij nog niet bestaan, en waar mogelijk, de aaneensluiting tot landelijke vakbonden; d. het onderhouden van verstandhouding met soortgelijke verbonden in het buitenland; e. het dienen van advies omtrent aangelegenheden van economischen en socialen aard; /. het bevorderen van steun verleening, zoowel financieel als moreel, aan aangesloten vereenigingen, die zulks behoeven; g. verder door alle wettige middelen, die aan het doel bevorderlijk kunnen zijn. In de Beginselverklaring is het standpunt, dat dit Verbond ten aanzien van verschillende maatschappelijke vraagstukken inneemt, nader gepresiseerd. Deze beginselverklaring luidt aldus: Beginselverklaring. Het Verbond streeft naar maatschappelijke, zedelijke en stoffelijke verheffing van de werknemers in Nederland. Het tracht deze te bereiken, o.m. door algemeene ontwikkeling, het kweeken van saamhorigheidsgevoel en het verkrijgen van invloed op de bedrijfsuitkomsten. Langs den weg van georganiseerd overleg tusschen werkgever en werknemer, overheid en ambtenaar, moet ver bete- ring van de positie van den werknemer en daardoor sociale bevrediging worden verkregen. De omstandigheid, dat Kapitaal en Arbeid, als twee vijandige machten onverzoenlijk tegenover elkander staan, behoort te verdwijnen. Het Verbond wil samenwerking van kapitaal, intellect en arbeid, daardoor den werknemer naast een voldoend loon, zijn rechtmatig deel in de winst verzekeren, den ambtenaar een behoorlijk bestaan waarborgen en voor beiden een onbezorgden ouden dag. Tegenover werkgevers, die billijke en gerechtvaardigde eischen afwijzen en daardoor weigeren de sociale rust en dus grootere welvaart voor de ge. heele gemeenschap te bevorderen, neemt het Verbond doelbewust de partij der werknemers op. Het eischt medezeggenschap in de regeling der arbeidsvoorwaarden en waar mogelijk, deelgenootschap in het bedrijf. Het streeft naar verhoogde volksontwikkeling en vakopleiding in overleg met de vakorganisatie. Teneinde het bovenstaande te bereiken is eenheid van willen en werken noodig en daarom moet in de vakorganisatie plaats zijn voor iederen vakgenoot, mitsdien wil het verbond zijn arbeid tot werknemersbelangen beperken. Om die machtsvorming mogelijk te maken, dient alles vermeden te worden, wat op principieel meeningsverschil leidt en mag noch godsdienst, noch partijpolitiek in de vakorganisatie worden gebracht, uit zuiver welbegrepen saamhorigheidsgevoel, en dringt het Verbond derwege naar den eenigen en door allen te aanvaarden grondslag, de volkomen samenwerking in het belang van alle werknemers. Dit belet evenwel niet, dat het Verbond zich uitspreekt over vraagstukken, welke het voor de werknemers van belang acht en actie voert voor het verkrijgen van algemeene, maatschappelijke verbeteringen. Bij dit Verbond waren op 1 Januari 1922 de volgende organisaties aangesloten:"^. Alg.? Bond v. Gem. Person. 2. Alg.fBond v. Car.-, Rijtuig- en Wagenmak. Gezellen. 3. Alg. Bond v. Incasseerders en Kantoorloopers. 4. Alg. Bond v. Sigarenmak. en Tabaksbew. in Ned. 5. Alg. Ned. Bond v. Land-, Tuin-, Veen- en aanvcrw. vakarbeiders. 6. Alg. Ned. Borstelmakersb. 7. Bond v. Ambt. b. d. Watersch. 8. Bond v. Nietonderwijzend Schoolpersoneel. 9. Bond v. Procureurs- en Deurwaardersklerken in Ned. 10. Centrale v. Ver. v. Pers. in Rijksdienst. 11. Handelsreiz. „Eendracht". 12. Nat. Bond v. Handelsen Kantoorbed. „Mercurius". 13. Nat. Vakb. v. Muziekinstr. makers- en stemmers. 14. Nat. Verb. v. Gem. Ambt. in Nederland. 15. Ned. Graf. Bond. 16. Ned. Bond v. Banketb. bed. 17. Ned. Neutr. Bond v. Arb.(sters) i.d, Kleedingind. 18. Ned. Neutr. Bond van Metaalbewerkers. 19. Ned. Neutr. Bond v. Schoen- en Lederbewerkers (sters). 20. Ned. Neutr. Timmerl. bond. 21. Neutr. Bond v. Spoorw.pers. 22. Neutr. Bond v. Pers. in de Voedingsbedrijven. 23. Neutr. Bond v. Pers. in de Winkel- en Grossiersbedr. 24. Neutrale Ned. Bond van Confectiebedienden. 25. Neutr. Mijnwerkersbond. 26. Ned. Neutr. Fabrieksarbeiders(sters) bond. 27. Tex-. tielarb. Ver. „Steunt Elkander". 28. Vakverb. Mil. Luchtvaart. 29. Ver. v. Rott. Kappers- en Barbiersbedienden. Met in totaal 49602 leden. Algemeen Nederlandsch Verbond, een in 1898 gestichte en in 1905 Konink. goedgekeurde vereeniging, welke zich ten doel stelt verhooging van de zedelijke en stoffelijke kracht van den Nederlandschen stam en handhaving en verbreiding van de Nederlandsche taal. Het is gevestigd te Dordrecht en is ingedeeld in een vijftal groepen, welke weer zijn onderverdeeld in afdeelingen. Het verbond geeft het maandblad „Neerlandia" uit, verzendt boeken naar alle oorden waar het Nederl. element met Nederlandsche boeken gebaat is en organiseert cursussen en lezingen. Algemeene Nederl. Diamantbewerkers Bond. Afgekort A. N. D. B. Zie Diamantbewerkersorganisatie. Algemeene Nederl. Wielrijdersbond, afgekort A. N. W. B. Toeristenbond van Nederland is de in 1883 gestichte organisatie ter bevordering der wielersport; zij heeft aan de ontwikkeling hiervan steeds richting weten te geven en bovendien de zorg van het watertoerisme en het motortoerisme onder hare hoede genomen. Haar bureaux zijn: 'sGravenhage Parkstraat 18 gevestigd; haar hoofdconsulaat Amsterdam, Keizersgracht 590. Zij geeft het weekblad De Kampioen uit. Algen. Zie Wieren. Algerië, de belangrijkste Fransche kolonie, ligt in N.-Afrika tusschen de Middell. Z. in 't N. en de Sahara in 't Z. en vormt het centrale deel van de oude Barbarijsche staten. Van Tunis in het O. en Marokko in 't W. wordt 't alleen door Staatk. grenzen gescheiden. Oppervl. ruim 0,5 mill. K.M»; bevolking ruim 51/» mill. Kusten, bodemgesteldh., rivieren. De hooge, bergachtige kust is weinig ingesneden; de baaien zijn door rotsachtige kapen tegen O. en N.O. winden beveiligd en vormden geschikte schuilplaatsen voor zeeroovers. In W.O. richting loopen 2 bergstelsels door 't land, die men den Atlas van het Teil en van de Sahara kan noemen; deze bergklompen verheffen zich van 1200—2400 M. De plateaux er tusschen zijn van 700—1100 M. en worden naar het O. toe steeds lager en smaler. Ten Z. van het zuidel. bergstelsel ligt de Algerijnsche Sahara, die zich uitstrekt tot een duinenreeks El Erg genaamd. Beter dan de gewone indeeling van Algerié in Teil, Sjots en Sahara is het te spreken van de bergachtige streken, lage kustvl., hooge bebouwbare vlakten, steppen en Sahara. De rivieren zijn als bergstroomen alle onbevaarbaar; van sommige wordt het water voor besproeiing gebruikt. De sjots van de plateaux zijn ondiepten, waarin zich 's winters sneeuw en reeën verzamelt: de verdam¬ ping verandert ze spoedig in zoutreservoirs. De Oueds van de Algerijnsche Sahara bevatten alleen water na groote regens; in de provincies Algiers en Constantine zijn ze naar de AlgerijnschTunesische sjots gericht. Klimaat, flora en fauna. Algerié heeft een Middell. Zeeklimaat, dus 2 jaargetijden: warm in den zomer en koel in herfst, winter en lente. Groote locale verschillen in temperatuur en regen. Hoogste temp. in Algiers 22° C., laagste 15° C. Op de berghellingen groote bosschen (meest altijd groene loofboomen) van eiken, ceders en jeneverstruiken. Gekweekt worden granen, vlas en tabak, druiven, olijven en oranjeappels; in de steppen groeit alfa-gras; in de oasen dadelpalmen. De fauna omvat, behalve Europ. dieren leeuwen, panters, wilde schapen en geiten; gazellen. Bevolking en middelen van bestaan. De inboorlingen, die 86 % uitmaken, bestaan uit Berbers en Arabieren, sterk met elkaar vermengd. De eersten hebben godsdienst en taal van de laatsten overgenomen; alleen de Kabylen hebben de oude Berbertaai bewaard. Verder wonen er vele Negers, Mooren van gemengd ras en Joden. De Europeesche bevolking bestaat uit Franschen, Spanjaarden, Italianen en Malthezer Engelschen. De graanbouw is van belang evenals de groenteteelt in de nabijheid der havensteden. Oliebereidiag uit olijven gaat vooruit; aan den wijnbouw wordt alle zorg besteed; 't getal dadelpalmen neemt toe door 't boren van artesische putten; de geteelde tabak is voor de Fransche regie. Van 't alfagras gaat 90 % naar Engeland voor papierfabrieken; ook ons land krijgt een deel en vervaardigt er keukenmatten en bloemenmandjes van. Voorts groote teelt van geraniums, waaruit essence wordt bereid; de kurkbosschen leveren 30 % van de wereldproduc¬ tie aan kurk. De veeteelt is eveneens van groote beteekenis, in 't bijzonder de schapenfokkerij. Fransche kooplieden hebben de struisvogelteelt ingevoerd. De kustvisscherij mag alleen door inboorlingen en Franschen worden uitgeoefend. De inlandsche nijverheid bepaalt zich tot het maken van tapijten, wapens en leerwaren; de Europeesche beschikt over tabaksfabrieken, houtzaag-, olie- en meelmolens. De mijnbouw staat in geen verhouding tot den ertsrijkdom van den bodem. Ijzermijnen worden druk geëxploiteerd; minder koper-, lood-, zink en antimoniummijnen. Ook bevat 'tland steenkool, petroleum en phosfaten. Marmergroeven en zoutpannen worden ontgonnen. 't Verkeer beschikt o. m. over 3500 K.M. spoor, geëxploiteerd door 6 maatsch. Een groote spoorlijn loopt evenwijdig aan de kust en verbindt de groote steden van het Teil, loopt door tot in Tunis. Fr. reederijen onderhouden de verbinding met Fransche havens. De tocht Marseille—Algiers duurt 26 uur. Andere havens zijn Bougie, Philippeville, Oran en Bona. Bestuur. Aan 't hoofd staat een Gouverneur-generaal, belast met het burgerlijk en militair bestuur. De 3 departementen Algiers, Oran en Constantine bestaan elk uit een territoire-militaire en een territoire-civile; zij worden beschouwd als integreerende deelen van Frankrijk en zenden ieder 2 afgev. en één senator naar Parijs. In' t burgerl. bestuur wordt de G.-g. bijgestaan door een raad, bestaande uit de hoogste ambtenaren en de beste burgers. In den Gr. oorlog waren de Algerijnen vereenigd in het 19de Fr. legercorps. Geschiedenis. Na achtereenvolgens door Romeinen, Vandalen en Byzantijnen veroverd te zijn, kwam Algerië in de 8ste eeuw in 't bezit der Arabieren, die er den Islam vestigden. Tot de 12de eeuw werd het bestuurd door Arabische vorsten; daarna een tijdlang door de Almohaden van Marokko. Na de verdrijving der Mooren uit Spanje, vestigden deze zich hier in 't laatst der 15de eeuw. Tegen Spanje riepen ze de hulp in van den zeeroover Horack Barbarossa, die zich tot sultan van Algerië maakte. Na zijn gevangenneming en onthoofding door de Spanj. werd zijn broer tot beheerscher uitgeroepen; deze gevoelde zich niet krachtig genoeg en erkende daarom sultan Selim I als leenheer, welke hem als zijn pasja aanstelde (1520). Met behulp van Turksche troepen werden de Spanj. verdreven en na Karei V's mislukten tocht (1541) bevestigden de Turken hun macht. In 1669 joegen de zeeroovers hen evenwel weg, kozen hun eigen dey en dwongen den sultan hun onafhankelijkheid te erkennen. Van tijd tot tijd poogden sommige Europ. mogendheden het zeerooversnest te vernietigen, doch te vergeefs. In 1830 namen de Franschen de hoofdstad in, konden ech¬ ter pas na jarenlangen strijd ook het achterland bezetten (Abd el Kader 1847). Sedert herhaaldelijk opstanden, die echter steeds bedwongen werden. Pas sedert de annexatie van Tunis werd 't ook in Algerië rustiger. In de laatste jaren heeft Frankr. in alle oasen ten Z. der kolonie garnizoen gelegd. Tijdens den Tripolitaanschen oorlog (1911) en de onrust in Marokko (1912) baarde de toestand in Algerië der Fr. regeering nog veel zorg.. Literatuur: Maurice Wahl, L'Algérie, Aynard, l'Oeuvre francaise en Algérie, Ph. Zilcken Drie maanden in Algerié (1911) en H. H. van Kol, In de kustlanden van Noord-Afrika (1911). Alghero is een havenstad^aan de Noord-Westkust van Sardinië met c. 11.000 inwoners. Koraalvisscherij, indigo- en wijnbouw. Algiers, hoofdstad van de Fransche kolonie Algerië, met c. 160.000 inwoners, bestaat uit een nieuw gedeelte, tevens havenplaats aan zee en een oud gedeelte op de bergen. De omstreken zijn mooi en als winterverblijf zeer gezocht. Als hoofdplaats bezit het vele openbare gebouwen, kerken en moskeeën; als havenplaats vele kantoren van scheepvaartlijnen; uitvoer van wol, fruit, olie, tabak enleder; kolenstation. Algiers is sinds 1830 in bezit van Frankrijk. Algoabaai is een baai in Z. Afrika, aan haar Westkust ligt de havenstad Port Elizabeth. Algol of B (Grieksche B) Persei is een veranderlijke ster in 't beeld Perseus, Lichtkromme van Algol. Op de hor. as zijn de men opgegeven, op de verticale as de helderheden. welke als type voor een klasse der verduistering-variabelen is aangenomen. Bij de Algol-sterren is de lichtverzwakking slechts zeer kort van duur en de helderheid blijft lang constant. Het tijdsverloop tusschen twee lichtminima heet periode; deze is voor Algol zelf 2 dagen, 20 uren, 49 minuten (echter met kleine onregelma¬ tigheden z.g. secundaire ncht minima). De gewone grootte (magnitude) is 2,3; plotseling wordt de ster zwakker en neemt in ongeveer S uren tot de gr. 3,5 Het Algol-stelsel. De donkere begeleider B omcirkelt het lichtgevende hoofdlichaam A. af, maar groeit in 't zelfde tijdsverloop weer aan tot 2,3, welke helderheid-gedurende 2 d. 10 u. behouden blijft, waarna het zelfde spel weer begint. In 1900 waren 18 sterren van het Algol*ype bekend; thans kent men er ongeveer 150, waarvan 't grootste deel in ■den melkweg of in de nabijheid gevonden wordt. Algemeen wordt aangenomen, dat de lichtwisseling veroorzaakt wordt door een donkeren begeleider, die zich om de heldere hoofdster beweegt in een baan, waarvan *t vlak nagenoeg door de aarde gaat (of door de zon, immers de afstand aarde-zon speelt geen rol bij den grooten afstand van Algol tot ons zonnestelsel). Algonkin is de naam van een aantal vereenigde Indiaansche stammen in N. Amerika, wonende tusschen Ohio en Athabasca. In de 17de eeuw bedroeg hun aantal c. 250.000, thans c 95.000. Alhama is de naam van vier badplaatsen in Spanje, de twee voornaamste zijn: 1) Alhama de Granada met zwavelbronnen, prachtige omstreken; 2) Alhama de Murcia met c. 8.000 inwoners, dat ook zwavelbronnen bezit. Alhambra (de roode vesting), de verblijfplaats der Moorsche kaliefen in Granada, geldt als het schoonste overblijfsel van Arabische kunst in Europa. Het is in hoofdzaak gebouwd in de 13de en 14de eeuw, was tot 1492 in het bezit der Mooren en kon meer dan 10.000 man herbergen. Een gedeelte is nu vervallen doch er zijn nog prachtige zalen over, rijk met mozaïkwerk en marmer versierd; ook is beroemd de Leeuwenhof, waarin een fontein rustend op twaalf zwart marmeren leeuwen. Het geheel wordt thans gerestaureerd. Alhidade is de bewegelijke arm, waaraan de nonius (z. a.) is bevestigd, welke langs den verdeelden cirkel van een hoekmeetinstrument (b.v. sextant, octant) geschoven kan worden. Ook de liniaal, die om een vast punt op een horizontaal geplaatst plankje (planchet) draaibaar is en van twee vizieren voorzien is, heet a. Men kijkt door de vizieren naar een voorwerp en teekent langs de liniaal een streep; kijkt men vervolgens naar een tweede voorwerp en trekt men weer een streep, dan geeft de hoek tusschen de twee strepen den hoek, waaronder men de twee voorwerpen ziet. De draden in de vizieren staan loodrecht op 't vlak van 't plankje en ze bevinden zich in één vlak met den kant van de liniaal, waarlangs men de strepen trekt. A. is een Arabisch woord, 't welk beteekent on den rechten weg leiden." Ali ben abu TSlib (c. 600—661), de vierde kalief, neef en schoonzoon van Mohammed, werd in 656 tot diens opvolger gekozen; slechts door een deel van het volk erkend, kwam hij in veel strijd en moeielijkheden en werd in 661 vermoord. 9 Ali (1741 — 1822), pasja van Janina, wist het grondgebied, dat onder zijn vaders regeering verloren was gegaan, terug te veroveren, hielp Turkije in oorlogen met Rusland en Oostenrijk en kreeg daarvoor groote landstreken onder zijn beheer. Met allerlei gruwelijke middelen breidde hij zijn heerschappij uit, was heerscher in Albanië en slechts in schijn onafhankelijk van de Turksche regeering. Deze zond in 1820 een leger uit om hem gevangen te nemen, wat in 1822 gelukte. In hetzelfde jaar werd hij omgebracht. Zie Byron: Chüde Harold's Pilgrimage. Ali Baba en de veertig roovers is een verhaal uit de 1001 nacht, waarin wordt verteld van een armen houthakker, die de bergplaats met kostbaarheden van een rooverbende vindt en weet te behouden. Alias beteekent „anders gezegd", of „anders genaamd". Het wordt meestal gebruikt óf schertsend, óf bij menschen, die om een of andere reden hun naam veranderen b.v. misdadigers. Alibi beteekent „elders". Het woord wordt meestal gebruikt in de term „een alibi bewijzen", wat beteekent, een bewijs geven, dat iemand zich bij het plegen van een misdaad op een andere plaats bevond, dan waar de misdaad geschiedde. AUcante is de hoofdstad van een provincie van dien naam in Spanje met c. 51.000 inwoners. Sigarenfabrieken, textielindustrie. Uitvoer van wijn, espartogras, zuidvruchten, tabak. In de provincie zijn loodmijnen. Aligarh, hoofdstad van de provincie van dien naam in Britsch-Indië, met c. 64.000 inwoners, heeft gedeeltelijk een Hindoesche, gedeeltelijk een Mohammedaansche bevolking. Opstanden tegen 't Engelsch bestuur in 1919. Alikruik of kreukel (Littorina littorea) een weekdier uit de klasse der slakken en de orde der Prosobranchiën. De horen is circa 2 c.M. lang, kegelvormig, porseleinachtig, dof, bruin of zwartachtig met 7 a 8 windingen. Het Alikruik, het huisje gehaald. Alin, Oskar (1846—1900), Zweedsch geschiedkundige en invloedrijk staatsman, was hoogleeraar in geschiedenis en staatswetenschappen te Upsalaen schreef werken op het gebied der geschiedenis van Zweden. Aliphatische verbindingen of vetlichamen vormen één van de twee hoofdafdeelingen, waarin men de organische stoffen verdeelt. De groep ontleent den naam aan de vetten, die er alle toe behooren. Al deze verbindingen kunnen van methaan worden afgeleid. Zie Holleman, Leerboek der Chemie II. Aliquante deelen zijn gedeelten van een getal, die niet een geheel aantal malen er op begrepen zijn; b.v. 3, 7, 12 zijn aliquante deelen van 32. Aliquote deelen zijn deelen van een getal, die een geheel aantal malen er in begrepen zijn b.v. 2, 4, 16 zijn aliquote deelen van 32. Aliquot-tonen. Zie Boventonen. Alisma. Zie Waterweegbree. Alismataceae, plantenfam. der Monocotylen, met 3-bladige kelk en bloemkroon en vele stampers. Zij groeien alle aan of in het water. In Nederl. i. h. wild: j Alisma (waterweegbree), Sagittaria (pijl-; kruid). Alison, Archibald (1792—1867), een Schotsch rechtsgeleerde en geschiedkun-j dige, schreef belangrijke historische wer-j ken o. a. „History of Europe" (10 dln.). Aliwal-North, stad in Zuid-Afrika (Kaapkolonie) aan de Oranjerivier, heeft een gezond klimaat en warme bronnen; telt c. 56.00 inwoners. Alizarine (of dihydroxyanthrachinon), CsH^COJjCaHjfOHJ is een van de belangrijkste roode kleurstoffen en wordt technisch op groote schaal bereid (na de dier leeft meest op plaatsen, die maar van tijd tot tijd door de zee worden bespeeld. Vooral in Zeeland worden de dieren er uit veel gegeten. Nadat zij gekookt zijn, worden ze met een omgebogen speld ,uit het huisje gehaald. ontdekking der synthese door Graebe en Liebermann) door oxydatie van anthraceen tot anthrachinon en verhitting hiervan met sterk zwavelzuur. Door dit sulfonzuur te smelten met soda ontstaat het natriumzout van alizarine waaruit de kleurstof door zuur wordt vrijgemaakt. Tot 1869 werd het uitsluitend bereid uit de meekrapwortels maar deze zijn thans geheel verdrongen. Naar gelang van de beits kan men met alizarine verschillende kleuren teweeg brengen (vooral rood). Alkaliin zijn de hydroxyden der alkalimetalen; hun oplossingen kleuren rood lakmoes blauw en phenolphtalelne van kleurloos tot rood. Ze worden bereid uit de oplossingen der alkalichloriden of -carbonaten; 't voornaamste gebruik is in de zeep- en papierindustrie. Alkilimetalen zijn de metalen kalium en natrium; deze worden bereid door electrolyse van hun gesmolten chloriden. Ze verbinden zich met water tot alkaliën, onder waterstofontwikkeling; kalium vat hierbij vlam. Alkalimetrie is één van de methoden der maatanalyse, waarbij men wil bepalen hoeveel base in een vloeistof aanwezig is. Daartoe bevindt zich in een verdeelde glazen buis (buret) een zuur van bekende sterkte. Bij een bepaalde hoeveelheid van de loogoplossing laat men vanuit de buret zuur toevloeien tot de loogoplossing neutraal is geworden. Door een eenvoudige berekening bepaalt men dan uit de hoeveelheid gebruikt zuur, de hoeveelheid aanwezige loog. Alkalische aarden zijn de hydroxyden der aardalkalimetalen. Van deze is calciumhydroxyde of gebluschte kalk (Ca (OH) j) het belangrijkst; dit wordt bereid uit ongebluschte kalk (Cao) met water. A ardalkalimetalen zijn de metalen calcium (Ca), baryum (Ba) en strontium (Sr); ze zijn te bereiden door electrolyse hunner gesmolten zouten. Technisch zijn ze van minder belang. Alkaloïden is de naam voor een aantal stikstofhoudende organische verbindingen, die aan hun alkalische eigenschap- penhunnaamontleenen. Ze bevinden zich gebonden aan zuren in alle deelen der planten. Het zijn meestal zeer zware vergiften, die in minimale hoeveelheden als opwekkende stoffen en geneesmiddelen worden gebruikt. Door looizuur worden ze neergeslagen. Gebonden aan minerale zuren komen ze in den handel voor. Zeer bekend zijn o. a.: kinine uit de kinabast, nicotine uit de tabak, caffeïne (of theïne) uit de koffie en thee, theobromine uit de cacao, cocaïne uit de cocabladeren, morphine uit het zaad van den papaver somniferum, enz. Alkannawortel is de wortel van een plant uit de familie der Boraginaceeén, die als onschadelijke roode kleurstof wordt gebruikt in wijn, zout, zalf, reukwater en toiletpoeder. Alkarsinen zijn op te vatten als arseenwaterstof (AsH,), waarin een of meer der waterstofatomen vervangen zijn door alkyl. De belangrijkste zijn de z.g. kakodylverbindingen, met de groep R > As. (R = alkyl); ze zijn zeifontbrandbaar, hebben een zeer onaangenamen reuk en zijn vergiftig. Alkemade is een gemeente in ZuidHolland, waartoe, behalve eenige dorpen en gehuchten, ook het Brasemer meer behoort, telt c. 5200 inw. Alkemade (Oud) was vroeger een kasteel te Warmond, behoorend aan het geslacht der Alkemade's. Alkemade, Cornelis van (1654—1737), Nederlandsch oudheidkundige, schreef vele werken betrekking hebbende op de Nederlandsche geschiedenis en oudheidkunde. Alken (A leiden) behooren tot de orde der zwemvogels. Zij hebben groote zwemvliezen tusschen de 3 teenen, tamelijk lange vleugels en kunnen uitstekend zwemmen en duiken, doch slechts tamelijk vliegen. Zij komen vooral in de Noordelijke IJszee voor, maar komen ook wel op onze kusten, b.v. de gewone en de kleine alk. Zij leven in troepen, van visschen en kreeften en worden veel gevangen om als voedsel te dienen. Alkmaar, een oude stad in N. Holland mét c. 21.000 inwoners, is beroemd geworden, doordat het de eerste stad was, die de Spanjaarden weerstond (1573). Belangrijke kaas- en veemarkten. Alkohol, Alkoholaten enz. Zie Alcohol, Alcoholaten enz. Alkoof, van een Arabisch woord afkomstig, was oorspronkelijk een meestal koepelvormig vertrekje dat in verbinding stond met een grooter vertrek. Thans is het een tusschenkamer, die niet rechtstreeks lucht en licht ontvangt, veel voor slaapkamer gebruikt en in moderne huizen meestal niet meer gebouwd wordt, daar zij niet aan de eischen der hygiëne voldoet. Alkyl noemt men de eenwaardige groep, die overblijft als men van een koolwaterstof een waterstofatoom wegdenkt ; zoo krijgt men van methaan (CH4) de methylgroep (CH,—), van aethaan (C,H„) de aethylgroep (C,HB-) enz. Om bepaalde alkhyl-groepen in een of andere verbinding in te voeren, werkt men meestal met hetzelfde alkylderivaat; zoo gebruikt men voor de methylgroep gewoonlijk methyljodide (CH,J). Alkylenen of olefinen is de naam voor de groep van onverzadigde verbindingen, die men verkrijgt door uit alcoholen waterjaf te splitsen. Eenige ontstaan ook bij de droge distillatie van steenkool. Aethyleen is de eerste term van deze 8roep- . . ^ • , i Alla breve is in de muziek de naam van de maatsoort die de grootste bij haar voorkomende notenwaarde: de heele noot, verdeelt in twee halve noten i. p. v. in 4 kwartnoten, als teléénheden met ongeveer een tijdduur van de kwartnoot. Zij is dus een bijna dubbele versnelling van de vierkwartsmaat. De naam is afgeleid van brevis, een notenteeken, aangevende een notenwaarde gelijkstaande aan twee heele noten van ons notenschrift, waarbij dit tempo voor 't eerst werd gebruikt. Allah is de naam, waaronder de aanhangers van Mohammed hunnen God vereeren. Allahabad, de hoofdstad van het Engelsch-Indische district van dien naam, ligt aan de vereeniging van twee heilige rivieren en is een bedevaartsplaats. Het heeft een belangrijke jaarmarkt en katoenhandel en telt c. 170.000 inwoners. AUais, Alphonsc (1854—1905), Fransch romanschrijver, schreef met medewerking van Alfred Capus eenige tooneelstukken. Tot zijn romans behoort: „Vive la viel" Allan-line is een stoomvaartlijn, die verschillende Engelsche havens met steden in U. S. A. en Canada, en met La Plata verbindt. Allard, Hugo, een Nederlander uit Doornik afkomstig, was in de 17de eeuw te Amsterdam een bekend uitgever en graveur van prenten, voorn, historieprenten en portretten. Zijn zoon Carel Allard was ook uitgever en graveur vooral van portretten van vorstelijke personen. Allargando, muziekterm, voorschrift voor rhijthmische „verbreeding" (van Ital. allargare), wordt gebruikt als met een tempovertraging (ritardando) een aanzwelling van de toonsterkte (crescendo) gepaard gaat. Alldeutschsr Verband is een vereeniging, die het nationaliteitsgevoel in Duitschland hoog wil houden, de Duitsche taal wil verbreiden, en voorstander vanmilitarismeis. Ofschoonzij geen eigenlijke politieke partij is,behoorenhaar leden meest tot de conservatieve partijen in Duitschland. AUebé, G er ar dus Arnoldus Nicolaas (1810—1892), een Nederlandsch geneesheer, was de eerste die populariseerende werken over kinderzorg en opvoeding, schreef, welke in Nederland veel gelezen rijn; zoo „De ontwikkeling van het kind naar lichaam en geest" (le druk 1845). AUebé, Augustus (1838— ), een Nederlandsch schilder, studeerde in Brussel en werd van 1880—1908 directeur aan de Rijks-academie voor Beeldende Kunsten te Amsterdam. Hij schilderde veel dieren en tafereelen uit het kinderleven. Alleenzaligmakende kerk is een leer- ALLEENZALIGMAKENDE KERK—ALLENTOWN begrip dat vooral door de R. Kath. kerk wordt gehandhaafd: door Christus is de leering der waarheid en de uitdeeling der genade toevertrouwd aan de Kerk en wel aan de Roomsch Kath. Kerk. Wie door zijne schuld niet leer en genade door de R. Kath. Kerk aanvaardt, kan geen zaligheid vinden. Gelijk men van de verhulling van een gebod kan verontschuldigd worden door onvrijwillige onwetendheid, zoo kan iemand die zich zonder schuld buiten de kerk bevindt, in dit opzicht van zonde vrij zijn en indien hij geen andere schuld heeft, zal hij daarom alleen niet verloren gaan. Ook ia de leer van andere kerken is dit begrip te vinden. Alleghany is een stad in Pennsylvaniê (U. S. A.) tegenover Pittsburg aan de Alleghanyrivier gelegen en daarmee thans een geheel vormend. Belangrijke ijzeren staalindustrie c. 140.000 inwoners. De Alleghany-rivier ontspringt op het Alleghany-gebergte en vereenigt zich met de Monongahela een zijrivier van deOhio. Het Alleghany-gebergte strekt zich langs de kust van den Atlantischen Oceaan in N. Amerika uit. Het N. gedeelte is dat der groene bergen, het Zuiden dat der blauwe bergen met den Black Dome als hoogsten top (2044 M.). Het gebergte levert steenkolen en metaal op; ook petroleumbronnen. Allegorie noemt men den kunstvorm, waarin beeldspraak consequent is volgehouden. In de beeldende kunst is dit geworden tot het gebruik van symbolen voor begrippen (kruis, anker, hart voor geloof hoop en liefde; een palmtak voor den vrede enz.). In letterkunde leidde dit tot een personificeeren van begrippen : als Deugd, Trouw, Overwinning (herinnerend aan de Grieksche mythologie). De dikwijls zeer gezochte literaire kunstvorm werd vooral in de 15e en 16e eeuw veel toegepast. Allegorische verklaring in den Bijbel is door Origenes en vele anderen toegepast, uitgaande van de ge- i dachte dat achter de gewone beteekenis < der woorden nog een voor ingewijden ken- i bare hoogere beteekenis verscholen lag. Allegretto beteekent „matig vlug"; i is in de muziek een tempo tusschen alle' gro en andante in. i Allegri, Gregorio (c. 1585—1652), Italiaansch componist uit de school van Palestrina, schreef als zijn voornaamste werk een negenstemmig „Miserere", dat ieder jaar gedurende de stille week in de Siztijnsche kapel gezongen wordt. Allegro is een Italiaansch woord, dat vrooHjk beteekent. Deze term wordt hoofdzakelijk in de muziek gebruikt, en geeft dan een tempo tusschen andante en presto aan; soms wordt ook een gedeelte van een muziekwerk, dat in dit tempo geschreven is, met den naam van allegro bestempeld. Allemande is de naam van een Duitsch Zwabischen dans, in trippelmaat; ook wel van een dans in tweekwarts maat Allen, Ethan (1739 -1789), strijder voor de onafhankelijkheid van N.-Amerika, nam deel aan de verovering van Ticonderoga en werd bij een aanval op Montreal gevangen genomen. Later uitgewisseld, werd hij lid van het Wetgevend Lichaam en schreef eenige werken. Allen, James Lane (1849— ), is een Amerikaansch romanschrijver. The Choir Invisible" (1897) wordt tot"zijn beste werk gerekend. Allen, Grant (1848 -1899), een natuuronderzoeker en romanschrijver, in Canada geboren, schreef verscheidene werken, waarin hij de theorièn van Darwin verdedigde („Story of the plants") benevens verschillende veel-gelezen novellen en romans („The devils die"). Allenby, Edmund Henry Hynman, Viscount (1861- ), Engelsch generaal, streed in Beetsjoeanaland en in Z.-Afrika, werd in den Wereldoorlog bevelhebber over het vijfde legercorps, in 1917 opperbevelhebber over de strijdkrachten in Egypte, veroverde Palestina; in 1919 werd hij tot veldmaarschalk benoemd. Allenstein, een stad in Oost-Pruisen nabij Koningsbergen, heeft houtzagerijen en luciferfabrieken. Het telt c. 33.000 inwoners. Allentown, een stad in Pennsylvaniê ALLENTOWN - ALLIUM (U. S. A.), heeft ijzer- en zijdefabrieken. Het telt c. 52.000 inwoners. Aller, een zijrivier van de Weser, ontspringt in het district Maagdenburg en mondt nabij Verden in Hannover, in de Weser uit. Allerheiligen en Allerzielen, twee Roomsch-Kath. gedenkdagen worden op 1 en 2 November herdacht; Allerheiligen ter eere der martelaren en heiligverklaarden, Allerzielen ter nagedachtenis der overledenen voor wie gebeden en missen worden gelezen, terwijl men de graven met bloemen versiert. Allerheiligenbaai is een golf aan de Oostkust van Z. Amerika, waaraan Bahia ligt. Allerheiligen-eilanden (Hes des Saintes) is de naam van een kleine eilandengroep ten Z. van Guadeloupe in West-Indie. Deze vijf kleine eilanden hebben c. 1300 bewoners, die zich met katoenbouw en vissenerij bezighouden. Allerheiligste noemt men in het algemeen het voor de gewone geloovigen niet toegankelijke deel van een tempel. Bij de Israëlieten bevond zich hier ih den tempel te Jeruzalem tot de ballingschap de ark des verbonds; later was het ledig. Alleen de Hoogepriester had er toegang. De Roomsch-Kath. verstaan onder het Allerheiligste de in de monstrans geborgen geconsacreerde hostie of het altaar-sacrament. Allerzielen. Zie Allerheiligen. Alliage. Zie Legeering. AUiance francaise, gevestigd te Parijs, met een afzonderlijk comité in Nederland, is een vereeniging in 1883 opgericht die tot doel heeft den invloed van de Fransche taal buiten Frankrijk te verbreiden en een vaste band te vormen tusschen Frankrijk en de daarbuiten wonende Franschen. AUiance IsraéUte Universelle is een in 1860 te Parijs gestichte vereeniging, welke snel een groote verbreiding over Europa en Amerika heeft gevonden; ook in Nederland bestaat een afdeeling. Zij stelt zich de ontwikkeUng en ondersteuning der Israëlieten ten doel en is vooral bij Jodenvervolgingen in versch. landen opgetreden. Alliantie is een verbond tusschen staten of staatkundige partijen, gesloten tot verdediging tegen den gemeenschappeUjken vijand, zonder dat hierbij een van de partijen zijn onafhankelijkheid verliest. Een alliantie van mogendheden is bijv. niet zoo bindend als een bond of unie. Bekend zijn: de Triple-aUiantie (1668) tusschen Engeland, Zweden en Nederland; de HeUige-alliantie tusschen Oostenrijk, Rusland en Pruisen (1815), en de Triple-aUiantie tusschen Duitschland, Oostenrijk en ItaUë (1882) en de alliantie tusschen Engeland, Frankrijk en Rusland (1914). Allier is een zijrivier van de Loire in Frankrijk, die beneden Nevers in deze uitstroomt. Allier is ook een departement van Frankrijk, ten W. van Saóne-etLoire, ten N. van Puy-de-Bóme, heeft een vruchtbaren bodem; graanbouw, fruitteelt; ijzer- en steenkcK>lmijnen. De hoofdstad is Moulins. AUiganerekening is de berekening van het gehalte van een of ander metaal in een legeering; vroeger gaf men het gehalte van een legeering aan goud aan in karaat, aan züver in lood. Thans geeft men op hoeveel deelen edel metaal in 1000 deelen legeering aanwezig zijn. Alligator. Zie Kaaiman. Alligator River of South Alligator River is een rivier in Noord-AustraUë, die uitmondt in de Van Diemens golf. Allitteratie of stafrijm, vooral bij Oud-Germaansche dichters in gebruik, is het herhalen van dezelfde klanken aan 't begin van een woord en onderscheidt zich hierin van eindrijm dat geUjke eindklanken vraagt. AlUum, een uitgebreid plantengeslacht fam. Liliaceeën, waartoe behooren de volgende wildgroeiende planten: A. vineale, kraailook, algemeen langs dijken wegen en in weUanden, bloeit purper, JuU-Aug.; A. ursinum, daslook, op beschaduwde plaatsen aan den duinkant, bloeit wit, Mei-Juni; A. olerSceum,moeslook, in kreupelh. en aan wegen, groen- achtig of rosé, Juli-Aug.; A. Schoenoprasum, bieslook, langs rivieren, blauw of paars, dezelfde maanden. Gekweekt worden de volgende: A. ascalönicum, de sjalot, bekend inmaakuitje, bloeit rosé of lila, Juli-Aug.; A. Cepa, de ui (zie ook bij dit artikel), bloeit groenachtig wit, Juli-Aug.; A. satïvum, knoflook, bekend toekruid, roodachtig wit, Juli-Aug.; A. neapolitanum, aardig blauw bloeiend voorjaarsbolgewasje, dat ook vervroegd wordt. Planten in den herfst: A. maritimum, zoogenaamde zeeui, vroeger veel als kamerplant, met breed buigzaam blad, dat opgerold en met gekleurd lint werd samengebonden. Allmend. Zie Meent. Allmers, Hermann Ludwig (1821 1902), Duitsch dichter en schrijver van gegoede boerenfamilie, deed vele reizen m Europa en keerde naar zijn landgoed terugom er zijn werken in proza en poëzie te schrijven, o.a. „Marschenbuch" en „Komische Schlendertage". Alloa, oude havenstad in Schotland aan de Forth, heeft dokken, bierbrouwerijen, glasblazerijen en ijzergieterijen; uitvoer van steenkool. Het telt c. 12.000 inwoners. Allobrogen was een Keltische volksstam, wonend in het tegenwoordige Dauphiné en Savoye. Zij waren bondgenoot van Hannibal en werden (121 v. Chr.) door Julius Caesar overwonnen. Allocutie is in de Roomsch Katholieke kerk de toespraak van den paus tot de kardinalen alleen, of tot de kerk in 't algemeen. Allo dium was in den Frankischen tijd de bezitting die men in vollen eigendom had en waaraan geen verplichtingen jegens een meerdere waren verbonden in tegenstelling met „feodum", waarvan leenrechten betaald moesten worden. Allonge is het verlengstuk aan een wissel, waarop de endossementen worden voortgezet, als de wissel zelf daartoe geen ruimte meer biedt. Allongepruiksn zijn lange krulpruiken, on.d?r de Fransche koningen Lodewijk XIII en XIV veel gedragen werden. Allooi is het gehalte van een legeering van een of ander metaal, in 't bijzonder aan gouden en zilveren muntstukken en sier- en gebruiksvoorwerpen. Het wordt meestal uitgedrukt door op te geven hoeveel duizendste deelen edel metaal voorhanden zijn. Allopathie noemt men in tegenstelling met homoeopathie de geneesmethode waarbij middelen worden gegeven die in het lichaam een aan de ziekteverschijnselen tegengestelde werking opwekken. Allophaan is een waterhoudend aluminiumsilikaat met zeer hoog smeltpunt. Het komt voor in Duitschland (Salzburg en Silezië) en Hongarije. De kleur is wit, geel, of lichtblauw. AUori, Alessandro (1535—1607), was portretschilder der Florentijnsche school. Chrtstofano Attori (1577-1621), een zoon van Alessandro schilderde a. o. „Judith met het hoofd van Holopheines". Allotropie noemt men het voorkomen van een stof in verschillende vormen. Men onderscheidt moleculaire allotropie en phasenallotropie. Moleculaire allotropie is het voorkomen van een stof in meerdere vormen met verschillende chemische samenstelling; hiertoe behoort de zuurstof (Os), die ook als ozon (O,) voorkomt. Phasenallotropie is het voorkomen van een stof in verschillende kristallisatietoestanden, b.v. rhombische en monokliene zwavel. Alloxaan (C,H2O.N,) is de naam voor een ontledingsproduct van urinezuur. Men kan het door oxydatie met salpeterzuur eruit verkrijgen. AUuvium. De quartaire periode van de vorming der aardkorst is de jongste waarin voor het eerst met zekerheid de' aanwezigheid van den mensch is geconstateerd en waarin de planten en dieren leefden, die geheel of bijna geheel gelijk zijn aan de tegenwoordig levende. Gewoonlijk onderscheidt men in deze periode nog 2 afdeelingen, het diluvium en alluvium, waarbij de eerste de oudste is, dus waarbij niet aan de oppervlakte ligt bedekt is door alluvium en de tweede nu nog zich voortzet. Een scherpe scheiding m er tusschen is niet te maken. In ons land rekent men tot het diluvium de zandgronden van het Oostelijk deel van ons land, terwijl de klei- en veengronden met de dmnvormingen tot het alluvium worden gebracht. Die kleigronden zijn ten deele uit de zee afgezet (hetzij direct of in het vroegere haff (binnenzee), dat men meent, dat hier een groot gedeelte van wat wij nu alluvialen grond noemen, heeft bedekt, ten deele zijn het afzettingen van de rivieren en beken (rivierklei, beekbezinkingen). De venen zijn ten deele laagvenen (in plassen ontstaan) b.v. in Friesland, Utrecht, Noorden Zuid-Holland, ten deele hoogvenen (boven den waterspiegel gevormd) bijv. in het Oostelijk deel van Groningen, Drente, Overijsel en Noord-Brabant. De duinen bestaan uit zand, dat uit zee is opgestoven. Al deze vormingen gaan nog steeds door. Aangezien in dit alluviale tijdperk reeds eeuwen lang de afzettingen plaats hebben, kan het gebeuren, dat verschillende alluviale lagen boven elkaar liggen bijv. veen op klei en ook omgekeerd. Allyl (CH, : CH CHS) is de eenwaardige, onverzadigde groep, die men verkrijgt door van propaan 3 waterstofatomen weg te nemen. Ze is geen zelfstandige stof. Allylverbindingen komen in de natuur voor. AUylalcohol (CHa : CH CH,OH) ontstaat bij inwerking van oxaalzuur op glycerine. Allylsulfide vormt het voornaamste bestanddeel van de knoflookolie. De smaak en reuk van mosterdolie wordt veroorzaakt door een allylverbinding. Alma, een rivier op het schiereiland de Krim (Rusland), ontspringt op het Jailagebergte en mondt uit in de Zwarte Zee. In 1854 werden aan haar oevers de Russen door de verbonden Franschen en Engelschen verslagen. Alma-Tadema, Sir Lawrence (1836— 1912), een Friesch van geboorte, genaturaliseerd Engelschman, schilderde vooral tafereelen uit de Oudheid, die knap van compositie en zooveel mogelijk in details historisch juist zijn. Almaden, een stad in Spanje met c. 7000 inwoners, is bekend door de kwikzilvermijnen in haar nabijheid, die al sedert een paar eeuwen geëxploiteerd worden. Almagest, naam, samengetrokken uit de Arabische vertaling „Tabrir al magesthi" (827 n. C.) van 't „Groote Systeem" dat, samengesteld door Claudius Ptolemeils (ongeveer 150 n. C), de ontdekkingen en vondsten op wisk. en astr. gebied bevat van Hipparchus en Ptolemeüs. Later kwam de Arabische vertaling, die 13 boeken of deelen bevatte, in Europa waar ze in 't Latijn werd overgebracht. De voorstelling van het zonnestelsel, door Pt. gegeven, werd tot Copernicus als waarheid aangenomen. De aarde is een bol, waar zon, maan en planeten zich in cirkels omheen bewegen in de volgorde: (Aarde), Maan, Mercurius Venus, Zon, Mars, Jupiter, Saturnus. Ook staat er een sterrencatalogus in van 1025 sterren, wier plaatsen opgegeven worden, naar waarnemingen van Pt. zelf. Almagro, Diego de (1464—1538), een Spaansch veroveraar, bezette met Pizarro Peru en trok in 1535 als eerste Europeaan naar Chili. Pizarro, afgunstig op zijn roem, trachtte hem bij t Spaansche hof in een verkeerd daglicht te stellen, zoodat er een twist tusschen hen beiden ontstond, die met de gevangenneming en dood van Almagro eindigde. Diego Almagro de Jongere (1520—1542), zoon van den vorige, vermoordde uit wraak Pizarro en werd later door de aanhangers van dezen onthoofd. Alma mater noemden de Romeinen de zegenaanbrengende godin als Ceres, Cybele e.a., ook de voedende moeder Aarde. Tegenwoordig wordt door studenten hun hoogeschool dikwijls met dezen term aangeduid. Almanak, oorspronkelijk boekje met opgaven van astronomischen en astrologischen aard, waarbij later meer wetenswaardigheden gevoegd werden. De naam kwam uit 't Oosten tegen t einde der middeleeuwen in Europa. De eerste A., die gedrukt werd, was van Regiomontanus (1474), uitgegeven in Neurenberg j deze gold voor 147S—1506 en werd later tot 1551 voortgezet. Jaarlijksche almanakken schijnen in de 16e eeuw in gebruik te zijn gekomen. Sedert 1679 verscheen in Parijs de A. royal, die ook de postverbindingen, jaarmarkten en sedert 1699 de feestdagen van 't koninklijk huis, opgaf. In Nederland is vooral de Enkhuizer Almanak bekend, welke al sedert een paar honderd jaar veel gebruikt wordt. De later ontstane volksalmanakken waren meer uitgebreid door belletristische bijlagen; o.a. denken we aan de „Muzenalmanakken". Zie b.v. Grand-Carteret, Les almanachs francais iditès d Paris 1600-1895. Almansór (712—775), de tweede kalief uit het Huis der Abassiden, was wreed en verraderlijk, doch een krachtig heerscher, tevens een bevorderaar der wetenschap. Almeida, Don Francisco d' (c. 1450— 1510), een Portugeesch legeraanvoerder, onderscheidde zich bij de verovering van Granada, werd tot onderkoning van Oost-Indië benoemd, en later vervangen door Albuquerque. Hij sneuvelde in een gevecht met inboorlingen. d'Almeida-Garrett, Joas Baptiste dc Süva Leitao, Visconde (1799-1854), een Portugeesch dichter en staatsman Van Iersche afkomst, schreef prozawerken en vooral treurspelen. Verzamelde werken in 20 dln. (1877). Almeloo, een gemeente in Overijssel, sinds 1914, ontstaan uit de gemeenten Stad- en Ambt-Almeloo, heeft belangrijke linnenweverijen, ververijen, en katoenspinnerijen. Stad- en Ambt- Almelo hebben samen c. 22.000 inwoners. Almeria, de hoofdstad van de Spaansche provincie van dien naam aan de Middellandsche zee,heeft een Afrikaansch karakter, suikerraffinaderijen, lakenfabrieken, uitvoer van druiven,espartogras, ijzererts en zijde. Het telt c. 45.000 inwoners. Almkerk, een gemeente in N. Brabant met c. 3400 inwoners, bevat de dorpen Almkerk en Uitwijk. Landbouw en veeteelt. Al monde, Philips van (1644—1711), luitenant-admiraal van Holland en Westfriesland, kwam reeds jong in 's Lands dienst, nam deel aan den Vierdaagschen zeeslag (1666) en werd ia 1676 na het sneuvelen van de Ruyterj bevelhebber der vloot. Met succes streed hij bij kaap La Hogue (1692) en bij Vigo (1702). In de kerk te Brielle, zijn geboorteplaats, is hij begraven. Almoraviden en Almohaden zijn de namen van twee Moorsche vorstenhuizen in Spanje, die van Afrikaansche Berbers afstammen. De Almoraviden regeerden ia de 11de ea 12de eeuw in Zuid-Spaaje ea werdea verdreven door de Almohaden (1147), die tot 1269 in Spanje macht hadden. Almqvist, Karl Jonas Ludmig (1793— 1866), een Zweedsch schrijver van groote veelzijdigheid, volgeling van Rousseau en van de Romantiek, gaf vele romans, gedichten en essays uit. Almukantarat of azimutaalcirkel is de Arabische naam voor cirkels aan den hemel, die evenwijdig zijn aan den horizon, 't Zenith (toppunt) en 't nadir (voetpunt) zijn dus hunne polen. De sterren die zich op denzelfden A. bevinden, hebben gelijke hoogten. Alnus. Zie £1$. Aloë, woestijnplant uit het Kaapland, fam. Liliaceeën, met dikke, sappige, puntig toeloopende en langs de randen vaak Aloë. gestekelde bladeren. Nauw verwant hiermee is de fijnwit gevlekte Gasteria variegata, daarom ook vaak Aloë genoemd. Een heel aadere plant is de Midden- amerikaansche woestijnplan t Agave americana, veel grooter, forscher en van een heel andere familie (fam. Amaryllidaceeën). Toch heet deze algemeen de honderdjarige aloë (honderdjarig, omdat ze pas op hoogen leeftijd bloeit, meestal na 25—40 jaar). Al oen-Al oen is op Java, de grasvlakte, die of omringd door boomen, of geheel kaal, voor het huis van een inlandsen vorst of hooggeplaatste ligt. Zij diende oorspronkelijk tot het houden van steekspelen; tegenwoordig hebben daar [wel dierengevechten plaats. Alopecurus. Zie Vossestaart. Alor is een bergachtig eiland ten N. W. van Timor. De bergbewoners houden zich bezig met landbouw (rijst, gierst, enz.); de kustbewoners met handel en vischvangst. Alora, een stad in de Spaansche provincie Malaga, heeft zuidvruchtenteelt en minerale bronnen; telt c. 10.500 inwoners. Alp of Zwabische Jura is een uitlooper van de Zwitsersche Jura, die aan den Rijn begint, naar het N.O. loopt en de waterscheiding tusschen Donau en Neckar vormt; de hoogste top (Lemberg) is 1015 M. De dalen zijn vruchtbaar; wijnbouw, fruitteelt, graanbouw; de toppen kaal. De hoogvlakte is dor, daar de kalkbodem het water absorbeert; rogge, vlas, aardappels. Aan de Neckar-zijde zijn de bergen steil, aan de Donau-zijde zachtglooiend. Alpen, met oppervlakte van 175.000 K.M*., vormen het rotsige hart van Europa, loopen van Savona eerst naar het N.; daarna naar het O. tot Weenen over een lengte van 1100 K.M. Zij hangen samen met de Apennijnen in het Z.W., met de Zwitsersche Jura in het N.W. en met de kalkplateaux van het Balkanschiereil. in het Z.O. Overigens worden ze geheel omgeven door vlakten: Po-vlakte in het Z., Z witsersch-ZwabischBeiersche hoogvl. in het N. en het W., Hongaarsch heuvelland in het O. De breedte varieert van 150 — 300 K.M.; naar de hoogte onderscheidt men Voor-A. tot 1800 M. (boomgrens), Midden-A. tot 2700 M. (sneeuwgrens) en Hoog-A., 't gebied der eeuwige sneeuw. De hoogste toppen, Mont Blanc (4810 M.) en M. Rosa (4638) M. liggen in de W.-Alpen. De Oost-A. hebben slechts één top boven 4000 M.: de Mt. Bernina. Gemidd. kamhoogte is aan de Middell. Z. 2000 M., stijgt tot 3000 M. bij het meer van Genève, is 't grootst in den Mt. Rosa (3800 M.) en neemt verder naar het O. af. De lengtedalen zijn door rivieren doorstroomd; kenmerkend zijn die van de Rhöne, Voor-Rijn, Salzach, Inn, Drau en Enns. De dwarsdalen zijn kort en steil, zooals die van Reuss, Tessino, Oetz- en Zillertal. De rivieren worden deels door bronnen, deels door gletsjers gevoed. Vele, die in verschillende richtingen stroomen, ontspringen dicht bij elkaar, zoo als Rijn, Tessino, Rhöne en Reuss nabij den St. Gothard. Talrijke watervallen; aan den N. en Z. kant van het hooggeb. vele meren, zooals Lago Maggiore, Como M., Garda M. in het Z. en M. v. Genève, Zürich, Constanz, Chiem en Traun in net N. De rivieren, die er doorstroomen, laten er hun slib bezinken, zoodat de meren als zuiveringsbekkens dienen. Indeeling. In verband met de orogafische en geologische gesteldheid te verdeelen in twee hoofdgroepen: West-A. en Oost-A.; grenslijn loopt van het Boden M. naar het Lago Maggiore. De kern bestaat uit kristallijne gesteenten, die in de Oost- A. slechts door sedimentaire kalkgesteenten vergezeld worden. De West-A. bestaan uit: 1) de oostel. gneisA., welke omvatten: de Ligurische A., Cottische A. en Grajische A., die op Fransch gebied liggen; de Penninische A. met Matterhorn en M. Rosa; de Lepontische A. met de ten Z. ervan liggende Tessiner A.; ten W. er van de Simplongroep en ten O. er van de St. Gothardgroep; 2) de westelijke gneis-A., waartoe behooren: de Zee-A., Dauphiné-A., Savooische A. (met den Mt. Blancgroep); Freiburger A., Berner A. (met de door Jungfrau en Mönch gekroonde Finster- aarhorngroep) en Glarner-A. met Tödigroep. 3) de Fransche Kalk-A., waarvan de voornaamste zijn: Provence-A. en Jura-A. De Oost-A. bestaan uit: 1: de gneis-A., waartoe de Adula A.; Rhaetische A. met den Berniner-, Oetztaler, Adamello- en Ortlergroep; de Tauern, waartoe de Hooge Tauern met de Zillertaler A., de Lage Tauern en de Norische A. 2) de Schiefer-A., waartoe o.m. de Salzburger A. 3) de Noordel. Kalk-A., waartoe Algauer A., Noordtiroler Kalk A., Salzburger Kalk-A. en Oostenr. A.; 4) Zuidel. Kalk-A., welke bestaan uit Lombardische A. (onderdeel Bergamasker A.), Trienter A., Z.-Tiroolsch hoogland, waartoe de Dolomieten, Venetiaansche A., Karnische A. met de Karawanken en de Julische A. Ontslaan en geologische gesteldh. De A. zijn ontstaan door in horizontale richting werkende krachten, welke de sedimentaire lagen tegelijk met de daaronder gelegen kristallijne gesteenten plooiden. Zij schijnen van het Z. naar het N. te hebben gewerkt, want de lagen zijn dikwijls in die richting verschoven en overgekanteld, zoodat de oudere gesteenten de jongere bedekken. Langs den N. of buitenrand ligt een breede gordel sedimenten; aan den Z. of binnenrand treden ze eerst ten O. van het Lago Maggiore op. De kern bestaat uit de oudste kristallijne gesteenten, als gneiss, glimmerlei en graniet. Aan den M. en Z. rand hiervan silurische en devonische formaties; nog verder naar de buitenranden trias, jura en krijt. Sterk zijn de A. in den loop der tijden geërodeerd (uitgevreten), waarbij naast het water de gletsjers een rol gespeeld hebben. Klimaat. De A. vormen een klimaatscheiding tusschen Midden-Eur. met zijn bladwisselend loofhout en grasvelden en Zuid-Eur. met zijn altijd groene loofboomen en olijven. In de A. zelve zijn alle klimaten vertegenwoordigd. Zuidvruchten en tamme kastanjes groeien aan den voet van met ijs bedekte toppen; groene Alpenweiden en vruchtb. korenvelden wisselen af met kale rotsen; donkere naaldhoutwouden met loofhoutbosschen. In de A. daalt de temperatuur elke 175 M. 1° C. Een gemidd. temp. van 0° vindt men aan den N.-rand op 2000 M., in de Centraal A. op 2100 M. en in de Zuidel. A. op 2400 M. Behalve locale winden waaien er N.O. en Z.W. winden (föhn); slechts die uit het kwadrant N—O zijn droog; de neerslag is gemiddeld 1080 mM. jaarlijks, d.i. grooter dan in de omringende vlakten. Boven 3000 M. valt veel sneeuw en weinig regen. Door afwisselend smelten en bevriezen gaat de sneeuw eerst in firn, vervolgens in gletsjerijs over. Losgerukte sneeuw- en ijsmassa's vormen de gevaarlijke lawine's; nog grooter verwoestingen richt het stroomende water aan. De flora heeft een eigen karakter; de benedenste hellingen zijn in den regel met bosch bedekt, welke dat in het laagland in weelderigheid overtreft; ook komen uitgestrekte grasvlakten voor. Typische plantenvormen zijn kromhout met korten, knoestigen, vaak scheef- of horizontaalgroeienden stam; heesters, dikwijls rechtopgroeiend, maar ook kruipend en evenals kromhout altijd groen; kussenvormige planten aan sommigen onzer mossen herinnerend; rozetplan ten met kort ineengedrongen stengels en alpine gewassen, welke slechts lage zoden vormen. Zie ook Alpenflora. De fauna bestaat behalve uit in 't groot gefokte runderen, schapen, geiten en paarden uit inheemsche dieren als de steenbok (alleen in de Grajische A.), marmotjes, Alpenhaas en sneeuwmuis, lammergier, steenarend en sneeuwhoen; wolf, vos, wilde kat, hermelijn en beer zijn naar de hoogere streken verdrongen. De Alpenbeken bevatten forellen. Bevolking. De oudste sporen van bewoning zijn de paalwoningen, waarvan overblijfselen in vele meren zijn gevonden ; deze zijn uit Voor- Romeinschen tijd; de bewoners waren waarschijnlijk Kelten en kwamen kort voor Chr. onder Rom. heersch., namen taal en zeden der overwinnaars over. Tijdens de Volksverhuizing vestigden zich Germ. en Slavische stammen in de A.; de eersten drongen de N. en Z. dalen binnen, de laatsten de Z.O. De W. A. behielden hun geromaniseerde Keltische bewoners, waarmee de van het Z. gekomen Germ. samensmolten. Thans wonen de Germ. in het midden, N. en O., de Romanen i. h. W. enZ. en de Slaven in het Z.O. De Alpensteden zijn klein, de dorpen uitgestrekt; in de hooggelegen dalen staan de huizen om de kerk; een deel woont vooral in het N. in op zich zelf staande boerderijen en 's zomers in de „Sennhütten" op de Alpenweiden. De strijd om de West. A. werd eerst gevoerd tusschen Savoye, Dauphiné en Provence; later tusschen Savoye en Frankrijk en ten slotte beslist ten gunste van het laatste; in het midden ontstond de Zwitsersche vrijstaat door zich van het Duitsche Rijk los te maken, 't Oosten was het terrein van Oostenrijk, dat in den loop der 19de eeuw een deel aan Italië moest afstaan. Bestaansmiddelen. Naast landbouw, welke graan, peulvruchten, aardappels, zuidvruchten, ooft en druiven produceert, komt veeteelt voor, vooral in dc dalen en lagere Voor-A.: runderen, schapen, varkens, paarden, geiten en muildieren. Sommige bewoners zijn houthakker, werken in de mijnen en ertssmelterijen of doen dienst als voerlieden en gidsen. IJzerindustrie wordt uitgeoefend in Stiermarken, Opper-Oostenrijk en Tirol; zijdeteelt- en spinnerijen aan de Z.-zijde; houtsnijden in 't Berner Oberland, Salzb. en Tiroler A., katoenindustrie in Glarus, borduren in St. Gallen. Groote baten levert ook het vreemdelingenverkeer, dat zich vooral richt op het dal van Chamoniz, Berner Oberland met Interlaken, Vierwaldstïtter M. met Luzern en Rigi, Nicolaidal met Zermatt in Wallis, Engadin-dal in Grauwbunderland, de Italiaansche meren, Salzb. A. met Salzkammergut. Herstellingsoorden zijn: Montreuz aan het M. v. Genève, Davos en Arosa in Grauwb. en Meran in ZuidTirol. Gletsjertochten en bergbestijgingen worden ondernomen op den M. Blanc, M. Rosa, Finsteraarhorn, Ber- nina-gr. Hohe Tauern en de Dolomieten. Verkeerswegen bleven lang gebrekkig, in 't laatst der 18de eeuw konden alleen de Col di Tenda, Brenner- en Arlbergpas met wagens bereden worden. Napoleon I liet wegen over den Simplon cn den Mt. Cenis aanleggen; die over den Splügen en St. Gothard volgden. De voorn, spoorw. zijn: over den Col di Tenda, Mont-Cenis 1871, Simplon 1906, St. Gothard 1882, Brenner 1867, Arlberg 1884, Semmering 1853; de meeste gaan door tunnels. Van belang is ook de Tauernspoorw. 1909. Suess, (Die) Entstehung der Alpen, Penck und Brfickner, Die Alpen im Eiszeitalter, Conway, The Alps. Alpenclubs of Alpenvereenigingen hebben het nauwkeurig alpenonderzoek ten doel, waarvan zij meestal de resultaten in boeken of tijdschriften publiceeren. De eerste is opgericht te Londen (1857), later volgden ook clubs in Oostenrijk en Duitschland, Frankrijk, Zwitserland en Italië. De Nederlandsche Alpenvereeniging is opgericht in 1902. Alpenflora zijn planten, die op de Alpen boven de boomgrens groeien (ook in het Noorden van Europa, waar zij op veel mindere hoogte voorkomen) en in verband met het klimaat bijzonderheden in den lichaamsbouw bezitten. De felle winden maken het gewenscht, dat de planten niet hoogstengelig zijn (zij zijn meest zodenvormend) en sterk ontwikkelde wortels hebben, terwijl de felle zonneschijn en de sterke afwisseling in temperatuur, waaraan zij zoodoende zijn blootgesteld, het gewenscht maken, dat zij een xerophile structuur hebben (veelal kleine bladen en een sterke beharing). De bloemen zijn meestal grooter en sterker gekleurd. De flora bestaat vooral uit Saxifraga-, Gentiana-, Primula-, Alsine-, Campanula-, Silene- en Carexsoorten en uit vele Cruciferen. Vooral bekend zijn het edelweiss (Leontopodium alpinum) met zijne sterke haarbekleeding en de alpenrozen (Rhododendron-soorten). Sommige dezer planten komen zeer hoog voor. zelfs boven 3000 M.. b.v. Silene ' acaulis en Ranunculua glacialis. Zie G. Hegi, Alpenflora. Alpengloeien doet zich vóór zonsopgang en na zonsondergang voor bü helder weer. De besneeuwde toppen zijn dan eenige minuten als door een roodachtig licht beschenen, dat prachtig tegen ue iucoi aisieeKi. Alpenjagers waren oorspronkelijk een leger vrijwilligers onder Garibaldi; thans komen Alpenjagers voor in het leger van ieder land, waar de Alpenketenen zijn. Vooral in Italië hebben zij in den laatsten oorlog groote diensten bewezen. Alpenkraai (Fregilus graculus) behoort tot de fam. der Kraaien (Corviden), met een langgerekten, dunnen, gebogen, koraalrooden snavel en glanzendgroen of blauwzwart gevederte. Zij bewonen het hooggebergte, dicht bij den sneeuwgrens. Alpenmuseum dient om een beeld te geven van kennis en natuur der Alpen. Het grootste bevindt zich te München, u»i ojie uiogeujKe gegevens, over Dergsport, gesteldheid van den grond, beklimmingen, hulpmiddelen bij het klimmen verzamelt. Ook vindt men er statistieken, reliëfs, photografieën, afbeeldingen van Schutzhuttèn enz. Alpenroos. Zie Alpenflora. Alpensport. Zie Alpinisme. Alpertus, monnik in de 11de eeuw in Utrecht, schreef in de St. Paulus-abdij aldaar de kroniek: „De diversitate temporum", dat de geschiedenis van Utrecht, Nijmegen, en omstreken verhaalt. Alpes-Maritimes, een departement in Frankrijk, grenzend aan de Middell. Zee, Italië en een gedeelte der Alpen omvattend, is beroemd wegens zijn klimaat in den winter, vooral in de kuststreek: de Riviera. Uitvoer van Zuidvruchten. Steden zijn: Nice, Cannes, Mentone. Alpha is de eerste letter van het Grieksche abc, de omega de laatste. Ik ben de „alpha en de omega" beteekent het begin en het einde, de eeuwige. Alphabet noemt men, naar de beide Grieksche letters alpha (a) enbeta (b),de volgorde van de letterteekens, die in een bepaalde taal gebruikt worden. Die der Europeesche talen kunnen door middel van het Latijn en Grieksch van het Phoenicisch en Egyptisch worden afgeleid. Waarschijnlij k danken de letters hun oorsprong aan afbeeldingen van voorwerpen. Zie de afbeelding pag. 142. Alphastralen noemt men een van de drie soorten stralen, welke spontaan door radioactieve lichamen worden uitgezonden. Deze stralen vertoonen in een magnetisch veld een betrekkelijk kleine afwijking en ze hebben een gering doordringingsvermogen. Ze bestaan uit positief geladen heliumionen, welke uitgestooten worden met een snelheid »- Va» van die van het licht. Ze zijn analoog aan de kanaalstraten. Alphen (1) is een gemeente en dorp in Z,-Holland aan den ouden Rijn gelegen, met c. 6400 inwoners. Steenbakkerijen, kalkbranderijen. Alphen (2) is een dorp in de gemeente Appeltern in Gelderland, met 1200 inwoners. Alphen (3) is éen dorp in N.-Brabant, aan de spoorlijn Tilburg-Turnhout met 400 inwoners. Alphen, Hieronvmus van (1746— 18031. een Nederlandsch dichter en rechtsgeleerde,schreef eenige aesthetische studiën en bundels gedichten. Bekend waren zijn cantate „De sterrenhemel" en zijn „Kleine gedichten voor kinderen". De laatste vooral waren geslachten achtereen bij velen geliefd; zij worden nu alleen nog uit historisch oogpunt belangrijk geacht. Zie Pomes, Over van Alphen's kindergedichtjes (1908). Alpheus, de voornaamste rivier in de Peloponnesus, doorstroomt de vlakte van Elis en mondt uit in de Ionische zee. In de Grieksche mythologie was Alpheus de stroomgod, die de bronnimf Arethusa achtervolgde. Alpini, Prospero (1653—1617), Italiaansch plantkundige en geneesheer, hoogleeraar in de plantkunde te Padua, bestudeerde den plantengroei in Egypte en gaf o. a. „De plantis Aegypti" uit, dat de in Europa onbekende koffiestruik en de papierplant bevatte. ' Egyptisch Hebreewsch Grieksch Oud. Semitisch ^ Grieksch 'JLatijn 3 q s J y 7 r (3ïj 7 r a\ M m "1 « — *f ^ v 7 V N /vn N n „ — É $ ï = X JC x ie y O o oCf[Si O 0 0 o ? § M M rn r pp p p io^fl.h 9 9 ?Q ^ k to <=> 'i p a Prxp^nrr « lüii ^ ^ ^ ^ K s * * s f* s 1 5 Jl r f T t t 3* t Alphabet in verschillende talen. Alpinisme noemt men de wetenschappelijke, maar vooral ook sportieve belangstelling in de Alpen, welke de laatste honderd jaar zeer sterk is toegenomen en zich uit in het bestijgen van bergen en gletschers, beoefenen van wintersport enz. Zie Ph. C. Visser: Boven en beneden den sneeuwgrens (1918) en Aubrey le Blond: „Avonturen in de bergen" (1920). Alpujarras is een hoog bergland in het Z. van Spanje; met vruchtbare dalen (zuidvruchten, suikerriet) en hooggelegen meren (3000 M.), was de laatste verblijfplaats in Spanje der Mooren, wier nakomelingen waarschijnlijk thans nog de bewoners ervan zijn. Alruin is een plant uit de familie der Solanaceeën, wier wortelstok in vroegere tijden veel gebruikt werd als toovermiddel, dat den bezitter geluk aanbracht. Die wortelstok heeft soms den vorm van een klein gebaard mannetje. Alsem {Artemisia Absintkium), fam. der Compositen, half heesterachtig plantje, geheel viltig, met fijnverdeeld blad en ronde, lichtgele bloemhoofdjes. Uit deze plaat en andere Artemisia-soorten uit de Zwitsersche dalen wordt het absinth-extract bereid. Bloeit in de zomermaanden. Groeit ook in ons land, op drogen, steenachtigen grond. Zie ook Artemisia. Alsen, een vruchtbaar eiland in de Oostzee, met c. 25.000 inwoners, behoorde van 1864—1920 tot Pruisen, thans aan Denemarken. Alsineën. Zie Caryophyllaceeèn. Als-ob-philosophie of fictionalisme noemt men de positivistisch-wijsgeerige richting, welke de grondbegrippen van het weten als ficties beschouwt d. w. z. als opzettelijke schepping van den geest om de werkelijkheid beter te leeren kennen en te doen beantwoorden aan de behoeften van het gemoed. Zie Vaihinger, Philosophie des „Als-Ob". Alsophila austrdlis, zeer sterke boomvaren uit Nieuw-Holland, hier als kuipplant gekweekt, 's zomers buiten, 's winters in koude kas of oranjeriet - Als ter is een rechterzijrivier van de Elbe, die bij Hamburg een tweetal bassins vormt en in de Elbe uitmondt. Alstroemeria, rijkbloeiend bolgewas; fam. Amaryllidaceeën, bloemstengels tot 60 c.M. hoog, met veel oranjegele of zwavelgele bloemen. Alt (Latijn altus = hoog, vox alta — hooge stem, contratenor), is in de muziek oorspr. de boven de melodievoerende stem, boven de Tenor gelegen stem, derhalve tegenwoordig de lage vrouwenstem. Normale omvang klein a tot f " Altinstrumenten (alt-viool b.v.) noemt men dezulke, welke in klankkleur overeenkomst met die stem toonen. Altaar, dikwijls symbool voor kerk (vgl. troon en altaar), is inderdaad in Katholiseerende kerken het centrum van eeredienst, opvallend door praal, kaarsen, kruisbeelden; vóór dit altaar draagtdepriesterde H. mis op. Het altaar was oorspr. een tafel of mensa ter herinnering aan het laatste avondmaal; later in den tijd der vervolgingen dekplaat van het graf van martelaren; vandaar dat in het altaar steeds relieken van heiligen rusten en aan het altaar zelf de vorm van een graltombe was gegeven. Nog altijd vindt men er reliek en sacrament bijeen. Het hoog (hoofd-) altaar is steeds naar het O. geplaatst in de apsis; daaraan soms altaarstukken, daarbij de eeuwige lamp. De Protest, eeredienst kent mis noch altaar; waar sacramenteele neigingen stand hebben gehouden, bleef ook het altaar, zoo bij de Lutherschen in het buitenland. Er zijn ook draagbare altaren. Er is geen onmiddellijk verband tusschen Christelijk en Joodsch of heidensch altaar. Deze hebben dezelfden oorsprong. Het slachtofferaltaar (waarvóór geslacht werd) is vermoedelijk het oudst; daarna komen brandoffer-, reuk-, pleng- en wij-altaar. De horens (Ps. 118 : 27) moeten zuilen zijn geweest, oorspronkelijk op de hoeken goden voorstellend cn later „gedaald". Ook de Heidenen, versierden evenals de Kath., het a. reeds met bloemen en kransen. In musea nog resten o. a. van het reuzenaltaar van Zeus te Pergamum (38 bij 35 cM.) Vandaar in de historie teruggaande, komt men tot het meest primitieve: een aarden hoop. Altaar komt van alta ara (hooge haard). Altaardwaal, is de drievoudige witlinnen doek, die in de R. K. kerk over de altaartafel is gespreid. Altaarsacrament. Zie Eucharistae. Altaarsteen, is de steen in het altaar met de reliquièn, waarop de consecratie, van brood en wijn plaats heeft, die de ruimte, waarin zich de reliquiëen van martelaren bevinden, afsluit. Altaartabellen of camonborden bevatten gebeden, die de priester bidt gedurende de mis en die, drie in getal, op het altaar staan. Altai-gebergte, bestaande uit een reeks bergketenen, loopt van af de woestijn Gobi langs de Russisch-Chineesche grens en heeft uitloopers in vele richtingen. De Alt ai bestaat hoofdzakelijk uit leisteen en graniet, heeft een echt vastelandsklimaat, niet zeer geschikt voor ooftbouw, wel veel landbouw; alpenbloemen. De gemiddelde hoogte is 1600 M., de hoogste top 3352 Jif. Russische Altai is rijk aan metalen. De bevolking bedraagt c. 650.000 zielen. Altaiërs is een volksstam, die tusschen de zee van Ochotsk en Europeesch Lapland woont, ongeveer de zelfde taal spreekt en bestaat uit: Finnen, Toengoesen, Samojeden en Turken. Altaïr of Ataïr, de helderste ster van 't beeld den Arend, is een licht geelachtige dubbelster van de le gr. Altamira, een oude grot in Spanje bij Santander is bekend door de afbeeldingen van verschillende dieren (roode stieren), die aan 't einde van den ijstijd in Zuid-Europa inheemsen waren, op de wanden ingekrast en gedeeltelijk, geverfd. Altamura is een stad in de Italiaansche provincie Bari met c. 26.000 inwoners. Wijnbouw, veeteelt. Altarocbe, Mar ie Miehei (1811 — 1884), Fransch letterkundige, was na de Juli-revolutie medewerker aan verscheidene Republikeinsche tijdschriften, schreef o. a. „Chansons politiques" en „La Réforme et la Révolution". Altazimut of universaal-instrument dient om hoogte en azimut van een hemellichaam te bepalen. Altdorfer, Albrecht (c. 1480—1538), was een Beiersch schilder en etser, leerling van Albr. Dürer. Van zijn werken is „De veldslag tusschen Alexander en Darius" het meest bekend. Altena, een stad in Pruisen, heeft belangrijke metaalindustrie en bezit het stamslot van de graven van den Mark; telt c. 15.000 inwoners. Altena, Het land van, ligt tusschen Merwede, Oude Maas en Biesbosch; veel landbouw en veeteelt; Woudrichem is de voornaamste plaats. Altenberg, Peter (1859—1919), eigenlijk Richard Engldnder geheetea, een Oostenrijksch schrijver, publiceerde eenige bundels schetsen, was ook medewerker aan „Simplicissimus". Altenburg, hoofdstad van SaksenAltenburg, heeft paardenmarkten, eenige industrie, 14de eeuwsch slot; telt c. 37.000 inwoners. Alteratie duidt in het mensuraalnotenschrift (13de— 17de eeuwsche muziek) in bepaalde gevallen een verdubbeling van tijdduur aan van de tweede van twee gelijke notenwaarden. Alternatief beteekent beurtelings afwisselend. In den handel heeft het wel de beteekenis van verbintenis naar keuze. Alternativo (beurtelings) staat in de muziek geschreven bij tweedeelige dansstukken boven het tweede deel om aan te geven, dat de twee deelen afwisselend gespeeld moeten worden. Althaea, plantengeslacht uit de fam. der Malvaceeén, waartoe in de eerste plaats behoort de bekende heemst, een meterhooge plant van moerassigen grond, aan den zeekant en langs rivieren, met zacht vil tig blad en vrij groote, bleek rozeroode bloemen. Uit den wortelstok (den althaeawortel) wordt de althaèastroop bereid. Alssierplanten worden veel gekweekt (één- of tweejarig) de stokrozen (Althaea rösea), 2—3 M. hoog, stijve plant, met ruwviltig blad en groote, enkele of dubbele bloemen, wit, geel of rood en A. chinensis, lager van groei, dezelfde kleuren. Bij vroeg zaaien bloeien ze nog 'teerste jaar; in Mei-Juni gezaaid, valt de bloei in 't tweede jaar. Althaeaboompje. Zie Hibiscus. Alting, naam van een geslacht uit Annen in Drente afkomstig. Reeds komt de naam in de 14de eeuw voor; de meest bekende leden van deze familie, leefden echter in de 16e en 17e eeuw. Altona, een havenstad in Duitschland aan ae islbe, grenzend aan Hamburg, heeft een belangrijke handel en scheepvaart, ook industrie (scheepstimmerwerven, ijzergieterijen en machinefabrieken), telt c. 170.000 inw. /utoona, een stad In .Pennsylvaniê, heeft fabrieken van spoorwegmateriaal; telt c. 52.000 inw. Alto reliëvo of hoog-reliêf noemt men in de beeldhouwkunst beeldhouwwerk, waarbij de figuren in tegenstelling van basso-reliëvo, voor meer dan de helft van haar dikte naar voren springen. Altorf is de hoofdplaats vam het Zwitsersche kanton Uri, aan de Reuss, telt o. 3200 inw., heeft veel herinneringen aan Wilhelm Teil. Altruïsme noemt men in tegenstelling met egoïsme de gezindheid waarbij men in zijn handel en wandel geleid wordt door zorg voor het belang van anderen. De uitdrukking is door Aug. Comte gesmeed en staat in het midden van diens zedeleer. Altvater is de hoogste top van het Altvateisgebergte, een gedeelte der Sudeten op de grens van Moravië. Hoogte 1490 M. Aluin is een dubbelzout (theoretisch) verkregen door aluminiumsulfaat samen te brengen met kaliumsulfaat. De scheikundige formule is AL,(S04),R,SQ4 24H,0. Het wordt ook uit alulnsteen door verwering gewonnen. Door omkristalliseeren uit heet water kan het gemakkelijk gezuiverd worden. Het kristalliseert dan in cubi of octaëders. Het wordt gebruikt als bijtmiddel in de ververij, ln de papierfabricage voor de bereiding van de witte lijm, in de witleerlooierij, voor het zuiveren van drinkwater en gemengd met gips nog voor enkele andere doeleinden. Zeer veel aluin, of ook wel aluminiumacetaat, wordt gebruikt bij het ondoordringbaar maken van weefsels voor water, vervangt men in de bovenstaande formule voor aluin, het kalium (K) door natrium (Na) of ammonium (NH,) en het aluminium door ijzer (Fe) of chroom (Cr) dan worden andere „aluinen" verkregen. Ze kristalliseeren alle regelmatig en worden alle in de ververij als beitsmiddel gebruikt. Aluinaarde (A1,0,), het ozyde van aluminium, ontstaat door verhitting van aluminiumhydroxyde. Het wordt bereid uit bauxiet en is de grondstof voor het metaal aluminium. Aluminaten ontstaan door oplossen van aluminiumhvdroxvde in alkali. Ka. lium- en natriumaluminaat hebben tot formules AIO(OK) en AlO(ONa). Ze spelen een rol bij de zuivering van bauxiet (zie aluminiumoxyde). Aluminium (Al) wordt bereid door electrolyse van aluminiumoxyde in gesmolten kryolieth. In een met koolplaten bekleede ijzeren kroes, welke tevens als negatieve pool dient, wordt kryolieth (AIF3,3 NaF) gesmolten met behulp van een electrischen lichtbooe. welke tus¬ schen de kroes en een door koolstaven gevormde positieve pool, onderhouden wordt. Is er voldoende gesmolten (veelal wordt keukenzout toegevoegd om het smeltpunt te verlagen) dan wordt in kleine hoeveelheden aluminiumoxyde (verkregen uit bauxiet) er bij gedaan, hetwelk zich ontleedt in aluminium en zuurstof; deze laatste verbrandt de positieve pool langzamerhand tot kooloxyde en het aluminium verzamelt zich op den bodem als gesmolten metaalmassa, die 10 van tijd tot tijd afgetapt wordt. Is de kroes met metaalplaten bekleed dan ontstaan direct legeeringen (b.v. aluminiumbrons). Aluminium is een zilverwit metaal, soortelijk gew. 2.68; het is rekbaar en smeedbaar. Het wordt door loog (b.v. sodawater) en zoutzuur (ook door organische plantenzuren) aangegrepen; niet door salpeterzuur; aan de lucht bedekt het metaal zich met een uiterst dun oxydelaagje, dat verder roesten belet. Het wordt vooral gebruikt voor keukengereedschap, in de vliegtuigtechniek (wegens zijn lichtheid) en in de industrie (voor kookpannen enz.). Bij gunstige prijzen wordt aluminiumdraad gebruikt ter vervanging van koperdraad voor electrische geleidingen. Het is niet te soldeeren dan met speciale middelen. Aluminiumcel is de naam van een electrische cel, gevormd door een aluminium- en een ijzeren plaat in een oplossing. Ze kan gebruikt worden voor „gelijkrichter" daar de stroom verbroken wordt als het aluminium positief is (er vormt zich dan n.1. een isoleerend laagje alumiumoxyde, dat oplost bij tegengestelde stroomrichting). Aluminiumhydroxyde (Al (OH),) komt in de natuur voor als bauxiet en diaspoor. Het ontstaat door bij een aluminiumzout ammoniak te voegen. In alkaliën lost het op onder vorming van aluminaten. Aluminiumlegeeringen worden gemaakt door aluminium met andere metalen samen te smelten. Zoo bevat aluminiumbrons 90 a 95 % koper en 5 a 10 % aluminium; het dient voor zuurleidingen in fabrieken en ander zuurbestendig materiaal. Duralumin bevat koper (4 %), mangaan (0,5 %), magnesium (0,5 %) en verder aluminium. Aluminiumoxyde ontstaat bij verbranding van aluminium. (Zie thermiet en aluinaarde). Alutol. Zie Blik. Aluminothermie is een door Goldschmidt in 1895 uitgevonden methode voor het verkrijgen van seer hooge tem¬ peraturen in kleine ruimten : een mengsel van gegranuleerd aluminium en ijzeroxyde (thermiet genaamd) wordt aangestoken met een patroon welke aluminiumpoeder en een oxydatiemiddel bevat; deze patroon wordt met een brandend stukje magnesiumband ontstoken. In weinige seconden verbrandt het aluminium en de temperatuur stijgt tot 3000° C. Het ijzeroxyde gaat over in gesmolten zuiver ijzer. Wordt dus een vorm van leem gemaakt om de te repareeren plaats en die vorm wordt opgevuld met een geringe hoeveelheid thermiet, dan ontstaat voldoende warmte om stukken smeedijzer of staal zoo heet te maken, dat ze zeer week en vanzelf door druk aan elkaar geweld worden. Neemt men veel thermiet, dan kan alles samensmelten met het ijzer uit het ijzeroxyde ontstaan. Door mengen van gegranuleerd aluminium met oxyden van chroom, mangaan of andere metalen kan men die metalen in zuiveren toestand vrij krijgen. Alumniaat of alumnaat (afgeleid van het Latijnsche alumnus voedsterling) noemt men wel de inrichting, waar leerlingen kost en inwoning genieten en ook de ondersteuning die aan behoeftige studenten wordt verleend. Alundum is een zeer vuurvast materiaal dat men bereidt door in een electrischen oven aan gesmolten bauxiet kaoline toe te voegen. De ontstane massa bevat zeer veel aluminiumoxyde. Alundum wordt gebruikt voor buizen voor electrische ovens en is wegens de hardheid ook geschikt voor Slijpmiddel. Aluniet is een in de natuur voorkomend basisch kalium-aluminiumsulfaat dat wel op aluin verwerkt wordt en tijdens den oorlog ook op kalizouten. Al va, Ferdinand Alvarez de Toledo hertog van (1508—1583), een uitstekend doch hardvochtig veldheer en fanatiek Katholiek uit een aanzienlijk Spaansch geslacht, trad in den krijgsdienst en was reeds op dertigjarigen leeftijd opperbevelhebber van het leger van Karei V. Hij Streed U) Italië, Hongarije, Algiers Frankrijk en wist in den Smalkaldischen oorlog in Duitschland den slag bij Mühlberg te winnen (1547). Het meest is hij echter berucht geworden doorzijn optreden in de Nederlanden (1567—1573), waar hij door Philips II heen werd gezonden, tot tuchtiging der Nederlanders na den Beeldenstorm. Hij stelde een rechtbank in, die volgens zijn eigen zeggen 18.000 man ter dood veroordeelde („Bloedraad") waaronder de graven van Egmond en Hoorne en vele andere edelen. Zijn geharde troepen versloegen de legers der opstandelingen en namen de opgestane steden in, tot eindelijk de vloten der Spanjaarden werden verslagen en vooral ook door de heffing der belastingen de toestand voor Alva onhoudbaar werd en hij naar Spanje terugtrok, waar hij door Philips jii met onaanic Deioona werd. in 1580 veroverde hij echter voor zijn koning Portugal, en stierf kort daarna. Aivaraao, rietro de (1495—1541), Spaansch avonturier, streed onder Cortes in Mexico en veroverde zelf Guatemala en Honduras. Alvertje (Alburnus luscidus), behoort tot de fam. der Karpers onder de Weekvinnigen. Het is een zilverglanzend j vischje met gemakkelijk loslatende schubben. Zij leven'in zoetwater, ook in Nederland. In Duitschland worden zij gevangen, de schubben er afgehaald, deze fijn gestampt (essence d'Orient) en dit gebruikt voor inwendige bekleeding van holle glaskogeltjes (valsche parels). Alvin, Louis Joseph (1806—1887), een Belgisch schrijver, publiceerde eenige letterkundige werken en tooneelspelen. Alvleeschklier (Pancreas) is de naam van een achter de maag, naar links gelegen 7 a 8 c.M. lang orgaan. Zij scheidt eenige voor de spijs verteering onmisbare vochten (buikspeeksel) af, die dooreen buis op dezelfde plaats als de gal in de twaalf vingerige darm worden uitgestort. Ziekelijke aandoening van de alvleeschklier kan onder omstandigheden verschijnselen van suikerziekte vertoonen. Alwar is een vazallenstaat in Radsjpoetana (Britsch-Indië), vruchtbaar en rijk aan metalen. De hoofdstad, ook Alwar genaamd, heeft c. 57.000 inw. Alypine wordt wel gebruikt in plaats van cocaine, daar het veel minder giftig is; het is een Wit kristalpoeder. Vooral in de tandheelkunde en voor de slijmvliezen van oogen en keel, vindt het toepasisng. Alypius (Alypios) een Grieksch muziekgeleerde uit Alexandrië (4de eeuw) schreef werken over toonsoorten en muziekschrift der Grieken. Alyssum, plantengeslacht uit de fam. der Cruciferen, waarvan één soort, het schildzaad, op zandigen, drogen grond, in de duinen en op puinhoopen wild voorkomt; 't is een eenjarig, klein, grijsharig plantje, met bleekgele bloempjes. Gekweekt wordt als overblijvende plant de A. saxatile, met zachtviltig blad en goudgele bloemen. Alzog, Johann Baptist (1808—1878), R. K. Duitsch theoloog, schreef als voornaamste werk „Lehrbuch der Universalgeschichte der Chris tlichen Kirche". Amades, Giovanni Antonio (1477— 1522), een Italiaansch beeldhouwer. maakte het prachtige grafteeken in de Cappella Colleoni te Bergamo en werkte als bouwmeester aan den Dom te Milaan. Amadeus-meer is een zoutmoeras in Zuid-Australië, in 1872 door Giles ontdekt. Amadeus I (1845—1890), de tweede zoon van Victor Emanuel, koning van Italië, werd in 1870 tot konini? van Spanje uitgeroepen, trachtte als constitutioneel vorst te regeeren, doch ondervond zooveel moeieÜjkheden, dat hij in 1873 afstand deed, en naar Italië terug keerde. Amadeus, naam van vele hertogen uit het huis van Savoye. Tot de bekendsten behoort Amadeus VIII, de Vreedzame (1383—1451). Hij erfde ook Piemont, doch deed in 1434 afstand ten behoeve van zijn zoon en trok zich terug als kluizenaar te Ripaille (Meer v. Genève); werd in 1440 tot Paus gekozen, doch, niet algemeen erkend, deed hij ook afstand van deze waardigheid. Amadinen (Spermestes), dunsnavelige prachtvinken uit de fam. der wevervinken (Ploceiden). Omtrent nest en voorkomen, zie Astrilds. Het zijn levendige vogels, die bij ons veel als kamervogels gehouden worden. Bij de jongen van sommige soorten is de omgeving van den snavel in een lichtvlek veranderd, in zooverre dat het weinige in het nest dringende licht daar zoo terugkaatst en geconcentreerd wordt, dat die vlek licht schijnt te geven, een goede wegwijzer voor de voedsel aanbrengende ouders. Hiertoe behooren o. a. het rijstvogeltje en de bengali. Amadis. 1) Amadis de Gaula, onwettige zoon van Perion v. Gaula (— Wales) en Elisena v. Bretagne. Huwt Oriana. Zijn achterkleinzoon: 2) Amadis v. Griekenland; 3) Amadis van der Sterre, achterkleinzoon van 2. Allen helden uit Amadisromans. Amadisromans, waarvan de eerste 4 boeken, geschreven door Montalvo, in 1508 verschenen, zijn de voortleving in Spanje en Portugal van de Britsche middeleeuwsche romans, en van daar via Frankrijk over Europa verbreid. Behandelen heldendaden van Am. van Gaula en diens afstammelingen. Kenmerken zich door hoffelijke gesprekken, zwierige etiquettedienst, overdreven liefdesuitingen, ridderlijke hof avonturen van dolende ridders. Amager, een Deensch eiland in de Sont, door een nauwe straat van Kopenhagen gescheiden, is zoo goed in cultuur gebracht, dat het de groententuin van Kopenhagen genoemd wordt. Van de bewoners varen velen ter zee. Amahei is een onderafdeeling van de residentie Amboina, gelegen aan de Zuidkust, van Ceram. Amalasuntha (Amalaswintd), dochter van Theoderik, koning der Gothen, regeerde na haar vaders dood voor haar onmondigen zoon Athalarich en werd in 534 door haar tweeden gemaal en neef Theodatus vermoord. Amalekieten was een geducht nomadenvolk, dat ten Z.O. van Palestina woonde, en tot de vijanden der Israëlieten behoorde. Na koning David komt hun naam niet meer voor in het O. T. Amalfi (Amalphia), een stad in de Italiaansche provincie Salerno, vormde in de middeleeuwen tot aan de 12de eeuw een machtige handelsrepubliek, werd van dien tijd af overweldigd door Pisa. Het telt tegenwoordig o. 7400 inw., heeft macaroni- en papierfabrieken; oude cathedraal. Amalgama noemt men een legeering van kwikzilver met andere metalen. Ze zijn gedeeltelijk vloeibaar gedeeltelijk Vast, naar gelang er minder of meer nietkwikzilver in aanwezig is. In de techniek der goudwinning wint men uit het gesteente met kwikzilver een goudamalgama, dat door destilleeren het kwik weer afgeeft en goud achterlaat. Natrium in kwikzilver opgelost geeft vast of vloeibaar natriumamalgama, dat zich met water ontleedt in natriumhydroxyde, kwik en waterstof en in de organisch chemische techniek als reductiemiddel dienst doet. Tinamalgama werd vroeger gebruikt als spiegelmateriaal. Geamalgameerd zink dient als negatieve pool voor electrische elementen. Amalgameeren is het behandelen van metalen met kwikzilver waardoor ze in amalgama overgaan (zie aldaar). Amalia, gravin van SoUns (1602 — 1675), huwde in 1625 met stadhouder Frederik Hendrik. Kinderen uit dit huwelijk waren: Willem, Albertine Agnes, Maria en Louise Henriëtte. Na den dood van haar zoon Willem II, streed zij voor de belangen van haar kleinzoon, den lateren stadhouder Willem III. Amalia, Anna (1739—1807), hertogin van Saksen-Weimar, wist haar hof tot een middelpunt van letterkundig leven te maken, waar Wieland, Herder, Goethe en Schiller langen tijd vertoefden. Amalthea is in de Grieksche fabelleer de nimf die Zeus met geitenmelk voedde, of de heilige geit, die Zeus zoogde. Amandel (Amygdalus communis),even- AMANDEL—AMARNA als pruim, perzik en abrikoos uit de onderfam. der Amygdalacecën van de fam. der Rosacecën; wordt bij ons te lande uitsluitend geplant als sierheester om zijn fraai rozeroode of witte bloemen (soms gevuld), die nog vóór de bladontwikkeling verschijnen. In Zuid-Europa behoort de a. tot de veel gekweekte zuidvruchten, waarvan de zaden (bittere en zoete amandelen) en de olie vooral voordeelcn geven. De amandel wordt veel als lekkernij gegeten (studentenhaver). De bij ons voorkomende sierheesters worden geoculeerd op zaailingen of op pruimonderstammen. Amandelen zijn zich achter in de keelholte bevindende, bij geopende mond zichtbare organen, die soms zoo groot zijn dat zij de ademhaling belemmeren en dan verwijderd of verkleind dienen te worden. Ook zijn zij dikwijls het voorwerp van ontsteking in verschillende vormen. Amanita, (knolzwam), geslacht der plaatzwammen (paddestoelen), waarvan een zevental soorten in ons land voorkomen, de meeste tamelijk groot, plaatjes en sporen beide wit; alle neDDeneenknolvormigen steelvoet met een scheede er om,de beurs, de hoed is gewoonlijk voorzien van wratjes of plaatjes, de steel heeft een ring.—A. mappa (gele knolamaniet) is doode- lijk giftig. A. muscaria (vliegenzwam), A. pantherina (panteram.) en A. phalloides (groene knolam.) zijn alle drie zeer giftig, A. rubescens (paarl. a.) is eetbaar, evenals de A. vaginata (slanke a.). Zie verder Paddestoelen. Amanitine komt voor in vliegenzwam (Amanita muscaria) naast het vergiftige muscarine hetwelk eruit bereid kan worden. Het is een isomeer van neurine en is o. a. ook uit lecithine der kippeneieren te maken. Amanoebang is een staatje van c. 12.000 zielen op de Z.-kust van Timor. Residentie is te Niki-Niki. Amanuensis was eertijds te Rome een geletterde slaaf, die als schrijver dienst deed; tegenwoordig is het meestal een helper in een laboratorium of een beambte aan een bibliotheek. Amanus was in de oudheid een gebergte in Syrië, thans Gjaur Dagh, in het Z. Alma-Dagh genaamd. Amarantaceeën, plantenfam. der Choripetalen, verwant aan de Polygonaceeën, met dicht opeenstaandc bloemen en met vliezig, meest gekleurd bloemdek en 3—5 meeldraden. Van Amarantus meerdere soorten in ons land in het wild. In cultuur: A. caudatus (kattestaart) en Celosia-soortcn, waaronder de hanekam. Amarantus. Zie A marantaceeën. Amarapoera, vroegere hoofdstad van Birma, telde in 1810 170.000 inw., doch is door brand (1810) enaardbeving( 1839), geheel verwoest. Amari, Michele (1806-1889), Italiaansch staatsman en geschiedkundige, moest wegens het serhijven van zijn beroemd werk over den Siciliaanschen Vesper naar Parijs vluchten en werd na de overwinning van Garibaldi minister van Onderwijs en in 1864 hoogleeraar te Florence. Amaril, of fijngebroken korund, is aluminiumoxyde (AljOj). Het wordt vooral op 't eiland Naxos gevonden en wordt ook kunstmatig gemaakt. Op papier of katoen geplakt heet het schuurpapier of -linnen. Het dient vooral voor het maken van slijpsteenen. Amarna (of Tell-El Amarna) is bekend door zijne ruïnen in Midden-Egypte, waarin werden gevonden de z.g. Amarnabrieven (1887), leemen platen met Babylonisch schrift, die berichten van de Egyptische vorsten aan hun veldheeren Amaranthus. in Palestina en aan andere Aziatische vorsten bevatten (c. 1500 v. Chr.). Amaryllidaceeën, plantenfamilie der Monocotylen, nauw verwant aan de Liliaceeën, maar er van verschillend door het onderstandige vruchtbeginsel, omvat bolgewassen. Bekende geslachten : Narcissus, Galanthus (sneeuwklokje) Leucöjum (zomerklokje), Agave, Clivia, Polyanthes (tuberoos), Crinum, Amaryllis, Hippeastrum. Amaryllis, plantengesl. uit de fam. der Amaryllidaceeën, vroeger uitgebreider dan nu, omdat de A. formosissima nu tot 't geslacht Sprekëlia is gebracht, A. longifolia meestal Crinum wordt genoemd, A. hyacinthina gewoonlijk Griffinia heet en de grootbloemige soorten en hybriden uit tropisch Amerika nu Hippeastrum heeten. Over blijft de A. Belladonna, een bolgewas van de Kaap, bloeit Sept., scherm van rozeroode bloemen (ook anders gekleurde variëteiten), meestal in bak of kas gekweekt, kan met flinke dekking ook buiten (zonnige plaats) overblijven. Amasia, een stad in Klein-Azië, was in de Oudheid de residentie van de Koningen van Pontus, thans vervallen, telt c. 30.000 inw., zijdeteelt, zuidvruchten, wijn. Amasis I (1580-1557 v. Chr.), koning van Egypte en grondvester van de 18de dynastie, maakte belangrijke veroveringen. Amasis II (570 — 526 v. Chr.), een vriend der Grieken en bekwaam heerscher, kwam in oorlog met Cambyses, zoon van Cyrus, koning der Perzen, die na zijn dood Egypte veroverde. Amateur is in tegenstelling met professional (beroepsbeoefenaar) iemand, die een kunst of sport beoefent voor zijn genoegen en daar in geen opzicht geldelijke belooning voor ontvangt. Amati is de naam van een beroemde Italiaansche vioolbouwersfamilie uit Cremona. Andreae Amati (c. 1525—1611) was een bekwaam vioolbouwer en zijn broeder Nicola eveneens. De zonen van Andrea, Antonio (1555—1638) en Giro- lamo (1556—1630), maakten beroemde violen, doch de meest volmaakte werden door Nicola (1596—1684) gemaakt. Deze laatste was deleermeestervanStradivari. Amatongaland is een gebied in ZuidAfrika, sinds 1897 bij Natal ingelijfd. Amazia, koning van het Zuidelijke rijk Judea (800 — 780), kwam in strijd met het Noordelijke rijk Israël en werd bij Beth-Semes gevangen genomen; hij werd later door moordenaars om het leven gebracht. Amazonas, (1) provincie van Brazilië, boschrijke streek, heeft als uitvoerartikelen, rubber, hout en cacao; telt c. 500.000 inw.; hoofdstad is Manoas; (2) gebied in bot Zuiden van Venezuela met c. 45.000 inw. Uitvoer van rubber. Hoofdstad San Fernando de Atabapo. Amazone, de grootste rivier der aarde in 1500 ontdekt door Pinzon, ontstaat uit samenvloeiing van Ücayali en Maranon in Z. Amerika. Zij heeft c. 200 zijrivieren en stort c. 5 millioen kub. voet water per seconde in zee uit. De grootste zijrivieren zijn: Purus, Madeira, Xingu, Vapura, Ucayali, Rio Negro. Haar lengte bedraagt 5340 K.M., de oppervlakte van haar stroomgebied 5.600.000 v. km. De rivier zelf en de zijstroomen zijn op groote lengte bevaarbaar, wat den afvoer van boschproducten zeer bevorderlijk is. Amazonen waren volgens de Grieksche mythologie strijdbare vrouwen, die bij de Zwarte Zee aan de rivier de Thermodon woonden. Oorspronkelijk waren het misschien dienaressen van Artemis of van een Aziatische godin. Men kan ze vergelijken met de Germaansche Walkuren. Een dame te paard wordt ook amazone genoemd. Amazonemier (Polyergus rufescens) is glanzend roodbruin en bij ons zeldzaam. Evenals de bloedroode roofmier houdt zij slaven, beter hulpmieren, die zij als werkmierpoppen rooft uit nesten van de grauwzwarte mier en van de veel moediger variëteiten van deze, de roodbaardmier. Meende men vroeger, dat de kolonie de armazonemieren alleen J uit wijfjes bestond, dit is onjuist gebleken, er zijn ook werkmieren maai van geen van beide zijn de monddeelen (de gekromde en puntige bovenkaken) geschikt voor de verzorging van zichzelf en van de jongen, maar wel om bij het aanvallen van andere mierennesten, waarheen zij in slagorde trekken, te overwinnen. Zij dooden de mieren in zulke nesten en slepen de poppen mede. Amazonensteen, groengekleurde veldspaat, wordt gevonden in Amerika, Madagaskar en in den Oeral en als siersteen gebruikt. Ambacht wordt meestal gebruikt ter aanduiding van een beroep (handwerk), dat aangeleerd kan worden. Ter verbetering van de vakkundigheid van de ambachtslieden zijn ambachtsscholen gesticht; ook zijn er vereenigingen, die zich bezighouden met de veredeling van het ambacht (Amsterdam). Ambacht was vroeger in 't algemeen, vooral in Holland en Zeeland, een district voor de lagere rechtspraak. Zoo was West-Friesland verdeeld in 4 ambachten: Drechterland, de Vier Noorder Koggen, Geestmer-Ambacht en de Schager en Niedorperkoggen. Het bestuur was opgedragen aan een ambachtsbestuur, met den schout als hoofd bijgestaan door schepenen, of ook wel door buren en heemraden. Met de rechtspraak was de ambachtsheer beleend, deze had ook macht in dijkzaken. Ambachtsheerlijkheid was het gebied, waarover zich de rechtspraak van den ambachtsheer uitstrekte. Ambachtsscholen noemt men de scholen, die zich ten doel stellen den grondslag te leggen voor de vorming van bekwame werklieden. Men verdeelt ze in eigenlijke ambachtsscholen (dagscholen) en avondambacht en teekenscholen. De eerste ambachtsscholen dateeren in Nederland uit c. 1875. Zie verder Nijverheidsonderwijs. Ambala of Umballa, een stad in Pendsjaab in Britsch-Indië, telt c. 80.000 inw.; graan, tapijten, katoenen stoffen; garnizoensplaats. In April 1919 opstanden tegen 't Engelsch bestuur. Ambarawa, hoofdplaats van de afdeeling Salatiga, ligt aan een zijtak van de lijn Semarang-Soerabaja. Ambassadeur is vanouds de titel van de hoogste klasse van gezanten die op vorstelijke eerbewijzen recht hadden en het voorrecht konden doen gelden zonder tusschenpersoon te onderhandelen met den vorst bij wien zij als gezant waren geaccrediteerd. Amber is een grauwe wasachtige massa met aangenamen reuk, die uit de Stille Zuidzee wordt opgevischt en waarschijnlijk uit de ingewanden van zeedieren stamt. Ze wordt voornamelijk in de productielanden voor parfumerieën gebruikt. Onder amber wordt ook wel barnsteen verstaan. (Zie aldaar). Amberg, een stad in Beieren, telt c. 25.000 inw., heeft ijzer-en steenkoolmijnen en porseleinaarde in haar nabijheid. Amberger, Christoph (1510—1562), Duitsch schilder, is vooral bekend als vervaardiger van portretten. Amberiet is een schietpoeder, meestal bestaande uit nitroglycerine en nitrocellulose. Ambioriz, vorst der Eburonen in Belgisch-Gallie, verzette zich met kracht tegen de heerschappij der Romeinen (54 v. Chr.), werd door Caesar overwonnen, doch wist te ontvluchten. Ambitus beteekent rondgang. Daar de Romeinen, die graag in een staatslichaam gekozen werden, rondgingen op het Forum bij de kiesgerechtigde burgers, kreeg ambitus langzamerhand de beteekenis van dingen naar een ambt, wat nog in ons woord ambitie opgesloten b. Amblave, een eiland in O. Indië ten Z. O. van Boeroe, is onvruchtbaar; de bevolking (1000 inw.) leeft van vischvangst en handel. Amblève, rivier in België, ontspringt op het Eifelgebergte en stort zich in vrijwel onbevaarbaren loop in de Ourthe. Amblyopie noemt men eene vermindering van het gezichtsvermogen, die noch door eene troebeling of verandering van 4e Hchtbrekingsorganen, nóch door af- m wijkingen van het inwendige oog wordt veroorzaakt, maar die op een centrale d. i. een in de hersenen gelegen oorzaak berust. Amblyopie kan zijn aangeboren pf verkregen en kan één of beide oogen treffen. Ambo was in de Oud-Christelijke kerk een soort lessenaar, vanwaar het evangelie afgelezen werd, later vervangen door de preekstoel. Amboina, de residentie, omvat eilanden in de Bandazee en een gedeelte van Nieuw-Guinea De oppervlakte bedraagt c. 50.000 v. km. en telt c. 290.000 inw. Amboina (eiland). Zie Ambon. Amboinahout is een roodachtig geel meubelhovt van Amboina afkomstig. Amboise, stad in Frankrijk aan de Loire met c. 4600 inw., heeft een mooi Oud slot, waar Abd-el-Kader gevangen is geweest; ook was het getuige van de terechtstelling van 1200 Hugenoten; beruchte onderaardsche kerker (Lodewijk XII). Ambon, een der belangrijkste eilanden van de Molukken in de Banda-Zee, behoort tot de residentie Amboina. Het eiland is bergachtig, langs de kust veel klippen, niet vruchtbaar, en toch belangrijk door de kruidnagelen en muskaatnotenteelt, ook cacao en koffie. De bewoners (39.000) spreken maleisch. Ambon de hoofdplaats aan de baai van dien naam, beroemd door de „Zeetuinen", koraalvormingen op den bodem van het water, is goed gebouwd, heeft een gezond klimaat telt c. 8300 inw. Amboneezen noemt men de Christelijke of Mohammedaansche bewoners der Ambonsche eilanden, de Heidenen heeten Alfoeren. Ambriz, een Portugeesch district in Nederguinea met c. 3000 inwoners, heeft handel in gom, rubber en koffie. Ambros, August Wilhelm (1816— 1876), muziekcriticus, werd hoogleeraar in de muziek te Praag, schreef o. a.: het veelgebruikte werk „Geschichte der Musik." Ambrosia, bij Homerus de spijs der goden, was ook de naam van een zalf en bij 't balsemen in gebruik. Ambrosiaansche bibliotheek, door kardinaal Borromeo gesticht in Milaan (1609), bevatte oorspronkelijk drukwerken en handschriften uit Europa en Azië. Later is zij met vele werken verrijkt en verbonden met een museum, waarin voortbrengselen van beroemde 16de eeuwsche schilders. Ambrosiaansch gezang is het kerkgezang uit het Oosten afkomstig, door Ambrosius van Milaan het eerst ingevoerd. Het bleef in het Z. eenigen tijd in zwang, doch werd verdrongen door den Gregoriaanschen zang. Ambrosius, de Heilige (c. 340— 397), kerkvader, bisschop van Milaan, werd in 374 vóór hij nog tot Christen gedoopt was, tot bisschop uitgeroepen, gaf al zijn krachten aan de kerk, trachtte deze inwendig sterk te maken en onafhankelijk van het Romeinsche rijk. Daarom trad hij streng op tegen de Arianen, als ook tegen keizer Theodosius I. Hij beeft het kerkgezang zeer verbeterd, was opvoeder van Augustinus en een bekwaam schrijver. Ook is Ambrosius de beschermheilige van vele godsdienstige broederschappen, naar hem Ambrosianen genaamd. Ambrosius, Johanna (1854— ), Duitsche dichteres, schreef zeer geliefde gedichten over de natuur. Ambtseed is de eed door een ambtenaar bij het aanvaarden van zijn betrekking afgelegd. Deze eed houdt meestal de belofte in van ijverig en trouw zijn werk te doen maar kan bij niet voldoende nakomen, niet als meineed beschouwd worden. De ambts-eed heeft grootere beteekenis voor ambtenaren, verbonden bij de Rechterlijke Macht. Ambtenaar is degene die in dienst der overheid of in dienst van half-publiekrechtelijke lichamen staat. Voor het overheidspersoneel gelden de bepalingen van het arbeidscontract in het algemeen niet. Ambtsgeheim. Verschillende personen verplichten ziek bij het aanvaarden van hun betrekking, dat zij al wat zij in die betrekking als zoodanig suilen vernemen als geheim zullen bewaren (arts, postambtenaar enz.). Voor sommige groepen is schennis van ambtsgeheim strafbaar. Ambulance is een tijdelijke, verplaatsbare geneeskundige inrichting, toegevoegd aan een krijgsmacht. In de Krimoorlog (1856) werd voornamelijk door toedoen van Florence Nightingale en hare helpsters het ambulancewezen veel verbeterd. Tijdens en na het gevecht is een deel (vliegende ambulance) belast met het opzoeken, eerste hulp verleenen en vervoer der gekwetsten, een ander deel (depot-ambulance) wordt op eenigen afstand van de gevechtslinie opgeslagen en dient tot het ontvangen en verder behandelen der door de vliegende ambulance aangebrachte gewonden. Meestal worden die daarna doorgezonden naar Stationaire ziekeninrichtingen. Tot eene ambulance behooren artsen, apothekers, verplegend- en verder dienstpersoneel, waaronder ook ziekendragers. Dan de noodige wagens met bespanning tot vervoer der tenten, instrumenten, genees- en voedingsmiddelen, benevens ziekenwagens tot vervoer der gekwetsten. In den wereldoorlog zijn voor het eerst ambulancetreinen gebruikt, die als hospitalen op kleine schaal waren ingericht. Ambulantisme, het stelsel van „rondwandelen", noemt men het systeem volgens hetwelk het hoofd eener school niet onderwijs geeft in een eigen klas. Tegen dit stelsel is veel oppositie gevoerd, zoodat volgens de Lager-Onderwijswet van 1920, het schoolhoofd belast is geworden met het onderwijs van een vaste klasse. Ameide, gemeente en dorp in Z. Holland aan de Lek met c. 1700 inw., heeft belangrijke paardenmarkten; veeteelt, is in 1672 geheel verwoest door de Franschen. Amelanchier. Zie Rotsmispel. Ameland, een der twee Friesche Noordzee-eilanden, is van Terschelling door het Amelander gat, van Schiermonnikoog door het Pinkegat gescheiden en telt c. 2000 inw. Het be¬ staat uit zandgrond en uit 8 polders, waar veeteelt, rogge- en aardappelbouW. Het eiland is in 1871 met het vasteland door een dam verbonden ter bevordering van de aanslibbing, doch daar het geen resultaat oplevert, is de dam in vervat geraakt. Nes is het grootste dorp. Ameland is de laatste jaren eenigszins als badplaats in trek gekomen. Het eiland heeft een merkwaardige geschiedenis; was eerst eigendom der familie Cammingha en werd door keizer Maximiliaan als een onafhankelijke heerlijkheid erkend (1494); het beschouwde zich vrij van de Republiek der Vereenigde Nederlanden en zond daarom in 1654 gezanten naar Cromwell vanwege „neutraliteitsschending". Het bleef tot 1704 nog onafhankelijk, werd in dit jaar door Johan Willem Friso, stadhouder Van Friesland, gekocht van de erfgenamen der Cammingha's. Amen is een Hebreeuwsch woord, dat „het zij zoo" beteekent. Het wordt door Christenen en Mohammedanen gebruikt, de Christenen besluiten er hun gebeden en predikatiën mede. Amendement of verbetering noemt men het van een of meer leden der volksvertegenwoordiging uitgaand voorstel tot wijziging van een wetsvoorstel. De Tweede Kamer heeft het recht van amendement, de Eerste niet. Amenhotep, naam van vier Egyptische koningen der 18de dynastie. Amenhotep III (c. 1400 v. Chr.) is afgebeeld op een van de Memnonzuilen bij Thebe. Zijn zoon Amenhotep IV, ook Échnaton geheeten, was een ijverig hervormer, die trachtte een monotheïstischen zonnedienst in te voeren. Amer, genormaliseerde rivier, voortsetting van het Oude Maasje, mondt in het Hollandsen Diep uit. Americanisme noemt men op kerkelijk gebied de hervormingen, die de Amerikaan Isaac Hecker in het katholicisme trachtte in te voeren tot het winnen van meer bekeerlingen. Door paus Leo XIII zijn die veranderingen afgekeurd. Americanismen zijn de eigenaardige woorden en uitdrukkingen, die in de Engelsche taal in Amerika, en niet in Engeland gebruikt worden. Zij zijn gedeeltelijk van Oud-Engelschen, gedeeltelijk van Spaanschen, Franschen en Nederlandschen oorsprong. Amerika (N.B. zonder de Ver. Stat.), gelegen op het Westel. Halfrond, bestaat uit 2 continenten, Noord- en ZuidAm., verbonden door Centraal-Am., dat zich van de landengte van Tehuantepec tot die nan Panama uitstrekt. *t Ligt tusschen 71° N. —54" Z. en 35° —160° W. Zonder den Arctischen Archipel, die gebrekkig bekend is, is de oppervl. van N.-Am. 1918 mill. K.M», van CentraalAm. en W.-Indiê 0,8 mill. K.M'. en van Z.-Am. 17,7 mill. K.M2. 't Vasteland, dat in het W. bespoeld wordt door den Gr. Oceaan, in het O. door den Atl. Oceaan en in het N. en Z. door de IJszeeën, nadert Azië aan de Beringstr. tot op 12 K.M. Noord-Amerika. De N.kust is, hoewel diep ingesneden, bijna steeds ontoegankelijk door 't ijs; de Hudson Baai is een ware ijskelder; de Hudson Str. moeilijk bevaarbaar evenals Str. Davis en de Baffins B. De O.-kust is in het N. sterk ontwikkeld; de St. Laurens G. met 't Prins Edwards eil. en Anticosti dringt diep in het land in; ten N.O. van het schiereil. Nieuw-Schotland ligt het eiland Cap Breton. Het er voor gelegen eil. Newfoundland heeft een steile f jordenkust met goede havens. Verder Z.-waarts is de kust eerst rotsachtig, daarna vlak, weldra laag en moerassig; 't schiereil. Florida ligt slechts even boven den zeespiegel. De kusten der G. v. Mexico hebben 't zelfde karakter: haffen en kusteilandjes. De W.kust van Mexico is afwisselend steil en moerassig; die der V. St. bijna overal steil met de prachthaven San Francisco. Ten N. van 48" begint een sterk verbrokkelde steile fjordenkust met begeleidende kust-eilandjes, waarvan Vancouver 't grootst is; ten N. daarvan liggen Koningin Charlotte, Prins van Wales en Sitka. Het uiterste N.W. is het schiereil. Alaska. Zoowel in N.- als Z.-Am. ligt het laagland in 't midden en de hooglanden aan 1 de randen. In Mexico is het WesteL I hoogl., plateau van Anahuac geheeten, in welks zuidrand zich vulkanen tot 1 5500 M. verheffen, ruim 2200 M. hoog. 1 Ten N.W. hiervan ligt het Groote Bek- I ken (Great Basin), waarin de Colorado I diepe canons heeft uitgeslepen. Aan den I O.-rand verheft zich het Rotsgeb. met I honderden toppen boven 4000 M. en I zeer hooge passen (Evans pas!). Tus- I schen de noordel. ketens stroomt de I Joekon naar de Bering Zee. De W.-rand 1 wordt gevormd door de Siërra Nevada, I 't Kustgeb., 't Cascadengeb. en de N.Amerik. Zee-Alpen, waarin de Mac Kinley, de hoogste berg van Amerika (6240 M). 't Oostel. hoogl. van Am. be- j staat uit 't lage rotsplateau van Labrador en 't Alleghanygeb., dat in het Z. tot ruim 2000 M. klimt en uit evenwijdige ketens bestaat. Het tusschen j beide hoogl. gelegen laagl. bestaat uit de Pool vlakte en de Mississippi-vl., gescheiden door een verheffing van 300 — 500 M., waarop de Canadeesche meren: Boven M.,Michigan M.,Huron M., Erie en Ontario M. liggen. De Poolvl., die in 't N. uit toendra's bestaat, omgeeft in een J grooten boog de Hudsons B.; de water- I scheidingen tusschen de stroomgebieden I zijn nauwelijks merkbaar. Dit gebied is I merenrijk: 't Groote Beren M., 't Gr. 1 Slaven M. en 't Athabaska M. wateren I langs de Mackenzie af naar de N. Ijs- I zee; de Nelson voert 't water van het I Winnipeg M., dat door de Saskatsjewan I gevoed wordt, naar de Hudsons B. Voor 1 de scheepvaart hebben die rivieren wei- I nig belang. De Mississippi-vlakte is het I stroomgebied van de Mississippi-Mis- ! souri; 't Westel. deel bestaat uit hoogvl. met lang gras bedekt (prairiën) en 't oos- I tel. deel is een woudgebied, waar de bos- 1 schen plaats maken voor bouwland. Klimaat zeer verschillend; biedt uiter- I sten. Er. zijn bosschen van pijnboomen, i beuken, eiken, notenboomen, esschen, I sycomoren, kastanjeboomen etc. Enorme hoeveelheden tarwe, mais, gerst, gierst en erwten worden geproduceerd, vele vruchten gekweekt; rijst, suiker, koffie, katoen, cacao, vanille geteeld. De fauna is evenals in Zuid-Am. minder goed ontwikkeld dan in de oude wereld; de roofdieren zijn minder groot en krachtig en melkgevende herkauwers ontbreken, 't Uiterste N. levert pelsdieren, als bisam of muskusschaap, ijsbeer, poolvos, : marter en bever; verder 't rendier. In de Zuidel. helft van N.-Am. leven bisons (thans meest uitgeroeid), herten, antilopen, knaagdieren en slangen; in de rivieren kaaimans. Zeer rijk aan nuttige mineralen: steenkolen, ijzer, goud, zilver, koper, lood, nikkel, zout en petroleum. Staatkundig bestaat het uit Groenland, dat Deensch is, de Dominion of Canada met Newfoundland, die Engelsch zijn, de Ver. Staten, waartoe Alaska behoort en Mexico. Centraal-Amerika. Aan de O.-kust scheidt het schiereil. Yucatan de golven van Campêche en Honduras; Aspinwall of Colon dankt zijn ontstaan aan de overlandroute naar Panama. De W.-kust is hoog en steil met weinig insnijdingen; de mooiste is de Fonseca B. De Cordilleren Strekken zich uit tot de ± 100 M. hooge landengte van Panama; de gemidd. kamhoogte is 2000 M.; enkele toppen klimmen tot 4500 M. Er zijn vele vulkanen en aardbevingen komen veelvuldig voor. Een diepe dwarskloof leidt van de Fonseca B. over het Managua M. naar het Nicaragua M., dat door de San Juan afwatert naar de Caribische Zee. 't Klimaat hangt van de hoogte af. De tropische gordel levert rubber, mahoniehout, cacao; verder koffie, graan, zuidvruch- \ ten, indigo en huiden, 't Bestaat uit 6 republieken: Guatemala, Honduras, Salvador, Nicaragua, Costa Rica en Panama. West-Indië bestaat uit 1) de Bahamaeil. (meest koraalriffen), 2) de Groote Antillen: Cuba, Haïti, Portorico en Jamaica en 3) de Kleine Antillen, welke de 'Caribische Zee in een boog afsluiten. Cuba en Haïti zijn zelfstandige republieken, Portorico is Amerikaansch, Ja¬ maica, Bahama-eil. en vele KI. Antillen (vooral van deeiland en boven den Wind) zijn Engelsch. De eilanden beneden den Wind, die langs de kust van Venezuela strijken, behooren aan Nederland. Zuid-Amerika. De N.-kust met de golven van Dariën en Maracaïbo is aanvankelijk laag en moerassig, later steil. Bij de Paria-G. wendt ze zich naar het Z.O. en is overal vlak met modderbanken er voor („wilde kust"); midden in dit deel is de breede Amazonenmond. Bij kaap San Roque buigt de kust zich naar het Z. om en blijft vlak tot kaap Frio; hier is ze eerst steil, maar weldra wordt ze een vlakke lagunenkust tot de Rio de la Plata. De nu volgende kusten van Patagonië zijn weer hooger en hebben goede havenplaatsen. Voor de Zuidpunt ligt Vuurland, door Str. Magelhaes van het continent gescheiden. Ten O. van die straat liggen de Falklandseil. De W.-kust is in 't begin een steile fjordenkust met eilanden er voor; daarna blijft ze tot Panama hoog en steil en bijna zonder insnijdingen. 't Westelijk hoogland van Z.-Am. strekt zich langs de heele kust uit en bestaat uit ketens, die hoogvlakten en dalen insluiten en wordt aangeduid als Cordilleras de los Andes. Ten N. van 32° Z.Br. bestaan ze uit 2 of meer ketens; de hoogste verheffing is de Aconcagua (7040 M.), 't hoogste bergmeer 't Titicaca M. (3900 M.). 't Oostelijk hoogl. bestaat uit 't hoogl. van Guyana (100 M.) in het N. en 't Braziliaansch tafelland (300-1000 M.) in het Z.; ze worden gescheiden door de Amazonenvlakte. Het laagland bestaat uit 3 bekkens door lage ruggen gescheiden: 1) de llano's van den Orinoco, grassteppen met weinig boomgroei, 2) de selva's van den Amazonas, dichte oerwouden als op Sumatra, 3) de pampa's van de Rio de la Plata, uitgestrekte met gras bedekte vlakten, afgewisseld door zoutsteppen (de laatste veel in Patagonië!). 't Klimaat variëert van tropisch tot gematigd. Enorme bosschen, door dicht onderhout en slingerplanten bijna on- doordringbaar, komen voor; verder vruchten als oranjeappels en ananassen, mango's en bananen; rubber, koffie, bitterhout, kina, tapioca, vanille, indigo, cacao en suikerriet. De dieren vertegenwoordigd door jagoears, poema's, apen, kolibri's, papegaaien en sidedralen; in de Andes leven lama en condor; in Patagonië de nandoe of struis. Belangrijkste mineralen: goud, zilver, diamant, ijzer en tin. Geologisch zijn het Rotsgeb. en de Andes van jongen datum, ontstaan in de tertiaire periode. De Alleghanies bestaan uit archaeïsche gesteenten, gedeeltelijk bedolven door palaeozoïschen leisteen, in het W. bedekt door carbonische formaties, 't Braziliaansch hoogl. en de Adirondacks(ten N.van New-York) behooren tot het archaelsch tijdperk. De Z. Amerik. laagvL zijn opgebouwd uit tertiaire en quartaire sedimenten; de N.-Amerik. dateeren uit de palaeozoïsche en mesozoïsche periode. Groote gebieden als aan de Columbia op de Great Basin zijn met vulkanische gesteenten bedekt. Bevolking. In Arctisch N.-Am. wonen de Eskimo's meestal in onderaardsche hutten of in tenten uit huiden gemaakt. Zij hebben kort, vettig, zwart haar en bruine huidkleur en winnen den kost met robbeslag en vischvangst; in aantal gaan ze achteruit, 't Zelfde is 't geval met de oorspronkelijke bewoners,de Indianen (Roodhuiden), die nog in talrijke stammen rondzwerven. Zij huizen in wigwams, uit huiden vervaardigd. Ze hebben zwart, sluik baar en weinig baardgroei, terugwijkend voorhoofd en uitstekende jukbeenderen; zij zijn lichtgeel tot donkerbruin, slechts weinigen koperkleurig, zwaarmoedig en flegmatiek van aard. Ze leven van de jacht en hadden vóór de komst der blanken slechts steeaen en houten wapens. Polygamie komt bij vele stammen voor; sommige vrouwen staan in hoog aanzien. Kunst is hun niet onbekend. Van de Indianenstammen zijn het best bekend dé Sioux in de oostel. vlakten, de Irokeezen in Canada, de Araucaniërs en Patagoniërs in Chili. Beschaafd waren alleen de Azteken in Mexico en de Inca-volken in Peru. In Mexico en Centr.-Am. wonen veel creolen (uit Spaansche ouders geboren blanken) en mestiezen of „halfbloeden"; negers en mulatten komen veel voor in Brazilië en in de Ver. Stat. van N.-Am. Van de blanken zijn de bewoners ten N. van Mexico meest van Germaanschen stam; die van het overige gebied zijn Romanen. Verkeerswegen. Am. heeft meer K.M. spoorweg dan de overige werelddeelen samen. Van veel belang zijn de Pacificspoorwegen, waarvan de meeste in N.Am, zijn. De hoogste spoorbaan der aarde ligt in Peru. De straatwegen zijn jonger dan de spoorwegen. De rivieren zijn meerendeels goede waterwegen. Geschiedenis. De Noormannen bereikten Groenland in de 10de eeuw en bezochten vandaar de O.-kust van NoordAm. Daar elke herinnering aan dit feit 500 jaar later was verloren gegaan, is Columbus de ware ontdekker. Hij kwam op de Bahama-eil. aan in 1492; op zijn latere reizen (1493 — 1504) in Zuid-Amerika en West-Indië. Spaansche avonturiers zetten zijn werk voort. De Spaansche heerschappij strekte zich allengs uit over Centraal-Am., Mexico met inbegrip van Californië, Nieuw Mexico en Texas, benevens het N. en W. van Zuid-Amerika. Mexico was veroverd (1521—23,) Peru(1524-33,) Chili(1540- 53). Brazilië werd ontdekt en in bezit genomen door de Portugeezen (1510). De Nederl., Franschen en Engelschen stelden zich in 't bezit van Guyana. Brazilië maakte zich in 1822 los van Portugal; werd toen eerst een keizerrijk, in 1889 een republiek. Opstanden in Spaansch Amerika.(1810 — 26) leidden tot de stichting van de volgende republieken: Venezuela, Columhia, Ecuador, Peru, Bolivia, Chili, Argentinië, Uruguay en. Paraguay, alle in Z.-Amerika. In Centr.-Am. ontstonden toen (1821) 5 republieken, welke in 1823 werden vereenigd tot één bondsstaat; in 1839 scheiding; behalve Costa Rica andermaal vereenigd van (1842— 45), in 1921 weer een Unie. Britsch Honduras werd in 1850 Engelsch. In Noord-Am. bezaten de Russen Alaska, dat ze in 1867 aan de Amerik. Unie verkochten. De Franschen hadden het St. Laurens- en Mississippi-gebied benevens eenige kleine Antillen bemachtigd; Engeland had de O.-kust, Labrador, de Hudsons B. landen en een deel Van West-Indië bezet. Het Nederl. en Zweedsche bezit aan die O.-kust werd door Engeland genomen. In 1713 moest Frankr. New foundland en Acadiê; in 1763 Canada aan de Engelschen afstaan. De Amerik. Vrijheidsoorlog kwam den laats ten op 't verlies der 13 koloniën aan den AU. Oceaan te staan (1783), De nieuw gestichte Unie verwierf de rest van het Fransche en Spaansche bezit. In 1903 had Panama zich met steun van de V. St. van Columbia losgemaakt. Ami, Norih-America, Bryce, SouthAmerica, Enock, S eer et of the Pacific, Keane, Ethnologie. Amerika-nevel is een opeenhooping van nevelstof in het sterrenbeeld de Zwaan, welke niet gezien kan worden, maar die een lichtsoort (ultra-violet) uitstraalt, welke wel op de fotografische plaat inwerkt. Foto's van dezen nevel geven een verrassende overeenkomst met den omtrek van N. Amerika, waardoor de nevel zijn naam heeft gekregen. Amerikaansch duel noemt men wel het beslechten van een geschil tusschen twee menschen, door zelfmoord van éen, hiertoe aangewezen door het lot. Amerikaansche kakkerlak. Zie Kakkerlak. Amerikaansche Letterkunde. Hoewel betrekkelijk jong (ongeveer 350 jaar) behoeft deze niettegenstaande haar jeugdigen leeftijd niet achter te staan bij haar oudere zusters. Haar geschiedenis is een zeer merkwaardige. Wanneer men van Amerikaansche letterkunde spreekt, dan denkt men aan de vertolking der gevoelens van de Engelsche bewoners van NoordAmerika. Als vroegste uitingen heeft men de eenvoudige aanteekeningen der Engelsche Kolonisten en reizigers omstreeks een honderd jaar na de ontdekking van Amerika en deze simpele verhalen hebben zich allengs uitgebreid tot een bloeiende EngelschAmerikaanache letterkunde, die ondanks haar jeugd een zeer interessante is. In de eenvoudige onopgesmukte verslagen der Engelsche reizigers treft men natuurlijk herhaaldelijk schermutselingen met Indianen aan. Vervolgens komen de geschiedschrijvers aan de beurt, die voor economische of politieke doeleinden berichten geven omtrent de ligging en de gesteldheid van verschillende deelen van Noord-Amerika. Onder deze geschiedschrijvers nemen William Bradford en John Winthrop een eerste plaats in. Met William Bradford is men reeds genaderd aan de „Pilgrim Fathers", de uitgeweken Puriteinen, die langen tijd de letterkunde beheerschen en met hun sombere strengheid en strakke dogma's een eigenaardige kleur aan de literatuur verieenen. John Eliot est Thomas Stooker mogen als bekende figuren onder hen genoemd worden, tevens Edwards, die voornamelijk bekend is om zijn verhandeling over „The Freedom of the Will". Doch langzamerhand begint men genoeg te krijgen van de onverzettelijke dogma's der Puriteinen en breekt er hier en daar een lichtstraal door van ruimere denkers, die indertijd: veel van zich lieten spreken. De in Europa alom bekende Benjamin Franklin is een der velen. Intusschen beginnen couranten ea tijdschriften te verschijnen, waarvan vele een even vluchtig bestaan leidden als menig insect. Ook brengt de houding van Engeland tegenover Amerika de politiek in de literatuur en dateeren uit den tijd van 1760 — 1790 vele politieke geschriften. De poëzie en het tooneel ontbreken evenmin, terwijl de roman de letterkundige producten komt voltooien. Uit het begin der 19de eeuw verdienen, om maar een greep te doen, genoemd te worden als schrijvers van fictie de bekende Washington Irving, onder de dichters William Culten Bryant en onder de romanschrijvers James Fennimore Cooper ook bij de Hollandsche jeugd bekend en geliefd. Als wijsgeerig schrijver neemt Ralph Waldo Emerson een voorname plaats in. Zoo komt men langzamerhand aan het Amerika, nog wel niet zooals we het heden kennen, maar toch aan dien grooten bond van onafhankelijke staten, ieder met haar eigenaardigheid, maar toch met een gevoel van saamgehoorigheid van Amerikaansche staatsburgers. Het Amerika, waar een literatuur opbloeit, die groote schrijvers en dichters oplevert, waar mannen als Longfellow, Whittier en Edgar Allan Poe even bekend en geliefd zijn bij het Engelsch lezend publiek als de Engelsche letterkundigen. Het eigenaardige Amerikaansche leven met zijn dikwijls zoo scherpe contrasten, waar eenzelfde mensch nu eens in de wildernis, dan weer in een hypermoderne stad leeft, nu verkeert met de alleronderste lagen der maatschappij, dan weer met de meest verfijnde rijken, schept een bijzonder soort van schrijvers en humoristen, waaronder Mark Twain geen onbekende voor ons is en de zoo kort geleden gestorven Jack London wel een wereldvermaardheid heeft gekregen. De Amerikaansche schrijvers zijn van alle markten thuis tegenwoordig, men vindt bij hen alle moderne richtingen vertegenwoordigd. Men heeft er de schrijvers in dialect, de novellenschrijvers, welke laatsten hun Engelsche collega's in dit soort welhaast overtreffen. Poe, Henry James, Mary Garland en O'Henry zijn uitmuntende vertegenwoordigers van dit genre. Men heeft er de schrijvers voor de jeugd, waarvan enkelen, we denken o. a. aan Louisa M. Alcott door onze Hollandsche jeugd misschien wel even¬ veel gelezen en bemind is geweest als door de Amerikaansche. En eindigen kan men met den dichter, die in 1892 gestorven is, en die niet onder een bepaalde categorie thuis is te brengen, omdat hij eenig is in zijn soort, als de vertegenwoordiger van een nieuw en krachtig volk, dat frank en vrij zijn vleugels uitslaat en zich door geen bekrompenheden laat weerhouden om zijn plaats in de wereld in te nemen: Walt Whitman, die in de Engelsche letterkunde zijn gelijke nog niet gevonden heeft, al zijn er veel navolgers geweest. Literatuur: Kellner, Geschichte der nordamerikanischen Literatur (1913, Sammlung Göschen); Boyton, History of American literature (1919) en History of American literature, Ed. by W. P. Trent e. a. (4 dln 1918—1921). Amerongen, plaats in de provincie Utrecht, bezit het 17de eeuwsche slot der graven Bentinck waar de Duitsche ex-keizer, na zijn troons-afstand een jaar verblijf heeft gehouden (1918—1919); telt c. 2500 inw., tabakscultuur. Amerongen, Toets of Taetse van, is een adellijk geslacht, afkomstig uit de provincie Utrecht. Amersfoort, stad in de provincie Utrecht, aan een kruispunt van spoorwegen gelegen, heeft tapijt- en sigarenfabrieken, handel in graan en tabak. Bekend is de plaats door de verscheidene en goede onderwijsinrichtingen o.a. een seminarium voor oud-Katholieken; ook is het als garnizoensplaats van belang. In de nabijheid vindt men ook de Stichting Intern. School voor wijsbegeerte. Het telt c. 30.000 inw. en breidt zich sterk uit; bekend is nog de 94 M. hooge Lieve Vrouwetoren. Amethyst is een bepaald soort kwarts (Si Ot) welke eruit ziet als gekleurde bergkristal. Meestal is de kleur niet egaal maar vertoont plekken. Door gloeien wordt amethyst kleurloos en komt dan wel als topaas in den handel; vooral Brazilië levert veel amethyst, welke als siersteen gebruikt wordt. Amfioen is de Maleische naam voor opium. Zie aldaar. Amette, Léon Adolphe (1850—1920), Kardinaal Aartsbisschop van Parijs, was een groot ij veraar voor de zaak der geallieerden in den oorlog en deed veel ten bate der vluchtelingen. Amici, Giovanni Battista (1786— 1863), Italiaansch sterrenkundige, observator aan de sterrenwacht te Florence, was de uitvinder van verscheidene telescopen en een nieuw soort spiegelmicroscoop. Amicis, Edmondo de (1846-1908), Italiaansch krijgsman en schrijver, streed tegen de Oostenrijkers (1866), trok zich later uit den krijgsdienst terug en publiceerde verscheidene romans en novellen. Zijn „Cuore" (in het Nederlandsch onder den titel „Jongensleven") werd in vele talen overgebracht in Nederland is ook bekend zijn „L'Olanda". Amict, amice of amyt, bij de Romeinen een gewoon opperkleed, is thans de naam voor een doek, die de R. K. priester gedurende de mis draagt, ook humerale genaamd. Amiden. Zie Zuuramiden. Amidoverbindingen zijn organische verbindingen die de amidogroep (NH8) bevatten. Door deze groep hebben ze vaak basische (alkalische) eigenschappen. Amiel, Henri Frédéric (1821 —1881 >, een Zwitsersch wijsgeer, hoogleeraar te Genève, werd vooral bekend door zijn „Fragments d'un journal intime", door Schérer uitgegeven (1882) getuigend van diepgaande zelfontleding en door velen als ziekelijk veroordeeld. Amiens, handels- en fabrieksstad in Frankrijk aan de Somme met linnen-, tapijt-, papier-, machinefabrieken heeft een prachtige oude cathedraal, toevallig gespaard in den wereldoorlog. Veel historische herinneringen: Peter van Amiens, Vrede van Amiens (1802), overwinning van het Duitsche leger (1870), bezet door de Duitschers en kort daarop heroverd (1914). Het telt c. 93.000 inw. Aminen zijn lichamen, die men zich van ammoniak afgeleid kan denken door een of meer waterstof (NHJ atomen door alkyl te vervangen. Al naar gelang een twee of drie waterstofatomen vervangen zijn, spreekt men van primaire, secundaire of tertiaire aminen. Het zijn basische vloeistoffen of gassen. Trimethyl-amine komt voor in haringpekel en geeft er den reuk aan. Amman, een ruïnenstad in Palestina aan den weg van Mekka naar Damascus, bevat vele overblijfselen uit de Oudheid. Amman, Johann Conrad (1669—1724), Zwitser van geboorte, wal geneesheer te Amsterdam en deed veel voor doofstommenonderwijs. Hij schreef hierover „Surdus Loquens". Ammanati, Bartolomeo (1511 — 1592), Italiaansch beeldhouwer en architect, maakte Ponte della Trinita over de Arno en een vleugel van het Palazzo Pitti te Florence. Ammer, een rivier ontspringend op de Beiersche Alpen, stroomt door de Ammergau en mondt uit in den Isar. Ammers-Küller, Jo van (1884— ), roman- en tooneelschrijfster, woonde te Delft, waar zij in 1906 huwde, Utrecht, Leiden, Amsterdam. Haar romans (de Roman van een student; Verzwegen Strijd; Maskerade; de Zaligmaker; Het Huis der Vreugden) kenmerken zich door fijne psychologische ontleding en teekening der karakters. Tooneelwerken: o.a. Zijn Heilige Roeping; Mijn en Dijn; De Spaak in 't Wiel. Medewerkster aan Onze Eeuw, Gids, Socialistische Gids e.a. tijdschr. Ammerzoden, gemeente en dorp in Gelderland aan de Maas, telt c. 2300 inw.; veeteelt. Bij den Maasoever ligt het oude kasteel Ammerzoden, reeds bekend in 1386; was langen tijd in het bezit der Arkels en is thans bewoond door vrouwelijke kloosterlingen. Ammianus Marcellinus (330 — 400 n. Chr.), Romeinsch geschiedschrijver, schreef een vervolg op Tacitus, dat juist en naar waarheid de toestanden van zijn tijd weergeeft. Ammon of Ammontum, oase in de Libysche woestijn, thans oase van Siwah ge- naamd, is beroemd, door den tempel en het orakel van Ammon, dat zich daar bevond. De oase is'door bergen ingesloten, heeft een vruchtbaren bodem (zuidvruchten, tarwe, gerst, rijst), ook wordt er zout gewonnen. Er wonen c. 7000 Berbers. Ammon, Otto (1842— ), Duitsch anthropoloog, studeerde natuurwetenschappen en staathuishoudkunde en schreef vele anthropologische werken, o.a. „Die Bedeutung des Bauernstandes für den Stalt und die Gesellschaft". Ammonia of Ammonia liquida is de oplossing van ammoniak in water. Ammoniak (NH,) of geest van salmiak is de naam voor een gas en ook voor de oplosssing ervan in water. Het wordt voornamelijk gemaakt uit het z.g. ammoniakwater der gas- en cokesfabrieken; daaraan wordt eerst kalk toegevoegd en daarna gedestilleerd. TegenSloordlg wordt het ook synthetisch (4. w. z. uit de elementen) gemaakt Volgens de methode van Haber, waarbij waterstof en stikstof bij hooge temperatuur en druk zich met elkaar verbinden onder invloed van bepaalde stoffen (katalysatoren). Volgens de methode van Claude wordt noglveel hoogere druk gebruikt (900 atmosferen). Het wordt ook wel bereid uit kalkstikstof. De meeste ammoniak wordt met zwavelzuur omgezet tot zwavelzure ammoniak, een zeer belangrijke kunstmeststof. Vloeibare ammoniak komt in stalen flesschen in den handel en wordt dan gebruikt iu ijsmachines. Ammoniakgom is het ingedroogde melksap van de Dorema ammoniacum Don. Het heeft een eigenaardigen reuk en Wordt gebruikt voor kitten en in de medicijnen. Ammoniakzeep is de verbinding van ammoniak met vetzuren en wordt vooral gemaakt door ammoniak te leiden in vetzuren, die opgelost zijn in petroleum. Deze zeep tast de goederen veel minder aan dan de gewone en dient vooral voör het wasschen van teere goederen. Ze brandt als stearine en wordt wel eens gebruikt voor kaarsen. Ammonieten, een familie van uitgestorven weekdieren, verwant aan de tegenwoordig nog levende Nautilussen, gekenmerkt door het bezit van een schelp, die uit verscheiden kamertjes bestaat, die door dwarswanden van elkaar zijn gescheiden, terwijl in de laatste en grootste het dier verblijft, dat echter door een peesachtig uitsteeksel van het achterste deel van het dier door een buis van kalk omsloten, door alle kamerwanden heen gaat, met het achterste deel der schelp in verbinding staat De andere kamers zijn alle met lucht gevuld. Van de dieren zijn alleen de harde deelen, de schelpen, als fossielen in ae aardlagen overgebleven. Deze onderscheiden zich van de Nautilusschelpen vooral, doordat de kamerwanden op de buitenzijde der schelpen zoo sterk zig- zagvormig verloopen. De grootte der schelDen wis- . . ' Selt van eenige cm. tot Ammoniet. meer dan j M Het aan. tal geslachten en soorten is zoo groot en komt in zoo verschillende lagen van de aardkorst voor, dat deze ammonieten een der gewichtigste middelen zijn om den betrekkelijken ouderdom der lagen te bepalen (Gidsfossielen). Het is daarbij vooral het verloop der naden op de schelp, dat het middel aangeeft om de geslachten en soorten te onderscheiden en daarbij is gebleken, dat de bouw der naden steeds meer samengesteld wordt, hoe jonger de lagen zijn. Vooral in de krijtperiode was de rijkdom aan vormen zeer groot. De Ammonieten waren zeedieren. Ammonieten, de bewoners van Ammon ten O. van de Jordaan, werden beschouwd als afstammelingen van Lot. Zij waren gedurig in oorlog met de Israëlieten (Jefta, David), deden in de 2de eeuw v. Chr. een laatsten aanval onder Antiochus IV Epiphanes, doch werden door Judas Maccabaeus verslagen. Ammonium is de denkbeeldige groep NH( die men in alle ammoniumverbindingen aanneemt. Ammoniak (NH8) verbindt zich met zoutzuur (HC1) tot salmiak en deze stof heeft veel eigenschappen gemeen met keukenzout (Na Cl) en kaliumchloride (K Cl); daarom spreekt men hier van ammoniumchloride en geeft aan de stof de formule NH4C1. Ammoniumsulfaat of zwavelzure ammoniak is een van de belangrijkste stikstofhoudende kunstmeststoffen. Het wordt op verschillende manieren bereid: het gas, dat in de cokes- en gasfabrieken wordt gemaakt, bevat geringe hoeveelheden ammoniak; deze wordt opgevangen in water, met kalkmelk uitgedreven en met zwavelzuur gebonden, waardoor er het vaste ammonium sulfaat uitkristalliseert, dat na centrifugeeren en wasschen met ammoniak-water opgeslagen of direct verpakt wordt. Het meeste wordt het gebruikt als stikstof mes t: in den bodem wordt het door bacteriën geoxydeerd en de ontstane salpeterzure verbindingen worden door de planten opgenomen; ook worden er de meeste andere ammonium-verbindingen uit bereid. Ons land produceerde (vóór den oorlog) ± 10.000 ton en verbruikte 17.000 ton. In Duitschland bedroeg de productie 500.000 ton in 1918. De wereldproductie was voor den oorlog ca. 1.000.000 ton en de prijs / 17.30 per 100 K.G.; begin 1922 was er overal een groot tekort aan deze meststof, en de prijs bedroeg toen ± / 22,80 per 100 K.G. Ammoniumverbindingen bevatten alle de groep NH,; men kan ze ontstaan denken uit ammoniak en zuren. Alle ammoniumverbindingen geven in oplossing bij verhitting met alkaliën ammoniak af en ontleden zich bij verhitting in ammoniak en zuur. Voorname meststoffen (Zie ammoniumsulfaat) behooren ertoe. Ammophila. Zie Helm. Amnesie, gebrek aan herinneringsvermogen. Zie Geheugen en Hersenziekten. Amnestie komt alleen in buitengewone omstandigheden voor en beteekent dat bepaalde strafbare feiten niet zullen worden vervolgd; bijv. de amnestiewet van 6 Aug. 1914 bepaalde dat amnestie verleend werd aan hen, die zich vóór 1 Augustus 1914 aan desertie hadden schuldig gemaakt, mits zij zich vóór 1 November 1914 aangemeld hadden. Amnion. De embryo's der reptiliën, vogels en zoogdieren zijn omhuld door een met een eiwithoudende vloeistof gevulden zak, het amnion, die met het embryo onmiddellijk samenhangt en zich ook uit het materiaal van het ei heeft ontwikkeld. Het is n.1. door plooivorming van het kiemvlies ontstaan. Bij de geboorte barst het en de vloeistof, het vruchtwater, komt vrij. Amoe of Amoe-Darja, in de Oudheid Oxus genaamd, rivier in Z. Turkestan, ontspringt op het Pamir-hoogland, vormt de grens tusschen Afghanistan en Bokhara, stroomt door Bokhara en Khiva en mondt in een delta in het Aral-meer uit. De Amoe is c. 2500 K.M. lang, en voor 't grootste deel bevaarbaar, in haar middenloop wordt er veel water door besproeiingskanalen naar de landerijen afgevoerd. Amoeben behooren tot de klasse der Rhizopoden (wortelvoetigen) van de Protozoèn en bestaan uit onregelmatige klompjes protoplasma met een celkern. Zij leven in het water, hebben geen bepaalden vorm, maar veranderen ieder oogenblik van vorm, door op de eene plaats uitsteeksels (pseudopodiën) te vormen en die op andere plaatsen in te trekken. Zoo bewegen zij zich ook voort. 11 Om kleine stukjes voedsel op te nemen, brengen zij er 2 uitsteekseltjes om heen, trekken deze dan in en met hen het voedselstukje in hun lichaam. Na eenigen tijd verwijderen zij, door het omgekeerde te doen, het onverteerbare deel. Ademhalen doen ze door de geheele lichaamsoppervlakte. Voor aanraking en voor licht is het protoplasma gevoelig. Vermenigvuldiging heeft plaats door het lichaam in het midden in te snoeren, dus door deeling. Amoentai, onderafdeeling der residentie Zuider- en Ooster-afdeeling van Borneo, wordt besproeid door de Barito en de Bahan. Goud en diamantenAmoentai, de hoofdstad van deze onderafdeeling, telt c. 2600 inw. Vruchtenteelt. Amoer, Generaal-Gouvernement, omvatin N.O.-Azié het Amoergebied, TransBaikalië, het Kustland en Sachalin. De A moer rivier, een van de grootste rivieren in N.O.-Aziê, ontstaan uit Sjilka en Argoen, vormt de grens tusschen Silberië en Mantsjoerije en mondt uit bij Nicolajewsk, tegenover Sachalin; de monding is verzand. De rivier is de helft van 't jaar bevaarbaar (April— November). Amoerang, afdeeling der Minahassa, in 't N. van het eiland Celebes, verdeeld in 5 districten, telt c. 30.000 inw. bijna alle Christenen. Koffieteelt. Amoerang, de hoofdstad van deze afdeeling, aan de Celebeszee, aanlegplaats der Kon. Paketvaart Mij., telt c. 3000 inw. Amoer-provinvie in O. Siberië, begrensd door het gebied van Jakoetsk, het kustgebied, de Amoerrivier en Transbaikalië, is bergachtig, heeft een vastelands klimaat, ertsmijnen en steenkool. De rivier de Amoer bevordert het verkeer te water, ook spoorwegen. De ge heele prov. geschikt voor landbouw, veeteelt, jacht en visscherij, ook uitvoer van houtsoorten. Zij telt c. 200.000 inw. meest Russen, ook zijn er Mennonietenkolonies. Blagowjeotsjenk is de hoofdstad. De bewoners uit dit gebied heeten Amoerkozakken. Amoerspoorweg in N. Siberië, grooten¬ deels evenwijdig aan de rivier de Amoert loopt van Nertsjinsk naar Chabarowsk en is c. 2000 K.M. lang. Er Zijn vier zijlijnen aan verbonden. Amok is een toestand van razernij, die tengevolge van overmatig opium, gebruik of andere opwinding wel bij de inlanders in Indië voorkomt. Iemand die hieraan lijdt de z.g. „Amokmaker" tracht ieder, die hem in den weg komt, met zijn kris te doorsteken of op een andere manier te dooden. Een amokmaker is vogelvrij verklaard. Amon, oorspronkelijk een god der vruchtbaarheid in Thebe (Egypte), werd gedurende de 18de dynastie een zonnegod evenals Re en kreeg den naam Amon-Re; zijn cultus breidde zich toen over geheel Egypte uit. Hij wordt meestal voorgesteld als een mensch op een troon gezeten, ook wel als een ram met horens. Te zijner eere werden reusachtige tempels opgericht, o.a. te Karaak en te Thebe. Na 1000 v. Chr. daalde de macht van Thebe en ook die van AmonRe. De ram was aan hem gewijd. Amor was bij de Romeinen de God der liefde, evenals bij de Grieken Eros. Zie verder Eros. Amorfisme is het voorkomen van stoffen in den amorfen (d. i. vormloozen), niet gekristalliseerden toestand. Dikwijls zien de stoffen er dan uit als witte poeders. Men vat ze gewoonlijk op als vloeistoffen die ondanks de afkoeling niet vast geworden zijn. Hun physische eigenschappen zijn in alle richtingen hetzelfde. Glas en kwarts rekent men er ook toe. Amorie van der Hoeven, des. Zie Hoeven, des Amorie van der. Amorieten waren de oorspronkelijke bewoners van Kanaan voor de komst der Israëlieten die hen onder Jozua in 1300 v. Chr. verdrongen. Amorim, Francesco Gomes de (1827— 1892), Portugeesch dichter en schrijver van de Romantische School, dichtte drama's, lyrische gedichten en vrijheidszangen. Zijn meest bekend prozawerk is „Garrett, Memorias biographica's." Amorpha. Zie Indigobloetn. Amorphophallus Rivieri, knolgewas uit Cochin-China, fam. Ar aceeen, bloeit evenals de aronskelk (kolf in scheede, die donkergroen is met rose vlekken, soms 1 M. lang); na den bloei (Febr.) verschijnt het meterlange blad, dat handvormig samengesteld is. Na afsterven van het blad wordt de knol droog en vorstvrij overwinterend, liefst in de kas. Amortisatie is het aflossen eener geldleening. Het geheele bedrag kan ineens afgelost worden, of aan het eind van iedere vastgestelde periode (jaar, halfj., kwartaal) wordt een vast bedrag afgelost (aflossing, volgens het annuïteitensysteem). Dit laatste veelal bij Obligatieleeningen. In het prospectus, dat de leening aankondigt, vindt men soms een amortisatieplan (aflossingsplan), een tabel, die de bedragen aangeeft, welke elk jaar zullen worden afgelost. Door loting worden de nummers der af te lossen Obl. bepaald. Voor vervroegde aflossing wordt meestal een premie (agio) gegeven. Bij loten- en premieleeningen wordt het amortisatieplan (trekkingsplan) zeer uitvoerig opgegeven. De loten (premieloten) worden verdeeld in seriën. Bij de trekkingen loten eerst eenige seriën uit, vervolgens alleen de loten dezer seriën (serieloten) met kans op enkele hooge premies. Amortisatiekas. Wat van de opbrengst van verkochte geborgen strandgoederen na aftrek der bergloonen en onkosten overblijft, werd vroeger ten behoeve der rechthebbenden gestort in de amortisatiekas (Art. 577, W. v. K.). (Opgeheven bij de wet van 27 Dec. 1822.) Tegenwoordig gebeurt dit in de Consignatiekas (Wet* van 11 Juli 1908, gewijzigd art. II wet van 23 Maart 1918). Amos, de oudste der Oud-testamentische profeten, die zijne profetieën te boek heeft gesteld, leefde in de 8e eeuw v. Chr. in het Noordrijk (Israël) en verkondigde, vertoornd over goddeloosheid en onrecht, het naderend godsgericht over vorst en volk. Amoy, een der verdraghavens in het Z.W. van het eiland Amoy (China), is sinds 1842 voor den handel opengesteld. Vroeger belangrijke uitvoer van thee, thans zijde, tabak, suiker en porselein, invoer van opium en katoen. Ook is het een belangrijke emigrantenuitvoerhaven (jaarlijks c. 100.000). Amoy telt c. 120.000 inw. Ampas noemt men in *t Javaansch en Maleisch uitgeperst suikerriet, vaak als brandstof in ovens gebruikt. Ook noemt men aldus den afval in suiker- en iudigofabrieken. Ampelopsis (synoniemen Psedëra, Quindria, Patthenocissus) plantengeslacht uit de fam. der Vitaceeën; 't zijn klimplanten met hechtschijfjes aan de uiteinden der takranken, waardoor ze zeer geschikt zijn voor begroeiing van muurvlakten. A. quinquefölia (gewone wilde wingerd) heeft groot, vijftallig blad, stamt uit N. Amerika. A. tricuspidata (meestal A. Veitchii genoemd), uit Japan, heeft drietallig blad, aan de jonge scheuten enkelvoudig of 2-talüg. Fraai roode herfsttint. Voortkweeken door stek. Ampenau, plaats aan de W. kust van Lombok, is de voornaamste uitvoerhaven van dit eiland. Ampère, Andrê Marie (1775—1836), Fransch natuurkundige, professor aan het Collége de France in Parijs, maakte vooral studie van het magnetisme en de electriciteit en werd beroemd door zijn electro-dynamische theorie. Zijn zoon Jean Jacques Antoine Ampère (1800— 1864), hoogleeraar in de Fransche letterkunde, ook uitstekend bekend met de letterkunde van andere landen, schreef o. a.: L'Histoire Romaine a Rome. Ampère (A), practische eenheid voor het meten van electrische stroomsterkte. Ampèremeter is de naam voor eiken galvanometer (z. a.) waarbij de stroomsterkte direct in ampères kan worden afgelezen. Ampère, Regel van, geeft de afwijking van een magneetnaald aan, waarop een electrische stroom werkt. Met den electrischen stroom mede zwemmend, het gelaat gericht naar de naald, ziet men diens noordpool naar links afwijken. Ampère-uur is de hoeveelheid electriciteit, die in 1 uur stroomt door een geleider, waarin de stroomsterkte 1 Ampère bedraagt. Ampezzo (Cortina d'Ampezzo), hoofdplaats van het Ampezzodal in de ZuidTiroler Dolomieten, door de Alpini in 1915 bestormd, in 1917 hernomen door de Oostenrijkers. Amphibiën (Tweeslachtige dieren). In aansluiting aan Linnaeus heeft men langen tijd deze klasse der gewervelde dieren vereenigd met die der Reptiliên. Later heeft men van de naakte dieren een afzonderlijke klasse gemaakt, die der Amphibiën. Niet alleen is het bij de Amph. ontbrekende amnion (z. a.) een verschilkcnmerk, maar ook zijn de naakte, slijmerige huid, bijzonderheden in den bouw van schedel en wervels, o. a. het bezit van 2 achterhoofdsknobbels (bij de Rept. 1), de ontwikkeling met gedaanteverwisseling, waarbij de larven aan het waterleven zijn aangepast, verschillen. Ook is het hart eenvoudiger gebouwd en bestaat slechts uit ééne kamer met 2 boezems, die meest ook nog onvolkomen gescheiden zijn. Wat de ontwikkeling betreft, ontstaan uit het ei in water levende larven, zonder pooten, met een langen zijdelings samengedrukten staart als bewegingsorgaan en 3 paar uitwendige kieuwen, welke echter spoedig inwendig worden doordat er een huidplooi over groeit, die echter een opening laat, de uitwendige kieuwspleet. Van den voet der kieuwen gaan inwendige kieuwspleten naar den slokdarm. Bij de gedaanteverwisseling of metamorphose worden de dieren geleidelijk zoo veranderd, dat zij voor het landleven geschikt worden: zij krijgen pooten en de longen ontwikkelen zich, terwijl de kieuwen verdwijnen. De Amphibiën worden in 3 orden verdeeld n.1. 1. de Kikvorschen (Anura), zonder staart (z. a.), 2. de salamanderachtigen (Urodela) met blij venden staart en korte ledematen (z. a.) en 3. de blindslangen (Gymnophiona), in den grond levende, wormvormige dieren, in de warme gewesten voorkomend. Amphictyonen (omwoners) waren in Griekenland de leden van de amphictyonie, n.1. een verbond van volken, die om een bepaald heiligdom woonden. Het belangrijkst was dat van Delphi, waartoe 12 stammen behoorden, zij vergaderden jaarlijks één maal te Delphi en éénmaal in de Thermopylae ter beslechting van geschillen. Amphion, een zoon van Zeus en Antiopé, was een tweelingbroeder van Zethos. Als herders opgevoed, maakten zij zich op lateren leeftijd meester van de stad Thebe en omgaven haar met een muur met zeven poorten. Amphion was een zoo bekwaam harpspeler, dat de steenen zien van zelr in goeae rangorae semieten, door 't spel van zijn lier. Amphioxus. Zie Lancetvischje. Amphipoden. Zie Vlookreeiten. Amohioolis was een oude stad in Mace¬ donië, gesticht door de Atheners in de 5de eeuw v. Chr. Haar ruïnen liggen bij het dorp Neochori. Amphissa, stad in Griekenland, ten N.W. van Delphi, werd in 339 v. Chr. door Philippus van Macedonië verwoest, doch kort daarna weer opgebouwd; thans ligt op haar plaats Salona. Amphitheater was bij de Romeinen een rond of ovaalvormig gebouw met een arena in het midden en de zitplaatsen naar buiten schuinoploopend er om heen. Oorspronkelijk was het van hout en werd het na gebruik weer afgebroken. In het amphitheater hadden de kampspelen der gladiatoren en gevechten van de wilde dieren plaats. Langzamerhand werden ze van omvang grooter en van steen gebouwd, vaak zeer kostbaar met marmeren beelden versierd. Het Colosseum te Rome kon 87.000 menschen bevatten en had vier verdiepingen. In vele plaatsen, waar de Romeinen gezeteld hebben, zijn nog overblijfselen van oude amphitheaters te vinden, o. a., Nimes, Arles, enz. Amphitrite is in de Grieksche mythologie de dochter van Nereus en Doris, de vrouw van Poseidon. Hun zoon was Triton. Amphitrite-baai, inham aan de kust van Sumatra, ligt tegenover het eiland Lingga. Amphitryon, de zoon van Alcaeus en Hipponome, was de gemaal van Alcmene, de moeder van Hercules. De zoon van Amphitryon en Alcmene heette Iphicles. Amphitryon was het onderwerp van vele treur- en blijspeldichters o. a. Sophocles, Plautus, Molière. Amphora was bij de Grieken en Romeinen een dikbuikige aarden vaas met twee ooren, meestal in gebruik voor wijn en olie. Het was ook een vloeistofmaat bij de Grieken van c. 40 L., bij de Romeinen van c. 26 L. Ampliatie (Rom. recht), verdaging van een burgerlijk of strafrechtelijk proces, om meer en betere gegevens te verkrijgen voor een beslissing. (Oudholl. recht). Aanvulling van een inventaris of boedelbeschrijving, wanneer nog niet alle goederen zijn opgegeven. Amplitude of uitwijking in de natuurk. de maximum afstand van een slingerend of trillend punt uit den evenwichtsstand; in de cosmographie de boog van den horizon, begrepen tusschen 't punt van opgang van een hemellicht en 't Oostpunt ; ook de boog van den horizon tusschen 't punt van ondergang en 't Westpunt heet a. Vaste sterren met een Noordelijke amplitude hebben een dagboog, die grooter is dan de nachtboog. Een ster, die den hemelequator volgt, heeft een amplitude = 0. Zon, maan en planeten hebben veranderlijke amplituden. Op 21 Maart is de a. van de zon gelijk nul, ze neemt toe naar 't N. en bereikt 22 Juni de grootste waarde (bijna N. O. voor onze breedte) zoodat de zon dan de grootst mogelijke middaghoogte bereikt voor ons 66°,5 en in 't N.W. ondergaat; de dag duurt dan ongeveer 17 uur. Na 22 Juni neemt de a. af, de dagen korten en 23 Sept. komt de zon precies in 't O. op, de dag is gelijk aan den nacht en dat geldt voor de geheele aarde; de middaghoogte van de zon is dan voor onze breedte 38°. Na 23 Sept. wordt de a. Zuidelijk en bereikt 22 Dec. hare maximum waarde; de middaghoogte van de zon is dan (voor onze breedte) 14°,5. Ampulla is een kleine glazen of aardewerk-vaas ter bewaring van oliën of reukwaters, zoowel in gebruik bij de godsdienstige plechtigheden der Romeinen, als thans bij de R. Katholieken. Ook zijn er in de catacomben ampulla's gevonden met waarschijnlijk bloed der martelaren erin. Amputatie is het verwijderen van lichaamsdeelen, meest ledematen, door middel van snijdende werktuigen. De kunstbewerking dateert reeds van zeer oude tijden, reeds Hippocrates (400 v. Chr.) spreekt er van. Behalve met het mes kon men ook amputeeren met het gloeiend ijzer en door middel van afsnoering, 't zij met een zijden of metalen draad, 't zij met den galvonocaustische lus. Tegenwoordig is het amputeeren, dank zij de aseptische en antiseptische wondbehandeling, veel minder noodig dan vroeger. Amputeeren in een gewricht noemt men exarticuleeren. Amraoti (ook Amrdvdti), de hoofdstad Van het district Berar in Britsch-Indië met c. 34.000 inw., heeft textielindustrie en uitvoer van gerst. Amritsar, stad in de Pendsjaab in Britsch-Indië, verdedigd door de vesting Gobindgarh, is een groote handelsplaats voornamelijk van kasjmir-sjaals en zijden en wollen stoffen. Het is ook de heilige stad der Sikhs met het heiligdom „de Bron der onsterfelijkheid" als bedevaartsoord. Het telt cl52.000 inw.; in 1919 hadden er ernstige pogingen tot opstand tegen 't Britsch bestuur plaats. Amrum (Amrom), een der Oost-Friesche eilanden in de Noordzee, aan de kust van Sleeswij k-Holstein heeft twee badplaatsen Satteldüne en Witdiin, ook een vuurtoren; telt c. 975 inw. Amsdorf, Nicolaus von (1483—1565), vriend van Luther, predikant, protestantsch bisschop van Naumburg, hoogleeraar te Weimar, werkte ijverig mede aan de stichting van de hoogeschool te Jena. Amsjaspands heeten in de godsdienst van Zarathoestra de zeven hoogste geesten van het licht wier hoofd Ahoeramazda of Ormuzd is. Hunne namen leeren dat zij personificaties zijn van voorstellingen als „goede gedachte" enz. Amstel is de naam van een gekanaliseerd riviertje, ontstaan uit de vereeniging van Drecht en Kromme Mijdrecht, dat door Amsterdam stroomt en zijn water in 't IJ loost. Amstel, Heer en van, worden reeds in de 12de eeuw genoemd. Gijsbert van Amstel stond in c. 1203 bekend als een aanhanger van gravin Ada. Door de hulp aan haar verleend, kwam hij in allerlei oorlogen. Gozewijn werd in 1249 bisschop van Utrecht. Gijsbert III was de bekende vijand van Floris V, hij is waarschijnlijk naar het buitenland gevlucht. Vondel koos hem tot held van zijn treurspel „Gijsbrecht van Amstel". Nakomelingen zijn nog de geslachten: Amstel van Mijnden, Pater van Amstel en Ploos van Amstel. Amstelland, het hoogheemraadschap, strekt zich uit van Woerden tot aan de watergrens der Vecht, tot aan de Zuiderzee en het waterschap Spenger. Het wordt bestuurd door een dijkgraaf en vier hoogheemraden en 10 hoofdingelanden. Amstelveen, vroeger een dorp van c. 400 inwoners in de gemeente NieuwerAmstel ten Z. van Amsterdam, is thans voor een deel door deze stad geannexeerd. Amsterdam, niet wettelijke, maar feitelijke hoofdstad van Nederland, 683.600 inw. (1 Jan. 1922); grondgebied vóór de uitbreiding 4739, daarna (op 1 Jan. 1921) 17.455 H.A. Oppervlakte water voor diepgaande schepen 138 H.A.; kadelengte 11.000 M. Woningen 151.341(3lDec.'21), in aanbouw 8765 (id.). Bruggen 311 (31 Dec. '20). Parken, totaal 112, waarvan Vondelpark 48, Y-bosch 28 H.A. Handel. In 1920 invoer 1.942.000, uitvoer 943.000, doorvoer 348.000, to¬ taal 3.233.000 tonnen van 1000 K.G. Scheepvaart, in 1919, door de Noordzeesluizen naar A. 17.781, inhoud 12.175.476 M-\; van A. 16.985, inhoud 12.338.000 M*.; Oranjesluizen, in beide richtingen samen, 47.357. Merwedekanaal, naar A. 24.117, of 4.231.886 tonnen, Rijnschepen 1.233 of 888.143 tonnen; van A. 25.601, of 4.458.797 tonnen. Rijnschepen 722 of 510.096 tonnen. Nijverheid. Diamantbewerking 11.200; kleeding en reiniging 10.400; metaalbewerking, stoom- en andere werktuigen, scheepsbouw 11.400 werklieden. Hoofdgebouwen. Kon. Paleis (oorspronkelijk Raadhuis, gebouwd door Jacob van Campen en Dan. Stalpaert, geopend 1655); Oude Kerk (St. Nicolaaskerk, 14de eeuw); Nieuwe Kerk (St. Catharina kerk, 15de eeuw), Zuiderkerk (1611), Noorderkerk (1625), Westerkerk (1631), Port. Isr. Synagoge (1670), St. Willebrordus buiten de veste (Dr. Cuypers, 1873), St. Nicolaaskerk (A. C. Bleys, 1887), Stadhuis (sedert 1808, vroeger admiraliteits- of Prinsenhof); Paleis voor Volksvlijt (Outshoorn, 1864), Rijksmuseum (Dr. Cuypers, 1885), Centraalstation (Dr. Cuypers, 1889), Groote Beurs (Dr. Berlage, 1903), Effectenbeurs (Jos. Th. J. Cuypers, 1914). Monumenten uit oud'Amsterdam. Schreyerstoren, St. Anthoniespoort (later Waag op de Nieuwmarkt), St. Olofsof O. Z. Kapel (15e eeuw of vroeger), Montelbaanstoren (1607), Munttoren (1617), Regulierstoren, Athenaeum IIlustre (1631, het voormalige Agnietenklooster), Militiezaal (Artillerie- of Bushuis 1605), Begijnhof (± 1600), Burgerweeshuis (1660), Pesthuis (1635, later Buitengasthuis), West-Indisch Huis (1642), Oost-Indisch Huis (1661); Lombard (1663), R. C. Armenkantoor (voormalige Schouwburg, verbrand 1772), R. C. Maagdenhuis (1752), Muiderpoort (1771). m Instellingen. Stedelijke Universiteit (sedert 1870), Universiteits-Bibliotheek, Openbare Leeszaal en Bibliotheek,j^de Vrije Universiteit (1880), Stadsschouw- burg (na den brand in 1890 herbouwd), Concertgebouw (1881), Stedelijk Museum, Museum Fodor (1863), Mus. Willet — Holthuysen (1896), Museum Amstelkring (1893), Schoolmuseum, Veiligheidsmuseum, Kon. Academie van Wetenschappen (in het Trippenhuis, sedert 1888), „Natura Artis Magistra" (1839), Hortus Botanicus (oudtijds Hortus Medicus of Stads-artsenytuin), Kweekschool voor de Zeevaart (1785), „Arti et Amicitiae" (1839), Rijks Academie voor Beeldende Kunsten, Rijksschool voor Kunstnijverheid. Koloniaal Instituut (1910, centrale zetel in aanbouw). Rembrand ts huis (1911). Ned. Historisch Scheepvaart Museum (1917). Geschiedenis. De naam A. (naar een dam in den Amstel) komt het eerst voor in een privilegie van 1275; stadsrechten, 1300; grootebranden: 1421, 1452; uitbreidingen: 1595, 1612, 1660, 1870, 1896, 1921; einde van het Spaansche bewind, 1578; hoofdzetel van de O. I. Compagnie (1602), id. van de Noordsche Compagnie (1614), idem van de WestInd. Compagnie (1621); mislukte aanslag van Willem II, 1650; de verovering van het land verhoed, 1672; de Fransche omwenteling begonnen, 1795; residentie van het Koninkrijk Holland, 1808; de derde stad van het Fransche Keizerrijk, 1811; de Souvereine Vorst in de Nieuwe Kerk ingehuldigd, 1814; de Ned. Handel-Maatschappij (1824, tot 1831 in Den Haag); opening van het Groot Noord-Hollandsch Kanaal, 1825; spoorlijn Amst. Haarlem, 20 Sept. 1838; Idem Amst. —Utrecht, 1843; opening van het Noordzee-Kanaal, 1876; oprichting van de Deli Maatschappij (eerste naaml. venn. op Indië), 1869; Koninginnedok, 1879; opening van het -Merwedekanaal, 1897; vliegdienst naar Londen, 17 Mei 1920, naarHamburg-Copenhagen, 1 Sept 1920, naar Parijs, 2 Mei 1921. Zie de geschiedenis van: Commelin, Wagenaar, ter Gouw. Amst. Jaarboekje, Jaarbdoeken v. h. Gen. Amstelodamum, gemeentelijke statistische uitgaven. Amsterdam, (2) stad in de staat NewYork U. S. met c. 32.000 inw., heeft tapijt- en wollengoederenfabrieken. Amsterdam (3) of Nieuw Amsterdam is een onvruchtbaar vulkanisch eiland in den Indischen Oceaan, in Fransch bezit. Amsterdam (4) is een eiland, ten N.W. van Batavia. Amsterdamsch Peil oorspr. stadspeil van Amsterdam. Thans in Nederland gebruikelijk nulpunt ter hoogtebepaling. Nauwkeurig Amsterd. Peil (N. A. P.) is het verbeterde nulpunt dat ongeveer 1880 is vastgesteld. Amulet, waarschijnlijk een woord van Arabischen oorsprong dat aanhangsel beteekent, is een voorwerp, dat als ring, armband of halsketting gedragen wordt, en dient tot het afweren van onheil en het aanbrengen van geluk. Reeds bij de Egyptenaren kwam dit gebruik voor en ook thans worden amuletten niet alleen in Indië, doch ook in de Europeesche landen, meestal als voorbehoedmiddel tegen ziekten gedragen. Amundsen, Roald (1872— ), Noorsch poolonderzoeker, nam deel aan de expeditie van De Gerlache (1897— '99), deed met de „Gjöa" in 1903 een reis om de magnetische pool te onderzoeken en de N.W. doorvaart te bevaren, wat hem gelukte. In 1911 ondernam hij met Nansens „Fram" een reis naar de Z. Pool, welke hij den 14 Dec. bereikte. Zijn poging om in 1918 de N. Pool te bereiken mislukte, in 1920 waagde hij het opnieuw, doch zonder gunstig resultaat. Amygdaline is een stof die o. a. voorkomt in bittere amandelen, maar voornamelijk in de bittere amandelolie die uit abrikozenpitten gewonnen wordt. Door distillatie gaat het amygdaline over in benzaldehyde (C,H5.CH : O), glucose en blauwzuur. Amydalus. Zie Amandel en Per tik. Amyl heet in de organische scheikunde de groep C5Hn die men verkrijgt door in pentaan (C5H12) éen waterstofatoom weg te nemen. Vormen de koolstofatomen een onvertakte reeks dan heet de groep normaal. Door bijvoeging van het voor- voegsel „iso" wordt aangeduid, dat vertakkingen in de reeks koolstofatomen voorkomen. Amylacetaat. Zie A xijnture esters. Amylum. Zie Zetmeel. Amylverbindingen komen vooral voor in de foezelolie (zie spiritus) en zijn daar ontstaan uit de eiwitten der granen. Door distillatie wint men er o. a. amylalcohol (C,HU OH) uit, dat uitgangsprodukt is voor de bereiding van allerlei esters die in bonbons, likeuren, kunstwijn en cognac gebruikt worden en vooral ook voor amylaether, die naar zuurtjes riekt en vooral van belang is als oplosmiddel voor cellulose-derivaten, zooals voor cellulolde; het is daarom een bestanddeel voor zaponlak. Amyo t, J'aqcu.es (1513 — 1593), Fransch schrijver en taalkundige, bisschop van Auxerre, vertaalde klassieke auteurs, waaronder de vertaling van Flutarchus' „Levens" als de beste gerekend wordt. Anabasis beteekent eigenlijk een opwaartsche gang n.1. van het kustland naar het binnenland. Xenophon beschrijft in zijn „Anabasis" de tocht der 10.000 Grieken onder Cyrus tegen Artaxerxes (c. 400 v. Chr.). Anacharsis, Scythlsch vorst, leerling van Solon, wilde in zijn vaderland veranderingen in het bestuur en den Griekschen godsdienst invoeren en werd hiervoor ter dood gebracht. Anachoreten waren in de 3de eeuw na Chr. kluizenaars, die zich in de woestijn terugtrokken, alle wereldsche genietingen afzworen en een leven van kastijding leidden. Er kwamen langzamerhand zooveel anachoreten, dat zij zich gingen vereenigen en het begin vormden van de vele monnikorden en kloosters der Middeleeuwen. Anachronisme of fout in de tijdrekening is bij oudere schrijvers tot aan het einde der 18de eeuw toe een veel voorkomend euvel. Alle groote treurspeldichters der 16e en 17e eeuw hebben er zich aan bezondigd. Vondel bijv. laat zijn „Gijsbrecht van Aemstel" (c. 1300) spelen in het Amsterdam van c. 1540. Het woord a. wordt ook gebruikt voor iets wat niet meer in een bepaalde tijd past of geheel uit den tijd is. Anacolouth noemt men het niet beëindigen van een grammatikalen zin ook wel het overloopen van een zin in een andere constructie. Anaconda, stad in Montana U. S. met c. 10.000 inw., heeft kopersmelterijen en zilvermijnen. Anaconda, niet-gütige reuzenslang, levend in Z.-Amerika, vooral in Suriname, verwant aan den Boa constrictor. Grootste lengte 8 M. Anacreon (c. 563—478 v. Chr.), de Grieksche lierdichter van Teos, beschermeling van Hipparchus schreef liederen over liefde en wijn, die in alle tijden veel nagevolgd zijn, o.a. door Horatius, Voltaire en Béranger en de Duitsche „Anakreontiker" in de 18de eeuw. Van Anacreons werk zijn slechts fragmenten bewaard gebleven. Anacrouse Fransche (oorspr. Grieksch) muziekterm voor opmaat (z. a.). Anaemie, bloedeloosheid, is een toestand waarbij óf een te geringe hoeveelheid bloed aanwezig is, óf de samenstelling van het bloed ziekelijk is veranderd. Anaemie kan behalve als ziekte op zichzelf optreden als gevolg en verschijnsel van vele andere ziekelijke aandoeningen. De voornaamste verschijnselen zijn meestal een wasbleeke huid, bleeke slijmvliezen van oogleden, lippen enz. en dikwijls eene abnormale hartswerking. Niettemin kunnne bij sommige vormen van anaemie (chlorose) juist de slijmvliezen zeer intens rood gekleurd zijn, zoodat men voorzichtig moet zijn met het stellen der diagnose. Anaesthaesie, gevoelloosheid, is een toestand waarbij het vermogen der gevoelszenuwen om indrukken naar het bewustzijn over te brengen verminderd of geheel opgeheven is. Men onderscheidt natuurlijke anaesthaesie, veroorzaakt door sommige ziekten van het zenuwstelel, van kunstmatige anaesthaesie, die door chloroform, aether of andere verdoovende middelen wordt opgewekt om het pijngevoel tijdens eene operatie op te heffen. Anaesthesine (aethylester van het para-amido-benzoë-zuur) is een wit, in water onoplosbaar poeder, dat gebruikt wordt om door strooien op wondvlakken deze pijnloos te maken. Anaesthetische middelen zijn middelen om gevoelloosheid op te wekken. Zie Narcose. Anagallis. Zie Guichelheil. Anagni, stad in Italië, ten Z. O. van Rome met c. 10.000 inw., heeft een oude cathedraal met prachtige fresco's, was in de Middeleeuwen vaak verblijfplaats der pausen. Anagram is het verplaatsen van letters in een woord, zoodat er een nieuw woord van geheel andere beteekenis ontstaat, b.v. Roma-Amor. Vooral in de 16de en 17de eeuw was het maken van anagrammen in zwang. Analaboe of Melaboe, een staatje in N.W. Sumatra, wordt besproeid door de Melaboe-rivier. Analecta, een Grieksch woord met de beteekenis van bloemlezing, omvat een letterkundige verzameling van de beste stukken van één of meer schrijvers. Analogie beteekent overeenstemming. Men gebruikt dit woord in de logica wanneer men uit een overeenstemming in de hoofdpunten besluit tot verdere punten van overeenstemming; in de planten dierkunde gebruikt men analogie ter aanduiding van gelijkheid in functie bij verschil van organen; in de taalkunde voor de dikwijls onbewuste vorming van woorden of uitdrukkingen onder invloed van gelijksoortige woorden en uitdrukkingen; in de uitlegkunde bijv. van wetten past men een wetsartikel bij analogie toe op een geval waarvoor het niet is geschreven in de overtuiging dat de overeenkomst in rechtsgrond deze toepassing toelaat. Theologisch spreekt men evenzoo in analogie des geloofs wanneer men onduidelijke bijbelplaatsen verklaart aan de hand van bijkomstige duidelijke plaatsen. Analphabeten noemt men hen, die niet lezen of schrijven kunnen. Men stelt hun aantal vast, bij het sluiten van een huwelijk en bij het treden in militaire dienst. In percenten uitgedrukt geeft hun aantal een vrij goed beeld van de ontwikkeling van een volk. In Nederland trof men in 1865 c. 18 %, in 1918 0,3 % analphabeten aan. Een laag percent hebben de Scandinavische landen, een hoog bijv. de Balkanlanden. Analyse (Grieksch) beteekent oplossing, ontleding. In de wijsbegeerte gebruikt men het als tegenstelling tot synthese (samenvatting). Analyse is dan ontleding van een begrip in zijne kenmerkende deelen. In de wiskunde verstaat men onder A. de werkwijze waarbij men 't gevraagde of de te construeeren figuur als gegeven aanneemt en dan nagaat, waaraan het gezochte moet voldoen, zoolang tot men de redeneering of werkwijze vindt, die van de gegevens tot het gevraagde leidt. Sommigen verstaan onder A. de geheele wiskunde met uitzondering van de zuivere meetkunde (z. a.) waarbij zij dan onderscheiden de lagere A. die zich met eindige grootheden ophoudt, van de hoogere A. die ook oneindig groote en kleine grootheden behandelt. De eerste gebruikt alleen elementaire hulpmiddelen, de tweede berust op differentiaal- en integraal rekening (z. a.). De scheikundige analyse wordt verdeeld in kwalitatieve en kwantitatieve. De kwalitatieve analyse dient om te onderzoeken, welke elementen of elementgroepen in een gegeven stof aanwezig zijn. Ze wordt weer als volgt onderverdeeld : De analyse langs drogen weg (of het vooronderzoek) kan reeds enkele elementen doen herkennen, zoo als de vlamkleuring door metalen. Deze analyse geeft evenwel geen zekerheid omtrent de aanwezige bijmengselen en wordtin de praktijk meestal slechts bij mineralogisch onderzoek toegepast. De analyse langs natten weg tracht dè te onderzoeken stof in oplossing te her- kennen, door te zien of toevoeging van bepaalde stoffen (reagentia) veranderingen te weeg brengen, zooals neerslaan, gasontwikkleing en kleur. Dit deel van de analyse deelt de anorganische stoffen en groepen in, genoemd naar de gebruikte reagentia. Zie A. H. W. Aten, Tabellen voor de kwalitatieve analyse. F. P. Treadwell, Lehrbuch der anal. Chemie I. N. Schoorl, Organische analyse 2 dln. De kwantitatieve analyse gaat na hoeveel van een bepaald element (of groep) er in de te onderzoeken stof aanwezig is. Ze wordt weer onderverdeeld in: gewichtsanalyse; in een afgewogen hoeveelheid stof bepaalt men het daarin aanwezige, gewenschte bestanddeel, door dit (meestal door het uit de oplossing der stof neer te slaan) nauwkeurig te wegen. De maatanalyse voegt een bepaald volume van de reagentia in gegeven concentratie toe en berekent daaruit het gehalte van de te bepalen stof. Ze wordt onderverdeeld in alkalimetrie, acidimetrie, jodometrie, oxidimetrie (zie aldaar). De bewerkingen heeten titreeren. De gasanalyse bepaalt de bestanddeelen van gassen; ze is een soort maatanalyse, daar de gassen naar het volume bepaald worden. De bepaling geschiedt meestal door absorptie of verbranding. Analyst(e) is iemand, die op een laboratorium belast is met de uitvoering van scheikundige analyses. In Nederland bestaan voor de niet-academisch gevormden opleidingscurssussen aan enkele laboratoria. De Nederl. Chemische vereeniging neemt hiervoor tweemaal 's jaars te Utrecht een examen af. Analytische Meetkunde. Descartes vond de manier om door middel van rekenkundige beschouwingen tot een inzicht te komen van meetkundige eigenschappen van figuren. Wanneer twee veranderlijke getallen door een vergelijking aan elkaar verbonden zijn, zal elk dezer telkens een bepaalde waarde krijgen, als men 't andere telkens een andere waarde toekent. Door nu aan de getallen een meetkundige beteekenis te geven, door bijv. aan te nemen, dat elk paar, bij elkaar behoorende waarden der getallen, een punt in 't platte vlak voorstelt, ten opzichte van twee vast aangenomen coördinaat-assen (z.a.), wordt de vergelijking de rekenkundige (algebraïsche) uitdrukking van een lijn. Door deze handelwijze ontstond de A. Meetk. Elke vergelijking tusschen twee grootheden geeft 't aanzijn aan een lijn; het aantal op te stellen vergelijkingen is onbegrensd groot, zoodat ook 't aantal in rekenkundig (algebr.) onderzoek te nemen lijnen onbegrensd groot is. Langs zuiver algebraïschen weg zijn nu de eigenschappen der lijnen op te sporen. Uitbreiding van de veranderlijke getallen tot drie, deed de A. M. in de ruimte ontstaan, waar, in plaats van lijnen, oppervlakken te voorschijn komen. Het eerst werd dit toegepast door Parent (1666—1716); meerdere uitbreiding werd gegeven door Clairant (1713—1765) in een boek over gebogen oppervlakken en kromme lijnen, die niet in een plat vlak liggen (z.g.n. lijnen van dubbele kromming). Zie P. van Geer, Leerboek der Analytische Meetkunde. Anambas-eilanden, eilandengroep in de Chineesche Zee, tusschen Borneo en Malakka, behooren tot de residentie Riouw; tellen c. 4000 inw.; vischvangst. Anamnese, herinnering, is dat deel van het onderzoek van den patiënt door den arts waar hij vragen stelt naar het voorafgegane leven van den patiënt en c.q.van diens verwanten, en naar door gemaakte ziekten om daaruit aanwijzingen te putten omtrentoorzaak en aard van het tegenwoordig lijden. Ananas (Bromelia A nanas), cultuurplan tuit de fam. der Bromeliaceëen, af k. uit tropisch Amerika, nu ook in Azië en Afrika in overvloed geteeld. In vorige eeuwen werd ook in Europa (in bizondere stookkassen) veel werk van de cultuur gemaakt, maar thans kan de vrucht beter en goedkooper worden ingevoerd uit andere werelddeelen. De vrucht is samengesteld uiteen groot aantal pitlooze bessen,fme t een bundel gewone stengelbladeren aan den top. Een ananas kan 6—8 K.G. zwaar worden en is een der meest verfrisschende vruchten. Ananasaether. Zie Boteraether. Ananias (1) is de hoogepriester, voor wien Paulus terechtstond; hij bleef waarschijnlijk tot 59 hoogepriester te Jeruzalem. Ananias (2), de man van Saffira, werd met zijn vrouw gestraft voor hun huichelarij en bedrog tegenover hun mede-Christenen (Handelingen V). Anapest is een versvoet, die uit twee korte, gevolgd door één lange lettergreep, bestaat (<-> u —). De Grieken gebruikten hem vooral bij marsch- en krijgsliederen. Anarchisme. Het anarchisme (anarchie = regeeringloosheid) is het streven naar een maatschappelijk stelsel waarbij de individuen de meest onbeperkte vrijheid zullen genieten en waarbij regeering en regeerdwang afwezig zal zijn. Proudhon (1809—1865) wordt als de grondlegger van dit stelsel beschouwd, door zijn geschrift: Qu'est ce que la propriété (1840). Hij argumenteert ongeveer als volgt 1° privaateigendom is het resultaat van de exploitatie van anderer arbeidskracht, is diefstal. Privaateigendom moet worden vervangen door gebruikrecht op de resultaten van eigen arbeid. 2° Alle partijen eischen regeeringsgezag op: er zij geen gezag meer maar onbeperkte vrijheid van het individu. 3° Uiting van groot optimisme: alle menschen hebben een zeker besef van rechtvaardigheid en deze rechtvaardigheid eischt dat in het sociale leven overeenkomsten moeten worden nageleefd. In de toekomstige maatschappij zal het regiem van vrijwillige overeenkomsten alle overige recht en regeering overbodig maken. 4° De mensch kan zeer wel worden opgevoed tot geschiktheid voor dit nieuwe regiem. Dwang of geweld is hiervoor overbodig. Terwijl het socialisme een organisatie nastreeft, waarin de staat een belangrijke leidende rol vervult, wil derhalve het anarchisme van die leiding niets weten; uitgangspunt en doel der samenleving is de vrijheid van bestaan en beweging der individuen en hieruit zal door vrije schikkingen en overeenkomsten de orde vanzelf voortvloeien. Had Proudhon de theorie verkondigd, Bakounine heeft daaraan niet verder toegevoegd en ontkende Proudhons vertrouwen in 's menschen geschiktheid zonder dwang tot het nieuwe regime te komen en wilde die met daden verwezelijken. Hij, uitnemend redenaar, stichtte vereenigingen, die tot verzet moesten opruien en aanzetten tot de sociale revolutie. Hij trad in 1869 met zijn aanhangers toe tot de Internationale Arbeiders-vereeniging van Marx, doch moest na heftigen strijd in 1872 met zijn fractie weer daaruit treden. Daarna sluiten de anarchisten in elk land afzonderlijk zich aan een en breekt een periode van anarchisme van de daad aan, zich uitend in bomaanslagen in Duitschland, Frankrijk, Spanje, Italië en de Ver. Staten. In Nederland zijn de anarchisten niet tot een vereeniging van eenige beteekenis gekomen. De vrije socialisten naderden hun standpunt, terwijl in de vakvereenigingen enkele groepen propaganda voor deze leer trachtten te maken, doch zonder veel resultaat. Tijdens en na den wereldoorlog zijn de anarchistische elementen grootendeels bij de communisten, die echter op revolutionnairsocialistisch standpunt staan, gekomen. In den laatsten tijd wenden de anarchisten pogingen aan om tot nieuwe aaneensluiting en georganiseerd optreden te komen ter verwezelijking hunner idealen, waarbij de sociaal-anarchisten een belangrijke rol spelen (Intern. Anarchisten-Congres Berlijn, 25—31 Dec. 1921). De bekendste anarchist in Nederland was F. Domela Nieuwenhuis, in wiens boek „Van Christen tot Anar- chist" vele gegevens over het Ned. anarchisme te vinden zijn. Literatuur: P. Eltzbacher, Het Anarchisme (1903) en H.Zoccoli, Die Anarchie (1909) en F. Domela Nieuwenhuis en J. van Leeuwen in de serie Pro en Contra (1909). Max Nettlau, Bibliographie de „1*Anarchie"; Michel Bakounine, Oeuvres (Tomes 6); James GuUlaume, 1'Internationale, Document s et Souvenirs (Tomes 4). Anarcho-Communisten achten het anarchistische ideaal alleen in een communistisch geordende wereld mogelijk; leggen vooral nadruk op religieuze motieven; zijn afkeerig van het geweld als strijdmiddel, maar willen „geestelijke weerbaarheid." ' Anastasia, naam van eenige''martelaressen. Anastasia de Oudere stierf onder keizer Nero. Anastasia de Jongere, een aanzienlijke Romeinsche vrouw, werd in 303 onder keizer Diocletianus levend verbrand. Anastasia, een Grieksche vrouw, bekoorde keizer Justinianus, doch ontvluchtte hem in een klooster Anastasius I (c. 430— 518), keizer van Byzantium, huwde de weduwe van keizer Zeno en werd aldus in 491 keizer, had met veel moeielijkheden te kampen, doch regeerde verstandig en omzichtig. Anastasius II, secretaris van keizer Philippicus, volgde dezen op, doch moest het veld ruimen voor Theodosius III en werd gedood (721). Anastatica. Zie Roos van Jericho. Anastatische druk, procédé om een bestaand drukwerk op de minst kostbare wijze te facsimileeren, door een origineel zoodanig te prepareeren, dat het op een lithografische steen kan worden overgedrukt en van deze steen weer in bepertk aantal de noodige, met het origineel identieke, afdrukken kunnen worden verkregen. Anastigmatische lens. Zie Lens. Anastomose is de ineenvloeiing van twee bloedvaten. Door herhaalde anastomose ontstaan de adernetten en is het mogelijk dat een lichaamsdeel waarvan de voornaamste bloedaanvoerende slagader is afgesneden, toch in het leven kan blijven, omdat de natuur in dergelijke gevallende anastomose vorming zeer doet toenemen en zoodoende de bloedstoevoer herstelt. Anatas is een mineraal, bestaande uit titaanzuuranhydried (FiO,), hetwelk tetragonale kristallen vormt met sterken glans; het komt vooral voor in de Zwitsersche Alpen en in Scandinavië in graniet, glimmerlei en gneis. Anathema was oorspronkelijk iets, dat als wijgeschenk in den tempel geofferd werd, thans is het de banvloek, of de persoon, die in den ban (z. a. gedaan wordt. Anatocisme (via het Latijn uit het Grieksch). Rente van rente. Handeling van den schuldeischer, die binnen den tijd van een jaar de rente bij het hoofdkapitaal voegt en zoodoende het rentegevend kapitaal grooter maakt. Interestwoeker, woekerrente; volgens het Ned. recht verboden. Anatolië, naam voor het binnenste, hooger gelegen gedeelte van Klein-Azië, vormt thans het voornaamste deel van het Turksche rijk. Anatolische spoorwegen noemt men wel het spoorwegnet in Klein-Azië, beginnend bij de zee van Marmora en gaande over Angora, Konia, hier staat deze lijn in verbinding met den Bagdadspoorweg en andere lijnen. Anatomie (Ontleedkunde). De alger meene anatomie is eene uiteenzetting deenkelvoudige vorm bestanddeelen van de weefsels en de daaruit opgebouwde organen, terwijl men de leer van den fijneren, microscopischen bouw dier weefsels, weefselleer (histologie) noemt. De bijzondere anatomie behandelt de organen en weefsels in onderling verband en wordt bij den mensch verdeeld in osteologie (leer der beenderen), syndesmologie (leer der banden), myologie (leer der spieren) angiologie (leer der vaten), neurologie (leer der zenuwen) en splanchnologie (leer der ingewanden). Vergelijkende anatomie is de leer der onderlinge vergelijking van den vorm en bouw van organen van verschillende die- ren of planten. De anatomie is een zeer oude wetenschap want te allen tijde hebben de artsen behoefte gevoeld om lijken te openen ten einde in de samenstelling van het menschelijk lichaam eenig inzicht te krijgen en daardoor ook een beter begrip van ziekte te erlangen. Reeds Erosistratus von Cos (± 300 v. Chr.) ontleedde menschenlijken maar Galenus (± 130 na Chr.) gebruikte andere zoogdieren daartoe. Aangezien de leer van Galenus vele eeuwen de geneeskunde heeft jbeheerscht, werden in de Middeleeuwen evenmin menschenlijken geopend en eerst Mondino de Luzzi te Bologna deed in 1315 weder eenige lijkopeningen en gaf als gevolg daarvan een leerboek der Anatomie uit. Niettemin bleef het eene uitzondering en pas in de 16e eeuw werd de autoriteit van Galenus omgeworpen en het openen van lijken meer algemeen. Van dien tijd af dateeren dan ook de belangrijkste ontdekkingen in de anatomie waarbij vooral de naam van Vesalius van Brussel (1543) genoemd moet worden. Sinds is de Anatomie door lijkonderzoekingen steeds vooruit gegaan en alle beschaafde landen hebben beroemde personen geleverd, die door belangrijke ontdekkingen de ontleedkunde hebben gebracht op het hooge peil, waarop zij zich tegenwoordig bevindt. Als onderdeel kent men ook de pathologische anatomie d.i. de wetenschap die door onderzoek van het lijk, de oorzaak van ziekte en dood tracht te vinden. De anatomie wordt ook door beeldende kunstenaars bestudeerd teneinde het menschelijk lichaam met juistheid te leeren teekenen. Zie J. Rijkse, Anatomie voor kunstenaars (1913). Anaxagoraa (c. 500— 428 v. Chr.), Grieksch wijsgeer uit de Ionische school, woonde te Athene, vriend van Pericles. Volgens zijn opvatting regeerde de geest, die de oorsprong van alles was de wereld. Ook was de zon een roodgloeiende massa, de maan een bewoonbaar lichaam met bergen en dalen. Als gevolg van deze nieuwe theorieën werd hij van atheïsme beschuldigd en uit de stad verbannen; Pericles redde hem met moeite van den dood, doch den tweeden keer werd hij veroordeeld. Zijn geschriften zijn grootendeels verloren gegaan. Anaxarchus, Grieksch wijsgeer in de vierde eeuw voor Christus, uit de school van Democritus, vriend van Alexander den Groote, stierf (volgens zeggen) den marteldood op Cyprus. Anaximander (611—545 v. Chr.), Grieksch wijsgeer en natuurkundige uit Milete, leerling van Thales, nam het bestaan van een oerstof „apeiron" aan, verklaarde de hellingen der ecliptica en was de eerste landkaart- en globemaker bij de Grieken. Anaximenes (C. 550 v. Chr.), Grieksch wijsgeer uit de Ionische school, beschouwde de altijd trillende lucht (aether) als oerstof. Ancelot, Jacques Arsène Francais Polycarpe (1794—1854), Fransch treurspeldichter, schreef „Louis XI" e. a. Zijn vrouw Marguerite Chardou (1792— 1875) was in haar tijd een bekend romanschrijfster. Anchises, koning van Dardanus, vader van Aeneas, werd door dezen uit het brandende Troje weggedragen. Hij vergezelde Aeneas op diens zwerftochten en stierf op Sicilië. Anchitherium was een drieteenig paard in de Mioceen-periode. Anchusa. Zie Ossentong. Anchylostomiasis. Zie Mijnwormziekte. Anciënniteit is de rangorde in dienstjaren, welke in vele staatsbetrekkingen, inzonderheid bij leger en vloot, als maatstaf geldt bij bevordering. Bij gelijk aantal dienstjaren wordt gewoonlijk de leeftijd medegerekend. Naast bevordering naar anciënniteit staat bevordering naar dienstpraestaties. Ancona (1) is een provincie in Italië, tusschen Apennijnen en Adriatische Zee gelegen. Ancona (2), havenstad aan de Adriatische Zee ten Z. van Venetië, reeds in 380 v. Chr. gesticht, bezit prachtige oude bouwwerken, n.1. havendam met triumfboog van Trajanus; Oud-gothische beurs en hoofdkerk e. a. Belangrijke nijverheid: zijdeweverijen, touwslagerijen, scheepstimmerwerven, leer- en papierfabrieken. Haven na 1860 veel verbeterd, daardoor bloeiende handel en scheepvaart; telt c.68000inw. Ancona, Allessand.ro d' (1835—1914), Italiaansch schrijver, hoogleeraar in de Italiaansche letterkunde te Pisa, schreef o. a. „manuaie aeua letteratura italiane' . Ancre, baron de Lussigny d' (gest. 1617), eigenlijk Concino Concini geheeten gunsteling van Maria de Medici de vrouw van koning Hendrik IV, werd na den dood van dezen maarschalk en eerste minister van Frankrijk. In losgerukte het aan een complot van Fransche edelen, hem te doen vermoorden. Ancus Marcius, vierde koning van Rome (c. 140—166), kleinzoon van Numa Pompilius, overwon verschillende Latijnsche voiKssiammen en overDrugüe de iiber. Ancyra, het tegenwoordige Angora, in Galatië (Klein-Azië) bloeide ten tijde van keizer Augustus. Wandschilderingen in een tempel aan hem gewijd, vermelden zijn daden. Andala, Ruardus (1665—1727), Nederlandsch godgeleerde, hoogleeraar in de theologie en wijsbegeerte te Franeker, was een rechtzinnig leeraar en volgeling van Cartesius. Andalusie, het Zuidelijkste gedeelte van Spanje, het gebied der vier Moorsche koninkrijken, verdeeld in Opper- en Neder-Andalusië, besproeid door de Guadalquivir, is in het N. en Z. bergachtig, het overige gedeelte heuvelland. Langs de rivieren met prachtige dalen is kleigrond, waarop allerlei zuidvruchten, mais- suikerriet en wijnbouw. De bodem zou veel meer kunnen opleveren, wanneer de besproeiing beter was, zooals onder de Mooren. De mijnen leveren koper, steenkool, lood en zilver; stieren eh hengsten worden uitgevoerd. Groote steden zijn: Granada (met Alhambra), Sevilla, Malaga en Cadiz. De bewoners zijn Spanjaarden, in Granada met Mooren vermengd, evenals in het gebergte. Ook de huizen zijn in Moorschen stijl gebouwd. Andalusietiseen eenVoudi g aluminium silikaat (Al, Si Os), hetwelk in graniet en lei in Spanje, Zuid-Duitschland en Amerika voorkomt. Het wordt wel als siersteenen gebruikt. Andamanen, eilandengroep in de Golf van Bengalen, ten N. van de Nicobaren, zijn bergachtig met vruchtbaren bodem; oorspronkelijk bewoond door de Minkopies, die langzamerhand uitsterven. Het grootste' aantal bewoners bestaat uit Britsen-Indische gedeporteerden (17 000), daar deze eilanden sinds 1858 een Britsche strafkolonie zijn. Andante (gaande) geeft in de muziek een matig langzaam tempo aan; ook is het wel de naam van een gedeelte van symphonie of sonate, in dit tempo geschreven. Anderlecht, de Z.W. voorstad van Brussel, heeft vele fabrieken, telt c 68.000inw. Andermatt, dorp (900 inw.) in het Zwitsersche kanton Uri aan de Reuss, ligt aan de St Gotthard baan (1444 M. boven zeepeil); veel bezocht door vreemdelingen. Andernach, een oud stadie, in de 3de eeuw na Chr. gesticht, in Pruisen aan den linker Rijnoever, heeft een omgeving rijk aan Romeinsche oudheden; telt c. 10.000 inw., handel in molensteenen en tras. Andersen, Hans Christiaan (1805— 1875), Deensch dichter en romanschrijver, de zoon van een armen schoenmaker te Odense geboren, ontving bijna geen onderwijs en trok oo 14-iarieen leeftijd naar Kopenhagen om zijn fortuin te zoeken. Na vele moeielijkheden werd hij eindelijk geholpen en kon de Latijnsche school en universiteit bezoeken. In 1850 publiceerde hij een bundel gedichten, later naar aanleiding van zijn reizen nog andere gedichten en novellen; beroemd werd hij echter door zijn „Sprookjes" (1835), die in de meeste talen van Europa overgezet zijn in het Nederl. o. a. door Mevr. van Beden—van Vloten. Op lateien leeftijd schreef hij ook reisbeschrijvingen. Zie: Christine Doorman, Uren met Andersen. Andersen, Adolf (1818-1879), een beroemd Duitsch schaakspeler, professor in de wiskunde, schreef ook werken over het schaakspel. Andersson, Karl Johan (1827—1867), Zweedsch ontdekkingsreiziger in Afrika, drong van de Walvischbaai uit door tot het Ngamimeer (1854), woonde jaren in Z.-Afrika en stierf op een tocht naar Cunene. Andes (Cordilleras de los) is een ± 7000 KH. lang ketengebergte, dat zich langs de heele W.-kust van Zuid-Am. uitstrekt. Behalve in het Z., waar slechts één keten is, bestaat het uit 2 of 3 ketens, die hoogvlakten of lengtedalen insluiten. De breedte is gemiddeld 400 a 450 KM.; onder 20* meer dan 900 K.M. De W-. helling is tamelijk steil, in het O. vormen lagere gebergten den overgang naar de hoogvlakte. De passen zijn zeer hoog. De hoogste top van 't werelddeel is de Aconcagua (7040 M.) in Argentinië. Iets lager zijn de Sorata (6550) en Illimani (6410) in den keten, die langs de O. zijde van het Titicaca M. strijkt. Verder N. waarts wordt het hoogland van Quito ingesloten door ketens, die gekroond zijn met 26 besneeuwde toppen, meest vulkanen, waarvan de Chimborazo (6247 M.) en de Antisana (5780 M) de bekendste zijn. Tot in Venezuela heeft de Andes een hoogte van meer dan 4000 M. 't Aantal vulkanen is 56, waarvan 26 werkende; aardbevingen komen veelvuldig voor, waaronder vooral de kusten van den Atl. Oceaan lijden. De kern der Andes bestaat uit kristallijne gesteenten, meest in de Oostelijke ketens voorkomende; in de Zuidelijke veel jura en krijt, in de Westelijke jongere gesteenten. Verder eruptiefgesteenten als porphyr, trachiet en andesiet. Rijk aan mineralen: goud, zilver, koper, ijzer, mangaan, kwikzilver en salpeter. Bekend zijn de zilvermijnen v. Potosi in Bolivia en de salpetergroeven in de Atacama woestijn. De belangrijkste bergspoorwegen zijn: de lijn Callao — Lima—Oroya (de hoogste der aarde), Guayaquil—Quitolijn en Mallendo— Arequipa—Titicaca-ltjn. De eerste Pacific-spoorw. in Z.-Am. tusschen Valparaiso en Buenos-Aires gaat over den Cumbre-pas (3000 M.) en is pas in 1910 voltooid. Van Chilecito loopt een „luchtspoorweg" naar de Farnatinakopermijnen. Andesien is een triklien, op albiet gelijkend alüminium-calcium natriumsilikaat; het smelt lager dan albiet; de kleur is wit, geel of groen. Andischan, stad in de provincie Ferghana in Russisch-Centraal-Azië, op den linkeroever der Syr Darja, aan den Transkaspischen spoorweg, telt c. 74.000 inwoners, die zich met land -en tuinbouw bezig houden. Andoorn (Stdchys), geslacht der Labiaten, kenbaar, doordat de langere meeldraden na het stuiven gewonden zijn en gebogen. Bekende wilde soorten: S. silvaticusf Bosch-and. boschplant), S. paluster, Moeras-a., aan slootkanten). Gekweekt als vaste plant stachys lanatus, met witwollig blad. Andorra, republiek in de Pyreneeën, tusschen het Fransche departement Ariège en de Spaansche provincie Lerida, door hooge bergen ingesloten, onder Fransch protectoraat en geestelijk gezag van den bisschop van Urgel, telt c. 6.000 inw. Andorra, reeds in 801 een onafhankelijke staat, wordt geregeerd door een raad van 24 leden, gekozen uit de familiehoofden. De bewoners, zeer vrijheidslievend, leven van schapenteelt en smokkelhandel. Andrada e Silva, José Bonifacio d' (1765—1838), Braziliaansch staatsman, strijder voor de onafhankelijkheid van Brazilië, werd in 1822 minister van binnen- en buitenlandsche zaken, maar moest weldra het land verlaten. In 1829 keerde hij terug en werd voogd over Dom Pedro II. Andrade, Francesco d' (1859—1921), Portugeesch operazanger, was vooral bekend door zijn mooie voordracht van Mozarts „Don Juan". Andrassy, naam van een aanzienlijk Hongaarsch geslacht uit Zevenburgen. Graaf Guyla Andrassy (1823 — 1890), staatsman, nam deel aan de revolutie in '48, ontvluchtte zijn doodvonnis in 't buitenland, keerde in 1860 terug, werd in 1867 voorzitter van 't Hongaarsch ministerie. Met medewerking van Bismarck wist hij de verzoening tusschen Rusland en Oostenrijk tot stand te brengen en het protectoraat van Oostenr. over Bosnië en Herzegowina te verkrijgen; hij was een vriend van Duitschland. Zijn zoon Julius graaf Andrassy (1860— ), eveneens staatsman, hoofd der oppositie tegen graaf Tisza; was in Oct.—Nov. 1918 ministerpresident. Andreae, Sybrandus Johannes Fockema (1844—1921), Nederlandsch rechtsgeleerde, hoogleeraar te Leiden, gaf vele gescnntten mt op net gebied van de geschiedenis van het Nederlandsch recht. Andreas, apostel, broeder van Petrus, eersi volgeling van jonannes den Dooper, later van Jezus. Volgens de overlevering werd hij in Griekenland gedood aan een kruis met schuingeplaatste balken, dat naar hem Andreaskruis genoemd wordt. Hij is de beschermheilige van Rusland en Schotland. Andreas, naam van drie Hongaarsche koningen. Andreas I, van 1046—1060 koning, werd door zijn broeder Bela aan de Theiss verslagen en opgevolgd. Andreas II, van 1205—1235 koning, nam deel aan een kruistocht en moest aan zijn volk de Bulla aurea geven, om de rechten van den adel te bevestigen. Andreas III, van 1290 — 1301 koning, de laatste van zijn buis, streed tegen de kroonpretendenten Karei en Robert van Anjou. Andreas van Oostenrijk, neet van keizer Maximiliaan en kardinaal, was van 1598 — 1599 plaatsvervangend landvoogd in de Nederlanden voor aartshertog Albertus van Oostenrijk. Andreasberg, oud stadje in den Harz, met c. 4.000 inw., heeft sinds 1487 ontgonnen lood- en zilvermijnen. Andreasorde of Distelorde is een Schotsche ridderorde, in 787 gesticht en aan Andreas gewijd. In 1540 opnieuw ingesteld, telt zij 12 leden, Schotsche pairs, en heeft tot devies „Nemo me impune lacessit". (Niemand tergt mij ongestraft.) De Russische Andreasorde, door Peter den Groote ingesteld, werd alleen aan leden der keizerlijke familie verleend. Andree, Karl Theodoor (1808—1875), Duitsch aardrijkskundige, redacteur van meerdere dagbladen, schreef geografische werken o. a. „Géographie des Welthandels". Zijn zoon Richard Andree (1835—1912), geograaf en ethnograaf, hoofd van het geografische instituut van Velhagen en Klasing, gaf atlassen uit en schreef vele werken o.a. „Braunschweiger Volkskunde". Andrée, Salomon August (1854— 1898), Zweedsch ingenieur, deed verschillende tochten per luchtballon en trachtte in 1897 van uit Spitsbergen per ballon den Noordpool te bereiken. Van hem noch van zijn metgezellen is ooit iets vernomen of teruggevonden. Andrejew, Leonid Nikolajewitsj (1871 — 1919), realistisch en psychologisch Russisch schrijver van vele romans en schetsen, schreef o. a. „De zeven Gehangenen". Verscheidene van zijn werken zijn ook in 't Nederlandsch vertaald, Andreoli, Giorgio di Pietro (c. 1465 — 1553), Italiaansch majolica-schilder en pottebakker te Gubbio. Zijn werk is beroemd, door de roeden metaalglans (lustre), welke hij er aan wist te geven. Andria, stad op een kleinen afstand van Italië's oostkust, ten Z. van Barletta, met c. 50.000 inw., had mooie cathedraal met de graven der vrouwen van keizer Frederik II, in 1916 ver¬ woest. Uitvoer van amandelen. Andriessen, Jurriaan (1742 —1819), Nederlansch schilder, ontwierp behangsels en was de vervaardiger van eenige historie- en genrestukken. Zelfportret in het Rijksmuseum. Zijn leerling en broeder Anthonie Andriessen (1746— 1813), schilderde ook landschappen, historie- en genrestukken. Christiaan Andriessen (1775—e. 1847), zoon en leerling van Jurriaan, was schilder van historie- genrestukken, stadsgezichten en portretten. Andriessen, Pieter Jacob (1815—1877) onderwijzer te Amsterdam, was schrijver van verscheidene kinderboeken over onderwerpen uit de vaderlandsche geschiedenis in het bijz. uit den 80jarigen oorlog, welke veel opgang maakten en nog steeds veel gelezen worden. Andriessen, Willem (1887— ), Nederlandsch pianist en componist, leeraar aan het Conservatorium in den Haag; componeerde vooral liederen, behoort tot de beste jonge Nederl. pianisten. Andrieuz, Franfois Guillaume Jean Stanislas (1759—1833), Fransch rechtsgeleerde en dichter, hoogleeraar aan het Collége de France, lid van de Académie, schreef proza en poezië, was vooral een geestig schrijver van blijspelen. Androclus is de naam van een Romeinschen slaaf, die naar het verhaal gaat voorgeworpen aan een leeuw in de arena, door dezen niet werd verslonden, omdat hij vroeger eens een doorn uit zijn poot getrokken had. Andromache, vrouw van Hector, moeder van Astyanax, kwam na de inneming van Troje in het bezit van Pyrrhus, zoon van Achilles. Roerend beschreven is in de Ilias, boek VI, het afscheid van haar en Hector. Andromeda, dochter van Cepheus en Cassiopeia, werd aan een rots gebonden ter offering aan een zeemonster, dat anders geheel Aethiopié (haar vaderland) zou verwoesten. Perseus bevrijdde haar echter en kreeg haar tot vrouw. Andromeda is een sterrenbeeld van drie sterren, tweede grootte, niet ver verwijderd van Perseus, Cepheus en Cassiopeia. Andromeda, plantengeslacht uit de fam. der Ericaceeën, waarvan 2 soorten veel worden aangeplant in de tuinen, beide groenblijvend, n.1. A. floribünda en A. japönica, de eerste met donkerder blad dan de tweede, beide met witte bloemtrosjes in Maart. Ze verlangen humusrijken, veenachtigen grond en kunnen geen kalk verdragen. Andromedieden. Zie Bieliden. Andronicus, naam van vier Byzantijnsche keizers. Andronicus I Comnenus (1110—1185), bevelhebber van Cilicië, daarna 12-jaar gevangene van keizer Manuel, ontsnapte in 1165 en wist eindelijk door allerlei listen en moorden keizer te worden 1183. In 1185 kwam hij in een opstand om het leven. Andronicus II Paleologus (1260—1332), zoon van keizer Michael VIII, werd herhaaldelijk door de Turken verslagen, en moest in 1328 na vele burgeroorlogen, afstand doen. Andronicus III Paleologus (1296— 1341), de Jongere, kleinzoon van den vorige, verloor gedurende zijn regeering Bulgarije en Macedonië en moest zijn gebied tot aan de Bosporus aan de Turken afstaan. Andronicus IV Paleologus (gest. 1385) was steeds in twist met zijn vader Johannes V, met wien hij zich In 1381 verzoende. Andros, grootste en Noordelijkste der Cycladen (Griekenland), vruchtbaar eiland; landbouw, zuidvruchten en zijderupsenteelt, ook schapenfokkerijen, telt c. 20.000 inw. De hoofd- en handelsstad Andros aan de Oostkust telt 8500 inw. Het eiland was van 1207 —1566 in bezit der Venetiaansche familie Dandolo. Andujar, stad in Ahdalusië (Spanje) aan de Guadalquivir, met c. 16.000 inw., fabrikage van leemen waterkruiken; teelt van zuidvruchten. Andvari, in de Noorsche mythologie, een dwerg in het bezit van een schat, die Loki opeischt en waaronder zich de onheilaanbrengende ring Andvaranaut bevindt. Deze ring werd later in verband gebracht met de schat der Nibelungen. Andijk, gemeente in N. Holland met c. 3.000 inw.; strekt zich langs de zeedijk uit. Veeteelt; verbouw van kool. Andijvie (Cichörium Endivia), groentesoort voor den vollen grond, fam. Com- 12 posieten. Naar den tijd van gebruik onderscheidt men zomer-andijvie (zaaien eind April of Mei) en winter-andijvie (zaaien eind Juni), de eerste om de 2 a 3 weken opnieuw, om ze later uit te dunnen, de tweede op een zaaibed, om ze later op 30—35 c.M. uit te planten, op zeer voedzamen grond. Bij het planten het blad op de helft afsnijden. Later de plant samenbinden, om het binnenblad te bleeken. Bij de „krulandijvie" met kroesvormig blad is opbinden haast niet noodig. Ane of Anai, rivier op de Westkust van Sumatra, ontspringt op den Singalang en mondt beneden Doekoe in den Indischen Oceaan uit. Bekend is de kloof, waardoor de rivier stroomt, in 1833 overbrugd voor den postweg; in 1891 is er een spoorweg in aangelegd. Anecdote, woord dat thans de beteekenis heeft van een kort grappig verhaal, vooral een voorval uit het leven van een historisch persoon, dankt, haar ontstaan aan het boek „Anecdota" van Procopius, waarin deze bizondere gebeurtenissen uit het leven van Justinianus den Groote meedeelt. Anema, Anne (1872— ), hoogleeraar in de rechtswetenschap aan de Vrije Universiteit te Amsterdam, promoveerde in 1894 en werd in 1904 benoemd tot hoogleeraar. Hij was lid van verschillende staatscommissies, gaf enkele kleinere publicaties in het licht en bewerkte deel V van Asser's Handleiding tot de beoefening van het Nederl. Burgerlijk recht (1915). Anema, Seerp (1875— ), orthodox Calvinistisch dichter en prozaschrijver, tot 1910 onderwijzer in den Haag. Wijdde zich daarna geheel aan letterkunde en studie, waarvan getuigen zijn bundels „Poëzie" en „Aan Hollands kusten", waarin hij zich, wat de vorm betreft, een volgeling van Perk toont, zijn roman „In 's levens Opgang", en zijn in 1921 verschenen studie „Een vergeten dichteres uit de 18e Eeuw" (= Clara Feyoaa Sytzama). Anemoon. Anemometer is een werktuig om de druk en snelheid van den wind te meten. Anemoon, gewassen met vleezigen wortelstok, fam. Ranunculaceeên met meest 3-tallige bladen en onder de bloem een krans van bladen. Bekendste soorten zijn: Anemöne nemorösa, boschanem. bloeit wit of roze¬ rood, Maart—Mei, in boschachtige streken. Gekweekt worden: A. Pulsatilla, met dicht behaarde, paarse bloemen, Mrt.—Mei, later pluizige vruchten A. coronaria, allerlei kleuren, enkelen dubbelbloemig, Mei-Juni, door de bloemisten in kassen en bakken veel getrokken, ook ingevoerd uit Zuid-Frankr. Worden alle voortgekweekt door „klauwtjes" (stukken v. d. wortelstok). Aneroïde-barometér. Zie Barometer. Anethum. Zie Dille. Aneurysma noemt men een ziekelijke uitzetting van een slagader. De oorzaak is meestal gelegen in een ziekte van den vaatwand (endarteriitis) maar kan ook een verwonding of beleediging van het bloedvat zijn. 't Meest komt het aneurysma voor aan den boog van den grooten lichaamslagader, 't Groote gevaar is gelegen in een barsten van het aneurysma, hetgeen doodelijke inwendige verbloeding tot gevolge kan hebben. Dit kan zelfs plaats vinden al heeft het van tevoren nooit eenig verschijnsel vertoond en was men dus met zijn bestaan niet bekend. Angara, rivier in Siberië, zijrivier van de Jenissei, ontspringt in Transbaikalië, stroomt door het Baikal-meer en verlaat het aan de W. zijde. Angarierecht (jus angariae) is het recht dat een vijandelijke of neutrale mogendheid heeft om in geval van noodzaak gebruik te maken van voertuigen en schepen, welke in particulier bezit zijn, tot het volbrengen van militaire operaties. Steeds moet echter schadevergoeding betaald worden. Angel noemt men den legboor, als wapen gebruikt, van sommige insecten. Zie Vliesvleugeligen. Angel, Philips (1616-c. 1635), Nederlandsch schilder, was eerst in dienst der O. I. Compagnie en gaf later les aan de shah van Perzië. Hoewel hij veel moet geschilderd hebben, is slechts één werk van hem bekend: een stilleven in het Museum te Berlijn. Angela van Foligno (1248—1309), bekend door haar bekeering en de visioenen, welke zij kreeg. Angelen (Angli), Germaansch volk wonend aan den benedenloop der Elbe, vereenigden zich later met Saksen en Jutten en kregen den naam van Angelsaksen. Angelica. Zie Engelkruid. Angelico, Fra (1387-1455), eigenlijk genaamd Guido, Italiaansch frescoschilder, Dominicaner monnik in Florence, waar hij zijn beroemde fresco's in het klooster San Marco schilderde. Zijn werk kenmerkt zich door groote vroomheid en eenvoud, is naar opvatting geheel Middeleeuwsch, toch bespeurt men in de uitvoering reeds den invloed der Renaissance. Angeliken, naam van een nonnencongregatie in N. Italië, naar voorschriften der Augustijnerorde. Zij werd in 1530 gesticht en bleef tot in de 19de eeuw bestaan. AngeH, Norman (1874— ), pseudoniem van Ralph Lane, journalist en pacifist, schreef o. a. „The Great Illusion" (1913). Angelsaksers noemt men de volksstammen, welke in de 5de en 6de eeuw uit Duitschland Engeland binnendrongen en de aldaar wonende Britten naar 't bergland in 't Westen verjaagden. Angelsaksische taal- en letterkunde. De Ags. taal is een West-Germaansche taal, verwant aan Oud-Saksisch en Friesch, gesproken en geschreven in Engeland van ± 800—1066. Bloeitijd letterkunde in 9e eeuw. Bewaard zijn o. a. de heldendichten Beowulf (zie aldaar), fragmenten van een gedicht Widsith (verwant met Dietrichsage) en Deorsklacht (Wielandsage), benevens tal van Christel, legenden en stichtelijk proza, deels aan Koning Alfred toegeschreven, deels uit iets later tijd. Angelus, een Latijnsch woord, beteekent bode of verkondiger. Het komt ook als bijv. naamw. voor n.1. angelicus. Het Ned. woord engel is van angelus afgeleid. Angelus, het gebed, naar de beginwoorden „Angelus Domini nuntiavit Mariae", („de engel des Heeren verkondigde Maria" de menschwording van Christus) geheeten, wordt in de R. K. Kerk drie maal daags gebeden. Angelus Silesius, eigenlijk Johannes Scheffler (1624—1677), dichter van vele geestelijke liederen en schrijver van mystieke spreuken („Cherubinischer Wandersmann"), Luthersch opgevoed doch later tot de R. K. kerk overgegaan, schreef ook theologische strijdschriften, die verre bij zijn gedichten achterstaan. Angerlo, gemeente in Gelderland aan den IJssel met c. 2250 inw., bestaat uit de dorpen Angerlo, Giesbeek en Latum. Angermanland, district in N. Zweden, grootendeels met meren bedekt, heeft veeteelt, een weinig landbouw, veel mijnbouw en houtzagerijen. Angers, stad in het departement Maine-et-Loire (Frankrijk), vroeger de hoofdstad van Anjou, bezit vele nieuwe en oude gebouwen, waaronder de 13de eeuwsche cathedraal en de universiteit; bestond reeds ten tijde der Romeinen. Geboorteplaats van den beeldhouwer David. Handel in manufacturen, koren, wijn; ijzergieterijen. Het telt 83.700 inw. Angina noemt men de ontsteking van het zachte verhemelte en van het slijmvlies van de keel en de amandelen. De meest bekende vormen hiervan zijn de gewoonlijk onschuldige angina-tonsillaris en ang. follicularis waarbij men op de amandelen witte stippen ziet en de gevaarlijke ang. membranacea of ang. diphteritica waarbij de amandelen met grijsachtige vliezen bedekt zijn. Angioma, Vaatgezwel. Zie Gezwellen. Angiospermen. Zie Bedektzadigen. Angke, rivier op Java, ontspringt op den Salak en valt ten W. van Batavia in zee. Angkola en Sipirok, onderafdeeling der residentie Tapanoeli in W. Sumatra, wordt besproeid door de rivier de Angkola. Angkor, stad in Kambodsja (Siam), is beroemd wegens de ruinen van den reusachtigen Angkor Vattempel (3,5 K.M. ontrek), thans veel bezocht als bedevaartsplaats. Anglesiet is een mineraal, bestaande uit loodsulfaat (Pb SO,), in de natuur gevormd door oxydatie van loodglans (PbS). Het heet naar het eiland Anglesey; men vindt het vooral op Sardinië, in Siberië en in Pennsylvaniê, waar het als grondstof voor de loodbereiding gebruikt wordt. Anglikaansche Kerk (of Episcopale) heet de Staatskerk van Groot-Brittanje en Ierland. Zij staat in tusschen de R. K. (met 12 bisschoppen en een aartsbisschop te Westminster) en die Prot. kerken, welke als Nonconformisten of Dissenters worden saamgevat; ze draagt door inrichting en ritus een hybridisch, in leer echter overwegend Protestantsch karakter. Hoogste regent is de Koning; hem leggen bisschoppen den eed van trouw af; onder hen zijn twee aartsbisschoppen te Canterbury en York, waarvan de eerste primas is; als eerste pair van het rijk volgt hij in rang op de prinsen; de bisschoppen zijn pairs van het Hoogerhuis. Angel, kerken zijn er vele in de dominions en N.-Amerika; enkele in ons land. Van 1865 dateert het streven naar aaneensluiting hiermede, Pan-Anglican communion (gemeenschap), tot uiting gekomen op bisschops-conferentie's in Lambeth Palace, de Londensche residentie van den metropoliet van Canterbury; ze zijn representatief, dus niet bindend als concilie's. In 1908 is een Pan- Angl. congres van leeken gehouden. Niet met Rome, maar met het Grieksch Kathol, is verbintenis gezocht. In de Angl. kerk zijn onderscheiden richtingen. Onder leiding eerst van Newman (later R. Kath. geworden), toen van Pusey heeft de High-Church (Hoog-Kerkelijke) of Oxforder beweging midden 19e eeuw dogma, ritus, sacramenten en bisschoppelijke regeering vooropgesteld. Zelfs hebben sommige Anglo-Katholieken biecht, mis, processie's, viering van den Sacramentsdag enz. ingevoerd. Daarnaast staan de Breedkerkelijken (Broad Church), die alle orthodox Prot., ook Dissenters tot éénheid des geloof s trachtten te verbinden en daartoe de bisschopp. hiërarchie (om der wille van Dissenters) op den achtergrond schoven. De Hoogkerkelijken hebben zich schrap gezet; toch is in latere jaren door het streven naar Pan-Anglican communion dit breed kerkelijk ideaal de ritualistische High Church welgevalliger geworden (zoogen. Home réunion). Voor de ordinatie der geestelijken is echter nog geen oplossing gevonden. De Broad-Church heeft ook baan gebroken voor historisch kritisch onderzoek der Schrift. Op dit punt hebben én High Church èn Low-Church (Laag-Kerkelijken) zich samen tegen haar partij gesteld. De laag-kerkelijken (Evangelicals van Exeter-Hall), vooral onder de lagere geestelijken, handhaven de strenge inspiratieleer; overigens moeten zij van het aristocratisch-ritualistisch karakter der High-Church niets hebben. Deze laatste heeft voor kerkelijke kunst verdiensten (koor in St. Paul's). De scheidingslijnen, ook met Dissenters vervloeien intusschen door socialen arbeid, volksprediking enz. Angel, en > Nonconf. wegen in getalsterkte ongeveer tegen elkaar op; in Wales is de Angl. kerk in de minderheid; zij heeft zich echter nog steeds kunnen handhaven in de positie, die Koningin Elizabeth haar heeft gegeven. Hendrik VIII is stichter. Zijn per- soonlijke belangen, niet de wensch naar hervorming deden hem met Rome breken. Die hervorming is onder op- en neergang gekomen. Onder Eduard VI is het Common-Prayer Book (gebedenboek) tot stand gekomen, nu nog de liturgische regel. De Roomsche restauratie onder Maria heeft de breuk met Rome beslist. Onder Elizabeth is de huidige geloofsbelijdenis in 39 artikelen opgesteld. Ze bevat Calvinistische ideeën. Door allerlei uniformiteitsacten hebben de regeeringen alle Protestanten aan het eene kerklichaam willen binden, echter vergeefs (Nonconformisten). Door de Test-act (erkenning van de suprematie van den koning en afzweren der transsubstantiatie) waren tot in de 19e eeuw dissenters en katholieken van alle ambten uitgesloten. In 1829 is die eed vervangen door een verklaring, dat men de Staatskerk geen afbreuk zal doen. Anglomania is een term in verscheidene landen van Europa en Amerika in gebruik, om een buitensporige vereering voor Engeland aan te duiden, zooals bijv. in de 2de helft der 18de eeuw in Frankrijk en Duitschland voorkwam. Er tegenover staat Anglophobie, een buitengewone haat jegens Engeland, die in vele landen tijdens den Boerenoorlog en in Duitschland tijdens den laatsten oorlog heerschte. Angola, Portugeesche kolonie in W.Afrika, ten Z. van den Congostaat, in 't W. Britsch Zuid-Afrika en den Atlantischen Oceaan in 't O., is omgeven door randgebergten welke rijk zijn aan koper, zilver en ijzer. Het gebied bevat veel water, voornaamste rivier de Coanza, het klimaat in 't Noorden vochtig, in 'tZ. droog; in de lagergelegen streken heerscht malaria. Behalve aan ertsen is Angola ook rijk aan landbouw- en boschproducten, als rubber, katoen, koffie, olie en was. De voornaamste steden zijn Loanda, zetel van den gouverneur, en Ambriz, Benguella, Mossomedes, Lobito. Sinds 1913 zijn er belangrijke spoor- en telegraaflijnen. De inboorlingen (c. 4.000.000) heeten vrij, doch zijn in wer¬ kelijkheid niet meer dan slaven, ook het bestuur laat te wenschen over. De kolonie behoort sinds 1575 aan Portugal en was van 1641 — 1648 in Hollands bezit. Angora, district in Klein-Azië, met bergachtigen bodem, alleen in 't Z. W. laagvlakte, wordt besproeid door de Sakaria, Kisil, Irmak. Landbouw, doch de grond slecht in cultuur gebracht; koren, peulvruchten, rijst, zuidvruchten. Ook veeteelt (Angorageit). Weinig mijnbouw, lood, zilver, koper, zout. Nijverheid: tapijtweverijen, leerlooierijen. Het verkeer wordt bevorderd door den grooten Anatolischen- en Bagdadspoorweg. De hoofdstad, ook Angora, vroeger Ancyra geheeten, met c. 29.000 inw., de zetel van 3 aartsbisschoppen, heeft handel in kemelsgaren, angorawol Of mohair genoemd, n.1. haar afkomstig van de Angora-geit. De angora-wol is zijdeachtig en fijn en dient tot het vervaardigen van mohair lustre, serge en camelotte. Angora is tegenwoordig zetel van de Turksche regeering van Kemalbey (z.a.). Angora-geit. Zie Geit. Angora-kat is een kattensoort, met lang, meest bruinachtig wit haar. Angostura of Ciudad Bolivar, hoofdstad van Bolivar in Venezuela, met 12.000 inw. aan de Orinoco, ligt zeer geschikt voor den handel. Uitvoer van rubber, katoen, tabak, koffie en cacao. Ook bekend door uitvoer van bitter, vervaardigd uit extract van de schors van enkele boomsoorten. Angoulême, hoofdstad van het Fransche departement Charente, aan den linkeroever van de Charente met c. 38.000 inw. Oude stad met mooie oude kerk; heeft brandewijnstokerijen, papierfabrieken, machine- en tapijtfabrieken. Angoulême is het oude Iculisma in Aquitanië. Angoulême, Charles de Valois, hertog van (1573 — 1650), onwettige zoon van Karei IX, nam deel aan een samenzwering tegen Hendrik IV, werd ter dood veroordeeld, doch in 1616 in vrijheid gesteld,in 1619 tot hertog benoemd. Hierna m trad hij in 't leger en nam deel aan vele belegeringen en veldtochten. Angoulême, Louis Antoine de Bourbon, hertog van (1775—1844), zoon van Karei X van Frankrijk, vluchtte in 1789 uit Frankrijk, stond in 1792 aan het hoofd van het emigrantenleger en huwde in 1799 zijn nicht Marie-Therèse. Na den val van Napoleon keerde hij naar Frankrijk terug en werd generalissimus Van Frankrijk. In 1830 was hij weer genoodzaakt Frankrijk te verlaten en stierf in 1844 te Görz. Angoulême, Marie Thèrèse Ckarlotte, hertogin van (1778—1851), dochter van Lodewijk XVI, bracht de revolutiejaren in de Temple door, kon in 1795 Frankrijk verlaten en huwde in 1799 met haar neef, den hertog van Angoulême. Na 1815 woonde zij in Parijs, waar zij het middelpunt was van den ultralegitimistischen kring. In 1830 vluchtte zij naar Engeland, ging later naar Görz en stierf te Frohsdorf. Angra Pequena, havenstad aan de kust van Z.W. Afrika, door de Duitschers Lüderitzland geheeten, ligt goed beschermd tegen de hevige winden door twee eilanden. De stad kwam niet tot bloei, door de onvruchtbare streek, waarin zij ligt. In 1883 Duitsch bezit geworden, is deze geheele streek thans aan Engeland toegewezen. Angrivariërs, naam van een Germaansch volk, wonend aan den MiddenWeser; na de volksverhuizing versmolten zij met de Saksen. Angströmsche eenheid (A. E.) is 't tiende deel van een milli-micron en alzoo 't tien millioenste deel van een m.M. De golflengte van licht wordt hierin uitgedrukt; zoo is de golflengte van de lijn F van 't spectrum (in 't blauw) 4861,5 A.E. of X 4861,5. Het trillingsgetal van deze lichtstraal is 617 billioen, d.w.z. dat er zooveel trillingen per sec. plaats hebben. Het product van golflengte en trillingsgetal moet gelijk zijn aan de voortplantingssnelheid van 't licht d.i. 300.000 K.M. p. sec. Anguilla of Snake's Island, naam van een N. eiland der kléine Antillen (West Indië), telt c. 4000 inw.; veeteelt, zout, katoen. Anhalt, vroeger hertogdom, sedert 1918 republiek, met c. 330.000 inw., is bijna geheel door Saksen ingesloten; besproeid door de Elbe. In het midden landbouw: tarwe, fruit; in het W. rijk aan delfstoffen, zilver, koper, lood, marmer. Veel nijverheid: machine-,.chemicaliën-, beetwortelsuikerfabrieken, bierbrouwerijen, brandewijnstokerijen. De hoofdstad is Dessau. An-hoeéi of Ngan-hwei, Chineesche provincie aan den Jang-tse-Kiang met c. 16 millioen inwoners, heeft een zeer vruchtbaren bodem; katoen, rijst, thee, zijde. Hoofdstad is Nankin. Anhydride noemt men een stof, die geen water bevat, maar dit wel bevatten kan. Zoo bevatten b.v. kristallen van kopersulfaat water, maar door voorzichtige verwarming kan dit verdreven worden. Na eenigen tijd neemt de stof vanzelf weer water uit de lucht op. Men spreekt ook van zuur- of base-anhydriden en bedoelt dan, dat deze stoffen zich met water moeten verbinden om zuren, resp. basen te vormen; zuren en basen zijn meestal niet door eenvoudige verhitting in hun anhydriden over te voeren. (Zwaveldioxyde is het anhydride van zwaveligzuur; kooldioxyde van koolzuur; ongebluschte kalk van gebluschte kalk, enz.). Anhydriet of gebrande gips ontstaat door sterke verhitting van kristalwaterhoudende gips; ook in de natuur komt het voor. Het neemt langzaam water op en gaat dan over in de gewone waterhoudende gips; hierop berust het gebruik voor het maken van gips-afgietsels. Ani, ruïnenstad in Russisch Armenië, bezat in de Middeleeuwen prachtige paleizen en kerken. In de 13de eeuw al gedeeltelijk door oorlogen verwoest; de oorzaak van haar ondergang was een aardbeving in 1319. Haar ruïnen hebben een omtrek van l1/, uur gaans. Aniline (C,HSNHI) is het eerste aromatische amine. Het wordt technisch op groote schaal bereid door reductie van nitrobenzol (C,H5N02) o.a. met ijzer en zoutzuur. Het is een (in zuiveren toestand) kleurlooze olie met aromatischen reuk; ze kookt bij 180°; door de amidogroep heeft aniline een basisch karakter en vormt ze met zuren zouten. Aniline vormt de grondstof voor een groot aantal kleurstoffen (de z.g. koolteerkleurstoffen daar nitrobenzol uit benzol en dit in laatste instantie uit steenkolenteer bereid wordt). Anilinevergiftiging wordt veroorzaakt door inademing van het bij de anilinebereiding gebruikte arsenicum of door uitwendig gebruik van aniline. Sommige soorten schoensmeer kunnen anilinevergiftiging veroorzaken (o.a. Pantherschwarze). Verschijnselen zijn: een algemeen blauwkleuren van de huid (cyanose), dronkemansgang, in ernstige gevallen verlies van bewustzijn, lage lichaamstemperatuur, geelzucht, bloedurine, ernstige anaemie en zelfs de dood. Animato (bezield, levendig) is een term wel in de muziek in gebruik. Animisme dient in de godsdienstgeschiedenis en volkenkunde ter karakteristiek van de primitieve gedachtenwereld, die in het bestaan van geesten gelooft en ze reeds van hunne behuizing heeft leeren onderscheiden. De term is van E. B. Tylor; hij paste den naam toe op het geloof aan voortbestaan der voorouders en vereering daarvan. Later heeft het begrip zich uitgedijd over de erkenning van een aktief, levend, zelfs persoonlijk element in natuurverschijnselen (bronnen, boomen, etc). Van dezen tijd is het streven om geloof in natuurbezieling gescheiden te houden van animisme en hieronder enkel te verstaan geloof in onderscheiden werkingen van menschenzielen tijdens en na het leven. De primitieve gedachten hierover zijn door W. Wundt in zijn VöTkerpsychologie in finesses behandelt. Over animisme en godsdienst zie men: N. Adriani, Het animistisch heidendom als godsdienst. Anio of Teverone, rivier in Midden Italië, reeds in de Oudheid beroemd we¬ gens haar prachtige oevers en watervallen, ontspringt in het gebergte bij Trevi en mondt nabij Rome in den Tiber uit. Anion. Zie Electrolyse. Aniridie is een toestand waarbij de iris, het regenboogvlies van het oog, geheel of gedeeltelijk ontbreekt. Anjelier of anjer (Didnthus), onderfam. Sileneeën van de fam. der Caryophyllaceeën. Uitgebreid geslacht; enkele soorten in ons land in 't wild op zandgrond, vele andere gekweekt als sierpl., o.a.: 1. D. chinënsis, Chineesche a., zeer veel verscheidenh., Vi/?V*t klein- en grootbl. "enkel^«Sfei^ °k en gevul eeuwen- vtj^ lang in Europa in cul- 11/ tM *uur 'de „Nelken" der ö fW Duitschers, de „oeilI £f Iets" der Franschen, \, f de „carnations" der vtf / Engelschen), uit zaad 1 yj< gemakkei. op te kwee\ 1 ken, allerlei bioemkleu- ^Si^ ren. 2. D. barbatus, duizendschoon, twee\ jarig of overbl., in veel kleuren, bloemen in platten, schermvormiAnjeher. gen tros 3 D. piu. marius, grasanjer, overbl. plant met enkele of dubbele bloemen, gemengde kleuren en steeds fijn gefranjede bloembl.; veel gebruikt voor randen. 4. D. caryophyllus, tuinanjelier, overbl. soort uit Z. Eur., den heelen zomer doorbloeiend, vrij groote,enkele of dubbele bloem in veel kleuren. Zaaien of stekken. Anjelierachtigen. Zie Caryophyllaceeën. Anjer, assistent-residentie op Java, heeft na de Krakatau-uitbarsting Tjilegon als hoofdplaats. Anjer, vroeger een welvarend plaatsje aan de W. kust van Java, ging met de toename der stoomvaart achteruit en werd in 1883 door de groote vloedgolf geheel weggevaagd. Op eenigen afstand ontstond Anjer-lor met vuurtoren en loodsstation en het beginpunt van den spoorweg dwars door Java. Anjou, Frans van (1554—1584), zoon van Hendrik II en Catharina de Medici is vooral in Nederland bekend. In 1578 werd hem het opperbevel der Nederlandsche gewesten aangeboden, vooral op aandringen van Willem van Oranje, die aldus hoopte hulp van Frankrijk te krijgen. Na veel onderhandelingen werd in 1581 te Bordeaux de overeenkomst gesloten, waarbij Anjou tot heer der Nederlanden werd gekozen, met uitzondering van Holland, Zeeland en Utrecht. Daar zijn macht ook door de Algemeene Staten beperkt werd, trachtte hij zijn gezag uit te breiden en deed in 1583 een aanslag op Antwerpen, Fransche furie genaamd, welke mislukte. Ook in andere pogingen faalde hij, werd zich zijn impopulariteit bewust en vertrok naar Frankrijk, waar hij na korten tijd stierf. Anker of poolstuk, een stuk week ijzer, dat, geplaatst tegen de polen van een hoefmagneet, dient om diens draagkracht te bewaren, te beproeven of ook te versterken (zie ook Dynamo's). Anker, ijzeren verbindingsstuk tusschen verschillende constructiedeelen van een bouwwerk. Men onderscheidt : balkankers, kozijn an¬ kers, kettingankers, steenankers, schoorsteenankers. Anker, zwaar ijzeren of stalen voorwerp van zoodanigen vorm, dat het in den bodem houdt en daardoor het schip waarmede het door middel van een ketting verbonden is, op de door den gezagvoerder gewenschte,plaats doet liggen. De eerste fig. stelt een anker van den ouden vorm (stokanker) voor. De voornaamste deelen zijn: a. roerring (ter bevestiging van den ankerketting), b. schacht, e. armen, d. kruis, e. handen of vloeien, /. stok. Zulk een anker zal met het kruis op den bodem vallen en daarna op een der uiteinden van den stok komen te rusten. Komt er kracht op den ankerketting, dan valt het anker om en grijpen de handen in den bodem. Een stokanker moet, nadat het is opgehieuwd, op het voorschip gelegd worden, en vóór het moet vallen weer buitenboord gebracht worden. Om deze tijdroovende bezigheden te vermijden, worden tegenwoordig algemeen stoklooze ankers gebruikt (2e fig.). Deze ankers behoeven niet binnenboord gehaald te worden, maar worden in de kluis gehieuwd. De kluis is een zware stalen koker in den boeg van het schip, waardoor de ankerketting binnenboord komt. Voor stoklooze ankers is de kluis zoo wijd, dat de schacht van het anker er in kan, terwijl de handen voor den boeg blijven zitten. Een stokloos anker heeft bewegelijke armen en twee handen grijpen gelijktijdig in den bodem. Een schip moet twee ankers op het voorschip hebben (boegankers) en éen als reserve; bovendien twee kleinere ankers (werpankers), die van andere gedeelten van het schip kunnen worden uitgebracht en waaraan men een stalen tros bevestigt. De kettingen voor de beide boegankers zijn 120 a 165 vadem (van 1,8 M.) lang en worden geborgen in een kettingbak, een ruimte beneden in het voorschip. De ankerkettingen worden ingehieuwd met een ankerspil, dat door stoom in beweging gebracht wordt. Anker, als wijnmaat, heeft een inhoud van 38,8 L. In den vischhandel is een anker een fust, inhoudend 50 K.G. Anker, Sijbrand van den (1822-1894), R.K. godgeleerde, sedert 1864 leeraar aan het seminarium in Kuilenburg, schreef verscheidene werken op kerkelijk gebied. Ankerhorloge was een uurwerk, waarinde pal door een anker vervangen werd. Ankerkuil, een groot kuilnet, vast- en uitgehouden door een op stroom ten anker liggend vaartuig, en aan de zijde van den kuil zelf aan een anker bevestigd. De kuil is de zak, waarin een vischnet uitloopt. Met den ankerkuil wordt de zeer kleine visch ook gevangen, hetgeen daardoor veroorzaakt wordt, dat de kuil zeer kleine mazen heeft. Ankersmit, Pieter (1835-1903), scheikundige, publiceerde weinig wetenschappelijk werk, doch was zeer werkzaam in de gerechtelijke scheikunde, en sinds 1890 deskundig adviseur der Justitie. Ankeveen, gemeente met c. 600 inw. in Noord-Holland ten Z.W. van Hilversum, aan de veenplassen gelegen. Landbouw, handel in turf. Anklam, stad in het district Stettin, Pruisen, aan de Peene, met c. 15.000 inw., heeft machinefabrieken en scheepstimmerwerven. Behoorde van 1648— 1720 aan Zweden. Ankylosis is de onbewegelijkheid van een gewricht. Ware ankylosis bestaat als de gewrichtsuiteinden met elkaar vergroeid zijn, valsche ankylosis wanneer door vergroeiing of verkorting der naburige spieren de onderlinge verplaatsing der gewrichtseinden is opgeheven of verminderd. Anlo, dorp in het N.O. der provincie Drente met c. 4500 inw., heeft turfgraverijen. Rogge, aardappelen, boekweit. Anna, De Heilige, de moeder van Maria de moeder van Jezus, was de echtgenoot van den heiligen Joachim, is de schutspatrones der meubelmakers. Haar gedenkdag valt op 26 Juli. Anna Comnena (1083—1148), dochter van den Byzantijnschen keizer Alexius I, huwde met Nicephorus Bryennius. Zij trachtte tevergeefs haar broeder Johannes van den troon te stooten. Bekend is de goede levensbeschrijving, welke zij van haar vader schreef. Anna Iwanowna (1693—1740), keizerin van Rusland, dochter van Iwan III, den halfbroeder van Peter den Groote, huwde in 1710 den Hertog van Koerland, die reeds in 1711 overleed. In 1730 na den dood van Peter II werd zij keizerin van Rusland, doch liet grootendeels haar gunsteling Biron regeeren. Anna Leopoldowna (1718 — 1746), dochter van hertog Karei Leopold van Mecklenburg en Catharina Iwanowna, huwde in 1739 prins Anton Ulrich van Brunswijk—Wolfenbuttel, riep zich zelf tot regentes van haar zoon Iwan uit, doch werd kort daarop door den Russischen adel met haar man en kind te Kolmoghori aan de Dwina gevangen gezet, waar zij in 1746 overleed. Anna Maria Mauritia (1601 —1666), gemalin van Lodewijk XIII, moeder van Lodewijk XIV en Philips van Orleans. Zij was regentes tijdens de minderjarigheid van Lodewijk XIII en stond onder invloed van Mazarin, hetgeen de haat van den adel opwekte en aanleiding was tot vele twisten. In 1661 legde zij haar regentschap neer. Anna Paulowna (1795-1848), dochter van Paul I, Czaar van Rusland, huwde in 1816 den lateren Koning Willem II van Nederland en was de moeder van Koning Willem III. Anna Stuart (1665—1714), koningin van Groot-Brittannië en Ierland, dochter van Jacobus II en Anna|Hyde, huwde prins George van Denemarken (1683) en koos in 1688 de zijde van Willem III. Zij volgde hem in 1702 op, nam deel aan den Spaanschen successieoorlog en stond onder invloed van den hertog van Marlborough en zijn vrouw. Daar haar kinderen allen jong stierven, werd tegen Anna's wil vastgesteld, dat de nakomelingen van Jacobus werden uitgesloten van den troon en het huis Hannover zou opvolgen. Anna van Bretagne (1476—1514), dochter van Frans II, hertog van Bretagne, volgde haar vader in 1488 op en huwde in 1491 met Karei VIII. Na den dood van Karei VIII trad zij in het huwelijk met Lodewijk XII (1499) en vereenigde aldus Frankrijk met Bretagne. Anna van Buren, dochter van Maximiliaan, graaf van Buren, eerste gemalin van Willem I, prins van Oranje, huwde dezen in 1551, waardoor haar goederen aan de Oranje's overgingen. Zij stierf in 1558, en was de moeder van Philips Willem en de gravin van Hohenlo. Anna van Kleef (1515—1557), vierde gemalin van Hendrik VIII, dochter van Johan III van Kleef, huwde in 1540 den koning van Engeland, die zich echter in hetzelfde jaar van haar liet scheiden. Anna van Oostenrijk, dochter van Maximiljaan, werd in 1570 de vierde gemalin van haar oom Philips II, nadat zij eerst verloofd was geweest met diens zoon Karei. Zij stierf reeds in 1573. Anna van Saksen (1544—1577), dochter van Maurits van Saksen en 2de gemalin van Prins Willem I, was de moeder van Maurits, Anna en Amelia. Prins Willem I liet zich in 1575 van haar scheiden. Annaberg, stad in het district Chemnitz in Saksen in het ertsgebergte, met c. 17.000 inw. heeft wollen- en katoenstoffenindustrie, kantklopperijen en in haar nabijheid mijnbouw. Annaland (St), gemeente op 't eiland Tholen (Zeeland), heeft een vruchtbaren bodem; landbouw, haven, telt c. 2500 inw. Annalen of jaarboeken waren de boeken, waarin de voornaamste gebeurtenissen bij de oude volken van jaar tot jaar werden opgeteekend, vaak door de priesters, zooals die bij de Romeinen de Annales Pontificum of Armaio Maxi mi schreven, betrekking hebbend op den eeredienst. Vanaf den tweeden Punischen oorlog tot ongeveer den tijd van Augustus had men annalisten, die de voorvallen in den staat en de daden der dappere mannen opschreven, waartoe Fabius Pictor behoorde. De Annales van Tacitus is een geschiedkundig werk, geen jaarboek. Annam of Anam, koninkrijk in Achterindie onder Fransch protectoraat (sedert 1883) tusschen Tongking en CochinChina, is bergachtig, alleen de kuststreek vlak. Noord-Annam heeft een gezond klimaat en is vruchtbaar, het regenjaargetijde duurt van September tot Januari. Tot de producten behooren rijst, koffie, allerlei soorten timmerhout, ijzer, goud en zilver. Goede havens zijn: Toeran en Hué. De bewoners (c. 5.500.000) zijn Indo-Chineezen en Amanneezen, klein van gestalte en wel eenige overeenkomst hebbend met de Chineezen. Het volk is hoofdzakelijk Boeddhist, de aanzienlijken zijn aanhangers van Confucius, ook zijn er ruim 400.000 Katholieken. Frankrijk gebruikte Annameesche soldaten in den wereldoorlog. Anna-Parochie (St), in de Friesche gemeente 't Bildt, ten N.W. van Leeuwarden, telt c. 3.000 inw. Vroeger stond daar een landhuis van Willem van Haren, dat in 1735 verbrandde. Anna-Paulowna, gemeente met c. 3700 inw. in N. Holland, omvattend de AnnaPaulownapolder. Veeteelt, tuinbouw. Annapolis, stad in Maryland U.S. aan de Chesapeakebaai, met c. 8600 inw., bezit het marine-instituut der V. St. en een sterrenwacht. Oesterteelt. Ann-Arbor, stad in Michigan U.S. aan de Huronrivier in een vruchtbare streek, bezit een zeer belangrijke universiteit, telt c. 14.800 inw.; fabrieken van papier en piano's. Annaten (jaargelden) kunnen bij de verleening van een kerkelijk ambt door den Paus worden geheven. Annecy, hoofdstad van het Fransche departement Haute-Savoie, zetel van den bisschop, aan het prachtige meer van Annecy, met c. 15.600 inw., 448 M. boven zeeniveau; heeft veel industrie voorn, textielfabrieken, leerlooierijen, zij def abri eken. In het meer zijn overblijfselen van paalwoningen gevonden. Annexatie wil zeggen dat een staat of een deel ervan bij een anderen aangrenzenden staat wordt ingelijfd en daarmee voortaan een geheel uitmaakt. Een enkele maal vond zulk een annexatie plaats overeenkomstig den wensch der inwoners, zoo b. v. de inlijving van Savoye en Nizza bij Frankrijk, maar meestal zonder of tegen hun wil zooals, na de verdeeling van Polen, de inlijving der deelen bij Rusland, Oostenrijk en Pruissen en in 1909 de inlijving van Bosnië en Herzegowina bij Oostenrijk. Het woord wordt ook wel eens minder juist gebruikt, om aan te duiden dat een deel van een gemeente bij een andere gemeente wordt gevoegd. Annihilator is een soort handbrandspuit, geschikt om een begin van brand te blussen en. Anniversarium (jaargedachtenis) noemt men de jaarlijksche herdenking van den sterfdag van een martelaar in den R.K. kerk. Ook noemt men aldus de mis die voor een overledene op den datum van zijn sterfdag wordt gehouden. Anniviers, Val d', prachtig hoog gelegen dal-in het Zwitsersche kanton Wallis; in het hoogst gelegen gedeelte ligt det dorp Zinal met de Zinalgletscher. Anno, of Hanno, de Heilige (1000 — 1075), aartsbisschop van Keulen, regent tijdens de minderjarigheid van Hendrik IV, was eenijverigdochheerschzuchtigSman. Annonay, oude stad in het Fransche departement Ardèche, met c. 17.000 inw., mooi gelegen aan CanceenDéöme; heeft veel industrie: zeemtouwerijen, handschoenen-, zijde-,enpapierfabrieken. Annuïteit, het bedrag, dat jaarlijks (halfjaarlijks, per kwartaal) betaald moet worden om een geldleening ■ met intrest in een bepaalden tijd af te lossen. Door deze wijze van aflossing worden de lasten van rentebetaling en aflossing gelijkmatig over een vooraf vast te stellen aantal jaren verdeeld. Elke annuïteit bestaat uit 2 deelen: 1. rente over het nog niet afgeloste deel der leening en 2 aflossing. Het berekenen der annuïteiten geschiedt veelal met annuïteitentafels. Annunciata-orde, in 1360 ingesteld, door Amadeus van Savoye werd in 1518 hernieuwd. Thans is zij de hoogste Italiaansche ridderorde met den koning als grootmeester. Annunciaten-orde. (1) Fransche nonnenorde in 1501 gesticht door Johanna van Valois. (2) Italiaansche nonnenorde ook Coelestes (hemelsche) genoemd, gesticht in 1630 door Maria Victoria Fornari. (3) Lombardische vrouwenorde voor ziekenverpleging gesticht in 1408. Annunciatie, de aankondiging van den engel Gabriël aan Maria dat zij de moeder van Christus zal worden, wordt op 25 Maart in de R.Kath. kerk gevierd als Maria-Boodschap. d' Annunzio, Gabriele (1863— ), eigenlijk Rapagnetta geheeten, Italiaansch dichter en schrijver van beteekenis, wiens werken vooral uitmunten door goede taal en stijl (II piacere; Le Vergini della Roccio). Als staatsman werkte hij voor de deelname van Italië in den wereldoorlog aan de zijde der Entente, nam dienst in het leger; hij bezette in Oct. 1919 aan het hoofd van een groep vrijwilligers Fiume, waarvan de onafhankelijkheid in 1920 door Italië werd toegestaan. D'Annunzio woont veel in Parijs, Anoa compressicomis (Gemsbuffel), een dwerg van het geslacht rund, op de bergen van Celebes levend en veel in onze dierentuinen voorkomend. Anode. Zie Electrolyse. Anomalie (letterlijk: abnormaal, van den gewónen regel of vorm afwijkend). In de astronomie bedoelt men met A. den hoekafstand van een planeet of komeet tot het perihelium. Stel dat de ellips PKA in de figuur de baau.is van een komeet of planeet K, dat AP de lijn der apsiden, dat M het middelpunt is en Z een der brandpunten, waarin de zon staat en verder dat P het perihelium en A 't aphelium is. Nu is 1_ PZK A Z P de ware anomalie van 't lichaam K; in 't perihelium is de a. ** o" en in 't aphelium m 180°. Zet men op AP een halve cirkel en trekt men door K een loodlijn op AP, die den cirkel in S snijdt, dan is L PMS de excentrische anomalie. De hoekafstand tot P, die 't lichaam van M uit gezien, zou hebben als 't zich gelijkmatig, in denzelfden omloopstijd langs den cirkel PSA bewoog, heet middelbare anomalie. Het verschil tusschen ware en middelbare a. heet middelpuntsvereffening. Anoniem (naamloos) noemt men de geschriften, waarvan de schrijversnaam niet op het boek vermeld wordt. Anopheles. Zie Malariamug. Anorganisch beteekent in 't algemeen niet tot de georganiseerde (levende) natuur behoorend. In de scheikunde rekent men er alle stoffen uit het minerale- of delfstoffenrijk toe. Anorthiet is een veldspaatmineraal, veel gelijkend op albiet,; het is een calcium-aluminium-silikaat. Anorthoskoop, een toestel door Plateau (1836) geconstrueerd, 't welk op optisch bedrog berust. Twee schijven draaien om eenzelfde as; in de eerste, ondoorzichtige, zijn openingen aangebracht, waardoor men kijkt, terwijl de tweede teekeningen bevat. Deze wordt sterk verlicht. Men ziet telkens, als een opening van de eerste schijf, 't oog passeert, een deel van deze teekeningen. Door de ongelijke wentelingsnelheid der schijven en den duur van eiken lichtdruk op 't oog (nawerking op 't netvlies) worden bij een bepaalde verhouding van de draaisnelheden, de teekeningen in geheel andere verhoudingen tot het bewustzijn gebracht dan ze, in werkelijkheid, aangeven. Zoo kunnen de teekeningen op de schijf vreemd en fantastisch schijnen, terwijl 't beeld een „gewone" voorstelling er van geeft. Anquetii du Perron, Abraham Hyacinthe (1731 — 1805),studeerde Oostersche talen, ging naar Indië om daar van de priesters het Nieuw-Perzisch en Sanskriet te leeren en gaf de eerste vertaling van de Zend-Avesta in Europa, later vertaalde hij ook uit het Perzisch in het Latijn „Oupnek'hat". Anraadt, Pieter van, Nederlandsch schilder, leerling van Petrus van Schendel en misschien van Terborch, stierf in 1675 in Deventer. Werken van hem, meest portretten, bevinden zich in musea te Haarlem en te Amsterdam. Anrooy, P. G. van (1879— ), Nederlandsch musicus, studeerde bij Johan Wagenaar (piano), Veerman (viool) en ten slotte bij W. Kes (viool, compositie). Werd in 1905 dirigent te Groningen, in 1910 te Arnhem, in 1917 te den Haag. Van zijne composities maakte de rapsodie voor orkest „Piet Hein" naam. Ansbach, stad in Beieren met c. 20.000 inw., heeft vele fabrieken, kruispunt van spoorwegen; oud kasteel. Anseele, Eduard (1856— ), Belgisch socialist, oprichter van „De Volkswil" en hoofdredacteur van de „Vooruit", schreef den roman „Voor 't Volk geofferd". In Nov. 1919 werd hij minister van publieke werken. Anselmi, Michelangelo (1491 — 1554), Italiaansch schilder, leerling van Sodoma en Correggio, schilderde o. a. „Maria en het kind Jezus, aangebeden door Johannes den Dooper en Stefanus." Anselmus van Canterbury (1033— 1109), een van de invloedrijkste godgeleerden van zijn tijd, werd geboren in Aosta, ging in 1060 in het klooster der Benedictijnen te Bec, werd in 1093 aartsbisschop van Canterbury en kwam in strijd met de koningen Willem II en Hendrik I over het investituurrecht. In 1109 kwam aan dezen strijd een einde. Hij schreef zeer belangrijke theologische werken o. a. „Cur Deus homo?" en trachtte een bewijs voor het Godsbestaan televeren,hetz.g. ontologisch bewijs(z.a.). Ansgarius of Anskar (801 — 865), de apostel van het Noorden, is volgens den een in Picardië, volgens den ander in Holland geboren. Hij predikte in Denemarken en Zweden. Ansingh, Lizsy (1875— ), Nederlandsch schilderes, leerlinge van Thérèse Schwartze, schildert vooral geestige kinderpoppen. Ansjovis (Engraulis encrasicholus), behoort tot de fam. der Haringachtigen onder de Weekvinnigen. Het is een la l1/, dM. lang, op den rug groenachtigblauw, doch verder zilverwit vischje met vrij groote, loszittende schubben. Het leeft in zee, ook in onze zeeën is het algemeen. In levenswijze komt het veel met de haringen overeen. In den paartijd komen ze in groote scholen voor en worden dan veel gevangen (bij ons vooral in de Zuiderzee en de Zeeuwsche stroomen van Mei tot Juli). Zij worden gezouten of gekruid gegeten. Anslo, Reyer (1626—1669), Nederlandsch dichter, bewonderaar en navolger van Vondel, ging evenals deze tot het Katholicisme over en werd secretaris van kardinaal Capponi te Rome. Tot zijn gedichten behooren: „De Parijsche Bloedbruiloft." Anslijn, Nicclaas (1777—1838), Nederlandsch opvoedkundige, onderwijzer te Amsterdam en Haarlem, schreef o.a. de bekende kinderleesboekjes „De brave Hendrik" en als vervolg „De brave Maria". Anson, Sir William Reynell (1843— 1914), Engelsch rechtsgeleerde, lid van het parlement, schreef vele rechtskundige werken o. a. het veelgebruikte „Englisch Law of Contract". Ansorge, Konrad{l862— ), Duitsch pianist, leerling van Liszt, woont in Berlijn en is professor in de muziek. Ansted, David Thomas (1814-1880), Engelsch geoloog, hoogleeraar aan het King's College Londen, schreef vele werken over mijnbouw en andere geologische onderwerpen. Anstey, F. (1856— ), pseudoniem van Thomas Anstey Guthrie, schreef humoristische werken, o. a. „Vice Versa " en leverde ook bijdragen voor Punch. Antaeus, zoon van Poseidon en Gaea, heerscher in Libye, worstelde met alle vreemdelingen, die daar kwamen en was onoverwinnelijk, zoolang hij met zijn moeder Gaea (Aarde) in aanraking bleef. Hercules doodde hem, door hem van den grond op te heffen. Antagonisme beteekent in de physiologie die inrichting in het lichaam, waardoor de werking van een orgaan de werking van een ander orgaan tegenwerkt of opheft. Het duidelijkst is zulks bij het spierstelsel te zien waar sommige spieren bijv. buigers en strekkers, elkaar rechtstreeks tegenwerken en daarom antagonisten genoemd worden. Inhetzenuwstelselstaan tegenover elkaar de prikkelende en de remmende zenuwen bijv. wordt de hartswerking door prikkeling der sympathische zenuwen versneld, door die van de zwervende zenuw verlangzaamd. Waarschijnlijk werken sommige tegengiften ook aldus, door bij de vergiftigingen antagonistischen invloed op het zenuwstelsel uit te oefenen. Antaki, het oude Antiochië (zie aldaar), stad in Syrië met c. 26.000 inw., bezit vele openbare gebouwen en kerken; zijdespinnerijen. Antananarivo. Zie Tananarivo. Antara, Ebn Sjeddad el A bsi, was een beroemd Arabisch dichter en krijgsman in de 4e eeuw. Vele van zijn gedichten zijn ook door Westersche geleerden uitgegeven, o. a. door Ahlwardt in zijn „Diwan" (1870). Antarctisch noemt men wat nabij de Zuidpool is gelegen en wat daartoe behoort. Antares, ster eerste grootte in de Schorpioen, wordt aldus genoemd, omdat haar vuurrood licht op dat van Mars (Ares) gelijkt. • Antecedenten zijn feiten vroeger geschied, waarnaar latere voorvallen vergelijkenderwijze behandeld kunnen worden. Men spreekt ook van iemands antecedenten als van iemands verleden. Antediluviaansch beteekent letterlijk „voor den zondvloed", figuurlijk iets zeer ouderwetsch. Antennaria. Zie Rozenkransje. Antenne, een op meer of minder hooge palen of andere steunpunten bevestigde en daaraan electrisch geïsoleerde metalen draad of draadnet, dienende voor het uitzenden of opvangen van electrische golven (zie verder Draadlooze telegrafie). Antenor, een van de wijste vorsten van Troje, gaf den raad Helena aan Menelaus terug te geven. Later zou hij volgens de sage zijn vaderstad aan de Grieken verraden hebben, gespaard zijn bij de verwoesting en in Italië de stad Patavium gesticht hebben. Antequera, het oude Antiquaria, stad in de provincie Malaga (Spanje), met c. 32.000 inw., heeft fabrieken van wollen stoffen, leerlooierijen, zijdeweverijen, handel in zuidvruchten. - Anthem is in de Engelsche kerk het kerkgezang, meestal gecomponeerd op bijbelteksten. Het neemt de plaats in van het motet in de R. K. kerk. Anthemis. Zie Kamille. Anthericus. Zie Liliaceeën. Antheridiën. Zie Geslachtelijke vermenigvuldiging. Antheunis, Gentil Theodoor (1840 — 1907), Vlaamsch rechtsgeleerde en dichter, schreef welluidende gedichten, waarvan vele op muziek gezet zijn. Anthocyaan, een roode, blauwe of violette kleurstof, die in het plantenrijk menigvuldig voorkomt en wier scheikundige samenstelling nog weinig bekend is. Zij speejt een belangrijke rol 1° in de bloemen, waar zij de roode, blauwe of violette kleur der bloemkroonbladen veroorzaakt, rood in een zure, blauw of violet in eene basische omgeving; 2°. in de bladen, waar die kleurstof vooral dient om licht en warmte om te petten en om de stoffen, die vervoerd worden van en naar de bladen, te beschutten teeen de ontledende werking van het zonlicht. Het roodgekleurd zijn van vele bladner- ] ven en het roodviolet of roodbruin ge- 1 kleurd zijn van kiemplanten heeft vooral 1 beteekenis in het laatstgenoemde op- 1 zicht evenals ook het roodgekleurd worden van vele bladen in het najaar bijv. wilde wingerd (vele bladen nemen dan een rood- of bruingele kleur aan, hetgeen veroorzaakt wordt, doordat behalve de roode kleurstof ook vele gele korreltjes aanwezig zijn als resten van het bladgroen) dient om de producten, die dan uit de bladen weggevoerd worden, te beschermen tegen overmatige lichtwerking. De omzetting van licht en warmte door het anthocyaan heeft vooral beteekenis J bij de bladen der waterplanten met drij- j vende bladen en bij planten met wortelrosetten, waar vaak de ondervlakte der bladen rood of violet is, klaarblijkelijk I om de lichtstralen, die anders door het blad heen zouden gaan, om te zetten in ! warmte, die aan de bladen ten goede komt. Bij planten, wier bladen reeds vroegtijdig en bij lage temperatuur groeien bijv. Saxifraga tradactylites, Veronica praecox e. a. en bij planten, die in het hooggebergte in de nabijheid der eeuwige sneeuw groeien, zijn de bladen vaak van boven en onderen van anthocyaan voorzien, al weer om vele zonnestralen in warmte om te zetten. Anthologie, Grieksch woord voor bloemlezing, noemt men meestal een verzameling van kleine gedichten, epigrammen, enz. Bekend is de Grieksche anthologie, een verzameling van kleine Grieksche gedichten in de 10de eeuw door Constantinus Cephalas bijeengebracht. De voornaamste Latijnsche Anthologie is die, welke door Burmann (1759) bewerkt werd. Anthologium is in de Grieksche kerk het naar 12 maanden ingedeelde boek, waarin lofzangen, gebeden enz. staan, die jaarlijks gezongen moeten worden. Anthoxanthum. Zie Reukgras. Anthraceen (CUH„) komt in geringe hoeveelheden (0.25 — 0.45 %) in desteenkolenteer voor en dient na zuivering als grondstof voor een groot aantal kleurstoffen o. a. het alizarine. Anthraceen is in zuiveren toestand een vaste witte Stof, smeltende bij 213° en kokend bij 351°. Door oxydatie ontstaat anthrachinon (CuH.O,). Anthraciet is het laatste lid in de rij der fossiele steenkolen en heeft dus het hoogste koolstofgehalte (92% —96%, verbrandingswarmte 7000 — 8000 calorieën). Ze komt weinig in Europa voor; betgeen in Europa als anthraciet wordt verhandeld, is een goed soort magere steenkool. Echte anthraciet komt voor in Noord-Amerika en Engeland. Deze verft bijna niet af, verbrandt practisch Zonder vlam en rookvrij. Pas na 1820 kwam ze in gebruik, terwijl ze voordien werd weggegooid. Ze dient met magere steenkool voor rookvrije vuren, watergasbereiding, metallurgische reducties en 'voor electroden-fabricage. Anthranilzuur wordt op groote schaal bereid uit phtaalimide met chloorkalk. Het is een grondstof voor indigo (zie aldaar). Anthriscus. Zie Kervel. Anthropocentrisch noemt men de wereldbeschouwing welke uitgaat van de gedachte dat de mensch het middelpunt van het heelal vormt en dit dat om zijnentwille geschapen is. Anthropogeografie gaat den invloed na door aarde en mensch wederkeerig op elkaar uitgeoefend. De mensch is wel afhankelijk van de hem omringende natuur, doch kan ook wijzigingen brengen in den oorspronkelijken toestand der aardI oppervl. Deze invloed werd ' t eerst aangewezen door A. von Humboldt in zijn beschrijvingen van Mexico, Cuba en Venezuela en door Carl Ritter in zijn groot werk over Afrika en Azië. Terwijl echter beiden zich tot de landkunde beperkten, was Friedrich Ratzel de eerste, die een algem. aardr. van den mensch gaf. Anthropolatrie, menschenvereering, noemt men wel het bewijzen van goddelijke eer aan menschen of aan goden in menschengedaante. Anthropologie. Hieronder verstaat men de natuurlijke historie van den mensch. De anthropologie moet zich ook bezighouden met de anthropomorphe apen, daar anders de stelling en de afstamming van den mensch niet te begrijpen zijn. Het groote gebied wordt gewoonlijk verdeeld in: 1. de algemeene anthropologie, die de algemeene biologische problemen van den mensch behandelt, dus variabiliteit, erfelijkheid, selectie enz., verder het ontstaan van den mensch met zijne fossiele vormen, de vorming van rassen, de vermenging en het uitsterven er van, eindelijk de wisselwerking tusschen het totaal aantal individu's eener sociale groep en het lot der groep zelf, dus de sociale anthropologie. 2. de bijzondere of systematische anthropologie, die de afzonderlijke orgaansystemen en de normale en pathologische werkzaamheid van deze bij den mensch beschrijft. Daarbij treden vooral op den voorgrond de uitwendige lichaamsvorm, de schedelleer, haar en huid, omdat daardoor rassenkenmerken ontstaan. 3. anthropografie, de zuiver beschrijvende behandeling van alle afzonderlijke groepen (uitgestorven en levende, variëteiten, rassen en onderrassen), waaraan de algemeene vragen over rassengeografie en rassensystematiek aansluiten. De anthropologie is reeds een zeer oude wetenschap, daar zelfs de oude Grieken er reeds opgaven in hunne literatuur over deden. Zie Topinard, Elements d'anthropologie generale. 1885, en Handwörterbuck der Naturwissenschaften, Art. Anthropologie. Anthropologie is ook de naam voor het gedeelte Van de Chr. geloofsleer, dat handelt over het wezen en de bestemming van den mensch. Vooral van den toestand van den mensch vóór den zondeval en de gevolgen van dien val wordt rekenschap gegeven. Anthropomorphe apen. Zie Apen. Anthropomorphisme (van Gr. mensch en vorm) is een spreek- of denkwijze, waarbij aan God (of goden) oogen, handen, menschelijke attributen worden toegekend; zijn het menschelijke gevoelens, dan spreekt men van anthropopathisme. In godsd. litteratuur is het schering en inslag ; zonder dat is geen voorstelling mogelijk. Men moet spreek- en denkwijze onderscheiden; het kan beeldspraak zijn. Tegenover het voordeel van kleur en leven staat het gevaar, dat aan het beeld straks bewijskracht wordt toegekend (God Onze Vader). Wijsgeerige bespiegeling verwijdert steeds verder van a. Dikwijls is zij langs den weg der ontkenning van het menschelijke tot het Absolute opgestegen. Maar met de voorstelling heeft ze den hartader van den godsdienst dikwijls weggenomen. Ook in mystiek kan a. worden overwonnen. Anthropopathisme. Zie Anthropomorphisme. Anthropophagie. Zie Kannibalisme. Anthroposophie, ook geesteswetenschap genoemd, is de door Rud. Steiner begonnen poging de resultaten van de wetenschappelijke arbeid van WestEuropa in overeenstemming te brengen met kennis verkregen met behulp van de door de Indische theosophie aanvaarde occulte krachten. De naam is gekozen als tegenstelling tot theosophie (wijsheid omtrent God) en beteekent wijsheid omtrent den mensch. Zie verder Steiner, Rudolf. Anthurium, plantengesl. uit tropisch Amerika, fam. Araceeën, in warme kassen gekweekt, deels om het prachtig geteekende blad van sommige soorten, deels om de eigenaardig gekromde, fraai gekleurde bloemkolf en scheede. Soms komen deze bloeiers voor onder de na¬ men van staartbloem of fla) waar r = (z) = V(x* + y') de absolute waarde is en cp een reëele hoek voorstelt. De tweede factor van de uitdrukking wordt wel „richtingscoëfficient" genoemd (volgens Cauchy); de hoek f heet argument, amplitude, afwijking, anomalie, of azimuth van de complexe grootheid z. De hoofdwaarde van 't argument is die waarde voor tpt die voldoet aan — n <). Argus, met den bijnaam Panoptis (alziende), de bewaker van Io, werd door Hermes in slaap gespeeld en daarop gedood. Hera plaatste nu de oogen van Argus op de staart van de pauw, die aan haar gewijd was. Argusfasant (Argus giganteus), behoort tot de familie der Pauwen (Pavoniden) van de orde der Hoenderachtigen. Fraaie, groote vogels, die in de bosschen van Sumatra en Malakka eenzaam leven. Het mannetje heeft in den staart 2, wel 1 M. lange staartpennen en in de vleugels zijn de slagpennen van den benedenarm en de schouder-veeren bijzonder verlengd en van oogvlekken voorzien. Het zet deze op bij het balderen (zie auerhoen) dat het echter op den grond doet en waardoor het wijfje aangelokt wordt. Argusvlinder (Lycaena argus), behoort, tot de familie der Blauwtjes onder de Dagvlinders en komt bij ons in heidestreken veel voor. Het mannetje heeft van boven lichtblauwpaarse vleugels, het wijfje bruine vleugels met ronde randvlekken. Argyll, graafschap in West-Schotland, aan den Atlantischen Oceaan, is bergachtig en rijk aan delfstoffen. Aan de kust zijn vischrijke baaien o.a. Loch Long en Loch Fyne. Bewoners arm, door het grootgrondbezit; de bodem weinig in cultuur gebracht; weinig landbouw en schapenteelt; aan de kust vischvangst. Sommige eilanden in den Atlantischen Oceaan behooren ook tot het graafschap. De hertogen van Argyll hebben hier veel land in bezit. Argyll, graaf van, titel, die een tak van het geslacht Campbell sinds 1457 voert, sinds 1701 hertog. Archibatd, markies van Argyll (1598—1661), ijverig aanhanger der Presbyterianen, onder Cromwell's regeering zonder invloed, werd na de Restauratie op bevel van Karei II in 1761 onthoofd. Archibald Argyll (1629—1685), royalist doch tevens aanhanger der Presbyterianen, was onder Karei II genoodzaakt naar Friesland te vluchten; Van hieruit deed hij met den hertog van Monmouth een inval in Schotland welke mislukte en werd evenals deze onthoofd. Verschillende leden van dit geslacht bekleedden in de 19e eeuw belangrijke staatsbetrekkingen in Engeland. Argyrodiet is een monoklien kristalliseerend, vrij zacht en bros mineraal, dat naast 75 % Silver en 17 % zwavel, nog 1 % germanium bevat; dit element werd door Winkjer in argyrodiet ontdekt. Aria is de naam, die begin 17de eeuw gegeven werd aan het in dien tijd opkomend kunstlied voor solozang met begeleiding van instrumenten, ter onderscheiding van het koorlied en het volksof strophenlied. Haar meest populaire: vorm is de da capo-vorm, bestaande uit twee coatrasteerende deelen, waarvan het eerste deel met door den zanger aan te brengen versieringen, na het tweede wordt herhaald. Een instrumentaal ritornel dient als inleiding, slot en tusschenspel. Haar vorm is dus overheerschend muzikaal, de tekst geeft slechts1 de uit te beelden gemoedstoestand aan, wat een zeer vrij gebruik van tekstherhalingen en ten slotte de ontaarding in coloratuuraria ten gevolge heeft. Met Gluck beginnen de hervormingen, die leiden tot eene samensmelting van lied en aria. De aria komt zeer zelden op zich zelf staand voor — zij heet dan concertaria —, maar bijna steeds is zij een onderdeel van opera, oratorium of cantate. Zij onderbreekt de voortgang van de handeling of het verhaal om uitdrukking te geven aan de bij de dramatis personae (opera) of bij den toehoorder (oratorium, cantate) gewekte gevoelens of overdenkingen. Haar karakter is dus zuiver lyrisch. Ook voor instrumentaalcomposities van gelijke strekking en vorm is de naam aria overgenomen. Ariadne, dochter van koning Minos van Creta, gaf aan Theseus een kluwen om den weg te vinden door het labyrinth, zoodat hij den Minotaurus verslaan kon. Daarna trok Theseus met Ariadne uit Kreta, liet haar op Naxos achter, waar zij door Artemis werd gedood. Arianisme is de betiteling van een bepaalde beschouwing van Christus; ze heeft in den mond der kerkelijke orthodoxie den klank van een beschuldiging en wordt met Remonstrantisme enz. in éénen adem genoemd. De kerkelijke orthodoxie erkent Christus, die met God volkomen op één lijn staat; in de leer dér Drieëenheid is dit uitgedrukt. De Alexandrijnsche presbyter Arius was een man, die levend in de vragen van zijn tijd, BMt zijn wijsgeeriggodsbegrip niet kon rijmen, dat de Zoon den Vader volkomen gelijk zouzijh, allerminst dat hij van eeuwigheid Zoon, ongegenereerd kon wezen. Hij poneerde daarom: eens was bij niet; hij is een volmaakt schepsel. De Katholieke leer in het Oosten (hier is deze kwestie vooral beslist) koos op den duur tegen Arius, tegen homoiousios = in wezen gelijkend en voor bomousios = in wezen één. In den tijd der volksverhuizingen verspreidde zich de leer van het Aranisme ook over de door Germanen bewoonde streken. Arias Montano, Ben ito (1527—1598), Spaansch godgeleerde en taalkundige, huisprelaat van Philips II, bewerkte een uitgave van den Bijbel in vele talen en 9 boeken over Joodsche oudheden. Bij de Inquisitie stond hij echter slecht aangeschreven en hij had groote moeite zich te rechtvaardigen. Ariccio, stad in Italië, nabij Albano met c. 40.000 inw., is als zomerverblijf door de inwoners van Rome en door schilders veel gezocht. Een viaduct verbindt Albano met Ariccio. Ariège (1), rivier in Frankrijk, ontspringt in de Pyreneeën en mondt nabij Toulouse in de zee uit. Ariège (2), departement besproeid door de rivier van dien naam, bevat een gedeelte der Pyreneeën, waarop goede weiden en bosschen kurkeiken. In 't N. landbouw: graan, vruchten en vlas. De streek is rijk aan delfstoffen: ijzer, kwikzilver, steenkool. De hoofdstad is Foix. Aiiël (Hebr. leeuw Gods) is in het Oude Test. een eigennaam maar wordt door Jesaja ook gebruikt ter aanduiding van Jeruzalem (Jes. 31). Later ishet vooral gebruikt ter aanduiding van een luchtgeest (Shakespeare, tempest). Ariens, Alphons Maria Augustinus Jozeph (1860- ), Nederl. R. K. priester, in Rome tot doctor theologiae gepromoveerd, pastoor te Maarsen, is vooral bekend als schrijver voor drankbestrijding en vakorganisatie. De vereeniging tot bev. der verpleging van Katholieke drankzuchtigen beheert het „Dr. Ariensfonds". Ariërs noemt men de Indogermaansche bewoners van Indië en Perzië. Ariërs (vrije, edele), is ook de naam van hen, die in Indië tot de drie hoogste kasten behooren. Dikwijls gebruikt men ook Arisch ter aanduiding van wat vroeger veelal Indogermaansch werd genoemd. In Duitschfand zijn in de laatste kwart eeuw vele pogingen gedaan om de voortreffelijkheid van het Arische ras (boven het Semitische) op den voorgrond te brengen. Ariës (ram) is het eerste teeken van den Dierenriem. Zie verder Ram. Ariëtiden. Onder A. verstaat men verschillende meteorietenstroomen (z. a.), die in October zijn waar te nemen en die hun radiatiepunt (z. a.) in 't beeld Ariës of Ram hebben. Arion, dichter en cytherspeler in Griekenland, werd voor den uitvinder der dithyramben gehouden (7de eeuw v. Chr.). De sage vermeldt, dat schippers hem van zijn geld beroofden en wilden dooden, dat Arion zich echter zelf al spelende van de achtersteven stortte, door een dolphijn op den rug werd genomen en nabij Corinthe aan land kwam. Arioso is in de muziek een korte, melodische phrase van lyrisch karakter in of aan 't slot van een recitatief. Ariosto, Ludovico (1474—1533), beroemd Italiaansch dichter, studeerde rechten en letteren, kwam aan het hof van kardinaal d'Este, later aan dat van den hertog van Ferrara, werd goever- neur van Carfagnana cn keerde na eenige jaren terug in Ferrara. Zijn meesterwerk is „Orlando furioso", dat de lotgevallen van Karei den Groote's paladijnen verhaalt, en waaraan hij jaren werkte. Het gedicht wordt tot het beste der Romantische poëzie gerekend. Ariovistus, legerhoofd der Sueven, werd door de Sequaners te hulp geroepen, versloeg hun vijanden, de Aeduers, doch verdeelde groote landstreken van het Sequaansche gebied onder zijn soldaten (71 v. Chr.). Toen hij later met Caesar in strijd kwam, werd hij door dezen overwonnen en kon slechts met moeite ontsnappen. Aristaeus, een Grieksche god, zoon van Apollo, was de beschermer van landbouw, veeteelt, jacht en bijenteelt, ook bezat bij de gave der voorspelling. Aristagoras, tyran van Milete, eigenlijk Perzisch stadhouder, stond met vele Jonische steden tegen het Perzisch bestuur op. Na de nederlaag der Grieken bij Ephesus (499 v. Chr.), vluchtte hij naar Thracië waar hij in 497 v. Chr. stierf. Aristarchus van Santos, sterrenkundige in de 3de eeuw v. Chr., was volgens sommigen de eerste, die beweerde, dat de aarde om haar as en om de zon draaide. Een bekend werk van hem is: „Over de grootteenden afstand van zon en maan", Aristarchus van Samothrace, c. 170 v. Chr., een beroemd spraakkundige, heeft zich vooral verdienstelijk gemaakt door zijn critische aanteekeningen bij de gedichten van Homerus. Aristides (1) (535 - 467 v. Chr.), „de rechtvaardige", Atheensch staatsman, onderscheidde zich in den slag bij Marathon, werd eerste archont en in 483 vooral door invloed van Themistocles verbannen. Toch streed hij later weer aan de zijde der Atheners te Salamis en te Plataea. Aristides (2) van Thebe (c. 300 v. Chr.), Grieksch schilderwas, een tijdgenoot van A peil es. Aristides (3) van Milete (c. 100 n. Chr.), de eerste Grieksche romanschrijver, schreef novellen in den trant van Boccacio's „Decamerone". Publius Aelius Aristides (4) (117—185), beroemd Grieksch redenaar, hield redevoeringen, die hent in visioenen meegedeeld werden. In vele steden verrezen standbeelden te zijner eer. Aristides, Apologie van, een geschrift in de 2de eeuw tot. Antoninus Pius gericht ter verdediging van het Christelijk geloof. Aristippus van Cyrene (430 —360 v. Chr.), Grieksch wijsgeer, stichter van de Cyrenaelsche school, leerling van Socrates, beschouwde niet de deugd, doch het genot als het hoogste goed. Aristo van Chios (geb. c. 275 v. Chr.), wijsgeer uit de Stoïcijnsche school, was leerling van Zeno, verschilde in vele opzichten met dezen en beschouwde de deugd als het hoogste goed. Aristobulus I (1) was vorst uit het Joodsche huis der Maccabeeën (c. 100 v. Chr.) en tevens hoogepriester. Aristobulus 11(2), kleinzoon van den vorige, werd in 69 v. Chr. tot koning uitgeroepen. Hij was voortdurend in strijd met zijn broeder en de Romeinen, werd zelfs door Pompejus als overwonnene voor zijn triomftocht naar Rome gevoerd, doch wist te ontsnappen en naar Palestina terug te keeren. Aristobulus (c. 150 v. Chr.), naam van een Joodsch Peripatetisch wijsgeer, was grondlegger van de Joodsch-Alexandrijnsche wijsbegeerte. Aristocratie (Grieksch) noemt men den regeeringsvorm waarbij de macht bij de aanzienlijksten berust. In de Grieksche stad-staaten was deze vorm een tijdlang zeer algemeen. Ook in de Nederlanden vóór de Fr. revolutie was de regeeringsvorm aristocratisch. Aristodemus (1), zoon van Aristomachus, was de vader van Euristhenes en Precies, de stamvaders der Spartaansche koningen. Aristodemus (2), koning der Messeniérs, doodde om aan een godspraak te voldoen zijn dochter en later uit wanhoop zich zelf (723 v. Chr.). Aristogiton. Zie Harmodius. Aristol, disthymoldijodide, een fijn steenrood poeder, oplosbaar in water, wordt in de geneeskunde gebruikt als strooipoeder, in zalven en in verbandgaas. Het kleurt het ondergoed doch niet de huid. De werking is als die van jodoform, doch minder sterk. . Aristolochiaceën, plantenfam. der Choripetalen., gekenmerkt doordat de meeldraden op het vruchtbeginsel zitten en soms er mee vergroeid zijn. Geslachten : Aristolochia (A. clematitis in Nederl. i. h. wild) en Asarum (mansoor). Aristophanes (450—c. 380 V. Chr.), de grootste Grieksche blijspeldichter, Atheensch burger, aanhanger der conservatieve partij, maakte in zijn tooneelspelen dikwijls zijn politieke vijanden onder wie Socrates, belachelijk. Ook hekelde hij in zijn stukken de gebreken van zijn tijd. Tot zijn werken behooren: „De vogels", „De ridders", „De kikvorschen", „De wolken", enz. Van zijne stukken zijn 11 bewaard gebleven. Aristoteles, Grieksch wijsgeer, heeft onvergelijkelijken invloed uitgeoefend op het menschelijk denken. In de Middeleeuwen heette hij „de filosoof". Zijn onbeperkt gezag is door het empirisme verbroken. Voordien had Thomas van Aquino zijne wijsbegeerte in de kerkleer verwerkt, het Thomisme beheerscht het Roomsche denken nog in onzen tijd. Niet alleen daar, — op de logica aller eeuwen heeft A. zijn stempel gezet. Volgens Kant heeft die wetenschap sinds A. geen stap vooruit kunnen doen. Intusschen geldt zijn beteekenis thans niet geëvenredigd aan zijn invloed; hij is in menig opzicht een rem voor het denken gebleven. Toen blijft hij merkwaardig als systematicus en veelweter, grondlegger van logica en empirische psychologie, oorspronkelijk ethicus; hij geldt voor het prototype van kamergeleerde (schreef 400 (?) werken) en bibliograaf. Plato noemde hem den „lezer". Veel kennis -had hij uit boeken. 1. Wijsbegeerte is voor hem kenris van verband. Zij wil inzicht in den samenhang aller dingen. Dit is voor den mensch bereikbaar, maar kan enkel gevonden worden in iets anders, dat absoluut bestaat. Met deze metafysische gedachte stelt hij zich naast zijn leermeester Plato, wiens ideeën-leer hij echter niet overnam. Ideeën, die de waarneembare wereld slechts tijdelijk en ten deele in de stof zou bevatten, maar die tegelijk volmaakt in de bovenzinnelijke wereld bestonden — voor Plato een verzoening met het onvolmaakte der wereld — lagen voor A. te ver van het gewone spraakgebruik. In zijn leer der categorieën onderscheidde hij substantie's (dingen) en aecidentie's (eigenschappen in den ruims ten zin). Deze laatste kunnen niet op zich zelf bestaan. Schoon is een eigenschap. Er is geen idee der schoonheid. Substantie's zijn zaken, die niet in iets anders bestaan; zij kunnen andere eigenschappen aannemen. De eigenlijke substantie in een ding is het blijvende en duurzame, dat altijd aanwezig is. Van het individueele b.v. in een mensch ziet A. af, dat is tijdelijk; het blijvende is de vorm, het wezen, typeerende; dit noemt A. idee (gestalte) in dezen zin, dat nu elk ding, dat wij waarnemen, een compositie is van substantie, materie als secundair element en de vorm, idee als primair element, die zich aan de materie heeft opgedrongen en het ding gemaakt tot wat het is . Zoo is de wereld een verzameling van eeuwige, onveranderlijke wezens, die met materie tijdelijke verbindingen hebben aangegaan. Bij die verbinding is concurrentie. In de substantie liggen vele mogelijkheden, potentie's; wat actueel zal worden, hangt af van den strijd der ideeën, toeval speelt bij de beslissing een rol. Verandering is in deze verklaring opgenomen: dis water ijs wordt, verbindt zich de ijs-idee met het water, waarin de potentie Van ijs reeds verscholen lag. Deze idee, in de Middeleeuwen „substantieele vorm" genoemd, heeft in de redeneering der scholastiek een universeele rol gespeeld, totdat zij bleek als kwasiverklaring niet voort te helpen. Deze beschouwing van A. hangt volgens sommigen samen met zijn teleologische neigingen; hij leerde: niets gebeurt om niet en bekeek de natuur met het oog ARISTOTELES—A RITH MET IC A van een werkman, die vorm geeft in verband met het gestelde doel. Verder verwaarloosde hij het individueele volkomen voor het soortelijke, maakte een onrechtmatige scheiding tusschen substantie (waaraan de eigenschappen) die ten slotte ook eigenschapsloos gedacht kan worden èn de eigenschappen of toestanden, die afhankelijk zijn. Hier speelde zijn vrees om zich te Ver .van „gewoon denken" te verwijderen hem parten. Door zijn leer van het toeval maakte hij causaliteitsbeschouwing onmogelijk. 2. Naast deze natuur moet een godheid gedacht worden, enkel vorm, dus onstoffelijk, eenig en onveranderlijk. Lijnrecht tegenover de vormlooze materie die te denken is, staat zij als materielooze vorm. Zij moet boven het ondermaansche staan; van het ondermaansche, dat 4 elementen bevat (aarde, water, lucht en vuur), is ze door een vijfde element, den aether gescheiden. Zij moet er zijn, als oorsprong der beweging en daarom ook het hemelgewelf aanraken; zij is de eerste bewegende en toch onbeweeglijk. Dit kan omdat zij einddoel is; een doel brengt verandering te weeg zonder zelf te veranderen. Haar bezigheid is denken over het denken. Daaraan is de hoogste zaligheid verbonden. Alle substantie's streven naar verwezenlijking van bet denken. Alleen in den mensch wordt dit bewust. Dit godsbegrip was voor de scholastiek aantrekkelijk, 3. Arist. is geboren encyclopaedist; de wetenschap „der natuur" verdeelde hij in een logisch, physisch, „metaphysisch", ethisch en aesthetisch terrein. In de natuurlijke historie onderscheidt hij tusschen een organisch en anorganisch rijk der natuur Hij gaf een systematisch overzicht van het dierenrijk, vermoedelijk ook van het plantenrijk. Niet altijd nam hij nauwkeurig waar. Vrees voor het paradoxale speelt hem parten; voorgangers hadden juistere opvattingen (dat de aarde draait, het licht tijd noodig heeft), die hij verwierp. Ex¬ perimenteeren werd nutteloos door de leer van het toeval. Zijn onderzoek van het denken leidt hem tot logische regels (organon). Bekend is zijn definitie van waarheid: ze is overeenstemming tusschen een zaak en ons denken. Met empirische zielkunde heeft hij een begin gemaakt. In zijn ethisch hoofdwerk (Nicomachische ethiek naar zijn vader) leert hij dat het levensdoel geen ander kan zijn dan „welzijn". Deze wordt bereikt door het voortreffelijke leven. Daartoe moet de rede overheerschen. Deugd is niet enkel weten (Soerates), maar een vaardigheid door oefening verkregen. Zij is het bewaren van het juiste midden. Wien dit gelukt, is een „verstandige". Hij schreef zijn ethiek voor den praktischen mensch. Het zuiver beschouwend leven is onbereikbaar. Hij kende 4 hoofddeugden. Veel stof is opgeworpen over zijn definitie van tragedie: nabootsing van een ernstige gebeurtenis, die langs den weg van aandoeningen op reiniging van affecten (opluchting?) uitloopt. 4. Ar. werd in 384 v. Chr. te Stagira ln Thracië geboren. Zijn vader Nicomachus was geneesheer. Van 366—347 was hij te Athene leerling van Plato; 343 werd hij door Philippus van Maced. aangesteld als leermeester van Alexander (den Groote), die hem later bij zijn verzamelen hielp. In 334 ging hij terug naar Athene waar hij een school voor wijsbegeerte stichtte; naar de lanen van het Lyceum of naar zijn wandelend doceeren „de Peripatetische" genoemd. In 322 werd hij, politiek verdacht, van goddeloosheid aangeklaagd. Hij vluchtte en stierf in hetzelfde jaar te Chalcis. Hij is beurtelings hoog vereerd (o. a. door Hegel) en scherp gecritiseerd. Beiden doen F. A. Lange, Gesch. des Materialismus en Lewes, Aristotle. Aristoxenus (geb. c. 350 v. Chr.), Grieksch wijsgeer, leerling van Pythagoras en Aristoteles, schreef over de grondstellingen der muziek in „Beginselen der harmonie". Arithmetica. Zie Rekenkunde. ARIUS—ARKEL Arius. Zie Arianisme. Arizona, staat van de V. S. van N. Amerika, tusschen 31° 20' en 37° N.B. en 109° 3' en 114° 45' W.L. v. Gr. begrensd in het N. door Nevada en Utah in het ■ O. door Nieuw-Mexico, in 't Z. door Mexico en in 't W. door Californië en Nevada. Oppervl. 0,29 mill. K.M*., bevolking 0,204 mill. 't N.O. is een 1500—2200 M. hoog plateau, doorsneden door diepe canons, gevormd door de Colorado en haar bijrivieren. Daarop verheffen zich vulkanische gebergten, zooals de San Francisco Mountains tot 3825 M. In het Z. liggen terraslanden van 300— 800 M. met de breede dalen der Gila en Salt River. 't Klimaat is zeer droog, de Julitemperatuur stijgt in het Z.W. soms tot 50° C., de Jan.-temp. daalt in 't N.O. dikwijls tot - 30° C. Groote uitgestrektheden zijn met laag kreupelhout bedekt; op de alluviale gronden worden naast zuidvruchten, vijgen, druiven en dadels ook tarwe en aardappels geteeld. Veel belangrijker is de veeteelt: schapen, runderen, paarden, geiten en varkens. Mineralen: koper, lood, goud, zilver, kwikzilver en zink. Industrietakken: koper- en houtbewerking, autofabricage en meelfabrieken. De bevolking bestaat uit blanken, meest van Spaansche afkomst, Indianen en een gering aantal Negers en Chineezen. De meesten zijn R.-Kath.; sommigen behooren tot de Mormonen. De hoofdstad is Phoenix. In 1667 werd 't land ontdekt door de Jezuïeten van Sonora en reeds in 't begin der 18de e. waren er vele landbouwkoloniën gevestigd, welke in de oorlogen met de Apachen verwoest werden. Bij 't verdrag van Guadelupe-Hidalgo (1848) werd Arizona als deel van Nieuw-Mexico aan de V. S. afgestaan. Van Nieuw Mexico gescheiden werd 't in 1863 een territorium en in 1912 als afzonderlijke staat tot de Unie toegelaten. Het zendt 3 afgevaardigden naar 't Congres. Ark, is in de Bijbel: 1°. de naam van het vaartuig, waarmede Noach met zijne familie en heel de dierenwereld aan de Zondvloed ontkwam; 2°. de godskist, ark des verbonds, waarin Mozes de steenen tafelen der wet borg en welke volgens oude verhalen in zeer nauw verband werd gebracht met Jahve (Jehovah). Zij werd op de woestijnreis vervaardigd, was eerst geplaatst in den tempel te Silo, werd door de Filistijnen veroverd en door David in den tempel te Jeruzalem geplaatst. Na de verwoesting van den tempel vernemen wij niets meer van de ark. In de laatste jaren zijn verschillende studies aan de ark gewijd tot verklaring der zeer uiteenloopende berichten. Arkadië. Zie Arcadië. Arkansas, staat in het Z. van de U. S., is begrensd door de Missouri, Tenessee en Mississippi, Louisiana, Oklahoma en Texas. Het O. is moerassig en ongezond, het midden heuvelachtig (prairiën), het W. bergachtig en gezond, (steenkool). Arkansas, White en Red river, Mississippi, Washita besproeien het gebied. Oorspronkelijke bewoners Indianen; in 1685 gekoloniseerd door ae rranscnen, sedert 1836 bij de Unie. Arkansas is een landbouwstaat: katoen, maïs tarwe, haver, aardappelen en tabak; ook veel fruitteelt, perziken en aardbeien. Belangrijke veestapel: paarden, muildieren, runderen, schapen en varkens. De groote bosschen leveren hout. Mineralen: steenkool, slijp- en oliesteen. Industrie: katoenspinnerijen, meelfabrieken. De hoofdstad is Little Rock. Arkansas, zijrivier v. d. Mississippi, ontspringt in het Rotsgebergte, slecht bevaarbaar, wordt in Colorado voor de besproeiing gebruikt. ■ Arkel, de Heerlijkheid, tusschen Lek en Merwede, begrensd door Gelderland, Utrecht, Holland en Brabant, behoorde reeds in de 10de eeuw aan de heer en van Arkel, die nabij het plaatsje Arkel hun kasteel hadden en dat tot in de 15de eeuw in hun bezit hielden. Velen traden in de Middeleeuwsche oorlogen op den voorgrond en waren beroemd wegens hun dapperheid („Arkel de stoutste"). Ook na het verlies van hun bezittingen, bleven de leden van het geslacht zich Arkel noemen. ARKONA—ARMAGNAC Arkona, voorgebergte op N. Rügen in de Oostzee, waarop een vuurtoren van 24 M. hoogte. In de nabijheid de overblijfselen van een zeer oude vesting. Arkwright, Richard (1732—1792), vond een spinmachine uit, welke groote vooruitgang bracht in de katoenindustrie. Hij richtte in Cromford een fabriek op, waar hij zijn vindingen in practijk bracht. Arlberg, alpenpas op 1800 M. hoogte tusschen Tirol en Vorarlberg, vroeger belangrijker dan nu, door de opening van den Arlberg-spoorweg. Arles, stad op den linkeroever v. d. Rhöne, in het Fransche departement Bouches du Rhöne, met c. 31.000 inw., door de Romeinen gesticht, heeft vele ruinen mt aien uja o. a. amphitheater. Verder een oude cathedraal (7de eeuw). Thans olie-en machinefabrieken, scheepstimmerwerven, zijdespinnerijen. Arlington, Henry Bennet (1618— 1685), Engelsch staatsman, aanhanger van Karei I, werd onder Karei II minister, stelde zich in verbinding met de Oranjepartij in Holland en trachtte tevergeefs Willem III aan Engelands zijde te halen. Arion (Vlaamsch Aarlen), hoofdstad in de Belgische provincie Luxemburg met c. 12.000 inw., heeft wol- en ijzerindustrie. Vroeger belangrijk uit strategisch oogpunt. Arm is het lichaamsdeel bij menschen en apen dat zich bevindt tusschen den schouder en de hand. Men onderscheidt de opperarm die van boven door een kogelgewricht (het meest vrije gewricht van het menschelijk lichaam) met het schouderblad is verbonden en naar beneden door het ellebooggewricht aan den onderarm is bevestigd. De onderarm bestaat uit 2 beenderen aan de duimzijde het spaakbeen en aan de pinkzijde de ellepijp, die om elkaar heen kunnen draaien en daardoor de handpalm naar voren en naar achter kunnen keeren. Met den handwortel is de benedenarm door een gewricht verbonden, dat buigen, strekken, aan- en afvoeren van de hand tenopzichte van de benedenarm veroorlooft. Armada, De, was de naam der zoogenaamd „onoverwinnelijke" vloot door Filips II in 1588 onder bevel van den onervaren hertog van Medina Sidonia uitgezonden om eerst Engeland, daarna de Nederlanden te veroveren. De vloot uit 160 logge schepen bestaande, onder onbekwame leiding, werd langzamerhand vernietigd door de Engelsche admiraals Howard, Drake en Hawkins, terwijl Hollanders en Zeeuwen beletten, dat Panna zich met zijn krijgsmacht bij de andere Spanjaarden voegde. Ook de storm droeg er toe bij deze geheele vloot en daarmee het Spaansch imperialisme geheel ten gronde te richten. Armadillo, een geslacht der Pissebedden (Isopoden) van de Crustaceeèn. Zij onderscheiden zich van de andere pissebedden door het meer gewelfde lichaam en doordat zij zich kunnen oprollen. De meest bekende is de A.officinarum, die onder den naam millipedes een veel gebruikt geneesmiddel vormde. Armageddon, ontleend aan de Openbaring van Johannes (16,16) waar het de plaats is van den eindstrijd tusschen de machten van het goed en het kwaad, werd vooral in Engeland gebruikt als uitdrukking ter aanduiding van het gruwelijke van den Wereld¬ oorlog. Armagh, graafschap in Ulster (Ierland), is in 't N. en midden vruchtbaar, aardappelen, haver, vruchten en vlas. Eenige linnenindustrie. De bevolking gaat snel achteruit; veel grootgrondbezit. Rivieren zijn: Blaun. Black- water, Callan en Neury. De hoofdstad is Armagh met c. 7500 inw. zetel van R. K. en Anglikaanschen aartsbisschop. Handel in koren, linnen en leder. Armagnac, vroeger een graafschap in Z.W. Frankrijk. De graven van Armagnac, een zeer oud aanzienlijk Fransch geslacht, regeerden van de 10de tot de 15e eeuw. De beroemdste was Bernard VII, tijdens de binnenlandsche twisten het ARMAGNAC—ARMENIË hoofd der Orleanspartij, veroverde Parijs (1413) en werd in 1418 vermoord. Ook zijn zoon streed mede en hun soldaten, Armagnacs genaamd, verspreidden schrik in geheel Frankrijk. Zij werden daarom als hulptroepen naar keizer Frederik III gezonden, om de Zwitsers te betrijden. Na dien oorlog zwierven zij nog langen tijd in Duitschland rond. Armansperg, Joseph Ludwig graaf van (1787—1853), staatsman, eenige malen minister in Beieren, was van 1812— 1837 president van het regentschap en staatskanselier in Griekenland. Armatolen waren de bewoners der N. streken in Griekenland die na de verovering van Griekenland door de Turken (1460) in het gebergte vluchtten en den Turken veel last veroorzaakten. Zij behoorden tot de beste troepen, welke in den Griekschen vrijheidsoorlog tegen de Turken streden. Armatuur van een magneet, zie anker; van een el. condensator (z.a) de beide geleidende deelen van den condensator; van dynamo's en motoren (z.a.) het bewegende deel (ook rotor geheeten) van deze machines. Armband, sieraad, dat reeds in voor¬ historische tijden door mannen en vrouwen eedracen werd. De Oostersche volken hadden armringen meestal van edel metaal, de Germanen van brons. Sinds de 12de eeuw werden armbanden hoofdzakelijk door vrouwen gedragen, vaak met edelgesteenten versierd; de tegenwoordige armband-horloges worden weer door vrouwen zoowel als door mannen gedragen. Armborst, kruisboog, oorspronkelijk door Archimedes samengesteld, werd aanvankelijk door de Romeinen, later door de Germanen overgenomen en bleef tot de 17de eeuw in gebruik. Armenbijbel. Zie Biblia pauperum. Armengelden zijn de bedragen, die door schenkingen, erfstellingen, legaten aan de algemeene armen eener gemeente worden vermaakt. Deze gelden worden door Burgemeesters eu Wethouders__ver- deeld onder de instellingen, die zich met armenzorg in de gemeente bezig houden. Armenhuis. Onder armenhuis of werkhuis verstaat men instellingen, waarin óf ouden van dagen en invaliden verpleging vinden en waarin de verrichte arbeid dient om lichte bezigheid te verschaffen, óf valide armen, landloopers dronkaards enz. opgenomen worden en te werk gesteld worden tot verbetering of straf; in dit laatste geval zijn het dus lichte gevangenissen. Armenië, een gebied in Voor-Azie, vóór den wereldkrijg verdeeld over eenige Turksche vilayets o. a. Erzeroem, Russische gouvernem. o. a. Eriwan en Tiflis en de Perzische prov. Azerbeidzjan, 't Grenst ten W. aan Kl.-Azie, ten O. aan de laagvl. van Aras en Koer, ten N. a/d Kaukasus en ten Z. aan de geb. langs den linkeroever van ae moerau. 't Is een aaneengesloten hoogland, hooger dan de omliggende landen, 't Binnenland bestaat uit met weide bedekte 800 — 2000 M. hooge plateaux, waarop zich geisoleerde vulkanen) Hoogste de Ararat 5156 M.) en lange bergketens verheffen. In bouw komt dit bergland overeen met den Kaukasus; een kern van kristallijne gesteenten is bedekt met jonge sedimenten, dikwijls doorbroken door vulkanische_ formaties, 't Is rijk aan mineralen: zilver, lood, ijzer, koper, aluin en steenzout. De Eufraat, Tigris en Aras hebben er hun bronnen; de bergmeren Wan M. (1590M.) en Oermia M. (1250 M.) zijn zonder afvoer. Onder invloed der koude N.O. winden is 't klimaat in de hoogere deelen vrij bar. In de dalen echter zijn wijnen boomgaarden en wordt katoen, tabak, mais, rijst, hennep en vlas verbouwd. De Armeniërs zijn Christenen en staan bekend als intelligent; in hun stamland herders of landbouwers; in den vreemde gewoonlijk slimme, gewetenlooze kooplieden (Konstantinopel). Te midden der Armeniërs (1 mill.), wonen Turken, Koerden e. a. 't Land was in de Oudheid achtereenv. onderworpen aan Assyrië, ARMENIË—ARMENZORG Medië, Perzie en Rome. In 632 kwam 't bij 't Byzantijnsche Rijk, later onder de khaliefen; in de 11de eeuw onder de Seldsjoekische Turken en in de 16de eeuw werd 't verdeeld onder Turkije en Perzie. In 1828 lijfden de Russen een deel van 't land in; verder vormden zich in de 19e eeuw revolutionaire comité's, welke massa-moorden door de Turken uitlokten, o.a. in 1894 en ook tijdens en na den wereldoorlog. Dientengevolge een scherpe nota aan de Porte, gevolgd door de bezetting van Konst. door de Geallieerden. De vredesconferentie stichtte een onafhankelijk Armenië onder bescherming der Geallieerden. De hoofdstad is Erzeroem, de haven _ Trebisonde. De letterkunde der Armeniërs bestaat vooral uit wijsgeerige ineoiogiscne gescnruten. L>e taal behoort tot de Indo-Germaansche talen, de letterteekens zijn grootendeels aan nei (jrieKscn ontleend. Lynch, Armenia, travels and studies. Armenraad. Zie Armenwet. Armenrecht is de bevoegdheid om kosteloos te procedeeren, na overlegging van een bewijs van onvermogen, afgegeven door den burgemeester van de gemeente waarin de onvermogende woont. Dit stuk wordt met een verzoekschrift waarin de eisch of de tegenspraak tegen eens anders eisch is vermeld, aan den rechter overgelegd, die hierop verlof tot kosteloos procedeeren verleent of dit weigert. Armentières, stad in het Fransche departement du Nord, nabij Rijssel met c. 28.000 inw., had voor den oorlog belangrijke katoen- en linnenfabrieken. Gedurende den oorlog is het 2 maal in bezit der Duitschers geweest en heeft veel te lijden gehad. Armenwet. De Armenwet van 1912 huldigt, evenals haar voorgangster van 1854, het beginsel, dat overheidszorg tot leniging van armoede een aanvullende taak heeft te vervullen maar dat de behoeftige zich eerst tot een kerkelijke of bijzondere instelling moet wenden, en ook dat niemand recht heeft op on¬ derstand. De instellingen worden onderscheiden in burgerlijke, kerkelijke en bijzondere, die plaatselijk in een Armenraad vereenigd zijn, om tot samenwerking te komen (zie Armenzorg). Aan de kerkelijke en bijzondere instellingen kan in bijzondere gevallen subsidie worden verleend. De wet heeft voorts, naast de Armenraden, nog een algemeen instituut ingesteld t.w. een Algemeene Armencommissie, wier taak het is aan autoriteiten en, des verlangd, aan instellingen van weldadigheid raad te geven omtrent aangelegenheden van het Armbestuur en zich op de hoogte te houden van de werking der Armenwet. Armenzorg. Arm noemt men die personen, die zelf niet in hun onderhoud kunnen voorzien en steun van anderen noodig hebben. Er zijn echter vele graden van armoede, want naarmate de grens van het bestaansminimum hooger gesteld wordt, zal het aantal personen dat daaronder blijft, grooter zijn dan daar waar die grens laag gesteld wordt. Zoo komt het voor dat in landen met een hoogen levensstandaard het aantal bedeelde personen grooter is en de kosten voor armenzorg hooger zijn dan in landen, waar het aleemeene welvaartsneil laag is. Even uiteenloopend zijn de oorzaken van armoede; deze kunnen van algemeenen, maatschapppelijken aard zijn en het kunnen individueele oorzaken zijn. Tot de eerste behoort de werkloosheid, die een gevolg kan zijn van invoering van nieuwe machines of andere verbeteringen in de techniek, van fluctuaties in de productie, waar¬ door een crisis kan ontstaan, die tallooze arbeiders werkloos maakt; door veranderingen in de vraag, waardoor bepaalds bedrijven overbodig worden en te niet gaan. En daarnaast bestaan vele individueele oorzaken, als het verlies van den kostwinner, ziekte, tegenslagen, maar ook ondeugden als luiheid, dronkenschap. De armenzorg stelt zich tot taak den nood te lenigen, en als het kan, de oorzaken weg te nemen. Hiertoe bestaan een groot aantal instellingen ARMENZORG—ARMILLARIA van weldadigheid, die in burgerlijke, kerkelijke en bijzondere kannen worden onderscheiden. De burgerlijke armmenzorg wordt óf door de gemeenten zelf uitgeoefend óf door instellingen, tot wier oprichting de gemeenteraad het initiatief kan nemen; in vele gemeenten bestaan dergelijke instellingen reeds van ouden datum. De kerkelijke instellingen zijn bij de Protestantsche kerkgenootschappen in den regel de Diaconiën, bij de R. Kathol, het parochiaal armbestuur, bij de Israëlieten het Isr. kerkelijk Armbestuur. De bijzondere instellingen vertoonen een groote verscheidenheid. Sommige houden zich met het verleenen van onderstand in het algemeen bezig, andere verleenen slechts op een bepaalde wijze hulp. Heeft iemand onderstand noodig dan kan hij zich tot het Burgerlijk Armbestuur, de kerkelijke armbesturen of een bijzondere instelling wenden. Het burgerlijk armbestuur mag niet helpen, als hij zich niet eerst tot de kerkelijke of particuliere liefdadigheid heeft gewend; naast deze groote lichamen bestaan dan allerlei kleine. Al deze instellingen zijn vereenigd in den Armenraad, die een Bureau heeft dat o. a. omtrent de werkzaamheden van alle instellingen binnen zijn gebied gegevens verzamelt, inlichtingen inwint omtrent alle personen, die zich bij het bureau of een der instellingen als hulpbehoevend aanmelden, hieromtrent weder inlichtingen verstrekt en zich op de hoogte stelt van alles wat het armenwezen in zijn gebied betreft. Zie Gids voor armenzorg en maatsch. steun in Nederland (1919). Armeria. Zie Strandkruid. Armfelt, Gustaaf Maurits (1757— 1814), Zweedsch staatsman en veldheer, onderscheidde zich in den oorlog tegen Rusland, was na den dood van Gustaaf III genoodzaakt naar Rusland te vluchten, keerde in 1801 terug en werd goeverneur van Finland. Armida, schoone vrouw en toovenares uit „Verlost Jeruzalem", houdt langen tijd den ridder Rinaldo gevangen, die door een wonder bevrijd wordt en later Armida tot het Christendom bekeert en tot vrouw neemt. Armillaar-sfeer of- cirkel, soms ook, hoewel verkeerdelijk, Astrolabium (z.a.) genoemd, bestaat uit een samenstel van eenige houten of metalen cirkels, waarvan er één n.1. E I ( zie fig.) zoo geplaatst is, dat hij in 't ecliptica-vlak Armillaar-sfeer. ligt, De punten P komen dan met de polen van de ecliptica overeen. Men draait het toestel in 't vlak EI zóódanig dat de cirkel ApMp door de pool van den equator gaat. Bij P en P zijn tappen aangebracht, waar de cirkels B en C om kunnen draaien; de binnenste cirkel draagt een vizier, waardoor men een der middellijnen op een ster kan richten. Zoo zijn astron. lengte en breedte van de ster te bepalen. De uitvinding 'van 't intrument verliest zich in den nacht der tijden. Hipparchus en Ptolemeüs ontdekten met behulp van de A. de ongelijkheden in de bewegingen van zon, maan en planeten en ook Tycho Brahe bediende er zich van, o. a. bij zijn talrijke Mars-waarnemingen. Armillaria. Zie Honingzwam. ARMIN—ARNHEM Ar min, Friedrich Sixt von (1851 — 1919), Duitsch generaal, aan wien Brussel zich (1914) overgaf, was in den wereldoorlog verscheidene malen bevelhebber van een leger en werd in 1919 na den Wapenstilstand in Asch vermoord. Arminianen. Zie Remonstranten. Arminius of Herman (17 v. Chr.—24 na Chr.), Germaansch veldheer, versloeg in 9 na Chr. de Romeinsche legioenen onder Varus nabij het Teutoburgerwoud, wat een paniek in Rome teweeg bracht. Nieuwe legioenen onder Germanicus behaalden een overwinning, maar de volgende slag bleef onbeslist. Beschuldigd van, naar alleenheerschappij te streven, werd hij door verwanten gedood. Arminius is de nationale held van Duitschland geworden (Herman nDenkmal). Arminius, Jacobus (1560—1609), Nederl. godgeleerde, eigenl. Jac. Hermans geheeten, studeerde te Leiden, Genève en Bazel en werd in 1588 predikant te Amsterdam. Hij kwam met zijn rechtzinnigen ambtgenoot Gomarus in strijd over de leer der voorbeschikking. Deze strijd nam een grooten omvang, heel het Prot. Nederland werd erin betrokken, ook na het overlijden van Arminius in 1609. Zijne aanhangers Arminianen of Remonstranten geheeten leden den nederlaag op de Dordtsche synode (1618, 1619). Zie Remonstranten. Armoede. Zie Armenwet en Armenzorg. Armoriaal noemt men een boek dat beschrijvingen van familiewapens geeft. Bekend in Rietstaps werk over de wapens van den Nederl. adel en het vervolg hierop door van Epen. . Armpootigen. Zie Brachiopoden. Armstrong, William George (1810— 1900), Engelsch ingenieur, vond een nieuw soort kanonnen uit, naar hem Armstrongkanonnen genoemd. Hij werd het hoofd der «ikanonnengieterij in Woolwich, trad later af, daar aan het geschut van Withworth de voorkeur werd gegeven boven het zijne. Arnauld, A ntoine (1560 — 1619), Fransch redenaar, aanhanger van Hendrik IV, tegenstander van de Jezuiëten, stichtte het klooster Port Royal. Zijn zoon Antoine Arnauld (1612—1694), de Groote genaamd, het hoofd der Jansenisten, ijverde zijn geheele leven in verscheidene strijdschriften tegen de Jezuiëten en was eindelijk genoodzaakt Frankrijk te verlaten. In de Z. Nederlanden zette hij zijn strijd tegen hen en tegen de Hervormden voort en stierf te Luik. Bekend is zijn werk „Art de penser". Angelica Arnauld, zuster van den voorgaande was abdis van het bekende Jansenisten-klooster Port-Royal de Paris, waarmee vele bekwame mannen o. a. Pascal zich in verbinding stelden. Arnault, Antoine Vincent (1766— 1834), Fransch treurspeldichter, gunsteling van Napoleon, moest na diens val Frankrijk verlaten, schreef toen „Germanicus", dat veel opschuding te weegbracht. Zijn kleine gedichten beteekenen meer dan zijn drama's. Arndt, Ernst Moritz ) 1769—1860), Duitsch dichter, maakte naam met zijn „Versuch einer Geschichte der Leibeigenschaft in Pommeren und Rügen", dat tegen de lijfeigenschap gericht was en belangrijke gevolgen had. Vooral is hij bekend als de dichter van Duitsche nationale liederen in den trant van „Der Gott, der Eisen wachen liess" enz., met welke liederen hij zijn volk tegen Napoleon aanvuurde. Ook in zijn later leven nam hij ijverig aan den politieken en nationalen strijd deel. Arne, Thomas Augustine (1710 — 1778), beroemd als componist van de melodie voor Rule Britannia. Schreef vele opera's, instrumentaal- en vocaalwerken. De universiteit van Oxford verleende hem den titel Mus. Dr. Arnemuiden, stadje met verzande haven op O. Walcheren, vroeger belangrijk; bezit nog oude kerk en stadhuis. Het telt c. 1700 inw. Vischvangst en landbouw. Arnhem, hoofstad der provincie Gelderland, aan den Rijn, door een schipbrug en een spoorbrug met de Betuwe verbonden, is vooral wegens haar mooie ARNHEM—ARNOLD VAN BRESCIA omstreken gezocht. In de Middeleeuwen een vesting, heeft zij haar oud aanzien geheel verloren; slechts de kerk en het stadhuis (vroeger woning van Maarten van Rossum) dagteekenen van eeuwen terug. Er is drukke doorvoerhandel op Duitschland en niet onbelangrijke industrie van ijzerwaren, instrumenten, meubelen, sigaren, leder enz. Het station is een kruispunt van spoorwegen. Van de landgoederen in den omtrek is vooral Sonsbeek (thans gemeente-eigendom) bekend. In 1918 werd op den Waterweg het Nederlandsch Openlucht Museum geopend. Arnhem telt c. 70.000 inw. Arnhemsland was vroeger de naam van het N.W, deel van Z. Australië, door Nederlanders in 1623 ontdekt. Arnica montana. Zie Wolverlei. t< Arnim, Luimig Achim von (1781 — 1831),Duitsch dichter uit de Romantische school, schreef met rijke phantasie, doch was niet geheel meester van den vorm. Hij schreef romans, gedichten, tooneelstukken en gaf met Brentano „Des Knaben Wunderhorn" uit, een verzameling Duitsche volksliederen. Arnim, Elisabeth von, gewoonlijk Bettina genaamd (1785—1859), zuster van den dichter Brentano, een talentvolle vrouw, had reeds jong groote neiging tot dweperij o. a. met de stiftsfrenle van Günderode en met Goethe. In 1811 huwde zij Ludwig von Arnim en schreef nog vele werken, alle mystisch getint en in vele opzichten overdreven. Haar liefde voor Goethe uit zij in het boek „Goethe's Briefwechsel mit einem Kinde." Arnim, Harry, graaf von (1824—1881), Duitsch diplomaat, werd in 1868 gezant naar den Heiligen Stoel, was tegenwoordig bij de vredesonderhandelingen in 1870 en werd in 1871 gezant in Frankrijk. Daar hij zich in dit land met binnenlandsche aangelegenheden bemoeide, kwam hij in conflict met Bismarck en werd in 1874 teruggeroepen. Na zijn vertrek bleek dat hij diplomatieke stukken ontvreemd had; hij werd nu tot gevangenisstraf veroordeeld, doch ontweek die in het buitenland. Arnim-Beauchamp, Mary Annettt gravin von (1856— ), Engelsch romanschrijfster, Australische van geboorte, huwde den graaf von Arnim (gest. 1910) en in 1916 graaf Russel. Tot haar veelgelezen werken behooren: „Elizabeth and her German Garden", e.a. Arno, rivier in Midden-Italiê (Toscane), ontspringt in de Apennijnen, mondt nabij Pisa in de Middellandsche zee uit en is vanaf Florence bevaarbaar. Arnold, Christoph (1650—1695), een boer, als sterrenkundige beroemd, in Sommerfield, nabij Leipzig; ontdekte twee kometen en den voorbijgang van Mercurius voor de zon. Arnold, Gottfried (1666 -1714), Luthersch godgeleerde van piëtistische richting, schreef behalve eenige kerkelijke liederen „Historie der Kerken en Ketteren." Arnold, Thomas (1795-1842), Engelsch opvoedkundige, directeur van een school te Rugby, in 1841 professor te Oxford, bracht vele verbeteringen in het onderwijs aan. Zijn zoon Matthew Arnold (1822—1888), Engelsch dichter en criticus, schreef gedichten en publiceerde zijn bevindingen over het onderwijs op het vasteland in uitgebreide geschriften. Arnold, Edmin (1832-1904), Engelsen dichter en journalist, werd directeur van het Sanskritcoliege te Poena (Indië) en in 1861 redacteur van de „Daily Telegraph". Van zijn gedichten is vooral bekend „Light of Asia", epos over het leven van Boeddha. Arnold-Förster, Hugh Oakley (1855— 1909), Engelsch staatsman, sinds 1892 lid van het Lagerhuis, van 1903 — 1905 minister van oorlog, schreef vele werken o. a. „This world of ours". Arnold van Brescia (1100—1155), leerling van Abélard, Italiaansch monnik, streed tegen de wereldlijke macht van den paus en predikte de eenvoud en armoede der apostelen. Door Bernard van Clairvaux tot ketter verklaard, ARNOLD VAN BRESCIA—AROMATISCHE VERBINDINGEN zwierf hij in Frankrijk en Zwitserland, stichtte in Rome een republiek, doch werd in 1155 gevangen genomen en tot den brandstapel veroordeeld. Arnolfo di Cambio (1232—1310), Italiaansch bouwmeester, maakte een aanvang met het bouwen der kathedraal te Florence. Arnoseris. Zie Korensla. Arnott, Neil (1788-1874), Schotsch natuurkundige en geneesheer, deed vele practische uitvindingen op geneeskundig gebied, schreef ook enkele werken o.a. „Elements of physics". Arnould, Madeleine Sophie (1744 — 1802), Fransche operazangeres, aan de Groote Opera te Parijs, is bekend door haar boek „Arnouldiana", dat vele van haar geestige opmerkingen en gezegden bevat. Arnsberg, vroeger hoofdstad van een graafschap, thans vaneen district in Westfalen, met c. 11.000 inw., fabrieken van spoorwegmateriaal en papier. Ruïnen van het grafelijk slot. Arnstadt, stad in Thüringen met c. 18.000 inw., aan de Gera, bezit vele scholen en belangrijke nijverheid: metaalgieterijen, leerlooierijen en handschoenfabrieken. In de nabijheid zoutbronnen. Arnswalde, stad in Brandenburg (Pruisen) met c. 10.000 inw., heeft ijzergieterijen en houtzagerijen. Arntzenius, Abraham Robert (1850— ), gedurende lange jaren griffier der Tweede Kamer, kenner van het Nederlandsch staatsrecht. Gaf de Handelingen van de grondwetsherziening 1883—1887 in 8 deelen uit. Arntzenius, Floris (1865— ), Nederlandsch schilder, leerling van Allebé en Verlat, geeft in zijn werken het drukke stadsleven weer. Arnulf (c. 850 — 899), Duitsch keizer, onechte zoon van koning Karloman, werd na de afzetting van Karei den Dikke in 887 tot Duitsch koning gekozen; hij onderwierp de Noormannen in 891 en werd in 896 te Rome tot keizer gekroond. Arnulf, de Heilige, bisschop van Metz (612 — 627), trok zich in 627 in een klooster terug en stierf daar in 640. Hij is de stamvader van het Karolingische huis, daar zijn zoon Adalgisil de overgrootvader van Pepijn was. Aroe-baai, inham in de residentie Oostkust van Sumatra, eindpunt van de spoorlijn van Medan naar het Noorden. Vroeger Bataksch rijk, later door Atjeh veroverd, werd deze kust in de 18de eeuw onveilig door de zeeroovers. Aroe-eilanden, groep van c. 100 eilandjes, gelegen in de Banda-zee ten Z. van Nieuw-Guinea, behoorend tot de residentie Amboina. De grootste zijn: Warialaoe, Kola.Wokan, Kobror,Maikor, Koba en Tarangan. De bodem is er vruchtbaar, doch zij zijn dun bevolkt. Uitgevoerd worden: parels, paradijsvogelveeren, schildpadschilden. De posthouder woont te Dobo op Wammer. Aroewimi, rivier in Afrika, rechterzijrivier van den Kongo ontspringt in de Blauwe Bergen. Stanley volgde in 1887 haar loop tot het Albertmeer. Arolas, Don Juan (1805—1849), Spaansch dichter, geestelijke in de orde der Piaristen, schreef eerst minne- en herderzangen, later godsdienstige verzen. Hij stierf krankzinnig. Arolsen, stad in Waldeck (Duitschland) met c. 3.000 inw. bezit vorstelijk slot met een kostbare schilderijenverzameling en opgegraven voorwerpen uit Herculanum en Pompeji. Aromatische middelen zijn opwekkende, vluchtige geneesmiddelen, die gebruikt worden, 't zij om den smaak van bittere middelen te verbeteren (corrigentia), 't zij om den eetlust te bevorderen.. Aromatische verbindingen vormen naast de aliphatische verbindingen de tweede hoofdgroep van de organische chemie. Ze kunnen alle van benzol worden afgeleid, dat zelf is opgebouwd uit een „ring" van 6 koolstofatomen, terwijl aan ieder koolstofatoom één waterstofatoom is gebonden. Door vervanging van een of meer dezer waterstofatomen worden alle aromatische verbindingen tm AROMATISCHE VERBINDINGEN—ARREST eruit afgeleid (gedacht). Zie Holleman, Leerb. der Chemie II. Aronskelk. Onder dezen naam komt een wildgroeiende plant voor uit de bosschen, de gevlekte aronskelk (Arum maculdtum), met hartvormig, vaak zwartgevlekt blad en knolvormigen woneisioK. jueine Dloempjes zitten aan het benedeneinde van den bloemkolf, waarvan de paarse top boven de bloeischeede uitsteekt. Alle deelen der plant zijn vergiftig. Meer bekend is de aronskelk uit Zuid-Afrika (Calla aethiöpica of Richardia africïna), met groot, groen blad en sneeuwwitte bloeischeede van den gelen bloemkolf. Met enkele andere soorten wordt deze bij duizenden gekweekt, om de afgesneden bloeiwijzen in den handel te brengen. Voortkweeken door scheuren van de plant. Ze verlangt zwaren grond, veel warmte en veel vocht gedurende den zomer. Zoowel de wilde als de gekweekte aronskelk behooren tot de familie der Araceèen. Aronstein, Luimig (1841 — 1913), Duitsch scheikundige, ontving zijn opleiding in Duitschland, ging in 1866 naar Nederland, waar hij assistent te Leiden, leeraar te Breda en hoogleeraar in Delft was. Hij schreef behalve vele tijdschriftartikelen een leerboek der anorganische scheikunde. Arosa, plaats op c. 1900 M. in het dal van de Plessur (Graubunderland), ligt zeer beschut en wordt daarom veel als verblijfplaats voor longlijders gekozen. Arouet, Francois Maria de, Zie Voltaire. Arpad, van 889 — 907 hertog der Magyaren, veroverde Hongarije en was de grondlegger van een vorstenhuis. Hij is de nationale held der Hongaren, Arpeggio of arpeggiato (muziekterm) „op de manier der harp" (arpa), beteekent, dat de noten van een accoord niet gelijktijdig, maar na elkaar moeten worden aangeslagen, dus: accoordbreking. Arpino, stad in Caserta (Italië) met c. 11.000 inw. geboorteplaats van Marius en Cicero; is bet oude Arpinum. Lakenfabrieken. Arran, eiland in de Firth of Clyde (Schotland), bergachtig, ruw doch gezond klimaat, 's zomers druk bezocht; vischvangst. Voortbrengselen zijn: aardappelen, schapen en koeien. Arrangement, in de muziek bewerking van een muziekstuk voor andere instrumenten dan waarvoor het oorspronkelijk geschreven is, Arraroba is de bast van een Braziliaanschen boom, die onder den naam Goapoeder tegen huidziekten wordt gebruikt. Arras, hoofdstad van het Fransche departement Pas de Calais aan de Scarpe met c. 26.500 inw. vroeger beroemd om zijn tapijten; thans handel in olie en graan, beetwortelsuikerfabrieken; heeft door den laats ten oorlog geleden. Begin Oct. 1914 had er een groote slag plaats en ook de latere gevechten vernielden veel. Arras was uit strategisch opzicht belangrijk. Arrebo, Anders Christensen (1587— 1637), bisschop van Drontheim, vertaalde de psalmen en schreef een gedicht over de Schepping „Hexaemeron" genaamd. Arreslede noemt men de meestal fraai versierde en met bellen voorziene, door een of meer paarden bespannen slede, waarmee men over sneeuw en ijs gaat. Arrest, vroeger een lichte soort van vrijheidsstraf, later meer een krijgstuchtelijke straf. Ook: een vonnis van bet Gerechtshof of den Hoogen Raad, zoowel in burgerlijke, als in strafzaken. Ook: aanhouding, vasthouding van ver- 17 dachten, beklaagden, beschuldigden of veroordeelden. Ook: maatregel van het hoofd van den staat, waardoor zich in 's lands havens bevindende schepen van een vreemde natie worden aangehouden. Arrest, Heinrich Ludwig d' (1822— 1875), Duitsch sterrenkundige, hoogleeraar te Kopenhagen, bestudeerde vooral de kometen en de nevelvlekken der sterren. Arrestatie, gevangenneming van een persoon door de bevoegde macht. Bij preventieve gevangenneming geeft het O. M. last tot de arrestatie. Bij veroordeeling geschiedt zij uit kracht van een rechterlijk vonnis. Arrha. Zie Handgeld. Arrhenius, Svante August (1859— ), Zweedsch natuur- en scheikundige, hoogleeraar te Stockholm, later directeur van het Nobelinstituut aldaar, maakte zich bekend door zijn theorie over de geleiding van den electrischen stroom. In 1903 kreeg hij den Nobelprijs voor natuurkunde. Van beteekenis is ook zijn werk OP het gebied der Kosmogonie waarop hij versch. werken schreef: („Das Werden der Weiten", „Schicksal der Planeten") e. a. Arriaga, Manset Josi de (1839-1917), was van 1911 —1915 de eerste president der Portugeesche republiek. Arrianus, Flavius (c. 96 — 170) .Grieksch historicus en wijsgeer, was stadhouder van Cappadociê en later archont te Athene. Hij schreef een belangrijke geschiedenis van Alexander den Groote. Arroba, gewicht en inhoudsmaat voor vloeistoffen, vroeger gebruikt in Spanje, Portugal en Mexico. Arrogatio, vorm van adoptie, afkomstig uit het Rom. recht, beteekenende, dat een onafhankelijk persoon in een familie werd geadopteerd. Beiden, degeen, die adopteerde en de aangenomene zelf, moesten hun goedkeuring aan de daad hechten. De adopteerende moest minstens 60 jaar zijn. Wie reeds kinderen had, mocht niet meer arrogeeren. Arrom, Cecilia de. Zie CabaUero Ferman. Arrondissement, afronding, later: provincie. In Ned. diende de verdeeling in arrondissementen om de rechtsmacht te regelen. Ook nu vormen de arrondissementen het rechtsgebied van de rechtbanken van eersten aanleg en van het gebied van (arrondissements) schoolopzieners. Arrowroot is het zetmeel uit de WestIndische pijlwortel {Maranta arundinacea). Het meel wordt bereid door raspen van de wortel en uitwasschen met water. Hieruit laat men het meel afzetten. Het werd een tijdlang veel gebruikt als „veisterkingsmiddel". Vervalschingen zijn microscopisch te herkennen. Ook wordt de naam arrowroot aan vele andere zetmeelsoorten gegeven; zoo heet cassave wel Braziliaansche arrowroot; Oost-Indische arrowroot is dikwijls het zetmeel uit de curcuma-wortel. Arrowsmith, Aaron (1750—1823), Engelsch aardrijkskundige, maakte zeer nauwkeurige kaarten, vooral die van de wereld en van Schotland zijn uitstekend. John Arrowsmith (1790—1873), een neef van voorgaande, zette het werk voort, publiceerde „London Atlas of universal geography" en was een van de oprichters van het Londensch Aardrijkskundig Genootschap. Arsaciden, vorstenhuis in het rijk der Parthen (aldus genoemd naardenstichter Arsaces),dat van250 v. Chr. — 226 na Chr. regeerde en zich langen tijd tegen de Romeinen verdedigde. Hun heerschappij werd door Artaxerxes, stamvader van de dynastie der Sassaniden, vernietigd. Arsenaal. Zie Tuighuis. Arsenalen. Zie Arsenik. Arsenik of arsenicum is zoowel de naam voor het element (As) als voor het oxyde daarvan (As, O,). Het element komt vrij in de natuur voor in groote klompen. Aan zwavel gebonden komt het in pyrieten voor. Vandaar het voorkomen van arsenik (of arseen) in ruw zwavelzuur en ruw zoutzuur. De bereiding geschiedt door reductie van het oxyde met koolstof of door verhitten van arsenikkies. Het is bros en heeft een staalblauwe kleur. Hagel bestaat uit lood, samengesmolten met 0,5 % arsenicum. Koperen en ijzeren knoppen van paraplus worden wel er mee bedekt door ze in een warme zoutzure oplossing van rattekruid te dompelen. Met koper en tin geeft het spiegelmetaal. Het arsenikoxyde of rattekruid is een witte, meestal fijnpoederige stof. De bereiding geschiedt doorsublimeeren (dit is destilleeren, waarbij het destillatieproduct direct als vaste stof ontstaat) van arseenverbindingen. Het wordt gebruikt voor het wasschen van schapen tegen ongedierte en voor het conserveeren van huiden. Met natronloog geeft het eenzout, natriumarseniet, dat als middel tegen insecten zeer veel wordt gebruikt. Rattekruid is een sterk vergift en mag door apothekers slechts op recept verkocht worden. In hoeveelheden boven 1 K.G. is het vrij verhandelbaar. Arsenikhezoxied. Zie Arsenik. Arsenikkoper of Parijzer groen is een verf, die veel wordt gebruikt, voor het verven van scheepsrompen om de aangroei ertegen te beletten. Schweinfürtergroen is een mengsel van (vooral voor behangselpapier) arsenikkoper en koperacetaat. Het wordt als groene verf en tegen insecten gebruikt. Beide verven worden uit rattekruid bereid en zijn zeer vergiftig. Arseinkpentoxyde is een witte, glasachtige stof, die bereid kan worden door verhitting van arseenzuur. Arsenikpreparaten zijn arsenicumhoudende stoffen. In de geneeskunde worden als zoodanig vooral gebruikt pillen met arsenigzuur (rattekruid). Hiertoe behooren het liquor Towleri en 't Levicowater, een natuurlijk bronwater. Arseniktrioxyde. Zie Arsenik. Arseniktrisulfide (As, SJ, auripigment ofoppermentiseen kristallijne verbinding 1 die in de natuur voorkomt. Technisch wordt het uit rattekruid met zwavel ï gemaakt. Het dient als pigment voor ( verf en is niet giftig. Het wordt wel met ï gebluschte kalk vermengd en heet dan i Rhusma, hetwelk dient voor het ont- t haren van huiden. . s I Arsenikvergiftiging. Acute arsenikt vergiftiging vertoont al de verschijnselen • van Aziatische Cholera als onstilbare i diarrhee, pijn in de maag, braken en s krampen, 't Braaksel en de ontlasting . bevatten veel bloed, de huid wordt . koud en bleek, kuitkrampen treden op, i 't bewustzijn gaat verloren, de pijn in ' ne* Uif ls biina ondragelijk. Behandeling: t Terwijl men wacht op het terstond in de • apotheek bestelde „tegengif tegen arsel nicum",trachtmen braking op te wekken : door aanraken van de keel met een i penseel of een veertje en zoo mogelijk . door uithevelen van de maag. Is dan het tegengif (versch bereid uit ijzerchloride en gebrande magnesia) aangekomen dan geeft men daarvan iedere 10 minuten 2 a 3 eetlepels tot men ongeveer 20 a 30 maal de hoeveelheid van het ingenomen vergift heeft verstrekt; hiermede gaat men een paar dagen door, telkens grootere tusschenruimten tusschen het innemen latend. Inmiddels zal wel een deskundige de leiding der behandeling hebben overgenomen. Chronische arsenikvergiftiging komt voor bij arbeiders in arsenicummijnen, glasfabrieken, fabrieken van arseenhoudende kleederen, tapijten, kunstbloemen, behangsels enz. Verschijnselen zijn: ontsteking van het oogbindvlies, chronische maag- en darmcatarrh, uitslag op de handen, bloedarmoede, uitvallen der haren, slapeloosheid enz. _ Arsenikwaterstof (AsH,) is een vergiftig brandbaar gas met onaangenamen reuk, dat wordt verkregen bij het aantoonen van arsenicum. Door zink en zuiver zwavelzuur wordt waterstofgas verkregen, dat met het aanwezige arsenicum arseenwateistof vormt. Bij verbranden geeft het een groene vlam, die tegen porcelein zwart afzet. Arsenikzuur of arseenzuur wordt bereid door verwarmen van arsenigzuur (een waterige oplossing van rattekruid) met salpeterzuur. De zouten ervan heeten arsenaten. Het calsium- en loodzout worden in Amerika veel gebruikt voor de bestuiving van de katoen velden (zie katoen) ARSENIUS—ARTERIOBCLEROSIS Arsenius (1) ie Heilige (gest. 450), een Romein, was opvoeder der tonen van Theodosius den Groote en trok rich later in de woestijn terug. Arsenius (2), patriarch van Konstantinopel (1255), deed keiter Michael Palaeologus in de ban, daar deze Johannes Lascaris de oogen had laten uitsteken. Arsinoï (1) (geb. c. 316 v. Chr.), dochter van Ptolomaeus I, huwde achtereenvolgens met Lysimachus van Thraciê, Ptolomaeus Ceraunus en haar broeder Ptolomaeus II. Arsinoi (2), dochter van Ptolomaeus III Euergetes, gehuwd met haar broeder Ptolomaeus IV Philopator, streed dapper in den slag bij Raphia (217 v. Chr.). Arsinoi (3), zuster van Cleopatra, werd door Caesar voor zijn triomftocht naar Rome gevoerd en in 41 v. Chr. gedood. Arsis beteekent heffing of verheffing en staat tegenover het woord thesis (daling). In de dichtkunst noemt men de lettergreep, die den klemtoon heeft, „arsis . Arsonvalstroom of Teslastroom is een electrische wisselstroom van hooge spanning en zeer hooge frequentie (tot een millioen), die opgewekt wordt door condensatoren. Ze wordt in de geneeskunde gebruikt. Art, Bertha (1858— ), Belgisch schilderes, vooral van stillevens, ook een aquarelliste van beteekenis. Arta (1), hoofdstad van een district in Griekenland met c. 8000 inw. Arta (2), stad op het eiland Mallorca (Spanje) met c. 6000 inw., heeft handel in katoen. Golf van Arta (3), in de Ionische zee, op de grens van Griekenland en Turkije. Artagnan, Charles de Baalt d' (c. 1612 — 1673), wordt door Dumas in verschillende van rijn romans behandeld o.a. in „Drie Musketiers". Artan de Saint Martin, Louis (1837 — 1890), Belgisch schilder, gaf landschappen en zeegezichten ook etsen. Artaxerxes, naam van drie Perzische koningen Uk de dynastie der Achaemeniden. Artaxerxes I Macrocheir, regeerde van ^ 466 —426 v. Chr., streed met de Grieken m Klein-Aziê, is vooral bekend in de Joodsche geschiedenis. Artaxerxes II Mnemon, regeerde van 405—362 v. Chr., kwam gesteund door Grieksche hulptroepen in strijd met zijn broeder Cyrus. Deze strijd en de terugtocht der Grieken is beschreven in Xenophon's Anabasis. Artaxerxes Hl Ochus, regeerde van 358 —337 v. Chr. en onderwierp Egypte met behulp van Grieksche troepen. Artel is la Rusland een vereeniging van werklieden, die gezamenlijk kapitaal en arbeid of alleen arbeid leveren en daar allen een gelijk loon voor ontvangen. Artemidorus (1), van Ephesus e. 100 v. Chr., aardrijkskundige, deed vele reizen en gaf hierover een werk met verscheidene kaarten uit. Artemidorus (2), 2de eeuw na Chr., droomuitlegger, schreef een boek over verklaringen van droomen. Artemis, de Grieksche godin der jacht, is gelijk aan de Romeinsche godin Diana. Zie aldaar. Artemisia (1), koningin van Halicarnassus, streed in den slag bij Salamis (480 v. Chr.) dapper mee tegen de Atheners. Artemisia (2), koningin van Carië (352—350 v. Chr.) liet een Mausoleum bouwen, dat tot een van de 7 wereldwonderen gerekend werd. Artemisia, plantengeslacht uit de fam. der Composieten; bijna alle soorten hebben smal blad, bij de meeste teer fijn verdeeld Of grijsviltig bovendien; de bloemen zijn altijd zeer klein, met weinig kleur en in ronde hoofdjes, dicht bij elkaar geplaatst. Er behooren toe: Bijvoet (A. vuigaris), Averuit (A. campêstris), Dragon (A. Dracünculus), Alsem (A. Absïnthiutn), Citroenkruid (A. Abrotanum) en A. maritima. Voor bizonderheden zie men de desbetreffende artikelen. Arteriën. Zie Slagader. Arteriosclerosis (slagaderverkalking) is een zeer veel voorkomende aandoening waarbij het binnenste vlies van de slagader (intima) ziekelijk is aangedaan en op meer gevorderden leeftijd het elss- ARTERIOSCLEROSIS—ARTI ET INDUSTRIAE tiioh weefsel door bindweefsel wordt lukkig en werd door het <™.~-»~i vervangen, uitwendig neemt men dan kronkeling en dikker worden van de slagader waar, zooals duidelijk te zien is aan de slaapslagader. Arteriosclerosis grijpt in latere tijdperken dikwijls de kransslagader van het hart aan en veroorzaakt dan gevaarlijke hartaandoeningen. Artesische putten zijn genoemd naar de provincie Artois, waar in de nabijheid van 't Karthuizer klooster te Liliers in H36 sen bron werd aangeboord, die overvloedig water gaf. Bij een a. put of bron spuit het water dikwijls eenige meters boven den beganen grond uit. Het water schijnt zich verzameld te hebben in een kom, in een ondoordringbare kleilaag, waarboven zich lagen van poreuse grondsoorten of losse gesteenten bevinden, die van boven weer door kleilagen zijn afgesloten. Zoo komt het water onder druk te staan, zoodat bij 't boren van een gat, boven de bron, het water daardoor met geweld naar bóven wordt geperst. De meeste worden toevallig ontdekt, maar ook werden boringen verricht op plaatsen, waarvan men redelijkerwijze kon verwachten, dat ze op een ondergrond rustten, die aan de vereischte voorwaarden voldeed. Ia Rusland schijnt men het boren van bronnen van Chineezen geleerd te hebben. Over de geheele aarde zijn de a. bronnen verspreid. Niet alleen voor drinkwater, maar ««voor bevloeiing en ten behoeve van fabrieken zijn deze bronnen van groot nnt- fr» de wijze van boren is in den loop der tijden, dank zij de vooruitgang der techniek, groote verandering en verbetering gekomen. . Artsvelde, Jacob van (1287-1345), burger van Gent, kwam spoedig aan het l board te staan van de volkspartij in Vlaanderen, tegenover den Vlaamschen Franschgezinden graaf Lodewijk I. Ar- ] tevelde wist een bondgenootschap tot stand te brengen tusschen Gent en den i Engelschen koning Eduard III. Hierdoor . kwam hij in strijd met den graaf en de Franschen, was in dezen krijg niet ge- e t lukkig en werd door het gepeupel op a straat vermoord. Zijn zoon, Philips van e Artevelde, zette den strijd tegen de Frani schen voort, versloeg in 1381 den graaf s van Brugge, werd ruwaard en sneuvelde s zelf in den slag bij Roosebeke (1382). 1 ,„ rthois' Jacques éP (1613-1686), - Vlaamsen schilder van historische landschappen, was leerling van Jan Mertens. r Arthropoden. Zie Gelede Dieren. _ *rtnur of Att*s, volgens de Historia l Bntanum van Nennius uit de 9e eeuw, i een aanvoerder der Kelten in hun strijd' : tegen de Angelsaksen. In de in 1136 opgei stelde fabelachtige Historia regum Britamae treedt hij op als nationale held en wordt hij zelfs tot een soort wereldvorst gemaakt. Deze Historia, door Wace in het Fransch vertaald; dan wordt hij in de Fransche gedichten der 12e en 13e eeuw het middelpunt van een reeks ridderromans, waarin hij ea zijn omgeving (Perceval, Lancelot, Walewein) t ridderlijk ideaal vertegenwoordigen. Zijn hof te Carduel is slechts 't uitgangspunt (Ronde Tafel) voor de edelen, wier avonturen verhaald worden. Na zijn verwonding door zijn neef Mordred wordt hij overgebracht naar een feeënrijk, *t eiland Avalon, waar hij heet voort te leven. Zie de Sagen van Koning Arthur en de ridders van de tafelronde, vertaald door N. Honttjn—de Fouw (1920) Arthur, Chester Allan (1830—1886) 21ste president der Vereenigde Staten in 1881, als candidaat der Republikeinen gekozen. Articuleeren is het duidelijk uitspreken van alle letters en lettergrepen. Arti et Amicitiae, naam van een maatschappij met het doel de beeldende kunsten te bevorderen, in 1839 te Amsterdam opgericht. Zij bezit aldaar een gebouw met bibliotheek, waar ook tentoonstellingen gehouden worden. Onder het beheer van deze maatschappij is ook „de Vereeniging tot bevordering der beeldende Kunsten", die eveneens in Amsterdam zetelt. Arti et Industriae, naam van een vereeniging tot bevordering der Kunst- ARTI ET INDUSTRIAE—ARTS nijverheid in 1884 te 's Gravenhage opgericht. Artikel of lidwoord, woordje, dat voor een substantief wordt geplaatst, om dit laatste als bepaald, bekend, of onbepaald, onbekend, willekeurig, voor te stellen. In het eerste geval heet het lidw. v. bepaaldheid (de, het, 't), in het tweede lidw. v. onbepaaldheid (een, *n). Artillerie noemt men in een leger dat gedeelte (wapen) dat belast is met de zorg voor het geschut met wat daartoe behoort en dit geschut in den oorlog bedient. In sommige landen staat ook de trein van het leger onder de hoede der artillerie. Men onderscheidt: 1". veldartillerie met vrij licht geschut door paarden getrokken, 2°. rijdende artillerie, welke de cavallerie kan begeleiden.^ 3". bergartillerie met uiteenneembaar licht geschut, 4°. vestingartillerie, vroeger aan het zware geschut der vestingen gebonden en in den laats ten oorlog bewegelijk geworden, 5°. kustartillerie ten bediening van het geschut voor de verdediging van havens en kusten. Zie verder Geschut en Scheepsgeschut. Artillerie-park noemt men de terreinen waar artilleriemateriaal in loodsen en in open lucht wordt bewaard. Artiodactyla (Parighoevigen). Het is vooral op grond van palaeontologische onderzoekingen, dat de vroegere verdeeling der Hoefdieren onder de Zoogdieren in Een-, Twee- en Veelhoevigen is opgegeven. De Artiodactyla zijn gekenmerkt door het bezit van een even aantal teenen met hoeven. De 3e en 4e teen zijn steeds even lang, doch langer dan de andere, zij komen op den grond, de 2e en 3e zijn meest veel korter. Men verdeelt ze in 2 onderorden: de Nonruminantia (Niet herkauwenden), waartoe zwijn en nijlpaard behooren en de Ruminantia (Herkauwenden), waartoe rund schaap, geit, antilope, hert, giraffe, kameel en lama behooren. f-: Artis, in de wandeling de naam voor den dierentuin te Amsterdam, opgericht door het genootschap „Natura .Artis Magistra." '• '^jöifcs Artisjok (Cynara Scolymus), fam. der Composieten, hoog groeiende plant, die in België en Frankrijk veel, bij ons zeer weinig voor groente wordt gekweekt. Men gebruikt dan voor de consumptie de saprijke, dikke omwindselblaadjes van de groote bloemhoofdjes. 't Is een overblijvend gewas, dat echter 's winters een luchtige, droge bedekking noodig heeft (b.v. turf strooisel). Scheuren in Maart—April of zaaien in Maart (onder glas). Artium liberahum magister is een oude titel, gelijkstaande met het tegenwoordige : doctor in de wis- en natuurkunde. Artois, vroeger graafschap in NoordFrankrijk, welks grenzen ongeveer dezelfde zijn als die van het tegenwoordige departement Pas de Calais. In 't N. zeer vruchtbaar, in 't Z. alleen vruchtbare dalen en vlakten. Producten: tarwe, vlas, hennep, beetwortelen. In den loop der tijden behoorde het aan Vlaanderen, Frankrijk, Bourgondië, Oostenrijk en Spanje en kwam in 1659 weer aan Frankrijk terug. Steden daar zijn: Arras, Bapaume, Béthune, Lens enz., de rivieren: Authie, Canche, Aa, Lijs en Scarpe. Artois heeft het voorrecht met Vlaanderen gemeen uitstekend geschikt voor slagveld te zijn. In vele oorlogen en niet het minst in den laats ten is hier gestreden. Van October 1914 tot September 1918 was het succes afwisselend aan Fransche en Duitsche zijde. In October 1914, Mei en Juni 1915, April 1917, Maart en Sept. 1918 hadden hier de grootste gevechten plaats. Arts is in Nederland sinds 1865 uitsluitend de officieele titel voor degenen die de bevoegdheid hebben verkregen tot uitoefening der Genees-, Heel- en Verloskunde. Het artsexamen wordt afgelegd ter overstaan van een staats- | commissie, waarvan er jaarnjKS *, in iedere Universiteitsstad één, worden benoemd en vereischt een studiejna afgelegd eindexamen H.B.S. of Gymnasium of afgelegd examen tot toelating aan de Universiteit voer 6 a 7 jaren. Zie ook Geneeskunde. ; . ij 'li Artsenii. 7.\c ^«<»^:jj.7 Artsenijplanten worden in de genees, kunde gebruikt. Van de alleroudste I tijden af hebben zij steeds toepassing gevonden en tegenwoordig heeft het kweeken (ook in Nederland) en de studie I hunner werking mede een groote vlucht \ fenomen. Zie A. J. van Laren, GeneesI hrutden engeneeskruidenteeU,afbn.(i9l9i. Artsibasjef, Michael (1878— ) Russisch romanschrijver, maakte veel f indruk met zijn werk „Sanfn". ' ,»A£xl.David A dolPhe Constant (18371890), Nederlandsch schilder, foomaamI »» leerling van Jozef Israëls, werkte met Jacob en Matthijs Mans te Parijs volgde ook in onderwerp zijn leermeester I SiChl,erde veel visschers in hun dagehjksch leven. 6 u Aru,b^JeU?n.d van de kleine Antillen in Nederlandsch W. Indie, in 't N. een steile I kust, in tZ.laag en gedeeltelijk met ko'u-. « «r00 ^staat uit kwarts; ta het N.W. wordt eenig goud gevonden de ontginning van phosfaat is belangrijker, dit vormt met de z.g. „Panamahoeden'en aloëhars het voornaamste uitvoerartikel. Het klimaat is gezond, de bodem onvruchtbaar, niet voor landbouw geschikt; wel is er veeteelt. De bevolking bestaat hoofdzakelijk uit een vermengd ras van Indianen en negers er worden bijna geen zuivere EuroPea- • nen aangetroffen. De taal is het papia- 1 mento, Nederlandsch wordt slechts door i weinigen verstaan. De hoofdplaats is 1 Oranjestad aan de Zuidkust. Het is 1 sedert de 18e eeuw Ned. bezit < Arum. Zie Aronskelk. Aruncus. Zie Geitenbaard nsa?1".^" SumT' Thomas «*»» "> I W7Z f46!' was een der eersten, die * oud-Gneksche kunstvoorwerpen, stuk- v *en ,va" gevels, geschriften enz. verza- s melde. Zijn klemzoon schonk deze collec- a tie aan de universiteit te Oxford. c Arundo. Zie Pijlriet. Z, Arvaalsche broeders noemde men te li Kome: een vereeniging van twaalf pries- v ters, die reeds in zeer oude tijden ont- n staan was en tot de 3de of 4de eeuw na as .d ,he?ft gehouden. Zij offerden £ £ ^'/erkrijgen van een rijken oogst te en hielden hun feest in Mei ter eere ï- van Ceres. '1 t. A7e»«»kpringtin Savoye, loopt door e het dal van Chamonix en mondt nab°j t Genève in de Rhöne uit. f hJ^ftJPi'ïUS Cembra)> een bekende i. boom die tot de fam. der Coniferen behoort en op de Alpen en Karpathen "Peeuboogte van 1600- 2500 M. groeit De naalden staan hier meest 5 bij elkaar * en de kegels staan rechtop. " a A"erners' Keltische volksstam in ï Aquitanië, stonden onder Vercingetorix , tegen de Romeinen op (52 v Cbrt r doch werden door Caesar onderworpen " ^Vrn^'.,AUxis FUix (1806-1850). Fransch dichter en schrijver, is bekend i geworden door zijn sonnetten. Arwidson, Adolf Ivar (1791 — 1858) een Fin van geboorte, werd in 1817nril vaat-docent in de geschiedenis, doch werd in 1822 uit zijn land verbannen wegens een geschrift tegen de Russische f^ffl???'^ f*"8 naar Zweden en werd m 1843 bibliothecaris te Stockholm. Hii gaf aldaar Finsche handschriften uit en schreef een werk over Finland As (coördinaten-). Zie Coördinaten. As, in den machinebouw, een prismatisch lichaam voor een deel ondersteund, dat door draaiing om zijn lengteas arbeid overbrengt. Bedriifsassen zijn cylindrische stalen staven i I J lang' die onderdeden van het drijfwerk in fabrieken vormen Verder heeft men krukassen en schroefassen (z. a.1. As, draaiings-, wentelings- of rotatie-as. noemt men in de mechanica een lijn waarom een lichaam zich zoodanig beweegt, dat al zijne punten cirkels beschrijven, wier vlakken loodrecht op die as gelegen zijn; de middelpunten dier cirkels zijn alle op de as gelegen. Ook zegt men wel, dat de as uit de verzame hng punten bestaat, die bij de rotatie van een lichaam in rust blijven. Is de massa van *t lichaam zoodanig om de as gegroepeerd, dat deze geen drukking bij de rotatie ondervindt, dan spreekt men van een vrije as. Daar elk roteerend deeltje door de traagheid of inertie (z.a.) er naar streeft in zijn beweging te volharden, dus de cirkelbaan te blijven doorloopen zoo zal de vrije as hare richting trachten te behouden. Van daar ook dat de planeten, die om vrije assen wentelen, steeds dezelfde asrichting trachten te bewaren, zoodat 't equatorvlak een constanten hoek met het baanvlak maakt (zie ook praecessie). As, in de meetkunde, is de rechte lijn, die ia rust wordt gedacht en waarom een rechte of gebogen Hjn wentelt, waardoor 't oppervlak van een omwentelingslichaam beschreven wordt. Zoo ontstaat een boloppervlak als een halve (of heele) cirkel om een middellijn, als as, wentelt. De meetkundige as van een figuur is in Wijderen zin, elke rechte lijn ten opzichte waarvan de punten der figuur regelmatig geplaatst zijn. Zulk een as heet ook wel as van symmetrie, 't Spreekt VSn zelf, dat een omwentelings-as tevens as van symmetrie is; deze betrekking is niet wederkeerig. As (muziek), Duitsch: as, Fransch: la bémol, Engelsch: a flat, is de toon, die een halve toon lager is dan a. Ze Wordt aangeduid door de noot a met voorgeplaatst verlagingsteeken (p) en is op de piano gelijk aan gis. Voorde toonsoorten van deze naam zie: Toonsoort. As was een Romeinsch gewicht van "327,45 gram. Later was het eveneens de naam van een koperen muntstuk, door ServttS Tullius ingevoerd met het gewicht van een libra of Romeinsch pond. Langzamerhand verminderde het gewicht Van dit muntstuk tot */, uncia. As (optische) van een lens is de lijn, die loodrecht op de beide bolvormige begrenzingsvlakken staat. As of Asch, Piet er Janszoon van (c. 1602—1678), was een Nederlandsch landschapschilder in den trant van Van Goyen en Ruysdael. As, G. G. van, pseud. van G. Schrijver. Zie aldaar. Asa, koning van Juda c. 925 v. Chr., streed gedurende zijn lange regeering tegen den afgodendienst. Zijn opvolger was Josaphat. Asa foetida. Zie Duivelsdrek. Asahan, rijkje op Oost-Sumatra, onder Nederlandsch protectoraat, bewoond door Maleiers en Bataks. De kust is moerassig, de bodem loopt van de kust af op. Veel tabaksbouw, ook uitvoer van rijst, copra, rubber en kamfer. De rivieren zijn de Asahan, die de afwatering vormt van het Toba-meer en voor kleine schepen bevaarbaar is en de Soengei Kwaloe. De hoofdstad is Tandjong Balei aan de kust. Asaky, Georges (1788 — 1869), Roemeensch schrijver, legde zich toe op de ontwikkeling van de Roemcensche taal door het schrijven van boeken en bet stichten van een Roemeensch blad „Albinia." Asaph, tijdgenoot van koning David, hoofd van het Levietisch tempelkoor. Zijn naam staat boven ps. 50 en ps. 73— 83, doch het is niet zeker te zeggen, of hij de dichter van deze psalmen geweest is. Asarja, later Abednego genaamd, was een lotgenoot van Daniël, aan het hof van Nebukadnezar. Asarum. Zie Mansoor. Asbest komt in 2 vormen voor: serpentinasbest, een magnesiumsilicaat, ea hoornblende asbest, een calcium-magnesiumsilicaat. Alleen het laatste is zuurbestendig; beide soorten zijn vuurbestendig (asbest beteekent onverbrandbaar). Het mineraal bestaat uit lange vezels, vergroeid met andere gesteenten. Het komt voor in Canada, Rusland, Rhodesië, Zuid-Afrika en Cyprus. Het wordt ia dag- ea mijnbouw gewonnen. De totale productie bedroeg in 1916 150.000 ton, waarvan 118.000 uit Canada kwam. Men onderscheidt langvezelige ea kortvezelige soorten. De eerste, ongeveer « % van de totaalproductie, heeft een 10 x zoo hooge handelswaarde als de andere en wordt gebruikt voor het maken van garen, waaruit o.a. vuurvaste gordijnen, handschoenen en isoleermateriaal worden gemaakt. De kortvezelige wordt op asbestkarton vei werkt en op andere isolatiemiddelen, zooals; vulco-asbest en klingeriet. Asbjörnsen, Peter Christian (1812— 1885), Noorsch schrijver, studeerde natuur- en plantkunde, werd houtvester en verzamelde als zoodanig met den predikant Jörgen Moe „Noorweegschs volkssprookjes", welke in vele talen vertaald werden. Asbury-Park, stad met c. 10.000 inw. in New-Yersey (U.S.A.) aan den Atlantischen Oceaan, als badplaats en plaats voor godsdienstige en andere congressen veei gezocnt. Ascanius, zoon van Aeneas en Creusa, vluchtte met zijn vader van Troje naar Italië en volgde zijn vader in het door dezen gestichte rijk op. Ascariden, Ascaris. Zie Ingewandswormen. Ascendenten. Zie Descendenten. Asce.isie of ascensio recta. Zie Rechte klimming. Ascension, eiland ia den Atlantischen oceaan tusschen Afrika en Z.-Amerika, ten N.W. vaa St. Helena, is rotsachtig, onvruchtbaar en vulkanisch, alleen op de Green Mountain eenige plantengroei. Thans telegraaf- en kolenstation, uitvoer van schildpadden. De hoofdplaats is Georgetown met c. 250 inw. Het eiland behoort aan Engeland. Ascese ia dea gebruikelijkea zin is vrijwillige onthouding van genietingen, die het zedelijk oordeel niet als ongeoorloofd verbiedt, mits zij blijven binnen de perken, die de rede voorschrijft; wie zich toch in deze dingen opvallende beperking oplegt noemt men asceet. Voor de R.K. moraal zit in deze ontzegging op zich zelf reeds iets verdienstelijks (versterving) ; voor de Prot. moraal hangt de loffelijkheid af vaneen bepaald doel. Beide vinden aanknoopingspunten in het N.T. (I Cor. 7 : 5 en 9). Ascese wordt echter.' ook ia ruimeren zin gebruikt, samen-' hangende met den oorspronkelijken zin van oefening. De Grieken kenden ascese, onthouding van sexueel verkeer ea sterke dranken, voor sportieve doeleinden, bij oas training (1 Cor. 9 : 35). Daarmee samenhangend heeft men alle oefening, die het welzijn der ziel beoogt c.q. hare vrijheid, voorbereiding voor de hemelsche toekomst ascese genoemd; dan valt hieronder gebed, meditatie, Godsvereering enz. Een schrede verder liggen afzondering en kloosterleven. Ascese in engeren zin was den eigenlijken Griekschen geest vreemd. Aristoteles noemt in zijn ethica zelfbeheersching het juiste midden in het streven naar zingenot; ze ligt tusschen losbandigheid en een ander uiterste dat onder menschen niet voorkomt. Toch kenden Cynici een oefening tot deugd, die een ascetisch karakter droeg (Diogenes). Vooral de mysterie-godsdienst hebben a. gesteld als eisch van wijding. De strengste ascese heeft haar vaderland in het Oosten (gymnosophisten). Later prees het Neo-Platonisme onthouding Van vleesch en huwelijk als middel om te komen tot vereeniging met God. Ondér de Joden zijn de Esseëen van ascetische beeinselen. In het Christen¬ dom heeft de oefening der ziel geleid tot ascese in engeren zin; in het monnikendom ontving zij hare kerkelijke sanctie. De Reformatie heeft haar in beginsel veroordeeld; Luther is allerminst een ascetische figuur. Met Calvijn heeft ontzegging grootere plaats gekregen in de Chr. levensbeschouwing (Puritanisme). De moderne levensbeschouwing acht ascese in engeren zin een ongezonden uitwas van den menschelijken geest. Zie C. E. Hooykaas, Oud Christelijke ascese (1905). Asch is hetgeen overbliift bii verbran¬ ding van organische lichamen. Alle organische lichamen, zooals steenkool, papier, aardappelen enz. bevatten nl. een zeker percentage anorganische stoffen, die bij verbranding achterblijven en de asch vormen. De bepaling van de aanwezige hoeveelheid anorganische stoffen of korter de bepaling van het aschgehalte is dikwijls van het grootste belang bij de beoordeeling van de kwaliteit der organische stoffen. Zoo mogen goede steenkolen niet meer dan 4—7 % asch bevatten, hoewel het gehalte soms veel hooger is. Ook bij de beoordeeling van papier (voor de bepaling van de anorganische vulstoffen), bij ruwe suiker enz. is het aschgehalte van belang. Bij verbranding van hout blijft er een asch achter, die veel gebonden kali bevat en vroeger op potasch (kaliumcarbonaat) werd verwerkt. Asch, Pieter Janszoon van. Zie As. Asch van Wijck, Jhr. Hubert Matthijs Adriaan Jan van (1774—1843), Nederlandsch geschiedkundige, advocaat te Utrecht, lid der Tweede later der Eerste Kamer en staatsraad, schreef eenige historische werken. Ascn van wijck, jnr. Tttus Anthony Jacob van (1849—1902), reeds jong een ijverig voorstander van het bizonder onderwijs, was achtereenvolgens lid der Tweede Kamer, burgemeester van Amersfoort, lid der Prov. Staten, gouverneur van Suriname, lid der Eerste Kamer en in 1901 minister van koloniën. Aschabad, hoofdstad van het Transkaspische gebied in Russisch-Centraal Azië, met c. 50.000 inw. aan den Transkaspischen spoorweg. Aschaffenburg, vroeger een vorstendom, thans een district in Beieren, heeft als hoofdstad Aschaffenburg met c 30.000 inw., ten Z.O. van Frankfort aan den Main, met oud slot Johannisburg. Nijverheid, handel in hout, vee en wijn. Ascham, Roger (1515—1568), Engelsch schrijver en opvoedkundige, onderwijzer van Edward en Elisabeth van Engeland, later geheimschrijver van deze vorsten en van Koningin Mary Tudor, schreef paedagogische werken o.a. „The Schoolmaster". Aschdag of Aschwoensdag is de eerste dag van de veertigdaagsche vasten. De naam is ontstaan doordat op dezen dag de priester de hoofden der geloovigen bestrooit met gewijde asch ter herinne¬ ring aan het Bijbelsche „gedenk dat gij Stof zijt en tot stof zult wederkeeren." }& Aschera, volgens sommigen de Hebreeuwsche naam van de Phoenicische godin Astarte, volgens anderen een paal, aan de godin der vruchtbaarheid gewijd. Aschersleben, stad met c. 28.000 inw., in de Pruisische provincie Saksen, nabij de Harz, heeft suiker- en ijzerfabrieken kali- en bruinkoolmijnen. Ascherson, Paul Friedrich August (1834—1913), plantkundige, hoogleeraar in Berlijn, schreef: „Synopsis der mitteleuropaischen Flora". Aschkruid. Zie Cineraria. Aschregen. Deze bestaat uit de door kraters uitgestooten fijne, poedervormige stof; de asch kan zeer verschillend in samenstelling zijn; de kleur varieert van wit, door grijs en grijsbruin tot zwart. Bij de uitbarsting van den Vesuvius (79 n. C.) was de asch zeer fijn, wat aan den dag is gekomen bij de onteraving van de bedolven steden Herr.n- lanum en Pompei. Fijne asch kan door de wind zeer ver meegevoerd worden; voorbeelden hiervan vinden we in 1778 (Etna-asch tot Malta), in 1814 (van St. Vincent tot Barbados),)» 1883 (Krakatau) toen de asch tot in de hoogste luchtlagen wolken vormde. Ascidiën (Zakpijpen). Deze orde behoort tot de klasse der Tunicaten (Manteldieren) van de Weekdieren. Het zijn meest vastzittende dieren van eene zakvormige gedaante met naast elkaar liggende in- en uitvoeropeningen, met wijden kieuwzak, zij ontwikkelen zich met een gedaanteverwisseling. Vaak zijn verscheiden dieren door eene gemeenschappelijke mantellaag omhuld en vormen groote, vrij weeke, levendig gekleurde koloniën, die meestal in zee od steenen, planten of andere voorwerpen korsten vormen. Ascites. Zie Waterzucht. Asclepiadaceeën, plantenfam. der Sympetalen, verwant aan de Gentianaceeën, waarbij echter de meeldraden met den stijl vergroeid zijn. Bovendien zijn er 2 vruchtbeginsels met een stempel. Eigenaardige bloeminrichting: het stuifmeel blijft in klompjes bij elkaar en haakt met een klemmetje aan de pooten der insecten. Bekende geslachten zijn Asclepias (zijdeplant, N.- en Z.-Am.), Vincetoxicum (engbloem, Europa, artsenijplant). Asclepiades (eerste eeuw na Chr.), geneesheer uit Bithynië, vestigde zich te Rome, werd daar de stichter van de z.g. methodieke school en was vooral beroemd wegens zijn kennis van de verschillende koortsen, welke te Rome heerschten. Asclepius, Grieksche god der geneeskunde, zoon van Apollo en Coronis, werd later ook te Rome als godheid vereerd. Zijn beroemdste tempel was het Asclepium, nabij Epidaurus waar priesters, Asclepiaden genaamd, dienst verrichtten en geneeskunde uitoefenden. Hun kennis hielden zij zorgvuldig geheim. Asclepius heeft als attributen een staf en een slang. Ascomyceten (Zakjeszwammen), een der klassen der Fungi (zwammen), waarbij het lichaam (mycelium) uit gelede draden bestaat waarop vaak een vruchtlichaam ontstaat, dat de zakken (asci) bevat, die meest knotsvormig zijn en meest 8 met een vlies omgeven sporen bevatten. Deze sporen worden meest uit de zakjes gespoten. Naast deze ascosporen komen vaak zoog. conidiën voor, die óf direct uit de ascosporen ont¬ staan óf op bepaalde takken van het mycelium afgesnoerd worden óf zich in het inwendige van bijzondere deelen, de pycniden, vormen. Vele onzer meest voorkomende schimmels zijn zulke conidiëndragende toestanden van Ascomyceten. De conidiëndragers versmelten soms tot stevige lichamen, de conidiënvruchten. De vruchtlichamen zijn óf rond en" bevatten het hymenium inwendig óf het hymenium is spoedig of van het begin af vrij óf de vruchtlichamen hebben van het begin af een opening. Vele soorten, die ziekten van land- en tuinbouwgewassen veroorzaken, behooren er toe. In een of ander opzicht zijn meer bekend: 1. Penicilliumsoorten, die de meest gewone schimmel op vochtige voorwerpen vormen, een grijsgroen overtreksel op de onderlaag, waaruit conidiëndragers naar boven komen, die zich vertakken en conidiënsporen vormen. 2. Tubersoorten (Truffels), waarbij de groote vruchtlichamen onder den grond zitten; daarin zijn dool holachtige gangen, die met hymenium bekleed zijn. Zij zijn eetbaar. 3. Rhytisma acerinum, die de zwarte vlekken op eschdoornbladen veroorzaakt en parasitisch leeft. 4. Pezizasoorten, op den bodem groeiend, met vleezige of wasachtige bekervormige vruchtlichamen, die soms zeer groot en vaak sterk gekleurd zijn 5. Morchellasoorten (Morielje), met een steel en een hoed, de laatste met rechte dwars- enoverlangsche lijsten, die met hymenium bekleed zijn. Zeer smakelijk. 6. Helvelassoorten (kluifjeszwam), waarbij de beker sterk gelapt en gevouwen is. Eetbaar, Ascon of Asconius (2de eeuw na Chr.) was volgens de kronieken de eerste hertog van Friesland. Ascot Heath ten Z.W. van Windsor in Engeland, is bekend door de wedrennen, aldaar jaarlijks in Juni gehouden. Asdod, een der vijf Philistijnsche steden met tempel van Dagon, ook uit strategisch oogpunt belangrijk, werd in de dagen van Salomo door de Joden veroverd, kwam later in handen van Assyriërs en Egyptenaren, doch werd door Judas Maccabaeus heroverd. Asega was in Friesland een rechtskundig persoon, die onder den schout stond en door het volk gekozen werd. Asegaboek is het oud-Friesche landrechtboek. Asen beteekent (in de Noorsche mythologie) „geesten". Oorspronkelijk was Ase de naam van Wodan, ab aanvoerder der zielenschaar, later die van alle goden en hoogere geesten. De drie voornaamste waren: Wodan, Donar en Frya. De goden worden in de Germaansche godenleer wel als wezens van hoogere orde, doch met menschelijke deugden en gebreken voorgesteld. Asepsis, woordelijk „geen besmetting", noemt men in de heelkunde de methode van opereeren waarbij men de uiterste zorg draagt dat bij de te maken wonden geen besmetting kan komen en waar men dus geen behoefte heeft aan kiemdoodende (antiseptische) middelen. Daartoe wordt alles wat met den patiënt in aanraking komen kan, zorgvuldig kiemvrij gemaakt (gesteriliseerd), hetgeen daartoe geschikt is zooals instrumenten en verbandstoffen door uitkoken, het overige door het betrachten van de grootste reinheid. Als vloeistof wordt uitsluitend gekookt water gebruikt. Aseptol (Phenolsulfozuur), een kleurlooze stroopachtige vloeistof, waarvan een 33,5 % oplossing in den handel is. Het wordt gebruikt ter ontsmetting van ontlasting enz. Aserbeidsjan,.N.W. provincie van Perzie, het O. deel van het Armeensche hoogland bevattend, is het rijkste handelsen industriegebied van Perzië. Voortbrengselen zijn: granen, wijn, zuidvruchten, katoen en tapijten. De bewoners zijn in hoofdzaak Koerden; de hoofdstad is Tebris. Asfalt is waarschijnlijk een oxydatieproduct van petroleum. Men vindt het op Trinidad en Venezuela in de zg. asfaltmeeren. Verder als asfaltiet in gangen en als asfaltsteen (95 % is kalksteen) in Neufchatel. Uit de asfaltmeeren wordt het bereid door loshakken en verwarmen met stoom. Trinidad produceerde in 1918 71.000 ton ter waarde £ 44.500. Kunstmatige asfalt of goudronasfalt is het vaste residu van de petroleumdestilleerderij en komt vooral. uit NoordAmerika. Sommige asfaltsoorten zijn vrij zuurbestendig en worden gebruikt voor bekleeding van tanks. Een andere wordt, op juteweefsel gebracht, gebruikt om uimten waterdicht te maken. Fijnge¬ maakte asfalt dient, met steengruis gemengd, voor het maken van wegen. Asfaltpapier maakt men door dik papier te trekken door gesmolten pik en er daarna zand over te strooien. Het wordt in groote hoeveelheden voor dakbedekking gebruikt. Asfaltolie wordt verkregen door droge distillatie van asfalt; het is een bruinzwarte olie. Ashburton (l),stad in Devonshire (Engeland) met c. 2400 inw., marktplaats, oude kerk, had vroeger belangrijke tinmijnen. Ashburton (2), rivier in WestAustralië, ontspringt ten W. van de groote Woestijn, mondt in den Indischen Oceaan uit; niet .bevaarbaar. Ashburton (3), stad aan bovengenoemde rivier met c. 2600 inw., ligt aan den spoorlijn Timaru-Christchurch. Ashford, stad in Kent (Engeland) met c. 14.000 inw., bezit een oude kerk; vrij belangrijke industrie; werkplaats van de S. E. Spoorweg Mij., bierbrouwerijen, leerlooierijen en steenbakkerijen. Ashikaga, stad in Japan, door spoorweg met Tokio verbonden, heeft katoenen zijdeindustrie, beroemde universiteit uit de 9de eeuw; telt e. 22.000 inw. Aship, stad met c. 31.000 inw. op Hondo (Japan), heeft uitvoer van koper. Ashley, 'Antony, lord. Zie Shapesbury. Ashley, Str William James (1860— ), Engelsch economist, hoogleeraar in Birmingham, schreef werken over vele economische problemen o. a. „The tariff problem". Ashmead- Bartlett, EUis (1881— ), oorlogscorrespondent, maakte zich vooral bekend door zijn „Dispatches from the Dardanelles". Ashton-under-Lyne, stad in Lancashire (Engeland) met e. 45.000 inw. heeft katoen- en zijdefabrieken, ververijen, steenkoolmijnen. Asiago, stad met c. 6500 inw. in de provincie Vicenza (Italië) e. 1000 M. boven zee gelegen, heeft veehandel, is het middelpunt van een vestinggordel. In den wereldoorlog is het tweemaal in handen der Oostenrijkers geweest. Asinius, geb. 76 v. Chr., Romeinsch veldheer en staatsman trok met Caesar den Rubico over, werd door het driemanschap tot consul benoemd (40 v. Chr.). Hij was de eerste, die zijn kostbare bibliotheek en verzameling kunstwerken voor ieder toegankelijk stelde. Ook schreef hij redevoeringen en een Romeinsche geschiedenis. Asjanti, voormalig Negerrijk, thans Engelsche kolonie, ten N. der Goudkust in W.-Afrika (7° N., 1° 49' W.), oppervl. 27.000 K.M2., bevolk. 287.000, is vlak, vruchtbaar en boschrijk, wordt besproeid door de Volta, Zwarte Volta, Tana en Bia. Twee regentijden door 2 droge seizoenen gescheiden; brengt graan, tabak, suiker, cacao en ananas voort; ook katoen, gommen, verf- en timmerhout ea rubber zijn van belang. Om 't ivoor wordt jacht gemaakt op olifanten. De Asjantijnen zijn bedreven in 't weven van tapijten, 'i bewerken van goud en aardewerk. Behalve genoemde artikelen wordt palmolie uitgevoerd. Invoerprod. zijn: geweren, kruit, metalen, spiritualiën en geweven stoffen. De Asjantijnen zijn zeer krijgshaftig, hun oorlogen bloedig. Door de uitbreiding van den Islam ia den Soedan werden se naar het Z. gedrongen. De eerste Europeanen aaa de Goudkust waren de Portugeezen, die ia 1481 ia Elmina 't tost St. George bouwden, dat in 1637 door de Nederl. werd veroverd. De Engelschen kregen ia 1667 vasten voet in Cape Coast Castle. Tot 1831 af ea toe strijd» waaraan behalve Eng. en Ned. Asjantijnen ea Fauti (een naburige kuststam) deel namen. Ia 1837 sloten de Nederl. een verdrag met de Asjantijnen, waarbij deze zich verplichtten jaarl. 1000 Negersoldaten voor onze Oost te leveren. Toea wij ia 1872 Elmina aan Engeland afstonden, weigerde dit de souvereiniteit der Asjantijnen over deze plaats te erkennen. De hieruit ontstane oorlog eindigde in 1874 met de verbranding van Koemassi door gen. Wolseley. 1895—96 nieuwe strijd, doordat koning Prembeh 't volledige Eng. protectoraat afwees. Hij werd afgezet en verban¬ nen, zijn land geannexeerd en onder 't bestuur van den Gouverneur der Goudkust geplaatst. Asjera. Zie Aschera. Askalon, een van de vijf Philistijnsche Steden, lag ten Z.W. van Jeruzalem aan de Middellandsche Zee, was afwisselend in bezit des;'Israëlieten of zelfstandig. Ook is het in bezit der kruisvaarders geweest ; slechts ruïnen zijn overgebleven. Askanië, vroeger burcht nabij Aschersleben, was ook de naam van het graafschap, waarin deze burcht lag, en behoorde aan het geslacht Anhalt. In 1648 kwam Askanië aan Brandenburg. Askari was de naam van de inboorlingenlegers in Duitsch-Oost Afrika. Askwith, George Ranken, baron (1861 — ), Engelsch staatsman, werd eerst verbonden aan de „Board of Trad*" ia 1911, trad later vooral in den oorlog als adviseur op bandels- en iadustrieëel gebied op den voorgrond. Asmodi, een booze geest, die optreedt als verstoorder van het huwelijksgeluk, komt voor in een der apocriefe boeken van het O. T. (nam. Tobias of Tobith). Asmus, een pseudoniem voor Matthias Claudius. Zie Claudius. Asnières, voorstad van Parijs, op den linker Seineoever met c, 42.000 inw., is gezocht als plaats voor watersport. Asoka. Zie Afoka. Asparageeën. Zie Lelieachtigen. Asparagine is vaak een bestanddeel van kiemende zaden. Het gehalte in de saden van de lupine is zeer hoog. Door verzeepen levert het asparaginezuur, dat in bouw in nauw verband met appelzuur staat. Asparagus, zeer.bekend plantengeslacht uit de familie derij'/iactfeë» (lelieachtigen). Bij dit geslacht zijn de schijnbare bladen geen bladen maar bladachtige takjes» Hiertoe behoort ia de eerste plaats de bekende asperge (Asparagus officinalis); zie daarvoor het betreffende artikel. Verder een tweetalsierplanten, A» plumösus ea A. Sprëngeri, beide fraaie hangplanten. Ook voor den handel in „snijgroen" (bebladerde takken voor boeketten, enz.) worden deze planten bij duizenden gekweekt. De A. plumösus Asparagus. wordt daarvoor als klimplant geleid langs stokken of touwtjes, vaak in speciaal daartoe gebouwde kassen. Men vermenigvuldigt deze planten door zaaien of scheuren. Zie verder het boekje „Snijgroen" door W. Lodder. Aspasia (geb. c. 470 v. Chr.), beroemde vrouw int de Grieksche Oudheid, had door haar geest en schoonheid omgang met de meest bekwame en geleerde mannen uit dien tijd. Zij was de minnares van Pericles, werd later zijn gemalin en had veel invloed op staatsaangelegenheden. Aspe, Vallée d', prachtig dal in de Fransche Pyreneeën, in de Middeleeuwen een onafhankelijke republiek, waardoor de Romeinsche weg naar Spanje ging. Minerale bronnen. Aspecten zijn de verschillende betrekkelijke standen der planeten, zon en maan; zoo kennen we conjunctie (samenstand) van twee (of meer) dezer hemellichamen, wanneer ze aan den hemel vlak bij elkaar schijnen te staan, waarbij soms de een den ander geheel of ten deele bedekt (eclipsen). Twee hemellichamen staan in oppositie (tegenstand) als ze aan weerszijden van den waarnemer staan. Een planeet (of de maan) staat in kwadratuur als de richting Aarde—Zon een rechten hoek vormt met de richting Aarde-planeet (of -Maan). Asperen, baronie in het O. van Z. Holland, grenzend aan Gelderland, oorspronkelijk in bezit van de heeren van Arkel, is ook langen tijd het eigendom geweest van het geslacht van den Boetzelaer. In de baronie ligt het stadje Asperen aan de Linge met c. 1600 inw.; paardenmarkten. Asperge. Een goede 200 H.A. meest vrij hoog gelegen zandige grond wordt gebruikt voor de teelt in ons land van asperges (Asparagus officindlis, fam. Liliaceein) voor den handel. Het doel bij deze cultuur is om jonge, dikke stengeldeelen op te kweeken en ze tevens te bleeken. Volgens verschillende cultuurwijzen (Westlandsche, Brunswijksche, Argenteuilsche methode) worden de jonge planten in diep omgespitten grond op rijen geplaatst en in 't derde jaar van hun groei (in Maart) bedekt met een laag zandigen grond van ruim 50 c.M. De jong opgroeiende stengelspruiten blijven door deze afsluiting van 't licht roomwit van kleur. Al te dunne of door 't daglicht even beschenen en daardoor blauwkoppige spruiten zijn van minder waarde. Na den oogst wordt de zandlaag verwijderd en groeien de overige stengels den heelen zomer ongestoord door. Dezelfde planten kunnen zoo vele jaren achtereen worden gebruikt. Enkele van de beste variëteiten zijn de Roem v. Brunswijk, de Connover's Colossal, de Gele Bourgondische, de Vroege Vlijmensche, enz. Zie verder de werkjes van Stienstra, De Asperge en van Rietsema, Aspergecultuur. Aspergillus. Zie Schimmels. Asperifoliaceeën. Zie Borraginaceein. Aspern, dorp aan den linker Donauoever tegenover Weenen, (Oostenrijk) waar Napoleon den 21 sten en 22sten Mei 1809 slag leverde met de Oostenrijkers, onder aartshertog Karei en verslagen werd. Asperula. Zie Lieve Vrouwebedstroo. Asphodelus, plantengeslacht uit de fam. der Liliaceeên, waartoe de affodil, met smal, puntig blad en pluimvormige bloeiwijze, terwijl een andere soort met gele bloemen (A. lflteus), als overblijvende tuinplant voorkomt. Asphyxie noemt men een toestand van benauwdheid, ontstaan doordat de toevoer van zuurstof naar de longen belemmering ondervindt. Asphyxie kan reeds bij het pas-geboren kind optreden. Het voornaamste verschijnsel is een blauw worden van gelaat en lichaam. Ook kan asphyxie veroorzaakt worden, wanneer de lucht niet voldoende zuurstof bevat, zooals bij gasvergifting en zich ontwikkelende kolendamp. Wordt het bezwaar niet spoedig opgeheven dan treedt de dood in. Aspidistra elatior, bekende sterke kamerplant uit Japan, fam. der Liliaceeên, met glanzend groene, gesteelde bladeren, die alle onmiddellijk opgroeien uit de dunne, witte, onderaardsche Aspidistra. stengeldeelen. In 't voorjaar verschijnen de vreemd gevormde, vleezige bloemen als ongesteelde paddestoelen vlak op de aarde van den bloempot. Voortkweeken door scheuren. In den handel is ook een wit bon te verscheidenheid, die minder sterk is. Verlangt voedzamen grond (bladgr. + ouden koemest + zand), flink licht en matige begieting. Aspidium. Zie Mannetjesvaren. Aspiratie is in de geneeskunde het opzuigen door middel van luchtverdunning van vloeistoffen (b.v. met een spuit). Zoo kan men b.v. uit een absces de etter, bij pleuris het vocht uit de borstholte aspireeren. Ook wordt als middel om den aard van sommige ziekten te her¬ kennen het ruggemergsvocht geaspireerd en daarna microscopisch onder zocht. Aspiratie-thermometer. Zie Hygrometer. Aspirator, toestel, dat gebruikt wordt om door een of andere ruimte een luchtstroom te doen ontstaan, tot 't drogen van een stof, die men daar in heeft gebracht, óf om een luchtverdunde ruimte te verkrijgen. De eenvoudigste A. bestaat uit een groote glazen flesch, die van onderen een zijdelingsche opening heeft; in den hals steekt een kurk of stop, waardoor een rechthoekig omgebogen buis gaat. Indien nu de flesch vol water wordt gedaan, hetwelk men dan door de onder¬ ste opening laat wegloopen, wordt lucht door de buis gezogen; brengt men die buis door middel van een slang of stop in verbinding met bovengenoemde ruimte, dan zal daarin de lucht verdund worden als ze afgesloten is of er zal lucht dóór gezogen worden als ze door een tweede opening met de buitenlucht gemeenschap heeft (Zie Luchtpomp). Aspirine (AeethylsalicyUuur), in water niet oplosbare kristallen van lichtzuren smaak. Het heeft zich in de vorm van tabletten als volksgeneesmiddel groote naam gemaakt. Hoewel meestal tamelijk onschuldig, kan toch voortgezet of overmatig gebruik schadelijk zijn. Aspit of schüdvulkaan. Deze vulkanen worden opgeworpen door een effusieve (uitstroomende) centraal-eruptie. Komen explosies en effusies (met lava-uitvloeiïng) beurtelings voor, dan ontstaat een samengestelde of gelaagde of stratovulkaan. Tot deze soort behooren alle overgangsvormen van zuiver effusieve schildvulkanen tot de zuiver explosieve exemplaren. B. G. Escher, De gedaanteveranderingen oneer aarde (1920). Asplenium (— Asplenum). Zie Streepvaren. Aspromonte, ruwe en boschriike berg¬ streek in Z.W. Calabrië, waar Garibaldi 29 Aug. 1862 gewond, gevangen genomen werd. Asquith, Herbert Henry (1852— ), Engelsch staatsman, werd in 1886 als candidaat der liberalen lid van het Lagerhuis, in 1892 minister van Binnenlandsche Zaken, in 1908 minister-president, moest in 1916 plaats maken voor Lloyd George. In 1920 werd hij herkozen i* het parlement. Assagaai is eea werpspies, met ijzeren pont en houten schacht, vaa e. 2 M. leflgte bij Kaffers, Hottentotten en Beetsjoeanen ingebrurk. Assal, seer, in de muziek versterking van een voordracht- of tempo-aanduidlftg. Assam, provincie in 't N. O. van VoorIndië, besproeid door de Brahmapoetra en aoerma, waartusschen gebergte, in aet N. Uitloopers van de Himalaja. Groote theeplantages; thee belangrijkste uitvoerpioduct, verder: rijst, hout. Bodem rijk aan mineralen: steenkool, ijzer, petroleum. Ook rubber, jute, aardewerk, ucirenuesrairen, woraen uitgevoerd. Bewoners gelijkend op Chineezen zijn meest Hindoes, verder Mohammedanen, Christenen en Boeddhisten. Hoofdstad is Sjillong. Assam is sinds 1826 Britsch bezit. Assarotti, Ottavio Giovanni Battista (1753-1829), Italiaan, was de eerste, die met doofstommen-onderwijs in Italië begon, werd door Napoleon instaat gesteld hiertoe een school op te richten. Assassijnen, aaam van een geheim genootschap in de 11de eeuw ia Perzië, zoo genoemd naar hun stichter Hassan. Het opperhoofd was Sjeik el Dsjebel (vorst van dea Berg); de „oningewijdea" (de ondergeschikte leden) werdea eerst bedwelmd en moesten dan de bevelen van hun opperhoofd (meest moorden) uitvoeren. Zoo kwam deze secte in het bezit vaa vele burchten en verspreidde alom schrik en vrees, vooral bij de kruisvaarders ea had zij invloed tot ia Syrië ea Klein-Azië. Tot aan het einde der 13de eeuw hield hun macht stand. Assche, stad in de Belgische provincie Brabant, met c. 8.000 inw , werd den 21 sten Aug. 1914 door de Duitschers beaat. Bierbrouwerijen, zeepziederijen. Asschepoester, heldin uit een sprookje, dat oorspronkelijk in het Fransch door Perrault geschreven is, met den titel van: „Cendrillon ou la petite pantoufle de verre". Asscher is de naam van een zeer bekende firma (I. J. Asscher), welke een bekende diamantslijperij te Amsterdam bezit en exploiteert. Zij heeft hiervoor in 1907 een groote modelfabriek doen bouwen, welke voor een personeel van 500 man bruikbaar is. Aan deze firma werd bij herhaling de bewerking van buitengewoon kostbare diamanten (Cullinan) toevertrouwd. Hooggeplaatste bezoekers van Amsterdam brengen zeer dikwijls een bezoek aan dit belangrijk bedrijf. Asschewoensdag. Zie Aschdag. Asselijn, Jan (1610—1693}, Nederlandsch schilder, meest van veldslagen en landschappen, ging naar Rome en werkte later sterk onder Italiaanschen invloed. Asselijn, Thomas, Nederlandsch blijspeldichter aan het eind der 17de eeuw, behoorde ia zijn genre tot de besten van zijn tijd. ..Tan Klaeszen" wordt als ziin hoofdwerk beschouwd. Assemani, Joseph Simon (1687—1768), Syriër van geboorte, werkte te Rome in de bibliotheek van het Vaticaan, verzamelde vele Oostersche handschriften waarover hij belangrijke werken schreef. Assen, hoofdstad van de provincie Drente aaa de Noord Willems-en Drentsche hoofdvaart met mooie om¬ streken, telt c. 13.700 inw. Heeft weinig industrie, wel eenige veenderijen en als hoofdstad verschillende scholen, rechtbank, gouvernementsgebouw; ook garnizoen. Assendelft, ia N. Holland ten N.O. vaa Haarlem, tea W. van Zaandam gelegen, heeft als gemeente c. 4000 inw. als dorp 700 inw. Veeteelt, veenderijen en zeildoekmakerijen. Asser, Tobias Michael Corel (1838 — 1913), beroemd Nederlandsch rechtsgeleerde, studeerde te Leiden, werd reeds in 1862 hoogleeraar te Amsterdam, i» 1875 adviseur bij het departemeng In Pruisen is hel de titel van een amb- van binnenlandsche zaken, in 1893 tenaar der rechterlijke macht. Thans staatsraad. Hij onderscheidde zich vooral is het dikwijl», de titel van een lid van als kenner van het internationaal recht een bestuur, die geen bepaalde functie en was dan ook in 1893 en later bij heeft. herhaling de leider der op dit gebied Assiento, Spaansch woord, dat verin Den Haag gehouden conferenties drag, vaststelling beteekent, wordt meer ven het intern, privaatrecht. Hij in 't bizonder gebruikt voor het recht, schreef verschillende juridische wer- dat de Spaansche regeering aan vreemde ken; zeer veel gebruikt is. sijne staten of compagnieën verleend»» om „Schets van het Nederl. Handelsrecht" negerslaven fit Afrika in de Spaansch(1873, sedert een twintigtal drukken), Amerikaansche koloniën in te voeren. Hij was medeoprichter van de .Revue Assignaten, papiergeld, in 1790 in de de droit international" en van het Fransche republiek geschapen met als „Institut de droit international". zekerheid de waarde der in beslag geAsser, Cf*l (1843—1898), Neder- nomen geestelijke goederen. Van dit geld landsch rechtsgeleerde, eerst rechter, werden in 6 jaren ongeveer 45 milliard daarna hoogleeraar in het Burgerlijk lires gedrukt, zoodat het volkomen I République Fratngaise. B Oj Crée le 7 Vcndénuairo 1 'an 2""" de la Rcpublirruc. §H ^ ^y^oftvur^vt srarV» Tiomarrit* ^aVSouimx. ^ Assignaat. Recht te Leiden. Zijn voornaamste waardeloos werd. In 1796 werd het inwerk is „Handleiding tot de beoefening getrokken en tegen »/w der nominale van het Nederlandsch Burgerlijk Recht", waarde ingeruild tegen mandaten welk Assessor (bijzitter) noemde men hen, papiergeld spoedig eveneens waardeloos die voor 1848 met den burgemeester werd. het dagelijksch bestuur eener gemeente Assignatie is handelspapier, van een vormden, thans wethouders geheeten. wissel verschillende doordat de waarde- 13 erkenning ontbreekt en de plaats van uitgifte dezelfde kan zijn als die van betaling. Hij is dus bestemd als betaalmiddel in het locale verkeer. Van een assignatie, waarop geen vervaldag is vermeld, moet binnen één maand betaling worden gevraagd, als uitgever en betrokkene in dezelfde plaats wonen, anders binnen drie maanden. Bij nonbetaling heef t de houder alleen verhaal op den onmiddellijk voorafgaande endossant of op den uitgever. Overigens gelden hier in 't algemeen de voorschriften omtrent den wissel. De Nederlandsche Bank geeft bankassignaties uit van het eene bankkantoor of correspondentschap op het andere om de aangegegeven som te betalen aan dengene te wiens name de assignatie is gesteld of diens order (kosten /0,35). Assimilatie, het voedingsproces bij de planten, waarbij in de bladgroenhoudende cellen, dus vooral in de bladen, uit koolzuur, dat uit de lucht door de huidmondjes der bladen in de plant treedt en water, dat overal in het plantenlichaam aanwezig is, als eindproduct zetmeel gemaakt wordt. Dit geschiedt alleen onder den invloed van het zonlicht en het is het arbeidsvermogen hiervan, dat voor dit proces gebruikt wordt. Assioet, stad in Opper-Egypte, met c. 40.000 inw., op den linker Nijloever, is karavaancentrum; aardewerk, ivoor; in de benedenstad groote irrigatiewerken. Assisi, in de Oudheid Asisium geheeten, stad met c. 18.000 inw. in Perugia (Italië), geboorteplaats van Propertius en den Heiligen Franciscus. Het gebeente van den laatste bevindt zich in de kloosterkerk, welke versierd is met fresco's van Giotto. . Assistent-resident, Nederlandsch OostIndisch ambtenaar, is het hoofd van een afdeeling eener residentie en staat onder den resident. Assmann, Richard (1845 —1918), Duitsch meteoroloog, was eerst geneesheer, werd later directeur van het door hem opgerichte Aëronautisch observatorium te Lindenberg. Hij schreef o.a. „Wissenschaftliche Luftfahrten". Assmannshausen, dorp van c. 1100 inw., in de Rijnprovincie, nabij het Niederwald, warme bronnen; wijnbouw. Associatie, vereeniging, komt op allerlei gebied voor en heeft ten doel gemeenschappelijke belangen te behartigen. Een belangrijke plaats nemen de arbeidersassociaties of vakvereenigingen, in; daarnaast spreekt men ook van coöperatieve associaties, die samenwerking beoogen op het gebied van de productie (in de bouwvakken bijv. of consumptie. Vooral op het gebied der bouwvakken worden tegenwoordig weer proeven genomen met productieve associaties. In Nederland is dit sedert 1890 herhaaldelijk beproefd zonder blijvend resultaat. Ook in Engeland heeft men geprobeerd in de bouwvakken productieve associaties te vormen (in 1898 bestonden daar 10 met 1482 leden, in 1908 nog 6 met 992 leden, in 1918 nog één met 40 leden). De tegenwoordige bouw-associaties beschikken over een klein bedrijfs-kapitaal door de leden-arbeiders bijeengebracht, voldoende om de noodige gereedschappen en hulpmaterialen te kunnen bekostigen, maar niet voldoende om als aannemerleverancier op te treden. De materialen levert de bouwheer. De ledenvergadering wijst voor ieder werk een uitvoerder aan. De winst, die van al de begrootingen overblijft, wordt over de leden naar de werkuren verdeeld. Zij werken zooveel mogelijk met eigen-leden. Het essentieele van deze bedrijfsvorm is de volkomen democratie. In 1922 bestonden in Amsterdam in de bouwvakken 19 samenwerkende organisaties met ruim 650 leden en / 350.000 bedrijfskapitaal, tot een „Federatie" vereenigd. In enkele andere plaatsen in Nederland bestaan ook bouwassociaties in kleinen omvang (in totaal 13). Vooral in den laatsten tijd heeft associatie op het gebied van het credietwezen (zie bankwezen) belangrijke afmetingen aangenomen. Associatie van ideeën, psychologische wijsgeerige term ter aanduiding van het verschijnsel dat een bepaald woord ongewild een reeks van denkbeelden kan wekken. Het verschijnsel zelve was reeds in de Oudheid bekend, later door de Engelsche wijsgeeren Hobbes en Locke nader bestudeerd en in den laatsten tijd door Wundt experimenteel onderzocht en uitgewerkt. Assoean of Aswan, stad in OpperEgypte op den rechter Nijloever, tegenover het eiland Elephantine, met c. 13.000 inw., ligt op de plaats van het oude Syene, ruinen van oude tempels uit den tijd der Ptolomaeën, oude Romeinsche vestingwerken. Groote stuwdam in den Nijl. Assollant, Jean Baptiste Alfred (1827— 1886), Fransch romanschrijver, schreef eerst romantische opstellen vooral over Amerika, later romans. Tot zijn werken behoort o. a. „Histoire fantastique du célèbre Pierrot". Assur (1), vroeger de hoofdstad van Assyrië, op den rechterover van den Tigris; Duitschers hebben daar belangrijke opgravingen gedaan. Nu ligt daar Kalat Schirgat. Assur (2), naam van den God der Assyriërs, wiens tempel nabij genoemde stad lag. Met den val van het Assyrische rijk, hield ook de cultus van die godheid op. Assur-bani-pal, Strijdvaardig koning van Assyrie (669— 626 v. Chr.), die veel zorg besteedde aan de wetenschap o.a. door het aanleggen van een groote bibliotheek van kleitafeltjes. Bij de Grieken heette hij Sardanapalos, in het O.T. Asenaphar. Hij heeft vele omliggende landen ook Egypte aan Assyrie onderworpen. Assurantie. Zie Verzekering. Assyrië, oudtijds Assur geheeten, was het land O. en W. van den Tigris ten Noorden van Babylonië. In den bloeitijd van het Assyrische rijk omvatte het Babylonië, Medië, Armenië, Syrië, Palaestina en Egypte. Het is een vruchtbare hoogvlakte met vele rivieren. Omstreeks 1500 v. Chr. begon het Assyrische rijk van beteekenis te worden zoodat het Babylonië eenigen tijd overvleugelde. Omstreeks 1100 v. Chr. bracht Tiglath-Pileser I Assyrie tot groote macht. Hij veroverde Babel en breidde zijn gebied uit tot de Middellandsche zee. Na eeuwen van achteruitgang werd deze toestand (c. 850 v. Chr.) wederom bereikt door Salmanassar III. Wederom volgden jaren van achteruitgang tot Tiglath- Pileser IV (c. 750 v. Chr.) de eigenlijke stichter van het Assyrische Rijk werd. Hij en zijn opvolgers voerden het systeem der deportaties van heele volkstammen in (Bab. ballingschap der Israëlieten). In dezen tijd smolten Babylonië en Assyrië ineen; de Bab. beschaving werd door de Assyriërs overgenomen, al bleef in het Rijk de tegenstelling tusschen Noord en Zuid bestaan. Een laatste bloeitijd beleefde Assyrië onder Assurbanipal. Na zijn dood ging het te niet onder de aanvallen der Chaldeeërs en Meden, (ongeveer 600 v. Chr.) .Zie E. Meyer, Geschichte des Altertums (1910) en H. Wincker in Hclmolts Weltgeschichte (Band II). Assyriologie noemt men de wetenschap, die zich bezig houdt met de bestudeering van de taal, godsdienst, kunst en geschiedenis van Assyrië en Babylonië. Wel steunt de jongere Assyrische beschaving op de Babylonische maar hun samensmelting is vooral en het meest bekend geworden door de gegevens door de Assyriërs nagelaten. Bestudeering der Bab. Assyrische beschaving is van groote waarde voor onze kennis van het Oude Testament. In het Assyrisch spijkerschrift op de vele kleitafeltjes zijn vele gegevens bewaard gebleven, terwijl vele opgegraven monumenten met stijlvolle reliëfs en uitgebreide opschriften de Bab. Ass. gedachtenwereld en beschavingstoestanden levendig schilderen. Zie ook Babylonië en Spijkerschrift. Literatuur: H. Winckler, Die Keilinschriften und das Alle Testament (1903); Jeremias, Das Alle Testament im Lichte des alten Orients (1906) en Landersdorfer, Kultur der Babylonier und Assyrier(l9\3). Astarte, godin die onder verschillende namen (Istar, Attar enz.) ais het vrouwelijk evenbeeld van Bel of Baal vereerd werd in de Semietische landen. In bet Oude Testament wordt zij herhaaldelijk genoemd. Zij is godin der voortplanting en der vruchtbaarheid en wordt ook als krijgsgodin voorgesteld. Zij komt veel overeen met de godin Venus der Grieksch-Romeinsche wereld. Astatische naaldstelsel, twee even sterke magneetnaalden, evenwijdig boven elkaar aan eenzelfde as bevestigd en daarmede in hetzelfde verticale vlak opgehangen. Doordien de naalden met de tegengestelde polen boven elkander zijn geplaatst, wordt de aardmagneetkracht, die een enkele naald plaatst in de richting van den magnetischen merididiaan bijna geheel opgeheven en doet een zeer geringe kracht het stelsel, dat gebruikt wordt om zeer zwakke electrische stroomen aan te toonen, daarvan afwijken (zie ook galvanometers). Astatki of mazout is hetgeen er van ruwe Russische petroleum overblijft als do lichte oliën en de kerosine afgedistilleerd zijn. Astatki is een geschikte brandstof voor olievuren en werd vroeger op de Russische spoorwegen en stoombooten op de Wolga gebruikt. Astatkistookinrichting, inrichting tot het toevoeren Van astatki (z. a.) in de vuren. Na voorgewarmd te zijn wordt de astatki door sproeibuizen in fijnverdeelden toestand in de vuren gespoten. Dit geschiedt door een pompwerktuig maar kan ook verkregen worden door een stoomstraal of door saamgeperste lucht. Asten, in Noord-Brabant nabij Helmond, heeft als gemeente c 3800 inw., als dorp 1400 inw., bezit oud kasteel. Landbouw, veeteelt, boterfabrieken, bierbrouwerijen. Aster, fraai geslacht uit de fam. der Compositen. Een paar soorten groeien in ons land in het wild, n.1. Aster Tripölium (zulte of zeeaster), tweejarig, vooral aan den zeekant op zouthoudenden grond en Aster salicifölius (wilgaster), met smal, gaafrandig blad, tusschen 't riet en in de grienden langs onze rivieren. Van de eerste zijn de bloemen paars met geel hart, van de tweede lichtblauw of wit. Als sierplanten in onze tuinen komen een aantal overblijvende planten voor, met witte, rose, roode, paarse of blauwe bloemen; daarbij zijn vroegbloeiers, zomerbloeiers en herfstbloeiers. Prachtige bloeiers en sterke groeiers. Voortkweeken door scheuren. Bovendien nog gekweekt (eenjarig, uit zaad) de A. chinënsis. Deze verlangt veel warmte en dus een zonnige groeiplaats. Asteriscus is een sterretje (*), dat Grieksche geleerden op belangrijke plaatsen in oude handschriften voegden om te wijzen op de beteekenis van die plaatsen. Twijfelden zij aan de echtheid, dan plaatsten zij aldaar een streepje, obelus (+) genaamd. Asteroïden. Zie Planetoïden. Asthenopie is gezichtszwakte zonder waarneembare afwijking aan het Oog, die zich uit in een spannend en drukkend gevoel in dat oog. Bij het lezen schijnt spoedig de een bladzijde over de andere te verschuiven, de letters loopen door elkander en verder werken is onmogelijk; dit gaat gepaard met hoofdpijn vooral in het voorhoofd. Na eenigen tijd nat verdwijnen alle verschijnselen. Asthma. Onder asthma verstaat men in het algemeen aanvallen van kortademigheid, die niet alleen door hun plotseling ea onverwacht optreden maar ook door hun betrekkelijk plotseling ophouden gekenmerkt zijn. Tusschen de aanvallen is de lijder óf geheel vrij vaa bezwaren óf wel er bestaat eaa lichte graad vaa benauwdheid, die echter in geen verhouding staat tot de voorafgegane aanval. Asthma kan het gevolg zijn van vele oorzaken. Soms zetelt die oorzaak in de longen en de kleinere luchtpijpvertakkingen (Asthma bronchiale); ia aadere gevallen is die oorzaak een ziekelijke aandoening van de bloedvaten of het hart (Asthma cordiale). Ook kunnen aandoeningen v. b. spijsverteringsapparaat of van de overige buikingewanden langs reflectorischen weg aanvallen veroorzaken en eindelijk ziet men ook wel ten gevolge van verschillende ziekten v. h. zenuwstelsel een asthmaaanval uitbreken, waarbij dan prikkeling van het in het verlengde ruggemerg gelegen ademhalingscentrum de directe oorzaak is. Asti, stad in Alessandria (Italië) met c. 40.000 inw., was in de Middeleeuwen aanzienlijke republiek met vele kerken en paleizen. Geboorteplaats van Alfieri. Zijde, leder, muskaatwijn. Astigmatisme is een toestand waarbij de verschillende meridianen van het oog een verschillende brekenseoëfficiënt hebben. Daardoor vertoonen zich de voorwerpen verwrongen en onduidedelijk en is vooral 't scherp zien van kleine voorwerpen onmogelijk, wat door een passend geslepen bril kan woraen vernoipen. AstUDe (Spiraea, Hoteta) japomca, fam. Saxifragaceein, overbl. plant, die met witte pluimen bloeit; de plaat wordt veel getrokken voor voorjaarsbloei. Andere bekende Astilbe-soorten zijn A. Davidii (rood, bloeit laat), A. astilboides (wit, zomerbloei), terwijl een aantal fraai rose-bloeiende hybriden «tja verkregen. Twee der fraaiste zijn Queen Alexandra en Peach blossom. De naam Spiraea aan dit geslacht ook wel gegeven, is geheel verkeerd, daar Spiraea tot de Rosaceeën behoort. Astorga, Emanuele d' (1681 — 1736), Italiaansch componist en zanger, schreef als zijn voornaamste Werk „Stabat mater". Astoria, Stad in Oregon (U.S.A.), door J.J. Astor gesticht, telt c. 9500 inw. Zalm en graan. Astraalgeesten gelden oorspronkelijk voor bovennatuurlijke wezens, die van sterren (astra), althans hoogere luchtlagen uit hun invloed in het ondermaansche doen geldea. Zij zijn een product van speculatie in een cultuurmilieu; primitieve volkeren houden zich met de sterren niet ep, Oostersche volkeren, onder hen Perzen, Babylonicrs (Chaldeën), hebben ze in het Westen (de Chaldeën van Rome) geïmporteerd; met mystiek-theosophische bespiegeling hebben ze zich een plaats veroverd in aet laat- Joodsche, Grieksche en Christelijk denken. Eerst goede geesten, die de sterrensfeer bewonen, heeft de jongere demonologie scheiding gemaakt tusschen goede en slechte. Aard en bezigheid dezer geesten wordt ia occulte filosofieën in bijzonderheden beschreven. Hun invloed op het lot der menschen knoopt aan bij de geboorte; vandaar astrologische voorspellingen. De verbeelding der menschheid is door deze fantasmen sterk beïnvloed. Nog in onzen tijd wordt de realiteit dezer verbeeldingsproducten aan theosofische en occultistische constructie's ten grondslag gelegd en astraalgeesten als bezielende krachten van de stoffelijk* Wereld geleerd. Van astraalgeesten moet onderscheiden worden het astraal-llchaam der spiritisten en theosofen, het (voor hea niet) hypothetisch lichaam van fijner substantie, dat in staat is het lichaam van den mensch bij zijn leven te verlaten. Astraalgezicht. Zie Helderziendheid. Astraallichaam. Zie Astraalgeesten. Astraallicht noemt men het schemerachtig licht, dat somtijds tusschen de Sterren van den melkweg waargenomen kan worden ea waarschijnlijk afkomstig is van een groot aantal, met het oog niet waarneembare sterren. Astrabad (1), Perzische provincie aan de Kaspische Zee. Astrabad (2), hoofstad van deze provincie met e. 10.000 inw. aan de Kaspische Zee. Uitvoer van: W4>1, katoen, zijde, graan ea gedroogde vruchten. Astraea, dochter van Zeus en Themis, was de godin der Gerechtigheid. Zij vertoefde in de gouden eeuw op de aarde en werd na haar verdwijnen aldaar, door Zeus tusschen de sterren geplaatst. Astraea, de vijfde der planetoïden werd door den amateur K. L. Hencke te Driesen ia 1845 ontdekt. Astraea. Zie Koraaldiercn. Astragalus. Zie Hokjespeul. Astrakan (1), gouvernement in Z.O. Rusland, bewoond door Russen, Kozakken, Kalmukken en Kirgiezen. Vastelandsklimaat. Veeteelt, vischvangst. Astrakan (2), de hoofdstad van dit gouvernement met c. 160.000 inw. haven aan de Kaspische Zee, aan den Wolga gelegen, heeft uitvoer van kaviaar, petroleum, wollen en katoenen stoffen, lamsvellen. Astrakan is eigenlijk de huid van bruinzwarte lammeren, voorkomend in Z. Rusland en Perzië, welke als bont gedragen wordt. Ook de imitatie van dit bont, een soort wollen weefsel, wordt Astrakan genoemd. Astrantia, plantengesl. van de fam. der Umbelliferen (Schermbl.), afk. uit Midden- en Zuid-Europa; de zeer kort gesteelde bloemschermpjes zijn omgeven door een gekleurd omwindsel van vrij groote blaadjes, waardoor de bloeiwijze sterk aan een bloemhoofdje herinnert. Astrilds zijn dunsnavelige prachtvinken, (Astrilda). Groep uit de fam. der wevervinken (Ploceiden). Zij leven in Afrika, Zuid-Azië en Australië en maken een vrij kunstig nest met zijdelingschen ingang. Zij zijn fraai van vorm en vlug in hunne bewegingen en worden wel als kamervogels gehouden. De meest bekende zijn de tijgervink en de rubijnvogel. Astrodeiktikon (Grieksch, sterrenaanwijzer) of Astrognostikon is een toestel, dat gebruikt werd om de, op een hemelglobe aangeduide sterren, aan den hemel te vinden. Astrofotografie is het fotografeeren van deelen van den hemel. Een camera wordt gekoppeld aan een parallactisch opgestelden kijker, dien men in de beweging van den hemel doet deelen. Alle vaste sterren geven, op de fotografische plaat, punten; bewegende voorwerpen meer of minder uitgerekte beelden, naar gelang van den expositie-tijd. Met deze werkwijze zijn vele kometen en aste¬ roïden ontdekt (Wolf te Heidelberg). Zie Astrograaf. Astrofotometrie is een gewichtig onderdeel der sterrekunde (z.a.); door verschillende lichtsterktemeters worden de schijnbare helderheden (z. magnitude) der sterren gemeten. Hieruit krijgt men gegevens ter bepaling van de absolute lichtsterkte en van verschillende andere eigenschappen. Astrognosie is de kennis van de namen der sterren en sterrenbeelden en van hunne onderlinge standen. Astrograaf. De eerste A. bestond uit een vlakken spiegel, bevestigd aan een as, die evenwijzig aan de aardas is opgesteld. Men laat die as wentelen, zoodat ze ééns in de 24 (sterre) uren ronddraait en den spiegel mee doet draaien. Daardoor geeft deze een beeld van den hemel, 't welk gemakkelijk nageteekend kan worden (vandaar den naam), 't Instrument is vooral van nut geweest bij 't ontdekken van kometen en planetoïden. Thans is 't verbeterd, van kijkers en zoekers voorzien en veel samengestelder geworden, vooral door 't aanbrengen van fotografische kijkers. Astrolabium (Zie Armillaarsfeer) is een door de Arabieren veelvuldig gebruikt instrument om de hoogten der hemellichten te meten. Tevens diende het tot het mechanisch oplossen van eenige vraagstukken der sferische sterrekunde. Astrolatrie of Sterrendienst. Zie Sabaeisme. Astrologie of leer der sterren, beteekende vroeger, wat men thans astronomie noemt. In de tegenwoordige beteekenis duidt men er mee aan de kunst om uit den loop van planeten en maan en uit den stand der planeten ten opzichte van de vaste sterren de toekomst en het levenslot van menschen te voorspellen (sterrewichelarij). De bakermat dezer voorspellingskunst schijnt in de vroegste oudheid Babylonië te zijn geweest ; door de Chaldeeërs werd ze naar Europa gebracht. Vandaar, dat de Romeinen o.a. alle sterrenwichelaars en waarzeggers Chaldeeërs noemden. De ASTROLOGIE—ASTRONOMISCHE PLAATS waardeering der Grieksche wijsgeeren van dé Astrologie was zeer uiteenloopend, Plato nam ze aan, Aristoteles verwierp ze. Bij de Romeinen vond zij vele aanhangers onder 't onontwikkelde volk. Cicero, Plinius en Tacitus gelooven er niet aan, terwijl Seneca aanneemt, dat er een zekeren invloed van de planeten op den mensch kan uitgaan. De Christelijke Kerk veroordeelde de A. en de Codex Justinianeus stelde haar op één lijn met giftmengerij. Het as trol. geschrift van den Arabier Aboe Maschar werd vertaald (9e eeuw) en in Europa veel gelezen. De bloeiperiode van de beoefening valt in de 14e en 15e eeuw; tengevolge van de bestrijding door Savonarola e.a. later door Bordeion en den astronoom Sturm nam het geloof er in, af. Paracelsus en Cardanus brachten de astrol. in verband met geneeskunde en cnemie. Beleende astronomen, zooals Tycho Brahe en Kepler hielden zich mei astroi. op (laatstgenoemde om den broode). K. trok 1629 in Sagan den horoscoop van Wallenstein. Tegenwoordig staat de astrol. in Perzië, EngelschIndië en China nog in hoog aanzien. Ook in Nederland wordt tegenwoordig de astrologie wederom vrij veel beoefend (tijdschrift „Urania"). Zie odkhoroscoop. Astromantie, 't Grieksche woord voor sterrenwichelarij. Astrometeorologie is de wetenschap die zich bezig houdt met uit den stand der hemellichamen het weer te voorspellen. Uit den laatsten tijd zijn twee beoefenaars op den voorgrond getreden n.1. F. A. Schneider (t 1869) en de in 1903 overleden R. Falb. Astrometer, een toestel door Sir John Herschel gebruikt om de lichtsterkte (z. magnitude) van sterren te meten (z. ook fotometrie). Hij vergeleek de helderheid van de, met het bloote oog zichtbare, sterren met de helderheid van de door lenzen zeer verkleinde maanschijf, waarvan hij 't beeld op een scherm opving. Astrometrie is plaatsbepaling der hemellichamen. Astronomie. Zie Sterrekunde. Astronomische constanten zijn de constanten van aberratie, praecessie, mutatie, zonsparallax (z.a.). Astronomische eenheid is de afstand van de aarde tot- de zon. Deze bevat 149,4 millioen K.M. Als afgerond getal neemt men veelal 150 millioen K.M. Astronomisch jaar. Zie Jaar. Astronomische Jaarboeken. Zie Ephemeriden. Astronomische klokken zijn zeer nauwkeurig gaande slingeruurwerken, die gebruikt worden bij de waarnemingen om den juisten tijd aan te geven. Astronomische of Keplersche Kijker. Als objectief doet een convexe lens O dienst (zie fig.). Het beeld, vlak bij het brandpunt F gevormd, wordt door een tweede convexe lens O, het oculair, bekeken (zie ook Hollandsche kijker), hetwelk dus als loupe werkt. Daar de stralen ten slotte nagenoeg evenwijdig in 't oog B moeten treden is 't oculair zóó geplaatst, dat zijn brandpunt ook bijna in F valt. De „lengte" van den kijker is daarom (ten naasten bij) gelijk aan de som der brandpuntsafstanden van objectief en oculair. In A is een diafragma aangebracht om de randstralen tegen te houden (zie bij sferische aberratie). Astronomische maand. Zie Maand. Astronomische plaats van een hemellicht is 't punt aan den hemel, waar 't lichaam zich bevindt; de plaats wordt opgegeven door Rechte Klimming en Declinatie; vroeger ook wel door Astr. lengte en breedte (zie Coördinaten). Men weet hieruit de absolute plaats; kent men de verschillen der coördinaten van *t hemellicht en die van een andere ster (z.g.n. fundamentaal ster) dan kent men de relatieve plaats, waaruit door middel van de tabellen in den catalogus de ASTRONOMISCHE PLAATS—ASUNCION absolute gemakkelijk is af te leiden. Astronomische straalbreking of refractie doet de lichtstralen, die van een hemellicht tot ons komen een afwijking ondergaan, zoodat de gemeten hoogte van 't voorwerp altijd te groot is en gecorrigeerd moet worden. Voor een hemellicht in 't zenith is de afwijking nul, voor een in den horizon bedraagt ze 34' 54". Er zijn tabellen samengesteld, die voor elke hoogte de refractie opgeven voor gemiddelden barometerstand (760 m.M.) en 0° C. Voor nauwkeurige bepalingen moeten barometerstand en temperatuur in de rekening opgenomen worden. Astronomische tabellen. De voornaamste biervan zijn die voor zon, maan en planeten, waarin men de ware plaats dezer lichamen voor elk tijdstip kan vinden. De catalogus der fundamentaalsterren bevat opgaven van de plaatsen der vaste sterren, die als vergelijkingssterren dienst doen. Verder heeft men tafels voor: refractie, aberratie, praecessie en mutatie; dag van 't jaar en deel van 't jaar sedert middelbare middag van 1 Januari; dag van de Juliaansche periode; sterbedekkingen door de maan; sterretijd op middelbaren middag, enz. Astronomische teekens en symbolen zijn de teekens voor zon, maan, planeten, beelden van den dierenriem, conjunctie, kwadratuur» oppositie, klimmenden en dalenden knoop, enz. Astronomische tijdrekening verschilt van de chronologische, omdat bij de laatste 't jaartal 0 ontbreekt, zoodat daar op het jaar — 1 (of l v. C.) direct het jaar + 1 (of 1 n. C.) volgt. Voor den tijd vóór Chr. zijn dus de jaartallen volgens de astronomische wijze van tellen één minder dan de jaartallen volgens de chronologische telling (zie ook bij Tijdrekening). Astronomische Vereeniging, ia 1863 opgerichte internat, ver. tot 't samenstellen van een sterrencatalogus (z.a.) van groote nauwkeurigheid; sterren tot de 9e grootte zijn er in opgenomen en wel ruim 138.000 van het Noordelijk Halfrond. Astrospectrografie, toepassing van de fotografie op de spectroscopie. Door fotografie worden de spectra der storen vastgelegd, zoodat de plaatsen der verschillende spectraallijnen, door gebruik te maken van sterk Verstrooiende prisma's, nauwkeurig bepaald kunnen worden. Ze geeft ons antwoord op de vraag, uit welke stoffen de sterren bestaan en met welke snelheid een ster zich in de gezichtslijn beweegt. Astrospectroscopie. Door een spectroscoop aan den kijker te koppelen krijgt men, in plaats van het beeld van da ster, haar spectrum (z. Astro spectrografie). Astruc, Jean (1684—1766), Fransch geneesheer, hoogleeraar te Parijs, heeft zich vooral bekend gemaakt door zijn werk over het ontstaan van het boek Genesis, dat aanleiding gaf tot het ontstaan van de moderne opvatting van het onstaan van de eerste boeken van het Oude Testament. Astrup, Eivind (1871 — 1895), Poolreiziger uit Noorwegen, begeleidde Peary op zijn sledetocht door Groenland en op zijn expeditie naar de Melville-baai en deed daar belangrijke opmetingen. Asturië, vroeger koninkrijk, thans provincie aan de Noordkust van Spanje, Oviedo genaamd. De bewoners zijn onafhankelijk ea dapper, hebben altijd de Mooren weerstaan en geen Inquisitie geduld, bezitten thans nog vele voorrechten, Voortbrengselen: vee, groenten, vruchten, steenkool. Havenstad is Gyon, hoofdstad Oviedo. De kroonprins ia Spaaje draagt den titel vaa prins van Asturië. Astyages, zoon vaa Cyaxares I, vaa 593 — 559 v. Chr. koning van Medië, werd door zijn kleinzoon Cyrus van den troon gestooten. Asuncion, hoofdstad van de republiek Paraguay met c 120.000 inw., op den linkeroever vaa de rivier de Paraguay, heeft handel in leder, tabak en suiker. De stad is in 1536 door de Spanjaarden gesticht. Asyl (Grieksch) was vanouds een plaats waar men onschendbaar was, gewoonlijk in verband met of in de hoede van een heiligdom. Men mocht vandaar niet worden weggesleurd. Zoo vindt men dit asylrecht nog in de Middeleeuwen aan kerken. Tegenwoordig is een asyi een toevluchtsoord voor de ergste behoef tigen; men gebruikt het ook voor een inrichting tot verpleging van drankzuchtigen, van honden en katten enz. Asymmetrie is het ontbreken van symmetrie. In de dierkunde beteekent het, dat een der beide helften van een dier ongelijk zijn. Asymmetrisch koolstofatoom is een begrip, door Van 't Hoff in 1874 ingevoerd teneinde sommige eigenaardigheden van organische lichamen te kunnen verklaren. Zoo zijn van melkzuur (CH, *CHOH COOH) twee soorten bekend die in alle chemische en physische eigenschappen gelijk zijn, behalve dat zij het polarisatievlak (zie aldaar) in verschillende richtingen draaien. Van 't Hoff veronderstelt nu, dat dit veroorzaakt wordt door het middelste C-atoom (met een * aangegeven). Dft atoom draagt n.1. vier verschillende groepen. Neemt men aan (zooals later ook bewezen is) dat die groepen in de hoekpunten van een regelmatig viervlak staan, in welks middelpunt nét C-atoom zelf Staat en noemt toen die hoekpunten a, b, c en d, dan is het niet onverschillig of een groep in a of in b Staat en zijn er twee isomere stoffen mogelijk. Ook voor diamant is een dergelijke structuur vastgesteld. Asymptoot (letterlijk „mislooper") is een rechte of kromme lijn, welker afstand tot een gegeven kromme lijn steeds kleiner wordt, zonder deze evenwel te raken; het raakpunt ligt in 't oneindige. Een der kegelsneden n.1. de hyperbool heeft twee rechtlijnige asymptoten; deze kan men construeeren door in de toppen v. d. hyperbool loodlijnen te trekken op de groote as, die loodlijnen gelijk te maken aan de halve kleine as en de gevonden uiteinden te verbin¬ den met het middelpunt v. d. hyperbool. Asymptotische reeksen. De naam is door H. Poincaré gegeven. Zeker soort half-convergente (semi-conv.) reeksen hebben de eigenschap, dat de som Sn(x) van een eindig aantal termen » meer en meer nadert tot de functie F (x), die de reeks voorstelt, bij toenemende waarde van x, zóódanig dat: Urn. x" (F(x) - S>> (x)} = 0 x = t» De reeks Sn (x) geeft een asymptotische voorstelling van F (x) en heet daarom a. reeks. Asynchrone machine. Zie Elcctromotor. Asyndeton (onverbonden) noemt men in 't. Grieksch een samenvoeging van woorden of zinnen zonder koppelWoorden. Atacama, woestijn in Chili (Z. Amerika), bergachtig, de bodem bevat vele mineralen koper en zilvererts. Verder wordt er salpeter, guano en borax gevonden. Atacama, provincie, welke bovengenoemde woestijn bevat, begrensd door den Grooten Oceaan en Argentinië, is alleen langs enkele riviertjes voor landbouw geschikt. Hoofdstad is Copiapo. Atacamiet is een in Zuid-Amerika voorkomend basisch-koperchloride, van wisselend watergehalte. Het bestaat uit langwerpige, rhombische kristallen met glasglans; de kleur is smaragdgroen. Het wordt onder den naam „arenilla" als strooizand gebruikt. Atahualpa, laatste koning uit het Inca-geslacht te Peru, was ook in 't bezit van het land van zijn broeder Huascar, werd door de Spanjaarden onder Pizarro op verraderlijke wijze gevangen genomen en gedood (1533). Atalanta (Vanessa Atalanta) of nommervlinder, behoort tot de familie der Schoenlappers onder de Dagvlinders. De vleugels zijn van boven zwart met een rooden, schuinen baad midden over de voorvleugels en een dergelijken band langs den achterrand der achtervleugels. Aan de onderzijde is dichtbij den wortel op de eene vleugel een figuur te zien, die wel wat op 18 lijkt en aan de andere zijde 81. Atalante (1), de Arcadische, was volgens de Grieksche mythologie een dochter van Jasus en Clymene. Zij was zeer sterk en nam deel aan de jacht op het Caledonische everzwijn. Zij huwde met Meleager of met Milanion. Atalante (2), de Boeötische, dochter van Schoeneus, liet ieder, die haar wilde huwen een wedloop met haar houden, welke Hippomenes won, door gouden appels tijdens den wedstrijd te laten vallen. Atalante raapte deze op en verloor hierdoor. Ata man. Zie Helman. Atap is de naam voor bladeren van een plant in Indië, welke gedroogd als dakbedekking voor woningen en vaartuigen gebruikt worden. Atavisme, het verschijnsel, dat soms een eigenschap, na verscheiden generaties, waarbij zij niet optreedt, plotseling bij een volgende generatie weer te voorschijn komt. Eene verklaring hiervoor geeft de tegenwoordige erfelijkheidsleer (een eenvoudig geval is het terugkeeren van witte bloemen bij de 3e generatie van Mirabilis Jalapa, zie Erfelijkheidsleer). Ataxie is een toestand waarbij men niet in staat is bij het uitvoeren van eene beweging de juiste daartoe noodige spieren, geen meer en geen minder, in functie te stellen en de beweging zoo te besturen dat daarbij geen overtollige arbeid wordt verricht. Ataxie kan optreden bij ziekten van het ruggemerg en van de kleine en groote hersenen. Atbara, zijrivier van den Nijl, ontspringt op het Abessinische Hoogland, mondt bij_ El Damer in den Nijl uit, is alleen in den regentijd waterrijk. Atchison, stad met c. 16.700 inw. in Kansas (U. S. A.), op den rechteroever van de Missouri. Machinefabrieken. Ate, dochter van Zeus en Eris, is de godin der verblinding en van het onheil, die de menschen tot ondoordachte daden brengt en hen daardoor in het ongeluk stort. Door Zeus werd zij van den Olympus op aarde geworpen. Atellanen, eigenlijk Atellanae fabulae genaamd, waren in den vroeg Romeinschen tijd kluchten, welke na het drama opgevoerd werden. De vaste figuren, die er in voorkwamen waren, slechts het middel om politieke nieuwtjes en grappige voorvallen van bekende persoonlijkheden te behandelen. A tempo in de muziek geeft aan, dat het oorspronkelijk tempo, waarvan tijdelijk is afgeweken, weer moet worden opgevat. Ateuchus, een tot de mestkevers'behoorend geslacht. De meest bekende soort is de zwarte A. sacer, de heilige mestpillenkever van de landen om de Middellandsche Zee. Deze maakt uit paarden- of schapenmest kogels, rolt deze naar eene gemaakte holte in den bodem en verteert ze daar op zijn gemak. Voor de larven maken zij uit de fijnste deelen der mest peervormige deelen en maken in het smalle deel daarvan een nis, waarin ze een ei leggen. De bijzondere uitsteeksels aan kop en halsschild en de eigenaardige bouw der pooten staan in verband met de wijze, waarop de mest verwerkt wordt. Ath, stad in Henegouwen (België) aan den Dender, heeft linnen- en katoenfabrieken. hrnilWpHipn iirarainta-riin*. . telt c. 11.000 inw., werd in Aug. 1914 door de Duitschers bezet. Athabaska (1), vroeger een territorium in N. Amerika is thans verdeeld over Alberta en Saskatsjewan. Groote prairiën, weinig landbouw. Athabaska (2), rivier in W. Canada, ontspringt op de Ht. Hooker, stroomt door het Athabaska-meei en vormt met de Peace River, de groote Slavenrivier. Athalia, dochter van Achab, koning van Israël en Izebel, huwde Joram, koning van Juda, en wilde evenals haar moeder de Baaldienst invoeren. Om zelf te kunnen regeeren liet ze na den dood van haar zoon Ahazia alle prinsen vermoorden, doch haar kleinzoon Joab wérd gered en na eenige jaren tot koning gekroond, bij welke gelegenheid Athalia gedood werd. Athanarik (4de eeuw), koning der West-Gothen, moest door de Hunnen bestookt, uit Dacië terugtrekken en sloot een bondgenootschap met keizer Theodosius. Athanasianen. Zie Athanasius. Athanasius (293—373), bisschop van Alexandrië sedert 326, was een krachtig bestrijder van Arius en diens aanhangers en werd hierdoor bij herhaling verbannen zoodat hij zijne episcopale plichten eerst na 366 geregeld kon waarnemen. Zijn streven was vooral gericht op de verdediging van de besluiten van het concilie van Nicea, waarvan zijne geschriften getuigen. Hij was een man van groote vroomheid en geloofsverzekerdbeid („vader der rechtzinnigheid"). Zijne aanhangers werden in tegenstelling met de Arianen Athanasianen genoemd. De geloofsbelijdenis die naar hem Symbolum Athanasianum (ook symbolum Quicunque) wordt genoemd bestaat uit 40 artikelen en is waarschijnlijk in de 5de eeuw in de Westersche kerk ontstaan. Zie A. Kuyper, De drie formulieren van eenigheid. Athapasken is de naam van een verzameling Indianenstammen in NoordAmerika, die een gemeenschappelijke taal spreken. Atharva-Veda, het vierde boek der Veda's, de oude Brahmaansche boeken, bevat voornamelijk tooverspreuken, staat niet zoo hoog als de andere Veda's. Atheïsme, meestal van geloovigen kant in afkeurenden zin gebruikt, heeft historisch verschillende grenzen; naar moderne opvatting komt het neer op afwijzen van alle bovenzinnelijke werkelijkheid en wel in den vorm eener negatieve uitspraak omtrent het bestaan van God. Atheïsten noemen zich zelf populair bij voorkeur vrijdenkers, verfijnder: agnostici, hoewel bestrijding van alle dogmatisme (vrijdenkerij) en onthouding van een besliste uitspraak over de werkelijkheid van een bovenzinnelijke wereld (agnosticisme) niet per se met atheïsme samen valt. Het laatste is van intellectueelen oorsprong, is dikwijls consequentie van het zweren bij empirische wetenschap alleen (Laplace: ik heb het gansche heelal doorzocht — t. w. met den telescoop — en nergens God gevonden). De tegenhanger: ik heb God nergens gezocht en hem overal gevonden, bewijst dat het aanknoopingspunt voor het Gods geloof niet ligt in de intellectueele zijde van 's menschen wezen. Historisch hangt de inhoud van het begrip af van het standpunt van den beoordeelaar. Socrates werd van a. beschuldigd, omdat hij de polytheïstische voorstellingen zijner tijdgenooten verwierp. In de Christelijke kerk trof deze blaam wie de drieëenheid of godheid van Christus loochenden. In den nieuweren tijd heeft men Spinoza, Hegel e.a. om hun immanent godsbegrip a. genoemd. Athelstan (893 — 941), koning van Engeland, zoon van Eduard, kleinzoon van Alfred den Groote, eerste koning van Brittannië, versloeg de Noormannen en hun bondgenooten bij Brunanburg. Athenaeum, oorspronkelijk een tempel van de godin Pallas Athene, werd later bij de Romeinen een inrichting waar onderwijs in verschillende wetenschappen gegeven werd. Ook in ons land had men vroeger athenaea. Zij stonden tusschen de Latijnsche school en Academie in, waren in sommige faculteiten aan de laatste gelijk, doch hadden niet het recht graden te verleenen. De Amsterdamsche Universiteit heette vroeger (vóór 1879) Athenaeum Illustre. Athenaeus, Grieksche taalkundige en wijsgeer in de 2de eeuw na Chr., was de schrijver van „Deipnosophistae" (het gastmaal der geleerden), dat zeer vele onderwerpen behandelt. Athenagoras, wijsgeer, een der apologeten (verdedigers) van het Christendom in de 2de eeuw, verdedigde de Christenen in het geschrift „Verdediging voor de Christenen". » it Athene, hoofdstad van het oude Attiea, middelpunt van. de oud-Grieksche beschaving. De stad is gelegen op lage heuvels ten N.W. van de Golf van Aegina tusschen de rivieren de Ilissus en da Cephissus ongeveer S K.M. «aa de zee. In de oude stad had de Akropolis de grootste beteekenis; daar was het Parthenon (de belangrijkste tempel van Athena, wier standbeeld door Phidias den tempel versierde), het Erechtheion (aan Athena en Poseidon gewijd), de tempel van Athena-Nike, terwijl rondom lagen de tempel van Aesculapius, het wierp Solon een nieuwen staatsvorm, welke door den tyraa Pisistratus werd omver geworpea {560); na dien (506) vormde Cleisthenes wederom een democratisch bestuur. De Atheners versloegen de Perzen (460 ea 490) maar werdea door Xerzes verslagen waarbij de stad werd verwoest. Hierop volgde de bloeitijd onder (470—400) Pericles toen Athene de leidende positie onder de Grieksche stadstaten had. Uit zijn tijd dateeren ds werken vaa Euripides, Aristophanse, Atbene. theater van'Dionysus en^anderesprachtige bouwwerken. Aan het oude Athene sloten de havens Piraeus, Munichia en Phalereus aan. De Geschiedenis vaa Athene dateert van hare stichting door Theseus in de 13e eeuw v. Chr.; eerst werd zij bestuurd door koningen, daarna door archoatea; van de Se eeuw ont- Sophocles en de bouw van het Parthenon. Oorlogen met Sparta, Thebe en Macedonië voerden ten slotte het verval van Athene nabij (338). De heerschappij der Romeinen bracht nog dragelijke tijden. Gedurende de Middeleeuwen had A. geen beteekenis, het werd in 1436 Turksch en bleef dit tot 1833, waarna het middel- punt en hoofdstad werd vaa het nieuwe Griekenland (z.a.). Het tegenwoordig Athene heeft ruim 300.000 inw., bezit een Universiteit, een academie van wetenschappen ea verschillende oudheidkundige instituten. De industrie is in A. nog van weinig beteekenis: spinnerijen en weverijen, zijde- en lederbewerking. Zie K. Kuiper, Atheensch Jongensleven (1911) en van denz. schrijver. De Atheensche vrouw (1920). Athene of Palias Athene was bij de Grieken een der voornaamste goden en de beschermgodin der stad Athene. Zie verder Mincrva. Athens, stad in Georgia (U.S.A.) met c. 15.000 inw., bezit een universiteit. Katoenhandel. Athersma. Zie Arteriosclerose. Athertoa, stad met c. 20.000 inw. in Lancashire (Engeland), ten Z. W. van Bolton. Kolenmijnen, katoenfabrieken. Atherton, Gertrude Franklin (1859 — ), Amerikaansch schrijfster over het leven der hoogere kringen in Engeland en Amerika, schreef o.a. „American Wives and English Husbands" en „The Conqueror". Athias, Joseph, Joodsch geleerde en drukker te Amsterdam maakte, c. 1665 prachtige uitgaven van het O. T. Athleten noemde men in het oude Griekenland de deelnemers aan de groote volkswedstrijden ia lichaamskracht en behendigheid. De overwinnaars in deze wedstrijden werden als nationale helden gevierd. Eerst in later eeuwen werd de Athletiek in onderdeelen gespecialiseerd. Toen ging de beoefening ervan over naar beroepsathleten. Zoo ook ia Rome. Ia de laatste jaren is de belangstelling in athletiek (loopen, springen en werpen) wederom zeer toegenomea. Ia Nederland bestaat hiervoor de Nederlandsche Athletiek-Unie. Athlone, stad ia Westmeath (Ierland) met o. 7500 inw., aan de Shannon; wolfabrieken, zalmvisscherij. Athos, klein schiereiland in Turkije aabij Saioniki in de Aegeische zee, uitloopend in den berg Athos (1900 M. hoog). Is een monnikenrepubliek met 20 Grieksch-Kath. kloosters ea 12 dorpjes en in totaal ongeveer 5000 inw. De kloosters zijn bewaarplaatsen van Byzantijnsche kunst ea de bibliotheken bevatten kostbare handschriften. Athyrium. Zie Varens. Atinggola, district der assistent-residentie Gorontalo op N. Celebes. Tabaken suikerbouw. Atitlan, kratermeer in Guatemala, van 600 M. diepte, zonder zichtbaren afvoer. Aaa dea oever Egt de stad Atitlan met 9.000 inw.; minerale bronnen, katoenweverij. Atjeh (Gouv. van) en Onderhoorigheden omvat 't noordelijk deel van Sumatra en een reeks eilanden als Banjakgroep, Simaloer, Poeloe Nasi, P. Bras en P. Web. Oppervl, 58000 K.M.«, bevolk. 660.000 't Grenst aan Tapanoelie ea Sumatra's Oostkust. Kern bestaat uit hooge ketens (2800 M.) van den Barisan, bewoond door Gajo's en Alassers met alluviale vlakten er om heen. Op 't bergland tertiaire sedimenten. Voor *t verkeer zijn met uitzondering van de Atjeh-rsv. Vaa belang de Singkei, Tripa en Wojla aaa de W. kust en de Pensangan, Djamboe ajer en de riv. van Tamiang aan N. en O. kost. Sedert 1898 heel wat wegen aangelegd; de geprojecteerde auto-weg van Lhonga tot Melaboeh is reeds klaar tot Leupoe-ëng. De kampongs liggen als boomgaarden te midden der sawah's. De bevolking in Groot-Atjeh ea laags de kusten is overwegend Atjehsch, die in de onderafd. Tamiang Maleisch, in Singkei Maleisch-Bataksch. De sawah-bouw belangrijker dan die op ladangs; de pepercultuur gaat achteruit; die van dea areca- of betelpalm houdt zich staande; die vaa klapper gaat vooruit. Rubbercultuur van beteekenis in Tamiang en Langsar, kapokteelt op de Banjak-eil. Behalve karbouwen worden ook runderen en paarden gehouden; op zee wordt geviscbt, zout aangemaakt; timmerhout gekapt. Vaardig in 't maken van weefsels, gouden en zilveren sieraden. Petroleumbronnea in Perlak. Handel meest in handen van de Atjehsche Handel Blij.; wordt bevorderd door den Atjeh tram, die van Oleh-leh tot Koeala Simpang 475 K.H. lang is. Aan 't hoofd van 't bestuur staat een civiel- en militair gouverneur, 't Land is verdeeld in 5 afdeelingen; de bestaande adathoofden zijn gehandhaafd. Geschiedenis. Reeds tijdens Marco Polo's bezoek aan N.-Sumatra (1292) had de Islam er ingang gevonden. Atjeh begon een rol te spelen na de verovering van Malaka door de Portugeezen (1511), met welk volk 't dikwijls oorlog voerde. Cornelis de Houtman was de 1ste Hollander, waarmee de Atjehers in weinig vriendschappelijke aanraking kwamen (1599), doch reeds 2 jaar later zonden ze een gezantschap naar Prins Maurits. In 1640 nam hun bloeitijd een einde; in 1659 sloot de O. I. C. met hen een voordeelig verdrag. Pas in 1819 kreeg Engeland contact met hen. Na 't in 1824 met Engeland gesloten tractaat van Londen herhaaldelijk conflicten tusschen onze regeering en die van Atjeh, welke na 1859 niet ophielden, toen van Swieten met haar een overeenkomst aanging betreffende wederzijdsche toelating van handel en beteugeling van zee- ,strand- en menschenroof. Bij 't Sumatra-tractaat van 1871 met Engeland kreeg onze regeering 't recht met Atjeh af te rekenen en toen ons bleek, dat de Sultan contact zocht met andere mogendheden verklaarden wij den oorlog (1873). Nadat de 1ste expeditie mislukt was, gaf een 2de onder van Swieten eenig resultaat : de Kraton werd genomen, herdoopt in Kota-Radja en tot vast verblijf ingericht. De onderwerping van 't binnenland scheen te zullen gelukken aan generaal Van der Heyden (1878— 81), die Groot-Atjeh pacificeerde. Nadat deze was teruggeroepen, werd zeer ontijdig een civiel bestuur ingevoerd, waarop 't verzet weer begon. Men begon zich terug te trekken binnen een „geconcentreerde linie", waaraan tot 1896 werd vastgehouden. Van 1983 — 96 scheen de toestand wat gunstiger, doordat een in¬ landsen hoofd Toekoe Oemar ons tegen betaling van groote geldsommen zijn steun verleende. Na diens verraad werd de vijand krachtigaangepakt, vooraldoor Vetter en Van Heutz. De laatsten heroverden geheel Groot-Atjeh en bezetten Pedir (1898); in 1903 bood de onbeduidende pretendent-sultan zijn onderwerping aan; het voornaamste bendehoofd Panglima Polim volgde zijn voorbeeld. In 1904 deed Van Daalen een tocht dwars door de Gajo- en Alaslanden, wel noodig daar 't tijdens den RussischJapanschen oorlog (1904— 05) weer begon te gisten. Sedert is met grooten tact opgetreden tegen onwillige hoofden en oelema's, zoodat thans de rust voldoende verzekerd is. Zie C. Snouck Hurgronje, De Atjehers (3 dln. 1895) en E. S. de Klerck, De Atjeh-oorlog (I, 1922). Atlant, dragende of schorende mannelijke figuur. Atlanta, hoofdstad van Georgia (U. S.A.),eerst in 1845 gesticht. In 1864 belegerd en gedeeltelijk verwoest, telt c. 200.000 inw. Handelscentrum, katoen, papier, tabaksindustrie. Atlantic City, zeer druk bezochte badplaats in New Jersey (U.S.A.), telt c. 59.000 inw. Atlantis, in de oudheid een mythisch eiland, bevond zich ten W. van de zuilen van Hercules in den Atlantischen Oceaan. Het zou een rijk, goedbestuurd eiland geweest zijn, waar goede zeden heerschten; toen die laatste verdwenen, werd het door den Oceaan verzwolgen. Atlantische Oceaan, groot bekken tusschen de W. kust van Europa —Afrika en de O.-kust van Amerika. N. en Z.grens zijn de poolcirkels. Opp. bijna 80 mill. K.M.', met de randzeeén 90 mill., grootste breedte tusschen Senegambië en G. v. Mexico, kleinste tusschen Noorwegen en Groenland. Aanzienl. kustontwikkeling, doch weinig eilanden. Sedert 1850 nauwkeurig onderzocht; in 1910 't onderzoek van den N. Atl. Oceaan opgedragen aaneen internationale commissie. Gemidd. diepte 3763 M.; 2 evenwijdige dalen strekken zich N.-Z. uit en zijn gescheiden door een smallen onderzeeschen rug met vulkanische eil., welke de richting der beide kustlijnen volgt en waarop men zelden meer dan 3000 M. peilt, terwijl de troggen aan weerszijden tot meer dan 5000 H. dalen, 't Diepst is de Portorico-geul (8340 H.) in den W. Atlant. trog; in den Oost-Atl. ligt het diepste punt (6295 H.) 1500 K.M. ten W. van Ferro. De Walvischrug van Tristan da Cunha naar de Walvisch B. maakt, dat het water op den bodem van den Oost-Atl. trog nog een temperatuur heeft van -f- 2° C, terwijl die in het W. bekken hoogsten 0,5° C. is. De zeebodem is in volle zee bedekt met fijn gruis van schelpen en grijs slib; 't water is zouter dan in eenigen anderen Oceaan, meer dan 3,5 %. De getijden worden beheerscht door vloedgolven, die zich van het Z. naar 't N. bewegen; hoogste vloeden in de Fundy B. (12—18 M.) en in de B. v. St. Michel (12,5 M.). Zeestroomen: Aequatoriale stroomen, Guyana str., Braziliaansche kuststr., Benguela str., Falkland str., Antillen str., Florida str., Golfstr., Guinea of Aequatoriale tegenstr., Canarische str., O.Groenlandstr en Labradorstr., welke laatste twee drijf ijs meevoeren. Winden: tusschen de passaatstreken is de aequatoriale kalmtegordel en ten N. en ten Z. daarvan heerschen veranderlijke winden. Druk scheepvaartverkeer; de schepen volgen meestal vaste routes; snelste reis tusschen Amerika en Europa duurde 4 dagen 10 uur. Aantal transatlantische kabels: 19. Vier vluchten in 1919: de American N.C. 4 hydroplane vloog over de Azoren, Lissabon naar Londen in 30 u. en 2 min.; de Engelschman Hawker van St. Johns (op N.-foundland) naar Ierland en kwam midden in den Oceaan neer; Alcock en Brown vlogen in een VickersVimy machine rechtstreeks naar Ierland en wonnen den door de „Daily Mail" uitgeloofden prijs van £ 10.000. 't Engelsche luchtschip R. 34 voer heen en weer over den Oceaan en bleef daarbij steeds in draadlooze verbinding met het luchtministerie in Londen. Zie Schott, Géographie des Atlantischen Oteans. Atlas, zoon van den Titan Japetus, werd veroordeeld het hemelgewelf te dragen, na de overwinning van Zeus op de hemelbestormende reuzen. Toen hij Perseus gastvrijheid weigerde, hield deze hem het Medusahoofd voor en veranderde Atlas in een berg. Atlas, een verzameling van land- of zeekaarten. Deze naam werd het eerst gebruikt door Mercator in 1595 voor zijn collectie kaarten en is sedert algemeen gebruikelijk geworden. Atlas, een geb. in N.W. Afrika* van kaap Ghir in Marokko tot kp. Bon in Tunis. Aan den Atl. Oceaan begint de Hooge Atlas met toppen tot 4700 M.; ten Z. hiervan de 3000—4000 M. hooge Anti-Atlas en aan de N. kust het woeste „Rif". In Algerië en Tunis vormt het geb. 2 ketens, die eindigen in kaap Blanco en kp. Bon en 't landschap in drieën verdeelen: 't gebied van den^Kl. Atlas (gr. hoogte 1940 M.), 't hoogl. der Sjots, bedekt met alfa-gras (gemidd. 800—1100 M.) en 't gebied van den Gr. Atlas i. h. Z. (hoogste punt 2310 M.), Gletsjers ontbreken in den Atlas, doch de hoogste toppen rijn 't heele jaar met sneeuw bedekt. De Atlas is een plooiingsgeb. uit de tertiaire periode. De flora is arm; in Marokko ceder- en eikenbosschen op de berghellingen. Atlaspapier, papier ingewreven met talkpoeder, daardoor glanzend. Atlassatijn, zijden stof met een schitterenden glans. De mooiste soorten worden in Florence (Italië) vervaardigd. Atlasspaat is een fijnvezelige vorm van calciumcarbonaat (Ca. CO,). Het kan gepolijst worden en men maakt er in Engeland sieraden uit; het is vrij zacht en gewoonlijk wit gekleurd met zijdeachtigen glans. Atlasvlinder (Satumia Atlas), behoort tot de Spinners. Het is de grootste vlinder (heeft een vlucht van 20 cm., hoewel het lichaam maar 37 mm. lang is) ü en komt in China en Oost-Indië voor. Atmologie = Leer der verdamping. Atmometer of evaporometer of verdampingsmeter is een toestel, 't welk dient om de grootte der verdamping van een vloeistof per tijdseenheid te bepalen. Die hoeveelheid kan men of door de Volumevermindering óf door t gewichtsverlies meten; 't laatste is wel 't nauwkeurigst. Toestellen die 't gewichtsverlies aangeven lijken veel op een gewonen brievenweger, op welks wijzer men op gezette tijden 't verlies in gewicht afleest, dat een vloeistof ondergaat, welke in een bakje op de schaal is geplaatst. Het geheel is besloten in een glazen kast op Welker bodem een bakje met chloorcalcium is geplaatst om de lucht droog te houden, zoodat de verdamping geregeld door kan gaan en niet verhinderd wordt door damp, die in de lucht aanwezig Is. Atmosfeer is in 't algemeen het gasvormige omhulsel van een vast lichaam. Zoo heeft de aarde een atmosfeer of dampkring, waarvan de deeltjes, krachtens de eigenschappen der gassen om zich onbeperkt te willen uitzetten, in de ruimte verloren zouden gaan, als de aantrekking ze daarin niet verhinderde. Door de wenteling der aarde is de atmosfeer afgeplat en wel veel sterker dan 't aard-lichaam, omdat gasdeeltjes gemakkelijker ten opzichte van elkaar bewegelijk zijn. Uit Verschillende waarnemingen (o.a. schemeringsverschijnselen) Volgt, dat de hoogte van de atmosfeer 60 a 80 K.M. bedraagt, in elk geval, dat op die hoogte er nog lichtreflexie is. Neemt men aan, dat de dichtheid in de hoogere lagen afneemt, zóódanig dat de drukking (of spanning) ten slotte 0 wordt, dan komt men aan het punt waar de werking van de zwaartekracht der aarde juist nog groot genoeg is om de luchtdeeltjes in de cirkelvormige beweging te houden (men zegt dan wel, dat de zwaartekracht evenwicht maakt met de centripetaalkracht). Bij deze beschouwing krijgt men een veel grooter bedrag als uitkomst. Neemt men aan, dat de dichtheid in de hoogere lagen volgens dezelfde wet afneemt, als in de lagen, die we kunnen onderzoeken, dan vindt men, dat 't deel van den dampkring, t welk boven 80 k 90 K.M. gelegen is een minimaal breukdeel is van de totale gashoe veelheid. Is de luchtdruk op 't aardoppervlak 76 c.M. kwikdruk (normale barometerstand),danis dieop 10 K.M. 21,7 c.M., op 50 K.M. 0,01 c.M. en op 100 K.M. hoogte slechts 0,0001 c.M. Echter zijn vallende sterren, die uit de wereldruimte op aarde vallen, reeds waargenomen op 200 K.M. hoogte, waaruit volgt, dat op die hoogte gassen aanwezig moeten zijn, die door wrijving zóóveel warmte in het meteoor opwekken, dat 't gloeiend en dus zichtbaar wordt. Zoo wordt gevonden, dat de exemplaren der PerSelden op een gemiddelde hoogte van 113 K.M. 'beginnen te gloeien en die der Leoniden zelfs op 155 K.M. Let men op 't feit, dat eerstgenoemden met een gemiddelde snelheid van 60 K.M. in de atmosfeer treden en laatstgenoemden met 70 K.M., dan zien we, dat, hoe grooter de snelheid is, op des te grooter hoogte de lichtverschijnselen optreden. Eveneens wijst de aanwezigheid van lichtende wolken er op, dat de dampkring zéker hooger dan 80 K.M. is. En neemt men verder aan, dat de poollichten (Zuider- en Noorderlicht) verschijnselen in den dampkring zijn, dan moet deze Zich tot minstens 200 K.M. uitstrekken. In 1895 vonden Ramsay en Rayleigh het tot toen onbekende bestanddeel Argon en later ontdekte Ramsay nog eenige zeldzame gassen (z.g.n. edelgassen, omdat ze zich niet met andere stoffen verhinden en dus „rein" blijven) zoo als helium, krypton, neon, xeon; ze zijn echter in geringe hoeveelheden aanwezig. Droge, zuivere lucht bevat in volumeprocenten 78,04 stikstof, 20,99 zuurstof, 0,04 argon, en 0,05 % koolzuur (gemiddeld), 't Gehalte aan zuurstof is overal en tot op 6 K.M. hoogte constant. Het koolzuurgehalte is niet overal t zelfde en wisselt ook in de verschillende maanden; ook is 's nachts 't koolzuurgehalte iets grooter dan overdag en bij lage temperaturen grooter dan bij hoogere. Ook vindt men kleine bedragen ammoniak en ozon in de atmosfeer; gemiddeld 1,3 tot 2,7 m.G. per 100 M«. Het veischil voor stadslucht en landlucht is zeer groot en varieert van 5,1 m.G. tot 0,97 m.G. Sommige verontreinigingen, zooals zwavel- en stikstofoxyden, zijn afkomstig uit rottingsprocessen in dierlijke en plantaardige afvalproducten, uitademing van planten en dieren, uit verbranding, e. d. Hoe zuiverder de lucht is, d.w.z. hoe minder rook, stof en nevel er in aanwezig is, des te beter is de doorzichtigheid. Vaste deeltjes worden in de atmosfeer gebracht door rook (fabrieks- en andere schcorsteenen, bosch- en veenbranden), door den golfslag, als uiterst fijne deeltjes zeezout en door den wind. Daardoor komt het ook, dat men van hooge punten uit, als bergen en torens 't schoonste en helderste uitzicht heeft, kort na regenbuien, wanneer de waterdruppels de vaste bestanddeelen neergeslagen hebben. Bij gelijke vochtigheidstoestand van de lucht is 't product van 't aantal stofdeeltjes per c.M.' en den afstand, waarop men voorwerpen nog duidelijk onderscheiden kan, nagenoeg constant. Komen er 400 stofdeeltjes per c.M.' voor, dan is de gezichtgrens ongeveer 400 K.M.; bij 5000 stofdeeltjes echter hoogstens 25 K.M. Het tellen der stofdeeltjes geschiedt door middel van een (door Aitken) vernuftig uitgedacht instrument. Aitken vond aan den voet van een berg 4700, op 300 M. hoogte 3300 en op 600 M. hoogte 1450 stofdeeltjes per c.M.'. In steden is 't aantal stofdeeltjes veel grooter; het kan daar stijgen tot 500.000 per c.M.' Over den invloed van den dampkring op sterrekundige waarnemingen zie men bij straalbreking of refractie, extinctie en scintilluren. Omtrent de blauwe kleur des hemels vinden we 't eerst een theorie van Leonardo da Vinei, in diens „Trattato della pittura". Verschillende theorieën zijn verder door Newton, Nichols, Clausius, e.a. gegeven, maar geen van alle is, in alle opzichten, bevredigend. De beste theorie is die welke Lord Rayleigh in 1871 bekend maakte. De kleine stofdeeltjes, die zich in de atmosfeer bevinden, kaatsen het zonlicht terug en nu vond R. dat ze de lichtstralen met korte golflengten meer volkomen reflecteeren dan die met grootere golflengten, m.a.w. het blauwe deel van 't spectrum wordt beter teruggekaatst dan 't roode deel; zoo is dus de blauwe kleur overwegend. Deze theorie geldt voor deeltjes, wier middellijn kleiner is dan 0,00035 m.M., een bedrag, ongeveer gelijk aan dat van de kleinste golflengte van t licht, dat hier in aanmerking komt. Wanneer de lucht vele deeltjes bevat, wier middellijn eenige malen genoemd bedrag overtreft, dan heeft er gewone reflexie plaats, d.w.z. 't witte zonlicht wordt als wit teruggekaatst, waaruit volgt dat een, door stof- of waterdeeltjes, vertroebelde atmosfeer wit moet lijken, 't welk met de waarneming overeenstemt. Ook aan de luchtmoleculen zelf wordt een zoodanige verstrooiing van 't zonlicht toegeschreven, dat de hemel een blauwe kleur vertoont. Atmosfeer als eenheid van gasdruk. Men neemt hiervoor de drukking van den dampkring op een breedte van 45° aan het zeestrand, gereduceerd op 0° C. Daar de barometerstand niet constant is heeft men eeu zoo goed mogelijk gemiddelde gekozen en hiervoor aangenomen 76 c.M. Eén atmosfeer is dus een gasdruk, die in evenwicht is met een kwikzuil van 76 c.M. hoogte bij een temperatuur van 0° C.; deze druk komt overeen met 1,0336 K.G. per c.M.' Ook wordt wel als eenheid aangenomen een druk van 1 K.G. per c.M.'; in Engeland wordt als eenheid gebruikt de druk van 1 Eng. pond op 1 vierk. inch; deze komt overeen met 0,0703 K.G. per c.M.' Atol. Zie Koraaleilanden. Atoom {scheikundig) beteekent on- 19 deelbaar en Is oen begrip dat reeds door den Griekschen wijsgeer Demokritos werd ingevoerd, om zich een beeld te vormen van de wijze waarop de stoffen zijn opgebouwd. Zijn denkbeelden zijn pas weer opgevat door Dalton in 1808, die zich voorstelde dat de chemische élementen zijn opgebouwd uit ondeelbare harde deeltjes, de atomen, welke kenmerkend zijn voor een element maar verschillend voor de verschillende elementen. Door samengaan van twee of meer ongelijksoortige atomen (dus van verschillende elementen) ontstaan scheikundige verbindingen. Zoo verbinden zich twee atomen waterstof met éen atoom zuurstof tot een deeltje water, welk deeltje het kleinst mogelijke deeltje water is en dan molecuul heet. Verbinden zich meerdere atomen van eenzelfde element dan ontstaat een molecuul van dat element (bijv. 2 atomen Waterstof verbinden zich tot 1 molecuul waterstof). Van enkele elementen is later gebleken, dat men de atomen niet als volkomen ondeelbaar moet opvatten, maar dat de bovengenoemde hypothese alleen geldt voor zoover het chemische omzetting betreft (zie radioactiviteit). Voor een uitvoeriger uiteenzetting zie Holleman, Leerboek der Chemie I. Atoomgewicht. Onder het atoomgewicht van een element verstaat men nu het getal dat aangeeft hoeveel maal een atoom van dat element zwaarder weegt dan een atoom waterstof. Ieder element wordt aangeduid met de beginletter van zijn Latijnsche naam; die letter beteekent bovendien: 1 atoom van dat element en komt tegelijkertijd overeen met het atoomgewicht. Zoo beteekent O ■= 16: een atoom oxygenium of zuurstof, met atoomgewicht 16. Enkele andere atoomgewichten zijn: waterstof m hydrogenium «= H «= 1 zuurstof =» oxygenium = O = 8,16 chloor = chlorium ■= Cl *= 35,5 fosfor => phosphorus = P = 31 stikstof =■ nitrogenium = N = 14 zwavel =» sulphur >= S — 32 natrium = natrium Na «» 23 calcium = calcium = Ca = 40. koper = cuprum = Cu = 63,5 ijzer = ferrum = Fe = 56 zink = zincum = Zn = 65 alver *= argentum = Ag. = 108 kwik *> hydrargyrum = Hg = 200. Atoomvolume is het volume dat ingenomen wordt door één gramatoom van een element (dat is zooveel grammen als het atoomgewicht aangeeft dus 16 gram zuurstof, 35,5 gram chloor enz.). Het wordt gevonden door het atoomgewicht van een element te deelen door zijn soortelijk gewicht. Atoomwarmte is het product van atoomgewicht (zie aldaar) en soortelijke warmte en moet volgens Dulong en Petit voor alle vaste elementen standvastig en wel 6,4 zijn. Voor elementen waarvoor het kleiner gevonden wordt, nadert het product tot de bedoelde waarde bij hoogere temperatuur, zooals Nernst heeft bewezen. Atoxyl (para amido phenyl arseenzuurnatrium) is een wit reukeloos poeder, dat ongeveer 25 % arsenik bevat. Het kan bij langdurig gebruik blindheid veroorzaken en wordt in de geneeskunde alleen door middel van onderhuidsche inspuitingen toegediend. Atrecht. Zie Arras. Atreus, volgens de Grieksche mythologie, zoon van Pelops en koning van Mycene, wreekte zich op zijn broeder Thyestes, door diens zonen te dooden en hem dezen als spijs voor te zetten. Hij werd later door Thyestes* zoon, Aegisthus gei naamd, om het leven gebracht. De beide zonen van Atreus, de Atreïden genaamd, waren Agamemnon en Menelaus. Atriplex. Zie Melde. Atrium, het voornaamste gedeelte in een Romeinsch huis, deed dienst als ontvangkamer. De andere vertrekken waren er omheen gebouwd. In de zoldering was een vierkante opening, waardoor het licht binnenviel, en waaronder zich een bassin bevond om het regenwater op te vangen. Atropa Belladonna. Zie Belladonna. Atrophie noemt men in de genees- I kunde een toestand, waarbij óf het geheele lichaam, óf een bepaald lichaamsI deel door onvoldoende voeding in groei en ontwikkeling achterblijft of teruggaat. Vooral bekend is de atrophie der ■ zuigelingen, die door ondoelmatige en daardoor onvoldoende voeding niet groeien en het uiterlijk van een grijsI aard vertoonen. Verder de inactiviteitsatrophie, d. w. z. het stilstaan of teruggaan in ontwikkeling van een lichaamsdeel dat niet gebruikt wordt. Atropine, een zwaar vergift, is het alI oalold van Atropa-Belladonna (doodkruid). 't Wordt aangewend in de oogheelkunde om de accomodatiespieren te verlammen, waardoor de pupil verI wijd wórdt. Verder vindt het nog aanwending bij sommige zenuwziekten. Attacca (van It. attaccare „aanvallen") wordt in de muziek aan het slot van een deel eener compositie geplaatst, wanneer het volgende deel zonder noemenswaardige pauze aan dit deel i moet worden verbonden. Attaché noemt men iemand in een . speciale functie, b.v. als officier bij land| of zeemacht, aan een gezantschap toegevoegd". ' Attalea funifera is een Braziliaansche boom. die een rpVoro Kl.^.«.^i. levert, „piassava" genaamd. De boom I levert elk jaar 2 43 K.G. vezels, maar | door roofbouw is het product schaarscher I geworden. De uitvoer bedroeg 1750 ton | in 1914 ter waarde van / 500.000. De I vezels worden gebruikt voor zwarte veI zeis, borstels en vlechtwerk, terwijl de I allerfijnste een zeer sterk touw leveren. Attalus (1), keizer van het West Romeinsche rijk in 409 door AlarJk als I tegenkeizer benoemd, werd echter afi gezet en verbannen. Attalus (2), van 241 —197 v. Chr. koning van Pergamum, [streed tegen Philippus X Van Macedonië Attalus (3), Philadelphus, van 159—138 v. Chr. koning van Pergamum versloeg I Prusias van Bithyniê. Attalus (4), Philometer, van 138-133 v. Chr. koning van Pergamum, werd krankzinnig en liet zijn rijk aan de Romeinen na. Attentaat Algemeen: Iedere poging tot misdrijf. In het bijzonder: aanranding, aanval, aantasting. De Code pénal, hier ingevoerd in 1812 en gewijzigd in 1854, kende 2 soorten attentaat: 1°. tegen de veiligheid v. d. Staat) Attentaat was strafbaar, als het gericht was tegen leden van het Keizerlijk geslacht, of als het oogmerk bestond de hooge regeering of de orde der troonsopvolging te veranderen. 2°. tegen de bijzondere persoon, i. h. b. tegen de zeden. Attentaat bestond, zoodra er een daad was gepleegd of begonnen gepleegd te worden, om tot het uitvoeren dezer misdrijven te geraken. ,,^lterbom' Peter Daniël Amadeus (1790-1855), Zweedsch dichter, hoogleeraar in de Aesthetica, gaf in zijn land een nieuwe richting aan in de letterkunde rr, u uc uaanDreicer voor de Romantiek in Zweden. Van zijn werken is „Lycksalighetens ö", een romantisch sprookjesdrama het meest bekend. Attersee of Kammersce is een meer in Salzkammergut (Opper-Oostenrijk). Attestatie wordt vooral gebruikt in de beteekenis van uittreksel uit het lidmatenboek eener kerkelijke gemeente, afgegeven door de kerkeraad aan een lidmaat bij vertrek uit de gemeente, oorspr. mededecling bevattend betr. belij» denis en levenswandel. Attestatie de vita is een „verklaring van leven". Attestatie de motte, een acte van overlijden. Attica, landschap in het Oude Griekenland, grenzend aan Boeotië, Megaris en de Aegeïsche Zee, vormt een schiereiland; had als hoofdstad Athene. Men vindt er de gebergten Cithaeron en Parnassus, waartusschen de verschillende vlakten o. a. die van Athene, van Eleusis en die van Marathon. Nabij Athene is de berg Pentilicus met marmergroeven. Voortbrengselen: olijven, druiven, vijgen. Vroeger in het Laurisch gebergte zilver-, thans loodmijnen. Rivieren Eridanus en Cephissus. Heerlijk klimaat. Attila (c. 406-453), koning der Hun- nen, met den bijnaam van „Geesel Gods"; zoon van Moendzoek, volgde eerst met zijn broeder Bleda op, doch vermoordde dien, om alleen te kunnen regeeren. Hij vereenigde alle Hunnenstammen, maakte veroveringen tot in N. Italië en Frankrijk, doch werd daar in de Catalonische velden bij Chalons sur Marne verslagen. Vooral het Oost-Romeinsche rijk, had veel van zijn invallen te lijden. In 452 deed hij weder een inval in N. Italië, bedreigde zelfs Rome, maar verwoestte op aandringen van Paus Leo I deze stad niet. Attila stierf in Pannonië, kort na zijn huwelijk met een Bourgondische prinses. Attis, volgens de Grieksche mythologie een schoon jongeling uit Phrygië, op wien de godin Cybele verliefd werd. Toen hij de koningsdochter van Pessinus wilde huwen, maakte de godin hem waanzinnig en doodde Attis zich, waarop viooltjes uit zijn bloed ontsproten. Op de smeekbeden der godin riep Zeus hem weer in 't leven. Attractie. Zie Aantrekking. Attribuut (Latijn) is in de wijsbegeerte de kenmerkende eigenschap of het kenmerk dat een voorwerp of een persoon wordt toegekend. In de beeldende kunst wordt het toegepast als zinnebeeld om een voorwerp of persoon aan te duiden. Zoo kan men in de R. Kath. kerkelijke kunst de heiligen herkennen aan hunne attributen. ' Attritie is volgens de R. Kath. kerkleer in tegenstelling met contritie het onvolmaakt berouw, dat ontstaat uit vtpps voor Gods straf, maar toch met een beginnende liefde tot God, die door de zonde werd beleedigd. Het onvolmaakt berouw, onderstelt dus ook een verfoeien van de zonde zelf. Het wordt echter voldoende gerekend voor een geldige biecht. Atwood, George (1746—1807),Engelsch natuurkundige is de uitvinder van de Valmachine, waarmede de wetten van den vrijen val der lichamen aangetoond kunnen worden. . Atys. Zie Attis. Aubade (van 't Fransche aube ■= ochtend), morgenlied, ook voor instrumentaalcomposities gebruikelijk. Aubaine (Droit d'), vroeger recht van de overheid, om zich, met uitsluiting van de wettige erfgenamen, geheel of ten deele de nalatenschap toe te eigenen, die een vreemdeling in het land zijner Inwoning achterliet. Aubanel, Joseph Marie Jean Baptiste Théodore (1829-1886), Fransch Provencaalsch dichter, deed vele pogingen om het Provencaalsch dialect te verbeteren en schreef zelf zijn gedichten en drama's in deze taal. Aube (1), rechterzijrivier van de Seine, ontspringt op het plateau de Langres, besproeit het departement Aubt (2), in Midden Frankrijk gelegen. Het N.W. deel is onvruchtbaar (veeteelt), het Z. deel vruchtbaar, vooral de rivierdalen. Voortbrengselen zijn daar: wijn, granen, appels. Ook de Seine doorstroomt dit departement. Hoofdstad is Troyes. Auber, Daniël Francais Esprit (1782— 1871), werd oorspr. voor den handel opgeleid. In 1812 ontdekte hem Cherubini bij de uitvoering van A.'s eerste proeve van dramatische kunst. „La bergère chatelaine" van 1820 is zijn eerste succes. Zijn belangrijkste werk is de groote opera „La Muette de Portici" (1828), andere bekende werken zijn „Le Macon" (1825), „Fra Diavolo" (1830), „Le Chevaldebronze" (1835), „Le domino noir" (1837). Hij wrjaae zien Dijna uirsiuiicuu aan de opera. In 1829 werd _ hij lid van de Académie, 1842 directeur van het conv~3t servatorium, 1857 keizer\ v| lijke hofkapelmeester van ] va Napoleon III. / w» Aubergine is de naam, in. / HÉ Frankrijk, voor de vrucht I -Sa van Soldnum Melongena V *ÜÏ (Eierplant), fam. SolanaX^ggy ceeên. Ook in ons land, maar nog weinig, gekweekt; naar de kleur der vruchten onderscheidt men de vroege violette en de witte. Zaaien in Maart (warm), later ia El bak of kas, warm opkweeken, la voedzame aarde en met rijkelijke begieting. Aubervilliera of Notre Dame des Vertus, een voorstad van Parijs met c. 57.000 inw. Chemische fabrieken. Aubignac, Franfois Hidelin, Abbi d' (1604—1676), Fransch dichterencriticus, was in zijn „Pratique dü théatre", de grondlegger van den regel, dat in een klassiek drama, eenheid van tijd, plaats en handeling moet zijn. Aubigné, Theodore Agrippa d' (1550 — 1630), Fransch dichter en krijgsman, aan de zijde der Hugenoten, streed in alle oorlogen mede met Hendrik van Navarre, moest na diens dood Frankrijk verlaten en was de schrijver van „Histoire universelle" en „Les Tragiques". Franfoise d'Aubigni. Zie Madame de Maintenon. Aubin, stad in het Fransche departement Aveyron met c. 10.000 inw.; ijzersmelterijen. Auburn (1), stad in den staat NewYork (U. S. A.) met c. 37.000 inw.; schoenen- en wolf abrieken. Auburn (2), stad in den staat Maine (U. S. A.) met c. 16.000 inw., heeft schoenfabrieken. Auburnsch stelsel, aldus genoemd naar Auburn, een plaatsje in Amerika, in de nabijheid van New-York, is een gevangenisstelsel, dat het midden houdt tusschen celstraf en gemeenschappelijke opsluiting. De gevangenen zijn in zalen vereenigd om te werken, doch hierbij moet het stilzwijgen ten strengste gehandhaafd worden. Aubusson, stad in het departement Creuse (Frankrijk) met c. 7.000 inw.; heeft groote tapijtfabrieken. Auch, hoofdstad van het Fransche departement Gers, aan de Gers met c. 13.500 inw., bestond reeds ten tijde van Caesar. Zetel van den aartsbisschop; katoenf abrieken, stokerijen van eau d'Armignac; handel in wijn en pluimvee. Auckland, stad op het N. eiland van Nieuw-Zeeland met c. 130.000 inw. Scheepstimmerwerven, dokken, houtzagerijen, glasblazerijen en suikerraffinaderij. Aucklandseilanden, eilandengroep nabij Nieuw-Zeeland in den Stillen Oceaan, in 1806 ontdekt en nog steeds onbewoond. Auctie of veiling, noemt men een openbare verkoop bij opbod van boekwerken, platen, meubelen enz. Auctor. Auctor intellectualis: de persoon, die iemand beweegt een misdrijf uit te voeren; hij, die het misdrijf „doet plegen." Auctor materialis: de uitvoerder van het misdrijf. Aucuba, plantengeslacht uit de fam. der Comaceeën, waarvan vooral als tuinen als kuipplant de goudbonte variëteit van A. japönica (uit Japan) wordt gekweekt. De struik is bladhoudend, de vrouwelijke ex. (ze is tweehuizig) dragen besachtige, roode steenvruchten. De bruine bloemen zitten in kleine pluimen bijeen. Vermenigvuldiging door zaaien of stekken. Aude (1), rivier in Zuid Frankrijk, ontspringt in de O. Pyreneeën, mondt nabij Narbonne in de Middellandsche Zee uit. Aude (2), departement, besproeid door bovengenoemde rivier, aan de Middellandsche zee gelegen, heeft een warm klimaat; behalve aan zee een vruchtbaren bodem; mals, wijnen, vruchten. Zeer belangrijke bijenteelt nabij Narbonne. Industrie: laken- en zijdef abrieken. Mijnbouw: koper, ijzer; verder marmeren leisteengroeven. Hoofdstad is Carcassonne. Audebert, Jean Baptiste (1759—1800), Fransch schilder en natuuronderzoeker, schreef en verluchtte zelf werken over vogels en andere dieren. Audiëntie, is een plechtig verhoor, door vorsten of hooggeplaatste personen verleend. Vroeger heette de zitting van een rechtbank ook wel audiëntie. Audion. Zie Draadlooze telegrafie. Auditeur is de naam van verschillende rechterlijke ambtenaren uit vroegeren tijd. (1) Auditeur des comptes, belast met het nazien van rekeningen. (2) Auditeur militair: Het O. M. bij schutters en krijgsraden. (3) Auditeur général: de ambtenaar, die vóór 1830 belast was 1 met het toezicht der militaire wetten. Auditief, psychologische term om aan te duiden, dat men voorn, door middel van het gehoor de dingen in zich opneemt (een vreemde taal bijv.), het leven meer in klanken dan in beelden beleeft, enz.; tegenovergestelde is visueel. Audouin, Jean Victor (1797—1841), bekwaam Fransch zoöloog maakte zich vooral verdienstelijk door het onderzoek naar de ziekte onder de zijderupsen en naar de druivênziekten. Hij schreef hierover „Histoire naturelle des insects nuisibles a la vigne." Audoux, Marguirite, Fransch schrijfster, maakte zich vooral naam door haar in 1910 verschenen veelgeprezen roman „Marie-Claire", wélke door de Académie Goncourt werd bekroond. In 1920 verscheen hierop een vervolg getiteld „1'Atelier de Marie-Claire". Audran, Edmund (1842—1901), studeerde aan het muziekinstituut van Niedermeyer bij Parijs, werd 1861 dirigent aan de Jozefkerk te Marseille, leefde van 1877 af te Parijs. Is bekend als opcrettencomponist (Le Grand Mogol 1877, La Mascotte 1880 enz.). Audsley, George Ashdown (1838— ), architect en kunstcriticus, bouwde met zijn broeder William James Audsley verscheidene gebouwen in New-York. Hij schreef „Handbook of Christian Symbolism", en verschillende prachtwerken over Japansche kunst o. a. „Gems of Japanese art and handicraft." Audubon, John James (1780—1851), Amerikaansch dierkundige, bestudeerde in Frankrijk en in Amerika het leven der vogels, gaf hierover uit: „Birds of America". Auer, Aloys, Ritter von Welsbach (1813—1869), boekdrukker, directeur der keizerlijke hof- en staatsdrukkerij te Weenen, was de uitvinder van den natuurdruk en van verschillende zelfwerkende persen. Zijn zoon Karl Auer, Freiherr von Welsbach (1858— ), kwam door onderzoeking van zeldzame aarden tot de ontdekking van gasgloeilicht, verbeterde het electrisch licht door de invoering van osmiumdraden. Auerbach, Berthold (1812-1882), Duitsch romanschrijver van Joodsche afkomst, verwierf reeds in 1837 roem door zijn werk over het leven van Spinoza. Van zijn latere romans zijn de „Schwarzwalder Dorfgeschichten", waartoe „Der Lauterbacher" en „Barfüszele" behooren, bekend. Auerhoen (Tetrao urogallus), behoort tot de fam. der Veldhoenders van de orde der Hoenderachtigen. Zij hebben een rond, vleezig, totM. lang lichaam met vrij korte vleugels. Het mannetje is fraai, in hoofdzaak blauwzwart gekleurd, het wijfje is kleiner en meer roodachtig bruin. De vogel leeft polygamisch in de bergbosschen van Noorden Dost- Europa en is in Duitschland al zeldzaam. Op een tak gezeten begint in Maart en April (in het begin van den paartijd) het mannetje het balderen, waarbij het, om zijne gewaarwordingen lucht te geven, allerlei krampachtige bewegingen maakt en vreemde tonen Iaat hooren én daarbij zoo ongevoelig is voor zijne omgeving, dat een schot hem zelfs niet stoort. De wijfjes zitten daarbij op den bodem in de nabijheid. Auerochs. Zie Oeros. Auersperg, Anton Alexander, graaf von (1806—1876), Oostenrijksch dichter, schreef onder het pseudoniem van Anastasius Grün vele vaderlandslievende en vrijzinnig-politieke gedichten. Auerstedt, Pruisisch dorp van c. 600 inw., in Oost- Thüringen, waar de Franschen onder Davoust de Pruisen onder den hertog van Brunswijk versloegen (1806). Auffenberg, Moritz von (1852— ), Oostenrijksch generaal, in 1911 minister van oorlog, in 1904 bij het uitbreken van den oorlog opperbevelhebber van het 4e leger, overwon de Russen in den slag bij Komarow, werd daarvoor in den adelstand verheven, was later genoodzaakt zich uit het militaire leven terug te trekken. |B|1J.$ Auf recht, Theodor (1822 - 1907), LI taalkundige geboren in Opper-Silezie, hoogleeraar in het Sanskriet en in de vergelijkende taalstudie te Edinburgh en Bonn, gaf de „Rigveda" uit. Augereau, Picrre Francais Charles, duc de Castiglione (1757-1816), Fransch maarschalk, streed in vele veldtochten mede onder Napoleon; hij onderscheidde zich vooral in den slag bij Eylau (1807). Later onderwierp hij zich aan Lodewijk XVIII, doch weigerde Ney te veroordeelen. Augias (stralende), koning der Epeeêrs in Elis, had 3000 runderen, wier stallen ia 30 jaren niet gereinigd waren; Hercules volbracht de schoonmaak hiervan, door er de rivieren Alpheus en Peneus door heen te leiden. Augier, Gmüaume Victor Etnile (1820 — 1889), Fransch tooneeldichter, wist in zijn werken met levendigen spot de gebreken van zijn tijd aan de kaak te stellen. Hiertoe behooren „Le gendre de M. Poirier" (dat hij met Sandeau schreef) en andere. Augiet is de naam voor een aantal silicaten die zeer veel op asbest lijken, maar ervan verschillen door andere hoeken tusschen de kiistalvlakken. Er bestaan vooral monoklienè en rhombische augietsoorten. Het zijn silicaten die meestal calcium en magnesium bevatten, daarnaast ook aluminium, ijzer, natrium en kalium. Augietporfier is een gesteente, dat bestaat uit augiet en plagioklaas, verbonden door een glasachtige massa. Augment of vermeerdering is in de Indo-Germaansche talen een voorgevoegde klank of lettergreep. Augsburg, stad in Beieren met e. 150.000 inw., reeds in den Romeinschen tnd gesticht, was vooral in de 15de en 16de eeuw een zeer belannrritlr i,ar,Hoio. centrum, waar de goederen uit N. Europa, Venetië en de Levant ter markt kwamen. Thans katoenspinnerijen en weverijen, papier-, machine- en chemische fabrieken, bierbrouwerijen. Oude Domkerk en prachtig raadhuis. Augsburgsche Confessie, in het Latijn confessio Augustana, is de belangrijkste geloofsbelijdenis der Luthersche kerk door Melanchton in het Latijn en het Duitsch opgesteld en op den Rijksdag te Augsburg 27 Juni 1530 aan Karei V ter hand gesteld. Zij bestaat uit 21 artikelen en 7 bezwaren tegen misbruiken in de R. Kath. kerk. Augsburgsche godsdienstvrede noemt men den vrede in 1555 totstandgekomen tusschen de afgevaardigden van den c» «e uuitscne Protestantsche vorsten waarbij vrijheid van godsdienst werd gelaten aan de Duitsche steden, die de Augsburgsche confessie hadden aangenomen. Augur was bij de Romeinen het lid van een priestercollege dat uit de vlucht en de kreten der vogels, uit bliksem en donder de toekomst en den wil der goden wist op te maken. Augurk (Cücumis sativus), een variëteit van de komkommer met kleine, stekelige vruchten, die vooral gebruikt worden voor de inmaak (in azijn met peper gekruid). Buiten zaaien half Mei of een maand eerder in kouden bak, afstand later minstens 60 cM., in Echten, voedzamen grond, op warm beschut terrein. Voor den handel worden de vruchten gesorteerd aaar de grootte ia fija, basterd, grof en bommen. Augusta (1), stad in den staat Maine (U.S.A.) met c. 14.000 inw. Schoenen-, katoen- en papierfabrieken. Wapenmagazijnen der Vereen. St. Augusta (2), stad in Georgia (U.S.A.) aan de Sevannah, handelscentrum, katoen- en chemische fabrieken. Augusta, Maria Louise Catharina (1811-1890), Duitsch keizerin, gemalin van Wilhelm I, dochter van groothertog Karei Frederik van Saksen-Weimar, was zeer weldadig, deed veel voor de ziekenverpleging. Augusta, Victoria (1858—1921), Duitsche ex-keizerin en koningin vaa Pruisen, dochter van hertog Frederik van Sleeswijk-Holstein, huwde in 1881 ex-keizer Wilhelm II. Zij was bekend door haar vroomheid en liefdadigheid, volgde dea ex-keizer in zijn verbanning naar Holland, waar zij in April 1921 te Doorn overleed. Augustinus, Aurelius (354— 430), heilige, kerkvader, werd door zijn Christelijke moeder Monica opgevoed doch bleef zelf een heiden tot 387. Hij was leeraar in de welsprekendheid te Carthago, Rome en Milaan, legde zich toe op de wijsbegeerte, behoorde tot de secte der Manicheèrs (z. a.) tot hij in 387 in Milaaq door Ambrosius werd bekeerd en tegelijk met zijn zoon Adeodatus gedoopt. Hij trok zich toen in de eenzaamheid terug te Tagaste, werd presbyter, later bisschop van Hippo in Numidië waar hij is overleden. Zijne geschriften zijn van buitengemeen groote beteekenis voor de verdere ontwikkeling van Christelijk leven en denken. Hij heeft veel geschreven. Zijne Confessiones verhalen zijne eigene levenservaringen; zijn De civitate Dei bevat een verdediging van het Christendom tegen de aanvallen der Heidenen. De Regula Beati Augustini is een levensregel welke de grondslag is geworden voor vele middeneeuwsche geestelijke orden. Zie Aur. Augustinus Belijdenissen vert. door Fr. Erens (1917) en W. J. Aalders, Groote Mystieken t, (1913). Augustinus (gest. 612), apostel der Angelsaksen door paus Gregorius I gezonden, bekeerde koning Ethelbert van Kent tot het Christendom. Augustulus, Romulus, laatste keizer van het West- Romeinsche rijk (475— 476), werd door Odoacer afgezet en verbannen. Augustus, titel, beteekenend de „Doorluchtige" of „Verhevene", werd door het Romeinsche volk het eerst in 27 v. Chr. aan keizer Octavianus verleend. Later namen alle Romeinsche keizers dien titel of bijnaam aan. Augustus (63 v. Chr.—14 na Chr.), eigenlijk Gajus Julius Caesar Octavianus geheeten, de eerste Romeinsche keizer behoorde tot het geslacht der Octaviërs. Daar zijn vader jong stierf, werd hij door Caesar geadopteerd en tot zijn erfgenaam benoemd. Na Caesars dood kwam hij eerst in strijd met Antonius, doch sloot later met hem en Lepidus het driemanschap (43. v. Chr.) waarbij Lepidus Afrika en Antonius het Oosten kreeg. Nadat Augustus eerst Sextus Pompejus, daarna Lepidus van hun macht ontdaan had, trok hij ten strijde tegen Antonius, die in 't O. onder Cleopatra's invloed leefde, en versloeg hem bij Actium (31 v. Chr.). Hij was nu in werkelijkheid alleenheerscher, verkreeg den titel van Imperator en wist zich door ruime giften, verbetering van vele misstanden en door bescherming van de kunst de volksgunst te verwerven. Zijn tijd was de gouden eeuw der Romeinsche letterkunde, daar toen de dichters Virgilius, Horatius, Ovidius, Propertius, Livius enz. leefden. Augustus I, koning van Polen, regeerde van 1548—1572. Hij wist zijn gebied uit te breiden, zoo, dat Polen het toppunt van zijn macht bereikte en gaf zijn onderdanen vrijheid van godsdienst. Augustus, Keurvorst van Saksen (1526 — 1586), tweede zoon van Hendrik den Vrome, een bekwaam vorst, deed veel voor den bloei van Saksen. Augustus II, de Sterke (1670—1733), keurvorst van Saksen, 2de zoon van koning Johann Georg, na den dood van zijn broeder (1694) keurvorst, ging tot het Katholicisme over en werd tot koning van Polen gekozen (1700). Hij kwam hierdoor in oorlog met Zweden, moest de Poolsche waardigheid aan Stanislaus Leszcensky afstaan (1706), doch werd in 1719 na een tweeden oorlog weer in zijn waardigheden hersteld. Augustus III (1696-1763), keurvorst van Saksen en koning van Polen, zoon van den voorgaande, werd Luthersch opgevoed, doch ging in 1712 reeds tot het Katholicisme over. Hij stond geheel onder invloed van zijn minister en gunsteling Graaf van Brühl, die Saksen deed deel nemen aan den Oostenrijkschen Successie- en Zevenjarigen Oorlog. Augustus of Oogstmaand, de 8ste maand, volgens den Romeinschen kalender de 6de, genoemd naar keizer Augustus, heeft 31 dagen. Augustijn, typografische lettersoort met een corps van 12 punten, ook wel Cicero genaamd, die tevens als eenheid in het typografisch puntenstelsel geldt en waarmede derhalve het corps van andere lettersoorten in overeenstemmende verhouding is gebracht, teneinde ze gemakkelijk in onderling verband te kunnen gebruiken. Augustijnen noemt men de verschillende orden die den naar den Heil. Augustinus genoemden leefregel volgen. In de eerste plaats zijn dit Augustijner koorheeren of kanunniken, in de tweede plaats de verschillende congregaties der Augustijner Heremieten, waarvoor in 1256 een ordegewaad werd vastgesteld. Uit deze congregaties ontstonden in de 16e eeuw Augustijner barrevoeters. Bovendien bestaan er sedert 1519 enkele congregaties van Augustijner nonnen. In Nederlaad hebben de Augustijnen vier kloosters (Eindhoven, Utrecht, Witmarsum, Venlo) en eenige kerken. Aula, oorspronkelijk de plaats in het huis van een aanzienlijken Griek of Romein, waar de huisgenooten samen kwamen, thans de vergaderzaal in school of academie. Aulis, in Boeotië, was de haven, vanwaar de Grieksche vloot onder Agamemnon naar Troje vertrok. Aulnis de Bourouill, Jokan baron d' (1850— ), Nederlandsche staathuishoudkundige, studeerde te Leiden, werd in 1878 hoogleeraar in de staathuishoudkunde, statistiek en staatkundige geschiedenis te Utrecht. Hij schreef vele werken op nationaal en internationaal economisch gebied. Aulnoy, Marie Catherint Jumel de Berneville gravin d' (1650—1705), Fransch romanschrijfster, is vooral bekend door haar „Contes de Fées". Aumale, stad in het Fransche departement Seine Inférieure, met c. 2500 inw., in de Middeleeuwen Alba Maria genaamd. Leerlooierijen. Aumale, Henri Eugène Philippe Louis d'Orleans hertogro» (1822—1897), vierde zoon van koning Louis Philippe, onderscheidde zich in den strijd in Algerié, werd in 1847 aldaar gouverneur-generaal, gaf na de Februari-revolutie deze functie op en was van 1879—1883 opperbevelhebber in het Fransche leger. Hij schreef: „Histoire des princes de Condé." Au porteur, aan toonder. Als op waardepapieren niet den naam van den eigenaar staat noemt men dit papieren aan toonder (in blanco). Toonderpapier: de chèque, een in blanco geëndosseerde wissel (alleen handteekening als endossement), effecten niet op naam, cognossementen, ceel en. Aura noemt men in de geneeskunde een ziekelijke gewaarwording, die het uitbreken van sommige ziekten b. v. epilepsie, vooraf gaat en dus eenigszins aankondigt. Auray, havenstad met c. 6.000 inw. in Morbihan (Frankrijk); sardinenvangst, oesterteelt. In de nabijheid de bedevaartplaats St. Anne d'Auray. In 1364 werd aldaar, de slag geleverd, welke een einde maakte aan den 23-jarigen oorlog om Bretagne. Aurelia (groote en kleine, Vanessa polychloros en V. urticae), behooren tot de Dagvlinders. Beide zijn oranje met geel gekleurd met zwarte vlekken vooral op de voorvleugels. De gedoomde rupsen leven van de groote op verschillende boomen, van de kleine op brandnetels. Aurelia. Zie Kwallen. Aurelianus, Claudius Lucius Valerius Domitius (c. 214—275), in 270 tot Romeinsch keizer uitgeroepen, wist de Gothen aan den Donau te verslaan, verdreef de Alemannen en Marcomannen en overwon Zenobia, koningin van Palmyra. Hij liet Rome door sterke muren omringen en herstelde de rust in 't gansche keizerrijk. Aurelianus werd nabij Byzantium vermoord. Aurelius, Marcus. Zie Marcus Aurelius. Aurengabad (1), vroeger provincie in Dekan. Aurengabad (2), stad in Haiderabad (Voor-Indiê) met c. 39.000 inw.j katoenen en zijden stoffen, goud- en zuverDrocaat. Aureool, glans die als teeken van majesteit de geheele figuur Van de godheid volgens Christelijke voorstelling omgaf. Dikwijls verwisseld met den nimbus die het hoofd van Heiligen, Maria enz. omgaf. Aurich, stad met c. 6300 inw. in de Pruisische provincie Hannover. Versch. inrichtingen van onderwijs; paardenmarkt. Nabij de stad is de Upstallsboom, waar eertijds de Friezen volksvergaderingen hielden. Auriga (Wagenman) is een ster in het sterrenbeeld de Voerman. Aurignac, plaatsje in het departement van de boven-Garonne (Frankrijk), be- nxsuu voorai aoor een m ae nabijheid gelegen hol, waarin menschelijke en dierlijke skeletten uit het diluviale tijdperk gevonden zijn. Aurikel. Zie Primula. Aurillac, stad in het departement Cantal (Frankrijk) met c. 18.000 inw., handel in zuivelproducten en vee. Auripigment. Zie Arseniktrisulfide. Aurispa, Giovanni (1369—1459), Italiaansch geleerde, bracht verscheidene Grieksche handschriften uit Constantinopel naar Italië en deed veel voor de herleving van de belangstelling in de Grieksche letterkunde. Auroengseb (1619— 1707), Indisch grootmogol, overwon zijn beide broeders, liet zijn vader ombrengen en beklom in 1658 den troon. Onder zijn regeering bereikte het Mongoolsche rijk het toppunt van macht; hij deed den Mohammedaanschen godsdienst té vuur en te zwaard verbreiden en beschermde handel, nijverheid en wetenschap. Aurora, godin van den dageraad (in 't Grieksch Eos genaamd), dochter van Hyperion en Thia, heeft bij Homerus den bijnaam van „rozenvingerige" en „vroeggeborene". Aurora, stad in Illinois (U. S. A.J met c. 30.000 inw., heeft textiel- en machinefabrieken. Auscultatie is in de geneeskunde de methode om door het gehoor zich een oordeel te vormen over den toestand van inwendige organen. Zij vindt voornamelijk toepassing op borst en rug om zoodoende de ademhaling te beluisteren en het al of niet bestaan van eene ziekelijke aandoening van luchtpijpen en longen vast te stellen. Hetzelfde geldt voor het hart, waar men uit de graad van zuiverheid der harttonen het bestaan van bepaalde klepvliesgebreken kan constateeren. In de verloskunde wordt de auscultatie aangewend om te onderzoeken of de vrucht leeft of afgestorven is en onder omstandigheden of eene meervoudige geboorte is te verwachten. Men kan ausculteeren direct d.w.z. met het oor op het lichaam van de te onderzoeken persoon of indirect d.w.z. door middel van een apparaat, stethoscoop genaamd. Corvisart is de eerste die de directe, Laênnec de eerste die de indirecte methode gebruikt heeft. Auseleich (overeenkomst! noemt m<*r, het in 1867 overeengekomene en daarna vaak hernieuwde verdrag tusschen Oostenrijk en Hongarije, waarbij de verdeeling der staatsschuld, het tol- en handelsverbond geregeld werd. A uso, volgens gewoonte, volgens gebruik; bij in Nederland betaalbare wissels verstaat men onder a uso een termijn van dertig dagen. Ausonius, Decimus Magnus, Romeinsch dichter, in de 4de eeuw na Chr. in Gallie geboren, leeraar in de taalkunde te Bordigala, later consul in Gallie, Schreef o.a, „Mosella" een beschrijving van een reis langs Moezel en Rijn. Auspex was de Romeinsche priester, die uit de vlucht der vogels de toekomst voorspelde. Auspicium. Zie A ueur. Aussig of Usti, stad met c. 39.000 inw. in Tsjecho-Slowakije, aan de Elbe gelegen. Chemische fabrieken, wol- ververijen, glasblazerijen, bruinkoolmijnen. In 1426 behaalde de Hussieten hier een overwinning. Él&jif 5S Austen, Jane (1775—1815), Engelsch romanschrijfster wist in haar werken goed het leven van den Engelschen middenstand weer te geven. Eerst in latere jaren, vooral door invloed van W. Scott, werd zij meer gewaardeerd. Zij schreef o.a.: „Sense and Sensibility", Austerlitz, stad ih Horavië (TsjechoSlowakije) met c. 3.600 inw., waar in 1805 de beroemde Driekeizersslag geleverd werd en Napoleon de verbonden Russen en Oostenrijkers versloeg. Austerlitz, dorp in de gemeente Zeist (Utrecht) waar in den Franschen tijd een soldatenkamp gelegerd was en dat toen genoemd werd naar de plaats, waar Napoleon zijn roemrijke overwinning behaalde. De pyramide van Austerliti wijst de plaats van het kamp aan. Austin, San Felipe de, hoofdstad van Texas (U. S. A.) met c. 35.000 inw. aan de Coiorado bezit een mooi kapitool, vele inrichtingen van onderwijs. Ijzergieterijen, handel in katoen, wol en vee. Austin, Alfred (1835—1913), Engelsch dichter en journalist, medewerker van de „Standard", muntte vooral uit op lyrisch gebied, werd daarom na Tennyson's dood tot „poet laureate" benoemd. Tot zijn gedichten behooren: „The human tragedy"; tot zijn prozawerken „The garden that I love". Australië, een vasteland op het Z. Halfrond (10° 41'—39° 8' Z, 112° 57'153° 39' O), wordt ia het N. door de Torresstraat gescheiden van NieuwGuinea en in het Z. door de Basstr. van Tasmania; overigens bespoeld door de Alfoeren Z. en Timor Z. in 't N., den Indischen Oceaan in 't W. en Z. en door den Gr. Oceaan met Koraal Zee in 'tO. Oppervl. 7,94 mill. KM«, bevolking 5,426 mill. De kusten hebben weinig insnijdingen; alleen de Carpentaria G. in 't N. en de Australische Bocht in 't Z. De O. kust is steil met goede havens als Cooktown, Rockhampton, Brisbane, New-Castle, Sydney met Port Jackson; voor het N. deel ligt het Barrière-rif. Ook de Z. kust is over 't algemeen steil; hier liggen Melbourne met Geelong aan Port Philip, Adelaïde aan de St. Vincent G. en Port Augusta aaa de Spencer G. De W. kust blijft steil tot Perth met de haven Fremantle, is verder vlak en zandig tot de Kimberley, waar ze eenigszins fjordachtig wordt en goede havens heeft als Port Darwin, waar de in Port Augusta beginnende overiandtelegraaf eindigt. De kust van de Carpentaria G. is moerassig, met mangrovebosschen begroeid en daardoor weinig toegankelijk. Bodemgesteldheid en rivieren, 't Laagste punt van de Australisch hoogvl. is het Eyre M. (-12 M), naar welke depressie de bodem van alle kanten afdaalt. De O. rand, dikwijls samengevat onder den naam Groot Scheidingsgeb., is gemidd. 600 M. hoog. Onderdeelen hiervan zijn de Australische Alpen (hoogste top Townshend 2241 M.), Blauwe Bergen, Liverpool B. en Nleuw-Engeland B., welke alle beneden de sneeuwgrens liggen. Zij sluiten de laagvlakte van de Murray-Darling in 't O. af. 't Australisch hoogland is maar 500 M. (Darling keten in 't Z.W.) aan de W. kust, verder naar binnen wordt het steeds lager. In dit deel vinden we in Zuid-Australië de Flindersketen, ten O. er van en parallel er mee de Grey en Stanley ketens en diep in 't binnenland de Max Donnell keten (1450 M.). Aan de O.-kust ligt carbonische zandsteen op ouden leisteen en graniet, soms doorbroken door vulkanische gesteenten; verder naar binnen is tertiaire zandsteen en in 't MurrayDarlinggebied jura en krijt overwegend. De rivieren lijden alle aan watergebrek; zelfs de Murray heeft moeite de zee te bereiken en haar bijrivieren Darling, Murrumbidgee en Lachlan hebben 't zelfde euvel. De aan de O.-kust uitmondende Hunter, Clarence, Brisbane, Fitzroy en Burdekin zijn slechts in den korten benedenloop bevaarbaar. Weinig beter is 't met de naar de Carpentaria G. en Timor Zee stroomende Flinders, Ropei en Victoria en met de Murchison en Zwanenrivier in W.-Austr. De steppenriv. in 't binnenland, zooals de Barkoe of Cooper en de Diamantina, hebben vaak geheel droge beddingen. Vele meren, zooals Eyre, Frome, Torrens, Gairdner, Amadeus en Austin, hebben zout water en zijn een groot deel des jaars slechts moerassen. Een uitzondering hierop vormen eenige door rivieren gevoede meren in het MurrayDarlinggebied, Klimaat, planten en dieren. De kleinste helft van 't continent ligt in de heete zone, de grootste in de gematigde. Aan de kusten reeds is er groot verschil tusschen hoogste en laagste temperatuur (Melbourne 41,3° C. en - 1, 1° C); in 't binnenland is 't nog grooter (50° C. en — 5° C). Vandaar waaien verschroeiende winden over de O.-helft des lands. De kuststreken hebben een voldoende, soms overvloedige regenhoeveelheid, doch 't weer is onbestendig. Duidelijk springt in 't oog de klimaatscheidende rol van 't Gr. Scheidingsgeb. Sydney aan de O.-zijde heeft een jaarl. regenval van 1202 m.M.; 't gebied aan den W.-kant, waarover de droge Z.O. passaat strijkt, lijdt aan regenarmoede, tengevolge waarvan soms groote sterfte onder schapen en runderen. Volslagen regenloos zijn de Groote Zandwoestijn en de Gr. Victoria woestijn. De inheemsche flora heeft een grijze, blauwachtige tint; de boombladeren zijn vaak verticaal geplaatst of tot doornen en naalden verschrompeld. Eucalypten of gomboomen, waarvan de eucalyptus globulus of „koortsboom" de bekendste is, verder casuarinen, boomvarens en grasboomen. De vlakten in 't binnenland zijn dikwijls bedekt met scrub (doornachtig kreupelhout) en spinifex (stekelvarkengras). Nuttige houtsoorten leveren sommige eucalypten, sandelhoutboomen en palmen. De fauna is zeer bijzonder; wordt vertegenwoordigd door buideldieren, zoo- als kangoeroe's, wombats en opossums. Verder door 't vogelbekdier, mierenegel en dingo (soort hond); door ratten, muizen, vleermuizen. Voorts door papagaaien, emoe's (struisen), liervogels, zwarte zwanen, slangen en alligators. Ingevoerd zijn o.a. 't konijn, dat een plaag geworden is en de huismusch. Bevolking. De oorspronkelijke bewoners (170.000) vormen een zelfstandig ras, hebben zwart golvend haar en bruine huid en zijn forscher van lichaamsbouw in 't N. dan in 't Z. Ze zijn jagers of visschers, niet kieskeurig in hun voedsel, eten zelfs larven van insecten. Hun wapens (werpschijf en boemerang) zijn evenals hun gereedschappen uit hout gemaakt. Ze varen in van boomschors vervaardigde booten of in uitgeholde stammen en wonen in hutten van takken, schors en gras. Kleeren dragen ze haast niet, 't tatoeêeren is algemeen verbreid. Hun godsdienst bestaat uit 't geloof aan demonen of vereering der voorouders. Ze zijn den Blanken weinig vriendschappelijk gezind en afkeerig van allen geregelden arbeid. 90 % der kolonisten zijn van Britsche afkomst; ln Z.-Australië, Queensland, Victoria en Nieuw—Z. Wales wonen veel Duitschers, die vooral in landbouw hun bestaan vinden. Sedert 1880 worden Cbineezen, zooveel mogelijk geweerd; men wenscht, dat Australië een „white continent" blijft, 't Werd in 1788 als strafkolonie in bezit genomen, welk karakter in het 1868 geheel verloor, toen ook de deportatie naar West-Austr. ophield. Van meer waarde dan die bannelingen waren de vrije kolonisten, wier vestiging door de regeering krachtig werd bevorderd. Thans staat de immigratie vrijwel stil. De volksontwikkeling is hooger dan in 't moederland, dank zij de uitstekende zorg voor 't onderwijs. Bestaansmiddelen. De landb. neemt in alle staten toe, behalve in Z.-Austr. waar veel bouwland in weiland wordt omgezet. Voorn, producten zijn granen (vooral tarwe), aardappelen, suikerbieten, tabak en voedergewassen. In het tropische gedeelte (Queensland) rijst, suikerriet, katoen, bataten en koffie. Voorts vele vruchten als appels en peren, sinaasappelen, ananassen, bananen en olijven, Ook de wijnstok tiert er goed, sojaboonen eveneens met succes verbouwd. Belangrijk is de veeteelt; Austr. is 't eerst schapenland der aarde; schapenfokkers (squatters) en rundveehouders (graziers) zijn hier de kapitalisten. Van groote beteekenis is ook de mijnbouw: goud, waarvan de productie vroeger 't grootst was in Nieuw-Z.-Wales en Victoria, thans in W.-Australië; zilver in alle staten, maar 't meest bij Broken Hill in N.-Z.-Wales, koper vooral in Z.-Austr., tin op Tasmania; ijzer komt in alle staten voor, maar wordt alleen ontgonnen in 't Z.O.; lood, dat uit de zilverertsen wordt gewonnen; steenkool met uitzondering van Z.-Austr. overal, maar 't meest in N.Z.-Wales; zout uit de meren. De industrie komt op, vooral in het Z.O. Handel en verkeer, zeer levendig tusschen de staten onderling en met 't moederland; uitvoerproducten: wol, tarwe en meel, boter, vleesch, huidenen vellen,koper; invoerartikelen: kleeding en katoenen stoffen, ijzerwaren, machines, hout en thee. Australië heft hooge invoerrechten. Kabelverbindingen met Java, Nieuw-Zeeland, Fidsji, Vancouver, Londen. 22000 K.H. spoor: lijn Adelaïde—Brisbane, en in de richting van Port Darwin, van Brisbane, Rockhampton en Townsville naar binnen; van Perth naar Geraldton en Albany; in aanleg lijn Port Augusta —Kalgoorlie ter verbinding met de West-Australische lijn. N.Z.-Wales en Victoria hebben een vrij dicht net. 't Zijn alle staatsspoorwegen. Draadlooze stations langs de kust; goede stoomvaartverbindingen met de voornaamste landen. . Indeeling en Bestuur. 5 staten op 't continent: N.-Z.-Wales, Victoria, Queensland, Z.-Austr. en W.-Austr. benevens het Northern Territory, dat sedert 1910 onder de bondsregeeringstaat -f- 1 eilandstaat Tasmania. Ze zijn in 1901 vereenigd in een federatie, de „Commonwealth of Australia". Papoea in Nieuw-Guinea en Norfolk staan direct onder 't federaal bestuur. De Gouverneur-generaal vertegenwoordigt den koning; de wetgev. macht berust bij senaat en huis der afgevaardigden. De gouverneurs der staten door den koning benoemd. Zetel der bondsregeering is Yass Canberra in een nieuwgevormd bondsdistrict in N.-Z.-Wales. 't Leger telde in 1918 100.000 man; de marine 7 groote schepen. Geschiedenis. Willem Jansz. bereikte in 1606 de N.-Kust van Nieuw HolUand (Austr.). Andere Nederlanders als Frederik Houtmanen Pieter Nugtsontdekten deelen van N. en W.-kust en Abel Tasman in 1642 Tasmania. De Engelschman Dampier stevende naar Eendrachtsland (1699) en Cook naar de O.-kust (1770). In 1787 ontstond aan Port Jackson de 1ste neerzetting van bannelingen. Sedert kusten en binnenland steeds nauwkeuriger onderzocht door Flinders en Murray. Een evenement was de komst van de Beagle (± 1840) met Darwin aan boord aan de Victoriakust. Over de Blauwe Bergen trokken in 1813 Blaxland, Lawson en Wentworth; eenige jaren later bereikte Ozley de Lachlan rivier. Kapitein King bereisde West-Austr.; Sturt onderzocht hetDarling-Murrumbidgee-gebiedf 1831); Eyre exploreerde 't binnenland (1840— 41); de Duitsch er Leichhardt doorvorschte een deel van Queensland. Stuart doorkruiste 'teerst het continent van 't Z. naar het N. in 1862. Andere doorkruisingen verricht door Warburton, Giles, Forrest e.a. Zie: Wise, the Commonwealth of Australia; Fraser, Australia, the making of a nation, Hassert, Landeskunde und Wirtschafisgeogr. des Festlandes Australien; Heeres, Het aandeel der Nederlanders in de ontdekking van Australië (1899). Austrasie was de naam van het Oostel. deel van het rijk der Franken, van 511 — 751 een koninkrijk. De hoofdstad was Metz. Auteuil, dorp aan de Seine, thans door Parijs geannexeerd, was vroeger als zomerverblijf gezocht. Auteursnamen zijn de namen van plant- en dierkundigen, die een bepaalde planten- of dierenfamilie, een geslacht of een soort hebben benoemd en beschreven. Meestal duidt men den auteursnaam aan door een afkorting: L. voor Linnaeus, Ehrh. voor Ehrhart, enz. Voorbeelden: Arum maculatum L., Acer dasycarpum Ehrh. Auteursrecht is het uitsluitend recht van den maker van een werk vaa letterkunde, wetenschap of kunst, of van diens rechtverkrijgenden, om dit openbaar te maken en te verveelvoudigen, behoudens de beperkingen, bij de wet gesteld (wet van 23sten Sept. 1912). Het auteursrecht wordt beschouwd als een roerende zaak; het is niet vatbaar voor rechterlijk beslag. bij ae Berner inventie van 1886, gewijzigd iu 1896 eu 1908 is het auteursrecht internationaal geregeld. Een groot aantal landen was hierbij aangesloten, Nederland echter niet, hetgeen een onbillijkheid was, daar wij nu konden profiteeren van de in die aangesloten landen gemaakte werken. Onze toetreding geschiedde eerst in 1912. Zie De Auteurswet en de Berner Conventie (1913 uitgeg. door den Nederl. uitgeversbond). Authari werd in 585 koning der Longobarden, huwde de Beiersche vorstin Theodolinde. Zijn naam wordt in veel sagen genoemd. Authenticiteit, (het authentiek zijn). Gebruikt bij acten en geschriften. Een acte is authentiek, wanneer zij is opgemaakt door een persoon, daartoe door het publiek gezag met bevoegdheid bekleed, onder de voorwaarden aan welke die bevoegdheid is gebonden, strekkende om tot bewijs te dienen van feiten, in verband met door de wet aan die feiten verboudeu privaatrechtelijke rechtsgevolgen. Voorbeelden van genoemde ambtenaren zijn: deurwaarders en notarissen. Deze acten hebben alleen formeele bewijskracht: d.w.z. zij bewijzen de waarheid van datgene, wat de instrumenteerende ambtenaar in zijn acte verklaart, dat hij gezien, gehoord en verricht heeft. Wanneer een acte, niet voor authentiek gehouden kan worden, doordat de ambtenaar onbevoegd of onbekwaam was, of door een gebrek in den vorm, heeft zij, indien zij door partijen onderteekend is de kracht van een onderhandsch geschrift, (art. 1906 B W.) Authentiek, d.i. echt, oorspronkelijk, heeten in de muziek die kerktoonaarden waarvan het octaaf verdeeld is in een kwint en een kwart, ter onderscheiding van de van deze afgeleide, plagale kerktoonaarden (kwart + kwint). Autobiografie noemt men de levensbeschrijving, die iemand van zijn eigen leven opstelt. Bekende voorbeelden zijn die van Augustinus, Rousseauen Goethe. Autochroomdruk, eenvoudig kleurendrukprocédé voor massa-artikelen, waarbij kleurenvakken, voor de gemengde kleuren ook over elkaar, over een afbeelding (in den regel een autotypisch uitgevoerde zwartdrukl worden «»- drukt, zoodat schijnbaar een samengestelde kleurendruk ontstaat. Autochroomfotografie, het op de driekleurentheorie berustende procédé van de gebr. Lumière, om rechtstreeks kleurendiapositieven te vervaardigen, waartoe de glasplaat een rooster van gemengde, in rood, geelgroen en blauw gekleurde aardappelmeelkorrels onder de panchromatische bröomzilverlaag draagt. Bij juiste belichting toont de ontwikkelde en gefixeerde plaat bii doorvallend licht een natuurgetrouw kleurenbeeld, dat desverlangd wel weer op een autochroomplaat, doch niet op papier kan worden afgedrukt. Autochthonen (eigenlijk uit den grond opgekomenen) noemde men in Griekenland de oorspronkelijke bewoners van een landstreek. Autocratie noemt men den regeeringsvorm waarbij de geheele wetgevende en uitvoerende macht onbeperkt in één persoon vereenigd is. Auto-da-fé (daad van geloof) was de plechtige afkondiging van de vonnissen der Spaansche Inquisitie, waarhij ofwel vrijspraak volgde, Of verzoening met de kerk, ofwel de hardnekkige schuldigen naar de burgerlijke rechtbanken werden verwezen. Met de uitvoering van de vonnissen van de burgerlijke rechtbank wachtte men meestal tot een groot feest b.v. de troonsbestijging van een vorst en liet dan alle gevonnisden in het openbaar levend verbranden. Dit had voor het eerst plaats in 1482, voor het laatst op het eind der'achttiende eeuw. Autogene metaalbewerking is een in de laatste jaren steeds meer in gebruik gekomen methode voor het lasschen en snijden van metalen. Bij deze methode Worden waterstof en zuurstof door 2 buizen gevoerd, waarvan de openingen vlak bij elkaar uitkomen. De waterstofvlam wordt dan door de uitstroomende zuurstof tot een steekvlam geblazen, waarin de temperatuur snel boven 2000° stijgt. De punt van deze vlam wordt nu langs de lijn gevoerd, welke getrokken is op de te bewerken ijzeren plaat. Het ijzer smelt en verbrandt. Bij dit snijden gebruikt men overmaat zuurstof, terwijl bij het lasschen overmaat waterstof wordt gebruikt. Een bezwaar van het gebruik van waterstof is, dat dit gas in het ijzer oplost, dit hard en moeilijk te bewerken maakt, zoodat het metaal na de autogene bewerking weer uitgegloeid moet worden. Dit nadeel van het gebruik van waterstof bezit acetyleen niet, terwijl dit bovendien nog een bijna 5 X zoo groote verbindingswarmte als waterstof bezit. Daardoor wordt acetyleen veel inplaats van waterstof gebruikt. Wegens het felle licht van het verbrandende metaal moeten de oogen van den werkman met brillen van gekleurd glas worden beschermd. Ook andere metalen dan ijzer worden tegenwoordig autogeen bewerkt, terwijl dit ook wordt toegepast voor het lasschen onder water, wat voor het repareeren van scheepsrompen van groot voordeelis. Zieook A himinothermie. Autografen zijn de oorspronkelijke handschriften van beroemde personen. De grootste waarde wordt toegekend aan die, welke tevens een handteekening bevatten. Zij worden meestal meer uit het oogpunt van zeldzaamheid, dan om den inhoud verzameld. Eigenlijke autografenverzamelingen dagteekenen van het einde der zestiende eeuw. Autografie, enkelvoudige steendrukmethode, waartoe het origineel met vette inkt op geëigend papier wordt geschreven of geteekend en vervolgens op steen overgedrukt. De geprepareerde steen kan weer een willekeurig aantal afdrukken, gelijk aan het origineel, leveren. Autogravure, fotomechanische kleurendruk, voornamelijk ter reproductie van schilderijen, waarin de structuur van het doek en de penseelstreken door inpersing (reliëfdruk) worden nagebootst. Auto-infectie, zelfbesmetting, noemt men een toestand waarbij, vanuit een bestaande plaatselijke besmettelijke aandoening, meerdere besmette haarden ia het lichaam zijn ontstaan. Het meest voorkomende voorbeeld is dat, waarbij een lijder aan een steenpuist (bloedzweer) zich zelf voortdurend nieuwe puisten bezorgt, door niet zorgvuldig genoeg de eerst bestaande te behandelen. Ook spreekt men van auto-infectie wanneer van uit een wond langs den bloed- of langs den lymphbaan kiemen naar elders worden versleept en daar nieuwe ontstekingshaarden opwekken. Auto-intoxicatie, zelfvergiftiging, is eea toestand waarbij het lichaam zich zelf vergiftigt, met voor uitscheiding bestemde stoffen, die om de een of andere reden niet langs den natuurlijken weg geloosd kunnen worden. Ze worden geheel of gedeeltelijk in het bloed opgenomen en daarmede door het geheele lichaam gevoerd om in, soms ver afgelegen, organen hun voor dat orgaan giftige werking uit te oefenen. Automaat noemt men een toestel, dat de bewegingen van mensch of dier kan nabootsen. Reeds in de Oudheid waren toestellen bekend als een wandelend beeld en een fladderende duif enz., ook in de Middeleeuwen worden zij genoemd, in de 18de eeuw werden zeer kunstige vervaardigd door Jacob Droz uit Chaux de Fonds. Tegenwoordig noemt men ook automaten de machines tot verkoop van perronkaartjes en postzegels enz., welke werken door het inwerpen van een geldstuk. Automaat (electrotechn.), afsluiter, welke den el. stroom verbreekt, zoodra deze boven een zekere sterkte stijgt. De stroom doorloopt daartoe de windingen van een electromagneet, welke bij optreden van te groote stroomsterkte de verbreking van den stroomkring bewerkstelligt. Automatisme is een in de moderne zielkunde gebruikelijke aanduiding voor handelingen die men half- of schijnbaar onbewust verricht en die toch een bepaald, bedoeld resultaat hebben. Zoo wordt bijv. door mediums automatisch schrift geleverd. Automobiel, mechanisch gedreven, doorgaans vier-, somtijds driewielig wagens, welke alleen geschikt zijn voor stadsgebruik electrisch (zie electromobiet) en bij enkele typen automobielen voor vrachtvervoer en zeer enkele voor personenvervoer door stoom (zie sloomauto). De explosiemotor m (fig. 1) is normaal aan de voorzijde van de auto geplaatst en heeft bij vrachtauto's vier, bij personenauto's meest vier of zes verticale, doorgaans watergekoelde cylinders. Alleen voor goedkoopere auto's worden tweecylindermotoren toegepast, terwijl verder ook luxeauto's met acht of twaalf cylinders gebouwd worden. De motor is een viertact-benzinemotor; slechts zelden wordt een tweetactmotor toegepast. De benzine wordt in een reservoir op de auto meegenomen en vloeit van hier uit naar den carburator, waarin een mengsel van benzinedamp en lucht wordt gevormd. DU mengsel wordt in de cylinders tot ontploffing gebracht; de ontsteking geschiedt door een electrische vonk. De stroom voor deze wordt geleverd door een door den motor gedreven hoogspan- Fig. 1. Chassis van een benzine-automobiel. f *" motor.\ c ■= cardan. st - stuurinrichting. K = Koppeling. t ■= transmissietandwielen, vv en av — voorveer en g = gangwissel. d = differentiaal. achterveer a = transmissie-as. r = radiator. lr = langsliggerv.h.raam. Chassis van c = cardan. voertuig. De aandrijving geschiedt mees- ningsmagneet of door een accumulatal door een explosie-motor, bij sommige torenbatterij, welke laatste door een door den motor gedreven dynamo op spanning gehouden wordt. De accumulatorenbatterij levert eveneens den stroom voor een electromotor voor het in gang zetten van den explosiemotor (zelfstarter) en voor de electrische verlichting van de automobiel. De afkoeling van den motor geschiedt somtijds door lucht, welke door een ventilator langs de cylinders gezogen wordt, doch doorgaans door water. Dit water wordt weder afgekoeld in den somtijds achter, meestal vóór den motor geplaatsten radiator (r fig. 1; fig. 2); Fig 2. Radiator. a ■= bovenreservoir. 6 = onderreservoir, e = luchtopeningen. i «■ lamellen ter vergrooting v. h. uitstralingsoppervlak, o ■= watertoevoer. e = waterafvoer, m = overloopbuis. r «= ventilator, t «- ventilatorriem. aan den vorm van den radiator herkent men het gemakkelijkst het fabrikaat van de automobiel. De oliesmering geschiedt automatisch onder druk van een door den motor gedreven pomp. Het geluid van de onder hoogen druk ontwijkende uitlaatgassen wordt gedempt in de knalpot, waarin de gassen langs een omweg door nauwe openingen gevoerd worden, zoodat een geleidelijke geluidlooze strooming ontstaat (fig. 3J. "5 Daar de explosiemotor slechts bij een bepaald aantal toeren voldoende kracht ontwikkelt om den wagen vooruit te be- »—J~ - Fig. 3. Knalpot. wegen, zal het In de praktijk herhaaldelijk noodzakelijk wezen, dat de transmissieas, welke de beweging van den motor op de achteras overbrensrt. met een kleiner aantal toeren draait dan de motoras (b.v. bij het wegrijden, bij het oprijden van hellingen, enz.). Ten einde dit mogelijk te maken bezit de automobiel een z.g. gangwissel of versnellingsbak (g, fig. 1), waarin door middel van tandwielen met verschillend aantal tanden een verschil m snelheid tusschen motor-as en transmissie-as mogelijk wordt gemaakt. Op de hoogste versnelling worden deze beide assen direct met elkaar verbonden (fig. 4). Zie pas. 306. Ten einde twee tandwielen ln de versnellingbak, terwijl motor en transmissie-as met verschillende snelheid draaien, zonder gevaar voor tandbrcuk met elkaar in aangrijping te kunnen brengen, is tusschen motor en gangwissel een uitschakelbare wrijvingskoppeling (k fig. 1) aangebracht, waardoor de verbinding tusschen deze beide onderdeelen kan worden verbroken. De koppeling is in den regel vereenigd met het vliegwiel van den motor (fig. 5). Zie pag. 307. Motor en gangwissel zijn bevestigd in een uit d-vormige stalen balken samengesteld raam (lr fig. 1), dat ook het koetswerk of de carrosserie van de auto draagt; het raam rust door middel van veeren op de assen. Het onderstel. bestaande uit het raam met motor, 20 Fig. 4. Gangwissel van een automobiel. A ** motoras. B — transmissie-as. 1. Gangwisselas verbonden met de motoras, draagt alleen tandwiel 6 en klauwen 7.2. Huipas van den gangwissel; draagt tandwielen 6', 8, 9 en 10. 3. Hoofdas van den gangwissel, verbonden met de transmissieas. Draagt de tandwielen 8' en 9' en klauwen 7'. 4 en 4' omschakelassen. 9" tandwiel voor de achteruitbeweging. Tandwielen 6 ett 6' zijn steeds in aangrijping. 6 — 6', 9—9' = le versnelling. 6—6', 8—8' -» 2e versnelling. 7—7' (directe verbinding) «= 3e vmnelling. 6 — 6', 10—9", 9"—9' -= achteruitbeweging. koppeling en gangwissel, transmissieorganen, assen, wielen, veeren en bijbehoorende deelen (stuurinrichting en remmen) draagt den naam van het cnassis (tig. 1). Fig. 5. Conuskoppeling. V •« vliegwiel, bevestigd a. h. uiteinde v. d. motoras (krukas). C — conus, bekleed met leder of ferodo, wordt i. h. vliegwiel geperst door R — spiraalveer. VB — verbinding met versnellingsbak. De krachtsoverbrenging van den gangwissel op de achteras, welke in den regel de drijfas is, geschiedt gewoonlijk door een transmissie-as a en conische tandwielen t (fig. 1) of somtijds wormwielen; bij zware vrachtautomobielen geschiedt de overbrenging ook wel door kettingen. _ Daar het raam en de hierin bevestigde gangwissel door veeren vv en av (fig 1) met de achteras vereenigd zijn en deze onderdcelen gedurende het rijden voortdurend ten opzichte van elkaar bewegen, kan men deze niet door een vaste as met elkaar verbinden, daar in dat geval een wringing en dientengevolge vrij spoedig breken van de as zou optreden. Om deze reden wordt in de transmissieas een speciale koppeling, de z.g. car- dankoppeling (c fig. 1), aangebracht, welke mogelijk maakt, dat de deelen van deze as ten opzichte van elkaar lederen willekeurigen stand kunnen innemen (fig. 6). Aan deze koppeling ontleent de overbrengingsas den naam van cardan-as en de transmissie met as den naam cardan transmissie, in tegenstelling tot dc kettingtransmissie. Bij zeer enkele automobielen geschiedt de overbrenging op de voorwielen, terwijl enkele vrachtauto's vier gedreven wielen bezitten (vierwieldrijving). In de hiertoe uit twee deelen bestaande drijfas wordt een samenstel van tandwielen, het z.g. differentiaal (d, fig. 1) aangebracht, dat mogelijk maakt, dat de drijfwielen, hoewel zij beide door den motor worden aangedreven, met verschillende snelheid kunnen draaien, hetgeen noodzakelijk is aangezien in bochten het buitenste wiel een groóteren weg aflegt dan het binnenste. Fig. 6. Cardankoppcling. a—b •» deelen van de transmissie-as. Deze dragen aan hun uiteinden c = vorken, welke draaibaar zijn om de X op elkaar staande d — e = pennen. De wielen kunnen met houten spaken (z.g. artillerie-wielen), holle metalen spaken (Sankeywielen) of draadspaken of als z.g. schijvenwielen zijn uitgevoerd. Zij zijn bij personenauto's voorzien van luchtbanden, bij vrachtautomobielen en auto-omnibussen worden ook massieve gummibanden toegepast. De wielen voor luchtbanden zijn veelal gemakkelijk afneembaar, ten einde bij bandendefecten het betreffende wiel door een reservewiel met een goeden band te kunnen vervangen; voor hetzelfde doel worden ook afneembare velgen toegepast. Iedere automobiel moet voorzien zijn van minstens twee onderling onafhankelijke remmen. Sommige auto's bezitten Fig. 7. Bandrem werkende op de transmissieas. A — remtrommel. B — remband. C, D, E en F — commando hefboomen. één rem op de transmissie en één op de achterwielen, veelal worden ook twee remmen op de achterwielen en geen op de transmissie aangebracht, terwijl ten Fig. 8. Binnenrem. A — remtrommel. B — remsegmenten. C — rem veer. D — remnok. Door deze met behulp van hefboom 3 om zijne as te draaien worden de remsegmenten tegen de remtrommel gedrukt. slotte duurdere wagens somtijds van remmen op vóór- en achterwielen voorzien zijn. De transmissierem werkt doorgaans aan de buitenzijde op een remschijf (fig. 7), terwijl indien slechts één rem op de achterwielen is aangebracht deze gewoonlijk binnenin een remtrommel werkt (fig. 8). Fig. 9. Vooras"!met fusee. = fusee. 6 ■» fuseepen. c ■= oog voor verbinding v. d. stuurstang, d = lichaam vooras. Het sturen van de automobiel geschiedt door de voorwielen een anderen stand te geven. Hiertoe wordt niet, zooals bij paardenvoertuigen, de geheele f Hg. 10, Stuurinrichting met sector en worm. a ■= stuurkolom. b — stuurwiel, c wormwiel. d = getande sector, e »- stuurstang, (wordt door een verbindingsstang vereenigd met het oog t van de fusee, fig. 9). vooras gedraaid, doch alleen de om verticale assen draaibare uiteinden (fusees), waarop de wielen bevestigd zijn (fig. 9). De beweging van het stuurwiel wordt door middel van een schroef en moer of een worm en getanden sector (fig. 10) overgebracht op een samenstel van hefboomen, dat de fusees en met deze de wielen beweegt. De verbinding van het raam en de assen (ophanging) geschiedt zooals wij reeds hebben opgemerkt, door middel van de veeren. Deze kunnen kwartelliptisch, half-elliptisch (fig. 1, w), drie kwart elliptisch (fig. 1, av) of als z.g. cantileverveeren zijn uitgevoerd. De kwart-elliptische veeren worden alleen bij goedkoope wagens, de geheel-elliptische in het algemeen slechts zelden toegepast. De driekwart-elliptische veeren treft men hoofdzakelijk aan als achterveeren bij oudere modellen cardanwagens. De voorveeren zijn tegenwoordig meest halfelliptisch, de achterveeren half-elliptisch of als cantileverveeren uitgevoerd. Zie N. J. Kollewijn, De moderne automobielmotor (1917) en Samenstelling en werking van de benzineautomobiel (1916). Autonomie beteekent in de wijsbegeerte dat de mensch vrij is in het bepalen van hetgeen geoorloofd en ongeoorloofd is, dat hij vrijheid van wil heeft. Ten opzichte van staten, kerkgenootschappen en andere corporaties, dat zij zelfstandig, souverein, zijn. In het staatsrecht heeft autonomie groote beteekenis in verband met de vraag in hoeverre provincies en gemeenten bevoegd zijn tot zelfstandig optreden. In Nederland hebben, sinds de grondwetsherziening van 1848, de provincies ea de-gemeenten, naast zelfbestuur ook autonomie. Zij mogen verordeningen maken, die zij in het belang der provincie resp. der gemeente noodig achten. In de provincie berust deze bevoegdheid bij de Provinciale Staten, in de gemeente bij den gemeenteraad. Daar ae provincies en gemeenten deelen zijn van het staatsgeheel, mogen deze ver- orueuingen met m strrjü zijn met de wet of het algemeen belang en niet treden op het gebied van rijks- (resp. provinciaal) gezag. Zij houden op te bestaan indien het onderwerp geregeld wordt door een wet resp. prov. verordening. In vele wetten van den laatsten tijd wordt de gemeentelijke autonomie aan banden gelegd. Autopsie (zelf zien) noemt men in de geneeskunde het onderzoek naar den aard van een ziekte, zonder den zieke te ondervragen. Ook wordt lijkschouwing wel autopsie genoemd. Autorisatie. Zie Machtiging. Autotransformator of spaartransformator is een transformator (z.a.), welke niet, zooals gewoonlijk, twee afzonderlijke wikkelingen doch slechts ééne wikkeling bezit, waarvan de beide uiteinden zijn verbonden met het net. Takt men nu een secundaire stroomkring af tusschen een der uiteinden en een punt b.v. in het midden der wikkeling, dan verkrijgt men daarin de halve primaire spanning. Zij worden o.a. gebruikt als aanlooptransformator voor asynchrone motoren en kunnen in het algemeen daar toepassing vinden, waar de primaire spanning niet hoog is. Autotypie, fotomechanische reproductie-methode tot het vervaardigen van cliché's, waardoor origineelen met middentintcn (zgn. half-tonen), als fotografieën, gewasschen teekeningen enz., in de boekdrukpers kunnen worden vermenigvuldigd. Door middel van een glazen lijnenrooster wordt de afbeelding met een netwerk van punten overtrokken, welke punten door de fotografische opname en het daaropvolgende etsen in de donkere partijen dicht aaneengesloten, in de lichte partijen ver uit elkaar, in de middentinten naar gelang der lichtverhoudingen in het origineel minder ver van elkaar komen te liggen. Zoodoende ontstaan in de afdrukken van het gereede cliché de met de lichtintensiteit van het origineel overeenstemmende tinten, donker met grijze overgangen naar de lichte gedeelten, naar gelang van de dichtheid der punten. De autotvoie heeft de der moderne geïllustreerde pers mogelijk gemaakt. Autran, Joseph (1813-1877), Fransch dichter, schreef verscheidene gedichten, „La Mer" enz. en een treurspel „La fille d'Eschyle"; hij was lid der Académie francaise. Autun, stad met c. 15.500 inw. in het Fransche departement Saóne-etLoire. Overblijfselen van Romeinsche bouwwerken, oude cathedraal. Chemische-, machine- en textielfabrieken. Auvergne, vroeger provincie en graafschap in Frankrijk, beslaat thans de departementen Puy-de-Dóme en Cantal. Het was het land der Averners, een machtige Keltische volksstam. De bergvlakte is onvruchtbaar, de dalen zeer vruchtbaar. Auwers, Arthur (1838—1915), Duitsch sterrenkundige, werd in 1878 secretaris der physisch-mathematische afdeeling van de Academie te Berlijn, stichtte een observatorium te Potsdam, gaf met GUI uit: „Determinations of the solar parallax". Auxaaometer is eea toestel om tot wetenschappelijke doeleinden den groei van een plant te meten. Auxerre, hoofdstad van het departement Yonne (Frankrijk) met c. 22.000 inw. Oker- en machine-fabrieken; wijngaarden. Abdij St. Germ ain. Auxonne, stad met c. 6300 inw. in het Fransche departement Cóte d'Or, aan de Saóne. Kerk uit de 14de eeuw. Wolfabrieken. Auxosporen. Zie Wieren. Aval, borgtocht; een schriftelijke verbintenis op een wissel gesteld, of bij afzonderlijk geschrift, zelfs bij een brief, waarbij iemand zich borg stelt voor het betalen van een wissel. Deze borg heet avalist (Wetb. v. Kooph. artt. 130, 131, 132). Avallon, stad in het departement Yonne (Frankrijk) met c. 6.000 inw. Handel in wijn. Avalon, schiereiland in het Z.O. van New-Foundland. Vischvangst. Avance, winst, voordeel; ook een soort speculatie van den wisselarbitrageur, die zijn transacties niet baseert op bestaande koersen, maar op vermoedelijke, (arbitrageeren en avance of en tendens). Avant la lettre (voor het onderschrift) noemt men de eerste afdruk van een kopergravure, welke nog niet van een onderschrift voorzien is. Avaren, naam van een Tartaarsch volk, dat benoorden den Kaukasus naar het W. trok en tot de Alpen doordrong. Door Karei den Groote werden zij onderworpen. A var ij. Zie Averij. Avatar is, in den godsdienst der Hindoes, de nederdaling en vleeschwording van een godheid op aarde, in het bizonder worden de 10 verschijningen van Vishnoe avatars genoemd. Avaux, Jean Antoine, graaf d' (1640 — 1709), Fransch gezant in de Nederlanden, trachtte buiten Willem III om, de Statcn-Generaal tot een bondgenootschap met Frankrijk over te halen. Ave (Latijn) beteekent „wees gegroet" en was als groet bij het komen en gaan onder de Romeinen gebruikelijk. Het is nog bekend gebleven in de aanvangswoorden „Ave Maria", bet aan Lucas 1 veis 28 ontleende gebed der R. Kath' tot de Heilige Maagd. Avebury, John Lubbock le baron (1834—1913), Engelsch bankier en politicus, lid van het Lagerhuis, schreef o.a. „Pleasures of Life". Avebury, dorp in Wiltshire (Engeland), waar zich een Druïden-gedenkteeken, bestaande uit een kring van steenen, bevindt met ten Z. daarvan een kunstmatige heuvel, de Silburyhill. Aveelzaad, een verscheidenheid van raapzaad, die vroeger wel in ons land geteeld werd, maar thans geheel verdrongen is door de cultuur van koolzaad. Avegaar is de naam van een groote boor der timmerlieden. Aveiro, havenstad in de Portugcesche provincie Beira met c. 10.000 inw. Handel in wijn, Zuidvruchten en olijfolie. Vischvangst. Aveiron. Zie Aveyron. Avellaneda, Gertrudis Gomez de (1816 — 1873), Spaansche dichteres en romanschrijfster, werd vooral in Spanje gewaardeerd. Zij publiceerde „Poesias liricas", vele novellen en de Bijbelsche treurspelen „Saul" en „Balthasar". Avellino (1), zeer vruchtbare provincie in beneden-Italië, besproeid door de Colore. Avellino (2), hoofdstad van gelijknamige provincie met c. 24.000 inw. Noten en linnen- en papierfabrieken. Avena. Zie Haver. Avenarius, Richard (1843 — 1896), een wijsgeer, werd in 1877 hoogleeraar te Zürich. Zijn hoofdwerk is: „Kritik der reinen Erfahrung". Avenarius, Ferdinand (1856— ), Duitsch dichter en kunstcriticus, schreef lyrische en epische gedichten en een drama „Faust". Is stichter van den Dürerbund. Avenhorn, gemeente met c. 1200 inw. in N. Holland, omvattend de dorpen Avenhorn, Groothuizen en Scharwoude. Ligt aan den spoorweg AmsterdamHoorn. Aventinus, Johann (1477—1534), eigenlijk Tnrmair genaamd, geschied- en letterkundige, hoogleeraar in de Griek- sche en Latijnsche letterkunde, werd gouverneur der prinsen van Beieren. Zijn belangrijkste werk is een geschiedenis van Beieren „Chronicon Bavariae" genaamd. Aventurien is een kwartssoort welke door glimmerblaadjes of door scheurtjes met ijzeroker gevuld, bruin gekleurd is. Het komt voor bij Madrid, in Stiermarken, Oeral, Frankrijk, enz. Na polijsten is het als siersteen bruikbaar. Aventurienglas werd vroeger bij Venetië gemaakt volgens een geheime methode; het leek op aventurien en had een goudglans. In 1843 ontdekte Wöhler dat het te maken is door glas een gehalte aan koper te geven. Aventijnsche berg (Aventinus mms), één der 7 heuvelen van Rome aan den linker Tiberoever, was in het oude Rome de woonplaats der Plebejers. Avercamp, Hendrik (1585—1663), Nederlandsch schilder van winterlandschappen, welke in vele Nederlandsche musea te vinden zijn. Avereest, gemeente in Overijsel, waartoe de dorpen Avereest, Dedemsvaart en Ommerschans behooren, met c. 8100 inw. Landbouw, veeteelt, kalkbranderij, matten vlechterij. Averesco, Alexander (1858— ), Roemeensch generaal, achtereenvolgens gezantschapsattaché en minister van oorlog, werd bevelhebber over een gedeelte van het leger in den wereldoorlog (1916). Toen de Duitsche troepen Boekarest naderden, werd hij opperbevelhebber en wist ook den terugtocht van het leger goed te leiden. Averkamp, Anton (1861— ), begon zijne muziekstudies onder D. de Lange (piano en compositie), voltooide ze te Berlijn en München. In 1890 richtte hij het Amsterdamsen a-capello-koor op, dat ook in het buitenland vermaard werd. Toen hij zijne functie als leider neerlegde, werd het koor een jaar later ontbonden. Ook van andere koren is A. dirigent geweest. A. schreef critieken en opstellen over muziek, voor 't meerendeel vocaalcomposities met en zonder begeleiding, gaf marschen in gebruik bij het Nederlandsche leger en oudNederlandsche liederen uit. Sinds 1917 is Averkamp directeur van de Muziekschool te Utrecht. Avernus, klein kratermeer nabij Napels, waaruit vergiftige dampen stegen, die zelfs de overvliegende vogels doodden. Men dacht daarom, in de oudheid, dat hier de ingang van het schimmenrijk was. Averroës (1126-1198), eigenlijk IbnRosjd geheeten, Arabisch wijsgeer uit Cordova, beroemd wegens zijn verklaring van Aristoteles, was vooral bij de Christenen in aanzien en werd door vele Mohammedanen als ketter beschouwd. Zijn voornaamste werk is een vertaling en verklaring van Aristoteles. Avers of voorzijde noemt men de zijde van een muntstuk of medaille, waarop het kopstuk of andere beeltenis staat. De andere zijde heet revers of keerzijde. Aversa, stad in Italië, nabij Napels, met c. 23.000 inw. Zuidvruchten, witte wijn. Averuit (Artemisia campëstris), fam. Compositen, niet hoog, J M., met fijnslippig blad, alleen de bloemstengels, met kleine, weinig gekleurde bloemhoofdjes in een pluim, staan rechtop, de rest hangt sterk over of ligt neer. Bloeit Aug. —Oct., komt voor in de duinen en langs rivieroevers. Zie ook Artemisia. Averij of Avarij, zeeschade: elke schade door schip of lading op een zeereis geleden, en alle buitengewone onkosten, gedurende de reis voor schip of lading gemaakt (Art. 696 W. v. K.). Men onderscheidt: a. Avarij-grosse (gemeene avarij), d.w.z. die schade door schip of lading op een zeereis geleden, en die buitengewone onkosten gedurende de reis gemaakt, welke door schip, vracht en lading gemeenschappelijk worden gedragen, en b. averij-particulier of bijzondere averij, d.w.z. die schade en onkosten, welke uitsluitend worden gedragen door hem, die de schade onmiddellijk lijdt of ten wiens behoeve de onkosten meer bepaaldelijk zijn gemaakt (art. 698 W. v. K.). Reeds in de oudste tijden kwamen bepalingen over averij voor; de bekendste is de Lex Rhodia de jactu, waarbij o. a. de schipper gemachtigd was in geval van nood (overboord) te werpen, voor het behoud van het schip. Men onderscheidt 1° averij-grosse (schade of onkosten, zie boven). 2°. de averij-grosse handeling, de handeling die averij-grosse ten gevolge heeft. 3°. de averij-grosse omslag, de verdeeling der averij-grosse over hen, die deze schade of onkosten moeten dragen. De averij-grosse berust op het beginsel: de kosten der maatregelen tot afwending van dreigend gevaar behooren te komen voor rekening van hen, wier goederen aan dit gevaar zijn blootgesteld. Oudste typen van averij-grosse handelingen zijn: zeeworp en kappen v.d. mast. Elementen: 1". buitengewone handeling. 2°. door den schipper (toeval vestigt geen averij-grosse). 3°. ten gemeene bate van schip en lading. De door deskundigen opgemaakte verdeeling heet dispache. De meeste cognossementen bepalen, dat averijgrosse zal zijn onderworpen aan internationale regels: de York-Antwerprules, het laatst gewijzigd in 1890. Avesta. Zie Zend-Avesta. Aveyron, departement in Zuid-Frankrijk, besproeid door Lot, Aveyron en Tarn. Uitgestrekte bosschen, veeteelt; de bodem levert: steenkool, lood, antimonium en zink. De hoofdstad is Rodez. Avezzano, stad met c. 6000 inw. in de provincie Aquila (Italië), aan het vroegere meer Fucino, in 1875 drooggelegd. Avianus, Flavius, Romeinsch fabeldichter in de 4de eeuw na Chr., wiens fabelen vooral in de Middeleeuwen geliefd waren. Aviatiek. Zie Luchtvaart. Aviateur. Zie Luchtvaart. Avicebron, Salomo ben Jehuda ben Cebirol (c. 1020—1069), Joodsch wijsgeer en dichter uit Spanje, ontleende zijn denkbeelden aan de Neo-platonici en aan Aristoteles. Avicenna (980—1037), eigenlijk Ibn Sina genaamd, Arabisch wijsgeer en arts, studeerde te Bockhara, waar toen een belangrijke Mohammedaansche universiteit was, blonk zoo uit in de geneeskunde, dat zijn geschriften hierover eeuwenlang door de Mohammedanen gebruikt werden. Zijn wijsgeerige werken duiden aan, dat hij een volgeling van Aristoteles was. Aviditeit (scheikundig) is de verhouding van de sterkten van zuren, welke gemeten wordt door de verhouding der hoeveelheden waarin, in een mengsel van de zuren, deze zich met eenzelfde base verbinden. Avignon, stad met c. 49.000 inw. aan den linkeroever der Rhöne, waarschijnlijk reeds in de 6de eeuw voor Chr. door Phoeniciërs gesticht, stond van 1348 — 1790 onder direct bestuur der pausen, die er van 1309—1379 gedwongen hun zetel hadden (oude cathedraal, pauselijk paleis). Verder bezit de stad een oude brug over de Rhöne, 14de eeuwsche wallen, museum met kostbare boekerij, kerk met de graftombe van Petrarca's Laura. Thans industriestad. Zijde- en katoenspinnerijen, ververijen, ijzergieterijen en papierfabrieken. Avila (1), Spaansche provincie ten Z. van Valladolid, vooral in 't Z. bergachtig. Vruchtbare dalen; zuidvruchten, vlas, graan; in den bodem steenkool en ijzer. Avila (2), de oude hoofdstad met c. 12.000 inw. van deze provincie, was de geboorteplaats van de H. Theresia. Lakenfabricage. Avila, Sancho d', Spaansch krijgsman, diende onder Alva in de Nederlanden en sneuvelde in 1607 in den golf van Gibraltar, waar hij opperbevelhebber der vloot was, welke tegen Jacob van Heemskerck streed. Avila y Zuniga, don Luis de (c. 1490 — 1560), Spaansch geleerde en staatsman, was de gunsteling van Karei V. Hij schreef een partijdig werk over den oorlog van Karei V met het Smalkaldisch Verbond. Aviles, stad met c. 13.000 inw. in de Spaansche provincie Oviédo. Glasen textielfabrieken. A vista. Zie A prima vista. A vista, op zicht, na zicht. Als dit op een wissel staat, dan beteekent het, dat de betrokkene moet betalen, zoodra de trekker den wissel met dit doel aanbiedt. Avizorde, oorspronkelijk een Portugeesche geestelijke ridderorde, in de 12de eeuw gesticht tot het verdrijven der Mooren. De orde ontving haar naam naar den grensvesting Avis, haar door koning Alfonsus II geschonken. Thans is het een militaire ridder- orae. Avlona. Zie Valona. Avogadro (Wet van). Deze door Amadeo Avogadro in 1811 gevonden wet zegt dat gelijke volumina van verschillende gassen onder gelijke omstandig- «™> v«u temperatuur en aruK, gelijke aantallen moleculen bevatten, waarbij de afstanden der moleculen (ten opzichte van hunne massa's) zóó groot mogen aangenomen worden, dat ze geen onderlinge aantrekkingen uitoefenen. Hieruit volgt, dat de gewichtsverhoudingen van zulke gasvolumina gelijk zijn aan de gewichtsverhoudingen der verschillende moleculen. Avoirdupois, naam van een Engelsch gewicht behalve in Engeland, ook in de koloniën en de Vereenigde Staten, meestal voor grovere handelswaar in gebruik. Een pond avoirdupois — 453,59 gr. Avola, havenstad met c. 17.000 inw. in de provincie Syracuse (Sicilië). Wijn, suikerriet, zuidvruchten. Avon (Keltisch woord voor „rivier") is de naam van eenige rivieren in Engeland. (1) Lower Avon ontspringt in Gloucestershire, mondt nabij Avonmouth in het kanaal van Bristol uit. Upper Avon (2) ontspringt in Northamptonshire, stroomt voorbij Strafford (ge¬ boorteplaats van Shakespeare), mondt uit in de Severn. Avond- en morgenrood. De levendige kleuren, die we als avond- en morgenrood waarnemen, zijn een gevolg vaa de verschillende weerkaatsing en breking van het zonlicht in de waterdeeltjes, die ach, in de bovenste luchtlagen, bevinden. Vooral treedt A. op als eenige wolken aan den helderblauwen westelijken hemel staan. Hunne hoogte bepaalt de tint; sommige zijn donkerrood, terwijl andere, die oogenschijnlijk even hoog staan, geelachtig zijn. Helderblauwe hemel met lichtrood A. en enkele vederwolken aan de horizon, die ook rood gekleurd zijn, is gewoonlijk voorbode voor mooi weer. Een witachtig geel of zeer dof A. is bewijs van 't tegendeel. *t Zelfde geldt voor morgenrood. Avondpauwoog. Zie Pijlstaartvlinders. Avondsrood. Zie Olifantsvlinder. Avondvlinders. Zie Pijlstaartvlinders. Avont, Piet er van (1600-1652), Vlaamsch landschapschilder, muntte ook als etser uit, voornamelijk in zijn serie kinderetsen. Avranches. stad met r. 750n mw in het departement Manche (Frankrijk), was reeds onder Karei den Groote een vesting. Kantfabrieken, leerlooierijen, zoutziederijen. Awaji, eiland in Japan, beroemd door het aardewerk, dat aldaar vervaardigd wordt. Awatsja, naam van een rivier nn nor schiereiland Kamsjatka (Azië), welke uitmondt in de Awatsjabaai. Awe Loch, meer in Argyllshire (Schotland). Zalm- en forelvisscherij. Awoeh (1), vulkaan in het N. gedeelte van het eiland Groot-Sangi, ter hoogte van c. 1000 M. Awoeh (2), vulkaan vaa c. 1900 M. hoogte op het eiland Siaoe. Op de helling worden muskaatnoten verbouwd. Axel, stadje met c. 2600 inw. in Zeeuwsen-Vlaanderen, aan den spoorweg Terneuzen-St. Nicolaas. In 1586 werd het door Maurits veroverd, in 1747 tl verdedigde het zich tegen de Franschen. De gemeente telt c. 5100 inw. Landbouw. Axenstrasse is een weg, langs het Vierwoudstedenmeer loopend van Fluelen naar de Tellskapelle en in de rotsen uitgehouwen. Axim, havenstad aan de Goudkust van Opper-Guinea. Rijst- en katoenuitvoer. Axiniet is een triklien kristalliseerend silikaat dat tot sieraden verwerkt wordt. Het bestaat uit kiczelzuur en boorzuur met aluminium, calcium, magnesium, mangaan en ijzer. Men vindt het in Frankrijk, Duitschland en Engeland. Axioma is een stelling die men aanneemt als vanzelf te spreken; ze heeft geen bewijs noodig, maar kan ook niet bewezen worden. In de wiskunde worden alle stellingen teruggebracht op de grondstellingen of axioma's. Axminster, stadje van c. 3000 inw. in Devonshire (Engeland), bezit een oude abdij. Vroeger een tapijtfabriek, welke nu is te Wilton, waar de Axmins tertapijten vervaardigd werden. Axoem, stad in Abbessynié met c. 5000 inw., was vroeger de hoofdstad van het Axoemsche rijk. Vele bouwvallen, waaronder obelisken met inscripties. Thans de verblijfplaats van c. 800 monniken. Axolotl. Deze behoort tot de orde der Salamanders onder de Amphibiën en komt in meren in Noord- en MiddenAmerika voor. Het dier is 2 a 2\ dm. lang, gelijkt op een salamander, doch behoudt gedurende zijn geheele leven uitwendige kieuwen en plant zich dus ook zoo voort. Het is echter gebleken, dat men het dier kan dwingen over te gaan tot het landleven, dat het zich dan verder ontwikkelt, de kieuwen verliest en zich longen gaan vormen. In dien vorm heet het dier Amblystoma tigrinum. Axonometrie is een parallelprojectie, waarbij de afbeeldingen den indruk van perspectivische afbeeldingen maken, waarbij echter alle werkelijke evenwijdige lijnen ook als evenwijdig worden afge¬ beeld. Zie Vonderlinn, Parallelperspective (Sammlung Göschen). Ayacucho (1) of Guamancha, departement in de Z. Amerikaansche republiek Peru, ten O. van de Andes. Ayacucho (2), hoofdstad van dit dep. in 1539 gesticht door Pizarro, is bekend geworden door den slag aldaar in 1824 tusschen Spanjaarden en Z.-Amerikanen. Ayala, Pedro Lopez d' (1322-1407), Spaansch krijgsman, geschiedkundige en dichter, schreef de kronieken, van de vier Kastiliaansche koningen, onder wier regeering hij geleefd heeft. Ayala, Adetardo Lopez d' (1828 — 1879), Spaansch dichter en staatsman, schreef gedichten en treurspelen. Eerst aanhanger der liberalen, ging hij later tot de conservatieve richting over en werd voorzitter der Kamer van Afgevaardigden. Ayamonte, havenstad met c. 8000 inw. in de Spaansche provincie Huelva, aan den linkeroever der Guadiana. Aylesbury, stad in Buckinghamshire (Engeland) met c. 11.000 inw. Eendenfokkerijen, handel in boter en gecondenseerde melk. Aylesworth, Allan Bristol (1854 — ), Canadeesch staatsman, minister van Justitie in Canada (1906), was Engelsch afgevaardigde naar de Haagsche Conferentie (1910). Aylva is de naam van een oud Friesch geslacht, bekend uit de Vaderlandsche Geschiedenis. Vele leden ervan hebben belangrijke landsbetrekkingen bekleed. Aymara, Indianen-stam in Bolivia en Zuid-Peru; bij de verovering door de Spanjaarden, waren zij reeds door de Inca's onderworpen. Ayr (1) of Ayrshire, graafschap in Z.Schotland, een bergland met vruchtbare dalen; aardappelen, kaas, vee. Mijnbouw: ijzer, steenkool en bouwsteenen. Voornaamste rivieren: Ayr, Irwin en Doon. Langs de Irwin industrie. Vischvangst. De Schotsche dichter Robert Burns werd in Ayrshire geboren. Ayr (2), de hoofdstad van dit graafschap, met 6. 33.000 inw. aan de Ayr, haven- plaats, heeft een universiteit.Chemische-, schoenen- en wolfabrieken. Scheepstimmerwerven. Aysma, naam van een oud Friesch geslacht, waarvan de leden vooral in de 16de eeuw aanzienlijke landsbetrekkingen bekleedden. Aytoun, William Edmondstoune (1813 — 1865), Schotsen dichter, sinds 1845 hoogleeraar in de welsprekendheid te Edinburgh, vertaalde Goethe's gedichten in het Engelsch en schreef: „Lays of the Scottish cavaliers." Aytta, Viglius, Zwichemius of van Zwichem bijgenaamd (1507—1577), Nederlandsch staatsman, studeerde aan velschillende buitenlandsche hoogescholen rechtswetenschap, werd in 1542 lid van-den Geheimen Raad, na de abdicatie van Karei V lid van den Raad van State. Hoewel een overtuigd Katholiek, trachtte hij zeer gematigd op te treden tegen de oproerlingen en ketters en wilde vóór alles bloedvergieten voorkomen. Ayuntamiento, naam voor het gemeentebestuur in de Spaansche steden, aan welks hoofd de alcalde staat. Azalea, fam. Ericacceën. Alle Azalea's zijn afkomstig uit Japan en China. Tegenwoordig onderscheidt men drie groepen: 1". de vollegronds-Az., variëteiten en hybriden van A. pöntica, bladverliezende, winterharde heesters van middelmatige grootte (1 — 1,5 M.), bloeiend in kleuren van wit, geel, oranje, rose en rood. 2°. de „Japansche" Az., kleine struiken, rijk bloeiend, wit, rose rood of paars, op beschutte plekjes winterhard. Deze beide groepen bloeien zeer vroeg, vóór de bladontwikkeling en voldoen het best vóór groepjes groenbl. heesters of met tusschenplanting van hooge bolgewassen (lelies b.v.). 3°. de kamerplant, Azalea indica, meest gekweekt in Gent en omstreken, veredeld op stekplantjes v. A. phoenicea of op Rhododendron-onderstammetjes ('t eerste in Febr.; 't tweede in Juli), gewoonlijk gevormd tot kroonboompjes op een laag stammetje, de laatste jaren ook tot piramidevormen, 's Zomers staan ze buiten, in voedzamen, humusrijken, grond. Sept. —Oct. binnengebracht, bloeien ze van Nov. — Maart, al naar ze vroeger in de warmte worden gebracht. Vroege variëteiten zijn Mme Petrlck (rood), Deutsche Perle (wit), Vervaeneana (bont, d.i. wit + rood). Het aantal benoemde var. loopt in de honderden. Azazel, de booze geest in de woestijn, aan wien door de Israëlieten op GrootVerzoendag een (zonde)bok beladen met de zonden van Israël werd geofferd. Azeglio, Massimo TapareUi markies d' (1798—1866), Italiaansch staatsman en schrijver, huwde met een dochter van Manzoni, welke laatste hem tot schrijven aanspoorde. In zijn eerste werk „Ettore Fiéramosca" wekte hij de vaderlandsliefde der Italianen op, begaf zich vaa dat oogenblik in de politiek en werd de grondlegger der liberale politiek in Italië. Van 1849—1852 was hij minister. Azië, 't grootste werelddeel, oppervl. 44 mill. KM*., bevolking ± 1000 mill. 't Vasteland ligt tusschen 1'/»°—773° N. en 26° O.L. en 16'9° 44' W.L. en wordt begrensd door de N. IJzee, den Grooten en Indischen Oceaan, de Middell. en Zwarte Zee en 't Europeesch continent; de natuurlijke grens wordt hier bepaald door de Pontisch-Kaspische laagvl., de Kaspische Zee, Oeral-rivier en Oeral-geb. Kusten. De N. kust is laag en wordt bespoeld door de ondiepe Siberische IJszee. De Gr. Oceaan vormt aan den O. kant 4 randzeeën: de zee van Ochotsk, aan de Oceaanzijde afgesloten door 't schiereil. Kamtsjatka en de Koerillen; de Japansche Z. door de Japansche eilanden; de O. Chineesche Z. met de Gele Z. door 't schiereil. Korea, Kioesjioe, LioeKioe eil. en Formosa; deZuid-Chineesche Z. door de Philippijnen, Borneo en 't schiereil. Malakka. Bijna al deze schiereil. en eil. zijn vulkanisch. De Indische Oceaan dringt in 't Z. met 2 bekkens, G. van Bengalen tusschen Achter ^ en Voor-Indië en de Arabische Z. tusschen Voor-Indië en Arabië, diep vain 't ste- land. Tusschen Middell. en Zwarte Zee springt 't schiereil. Klein-Azië ver naar 't W. Bodemgesteldheid en rivieren. Azië is 't hoogste werelddeel; 3 X zoo hoog als Europa; hoog- en laagland verhouden zich als 2 : 1. Door 't midden loopt een samenhangend hoogland, dat in 't N. begrensd wordt door de ToeranischSiberische laagvl. en in 't Z. zich voortzet in verschillende bergstelsels. Waar de Toeranische en Indus-Gangesvl. elkaar het dichtst naderen, is 't hoogland 't smalst. Ten W. dezer insnoering ligt 't hoogl. van Voor-Azië, ten O. daarvan dat van Achter-Azie. Beide einden verbonden door een hoog sneeuwgeb. den Hindoe-Koh. De Z. grens van 't AchterAziatisch hoogl. wordt gevormd door de Himalaja met den Mt. Everest (8840 M.), den hoogsten berg der aarde. Ten N. en evenwijdig hieraan ligt 't Sven Hedin geb., waarvan de Karakoroem het W. deel vormt; de W.-randishet Pamier Plateau (3000—4000 M.), waarop de Amoe Darja ontspringt. De N.-rand van 't Achter-Aziatisch hoogl. bestaat uit een reeks ketens, waarvan de voornaamste zijn: Tien Sjan, Gr. Al tal, Sajanisch geb., Changa geb., Jablonoi en Stanowoi. Aan den O.-rand verheit zich 't Chingangeb. op de W.-grens van Mantsjoerije en het N. Chineesch bergl.; ten O. hiervan ligt de Groote Chineesche laagvlakte en ten Z. 't Zuid-Chineesch bergland, 't Hoogl. van Achter-Azie wordt door de Kwen-Lun, Altyn-Tag en Nan-Sjan in tweeën verdeeld. De Z.helft is *t hoogl. van Tibet (3500 — 5000 M.), 't hoogste plateau der aarde, waarmee het bergl. van Achter-Indië samenhangt en de N.-helft wordt ingenomen door het Tarimbekken en de Gobi of Sjamo. Ten Z. van de Indische laagvl. ligt het hoogland van Dekan (450—980 M.). Voor-Azië is aan de Z.-zijde diep ingesneden door de Perzische G., waarvan de laagvl. van Mesopotamië een voortzetting is. Ten. O. hiervan strekt zich het door hooge randgebergten ingesloten hoogl. van Iran uit; ten W. er van liggen't hoogl. van Armenië en dat van Klein-Azië. Op de landengte tusschen Zwarte Zee en Kaspische Z. verheft zich de Kaukasus met den vulkaan Elbroes (5646 M.). Tot de Middell. Zee reikt het Syrische hoogl., dat in 't Z. samenhangt met 't Arabisch woestijnplateau. Geologisch is Azië jong; de voornaamste bergstelsels bestaan hoofdzakelijk uit granietgesteenten; gneiss komt in de Himalaja voor, vulkanische vormingen in Indië en Siberië. Een groot deel van 't continent was nog in de laatste geologische periode door de zee bedekt. Van de rivieren stroomen Ob, Jenissel en Lena naar de IJszee; Amoer, Hoangho, Jangtse-kiang en Mekong naar den Grooten Oceaan, Irawadi, Brahmapoetra Ganges, Indus, Tigris en Eufraat naar den Ind. Oceaan. In geen werelddeel zijn zooveel streken zonder afvloeiing als hier, vandaar veel stepperivieren, waarvan de bekendste zijn: de Amoe en Syr Darja, die naar 't Aral M. stroomen; de Koera en Aras naar de Kaspische Zee; de Jordaan naar de Doode Zee (—400 M., de diepste depressie op aarde); de Tarim naar het Lob Nor; de Ili naar het Balkasj M. Andere meren zijn nog Tengri-Nor en Koeko-Nor in Tibet en het Baikal M., waardoor de Angara stroomt. Klimaat, planten, dieren, delfstoffen. Naar 't klimaat zijn 3 gebieden te onderscheiden: 1) 't woestijn- en steppenge bied, dat Voor en Achter-Azië en Toeran omvat met groote uitersten in temperatuur en weinig of geen regen, daar alle neerslag aan den buitenkant der gebergten valt. Armenië, Syrië en Klein-Azië hebben droge zomers en regenrijke winters; 2) de Siberische vlakte, waar het landklimaat sterker geprononceerd is dan elders. Werchojansk op 671° N.B. heeft een gemiddelde Jan. temperatuur van — 51°C.eneen Juli-temp. vanlÖ'C; 3) 't moesongebied in China en Indië met regelmatige afwisselende droge en natte jaargetijden, constante hooge temperaturen en dikwijls groote regenhoeveelheden. (In Oostelijk Bengalen tot 12 M. jaarlijks). Eveneens kan men spreken van 3 floragebieden. Aan de N. IJszee de toendra's of mosvlakten met de daarbij aansluitende Siberische wonden, waarin aanvankelijk naaldboomen den toon aangeven, daarna berken, elzen en wilgen. Op den gordel van hoogvlakten woestijn- en steppeplanten, vooral bolgewassen en hooge grassoorten. In 't Oost-Aziatisch moesongebied altijd groene gewassen en cultuurplanten en in 't Indisch moesongebied tropische wouden en cultuurgewassen en aan de kusten mahgrove-bosschen. In Syrié en KleinAzië heeft de flora een Zuid-Europeesch karakter. Elk dezer streken heeft ook haar eigen fauna. In de toendra's leven ijsbeer, poolvos en rendier; in de Siberische wouden hermelijn, sabeldier en eekhoorn. In de steppen zwerven rond wolven,_ dsjiggetai's, wilde ezels, antilopen; in Tibet muskusdieren, yaks en ^asjimergeiien. war 't moesongebied aaugaai noori ae iazant tfluis in Unna, de reuzensalamander in Japan. Indië is 't land van de apen (orang-oetan), koningstijgers, civetkatten, olifanten, rhinocerossen, pauwen, papagaaien, pythons en boa's. In Australisch Insulinde buideldieren. Azië is ook rijk aan allerlei mineralen: goud in den Oeral, en aan de boven-Ob, -Jenissei en -Lena; zilver, lood en koper bij Nertsjinsk; 'platina in den Oeral, tin op Malakka, Banka en Billiton; ijzer o.a. in Japan en China; steenkolen in China; petroleum in den Kaukasus, Perzië, Birma, Insulinde en Japan; graphiet in Siberië; edelgesteenten in Indië. Bevolking is zeer verschillend in dichtheid; de hoogvlakte-gordel scheidt de schraalst bevolkte gewesten in het N. van de dichtst bevolkte in 't Z. De bewoners behooren tot 4 rassen: 1) de Mongolen, die het talrijkst zijn en waartoe behooren natuurvolken als Samojeden, Ostiaken, Toengoezen, Jakoeten en Tsjoeksjen, welke alle in aantal afnemen'; herdersvolken als Kirgiezeh, Kalmuk- ken, Tataren en Tibetanen en cultuurvolken ab Chineezen en Japanners, Koreanen en Turken; 2) de Maleiers, die in Achtcr-Indië en op 't schiereil. Malakka en Insulinde wonen; 3) de Ka'ukasiërs, waartoe behooren IndoEuropeanen als Hindoes, Afghanen, Beloetsjen, Koerden en Armeniërs; Semieten ab Arabieren, Joden en Syriërs; en de stammen in den Kaukasus. 4) Dravida's, die in Voor-Indië wonen. Onder de Kaukasiërs ontstonden de 4 wereldgodsdiensten, 't Christendom onder de Joden, de Islam onder de Arabieren, 't Brahmanbme en Boeddhisme onder de Hindoes, 't Laatste heeft veel aanhang gevonden in Midden- en OostAzië. In 't N. en N.W. wonen meest Heidenen, grootendeeb Sjamanen. Bestaansmiddelen. Vooral landbouw en veeteelt; de eerste levert katoen, rijst, thee, koffie, tabak, indigo, suiker, specerijen en tarwe; de veeteelt huiden én vellen; China en Japan hebben zijdeteelt. Inheemsche industrieproducten zijn: zijden weefseb in China, katoenen stoffen In Voor-Indië, sjaab in Kasjmier, porcelein, lak- en snijwerk in China, wapens in Indië en Syrië, tapijten in Indië, Boekhara, Perzië en Smyrna. Onder Encelschen invlneH nnturïlriroMn zich in Voor-Indië katoen- en juteindustrie. De landhandel is meest in handen van inboorlingen, de zeehandel in die van Europeanen en Amerikanen. Goede stoomvaart-, telegraaf- en postverbindingen met alle deelen der wereld. In *t binnenland wordt 't verkeer onderhouden door karavanen, waarbij kameelen, paarden, honden en rendieren worden gebruikt; in de Himalaja de yak. Indeeling. Zelfstandig zijn de volgende staten: Turkije, Perzië, Afghanbtan, Nepal en Bhoétan, Siam, China en Japan, Armenië. Van de onderworpen gebieden behoort het grootste deel aan Rusland en Engeland, 't Eerste bezit Toerkestan en Siberië; 't laatste het keizerrijk Indië (dat Voor-Indië en de W.helft van Achter-Indië Omvat) met verscheidene eilanden en vaste punten. Frankrijk bedt 't O. deel van AchterIndiê en eenige vaste punten, Nederland bijna geheel Insulinde en de V. St. van Amerika de Philippijnen. Geschiedenis. De oudste beschavingscentra waren Assyrië, Babylonië, VoorIndië en China. In de 6de eeuw v. C. veroverde Perzie de beide eerste landen en handhaafde zich tot de komst van Alexander den Grooten, wiens wereldrijk na zijn dood uiteenviel. In Voor-Azië ontstond nu het Syrische rijk, dat opgeslokt werd door het Romeinsche rijk. In de 3de eeuw n. C. streden de NieuwPerzen met de Romeinen om de suprematie in W.-Azië, later met de Byzantijnen. Met dc opkomst van den Islam in de 7de eeuw kwam de oppermacht aan het khalifaat, dat allengs in verval kwam. Mahmoed van Ghaznai vestigde in de 10de eeuw het Rijk van den Groot Mogol in Indië en de Seldsjoeken werden de meesters in 't W. deel van VoorAzië. In de 13de eeuw werd hun macht vernietigd door de Mongolenhordcn onder Dzjengis-khan en zijn zoons. Weldra kwam een nieuwe heerschappij op, die der Turken, welke in 1453 met de inneming van Konstantinopel een einde maakte aan het Byzantijnsche ruk. Sedert de 16de eeuw verschenen de Europeanen in Azië en bezetten de streken, welke zij nu nog geheel of gedeeltelijk bezitten. Beroemde ontdekkingsreizigers in de laatste 100 jaar zijn: Vambéry (Toeran), van Toll (Siberië), Prsjewalski, Younghusband en Sven Hedin (Centraal-Azië), van Richthofen (China), Gebrs. Schlagintweit (VoorIndië), Pallgrave en Zwemer (Arabië). Zie H. P. N. Muller, Asië gespiegeld (I en II, 1912, 1918). Azimuth is een der coördinaten (z. a.) waardoor de plaats van een hemellichaam ten opzichte van den horizon bepaald wordt. Cirkels aan den hemel, gaande door het toppunt of zenith van den waarnemer en loodrecht op den horizon, heeten verticaal- of hoogtecirkels; door elk hemellicht kan men zulk een cirkel brengen. Het azimuth van 't hemellicht is de boog van den horizon gemeten van het Zuidpunt door 't W. (event. verder door 't N. en Z.) heen, tot waar de verticaalcirkel van 't hemellicht den horizon snijdt. Het azimuth wordt dus gemeten van 0" tot 360°. Soms wordt 't ook geteld als westelijk van 't Zuidpunt positief, Oostelijk daarvan negatief, telkens dus van 0°—180". Azimuthaalcirkel. Zie Almukantarat. Azincourt, dorp met c. 400 inw. in het Fransche departement Pas de Calais, waar den 25sten October 1415 de Engelsche koning Hendrik V, aan het hoofd van een leger van 14.000 man, een Fransche overmacht versloeg. Azine-kleurstoffen bevatten de groep Ar N, Ar, evenals de azoverbindingen (zie aldaar) maar op andere wijze gebonden; er behooren toe de eurhodinen, safraninen, indulinen, flavinduline en andere. Azolla, klein waterplantje uit de fam. der Salviniaceeën (Watervarens), met dunne, sterk vertakte stengeltjes en dikke, schubachtige, gespleten blaadjes, die in de schaduw groen, in de zon rood gekleurd worden. In onze wateren komen 2 soorten voor, beide uit Amerika, maar hier geheel ingeburgerd. De grootste (A. filiculoidcs, uit Zuid-Am.) is de algemeen in slooten voorkomende groote kroosvaren (blaadjes 2—2,5 mM.), de kleinste (A. carolinianum, uit N. Am.) heeft blaadjes van 1 — 1,5 mM. Beide vormen soms een dikke laag op de wateroppervlakte. Azorcn, eilandengroep ten W. van Portugal liggend, vormen samen één Portugeesche provincie en drie groepen. De Oostel. groep omvat: Santa Maria, San Miguel en Formigas; de middelste: Fayal, Pico, San Jorge, Graciosa en Terceira; de Westel.: Flores en Corvo. De eilanden zijn bergachtig, vulkanisch, hebben ook vele warme bronnen, worden vaak door aardbevingen geteisterd. Het klimaat is gelijkmatig en gezond, rijke plantengroei, landbouw, waarin door grootgrondbezit weinig vooruit- gang; producten: mais, zuidvruchten, suikerriet, tarwe, wijn. Industrie: brandewijnstokerijen en kaasmakerijen; ook uitvoer van boter. Veeteelt is van belang. Walvischvangst wordt door Amerikanen uitgeoefend. Eenige van de eilanden werden in 1432 ontdekt door de Portugeezen, bleken reeds aan de Carthagers bekend te zijn geweest, waren met Portugal van 1580—1640 onder Spaansch bestuur, doch kwamen na dien tijd weer aan Portugal. De bewoners zijn Portugeezen vermengd met Mooren en negers. Horta op Fayal is de beste haven, Azoverbindingen worden bereid door aromatische aminen (zooals aniline) in zoutzure oplossing met natriumnitriet te behandelen waardoor stoffen ontstaan van de algemeene formule Ar-N,-Ar. (Ar is een al of niet gesubstitueerde aromatische kern; de bewerking heet diazoteeren). Wordt in een van de kernen van azobenzol (CeH5-N,-C.Hs) eenNH,groep ingevoerd, dan ontstaat anilinegeel, de eenvoudigste azokleurstof (C, H, (NH,) N„ C, H,). Door invoeren van telkens andere groepen heeft men een zeer groot aantal azokleursioffen bereid die de natuurlijke (houteztracten, orseille enz.) grootendeels vervangen hebben. Azow, stad met c. 28.000 inw. in de streek der Donsche Kozakken. Vischvangst. Steppe van Asow is een zeer onvruchtbare vlakte langs de Don en de Manytsj. Een weinig veeteelt. Zee van Azow, golf van de Zwarte Zee, met deze door de straat van Kertsj verbonden, is zeer vischrijk; Caviaar, gezouten visch en lijm, zijn de uitvoerproducten. Ondiep, ongeschikt voor scheepvaart; de oppervlakte schijnt kleiner te worden. Azteken, naam van een Nahuastam, welke in de 15de eeuw de heerschappij voerde in Mexico; in sommige opzichten een volk van hooge cultuur: een uitgebreide litteratuur; bloeiende nijverheid, vooral goudsmederijen en leerbewerking; een aanzienlijke handel werd met de kustlanden gedreven. Het volk was ver¬ deeld in families, uit de koninklijke familie werd een opvolger gekozen, geen erfopvolging dus. De oorlog stond in aanzien, men trachtte zooveel mogelijk levend gevangenen buit te maken, welke aan hun oorlogsgod Mextli geofferd werden, jaarlijks had men c. 20.000 slachtoffers noodig. Zij streden met knots, speer en schild. In 1519 vernietigde de Spanjaard Cortez het rijk der Azteken. Azuay, Zuidelijke provincie van de Z.-Amerikaansche republiek Ecuador met de hoofdstad Cuenca. Landbouw, veeteelt en als nijverheid: het maken van stroohoeden. De bewoners zijn meest Indianen. » Azuni, Domenico Alberto (1749—1827), Italiaansch rechtsgeleerde en geschiedschrijver, gaf een belangrijk werk over het zeerecht „Droit maritime de 1'Europe" en een geschied- en aardrijkskundig werk over Sardinië uit. Azuur noemt men de helderblauwe kleur van het hemelgewelf; in de heraldiek wordt deze kleur, indien het geheele wapen ongekleurd is, aangegeven door horizontale arceering. Azijn is een waterige oplossing van azijnzuur, terwijl dikwijls nog andere stoffen die geur en kleur geven, aanwezig zijn. De grondstoffen ervoor zijn: 1°. alcoholhoudende stoffen, als verdunde spiritus, wijn enz. 2°. hout, 3°. calciumcarbide. De bereiding uit alcohol geschiedt in groote eikenhouten vaten, die van geperforeerde dwarsschottcn zijn voorzien. Op deze dwarsschottcn liggen beukenspaanders, die een voedingsbodem zijn voor de azijnmoer. Dit zijn bacillen (Mycoderma Aceti) die de omzetting van den alcohol in azijnzuur veroorzaken. Voor deze omzetting is zuurstof, dus lucht, noodig, zoodat in den wand van het eikenhouten vat gaten zijn geboord, waardoor de lucht vrij kan toetreden. Een mengsel van alcohol (van 6—10 %) met bier of moutextract druppelt van boven naar beneden. De vloeistof passeert achtereenvolgens verschillende vaten. Dit is de z.g. snelazijnbereiding. Houtazijn ontstaat bij de droge distillatie van bout, naast methaan, aceton en andere producten. Door toevoeging van kalk wordt het azijnzuur tot calciumacetaat gebonden. Door destilleeren met zwavelzuur verkrijgt men hieruit onzuiver, sterk azijnzuur. Dit wordt nog weer gezuiverd door distillatie in zuurvaste kolomapparaten. Dan verkrijgt men watervrij azijnzuur (ijsazijn, omdat het 's winters vast is en dan op ijs lijkt). Iets verdunder iöu %j neet net azijn-essence of houtazijn. Uit calciumcarbide maakt men aceetaldehyde (zie aldehyden) dat door oxydatie azijnzuur levert. Vooral in den oorlog is deze bereidingsmethode sterk opgekomen. In ons land wordt veel azijn gemaakt uit Amerikaansch acetaat. Azijn vindt uitgebreide toepassing, zoowel in de huishouding (inmaken) als in de industrie, vooral voor de bereiding van acetaten (azijnzure zouten) die als beitsmiddel in de ververij gebruikt worden en voor de bereiding van organische producten (zooals celluloseacetaat voor kunstzijde). Groote hoeveelheden worden als essence naar de tropen verscheept, waar ze weer ver¬ dund wordt en voor 't coaguleeren van rubbermelksap toepassing vindt. Azijn-aether of -ester is aethylacetaat (CH3COC,H5) dat bereid wordt door distillatie van natriumacetaat met alcohol en zwavelzuur. Het wordt gebruikt voor allerlei essences en in de organische synthetische industrie (kleurstoffen o.a.). Azijnzure zouten of acetaten verkrijgt men door azijnzuur met een loog samen te brengen en de verkregen oplossing in te dampen. Door verhitting ontleden ze alle. Die van aluminium (Al. (CH. COO),), ijzer (Fe (CH, COO),) en chroom (Cr (CH, COO),) zijn van groot belang als bijt smiddel in de katoendrukkerij. Calciumacetaat (Ca (CH, COO),) ontstaat bij de bereiding van houtazijn als tusschenproduct (zie aldaar) en is tevens de grondstof voor aceton dat er door verhitting uit verkregen wordt. Azijnzuur, acidum aceticum (CH, COOH) is een van de belangrijkste organische zuren. Voor bereiding en gebruik zij naar azijn verwezen. Het is een vrij zwak zuur en kleurt blauw lakmoes slechts steenrood. 21 B B, tweede letter en eerste medeklinker van ons alfabet, afgeleid van de Hebreeuwsche en Phoenicische beth, bekleedt in de meeste alfabetten dezelfde plaats. Het is een zachte lipletter, welke met geringe mondopening wordt uitgesproken. In de muziek is het de 7de noot in de toonschaal van C. B, in de muziek ** Basso. B, in de scheikunde = Borium. Ba, in de scheikunde = Barium. B. A., (Bachelor of Arts) is in Engeland de laagste academische graad. B Be, in de scheikunde => Beryllium. B. D. Zie Bormer Durchmusterung. Bi, in de scheikunde = Bismut. Br, in de scheikunde = Broom. B. W. ■= Burgerlijk Wetboek. Baader, Frans Xaver von (1765— 1841), hoogleeraar in de wijsbegeerte te München, trachtte zijn wijsgeerige inzichten in overeenstemming te brengen met de Katholieke leer. Baadje (in het Maleisch badjoe) is een loshangend kleedingstuk, in Nederl. O.-Indie door Inlanders gedragen, dat bij de mannen tot de heupen reikt, bij de vrouwen iets langer is. Ook het nauwsluitende buis, door zeelieden en schippers gedragen, wordt wel baadje genoemd. Baai (1), een dik wollen weefsel, gelijkend op laken en flanel. Baai (2), eigenlijk baaitabak, is een fijngekorven rooktabak van Maryland. Baai-eilanden, groep eilanden in de Caribische Zee, behoorend tot de republiek Honduras. Ongezond klimaat, bananen en kokosnooten. Baak. Zie Baken. Baal (1), groote zak van matwerk of grof linnen, welke dient tot verzending van koopwaar. Ook de inhoud van zoo'n zak noemt men baal. Baal (2) m 10 riem «= 200 boek = 4800 vel papier. Baal is de naam der godheid in vele Semietische landen, ook bij de Israllieten. Deze naam komt' herhaaldelijk en in allerlei samenstellingen voor in het Oude Testament. Hij beteekent „Heer" (bezitter). Naast Baal als mannelijke godheid stond Astarte als vrouwelijke. De naam werd later onder de Joden vermeden en gelezen als bosjet (schande). Baalbek, dorp in het dal tusschen Libanon en Anti-Libanon (Syrié) gelegen, vroeger een machtige stad, bezit bouwvallen uit den tijd der Romeinen en nog van ouder datum, o. a. een tempel gebouwd door Antoninus Pius. Baan noemt men den weg, die een bewegend lichaam (planeet, kanonskogel) beschrijft; eigenlijk den weg, die het zwaartepunt of massamiddelpunt van het lichaam, doorloopt. De werkelijke baan verschilt soms zeer veel van de schijnbare. De aarde beweegt zich om de zon, maar voor ons is 't alsof de zon eens per jaar een gesloten baan (zonnebaan) om de aarde beschrijft. Baan der componenten van dubbelsterren. Zie Dubbelsterren. Baanbepaling. Ter bepaling van de zes baanelementen (z. a.) heeft men zes gegevens noodig, die gevonden worden uit waarnemingen, die op bekende tijdstippen gedaan moeten worden. Baan-elementen noemt men die grootheden of getalwaarden, die men noodig heeft om de plaats van een planeet of komeet voor elk willekeurig tijdstip te kunnen berekenen, bijv. een planeet: ^f^.fiX'^.SSi JS,TS1SJrJSSS B =515 s tv- Baar (1), naam voor een metalen staaf, meestal van goud of zilver. Baar (2), gewicht, gelijkstaande aan 3 pikols, bij de O. I. Compagnie in gebruik. Baard noemt men het haar, dat bij mannen de kin, de bovenlip en de wangen bedekt. In het Oosten geldt hij als sieraad en teeken van kracht. Bij de Westersche volken is het scheren, gedeeltelijk of geheel laten groeien van den baard, afhankelijk van de mode. Baard (1), stukjes lood, aanweerskanten van het mondgat van een orgelpijp, om den toon te verhoogen of te verlagen. Baard (2), het gedeelte van den sleutel, dat past in het sleutelgat en rechthoekig op de schacht staat, waarin in overeenstemming met het slot de kepen en kruisen worden gevijld. Baard (3), overtollige specie, die bij het voegen der muren uit de voeg puilt en met den voegspijker wordt weggenomen. Baard (byssus), wordt gevormd door een orgaan aan den voet van sommige Plaatkieuwigen b.v. bij de mossel. Bij deze is de voet vingervormig en dicht bij het uiteinde zit een holte, waarin een klier, de byssus klier, en tevens ligt daarin een halvemaanvormige plaat met openingen. Deze wordt tegen de klier gedrukt en bij het terugtrekken wordt de kleverige stof tot een draad uitgerekt, die in de groeve komt te liggen, terwijl het voorste einde tegen een voorwerp gedrukt wordt. Zoo gaat het voort. Al die draden vormen de baard en dienen om de dieren aan de onderlaag te bevestigen, zelfs worden ze ook gebruikt om kleine bewegingen te maken, door nl. de achterste draden te verscheuren en nieuwe in de richting der beweging te spinnen. Baarderadeel, Friesche gemeente in het landschap Westergoo, ten Z.W. van Leeuwarden, telt c. 5600 inw. De bodem bestaat uit zeeklei. Baardgier. Zie lammergier. Baardkoekoeken (Buccoaiden), 'ver¬ want aan de Baardvogels. Zij komen in Z.-Amerika voor, leven in de bosschen, waar zij weinig in beweging zijn en b.v. de insecten, waarvan zij leven, zittende vangen. Hun gevederte is los, dof, met stijve borstels in de omgeving van den snavel. Baardman, naam van een Rijnsche steenen kruik van hard aardewerk uit de 16de en 17de eeuw; aan de zijde tegenover het oor met een bebaarde mannenkop versierd. Baardmannetje. Zie Baardmees. Baardmees of Baardmannetje (Parus biarmicus). Het mannetje van deze soort heeft een heldergeel, bijna oranje snaveltje en tusschen snavel en oogen loopt een zwarte vlek langs de keelstreek; daar zijn de veeren wat langer en staan vaak wat af, zoodat het werkelijk lijkt of hij een paar knevels heeft. Bij het wijfje is het ook zoo, maar daar valt het minder op, doordat de klem- als het andere gevederte is. De baardmees komt aan oevers van meertjes en veenplassen in het riet voor b.v. bij ons in het Naardermeer. Het is van onze meezen de eenige trekvogel. Baardmos (Usnea barbdta), vrij zeldzame korstmossoort, aan boomstammen groeiend, vanwaar het in lange, grijze draden afhangt. Vruchtschijfjes treft men er zelden aan. Baardvogels (Megalaeniden). Zij behooren tot de orde der Klimvogels. Zij komen in een groot aantal soorten in de warme streken der aarde voor. Het zijn levendige, vroolijke, rustelooze vogels, die vaak scharen vormen. Het gevederte is prachtig gekleurd en vormt in de omgeving van den snavel tal van borstels. Baardwerk, voegwerk met baarden (zie aldaar). Baardwijk, gemeente met c. 1600 inw. in de provincie Noord-Brabant, aan de Langstraat. In 't N. klei, in 't Z. zandbodem. Schoenmakerijen. Baardwijksche overlaat, tusschen twee leidijken gelegen, is de plaats waar bet water van de Beersche Maas naar de Langstraat en het Oude Maasje afvloeit. Baarle-Nassau, gemeente met c. 2500 inw. in de provincie Noord-Brabant op de Belgische grens met enclaves in België. Zandgrond, gedeeltelijk ontgonnen. Baarmoeder noemt men het orgaan der vrouwelijke zoogdieren, waarin de vrucht groeit tot zij geboren wordt. Het is gelegen in het onderste gedeelte van den buik, tusschen, aan de voorzijde de pisblaas en aan de achterzijde de endeldarm. De vorm is ongeveer die van een driehoek met de basis naar boven gekeerd; in die basis monden de eileiders of buizen van Fallopius, waardoor het ei in de baarmoeder geraakt en daar al of niet bevrucht wordt. In het laatste geval gaat het ten gronde, in *t eerste geval hecht het zich aan den baarmoedermond en giueiL aan tot net m normale omstandigheden als voldrageu vrucht wordt uitgestooteu. Tijdens dien groei van de vrucht neemt ook de baarmoeder in omvang toe, krijgt een ongeveer kogelvormige gedaante, om, na de geboorte van de vrucht zich onmiddellijk weer te verkleinen, maar nimmer meer de oorspronkelijke maagdelijke afmeting en vorm te herkrijgen. Men noemt 't bovenste deel van de baarmoeder de bodem, het middelste het lichaam en het onderste deel de hals. Baarn, gemeente in de provincie Utrecht, met c. 10.000 inw., bestaat uit de dorpen de Vuursche en Baarn, in een boschrijke streek, welke veel vreemdelingen trekt; het paleis Soestdijk en andere buitenplaatsen. Landbouw en veeteelt. Baarsnet, een driewandig, staand net, hoofdzakelijk in gebruik tot het vangen van baars. Baarsvisschen (Perciden), een der fam. der Stekelvinnigen met meestal 2 rugvinnen, waarvan dan de voorste alleen stekelstralen heeft, terwijl er ook nog een of meer stekelstralen voor in de aars- en buikvinnen zitten. Bij het postje echter is er maar een rugvin, die vooraan stekelstralen heeft. De rivierbaars is een zoetwatervisèh, die vooral in stroomend water voorkomt, meest in troepjes leeft en een echte roofvisch is. Deze wordt veel gevangen. In N.- en M.-Europa komt in de rivieren de zander voor. De zeebaars komt vooral in de Middellandsche Zee en den Atlantischen Oceaan voor en zwemt de rivieren wel op. Het postje is een zoetwatervisch, die, hoewel veel minder algemeen dan de rivierbaars, bij ons wel in de rivieren en andere zoete wateren voorkomt. Baba (1), een Turksch woord, dat „vader" beteekent en waarmede geestelijken in Turkije en Perzië worden aangesproken. Baba (2), een vrouwelijk wezen (heks), dat voorkomt in de Slavische folklore. Babar-eilanden, groep van zes eilanden in Insulinde, tot de residentie Amboina behoorend. Van deze eilanden ligt Babar het hoogst boven de zee. Zij zijn merkwaardig, door de mooie, jonge kalkterrassen, welke er gevonden worden. Babbaee. Charles M7Q1_in7n tj„_ gelsch wis- en werktuigkundige, was de uitvinder van een rekenmachine en gaf logarithmen-tafels uit. Babbittmetaal is een alliage van 85 % tin, 10 % antimonium en 5 % koper; het is vrij zacht. Den naam dankt het aan zijn Amerikaanschen uitvinder; het is een bekend lagermetaal, d. w. z. metaal voor tappen en andere wrijvende deelen van machines. Babcock en Wilcozketel is de naam van een waterpijpketel, waarvan de verticale pijprijen in afzonderlijke waterkasten uitmonden. Voordeelen: geen steunen in de waterkasten, gering gevaar bij ontploffing, gemakkelijke montage. Zie verder Stoomketels. Babel of Babyion is de naam van de hoofdstad van het Babylonische rijk, middelpunt van de Voor-Aziatische beschaving gedurende eeuwen. Haar stichtingstijd is onbekend, maar zij was reeds een bloeiende stad ongeveer 2500 v. Chr. Haar geschiedenis hangt nauw samen met 'die van het Babylonische Rijk (zie Babylonië-Assyrië). Babel is herhaaldelijk verwoest; in 539 v. Chr. door Cyrus ingenomen. Na den tijd van Alexander den Groote is het geheel in verval geraakt en geworden tot een berg van ruinen, waaruit bij de opgravingen veel belangrijks te voorschijn is gebracht. Zie hierover Koldewey, Das wiedererstehende Babyion (1913). Babel, Toren van, geweldige tempeltoren van verscheidene verdiepingen, welke op de bezoekers van Babyion een ontzaggelijken indruk maakte. In Genesis XI wordt met een woordspeling („babbel" >= in verwarring brengen) verhaald hoe de bouw van deze toren aanleiding werd tot het ontstaan der talen. Bab-el-Mandeb (Tranenpoort) is de straat welke de Roode Zee en Indischen Oceaan verbindt. In deze straat ligt het eiland Perim, waarop een vuurturen, door de Engelschen in bezit genomen. Babelsberg, kasteel der Hohenzollerns nabij Potsdam, van 1835—1849 gebouwd en door een mooi park omeeven. Baber (1483 — 1530), bijnaam van Zahir oed-din Mohammed, een afstammeling van Timoer, volgde in 1494 zijn vader op, veroverde Kandahar, Ghasna Kaboel en Indië. Zijn daden en lotgevallen beschreef hij zelf. Zijn nakomelingen droegen den titel van Groot-Mogol. Babeuf, Francois Noël (1760—1797), journalist en voorstander der Fransche Revolutie, ijverde voor een soort communisme, nam onder het Directoire deel aan een samenzwering en werd geguillotineerd. Babi zijn de aanhangers van het Babisme, een voorlooper van het Bahaïsme. Zie Bahaïsme. Babington, Anthony (1561 — 1586), Engelsch Katholiek edelman, langen tijd page van koningin Maria Stuart, was aan 't hoofd der samenzwering, welke den dood van Elizabeth en de bevrijding van Maria beoogde. Het plan lekte uit en Babington werd ter dood veroordeeld. Babiroesa. Zie Hertswijn. Babisme. Zie Bahaïsme. Baboeya, eilandengroep tot de Philippijnen behoorend, vulkanisch. Tabak, rijst, maïs, ook veeteelt. Babrias of Babrius, Grieksch fabeldichter in de 3de eeuw na Chr., volgens anderen ten tijde van Augustus. Een belangrijk handschrift van hem is in 1844 op den berg Athos gevonden. Baburen, Dirck of Theodoor van (c. 1570—1624), Nederlandsch schilder en etser, leerling van Paulus Morcelse en Gerard Honthorst, schilderde vooral in den geest van den laatste. Babyion. Zie Babel. Babylonië is historisch de naam van een landstreek tusschen den benedenloop van Eufraat en Tigris, waar zich reeds ± 4000 v. Chr. een centrum van beschaving moet hebben bevonden, dat van wereldhistorische beteekenis is geworden. Opgravingen van ruïnenheuvels (tell's) hebben de overleveringen van Berossus — een Babyl. geschiedschrijver, die putte uit het archief van den Mardoek-tempel 3e eeuw v. Chr. — en de gegevens uit het O. T. toegelicht en aangevuld. De Fransche consul Botta is begonnen 1842 te Chorsabad, voortgezet door Victor Place. Naam hebben gemaakt de Engelschman Henry Layard met de Assurbanipal-bibliotheek (30.000 kleitabletten), Henry Rawlinson en George Smith te Eral en Borsippa; Amerikanen te Nippoer; Sarzec te Lagasch; de Deutsche Orient-Gesellschaft te_ BabyIon. Het gevonden materiaal is tijdrekenkundig nog niet geordend. Het historisch beeld wordt,aldus geschetst: ± 4000 wonen in Z.-Bab. Soemeriërs, in N.-Babyl. Akkadiërs; ze zijn niet Semitisch noch Indo-Europeesch, vertoonen een Mongoolsch type en worden afkomstig geacht uit het Oeral-Altaï gebied. Zij kennen spijkerschrift, maten en gewichten, astronomie en hebben het land door kanalisatie tot een „Eden" van welvaart gemaakt. Zij stonden in handelsverkeer met Syrië en Phoenicië, Arabië enz. Volgens sommigen is van bier het brons de wereld ingegaan. Politieke eenheid is er niet. Stadsstaatjes zijn Lagasch, Oeroe, Oeroek, Nippoer, Eridoe; in het Noorden: Sippoer, Koetha. In dit cultuurland hebben Semieten een invasie gedaan van het Noorden uit; de oorspronkelijke bevolking is in hen opgegaan, het laatst in 't Zuiden. Sargon I — wiens jeugd met die van Mozes overeenkomt — en zijn zoon Naramsin noemen zich op zuilen koningen van Akkad; zij worden ± 3000 gedateèrd. Het Zuiden is tijdelijk overheerscht door Elamiten uit het O.; hun residentie is Larsa. Chammoerabi, 6e koning uit de le Babyl. dynastie, onderwerpt Elam en vereenigt Akkadië en Soemerië onder z.ijn scepter; rsaDei (zusterstad: Borsippa) wordt residentie en het recht in één codex geregeld (± 2250). Deze codex is door de Morgan teruggevonden op de verwoeste acropolis te Susa in 1797. Het Zuidelijk deel bleef als Chaldeeënland onafhankelijk. Uit de TellAmarnavondsten (Midden-Egypte) blijkt dat ± 1500 Babylonisch de internatio-> nale taal was. Politiek was Babel verzwakt, door Kassjieten overheerscht. Assyrië kwam op; van 1500 — 800 kampten Assur en Chaldea (met Elam) om B. Eerste Assyr.-Bab. koning is Tiglat-Pileser-Poel (729). Sanherib, die in Nlnivé (nu Chorsabad) een nieuwe residentie schiep, verwoestte B. Na herbouw begint een nabloei onder de Chaldeërs Nabopolassar, Nebukadnezar II (605- 562). In 539 echter viel Babel m handen der Perzen, van Indo-Europ. origine. Onder het Romeinsch imperium is het als Chaldëa bekend. Met de Arabieren werd het weer Semitisch. In 1638 hebben de Turken B. veroverd en verdeeld in de vilajets Bagdad en Basra. Het geheel is bekend als Irak- Arabi, ter grootte van Italië en sinds den oorlog onder Engelsch mandaat. In tegenstelling met Assyr., die militaristisch waren (de ijzer-kuituur vond men waarschijnlijk 't eerst bij hen), worden Babyl. getypeerd als volk van handel, nijverheid en wetenschap. Voor net verkeer waren wegen aangelegd. De vruchtbaarheid was door goede waterbeheersching fenomenaal. Herodotus heeft het gezien en beschreven. De hoofdstad was cosmopolitisch en weelderig. Beroemd was de tempel yan Beel-Mardoek, in terrassen opgebouwd; evenzoo de tempel Ekoer te Nippoer. Wegens steen- en houtarmoede werd gebouwd van leem en asphalt. Uit de gevonden klei-tabletten heeft men zich zelfs een beeld van het volksleven kunnen samenstellen. Zie Starck Bdbylonicn und Assyrièn (1908). ' Babylonisch-Assyrische godsdienst is één, te verklaren uit de geestelijke overheersching van Bab.; alleen staat in Ass. de stadsgod Assjoer (Assur) aan het hoofd van de goden. Het pantheon is zeer eroot. vpIp. »u„ — kelijk stadsgoden. Verschuivingen in rang volgen dikwijls op politieke gebeurtenissen. Onder hen zijn astraalgoden d. w. z. zon, maan, planeten en sterren; ook echter van oudsher aardgoden. Hoofdgod is Mardoek (van Babel) — morgen- en voorjaarslicht; toen Babel hoofdstad werd, werd hij Heer van de landen der aarde. Vroeger nam Bel (van Nippoer) deze positie in, bij de Soemeriërs reeds bekend. Tot het pantheon behooren verder: Anoe, heer des hemels; Ea (van Eridoe) - zoetwateroceaan om de aarde heen, bron van regen; Sin (van Oeroe = Ur), maan en orakelgod; Sjamaasj (van Sippoer en Larsa) zonnegod; hij geeft als Alziende aan Chammoerabi (Hammoerabi) de wet • Nergal (van Koetha) heer van onderwereld, ziekte en verschroeiende hitteTammoez, god van den plantengroei, aan Adonis verwant. Onder de godinnen domineert Ischtar (Astarte in Syrië) moedergodin; „hemelkonmgin*', tegelijk godin van den krijg. Deze godengestalten treden op in verschillende mythen van schepping en paradijs, zondvloed (Eabani) enz. De ontdekking van den hoogen ouderdom dezer mythen, gevoegd bij het gezag en de verbinding der Bab. cultuur heeft de afhankelijkheid der Bijbebche parallellen aannemelijk gemaakt. Intusschen heeft de Assyrioloog F. Delitzsch — door dit verband te stellen — een verwoeden BabelBibel-strijd uitgelokt. Naast de goden kent de Bab.-Assyr. godsdienst een heirleger van geesten, die door aanroepingen en bezweringen worden geleid. Magie en astrologie hangen samen met dien godsdienst, die zijn invloed over alle maatschappelijke handelingen uitstrekte. Hoewel hij niet het O. T. peil bereikt, is hij niet van zedelijk gehalte ontbloot. Men zie 3 voordrachten van F. Delitzsch, Babel und Bibel (1902 en v.v.), H. Th. Obbink, Het Bijbelsch paradijsverhaal en de Babylonische bronnen (1907) en L. Spence, Myths of Babylonia and Assyrie (1916). Babylonische ballingschap (letterlijk). Nebukadnezar heeft na de verovering van Jeruzalem (586 v. Chr.) de aanzienlijkste inwoners van het rijk Juda naar het land der Chaldeeën i/edpnnrteerd. Dit feit heeft den eersten stoot gegeven aan de verstrooiing der Joden. Hun gedwongen verblijf heeft hen niet alleen in nauwe aanraking gebracht met de wereldcultuur der Babyl., maar ook onder leiding van Ezechiël e. a. een proces in gang gezet, waardoor de gedachten der profeten geestelijk eigendom zijn geworden van de Joodsche gemeenten: God, wet en volk zijn zoo een onverbreekbare trits geworden. Men vat de nieuwe geestelijke waarden samen als na-exilisch Jodendom (exüium = ballingschap). Van de tragiek geeft Ps. 137 een nagalm; van de godsdienstige veerkracht Jezaia 40—48 een beeld. De kerkelijke politiek van den Perzenkoning Cyrus leidde tot terugkeer der ballingen (537). Figuurlijk noemt men het gedwongen verblijf der Pausen te Avignon (1305 — 1377) ook Bab. ballingschap. Ook Luther schreef tegen het Pauselijk primaat in „de Babyl. gevangenschap der kerk" (1520). Baccalaureus, in het Fransch bachelier, in het Engelsch bachelor genaamd, is een titel m de *3de eeuw aan de Universiteit te Parijs ingevoerd, voor hen, die na bepaalde examens, gerechtigd waren tot het houden van voorlezingen. Ook in Engeland ingesteld, is zij daar tot heden blijven bestaan en duidt de laagste academische graad aan, terwijl ze in Frankrijk afgeschaft is. Het woord leeft nog voort in het Fransche Baccalauréat de fensetgnement, hetgeen gelijk staat met ons staatsexamen. Baccarat is een uit Frankrijk afkomstig hazardspel met kaarten, berucht wegens zijn wisselende kansen van groote winst of aanzienlijk verlies. Baccarat, stad met c. 7000 inw. in het Fransche departement Meurtheet-Moselle, bezat een broemde kristalfabriek, welke in den oorlog geheel verwoest werd. Het kristal, daar gemaakt droeg den naam van Baccarat. Bacchanaliën, in Griekenland Dionysusfeesten geheeten, werden te Rome en Griekenland, ter eere van den god Bacchus (Dionysus) gevierd. Daar deze feesten langzamerhand gepaard gingen met de ergste uitspattingen, werden zij in 186 v. Chr. bij Senaatsbesluit verboden. Thans worden luidruchtige drinkgelagen ook bacchanaliën genoemd. Bacchanten waren in de oudheid de deelneemsters aan de Bacchusfeesten; in de Middeleeuwen studenten, die niet aan één hoogeschool studeerden, doch van de ééne naar de andere zwierven. Bacchiglione, rivier in Italië, stroomt langs Padua en Vicenza, mondt Uit in de Adriatische Zee. Bacchius, versvoet bestaande uit een korte en twee lange lettergrepen, werd in de Bacchushymnen gebruikt. Bacchus, de god van den wijn, ls de Romeinsche naam voor den Griekschen Dionysus. Zie verder Dionysus. Bacchylides, Grieksch lierdichter in de 5de eeuw v. Chr., leefde aan het hof van Hiëro te Syracuse, schreef oden, elegiën en drinkliederen. Bacciochi, Felice Pasqualc (1762— 1841), Italiaansch edelman, trad in Franschen dienst, huwde Napoleons zuster Marie Anne Elise en kreeg den titel van vorst van Lucca. Baccio d'Agnolo (1462—1543), Italiaansch bouwmeester, beeldhouwer en houtsnijder, bewerkte o. a. de koorbanken in de Santa Maria Novelle te Florence. Bach, Johann Sebastian. Bach is de naam van een Thüringsche (niet Hongaarsche) familie, waarbij de muziek als beroep in de 17e en 18e eeuw traditie was. Zij leverde in die jaren een groot contingent cantoren en organisten aan de Thüringsche steden en stond in haar land in hoog aanzien, wat wel hieruit blijkt, dat in Erfurt nog op 't einde van de 18e eeuw de stadmuzikanten „Die Bache" heetten, ofschoon er geen enkele Bach meer bij was. Het belangrijkste lid van dit geslacht en tevens één der allergrootste persoonlijkheden in de toonkunst is Johann Sebastian (1685— 1750), geboren te Eisenach. Op tienjarigen leeftijd wees, werd hij door zijn broeder Johann Christoph, organist in Ohrdruf, opgenomen. Van 1700— 1703 was hij leerling aan de Michaêllsschool te Lüneburg. Daarna bekleedde hij de volgende betrekkingen: in 1703 violist aan de hofkapel te Weimar (slechts eenige maanden), 1703—1707 organist te Arnstadt; 1707—1708 organist te Mühlhausen; 1708—1714 hoforganist en kamermusicus; 1714—'17 hof concertmeester in Wpimnr- 1717_ '23 kapelmeester en „Kammermusikdirektor" te Kothen en eindelijk van 1723 tot aan zijn dood Kantor aan de Thomasschule en „Universitats-Musikdirektor" te Leipzig. Bach was tweemaal getrouwd: met zijn achternicht Maria Barbara Bach en met Anna Magdalena Wülken. Op 't eind van zijn leven leed hij aan een oogziekte: hij stierf blind. Hij had 20 kinderen, waarvan 6 zonen en 4 dochters hem overleefden. Een gedeelte van zijn zeer omvangniK werK is verloren gegaan: wij bezitten bijv. slechts 190 kerkcantaten van de vijf volledige jaargangen voor alle zon- en feestdagen, slechts 2 van de 5 „Passionsmusiken": de Matthaeus- en de Johannes-Passion (de Lucas-Passion is hoogstwaarschijnlijk onecht). Voor de Dresdener Katholieke hofkerk schreef hij eveneens meer dan de ons bekende H-moll- en de vier kleine missen. Andere groote koorwerken zijn: het vijfstemmig „Magnificat", het „Weihnachts-", het „Himmelfahrts"- en het „Oster"-oratorium. Niet minder belangrijk dan zijn vocaalwerken, zijn zijne instrumentaalcomposities, in de eerste plaats die voor zijn hoofdinstrument, het orgel: zij beteekenen een hoogtepunt in de orgelliteratuur, dat vóór noch na hem is bereikt. Ongetwijfeld heeft ook zijn schrijftrant voor orgel in vele van zijne composities voor andere instrumenten en voor zang nagewerkt. De voornaamste pianowerken zijn: „Das Wohltemperierte Klavier", bestaande uit twee deelen van ieder 24 praeludia met volgend fuga in alle dur- en mol-toonsoorten, waarmee Bach als eerste het geheele systeem der moderne toonaarden, dat de kerktoonaarden had vervangen, in zijne verste consequenties uitwerkt; de „Kunst der Fuge", waarin hij met één thema alle problemen der fugakunst behandelt en aan het slot, dat hij echter niet ten einde heeft gebracht, het thema B-A-C-H invlecht; Engelsche en Fransche suites; een concert „im Italienischen Stile", de Goldberg-variationen, twee- en driestemmige invenüonen, fantasieën, toccata's, sonates, concerten voor één, twee en drie piano's, en één voor vier naar Vivaldi, met orkestbegeleiding. De bekendste andere werken zijn: 3 sonates en 3 partita's — de beroemde Ciacona staat in de dmol-partita — voor viool alleen, 6 sona- tes en een suite voor viool en piano, 2 vioolconcerten, het d-molconcert voor twee violen en orkest, 6 sonaten voor fluit en piano, 6 suites voor violoncel-solo enz. Voor orkest: de zes Brandenburgsche concerten en de vier ouvertures of suites (in de d-dur suite staat het beroemde air, dat later naar C-dur getransponeerd bekend is als het air „op de gsnaar"). Bach verbindt de stijlsoorten van twee perioden: de harmonische kunst, die nog in haar ontwikkelingsstadium verkeerde, brengt hij tot volle ontplooiing en ent hij op de bestaande polyphone kunst. Van net verleden is hij de bekroning, voor de toekomst opent hij nieuwe mogelijkheden, die nog heden gelden. Literatuur: Ph. Spitta, J. s. B. (1873 —'80, 2 dln); A. Pirro, L'Orgue de J. S. B. (1895), VEsthétique de J. S. B. (1907) en Bach (1906, in 't Duitsch vertaald 1910); Alb. Schweitzer, J. S. B. le musicien-poüe (1905, uitgebreide Duitsche vertaling in 1903). Van zijn zonen nebben de meeste beteekenis: de „Hallesche B.", Wilhelm Friedemann (1710 — 1784), de oudste. Hij was van 1733—'47 te Dresden en van '47—'67 te Halle organist. Daarna leidde hij een zwervend leven en stierf te Berlijn. Hij was zeer begaafd maar excentriek en besteedde te weinig zorg aan zijne composities. Eenige van zijn pianowerken en een Triosonate gaf Riemann uit, die in hem een sterk persoonlijken stijl prijst. Zijne overige composities zijn manuscript gebleven. Karl Philip Emanuel (1714-1788), de tweede der J. S. overlevende zonen, studeerde eerst rechten, maar ging in 1738 geheel tot de muziek over. Van 1740—'67 was hij kamercimbalist van Frederik den Groote. Van 1767 tot aan zijn dood „Kirchenmusikdirektor" te Hamburg. Hij schreef voornamelijk voor de piano in een homophonen, „galanten" stijl, die sterk van dien zijns vaders afwijkt. Zijn kerkmuziek en zijn liederen zijn van veel minder gehalte. Hij heeft meegewerkt aan de ontwikkeling van de pianosonatevorm. Zijn boek „Versuch über die wahre Art, das Klavier zu spielen", door W. Niemann opnieuw uitgegeven (1906), heeft nog heden groote waarde voor de kennis der speelmanieren in de 18e eeuw. Johann Christian (1735—1782), de jongste zoon, was eveneens zeer begaafd. De moderne stijl heeft veel aan hem te danken. In 1754 werd hij huiskapelmeester van graaf Agostino Litta te Milaan, in 1762 domorganist aldaar. In 1762 vestigde hij zich te Londen, waar hij met Abel concerten organiseerde, die toonaangevend werden. Hij schreef vele opera's en vocaalwerken, maar het zwaartepunt van zijn werk ligt in zijne instrumentaalcomposities, die zeer talrijk zijn. Bacharach, stadje met c. 1800 inw. aan den linker Rijnoever, nabij Bingen. Wijnbouw, leerindustrie; ruïnen van den burcht Stahleck. Bachelier. Zie Baccalaureus. Bacheller, Irving (1859— ), Amerikaansch romanschrijver, schreef „The Master of Silence" en vele andere werken. Bachelor. Zie Baccalaureus. Bachem, Julius (1845—1918), Duitsch rechtsgeleerde en schrijver, van 1876— 1891 voor de Centrumpartij lid van het Pruisische Huis van Afgevaardigden, een der oprichters van de „Görres-Gesellschaft," schreef werken op politiek gebied. Bacher, Wilhelm (1850 -1914), Joodsch theoloog en oriëntalist, rector aan de school ter opleiding van rabbijnen te Boedapest, schreef vele historische, exegetische en taalkundige werken en was de oprichter van de Hongaarsch-Jood- ^B^chiene, Willem Albert (1712-1783), Nederlandsch aardrijkskundige, verwierf zich bekendheid door zijn „Heilige géographie" en zijn „Kerkelijke géographie". Bachmoet, stad met c. 25.000 inw. in het gouvernement Jekaterinoslaw (Rusland) aan de rivier de Bachmoet. Steenkool- en kwikzilvermijnen; zoute bronnen. Bachofen, Johann Jacbb (1815-1887), rechtsgeleerde, hoogleeraar in het Romeinsch recht te Bazel, werd door zijn werk „Das Mutterrecht" een der baanbrekers van de vergelijkende rechtswetenschap. Bachtyari of Bachtyaren is een Koerdisch-Perzisch nomadenvolk in de provincie Loeristan (West-Perzië). Bacillariales. Zie Diatomeeën. Bacillen zijn eencellige plantjes, behoorende tot de groep der Splijtzwammen (Schizomyceten), die den vorm van een staafje hebben en waarvoor de lengte grooter is dan de breedte. Men kent bacillen met eigen beweging, die door haarvormige draadjes (cilieën) wordt veroorzaakt. Vele soorten vermenigvuldigen zich door sporen, d. z. deeltjes van het protoplasma, die een anderen vorm aannemen en zich dan van de moedercel losmaken; deze sporen hebben een uijiuuuer groote weerstand tegen nadeelige inwerking van buiten af, zooals uitdrogen, hooge temperatuur, scheikundige ontsmettingsmiddelen en kun¬ nen later weaer tot een bacil uitgroeien. De meest bekende ziekte-veroorzakende bacillen zijn: de miltvuurbacil, een van de oudst bekende bacillen (1849), die tevens tot de grootste behoort (1 — 15),it en in het bloed van aan miltvuur lijdende óf daaraan gestorven dieren voorkomt; de Bacillus botulinus die men in gevallen van vleesch vergiftiging aantreft (botulismus), de diphtherie- of Löfflersche bacil, de dysenteriebacil, choleralepra-, pest, tetanus-, tuberculose- en typhusbacillen. Behalve deze kent men ook bacillen die geen ziekte veroorzaken b.v. de azijnbacil en de melkzuurbacil. Zie verder Bacteriën. Bacillus prodigiosus. Zie Bacteriën. Back, George (1798-1878), Britsch zeeman, vergezelde Franklin en Richardson op hun tochten naar het Poolgebied, was in 1833 hoofd der expeditie, uitgezonden tot het opsporen Van Ross en ontdekte bij deze gelegenheid de Vischrivier (N. Amerika). Backer, Jacob Adriaensx (1608—1651), Nederlandsch schilder, vriend van Rem- brandt, schilderde vele regentenstukken, die van den invloed van den laatste getuigen. Zijn zoon of neef Adriaen Backer (1635-1684), schilderde eveneens regentenstukken. Backhuysen, Ludolf (1631 —1708), Nederlandsch zeeschilder en etser, leerling van van Everdingen en Dubbels, was een der grootste zeeschilders van zijn tijd. Zijn werken vindt men in vele buiten- en binnenlandsche musea. Backwardation, stukkenhuur. De speculant, die in blanco heeft verkocht (baissier) en op den leveringsdag (rescontre) zijn positie wil prolongeeren (aanhouden) koopt a contant de benoodigde stukken om die te leveren. Is er veel in blanco verkocht dan betaalt hij bovendien stukkenhuur. Bac-Ninh, stad met c. 8.000 inw. in de Fransche kolonie Tonkin, nabij de Songkarivier, kwam in 1884 in Fransch bezit. Garnizoensplaats. Baco of Bacon, Roger (1214—1294), Franciscaner monnik van Engelsche afkomst, studeerde te Oxfnrrl «n ♦» ParH. werd wegens zijn geleerdheid in natuuren scheikunde „Doctor mirabilis" genaamd. Door de geestelijkheid van Zwarte Kunst beschuldigd, moest hij 14 jaar in de gevangenis doorbrengen. Zijn voornaamste werk is „Opus majus".. Bacon, Francis, baron van Verulam (1561 — 1626), heeft in zijne wijsgeerige werken gedachten uitgesproken, die hem, volgens sommigen maken tot den baanbreker van het emniriem» • »« laten bij B. de nieuwe filosofie beginnen. Naar algemeen gevoelen heeft hij echter meer gewild dan gekund en is het opbouwend deel zijner wijsbegeerte het zwakst. Reeds vroeg gevoelde hij, dat de scholastieke wetenschap zijner dagen werkte met onvruchtbare begrippen; zij had behoefte aan vernieuwing om de macht van den mensch over de dingen uit te breiden; hij wees haar daartoe den weg der inductie. Twijfel en kritiek moeten vooropstaan; zij bevrijden den geest van de vele vooroordeelen (idolen), waarin taal, gezag en hersenschimmen ons vangen. Uit het feitenmateriaal kunnen wij door voorzichtige inductie komen tot algemeene waarheden. Experimenten doen goeden dienst in twijfelachtige gevallen. Hij vergelijkt de ware wetenschap met bijen, die materiaal verzamelen en zelf verwerken. Over zijn eigen praestatie's luidt intusschen het oordeel, dat hij omslachtig is en op papier sterker dan in de praktijk; zelf heeft hij weinig ontdekt en de nieuwe wetenschap zijner dagen miskend. In zijn wijsgeerig systeem nadert hij Democritus. Hij analyseert de stof in de kleinste deeltjes en kent dus deze de eigenschap van gewaarwording toe. In deze beschouwing is de ziel begrepen. Toch handhaaft hij het geloof, dat uit de openbaring leeft. Hij verdedigt het credo, quia absurdum (geloof, omdat het tegen de rede indruischt). Men heeft hem daarom huichelarij verweten. De Engelsche ethiek heeft hij nieuwe banen gewezen. Op zijn logica heeft John Stuart Mill voortgebouwd. Hij schreef zijn wijsgeerige werken — bekend is vooral Novum organum in zijn laatste levensjaren. Als zoon van den grootzegelbewaarder klom hij onder Jacobus I op tot lord-kanselier. Wegens omkoopbaarheid werd hij in 1621 uit zijn ambt ontzet, tot den Tower veroordeeld, maar door den koning begenadigd. Hij beval zijn herinnering in de clementie van komende geslachten aan. Aan de grens van den nieuwen tijd staat hij met Descartes, zijn evenknie, volgens sommigen in methode zijn meerdere. Nietzsche heeft B. een onvoldragen denker genoemd. Macaulay heeft een zijner Critical and Historical Essays (Vol. III) aan hem gewijd. Bacon, Delta Salter (1811-1859), Amerikaansch schrijfster, werd bekend door haar opvatting, dat Bacon de eigenlijke schrijver van Shakespeare's stukken was. Deze meening wordt in Nederland vooral verdedigd door Taco H. de Beer. Bacoven noemt men in W.-Indië de bananen welke rauw gegeten kunnen worden. Zie verder Banaan. Bacsanyi, Janos (1763—1845), Hongaarsch dichter, werd wegens de vrijheidslievende geest, welke uit zijn gedichten sprak en zijn deelname aan een samenzwering, verbannen. Bacska, vruchtbare streek tusschen Theis en Donau, vroeger Bacs-Bodrogh geheeten, behoort sedert 1919 tot het Joego-Slavische rijk. Bacteriaceeën. Zie Bacteriën. Bacteriën (Splijtzwammen). Hoewel de Nederlandsche naam op zwammen wijst, worden de Bacteriën tegenwoordig meestal als een afzonderlijke klasse der Thallophyten beschouwd (dus naast de wieren en zwammen). Het zijn zeer eenvoudig gebouwde planten, want zij bestaan uit een cel of een rij van cellen, zonder kernen, terwijl de celwand niet uit celstof bestaat, maar stikstofhou- Bacteriën. dend is. Zij vermenigvuldigen zich door dwarsdeeling (hierop slaat de naam „splijt" zwammen) en vaak zeer snel (de cholerabacterie om de 20 minuten). Bij vele staafjesbacteriën vormen zich bij ongunstige uitwendige omstandigheden ook zoogen. sporen, overblijvende cellen met een stevig vlies bekleed, die zeer ongevoelig zijn voor hitte en uitdrogen. De bacteriën bevatten geen bladgroen, zijn dus ongeschikt om zelf voedsel te vormen; zij leven dan ook alle parasitisch of saprophytisch (op doode organische stoffen) en kunnen, hoewel zij zeer klein zijn, door hunne sterke vermenigvuldiging vaak veel voedsel gebruiken. Sommige hebben door uitsteeksels een eigen beweging. Men onderscheidt als familiën de Kogelbacteriën (Coccaceeën), de Staafjesbacteriën of bacillen (Bacteriaceeën) en de Schroef bacteriën (Spirillaceeën). De eerste zijn zeer klein ('/> —3 /«, 1 /i ■= 0,001 mm.) en bestaan uit een cel of een rij van cellen, de tweede zijn meest wat grooter (1—20 fi) en bestaan ook uit een cel of een rij van cellen, de derde zijn 1 — 50 jt* groot en spiraalvormig. De bacteriën spelen een groote rol in de natuur. Soms zijn ze zeer schadelijk als veroorzakers van besmettelijke ziekten, andere echter zijn voor den mensch zeer nuttig b.v. de stikstofbacteriën (in den bodem en in de knolletjes aan de wortels der Papilionaceeën), die de vrije stikstof der lucht in stikstofverbindingen omzetten, de nitrosobacteriën, die in den bodem ammoniaverbindingen omzetten in nitriten en de nitrobacteriën, die nitriten in nitraten veranderen, alle dus plantenvoedsel bereiden. Dit doen ook de rottingsbacteriën, die dierlijke en plantaardige doode stoffen omzetten in hunne eindproducten; ammoniak, koolzuur en water, terwijl ook de aanwezige zouten vrij komen. Ook maakt de mensch gebruik van de werking van bacteriën bij de azijnbereiding uit alkohol, bij de boter- en kaasbereiding, waarbij melkzuurbacteriën dienst doen. Merkwaardig zijn verder nog de Bacillus prodigiosus, die rood van kleur is en zich soms op gekookte rijst en vochtig brood ontwikkelt (bloedende hostie) en de lichtgevende bacteriën, die meest in zee leven. Verwant aan de Bacteriën zijn de Cyanophyceeën, die veelal tot de wieren gerekend worden, waarbij de cellen behalve bladgroen ook een blauwe kleurstof, het phycocyaan, bevatten, zoodat deze planten blauw-groen van kleur zijn. Ook hier is het lichaam meest eencellig, doch soms zijn de cellen tot ronde, in gelei gehulde koloniën verbonden of het zijn draden met een geleischeede. Het meest bekend is de bloei van het water, die veroorzaakt wordt door verscheidene dezer Cyanophyceeën, die bij rustig weer uit de diepte naar de oppervlakte van het water komen en daar een dunne laag vormen. Bacteriologie. Het groote belang, dat de bacteriën voor den mensch hebben, heeft een nauwkeuriger bestudeering van deze noodig gemaakt. Het mikroskopisch klein zijn van alle soorten maakt het onderscheiden al moeilijk, maar tevens komen verschillende soorten in vorm en kleur overeen, zoodat er andere middelen moeten worden aangewend om ze te onderscheiden. Dit en nog veel meer is de reden geweest, dat de bacteriologie een aparte tak van wetenschap is geworden. Daarbij zijn het Koch en Pasteur geweest, die het meest voor de ontwikkeling der wetenschap hebben gedaan, terwijl onze landgenoot van Leeuwenhoek als de ontdekker der bacteriën dient genoemd te worden. De voornaamste middelen om de bacteriën te onderscheiden zijn 1°. de inwerking van kleurstoffen er op, 2°. het aankweeken er van (reinkulturen) op voedingsbodems (b.v. in bouillon, op gelatine met voedingsstoffen er in, op aardappelschijfjes), omdat de wijze van groei van (voor het bloote oog zichtbare) koloniën, zeer verschillend is en verder ook de voorwaarden, die zij aan het voedsel stellen en ook de verhouding ten opzichte van licht, temperatuur enz., ook ten opzichte van zuurstof (sommige hebben zuurstof noodig, de aërobe; andere, de anaërobe, niet). Bovendien doen sommige den vasten voedingsbodem vervloeien, andere niet. Ook is het bestudeeren der bacteriën in hunne levenswijze noodig gebleken, omdat het daardoor mogelijk wordt ze of te bestrijden of den groei te bevorderen, al naar het gewenscht is. Zie L. Heim, Lehrbuch der Bakteriologie (1918) en K. von Frisch, Bacteriologie voor Ziekenverpleegters (1920). Bactrië, landschap in Centraal-Azië, tusschen de Amoe-Darja en HindoeKon gelegen, in omvang ongeveer gelijk aan het tegenwoordige Balkh. Ongezond klimaat, maar vruchtbare bodem; olijven. Waarschijnlijk bestond hier in de 11de eeuw voor Chr. een machtig koninkrijk, eerst door de Perzen, later door Alexander den Groote veroverd. In de 3de eeuw v. Chr. was het een tijd onafhankelijk onder Diodotus; behoort nu tot Afghanistan. De vele daar gevonden munten hebben den laatsten tijd meer licht verspreid over de geschiedenis van dit gewest. Bad (in de scheikunde). Hiermede wordt een met vloeistof gevulde bak aangeduid, die dient om lichamen langzaam op bepaalde temperatuur te brengen en daarop te houden. Het meest gebruikelijke is een waterbad, in zijn eenvoudigsten vorm bestaande uit een metalen bak met deksel, waarin water gekookt wordt; het deksel bevat een aantal gaten, waarop voorwerpen geplaatst kunnen worden, die dan op 100° verwarmd worden. Lost men in het water zouten op, dan krijgt men al naar gelang van het gebruikte zout en de toegevoegde hoeveelheden, baden van constante hoogere temperatuur (tot 260° toe). Ook gebruikt men vaak oliebaden en voor zeer hooge temperaturen metaalbaden (gesmolten metalen). Voor temperaturen beneden 0° gebruikt men mengsels van ijs en zout (tot —22°), alcohol met vast koolzuur ( — 90°) of vloeibare lucht (—180°). Badachsjan, bergachtige provincie in N.W. Afghanistan, besproeid door de Koktsja. Gezond klimaat, rijke bodem: zout, ammoniak, zwavel, ijzer, zilver en verschillende gesteenten. Groote kudden vee: runderen, schapen, Kasjmier-geiten. De hoofdstad is Faizabad. Badajoz, hoofdstad van een Spaansche provincie, grensvesting aan de Guadianametc. 37.000 inw., heette ten tijde der Romeinen Pax Augusta, was langen tijd in het bezit der Mooren, werd in 1811 door de Franschen veroverd, in 1812 door Wellington. Ruinen van een Moorsch kasteel; linnen-, lederen wollenstofffenindustrfe. Badalona, havenstad met c. 21.000 inw. in de Spaansche provincie Barcelona. Wijn, sinaasappelen; scheepsbouw, suiker- en chemische fabrieken, suikerraffinaderijen. Baden worden in de geneeskunde in verschillende soorten aangewend. Men kan baden in gas, in vloeistof, en in vaste stof. Men onderscheidt natuurlijke van kunstmatige baden. Als gasbaden worden het meest gebruikt baden in licht, die men ook voor hoogere of voor lagere druk kan aanwenden. In de vloeistoffen die als baden worden gebruikt zijn meestal óf door de natuur óf kunstmatig velschillende stoffen opgelost, zooals in het zeewater en in de medicinale bronnen (z. a.). Van de laatste kent men verschillende soorten, b.v. zwavel, ijzer, koolzuurhoudende bronnen enz. Als vaste stoffen worden o. a. gebruikt baden in dennennaalden, zemelen en zand; verder kan men onderscheid maken tusschen damp-, warme- en koude baden al naar gelang de temperatuur van het bad, hetzij door de natuur, hetzij door de kunst hooger of lager is. Reeds in de alleroudste tijden waren baden in gebruik; vooral in den Romeinschen keizertijd nam het bad een zeer voorname plaats in 't leven in en talrijk zijn de uit dien tijd afkomstige overblijfselen van badhuizen. Men spreekt ook van een badkuur, wanneer men aan de bron het water slechts drinkt zonder zich er in te baden. Baden, sedert 1918 een der republieken, waaruit het Duitsche Rijk bestaat, 't Wordt door den Rijn in het W. gescheiden van den Franschen Elzas en den Beierschen Palts en in het Z. grootendeels door dezelfde rivier en het Boden M. van Zwitserland. Aan de N. en O. zijde grenst het aan Hessen, Beieren en Wurtemberg. 't Bestaat voor 16 % uit laagland, gelegen langs den Rijn, waarin zich bij Freiberg in den Brcisach de vulkanische Kaiserstuhl verheft, 't Bergland en 't heuvelland in 't O. des lands, omvat het Zwarte Woud (hoogste top Feldbergl), het Neckarheuvelland en het Odenwoud, alle met bosch bedekt. Op 't Zwarte W. ontspringt de Donau als Brege; andere belangrijke rivier- dalen zijn dat van de Kinzig, waardoor de spoorlijn Constanz— Straatsburg gaat; het Murgdal en het Neckardal, waarin Heidelberg ligt. 't Klimaat is overal gezond, maar er is groot verschil tusschen de temperatuur in de laagvlakte (Mannheim gemidd. 11° C.) en die in 't gebergte (Donaueschingen 6° C). De landbouw brengt voort granen, tabak, hennep, hop, cichorei; alle in de laagvlakte, en op de berghellingen wijn. De bosschen leveren pijnboomen, eiken, beuken, berken en esschen. Mijnbouw" van weinig belang; wel de minerale bronnen, waaraan badplaatsen als Baden-Baden haar ontstaan danken. Bloeiende industrie omvat fabricage van textielwaren (vooral katoen), bijouteriën (Pforzheim), tabak en sigaren, papier, spiegels, machinerieën, klokken (Triberg), muziekinstrumenten, hoeden, suiker en bier; alle voor uitvoer bestemd. Baden heeft vrij bruikbare waterwegen: Rijn, Boden M. en Neckar en een goed ingericht spoorwegnet, waardoor het zich bijzonder leent tot transitohandel. Bij de nieuwe grondwet zijn alle voorrechten van geboorte afgeschaft, zijn aan mannen en vrouwen dezelfde rechten toegekend; algemeen kiesrecht en proportioneele vertegenwoordiging ingevoerd en zijn 't recht van initiatief en referendum rekend. De regeering berust bij 6 door de wetgevende macht gekozen leden; de presidentsverkiezing is niet geregeld; 't godsdienstonderwijs op de scholen verplicht gesteld, hoewel er van een staatskerk geen sprake is. Geschiedenis. In de 12de eeuw erfde Herman I uit 't huis Zahringen Baden en van 1112 af noemden zijn opvolgers zich markgraaf, 't Land bestond uit 2 deelen, een Oppermarkgraafschap Baden-Baden en een Neder-markgraafschap Baden-Durlach, welke nu eens vereenigd, dan weer gescheiden waren (o. a. van 1527-1771). In den Hervormingstijd werd 't laatste Protestantsch en bleef 't eerste Katholiek. In 1803 werd Karei Frederik tot keur¬ vorst verhevenen, in 1806 als lid van het door Napoleon I gestichte Rijnverbond tot groothertog. Zijn kleinzoon Karei trouwde met Stephanie Beauharnais, een aangenomen dochter van Napoleon I. In 1815 werd Baden lid van den Duitschen Bond en kreeg in 1818 een liberale grondwet. De hervormingsgezinde groothertog Leopold (1830 — '52) werd in de revolutiejaren (1848 —'49) verjaagd, doch met Pruisische hulp in zijn macht hersteld. Onder zijn zoon Frederik werden de hevige kerkelijke geschillen door de regeering bijgelegd. Na den Pruisisch-Oostenrijkschen oorlog van 1866, toen Baden aan Oostenrijksche zijde stond, sloot het zich bij Pruisen aan en steunde dien staat in den Fransch-Duitschen oorlog (1870—'71). In de revolutiedagen van Nov. 1918 legde de laatste groothertog Frederik II zijn waardigheid neer en werd de Republiek uitgeroepen. Baden (1), meestal Baden-Baden genoemd, nabij Karlsruhe in de republiek Baden gelegen, een fraai gelegen en druk bezochte badplaats, bezit 20 geneeskrachtige bronnen, was ook bij de Romeinen reeds bekend („Aurelia Aquensis"). De stad is oud, doch de badinrichtingen nieuw en goed ingericht; telt c. 25.000 inw. Baden (2), stad met c. 8000 inw. in het Zwitsersche kanton Aargau, heeft sinds den Romeinschen tijd warme zwavelbronnen. In 1714 werd hier de vrede tusschen Duitschland en Frankrijk gesloten. Baden (3), stad in Neder-Oostenrijk, ten Z. van Weenen met c. 21.000 inw., bij de Romeinen bekend als Aquae Pannonicae, bezit 13 zwavelhoudende bronnen. Badeni, Kasimir Felix, graaf (1846— 1909), Oostenrijksch staatsman, stadhouder van Galicië, in 1895 minister van Binnenlandsche Zaken, was in 1897 genoodzaakt af te treden, door de opschudding, welke zijn maatregel om het Duitsch en Tsjechisch in Bohemen op één lijn te stellen, veroorzaakte. Baden-Powell, Robert Stephenson (1857— ), Engelsch generaal, streed in Z.-Afrika tegen de Boeren en was in 1908 degene, die den stoot gaf tot de „Boy Scout Movement" (Padvindersbeweging) welke het aankweeken van burgerlijke en militaire deugden beoogt en in vele landen navolging vindt. Badenweiler, dorp in Baden met c. 800 inw., bekend wegens zijn gezonde ligging, geneeskrachtige bron en ruinen van een Romeinsche badinrichtig. Badia y Lablich, Domingo (1766— 1818), Spaansch reiziger, deed vermomd als Muzelman een reis door Algiers, Barbarije, Egypte, Syrië en Turkije, wist tot in Mekka door te dringen en was de eerste christen, die het heiligdom aldaar bezocht. Zijn reisindrukken, waaronder vele beschrijvingen van plechtigheden en feesten, gaf hij uit. Badjoa, havenplaatsje aan de O.zijde van de Z.-Westelijke landtong van Celebes, aan de golf van Boni. Badminton, een spel veel gelijkend op tennis, uit Indië afkomstig en in Engeland ingevoerd. Het wordt door 2, 4 of 8 spelers gespeeld; 4 is echter het meest geschikte aantal. Badoej's, volksstam wonende in het Kendenggebergte, residentie Bantam (Java). Waarschijnlijk zijn zij in de 16de eeuw, toen de Islam op Java werd ingevoerd, daarheen gevlucht om trouw te kunnen blijven aan hun ouden godsdienst. Zij wonen afgezonderd; vrouwen en kinderen mogen hun grondgebied niet verlaten; al het nieuwe en onbekende is hun verboden. Zij zijn rein van zeden; weelde kennen zij niet en diefstal komt sinds eeuwen bij hen niet voor. Badoeng, vroeger landschap, thans een onderafdeeling der afdeeling ZuidBali, waartoe het schiereiland „Tafelhoek" behoort. Zeer vruchtbaar; groote sawah's en klappertuinen. Badon Ghijben, Jacob (1798-1870), eerst leeraar in de wiskunde aan de Militaire Academie, later buitenge¬ woon hoogleeraar, schreef „Bijdragen tot bevordering van het onderwijs in de wiskunde". Badrinath, stad in Britsch-Indië, in het Himalajagebergte, met tempel van Vishnoe, welke jaarlijks duizenden bedevaartgangers trekt. Baduhenna, naam van een woud, waar in 36 na Chr. bij een opstand der Friezen 900 Romeinen sneuvelden. Het is onzeker, of het in Noord-Holland, Friesland of Drente gelegen heeft. Baedeker, Karl (1801-18S9), oorspronkelijk boekhandelaar, maakte zich bekend door zijn reisgidsen in Duitsch, Fransch en Engelsch, welke hij bewerkte naar die van John Murray, doch altijd na zelf de beschreven streek bereisd te hebben. Door hun betrouwbaarheid zijn deze gidsen beroemd geworden. Banier, Louis A. (1876— ), Nederlandsch godgeleerde, was achtereenvolgens predikant in de Nederd. Herv. ÏCerk te Schiermonnikoog, Oosterwilde en Aduard en legde in 1911 zijn ambt neer. Schreef versch. kleinere werkjes, o. a. over Boeddhisme en stichtelijke Werken. Baekelmans, Lode (1879- ), Vlaamsche letterkundige, publiceerde reeds in 1901 een bundel realistische schetsen, later romans en novellen o. a. „Tille" (1913) en „de Idealisten" (1919). Baen, Jean de (1633-1702), Nederlandsch schilder en etser, meest van portretten en regentenstukken. Baensch, Friedrich Bernhard Otto (1825—1898), Duitsch ingenieur, had de leiding bij vele groote waterwerken o. a. bij het Noord-Oostzee (KeizerWilhelm) kanaal. Baer, Karl Ernst von (1792-1879), natuuronderzoeker, hoogleeraar in de zoölogie te Koningsbergen en St. Petersburg, veelzijdig geleerde, maakte zich vooral verdienstelijk door zijne studiën op het gebied der vergelijkende embryologie. Baerdt is de naam van een aanzienlijk Friesch geslacht. Baerle, Casper van (1584—1648), ook wel Barlaeus genaamd, Nederlandsch dichter en geleerde, werd in 1619 als theoloog wegens Arminianisme uit zijn ambt ontzet en in 1631 tot hoogleeraar in de welsprekendheid en wijsbegeerte aan het Athenaeum te Amsterdam benoemd. Hij schreef o.a.: „Medicea Hospes" (Beschrijving van de ontvangst van Maria de Medicis te Amsterdam). Baertsoen, Albrecht (1866—1922), Belgisch schilder en etser van haven- en stadsgezichten in Vlaanderen. Zijn werken vindt men in de musea te Brussel en te Parijs. Baetica, oud-Romeinsch wingewest in Zuid-Spanje, gelegen tusschen de Anas en den Atl. Oceaan, genoemd naar de Beatis (Guadalquivir). Vruchtbaar gebied, veeteelt, ooftbouw, mijnbouw. Baumker, Wilhelm (1842—1905), Duitsch muziekhistoricus en geestelijke scnreei: „uas Katnouscne aeutscne Kirchenlied". Baeyer, Johann Jacob (1794—1885), Pruisisch generaal en geodeet (landmeter), werd in 1869 president van het geodetisch instituut te Berlijn. Baeyer, Adolf von (1835—1917), beroemd Duitsch scheikundige, hoogleeraar in München, heeft grooten invloed gehad op de kennis der organische scheikunde door zijn centrische structuurformule van benzol (z.a.). Door zijn vele ontdekkingen, waarvan de indigosynthese wel de eerste plaats inneemt (± 1880), heeft hij buitengewoon veel bijgedragen tot de ontwikkeling der organische chemie en van de Duitsche kleurstoffenindustrie in 't bijzonder. Later was hij verbonden aan de Badische Anilin und Sodafabriek. (De onderzoekingen over de technische indigosynthese verslonden 10 mill. gulden en duurden 17 jaren!) In 1905 kreeg hij den Nobelprijs voor scheikunde. Baeza, stad met c. 14.000 inw. in Andalusië (Spanje), aan de Guadalquivir. Oudtijds belangrijke Moorsche stad, universiteit, oude kerken. Baffin, William (1584-1622), Engelsch zeeman, nam in 1615 deel aan een expeditie om de N.W. doorvaart te beproeven, ontdekte in 1616 de baai, naar hem genoemd, en sneuvelde bij het beleg van Ormoes. Hij was de eerste, die op zee de lengte van een plaats berekende door maanwaarnemingen. Baffinbaai, golf in de Noordelijke Poolzee, tusschen Groenland en Baffinland, in 1616 door Baffin onderzocht. Jacht op walvisschen en zeehonden, 10 maanden van het jaar ijs. Baffinland, het land langs de baai is een onvruchtbaar schiereiland, bewoond door Eskimo's. Bijna geen plantengroei, veel vogels. Bafloo, gemeente in prov. Groningen met c. 2700 inw., grenzend aan de Noordzee, omvat de dorpen Bafloo, den Andel, Tinallinge en Saaxumhuizen. Landbouw. Bagamoyo, haven- en handelsplaats in Britsch Oost-Afrika, behoorde tot 1916 aan Duitschland. Beginpunt van den Karavaanweg; telegraafstation. Bagan Si Api Api, plaats met c. 10.000 inw., meest allen Chineezen, aan de O.kust van Sumatra, nabij de Rokan. Handel in gedroogde visch en garnalen. Bagasse of ampas (op Java) is het uitgeperste riet, dat bij de bereiding van rietsuiker overblijft. Er blijft ruim 1 % van het totale rietgewicht aan suiker inzitten. In vele streken (o. a. op Java) levert het door de verbranding in speciale ovens de stoom voor het rietsuikerbedrijf. Zie verder Rietsuikerfabricage. Bagdad, vroeger hoofdstad van het Turksch vilajet van dien naam, ligt aan beide zijden der Tigris; 2 schipbruggen verbinden de oevers. Reeds in 1100 v. Chr. bekend, bereikte het in 800 onder Haroen-al-Rasjid het toppunt van bloei, werd daarna verscheidene malen door oorlog verwoest, doch is thans een belangrijke stad met c. 200.000 inw. onder Engelsch protectoraat. Belangrijk karavaancentrum, handel in tapijten, sjaals, wollen en zijden stoffen, lederwaren, zeep, goud- en 22 zilverwerk. Aan de W.zfjde van de rivier het oude, gedeelte met vele moskeeën, kloosters en de bazars, alles in Moorschen stijl gebouwd, ook ruinen van de paleizen der khaliefen. Als bedevaartplaats is beroemd het graf van Zobéïde, de gemalin van Haroenal-Rasjid. Bagdad heeft baar tegenwoordigen bloei grootendeels te danken aan den Bagdadspoorweg, welke van Konia over Adana, Dsjerablus, Nisibin, Mozul, Bagdad naar Bassora aan de Perzische Golf loopt. Oorspronkelijk aangelegd door een Duitsch-Fransche maatschappij in 1880 opgericht, is het beheer ervan thans in handen der Engelschen. Nog altijd ontbreken belangrijke stukken. Bagehot, Watter (1826-1877), Engelsch staathuishoudkundige, leerling van Rlcardo, werd bankdirecteur en in 1860 redacteur van „The Economist". Tot zijn werken behooren: „Physics and politics", „Lombardstreet", enz. Bagelen, vroeger gewest op Java, Sinds 1901 vereenigd met Kedoe. Baggelaarsturf of harde turf wordt gemaakt uit baggerveen, en niet door het vergraven van veen gewonnen. Bagger is de naam van het opgebaggerde slik uit slooten en plassen, dat als bemesting dient voor welen bouwland. Het bestaat deels uit de aarde, die geregeld van de kanten der akkers of weiden afbrokkelt, deels uit afval en resten van water- en moerasnlanten. Heestal wordt het gedu¬ rende den winter aan de werking van regen en vorst blootgesteld. In 't voorjaar wordt deze „belegen" bagger over den akkergrond of de weide uitgespreid. Met zand en koemest vermengd, wordt zulke bagger zelfs voor potplanten gebezigd, o. a. te Aalsmeer (voor Cyclamen, Chrysanthemum, enz.). Baggeren is het ontgraven van grond onder water, hetgeen gewoonlijk geschiedt door een baggermolen, dat is een vaartuig, waarop een emmerladder gemonteerd is. Deze emmerladder, die bestaat uit een ketting zonder eind, waaraan de baggeremmers bevestigd zijn, wordt meestal door stoomkracht bewogen en de baggerspecie wordt'tot het hoogste punt der ladder opgehaald en op zijde uitgestort. Bij kleine werken geschiedt het baggeren uit de hand met behulp van een baggerbeugel of baggernet. Baggesen, Jens (1764—1826), Deensch dichter, maakte naam door zijn „Boertige verhalen", deed vele reizen, werd in 1811 hoogleeraar te Kiel, schreef zoowel in 't Deensch als in 't Duitsch en kwam in een heftigen strijd met den Deenschen romanticus Oehlenschlager. Tot zijn werken behooren verder „Parthenais" en het komische epos „Adam en Eva". Bagheria, stad met c. 20.000 inw. op Sicilië, ten O. van Palermo, prachtig gelegen. Baghirmi, Mohammedaansche Negerstaat in Centraal-Afrika, ten Z. O. van het Tsaadmeer onder Fransch pro¬ tectoraat. De bodem is vrucht Daar; koren, mals, katoen en indigo. De hoofdstad is Massenja. Bagnèret-de-Bigorre, stad met c. 8400 inw., in het Fransche departement Hautes-Pyrénées aan de Adour, druk bezochte badplaats. De bronnen bevatten zwavelzure kalk, koolzuur en ijzer. Bagnères-de-Luchon, stad met c. 3400 inw. in het Fransche departement Haute Garonne. Beroemde zwavelbaden; vóór 1914 jaarlijks c. 40.000 bezoekers. Bagni, meervoud van bagno (bad) is de naam van verschillende Italiaansche badplaatsen. Bagni di Lucea, stad met c. 13.000 inw. ten N. O. van Lucca, heeft ijzerhoudende bronnen. Bagni san Ginliano, stad met c. 21.000 inw. ten N. O. van Pisa, heeft aardachtige, zout bevattende baden, reeds bij de Romeinen bekend. Bagno, sedert het begin der 18de eeuw in de Fransche havensteden de gevangenis, waar de tot dwangarbeid veroordeelden, die des daags in de haven werkten, verblijf hielden. De gevangenen, waaronder vooral politieke veroordeel- des, hadden een treurig lot. Eerst onder Napoleon III is bet afgeschaft. Bagno, naam van eenige Italiaansche steden, Bagno di Rorrtagna, stad met c. 9.000 inw. in de provincie Florence. Warme bronnen. Bagot, Richard (1860— ), Engelsch romanschrijver, werkte langen tijd in Italië en schreef veel over het leven aldaar. Tot zijn werken behooren: „My Italian Year". Bagration, Peter Iwanowitsj (1765 — 1812), Russisch veldheer, onderscheidde zich reeds bij Austerlitz, Eylau en Friedland en had bij Borodino bijna de overwinning behaald, toen hij doodelijk gewond werd. Bagijn. Zie Begijn. Bahadoer-sjah (1767—1862), laatste Groot-Hogol, nam in 1857 deel aan den opstand te Delhi en werd verbannen; was een gevierd dichter. Bahaïsme (2), voortzetting van Babisme (1), van Perzische herkomst, is theosophische bespiegeling, vastgeknoopt aan de Madhi (Messias)-verwachting van den Islam, uitgegroeid tot een breedgodsdienstige, zedelijke en maatschappelijke beweging. Stichter van (1), Ali Mohammed, noemde zich Bab d. i. Poort (der godskennis) en gaf zich uit voor den goddelijken heraut van den Baha-Aliah (Glorie van God). Zijn leer der opeenvolgende incarnatie's van Allah — de laatste in hem zeiven — deed een emancipatie-beweging ontstaan, tegen Perz. regeering en Mohamm. geestelijkheid gericht. Hij werd in 1850 ter dood gebracht. Zijn leerling Hossein Ali trad op als de Baha; met hem begint het Bahaïsme (2). De Turksche regeering hield hem tot zijn dood (1894) geïnterneerd. Zijn zoon Abbas Effendi, bijgenaamd Abdul Baha (dienaar van den B.) werd door de Jong-Turken vrijgelaten en heeft in 1911 en 1912 in Europa en Amerika voor (2) gewerkt. Het B. wil: ééne universeele godsvereering zonder priesterstand en ceremoniën, eene wereldtaal, verzoening der rassen, wereldvrede, eman¬ cipatie der vrouw, veredeling van den mensch door arbeid, monogaam huwelijk met kinder-adoptie (indien noodig); filantropie, onthouding van bedwelmende middelen,dierenbescherming; het is theosophisch streven op Islamitischen bodem gekweekt. Het totaal der aanhangers schat men op 4 millioen. Abbas Effendi woont in Palestina. Zie: Abdul Baha, De Bahaïbeweging (Theosoph. Uitg. Maatsch.). Bahama-eilanden of Lucayische eilanden, tusschen Florida en Haïti, behoorend aan Groot-Brittannie. Allen koraaleilanden, 29 groote en 660 kleine, waarvan 20 bewoond. Rotsachtige, zandige bodem, weinig water, gezond klimaat. Voortbrengselen: mals, katoen, hennep, sinaasappelen, tamarinde. In de zee een aanzienlijke sponsenvisscherij. Door Columbus ontdekt, zijn zij later Engelsch bezit geworden. De grootste eilanden zijn: Andros, GrootAbaco en Groot-Bahama, de hoofdplaats, Nassau. De c. 5600 bewoners zijn hoofdzakelijk negers. Bahasa Tanah is de eigen volkstaal, welke op een gedeelte der Holukken, in tegenstelling tot het Ambonsch-Maleisch gesproken wordt. Bahawalpur is een Engelsche vazalstaat in Pendsjaab (Voor-Indië). Slechts een klein gedeelte vruchtbaar; zijde, suikerriet. De hoofdstad is Bahawalpur. Bahia (1), staat in Brazilië, tusschen de Rio Grande do Belmonte en de Rio Real, omvat het dal van de Rio San Francisco. Vruchtbare grond, dichte bevolking; katoen, koffie, suiker, cacao en tabak. Goud- en diamantvelden. Bahia (2) of Sao Salvador de Bahia, hoofdstad van dezen staat, met c. 348.000 inw. aan de Allerheiligenbaai, na Rio de Janeiro, de belangrijkste handels- en havenstad van de republiek, heeft uitvoer van cacao, tabak, suiker en caoutchouc Bahia-Blanca, stad met c. 45.000 inw. in de provincie Buenos-Ayres (Argentinië) aan den Atlantischen Oceaan. Uitvoer van huiden en wol. Bahia-Honda, havenplaats met c. 1500 inw. op Cuba. Suiker en tabak. Bahoe of bouw, vlaktemaat, oorspronkelijk in verschillende streken in O. Indië van ongelijke grootte; later werd de oppervlakte officieel op 7096,5 vierk. M. vastgesteld. Bahr of Bahri is het Arabische woord voor zee of groot water. Bahr, Hermann (1863— ), Oostenrijksch schrijver en criticus, in den aanvang kampioen van het „Impressionisme" heeft hij dit later heftig bestreden en is aanhanger van het „Expressionisme" geworden. Bestrijder van het naturalisme in de litteratuur, schreef „Inventur" en „Expressionismus" en verscheidene romans, o.a. „O Mensch", „Himmelfahrt", waarin, zijn bekeering tot oprecht R. Kath. geloovige wordt beschreven. Bahrdt, Karl Friedrich (1741-1792), Duitsch godgeleerde, achtereenvolgens hoogleeraar te Leipzig, Erfurt en Giessen, werd overal wegens zijn ongebonden leven en rationalistische opvattingen en geschriften in zijn ambt geschorst. Ten laatste was hij docent en herbergier in Halle. Zijn biografie „Geschichte meines Lebens" bevat veel onwaarheid. Bahreineilanden, eilandengroep in de Perzische Golf, onder Engelsch protectoraat. Het grootste is Bahrein met de hoofstad Manama (25.000 inw.), N. hiervan ligt Moharek. Paarlvisscherij. Uitvoer van koffie en dadels. Baiboert, stad in Armenië met c. 57.000 inw., werd in 1916 door de Russen bezet. Handel in koren en hout. Balf, Jean Antoine de (1532—1589), Fransch dichter, vriend van Ronsard, behoorde tot de „Pléiade", stond in de gunst van Karei IX en Hendrik III. Hij vertaalde Grieksche en Latijnschejgedichten en trachtte den klassieken dichtvorm in de Fransche letterkunde in te voeren. Baikalmeer, in Z. Siberië, op de grens van gouvernement Irkoetsk en TransBaikalië. Diepte c. 1500 M., omgeven door bergen, door de Angara verbonden met de rivier Jenissei; 5 maanden van het jaar bevroren. Visscherij van zalm, steur en zeehonden. Langs den Z. oever loopt de Trans-Siberische spoorweg. De bergketenen, welke het meer omringen, worden wel Baikalgebergte genoemd, meer in het bizonder die langs den W. oever. Baikie, William Balfour (1825—1864), Engelsch Afrika-reiziger, nam als arts deel aan de Nigerexpeditie, verbleef 7 jaar in deze streken om onderzoekingen te doen. Hij schreef „Narrative of an ezploring voyage". Bailey, Samuel (1791-1870), Engelsch staathuishoudkundige en als schrijver in de wijsbegeerte volgeling van Locke, schreef „Letters on the philosophy of the human mind." Bailey, Solon Irving (1854— ), Amerikaansch sterrenkundige, hoogleeraar aan het Harvardcollege, richtte een observatorium in El-Misti (het hoogste ter wereld) op, ontdekte veranderlijke sterren en sterrengroepen. Baillet, Adrien (1649—1706), Fransch criticus en bibliothecaris aan het Parlement de Paris, schreef „Vie de Descartes" en „Histoire de Hollande". Baillie, Joanna (1762-1851), Schotsche dichteres, schreef eerst vele treurspelen, welke in haar tijd wel gewaardeerd, doch voor 't tooneel ongeschikt waren; maakte eerst naam met haar „Fugitive veises." Baillot, P. M. Fr. de Sales (1771 — 1842), beroemd Fransch violist. Zijn hoofdwerk is zijn vioolschool „L'Art du Violon". Met Rode en Kreutzer gaf hij de „Methode du Violon" uit, welke in verschillende talen is verschenen. Dit werk is de officieel gesanctioneerde methode van het Parijsche conservatorium, waaraan Baillot leeraar was. Zijne composities, meest voor viool met begeleiding, zijn vergeten. Bailly, David (1584—1657), Nederlandsch portretschilder, leerling van de Gheyn, had veel invloed op de jonge schilders in zijn tijd. Zijn werken bevinden zich in Amsterdam en in Göttingen. Bailly, Jean Sylvain (1736-1793), Fransch sterrenkundige, behoorde tij- dens de Revolutie tot de gematigde republikeinen, werd daarom door de Jacobijnen verdacht en ter dood veroordeeld. Hij schreef verschillende sterrenkundige werken, vooral zijn „Histoire de Gastronomie" is belangrijk. Bailly, Edward Hodges (1788-1867), Engelsch beeldhouwer, maakte vele standbeelden, o. a. dat van Nelson, Byron en Robert Peel. Baily, Francis (1774-1844), Engelsch sterrenkundige, stichter van de „Royal Astronomical Soc." (1820), maakte vooral studie van zoneclipsen. Bain, Alexander (1818—1903), Engelsch natuurkundige en psycholoog, hoogleeraar te Aberdeen, was een der eersten, die leerde, dat physieke toestand grooten invloed uitoefent op iemands psychischen toestand. Tot zijn werken behoort: „The Senses and thelntellect". Bain-marie noemt men in de keuken het bereiden of warm houden van spijzen in een pan, welke in een bak met heet water geplaatst is. Bains is de naam van vele Fransche plaatsen, waar minerale bronnen gevonden worden. Bains-les-Bains, plaats met c. 2300 inw. in het departement Vosges, 11 warme bronnen. Bains-deRennes, plaats met c. 350 inw. in het departement Aude. Bains-du-Mont-Dort met c. 2100 inw. in het departement Puy-de-Dóme. Bairaktar, Moestafa (1755-1808), Turkseri grootvizier, koos bij den Janitsarenopstand in 1807 partij voor sultan Selim III en na zijn dood voor diens broeder Mahmoed II. Bij de belegering van het paleis te Konstantinopel door de Janitsaren, doodde hij eerst hun troonpretendent, daarna zichzelf. Bairam of Beiram, naam van 2 Mohammedaansche feesten. Het eerste, duurt 3 dagen en heeft plaats onmiddellijk na het vasten in de maand Ramadan; het tweede valt 70 dagen na het eerste en herdenkt Abrahams offerande. Baisse, dalen der prijzen of koersen. De baisse-partij (contramine) is de groep van personen aan de beurs, die effecten of goederen verkoopt in blanco, (zonder ze te bezitten) in de hoop tegen lageren prijs of koers op den leveringsdag te kunnen koopen om te leveren. Het verschil is winst. Speculeeren a la baisse (in den wind gaan). Baja, stad met c. 21.000 inw. in JoegoSlavië, aan de Donau. Graanhandel, varkensmarkten. Baja-California, territorium in Mexico, bergachtig, vruchtbare streken, in 't N. veeteelt. Bajadères noemt men de Hindoesche dansmeisjes, die aan den een of anderen tempel verbonden zijn. Zij worden onderscheiden in „devadasi", n.1. zij, die in den tempel wonen, en de bajadères, die rondzwerven en ook voor anderen dansen. Bajae, stad in Campanie (Italië), vroeger de geliefkoosde badplaats van vele Romeinsche keizers en andere aanzienlijke Romeinen. Bajasid, stad in Armenië, ten Z. O. van den Ararat, met c. 2.000 inw. Uit krijgskundig oogpunt van gewicht, is het vaak belegerd (1828, 1854, 1877). Bajazet I of Bajexid I (1347-1403), Turksch sultan, bijgenaamd Jilderim (bliksemstraal) wegens zijn snelle en vele veroveringen in Klein-Azië. Hij werd echter in 1402 door Timoer bij Angora verslagen en stierf in gevangenschap. Bajazzo. Zie Paljas. Bajonet noemde men (naar de Fransche stad Bayonne) het in de 17de eeuw (door Vauban?) uitgevonden steekwapen; thans verstaat men er een steekwapen onder dat door een enkele handgreep op een geweer kan worden geplaatst. Bajonetsluiting, inrichting om twee staven of buizen in hunne lengterichting gemakkelijk en vlug aan elkaar vast en weer los te koppelen; het uiteinde van 'teene stuk heeft een opening in de richting der as (als 't staven betreft), een spleet in de lengte en aan het einde daarvan een korte dwarsspleet; het uiteinde van 't andere stuk draagt een nok met verbreeden kop, welke door de spleet, en wel tot aan 't einde daarvan, gestoken wordt; door omdraaiing komt de nok in 't dwarsspleetje. Voorbeeld: bajonet op 't geweer, electrische gloeilampen. Bajza, Joseph (1804—1858), Hongaarsch dichter en criticus, oefende een goeden invloed uit op de Hongaarsche letterkunde en bekleedde door zijn „Gedichte" een eerste plaats onder die Hongaarsche lyrici. Bak, het voorgedeelte van het scheepsdek, gewoonlijk opgebouwd, waaronder zich meestal de verblijfplaats van de bemanning (volkslogies) bevindt. Ook gemeenschappelijke tafel, waaraan een gedeelte van de scheepsbemanning eet. Bakara, landschap op Sumatra, aan den Z. W. oever van het Tobameer, bekend als vroegere zetel van den priestervorst Singa Mangaradja. Bakargandj, district in Bengalen (Voor-Indië) aan de Ganges-delta. Vruchtbaar land, doch veel overstroomingen. Belangrijke rijstuitvoer. Bakau, stad met c. 1600 inw. in Roemenië, aan de Bistriza, in 1916—1917 tevergeefs door Oostenrij ksche troepen belegerd. Bakboord, de zijde van het schip, welke men aan zijn linkerhand heeft, wanneer men op het schip staande naar voren ziet. Bakel, Hendrik Antkonievan (1874— ), Evang. Luthersch godgeleerde, hoogleeraar in de godgeleerdheid en kerkelijk hoogleeraar, vanwege de Ev. Luth. te Amsterdam, schreef o. a. „De geschiedenis van het oudste Christendom." Bakel- en Milheeze, gemeente met c. 1800 inw. in de Peel (Noord-Brabant), waartoe het dorp Bakel behoort. Landbouw. Bakeliet is een kunsthars, uitgevonden door Baekeland (Amerikaan van Belgische geboorte), dat verkregen wordt door inwerking van phenolen (carbol) op formaline, waardoor deze stoffen „condensatieproducten" leveren, die opgebouwd zijn uit meerdere molekulen der grondstoffen, die zich tot een nieuw grooter molekuul samen hebben ge¬ voegd. Die condensatie vindt plaats onder invloed van basische stoffen. Bij lage temperatuur ontstaat eerst bakeliet A, dat smeltbaar is en opgelost kan worden in alkohol, aceton, glycerine, natronloog, etc. Deze vorm wordt gebruikt voor het maken van bakelietlak en (door langdurige verwarming) voor het bereiden van bakeliet B. Deze vorm is in de koude vast en bij hoogere temperaturen kneedbaar, maar is onoplosbaar geworden. Men kan nu bakeliet B of vast bakeliet A (dat dan later verbit moet worden) tot poeder stampen of vermalen en dit poeder mengen met allerlei vulstoffen, zooals houtmeel, mica, lei, etc. en dan hydraulisch in vormen samenpersen; ook is het mogelijk het door de weekheid bij hoogere temperaturen (175°) tot bepaalde voorwerpen te vormen. Deze voorwerpen worden dan gedurende langeren tijd verwarmd tot 150 graden C in een gesloten ketel, waarin men b.v. door koolzuur een vrij hoogen druk onderhoudt, zoodat geen blazen kunnen ontstaan uit gasvormige stoffen, die in de massa aanwezig zijn. Door die verwarming gaat de bakeliet over in „bakeliet C", een stof, die niet oplost in de gewone oplosmiddelen, zelfs niet meer erin opzwelt, onsmeltbaar is (bakeliet A is smeltbaar) en een uitstekende isolator is tegen warmte en electriciteit. De kleur is lichtgeel en hangt overigens af van de vulmiddelen. De soort C kan alleen door draaien, slijpen, polijsten, etc. bewerkt worden. Het wordt in betrekkelijk groote hoeveelheden gebruikt in de electrotechniek, voor sigaren en sigarettenpijpen (het wordt door wrijven electrisch en is dus moeilijk te onderscheiden van echt barnsteen) voor parapluieknoppen, enz. Het soortelijk gew. is 1,25. Bakels, H. (1871— ), schrijver van verschillende zeer populaire, ultramoderne godsdienstige werken, was Doopsgezind predikant van 1896—1909; legde in dit jaar zijn ambt neer en vatte het wederom op van 1911 — 1916. Schreef een „Beknopt Bijbelsch Woordenboek" gaf een N. T. met aanteekeningen uit en schreef o. a. „Bouquetje Dogmatiek" e. a. Baken, een vast merk, dat den zeeman het vaarwater aanwijst. In de eerste plaats denkt men bij dit woord aan een houten getimmerte (kaap) of aan palen in het water, maar bakens zijn eigenlijk ook lichttorens en andere van uit zee gemakkelijk herkenbare gebouwen, zooals kerktorens en molens. Vroeger meer dan tegenwoordig was in dezelfde beteekenis gebruikelijk het woord baak, bijv. vuurbaak (vuur- of lichttoren). Men heeft ook nog drijf bakens: houten blok met stok er door en verankerd aan een steen. Zie Betonning. Bakengelden waren de gelden, die vroeger de zeevarenden moesten betalen tot onderhoud der bakens. Baker, sir Samuel White (1821 — 1893), Engelsch Afrikareiziger, ontdekte op een van zijn reizen in de Nij ls treken het meer, door hem Albert-Nyanza-meer genaamd. Deze reis is beschreven in zijn werk „The Albert Nyanza". Baker, John Gilbert (1834— ), Engelsch plantkundige, directeur van het herbarium te Kew; schreef o. a. „British Roses". Bakhoven-Michels, M. G. Zie Breevoort, Johanna. Bakhuis Roozeboom, Hendrik Willem (1854—1907), Nederlandsch scheikundige, achtereenvolgens assistent en lector in de chemie te Leiden, werd in 1896 hoogleeraar in de anorganische en physische chemie te Amsterdam. Zijn denkbeelden legde bij vast in zijn beroemde boek: „Die heterogenen Gleichgewichte vom Standpunkte der Phasenlehre", hetwelk thans nog het standaardwerk op dit gebied is. De phasenleer is door hem en zijn leerlingen uitgebouwd tot een zeer belangrijke tak der physische chemie. Bakhuizen van den Brink. Zie Brink, Bakhuizen van den. Bakhuijzen, Hendricus van de Sande (1795—1860), Nederlandsch landschapen dierenschilder, onderscheidde zich door zijn eenvoud van teekenen en schilderen. Zijn dochter Gerardina Jacoba van de Sande Bakhuijzen (1826—1895), was een technisch zeer bekwame schilderes van bloemstukken. Zijn zoon Julius Jacobus van de Sande Bakhuijzen (1835— ), landschapschilder, leerling van zijn vader, muntte vooral uit in boschgezichten. Bakhuijzen, Henricus Gerardus van de Sande (1838— ), civiel ingenieur, studeerde later wis- en sterrenkunde, werd in 1860 observator aan de sterrenwacht, in 1872 hoogleeraar in de astronomie te Leiden; schreef „Jaarboeken der Sterrenwacht te Leiden". Bakin, Kiokoetei (1767—1848), Japansch romanschrijver, van wien verscheidene werken in Europeesche talen overgezet zijn. Bakker, Sijbe Kornelis (1875-1918), Ned. Hervormd predikant, sloot zich aan bij de Soc. Dem. Arbeiderspartij en stichtte in 1902 het Christelijk-socialistisch weekblad „De Blijde Wereld", was veldprediker. Vele tijdschriftartikelen en andere werken verschenen van zijn hand, o.a. „Het Onze Vader". Bakker Korff, Alexander Hugo (1824 —1882), Nederlandsch schilder, leerling van C. Kruseman en Huib van Hove, schilderde in den trant van Meissonier miniatuurstukjes, preutsche of sentimenteele oude dames voorstellend, van waarde door het goed uitbeelden der materie. Zijn werken vindt men in de voornaamste Nederlandsche musea. § Bakkerstor. Zie Kakkerlakken. Bakoe (1), vroeger Russisch gouvernement in Trans-Kaukasie, maakt thans deel van de republiek Aserbeidsjan uit. Bakoe (2), de hoofdstad van deze republiek met c. 235.000 inw., havenplaats aan de Z. kust van het schiereiland Apsjeron in de Kaspische Zee, is het middelpunt der naftaindustrie. De naftabronnen zijn ten N. van de stad, van hier wordt het ruwe materiaal door pijpen naar de „Zwarte Stad" (N. deel van Bakoe) en naar Batoem geleid. In 1918 werd het belegerd door de Turken. Bakoenine, Michael Alexandrowitsj (1814—1876), Russisch anarchist, oorspronkelijk officier, studeerde in Duitschland en werd aanhanger van Hegei's wijsbegeerte; hij nam in 1848 deel aan het Slavencongres te Praag en was in Mei 1849 lid van de revolutionnaire regeering te Dresden. In 1851 aan Rusland uitgeleverd, werd hij naar Siberië verbannen, vluchtte in 1861 van daar over Amerika naar Zwitserland, kwam in twist met Marx (1872) en trok zich uit het politieke leven terug. Door Quack in zijn „Socialisten" de „incarnatie van het anarchisme" genoemd. Aan de ideeën, door Proudhon uiteengezet, heeft B. niets toegevoegd en diens systeem niet verder ontwikkeld. Zijne geschriften zijn meest kleine brochures, welke in 1907 zijn uitgegeven („Oeuvres") door Nettlau en Guillaume. Zie M. Nettlau, Michael Bakunin (1901). Bakonywoud, boschrijk gebergte in West-Hongarije, ten N. van het Plattenmeer. Wijnbouw, varkensteelt. Bakpoeder is de naam voor natriumbicarbonaat (NaHCO,) of ammoniumbicarbonaat (NH(HCOt). Bij verhitting geven ze n.1. gassen af, die het deeg, waarmee ze vermengd zijn (zelfrijzend bakmeel) doen rijzen. Bakst, Leon (1868— ), Russisch teekenaar en schilder, wonend in Parijs, stond aan het hoofd van de Russische inzending van decoratieve kunst op de Parijsche tentoonstelling 1900. Teekent ook ontwerpen voor costumcs. Baksteen, een in ons land op groote schaal vervaardigd en algemeen toegepast bouwmateriaal, waarvan de grondstof de klei is, welke voornamelijk langs de groote rivieren wordt aangetroffen. Meestal wordt de klei vermengd met zand, alvorens te worden gevormd, gedroogd en gebakken. Het vormen der baksteenen geschiedt uit de hand of machinaal door een vormbakmachine, strengpers of stempelpers. Om kantige vormen en grootere vastheid aan de steenen te geven kunnen ze worden nageperst. De gevormde z.g. groene steenen, worden gedroogd in droogvelden of droogloodsen, waarna ze na 8 14 dagen geschikt zijn in de oven (veldoven, ringoven of vlamoven) te worden gebracht. Naar gelang van de plaats, die de steenen ten opzichte van het vuur innemen, krijgt men steenen van verschillende hardheid. Zoo onderscheidt men in de Waalsteen: klinker, hardgrauw, boerengrauw en rood als hoofdsoorten, waartusschen nog verschillende kwaliteiten als ondersoorten worden onderscheiden. De formaten der steenen zijn verschillend, in 't algemeen gebruikt men Waalformaat (21 x 10.5 x 5.2) en drielingformaat (18 x 8.8 x 4). De machinale vorming der steenen maakt het mogelijk deze van bijzondere geledingen en inwijdingen voor technische en aesthetische doeleinden te voorzien (profielsteenen) of ze ter besparing van materiaal hol te maken (gaafsteen). De oppervlakte der steen,(meestal 1 zijde) kan geglazuurd worden in diverse kleuren, waardoor de steen als siersteen kan worden gebruikt. De Nederlandsche baksteen-industrie heeft een wereldproductie vooral wat het wegenmateriaal (straatklinkers) betreft. Zie: J. v. d. Kloes, Onte Bouwmaterialen; L. Zwiers en J. P. Mieras, Steenconstructies. Balaguer, Victor (1824-1901), Catalonisch dichter, geschiedschrijver en staatsman, archivaris en hoogleeraar te Barcelona, in 1886 minister van koloniën, schreef gedichten, treurspelen, geschiedkundige werken. De verzameling „Trovador de Montserrat" bevat zijn beste gedichten. Balakhissar of Balikesri, stad met c. 20000 inw. in N. W. Klein-Azië. Handel in zijden en Perzische stoffen. Groote jaarmarkt. Balakiref, Af. A. (1837-1910), Russisch componist, autodidact, wijdde zich eerst op lateren leeftijd geheel aan de muziek. Hij is 't hoofd van de groep „De Vijf: B., Cui, Rimski-Korsakof, Borodien, Moessorgski, die de „JongRussische school" stichtte. Deze groep beoogt een verbinding van de Russische en Slavische nationale kunst (Glinka, Dargomysjki) met de kunstprincipes van Berlioz en Schumann. Het zwaartepunt van zijn werk ligt in zijn instrumentaalcomposities: 2 symphonieën, de symphonische gedichten „Tamara" en „En Bohème" en drie ouvertures, resp. op Russische, Tsjechische en Spaansche volksmelodieën. Van zijn pianostukken is vooral zijn Oostersche fantasie „Islamey" beroemd geworden. Voor het tooneel schreef hij slechts muziek bij Shakespeare's „Koning Lear". Wetenschappelijke zoowel als artistieke waarde heeft zijne verzameling Russische volksliederen, die den stoot gaf tot onderzoek van den Russischen volkszang. Balaklava, Russische havenstad aan de Z. W. kust van het schiereiland de Krim met c. 1300 inw., was in den Krimoorlog in bezit der Engelschen. Balalaika, Russisch volksmuziekinstrument, bestaande uit driehoekigen romp met kleine klankgaten, lange hals en bespannen met drie snaren, die getokkeld worden. Balambangan, landschap in Z. O. Java, in de residentie Besoeki, woeste, dun bevolkte streek. Ook wordt tegenwoordig het geheele schiereiland, ingenomen door den Goenoeng Poerwa wel Balambangan genoemd. Balanceeren beteekent het evenwicht bewaren; ook wel lichamen met elkaar in evenwicht brengen of in evenwicht houden. Bij het balanceeren van een voorwerp (bijv. een staaf) tracht men het steunpunt steeds onder het zwaartepunt te houden. Dikwijls werkt de luchtweerstand bij het b. mee, soms ook de zoogen. centripetale kracht (b.v. draaiende schijf op een stok). Balanceerpers is een handschroefpers, waarvan de hefboomsarmen met metalen kogels verzwaard zijn. Ze wordt gebruikt om uit dunne metalen of uit weefsels, figuren te slaan en is daartoe voorzien van een holle matrijs waarin de stempel past. Balangnipa, handelsplaats aan de O. kust van de Z.W. landtong van Celebes, aan den mond der Tangka-rivier. Balaninus. Zie Snuitkevcrs. Balanoglossus behoort tot de Wormen en leeft in den zeebodem, die bij eb droog komt, aan de kusten van Japan, Amerika en in de Golf van Triest. Op die plaatsen ziet men kleine trechtertjes, die in een buis overgaan en dicht daarbij een kluwentje (de uitwerpselen van het dier). De buis buigt zich in den bodem om en komt uit bij het kluwentje. De worm zit in de buis, de kop naar den trechter toe en komt er ook wel geheel uit om voedsel te zoeken. Het lichaam bestaat uit een eikelachtigen kop, een korte kraag en een langen romp, waarin in het voorste deel de kieuwen als zijdelingsche aanhangsels van het darmkanaal zitten met de kieuwopeningen. Uit de eieren ontwikkelt zich een zoog. tornarialarve,; die herinnert aan die der Stekelhuidigen en daaruit ontstaat het dier. Balans of weegschaal. De gewone B. bestaat uit een juk of gelijkarmigen hefboom, welke in 't midden draaibaar is en die in stabiel evenwicht een horizontalen stand heeft. Door 't midden is een driezijdig prisma (mes) van hard staal gestoken en bevestigd, met den scherpen kant naar beneden welke steunt op een harde pan (van staal of agaat) zoodat de draaiing met de minst mogelijke wrijving om die ribbe plaats heeft. Aan de einden van den hefboom zijn, op gelijke afstanden van 't midden twee gaten aangebracht, waaraan door middel van haken, de schalen zijn opgehangen. In plaats van gaten gebruikt men, bij de nauwkeuriger balansen, ook wel messen met den scherpen kant naar boven, waarop stalen of agaten draagvlakjes (in een beugel besloten) rusten; aan die beugels hangen dan de schalen. Men zorgt er voor, dat de scherpe kanten van de drie prisma's in den rusttoestand, in hetzelfde horizontale vlak komen te liggen. De gevoeligheid van een b. is grooter naarmate een kleiner overwicht een merkbaren doorslag doet zien. Die gevoeligheid is recht evenredig met de lengte der armen, omgekeerd evenredig met den afstand van het zwaartepunt van 't juk tot het horizontale vlak, waarin de prisma-ribben (in rust) zich bevinden. Een gevoelige balans schommelt zeer lang en langzaam vóór dat de rusttoestand intreedt. Bij de hydrostatische b. die dient om het soortelijk gewicht van vaste lichamen en van vloeistoffen te bepalen is de eene schaal, die aan den onderkant een haak draagt aan een korteren beugel opgehangen dan de andere. Het lichaam hangt men door middel van een dunnen draad aan den haak, terwijl men zooveel gewicht op de andere schaal plaatst totdat er evenwicht is; hierdoor vindt men het gewicht van het lichaam. Hangt men dit nu in een ondergeschoven bak water, zoodat 't geheel en al ondergedompeld is, dan plaatst men zooveel gewicht op de schaal (waar 't lichaam aan hangt) totdat er weer evenwicht is. Dit gewicht is dan juist de opwaartsche drukking, die 't lichaam ondervindt of wel het gewicht van het verplaatste water. Daar nu 1 c.M'. water 1 Gram weegt is de opw. drukking in water juist het volume (inhoud) van 't lichaam. Het quotiënt van het gewicht en de opw. druk levert nu het Soortelijk Gewicht. Om het S. G. van een vloeistof te bepalen, meet men de opw. dr. die een ijzeren of glazen bolletje in die vloeistof ondervindt en die welke het in water ondervindt, 't Eerste bedrag gedeeld door het tweede levert het S. G. Over bijzondere balansen (b.v. die van Roberval), de theorie van het wegen, voorwaarden voor juistheid en gevoeligheid e. d. kan men in elementaire leerboeken der Natuurkunde, bij het M. O. in gebruik, vinden; meer uitgebreide uiteenzettingen vindt men b.v. in Muller-Pouillet's Handbuch der Physik. (zie ook Unster, Bascule). Balans in de handelswetenschap, staat van bezittingen (activa) en schulden (passiva), benevens het zuiver vermogen in bepaalden vorm: in het debet (links) de activa, in het credit, (rechts) de passiva en het zuiver vermogen. De tellingen in debet en credit zijn daardoor gelijk. Onder de activa 1 vindt men soms „oprichtingskosten", „Goodwill", e. a.; dit zijn eigenlijk kapitaalsverminderingen (fictieve activa); onder de passiva de afschrijvingen; dit zijn verkleiningen der activa. De Ned. Bank is verplicht elke 14 dagen een verkorte balans te publiceeren. Verschillende banken publiceeren maandbalansen, waarin ze datgene meedeelen, wat van publiek belang is. Elk koopman is verplicht (W. v. K. art. 8) binnen zes maanden na de jaarlijksche afsluiting der boeken een balans op te maken (zie Balansboek). De openingsbalans is die, waarmede een zaak aanvangt. Onder de handelsbalans van een land verstaat men een staat met het totaal der exporten en dat der importen; onder de betalingsbalans het totaal der vorderingen op, en dat der schulden aan het buitenland, respectievelijk in het debet en credit. Balansboek, boek, dat elk koopman verplicht is te houden (W. v. K. art. 8), en waarin hij zijn jaarbalans moet inschrijven en onderteekenen; dit laatste ter bekrachtiging van de juistheid der gegevens. Balasore (1), district in Bengalen I (Britsch Indië). Balasore (2), hoofdstad I van dit district met c. 21.000 inw. nabij | de zee; uitvoer van rijst. Balata is het melksap van de Mimusops BaUata (Bulletree), welke boom in Suriname, Venezuela en Br. Guyana voorkomt. Door koken van het sap coaguleert dit, waardoor een vaste massa verkregen wordt, die uitgerold of tot blokken wordt geperst. Hiervan worden dan de bekende balata-drijfriemen en transportbanden gefabriceerd. De productie van Suriname bedroeg in 1914 1000.000 K.G. tegen een prijs van ± / 1.50 per JK.G. Balawat is de naam van de ruïnen der vorstelijke paleizen ten N. van Nimrud en ten O. van den Tigris, waar merkwaardige oudheden, de heldendaden der Assyrische koningen bevattend, gevonden zijn. Balbo, Caesare graaf (1789-1853), Italiaansch staatsman en schrijver, een voorstander van Italië's eenheid, doch met behoud van de pauselijke macht, was in 1848 minister-president, schreef: „Della speranza d'Italia." Balboa, Vasco Nunez de (1475—1517), Spaansch ontdekkingsreiziger, in 1513 opperbevelhebber over de kolonie Darië, ontdekte van hier uit den Grooten Oceaan, werd tot koning der Zuidzee benoemd, doch door Davila, den nieuwen gouverneur van Darië, van verraad beschuldigd en ter dood gebracht. Balbus, L. Cornelius, uit Cadix afkomstig, een vriend van Julius Caesar, verkreeg door zijn bekwaamheden het Romeinsch burgerrecht, werd in 40 v. Chr. Romeinsch consul. Balcon noemt men een uitbouw aan een verdieping van een gebouw gedragen door uitstekende balken of consolen, toegankelijk uit de woning door een deur. Voor de veiligheid zijn balcons van hekwerk voorzien. Baldaeus, Philippus (1632—1671), Nederlandsch predikant op Ceylon, bestudeerde den godsdienst der Hindoe's en leerde van de Brahmanen Sanskriet. Hij publiceerde: „Nauwkeurige beschrijving van Malaban Coromandel en het eiland Ceylon, nevens de afgoderij der O. I. heidenen". Baldakijn, troonhemel, het meest in gebruik in de R. K. kerk, waar zij boven het altaar geplaatst is, of bij processies wordt gedragen boven het hoofd van den priester, die het Allerheiligste draagt. Balder of Baldr, in de Noorsche mythologie zoon van Odinn en Frigg, de god van het licht en de rechtvaardigheid, wordt door zijn blinden broeder Hödr met een maretak gedood, het eenige voorwerp op aarde, dat niet gezworen had, hem nooit te zullen kwetsen. Zijn geliefde Nanna begeleidt hem in de onderwereld. Baldricus of Baldrik was van 918—977 de 15de bisschop van Utrecht. Balduinus of Boudewijn, zoon van Dirk VI van Holland, werd in 1178 bisschop van Utrecht, was waarschijnlijk de eerste bisschop, die aan de stad civiele rechtspraak toestond. Baldung, Hans (1475—1545), bijgenaamd Griin of Grien, Duitsch schilder en etser van religieuse voorstellingen. Bekend is zijn triptiek van het altaar in de Munsterkerk te Freiburg. Baldwin, James Mark (1861— ), Amerikaansch psycholoog, hoogleeraar, is de stichter van het psychologisch laboratorium te Toronto en van de „Psychological Review"; hij schreef „Handbook of Psychology". Balé, oorspronkelijk op Sumatra het grasplein, waar de oudsten vergaderden, is thans in verschillende Indische landen de naam van het gebouw, bestemd voor rechtspraak en hoofdenvergaderingen. Balearen, Spaansche eilandengroep in de Middellandsche Zee, bestaande uit Majorca, Minorca, Cabrera en eenige kleine eilanden; bergachtig, gezond klimaat, wijnbouw, fruitteelt, visscherij. Zij hebben aan de Carthagers, Romeinen, Mooren en Spanjaarden behoord, waren van 1232—1344 onafhankelijk, terwijl Minorca van 1713— 1783 onder Engeland stond. Palma is de hoofdstad, de bewoners waren oudtijds bekende slingeraars. Bale-Bale, rustbank van bamboe in de Javaansche woning. Balein is een vezelachtige hoornstof, die in platen in den mond van walvisschen voorkomt. Smalle reepen ervan worden gebruikt in corsetten en ook wel in ouderwetsche parapluies. Balen, Hendrik van (1575—1632), bijgenaamd de Oude, Vlaamsch schilder, leermeester van Antonie van Dijck, schilderde landschappen met historische voorstellingen en kerkelijke schilderijen. Zijn werken zijn in binnen- en buitenlandsche musea. Balen, Johan Hendrik van (1851 — ), schrijver van romans en werken voor jongens. Tot de laatste behoort: „Avontuurlijke reizen" (1879—1882). Balestrieri, Lioneüo (1874— ), Italiaansch Schilder, verwierf bekendheid door zijn schilderij „Beethoven", Balfe, M. W. (1808-1870), gevierd Engelsch zanger en componist, in hoofdzaak van opera's. „The bohemian girl" werd beroemd. Ook schreef hij „Indispensable studies for a sopran voice" en „Method of singing". Balfour, Arthur Janus (1848— ), Engelsch staatsman van conservatieve richting, werd in 1874 lid van het Lagerhuis, in 1886 staatssecretaris voor Schotland, in 1887 secretaris-generaal voor Ierland, in 1891 minister van Financiën, in 1902 minister-president, in 1915 eerste Lord b ij de Admiraliteit, in 1916 minister van Buitenlandsche Zaken, in 1919 voorzitter van den Geheimen Raad cn het hoofd van de Britsche delegatie naar de Vredesconferentie en ter Conferentie van Washington, Hij schreef o.a. „The foundations of belief". Balg is in 't N. van ons land de naam van een ondiepe geul in de wadgronden. Balgzand, ondiepte in de Zuiderzee tusschen Wielingen en den Helder. Bali is het westelijkste der KI. Soendaeil.; door Str. Bali gescheiden van Java en door Str. Lombok van Lombok, 't Ligt tusschen 7°54' en 8"53J' Z.B. en \W2b' en 115"43' O.L.; oppervl. 5808 KM*., bevolking 0,8 mill. Behalve een vlakte in 't Z. bestaat het grootendeels uit vulkanisch bergland; de hoogste toppen zijn: de Piek van Tabanan, G. Batoer en G. Agoeng of Piek van Bali (3200 M.). 't Kalkplateau in 't uiterste Z. heet de Tafelhoek. De rivieren, die in den O.-moesson meest droog zijn, zwellen in den natten moesson tot alles vernielende stroomen. Goede rijwegen en bruikbare paden doorsnijden het eiland; de kust biedt weinig geschikte ankerplaatsen. Hoofdplaats is Singaradja (ook Boelèlèng genoemd), zetel van den resident van Bali en Lombok; andere plaatsen: Negara, Tabanan, Den Pasar, Kloengkoeng, Giangar, Karang Asem en Bangli. Klimaat, flora en fauna zijn typisch Javaansch. De nachten zijn wat koeler dan op Java, de regenval is aan de N.kust gering, in de bergen overvloedig; vandaar rijkdom aan mossen in de dichte tjemorowouden. Overvloed van klappers, lontarpalmen en vruchtboomen; cultuurplanten als rijst, koffie en tabak. Vrij talrijk zijn tijgers, wilde zwijnen en herten; paarden, runderen, buffels en varkens worden algemeen gehouden. De Hindoebevolking eet om religieuse reden geen rundvieesch, wel buffel- en varkensvleesch. De Baliërs, die den Hindoeschen godsdienst belijden, zijn geëmigreerde Hindoe-Javanen. Een handvol Baliërs, de zg. Bali-Slam, is tot den Islam overgegaan. De Baliër is iets forscher van lichaam dan de Javaan en ook iets vrijer en levendiger in zijn optreden. Hoewel hartstochtelijk liefhebber van hazardspel is hij uit zijn aard zuinig. De nog bestaande indeeling in 4 kasten hangt niet samen met de uitoefening, van bepaalde beroepen; leden van alle kasten wijden zich aan den landbouw. De priesters komen echter uitsluitend voort uit de kaste der Brahmanen en staan in hoog aanzien; de vorsten behoorden tot de Ksatria- of de Wesjakaste. 't Houden van slaven was algemeen, 't Hindoeisme, dat het geheele leven van den Baliër doordringt, heeft veel van den animistischen eeredienst der oorspronkelijke eilandbewoners in zich opgenomen; de oppergod is Ciwa. Voor zijn eeredienst beschikt de Baliër over duizenden tempels en offerplaatsen. De dessa's zijn regelmatig aangelegd met elkaar rechthoekig snijdende wegen en staan onder 't bestuur van dessa-vereenigingen, waarnaast de soebakvereenigingen staan, welke landbouw- en irrigatie-aangelegenheden regelen. De vrouw neemt bij de Baliërs een ondergeschikte plaats in; haar lot is door de uitbreiding onzer bemoeiingen zeer verzacht. Polygamie komt voor. De lijken moeten te eeniger tijd verbrand worden, wat met groote plechtigheden gepaard gaat. De voornaamste volksvermaken zijn: gamelan, wajang, dansen en hanengevechten (steeds vergezeld van weddingschappen!) i De taal is het Balineesch, wordt ook op Westelijk Lombok gesproken, 't Bevat vele Javaansche woorden; de zg.„hoogere woorden", welke b.v. een Soedra gebruikt in zijn omgang met de hooge kasten en ook de aanzienlijken onderling gebruiken, zijn alle van Jav. oorsprong. Grammatisch wijkt de taal van 't Javaansch af; in klankstelsel komt ze er mee overeen, 't Letterschrift is slechts een wijsiging van het Jav. De Baliërs schrijven op lontarbladen; hun literatuur bestaat alleen uit gedichten, deels navolging van Oud-Jav. voorbeelden, deels zelfstandige werken. De Baliërs zijn uitstekende landbouwers; de rijstbouw is bij hen meer ontwikkeld dan bij eenig ander Indisch volk. Ook zijn ze goede veehouders; ossen, stieren en varkens worden veel uitgevoerd. Zij bezitten een bewonderenswaardige kunstnijverheid, zich openbarende in bouw- en beeldhouwkunst, houtsnijkunst, vlechten, metaalbewerking, weven, schilderen en teekenen. De kunst is één met volksleven en volksgodsdienst. De Baliërs hebben een eigenaardige tijdrekening. De inheemsche rechtspleging is na de invoering van rechtstreeksch bestuur onder eenig voorbehoud in stand gebleven. Geschiedenis. Pas tegen 't eind der 15de eeuw gelukte het Bali zich los te rukken van Java. Een oppervorst oefende sedert gezag uit over 't heele eiland, dat in 9 afzonderlijke vorstendommen werd verdeeld, nl.: Kloengkoeng, Kareng Asem, Mengri, Badoeng, Bangli, Tabanan, Giangar, Boelèlèng en Djembrana. Af en toe had de O. I. C. contact met Bali, maar tot een bezetting kwam het niet. Na de expedities van 1846—49 werd onze souvereiniteit erkend: zeeroof en slavenhandel zouden worden tegengegaan. Onze invloed nam allengs toe. In 1882 werden Bali en Lombok één residentie en Boelèlèng en Djembrana onder rechtstreeksch bestuur gesteld, waardoor in die landschappen permanent rust en orde ontstond. In de overige rijkjes ver¬ stoorden aanhoudende oorlogen de welvaart. In 1906 grepen de Nederlanders gewapend in, verdreven de vorsten, waardoor 't heele eiland onder rechtstreeksch bestuur kwam. Over Bali schreven o. a.: E. B. Kielstra, W. O. J. Nieuwenkamp, J. C van Eerde en H. v. Kol. Bali-instituut, gevestigd te Amsterdam in het Koloniaal Instituut, stelt zich ten doel zoo volledig mogelijk gegevens betr. de Baliërs te verzamelen. Als eerste uitgave van dit Inst. verscheen in 1920 Bali en Lombok, overzicht der litteratuur omtrent deze eilanden tot einde 1919, bewerkt door O Lekkerkerker. Balie noemt men de gezamenlijke advocaten en procureurs bij een rechtscollege ingeschreven en die bij dat college hun practijk uitoefenen. Balikesri. Zie Balakhissar. Balikpapan, plaats met c. 6000 inw. in Samarinda, residentie Zuider- en Oosterafdeeling Borneo. Petroleum-bronnen en industrie van de Bataafsche Pe t roleummaa tschappij. Baliol, John (1250—1315), werd door Eduard I, koning van Engeland, tot koning van Schotland gekozen. Deze maakte het hem zoo moeielijk, dat John in opstand kwam en In 1296 af moest treden. Baljon, Johannes Marinus Simon (1861 — 1908), Ned. Herv. predikant, hoogleeraar in de godgeleerdheid te Utrecht, schreef vele exegetische werken en een „Encyclopedie der Christelijke theologie". Baljuw, in Holland en Zeeland, de plaatsvervanger van den graaf, was belast met de rechtspraak in zijn gebied en voorzitter van de „Hooge Vierschaar", het hoogste rechtscollege; tevens benoemde hij de schouten. Ook was hij in vele gevallen dijkgraaf. De ruwaarden van Putten en de drossaarden van het Land van Heusden enz. bekleedden dezelfde functies als de baljuws. Baljuwschap is het ambt en het rechtsgebied van den baljuw. Balk is in 't algemeen een constructie- deel, dat de ruimte tusschen twee muren overspant en daarbij kan dienen tot dracht van muren (onderslagbalk) en vloeren (vloerbalk). Het materiaal kan zijn: hout (gewoonlijk in doorsnede 8 x 22 tot 12 x 30 c.M.), ijzer, in den vorm van dubbel T-ijzer of gewapend beton. De gezamenlijke balken, op 1 verdieping gelegen, vormen een balklaag. De balk, onmiddellijk langs een muur gelegen, heet strijkbalk. Bij groote overspanningen bezigt men zware balken (moerbalken) waaroverheen men haaksch kleinere balkjes legt (kinderbalkjes). De zware balk die men in voorgevels bezigt om de glazen winkelpuien te ontlasten van het gewicht van den bovengevel, heet puibalk. Bij zeer groote overspanningen worden de balken uit verschillende deelen geconstrueerd. Zie Tralieligger. Balk, dorp met c. 1200 inw. in de gemeente Gaasterland (Friesland) nabij het Slotermeer. Landbouw, scheepvaart. Balkan en Balkanschiereiland, 't Laatste is 't oostelijkst schiereiland van ZuidEuropa, waarvan de Balkan noch 't hoogste, noch 't voornaamste gebergte is. 't Noordelijk deel ligt tusschen Adriatische en Zwarte Zee, 't Zuidelijk tusschen Ionische en Aegeïsche Zee. In 't N. der laatste zee 3 schiereilanden: die van Konstantinopel en Gallipoli, waartusschen de Zee van Marmora, welke door de Straat van Constantinopel (Bosporus) met de Zwarte Zee en door de Straat der Dardanellen (Hellespont) met de Aegeïsche Zee is verbonden en het Chalcidisch schiereil., dat zich in 3 landtongen splitst. De Z. helft van 't Balkanschiereil. wordt 2 X ingesnoerd; het diepst door de Golven van' Corinthe en Aegina, waartusschen de landengte van Korinthe, welke het bergachtige Morea (Peloponnesos) met Midden-Griekenland (Hellas) vereenigt. Behalve de eilanden in de Aegeïsche Zee behooren de Ionische en Dalmatische eilanden tot het schiereiland, 't Rotsige hart is 't Rhodope gebergte (Despoto Dagh), geflankeerd door de Dinarische Alpen, Sjar Dagh en Pindus in 't W. en door den Balkan in 't N. 't Laatste gebergte strekt zich uit van het Timokdal tot de Zwarte Zee en wordt verdeeld in W.-, Centraal- en O.-Balkan, heeft een gemiddelde kamhoogte van ruim 2000 M.; als meest geschikte overgang geldt de Sjipka-pas. Ten N. van den Balkan heerscht een geprononceerd vastelandsklimaat, ten Z. is het subtropisch. De belangrijkste rivieren zijn: de Donau met zijn bijrivieren, de Vada, de Stroema en de Maritza; de meest bekende meren zijn dat van Skoetari en van Ochrida. Geschiedenis. Van de 14de tot de 19de eeuw stond 't heele schiereil. onder Turksch gezag, dat echter sedert 1830 begon te verminderen. Toen werd Griekenland onafhankelijk. Op 't Congres van Berlijn (1878) werden Servië en Roemenië zelfstandige staten; werden Bosnië en Herzogowina door Oostenrijk bezet en een vorstendom Bulgarije opgericht, waarmee in 1885 Oost-RoemeÜê werd vereenigd. In 1908 werd dit Groot-Bulgarije tot koninkrijk verheven. Bij den vrede van Boekarest (1912) werd Roemenie oppermachtig en Bulgarije geïsoleerd. In 1914 viel Oostenrijk in Servië en de Groote Oorlog begon. Turkije en Bulgarije kozen de zijde der Centralen, de overige Balkanstaten, ten laatste ook Griekenland, die der Geallieerden, 't Offensief van Sept. 1918 leidde tot ineenstorting van Bulgarije en Turkije, gevolgd door die van Oostenrijk. Roemenië, Servië en Griekenland kregen bij den vrede groote gebiedsuitbreiding; Montenegro werd opgelost in Servië. Balkankwestie, de vraag of de Sultan van Turkije meester van 't Balkanschiereil. zal blijven of niet; was in de laatste 100 jaar herhaaldelijk aan de orde. Rusland's streven in 't bezit van Constantinopel te komen, leidde er toe dat dit land zich sterk interesseerde voor de Gr.-Kath. onderdanen van den Sultan; ook Oostenrijk haakte naar Turksch bezit en vatte Saloniki als einddoel in 't oog. Van de overige groote mogendheden verzette vooral Engeland zich tegen beide plannen; het wenschte den „zieken man" niet tot een „dooden man" te maken. Daarbij kwam, dat de Christennaties alle zeilen bijzetten om het Turksche juk af te werpen. Ten slotte meende Italië de O.-kust van de Adriatische Zee binnen zijn belangensfeer te moeten trekken. In de laatstverloopen eeuw vele oorlogen (1829-39, 1854—56, 1877—78) van Rusl.. tegen Turkije, welke uitliepen op 't ontstaan van zelfstandige Balkanstaten en dientengevolge op verzwakking van 't Turksche Rijk. 1912—13 strijd van 4 Balkanstaten tegen Turkije, waardoor dit land slechts een klein deel van zijn Europ, gebied overhield. De Wereldoorlog zette de ontbinding voort: slechts Constantinopel en naaste omgeving bleef aan den Sultan. Balkanoorlogen. De eerste Balkanoorlog duurde van Oct. 1912 —Mei 1913 en werd gevoerd door Griekenland, Servië, Bulgarije en Montenegro tegen Turkije. T. moest een deel van zijn grondgebied afstaan, dat onder de andere Balkanstaten verdeeld werd. De tweede Balkanoorlog werd van Juni tot Sept. 1913 gevoerd door Griekenland, Servië, Montenegro, Roemenië en Turkije tegen Bulgarije. Na dezen oorlog verloor Bulgarije weer een groot deel van het in den vorigen oorlog veroverde gebied. Balkasjmeer, een zoutwatermeer in de steppen van Russisch-Centraal-Azië, zonder zichtbare afvoer. De Ui mondt er in uit. Balkh, stad met c. 15.000 inw., hoofdstad van het gelijknamige landschap, vroeger van Bactrië, was de geboorteplaats van Zoroaster, werd in 1220 door Dsjengis Khan verwoest. Zijdeweverijen. Balkrecht, het recht van den eigenaar van een perceel, om balken op den muur van zijn buurman te laten rusten en daarin met ankers te bevestigen. Deze erfdienstbaarheid is omschreven in het Burgerlijk Wetboek, Vijfde titel, le afd. art. 731. Die het balkrecht heeft, mag wel de balken en ankers vernieuwen of repareeren, hun aantal mag hij niet vermeerderen, noch hun plaats veranderen. Balksleutel, een onder het steunpunt van een zware balk (moerbalk) aangebrachte houten, meestal geprofileerde en versierde console. Van steen vervaardigd, noemt men deze console een balksteen. Balksteen. Zie Balksleutel. Balkijzer, de benaming van de meest voorkomende ijzeren balk, ook „dubbelT-ijzer" genoemd, naar den vorm zijner doorsnede. Bali, Robert Stawell (1840-1913), Iersch sterrekundige, hoogleeraar te Dublin en te Cambridge. Schreef vele standaardwerken op het gebied der sterrekunde en enkele populariseerende welke o.a. ook in het Nederl. vertaald zijn. Bali, Thomas (1819-1911), Amerikaansch beeldhouwer, werkte in Italië. Tot zijn beste werk behoort een ruiterstandbeeld van Washington te Boston. Ballade beteekent oorspronkelijk danslied, d. w. z. lied gedurende het dansen gezongen. Thans: beknopt, eenvoudig, verhalend gedicht, dat in lyrischen strophenvorm een afgeronde handeling vaak sprongsgewijs en met een onverwacht slot bezingt, terwijl de stemming meer hoofdzaak is dan het verhaal. Ballarat, stad met c. 43.000 inw. in den Australischen staat Victoria; middelpunt van goud- en ijzerdistricten; mijnbouwkundige school, handel in wol, meelfabrieken. Ballast, zwaarte welke onder in het schip wordt aangebracht om het voldoende stabiliteit te geven, wanneer het geen of zeer lichte lading zal vervoeren. Vroeger werden daartoe gebruikt zand, steenen of ijzer, tegenwoordig ballast men de schepen met water, dat in daartoe bestemde ruimten (tanks) op den bodem van het schip wordt toegelaten. De nieuwere wijze van ballasten heeft het voordeel, dat het materiaal (zee- of rivierwater) geen geld kost, het innemen zeer gemakkelijk gaat (laten inloopen) en het lossen gemakkelijker dan bij vasten ballast (uitpompen). Ballastweerstand wordt voor een electr. verbruikstoestel geschakeld, indien de beschikbare electr. spanning grooter is dan die, waarvoor het toestel geconstrueerd is, zoodat het te veel aan spanning in den ballastweerstand wordt verbruikt. Ballenstedt, stad met c. 6000 inw. in Anhalt, aan den N.voet van den Beneden-Harz. Merkwaardig slot en museum. Ballerina is het Italiaansche woord voor balletdanseres. Zie verder Ballet. Ballerkuil of Ballerkoele, noemt men de vierkante ruimte door aarden wallen omgeven, nabij de gemeente Rolde in Drente, waar waarschijnlijk vroeger rechtspraak gehouden werd. Ballet, tooneelmatige handeling, voorgesteld door den dans, geleid door muziek. Bij de Grieken en Romeinen was het b. nooit anders dan intermezzo in een tooneelstuk. In Italië werd (1489) voor 't eerst een ballet uitgevoerd als afzonderlijk schouwspel. Catherine de Médicis bracht het ballet naar Frankrijk over. In 1581 werd in 't Louvre bij de verloving van den Hertog van Joyeuse 't Ballet comique de la Reine opgevoerd, gecomponeerd door den Italiaan Baltasarini (of Beaujouyeux). 't Onderwerp was „Circé en haar Nimfen", de vertooning koste meer dan 3 J millioen francs. Van nu af schitterde het hofballet in vollen glans, vooral onder Lod. XIII en Lod. XIV, die er zelf in optraden. Molière deed voor 't eerst het comédieballet opvoeren, een soort tweeslachtig schouwspel (b.v. Le Bourgeois Gentilhomme). In 1697 een nieuwheid, de opéraballet, uitgedacht door Lamotte, (b.v. L'Europe galante), een proloog, gevolgd door 3 of 4 „entrees", later eenvoudig „ballet" genoemd, 't Ballet bleef nog steeds met de opera verbonden tot No verre in 1776 de echte ballet-pantomime bracht, waarbij de tekst ontbrak (b.v. Les Caprices de Galathée) en het echte gebaren- en dansspel de hoofdzaak was. Het ballet is thans nog óf zelfstandig, óf verbonden met de opera en kan den invloed van de nieuwere opvattingen der danskunst niet ontgaan. Beroemde dansers waren o.a. Vestris, Nivelon, beroemde ballet-danseressen: Mlles Sallé, la Camargo, Mlle Taglioni. Ballin, Albert (1857-1918), Hamburgsch reeder, werd in 1900 directeurgeneraal van de Hamburg—Amerika fijn, welke onder zijn bestuur zeer in bloei toenam. Ballista, oorlogswerktuig, bij Grieken en Romeinen in gebruik om kogels naar den vijand te werpen. Ballistiek is de leer der beweging van voortgeworpen of -geschoten lichamen. De vorm van de baan (in het luchtledige een parabool) is afhankelijk van de beginsnelheid, van den luchtweerstand, van kracht en richting van den wind en van de beweging der aarde. Galilel (1600) heeft zich 't eerst met B. bezig gehouden. Litteratuur: Laurent, Ballistique extérieure; Cranz, Lehrbuch der Ballistiek ; Feber, Het schieten. Ballistiet is een soort rookzwak buskruit, bestaande uit gelijke deelen katoen en collodiumwol met ± 0,5 % aniline. Ballistische curve is de baan die het zwaartepunt van het projectiel beschrijft. Ballistische galvanometer dient tot het meten van electr. stroomen, die zeer kort van duur en meestal niet constant van grootte zijn, waartoe het bewegelijke systeem daarvan een veel grooter traagheidsmoment en dus ook een veel grooteren slingertijd heeft dan een gewone galvanometer. Ballistische slinger, uitgevonden door Robins, is een zwaar langwerpig blok, dat om een horizontale as draaibaar is en waartegen een afgeschoten kanonskogel botst. Uit den uitslag van het blok bepaalt men de snelheid van den kogel. Zie Ballistiek. Ballon. Zie Luchtballon. Ballon captif, luchtballon, waarin verkenners plaats nemen. De B. is aan een kabel vastgemaakt, die door middel van een windas gevierd of ingepalmd kan worden. De B. c. wordt ook gebruikt tot 't doen van meteorologische waarnemingen. Batlongas is het gas, dat gebruikt wordt voor het vullen van luchtballons en luchtschepen. Voor de eerste kan gewoon lichtgas gebruikt worden, voor de laatste is waterstof (zie aldaar) noodzakelijk daar dit een opwaartschen druk (en dus een draagvermogen) heeft die 1,6 maal zoo groot is als dien van lichtgas. In den laatsten tijd worden (vooral in Amerika) proeven genomen om helium als ballongas te gebruiken. Ballotage noemt men de stemming door een vereeniging of sociëteit gehouden, over het wel of niet aannemen van iemand als lid dier vereeniging. Ballote [Ballota nigra), een vrij algemeen voorkomende Lipbloem, aan wegen, heggen en op ruige plaatsen, kenbaar aan den onaangenamen geur en den trechtervormigen kelk met 10 uitpuilende nerven. Balme, Col de, Alpenpas op 2200 M. hoogte in het Rhónedal, tusschen Martigny en Chamounix. Prachtig uitzicht. Balmer, Formule van. De golflengten der spectraallijnen, die optreden bij het doorslaan van electrische ontladingen in sterk verdunde waterstof, worden voorgesteld door de f. v. B n' -j——> waarin voor n alle geheele getallen, te beginnen met 3, gesubstitueerd moeten worden en waaruit dan de golflengten, uitgedrukt in Angströmsche eenheden (z. a.) te voorschijn komen. Balmoral-castle, zomerresidentie der Engelsche koningen in de Schotsche Hooglanden (Graafschap Aberdeen). Balneotherapie is de wetenschappelijke term voor het als middel tot genezing aanwenden van baden. Dit geschiedt of aan zee waar de zeebaden worden gebruikt of in badplaatsen waar geneeskrachtige bronnen water van verschillende samenstelling leveren. Balsaminaceeën, familie der Choripetalen, verwant aan de Geraniaceeën In Nederland in 't wild: ImpStienssoorten (springzaad, de vrucht springt bij aanraking open en slingert de zaden weg). In cultuur: Impatiens en Balsamina. Balsamodendron. Zie Burseraceae. Balsem noemde men oorspronkelijk een dik, vloeibaar welriekend mengsel van hars en etherische olie, dat gewonnen werd van planten, die aan de kust der Roode Zee groeien en waarvan vooral de mekkabalsem als wondmiddel ook nu nog in Oostersche landen hoog aangeschreven staat. Tegenwoordig noemt men balsem verschillende plantaardige producten waarvan het meest bekend zijn: de perubalsem, een uitstekend wondmiddel, de tolubalsem, die tegen sommige huidziekten maar speciaal bij de parfum-industrie gebruikt wordt, de canadabalsem, onmisbaar bij het maken van microscopische preparaten en de copaïvabalsem die als geneesmiddel gebruikt wordt. Balsemen is een in de oudheid vrij algemeen, maar thans veel minder toegepaste methode om lijken te bewaren. Vooral bij de oude Egyptenaren stond die kunst op een zeer hooge trap van ontwikkeling en de mummies, waarvan vele eenige duizenden jaren oud zijn, doen ons de doelmatigheid van de door hen toegepaste methoden kennen. Later is het balsemen — ook wel wegens zijn kostbaarheid — meer in onbruik geraakt en tegenwoordig is het een hooge uitzondering wanneer een lijk gebalsemd wordt. De naam balsemen is ontstaan, doordat bij de kunstbewerking ook balsem- 23 soorten (zie balsem) gebruikt werden welker doel was een aangenamen geur aan het geheel te geven en sommige insecten op afstand te houden; maar de eigenlijke rottingwerende werking werd verkregen door het opvullen der lichaamholten met bepaalde scheikundige stoffen. In alle werelddeelen vindt men er bewijzen van, dat vroeger door de inboorlingen het balsemen van lijken werd uitgevoerd. Balsempopulier. Zie Populier. Balspelen. Reeds de Grieken en Romeinen beoefenden met graagte versch. balspelen. Ook in de Middeleeuwen waren allerlei spelen met ballen bekend, waarvoor afzonderlijke gebouwen en terreinen bestemd waren. In Nederland werd vooral veel gekaatst en gekegeld, later kwamen hier andere spelen meer in zwang, als cricket, golf, voetbal, korfbal, lawn-tennis en vele andere. Batta, stad met c. 24.000 inw., waarvan 75 % Israëlieten, in Podoliê (Rusland). Handel in graan. Balten noemt men de Duitsche bewoners van Koerland, Lijfland en Estland. Raltens. Pieter (1540—1579). Vlaamsch schilder van kermistafereelen, welke zeer gezocht zijn. Balthasar Gerards (1562-1584), de moordenaar van prins Willem I van Oranje, afkomstig uit Franche-Comté, koesterde reeds in zijn prille jeugd een vreeselijken haat jegens dezen laatste. De vogelvrijverklaring van den Prins in 1580, deed hem het besluit nemen zelf dit vonnis ten uitvoer te brengen. Onder den naam van Franeois Guyon, den zoon van een terechtgestelden Franschen protestant, wist hij het vertrouwen van den Prins op te wekken. 10 Juli 1584 zag hij kans den Prins door een pistoolschot in het hart te treffen. Tevergeefs poogde de moordenaar te vluchten, hij werd gevangen genomen en gevierendeeld. Balthazar was volgens de overlevering de naam van een der drie Magiërs of Wijzen (koningen) uit het Oosten, die het kind Jezus geschenken kwamen aanbieden. Baltimore, grootste stad in Maryland (U. S. A.) met c. 584.000 inw. op den linkeroever van de Patapscorivier aan de Chesapeakebaai, was in 1729 nog een klein dorp. Thans groote fabrieksstad conserven-, confectie-, machinefabrieken, bierbrouwerijen, tabaksfabrieken. Haven is uitstekend, uitvoer van graan, katoen, tabak, meel en hout. Belangrijke oestervangst. Verder bezit de stad vele kerken, inrichtingen van weldadigheid, universiteiten en andere inrichtingen van onderwijs. Baltische Zee. Zie Oostzee. Baltischport, vroeger Rogerwiek geheeten, havenstad in Esthland met c. 1000 inw., aan de Finsche Golf. Vischvangst. Baltrum, kleinste der Oost-Friesche Noordzee-eilanden, tusschen Norderney en Langeroog, met de dorpen Baltrum (140 inw.) en westaort (*uu inw.j. Balucki, Michael (1837—1901),Poolsch dichter en schrijver in democratischen geest, maakt vooral opgang door zijn romans waartoe o. a. „De ouden en de jongen" behoort. Balustrade, borstwering van hout, steen of ijzer, aan balcons, galerijen, langs terrassen, platte daken, samengesteld uit spijlen (balusters) waarop een horizontale deklijst. Balije is de naam van de afdeelingen, waarin de Johannieters, Duitsche ridders en Tempeliers hun bezittingen verdeeld hadden. In Nederland hadden voornamelijk de Johannieters en de Duitsche ridders grondbezit, na de Hervorming bleef alleen de Duitsche Orde als ridderorde bestaan. Zie verder Balije van Utrecht. Balije van Utrecht, in de Duitsche Orde, onderdeel van de in de 12de eeuw gestichte Teutonische orde, werd in 1811 opgeheven maar hersteld bij Kon. Besluit van 8 Aug. 1815. Haar doel is nog slechts ondersteuning harer adellijke leden. Balzac, Jean Louis Gues de (1697 — 1654), Fransch schrijver en geschiedkundige, wist door studie der klassieken zich een sierlijken stijl eigen te maken, welke veel invloed op de Fransche taal had. Hij schreef o. a. „Le Socrate chréÜen". Balzac Honoré de (1799—1850), Fransch romanschrijver, geb. te Tours; begon te Parijs zijn rechtsstudie, die hij niet voltooide, dan 4 jaren notarisklerk; wierp zich in de zakenwereld, waartoe hij zich ten onrechte geroepen waande. Achtereenvolgens uit ge verdrukker, lettergieter, tijdschrift-directeur, ging hij bijna failliet. Om zijn schulden te betalen en zijn zin voor weelde te 1 voldoen, schreef hij 19 jaar lang gesi middeld 2000 bladen per jaar. Na 18 jaar briefwisseling huwde hij in 1850 een Poolsche bewonderaarster, Mme Hanska. Een hartziekte maakte na enkele maanden een eind aan zijn geluksdroom. Zijn wonderbaarlijke verbeeldingskracht ! maakte, gepaard aan een scherpe opmerkingsave van de B. een kunstenaar. In 1842 gaf hij aan zijn werk den titel van „comeüie Humaine"; het omvat ren siotte vo romans en novellen, tafreelen uit het particuliere leven (Gobseck), uit het leven in de provincie (Eugénie Grandet), te Parijs (Le père Goriot, La cousine Bette), op het platteland (Le Médecin de campagne), uit het militaire leven (Les Chouans). Slechts één geslaagd tooneelstuk: Mereadet. De Com. Hum. geeft een goedgeslaagd beeld van de maatschappij onder Lous Philippe. Vooral de personen van het tweede plan zijn levend: de hoofdpersonen vaak maniakken, monsters (Grandet, de mensch geworden gierigheid). Door deze idealisatie in omgekeerden zin is de B. romanticus, door zijn nauwkeurige schildering, zijn voor-. keur voor de slechte menschelijke neigingen is hij de vader van het realisme. Zijn stijl is ongelijk, vaak gemaniëreerd; in de gesprekken echter natuurlijk en levendig, goed aangepast aan karakter en stand der personen. Zie F. Brunetière, Hon. de Balzac (1905). Bam, handelsstad met c. 10.000 inw. in de provincie Kirman (Perzië). Dadels. Bamberg (1), stad met c. 49.000 inw. in het Beiersche district Opper-Franken aan de Regnitz, bezit Romaansche Dom met het graf van keizer Hendrik II en diens gemalin. Katoenspinnerijen, ijzergieterijen, bierbrouwerijen, handel in groenten en vee. Om de stad tuinbouw. Bamberg (2), vroeger een bisdom, gesticht door Hendrik II in 1007, werd in 1802 geseculariseerd. Bamberger, Ludwig (1823 — 1899), Duitsch politicus en staathuishoudkundige, moest in 1848 om politieke redenen naar 't buitenland vluchten, keerde in 1868 terug, werd lid van het Tolparlement en van den Rijksdag, was een voorstander der Vrijhandel. Tot zijn werken behoort: „Die Sezession". Bambino (Italiaansch kindje), meer in 't bizonder „Santissimo Bambino", is een wonderdoend, houten beeld van Christus als kind, in de kerk Ara Coeli te Rome. Bamboe is de naam voor één der meest verbreide geslachten van de Grassen. Bambusasoorten komen o.a. voor in China (dat een eesDleten soort exporteert voor de borstels van veegmachines), Japan, O.-Indië enz. en worden daar door velerlei doeleinden gebruikt, terwijl ook een levendige export plaats vindt naar Europa en de Ver. Staten, waar het lichte, sterke bamboe dient voor de fabricage van stokken, hengelroeden en meubelen. In den laatsten tijd worden bamboesoorten gebruikt in de papierfabricage. Bamboek, landschap in Fransch WestAfrika. tusschen den Senetral en Hp. Va. leme, bergachtig, vruchtbare bodem, ongezond klimaat. Ijzer, goud, ivoor. Farabana is de belangrijkste plaats. Bamian, dal in N. Afghanistan, waardoor weg van Kaboel naar Turkestan, overblijfselen van Boeddhistische heiligdommen, o. a. twee groote beelden in de rots uitgehouwen. Ban is de straf, die aan onwaardigen de kerkelijke gemeenschap, tijdelijk of voor goed, geheel of ten deele ontzegt (excommunicatie). De toepassing gaat op en af met het besef: de ware kerk Gods te rijn. Historisch is hij het gereedst gehanteerd door de in secten versplinterde Doopersecten; mijding van den getroffene, soms echt-mijding werd hieraan verbonden. Van de wijdste strekking — maatschappelijk — was hij in de kerk van Rome tijdens de Middeleeuwen. Wie onder den grooten ban viel (anathema) had enkel toegang tot de prediking; van het kerkelijk rechts- en genadeleven was hij afgesneden; op verkeer met hem volgde de kleine ban: tijdelijke uitsluiting van de sacramenten; ondergeschikten waren van gehoorzaamheid ontslagen (Hendrik IV te Canossa 1077; Frederik II 1228). De kerkelijke ban van Luther (1520) werd door den rijksban te Worms gevolgd (1521). De Protestanten hebben over 't algemeen de werking van den b. tot het kerkelijk gemeenschapsleven beperkt. Staatsrechtelijke gevolgen behooren nu overal tot de historie. De R. K. kerk kent nog steeds groote en kleine ban; het anathema laat geen verkeer met den getroffene toe; sinds 1869 (Pius IX) volgt op overtreding niet meer de kleine ban. Paus en bisschop¬ pen (voor hun gebied) spreken ze uit en heffen ze op, tenzij onherroepelijk. De Protest, volkskerken kennen als tuchtmiddel enkel uitsluiten van het Avondmaal. Door secten (enkele Doopsgezinden in het buitenland), Baptisten, Mormonen wordt de kerkelijke of gemeentelijke ban nog toegepast. Het volk Israël paste oudtijds een cultischen ban toe, bestaande in volstrekte vernietiging van leven en goed, waarschijnlijk samenhangend met vrees voor demonische machten (taboe; zie Deut. 13 : 15, 16 e. a.). Onder het Jodendom werd hij tot uitwerping uit de gemeente: Nog in 1656 is hij op Spinoza toegepast. De echtelijke praktijk richtte zich naar Mt. 18 : 15-18; 1 Cor. 16 : 22; Titus 3 : 10. Ban was eerst de naam van den hoogwaardigheidsbekleeder, die den Kroatischen vorst bijstond, later in Hongarije de bevelhebber der O. en Z. grensprovin¬ cies, tot 1918 was het de titel van den stadhouder in Kroatië en Slavonié. Banaan of pisang (Musa Sapientium) is de vrucht van een in de tropen voorkomenden boom; ze groeit in trossen met ±150 vruchten in meestal acht tot negen rijen. Daar de rijpe vruchten snel bederven kunnen, worden ze onrijp geplukt en zorgvuldig verpakt; voor 't vervoer zijn aparte schepen en spoorwegwagons nocdig. De voornaamste producenten zijn Jamaica en het overige WestIndie; bijna alles wordt verhandeld door de „United Fruit Cv". In ons land komen te Rotterdam wel directe zendingen aan (ook voor doorvoer) en het overige wordt uit Londen aangevoerd. De in Jamaica geproduceerde hoeveelheden bedroegen 16.500.000 trossen in 191 ltegen 2.395.000 trossen in 1917. Ook worden uit bananen allerlei bijproducten gemaakt, zooals -vijgen (gedroogd), -chipo (fijngesneden) en -meel; door slechte behandeling van de zijde der producenten vinden deze laatste weinig ingang. Banaat is m t algemeen een grensprovincie door een ban geregeerd. Meer in 't bizonder wordt het Banaat van Temesvar zoo genoemd, dat de comitaten Torontal, Ternes en Krasso omvat en in 1849 met Woiwodina tot een Oostenrijksch kroonland vereenigd werd, in 1860, kwam het echter weer aan Hongarije, thans is het verdeeld tusschen Roemenie en Joego-Slavie. Vruchtbaar land; wijn, graan; in den bodem goud en zilver; minerale bronnen. Banana (1), havenplaats in de Belgische Congo (Afrika). Uitvoer van rubber. Banana (2) eilanden, is een vulkanische eilandgroep aan de Siërra Leone kust (West Afrika). Banco (Italiaansch), bank. Oorspronkelijk de tafel, waarop de geldwisselaars (bancohouders) in de groote handelsplaatsen (Venetië, Genua, e. a.) hun verschillende munten ten toon stelden. Bancroft, George (1800-1891), NoordAmerikaansch geschiedschrijver en staatsman, minister van Marine in 1845, hierna gezant in Londen en Ber- lijn, maakte zich vooral bekend door zijn „History of the United States from the discovery of the Continent". Bancroft, Hubert Howe (1832—1918), Noord-Amerikaansch geschiedkundige, schreef „The native races of the Pacific States". Banda (1), district inde Britsch-Indische provincie Allahabad. Rijstbouw. Banda (2), hoofdstad van dit district met 21.000 inw. Handel in katoen. Banda of Banda-neira, plaats in de residentie Amboina, met c. 4100 inw. aan de Z. kust. Twee ruïnes van 17de eeuwsche forten. Na de opheffing van het monopolie der muskaatnotencultuur in 1864, nam de plaats in bloei toe. Banda-eilanden, groep bestaande uit Groot-Banda, Banda-Neira, Goenoeng Api en 7 kleine eilanden in de Bandazee, behoorend tot de residentie Amboina. Het terrein is heuvelachtig, geen rivieren, belangrijk de muskaatnotenteelt. Verder leven de bewoners, een gemengd Javaansch ras,van vischvangst. Merkwaardig is op sommige tijden de witte kleurder zeeomdeze eilanden(Melkzee genaamd) veroorzaakt door ontelbare, zeer kleine diertjes. Bandana is een methode voor het drukken van katoen, die in Indië op primitieve manier werd uitgevoerd. Tegenwoordig vouwt men het geverfde weefsel vele malen (tot 14 maal toe) dubbel, perst het tusschen loodplaten met openingen en laat daardoor een zwavelzure chloorkalkoplossing sijpelen; deze bleekt de katoen op de juiste plaats en de scherp omlijnde witte vlekken kunnen later met loodnitraat, zwavelzuur en chroniciten geklemd worden. Bandelier, breede riem kruiselings over den schouder en de borst gedragen om sabel of degen in te hangen, ook wel een tot sieraad dienende sjerp. In Z. Afrika, worden in de bandelier de patronen bewaard. Bandelkand. Zie Boendelkhand. Bandello, Matteo (c. 1480-1562), Italiaansch schrijver en Dominicanermonnik, in 1550 bisschop van Agen, schreef novellen in den trant van Boccacio, welke een voorbeeld en bron voor vele latere novellisten geweest zijn. Banderilla, is de met een vlaggetje versierde lans, bij de stierengevechten in gebruik. Banderol (1) is het vlaggetje aan speer of lans met het wapen of de kleuren van den drager. Banderol (2) is het papier met stempel, waarin goederen, waarvoor belasting betaald moet worden (sigaren), gepakt zijn, om ontduiking te voorkomen. Banderol (3), een schijnbaar wapperend lint met opschrift aan schilderijen en beeldhouwwerken der Middeleeuwen. Bandiltis. Zie Stinkdier. Bandinelli, Baccio (1493—1560), Italiaansch beeldhouwer, trachtte tevergeefs Michelangelo nabij te komen; rijn beste werk zijn de reliëfs in de cathedraal te Florence. Bandjar, district in de PreangerRegentschappen, gelegen aan de Tjitandoeï, met de hoofdplaats Bandjar, vroeger stapelplaats voor koffie, door ligging aan den spoorweg naar Tjilatjap, belangrijk als centrum van deze streek. Bandjarnegara, afdeeling in het N. O. van Banjoemas, doorstroomd door de Serajoe, waaraan de hoofdplaats Bandjarnegara. Het N. is bergachtig. Bandjermasin, Rijk van, het Z. deel van het stroomgebied van de Baritoe op Borneo omvattend, kwam in 1606 met de Nederlanders in contact, door verkoop van peper, stofgoud enz. In de 17de en 18de eeuw werden door de Compagnie overeenkomsten gesloten met den sultan, ook in 't begin 19de eeuw heerschte er een goede verstandhouding, doch aan 't eind der eeuw kwamen er steeds botsingen tusschen gouvernement en sultan voor, die eerst in 1905 voor goed eindigden. Bandjermasin, hoofdplaats van de res. Zuider en Ooster-afd. van Borneo, met c 22.500 inw. tusschen Barito en Martapoera, aan de Z.-kust, in- en uitvoerhaven, ook veel transitohandel. Wegens den nwerassigen bodem rijn de wonin- gen op palen gebouwd; het verkeer is hoofdzakelijk te water. Bandjermasin is een afdeeling der residentie Zuider- en Oosterafdeeling van Borneo. Bandjir is de naam, welke in Ned. Indiê gegeven wordt zoowel, aan hoog water, als aan overstrooming tengevolge van hoog water. Bandklos is de spoel boven in het achterste gedeelte van het getouw, waarop bij het weven van band de kettingdraden zijn gewonden. Bandmaat is de hoogte van een dier, gemeten vanaf het hoogste punt van de schoft over de ribben tot den bodem. Bandoeng (1), Hoogvlakte op Java, c. 700 M. boven den zeespiegel, ingesloten door vulkanen waaronder de Tangkoeban Prahoe. De hellingen zijn vruchtbaar, sawahs, tegals, kina- en theetuinen. De hoogvlakte zelf is vlak; wordt besproeid door de Tji Taroem. Tjisangkoewi en de Tji Widej. Bandoeng (2), afdeeling van de PreangerRegentschappen, omvat het N. deel van de hoogvlakte van Bandoeng en de Z. hellingen van de aangrenzende bergen. Bandoeng (3), hoofdplaats van de Preanger-Regentschappen, met c. 58.000 inw., mooi gelegen, bezit verscheidene inrichtingen van onderwijs, o.a. de Technische Hoogeschool, zetei van het Departement van Oorlog. Bandschaaf, schaaf met verplaatsbaren aanslag, veel in gebruik bij het maken van paneelen en lambrizeeringen. Bandura, instrument van de familie der mandoline en op dezelfde wijze bespeeld. Heeft 12 snaren, waarvan 6 hulpsnaren, welker stemming niet gewijzigd kan worden. Vroeger een geliefd instrument der kozakken in de Oekraïne. Nu verouderd. Bandy. Zie Hockey en Bandy. Bandijk, dijk om de hoogste waterstanden bij een rivier te keeren. Bandijzer, zeer plat ijzer, om banden of koepels voor vaten te maken. IfBanér, Johan (1596-1641), Zweedsch veldheer, streed in den dertigjarigen oorlog roemvol bij Breitenfeld, werd na Gustaaf Adolfs dood (1632) opperbevelhebber en behaalde overwinningen bij Wittstock (1636) en bij Chemnitz (1639). Banff (1), hoofdstad van Banffshire (Schotland), met c. 4.000 inw., aan den mond der Deveron, oude, mooi gelegen stad. ScHeepstimmerwerven, ijzersmelterijen. Banff (2), badplaats in Canada met c. 900 inw. nabij het Rocky-Mountains-park. Banffshire, graafschap in NoordSchotland, omvat een deel van 't Grampiangeb., aan de kust en in de dalen eenige landbouw. Vischvangst. In den bodem leisteen en graniet. Banffy de Losoncz, Desiderius, vrijheer van (1843—1911), Hongaarsch staatsman, achtereenvolgens Oppergespan, ministerpresident, stichtte in 1903 een partij, wier streven net was Hongarije slechts door een persoonlijke unie met Oostenrijk te verbinden. Bang, Hermann Joachim (1857—1912), een der bekendste Deensche schrijvers, schreef reeds in 1879 critische studiën, later vele psychologisch juiste romans, waartoe o.a. „Tine" behoort. Bangalore of Bangaloeroe, hoofdstad van Maisoer (Britsch-Indië) met c. 189.000 inw., op c. 900 M. hoogte, garnizoensplaats, zijde, katoen, tapijtenindustrie, inlandsche hoogeschool, paleis van den Maharadja. Gezond klimaat. Banggai, landschap in de Moluksche zee, eenige eilanden en de Oostkust van Celebes omvattend, bestuurd door een Radja, onder Nederlandsch toezicht. De eilandenbewoners leven van vischvangst en zoutwinnen; ook parelvisscherij. Hoofdplaats is Banggai, goede haven. Voortbrengselen: timmerhout, klappers, sago, rotan, was en mica. Bangil (1), N. W. afdeeling van de residentie Pasoeroean, welvarend; suikerfabrieken en in het gebergte koffieaanplantingen. De hoofdstad, ook Bangil (2) genaamd, met c. 18.000 inw., ligt aan een kruispunt van spoorwegen. Bangkalan, Westel. afdeeling van Madoera, tot 1885 zetel van den sultan, daarna regentschap. Veel vruchtenteelt. Belangrijke uitvoer van vee, huiden en vruchten. De hoofdplaats, ook Bangkalan genaamd, heeft c. 14.000 inw. Bangkok, grootste stad in AchterIndië, hoofdstad van Siam, met c. 628.000 inw. aan de Menam; de oude stad met tempels, kloosters, paleizen en prachtige Boeddhabeelden wordt door de oorspronkelijke bewoners bewoond, de Europeanen en Chineezen wonen in aparte wijken. Thans gemoderniseerde stad, de industrie omvat: rijstpellerijen, houtzaagmolens, scheepstimmerwerven. Uit¬ voer van rijst, hout en vee. Bangli, landschap op Bali, bestaande uit den vulkaan Batoer en diens Zuidhelling, Tasman Bali is de voornaamste plaats. Bangor (1), havenstad met c. 11.200 •uw. in yvaies, tegenover Anglesey. Oude cathedraal, university-college. Uitvoer van leisteen. Bangor (2), havenstad en badplaats met c. 7000 inw. in Ierland, aan de baai van Belfast. Visscherij. Bangor (3), stad in den staat Maine (U. S. A.) met c. 26.000 inw. aan de Penobscotrivier. Houthandel. Schoenen en papier industrie. Bangweolo of Bembameer, meer in Centraal-Afrika, ontdekt door Livingstone, waardoor vele bronrivieren van den Kongo stroomen. Banier was het strijdvaandel, waaronder de soldaten ten oorlog togen, dat oorspronkelijk alleen de landsheer mocht ontplooien; later verkregen ook de leenmannen dit recht en nog later, de vrije steden. Een banier is niet als een vlag dadelijk aan den stok bevestigd, doch aan een met den stok verbonden dwarsstang. Banier is in de wapenkunde een vierkante vlag met omlijsting en aan de zijden franje. Banier is in de R. K. Kerk een vaandel, bij processies rondgedragen. Banim, John (1798—1842), Iersch novellist, schreef een reeks schetsen over het lersche leven onder den naam van „Tales of the O'Hara family" en andere werken. Zijn broeder Michael Banim (1796—1874), was zijn medewerker. Banjak-eilanden, ten N. van Nias, behooren tot de afd. Westkust van Atjeh. Het grootste is Groot-Banjak of Poelo Toeankoe. Banjaloeka, stad met c. 15000 inw. in Joego-Slavië. Warme bronnen. Banjanen is de kaste der kooplieden in Voor-Indië, voornamelijk'in het N.W. en Bengalen, welke geen vleesch eten en geen dier dooden. Zij hebben ook in andere plaatsen in Afrika en Azië volksplantingen gesticht en zijn wegens hun eerlijkheid, vroomheid en Weldadigheid zeer geacht. Banjoe-Asin (1), rivier op Sumatra in de residentie Palembang. Banjoe Asin (2), onderafdeeling in deze residentie. Petroleumbronnen behoorend aan de Kon. Petr. Hij. Banjoebiroe (Blauw-water) is een klein meertje in de afd. en res. Pasoeroean.. Banjoe-Irang, rivier op de Z. kust van Borneo in de afdeeling Bandjermasin. Banioekoenine. dessa in de resiripniip Semarang op Java. Ruïnen van Hindoetempels. Warme bronnen. Banjoemas, residentie in Midden-Java aan de Zuidkust, van N. naar Z. bestaande uit: het bergland van Midden-Java; het Serajoedal en de bekkens Adjibarang en Madjenang; het Z. voorgebergte; de kustvlakte. Het vruchtbare Serajoedal en de O. kustvlakte zijn in cultuur gebracht, landbouw en industrie worden bevorderd door de spoorlijn BataviaBandoeng-Soerabaja, welke deze residentie snijdt. Banioemas I2\ aan rien linkeroever van de Serajoerivier telt c. 5400 inw. Banjoewangi (1), vroeger een afzonderlijk gewest, is sedert 1881 een afdeeling van de residentie Besoeki. Banjoewangi (2), hoofdplaats van de afdeeling met c. 18.000 inw. fraai gelegen aan straat Bali in den tijd der zeilschepen een drukke haven, wordt ook thans door stoombooten aangedaan. Beginpunt van den kabel Java-Australië. Bank. Zie Bankwezen. Bank, Javascke. Zie Javascke Bank. Bank, Nederlandsche. Zie Nederlandsche Bank. Bank, Surinaamsche. Zie Surinaamscke Bank. Banka, eiland door straat Banka gescheiden van de O.-kust van Sumatra en door de Gaspar straten van Billiton. Oppervl. } x Nederland; bevolking 115.000. Alleen in het N. een diepe insnijding, de Klabat B.; aan de O. en W.-rijde slechts vlakke bochten. De kusten zijn laag, vlak en moerassig; alleen steil en rotsig waar de vaste gesteenten tot aan zee reiken. Aan de O.-kust vindt men zeezand, welke duinen vormt; aan de W.-kust komt veel rivier-alluvium voor, waarin rijke stroomtinertslagen worden aangetroffen, 't Bodemrelief vertoont een golvend heuvelland (hoogste punt 700 M.), grootendeels uit graniet bestaande, waarvan de bovenlaag meestal is verweerd, ongeschikt als bouwgrond. Er zijn vele rivieren, welke in 't droge seizoen weinig water bevatten. Sommige dezer rivieren zijn ver stroomopwaarts bevaarbaar tengevolge der krachtige getijdenwerking, hetgeen voor 't transport niet zonder beteekenis is. Voor den mond liggen dikwijls uitgestrekte modderbanken. De grootste rivier aan de W. kust is de Djering, die aan den mond wel 1 K.M. breed is en aan de O.-kust de Batoe Roessa. Gemiddelde temperatuur 30° G; windrichting verandert met den moesson; jaarlijksche regenval te Muntok 3050 m.M. 't Klimaat minder ongezond dan vroeger werd aangenomen. De oerwouden zijn reeds lang uitgeroeid; nochtans komen goede houtsoorten als palm-, ebben- en ijzerhout voor. De fauna herinnert aan die van Sumatra en Malakka. Hoewel rijk aan allerlei metaalertsen, staat tinerts verre boven aan. De exploitatie geschiedt door den Staat en door particulieren. De mijnwerkers zijn Chineezen (± 22000), gegroepeerd in kongsi's, welke het tin in schuitjes van i pikol aan 't Gouver¬ nement leveren en die in Amsterdam en Rotterdam geveild worden. Banka is een zelfstandige residentie, onderverdeeld in 9 mijndistricten. De tinontginning staat onder een technischen chef. Tot 1914 was Muntok de zetel van den resident; thans is het Pangkal Pinang aan de O.-kust. In 1668 plaatste zich de vorst van Banka en Billiton onder de bescherming der O. I. C.; door huwelijk kreeg de sultan van Palembang hier 't gezag in handen. Hij en zijn opvolgers veroorzaakten ons groote moeilijkheden, welke pas in 1822 een einde namen. Nog steeds laat de geest onder de mijnwerkers veelte wenschen over, waaraan de minder goede behandeling stellig niet onschuldig is. Banka, Straat, is de zeestraat tusschen Banka en Sumatra, op sommige punten slechts 14 K.M. breed. Bankbilletten zijn de door de circulatiebank uitgegeven billetten, die naast het metalen geld en het van staatswege uitgegeven papieren geld (muntbilletten) als ruilmiddel dienst doen. Onder normale omstandigheden behooren de bankbilletten steeds tot elk bedrag inwisselbaar te zijn. Krachtens de wet van 1904 zijn de bankbilletten uitgegeven door de Nederlandsche Bank, wettig betaalmiddel behalve voor betalingen door de Bank zelf te doen. Volgens het verslag der Nederlandsche Bank over 1921/1922 waren op 31 Maart 1922in omloop een aantal van 213.193 billetten van / 1000.— ; 226.612 stuks van f300.— ; 305.634 stuks van ƒ200.— ; 2.105.549 van ƒ100.-; 1.281.901 van ƒ 60.-; 1.813.067 van ƒ 40.-; 5.996.408 van ƒ25.—; 14.387.637 van ƒ 10. —.tezamen met nog 11 van ƒ 500.— en 15 van ƒ 80. — welke laatste niet meer uitgegeven worden, een bedrag van ƒ996.088 310. — uitmakende. Bankbiljettendruk. Zie Waardepapierdruk. Bankbreuk, het in staat van faillissement geraken, tengevolge van feiten, die den failliet strafbaar stellen volgens de wet. In artt. 340 en 341 onderscheidt ons W. v. Strafr. eenvoudige en bedriegelijke bankbreuk. Van eenvoudige bankbreuk spreekt men: a. als de verteringen v. d. failliet buitensporig zijn geweest. b. indien hij, met het oogwerk om zijn faillissement uit te stellen, wetende dat het daardoor niet kon worden voorkomen, op bezwarende voorwaarden geldopnemingen heeft gedaan. c. indien hij de boeken die hij gehouden heeft, niet in ongeschonden staat te voorschijn brengt. Van bedriegelijke bankbreuk spreekt men, indien de failliet ter bedriegelijke verkorting van de rechten zijner schuldeischers: a. hetzij lasten verdicht heeft, of verdicht, hetzij baten niet verantwoord heeft, of niet verantwoordt, hetzij eenig goed aan den boedel onttrokken heeft, of onttrekt; b. eenig goed, hetzij om niet, hetzij klaarblijkelijk beneden de waarde heeft vervreemd. e. ter gelegenheid van zijn faillissement of op een tijdstip, waarop hij wist dat zijn faillissement niet kon worden voorkomen, een zijner schuldeischers op eenige wijze bevoordeeld heeft of bevoordeelt. d. niet voldaan heeft of niet voldoet aan de op hem rustende verplichtingen t. o. v. het houden, bewaren, en te voorschijn brengen van boeken en papieren. Bij eenv. bankbreuk bestaat er geen kwade trouw, noch vermoeden daarvan. Bij bedriegelijke bankbreuk worden, op aanzoek van buitenlandsche regeeringen, vreemdelingen uitgeleverd. Bij bankbreuk krijgt de gefailleerde niet, zooals anders, levensonderhoud uit de gereede penningen. Bovendien is hij uitgesloten van het voorrecht van boedelafstand. Bankconto is de rekening, die een koopman bij een bank heeft. Bankcrediet is het crediet, dat iemand heeft op de boeken van een bank. Bankert, Joost van Trappen genaamd (t 1646), Nederlandsch vlootvoogd, begon zijn loopbaan als bootsgezel, was in 1628 bij de verovering der Zilvervloot vice-admiraal, streed in 1639 onder Tromp bij Duinkerken en stierf op de vloot in 1646 uitgezonden tegen Brazilië. In 1637 werd hij tot commandant over de kust van Zeeland benoemd. Zijn zoon Adriaan Bunkert (f 1684) streed in 1659 nabij Denemarken, in 1666 tegen den Engelschen admiraal Monk en onderscheidde zich vooral als vice-admiraal in 1672 onder de Ruyter tegen de Engelschen en de Franschen. Bankier. Kassiers en bankiers zijn hierdoor van elkander onderscheiden dat kassiers, volgens de bepalingen van het Wetboek van Koophandel, uitsluitend, tegen genot van zekere provisie, gelden voor anderen bewaren of voor rekening van derden gelden incasseeren of uitbetalen, terwijl de bankiers de opgenomen gelden weder aan anderen uitleenen tegen hooger rente dan zij zelf moeten geven en slechts zooveel beschikbaar houden als zij voor de betalingen van iederen dag rekenen noodig te hebben. Meer en meer is het bedrijf der particuliere bankiers overgegaan op naamlooze vennootschappen. Zie verder het art. Bankwezen. Bankrestrictie wil zeggen dat de verplichting eener circulatiebank hare billetten in te wisselen tijdelijk wordt opgeschort. Het eerst is dit geschied ten aanzien van de Engelsche Bank in 1797. Tijdens den wereldoorlog is in vele landen deze verplichting opgeheven. In Nederland is krachtens de wet van 3 Augustus 1914 s. 347, de regeering gemachtigd geworden de verplichte uitbetaling der bankbilletten door de Bank op te heffen; men heeft hiertoe echter niet behoeven over te gaan. Bankroet, faillissement, in het bijzonder bij bankbreuk (z. a.). Banks, Sir Joseph (1743—1820), Engelsch plantkundige, vergezelde Cook op zijn reis om de wereld, deed onderzoekingen in Australië en spoorde hierdoor velen tot nederzetting aan. Banks, Nathamil Prentis (1816 — 1894), Amerikaansch staatsman, werd in 1857 gouverneur van Massachusetts, in den burgeroorlog divisie-generaal aan de zijde der Noordelijke Staten en was de overwinnaar van Port-Hudson. Bankschroef, toestel aan de werkbank bevestigd, waarmede de bankwerker het werkstuk vastklemt door het aandraaien van een kruk, waardoor de bekken, waartusschen het werkstuk geklemd wordt, zich verplaatsen. Parallelbankschroeven noemt men de nieuwste constructie, waarbij de bekken zich evenwijdig verplaatsen. Banksia, fam. Proteaceae, altijdgroene heesters uit Australië, genoemd naar den Engelschman Jos. Banks; om hun sierlijk blad hier als kuipplant gekweekt, 's Zomers buiten, 's winters in oranjerie of koude kas. Van B. serrata zijn de bladeren getand, van B. integrifolia zijn ze gaafrandig. Bank van leening is de instelling, die voorschotten op onderpand van roerende goederen geeft; het doel is credietverleening op kleine schaal en hulp in of voorkoming van armoede. Dit onderwerp is geregeld bij de Pandhuiswet van 1910; instellingen waar uitsluitend geld tot een hooger bedrag dan ƒ25.— op onderpand wordt verstrekt, vallen niet onder deze wet. In elke gemeente waar daaraan behoefte bestaat, moet een gemeentelijke bank van leening worden opgericht. Particuliere banken kunnen worden opgericht, mits met toestemming van B. en W. De jaarcijfers geven opgave omtrent 17 gemeentelijke banken: de grootste is die te Amsterdam. In 1921 werden door de bank te Amsterdam 668 796 panden beleend, waarop ƒ 6 104 588,75 werd voorgeschoten. Het grootste aantal voorschotten was tusschen ƒ3 en ƒ10 gelegen. Bankwezen. Het tegenwoordig maatschappelijk leven zou het zonder crediet (zie aldaar) niet kunnen stellen. Banken zijn de instellingen die hun bemiddeling verleenen bij het verstrekken van crediet. Eenerzijds nemen zij zelf crediet, zij trekken door hiervoor rente te geven alle beschikbare kapitaal tot zich; anderzijds leenen zij tegen rente deze kapitalen weder aan credietbehoevenden uit. Zij brengen dus credietzoekers en -gevers tot elkaar, maar niet direct persoonlijk; op eigen risico neemt de bank op en ook op eigen risico leent de bank weder uit. Daarnaast verleenen vele banken ook wel hun bemiddeling in credietzaken, waarbij de bank de partijen zelf tot elkaar brengt. Naar de wijze waarop de banken credieten opnemen en verleenen, kan men onderscheiden: circulatiebanken (z. a.), depositobanken (z. a.), hypotheekbanken (z. a.), spaarbanken (z. a.), banken van leening (z. a.), boerenleenbanken (z. a.). De kleinere bankkantoren worden door een bankier of vennootschap onder firma gedreven; de grootere instellingen zijn bijna alle naamlooze vennootschappen. Zij hebben dus eene eigen vennootschapskapitaal. Niet bij alle banken heeft dit dezelfde beteekenis. Bij circulatiebanken, die in den regel een opereerend kapitaal hebben grooter dan eenige andere bank, is het maatschappelijk kapitaal dikwijls klein; bij hypotheekbanken zijn de aandeelen in den regel niet volgestort; bij depositobanken is het aandeelenkapitaal wel volgestort, terwijl de grootte er van stijgt bij de uitbreiding der zaken van de Bank. De beteekenis is hierin gelegen dat het dienen kan voor actieve credietoperaties van de bank, alsmede om eventueele verliezen te dekken. Bij de circulatiebank nu die óf staatsbank is óf wier werkzaamheden toch geheel door den staat zijn geregeld, ligt de zekerheid in de voorgeschreven dekking en in den aard der credieten die zij verleent en de voorwaarden waarop dit geschiedt. De hypotheekbank, die, zoo als de naam aangeeft, crediet op langen termijn verstrekt, gebruikt daarvoor niet haar aandeelenkapitaal, maar het kapitaal dat zij door uitgifte van pandbrieven ontvangt; van daar dat vele hypotheekbanken eenerzijds er wel naar streven een groot maatschappelijk kapitaal te hebben, om, zoo noodig, eventueele verliezen te kunnen dekken, maar anderzijds dat aandeelenkapitaal niet doen volstorten, daar de bank het niet voor credietverleening behoeft, terwijl de aandeelhouders zoo noodig tot bijstorting verplicht zijn. Depositobanken gebruiken dikwijls wel een deel van hun aandeelenkapitaal voor credietverleening, in het bijzonder bij oprichting en uitbreiding van handels- en industrieele ondernemingen; de bank treedt dan niet alleen als credietbemiddelaar op, maar interesseert zich in de onderneming op zoodanige wijze dat het onmogelijk is hare credieten plotseling terug te vragen. Voor het verstrekken van dergelijke credieten, hetgeen vooral in Duitschland zeer veei voorKomt (Anlagecredit) en waardoor het bankwezen in zoo sterke mate uo luuusureeie oniwiKKenng invloed uitoefent, kunnen geen gelden gebruikt worden, die op korten termijn aan de bank zijn toevertrouwd; hiervoor gebruikt zij een deel van haar eigen kapitaal. Van de gelden, die door het publiek aan de bank toevertrouwd worden, is het grootste gedeelte onmiddellijk opeischbaar; het is daarom noodzakelijk dat de bank deze ook slechts op korten termijn uitleent en bovendien is het noodig dat zij steeds voor voldoende liquide middelen zorgt om onmiddellijk aan alle aanvragen tot terugbetaling te kunnen voldoen. Het verschijnsel der concentratie, dat op het gebied van handel en nijverheid waarneembaar is, vertoont zich in bijzonder sterke mate in het bankwezen. Verschillende oorzaken werken hiertoe mede; vooreerst (reeds vóór den oorlog) de groote staats- en gemeente leeningen, die in den regel niet langzaam bij het publiek geplaatst kunnen worden, maar die in eens door kapitaalkrachtige instellingen overgenomen moeten worden; voorts vereischen de stichting en uitbreiding van groote industrieele ondernemingen groote ka¬ pitalen; ook de noodzakelijkheid van provinciale banken om directe verbindingen te hebben met de centrale beurzen des lands, werkt in de hand dat deze provinciale kantoren in nauwere relatie treden met of filialen worden van de groote banken, die in de centra gevestigd zijn; en ook het moderne giro verkeer bevordert de concentratie. Langs verschillende wegen komt die concentratie tot stand; de voornaamste zijn uitbreiding van het maatschappelijk kapitaal der bank, door fusie van verschillende bestaande banken, door overneming van aandeelen in andere bankzaken, door stichting van filialen en depositokassen, door stichting van dochtermaatschappijen, die in de koloniën of in het buitenland werken. _ Een bijzondere plaats nemen de circulatiebanken in. Deze toch hebben de bevoegdheid fiduciaire betaalmiddelen in omloop te brengen. Tot welke gevaren deze bevoeedheid zelf fo«ni». ren) geld te scheppen leiden kan, leert de toestand in de lage-valutalanden, waar de billettenpers vrijwel ongelimiteerd papieren geld aflevert, dat echter zeer geringe waarde heeft. Alleen dan zullen de billetten hun volle waarde hebben, wanneer ze in voldoende mate gedekt zijn en ten allen tijde inwisselbaar zijn. In de landen met lage valutakoers ontbreken deze twee voorwaarden geheel. De bepalingen, die in de verschillende staten voor den oorlog omtrent de verplichte dekkinc hpsrrmHor, liepen zeer uiteen. Zie Circulatiebanken, Nederl. Bank, Javascke Bank, Surin. Bank. Literatuur: G. Obst, Geld-, Bank- und Börsenwesen (16e dr. 1921); G. J. Fabius, Voordrachten over munt-, crediet- en bankwezen (1919, populair); Eisfeld, Das niederldndiscke Bankwesen (1916), en W. M. Westerman, De concentratie in het bankwezen (2e dr. 1920). Bantaëng of Bonthain, afd. en onderafd. van het gouvernement Celebes en onderh. De hoofdplaats van dien naam aan de kust heeft een goede haven. Bantam, Westelijkste residentie van Java, hoofdzakelijk bewoond door Soendaneezen bestaat in 't N.W. uit een vulkaan groep, waarvan O. een groote vlakte en in 't Z. een berg- en heuvelland. De N.kust, het N. der Westkust, de vlakte en de berghellingen zijn welvarend en goed bevolkt, het verdere heuvel- en bergland niet. Vroeger was peper het belangrijkste uitvoerartikel, thans veel rijstbouw, klapperteelt en vischvangst. De steenkolenlagen zijn nog niet voldoende geëxploiteerd. Rivieren zijn: Tji Liman, Tji Boengoer, Tji Oedjong en Tji Doerian. Bantam was een der eerste streken, welke in net bezit der Compagnie kwamen. Bantam vroeger de hoofdplaats van het Bantamsche Rijk, is thans een klein plaatsje aan de Bantambaai, welke op de N.kust van Java gelegen is. Banteng (Bos banteng) gelijkt heel wat op ons rund maar is fraaier en sierlijker van bouw, lijkt meer op een antilope. Het komt op Java, Bali en Borneo in het wild voor en leeft in de bosschen in kudden. Bantik, district in de residentie Menado op Celebes. De bewoners, een flink en krachtig ras, zijn eerst kort tot het Christendom overgegaan. Bantingkuur is een methode om zwaarlijvigheid te bestrijden, die het eerst op den heer W. Banting door W. Hawey werd toegepast. Ze bestaat in hoofdzaak in regeling van de hoeveelheid en aard van de gebruikte spijzen en dranken, die zoodanig worden gekozen, dat de vetvorming tot een minimum blijft beperkt, terwijl de spierkracht niet vermindert. Bantock, GranviUe (1868— ), is een van de belangrijkste Engelsche componisten. Hij schreef verschillende orkestwerken (ouvertures, symphonische gedichten, variaties, suites; „Elegiac Poem" en „Sapphic Poem" voor violoncel en orkest), vocaalwerken met orkestbegeleiding, pianobegeleiding (6 bandjes „Songs of the East": 1 Arabische, 2 Japansche, 3 Egyptische, 4 Perzische, 5 Indische, 6 Chineesche liederen) en zonder begeleiding; muziek bij Sophocles, „Electra" en een groot aantal pianostukken, ook gaf hij onder den titel „Old-English Suite" werken van zijn virginaalcomponisten opnieuw uit. Tevens vervult B. een uitgebreide werkkring als dirigent in Engeland, is hij sinds 1900 directeur der muziekschool van het „Birmingham and Midland Institute" en sinds 1908 professor aan de faculteit der muziekwetenschap van de universiteit te Birmingham. Bantoevolken is een naam, aan een groep volken ten Z. van de aequator wonend in Afrika gegeven en met betrekking tot de taal bij elkaar behoorend. Tot hen worden ook de Kaffers en Zoeloe's gerekend. Banus. Zie Ban. Banville, Theodore Faullain ae (1823 — 1891), Fransch letterkundige en dichter, maakte naam met zijn „Odes funambulesques", schreef vele blijspelen waaronder „Gringoire" en prozawerken. Banzai is een Japansche groet, letterlijk beteekenend „1000 jaar". Het was de oorlogskreet in den JapanschRussischen oorlog. Baobab. Zie Apenbroodboom. Bapaume, stad in het Fransche departement Pas de Calais, ligt ineen streek, welke de waterscheiding tusschen Schelde en Somme vormt. In 1871 werd hier een slag geleverd; in den wereldoorlog viel het twee maal in handen der Duitschers en werd geheel verwoest. Baphomet, naam van een tweehoofdig afgodsbeeld, dat volgens overlevering door de Tempelridders aangebeden zou zijn. Waarschijnlijk is het woord een verbastering van Mahomed. Baptisia, plantengesl. fam. Papilionaceae, vaste plant gelijkend op de overbl. lupine, blauwe bloemen (ook var. alba), in Mei—Juni. Vaderland Noordoost-Amerika. Baptisten noemt men een groep Protestanten die 1°. door vrije gemeentelijke vereeniging, 2°. door hunne sacramentsbediening, 3°. door zeker wantrouwen tegen „de wereld" een eigen plaats innemen. Naar buiten treft 2*. het meest, inzonderheid de doop, waarbij de aspiranten na openlijke belijdenis, dat zij „verloren zondaren zijn die vrede hebben gevonden door het bloed des kruises", door den dienaar in een kanaal of opzettelijk daartoe gebouwd bassin na het uitspreken der formule achterover worden gelegd en ondergedompeld. Om dezen doop „naar het voorbeeld der Schrift" (Mt. 3 : 16; Hand. 8 : 39) noemen zij zich „gedoopte Christenen" en heeten zij Baptisten (letterlijk: doopers). Zij huwen niet dan met geloovigen in Christus, zijn voor Zondagsheiliging (een deel verkiest den Sabbat, heeten daarom Zevende dags Baptisten), zijn tegen alcoholgebruik en oefenen tucht over de leden met tijdelijke uitsluiting. Elke maand vieren zij avondmaal. Van de 32 Ned. gemeenten, die ruim 2000 leden tellen, zijn er 25 toegetreden tot de Unie van Baptisten gemeenten. Hun voorgangers ontvangen de nietverplichte opleiding aan het PredigerSeminar te Horn bij Hamburg, tijdens den wereldoorlog ook aan de Vrije Univ. De secte is ontstaan te Gasselternijeveen in 1845; toen is aan een Ned. Herv. predikant, die wegens weigering van den kinderdoop was afgezet, met 6 volgelingen een kanaaldoop voltrokken door een Duitschen B. Eenige jaren te voren was in Hamburg de dompeldoop begonnen. In zooverre van jongen datum, is er toch verband met de Baptists, in de 17e eeuw in Engeland ontstaan en de Doopers der 16e eeuw, die voorstonden 1°. vrijwilligheid, 2°. volwassen doop, 3°. gemeente des Heeren wilden zijn in een te mijden wereld. Menno Simons wordt onder B. gelezen en door hen — ten onrechte — ingelijfd. De Baptists tellen nu in Engeland en Amerika resp. i en 5 millioen aanhangers. Zij vormen een Woiid-AUiance, waarbij Nederl. Unie is aangesloten. Elk jaar verschijnen er in E. en A. „Handbooks" met mededeelingen. Typisch vertegenwoordiger van het B. is John Bunyan met de „Christenreize naar de Eeuwigheid". Hen vertale B. niet door Doopsgezind. Zie N. van Beek, Het Baptisme in Nederland (1908), (Kerken secte II, 3). Bar, stad met c. 11.000 inw. in Podolië, Rusland, bekend door de R. Kath. Confederatie van Bar (1768). Handel in graan. Bar, Karl Ludwig von (1836—1913), Duitsch rechtsgeleerde, hoogleeraar in Rostock en Göttingen, schreef: „Lehrbuch des internationalen Privat- und Strafrechts". Bara, Jan (1603 — 1668), Nederlandsch glasschilder en graveur, vervaardigde ramen in de St. Jacobskerk te Antwerpen en in de St. Gudule te Brussel. Baraba, groote vruchtbare vlakte in West-Siberië, tusschen de Irtisj en de Ob, sinds het midden der 18de eeuw door Russen gekoloniseerd. Graan. Barabbas, is de naam van een roover, wiens vrijlating door het Joodsche volk van Pilatus werd gevraagd in plaats van de aangeboden vrijlating van Jezus. Marcus 15 vers 6 enz. Barabra, een Mohammedaansche volksstam in Nubië, tusschen Assoean en Dongola, welke zich met landbouw bezighoudt. Baraguay d'Hilliers, Louis (1764 — 1812), Fransch generaal, onderscheidde zich op de veldtochten van Napoleon naar Italië, Egypte en Rusland. Zijn zoon Achille Baraguay d'Hilliers (1795 — 1878), maarschalk van Frankrijk, streed in den Krimoorlog en den oorlog in Italië (1859). Barak, een houten gebouw, tot tijdelijk verblijf ingericht, veel toegepast aan ziekenhuizen, in 't bijzonder voor lijders aan besmettelijke ziekten. Baralong,Engelsche hulpkruiser, kwam in Aug. 1915 in strijd met een Duitsche U-boot, bracht deze tot zinken en de reddingsbooten, waarin de beman- ning trachtte te ontkomen eveneens, daar deze volgens beweren der Engelschen bommen aan boord hadden. Barante, Aimable Guülaume Prosper Brugière baron de (1782—1866), Fransch geschiedschrijver en staatsman aan de zijde der liberalen, schreef als zijn voornaamste werk: „Histoire des chics de Bourgogne". Baratynski, Jewgenij Abramowitsj (1800—1844), Russisch dichter, oorspronkelijk officier, publiceerde als eerste gedicht „Eda". Zijn beste werk is „De Zigeunervrouw". Barbaar is nog steeds in navolging der Grieken de aanduiding van een ruw, onbeschaafd mensch. De Grieken verstonden onder barbaren allen die geen <_rrieKscn spraken. Barbacena da Rainha, stad in Brazilië, met c. 6000 inw. Landbouw. Goudmijnen. Barbados, een der Oostelijkste eilan¬ den aer lueine Antillen, Dehoorend aan Engeland, grootendeels bestaande uit koraalkalk; zeer vruchtbaar, gezond klimaat. Uitvoer van suiker, rum en huiden. Barbara, de Heilige (3de eeuw na Chr.), werd door haar vader Dioscoros uit Nicodemie (Klein-Azië), na vele martelingen onthoofd, omdat zij het Christendom toegedaan was. Omdat de vader na deze daad door de bliksem getroffen zou zijn, wordt zij bij onweder aangeroepen. Haar gedenkdag is 4 December. Barbarakruid (Barbarea). Van de verschillende soorten is bij ons B. vulgaris vrij algemeen. Zij behoort tot de Cruciferen, heeft gedeelde bladen, gele bloemen en lange, lijnvormige hauwen. Groeit vooral aan slootkanten, rivieroevers en in bouw- en grasland. Barbari, Jacopo de (c. 1450—1515), Vene tiaansch schilder, werkte in Duitschland, oefende invloed op de Duitsche schilders en werd hofschilder te Brussel. Zijn kenteeken is de mercuriusstaf, hij heeft daarom den bijnaam van „meester met den caduceus". Barbarossa of Roodbaard. Ziel Frederik I. Barbarossa, Horoek, Turksch zeeroover in de 16de eeuw, behaalde veel overwinningen op de Spaansche vloot in de Middellandsche Zee, doch werd in 1518 gevangen genomen en onthoofd. Zijn broeder Khaireddin Barbarossa nam achtereenvolgens Algiers en Tunis in en werd, nadat Karei V vergeefs getracht had, hem te verslaan, admiraal der Turksche vloot onder Soliman II (1536). Tot zijn dood (1645) zette hij zijn rooftochten voort en was de schrik van alle Christenen om de Middellandsche Zee. Barbarije, oudtijds de naam voor het land der Berbers in N.-Afrika, omvattend de landen Marokko, Algerië, Tunis en Tripolis. Van de Middeleeuwen tot aan de 19de eeuw, werden de bewoners als zeeroovers gevreesd. Barbauld, Anna Letitia (1743 — 1825), Engelsch schrijfster en opvoedkundige, schreef eenige prozawerken o. a. „Hymns in prose". Barbeel (Barbus iluviatilis) behoort tot de Karperachtige visschen onder de Weekvinnigen en is gekenmerkt door 4 voeldraden aan de uitstekende bovenkaak. Komt in onze rivieren voor. " Barberini, naam van een aanzienlijk Italiaansch geslacht. Maffeo Barberini (1568-1644), als paus Urbanus VIII, was de stichter van een prachtig palcis, tot welks verfraaiing hij echter vele antieke gebouwen deed verwoesten. Barberton, stad met c. 2400 inw. in Transvaal met belangrijke goudvelden, sinds 1877 ontgonnen. Barbey d'Aurevilly, Jules (1808 — 1889), Fransch criticus en roman¬ schrijver, bekend door zijn naturalistische wijze van schrijven. Schreef „Une vieilie maitresse" en andere werken. Barbeyrac, Jean (1671 — 1744), hoogleeraar in het publiek recht te Groningen, van Fransche afkomst, schreef vooral werken op het gebied van internationaal recht. Bartiano, Jan Jacob (1565—1620), streed onder Parma in de Nederlanden, onderscheidde zich bij de verovering van Kamerijk en de ontzetting van 's-Hertogenbosch (1603) en was bevelhebber van den Spaanschen koning in de Zuidelijke Nederlanden. Barbier, Henri Auguste (1805—1882), Fransch schrijver, bekend door zijn hekeldichten, uitgekomen in den bundel „Jambes". Sommige van deze satiren zijn in 't Nederlandsch vertaald. Barbieri, Giovanni Francesco (1560 —1666), Italiaansch schilder te Bologna, schilderde fresco's te Rome en in de cathedraal te Piacenza. Barbiers, naam van een Nederlandsche schildersfamilie in de 18de en in het begin 19de eeuw. Barbiton of Barbitos, oud-Grieksch snareninstrument, verwant aan de lyra. Werd getokkeld en voor begeleiding van den zang gebruikt. carDituurzuur oi matonyiureum is een door von Baeyer ontdekte stof, verkregen uit ureum met malonzuur. Het diaethylbarbituurzuur is het slaapmiddel veronal. Barbizon, dorp ten Z.O. van Parijs, bekend geworden door de vele Fransche landschapsschilders, die daar gewerkt hebben in het midden der 19de eeuw, o. a. Corot en Millet. De naam Barbizonsche school duidt de door deze schilders ingeslagen richting in de Fransche schilderkunst aan. Barbosa, Odoardo, Portugeesch reiziger, bezocht in 1511 Malakka, gaf een beschrijving van deze tocht uit, welke veel wetenswaardigs over Java bevat. Barbosa du Bocage, Manoël Maria (1765—1805), Portugeesch dichter, werd wegens zijn atheïstische en oproerige geschriften in 1797 gevangen gezet. Zijn gedichten zijn onder den naam „Öbras poeticas" uitgekomen. Barbour, John (1316-1395), Schotsch volksdichter, schreef het uit geschieden taalkundig oogpunt belangrijke gedicht „The Brus", dat de heldendaden van koning Robert II bevat. Barbuda, eiland in Britsch WestIndië, behoorend tot de Kleine Antillen. Koraaleiland, gezond klimaat, katoenbouw, sponsenvisscherij. Barbusse, Henri (1873 — ), Fransch romanschrijver, publiceerde in 1908 „De Hel", nam deel aan den oorlog en beschreef zijn vreeselijke ondervindingen in „Le Feu" („Het vuur"), dat grooten opgang maakte. „Het schijnsel in den afgrond" behoort tot zijn laatste werken. Barcarole of Gondoliera (Gondellied), oorspronkelijk een eenvoudig lied van gondeliers of visschers ter begeleiding van het roeien. Een der oudste is het lied „Un pescator dell'onda". In de instrumentaal-(meestal piano-)muziek is het overgenomen voor composities van vrijen vorm met als eenig normatief het gelijkmatige rhythme der roeibeweging. Barcellona Pozza di Gotta, stad met c. 25.000 inw. op Sicilië, in de provincie Messina. Zijdeweverijen. Zwavelhoudende bronnen. Barcelona (1), havenstad in Spanje met c. 620.000 inw. aan de Middellandsche Zee, hoofdstad van de provincie Barcelona, voornaamste handels- en fabrieksstad van Spanje; op wetenschappelijk gebied de tweede, met belangrijke universiteit en andere onderwijsinrichtingen; heeft zijde- en linnenweverijen, ijzergieterijen,machinefabrieken,scheepstimmerwerven, uitvoer van wijn, zeep en zuidvruchten. Gothische cathedraal, paleis van de koningen van Aragon, prachtige wandelweg de „Rambla". Waarschijnlijk reeds in 300 v. Chr. door den Carthager Hamilcar gesticht, was het in de 8ste eeuw onder Moorsche heerschappij, thans de revolutionnaire stad bij uitnemendheid. Barcelona (2), stad met c. 7000 inw. in Oost-Venezuela aan de Aragua, met de havenstad Guanta. Steenkolenmijnen. Barclay, Alexander (1475—1552), Schotsch dichter, maakte zich bekend door zijn bewerkingen van Seb. Brants „Narrenschiff", dat hij onder den titel van „Shyp of Folys" uitgaf. Barclay, John (1582—1621), Schotsch hekeldichter, schreef vele werken in 't Latijn, o. a. „Argensis", dat de toestanden aan 't Fransche hof beschrijft. Barclay, Robert (1648—1690), Schotsch Kwaker, werkte samen met William Penn. Zijn „Apologia" is het standaardwerk der Kwakers. Barclay, Florence (1862—1921), Engelsch schrijfster van veel gelezen en vertaalde romans, waartoe „De Rozenkrans", de „Upasboom" e. a. behooren. Barclay de Tolly, Michael, vorst (1761-1818), Russisch veldmaarschalk, onderscheidde zich in 1809 in den oorlog tegen Zweden, werd in 1810 minister, was in 1812 bij den tocht der Franschen in Rusland opperbevelhebber van 't Westelijke leger, in 1814 bij Leipzig en Kalm bevelhebber over alle Russische troepen. Bar Cochba, Simon, is de naam gegeven aan Simeon, die de Israëlieten van 132 — 135 na Chr. tegen keizer Hadrianus aanvoerde in hun laatsten strijd voor hun volksbestaan en sneuvelde bij de inneming van de laatste Joodsche versterking. Bard was de naam van den Keltischen dichter, die met zijn gezang de krijgslieden aanvuurde of de plechtige feesten opluisterde. De barden vormden een eigen stand, hadden vele voorrechten en groote macht. Hun bestaan was reeds aan de Romeinen bekend en tot aan de 17de eeuw kwamen zij in Ierland voor. Na den overgang der Kelten tot het Christendom en de bloei der beschaving in Ierland en Wales nam ook de bardenliteratuur een hooge vlucht. Vele beroemde sagen ontstonden om koning Arthur en zijn helden. Jaarlijks hielden de barden onderlinge wedstrijden, „Eisteddfods" genaamd, welke eerst door koningin Elizabeth afgeschaft werden. In den tegenwoordigen tijd met de herleving der belangstelling in de Keltische cultuur hebben in Wales weer jaarlijks de „Eisteddfods" plaats. Bardeleben, Adolf von (1819-1895), Duitsch heelkundige, hoogleeraar in Berlijn, schreef: „Lehrbuch der Chirurgie". Bardes, Willem Dirksxoon (gest. 1568), sinds 1542 schout van Amsterdam, werd valsch beschuldigd van tot de Wederdoopers te behooren, wist zich vrij te pleiten, doch werd later voor den Raad van Beroerten gedaagd en gepijnigd. Zijn zoon Willem Bardes (gest. 1603), een voorstander der Hervorming, was eenige malen burgemeester van Amsterdam. Bardesanes (154— 222), Gnostisch wijsgeer, schreef evenals zijn zoon Harmonius vele godsdienstige liederen, welke tot het Syrisch kerkgezang behooren. Bardwan. Zie Boerdwan. Bare'e, taal behoorend tot de OostToradja'sche talen, het meest gesproken op Midden-Celebes. Het heeft een rijke letterkunde, die zich door mondelinge overlevering in stand houdt. Barège, naam van een dunne japonstof, vervaardigd uit zijde of een weefsel van zijde met wol of katoen. Het eerst werd deze stof in de omstreken van Barèges gemaakt. Barèges, badplaats op c. 1200 M. hoogte in het Fransche departement Hautes-Pyrénées. Zwavelhoudende bronnen. Bareilly, stad met c. 130.000 inw. in Britsch-Indië, aan een zijrivier van den Ganges, uit strategisch oogpunt belangrijk. Suikerraffinaderijen, industrie van bamboe-meubels. Hevige oproeren in 1857 en 1858. Baren, Johan van (1875— ), hoogleeraar aan de Landbouw-Hoogeschool te Wageningen, schreef werken over de geologie van Nederland en rijn Koloniën, o. a. bewerkte hij den 2en druk van Starings, De bodem van Nederland. Barendrecht, dorp behoorende tot de gemeente Oost- en West-Barendrecht in Zuid-Holland, aan de spoor- en tramlijn naar Rotterdam. Barendsz, Willem (gest. 1597), Nederlandsch zeevaarder, maakte in 1594 en 1595 deel uit van het convooi, dat de Noorderdoorvaart trachtte te bereiken, doch onverrichter zake moest terugkeeren. Niet ontmoedigd nam hij in 1596 opnieuw dienst onder Jacob van Heemskerck, die met Jan Cornelis de Rijp, den anderen bevelhebber, weer een poging deed. Jacob van Heemskerck en zijn bemanning waren genoodzaakt den winter op Nova-Zembla door te brengen onder de grootste ontberingen. Eenigen, waaronder Barendsz, stierven, de overigen bereikten in den zomer van 1597 Kola aan de Witte Zee. In 1871 zijn door een Noorsch walvischvaarder de overblijfselen der hut en het scheepsjournaal op NovaZembla gevonden. Tollens heeft deze tocht bezongen in zijn: „Overwintering' op Nova Zembla". Barendszee, gedeelte van de Noordelijke IJszee tusschen Spitsbergen en Nova-Zembla. Barentsz, Dirck (1534—1592), Nederlandsch schilder, werkte zeven jaren onder Titiaan in Italië. Hij schilderde veel schutterstukken (Rijksmuseum). Barère de Vieuzac, Bcrirand (1755— 1841), Fransch advocaat, lid van de Nationale Conventie en het „Comité du Salut public", hielp Danton en Robespierre ten val brengen, kreeg den bijnaam van „Anacreon der guillotine". Tijdens de restauratie der Bourbons werd hij als koningsmoordenaar verbannen. Barferoesj, handelsstad met c. 50.000 inw. in de Perzische provincie Mazenderan, nabij de Kaspische Zee. Groote bazaars; zijde, katoen. Barfleur, havenstad en badplaats met c. 1200 inw. op het schiereiland Co tentin (Normandië). In de Middeleeuwen belangrijke haven op Engeland. Bargervenen noemt men de veenstreek rondom de gemeente Emmen in Drente. Bargiel, W. (1828-1897), Duitsch componist, was leeraar aan 't conservatorium te Keulen, van 1865—'74 kapelmeester en directeur der muziek¬ school van de afdeeling der „Maatschappij tot bevordering der toonkunst" te Rotterdam en na 1874 professor aan de „Hochschule fttr Musik" te Berlijn. Schreef voornamelijk instrumentaal werken : eene symphonie, ouvertures, 3 pianotrio's, 4 strijkkwartetten, enz. Hij stond onder den invloed van Schumann en Mendelssohn. Bargoensch noemt men de voor buitenstaanders onverstaanbare taal, van dieven en landloopers, voor een groot deel bestaande uit een mengelmoes van verbasterde Hebreeuwsche en Duitsche woorden. Tot het bargoensch behooren woorden als: smeris, gochem, enz. Zie W. L. H. Koster Henke, De boeventaal (1906). Barham, Richard Harris, pseud. Thomas Ingoldsby (1788—1845), Engelsch geestelijke en humoristisch schrijver, maakte zich bekend door zijn verhalende gedichten „Ingoldsby Legends". Bar-Hebraeus, Gregorius (1226—1286), bisschop Van Aleppo, eigenlijk Aboel Faradsj geheeten, een veelzijdig geleerde, schreef: „Chronicon Syriacum", een geschiedenis der wereld vanaf haar ontstaan, en een commentaar op den Bijbel. Verschillende van zijn werken zijn in de laatste helft der 19de eeuw uitgegeven. Bari, negervolk wonend in de omgeving van den Witten Nijl. Bari (1) delle Puglie, provincie in Apulië (Zuid-Italië). Zuidvruchten, veeteelt, zoutwinning. De hoofdstad Bari (2) met c. 104.000 inw. tevens havenstad, heeft handel in wijn, olijfolie en zuidvruchten. Zetel van den aartsbisschop; oude cathedraal. Baribal. Zie Beren. Barilla is de naam van een plant, die langs de kusten der Middellandsche Zee voorkomt en die in Z.-O. Spanje en Z. Frankrijk veel verbrand wordt, daar de asch tot 30 % soda bevat. (Ze heet wel soda van Alicante). Baring, Engelsche bankiersfamilie, van 1770—1890 eigenaars van het huis „Baring Brothers and Co.", sinds|1890 24 een vennootschap. Vele leden zijn vooraanstaande staatslieden geweest en in den adelstand verheven. Baring-Gould, Sabine (1834— ), Engelsch geestelijke en schrijver van romans, godsdienstige liederen en oudheidkundige werken. Baringomeer, meer in Britsch OostAfrika, zonder zichtbare afvloeiing, in 1883 door Thomson ontdekt. Barisan, (baris ■= ezerceeren), naam van Inlandsche hulptroepen, die in woelige tijden door Inlandsche vorsten werden opgericht om de rust te bewaren. Thans is het de naam van de inlandsche troepen op Madoera, welke buiten het leger staan. Barisan-gebergte is het bergland, dat een groot deel van Sumatra bedekt en langs de Westkust loopt, bestaande uit eenige parallel loopende bergketens, waartusschen de lengtedalen of hoogvlakten o. a. de Bataklanden. Door de lengtedalen en verder door een dwarsdal, stroomen naar de W.kust vele Kieme rivieren, naar ner u. grootere. Over het gebergte zijn slechts weinige passen, éen spoorlijn gaat van Emmahaven naar het Ombilinkolenveld (steenkool, petroleum). In de Padangsche bovenlanden wordt goud gevonden. De hoogste toppen tevens vulkanen, zijn Goenoeng Korintji en Dempo. Barito, rivier op Borneo, ontspringt op den Batoe-Antouw, onder den naam van Moeroeng. In haar bovenloop en bij het doorbreken van het Z. bergland, vormt zij veel stroomversnellingen, in haar loop door het heuvelland, veel moerassen. De voornaamste zijrivieren zijn: Negara en Martapoera; de belangrijkste plaatsen aan de rivier: Poeroek Tjahoe en Moeara Téwé. Bariton, mannelijke zangstem met een omvang van A-fis, door haar rijk geschakeerd timbre de veelzijdigste der mannelijke stemsoorten. Het strijkinstrument van dezen naam (ital. viola di bordone of bardone), ter grootte van een violoncel, was in de 18de eeuw zeer populair. Haydn heeft er voor geschreven. Het had 6 a 7 snaren met 7—44 medetrillende, stalen snaren onder deze; het is nu in onbruik geraakt. Bariton-sleutel. Zie Sleutel. Barium. Zie Baryum enz. Bar-Jezus of Elymas, is de naam van den valschen profeet wiens aanraking met den apostel Paulus wordt verhaald in Hoofdst. 13 van de Handelingen der Apostelen. Hij werkte Paulus' zendingsarbeid tegen en werd met blindheid gestraft. Bark, een zeilschip, waarvan de voorste twee masten (fokke- en groote mast) van raas voorzien zijn, terwijl de achterste mast (bezaansmast) geen raas draagt. Barka, Oostelijk deel van de Italiaansche kolonie Lybié aan de Middellandsche Zee, grootendeels bestaande uit een hoogvlakte. Barka, Derna en Bengasi zijn vrij goede havens. Men vindt er ruïnen van belangrijke steden uit de Oudheid o. a. Cyrene. Tot 1912 was het een Turksche kolonie. Barkas, de grootste sloep, die op een schip aanwezig is. Somtijds wordt zij, vooral op oorlogsschepen, door middel van stoom voortbewogen (stoombarkas). Barking, stad met c. 38.000 inw. in Essex (Engeland). Chemische fabrieken. pompstation voor den afval van Londen. Barkly-East, district en stad in het N. O. van de Kaapkolonie, ten N. van het Drakengeb. Schapenfokkerijen. Barkly-West, district en stad in West-Griqualand (Kaapkolonie). Diamant wasscherijen. Barlaam (gest. 1348). monnik in de Grieksch Katholieke kerk, trok om politieke en godsdienstige redenen van het Oosten naar Italië, wist daar de belangstelling voor de Grieksche cultuur gaande te maken en gaf aldus mede den stoot tot de Renaissance. Barlaam en Josaphat, een Middeleeuwsche geestelijke roman, behandelt de bekeering van den Indischen prins Josaphat door den kluizenaar Barlaam. Eigenlijk verhaalt deze legende niets anders dan Boeddha's leven, tot een Christelijke roman omgewerkt. Barlaymont, Charles graaf van (gest. 1579), gunsteling van Filips II, vijand van den prins van Oranje, vormde eerst met Viglius van Aytta en Granvelle een driemanschap, was onder Alva lid van den Raad van Beroerten. Volgens de overlevering is het woord „Geuzen" van hem afkomstig. Zijn zoon Gilles van Barlaymont streed tegen Lodewijk van Nassau bij Jemmingen, stierf bij het beleg van Maastricht (1579). Barletta, havenstad met c. 44.000 inw. in de provincie Bari (Italië), aan de Adriatische Zee. Handel, vischvangst. Barlow, Jane (1860—1917), Iersch schrijfster, publiceerde vooral schetsen en novellen over het boerenleven in Ierland, o. a.: „Irish Idylls". Barlowsche ziekte is een bij kunstmatig gevoede zuigelingen tamelijk veel voorkomende aandoening. Zij is verwant aan scheurbuik en openbaart zich door een algemeen onwelzijn gepaard met bloedingen onder de huid en op de slijmvliezen, vooral van de mondholte. In den laatsten tijd is gebleken dat de oorzaak een tekort aan vitaminen in het voedsel is. Barmakiden, naam van een Perzisch geslacht met grooten invloed onder de Abassiden-kaliefen tot het jaar 803, toen zij door Haroen-al-Rasjid uit hun ambten ontzet werden, beschuldigd van ongeloof. Barmen, stad met c. 156.000 inw. in het Pruisische district Düsseldorf, in het dal der Wupper, samengegroeid met Elberfeld, bestaande uit Boven- Middenen Beneden-Barmen. Verscheidene inrichtingen van onderwijs, belangrijke industrie z.g. Barmerartikelen, (Band, lint, garen enz.) weverijen, ververijen. Hangende spoorbaan over de Wupper. Barmhartige broeders is een uitgebreide Katholieke congregatie van leekebroeders, die zonder aanzien van volk of geloof zich op de verpleging van zieken toelegt. Zij is in 1540 door Johan Ciudad gesticht; haar leden volgen den leefregel van den Heiligen Augustinus. Vooral in Oostenrijk heeft de orde vele kloosters. Barmhartige zusters is de naam van eenige vrouwenorden, welke zich eveneens aan ziekenverpleging wijden. De bekendste is de orde van de „Soeurs de Ia charité" in 1633 door Vincentius de Paulo opgericht. Bar Mizwa (zoon van het gebod) is de Joodsche knaap na zijn dertiende jaar en dan verplicht tot alle kerkelijke handelingen en gebruiken. Barmsijsje (Aegiothus linaria) behoort tot de fam. der Vinken onder de Zangvogels. De snavel is geel, de kin zwart en er is rood op den kop en aan de borst. Leeft vooral van elzen- en berkenvruchtjes en komt bij ons alleen des winters uit het Noorden. Barnabas, oorspronkelijk een bijnaam: vermaner, propagandist, is de gangbare naam geworden van een populaire figuur uit de eerste Christengemeente. Handelingen 4 : 36, 37 wordt hij het eerst vermeld met een milde schenking, die in het debat over oorspronkelijk communisme der Christenen meestal als contra dienst doet: een met name genoemd uitzonderingsgeval.Later voert hij Paulus in Christelijke kringen binnen, is zijn reisgezel op de eerste zendingsreis en heeft zich ook verder aan de Heidenzending gelegen laten liggen. Ten onrechte staat op zijn naam: de brief van Barnabas, waarin Joodsche gebruiken allegorisch worden belicht. De Roomsche overlevering schrijft hem de stichting der kerk te Milaan toe. Van het klooster St. Barnabas aldaar is de predik-orde der Barnabieten uitgegaan. Barnabieten, naam van een orde van. reguliere koorheeren, in 1530 in de St. Barnabaskerk te Milaan gesticht. De leden wijden zich aan de wetenschap en aan de bekeering der ketters. Barnardo, Thomas John (1845—1905), Iersch philanthroop, stichtte in 1867 in Londen een tehuis voor verwaarloosde kinderen, waarop weldra vele andere volgden, zoodat thans in Engeland c. 100 „Barnardo's Homes" bestaan. Barnato, Barnett Isaacs (1852—1897), Zuid-Afrikaansch diamanthandelaar, stichtte de Barnato Diamond Mining Co. in Kimberley, thans deeluitmakend van de De Beers Co. Barnaul, stad met c. 60.000 inw. in het Siberische gouvernement Tomsk; belangrijke goud- en zilvermijnen. Barnave, Antonie Pierre Joseph Marie (1761 — 1793), beroemd redenaar tijdens de Fransche Revolutie, lid van de Constituante; pleitte later voor den koning en werd daarom ter dood veroordeeld. Barnes, William (1800—1886), Engelsch geestelijke en dichter, schreef vele taalkundige- en dichtwerken; o. a. „Poems of rural life in the Dorset dia¬ lect". Barnett, Samuel Augustus (1844— 1913), Engelsch geestelijke en philanthroop, wijdde zich met Toynbee aan de verbetering der levensomstandigheden van de bewoners in Whitechapel. Barneveld (1), dorp met c. 3.000 inw. op de Veluwe, ten O. van Amersfoort; schapenmarkten; kerk waar Jan van acnaiieiaar m iio^ van aen toren sprong. De gemeente Barneveld (2) met c. 11.000 inw. omvat de dorpen Barneveld, Voorthuizen, Garderen en Kootwijk. Barnfield, Richard (1574 - 1627), Engelsch dichter en vriend van Shakespeare, schreef: „The affectionate Shepherd" enz. Barnsley, stad met c. 55.000 inw. in het graafschap York (Engeland). Ijzergieterijen, papier- en schoenenfabrieken. Barnstaple, havenstad met c. 14.500 inw. in het Engelsche graafschap Devon aan de Taw. Aardewerkfabrieken. Barnsteen is een fossiel hars, afkomstig van den tertiairen barnsteenden (Picea succinifera) en wordt vooral aan de kusten van Oost-Pruisen (Samland) gewonnen; verder in Roemenië en Sicilië, ook spoelt het wel uit zee aan. Het vormt gele, onregelmatige, doorzichtige stukken met schelp ach tigen breuk (soortelijk gew. 1.08, hardheid 2 a 2,5; hierdoor wordt het van imitatie onderscheiden). Door wrijven wordt B. electrisch (het heet in het oudgrieksch „elektron"); het smelt bij hooger temperatuur dan andere natuurlijke harsen, zooals kopal, n.1. bij 287°. Het verbrandt met lichtgevende vlam, onder sterke rookontwikkeling en verbreidt daarbij een aangenamen geur. Barnsteen bevat verschillende harssoorten, een weinig barnsteenzuur en vluchtige olie; het lost op in chloroform en in aether; in heete olie of vet verhit, is het te buigen en te vormen. Zie verder Barnsteenindustrie. Barnsteencolofonium is het residu van de droge destillatie van barnsteen (zie -industrie) en komt, opgelost in terpentijn, als barnsteenlak in den handel. Barnsteenindustrie zetelt voornamelijk in Oost-Pruisen en Australië waar de barnsteen) zie aldaar) op verschillende wijzen gewonnen werd door baggeren en graven, maar in den lateren tijd vooral door mijnbouw. De massa wordt dan met water gespoeld en met de hand in vier soorten (wit, geel, rood en afval) gesorteerd. In Pruisen is de productie (400.000 K.G. waarvan 300.000 K.G. afval, per jaar) en verkoop in 't groot in handen van den staat. Barnsteen wordt in hoofdzaak voor mondstukken van pijpen en kralen gebruikt, terwijl de afval soms tot een soort lak wordt opgelost of op barnsteencolophonium, barnsteenzuur (zie aldaar) enz. wordt verwerkt. Vooral de Oostersche landen (zooals Turkije) zijn goede afnemers Van barnsteenen voorwerpen. Imitatie-barnsteen bestaat dikwijls uit ambrold, dat uit de afvallen bereid kan worden; soms ook uit glas, celluloid, bakeliet of galalieth (zie aldaar). Barnsteenolie wordt verkregen bij de droge distillatie van barnsteen (afval) en dient voor vernissen. Barnsteenvernis. Zie Barnsteenolie. Barnsteenzuur (CH2COOH), is een vaste gekristalliseerde stof, met een smeltpunt van 182°. Het komt voor bij ontleding van barnsteen, fossiel hout en in veel planten; de zouten heeten succinaten. Barnum, Phineas Taylor (1810—1891), Amerikaan, eigenaar van een circus en museum; wist door groote reclame en veel geschreeuw deze aantrekkelijk voor het publiek te maken en zoo eigenaar te worden van een aanzienlijk vermogen; .humbugman" bij uitnemendheid. Baroccio, Federigo (1528-1612), Italiaansch schilder, leerling van Titiaan. Voornaamste werk is: „De afneming van het kruis." Baroda (1), leenstaat in Voor-Indië, bestuurd door den „gaekwar" (vorst) onder Britsch protectoraat. Tropisch klimaat, rijke plantengroei; graan, katoen, suiker, tabak en opium. Baroda (2), de hoofdstad van deze staat, met c. 99.000 inw., heeft mooie paleizen en Hindoetempels. Zijde- en katoenindustrie. Barograaf. Dit is een zelf re gis treerende barometer naar het principe van Vidi (z. Barometer). De figuur geeft de werking aan. De vormveranderingen van de luchtledige doos worden door hefboomen overgebracht op een schrijfstift, die tegen een cylinder rust, die door een uurwerk (binnen den cylindei aan- Barograaf van Richard. gebracht) in éen week éénmaal ronddraait. De stift schrijft een kromme lijn op den cylinder; blijft de luchtdruk eenigen tijd constant, dan zal de lijn, gedurende dien tijd, recht zijn. Op den cylinder staan de dagen en uren aangegeven, benevens getallen die in c.M. kwik- druk (72— 79 c.M.) de drukking van de atmosfeer aangeven en die, door vergelijking met een bakbarometer, zijn bepaald. Barokstijl is de kunst, die zich na de Renaissance vanuit Italië ontwikkeld heeft in Europa en in het algemeen gekenmerkt wordt door zware, pompeuse vormen en de neiging tot het magistrale. In Italië zijn haar scheppers Michel Angelo en Andrea Palladio, waarvan de eerste door schilderachtige uitbeelding der massa's, de tweede op statige, strenge manier, het kolossale, monumentale, overweldigende trachtte uit te drukken. Bekend zijn de werken van Maderna, Bernini en Borromini aan de St. Pieterskerk, St. Pietersplein en Vaticaan te Rome. In Frankrijk verstaat men onder de Barok speciaal de bouwkunst ten tijde van Lodewijk XIV (2e helft 17e en begin 18e eeuw). De voornaamste monumenten in dezen stijl zijn de Louvre-Kolonnade door Claude Perrault (± 1670) en het Paleis te Versailles, een werk door Jules Hardouin Mans art in samenwerking met den schilder Charles Lebrun ontworpen. Beroemd is de spiegelgalerij die als typeerend voor den stijl kan gelden en het door A. le Nótre, grootsche in geometrische vormen aangelegde park. In Nederland verkreeg de Barokstijl geringe navolging. Slechts aan enkele bouwwerken van Hendrick de Keyser zijn barokke detail vormen te herkennen. Het klassieke schema van Palladio wint echter veld door den bouw van het Raadhuis te Amsterdam (thans Kon. Paleis) door Jacob van Campen (± 1650). Barometer, letterlijk zwaartemeter, geeft het gewicht of de zwaarte, waarmede de dampkringslucht op het oppervlak der aarde drukt. Als uitvinder wordt genoemd Evangelista Torricelli (1608—1647), deze merkte op, dat de atmosferische druk aan veranderingen onderhevig is. Na geconstateerd te hebben, dat een zuigpomp het water niet hooger dan ongev. 10 M. kan opzuigen, hetwelk hij toeschreef aan het feit, dat de atmosferische druk evenwicht maakt met een waterkolom van die hoogte, vulde hij een buis, die ongev. 8 d.M- lang was en aan éen kant gesloten, met kwik, , Barometer, sloot haar met den duim af en keerde haar om in een bak met kwik (zie figg. 1 en 2). Na 't verwijderen van den duim, Bet bij het open uiteinde van de basis in den kwikbak staan; de vloeistof in de buis daalde, totdat de drukking der kwikkolom evenwicht maakte met die der buitenlucht. Het kwik bleef bij A staan ter hoogte van 76 c.M. Bij gebruik van water zou die hoogte geweest zijn 13,6 x 76 = 10336 c.M., immers water is 13,6 maal zoo licht als kwik (of wel het Soortelijk Gew. van kwik = 13,6). Boven A bevond hij een luchtledige ruimte, later genoemd het luchtledig (vacuüm) van Torricelli. Houdt men de buis schuin, dan blijft de bovenste kwikspiegel even hoog boven den ondersten spiegel, d. w. z. de verticale afstand van F tot den kwikspiegel in den bak (fig. 3) is even groot als die van A. Door de helling kleiner te maken kan men het kwik tot den top G van de buis laten komen, 't geen tevens het bewijs is dat er zich geen lucht in de buis bevindt. Zet men nu een schaalverdeeling tegen de buis aan, dan moet het O-punt van Barometer, die schaal gelijk gezet worden met het kwikniveau in den bak; bij toenemende dampkringsdrukking zal het kwik in de buis stijgen, dus in den bak dalen, zoodat de verdeelde schaal naar beneden ei verplaatst moet worden. Voor niet al te nauwkeurige bepalingen kan de schaal blijven staan als men de doorsnede van den bak groot neemt ten opzichte van die der buis. Verschillende modificaties van dezen bakbarometer (o. a. de reisbarometer van Portin) zijn in gebruik. Bij den hevelbarometer heeft men den bak laten vervallen en het Ondereinde van de buis omgebogen naar boven; op den kwikspiegel in dat open uiteinde drukt de dampkringslucht en men meet het verschil der kwikhoogten in het open en in het gesloten been. Ook hier moet de verdeelde schaal te verschuiven zijn. Hooke liet in het kwik van het open been een glazen of ijzeren staafje drijven, hangende aan een koord, hetwelk over een katrol is geslagen en door een tweede gewichtje gespannen wordt gehouden; aan het katrol is een wijzer bevestigd die langs een schaalverdeeling kan loopen. Zoo ontstond het z.g. weerglas of de weerklok, die men nog dikwijls aantreft. De verdeeling op de wijzerplaat is aangebracht door vergelijking met de standen van een bakbarometer. De afgelezen barometerstand moet ook nog gecorrigeerd worden voor de temperatuur. Hoe warmer 't is, des te lichter is 't kwik (door uitzetting) en des te hooger staat de kwikkolom. Vergelijking van barometerstanden op verschillende tijden kan slechts geschieden als steeds vloeistof van hetzelfde S. G. wordt gebruikt en daarom moet elke afgelezen barometerstand op 0C C. herleid worden. Ook moet de aflezing gecorrigeerd worden voor de capaciteit, d. i. de verhouding van de doorsnede van den bak en die der buis; 't is hierbij noodig het z.g. neutrale punt aan te geven d. i. het punt waar het kwik bij 0° C. stond tijdens het vastzetten van de schaalverdeeling. Daalt de barometer, dan rijst het kwik in den bak en de aflezing is dan te hoog. Wanneer de barometerstand boven het neutr. punt komt, deelt men dit hoogteverschil door de capaciteit en men telt 't verkregen quotiënt bij de afgelezen hoogte op; staat het kwik beneden bet neutr. p. dan trekt men het quotiënt van 't hoogteverschil en de capaciteit van de afgelezen hoogte af. Een derde correctie is die voor de capillariteit (z. a.). Hoe geringer de doorsnede van een glazen buis is des te lager zal het kwik er in staan. Bij een buismiddellijn van 10 m.M. staat de kwikspiegel 0,42 m.M. te laag, voor 9 m.M. wijdte 0,53 m.M. te laag, voor 7. mM wijdte 0,88 m.M. te laag, voor 6 m.M. wijdte 1,14 m.M. te laag. Deze correctie moet dus bij de afgelezen hoogte gevoegd worden. Tegenwoordig wordt veelal gebruik gemaakt van metaalbarometers, die in twee typen geconstrueerd worden. Die van Vidi (fig. 4) bestaat uit een lucht- Fig. 4. Metaalbarometer v. Vidi. ledige doos K, welker wanden uit dun metaalblik zijn gemaakt en waarvan het deksel gegolfd is ten einde de veerkracht te verhoogen. Het veerende metaalstuk P verhindert, dat de buitenlucht het deksel geheel zou indrukken. Bij toe- en afname van de luchtdrukking, wordt K meer of min ingedrukt zoodat P bewogen wordt; deze kleine bewegingen worden door een stel hefboomen en een kettinkje op een wijzer overgebracht. De schaalverdeeling wordt gemaakt door vergelijking met de standen van een bakbarometer. De barometer van Bour- don (fig. 5) bestaat uit een platten hollen luchtledigen metalen ring, die in B is vastgezet en welks uiteinden A en C vrij zijn. Wordt de luchtdruk grooter, dan Komen ae uueinaen A en t-idicnter bij Fig. 5. Metaalbarometer van Bourdon. elkaar; wordt de druk kleiner, dan gaan A en C verder van elkaar. De bewegingen worden door staafjes AE en CD overgebracht op een heugel, welks tanden grijpen in die van een tandrad op welks as een wijzer is bevestigd. De verdeeling maakt men evenals die bij den barometer van Vidi. Baron is in ons land een adellijke titel staande tusschen jonkheer en graaf. In vroegere tijden was een baron, iemand van adel, alleen afhankelijk van keizer of koping; later de eigenaar van een baronie. In Duitschland vormen zij de eerste klasse van den lageren adel, in Engeland de laagste klasse van de eigenlijke „nobility". Baron, Michel (1653—1729), beroemd tooneelspeler zoowel in komische als tragische rollen aan het „Théatre Molière". Hij bracht groote verbeteringen in het Fransche tooneelspel aan, schreef zelf ook eenige blijspelen. Baronga, volk tot de Bantoe's behoorend, wonend aan de Delagoabaal (Afrika). Flink gebouwd ras, vredelievend; houden zich bezig met landbouw. Baronius, Caesar (1538—1607), R. K. kerkhistoricus, achtereenvolgens anne- tolisch protonotarius en bibliothecaris van het Vaticaan. Zijn voornaamste werk is: „Annales ecclesiastici a Christo nato ad annum 1198". Baroscoop is een gevoelige balans aan welker eene uiteinde een holle, gesloten glazen ballon en aan welker andere einde een metalen gewicht hangt, die elkaar in evenwicht houden. Bij verandering van luchtdruk b.v. onder de klok van een luchtpomp, daalt het ballonnetje. Men gebruikt het toestel als proefondervindelijk bewijs voor de opwaartsche druk van gassen (wet v. Archimedes). Barothermometer, ook wel thermobarometer of thermohypsometer genaamd, is een toestel, dat dient om de hoogte van een plaats boven den zeespiegel te bepalen. De B. berust op 't feit, dat het kookpunt van water afhankelijk is van de drukking der omringende lucht. Een verandering in drukking van 1 m.M. kwikdruk geeft een verandering van ongeveer 0.04 graad Celsius in 't kookpunt. Er moeten op den thermometer kleine temperatuurverschillen afgelezen kunnen worden; een tabel geeft den barometerstand bij elk afgelezen kookpunt en uit den zoo verkregen barometerstand leidt men de hoogte af, waarop toestel en waarnemer zich bevinden. Barotse, stam der Bantoes in N. W. Rhodesia, ten O. en ten N. van de Zambesi wonend, eertijds de heerschende. negerstam in het rijk Barotse Maboenda. Lialoei is de hoofdstad. Barotsj, in 't Engelsch Broach genaamd, hoofdstad van het district van dien naam in Britsch-Indië '**met c. 44.000 inw. Vroeger belangrijke haven en beroemde lakenweverijen. Thans uitvoer van tarwe en katoen. Barozzi, Giacomo (1507—1573), ook da Vignola genaamd, Italiaanshc bouwmeester, beschermeling van paus Julius III, volgde Michel Angelo als bouwmeester der St. Pieterskerk op. Hij was ook de ontwerper der Jezuïetenkerk te Rome. Barquisimeto, hoofdstad met c. 35.000 inw. van de provincie Lara (Venezuela), door een spoorweg met de haven Tucacas verbonden. Barr, Amelia Edith (1831— ), Engelsch romanschrijfster, vestigde zich in de Vereenigde Staten waar zij haar werken, waartoe o. a. „Trinity Bells" behoort, schreef. Barr, Robert (1850—1912), Schotsch romanschrijver en journalist, richtte met Jerome K. Jerome het tijdschrift „Idler" op. Tot zijn werken behoort o. a. „Cardillac". Barra-eilanden, eilandengroep behoorend tot de Hebriden (Schotland). Vischvangst. De voornaamste haven is Castlebay. Barranquilla, havenstad met c. 49.000 inw. in Columbia (Zuid-Amerika) aan de Magdalena-rivier. Uitvoer van katoen, koffie en tabak. Barrantes, VicenU (1829-1898), Spaansch schrijver van drama's, romans en gedichten, nam ook deel aan het politieke leven in zijn land, werd in 1872 lid der Spaansche academie. Barras, Paul Jean Franfois Nicolas comte de (1755—1829), Fransch staatsman, lid der Nationale Conventie, werkte mede tot den val van Robespierre, hielp Bonaparte bij de belegering van Toulon, werd lid van het Directoire, doch moest in 1799 voor Bonaparte wijken. Zijn „Mémoires" bevatten veel belangrijks op geschiedkundig gebied. Barrel is een inhoudsmaat in verschillende streken van verschillende grootte en inhoud. In Engeland bevat een barrel als biervat c. 163 L., als petroleummaat c. 156 L. In Noord-Amerika is het als gewichtsmaat gelijk aan 88 K.G. Barrès, Maurice (1862— ), Fransch letterkundige, lid der Académie, schrijft romans in individualistischen geest, sedert den oorlog spoort hij in zijn werken tot vaderlandsliefde aan. Hij publiceerde, „Le Jardin de Bérénice" „Le Roman de 1'énergie nationale" met vervolgen e. a. Barrett Elisabeth. Zie Browning. Barrevoeters (lat. discalceati) zijn monniken en nonnen, die of voor immer, of voor eenigen tijd. ongeschoeid gaan of slechts sandalen dragen. Oorspronkelijk voortkomende uit armoede, geldt het thans als een teeken van groote vroomheid. Het is nog in gebruik bij de Karmelieten, Franciscanen e. a. Barrias, Felix Joseph (1822—1907), Fransch schilder van historiestukken. Zijn werken bevinden zich in verscheidene Fransche musea. Barrias, Louis Erneste (1841 — 1905), Fransch beeldhouwer, vervaardigde vele standbeelden en werken naar onderwerpen uit de Oudheid o. a. „Adam en Eva met het lijk van Abel". Barricaden zijn in de haast gemaakte versperringen van wagens, tonnen, steenen enz. om een bepaald punt van een stad te verdedigen. Vooral bij oproeren worden zij opgeworpen; de Parijzenaars hebben het door de eeuwen heen zoo vaak gedaan, dat zij er een zekere bedrevenheid in gekregen hebben. In de 19de eeuw werden bij Julien Februari-revolutie op voorbeeld van Parijs ook in vele andere steden barricaden gevechten geleverd; thans behoort het nog tot de strijdmiddelen der Sinn Feiners. Barrie, James Matthew (1860— ), Schotsch roman- en tooneelschrijver, maakte naam met zijn schetsen, waarin hij het Schotsche leven beschrijft. Tot zijn werken behooren: „A window in Thrums", „The admirable Crichton" e. a. Barrière is een slagboom of hek ter afsluiting van een weg, een brug of een poort. Barrière, Thtodore (1823-1877), Fr. tooneelschrijver van vele blijspelen, was zeer geliefd bij het publiek vooral door zijn stuk: „Les faux bonshommes". Barrièrerif, naam van eenige koraalriffen, wordt meer in 't bizonder ge- geven aan het Groote Barrièrerif, dat zich voor de N. O. kust van Australië bevindt. Barrièretractaat, verdrag tusschen de Republiek der Vereenigde Nederlanden en Oostenrijk gesloten (1715), waarbij de Nederlanden het recht verkregen bezetting te leggen in de vestingen aan de Fransche grens in België. Barrili, Antonio Giulio (1836—1908), Italiaansch journalist en schrijver van vele populaire romans en novellen, o.a. „Con Garibaldi alle porte di Roma". Barringtonia, fam. Myrtaceeën, uit de keerkringslanden, meest boomen of heesters. Hier niet gekweekt. Barrister is in Engeland een practiseerend advocaat, die na een proeftijd van eenige jaren in de orde der barristers kan worden opgenomen en dan tot pleiten bij de hoogere gerechtshoven bevoegd is. Barroe, landschap aan de W.-kust van Celebes, in 't W. vlak (rijstbouw) in 't O. bergland. De bevolking in taal en gebruiken veel overeenkomend met ™ £>oegineezen, houdt zich bezig met landbouw en vischvangst. Barroe is tevens een onderafdeeling van het gouvernement Celebes. Barros, Joao de (1496—1570), Portugeesch geschiedschrijver, bekend door zijn werk „Asia", dat de historie der veroveringen in Indië door de Portugeezen bevat. Barrow, Isaac (1630—1677), Engelsch wiskundige en godgeleerde, eerst hoogleeraar te Cambridge in wiskunde, stond zijn leerstoel af aan Newton, en verkreeg zelf het professoraat in de godgeleerdheid. „Lectiones opticae et geometricae" is zijn bekendste werk. Barrow, John (1764—1848), Engelsch staatsman en aardrijkskundige, bevorderde als secretaris der Engelsche Admiraliteit vele ontdekkingsreizen, vooral naar het Noordpoolgebied. Barrow-in-Furness, stad met c. 80.000 inw. aan de Iersche Zee in Lancastershire. Belangrijke ijzer-en staalindustrie. Groote scheepstimmerwerven van Vickeis. Barry, zeehaven met c. 36.000 inw. in Wales (Engeland), toegankelijk voor groote schepen. Uitvoer van steenkool. Barry, Charles (1795—1860), Engelsch architect, ontwierp het Parlementsgebouw en andere groote gebouwen. Bars, district in Tsjecho-Slowakije, met de hoofdstad Aranyos-Maros. In den bodem goud, zilver, koper, ijzer en antimonium. Barsac, plaats met c. 2700 inw. aan de Garonne in het departement Gironde (Frankrijk). Witte wijn. Barsingerhorn, dorp in N. Holland, aan den weg Schagen-Kolhorn. De gemeente met c. 1900 inw. omvat de dorpen Barsingerhorn, Kolhorn, Haringhuizen, den Waardpolder, N. deel Waard- en Groetpolder. Landbouw, veeteelt, zuivelbereiding. Barsowiet is een in de goudmijnen van den Oeral voorkomend, kleurloos gesteente dat dezelfde samenstelling heeft als anorthiet (z.a.). Bar-sur-Aube, stad met c. 4500 inw. in het Fransche departement Aube. Oude kerken. Wijn en graan. Bart. Jean f1651 — 1702V ifr™=oi. zeeheld, geboren te Duinkerken, diende eerst onder De Ruyter in de Nederlanden, doch verliet dezen riipnsr tiiHene den oorlog tusschen Frankrijk en de Republiek en bewees de Fransche vloot, als kaperkapitein groote diensten. Tot belooning werd bij in 1697 tot commandant van een eskader benoemd. Bartels, Adolf (1862— ), Duitsch schrijver en letterkundige, schrijft romans als „Die Dithmarscher" en vele werken over de tegenwoordige Duitsche literatuur en dichters, alle anti-semitisch gekleurd. Tot zijn hoofdwerken behoort: „Die deutsche Dichtung der Gegenwart". Bartels, Max (1843-1904), Duitsch geneesheer en anthropoloog, maakte veel ethnologische studiën, schreef: „Die Medicin der Naturvölker." Bartels, Hans (1856-1913), Duitsch schilder, schilderde vele strandgezichten in Noord-Duitschland en Holland. Bartfeld of Bartfa, stad met c. 7000 inw. in Tsjecho-Slowakije. Modderbaden. De eerste Hongaarsch-Pro test antsche synode werd daar gehouden. Barth, Heinrich (1821 —1865), Duitsch ontdekkingsreiziger, maakte van 1845— 1847, zijn eerste groote reis door N. Afrika, Syrië en Klein-Azië en van 1850—1855 een door de Sahara en Soedan. Zijn bevindingen beschreef hij in: „Reisen und Entdeckungen in Nordund Zentralafrika". Barth, Paul (1858- ), Duitsch wijsgeer, hoogleeraar in Leipzig schreef: „Philosophie der Geschichte als Soziologie" e. a. Barth, Emil, Duitsch socialist, richtte in 1917 buiten het Sociaal-De moer atische-Partijverband een nieuwe partij op, welke de revolutie in 1918 voorbereidde; was toen een tijd lang lid der voorloopige regeering. Barthélemy, Saint, eiland der Kleine Antillen in W. Indië, aan Frankrijk behoorend. Onvruchtbare bodem, gezond klimaat. Hoofdstad is Gustavia. Barthélemy, Jean Jacques (1716— 1795), Fransch oudheid- en muntkundige, maakte zich bekend door zijn: „Voyage du jeune Anacharsis en Grèce", waarin hij het huiselijk en maatschappelijk leven der Grieken schildert. Barthélemy, Auguste Marseille (1796— 1867), Fransch dichter schreef met Méry vele pamfletten tegen de regeering der Bourbons, en een verheerlijking van Bonaparte in zijn: „Napoléon en Egypte". Barthélemy Saint-Hilaire, Jules (1805 — 1895), Fransch geleerde en republikeinsch staatsman, gaf vele oudheidkundige werken uit en een vertaling van de geschriften van Aristoteles. Barthez, Paul Joseph (1734—1806), Fransch geneesheer, hoogleeraar in de geneeskunde te Montpellier, was de schrijver van het werk: „Nouveauz éléments de la science de 1'homme". Bartholdi, Frédéric Auguste (1834 — 1904), Fransch beeldhouwer,. vervaardigde het bekende Vrijheidsbeeld voor de haven van New-York. Bartholomaeus, één der twaalf apostelen van Jezus, wordt door sommigen vereenzelvigd met Nathanaël. Men meent, dat hij in Indië den marteldood gestorven is. Zijn gedenkdag is 24 Augustus. Bartholomé, Paul Albert (1848— ), Fransch schilder en beeldhouwer, vervaardigde het „Monument auz morts", op het kerkhof „Père Lachaise" te Parijs. Bartholomeusnacht noemt men de groote moord, die den 24sten Aug. 1572 plaats had op de Protestanten in Parijs, samengekomen om het huwelijk van Hendrik van Navarre met een zuster van Karei IX te vieren. Onder de slachtoffers bevond zich ook de Coligny. De moord werd met toestemming van Karei IX bedreven, hiertoe aangespoord door zijn moeder Catharina de Medici. Bartholomé w, John (1831 — 1893), Schotsch aardrijkskundige, ontwerper van vele land- en zeekaarten, richtte het Aardrijkskundig Instituut in Edinburgh op. Barthou, Jean Louis (1862— ), Fransch staatsman, behoorende tot de republikeinsche partij, was onderscheidene malen minister, o.a. in 1921 minister van oorlog. Bartjens, onderwijzer in Amsterdam en Zwolle, in de 17de eeuw, is bekend geworden en gebleven door het rekenboek door hem uitgegeven, dat in de 19de eeuw nog op lagere scholen in gebruik was. Bartok, B. (1881— ), zeer vooruitstrevend Hongaarsch componist, tevens pianoleeraar aan de „Landes-MusikAkademie" te Boedapest. Schreef werken voor orkest (suites, symphonisch gedicht „Kossuth" enz.), kamermuziek (o.a. twee strijkkwartetten), piano (suite, allegro barbaro, enz.) en een opera. Gaf ook klassieke pianowerken uit en verzamelingen Hongaarsche, Slowaaksche en Roemeensche volksliederen. Bartoli, Adolf o (1833-1894), Italiaansch letterkundige, hoogleeraar. te Florence, schreef als voornaamste werk; „Storia della letterature italiana". Bartolini, Loremo (1777 — 1850), Italiaansch beeldhouwer, directeur der academie in Florence. Zijn werken bevinden zich in Italiaansche en andere musea. Bartolommeo, Fra (1475—1517), Italiaansch monnik en frescoschilder, eigenlijk Baccio della Porta geheeten, leerling van Leonardo da Vinei. Tot zijn meest beroemde stukken behoort „De verloving van de H. Catharina" in het Louvre te Parijs. Bartolozzi, Francesco (1728—1813), Italiaansch graveur, maakte prenten naar schilderijen van oude meesters. Barton, Bernard (1784—1849), Engelsch dichter, de „Quaker Poet", vriend van Southey en Lamb, schreef „Household verses" en andere gedichten. Barton-on-Irwell, stad met c. 4000 inw. in Lancastershire (Engeland), waar het Bridgewaterkanaal door middel van een groot aquaeduct over het Manchester Ship Canal gaat. Bartonia, fam. Rosaceeën, één- en tweej. pi. uit N. Am., een enkele maal wel bij ons gekweekt, o. a. B. aürea, goudgele bloemen. Bartsch, Karl Friedrich (1832—1888), Duitsch letterkundige, hoogleeraar te Heidelberg, gaf vele MiddeleeuwschDuitsche en Provencaalsche gedichten uit, o.a. het Nibelungenlied. Bartsch, Rudolf Hans (1873— ), Oostenrijksch romanschrijver van „Die Haindlkinder", „Lukas Rabesam" en andere romans en novellen. Bartzoen, Jasper (gest. 1553), Nederlandsch Jezuiet, studeerde te Leuven en werkte als zendeling in Indië, vooral te Goa. Baruch, in den nieuwen tijd velen gemeenzaam als voornaam van den wijsgeer Spinoza, letterl. de gezegende — is een geschiedkundige figuur uit het O. T., wiens lotgevallen dooreengeweven zijn met die van den profeet Jeremia, wiens rechterhand en geestverwant hij was. Als secretaris v. J. heeft hij in 605 v. Chr. diens profetieën op schrift gesteld, benevens biografische aan teekeningen, zoodat van den hoofdinhoud van het huidige boek Jeremia hem de eer toekomt. Men zie Jer. 32: 12—16; 34 : 4 -32; 43 :3, 7; 45 : 1-5. Aan zijn persoon zijn vastgeknoopt eenige Joodsche en christelijke apocriefen: een boek Baruch, eenige Apocalypsen en woorden. De geschiedkundige aanteekeningen hierin worden ongeloofwaardig geacht. Barycentrische regel of centribarische r. of r. van Guldin, wordt door den paterJezuiet Guldin in zijn werk „De centro gravitatis" (1635—41) vermeld ter bepaling van inhoud en oppervlakken van omwentelingsfiguren. De Grieksche mathematicus Pappos te Alexandrië (3e eeuw n. C.) heeft deze regel ook reeds gegeven. Ze luidt: de oppervl. van een omw. fig. is gelijk aan de lengte van de beschrijvende lijn, vermenigvuldigd met den weg, die het zwaartepunt van de lijn doorloopt en de inhoud van een figuur is gelijk aan het oppervlak van de wentelende figuur, vermenigvuldigd met den weg die zijn zwaartepunt doorloopt. Barycentrum. Zie Zwaartepunt. Barye, Antoine Louis (1795—1875), Fransch beeldhouwer vooral van dieren. Bekend is zijn werk „De leeuw en de slang". Barytgeel. Zie Baryumchromaat. Barytocaldet is een calciumbaryumcarbonaat dat in twee vormen voorkomt in Cumberland, gemengd met baryumcarbonaat. Barytwater. Zie Baryumhydroxyde. Baryum (Ba) is een element en behoort tot de aardalkalimetalen. Het kan in het klein bereid worden door verhitting van het oxyde met magnesium. In den laatsten tijd is men baryum in het groot gaan bereiden door electrolyse van gesmolten baryumchloride met gesmolten lood als kathode en komen legeeringen van baryum, calcium en lood in den handel. Baryum is zilverwit en week als lood. Het soortelijk gew. is 3,75. De voornaamste mineralen waarin baryum voorkomt, zijn witheriet (baryumcarbonaat) eh zwaarspaath (baryumsulfaat). De Engelsche witheriet-productie bedroeg voor den wereldoorlog ± 10.000 ton per jaar tegen / 24 per ton in 1913. In 1916 produceerde N.-Amerika 220.000 ton baryumverbindingen tegen ± / 20 per ton. Uit beide mineralen wordt het baryumoxyde bereid, dat uitgangspunt vormt voor diverse baryumverbindingen. Baryumcarbonaat (BaCO,) wordt evenals het natuurlijke wit heriet veel gebruikt in de glasindustrie bij het maken van verschillende baryumglassoorten. Baryumchloraat (Ba(C10,),) is oplosbaar in water en dient vaak voor de bereiding van chloorzuur. Baryumchloride (BaCl, + 2H.O) is oplosbaar in water. Het dient tegenwoordig voor de electro-chemische bereiding van baryum. Baryumchromaat (Ba CrO,) dient in de scheikundige analyse vaak voor het aantoonen van baryum. Het is nl. een in water onoplosbare gele verbinding. Als barytgeel komt het in den handel. Het is, evenals alle baryumverbindingen, vergiftig. Baryumhydroxyde. (Ba(OH),) is de in water goed oplosbare base van baryum. Deze oplossing heet barytwater en dient vaak voor het aantoonen van koolzuur, door de vorming van het onoplosbare baryumcarbonaat. Baryumnitraat (Ba(NO,),) is in water oplosbaar. Het wordt in de scheikundige analyse wel in de plaats van baryumchloride gebruikt. Baryumoxyde (BaO) wordt uit de baryurrrmineralen bereid. Door oplossen in water geeft het barytwater. Bij zeer hooee temperatuur neemt het onder druk zuurstof op en geeft dan baryumperoxyde (BaO,). Dit peroxyde geeft met zwavelzuur het in water onoplosbare baryumsulfaat, terwijl waterstofperoxyde in oplossing blijft. Dit is één van de bereidingswijzen voor deze stof. Baryumsulfaat is onoplosbaar in water en kan daardoor voor verschillende doeleinden worden gebruikt: a. bij het aantoonen van zwavelzuur met een oplosbare baryumverbinding in de scheikundige analyse waarbij- dan een fijn wit neerslag ontstaat b. als witte verf. Daartoe wordt het natuurlijke zwaarspaath door slibben in water gezuiverd. Zoo worden na drogen verschillende kwaliteiten verkregen, die alle zeer fijn vermalen worden. Ze komt als witte verf onder den naam permanentwit of „blancfixe" in den handel. Het dekt niet zoo goed als loodwit, maar heeft het voordeel dat het, ook in de nabijheid van stadsgrachten, wit blijft. Het is ook een bestanddeel van lithopoon (zie baryumsulfide). Als vuiler voor rubber wordt het veel gebruikt. Een nieuwe toepassing van permanentwit is het bekleeden van wanden (in plaats van lood) van lokalen, waarin voortdurend met radium wordt gewerkt. Baryumsulfhydraat (Ba(SH),) ontstaat bij de bereiding van barytwater uit baryumsulfide. Met koperoxyde wordt de zwavel uit de oplossing verwijderd. Baryumsulftde dient voor de bereiding van barytwater, maar voornamelijk voor de bereiding van de bekende witte verf lithopoon. Ze wordt gemaakt uit een oplossing van bariumsulfide met een zinksulfaatoplossing. Daarbij ontstaat dan een mengsel van baryumsulfaat en zinksulphide. Baryumsuperoxyde. Zie Baryum-oxyde. Bas 1), laagste mannelijke zangstem met omvang van F—f'. 2), Afkorting voor het instrument contrabas (zie aldaar). 3) Bij een naam van een instrument gevoegd, beteekent het de laagste soort van het betreffende instrument. 4) Laagste der vier hoofdstemmen in de muzikale compositie, van groot gewicht voor de accoordopvolging. Bas, Dirk, Amsterdammer uit de 17de eeuw, maakte verscheidene malen deel uit van een gezantschap naar vreemde mogendheden. Hij stond bekend wegens zijn verdraagzaamheid. Bas; F. de (1840 — ), Nederlandsch officier en geschiedkundige, directeur van het krijgsgeschiedkundig archief van den Generalen Staf, schreef versch. werken op het gebied der vaderlandsche historie o.a. „Brieven van Prins Willen V aan Baron van Lijnden van Blitterswijk", „Prins Frederik der Nederlanden en zijn tijd" en geeft met F. J. G. ter Raa uit „Het Staatsche leger van 1568 — 1795" waarvan tot 1921 5 deelen verschenen. Basalt is de naam voor een grauw en dicht eruptiefgesteente van betrekkelijk genngen ouderdom, dat gekenmerkt is door schelpvormigen breuk, groote drukvastheid (van 2200 tot 5400 kg. per vierk. cm.), dikwijls in zuilen gevonden wordt en uit zeer verschillende combinaties van mineralen kan bestaan, waarvan de voornaamste zijn: plagioklas, augiet, olivien, magnetiet, nephelien en leuciet. De gewone basalt bestaat uit natronkalkspaath, olivien en magneetijzersteen of titaanijzersteen. Deze gesteenten komen over de geheele wereld voor en worden in groote hoeveelheden gebruikt als ruwe groote steenen voor bevestiging van waterkeerende muren en dijken, voor straatsteenen, als toeslag bij de bereiding van ijzer, in de glas- en cementfabrieken, etc. Ook als steenslag vindt het ruim gebruik. Enkele soorten vertoonen een verschijnsel, dat in Duitschland „Sonnenbrand" genoemd wordt en dat hierin bestaat, dat het basalt verweert tot fijnkorrelige stukjes. Deze soorten zijn technisch absoluut minderwaardig. De ooizaak van dit verschijnsel is nog niet vol • komen bekend. Basan, landschap, ten N.O. van Palestina, behoorde in den tijd van David en Salomo aan het rijk Israël. Thans heet deze streek En Noekra. Bascule of brugbalans. De figuur geeft een schematische voorstelling. De hefboom BC, die om O draaibaar is, draagt in C de schaal, waar de gewichten geplaatst worden. In A en B zijn twee stangen, draaibaar, aangebracht. De stang Bb is in b scharnierend aan een hefboom 66' verbonden en de staaf Aa eveneens in a aan den hefboom aa'. Eigenlijk zijn a' en b' de projecties op 't vlak van teekening, zoodat de lijnen aa' en 66' eigenlijk de twee drie¬ hoeken aa'a' en 66'6' voorstellen. Op A aa'a' is een plaat gelegd, de brug, waarop het te wegen voorwerp L geplaatst wordt. In c grijpt dan een kracht aan gelijk aan 't gewicht G van 't voorwerp L, 't welk zijn zwaartepunt in Z heeft. G wordt ontbonden in de krachten P en O. Wanneer men bij den bouw er voor zorgt, dat b'a' : b'b =■ OA :OB en bovendien, dat OA : OC — 1 : 10 dan is G 10 x S. Men heeft dan een deci¬ maal-bascule, waarbij het gebruikte gewicht in de schaal, met 10 moet vermenigvuldigd worden om het ware gewicht van het voorwerp te krijgen. Bovendien is het bij zulk een toestel onverschillig waar L op de brug geplaatst wordt; bij een kleine verplaatsing blijft de brug horizontaal. Bascule-brug. Zie Brug. Base bali, het nationale spel in Amerika wordt gespeeld met een harde, leeren bal en een slaghout, door 18 spelers in twee gelijke partijen verdeeld. Het wordt hoofdzakelijk door beroepsspelers gespeeld, die een aanzienlijk honorarium genieten. Basedow, Johann Bernard (1723— 1790), bekend paedagoog, was eerst theoloog, later leeraar in de zedekunde. Hij ' stichtte het Philanthropeum te Dessau en schreef onder invloed van Rousseau's Emile en ook; in het Nederl. vertaald „Methodenboek voor da vaders en moeders" (1770) en „Elementarwerk" (1774). Basedow'sche ziekte ook Graves' ziekte genoemd is eene aandoening waarvan de voornaamste verschijnselen zijn: kropvorming d.i. een uitgroeien van de schildklier, uitpuilen van de oogballen en eene versnelde hartswerking. Hoewel omtrent de oorzaak der ziekte nog geen volkomen zekerheid bestaat, is het toch wel duidelijk dat het zenuwstelsel er een belangrijke rol bij speelt. In sommige deelen van Zwitserland komt de Basedow'sche ziekte veelvuldig voor. Baseleer, Richard (1867- ), Belgisch zee- en landschapschilder en etser, schildert vooral veel gezichten in de haven van Antwerpen. Basement, het onderste gedeelte van een gebouw, meestal in den vorm van een naar voren springend plint, soms ook als een niet te hooge benedenverdieping, door massief karakter het gebouw als 't ware een voetstuk gevend. Voorts onderste gedeelte van sommige zuilen en beelden. Bases noemt men in de scheikunde stoffen, welke in waterige oplossing rood lakmoes blauw kleuren. Deze waterige oplossingen heeten loogen. Ze bevatten alle de kenmerkende „OH" (hydroxyl) groep. In de eerste plaats zijn. te noemen de hydroxyden van de alkalimetalen (z.a.), waarbij de hydroxylgroep dus verbonden is met K. of Na. (scheikundige formule is KOH en Na OH). Ook de andere metalen of groepen (bv. ammonium) gebonden aan een of meer hydroxylgroepen vormen bases. In het plantenrijk komen gecompliceerde organische bases voor, de alkaloïden (z.a.). Het zuren geven alle bases zouten. Basiciteit noemt men het gehalte van een oplossing aan base of loog (eigenlijk aan OH' ionen). Ze wordt bepaald volgens de methoden der alkalimetrie (z.a.) door titreeren met zuren. Basiciteit wordt ook wel gebruikt in plaats van Basisch. Basidiomyceten (Steeltjeszwammen), hiertoe behooren o.a. de als paddestoelen bekende planten, die als vruchtlichaam een meestal op een steel zittenden hoed bezitten. Het mycelium (z. Zwammen) woekert in de onderlaag. Het hymenium of vruchtvlies bekleedt hier de geheele of een deel der oppervlakte of ligt in het in¬ wendige van het vruchtlichaam en bestaat uit zoog. basidiën, die spo¬ ren afsnoeren, Basidiomecyten. waartusschen meestal paraphysen (z. Zwammen). De basidiën zijn kort cylindrische of knotsvormige cellen, die op hun boveneinde op meest 1—4 uitsteeksels (sterigmen) ieder een conidie afsnoeren, die hier basidiosporen heeten. Behalve de brandzwammen (Ustilagoen Tilletiasoorten), die den brand in het koren veroorzaken en de roestzwammen, die o.a. het roest in het koren teweegbrengen en vaak een merkwaardige generatiewisseling (z.a.), hebben behooren hiertoe de orden der Vlieszwammen (Hymenomyceten) en Buikzwammen (Gasteromyceten) (z.a.). Bij de eerste is het hymenium vrij, bij de laatste is het verborgen in het vruchtlichaam. Basidium. Zie Zwammen. Basilan, Noordelijke eilandengroep der Zoeloe-eilanden, behoorend aan de Vereenigde Staten. Het grootste eiland Basilan heeft een goede haven. Basile, Giovan Batista, graaf van Torone (c. 1575—1632), Italiaansch dichter, schreef in Napelsch dialect een verzameling volkssprookjes. Basilianen zijn de monniken en nonnen, die leven volgens de voorschriften van Basilius den Groote. Zie aldaar. Basilicum, of bazielkruid (Ocimum Basilicum), een van de zeven balsemkruiden, fam. Labiaten. Uit Indië naar hier overgebracht. Moet binnenshuis (kas, bak), overwinterd worden, daar de plant tegen onze winters niet bestand is. Basilides, een Alexandrijnsch gnosticus, van wiens leven en werken weinig bekend is. Hij is een dier Christenen geweest, die langs wijsgeerigen weg oplossing hebben gezocht voor de vragen, die de Openbaring in O. en N. T. hem niet gaf. Problemen zijn voor hem: de verhouding van den God van het 0. T. tot dien van het N. T.; God en het Kwaad; God en de Verandering. Hij leerde: Van God, die oneindig ver is en onbewogen, vloeien uit (emanecren) 365 sferen; de eerste is het rijk der Rede; de laatste dat van den Schepper in Gen. 1, die uit stof en geestelijke elementen de onvolkomen wereld maakte. Ter verlossing daalt de Rede af, vereenigt zich met den mensch Jezus bij den doop en trekt zich voor diens dood in het rijk des Lichts terug. Vandaar Jezus' klacht: Mijn God, waarom hebt gij mij verlaten? Als een goddelijke magneet trekt hij nu de eindige geesten tot zich. Clemens van Alexandrië heeft het tegen B. voor de kerkleer der eenvoudigen opgenomen. Basiliek, een gebouw met een hooge ruimte (middenbeuk) aan beide zijden van de lager afgedekte zijgalerijen (zijbeuken) afgescheiden door een rij kolommen; bij de Romeinen een beursgebouw of rechtsgebouw (Julia-basiliek te Rome). De middenbeuk van het rechthoekige gebouw werd afgesloten door een halfcirkelvormige uitbouw (apsis) bestemd voor den zetel der rechters (tribunaal). In de Oud-Christelijke Bouwkunst is het kerktype met bovengenoemd schema overeenstemmend. (S. Appolinare in Classe te Ravenna). Het basiliek-schema is in den kerkbouw in alle latere bouwstijlen in hoofdzaak doorgevoerd. Basilieken, naam van een verzameling wetten, bijeen gebracht door keizer Basilius I en zijn zoons (9de eeuw), hoofdzakelijk een bewerking van den Codex van Justinianus. Basiliscus (1), overweldiger van het Oost-Romeinsche keizerschap in 476, in 478 door Zeno den Isauriër onttroond. Basiliscus (2), fabelachtig dier in Oudheid en Middeleeuwen, voortgekomen uit een hanenei, wiens blik zelfs doodelijk was. Basiliscus (3), dier uit de familie der Leguanen, tot de hagedissen behoorend, in de bosschen van Guyana, van insecten levend. Basilius I, de Macedoniër, van 867— 886 keizer .van het Oost-Romeinsche rijk, kwam als stalmeester aan het hof, werd in 866 mederegent van keizer Michaël III, na diens dood keizer, bevorderde de welvaart en de rechtspleging. Basilius II (957—1025), zoon van keizer Romanus II, keizer van het O. Romeinsche rijk, bekwaam doch wreed heerscher, onderwierp de Bulgaren. Basilius de Groote of de Heilige (329— 379), Grieksch kerkvader, geboren te Caesarea in Cappadocië, wijdde zich eerst aan de studie, leefde eenigen tijd als kluizenaar, werd in 370 bisschop te Caesarea en verzette zich in die functie met alle kracht tegen het opkomend Arianisme. Ook zuiverde hij de kerk van misbruiken en was een groot voorstander van het kloosterleven waarvoor hij zijn 362 „regulae breviores" schreef. Vele kloosterorden in het Oosten leven nog volgens deze regelen. Basilius Valentinus, naam van een alchimist in de 15de eeuw, Benedictijnermonnik in een klooster nabij Erfurt, deed zeer belangrijke chemische ontdekkingen, vooral van antimonium. Basis is een Grieksch woord, dat grondslag beteekent; in de bouwkunst het onderste van een zuil of peiler, in de meetkunde de zijde, waarop men zich den driehoek rustend denkt, enz. Basisch. Men verdeelt de zuren in één basische, twee-, drie-, etc.-basische al naar gelang ze één, twee, drie of meer waterstofatomen hebben, die door metaalatomen vervangbaar zijn. Zoo is zoutzuur (HC1) één basisch, zwavelzuur (H,S04) en fosforzuur H,PO,) twee- resp. drie basisch. Azijnzuur echter (CH,COOH) is slechts één basisch daar alleen het waterstofatoom van de COOH-groep door metaal vervangbaar is. Basji-Bazoeks is de naam van Turksche troepen die in oorlogstijd worden geworven, uit allerlei heterogene elementen bestaan, met moeite aan discipline gewennen en bekend staan wegens de gruwelen, welke zij in vele oorlogen bedreven. Basjkieren of Basjhoerten, volk tot de Mongolen behoorend, levend in Europeesch Rusland, in den Oeral (gouv. Orenburg). 's Winters hebben zij vaste woonplaatsen, 's zomers trekken zij met hun groote kudden (vooral paarden) rond. Ook houden zij zich bezig met jacht en bijenteelt. Vroeger waren zij een onafhankelijk volk, dat Oefa als vesting had, doch zij moesten langzamerhand de Russische regeering erkennen. Zij zijn Mohammedanen. Basjkirtsjef, Mar ie (1860—1884), Russische schilderes, schilderde veel tafereelen uit het Parijsche straatleven. Heeft zich ook bekend gemaakt door haar „Journal", dat na haar dood uitKwam. Basken, ook Vascongados of Euscaldunac genaamd, zijn een zeer oud volk wonend ten N. en Z. der W. Pyreneeën, nl. in het Fransche departement Basses-Pyrenées en een gedeelte van Navarra in Spanje. Zij onderscheiden zich door hun grootere lichaamslengte, lichtere haarkleur en blankere huid van de omliggende bewoners; hun taal is niet indogermaansch, waarschijnlijk verwant aan het Iberisch, de taal door de oudste bewoners van Spanje gesproken en gelijkt op geen andere Europeesche taal. Zeer lang bleven zij onafhankelijk, ook nu bezitten zij nog vele voorrechten en hebben gedeeltelijk een eigen regeering. Het is een sterk ras, de mannen waren vooral vroeger uitstekende zeelieden en doen veel aan smokkelhandel; verder is de landbouw een middel van bestaan. Zij zijn streng Roomsch katholiek en zeer gehecht aan land en gewoonten. Baskerville, John (1706—1775), Engelsch boekdrukker, maakte zelf zeer mooie, nieuwe lettertypen. Werken door hem gedrukt, hebben groote waarde. Basnage de Beau val, Jacques (1653 — 1723), Fransch godgeleerde, vestigde zich na de herroeping van het Edict van Nantes in de Nederlanden en werd door de Staten van Holland als geschiedschrijver aangesteld. Hij schreef vele kerk-historische werken. Basoetoland, Britsche kroonkolonie in Z.-Afrika, bewoond door de Basoeto's, begrensd door Oranje Vrijstaat, Kaapkolonie en Natal. Het gebied werd in 1871 bij de Kaapkolonie ingelijfd en kwam in 1884 onder direct bestuur van Engeland. De bewoners doen vooral aan schapenteelt, werken ook in de mijnen. Basra, Basora of Bassora, stad met C. 60.000 inw. in Mesopotamië, aan den Sjat-el-Arab en den Bagdad, spoorweg; eens een zeer belangrijke handelsstad, is het den laatsten tijd weer in beteekenis toegenomen. Druk scheepvaartverkeer; handel in wol, koren, dadels, katoen en suiker. Nov. 1914 werd het door Rnffpfanh». tm»^«„ bezet. Basreliëf is half verheven beeldhouwwerk. Zie verder Reliëf. Bassam, stad met c. 2500 inw. aan de Fransche Ivoorkust (Afrika). Ivoor, stofgoud, palmolie. Bassano, stad met c. 17.000 inw in de Italiaansche provincie Vicenza. Handel in wijn en olijven. Bassano, Alvarez de, markies van Santa Crux (1510-1582), bekwaam Spaansch admiraal, was aanvankelijk tot bevelhebber der Onoverwinnelijke Vloot aangewezen, doch stierf kort voor het uitzeilen daarvan. Bassano, Jacopo da Ponle (1512— — 1590), Italiaansch schilder, schilderde eerst historische en bijbelsche tafereelen, later genrestukken. Zijn werken worden ook buiten Italië (Londen, Weenen, Dresden) gevonden. Basselin, Olivier, Normandisch volksdichter in de 15de eeuw, dichtte verschillende kleine rijmen, welke door Jean le Houx verzameld en uiteeeeven zijn (1610). 25 Bassermann, Aug. (1848— ), Duitsch tooneelspeler, was achtereenvolgens theaterintendant in Mannheim én Karlsruhe. Bassermann, Ernst (1854—1917), Duitsch staatsman, lid van den Rijksdag, was gedurende eenige_jaren leider der nationaal-liberale partij. Basses-Alpes, departement in Z.O.Frankrijk, gedeeltelijk ingenomen door de Zee-Alpen. Op de bergen weiden, in de Z. dalen zuidvruchten en olijven. Basset, Rent (1855- ), Fransch taalkundige, maakte studie van de Berber-talen, gaf daarover verschillende werken uit o. a. „Notes de lexicographie berbère". Bassetthoorn, altclarinet in F van F—c'". Mozart schreef soli voor dit instrument in zijn opera „Titus" en gebruikt ze in zijn Requiem. MendelsSohn schreef twee concertstukken voor clarinet, bassetthoorn en piano. Sindsdien is ze in onbruik geraakt. Richard Strauss alleen schrijft ze in zijn „Electra" voor. RnQ^iavi-tten ziin de Plantenvetten, verkregen door fijnmaken, uitpersen of uitkoken van de zaden der Bassiaplanten. Ze worden in Europa voor kaarsen en zeep, in de productielanden als voedsel gebruikt. De voornaamste zijn: shea-boter, uit de W.-Afrikaansche Bassia Parkii; iüepevet uit Bassia latifolia en longifolia, welke ook wel mowraholie heet (Br. Indië); phulwarabotcr of ghee van Bassia butyracea uit het Himalayageb., e. a. Enkele soorten komen ook uit O.-Indië. De hier genoemde smelten resp. bij 43°, 29° en 49° C. en hebben in verschen toestand een aangenamen, aan cacao herinnerenden reuk; ze worden echter snel ransig. Van djavevet, smeltende resp. bij 40° en noungonvet is de herkomst nog niet zeker bekend; het laatste ruikt onaangenaam. Bassim of Bassein, hoofdstad (met c. 32.000 inw.) van het gelijknamige district in Birma (Britsch-Indié). Handel in rijst. Bassleutel. Zie Sleutel (muziek). Bassompierre, Franfois de (1579 — 1646), Fransch staatsman en maarschalk van Frankrijk, was verscheidene malen gezant, onderscheidde zich bij de belegering van La Rochelle, doch werd, daar Richelieu hem wantrouwde, 12 jaar in de Bastille gevangen gehouden. Zijn „Mémoires" bevatten veel belangrijks, doch zijn niet betrouwbaar. Bassora. Zie Basra. Bassoragom is een bruingele, weinig in water oplosbare gom die in onregelmatige, doorschijnende stukken in den handel komt; ze is waarschijnlijk afkomstig van een acacia. Bast. Terwijl men in het dagelijksch leven de buitenste laag der boomen afwisselend schors of bast noemt, bestaat er in de plantkundige wetenschap verschil en wordt de buitenlaag de schors genoemd, terwijl daaronder een laag ligt, die tot het cambium (zie aldaar) gaat en ae Dast genuewu wordt. Die bast bestaat bij jonge takken uit het buitenste deel der vaatbundels en het grondweefsel er tusschen, maar later is de onderscheiding niet zoo scherp meer door secundaire bastvorming, die van het cambium uitgaat. Zie verder het art. Vaatbundsel. Bast of Boebastis, naam van een Egyptische godin, aan wie de kat gewijd was. Haar feesten ontaardden vaak in hevige braspartijen. Bastaard of basterd is de naam voor kind, buiten echt geboren. De oorsprong van het woord is niet met zekerheid op te geven; het komt het eerst voor in de 11de eeuw waar Willem de Veroveraar, een natuurlijke zoon van hertog Robert, bastardus genoemd wordt. Bastaardeering. Als stuifmeel eener bloem op den stempel eener bloem van eene andere variëteit, soort of geslacht komt, worden er soms zaden gevormd en de daaruit ontstane planten heeten bastaarden. Op dergelijke wijze kunnen dieren paren en ontstaan ook bastaarden. Hierbij is gebleken, dat de kans op nakomelingen het grootst is, als Bastaardschorpioenen (Pseudoscorde beide ïndivudu's, die met elkaar paren pioniden) behooren tot de orde der of bestoven worden, variëteiten eener Schorpioenen onder de Spinachtige diezelfde soort zijn, minder, als zij soorten ren. Het zijn slechts eenige mm. lange van hetzelfde geslacht zijn, nog minder diertjes, waarvan sommige soorten in als zij tot verschillende geslachten oude boeken (boekenschorpioen, zie derzelfde familie behooren en dat aldaar), andere onder mos, boomparing of bestuiving van individu's schors enz. leven. Zij gelijken op schorvan verschillende familiën nooit succes pioenen, maar hebben geen staart en heeft. Zie verder Erfelijkheid. zijn niet vergiftig. Bastaarden. Zie Bastaardeering. Bastaardspinnen. Zie Hooiwagens. Bastaardkrabben (Anomura), een fam. Bastaardmuur. Zie Guichelheil. der Tienpootigen onder de Schaal- Basterdtras is een metselspecie bedieren. Zrj staan, vooral wat de ont- staande uit kalk, tras en zand Zij wikkeling van het achterlijf betreft, wordt naar het kalk-trasgehalte onderin tusschen kreeften en krabben. Zie scheiden in sterke en slappe basterdhet art. Heremietkreeft. tras. Bastaardnachtegaal. Zie Heggemuschje. Basterdwederik (Epilöbium), geslacht Bastaardrupsen. Zie Bladwespen. van de Wederikachtigen (OnograBastaardsatunvlinder (Porthesia chry- ceeën), met lange doosvruchten waarsorrhoea), een vlinder van de fam. der uit na het openspringen de van lang Spinners, met sneeuwwitte vleugels en zaadpluis voorziene zaden wegwaaien grootendeels wit lichaam, behalve de Bekende soorten: het wilgenroosje met too van het achterlijf, dip ranrti,r„i„ tmo»-i,vi:« „„„ ,., ,„ behaard is. De rupsen vreten aan het angustifölium), zeer veel op kapvlak- j, teu in ae Dosscnen; op moerassige \. ; k plaatsen de groote b. (E. birsütum), n^^mg^m^f^m^. de moeras-b. (E. palustre), e. a. T worden weggespoeld. Ook cylinderzeven zijn in gebruik. Het water met de zetmeelkorrels stroomt in groote bassins, waar zich het zetmeel afzet (vandaar de naam). Vanuit deze bassins kan het nogmaals in een stelsel schuinliggende goten gespoeld worden. Het natte AA RDAPPELWALSMEEL—AARDBEI lageren prijs als plaatsvervanger voor suiker gebruikt in de buishouding, in bonbons en in jam- en limonadefabrieken. De stroop is vrij van accijns. Ons land produceert jaarlijksch ± 20.000.000 K.G. tegen / 15 per 100 K.G. (in normale tijden). De export wordt door hooge invoerrechten zeer bemoeilijkt. Engeland is een groote afnemer. Aardappelwalsmeel of aardappelgries is een product verkregen door aardappelen op verschillende wijzen te drogen. De gereinigde aardappelen worden onder een druk van 6 atmosferen gestoomd en vallen dan op verhitte cylinders. Door messen worden ze dan vóór ze kunnen ontleden, van de cylinders afgenomen. Ze worden dan fijngemaakt of komen als aardappelvlokken direct in den handel. Bij een andere bereidingswijze worden de gereinigde aardappelen machinaal tot schijfjes gesneden. Een stroom heete lucht stroomt dan in tegen banden zonder eind, waarop het snijdsel ligt (ookbevinden zich wel tusschen de banden zonder eind met stoom verwarmde ribbenbuizen). De zoo verkregen „schnitzel", die ter vermijding van dextrinevorming niet boven 90° C. verhit mogen zijn, worden wel als zoodanig verkocht of tot meel vermalen. Het walsmeel is geschikt voor menging onder biscuitbloem en voor huishoudelijk gebruik. Het voordeel boven aardappelmeel is het behouden van alle eiwit. Tijdens den oorlog zijn voor de fabricage in de Centrale landen en ook in ons land vele fabrieken opgericht, terwijl het meel toen onder bakkersbloem werd gemengd, waardoor de kwaliteit van het brood achteruit ging. Talrijke fabrieken zijn weer verdwenen. Aardappelziekte. Zie Aardappel. Aard-as is de wiskundige lijn, die loodrecht staat in het middelpunt op het equatorvlak, de grootste doorsnede van 't aardoppervlak; deze lijn snijdt 't oppervlak der aarde in twee punten, die men Noord- en Zuidpool noemt. Ook zegt men wel, dat de A. de lijn is die de polen verbindt, waarbij men de polen dan definieert als die punten van de oppervlakte, die bij de rotatie in rust blijven. En als derde definitie kan gezegd worden dat de A. de verzameling punten in 't lichaam der aarde is, welke bij die rotatie in rust blijven. Aardbaan is de elliptische weg, die het middelpunt der aarde elk jaar om de zon aflegt. Gemiddeld legt de aarde per dag 59 boogminuten of 29.745 K.M. af. De excentriciteit van de baan is 0,0167; de kortste zonsafstand bedraagt 23.050, de langste 23.840 aardstralen. Aardbei. De aardbei of aardbezie (Fragaria) behoort tot de plantenfamilie der Rosaceëen en heeft, evenals alle leden dezer familie,een schijnvrucht,bestaande uit een vleezig-sappig geworden bloembodem, waarop de eigenlijke eenzadige, vruchtjes (de „pitjes") vastgegroeid zijn. De tegenwoordige aardbeien zijn alle ontstaan door kruising van in- en uitheemsche soorten. Eén daarvan is de bosch-aardbei. Enkele van deze hybriden dragen éénmaal vrucht, andere meermalen. Grootte, vorm, geur en smaak der „vruchten" zijn zeer verschillend, terwijl door jarenlange cultuur vroege en late rassen zijn verkregen. Thans gelden voor de beste aardbeien voor de cultuur buiten: Jucunda of Amazone (de Beverwijksche aardbei), Oranje of Bredasche (klein en geurig), Laxton's Noble (groot en vast van vleesch), Madame Moutot (groot, rijkdragend), Saint Joseph (doordragend tot Nov.). Voor de teelt in bakken of kassen zijn het meest aan te bevelen: Sveger, Deutsch Evern en Koningin Emma. In ons land is Beverwij ks omgeving een centrum geworden van aardbeiencultuur voor den handel; het grootste deel van wat daar op de veiling wordt verkocht (alles in platte hengselmandjes, zoogenaamde „sloffen", inhoud 3 K.G.) wordt voor Engeland opgekocht (voor jambereiding). Nieuwe aardbeivarieteiten worden uit zaad opgekweekt; van de bestaande kweekt men voort door jonge plantjes, die aan de uitloopers van de moeder- plant ontstaan; aan eiken uitlooper groeien er meerdere achter elkaar, waarvan de eerstgekomen altijd, de krachtigste en beste blijven. Bij geregeld verwijderen van deze uitloopers of „ranken" wordt de vruchtopbrengst grooter. Verder is het verstandig, de oude planten om de S jaar te vervangen door jonge (eenjarige). Men zet de planten, op humusrijken, voedzamen grond, minstens 30 c.M. uiteen, gewoonlijk op bedden van ± een meter breed. De cultuur van aardbeien kan zeer goed gecombineerd worden met die van allerlei groenten (doperwten, vroege aardappelen, pootuien, stokboonen, tuinboonen, kropsla); ook kunnen aardbeien dienen als tusschenge was in fruittuinen of boomkweekerijen. Een klein gedeelte van de opbrengst wordt gebruikt in ons eigen land, het meeste wordt uitgevoerd, vroeger (tot 1915) naar Duitschl. vooral, nu meest naar Engeland; in 1905 bedroeg de uitvoer 2 mill. K.G., in 1913 ruim 6 mill. K.G. Als sierplant voor kassen en serres wordt gekweekt de Indische aardbei; 't is een aardige hangplant met gele bloempjes en geelachtig roodgekleurde vruchten, die wel vleezig, maar niet sappig worden. Vormt ook jonge planten aan de uitloopers. Aardbevingen zijn min of meer sterke golvingen of trillingen der aardkorst, die hun oorsprong hebben in een of andere ondergrondsche plaats, het centrum (hypocentrum) van de beving. Er komen zeer zeker duizenden aardbevingen per jaar voor; op sommige plaatsen treden ze zeer dikwijls, op andere vrij zeldzaam op. Soms is de uitwerking zeer noodlottig, soms volkomen zonder merkbare gevolgen. Uit nauwkeurig onderzoek is gebleken, dat de aardkorst, behalve regelmatige bodemslingeringen, onophoudelijk in geringe mate in trilling is (mikroseismische bewegingen of aardpulsaties). Met behulp van zeer gevoelige instrumenten, seismometers (z.a.) kan men aantoonen, dat deze trillingen afhankelijk zijn van of althans samenhangen met verschijnselen op de zon en de maan, in verband staan met de jaargetijden, met barometervariaties en natuurlijk met vulkanische uitbarstingen (erupties) en met op min of meer groote afstanden plaats hebbende aardbevingen. De sterk merkbare (makroseismische) verstoringen zijn 't hevigst op de plaats, die vlak boven 't centrum is gelegen (epicentrum); ze doen zich daar voor als heftige verticale trillingen van boven naar beneden. Op verder afgelegen plaatsen komt de verstoringsgolf zwakker en ook scheever aan, naarmate de afstand tot 't epicentrum grooter is; de trilling kan dan nog slechts voor een deel verticaal zijn en voor een ander deel is ze horizontaal of zijdelings (undulatorisch). Soms ook kan een draaiende (rotatorische) beweging ontstaan als de undulatorische beweging voortgezet wordt op deelen, wier zwaartepunten niet in de richting van voortplanting liggen. De snelheid van voortplanting en ook de uitwerking zijn afhankelijk van de kracht van de oorspronkelijke verstoring en van de homogeniteit, vastheid, veerkracht, e. d. van de steen- en rotssoorten, waardoor de voortplanting geschiedt. Door proefnemingen is gebleken, dat de voortplanting van kunstmatig opgewekte stooten in zand (300 M. per sec), zandsteen (1200—2200 M. p.s.) en graniet (3000 M. p.s.) overeenkomen met de voortpl. snelheden van aardbevingen (die tusschen 300 en 5200 M. p.s. liggen). Over zeer groote afstanden is de voortpl. sn. veel grooter soms zelfs 10.000 M. p.s., waaruit 't besluit getrokken kan worden, dat de voortplanting niet door de aardkorst, maar ook door de daar onder gelegen lagen plaats heeft. Verbindt men de punten op aarde, die gelijktijdig door een beving getroffen worden dan omsluiten deze lijnen (isoseïsten) het epicentrum; zijn ze cirkelvormig, dan omsluiten ze een punt (centrale aardb.), zijn ze elliptisch, dan omsluiten ze een ellips of rechte lijn (lijnvormige aardb.). Door vele goede waarnemingen en de ontwikkeling der seismologie of aardbevingsleer heeft men gevonden, dat er géén centrale bevingen of wel puntvormige bestaan; er komt altijd een reeks punten of wel een gebied, dat volstrekt niet rechtlijnig behoeft te zijn, in trillende beweging en zoo spreekt men van epicentrale gebieden. De oorzaken van aardbevingen kunnen verschillend zijn; de meeste geologen onderscheiden drie soorten: 1". vulkanische, die meestal van lokalen aard zijn, 2°. ..instortings-aardbevingen, tengevolge van 't instorten van kunstmatige of natuurlijke holle ruimten (in mijnstreken en bij kalksteen formaties), wier gebied ook zeer beperkt is. 3°. tektonische of dislocatie-aardbevingen, met de grootste gebieden van werking en vernieling. Deze ontstaan door bewegingen langs reeds bestaande spleten en breuken in de aardkorst (aardbevingslijnen); die lijnen zijn óf evenwijdig aan groote ketengebergten óf loodrecht op de as van zulke bergketens. Ze wijzen er op, dat er nog steeds barsten en spleten gevormd worden, ze staan dus in oorzakelijk verband met gebergtevorming. In een vulkanische streek, waar de vulkanische werkzaamheid als uitgeput beschouwd kan worden, kunnen aardbevingen en wel instortings-aardb. optreden. Zoo worden de bevingen, die Ischia in 1881 en '83 teisterden, toegeschreven aan het uitspoelen van den ondergrond door warm water; of aan vulkanische werking. Het feit, dat vele streken, waar vaak aardbevingen vnnrlmmpn Wilr am kanische verschijnselen zijn, maakt dat vele tektonische bevingen als vulkanische worden beschouwd; wanneer echter het hypocentrum op een diepte van 30 a 60 K.M. ligt, waar een temperatuur heerscht van 1000° a 1500° C., dan kan de beving, volgens Gerland, onmogelijk een tektonische zijn; op die diepte, bij die temperatuur en hoogen druk zijn de gesteenten plastisch of zelfs dikvloei- baar, zoodat een naar-beneden-storten van rotsstukken e.d. onmogelijk is. Bij zulk soort bevingen vebinden de centra zich in het overgangsgebied tusschen vaste en vloeibare stoffen; Gerland meent nu, dat de stooten of trillingen bier ontstaan als gevolgen van ontploffingen, die samengaan met de plotselinge overgangen van gas in vloeistof (gelijk wc uai waarnemen dij ae vorming van water uit zuurstof en waterstof). Heftige explosies van deze soort werken in op de aardkorst, waarin ze verschuivingen en instortingen van natuurlijke gewelven en holten te weeg brengen, zoodat ze zich als tektonische a. manifesteeren, hoewel ze van anderen aard zijn. Ligt het hypocentrum onder den zeebodem, dus 't epicentrum in zee dan ontstaat er een zeebeving. Is deze van vulkanischen aard dan zijn de verschijnselen verschillend naar gelang van de heftigheid. Soms gaat 't zeewater ter plaatse slechts over geringen afstand omhoog, terwijl de temperatuur van 't water rijst, maar oók gebeurt het, dat met donderend geluid, waterdamp- en zelfs vuur- en rookzuilen uitgestooten worden tot op groote hoogte, terwijl soms lava en puimsteen in de zuilen mee omhoog worden geworpen. Door voortplanting ontstaat de vloedgolf, waarvan de voortplantingsnelheid afhankelijk is van de zeediepte. Bij de bekende Krakatau-uitbarsting (1883) werd ook de atmosfeer in beweging gebracht; er trad een luchtgolf op, die de geheele aarde eenige malen rondliep alvorens tot rust te komen jopmerkelijk is wel, dat bij tektonische zeebevingen de zee-oppervlakte óf rustig blijft, óf slechts in een borrelende beweging komt, alsof 't kookt. De groote vloedgolven zijn alleen toe te schrijven aan vulkanische oorzaken. Ligt 't hypocentrum dicht bij 't vaste land dan plant de stoot zich voort naar 't land, door de aarde heen en wordt als een gewone aardbeving waargenomen; dit geschiedt dikwijls in Japan, de eilanden van de Egeïsche zee en elders. In zee zelf is de voortplanting dan gering, uitgezonderd als 't een vulkanische beving (zie boven) betreft. Om 't veelvuldig voorkomen van aardbevingen te illustreeren: De Rossi vond, dat alleen in 1876 in Italië 1273 stoot en hadden plaats gehad; in Tokyo telde men 2170 stooten in 24 jaren. Maar ook vernielende aardbevingen kunnen meermalen in één jaar voorkomen. Zoo hadden in 1906 plaats: 16 Januari in Calabrië, 31 Jan. aan de kust van Columbia, 21 Febr. aan de Z.-kant van de Kaukasus, 17 Maart op Formosa, 18 April te San Francisco en 16 Aug. toen Valparaïso verwoest werd. Deze waren alle van tektonischen aard, terwijl er in hetzelfde jaar nog twee vulkanische plaats hadden n.1. te Ustika in Z.-Italië op 21 Maart en op de Antillen 23 Maart. Men weet reeds van ouds, dat sommige streken zeer vaak, andere zeer zelden worden getroffen; aantal en sterkte der bevingen op een plaats duidt men aan als hare seismiteit. Zoo hebben alle vlakke landstreken, zooals Nederladn, 't N. van Duitschland, N.-Rusland en N.-Azië, O.-Amerika, enz. een kleine, maar alle berglanden een groote seismiteit. Van deze laatste gaan ook de tektonische bevingen uit, die op de geheele aarde als mikroseismische bewegingen door de instrumenten geregistreerd worden. Door I. Milne zijn de voornaamste haarden van dit soort bewegingen bepaald en tot twaalf groepen gebracht; zoo vond hij, dat er vijf van deze groepen in zee liggen en slechts een geheel en zes gedeeltelijk op 't vaste huid te vinden zijn. Groote aardbevingen waren: Lissabon 11 Nov. 1755; Zuid-Italië 5 Febr. 1783; San Francisco 14 April 1906; Valparaiso 16 Aug. 1906; Zuid-Italië 28 Dec. 1908; N. W. China 16 Dec. 1920; Zie Milne, Earthquakes (1898) en M. W. Meyer, Erdbeben und Vulkant (1919). Aardbogen, ook spaarbogen genoemd, worden toegepast in diepe fundeeringsmuren, ter besparing van materiaal. De druk der muren op den bodem is niet meer gelijkmatig verdeeld over de volle muurlengte maar geconcentreerd op bepaalde plaatsen. Aarde De, het schouwtooneel van de bedrijvigheid der menschen, is de derde van de acht groote planeten, die om de zon wentelen. De beschouwing der aarde, door de ouden onder de namen Tellus, Gaea, e.d. vaak als persoon voorgesteld, als lid van het zonnestelsel doet ons uitkomsten krijgen, omtrent hare plaats en beweging in het stelsel en het verband, waarin ze tot de overige planeten en de zon staat. Neemt men de aarde als afzonderlijk lichaam dan wil men haregedaanteen afmetingen bepalen en de plaatsen der verschillende punten op 't oppervlak, ten opzichte van elkaar, vaststellen. Dit alles behoort tot de astronomische of wiskundige (mathematische) aardrijkskunde. De bepaling van de massa, van dichtheid, temperatuur, eigen warmte, het onderzoek naar de magnetische eigenschappen en naar de verdeeling van vastland en water, het nasporen van de eigenschappen van de aardkorst (elasticiteit, hardheid, enz.), invloed van 't water op de vaste stoffen, van de samenstelling van en gebeurtenissen in de atmosfeer, verspreiding van planten en dieren, klimaateigenschappen, enz. behoort tot de natuurkundige aardrij kskunde. Verschillende volken hadden verschillende voorstellingen van den vorm der aarde. Zoo hielden de oude Grieken haar voor een plat vlak, een vlakke cirkelvormige schijf, omspoeld door de wereldzee (Okeanos) en overwelfd door den hemelkoepel, die op zuilen rustte. Anaximander (611 — 547 v. C.) en Pythagoras (582 — 507 v. C.) kwamen tot den bolvorm. Aristoteles (384—321 v. C.) beschouwde de aarde als een vrij in de ruimte zwevende bol, waaromheen zon, maan en planeten hunne dagelijksche omwenteling volbrachten; de poolster hield hij voor 'teenige vaste, onveranderlijke punt. Deze zienswijze was ook die der geleerden, zooals Cicero (106—43 v. C), Plutarchus (50-120 n. C.) en van hunne tijdgenooten, die aanspraak