BRUNA's BIBLIOTHEEK MIJN LOOPBAAN ALS BOKSER DOOR 7155 D Ies CARPENTIER 81 I Uitgave van A. W. BrunTO ^oon's Uitgevers M« te Utrecht In BRUNA's Bibliotheek zijn verschenen: F. TpmnJ^' . GEORGES CARPENTIER. Georges Carpentier. BRUNA's BIBLIOTHEEK MIJN LOOPBAAN ALS BOKSER DOOR GEORGES CARPENTIER UIT HET FRANSCH VERTAALD DOOR J. L. VAN DER MOER Judo Bond Nederland Blokhoeve 5 f -3438 LG Nieuwegeln Tel. 03402-3 01 14 — 1922 — A. W. BRUNA 8 ZOON's UITGEVERS Mij. UTRECHT. ELECTR. DRUKKERIJ L. E. BOSCH & Zn., UTRECHT. HOOFDSTUK I. Leerling van Descamps. Tk zie er wel eenigszins tegen op over mij zelve te gaan schrijven, want men wordt zoo licht voor onbescheiden aangezien. En toch... nu, vooruit dan maar! ...Duizenden menschen zijn voor mijn woning te Parijs samengestroomd, om mij hun hulde te betuigen. Men werpt bloemen naar mijn vensters boven, vrouwen zenden mij kushandjes toe. „Leve Carpentier!" roept men vol geestdrift; het sportlievend Parijs is een en al enthousiasme. De menschen schijnen bijna dol na de zoo snelle, opzienbarende overwinning, die ik op Joë Beckett heb behaald. Zij konden het aanvankelijk nauwelijks gelooven! Terwijl ik al die vreugde en die opgewonden- heid daar beneden gadesla, moet ik mij zelve onwillekeurig afvragen of ik niet droom. Mijn vader, een eenvoudige, gespierde werkman uit het Noorden, drukt de handen van mijn goede moeder, — die schreit van aandoening. Mjjn broeders en mijn zuster, die zich ook in de kamer bevinden, schjjnen zich eveneens bepaald verheerlijkt te gevoelen. Wat Frangois Descamps betreft, deze staat er met verbleekt gelaat bij en knipt voortdurend met zjjn nieuwsgierige oogen. De eenige, die zjjn kalmte bewaart, is Flip, myn hond, ofschoon hij niet kan nalaten een vroolijk geblaf te laten hooren. Ik, voor my, zal dien avond nimmer vergeten! Als ik een blik in het verleden sla, dan lflkt mijn leven mij een sprookje. Den 12en Januari 1894 ben ik te Liévin, bij Lens, geboren. Mijn vader was een bescheiden werkman by de mijnen. Wij moesten heel een- voudig leven, en ik was als jongen reeds verplicht mijn handen uit de mouwen te steken en mee te helpen om de huishouding te doen marcheeren. Geen wonder dus dat nujn „studie" reeds eindigde op een tijdstip, waarop anderen nog geheel als kinderen worden beschouwd. Deze omstandigheden en het sombere, ruwe klimaat van het Noorden werkten er toe mede dat ik spoedig in mijn denkbeelden mijn leeftijd vooruit was. Toch was myn karakter opgewekt en kinderlijk. Ik zal maar niet trachten voor deze tegenstrijdigheid een oplossing te vinden. Voortdurend droomde ik over allerlei reizen en avonturen, en ik hield veel van lectuur. Vooral reisbeschrijvingen lokten mij bijzonder aan. Steeds voelde ik een vurig verlangen in nuj, om verre van Lens vrij te kunnen ronddolen, en dat verlangen werd vooral levendiger wanneer ik een circus of kermistenten in de stad zag opbouwen. Vermoedelijk als gevolg van een bezoek aan een troep acrobaten, voelde ik den lust in mij opkomen om een trapéze-specialist te worden. Het duurde dan ook niet lang of ik was reeds een vrij goed acrobaat. Het lijkt mjjj thans reeds lang geleden sedert ik, in een kermistent op het marktplein te Lens, de verrichtingen van een troep boksers mocht aanschouwen. De voorstelling boezemde mij buitengewoon veel belang in, en ik dacht oogenblikkelijk dat ik thans mijn weg voor mij open zag liggen. Had mijn goede moeder mij mijn zin gegeven, dan zou ik mijn nieuwe vrienden dadelijk gevolgd zijn. Gelukkig wisten mijn ouders mjj duidelijk aan het verstand te brengen, dat ik mjj voorloopig maar moest houden aan het baantje dat ik op dat oogenblik had, namelijk klerkje, of beter loopjongen, bij een notaris, voor wien ik per fiets boodschappen deed. Ik was toen ongeveer elf jaar oud. Mijn bijzondere voorliefde voor allerlei lichaamsoefeningen was oorzaak, dat ik in dien tijd in kennis kwam met zekeren Francois Descamps, die zich „Professor Descamps" noemde en, in een klein zaaltje, aan een beperkt aantal leerlingen gymnastiek- en bokslessen gaf. Zijn houding en manieren hadden iets zóó buitengewoons, dat hjj als het ware door een geheimzinnig aureool omgeven scheen te zijn en dat de vrouwtjes uit de buurt hem als een toovenaar beschouwden. Het feit alleen dat hij in dit land, waar alles in betrekking tot de mijnen staat, hiermede niets te maken had en bijna in volkomen afzondering leefde, maakte hem tot een voorwerp van onzinnige vrees, welke nog verergerd werd door de fantastische verhalen die over hem de ronde deden. Ondanks dit alles, ging ik hem bezoeken. Door zijn aangename ontvangst en door zijn vriendelijke, woorden aangemoedigd, had ik binnen een kwartier tijds besloten zjj'n leerling te worden. Ik had dien man dadelijk begrepen, ondanks den ruwen bolster, waarin hij scheen gehuld. Zijn vurige betoogingen, zijn ruwe, maar toch niet onaangename stem, zijn vaste overtuiging, zijn kleine, brutale, schitterende oogen, hadden mij dadelijk bijzonder aangetrokken. Onmiddellijk had hij den in mij sluimerenden hartstocht voor de „Edele Kunst" ontdekt, mijn kleine handen van een paar enorme handschoenen voorzien en mij de gevechtsstelling doen aannemen. Natuurlijk deed ik bü die eerste beproeving van mijn talent zeer onhandig, maar mijn optreden vond Descamps toch blijkbaar interessant genoeg. Den volgenden dag bracht hij een bezoek aan mijn moeder, waarna hij mij mededeelde dat ik als leerling werd aangenomen en dat hij voortaan op al mijn vrije uren beslag zou leggen. Ik was verrukt en schilderde mij de toekomst in de meest schitterende kleuren af. Want in mijn jeugdige verbeelding zag ik nuj zelve van af dit oogenblik reeds als een groot bokser en als kampioen van mijn land en deed ik ware triomftochten naar Parijs en zelfs naar het Buitela?id. De lezer zal begrijpen dat ik bij de oefeningen uitermate mijn best deed en dat ik groote sympathie gevoelde voor den man^ wiens initiatief mij ongetwijfeld de middelen zou verschaffen, om mijn droomen eenmaal verwezenlijkt te zien. Maar alvorens verder te gaan, acht ik het noodig U thans nader in kennis te brengen met Francois Descamps. Hij is op het oogenblik een vermogend man, manager van kampioenen, wiens lof ik niet behoef te verkondigen, tevens directeur van een belangrijke industrieele onderneming. Ik geloof niet dat er een tweede, in verschillende opzichten, zóó buitengewoon type te vinden is. Hij is niet alleen hoogst intelligent, maar ook een zeer scherpzinnig zielkundige, en in zaken toont hij een doorzicht, dat vele mannen uit de handelswereld hem kunnen benijden. Hij zou wel een dag en een nacht voortdurend het woord kunnen voeren, zonder eenig teeken van vermoeidheid te geven. Ondanks tegenspoed of onaangenaamheden, blijft hij altijd optimist. Overigens een wezen vol contrasten, waarvan ik als zeker niet de minst treffende zou kunnen aanhalen zijn groote, natuurlijke edelmoedigheid naast zijn zeldzame geslepenheid in zaken. Men zou nauwelijks iemand kunnen vinden die hem te slim af is. Toen ik Descamps leerde kennen, was het met zijn financiën maai* treurig gesteld. Hij wist vandaag niet hoe hij morgen aan den kost zou komen. In zijn soort was hij een apostel, die naar Lens was gekomen om er het evangelie van de sport te verkondigen. En het behoeft geen betoog — ik doel thans op den tijd van een goede vijftien jaren geleden — dat men toen wel eenige verdienste moest bezitten, om zijn tijdgenooten te bekeeren tot de practy'k van de lichamelijke opvoeding. Zijn leerlingen waren gemakkelijk te tellen, de rijksten onder hen konden met moeite eenige frankstukken bij elkaar brengen, om maandelijks hun lessen te betalen. En toch, ik zeg het bij herhaling, in die moeilijkste tijden van zijn sober bestaan, bleef hij optimist en vol vertrouwen omtrent mijn toekomst. „Van daag geen duit op zak. Dit beteekent niets! Morgen zullen wij zoo veel bezitten, dat wij niet weten wat er mee aan te vangen." Dit scheen zijn zinspreuk te zijn, die al gedeeltelijk gerechtvaardigd werd door het feit, dat mijn vorderingen in de bokskunst van af het eerste oogenblik reeds vrij groot waren. Het was alsof ik voor het boksen geboren was. Het grootste gedeelte van den tijd, dien ik in zijn zaaltje doorbracht, was daaraan dan ook gewijd. Niettemin verwaarloosde Descamps, die zelf een uitstekend gymnast was, myn lichamelijke opvoeding in ander opzicht volstrekt niet. Ik maakte dan ook als gymnast goede vorderingen en werd een behendig acrobaat en contorsionist, en het duurde niet lang of Descamps trachtte my' er toe te bewegen myn bescheiden baantje by den notaris, dat my' in staat stelde elke maand ongeveer veertig francs aan myn moeder af te dragen, er maar aan te geven en heelemaal met hem te gaan samenwerken. Hij kwam op den, voor ons beiden gelukkigen, inval een nieuw koord op zyn boog te spannen. Op Zon- en Feestdagen namely'k trokken wy er samen op uit, en dan gaven „Professor Descamps en zyn Leerling" in de dorpjes in de buurt geregeld voorstellingen. Wy traden dan in de eene of andere herberg voor de bezoekers op en werkten een heel programma af, dat de volgende nummers bevatte: acrobatentoeren, jongleeren, bijzondere kunstjes met speelkaar- ten, goochelen, springen, gymnastiek en boksen. Tot slot — lach niet lezer! — hypnotisme en auto-suggestie, waarbij de „Professor" de voornaamste rol speelde en ik als medium optrad. Men zal begrijpen dat de wonderen van het magnetisme daarbij hoegenaamd niets te beteekenen hadden. Het was werkelijk niet anders dan boerenbedrog. Wij hadden een soort code gemaakt, die uitsluitend op de gebaren en op de stembuiging van mijn leermeester berustte. Descamps was zoo slim, om tijdig vóór den aanvang van de voorstelling met den herbergier een glaasje te drinken en hem dan uit te hooren over bekende personen, die gewoon waren de herberg te bezoeken. Hjj deelde mij dan het opgedane nieuws mede alvorens wjj ten tooneele verschenen, d.w.z. op een versleten, vierkant tapjjt, waarop wij werkten. Als ik dan, na de gebruikelijke trucjes, zoogenaamd insliep, bracht ik de toehoorders in de grootste verba- zing door allerlei onverwachte bijzonderheden mede te deelen over dezen of genen dorpsbewoner, dien ik zelfs nimmer te voren had gezien. Allen aan wie ik de verschillende voorvallen en avontuurtjes uit deze periode van mijn bestaan vertelde, schenen daarin veel belang te stellen. Misschien zal het ook den lezer wel interesseeren om eens even inzage te nemen van de „aanplakbiljetten" die Descamps opstelde en voor de ramen van de herberg hing, waarin wij optraden. Voor zoover ik my' thans, na vijftien jaren, nog kan herinneren, was de inhoud van die biljetten als volgt: GROOTE VOORSTELLING Eerste optreden te van den beroemden Professor DESCAMPS en van zijn befaamden Leerling GEORGES CARPENTIER Sensationeele acrobatische toeren 1 door GEORGES CARPENTIER Buitengewone Behendigheids- en Goocheltoeren ! door Professor DESCAMPS Fransche en Engelsche BokskunstI! Hypnotisme en Overbrenging van Gedachten door den buitengewonen Tooverkunstenaar FRANCOIS DESCAMPS, met medewerking van zijn merkwaardig sujet GEORGES CARPENTIER, GsorgM Carp*ntUr De onpartijdigheid gebiedt mij te erkennen, dat Descamps gewoonlijk veel meer bijval wist in te oogsten dan ik. De voorkeur van het publiek voor den „Directeur van den Troep", met zijn buitengewone welbespraaktheid en met zijn leuke gebaren en mimiek was niet twijfelachtig. Het bleeke, oogenschijnlijk tengere jongentje, dat ik toen was, moest het daartegen wel afleggen, al zette het er dan ook alles op om een goed figuur te slaan. Misschien interesseert het den lezer om nog iets meer in het bijzonder te hooren over den „clou" van het programma, het nummer hypnotisme. Tijdens ons eerste optreden vernam ik, tot mijn groote verwondering, uit den mond van mijn Professor, „dat hij geruimen tijd verkeerd had onder de fakirs van het verre Oosten en aldus hun geheimen had leeren kennen". Ik zal wel niet behoeven te zeggen dat deze mededee- ling aan het publiek slechts een puur verzinsel was. Maar het maakte indruk. Door allerlei geheimzinnige gebaren werd ik door den pseudo-fakir gedwongen op een van de herbergstoelen plaats te nemen. Dan keek hij mij lang en scherp aan, trad vervolgens, met vooruitgestoken handen en met een zeldzaam eigenaardige uitdrukking op zijn gelaat, op mjj toe en noodzaakte mij met een lichten wenk de oogen te sluiten. Hierop volgden nog de noodige bewegingen met zijn handen voor langs mijn gezicht en bracht hij mij in een zoogenaamd magnetischen slaap. Ik zat dan zoo stijf als een paal en antwoordde op de vragen van den professor, zooals mjj voor het begin van de voorstelling was ingeprent. De truc lukte bijna altijd, en de toeschouwers waren paf van verbazing. Dan ging Descamps met de pet rond om de bronzen, soms zelfs zilveren, geldstukjes van het in verrukking gebrachte publiek in ont- de ringtouwen terugdrong, vervolgde Frangois: „Ik zal jou eens leeren om 's avonds op tijd thuis te komen!" Tegelijkertijd bewerkte hij my met zijn vuisten, zooals ik nog nooit van hem ondervonden had. Een „rechte", waarin hij zijn volle kracht scheen te leggen, wist ik te ontwijken. Hij verloor zyn evenwicht en struikelde. Instinctmatig, zonder eenige kwade bedoeling en geheel onnadenkend, bracht ik hem met mijn rechter een krachtigen hoekstoot naar de kaak toe. Descamps viel als een zak neer, zóó totaal Out als Joë Beckett het tien jaren later zou zyn in de schitterende hall van Holborn Stadium. Terloops zy hier opgemerkt, dat op dien 4en December 1919, toen de tien reglementaire seconden verloopen waren en ik den kampioen van Groot Brittanje opnam en op zyn stoel zette, ik onwillekeurig aan het oogenblik terugdacht waarop ik den armen Frangois in het kleine zaaltje te Lens op den grond voor mij zag liggen. Ik behoef wel nauwelijks te zeggen dat ik mij dadelijk over mijn manager heen boog. Zoodra ik hem had zien vallen, waren werkelijk tranen van wanhoop in mijn oogen gekomen, en ik deed volstrekt geen moeite om ze te verbergen. Gelukkig was hij al weer bijgekomen, en met een gullen lach voegde hij mij toe: „Bravo, beste Georges! Wat heeft me dat een pleizier gedaan. Dat was een klassieke beweging, jongen: een schijnstoot met den linker en een fermen hoek van rechts, een kampioen waardig! En je zult kampioen worden, als je maar zorgt 's avonds op tijd naar bed te gaan!" Ik was meer dan verheugd, vooral omdat ik eerst zoo beangst was geweest dat ik zijn woede zou hebben opgewekt. Natuurlijk beloofde ik hem vast dat ik die nachtelijke uitstapjes in den vervolge zou achterwege laten. Korten tijd hierna had ik dan mijn debuut als bokser. Van eenige beteekenis was het niet en ik zou er op het oogenblik geen bepaalde bijzonderheden van kunnen vertellen. Die eerste match had plaats in het zaaltje van Descamps, bij gelegenheid van een dier kleine wedstrijden, die onze leermeester van tijd tot tijd voor ons organiseerde. Wij boksten toen hoofdzakelijk nog volgens de Fransche school, die veel meer gevolgd werd dan de methode waarmee ik later mijn naam zou maken. Mijn schoppen misten ongetwijfeld nog de noodige kracht, maar de behendigheid en juistheid waarmede ik ze toebracht verbaasden de kenners. In verband hiermede herinner ik mij nog dat ik op zekeren dag te Béthune uitkwam tegen een korporaal van de infanterie, die zeker dubbel zoo zwaar was als ik en dien ik dwong zich als overwonnen te verklaren, doordat hij letterlijk totaal versuft was, nadat ik hem aan alle kanten met een hagelbui van op- en hoekstooten Georges Carpentier op 12 jarigen leeftijd. op 14 jarigen leeftijd. en van korte zwaaislagen overstelpt had, zonder dat hij ook maar de minste kans kreeg mij te raken. Ik was toen bijna veertien jaren oud. Niet lang hierna deelde Descamps my mede, dat hy nu het oogenblik gekomen achtte waarop ik aan een match zou kunnen deelnemen, die werkelyk iets beteekende. Dezen keer zou er gebokst worden volgens de Engelsche methode, waarvoor hij mij weken achtereen getraind had. Zyn mededeeling verheugde my ten zeerste, vooral ook omdat er een uitstapje naar Parijs aan verbonden was, of beter naar MaisonsLaffitte, waar de ontmoeting zou plaats hebben. In dit centrum van hippische sport zou ik tegenover een jockey komen te staan, Salmon genaamd, die verscheidene jaren ouder was dan ik, doch die my nauwelijks in gewicht overtrof. De wedstryd was georganiseerd door een bekenden trainer van renpaarden, dien ik lateiv herhaaldelijk het genoegen had te ontmoeten, den kranigen „Snowy" Lawrence. Het liep tegen het eind van 1908. Hoewel tenger gebouwd, was Salmon toch een volwassen man, wiens kracht en uithoudingsvermogen uit den aard der zaak grooter waren dan de mijne. Hij was betrekkelijk zeer sterk en in elk geval vurig en moedig in zijn optreden. Een groot aantal trainers, jockeys en staljongens hadden rondom den ring plaats genomen, natuurlijk allen vrienden of kennissen van mijn tegenstander, maar die mij, hiervan was ik ten volle overtuigd, een fair play gunden. De Angelsaksers geven iemand gaarne een eerlijke kans. Descamps, die reeds een groot vertrouwen in zijn „veulen" stelde, had niet geaarzeld 'er in toe te stemmen dat de match uit twintig ronden zou bestaan. Ik was vastbesloten tot het uiterste te vechten. Aangezien Salmon het zelfde voornemen had, werd de strijd zwaar en spannend. Ik deed mijn best om de stooten van mijn tegenpartij geducht te beantwoorden en ik begon reeds den indruk te krijgen dat wij vrij wel tegen elkander opgewassen waren, toen er, tot ieders spijt, plotseling een eind kwam aan het gevecht. In de dertiende ronde raakte Salmon mij, zonder opzet, te laag, tengevolge waarvan ik het onmogelijk langer kon volhouden. Hjj werd oogenblikkelijk door Mr. Lawrence gedisqualificeerd. De arme, kleine jockey vond het vreeselijk naar. Hij had reeds zoo vast op de overwinning gerekend, evenals zijn vrienden. De aangeboden revanche werd dadelijk door Descamps aangenomen, en zoo stond ik dan drie weken later, op de zelfde plaats, weer tegenover denzelfden tegenstander. Wanneer ik „denzelfden" zeg, dan is dit eigenlijk slechts bij wijze v"»*! spreken, want dien avond kreeg ik den indruk dat Salmon geheel anders optrad dan den yorigen keer. Bang een zelfde onregelmatigheid te zullen begaan als toen, vocht hij thans veel vinniger. Ik deed flink mijn best, zooals men wel zal begrijpen, maar hetwas alsof mijn vuisten telkens op een muur neerkwamen, terwijl ik zijn stooten voelde als spijkers, die in mijn lichaam werden gedreven. De enkele honderden toeschouwers, die verrukt waren over zyn vurig optreden, schreeuwden als bezetenen. Om beurten toonden wij ons overwicht, en gedurende verscheidene ronden scheen de uitslag van den strijd onbeslist te zullen blijven. Ik zou wenschen dat de lezer Descamps eens had kunnen gadeslaan. Zoowel tijdens de rustpoozen als gedurende den strijd gaf hy my voortdurend raad. Iedere goedgelukte stoot van Salmon scheen hem meer te hinderen dan my. Na de tiende ronde begon toch wel duidelyk te blijken dat myn tegenstander sterker was dan ik. Ik voelde mijn krachten verminderen, maar geholpen door mijn jeugdige wilskracht, en al mijn moed verzamelend, hield ik vol tot in de achttiende ronde. Toen was ik op, na reeds enkele malen^met den grond te hebben kennis gemaakt; maar het sneed me door de ziel toen ik Descamps de spons naar binnen zag werpen ten teeken dat ik mij gewonnen gaf. Een van de uitknipsels uit de couranten, die van deze eerste, voor mjj belangrijke, ontmoeting verslag gaven, en die door ons bewaard werden, luidde aldus: „Die Carpentier, nog een jongen, was bewonderenswaardig. Zijn bewegingen waren snel als de bliksem, en hij streed met den moed van een jongen leeuw. Voor verscheidene andere boksers, met meer ondervinding, zou hij niet uit den weg behoeven te gaan. Ofschoon nog een knaap, bokst hij als een man. Als de bokskunst hem niet aangeboren was, dan zou hij zeker zulk schitterend werk niet hebben kunnen leveren." Wanneer ik er thans goed over nadenk en alle omstandigheden in aanmerking neem, dan moet ik erkennen dat ik slechts door een wonder Salmon zou hebben kunnen overwinnen. Want die kleine jockey was niet alleen goed in de bokskunst bedreven, maar hij beschikte ook over een spierkracht, die zeldzaam moet genoemd worden voor iemand van zijn postuur en van zijn gewicht. Ik heb altijd de overtuiging gehad dat hij een kampioen-vuistvechter zou zijn geworden, als hij zijn beroep in den ring gezocht had. Maar hij hield te veel van de volbloedjes, om zich ooit ernstig aan een ander vak te wijden dan dat van jockey. Ofschoon hij geen beroemdheid op de renbaan is geworden, heeft hij daar toch steeds een goed figuur gemaakt, en op het oogenblik rekent men hem tot de goede jockeys bij het hindernis rennen. Bjj den grooten Steeple-Chase van Parijs bereed hij zelfs een van de winnende paarden. HOOFDSTUK EL' Op Straat. Hoewel mijn beide ontmoetingen met den jockey Salmon geen schitterende financieele resultaten hadden opgeleverd (in het zakboekje van Descamps staat genoteerd: 150 fr. in geval van overwinnen, 100 fr. bij verlies), werd er toch over gesproken en noemde men mijn naam onder het publiek, dat destijds de bokswedstrijden te Parijs placht bij te wonen. En in sportbladen maakte men toespelingen op het „kleine wonder" dat men daar ergens in het Noorden in een vergeten hoekje ontdekt had. In dien tijd werd Parijs door Amerikaansche boksers als overstroomd en maakte de „Noble Art" plotseling een opgang, als bij ons nog nimmer was gezien. De Fransche bokskunst werd naar den achtergrond gedrongen, zoodat Descamps en ik ons weldra genoodzaakt zagen die methode te laten varen. Onder de vreemdelingen was Willie Lewis toen ongetwijfeld de Koning van den ring. Naar mijn meening werkte niemand zoo correct en handig. Al zijn bewegingen waren goed doordacht. De geheele houding van den glimlachenden Willie wekte de sympathie van de Parijsche sportsmen. Zijn naam stond steeds met vette letters op de aanplakbiljetten gedrukt, en hij deelde samen in de gunst van het publiek met zijn beide landgenooten, de negers Sam Mac Vea en Joë Jeannette, beiden zwaar gewicht, die heel dicht bij het wereldkampioenschap stonden, zonder het evenwel te kunnen veroveren. Hun uiterlijk aanzien was geheel verschillend, en toch waren beiden merkwaardige athleten. Jeannette, wiens huid bronskleurig was, vertegenwoordigde een extra fijn type, terwijl Mac Vea, die zoo zwart was als roet door zijn indrukwekkend, robuust lichaam eerder de herculische kracht verpersoonlijkte. Volgens de meening van Descamps en van allen, die in de bokswereld naam hoopten te maken, was Parijs het Mekka van de vuistvechtkunst. Daarcrn besloot mijn manager, wiens raad ik nog steeds blindelings volgde, dat ik zoo spoedig mogelijk met het publiek van de wereldstad in contact moest komen. Ik had niet veel naweeën ondervonden van mijn twee zware gevechten met Salmon. Integendeel had ik er een zeker vertrouwen door gekregen in de middelen waarover ik beschikte, en bovendien, ja vooral, de wetenschap dat ik een „afstraffing" kon verdragen zonder er een gevoel van onmacht door te krijgen. Dit is, in het voorbijgaan gezegd, een van de meest belangrijke hoedanigheden welke een bokser behoort te bezitten. Het moreel speelt bij ons beroep een rol, waarvan men de waarde niet spoedig zou kunnen overdrijven. Ik heb Georges Carpentier meermalen moeten lachen wanneer ik, na verschillende bokswedstrijden, als een soort hulde in de verslagen las dat mijn gezicht geen sporen van de ontvangen stooten droeg en er heel anders uitzag dan dat van andere boksers; want ik kan verzekeren dat het aanzien van mijn gelaat soms van dien aard was, dat zelfs mijn moeder mij nauwelijks zou hebben kunnen herkennen. Sedert het begin van mijn loopbaan heb ik heel wat hindernissen moeten overwinnen. Ik was nog zoo jong en ik moest mij toch steeds goed houden en trachten mij ongevoelig te toonen voor leed en pijn. Maar meermalen heb ik er aan gewanhoopt of mijn vurig verlangen, om eenmaal een groot kampioen te worden, wel ooit zou worden verwezenlijkt. Toch heb ik nooit aan mijn neerslachtigheid toegegeven, wat dan ook wel hieruit kan blijken, dat ik, ondanks mijn laatste nederlaag, mij ten zeerste verheugd gevoelde toen Descamps mjj zijn plan kenbaar maakte, om mij met de Parijsche sportsmen in aanraking te brengen. Al was ik dan nog maar een jongetje, een atoom van een mensch, ik aarzelde geen oogenblik. Door mijn voortdurenden omgang met Descamps, die veel ouder was dan ik, was ik mijn leeftijd vooruit. Oogenschijnlijk was mijn lichaam vrij tenger, maar mijn spieren waren gehard, en instinctmatig streed ik met een kracht, welke niemand mij zou hebben toegekend. Na mijn tweede ontmoeting met Salmon had ik mij in het zaaltje te Lens ijverig en volhardend geoefend. Eiken dag ging ik er heen, ja, bijna al mijn tijd bracht ik in dat bescheiden lokaaltje door, dat ik als den voorhof van het paradijs beschouwde. Toen ik er op zekeren namiddag binnentrad, toonde mijn professor mij, in groote opgewon- denheid, een brief en riep hij mij uitgelaten van vreugde toe: „Georges, hier heb ik het paspoort voor je geluk! Wij gaan naar Parijs!" Zoodra Descamps wat gekalmeerd was, werd mij vergund van den inhoud van den brief, die hem zoo bijzonder verheugde, kennis te nemen. Een Parijsche combinatie bood ons een dubbel engagement aan voor twee matches, die op den zelfden avond moesten plaats hebben. Als ik het mij nog wel herinner, dan zouden wij elk veertig francs krijgen en vrij reizen 3e klas van Lens naar Parijs en terug. Wij besloten dadelijk het wonderbare aanbod aan te nemen. Van de matches zelf valt niet veel te zeggen, behalve dan dat ik, door een vreemde spotternij van het noodlot, als geslagen werd verklaard, terwijl het Descamps' eer bijna te na kwam dat hij match nul maakte tegenover een zekeren Nieuwart. Ik moest mij helaas, in de zesde ronde, de vernedering van een knock-out ge- troosten, den eenigen gedurende myn geheele loopbaan. Myn tegenstander, die kort daarna nog al naam maakte, heette Geo Gloria. Hy had het voordeel zes of zeven jaren ouder te zijn en meer ondervinding te hebben. Hy bokste goed en stootte geweldig hard. Maar ik had eigenlijk moeten beginnen met te vertellen dat een van de redenen, waarom wy de uitnoodiging hadden aangenomen, een match was die ongeveer te* zelfder tijd plaats zou hebben, en wel een van de meest beteekenende welke tot nu toe in ons land waren georganiseerd: een wedstrijd van twintig ronden tusschen Joë Jeannette en Sam Mac Vea. Onze match was op Vrijdag, in Elysée-Montmartre, en die van de twee fameuse negers den volgenden dag, in het Cirque de Paris. Wy wenschten zoo vurig die twee beroemdheden van den ring te zien optreden, wat voor ons hoogst leerzaam zou kunnen wezen, dat Descamps besloot den bescheiden inhoud van onze beurs er aan te wagen en te Parijs te blijven. Het zou op een zonderling avontuur uitloopen. Wij hadden er geen oogenblik aan gedacht dat wij voor die match op Zaterdagavond twee toegangsbewijzen zouden moeten betalen. Met zijn gewone kalmte en beslistheid van optreden had Descamps als volgt geredeneerd: „Wij gaan eenvoudig naar het loket, en ik verzoek een van de commissieleden, den heer Theo Vienne, dien ik reeds een paar malen ontmoet heb, te spreken, en dan zal men niet het minste bezwaar maxen om den professor uit Lens en zijn leerling toe te laten". Maar het zou heel anders uitkomen dan hij zich had voorgesteld. Toen wij het Cirque de Paris bereikten, bevond zich aldaar reeds een groote menigte bezoekers, die er als het ware om vochten om de deuren te naderen. Wij werden naar rechts en naar links gedrongen en hadden moeite om op de been te blijven. Toen het ons eindelyk gelukt was om in de vestibule door te dringen, duurde het nog geruimen tijd aleer Descamps de aandacht van den heer Vienne wist te trekken, en ten slotte werden wij nog op een weinig vriendelijke wijze afgescheept, ofschoon ik erkennen moet dat dit wel een onvermijdelijk gevolg van de omstandigheden was. Wij konden er niet aan denken twee plaatsbiljetten te koopen, die bovendien op dat oogenblik reeds aanmerkelijk in prijs gestegen waren, en er bleef ons dus niet anders over dan er ons mede tevreden te stellen, op straat naar het rumoer te luisteren, dat van uit het gebouw op de meest spannende oogenblikken van den strijd tot ons doordrong. Het moet een geweldige kamp zijn geweest. Mac Vea won op punten, wat wij te weten kwamen van toeschouwers die het Cirque verlieten zoodra de uitslag was bekend gemaakt. Als verloren tusschen de dichte menigte, moesten wij er ons maar mee troosten een vluchtigen blik op de twee helden van den avond te kunnen werpen, toen zij geruimen tijd na afloop van de match het gebouw verlieten. Den volgenden ochtend vertrokken wij met den eersten trein naar Lens. Nog geen vijf jaren later zou ik, op uitnoodiging van de zelfde organisators, tegenover dien zelfden Joë Jeannette komen te staan, in het Luna Park, en als belooning de grootste som gelds in ontvangst nemen welke tot nu toe in Frankrijk aan een bokser was betaald. Had ik geen gelijk toen ik hierboven te kennen gaf dat myn weg niet steeds met bloemen was bestrooid? Hoeveel hindernissen heb ik moeten overwinnen en hoeveel teleurstellingen heb ik ondervonden, voor dat ik in den ring van het Lunapark van aangezicht tot aangezicht zou Carpentier ontvangt les van zijn leermeester Descamps (foto genomen in 1907). staan tegenover dien zwarten Adonis uit Hoboken! Maar laten wij niet op de geschiedenis vooruitloopen. HOOFDSTUK III. Mijn eigenlijke Loopbaan begint. - Na tal van kleine „schermutselingen", waarvan er verscheidene niet eens genoteerd staan, begon in den loop van het jaar 1910 mijn eigenlijke loopbaan als beroeps-bokser. Dank zij de voortdurende werkzaamheid van Descamps, die een geregelde briefwisseling met verschillende promotors voerde, begon ik ook vrij geregeld engagementen te krijgen. Vooral te Parijs, waar ik achtereenvolgens verschillende overwinningen behaalde, o. m. op de goede boksers Dorgeuille en Paul Til, die toen ook in opkomst waren, verscheen mijn naam meerdere malen op de programma's. Hij werd nog wel niet met extra vette letters gedrukt, maar ik mocht toch, na in eenige „levers de rideau" te zijn opgetreden, de voldoening smaken, mjj de plaats te zien toegewezen onmiddellijk aan het hoofdnummer voorafgaande. Ten einde mijn naam meer bekend te maken, en tevens om onze inkomsten te vermeerderen, organiseerde Descamps tusschen beiden matches te Lens en in de omgeving. Bij een van die ontmoetingen, welke toevallig te Lens zelf plaats had, mocht ik een besliste overwinning boeken op Georges Gaillard, destijds een bekend bekwaam bokser, en in zijn volle kracht. Kort hierna breidde de reputatie van het „kleine wonder", zooals men vrij algemeen de gewoonte had aangenomen mij te noemen, zich weer verder uit, en werd ik twee malen achtereen uitgenoodigd mjjn talenten aan de Brusselsche sportsmen te komen toonen. De eerste maal kwam ik tegenover den onbeschryfelyken Wally Pickard te staan, een kleinen Engelschen lad, die tegelijkertijd jockey en bokser was en die in deze laatste hoedanigheid een echte acrobaat van den ring kon genoemd worden. Ik heb vaak gedacht dat Pickard, als hij de rennen en het boksen er aan had gegeven om komediant te worden, bepaald fortuin zou hebben gemaakt. Bij benefice-voorstellingen behaalt hij ook tegenwoordig nog steeds een buitengewoon succes door zijn koddige, kluchtige bewegingen, die ik niet beschrijven kan. Maar dien avond ging het niet om grappenmakerij, doch om ernstig te boksen, en volgens mijn vaste gewoonte spaarde ik mijn tegenstander niet. In de achtste ronde gaf ik hem de volle laag. De indruk, dien ik door mijn overwinning op de Belgische sportmen maakte, was van dien aard, dat ik kort daarna van de zelfde zijde een uitnoodiging ontving om terug te komen. Ik kreeg nu een kleinen Engelschman tegenover mij, Buck Shine genaamd, die in zijn land, onder de boksers van zijn gewicht, met eere genoemd werd. Bij deze gelegenheid haalde Descamps weer een dwaas stukje uit, als een gevolg van zijn buitengewoon vertrouwen in mijn bekwaamheid. Tijdens een gesprek met den manager van mijn tegenstander, daags vóór de match, kreeg hij het plotseling in zijn hoofd om een weddenschap met hem aan te gaan, dat ik mijn Engelschman zou kloppen, waarbij hij als inzet beschikte over het geheele bedrag dat mij zou worden toegekend. Met andere woorden: de verliezer zou zich maar moeten tevreden stellen met zijn betraande oogen. Het is overbodig te zeggen, dat ik mijn uiterste best deed, en voor nuj zelf had ik dan ook de overtuiging dat ik op mijn tegenstander de overhand had. Maar ongelukkiger-wijze besliste de scheidsrechter, als ik mij wel herinner een Engelschman die reeds lang in België woonde, een zekere heer Fred Tilburg, ten voordeele van Buck Shine. Al het geschreeuw van Frangois Descamps, die er uitstekend slag van had om te protesteeren als de zaken niet naar zijn zin verliepen, mocht niet baten. De officieele uitspraak bleef gehandhaafd, zoodat Buck Shine en zijn manager, behalve het hun toekomend bedrag, ook nog het onze in den zak staken. Daar zaten wij nu zonder voldoende geldmiddelen om onze terugreis naar Lens te kunnen betalen! Als er geen collecte onder eenige Brusselsche sportlui ten onzen behoeve was gehouden, dan hadden wij misschien te voet naar onze woonplaats moeten terugkeeren. Vol schaamte verlieten wij de Belgische hoofdstad, en Descamps zwoer, ofschoon een beetje te laat, dat men hem niet meer zou te pakken nemen... totdat zijn enorme welbespraaktheid en zijn prachtig zelfvertrouwen, dat hem altijd gekenmerkt heeft, bij een volgende gelegenheid wel weer zouden boven komen. Alvorens verder te gaan, had ik eerst nog melding moeten maken van een der meest eigen- aardige matches in het begin van mijn loopbaan, waarbij ik, in den winter 1909—1910, tegenover Charles Ledoux in eigen persoon in den ring kwam. Ik vind het wel aardig thans, tien jaren later, die gebeurtenis nog eens in mijn herinnering terug te roepen, nu wij beiden tot den zelfden „stal" behooren, zooals men in bokserstaai zegt. Wij behoorden toen, wat het gewicht betreft, tot de zelfde klasse, namelijk die van de Bantams, of, om het gebruikelijke Fransche woord te bezigen, die van de Coqs. De ontmoeting had plaats in Tivoli, dicht bij de Place de la République, waar nu een bioscooponderneming zich genesteld heeft, maar waar destijds een consortium wekelijksche bokswedstrijden organiseerde. Een van de mannen, die zich daarbij toen reeds verdienstelijk maakte, was de heer Louis Anastasie, een uitstekend promotor, dien ik veel later weder op mijn weg zou ontmoeten. Uit het volgende moge blijken dat ik telkens weer een sport hooger klom op de ladder, waar langs ik mijn einddoel wilde bereiken. Onze match zou uit vijftien ronden bestaan en vormde het hoofdnummer van het programma. De strijd tusschen den stouten, hardnekkigen Ledoux, die telkens trachtte te „lokken" en mjj te overbluffen, om mij den beslissenden stoot te kunnen toebrengen, en den vrij tengeren knaap, die door zijn snelle verplaatsingen en het tijdig buiten gevaar brengen van bedreigde lichaamsdeelen zich flink wist te verdedigen, moest ongetwijfeld zeer interessant worden. De toeschouwers erkenden dit dan ook ten volle. Tot aan het eind van de vijftiende ronde koesterden de vrienden van Ledoux de hoop, dat een van de gevaarlijke swings (zwaaislagen) van den kiemen kok wel doel zou treffen. Maar ik volgde de lessen van mijn manager trouw op en verplaatste mjj telkens snel als de bliksem, zoodat Ledoux in de lucht sloeg of stootte, terwijl ik van elke gelegenheid gebruik maakte om hem een na- of hoekstoot toe te brengen. Ten slotte werd ik als overwinnaar verklaard. In dezen zelfden tijd ongeveer mocht het Descamps gelukken een contract voor mij te teekenen dat beslissend zou worden voor mijn toekomst. Het verbond mij voor eev geheel seizoen aan het Fransche „Wonderland" dat onder directie stond van de heeren Th. Vienne en Victor Breyer, onder wier bescherming . de „Noble Art" werkelijk burgerrecht verkreeg in de Hoofdstad. Het is hier de plaats om een eere-saluut te brengen aan die twee uitmuntende sportsmen, die onder de eerste personen behoorden welke geloofden in mijn toekomstig succès. Aan raadgevingen en aanmoedigingen hunnerzijds heeft het mij nimmer ontbroken. Eerstgenoemde, die Georges Carpentier 4 zich sedert enkele jaren uit de kringen van de vecht-sport terugtrok, is helaas onlangs, te vroeg, overleden. De heer Breyer, thans hoofdleider van het schitterend orgaan l'Echo des Sports, heeft de voeling met Descamps en my steeds onderhouden. Als ik mij wel herinner, dan kreeg ik voor de eerste match het vrij groote honorarium van 150 francs, by' winnen, en 100 francs, by verliezen. Het bedrag werd met 25 francs verhoogd •by elke overwinning, en een even hooge premie werd my' toegekend wanneer een beslist gunstige uitslag werd verkregen vóór ty'd. Van wege dit engagement moest ik my' om de veertien dagen naar Pary's begeven, d.w.z. dat myn naam steeds voorkwam op het programma van een der twee voorstellingen, die men toen de „Zaterdagen van de Grande Roue" noemde. Voortdurend in geoefendheid vooruitgaand, mocht ik aanvankelijk eenige triomfen boeken, die ik vrij gemakkelijk behaalde op bekwame Engelsche boksers van de klasse veder-gewicht, o. m. Young Warner, Percy Wilson, Jim Campbell en Jack Daniels, en Descamps en ik begonnen ons reeds te verbeelden dat ik op weg was naar het wereldkampioenschap, toen een ernstige tegenslag ons tot de werkelijkheid terugriep. Ik beschouwde deze nederlaag bepaald als een ramp en voelde mij bitter teleurgesteld. Nog lang daarna kon ik myn tranen soms niet bedwingen, als ik er aan dacht. Ze werd my toegebracht door den Engelschman Ted Broadribb, die uitkwam onder den naam Young Snowball. Hy was aan deze zjjde van het Kanaal bjjna niet bekend, en niemand wist — zelfs degenen niet die hem geëngageerd hadden — dat hy' zóó dicht by de kampioensklasse stond. Het was op den 9en April 1910 toen wy' elkaar in den ring ontmoetten voor een match van tien ronden. Maar in de vierde ronde maakte Des- camps er reeds een eind aan, om te voorkomen dat ik, als jong, vurig en moedig bokser, een nederlaag zou lijden, die mijn zelfvertrouwen, mijn houding en mijn andere hoedanigheden al te zeer zou kunnen schaden. Bijna van den beginne af gevoelde ik mij tegenover genoemden krachtigen, stevigen man, die zijn beide handen op bewonderenswaardige wijze wist te gebruiken, in de minderheid, en Descamps gaf mij spoedig den raad om den ongeljjken strijd op te geven. Toch wilde ik volhouden; maar ik moet ruiterlijk verklaren dat ik reeds beslist geslagen was, toen mijn manager te rechter tijd het sein gaf om myn minderheid te erkennen. Ik heb nooit kunnen begrijpen dat Young Snowball, die dezen avond op de toeschouwers zulk een buitengewonen indruk maakte, niet een van de meest beroemde vuistvechters van den tegenwoordigen tijd is geworden. Kort na zijn overwinning, welke zijn eenige kranige proef van bekwaamheid te Parijs is gebleven, engageerde de Amerikaansche manager Dan Mac Ketrick hem voor een rondreis in de Nieuwe Wereld. Zijn optreden aldaar is een volkomen fiasco geworden. Snowball voelde zich in Amerika niet thuis en kon er niet tegen het klimaat. Hij oogstte met zijn optreden het tegendeel van roem, en hij aarzelde niet, spoedig naar zijn vaderland terug te keeren en zich voor goed buiten den ring te houden. Meermalen heb ik gelegenheid gehad hem te Parijs en te Londen bij bokswedstrijden weer te zien, maar slechts in zijn hoedanigheid van manager of van organisator. Hij verrichtte deze functies achtereenvolgens onder directie van de twee groote Londensche promotors C. B. Cochran en Arnold Wilson. Zooals ik hierboven reeds te kennen gaf, was de mij door Snowball toegebrachte nederlaag de wreedste slag van het Noodlot sedert het begin van mrjn loopbaan. Maar al gevoelden Descamps en ik ons er tijdelijk door ontmoedigd, het einddoel van onze wenschen en van ons streven verloren wij daardoor toch niet uit het oog. Na een korten tijd rust genomen te hebben, zag het publiek mij weer in den ring, dezen keer tegenover Paul Til, een van de beste Fransche boksers uit de klasse vedergewicht, waartoe ik ook zelf behoorde. Het was een belangrijke ontmoeting. Mijn tegenstander werd op één lijn gesteld met den Franschen kampioen van zijn klasse. De uitslag was match nul, wat ik als voldoende eervol mocht beschouwen. Mijn vertrouwen, dat door het resultaat van den vorigen strijd zoo was geschokt, was thans weer vrij wel hersteld. In den zomer van 1910 — toen de jaarlijksche sluiting van de Parjjsche zalen was aangekondigd — besliste Descamps dat wy eenige dagen aan zee zouden gaan doorbrengen. Zoo bevonden wij ons dan op den feestdag van Maria Hemelvaart in het aardige badplaatsje Cabourg, waar wij een bescheiden onderdak hadden gezocht. Aangezien wij moesten trachten het nuttige met het aangename te vereenigen, had Descamps het daarheen weten te leiden dat ik zou uitkomen bij een match tijdens een voorstelling in het Casino. De voorwaarden waren: een honorarium van 150 francs en vergoeding van onze reiskosten, derde klas natuurlijk. Mijn tegenstander was Fernand Cuny. Deze beroemdheid uit den Franschen ring behoef ik u eigenlijk niet voor te stellen. Grootgebracht in het vak van zijn vader, heeft deze in den waren zin des woords typische man, die over meer dan bescheiden gevechtsmiddelen beschikte, in zijn kring meer voor de verbreiding der bokskunst gedaan dan wie ook in ons land. Tegenwoordig is hij manager en leeraar, maar destijds kwam hij bij verschillende wedstrijden uit. Sterk was hij niet, maar weten- schappelijk zeer goed onderlegd, vooral voor den tijd waarover ik hier spreek en waarin werkelijk goede boksers bij ons gemakkelijk te tellen waren. Onze match vormde niet het hoofdnummer van het programma. Deze eer was bestemd voor de ontmoeting van Henri Piet, kampioen van Frankrijk, middelbaar gewicht, en later gevallen op het Veld van Eer, met den ruwen Engelschman Arthur Evernden. Toch meen ik te mogen beweren dat het gevecht tusschen Cuny en mij in menig opzicht de clou van den avond mocht genoemd worden. Onze match was bepaald op tien ronden, maar reeds de achtste bracht de beslissing. De wetenschappelijke aanleg en de ondervinding van Cuny mochten hem niet baten tegenover mijn snel overzien van den toestand en mijn vlugge en juist uitgevoerde bewegingen. Ik was buitengewoon op dreef dien avond en bokste schitterend. In weerwil van zijn ongeloo- felijke dapperheid, waren mijn snelle bewegingen en mjjn stooten Cuny te machtig. Hij werd door my'n stooten letterlijk overstelpt, tengevolge waarvan na twee of drie reprises zijn gezicht geheel bebloed was. Wegens zijn grooten moed en standvastigheid had hij wel een beter lot verdiend. Hij weigerde zijn nederlaag te erkennen, en ik gevoelde mij niet machtig genoeg om hem tegen den grond te slaan. Ten slotte werd het schouwspel in het witte, met verguld afgezette salon in het coquette Casino zoo weerzinwekkend, dat de heer Victor Breyer, die als scheidsrechter fungeerde, de match deed eindigen door mij als overwinnaar aan te wijzen. Cuny protesteerde en eischte met het laatste beetje energie, dat hem nog was overgebleven, dat wij zouden doorvechten. Maar mijn overwinning was zóó ontwijfelbaar dat er zelfs geen sprake van was dat het protest in overweging kon worden genomen. Men zal my ten goede houden dat ik niet uitweid over de minder belangrijke matches uit dit gedeelte van mijn loopbaan. Ze zyn zoo talrijk, dat het my werkelyk te ver zou voeren als ik ze zou willen beschrijven, al was het dan ook slechts met enkele regels. Ik moet er my dus toe bepalen alleen die te bespreken, welke min of meer vermeldenswaardig zyn. Hieronder reken ik de onverwachte, maar onbetwistbare nederlaag die my' werd toegebracht door Henri Piet, wiens naam ik reeds eerder genoemd heb. Het was by die gelegenheid dat ik voor het eerst in de prachtige arena van het Cirque de Paris verscheen, waar ik naderhand eenige van myn groote successen wist te behalen. De meerdere proeven van bekwaamheid, welke ik reeds had afgelegd, hadden op de bevoegde beoordeelaars voldoenden indruk gemaakt om my als favoriet te doen aanmerken. Maar Piet, die een fyn en wetenschappelijk bokser was, bleek in uitmuntende conditie te zijn. Ik geloof zelfs dat hij nooit zoo kranig gebokst heeft als dien avond. Ik, van mijn kant, kon maar niet op dreef komen, ik vermocht niet te bereiken waartoe ik in staat was, en ik heb nooit kunnen begrijpen aan welke oorzaak ik die onmacht moest toeschrijven. Hoe het zij, Piet klopte mij op punten, en tegen de beslissing te zijnen gunste was werkelijk niets in te brengen. Zoodra wij over de teleurstelling heen waren, gingen Descamps en ik, als immer, weer vol ijver en vertrouwen aan het werk. Juist doordat wjj het vertrouwen in de toekomst niet verloren, tobden wij nooit lang over een nederlaag. Er volgde nu een reeks van overwinningen, waarvan de meest belangrijke zeker die was, welke ik in 1911 op den Engelschman Jack Meekins behaalde. Het tegenwoordige geslacht, dat veel voor de bokskunst gevoelt, heeft dezen vuistvechter, wiens prestaties op den duur nog al matig zouden blijken, niet gekend. Onze boksers hebben gelukkig zulke vorderingen gemaakt, dat zn' het tegen de kampioenen van het oude Albion gerust mogen opnemen, maar in den tyd, waarover ik nu spreek, was Meekins een soort proefkonijn voor de Franschen, die in de bokswereld naar voren wilden treden. Zn'n lichaam was zonderling getatoueerd, en op zijn gelaat lag een uitdrukking van woestheid, ofschoon hjj in werkelijkheid een beste kerel was. In onze oogen was hij het ware type van den vuistvechter van de oude school. Men gebruikte hem eenigszins als vogelverschrikker en verschafte hem zelfs de eer, hem op zekeren dag tegen Willie Lewis in eigen persoon in den ring te brengen. Het kostte mij niet veel moeite hem te slaan. Ik won op punten, zooals bij de meeste van mijn overwinningen in dat tijdperk, toen ik het nog niet zoo ver had weten te brengen om mij dien bijzonderen punch eigen te maken, die eenige jaren later mijn speciale stoot zou worden. Intusschen maakte ik voortdurend vorderingen. Kort na mijn ontmoeting met Meekins, en juist een jaar na mijn gedenkwaardige match tegen Cuny, kreeg ik weer een engagement te Cabourg, waar ik nu het hoofdnummer van het programma zou vervullen met dien zelfden Evernden, wiens naam reeds een jaar te voren met vette letters op de biljetten stond vermeld. Ik gaf hem juist voldoende, om als overwinnaar den ring te kunnen verlaten. Twee dagen later stond ik te Deauville tegenover den besten bokser, met wien ik tot nu toe den stryd had aangebonden, den Amerikaanschen neger Dixie Kid, wiens ware naam Aaron Brown was. Hij zat ongetwijfeld reeds op de toboggan, om eens de uitdrukking te bezigen waarvan de Amerikanen zich bedienen om de periode van achteruitgang aan te duiden, welke onherroepelijk voor iederen athleet aanbreekt, die zich niet in tijds weet terug te trekken. Dat neemt intusschen niet weg dat de man in zijn goede dagen waardig was, onder de beste vuistvechters te worden gerangschikt. Zijn vaardigheid, de snelheid van zijn weringen, zijn behendig ontwijken, zijn vlugge, doch tevens krachtige stooten grensden aan het wonderbaarlijke. In zijn manier van doen had hij iets van een gorilla, waarmee hij lichamelijk trouwens ook wel eenige overeenkomst vertoonde. Dit wonder der natuur moest wel winnen van den onervaren jongeling, die, tot overmaat van ramp, in den ring verscheen lijdend aan een zware verkoudheid, welke hij den vorigen dag bij het nemen van een zeebad had opgeloopen. Hoewel met tegenzin, moet ik toch erkennen dat het „zwarte wonder" van af het eerste treffen zich mijn meerdere toonde. Descamps had het ook dadelijk opgemerkt, en toen hij bij de vijfde ronde zag dat mijn tegenstander steeds meer de overhand kreeg, gaf hij mij den raad den strijd op te geven. Het was een wijs besluit, waartegen ik aanvankelijk wel krachtig protesteerde, maar ik moest er mij toch bjpneerleggen. HOOFDSTUK IV. Ik boks in Engeland. Naar mate ik ouder werd, ontwikkelden zich nüj'n spierstelsel en mijn gewicht zeer regelmatig. Als in 1908 een klasse poids mouche bestaan had, dan zou ik daarin hebben kunnen uitkomen tegen Salmon. Het volgend jaar behoorde ik tot de bantams, in 1910 tot de klasse vedergewicht; vervolgens zag men mjj als licht-gewicht, en in den aanvang van 1911 ging ik over naar de afdeeling half-middelbaar. *) Nu mijn *) Uitgebreide bijzonderheden omtrent de gewichten in verschillende landen kan men vinden in het boekje „Het Boksen" door P. M. C. Toepoel, uitgegeven door Nrjgh & van Ditmar's Uitg. Mvj., te Rotterdam. Hierin vindt men o.m. vermeld: Ply-, Paperweight, Poids mouches. Bijzonder licht, Bantamsweight, Poids Coqs. Licht, Featherweight, Poids Plumes. Licht midden, Lightweight, Poids legers. Wetter weight, Poids mi-moyens enz. (Vert.) lichaam zich geheel ontwikkeld heeft en ik behoor tot de mi-lourds (zwaarmidden: vert), bezit ik toch nog steeds een vlugheid en bewegelijkheid, welke men bij boksers van mijn klasse maar zelden aantreft. Ik ben vast overtuigd dat ik dit te danken heb aan de school waarin ik gevormd ben en waarin, bij het ontbreken van groote lichaamskracht, men een bijzondere aandacht heeft gewijd aan het ontwikkelen van mijn lenigheid en vlugheid. Zooals gezegd, behoorde ik in 1911 tot de mir-moyens, en als zoodanig zou ik mijn eersten titel als kampioen van Frankrijk weten te verwerven. Dit heugelijk feit had plaats in het Cirque de Paris, by de door de heeren Vienne en Breyer georganiseerde wedstrijden. De match tusschen my en Robert Eustache vormde het hoofdnummer van het programma. Myn tegenstander, een leerling van Cuny, had reeds by zyn optreden als amateur groote verwachtingen Georges Carpentier 5 gewekt, en bevoegde beoordeelaars hadden hem bij voorbaat al een van de eerste plaatsen onder de beroeps-boksers toegekend. Waarom hun voorspellingen niet zijn uitgekomen kan ik niet verklaren, maar zéker is dat Eustache reeds bij het begin van onze ontmoeting in den ring toonde niet tegen mij opgewassen te zijn. Men had zjjn bekwaamheid blijkbaar overschat. Slechts door zijn groote geestkracht en volharding kon hij het tot in het midden van de zestiende ronde tegen mij volhouden. Maar toen zagen zijn secondanten maar al te duidelijk, dat hij zelfs geen schijn van kans meer had en noopten zij hem den strijd op te geven. Men stelle zich de vreugde van Descamps en van mij eens voor! Na deze overwinning had ik het recht de driekleurige sjerp te dragen, ten teeken van mijn nationaal kampioenschap. Ik zal hier wel niet behoeven bij te voegen dat wij, zoo mogelijk, nog meer blaakten van ijver dan anders, dat onze vurige verlangens op nieuw werden verlevendigd en dat wy reeds den volgenden dag een weg naar nieuwe lauweren begonnen te zoeken. Evenals ik by den aanvang van myn loopbaan den wensch koesterde spoedig te Parijs in den ring te zullen mogen verschijnen, zoo begon ik er nu naar te verlangen om in Engeland op te treden, in het vaderland van de vuistvechtkunst, in de wieg van de „Noble Art", die den Markies van Queensberry zoo dierbaar was. In dien tyd bevond de neger Jack Johnson zich in Europa. Hij was de man, die, door zyn overwinning op Tommy Burns, voor de eerste maal in de geschiedenis van de bokskunst aan het zwarte ras het wereldkampioenschap had weten te bezorgen. James White, een zeer bekend Engelsch sportsman, vormde het plan hem tegen Bombardier Wells te laten uitkomen. Deze behoorde tot het Engelsch zwaar gewicht en had juist op schitterende wijze het kampioenschap van Groot Brittanje veroverd. De aangekondigde match had evenwel niet plaats, doordat de ultra puriteinen van Engeland daartegen een heftige perscampagne openden, waardoor de organisator zich genoopt zag zijn plan op te geven. De begeerte van Descamps en van mij om in Engeland te gaan boksen was zóó groot, dat wij op zekeren dag het Kanaal overstaken, zonder dat wij zelfs getracht hadden eenige verbintenis te sluiten. Steeds met het doel voor oogen, om in mijn beroep het volmaakte zoo veel mogelijk nabij te komen, had ik, in overleg met myn leermeester, mijn diensten aan Wells aangeboden, in verband met zyn training voor de ontmoeting met Johnson. Op deze wy'ze mocht ik dan de vreugde smaken, als weiter, voor de eerste maal tegenover hem de handschoenen aan te trekken. Ik zal wel niet behoeven te zeggen dat ik, op dat oogenblik, er in de verste verte niet aan dacht dat ik twee jaren later tegenover dien zelfden Wells zou komen te staan, om een van mijn meest opmerkelijke proeven van bekwaamheid af te leggen. Maar ik wil hierop niet vooruitloopen; voor het verslag van die gebeurtenis zal ik hierna nog wel een plaatsje vinden. Om op den heer White terug te komen, zij opgemerkt dat hij voor de huur van de hall van Olympia verantwoordelijk was, toen hij moest zwichten voor de publieke opinie, die zich verzette tegen een herhaling van hetgeen de match Johnson-Jeffries, destijds had opgeleverd, namelijk de nederlaag van den blanke tegenover den neger. In plaats van den hoogen huurprijs voor niets te betalen, besloot hij, het mocht dan kosten wat het wilde, een internationaal programma vast te stellen. Als gevolg hiervan stond ik 2 October 1911 in den ring tegenover den Engelschman Sid Burns. Wat dezen bokser betreft, moet ik de zelfde opmerking maken als hiervoren ten opzichte van Eustache, en wel deze, dat ik nooit heb kunnen begrijpen waarom hij op het pugilistisch tooneel niet een van de groote rollen heeft gespeeld. Meermalen heb ik de meening geuit, dat ik Burns onder de gevaarlijkste tegenstanders reken die ik ooit ontmoet heb. Onze match was dien avond zeer spannend. Wij kampten gedurende vijftien ronden, en al kende de scheidsrechter mij de overwinning toe, ik wil de eerste zijn om te erkennen dat ik met een vrij wel gelijkwaardige tegenpartij te doen had. Maar hoe het ook zij, voor mij was het een succès, en wel een succès dat een voorlooper zou blijken van andere, want het gaf Descamps aanleiding, den volgenden dag namens mjj een verbintenis voor een volgende match aan te gaan, waarbij ik gelegenheid zou krijgen een titel te verwerven, die mij des te begeerlijker toescheen, omdat hjj fonkelnieuw was, namelijk Kampioen van Europa! Mijn tegenstander bij die gelegenheid heette Young Josephs, en de wedstrijd had te Londen plaats in King"s Hall. In verband met hetgeen ik hiervoren reeds opmerkte omtrent mjjn regelmatige lichaamsontwikkeling, zal het niemand verwonderen te vernemen, dat ik destijds de grens had bereikt van het Weiter weight (poids mi-moyens). Het was absoluut noodzakelijk dat ik bij de match in deze klasse uitkwam, teneinde niet reeds van te voren myn recht op den titel te verbeuren, dien een overwinning my zou verzekeren. De lezer zal nu wel voldoende het karakter van Descamps en van mij hebben leeren kennen, om in te zien dat wij geen oogenblik aan de mogelijkheid van een nederlaag hadden gedacht. De groote moeilijkheid evenwel was om te zorgen dat ik beneden het maximum gewicht zou bljjven, waar ik eiken morgen, bij het wegen, drie of vier pond boven bleek te zijn. Ik moest dan ook ware martelingen doorstaan om er het noodige „af te krijgen". Wanneer ik bij dit punt even blijf stilstaan, dan is het om duidelijk te doen uitkomen tot welke dwaze paardenmiddelen jeugdige candidaten voor een kampioenschap zich soms leenen, om hun lichaam „gereed te maken" voor een match, ten einde aan de bepalingen van het reglement te voldoen. Die voorbereiding is niet zelden meer dan hard. Ten einde op den dag van mijn ontmoeting met Young Josephs met gerustheid op de weegschaal te kunnen stappen en te voldoen aan de voorwaarden van het contract, moest ik mij gedurende vier en twintig uren van eten en drinken onthouden. Dit laatste was nog het ergste van alles. Ondanks al mijn opofferingen, stelde Descamps twee uren vóór de officieele weging met schrik vast, dat ik nog l^s pond te zwaar was, waarom ik bovendien nog De kampioen en zijn leermeester. I eens de marteling van een heet stoombad moest ondergaan, om het nog overtollige vet te verdrijven. Ik kan u verzekeren dat dit nog slechts in naam bestond. Toen ik het zweetkamertje verliet, dwong Descamps mjj nog een lauw bad te nemen. Deze methode was hem door een bekwamen Engelschen trainer aanbevolen. Zooals ik reeds boven te kennen gaf, versmachtte ik van dorst. Deze was zelfs zóó hevig dat ik, op een oogenblik waarop mijn manager zyn blikken had afgewend, mn' niet langer bedwingen kon om een slok van het badwater te nemen. Ten slotte kwam er toch een eind aan de marteling, toen ik in tegenwoordigheid van de commissieleden en van mijn tegenstander gewogen werd, waarbn' bleek dat ik enkele onsen lichter was dan het vastgestelde gewicht. Ten einde mjj al het leed te doen vergeten, nam Descamps mij mede naar een grill-room, waar hij mij een portie vleesch deed voorzetten, zoo groot als er in het heele huis maar te vinden was. Als ik er thans, na tien jaren, aan terugdenk, dan moet ik er nog om lachen. Ik geloof niet dat ik in mijn heele leven zóó gegeten heb! Ondanks al hetgeen er met mij gebeurd was, kroop ik dien avond in de beste conditie onder de touwen door. Young Josephs was zeer vlug en zeker in zijn bewegingen, maar de kracht van zijn stooten was verre van toereikend. Hij verdedigde zich kranig, maar van af het begin toonde ik mij sterker. Mijn bekwaamheid als vuistvechter was geleidelijk steeds vermeerderd, en ik had de eigenschap weten te verwerven, die mij tot nu toe oogenschijnlijk had ontbroken: mijn stooten tegelijkertijd juist en krachtig te plaatsen. Naarmate de strijd voortging, werd mijn kans voortdurend beter; in de achtste ronde was het met Josephs eigenlijk al zoo goed als gedaan. Nadat hij zeker wel een half dozijn malen met het tapijt had kennis gemaakt, wierpen zijn mannen bij de tiende reprise de spons in den ring, ten teeken dat hij zijn minderheid moest erkennen. Het bericht van mijn overwinning, waarmee ik den titel „Kampioen van Europa" verwierf, verspreidde zich snel door Londen, waar de publieke opinie er hoegenaamd niet op was voorbereid, dat een der zonen van John Buil het tegen zoo'n kleinen Franschman zou moeten afleggen, en dat nog wel bij een wedstrijd in het boksen, dat in Engeland een nationale sport is. Ook in Frankrijk weerklonk spoedig de roep van mijn succès, dat slechts door enkele enthousiaste sportsmen was mogelijk geacht. In eenige Parijsche sportkringen scheen men opzettelijk bij elkaar gekomen te zjjn om het resultaat van den wedstrijd af te wachten. Descamps had er voor gezorgd, dat het van uit Londen werd getelefoneerd. Het nieuws verwekte alom een buitengewone geestdrift, die nog zeer goed merkbaar was, toen mijn manager en ik twee dagen later aan de Gare du Nord aankwamen, waar wij door verscheidene honderden bewonderaars werden opgewacht. Dit was mijn eerste glorierijke ontvangst te Parijs, welke mij een buitengewone vreugde veroorzaakte. Op dat oogenblik had ik er geen flauw vermoeden van, dat ik weinig tijd daarna gelegenheid zou krijgen om in dat opzicht nog veel heviger aandoeningen te ondervinden. HOOFDSTUK V. Harry en Willie Leivis. De Amerikaansche invasie, waarover ik reeds eerder sprak, had zich nog uitgebreid en ging gepaard met een toenemend succes van de bokswedstrijden in ons land. Die eerste groep van pioniers, welke onder de leiding stond van Dan Mac Ketrick en waartoe o. m. Willie Lewis en Joe Jeannette behoorden, was gevolgd door een afdeeling kranige Trans-Atlantische boksers, waarvan ik hier in de eerste plaats het merkwaardige trio Harry Lewis, Billy Papke en Frank Klaus wil noemen. Ik doe dit met opzet, omdat zij de zelfde school vertegenwoordigden, d. w. z. dat zij in beginsel de stooten niet ontweken of afweerden, maar ze integendeel af- wachtten, met het doel ze met des te meer succès te kunnen teruggeven. De kunst om met de vuisten te schermen verstonden zij bijna niet, of beter: zij toonden er een zekere minachting voor, omdat zij het grootste vertrouwen hadden in hun weerstandsvermogen, als gevolg van hun bijna ongevoelige zenuwen en van een oogenschijnlijk onkwetsbaar kakement. Sedert ik, voor mijn persoon, my voldoende bevoegd achtte om er een eigen oordeel op na te houden over de vuistvechtkunst, was ik een geheel tegenovergestelde meening toegedaan. Ik acht het noodzakelijk myn tegenstander een maximum aantal stooten toe te brengen, met de grootst mogelijke kracht, en te zorgen dat ik zelf zoo min mogelijk stooten ontvang. De kracht van den strijder moet zich paren aan de wetenschappelijke ontwikkeling van den schermer. De meesten van de mannen waarop ik hier doel schijnen deze laatste geheel te verwaarloozen, om hun voor- deel alleen te zoeken in de heftigheid van hun stooten. Men heeft mij herhaaldelijk verteld, wat ik echter nimmer met zekerheid heb kunnen vaststellen, dat die schijnbare ongevoeligheid in hoofdzaak werd verkregen door het gebruik, om niet te zeggen misbruik, van een bepaald soort medicijnen. Hoewel ik dus de waarheid hiervan niet kan bevestigen, heb ik toch gegronde redenen om haar aan te nemen, aangezien ik heb kunnen opmerken dat die zoogenaamde „stalen kaken" op den duur in glazen kaken veranderden en snel verzwakten. Dit moet ook wel het geval zijn geweest bij de drie boksers, die ik zoo even noemde en die hun loopbaan jammerlijk eindigden, na gedurende verscheidene jaren alom als beroemdheden te zijn beschouwd. Hoe het dan ook moge wezen, wat Harry Lewis betreft moet ik verklaren, dat hij, onder de mannen van zijn gewicht, vrij wel als onoyer- winnelijk bekend stond, toen Descamps met mg overeenkwam, dat ik hem in den ring zou ontmoeten. Hij had die vermaardheid niet alleen in Europa verworven, waar geen tegenstander scheen te bestaan dien men in staat achtte hem te kloppen, maar evenzeer in Amerika, dat in dien tijd een massa verdienstelijke welters kende. De zwartzieners vonden het gewoon ergerlijk, toen de Fransche couranten mijn aanstaande ontmoeting met den geweldigen vuistvechter uit Philadelphia aankondigden! De match, die natuurlijk uit twintig ronden zou bestaan, had op 13 December 1911 plaats in de prachtige arena van het Cirque de Paris, waar alle belangrijke wedstrijden zijn gehouden in den tijd, die zeker wel als het helden-tijdperk van de vuistvechters mag genoemd worden. Moge de wedstrijd dan misschien al niet vol afwisseling zijn geweest, spannend was hij zeker. Volgens de aanwijzingen van Descamps Een voorstelling van Carpentier in Scan dinavië voor den Koning en zi|n adjudant (rechts). In de ring: Carpentier en Lenaërs 'toto genomen te Kopenhagen Februari 1921). gebruikte ik een tactiek, waarbij ik zorgvuldig den strijd vermeed, die mij tegenover iemand van het gehalte van Lewis ongetwijfeld een nederlaag zou bezorgen. Van het begin tot het einde bokste ik wetenschappelijk en met fijn overleg, waarmee ik voortdurend punten behaalde, zoodat ik bij het begin van de tiende reprise reeds eenigszins in het voordeel was. Volgens de toeschouwers vermeerderden mijn punten gaandeweg. Om my tot invechten, tot lijf aan lijf komen, te verlokken, gaf Harry Lewis mij tal van malen zijn stalen kaak bloot. Ik maakte er echter slechts gebruik van, om er herhaalde, vlugge jabs (plaagstooten) op te plaatsen. Het gelukte hem geen enkele maal mij op den grond te krijgen of nüj in een gevaarlijken stand te brengen, en bij het einde van de twintigste ronde kende de scheidsrechter mjj, tot mijn onbeschrijfelijke vreugde, de overwinning toe. Ik zal niet zoo verwaand zijn te beweren dat Georgea Carpentier 8 ik hem beslist de baas was of dat ik hem zonder groote moeite geklopt had, maar volgens het oordeel van de meest bevoegde en onpartijdige getuigen was er tegen de uitspraak toch niets in te brengen. Ik acht het hier de plaats — en het is mij aangenaam zulks te mogen doen — om oprecht hulde te brengen aan de uitmuntende houding en aan het correct optreden van Harry Lewis, overal waar hij in Frankrijk in den ring verscheen, en, naar mijn meening, ook onder alle andere omstandigheden gedurende zijn verblijf in ons land. Jammer genoeg werd hij, ongeveer een jaar na onze match, te Londen het slachtoffer van een automobiel-ongeluk. Zijn zenuwgestel werd daarbij zoo zeer geschokt, dat hij er nooit heelemaal van is bovenop gekomen. Ook zijn lichamelijke gesteldheid ging er sterk door achteruit. In 1913 werd hij, voor het eerst gedurende zijn lange, eervolle loopbaan, knock-out geslagen door zijn landgenoot Joe Borrell, wiens roem toch nimmer boven het middelmatige is gestegen. Spoedig hierna trok hij zich terug. Uit de spaarzame berichten die omtrent hem hierna nog in Europa bekend werden, vernam men slechts dat hij tegen groote moreele en financieele moeilijkheden te worstelen had... Om het verslag van mijn match met Harry Lewis te completeeren, had ik nog moeten opmerken, behalve dat ze een belangrijke mijlpaal op mijn weg was, dat ik ook dezen keer weer groote moeilijkheden ondervond om aan de voorwaarden van het contract te voldoen, waarin geëischt werd dat ik beneden het maximum welter-weight moest blijven. Men herinnert zich de ellende, die ik twee maanden vroeger te Londen had moeten doorstaan? Toen ik me dit maal aanmeldde om gewogen te worden, moest ik wel erkennen, of ik wilde of niet, dat ik zwaarder was dan 66.672 K.G. Het verschil was bespottelijk; het bleek, na herhaalde weging, precies tien gram te zijn. Maar Al. Lippe, die als manager van den Amerikaan optrad, eischte het rouwgeld, dat twee duizend vijf honderd francs bedroeg, en stak dit bedrag kalmpjes in zijn zak. Tusschen haakjes zij hier opgemerkt, dat de heeren Vienne en Breijer, die uiterst tevreden waren met hun succès, zoo vriendelijk waren het ons terug te geven. Het gebeurde deed Descamps besluiten, publiek bekend te maken dat ik voortaan in de klasse poids moyen (midden) zou uitkomen. Met zijn gewone besluitvaardigheid nam hij oogenblikkehjk maatregelen, om mij in de gelegenheid te stellen de met zoo veel moeite behaalde kampioenschappen van Frankrijk en van Europa in mijn nieuwe klasse wederom te verwerven. Een gelukkig toeval wilde dat de eerste titel vacant was en ik hem zonder strijd kon verkrijgen. Wat den tweeden betreft, kreeg ik spoedig de kans ook dezen te verdienen. Die kans werd mjj geboden door den geachten journalist, den heer Robert Coquelle, dank zij de betrekking waarin hij tot den heer Camille Blanc stond, die president was van een vennootschap welke in Monaco sport- en andere wedstrijden organiseerde. Ds had dus het vooruitzicht op een match te Monte Carlo, in dat bewonderenswaardige landschap aan de Middellandsche Zee, het winterparadijs dat men de Cote d'Azur noemt. Na allerlei vervelende onderhandelingen, waarbij er o. m. de nadruk op werd gelegd dat ik er voor goed afstand van gedaan had om als weiter uit te komen, werd besloten dat ik om het Kampioenschap van Europa zou vechten met den kampioen midden-gewicht van Groot Brittanje. (Het nationale kampioenschap had de Fédération francaise de Boxe mij reeds toegekend, zooals ik boven vermeldde). In den aanvang van 1912 ontving ik bericht dat de match met Sullivan was vastgesteld op 29 Februari, een gemakkelijk te onthouden datum, omdat hij maar eens in de vier jaren terugkomt. De International Sportingclub de Monaco stelde voor den wedstrijd een beurs van vijf en twintig duizend francs beschikbaar. Voor mij was dit werkelijk een record. De match had plaats op een van die verrukkelijke achtermiddagen, zooals er in dit tooverland zoo veel voorkomen. Er deed zich een eigenaardig incident bij voor, dat ik hier niet onvermeld wil laten. Volgens een gebruik dat toen in zwang begon te komen en dat later een wettige regel werd, zou omtrent den uitslag van den strijd worden beslist door drie rechters. Na gemeenschappelijk overleg waren als zoodanig aangewezen de heeren Emile Maitrot, Jim Fratt en J. T. Hulls. Het toeval wilde echter dat de heer Maitrot op het laatste oogenblik verhinderd werd om uit Parijs over te komen. ...Nu ik ongezocht den naam Maitrot in deze vluchtige schetsen moet neerschrijven, kan ik niet nalaten ze even te onderbreken, om een eerbiedige hulde te brengen aan de nagedachtenis van dien grooten sportsman en bewonderenswaardigen athleet. De belangrijkheid van de rol, die Maitrot gespeeld heeft bij de bevordering van de pugilistische sport in ons land, kan men bezwaarlijk overdrijven. Gedurende vele jaren verleende hij zijn zeer te waardeeren diensten niet alleen als organisator, maar bovendien, ja bovenal, als een van de meest bevoegde scheidsrechters, voor wiens meening men eerbied had in den ring. Zijn kranig optreden onder verschillende omstandigheden kwam nog te schitterender aan het licht, toen in den zomer van 1914 de geweldige wereldoorlog uitbrak. Ofschoon hij wegens een klein lichaamsgebrek was vrijgesteld van den militairen dienst (hij miste een vinger), rekende Maitrot het zich tot een eer plaats te nemen in de voorste rijen van de dapperen die den Franschen grond verdedigden. Bij den eersten slag aan de Somme vond hij een roemrijken dood, op het oogenblik dat hij het Legioen van Eer zou verdienen, nadat hem wegens zijn weerga-looze dapperheid reeds het oorlogskruis en de militaire medaille waren toegekend... Maar thans moet ik op de match te Monte Carlo terugkomen. De manager van Sullivan was een zekere Harry Williams, een soort cockney1), die bijzonder uitgeslapen was, naar den zin van de organisators waarmede hjj in aanraking kwam zelfs wel wat al te sluw. Hjj begon dadelijk met bezwaren te maken wegens de afwezigheid van een der drie officieele scheidsrechters en veroorzaakte daardoor groote moeilijkheden, want hij weigerde halsstarrig een *) Verwijfd persoon. Dezen naam geeft men ook wel aan de Londenaars. (Vert.) van de hem voorgestelde, aanwezige sportsmen als plaatsvervanger te erkennen. Dientengevolge ontstond een twistgesprek, dat langer dan een uur duurde, terwijl het publiek wachtte en maar niet begreep waarom de match niet begon. Ik weet niet hoe de zaak zou geregeld zijn, als Descamps niet plotseling een van zijn gewone gelukkige ingevingen had gekregen, die hem deed uitroepen: „Vooruit maar, wij zullen het wel met twee rechters doen! Mijnheer Williams zal dadelijk wel moeten inzien dat wij vandaag niet eens scheidsrechters noodig hebben!" Zijn oogenschijnlijk nog al verwaande bewering zou spoedig door feiten worden gestaafd. Van een gevecht was eigenlijk zoo goed als geen sprake. Tijdens de eerste ronde gebeurde er niets van beteekenis; maar nauwelijks hadden wij den strijd hervat, of ik plaatste mijn classieken stoot: een linksche rechte, gevolgd door een rechtschen hoek... en de Kampioen van Enge- land beet in het stof. Aldus behaalde ik in minder dan vier maanden twee maal het Kampioenschap van Europa! JJescamps en ik waren zoo in de wolken na deze geruchtmakende, maar gemakkelijk behaalde overwinning, dat wij besloten eenige vacantie te nemen en deze aan de Riviera door te brengen, alvorens naar Parijs terug te keeren, waar ik in een match van twintig ronden mijn succès zag vermeerderen, door den neger George Gunther te kloppen. Deze man was lang geen onbeduidende tegenstandei Voor iemand, die reeds jaren lang in den ri.;^ verscheen, was hij nog vlug en sterk genoeg en zeker in staat om den besten boksers van zijn tijd harde noten te kraken te geven. Deze ontmoeting leidde mij tot een andere, welke ik reeds lang voorzien had en die weer een van de mijlpalen op mijn weg moest wórden. Ik zou tegenover den Amerikaan Willie Lewis komen te staan, den man met zijn betooverenden invloed, die aan onze athleten het juiste begrip omtrent de bokskunst inprentte en hun aller leermeester was. Ik zelf maakte geen uitzondering op dezen regel, integendeel, en ik aarzel geen oogenblik om hier openlijk te verklaren, dat ik den vriendelijken Willie onder die personen reken, die mij het fijne en, ja, het subtiele van het vuistvechten hebben leeren begrijpen. Het was dus in zekeren zin een wedstrijd tusschen leeraar en leerling, een groote partij, waarvan velen, die de bijzonderheden van den sedert dien tijd afgelegden weg hebben vergeten, op het oogenblik misschien het belangrijke niet meer inzien. In elk geval waren Descamps en ik van de groote belangrijkheid ten volle overtuigd. Ik bereidde mij voor de gewichtige proef voor op een verrukkelijke buitenplaats te Monitot, bij . Vernon, die door den welbekenden sports- man Boyer welwillend tot onze beschikking was gesteld. Wij oefenden voortdurend, en met den meesten ernst, en aangezien Willie Lewis, die zich van het belangrijke van den wedstrijd ter dege bewust was, op gelijke wijze zich had geprepareerd, verschenen wij beiden op 23 Mei 1912 in de beste conditie in de arena van het Cirque de Paris. Ik zal van onze ontmoeting hier geen uitgebreid verslag laten volgen. Het zou mjj werkelijk te ver voeren. Men heeft meermalen beweerd dat het een van mijn beste prestaties was, en ik geloof wel dat ik het er mede eens kan zijn. Wij streden gedurende de volle twintig ronden, en bij het einde mocht ik het geluk smaken tot overwinnaar te worden verklaard, waarop ik meer dan trotsch was. Van de zijde van het talrijke publiek werd mij een van die huldebetoogingen gebracht, die men nimmer vergeet Intusschen mag ik niet nalaten openlijk te ver- klaren, dat Willie heel wat meer had gedaan dan zich verdedigen. In de achtste ronde was het hem zelfs bijna gelukt mij te doen verliezen, door mij gedurende 8 a 9 seconden met den vloer van den ring te doen kennis maken. HOOFDSTUK VI. Twee groote Nederlagen. Toen ik op een der vorige bladzijden een vrij onvoldoende, vluchtige beschrijving gaf van Harry Lewis, noemde ik aldaar twee andere Amerikaansche boksers, die met hem een trio vormden, n.m.1. Frank Klaus en Billy Papke. Dezen bezaten den zelfden natuurlijken aanleg en een gelijksoortig temperament als de merkwaardige Philadelphiër, maar zij waren zwaarder gebouwd en behoorden, in den tijd waarover ik thans spreek, tot de beste boksers-middengewicht van de wereld. Altijd vertrouwend op mijn goed gesternte, verlangde Descamps dat ik mij met dit gevreesde duo zou meten, toen mijn overwinning op Willie Lewis hem de overtuiging had geschonken, dat mijn vorderingen gelijken tred hielden met mijn voortdurende lichaamsontwikkeling. De zaak bleef eenigen tijd hangende, doordat wij niet dadelijk konden beslissen wien van deze twee stevige Yankees ik het eerst zou tegentreden. Ten slotte nam Frank Klaus de zeer aanlokkelijke voorwaarden aan. die de heer Léon Sée aanbood. Deze wilde een grootschen bokswedstrijd op touw zetten bij gelegenheid van den Grand Prix de 1'Automobile Club de France, waarom gestreden zou worden in de omstreken van Dieppe. In den namiddag van 27 Juni stond ik dan, in een ruime hall van het entrepot der Magasins Généraux van deze Normandische havenplaats, tegenover den man, wiens groote lichaamskracht en geweldige stooten hem den bijnaam van den „Beer van Pittsburg" hadden bezorgd. Reeds herhaaldelijk heb ik vermeld dat, naarmate mjjn lichaam zich ontwikkelde, mijn gewicht toenam. Had ik nauwelijks zeven maanden te voren, tegenover Young Josephs, nog voldaan aan de eischen voor de mp-moyens, thans had ik met groote bezwaren te kampen om de gestelde voorwaarden voor moyens niet te overschrijden. Ik mocht hoogstens 5 K.G. meer wegen dan in October te voren, te Londen. Andermaal moest ik mij de zelfde moeilijkheden en onaangenaamheden getroosten, honger en dorst lijden enz., en het gevolg was dat ik bepaald verzwakt was toen ik in den ring kwam. Men beschouwe deze mededeeling intusschen niet als een uitvlucht of als een willen goed praten van de nederlaag, die mij in alle opzichten zoo zeer zou hinderen. Maar ik was een jongen van achttien jaar en behoefde het volstrekt niet als een schande aan te merken dat ik de vlag moest strijken voor zoo'n vechtmachine als Frank Klaus. Als ik er goed over nadenk, dan moet ik het zelfs als iets buitengewoons beschouwen dat ik het gedurende bijna negentien ronden wist vol te houden tegenover de mokerslagen van zulk een tegenstander. Want, heusch, die stooten van Klaus waren vreeselijk! Hij was van nature een vechtersbaas, een en al strijdlust. Ik zie zijn vierkante kin nog vóór mij, een kin die harder was dan eenige andere waarop ik mijn vuisten ooit geplaatst heb. Mijn bokskunst stond van af het begin van de match verre boven die van mijn tegenstander. Van fijne bewegingen of van wetenschappelijk werken was bij Klaus geen sprake. Met ware minachting voor den jongen uit Lens plaatste hij zijn beukstooten telkens als hij er de kans toe kreeg. lederen punch van mij, dien ik meende dat geducht aankwam, scheen hij als een soort liefkoozing te beschouwen, en al trof ik hem tien malen tegen hij mjj eens, de uitwerking was blijkbaar omgekeerd evenredig met het aantal. Georges Carpentisr 7 Wat de behaalde punten betreft, was ik ongetwijfeld in de meerderheid, maar bij elke hervatting van den strijd voelde ik mijn kracht verminderen. Ik werd danig afgestraft, zooals de Engelschen zeggen. Mijn moed en mijn vaste wil om te winnen verlieten mij geen oogenblik, en ik geloof nog steeds dat ik tot het eind van de twintig gruwelijke ronden mjj zou hebben staande gehouden en dat ik de overwinning zou hebben behaald, als in de voorlaatste ronde niet iets heel bijzonders was gebeurd. Door een harden stoot bij den mondhoek getroffen, bloedde ik hevig, terwyi Klaus mij daarop nog een geweldigen linkschen hoek op de maag toebracht. Descamps, die het bloed uit mijn mond zag vloeien en zich ongerust maakte dat ik inwendig letsel had bekomen, sprong opgewonden binnen de touwen, sloeg zijn armen om mij heen en voerde mij, ondanks mijn verzet, naar mijn plaats, tot groote verbazing van mijn tegen- partij die van deze onverwachte tusschenkomst hoegenaamd niets begreep. Hoe het zij, het reglement was formeel en liet op dat punt geen afwijking toe, zoodat ik gedisqualificeerd werd. Ik behoef nauwelijks te zeggen dat Descamps niet anders verlangde. Hu' vermoedde dat ik door deze oplossing van de zaak een nog meer besliste nederlaag ontging. Maar ik huilde van woede. Toen ik wat gekalmeerd was, kon ik mijn manager eindelijk opheldering van zijn handelwijze vragen, en uit zijn antwoord begreep ik, dat ik voor Frangois Descamps niet uitsluitend een werktuig was om geld meee te verdienen, zooals sommigen wel gaarne beweerden. Hij was zonder eenigen twijfel tusschen beiden gekomen, omdat hij gedreven werd door bijna vaderlijke gevoelens. Een dergelijk bewijs van genegenheid werkte als balsem op mijn moreele wond. Ofschoon geen enkel van mijn inwendige Wat de behaalde punten betreft, was ik ongetwijfeld in de meerderheid, maar bij elke hervatting van den strijd voelde ik mijn kracht verminderen. Ik werd danig afgestraft, zooals de Engelschen zeggen. Mijn moed en mijn vaste wil om te winnen verlieten mij geen oogenblik, en ik geloof nog steeds dat ik tot het eind van de twintig gruwelijke ronden mij zou hebben staande gehouden en dat ik de overwinning zou hebben behaald, als in de voorlaatste ronde niet iets heel bijzonders was gebeurd. Door een harden stoot bij den mondhoek getroffen, bloedde ik hevig, terwijl Klaus mij daarop nog een geweldigen linkschen hoek op de maag toebracht. Descamps, die het bloed uit mijn mond zag vloeien en zich ongerust maakte dat ik inwendig letsel had bekomen, sprong opgewonden binnen de touwen, sloeg zijn armen om mij heen en voerde mij, ondanks mijn verzet, naar mijn plaats, tot groote verbazing van mijn tegen- party die van deze onverwachte tusschenkomst hoegenaamd niets begreep. Hoe het zij, het reglement was formeel en liet op dat punt geen afwijking toe, zoodat ik gedisqualificeerd werd. Ik behoef nauwelijks te zeggen dat Descamps niet anders verlangde. Hjj vermoedde dat ik door deze oplossing van de zaak een nog meer besliste nederlaag ontging. Maar ik huilde van woede. Toen ik wat gekalmeerd was, kon ik mijn manager eindelijk opheldering van zijn handelwijze vragen, en uit zijn antwoord begreep ik, dat ik voor Frangois Descamps niet uitsluitend een werktuig was om geld meee te verdienen, zooals sommigen wel gaarne beweerden. Hij was zonder eenigen twijfel tusschen beiden gekomen, omdat hij gedreven werd door bijna vaderlijke gevoelens. Een dergelijk bewijs van genegenheid werkte als balsem op mijn moreele wond. Ofschoon geen enkel van mijn inwendige organen beleedigd was — om in den trant van Descamps te spreken — had de strijd met Klaus mij toch wel kwaad gedaan, waarom mijn manager besloot dat ik eens een rustkuur zou doen. Zoo verliepen tusschen mijn nederlaag te Dieppe en mijn weder-verschijning in den ring bijna vijf maanden en had ik een aangename vacantie. Sedert nüjn loopbaan in 1908 begon, was ik nimmer zoo lang werkeloos geweest, en om de waarheid te zeggen, begon dit mij zóó te hinderen dat ik geen oogenblik aarzelde toe te stemmen, toen Descamps een aanbod voor een match ontving. Toch scheen de taak, die ik op mij moest nemen, mij zwaar toe, althans volgens hetgeen ik uit de briefwisseling kon opmaken, ja, zeker even zwaar als die, welke men te Dieppe van mij had geëischt. Het voorstel betrof een ontmoeting met Billy Papke, zooals ik reeds eerder mededeelde een man van het slag van Klaus en in alle opzichten even gevaarlijk, zoo niet erger. Men noemde hem den „Donder van Illinois", en hij mocht er zich op beroemen de eenige van zijn gewicht te zijn die den onvergelijkelijken Stanley Ketchel in zijn besten tijd had overwonnen, waardoor hn' bovenaan stond in zijn klasse. Den strijd tegen zulk een vechtersbaas aan te binden leek mij, die nog geen negentien jaar was, een bovenmenschelijke taak. Ik vermeen dat Descamps niet zoo verwaand zal zijn te durven beweren, dat hij bij de regeling van mijn zaken nimmer fouten heeft gemaakt, en al erken ik gaarne dat hij mijn belangen beter heeft behartigd dan wie ook, kan ik toch niet nalaten mij enkele van zijn dwalingen te herinneren. In het hier bedoelde geval was het zeker verkeerd van hem, vooral na de opgedane ondervinding, mij weer als midden-gewicht te laten uitkomen. Evenals vroeger moest ik mij weer allerlei onaangenaamheden getroosten, en ik ben er van overtuigd dat ik dientengevolge in onvoldoende conditie was, toen ik den avond van 29 October 1912 in het Cirque de Paris den ring binnenstapte. Mijn gezondheidstoestand liet toen over het algemeen toch al te wenschen over, en dit wist mijn mentor, zoowel als ik, bij het eind van den voorbereidingstijd. De match wekte zoo veel belangstelling in Parijs, dat een ontelbare menigte het circus vulde. De entrée-gelden bedroegen meer dan 110.000 francs, een record-cijfer in ons land. De onbeschrijfelijke hulde welke men mij bracht, toen ik onder de touwen doorkroop, zal ik nooit vergeten. Ze vormde een opmerkelijke tegenstelling met de bijna koele ontvangst, die mijn tegenstander ondervond. Het is waar, dat hij bij ons niet bijzonder goed stond aangeschreven, hoofdzakelijk naar aanleiding van een twist met zijn landgenoot Willie Lewis, waarbij de man van Illinois zelfs tot handtastelijkheden was overgegaan. En men weet dat Lewis, zelfs in den tijd waarin zijn roem begon te tanen, door de Parijsche sportsmen bijna verafgood werd. Die koele ontvangst had op Papke geen andere uitwerking dan dat ze hem bij elke hervatting van den strijd steeds woester maakte. Ik zie hem nog vóór mij, terwijl hij, tijdens de voorbereiding van de match, met een grimmige uitdrukking op het gezicht in zijn hoek op een stuk gom zat te kauwen. Men heeft meermalen beweerd dat Jack Johnson een deel van zijn succès te danken heeft aan zijn eigenaardige tactiek, welke hierin bestond dat hij zijn tegenstander gedurende het gevecht allerlei spottende uitdrukkingen toevoegde. Op deze wijze gelukte het, den grooten neger Tommy Burns alle kalmte en koedbloedigheid te doen verliezen en hem het wereldkampioenschap te ontrukken. Papke nu, paste gaarne de zelfde tactiek toe. Reeds bij de eerste ronden begon hij allerlei vreemde woorden te mompelen, die ik niet begreep, maar die zeker geen complimentjes aan mijn adres waren. Ondanks alles, was ik in dien tijd toch nog maar een jeugdig bokser, en al zouden dergelijke kinderachtige trucs tegenwoordig op mij niet den minsten invloed kunnen uitoefenen, dien avond was dit wèl het geval, ten deele althans. In plaats van met groote voorzichtigheid op te treden, wat door de omstandigheden zeer noodzakelijk was, liet ik mjj herhaaldelijk verleiden tot invechten. Dit was, met het oog op mjjn gezondheidstoestand en tegenover zoo'n kwaden kerel als Papke, een fout waarvoor ik duur moest betalen. Maar ik zal niet te lang uitweiden. Na aanvankelijk eenigszins in het voordeel te zijn geweest, voelde ik langzamerhand wel dat ik het tegenover mijn sterke tegenpartij op den duur niet zou bolwerken. Van af de vijftiende reprise kon ik het nog slechts met bovenmenschelijke inspanning vol- houden. Descamps merkte het ook duidelijk op en ried mij den hopeloozen strijd te staken. Maar mijn wilskracht en mijn eigenliefde, die mij in de zwaarste gevechten steeds tot steun waren, dreven mij nog langer aan, en eerst toen het geluid van de gong voor de achttiende ronde weerklonk, gaf ik het op. Intusschen ben ik er trotsch op te kunnen verklaren dat Papke, ondanks zijn herhaalde pogingen, mij niet een maal tegen den grond kon krijgen. Maar aangezien ik nimmer getracht heb uitvluchten te zoeken om een nederlaag goed te praten, wil ik gul erkennen dat hij mij dien avond werkelijk de baas was. Als ik evenwel beweer dat zijn goede hoedanigheden werden bedorven door zijn gebruik maken van een massa afkeurenswaardige trucs, dan breng ik daarmede slechts hulde aan de waarheid. Uit het verdere van mijn beschrijving zal men dan ook wel zien dat, niet lang hierna, zijn optreden een openlijke afkeuring uitlokte. Uit het verslag betreffende mijn nederlagen, dat ik zoo nauwkeurig mogelijk heb trachten te maken, zou men den indruk kunnen krijgen dat Papke de beste van die twee Amerikaansche middengewicht was. Toch zullen allen die mij omtrent deze kwestie mijn meening hebben gevraagd — en dat zijn er velen — zich herinneren dat ik, zonder aarzeling, Klaus het hoogst heb getaxeerd. De feiten hebben mijn voorspelling bewaarheid. Kort nadat ik het tegen Papke erbarmelijk had afgelegd, kwam hij in het zelfde Cirque de Paris tegenover den „Beer van Pittsburg" te staan, als gevolg van een weinig liefelijk twistgeschrijf in de sportbladen. Onnoodig te zeggen dat ik op een der voorste rijen onder de toeschouwers zat. Het was een alles behalve mooie match, maar geweldig was ze zeker. Van eenige hoffelijkheid tusschen de strijders was geen sprake; zij vochten blykbaar met geen ander doel dan den tegenstander wreed en ruw neer te slaan, zonder zich ook maar eenigszins te storen aan de regels van een fair play, die toch het wezen van de kunst behooren uit te maken en zoo duidelijk zijn geboekstaafd door wijlen den Markies van Queensberry. In zijn brutaal optreden was Papke zijn tegenstander verre de baas. Zoodra hij echter voelde dat hij in de minderheid was — zooals ik altijd vermoed had, bleek Klaus reeds van af de tweede reprise sterker — begon hij zijn bedriegelijke hulpmiddelen te gebruiken, hetzij in de hoop te zullen overwinnen door de eene of andere niet geoorloofde beweging, hetzjj om gedisqualif iceerd te worden en het bittere van een nederlaag te ontgaan. Als dit laatste werkelijk zijn bedoeling is geweest, dan moet ik zeggen,dat hij succès had, want nadat de scheidsrechter, de heer Frantz Reichel, langen tijd een groote toe- gevendheid had getoond, welke door niemand als overbodig werd beschouwd, begon hij, evenals het publiek, zijn geduld te verliezen en zond hij in de vijftiende ronde Papke naar zijn hoek terug, onder toekenning van de overwinning aan Klaus. Ik heb altijd gedacht dat dit verwoede gevecht beiden tegenstanders lichamelijk veel kwaad heeft gedaan en dat zij er het vermogen bij hebben ingeboet om hun krachten weer spoedig te herstellen, iets waardoor zij tot nu toe altijd zoo hadden kunnen schitteren in den ring. In werkelijkheid zongen zij bij die match in het Cirque de Paris min pf meer hun zwanenzang, want van af dat tijdstip behaalden zij nog slechts records in nederlagen, takelden zij voortdurend af en naderde voor hen snel het uur, waarop zij uit de bokswereld moesten verdwijnen... Na de wreede ontgoocheling by mijn match met Papke moest mijn loopbaan als „midden" eindigen. Descamps besloot wijselijk dat ik voortaan zou uitkomen als mi-lourd (zwaarmidden), tot welke klasse ik thans nog behoor. Ik weeg op het oogenblik ongeveer acht en zeventig kilogram. Maar toen ik 8 Januari 1913 tegenover den Franschen bokser Marcel Moreau kwam te staan, haalde ik nog geen vijf en zeventig. De jeugdige sportmenschen van den tegenwoordigen tijd zullen Moreau vermoedelijk slechts van naam kennen. Daarom moet ik hier even mededeelen, dat hij in ons land een van de eerste vuistvechters was die werkelijk dezen naam waardig waren. Voor een deel komt hem de eer toe de bokskunst in Frankrijk te hebben helpen verbreiden. Toch was hij op het oogenblik van onze ontmoeting reeds over zijn hoogtepunt heen en had hy ook reeds „in den toboggan plaats genomen". Hoe het zij, ik behaalde een gemakkelijke, besliste overwinning op hem; van het begin tot het einde was ik mijn dapperen tegenstander verre de baas, en nadat hij meerdere malen op het kleed had gelegen, zonder dat het mij evenwel gelukt was hem voor goed buiten gevecht te stellen, slaakten de toeschouwers een zucht van verlichting, toen de scheidsrechter, Fernand Cuny, tijdens de achtste ronde aan den ongelijken strijd een eind maakte, door mijn zege aan te kondigen. Er volgden nu enkele minder belangrijke ontmoetingen. Ik klopte o. m., vrij gemakkelijk, den Engelschman Bandsman Rice, en won voor de tweede maal, op punten, van den neger George Gunther. Deze match had te Nizza plaats. En zoo naderde dan de lente van 1913, die een van de meest opzienbarende gebeurtenissen in mijn loopbaan zou brengen, n.m.1. mijn eersten wedstrijd met Bombardier Billy Wells. HOOFDSTUK VII. Mijn Gevechten met Wells. Billy Wells, meer bekend onder zijn bijnaam Bombardier, dien men hem had gegeven omdat hij zoo lang in het Engelsche, staande leger gediend had, nam de eerste plaats in onder de Europeesche boksers van de klasse zwaargewicht en mocht zelfs de hoop koesteren den wereld-titel te zullen verkrijgen, dien de TransAtlantische cracks tot nu toe voor zich hadden weten te behouden. Groot, forsch gebouwd, aangenaam van uiterlijk en sympathiek in zijn optreden, scheen hij alle eigenschappen te bezitten om zich een werkelijk groot kampioen te toonen. Met algemeene stemmen was hij door de sportsmen in zijn land uitverkoren, waar men reeds lang naar een opvolger van de pugilistische beroemdheden van weleer zocht. Het is een zeldzaam feit, en alle bevoegde beoordeelaars zullen het erkennen, dat Wells niet alleen de aangeboren fijnheid, wetenschappelijkheid en vlugheid van den'waren vuistvechter bezat, maar tevens een groote lichaamskracht en uitstekende gevechtseigenschappen. Eer er twee jaren verloopen waren sedert hij voor het eerst optrad, had hij zich in een spannenden wedstrijd reeds den begeerden titel van Britschen kampioen veroverd en kon men er niet aan twijfelen dat hjj de beste zwaargewichtbokser van het Vereenigd Koninkrijk en, bij gevolg, van Europa zou zijn. Dat men tegenover hem een Franschman zou willen doen optreden, met eenige kans op succès, leek iets onzinnigs. En toch stelde de ijverige Parijsche promoter Th. Vienne zulks op een goeden dag aan Descamps voor. Mjjn manager bracht mij de boodschap in allen ernst over. Maar het meest zonderlinge van de geschiedenis is zeker wel, dat ik het voorstel aannam, en niet eens als een grap. Ik moet hier even opmerken, dat wij Wells reeds kenden sedert ons verblijf in Engeland, toen wij hem een beetje behulpzaam waren bij zijn training. Descamps en ik herinnerden ons dat wij toen, te Leigh-on-Sea, eens met hem aan het sparren1) waren geweest en dat wij na afloop elkaar den indruk hadden medegedeeld, dien deze man, die als een ster van den Europeeschen ring werd beschouwd, op ons maakte. Ik zeide toen o. m. tot mijn leermeester: „Als ik eenige centimeters langer, en enkele kilo's zwaarder was, dan zou ik niet bang voor hem zijn." Welnu, gedurende den sedert verloopen tijd *) Sparren is boksen zonder bepaald door te stooten, waarbij men elkaar wel raakt, maar niet hard treft. Het is een onderdeel van het boks-onderwijs, waarbij de leerling tegenover den onderwijzer, of ook wel tegenover een mede-leerling staat. (Vert.) deorges Carpentier S had mijn lichaam zich naar wensch ontwikkeld. Maar ik zal hierop niet verder doorgaan en maar dadelijk mededeelen dat een week later de voorwaarden waren geteekend en dat de match was vastgesteld. Deze moest de clou worden van een belangrijke voorstelling, welke voorbereid werd met het oog op de Exposition Internationale te Gent. Den datum zal ik niet vergeten, aangezien hij een van de meest gedenkwaardige van mijn loopbaan is: Zondag 1 Juni 1913. Van alle zijden stroomden de belangstellenden toe, om getuigen te kunnen zijn van een gebeurtenis zooals er in het geschiedboek van de Belgische sport nog geen stond opgeteekend. Ook uit het noord-oostelijk deel van Frankrijk kwamen velen van mijn landgenooten op, en Engeland leverde eveneens eenige honderden toeschouwers. Het mag misschien wat blufferig schijnen, zooveel ophef te maken van een gebeurtenis waarbij men zelf een hoofdrol heeft gespeeld, maar ik geloof toch dat ik de meening van het groote publiek weergeef, wanneer ik beweer dat de match te Gent een van de meest opzienbarende was welke men ooit had bijgewoond. Nog heden wordt er door voormalige toeschouwers vol geestdrift over gesproken. Het zal den lezer niet verwonderen, dat mijn zwakke pen niet in staat is, om een eenigszins waardig verslag van den wedstrijd op het papier te brengen. Toen Wells en ik den ring binnentraden vormden wjj, volgens de meening van de toeschouwers, een treffend contrast. Ik leek wel een kind naast den forsch gebouwden, zwaren Engelschman. Door iemand werd de typische opmerking gemaakt dat dien dag David tegen Goliath zou vechten. En waarlijk, al leven wij niet meer in den tijd van groote wonderen, David zou den strijd winnen. Maar laat ik niet op het verslag vooruitloopen. Nauwelijks had een gongslag het begin van den strijd aangekondigd, of de Bombardier deed zijn eindeloozen linker arm werken als den zuiger van een perspomp. Ik deed mjjn best hem te naderen, maar het scheen alsof hij ongenaakbaar was. Zoo kreeg ik eenige van zijn linksche rechte te verwerken, en hij verkende het terrein met plaagstooten, die wel niet zoo bijzonder hard aankwamen, maar die toch pijn deden. En toen kreeg ik plotseling een korten rechtschen hoek op mijn kaak, waardoor ik omver rolde. Men heeft mij meermalen verteld, dat ik op dit oogenblik een indruk maakte alsof het met me gedaan was. Ik kan evenwel de verzekering geven — en dit zeg ik zonder bluf en geheel naar waarheid — dat ik door den schok wel wat versuft was, maar toch mijn bewustzijn had behouden. Toen Emile Maitrot, de scheidsrechter, vier telde, plaatste ik een knie op den grond en hief ik mijn hoofd krachtig op om mjjn zinnen vol- komen te beheerschen, en toen het woordje „negen" over zijn lippen kwam, was ik alweer op de been. Maar ik moest mij ontzettend inspannen om het tot het eind van de ronde uit te houden. Door achteruit- en zijstappen, door vlug duiken en ontglippen bracht ik mijn tegenstander in den waan dat ik mij niet ernstig in gevaar gevoelde; maar ik heb toch nooit kunnen begrijpen dat Wells geen gebruik maakte van het enorme voordeel, dat hjj op mij had weten te verkrijgen, en dat hij mij niet geheel buiten gevecht stelde. Toen de gongslag eindelijk klonk en ik naar mijn hoek terugging, hoorde ik uitroepen onder het publiek: „Geef het op, het is genoeg!" En ik geloof zeker dat men met voldoening zou gezien hebben als Descamps de spons had gegooid. Maar wij beiden waren het, als gewoonlijk, weer met elkander eens; wij dachten nog niet aan de overgave. Kalm vroeg hij mij hoe ik mij gevoelde, en ik antwoordde: „Niet kwaad, het ergste is voorby. Maar hij is te groot en te zwaar". Van de tweede ronde maakte ik gebruik, om verder op mijn verhaal te komen. Ik was nu tot de overtuiging gekomen dat ik tegenover den grooten Engelschman invechten moest toepassen. Bij iedere gelegenheid maakte ik gebruik van de in- en uit-methode, en soms kleefde ik letterlijk aan hem vast, deelde mp stooten uit, zoo veel ik kon, zorgend dat ik mijn krachten niet nutteloos verspilde door hard te willen treffen. Soms voelde ik nog een sluier voor mijn oogen, en ik had hoofdpijn, maar myn wilskracht had ik nog volkomen tot myn beschikking,, en ik geloof dat de toeschouwerss, die my' gunstig gezind waren, zich minder gerust over myn lot gevoelden dan ik zelf. Ty'dens de eerste rust was men druk en hoog aan het wedden gegaan. Ik vernam zelfs dat een Engelschman twintig tegen een op Wells gewed had met een bekend sportsman uit Tourcoing. Maar zie! juist tegen het eind van de tweede reprise, die, naar men vermoedde, mij de nederlaag zou brengen, kwam er plotseling een opmerkelijke verandering in het gevecht. Ik plaatste een serie stooten op des Bombardiers zijden en korte ribben, welke hun uitwerking niet misten, te oordeelen althans naar zijn geheel veranderde gelaatsuitdrukking. Vol hoop keerde ik voor de tweede maal naar mijn hoek terug. De gevolgen van den geweldigen punch, dien ik in het begin had ontvangen, schenen thans geheel verdwenen, en ik gaf er mij zelve goed rekenschap van dat Wells een groote fout had begaan — die hjj vermoedelijk niet zou herstellen _ door mij niet te beletten borst aan borst te vechten. Later had ik ruimschoots gelegenheid mij in de gemoedsgesteldheid van mijn tegenstander in te denken, zoodat ik mij heden niet meer verwonder over zijn verkeerde tactiek. Als Billy Wells zich duidelijk bewust was geweest hoe hg het beste gebruik kon maken van zijn natuurlijke gaven en van zijn bewonderenswaardige bekwaamheden, dan zou hij de kampioen der kampioenen zijn geworden. Intusschen was het signaal voor de derde ronde gegeven. De aard van den strijd veranderde al meer en meer, en ondanks alle pogingen van Wells om de leiding te herkrijgen, gaf ik hem hiertoe de kans niet. Die leiding had ik mij nu verzekerd. Ik drong mjj tegen den reus op en liet een hagelbui van stooten op zijn ribben neerkomen, zonder dat hij een middel scheen te vinden om dit te beletten. Bjj het eind van deze ronde riep Descamps, die den loop van het gevecht in angstige spanning gevolgd had, mjj toe: „Zet er nu alles op, en speel je laatste troef uit! Toon nu al je kracht, dan win je zeker!" En thans geschiedde wat mijn meest overtuigde voorstanders enkele minuten te voren nog voor onmogelijk hadden gehouden. Zoodra het signaal weerklonk, liep ik snel als de bliksem op den Bombardier in, wiens lichaam nu tal van roode vlekken vertoonde. Geen enkele maal trachtte ik naar zijn kakement te stooten, omdat ik vond dat het niet binnen mijn bereik was. Mn' als het ware ineenkronkelend en terwijl ik mijn stooten door medewerking van mijn schouders nog meer kracht bijzette, trof ik hem met beide vuisten zonder ophouden juist boven het middel. Ik zag mijn tegenstander rillen, zijn beenen beefden, en ten slotte zakte hij totaal uitgeput in elkaar. De tien noodlottige seconden verliepen zonder dat hij iets anders had gedaan dan een beetje schokken met zijn lichaam. Billy Wells was K. O.! Ik zal niet trachten het geestdriftige tooneel te beschrijven dat thans volgde. Binnen enkele seconden was de ring gevuld door menschen, die zich om mij heen drongen, en terwijl de groote hall daverde van de toejuichingen, heesch men mij op de schouders. Hoewel ten hoogste verheugd, gevoelde ik toch medelijden met Wells, toen ik hem daar ineengezakt op zn'n stoel zag zitten, terwijl zijn helpers hun zorgen aan hem wijdden en hem tot de werkelijkheid poogden terug te brengen. Mijn overwinning te Gent maakte alom zulk een indruk, dat de uitnoodiging voor wedstrijden mij van alle kanten toestroomden. Maar ons voordeel doende met hetgeen mijn dubbele nederlaag van het vorig jaar ons had geleerd, stelden Descamps en ik de ondernemingen, die gevaar voor mij konden opleveren, eenige maanden uit. Ten einde evenwel tegemoet te komen aan de wenschen van den heer Felix Favreau, den sympathieken sportsman uit Bordeaux, die zich zoowel bij voor- als tegenspoed een waar vriend van ons had getoond, nam Descamps het voorstel tot een ontmoeting aan met den zwaargewicht Albert Lurie, destijds houder van het kampioenschap van Frankrijk. De match had plaats in de openlucht, in de arena voor stierengevechten van de Girondijnsche Hoofdstad. Hoe dapper Lurie ook streed, hij kon het slechts gedurende drie ronden tegen mij volhouden. Feitelijk verwierf ik dus het recht op den titel Kampioen van Frankrijk. Maar de Fédération Francaise de Boxe dacht er anders over, omdat er bij de vaststelling van de match eenige door het reglement voorgeschreven formaliteiten zouden zn'n verzuimd, waarvan de belangrijkheid trouwens wel aanvechtbaar was. Nu de gelegenheid zich toevallig voordoet, vestig ik hier de aandacht op deze onregelmatigheid, waardoor mjj een titel wordt onthouden waarop ik vermeen toch wel eenig recht te hebben. Descamps en ik beschouwden de beslissing als een plagery", waarom wij nimmer een uitdaging hebben willen verzenden om nogmaals om den titel te strijden, die enkele jaren later door Marcel Nilles aan Lurie is ontnomen. Thans ben ik genaderd tot de match, waarin ik op 11 October 1913, in de zaal van het Lunapark van Pary's, tegenover den Amerikaan Jeff Smith kwam te staan. De uitkomst toonde aan dat er een groot verschil bestaat tusschen de klasse-rangschikking van de Amerikaansche en van de Engelsche boksers. Na myn beslissende overwinning op Bombardier Wells, mocht men gerust aannemen dat ik gemakkelyk zou winnen van den man, die voortdurend myn stooten ontving zonder ze te kunnen teruggeven. Hy" hield het twintig ronden uit, zonder ook maar één maal met den vloer te hebben kennis gemaakt, en sommigen van zyn vrienden in de zaal beweerden dat hy' gewon- nen had, anderen waren van meening dat het match nul moest wezen. Het past mij niet om tegelijkertijd partij en rechter te zijn, maar dit mag ik dan toch wèl beweren, dat de meening van bij ons in alle opzichten als volkomen bevoegd bekend staande personen deze was: Ik had gewonnen, zij het dan met niet groote meerderheid van punten, en had de uitspraak te mjjnen gunste met recht verdiend. Ik moet evenwel bekennen dat ik, na mijn Gentsche overwinning, wat al te veel op mijn bekwaamheid vertrouwend, mij niet zoo in alle opzichten had voorbereid als gewenscht ware geweest. Descamps en ik hadden de fout begaan de zaak wat licht op te nemen. Het zou ons echter niet meer overkomen, en weldra zouden wij het bewijs kunnen leveren dat wij ons aan dit wijze besluit ook ernstig hielden. Het betrof hier niet meer of minder dan een revanche-match met den grooten Bombardier. Wie de taaie vasthoudendheid van de Engelschen kent, zal er zich niet over verwonderen dat de Britsche kampioen en zijn supporters, oogenblikkelijk na mijn verrassende overwinning, die zij, alle omstandigheden in aanmerking genomen, voor rnjj als een fhike *) konden beschouwen, op revanche bedacht waren. In het laatst van den zomer dan, ontvingen Descamps en ik een uitnoodiging van den heer A. F. Bettinson, directeur van de National Sporting Club, om eens naar Londen te komen. De besprekingen hadden een vlug verloop, en na afloop van een ons, in Savoy Hotel, aangeboden lunch, werd het contract geteekend, waarbij ik verplicht werd op 5 December 1913, in de Club van Covent Garden, Billy Wells wederom te ontmoeten. *) Gelukkig toeval, beest (bij het biljarten), meevallertje. (Vert.) Zoodra de zaak beklonken was, installeerden wy' ons te Manitot, waar ik een training begon als nimmer te voren. Ook Wells bereidde zich in Engeland met grooten ernst voor, en het ontbrak hem niet aan de noodige "goede raadgevingen voor zyn te volgen tactiek, ten einde een herhaling van een tegenslag, als die te Gent, te voorkomen. Het was voor de eerste maal dat ik in dien beroemden ring verscheen, althans om er een werkzaam aandeel aan den wedstrijd te nemen, en ik was er niet weinig trotsch op. Alles wees er op dat men op een pugilistische gala-voorstelling had gerekend. Lang vóór den bepaalden datum was reeds op al de toegangskaarten beslag gelegd, en verscheidene leden van de bekende Club moesten zich tevreden stellen met staanplaatsen in de couloirs en elders, waar zy' bijna niets anders konden zien dan de hoofden van de toeschouwers. Op den eersten rang zat Lord Lansdale, met een gevolg als men slechts zelden bij een bokswedstrijd waarneemt. En toch zou deze zeldzame, grootsche verzameling van sportsmen een geweldige ontgoocheling moeten ondervinden, niet alleen wat den uitslag van den strijd uit een nationaal oogpunt betreft, maar ook in verband met de belangrijkheid van het schouwspel. Om u van dezen buitengewoneri avond een juist denkbeeld te geven, zij het nüj vergund u het verslag van een der Fransche bladen voor te leggen, dat mij het meest getroffen heeft. Dit verslag was zóó duidelijk en zóó juist, dat het thans nog een voorname plaats inneemt in het scrap-book, dat Descamps voor mij gemaakt heeft. Het was opgenomen in l'Echo des Sports van Woensdag, 10 December 1913. „Mijn beschrijving van het gevecht — indien ik althans dit woord gebruiken mag — zal kort zijn, als de ontmoeting zelf. En om haar zoo "levendig en getrouw mogelijk te maken, zal ik eenvoudig de notities uit mijn reportersboekje volgen. Bij den aanvang werpt Carpentier zich, goed gedekt, op zijn tegenstander, die hem met een linksche-rechte ontvangt. De stoot mist, maar wordt dadelijk gevolgd door een korten hoek mét de zelfde vuist, die den Franschman zwak in het gelaat treft, zonder hem te remmen. Oogenblikkeüjk installeert Carpentier zich, om zoo te zeggen, op zijn uitgekozen plaatsje. Ineengedoken bewerkt hij den Bombardier op borst en ribben. Ik krijg dadelijk den indruk dat Wells het aflegt. Te vergeefs tracht hij zyn tegenstander van antwoord te dienen, om vervolgens het bedreigde, kwetsbare deel van zijn lichaam met zijn lange, gekruiste armen te beschermen. De vuisten van Carpentier slaan letterlijk een roffel, en men ziet de knieën van den Engelschman buigen. Georges Carpentier 9 Het kort bevel break! van den scheidsrechter weerklinkt, en beide mannen treden achteruit. Maar Carpentier gaat oogenblikkelijk weer tot den aanval over, met een aanloop, die de kracht van den schok vertienvoudigt. Ik zie den Bombardier weifelen, zweven, alsof hij reeds totaal afgemaakt is. Een, twee, drie, links, rechts, links en een rechte op de maag! Langzaam, als een vod, zinkt de Engelsche kampioen neer, en met de beenen gevouwen ligt hij als een levenlooze massa evenwijdig aan de touwen. Er zal geen beweging in hem komen, onderwijl de tijdopnemer, onder een doodsche stilte, de tien fatale seconden telt. Dit is alles. Het is gedaan... Het tooneel te beschrijven dat nu volgt is minder gemakkelijk. Enkele aanwezige Franschen springen geestdriftig op, maar de Engelschen blijven verbijsterd zitten, als door stomheid geslagen. Zü hebben tijd noodig, om tot het besef te komen dat dit ongeloofelij ke tooneel geen droom is, dat hun kampioen is neergeveld, bijna zonder eenig teeken van bestaan te hebben gegeven. Maar zy zullen tot zich zelve komen en aan Carpentier, die door zijn helpers op de schouders wordt rondgedragen, de hulde bewijzen, die Britsche sportsmen een roemrijken tegenstander weten te toonen. Carpentier helpt Wells zelf op de been en voert hem naar zyn plaats. Het tooneel dat nu volgt is meer dan benauwend. Wells, weer eenigszins op zijn verhaal gekomen, begeeft zich naar het midden van den ring en wordt met gejouw begroet. Hij heft de armen omhoog, nog met de leeren handschoenen aan, en schijnt om stilte te verzoeken. En dan spreekt de Kampioen van Engeland: „Heeren, ik zou u beleefd willen verzoeken mij even aan te hooren, om een enkel woord over mijn opzienbarende nederlaag tot u te kunnen richten. Ik ken myn weak spot (zwakke plaats), die nogmaals oorzaak is geweest dat ik geslagen ben. Toch héb ik mijn best gedaan. Myn vurigste verlangen was dien boy te overwinnen. Maar ik heb het niet gekund". Behalve een zwak handgeklap op enkele plaatsen, volgt op de woorden van den Kampioen een y'zige stilte. Wankelend en terneergedrukt na zyn geweldige teleurstelling, daalt Wells het trapje van den ring af. Maar van uit het publiek dringt een man naar voren, in wien ik oogenblikkelyk den meest beroemden Engelschen vuistvechter van het laatste tiental jaren herken, den Kampioen die onoverwinnelijk was gebleken en die zich onlangs uit den ring terugtrok, omdat hy' geen tegenstander meer kon vinden, Jim Driscoll. Met gloeiende oogen en buiten zich zelve van drift, plaatst hy' zich tegenover den verslagen athleet en bjjt hem bij herhaling de woorden toe: lafaard! lafaard!" De samensteller van dit verslag heeft trouw weergegeven wat hij gezien en gehoord heeft, en ik herhaal, dat ik nimmer een meer levendige en juiste beschrijving van een dergelijke gebeurtenis op het gebied van sport gelezen heb. Toch blijf ik overtuigd, ondanks de scherpe verwijten waarmee Driscoll en anderen den overwonnen vuistvechter overstelpten, dat Wells, voor mij altijd een levend raadsel, dien avond wel degelijk zijn best heeft gedaan. Ik heb dezen aangenamen kameraad naderhand meermalen ontmoet, en de twee verwoede gevechten, die wij elkaar hebben geleverd, hebben ons niet belet ware vrienden te worden. Integendeel zou ik bijna durven zeggen. Ik ken hem goed en blijf van meening, dat Billy Wells uitstekende boksers-hoedanigheden bezat. Maar er ontbrak hem iets, dat ik eigenlijk niet goed weet te beschrijven, maar dat hem belette zijn groote, natuurlijke bekwaamheden te benutten. Meerdere tegenstanders hebben later mijn voorbeeld gevolgd en hem in zijn zwakke punt weten aan te tasten. Maar ondanks zijn vele nederlagen, heeft hij zich aan gene zijde van het Kanaal toch altijd in een groote populariteit mogen verheugen. Zooals de critici zeer terecht opmerken, mag men van elke match waarin Billy Wells een rol speelt voorspellen, dat ze op eenigerlei wijze de toeschouwers zal ontroeren. Zijn optreden is nooit alledaagsch, en al eindigt een wedstrijd, waaraan hij deelneemt, soms in zeer korten tijd, het publiek krijgt altijd — plat uitgedrukt — waar voor zijn geld. Om dit bevestigd te zien, behoeft men slechte de lijst van de door hem afgelegde proeven na te gaan en te vergelijken met die van andere bekende boksers. Die lijst haalt het maximum van beslissende uitslagen, hetzij dan gunstig of ongunstig. Men oordeele in verband met de volgende cijfers: Van de vijf en veertig publieke wedstrijden, waaraan hij heeft deelgenomen, hebben er slechts twee het volle aantal te voren vastgestelde ronden geduurd. HOOFDSTUK VIII. De Negerhut van Oom Tom. De uitkomst van mijn tweede match met Wells zou aanleiding geven tot het meest zonderlinge avontuur tijdens mijn loopbaan, ja, misschien wel tot het meest buitengewone voorval dat in de geschiedboeken van de bokswereld staat opgeteekend. Onder de toeschouwers op welke de nederlaag van den Bombardier, in den ring van de. National Sporting Club, een buitengewoon diepen indruk had gemaakt, bevond zich een zekere George Mitchell, een jonge man van goede familie uit Yorkshire, zoon van een schatrijken mijneigenaar. Kranig athleet en sportsman in hart en nieren, had hij als amateur bij tal van sportwedstrijden zeer veel succès behaald. In zijn oogen was door de nederlaag van den Britsehen kampioen een smet geworpen op het wapenschild van het sportieve Engeland. In overeenstemming met de hem vergezellende vrienden had hy' verklaard, het als onaannemelijk te beschouwen dat die kleine, bleeke Franschman in staat was, met één enkelen vuiststoot den kampioen van het oude Engeland buiten gevecht te stellen. En op staanden voet ging hy' een weddenschap aan, om twee honderd pond sterling, dat hy', als amateur, het langer tegen Georges Carpentier zou uithouden dan de beroepsbokser Billy Wells. Reeds den volgenden dag opende het clubje de onderhandelingen, en wel door tusschenkomst van den heer Victor Brëy'er, ten einde aan den wedstrijd een officieel tintje te geven. Hun ernstige bedoeling maakte indruk op den directeur van l'Echo des Sports, die Francois Des- camps met het aanbod in kennis stelde, waarop deze het oogenblikkelijk met mij besprak. Het voorstel kwam hierop neer: Inzet twee honderd pond, welk bedrag mij werd toegekend, wanneer ik er in toestemde de bokshandschoenen tegenover den man uit Yorkshire aan te trekken, onder belofte myn best te zullen doen hem zoo spoedig mogelijk te verslaan. Eerlijk gezegd vond ik deze geldkwestie bijzaak. Het was voornamelijk de ultra-sportieve zijde van het voorstel welke mij interesseerde. En ik werd nog meer door het optreden van Mitchell getroffen, toen hy my', een paar uren vóór den wedstrijd, onder vier oogen uitdrukkelijk verzocht, hem evenmin te sparen als ik het eenige weken vroeger Wells had gedaan. „Het is er my' alleen om te doen", voegde hy' er eenvoudig aan toe, „te zien of het mogely'k is dat ik my beter houd dan onze kampioen. Wees dus zoo goed, de zaak in volkomen ernst op te nemen en mij hoegenaamd niet te ontzien". Deze ongewone matoh had plaats in het Quartier Latin, in het zaaltje van professor Lerda, die zich had bereid verklaard als scheidsrechter op te treden. Er was geen sprake van entree-betalend publiek. Slechts enkele speciaal genoodigden woonden den wedstrijd bij. Die Mitchell was een groote, slungelige jongeman, verscheidene centimeters grooter dan ik, maar vermoedelijk van ongeveer gelijk gewicht. Als amateur bezat hij, zonder twijfel, een meer dan middelmatige bekwaamheid; hij stootte kort en betrekkelijk vlug en wist zich door blokken vrij aardig te verdedigen. Dientengevolge kon ik hem met mijn eersten stoot niet naar het Rijk der Droomen doen verhuizen, wat ik volgens de voorwaarden toch moest trachten te doen. Maar dit lukte mij niet, en het duurde langer dan twee minuten voor dat deze Engelsche amateur voor het eerst tegen den grond ging. Met kracht sprong hij weer op, en ik moest hem een tweeden, harden rechtschen hoek geven, om zijn rekening af te sluiten. Intusschen had hjj zijn weddenschap gewonnen, want de officieele tijd van de match in Covent Garden was 73 seconden geweest! Ik heb door dat eigenaardige geval een groote bewondering voor de Engelsche sport gekregen. Ieder moet het, dunkt mij, met nüj eens zijn en erkennen dat een man die tot een daad in staat was, als door George Mitchell verricht, niet anders dan een dappere kerel kon wezen. Hij zou dit trouwens niet lang daarna ten volle bewijzen. Enkele maanden later trokken wij beiden te velde. Ik keerde heelhuids terug, maar Mitchell sliep zijn laatsten slaap in de lage landen van Vlaanderen, te midden van duizenden van zijn landgenooten. Toen ik, door tusschenkomst van wederzij dsche vrienden, in den zomer van 1916 de tijding van zijn dood ontving, sprongen de tranen mij in de oogen. Deze hulde had die dappere onder de dapperen wel verdiend. Door de beschrijving van deze ontmoeting te laten volgen op die van myn match in Co vent Garden, gaf ik haar m. i. wel de juiste plaats in mijn boek, maar heb ik toch gezondigd tegen de chronologische volgorde. Want tusschen beide ontmoetingen in nam ik nog deel aan twee andere wedstrijden, waarvan er één ongetwijfeld als bijzonder belangrijk mag worden aangemerkt, aangezien ik daarin tegenover den merkwaardigen neger Joe Jeannette kwam te staan. Omtrent die tweede match kan ik kort zijn. Ze had in Januari 1914 te Nizza plaats. Myn tegenstander was de Ier Pat O'Keefe, die destijds het kampioenschap van Groot Brittan je voor middengewicht bezat. In twee ronden sloeg ik hem knock-out. Onmiddellijk hierna zwichtte Descamps voor de herhaalde, dringende uitnoodiging van den heer Vienne, om mij te doen uitkomen tegenover Jeannette, dien ik u reeds eerder noemde als een van de meest geduchte vertegenwoordigers van de klasse zwaargewicht en dien men destijds met recht als de evenknie van zijn zwarten broeder Jack Johnson beschouwde, den houder van den wereldtitel, welken deze zich wèl wachtte in voor hem gevaarüjke ontmoetingen te verdedigen. Als ik neiging gevoelde om te filosofeeren, dan zou ik hier op het contrast kunnen wijzen tusschen den avond van 21 Maart 1914, toen ik in het Luna Park mij tegenover dien grooten neger uit Hoboken plaatste, en dien bewusten treurigen avond van vijf jaren geleden, toen ik te midden van al die arme duivels bij het Cirque de Paris op straat stond te wachten, omdat ik geen honderd stuivers entrée kon betalen voor den opzienbarenden strijd van dien zelfden Jeannette met den reusachtigen neger Sam Mac Vea... Opdat ik zooveel mogelijk troeven in de hand zou hebben, had Descamps de uitnoodiging voor den wedstrijd aangenomen, op voorwaarde dat het aantal ronden van 20 op 15 zou worden teruggebracht en dat Jeannette een gewicht van 84 kilo's niet zou overschrijden. Wij hoopten dat hij hierdoor wat zwakker zou zijn, maar onze hoop bleek ij del. Ik gaf hem trouwens toch nog een dozijn kilo's toe bij deze match, die sommigen als een groote dwaasheid mijnerzijds beschouwden. Mijn beginsel is altijd geweest: zooveel mogelijk aanvallend optreden, zelfs tegenover den meest geduchten tegenstander. Getrouw aan mijn principe, liep ik, zoodra het sein werd gegeven, dadelijk op Jeannette in en stootte hem met mijn linkervuist vol in het gelaat. Zijn weer- stoot wist ik gemakkelijk te ontwijken, waarna wij borst aan borst vochten. Zoodra wij weer gescheiden waren, stootte ik vlug, juist en met alle macht, om beurten met de linker en met de rechter. Deze laatste trof den neger juist op het uiterste einde van zijn kaak en deed hem omver rollen. Groote geestdrift in de zaal natuurlijk. Maar Jeannette is geen kerel, dien men met een stoot buiten gevecht stelt; hjj werd trouwens nog nooit knock-out geslagen. Bij de vierde seconde was hij reeds weer op de been, om dadelijk den strijd te hervatten. rk zal de vijftien ronden niet in bijzonderheden beschrijven. Wij voerden voortdurend een geheel verschillende tactiek. Mijn tegenstander zocht het nabij gevecht, terwijl ik trachtte op afstand te boksen. Maar door zijn handigheid, sluwheid en langdurige ondervinding kon hjj herhaaldelijk zijn tactiek volgen, ofschoon ik hem ook meermalen dwong mij de leiding af te Carpentier als vader in bewondering voor zijn baby, Jacqueline. staan. Het is wel eigenaardig dat mijn vrienden vreesden dat ik zou verzwakken, naar mate de strjjd langer duurde, terwijl ik juist steeds beter werd hoe dichter het einde naderde. Ik moet toegeven dat men het geheel niet juist kan beoordeelen, wanneer men als bokser zelf aan een wedstrijd deelneemt, maar het wilde my na de achtste ronde toch toeschijnen, dat ik in het voordeel begon te komen. Ik deelde myn indruk aan Descamps mede, en hy was het met my eens. En ik geloof dat duizenden toeschouwers er eveneens over dachten, althans te oordeelen naar hun heftige protesten, toen werd bekend gemaakt dat de scheidsrechter, de heer Frantz Reichel, de overwinning aan Jeannette toekende. Evenals de groote meerderheid van het publiek, kon ik aanvankelijk niet begrijpen wat er dan toch wel gebeurd mocht zyn en welke overwegingen den scheidsrechter er toe geleid had- Qeorgos Carpentier den, ten gunste van mijn tegenstander te beslissen. Wanneer ik zeg dat de uitbarsting van verontwaardiging van Descamps heftiger was dan die van een vulkaan, dan druk ik mij nog te zwak uit. Het zelfde zou ik niet kunnen beweren van de heeren van de tegenpartij, die blijkbaar verrast waren door zulk een onverwacht meevallertje. Ik wensch intusschen uitdrukkelijk te verklaren dat ik geen oogenblik heb getwijfeld aan den ernst en aan de onpartijdigheid van den heer Reichel, en zal er mij dus eenvoudig toe bepalen te zeggen, dat hij zich vergist heeft. Maar ik herhaal, dat dit niet alleen mijn meening is, die in dit geval geen gewicht in de schaal mag leggen, doch van bijna alle aanwezige, bevoegde beoordeelaars. Onder dezen bevonden zich vele Engelsche sportsmen, o. m. de heer „Peggy" Bettinson, de wel bekende directeur van de National Sporting Club. Toen ik hem zijn oor- deel vroeg, kleedde hij zjjn antwoord zóó humoristisch in, dat ik niet kan nalaten het hier weer te geven: „Er is geen twijfel aan of u hebt Jeannette geslagen. Evenals iedereen stond ik verstomd, toen ik den uitslag hoorde aankondigen. Ik heb myn best gedaan, om de redenen te begrijpen, die den scheidsrechter er toe hebben gebracht, om de overwinning aan den neger toe te kennen, maar de eenige uitleg, dien ik heb kunnen vinden, is deze: Mijnheer Reichel zal van middag De Negerhut van Oom Tom nog eens hebben gelezen l" Ik wil hieraan nog toevoegen dat Jeannette -zelf, zoowel als zijn manager Dan Mac Ketrick en eenige van hun Amerikaansche vrienden, mij zeer duidelijk hebben laten merken, dat ook zij het met de uitspraak niet eens waren. Maar dit alles is nu oude geschiedenis, en ik kan zonder bitterheid aan dien avond terug- denken, toen Descamps en ik, met tranen in de oogen, in onze kleedkamer ons op een stoel hadden laten neervallen. Frangois en ik zijn reeds lang tot de conclusie gekomen dat deze nederlaag — mijn laatste op de lijst van myn wedstrijden, op het oogenblik waarop ik deze regels schryf — in werkelijkheid een van de mooiste prestaties van mijn loopbaan is. HOOFDSTUK IX. Een zoogenaamd Wereldkampioenschap. Bij het begin van het jaar 1914 stonden de boksers van het zwarte ras ongetwijfeld bovenaan. Niet alleen hield Jack Johnson het onbetwiste kampioenschap van de wereld, maar wanneer men een keuze had moeten doen onder de mannen, die men als zijner waardige tegenstanders kon beschouwen, dan zou men ook het oog hebben moeten slaan op drie pugilisten, die eveneens een zwarte huidskleur vertoonden: Joë Jeannette, Sam Langford en Sam Mac Vea, die ik in alphabetische volgorde noem, omdat ik de verantwoordelijkheid niet zou durven op mij nemen, hun een plaats toe te kennen in volgorde van hun bekwaamheid. Dit vraagstuk is trouwens nimmer opgelost. Nu was tegen het eind van 1913 een „Blanke Hoop" komen opdagen. Het was natuurlijk een Amerikaan — doch ter loops zij opgemerkt: van Duitsche afkomst — Edward Eckbladt genaamd, die bokste onder den naam Gunboat Smith. Hij had de aandacht op zich gevestigd door een opmerkelijke overwinning op Langford in eigen persoon, die voor het eerst van zijn leven, na drie ronden, het onderspit had moeten delven in een match, gedurende welke, door een gelukkigen ommekeer van zaken, de blanke zich voortdurend sterker dan de zwarte had getoond. Een groep Engelschen, met den sedert overleden oud kampioen voor lichtgewicht, Dick Burge, aan het hoofd, wilde zich mijn reputatie, na mijn overwinningen op Bombardier Wells, ten nutte maken en mij tegenover de nieuwe „verschijning" doen optreden. Na eindelooze onderhandelingen werd bepaald dat de ontmoeting in Juli zou plaats hebben. Ten einde aan de eischen van een „battage" *) te voldoen, wat men — helaas — aan gene zijde van het Kanaal evenzeer noodzakelijk schijnt te vinden als bij ons, vonden de ondernemers voor deze gelegenheid den deftigen titel „Wereldkampioen van het Blanke Ras" uit. Hierom zou het dus gaan! Men zij er van overtuigd dat die titel Descamps en mij koud liet; voor ons was het van veel meer belang dat het syndicaat Burge mij een vaste som van 4.000 Pond garandeerde, onverschillig of ik won of verloor. Hiermede was aan onzen eisch, een minimum bedrag van honderd duizend francs dadelijk na aankomt, voldaan. Het was het grootste honorarium dat mij ooit was uitbetaald en maakte wel een opmerkelijk verschil met de 100 francs, die mij zes jaren te voren werden toegekend voor mijn match met Salmon, te Maisons-Laffite. Er was in die zes jaren heel wat gebeurd en 4) Letterlijk vertaald: dorschloon. ik had in dien tijd een moeilyken weg afgelegd! Evenals voorheen bereidde ik my te Manitot op den wedstrijd voor. Gunboat Smith en zijn gevolg, vele weken vóór de match in Europa aangekomen, betrokken hun bivak te Harrow, in de buurt van Londen. Men weet dat ik niet gewoon ben om mijn tegenstanders in discrediet te brengen, waarom ik er mij dan ook thans van zal onthouden Smith anders dan als bokser te beoordeelen. Ik heb trouwens wel redenen om te veronderstellen dat ik hem daarmee een grooten dienst bewijs. Want wanneer ik mag afgaan op het oordeel van hen, die hem van naby leerden kennen, dan mist deze ruwe Germano-Amerikaan de eigenschappen van een gentleman, welke de meeste vuistvechters zich juist — en terecht — trachten eigen te maken. In de ruime hall van Olympia trad ik dan op 16 Juli tegenover hem in den ring. De gebeurte- nis had het sportieve Londen in opschudding gebracht, de match lokte een buitengewoon talrijk publiek. Reeds den avond van onze aankomst te Londen, drie dagen te voren, hadden wij een eersten indruk kunnen krijgen van die groote belangstelling. Een dichte menigte wachtte mn* toen bij het Charing Cross-Station en in de omgeving op, om mij te begroeten, en gedurende een kwartier was de passage in Strand bijna totaal gestremd. De ondernemers van den wedstrijd, die hun zaakje goed verstonden, hadden een muziekkorps opgesteld, dat mij met de Marseillaise ontving, en een met twee schimmels bespannen landauer stond gereed om ~mij naar Hotel Métropole te brengen. Maar mijn bewonderaars — het zij met alle bescheidenheid gezegd — die nog doller waren dan de rest, spanden de edele dieren af en trokken het rijtuig zelf naar het hotel, dat gelukkig dich in de buurt van het station was gelegen. Maar laat ons tot de match terugkeeren. Mijn voorbereiding voor den wedstrijd had een zeer geregeld verloop gehad, ik was dan ook in uitstekende conditie en gevoelde ndj sterker dan ooit. Intusschen mocht ik, na kalme overweging, rxnjn taak voor dien avond niet als een gemakkelijke beschouwen. Integendeel. De man toch, tegenover wien ik de handschoenen had aangetrokken, had zich de meerdere van Langford getoond, die bij zijn laatste ontmoeting met Jeannette, in tegenwoordigheid van het Parijsche publiek, zyn tegenpartij de baas was gebleven. En men weet dat bij onze match de uitspraak van den scheidsrechter ten gunste van Jeannette was geweest, ondanks mijn vaste overtuiging dat ik hem mijn meerderheid had getoond, zeer zeker wat juist en wetenschappelijk boksen betrof. Maar mijn zelfvertrouwen, dat mij steeds steunde, ook tijdens de meest gevaarlijke ontmoetingen, verliet mij ook thans niet... ...Seconds out, time! riep de heer J. T. Hulls, met zijn chronometer in de hand. De uitmuntende Engelsche referee Eugène Corri fungeerde als hoof dscheidsrechter en werd bijgestaan dóór de heeren Joe Garreau, uit New York, en Victor Breyer, uit Parijs. Reeds na de eerste ronde kreeg ik het gevoel dat ik niets te vreezen had. Ik merkte dat Smith traag en onzeker was in zijn bewegingen, al toonde 'hij dan ook een groote kracht. Alle omstandigheden in aanmerking genomen, besloot ik onmiddellijk tot een aanvallende tactiek, door de Engelschen forcing genoemd, waardoor ik reeds dadelijk eenig voordeel behaalde. Mijn tegenstander, die mij voornamelijk volkomen zwaaislagen trachtte toe te brengen, werd door den heer Corri eenige malen tot de orde geroepen wegens te laag slaan. By' het begin van de vierde ronde meende ik duidelijk te bemerken dat Smith buiten adem geraakte en dat mijn herhaalde stooten op zijn ribben hem reeds hadden verzwakt. Descamps, die het ook had waargenomen, gaf mij den raad maar dadelijk stevig door te zetten en te trachten hem knock-out te stooten. En zoo geschiedde het dan dat, na een clinehing (vastgrijpen) en na een goed uitgevoerden schijnstoot met mijn linker, ik een heftigen rechtschen hoek juist op de punt van de kin van mijn tegenstander plaatste, met het gevolg dat hij op de knieën zonk. Er ontstond groot rumoer onder het toch reeds zichtbaar opgewonden publiek, en ik geloof dat de of f icieele personen op dat oogenblik hun ontroering ook niet konden bedwingen. Dit is de eenige verklaring die ik vinden kan voor de verwarring, welke thans ontstond. Terwijl de tijdopnemer den wijzer van zijn chronometer aandachtig volgde en op zeker moment zijn out! met luider stemme deed weerklinken (hij ver- klaarde later dat Smith precies 14 seconden op den grond had gelegen), scheen de scheidsrechter, die door het rumoer niet goed hooren kon, langzamer dan hij te tellen. Toen hij negen telde, stond Smith op. Mjjn vrienden begrepen zoo min als ik zelf wat er eigenlijk gebeurd was, en alvorens wij er ons eenige rekenschap van konden geven, kondigde de gong het einde van de vierde ronde aan. Er zat niet anders op dan den strijd voort te zetten. Ik mag niet verzwijgen dat ik my' eventjes ontmoedigd gevoelde, waaraan zeker moet worden toegeschreven dat ik gedurende de vijfde ronde niet veel bijzonders verrichtte, ofschoon ik toch voortging met mijn meerderheid te doen blijken. En toen kwam in de volgende ronde onverwacht het einde, ik moet zeggen een roemloos einde, dat ik natuurlijk volstrekt niet gewenscht had. Ik werd n.m.1. overwinnaar, doordat men mijn tegenstander disqualificeerde, en wel naar aanleiding van het volgende. Na een mislukten rechtschen zwaaislag, waarbij ik het lichaam omdraaide, verloor ik mijn evenwicht en viel op de knieën, waarvan Gunboat Smith misbruik maakte door mij ruw in den nek te slaan, nadat hij zijn plaats daartoe opzettelijk had uitgekozen, zooals trouwens ook duidelijk uit een-film-opname gebleken is. De heer Corri disqualificeerde hem oogenblikkelijk. Aldus behaalde ik den statigen titel van „Wereldkampioen van het blanke Ras", dien Descamps en ik eigenlijk belachelijk vonden. Wjj hebben er dan ook nimmer in ernst aan gedacht er gebruik van te maken. Wij verlangden iets beters, en wij verlangen dit nog. Daags na de match maakte men reeds plannen voor een revanche, waartoe ik mij dadelijk bereid verklaarde.. Maar men slaagde er niet in ook Gunboat Smith er toe te bewegen, waarom wij besloten een voorstel van het dagblad John Buil aan te nemen voor een wedstrijd met den Anglo-Amerikaan Young Ahearn, die, ofschoon aanmerkelijk lichter dan ik, juist eenige mooie overwinningen had behaald. De laatste zege had hij bevochten op sergeant Braddock, een bekend waardig vertegenwoordiger van de klasse middengewicht. Een bedrag van vijf duizend Pond Sterling zou mij voor deze match worden toegekend, die medio Augustus in de open lucht zou plaats hebben, en wel op een van de Londensche voetbalvelden. Maar 2 Augustus brak de geweldige wereldbrand uit, die gedurende ruim vier jaren Europa in vuur en vlam zou zetten en stroomen bloeds zou doen vloeien. Wij zouden voorloopig wel wat anders te doen krijgen dan ons te oefenen in de bokskunst... HOOFDSTUK X. De ware „Groote Match". Op den dag van de oorlogsverklaring was ik twintig jaar en zeven maanden oud. Hoewel nog niet gemobiliseerd, behoorde ik toch tot de lichting die het eerst in aanmerking kwam om onder de wapens te worden geroepen. Descamps, die vijf en dertig jaar was, moest waarschijnlijk onmiddellijk opkomen. Wij waren het er dadelijk over eens, dat wij onverwijld naar Frankrijk moesten terugkeeren. Met een van de laatste booten die de geregelde vaart tusschen Engeland en Frankrijk onderhielden, staken wij het Kanaal over en zetten op 4 Augustus den voet op vaderlandschen bodem. Voor vele maanden zouden wij van elkander gescheiden moeten blijven. Terwijl Descamps naar Lens doorreisde, om aan de oproeping om Georges Carpentier als vliegenier. onder de wapens te komen te voldoen, bleef ik eenige dagen te Parijs. Ik zal niet probeeren het buitengewone schouwspel te beschreven dat de Hoofdstad toen bood, want hiertoe bezit ik hoegenaamd geen talent. Al nüjn vrienden waren reeds in verschillende richtingen vertrokken. Den volgenden morgen begaf ik mij naar het Recruteeringsbureau om een vrijwillige verbintenis aan te gaan, of beter, om mij reeds bij voorbaat aan te melden, aangezien omtrent het oproepen van mijn lichting nog geen besluit was uitgevaardigd. Ik was dus feitelijk vrij om mijn korps te kiezen en aarzelde geen oogenblik om mij aan te bieden voor den luchtvaartdienst. Na velerlei stappen te hebben gedaan ter verwezenlijking van mjjn doel, werd ik naar St. Cyr bij Versailles gezonden, waar de .Centrale Luchtvaartdienst was gevestigd. Ik was niet weinig teleurgesteld toen men, nadat ik bij aankomst had verklaard geen vliegtuig te kunnen bestu- Gsogrea Carpentier ren, mij aanwees als bestuurder van een automobiel om de officieren van het kamp te vervoeren, m. a. w. ik werd chauffeur en zag mij de weinig roemrijke taak opgedragen, dagelijks een kapitein van St. Cyr naar Parijs te rijden en vice-versa. Dit minder begeerenswaardige baantje heb ik weken lang moeten vervullen. Het leek mij vernederend en belachelijk, vooral wanneer ik aan de geweldige gebeurtenissen dacht, die niet verre van daar voorvielen en waarbij de meesten van mijn vrienden een meer of minder belangrijke rol vervulden. Op zekeren dag, toen ik voor het ministerie van oorlog bij mijn wagen op mijn „patroon" stond te wachten, werd ik door een kleinen poilu, wien het stof van het slagveld nog op het gezicht scheen-te kleven, op de volgende, niet bepaald vriendelijke wyze toegesproken: „Ik ken jou... ik ken jou... jij bent de groote bokser Georges Carpentier, die fameuse vuistvechter! Maar voor het ware gevecht schijn je mij toch niet veel te beteekenen! Jjj maakt den oorlog mee op den Boulevard Saint-Germain; maar waar werkelijk in ernst gevochten wordt, daar zul jij nooit kómen. Jij zult niet gaan zien wat de kameraden aan het front doen, ze hebben jou warmpjes in de watten gelegd en daar zul je wel blijven. Alleen wij „ballots" *) zijn goed genoeg om ons te laten dooden!" Ik zal u de rest van zijn brutale toespraak sparen. Maar de hatelijke woorden, die hij mij voor de voeten wierp, hinderden mij ontzettend, omdat ze zoo geheel onrechtvaardig waren, daar ik er zelf volmaakt onschuldig aan was, dat ik aan de oorlogsgevaren onttrokken bleef. Ik was embusqué3) tegen mijn wil. 4) Ballot beteekent, letterlijk vertaald, een baal, een pak goed. s) Als embusqué's stonden tijdens den oorlog die militairen bekend, die baantjes hadden achter het front en die dus aan het gevecht geen deel namen. (Vert.) Reeds den zelfden dag herhaalde ik mijn commandant voor de zooveelste maal mjjn verzoek, om bij den eigenlijken luchtvaartdienst te worden werkzaam gesteld. Ik moet aannemen dat de door mjj aangevoerde redenen dezen keer als grondig werden erkend, want de gevraagde gunst werd mij toegestaan. Enkele daeren later werd ik overe-enlaatst naar de opleidingsschool in het kamp van Avord, waar ik op 3 Januari 1915 aankwam en oogenblikkelijk als leerling-vlieger mijn nieuwe taak aanvaardde. Het behoeft geen verwondering te baren, wanneer ik zeg, dat mijn natuurlijke aanleg voor het vak nuj van groot nut was en dat ik weldra goede vorderingen maakte. Reeds op 13 Mei werd ik als vliegenier aangesteld, na mijn examen met succès te hebben afgelegd. Ik was dol blij, en ik moet eerln'k bekennen dat geen oogenblik de gedachte aan de gevaren, die mjj wachtten, bh' mij was opgekomen. Evenals op dien eersten dag van den oorlog brandde ik van verlangen om een werkzaam aandeel te mogen • nemen aan het geweldige treurspel, dat daar in het Noorden en Oosten van ons land werd opgevoerd. Mjjn volgende standplaats was het kamp van Bourget, waar ik werd ingedeeld bij het Depot voor vliegeniers, die daar hun vertrek naar het front afwachtten. Zoo gingen vele weken voorbij, die mij eindeloos toeschenen. Maar ten slotte werd ik dan toch naar de zone van de strijdende troepen gezonden en werd ik bij een escadrille geplaatst, onder bevel van kapitein Happe, wiens naam later meermalen zou genoemd worden in verband met nachtelijke bombardementen. Hjj was een type van een officier, en tevens een echte sportsman, die de bewondering wist te wekken van al zijn ondergeschikten. Bij deze escadrille, en bjj meer andere, maakte ik gedu- rende ruim vijftien maanden den oorlog mede. Achtereenvolgens was ik waarnemer, fotograaf en artillerie-verkenner, voordat ik werd ingedeeld bh' den verbindingsdienst voor de infanterie. Deze taak was zeer gevaarlijk en bestond uit het begeleiden van, en verband houden met de troepen tijdens den aanval. Men moest daarbij vrij laag vliegen, ten einde de chefs behoorlijk te kunnen inlichten omtrent de stellingen en de bewegingen van den vijand. Wanneer ik thans de gevoelens tracht te ontleden, welke mg' in dien tijd bezielden, dan kan ik ze het best vergelijken bh' die, welke ik ondervond als ik aan belangrijke matches moest deelnemen, waarbij ik een geduchten tegenstander zou te bekampen hebben, dien ik in staat kon achten mh' met den vloer van den ring te doen kennis maken. Maar evenals vroeger mocht het mij in de meest ernstige omstandigheden altijd gelukken mijn koelbloedigheid te bewaren en voerde ik met veel geestdrift alle opdrachten uit, die men mij verstrekte. Ik beschouwde ze ook als sport, maar het was buitengewone, geweldige, ontroerende sport, waarbij men steeds den dood als tegenstander had! Zoo herinner ik mij dat ik, gedurende mijn proeftijd, op zekeren dag plotseling bemerkte dat mijn motor bleef stil staan, toen ik mij boven de uitloopers van de Vogezen bevond. Gelukkig vloog ik vrij hoog. Het zonderlinge gevoel daf ik kreeg, toen eensklaps alles zoo stil om mij heen werd, kan ik niet beschrijven. Zou ik naar beneden storten of zou ik mij uit den nood kunnen redden? En zie, daar ontdek ik tusschen twee steile bergtoppen een terrein dat mij voor een landing goed geschikt leek, wat mij een groote vreugde veroorzaakte. Kalm liet ik mijn vliegtuig dalen, en ik kwam behouden op den grond. Na onzen grooten, helaas mislukten, aanval in September' 1915, op de fronten van Artois en van Champagne, kreeg ik de moeilijkste proef te doorstaan van al degenen welke de oorlog mij tot dien tijd had opgelegd. Het was mooi weer, maar nevelachtig, en hoe hooger men vloog hoe meer het uitzicht door den mist belemmerd werd. Ik had opdracht om het vuur van de veldartillerie te helpen leiden en was dus verplicht betrekkelijk laag te vliegen. Ik naderde de aarde dan ook zóó dicht, dat ik op zeker oogenblik de doelschjjf werd van de Duiteche infanterie, met het gevolg, dat mijn vliegtuig des avonds, na mjjn terugkeer, doorzeefd bleek te zijn van vijandelijke kogels. Gelukkig had mijn goed gesternte mij niet verlaten en bleef ik zelf ongedeerd. Naar aanleiding van mijn „heldendaad" — zooals althans mijn chefs hetgeen ik gedaan had noemden — werd ik door den generaal, commandant van het Vierde Leger, aldus bjj dagorder vermeld: „Sergeant Carpentier, Georges, vliegenier van de Escadrille M F 55. Heeft op 25 September 1915 niet geaarzeld om, bij mistig en regenachtig weer, gedurende het gevecht op minder dan twee honderd meter boven de vijandelijke linie te vliegen. Heeft bij meerdere gelegenheden groote koelbloedigheid en een merkwaardige stoutmoedigheid getoond; keerde nimmer terug zonder zijn opdracht te hebben uitgevoerd en meermalen met een vliegtuig dat doorboord was door kogels en granaatscherven." Deze vermelding bezorgde mij het Oorlogskruis met den palmtak. Men zal begrijpen dat ik het kruis vol trots en met vreugde droeg, ja, ik wil gaarne erkennen dat deze vreugde grooter was dan ik ooit ondervonden had bij welke groote overwinning ook in den ring. Omstreeks dien tijd ontving ik, voor het eerst sedert het begin van den verschrikkelijken oorlog, bericht van mijn ouders en van de eenige van mijn zusters die nog bij hen in huis was. Ik heb nog niet verteld dat ik twee jaren te voren, na mijn overwinning op Sullivan, te Monte Carlo, toen ik eigenaar werd van zulk een groote som gelds, een plan had verwezenlijkt dat ik reeds lang koesterde. Ik had toen namelijk gezorgd voor een rustig bestaan van mijn goede ouders, door hun een aardig pand aan de Grand'place te Lens te koopen, in een gedeelte waarvan zy een geschikte woning vonden, terwh'1 het andere deel, als café ingericht, door mijn broer Albert werd geëxploiteerd. Men had dit „Café des Sports" gedoopt. Achter vond men een bokszaaltje waar Albert, die tegenwoordig les geeft te Parijs, aan tal van, liefhebbers die mijn voorbeeld wilden volgen onderricht gaf in de eerste beginselen van de bokskunst. Meer dan een jaar was verloopen sedert ik de laatste berichten van huis ontvangen had, aangezien de Duitschers in October 1914 Lens ii waren binnengerukt. Het is wel opmerkelijk dat ik door tusschenkomst van een Duitschen onderofficier de tijding ontving, dat mp ouders een uitstekende gezondheid genoten. De stad lag op eenigen afstand achter het front en diende als kantonnement voor de rustende vijandelijke troepen. Het toeval wilde dat bovenbedoelde onderofficier in het „Café des Sports" werd ingekwartierd, belang stelde in de bokskunst, inlichtingen vroeg bh' het zien van een van mjjn portretten en aldus te weten kwam bjj welke familie hjj eigenlijk onder dak was gekomen. Deze brave jongen — men treft ze zelfs onder de Boches aan! — beloofde aan mijn ouders, toen zij er zich over beklaagden dat zij mij nooit eenig bericht konden zenden, te zullen zorgen dat ik tijding van hen ontving. Het opmerkelijke is dat hu' woord hield. En zoo ontving ik dan eind October 1915 een brief van hem, dien hij via Nederland verzond en waarin hij mjj omtrent zyn verbly'f by myn ouders een en ander mededeelde. Als er éen Duitscher bestaat, aan wien ik bereid ben vergiffenis te schenken voor al het leed dat zyn land het my'ne heeft aangedaan, dan is hy' het. Na een kort oponthoud in het kamp van Mailly, na de reorganisatie van de luchtvaartafdeelïng, behoorende tot het legerkorps waarbij ik dienst deed, werd ik met een nieuwe escadrille naar een vliegkamp in de buurt' van Verdun gezonden. Kort na onze aankomst ontwikkelde zich in dezen historisch geworden sector het geweldige Duitsche offensief, dat maanden lang de heele wereld in beroering zou houden en waarby' onze kranige poilus de algemeene bewondering zouden wekken, door den schitterenden weerstand dien zy er aan boden, onder omstandigheden welke zóó overbekend zyn, dat ik ze waarlijk niet in herinnering behoef te brengen. Wat ik vóór dezen tyd van den oorlog had gezien komt mjj thans als vrij onbeduidend voor, wanneer ik het vergelijk met hetgeen ik bij Verdun heb meegemaakt. Als ik mij daarover in bokserstaai zou moeten uitdrukken, dan zou ik spreken van „zes rondjes" bij de voorbereiding, tegenover een van die groote wedstrijden waaraan de dagbladen gewoonlijk eenige kolommen wijden. Midden in het jaar 1916 kwam ik in dien beroemd geworden sector aan, en ik zou er zes maanden blijven. Zes maanden in een hel! Mij werd de taak opgedragen van verbindingsman tusschen den vliegdienst en de infanterie. Ik moest de aanvalstroepen niet alleen inlichten omtrent de doelen welke zij konden bereiken, maar ook omtrent de stellingen en de bewegingen van den vijand. Laag vliegen was hiervoor noodzakelijk, met het gevolg dat men vaak aan het vuur van den tegenstander was blootgesteld. Niet zelden vloog ik niet hooger dan honderd meter, terwijl beneden mij de strijd hevig woedde. Het meest grootsche, maar tevens het meest vreeselyke schouwspel dat ik mocht bijwonen had plaats op 2 October 1916, den dag waarop onze roemrijke infanterie, met een bewonderenswaardige geestdrift haar onweerstaanbaren stormloop uitvoerde tegen de overblijfselen van het geduchte fort Douaumont, dat zes maanden te voren door den vijand genomen was, op het oogenblik dat de Keizer, in hoogdravende termen, er zich op beroemde, den voet te hebben gezet op de plaats waarvan het bezit noodig was om hem meester te doen worden van de lang begeerde citadel. Onze infanterie had dien morgen bevel ontvangen om tot eiken prjjs de overblijfselen van het roemrijke fort te hernemen. Haar geestdrift, haar drang naar voren, haar besluitvaardigheid en, bovenal, haar zelfvertrouwen waren van dien aard, dat niets ter wereld haar had kunnen weerstaan. Het was mij gegeven van uit mijn vliegtuig den geweldigen strijd beneden mij te mogen aanschouwen, terwijl ik er in de lucht een werkzaam aandeel aan nam. Onbeschrijfelijk zijn de aandoeningen, die ik ondervond, op het oogenblik dat ik onze poilu's als mieren de borstweringen zag bekruipen, voor zoo ver daarvan dan nog iets was overgebleven, en het fort hernemen. De laatste verdedigers zaten daar als muizen in een val. Ik zou het werk van de vliegeniers op dien dag niet durven vergelijken bij de schitterende taak, welke het wapen, dat men steeds als de Koningin van het slagveld heeft beschouwd, ten uitvoer bracht. Maar toch zou ik aan mijn eenvoudigen plicht als schrijver van dit boekje te kort doen, wanneer ik niet mededeelde dat de commandant van de roemrijke divisie, welke Donaumont hernam, ons dien zelfden dag nog, in zeer vleiende woorden, complimenteerde en een deel van het behaalde, schitterende succès aan onze medewerking toeschreef. Nogmaals keerde ik na den strijd terug met een vliegtuig dat door vijandelijke kogels was doorboord. Zelfs mijn hoofddeksel vertoonde een kogelgat. Enkele dagen later mocht ik, met verklaarbaren trots, kennis nemen van de volgende legerorder: „Order No. 4067 D. — De Militaire Medaille wordt toegekend aan den sergeant Carpentier, Georges, .stamboeknummer 2211, behoorende tot Escadrille 88, sergeantevlieger met buitengewone bekwaamheden; dwingt ieders eerbied af door zijn moed en voortvarendheid, waarmede hh" byna dagelijks de meest gevaarvolle opdrachten uitvoert. Heeft zich gedurende den aanval van 2 October 1916 buitengewoon onderscheiden door bijna vier uren lang, ondanks de ongunstige weersgesteldheid, op geringe hoogte boven de aanvalslinies te vliegen, en aldus bewezen voor het grootste gevaar niet terug te deinzen. Was reeds eerder bij legerorder vermeld. Geteekend: Joffre." De Militaire Medaille kwam dus, naast het Oorlogskruis, myn borst versieren. Ze werd my door den heer Raymond Poincarré persoonlijk uitgereikt in de buurt van Verdun, bij gelegenheid van een bezoek dat de President van de Republiek aan het slagveld bracht, in gezelschap van generaal Nivelle, toen opperbevelhebber van de Fransche legers. Ik heb hierboven reeds gesproken over ons moeilijk bestaan in de laatste zes maanden. De gevolgen bleven dan voor mij ook niet uit. Myn geest was vermoeid en mijn zenuwen waren overspannen. Daags nadat het Hoofd van den Staat my de medaille met het geel-groene lint op de borst had gespeld, was ik niet meer in staat myn dienst naar behooren te verrichten. De periode van overprikkeling werd gevolgd Georgas Carpentier IS door een tijd van neerslachtigheid. Het was alsof mh'n levenskracht verbruikt was, alsof de veerkracht, waarop ik steeds had kunnen vertrouwen, mij verlaten had. Een soortgelijk gevoel had ik vroeger ook wel eens een enkele maal ondervonden, wanneer tijdens een bokswedstrijd een sterkere tegenstander, als bijv. Klaus of Papke, mijn weerstandsvermogen geleidelijk verzwakt had. Hoe het zn", ik werd opgenomen in een van de veldhospitalen achter het front, om eens flink te kunnen uitrusten. Ik bleef er verscheidene weken, zonder dat er verbetering kwam in mijn toestand, ofschoon ik niet gevaarlijk ziek was. Nadat ik ten slotte nog eenigen tijd in bijzondere observatie was genomen, besloten de dokters mh', tot herstel van gezondheid, naar een hospitaal te zenden dat geheel buiten het eigenlijke gevechtsterrein gelegen was. Toen men mij hier voldoende hersteld vond en een bepaalde geneeskundige behandeling niet meer strikt noodzakelijk achtte, kreeg ik een maand ziekenverlof en mocht ik mij naar Parijs begeven. Begin 1917 kreeg ik hier het bevel mij te gaan melden aan het ministerie van oorlog, bij de Directie van de af deeling voor lichamelijke opvoeding. Op het bureau, waar ik ontvangen werd door majoor Royet en kapitein Schiller, trof ik tot mijn verassing ook den heer Victor Breyer aan. Hij was eveneens van het front teruggekeerd waar hij, zooals al zijn vrienden weten, bij de territoriale troepen meer dan zn'n pücht had gedaan. Na een kort onderhoud, begreep ik spoedig het doel van deze samenkomst, waartoe de heer Breyer den stoot had gegeven. Hij was door beide genoemde officieren met groote voorkomendheid ontvangen en had een pleidooi te mijnen gunste gehouden, waarbij hij er bijzonder den nadruk op legde „om met Georges Carpentier niet op nieuw te beginnen. Men had met meerdere athleten, die als slachtoffers van den oorlog waren gevallen, o.m. Jean Bouin, toch reeds zulk een treurige ondervinding opgedaan". Men versta mij goed: Ik haal slechts zijn woorden aan, zonder zelf een oordeel uit te spreken. Hoe het zij, mh'n pleitbezorger had voldoening van zijn optreden. Acht dagen later werd ik als voorwerker bh" de Ecole Normale de Gymnastique te Joinville-le-Pont geplaatst. Ik kwam hier in aanraking met beste kameraden, die ik niet spoedig vergeten zal, en ik stond er onder de bevelen van officieren, die mij voor het meerendeel bijzonder aangenaam behandelden. Onder hen noem ik in de eerste plaats den Commandant Eugène Labrosse, directeur van de school. Deze was voor mij, evenals trouwens voor al zh'n ondergeschikten, een vaderlijk chef, al eischte hij dan ook een stipte vervulling van onze militaire plichten. Ik breng hier gaarne een wel verdiende hulde aan dezen flinken en toch zoo goedhartigen man. Hij bestuurt op het oogenblik het Stadion Pershing en werd aan de school te Joinville opgevolgd door luitenant kolonel Sée, eveneens een kranig sportsman. Het zal misschien wat vreemd iijken de verklaring van mij te hooren, dat ik mijn verblijf aan genoemde school als een groote weldaad in mijni leven beschouw, maar toch is dit de werkelijke waarheid. Tijdens mijn verblijf te Parijs, voor herstel van gezondheid, was mij maar al te duidelijk gebleken dat ik ontzettend was afgetakeld, en in het verrukkelijke sportparadjjs te Joinville had ik volop gelegenheid er weer geheel bovenop te komen. Van den ochtend tot den -avond vertoefde ik in de buitenlucht, mijn eenige bezigheid was lichamelijke oefening, en ik was van zelf gehouden aan een levensregel die voldeed aan de strengste eischen van de gezondheidsleer. Allen die mij in dien tijd gekend hebben zullen kunnen getuigen dat de Carpentier, die van het front terugkeerde na zh'n verblijf in de hel van Verdun, niet te vergelijken was bij den Carpentier die zich bewoog onder de voorwerkers van de school te Joinville. Het verschil tusschen die twee was als dat tusschen den nacht en den dag. Een vrij langdurig verblijf te Dinard, tijdens den zomer van 1918, waar ik met eenige kameraden gedetacheerd werd in verband met een door den minister van oorlog bevolen regeling van de lichamelijke opvoeding in die streek, had mijn volkomen herstel ten gevolge, zoodat ik lichamelijk en moreel weer de Carpentier van voorheen was geworden op het oogenblik dat er een einde kwam aan het bloedig conflict, dat heel Europa gedurende jaren had geteisterd. Op 5 Augustus 1919 werd ik gedemobiliseerd en aan de burgermaatschappij teruggegeven. Ik had toen de Fransche uniform gedurende precies vijf jaren gedragen. ' HOOFDSTUK XI. Een -weinig schitterende Terugkeer. Daar men gewoon is — en zeer terecht — Francois Descamps en mij bij twee vingers aan één hand te vergelijken, vermoed ik dat de lezer er wel belang in zal stellen eens te vernemen wat er gedurende de oorlogsjaren van mijn manager geworden was. Bij het begin van de mobilisatie ingedeeld bij de territoriale troepen te Arras, had hij spoedig na aankomst bij zn'n korps een heftigen aanval van rheumatiek te doorstaan, waaraan hij zelfs thans nog lijdt. Na in verschillende geneeskundige inrichtingen te zijn verpleegd, werd hij begin 1915 uit den dienst ontslagen en keerde hij tot „zijn studie" terug, m.a.w. hij trok zijn burgerpakje weer aan. Natuurlijk waren zijn werkzaamheden tot een minimum beperkt, zoodat hij weldra besloot het voorbeeld van anderen te volgen en zijn geluk in de industrie te beproeven. Zoo werd hij mede-eigenaar van een kleine fabriek, waar men doosjes en kistjes voor de verzending van kaas maakte. Die fabriek was gevestigd in het mooie plaatsje Guerche sur 1'Aubois, in het Département du Cher. Indien de plaatsruimte het mij toeliet en het verhaal niet buiten het kader van dit werkje viel, dan zou ik u eens de merkwaardige geschiedenis vertellen van de gebeurtenissen die er aanleiding toe gaven dat hij — overigens op volkomen regelmatige wijze — op zekeren dag de èenige eigenaar van de zich voortdurend uitbreidende onderneming werd. Ik bepaal er mij dus toe mede te deelen dat hij dat op het oogenblik nóg is en dat de zaak voldoende bloeit, om hem in staat te stellen, indien hij dit zou wenschen, den ring en alles wat daar mede in verband staat vaarwel te zeggen. Maar 4e liefde voor de sport zit Frangois Descamps te zeer in het bloed, en hij is niet in de eerste plaats industrieel te Guerche, maar de manager van Georges Carpentier, en dit zal hij ook blijven zoolang laatstgenoemde de bokskunst niet voor goed zal hebben vaarwel gezegd. Hiervan kan men verzekerd wezen. Nu de gelegenheid zich ongezocht voordoet, mag ik hier wel eens op een bijzonderheid wijzen die vrij wel onbekend is en die duidelijk aantoont hoe groot de genegenheid en het wederzij dsch vertrouwen zijn, welke tusschen Descamps en mij bestaan. Toen ik meerderjarig werd en het tusschen ons gesloten contract verviel, achtten wij het geheel overbodig dit te vernieuwen. Wij werken dus uitsluitend samen volgens een mondelinge overeenkomst, en ik kan hieraan toevoegen dat deze voor ons even veel waarde heeft als een schriftelijke. Is het niet zoo, vadertje Frangois? Maar ik vervolg mijn verhaal. Descamps is dus officieel nog fabrikant van kaaskistjes, maar de directie en de administratie van zyn fabriek worden gevoerd door zyn zwager, myn vriend Charles Vanhaellebroucq, een van myn meest geduchte tegenstanders, wel te verstaan niet in den ring, maar op het groene laken. Wij zijn beiden hartstochtelijke liefhebbers van het edele biljartspel en meten elkaar vaak in het zaaltje van het café 1'Union, wanneer de reis my toevallig eens naar dat aardige dorp leidt, of wel wanneer ik er voor mijn training zyn moet of als ik eens een poosje rust wil nemen. Ik sloeg er na den oorlog myn kamp op, toen ik mij moest gaan oefenen voor de match, waarmee ik in de bokswereld zou terugkeeren, na op pugilistisch gebied vyf jaren werkeloos te zyn geweest. Tot deze match was reeds in het voorjaar van 1919 besloten. De stoot er toe werd gegeven door Le Petit Journal. Ik zou tegenover Dick Smith komen te staan, die destyds aan de overzijde van het Kanaal beschouwd werd als de beste bokser zwaar midden-gewicht. Natuurlijk zou het gaan om het Kampioenschap van Europa, dat ik nog steeds hield. Uit de data, welke ik hiervoren heb vermeld, kan blijken dat ik toen nog steeds de militaire uniform droeg, maar nu de vijandelijkheden waren gestaakt, waren de bezwaren tegen mh'n weder verschijnen in den ring ook grootendeels opgeheven. Van mh'n meerderen ondervond ik een zeer welwillende medewerking, ten einde mij voor den wedstrijd te kunnen voorbereiden, die voor mijn toekomst zulke belangrijke gevolgen zou kunnen hebben. In de eerste plaats werd ik aan de school te Joinville in de gelegenheid gesteld mij te trainen, en toen ik een beetje „ontvet" was, werd mij van wege den Minister van Oorlog een maand uitzonderingsverlof toegestaan, zoodat ik kon verhuizen naar Guerche, waar de brave schoonmoeder van mh'n manager alles in gereedheid had gebracht om de lastige gasten, die boksers in training nu eenmaal zijn, behoorlh'k te ontvangen. Alvorens verder te gaan, behoor ik eerst nog te vermelden dat Descamps, die kort vóór den oorlog getrouwd was, zijn jonge vrouw, helaas, in 1917 had moeten verliezen. Tevens wensch ik hier mh'n eerbiedige hulde te brengen aan Madame Vanhaellebroucq, of-te-wel „Grootmoedertje", zooals zij door al haar goéde vrienden genoemd werd, voor de waarlijk moederlijke genegenheid en toewijding welke ik harerzijds mocht ondervinden. Om redenen, welke alleen hun aangingen, bepaalden de ondernemers van den wedstrijd, die te Straatsburg zou plaats hebben, enkele weken voor den vastgestelden datum, dat hy te Parijs zou worden gehouden. En alzoo verscheen ik op 19 Juli 1919 weer in den ring, in die zelfde arena van het Cirque de Paris, waar men vóór den oorlog reeds zoo vele belangrijke vuistgevechten had mogen aanschouwen. Om de waarheid te zeggen, had ik mij eigenlijk niet geheel voldoende voorbereid. De gedachte, het werk weer te kunnen hervatten dat ik jaren lang ongeveer als de eenige reden van mijn bestaan had beschouwd, had mij van af den beginne weer met geestdrift en vreugde vervuld. Ik verbeeldde mh' — zooals trouwens de meesten die mh' tijdens mijn loopbaan van nabij volgden — dat ik weer in even goede conditie was als vóór den oorlog. En toch, naarmate de dag naderde, scheen myn lichamelijke toestand eer achteruit te gaan dan te verbeteren, zooals meer voorkomt by sportmenschen, wanneer zy niet alles doen om zich voortdurend te trainen. Het zelfde verschijnsel doet zich ook bh" renpaarden en harddravers voor. Zonder nu precies de oorzaak er van te kunnen aangeven, kon ik er toch niet aan twijfelen of mijn conditie te wenschen overliet, toen ik Dick Smith in den ring ontmoette. Hjj daarentegen was uitmuntend geprepareerd, ook volgens de meening van hen die hem goed kenden, en hy bokste dien avond zóó kranig dat hy' als het ware zich zelf overtrof. De indruk, dien ik by' myn weder optreden maakte, was niet bepaald gunstig, wat dan ook door de oprechte critici, die — gelukkig voor hen en voor my' — wel wat beters te doen hebben dan de athleten te bewierooken, in de ochtendbladen onomwonden werd gezegd. Ik had acht ronden noodig om een man buiten gevecht te stellen, met wien Beckett een jaar later in vjjf ronden zou afrekenen, dus had ik blijkbaar heel wat ingeboet van myn bekwaamheid van vóór den oorlog, wat ook de meening van bevoegde beoordeelaars was. Geen wonder dat vele Engelsche sportsmen, die het Kanaal waren overgestoken om getuige te zjjn van het wederoptreden van den Kampioen van Europa in stilte Joe Beckett reeds een goede kans gaven tegenover den kleinen Franschman, die zes jaren te voren hun Britsehen kampioen' zoo duchtig geklopt had. Beckett werd in den Engelschen ring thans als koning van de boksers zwaar-gewicht aangemerkt, en men hoopte dat hu' de meerderheid van John Buil op nieuw zou weten te vestigen. Er werden dan ook spoedig onderhandelingen geopend die, hoewel van weinig belang, geruimen tijd duurden. Het "resultaat was dat ik met Beckett om het Kampioenschap van Europa zou strijden en dat wij elkaar te Londen zouden ontmoeten, onder leiding van den heer C. B. Cochran. In onderling overleg was de datum voor de match, die natuurlijk heel wat tongen en pennen in beweging bracht, in de maand September gekozen. Maar dat zonderlinge, niet te omschrijven gevoel, dat mij zoo gehinderd had tijdens mijn voorbereiding voor de ontmoeting met Smith en dat mij zoo had tegengewerkt om in mijn ouden vorm terug te keeren, bracht Descamps en mh" .er toe om uitstel te vragen totdat ik geheel en al van mijn militaire verplichtingen zou ontslagen zijn en ik mh", zonder nevengedachten of onverwachte moeilijkheden, uitsluitend aan de bokskunst zou kunnen wijden. De organisator wierp allerlei bezwaren op, maar gaf ten slotte toe, toen wij ons gedwongen gevoelden hem een ultimatum te stellen. En zoo werd dan de match die in de Fransche, zoowel als in de Engelsche sportwereld een groote geestdrift begon te wekken, nader bepaald op 4 December. De ondernemer was genoodzaakt om van de zaal van Olympia af te zien en zich tevreden te stellen met de meer beperkte ruimte in het Holborn Stadion; maar aangezien de wedstrijd zulk een groote belangstelling wekte, kon hij een zóó hoogen toegangsprijs vragen als tot nu toe nimmer bh' dergelijke gelegenheden betaald was. Volgens een vooruit opgemaakt plan was ik mh'n training te Guerche begonnen, waar de Amerikaansche bokser Eddie Mac Goorty, die juist door Beckett geslagen was, mh' kwam helpen. Om tot nu toe niet opgehelderde redenen bleef hu' slechts enkele dagen bij ons. Op een goeden avond liet hij ons plotseling in den steek I en vertrok naar Londen, waar eenigen tijd later hooge weddenschappen werden gesloten, waarbij een voorkeur voor mijn tegenstander bleek te bestaan, welke wjj als zeer overdreven beschouwden. Ik veronderstel dat Mac Goorty, het zij al dan niet opzettelijk, in de kaart speelde van de bookmakers, door het gerucht te verspreiden dat ik op verre na de Georges Carpentier 18 Carpentier van vroeger niet meer was. Ongeveer een maand vóór den bepaalden datum trokken wij, volgens het vastgestelde plan, met geheel ons hebben en houden naar Engeland, opdat ik mij voldoende aan het klimaat aldaar zou kunnen wennen. Wij namen onzen intrek in het dorpje Stanmore, ongeveer 20 K.M. ten noorden van Londen. Zelfs „Grootmoedertje" was van de partij, wat beteekent dat er uitstekend voor mij gezorgd werd en dat men mijn „home" zooveel mogelijk inrichtte als dat in mijn Fransche gehucht in het Departement van de Cher. De aangename ontvangst, welke mij reeds dadelijk van de zijde van het Engelsche publiek ten deel viel, liet niet na mijn moreel te verheffen en deed mh' grootendeels het vaste vertrouwen herwinnen, dat mij bij alle groote gebeurtenissen th'dens mjjn loopbaan tot steun was geweest, doch dat, zooals ik reeds kenbaar maakte, door een onbegrijpelijke oorzaak geschokt was op den dag van myn wederverschijnen in den ring, na de onderbreking van mijn werk door al de tragische gebeurtenissen van die lange oorlogsjaren. Van Engelsche boksers kreeg ik zóó veel aanbiedingen om mij bh' de voorbereiding voor den wedstrijd behulpzaam te zijn, dat Descamps wel gedwongen was voor het meerendeel te bedanken. Mh'n medehelpers voor de belangrijke ontmoeting waren Marcel Thomas en Jules Lenaers, bh' welke zich nog de Engelschman Jack Bloomfield kwam voegen. Deze was een jeugdig bokser midden-gewicht, die sindsdien zijn weg reeds aardig gemaakt heeft en dien ik in de toekomst beschouw als een van de besten van zh'n klasse in zijn vaderland. Met den uitmuntenden masseur Gus Wilson, wiens toewijding ik hoogelh'k heb leeren waardeeren, werd mijn personeel voltallig gemaakt. Mh'n vooruitzichten schenen zeer gunstig, en ik voelde mh" in de beste conditie, toen daags vóór de match mijn rechter benedenarm zoodanig opzwol, dat wh' er ons allen bepaald ongerust over maakten. Onze vriend, dokter Faidherbe, kwam op ons dringend verzoek onverwijld uit Parijs over en wendde al zijn medische kennis en hulpmiddelen aan om de zwelling te bezweren, wat hem echter niet volkomen mocht gelukken. Op den dag van den wedstrijd zelve pleegden wij gezamenlijk overleg wat ons te doen stond. Hij gaf als zijn vaste meening te kennen dat wij de zaak haar loop moesten laten, en hij sprak daarbij met zulk een diepe overtuiging, dat wij besloten zijn raad blindelings te volgen. De toekomst zou hem in het gelijk stellen. HOOFDSTUK XII. Beckett K. O. in 77 seconden! Om een typisch Engelsche uitdrukking te bezigen, begin ik dit hoofdstuk met te zeggen dat op den avond van 4 December 1919 alle straten en wegen in Londen naar het Holborn Stadion voerden. Een enorme menigte spoedde zich naar de hall, waarop de aandacht van alle sportsmen van Europa, om niet te zeggen van de gansche wereld, gevestigd was. De meesten koesterden niet meer de geringste hoop nog een toegangsbiljet te zullen veroveren, want reeds dagen te voren was de zaal, die 4200 toeschouwers kon bevatten, uitverkocht. Voor vele plaatsen waren ongeloofelijke prijzen besteed, veel en veel hooger dan die welke door den heer Cochran waren vastgesteld. De Londenaars schenen door een soort van waanzinnige nieuwsgierigheid te zijn aangegrepen, en de duizenden en duizenden, die haar niet ten volle konden bevredigen, hadden, bh' gebrek aan iets beters, maar besloten naar de muren te gaan kijken waarachter iets bijzonders moest gebeuren. Lang voor den aanvang van den wedstrijd was het verkeer in Holborn totaal gestremd. Het inwendige van de zaal leverde een eenigen aanblik op. Onder het publiek kon men, behalve bekende sportliefhebbers, verschillende diplomaten, kunstenaars, letterkundigen en politici opmerken. De Prins van Wales, die op de voorste rh' zat, had slechts met moeite zijn besproken plaats kunnen bereiken, en zelfs hierna liet men hem nog niet met rust, voordat hu' op dringend verzoek van de toeschouwers enkele woorden gesproken had. Het spijt mjj nog altijd dat ik niet in de gele- genheid ben geweest zijn speech te hooren, die, vooral voor een sportsman, onder zulke bijzonder interessante omstandigheden werd uitgesproken. Wel was ik reeds een kwartier te voren, door een zijdeur, binnen gekomen, maar ik lag op het bewuste oogenblik in mijn kleedkamer, om gemasseerd te worden. Ik kan niet nalaten hier even het verhaal van een amusant voorval in te lasschen, dat er toe bijdroeg om mh' prettig te stemmen en de ernstige gedachten te verdrijven, welke mij onwillekeurig bezighielden en die natuurlijk uitsluitend gericht waren op de zeer gewichtige gebeurtenis, waarbij ik straks een van de hoofdpersonen zou zijn. ;Zooals gezegd, lag ik dan op mijn veldbed, en mijn trouwe raadgever en vriend, de heer Victor Breyer, zat naast nüj, toen wij buiten plotseling eenig rumoer vernamen en daarbij de stem van Descamps herkenden, die voor de deur had post gevat ten einde allerlei opdringerige menschen den toegang tot mij te beletten. De heer Breyer opende de deur op een kier en zag dat myn manager aan het schermutselen was met een hoogen politieambtenaar. Bij nader onderzoek bleek dat deze, in opdracht van zyn chef, my' moest komen waarschuwen, zooals hy het even te voren ook myn tegenstander had gedaan, „dat deelname aan den bokswedstrijd op myn eigen risico zou plaats hebben en dat ik de verantwoordelijkheid moest dragen voor de gevolgen, welke er uit konden voortvloeien". Het moge wat vreemd schijnen, niettemin is het toch volkomen waar. De Engelsche wet laat het houden van bokswedstrijden feitely'k niet toe, en toch worden ze door de autoriteiten geduld. De politieman deed dus niet anders dan zyn plicht. Nadat de heer Breyer even met hem in de landstaal gesproken had, liet hij hem in myn kleedkamer en richtte zich vervolgens aldus tot mij: „Deze heer, beste Georges, is door de Londensche politie speciaal afgevaardigd om namens de sportsmen, waaruit zij is samengesteld, u succès toe te wenschen bh' den wedstrijd waaraan ge zoo aanstonds zult deelnemen." Ik wendde mij dadelijk tot den bezoeker, drukte hem warm de hand en dankte vriendelijk v^or de mh' kenbaar gemaakte sympathieke gevoelens. Hh' beantwoordde mh'n shake-hand en ging blijkbaar voldaan heen, na zijn erkentelijkheid aan mh'n welwillenden tolk te hebben betuigd. Hij drukte er zelfs zijn leedwezen over uit dat hh' hem geen honorarium voor zijn uitstekende diensten kon aanbieden. Het ware van de zaak hoorde ik eigenlijk pas na de match. Breyer, die alles trachtte te vermijden wat ook maar eenigszins op mijn zenuwen zou kunnen werken, had er handig ge» bruik van gemaakt dat de politieman geen Fransch kende en daarom aan mij de officieele waarschuwing van de autoriteiten overgebracht in den vorm van een oprechte betuiging van sympathie van wege de dienaren van de openbare macht. Het was precies tien uur toen ik, na door den hiervoor aangewezen beambte te zijn uitgenoodigd, in de schitterend verlichte zaal binnentrad. Ik werd zóó geestdriftig toegejuicht, dat ik mij geen warmer ontvangst had kunnen voorstellen als de toeschouwers uitsluitend landgenooten van mh' waren geweest. Nauwelijks binnen den ring, trad ik, volgens mh'n vaste gewoonte om bh' de matches de grootst mogelijke hoffelijkheid in acht te nemen, op Beckett toe, die reeds in zijn hoek zat, en drukte hem de hand. Vervolgens begroette ik den Prins van Wales met een eerbiedige buiging, welke hh' glimlachend met een hoofdknik beantwoordde. Na mijn hoek te hebben bereikt, hielp Descamps mij, zooals dit gebruikelijk was, bij het bevestigen van mijn bandages en bij het aantrekken van mijn handschoenen. Hh' deed dit alles wijselijk zeer langzaam, zoodat ik goed gelegenheid had mijn tegenstander eens op te nemen. Ik zag dat deze niet kalm was, waarvan ik fluisterend mededeeling deed aan Descamps, daarbij tevens opmerkend dat de man dien men mij had afgeschilderd als een model van koelbloedigheid — dus geheel in tegenstelling met Bombardier Wells — in werkelijkheid zeer gevoelig moest zijn. En vol vertrouwen, als naar gewoonte, antwoordde Frangois met volkomen zekerheid in zijn toon: „Twee ronden op zijn hoogst". De heer B. J. Angle, de bekende Engelsche sportsman, die als scheidsrechter optrad en die — dit zn' ter loops medegedeeld — de Fransche taal goed machtig was, gaf ons enkele korte aanwijzingen, waarna dè slag op de gong volgde. Ik richtte mh' oogenblikkeljjk op de teenen op en schoot op Beckett toe, die, van zh'n kant, met zwaren tred naderde. Reeds dadelijk bleek hierbij onze verschillende stijl van boksen. In minder dan geen tijd trof mijn linker, als de zuiger van een stoommachine, Becketts gelaat. Ik zag dat zh'n neus vuurrood werd, en tevens merkte ik op dat hh' ten zeerste verrast was. Ik dacht nu heelemaal niet meer aan alles wat men mij over zh'n kracht en over zijn bekwaamheid verteld had en ik voelde dat ik hem door mh'n vlugheid overwinnen zou. Bing! ... zei mh'n linkervuist voor de tweede maal, en de man streek met den rug van zijn handschoen langs zyn neus, als wilde hy' het onaangename gevoel wegvegen, dat de stoot hem veroorzaakte. Oogenblikkely'k hierna trachtte hij my' met beide vuisten op mijn ribben te treffen. Maar toen hy' alleen my'n ellebogen raakte, ging hy over tot clinching (vastgrijpen). Break! be- val de heer Angle, kort en krachtig, waarop wij beiden achteruit traden. Het volgende oogenblik bracht reeds het einde van den wedstrijd, omtrent welks uitslag men aanvankelijk zoo in onzekerheid had verkeerd. Dat einde kwam zóó onverwacht en zóó snel, dat men het werkelijk dramatisch zou kunnen noemen. De breede, vierkante kin van Beckett vertoonde zich plotseling aan mh'n oog als een uitmuntend doel. Door een vluggen schijnstoot met mh'n linker liet hij zich verleiden zich bloot te geven, waarvan ik dadelijk gebruik maakte. Mh' op de punten van de voeten verheffend, verzamelde ik al mh'n krachten en deed ik mh'n, met den groenleeren hand' schoen bekleede, vuist bliksemsnel en heftig ■ tegen zh'n kin uitschieten. Ik trof hem precies op het uitgekozen punt. Als door een kogel in het hart getroffen, zonk Beckett op de knieën, en terwhi hij in elkaar zakte, had ik nog gelegenheid hem een linkschen uppercut (opstoot) naar het hoofd toe te brengen. Deze stoot was eigenlijk nutteloos, of beter gezegd: hh' deed geen nut, want mijn rechtsche hoek was meer dan voldoende geweest. Beckett zou geen tien, maar wel honderd seconden noodig hebben om er van te bekomen. Toen de scheidsrechter zh'n out! liet hooren, lag de Kampioen van Engeland nog bewegingloos op het tapijt. Ik tilde hem op en bracht hem op zyn stoel, waar zijn helpers hem verder verzorgden. Sinds den aanvang van den wedstrijd waren precies zeven en zeventig seconden verloopen. Mh'n pen is niet in staat om het tooneel, dat thans volgde, te beschrijven, maar al was zij er toe in staat, dan zou de bescheidenheid mij toch weerhouden er over in bijzonderheden te treden. Ik had tot nu toe veel triomfen mogen boeken, maar met mijn zege van dezen avond was er toch geen te vergelijken. Behalve de toejuichin- gen van een twintig a dertig landgenooten, die voor deze gelegenheid het Kanaal hadden overgestoken, had ik de hulde van het Engelsche publiek in ontvangst te nemen, nadat ik op zoo afdoende wijze de hoop van hun kampioen had verijdeld om eens de beste bokser van de wereld te worden. Een uur later vereenigde ik mjj met eenige goede vrienden aan een allergezelligst souper in de groote zaal van Regent Palace Hötel. Onder hen, met wie ik mocht aanzitten, ontwaarde ik met vreugde de dames Nina Myral en Alice Delysia, de twee lieftallige artisten, wier verschijning zoowel op het Londensche als op het Parijsche tooneel zoo bijzonder gewaardeerd wordt, en verder mijn goede vrienden Chatain, Sée, Faidherbe, Vienne en anderen, die ik maar niet allen noemen zal. HOOFDSTUK XIII. Hoe ik mij oefen. Ik vermeen te mogen zeggen dat ik het hoogste punt in myn loopbaan heb bereikt, althans op het oogenblik waarop ik deze regelen neerschrijf — want men zal wel begrepen hebben dat ik nog meer verlang dan een overwinning op den Britschen Kampioen — en nu lijkt het my niet ondienstig, wanneer ik mij een kleine uitweiding veroorloof, met het doel de jongelingen van het opkomend geslacht, die zich tot de sport voelen aangetrokken, iets te leeren omtrent de kunst zich voor athletiek-wedstrijden te oefenen. Men behoeft zich niet ongerust te maken dat ik een schriftelijken cursus in training ga houden, en nog minder dat ik hun, die mijn beschrjj- •*■ I ving tot nu toe wel hebben willen volgen, een bepaalde methode voor lichamelijke ontwikkeling wensch op te dringen. Mijn systeem, voor zoo verre ik mh" verbeelden mag er een te bezitten, houdt in de eerste plaats verband met zielkundige eigenschappen. Het komt er vóór alles op aan de vooroefeningen niet alleen te doen aanpassen aan de omstandigheden, maar evenzeer aan het physiek vermogen van den athleet, terwijl bovendien in den ruimsten zin rekening moet worden gehouden met de voorwaarden en met de omstandigheden waaronder een wedstrijd zal plaats hebben. Met andere woorden wil ik beweren, dat het een dwaasheid is, om voor de training bindende regels vast te stellen. In werkelijkheid moeten deze afwisselen met verschillende mogelijk- en gebeurteln'kheden. Daarom herhaal ik, dat ik mij niet als een pionier wil voordoen, doch mh' slechts wil bepalen tot het openbaren van verschillende opmerkingen Qeorge* Carpentier H die ik tijdens mh'n reeds vrn' langdurige loopbaan heb gemaakt, in de veronderstelling dat ze in sommige gevallen van nut kunnen zijn voor dengene, die zich de moeite wil geven er gebruik van te maken in verband met de omstandigheden, zonder ze slaafs te volgen. Sinds het oogenblik dat voor mij de periode van den weinig beduidenden beginneling achter . den rug was en ik een bokser werd, op wiens optreden men prijs stelde en met wien men geruimen tijd van te voren contracten afsloot, hebben Descamps en ik steeds het beginsel gehuldigd, den tegenstander te bestudeeren en daarbij gebruik te maken van alle gegevens welke wij betreffende hem konden verzamelen. Zoo waren wh' vóór mh'n ontmoeting met Joe Beckett tot de overtuiging gekomen, dat in dit geval mijn vaste wil zou moeten zegevieren over het stoffelijke. Wh' waren het er dadelijk over eens, dat ik niet alleen vlugger zou moeten denken dan Beckett, maar dat ik mijn gedachten ook sneller zou moeten verwezenlijken. Bij gevolg zou ik de groote kracht van den Britschen kampioen buiten beschouwing kunnen laten, wanneer ik er maar voor zorgde mijn doel eerder te bereiken dan hij het zijne. Men heeft kunnen lezen hoe onze verwachtingen verwezenlijkt werden. Intusschen meene men niet dat men alleen met psychologische werkingen een athleet onschadelijk kan maken. Maar dat ze van grooten invloed zijn en dat de bokskunst haar psychologischen kant heeft, staat vast, wat ook sommige intellectueelen mogen beweren, die in een vuistgevecht slechts een vechtpartij van een paar ^krachtpatsers zien. Een moreele voorbereiding alleen zou den pugilist niet baten. Zij moet gepaard gaan met een degelijke, oordeelkundige lichaamsoefening. Vermoedelijk zullen velen van mijn lezers er wel belang in stellen eens in bijzonderheden te vernemen hoe mijn dagtaak is geregeld, wanneer ik mij op een belangrijken wedstrijd moet voorbereiden. Ik wil hieromtrent met genoegen een en ander mededeelen. Vrij vroeg in den morgen begin ik met een wandeling, voor de oefening van mh'n beenen en voeten (footing). De duur van de wandeling en de snelheid van mh'n beweging houden verband met mh'n plannen en met mh'n stemming van het oogenblik; maar nimmer ga ik er alleen op uit. Het is werkelh'k van belang dat men gezelschap, en dus afleiding heeft, waardoor de af te leggen weg minder lang lh'kt. Ik eindig mijn tocht met een looppas van eenige honderden meters, waarna ik de noodige eer bewijs aan een stevig ontbijt. Gedurende den voormiddag laat ik mij flink masseeren, ten einde mijn spieren een maximum van veerkracht te doen behouden ; verder slenter ik 'n beetje rond en houd ik mij bezig met lectuur of met iets anders, dat weinig inspanning kost, totdat het uur van de lunch nadert. Nadat ik mijn tweede ontbijt genuttigd heb, houd ik nog wat rust tijdens een spelletje kaart, domino, schaak of jaquet, wat aan de spijsvertering ten goede komt, en dan begint de hoofdoefening, waarnaar ik altijd verlang. Dit nummer van het programma neemt het grootste deel van den namiddag in beslag. Voor de lezers, die voor het meerendeel wel sportsmen zullen zijn, zal ik er wel niet over behoeven uit te weiden. Ik zal mij er dus slechts toe bepalen in het kort de achtereenvolgende werkzaamheden op te sommen. In de eerste plaats noem ik dan lichaamsoefeningen, en springen over het koord; vervolt gens shadow-boxing (boksen tegen de schaduw), puncking-bal (stooten tegen den bal), en ten slotte eenige ronden boksen tegen verschillende van mijn medehelpers, die elkaar zóó vlug aflossen dat het verloop nog sneller is dan vermoedelijk dat van de match waarop ik mij voorbereid. Koos men by deze vooroefeningen slechts één tegenstander, dan zou de zaak een te traag verloop hebben. Zonder te overdrijven boks ik by' myn training, uit beginsel, alty'd zeer ernstig, zelfs wel eens met zóó veel kracht, dat myn helpers het huilen nader staat dan het lachen, ofschoon ik alty'd den voorzorgsmaatregel neem daarby' handschoenen te gebruiken van heusch respectabele afmetingen. Myn vaste overtuiging is, dat men zich voor een zwaren wedstrijd niet behoorlijk kan voorbereiden, wanneer men niet tracht de werkelijkheid zoo veel mogely'k nabij te komen. Na het boksen volgt weer massage. Dit moet niet als overdreven worden beschouwd, althans wanneer de masseur zyn vak goed verstaat. Als men na dit alles nog een kleine wandeling doet of, laat ik zeggen nog een eindje rondstapt, dan is men zeker voldoende geprepareerd voor het middagmaal. En hierna werpt men zich met genoegen in Morpheus armen. Een bepaald voedingssysteem wensen ik niet aan te prijzen. Ik houd niet van overdrijving in zake eetregels en leefwijze, en ik vind het dwaas zich te onthouden van alles wat het leven kan veraangenamen, met het onvermijdelijke gevolg dat het toch reeds eentonig bestaan van den in training zh'nden athleet onverdragelh'k wordt. Ik ontzie mij dus volstrekt niet om nu en dan eens een glas wijn te drinken en een sigaret te rooken. Toen ik mij te Stanmore oefende voor de match tegen Beckett heb ik menig bezoeker vreemd zien opkijken, als ik een sigaret opstak. Ik rook ze trouwens gewoonlijk maar half op. Alles samengenomen herhaal ik, dat een goed moreel voor den athleet een eerste vereischte is. Het bezit daarvan zal hem het best verzekerd zh'n, wanneer hh' zh'n werk niet uitsluitend als zoodanig, maar vooral als een afleiding beschouwt. Bovendien is een goed humeur Yoor hem onmisbaar; hij moet zh'n dagelijksche bezigheden als een pleizier en niet als een corvee beschouwen. Aan deze beginselen heb ik altijd vastgehouden, en daarom waren mijn vooroefeningen in het kampje van la Guerche, zoo vruchtbaar in haar gevolgen, voor my ook zoo aangenaam. Zoodra mijn dagtaak afgeloopen was, vroeg de partij biljard, in Café de 1'Union, met mijn eeuwigen tegenstander Charles Vanhaellebroucq, mijn volle aandacht, als gold ze den merkwaardigen bokswedstrijd zelve, waarvoor ik dat plaatsje als mijn tijdelijke woonplaats gekozen had. En 's avonds, na het eten, amuseerde ik my dol met de twee kinderen van Descamps. Alsof ik zelf nog een kleine jongen was, speelde ik met die knaapjes tot het voor ons drietjes beddegaanstijd was. En als ik dan in bed stapte, hielden mijn gedachten zich absoluut niet met andere dingen bezig. HOOFDSTUK XIV. Film-bokser. Ik weet heelemaal niet welken schrh'ver deze diepe gedachte uit de pen is gevloeid, maar wèl herinner ik mij ergens gelezen te hebben dat de geschiedenis — de groote — zich telkens herhaalt. En ik geloof waarlijk dat dit ook het geval is met mijn eigen, bescheiden geschiedenisje. Tien jaren te voren was mh'n geest voortdurend vervuld van een bezoek aan Engeland en was mijn groote wensch het Kanaal over te steken. " Thans had ik weer soortgelijke verlangens, alleen werd het Kanaal vervangen door den Atlantischen Oceaan, en Londen door New York. Ik droomde over Amerika, ik wilde de Nieuwe Wereld zien. Mijn overwinning op Beckett had het terrein geëffend. In Europa vond ik, althans voor het oogenblik, geen tegenstanders meer, dus begon ik uit te zien naar het land waar de boksers ongetwijfeld een meerderheid vormden. Descamps, wiens avontuurlijk karakter den lezer nu wel bekend zal zijn, deelde mijn verlangens, en zoo besloten wjj op een goeden dag, in het begin van 1920, den overtocht te wagen. Na rijpe overweging hadden wij een plan vastgesteld dat aanmerkelijk afweek van onze aanvankelijke bedoelingen. In plaats van op de talrijke aanbiedingen in te gaan, die wij van de andere zijde van den Oceaan ontvingen, kwamen wij overeen dat wjj een soort van studiereis zouden ondernemen. Wij wilden eens terrein verkennen en ons rekenschap geven van den toestand, zonder in den ring te verschijnen, althans zonder direct deel te nemen aan wedstrijden. Maar wel hield van af dat oogenblik de gedachte aan een match ons bezig, waarbij ik aan Jack Dempsy het wereld- kampioenschap zou betwisten. De eerste stappen hiertoe waren trouwens reeds gedaan, en de noodige formaliteiten vervuld, zes dagen na onzen triomfantelijken terugkeer uit Londen. Door tusschenkomst van de Echo des Sports, in de kas van welk blad een waarborgsom van vijf en twintig duizend francs was gestort, werd een uitdaging aan de International Boxing Union overgebracht. Eenstemmig over de te volgen tactiek, namen wij twee voorstellen aan, die wij van uit Amerika hadden ontvangen, in de eerste plaats om te boksen voor het maken van een film, en vervolgens om deel te nemen aan een rondreis, gedurende welke wij bóks-voorsteUingen zouden geven. Ik herhaal dat wij aanbiedingen voor werkelijke bokswedstrijden beslist afsloegen. In het laatst van Februari teekende Descamps de twee extra voordeelige contracten. Het eerste werd gesloten met de firma Robertson Cole & Co., waarbij ik mjj verbond om, volgens haar aanwijzingen, mede te werken tot het samenstellen van een film, waarvan de mise-enscène eenige weken in beslag nam. Volgens het andere contract, dat met den bekenden New Yorkschen ondernemer van vermakelijkheden Jack Curley werd aangegaan, moesten wij gedurende tien weken boksvoorstellingen in verschillende steden van de Vereenigde Staten geven, welke plaatsen hij zou aanwijzen. Toen alles goed en wel geregeld was, vertrokken wij op Zaterdag 13 Maart, van uit Havre, per stoomschip „Savoie". Even te voren, den 8en Maart, had ik een zeer belangrijke gebeurtenis in mijn leven te boeken. Op dien dag toch werd in het kleine gemeentehuis van het Achtste Arrondissement nüjn huwelijk voltrokken met Mejuffrouw Georgette Laurentia Elsasser. Het is niet aan mij hier een lofspraak te houden op de tegenwoor- dige Mevrouw Carpentier, maar ik mag toch wel vermelden dat al mijn vrienden haar op dien dag een wel verdiende hulde hebben gebracht. In grooten getale waren zij opgekomen naar het gemeentehuis in de Rue d'Anjou. Des avonds vereenigden zich een vijftigtal familieleden en 'intieme vrienden aan een bruiloftsmaal, dat gevolgd werd door een goed geslaagd, prettig feest. Onder hen, die aan het jonge paar wel een heildronk wilden wijden, behoorden o. m. mijn beide groote vrienden Tristan Bernard, de fijne, beroemde schrijver, en Gaston Vidal, die onlangs de hem toekomende eer genoot, door den heer Aristide Briand te worden uitverkoren om deel "te nemen aan de Regeering, in de functie van onder-Staatssecretaris bij de afdeéling van het Technisch Onderwijs. Verschillende andere goede vrienden hadden zich de vermoeienis van een lange reis getroost om mij te komen gelukwenschen. Ik kan hen niet allen noemen, maar moet toch een uitzondering maken voor den heer Ben Bennison, den bekwamen Engelschen dagbladschrijver, die zich steeds een van mh'n meest geestdriftige aanhangers toonde aan gene zh'de van het Kanaal. Daar ik vh'f dagen na de huwelijksplechtigheid een langdurige buitenlandsche reis moest ondernemen, zal men wel begrijpen dat ik mijn jonge vrouw niet wilde achterlaten. Onze huwelijksreis zou de boottocht zh'n over den Atlantischen Oceaan, maar ik moet bekennen dat ze, in den beginne althans, niet bepaald aangenaam was. Mijn vrouw en ik bleken geen ware zeelui te zh'n. Het duurde dan ook verscheidene dagen eer wij kalm van de versterkende zeelucht konden genieten en de genoegens van het verblijf aan boord van een mailboot naar waarde vermochten te schatten. De geestdriftige ontvangst, welke men mh' te New-York had bereid, verraste mij op hoogst aangename wijze, te meer daar ze in het geheel niet strookte met de beschrijving die men mij van het Amerikaansche publiek had gegeven. Een dichte menigte wachtte mij nabij de landingsplaats op, en dagen lang waren de kolommen van de couranten gevuld met interviews en artikelen betreffende den „grooten Franschen bokser, die den Oceaan had overgestoken met het eenige doel, den houder van het wereldkampioenschap in zijn eigen land te komen uitdagen." Enkele dagen na onze aankomst werd mij door de pas gestichte International Sporting Club in Commodore Hotel een groot feestmaal bereid, dat voor mh' onvergetelijk zal blijven. Er -zaten meer dan vijftien honderd gasten aan, waaronder alle vooraanstaande persoonlijkheden uit de New Yorksche sportkringen. Na afloop van het maal gaf ik, op uitnoodiging van den president van de I. S. C, majoor Drexel-Biddle, een boksvoorstelling, waarbij hh' zelf tegenover mij in den ring trad. Deze onvoorziene, vroolijke match, waarbij wy niet in bokskleeding, maar eenvoudig in onze hemdsmouwen optraden, had een buitengewoon succès. Een paar dagen later, nadat wy ons programma voor feestelijkheden en recepties zoo veel mogeljjk bekort hadden, gingen wjj weer met ernst aan het werk. In de eerste plaats móesten wy de voorwaarden van het contract met de film-onderneming vervullen. Het toestel draaide in een studio (atelier) van de firma Robertson Cole te Fort Lee, in den Staat New Jersey, en het duurde een maand voordat de film gereed was. Men kan dus wel nagaan dat ze zeer belangrijk was. Het stuk waarin ik optrad werd getiteld „The Wonder Man", en de rol, die ik vervulde, was zeer vleiend voor myn persoon. Ik stelde namelijk een Fransch onderofficier voor, toegevoegd aan een van de missies die gedurende den oorlog naar Amerika werden ge- zonden, en het gelukte mij, na tallooze avonturen en wederwaardigheden, een ellendigen verrader te ontmaskeren, die zich aan de Duitsche Regeering verkocht had. Het zou mh' niet passen mijn oordeel over de film uit te spreken, maar toch mag ik wel zeggen dat „The Wonder Man" bij het Amerikaansche publiek geweldig insloeg. Op het oogenblik waarop ik deze regelen schrijf gaat men de film in Engeland afdraaien, en na Engeland zal Frankrijk ook ongetwijfeld een beurt krijgen. Na beëindiging van mh'n film-werkzaamheden, die veel meer inspanning vergden dan men zoo oppervlakkig wel zou meenen, stelde ik -mh', zonder er ook maar aan te denken eenige rust te nemen, ter beschikking van Jack Curley, voor de rondreis die bijna twee maanden duurde en tijdens welke wij ik weet niet meer hoeveel duizenden mijlen moesten afleggen, om in veertig verschillende steden te kunnen optreden. Seorges Carpentier ^ Alles was tot in de kleinste bh' zonderheden geregeld, zooals dat alleen de Amerikanen weten te doen. Zoo logeerde ik, om zoo min mogelh'k th'd te verliezen, met Descamps en Lenaers, die bij de voorstellingen als mijn tegenpartij optrad, in een specialen spoorwagen. Deze was van de meest mogelijke gemakken voorzien en kreeg een staanplaats op het spoorweg-emplacement van elke stad waar wh' moesten optreden. Ik vond het voor mijn vrouw minder gewenscht, dat zij mh' bij dat drukke reizen en trekken steeds vergezelde, waarom zjj mij dan ook slechts op twee of drie plaatsen ontmoette die aan het ingewikkelde wegennet gelegen waren dat door Curley op het Amerikaansche grondgebied was ontworpen. Onze sleeping-car, of beter gezegd ons woonhuis op wielen, droeg den naam „Ideal" en was nog kort te voren in gebruik geweest bij zeer hooggeplaatste personen, als President Wllson, Koning Albert van België en de Prins van Wales. Telkens wanneer wij naar een andere plaats moesten verhuizen, werd onze wagen eenvoudig aan een vertrekkenden trein aangehaakt. In de meeste steden waar ik optrad werd ik zeer aangenaam ontvangen, somtijds zelfs met veel geestdrift. Maar toch moet ik zeggen dat, over het algemeen genomen, het succès niet aan onze verwachtingen beantwoordde. De oorzaak hiervan moet gezocht worden in de bh'zondere geestesgesteldheid van het Amerikaansche publiek, dat wel belust schijnt te zijn op spannende, heftige vuistgevechten, doch minder oog heeft voor mooi, wetenschappelijk boksen. Het publiek, dat niet begreep waarom ik mh"n tegen- stander spaarde, toonde zich soms zoo opgewonden en veeleischend, dat ik den armen Lenaers wel eens met eenige geduchte stooten moest verrassen, waarna ik hem duidelijk kon aanzien dat hh' volstrekt niet begreep wat mij toch plotseling zoo gemelijk maakte. In die zonderlinge, opvallende houding te mijnen opzichte werd het publiek nog gesterkt door een groot deel van de Amerikaansche pers, die lang vóór het einde van onze rondreis een waren veldtocht opende, om mij te verwh'ten dat ik voor de bioscoop werkte en voorstellingen gaf, in plaats van in den ring te toonen wat ik als bokser werkelijk waard was. Ik heb van uit dien tijd verscheidene uitknipsels uit couranten bewaard en kan u de verzekering geven dat verschillende artikels in alles behalve hoffelijke termen waren gesteld. Ik werd er in vergeleken bij een acteur, die er alleen op uit was om dollars te verzamelen door liefjes te glimlachen, in plaats van flinke stooten en slagen uit te deelen. Een van de heftigste schrijvers betitelde mh' zelfs met den naam filmbokser. Descamps en ik, beangst dat ik dezen bijnaam niet meer zou kwijt raken, en ten zeerste geschokt door al die onrechtvaardige aanvallen, namen op zekeren dag het besluit, niet naar Frankrijk terug te keeren zonder onze vervolgers terdege te hebben gelogenstraft. Het aangaan van een overeenkomst voor een, reeds zoo lang door ons gewenschte, match met den wereldkampioen Jack Dempsey was op dat oogenblik onmogelijk, aangezien deze wegens een ernstige beschuldiging voor het Federale Gerechtshof van Californië zou moeten verschijnen. Hij werd er n.m.1. van verdacht zich als arbeider op een scheepstimmerwerf te hebben verscholen, om zich aan den militairen dienst te onttrekken. Zoo lang zijn zaak niet was afgedaan, konden wh' dus geen contract sluiten. Wij - vroegen thans raad aan onzen impresario Jack Curley, dien wh' als een waren vriend hadden leeren beschouwen en aan wiens rechtschapenheid ik hier gaarne hulde breng. Hij opperde het denkbeeld een wedstrijd te organiseeren waarin zou gestreden worden om het wereldkampioen- I schap zwaar middengewicht, waartoe ik behoorde, en als tegenstander uit te noodigen Battling Levinsky, die toen in Amerika als de meest vooraanstaande bokser in de zelfde klasse bekend stond. Zoodra wh' na onze rondreis in New York terugkeerden, werden de onderhandelingen geopend, die spoedig tot een resultaat leidden. Levinsky en zh'n manager Dan Morgan waren vast overtuigd van den goeden uitslag van de match en verlangden dus vurig dat ze zoo gauw mogelh'k zou plaats hebben. Dientengevolge teekenden Descamps en Morgan op 5 Juli het contract, volgens welks bepalingen ik in de maand October tegenover Levinsky in den ring zou verschijnen op een plaats door Curley te bepalen. Den lOen Juli gingen wh' aan boord van de „Lorraine" die ons naar Frankrijk zou terugbrengen. HOOFDSTUK XV. Bijna op de hoogste Sport. Hoewel ons verblijf in Frankrijk niet van langen duur was, profiteerde ik er van om eens heerüjk uit te rusten van de vele vermoeienissen die de drukke rondreis door de Vereenigde Staten had meegebracht. Ik nam zoo spoedig mogelijk mhn intrek in de kleine villa te Dieppe, welke ik het vorig jaar had aangekocht. Het is een lief landhuis aan de kust, in de buurt van de Golf Club, aan den weg naar Pourville. Ik verbleef er - met mijn vrouwtje gedurende de nog overige dagen van Juli en bijna de heele maand Augustus. In verband met de gezegende omstandigheden waarin zjj verkeerde, hadden wij afgesproken dat zij mjj ditmaal niet zou vergezellen op mijn trans-Atlantische reis. Na deze mede- deeling mag ik wel even op mijn verhaal vooruitloopen en u vertellen dat op 15 December •Mejuffrouw Jacqueline Carpentier haar intrede deed in dit ondermaansche, wat ik, als een etape op mijn gelukkigen levensweg, met een wit kruisje aanteeken... De „Lorraine", die ons zes weken te voren uit Amerika had teruggebracht, bracht ons ook thans weer daarheen. Den 4en September uit Havre vertrokken, arriveerden wh' in den namiddag van den 12en op de ree van New York. Er was thans geen sprake van feestvieren, maar van hard werken. Twee dagen later kon ik, door de goede zorgen van mh'n uitstekenden masseur Gus Wilson, dien Descamps na onze laatste reis steeds ter onzer beschikking had gehouden, mjj installeeren in mh'n oefeningskamp te Summit, in den Staat New Jersey, op een afstand van dertig kilometers van New York. Er bleef mij nauwelijks een maand tijds over om nnj voor de match voor te bereiden. Ik moest mij dus voortdurend met groote inspanning oefenen, aangezien ik bijna een jaar lang aan geen werkelh'ken wedstrijd had deelgenomen. Maar alles ging als van een leien dakje. Ik had speciaal voor deze gelegenheid drie Sparringpartners aangenomen, namelijk mh'n kameraad Marcel Thomas, verder een in Amerika 'wonenden kleinen Italiaan, die den bijnaam Italiaansche Joe Gans had gekregen, en eindelijk — of beter: bovenal — Joe Jeannette. Deze gelukkige tegenstander van Maart 1914, voorkomend als alth'd, was de eerste geweest om mh' zh'n diensten aan te bieden, zoodra hh' vernomen had dat ik mh' in het land zelf op de ontmoeting wilde voorbereiden. De match had op Dinsdag 12 October in de open lucht plaats, in het Ball-Park te Jersey City, aan de oevers van de Hudson, juist tegen- over New York. De overtocht voor de tallooze belangstellenden uit de Wereldstad was dus vrij gemakkelijk. Uren lang voerden de volgepakte, reusachtige ferry-boots de toeschouwers aan. Alle bekende personen uit de New Yorksche sportwereld hadden zich opgemaakt, om dan toch eindelijk dien Franschen bokser eens in volle actie in den ring te zien, te meer wijl er omtrent hem zoo veel tegenstrijdige dingen waren gezegd en geschreven. Zooals gezegd, had de ontmoeting in de open lucht plaats. De avond was zeer koel, een voor mij ongunstige omstandigheid, want ik had juist een paar dagen te voren een verkoudheid opgeloopen, tengevolge waarvan ik, ook volgens de meening van Descamps, in een minder gunstige conditie verkeerde. Men oordeele zelf, wanneer ik mededeel dat ik bij het officieele wegen, te 2 uur namiddags, nog geen 77 kilo haalde, terwijl ik ruim 79 mocht wegen, welk cijfer ongeveer overeenkwam met mjjn normaal gewicht. Verschillende kennissen hebben mjj dan ook naderhand verteld dat ik er bleek en betrokken uitzag, en ik wil gaarne bekennen dat ik my niet lekker gevoelde; maar toch aarzel ik niet hieraan dadelijk toe te voegen dat het oude zelfvertrouwen, dat my' by al mjjn belangrijke matches immer had gesteund, my ook thans weer geheel en al vervulde. Een uitvoerige beschrijving van den wedstrijd te geven komt mij overbodig voor, aangezien hjj nog maar zoo kort geleden heeft plaats gehad en de bijzonderheden er van nog wel bekend zullen zyn. Volgens myn vaste gewoonte overdacht ik uren van te voren het vermoedelijk verloop van het gevecht, in verband met de ontleding van den zielkundigen toestand van myn tegenstander, en ik kwam tot de slotsom dat de tactiek van Levinsky zou meebrengen, mjj tot aan het einde van de twaalf vastgestelde ronden bezig te houden. Want in werkelijkheid lieten de in New Jersey geldende reglementen geen officieele beslissing toe, zoodat de beide strijders, wanneer zij het tot en met de twaalfde ronde volhielden, zich zelve de overwinning konden toekennen. Ik kende genoeg voorbeelden van dien aard, om mij er duidelijk rekenschap van te geven dat, wanneer zulks hier ook eens mocht gebeuren, dit voor mjj een nederlaag zou kunnen beteekenen. Dientengevolge stond het besluit bij mij vast, dat ik een geheel tegenovergestelde tactiek dan Levinsky moest volgen, m. a. w. dat ik de match zoo snel mogelijk, op afdoende wijze, moest doen eindigen. Ik vond het intusschen niet bepaald noodig dit te overdrijven, waarom ik tijdens de eerste ronde de gelegenheid zocht, het spel van mjjn tegenstander te bestudeeren. Zoo doende kwam ik reeds spoedig tot de wetenschap, dat ik met een handigen, vluggen bokser te doen had, wiens stooten echter vrjj futloos waren. De mijne hadden op hem blijkbaar niet den zelfden indruk gemaakt, want hij draaide voortdurend door den ring en ontweek mh'n aanvallen, waarom ik op zeker oogenblik mij genoodzaakt zag even te blijven staan en hem met een gebaar uit te noodigen tot den strh'd. Tevens verzamelde ik al mh'n kennis van de Engelsche taal en riep ik hem luide en op beslisten toon toe: „Wiü you fight? Het scheen wel indruk op hem te maken, want oogenblikkelijk hierna nam hij voor korten tijd het gevecht aan. Voor mij was het lang genoeg,- want met een bliksemsnel „een, twee" stootte ik hem tegen den grond. Na acht seconden stond Levinsky op, om evenwel dadelh'k 'weer neer te zinken, zoodra ik hem op nieuw geraakt had. Maar na een zelfde tijdsverloop geraakte hij andermaal op de been, en werkelijk „poggy" (beneveld), wist hh' zich merkwaardig handig staande te houden tot de reddende gongslag werd vernomen. Tot op dit oogenblik begrijp ik nog steeds niet hoe het hem gelukt is de klippen van de volgende ronde te omzeilen. De eenige opheldering die ik er voor vinden kan zou deze kunnen zijn, dat ik niet in staat was mijn volle krachten aan te wenden. Maar in elk geval was de vierde ronde, kort maar spannend, de laatste. Na een opeenvolging van snelle aanvallen dreef ik den Amerikaan tegen de touwen, waarna ik met vier afwisselende linksche en rechtsche stooten zijn rekening afsloot. Langzaam zakte hij neer in een hoek van den ring, waar hh' ineengedoken bleef zitten. Hij was niet bewusteloos, want hij toonde nog zijn wil om de touwen te grijpen, maar het gelukte hem niet overeind te komen, en toen de scheidsrechter zijn out deed hooren, viel hu' met een doffen slag op den grond. Deze laatste ronde had precies één minuut en zeven seconden geduurd. Ik zal niet lang stil staan bh' den indruk, dien mijn overwinning op den besten bokser van zijn gewicht in Amerika op het publiek maakte. Levinsky's roem was in de laatste vier jaren slechts een maal verduisterd door de nederlaag, hem door Jack Dempsey toegebracht. In elk geval had ik mp titel van wereldkampioen wederom met succès verdedigd. De Amerikaansche couranten moesten dit eenparig en zonder voorbehoud erkennen, en er verliepen dan ook nauwelijks twee dagen na mijn overwinning te Jersey City, toen Dempsey door zijn eigen landgenooten werd gesommeerd om zich te onderwerpen of zich terug te trekken. Zich onderwerpen beteekende voor hem niets anders dan de uitda; ging aan te nemen, die hem enkele maanden te voren was overgebracht, en een van de contracten te onderteekenen, welke hem van verschillende zijden waren voorgelegd. Het was bovendien niet bezwaarlijk die verplichting op zich te nemen, wanneer men bedenkt dat reusachtige sommen gelds voor een match werden beschikbaar gesteld. Ik zal u niet vervelen met bijzonderheden over de eindelooze onderhandelingen, die trouwens weinig belangrijk waren. Het duurde bijna drie weken alvorens de kampioen en zijn manager Jack Kearns met de voorstellen accoord gingen en zich bereid verklaarden het contract te teekenen, dat door het Engelsch-Amerikaansch trio C. B. Cochran, Tex Rickard en William A. Brady ontworpen was. Ik mag niet nalaten hier tevens te wijzen op den grooten steun, dien wh' tijdens al die vervelende besprekingen mochten genieten van den heer Thierry Mallet, die toevallig te New York verbleef en die, evenals zh'n broer Pierre, niet alleen een echte sportsman, maar ook een vriend van mij is. De officieele, openbare onderteekening van het contract had plaats op 5 November, des middags te 12 uur, in het eere-salon van Cla- De onderteekening van het contract D;mDsey«Carpentier te New York, November 1920. Van links naar rechts (zittendel Dempsey, Brady, Cochran, Rickard, Carpentier, Descamps. Kearns, Manager van Dempsey staat geheel links achteraan. ridge Hotel. De Amerikanen, met hun practischen aanleg, hadden niet nagelaten het belangrijke van de gebeurtenis goed te doen uitkomen en er de noodige ruchtbaarheid aan te geven, met het gevolg dat er den volgenden dag aan het hoofd van alle voorname bladen melding van werd gemaakt. Descamps en ik verlangden hard naar huis terug te keeren en verlieten dan ook 6 November Amerika, aan boord van de mailboot France van de Compagnie Générale Transatlantique. Hiermede eindig ik het verhaal van inijn loopbaan. Op het oogenblik waarop ik deze regelen neerschrijf moet de vraag: waar en wanneer de ontmoeting met Dempsey zal plaats hebben, welke match ik als mjjn levensstrijd beschouw, nog onbeantwoord blijven. Men Weet dat de moeilijkheden, welke de eventueele organisatoren te overwinnen hebben, gewoonlijk even- Georges Carpentier 16 redig zh'n met de belangrijkheid van de gebeurtenis. Descamps en ik zh'n niet van besluit veranderd. Wh' zullen alle voorwaarden betreffende plaats en th'd, welke de omstandigheden zullen eischen, beslist aannemen, met het eenige doel, Dempsey eindelijk in den ring te ontmoeten. Want ik ben niet zoo vermetel het wereldkampioenschap voor mij op te eischen, maar wèl verklaar ik onomwonden dat ik de gelegenheid zoek om te trachten het te verdienen. Reeds herhaaldelijk heb ik hiervoren gewezen op het belangrijke dat voor mjj gelegen is in de psychologische eigenschappen van den bokser. Daarom ben ik, reeds daags na mijn overwinning op Joe Beckett, van verre of van nabjj, door middel van lectuur en van besprekingen, begonnen Jack Dempsey te bestudeeren en heb ik getracht zh'n karakter en zh'n natuurlijke bekwaamheden te leeren kennen. En deze studie zal slechts eindigen op het oogenblik waarop een van ons beiden den ander zal hebben overwonnen... *) *) Een in Nederlandsche sportkringen bekend deskundige was zoo welwillend rmj, op nüjn verzoek, o. m. de volgende inlichtingen te verstrekken. Op 4 Juli 1921 had de match Carpentier-Dempsey te Jersey City plaats, in Tex Rickards houten arena, in tegenwoordigheid van 90.000 toeschouwers. Ten einde zoo veel mogelijk publiek toe te laten, was de ring verkleind, met toestemming van de boksers. De uitslag was een tegenvaller voor Carpentier. Mjjn zegsman is van oordeel dat hjj een verkeerde tactiek volgde tegenover den Amerikaan, die zich door het beslist, zelfbewust optreden van den Franschman niet liet overbluffen, zooals bijv. Bombardier Wells. Carpentier stootte te langzaam en viel rechts rond aan. Hij begon den sterkeren, en juist op korteren afstand beteren man, borst aan borst te bestrijden en was na twee minuten reeds half invalide gemaakt. Toen begon hjj het met den langen afstand te probeeren. In strijd met de gewoonte was de match beperkt tot 12 ronden. Volgens de Staatswet mocht geen beslissing worden gegeven (zie bldz. 236). Een overwinning op punten was dus uitgesloten. Won Carpentier niet door een eindstoot, of werd Dempsey niet gedisqualificeerd, dan bleef deze wereldkampioen. In de tweede ronde trof Carpentier den Amerikaan met zijn rechtschen, neerwaartschen, langen hoekstoot op de kaak. Dempsey was even „weg", maar herstelde zich spoedig en was toen geweldig. Carpentier verzuimde van zijn kans gebruik te maken, stootte vurig en in het wild. Men zegt dat hij bij bovengenoemden stoot zijn rechterduim brak en zyn pols verzwikte, wat zeer wel mogelijk is bij zulk een onhandigen slag. Hoe Ket zij, Dempsey stootte recht, had dus korter baan, en was vlugger, wat ook uit een film-opname bleek. Hjj bleef wereldkampioen. De gewichten waren: Carpentier 78, Dempsey 86 Kilo. (Vert.) GEORGES CARPENTIER Geboren te LIÈVIN-LÈS-LENS, 12 Januari 1894 Lengte: 1.79 M. Gewicht: Zwaar midden VOLLEDIGE OPGAVE VAN ZIJN WEDSTRIJDEN Afkortingen: G. = gewonnen; V. = verloren; K. 0. — gewonnen door knock out; V. k. = verloren door knook out ; G. p. = gewonnen op punten; V. p. = verloren op punten; Opg. = opgegeven; Gest. = gestaakt op last scheidsrechter; Gedisq. = gedisqualificeerd; N. = match nul. 1907 Wint verschillende matches en kampioenschappen volgens de Fransche methode. 1908 Datum Plaats Uitslag Tegenstander ronden I Nov. Maisons-Lafitte G. gedisq. Ed. Salmon 13 30 „ id. V. opg. id. 18 7 Dec. Parijs G. p. Lépine 6 7 . id. N. Ch. Legrand 6 I Lens G. p. id. . 15 1909 19 Febr. Parijs V. k. Geo Gloria 6 25 „ id'. G. p. Simon 10 ' 1 . \ 28 Feb. Lens N. Oh. Legrand 20 18 Maart Parijs G. p. Achalme 10 6 April Roubaix G. p. Cheveau 6 II Mei Maubeuge K. O. Aug. Relinger 6 11 .. id. K. O. Lampin 8 26 Juni Rijssel K. O. E, Vetinek 1 17 Juli id. K. O. L. Dorgenille 11 15 Oct. id. N. Paul Til 15 23 „ Parijs G. p. L. Dorgeuille 10 24 Nov. id. G. p. Chr. Ledoux 15 ,, Hénin Liétard K. O- Lampin 7 8 Dec. id. G. p. Georges Gaillard 6 22 „ id. G. p. Paul Til 10 1910 5 Jan. Parijs G. gedisq. Young Warner 7 8 ,, Lens G. p. Georges Gaillard 10 15 „ Brussel K. O. Wally Pickard 8 9 Febr. id. K. O. I Lampin 8 12 Maart id. V. p. Buck Shine 10 26 „ Lyon G. p. Fernand Cuny 10 3 April Lens K.O. Geo Gloria 8 9 April Parijs V. opg. Young Snowball 4 6 Juli id. N. Paul Til 15 — Brussel N. Jean Andouy 10 17 Juli Eijssel K. O. Hubert Baelen 13 Aug. Cabourg G. gest. Fernand Cuny 8 5 Sept. Cambrai K. O. Achille 5 15 Oct. Parijs G. p. Percy Wilson 10 22, „ id. K. O. Jim Campbell 5 Datum Plaats Uitslag Tegenstander Aan,tal ronden — — . 6 Nov. Arras K. O. Young Williams ■ 7 0 r>" SarlJS , G- Sest- George Randall 10 3 Deo. Brussel G. p. Henri Demlen 10 11 » PariJs G. p. Jack Daniels 10 1911 8 Jan. Lens I J£. O. Ed. Brochet 7 1& „ Parijs K. O. George Eandall 5 1 M» x ïd" V- P- Henri Piet 10 1 Maart id. G. Opg. Young Joseph 10 (Kampioen van Europa, Poids mi moyens) 13 Dec. | Parijs | G. p. | Harry Lewis | 20 1912. 7 Jan. I Rijssel K. O. Battl. Laoroix 8 14 „ id. K. O. Jim Taylor 4 20 „ Eouaan K. O. Battl. Laoroix 4 29 Febr. | Monaco K. O. Jim Sullivan 2 (Kampioen van Europa, Middengewicht) 4 April ] Parijs G. p. George Gunther 20 „ Marseille K. O. Hubert Eoc 6 23 Mei Parijs G. p. Willie Lewis 20 27 Juni Dieppe , V. gedisq. Frank Klaus 19 23 Oct. I Parijs V. opg. Billy Papke 18 1913 8 Jan. 1 Parijs G. gest. Marcel Moreau 8 12 Febr. id. K. O. Bandsman Rice 2 17 Maart | Nizza G. p. George Gunther 15 1 Juni | Gent K. O. Bombardier Wells 4 (Kampioen van Europa, zwaar gewicht) 29 Juni Bordeaux G. opg. Lurie 3 11 Oct. Parijs G. p. Jefif Smith 20 8 Dec. Londen K. O. Bombardier Wells 1 Datum Plaats Uitslag Tegenstander Aantal ronden (Kampioen van Europa, zwaar gewicht) 1914 19 Jan. Nizza K. O. Pat O'Keefe 2 21 Maart Parijs V. p. Joe Jeanette 15 13 April Blois K. O. O'Mara 2 ïc T & Parij's K- °* George Mitchell 1 lt> Juli Londen G. gedisq. Gunboat Smith 6 26 » Bordeaux G. gedisq. Kid Jackson 4 1919 19 Juli | Parijs | K. O. | Dick Smith | 8 (Kampioen van Europa, zwaar midden gewicht. 29 Sept. I Saint Sébastien I K. O. I Croissilles I 2 4 Dec. [ Londen | K. O. | Joe Beckett 1 Kampioen van Europa, zwaar gewicht) 1920 10 Jan. Bordeaux K. O. Blink Max Closkey 2 21 Pebr. . Monte Carlo K. O. Grundhoven 2 12 Oct. Jersey City K. O. B. Levinsky 4 (Wereldkampioen, zwaar midden gewicht) (Overgenomen uit FAnnuaire du Ring). G. G. SERIE Oorspronkelijke Detective Romans door „IVANS" Het enorme succes dat deze Schrijver oogst is zonder weerga in de Hollandsche literatuur. Hij wordt dan ook niet ten onrechte vergeleken bij de beste Buitenlandsche Schrijvers en wordt door velen hooger gesteld dan „Conan Doyle, e.d." De boeken zijn alle geïllustreerd door ,,FRANS VAN NOORDEN" en worden in keurig gekleurd geïllustreerd omslag in den handel gebracht. De prijs is t Ingenaaid f 1.50. Gebonden f 2.25 De man uit Frankrijk 3e dr. Het spook van Vöröshegy 3e dr. De medeplichtigen 2e dr. De man op den achtergrond 3e dr. Het verloren spoor 2e dr. Aan den rand van het bosch 2e dr. De schaduw 2e dr. Het spinneweb 2e dr. De Ijskoningin. 2e dr. De Dubbelganger. De eerste schreden. De donkere poort. A. W. BRUNA 6 ZOON's Ultgevers-Maatf. Utrecht Verschenen t De Vrijheid der Zee RUDOLF STRATZ Ingenaaid f 4.50 Gebonden f 5.75 De Vrijheid der Zee was een der meest belangrijke punten bij de Vredesbesprekingen en is het daarom niet te verwonderen dat de beroemde auteur RUDOLF STRATZ uit deze materie stof wist te putten voor een roman. Het boek speelt hoofdzakelijk in de kringen van de Upperteh in Engeland en het is aan Stratz, door zijn langdurig verblijf ' in dat land, wel toevertrouwd om op meesterlijke en zeer spannende wijze deze stof in romanvorm te gieten. LEVENSSTRIJD RUDOLF STRATZ ROMAN IN TWEE DEELEN Ingenaaid f 4.50 Gebonden f 5.75 Op boeiende wijze behandelt dit boek de geschiedenis van een jonge vrouw, die pas haar doktersgraad heeft verworven, en van een gehuwd Professor, die'liefde voor zijn vroegere leerlinge heeft opgevat. Dit werk is een der beste, die Stratz ooit heeft geschreven, niet enkel om de groote verscheidenheid der gebeurtenissen, de kundige en volkomen ongezochte uiteenzetting van het zeer omvangrijke raderwerk van dat groote levensspel, maar vooral om de kundige en fijne karakterteekening en de onschatbare menschenkennis, die het leven en werken der beide hoofdpersonen, aan één stuk, van het begin tot het einde boeiend, meesleepend maakt. Voorhanden in den Boekhandel. A. W. BRUNA 6 ZN.'a UITGEVERS-Mij. UTRECHT