1 PavldIvoj (centrieke reizen AMSTERDAM JTGÊVERS MAATSCHAPPY„EliSEVIER" -eau Boek en k PB Lruidenhcutsewag 2_>9 0 ;n Haag Bewaarexemplaar/ die-!sf x>ek en pov 93054 2503 AB den haag PATRIOTTENSTRIJD EN HELDENMOED Patriottenstrijd en Heldenmoed NAAR HET FRANSCH van PAUL D'IVOI Schrijver van: „Met een kwartje de wereld rond", enz. vrij bewerkt door ED. VAN DEN GHEYN JR. MET 14 PLATEN BUITEN DEN TEKST, OP HOUT GEGRAVEERD NAAR TEEKEN1NGEN VAN LOUIS BOMBLED tweede druk AFGESCHREVEN AMSTERDAM — UITGEVERS-MAATSCHAPPIJ „ELSEVIER" — 1919 OPENS, j: .lEElC . .WUDE STEEG 4.- AMSTERDAM CC.) r Tyo 3 ELECTR. DRUKKERIJ .VOLHARDING», CEINTUURBAAN 250-252, AMST. TEL. Z. 215-512. INHOUD. EERSTE GEDEELTE. De Mestiza I. De club van den nuttigen zelfmoord . . . .s '. 1 II. Drie karabijnen . . .' 5 III. De Haciënda van San-Vicente 14 IV. De leugen van Francis 21 V. Het fort Davis ■. 25 VI. Een gezin in de Vereenigde Staten 29 VII. In den Pullmann-Car 36 VIII. De Prairie 40 TWEEDE GEDEELTE Noord en Zuid. I. De eer van den jager 46 II. Het Zwarte Meer 54 III. Het uur van handelen , 64 IV. Slavernij of de dood ? Liever de dood 67 V. Scipio Massilia verbergt zijn vermoedens, om achter de waarheid te komen 75 VI. De schuldigen 84 VII. Een witvoet verkoopt een gebronsd gelaat 87 VIII. Het onvoorziene contract 91 DERDE GEDEELTE Het Eendracht-Halssnoer. I. Het fort Davis 94 II. De zeven dorpen 98 III. De Resinero ' I ... 103 IV. Het visioen van Scipio Massilia 107 V. Een verschijning, die Massilia niet had verwacht 112 VI. Krekel vindt zijn vader weder 116 VII. De gelofte der Inkas-Azteks 121 Dolora betoogde .... (blz. 3) EERSTE GEDEELTE. DE MESTIZA. i. DE CLUB VAN DEN NUTTIGEN ZELFMOORD. Op de „Plaza Mayor" van Mexico, die in omvang wedijvert met de „Place de la Concorde" te Parijs, verdrong zich een ontzaglijke menigte. De veelsoortige bevolking van Centraal- en jZnrd-Amerika scheen de aloude hoofdstad van het rijk van Montezuma als plaats van samenkomst te hebben gekozen. Brazilianen, Argentiniërs, Chineezen, Peruanen, Ecuadortes, Boliviërs, Venezuelanen, Columbiërs, |Costaricanen, Guatemalers, Blanken. Creolen, Mestiezen en wat verder in die landen tot de talrijke verscheidenheden van kleurlingen behoort, redekavelden Hn alle mogelijke -tongvallen, afgeleid van Spaansch of Portugeesch, en vergezelden hun gesprekken met levendige gebaren. Welk belangrijk vraagstuk kon wel •deze onderscheiden massa's van nationaliteiten be•sighouden? Onder het Portiek der Kooplieden (Portal dos Mercaderes) zag men vier mannen, die hoegenaamd geen deel namen aan de alom heerschende herrie. Zij spraken zacht en bedaard met elkander, en hun kalmte vormde Teen zonderlinge tegenstelling met den woordenstortvloed der menigte die hen omringde. Twee dezer personen waren van blond uiterlijk, rijzige, gespierde gestalte, met de eigenaardige trekken van geboren Canadeezen; zij droegen een jachtkiel en wijden broek, die met lederen slobkouzen was omsloten. Het galon alleen, dat hun puntige, breedgerande Mexicaansche hoeden (sombreïos) sierde, was bij een hunner van zilver, van •ttl bij den andere, en gaf het verschil aan in hun maatschappelijken stand. De eerste, Francis Qairon, pelsjager van beroep, oefende gezag uit op zijn metgezel, zijn geëmployeerde, die op dein naam van Peter antwoord gaf. Dezelfde ongelijkheid van positie bestond tusschen de twee bij hen staande individu's. Het waren meer korte, gedrongen figuren, van basterd-type, half-Engelsch, half-Duitsch, die in het Westen der Vereenigde Staten veelvuldig voorkomen. De eene richtte zich fier rechtop in zijn blauw kostuum met roode tressen, als bediende van goeden huize, terwijl de ander correct was gekleed, zooals de gentlemen der groote Amerikaansche Unie gewoon zijn zich in het publiek te venoonen. Deze laatste was met den jager in gesprek. Zoo waar ik Joe Sullivan heet, u schijnt de zaak niet te begrijpen, mijn waarde Francis. ■ Toch wel, meneer Sullivan, antwoordde de aangesprokene kalm, ik ben volkomen op de hoogte; alleen, veroorloof me rondweg mijn opinie te uiten, ik zie niet duidelijk het recht in der Vereenigde-Staten om een — rechtvaardige kwestie Een rechtvaardige 'kwestie, bromde de Amerikaan met een onstuimige beweging, waarbij de charivari van zijn horlogeketting een rammelend geluid gaf, een rechtvaardige kwestie Hoe durft u een afschuwelijke, duivelachtige 'handeling aldus te kwalificeeren? Dat durf ik, omdat wij Canadeezen gewoon zijn ronduit te zeggen waarop het staat.. Zoudt ge onze overeenkomst willen verbreken? De jager schudde het hoofd. Dat niet. meneer Sullivan. De Groote Geest, zooals de Roodhuiden zeggen, heeft toegestaan, dat ik u-mijn woord mocht geven van onze onderneming zal komen wat in het Boek van het Noodlot staat opgeteekend. Hoedanig de toekomst ook moge zijn, op mij en Peter kunt u staat maken. Men strijdt zeer slecht, als men twijfelt aan zijn recht. Men strijdt zeer goed, als vechten plicht is.... Welnu, zijn beloften nakomen is plicht. U zijt tot mij gekomen, aan den oever van het meer Ontario; u hebt tot mij gezegd: Francis, Gairon, wilt ge een campagne met me maken? Er valt tweeduizend dollars te verdienen voor u en voor uwen geëmploieerde. Ik heb u geantwoord: De koop- is gesloten. We behoeven daarop dus niet meer terug te komen. Dit nu vastgesteld zijnde, is er evenwel niets meer, dat me belet ronduit te spreken. Sullivan onderdrukte een glimlach. Laat me in uw hart lezen, mijn waarde Francis het zal mij aangenaam zijn, te mogen weten wat dit inhoudt. Welnu, dan kom ik ermee voor den draad. In de 16e eeuw, zooals het heet, ik bedoel, zooals in de wereldgeschiedenis staat opgeteekend, deden, de Spanjaarden, aangevoerd door Pizarro, Cortez en andere veroveraars, (conquistadores) een inval in Zuid-Amerika. Zij troffen in Mexico de Azteken, in Peru de Inca's, twee Indiaansche volken van hóoge beschaving, wier gezag zich uitstrekte over een aanzienlijk gedeelte van het tegenwoordig Brazilië, Columbia, Ecuador, Bolivia, Chili, La Plata en wier naam door alle roode volksstammen van het vaste land werd geëerd en ontzien. Zeer juist Het verheugt mij, te mogen opmerken, dat de behendige jager, Francis Gairon, met zooveel historische kennis is bedeeld. De Canadees hield zich, alsof hij de duidelijke ironie, die in de woorden van den Yankee lag opgesloten, niet begreep. Men dient te weten, wat de voorouders dezer landen hebben verricht, om hen te kunnen hoogachten en liefhebben. Oh! riep Sullivan schamper je zult dien titel toch niet aan de Indianen toekennen, geloof ik? U, meneer Sullivan, u doet als alle heeren van het Angel-Saksische ras, u veracht de 'Heden, die men kleurlingen noemt, dat weet ik. Wij, Canadeezen. wij komen er rond voor uit en gaan er fier op, de afstammelingen te zijn der Roodhuiden van Noord-Amerika en der Framsche Normandiërs. Niets wat Franschen of Indianen betreft Iaat ons koud. En - wat u overigens verontrust, mag ik het zeggen? — dat zijn de overleveringen der In- ■ diaansche stammen. De Yankee blies, met een verachtelijk gebaar tevens der rechterhand, zijn wangen op. Op het oogenblik van de Spaansch-Portugeesche verovering waren de Azteken en Inca's besloten, zich in een bondgenootschap te vereenigen en onder één opperbevel alle roode krijgers te scharen, vanaf de bronnen van de Rio Grande del Norte tot Kaap Horn. Welnu, op dezelfde wijze als de Saksische Noord-Amerikanen zich gegroepeerd hebben in een ontzagwekkenden bundel, die de Vereenigde Staten wórdt genoemd, zoo denken thans de Indiaansche Spanjaarden van Latijnschen oorsprong, in Zuid-Amerika de machtige confederatie tot stand te brengen, waarvan de inboorlingen van weleer hebben gedroomd, en dat komt mij zeer billijk, zeer rechtvaardig voor. jawel jawel mompelde Sullivan... dat zal den Yankees niet ten goede komen. Op het oogenblik oefenen wij de heerschappij uit over igeheel Amerika dat zal niet meer zoo zijn, als het Zuiden zich in Staten vereenigt. Dus uitsluitend uit eigenbelang, tracht ge dit te beletten. Ik zal u, antwoordde de Amerikaan, op mijn beurt ronduit zeggen waarop het staat. Welnu uit eigenbelang en uit vaderlandsliefde — ja. En ik veracht al de gachupinos l) van het Zuiden, en. meer dan alle anderen, die Dolora Pacheco, de Mestiza, zooals ze haar noemen, die alle hoofden op hol brengt, om ertoe te geraken dat het Inca-Aztek halssnoer worde teruggevonden ja, dat halssnoer, met de zes bellen van lapis lazuli, de zes oorhangers van opaal, bij het zien waarvan alle Indios zich zullen Scharen onder eenzelfde banier. De duivel draaie die Mestiza den nek om en ook de belachelijke club waarvan ze voorzitster is De Club van den nuttigen Zelfmoord. A1I right! mompelde de geëmploieerde. Je schijnt er over te denken als ik, Bell! riep Sullivan met een goedkeurend' gebaar.... Als we in het hotel terugkomen, zal ik je tien dollars uitbetalen. Z,ulke gevoelens van een Noord-Amerikaan moet men aanmoedigen. De bediende wilde bedanken, de tijd werd herh niet gegund. Er ontstond een beweging onder de menigte, die een dol geschreeuw aanhief: Evviva la Mestiza! Dc massa nieuwsgierigen bij het portiek der kathedraal verzameld» maakte eensklaps ruim baan, om doortocht te verleenen aan "een jonge vrouw, die op een schimmel gezeten, langzaam in de richting van het heiligdom voortstapte. Tenger en rijzig, met gebronsde, men zou zeggen gouden gelaatstint, fluweelzachte oogen, waarin wilskracht lag opgesloten, was zij een aanbiddelijke schoonheid. Alles in haar wezen verried inwendige geestvervoering, de op elkaar geklemde kersroode lippen, het trillen harer fijne neusvleugels, de nauwelijks merkbare rimpel in haar peinzend voorhoofd. Als een vreemde bizonderheid mogen we vermelden: een bouquet van groene, gele en roode immortellen in haar keurslijf; in haar zwarten haartooi, die in den vorm van een helm was opgemaakt, zag men, sierlijk gerangschikt, een bundel van dezelfde bloemen. Daar heb je die vervloekte! bromde Sullivan. Francis Oairon sloeg de oogen neer; een lichte blos kleurde zijn door den wind der prairieën verweerd gelaat, en hij murmelde onverstaanbaar voor den Amerikaan: Zij is een afgezante van den hemel! De Jeanne d'Arc van de Franschen moet er zoo hebben uitgezien. 1) Gachupinos, een scheldnaam, weleer voor de Spanjaarden, thans voor de geheele bevolking van Zuid* Amerika. DE CLUB VAN DEN NUTTIGEN ZELFMOORD. De Mestiza had onderwijl het portiek bereikt der kathedraal. Luchtig steeg ze af, wierp den teugen van haar paard een man toe uit het volk, die was toegesneld om het dier vast te houden. Met vluchtigen tred, alsof ze zweefde boven den grond, verdween ze in het kerkgebouw. Sullivan tikte den jager op den sphouder. We zullen haar volgen, vriend Francis. We hebben toegangskaarten _ voor de zitting en we dienen er gebruik van te maken. Bell en Peter zullen ons afwachten in het hotel Iturbide. De Canadees boog het hoofd; gevolgd door Joe, trad hij toe op de kerk. Dank zij zijn hooge gestalte, zijn ongemeene kracht, kostte het hem geen moeite zich een doortocht te banen, en weldra waren ook zij doorgedrongen in het heiligdom. Ze hadden nauwelijks eenige schreden gedaan, of ze stonden stil, als aan den grond genageld door het indrukwekkend schouwspel, dat zich aan hun blikken vertoonde. Ze zagen het vijfvoudig schip van den tempel, door Dorische koJommen gescheiden, het tekwerk van goud en zilver in het koor, dat het reusachtig altaar omringde, den prachtigen baldakijn boven het tabernakel, door acht kolommen van Mexicaansch marmer gedragen. En onder het koepelgewelf, tusschèn de pijlers, rondom de biechtstoelen, öp de treden zelf van het altaar, een zwijgende, godvruchtige menigte geloovigen aan de eene zijde; mannen met veelkleurige schitterende uniformen vertegenwoordigers van verscheidene regeeringen, van leger en marine uit ZuidAmerika anderzijds; voorts afgevaardigden van nog machtige Indiaansche stammen, door hun wilde versierselen .een eigenaardige tegenstelling vormende met de kleeding van moderne beschaving. In de kapel, de begraafplaats der Koningen en van Keizer Iturbide, bevonden zich een tweehonderd personen, wier uiterlijk eigenaardig afstak bij het overige tenue der vergadering. Eenvormig in het zwart gekleed', droegen alen kruiselings over de borst een bandelier met beurtelings witte en groene strikken. Het waren de leden der Club van den nuttigen Zelfmoord, waarvan de Mestiza — Sullivan had er een oogenblik te voren aan herinnerd — de stichtster en voorzitster was. De Yankee liet een spottenden blik rondweiden over de verzamelde menigte. Francis Gairon had slechts één persoon in deze vergadering gezien, want zijn oogen vestigden zich op het spreekgestoelte, dat ingenomen was door de bevallige en fiere Dolora Pacheco, de Mestiza. Plotseling stond het jonge meisje op, zij strekte de hand uit, alsom de „aandacht te verzoeken van de vergadering. Een huivering doortrilde de aanwezigen; met heldere, muzikale en innemende stem sprak Dolora: Broeders, Zusters van het Zuid-Amerikaan- ■ sche grondgebied, de kerkelijke autoriteiten hebben de Club van den nuttigen Zelfmoord verlof gegeven, u in de kathedraal van Mexico bijeen te roepen, zij hebben daardoor instemming betuigd met onze statuten en ons hun zedelijken steun geschonken. Wij zijn hun daarvoor bizonderen dank schuldig. Godheid en menschheid, de twee verhevenste begrippen, dat is het wachtwoord van de Club, wier voorzitster ik de eer heb te zijn. Onze statuten bevatten onder meer deze clausule: Iedere menschelijke poging, iedere menschelijke gedachte moet der menschheid ten goede komen. Ook de zelfmoord moet zijn vruchten dragen. Hun, die een dood bij voorbaat verlangen, hebben wij gezegd: Er blijven nog onmetelijke terreinen te exploiteeren, gevaarlijke, wetenschappelijke vraagstukken op te lossen, verheven beloften te vervullen; zoekt den dood, door u te wijden aan deze plichten, ziet af van een zelfzuchtigen en onvruchtbaren zelfmoord. Gij verlangt te sterven, welnu, zwerft in de onbekende streken van Afrika, Amerika, Azië en Australië; tracht de polen der aarde te bereiken; waagt uw leven om nieuwe formules vast te stellen voor natuuronderzoek, voor onderzeesche vaarten en mijnonitgirtning; offert uw bestaan op aan de verpleging van den kranken evennaaste, door cholera, pest, gele koorts en typhus te trotseeren. Geeft u den dood door de menschheid van dienst te zijn! Met wegsleepende welsprekendheid, jeugdig vuur en aangrijpende overtuiging sprak de Mestiza over deze gewichtige vraagstukken, en men stond verbaasd, deze dingen uit haren mond te vernemen. Men gevoelde, dat zij door brandende liefde tot den evenmensch werd geïnspireerd, maar men begreep ook, dat aan haar jeugd en schoonheid een knak was toegebracht door de wreede stormen van het noodlot, door lijden en droefenis. Een gemompel van goedkeuring steeg op uit de menigte, maar Dolora strekte andermaal de hand uit en er heerschte wederom aandachtige stilte. Aangemoedigd door het eerste welslagen onzer pogingen, heeft zich bij ons, leden der Club van den nuttigen Zelfmoord, het verlangen geopenbaard, om naar hooger te streven en niet enkel op het verledene te teren. Het denkbeeld zweeft ons voor den geest, om het bedreigde Zuid-Amerikaansche vaderland te redden uit den nood. Evenals in Europa, de Latijnsche landen Frankrijk, Italië, Spanje en Portugal, Roumanië, Zwitserland, België en Zuid-Duitschland zich dienden te vereenigen in één Statenbond, teneinde niet te worden overheerscht door het Angel-Saksische ras, zoo moeten ook wij Latijnen een Confederatie vormen, om onze vrijheid duurzaam te bevestigen. In het Noorden van ons Amerika heeft zich vóór dezen een Saksische republiek gegrondvest, ontzagwekkend door haar bevolking, haar rijkdom en aaneensluiting in onderling beheer. Met kracht van wapenen heeft zij indertijd de La- tijnsche provinciën Texas, Nieuw-Mexico, Californië, Cuba en Porto-Rico geannexeerd. Reeds heeft zij door het bijeenroepen in deze stad Mexico *) van een pan-Amerikaansch congres, pogingen aangewend, ons tot haar vazallen te maken. Door u uittenoodigen tot een Zuid-Amerikaansch congres, blijf ik het antwoord op dit voornemen van de Unie niet schuldig, want ik roep ü toe: Broeders, de Noordelijken zullen zich achtereenvolgens., meester maken van onze landen, indien er verdeeldheid blijft heerschen onder ons. De Mestiza slaakte een diepen zucht en vervolgde: Verdeeld, dat zijn wij, en wel op schrikbarende wijs. Niet alleen zijn de Zuid-Amenkaansche Staten het voortdurend oneens en gewikkeld in broedermoordenden krijg, maar in ieder land treft men wedijverende kasten aan die wegens het verschil in huidskleur elkander haten en bestrijden. Welk verschil bestaat er toch, uit hel oogpunt der menschheid. tusschen Blanken, Mulatten, Mestiezen, Creolen en zooveel onderdeden dezer kruisingen van allerlei rassen, die toch aMen naar een doel dienen te streven, het welzijn van het gemeenschappelijk vaderland! Allen bogen het hoofd, in hun maatschappelijke vooroordeelen gehekeld door dit jonge meisje. Alleen Joe Sullivan zag met een uitdrukking van onbeschaamde ironie naar Dolora op. Welnu, hernam zij met verheffing van stem, naar mijn zienswijze kan deze schromelijke verwarring, deze duldelooze rassenhaat voor goed'verdwijnen, wanneer we ons houden aan dé tradities der roode krijgers, de eerste bezitters van dezen grond* de voorouders op wie we trotsch mogen zijn. U allen, wien Indiaansen bloed door de aderen vloeit noodig ik uit de gedachtenis te eeren der groote voorzaten, de Inca's en Azteken. Zij begrepen de macht eener federatie. Zn zouden die tot stand hebben gebracht, zoo de •Spaamsohe veroveraars niet in het land waren gekomen. Nu de dageraad van de 20ste eeuw is aangebroken, smeek ik u, het droombeeld te verwezenlijken onzer voorzaten der 15de jaartelling, die zoo dapper voor hun rechten hebben gestreden. Een storm van bijvalsbetuigingen volgde op dit betoog der Mestiza. Men zou gezegd hébben, dat onder den invloed harer woorden de blinddoek, die de oogen der toehoorders verduisterde, hun werd afgerukt. Het jonge meisje bleef een wijle onbewegelijk staan, totdat de geestdrift van haar gehoor tot bedaren was gekomen. Daarop vervolgde zij haar toespraak: Huascar, het hoofd der Inca's van Peru; Montezuma, de vorst der Azteken van Mexico, hebben hun bondgenootschap wiHen wijden door een symbool. Door de bekwaamste werklieden hadden zü in het Peruaansche i) Tijdens het oresidentschap van Mac-Kinley en Roosevelt heeft dit doel bestaan. land laten vervaardigen zes opalen oorhangers, zes bellen van lapis-lazuli in de vallei van Mexico, en deze twaalf vereenigde stukken vormden een collier, die den naam droeg van „Eendrachtshalssnoer". Dit juweel bevond zich ta deze Stad, toen de Spanjaarden kwamen opdagen. De jongste zoon van Montezuma, die den .vreemdelingen een onverzoenlijken haat toedroeg, nam het weg, en, gevolgd door eenige getrouw,e vaderlanders, verborg hij zich in de eenzame streken van Noordelijk Mexico, aldus terugkeerende naar den grond, waar de wieg van de Azteken had gestaan, in de nabijheid der bronnen van de Rio Grande del Norte. „Ochs imué!" (Dat was goed en rechtvaardig!) riepen de aanwezige Indianen. Voor onze roode broeders is het van belang, het Inca-Aztek symbool terug te vinden. Allen zullen dien totem (standaard) der voorvaderen volgen. Het is een gevaarlijke ondernemingr maar iemand, die zich „den nuttigen zelfanoord" tot levenstaak heeft gesteld, is voornemens zich eraan te wagen. Hij is het, dien ik u wensch voor te stellen, opdat hij door u worde gewijd als kampioen van Zuid-Amerika en dat gij allen in zijn tegenwoordigheid zweert, als één man u te scharen onder zijn banier, den dag, dat het halssnoer u zal worden vertoond. Een ontzettend hoera brak de rede af van het jonge meisje. Leve Dolora Pacheco! Roem en eer aan de Mestiza! • I Daarop een kreet, die allen overschreeuwde en zich oploste in een: Viva la Virgen Mexicana regina de Ia Confederacione! Toen keerde zij zich naar het altaar, vouwde de handen samen, en met krachtige stem riep zij: Senor Massilia, treed nader! Terstond daarop vervoegde zich bij haar een jonkman van achtentwintig a dertig jaren, met een joviaal gezicht, lachende oogen, en een fijnen zwarten knevel, opgetrokken a la Mousquetaire. Een overvloedige gefriseerde haardos voltooide het overige gedeelte van het hoofd, waarvan men zich iederen indruk kon vormen, behalve van iemand die op ze.fmoord bedacht was. Zonder in het minst zich van zijn stuk te laten brengen, boog hij voor de verzamelde menigte en op luchthartigen toon zei hij: Ik groet 14, mijneheeren. Mijn naam zal u meer zeggen dan een lange redevoering» Scipio Massilia van Marseille. eene stad die bezuiden den evenaar diende te liggen, maar door een toevallige beschikking van Pheniciërs in het zuiden van Frankrijk is terecht gekomen. Uw Zuidelljk-Amerika is bevreestf voor het Noorden — ten onrechte. Het zuiden heeft gezegevierd over Parijs, het zal dus gemakkelijk New-York overwinnen. Welnu, gij verlangt het „Eendrachtshalssnoer" te bezitten, men zal het voor u zoeken men zal het voor u halen, en bij al wat heilig is. levend of dood, zult ge het sieraad van mij ontvangen, ik denk eerder, dat het door jiiija dood in uw bezit zal komen, want het leven is mij wel het vervelendst van mijn arbeid. Het vuur waarmede dit zuidelijk kind van het groote Frankrijk sprak, maakte een gunstigen Indruk op de Creolen en Mulatten, als menschen, die gemakkelijk in geestdrift ontsteken en verzot zijn op opgeschroefde redeneerkunst. Alleen de Indianen, met hun droefgeestigeii aard, beschouwden met bewondering den man, die over den dood sprak, als een voor hem welkome vriend. Scipio Massilia evenwel vervolgde zijn toespraak: Waaróm ik sterven wil — dat kan u interesseeren, niet waar? Goed. ik zal het u zeggen. Ik zoek den dood, om reden ik door overmaat van geluk, dat mij ten deel valt, mij als de ongelukkigste beschouw onder het menschdom. Alles loopt mij mee Een wensch! Rrr! hij is vervuld, en dat vind ik vervelend! Ik drijf handel met Bar- barije, de westkust van Afrika, Madagascar, Indo-China.... ik-•bemoei er me niet meê. Den geheelen dag flaneer ik over de Cane- bière1), de handen in de zakken Welnu, geen van mijn schepen krijgt ooit averij, geen baal mijner goederen een scheur, geen mijner debiteuren gaat failliet Ik verdien te veel geld Dat verveelt me! Als ik zeg, dat een meisje mooi is, vraagt mama me ten huwelijk voor haar dochter. Dat is me op eenzelfden feestavond wel vijftienmaal gebeurd en dat is nog vervelender. Aangezien ik alle dames niet kan trouwen — de Europeesche wetten laten dit niet toe — blijf ik vrijgezel ,en dat verveelt me ook. Nu zult ge mijn voorliefde voor zelfmoord wel 'hebben begrepen. Meer heb ik niet te zeggen. Morgen ga ik op jacht, om te zien of ik het „Eendrachtshalssnoer" kan vermeesteren voor het schoone verbond. Te midden der toejuichende menigte zag men den Canadees Francis Gairon als in een steenen standbeeld gemetamorphoseerd. Zijn oogen dwaalden met droevige verbazing van Dolora naar Scipio Massilia. Hoe kwam de Mexicaansche Maagd ertoe, dazen onbekenden vreemdeling, die de welbespraaktheid bezat van een handelsreiziger, te vereenzelvigen met haar schitterend droombeeld: de ZuidAmerikaansche Unie? Een hand werd op zijn schouder gelegd. Hij sidderde. Het was Sullivan de Noord-Amerikaan: Kom, Francis. Ik herken dien Franschman. Hij is evenals wij afgestapt aan het Iturbide hotel, ik geloof, dat de dood, dien hij zoekt, hem binnen Mexico wacht. II. DRIE KARABIJNEN. Het Iturbide hotel, de prachtigste inrichting van dien aard, in de hoofdstad Mexico, is het aloud paleis van keizer Iturbide, die in l) Vermaarde boulevard te Marseille. 1824 werd gefusileerd. Wij mogen ai een merkwaardige bizonderheid in het voorbijgaan aanstippen iets, dat wel een eigenaardig licht werpt op de Mexicaansche toestanden', het feit namelijk, dat dit CentraalAmerikaansche rijk, alvorens tot zijn tegenwoordige stabiliteit onder president Porforio Diaz te geraken, in een tijdperk van achtenveertig jaren slechts tweehonderdvijfenvijftig revoluties heeft beleefd. Op het patio (binnenplein) waren drie personen om een tafeltje gezeten, onder het genot eener melkachtige vloeistof, pulco genaamd, het gegiste sap van de aloe-plant. De twee eersten, de Amerikaan Joe Sullivan en de Canadees Francis Gairon, ondervraagden een derde, van zuiver Mexicaansch ras, met gele huid, zwarte bakkebaarden en sombere oogen. De man was gekleed in het nationaal charro kostuum, een open mouwvest, van onderen wijd uitloopende pantalon, met zilveren knoopen bezet, op het hoofd een sombrero, waarvan de stof en de gouden kwasten zijn hoogen stand aanduidden in de Mexicaansche maatschappij. De drager van dit hoofddeksel was de senator van den bondsstaat Mexico, Bartolomeó Villagran. Dus züt gij, doorluchtig senator, zei Joe Sullivan, de voogd der Senora Dolóra Pacheco? Haar zeer toegenegen voogd, ja, senor. En dat... toch zonder haar familie te kennen? Zonder ooit een levende ziel harer maagschap te hebben gezien. En dit is, zooals ik u zooeven deed opmerken, ook een zeer natuurlijke zaak. Een mijner Iandgenooten, die naar Peru (Lima) vertrokken is, schreef mij op zekeren dag — het zal zoowat achttien maanden zijn geleden —: „Mijn waarde Bartolomeó Villagran, ik weet, dat de fortuin u weinig heeft begunstigd. Welnu, een onmetelijk rijk, jong Peruaansch meisje, want ze bezit goud- en diamantmijnen in de Montana (boschrijke streek in Peru) wenscht zich in Mexico metterwoon te vestigen. Jong *n schoon, dient senora Dolora Pacheco onder de hoede te zijn van een caballero, die in staat is haar te beschermen. Wilt gij als zoodanig optreden? De piasters zullen u toevloeien, zonder te rekenen, dat uw pupil een der aanbiddelijkste wezens is, die men op aarde kan ontmoeten." En zie, een- dienst te kunnen bewijzen, is iets vleiends voor een galant man ik heb het aanbod aanvaard. O, Zuidelijk land! riep Sullivan met geveinsde bewondering, land van toewijding en ridderlijkheid! Zulk een avontuur zou in ons kille Noorden een onmogelijkheid schijnen! Maar van toon veranderend: En u hebt de oprichting bijgewoond van de Club hoe heet ze ook weer ? Van den nuttigen Zelfmoord, vulde Villagran aan. Ik ben daarvan scribano (secretaris) op een tractement van tienduizend piasters. Natuurlijk keurt ge alles goed wat uw..., pupil daar verrichn' VokrK>néig, senor, en met beide handen. Met beide handen om te ontvangen Het gouden manna, senor, gij hebt het gezegd. De sprekers zagen elkander eenige oogenblikken zwijgend aan. In de grijze oogen van den Yankee, in de zwarte van den Mexicaan, kon men beurtelings nieuwsgierigheid, spot en besluiteloosheid 'lezen. Zonder twijfel waren de woorden, die men tot dusver had gewisseld, slechts voorloopers van een ernstiger gesprek, en ieder van het drietal aarzelde dit gesprek in te leiden. Eindelijk nam Sullivan zijn glas, en opstaande: Op het welslagen uwer plannen, senor Villagran zei hij, zoomede van die der donna Mestiza. Moge deze drank, die als een plengoffer van verzoening mij door de keel gaat, u de macht en het geluk schenken, het legendarisch „Eendrachtshalssnoer" der Inca's' Azteken te ontdekken! De senator klonk met Joe Sullivan. Met u drink ik op de zegepraal mijner pupil, en wel geheel belangeloos, want aan het ontwerp ervan heb ik geen deel en ik denk ook wel evenmin deel .te zulen nemen aan de uitvoering van het plan. Een vluchtige glimlach krulde Sullivan's lippen, met nadruk op zijn woorden hernam hij: Hoe? Zijt gij het niet, die den „toekomstigen zelfmoordenaar", dien men ons in de kathedraal heeft voorgesteld, 'hebt uitverkoren? Dolora, zult ge bedoelen. Het lieve meisje heeft de voorkeur eraan gehecht, om haar gedachten aan alle dagbladen der Latijnsche landen toe te vertrouwen, zij vraagde een man, die besloten was zich den dood te geven, derhalve bereid om het waagstuk te ondernemen. Uit duizend en zooveel mededingers heeft zij Scipio Massilia gekozen — Die toch weinig of niets betaekent, zei de Amerikaan. "Denkt ge er ook zoo over? was de levendige vraag van Villagran, die ongemerkt in den strik viel, welke men hem had gespannen. Drommels, op gevaar af van te mishagen aan den voogd der schoone Dolora, moet ik bekennen, dat de „Kampioen" me al zeer ordinair is voorgekomen in ieder geval ver beneden de hem toevertrouwde taak. Helaas! zuchtte de senator. En die keus, vervolgde Sullivan, verbaast mij des te meer, omdat naar mijn gevoelen het lieve meisje een eleganten cavelüer maar voor het grijpen had, een gedistingeerd man, beter dan iemand geschikt, om zich de zaak van het Latijnsch Amerika aan te trekken. Denkt u er ook niet zoo over? De Mexicaan had meesmuilend toegeluisterd; zijn nationale ijdelheid was zachtjes gestreeld door de betuigingen van den spreker, maar hij dacht de rol van bescheiden man te moeten spelen en zei: Ik begrijp niet wien ge bedoelt? Joe Sullivan sloeg met de hand op de tafel: Gij zoudt niet begrijpen! Ge zijt dus bescheidener dan het viooltje! Maar ik bedoel u, senor Bartolomeó, u, een Mexicaan van ouden stam, een aanzienlijk senator; u, die door opvoeding en geboorte in staat zijt de vruchten te plukken eener patriotische taak, die uw uitstekende pupil zich gesteld heeft: Eerbewijzen, rang, decoraties dat alles is weggelegd voor u terwijl deze „ga- chupino" van een Franschman Een flikkering in de oogen van Villagran bewees den Yankee, dat hij de gevoelige snaar had aangeraakt. En zie me nu eens dien grappenmaker het „Eendrachtshalssnoer" terugbrengen— aUes is mogelijk, de fortuin is grillig Wat zal het tot waanzin overgeslagen volk hem aanbieden? Het presidentschap wellicht der Confederatie het recht, om op voet van 's gelijke te onderhandelen met de machtige souvereinen der oude wereld een vorstelijk paleis onnoemelijken rijkdom. De senator luisterde met op elkaar geklemde tanden en gloeiende blikken. Doch wellicht deelt ge niet mijne zienswijze, besloot de Yankee op huichefachtigen toon. Bartolomeó Villagran liet het hoofd zakken, maar het aanstonds weer opheffend als een man, die tot een vast besluit is gekomen, antwoordde hij: Gij vergist u, senor. Ik heb alles, wat gij thans in het midden brengt, tot mijzelven gezegd; de Madonna zelf heb ik gebeden, dat zij de keus van Dolora op mij zou doen vestigen, op mij, die evenveel moed en energie bezit als ieder ander, en die, wat meer zegt, haar grenzenlooze, onkreukbare trouw en toewijding zou hebben bewezen. Maar ik heb mij neergelegd bij het besluit mijner pupil. Misschien — zei ik tot mijzelf — heeft zü het aan het rechte eind; wellicht is het beter, dat de Unie der Zuid-Amerikanen tot stand wordt gebracht door een Europeaan, teneinde eenmaal het denkbeeld eener Confederatie van al de Latijnen der wereld te verwezenlijken Misschien, wie weet, koester ik te hooge gedachten van mijzelven. Uwe woorden hebben mij met droefenis vervuld, omdat gij mijn nederig persoon op zoo vleiende wijze hebt gewaardeerd. ' Sullivan wisselde een snellen blik met Francis Gairon, en op zachten toon vervolgde hij: Senor Bartolomeó Villagran, ik ben een telg van het Noorden, maar ik behoor tot degenen, die zeggen: Amerika voor de Amerikanen. Een machtige Unie der Angelsaksers, een andere van de Latijnsche volken, beiden in bondgenootschap tegen de inmenging van Europa, onzen gemeenschappelijken en eenigen vijand; ziedaar hetgeen de leus dient te zijn van ieder, die den naam van Amerikaan waardig wil zijn. Aan de propaganda van dit denkbeeld wijd ik mijn leven, mijn fortuin. En daarom zal ik mij veroorloven te spreken zooals ik voornemens ben dit te doen. En na eene pauze: Indien ik in uw plaats ware, weet gij welk besluit ik zou nemen? Neen, senor, neen. Maar ik zou me gelukkig achten, zoo ge het mij wildet mededeeïen. Gaarne voeg ik mij naar uw verlangen. Indien ik dus senor Villagran ware, senator van den Bondstaat Mexico, zou ik geen ander de eer en den roem gunnen, om het juweel te heroveren, dat het zinnebeeld is der ZuidAmerikanen. Maar ik weet niet, waar dit verborgen is. Sullivan knikte goedkeurend. Zijn hoorder verwierp vooreerst het denkbeeld niet van den voorrang, hij zou niet lang talmen, om het in zijn geheel over te nemen. Op een toon van overreding hernam hij: Uw mededinger is al even ver als gij. Met uw welnemen. Dolora Pacheco zal hem den weg wijzen. Dit jonge meisje? Zou zij weten waar het halssnoer verborgen ligt ? Wel niet de juiste plaats, doch naar ik uit haar gezegden heb kunnen opmaken, is de plaats, de landstreek waar het kleinood zich bevindt, voor haar geen geheim. Goed, dat we dit weten, mompelde de Yankee terzijde; en met verheffing van stem: Ze heeft u zeker daaromtrent-ingelicht? Bartolomeó haalde de schouders op. U hebt nog geen idee van haar karakter, senor. In verstand is zij een blanke; wat zwijgen betreft, een Indiaansche. Geen marteling zou haar een woord' ontlokken, dat zij besloten had nooit te zullen uitspreken. Maar ze heeft toch den „Kampioen" moeten inlichten ? Evenmin. Kort na het sluiten der vergadering in de Kathedraal heeft zij met eenige Indios bravos, buiten mijn weten door haar verzameld, Mexico verlaten en zich begeven naar de Presidio San Vioente, die de Noordelijke scheidsgrens vormt van Texas en Mexico. Scipio Massilia, die op het oogenblik zich door het waanzinnige volk in triomf Iaat ronddragen, gaat morgen op weg, om zich bij haar aan te sluiten. Te San Vicente alleen zal zij hem den weg aanwijzen, dien hij heeft te volgen. Sullivan fluisterde Bartolomeó in het oor: Maar als men het dien Massilia eens onmogelijk maakte om de grens te bereiken?.... Dat zou de expeditie vertragen. Volstrekt niet. Gij zoudt hem kunnen vervangen. De senator schudde het hoofd'. Dolora zou mijn diensten niet aanvaarden. Als een ander zich aanbood. Een ander, misschien wel Het ware dus voldoende zijn spoor te volgen en Maar, Senor, daarvoor is geld noodig en dat ontbreekt mij Ik kan er u aan helpen. Villagran beefde van inwendige ontroering. Gij, senor? Ik. Ik herhaal het: ik wensch een Amerika voor de Amerikanen. Mijn vermogen stel ik ter uwer beschikking. Daartoe behoort een expeditie. Daarmee belast ik mij. In dat geval, senor, zal ik met bereidwilligheid en kloeken moed het spoor volgen, dat ge mij 'hebt aangewezen. Dus morgen ten zeven uur — het tijdstip, waarop de „gachupino" Mexico zal verlaten — nemen we den trein naar Chilmahua. Van daar gaan we te paard naar Coahuila en bereiken aldus San Vicente. Kan deze marschorder uw goedkeuring verwerven? Jawel — alleen bevalt me het vroege uur niet van vertrek. We kunnen wel niet later, om reden Scipio Massilia * Scipio Massilia zal niet per spoor reizen. He? riep de senator verbaasd. Hij. zal in geen wagon stappen, zei Joe met nadruk, omdat ik het zoo wil. Slaap dus gerust een gat in den dag, en bepalen we ons vertrek tegen vier uur in den namiddag. Maar Massilia? Stel u gerust omtrent hem. Hij is „verzot: op zelfmoord", zooals ge weet Weinul Een voorgevoel zegt me, dat hij morgen tegen vier uur den dood zal ontmoet 'hebben waarnaar hij verlangt. Bartolomeó ledigde zij glas pulco met één teug, zette het op tafel en sprak met bewogen stem: Wel moge het hem bekomen! Hij stond op, boog met veel ceremoniëeil voor de vrienden, drukte hun met warmte de hand en verwijderde zich even kalm, alsof hij door een snoode overeenkomst niet het doodvonnis had geteekend van een man, waarmee tevens verraad werd gepleegd aan een verheven en edelmoedig denkbeeld: Zuid-Amerika voor de Zuid-Amerikanen. Toen hij uit hun gezicht was verdwenen, sloeg de Yankee met innige voldoening op de 'knie van Francis Gairon: Welnu, mijn dappere jager, ik geloof dat we de belooning in 't zicht hebben, die de regeering der Vereenigde Staten zeer zeker hun zal doen toekomen, die het plan eener Zuidelijke Confederatie hebben doen schipbreuk lijden. Om u mijn geheele gedachte te onthullen durf ik te zeggen, dat wij ze opstrijken het zal geen 'tweeduizend, maar misschien tienduizend dollars zijn voor een aandeel in je beugeltasch. En daar Gairon hem verbaasd aanstaarde: Drommels, je kijkt als een man, die uit de lucht is komen vallen. De operatie is allergemakkelijkst. Als Massilia uit den weg is geruimd, wordt hij door een mijner vrienden vervangen. De Mestiza zal hem feestelijk begroeten', geleidt hem naar de ligplaats van het Halssnoer, en dam: bonjour mijn geel- kleurige Miss, we snellen naar Washington, de hoofdstad der Unie, de loftuitingen en dollars regenen op onze hoofden — Maar de jager viel hem in de rede: Een woord nog. Hebt ge dan man, die dien armen duivel van een Franschman zal remplaoeeren? Dat zal waar zijn. Ken ik hem? Heel particulier, want gij zijt het, vriend Francis. Ik? Gairon kon een beweging van afkeer niet onderdrukken. Moet ik bij dit jonge meisje met een' leugen aankomen? De Amerikaan barstte in lachen uit: Gij zijt een dwaas. In de staatkunde bestaan geen' leugens. Men spreekt altijd1 de betrekkelijke waarheid, die het welslagen verzekert En wie zou overigens beter de rol kunnen spelen van „Kampioen" ? Canadees, Franschman, 't komt bijna op hetzelfde neer en 'dan uw beroep als jager, dat een certificaat uitmaakt voor de kennis van het praiirieJeven; uw moed en behendigheid— komaan, de Mestiza zal met vreugde uw diensten aanvaarden. Ondanks de loftuitingen waarmede Sullivan hem overlaadde, bleef de Canadees besluiteloos. Natuurlijk was hij den Amerikaan gehoorzaamheid verschuldigd, omdat hij tegen een premie van tweeduizend1 dollars zich aan dezen bad verbanden voor 'de campagne, die voor de deur stond. Maar zijn loyaal karakter kwam in opstand tegen schelmerij, en de gedachte, een nobele vrouw te bedriegen, die haar bestaan had gewijd aan de onafhankelijkheid van een werelddeel, stuitte hem vreeselijk tegen de borst Hij zou zeer zeker nieuwe bezwaren en tegenwerpingen hebben geopperd, als een aanhoudend gejuich het onderhoud niet had afgebroken. Viva el Mataoorte! Viva el padre dell' independancia! (Leve de overwinnaar van het Noorden, de vader der onafhankelijkheid!) - Te Aguascalientes maakte hij gebruik van de drie uren oponthoud, en begaf zich met zijn reisgezelschap naar een der nauwe valleien die de warme bronnen omringen, waaraan dat oord zijn naam en welvaren verschuldigd is. Daar wisselde hij twee revolverkogels met Joe Sullivan, met het gevolg, dat de Amerikaan zijn arm in een doek moest dragen. Hij zette vervolgens zijn reis voort naar Chilhuahua, alleen in gezelschap van den Senator Villagran, die door de achtereenvolgende miskansen van Joe Sullivan eenigszins verkoeld, zich minder op zijn gemak gevoelde met zijne houding jegens den Marseillaan. Onderwijl de „Kampioen" in vliegende vaart naar het Noorden stoomde, was Sullivan in erbarmelijken toestand naar Aguascalientes teruggekeerd. Zijn lichamelijke kwetsuur was van weinig beteekenis, een kogel in het vleezig gedeelte «van den arm, maar de zedelijke wonde was van dieper peil. Hij had schandelijk de nederlaag geleden in behendigheid, moed en edelmoedighe!d, tegenover een vijand, dien hij met Yankee hooghartigheid onderschatte. Onnoodig erbij te voegen, dat door het bewustzijn hiervan zijn kregelig bulhondhumeur er niet op verbeterde, en wel zoodanig, dat hij behoefte had met Francis Gairon ruzie te zoeken. Drommels, zei hij, dat is me een mooie grap, en lachen moet ik, als ik hoor praten van de gladhe'd der jagers uit het Verre Westen van Canada. Niet meer dan anderen kunnen, die in de toekomst lezen. Wat wil je daarmee zeggen? Dat, toen ik me bij contract onder uw bevelen stelde, ik niet kon voorzien, dat mijn leven zich zou bevinden in handen van den man, van wien je spreekt, en dat hij mij zou sparen. Je schijnt dus veel aan het leven te hechten? Neen, meneer Sullivan. De man, die vele dagen slijt m de eenzaamheid, komt tot de overtuiging, dat het leven een brooze zelfstandigheid is, die door een tochtwind wordt uitgeblazen als een kaars; maar bij slot van rekening heeft niemand te wenschen door den dood te worden aangegrepen, voordat zijn uur door het lot is bepaald. Daarom heeft men hem dank te weten, die iemands levensdraad niet afsnijdt. Dan zult ge je niet meer keeren tegen dezen Marseillaan? Pardon, ik heb een stuk geteekend, en tot aan de ommekomst van het jaar, dat wil zeggen nog gedurende acht maanden, ben ik u gehoorzaamheid verschuldigd. Onmogelijk valt het me voor het vervolg eraan te denken, den Franschman om het leven te brengen. Maar zoo ge er genoegen mee kunt nemen hem te doen opsluiten in een der forten aan de Amerikaansche grens, tot op den dag, dat het Eendrachtsnoer der IncasAzteken Sn uw bezit zal zijn, dan ben ik uw man, mij gelukkig achtend de verschillende plichten te kunnen nakomen, welke mij door de omstandigheden zijn opgelegd. In de oogen van Joe Sullivan stond een kwalijk verholen spot te lezen. En je zoudt de Mestiza je diensten aanbieden, om met haar het Indiaansch kleinood op te sporen? Een wolk betrok het voorhoofd van den Canadees, maar met vaste stem antwoordde hij: Ja, meneer Sullivan, want ons contract geeft u het recht dit van mij te eischen, en niets kan mij van mijn belofte ontslaan. Welnu, meer verlang ik niiet, mijn brave Francis. Morgen vertrekken we van Aguascalientes. Wij zullen het zóó aanleggen, dat we vóór den belachelijken Marseillaan de landhoeve van San Vicente hebben bereikt. Tot ziens. III. DE HACIËNDA VAN SAN VICENTE. ' Ja, Senorita, de haciënda (heerenboerderij) 1 ligt bijna geheel in het district San Vicente, mijne landerijen beslaan een oppervlakte van vierduizend vierkante kilomeiers. Vierhonderdduizend hectaren, senor. Juist. Ik heb aan het werk vijfduizend landbouwers, ongeveer driehonderd koehoeders, driehonderd paardentemmers en tweehonderd vergaarders van de pulco der aloë. Al deze mannen, mijn gezin en mijn fortuin, zijn het grootsche werk toegedaan, dat door u op zoo waardige wijze wordt geïnspireerd. De Mestiza stak hem de hand toe, welke hij eerbiedig aan zijn lippen bracht. Het was'inderdaad het jonge meisje, dat een gesprek voerde met Fabian Rosales, haciendado (landheer) van San Vicente, een der rijkste en machtigste grondeigenaars van Mexico. zij zich inpostuur zetten, toen in alle rich- Een twintig jaren geleden, was deze man in het land gekomen, somber en droefgeestig gestemd. Men kwam te weten, dat Frankrijk zijn vaderland was, dat hij ontzaglijk veel leed had ondervonden, waarover hij zich aan niemand wilde uitlaten, en dat hij eigenlijk 'heette Fahien Roseraie. Voor een geringen prijs had hij het landgoed gekocht, dat door zijn vlijt en énergie een der meest winstgevende was van de geheele republiek. Bij zijne vestiging „verspaansohte" hij zijn naam en noemde zich Fabian Rosales. Streng, maar rechtvaardig, werd de hacendado, in weerwil van zijn stilzwijgendheid en sti'Ie droefgeestigheid, door zijn ondergeschikten op de handen gedragen. Vijf of zes maanden waren sedert, zijne installatie nauwelijks verloopen, of op zekeren dag werd hij aangesproken door Seri, een jeugdige schoone Indiaansche, die werkzaam was op zijn plantage. Padrone, zei ze, gij hebt mij voor een zestal jaren geëngageerd en dus, volgens de wetten van het land, het recht mij aan Ip^euden, maar toch kom ik u verzoeken, mij te laten vertrekken. Vertrekken? waarom wilt gij heengaan, mijn kind? Omdat zieleleed mij knaagt aan het hart. Als het niet onbescheiden is, mag ik er de oorzaak van weten? Zij zag met haar heldere .zwarte kijkers den hacendado in de oogen, en als een echt natuurkind, zonder eenige valsohe schaamte, zei Ze: De Groote Geest ') heeft mijn hart weggenomen en het u geschonken. Dwaas is het, niet waar, als de dienstmaagd haar oogen durft op te heffen tot den meester. Daarom vraag ik u, mij de vrijheid weer te geven. Ik wil mijn stam weder opzoeken, want de blinden, zegt men, vergeten de sterren, die zij niet meer zien; ik zal wellicht vergeten kunnen als zij! Zij had de handen voor haren boezem gevouwen en stond in smeekende en berustende houding voor hem. Zwijgend zag Fabian haar aan. Plotseling naderde hij haar. Jonge dochter, prevelde hij, met het aarzelend stemgeluid van iemand die toegeeft aan een inwendige aandrift, jong meisje, vergetelheid te zoeken bij den aanvang van het leven, is een veeg teeken, naar ik meen. Weldadig is deze alleen voor hen, d'e in rijoer jaren gruwelijk door het ongeluk zijn achtervolgd geweest. En met een onbeschrijfelijke ontroering, waarbij een vochtige mist op zijn oogleden daalde: Zou de hemel verlangen, dat ik eindelijk vorgete? De Indiaansche wierp zich op de knieën. —■ Gij weent, patroon, ben ik er de oorzaak van? i) Naam dien de Indianen aan de Godheid geven. Maar hij hief haar op, en zijn gelaat tot haar over buigend, zei. hij: Neen, droog mijne tranen, Seri. Mogen mijne herinneringen daarmede worden uitgewischt! Ga niet van mij. Het zoet gekweel mijner gedienstige heeft mijn bedroefd hart met nieuw leven bezield. De Groote Geest zendt door uwe oogen het vertroostend licht in de duisternis mijner ziel. Mij geschiede naar zijn barmhartigen wil! Veertien dagen later trad Fabian Rosales in het huwelijk met de Indiaansche irahue, wier naam in zijn profetische beteekends zooveel zeggen wilde als „blanke dageraad". Drie dochters, Inez, Vera en Anina, waren in den loop der tijden de vrucht dezer vereeniging. Zij verkeerden op dezen tijd in den aanvalEgen leeftijd van achttien, zestien en tien jaren. Alle drie waren ze brunetten, met gouden tint van gelaat, het ouderlijk huis opvroolijkend met hun gezang en dans en kristalzuiveren schaterlach, terwijl zij één dag slechts in de week aan ernstige overwegingen wijdden, den dag, wanneer de hacendado 'hen geleidde naar het einde van het park, waar hij onder een priëel van oranieboomen neerknielde voor den marmeren grafsteen, waarop stond te lezen: IRAHUE ROSALES. De Qroote-Geest had haar opgedragen, De kalmte weer te schenken aan eene ziel in droefenis Na getrouw hare zending te hebben volbracht, Keerde zij weder tot de schoot van Hem Die haar had gezonden. Het droevig 'grafschrift sprak de waarheid. Het innigste geluk smakend van in zekeren zin een nieuwen levenskring voor Fabian te hebben geopend, was de kleine Ind'aansche op een avond, zonder eenig voorafgaand teeken, dat haar einde voorspelde, kalm de eeuwige rust ingegaan. Zij was niet meer ontwaakt. Daarmede is alles gezegd, en op haar doodsbed uitgestrekt, speelde een glimlach op haar lief gelaat. Als een vertroostende engel op aarde gezonden, had ze haar wieken ontplooid, om weder te keeren tot de met sterren bezaaide dreven van 'het oneindige zonder de smart eener scheiding te hebben gekend. Dit was de geschiedenis, althans 'het voor een ieder bekende gedeelte, van den haciendado, die op een prachtigen goudvos gezeten, de Mestiza rondleidde langs zijn domeinen, terwijl deze haren hagelwitten schimmel, waarop zij weleer voor de Kathedraal van Mexico was verschenen, langzaam deed voortstappen. De wandelaars doorkruisten de velden der reuzen-aloëstruiken, uit het hart waarvan dé pulqueros het sap vergaarden, waarmede de nationale drank werd bereid. Plotseling gaf Dolora Pacheco, in zichzelf gekeerd, lucht aan haar gedachtenloop. Saipio Massilia zal nu sedert een maand Mexico hebben verlaten. Waarom is hij nog niet gekomen? De hacendado sidderde. Gij zijt ongerust, donna Pacheco? Ja, zei ze. Om het Congres van alle ZuidAmerikaansche republieken bijeen te roepen, heb ik het doel moeten bekend maken. De Noordelijken zijn' ervan onderricht, en de burgers der Vereenigde Staten zijn geen lieden die sflteitten, wanneer hun belang op het spel staat. Waarvoor zijt ge dan bevreesd? Voor alles. Weet ge wel, senor Rosales^ dat het moeilijk was, iemand te vinden, die beter aan de eischen beantwoordde om eene zending op zich te nemen, aan het einde waarvan men slechts den dood te gemoet gaat? Dat erken ik gaarne." En verbaasd sta ik, dat gij, een jong meisje, een kind, nog kortelings geleden» alles hebt overwogen wat mij op vijftigjarigen leeftijd in de gedachten is gekomen. Ik geloof mijne maatregelen behoorlijk te hebben genomen. Daar het geheim van het doel der reis niet kon bewaard blijven, moest men trachten hèn op een dwaalspoor te brengen wier eigenbelang ons hunne vijandschap op den hals haalt. Ik heb senor Scipio derhalve gelast, zich per spoortrein te begeven naar Chihuahua. Daar zouden twee mijner Indios Mayos, voormalige geëmigreerden uit Peru, die zich aan de oevers der Golf van Californië hebben gevestigd, hem met paarden opwachten, om hem, met verberging van hun spoor, te geleiden door de Siërra de Ia Mostenas en de Ilano de los Christtahös. De af te leggen afstand be-; draagt ongeveer vierhonderd kilometers. Waarom zijn ze nog niet-aangekomen? De Ilano is vaak onbegaanbaar. Men moet dan een omweg maken...-. Die mogelijkheid heb ik ook voorzien Maar een maand, denk eens aan, een maand! Fabian wilde haar geruststellen, maar zijn aandacht werd afgeleid door een ruiter, die in vliegenden galop op hem kwam aanrijden. Er zal zich een gast gemeld hébben aan de haciënda. Ik herken Guerrero, een mijner veehoeders. ' Ah! als het Massilia ware! Dat zullen we aanstonds weten'. Senor padrone, er zijn vreemdelingen aangekomen, die voedsel en nachtlogies vragen, zei Guerrero. Wie zijn ze? vraagde Dolora levendig. De een is een Fransene senor Hij noemt zich Chapultepec. Neen! riep Dolora teleurgesteld, hij is het weer niet. Het hoofd latende zakken, gaf zij aan hare moedelooze gedachten den vrijen loop en scheen ze in het onderhoud geen verder belang te stellen. Onderweg naar de haciënda ondervroeg Rosales den vaguero: Chapultepec, mijn brave Guerrero, is een Mexcaansche benaming, je hebt zeker verkeerd verstaan. Neen, neen, senor, hernam de grijsaard. De caballero heeft me gezegd: Ik geef je de vertaling van mijn naam. De vertaling Dan zou die reiziger „Krekel" moeten heeten. Maar heb je me niet gesproken van meer dan één gast?" Ja, senor, er zijn nog twee jagers bij" hem. Goed zoo, goed zoo. Zijn paard aanzettend, om de Mestiza in te halen, ging het in gestrekten draf naar de haciënda, waar zij de drie reizigers aantroffen, door Guerrero aangeduid. Om een tafel waren de vreemdelingen gezeten met behulp van een rietje een frisschen drank opzuigend, hun volgens Mexicaansch gebruik terstond bij hun aankomst door de bedienden voorgezet. Gasten zijn mij steeds welkom, zei de hacendado, ik beschouw hen als een zegen des hemels en stel er eene eer in hen te mogen ontvangen. v De bezoekers waren onmiddellijk opgestaan. Twee hunner waren reuzen, en zoo hun kleederdracht niet voldoende geweest ware om hun beroep aan te duiden, hun karabijnen met koperslag zouden hen als jagers deT prairieën hebben doen kennen. De derde was een schraal jonkman van middelbare gestalte, met lachende, schrandere oogen, Ietwat grooten mond, met bruinen knevel, en scheen nauwelijks twintig jaren te tellen. Hij droeg een linnen kostuum, en aan zijn lederen gordelriem droeg hij een koppel pistolen. Hij was het, die de gastvrije woorden van den hacendado beantwoordde: Senor, geheel Texas is in gisting. Van San Franoisco naar New-Orieans gaande, heb ik mij te fort Davis moeten ophouden, daar de spoorlijnen op verscheidene honderden kïlometers zijn opgebroken. Verlangend niettemin om New-Órleans te bereiken en mij daar in te schepen, heb ik met deze jagers een afspraak gemaakt om mij te vergezellen. Zij zullen mij naar het Zuidwesten begeleiden, naar Pieda Negras, waar ik de Mexicaansche HJta van Mapimi naar fort San Antondo denk te halen. Ik zou hun het woord hebben gelaten, in repliek op uw welkomstgroet, zoo zij mij niet hadden verzekerd, dat u Franschman zijt als ik. Fabian Rosales stak den. jonkman de hand toe. Als Franschman zijt ge ,me dubbel wé!-* kom. Dank u, senor. Mijn naam is Krekel. Omstandigheden, wier samenloop te langdradig zijn zou, om u in bizonderheden mede te deelen, noopten mij deel tè nemen aan den jongsten veldtocht der Europeesch verbonden legers in China. Na afloop van den oorlog besloot prins Rundjee, een groot geleerde en niet minder groot van hart, een Hindoe van afkomst en door haat jegens Engeland in Russischen dienst verbonden, een wijle te vertoeiven in het Noorden van het Hemelsche Rijk, met zijn echtgenoote prinses < Deze onverwachte tusschenkomst had een wonderdadige uitwerking, (blz. 12) Na-Ihdra en hare zuster Anoor, mijn verloofde. ') Uw verloofde! riep de hacendado. En gij hebt die verlaten? Omdat ik twintig jaren tel, Senor, ik ben Franschman en moet naar Parijs, om aan mijne eerste verplichtingen te voldoen: den militairen dienst. Rosales groette met teekenen van goedkeuring en wisselde een warmen handdruk met zijn gast. Gij en uw metgezellen brengt de vreugde weder in mijn huis. Ik maakte mij ongerust over het uitblijven van een landgenoot, dien ik wachtende ben, een Marseillaan, Senor Massilia. Ik ben thans gerust, nu een Franschman mijne haciënda, die hij niet zocht, heeft kunnen vinden. De jagers, die achter Krekel stonden, hadden onderwijl een snellen blik met elkander gewisseld. Veroorloof mij, 'hernam Fabian, dat ik mij een oogenblik verwijder, om orders te geven, dat men uwe vertrekken in gereedheid brenge Krekel was op het punt, den gastheer hiermede zijne instemming te betuigen, toen een der jagers hem voorkwam: Verschoon ons, Senor, als wff voor uw welwillend aanbod moeten bedanken. Wij zijn zwervers der prairieën en dus gewend den blooten hemel tot dak, den verren gerichteinder tot muur te hebben. In de woningen van menschen bevinden wij ons niet op ons gemak. Wij zullen u echter dankbaar zijn, zoo u ons veroorlooft, ons kampement hier in de nabijheid, op uw domeinen, op te slaan. Morgen, bij het aanbreken van den dag, -zullen wij den Senor, die onze diensten gehuurd heeft, afhalen. Ik kan mij uwe voorkeur zeer goed begrijpen, zei Fabian. Vraagt waaraan ge behoefte hebt en kampeert waar het u behaagt. Zij, tot wie hij dit zeide, brachten de hand aan hun sombrero's (hoed met breeden slappen rand) en hun wapens opvattend, verlieten ze het vertrek, Krekel met den hacendado in gesprek achterlatend. Met den gezwmden veerkrachtigen pas, dien de loopers der prairieën van de Indianen hebben aangenomen, - waren zij weldra tusschen de boomen van een naburig woud verdwenen en hielden zij kort daarop stand in een open plaats van het bosch. Wij kunnen in de gegeven omstandigheden het brood noch zout, als bewijs van gastvrijheid aanvaarden, en dienen vrijheid van handelen te behouden. Francis Gairon bezit de wijsheid van een groot opperhoofd, zooals die schelmen van Roodhuiden zeggen. Ach, Peter, die wijsheid had ik eenige maanden vroeger dienen te bezitten, dan zou ik het contract niet hebben geteekend, <) Vgl. de bij de U'tgevers-Maatschappij „Hlsevier" te Amsterdam verschenen werken: DOCTOR MYSTERO, en KREKEL BIJ DE BOKSERS IN CHINA. dat mij nu met handen en voeten bindt aan een man als Joe Sullivan. Chut! chut! Mij is misschien dichtbij. Tweeduizend dollars is geen kattendrek. Onnoodig hem te zeggen dat je rouwkoop hebt. Die Yankees, de duivel hale ze, zijn looze vossen, weet je. Mij heeft het contract maar te breken en God gave, dat hij het deed. Dan waren je tweeduizend naar de maan. Dat zou me minder kosten dan altijd te moeten liegen en bedriegen. Toen we onlangs op fort Davis waren eh vernamen, dat de treinen wegens opbreken van de rails niet loopen — wat beveelt ons die Amerikaan? Ons als gidsen op te dringen aan dien jongen Franschman, Sir Krekel, hem naar den Mexicaanschen spoorweg te brengen, via de haciënda van San Vicente. Daar zijn we nu. Nieuwe leugen, om de gastvrijheid van den hacendado te ontduiken. We kampeeren hier, in afwachting van wien? Altijd dien Sullivan, die de samenkomst op dit punt heeft bepaald, tien soldaten meebrengt van de Amerikaansche politie, die deel uitmaken van het garnizoen op fort Davis en hun grijze uniform met roode opslagen hebben verwisseld tegen het kostuum van prairiejagers. Waarop moet dit uitloopen? Om den braven Massilia, die ons voor de galg heeft behoed, op te lichten en gevangen te zetten op fort Davis. En ik mag, als het daarop uitloopt, nog blij zijn, voor 'den duivel! omdat het op mijn verzoek is, dat mijn redder met gevangenis er het leven afbrengt. De stem van Francis klonk rauw. Diep gevoelde smart stond op zijn gelaat te lezen. En Massilia in boeien geklonken, dat zal nog erger zijn. Want ik zal, zooals ik beloofd heb, naar de Mestiza moeten gaan, naar dat jonge meisje, dat ik vereer als een heilige; ik zal haar moeten smeeken mijn valsche toewijding te aanvaarden, haar vertrouwen stelen, om haar des te beter te kunnen verraden. Tweeduizend dollars, wat beteekenen die? Om van mijn noodlottige verbintenis vrij te komen, zou ik mijne woning aan het meer Ontario willen afstaan, met het weinige dat ik bespaard heb voor den ouden dag, zelfs mijn karabijn, mijn getrouwe gezellin op jacht en in den krijg met Indianen. Mij brak plotseling zijn gedachtenloop af, want in de schemering van het woud vernam hij den nagebootsten scherpen schreeuw van den watervalk, en hij wist wat dit signaal had te'beduiden. Lang behoefde hij niet te wachten. Zwijgende schimmen gleden tusschen de boomen en "struiken. Op eenige meters afstand van den jager bleven ze staan. Een enkel man trad vooruit en kwam op Francis af. Met was Joe Sullivan. Welnu, mijn brave jager, je komt van de haciënda Rosales? Ja, Meneer Sullivan, en 2 Massilia was er nog niet? Weet u dat? zei de blonde reus verbaasd. Wel zeker. Massilia heeft het me zelf gezegd. Wat zégt u, Sir? Het is toch zoo. Omstandigheden hebben zijn voortgang vertraagd. Op dit oogenblik zal hij wel de landhoeve binnengaan en er met uitbundige vreugde worden ontvangen. Drommels! Vreemd komt het me voor, dat u, hem ontmoetende, den man hebt laten doorgaan, tenzij hij een sterk geleide mocht gehad hebben. Och neen. Hij had maar .twee Mayos ind'anen in zijn gevolg. Dan begrijp ik er niets van. Het fs toch heel eenvoudig. Je schijnt van politieke combinaties geen kaas te hebben gegeten, mr. Francis Gairon. De Canadees deed er het zwijgen toe. Sullivan vervolgde: Je moet weten, man, dat we ons hier bevinden op Mexicaansch territoor; een opMcbting, gewapenderhand, zou diplomatische verwikkelingen ten gevolge hebben. De ..Kampioen*' — met bijtende ironie sprak Sullivan dit woord uit — zou zich hebben teweer gesteld, revolverschoten, de haciënda in oproer, inplaats daarvan — Ja, inplaats daarvan? ondervroeg de jager nieuwsgierig. Heb ik Senor Massilia beleefd aangesproken, Senor, zei ik tot hem, te Aguascallenies heeft u mij in een eerffjk tweegevecht gekwetst. Ik kan een nederlaag onmogelijk verkroppen. Ik verlang een revanche. O, maar, die kunt u ieder oogenblik van mij i krijgen, zei de onnoozele, zeg maar wanneer het gelegen komt om van leer te trekken. Morgen, bij het aanbreken van den dag, voordat het werkvolk van de haciënda San Vicente in het veld aan den arbeid IvHij demonstreerde: Je schijnt op geheimhoudStag gesteld? — Ik houd niet van gederangeerd te worden, dat is het. Daarop hebben we elkaar beleefd gegroet In den vroegen morgenstond zal de gachupmo, zonder eenig verdacht, geheel alleen komen opdagen aan den zoom van het woud Als men zijn ve.rdwijnfag bemerkt, ben ik de Rïo Bravo del Norte overgestoken en galoppeer ik over het vrije grondgebied der Vereenigde Staten van" NóordAmerika. In de verte zagen de jagers lichten schitteren. Men illumineert op de haciënda ter eere van den praalhans Scipio Massilia, zei Sullivan met boosaardigen grijns. Verheugt u, mijne vrienden, een verrassing wacht u weldra: Joe Sullivan had zich niet vergist. Men vierde feest op de landhoeve, want Scipio was er ingehaald als de held van den dag. De dochters van den hacendado. Inez, Vera en Anina deelden in de algemeene geestdrift. Het geheele dienstpersoneel juichte den vrijheidsheld toe en had triomfbogen opgericht om hem een feestelijke ontvangst te bereiden. Scipio was op dit oogenblik gezeten aan den wel-voorzienen disch, waarop taflooze prachtige bloemen prijkten, en die a giorno met waskaarsen verlicht, een allervroolijkst aanzien had. Met echt zuidelijken gloed gaf de Marseillaan menige mop ten beste en was hij onuitputtelijk in avontuurlijke verhalen, die hij als evangeliewaarheden ophakte, zoodat het den schijn had alsof hij zelf eraan gelóófde. Onder deze was een kostelijk avontuur, dat wij den lezer niet mogen verzwijgen: Ik leunde — begon hij — over de verschansing van de pakketboot, die mij van Algiers naar Marseille zou brengen. Daar komt een brutale windstoot, die mijn kostbaren Panama in zee slingert. Ik zeg tegen den kapitein: Strijk een sloep, asjeblieft! Maar de man, een Noordsche beer, weigert kortaf. Wat weten ook zulke lui van de waarde van Panamastroohoeden. van een die me driehonderd franken had gekost! Ik < kijk even in zee en wat zie ik ik. geef het u in tien, in honderd in honderdduizend keeren te raden Je komt er niet achter een schelm van een bruin - visch, zoo'n boer met zijn varkens, zooals Hoflandsche zeerobben zeggen, had ene waarachtig het koord van mijn hoed in zijn bek ,en den Panama zelf parmantig op één oor.... zoo zwom hij om de boot er mee rond, natuurlijk om me te treiteren— zoo'n schobbejak! Neen maar dat liep de spuigaten uit van mijn geduld Wacht jou, salamander! riep ik hem toe. zet je riemen aan, want de loef steek ik ie af hoor! En hoep! Ik jomp overboord. Alle passagiers aan 't schreeuwen, dames vallen in zwijm, de heele boot in oproer. Maar ik hoorde en zag niets meer, want de bruinvisch, door al hef lawaai vreeselijk verschrikt, was naar de diepte geschoten, naar de onpeilbare diepte van de Middellandsche Zee— en ik zat hem achterna. Ohé! zuohtten de Drie Gratiën met naïeve bewondering. Wacht nu wacht even, riep de Marseillaan levendig dat beteekende niets. De bruinvisch daalt, daalt een drieduizend meters, misschien nog wel dieper. Maar ik krijg hem toch eindelijk te pakken, en, om hem die grap voor goed af te leeren, onderwijl ik weer eigenaar Tverd van mijn hoed, met verlies van het koord, want dit knapte natuurlijk af. Een paar flinke btëlstoofen, zooals een kikkert doen kan, en ik was weer aan de oppervlakte van de golven. Terstond zette ik mijn hoed op, want ik ben zeer gevoelig voor kou vatten, en zocht naar de pakketboot. Verdwenen, weg was ie, maar, als een zwarte stip, zag ik hem toch aan den gezichteinder. Men had u dus aan uw lot overgelaten? riep Inez. Dat is leelijk, zei Anina. Dat zouden Mexicaansche zeelieden nooit doen, beweerde Vera, die erg patriotisch gezind was. Maar Massilia hief den wijsvinger op. U moet den kapitein niet de schuld geven. Denk eens aan, ik was nagenoeg een uur onder water, en in de hitte van de vervolging ihad ik er niet eens aan gedach om adem te halen. Derhalve, mijne bloeiende schoonen, kon.de waardige zeeman wel niet anders denken, dan dat ik verdronken was. De verontschuldiging kon hij aanvoeren, dat men in het Noorden verdrinkt. Verdrinkt men dan te Marseille niet? Wel neen nooit. Het gebeurt wel eens, dat een Marseillaan te water raakt, en erin blijft Maar dan blijft hij erin, omdat hij het er goed heeft, zie je. Hij verdrinkt niet, weet je. Ik moet zeggen, dat, toen ik me zoo geheel alleen voelde, onder in de Middellandsche Zee, ik mijn banden in den zak stak en het uitproestte van lachen. Welk een moed! riepen de jonge meisjes in koor, nadat ze de opsnijding goedmoedig hadden geslikt. , Wel neen, mijne lieven, het is geen moed, het is enkel gezond verstand. Ik zei tot mezelf: een stoomboot is maar een machine, toch vindt hij het middel om de haven te bereiken; het zou al een vreemd iets zijn, als een Marseillaan, die een ziel heeft en begrip, dat ook niet zou kunnen. En ik begon kalm mijn slag te slaan, zoodat ik in 49 u. 37 min. en 6 seconden later in de oude haven van Marseille belandde. Fabian Rosales zag zijn gast met een ongerustheid aan, die hij moeite had met zijn aangeboren beleefdheid te ontveinzen. Hij, evenals Krekel (verwittigd van de komst van den Marseillaan) zagen iets vreemds in de wijze van optreden van' den „Zuid-Amerikaanschen Kampioen". Zeer zeker, men kan gekscheren en toch met een ernstige taak zich onledig houden, maar ten aanzien van een zwetser van de kracht van Scipio, mocht men zich afvragen of hij wel de geschikte hoédanigheden bezat, die vereischt werden voor de vervulling eener'zending, die hij op zich had genomen. Toen men dan ook van tafel opstond, richtte Fabian de vraag tot Dolora Pacheco: Senorita Mestiza, stelt gij vertrouwen in dit personage? Mijn volle vertrouwen, Senor. Hij is even kloekmoedig, even trouw als grappig, op zijn tijd. Zijt gij daar zéker van? Volkomen zeker. » De hacendado schudde het hoofd. Veroorlooft ge mij een proef te nemen? Gij, die bereid zijt u op te offeren voor onze zaak, senor, hebt het recht diegenen op de proef te stellen, die haar dienen. Fabian wenkte een zijner dienaren. Breng mijn buffelkarabijn. Een oogenblik daarna verscheen de bediende met het wapen. Faban tikte Massilia op den schouder. Senor, zei hij, om te kunnen zwemmen, zooals u voorgeeft die kunst te verstaan, zult ge u lang moeten „getraineerd'' hebben. Och, dat is me zoo vanzelf komen aanwaaien, als ik de visscherspinken zag zeilen!.... Maar dan hebt u andere soorten van sport toch moeten verzuimen. Ande/e? Welke andere? Schieten bijvoorbeeld. Schieten komaan op honderd meters kan ik — de Marseillaan aarzelde een oogenblik, want hij zocht een vergelijking, en toen-zegevierend — zou ik een mier in twee gelijke dealen snijden. De onverbeterlijke grappenmaker kwam weer op dreef. Krekel, de jeugdige Parijsche reiziger, had geen oog van Scipio af. hij amuseerde zich- met den onuitputtelijken humor van den Marseillaan. Een mier in tweeën, herhaalde hij, ik dacht dat u een sterker stukje kondt uithalen. Een sterker, riep de Zuidelijke Franschman, kent u iemand die iets beters kan dat dat?.... Dat zal waar zijn. Te Parijs hebben we scherpschutters, die een haar in vieren deelen. Met deze aardigheid zou een Gasconjer zich beleedigd achten, maar te Marseille kan men beter scherts verdragen. Scipio barstte in lachen uit, klopte den jonkman vriendschappelijk op den schouder en op een niet weer te geven toon zei hij: Ik heb het altijd wel gedacht, dat Parijs een voorstad was van Marseille, ja, en ik zie nu dat ik me niet bedrogen heb. Op dit oogenblik richtte Rosales, die eenige seconden voortdurend in de lucht had gestaard, het woord tot den -Marseillaan. Senor, het moment is gunstig om ons een staaltje van uw behendigheid te laten bewonderen. Tot uw dienst. U ziet in gindschen hoek een geweer. Boven onze hoofden zweeft een gier; als u dien nu neerlegt, spaart u het leven van een aantal van mijn pluimvee. Reeds had Scipio het wapen gegrepen. Een vijftig of zestig meter in de met sterren bezaaide lucht, teekende zich tegen het donkerblauwe uitspansel een zwarte gedaante af. O ja, die gier, zei de Marseillaan, wacht even, ik zal hem naar zijn gezondheid vragen. Met een snelle beweging schoudert de Franschman de buks, gunt zich nauwelijks den tijd om te mikken en geeft vuur. Op hetzelfde oogenblik daalt de rootvogel en valt voor de voeten van Massilia neer. De gier was dood. Het projectiel had hem geheel doorboord. En toen Fabian hem zijn compliment afstak, knipoogde de Marseillaan: Ta, ta, mijn waarde senor, men zag me zooeven voor een groentje aan. Neen, maar Maar u zeidet die brave Massilia is een praalmajoor. Ik zag immers aan tafel, dat u ontroerd waart over de zwetserij van den zwemmer. Men moet zich toch wat vroolijk maken, niet waar? Fabian maakte zijn excuus, niet alleen bij dezen Franschman, maar ook aan Dolora, wier onderscheidïngsgave van den rechten man uit te kiezen hij ten hoogste prees. Een schitterend vuurwerk 'besloot den avond. Men scheidde voor'den nacht. Wat doefëen jong meisje in Mexico, als ze een caballero tot echtgenoot wenscht? Zij neemt eenige bloemen van den sospiriano, een struik, die purperroode bloemkelken draagt. Zij vervaardigt daarvan een ruiker, dien zij gedurende den nacht op het vensterkozijn legt van den jongeling harer keuze. Dit houdt de beteekenis in: Zoek wie u zoekt, en vraag hare hand. Een jonge maagd kan aldus blijk geven van hare, voorkeur, zonder zich in een verkeerd daglicht te stellen. Zoo de senor deze bloemenspraak afwijst, heeft hij slechts hèt stilzwijgen te bewaren, en niemand krijgt er de lucht van wie de verzoekster geweest is. Wandelt hij echter met de bouquet in de hand, met een blik de zwarte oogen ondervragend, die op hem gevestigd zijn, zoo valt hem niets gemakkelijker dan zich bloot te geven. De kieine Amor had het hart van Vera, de middelste der jonge dochters van Fabian Rosales, met een zijner pijltjes getroffen. In het land, waar aan grond geen gebrek is, maar anderzijds aardschokken niet tot de zeldzaamheden behooren, hebben de woningen slechts een enkele verdieping langs den beganen weg, zoodat het Vera gemakkelijk Viel haren ruiker veilig aan te brengen. In het stille uur van den nacht begaf zij zich in gezelschap harer oudste zuster Inez, die zij deelgenoote had gemaakt van haar geheim, naar het venster van het vertrek, waarin Scipio Massilia reeds een paar uren de gewenschte rust genoot, na een vermoeienden dag. Haren ruiker vóór het vensterraam hebbende neergelegd, haastten zich de meisjes naar 'hun slaapvertrek terug te keeren. Maar Vera vermocht geen oog te sluiten. Haar jeugdig hart was ontwaakt en vervuld van hevige ontroering. Opgevoed in de vrije natuur, geraakte ze onder den invloed eener ontluikende liefde, waaraan de beschaving der steden hier geen weerstandsvermogen kon verleenen. Bij het aanbreken van den dag was zij opgestaan, en een moesselinen peignoir om hare schouders geworpen hebbende, zat zij verward en in angstige verwachting aan naar venster. Haar oogen 'tuurden onafgewend naar het kozijn van MassiHa's logeervertrek, waar een zwarte vlek zich afteekende tegen de ochtendschemering, ten bewijze, dat haar ruiker nog onaangeroerd zich ter plaatse bevond, waar zij dien den nacht te voren had neergelegd. Onderwijl zij zoo bleef staren, zag zij de schaduw eener menschelijke gedaante door het park zich bewegen. Wie kon die vroege ochtendwandelaar zijn? Hij naderde het bewoonde gedeelte der haciënda. Geïntrigeerd door diens geheimzinnige wijze van dien, opende Vera geruischloos haar venster. Op hetzelfde oogenblik bleef de onbekende stilstaan voor het raam van Scipio Massilia. Hij zag behoedzaam in het rond, en zich veilig achtend, tikte, hij zachtjes op de vensterruit. Bijna gelijktijdig liet de Marseillaan zich zien: Ah zoo! zei hij met een stemgeluid, waarvan geen toon aan het jonge meisje ontsnapte. Zoo, zoo is u het? St! Het uur is daar. Ik vreesde dat u zich zoudt verslapen en ben daarom zoo vrij u bijtijds te wekken. Best, best— dank je wel. Het zou werkelijk jammer zijn, als wij bij zoo'n gewichtige aangelegenheid niet op het appèl waren. Ik ben geheel tot uw dienst— geheel tót uw dienst. De onbekende hief de hand op. Je zult toch niet door de deur het huis uitgaan, want dan zou ie allen wakker maken door het venster asjeblieft.."., dat is maar twee voet van den beganen grond. Je hebt gelijk. En de beenen van den Marseillaan kwamen uit de opening te voorschijn. ■Hé, sappristie! Waf mooie bloemen zijn dat? Vera rilde van het hoofd tot de voeten, doch herstelde zich weldra toen ze den onbekende op spottenden toon hoorde zeggen: Dat— dat zijn sospirianos een huwelijks-bouquet. Je bent zeker een beul van meisjesharten, want het jonge meisje, dat dit ding hier heeft gelegd, heeft ie willen zeggen: zoek haar die u zoekt. Wat beduidt dat? Een gewoonte van het land. Wie zou dit? Misschien wel de Mestiza of een der dochters van je gastheer Ik zie niét in, dat ze een vasten grond .-onder de voeten hebben, om zich zulk een handeling te veroorloven, want We zullen dit geheim wel na onze morgenwandeling ophelderen, zei Scipio. De Yankee verkneukelde zich inwendig, want hij dacht aan den valstrik, dien hij den argeloozen Marseillaan had gespannen en waardoor deze geen tijd noch gelegenheid zou hebben, naar de onbekende schoone te zoeken. Het boschje, waar Joe Sullivan en diens gezellen den nacht hadden doorgebracht, lag in de onmiddellijke nabijheid der haciënda. Massilia wees het met den vinger aan, en zei: Moeten we daar onze zaak uitvechten? Ja, antwoordde Sullivan. Komt de plaats ie slecht gekozen voor? Dat niet, maar ze is te dicht bij de woning van mijn gastheer; ze zullen de schoten hooren en ons hinderen in de sport. Neen, daarvoor is gezorgd. Ik weet er een perfect middeltje op. dat ze er volstrekt niet zullen achter komen wat hier gaande is. 1 En waarin bestaat dat kunstje, als ik weten mag? Een raadselachtige grijns krulde de lippen van den Yankee. -Met een boosaardigen glimlach zei hij: Dat is het ei van Cölumbus. Als ik het je nu zou zeggen, was het niet interessant meer. We zijn nu ter plaatse. Let op: Ik snij dit takje af. Ik neem het in mijn rechterhand. Ik strek den arm uit ik beschrijf drie kringen in de lucht, en ik zeg: Vooruit! De laatste lettergreep was nauwelijks uitgesproken, of een aantal mannen, gekleed in het jagerkostuum der prairieën. sprongen uit het omliggend struikgewas te voorschijn. Voordat de overblufte Scipio Massilia een gebaar kon maken, of eenig geluid geven, was hij gegrepen, gebonden en had men hem een prop in den mond gestopt. Dat is het kunstje, senor, zei Joe Sullivan, zich vóór zijn slachtoffer plaatsend. De bewoners der haciënda zullen geen enkel schot hooren. En tot zijn ondergeschikten zich wéndend, commandeerde de Yankee: Voorwaarts! Op marsch! Men sleepte den Marseillaan naar het uiteinde van het bosch. Daar wachtten hen paarden, onder bewaking van twee individu's, die hetzelfde kostuum droegen als de overigen. De gevangene werd dwars over een paard gevonden, allen sprongen in den zadel, en de geheele troep snelde in vliegenden galop naar het Westen waar een groenachtige lijn den loop aanwees van den RioGrande del Norte. IV. DE LEUGEN VAN FRANCIS. Waar blijft Senor Massilia? Waar zijn mijn gidsen Francis en Peter? Om acht uur in den morgen slaapt men hier toch niet meer. Bij het aanbreken van den dag zouden ze me komen halen om de reis voort te zetten. Het was een kruisvuur van vragen en antwoorden tusschen Fabian Rosales en zijn gast, den jongen Krekel, te midden van al- gemeene verbazing. Het gezin van den hacendado zat aan de ontbijttafel, wachtend op den Marseillaan. Op de herhaalde vragen van Fabian: Waar blijft senor Massilia? antwoordde Vera verward: Hij is niet teruggekomen. Aller oogen vestigden zich op het jonge meisje, dat een kleur kreeg en verlegen het hoofd liet zakken. Niet teruggekomen Wat wil je daarmee zeggen, Vera? vroeg haar vader. De onbeholpenheid van het meisje nam nog toe zij opende den mond, trachtte; te spreken, maar de stem stekte haar in de keel, en na een hulpeloos gebaar bedekte ze met beide handen haar gelaat. Dit onbegrijpelijk stom gebarenspel vermeerderde de onrust der aanwezigen, totdat eindelijk Inez, de oudste zuster, voor allen in zoover het raadsel oploste, dat Scipio zich van de haciënda met een onbekende had verwijderd. De geschiedenis van de sospiriano werd daarbij niet verzwegen. Er heersohte gedurende eenige oogenblikken een pijnlijke stilte. Plotseling verhief zich de angstige stem der Mestiza: Een valstrik! De aanwezigen sidderden. Ja, hernam ze met nadruk. De onafhankelijkheid der volkeren heeft allen tot vijanden, die van de verdrukking leven. Ik ben er zeker van, dat de man, die door mij is uitgezonden om het Eendrachtssnoer te zoeken, dood is of althans in gevaar verkeert. Is hij om het leven gekomen, dan moeten wij hem wreken; dreigt hem gevaar, dan is redding onze plicht! En zich tot Vera wendend, wier oogen schitterden: In welke richting heeft hij zich verwijderd? Van het bosch Las Tres Marias (De Drie Maria's) dat ge ginds ziet. De Mestiza nam een gouden fluitje uit haren zak en liet een scherp geluid hooren. Aanstonds ging de deur open, en op den drempel verscheen een Indiaan, geheel in krijgstenue gedost, met sabel, dolkmes, karabijn en gordel met patronen. Zijn hoofd was bedekt met een bonte wolfsmuts waarop een arendsveer prijkte, het teeken zijner waardighe'd, als opperhoofd van een stam. Hij was de aanvoerder der Mayos Indianen, die het escorte vormden der Mestiza Dolora Pacheco. Op drie passen afstand van zijn gebiedster bleef hij staan, onbewegelijk en zwijgend, totdat zij het woord tot hem zou richten. Maar zijn zwarte oogen. die onophoudelijk in beweging waren, vorschten het gelaat uit der aanwezigen met doorborende blikken. De Puma (Arrrerikaansche Leeuw), zei de Mestiza, den Indiaan noemende bij den naam, hem door zijn stam wegens zijn moed en kracht gegeven, de Puma is een vermaard opperhoofd onder de Mayos der Golf van Californië. Een glimlach van voldoening helderde het bronzen gelaat op van den Mayo. iHij is mij toegedaan, vervolgde het jonge meisje. Zooals de pulco behoort bij de aloëplant, hernam de Indiaan. Ik weet het. Daarom, opperhoofd, wend ik mij tot u, om mij behulpzaam te zijn in het terugvinden van den blanken man, die zijn leven had gewijd aan de opsporing van het gewijde Eendraohtssnoer, dat eenmaal het palladium zijn zal der Zuid-Amerikanen, in hun strijd voor zelfstandigheid. De Puma boog het hoofd, ten teeken dat hij had verstaan en begrepen. Dezen ochtend, hernam Dolora, kwam een onbekend persoon op het vensterraam kloppen van den blanke, de senor Massilia is dezen gevolgd. Waar bevindt hij zioh thans? De Mayos zullen het te weten komen, donna Pacheco. Op zijn teenen draaiende, verliet het opperhoofd de zaal. Allen volgden hem op den voet. Buiten gekomen, bootste de «Puma het geluid na van den alligator, die'zijn prooi lokt. Hij beveelt zijn kameraden zich te wapenen en zich bij hem te vervoegen, verklaarde de Mestiza. Inderdaad kon men op verschillende punten een gelijksoortig geluid vernemen. De Mayo begaf zich naar het venster, dat uitzag op het vertrek waar Scipio den nacht had doorgebracht. Een steenen voetpad liep om dit gedeelte van het huis, door een grasperk omzoomd. De Roodhuid knielde op den vloer en beschouwde opmerkzaam het hooge gras. Ohao! (Goed)^prevelde hij. Allen bogen zich naar den grond, begrijpende dat de Mayo een spoor had ontdekt; maar hoe ze hun oogen ook openspalkten, zij konden niets onderscheiden. De Praatvogel 'is daar langs gegaan, zei de Pumae op een grasbundel wijzend. De Praatvogel.... ? Bedoel je senor Massilia? ' Ja, donna, er was bij hem een krachtig gehouwde blanke, van middelbare gestalte. Dat is zoo, bevestigde Vera, dat is waar. Waaraan ziet u dat, Puma? De aarde openbaart alles aan haar roode kinderen, antwoordde de chef met de Mem eigen aan zijn rasgenooten. Zij zegt me, dat het een man is van het Noorden. Zijn indrukken zijn langer en krachtiger dan der blanken van het Zuiden. Opstaande, begon de Indiaan eene voor zijne omgeving onzichtbare lijn te volgen. Zij liepen al pratende voort, vervolgde de Mayo, de bleekgezichten kunnen niet Ioopen zonder hun mond te roeren. ^ Maar opperhoofd! zei de hacendado, ik zou wel eens willen weten hoe gij het spoor van een gesprek kunt herkennen? De Indiaan zwijgt, als hij loopt. Zijn voetstap blijft zich steeds gelijk. De bleekgezichten praten; ze keeren zich tot hem, tot wien ze het woord richten en hun' voet spoor verraadt die beweging. De Mestiza knikte goedkeurend. Zij, die zoozeer hechtte aan 'haar Indiaansche afstamming, was er trotsch op, dat een inboorling een bewijs kon leveren zijner schranderheid in het nasporen van menschelijke voetstappen. Onderwijl waren de negen Mayos, waarover de Puma te bevelen had. te wapen komen aanloopen, hun paarden bij den teugel houdend. Zonder een woord te . spreken wees het opperhoofd naar den grond. Een seconde bogen zij zich ter aarde, en lieten zij eenparig hun keelgelui hooren: Ohao! In het volgend oogenblik zaten zij allen in den zadel. Wij moeten hen volgen! riep Krekel, de Parijzenaar, die verbazend belang stelde in het avontuur. Niet tevergeefs trouwens had hij weleer Doctor Mystéro en later zijn vriend.... op hun merkwaardige tochten gevolgd. Ik dacht, ging hij voort dat deze wilden alleen in de romans van Gustave Aimardr-Chevalier en Ferry zulk een slimheid aan den dag legden, maar het schijnt, dat ik me heb vergist. Men aarzelde geen oogepblik. Eenige minuten later waren allen, ook Dolora Pacheco, opgezeten en stelde zich de Puma aan het hoofd der expeditie. Voort ging'het door den aloë aanplant tot aan den zoom van het woud waar het opperhoofd afsteeg en zich in het dichte struikgewas begaf met bevel aan zijn volgelingen hem te wachten. Een kwartier bleef hij afwezig. Terugkomende bij het gezelschap, zei hij kortaf: De Praatvogel is gevangene. Gevangene! riep Dolora, en van wie? van wie? Spreek, opperhoofd, spreek. Amerikanen of Canadeezen? Amerikanen. Een hunner heeft hem hierheen geleid1. De anderen, die verborgen waren, hebben hem op paarden' weggevoerd. En mijn gidsen! riep Krekel. Francis en Peter. Niet op hetzelfde spoor heb overigens niet gezocht, de donna heeft geen orders gegeven. De jagers hebben niets te vreezen, zei de Mestiza. Alleen op den „Kampioen" hebben de Noordelijken het gemunt. En den Indiaan verward aanziende, vraagde ze: Puma, kunt ge ons geleiden, om hen te achtervolgen. - Ja, donna. In gestrekten draf ging het door het woud, in-vliegenden galop over de vlakte. Aan den gezichteinder teekende een donkere lijn de boschrijke oevers af van den Rio Grande del Norte. Met de snelheid eener lawine legden de ruiters den afstand af. De plantengroei, die de oeversvder rivier bedekte, werd grooter en grooter naarmate zij naderden. Maar op deze hoogte werd het spoor plotseling afgebroken. Men zou gedacht hebben, dat de vluchtelingen hun paarden te water hadden gelaten en zwemmende de rivier waren overgetrokken. De Mayos overlegden een oogenblik en verdeelden zich vervolgens in twee groepen, waarvan de eene stroomopwaarts ging, de andere een tegenovergestelde richting insloeg. De laatste afdeeling ging niet ver. Op korten afstand maakten de krijgers halt, Heten een scherpen 'kreet hooren, die al hun makkers weer tot hen verzamelde. Een doorwaadbare plaats, zei de, Puma. Een doorwaadbare plaats, herhaalde Dolora op niet weer te geven toon dan zijn ze de rivier overgetrokken en bevinden zij zich op het grondgebied der Vereenigde Staten. De eenvoudige bevestiging van dit feit sloeg allen terneer. Massilia was gevangene van een land', waar alles zich tegen de ZuidAmerikanen aangordde, om hun Vereeniging te beletten. Zou de zaak van het Zuiden veroordeeld zijn? Zou net patriotsch droombeeld der Mestiza nooit werkelijkheid kunnen worden ? Terwijl zij daar allen bleek, ontdaan en besluiteloos stonden, legde de Puma plotseling zijn hand op den schouder van Krekel', en hem op den tegenover gestelden oever opmerkzaam makend: Gidsen, zei hij. Dat is waar, mijn roode vriend, riep de Parijzenaar. Daar heb je Francis en Peter. Inderdaad daalden de Canadeezen, rechtop in den zadel den oever af en begonnen ze de rivier te doorwaden in de richting van het gezelschap der Mestiza. Hun gelaatstrekken, welke men van lieverlede duidefijlker kon onderscehiden, iteekenden droefenis en verlegenheid. Op enkele schreden afstands bracht Gairon zijn hand aan zijn sombrero, en zei hij tot Krekel: Ik vraag u verschooning, Senor, dat ik u bij het aanbreken van den dag niet heb afgehaald, zooals wij hadden afgesproken'. Uwe tegenwoordigheid' zegt mij, dat u kennis draagt van het gebeurde u zult dus begrijpen, dat het allereerste, wat ons te doen stond, was den man te volgen, die in gevaar verkeerde. Dat was goed gehandeld, begon de Parijzenaar. Maar de Mestiza viel hem in de rede, haar angst belette haar, langer geduld te oefenen1. Zeg me, wat ge weet. De Canadees boog andermaal eö bracht zijn paard op het droge: Mijn geëmpIoieerde en ik sliepen dezen ochtend nog, toen een geluid van stemmen en daarop de overhaaste galop van een troep paarden ons met een sprong deed ontwaken. In de wildernis is men nieuwsgierig, alles wat zich niet aanstonds laat verklaren, wijst op gevaar. Met een enkelen oogopslag begrepen we wat er gaande was en behoedzaam onderzochten we het bosch. Aan den zoom van het woud had een korte worsteling plaats. Een man, in gezelschap van een ander, was van de haciënda Fabian Rosales gekomen en overvallen door lieden, die zich in hinderlaag hadden opgesteld. De Puma luisterde aandachtig en knikte toestemmend. Dat heb ik gezien, prevelde hij. Ha! gij zijt wel het opperhoofd, zei Francis, die de Senorita naar de rivier hebt gebracht. Dan zult ge mijn voorstelling van het gebeurde begrijpen. Ge ziet, we zijn de 'Ontvoerders op het spoor gevolgd, maar tot de ontdekking gekomen, dat zij zich op Amerikaansch grondgebied bevinden, in de richting van het fort Davis. Het fort Davis, herhaalde Dolores Maar dan is die ongelukkige Massilia in de macht der Noordelijken? Helaas! geen twijfel, donna, hernam de Canadees, en tot bevestiging van zijn uitgedacht verhaal, vertoonde hij haar een metalen knoop van de uniform der grenswachters van de Unie, zeker verloren door een der mannen van den troep, die te San Vicente het zijne tot de ontvoering had bijgedragen. Helaas! zuchtte de Mestiza, de zaak van het Zuiden' moet dus reeds bij de eerste poging schipbreuk lijden! De „Kampioen", die door allen als zoodanig is ingehaald, zucht in gevangenis, het vrijheidswerk is in zijn geboorte gesmoord. Donna, zei de Canadees, het leven van jagers is een langdurige strijd tegen menschen en omstandigheden. Het leert ons, nooit aan iets te wanhopen. De eene krijger valt, hij wordt opgevolgd door een ander. Gij zijt de ziel der onafhankelijkheid van het Zuiden. Zoolang gij in vrijheid zijt, is niets verloren. Strek uwe hand uit over het voorhoofd van een dappere, en hij zal uw dienaar, uw „Kampvechter" zijn. Gij zijt de scheppingskracht, de besturende hand; hij zal de arm zijn, die uw bevelen ten uitvoer brengt. Met de haar eigen fierheid richtte de Mestiza zich op. Haar groote oogen, waarin een vuur schitterde van onversaagden moed, vestigden zich op den jager: Jager, sprak zij, uw raadgevingen worden u door verstandig beleid ingegeven. Maar welke krijger zal den moed' 'hebben, voortaan de zending te aanvaarden waarvan gij spreekt wie zal de vereischte energie bezitten, die een welslagen verzekert in deze gewichtige onderneming? Ik, zei Francis Gairon, ik, die een zoon ben van Frankrijk, evenals hij, die door de Noordelijken verraderlijk is opgelicht. Gij zoudt twee armen hebben, inplaats van een, zei Peter, want een goed geëmpIoieerde verlaat niet zijn patroon. Aanvaard ons aanbod, Senorita. Gun ons den tijd, Senor Krekel naar Piedras Negra te geleiden, en wij zijn tot uw dienst. Dit uitstel is niet noodig, bracht Krekel in het midden, want ik zal de Senorita een derden arm, den mijne, aanbieden. Ik zou naar Frankrijk terugkeeren, om mijn land te dienen, maar ik geloof het nog beter te dienen met eenigen tijd hier te vertoeven'. Aanvaard ook mijn dienstbetoon, Senorita, en bewijs ons de gunst, uw bevelen te mogen opvolgen. Dolora stak haren nieuwen bondgenooten •de hand toe. Senores, zeide ze, wat mij van harte wordt aangeboden mag ik niet weigeren. Ik aanvaard de hulp, die mij zoo bereidwillig wordt verleend. Keeren wij terug naar de haciënda, wij zullen daar beraadslagen wat ons te doen staat. Krekel achtte het raadzaam aan prins Rundjee (Doctor Mystéro), die te Moskou zich ophield, het volgende te telegrafeeren: «Blijf in Amerika om Fransche belangen. Brief volgt. Wacht uw advies. Getrouw tot in den dood aan u, aan Na-In dra en Anoor.. KrekeL" Het antwoord liet zich niet wachten. Toen hij in den avond andermaal zich aan het telegraafkantoor vervoegde, overhandigde hem de beambte een telegram luidend: „Weten wat omgaat in Mexico. Goedkeuring van uw besluit. Dienst in Amerika geldig voor Frankrijk, ben met Fransch ministerie onderhandelend. Moed, voorzichtigheid. Rundjee." En nu geen sentiment meer, sprak Krekel tot zichzelf, maar daden. Ik heb mijn levenstaak, die mij is opgelegd, nog niet volbracht— wie weet wat mij, na hetgeen ik "in BritschIndië en China heb ondervonden, nog te wachten staat.1) Hij vierde den teugel van zijn paard en sloeg den weg in naar de haciënda. Het bosch je voorbij rijdend, waar de ontvoering van Scipio Massilia had plaats gehad, meende hij stemmen te vernemen. Hij hield mét een plotselinge beweging zijn paard in en luisterde opmerkzaam. Zonder twijfel was het zinsbegoocheling, want hij hoorde niets meer. Op een draf zijn paard aanzettend, was hij weldra aan de woning van den hacendado, waar hij met open armen werd ontvangen. Toch had hij zich niet bedrogen. Het waren wel menschenstemmen, die hij op weg had gehoord. In een open ruimte, door het zilverlicht der maan beschenen, kampeerden Francis Gairon en zijn geëmpIoieerde. De komedie voortzettend, daags te voren begonnen, hadden zij hun afschrik voorgewend van bewoonde huizen en aldus, zonder argwaan op te wekken, verlof ontvangen onder den blooten hemel te mogen slapen. Maar hevige wroeging kwelde den in den grond eerlijken jager, en hij stak het niet onder stoelen en banken' tegenover Peter, dat hij berouw had, een dergelijk contract met Joe Sullivan te hebben aangegaan. Met een diepen zucht moest het hem van het hart Ik gevoel mij vreeselijk ongelukkig, Peter, het is me te moede, alsof ik den loop van mijn 'karabijn in den mond moet zetten en dan' aftrekken! Och maar daarmee kun je de zaak toch niet veranderen. Als jij dood bent, huurt Sullivan toch een anderen schelm ') Vgi. doctor.Mystéro" en .Krekel bij de boksers in China." Uitgevers-Maatschappij „Elsevier", Amsterdam. Ja, ja, dat begrijp ik! 't Ziet er mooi ui*, ik kan me zelfs niet van kant maken! Peter keek zijn patroon bedroefd aan. Geen enkel woord van troost schoot hem te binnen. Hij zag het netelige van den toestand in, en hoe hijzelf ook, in de grootste ongelegenheid was geraakt. Ik moet de nobele Mestiza voorliegen! riep Francis met plotselinge hevigheid uit; aan haar zijde marcheeren, met verraad in het hart, haar het geheim ontfutselen van de plaats waar het juweel verborgen ligt, het kleinood, dat het onderpand vormt der Zuidelijke emancipatie, en meedoende aan de roofzucht der Noordelijke Saksers, de vijanden van mijn eigen geboortegrond, hun het Eendrachtssnoer uitleveren o, maar dat is afschuwelijk! Met een geweldigen ruk brak hij een tak af, die binnen zijn bereik hing. En dat— neen, dat wil ik niet Ik wi! de donna, dat 'heilige wezen niet tot wanhoop brengen, ik wil ndet, dat zij Francis, den armen jager, wiens eerzucht het zou zijn voor haar zijn leven te laten, zal verachten tot in het diepst harer ziel. Kom, kom! chef, het heeft er veel van, dat je hart in tegenspraak is met je hoofd. Je teekent zwart op wit en je wilt dat het papier wit zal blijven. Zwijg! snauwde Francis 'hem toe. Maar op zachter toon: Vergeef me, trouwe kameraad. Ik ben het met mezelven niet eens, ik ben geheel en al de kluts kwijt Toen ik den voet in Mexico zette, dacht ik, dat het hooge struikgewas, de eindelooze prairieën, de slijkerige rivieren, de steile bergen alleen de aandacht konden trekken van een verstandig man. Maar sedert ik in de kathedraal ben geweest, heeft er in mijn ziel een verandering plaats gegrepen. Ik heb niets anders gezien, niets anders gehoord dan de Mestiza.. Mooi zoo! Nu krijgen we nog een huwelijk op den koop toe, zei de geëmpIoieerde lachend. Maar Francis zag hem aan met een blik, die 'hem 'het lachen wel deed vergaan. Een huwelijk! Zoo'n woord kan jou over de lippen komen, zonder ze te schroeien! Ik, de ruwe woudlooper, die geen andere eigenschap bezit dan het meesterschap over mijn karabijn en zij, de heilige, de geïnspireerde; zij, die door millioenen stervelingen wordt toegejuicht en aangebeden ais eene madonna Nou, nou, wordt maar niet boos Naar mijn idee is een man, die op honderd pas een woudstier leeriegt zoo niet te versmaden met zoo een kun je zeker zijn dat de schoorsteen altijd rocken zal Je bent gek, hoor! Nou, als je het zoo wilt Jij bent de baas, en ik maar de knecht. Als de patroon spreekt, moet ik wel amen zeggen. Maar, alleen zou ik eens willen weten, hoe en wat je verlangt dat ik denken zal. Francis haalde de schouders op en zweeg. De banale logica van zijn makker hinderde Francis en Peter waren in aantocht, (blz. 23) hem, en niet minder het vreeselijk dilemma waarvoor hij geplaatst was: Sullivan dienen volgens contract., de tweeduizend dollars., het reine, onbevlekte beeld der Mestiza Eindelijk legde de reus de hand op den schouder van zijn kameraad: Peter, zei hij, met iets weeks in zijn stem. Patroon? Je bent het met me eens, dat het schandelijk is, de donna te verraden? Jawel. Maar bet middel, om iets anders te doen Dat bestaat misschien. Peter was opgesprongen. Je hebt het gevonden, patroon? Ik geloof het. Een droevige glimlach speelde om de lippen van Francis Gairon. Ik zal me nader verklaren. Je weet, dat ons contract met Joe Sullivan nog zeven maanden loopt We zijn nu met het nakomen ervan reeds zoo ver gevorderd, dat we den braven Scipio Massilia bij haar hebben vervangen, door onze personen in zijn plaats te stellen, en je weet ook met welk doel. Ja, dat is duidelijk als koek. We moeten het Eendrachtssnoer naar den Yankee brengen. Maar hoe zult u Francis liet Peter niet uitspreken, maar fluisterde hem in het oor: Als het eens wilde, dat de Mestiza het juweel Inca-Aztek eerst machtig werd na afloop van ons contract, dan zijn we niet meer gehouden, volstrekt niet meer verplicht, ,het haar afhandig te maken. Dat is ook helder als water uit een steenrots, en hoe heerlijk ik het ook vind, toch hangt het louter van het toeval af. Neen, iongen, dat hebben wij in onze macht, zei Francis met klem. Nu begrijp ik er heelemaal niets van. Een oogenblik bleef Francis Gairon met open mond staan; zonder een geluid te kunnen voortbrengen. Het was alsof hij vreesde, het beslissend vast besluit, dat hem bezielde, onder woorden te brenpp" Met schorre stem ving hij aan: In gewone tijden en onder alledaagsche omstandigheden, leggen we het erop aan, om zoo gauw mogelijk het jachtterrein te bereiken. Maar nu zullen we het tegenovergestelde doen. Ais ik de Mestiza goed heb begrepen, moeten we door Texas trekken en doordringen in het eenzaam grondgebied der Indiaansche stammen. Ja^ zoo iets heb ik er ook van gedacht, zei Peter. Daar gaan zoowat een drie maanden mêe heen, waarvan we zes, desnoods negen; moeten zien te 'maken. Om daartoe te komen, dienen we zeiven de hinderpalen opeen te stapelen. Laten we dus de gewone voorzorgen veronachtzamen. We krijgen dan de Roodhuiden op ons lijf, de roovers van de prairieën en Amerikaansche soldaten. Ja— ik zou zeggen, we moesten ons la- "; ten fusileeren, ponjardeeren, scalpeeren en tortureeren op alle mogelijke manieren. Als je bang bent ga dan heen; ik schenk je de vrijheid! Het gezicht van den geëmpIoieerde werd aschgrauw. Bang— als een ander dan gij, chef, mij dit zeide, ik zou geen oortje geven om zijn huid, toch moet ik u doen opmerken, dat men met uw combinaties hard kans loopt eerder aan het eind te staan van zijn carrière dan op het uur, door het lot bepaald. Ik zeg je nog eens. Als het je niet bevalt, kun je gerust heengaan. Wie zijn woord eenmaal heeft gegeven, verlaat zijn chef niet meer. Dus? Ik zal u volgen, al was het naar de hei. De twee handen der mannen zochten elkaar en klemden zich in een forschen greep. Wij zullèn dus, hernam; Francis, inTfcn edelmoedige opwinding, voor haar, met haar sterven, als het moet; maar het palladium der Zuidelijke Vereeniging zal niet naar de Yankees gaan. xDat zij zoo, patroon. Gaan we ï.u rusten, zei de Cnaadees op gedempten toon. Wij zijn onze verbintenis jegens Jee Sullivan nagekomen houden we ons nu aan de gelofte, die we voor het aanschijn des hemels hebben afgelegd. Voor haar te sterven, herhaalde Peter, op plechtigen' toon, onderwijl hij het hoofd ontblootte en de oogen verhief naar het uitspansel waaraan de sterren schitterden. Met haar sterven, als het moet, voleindde Francis. In de diepe stilte van den nacht sliepen de jagers, onbewust van den orntzettenden eed, zoo even door hen gezworen, en de maan, de vriendelijke nachtvorstin, tintte het gebladerte, de boomstammen en het mos met het zachte schijnsel van haar zilveren licht. V. HET FORT DAVIS. In eene zaal, waarin door de neergelatei jaloezieën een blauwachtig schemerlicht heerschte, zaten drie mannen om een tafel, waarop een flacon whisky met glazen was aangebracht. Een hunner was Joe Sullivan. de ander kapitein Hodge, commandant van het fort Davis, de derde noemde zich „de Eerwaarde Forster", herder en administrateur van Texas. De commandant was een dier kleurloozei mannen van wien men niets kon zeggen. Zijn dof gezicht, lichtblond haar, zijn kortzichtige, knippende oogen kenmerkten zijn zwakheid en gebrek aan initiatief. Een geheel andere figuur was de predikant Forster. Rijzig, mager, droog, met een ascetisch gelaat, zwarte vurige oogen, welke diep in hun kassen verscholen lagen, een vierkanten neus en hoog voorhoofd, — alles verried in hem een vasten wil, die zelfs geen wreedheid zou ontzien. Als bedienaar van den metbódistischen eeredienst en behendig intrigant, was hij erin geslaagd zich tot gouverneur van Texas te zien benoemd. Al dadelijk had hij in deze uitgestrekte provincie de kracht zijner hand doen gevóelen, de kracht van zijnen wil, dien niemand kon weerstaan. Hij was als een van die staatkundige kardinalen, die de Roomsche kerk weleer heeft bezeten, in de personen van Richelïeu en Mazarin. Deze zonderlinge man was dien avond te voren op het fort Davis aangekomen, een uur nadat Joe Sullivan met zijn gevangene Scipio Massilia en de soldaten, die hem de behulpzame hand hadden geboden, de sterkte waren binnengetrokken. Joe was juist bezig de bizonderheden zijner expeditie aan kapitein Hodge mede te deelen. Hij juichte over het welslagen van zijn zending, verklarende dat hij den Marseillaan naar Washington zou vervoeren, toen men den Eerwaarden Forster aanmeldde. Deze had terstond, na te zijn binnengelaten, een bevel vertoond van den Bondsraad, waarbij hem alle gezag werd overgedragen betreffende de te nemen maatregelen in zake Scipio Massilia en Dolora Pacheco, in het algemeen aangaande een ieder, die op eenige wijze bij de zoogenaamde Zuid-Amerikaansche Confederatie was betrokken. En daar Sullivan, woedend, van zich op den tweeden rang te zien geschoven, hevig protesteerde, zei de predikant hem geheel kalm: Miin waarde heer. ik begrijp uw boos hu¬ meur niet. Uwe diensten zullen schitterend beloond worden. Verwachttet ge soms iets meer? Neen, antwoordde de Yankee op norschen toon. Dan zou ik maar liever een lachend ge¬ zicht zetten. Ik zal ten uwen aanzien een vriendschappelijke houding aannemen en de onhandigheid van uw gedragingen niet doen uitkomen. Onhandigheid? vraagde de Yankee verbaasd. Het woord hindert u, het spijt me, maar het is de juiste benaming voor uw doen. Als men menschen vervolgt, die zich aan een zaak hebben gewijd, dan maakt men martelaren van die lieden, men roept een traditie in het leven en geeft klem aan een beweging, die gesmoord zou zijn, door ze met louter onverschilligheid te behandelen; Dus, volgens uw gevoelen zou men de Mestiza ' rustig naar de verborgen plaats van het Eendrachtsnoer moeten laten reizen, men zou Dienen na te denken, viel de gouverneur hem droogjes in de rede. Bij nadenken hadt u de noodzakelijkheid moeten inzien van de Senorita Dolora zonder eenig beletsel te laten doorreizen, tot op het oogenblik, dat Indianen, die ze haar vrienden en bondgenooten noemt, haar met haar gevolg hadden vermoord, als straf van hun te hebben voorgelogen. Op dit zonderling voorstel wist de Yankee geen repliek te geven, maar zijn blik en houding hielden eene vraag in. Het schijnt dat u mij niet begrijpt, hernam de predikant, met onverholen minachting, ik zal trachten u mijn gevoelen tastbaar te maken. De Azteken bewoonden eertijds een grondgebied, waarvan de juiste ligging door de wetenschap nog niet is opgelost, maar dat binnen de tegenwoordige Vereenigde-Staten moet gelegen zijn en den naam droeg van Tchicomoztoe of „Zeven Spelonken"', met zeven Azteken stammen. Deze overlheerschten weldra, als zijnde een meer intelligente natie, de Gomanchen en Apache Indianen, en vestigden zich in de vallei van Mexico. Toen Fernando Cortez met zijn Spanjaarden het land veroverden, keerden de Azteken naar hun oorspronkelijk vaderland terug. Waar zijn hun afstammelingen gebleven? Daaromtrent verkeert men alsnog in het duister. En Forster ziende, dat het nut van deze historische herinnering aan de Azteken aan het begrip van Sullivan ontsnapte, vervolgde: Oefen een weinig geduld, waarde heer. Om uw begrip wat op te helderen, was "het noodig dit licht, bij u op te steken. Wat wü moodïg hebben, is van den eenen kant de vijandschap der Indianen aan te wakkeren tegen de senorita Dolora Pacheco, zonder dat onze militie zich ermee heeft te bemoeien; en anderzijds, ten einde dit doel te bereiken, moeten wij de Roodhuiden' trachten te overtuigen, dat dit jeugdig romanesk personage jacht maakt op populariteit door middel van bedrog. Als u erin slaagt hen daarvan te overtuigen, ben ik bereid rnezelven te betichten van een ezel te zijn, niet waardig uw schoenriemen te ontbinden'. Een dergelijke geringschatting van uw persoon eisch ik niet in het openbaar. Het is me genoeg, te weten dat u zoo nederig over u zeiven denkt. En zonder zich den schijn zelfs te geven van te laten blijken, dat hij door de hoogrood e kleur van den Yankee diens woede bemerkte, over het snerpend-vlijmige van zijn antwoord, vervolgde hij: Op dit oogenblik is het werk der tweedracht begonnen. Indiaansche spionnen, van wier httlp ik mij verzekerd acht, zwermert door de dorpen en nederzettingen hunner rasgenooten. Zuid-Amerikaansch bladen, door mij geïnspireerd en betaald, bevatten de meest houtsnijdende artikelen. Wat schrijven die couranten? viel Sullivan den predikant in dCirede. Een door mij verdicht en opgesmukt verhaal omtrent het niet-bestaan van bet Eendrachtssnoer, een verhaal, dat natuurlijk een vreeselijken twijfel in de gemoederen zal verwekken van Indianen en de Zuid-Amerikaansche bevolking van Europeesche afstamming. Die geschiedenis zal eene Confederatie van Zuid-Amerika ten eenenmale onmogelijk maken en voorzeker den dood ten gevolge hebben der ongelukkige dwaze Dolora Pacheco, wier phantasie het Amerikaansche vaderland in rep en roer heeft gebracht. Onmogelijk is bet de huichelachtige vroomheid, de gruwelijke wreedheid weer te geven waarmede hij aan deze laatste woorden uiting gaf. Al had Sullivan ook een ruim geweten, hij huiverde niettemin, want hij zag den afgrond der zwarte ziel van den predikant. Deze vervolgde: Mijn uitvindsel is aldus: Het jnca-Aztek Eendrachtsnoer bestaat slechts in teekening. Het is nooit in werkelijkheid uitgevoerd. Die teekening is door Dolora Pacheco — zooals het heet in mijn verzinsel — naar Parijs gezonden, en zoodra dit voorwerp als juweel in het bezit komt der Mestiza, wil zij dit als echt doen' doorgaan, en op die wijze het #volk misleiden en bedriegen. Zeer zeker, Sullivan was een bandiet. Voor een moord ware hij niet teruggedeinsd, zoo deze dienen kon als middel voor zijn doel, maar hij kwam in opstand tegen de dubbelhartigheid van den gouverneur. Maar dat alles is toch laster! zei hij. Dat zou ze inderdaad» zoo ze mijn raad gezégd. Het is laster, dit infame wapen der papisten ,dat ik, methodisch herder, met weerzin bezig, maar waarvoor in mijn vaderlandsliefde verontschuldiging is te vinden. Ten overvloede heb ik nog heden' een koerier af'gezonden naar de haciënda San Vicente, waar de Mestiza zich ophoudt, ten einde het arme kind te waarschuwen voor de gevaren die haar omringen. Ik smeek haar, den tocht naar het Noorden niet door te zetten. In een woord, ik neem bij de Vereenigde Staten van Noord-Amerika de meest correcte houding in acht en vertrouw, dat alle regeeringen het edele onzer handelingen zullen op prijs stellen. Maar zoo zij zich Iaat Overhalen, zei Sullivan ruimer'ademend, zal de Mestiza gered zijn. De oogen van den predikant sloten zich ten halve; met zijdeliogschen blik, als van een tijger, vervolgde hij: Dat zou ze inderdaad, zoo ze mijn raad opvolgde. Maar helaas! de toorn des Allerhoogsten vervolgt haar. Toen ik mijn koerier had uitgezonden, heb ik vernomen, dat zeeën week geleden San Vicente heeft verlaten, en langs den Rio Grande naar het Noorden is getogen, zoodat mijn spion haar niet meer zal aantreffen. En de armen ten hemel heffend, psalmodieerde de trouwelooze: Zoodat een wisse ondergang de ongelukkige wacht. De Almachtige heeft aldus beschikt Bidden wij voor haar, waarde heer, en laat ons berusten in de ondoorgrondelijke raadsbesluiten der Voorzienigheid, die een mensch niet vermag te peilen. Uit het stof voortgekomen, bestemd om ertoe weder te keeren, werp ik mij neder en roep ik van uit de diepte mijner nietswaardigheid: de wil des Allerhoogsten geschiede nu en in alle eeuwen. Amen. De haren rezen Sullivan te berge op het vernemen van deze taal. Zelfs de sloomerige kapitein Hodge ondervond iets van ontroering. Maar geen hunner uitte een woord. Forster joeg hun schrik aan. Zij begrepen, dat die onheilspellende man lederen hinderpaal die hem in den weg trad, zou vermorzelen als broos glas. Het is laat, hernam de predikante ^kapitein Hodge, laat mij een kamer aanwijzen, onverschillig welke, met een vloermat als ligging. Ik behoor niet tot de wezens die aan weelde doen. Strijdende voor een goede zaak, verhard ik mijn lichaam, dat slechts eene verachtelijke dienaar is van de onsterfelijke ziel waarmede de Oneindige haren dienaar heeft begiftigd. En veranderend van toon: Morgen zal ik den gevangene, Massilia van fVTarseil'le.'Zien. Ik twijfel niet of we zullen dezen winnen voor onze zaak. De Franschen zijn eene intelligente natie en verafschuwen schelmerij. Maar, eer ik het vergeet, Meneer Sullivan, hebt u soms nog een of andere tegenwerping, spreek zonder vrees, iedere rechtvaardige kritiek is mij welkom. Welnu, eerwaarde heer, uwe combinatie van zoo even doet het hoofdgevaar niet te niet. En dat is? Het bestaan van het echte Eendrachtsnoer. De gouverneur schaterde het uit. Maar u denkt niet na. Meneer Sullivan. Weet u, waar dit snoer zich bevindt? Neen. Als de Mestiza en haar escorte vermoord zijn, kan iemand dan de plaats aanwijzen? Ook niet Welnu dan, we nemen aan, dat dit juweel niet bestaat, een voorwerp, dat zich niet vinden laat, is gelijk nul. Ik ga verder. Gesteld, dat het kJetoood wordt ontdekt, dan nog zal dank zij mijn bij het volk opgewekten twijfel, dit stuk voor valsch doorgaan'— Derhalve Dan leg ik mij erbij neer, zei Sullivan, 'da discussie met den doortrapten predikant schijnbaar moede. Toch is er nog iets, hernam Forster, dat mij van het hart moet, alvorens ik mij ter ruste begeef. Koestert u, Meneer Sullivan, geen warme vriendschap voor uw Canadeesche jagers Francis Gairon en Peter? Vriendschap wel neen. Het zou u dus niet erg leed doen, als hun een ongeluk overkwam? Ik zou er tweeduizend dollars mee verdienen,- die ik hun dan niet behoefde uit te betalen. Dan is alles in orde! In een een onderneming als de onze, wanneer men de Indianen loslaat, gaat het moeilijk hun te zeggen: Slaat die dood, spaart genen! En dan, prairiejagers weten wel hoe ze zich uit de voeten maken. Dat *en ik met u eens. eerwaarde heer, I zei Sullivan. Ik wensch u goede nachtrust. De morgen was aangebroken. Het gezelschap van den vorigen dag, het beminnelijk trio, was weer bij elkaar. Een gedruisch van voetstappen, vergezeld van wapengekletter, weerklonk op de binnenplaats. De gouverneur legde een vinger op de lippen: Daar hebben we onzen man. Het geldt thans, hem voor onze zaak te winnen, opdat Frankrijk, ons dank wete, als we een hunner natie hebben beschermd tegen de valstrikken, door Zuid-Amerikanen hem gespannen. De opinie van Frankrijk is die van Europa, dat met ons is. Scipio Massilia verscheen tusschen de stijlen van de deur. door een officier en twee gewapende miliciens geëscorteerd. Toen hij Suliivan in het oog kreeg deinsde hij achteruit: Hé, zei hij, daar heb je waarachtig dien snuiter! Met gebalde vuist deed hij een pas vooruit naar Joe, maar zijne bewakers hielden hem aanstonds tegen. Laat me los, snoeshanen! riep de brave jongen gunt me tijd, twee of driemaal mijn been op te lichten ter eere van dien schurk Sakkerloot, dat zijn me officieren, die me beletten een lafaard een trap te geven, een vent, die een eerlijk tweegevecht ontwijkt en een zaak van eer afmaakt met een iHmderlaag. Duivels, gentlement, de verachting tiert welig op in mijn hart, als een cactus in een oranjerie. De onuitputtelijke humor van den kranigen Marseillaan ging aanstekelijk werken op de aanwezigen, zoo de droge stem van den predikant zich niet had laten hooren. Stilte, stilte, Monsieur Massïlia. Wij aandachtig mij aanbooren. Daarna kunt u naar behooren u boosmaken, zoo ge althans nog reden hebt dit ite zijn. Ik wil terstond woedend wezen! brulde Scipio. Lang duren zal het niet. zei de onwrikbare predikant. Antwoord me alleen op dit bevel: Wat denkt ge van Sir Sullivan's tegenwoordigheid hier ter plaatse? Is hij een vriend van- u? Scipio schaterde het uit: Neen maar, jij bent een grappenmaker— Sappristie! je maakt me aan 't lachen Sullivan, mijn . vriend! De vent houdt van' me, zooals het konijn van de kooi De tanden uit zijn bek!.... (ie vergist u— Vergis ik me?.... Totaal. Het bewijs, dat met u uit te dagen, u op te lichten en hier te brengen op het fort Davis, Mister Sullivan mijn bevelen opvolgde en de bedoeling had u te ontrukken aan de handen van lieden, die misbruik makend van u goede trouw, u een zekeren en roemloozen dood wilden doen sterven. De stoutmoedige bewering van den gouver¬ neur deed Scipio verstommen. Forster maakte van dit oogenblik gebruik om met klem te vervolgen: Te midden van een nog reactionaire wereld wapperen de banieren yan twee zusterrepublieken: de Vereenigde-Staten en Frankrijk. De levendigste sympathie, die haar ontstaan dankt aan een gemeenschappelijke liefde voor de vrijheid, bezielt de twee landen. Uit dien hoofde heb ik, gouverneur van Texas, een Franschman in bescherming willen nemen tegen zijn'edelmoedige natuur.... Met me op te sluiten in een kasemat, viel de Marseillaan, die eindelijk de spraak had herkregen, hem in de rede. Ja, wezenlijk, ik was er beschermd tegen koude, warmte, licht en lucht. Maar deze aardigheid bracht den predikant niet van zijn stuk. Zijn lippen vertrokken zich even tot een glimlach, en kalm antwoordde hij: Wees niet voorbarig in uw oordeel. Laat me u vóór alles de ware geschiedenis vertellen van het Eendrachis-halssnoer,, waar-' van ge tot op dit oogenblik slechts den roman of liever het sprookje kent. En hij discbte Scipio hetzelfde verzinsel op als aan Joe Sullivan, van den vorigen dag. Een staatkundige komedie, besloot hij, waarin ge bij toeval als medespeler zijt opgetreden en waarvan ik niet wil, dat ge de gevaren en het 'belachelijke meemaakt He! jandorie! riep hij, dat ziet er uit als een vaudeville in het kristallen paleis te Marseille. Ik neem mijn inzet terug van het spel... Hoera! Je moet een oesterschelp zijn van Madagascar, om nog te willen doorgaan.... Neen, ik verzaak, ik verzaak. Ik scheep me dadelijk in naar Europa. Een wandeling op de Canebière1) is wel wat meer waard dan een tocht door de woestijn. Hij zei dit met zulk een rondheid, dat Forster er niet aan twijfelde, of hij had Scipio een poets gespeeld. Met het zoetsappigste gelaat evenwel, dat hij kon aannemen, als hij het noodig oordeelde, zei de predikant: Helaas! mijn beste heer, tot mijn groote spijt, kan ik u niet zoo dadelijk de vrijheid teruggeven, en wel om de eenvoudige reden, dat tallooze spionnen rondwaren om het fort, om te beproeven of zij u weer naar de geexalteerde Mestiza kunnen terugvoeren.. Met een overtuigd gebaar boog de Marseillaan het hoofd. Dan blijf ik maar weer gevangene, zei Scipio. — Neen, dat niet, hernam de predikant. Qe hebt voorloopig verlof, om u voorshands in de onmiddellijke omgeving van het fort vrij te bewegen. Bij de eerste gelegenheid de beste Iaat ik u, door Nieuw-Mexico, Kansas, Missouri en Illinois <) Voor wie het soms niet mochten weten, is het zaak te releveeren. dat de groote en breede boulevard Canebière te Marseille, den trots uitmaakt der bewoners, en wel zoozeer, dat de Marseillaan met Zuidelijke snoeverij pleegt te zeggen: „Als Par|i»een Canebière had, zou Parijs een klein Marseille zijn!" naar Aurora brengen, op eenige mijlen afstand van Chicago, waar de chef der militaire afdeeling u een vriendelijke schuilplaats zal verleenen, totdat de dag aanbreekt, die een einde maakt aan de uitzinnige dolheid' van de senorita Dolora Pacheco. Dan krijg ik nu een kippetjesleven, resumeerde Scipio, eten, drinken, slapen eni wandelen 'met vriendschappelijk gezinde bewakers. Forster knikte toestemmend. Dat is een kolfje naar mijn hand, vervolgde de Marseillaan; leven in luilekkerland^ wat verlang ik nog meer! Ik zal beginnen met een gezellige kamer en een goed maal. Kapitein Hodge zal u den weg wijzen. Op een teeken van den predikant was deze reeds opgestaan. Gemeenzaam nam Scipio hem onder den arm: Van bewaker wordt u mijn gastheer, kapitein. Sapristie! Ik feliciteer u, en mij niet minder, met die promotie. En den gouverneur zoomede Joe Sullivan groetend: Alles vergeven en vergeten, mijn vrienden. Die guit *an een Mestiza Heb je ooit zoo'n zottin gezien— me de kastanjes uit het vuur te laten halen, hè! Hij trok den kapitein meê. Forster grijnslachte, wreef zich zenuawachtig de droge handen en zei: Zwakkelingen, die Franschen. Hij heeft maar terstond het aas ingeslikt. Och! hernam Suiilivan. Dat Fransche goedje kijkt nooit verder dan hun neus lang is. Die praatjesmaker liep maar zoo te Mexico in een reeks duels, en zonder de tusschenkomst van een onnoozel volkje Zouden wij hem geen eten behoeven te geven, voleindde de predikant. Trek je er maar geen harnas over aan, vriend. Wat gebeurd is zal strekken tot grooteren roem van de Methodisten en van de Noord-Amerikaansche republiek! Maar ik ga u verlaten, om den Almachtige een dankgebed op te zenden, mijne ziel te verheifen tot Hem, die de draden van ieders 'handelingen bestuurt. Tot ziens! Zoo, zoo! Dat gaat opperbest, mijn jongen! De gouverneur heeft je maar wat een prachtig menu aangerecht van zijn land. En nu denkt hij nog wel, dat een Marseillaansch burger zulk een nonsens zal slikken, als hij me daar zoo straks heeft voorgekauwd. En Scipio vervolgde zijn alleenspraak: Je hebt me dan wel voor een groentje aangezien, satansche hemeldragonder .wacht maar— Je krijgt je trekken wel thuis! Maar we moeten den schijn aannemen alsof we geen schijn hebben De vrijwillige kortzichtige heeft allerbeste oogen Eén zwaluw maakt geen zomer.. Ik zal je als een aal door de vingers glijden Sacdedïou! Lang zal het niet $tów, of de kleine Mestiza, die jij voor een bedriegster aanziet, zal mijn diensten weer te harer beschikking hebben. Wie het laatst lacht, lacht het langst — en dat zul jij, zwarte duivel, wel niet! Acht dagen daarna bracht men den vroolljken Marseillaan naar den trein. En toen Scipio onder geleide van twee officieren wegreed, zei de predikant met een gerust gemoed: Danken wij den Heere, het moeilijkste is volbracht. Laten we ons thans bezig houden met Dolora Pacheco! VI. EEN GEZIN IN DE VEREENIGDE STATEN. Gentleman, ik stel u voor mijne vier zusters. En gij, Priscilla, Aliane, Roma, en Kate, dit is de heer Scripio Massilia, die geduren, de eenige weken wel onze gast zal zijn. Op deze wijze introduceerde Majoor John Coldjam, militie-kommissaris van Illinois, den Marseillaan, in de spreekkamer zijner woning, Avenue 4 te Aurora. Aurora is een geometrische stad, zooals trouwens alle Noord-Amerikaansche steden. De straten zijn rechthoekig doorsneden; de 'huizenrijen door machtige bouwmaatschappijen opgetrokken, volgen, in regelmatige reeksen van twintig en dertig gelijkvormige exemplaren. Tramwegen kruisen elkaar in alle- richtingen en boven de straten spannen electrische kabels, telephoon- en telegraaflijnen hun weefsel van monsterachtige spinnewebben over de geheele stad. Wat het gezin Coldjam aangaat, dit vormde nagenoeg een volledige verzameling van de veelsoortige bevolking der Vereenigde Staten van Noord-Amerika. Interessant mag het wel heeten, even bij de genealogische geschiedenis ervan stil te staan. De moeder van den majoor en diens vier zusters was de eenige dochter en mestize van een Canadeeschen Franschman en een SiouxIndiaansche vrouw. Deze dame was vijfmaal in den écht vereenigd geweest en had iederen echtgenoot een huwelijksspruit geschonken. Het verloop van haar aardsch bestaan was herdacht in een lijstje, dat den schoorsteen sierde der spreekkamer, en waarvan de reproductie bieronder volgt: DIENSTSTAAT VAN JOSEPHA PATTERELLE. Ie Huwelijk, 29 Mei 1860, met Will Coldjam, een zoon: John Coldjam, geb. 17 April 1861. 2e Huwelijk, 5 Oct. 1864, met Lukas Van Pooze, een dochter: Priscilla Van Pooze, geb. 12 Nov. 1865. 3e Huwelijk, 31 Aug. 1867, met Allan O'Derrick, een dochter: Allane O'Derrick, geb. 15 Dec. 1868. 4e Huwelijk, 7 Jan. 1872,met Romo Loredo, een dochter: Roma Loredo, geb. 28 Febr. 1874. 5e Huwelijk, 11 Maart 1877, met Fritz Btomderer, een dochter: Kate Blomderer, geb. 2 Juni 1878. Deze tabel, een meesterstuk van Majoor John Coldjam, het oudste familielid; die over alles een militair oog liet gaan, maakte zijn trots uit. leder bezoeker van den huize Coldjam werd op dezen Dienststaat opmerkzaam gemaakt, en het slotrefrein van den Majoor eindigde steeds in dezer voege: — Mijne arme. goede, beste moeder zou zeer zeker tot in hoogen ouderdom hebben voortgegaan met trouwen, maar het verdriet van vijf achtereenvolgende' weduwestaten, de wanhoop van geen voldoenden krachtigen man te kunnen vinden, die zijn leven kon •rekken,heeft haar ondermijnd, en zij zelve — buiten twijfel door de kracht van het voorbeeld meegesleept — gaf den geest in het jaar Onzes tieeren 1879. En verschillend als deze vijf telgen waren van afkomst, waarbij Engeland, Nederland. Ierland, Italië en Duitschland als afgezanten waren vertegenwoordigd, zoo liepen ze, ook "uiteen in karakter, in maatschappelijke en godsdienstige verhouding, al naar den volksaard waaruit ze waren gesproten. John de majoor was Methodist; Priscilla Doopsgezind; AUane en Roma beleden den Katholieken eeredienst; Kate volgde Luther, den Qermaanschen Hervormer. Dat de onderlinge harmonie in den 'huize Coldjam, bij zooveel heterogene bestanddeelen, vaak te wenschen liet, behoeft wel geen betoog. Wij kunnen in dit opzicht volstaan met ie zeggen, dat er geen onderwerp was, hoedanig het ook moge zijn, waarover geen zeer uitloopend verschil van gevoelen! bestond tusschen de viertallige, en zelfs viertalige zusters," waarbij de Majoor de handen vol had, om te trachten, den vrede zooveel doenlijk te bewaren of liever te herstellen. Hoe het zij, nadat Coldjam den Marseillaan uit handen der officieren, die hem vanaf het fort Davis vergezeld hadden^ had overgenomen, na afteekening van een recu voor de levering, waren de zusters ditmaal, uit besef van wellevendheid, eendrachtig en ontvingen ze den nieuw aangekomene met eenparigen glimlach. Scipio nam de jonkvrouwen op met een vluchtigen blik en zich tot den Majoor wendend: Tra, la la! zei hij, dat is nu een verrassing, die vrij wat beter is dan een vlaag van den mistral1). Toen de brave Forster me aanzeide. dat ik in uw volière zou opgesloten worden, is er niet bijgevoegd, dat ik •.er zulke fraaie exemplaren van vogeltjes in zou vinden. Mag ik u een hand geven, schoone juffrouw Van Pooze, Miss O'Derrick, Signora Laredo, Fraulein Blomderer. Als gevangene der Vereemgde-Staten, voor müo gezondheid, naar het schijnt, houd ik van lachen Me dunkt, de dames doen er zeker ook aan Welnu, dan lachen we samen. De handen uitgestoken, het hart op de tong — Was de Marseillaan onweerstaanbaar — en het viertal dames kon er met tegen.. -~het was een kruisvuur van vroolijkheid, waarbij preutschheid voor een wijle uit hun woordenboek was geschrapt. Ja, ja, hernam Scripio, ik zie het wel, we zullen ons amuseeren, denk ik, als goudvis- i) Hevige Noorden-Noordwestenwind, die periodiek de kusten teistert der Middellandsche zee, met name Marseille = Departement Provence. v. d. ü. schen in een zomervijver .Maar de dames zullen me nu wel permitteeren, dat ik me eenige oogenblikken ga absenteeren, om me van de stoffige reis enz. enz. wat te restau reeren. En na deze tromfantelijke toespraak, waarbij de zusters van den majoor na lang gegiebel en grimassen het uitschaterden, pirouetteerde de Marseillaan op zijn lange onderdanen, en geleidde Coldjam, die eenigszins uit zijn voegen was geraakt door de koddige manieren van den Provencaal, zijn gast naar het voor hem bestemd appartement. Daar wachtte hem een oppasser. Deze is uw dienaar, zei de militie-commissaris. Marius, een Texasser van geboorte, een flinke en trouwe borst, hij zal u wel bevallen: Dat kan een spion zijn, mompelde Scipio • binnensmonds, opgepast, Massilia, voor dien oppasser. En met zijn allerbeminnelijksten glimlacht: Mijn waarde gastheer, u bederft me in deo^ grond, u schijnt aan alles te hebben gedacht. Coldjam boog met een voldaan gezicht en verwijderde zich bescheidenlijk. * Als meneer het verlangt, kan ik zijn kleeren afborstelen, onderwijl u in de badkamer zijt. Ik ben ook masseur van beroep, meneer heeft maar te roepen. Masseeren, Marius, me dunkt, dat ik daar.van vooreerst genoeg heb. Juist wilde de Marseillaan een van zijn schitterende improvisaties afsteken, toen de houding van zijn gedienstige hem den draad deed verliezen van zijn betoog. Zijn geïmproviseerde kamerdienaar zag hem met open mond en verrukte oogen aan. Eh, sacra! Wat scheelt je, mijn brave? Het De toon van spreken van meneer. Als ik met respect mag zeggen, herinnert me mijn vader. Sappristie! Een mooie uitspraak had dus je vader. Ja, zeker, hernam Marius op een toon waaruit overtuiging sprak. Hij was ook geboren in een stad waarop hij trotsch was, en die volgens hem de eerste stad was der wereld. De eerste stad van de wereld is Marseille, mijn brave. Ja, ja, zoo noemde hij het ook ), nep Marius. „ Op zijn beurt was de „'kampioen ontroerd. Den zoon aan te treffen van een Marseillaan, en dat aan het andere einde der aarde, en dan nog wel zoo een tot bediende te hebben', neen maar, dat ging alle grenzen van menschelijke voorziening te buiten. Dan ben je bijna een landgenoot van me? zei Scipio. Als meneer dat goedvindt, want er bestaan geen twee steden, die Mar Marseille heeten? vraagde Massilia. Maar i) Marseille. Het oude Massilia, een Grleksche volkplanting, in de 6e eeuw vóór Christus door Phocaeëers (uit KleTn-Azie) gesticht v. d. Q. dat is immers onmogelijk ja toch in den hemel dat zou kunnen en zal ook wel, want overleden Marseillanen kunnen niet anders dan in Marseille wonen, besloot Scipio niet een doodleuke uitdrukking van zijn gezicht. De kleerborstel ontglipte eenklaps aan Marius' handen. Neen! riep hij geestdriftig, de vijand van een landsman van mijn vader kan ik nooit zijn. ' De vijand? Ja. Men heeft me bij meneer geplaatst, om zijn woorden en gebaren na te gaan; maar 'uieneer hoeft zich niet te geneeren» ik zal alleen hooren en zien wat meneer wiï -Zoo plotseling tot het bewustzijn gewekt van dén toestand, voelde Scipio opnieuw zich tot wantrouwen aangegrepen. Dat is een slimmert, dacht hij; die wil me lekker maken, om me zoo fe laten jntkramen. Maar dan heb je 't mis. Ze kunnen toch een heerschap als ik ben niet wijsmaken, dat een kalkoensche haan een pauw en de Montblamc een groot suikerbrood is. En luid zei hij: Ik ben je wel verplicht, mijn waarde Marius, maar ik heb niets te verbergen, niets dat iedereen niet weten mag. Ik ben hier op mijn gemak, een aangenaam thuis, met lieve dames, wat kan ik meer verlangen Maar het bad zal koud worden ik zal ervan gebruik maken. Borstel intusschen mijn kleeren af, mijn zoon, opdat ze vlekkeloos worden als mijne, en, zooals ik hoop, jou ziel. En daarop trad hij de toiletkamer binnen. Alleen gebleven zijnde, was Marius een oogenblik verbluft door het plotseling heengaan van zijn meester, maar weldra herstelde hij zich: Ik herinner me, redeneerde hij bij zichzelf, wat mijn vader zei: Een Marseillaan', mijn jongen, zei hij, is fijn als ambergeur, buigzaam als staal, onafhankelijk als de arend en vroolijk als een vink. Een man van dit ras kan dus geen vrede hebben met gevangenschap, hoe aangenaam ze hem die ook willen maken. Er zal zich wel een gelegenheid voordoen, dat ik hem mijn trouw kan bewijzen. En de brave jongen, wiens vader hem een hartstochtelijke bewondering had ingeboezemd voor de stad der Phocaeërs en haar bewoners, bewerkte terdege met den borstel de kleederen van Scipio Massilia, het eenige middel, dat voorshands binnen zijn bereik was om van zijn ijver te doen binken. Gedurende drie maanden verkeerde Marius in den waan, dat zijn meester waarheid had gesproken met de verklaring, dat hij met kalmte en opgewektheid van majoor Coldjams gastvrijheid wilde gebruik maken. De Marseiliaan was begonnen met den militie-kommissaris te vergezellen op diens inspectiereis door den staat Illinois. Daarop was hij met hem gaan jagen in de onmete¬ lijke wouden, die de uitgestrekte prairieën omzoomen. Teruggekomen, had hij zich onledig gehouden met den zusters van zijn gastheer zooveel mogelijk afleiding te bezorgen, zicfj wel inachtnemend om door bevoorrechting van de eene, of partij te trekken voor de andere, bij verschil van meening over maatschappelijke en godsdienstige vraagstukken, — onderlingen naijver te verwekken. herhaalde malen hadden de meisjes den Iuchtigen Marseillaan naar het naburig Chicago vergezeld. Marius maakte deel uit van die tochtjes, en verwonderde zich bij die gelegenheid wel een weinig, dat zijn meester altijd vol lof was over die stad en met de dames instemde, dat op den aardbol geen schitterender wereldoord bestond. Hij was het ermee eens, dat drie dollars voor de-minste der duizend kamers in het „Auditorium Hotel" billijk mocht heeten, dat het haarknippen er maar twee dollars kostte, kortom, hij wachtte zich wel met hen in het een of ander van gevoelen te verschillen. Hij wist de Amerikaansche nationale ijdelheid, de kracht en het zwak der Noord-Amerikanen, altijd te streelen. Over het algemeen afschaffers in beginsel, als de Amerikanen zijn, wist hij met hun afkeer van sterken drank te transigeeren en liet hij de dames het sterke vocht proeven in den vorm van gesuikerde bonbons, die een klein glaasje inhielden van den' verboden drank. Hij volgde hierin den smaak der onderscheideni nationaliteiten van het gezin Coldjam. Zoo bezorgde hij Priscilla, de Nederlandsche, het Schiedammer vocht; Allane de whisky; Roma de anisette; Kate den Kornbranntwein, alles versuikerd en verzoet. Wel tienmaal had Scipio kunnen ontsnappen. Waarom had hij van geen gunstige gelegenheid gebruik gemaakt? Het antwoord ligt voor de hand. Hij wist niet waar Dolora Pacheco zich op dit oogenblik bevond. Wel hadden de dagbladen heel wat beweging gemaakt naar aanleiding van het verzinsel, door den Reverend Forster, gouverneur van Texas uitgedacht; had men het gerucht verspreid van een algemeenen opstand der zwervende Indianen, die hun binnenlandsche twissten zouden gestaakt hebben, ten einde het binnendringen van vreemdelingen in hun gebied' te beletten, — maar van de Mestiza en haar metgezellen was geen woord gerept; het scheen dat dezen, sedert zij in de eenzame woestenij van de Llano Estorado waren doorgedrongen, in ontastbaren rook waren opgegaan. Op zekeren dag dat Massilia, zich vervelend over de werkeloosheid, ongesteldheid' had voorgewend, ten einde van -de wandeling met de familie Coldjam verschoond te kunnen zijn, trad Marius geheimzinnig zijn kamer binnen, terwijl hij zich aan zijn droefgeestige overdenkingen overgaf. Een beweging van ongeduld ontsnapte hem. Ontevreden over de stoornis, riep hij: Sacrebleu! Ik heb toch niet gescheld! Dat weet ik, meneer, maar ik wilde vragen of, u iemand kunt ontvangen? Ontvangen, wien? Hij noemt zich Bell en komt van het fort Davis. Hij zei, mijn naam zegt Mister Massilia niets, maar hij zal iemand willen spreken, die van het fort komt. Laat* maar binnenkomen. De nieuwsgierigheid van den Marseillaan was opgewekt. Wat zou die onbekende, van het "fort Davis komende, hem hebben mede te deelen? Wie was die Bell? Wie zond hem tot den gevangene van Coldjam? Met bliksemsnelheid vloog hem dit alles door het brein, maar de deur ging open en de bezoeker stond op den drempel. Hu was een 'man van middelbare gestalte, met vierkante schouders. Zijn uiterlijk verried tnets van zijn maatschappelijke positie, maar een echte Yankee, dat bleek hij te zijn. Met een oogopslag maakte Massilia deze opmerking, maar hij had den vreemdeling te voren nooit gezien. Inderdaad was Bell, de kamerdienaar van Joe Sullivan, hem nog nooit onder de oogen gekomen. tl/ . . Gentleman, zei Scipio, ga zitten. Wat is er van uw dienst? Wij zijn hier alleen, niet waar? vraagde de vreemdeling. Scipio knikte toestemmend. Mijn naam is Bell. Ik ben opkooper van eutta-percha voor het huis Brading, Buiding en Co. te Dublin. Mijn zaken leidden me op een groote rondreis ook naar de Zuidelijke Staten der Groote Amerikaansche Unie. Uie streek is woest. Vandaar dat ik gastvrijheid op het fort Davis heb mogen genieten Maar alvorens ik met het doel van mijn bezoek Toor den draad kom, zult u mij veroorlooven u eene vraag te doen? , Wel zeker.... het zal er altijd van afhangen of ik ze kan beantwoorden. Dat moedigt mij aan. Ik zal maar met de deur in huis vaHen: Is u van meening, Sir, dat iemand, die bij toeval achter een samenzweêring komt, waarbij menschenlevens op ketSf stean,'medeplichtige wordt, zoo hu ^^sdadige Plannen niet tracht te ver- SdWet de loyauteit en rondheid van zijn karakter, aarzelde Scipido niet om te zeggen. Dat spreekt vanzelf. Bievo! zoo denk ik er ook over. Maar nu, ter zake, want de tijd is kort. Waar is het om te doen? Om niets meer en niets minder dan een laaghartige sluipmoord. .■■ Ik luister, Mr. Bell. Ik ben geheel oor Daarvoor ben ik u dankbaar, Sir, want iK kan een steen van mijn hart wentelen, die me drukt als een centenaarslast. Maar ter zake dan:1'Ik logeerde in een vertrek, dat onmiddellijk grenst aan de zaal waarin de .Sommandant en zijn officieren krijgsraad hf'fcïrpiö glimlachte. Ik ken de menschen en de gelegenheid. Ik zelf ben de onwillige gast geweest van kapitein Hodge. Ik zag een wapenrek aan den muur. Ik houd van v.spens, en nieuwsgierigheid dreef me aan, om een van die moordtuigen te onderzoeken. Onderwijl ik een geweer eraf neem — ik was daartoe op een stoel gaan staan — daar laat me een broksteen van den muur los, juist de steen, die gediend had, om in het gat den haak - te bevestigen voor een wapenschild in de Raadzaal naast mijn kamer. Toen zag ik me iets en hoorde niet minder, in de Raadzaai, wilt u zeggen, waar de gouverneur Forster, de fortcommandant Hadge en Joe Sullivan aan het samenzweren waren, is het niet zoo? riep Scipio met het air van iemand, die volkomen op de hoogte.is van den toestand, — op banale wijs gezegd: die er alles van weet. Maar, vervolgde hij, hadden ze Triets van het vallen van steen en kalk gehoord? Neen, dat alles hield' ik van verbazing in de hand, toen ik hoorde zeggen: We moeten haar terugvinden, sterven moet ze, zij en haar trawanten! Scipio huiverde. Over wie spraken ze? Over de Mestiza Ik hoorde toen alles, een heel komplot: het congres van de Zuidelijken te Mexico, het gewaand onderzoek van een juweel Inca-Aztek, té Parijs gefabriceerd, zooals ze zeiden; ik hoorde uwen naam Scipio Massilia noemen, uw gevangenschap te Aurora, hier bij Majoor Coldjam. Ik wist dat de Mestiza met twee Canadeezen, jagers van-beroep, van San Vicente was vertrokken— „ . „ . Twee Canadeezen Francis Gairon en Peter. Bell aarzelde onmerkbaar, maar plotsólmï een besluit nemend: Ja, zei hij. Ha! riep Scipio wanhopig. Ik begrijp ra> alles. Dat zijn de jagers dien ik het leven heb gespaard, stommerik die ik was.... De jagers staan in soldij van Sullivan, den vervloekten Yankee, door wien ik ben opgelicht. Ze zullen zich als gidsen hebben aangeboden en voeren de ongelukkige Dolora m den dood. , . . Ik moet u opmerkzaam maken, dat de Mestiza buiten de jagers nog het gelende hééft van een Franschman, Krekel genaamd, 'van den hacendado Fabian Rosales en eer. Inddaansch escorte van tien Mayos, in het - geheel zestien personen. Het gebied yanjte Indianen, dat zij doortrekt, is m volslagen opstand, en de Roodhuiden zullen haar zeker vermoorden. ... „. Massilia luisterde met wijd gespalkte oogen. De glimlach was van zijn hppen versnel) daarom gedacht, besloot Bell, dat u, die een vriend zijt der Mestiza, haar wellicht kunt waarschuwen, en daarom oen ut naar Aurora gekomen, om u mijne ontdekking mede te deelen. Ik heb mijn geweten De fabriek was in werking, (blz. 34) ontlast en ga nu mijn gutta-percha zaken hervatten. Groote hemel! riep Massilia, ik weet niet wat ik doen moet: Ik kan u alleen van harte dankzeggen, gij zijt een braaf man. Helaas! een raad kan ik u niet geven. Alleen beveel ik u geheimhouding aan, wat mijn persoon 'betreft. Als koopman, moet ik de autoriteiten ontzien. Maak u niet ongerust. Uw geheim is bij mij veilig. De hemel zij met u! • Bell had den aftocht geblazen. De Marseillaan bedekte met beide handen zijn gelaat, en verdiepte zich in allerlei gissingen. Onderwijl haastte zich Sullivan's bediende naar een afgelegen donkere straat, waar hij den sleutel stak in de deur van een somber onbewoond huis. Hij doorliep een lange donkere gang en bereikte eindelijk een binnenplaats waar een helder licht ais vanuit het ateher eens photograafs hem tegemoet kwam. In die ruimte trof hij zijn meester. IJlings trad deze hem tegemoet: En wat nieuws? Ik heb den man gesproken en hem het verdichtsel als een rad voor de oogen gedraaid. Hij was half waanzinnig van vreugde en geloof ik ook van wanhoop. Maar wat ik zeker weet, is dat hij zich aanstonds op weg zal . maken om' de Mestiza op te sporen. Joe Suilivan knikte goedkeurend met het hoofd. Zoo moet het zijn. Forster heeft zich totaal vergist. Deze Franschman heeft zich alles laten welgevallen wat hij niet kon verhinderen, maar in den grond is hij Dolora trouw gebleven. Daarvan kunt u zich verzekerd houden. Als de predikant Forster zijn oogen had gezien, terwijl ik hem het verzinsel op de mouw spelde, hij zou geen oogenblik meer hebben getwijfeld. Voor den Satan heb ik dan toch gelijk gehad! riep Sullivan. A1 die diplomatieke combinaties zijn geen kogel of geen dolk waard. Het resultaat ervan is, dat het vee van die Mestiza ons op een dwaalspoor heeft gebracht. We weten niet waar ze zit, en misschien is ze wel aan het einddoel harer reis. Maar hoe is het? Wordt u door uw geengageerden dan niet op de hoogte gehouden? Weet ik het? Komt hun stilzwijgen u niet zonderling Voor? Wel zeker, althans zoo ze niet dood zijn, begrijp ik er niets van. Die ezel van een Francis is een al te oprechte kerel. Hij heeft zich zeker te veel bloot gegeven En de jonge Dolora is wel van een kracht, om iedereen te straffen, die zich tegen haar verzet. Er is zeker het een of ander gaande. Mijn agenten zwijgen, het spoor zijn ze bijster.... ja, ja— zij zet zich schrap. Terwijl hij deze onsamenhangende zinnen uitstiet, liep de Yankee verward van zinnen in de ruimte op en neer. Ik vind het uitstekend, hernam Bell, dat u dit onbewoonde pand hebt gehuurd, want van hieruit hebben, we een goede gelegenheid, om door de latten van de jaloezies alles na te gaan wat er bizonders in het huis van Coldjam voorvalt. Zie nu maar eens, de Franschman heeft het raam van zijn appartement geopend, hij loppt langzaam door het vertrek, met gebogen hoofd en een peinzend gezicht Inderdaad' de Marseillaan dacht ernstig na over het onderhoud met den gewaanden koopman in gomelastiek. Geen oogenblik had hij aan de oprechtheid van diens mededeelingen getwijfeld. De sluwheid van Sullivan had het phantastisch verhaal van zijn kamerdienaar met doortrapte list samengeflanst, en de ditmaal argelooze Scipio Massilia was erin geloopen door den schijn van werkelijkheid, die aan de 'feiten was gegeven. Maar wat staat mij nu te doen? vraagde de Marseillaan zich af. De Mestiza, zoo zegt Bell, kruist op het oogenblik door de groote woestenij.. Maar de Llano beslaat een oppervlakte zoo groot als die van heel Frankrijk. Hoe zal ik in die onafzienbare vlakte een troepje van zestien menschen aantreffen? En dan' de Indianen och, om die heeren maal ik niet. Maar hoe ontdek ik Dolora Pacheco in die groote woestijn? Ik kan evengoed een naald in een hooimijt gaan zoeken. Doch zijn aangeboren zelfvertrouwen kreeg weldra weer de overhand. Sacristie! riep hij, het moet toch, het moet! Eerst zien hier te ontsnappen, en dan vooruit! In Marseille speelden mijn debiteuren' verstoppertje met me, en toch vond ik ze in hun schuilhoeken. Waarom zou ik geen menschen kunnen opsporen, die zich niet voor me verbergen? Je doe maar hoor! Toen Coldjam met zijn vier zusters in den avond thuiskwamen, was er in de houding van den Marseillaan niets te bespeuren van de emoties, die hij gedurende den dag had ondervonden. De vragen van zijn gastheer voorkomend, begon hij zelf met te zegen, dat er een reiziger bij hem was geweest, om hem eenige voorwerpen te overhandigen, die hij vergeten had van het fort Davis -mede te nemen. Na dus alle verdacht van zich te hebben verwijderd, zette hij zich vrooiijk aan tafel. De - onmogelijke Amerikaansche oestersoep, die ditmaal werd opgedischt, slikte hij goedsmoeds, al trok hij daarbij nu en dan een gezicht dat de meisjes deed schateren van lachen, onbewust als ze waren van de oorzaak welke hem deze grimassen deed maken. Een roastbeef werd opgediend, geen versch dooh geconserveerd vleesch, op den StockYard of algemeene slachtplaats . (abattoir) van Chieago toebereid, afkomstig van Armour's wereldvermaarde inrichting, waaraan door de Burgers der Vereenigde-Staten in hun nationale opgeblazenheid verweg de voorkeur wordt gegeven boven alle andere slachtplaatsen of winkels van welken aard dan ook. , Het gesprek, door Scipio behendig ingeleid, week weldra af. Met algemeene geestdrift werden de hoedanigheden en deugden der industrieelen van den Stock-Yard door het gezin Coldjam hemelhoog geprezen, waardoor de Marseillaan aanleiding vond de vraag te opperen: Zijn die etablissementen' dan werkelijk zoo merkwaardig? Merkwaardig, zegt u, maar, mijn waarde heer, ze zijn eenig op het wereldrond. En in koor werd de lofzang aangeheven' over het wereldberoemd vleeschfabrikaat, waarbij de namen der fabrikanten opgeld deden. Want in Amerika is men trotscher op den man» die aan het hoofd staat van een groote industrieele inrichting, dan op een generaal, een dichter of geleerde. De wetenschap wordt er op het gebied van nijverheid geëxploiteerd ■in ontzaglijke laboratoria of werkplaatsen, zooals onder meer de Edison-Maatschappij heeft bewezen op het gebied van electricitedt, waarvan het laatste woord op lang na nog niet uitgesproken is. Wel verre van in verzet te komen' tegen de opgewondenheid van zijn tafelgenooten, nam Scipio den schijn aan dat hij volkomen er in deelde. Met roerenden eenvoud gaf hij zijn leedwezen te kennen van nog niet in de gelegenheid te zijn geweest, de wonderen van den Stock-Yard met eigen oogen te aanschouwen, zoodat Coldjam hem onmiddellijk voorstelde des anderen daags de vermaarde jnjrichting te gaan bezichtigen). De dames wilden van de partij zijn, men zou in de vroegte den trein nemen naar Chicago, ten einde getuigen te zijn van de geheele reeks bewerkingen, waardoor dagelijks alleen in de fabriek van Armour, 2500 ossen, 8000 schapen en 20.000 varkens, als geconserveerd vleesch in blikken', worden omgezet In het vooruitzicht van een aangenamen dag, werd na afloop van het diner, op verzoek van den Marseillaan, muziek gemaakt. Priscilla en Kate speelden' vierhandig op de piano, de majoor gaf eenige stukken van Ernst en Vieuxtemps op zijn viool ten beste. Ten zeven' uur in den morgenstond bevonden allen — de onvermijdelijke Marius In* begrepen — zich aam het spoorweg-station van Aurora, waarvan de trein hen binnen het uur naar Chicago bracht. Een omnibus vervoerde hen naar den Stock-Yard, een stad op zichzelf. In den omtrek zag men de fabrieken, uitgestrekte parken, door palissaden in vierkante omheiningen verdeeld, waarin een onafzienbare menigte runderen, schapen, en varkens bij honderdduizend-tallen waren verzameld, 'het uur hunner terechtstelling verbeidend, als de groote klok elf zou slaan. Er heerscbte een leven als een oordeel — mierennest op reuzenschaal — treinen met - volle ladingen, die af en aan reden; de eene reeks, die het slachtvee aanbracht de andere, die de gefabriceerde waar wegvoerde naar alle windstreken en ter verscheping over den wereldoceaan'. Stel u daarbij voor het dis¬ harmonisch dieren-vocaakoncert, waarbij hooren en zien iemand vergaat, die aan dergelijk schouwspel niet door^ dagelijksche practijk gewoon' is geraakt Scipio Massilia, wiens gedachten enkel werden beheerscht door zijn beraamde ontsnapping uit het kwartier van den majoor, trachtte zooveel mogelijk zioh een' houding te geven van bdangste^Kng. Hij naderde AJlane en Roma me tde opmerking: Van al. deze levende wezens zal geen enkele de zon meer zien ondergaan. Een treurig gezicht deze industrieele worgpartij. Zijn de dames dit niet met mij eens? Jawel, maar zulk een reusachtig abattoir vindt u toch nergens, merkten de schoonen op. En hierin lag hun Amerikaansche trots. De klok had elf geslagen. Een ontzettendgeschreeuw verhief zich allerwege. De cowboys, grootendeels afkomstig uit NieuwMexico en Texas, dringen in de mnhelmng. Te midden, van een woest getier, drijven ze het vee naar de afzonderlijke abattoirs, waar de groote, verschrikkelijke, verpletterende slachting een aanvang neemt Met een hamer, door stoom gedreven-, wordt 'het dier neergeveld; een kraanhaak, door dezelfde 'kracht bewogen, grijpt het beest en brengt het vóór een werkman» die het den hals afsnijdt; het schuift maar een tweeden man, die den kop afzaagt; naar een derde, die het door midden splijt en zoo voort Van de huid ontdaan, geledigd, komt het dier, drie manuien na geslacht te zijn, bij een reusachtigen kookketel, waarin het in zijn ,geheel wordt neergeploft. Binnen vijf minuten is het gekookt, wordt het door stoom weer gelicht en gebracht naar een' andere werkplaats, waar men het detailleert en de stukken rangschikt in soorten. Terstond daarna worden deze naar andere ateliers vervoerd, om daar getransformeerd te worden in conserven, vleesch-extract bouillon, worst gehakt vleeesch enz. Wagens kruisen zich, gevuld met koppen, beenen, ingewanden, lendenstukken. Een heirleger van koks neemt dit alles in ontvangst en bereidt het. Na deze bewerking in blikken verpakt, wordt het onmiddellijk verzonden naar alle landen der bekende wereld. Deze geheele operatie is het werk van één dag. Tegen den avond werpen' de stoommachines voor de schoonmaak een rivier van water door de ruimten der fabriek, net moordgebouw wordt gesloten., om den volgenden dag het vernielingswerk opnieuw te beginnen. . Scipio Massilia gevoelde zich geschokt iU al zijn leden. De walgelijke lucht van bloed en rauw vleesch had hem aangegrepen, een zucht van verlichting ontsnapte hem, toen hij het abattoir verliet. Intusschen had hij zijn plannen van ontvluchting niet laten varen. Drommels, zei hij, ik wil toch een aandenken bewaren aan bet schouwspel dat ik vandaag heb bijgewoond. En in vlugge bewoordingen, als iemand, die door een verlangen wordt gekweld, gal hij te kennen dat hij in figuur-zaagwerk een der etablissementen van den Stock-Yard wilde reproduceeren. De misses waren ten zeerste ingenomen met dit plan, dat hun industrieel chauvinisme bijzonder streelde. Zij bezochten met hem een magazijn, en hij kocht een aantal plankjes, Amerikaansche zagen, spijkers en dies meer. Een tiental dollars had hij besteed. Zijn vooraad werd in zijn logeervertrek gebracht. Men zou des anderen daags zich aan het werk zetten. De dames Coldjam hadden dienzelfden avond reeds ermee willen aanvangen, maar de majoor kwam tusscheBbeide. Hij betoogde, dat een diner na zulk een tournée goed zou smaken, maar een vroegtijdige rust nog betere uitwerking moest hebben, zoodat tegen negen uur de geheele familie, Scipio inbegrepen, 'haar slaapvertrekken opzocht, en met klokke tien volslagen rust heerschte in het anders zoo levendig huis. Scipio raadpleegde zijn spoorweggids. Ta, ta, ta, zei hij, den wegwijzer dichtslaande, ik zie, dat er een kwartier na middernacht een trein vertrekt, die me in drie dagen brengt naar Oklahoma, midden in het Indiaansen grondgebied, We hebben dus nog Dit zeggende, nam hij een der Amerikaansche zagen, en zette die tegen een der ijzeren traites'aan van zijn venster, een versperring, die wel niet voor een gevangeniscel, doch meer voor boosdoeners van buiten was aangebracht, vermits het raam slechts op anderhalven meter van den beganen grond was verwijderd. Dit noopte me, zei hij, de slachtplaats van Chicago te gaan zien, plankjes te koopen om voor de aanschaffing van zagen een gegronde reden te hebben. De jonge meisjes verbeelden zich, dat ik voor hen me met houtsnijwerk zal onledig houden, — die lieve blanke gansjes! alsof ik niet wat beters te doen heb! Mogen de bemelsche kippenloopen voor u geopend zijn! Geen twintig minuten waren verstreken, of hij had twee tralies doorgezaagd. Wij dienen toch behoorlijk afscheid te nemen, als men maanden lang zulk een gulte gastvrijheid heeft genoten, zei Scipio tot zichzelf. Het beste zal in dit geval zijn het schriftelijk te doen. En hij schreef het volgende: Aan de familie Coldjam, haar dankbare gast. Geachte Majoor, waarde dames, Met innige ontroering, geëvenredgd aan de uwe, als ge dit zult lezen, schrijf ik deze regelen met bevende hand. Het Zuiden kan niet in een kooi leven', ik volg mijn noodlot dat mij voortsleept door het venster ver van u verwijderd. Waar zal ik zijn, als dit geschrift u onder de oogen komt? Dit kan ik met geen mogelijkheid zeggen, want niet wetende op welk uur gij kennis neemt van dezen brief, gaat het moeilijk den afstand te gissen, dien ik zal hebben afgelegd. Maar eenige duizend meters meer of minder maken niets uit voor wederzijdsche herinnering. Ware ik ook reeds bij de tegenvoeters; mocht het zijn, dat de zolen van ons schoeisel, dwars door de dikte van den aardbol, in een schuinsche lijn tegenover elkaar zouden staan, mijne gedachten zouden immer nog bij u verwijlen. Vrijheid is een kostbare schat; dankbaarheid is weer heel iets anders. De eerste herkregen hebbende, zal ik de tweede n et uit het oog verliezen. Ik wil hiermede zeggen, dat wanneer ik zal teruggekeerd zijn te Marseille, de eenige stad die schooner is dan Chicago, ik mijn dagen zal slijten in afwachting van uw bezoek. Kunt ge ertoe besluiten, mij deze gunst te bewijzen, dan zal ik de fraaiste vertrekken van mijn eigen haard ter uwer besohikking stellen met vensters zonder tralies en een hart zonder wrok. Want ik blijf Steeds de uwe, Scipio Mass.lia, van Marseille. Zoo ze niet tevreden zijn, zei de Marseillaan tot zichzelf, onderwijl hij den brief dichvouwde, dan zijn ze moeilijk te voldoen. Ik geloof dat mijn schrijven hartelijk is, weten-' schappelijk en vroolijk. Ze zullen wel inzien, dat ik mij over mijne straf met heb beklaagd. Eri nu ervan door zachtjes de plaat gepoetst! Lenig en vlug gleed hij tusschen de overgebleven tralies en voelde een oogenblik daarna den vasten grond onder zijn voeten. Vrij! Andermaal in vrijheid! Maar hij had niet den tijd zich ermee geluk te wenschen. Want een menschelijke gedaante, tot dusver verscholen in het portiek van den huize Coldjam, sprong te voorschijn, en de stem van Marius fluisterde: Ik dacht wel, dat meneer dezen nacht een wandeling zou willen maken. Daarom heb ik hier de wacht gehouden, in afwachting van meneers orders. Sapio verbleekte Hij zocht in zijn gordel naar een wapen, dat er niet was. Marius vervolgde : Toen ik meneer gezegd heb, dat mün vader me liefde en eerbied heeft ingeprent voor alles wat Marseillaansch is, heeft meneer me niet willen gelooven. Meneer had onge'ijk en moet het mij niet kwalijk nemen, ais ik het zeg, want ik had u als een gentleman door de deur laten gaan, inplaats. van u als een dief uit het raam te moeten zien springen. De les van betamelijkheid was zoo onverwacht, dat Massilia hem ongeduldig toevoegde: ' Nu ja. dat is allemaal goed, maar wal wil je eigenlijk? Meneer overal vergezellen waar hij gaal of staat, en hem mijn trouw doen blijken onder alle omstandigheden. Ik ben er al meê begonnen. Wat je zegt! Ik heb al lang gezien, dat meneer iets van plan was, na het bezoek van dien Bell uit het fort Davis. Ja. En? Dat koopen van die zagen heeft me alles gezegd. Ik heb dan ook maar geen tijd laten verloren gaan. Onder het eten ben ik kleeren gaan koopen, om meneer te vermommen. Ik heb karabijnen, revolvers en dolken aangeschaft, om meneer en zijn trouwen dienaar te wapenen. Dat ligt allemaal opgeborgen bij een vriend van me, over het stafion. Als meneer nu met mij meegaat, zullen ze u niet kennen bij het instappen van den trein. Je bent mijn man, mijn brave! riep Scipio. Ta, ta, de Noorderijken moeten oppassen, als ze tegenover ons staan. Ik en jij maken bijna anderhalvep Marseillaan. De twee mannen versnelden hun schreden. Maar toen ze een dertig meters hadden afgelegd, zagen zij zich door twee wandelaars gevolgd. Deze droegen groote hoeden waarvan de breede randen hun gelaatstrekken verborgen; ze hadden hun plaids om het lijf geslagen en hielden Massilia met zijn metgezel scherp in het oog. Wat gaat-ie daar in dat huis uitvoeren, Bell? vraagde Joe Sullivan, dien de lezer heeft herkend. Hij zal zich gaan verkleeden, voordat hij in den trein stapt Hij heeft den bediende bij zich van majoor Coldjam. Dit vermoeden was juist, want een oogenblik daarna kwam Massilia, geheel van gedaante verwisseld; te voorschijn, als een Illinois landheer, met karabijn, twee holsters met revolvers aan den gordel, vergezeld door Marius, eveneens van top tot teen gewapend, op weg naar het spoorweg-station. Bell ging gelijktijdig met Marius naar het loket en nam na dezen twee plaatsen in den slaapwaggon naar Oklahoma, Indiaansch grondgebied. Toen de trein voorkwam, Meten ze den Marseillaan met zijn volgeling eerst instap* pen, en kropen zij in een anderen wagen. Het sein klonk. De trein zette zich in beweging en nam de vluchtelingen met hun vervolgers mede naar de eenzame, onbekende wildernis. VII. IN DEN PULLMAiNN-GAR. Marius, zei de Marseillaan, zijn reisgeze'i in den vroegen ochtend aantreffend op een der tusschen-balcons, waardoor de wagens aan elkander zijn gekoppeld, — Marius, heb je geen bekenden op den trein aangetroffen? Dat ik weet, neen, Meneer. Ik zal me met veroorloven meneer een vraag te doen, maar u zult wel een reden hebben, mij zoo iets te vragen. Wel twee, Marius. Twee? Ja, er is in den trein een man, die me ontwijkt. Drommels! drommels! Toch geen politieman, hoop ik, dien men u nagezonden heeft? Scipio knikte. Dat is het juist waarvoor ik beducht ben. Dezen morgen toen we te Salt-Sprtaigs even stilhielden, .liep ik tegen een reiziger aan. Ik dacht, toen hij iets mompelde, dat hij boos was, maar neen. Hij .wierp me zulk een snellen blak toe, dat ik geen tijd had om zijn gezicht op te nemen, en hij ging ook terstond heen. Maar toch wil het me voorkomen, dat ik die stem meer gehoord, en dien blik ook vroeger wel heb ontmoet. Dat wordt nog bedenkelijker, murmelde' Marius zich achter het oor krabbend, een man, die meneer kende dan is het iemand voor wien de vermomming van meneer niets beteekent. Weet meneer het wel zeker? Zeker ? ja en neen. Ik had er al niet meer aan gedacht, toen ik, nu juist, den wagon hier achter me doorkomend, twee mannen in leuningstoelen zag zitten, heel verdiept in lectuur. De een zat met den rug naar den doorgang en verroerde zich niet; de ander trok zijn reispet met oorlappen diep over de oogen en spreidde de krant voor zich uit, zoodat ik niets van zijn gezicht kon zien, maar aan zijn kleeding zag ik toch, dat-ie dezelfde heer was als van'morgen. Meneer had hem kunnen aanspreken. Om hem tot antwoorden te noodzaken, dat is zoo. Maar ik dacht zoo, als ik een vijand voor heb, dan kon hem wel niets gemakkelijker vallen dan me bij den kraag te pakken in den trein, die met een duivelsche vaart voortsnelt Meneer heeft er goed over gedacht. Terwijl, als ik me houd alsof ik niets zie Meneer met zijn trouwen Marius van de eerste halte zal kunnen gebruik maken, om Op dit oogenblik kwam de neger, die den wagen bediende, waarin de beide reizigers hadden plaats genomen, voorbij loopen. Sci-pio hield hem staande: Boy, je kunt tien dollars verdienen. De dikke lippen van den zwarte openden Zich tot een verklaarden glimlach. Gentleman, tik ben bereid die centen , op te steken. Luister dan, duivel, en laten je mondkussens niet herhalen wat je ooren zullen hooren. Zwarten roeren hun lippen niet ais ze verguld worden met goud. Je bent een oolijke snaak, maar je bevalt me. Kijk dezen wagen eens goed aan. Daarin slapen "s nachts reizigers. Ja, gentleman. Je moet weten, dat ik correspondent ben van een dagblad, dat graag alles in de puntjes weet. Dat Is bepaald een goed blad, zei de nigger. Ik moet de namen en de stations van bestemming weten van de reizigers die in dezen wagon zitten. Als je me dat kunt zeggen, zal ik de premie verdubbelen. De nigger stak zijn lange tong uit: De gentleman zegt dus twintig dollars? Ja, twintig achterwielen. Reken op me. En met een gezicht, glan-* zend in het vooruitzicht van het buitenkansje, verdween de nigger. Tegen het uur van het diner overhandigde hij Scipio de lijst der passagiers van den aangewezen wagon. •Het heeft me moeite gekost, gentleman, zei de zwarte. Op de zeven personen van dat compartiment zijn er vijf, die telkens van wagen verwisselen. Niets was gemakkelijker dan de opschriften hunner valiezen na te gaan de treinchef heeft me hun eindstation opgegeven. Edoch die twee ondersten verroeren zich niet. Maar de klank van dollars in de verte heeft me gochem doen zijn. Ik ben stilletjes achter een leuningstoel gaan staan en heb het gesprek van de heeren afgeluisterd, ze praten echter weinig. Twee uur stond ik op post. In de restauratie hoorde ik, dat de eene bediende is van den ander, toen-ie het maal kwam halen voor zijn patroon, die in zijn wagon verkiest te eten Wacht, dacht ik, ze zullen dan wel babbelen. En hebben ze dat gedaan? vraagde Scipio. Ja, gentleman. De lakei heet Bell. Bell! riepen de hoorders van den zwarte, onder het wisselen van een blik van verstandhouding, Bell! En de andere, hoe heet die? Daar heb ik nog niet achter kunnen komen. Zijn bediende zegt alleen maar Sir. Vannacht zal ik misschien beter slagen. Hun bestemming is Oklahoma, nridden in het Indiaansch gebied. Opnieuw zagen Massilia en Marius elkander aan. Het vage vermoeden van den Marseillaan begon vormen aan te nemen. Bell was de naam van den man, die zich bij Scipio als handelaar in gutta percha had geïntroduceerd, en wiens bezoek hem had doen besluiten de gastvrije woning van Majoor Coldjam vaarwel te zeggen. En die man ging nu ook naar de streek, die het doel was van Scipio's reis! Deze laatste bleef zijn ontroering meester, en een onverschilligen-toon aannemend: Bemoei je verder maar niet meer met deze affaire, nigger, hier zijn je twintig dollars. Ik heb de noodige inlichtingen en kan het dus hiermee doen. Wat zal meneer nu besluiten? vraagde Marius eerbiedig. Wel! duivels, ik wSl^me van de identeit dezer twee heeren vergewissen. Mijn onrust neemt toe na hetgeen die moor me beeft gezegd. Ja— maar het middel? zei Marius. Een wijle scheen 'Massilia na te denken. Toen richtte hij het hoofd op: Dezen nacht slapen ze allen. Dat laat zich vermoeden. Welnu, maat, ik zal geen oog sluiten, en de booze moet het al büzonder op me voorzien hebben, als ik het er niet toe breng, de tronie van die geheimzinnige heeren te zien te krijgen. Na dit besluit verdween alle ongerustheid uit het gelaat van den Marseillaan. Hij dineerde met eetlust en informeerde zich bij den stewart omtrent de vermoedelijke aankomst van den trein te Oklahoma. Vier uur twintig, zei deze. Dan is het nog geen dag? Neen, gentleman, eerst om vijf uur. En tot Marius zich wendend, zei Scipio: De duisternis is in ons voordeel. Als die on bekenden ons vervolgen, hebben we een kans te meer hun door de vingers te glijden. Dat denk ik niet, zei Marius. Meneer verschoone me, als ik met hem van gevoelen verschil: ik heb zoo juist den treinchef ondervraagd, en die zei me, dat hij maar vier biljetten heeft voer Oklahoma. We kunnen dus op geen aantal passagiers rekenen om erdoor te glippen. Dat is zeer juist geredeneerd, sacrebleu! Maar vannacht zal ik ze toch zien, die satanskerels, en willen ze 't met me aanleggen jandorie! ze zijn maar met hun tweeën tegen één. Tegen twee, bedoelt u toch, verbeterde Marius. Ik volg Meneer overal, en als Meneer veoht, dan vecht ik toch ook! Als eenig antwoord drukte Scipio de hand van den braven volgeling, die uit piëteit voor Marseille tot alles bereid was, en beiden zich nauwer aaneengesloten gevoelend door het gemeenschappelijk gervaar, begaven zij zich naar hun waggon. Een uur later, terwijl hun gordijnen waren dichtgeschoven en stilte alom heerschte, zou ieder ander dan zij hebben gedacht, dat ze in diepen slaap waren gedompeld. Het sloeg één uur na middernacht, toen de twee reisgenooten, Scipio en Marius, op hun kousen voortslopen door de flauw verlichte tusschengang naar het gordijn, dat de rustplaats hunner tegenstanders aan onbescheiden blikken onttrok. Op het oogenblik dat zij nauw merkbaar het voorhangsel even wilden scheiden ten einde de gezichten der slapers te onderkennen, werden ze door een zacht gefluister vastgeketend aan de plaats, waar zij zich bevonden. Zij waren de gorT dijn reeds genaderd, waarachter zij het geluid van stemmen vernamen. Maar, Bell, zei de een, kun je op dien paardenkoopman wel aan? Wel zeker, patroon, antwoordde de aangesprokene, in wien Scipio het stemgeluid herkende van den man uit het fort Davis, Mathewson is de eerste schacheraar van Oklahoma. Hij levert de berijding aan allen, die door hun kwaad gesternte ertoe worden gedreven om zich te wagen in de prairiën van het Indiaansch territoir. Van het station Kansas-city heb ik hem getelegrafeerd. Bij aankomst van den trein zal een geëmpIoieerde ons wachten met de paarden, zoodat we altijd een voorsprong hebben op dien gekken Marseillaan vooral als hij zich niet van paarden voorziet. Dat is Joe Sullivan! fluisterde Scipio zijn makker in het oor. Joe Sullivan, de ellendeling, die hem te Mexico had Uitgedaagd, dien hij te Aquascalientes had gewond en het leven gespaard, die hem te San Vicente had opgelicht en in het fort Davis geïnterneerd. O, hij zou de gordijnen van elkaar hebben gerukt en op den Yankee zijn aangevlogen, als Marius hem niet had tegengehouden en met den vinger op den mond het stilzwijgen opgelegd. Maar zeg eens, Bell, heb je zooeven niet iets géhoord? hernam de Yankee. Me dankt Niets, patroon. Hoor me.dat snurken eens aan. Onze reisgenooten denken niet aan ons. En al zoüen ze ook wakker zijn, dan kunnen ze door het gerommel van de spoorwielen toch niets hooren. Had die belachelijke Marseillaan ons te Chapultepec maar 'het leven niet gered; waren Francis Gairon en Peter niet door zoo'n dwaas eergevoel gedreven, om hem niet ufit den weg te ruimen een paar geweerschoten van die flinke jagers zouden den kampioen en Dolora bet licht hebben uitgeblazen, en wij waren tot zulk een gewaagde expeditie niet gedwongen. Een gevoel van schrik doorhuiverde Scipio en diens reisgenoot. Het bloeddorstig plan van den Yankee deed hen van verbazing verslommen. Zoo stonden dus de Canadeezen Francis en Peter in soldij van Sullivan. De mannen, wier leven hij had behouden, werden betaald door den Amerikaan, en bedreigden het zijne! En hij, een Marseillaan, had zich zoo laten beet nemen. Hij'.had onvoorwaardelijk vertrouwen gesteld in de loyauteit van Peter en Gairon — en dat vertrouwen zag hij aldus beschaamd! In deze overpeinzingen ■werd hij gestoord door een gezegde van Joe Sullivan: En waar zitten nu die vlegels van jagers? Nu we niets meer van hen hooren, heeft de Mestiza bepaald hun dubbelzinnig plan ontdekt ... .En zijn ze misschien al dood, vulde Bell aan. Die veronderstelling wentelde een steen van Scipio's hart. Wel zeker — dacht hij — de verraders zijn ontmaskerd. Immers — zoo dit niet het geval ware — zouden al de vijanden der zaak van het Zuiden het spoor van Dolora zijn gevolgd. Hij gaf Marius een teeken, en met dezelfde omzichtigheid waarmede ze waren gekomen, slopen ze onmerkbaar naar het balcon van JiHn compartiment. iHoor eens, zei Marius, je hebt gehoord, dat onze tegenstanders zich van paarden hebben voorzien en dus veel — laat ik maar zeggen alles — op ons, die te voet znh, j vooruit hebben. Het omgekeerde zou vrij wat beter zijn. Zoo denk ik er ook over, patroon. Maar... In welken strijd ook, vriend, 'komt het er voornamelijk op aan de positie om te Tceeren. Luister eens. Wat zou je 'r van denken, als we bij aankomst te Oklahoma terstond den man zien te vinden, die aan de twee Amerikanen de rossen levert. Hij kent den afzender van het telegram toch niét persoonlijk. Niets gemakkelijker dus dan dien kerel tweehonderd dollars in de hand te stoppen, hem in het oor te blazen: „Joe Snllivan, hoofdcommissaris van de grtftspolitie'' — zie je, dan komt alles terecht — wij zijn de ruiters, en de voetknechten zijn Joe Sutiivan en Bell. Begrepen? Marius krabde zich achter zijn gehoororganen, wat bij hem altijd een bewijs was van diep nadenken. Mijnheer spreekt als een boek, zei de gedienstige; maar ik mag wel zoo vrij zijn een tegenwerping te maken? Ja en? De heeren, die u zoo behendig denkt van hun- eigendom te ontlasten, zullen er geen genoegen to nemen. Je praat als twee kranten, mijn brave. De knoop ligt 'm daarin, dat we Sullivan buiten staat moeten stellen zich tegen een verwisseling van cavalleristen te verzetten. Meneer wfil dus een duel uitlokken? Och, wel neen, mijn beste. De kwaftteit van den Yankee zou in zoo'n geval ofts de politie op den hals halen. Een chef van de Hermandad, die bovendien agenten hier op den trein heeft, gaat maar niet zoo klakkeloos een tweegevecht aan. Verschööning, meneer, maar ik zie nog niet in Wacht even Je bent ongedaldig als een baviaan, men zou zeggen, dat de zon ie hersens heeft gebraden. Als Sullivan te Oklahoma afstapt, dan hebben we dien zoetwaterhaai, dien krokodil op het lijf, en hij zal ons onze paarden betwisten. Snap je dit? Onthutst haalde Marius de schouders op. Sappristie! Je vader was toch van Marseille, zei je. Jongens, wat ■draalt men totih, als men ver verwijderd van de mondingen der Rhöne zijn leven slijt! Nu, je zult je vorming wel krijgen, als we wat langer met elkaar omgaan. Ik zal me duidelijker uitdrukken: Sullivan mag te Oklahoma flen trein niet verlaten; doet-ie dat niet, dan kan hij ons, ter plaatse waar de paardenkoopman is, niet hinderen. Vat ie 't nu? Ik geloof ja. Zoo. De voorzichtigheid gebiedt me evenwel, hem geen kwetsuur toe te brengen. O dat heb ik terstond ingezien. Nu, waar denk je dan, dat ik heen wfl? Kun je dat raden? Met blijkbare verlegenheid gaf de Texasser door zijn blik te kennen, dat de bedoeling van zijn patroon buiten -de sfeer lag van zijn begripsvermogen. Maar Scipio, wien de verlegenheid van zijn bediende scheen te amuseeren, achtte het oogenblik nog niet gekomen om hem in tê lichten. Hij wilde hem vooreerst nog wat bewerken. Op den toon, bij een raadsel gebruikelijk, ging hij voort: Laat e ns zien, kameraad. Denk eens goed na, voordat ie het opgeeft. Wat kan iemand, die goed gezond Is, beletten af te stappen aan het station waar hij wezen moet? Wanhopig breidde Marius links en rechts do armen uit. .fe geeft het op, hè? Ik vraag meneer nederig excuus. Het is je geschonken, en mijn zegen ook. Maar je bent toch een uiltje.... Weet dan, dat een gezond reiziger niet kan afstappen aan een station., als de trein er niet stilhoudt. Ditmaal opende Marius zijn mond in den vorm van een kapitale O; zijn wenkbrauwen 'leken een samentrek'kingsteeken; zijn gelaatstrekken verrieden allerduidelijkst, dat het stoutmoedig voorstel van den Marseillaan de grenzen van zijn bevattingsvermogen overschreed, en een der zintuigen van zijn meester aan 't wandelen was gegaan. Hoor eens, mijn trouwe volgeling, geef /{f het op om te raden, ik 'laat mijn plan niet varen. Maar ik wil je niet langer op de pijnbank zetten. Eén vraag vooraf, nu ik zonder verdere omwegen, rechtaf op het doel aanstuur. Je zult mij volgen en trouw nadoen, wat je mij ziet verrichten, niet waar? Zoo waarachtig als mijn vader een Marseüllaan was! betuigde Marius. Flink! Zoo mag ik het hooren. Scipio raadpleegde zijn horloge. Het is nu vier uur. Over twintig minuten stopt de trein volgens reglement, als ik er geen hinderpaal voor ben. Komaan, Marius, toon dat je Marseillaan van afkomst zijt, volg met blinde gehoorzaamheid en doe precies wat ik doe. Hierlangs! Opgelet! De tijd dringt! En terwijl de duisternis nog heéfseht over dat gedeelte der aaride, kruipen, deze twee pioniers, gezweept door den geweldigen wind, veroorzaakt door de luchtverptMU sfug welke de locomotief met haar langen trein teweeg brengt, langs de reeks van bagagewagens, teneinde over den tender de machine te bereiken, zich vastklampend aan de dunne ijzeren staaf, die alleen haar houvast uitmaakte, om niet tegen den beganen grond te worden neergesmakt. Zij zijn den tender genaderd. Oorverdoovend is het gerinkel der koppelkettingen, het zttrgen der stangen, brandend de rook- en stoomdamp, die toch de snelheid der vaart neerslaat en hen wikkelt in vochtig-heete dwarreling. De trilling en het stampen der wagons doet hen dansen op de gevaarlijke plaats waar zij zich bevinden. Op vier me¬ ter afstand zien ze den vuurhaard open, en bij den rooden gloed ontwaren ze de nevelgedaanten der twee mannen, aan wier bekwaamheid en tegenwoordigheid van geest het leven der reizigers is toevertrouwd. De stoker werpt kolen op den haard. De machinist staat onbewegelijk, hij heeft de hand aan de rem en kijkt uit, want vaag en schemerend doemen de signalen voor hem op van het station Oklahoma. Op een mijl afstands schitteren de lichten reeds grijpt hij de kruk van het rem- toestel, en onderwijl Scipio zijn reisgenoot toeroept: voor jou de stoker! springt hij als een tijger toe op den machinist. Twee doffe slagen met de kolf van den revolver hebben de beide beambten van de locomotief, voordat zij nog eenig vermoeden hadden van den onverhoedschen aanval bewusteloos neergeveld. En terwijl Marius hen handig armen en beenen boeit met de lasso's, die ieder prairiejager bij zich heeft, versnelt Scipio, met de hand op het wiel van den regulateur, nog aanmerkelijk de vaart van den trein. Met bliksemsnelheid Vliegt deze het station Oklahoma voorbij. Kreten weergalmen van het perron, waar men in den waan verkeert, .dar het remtoestel heeft geweigerd. Maar de trein is reeds verdwenen m de duisternis. Ben je klaar? vraagt de Marseillaan. Marius wijst hem zwijgend op den geboeiden stoker en machinist. Maak je gereed om af te stappen. De rem treedt in werking. De dolle vaart mindert. Het schijnt dat men zal stoppen. Spring af! roept de Marseillaan. Hij maakt het remtoestel weer vrij, zet vollen stoom op, en springt terstond zijn metgezel na, terwijl de trein met vernieuwde snelheid in de duisternis voortholt. En nu in stormpas naar Oklahoma. Langs een omweg, dwars door het veld, wordt de stad bereikt. Alles is daar in diepe rust, want de herrie aan het station heeft den slaap der ingezetenen niet gestoord. Zonder eenige hindernis komen Scipio en Marius naar het gebouw waar zij als ordentelijke reizigers hadden moeten afstappen en zien ze in een donkeren hoek van het plein een man met een koppel paarden heen en weer drentelen. Naar dat individu richten zij hun schreden: „Joe Sullivan," zegt de Marseillaan, „hoofd der grenspolitie." De palfrenier brengt zijn hand aan de jockey-pet en antwoordt: Tweehonderd dollars. Aannemen! De Amerikaan telt de banknoten, steekt ze op, en vraagt: Waarheen moet ik de paarden brengen? Dat bezorgen we zelf. Zooals u wilt, gentlemen. Nauwelijks is de jockey verdwenen, of de reizigers springen in den zadel. De richting van het plein is naar het Westen. Daar moeten zij de Mestiza zien op te sporen. En in draf snellen ze heen. Ze komen tusschen bebouwde akkers. Maar na drie mijlen rit, houden deze op bij een boschaadje, waar een beek murmelt. Op dit punt neemt de Indiaansche woestenij een aanvang. Onbezorgd als altijd, roept de Marseïlaan met luide stem: In galop, kameraad! De rossen verstaan het foeyell en de twee ruiters snellen de prairie in, na de beschaafde iandstreek den rug te hebben toegekeerd. VIII. DE PRAIRIE. Vier uren achtereenvolgens had het tweetal gereden, toen ze het noodig achtten, hun paarden eenige rust te gunnen. Onder de schaduw van een eenzamen boom, te midden der onafzienbare grasvlakte, werd halt gehouden, om tevens de brandende hitte der middagzon zooveel mogelijk te ontgaan. Na een sober maal, besproeid vaal het wa. tér uit een nabijzijnde bron, onderzochten de reizigers den toestand hunner wapens en overlegden ze wat hun het allereerst door de noodzakelijkheid werd geboden, met het oog op het voorname doel van hun tocht door het groote Indiaansch gebied. Meneer kan staat maken op hetgeen ik zeg, zei Marius. Ik ben in deze streken volkomen thuis en ken ze als mijn zak. Zij, die ge zoekt, zijn stroomopwaarts gegaan van den Rio Grande del Norte en hebben alstoen een plotsefingen izwenk gemaakt naar het Oosten, ten einde het grondgebied der Indianen te bereiken. En daaruit besluit je? Dat de Senorita Dolora Pacheco de route langs de Canadeesche zijde heeft genomen. Immers daardoor vermijdt ze het NoordAmerikaansch territoir, waar de militie van de Vereenigde Staten haar veel afbreuk kan doen. Ik zou denken, dat je het aan het rechte eind hebt, Marius. Dank u, meneer, voor uw goede opinie. .Ik moet meneer tevens erop attent maken, dat wij zooveel mogelijk de woeste streken dienen om té trekken, opdat we voortdurend ons van leeftocht kunnen voorzien. Voeling houden met bosschen en rivieren, daarop komt het voornamelijk aan. Dat is een redeneering, die hout snijdt, Marius. Wij moeten ook, zooveel doenlijk, maatregelen van voorzichtigheid in acht nemen tegen de roovers der wildernis, blanken zoowel als roodhuiden, die zich ook in de nabijheid van stroomen ophouden.' Massilia haalde verachtelijk de schouders op. Ik weet wel, dat meneer een dapper man is, maar hij heeft ongelijk, als hij onze vijanden gering schat. Er bestaat geen moed, die een verraderlijken kogel, van achteren afgeschoten, kan afweren; er is geen dapperheid, die in een valstrik het niet aflegt. Je wilt me toch niet bang maken? Dat hoeft meneer niet te denken. Maar in de wildernis moet men op alles verdacht zijn. Het hooge gras verbergt een vijand; achter een ros wordt een karabijn op ons aangelegd; bij een boom staat een Indiaan, verscholen in het opgaand struikgewas; aan de bron ligt een roover op de loer, om den dorstigen ruiter af te wachten. De reiziger moet rechts, links, van voren en van achteren zien; en als hij alle voorzorgen heeft genomen, doet hij nog wijs, -zich te houden alsof hij niets bemerkt Scipio begon belang te stellen in de schildering van dit tafereel. Je weet zeker, dat ie niet overdrijft, Marius? Lang zal het nliet duren, of meneer zal inzien, dat mijn voorstelling van het leven in de wildernis niet haalt bij de werkelijkheid. Maar, vriend, wat je daar zegt is kostelijk, want ik begin te begrijpen, dat we ons in deze negorij niet zullen vervelen. En zonder te letten op de verbaasde uitdrukking van Marius* gezicht, strekte de Marseillaan zich behagelijk uit op het lange gras. Vóór vier uur, mijn brave, bestijgen we niet onze kleppers, want de hitte zou de dieren uitputten. We gaan wat slapen; misschien smelt ik onderwijl, maar ik zal toch zien dat ik, om dit te voorkomen, droom van de Noordeijke ijszee. Scipio sloot de oogen. Weldra verried zijn regelmatige ademhaling, dat hij het bewustzijn van zijn omgeving had verloren. Marius was op eenigen afstand gaan zitten; hij leunde tegen den stam van een gumrriiboom, hield zich onbewegelijk en vorschte ■ den gezichtseinder uit Lang bleef hij in die houding, alleen turende naar den blauwen hemel en de grauwe vlakte, die zich baadde in een schel, verblindend licht. De zon had haar middaghoogte overschreden en neigde ten ondergang. We moeten onzen weg vervolgen, mompelde Marius opstaande. Maar deze beweging verruimde zijn gezichtskring, en plotseling overschaduwde hij met de hand zijn oogen. Een minuut nauwelijks tuurde hij in de verte, liep toen op Scipio aan, en schudde hem danig dooreen. Hei, hei, hei! stamelde de Marseillaan, i zich de oogen wrijvend. Meneer moet opstaan en de paarden zaL delen, zei Marius bedaard. Onderwijl zal ik 'de heeren, die ons op de hielen zitten, den weg afsnijden. Die ons op de hielen zitten? vraagde Scipio verbluft. Als eenig antwoord wees Marius naar het I Oosten, waar op een afstand van twee mij- Hij was een bewonderenswaardig type van Indiaansche schoonheid, (blz. 44.) len, bij benadering, een lichte rookkolom zichtbaar was, die, door een zwakken westenwind aangewakkerd, in schuinsche richting zich ten hemel verhief. Een vuurtje? vraagde de Marseillaan. Door Europeanen, of liever Westersche blanken, aangestoken. De Roodhuiden halen dergelijke grappen nooit uit op de vlakte. Ze weten, dat ze daardoor van verre hunne aanwezigheid zouden verraden. Waarom daaruit afleiden, dat het onze vijanden zijn? Omdat'die lui daarginds, evenals wij, van Oklahoma komen. De trein is wel weer naar het station teruggestoomd. Sir Sullivan zal naar zijn paarden hebben gezocht Meneer make zelf maar de gevolgtrekking. De redeneering hield steek. Naar alle waarschijnlijkheid hadden Sullivan en Bell het vuurtje aangestookt. Scipio drong niet verder aan. De tijd voor verklaringen was niet geschikt. Hij haastte zich de paarden op te tuigen. Marius had intusschen zijn navaja (hartsvanger) getrokken, maaide een gedeelte gras af en stak dit in brand. Haastig liep hij naar zijn patroon, die inmiddels met de paarden gereed was gekomen. In den zadel, meneer, en in rechte lijn voortgaloppeeren, zoodat de boomen altijd tusschen ons en het kampement önzer tegenstanders blijven. Maar wat beduidt die aardigheid van ook een vuurtje aan te steken? Ik heb de prairie in brand gestoken, omdat bij dezen gunstigen wind binnen tien minuten een vuurzee zich als hinderpaal zal verheffen tusschen onze vervolgers, die voor den brand moeten vluchten. En zoodra ze hun marsch weer kunnen hervatten, zul-' len wij niet een twee of drie uren, maa'r een gaflschen dag op hen vooruit hebben. Men Vindt geen menschen zoo gemakkelijk terug, die vierentwintig uren tijd hadden om hun spoor te doen verliezen. Met ongelooflijke snelheid galoppeerden de paarden over de vlakte. Hun hoeven schenen den grond nauwelijks te raken. Na een half uurs rit hield Marius zijn paard staande: Als meneer me wil eelooven. kunnen w» nu wel wat langzamer rijden. Mr. Sullivan zal ons niet meer inhalen. Scipio zag om en kon een uitroep van verbazing niet inhouden. Een vuurzee sloot de prairie tot aan den gezichtseinder af. Dat is wei heel mooi, Marius, zei hij, maar ze zullen er toch door komen. Hoe zou dat kunnen? vraagde de Texasser ongeloovig. Ik heb fn reisverhalen gelezen, dat met het maaien van een ronde ruimte en het gras buiten den kring te gooien, het vuur zich beperkt tot den ontblooten cirkel. Dat denken die heeren boekenschrijvers, zei Marius op sportenden toon. Wie zoo iets doet, zou gerookt worden in plaats van ge¬ roosterd en waarschijnlijk toch nog verbranu den. Om dit ongeluk te ontkomen, zou men een omtrek van verscheidene honderden meters in doorsnede moeten hebben.... een halven dag werk, terwijl het vuur, al naar de kracht van den wind, voortwoedt met de snelheid van een paard in draf of galop. Men zou dus geen tijd hebben, wil je zeggen? Neen, bepaald niet. En meneer kan er zelfs zeker van zijn, ondersteld al, dat men een tamelijk ruimen cirkel kan maaien, dat men er niet levend uitkomt. De vreeselijke rook, door zoo'n vuurgloed veroorzaakt, zou de ongelukkigen doen stikken, die hun vertrouwen op zulke boekenwijsheid hadden gesteld. Het eenige, wat hem te doen staat, is te vluchten totdat men een rotsachtige Plaats vindt of wel de bedding van een rivier, de twee eenige hinderpalen voor het vuur om verder om zich heen te kunnen grijpen. En van toon veranderend: We zullen nu goed doen, meneer, met onze richting naar het Noorden te nemen. Dien koers uitgaande, bereiken we de Canadeesche rivier. De mannen wendden den teugel. Qrootsch was het schouwspel, dat zich aan hun blikken vertoonde. Een onmetelijke vlammenzee, rook en vuur, teekenden den oostelijken horizon af, waarop de ondergaande zon grillige lichteffecten teweeg bracht. Moreen zal een ncrfhramiit Ho „laV*o *.« dekken, zei de Texasser. De dagbladen zullen dan wéér verkonden, dat door de groote hitte van dè atmosfeer het prairiegras vanzelf is ontbrand. Geloof er niet aan, meneer, al staat het ook gedrukt. Het vuur wordt in dit geval altijd door den mensen aangestoken. Veertien dagen Hang vervolgden de ruiters hun weg Ze hadden den oever bereikt der Canadeesche rivier, zonder dat eenig incident zich had voorgedaan. Geen menschelijk wezen was hun in den weg getreden, — de streek scheen geheel van inwoners ontbloot, geen spoor zelfs duidde aan, dat hier menschen hadden vertoefd. Vreemd, zei Marius. We doorloopen het gebied der Seminol-Indianen. Hoe zijn ze ertoe gekomen hun landstreek te verlaten? Op den zestienden dag hunner reis zagen ze hutten bij den oever der rivier. De Seminolen zijn geen plunderaars, zei de ' Texasser. We gaan recht op hun dorp af; ze zullen ons vriendschappelijk behandelen. Maar tot zijn groote verbazing kwam geen enkele krijger op hun nadering te voorschijn. Niets verroerde zich. Dit dorp schijnt verlaten, zei Scipio. Ze zullen krijg voeren met een anderen stam, of misschien zijn ze ook op -jacht. We zullen maar in een hut gaan slapen, dat komt ons beter te stade dan onder den blooten hemel. Maar toch begrijp ik niets van deze eenzaamheid. Zelfs geen vrouw of kind is aanwezig. Er moet zeker wat gaande zijn. Zonder ernstige redenen hebben de Seminoien hun wigwams niet verlaten. Ze sleepen hun gezin meê op het oorlogspad. Als er niemand is om de gasten te ontvangen, zei Scipio, dan moeten dezen zichzelf maar bedienen. Meneer heeft gelijk, beaamde Marius. Hier Ss de wigwam van het opperhoofd, we moesten er ons maar installeeren. Onderwijl u zich wat lekker maakt, ga ik een kijkje nemen in den omtrek. De verlatenheid van de plaats bewijst me, dat ik zonder gevaar een geweer kan afschieten. Komt er dus een stuk wild onder schot, dan hebben we iets voor de menage, die nog al schraal is geweest in den laatsten tijd. De afgetuigde paarden graasden reeds rustig op het welig gras aan den oever der rivier. Een uur later kwam Marius terug met twee hazen en een zilverfazant, door de Indianen Wappok genoemd. Zij gunden zich niet den tijd, het vleesch te laten besterven, maar deden zich te goed aan een maal, waarvan zij sedert lang waren verstoken geweest. 'Nog onder den indruk van het genoten festijn en bijna bezwijkend onder de smorende hitte, die als vuur van den hemel scheen te valien, werden ze in hun vadzige loomheid opgeschrikt door een vreemdsoortig geluid, dat van verre tot hen doordrong. Het klonk wiid en afgebroken, en toch treurig. Quesaco? (Wat is dit?) mompelde de Marseillaan, naar zijn karabijn grijpend. Fluisterend zei Marius: Een lijkzang. Meneer'is niet van het land. Als een Indiaan zijn einde voelt naderen, dan heft hij een gezang aan, waarin hij een terugblik werpt op zijn leven en daden. Volgens zijn geloof is deze plechtigheid een vereischte, ten einde de overleden afstammelingen van den zieltogende, die het jachtgebied van den Qrooten Geest reeds hebben betreden, te verwittigen, dat het ogenblik daar is, zich om de ziel van den lijder te scharen, opdat de booze geesten haar geen kwaad zullen doen. Je denkt dus kameraad, dat er een stervende hier in de nabijheid ligt? Ik meen het als zeker te moeten aannemen, bevestigde Marius. Dan gaan wij erheen, want zoo iets wekt mijn belangstelling en zie je niet alle dagen, zei Scipio. ■Langzaam kropen zij uit den wigwam, en schuilende tusschen de hutten, richtten zij hun schreden naar de plaats, waar de lijkzang nog altijd weerklonk. Als wolven sluipend, kwamen ze aan de woning; behoedzaam gluurden ze door de kier van de deur. Een vreemd schouwspel vertoonde zich aan hun blikken. Op een mat lag een afgeleefde grijsaard uitgestrekt die met blatend stemgeluid psatmodiëerde. Het was een Indiaan. Zijn witte haren, die in een bundel boven zijn schedel waren samengebonden, vormden de scalp, het hoofdsieraad der krijgers. Löödkleurig was zijn gezicht, zijn oogen waren reeds omfloerst door den naderenden dood, en hij putte zijn laatste krachten uit, om het leven, dat weldra zou heenvlieden. nog eenmaal te doen dagen Voor zijn stervenden geest Het Zwarte Paard — zoo heette hij bij zijn stamgenooten — voelt verlamming in zijn. stalen beenen. Het heeft zijn stam niet nen volgen naar den grooten raad der Se- mlnolen. Het heeft hun gezegd: Gaat laat mij alleen. Het Zwarte Paard zal zijn lijkzang aanheffen. Gaat, de aangekondigde . tijden zifn nabij. Dat niemand ontbreke op het appèl. De grijsaard,^ die opgeroepen wordt door den Grootett Tleest Geest, mag geen brutkbaren arm tot stilstand doemen. Scipio Massilia sidderde bij het vernemen van deze vreemde taal. Het verlaten van het dorp, de afwezigheid van den stam der Seminolen, dat alles werd hier door den zieltogende opgehelderd. Op een onbekende plaats was een groote Indiaansche raadsvergadering belegd Een geheimzinnige zaak — de tijden "Zijn nabij, zei de stervende — was dus de oorzaak van dezen uit- I tocht op breede schaal. Instinctmatig begreep de Marseillaan, dat de komst der Mestiza, de Maagd van het Zuiden, niet vreemd was aan dit vertrek in massa der Indianen. Hij deed een stap vooruit naar den zieltogende, met het voornemen hem te ondervragen, hem het geheim te ontrukken, dat de dood zou meenemen in het graf, maar Marius hield hem hiervan terug, zeggende: Patroon, met allen eerbied voor dit Indiaansch opperhoofd en uw persoon, men stoort geen stervend mensch. Plotseling staakte de zieltogende zijn klaaglied. Het Zwarte Paard had den jongsten snik gegeven. In de hut van den doode waren door de naastbestaanden, bij hun vertrek, diens kleeding, 'wapenen, vaatwerk en andere voorwerpen achtergelaten. Het is te hopen, zei Marius, dat de bloedverwanten van den overledene spoedig terugkeeren, ten einde hem met de eerbewijzen, verschuldigd aan zijn rang, ter aarde te bestellen. Voor ons is het tijd, onzen weg te vervolgen. Als wtr die taak eens op ons namen, zei de Marseillaan, wie weet hoe die liefdediénst onze taak nog kan dienen en ten goede komen. Top! was het antwoord van Marius. De spaden zijn hier > voorhanden — dan maar aanstonds aan 'het werk! En zij groeven een vier voet diepen kjrtl in den wigwam, waarin zij den doode légden, overdekt met al de teekenen zHner i waardigheid. Zorgvuldig werd het graf geI sloten en de aarde aangestampt. 'De paarden der tochtgenc-oten waren gedrenkt en gevoed. In Vluggen draf ging het voorwaarts en weldra lag het Indiaansche dorp ver achter hen. Zwijgend, nog onder den indruk van het vreemde avontuur, reden de pioniers naast elkander vort. Op een gegeven oogenblik bracht Marius zijn paard tot staan, sprong hij uit den zadel en bukte zidn naar den grond. Wat is er nu weer? vraagde Scipio, door deze bewegingen uit zijn mijmeringen gewekt. De Texasser reikte hem een veer toe, die hij had opgeraapt. Het was een arendsveer, waaraan eenige tanden van een verscheurend dier aan de schacht waren vastgehecht. Scipio beschouwde het voorwerp aandachtig. Wat zou dit? zei hij. Een pen en wolfs» tanden? Opperhoofden van Comanche-Indianen, die hiér iangs zijn gekomen, antwoordde Marius. Zij waren met hun tweeën. De Seminol is gastvrij, de ComancheJndïaan is een bandiet. Ik wil het wel gelooven, hernam Scipio... maar twee Roodhuiden zullen ons toch niet bedenkelijk den doortocht betwisten. 'Men kan het niet weten. Dat ongedierte is van alle markten thuis. Misschien wachten ze ons op achter een rots, om ons weg te blazen, zoodra we onder schot zijn. En voortsprekende, vervolgde Marius het lichte spoor, dat nog in het zand zichtbaar was. Een oogenblik later zei hij: Ze hebben het toch niet op ons gemunt. Scipio volgde zijn gids, zich verwonderend, tegen wil en dank, over de schranderheid van zijn bediende, een eigenschap, welke allen gemeen hebben die in de prariën hebben gekruist. De nacht is ophanden, begon Marius andermaal, de nacht, die de hinderlagen en valstrikken van die vervloekte Indianen begunstigt. Het zal voorzichtig zijn, hier halt te houden en den dag af te wachten. De noodzakelijkheid van het voorstel trol den Marseillaan. Reeds maakte hij aanstalten om van het paard te stijgen, toen in de verte een geweerschot knalde. Het gevaar, door het instict van den Texasser gesignaleerd, sprong in het oog. De reizigers voelden hun hart sneller kloppen. Niets is zoo onheilspellend als een schot in de eenzaamheid der prairie. De heldhaftigste maa kan een zekere ontroering niet verhelen, bij de gedachte dat hij alleen is op honderdduizenden mijlen afstand van 'bewoonde streken, verstoken van alle hulp, tegenover een onbekend gevaar. Een tweede losbarsting volgde Alweer een schot! bromde Scipio. Ais antwoord hierop bracht de wind hem hel geluid over van een derde, een vierde geweerschot. Vreemd, zei de Texasser. Men zou zeggen, dat er gevuurd wordt op een tegenstander, die niet terugschiet. En dat zal wel zoo zijn, vervolgde hij, toen een nieuwe knal werd vernomen; dit is nu de derde maal dat het ééne geweer wordt afgeschoten. Het zal me benieuwen of het andere ook eèn woordje meespreekt.... 'Hij had dït nauwelijks gezegd, of een doffe slag weerklonk andermaal. Ze zijn daar met twee geweren bezig Een jolige bak, om te kunnen zeggen met hoeveel vuurwapenen er op een afstand wordt geschoten, gekscheerde Scipio. Meneer moet dat niet zeggen. Ik heb lang genoeg van mijn leven in de wildernis doorgebracht, om het geluid van het eene wapen te kunnen onderscheiden van het andere. Er zijn wel degelijk twee karabijnen in het spel— maar waarop oefenen zij zich? Dat moet ik eens gaan zien. Meneer zal me hier wel willen wachten? Drommels neen, kerel! Ik ga met je, hoor. Wij hebben ook twee geweren. Ieder zijn' man, begrepen? Ze zouen jou met hun beiden gauw voor den kop hebben geblazen... Ja— en de paarden dan? ■Maar vastbinden, vriend. Ze kunnen wat rusten. ?Op:' En zonder verdere gedachtenwisselttig slopen de twee kameraden behoedzaam voort, onderwijl de schoten aanhoudend knalden. Ik zou zeggen, dat ze schijfschieten, zei Scipio. St! antwoordde Marius. Hier langs! Ze kropen langs den grond, achter knotsige boomstammen schuilend en kwamen allengs aan den zoom van het woud. Achter; struikgewas zich opstellend, konden ze. op een vijftig pas twee mannen onderscheiden. Comanche-Indianen! fluisterde Marius zijn patroon in het oor. Ze fusilleeren dus de boomen? vraagde Scipio. Neen, toch niet! Hun mikpunt is een Indiaan— kijk eens langs de boomenrij. Aan den vierden hebben ze een Semino! vastgebonden, drommels een opperhoofd liefst, want op zijn scalp draagt hij drie roode veeren van den flamingo der moerassen. 'Hij zal wel dood zijn. 'Niet eens gekwetst. Dan zijn het beunhazen in hun schieten. Neen, neen, meneer; hij moet eerst een doodstrijd hebben van angst, voordat ze hem met een kogel het hoofd verbrijzelen. Dat addergebroed heeft een duivelschèh toeleg. Ze zullen vijftig-, honderdmaal op hun gevangene vuren en wel oppassen hem te raken. Meneer zal zich kunnen voorstellen wat iemand gevoelt, die, alvorens te sterven; eerst honderden malen den voorsmaak ervan moet hebben!. Zonder verder iets te zeggen, legde Massilia op een der ComanBhes aan. Marius volgde terstond dit voorbeeld. De twee schoten klonken slechts met één en- i kelen forschen knal,' en de woestaards der wildernis ploften met een zwaren slag tegen den grond. Spïfë Zonder zich den tijd te gunnen om elkaar geluk te wenschen, spoedde zich het tweetal naar den geredde. Met zijn navaja sneed de Texasser de boeien los waarmee de Seminol was gebonden. ' Hij was een bewonderenswaardig type van Indiaansche schoonheid. Van middelbare gestalte, -slank en lenig, droeg alles aan hem het kenmerk van vlugheid en snelle beweging. Onbewegelijk bleef hij in waardige houding staan vóór de Europeanen, met de rechterhand op de borst, als teeken van erkentelijkheid. Zeg eens, mijn waarde, begon Scipio, je komt wel van heel ver hè? Maar zich aanstonds herinnerend, dat een Roodhuid moeilijk op dergelijken gemeenzamen toon antwoord kan geven, verbeterde hij zich met te zeggen: Senor Indiaan, u zijt geréd! Vuurhart zal de vriend zijn van Bleekgezicht, die een krijger voor zijn stam heeft behouden. Seminol niet waar? Mijn broeder heeft het gezegd, antwoordde de jonge chef met zekeren trots. Dat zal waar zijn, hernam Massilia met magnifiek aplomp. Men verwart maar zoo geen nobelen Seminol met die Comanche honden. Maar ik begrijp niet hoe het schorem van de prairie een opperhoofd dat flamingo veeren draagt, kan overwinnen. Massilia had Qustave Aimard gelezen en dacht met Indiaansche rhetoriek te spreken. Met verbazing zag de Seminol hem een oogenblik aan, en zei zachtjes: De blanke krijger doorloopt wel voor het eerst de prairie? Het opperhoofd heeft het gezegd. En aangezien Seminol Indianen gastvrij zijn, zult ge me wel den weg willen wijzen. Vuurhart zou zijn vriend zelf tot gids willen dienen, als zijn plicht hem niet naar zijn wigwam riep. Waarheen gaat Bleekgezicht? Deze vraag op den man af, beantwoordde Scipio achteloos met een: Ik weet het waarlijk niet! Maar de uitwerking bespeurende van dit antwoord op zijn hoorder, liet hij terstond erop volgen: Ja, ik zoek kameraden, van wie men mij met geweld heeft gescheiden— en ik dacht zoo, dat ge misschien wel van hen hebt hooren spreken. Wie zijn die broeders? De Maagd van Mexico met haar geleide. De Seminol hief het hoofd op. Mijn broeder is dus geen krijger van het Noorden? Neen, mijn waarde, sappristie neen! Hij verleent de kracht van zijnen arm aan den ontwapenden Indiaan. Zijn hart is dus loyaal en het verraad schuilt niet in zijn hoofd. Zeg eens, mijn waarde Roodhuid, je redeneert als een godspraak. Ik zal je maar zeggen, dat de Mestiza op het congres der Zuidelijken te Mexico mij tot haren Kampioen heeft uitverkoren, en dat ik de Yankees die me gevangen hadden genomen, schuw als de pest Dan zal ik mijn vriend Bleekgezicht zeggen: Daal af naar het Zuiden. Op ongeveer vier dagreizen te paard (200 kilometers), te midden van een rotsachtige bergketen, zult ge een meer aantreffen van zwart water, dat is Apua Negra. Zij, die gij zoekt, hebben zich daar verscholen, om te ontsnappen aan de rooverij van Apachen, Comanchen en aan ■de grijze soldaten of militie der Noordelijke-^ Unie. Met warmte drukte Scipio de handen van den Seminol, die zich dit met onverstoorbaar flegma liet welgevallen. De Indiaan strekte de hand uit naar de lijken der Comanchen: Een opperhoofd mag zijn dorp niet ongewapend binnentreden, ik zal hun karabijnen en overige wapenen prijs verklaren. Je doe maar, vriend, zei -Scipio En hun scalpen tegelükertijd, want bij jullie hechten ze veel aan zulk een haardos. De scalpen zijn alleen het eigendom van een overwinnaar, zei Vuurhart. Eén oogenblik zagen de reizigers den Indiaan zich voorover buigen op de lichamen der verslagenen, vervolgens' tot hen terugkeeren met de karabijnen der Comanchen, terwijl hij de scalpen der dooden in zijne linkerhand droeg. Hè, zeü Scipio,v je hebt ze toch genomen. Om ze mijn vriend te schenken, wiens woning ze zullen sieren, wiens dapperheid ze verkondigen. Een oogenblik aarzelde de Marseillaan. Hij was op het punt, dit vreemde geschenk te weigeren, maar een teeken van Marius gaf hem te kennen, dat hij den Roodhuid een doodelijke beleediging zou aandoen met te weigeren, en hij hechtte de bloedende voorwerpen aan zijn ceintuur. Toen legde de Indiaan hem de hand op den schouder en sprak: Waar ook ge in de Llano u moogt bevinden, welk gevaar u dreige, zeg: Ik ben de broeder van Vuurhart, opperhoofd van het dorp Wheeler, en men zal u laten door- 2aan- . eJ *t/k Ik dank u, opperhoofd maar wij komen juist van dat dorp. Gij kunt mij dus zeggen, waarom het door zijn bewoners is verlaten. U kan ik hierop een antwoord geven, omdat ge u aan dien dienst hebt gewijd der Mexicaansche Maagd. De Apachen en Comanchen, door de grijze soldaten van Texas ' opgeruid, hebben gezworen haar te vermoorden. De Semmolen zijn in raad bijeen- gekomen. Alle stammen hebben beloofd hèn te verdedigen, die den weg zouden versperren aan haar die, door onze overleveringen is voorspeld als redster in den nood. Mij beeft men de zending opgedragen, me te begeven naar het kamp der Comanchen en verbonden Apachen, om hun oorlog of vrede aan te bieden. Met vreedzame' betuigingen hebben zij geantwoord. Maar toen ik den terugweg aannam naar mijn dorp, spanden zij, die ge gedood hebt, mij een valstrik. En mijn lijkzang had ik aangeheven, bedroefd was ik tot in het diepste mijner ziel, omdat ginds te Wheeier een oude krijger, mijn vader, mijne tegenwoordigheid afwacht, om terug te keeren in den schoot van den Grooten-Geest. Het Zwarte Paard, murmelde Scipio, zich den naam herinnerend door den stervende geuit van hei Indiaansche 'dorp. Een huivering doortrilde den Seminol: Hoe kent mijn broeder dien naam? En Scipio gaf hem verslag van de ontmoeting in den wigwam te Wheeier. Het leven van Vuurhart behoort u toe, omdat ge het hebt behouden. Gij zijt het hoofd van ons huis, want zooals het den oudsten zoon betaamt, hebt ge mijn vader een begrafenis bezorgd. Nu noodzaakt niets mij meer om naar mijn dorp terug te gaan. Ik zal uw gids zijn naar het meer Aqua Negra. Geen half uur was nog verloopen, of de drie mannen, die zoo wonderlijk in de wildernis tot elkander waren gekomen, verlieten de droge bedding der Canadeesche rivier en spoedden zich ijlings heen naar het Zuiden. Zoo zwierven zij gedurende vier dagen, des nachts marcheerend en uitrustend gedurende de zonnige uren van den dag. Door bergpassen, ravijnen en langs steile afgronden trokken de reizigers, achter elkander voortstappende, te midden van een reusachtigen chaos. Vuurhart had de leiding op zich genomen. Met de verwonderlijke snelheid, eigen aan zijn ras, ontdekte hij de begaanbare paden, wist hij alle hindernissen uit den weg te ruimen, door niets zich latende afbrengen om de richting van het Zuiden vol te houden. Een dertigtal Seminolen, die men onderweg had ontmoet, hadden zich bij den stoet aangesloten. Den vijfden dag eindelijk, bij het aanbreken van den dageraad, daalde men af in een ruim dal, waarin het sombere water glinsterde van een klein meer. Aqua Negra! zei Vuurhart. Het Zwarte Water. Allen stonden stil. Eenzaam en verlaten zag dit oord eruit in zijn omgeving. Rondom het meer verhieven zich puntige zwarte rotsen, in den vorm van naalden, ter hoogte van drie a vierhonderd meter, en het water dat ze terugkaatste, had een zwarte tint aangenomen als van inkt. .Maar op het plateau, waar zijn vrienden hun kamp hadden opgeslagen, wachtte Scipio een treurige verrassing. Op dekens uitgestrekt, in de schaduw harer tent, lag de Mestiza, bleek en machteloos, den schouder mét linnen omwikkeld. Rondom haar stonden Fabian Rosales, de hacendado van San Vicente. Francis Gairon met zijn Peter en een bediende van Krekel, de jonge Coëllo, — van wien Bell destijds had gesproken tijdens het bezoek van Scipio aan Aurora — een type van Indiaansche schoonheid. Op eenigen afstand bevond zich het hoofd-mayo de Puma, omringd door zijn Indianen, wier aantal door het leveren van gevechten .tot zes man was geslonken. Diep bewogen knielde de Marseillaan bij de sponde van Dolora. De ademhaling der gekwetste was zoo zwak, dat hij aanvankelijk ze niet kon onderkennen. Arme vrouw! zuchtte hij zij is dood! Nog niet^antwoordde de plechtige 'stem van Senor Rosales. Zal zij ervan opkomen? vraagde Scipio angstig. Misschien! zei Fabian Rosales. TWEEDE GEDEELTE. NOORD EN ZUID. DE EER VAN DEN JAGER. Senor, mag ik u om een onderhoud verzoeken van eenige oogenblikken? Zoo vervoegde zich op zekeren morgen de Parijzenaar Krekel bij Senor Fabian Rosales, hacendado van de onmetelijke landbouwkolonie van San Vicente, gelegen ten noorden van Mexico, in de provincie Cohahuila, aan de boorden van den Rio Qraiade del Norte. Rosales boog hoflelijk: Gij zijt miin gast, derhalve ben ik ter uwer beschikking. Op zijne beurt groette de Parijzenaar: Senor, gij weet dat de Fransche regeering mij heeft gemachtigd de Mestiza Dolora Pacheco te volgen op haren onderzoekingstocht naar het Eendiacht-halssnoer Inca-Aztek, dat tijdens de verovering van Mexico door de Spanjaarden, nu een vierhonderd jaren geleden, is verdwenen, en waarvan de terugvinding eene Confederatie van alle ZuidAmerikaansche Staten zou ten gevolge hebbe i. Mijne^regeering stelt in het welslagen dezer expeditie een zoodanig belang, dat zij besloten heeft, den tijd dien ik eraan mocht besteden, te rekenen als zooveel dienstmaanden, door mij in het Fransche leger volbracht. Zoo hebt ge mij althans vroeger gezegd. Scipio Massilia van Marseille, door de Maagd van Mexico — mén noemt Dolóra eenmaal zoo — aan hare onderneming verbonden, is opgelicht en op het oogenblik gevangene der Noord-Amerikaansche Unie, die met alle onder haar bereik staande middelen eene Vereeniging van de Zuidelijken tracht te beletten. «aar suprematie over de beide Amerika s zou erdoor bedreigd worden. Natuurlijk. U Senor, zijt beter op de hoogte van het vraagstuk dan ik; al is u Franschman van geboorte en afkomst, u woont sedert lang hier in het land. Helaas! U zult u dus niet verwonderen dat ik» als Parijzenaar, van Celtischen oorsprong derhalve, vertrek met de Senorita Dolora en de Canadeesche jagers Francis en Peter, die zich hebben aangeboden om den gevangen Massilia te remplaceeren tegen de Noordelijke Saksers. Ik hecht mijn volkomen goedkeuring aan uw voornemen. En gij hebt gelijk, Senor Krekel. Ik zal u mijne geheele opinie meedeelen omtrent deze aangelegenheid. Franschen, die zich onversohillig zouden betoenen voor het werk der Senorita, komen mij nagenoeg voor als verraders van de Zaak der beschaving. Ik zelf heb een vriend van me getelegrafeerd, om het bestuur mijner landhoeve op zich te nemen. Zoo hij daaraan kan voldoen, zal ik insgelijks de Donna volgenr , I Prachtig! riep de Parijzenaar, zien de banden wrijvend. EenigszïHs verwonderd zag de hacendado zijn gast aan. Mijn vertrouwen of liever mijne mededeeling schijnt u bizonder welgevallig te zijn. Beide komen me verrukkelijk voor, mijn waarde gastheer, want ze verlichten mijne taak, mijne zending. Uwe zending? Dat is het juiste woord. Verklaar u nader. Dat zal ik doen. Er is nog een persoon, die van verlangen brandt, om deel uit te maken van de expeditie, en wel zoodanig, dat hij mij verzocht heeft haar als mijn bediende te engageeren. Haar, als bediende eene vrouw wie kan dat zijn en wat gaat het a# eigenlijk aan? Is het soms een mijner werksters? Uw tweede dochter, Senorita Vera. Fabian stond als aan den grond gerra- ^Wat zegt gij? Vera uw bediende — Mannenkleeding past beter in de wildernis. Zij zou hare zusters Inez en Annina verlaten! Die keuren haar plan goed. •Wat zegt ge? Inez, die zoo verstandig....? Meent, dat men het onmogelijke moet 'beproeven, om een verloofde te bevrijden. Ditmaal bracht de hacendado zijn beide 'handen aan het hoofd, met de komische zinneloosheid van iemand die plotseling voor een raadsel staat. Een bruidegom op dit oogenblik.. Heeft Vera een verloofde? Ja, Sénor. Maar ik ken hem niet. Hijzelf, Senor, vermoedt niet, dat het aanvallige kind hèm heeft uitverkoren. Rosales deed vergeefsche pogingen om den knoop te ontwarren. Op smeekenden toon verzocht hij: Om 's hemels wil, zeg hoe die zaak in elkaar zit De" lieve Vera heeft haar hart verloren aan Scipio Massilia. De straalkrans die den kampioen omgeeft, de luchtige zwier van den Marseillaan, hebben de zinnen van het jonge meisje betooverd. In den laatsten nacht, dien de ongelukkige op de haciënda doorbracht, heeft de Senorita Vera, vergezeld door haar beide zuster, den zinnebeeldigen ruiker van den sospiriano neergelegd in het vensterkozijn der kamer van uwen gast. De hacendado fronste de wenkbrauwen. Op bijna ruwen toon gromde 'hij: En Vera heeft n opgedragen mij dit verhaal op te disschen? Maar Krekel schudde het hoofd: Neen, Senor. Ten overvloede zal ik u ons gesprek van zooeven phonografeeren: En zich voor de antwoorden van het jonge meisje bedienende van een hoog falsetgeluid, vervolgde de Parijzenaar: Zij. — Ik zal me bij u vervoegen aan den oever van den Rio Grande. Ik heet te zijn een bediende van San Vicente, door u voor de reis geëngageerd. Mijn naam is Coëllo. Neem mijn voorstel aan, want als ik hier blijf zal ik van verveling en onrust sterven. Ik. — Maar Senorita, dat zou van mijn kant geen. fraaie erkentelijkheid zijn voor de gastvrijheid mij verleend door uwen vader. Zij. — Ik zal hem een brief schrijven, die u vrijspreekt., De. — Onmogelijk, Senorita. De allereerste begrippen van betamelijkheid leggen mij den plicht op den Senor Rosales te waarschuwen. Zij. — Dan zal hij weigeren. Ifc. — Daarvan ben ik overtuigd. Zij. — Goed. Ik begrijp het. Gij acht het een gast onwaardig om hulp te verleenen aan een me'sje, dat bedroefd is. Spreek dan «jet mijn vader. Als hij mijne smart niet begrijpt, zal ik toch wel een middel vinden mij bij u aan te sluiten, zonder dat ge daarvan de verantwoordelijkheid hebt te dragen. Tot zoover gekomen met zijn verslag, nam de Parijzenaar zijn natuurlijke stem weder aan: U ziet,. Senor, ik heb niets gezegd dat in strijd mag heeten met de achting en dankbaarheid, die ik uw gastvrije woning ben verschuldigd. De hacendado drukte de hand van den jonkman en zei: Vergeef me, zoo ik een oogenblik heb getwijfeld aan uw rondborstigheid. In Mexico laten we een jong meisje vrijheid in de keuze van haren bruidegom. De stap van Vera druischt dus niet tegen eenig begrip van levensvorm. Maar voor een vader blijven kinderen altijd kinderen. Smartelijk valt me de ontdekking, dat de vrouw in mijne Vera spreekt. Ik zal u het grootste bewijs van vertrouwen geven waartoe een vader zou overgaan. Senor Krekel, zeg ik u, neem het voorstel aan van mijn kind. Waak over haar en zorg dat de bediende Coëllo altijd waardig blijft om weder Vera Rosales te zijn. - Er lag zooveel ridderlijke grootheid in den toon van den hacendado, dat Krekel zijn ontroering niet kon verbergen. Mijn dank, Senor, zei hij, met eenige beving in zijn stem. Gij hebt dit kind een broeder geschonken, ik zal over haar waken alsof ik uw zoon ben. Hij zweeg plotseling. Een doodelijke bleekheid betrok het gezicht van den hacendado. Wat scheelt u, Senor? Een herinnering Ik had een zoon kunnen hebben, nagenoeg van uwen leeftijd een goeden en flinken jonkman als gij. Het doet mij leed, die. herinnering te hebben opgewekt. Dat is onnoodig Als een zoon, hebt ge gezegd— en mijn verdriet heeft voor u het geheim van het verleden ontsluierd. Misschien wil het noodlot dat gij alles verneemt. Luister dus. Tot hiertoe hadden de twee mannen staande gesproken. Fabian verzocht zijn bezoeker plaats te nemen, en ging zelf zitten. Twintig jaren geleden, begon hij, was ik de gelukkigste der menschen. Gehuwd was ik met een allerliefst meisje, ik heette Fabian Roseraire. Ik werd vader van een zoon en was bijna zinneloos van geluk. Op dien zuigeling bouwde ik grootsche plannen voor de toekomst ik zag hem reeds generaal, ingenieur of magistraat Aanbiddelijke illusies van vele vaders. De uwe, Senor, moet ook dergelijke weelde hebben ondervonden. Droevig, mompelde de Parijzenaar: Dat geloof ik niet, Senor. Maar dat is laster, als ge aan zooiets twüV feit. Dan laster ik toch onwetend, want ik heb mijne ouders nooit gekend. Nooit? Neen ik 'ben een vondeling. Ik weet zelfs niet wie mij van de straat heeft opgeraapt, want mijn herinneringen dagteekenen eerst van mijn zevende jaar. Ik zou nu zelfs nog een arme drommel zijn, onwetend en ellendig, zoo mijn goed gesternte mij niet in aanraking had gebracht met prins Rundjee, een edele en welwillende Hndoesche magnaat, die mij in zekeren zin heeft geadopteerd en hij wien zij vertoeft, die eenmaal mijne vrouw zal worden: Anoor, een lief meisje van den Pandjaab, dat wij uit de handen der Brahmanen hebben gered. *) Ach! zuchtte de hacendado, zou mijn Fa"bien in zijn verlatenheid het geluk hebben gehad zulk een redder te ontmoeten? De Parijzenaar sprong op: Uw zoon is dus nog in leven? Met een mistroostig gebaar stamelde Rosales: Ik weet het niet. En aanstonds daarop liet hij volgen, alsof hij haast had de geschiedenis ten einde te brengen: Het kind werd mij ontnomen. Zijne moeder is van verdriet gestorven. De schuldige, mijn broeder, o schande, schreef mij uit ■ Amerika waarheen hij gevlucht was. Hij droeg roem op zijne misdaad. Hij haatte me, omdat ik, naar hij dacht meer geluk had dan hij. Hij haatte me, omdat mijne vrouw als jong meisje, mij de voorkeur had gegeven. Een treurig vermaak had hij erin gezocht om ons geluk te verwoesten. Uwen Fabian, schreef hij, zult ge nooit weerzien. Ik heb hem veroordeeld tot een ellendig bestaan. En zoo heb ik mij over je onbeschaamden voorspoed gewroken! De hacendado slaakte een diepen zucht Hij vervolgde: Tevergeefs heb ik gezocht, de politie en verdere autoriteiten in de weer gebracht. Niets baatte. Mijn broeder.stierf kort daarna te Nieuw-Orleans aan dè gele koorts, zonder dat ik hem heb kunnen bezoeken, hem om erbarmen kon smeeken. Ten laatste wanhopend, eenzaam, een afschuw verkrijgend van-menschen en zaken, die mij aan het verleden herinnerden, verliet ik Frankrijk. Ik kwam in Mexico, ik verwierf de exploitatie van San Vicente, en in hardnekkigen arbeid zocht ik vergetelheid van mijn verdriet. Ik was een nieuw leven begonnen. Mijne dochters droegen er veel toe bij, om mij de herinnering aan het verdwijnen van mijn zoon te doen vergeten. De stap van Vera moest komen, om mij te waarschuwen, dat zij op hare beurt mijn huis zullen verlaten. Een woord van u moest gesproken worden om mijne wonde weer te doen opengaan en mij eene klacht te ontlokken, die tot heden niet over mijn lippen was gekomen. i) Vgl. Doctor Mystéro. Uitgevers-Maatschappij „Elsevier", Amsterdam. Met ineengesloten handen zagen de twee mannen elkander aan; hun oogen waren vochtig, want een zelfde leed vereenigde hen, de jonkman die zijn vader miste, de vader die zijn zoon had verloren. Zooals uw Fabien zou gedaan hebben, sprak Krekel ten laatste, zal ik uwe Vera onder mijn hoede nemen. En zijn ontroering ter zijde stellende: Overigens zult u ons zeker vergezellen, en zijn we dus met ons beiden om ieder gevaar van haar af te wenden. Ja, misschien Zeg de arme kleine maar niets van hetgeen ge van mij hebt gehoord Zeg haar enkel, dat ik mij niet zal verzetten, zoo zij Coëllo wil worden, uw bediende. Zij heeft gebrek getoond aan vertrouwen in haar vader. Tot straf zal ze als ondergeschikte meegaan, inplaats van een equipage of liever een uitrusting te bezitten zoóals het mijne dochter betaamt. Hij pauzeerde een oogenblik en zei toen: Wat u betreft, senor Krekel, vergeet Roseraie. Roseraie is overleden. Rosales alleen bestaat. In den namiddag deelde de hacendado den Parijzenaar mede, dat hij deel zou uitmaken van de expeditie. Zijn vriend had erin toegestemd, om tijdens de afwezigheid van den eigenaar de administratie van San Vicente te voeren. En zoo toog daags daarna, in de vroegte, de Mestiza op weg, gevolgd door de jagers Francis, Peter, Fabian en het opperhoofd Puma met diens tien Mayo-Indianen. Krekel met Vera sloten den stoet. Het schoone meisje had haar vermomming ernstig opgenomen. Een rijkleed en soutache, Mexicaansche pantalon, breede sombrero, gaven haar het voorkomen van een jongen edelman, die er wel wat tenger uitzag, te blanke handen en te kleine voeten Maar zij zat recht in den zadel. Haar karabijn in den holser, haar revolver en hartsvanger vormden een zeer krijgshaftig geheel . , ... Wel ietwat van de komische opera, iluisterde de Parijzenaar den hacendado in het oor. , .... . . Bah! antwoordde deze. ik mag lhden dat ze van deze zotte monteering afziet, voordat we het Mexicaansch gebied zullen hebben verlaten. „. , , ., I Hij bedroog zich. De liefde, die in het hart van het jonge meisje was ontwaakt, gaf haar den moed de vermoeienisen van eindelooze tochten te paard onder het heete zonnevuur te verduren. De kleine cavalcade schreed zoolang mogelijk over Mexicaaaschen grond, den rechteroever van den Rio Grande stroomopwaarts houdend. . De dorpen ontwijkend en hun opmarsen maskeerend, drongen Dolora en hare vrienden door In de kloven van de Siërra Soledad. bereikten alstoen de Siërra Bianca en kwamen door de verdroogde bedding van den Rio Rono naar den Pecos, wiens ondiep water langzaam naar het Zuiden stroomde. Tot zoover had geen gevaar de reizigers bedreigd, maar aan den oever dezer laatste rivier waarschuwde hen eene ontdekking, oogenschijnlijk zonder belang, dat het uur van den strijd weldra voor hen zou slaan. De doorwaadbare plaats naderend, waar de karavaan den Rio Pecos kon overtrekken, keerde de Puma, die den verkenningsdienst waarnam, plotseling naar het gros van den troep terug. Wat is er, opperhoofd? vraagde Dolora. Apachen! was zijn kort antwoord. Een rilling liep den avonturiers door de lieden. Aan den ingang der wildernis spreekt men nooit zonder eenige ontroering den naam uit der verschrikkelijke bravo's Indio's. Hun wreedheid, hun listen, hun onverzoenlijke haat jegens het blanke ras, de vreeselijke verhaten die de ronde doen van hun feiten, evenals de spookgeschiedenissen onzer Westersche landen, vervullen de bewoners met geheimzinnigen schrik. In de handen te vallen der Apachen of van hun mededingers de Comanchen, is een wisse dood na de afgrijselijkste foltering. De jagers, als lieden gewoon aan het leven in de wildernis kenden deze voorbijgaande vrees niet. . Francis trad op den Puma toe: Talrijk? De Indiaan haalde de schouders op. Kan niet met mogelijkheid bepalen. Oorlogsspor. Misschien twintig. Wellicht honderd. Met het oorlogsspoor, legde de Canadees uit, Ioopen de Roodhuiden op een rij achter elkander, terwijl ieder den voet zet in den indruk van zijn voorman. Zoodoende maskeeren ze hun aantal. En naar het Mayohoofd terugkeerend: Hebt ge ten minste kunnen onderkennen of de Apachen kortelings hier langs zijn gekomen? -Zonsopgang. Twee uren dus geleden? Ja. Geen sporen van paarden? Geen. De manada (een aantal vrije paarden door een enkelen ruiter geleid), heeft een anderen weg ingeslagen, hij verwacht zeker de krijgers op een bepaald punt. Francis scheen een oogenblik na te denken; zijn ondervinding van de prairie gaf hem in zekeren zin het recht op de leiding, zoodat hij tot Dolora zeide: Wilt u bevelen, op deze plaats halt te houden? Peter en ik zullen de rivier oversteken en het spoor verkennen. Maar, ge zult u blootstellen Bah! zei hij, de Indianen en ik zijn oude kennissen. Het kruit heeft, volgens de uitdrukking dezer roode schurken, vaak tusschen ons gesproken, en onze karabijnen hebben altijd onze scalpen beschermd. Hij glimlachte. Zijne vroolijkherd stelde de Mestiza gerust Zie eens, vervolgde Francis, zoo we alleen met u waren, ook zelfs met uwe MayosIndianen, zou ik er voor instaan, dat we uit de handen der Apachen blijven. Maar er zijn onder ons drie personen, die geen begrip hebben van de listen welke in de prairie gebruikelijk zijn. Ze zullen een spoor nalaten, dat een kind gemakkelijk kan nagaan. Senor Fabian, mompelde Dolora. Ja, en ook Senor Krekel met zijn bediende Coëllo. Daarom kan ik niet genoeg de meest mogelijke voorzorg aanbevelen. Doe dan zooals ge goedvindt, zei de Mestiza. Ik heb u als kampioen aanvaard en stel in u het volste vertrouwen. De Canadees bloosde op het vernemen dezer laatste woorden; om zijn verlegenheid te verbergen, deed hij zijn paard steigeren, en zijn geëmpIoieerde een teeken gevende, zette hij het dier aan naar een doorwaadbare plek, onderwijl Dolora en haar geleide afstegen. Een oogenblik daarna deden de paarden het water om zich heen spatten, dat hen nauwelijks tot aan de knieën kwam. Zeg eens, patroons, gekscheerde Peter, nu staat u aan het hoofd van de expeditie. Gairon knikte bevestigend. De Donna heeft haar vertrouwen nog ai goed geplaatst, spotte de geëmployeerde. In de oogen van den jager flikkerde een zonderling licht. Ja, zei hij eenigszins barsen, dat heeft ze wel, want zonder aarzeling zou ik mijn leven voor haar geven en het jouwe ook. Dat staat aan u, patroon Ik ben in uw dienst mijn huid behoort u. Alleen komt het me voor, dat u van gedachten veranderd zijt Ik? En hoezoo? Drommels, er zijn zes maanden verioopen, sedert ge u met lijf en ziel aan Joe Sullivan hebt verkocht. En? Nog zes maanden moet ge besteden om het vermaarde Eendrachtsnoer weg te halen, als de Donna hef ontdekt. Francis maakte zulk een plptsehnge beweging, dat zijn paard steigerde. Terstond bracht hij het tot bedaren, en op doffen toon, sprak hij: Daarom ben ik blij, dat de Indianen in onze nabijheid zijn. Och! zei Peter, achteloos met de hand slaande op zijn karabijn; die 'trilde onder den schok, dat ongedierte der prairie geeft me altijd genoegen. Ik reken erop om onzen marsch te vertragen. Bah! En desnoods — besloot hij op somberen toon — zou ik ze ons op het lijf lokken. Ge zoudt hun de scalp van de Donna aanbieden? Neen, bromde Gairon, met een mengeling van droefenis en woede in zijn stem. Ik zou 4 haar Wever dooden, dan haar aan Indiaansche foltering prijs geven. Maar ik heb mijne eer verpand aan Sullivan, en toch komt geheel mijne ziel in opstand bij de gedachte, van de Maagd van Mexico te verraden Overigens, men sterft maar eens. Als wij zijn verdwenen van het wereldrond, zullen er anderen zijn, die de taak op zich nemen om het Inca-Aztek kleinood te voorschijn te balen. Een edele vrouw is die Dolora Pacheco liever zal ze hare zending zien schipbreuk lijden, dan het Eendrachtsnoer in de macht der Yankees te dulden. En na een poos zwijgens: In zulk een geval zou ze sterven-, zonder mij te verraden zonder mii te beschuldigen van een verraad dat ik verafschuw en waaraan ik toch volgens mijne handteekening mij schuldig zou moeten maken. Er trilde zooveel smart in den toon van den jager, terwijl hij zijn hachelljken zedelijken toestand schetste, dat Peter, in weerwil van zijn alledaagsche ruwe natuur, den gruwelijken tweestrijd, het onoverkomelijk dilemma zeer goed doorzag. Overigens in dezelfde denkbeelden opgevoed, hechtend aan dezelfde beginselen van eer, kwam het ook hem evenals Gairon voor, dat deze zich niet kon onttrekken aan de belofte om Joe Sullivan een jaar lang trouw te dienen met blinde gehoorzaamheid. Te eenvoudig van opvatting om te zeggen: als ik mij verbind tot dienstbetoon, ligt hierin niet de bedoeling van als struikroover op te treden of als bandiet. Van het oogenblik, dat een misdaad wordt bevolen, is de overeenkomst rechtens en feitelijk van nul en geener waarde, maar hechtte 'hij er stellig aan, dat gedurende het tijdperk, door het contract bepaald, de mensen, het individu een bloot werktuig was in de hand van hem, dien men als patroon had aanvaard. Op verzachtenden toon antwoordde hij derhalve: Mij dunkt, patroon, dat we dus al de Apachen van de prairie ons op den hals moeten halen. Dat zal zoowat een campagne worden van zes maanden we hebben wel een sterker stukje uitgehaald dan dat. Er maar op los, patroon— Om te beginnen, moeten we zien erachter te komen wat de roode duivels op ons pad heeft gebracht. De Canadeezen zagen elkaar met vragende den- linkeroever der rivier. Daar werd het spoor weer zichtbaar op een lengte van onderscheidene mijlen. De Canadeezen volgden dit spoor. Ze kwamen in een ravijn, toen Francis plotseling zijn klepper tot staan bracht. Hier hebben de Apachen gekampeerd. Zelfs hebben ze een vuur aangestoken, alsof ze niets hadden te vreezen. En de Manada, de tros hunner paarden, is hier aangekomen. De Canadeezen zagen elkaar met vragende hlfkken aan. Voor geroutineerden op de Llano. als zij waren, lag er iets onbegrijpe¬ lijks in de houding der Apachen, die een oörlogsmarsch zoo duidelijk aanvingen en vuren ontstaken. Tegen welken vijand waren ze dan. opgestaan? Voorzeker tegen weinig te vreezen tegenstanders, omdat zij zich zelfs niet verwaardigden de allereerste voorzorgen te nemen, namelijk rook te vermijden. Niets kon overigens den Canadeezen inlichting geven. Zij gaven een verder onderzoek op en begonnen' het spoor weer na te gaan. De Indianen waren nu opgestegen. Zij hadden zich in een aaneengesloten escadron geformeerd, maar de sporen der hoeven deden het vermoeden rijzén, dat hun aantal minstens een honderdtal ruiters bedroeg. Allen waren in de richting van het Oosten vertrokken. Hun paarden de sporen gevende, legden Francis en Peter nog eenige kilometers ai, zonder dat het Indianenspoor rechts of links^ afweek. Oh, merkte Peter op, 'hun doel is veraf, want in matigen draf rijden ze voort. Een .teeken, dat die lang volgehouden is. Juist zoo, patroon. Van den anderen kant bewijst de afwezigheid van alle voorzorg, dat dit gedeelte Roodhuiden van onze aanwezigheid op den Rio Pecos geenn kennis droeg. Zoo denk ik er ook over. Maar zij kunnen ons in de toekomst hinderpalen in den weg leggen. Naar de aanwijzingen der Donna geloof ik, dat ze trachten wil het Indiaansch grondgebied' te bereiken. De Apachen gaan dien kant uit; ze zullen ons dus op een gegeven oogenblik den weg versperren. Des te beter dat zal ons ophouden, vöigens uw wensch, patroon. Ja. Keeren wij nu naar ons kamp terug. Allen wachtten hen met ongeduld; hun terugkomst bracht dan ook een ware losbarsting van vreugde teweeg. De rapporten die ze overlegden, bewezen dat geen onmiddellijk gevaar dreigde. Van toen af belette mets, hun tocht voort te zetten* Hiertoe werd dan ook besloten, in spoedig belegden raad, waarbij de Puma tegenwoor- d'£ was- u tA a r. Het gelaat van het Mayo-opperhoofd drukte angstige bezorgdheid uit op het vernemen van het verslag der Canadeezen. Deze vraagden hem naar de reden van zijn ongerustheid. Bij oorlogsspoor, nooit bivakvuur. Maar toch hebben we het gezien! Ja, ja, de Puma is er zeker van ; hij weet, dat de jagers het doordringend oog bezitten van den arend en zij de vrees niet kermen,' die den blik verduistert. Wat denkt gij dan wel van dit verscpijn-r sel, opperhoofd? Oorlog niet hier veel verder.... Apachen naar den Raad hunner stamgenoo- ten. Oorlogsmarsch uit eerbied voor den Raad. Kampvuren, omdat nog niets van den vijand is te vreezen. Ja, dat moest het wel zijn. De netheid der uiteenzetting van den Mayo trof alle aanwezigen. Maar, Puma, vraagde Dolores, . vermoedt gij niet op welke tegenstanders de Apachen bet verzien hebben? De Indiaan hief het hoofd op, en peinzend sprak hij: Quien sabe (wie weet?), Donna Daar ginds in het Oosten is het machtig verbond der Seminolen. Het telt duizenden krijgers, die strijden als blanken in gêsloten gelederen. Nooit zullen de Apachen een dergelijke macht aandurven'. Misschien bereiden die plunderaars een expeditie voor tegen een slechts verdedigd district. Wie weet? herhaalde hij schouderophalend. Als de wolf der prairie zijn leger verlaat, dorst hij naar bloed. De Apach is als die wolf. Er zullen roode plassen op den grond zijn en scalpen fladderen aan den zadelknop. Ondanks deze sombere voorzeggingen zette de kleine troep haren tocht naar het Oosten voort. Nog gedurende acht dagen marcheerde men moeilijk door de wildernis. Want nu was op het doolhof van bergketens de vlakte gevolgd met het vergeelde, nagenoeg dorre gras. Bij het minste zuchtje van den wind verhieven zich wolken van stof; het onzichtbare poeder, dat nakwam, drong in de neusgaten en den mond der reizigers, verdroogde de slijmvliezen en veroorzaakte menschen en dieren de marteling van een brandenden dorst. Niemand echter uitte een klacht. Dolora Pacheco, rechtop in den zadel zittend, schijnbaar onverschillig voor vermoeienis, den blik gestadig gerichf op het Oosten, alsof een onzichtbare magneet haar van die zijde aantrok, de Maagd van Mexico sleepte haar tcchtgenooten door haar voorbeeld mede. Krekel en Rosales bewezen Coëllo oplettendheden, waarover niemand zich verwonderde. De gewaande bediende vond bij de haltes altijd een hut van gevlochten takken, het werk der Mayos, die der karavaan steeds als verkenners werden vooruitgezonden. Overigens betoonde de aanvallige Vera zich als een goedig meisje. Een weinig was ze vermagerd. Haar tenger gezichtje had den gloed ondergaan der zon, doch haar rozenlippen glimlachten voortdurend en Fabian Rosales was trotsoh op zijn kind. Het dappere meisje, zei de hacendado nu en dan tot Krekel Hoe dikwerf bekruipt mij de lust, haar in mijn armen te drukken. Doe dat niet, vermaande de Parijzenaar. Een gedeelte van haren mond heeft ze aan haar vermomming te danken. Zoo ge haar zegt, dat ieder van ons gezelschap hare in- dentiteit kent, dan gevoelt zij zich vrouw en zal haar kordaatheid erbij inschieten. En Donna Pacheco O! wat die betreft, senor, die is een uitzondering op den algemeenen regel. Een jong meisje, dat haar leven wijdt aan de bevrijding van een volk, is een heldin in den waren zin van het woord. Qij bewondert haar dus innig? Ja, senor, ik houd het met de Indianen, die haar niet noemen de Donna, maar de „Madonna" van Mexico. Edoch, lederen dag namen de gezichten een sohmberder uitdrukking aan. Talrijke teekenen wezen erop, dat bij de gevaren van den kant der Indianen zich ook bezwaren zouden voegen van natuurlijken aard. De Mayos, die den verkenningsdienst waarnamen, vermeldden tallooze sporen van Roodhuiden in de wildernis. Qeheele horden van inboorlingen hadden, dikwerf met slechts enkele tusschenpoozen, wegen gevolgd, die evenwijdig liepen met de richting, welke de karavaan der Mestiza had genomen. En zonderling genoeg, een raadsel, waarvan allen tevergeefs de oplossing zochten, de beheerschers van de prairie richtten zonder uitzondering koers naar het Oosten. En dan stuitten ze op eigenaardige vondsten. Een patronengordel der Amerikaansche militie; een lederen zak, gevuld met dollars; gebroken flesschen, die whisky hadden ingehouden. Als men haar deze voorwerpen liet zien, fronste Dolora de wenkbrauwen. Eindelijk, op zekeren morgen, dat de nachtmarsch ten einde was, riep ze haar tochtgenooten samen. Vrienden; zei ze, we moeten krijgsraad houden. Opperhoofd Puma, spreek het eerst. Wat dunkt u van de voorweroen, dié door uw krijgers van den grond zijn opgeraapt? De Indiaan bewaarde een oogenblik het stilzwijgen, en zei toen langzaam: Patronengordel, geld, vuurwaterflesschen? Ja. Apachen en Comanchen hebben hun jachtterrein verlaten. Vroeger altijd vijanden, zij schijnen verzoend. Inderdaad. En zij hebben dranken, geld, werktuigen der blanken, zij vluchten niet naar de wilde vlakten, waar men hen niet kan achterhalen. Zij hebben die dingen, dus niet gestolen. Dolora knikte toestemmend. Zoo niet gestolen is het hun dus gegeven. Blanken hebben vriendschapsgeschenken uitgedeeld onder de roode mannen. De roode mannen zijn gesneld naar het Oosten, naar het land tegenover het terrein, dat zij doorgaans afloopen. Wil je daarmee zeggen, dat ze door de Amerikaansche gezaghebbers zijn aangeworven? vraagde Francis Gairon, die met ongeveinsde aandacht naar de verklaringen van den Mayo had geluisterd. Vasthand heeft de gedachten van den Puma goed begrepen. Maar op zijn verhaal komend: Gij weet het niet. De Mayos -noemen u Vasthand, omdat uw karabijn nooit doel mist Gairon glimlachte bij de lofuiting, en een oogenblik het motief der beraadslaging vergetende: Heeft mijn brave Peter ook een bijnaam? Mogelijk wel, niet waar, opperhoofd, want jullie Indianen bent sterk op het stuk van zinnebeeldige hoedanigheden. Zonder te blikken, antwoordde de Puma: Hij is de Schaduw. Want hij volgt U overal. Men ziet u niet zonder hem. De jagers begonnen te lachen, en de omgeving volgde hen na. Maar de Mestiza maakte een einde aan dien aanval van vrooIijkheid, met te zeggen: Puma, ik ben het met je eens, dat de Amerikanen de krijgers van de Prairie hebben aangeworven. Gij spreekt met de wijsheid van een groot opperhoofd. Ik heb u nog een vraag te doen. De Madonna late hare stem hooren, de Puma luistert. Tegen wie heeft men- die Apachen en Comanchen opgehitst?. Zonder een woord te spreken, strekte de Mayo de hand uit naar het jonge meisje. Tegen mij dus? De Puma knikte bevestigend. Tegen mij, tegen mijn werk, tegen allen, die de Zuidelijken willen vrijmaken van het juk der Yankees. En van lieverlede zich opwindend, terwijl een lichte b>os haar wangen kleurde, vervolgde Dolora: Maar de voorspelde tijden zijn voorbij. Zij, die door de Vrijheid wordt geleid, bevindt zich op den weg, door de voorouders aangeduid. De Incas, de Azteken hébben gesidderd in hun eeuwenoude graven, hun geesten zweven door het luchtruim, zij wijzen mij de richting aan. Zij bedwong zicli_jnet een plotselinge opwelling van wilskracht Met zachter stem vervolgde ze: De Noordelijken denken ons den weg te versperren. Drommen van krijgers staan tusschen ons en het Indiaansch grondgebied, waarin ik wil doordringen. Maar er blijfi ons een weg over, dien de vijanden der Vrijheid niet kunnen bezetten. Allen zagen verbaasd op en vestigden hun blikken op Dolora. Wij gaan de richting van het Oosten, waar onze tegenstanders hun hinderlagen hebben gelegd, verlaten. Op ongeveer vijftien dagmarschen ligt de Canadeesche rivier. Haar oevers zijn bezet door de Seminolen, dappere oorlogsmannen, die geen verraad plegen. Onder hen kunnen we ons vrij bewegen en binnen een maand zullen wij het oord zijn genaderd waar ik u heenleid. Binnen' een maand', herhaalde Francis, maar zoo zacht binnensmonds, dat niemand hem kon verstaan. Zijn oogen stonden verward. Zijn geiaat was verwrongen door inwendigen strijd. De woorden van Dolora hadden hem in het hart getroffen Binnen een mand, had zij gezegd, zou het doel der reis zijn bereikt. Maar binnen een maand was hij nog de huurling van Joe Sullivan. Binnen een maand zou hij, op straffe van verlies van eer, het Eendrachts-halssnoer aan de Mestiza moeten ontrukken; hij zou het naar zijn „patroon" moeten bréngen, tot wanhoop brengen haar, die in zijn oogen de gedaante eener godin had aangenomen, de vrouw voor wie hij een altaar oprichtte in zijn hart Toch was het zaak te veinzen. Evenals de anderen deed hij het voorkomen alsof hij zich vereenigde met het plan van het jonge meisje. Maar na afloop der beraadslaging strekte hij zich op eenigen afstand van zijn tochtgenooten uit op het gras. Peter voegde zich bij hem. Patroon, uw zaak begint er slecht uit .te zien. Waarom me dat gezegd, bromde Francis humeurig ik weet het maar ai te goed. We zouden op verkenning kunnen uitgaan en niet meer terugkomen. Onmogelijk, ik heb Sullivan beloofd; Donna Dolora niet los te laten. En als ze haar satansch halssieraad vindt, zul je haar dat moeten afnemen. De Canadees knarsetandde. Het was voor hem een vlijmend wee, door zijn makker dingen te hooren bevestigen, die hem door het brein woelden. Zoo iets doe ik nooit! riep hij met verbeten woede. Dan neem je mijn eerste middel te baat: vluchten. Mijn handteekening verbiedt me zulks. U moeftoch kiezen of deelen, patroon. Gairon keerde Peter den rug toe en hietd zich alsof hij sliep. Tegen den avond echter, toen het sein van vertrek werd gegeven, wenkte de jager, die achter was gebleven, zijn bediende met een teeken. Peter, begon de patroon langzaam, ik heb je dezen morgen hard gevallen. Ik had ongelijk, je moet het me vergeven. Opperbest, zei de geëmpIoieerde lachend, het is vergeten ook. Schaduw kan Vasthand geen kwaad hart toedragen. Dank je. Maar vanaf dit uur ben je niet meer aan mij gebonden, ik verscheur je contract. En waarom dat? Gij wilt het vernietigen, maar als dat mij niet bevalt? Ik verbreek het, omdat ik tot een wanhopig beslluit ben gekomen. Je kunt bij me blijven, als je dat dan toch wilt maar zoo je liever weggaat staat je dit volkomen vrij. Het zou niet Hliijk zijn, als je het slachtoffer werdt mijner dwaasheid. Je doe maar, patroon, mopperde Peter. Je weet wel beter, dat ik niet den eenen kant uitga, als u een anderen weg kiest. Uw besluit is niet moeilijk te raden U zult de Mestiza niet verlaten, omdat ge eenmaal uw woord aan Sullivan hebt verpand dat keur ik goed. Ge zoudt niet graag zien, dat . de Donna haar kleinood vond; voordat de twaalf maanden van uw verbintenis zijn omgekomen ook dat vind ik uitstekend. En om hem de zes maanden die overblijven, als waardeloos te doen verliezen, zijt ge tot alles bereid, zelfs om ons de Indianen op den hals te halen en ons naar de andere wereld te zenden. Welnu, patroon, daarmee kan ik vrede hebben. We zullen te gelijk met u onzen oorlogskreet aanheffen als mijne ure gekomen is, zal mijn doodenzang den uwe beantwoorden. Een dapper jager, die nooit aan eer en plicht is te kort geschoten en menig rood ongedierte in het zand der wildernis heeft doen bijten, kan dit leven zander angst of vreeze verlaten. Hij kan zich verzekerd houden van een welkome ontvangst op het jachtgebied van den Grooten Geest, zooals de Indianen het uitdrukken. De toespraak van Peter was klemmend door haren eenvoud van vorm. De man, die, zonder er toe verplicht te zijn, zijn leven ten offer brengt, boezemt eerbied in. Francis besefte het, en stak zijn makker de hand toe. Ik dank je, Peter, en neem de verzekering aan van je trouw. In den waanzinnigen toestand waarin ik verward ben geraakt, weet ft dat mijn plan gelijk staat met zelfmoord, innig dankbaar ben ik je, dat je bereid zijt met mij den dood tegemoet te gaan. De geëmpIoieerde schaterde het uit: Van uit de diepte, o Heer Amen 't is of ik dn de kathedraal ben te Yuébec. Drommels, patroon, we liggen nog niet onder de groene zoden. Neen, maar misschien zal dat niet lang meer duren Het is de eerste keer niet, dat de oorlog aan die rooie duivels verklaard is. Zeker! maar ditmaal behoor ik mezelven niet meer toe mijn geest. — Verwijlt bij de Mestiza als een vlinder heeft hij zich aan het licht harer oogen de vleugels geschroeid. Ge hebt tot uzelven gezegd: Ik kan alleen maar denken aan haar. Niets zal mij haar doen vergeten en ik stel er geen belang meer in, om het met de Apachen en Comanchen op te nemen in listen en lagen op het oorlogspad. Francis knikte treurig . Wacht maar totdat we de vijandelijke Indianen weer onder schot krijgen, zei Peter. Mij kwelt geen vrouwelijk beeld De oude haat zal zich weer laten gelden, en een enkele gedachte zal ons slechts beheerschen: dat duivelsch gebroed neer te schieten. De echo der prairie zal de karabijnschoten van Vasthand en Schaduw doen weerkaatsen, tegelijk met den stervenskreet der wreedaardige wilden. De hemel geve, dat je gelijk hebt! zuchtte Francis Gairon. Maar op de karavaan wijzend; die gedurende deze samenspraak een heel eind weegs was vooruit gemarcheerd: Sluiten we ons bij de makkers aan, hernam hij. Binnen acht dagen zal alles beslist zijn. En op somberen toon: Mijn dood zou een uitkomst wezen Helaas! neen, mijn verbintenis is gebiedend. Wij verlaten Donna Dolora niet Komaan, Gairon, wordt weer jezelf Roep het gevaar te voorschijn dat zal je tijd doen winnen, en zie dat je er met eere uitkomt De Canadeezen hadden zich weer bij het gezelschap gevoegd' en gingen noordwaarts met Dolora. Bij het krieken van den dageraad werd haft gehouden aan eene bron, die door een twaalftal boomen, welke er omheen stonden, een kleine oase vormde in de wildernis. Daar deed zich een incident voor, dat de plannen van Francis in de hand werkte. Waar het kristalhelder water murmelde, had de doorweekte grond de verscne sporen behouden van Indianen, die een uur nauwelijks geleden zich van die plaats hadden verwijderd. Francis Gairon vestigde hierop de aandacht van de Mestiza Donna, zei hij, ik wil dit nieuwe spoor volgen. Zie. De richting verschilt van de andere. Het is nu niet meer naar het Oosten, maar Noord-oostwaarts, dat de krijgers trekken. En terwijl ze hem bedankte, gevoelig voor hetgeen ze als bezorgdheid zijnerzijds aanzag, verwijderde hij zich eensklaps. Rust hier wat uit. Ik zal u tijding brengen. Met groote stappen, door den onafsoheideIijken Peter gevolgd, snelde hij heen. Waarom de paarden achtergelaten? vroeg deze. Ze zijn vermoeid en je dient te weten, dat ruiters geen vijand verrassen. 'Maar ze kunnen hem toch ontvluchten, bromde Peter binnensmonds. Dit was alles. De twee mannen gingen een poos zwijgend naast elkaar en drongen in de wildernis door. De zon steeg op middaghoogte en was brandend heet. Het spichtig gras kraakte onder hun voeten. De jagers liepen steeds voort, het spoor volgend dat -eindeloos, scheen. Plotseling bevonden zij zich tegenover een ontbloofe plek, bezaaid met kleine hoogten, veel gelijkende op aarden hutjes. Een leger van prairiehonden', mompelde Francis. En werkelijk de honden van de prairie, meer gelijkende op knaagdieren dan op het hondenras, leven er in talrijke groepen. Ieder gezin graaft zich een leger,' waarvan de ingang wordt aangeduid door een verhevenheid van den grond. Deze onderaardsche verblijven beslaan dikwerf groote ruimten, en zijn gevaarlijk voor ruiters, want de oppervlakte der prairie, die tallooze mijngangen overdekt, zakt vaak onder de hoeven der paarden weg. Overal kwamen de prairiehonden te voorschijn. Op hun achterste gezeten, zagen ze de jagers aankomen, doch op hunne nadering kropen ze terstond in hun holen. Francis en zijn metgezel, aan dergelijke vertooningen in de woestijn gewoon, schonken geen aandacht aan de dieren. Het spoor der Indianen, dat zigzagsgewijs zich slingerde tusschen de verheffing van den grond, hield alleen hun aandacht bezig. Drommels, zei Peter eensklaps, zien we daarginds niet de meren, die Lagunas Salinas heet en? Waarvan het water even zout is als de oceaan, hernam Gairon. Ja, dat zijn ze, ik wist, dat we in de nabijheid ervan waren, na dezen afstand van den Rio Pecos te hebben doorloopen. Dan opgepast,\ want de Indianen, die we nazitten, hebben zeker aan den oever der zoutmeren halte gemaakt, om er te blijven totdat de groote hitte voorbij is. Och! de Roodhuiden storen, zich niet aan de zonnewarmte. Dat zeggen ze, patroon, dat zeggen ze. Maar als ze weten, dat geen blanken hen op de hielen zitten, schuilen ze graag in de schaduw. Francis scheen deze zienswijze te deelen, want de kruin der hoogte bereikt hebbende, sloop hij langzaam voort, kroop vervolgens op de knieën en zag naar beneden. Vlak voor hen uit, tusschen de ruimte eener boomenrij, aan de boorden van een zilvergrijs meer, lagen een twintigtal Indiaansche krijgers te sluimeren in de zwoelte van het brandend middaguur. Comanchen, fluisterde Peter. Dit was zoo. Naar de versierselen hunner mantels, het dragen van hun scalp, kon men de woeste prairiebewoners niet verwarren met de krijgers van een anderen stam. Op honderd schreden ongeveer van het kamp, stond een schildwacht, leunende op zijn geweer, van zijn rasgenooten door eeiiig struikgewas gescheiden. Voorzeker, de Roodhuiden waanden zich veilig voor iedere verrassing. Hunne rust, de achtelooze houding van hun schildwacht bewezen het duidelijk. Een oogenblik wisselden de jagers geen woord . Eindelijk sloeg Gairon zijn karabijn aan, en met vaste doordringende stem zei hij: Zoo ik me bedrieg, moge de hemelsche barmhartigheid mij bijstaan, want ik meen goed te doen, in haar belang, het mijne blijft er buiten. Peter bracht, zonder een woord te spreken, zijn wapen in gereedheid. Deze twee mannen, die door godsdienstigen eerbied voor het gegeven woord gedreven, van den haat op zich gingen laden der wreedste vijanden van het blanke ras, waren helden in hun wilden waan. Langzaam legde Francis aan. Geen siddering doorhuiverde zijn athletische gestalte. Hij, die een oogenblik te voren scheen te bezwijken onder zedelijke wroeging, vond zijn kostbare hoedanigheden terug van koelbloedigheid en vastberadenheid in het oogenblik van lichamelijk gevaar. Het schot viel, het rolde over de vlakte, door de echo's weerkaatst, en de Comansche schildwacht, vlak in het voorhoofd getroffen, sloeg met een smak neer tegen den grond. Op het vernemen van den knal, waren alle Roodhuiden opgesprongen. Maar een tweede losbarsting volgde en een der krijgers stortte döodeiijk getroffen neeh. Op hetzelfde oogenblik vertoonden zich. de jagers op de hoogte van het geaccidenteerd' terrein. Hunne handen opheffend stieten ze met vreemdsoortige stembuiging een langen kreet uit. Volgens gebruik in de Prairie maakten zij zich aan hun tegenstanders bekend door hun oorlogskreet: Vasthand! De schaduw! — Deze namen werden door de Indianen van mond tot mond, als een wachtwoord herhaald. En als een zwerm vogels, door het geweerschot van den jager opgeschrikt, stoven de Comanchen in het struikgewas en verdwenen ze, hun dooden achterlatende op het terrein. Keeren we naar het kamp terug, zei Francis. Het roode gespuis volgt thans ons spoor. De dag was reeds ^ver gevorderd, toen zij zich bij hun kameraden weer aansloten. De karavaan maakte reeds toebereidselen om het bivak op te-breken. Wel, vrienden? vraagde Dolora. Met moeite antwoorde Francis: Wij hebben niets gezien! II. HET ZWARTE MEER. Halverwege tusschen de Lagunas Salinas en de Canadeesche rivier ontwaart het oog van' den zwerver een stilsiaanden poel, de Aqua Negra, het Zwarte Meer. Besloten in een omheining van bazaitrotsen, zou men wanen dat reuzen, dezen kom van donker water heben gegraven. Alles in den omtrek is eenzaam en somber, een verlaten1 woesteniji; Onwillekeurig, als men-bij dezen donkeren hoek staat, met zijn zware rotsen, zijn meer van inktkleur, droomt men van lugubere drama's, van infernale legenden. Daar was het, dat na vijf dagmarsohen, het kleine troepje vani Dolora Pacheco het kamp 'had opgeslagen. Zij hadden daarvoor een verhevenheid gekozen, die de westelijke rots een dertigtal nieters beheerschte. Dit plateau 'kon slechts langs een smal pad worden bereikt. Tevergeefs hebben de Mestiza, zoomede het Mayo Opperhoofd deze voorzorg nutteloos verklaard, want geen teeken van gevaar was aan den gezichteinder te bespeuren: Francis Gairon evenwel had erop aangedrongen, en zijn haan had 'koning gekraaid. Ja zeker! de jager heeft 'berekeningen gemaakt, die door de uitkomsten' als juist zijn bewezen. De Comanchen, redeneerde hij, die door Peter en mij zijn aangevallen, hebben zonder twijfel ons spoor gevolgd. Ten getale van achttien personen, hun' dooden afschrijvend, hebben ze ons bivak van zeventien personen niet durven aantasten. Zij hebben zich verwijderd om versterking te halen. En voorzichtig in zijn vermetel ondernemen', zeer bezorgd om Dolora te verdedigen, na het gevaar op haar te hebben losgelaten, heeft Francis de reizigers gehaast om dit 'afgelegen oord te bereiken. Hij kent het Zwarte Meer; sedert lang, tijdens zijn zwerftochten, heeft hij de ligging opgenomen van het terrein. De plaatselijke gesteldheid van de streek is in zijn geheugen gegrift. Men kan het nooit weten men staat ieder oogenblik aan een verrassing van Roodhuiden bloot; het is dus zaak om iets te bedenken, ten einde hen te kunnen weerstaan zóó een strategisch punt te bezetten, 'dat twee mannen desnoods een legermacht vermogen in bedwang te houden. De voorzorgsmaatregelen komenhem nu te stade. Op de hoogte haalt hij ruimer adem. De Comanchen mogen nu komen, hij zal ze waardig ontvangen'. Ja, ze zullen het kamp blokkeeren. Wat nood! Maanden kunnen we het hier houden. Water in overvloed — water, dat alleen een schijnbare zwarte kleur heeft door de zwarte rotsachtige omgeving — ruime hoeveelheid van 'levensmiddelen, Want na het opraken der eetwaren waarmede de muilezels zijn beladen, verorberen we, als het moet, de ezels en de paarden na hen. Het eenige wat den Canadees onrust baart, is dat de Indianen te laat komen op de plaats van samenkomst, die hij hun stilzwijgend heeft bepaald. De karavaan moet de schuilplaats niet verlaten, waarheen het hem gelukt is haar te geleiden'. Eenmaal buiten deze onneembare positie, eenmaal in de vlakte, die zich uitstrekt tot de Canadeesche rivier, zou ze een gemakkelijke prooi zijn voor de roevers der prairie. Francis Gairon luistert met beklemd gemoed naar de gesprekken zijner metgezellen, die in hun tenten van gedachten wisselen, alvorens de dagelijksche siësta te genieten. Om vier uur, allen in het zadel. Binnen zes dagen, hoogstens acht, komen we op bet grondgebied der Seminool Indianen. Francis huivert bij het vernemen van deze taal. Hij verbeidt het oogenblik dat de slaap het stilzwijgen in het kamp zal brengen. Twee uur het is zijn beurt om de wacht te betrekken: Hij zal post vatten op den rand van het bovenste plateau. Twintig minuten, hij blijft onbewegelijk als een standbeeld, turend over de vlakte, en Iaat vervolgens zijn blik dwalen over het kamp. De bolvormige tenten zijn als witte sneeuw onder de stralen der zon, geen zuchtje zweeft door de zwarte atmosfeer, die als uit een heeten oven schijnt te komen. Blanken, Creolen en Mayos, door deze stekkende temperatuur bedwongen, liggen in diepen slaap. Alstoen nadert de Canadees 'die paarden, de muildieren, die aan het-uiteinde van het nauwe plateau grazen. Onmerkbaar schrijdt hij voort. Zoo iemand hem gadesloeg, zou hij zijn verplaatsing niet bemerken, zoo langzaam is zijn gang, zoo behoedzaam verandert hij telkens van plaats. Hij is nu bij de dieren. Ze liggen uitgestrekt, eveneens door de hitte bevangen. Het een na het ander richt zich met moeite op, om te gaan drinken' in de holte van den rots, door de Mayos met water gevuld. Die rots is het doel van den jager. Hij is ze genaderd. Uit zijn zakken haalt hij een witte stof te voorschijn, die hij strooit in het water, dat na de bestuiving oogenblikkelijk weer helder wordt en1 doorschijnend. Een zucht van verlichting ontsnapt hem: Het gedroogde merg van de liane zal het vertrek der karavaan verhinderen, mompelt Francis. Daarmee is een dag gewonnen. Als het noodig is, nemen we dit middel morgen weer te baat. En met dezelfde voorzorg begeeft hij zich weer naar zijn post. Nu had hij zijn oogen niet meer van de viervoeters af. De hevigste hitte is voorbij, de zon neigt ter kim en werpt meer slagschaduwen af. De dieren sohijnen te herleven. Verscheidene gaan drinken. Francis telt ze met toenemende voldoening: Drie, zeven, acht, tien veertien alles gaat goed We zullen hier den nacht doorbrengen— Als de ondieren van Comanchen nu maar kwamen! Wat voert dat vee toch uit? Anders zijn ze er zoo vlug bij. f Hij werpt een angstigen blik op de prairie. Nooit was een minnaar er zoo op gebrand, zijn meisje te zien verschijnen dan de Canadees met innig verlangen zijn roode vijanden verbeidt. Maar de tenten komen in beweging. Een verward gemompel van stemmen duidt aan, dat de karavaan ontwaakt. . Puma! roept de Madonna van Mexico. De Mayo komt aangesneld. Vóór den ingang der Mestiza wacht hij zijn orders. / Chef, zegt het jonge meisje, Iaat de muildieren optuigen. Aan het verlangen der Donna zal voldaan worden. Met een breed gebaar wees hij zijn krijgers de dieren aan. Deze hebben begrepen. Zij haasten zich, maar plotseling staan zij stil. In weerwil van het Indiaansch flegma, dat de Roodhuid beschouwt als de eerste deugd, kunnen ze bun verbazing niet-verbergen. Een hunner keert terug naar zijn chef: De krijgers van den Puma kunnen diens bevelen niet opvolgen. Waarom niet? De Ichamoïs (booze geesten) zitten- in de huid der paarden en muildieren. Wat heeft dat te beduiden? De oogen van den Puma moeten maar zien. Dolora heeft het gehoord. Nog vóór het Opperhoofd is ze bij de dieren. Een gedeelte der viervoeters ligt op den grond uitgestrekt; aamechtig halen de dieren adem, hun- buik gaat haastig op en neer, uit hun neusgaten ontsnapt een rauw en piepend geluid; hun gansche lichaam is met een klam zweet overdekt. Maar deze arme dieren zijn ziek! roept het jonge meisje. De Puma zwijgt. Met gefronste wenkbrauwen staart hij op de viervoeters en tracht hij de oorzaak uit te vorschen van het incident, maar hij vindt niets. De Mayos zijn geen geboren ruiters zooals de Indianen van Texas. Hun stammen, afkomstig van de oevers der golf van Mexico, leiden gróotendeels een zittend leven. Voetgangers, als ze zijn, kennen zij het middel niet, dat in de LIano wordt gebezigd om de krachten van een paard te verminderen, dan wel te verdubbelen. Ja, ziek, dat zijn ze. Waarom? De Puma weet het niet. Maar we kunnen" onzen tocht niet vervolgen. Wij moeten den nacht doorbrengen op dit plateau. Dolora maakte een gebaar van ongeduld. Dat is een dag verloren, mompelde ze. Maar alles wel beschouwd, zal een verlengde rust niemand schaden. (Het gelaat van Francis helderde op. Zijne list was dus gelukt. Vierentwintig uren moesten nog verloopen.-De Indianen, die hij verwachtte, zouden misschien wrf opdagen. Maar eene hand werd hemH>p den schouder gelegd. Levendig keerde hij, zich om. Fabian Rosales en Krekel stonden1 vóór hem. Meneer Gairon, begon de laatste, daar is mij iets te binnen geschoten, dat ik ook Senor Fabian heb medegedeeld. Wij zouden graag uwe meening er over vernemen. Och! een jager is een armzalig beoordeelaar van invallende gedachten. Dat zegt u maar. Maar wij houden het ervoor, dat u in deze zaak een bevoegde autoriteit zijt. Dan ben ik geheel oor. De Parijzenaar glimlachte, én met zijn onverstoorbaar humeur, zei hij: Luister eens. De ziekte van onze rijdieren schijnt me alles behalve een natuurlijke oorzaak te hebben. Een onmerkbare trilling verscheen op het gelaat van den Canadees. Geen natuurlijke? herhaalde hij ongerust. Wel zeker niet. Dat een paard koorts heeft, goed; maar dat nagenoeg een heele afdeeling rijdieren op hetzelfde oogenblik door een onbegrijpelijke epidemie wordt aangetast, dat 'heeft veel weg van een opzettelijk ongeluk, -te voren beraamd. Opzettelijk? Hoe kan dat? Te voren beraamd? Door wien? De stem van den jager beefde een weinig. Krekel bemerkte het niet. Als ik het wist, mijn waarde heer, dan had ik ook den draad der intrige in handen; maar ik weet het niet, ik wilde alleen maar van u weten, of mijne onderstelling ook waarschijnlijkheid bezit. Francis Gairon zat op de pijnbank. De vraag van den Parijzenaar eischte een afdoend antwoord. Daar viel hem eindelijk iets in. Zoo we niet omringd waren door vrienden en trouwe dienaren, zou ik er misschien over denken als u, maar als ik ons geleide naga Krekel wreef Zich de handen. Goed zoo! Dus was ik zoo dom niet.... Uw vertrouwen in onze menschen belet u echter van mijn gevoelen te zijn. Dat is zoo. Welnu, ik, die niet zulk een onvoorwaardelijk vertrouwen stel in mijn evenmensen — het ligt niet in mijn aard — ik houd het ervoor, dat onder ons een verrader schuilt.. Een verrader! mompelde Francis verbleekend. Ja Iemand die ons hier werkeloos wil houden. En met welk doel? Dat is het juist wat ik niet snap. Maar ik wil er mijn hand om missen, dat het niet is om ons pleizier te doen. En fluisterend liet hij erop volgen: Senor Rosales en ik zullen een oog in het zeil houden. U zult dit ook wel doen, niet waar? Daaraan h^bt u, hoop ik, nooit getwijfeld! riep de Canadees, van zijn ongerustheid bevrijd, in het besef dat hij niet werd verdacht. Krekel stak hem de hand toe. Wil uwen landgenoot, meneer Peter, ook hiertoe aanzetten. De duivel hale ons, zoo we met acht oogen als de onze, er niet in slagen den kwaden toovenaar te ontdekken. Gelukkig voor Francis, wléns loyale inborst een afschuw had van logentaal, kwam Coëllo, de gewaande bediende van den Parijzenaar, op dit oogenblik aanzetten: Padrone, zei hij, zal ik het avondeten gereed maken? Dood van „Bloedige Vos." (blz. 60) Coëllo is nog jong, zei de aangesprokene zachtjes. De vermoeienissen hebben hem zeer aangegrepen. Coëllo moet vandaag maar wat rust nemen. De patroon zal het keukenwerk wel doen en zijn trouwen dienaar zijn aandeel brengen. De lieve Vera, die als mannelijk bediende vermomd was, maakte terstond van het verlol gebruik en verdween in hare tent Wat Rosales aangaat, hij drukte in stilte de hand van den Parijzenaar. Hij bedankte hem aldus voor de zorg voor het jonge meisje, wier vermomming hij zichzelf ontzegd had te herkennen. Eenige minuten later hield ieder zïch onledig met de toebereiding van het maai. Voor het eerst sedert langen tijd, zou de karavaan niet marcheeren tijdens den nacht. Men ging een voorraad slaap opdoen, met het oog op de toekomst. Maar de gezichten bleven peinzend. Een verzwegen onrust, die gemotiveerd was door het onbegrijpelijk ongeval, dat de rij-, dieren had getroffen, drukte zwaar op de gemoederen der pioniers. Op eenigen afstand zittende van hun metgezellen, waren de jagers in een levendig, maar fluisterend gevoerd gesprek gewikkeld. Dus hebben ze den spijker op den kop geslagen, gekscheerde Peter. Lach niet Ik heb een naar oogenblik doorgebracht. Het zweet liep me tappelings over den rug. Dat is dezelfde ziekte der muildieren. Maar morgen wat te doen, als de Comanchen niet zijn opgedaagd? Dan breken we het kamp op, patroon. En in de vlakte zullen we door de Roodhuiden worden verpletterd. % Me)t Gods genade men sterft maar eens! De handen van Gairon vielen op de schouders van zijn geëmpIoieerde en klemden deze als in een schroef. Maar ik wil niet, dat zij sterve! riep hij op hartverscheurenden toon. Peter boog het hoofd. Wat anders had hij kunnen antwoorden, dan: Ge hadt het gevaar niet moeten vergaderen boven haar hoofd! Zonder twijfel begreep Francis wat er omging in het brein van zijn metgezel, want zijn knellende druk verminderde allengs. Enfin, zei hij zachter, de teerling is geworpen! Tot iederen prijs moeten we den strijd aanvaarden rondom het Zwarte Meer. Daarvoor is het noodzakelijk dat de Comanchen.... O, als dat alleen- u zorg baart, patroon, dan zult ge weldra tevreden zijn. Hoezoo? Uw blik is bepaald beneveld door de zorg voor de Mestiza, want ge zoudt me anders die vraag niet doen. Goed dan! Ik ben blind maar spreek! Welnu, patroon, kijk eens naar de paar- I den. Ze zijn onrustig. Als ze grazen, staken ze plotseling en beuren den kop op, rekken den hals uit naar de vlakte Ge weet toch wel, dat die teekenen altijd de nadering aankondigen van Indianen de dieren ruiken hen van verre als wilde beesten. Dat is zoo. Al een uur lang heb ik het gezien. Als de arme stakkers aanstonds gaan beven en klagend hinniken, kunnen we gerust zeggen: de Prairie is niet meer leeg. De Roodhuiden hebben ons in de gaten. Hij had dit nauwelijks gezegd, of een paard begon pijnlijk te brieschen. De Canadeezen waren opgesprongen. Hebt ge het gehoord? vraagde Gairon. Ja, patroon. Het verrast me immers niet, ik verwachtte het. Een tweede gehinnik liet zich hooren, droeviger dan het eerste, schrik te kennen gevend en angst. Er" ontstond beweging in het kamp. Fabian Rosales, evenals alle hacendados der grens, gewoon aan plotselinge overvallen van plunderende Indianen, kwam op de Mayos aansnellen. Paarden vastbinden! beval hij. Hun angst wijst op de nabijheid van Indios-bravos (struikroovers-Indianen). Als een donderslag weerklonk dit bevel. Oogenblikkelijk waren de krijgers van den Puma, het opperhoofd zelf naar de zadelen lastdieren heengesneld en bonden ze de paarden zoodanig vast, dat zij niet van panischen schrik konden vluchten, want dikwerf waren de karavanen van zoo iets de dupe geweest. Op het geroep van den hacendado waren Dolora, Krekel, de Canadeezen en Coëllo op hem toegeloopen. Een kruisvuur van vragen volgde: Roodhuiden? Roovers hebt ge gezegd? > Waar zijn ze? Hoe komt ge op het idee? Gairon haastte zich te antwoorden: Senor Rosales is een ruiter van de grens. Hij kent de uitwerking op huisdieren, wanneer Indianen van de prairie in aantocht zijn. En gij deelt mijn vrees, niet waar? vraagde Fabian. Ja, senor. Een oogenblik geleden, sloegen we de paarden gade, Peter en ik, en we zeiden tot elkaar: Het schijnt wel, dat ze de scalpen ruiken! Met somber zwijgen werd de bevestiging van den Canadees ontvangen. Deze hernam: Het gehinnik der verschrikte paarden heeft onze aanwezigheid verraden. Wij zullen zeker worden aangevallen. Denkt ge dat? stamelde Coëllo met bevende stem. Ik ben ervan overtuigd, kleine Coëllo. Gelukkig is onze positie bewonderenswaardig. In de wildernis kan men nooit voorzichtig genoeg zijn, wat de keuze betreft van kampement En tot den Puma zich wendend: De Puma is een vermaard opperhoofd onder de zijnen. Ik heb bemerkt, dat zijn krijgers hem naar de oogen kijken. Laat hij zeggen of ik mij vergis. Karig in woorden, schudde de Mayo enkel met het hoofd. Stellen we ons dus in staat van tegenweer1, vervolgde de Canadees. Het kamp is slechts van het Westen toegankelijk. Laten we rotsblokken doen aanrollen, ten einde qp den top van het voetpad een onoverkomelijken hinderpaal op te werpen. Vervolgens kunnen we wachten. Misschien, dat de vijand, de onmogelijkheid inziende van ons te verrassen, ervan afziet ons aan te vallen.. De Roodhuid is dapper, maar voorzichtig ' tevens; hij stort zich niet hardnekkig in een gewaagde ondernemig. De Mayos brachten de voorgeschreven manoeuvre ten uitvoer. Krekel maakte van dit oogenblik gebruik den Canadees te zeggen: Ik ben er nu zeker van, dat er een verrader onder ons schuilt. Zeker? herhaalde Francis, wien het doorzicht van den Parijzenaar allesbehalve aan-^ genante oogenbljkken bezorgde. Radicaal, mijn waarde. En hoe komt u aan die overtuiging? ' Ik heb me zoo aanstonds afgevraagd met welke bedoeling die onbekende ons vertrek had vertraagd. Werkelijk? En ik ken zijn bedoeling: den Indianen den tijd gunnen ons te overvallen. De onrust van Gairon nam meer en meer toe. Het noodlot wilde, dat Krekel, dit kind van Parijs, onbekend met de listen der Prairie, het geheele beraamde plan doorzag. De jager was onder den pijnlijken indruk, dat de Franschman zijn gedachten las. ofschoon de Canadees zich hierin vergiste. Hij trachtte hem daardoor op een dwaalspoor te brengen. Op één punt houdt uw redeneering geen steek, zei hij, na een poos zwijgens. Is het tóch waar? Nu, ik ben benieuwd dat te weten Aan uw nieuwsgierigheid zal .ik voldoen. Zoo iemand het kwaad had uitgelokt, waardoor onze dieren zijn aangetast geweest, ten einde den bravo's gelegenheid te geven ons aan te vallen, zoo iemand zou ons een uitstekenden dienst hebben bewezen. Uitstekend Hoe 'heb ik dat te ver¬ staan? U zult me gelijk geven. Gesteld, onze paarden zijn in goeden staat; we zouden dan naar de vlakte afdalen, waar we voor een verdedigende houding veel minder goede positie zouden innemen dan nu het geval is. Ja daar is veel voor te zeggen, zei Krekel peinzend — Maar hardnekkig op zijn stokpaardje terugkomend: — Waarom heeft men onze paarden in zoo'n toestand gebracht? Verrukt over dit eerste succes, vervolgde Gairon: We hebben ons door een lichtvaardig vermoeden van de wijs laten brengen. Dat is de heele geschiedenis, senor Krekel. De dieren zijn nu aan de betere hand. Een zeker aantal van hen, inplaats van in de schaduw van de rotsen te gaan liggen, waren in de brandende zon gebleven en dat is hun leelijk opgebroken Als de avondkoelte komt is het ongemak voorbij . Het is mogelijk, stemde Krekel toe, al gaf de uitdrukking van zijn gezicht nog geen bepaalde overtuiging te kennen. In ieder geval, zooals u zooeven zeer juist hebt aangemerkt, kan men in de wildernis niet voorzichtig genoeg zijn Ik zal voortgaan met een waakzaam oog te houden, alsof al onze tochtgenooten niet zoo onbepaald te vertrouwèn zijn. En hierop verwijderde zich de jonkman, terwijl Francis Gairon hem bezorgd nazag. De jager gevoelde zich niet op zijn gemak. In de woorden van den Parijzenaar had hij gemeend een vage achterdocht te moeten onderkennen, nog wel niét scherp omlijnd, maar die toch ieder oogenblik voor hem gevaarlijk kon worden. En welk gevaar sloot die argwaan in! De belegerden zouden tot de zekerheid kunnen geraken, dat de toestand, waarin zij zich bevonden, 'het werk was van Francis Gairon, en ze zouden zeker niet aarzelen hem te straffen' voor dergelijk — naar hunne opvatting — snood verraad. Overigens een gemakkelijke straf, want de brave kerel was vast besloten geen weerstand te bieden. Hij zou sterven, als een slachtoffer van twee tegenstrijdige gevoelens die hem beheerschten: zijn eerbied voor het aan Joe Sullivan verpande woord, zijn zinnelooze teederheid voor Dolora Pac'heoo. Maar hij doorzag een gevolg van Krekels ontdekking, duizendmaal pijnlijker voor hem dan de dood. De Mestiza zou in hem slechts een verrader zien, en na zijn verscheiden was alleen verachting het loon voor zijn nagedachtenis. Hij mocht zijn bedoeling niet verklaren. Zoo hij dit deed, dan verraadde hij immers het geheim van Sullivan zijn „patroon". Zwijgen was dus plicht, een onverdiende schande ondergaan, een schurk schijnen, om zijn I loyautelt te kunnen handhaven. Twee gedaanten rezen op voor zijn ontstelde verbeelding: de man aan wien hijÜÉR. voor tweeduizend dollars had verkocht, het jonge meisje, dat hij trouw had gezworen. Beiden hielden een vinger op de lippen, om hem stilzwijgen op te leggen. Deze vlijmende zinsbegoocheling doorwroette als een kanker het brein van den jager, tot de nacht inviel. De maan stond vol aan den hemel. 2Jj goot haar zilverlicht over het aardrijk. Geen ' verrassing was te duchten. Om het plateau stonden de wachters, leunende op hun vuurwapen; als zwarte standbeelden staken ze af bij het schijnsel der nachtvorstin. Alles lag in diepe rust. De alom heerschende stilte werd nu en dan slechts afgebroken door den schreeuw van een op jacht zwervenden roofvogel, door het eentonig gekabbel van het Zwarte Meer, dat op honderd meters afstand onder het bivak lag, met zijn donkere oppervlakte, door het maanlicht beschenen. Van den kant der prairie gaf geen geluid de aanwezigheid van Indianen te kennen. Klaarblijkelijk hadden de krijgers der wildernis, even voorzichtig als dapper, de sterkte der positie van den vijand verkend, en dachten ze nog aan geen aanval in zulk een maanhelderen nacht, die bun ondernemen volstrekt niet kon begunstigen. Toch waakten ze. Bij tusschenpoozen vernam men uit de-vlakte het luguber geluid van den oe-oeave (katuil der prairie). De nabootsing was volmaakt, doch het geoefend oor van den jager laat er zich niet door misleiden. Aan bijna onbemerkbare modulaties kan hij onderscheiden, dat deze kreet afkomstig is van een menschelijke keel. Plotseling was Francis opgestaan. Hij schudde Peter wakker, die in volle lengte op een rotsblok uitgestrekt, den slaap genoot, met de onbezorgdheid van een man, bij wien bet leven in de open lucht een tweede natuur is geworden. Het plotseling ontwaken is bij de zwervers der prairie evenzeer een gewoonte. De geëmpIoieerde richtte zich aanstonds klaar wakker op: Zijt gij het, patroon? Ja, luister. Het „rooie gespuis" laat zich — tegen zijn gewoonte in — niet onbetuigd. Ik heb het gemerkt, patroon. En wat leidt je eruit af? Dat de schurken talrijk genoeg zijn om zich verzekerd te achten van de overwinning. Ze hebben bepaald onze positie verkend. Sterk is ze, dat is buiten kijf; maar het is een muizenval. Eenmaal hier geblokkeerd, kom je 'r niet uit. Achter ons de steile rots, vóór ons de vlakte, door de roode duivels bezet. Wat niet belet, dat, als ik het wil, we hun tusschen de vingers doorglijden. Als we onze lasso's aan elkaar binden, kunnen- we afdalen naar den oever van het Zwarte Meer De manschappen, ja maar de paar¬ den niet Wat kan het schelen! Ik heb altijd meer vertrouwen gesteld in mijn eigen beenen dan in die van het beste paard. Ik ook, patroon. Maar onze tochtgenooten zullen geen twaalf of vijftien mijlen kunnen afleggen. Bij dag zullen de Indianen onze vlucht bemerken en ons weldra hebben ingehaald. Francis glimlachte treurig: Het ligt ook niet in mijne bedoeling van dit middel gebruik te maken. Je weet toch, mijn brave, dat ik een langdurige insluiting of blokkade wensch om tijd te winnen. Ik dacht alleen aan haar.... Aan haar, je begrijpt wat ik zeggen wil, — zij moet niet sterven. Het is langs de rots, dat ik op een gegeven oogenblik hulp zal gaan halen. Hulp? Bij de gezworen vijanden van de Apachen en Comanchen. De Seminolen? Wier dorpen aan de oevers liggen der Canadeesche rivier. En na een oogenblik zwijgens: Ik stond erop je dit toe te vertrouwen. Als ik kom te vallen, zul jij naar de Seminolen gaan. Qoed— dan zal het nog wel een tijdje duren. Gairon schudde peinzend het hoofd: De toekomst is voor den mensch verborgen; wie zich sterk waant, kan al met een voet in het graf staan. Beloof me te doen wat ik zeg, voor het geval dat een kogel me schrapt uit het levensboek. Plechtig stak Peter de hand op: Ik zweer het u, patroon. Het is goed. Mijn dank. Ik gevoel me nu geruster. Francis had dit nauwelijks gezegd of het oe-oe van den katuil weerklonk uit de diepte van den afgrond. Hoor, patroon, murmelde Peter. Ik heb het gehoord. Die vervloekte Apachen hebben gedacht als gij, patroon. Een bende van hen is door de Zwarte Vallei geslopen. Ze waarschuwen ons, dat ook van dezen kant de aftocht is afgesneden. Die vuile honden bespotten ons op den koop toe. Ik heb trek, ze met een karabijnschot te woord te staan. Aflaten hoor! protesteerde Gairon. Hun aanwezigheid zal mij of jou niet beletten erdoor te sluipen, als het oogenblik is gekomen. En fluisterend voegde hij eraan toe: Op dit punt bespoelt het water van het meer den voet der rots. Aan de zijde ervan, ter halver hoogte, is een nauw vooruitstekend punt, dat in een opeenstapeling van enorme bazaltblokken zich schijnt te verliezen. Maar die schijn is bedriegelijk. Die zoogenaamde luchtweg loopt ten noorden der vallei uit op een engte waar men kan doorkruipen. Peter moest glimlachen! Ik begrijp, patroon, zei hij, waarom gij erop stond om tot hier te komen. Een onneembare positie voor een bivak en een veilige linie om te retireeren. Maar hoe weet u dit alles? Tien jaren zwerf ik met u door de wildernis en nooit zijn we op dit punt gekomen. Een droefgeestige uitdrukking verscheen cp Francis' gelaat. Twee jaren, voordat ik je heb ontmoet, ben ik er geweest. Uw eerste campagne zeker? Nagenoeg. — Een oogenblik scheen Gairon te aarzelen, en toen achteloos de schouders ophalend, begon hij: Alles wel beschouwd, heb ik geen kwaad gedaan. Zie eens, Peter, ik was toen achttien jaar. Een oude otterjager had me in dienst genomen. De Apachen, die hem goed kenden, noemden hem Bloedige Vos! We waren tot Sonora doorgedrongen en bij het heengaan hadden we onze pelsen tot goeden prijs te gelde gemaakt. Maar een troep zwervende Roodhuiden kreeg ons in de gaten en maakte geweldig jacht op ons beiden. We zouden hun als naar gewoonte het spoor hebben bijster gemaakt, want Bloedige Vos was even behendig in listen als dapper in het gevecht. Ongelukkig werd mijn patroon onderweg door een venijnig insect in den voet gestoken. Het hielp niet of hij de wond met zijn mes al opensneed en het bloed eruit liet druipen, het gif drong in zijn aderen. Een paarskleurig, pijnlijk-gezwel hinderde hem geweldig in het Joopen. Toen bracht hij mij naar dit plateau. Kijk eens, zei hij, hier kan men verzekerd zijn zich behoorlijk te wreken alvorens naar de andere wereld te verhuizen. Binnen een paar dagen zal het gif een einde hebben gemaakt aan mijn leven. Maar mijn armen zullen het laatst er door worden aangetast Tot op mijn jongste oogenblik zal ik in staat zijn het roode ongedierte voor den kop te blazen. Wat kan een jager, die zijn leven wel besteed heeft, beters verlangen? , Zijn kalmte joeg mij vrees aan. Ik was nog niet gemeenzaam met de bittere ontroeringen die de wildernis met zich brengt En dan ik was nauwelijks achttien levenslentes oud. Het valt hard het leven vaarwel te zeggen, als men den drempel ervan pas heeft overschreden Gairon wachtte even met smartelijke droefheid vervolgde hij: Ik stortte tranen tot mijn schande moet ik het bekennen als ik had kunnen beseffen wat ik heden moet lijden, ik zou den dood als een verlossing hebben begroet. Maar niemand weet wat de dag van morgen hem heeft beschoren. Ik weende. Mijn patroon hield van me en had medelijden met den achttienjarigen jongeling. Zeg, knaap, mompelde hij, je hebt gelijk. Een kind kan den dood niet in het gelaat zien zooals een krijger, dien de levenslast bezwaart. Jij moet je redden, en dat kun je. Hij wees me het pad waarvan ik zooeven gesproken heb. Ga terstond, zei hij. Ik zal alleen den aanval der Indianen het hoofd bieden. Een man is hier een stam waard. Ge zult, alvorens ik bezwijk, een genoegzamen voorsprong hebben op de ondieren, zoadat ze je niet kunnen inhalen. Ik weigerde aanvankelijk, maar hij drong aan: Met mijn jachtbedrijf is het uit Zie, het gezwel is reeds over de knie en heeft het been aangetast. Langzaam, maar zeker, gaat het hooger, er is niets dat mij kan redden. Laaf mijn uiteinde althans nuttig zijn. En ik zal mijn oogen met meer genoegen sluiten bij de gedachte dat ik een wreker nalaat, een onverzoenlijken vijand der Apachen. Wat zal ik er nog aan toevoegen? zei de Canadees op weemoedigen toon. Voor den vorm maakte ik hem opmerkzaam, dat wanneer hij den laatsten snik zou hebben gegeven, de Apachen zijn scalp zouden nemen en als een zegeteeken er zich mee tooien. Goed, gromde hij, hij zal aan den gordel bengelen van een dezer handenkinderen — Wat nood! de krijger die er zich van meester maakt, zal zich niet durven beroemen, dat hij hem veroverd heeft Zoo men hem vraagt: Van wien is deze haardos? En, als hij zegte Van den Bloedigen Vos, dan zal de vrager hem antwoorden: Je hebt dien van zijn lijk gestolen! Want je moet wel weten, knaap, voleindde de grijsaard, een goede reputatie volgt iemand in de wildernis aan gene zijde van het graf. Geen Indiaan, geen squaw (Indiaansche vrouw) zal ooit geïooven, dat Bloedige Vos door een roover der prairie is overwonnen. En hoofdschuddend zei Gairon: Ik gaf gehoor aan zijn wenk. Ik verliet mijn grijzen patroon. Ik heb later vernomen, dat hij, na zijn ammunitie te hebben verschoten^na zevenentwintig Roodhuiden in het zand te hebben doen bijten, zich naar den rand van deze rots heeft gesleept, en na vooraf een steen aan zijn hals te hebben gebonden, zich gestort heeft in het Zwarte Meer. De Apachen konden zich het genoegen niet gunnen zijn karabijn noch zijn scalp prijs te verklaren. Een stilte vo'igde op deze laatste woorden. De Canadeezen herdachten het heldhaftig einde van den onbekenden pionier, die een strijd had gestreden op het plateau waarop zij thans zich bevonden. Francis besloot: Zoo ben ik er achter gekomen hoe men van hier kan ontsnappen. Peter sprak geen woord. De jagers nulden zich in hun mantels en schenen in te slapen. Geen alarm stoorde hun rust De dag brak aan, en daarmee de zekerheid dat de belegeraars te ta'irijk waren, om het kleine troepje eenige hoop te geven van gewapenderhand zich een doortocht te banen. In tegenstrijd met hun behoedzame gewoonten, verborgen de Indianen zich niet. Men zag ze met honderden, onder vervaarlijk krijgsgeschreeuw, over de vlakte galoppeeren. Aan de boorden van het meer hadden ook talrijke groepen hun kamp opgeslagen. „ , Die zijn onder schot! riep Peter vrooHjk, ik zal ze beleefd uitnoodigen om op te hoe- f elen- .. , , A Hij was bezig met zijn wapen te Iaden, maar de komst der Mestiza stoorde hem in zijn oorlogszuchtige toebereidselen. Vrienden, zei ze tot de jagers, wacht nog wat. Nog heeft er geen bloed gevloeid. Misschien zullen de Indianen niet doof zijn voor de stem van den boodschapper dien ik tot hen zai zenden. De jagers Francis en Peter wisselden een blik van verstandhouding. Zij wisten maar al te goed, dat er bloed was gestort, en dat z9 het waren, die opzettelijk de Apachen op het spoor hadden gebracht van hun makkers. Neen, voorzeker, zij zouden hunne daad niet bekennen; maar de afgezant, die met de Indianen een samenkomst mocht hebben, — zou die het bewijs van het schijnbaar verraad niet kunnen aanbrengen? Welnu, hernam Dolora, verbaasd over het stilzwijgen der Canadeezen, keurt gij niet goed wat ik wil beproeven? Met moeite bracht Francis uit: Vergeef: me, ik keur den maatregeï goed; maar ik weet, dat de Apachen de gemeenste bandieten zijn ter wereld en dat onze boodschapper misschien nooit tot ons zal terugkeeren. Hij beweert niets te vreezen te hebben. De Indiaansche ridderlijkheid is hem bekend; hij verzekert dat hij goed en wel in het bivak zal terugkomen. En wie is die zendeling? De Puma, het opperhoofd mijner getrouwe Mayos. En zoo zijn terugkomst ook al aan twijfel onderhevig is, zal ik zijn zelfopoffering moeten aanvaarden. Voor alles komt het er op aan, dat ik in mijn tocht geen vertraging ondervind. Zestig millioen menschen verwachten de onafhankelijkheid van het welslagen mijner piannen. Een rooskleurige tint verscheen op de wangen van het jonge mesije, geestdrift sprak uit haar zwarte oogen. O, moge het mij gegeven zijn, de zaak der vrijheid te doen zegevieren en daarna te sterven, het noodzakelijk zoenoffer te zijn voor iedere grootsche onderneming! Ik verlang niets meer. Met haastig gebaar pinkte Francis een traan weg, die aan zijn oogleden trilde. Maar waarom de Puma? vraagde hij met schorre stem. Hij heeft zich aangeboden om naar het kamp der Apachen te gaan . Als het te doen is om zijn leven voor u te wagen, Donna, waarom mij dan niet gekozen? Hij zei -dit met stamerende stem, meer zeggende dan hij wei te kennen wilde geven. Verrast zag zij hem aan: Ik heb u noodig om de ondernomen taak tot een goed einde te brengen. Mij? Ja. Immers gij zijt de „Kampioen", sedert den dag, dat de ongelukkige wien deze titel gegeven is, spoorloos verdwenen is. De Kampioen moet mij naar Mexico vergezellen. Het hoofd te zijn der Zuidelijke confederatie is zijn taak. Dolora Pacheco zal van de zegepraal der Zuidelijken geen getuige zijn zij heeft een heiligen eed erop gezworen, en zij zal nakomen wat zij heeft beloofd. Welken eed? Welke belofte? vraagde de jager, onthutst over den toon waarop zij had gesproken. Met een zacht gebaar, waaruit volkome» berusting sprak, weigerde ze hem dit te openbaren. Waarom dergelijke toewijding, sprak hij barsch, gekwetst door haar stilzwijgen. Waarom zulk een opoffering, waarbij de edelste van allen móet verdwijnen? En daar zij volhardde in haar zwijgen: Goed, het zij zoo, vervolgde hij. Gij zijt de besturende gedachte. Maar veroorloof althans uwen dienaren hun leven voor u te wagen, zoolang dit nog mogelijk is. Zend mij als parlementair tot de Indianen. En met zekere woede: Wat is een Kampioen, die geen enkel gevaar mag loopen.... een voorvechter, voor wien ge alle eereambten weglegt, wien ge de voordeelen gunt der expeditie, en die, als een vadzige prins, tot werkeloosheid wordt gedoemd, terwijl anderen voor hem handelend moeten optreden? Een edelmoedige opwelling klonk in de stem van den Canadees. Op dit oogenblik vergat hij zijn positie. Hij dacht er niet meer aan dat hij verlangd had als parlementair te worden uitgezonden, ten einde de openbaring te voorkomen van zijn schijnbaar verraad. Slechts ééne zaak zweefde hem voor oogen: naar het kamp der Roodhuiden zich begevend, liep hij kans daar den dood te vinden, en dien dood, die een einde zou gemaakt hebben aan zijn besluiteloosheid, aan den inwendigen tweestrijd, door zijn onderling zich weersprekende gevoelens in hem wakker geworden, dien dood wenschte hij met alle krachten zijner ziel. Hoor eens, hernam Francis op smeekenden toon, ük schaam mij,' hier nutteloos te zijn. Wij zwervers in de wildernis houden van daden. Toen ik u het voorstel deed om als Kampioen op te treden, had ik erop gerekend, het leeuwendeel der aan de expeditie verbonden gevaren voor mijne rekening te zullen nemen. Als het anders zijn moet, ben ik niet meer de kampvechter der onafhankelijkheid. Een eenvoudig soldaat dér vrijheid staat thans voor u gij zult niet weigeren, dezen als boodschapper te zenden naar de Roode Duivels. Niet in staat de gedachten te vermoeden van den spreker, was Dolora zeer aangedaan. Het zij zoo, gij zult gaan geve de hemel, dat ge in staat moogt zijn terug te keeren, opdat ik geen wroeging hebbe over mijne zwakheid. Hij dankte haar met saamgevouwen handen. Ga dus, hernam Dolora. Ik zal den Puma dit nieuw besluit mededeelen. En vlug als een hinde, terwijl haar voeten nauwelijks den rotsachtigen bodem raakten, verwijderde zij zich. Tien minuten later daalde de jager, na zijn wapens hij zijn geëmpIoieerde te hebben achtergelaten, de helling af, alleen beladen met een langen staak aan het uiteinde waarvan een wit linnen lap fladderde. Weldra had hij den kalkachtigen grond der vlakte onder zijn voeten. Men had hem zonder twijfel bemerkt, maar de Indianen hielden zich alsof zij niets hadden bespeurd. Zij gingen voort met hun bezigheden, alsof niets buitengewoons plaats vond. Die honden! Tjromde Francis. ze zullen een eerlijken jager noodzaken het woord tot hen te richten als een suppliant. Hij stond even stil en met een zucht kwam het hem uit het hart: Een eerlijk jager Ben ik wel een eerlijk man, nu ik verward zit in de mazen van een dubbelhartige verbintenis? Ik kan immers de eene niet nakomen zónder de andere op te offeren. Ben ik een rechtschapen mensch? Wie zal mijn geweten verlichten? Wie mij redden uit dit miserabel parket? Hij vervolgde zijn weg. Nu stiet hij op de linie der schildwachten van den vijand. In oorlogstenue gesohilderd, de kruin van den scalp versierd met de onderscheidingsteekenen van hun stam, lieten de Roodhuiden hem passeeren, in onbeweeglijk staande houding, het einde der lans in den grond gestoken. , ' , . Komaan, mompelde Gairon, de schelmen weten heel goed, dat ze van een jager zonder karabijn niets hebben te vreezen. Op eenigen afstand verhief een gestreepte tent haar spits boven de oppervlakte der prairie. Daarheen richtte de Canadees zijn schreden. Naderbij, gekomen, bemerkte hij, dat deze gevuld was met krijgers, in een kring op steenen gezeten. Een vergadering van opperhoofden, meesmuilde Gairon De vuiliken wachten me met al den toestel waarover ze kunnen besohikken. , . , Een plotselinge gedachte schoot hem te•binnen: Er zou toch wel een oplossing zijn te vinden, mompelde hij Als ik dood • ware, kon ik de Mestiza niet meer ten bate van Sullivan verraden ' ze zou zonder .vrees haren tocht kunnen voortzetten. Een mist toog hem voor de oogen: Dood! Maar dan zou ik haar niet weerzien, prevelde hij zacht, alsof hij bang was voor zijn eigen woorden. De herinnering aan den armen jager, die voor haar stierf, zou echter bij haar in zegening blijven. Ja Dat is het Ik zal die prairiewolven doen besluiten me aan hun martelingpaal vast te binden Ze zullen er wel ooren naar hebben; 't is een verzoeking voor hen om de raadstent te sieren met den haartooi van een vijand, die reeds een zeker aantal hunner krijgers naar de geestenwereld heeft gezonden. Onder deze alleenspraak was hij den in;ang van den wigwam (tent) genaderd. Daar bleef hij staan en overzag de versaderde opperhoofden. Ze waren met hun tienen, maar tot zijn groote verbazing bemerkte Gairon, dat ze tien stammen vertegenwoordigden van de wildernis. Comanchen, Apachen, Papagos, Utapis. Broederlijk naast elkaar zittend, schenen ze hun onderlinge oneentgheden te hebben vergeten om slechts één enkel volk uit te makeii. Klaarblijkelijk was een verbond, althans voor het oogenblik, tot stand gekomen, dat al de stammen der prairie in zich had opgenomen. De afgezant der Bleékgeziohten trede den wigwam binnen van den Rooden Gier van het Rotsgebergte, zei met een spelonkachtige stem een krijger met grijze haren, die vóór het front van den ingang was gezeten. Francis gehoorzaamde. De Roode Gier wees hem een steen aan. die onbezet was gebleven. . De jager voldeed aan de uitnoodlging en liet zwijgend zijn blikken over de aanwezigen gaan. Hij kende de Indiaansche gewoonten. Hij wist, dat koelbloedigheid en phlegma de hoofddeugden uitmaken van de stammen der woestijn. Een opperhoofd mag noch nieuwsgierigheid, noch verrassing, _ vreugde of vrees verraden. Het opperhoofd, dat zoo éven gesproken had, nam uit zijn gordel een pijp van roode aarde, met langen steel. Hij stopte deze langzaam met tabak, uit een lederen zak te voorschijn gehaald. Alle hoofden ontvingen de pijp, een voor één. Eindelijk kwam ze aan Francis Gairon. Deze bracht ze aan de lippen, en gaf ze vervolgens terüg aan den Rooden Gier. Volgens gebruik van de prairie, waarbij voor iedere beraadslaging of samenkomst een dergelijke plechtigheid plaats 'dient te hebben, hadden de aanwezige vijanden de calumet van overleg gerookt. Mijn blanke broeder, hernam alstoen de Roode Gier, mijn blanke broeder komt tot ons als parlementair; hij heeft dus niets te vreezen en kan getrouw de woorden overbre gen, die men hem heeft opgedragen ons te doen hooren. De Canadees boog: Vasthand heeft nooit vrëes gekend. Op het hooren van dezen bijnaam, dien zijn behendighe'd met de karabijn hem onder de Indianen had verworven, bogen de krijgers eerbiedig het hoofd. _ Er zijn ginds, hernam de jager, reizigers, die zich verwonderen door de dapperen der prair'e te worden aangevallen. . Hunne verwondering bewijst, dat de Groote Geest hun het geheugen heeft ontnomen, antwoordde het keelgeluid van het Roode Opperhoofd. Zij zouden zich anders herinneren, dat hun kogels onlangs twee krijgers 'henben neergeveld, die nog niet zijn gewroken. Daar hebben we 't, zei Francis tot zich zeiven, daar hebben we de poppen aan het dansen. En overluid: De reizigers dragen geen kennis van het feit. De schuldige heeft verzuimd zich bekend te maken. De Mestiza, de Maagd van Mexico, 'heeft haar roode broeders lief als de anderen, en zoo zij kennis droeg van de misdaad, zou ze den bedrijver eigenhandig uitleveren aan de opperhoofden der Indianen. Er volgde een stilte van eenige oogenblikken. De Roodhuiden overlegden onderling en Gairon wachtte met spanning het resultaat af hunner overpeinzingen. Eindelijk hief de Roode Gier de hand op: Als de hinde vlucht voor den jager, door haar jongen gevolgd, sprak het opperhoofd met den nadruk van den Indiaan, stelt ze 'het allereerst vertrouwen in de snelheid van haren 'loop; maar zoodra ze bemerkt, dat gevangenschap haar dreigt, tracht ze den vervolger van het spoor te leiden door een harer jongen in den steek te laten. De roode mannen zijn noch praatzieke vrouwen noch onnoozele kinderen. Door zulke eenvoudige middelen laten zij zich niet om den tuin leiden. Gairon sidderde. Hij had een vaag voorgevoel, dat de aanval waaraan hij zich had schuldig gemaakt in de oogen der Indianen, slechts als een voorwendsel werd gebezigd om Dolora en haar metgezellen te treffen. Hij deed echter nog een poging: De Roode Gier spreekt met de wijsheid van een groot opperhoofd. Dat verwondert mij echter niet, want zijn roem is tot mij doorgedrongen. Maar zijn blikken zijn verduisterd door het bloed zijner krijgers, hij ziet al mijn metgezellen door een Moedigen sluier en onderscheidt geen onschuldigen onder de misdadigers van beroep. En op zachter toon: Het streven der Mestiza is de vrijmaking der Zuidelijke Staten. Creolen of Roodhuiden, al wat tot het Zuiden behoort, ligt binnen den kring harer teedere zorgen. Niemand draagt zij vijandschap toe. Maar de Indiaan viel hem heftig in de rede: Waarom bezoedelt mijn broeder zijn lippen met een leugen? Een leugen? Ja zeker. Zij, die ge de Mestiza noemt, weet wel dat ze de lieden van bet Zuiden misleidt, dat bet Eendracht-halssnoer niet bestaat, maar een hersensohim is Wat wil zij dus? Ons losmaken van onzen Vader Wash'ngton (president der Vereenigde Staten) en ons in den krijg wikkelen met de in het grijs gekleede oorlogsmannen (soldaten der Unie). Maar wij zullen niet luisteren naar haar welluidende stem; de booze geesten hebben haar veel bekoorlijkheid verleend, wij echter zullen er ongevoelig voor blijven. Geen kwaad doen wij haar, zoo zij zich wil neerzetten aan onzen haard. Wij zullen haar teruggeven aan den Vader te Washington, en rustig kan ze haar dagen slijten in eene stad van het Noorden. Maar zoo zij ons noodzaakt den tomahawk (slagbijl) te zwaaien, zal ze sterven met allen die haar vergezellen, en haar scalp wordt opgehangen in den wigwam van een onzer krijgers. Ik heb gezegd. Deze laatste woorden hielden in, dat het opperhoofd de samenspraak als geëindigd beschouwde. Francis Gairon hield zich alsof hij dit niet begreep. Vele lieden, zei hij, zullen in die worsteling bezwijken. Uw stam zal gedecimeerd worden en in gevangenschap weggevoerd door rasgenooten, die geen deel hebben genomen aan den strijd. Alle Indianen der wildernis zijn bondgenooten, hernam het opperhoofd kortaf. Bondgenooten op dit oogenblik, — zullen zij het binnen eenige maanden nog zijn? En als uwe krijgers deze vlakte met hun lichamen bedekken, zult ge dan uw dorp nog kunnen verdedigen? De Roode Gier glimlachte even: Gij spreekt nuttelooze taal. Een jager moest daarmêe zijn tijd niet verbeuzelen, maar dit aan squaws (vrouwen) overlaten. Keer terug tot uw natie, en deel uwen krijgers mede wat gij gehoord hebt. En dat de Mestiza zich op genade aan u zal overleveren! riep de Canadees onstuimig. Dat zal zij nooit doen. Wij allen geven er de voorkeur aan om te sterven. Dan zult ge sterven. Maar eerst na ons te hebben gewroken! De Roodhuid schudde ontkennend het hoofd: Een aanvoerder weet het 'leven te ontzien van zijn onderhoorigen. Uwe positie is met geweld onneembaar. Wij zullen die niet aanvallen, om het hoofd ertegen te stooten. Wij zullen ze enkel nauw insluiten. Gairon 'liet een luiden schaterlach hooren: Gij rekent op den honger, om ons tot rede te brengen? Ja. Daarop is ons plan gebouwd. Bereid u dan voor op een langdurig verblijf alhier. Wij hebben levensmiddelen in overvloed.... weken, maanden zullen ver'loopen De Groote Geest heeft den Indiaan geduld geschonken. Wat kan het schelen de nederlaag af te wachten van een vijand, als men er zeker van is, dat hij door den honger zal bezocht worden, die zijn bloed zal verarmen, hem van kracht berooven en eindelijk hem buiten staat zal stellen zich van zijn wapenen te bedienen, die voor zijn zwakke handen te zwaar zullen zijn geworden. O! brulde de Canadees buiten zich zel- vèn Eer het tot zoover komt, zijn we tot u gekomen en zal de vlakte gedrenkt worden met uw bloed! Hij zweeg plotseling. De ironie, welke in de oogen der aanwezigen stond te lezen, bewees hem hoe ij del zijn snoeverij was. En hoe zouden ook hoogstens vijftien strijders in het open veld het kunnen opnemen tegen honderden tegenstanders die rondom de hoogten zwerven! Hij boog het hoofd, en langzaam sprak hij: Opperhoofden! Er zijn grijsaards onder u. Die mannen zullen nog van den Bloedigen Vos weten te spreken. Een huivering ging door de Indianen. Zeer zeker stond de herinnering aan den ouden jager, weleer op deze plaats gestorven, hun nog levendig voor den geest, want in de prairie wordt het aandenken van dappere mannen in eere gehouden. Ik was in dienst van den Vos, vervolgde de Canadees.... zijn dood kostte u zevenentwintig krijgers en zijn scalp ontsnapte u. Denk erom, denk erom! Niemand gaf antwoord, en Gairon, begrijpende dat het besluit der Indianen niet tot wankelen was te brengen, stond op en verliet langzaam de tent, zonder dat een der aanwezigen ook maar een poging aanwendde om hem terug te houden. Daar buiten schenen de Roodhuiden, die in den omtrek gelegerd waren, zijn tegenwoordigheid niet eens op te merken. Zonder op eenigen hinderpaal te stuiten, geraakte hij buiten het kamp, passeerde de linie der wachters en kwam op het versterkt plateau terug. In gespannen verwachting verbeidden de belegerden zijn komst. En? vraagde Dolora. Donna, zei hij met gesmoorde stem, het zijn Apachen, Comanchen, Papagos, Utapis, enz. . ■ Allen vijanden der Azteken, murmelde het jonge meisje. Gij hebt'het gezegd. Donna. Weet ge wat zij eischen? Helaas! Ik kan het begrijpen. Zij verlangen u als gevangene, om u aan de Noord-Amerikanen te kunnen uitleveren. . ' , Dolora Pacheco huiverde. Zrj sloeg een geïnspireerden blik ten hemel: Het is een oorlogsverklaring. De wil van Hem, van wien alle onafhankelijkheid komt, zij gezegend! Geen woord meer verluidde ze. maar reter nam Francis terzijde en fluisterde hem in: Wat zei het ontuig van onze geweerschoten, waardoor — Ze hechtten er evenveel gewicht aan alsof we 't op een paar boomstammen hadden gemunt. .... Dus is het wel alleen om de Madonna te doen? I S , Ja. Ik had gehoopt, dat met hun den schuldige uit te leveren Wat bedoel je met uitleveren Mij zeiven ik, die geschoten heb, die Dolora in dit verschrikkelijk gevaar heb gebracht. De bood hun mijn leven aan, om haar de vrijheid te schenken' Aan den folterpaal zou ik mijn beulen hebben dank gezegd, want ze hadden me van een ondragelijk bestaan verlost. Hebben ze het niet aangenomen? Ze ontnamen me het woord, om mij hun wil kenbaar te maken, de Donna gevangen nemen en haar uitleveren aan den Vader te Washington. En de Canadees bleef zwijgend, als versteend staan bij den braven Peter, die al even van zijn stuk was als Francis Gairon. III. HET UUR VAN HANDELEN. Drie maanden reeds duurt de blokkade der vesting waar Dolora met haar lotgenooten zich hebben verschanst. De Indianen kampeeren nog altijd op de vlakte. Zij leggen geen teeken van ongeduld aan den dag. Zij jagen, dansen en zingen. Tevergeefs hebben de belegerden, onder begunstiging van den nacht, eenige uitvallen beproefd. Tevergeefs hebben hun karabijnen den dood gezonden onder de krijgers» . die onvoorzichtig genoeg waren onder hun schot te komen, niets heeft de belegeraars doen besluiten hun taktiek van afwachting te laten varen. E,i op de hooge veste staat droefenisen ontmoediging op de gezichten te lezen. In de door de belegerden uitgelokte gevechten zijn drie Mayos gesneuveld, maar daarom is het troepje niet terneergeslagen. Waarom dan? Wie het bivak drie maanden vroeger had gezien, zou het hebben begrepen, nu de muilezels en paarden zijn verdwenen, op twee arme dieren na, die hun beurt afwachten om in voedsel te worden omgezet Ja het einde der hulpmiddelen is nabij. Weldra zal de hongersnood den vijand een krachtigen steun verleenen. Deze is h«»f mot. allos in min cevole. die daDDere lieden ontzenuwt en krachteloos maakt, hen onvermijdelijk machteloos overlevert aan een wreedaardigen vijand, die geen genade kent Een wolk betrekt het voorhoofd van Dolora Pacheco. Zullen haar reusachtige plannen opgaan in rook, tengevolge van gebrek aan lichamelijk voedsel? Moet haar geest, die onvermoeid zweeft in het oneindige, stilstaan wegens een belachelijke materieele behoefte der maag? In deze treurige overpeinzingen verdiept, nadert haar Francis Gairon. Donna, zegt hij zachtjes. Zij slaat de oogen op, en begrijpende, oat hij haar een gewichtige mededeeling heeft te doen, keert de glimlach terug op haar lippen. Wat hebt ge mij te zeggen? Ik heb zooeven een ontdekking gedaan. Donna. Een ontdekking? Waarvan partij kan worden getrokken.... Zij liet hem niet uitspreken: Een lange reeks ruiters trok door de woestijn, (blz. 70.) Om aan de Indianen te ontsnappen? luidde haar wedervraag. De Canadees knikte toestemmend. Toen nam ze hem terzijde, en met hijgenden adem vervolgde ze: Spreek, spreek, vriend. Het is niet de baatzuchtige zorg om te leven, die mij op dit oogenblik beangstigt — en met een droevigen blik naar den hemel — gij zult dit later begrijpen, maar te ontsnappen aan hen die pns insluiten, en de mogelijkheid binnen bereik te hebben om ons werk te voitooien. Het gelaat van den jager drukte een men-' geling uit van bewondering, schaamte en verdriet. In de nabijheid der Mestiza voelde hij zich nooit op zijn gemak, maar op dit oogenblik was zijn ontroering grooter nog dan gewoonlijk." Het was noodig, dat zij herhaalde: Spreek, meneer Francis! En met moeite bracht hij er uit: Dezen afgeloopen nacht, toen ik een waakzaam oog hield op de kruin der rots, die het Zwarte Meer beheerscht, kreeg ik een der roode duivels in het oog, en bun een of ander projectiel toe te zenden, is wel de eenige en nuttelooze wraak die ons ten dienste staat. Maar de manier van doen van den man, dien ik op de punt van mijn karabijn had, intrigeerde me. Twintigmaal was ik op het punt van los te drukken en twintigmaal hield ik het schot in. En waarom? vraagde Dolora. Dat zal ik u zeggen. De krijger, een jonge Comanche, volgde den tegenovergestelden oever van het meer. Ge weet. dat van dien kant het water den voet besnoeit van de rots. Hij was de rotsmassa genaderd, die bij den noordelijken ingang zich verheft en de Vallei verbindt met de wildernis. En een curieuse bizonderheid, de schurk was geheel ongewapend. Zelfs zijn mantel had hij niet om. Ga voort, ga voort, zei Dolora, wier belangstelling toenam. Ik begreep er uit, dat hij vrijer wilde zijn In zijn bewegingen. Dat is waarschijnlijk. Ik was er weldra zeker van. Toen hij de Ingevallen rotsen was genaderd, verdween de Comanche voor eenige oogenblikken, maar vertoonde zich weldra weer op de kruin. Welk grillig voornemen bezie'de hem toch? Plotseling kon ik nauwelijks een kreet van verrassing weerhouden. De Indiaan had zijn voetstuk van rotsen verlaten, langzaam schoof hij voort, tegen het rotswand als het ware vastgehecht. Tegen het rotswand maar dat is onmogelijk, Francis. Dat dacht ik terstond bok al. hernam de jager, en ik wreef me de oogen... toch was het zoo, het visioen hield aan. De Roodhuid bleef zachtjes voortschuiven en scheen een lichte helling op te stijgen, die hem een achttal meters moest brengen boven het punt waar ik mij bevond. Het wonderbare, gij weet het, Donna, bekleedt geen bijster groote plaats in het begrip der prairiezwervers. Alles laat zich verklaren. En een verklaring deed zich ook weldra voor. Laat hooren. Er moet zich daar een nauw pad bevinden, dat ons tot op dit oogenblik onbekend is gebleven door de overhelling van den top. Op dien luchtweg steunde de snaak. En heel stilletjes strekte ik me in volle lengte over den grond, alleen met het hoofd ovet de steilte gebogen. En toen? Ik had me niet vergist. Buiten twijfel had de Comanche dat gevaarlijk smal paadje van den anderen kant van het meer verkend; hij onderzocht het nu, naar allen schijn om te weten of het uitkwam op het plateau en daardoor de kans gaf om ons te verrassen. Hebben we dat tè vreezen? Neen, Donna. De rand waarvan ik spreek neemt plotseling een einde het nauwe pad loopt dood. Kortom! Ik liet den Roodhuid zijn verkenning voortzetten, en toen hij dicht in mijn nabijheid was, velde ik hem met een karabijnschot neer. Zijn lijk ligt op den bodem van het Zwarte water. Maar er is mij toch een licht opgegaan. En welk? Het enge wegje kan niet dienen om tot ons te genaken, maar een vastberaden kerel kan er gebruik van maken om de waakzaamheid der belegeraars te verschalken, de prairie bereiken en hulp gaan halen. Ja, ja, bij de Seminolen van de Canadeesche rivier, die van eeuwen herwaarts de bondgenooten waren der Azteken. Die Indianen vooral zijn intelligenter, menschelijker, beschaafder en verklaarde vijaiden der roovers van de woestijn, Apachen of Comanchen. Morgen bij nacht zal ik het avontuur wagen. Maar. dat niemand onzer overigens het plateau verlate, want, al hadden we ook nog paarden, de kansen zijn te gering, om in het open veld de Roodhuiden te weerstaan. .. Gij hebt gelijk, mijn vriend, wij zullen u hier wachten. Zoo ge kunt ontkomen aan hen die ons omsingelen, vervolg dan uwen weg zonder een minuut u op te houden; de zaak der onafhankelijkheid berust in uw handen. Ik zal er doorkomen of sterven, was het eenig antwoord van den Canadees. Zeg er onzen vrienden geen woord van. De nieuwsgierigheid zou hen naar den rand der rots voeren, en het is niet zaak de aandacht der Roode duivels op dit punt te vestigen. De Canadees verwijderde zich en zocht de piaats op waar hij tevoren had gelegen. Daar wachtte hem Peter. Is de zaak beklonken? vraagde de geëmpIoieerde. Ja, ik vertrek in den eersten nacht. En de Mestiza heeft gieen vermoeden van...? Hoegenaamd niet. Des te beter. We zijn niet als stadslui, die 5 liegen aisof het gedrukt is. Toch was ik bang, dat ons verzinsel, hoe vernuftig het ook is uitgedacht, haar verdacht moet voorkomen. Ze stelt vertrouwen in mij, in ons. En toch bedriegen we het edelste der mensohenkinderen. Zou het maar niet beter zijn, zich voor het hoofd te schieten? Drommels, zei Peter, dat zal nu moeilijk gaan. Waarom?.... Wel, zonder kop kun je toch niet hier afdalen, om naar de Seminolen te kruipen. En je hebt haar dit toch beloofd. Tegen dit argument viel niets in te brengen. De dag verliep als de overige. Fabian Rosales, de gewaande Coëllo. Krekel, de Puma en zijn Mayos zwierven met het air van menschen die zich vervelen, over het plateau en braakten nu en dan. in machtelooze woede, verwenschingen uit tegen de belegeraars der benauwde veste. Maar de tijd van handelen was gekomen. De nacht brak aan. Het kamp lag weldra onder den zwart-blauwen met sterren bezaaiden hemel, in diepe rust. Alleen twee Mayos waakten en stonden als standbeelden aan de uiteinden voor het plateau op post. Toen slopen Francis en Peter onmerkbaar uit hun tent. Op handen en knieën kruipend, bereikten ze de kruin der rots. Dolora was hu» reeds voorgegaan. Zonder een woord te spreken, ontrolden de Canadeezen hun zijden gordels en knoopten zij deze stof, die eenige meters lengte had, aan elkaar. Methodisch slingerde Peter een der uiteinden om een rotspunt, overtuigde zich door een krachtigen ruk, dat het steunpunt voldoende was om de afdaling te kunnen doorstaan, en zich tot zijn vriend wendend: Al klaar, patroon. Francis boog zich voorover en maakte zich gereed af te zakken. De Mestiza naderde hem, stak hem beide handen toe, en zei: Heb dank voor uw pogen. De hoop der volken rust op u. Ga, en de hemel zij met u! Zij bedwong hare ontroering over den man, die zijn leven op één worp zette, maar met haar aandoening verried de toon harer stem een indrukwekkend gezag. De Canadeezen voelden het, met innigen eerbied bo^ gen ze onder deze zegening het hoofd. Geen woord werd meer gesproken. Handig greep Gairon den gordel aan en liet hij zich van den rand der steilte afglijden. De Mestiza en Peter lagen over de helling. Nog een seconde, en zij zagen de schaduw van den jager, zich bewegen in de duisternis, toen werd de gedaante vaag en onbestemd, zij scheen zich op te lossen in den nevel. Met gespannen aandacht, met ingehouden adem, vertoefden ze daar, sidderend voor de mogelijkheid, dat een kreet, een schot, hun zou verkonden dat de boodschapper was ontdekt. Maar indrukwekkende stilte heerschte in den hemelschen nacht. Een oogenblik, het is waar, meenden de bespieders een gesmoorden zucht te hooren, maar hij werd niet herhaald, en na bang verwijl op de plaats zochten het jonge meisje en Peter hun tenten weer op. Francis Gairon had onderwijl het smalle pad, of liever de kroonlijst der rots, van eèn paar handbreedten, bereikt. Met zijn karabijn in den riem, zijn hartsvanger in de rechterhand, zette hij vasten voet langs den rotsmuur. Rondom hem was het donkere nacht. Beneden gaf het gekabbel van het meer hem te kennen, dat de afgrond onder zijn voeten gaapte. Dat is een aardige karwei, die ik mezelven hem opgelegd, murmelde hij. Voet voor voet, met de borst tegen den rotswand gedrukt, begon hij zijn gevaarlijken tocht. Na eenige meters te hebben afgelegd, ging het gemakkelijker, want het pad werd allengs breeder. De nacht verbergt me nog, zei hij, maar belet me niet te zien. De kans is groot, dat ik een rooden wachter in de armen val. Een half uur, dat hem een eeuw toescheen, verliep. Daar doemde een donkere steenmassa voor hem op. De rotsblokken van den Noordelijken doorgang, zei hij. Opgepast. Deze engte wordt bewaakt. Met moeite werkte hij zich door de rotsklompen, die daar opeengestapeld lagen, voordat hij vaste» grond onder de voeten voelde. En plotseling bleef hij onbeweeglijk stilstaan. Op twee meters vóór hem uit, het paard een weinig achter hem vastgebonden, stond een Indiaan, leunende op zijn lans, liefst dwars in den nauwen weg, die van het Zwarte Dal toegang geeft tot de prairie. Die Roodhuid scheen geen wantrouwen te koesteren. Hoe zou hij ook op dit punt een aanval kunnen verwachten? Daarom neuriede hij langzaam en zachtjes het liedje van de Squaw, en zou al de coupletten erva» ten beste hebben gegeven, zoo de Canadees niet op het onverwachtst aan de tergende melodie met zijn hartsvanger een einde had gemaakt. Daarop nam hij den mantel van den Indiaan, scheurde hef kleedingstuk van elkaar en omwond daarmee de hoeven van diens paard; Dat is een buitenkansje, een paard op den koop! prevelde Francis. Daarmeê kunnen we beenen maken! Het ros liet zich gewillig leiden door de nauwe engte, en zonder eenigen hinderpaal bereikte Francis de open vlakte. Een triwafkreet ontsnapte hem onwillekeurig. Het moei"lijkste gedeelte van den tocht was volbracht. VrooHjk sprong hij in den zadel, en in gestrekten draf ging het over de Prairie. Na vier dagmarschen kwam hij aan de Canadeesche rivier. De vijfde was nog niet ten einde, toen hij 'het Seminolendorp Wheelei bereikte, —waar hij het oude opperhoofd', het Zwarte Paard, en diens zoon Vuurhart aantrof. Op het vernemen van de tijding, dat de Mestiza in het Zwarte Dal was ingesloten, gaven de Seminolen onder vervaarlijk getier aan hun verontwaardiging lucht. Zij, de oude bondgenooten der Azteken, de erfvijanden der Comanchen en Apachen, zouden haar, die de traditie hoog hield der Incas, niet in verlegenheid laten. Aanstonds werden koeriers in alle richtingen langs de Canadeesche rivier uitgezonden. Een plaats van samenkomst werd voor de opperhoofden bepaald. De geheele stam zou beraadslagen over hetgeen te doen stond. Krijgers, vrouwen en kinderen hadden het dorp verlaten en waren' naar het punt van samenkomst getogen. Met Vuurhart was Francis Gairon meegetrokken. En onder de verlaten hutten was het Zwarte Paard alleen achtergebleven, rillende van koorts, en 'geen 'kracht meer gevoelend om den tocht te ondernemen'. Ga, had hij tot zijn zoon gezegd, ga Wakker den toorn der onzen aan tegen de vijanden der Mestiza Zie, dat ge haar eerst redt— Vervolgens keert ge terug, om den lijkzang te zingen voor het oude opperhoofd, dat opgeroepen wordt door den Grooten Geest. En Vuurhart had gehoorzaamd. Bij de Roode rotsen, in de blakerende zon, werd de vergadering gehouden. Meer dan twintigduizend Indianen waren in een soort van circus, door de natuur gevormd, saamgedrongen. Kort waren de beraadslagingen. Nadat Francis, tot spreken uitgenoodigd, den toestand had geschetst, verhief zich'de eenparige kreet: De Maagd Inca-Aztek 'moet worden ontzet! En staande de vergadering werd Vuurhart afgevaardigd naar het kamp der roovers van de Prairie. Hij zou den belegeraars het volgende zeggen: Maanden heeft de strijdbijl bij de Seminolen gerust. Niet, dat zij den oorlog vreezen, wamt hun stammen zijn op het oogenblik het talrijkst, het best gewapend. Maar de Seminolen hebben de weldaden ingezien der beschaving en van den vredte. Zij bezitten de meest moderne vuurwapenen; hun zonen ontvangen onderricht van de Bleekgezichten; werkplaatsen en hoeven vindt men op de dorre oppervlakte der prairie. Welnu, de Seminolen verlangen vrijen doortocht voor de Maagd van bet Zuiden. Trekt dus terug, zoo de broeders van Nieuw-Mexico, van Arizona of Texas, zoo de vriendschap der Seminolen u lief is zoo ge de rampen wenscht te ontgaan van een strijd op leven en dood! Zonder eenige aarzeling had de jonge Indiaan deze zending op zich genomen. Zijn vader lag eenzaam stervend in hun verlaten dorp. Maar de eer van zijn stam ging bovenal Dienzelfden avond galoppeerde hij met Francis Gairon naar het Zwarte Dal. Vier dagen later gingen beide mannen in het gezicht der basaltrotsen huns weegs. De jager zou trachten zich weer bij zijn metgezellen te vervoegen, om bun bericht te geven van hetgeen op komst was. Vuurhart begaf zich naar de vijanden zijner natie, in de eene hand vrede, im de andere den oorlog dragend. IV. SLAVERNIJ OF DE DOOD?.... LIEVER DE DOOD. Binnen veertien dagen zullen de Bleekgezichten onze krijgsgevangenen zijn. En de zonen van Washington zullen ons vuurwater schenken, wij zullen ver-schietende geweren en patronen krijgen en kleedingstoffen. Deze gedachtenwisseling had plaats tusschen twee Indianen, op den vloer gezeten der 'tent van den Rooden Gier, het Comanche opperhoofd, met wien Francis Gairon tijdens het beleg had onderhandeld. De Comanche was een dor, mager man, met spieren als touwwerk, zijn schedel gedekt met een scalp, in dep vorm van een helm, waar zilveren draden tusschen de zwarte doorliepen. Zijn medespreker, een Apache, vormde met dezen een zonderling contrast. Hij was van massieve, rijzige gestalte, met een gelaat door roode strepen als voren doorgroefd, wat bij zijn stam den marsch aanduidde op het oorlogspad, de Bison of woudbuffel genaamd — een bijnaam, dien hij droeg wegens zijn buitengewone lichaamskracht, wat zijn uiterlijk dan ook wel te kennen gaf. Maar het was bedriegelijke schijn. Listig en geslepen was deze Apache, en hij bewees het op dit oogenblik, want hij drong zich in het vertrouwen van den Rooden Gier door behendige vleitaal, ten einde van dezen een grooter aandeel te verkrijgen in de geschenken, welke de Amerikanen voor de uitlevering van Dolora Pacheco hadden beloofd. Niemand dan de Roode Gier kan dergelijke onderneming tot een goed einde 'brengen, ging de Bison voort, niemand zal zijn pogen met zulk een goeden uitslag bekroond zien, waarbij tevens zooveel bloed van de zonen der Prairie wordt gespaard. Hoedanig ook het flegma ware, dat de Roode Gier aan den dag legde, hij was gevoelig voor de lofspraak, doch verborg dit onder een schijn van bescheidenheid. Hij wilde hierop een antwoord geven, toen een jeugdig Indiaan van ongeveer zeventien jaar voor de tent verscheen. Waarom stoort de Panterkat de opperhoofden? vraagde de Comanche op wreveligen toon. Een afgezant der Seminolen vraagt gehoor. Der Seminolen? herhaalden beide Indianen met eenige huivering. En daarop: Is het een jager? Neen, een vermaard opperhoofd. Zijn naam? Vuurhart. De Roode Gier en de Bison wisselden een ongerusten blik. Ochs! zei de eerste. De strijdbijl is tusschen Seminolen en ons begraven, het is dus een vriendenbezoek, dat wij ontvangen. Maar de Panterkat schudde het hoofd: Het is een krijger, die het woord overbrengt van zijn stam. Er volgde een stilte. De opperhoofden veinsden 'kalmte, maar een hevige ontroering maakte zich van hen meester. In weerwil der gewone snoeverijen, der bravo's van de Prairie, ontveinsden zij zich niet, dat het optreden der Seminolen ai hun plannen in duigen zou doen vallen. En de oude gehechtheid kennende der Seminoolsche stammen voor de Azteken, hadden ze een voorgevoel dat de tegenwoordigheid van Vuurhart in verband stond met die der Mestiza. Maar zij mochten van hun bezorgdheid niet doen blijken, daarom sprak de Roode Gier op schijnbaar kalmen toon: Breng den man hier dien ge ons hebt aangediend. Het is een vijand die tot ons komt, mompelde de Roode Gier, zoodra hij zich met den Bison alleen bevond. Wij zi,n niet sterk genoeg meer om den worstelstrijd tegen de Seminolen vol te houden, hernam het oude opperhoofd. De dappersten onder de Apachen en Comanche krijgers sluimeren onder den brandenden grond der prairie-woestenij. De tijd is ver, dat onze mannen krachtig in aantal en onweerstaanbaar waren. Voorheen schreven wij de wet voor, thans zullen wij de bevelen dezer, honden van Seminolen hebben af te wachten. De Bison fluisterde hem in het oor: Gij vreest, dat Vuurhart hèn wil beschermen, die wij hebben ingesloten, ons wellicht beveelt hun den vrijen pas te geven? Ja, daarvoor ben ik beducht. Als-dit zoo ware, wat zoudt ge dan doen? Het leven onzer krijgers is kostbaarder dan de geschenken der zonen van Washington. Ik zal moeten toegeven, antwoordde de Roode Gier. De Bison zag hem doordringend aan: Roode Gier is een groot opperhoofd,-hernam hij. Zijne wijsheid staat hooger dan van hen die hem gehoorzamen. Maar zijn geest is als het zonlicht, dat ook wel schaduw maakt. De prairie is vol hinderlagen. Ook een dapper krijger, als Vuurhart, kan er den dood ontmoeten. Gij zoudt? Ik wil niets, edelste der Comanchen! Ik zeg. dat een ongeluk kan gebeuren. Stilte! gebood de Roode Gier, men komt. Mijn broeder Bison zal mij 'hierna wel 'in zijne ziel laten lezen. , Vuurhart, door de Panterkat geleid, stond aan den ingang der tent, met de handen gedrukt tegen zijne wangen. Na deze beleefdheidsbetuiging ging hii met gekruiste beenen tegenover de opperhoofden zitten, een onbe¬ wegelijke houding aannemende, in afwachting, dat zij het woord tot hem zouden richten. Mijn broeder heeft een langen rit afgelegd, begon de Comanche. Het stof der woestijn heeft den luister van zijn haardos bezoedeld. Vuurhart had haast om het groote opper^ hoofd te begroeten, wiens naam beteekent, verstand en moed. De Roode Gier is gevoelig voor de belangstelling van zijn broeder, die ondanks zijne jeugd reeds de dapperste krijgers evenaart. En met geveinsde bezorgdheid: Maar het lichaam van Vuurhart heeft wellicht honger. Zal Vuurhart een stuk wildbraad willen aannemen? Vuurhart luistert niet naar de stem van den honger. Hij heeft haast, met de woorden, hem door zijn volksstam toevertrouwd, mede te deelen aan de opperhoofden, die hem een gewillig oor verleenen. De Comanche wisselde een snellen blik met .den Bison en antwoordde: Mijn broeder spreke. Zijne stem zal mij verheugen. De wederzijdsche Indiaansche beleefdheidsvormen waren uitgeput. De tegenstanders zouden nu het ernstig gedeelte 'aanroeren van het onderhoud. Gedurende eenige seconden zweeg de Semtaioolsche afgevaardigde, maar met vaste, zachtzinnige stem hervatte hij: Gij hebt in het nauw gebracht, gij vertegenwoordigers van den stam der Apachen en Comanchen, gij houdt op giridsch plateau gevangen de Maagd van het Zuiden, die de inspraken ontvangt van den Grooten Geest, zij die uw broeders en uzelven tracht te redden. Wie zet u daartoe aan? Uw eigen vijanden, zij die u uw jachtgebied hebben ontnomen, aan wier hebzucht slechts paal en perk is gesteld door de grenzen der Prairie, niet wijl die begeerlijkheid verzadigd was, maar omdat daar niets meer voor hen was te halen. De opperhoofden zwegen onder den indruk dezer vlijmende woorden van den afgezant. Toen hebben de vergaderde Seminolen gezegd: Onze Roode broeders vergissen zich. Buiten twijfel hebben de booze geesten hunne gezonde rede-verduisterd. En. de hoofden van mijn stam hebben mij uitverkoren om u de waarheid- te doen vernemen. De Roode Gier was over het gesprokene in diep gepeins verzonken. Een raadsbesluit van den machtigen Seminoolschen stam luidde als een bevel. Gehoorzamen was plicht, op straffe van den oorlog te ontketenen en de vernietiging, de uitroeiing te veroorzaken der laatste overlevenden van de Apachen en Comanchen. De Papagos en Utapis, hij was er zeker van, zouden geen oogenblik weerstand bieden aan den wil der Sem nolen, waarvan Vuurhart de boodschapper was. Met de aangeboren dubbelhartigheid van zijn rassenaard, dwong de Comanche zijn gelaat tot een glimlach: Het komt mij inderdaad voor, dat de schellen van mijn oogen vallen, dat nieuwe tijding mijn ooren bereikt. Spreek verder, mijn zoon, zeg uw volkomen meening. Wees de geneesmeester van mijtrTjegrip. Vuurhart glimlachte op zijne beurt. Hij gevoelde, dat zijne onderhandeling een goeden uitslag kon ten gevolge hebben. Mijn vader heeft dus zijn geheele wijsheid weergevonden. Den Qrooten Geest zij dank! riep Vuurhart. Wat is mijn vader thans voornemens te doen? Wij zullen morgenochtend het kamp opbreken. Mijn zoo dient voor heden uit te rusten. Hij bevindt zich onder vrienden en is hier meester als te midden van zijn stam. Ik zal de eerste halteplaats met mijn vader afleggen, en vervolgens tot de mijnen terugfceeren. Ik zal hun zeggen: Verheugt u met mij, de Roode Gier heeft de listen en lagen verijdeld der geesten van den nacht. Het onderhoud was hiermede afgeloopen. De sprekers raakten eikaars handen aan. De Panterkat werd geroepen en geleidde den Seminool naar eene tent waar deze terstond hi dienen slaap viel. Hij zou de rust niet gevonden hebben, zoo hij het gesprek had' kunnen vermoeden, dat op ditzelfde oogenblik plaats greep tusschen de mannen met wie hij een onderhoud had gevoerd. Na zijn vertrek had een diep stilzwijgen geheerscht in de tent van den Rooden Gier. Eindelijk begon deze: Ochsl de Seminolen zijn groote krijgers. Onweerstaanbaar in het gevecht, had de Bison geantwoord. Onoverwinlijk in de raadsvergadering. Ze zijn velen in aantal. Ze bezitten de krijgstucht der Bleekgezichten. De Apache-Indiaan fluisterde: De boschwolf is zwakker dan de jaguarpuma. Zoo heeft de Groote Geest het gewild. Maar de 'boschwolf heeft toch ook zijn aandeel in den buit van den leeuw. Dat is zoo, Bison, alle woudloopers en prairiezwervers weten dit. Bn weten ze ook waarom? Neen. É&*'Ê f Dan zal ik het u zeggen. De boschwolf is listig. Hij is niet krachtig genoeg om groote dieren aan te vallen, hij volgt den puma, die sterk is. Als deze verzadigd is en zijn prooi laait liggen, komt de boschwolf aansnellen en vindt nog ruim voedsel. Zoo jaagt dus de puma of jaguar voor den wolf en is de puma de dienaar van den 'kleinen wolf der prairie. De Roode Gier glimlachte even: Uw woorden hebben' waarheid in, maar de Seminoolsche puma verbiedt hier te jagen. Dat is zoo. Maar hadden we gisteren het bivak der Bleekgezicbten opgelicht, zou de verdediging, de hulp der Seminolen te laat zijn gekomen, en hadden we ook geen schuld gehad, als we het verlangen der groote natie niet kenden. Wat wil je daarmee zeggen, Bison? Dat wij wel weten op welken dag wij het bevel van de Seminolen hebben ontvangen, maar dat deze ervan onkundig zijn. Maar ze komen het door hun boodschapper te weten. Als die hun bereikt, ja. O, maar ge wiit hem toch in mijn kamp niet dooden? Neen, neen, hij is uw gast en daarom onschendbaar., maar als hij het bivak heeft verlaten, zal hij aan alle gevaren der wildernis zijn blootgesteld en dan.. wie weet? er zijn ook wel gelukkige toevallen voor Apachen en Comanchen. Plotseling klopte de Bison den Rooden Gier op den schouder: Een groot opperhoofd is de aanvoerder der Comai:"hen. Dart is de Bison ook, hernam Roode Gier. Zijn arm is verschrikkelijk in den strijd, maar zijne stem is aangenaam om ze te hooren in den krijgsraad. Hij mag dus geheel zijn gevoelen uiten. Dat mag hij. Ziehier dan wat zijne vriendschap hem ingeeft u te zeggen. Morgen in de vroegte zullen wij het kamp opbreken, morgenavond zal de Seminool, die ons vergezelt, ons verlaten'. Dat zal wel zijn. Als ge wilt, volgt de Bison met de Panterkat zijn spoor. Wie vindt den man terug, die in de wildernis sneuvelt? Niemand.-De roofdieren verslinden zijn lichaam en de wind verstrooit zijn tot stof vergaan gebeente. Dat is zoo. Gij keert onderwijl met uw krijgers weder, om ze aan te voeren tegen de Bleekgezicbten, die met alle gerustheid hun voordeelige positie hebben verlaten. Gij verdelgt hen. En op de verwijten der Seminolen kunt ge antwoorden: Ik wist niet wie zij waren. Toen de dappere Vuurhart mij uw bevelen overbracht, was het te laat. Zooals men ziet, aan hulpmiddelen ontbrak het den reus niet. De Roode Gier scheen er ook zoo over te denken, hij drukte de hand van zijn makker, en zei: Bison, gij vertrekt dus met de Panterkat. Aan u de zorg, ons te wreken over de onbeschaamdheid van den jongen Seminool. En gij? Ik zai het plan ten uitvoer brengen, dat ge hebt blootgelegd. De gloed van een wild dier schitterde in de oogen van den Apache en de twee opperhoofden verlieten elkander. Het kamp kwam weldra in beweging. De krijgers hadden vernomen, dat het beleg van reeds zooveel weken op bevel der Seminolen werd opgebroken en dat een opperhoofd dezer laatsten hen gedurende den eersten dag van den terugtocht zou vergezellen. Vandaar verbeten woede,, alleen te kennen gegeven door onstuimige gebaren en bliksemende oogen. Maar allen wachtten zij zich wel hunne verbittering te laten blijken. Allen begrepen ze het gevaar van een openlijken strijd met een Indiaanschen stam, die voor zich alleen meer krijgers in het veld kon brengen dan alle andere te zamen. Vanuit «U» tent sloeg de Roode Gier alles gade en zijn met rooden oker besmeerd gelaat helderde op. Indianen zijn voor alle verraad te vinden. Het door den listigen Bison gesmeed plan zou tot het einde worden volvoerd. Wat het Apachen opperhoofd betreft, hij had de Panterkat meegenomen naar zijn tent en sprak fluisterend met hem Aan het trillen der neusvleugels van den jonkman, aan de bezieling van diens wezenstrekken en zijn gebalde vuisten, Met het zich gemakkelijk aanzien, dat de woorden van den reus een wilde drift in hem gaande maakten. Toen de Panterkat dan ook later langs de hut kwam waarin Vuurhart sliep, bromdehij: De Panterkat zal zijn tanden zetten in het Vuurhart, zonder vrees zijn tong te zullen branden. Onderwijl lag Francis Gairon in een rotskloof verborgen en wachtte hij den nacht af. Toen deze langzamerhand was aangebroken, trad hij uit zijn schuilhoek te voorschijn, en rondtastend ta' het duister, bereikte hij de nauwe engte waardoor hij weleer het Zwarte Dal had vertotea Geen Indiaansche krijger bewaakte den ingang. Zoo, zoo! mompelde de Canadees, mijn. vriend Vuurhart schijnt in zijn zending te zijn geslaagd. De roode duivels hebben dus het beleg opgebroken! Deze veronderstelling werd zekerheid voor den jager, toen hij in de basaltkreek aankwam, waarin het water kabbelde van het meer. De oevers waren verlaten. Zeer zeker, de Indianen waren afgetrokken. Verrukt over deze bevinding en gehoor gevend aan een dier opwellingen, onder den invloed waarvan de sterkste man geraakt, als hij een groot gevaar is te boven gekomen, boog Francis Gairon de knie, en de armen ten hemel verheffende, waar tallooze sterren flikkerden, riep hij uit: Heer van het heelal. Beschermer der zon-. nen en van de Oneindigheid, zijt gezegend, "Vader van het goede, dat Gij den dood hebt afgewend van Dolora's dierbaar hoofd! Hij pinkte een traan weg, en opstaande, bereikte hij weldra de kroonlijst van de overhellende rots. Een half uur later kwam Mi zonder eenige hindernis aan het hooge punt, dat een ophijsching noodzakelijk maakte, om op het plateau aan te landen. Op zijn geroep werden hem de noodige lasso's toegeworpen waarmede hij zich opwerkte naar de kruin van de helling. Dotora, Fabian, Krekel, Peter, Coëllo, de Puma met zijn Mayos wachtten hem daarboven. Hij drukte de hem toegestoken handen en met een door ontroering gebroken stem stamerde hij: De Indianen breken het beleg op. Vuurhart het Semindolsche opperhoofd, die zijn stervenden vader verliet, teneinde de Maagd van Mexico te ontzetten, heeft het bevel ertoe gegeven. Uitroepen van vreugde, levendige handdrukken volgden op deze woorden. Welnu, Francis Gairon, zei de Mestiza, gij > zijt inderdaad de man, aan wien wij het welslagen der expeditie verschuldigd zijn, Treurig schudde de Canadees het hoofd. Ik heb gedaan wat ieder in mijn plaats zou verricht hebben. Ik heb niet gewild dat ge in handen zoudt "vaten der bandieten van de prairie. De Canadees verwenschte inwendig zichzeiven. de loftuitingen te moeten aannemen van haar, die niet gissen kon, dat zijne daad van toewijding slechts de logische consequentie was van verraad. Eensklaps verwijderde zich Dolora. Ernstige zorgen namen haren gedachtenloop in beslag. Het beleg van het Zwarte Dal was weliswaar opgebroken maar wat zouden de belegerden thans doen? Voorzeker, het voornemen der Mestiza was: het grondgebied der Seminolen te bereiken; maar om er te komen, moest men tweehonderd kilometer woeste vlakten ^doortrekken, waar geen plantengroei, geen water, niets hoegenaamd was te verkrijgen. Te paard zou zulk een tocht vier a vijf dagen eischen. Te voet waren er wel veertien dagmarschen mêe gemoeid, en de getrouwen der Mexicaansche Maagd zouden moeten marcbeeren, want hun rijdieren waren tijdens het beleg als voedsel verorberd. Er moest raad geschaft worden. De Puma verhief eindelijke zijne stem. Heden' uitrusten, zei hij. Vervolgens uit de bagage alleen het noodige meenemen, de rest achterlaten, om geen onnoodigen ballast mee te sleepen. Aldus werd besloten. Men zou des ande- • ren daags bij het krieken van den dageraad den tocht aanvangen. In het heerlijk bewustzijn, dat men na eenige dagen vermoeienis het bevriende land zou binnengaan, sliepen de gezellen van Dolora ta, te midden der plechtige stilte van de Prairie. Een lange reeks ruiters trok op dit oogenblik door de woestijn. Zwijgend, als bronzen standbeelden zittend in den zadel, keerden de Indianen, aangevoerd door den Rooden Gier. terug naar het Zwarte Dal, dat zij daags tevoren hadden verlaten. Op den morgen van dezen dag hadden de Apachen en Comanchen, na een langen marsch, waarbij Vuurhart hen had vergezeld, hunne legerplaats opgeslagen op veertig mijlen afstand van Dolora. Vuurhart had de verraderlijke handelwijs van den Rooden Gier niet vermoed. Na eenige uren rustens had hij het kampement der Indlos verlaten om zijn eigen stam weer op te zoeken. Een veertig minuten later hadden twee ruiters, de Bison en de Panterkat zijn spoor gevolgd. Het plan, dat onder de tent van den Rooden Gier was gesmeed; zouden zij aan hem ten uitvoer brengen; verraderlijk wilden ze hem overvallen en vermoorden, om later te kunnen zeggen, dat gü het verlangen van zijnen stam niet te weten waren gekomen en dus volkomen vrijheid hadden om het kleine troepje der Mexicaansche Maagd om hals te brengen. Men weet hoe de Voorzienigheid hun ontwerpen wist te verijdelen; men heeft gezien hoe Scipio Massilia en diens tochtgenoot Marius den Bison en de Panterkat neerlegden, nadat dezen Vuurhart aan een boom hadden vastgebonden, om hem den dood der verschrikking te doen sterven. Opnieuw werden de Mestiza en haar escorte belegerd. Door een toeval waren ze van de handgreep, die de Roode Gier op hen toepaste, onderricht geworden. Coëlto, of liever Vera Rosales, die eene afdaling naar het Zwarte Meer had beproefd, bemerkte de aanwezigheid der Indianen en had zich gehaast zijn gezelschap ervan te verwittigen. De Apachen, die hun slachtoffers onverhoeds dachten- te overvallen, werden1 met een moorddadig geweervuur ontvangen. Doch het laatste oogenblik was nabij, weldra zou het den belegerden aan ammunitie ontbreken. ViW patlronen per hoofd bleven1 nauwelijksovec. Nog één bestorming der Roodhuiden, en de belegerden zouden zich met het blanke wapen moeten verdedigen, een tegen honderd, de strijd der wanhoop. Francis Gairon en Peter, op steenblokken gezeten, verwijderd van hun lotgenooten, beraadslaagden onderling. De Roodte duivels kennen onze positie, zei Francis. Zie hen eens op de vlakte, ze doen geen moeite 'Om zich verdekt op te stellen; ze weten, dat we met onze laatste patronen zuinig moeten zijn. Ooed, ik ben niet blind en zie het even goed als u, meester. Ja, ja, de raven van de wildernis ruiken het aas. Nog een paar schoten en onze karabijnen staan gelijk met den waaier tusschen de vingers eener vrouw. En dan, vervolgde hij met gesmoorde stem, kunnen wij Dolora niet meer verdedigen; als krijgers, dezen naam Onwaardig, zullen we den Indianen den schat moeten overlaten, die ons in bewaring is gegeven. Zij, hun gevangene; zij, van halte tot halte meegesleept tot de legerplaats der Noordelijken; zij, bespot en gehoond de hoop van een volk overgegeven aan den spotlust der soldaten Oh! dat alles is mijn schuld! Als lafaard en verrader, heb ik haar Hl dezen valstrik gelokt. Ik voel me gedrongen alles aan onze makkers te bekennen, hen te smeeken recht te döen. Maar waartoe zou dat nu dienen? zei Peter, zijn arm slaande om den hals van den patroon. Bekennen staat gelijk met de Donna te berooven van een verdediger. Het eenigste wat me nuttig voorkomt, is haar te beschermen tot in den dood. Tot in den dood! herhaalde Francis. En als een bliksemstraal schoot het hem ie binnen: den belegeraars lajleen lijken laten om te scalpeeren? Ja, dat meen ik ook. De dood schijnt je dus de eenigste uitweg voor ons allen? Je zoudt denken, dat het voor de Mestiza beter 'is, door een kogel te worden getroffen dan in de handen te vallen van den vijand? Liever de dood dan een schandelijke gevangenschap, bevestigde Peter. Ik dank je, kameraad, ze zal dus sterven! Dit zeggende, ontblootte Francis het hoofd', en de oogen ten hemel geslagen, scheen hij verloren in een plechtige samenspraak met den Oneindige. Het was alsof hij de tusschenkomst inriep van den Oppersten Rechter. Hij duizelde, tot krankzinnig wordens toe. De strenge inachtneming van het gegeven woord had hem geleid tot verraad. Als slaafsch dienaar van de eer, stond hij aan den afgrond der eerloosheid. In zijn bekrompen hersens van een man, die enkel meeleefde met de natuur, ontketende deze gewaarwording een storm in zijn binnenste, vielen al zijn verwachtingen in duigen. Waarop nu voortaan te vertrouwen, omdat het kwaad ontsproot uit het goede, de valschheid uit loyautett, de laagheid uit zielenadel — dit bleek hier toch zonneklaar. Maar de hemel bleef onbeweeglijk voor de menschelijke marteling. De sterren schitterden in al hun luister 'boven de hoofden dezer beklagenswaardige groep op het plateau der rots van1 het Zwarte Dal. Op twintig pa's afstand van de Canadeezen, achter rotsblokken verscholen, sloegen senor Rosales en de Parijzenaar Krekel de omstreken onrustig gade. Van tijd tot tijd wendde de hacedado zijn blikken naar een gedaante, die in volle lengte niet ver van hen op den grond lag uitgestrekt. Een, droevige uitdrukking verscheen alsdan op zijn gelaat. De slaper, of liever de slaapster was Vera, in wie Fabian, met kiesche terughoudendheid als vader, slechts dendienaar Coëllo had willen zien. Krekel bemerkte watt er omging in het 'hart van zijn landgenoot: Zij slaapt, zei hij zachtjes. Des te beter. Zoo vergeet ze onze netelige positie. De hacendado haalde de schouders op. Welk nut heeft hier vergetelheid? Wend ze het ongeluk af? Neen, neen, de vergetelheid, door de ouden tot eene godheid verheven, is een valsch godin. Zij bestaat niet. De herinnering verwijdert zich 'een poos, maar verdwijnt nooit geheel. En prevelend', als fn zichzelf sprekend: Heb ik de 'herinnering verloren aan mijne in Frankrijk overleden gade en aan den zoon, die aan de ongelukkige moeder werd ontstolen? - Hij greep Krekel bij den arm, en op bijna ruwen toon sprak hij: Luister, gij heer Parijzenaar. Binnen eeni- ge uren zullen hier de oogen van velen voor immer gesloten zijn. Als gij blijft leven, is het noodig dat ge ales weet, opdat ge de waarheid kunt meedeelen aan mijne dochters, die ginds op de haciënda zijn achtergebleven. Zij dienen hunnen broeder te kunnen herkennen, indien de hemel het toelaat dat zij hém ten eenigen dage ontmoeten. Hij zweeg plotseling. Een zachte stem murmelde in zijn nabijheid: Vader, Iaat mij u omhelzen; geef mij den kus, dien ik door mijn lichtzinnigheid sedert het begin van deze lange reis heb moeten missen. Het was Vera Coëllo. Voordat de hacendado een antwoord kon geven, hernam ze: Ik sliep.... Ik had een droom zoo innig, dat de slaap mijn oogen niét meer heeft willen sluiten. De man, wien ik de bloemen van den sospiriano heb aangeboden, heeft zijne vrijheid herkregen; hij snelt tot ons, hij zal ons bevrijden. Dat is een zinsbegoocheling, arm kind. Neen, vader, het is waarheid. Ik gevoel het, ik ben er zeker van. Coëllo had u over deze zaken niet kunnen spreken. Ik heb mijn naam Vera weder aangenomen, om u woorden' van hoop en vertrouwen toe te voegen. Als eenig antwoord drukte Fabian Rosales de aanvallige senorita aan zijn hart. Waarom haar thans een dwazen streek tot verwijt te maken, die in Mexico niet tot de uitzonderingen behoort, en waardoor zij zich onnadenkend had begeven in het gevaar! Als hij er wèl over nadacht, was de tegenwoordigheid der dochter toch een hart voor hem onder den riem- Zeker, de hacendado 'leed er wel onder, nu hij Ve%a zag blootgesteld aan een noodlot, dat onvermijdelijk scheen, maar hij ondervond niet de smart van zich verlaten te gevoelen, ver verwijderd van allen die hij liefhad. Deze gedachte hield zijn geest eenigen tijd bezig, toen de stem van den Parijzenaar hem opschrikte uit zijne mijmering. Senor, zei Krekel, van twee één: of ik heb .een rad vóór de oogen, of op de vlakte ontstaat in eens een spontane vegetatie waarvan ik niets begrijp. Zich uit de omhelzing losmakend' van zijne dochter, kwam Fabian op Krekel af, die voorover gebogen hem wees op de oppervlakte der wildernis. Zie eens daarginds, hernam de jonkman., ik zou zweren dat er vandaag alleen zand was te zien en nu zijn dat geen struiken die ge ziet? Ja, waarachtig, antwoordde Rosales, na de aangeduide plek te hebben beschouwd. Maar dat opschieten van geboomte is het alleen piet daarginds, rechtsaf zie ik een struikgewas dat vroeger ook niet .bestond. En hier zijn er nog meer, nog anderen, overal om de hoogte, bevestigde Vera. Uit hun overpeinzingen gewekt door de veel beteekenende mimiek der drie personen, kwamen Francis en Peter bij hen. Wat is hier te doen? Die struiken! Hoe komen die struiken ineens ■ hier? Na een vluchtigen oogopslag zeiden de beide jagers .eenparig: Indianen. Indianen! riep Krekel. Hoe kom je aan Indianen? Wel, onder dat gebladerte, dood-eenvoudig. Een hunner alledaagsche listen. Als ze een vijand willen verrassen, maken ze met behulp van afgesneden takken een kunstmatige struik waaronder ze heel langzaam voortschuiven. Ge denkt dus ? Dat die honden zich gereed maken om ons aan te vallen, zei Francis. Ha! als de ammunitie maar niet zoo schaarsch was geworden, zou ik ze eens laten zien hoe wij gewoon *zijn de heertjes te ontvangen. Maar we moeten zuinig zijn met de patronen en ze wat dichterbij laten kruipen, opdat geen enkele kogel verloren ga. En Peter, de vuist dreigend ballend naar het struikgewas, riep met komische woede: Ongedierte van de woestijn! Ze denken ons te lijmen met hun list, die hoogstens voor militiesoldaten kan dienen! In weerwil van den ernst der omstandigheden, deed1 de toorn van den geëmpIoieerde de aanwezigen een oogenblik glimlachen, maar de nabijheid, van het gevaar deed hun weldra het lachen'vergaan. Een aanval was iets versclrrikkelijks op dit oogenblik, nu de schietvoorraad ging ontbreken. Toch moestmen er op voorbereid zijn om dien te doorstaan. Alle strijdkrachten werden bijeengeroepen, allen namen hun post in. De karabijn in handen, met op elkaar geperste lippen, .wachtte iedereen' den aanval af. Dolora alleen scheen geen vrees te kennen. Haar groote oogen schitterden. Haar tegenwoordigheid^ scheen allen met nieuwen moed te bezielen, toen zij onder de strijdenden verscheen. Francis Gairon, door een onbedachtzame beweging meegesleept, boog een knie op het oogenblik dat zij hem voorbijging en de zoom van haar kleed hem raakte; met stokkende stem murmelde 'hij: Vergeving! Verrast keerde het jonge meisje zich om. Maar reeds was Peter op Francis toegesprongen. Zijn herculische hand omklemde den schouder van den Canadees als in een schroef. Op den wagenden blik der Mestiza antwoordde hij: De patroon' lijdt er zeer onder, Donna, nu u in gevaar verkeert. Hij beseft, dat hij niet behendig genoeg geweest is, om de Indianen van uw spoor af te leiden, om u veilig en wel te geleiden tot aan dén eindpaal van uwen tocht. Zij glimlachte minzaam. Beschuldig uzelven niet, zei ze ernstig. Van alle eeuwigheid was besloten hetgeen thans gebeurt. Het staat niet in 's menschen macht om te beletten hetgeen moet zijn. Genoeg zij het u te weten, dat ik u zeer dankbaar ben voor uwe verknochtheid aan onze zaak. Zij' verwijderde zich. Op somberen, bijna norschen toon, gromde Gairon: Waarom hebt ge mij belet mijzelven aan te klagen. Het heerlijkste geluk zou voor mij op dit oogenblik zijn, boete te doen, den jongsten snik te geven in haar tegenwoordigheid. De geëmpIoieerde achtte het niet geschikt hierop te antwoorden, en de twee mannen bleven onbeweeglijk op de plaats waar ze door de komst van Dolora waren verrast. Van daar konden ze de geheele linie der verdedigers overzien. Op tien pas van hen stond' Krekel, vervolgens Rosales, Coëllo, de Mestiza. Iets verder had de Puma zijn Mayos opgesteld. Als bronzen standbeelden volgden de krijgers, achter -rotsblokken verscholen, met flikkerende oogen de bewegingen van den vijand. Een weinig achter de linie zagen de jagers alles wat omging, zonder zeiven gezien te worden. Onderwijl stegen er geluiden op uit de vlakte: het nagebootst geschreeuw van den vischarend, het geblaf van boschwolven. De bandieten zingen, cm ons té bespotten, bromde Francis. Neen, zei Peter met zijn gewone kalmte. Ze waarschuwen elkaar, om hun opmarsen te regelen. En schouderophalend: Kom, kom patroon, ze weten, dat alvorens ons genaderd te zijn, velen hunner naar de gewesten der geesten zullen verhuisd zijn. Zij achten zich verzekerd van de overwinning, maar twijfelen er niet aan dat ze duur gekocht worden. En als antwoord op een plotseling invallende gedachte: Maar hoe hebben die schuimers van de wikiernis eraan gedurfd, om hun relletje weer te hervatten na het bezoek van het opperhoofd der Seminolen? Dat is juist wat Ik niet begrijp. Er moet een verraad onder schuilen van1 de roode duivels. Misschien heeft Vuurhart zijn edelmoedige itusschenkomst met zijn leven geboetHij was een dapper man, murmelde Gairon met een grafstem, alsof hij een lijkrede hield. Ja, dat was hij, bevestigde Peter. Maar de Canadeezen zwegen eensklaps. De fictieve of schijnbare struiken, die een uur reeds zich langzaam bewogen op de vlakte, waren den voet der rots genaderd waarop de belegerden hun bivak hadden. En andere struiken volgden hen, het was als een wandelend bosch. *) Aan den voet van den heuvel mengden zich de takken dooreen, verdikten zich van lieverlede en vormden-ten laatste een dicht boschaadje. De belegeraars stapelden zich opeen in 0 Toespeling op het laatste bedrijf van Skakespeare's Macbeth: Het wandelend woud van Dunsinante. V. D. Q. massa, alvorens hun vervaarlijk krijgsgescheeuw aan te heffen. BI.... zei Peter, dat kenmerkt een onweerstaanbare poging. De schurken schijnen goed ingelicht. Ze kennen ons gebrek aan patronen en zullen een twintig of dertig hunner krijgers opofferen, omdat ze er zeker van zijn dat de anderen hier zullen aanlanden. Francis sidderde over zijn geheele lichaam. Hier aanlanden, zeg je.... Ze zijn er zeker van Maar jij, jij denk je, dat ze zullen slagen? Kogels zouden hen alteen kunnen tegenhouden? Welnu? Als we 'ieder onze vijf patronen hebben verschoten is het uit. Uit! De Canadees'was loodkleurig .geworden. De athleet gevóelde dat het noodlot hem had verwonnen. Ze zullen hier komen, stamerde hij.... En zij.... zij.... zal hun gevangene wezen. Dwars door de wildernis zullen ze haar wegvoeren, door de cactus- en nopalvelden, wier stekelige doornen haar voeten zullen verscheuren. Aan de Noordelijken zullen ze haar uitleveren, en in een gevangenis, waarin gebrek is aan lucht en licht, zal de Bloem van het Zuiden verwelken. Met een geweldigen' slag sloeg hij zich op de borst: En dat is mijn schuld, mijn schuld:...... mijne misdaad! Een vreeselijk gebrul, brak de woorden van den ongelukkigen jager af. Plotseling op een gegeven teeken, hadden de Indianen zich ontdaan van de takken die hun tot dekking dienden, en beschilderd volgens krijgsgebruik, grijnzend en schrikwekkend, stortten zij zich op de helling van' den heuvel, onder het uitgillen van hun woest krijgsgeschreeuw. Het beslissend uur had geslagen.. Als duivels springen de Apachen en Comanchen tusschen de rotsen, moedigen ze elkander aan en stormen ze als in een wedloop voorwaarts. Bewonderingswaard zijn ze in doodsverachting en schrikwekkend tevens. Bedaard en met zeker leedgevoel lossen de belegerden hun schoten', want hun geringe voorraad ammunitie slinkt meer en meer. Alle kogels treffen doet in de krieuwelende massa's van Roodhuiden, die zich vastklampen aan den rotswand van de onneembaar gewaande sterkte. Dooden blijven achter, uitgestrekt op den grond, met de armen in den vorm van een kruis.. Gekwetsten, in hun woedenden stormaanval gestuit, besproeien de rotsen met hun bloed en verspillen hum laatste krachten in brullende kreten en scheldwoorden aan het adres der Bleekgezichten. Methodisch telkens een Indiaan neervellend, heeft Francis Gairon viermaal achtereenvolgens zijn karabijn afgeschoten. Een enkele patroon blijft hem over. Een oogenblik houdt hij deze tusschen de vingers. In gedachten verdiept, beschouwt hij ze. Eindelijk schuift hij ze hoofdschuddend in den loop van zijn geweer. Maar hij legt niet aan. Hij beeft de kolf afgezet op den grond en ziet de mensohenzee aanrollen, voortdurend aanrollen. Eén voor één zwijgen de vuurwapenen der belegerden. De paironenvoorraad is uitgeput. De aanvallers hebben dit bemerkt. In woester vaart dan tevoren, onder zegevierend gebrul, stormen- ze voorwaarts, een geluid- dat herinnert aan het geroep dier reuzengieren, die hoog zweven in de lucht bij het krieken van den dageraad. De belegerden wisselen een blik, het stom vaarwel van hen die weten, dat zij ten doode zijn opgeschreven. Aan het einde van den loop der karabijn schroeven zij lange messen, de bajonetten der prairie. De strijd met het blanke wapen, de finale wanhopige worsteling, waarbij men vecht — niet om te overwinnen, maar om gewroken te sterven — !s nabij. Op een afstand van nauwelijks vijfentwintig schreden zijn de tegenstanders van elkaar verwijderd. De Roodhuiden schreeuwen, tieren, brullen, blaffen en sissen. Een helsch lawaai. Nog een sprong. Ze staan op de borstwering. Lansen en bajonetten klikklakken met trillenden metalen klank. Het bloed spat links en rechts, het is moord en slachting, een algemeen gegl van wanhoop en doodsgerochel. De belegerden deinzen achteruit. Maar nog verdedigen zij zich. Nauw aaneengesloten, vormen zij een kleinen 'kring, waaruit de bajonetten dreigend zich verheffen. Het is een rotonde, die front maakt naar alle zijden. Francis en Peter willen zich bij hen aansluiten, — de eerste blijft eensklaps staan en uit een hartverscheurenden kreet In de verwarring en het oorverdoovend rumoer is Dölora Pacheco van haar metgezellen gescheiden. Zij staat alleen, ongewapend, door Vijanden omringd. Dreigend verheffen zich de tomahawks boven haar fiere hoofd. Zal ze daar sterven, onder de oogen der Canadeezen, die machteloos zijn' om haar te verdedigen? Neen, een soort roode kolos springt óp haar toe. Het is Roode Gier, die haar heek herkend, voor Wie hij roekeloos het bloed zijner krijgers heeft geofferd. Zij uit een kreet van ontzetting, een wanhopig beroep op een onmogelijike hulp. Maar het Indiaansch opperhoofd grijpt haar onmeedoogend aan. Hij neemt haar in zijn armen, en ontvoert haar, aan zijn krijgers de zorg overlatende om het bloedbad te voltooien. Hij loopt alsof hij haast heeft, zijn kostbare vracht in veiligheid te brengen. Het is een schat, dien hij heeft buit gemaakt, want de Noordelijken zullen hem wapenen geven, pa¬ tronen en vuurwater, ter uitwisseling van zijn gevangene. Onder een gesmoor den kreet, alsof het hart hem wilde breken, is Francis Gairon toegesneld, om den roover zijn prooi' te ontrukken.. Maar de saamgedrongen massa der Indianen werpt zich op als een dam, om hem den doortocht te beletten. Tevergeefs steekt en slaat hij en' velt de Roodhuiden neer in zijn onmiddellijke nabijheid'. Peter geeft hem niets .toe in het bloedig werk. De menschenval is te dik van omvang, te talrijk is de vijand'. Francis kan den doortocht niet forceeren. De Roode Gier heeft het uiteinde van het plateau bereikt Hij zal de helling afdalen en verdwijnen met zijn buit Het gelaat van den Canadees is stuipachtig verwrongen, verwilderd staan zijn oogen. Ik heb haar in deze hinderlaag gelokt, de valstrik is door mij gespannen. Ik moet haar den dood geven boven oniteering! Met zijn karabijn omschrijft hij een vreeeelijken zwaar, verbrijzelt schedels, ontwringt hij zich voor een oogenblik aan de brullende bende die hem heeft besprongen. Eu recht overeind, te midden zijner verbaasde vijanden, boven wie hij uitsteekt met zijn reuzengestalte, legt hij ijlings aan. Een losbranding de Canadees heeft zijn laatste patroon verschoten. Maar niet tevergeefs heeft hij aangelegd. De kogel- heeft twee menschen getroffen. De Roode Gier en diens slachtoffer rollen over den grond, met een gulpbloeds, die uit beider lichaam vloeit. En met een vreeselijken kreet, terwijl hij den toestand over het hoofd ziet den dood niet achtend, die hem van alle kanten aangrijnst, laat Gairon zijn wapen' los, zinkt hij op de knieën met den uitroep: Ik heb haar gedood! Ik heb haar gedood! Bewusteloos zakt hij ineen. Maar alsof zijn val een afgesproken teeken ware geweest barst plotseling een goed' onderhouden geweervuur los. Als een hagelslag storten de kogels op de Roodhuiden neer. In wilde vlucht, onder angstig geschreeuw, kiezei; dezen het hazenpad, de helft hunner rasgenooten op het terrein achterlatend1, en een vrooJijke, klankrijke stem weerklinkt in; ae lucht: Ta ta. ta! mijn waarden, je kunt toch niet zeggen dat de Marseillaan gierig is, ie krijgt suikerballen van hem, van nummer één. Scipio Massilia was op het terrein verschenen, hij kwam op het juiste oogenblik, als redder in den nood. • Achter hem aan galoppeeren zijn getrouw*, Maitus. Vuurhart en de afdeeling Seminok», door het jeugdig opperhoofd aangeworven tot ct.tzel van de Mexicaansche Maagd. V. SCIPIO MASSILIA VERBERGT ZIJN VERMOEDENS, OM ACHTER DE WAARHEID TE KOMEN. En Donna Dolora, doctor? Batten gevaar. Eer veertien dagen zijn verloopen, kan ze haren tocht hervatten. Mooi zoo, dat is een steen van het hart, mijn waarde doctor, want het arme vrouwtje.... ziet u, geen sikkepitje zou ik voor haar leven hebben gegeven de kogel had haar door en door getroffen, de borst ingegaan en door den rug er weer >uit. Dioubiban, een echte lunet *)■ Maar einde goed, alles goed. Deze korte samenspraak werd twee maanden na Massilia's terugkomst gevoerd tusschen den beminne'lijken Marseillaan en een geneesheer, dien men met groote moeite uit een naburig stadje bad kunnen ontbieden. Dien dag was Scipio Massilia bizonder in zijn knollentuin. Zijn kameradén hadden opgemerkt, dat zijn luimigheid sedert zijn terugkeer scheen verdwenen. Een geheim verdriet knaagde aan den vroolijken snaak, eene bezorgdheid, die zich verried door den diepen rimpel, die op zijn voorhoofd zichtbaar werd. Wat hield den Provencaal toch wel bezig? Een zeer eenvoudige zaak. Tijdens zijn vertrek van Chicago had hij per spoor gereisd. Hij had toen een geheimzinnig gesprek afgeluisterd tusschen Joe Sullivan en diens gedienstigen Bell. Uit dat gesprek bleek duidelijk, dat verraders, door dezen Joe Sullivan betaald, deal uitmaakten van het escorte dar Mestiza. En die verraders waren — te oordeelen naar de gedachtenwisseling tusschen den grensinspecteur en diens dienaar — niemand anders dan de Canadeezen Francis Gairon en Peter de geëmpIoieerde. De sombere wanhoop van Francis gedurende de weken, dat het jonge meisje zweefde tusschen leven en dood; zijn verwarde blikken; enkele woorden, die de ontroering aan den ongelukkige ontlokte, hadden den Marseillaan de zekerheid verschaft van de schuld in hem dien hij behoedzaam naging. Maar de vrees, waardoor allen door den toestand van Dolora waren bevangen, hadden hem tot dat tijdstip belet om tot daden over te gaan. Het jonge meisje had inderdaad lang geworsteld met den dood. Langzamerhand had hare jeugd gezegevierd over de wonde haar toegebracht, zij was buiten gevaar, en Massilia zou zijn onderzoek kunnen aanvangen. Goed, zei hij tot zichzelven. na den dokter te_ hebben verlaten, ik heb maar een beentje vóór te zetten, en daar mijn geest niet op een dwaalspoor is omtrent den schurk, zal ik hem weldra hebben -ontmaskerd. Want 0 Brilschans eener citadel. dat moet toch gebeuren zijn straf mag hij niet ontgaan hij mag niet kunnen ontkennen of zelfs zich verdedigen. En als om zijn taak te verlichten, hield Francis Gairon, die van verre het gesprek tusschen den Marseillaan en den geneesheer had bijgewoond, den Franschman in het voorbijgaan staande: Dag, meneer Massilia. Scipio keerde zich om en mompelde: Ta, ik zie je komen, mijn waarde! En met een breeden lach: Jawel; de waarde jager, mijn vervanger als Kampioen der Zuidelijken. Och! vervanger, zei Gairon zoetsappig — wien het ironisch voornemen van den spreker ontsnapte — vervanger de omstandigheden hebben mij Veroorloofd nuttig te zijn voor haar ter wier bescherming ge u hadt opgeworpen, dat is alles. Dat zou ik meenen, sakkerloot! En u hebt den dokter gesproken? Er lag angst in de stem van Francis Gairon. Ta, ta, ik kom juist van 'hem. En? Hij heeft me verzekerd dat er geen zweem meer is van gevaar. ,Ha! Het gelaat van den Canadees verhelderde. De jager greep de handen van Scipio en drukte ze met klem. In zijn houding, in de uitdrukking van zijn gezicht lag zooveel oprechtheid, dat Scipio in zichzelf zei: Vreemd. De vent heeft heel het air van een eerlijk man. En met verheffing van stem: Dat doet je plezier? Ach! riep Gairon, als ge mijn ongerustheid had kunnen afmeten naar mijn gevoel, dan zoudt ge begrijpen dat ik herleef, dat de hoop die mij bezielt, me het leven teruggeeft. Welnu, leef op je dooie gemak de leerling van Esculaap was zeer overtuigd. De Senora Mestiza is buiten gevaar. Daarop verliet hij den Canadees. Zonderling, mompelde Scipio. met kleine passen voortloopend Zonderling. Je zoudt zweren dat die waardige Francis met lijf en ziel verknocht is aan onze bekoorlijke gekwetste En toch Nu goed, besloot hij schouderophalend, we zullen zien. Zachtjes bereikte hij zijn tent. Om er in te komen, moest hij rakelings voorbij een jeugdig bediende, die op een steenklomp was gezoton. Hij herkende Coëllo. He, snulter, wat voer ie 'bier uit? Ik droom, Senor, antwoordde de aangesprokene. Je droomt met open oogen. zooals de haas in de fabel. Ga voort, jongen, met je droom, er kan goeds in zitten. En hij verdween onder het linnen zeil dat hem tot woning diende. Coëllo volgde hem met zijn blikken. Ach! murmelde de pseudo-bediende. Hij heeft nooit in mij Vera Rosales herkend, 'die hem liefheeft. Heb ik dan ongelijk gehad met te hopen, te vreezen, gevaar te loopen de ontevredenheid gaande te maken van mijn vader, om het hart van dezen Franschman te veroveren? Een wijle bleef ze voor zich uit staren, terwijl een rimpel op haar voorhoofd verscheen door de inspanning van haar overpeinzing. Gelijk of ongelijk, hernam ze eindelijk, wat doet het ertoe, nu mijn hart onweerstaanbaar zich tot hem voelt aangetrokken? En na een poos zwijgens voleindde ze met trillende stem: Ik wil toch weten waar het op staat Tijdens zijn afwezigheid heb ik een brief onder zijn tent geschoven hij zal dien vinden en mijn lot moet beslist worden. Met ingehouden adem, bevende van gespannen verwachting, bleef ze daar zitten, haar groote verwarde oogen gevestigd op de tent die haren uitverkorene aan haar blikken onttrok. Zij gevoelde geen kracht meer het stilzwijgen te bewaren en voor het aanschijn van haren held het masker vol te houden van den onbekenden en raadselachtlgen bediende Coëllo. Op eens sidderde ze aan al hare leden. De welluidende stem van Massilia liet zich hooren: Corpo di Baccho! Heb je in de wildernis zelfs een postdienst? Vera klemde de handen op haar hart en prevelde: Mijn brief. Hij heeft mijn brief gevonden. Zij hoorde hoe hij het couvert verscheurde. Nu leest hij wat ik heb geschreven. 'En dit was zoo. De nieuwsgierige Marseillaan las: „Senor, „In de wildernis moet men openhartig zijn. De tijd ontbreekt voor lang dralen, voor ingewikkelde phrazen waarin stedelingen zich vaak vermeien. „Evenals, wanneer de arend niet snellen wiekslag door het luchtruim zwiert, de jager moet aanleggen en vuren, zoo moet ook een minnend meisje, wanneer de man voorbij gaat, dien zij heeft uitverkoren, hem zonder omwegen haar gevoelens openbaren. „De arend of de uitverkorene;' haars harten zouden weldra zich verwijderen en verdwijnen voor immer, de een in de onmetelijke blauwe ruimte van het uitspansel, de andere in de grenzenlooze Uitgestrektheid der woestijn. „Ziedaar waarom u vóór dezen, als vluchtige gast van Don Fabian Rosales, op het kozijn van uw vensterraam den ruiker hebt gevonden van den sospiriano, die den cavalier zegt: Senor, u wacht eene bruid. „Ziedaar waarom, hier, in het Zwarte Dal, gij dezen brief ontvangt, die u herhaalt: een verloofde denkt aan u. „Zoo gij bewogen zijt met het lijden van haar, die wacht zonder hope, schrijf haar dan ook, laat uwen brief liggen in Uwe tent en verwijder u. „Zij, die deze regelen geschreven _ heeft, zal wel weten, hoe ze in het bezit kan komen van dat kostbaar stuk papier. Geteekend: De ruiker van den sospiriano." Toen hij de lezing had geëindigd, sloeg Scipio Massilia zich herhaaldelijk voor hef hoofd: Ta, ta, wat beteekent dit alles? En in een plotselinge opwelling snelde hij naar den ingang der tent, en het jonge meisje bespeurend, zonder in het minst te vermoeden dat onder hare uitrusting van bediende de geheimzinnige schrijfster was verscholen: Hè, Coëllo, zei hij, je hebt zeker al lang hier gezeten, oolijke snuiter? Op dit gewichtig oogenblik aldus toegesproken, geraakte Vera buiten westen en stamerde ze: Ja, Senor. Dan is alles in orde, mijn jongen.... ge zult me dus het raadsel wel kunnen oplossen. Met zijn natuurlijke onstuimigheid kwam hij op haar aan, greep hij hare hand en snugger heette het: Ge hebt de Senora gezien, die in mijne tent is gekomen niet waar? Geheel en al van haar stukken door de onverwachte wending van het gesprek, brabbelde het arme meisje, zonder te weten wat ze zeide: Ja, Senor. Ja sappristi, dat is prachtig. En hoe ziet ze 'r wel uit? De gewaande Coëllo bleef met den mond vol tanden. Goed, zei Scipio, ik snap het Daar heb je zeker niet op gelet. Op jou leeftijd en bij zoo'n temperatuur mijmert men meer dan dat men nagaat wat zich aan iemand voordoet Je hebt dus een dame zien binnengaan, zonder haar gelaatstrekketa op te nemen. Ja, dat is het eigenlijk, slaagde het jonge meisje er eindelijk in uit te brengen. Och, ik kan het je niet kwalijk nemen, jonge knaap Maar ik wil je een voorstel doen. Een voorstel? Een uitmuntend voorstel. Luister. Ik luister, Senor. Hier heb je een ons Mexicaansch goud Welnu, sakkerloot, dat is voor jou, als je me de schrijfster ontdekt van dezen brief Je snapt het toch, ik zeg .schrijfster", omdat ze me geschreven heeft— ze vraagt dat ik haar zal antwoorden.... ta ta, ik ben beleefd, ik zou antwoorden, als ik haar kende; maar op dit oogenblik kan ik toch mijn handteekening niet geven aan iemand die zich verbergt. Geheel onthutst, liet Vera werktuigelijk, het hoofd zakken. Wat? Men beloofde haar een ons goud, haar, om het meisje te ontdekken, dat geteekend had met het onderschrift: „De'ruiker van de.i sospiriano." Het was komisch en wanhopig. Zoo was hij dan reed^ twee maanden terug bij zijn kameraden, en op geen oogenblik zelf had 5cip»ohaar vermomming vermoed. Oh! nooit zou hij haar liefhebben! Dus, ging Mass-lia voort, meer en meer volhardende in zijn dwaliiig, je gaat op onderzoek uit? Ik zal gehoorzamen, Senor. En zoodra je iets hoort, geef me een teeken. Ik ben zeer verlangend de Senora Sospiriano te kennen Ze heeft althans iets origineels en drommels, de origh,a- lite.t schep je tegenwoordig maar niet zoo van de straat. En op zijn hielen draaiend: Een uns goud, Coëllo, denk er om. Vera bevond zich alleen. Vreeselijk was haar ontsteltenis. Moest ze lachen over den toestand of huilen? Jawel, koddig was het zeker, tegen een fatsoenlijke belooning, de opdracht te hebben ontvangen zichzelf te gaan zoeken. Wel aardig, maar haar verliefd hart voelde toch een zekere marteling van niet doorschouwd te zijn geweest. Mijmerend, beurtelings met een glimlach op de lippen, dan weer met de oogen vol tranen, bereikt" het jonge meisje de grenzen van het kampement. In de schaduw van een rots, vlijde zij zich op den grond en ging ze voort dezelfde gedachten weer te herkauwen. Onwillekeurig geraakten haar denkbeelden verward, werden ze vaag en onbestemd. De slaap begon op haar oogleden neer te dalen met haar onweerstaanbare loomheid. Toen ze tot zelfbewustzijn kwam, was het nacht en scheen de maan aan het uitspansel. Zachtjes richtte zij- zich op een elleboog en liet met verbazing haar blikken rondgaan. Zij gevoelde zich tot rust gekomen, de verwarring die baar brein had overmeesterd, was verdwenen. In het bivak heerschte volkomen rust op de vlakte, om den rotsheuvel waarde diepe stilte. De alom heerschende kalmte bracht vrede, ook in hare ziel. Opeens luisterde ze aandachtig. Aan den anderen kant der rots, waartegen de gewaande bediende leunde, hoorde ze sprtken. Men sprak als in een droom, met afgebroken, hijgend stemgeluid. Het wilde de dochter van den hacendado voorkomen, als herkende ze de stem ven Francis Gairon. ' Een oogenblik oplettendheid overtuigde haar, dat zij zich niet had bedrogen. En de woorden die de Canadees sprak, waren als dolksteken voor haar, want zij 1 hielden een vreeselijke bekentenis in. Door een onweerstaanbare zucht aangegrepen om tö weten, kroop ze om het rutsblok heen, dat den spreker aan haar oog verborg. Behoedzaam stak ze het hoofd vooruit, Francis en Peter sliepen dicht bij elkander. Maar terwijl de laatste den slaap genoot met de kalmte van een gerust geweten, wentelde de eerste zich onrustig om en heen en weer, alsof hij aan hevige wroeging te,i prooi was. Droppelen zweet parelden op zijn voorhoofd, verwrongen stond zijn gelaat. Ach! sprak hij met hijgend geluid.... vergiffenis, vergiffenis, Dolora, ik heb u gedood, opdat ge de slavernij zoudt ontgaan. Vera rilde van het hoofd tot de voeten. Wat zei toch wel die slapende? Hij beschuldigde zich, Dolora te hebben getroffen Welke Dolora? De Maagd van Mexico, voor wier leven allen sedert een paar maanden beducht waren? Maar Francis schrikte op in zijn naargeestigen droom. Krampachtig balden zich zijn vu.sten op zijn borst. Daar, daar is dat vervloekte papier, dat mij tot werktuig heeft gemaakt van Joe Sullivan Dat brandt en schroeit me op het lijf Vergeef me, ik had geteekend, ik mocht mijn woord ttiet verbreken. Het jonge meisje moest zich aan het rotsblok vasthouden, om niet neer te vallen. De naam van Joe Sullivan was bekend aan alle Mexicanen van het grensgebied. -Voor hen was hij een Noord-Amerikaan zonder hart, zonder geweten, tot alles in staat om zijn doel te bereiken. En de jager noemde zich zijn handlanger! AJs aan den grond genageld, bleef Vera Rosales ter plaatse, de oogen onafgewend van den man, die zich beschuldigde, zelfs in den slaap. Het verraad is de ondeugd, die de jeugd het meest tegen de borst stuit. De jeugd immers is oprecht, omdat al haar gevoelens eenvoudig en krachtig zijn. Vera vraagde zichzelve af of zij niet droomde. Het kwam haar als een onmogelijkheid voor, dat de Canadeesche jager, in wien de Mestiza haar vertrouwen had gesteld, haar had verraden, dat hij de laagste misdaad, den afschuwelijken sluipmoord zou hebben begaan. Een onweerstaanbare schrik schokte haar geheele wezen. De Canadees ging voort met zijn zelfbeschuldiging. Doch weldra lichtte het op in haren geest. Zij dacht er niet meer aan, haar ontdekking aan .haren vader mede te deelen, aan een der metgezellen van de Mestiza. Neen, door haar jeugdige liefde gelekï, prevelde ze: Hij moet alles weten. Hij zal recht doen. Hij, dat was Massilia. Zoo gezegd, zoo gedaan. Achterwaarts ging ze weer terug langs de rots, aller.behoedzaamst richtte ze haar schreden naar de tent van den Marseillaan. Ook hier heerschte, als overal, plechtige indrukwekkende stilte. Het portiek van het linnen was opgeslagen, om de zoele nachtlucht binnen te laten, en het maanlicht, getemperd door de bekleeding, vergunde niettemin een blik op den Marseillaan, die geheel gekleed voor iedere verrassing, op een mat lag uitgestrekt. Hij lag in diepen slaap. Een oogenblik aarzelde Vera, maar zij vermande zich: Het isHhet welzijn van allen, dat op het spel staat zei ze overluid. Van gebruikeijke welvoegelijkheid kan nu geen sprake zijn. Daarenboven ik ben voor hem niet Vea, maar vermomd als Coëlkx En vastberaden trad zij binnen, naderde den slaper en tikte hem op den schouder. Maar Scipio Massilia genoot den slaap des rechtvaardigen, want hij verroerde zich niet; met halfgeopenden mond sliep hij rustig door. Opnieuw schudde hem het jonge meisje. Vergeefsche moeite. Eindelijk opende hij de oogen. Hé, zei hij geeuwend, zou je hier muskieten hebben? Maar hij eindigde met een uitroep: Alle duivels! Ik vergis me toch niet! Het is Coëllo! Zij legde een vinger op haren 'mond. St! Ha, ha, een geheim! hernam Scipio vroolijk, maar toch een toontje lager aanslaande, een geheim zou je het ons goud hebben verdiend, mijn brave? Neen. Ik heb iets anders gevonden, dat ik niet zocht. Iets anders. Ja. U hadt mij opgedragen eene Senora nit te vinden. Wel zeker. Welnu, het toeval heeft me een man doen ontdekken. Een man? En wat nog meer zegt, een verrader. Ditmaal sprong Massilia ter been, en met beide handen zijn hoofd vasthoudend: Wat zeg je me daar, knaap? Een verrader een verrader van wie, van wat? Spreek dan toch. Je laat me hier, midden in je geschiedenis, op heete kolen zitten maar zul je dan niet spreken? Als u me eerst maar eens den tijd ervoor gunt Daarvoor ben ik toch hier gekomen. Vooruit dan maar, Coëllo, ik zal stom zijn als een goudvisch in de braadpan.. ■ • Je zegt dus een verrader. Ja, Senor, een handlanger van Joe Sullivan. Joe Sullivan, de schurk die mij liet oplichten. Dezelfde. En die handlanger, de duivel moge hem roosteren..-.. die handlanger, waar zit hij? In het bivak, Senor. In het bivak! Scipio had de handen gegrepen van den gewaanden Coëllo. Ta, ta, zei hij, je hebt handen zoo fijn als een dame. Vera sidderde als een riet Maar Dij de tijding, die hem gebracht werd, bleef Scipio bij zijn opmerking niet stilstaan. Terstond kwam hij op het gewichtig onderwerp terug: Wanneer is die agent aangekomen, wanneer? Ik heb niet gehoord, dat een vreemdeling zich vandaag heeft aangemeld in het kamp. Hij heeft zich aangediend op denzelfden dag, dat men u van ons heeft gescheiden, Senor. Hé.... maar dan ken ik hem. hij maakt deel uit van het escorte der Mestiza? En zich dolzinnig met de vuist voor het hoofd slaande: Driedubbele ezel die ik ben— Sakkerloot! Dat komt ervan, als je zoo op stip en sprong wordt wakker geschud. Je bent dan verward als ansjovis in een pot.... Sap- prement! Ik ken den verrader dat zou ik meenen.... maar vertel me eens, snaak, hoe heeft hij jou in vertrouwen genomen? Zonder dat hij het wist Senor. Scipio fronste zijn wenkbrauwen. Zeg een*, oolijke guit, ie wilt me toch niet ernaar "laten raden? Maar glimlachend vervolgde hij: — Jawel, je zult een gesprek hebben afgeluisterd. Vera knikte toestemmend. En met wien had hij het over zijn kunststuk? Met zijn geweten. En den woordenvloed tegenhoudende, die over de lippen van den driftigen Provengaal dreigde los te breken, voleindde het jonge meisje: Hij sliep in, doch zijn geweten waakte, in den vorm van een droom. Hij sprak dus met luider stem? Zooals gij zegt, Senor. 'En hij beschuldigde zich? De Mestiza te hebben gedood, krachtens een papier, dat hij op de borst draagt. Ik heb dat niet goed begrepen, maar ik geloof dat het een geschrift is van Joe Sullivan. Massilia gaf geen antwoord. Op den grond starende, scheen hij- na te denken. Hij had de Mestiza willen dooden, bromde hij na een oogenblik zwijgens.... Zeg éetfs, heerschap, het heeft al heel weinig gescheeld, maar nu doe ik weer meê in het spel en je zult weten met wien je te doen hebt. En tot Coëllo zich keerend: Je handelwijs is voor mij een waarborg, dat je met lijf en ziel aan Dolora Pacheco verknocht zijt. Mijn leven behoort haar. Goed zoo. Je bent dus bereid mij te gehoorzamen en alles te doen om de schuldigen te ontmaskeren. Alles. Ik heihaal het. Mijn leven behoort aan de Maagd van Mexico. Perfect. Je bent jong, maar flink Ta, ta, in Frankrijk zegt de dichter: de dapperheid wacht niet op het aantal jaren Gemeenzaam legde hij de hand op den schouder van den gewaanden bediende, zonder te bemerken dat deze huiverde bij de aanraking. Hoor eens, kleine, vervolgde hij. We zouden onze vrienden kunnen bijeenroepen en hun mededeelen hetgeen jij hebt gehoord. Het zou de eenvoudigste en meest afdoende maar niet de zekerste weg zijn. Niet de zekerste? De bekentenis van den schuldige? De bekentenis, wat een vaart neem je. Woorden, in den slaap uitgesproken, zijn nog geen bewijs. De jager zou ontkennen. Vera zette een hooge borst. De jager ik heb dien niet genoemd, wist u dan? Ik vermoedde hem, knaap, zooals een man doet, die in een wespennest zittend een oog in 't zeil houdt. De heihaal. De jager zou ontkennen een naren droom voorgeven, en Dolora, die de goedheid zelve is, zou er geloof aan slaan. Van dat oogenblik kan de schurk, eenmaal gewaarschuwd, onschendbaar worden en ons naar hartelust in de luren leggen. Dat is waar, beaamde het jonge meisje, in gedadhten verdiept. Je bent een intelligente jongen, je begrijpt gauw iets. Maar je moet beginnen met een slot op je mond te leggen. U wilt daarmee zeggen, dat ik verzwijgen moet hetgeen ik weet. Juist. Daarmee te beginnen. Ik zal gehoorzamen. Goed zoo. Wat mij betreft, ik ga het stoffelijk bewijs opsporen van het verraad, en geef je op een briefje, dat,*hoe bij het hek of geslepen men in Canada moge zijn, men zich met Marseille in dat opzicht niet kan meten. En den gewaanden bediende flink de hand schuddend: Ga nu maar slapen, mijn brave. En maak je vooral niet ongerust. Ik waak over Dolora, zij heeft niets meer te vreezen. De aanbeveling was overbodig. Na dit eerste onderhoud had Vera de welbespraaktheid van den Marseillaan als een evangelie aangenomen. Geheel gerustgesteld omdat hij de veiligheid der Mestiza waarborgde, begaf zij zich naar hare tent, en zieh op haar legerstede uitstrekkend, zei ze: Hij maakt mij deelgenoot van het goede werk, ik ben dus nader in zijn gedachten dan te voren. Dank zij der Madonna, die mij dit voorrecht schenkt. Met de eigenaardige godsvrucht der bewoners van de Spaansche Republieken en het Latijnsche ras in het algemeen, haalde zij geheel naïef de Madonna, bü de teedere gewaarwordingen harer ziel, in het spel. Des anderen daags ontbood Scipio in den vroegen ochtendstond zijn trouwen Marius. Tusschen den Marseillaan van Marseille en dien van Texas ontspon zich een korte samenspraak op fluisterenden toon. Daarna wapenden beiden zich met een Wikken doos, die eertijds ingelegde waar had ingehouden, en daalden ze naar de vlakte af. Eerst op het etensuur zag men hen terug. Op de nieuwsgierige vragen van Rosales, van Krekel en de Canadeezen antwoordden ze, dat ze waren gaan herboriseeren. En daar men zich verwonderde over den plotseling opgekomen hartstocht van Scipio voor plantenkunde, riep hij met het bewonderingswaardig aplomb zijner landgenooten: Hé, maar dat is een liefhebberij van mijn prille Ijeugd. In de Provencaalsche Alpen heb ik mijlen ver rondgezworven met mijn plantendoos. Als ik sedert mijn aankomst in de nieuwe wereld een aantrekkelijke studie verzuimd heb, dan is het toe te schrijven aan het feit, dat altijd iets anders mijn aandacht heeft bezig gehouden. Nu echter de ziekte onzer geachte Mestiza mij vrijen tijd laat, keer ik tot mijn oud stokpaardje terug. Wat Marius betreft, die door het gesprek van Massilia op dreef was gekomen, hij beweerde dat geen Texasser kennis van planten had als hij. Na afloop van het, middagmaal verlieten de twee „botanisten" — men had ze terstond zoo genoemd — opnieuw het kampement Ditmaal drongen ze tusschen de rotsen door, die trapsgewijze afglooiden naar het Zwarte Meer, en weldra hadden hun metgezellen hen uit het oog verloren. Langen tijd Üepm ze voort, klauterend over basaltforokken en steile paden betredend. Eindelijk bleef Scipio staan. Hé, zei hij, ik geloof dat we nu ver genoeg gewandeld hebben. Ik denk bet ook, hernam Marius. Laten we dan pauzeeren en ons werk beginnen. De twee mannen begonnen de gedroogde kruiden en takjes, onderweg bijeenvergaard, op elkander te stapelen. Uit een weitasch nam Marius een metalen nap en veldflesch. Deze laatste bevatte een geelkleurig vocht, dat hij in het bakje goot. De Texasser haalde uit zijne tasch een aantal bladeren met zaadhalmen te voorschijn, een eigenaardige soort van de flora der prairie. Met bizondere zorg verdeelde hij ze in doses en dompelde ze alstoen in het vocht. Alles is gereed, zei Marius. Ik schroef 'het deksel vast, steek een vuurtje aan, en binnen twee uur hebben we het scapleteleü dat ik u beloofd heb. Ben je 'r zeker van, Marius? Zoo zeker als dat de zon aan den hemel staat. Al de herders van de Mexicaansche grens kennen het zoo goed ais ik. Nu we verkeeren temidden van de laatste nog niet onderworpen Indiaansche stammen, loopen we iederen dag gevaar in de handen te vallen van dit ongedierte. En als men gevangene is van de Roodhuiden, mag men zich op duizend dooden voorbereiden. — En schouderophalend, vervolgde hij wijsgeerig: Ja, ziet u, patroon, sterven laat ik nog daar maar uren, dagen achtereen te moeten lijden dat is iets verschrikkelijks! En het „Scapleteletl", viel Scipio hem in de rede —• want de wijsgeerige beschouwingen van zijn metgezel lieten hem koud — vertel me eens waartoe het dient. Dit sap, een extract van onderscheidene planten, gemengd met verdunden alcohol, verwekt, naar gèlang van de dosis, den slaap met algeheele gevoelloosheid, eigenlijk gezegd, de vernietiging van alle gevoel, volkomen pijnloosheid, ook zonder slaap. Iedere Vaquero, die zich in de prairie waagt, draagt het bij zich. Maar men moet oppassen, dat de Indianen er zich niet van meester maken. Men gaat ermee op de volgende manier te werk: Onder den arm" maakt men eene insnijding in de huid en brengt daarin een kleine i cilinder van gepolijst been. Na verloop van een acht dagen heeft men een zakje in het vel, dat niet meer sluit. Mqn verwijdert het stukje been en vervangt dit door een dik glazen buisje, waarin eenige droppels scapleteletl zich bevinden. Wordt men door de Roodhuiden gevangen, en is het oogenblik van marteling aangebroken, zoo giet men den inhoud van het buisje in de onderhuidsche opening, en men is totaal gevoelloos. De roode duivels schrijven dezen toestand toe aan onzen verbazenden moed. Men laat ze in die meen'ng, want het maakt hen voorzichtiger. Toen ik nog in Texas woonde, hadden we op de landhoeve, waar ik werkte, een ouden herder, dien we uit de handen van de Indianen hadden verlost, terwijl hij aan den martelpaal was vastgebonden. Het is waar, de nagels waren hem al uit het vleesch gerukt en dat doet af- ged ders pijn maar de grijsaard bezwoer ons op zijn eeuwige zaligheid, dat hij niets anders dan een zachte kitteling had gevoeld. Welnu dan, bromde Scipio, zonder omwegen het praatje afbrekend, bereid dan maar het middel, onderwijl ga ik herboriseeren, want de luidjes moeten niet denken dat mijn liefde voor de botanie maar een aardigheid is. En feitelijk had ook niemand eenig vermoeden van de list gedurende de veertien achtereenvolgende dagen. Het herstel van Dolora vorderde met rassche schreden, de gekwetste kon reeds opstaan en kleine wandelingen doen op het plateau. Nog een week, zei de dokter op zekéren morgen, en ze zal weer op weg kunnen gaan. De man der kunst had zich niet bedrogen. De achtste dag was .nog niet ten einde, of het geheele kamp verkeerde in gisting. Met koortsachtige haast werd er gewerkt. Men zou tijdens de nachtkoelte vertrekken. Vuurhart, die na zijn overwinning zich met zün krijgers had verwijderd, was weer op het terrein verschenen. Ditmaal vergezeldén hem slechts een tiental Seminolen, die paarden bij den teugel hielden voor het kleine escorte der Mestiza. Het jeugdig opperhoofd bracht ernstige tijding. Tusschen het Zwarte Dal en de grens van het I.idiaansch territoor bevond zich een postenlinie van Noord-Amerikaansche soldaten, waardoor men trachten moest heen te breken, zonder de aandacht te trekken. Joe Sullivan, die voor rekening handelde van zijn regeering, had de opperhoofden der Seminolen ter raadsvergadering bijeengeroepen en in hoofdzaak hun aangezegd: De Mestiza heeft zich gewikkeld in eene onderneming die wij nadeelig achten voor de Vereenigde Staten van Noord-Amerika. Door alle mogelijke middelen zullen wij haar het welslagen beletten en hare handlangers als vijanden beschouwen. Keert terug naar uw dorpen en blijft slechts enkel toeschouwers van een avontuur waarbij gij slechts moeilijkheden kunt oploopen. De Seminolen, vervolgde Vuurhart, hebben met de beschaving ook voorzichtigheid opgedaan. Voorheen zouden dergelijke woorden met een kreet van verontwaardiging zijn beantwoord. Heden hebben zij het hoofd in den schoot gelegd en mij verlaten. Alleen ik en de weinige krijgers die mij volgen, zullen hulp verleenen aan de Maagd van Mexico, die haar leven heeft gewijd aan de vrijmaking der Spaansch-Indiaansche bevolking. Massilia, die bij dit onderhoud tegenwoordig was, had toestemmend met het hoofd geknikt Wel zeker, zei hij, en daarna zullen we beraadslagen. Beraadslagen, hernam Dolora. en waarom? Al zou ik alleen achterblijven, zal ik den strijd volhouden tot het einde. Wij zullen u niet verlaten! riepen Fabian, Krekel, Coëllo en de Puma. De Marseillaan was goedlachs: En ik denk er nog minder aan, om mijn hielen te laten zien, zei hij. Een jong meisje in de prairie achterlaten, zoo iets zou gebrek verraden aan ridderlijkheid de Pro- vencalen hebben eertijds den draak van Tarascon overwonnen, derhalve bekommeren zij zich om de Noordelijken als over een De sabels vlogen uit de scheeden. (biz. 89) bastion dat in puinhoopen ligt. De stel voor, eenvoudig samen te gaan theedrinken, en dat een ieder zijn gevoelen zegt omtrent het zekerst middel om de aandacht onzer vijanden op een dwaalspoor te brengen. En even kalm, alsof hij niet den minsten argwaan koesterde: Zoo ge niet wijt beraadslagen, drinkt toch maar thee. Mijn-getrouwe Marius bezit een bewonderenswaardig recept, en ik zal u een verhaal opdisschen van mijn geboorteland. Men weet, dat de luim van Scipio onweerstaanbaar was. Allen verklaarden zich genegen om vóór het vertrek den geparfumeerden drank te gebruiken, door Marius toebereid. En nadat men het hierover eens was, fluisterde de Marseillaan zijn vertrouweling in het oor: Ben je wel zeker van de uitwerking van ja drank? Zoo zeker als ik een neus aan mijn hoofd heb. Welnu, het is voor van avond. Je schenkt; thee en je let erop, dat je alleen in de koppen van de Canadeezen scapeteletl mengt. Accoord. En Coëllo, die aankwam, mompelde gejaagd binnensmonds. Vanavond wordt het bivak opgebroken. De verraderlijke jagers gaan met ons. Marius evenwel zei droogjes: Neen, knaap, ze zullen hier blijven. Voordat we weggaan, zal ik ze ontmaskeren. De gewaande peone boog. Zich gestreeld gevoelende door het onbeperkt vertrouwen dat zijn jeugdig geiaat inboezemde, kneep Scipio den pseudo-bediende grappig in het oor, zeggende: Je kent je luidjes, kleine Coëllo, mooi zoo ga zoo voort en wij zullen maatjes worden. Maatjes, herhaalde Vera, terwijl het bloed haar naar de wangen steeg. Welzeker, dat schijnt je nogal te bevallen. Ja, senor, meer dan ge kunt vermoeden! Des te beter, des te beter; Je bent bevallig als een echter Marseillaan Vooruit maar, kleine, ik ben over je tevreden. Coëllo verwijderde zich. Massilia, bizonder in zijn nopjes, zei in vertrouwen tot Marius: Verrassend, nietwaar, zooals de menschen van dit land hier een levendige natuur hebben. Zie me dien kleine Coëllo, hij trilt als een Marseillaan, van wien hij overigens het doorzicht en de schranderheid heeft geërfd, zou ik zeggen. Vera had zich in de beste stemming verwijderd. Hij heeft me gezegd: We zullen vrienden worden. In de vriendschap geeft men een gedeelte van zijn hart; door toewijding en genegenheid zal ik het overige winnen. En dien dag bemerkte Fabian Rosales, die, zonder het te laten blijken, waakte over het romaneske kind, dat haar oogen straalden van geluk. Men zou tegen acht uur des avonds op marsen gaan. Tegen vijf waren allen in de tent van Dolora verzameld. De hacendado, de Parijzenaar Krekel, Coëllo, de Puma, Vuurhout, Francis en Peter omringden het jeugdige meisje. Onderwijl Marius ieder der aanwezigen, een behoorlijk volgens de regels der kunst toebereiden kop thee aanbood, nam Scipio Massilia het woord: Waarde vrienden, niets maakt ons zoo goed marschvaardig, als een gekruide geschiedenis, ee^ verhaal van een of ander roemrijk wapenfeit, een eigenaardig jachtavontuur, een goed afgeloopen schipbreuk, desnoods het relaas van een wanhopige liefde, die in het eind toch met een goeden uitslag wordt bekroond.. Ik zou u ook nog van mijn feiten en handelingen een onnoemelijken voorraad kunnen opdisschen, hoe ik bijvoorbeeld mij voorbereidde op mijn eerste tweegevecht, omdat ik te doen had met een tegenstander, die dagelijks een maand lang zich had geoefend op een schijf, achter in zijn tuin en, of hij wilde of niet, altijd de roos trof. Maar dat zou ons te lang ophouden. Ieder woord van den spreker bracht de lachspieren in beweging. De blik van Scipio oleef eensklaps rusten op de Canadeesche jagers, die aanvankelijk afgetrokken toeluisterend, eene houding aannamen, alsof niets van hun omgeving hen aanging. Langzamerhand, na eenig knikkebollen, sloten zich hun oogen en waren ze in een diepen slaap gedompeld. De scapleteletl van Marius had, wat den slaapwekkenden invloed betrof, hare uitwerking niet gemist. Vrienden, hernam Massilia wien de indruk niet was ontgaan, welken deze toestand op zijn hoorders had gemaakt, het lag niet in mijn bedoeling u op een mijner alledaagsche grappen of aardigheden te onthalen. Tijd, plaats en omstandigheden veroorloven dit in geenen deele. Mijne inleiding gold slechts als een aanleiding, om u te wijzen op het ernstige van onzen toestand en Marius den tijd te gunnen, den Canadeeschen jagers het middel toe te dienen, dat hen eenige ©ogenblikken rust moet doen genieten, onderwijl ik u een gewichtige openbaring heb te doen. Hetgeen ik u zal mededeelen, kan u tevens de overtuiging schenken, dat deze mannen vooreerst niet moeten ontwaken. De lach was op de lippen der aanwezigen bestorven. Aller blikken waren gevestigd op den Marseillaan. Deze was langzamerhand Francis Gairon genaderd. Coëllo! riep hij. De gewaande bediende was opgestaan. Deze man heeft weleer in zijn slaap gezegd, dat een papier hem de borst: schroeide, niet waar? 6 Ja, Senor. Goed. Langzaam onderzocht Scipio den Canadees aan de», lijve. Weldra bood hij Dolora een oude lederen portefeuille aan, versleten door het gebruik. Zie deze eens, Senora. en overtuig u of ze niet een stuk geschrift bevat waarop de naam van Joe Sullivan naast dien van den jager staat. Er ontstond een indrukwekkende stilte. De naam van Joe Sullivan, dezen gevreesden vijand, viel-als een donderslag in het kamp der pioniers. Joe Sullivan, prevelde de Mestiza. Hijzelf Wil de portefeuille maar even nazien. Eenige seconden scheen Dolora te aarzelen. Zonder twijfel verwekte het weerzin in haar, dje zulk een loyaal karakter bezat, om aldus de geheimen na te gaan van een man die haar tochtgenoot was geweest. Met snellen blik had zij de aanwezigen overzien. Niemand bracht een woord van protest in het midden. Krekel was'de tolk van den algemeenen indruk, met te zeggen: Drommels, om te kunnen zien moet je onderzoeken er bestaat geen ander prac- tisch middel. En daar allen knikten, opende de Maagd van Mexico de portefeuille. Verschillende papieren vielen eruit, die terstond van hand tot hand de ronde deden. Ach! riep het jonge meisje smartelijk, hier zijn. de twee handteekeningen. Met bevende vingers vertoonde ze aan de vrienden het duplicaat van het een elf maanden vroeger geteekend contract tusschen Francis Gairon en Joe Sullivan, den Noord-Amerikaan. Een gemompel van verbittering liet zich hooren: Een verrader! Een handlanger der Noordelijken! Maar Massil'a gebood stilzwijgen met ee* teeken zijner hand. Vrienden, begon de Provencaal. zoo aanstonds zult ge den schuldige vonnissen. Het is noodig dat ge vooraf de bewijsstukken kent. Ik zal u zeggen hoe ik op den weg der waarheid ben gekomen. Keurig, en met de beknoptheid van een man zonder phantasie, verhaalde hij zijn Ontsnapping _uit Chxago en de ontmoeting van Joe Sullivan in den trein. Toen hij geëindigd had. wendde hij zich tot den gewaanden Coêlio. De beurt is aan jou, kleine. Zeg eens wat je gehoord hebt. Geheel grootsch erop gaande van in het avontuur te worden betrokken, verhaalde Vera hoe ze de vertrouwelijke mededeeüngen van den droomenden jager had opgevangen. Zij zeide, hoe deze "zich beschuldigd had van den moord op Dolora. De Mestiza verbleekte, terwijl een gemom¬ pel van verontwaardiging uit de aanwezigen opsteeg. Toen Vera had uitgesproken, vatte Scipio < het woord weder op: Nu is u allen alles bekend. Wat is uw gevoelen? Eenparig heette het: Deze man heeft den dood verdiend! , Doodelijke bleekte overtoog ditmaal Dolora's gelaat. Den dood, herhaalde ze weet ge wel, dat hét een vreeselijke verantwoordelijkheid is een mensch te dooden Men dient althans den beschuldigde in de gelegenheid te stellen zich te verdedigen. De toon van het jonge meisje was zoo zacht en smeekend, dat een zucht van medelijden door haar omgeving werd gestaakt. Allen bogen het hoofd, als in berusting van het voorstel der Mexicaansche Maagd. Maar Scipio barstte in lachen uit. Heel goed. Wij zullen hem veroorloven zich te verdedigen. Maar om een pleitrede te kunnen houden, dient de advocaat van zijn tong gebruik te kunnen maken. En hij riep Marius. Ta, ta, mijn waarde, bind me dezen jager vast ontneem zijn bediende de wapens goed zoo geef hem nu het specU. fiek van je slaapmiddel te drinken, opdat hij de oogen opene en Senortla Pacheco ten antwoord sta. Naarmate hij sprak, volbracht Marius zijn bevelen. Hij omwikkelde Francis met een nauw verband van koorden, nam Peter zijn wapens af, wiens handen hij uit overmaat van voorzorg nog vastbond achter den rug. Daarop haalde hij uit zijn zak een flescBJe, ten halve gevuld met een roodachtig vocht. Hij goot ervan eenige druppels in het kopje van den Canadees, .voegde er een weinig thee bij, en vervolgens de tanden van den slaper van elkaar verwijderend, noodzaakte hij dezen, het mengsel te slikken. De uitwerking volgde onmiddellijk. Eene rilling doorhuiverde het Lchaam van Francis Gairon, zijn jukbeenderen kleurden zich met een doorschijnend rood— Zijn oogleden openden zich een a tweemalen, totdat hij met wijdgespalkte oogen en etene uitdrukking van verbazing op zijn omgeving staarde. De algemeene st;lte scheen indruk op hem te njaken. Hij deed een poging om zich te verröeren, maar gevoelde dat koorden Zijn ledematen omknelden. Hij sloeg de oogen neer, om ze weldra weer op te heffen tot zijn rechters. Maar er lag meer droefheid dan verbazing op zijn gelaat. Francis Gairon, sprak de Mestiza langzaam. Gij, in wien ik vertrouwen heb gesteld; gij, die zonder ertoe gedwongen of uitgenoodigd te zijn, mij hebt aangezocht deel te mogen uitmaken van mijn bevrijdingstaak,- — gij zijt de geëmpIoieerde, de medevennoot, de dienaar, het werktuig van onzen bittersten vijand. Zij toonde hem het contract, dat in zijn portefeuille was gevonden. Dit stuk papier Iaat geen twijfel over.... Wat hebt gij hierop te antwoorden? Op hartverscheurenden toon. maar niet minder koud, luidde het antwoord van den Canadees: Niets. Niets, herhaalde smartelijk het jonge meisje. Niets. Denk eens na. Vergeet niet, dat allen die hier tegenwoordig zijn u veroordeelen en dat uw stilzwijgen voet geeft aan hun vonnis Geloof mij, geef geen gehoor aan een stijfhoofdigheid, die haren oorsprong heeft in een valsche opvatting van moed... Ik verlang niets liever dan uw leven te sparen Mij ware het een genot, zoo, in weerwil van den schijn die tegen u is, ik u als onschuldig mocht beschouwen. Deze woorden van medelijden bleven niet zonder uitwerking op den Canadees. Een traan ontglipte zijn oog, maar met kracht, .bijna barsch liet hij hooren: -» Wat kan ik hierop zeggen? Nog één maand ben ik in dienst van Joe Sullivan. Als ik u bezweer berouw te hebben van mijn handteekening te hebben gegeven, zoudt ge mij niet gelooven. Wat zou het dus baten? Wat zou het baten? Mij te bewijzen, dat ge me geen haat toedraagt, dat een gedeelte althans der beschuldiging op geen juiste gronden berust, dat gij de man niet zijt, die getracht heeft mij naar het leven te staan. Zij zweeg. Er flikkerde iets in de oogen van den jager. Juist. In zoover, senora, spreekt ge de waarheid Op het oogenblik van den stormaanval der Indianen, toen het opperhoofd der Roodhuiden u gevankelijk wegvoerde, heb ik niet gehandeld als een verrader Ik zag u liever dood dan in de macht der wreedaards.... en ik gaf vuur.... ik verschoot mijn laatste patroon. De aanwezigen lieten een gesmoord gemompel hooren, maar Dolora legde hun met de hand het stilzwijgen op, en tot hun uiterste verbazing, zei ze: Ik geloof u. De dankbaarheid, die in de oogen schitterde van Gairon, laat zich niet beschrijven. Ik dank u, hernam hij. Ik heb een goede ingeving gehad, gij acht mij daartoe wel in staat, dat is mij voldoende. Voor het overige maakt het bewijs, dat ge in handen hebt, alle gedachtenwisseling overbodig. Ik heb uw vertrouwen verraden. Sla toe. Ongelukkige! riep zij uit, weet ge wel wat ge mij oplegt? Ik weet het. Het recht der Prairie is summier. Ik weet het. Door mijn bekentenis heb ik zelf mijn vonnis geveld. Dat hebt ge Ik wacht den dood. Hij zei dit zonder praalvertoon. En al die mannen, die met een rechtvaardigen toorn jegens den beschuldigde bezield waren, moesten erkennen dat de jager blijken gaf van een waren onverschrokken moed. Ik heb u echter een verzoek te doen, zei -Gairon. Spreek. Peter, mijn bediende, is krachtens de overeenkomst <üe hem aan mij verbond, mij gevolgd. Hij mag niet verantwoordelijk worden gesteld voor mijne daad. Peter, die sedert eenige oogenMikken op 28n6 beurt door Marius was wakker gemaakt, had het onderhoud met oplettende aandacht gevolgd, maar bij de laatste woorden van Francis Was hij levendig opgestaan: Met uw verlof, met uw verlof, patroon, niet dergelijke praatjes. Ik ben niet een van de mooipraters advocaten, zooals we ze bij ons aan het tribunaal hebben, maar ik weet wat praten al zoo inhéeft. Ik heb heel goed geweten dat we Joe Sullivan toebehoorden Ik heb alles meegemaakt, ik heb u in alles geholpen. Als men u dus, patroon, naar den Grooten Geest zendt, zooals de Indianen zeggen, heb ik het recht de reis meê te maken.... en ik eisch het voorrecht. Ditmaal gaf de geïmproviseerde rechtbank onverholen hare goedkeuring te kennen. De dapperheid en loyauteit bezit klanken, die den vijand zelfs sympathie afdwingen. De Mestiza maakte gebruik van deze betooging, en door een begeerte naar goedertierendheid, waarvan zij zich geen rekenschap kon geven, plotseling bewogen, sprak ze: Gij zijt jegens mij alleen als schuldigen te beschouwen. Aan mij derhalve is bet u de straf op te leggen. Volgens het gebruik in de Prairie zoudt ge moeten sterven. Maar bloedvergieten stuit mij tegen de borst. Wij zullen zoo aanstonds vertrekken Gij zult hier blijven, voor immer van ons gescheiden. Geve de hemel, dat ge berouw moogt gevoelen over uw vergrijp en de kracht kunt vinden om het kwade dat ge verricht hebt, ten goede te doen keeren. Geheel de vergadering geraakte onder den indruk harer edelmoedigheid.' Geen stem verhief zich tegen haar vonnis. De nacht was intusschen aangebroken. Op marsch! beval het jonge meisje. Zij verliet de tent waarin de Canadeezen alleen achterbleven. Eenige oogenblikken later trokken de mayos van den Puma de paaltjes uit den grond en namen ze het zeil meê, de twee jagers op den grond gezeten achterlatende. Deze zagen het kleine troepje te paard stijgen. Zij hoorden den hoefslag der viervoeters klinken over de rotsachtige helling van het plateau. Daarna zagen ze het escorte der Maagd van Mexico nog eenmaal over de Vlakte trekken, totdat alles voor hun blikken was verdwenen. Op dit oogenblik naderde hem een Indiaan. Honden, zei het Mayo-opperhoofd, de Donna heeft u genadiglijk het leven geschonken, maar ik heb u niet vergeven als zij. Ik heb achter moeten blijven om uwe wapens terug te geven maar ik heb ze geworpen in het Zwarte Meer. Ze rusten op den bodem van het water. Met dit mes snij ik uw boeien los en het is het eenige wat ik u achterlaat. Dat de honger en de wilde dieren thans doen wat de edele Mestiza niet ten uitvoer wilde brengen. Zoo sprekend, sneed hij de touwen los, waarmede de polsen van Peter waren vastgebonden, wierp het mes voor de voeten van Franois' trawant en op het paard springend dat hem wachtte aan den voet der rots, verdween hij in gestrekten draf. De bewegingen van den mayo waren zoo snel uitgevoerd, dat hij reeds lang uit hun gezicht was voordat de jagers van hun verbazing waren bekomen. VI. DE SCHULDIGEN. Wanneer een visscherspink door den storm is onttakeld, als haar zeilen zijn weggerukt, haar masten gebroken en het roer ontredderd, dan drijft ze op avontuur reddeloos over de onstuimige baren. De opvarenden, die van den afgrond zijn gescheiden door enkele planken welke kraken en zuchten onder iedere aanrollende zee, staan- onuitsprekelijke angsten uit. Maar wanhoop grijpt hen eerst aan, als deze toestand aanhoudt. 'Tijdens 'de eerste uren, de eerste dagen, hopen ze op redding. Ze bevinden zich toch in het vaarwater der stoomschepen van deze of gene lijn; onmogelijk is het dus niet dat ze een vaartuig ontmoeten, waaraan ze de noodsignalen seinen, en dat, volgens broederlijk gebruik op zee, zal stoppen om hun hulp aan te brengen- in den nood. In het Verre-Westen van Amerika bestaat weinig of geen kans op dergelijke redding. De 'naakte wildernis der Prairie strekt zich tot den onafzienbaren gezichteinder uit. Hij die in deze woestenij , is achtergelaten, mag •alle hoop laten varen. Zoo geen menscbelijk wezen zich voordoet op zijn tocht, zal de honger hem weldra neervellen, en zoo hij al een mensch ontmoet, duizend tegen een, dat het een Indiaan is. een roover en moordenaar, met wien hij vechten moet op leven en dood'. Dit was het lot waartoe de Puma, met de instinctmatige wreedheid van den Roodhuid, de "Canadeezen had veroordeeld. Na het vertrek der Mestiza had Peter het mes van den "Mayo opgeraapt en Francis van zijn boeien bevrijd. Patroon, zei de geëmpIoieerde, wat gaan we doen? Haar volgen, antwoordde Francis. Goed, maar we halen haar niet in. Wij zijn te voet en zij te paard. Kom, kom je weet, dat de soldaten' van de Unie haar den weg versperren, dien ze moeten volgen. Ja, dat is zoo. Welnu, wijst dat ons niet wat onze plicht is? Jawel, maar.... Maar wal? We moeten, voordat er drie dagen verloopen zijn, bij de Donna wezen. Waarom? Omdat we niets te eten hebben. Onze geheele bewapening is een mes. Als we in drie dagen niets te eten hebben gehad, zijn we ten einde raad en kunnen we ons neerleggen om het einde af te wachten. Francis schudde met harnekkige beweging het hoofd. We moeten op marsch Ik voel het dat ze ons zal noodig hebben. Nu ja, zei Peter doodkalm', het is niet om u tegen -te werken, wat ik zeg. Ik ben uw metgezel. Waar u gaat, volg ik. En als ge u gaat uitstrekken, om op Indiaansche manier uw lijkzang te zingen, wees er zeker van dat ik me naast u neerleg. Gairon drukte Peter innig de hand. Waarom Peter, heb je 'r toch om gevraagd, mijn lot te deelen? Drommels, patroon, als men zich verhuurt, dan is het toch niet enkel om lekker te eten en met de handen in den zak rond te slenteren. En u, die een' slachtoffer geworden zijt van uw handieekening voor Joe Sullivan; weet ervan mee te praten.' Nog maar voor een maand; zuchtte de jager. Neen, neen, niet voor een maand, patroon Ge zult er vóór dien tijd wel van vrij komen. De toovenaarsters van het Ontario-meer mogen me den nek omdraaien, als we, tenzij er een mirakel gebeurt, niet dood zijn voordat een week is verloopen. Gedurende eenige minuten bewaarden de sprekers het stilzwijgen. De tdfcstand was wel degelijk zooals Peter dien had geschetst Verloren in de woestijn, van hun karabijnen beroofd, was het hun feitelijk onmogelijk om zich door de jacht van leeftocht te voorzien. De logische gevolgtrekking hunner isoleering was dus de hongerdood. Opeens bedekte Francis met beide handen zijn gelaat, en met een snik van machtelooze woede kreet hij het uit: O sterven, sterven- met de nagedachtenis van een verrader, van een ellendeling dat is te veel, dat is te veel! Patroon stamerde Peter, door deze losbarsting van smart van zijn stukken gebracht. En niets te kunnen doen. mets Slachtoffer van een gegeven, woord, zou het me vandaag nog verboden zijn haar trouw te zweren. Mijne handteekening bindt mij voor een maand, een maand en op het juiste oogenbljk dat ik de vrijheid zie dazen, het middel om mij zonder eenig voorbehoud aan haar te wijden komt dit afschuwelijk avontuur Maar deze smartelijke woede bedaarde eensklaps en de herculische jazer zuchtte: O, Dolora, Dolora, nooit zulit ge bezrijpen hoe die verrader uwe zaak was toegedaan, hoeveel teederheid achter zijn schijnbaar verraad verborgen lag! Het was pijnlijk dezen1 krachtigen jager l aldus te hooren klagen; dezen man vanstaai en ijzer, die lachend het gevaar tegemoet trad, te zien weenen als een kind. Dat duurde een heelë poos. Eindelijk bedaarde zijn oratroerinz. Hij sloeg de oogen ten hemel, en na een oogenblik nadenkens: Het is ongeveer tien uur. Maar het i.s lichte maan, en dan het spoor van een troep ruiters is gemakkelijk te volgen. Op marsch, Peter, op marsch! Spannen we onze laatste krachten1 in, om haar te kunnen naderen. Zonder een antwoord te zeven, sprong de geëmpIoieerde ter been, na het mes van den mayo in zijn gordel te hebben gestoken. De twee mannen verlieten alstoen de plaats waar weleer het bivak was geweest, en het plateau van het Zwarte Dal werd weder eenzaam en verlaten. Zonder moeite vonden de Canadeezen het spoor van het geleide en het vervolgen ervan nam een aanvang. Onzinnige vervolging! Welke kans toch hadden twee ontwapende voetgangers van leeftocht ontbloot, om zich aan te sluiten bij hun voormalige makkers die uitmuntende paarden bereden, welke het SeminoolsChe opperhoofd hun had verschaft. En zoo het hun al gelukte hen weer tê vinden, zouden ze niet worden afgewezen als schuldigen wien men genade had' geschonken? Maar Francis wilde bij deze gedachten niet «tijsflaan. Met volhardende stijfhoofdigheid beweerde hij: Ik voel het, dat ze mij zal noodig hebben; Nu en dan vertraagde hij zijn snellen gang. Welk een droombeeld, als ik mijne borst kon ontblooten voor het staal dat haar mocht bedreigen! Als ik voor haar voeten mocht neervallen, ze besproeien met mijn bloed sterven, haar toeroepende: Mestiza, hij die tot het niet wederkeert, had u reeds zijne ziel geschonken hij geeft zijn leven voor u! Den ganschen nacht draafden de Canadeesche reuzen op deze wijze door. Op hun tocht hadden ze bemerkt, dat het escorte van Dolora tegen twee uur halte had gehouden. Zonder twijfel had de herstellende zich vermoeid geveeld, en bij deze gedachte had Francis een aanvat van woede. Onzin was het, naar zijne meening, om de Mestiza, die nauwelijks van baar vreeselijke kwetsuur hersteld was, zulk een lang"" tocht te doen maken. Dat zou haar dood kunnen zijn. De ruwe jager sprak als een bezorgd' va¬ der. Een ongerustheid als van een teedere moeder maakte zich van hem meester, en tevergeefs trachtte Peter hem tot bedaren te brengen. Bij het krieken van den dageraad maakten beiden halte in een dal, waar een kleine spelonk, door overhangende rotsen gevormd, hun een schuilplaats verzekerde tegen ide gloeiende hitte van den dag. Zij waren vermoeid. Acht uren marcheeren, na de geldige ontroeringen van den vorigen dag, hadden hunne krachten uitgeput. Rust was een noodzakelijk vereischte. En daarbij deden de eerste aanvechtingen van den honger zich gelden. Met droevigen blik zag Gairon op denaakte vlakte der Prairie, naar het dorre gras, dat de zon- met haar schuinsche stralen verguldde; daarop strekte hij zich neer en sloot de oogen. Wel verre was de slaap van hem verwijderd, maar hij wenschte zich af te zonderen, ieder gesprek met zijn makker te vermijden. Het nuchter begrip van Peter joeg hem vrees aan. Hij was bang, dat deze hem over de dwaasheid hunner onderneming zou kapittelen. De geëmpIoieerde begreep de bedoeling van den patroon. Zonder een woord te spreken, ging hij op eenigen afstand van Francis liggen en scheen ook hij zich aan den slaap te willen overzeven. Het duurde echter niet lang of de geveinsde rust werd bij hem een werkelijke ontspanning. De brave kerel, die 'besloten had zijn patroon te, volzen tot het einde der wereld, had in den eenvoud zijner plichtsopvatting de zedelijke rust gevonden waardoor vergetelheid mogelijk wordt. De dag was reeds gevorderd toen hij tot zelfbewustzijn kwam. De eerste gewaarwording welke hij ondervond, was dorst. Sakkerloot, mompelde hij, ik zou een rivier kunnen leegdrinken! Hij verweet zich aanstonds dezen uitroep. De patroon zou 'er een bewijs van moedeloosheid in te zien, nog meer — wettcht een verwijt. Hij zocht naar Francis Gairon; maar tot zijn groote verbazing zaz hij hem niet. Geen oozenblik kwam het hem iu.de gedachte, dat deze hem in den steek kon hebben gelaten; hij zou wel in den omtrek ronddolen. Maar wat dreef hem aan om de schaduw der rotsen prijs te geven? Peter was opgestaan; hij deed eenige schreden voorwaarts in de troostetooze vallei en stiet eensklaps een kreet uit. Op dertig meter afstand Van hem zag hij Gairon, door den rood ach ti gen' glans beschenen der ondergaande zon, onbewegelijk op zijn knieën liggen voor een bestoven cactus-gewas. Als een beeld van nijpende droefenis lag hij op den dorren grond. Hem behoedzaam made rendi, teneinde Francis in diens overpeinzingen niet te storen, werden deze hem weldra verduidelijkt door de aandacht waarmede de patroon een in het struikgewas aan flarden bengelend stuk gaas beschouwde. Daar heb je haar sluier, prevelde de jager.. Och, dat verwondert me niets, zei Peter schouderophalend!, we volgen immers haar spoor. Dat kan wel zijn, maar voor mij is het een wenk der Voorzienigheid, dat wij niet moeten wanhopen, dat, zoo zij eenmaal de waarheid weet, er vergeving zijn zal voor onze daad. Als u er zoo over denkt, patroon, dan moeten we beenen maken om haar in te halen. Gairon drukte de hand van zijn- makker en schoof het gevonden voorwerp tusschen zijn mouwvest, waarna zij zich op weg begaven. Tegen middernacht ontmoetten ze een door palmboomen overschaduwde bron, waaraan zij hun dorst konden lesschen. Water is er genoeg, zei Peter, maar na de zevenendertig uren, dat we geen voedsel gezien hebben, krijg ik vreemde gewaarwordingen in mijn ingewanden, hoor! En kijk eefls hier, een tempteerend gezicht is het, ais .je het restant ziet van afgeknaagde antilope boutjes, als een bewijs, dat onze vrienden hier gisteren ter plaatse heerlijk hebben gesmuld. Dit zeggende, plukte hij een cactusblad af, waarop hij begon te kauwen, oin zijn knagenden honger te stillen. Er is nu eenmaal niets aan te doen, hernam Francis, we zitten in het schuitje en het noodlot sleept ons meê. Het is best maar voort te marcheeren. Zoo gezegd, zoo gedaan. Maar na twee nachten nog te hebben voortgesukkeld, voelden ze hun krachten hun ontzinken en zegen ze als een inerte massa op' den grond. Hoe lang zij in dien toestand hadden gelegen, zouden ze moeilijk kunnen bepalen, maar ze openden op zeikeren dag hun oogen met het bewustzijn, dat een warme vloeistof terecht kwam in hun krampachtige maag. Schimmen bewogen zich om hen heen, een grove stem klonk hun in hét oor: Ze komen bij, sergeant! Hun blikken verhelderden, ze ontwaarden militiesoldaten der Vereenigde-Staten. Hoe komen jullie hier? vraagde Francis. Je mag den hemel wél danken', dat we je op een verkenning hebben zien liggen. Maar ik vraag op mijn beunt: wat voeren jullie hier uit? Als een bliksemflits schoot het Gairon te binnen, dat deze soldaten de speurhonden waren van Dolora Pacheco. Voorzichtigheid werd bier dringend geboden'. Een leugen om bestwil was zaak. Terwijl wij sliepen, vervolgde Francis, heeft men onze wapens en leeftocht gestolen. Maar je komt van de Pecos rivier, — héb je geen reizigers op je weg ontmoet? Er moet een dwaze Mexicaansche Mestiza hier rondzwerven, die de regeering der Vereenigde-Staten heel wat last veroorzaakt Wij zullen u beiden naar ons kamp vervoeren, waar ge door den chef der grenspolitie zult gehoord worden en rékenschap hebt af te leggen van uw identiteit. En wie is dat heerschap, als ik vragen mag? hernam Francis met voorgewende onwetendheid. Joe Sullivan, die met een politieke zending is belast. Maar dat klopt als de balans van een accountant zei Gairon leukweg; dien man moet ik hebben, want ik heb hem een gewichtige mededeeling te doen. - Het kamp der Unie-soldaten was weldra bereikt. Op een rotsachtige verhevenheid; door een reusachtig bazaltblok overwelfd, zat Joe Sullivan in persoon. Op het gezicht van den man, die van den Canadees een' laaghartige», verrader had gemaakt, tegen diens wil en dank, beefde Gairon van inwendige woede. Hij had "een gevoel alsof hij dien man moest doorsteken met het dolkmes, dat hem als eenig wapen door de Mestiza was achtergelaten. Gairon! riep Sullivan, die een kreet van verbazing niet kon onderdrukken en door een doordringenden blik den jager van de wijs trachtte 4e brengen. Deze evenwel was op de samenkomst voorbereid en antwoordde luchtigjes: Dezelfde patroon, dezelfde met kameraad Peter. Aangenaam u zoo onverwacht te zien; ik had de hoop bijna opgegeven, Hoe komt het, dat ik in zoo'n langen tijd geen tijding van je heb ontvangen? Je kondt toch weten waar de Mestiza zich ophield. Het papier, dat ik van. u in mijn zak heb, heeft me een leelijke poets gespeeld. En hij verhaalde op welke wijze de Mestiza achter zijn geheim was gekomen. Nu ja, dat kan een ieder gebeuren. Ons contract is weldra afgeloopen en de belooning zal u ten deel vallen, zoo ge nu maar stipt mijn bevelen opvolgt. De Mestiza en haar gevolg zullen aan mijne waakzaamheid niet ontsnappen. "Het komt er slechts op aan.... Een plotseling rumoer brak zijn rede af. Gevolgd door eene menigte nieuwsgierigen maakte een kapitein zich baan tot den grenskommissaris. Ik breng u eene vrouw, Edelachtbare, die zich naar het Oosten wendde en door mijne manschappen aangehouden, geen weerstand bood. Gairon, wat dunkt je van dit exemplaar? luidde Snffivan'S vraag. Behoort ze tot het gevolg der Mestiza? Onder de okerlaag, die haar aanschijn bedekte, herkende Francis de Mexicaansche Maagd. De dienaren van Donna Pacheco zien er heel anders uit, zei de Canadees onvervaard. Dat zou ik ook denken, antwoordde Sullivan. En tot de Indiaansche zich richtend: Ge zijt vrij, Maria, (de Centraal-Araerikanen noemen alle vrouwelijke Roodhuiden bij dien naam, de mannen heeten bij hen José) ingerukt — marsch! Zij liet het zich geen tweemaal zeggen en maakte zich weldra uit de voeten. Francis begaf zich met Peter op weg, om, naar het heette, spiondienst te verrichten, onstuimig greep hij zijn makker bij den arm: Gered, gered door mij Maar alle duivels! mompelde hij. Hoe is ze van haar gevolg weggekomen, en wat beduiden de lompen waaan ze zich gehuld heeft? VIL EEN WITVOET VERKOOPT EEN GEBRONSD GELAAT. De verklaring, welke de jagers zich niet konden geven, was zeer natuurlijk. De Puma en Vuurhart, die met hun krijgers als vedetten de voorhoede uitmaakten der Mestiza, hadden weldra de postenlinie ontdekt, die als een slagboom langs de grens van het Indiaansch territoir was opgesteld. Zich de nachtelijke duisternis ten nutte makende, haddien deze onnavolgbare prairieIoopers de vijandelijke posities verkend en waren ze tot Dolora teruggekeerd met de tijding, dat het voor een talrijke karavaan als de hare eene onmogelijkheid was, onopgemerkt het cordon der wachtposten van Sullivan te passeeren. De boodschap was met droefenis ontvangen. Vuurhart evenwel nam het woord op en maakte zich sterk de waakzaamheid: van den vijand te verschalken. Met ons allen, door de linie heen te breken, gaat niet aan, zei hij, maar niets belet ons dit te doen wanneer we gescheiden optrekken. En toen allen hem gelijktijdig ondervraagddén, merkte hij op: Slechts één tong staat Vuurhart ter beschikking. Zijne bleeke broeders gelieven te zwijgen, opdat het hem - mogelijk zij een ieder gelijktijdig te antwoorden. Nadat de stilte was teruggekeerd, vervolgde de Seminool: De Grijs jassen hebben in opdracht een troep ruiters gevangen te nemen. Laten dezen zich verspreiden en dat één voor één voetgangers zich voordoen, om het Indiaansch grondgebied te betreden. Ik durf te wedden dat men hen niet zal verontrusten. Onderwijl zullen de Mayos en Seminolen de paarden naar het Noorden geleiden. Een partij Roodhuiden op jacht in de prairie baart geen verwondering. Ook wij zullen over de grens komen en onze vrienden afwachten op een vooraf bepaald punt aan den oever der Canadeesche rivier, waarvan we nu niet meer ver verwijderd zijn. Bravo! riep de Parijzenaar Krekel. Dat is, dunkt me een uitstekend idee. Uitstekend, ja— maar gevaarlijk ook. Men kent de Mexicaansche Donna Senor Massilia en mijn persoon zijn door de spionnen gesignaleerd Wij Ioopen dus gevaar herkend te worden. En als een onzer in handen valt van den vijand, zou dan onze list niet aanstonds door den tegenstander ontdekt-zijn? Vuurhart luisterde met een glimlach op zijn gezicht De Spaansche Senor is een wijs man, maar hij luistere naar het advies van een jongeren krijger, die echter meer ervaring bezit in den oorlog der prairie. Spreek, brave SeminooL Hetgeen mijn broeder verontrust, is de vrees voor herkenning. Waarom zouden jüj en zijn vrienden hun gelaat niet maskeeren? Waarom verzoeken ze hun Indiaansche bondgenooten niet, hen te sieren met de beschilderingen der jacht? Zou hij soms denken dat men hen in die vermomming toch zou herkennen? Het voorstel van den. Puma bracht 'een onbeschrijflijk* geestdrift teweeg. Na verloop 'van twee uren waren Dolora, Scipio, Marius, Rosales, Krekel en Coëllo door middel van rooden oker in werkelijke Roodhuiden gemetamorphoseerd. De tijd schoot op, en het troepje ging weldra langs afzonderlijke wegen uiteen.. Dolora werd door den Puma gieleid tot in het gezicht der posten van de Noordelijken,' zij wilde het avontuur geheel alléén wagen. Hieraan was het dan ook toe te schrijven, dat de Mestiza weldra door een patrouille werd gevangen genomen en voor Joe Sullivan gebracht, die haar weder losliet, weinig vermoedende dat hij de vrouw in handen hield, voor de gevangenneming van wie hij de geheele militie van het district op de been had gebracht Zonder eenige belemmering had de Mexicaansche Maagd de menschelijke hinderpalen overschreden, die weleer haar terughielden van het doel van haren tocht Want Sullivan was goed ingelicht geworden, naar het Indiaansch grondgebied waren steeds de schreden van Dolora gericht geweest. Weldra zou ze de Canadeesche rivier bereiken met den neventak de Seeth. Daar moest ze een kronkelende beek ontmoeten, de Fraimy, die bij dc Indianen een naam draagt waarvan de beteekenis tot heden aan de Bleekgezicbten is ontgaan. De benaming is TetatI, die in het oud Toltek idioom, een voorlooper van het Aztek, de beteekenis van een zevental heeft. Eensklaps sidderde ze. Een rauwe stem schrikte haar onverwacht uit haar mijmering op. Heidaar! Daar heb je de squaw! Geef achi! Zij zag in de richting vanwaar het bevel luidde en bleef als aan den grond genageld staan. Verscheidene officieren der Amerikaansche militie zaten aan den voet van een heuvel waarop aloë en cactusplanten ruig en puntig hun bladeren verhieven. Vastgebonden paarden, op eenige schreden afstand der militairen, gaven het jonge meisje te verstaan dat iedere poging tot vluchten ijdel zou hBi'ken. Maar zij herstelde zich weldra De officieren bedienden zich van jachtgeweren, een bewijs, dat ze deel uitmaakten eener partij, waarop ze even verzot waren als hun wa- penbroeders van het Engelsche leger. Toen dacht ze. niets meer te vreezen te hebben, en met vastberaden tred ging ze op de mannen af. Een hunner, een groote droge baas, met verdacht blond 'haar en baard, stijf ais een lid van het Angelsaksisch ras, was opgestaan en zag haar komen. Op drie schreden afstand riep hij: Halt! Zij gehoorzaamde, in den waan verkeerend dat door haar gewilligheid het onderhoud van 'korten duur zou zijn. Squaw, vraagde hij, tot welken stam benoort ge? Seminool, sir. Zoo, en hoe komt het, dat ge zoo ver verwijderd zijt van de dorpen waar uw stam verblijf houdt, want als ik me niet vergis, ligt hun gebied minstens op een dagmarsch van hier. Is het soms een gebruik bij de Seminolen, dat de vrouwen zoo ver weggaan? De Seminoolsche vrouwen volgen de krijgers, wanneer dezen zich nan het jachtvermaak overgeven. De Yankee lachte: Ah zoo! ge volgt de jagers, goed zoo, dat komt op hetzelfde neer. De Mestiza gevoelde dat ze verbleekte. In de woorden' van den spreker doorzag ze een dreigend gevaar. Maar de officier gunde haar den tijd niet om zich te herstellen. Gij zijt op weg naar uw dorp? Ja, sir. Ge zult er morgen even goed komen. Een grijsaard, mijn vader, verwacht me met onrust, want ik moet hem tijding brengen van een krijger die in de prairie gewond is. Bah! Vierentwintig uur meer of minder doen niet ter zake. Wij hebben een' kokkin noodig om ons maal te bereiden, onderwijl we bier op de loer liggen voor wild. Ik ontmoet je en leg dus beslag op je dienst, voor een' dollar per dag. Weigeren was onmogelijk. Dolora knikte toestemmend'. Zoo mag ik het zien, hernam de officier met een grijnslach. Men ziet het terstond, dat ge behoort tot een stam van zachtmoedige In.dianen, en ge weet dat de soldaten der Unie een afschrik hebben van weerbarstige lieden. Dolora ontveinsde de woede die zich wegens deze verregaande vrijpostigheid vanfaaar roeester maakte; op koelen toon vraagde zij: Waar verlangt de gentleman dat ik vuur aanleg? Daarginds, hernam de Yankee op eenige steenen wijzende, die als een vuurhaard waren gerangschikt De Groote Geest zelf heeft u dezen kant uitgezonden:. Zonder u, had een onzer voor kok moeten spelen'. De anderen 'lachten om de misplaatste aardigheden' van hun kameraad. Zeg eens, Andrew, riep er een, ben je soms van plan haar te trouwen? Watblief? bromde de aangesprokene. Hoe kom je daaraan? Nee maar zeg, zei Andrew, houd' nu zulke taal in presentie van dat „roode dier" voor je; ze zou in staat zijn het te gelöoven en me om mijn hand te vragen. Goed, misschien schonk je haar die ook wel Waarom niet.... Als ze maar 10.000 dollars bruidschat meebracht — En grappig liet hij erop volgen: Zeg eens, squaw, bezit je 10.000 dollars? Met op elkaar geklemde lippen, met moeite zichzelf meester, gelukte het Dolora evenwel op tamelijk kalmen toon te antwoorden: Helaas! neen, sir de arme Indianen zijn nooit in het bezit van dergelijke som geweest. Dat „helaas" wil zeggen, dat het roode dier spijt heeft geen' Mrs. Andrew 'te kunnen worden, merkte een der officieren op, onderwijl de anderen het uitproestten. Alleen Andrew lachte niet meer. Met aandacht nam hij de gewaande Seminole op. Kijk me Andrew eens aan, het heeft er veel van of hij het met zijn huwelijksplannen ernstig meent! riep een jonge luitenant. Ik geloof het waarachtig ook, bevestigde een tweede. Hij schijnt er nog over te denken. De roode officier, haalde de schouders op: Ik kijk deze Squaw eens opmerkzaam aan, en ik moet zeggen dat ze ondanks haar ta toeeer ing, een mooi meisje is. Dolora rilde van het hoofd tot de voeten. Als een blanke midden in de woestijn een Indiaansche mooi vindt is dit wel het grootste ongeluk dat haar kan overkomen. Reeds kwam Andrew op haar at Hoor eens, kind, zei hij. Luitenant Andrew is een braaf gentleman, zoo belangloos mogelijk. Je zult geen bruidschat noodig hebben om het hem naar den zin te maken. Je ziet er bekoorlijk uit en hij is niet onknap; we zouen het wel samen kunnen-vinden. En onverwacht zijn hand om haar middel slaande, bracht hij zijn gelaat bij dat van Dolora, zeggende: Een zoen, lieve, voor een braven krijger die je de eer aandoet eener onderscheiding. De verontwaardiging welke het jonge meisje tot dusver had bedwongen, barstte los op deze brutale aanranding en verachtelijke toespraak. Zonder aan de gevolgen te denken harer daad, zich 'latende nieesleepen door haar gevoel van walging, stiet ze den officier van zich, en' onderwijl deze achteruit deinsde, bukte zich de Mestiza en trok ze het dolkmes dat iedere yrouw in de Spa arische koloniën bij zich draagt. , Vreeselijk was haar aanblik, het beschilderd gelaat nam een wreedaardige uitdrukking aan; met een bliksemend wapen in haar hand, kwam zij den officieren voor als een toonbeeld van moed, van beleedigd schaamtegevoel met een uittartende houding. Onder andere omstandigheden zou men' baar hebben bewonderd, haar met goede woorden hebben weggezonden; maar deze soldaten, ter jacht uitgetogen, hadden copieus gedineerd, en drinkgelagen kweeken geen nobele gedachten noch edelmoedige voornemens. In een ommezien zag zij zich omringd door militairen die onbewust waren van de. lafhartige daad, welke zij begingen aan eene alleenstaande vrouw, al was 'deze ook een Indiaansche. De sabels vlogen uit de scheeden, met een enkelen slag sprong het wapen haar uit de hand, en als woestelingen, door den wijn bevangen, wierpen haar vijanden zich op haar, deden zij haar ter aarde storten en bonden haar met lederen riemen Vast. Door deze korte worsteling verhit, onderwijl de alcohol hun brein benevelde, beraadslaagden ze onderling; Hoe zou men deze squaw kunnen: straffen, die stoutmoedig genoeg was om met haar navaja een officier der Amerikaansche militie te dreigen, een man, die met de vriendelijkste bedoelingen jegens haar optrad? Andrew gevoelde zich in zijn eigenliefde gekwetst, daarvoor eischte hij voldoening. Hoort eens, kameraden, zei hij, ik heb deze Roodhuid tot mijn stand willen verheffen, zij heeft mün aanbod versmaad', met een uitgetogen dolkmes weigerde ze mijne hand — welnu, ik neem haar voet, haar ontblooten voet en' zal er tien zweepslagen' op geven. Het is een probaat middel -voor eksteroogen en het zal haar in staat stellen spoediger zich bü haren stam weer aan te Sluiten dan zij verwachtte. Met brullend gejuich werd deze aardigheid begroet Dolora sidderde en murmelde binnensmonds: * , Ik ben verloren mijn voet zal me verraden ze zullen zien; dat ze niet met een Indiaansche te doen hebben! De dronken officieren' wierpen zich op haar. Ze omringden' de geboeide ongelukkige vrouw, die op den grond lag uitgestrekt en in de volstrekte onmogelijkheid verkeerde ook maar een vin te verroeren:. Met onbeschaamde spotternij bogen ze zich over haar en maakten ze haar inlandsen schoeisel los. Schoone dame, ziehier officieren aan uw voeten, kamerdienaren van een koninklijk paleis Wij vernederen ons niet, als we uw schoenriemen ontbinden. Ze hielden hun zijden vast van het lachen en wrongen zich in bacchanale bochten. Onder hun hardhandigheid week het Mexicaansche schoeisel en liet een paar blanke voeten zien met fijne rose nagels, Verbaasd zagen de officieren elkander aan. , Bij satans grooten teen! riep Andrew als vertolker van den algemeenen indruk, deze squaw heeft de voeten van een lady! Lelieblank; voegde een ander eraan toe. Rooskleurig als appelbloesem, zei een derde. Zouden we hier te doen hebben met een verschijnsel, dat den befaarnden Barnum is ontgaan? Een menschelijk wezen, Roodhuid van gezicht, maar een Bleekgezicht, wat haar onderdanen betreft. Dat is boerenbedrog Vermomming Dubbelzinnigheid:.... En terwijl deze uitroepen Dolora 'in de ooren klonken, haar te kennen gevende, dat zij ditmaal wel deugdelijk zich in de macht bevond van haar vijanden, had Andrew zich ijlings verwijderd. Zijn zakdoek voor den dag halend, drenkte hij dien met het water uit een nabijzijnde vliet, keerde afetoen tot 'de gevangene terug en wreef haar met het natte linnen ruwhandfg in het gelaat. Door deze aanraking ging de beschildering der Indianen verloren en- werd de blanke huid der Mestiza zichtbaar. Een blanke vrouw! schreeuwden de officieren. Die zonder twijfel er belang bij had door onze linie te breken, bevestigde Andrew. Kameraden, we zullen het met onze jacht voor gezien houden. We keeren naar het kamp terug. Ik geloof wel' dat dit stuk wild een felicitatie van den honorabelen Joe Sullivan waard zat zijn. Naar het kamp! Naar het kamp! Er ontstond een gedrang. De paarden werden gezadeld; al wat op de pleisterplaats voorhanden was werd weder ingepakt. Daarna stegen allen te paard. Andrew, die de gevangene dwars over de« zadel had geworpen, gaf het sein tot vertrek. En dé kleine troep, die recht voor haar uit vloog, berg op, berg af, richtte zich in galop 'naar de holte waar eertijds de Mestiza door Sullivan in verhoor was genomen. Het jonge meisje had het bewustzijn verloren. Onder de klem eener vreeselüke wanhoop, schipbreuk lijdende in het gezicht van de haven, het nuttelooze inziende der door haar en hare metgezellen getrotseerde gevaren, was in haar brein een algeheele ondereentuimeling ontstaan. Het bloed steeg haar naar de slapen, en onder een helsch lawaai van hamers die op een aanbeeld sloegen, gevoelde zij zich langzaam overgaan tot een staat van verdooving, het zinnebeeld des doods. Ongevoelig, onbewust, bemerkte zij niets meer van haar bewakers, gevoelde zij de schokken niet meer, die haar lichaam tegen den zadelknop wonden toebrachten. - Op ditzelfde oogenblik zwierven twee mannen langs de grens van het kamp. Het waren Francis Gairon en diens geeëmploieerde. Beiden schenen ze in opgewekte luim te verkeeren. Ieder droeg in zijn schouderriem een uitstekende karabijn, een 'geschenk van Joe Sullivan. De agent der Noordelijken had den jagers hun wapen willen teruggeven, door hen te begiftigen met de geweren van hen die door ziekte waren ten grave gesleept. Want dte woestijn is vaak noodlottig voor hen die niet geacclimatiseerd zijn. Een ver- derfelijke koorts, „prairiekoorts" genaamd, veel gelijkenis hebbende met de» rooden loop van Soedan, velt den nieuweling-reiziger weldra neer. Zeer zeker ze hadden eem gelukkigen dag gehad. De Mestiza was in vrijheid; hun karabijnen waren hun teruggegeven.... wat konden ze meer verlangen? Somwijlen, uit behoefte aan mededeeling, sprak Gairon een der schildwachten aan, die voor de veiligheid waakten van het kamp. Zeg eens, vriend, we zullen je gauw aflossen, je kunt dan een flink uiltje knappen. Dat zal waar zijn, jager, van dat buitenkansje hoop ik te pröfiteeren. Maar Peter viel hem plotseling in de redte: Hoor eens! Gairon luisterde aandachtig. Een dof geroffel deed zich in de verte hooren. Een gestamp als van paarden in galop, mompelde Francis. Het heeft er veel van, bevestigde Peter. Het zijn zelfs regimentspaarden, hernam de Canadees na een oogenblik peinzens, te oordeelen naar de regelmaat van hun loop. En schouderophalend, vervolgde hij: Militiesoldaten, die naar het kamp teruggaan. Er ligt niets verontrustends daarin. In weerwil echter van zijn voorgewende onverschilligheid^ bleef Francis ter plaatse als vastgeschroefd, met starende blikken naar de richting vanwaar het geluid aankwam. Wat verwachtte hij eigenlijk? Hij zou niet in staat zijn geweest deze vraag te beantwoorden, maar in zijn binnenste ontstond een onverklaarbare angst, die toenam naarmate het geluid' meer en meer naderde. De avondschemering hulde den omtrek in' haar valen sluier en beperkte het gezichtsvermogen. Plotseling teekenden zich in het halfduister somberder gedaanten at Zij namen grooter en duidelijker omlijning aan. Een troep mannen te paard vloog als in een stormwind de jagers voorbij. Maar zoo gauw waren ze Francis niet voorbijgesneld, of hij had den tijd gehad om een menschelijke gedaante te kunnen onderscheiden, die dwars over den zadel van een der ruiters bengelde. Wat ging er op dit oogenblik in zijn binnenste om? Wat daagde er in ^ün geest, waardoor £ hij in staat was de onbestemde vormen ervan te noderscheiden? Een geheimzinnig voorgevoel. Hei hart van den rraensch getuigt somwijlen van ondoorgrondelijke TieMerziendheid, van iets dat zweeft tusschen hemel en aarde en in de boeken onzer wijsheid' niet staat op geteekend. Maar een feit is het, dat de herculische Canadees eensklaps wankelde en steun zocht op Peters schouder, om zijn evenwicht niet te verliezen, terwijl hij binnensmonds prevelde: Zij, zij! Bij de Madonna, zij is gevangen! Maar deze zwakheid duurde slechts een oogenblik. In zijn volle lengte richtte de jager zich op en zei tot zijn metgezel: Peter— je weet dat ik lang reeds het contract heb verscheurd, waarmee je lot aan het mijne was gebonden. Ja, patroon; maar ik, weet u, heb de snippers weer aan elkaar gelijmd. Zoo, zoo— ja, een brave kerel; een trouw kameraad, dat ben je, Peter maar een vreeselijk uur heeft nu geslagen. Ik ga iets ondernemen, waarbij ik negenennegentig kansen op de honderd loop om er mijn hachje bij in te schieten. Het is de worsteling van één man tegen een heele natie Ik wil Je in dat avontuur, waarvan mijn gezond verstand zegt dat het een dwaasheid is, niet meesleep en. Nog eens dus herhaal ik het je, je bent vrij. Als ik dat wil, bromde de geëmpIoieerde. Je bent vrij, zeg ik je. En niemand zal het recht hebben den staf over je te breken, als je me verlaat, want je hebt je niet verbonden om dwaze plannen, die bij me opkomen, in de hand te werken, maar wel óm mijn Jachtgezel te zijn. Francis zweeg. Peter greep den arm van den patroon. Hoor eens, Francis Gairon, tien jaren lang hebben we samen de prairie doorkruist ladianen, wilde dieren, roovers der woestijn — alles hebben we samen meegemaakt Nu begrijp ik dat ge het oorlogspad wilt betreden tegen de „Grijsjassen", en je zegt me: Ga heen! Ge stelt dus geen' Vertrouwen in me? " Geen vertrouwen; mijn beste Peter, kun je zoo iets denken? Neem dan je belachelijk voorstel' terug. Ik heb ook wel trek om het op te nemen met de Noordelijken, die een leger hebben gemobiliseerd om het een jong meisje lastig te maken., 'jjgpi Je bent een. brave kerel, Peter, f' Och, wat zal ik je zeggen. Ieder heeft zijn kijk op de zaken. U houdt nu eenmaal van de senorita Dolora, dat is uw zaak; ik heb het land aan Joe Sullivan Men twist niet over smaak en kleur. Of het nu uit genegenheid is voor de Donna of uit haat tegen Joe, het oorlogspad is er eenmaal. Komaan, patroon, geven we elkaar de harkt en in dit geval, zooals in alle overige aangelegenheden, heffen we gezamenlijk onzen oorlogskreet aan. " Na veertien dagen dus, zuchtte Francis. Want veertien' dagen nog ben ik Sullivans dienaar. Top over twee weken; zei Peter. En de brave jagers, die in het hartje der Vereenigde-Staten met de meest naieve en heldhaftigste onbezorgdheid een 'geheele natie den handschoen toewierpen, bezegelden met een flinken handdruk dit schoone Verbond. Daarop begaven zij zich naar het kamp, dat door de aankomst der ruiters in rep en roer was geraakt. Reeds hadden Andrew en zijn kameraden hun gevangene naar bet hoofdkwartier van Sullivan gebracht. De Mestiza» die door wassching met frisch water 'haar bezinning had teruggekregen, stond met opgeheven hoofde voor den Yankee. Haar gelaat, van de beschildering ontdaan, verscheen in al zijne schoonheid'. Alleen was haar gouden tint verbleekt, en in haar van moed schitterende oogen stond ook doodelijke ontsteltenis te lezen. Met nadruk deed Andrew uitkomen hoe zijn vermoedens waren opgewekt op het gezicht der gewaande Indiaansche, hoe. hij de list had verzonnen van een omhelzing, om haar te noodzaken het masker te laten vallen. Zooals men ziet, kleurde de officier met weinig de waarheid, maar de ijdele glorie is iets menschelijks. Hoeveel' heden worden er niet gevonden, die na een voldongen feit er een kinderachtig en belachelijk behagen in scheppen, om, als een bewijs van hun vermeend doorzicht, te verklaren: Dat had ik wel voorzien! En dit zeggen zij ook dan zelfs, wanneer ze niets hebben getuigd en niet in staat zijn verder te zien dan hun neus lang is. Met op elkaar geklemde tanden, een ironischen trek, die zijn gezicht nog Ieelijker maakte, met een uitdrukking^clie zijn terugstootend gelaat best kon ontberen, hoorde Sullivan de mededeeling aan van den officier. En toen deze had geëindigd', gaf hij hem zijn afscheid met de woorden: Ga, Andrew, men' zal rekening houden met den uitstekenden dienst, dien ge aan de zaak van het Noorden'hebt bewezen. Hij zag Francis in gezelschap van Peter aankomen. Kom hier, knappe jager. Deze vrouw heeft u een poets gespeeld. Het'verwondert me, dat een speurhond ais gij geen vermoeden had van haar vermomming . Maar, Sir Sullivan, dit bewijst dat ze uitstekend zich had gegrimeerd1. Ik ben maar een gewoon mensen; en ondanks mijn wetenschap van' de listen der woestijn, heb ik me nooit op mijn onfeilbaarheid laten voorstaan. Zijn toon was zoo los, dat Joe Sullivan erdoor van de wijs raakte Het is mogelijk, hernam hij. Maar nu de gevangene ons haar natuurlijk gelaat geeft te zien, geloof ik dat ge wel in staat zult zijn mij te antwoorden, zander vrees van; u te vergissen. Tot uw dienst, meneer Sullivan, Hebt ge deze vrouw al vroeger gezien?,. De Canadees verwachtte deze vraag. Hij aarzelde niet: Ja. En waar? In het kamp van de Mestiza. Het hardvochtig gezicht van Sullivan teekende voldoening. Uitstekend, zei hij. En na een pauze: Welken rang bekleedde ze in1 dat kamp? De oogen van Dolora vestigden zich op Francis met een welsprekende ongerustheid, doch de jager scheen er geen acht op te slaan. Zij had een rang, nagenoeg gelijkstaande met dien u hier bekleedt, Sir Sullivan dat wil zeggen dat iedereen haar gehoorzaamde. Sullivan uitte een kreet van triomf: Dolora Pacheco! Zij is het! De gevangene evenwel sloot de oogen, een smartelijke rimpel teekende zich op haar voorhoofd. Dolora Pacheco! Ik dacht het wel, al heb ik haar ook alleen te Mexico gezien, den dag, toen ze de gemoederen der Zuidelijken opwond. Toch aarzelde ik. Al die mestiezen gelijken elkaar. En zijn creatuur Qairon de hand' toestekend: Heb dank, mijn brave jager Je ververbintenis is nog niet afgeloopen; neem echter dit papier. Op vertoon ervan, zal de thesaurier der maatschappij je de beloofde premie uitbetalen. Ik schenk je de dagen die nog overschieten. Herneem je vrijheid. Francis, herneem ze de veldtocht is ten einde. VIII. HET ONVOORZIEN CONTRACT. Des anderen -daags, toen de hitte van den dag haar toppunt had bereikt, was het kamp van Joe Sullivan gevestigd in een der zeldzame oasen van de prairie. De agent der Noordelijken eenmaal zeker zijnde betreffende de gevangenneming van Dolora . Pacheco, had geen minuut willen verliezen om haar naar een der forten van het Zuiden in bewaring te brengen. Daar kon ze binnen stevige muren afwachten welk lot de regeering te Washington over haar zou beslissen. En staande de zitting, na het summier verhoor van zijn slachtoffer, had hij bevel gegeven tot vertrek. Gedurende den ganschen nacht hadden de militiesoldaten gemarcheerd. Bij het aanbreken van den dageraad hadden ze twintig mijlen naar het Zuiden afgelegd, de vermoeide soldaten sloegen het bivak op te Spring Blue (Blauwe bron) de naam der oase, waar we hen weervinden. Men had de Mestiza gelegerd in een tent, door een schildwacht aan den ingang bewaakt. De enkels met een ijzeren ketentje geboeid, de handen door duimschroeven onbeweeglijk gemaakt, genoot ze slechts een vrijheid van beweging tijdens het kortstondig maal, onder toezicht van Joe Sullivan haren beul. Deze laatste overdreef alle voorzorgen. De gevangene vertegenwoordigde voor hem de eerste sport op de ladder der fortuin, en hij dacht er niet aan haar door een nalatigheid te verliezen. Opnieuw geketend, was Dolora aan zichzelve overgelaten. Van lieverlede, naarmate de zon tot middaghoogte steeg, de aarde verzengende met haar stralehgloed, kwam het bivakrumoer tot bedaren. De militiesoldaten gaven zich over aan het genot der siësta. De stilte heerschte oppermachtig, alleen afgebroken door den regelmatigen stap van den schildwacht die vóór de tent der gevangene op en neer liep. Dolora lag uitgestrekt op een mat, aan smartelijke overpeinzingen ten prooi. Zij was gevangene, en zij die haar vermoeienissen hadden gedeeld, zouden haar tevergeefs wachten aan de oevers van de Canadeesche rivier. De taak, waaraan ze 'haar leven had gewijd, zou nimmer ten einde worden gebracht Zij alleen kende het geheim waar het Inca-Aztek halssnoer lag verborgen, en op dit oogenblik verweet zij zich het niet te hebben geopenbaard aan de vertrouwde vrienden die haar hadden vergezeld. Na haar verdwijning zouden dezen het onderzoek naar het kostbaar kleinood hebben kunnen voortzetten. Zij zouden erin geslaagd zijn zich ervan meester te maken, om het naar Mexico te brengen en het verbond der Hispano-Indianen van Zuid-Amerika te bezegelen tegenover de Angelsaksers van het noordelijk halfrond. Hare voorzichtigheid getuigde van laakbare schuld, haar bescheidenheid was een misgreep in het eind. En de herinnering aan Francis kruiste haar mijmeringen. Zij wist niet meer wat ze van den Canadees had te denken. Daags te voren, in den namiddag, had hij geweigerd haar te verraden, en des avonds had hij zonder aarzeling haren naam genbemd. Hij was in Sullivan's dienst — in haar tegenwoordigheid had deze het doen uitkomen — een premie was hem voor bewèzen diensten toegedacht Een geheimzinnige chaos bleek het, waarin zij ronddoolde, zonder een lichtpunt te vinden. De zon scheen met haar loodrechte stralen over de prairie, met het brandend vuur waartegen het schraal gebladerte der oasestruiken, het linnen van de tent geen voldoende schaduw verleenen. Een verstikkende lucht drong in de neusgaten, de ademhaling der gevangene werd hijgend. Alle geluid in het bivak was uitgestorven. De schildwacht zelfs, door de verzengende hitte verlamd, had zijn eenzame wandeling gestaakt. Leunende tegen een nabijzijnden boom, hield hij zich op zijn geweer steunend, half slapend staande, terwijl zijn oogen dommelig knipten. Opeens deed 'een licht glednuisch de gevangene opschrikken uit haar overpeinzing. Het was als het gekrab der vele knaagdieren waaraan het verre Westen zoo rijk is. Het dier dat het geluid teweeg bracht, moest den stoffigen grond ondergraven ach¬ ter de tent, van den tegenovergestelde» kant waar de schildwacht zich bevond. Eensklaps werd het zeil zachtkens opgeheven. Het hoofd van een man gleed door de opening, en Dolora herkende het gelaat van Francis Gairon. Zij was op het punt van hulp te roepen. Maar de Canadees bracht een vinger aan zijn lippen, en zij zweeg. Kruipend sloop de jager binnen de tent Hij richtte zich weldra op, maar bleef in nederige houding met de knieën op den grond zitten. Donna, zei hij, ik heb u voorgelogen, maar heden is het noodig dat ge mij uw volle vertrouwen schenkt En daar zij wilde spreken, haar verwondering te kennen geven, smeekte hij haar met een wenk, hem eerst te willen aanhooren, waarop hij voortging: Ik zal u eerst zeggen wie ik ben; waarom ik aldus heb gehandeld.... Daarna, moogt gij oordeelen. Met radheid van tong, zonder iets over te slaan, verhaalde hij op welke wijze hij zich aan Joe Sullivan had verbonden, zijne komst te Mexico, zijn ontroering op het gezicht der Mestiza, zijn begeerte haar- zijn diensten aan te bieden. Zijn stem trilde bij de uiteenzetting van een en ander.... Op zijn oogen daalde een mist, zijn borst zwoegde onder de kloppingen van zijn hart en steeds ging hij voort Hij haalde op van zijn inwendigen strijd, toen hij tusschen twee vuren stond: het aan Sullivan verpande woord en het teeder gevoel dat hem meesleepte, om de trouwste dienaar te zijn van Dolora Pacheco. Hij bekende de list waardoor hij de Indianen op het spoor der expeditie had" gebracht zijn angstige bekommernis toen hij dit verraad pleegde zijn droefenis tijdens het beleg der Zwarte Vallei. Het zweet tappelde hem van het voorhoofd, terwijl hij de gevallen van aanhoudende tegenspraak opsomde waarin hij was gewikkeld geweest Maar naarmate zijne verlegenheid toenam, helderde het gelaat op der Mestiza. Neen, zij had zich niet bedrogen.' Francis was geen schuldige geweest, maar een slachtoffer van al te nauwgezet eergevoel. Hij was aan het einde zijner netelige bekentenis. En voortdurend geknield: Donna, sprak hij. Gisteren heeft Sullivan mij de vrijheid teruggeschonken en ik heb gezworen het kwaad goed te maken, dat fk bedreven heb jegens haar, die ik als een Madonna vereer. Den gansdhen nacht hebben Peter eft ik de militiesoldaten gevolgd; en daarna verscholen in een bocht van het terrein, op eenige honderden meters afstand van hier, heb ik gewacht dat de groote hitte de oogen uwer wachters zou sluiten. Ik ben hierheen gekropen om u de volle waarheid te zeggen. En met een diepen zucht: HET ONVOORZIEN CONTRACT. Donna, ik «eb u niets verheeld. Wilt ge in mij den man zien, die de zegepraal uwer zaak zal bewerken? Een oogenblik zag ze hem pplettend aan, een lichtgloed flikkerde in haar oogen, en met een stem, zoo zacht, dat de Canadees tot tranen toe er door werd bewogen, zeide ze: Spreek ik zal u gelooven. Dit was de amnestie, de vergiffenis, de vergetelheid van het verleden. De booze droom nam een einde. Francis vouwde de handen samen. Spreek, hernam de Mestiza. Hij boog eerbiedig, en opstaande: Donna, hernam hij, nauwelijks vijftig man maken uw geleide uit. Peter en ik zullen u 'bevrijden— mijn leven heb ik veil voor die taak.... maar toch acht ik het zaak, dat u er toe besluit nog een wijle de gevangenschap te dulden. Ach! mompelde ze, niet zonder verbazing. Hoor mij aan. Als kind der prairie, heb ik iets geërfd van de list der Roodhuiden met wie ik dikwerf slaags ben geweest Ziehier, wat na rijp beraad de toestand mij ingeeft. Nu gij in gevangenschap zijt, keeren de militaiesoldaten naar hun respectieve garnizoenen terug. De prairie zai geen vijanden meer zien en uwe vrienden, die op dit oogenblik gelegerd zijn aan de oevers van de Canadeesche rivier, zullen zonder op moeilijkheden te stuiten het Eendrachtsnoer machtig worden. Dat is zoo, prevelde ze andermaal. Neem integendeel aan, dat men u thans bevrijdt, ging de jager voort met meer énergie, door haar goedkeuring aangemoedigd. Wat zal er gebeuren? Al de hinderpalen die u in den weg traden en waaronder ge bezweken zijt, zullen zich aanstonds weer voordoen, vermeerderd nog door de woede uwer cipiers, door hun onverzettelijken wil, om tot iederen prijs te hernemen wat hun wellicht voor altijd mocht ontsnappen. Ja, hernam ze dat alles zie ik in. Wat is dus in dit geval uw besluit? Wat raadt gij mij? Niets. Ik ben hier gekomen om uw bevelen op te volgen, hoedanig die ook mogen luiden. Ik heb u mijne ervaring blootgelegd van de woestijn Nu zal ik doen wat gij verlangt. Natuurlijk zou de wijste weg zijn, mijn vijanden in de zekerheid te laten van mijn gevangenschap Verstandig ook ware het, aan mijn getrouwen de zorg over te laten van zich meester te maken van het Eendrachts-halssnoer — het doel van ons streven Zonder een teeken van goed- of afkeuring, luisterde Qairon aandachtig toe. Maar — vervolgde ze met eenige aarzeling — ik alléén ken de verborgen plaats van het emancipatie-kleinood, ik alleen ben ingewijd in het geheim van 'hen die de laatste bezitters ervan zijn. Francis verroerde geen vin. Mag ik dit aan derden toevertrouwen? Eensklaps boog zij z'ich naar hem over, greep ze zijn beide handen en hem aanziende met een doorborenden blik:- Francis Qairon, sprak zij, wilt ge mij een eed zweren, die mij in staat stelt u alles te openbaren? Hij sidderde; een oogenbKk zag hij verward in het rond, toen hief hij de hand op: Bij uw leven, bij al wat u dierbaar is, Donna, zweer ik u trouwen dienst! Zij zag hem met bewondering aan. De ruwe jager bloosde en stamerde: Ik heb gezworen met u te sterven of te overwinnen! Zij vouwde de handen: Stel uw vertrouwen in mij —- ging hij voort. Ik heb u in mijn hart laten lezen. Gij hebt er in moeten zien dat ik u ben toegedaan. Op het uur dat ik u heb ontmoet, bestond er voor mij slechts één plicht, dien ik zonder aarzeling op mij heb genomen: u te dienen, u te 'beschermen, u - mijn leven te wijden. En met een herhaalden diepen zucht: Ik weet het, uw vertrouwen ben ik niet waardig. Wat was mijn woord, vergeleken bij het uwe? Niets. Ik had het moeten verachten. Een ijdele en belachelijke aanmatiging er een onderpand voor te geven. Ik had mij eerloos moeten verklaren om twee heeren te willen dienen. Neen, ik ben niet waard deelgenoot te worden van uw geheim. Voor een re;ne zaak behooren reine handen, en aan de mijne kleeft bloed, het bloed der Mexicaansche Madonna. Neen, Donna Dolora.... Zie in mij een slaaf, een ondergeschikt dienaar. Zend hun. die zich uwer waardig hebben betoond, uwe aanwijzingenonder verzegeld couvert. Ik zweer u dat ik niet trachten zal die instructies uit te vorschen. Wroeging en angst lagen in den toon der stem van den Canadees. Zonder twijfel begreep Dolora, dat de verrader van gisteren heden was veranderd in een blind ijveraar met onvoorwaardelijke toewijding, want zij greep zijn handen andermaal en met aandoenlijke goedheid sprak ze: Gij vergist u Aan u zal ik mijn geheim toevertrouwen. Aan mij?— stamerde hij verward. Aan u, die door berouw schoon gewasschen zijt van schuld, aan u. die door hevige smart mijn vertrouwen hebt herwonnen. En in de stilte van het middaguur, een loome stilte, alleen afgebroken door het eentonig krekelgesjirp, sprak Dolora Pacheco. DERDE GEDEELTE. HET EENDRACHT-HALSSNOER. i HET FORT DAVIS. Meneer is dus tevreden? ' Volkomen. Dit halssnoer is wel zooals u het hebt verlangd? Precies zoo. De geëmpIoieerde, die door de Parijzer juweliersfirma was uitgezonden, om den predikant Forster het nagemaakte halssnoer te overhandigen, door dezen weleer besteld, begroette den gouverneur van Texas, met wien hij deze korte, gedachtenwisseling had. Het was op het fort Davis, dat hij zich bij dit hooge personage had aangemeld en hij was door hem in het bijzijn van Joe Sullivan met alle voorkomendheid ontvangen. De afgevaardigde van de Fransche juweliersfirma haalde een papier uit zijn brieventasch te voorschijn. Meneer, ik heb in opdracht u de gekwiteerde factuur te overhandigen. Edoch, de belangrijke som in aanmerking nemende, zal ik niet op betaling aandringen, maar u enkel vragen op welken datum het u schikt, dat wij een wissel op u afgeven? Forster glimlachte: Geef mij de factuur, •meneer; hier hebt u een cheque op de Central Bank of New-Orleans. Ik mag aannemen dat u vanuit die haven de terugreis naar Europa aanvaardt. Dat is zoo. De cheque is voor hondèrdtwintigduizend franken, alles inbegrepen. Dat wil zeggen': Kostprijs van' het juweel, reis- en verblijfkosten van uwen dienaar. Het cijfer stemt met dat der factuur De twee mannen wisselden de stukken, en op den mmzaamsten toon vraagde de gouverneur: Denkt u eenigen tijd op 'het fort te vertoeven? Zeer verplicht, meneer. Volgens den reiswijzer vertrekt binnen twee uren een trein van fort Davis. Ik zal dien nemen, tenzij u anders wenscht te beschikken. Och. zei Forster even minzaam, de vrijheid is iji Amerika geen ijdel woord. Handel geheel naar welgevallen. U hebt juist nog den tiid om den tiein te halen. Dan zal ik u verlof vragen om afscheid tfc nemen. Doe zulks en aanvaard tevens de verzekerihg mijner tevredenheid over het fraai fiHgevoerde werk. De sprekers drukten elkaar de hand en gingen uiteen. De Parijsche reiziger verliet ■terstond het fort. Forster en Sullivan bleven alleen achter in het vertrek, waar zij weleer Scipio Massilia hadden ontvangen. Beiden waren opgetogen. Hun glinsterende oogen; hun gezichten met tallooze rimpels doorgroefd, wegens ingehouden lachen, hun geheele houding, alles gaf een heerlijke, inwendige voldoening te kennen. Na een oogenblik zwijgens bood de gouverneur zijn medeplichtige het geopend kistje aan', waarin de reproductie van het Eendracht-halssnoer Inca-Aziek lag uitgespreid.. Hé, wat dunkt u? luidde zijne vraag. Bewonderenswaardig! bevestigde Joe Sullivan. Gelooft ge, dat Dolora Pacheco het hoofd zal buigen? Dat trotsche schepsel zal verpletterd staan, Excellentie. Ik denk het ook. Ik heb grooten lust zoo aanstonds mij te vermeien in haar verwarring. Niets gemakkelijker. De cel waarin ze is opgesloten, onderwijl het gouvernement over haar lot zal hebben beslist, ligt in het oostSlijk bastion van het fort. Ik weet het. Ik heb dit punt gekozen, omdat het ligt boven een diep en steil afloopend ravijn. Niets daarvan is me onbekend, Joe Sullivan, ik iaat alle recht wedervaren aan uw overleg en voorzichtigheid. Denk er overigens aan, dat, per telegraaf onderricht van de gevangenneming der opstandelinge, ik hierheen ben gesneld en slechts lof heb over ge- had voor allen «Duin het bizonder, die bijgedragen hebben tot dit heugelijk feit Joe boog onderdanig: Ik zal het gezegde uwer Excellentie niet vergeten. Ah bah? .Want de woorden uwer Excellentie houden een onmetelijke waarde in, eerstens voor . imhi eigenliefde, tweedens voor mijn brandkast. Forster wierp een verachtelijken blik op zijn handlanger, maar zulk een vluchtige» Wik, dat deze het niet bespeurde. Gij zinspeelt op de belofte eener belooning— Eener geldelijke, ja. Excellentie. In een !and van „zaken", zooals het onze, is geld de hoogste openbaring van al het bestaande. Time is money zeggen wij immers tijd is geld; ook genegenheid, toewijding en dapperheid wordt omgezet in goud, in den almachn tigen dollar. Dat is zoo, dat is zoo, maar breng me nu eens bij de gevangene. Ik zal den officier van dienst roepen, Excellen tie . Sedert den tijd dat Scipio in het fort geïnterneerd was geweest had men het garnizoen verwisseld. De commandeerende officier heette John Yellow en zijo hflteuant Dick JoHy. Beiden kwamen aanloopen op het appèl. De commandant een groote, gezette, bloedrijke, blonde man; de luitenant, een klein, fi.üfftnh uitgedroogd kereltje; zij salueerden op (militaire wijs en wachtten met aaneengesloten hakken in stramme houding de bevelen af van den gouverneur. Ik wensch met de gevangene te spreken, verklaarde deze, en een poging te doen onrvan haar een bekentenis van berouw uit te lokken. Niemand verroerde zich. En — ging Forster onverzettelijk voort — zoo ze mijne beschuldigingen wraakt als mijn gebeden zonder uitwerking blijven, verlang ik althans, als eertijds Ponttus-Pilatus, mijn handen te wasschen in onschuld, wegens het ongeluk dat zij zich op den hals haalt. Zeker, de officieren waren moedige mannen. Sullivan had bewezen, dat het hem aan moed niet faalde. Toch sidderden allen. Want de woorden van den gouverneur gaven duidelijk blijken van een kouden, onverzettelijken wil, om de tegenstandster te verpletteren voor het geval' zij niet mocht buigen. Voorwaarts! beval Forster. - Met eenparige beweging draaiden John Yellow en Dick Jolly op hun hielen, en met den, afgemeten, stijven tredi, den soldaten van Saksisch ras eigen, gingen ze op marsch, door Sullivan en den predikant gevolgd. Men stak de binnenplaats over en bereikte de reeks der gebouwen van den oostelijken vleugel. Nog eenige meters, en de groep "bfeef staan voor een eiken deur, van massieve ijzeren bouten en sloten voorzien: Ah hah? Yellow stak den steutel in het hoofdslot; knarsend draaide de deur op haar hengsels en scharnieren. Blijft hier, meneeren, zei Forster tot de officieren. Draagt zorg, dat we door niemand worden gestoord. De aangesprokenen salueerden andermaal. Wat SulHvan betreft aar» een teeken gehoor gevend van den gouverneur, drong hij met dezen door in de cel waarvan de deur achter hen werd gesloten. Klein, doch niet treunig, zag het wit gte. kalkt vertrek er uit Het nauwe venster was van ijzeren staven voorzien, maar door de opening ontwaarde men op tweehonderd meter afstand 'een rotsachtige heffing, een opeenstapeling van vooruitstékende steenblokken. Het was de andere zijde van het ravHn, op den rand waarvan de oostelijke vleugel van het fort Davis was gelegen. Voor een tafel gezeten, met den linker elleboog het hoofd ondersteunend, zat- daar Dolora. Op het binnenkomen van de bezoekers was ze roerloos blijven zitten. Zonder twijfel had ze niets van hen bemerkt. Wellicht mijmerde de gevangene, dat ze een maand reeds in eenzaamheid leefde, afgescheiden van de levende wereld, onbekend met het lot dat haar mede-pioniers was wedervaren. Gedurende eenige oogenblikken beschouwde Forster haar met ironische wreedheid in Zffh Ioenschen blik; daarop verstoord over zijn dralen, verhief hij zijne stem: Dolora Pacheco, genaamd de Mestiza! Het jonge meisje schrikte op, maar zag niet om. Een licht rood steeg haar naar de wangen, maar haar oogen, door droefheid en onrust met een violette tint omtogen, sloeg zij niét neder. Dolora Pacheco, hernam de gouverneur, het verlangen om u tot rede te brengen, heeft mij nogmaals hierheen gevoerd. Zij gaf geen antwoord. Begrijpt ge de beteekenis wel mijner woorden? zei hij ongeduldig. Ontkennend schudde ze het hoofd. Neen, verklaarde Forster. Toen besloot ze te spreken. Neen, werkelijk ik begrijp u niet. Toch druk ik mij verstaanbaar en duidelijk uit. Misschien, murmelde ze, hecht u een andere beteekenis aan uw woorden dan ik. Heftig viel Forster haar in de rede. Altijd dezelfde dwaasheden! Maar zij liet zich niet ontmoedigen: Altijd! hernam ze. Dat noem ik lafbek!, ik noem het verraad, wat gij verstand of rede gelieft te noemen. Omdat ge geen kleur wilt bekennen. Integendeel. Gij wilt, zooals ge honderdmaal hebt beproefd, mij verlokken u het geheim te openbaren waar ter plaatse het Eendracht-halssnoer Inea-Aztek ligt verborgen, dat onderpand der emancipatie van de ZuidAmerikanen Als ik toegaf aan uw verlangen, ware.ik een verraderes— en dat zegt me mijn gezond verstand. Hersenschimmen van een jong meisje. Als een zaak verloren is, kan die niet meer verraden worden. . Maar bij het verlies ervan blijft de eer toch over. De opperste chef van de administratie in Texas grijnsde, maar terstond zijn onverschilligen toon hervattend, zei hij: Uwe redeneering zou steek houden, mejuffrouw, wanneer uwe hulp voor ons onontbeerlijk ware, om de zege te bevechten. Veroorloof mij, u op de hoogte te brengen. Ge zult me daarna antwoorden. O, mompelde de gevangene, niets zal me op mijn besluit doen terugkomen. Dat zullen we eens zien. Luister slechts. Ik luister. Forster herstelde zich een oogenblik; en zijn woorden als het ware op een weegschaal leggende, alsom er indruk mee te maken op den geest zijner toehoorster, sprak bij: Sedert een maand zijt ge onze gevangene. Dolora liet het hoofd zakken. ' Sedert een maand dus hebt ge opgehouden te werken aan de verwezenlijking van een droombeeld dat wel eerbied verdient, maar nooit tot werkelijkheid kan komen een verbond van het Zuid-Amerikaansche volk. Een vluchtige glimlach gleed over de lippen der Mestiza. De gouverneur merkte dien in het voorbijgaan op. Ik begrijp uw gedachte, zei hij levendig. Ge zegt tot uzelf: Ik ben tot werkeloosheid gedoemd, goed, het zij zoo. De makkers die ik had verzameld, zijn vrij gebleven. Zij zullen mijn werk voortzetten. En met een spottenden grijnslach: Gij vergist u, Dolora Pacheco. Allen zijn ze in onze handen gevallen. Allen, verstaat ge het wel? En de Seminoolsche Indianen, die het u gelukt was aan de beweging te doen deelnemen, zijn naar hunne dorpen teruggekeerd waar zij onze goedertierenheid uitbundig prijzen. Ditmaal boog de Mestiza moedeloos het hoofd. i-A . Hare zaak was dus verloren. De geheime machten,.die over het lot der volken beslissen, hadden zich afgewend van het handvol dapperen, dat zich de emancipatie der Zuidelijken tot levenstaak had gesteld. Zelf in hechtenis, was zij bovendien oorzaak der gevangenneming van hen die zich onder hare banier hadden geschaard. Haar zachte wezenstrekken drukten diepe droefheid uit. Forster wisselde een blik met Joe Sultovan, en verraderlijk zei hij: Komaan, ik zie dat ge naar rede wilt luisteren. Schenk me nog eenige oogenblikken aandacht, en ik ben overtuigd dat wij het weldra ééns zullen zijn. Roerloos bleef Dolora zitten. Door hare wanhoop overmeesterd, had het jonge meisje de woorden van den gouverneur niet gehoord, en mocht zij ze ook al hebben vernomen, zoo had hetgeen hij zeide geen beteekenis voor haar. Terwijl gij en uw aanhangers, hernam Forster, tot onmacht gedoemd, uw dagen in onze gevangenis moest slijten, zijn wij niet werkeloos gebleven. Volgens eene met alle zorg uitgevoerde teekening heeft een bekwaam juwelier te Parijs een halssnoer vervaardigd', dat het kleinood der Incas-Azteken volkomen gelijkt. Hij zweeg, om zich van de uitwerking zijner mededeeling te overtuigen. De Mestiza zag hem thans aan. In haren blik was ontsteltenis, verachting en toorn te lezen. Onze dagbladen, vervolgde de predikant onmeedoogend, dlie met millioenen exemplaren door Zuid-Amerika werden verspreid en gelezen, hebben van dag tot dag, ik zou kunnen zeggen van uur tot uur, den voortgang bericht van het werk. Zij, die door uwe stem waren aangemoedigd, zijn thans overtuigd, dat ge hen met ijdele hoop hebt gepaaid, dat ge hen wiMet misleiden teneinde hen in een dwazen oorlog te wikkelen met de NoordAmerikaansche Staten, hun ware vrienden, die volkomen bereid zijn hun kapitalen ten beste te geven, hun krachtsontwikkeling te besteden, aan het Zuiden, daar spoorwegen aan te leggen, fabrieken op te richten, kortom handel en nijverheid te bevorderen.... En op die wijze het Celtisch-Latijnsch Amerika door de macht van het goud te onderwerpen zei de gevangene op smartelijken toon, alvorens hen door vuur en zwaard ten onder te brengen. Neen, overwinnen, trachtte de gouverneur tegen te .werpen Maar zij viel hem in de redë, door een plotseling invallende gedachte: Mij kunnen ze niet van logentaat beschuldigen, mij Ze kon niet voleinden. Forster en Suffivan lachten luidkeels: Toch, toch zij kunnen het— zij beschuldigen u wel terdege. Mij? Wel zeker, want onze dagbladen— hebben aan u de bestelling toegeschreven van het valsche Eendracht-halssnoerl O, mijn God! De Mestiza liet zich nedervallen op den houten schemelt de eenige zitplaats in hare ceL Zij begreep nu den toeleg. Men had haar belasterd, verdacht gemaakt bij hen die mij hoopte te bevrijden. Ware ze in vrijheid', ze zou den leugen beschaamd hebben Maar in gevangenschap moest zij van haar eigen oneer getuige zijn. Gij zijt een intelligente vrouw, hernam Forster, wiens doordringende oogen in het brein der gevangene schenen te lezen. Gij hebt de Twee arbeiders kwamen op dit oogenblik uit het struikgewas, (blz. 106) gevolgtrekking gemaakt van het geheim dat ik u heb toevertrouwd. Wij zijn het ééns op het punt, dat uw onderneming mislukt is en ge nooit erin zult slagen den twijfel te vernietigen, dien ik in het gemoed uwer landgenooten heb aangekweekt. Met een benauwd hart luisterde ze naar den man, die met ieder woord haar een doodelijke wonde toebracht. Indien een ander eraan dacht het werk te hervatten, vervolgde de gouverneur, hij zou van den beginne af bezwijken onder het algemeen wantrouwen, dat uw pogen heeft verwekt. Twintig jaren minstens zullen noodig zijn om een voldoende vergetelheid teweeg te brengen. Na twintig jaren zal. wellicht een nieuwe Zuidelijke Kampioen opstaan, maar dan zal het te Iaat zijn. Gedurende dat tijdsverloop zullen de Vereenigde Staten van Noord-Amerika honderdduizend kilometer spoorwegen door het Zudelijk werelddeel hebben aangebracht te midden der vadzige Latijnsche bevolking. Handel en nijverheid, mijnen boschwezen, alles zal hun eigendom worden. Het financiewezen der Zuidelijken zal zich in hun handen bevinden, en de 'twee Amerika's, onafscheidbaar vereenigd, zuilen zijn een eenige en ondeelbare Republiek. De predikant wond zich meer en meer op. De trotsche verwatenheid van den Yankee lichtte m zijn oogen, zijn saffraankleurige wangen reekenden een bios van hooge zelfvoldaanheid. Hij was onder een aanval van de heerscherskoorts waaraan eerzuchtigen blootstaan. Op de wereld, door het Anglo-Saksisch ras veroverd, zette hij stoutmoedig den voet, zich overgevend aan die onwTHèReurige openhartighe'd waarmede tirannen, die de menschheid in boeien willen slaan, trachten hun tegenstanders met drogredenen te verpletteren. In den waan verkeerende van niets meer te vreezen te hebben spreken en oreeren ze naar hartelust. De zwijgende menigte hoort hen aan, verneemt hun plannen, en plotseling worden ze verlaten en verraden door hun getrouwste medeoKchtigen die. opgeschrikt door hun bekentenissen,, door den toorn der wrekende gerechtigheid, hen overleveren aan hen, die ze zonder moeite dachten te kunnen beheerschen. Opeens greep hij de Mestiza aan. Ge hebt me begrepen, jong meisje, zei hij. Het Halssnoer kan niet meer de Talisman zijn waarvan men droomt. Het is slechts een juweel, een curiositeit door zijn oudheid, en die onder de vitrine behoort van een museum. Met verontwaardiging werkte zij zich los uit zijn greep. Wijs mij dan de plaats waar het verborgen ligt. Dolora lachte. Deze vroolijkheid? Wordt door u teweeg gebracht, waardige cipier. Wat wilt ge daarmee zeggen? Dat gij zelf mij een wenk geeft om niet te vertrouwen op uw woorden. Waaruit leidt ge dit af? Wanneer, zooals gij voorgeeft, het Halssnoer u geen onrust baarde hoegenaamd,.... zoo het een eenvoudige curiositeit ware voor een museum dan zoudt ge u weinig om het bestaan ervan bekommeren Maar heb ik u niet gezegd?.... Uw droombeeld, meneer de gouverneur, uw droombeeld. Ieder onzer heeft het zijne Uw droombeeld is goud, het mijne de vrijheid. Ik ben er zeker van mijn doel te zullen 'bereiken. Ik blijf hopen mijne verwachting verwezenlijkt te zien, zoolang het onderpand der Eendracht niet in uw bezit is. De wenkbrauwen van den predikant fronsten zich, dreigend hief-hij den vinger op. Neem u in acht, kind van gemengd bloed. hartigheid heeft haar grenzen de hel is daar om te bewijzen, dat voor sommige zonden geen vergeving is. Hij wilde haar schrik aanjagen, maar zij had al haren moed teruggekregen, en met een aanbiddelijken glimlach gaf ze ten antwoord: Welzoo— bewijst de hel zulks ? Twijfelt ge eraan? • Neen, neen, meneer de gouverneur, ik dacht zoo bij mezelf, dat deze waarheid u een ééuwigheid bereidt in de hel, Forster verloor eensklaps zijn zelfbeheersching. Verre ervan dat de gevangene zich onderwierp, zij spotte nog bovendien. Neem u in acht, kind van gemengd bloed. Gij veroordeelt uzelf tot eenzame opsluiting. Dat Halssnoer kan me volkomen koud laten. Het was de vrijheid, een fortuin, een gelukkig leven dat ik u kwam aanbieden. Gij denkt dus dat in eerloosheid geluk is gelegen? Zwijg. Wees tevreden. Van nu af zal ik in uw tegenwoordigdheid stom blijven, maar ik acht het tevens plicht, u aan te zeggen dat ik ook doof zal zijn. Spaar u dus verdere nuttelooze gesprekken. Dat was te veel. Schuimbekkend van woede, trok Forster zijn handlanger Sullivan mee naar buiten. De deur knarste andermaal op haar ijzeren hengsels, en Dolora bevond zich weer alleen in haar eenzame cel. Langzaam naderde ze het nauwe venster, dat uitzag op het ravijn, en beschouwde ze de rotsachtige heWing tegenover haar. En 'terwijl ze een en ander opmerkzaam naging, werd haar aandacht getrokken door een groep van zeven steenen, die in waaiervorm, op een platform van graniet waren opgesteld". Vreemd, mompelde ze, ik dacht dat op deze plaats zich geen enkel rotsblok bevond. En plotseling stiet ze een schreeuw uit en bedekte met beide handen haar gelaat, alsom zich af te zonderen van de buitenwereld. Vervolgens, na een oogenblik peinzens: Be vergis me niet. Deze steenen zijn ge- rangschikt als de Zevert bronnen van de Frairny, de zijtak van de Seeth, die samenvloeit met de Canadeesche rivier. De Fraimy, de bakermat der Azteken. De Fraimy, de Stroom der Zeven dorpen, waarvan het bestaan in den eeredienst der Azteken en Tolteks wordt herdacht door de Zeven altaren en lampen met Zeven pitten. Zij zag er nogmaals heen. De Zeven steenen stonden altijd nog op hun rotsachtig voetstuk. Ze waren er gisteren niet. Een onbekende hand heeft deze monolieten dus gedürende den nacht gerangschikt? En schuchter liet ze erop volgen: Maar dan is het een vingerwijzing. Welke bondgenoot in mijn lot kan het gedaan hebben? Ze liet haar schoon hoofd op de borst zinken, en tusschen haar half ontsloten lippen ontsnapte haar, als tegen wil en dank, de naam van den Canadeeschen jager: . Francis! II DE ZEVEN DORPEN. Het sloeg twaalf uur in den namiddag op de klok, waarmede een gefortuneerd com-. mandant het Fort Davis had begiftigd. Een soldaat, die de betrekking van oipier waarnam, trad de cel binnen van de 'gevangene. Hij bracht het ontbijt kommiesbrood, een stuk ossenvleesch, een kruik met water. Gewoonlijk zette de man alles op de houten tafel, die met een rustbank en schemel het geheele ameublement uitmaakte van de cel, en verwijderde hij zich, zonder een woord tot de gevangene te spreken. Ditmaal maakte hij een uitzondering. Zich van de levensmiddelen ontdaan hebbende, kwam hij terug tot Dolora. Senora zei hij, Zijn Excellentie de Gouverneur heeft mij opgedragen u dit brievenpapier te overhandigen, zoomede dezen Inktkoker met pen. U zult de gevangenis verlaten, zoodra u zult geschreven hebben wat hij van u verwacht. Dolora was op het punt een barsch antwoord te geven. Immers wat Forster van haar verlangde, was de aanwijzing van de plaats, waar het Eendrachtshalssnoer was verborgen, — doch zij herinnerde zich dat haar cipier een consigne herhaalde waarvan hij de beteekenis niet kende, en zij bepaalde zich dus enkel tot een knik met het hoofd. Alles wèl beschouwd, — zoo zij zich niet Ihad vergist — zoo haar een teeken mocht gegeven zijn, zou ze iets bü de hand hebben om zich in verbinding te stellen met haren onbekenden bondgenoot. De soldaat verwijderde zich. Met kinderlijke nieuwsgierigheid onderzocht ze het papier, dat men tot haar beschikking had gesteld. Het was gewoon papier, zooals zwerven¬ de colporteurs verkoopen van district tot district. Ze legde het op tafel en schikte aan, om het ontbijt te gebruiken. Hetgeen men haar had voorgezet was niet van uitgezochten aard, maar de Mestiza behoorde niet tot de kieskeurige meisjes, die op spijzen aanmerkingen maken. De hoop, die in haar herleefde, kruidde het taaie ossenvleesch, dat door ieder ander zou zijn versmaad. Zij nam het kommiesbrood, brak het doormidden en bleef van verbazing roerloos zitten. Een papier, opgerold als een kluwen, was er uit gevallen. Zij raapte het op, ontvouwde het langzaam en met angstige voorzichtigheid. Het was beschreven. Gretig las ze: „Dit briefje, voor u in het broodkruim neergelegd, is dienende u kennis te geven, dat het schrijfpapier hetgeen men u heeft overhandigd, vóór een vlam moet worden gehouden. Ge zult dan kunnen lezen wat ge dient te weten." Dat was alles. Geen handtekening, niets wat den schrijver van het lakoniek biljet kon aan het licht brengen Toch was het voor de Mexicaansche Maagd geen raadsel. Voor de tweede maal herhaalde ze — Francis Gairon! Een rilling doorhuiverde haar. Om haar te schrijven, had de jager zijne vrijheid, zijn leven in de waagschaal moeten stellen. Zoo zijne list werd ontdekt — welke straf wachtte hem dan!? De Noordelijken zouden onvermurwbaar zijn. Maar zij stelde zich weldra gerust. Omdat papier en briefje haar zonder eenig beletsel waren ter hand gekomen, bestond er geen reden meer om bezorgd te zijn. Hare cipiers hadden de list niet vermoed. Zij moest dus het bevel opvolgen van haren correspondent, de witte blaadjes blootstellen aan de vlam en zoo er achter zien te komen wat zij diende te weten. Zeker was hef, dat men met behulp van „sympathieke" inkt er volzmnen op had geschreven, die door blootstelling aan warmte leesbaar moesten worden. Maar hier deed zich een andere moeilijkheid voor. Lucifers werden aan de gevangenen ten strengste onthouden. Geen enkel licht werd haar toegestaan. Als de nacht was aangebroken, schoot haar niets anders over dan te gaan liggen en te trachten in de duisternis der cel den slaap te vatten, want het flauwe schijnsel der maan door het nauwe vensterraam liet haar niet'toe zich met iets bezig te houden. Hoe nu uit deze onmogelijkheid te geraken? Ze had de papieren weer in handen genomen, koortsachtig gleden ze haar door de vingers. Ze hielden wellicht tijdingen in, die be- slissend waren voor de emancipatie van twintig naties, en bij gebrek aan een lucifer, van een steeltje gephosforiseerd hout, zou ze er onwetend van blijven, en in de onmogelijkheid verkeeren hulp te verleenen aan haar vrienden die op haar hunne hoop hadden gevestigd. Werktuigelijk gebruikte het jonge meisje het ontbijt, daarna verdiepte zij zich weer in haar overpeinzingen. De dag verliep. Tegen vijf uur kwam de cipier terug. Hij bracht het middagmaal der gevangene. lederen dag ging hij zoo voort met het eenvoudig gereedschap van het eerste maal te vervangen door dat van het tweede voedsel. Op die wijze stoorde hij haar slechts twee in plaats van vier keeren achtereenvolgens. Hebt u geschreven, senora? vraagde hij. De gevangene schudde van neen met het hoofd. Ze zou den soldaat weer laten vertrekken, toen haar plotseling iets inviel. Ik heb niet geschreven, omdat ik heb nagedacht Mijn herinneringen zijn nog niet heel juist. Maar het kan zijn, dat ik heden avond wil schrijven. Zoudt ge me aan eenig licht kunnen helpen? En met een spotachtigen glimlach: Ze behoeven niet bang te zijn. dat ik me van een lampje zal bedienen om te ontvluchten. By God! mompelde de cipier met een ronden lach, daar zou heel wat anders voor nood!g zijn. Ik zal uw verzoek overbrengen aan commandant John Yellow. Goed zoo. Wil dat doen, vriend.- In angstige spanning verbeidde ze de terugkomst van den bewaarder. Willigde men haar verzoek in. dan ware alles gered. Ze zou in staat zijn gesteld te kunen lezen wat de alsnog haar onbekende vriend mocht mededeelen. De afwezigheid van den soldaat hield een kwartier aan. Eindelijk kwam hij opdagen, met een koperen lampje en een luciferdoosje in de hand. Op het 'gezicht biervan had het jonge meisje moeite een vreugdekreet in te houden. Het was haar dus gelukt. De commandant stond erop Zijne Excellentie te raadplegen, verklaarde de man, vandaar dat ik wat lang wegbleef. Er is olie genoeg h'erin om desnoods den geheelen nacht door te schrijven. Dolora zweeg. Ze gevoelde, dat, als ze spreken ging, hare stem de ontroering zou verraden, waaraan ze ten prooi was. Ze had behoefte aan een groote mate van wilskracht, om niet toe te springen en den oipier de verlangde lamp. uit de handen te rukken. Toch slaagde ze erin zichzölve meester te blijven, en de soldaat vertrok zonder iets te hebben opgemerkt. Zij luisterde naar het afnemend geluid der voetstappen van den gevangenbewaarder. Zoodra was dit niet verdwenen, of in een oogwenk had ze de lamp aangestoken. Langzaam liet ze het papier over de vlam zweven, de regels kwamen een voor een to voorschijn, aanvankelijk rossig, totdat ze van lieverlede in zwart overgingen. De Maagd van Mexico las: „Donna! „Wij hebben het pleit gewonnen. Het Een„drachts-Halssnoer is in onze macht. Het „is ter hand gesteld aan hem dien ge tot „kamptoen hebt uitverkoren. Scipio Massi„lia is uwe zaak steeds trouw toegedaan.... „En daar hij zich zijne zending nooit onwaardig heeft betoond, was het niet meer „dan billijk dat hij de eer genoot het kostbaar „juweel naar Mexico te mogen overbren„gen." Dolora brak de lezing af. Een vochtige mist trok haar voor de oogen.- Zij vervolgde: „Nu moeten wij u bevrijden. De tijd dringt. „Onze vijanden zijn in het bezit van een „nauwkeurige reproductie van het Halssnoer. Wij weten het, want we hebben den „geëmpIoieerde die het van Parijs mee„bracht, gearresteerd. Binnen kort zal Joe „Sullivan, onder sterk geleide, zich op weg „begeven. Een vergadering van Zuidelijken „is binnen een maand te Mexico uitgeschreven. Men zal haar het valsche Halssnoer „overleggen, zoomede de ten uwen name „gestelde factuur; op die wijze willen zij „het vertrouwen dat uw volgelingen in u „stellen, ten eenemale vernietigen." Zij schudde droevg het hoofd. Een maand nog maar! Zou haar ontsnapping mogelijk zijn? Deze vraag kon zij slechts beantwoorden met een vermoeid en moedeloos gebaar. Neen, uit dit vervloekte fort zou ze niet ontsnappen. Zeer zeker zouden haar cipiers hun waakzaamheid verdubbelen. Aan den vooravond der zegepraal zou geen enkele voorzorg verzuimd worden. Een onverwinüjke nieuwsgierigheid evenwel noodzaakte haar andermaal haar blikken te werpen op het bewuste papier. „Derhalve —■ zoo ging haar briefschrijver „voort —■ hebben de heeren Fabian Rosalis „en Krekel, die het minst bekend zijn bij hen „die er beiang bij hebben u vast te houden, „zich als marskramers vermomd. In die „hoedanigheid zullen zij zich aanmelden op „het Fort. Wanneer deze regelen u ter „hand komen, is het hun gelukt uwe bewaarders te verschalken." De Maagd van Mexico pauzeerde andermaal, een aandoening van vreugde flikkerde in haar oogen. Ze zijn geslaagd, zei ze met luider stem, alsom d'e overtuiging bij haar wortel te doen vatten. En zij hervatte har lectuur: „Verwonder u over niets. Zij zullen voor uwe bevrijding werkzaam zijn.'* Het eerste gedeelte der missive eindigde daar. Maar op de volgende bladzijde stond ta lezen: „in arwacnting dat uw redders hun pogen „met welslagen bekroond zien. hebt u „vluchtig onze lotgevallen te overzien.'' Ziehier in hoofdzaak, wat Francis Qairon verhaalde en gretig door het jonge meisje werd gelezen: Dolora, na hun onderhoud in het kamp van Sullivan, hebbende verlaten, had de jager zich vervoegd bij zijn geëmpIoieerde, die hem op eenigen afstand wachte. Beiden, hadden zich alstoen begeven naar de plaats van samenkomst, door de vluchtelingen bepaald aan de oevers van de Canadeesche rivier. Hen terugziende, hadden allen blijken gegeven van een zeer begrijpelijke verbazing. Maar Francis had op eenvoudige en loyale wijze zijne geschiedenis verteld, en evenals Dolora gevoelden Scipio en zijne vrienden dat het vertrouwen weer bij hen terugkeerde. En wie zou ook het recht hebben gehad om dit wantrouwen te doen blijken, nu de Mestiza haar geheim aan den jager had toevertrouwd? Van toen af ook had het troepje, met kleine dagreizen den oever gevolgd van de Canadian River waar deze samenvloeit met de Seeth. Na dezen laatsten zijtak stroomopwaarts te hebben gevolgd, tot op ongeveer duizend mü'en. hadden ze de Fraimy of Tolatl getroffen. : Deze ingesloten rivier, van rots tot rots overspringend in onstuimigen vaart, een aaneenschakeling van maalstrooming en schuimende watervallen, tusschen boschrijke oevers, ontleend haren oorsprong te midden van heuvelen van middelbare hoogten. Zij wordt gevormd door de vereeniging van zeven beken, die zich uitspreiden als een waaier op een plateau, omringd door pijnboomen, berken en elzenstruiken. Daar waren de reizigers eindelijk aangekomen. Zeven dorpen verhieven zich op de vlakte. Bij de aankomst der vreemdelingen was alles in beweging. Krijgers, landbouwers, squaws, kinderen snelden de nieuw aangekomenen te gemoet Maar de aanwijzingen opvolgende, door Dolora verstrekt hadden Francis Qairon noch zijn metgezellen eenig antwoord gegeven op de vragen der Indianen. Den linkeroever volgende der derde beek, hadden ze den voet bereikt van een heuvel, waar een duistere spelonk zichtbaar werd en waaruit een waterstraal ontsnapte. • De menigte bewaarde alstoen een d,:ep stilzwijgen en bleef op eerbiedigen afstand van de reizigers. Alleen Scipio Massilia drong door in de grot. Hij doorliep ze in haar volle lengte en bleef alleen staan toen hij zich bevond tegenover den gladden wand der rots. Als uit een trechter, die zijn inhoud uitstortte in een bekken van graniet, schuimde de kokende bron aan zijn voeten. De Marseillaan bukte zich. doopte zijn handen in het water, liet ze afdruipen terwijl bij zich wendde naar het Oosten, en sloeg alstoen zevenmaal op de rots. Nauwelijks was de echo dezer herhaalde kloppingen weggestorven, of een enorm rotsblok scheen te wankelen, werd vervolgens langzaam weggeschoven, waardoor de ingang zichtbaar werd van een duistere spelonk. Eene stem liet zich te zelfder tijd hooren: Hij, die geklopt heeft, trede binnen, zoo hij een moedig hart en reine gedachten hééft. Daaraan kan ik voldoen, mijn waarde, zei Scipio. Vooruit dan maar! En vastberaden stapte hij de donkere gang in. Na tien passen gedaan te hebben, zag hij iets als een lichtende ster voor zich ujt dansen. Volg het licht! beval het stemgeluid van een onzichtbaar persoon. Volg het en vrees niets, geen hinderpaal bevindt zich op uw weg. Vrees is bij mij een onbekende factor, ta, ta, antwoordde Massilia onbevangen, toch is uw waarschuwing mij welkom en nuttig, want ik kan hier geen hand voor de oogen zien, dank u zeer. Hij wachtte een minuut, in den waan, nog een antwoord te zullen vernemen, maar diepe stilte waarde om hem heen. Ik zal maar voortstappen, herhaalde Scipio. Als een dwaallicht zweefde het iicht voor hem uit. Of hij zijn schreden aanzette dan wel vertraagde, de afstand, die hem scheidde van de vliedende ster, scheen noch te vergrooten noch te verminderen. Klaarblijkelijk regelde de drager van de fakkel zijn gang op dien van Scipio Massilia. De galerij liep- recht-toe recht-aan. Plotseling verdween het licht. Halloa! bromde de Marseillaan, waar moet ik nu heen, nu ze de kaars hebben uitgeblazen? Loop zopder aarzelen voort! beval de stem van zooeven. Gij komt het doel nabij. Dan maar weer vooruit, herhaalde Scipio. Langs den rotswand tastend, vervolgde hij zijn weg Na tien passen verder te zijn geschreden, bemerkte hij een gang aan zijn rechterhand, die een stompigen hoek vormde met dien, tot dusver door hem gevolgd. En van verre in de duisternis zag hij een licht gloren. Neen, het was geen lantaarn meer, geen toorts, geen kaars, neen, het was zonlicht dat hem tegenstraalde. Komaan, ik zie den uitgang, zei Scipio tot zichzelf. Des te beter, want die duisternis is vervelend op den duur. Naarmate hij voortschreed, verhelderde het licht. Weldra glansden enkele stralen op de rotsen. Mij liep steeds voort. Eindelijk bereikte hij den-drempel en bleef stom van verbazing staan. De onderaardsche gang liep uit op een nauw platform van graniet, dat helde over een diep ravijn. Een honderd voet lag dit portaal boven de vallei, die men niet zonder eenig middel van vervoer kon bereiken. Waarom, sakkerloot? heeft men mij hierheen gebracht? vraagde Scipio zich af. Deze vraag was nauwelijks bij hem opge- I reze.i, of hij hoorde een zacht gefluit boven zijn hoofd. Hij sloeg de oogen op en bleef met open mond staan. Langs het loodrechte talud gleed een soort draagstoel af, uit takken gevormd, die op het platform in zijn nabijheid terecht kwam. Neem hierin plaats, riep een welluidende stem, ah» ge wilt opklimmen tot het onbekende Heiligdom waarin het Zinnebeeld wordt bewaard van het Heilig Verbond. Zonder zich te bedenken, voldeed Scipio aan het bevel, hield hij zich stevig aan de takken vast, en op zijn onbetaalbaren toon beval hij: Hijschen, kameraad maar schuur mijn neus niet tegen de rotssteenen. Op hetzelfde oogenblik haalde men hem op. Onzichtbare handen heschen hem met regelmatige beweging zonder schokken naar boven. Weldra bevond zich de Marseillaan ter hoogte van het omvangrijke rotsblok, dat tot nu toe de bewerkers van het geheimzinnig gedoe voor hem verborgen had gehouden. Een kreet van bewondering ontsnapte hem. Een tweede plateau, maar ruimer dan hetgeen hij had verlaten, vertoonde zich aan zijn blikken. In het midden ervan zag hij zes mannen, die een diadeem droegen met rechtopstaande veeren en gehuld waren in de witte tunica der oude Azteksche priesters. In hen herkende hij de leden der oud-Mexicaansche priesterkaste, zooals dezen ten tijde van hun keizer Montezuma, toen Ferdinand Cortez Mexico veroverde, zich den volke vertoonden. Zijn eerste beweging was louter nieuwsgierighe'd, de tweede van meer practischen aard. Zich voorover buigend, greep hij den rotswand vast en stond hij in het volgend oogenblik recht overeind tegenover het zestal eerbiedwaardige, hem onbekende mannen. Dezen bogen het hoodf, strekten hun armen uit, links en rechts, brachten hun handen naar hun schouders, vervolgens aan de knieën, terwijl een grijsaard met zilverwitte haren, van wiens diadeem het veelkleurig gevederte ertegen afstak als bloemen op een sneeuwveld, op Massilia toetrad. Gij zijt de man, dien wij verwachten? Als ge den persoon bedoelt door de Virgen Mexicana aangewezen, dan ben ik die afgezant. Gij spreekt de waarheid, hernam de grijsaard, ik heb u te Mexico gezien en herken u. Maar zij, waar houden haar vijanden haar op dit oogenblik verborgen? Ik weet het niet. De heb eerst haar werk willen voltooien, en zal daarna haar bevrijden. Zooals. altijd, twijfelde de Provencaal volstrekt niet aan zijn kunnen, waar hij wilde. Hij zei: „Ik zal haar bevrijden," en zulks op een toon. alsof een volk van tachtig millioen zielen er geen grooter belang bij had om Dolora gevangen te houden. De hoogepriester, een Indiaan als zij, die. hem omringden, scheen Scipio op zijn woord te gelooven. Met een uitdrukking van voldoening liep hij op den muur aan van graniet, die de grens vormde van het plateau, en zijne hand beschreef grillige teekenen in de lucht. Terzelfdertijd hief hij een vreemdsoortig gezang aan, met langzame toonbuigingen. Men zou gezegd hebben een gewijde melodie, door een woestere nakomelingschap misvormd. Het was de Ven-Satl-OpSn-Petl of de krijgszang der soldaten van Montezuma. Na de laatste strophe legde de priester de hand op de rots, en plotseling draaide een enorm blokstuk rond, evenredig aan het rotsblok, dat bij den aanvang van den tocht aan Massilia den toegang had verleend. Goed, mompelde de Marseillaan, nogmaals een veer. De ouwe kwibus had het wel zonder deze vertooning en die muziek afgekund! Een duistere opening werd in den granietwand zichtbaar. De grijsaard wees die aan: Wie geen sterke ziel bezit, moet bier op den drempel blijven. En zoo hij die bezit? vraagde Scipio met een glimlach waarin spot lag te lezen. Hij volge mijn spoor, antwoordde de Incapriester. Langen tijd? In den tempel, waarin de eerste der Tolteks het levenslicht zag, kent men geen begrip van tijd. Goed, ik zal u volgen. Doe dan afstand van uw kracht beval de priester. Een hunner omwikkelde onderwijl de handgewrichten van den Marseillaan met een snoer. Scipio beet zich op de lippén, om niet in lachen uit te barsten. Ik doe er afstand van, zei hij. Goed, verzaak uw gezichtsvermogen, om heilige voorwerpen te aanschouwen. De Marseillaan liet zich blinddoeken. Doe afstand van het gehoor en van de spraak. Iets, dat op een neuspranger geleek, werd hem tegen de ooren bevestigd, met een prop sloot men zijn mond, zonder dat hij een gebaar maakte van protest. Hij was nu blind en doofstom. Een hand daalde op zijn arm. Vast besloten zich te laten geleiden, volgde Massillia den ontvangen indruk en stapte hij voort. Te oordeel en naar het verschil van temperatuur, begreep hij dat men hem geleidde in een onderaardsche gang. Zijn voeten betraden een weekachtigen grond. Hij vermoedde, dat een zandlaag den bodem bedekte. Buiten twijfel werd de gang breeder, want zijn schouders en armen, hoezeer deze laatste ook waren gebonden, ontmoetten vrijer ruimte. Na verloop van een half uur stonden zijn gidsen stil. Een krachtige druk gaf hem te kennen, dat hij een knebuiging had te verrichten. Zonder aarzelen gehoorzaamde hij. Vervolgens deed men hem opstaan, en werd de geheimzinnige wandeling voortgezet. Opeens woei hem een zoele lucht tegeri, die koesterend zijn slapen streelde. De boeien, die zijn polsen omklemden, vielen af, en een min of meer zwaar voorwerp, een kistje, naar hij op het gevoel kon waarnemen:, werd hem tusschen de vingers geschoven. Daarop werden zijn ooren bevrijd van de prangers, en eene stem sprak: Herneem het gezichts- en spraakvermogen; de graven hebben zich voor u geopend. De verdwenen luister zal zijn rechten herwinnen. Een dof handgeklap liet zich hooren en er ontstond stilte, slechts afgebroken door het gemurmel van vlietend water. Haastig wierp Scipio de prop uit zijn mond weg en rukte hij den blinddoek af. Nieuwsgierig zag hij rond. Men had hem teruggebracht in de grot vanwaar hij den rotsberg was ingegaan. Aan zijn voeten schuimde wederom de beek,, en door de opening van het bastion zag hij het groenend plateau met boomen en struiken. Een oogenblik verkeerde hij in den waan, dat hij gedroomd had. Maar zijn handen klemden zich om het metalen kistje, dat prachtig ingelegd was met goud, wat aan het geheele avontuur een cachet gaf van onbetwistbare werkelijkheid. Een sleuteltje, aan een ketentje bevestigd! hing van het kistje af. Hij stak dit in het slot, opende het en uitte een vreugdekreet: Corpo di Baccho! Het is het Eendrachtsnoer! Inderdaad op een zijden kussen, waarvan de kleuren verschoten waren, rustte het Aztek-Inca juweel, met zijn twaalf steenen, van opaal en lapis-lazuli. Dolora brak haar lectuur af. Het hart | bonsde haar in den boezem. Het halssnoer, het groote doel van haren kruistocht, het onderpand der Zuidelijke onafhankelijkheid, was in het bezit harer vrienden! Haar blik werd een oogenblik door droefheid beneveld. Het is de vrijheid voor allen de dood voor mij! prevelde zij binnensmonds. Maar met een weerspannige beweging van het hoofd, scheen ze deze naargeestige gedachte te willen verdrijven, en op beslisten toon sprak ze: Wat kan het schelen! Toen ik Peru verliet, had ik de belofte gedaan. Ik heb gebeden, om het vreeselijke geluk deelachtig teworden van mijn broeders bevrijd te zien Ze aarzelde nog even, fluiserend murmelde ze: Ik wist toen nog niet mijn hart sluimerde en nu.... Met ongeduldig gebaar brak zij af: De heb gezworen, eindigde ze vastberaden, ik heb gezworen. Bij iedere heilige zaak behoort een martelaarschap. Om de vrijheid wortel te doen vatten, is bloed noodig. En de handen samenvouwend: Aanvaard het mijne!, zei ze. Een wijle bleef ze, de oogen ten hemel geslagen, roerloos zittén. Eindelijk nam ze het papier weer op en las voor de tweede maal de regelen: „De heeren Krekel en Fabian Rosales, die „het minst bekend zijn bij hen die er belang „bij hebben u vast te houden, hebben zich „als marskramers vermomd. In die hoeda„nigheld zullen zij zich aanmelden op het „fort. Wanneer deze regelen u ter hand kommen is het hun gelukt, uwe bewaarders te „verschalken." Middernacht. Vermoeid van het peinzer», had de Mestiza zich, geheel gekleed, op haar legerstede geworpen. Qeen slaap vermocht haar oogen te sluiten, verward waren haar gedachten. Plotseling voer haar een huivering door de leden. Bovenmate opende ze de oogen, op een elleboog steunend, luisterde ze aandachtig. Het wilde haar voorkomen, dat lichte voetstappen in de gang weerklonken. Neen, zij bedroog zich niet. Het geluid verstomde; een onmerkbaar geritsel, als het zacht knarsen van een sleutel in een slot, liet zich hooren. Wie kon er komen op zulk een uur? Met een sprong was Dolora ter been. Bijna op hetzelfde oogenblik draaide de deur langzaam op haar hengsels. De Mestiza had reeds lang haar lampje uitgeblazen. Inde cel was het stikdonker, op een blauwachtige streep na, die door het kleine venstergat drong en in een rechte lijn de deur bescheen, I waar ze de schaduw van twee onbeweeg- lijke mannen op den drempel kon onderscheiden. Senora Mestiza, hoorde ze fluisteren. Zij herkende de stem van den Parijzenaar Krekel Donna, heette het uit een anderen mond. Senor Krekel, senor Fabian! riep ze in een vervoering van onbedachtzame vreugde. Stilte! zoo ge gered wilt zijn, luidde het gesmoord antwoord. Kleed u terstond, de tijd dringt. Ik ben gereed. Vooruit dan, Senora. Een enkel woord Hoe is het u gelukt?.... Later! Reeds had Krekel de 'hand der Mestiza gegrepen. Fabian wierp haar een mantel over de schouders, en de deur behoedzaam sluitend: Ik ga vooruit.... geef acht, heer Parijzenaar! Als eenig antwoord spande de aangesprokene den haan van een revolver en na een kort oogenblik trokken ze met hun drieën over het patio of binnenplein. Deze ruimte moeten we oversteken, fluisterde Krekel het jonge meisje in het oor. Aan den overkant is het Fort ingesloten door een enkelen muur, dien we gemakkelijk kunnen overklimmen. Daar echter was de gevaarlijke plaats. Het binnenplein baadde in het zilverlicht der maan, en onder de verandah's bleven de deuren der vertrekken open. volgens gebruik in heete landen, waar de nachtkoelte de onschatbare vervangster is der hitte van den dag. Slechts één der inwonenden van het Fort had maar aan slapeloosheid te lijden, het geluid hunner voetstappen zou zeer zeker zijn aandacht trekken, en de vluchtelingen zagen zich gearresteerd, verloren voor immer. Men had geen keuze. Het overtrekken van het patio was een noodzakelijkheid. Het drietal, dat rakelings langs den muur voortging, gebruik makend van de beschermende schaduw der overdekte galerij, begon zijn gevaarlijken tocht. Tweederde gedeelte van den afstand werd zonder hinderpaal afgelegd. Reeds achtte Dolora zich in veiligheid, toen een klankrijke stem riep: Werda! Instinctmatig kropen allen in de schaduw, bleven ze met ingehouden adem roerloos staan. Een witte gedaante verscheen aan den donkeren ingang van een der open deuren. Alle drie herkenden ze deze verschijning, een rilling greep hen aan. Joe Sullivan! stamelde het jonge meisje, met zulk zwak stemgeluid, dat haar metgezellen de woorden veeleer gisten dan ze hoorden. De agent der Noordelijken boog rechts en links, alsom de omgeving na te gaan. En de vluchtelingen, die zich nauw tegen den muur drukten, zagen 'hem, den gewetenloozen dwingeland terwijl de schrik hun om het hart sloeg en zij met ontzetting het oogenblik aangebroken waanden, waarop Sullivan hen zou gewaarworden. Maar neen; nog slaapdronken, had Joe op dit uur niet zijn gewonen scherpen blik. Na verloop van een minuut, die het drietal een eeuw toescheen, haalde hij de schouders op: By God! zei hij, de ooren suizen me ik vraag mezelven af: Wie kan? hier op dit uur rondwandelen? Met een verwensching trad hij zijn kamer weer binnen. Stilte heerschte opnieuw. Maar een kwartier verliep, voordat de gevangene en 'haar vrienden weer op weg durfden te gaan. Eindelijk door de kalmte in den omtrek gerust gesteld, zetten ze, op de teenen loopend, met de uiterste behoedzaamheid hun tocht over het binnenplein voort. Aan het uiteinde"van de patio bevond zich een gewelf, dat tot een tweede binnenplats leidde, omgeven door een tamelijk hoogen muur. Nog een weinig moed gehouden), en we zijn er, mompelde Krekel. • Met schrik wees Dolora op een alleenstaande barak midden op de plaats. De stalen, zei ze.... er zijn sodaten bij de paarden. Haar gids begon te lachen. Ja, senora, bij de paarden, maar ik verzeker u, dat die zich niet tegen onze vlucht zullen verzetten. Waarom niet? Omdat we hun een glas whisky met opium hebben ingegeven zoomede den onnoozelen bloed, dien men u tot cipier had gegeven. Wie opium drinkt, slaapt nog vaster dan de rookers of schuivers van het gevaarlijk heulsap. En de Parijzenaar verhaastte zijn schreden. De touwladder werd tegen den muur geslagen. Binnen tien seconden waren de vluchtelingen buiten de omheining. Dolora was vrij. Weldra was het drietal in de vallei verdwenen. III. DE RESINERO. Don Ramon Saitarado y Delideaca Foederer del Campiriadini stond aan het hoofd eener catoutchouconderneming, en heette als zoodanig in de taal van Texas een reslnero. Hij bewaakte zijn eigendom op een zeer bizondere wijze; en als de lianen waarvan het sap de gummi leverde, voordeelig waren met zich te slingeren om de boomtakken die hun tot steun dienden, dan hadden ze dit te danken aan Cristobal, een intelligen- ten mulat, intendant van den eigenaar. Zooals vanzelf spreekt, schreef don Ramon zichzelven alleen de verdienste ervan toe. Bij een peervormig hoofd, groote uitpuilende oogen, zwarte bakkebaarden, een ronden buik, door kromme beenen gedragen, was de wijsheid, zooals de Texassers zeggen, den nobelen Ramon in die deelen geschoten. Hij was plomp, dom, ijdel, belachelijk in een woord. In zijn dikke hersenkas, die aan iedere poging van verstandsontwikkeling weerstand bood, was voorvaderlijke godsdienstzin overgeslagen tot bijgeloof. Gewapend met een kolossalen rozenkrans, waaraan hij onophoudelijk bad, schepte de resinero behagen in sprookjes van geestverschijningen. Een schipbreuk, een brand, een mijnontploffing lieten hem koud, als zaken van minder belang. Maar als het toeval hem een vreemdsoortige geschiedenis van spiritisme of hypnotisme onder het oog bracht, dan klopte hem het hart van voldoening en kwam hij op dreef. Daarbij vadsig en indolent, beschouwde dit zonderling personage als een godslastering den vermaarden versregel van Lafontaine: Aide-toi, le ciel faidera. Naar zijn zienswijze moest de hemel alles doen, de mensch diende enkel te bidden. En daar de werkzame Cristobal, die alles in orde bracht, fortuin maakte, zonder het vermogen van zijn meester te verkorten, en de onderneming ieder jaar meer winst afwierp, herhaalde don Ramon onophoudelijk: Mijn leven is een voorbeeld van menschelijke wijsheid. Ik bid mijn rozenhoedje, God' doet het overige, mijn gomelastiek groeit voortdurend aan. Het is bij dezen zonderlingen Resinero, dat wij den verwaanden Forster terugvinden, door Joe Sullivan en het geheele garnizoen van het Fort Davis geëscorteerd. In zijn salon — aldus genaamd, omdat hij er voorname reizigers ontving — in den salori, met ruwe te Ardipa vervaardigde stoelen gemeubeld en waarvan de witte muren enkel met tallooze vrome zinnebeeldige voorstellingen waren uitgemonsterd, sprak de predikant Forster: Ja, edele Resinero, deze Dolora Pacheco was in het Fort Davis geïnterneerd. ' De hemel had het aldus toegelaten, sprak Ramon zalvend, met verdraaide oogen de zoldering aanstarend. Zeer zeker, hernam de predikant. Wij hadden gedacht, den oorlogzuchtigen geest, die over het Zuidelijk Amerika waart, voor immer te hebben gefnuikt. Op zekeren avond echter vraagden rondzwervende marskramers gastvrijheid en nachtverblijf m het fort. Men voldeed aan hun verzoek. Des anderen daags waren zij en de gevangene verdwenen. De Heer is de Leeuw van Juda, psalmodieerde de resinero. Mij verslindt den schuldige en bevrijdt wie zonder zonde is. Forster fronste de wenkbrauwen. Och kom! Is dat alles wat ge hebt te zeggen? De deugd is gelegen in het feit. dat men zich overgeeft aan de ondoorgrondelijke raadsbesluiten der Voorzienigheid, mijnheer de Gouverneur. Dat neemt niet weg, dat ik u de personen zou uitleveren, zoo zij zich onder mijn dak bevonden Want door het feit alleen, dat ze mijn nederige woonsteê hadden opgezocht, mocht ik het als een vingerwijzing beschouwen van den Almachtige, dat zij wederom in uw handen moesten vallen. De woning van een trouwen Noordelijke kan niet tot schuilplaats dienen voor een rebel van het Zuiden. In weerwil van zijn bijbeische spreekwijze, hield deze verklaring niets in, dat den eerwaarden Forster kon mishagen. Hij boog dus voor den hidalgo, wiens dom uiterlijk hem een waarborg was van diens oprechtheid. In dit geval blijft mij niet anders over dan u dank te zeggen voor uwe gastvrijheid, don Ramon. Mijne ruiters zijn uitgerust, wij zullen de vervolging van deze naargeestige Mestiza voortzetten. Ik zal een rozenkrans bidden, senor Gobernador,. voor het welslagen uwer onderneming. Forster zei schouderophalend en met zekere ironie: Ik zal er u dank voor weten. Maar bovendien vraag ik een andere gunst van uwe welwillendheid. Spreek, senor. Als de vluchtelingen dezen kant mochten uitkomen.... Zal ik ze terstond door mijn dienaren doen arresteeren. En u zult het Fort Davis ervan verwittigen? Om u te dienen, senor Gobernador. Hierop vergezelde de zwaarlijvige resinero zijn gasten tot de binnenplaats, waar de militiesoldaten zich reeds hadden verzameld. Hij zag hen te paard stijgen, groette hen beleefd en keek het kleine troepje zoo lang na, totdat het uit zijn oogen was verdwenen. Toen liet hij de koralen van zijn rozenkrans spoedig tusschen zijn vingers glijden. Heilige Maagd Maria, zonder zondensmet ontvangen! jj- v' Heilige Joseph! .Heilige Jacobus! Heilige Hieronymus! Plotseling viel hij zichzelf in de rede: Er is een heele tijd voorbijgegaan, dat ik mijn he'Hge patroons niet heb aangeroepen. Die bezoekers zouden iemand zijn plicht totaal doen vergeten! Gelukkig, dat de edele geesten die ik vereer, zullen begijpen, dat een heer des huizes, en eerzame resinero, zich Senor, zei hij plechtig . . . (blz. 109) niet kan onttrekken aan de plicht, om den gast te ontvangen, dien het toeval hem in huls zendt! En met hernieuwden ijver begon hij: Santa Cecilia! Santissima Guadeloupe! Heilige Petrus! Hij had wel een half uur noodig om alle heiligen van den Roomschen kalender de" revue te doen passeeren. Zijn taak volbracht hebbende, verhelderde zijn gelaat: Komaan, zei hij, — met den hemel, die mijn caoutchouczaken laat gedijen, ben ik nu goede maatjes; denken we nu eens aan hetgeen ik den menschen beloofd heb. Andreï! riep hij een bediende toe. Senor! Breng me een muilezel, ik wil uitgaan. Zal ik Uwe Hoogheid niet vergezellen? Neen, ik ga mijn brave resinores een bezoek brengen, de hemelsche goedheid moge hun vlijt en ijver in het hart sturen ik héb uw diensten niet noodig. De dienaar ijlde terstond naar de stallen, en Don Ramon, zich in geduid willende oefenen, haalde een brochure voor den dag, op den omslag waarvan men las: Verschijning van de Heilige Magdalena aan Thomas den koeherder Onbegrijpelijk, mopperde hij. Nooit wordt de adel met een verschijning begunstigd. De gelukzaligen zouden echter beter worden ontvangen door menschen van de wereld dan door geringe knechten. Hoe komt Magdalena erop, zich te vertoonen aan een veehoeder?., foei!.... Maar plotseling greep hij naar zijn rozenkrans: Ik ben eigenlijk dwaas, het lijkt wel of ik wil critiseeren, wien ik eerbied ben verschuldigd. Vergeving, heilige Magdalena, allerheiligste Magdalena! Uwe wijsheid overtreft de mijne en ik verneder me voor u, want ik mag uwe bedoelingen niet beoordeelen. Op dit oogenblik kwam Andreï. terug, een muilezel achter zich aan trekkende, waarvan het tuig, naar Spaanschen smaak, was versierd met roode pluimen en fraai koperbeslag. Senor, ik heb Suavita gezadeld, het zachtzinnigste dier. Goed zoo, Andreï, help me opzitten. De dienaar posteerde zich terstond in eene houding, gelijk aan die, welke scherpschutters aannemen, die in het eerste gelid der vuurlinie op één knie liggen. De zwaarlijvige hidalgo bezigde den man als een voetschemel en slaagde erin, niet zonder veel moeite, zich op te werken op den rug van Suavita, die met de lange ooren berustend heen en weer zwikte. God moge me bijstaan! zei hij, zijn voeten ' in de stijgbeugels zettend. Amen, antwoordde de dienaar. En met zachten gang geraakte Don Ramon in het open veld. Weldra had hij een klein, bosch bereikt. Men zou gezegd hebben een hoekje van een maagdelijk woud. Om de tak¬ ken slingerden zich lianen wier loten afhingen naar den grond. ' Het had er veel van of men riet in het struikgewas kon doordringen, doch bij nadere beschouw ng bemerkte men dat nauwe dooik'i:gen h, hel dicht gebladerte waren aangebracht. Door deze enge openingen baandea de arbeiders zich een weg onder de linanen en verzamelden ze de caoutchouc. Het bosch was een resineria. Ramon stapte steeds voort. Aan het einde der resineria gekomen, stond hij met zijn muilezel stil, en een zilveren fluitje aan zijn lippen zettend, bracht hij een scherp geluid eruit voort. Hij ontving op. dit teeken een gelijkluidend antwoord. Kort daarop gingen de takken der struiken uit elkaar, om doorgang te verleenen aan een prachtigen mulatto, wiens gebruind gelaat en levendige oogen een buitengewone intelligentie verrieden. Deze boog met de aangeboren bevalligheid der bewoners van het land, en met zacht stemgeluid sprak hij: Don Ramon heeft zijn getrouwen Cristobal geroepen. Cristobal acht zich gelukkig zijn geachten meester te ontmoeten. De spotachtige blik van den mulat loochende wellicht een weinig den eerbiedigen toon zijner woorden, maar de resinero had er geen erg in. Hij richtte zich op in den zadel, zette een hooge borst en op beschermenden toon zeide hij: Ik weet, Cristobal, dat ik staat op je kan maken. Toen ik je het toezicht over de expeditie heb toevertrouwd van mijn onderneming, verscheen mij de Madonna van Guadeloupe in mijn slaap. Zij zeide me: een trouw dienaar is op weg, om zich aan u voor te stellen. Reken op hem. En toen ge gekomen zijt, Cristobal, heb ik je met belangstelling aangenomen, ik weigerde zelfs je getuigschriften in te zien. Welk certificaat zou ook een aanbeveling der edele Vrouwe van Guadeloupe kunnen evenaren? Geen enkel, niet waar? Én de Madonna heeft mijn vertrouwen niet beschaamd, zij heeft den oogst mijner resinerias Verdrievoudigd. De mulato had kunnen antwoorden, dat zijn werkzaamheid, zijn intelligentie wel eenig aandeel hadden in dit gunstig resultaat; maar zonder twijfel kende hij zijn meester en bepaalde zich ertoe eerbiedig op te merken: Onze Lieve Vrouwe van Guadeloupe is de bekwaamste resineros. Goed gedacht en goed gezegd! riep Ramon verheugd uit. Waanwijze menschen zouden voorzeker zichzelven al den lof ervan toeeigenen. Doch gunnen we zulken luidjes gaarne hun opgeblazenheid. Luister nu eens aandachtig naar hetgeen ik zeg. En de resinero Ramon gaf een uitvoerig verslag van het bezoek dat hij had ontvangen. De eerwaarde Forster, gouverneur van Texas, besloot hij, is er zeer op gesteld de ontsnapte geïnterneerde van het fort Davis weder op te .vangen. Zoo de goddelijke Voor- zienigheid die lieden dezen kant uit mocht geleiden, wordt ons de gelegenheid aan de hand gedaan, de Noord-Amerikaansche Regeering aan ons te verplichten. Wees er dus op bedacht, dat niets onmogelijk is onder de zon. Wij zijn vrome lieden, en de Madonna denkt er wellicht over hen in onze handen te leveren. Ik zal een waakzaam oog houden, Senor, beloofde Cristobal. Best. Laten we nu eens zaken behandelen. Gij verzamelt het sap in deze resinaria? Ja, senor. Wanneer zijt ge ermee begonnen? Zoowat een uur geleden. Dan zijn de eerste calebassen nauwelijks, gevuld? Dat is zoo. De vraag van den resinero moge zonderling klinken» ze was toch volkomen gewettigd. De gummie wordt op primitieve wijze geoogst Men maakt een insnijding in de voortbengende liane; daaronder wordt een vergaarbakje geplaatst Zoodra een bakje vol is, wordt het vervangen door een ander, en zoo gaat men voort. De groote kunst is gelegen in de behendigheid om zooveel mogelijk sap te vergaren, zonder de gezondheid van de plant te benadeelen. En is de harst (resinea) van fraaie kwaliteit? vraagde de hidalgo. Ik wilde me ervan overtuigen, toen ik uw signaal hoorde, Senor. Goed; we zullen dat beiden onderzoeken. En opnieuw zijn fluitje aan de lippen brengend, haalde Don Ramon er verscheidene kort afgebroken tonen uit, op eigenaardige wijze gemoduleerd. Cristobal kon een zenuwachtige beweging niet onderdrukken. Zijn gelaat ieekende een plotselinge ongerustheid. Het had er veel van alsof hij het bosch wilde insnellen, maar hij durfde zijn meester niet te verlaten. Je hebt hier acht man aan het werk? hernam de Spanjaard na een oogenblife De verlegenheid van den mulat werd zichtbaarder op deze eenvoudige vraag. Ja, Senor, stamerde hij, ja. Men zou zeggen dat je er niet zeker van bent. Toch, toch, ik vraag uw Edelheid! om verschooning, maar de vraag verraste me op het oogenblik dat ik de vermoedelijke opbrengst naging en Goed, goed je hoeft je niet te verdedigen ik ken je ijver waarvoor de Madonna mij borg staat ik gekscheerde enkel. Twee arbeiders kwamen op dit oogenblik uit het struikgewas. Op een primitieve draagbaar zag men houten vergaarbakjes, waarin een siroopachtige vloeistof trilde. De hidalgo zag ernaar. Hij liet een uitroep van verbazing hooren: Maar er zijn meer dan acht kalebassen, tien, twaalf, veertien, zestien..-., zestien in een uur, maar ongelukkige, je zult de lianen doen sterven. Neen, neen, Senor, zei een der werklieden, we hebben voorzichtig ingesneden.... Maar hoe is het dan mogelijk, dat in zoo'n korten tijd ieder van u twee kalebassen heeft kunnen vullen want in deze resineria ben jullie maar met zijn achten. De arbeider zag Cristobal aan. Op vreemden toon verluidde hij: Ja, werkelijk, Senor, acht man. Met dit onderscheid, haastte zich de mulat erbij te voegen, dat ik ditmaal een mirakuleuzen overvloed van sap heb gewonnen. Hij had dit nauwelijks gezegd of Ramon hief de armen ten hemel op: Mirakuleus! Ja, dat zal wel zoo zijn. De genade der Madonna is met mij. Zij heeft de lianen zoo sappig gemaakt, om haren getrouwen vereerder te verrijken. Hij nam terstond weder zijn rozenkrans ter hand, die altijd aan zijn gordelriem bengelde, en' begon met dezen af te bidden'. Ja, een mirakel' dat is het zeker de vermeerdering van caoutchouc och, maar dat is ook kinderspel voor de Koningin des Hemels. Zij heeft een blijk willen geven van haar bizondere achting, dat is alles Cristobal, zorg dat er twaalf kaarsen voor het altaar der H. Maagd worden ontstoken'..,. we moeten niet pingelen om het was, ais' iemand zoo liberaal is met caoutchouc. Met een uitroep van vreugde eindigde de resinero: Ga zoo voort, brave menschen! En afscheid nemende, richtte hij zijri ezel naar de naastbijzijnde resineria. De mulat zag hem na, haalde diep adem, als iemand die aan een groot gevaar is ontsnapt en tot de arbeiders zich wendend': Lopez, Felipe, zei hij, we gaan voort met werken. Het mirakel verklaart aïles. De aangesprokenen begrepen den zin wel dezer raadselachtige woorden, want een glimlach verhelderde hun gebronsde aangezichten. De berrie opnemend, gingen ze het struikgewas weer binnen. Gedurende eenige oogenblikken scheen Cristobal met zichzelf te rade te gaan.- Hij maakte daarop een onverschillig gebaar en sloeg Op zijn beurt een van de talrijke slingerpaden in, wélke dwars door de resineria waren aangelegd. De intendant werkte zich door dit doolhof met een gemakkelijkheid, die getuigde van zijn veelomvattende plaatselijke kennis. Eensklaps bleef hij stilstaan. Op eenige schreden afstand van hem zat op een boomstam eene vrouw, in half-Indiaansche, halfMexicaansche kleederdracht aandachtig lettend op een gummistraaltje, dat uit een liane droop in een aarden pot. In haar rechterhand hield deze werkster een staafje, waarvan zij zich bediende om nu en dan te roeren in het verzamelde vocht Cristobal nam zijn hoed: af, en op eerbiedigen toon: Donna, zei hij. De vrouw keerde zich om en liet het zacht gelaat zien van Dolora. Zijt gij het vriend, is er iets nieuws? Don Ramon is langs de resineria gekomen. Zoo! Zou hij vermoedens koesteren? Neen, Donna, stel u gerust. Hoewel, om u de waarheid te zeggen, er in zijn hoofd een vermoeden kan oprijzen. Wat wilt ge daarmee aanduiden? Wat ik u zelf wil doen begrijpen;. Terwijl hij dit zeide, versoheen een ander persoon, als arbeider gekleed; hij droeg een napje, waarin de vloeibare caoutchouc zich bewoog. Sandiou! riep hij, mijn potje is vol, ik zal een ander moeten hebben. Het was Scipio Massilia. Den mulat gewaarwordende, heette het: Ta, ta, goejen dag, moussu Cristobal, gaat het goed? Een beetje ongerust, zei de intendant, maar u zult niet twijfelen aan mijn goeden wil. Dat doen we volstrekt niet, haastte zich Dolora te bevestigen. Toen ge dezen nacht zijn aangekomen, na genoodzaakt te zijn geweest uw uitgeputte paarden aan hun tot over te laten, heb ik niet geaarzeld u een schuilplaats te verleenen. Dat is zoo. Ik ben een mulat, en bijgevolg een Zuidelijke in mijn hart. Mijne houding was dus zeer natuurlijk, en ik zou die niet in herinnering brengen, als De intendant aarzelde. Als? vraagde Scipio nieuwsgierig. Als hetgeen zich heeft voorgedaan niet was geschied. Maar wat is er dan gebeurd? Luister. Toen zij, die u op de hielen zaten, op hunne beurt zich aan de haciënda meldden, heb ik hen in het oog gehouden, ik trachtte de soldaten aan de praat te krijgen, onderwijl ik hun ververschingen aanbood. Ik hoorde toen, dat de telegraaf tusschen de grensposten werkzaam is geweest en van alle kanten afdèetingen der Noord-Amerikaansche militie het veld doorsnuffelen. En gij hebt ons uitgenoodigd hier te blijven. Tot op het oogenblik, dat uw vijanden, ontmoedigd zijnde, hun nasporingen zouden staken. Maar ik vrees.... Wat vreest ge? Dat mijn meester Don Ramon het bedrog zal ontdekken. Hij, hoe dat zoo? Senor, als u mij toestaat te spreken, zult ge er spoedig achter zijn, want ik ben alleen hier gekomen, om u en uw vrienden te waarschuwen. Spreek, Cristobal, zei Dolora Wij luisteren. Van het verlof gebruik makend, herhaalde de intendant zijn ontmoeting met Don Ramon en diens staaltje van bijgeloof, wat betreft den overvloedigen gummi-oogst. Voorzichtigheidshalve — besloot Cristobal — heb ik u aan den arbeid gezet. Als uw vervolgers het in hun hoofd hadden gekregen om een bezoek te brengen aan dre resineria, zouden ze u, als alle andere arbeiders, aan het werk hebben gevonden en niet op de gedachte zijn gekomen, dat gij de lieden zijt, die zij zoeken. Dan is alles in volmaakte orde, mijn allerbraafste! riep Scipio. Maar de mulat schudde het hoofd: Tot nu toe ging alles van een leien dakje, dat is zoo. En heet gelukkig. Maar Zoo. is er een „maar"? • ' En -en heel erge ook. Laat dat „maar" eens hooren. Ik wedi dat dit voegwoord liegt. Mijne vrees heeft haar grond in een gewoonte of hebbelijkheid van Don Ramon. En die is? De patrum is zeer bijgetoovig. Hij is er al heel gauw bij, om te zeggen dat uitverkoren oi verworpen geesten zich bemoeien met de aangelegenheden der menschen. Ieder bijgeloovige is van die kracht Maar wacht even halt! daar heb ik het! riep Scipio zich voor het hoofd slaande, wij maken ons önnoodig ongerust. Wat bedoelt ge? vraagde Cristobal. Wacht even. Ge hebt daar straks ons verhaald van een mirakel. Ja. Welnu zoo'n mirakel zetten we voort. Maar En als er een kink in den kabel komt, laat je mij het woord doen. De Marseillaan scheen zeker van zijn zaak. Zijn hoorders gevoelden zich onweerstaanbaar tot hem aangetrokken. Toch wilden ze het fijne ervan weten. Neen, niets, hernam hij 'lachend we verrichten het wonder van de caoutchouc en gij, mijn waarde Cristobal, zult u gelieven te herinneren, dat ge maar acht menschen in deze resineria aan het werk hebt. Daarop groette Scipio het gezelschap en keerde naar zijn post terug, zonder eenige nadere verklaring te willen geven. IV. HET VISIOEN VAN SCIPIO MASSILIA. Tegen zes uur in den avond kwamen de resineros op die haciënda teru°\ ten geleide van een ossenwagen, beladen met een vracht kalebassen waarin het gurramisap was vergaard. Twee aan twee openden de acht Mi de onderneming geëmpIoieerde werklieden den stoet Achter hen volgden de vluchtelingen: Scipio Massilia met Coëllo, Dolora met Francis, Peter bij Marius, en eindelijk Rosales aan de zijde van Krekel. Maar op de binnenplaats komende, wachtte den reizigers een verrassing. Don Ramon was hen vooruitgegaan. Op zijn gezicht gevoelden de vluchtelingen zich niet op hun gemak. Hij zou hen in het voorbijgaan tellen en zonder moeite tot het getal zestien' komen inplaats van acht man. Aller blikken waren op Scipio gevestigd. Deze glimlachte Vlug wendde hij zich tot zijn tochtgenooten, en op bevelenden toon zei hij: Geen woord spreken en mij blindelings gehoorzamen. Dit was alles. Don Ramon hield den stoet tegen. Welnu, Cristobal, zei hij met bewogen stem, het woord tot den mulato richtend, heeft het mirakel voortgang gehad? Is het sapproduct het dubbele geweest boven de normale begrooting? De verlegen intendant zag Scipio aan. Deze gaf een bevestigend teeken met het hoofd. Zijn gelaat was zoo kalm, verried zoo weinig onrust, dat Cristobal niet aarzelde en gedecideerd bevestigde: Ja, Senor, het wonder had voortgang. Don Ramon bracht zijn rozenkrans aan de lippen en verrukt Ui et hij hooren: Zie eens, brave lieden, hoe welwillend de Madonna is geweest, ieder uwer heeft geoogst voor twee ik wit u beloonen Maar hoè* heb ik het nu? gij zijt niet met zijn, ^achten! Het gelaat van den mulat verbleekte onder zijn bruine tint. Andermaal richtte hij een smeekenden blik op den Mareillaan, die krachtig, bij wijze van ontkenning, het hoofd schudde. Ge zijt met meer dan acht arbeiders, herhaalde de hidalgo. Daar Cristobal zweeg, deed Massilia een stap naar voren en met zijn helder klinkend stemgeluid, sprak hij: Met uw welnemen, Senor, wij zijn maar met zijn achten. Het zal gemakkelijk vallen u hiervan te overtuigen, als u appèl houdt. Wie zijt gij! Een der arbeiders, voor den oogst aangeworven door Senor Cristobal. Gij zijt wel ongelooflijk vrijpostig. Ik zie tweemaal acht mannen dat»is toch zestien. Tot uiterste verbazing van allen, liet Scipio ach niet van de wijs brengen. Ten spijt van de klinkklare bevestiging van den resinero, hernam Massilia: Wil overgaan tot het appèl, Senor, en ik zal in de gelegenheid worden gesteld u de woorden over te brengen van de Koningin des Hemels. Van de Koningin des Hemels! herhaalde Don Ramon, als echo. Ja, Senor, van haarzelf. Maar nog eens, ga over tot het appèl. Ramon, zooals wij hebben gezegd, had een hoofd, dat met legenden was gekruid. Hij kon geen weerstand bieden aan den man, die met een weergalooze kalmte den naam der alvermogende Vrouwe in het gesprek mengde, en met een gebaar noodigde hij den intendant uit den spreker voldoening te geven. Massilia wreef zich in de handen en prevelde 'in zichzelf: Ta, ta, dat zal f link van -stapel ioopen. Dit individu is al de omnoozelste ezel, dien ik ooit op twee beencn heb ontmoet En tot zijn vrienden fluisterde hij: Opgelet! De mulat evenwel had een zakboekje uit zijn blouse te voorschijn gehaald. Met een verbluft gezicht, want hij kon niet gissen waar de Marseillaan heen wilde met zijn grap, zag hij op de blaadjes . Ik wacht, bromde Don Ramon ongeduldig Cristobal gaf, gehoor aan het bevel en begon: Agostino! Present! antwoordde de arbeider, zich achter den intendant plaatsend. Maar met de snelheid der gedachte had Massilia den peone Coëllo ingefluisterd: Jij heet ook Agostino, ga achter dezen staan! Coëllo gehoorzaamde. Hè? riep Don Ramon verbaasd, wat moet dat bet eek enen? De mulat hief wanhopig de armen op, alsom zijn onwetendheid te kennen te geven. Wat Scipio betreft die de leiding had genomen van het zaakje, hij antwoordde onvervaard: Dat beteekent dat men Agostino heeft geroepen en hij komt voor den dag. Maar, brulde Ramon, Agostino is verdubbeld. Om tweemaal meer te werken, Senor; zie echter eens het blaadje van uwen intendant, de brave Agostino staat er maar voor één werkdag op. De resinero greep het boekje van Cristobal. Het is zoo. Agostino! één dag gewerkt. Maar dan.... Dan moet u de Madonna dankzeggen, ging Massilia onverstoorbaar voort, het appèl vervolgend. De woorden van den Marseillaan begonnen m het bijgeloovig brein van den caoutchoucondernemer een chaos teweeg te brengen. Een man van ruimer gedachtenkrüig zou den Franschman terstond hebben verzocht zijn grappen te staken. Maar bij dezen kortzichtigen Spanjaard hadden heiligen, legenden, zinsbegoochelingen, somnambulisme enz. zoodanig zijn brein bewerkt, dat hij het ongelooflijke wel moest aannemen tegen wil en dank. De Madonna en de dubbele arbeider was iets, dat tot zijn alledaagsche geloofwaardigheden behoorde. Het was hem niet mogelijk zoo iets te loochenen. En zelfs kittelde hem een vage voldoening, bij de gedachte, dat bij hem, in zijn onderneming, een dier wonderbare en onbegrijpelijke voorvallen plaats greep waarnaar hij vaak zoo vurig had verlangd. Hij begon dan ook zelf het appèl op zich te nemen: Perez! Een arbeider en Dolora antwoordden: Present! En zij schaarden zich achter de twee Agostino's. Oh! zuchtte 'de resinero. Ook Perez is verdubbeld, hoewel maar voor één dagloon genoteerd. Zou de bescherming des hemels over mij zijn neergedaald, in die mate, dat al mijn dienaren worden verdubbeld? En met van ontroering bevende stem vervolgde hij: Antonio! Francis Qairon beantwoordde deze oproeping gelijktijdig met den eigenaar van den naam. Present! Alweer dubbel. Pablo! Present! Pablo had gelijktijdig met Peter hierop geantwoord. Altijd dubbel, huilde de hidalgo met weeke stem. Allen, allen zijn ze dubbel. O, hoe zullen wij dit bewijs van hemelsche welwillendtteid waardeeren! En haast makende, riep hij de lijst verder af: " Hieronymo! Present! José! Present! Pedro! Present! Sanchez! Present, mijn waarde! Telkens hadden twee stemmen geantwoord, op den Iaatsten roep had Massilia zich bij den arbeider.Sanchez geschaard. Toen naderde de Marseillaan den van schrik versteenden Ramon, die van het gebeurde zich geen denkbeeld kon vormen. Senor, zei hij plechtig Sta mij toe, u thans mede te deelen wat Onze Lieve Vrouwe van u verwacht. Ja, ja, spreek, vriend. Niets zal mij te veel zijn om de aanbiddelijke beschermster voor haar onschatbare gunsten mijne erkentelijkheid te betuigen. Opnieuw wreef de Provencaal zich de handen. Hij had den resinero in den zak. Het is dus zaak, zei Scipio, dat ik u vertrouwd make met een weinig bekende waarheid. Ieder me#sch heeft zijn dubbelganger. Wat zegt u? stamerde Don Ramon op een toon van de hoogste verrassing. Hebt u zelf nooit deze werkelijkheid vermoed? Ja— neen misschien broddelde de resrnero, door de vraag geheel in de war, gebracht. Van den eenen kant wenscbte Ramon oprecht te zijn, daar hij nooit eenige verdubbeling had opgemerkt van zijn persoon; anderzijds kostte hem de bekentenis te veel zelfverloochening, dat hij, de patroon, onkundig was in iets waarvan een arbeider de kunst had afgzien. Scipio haastte zich hem op de hoogte te brengen. Het zal u zeker wel eens overkomen zijn, Senor, dat u dezen of genen plicht wödet vervullen, deze of gene daad begaan? O zeker! galmde Ramon, verheugd iets te kunnen bevestigen. Goed. Als u dan een zeker besluit hadt genomen om het een of ander te doen, hebt u dan nooit eens een inwendige stem vernomen, die u het tegendeel aanraadde? Ja zeker, zeker. Welnu, Senor, dat was de stem van uwen dubbelganger. Van mijn dubbelganger! Den toon weer te geven waarop Ramon dit herhaalde, grenst aan het onmogelijke. Van mijn dubbelganger! Ik heb een dubbelganger! Het was verrukking, maar tevens ontsteltenis. Massilia maakte van zijn voordeel gebruik, om de grap tot het einde door te zetten: Dezen morgen derhalve was ik de onzichbare dubbelganger van Sanchez. ' Hè? Ja, Senor, onderwijl ik met diens ziel vereenzelvigd was. speelde ik nog de bescheiden rol van intiemen raadsman. De vluchtelingen hadden vreeslijke moeite om niet in een dollen 'schaterlach uit te barsten. Want zoo de resinero al een allervermakeiijkst overbluft gezicht zette, de ware Sanchez rolde met oogen, ontzettend om aan te zien. Trouwens de onwetende en Iichtgeioovige arbeider, zooals allen van zijn slag, vraagde bij het ongelooflijk aplomb van den Marseillaan af, of deze niet inderdaad zijn lichaam had bezeten als een booze geest. Ik moet u zeggen, Senor, vervolgde Scipio, dat het verdubbeld zielewezen ons in staat stelt, geestverschijningen waar te nemen. Daarin ligt onze kracht, ons ideaal. En dit zoo zijnde, kom ik nu aan de bewonderenswaardige verschijning, die mij tot dubIjelganger heeft gemaakt. Spreek, spreek, beval de resinero, de handen vouwend als tot een gebed. Dat zal iW, Senor. Sanchez was 'opgestaan met het krieken van den dageraad. Met onze medearbeiders gingen we naar de resineria die Cristobal ons had aangewezen. Naarmate Scipio sprak, vermeerderde de onrust van Sanchez. Eenmaal midden onder de lianen, ging Massilia voort, zette Sanchez zijn kalebas neer en maakte hij aanstalten om een insnijding te doen in eene plant. Ja, dat is zoo, bevestigde Sanchez, bepaald door zijn dubbelganger overmeesterd. Plotseling — vervolgde de Marseillaan, met een heldhaftige poging erin slagende niet te lachen — treft een allerliefste muziek onze ooren en wordt het struikgewas verlicht door een zachten schitterenden glans...'. En verschijnt u de Madonna! roept de hidalgo uit, die zich niet langer kon bedwingen. Sakkerloot! wat slaat u door, hernam Scipio met bewonderenswaardige kalmte, de Madonna— weet ik het? Heeft ze het u niet gezegd? Wel neen, zeker niet .En daar ik niet gewoon ben door de edele Vrouwe in haar hemelsch verblijf te worden ontvangen, kan •ïk er niet op zweren dat zij het was. Ik bedoel niets anders dan de zuivere waarheid te zeggen Vele anderen zouden een leugen bedenken, om. zich een wit voetje te geven, maar mijn verklaringen zijn zeer objectief. Ramon drukte den spreker warm de hand en vraagde nieuwsgierig: Hoe zag ze er uit? Nooit heb ik schooner vrouw gezien. Ik bedoel haar kleeding. Een groote blauwe mantel op een witte tunica, om het middel vastgebonden met een gouden gordel. Zij is het! Zij is het! gilde Ramon van geestdrift opgewonden. Omdat u hiervan zoo zeker zijt, Senor, moet 'ik het wel gelooven, zei Scipio met een buiging. Zij zweefde over den grond, zonder de voeten te bewegen en het kwam me voor, dat zij door een wolk werd gedragen. Zij is het! En heeft ze u aangesproken? Wel degelijk; mijn waarde. Wat zeide ze? Letterlijk het volgende: Don Ramon is een goed edelman dien ik liefheb. Ik zal hem een schitterend bewijs geven mijner gunst. Op d4t oogenblik zullen alle arbeiders in deze resineria zich verdubbelen en zal de opbrengst der lianen naar verhouding zijn. O, hemelsche Madonna! riep de resinero. Dat zal hem tot aanmoediging dienen om een braaf mensen te blijven. Maar hij wachte zich voor den duivel der hoovaardij, die er altijd op uit is, den mensch in het verderf te storten. Ik eisch van hem, dat hij deze ontmoeting geheim houde. Zoo hij het waagt ervan te spreken, zoo hij in het bijzijn vaniemand zich verhoovaardigt over 'mijne welwÏBendheid, zal de verdubbeling aanstonds ophouden en een ramp over zijn onderneming worden uitgestort. Mijn tong zal aan banden liggen! Dat zweer ik! riep de 'resinero. Nadat zij dit gezegd had, loste de verschijning zich op in een dichten .nevel die op zijn beurt verdween. Ik stond naast Sanchez. Wij waren met ons beiden, ook mijn kalebas was verdubbeld en uit twee 'ingesneden lianen lekte druppelsgewijs het kostbare vocht. Ziedaar, Senor, de ware geschiedenis. Geen spier vertrok op het gelaat van den ohverstoorbaren Marseillaan. Alle aanwezigen waren onder den indruk van de vreemde ontboezeming. Senor Ramon prevelde zenuwachtig de gebeden van. zijn rozenkrans. Cristobal! riep hij ten laatste. Geef een buitengewoon rantsoen mescal (brandewijn) aan de brave menschen. En tot de arbeiders: Vrienden, gij hebt het gehoord. De Ma-, donna beveelt stilzwijgendheid. Niemand ónzer verluide een woord van het gebeurde! En gij, Sanchez, gij die door de verschijning zijt uitverkoren, zult tien dollars belooning ontvangen. Don Ramon zou voortgegaan zijn met zijn zalvende uitspraak, doch een dienaar kwam aangeloopen. Senor, zei deze, Zijn Excellentie gouverneur Forster is aangekomBi met zijn geleide en vraagt gastvrijheid voor den nacht Deze tijding gaf een wending aan den gedach'tenloop van den resinero. Ik ga om hem te ontvangen; wat u betreft vrienden, drinkt uwen mescal. Massilia had eene huivering niet kunnen onderdrukken,' toen hij den naam hoorde noemen van dezen vijand, die hardnekkig de vervoiging voortzette van Dolora Pacheco Maar zich terstond herstellend, bracht hij zijn Vinger aan de lippen terwijl hij Don Ramon aanzag: Zwijgen» Senor, herinnerde hij den resinero. De hidalgo gaf een teeken van instemming en haastte zich naar de onderneming, waar zijn gasten hem verbeidden. Hij was nauwelijks uit het gezicht verdwenen, of Cristobal kwam op Massilia af: Mijn compliment, Senor, u hebt zich uitstekend weten te redden uit deze netelige kwestie. Ja zeker, bevestigde Coëllo, wiens zwaTte oogen een onbegrensde bewondering uitdrukten, maar wie weet of de Madonna zich niet zal wreken.... Deze veronderstelling ontlokte een glimlach aan Scipio. Maar ziende, dat die opmerking de werklieden verontrustte, zei hij: lk heb de Madonna niet genoemd. Ik heb een geschiedenis verhaald waarin zij geen rol speelde, het is Don Ramon die beweert dat het de Maagd Maria is geweest. Gij zijt verstandig en voorzichtig geweest, hernam de mulat; toch geloof ik dat ge goed zult doen met nog dezen nacht de landhoeve te verlaten. * Dezen nacht, herhaalden de vluchtelingen verbaasd, en waarom? Omdat een dreigend gevaar u boven het hoofd hangt En welk? De onbescheidenheid1 van Senor Ramon. Maar hij heeft beloofd er het zwijgen toe te doen, mijn beste, zei Massilia. Dat is zoo. Ik wil zelfs aannemen, dat hij een tijdlang zijn mond' zal houden.... Ge gelooft dus toch Dat hij zijn mond zat roeren Ik ken hem, Hij is praatziek en niet vrij van ijdeltuiterij. De gedachte om bij den gouverneur van Texas in een goed blaadje te komen, zal 'hem tot vertrouwelijkheden aanzetten. Denk eens na. Aan den eersten ambtenaar van dezen Staat te kunnen zeggen: Ik ben een uitverkorene, de Madonna heeft de aandacht gevestigd op mijn persoon. Hij zou vader en moeder opofferen, om zoo iets van de daken te verkondigen. Duivelseh! riep Scipio, zich achter de ooren krabbend. Netelige positie, bromde de Parijzenaar Krekel; en wij zijn te voet zij daarentegen hebben viervoeters waarmêe geen tweebeenigen zich kunnen nieten, ze zullen ons dus inhalen. Och, maar wat leuter ik ook, er is wel raad opf zei Krekel', zich voor het hoofd slaande. Zeg eens, Cristobal, waar zijn hun paarden gestald? In den grooton stal waar de kleppers van gasten altijd worden onder gebracht. Heb dank voor uwe inlichting. Ik hoop dat er een dag zal komen waarop ik u mag tootien, dat ge geen ondankbaren aan u hebt verplicht. Hij drukte alle werklieden de hand. Ook gij, mijne vrienden, zult hooren spreken van hen, die door uwe goedheid zijn gered. Drinkt thans uwen mescal, wij verwijderen ons, om u ongestoord te laten genieten. De avond was aangebroken. Dikke duisternis heerschte alom en hulde de aarde in haar zwarten sluier. Voorwaarts, vrienden, fluisterde Scipio. De stallen lagen op vijfhonderd meters afstand van Don Ramons woning. De resinero had den gouverneur Forster met de levendigste betuigingen van vreugde ontvangen. In minder dan geen tijd was de residentie van den- Spanjaard in rep en roer. De bedienden kruisten elkaar, de orders volgden de een na den ander. Men richtte de tafel, aan met tal van gerechten en bloemen. Een half uur na de komst der vervolgers van Dolora waren allen aangezeten. Forster, slecht gehumeurd en woedend dat hij het spoor der vluchtelingen was bijster geraakt, gaf slechts ten deele antwoord op de vragen van Don Ramon. Ik zie uwen vriend Joe Sullivan niet meer, murmelde de resinero op zijn zoetsappigsten toon. Hij heeft me verlaten, hernam Forster droogjes. Vrijwillig? Hij is toch niet het slachtoffer geworden van een ongeluk? Dank voor uwe bezorgdheid. Sir Joe geniet de volmaaktste gezondheid. Er volgde een stilte, gedurende welke Don Ramon vertrouwelijk tot zichzelf zeide, dat hij Zijne Excellentie wel in een goede luim zou brengen, als hij dezen de verschijning verhaalde waarmede hij vereerd was geworden. Cristobal kende zijn meester door en door. Het geheim drukte Ramon zwaar op het hart. De resinero herinnerde zich evenwel, dat hij stilzwijgendheid had beloofd, hij trachtte dus het gesprek door een middel gaande te houden. Met uw verlof, Senor gouverneur, mag ik weten of u in uwe expeditie is geslaagd? Algeheel fiasco, antwoordde Forster kortaf. Wat? Zijn zij die u vervolgt, ontsnapt? Tot nu toe, ja. Maar u zult toch revanche nemen? Bij de legioenen van satan, dat zal ik, hernam Forster. Ik heb de telegraaf in wer¬ king gebracht. Overal wordt dezen vervloekten Zuidelijken de weg versperd. Zij denken te Mexico aan te komen, maar zullen onderweg op hinderpalen stuiten waarop ze niet gerekend hebben. Ze zijn maar in klein aantal. Mijn speurhonden, die hen op de hielen zitten, beweren dat de Mestiza slechts door zeven personen vergezeld wordt. Hé. merkte de resinero op, zeven en een is acht. Natuurlijk, zei de gouverneur op verachtelijken toon, want hij zag in die optelling een toespelüng op de bekende logica van wijlen La Palisse. Maar hierin vergiste hij zich. In het brein van den hildolgo vormde zich een gedachtenreeks, acht vluchtelingen eenerzijds, acht dubbele arbeiders anderzijds. Zou de Madonna, die alles vermag, de vervolgden niet onder hare bescherming hebben genomen? Zou ze die ongelukkigen niet op de resineria hebben gebracht? Bij deze gedachte voelde Don Ramon zijn trots toenemen. Denk eens, een politiek mirakel! Een mirakel, dat in de geschiedrollen zou worden opgeteekend, en hem, Don Ramon, zou verheffen tot een persoon van beteekenis! Maar dan diende hij toch te spreken. Neen, hij moest zwijgen. De Koningin des Hemels had het spreken verboden. Maar, zoo hij zweeg, ware het gedaan met den roem. De geschiedenis zou niet gewagen van de genade, aan den vromen resinero bewezen. De ijdelheid van den waardigen man werd op zware proef gesteld. Hij leed er zoo vreeselijk onder, dat hij op dezen .gewaagden inval kwam: Door stilzwijgendheid te eisohen, heeft de Madonna wellicht uw doorzicht willen toetsen. Het is een staatkundige zending, welke zij u heeft toevertrouwd en men wantrouwt steeds den afgezant van wien men zich bedient. De formule belichaamde zich in 'den bekrompen ijdeltuit. Drommels, er is geen twijfel aan. Wegens uwe deugden heeft zij u onder allen uitverkoren, om haren wil aan de menschen kenbaar te maken. Zij verlangt dat de Zuidelijken gered worden. Wel, dat is toch zonneklaar! Hoe kon ik ook twijfelen? Zeer zeker wil de Madonna den Zuidelijken Katholieken de overwinning verzekeren inplaats van de Noordelijken Protestanten. Dat is zonneklaar ! Opgewonden door de ijdete zucht naar opspraak, geraakte Don Ramon de kluts kwijt en riep hij eensklaps uit: Excellentie, gelooft u niet, dat de Madonna de personen beschermt, die u wenscht onschadelijk te maken? Na dezen ongelukkigen uitval beereep Forster terstond, dat zijn gastheer iets positiefs wist aangaande Dolora en hare vrienden. Instede echter van hem direct in verhoor te nemen, volgde hij den resinero op theologisch terrein en wikkelde hij zich met 'jem in een diepzinnige . discussie. Dank zij dezen behendigen handgreep, had hij- hem weldra het omstandig verhaal van het mirakel ontfutseld. De gouverneur koesterde geen twijfel meer. De in het nauw gebrachte vluchtelingen hadden zich schuil gehouden in de'resineria en waren, onder medeplichtigheid van de werklieden, aan zijn nasporingen ontsnapt. Hij wilde echter den diplomaat spelen met zijn gastheer. Inderdaad, Don Ramon, zei hij, ik denk erover als u, dat de Madonna er wel op bedacht mocht geweest zijn hèn te redden op wie ik jacht maak. Als dit het geval ware, zou ik mij buigen voor haren wil. De hidalgo knikte goedkeurend. Maar gij begrijpt, vervolgde Ramon, fk 'heb orders van de regeering der Unie, die ik niet mag overtreden, zonder een tastbaar bewijs, dat rflij zuivert van allen blaam. Dat is zeer billijk., maar dat bewijs?.. Is gemakkelijk te verkrijgen. Als de dubbelgangers uwer arbeiders de personen zijn die wij ervoor houden, dan is de tusschenkomst der Madonna onbetwistbaar. Ik was er zeker van, dat u dit gevoelen zoudt aankleven. Daarom wilde ik u verzoeken mij naar het verblijf uwer werklieden te vergezellen. Het geval kan zich voordoen, dat ikzelf hun moet aanzeggen dat zij niets meer hebben te vreezen. Met een zegevierenden bhlc zich reeds met naam en toenamen gedrukt wanende in de talrijke dagbladen en periodieken der beide Amerika's, was Ramon terstond van tafel opgestaan. Door zijn vreugde overmand, bemerkte hij de snelle samenspraak niet tusschen den gouverneur en den aanvoerder van het militair geleide; en toen hij met Forster naar buiten ging, twijfelde" hij geen oogenblik eraan of de officieren en soldaten volgden hem op de hielen. De chef van het escorte had eenvoudig gezegd: Twee man naar den stal. Zadelt de paarden. De anderen nemen hunne wapens., wij zullen de barak omsingelen waar de rebellen zich hebben verscholen. Druk peroreerend en zwaaiend met de armen, geleidde Don Ramon zijn gast naar het verblijf der arbeiders. Daar gekomen, zagen zij dezen in de open lucht bij toortslicht dansen èn mescal drinken. Forster kon een aanvechting van booze luim niet onderdrukken. Hij had erop gereken de arbeiders slapende te verrassen. Hun nachtbraken kwam hem verdacht voor. Nochtans wilde hij zijn toeleg ten uitvoer brengen, toen eensklaps kreten weerklonken achter zijn rug. Wat moet dit leven beduiden? vraagde hij, den resinero Ramon toornig aanziende. Het antwoord liet zich niet tang., wachten. De chef van het escorte kwam in den looppas aansnellen en riep met hijgende stem: Excellentie! Wat is er gaande? Onze paarden zijn verdwenen! Verdwenen? De manschappen, die we^>ij den stal op post hadden gezet, zijn geboeid met een prop in den mond. Forster uitte een vloek. Don Ramon maakte het teeken des kruise's. Wat moet dat alles beteekenen? stamerde eindelijk de resinero, wiens langzaam begrip moeilijk het verband der feiten kon vatte». De gouverneur greep den Spanjaard bij den arm en schudde hem door elkander. Het beteekent. dat de Mestiza en haar trawanten gevlucht zijn met de paarden van onze ruiters. O, Senor gobernador, vluchten, zij., als de Madonna, de Koningin des Hemels De Koningin des Hemels heeft er niets mee te maken! brulde Forster, en je zoudt dat al lang hebben begrepen, als je niet zoo'n aartsbotterik waart! Bij dezen ruwen aanval voelde Don Ramon zijn beenen onder hem wankelen, hij viel tegen den grond met een kreet van pijn.. Maar Forster was zijn tegenwoordigheid reeds vergeten. Hij wendde zich tot de soldaten: Gauw! Op marsch, naar liet eerstbüzijnde telegraafkantoor, en de militie gewaarschuwd! Die duivelsche schelmen hebben ons weer een poets gebakken, maar ik zweer, het zal de laatste troef zijn, die ze uitspelen! - . V. EEN VERSCHIJNING, DIE MASSILIA NIET HAD VERWACHT. Op achthonderd kilometers ten zuiden van de resineria Ramon, op Mexicaanse» grondgebied, in den ruimen driehoek, gevormd door den spoorweg San Francisco—NieuwOrieans .bevindt zich de herberg of Tambo van Veslliente. Gelegen aan het uiteinde van een armoedig gehucht, bewoond door arbeiders en Indianen, die zich onledig houden met het vergaren van de pulco, is deze Tambo niets anders dan een vermolmde schuur met een onzindelijke binnenplaats. • Landloopers, nu en dan een dievenbende, zelden fatsoenlijke reizigers, waren de eenige bezoekers dezer herberg, en bezorgden Senor Gonfaccio te veel inkomsten om niet van honger te sterven, te weinig om van te leven. Men stelle zich dus de vreugde voor van den waardigen herbergier, toen op een avond de hoeven van onderscheidene paarden over de binnenruimte der herberg weerklonken. Haastig snelde hij naar voren en bleef met open mond op den drempel staan. Er waren zes ruiters. Zes goed gewapende ruiters, met een kranige houding die indruk maakte. Gonfaccio nam de katoenen vettige muts af die zijn hoofd bedekte, boog halverwege ter aarde en zei: Schurk! Je hebt opium in onzen drank gemengd, (blz. 115) De heilige aartsengelen zegenen den vreemden heer! Mijn huis en ik zijn hem toegedaan. Best, zei de onbekende met een sterk Angelsaksisch accent, ik kan goed betalen en houd mij dus overtuigd van een ijverig dienstbetoon in een zaak van gewicht. De oogen van den Tambero Schitterden als karbonkels. Het gezegde van den vreemdeling: „ik kan goed betalen", was het eenige dat hij had gehoord. Welnu, volg mij dan, zei deze. Naar het einde der wereld, Senor, als het moet. Neen, zoo ver gaat de reis niet, we leggen ons anker alleen hier neer. En terwijl zijn reisgezellen afgingen op een waggelende schuur, die den naam droeg van stal, begaf de Senor zich in het huis. Ruwe tafels, gebrekkige stoelen en banken stonden op den kleiachtigen gespleten grond. De reiziger nam op een dezer meubelstukken plaats, liet een nieuwsgierigen blik rondweiden, krulde verachtelijk zijn lippen, en zei: Zorg, dat ik en mijn geleide wat te eten Krijgen, zooal geen behoorlijk maal, dan toch goed toebereid. Terstond, Senor, wildbraad, eieren, gevogelte alles besproeid met zekeren rranschen wijn, dien rk er voor gewichtige gasten op nahoudt. Het is goed, ga nu heen. Na verloop van een half uur kwam Gonfaccio terug: Nog een twintig minuten, zei hij met een onderdanige buiging, en uwe lordschap kan aan tafel gaan. Goed. Luister. Het spijt me, dat ik ten dienste van Uw Heerschap maar twee ooren ter beschikking heb. i Daaraan heb ik genoeg, en beter ware het als je wat minder rad van tong waart. Hoor nu eens goed: Wil je honderd dollars Verdienen? Een schok voer den Tambero door de leden. Honderd dollars! Dat was meer dan hij soms in een jaar verdiende. Zeifs, als hetgeen men ervoor dóen moet, ging de vreemdeling voort, niet het dageÜjksche werk is van herbergiers? Een fijn glimlachje krulde Gonfaccio's lippen. De plicht van een logementhouder, Senor, is zijn gasten tevreden te stellen. Hij mag niets van hetgeen hun belang inboezemt beschouwen als buiten zijn werkkring te liggen. De onbekende knikte toestemmend. Achteloos haalde hij uit den zak van zijn pantalon een kristallen fleschje met een bruinachtig vocht. Zie je dit? zei hij. Uwe Heerschap zal bemerken dat ik mijn oogen wijd opensper. Het is een oplossing van opium. Uitmuntend middel tegen slapeloosheid. Juist.... Van avond zul je hier wel acht menschen te logeeren krijgen. Acht! Santa Virgen de Cordoya! riep de Tambero, de handen samenvouwend. De zegen des hemels rust op mijn nederig dak. Zwijg! beval de onbekende op barschen toon. Die personen, vervolgde de spreker fluisterend, zijn zeer gevoelig voor indrukken, de vreugde van mij weer te zien kan nadeelig op hen werken. Ze moeten dus van. mij noch van de tegenwoordigheid mijner begeleiders iets bespeuren. 't Zal gemakkelijk gaan, Senor. De zenuwachtigheid waarmee ze behept zijn, is ook de oorzaak van hun slapeloosheid. Je kunt begrijpen, dat nachten zonder de noodige rust, na vermoeiende dagmarschen, allernadeeligst op de gezondheid werken. Uwe heerschap zegt daar een groote waarheid. En daar ik zeer veel belang stel in die menschen en niet wil dat ze last hebben van vermoeienis, moet je den inhoud van dit fleschje in hun drank mengen. Dan zullen ze wel slapen, niet waar, Senor? Ik mag het lijden en verwacht het ook wel. De Tambero stak de hand uit. Geef mij het fleschje, zei hij. Aan het verlangen van Uw heerschap zal worden voldaan. De onbekende zag den herbergier aan met oen onderzoekenden blik, en op vastberaden toon heette het: Pak aan dus met deze vijftig dollars; de wederhelft krijg je, als je me komt zeggen, dat je gasten in diepen slaap liggen. Maar zorg vooral, dat ze niets merken van je preparaat. Geen schijntje, Uwe Heerschap kan op dit punt gerust zijn. Dus, je hebt het begrepen? Gonfaccio knipoogde. Ja, ja, Senor, ik weet er alles van. Onder ons gezegd, uw honderd dollars kunnen niet in betere handen komen. Op dit oogenblik verschenen de vijf mannen, die het geleide uitmaakten van het geheimzinnig personage, op den drempel van de zoogenaamde gelagkamer. De paarden zijn aan de ruif met veel voer en goede ligging, zei een der manschappen. Waar zul je ons bergen? vraagde de onbekende, zich tot den Tambero wendend. In mijn eigen vertrek, Senor. Goed, breng ons erheen. En vooral zwijgen, hoor! Er liggen me honderd dollars op de tong, en die wegen zwaar, zei Gonfaccio. Tiert minuten later waren.de zes reizigers in het vertrek van den Tambero geïnstalleerd en kluifden ze aan kuikens die hun waren voorgezet Zij aten in stilte, dikwerf 8 hun oogen nichtend naar het venster dat op de binnenplaats uitzag en vingen het minste gerucht op dat hen bereikte. Nog altijd niets, mompelde de patroon. Een goed teeken, meneer Sullivan, antwoordde zijn buurman. Ze kunnen nog niet hier zijn. Wij waren twee uren op hen vooruit Dat is waar, dat wachten evenwel verveelt me, Bell. Dat moet niet, meneer SulMvan, Nooit hebben we bij een kaartspel zulke troeven in handen gehad. Denk je er zoo over? Ja, meneer. U zult het met mij eens zijn. Och kom! Op het grondgebied der Vereenigde-Staten gevoelden zij zich niet veilig, maar na de grens te hebben overschreden en den Rio Grande del Norte te zijn overgetrokken, moeten zij niet de minste vrees meer koesteren. Als ik daarvan eens zeker was. Meneer Sullivan, zei Bell, denk eens na. Ooh ja, natuurlijk. Maar ze weten welk gewicht wij hechten aan het EendrachtHalssnoer, en daar ze niet van gisteren zijn Gelooft ü, dat ze, alvorens te Mexico te zijn aangekomen, alles wantrouwen? Dat is mijn idee. Ondanks allen eerbied dien Bell voor zijn meester koesterde, haalde hij de schouders op. Bell, hoe heb ik het nu met je, bromde Joe Sullivan op gestrengen toon. Meneer moet het me niet kwalijk nemen, mompelde de lakei, zijn oogen huichelachtig neerslaande. Ik heb rnijn gevoelen niet onder stoelen en banken kunnen steken, toen ik zag, dat meneers helder doorzicht door zijn ongeduld zoozeer werd verduisterd. SulBvan voelde zich gestreeld door het compliment. Sedert de vier dagen dat onze vijanden zich op Mexicaansch grondgebied bevinden, hernam Bell aangemoedigd, hebt u, op .mijn raad, alle hinderpalen voor. ben uit den weg geruimd. Om hen gerust te stellen, zeer zeker. Zij moeten dus den indruk hebben verkregen, dat ze ons van hun spoor hebben afgeleid. Dat hoop ik ten minste. Maar, mijnheer Sullivan, ik neem de zaken van hun slechtsten kant. Aangenomen, dat ze met hun Halssnoer te Mexico aankomen en dit in het Congres der Zuidelijken, dat binnen veertien dagen bijeenkomt, ter tafel brengen.... Aan die mogelijkheid wil 'ik niet eens denken. Hoezoo? Zoo erg is het toch niet. Ge zoudt dan de factuur van den Parijschen juwelier overleggen. Niets kan zoozeer ons welslagen verzekeren dan twijfel bij de Zuidelijken aan te kweeken aan het houdbare hunner gewaande legende. Maar Sullivan schudde wrevelig het hoofd: De invloed dezer bedriegster op hare landgenooten grenst aan het wonderbare. In haar stellen zij een onbepaald vertrouwen. Het ééne noodige is, haar het Inca-Aztek Halssnoer afhandig te maken. Eerst dan zal ons welslagen verzekerd zijn Maar luister De hoefslag van paarden weerklonk op het voorplein. Met een sprong was Bell aan het venster en fluisterend riep hij Sullivan toe: Daar zijn ze! Joe maakte een zegevierend gebaar. Eindelijk. Stilte.... en afwachten tot de opium hen in onze handen speelt. Het was Dolora met hare vrienden. Marius en Vera — de ilaatste nog altijd verborgen onder het pseudoniem Coëllo — geleidden de paarden naar den stal. Daarop vervoegden zij zich bij hun metgezellen in de gelagkamer, waar de Tambero haastig de tafel had aangerecht De waard stond erop het restant van zijn honderd dollars te ontvangen. Hij had den Franschen wijn, die voor bizondere gasten bestemd was, opgedischt, en Massilia gevoelde in tegenwoordigheid van dezen landgenoot al zijn luim weder over hem vaardig worden. Geestdriftig schonk hij zich een glas lin, en na met het air van een kenner de vloeistof geproefd te hebben, had hij met een enkelen teug het glas geledigd op de gezondheid der Maagd van Mexico. Niemand had de vreugde bemerkt, die in de -oogen glinsterde van Gonfaccio. De honderd dollars naderden zijn geldbuidel, want die Fransche wijn was vemengd met het opiaat. Maar helaas! Het stond geschreven, dat deze eerlijke handelaar de vruchten zijner toewijding niet zou plukken. Toen hij zich ijveig bemoeide met zijn gasten, die op het punt waren den Provencaal bescheid te doen, verwarde zich een vork in de plooien van den zijden gordel die zijn middel omvatte. Werktuigelijk maakte hij dien los, en het kristallen fleschje, dat eronder verscholen zat, rolde op den grond. Maar voordat hij zich den tijd gunde het op te rapen, had Francis Gairon het voorwerp in zijn handen. De verwardheid van den waard, het sieliik flaconnetje, dat geheel in tegenspaak was met de slordige Meeding van den Tambero, troffen den Canadees, die van oudsher gewend was aan alle verrassingen van de prairie. Plotseling bracht deze het fleschje aan de lippen, proefde den inhoud, en de vrienden terughoudende die drinken wilden, zei hij op een toon van bevel: Laat uw glazen staan! En op Gonfaccio aanvliegend, die door de deur een heenkomen zocht, greep hij dezen bij de kraag, bracht hem bij de tafel terug, en zonder stemverheffing zei hij: Schurk! Je hebt opium in onzen drank gemengd! O, maar— Senor, hoe kunt u verondersellen— protesteerde de Tambero. Maar Qairon schudde hem ruw door elkaar, en zijn dolkmes trekkend: Vlegel! vervolgde hij, je zult me zeggen waarom je dat gedaan hebt, of zoowaar ik een Canadees ben, zal ik je het lemmet van dit speeltuig laten slikken. Hebzuchtig was Gonfaccio wel maar dapper was een tweede. De gedachte kwam niet bij hem op, om door een schreeuw zijn bondgenooten te waarschuwen; sidderend aan al zijn leden, legde hij een volledige bekentenis af: Reizigers, die vóór u zijn gekomen, hebben mij de opdracht gegeven zoo te han- de.en een aardigheid Op hetzelfde oogenblik liet Scipio Massilia, die was gaan zitten, zijn hoofd s'iap neervallen op zijn gekruiste armen. Hij was in diepen slaap. De opiumdosis was sterk, want binnen drie minuten had de Marseillaan het afgelegd. Francis wees hem aan met den vinger: Je ziet het, kerel gauw! onzd paarden. De Tambero trok zich de haren uit het hoofd. Helaas! Heeren, men heeft de hielpeezen van uw paarden doorgesneden Ellendeling! }e geeft ons andere rijpaarden, of mijn dolk Genade, Senor, genade, stamerde de herbergier, wiens beenen knikten, ik heb er geen Marius kwam tusschenbeide: Behalve onze kleppers heb ik er zes in den stal geteld. Ze behooren dien reizigers van wie ik u sprak. Dan zijn ze ons eigendom, als ze onze dieren verminkt hebben. Vooruit! mee met ons naar den stal waar die paarden zijn. En den ontstelden Qonfaccia meesleepend, zei Francis: Een zucht slechts, en je zijt een man des doods! Een kwartier later waren de paarden van bullivans escorte, met zadel en toom der metgezellen van de Mestiza getuigd uit ' den stal gehaald. Haast u, Marius, met onzen vrind Massilia te vervoeren. Zes paarden voor acht personen is een mager beetje, maar komaan, we zuilen toch wel sneller voortkomen dan voetgangers. Coëllo liep achter den Texasser aan. Maar opeens werd een venster op de eerste verdieping geopend en zag het kleine troepje de Ioopen van een aantal geweren op zich gericht. Met bliksemsnelheid grepen Francis, Peter, Krekel en Rosales hun karabijnen en vuurden ze op de Noord-Amerikanen, Tusschen de rookwolken door hoorde men de stem van den Canadees: In galop! Als een dwarrelwind snelden de ruiters met lossen teugel door de opening der binnenplaats, onderwijl de trawanten van Sullivan, van wie een drietal op den grond lag uitgestrekt, op goed geluk af in de duisternis vuurden. Joe vertoefde echter niet langer in de tambo dan hoog noodig was. Hij begreep, dat, zoo hij op een door de Mestiza gegeven teeken de komst der dorpsbewoners mocht afwachten, hem een leelijke poets kon gespeeld worden. Met Bell en den kaatsten vaheden soldaat die hem was overgebleven, had hij de vlucht genomen. Gaarne zou hij den in slaap gedompelden Marseillaan een kogel door het hoofd hebben gejaagd. Doch Marius en Coëllo hielden met geladen revclver bij Scipio de wacht. Toen dan ook de dorpelingen aankwamen, vonden ze niets anders dan den slapenden Provencaal en diens beide makkers. Bij dè legerstede, waarop men Massilia had gelegd, ontspdh zich tusschen Coëllo en Marius een belangwekkend gesprek, te oordeelen naar den gloed die uit de oogen straalde en den blos die de wangen bedekte van den gewaanden bediende. Als de Senor van Donna Dolora is gescheiden, zeide ze, kan hij niet te gelegener tijd in Mexico zijn. Ja, dat lijkt er veel naar, verklaarde Marius wijsgeerig. Dan gaat hij weer naar Frankrijk terug. Dat zal waar zijn, en hij heeft gelijk ook. Gelijk? zuchtte het jonge meisje. Wel zeker, meneer Coëllo, hernam Marius, die den zin der verzuchting niet begreep van haar, die voor hem niets anders was dan dè loopjongen van den Marseillaan. U weet toch, dat mijn meester afkomstig is van de schoonste stad ter wereld. En begrijpelijk is het ook, tenzij hij er anders over denkt, dat ik hem daarheen vergezel. Vera boog het hoofd en scheen na te denken. Na verloop van een oogenblik verliet zij het vertrek en begaf zich naar den stal. Op het paardenstroo lag een klein lederen valies, nagenoeg versleten op de lange reis door de prairie. Ik was bang, dat onze vrienden het hadJen meegenomen, zei ze zachtjes. Toen keerde zij .naar de herberg terug, iet zich daar een kamer geven waarin zij tich opsloot. Langzaam ontdeed zij zich van ïaar mannenkostuum, nam uit het valies laar meisjeskleeren en maakte haren haarooi op. Na gereed te zijn gekomen met ïaar toilet, bezag zij zich in een soort spietel die aan den muur hing. Hoe jammer, dat ik de schoonheid niet lezit van Dolora Pacheco! zuchtte zij. Een raan parelde aan den wimper van haar log en biggelde langs haar wang. Doch zij zeggen wilde: Komaan! we zullen eens zien. Het was middag toen men aan hare deur klopte. WfcFp I Wie daar? was hare vraag. Ik ben het, Coëllo, antwoordde de grove stem van Marius. Onze vriend is wakker en we gaan ontbijten. Och, verzoek Senor Massilia, te voren even bij mij te komen Ik heb hem een gewichtige mededeeling te doen. Marius kon een uitroep van verwondering niet bedwingen. Hij kon zich klaarblijkelijk de aanmatiging niet verklaren van den bediende, die zijn meester bij zich liet ontbieden. Coëllo vermoedde dit en haastte zich erop te laten volgen: Ja, het verzoek schijnt u vreemd, nietwaar? Maar het geldt het leven van een evenmensen. Goed! Goed! riep Marius, ik zal de boodschap overbrengen, hoewel, om je de waarheid te zeggen, je evengoed kunt meegaan.,. .. Nu ik ga naar mijn meester. Geheel ontdaan, wachtte de dochter van Fabian Rosales de komst af van Scipio Massilia. Zou deze aan haar roepstem gehoor geven en niet evenals de Texasser van gevoelen zijn, dat het aan een bediende voegde iemand te gaan spreken, instede van omgekeerd? Toch kon ze een glimlach niet weerhouden bij de gedachte, dat ze voor haar kameraden slechts een eenvoudig dienaar was der landhoeve van Fabian Rosales. Maar de glimlach verdween, hare bleekheid nam toe, op het vernemen van een vastberaden stap in de gang, die al nader kwam tot haar vertrek. Er werd aan haar deur geklopt. Haastig opende ze en een verbaasde uitroep klonk haar tegemoet. Sappristie! ik ben hier verkeerd..., een dame excuseer, ik zoek Coëllo. Die ben ik! stamerde ze. Gij? Ik heb mijn naam Vera Rosales verborgen achter dien van een peone. Waarom, maar waarom dat? vraagde de Marseillaan wiens verbazing ten top steeg. Zij wilde antwoorden, maar het was haar onmogelijk. Het hart bonsde haar in den boezem, haar adem stokte. Waarom dat? herhaalde Scioio. Met een bovenmenschelijke poging bracht ze stotterend uit: Omdat een tijd geleden— op uw vensterkozijn...^ een ruiker van den sospiriano. ... Maar alles draaide om haar heen, ze had een gevoel alsof ze zou doodvallen, met -een diep geslaakten zucht verloor ze het bewustzijn. Toen ze tot haar zelve kwam. zat zp in een leuningstoel en lag Scipio voor haar neergeknield. Ge hebt me dus niet verlaten., prevelde ze zachtjes... na hetgeen ik u gezegd heb? Teeder nam hij haar handen in de zijne: Ta, ta, mejuffrouw, u bezit den moed der leeuwin en de bedeesdheid der hinde, dat zijn de hoedanigheden, die ik gaarne zie in de echtgenoote van Scipio Massilia. Sappristie ik zal bij uw papa aanzoek doen om uwe hand ik zeg uwe hand, dat is zoo een gebruik, want beide moet ik hebben. En met een ontroering, die men zelden gezien had bij den luchtigen kwant: Arme kleine! Gij hebt aldus mijn voetspoor gevolgd Neen, maar..., ik moet voor de eerste maal iets ten nadeele van mijn vaderstad getuigen.... er is op de heele Canebière geen dame, die met tt een vergelijking kan doorstaan. VI. KREKEL VINDT ZIJN VADER WEDER. Na een aanzienlijken afstand te hebben gelegd tuschen hen en hun vervolgers, I stelde Dolora haren metgezellen voor om I terug te komen op hun schreden, teneinde Massilia, Marius en Coëllo bij hen te doen aansluiten. Men zal begrijpen dat Rosales van hetzelfde gevoelen was. Alleen Francis Gairon 'bracht in het midden: De tijd dringt. Andere hinderpalen zullen zich voordoen. Vóór alles is het noodig dat de Mestizia Mexico haalt. Zij, die nog krachtig zijn van lijf en leden, moeten zich om haar scharen, een bolwerk maken van hun lichaam; zonder om te zien, zonder zich te bekommeren over hen die vallen in den strijd voor het grootsche doel. En te meer, wij bevinden ons op Mexicaansch grondgebied. Onze vrienden hebben niets te vreezen, want Joe Sullivan kan nu slechts met I list te werk gaan. Weest er overigens van I verzekerd, dat onze geweerschoten het gansche dorp in rep en roer hebben gebracht en de agent der Noordelijken op dit oogenblik op de vlucht of wel een gevan- I gene is. iWM Deze redencering sneed hout; de ruiters I verdeelden zich en vervolgden hun weg. Alles liep gedurende een paar etmalen goed | en wel van stapel, maar aan den avond van den derden dag, toen het troepje langs de moerassen van La Paz voorwaarts schreed, vertoonde zich een escadron ruiters aan hun rechterhand. Naar hun 'houding te oordeelen, viel het gemakkelijk te onderkennen, dat ze kwade bedoelingen in hun schild voerden. Verborgen in een bocht van het terrein, hadden ze de reizigers langs het j moeras laten voortrukken, en sneden ze hun thans volkomen den terugtocht af. Want ter linkerzijde strekte zich de eindelooze onafzienbare stilstaande poel uit, met zijn biesbosch, dat door den avondwind met onheilspellend gesuis werd bewogen 'rechts rukte de vijand voort. KREKEL VINDT ZIJN VADER WEDER. Drommels! mompelde Krekel, hier zitten > we in een leelijk parket. Geen antwoord volgde. Opeens riep Gairon, die scheen na te denken: . Peter! We hebben vroeger dezen kant uit wel gejaagd.... Ja, patroon. Als mijn geheugen me niet bedriegt, dan moet er op een honderdvijftig nieters vóór ons een weg liggen, die dwars door het moeras loopt. Jawel, patroon, maar De geëmpIoieerde brak al, terwijl hij een angstigen blik wierp op zijn omgeving. O, zei Rosales, spreek maar zonder omwegen. Ik begrijp, dat je iets ongunstigs hebt mede te deelen. Maar wat maakt het uit voor lieden, die tot sterven bereid zijn? Peter boog: Welnü, zei hij, de weg waarcm het te doen is loopt Wind. Hij eindigt bij j een rotskloof in wier diepte een bergstroom bruist; de Salto de Agua, zoo heet de plaats, is door een paard niet te overschrijden. Ons op dien weg te begeven, zou gelijkstaan met in de kaart te spelen onzer tegenstanders, want niets anders zou ons overschieten dan ons te laten dooden of ons in "den afgrond te storten. Een rilling doorhuiverde zijn hoorders. Alleen Francis behield zijn kalmte. Met mijn gordel en mijn lasso, zei hij, zou ik Donna Dolora wel overbrengen, als ik twintig minuten voorsprong heb op de vervolgers. Ik acht het zelfs een goed zaakje voor ons doel, want de vijand kan ons dood wanen Daar schiet me iets te binnen. - Als dit zoo is, hernam Peter, ga dan met de Donna vooruit Ik zal trachten onze tegenstanders zoo lang mogelijk op te houden. Ik blijf bij U, verklaarde Rosales. En ik! riep Krekel. De minuten waren kostbaar; het eenig antwoord van Francis was: Dank u, ik neem het aan. En met opgeruimd gelaat riep hij: Voorwaarts! De sporen drongen in de zijden der rossen ; deze hinnikten van pijn en bereikten in •.^-verwarring den aangeduiden weg. In de verte weergalmden kreten, de vervolgers verheugden zich klaarblijkelijk. Zij hadden hun tegenstanders in de klem, aan beide zijden waren dezen ingesloten door het moeras, in het front door de Salto de Agua. Nauw was het stevig pad, dat zich slingerde te midden der modderpoelen van den drassigen bodem Op enkele plaatsen was deze met plassen bedekt waarnaast het riet welig tierde. Mooi zoo, merkte Krekel op, de vlucht langs dezen kant is niet gemakkelijk, maar _ de vervolging is het ook niet; dat is tenminste een goed evenwicht in onze positie, Halt! Afstijgen! beval Peter op dit oogenblik. Patroon, neem de paarden met u, ver- I volgde hij, ze hinderen ons en zijn een aanwijzing voor den vijand. Zonder een woord te spreken, greep Francis de teugels en vervolgde zijn weg, door Dolora vergezeld. De duivel hale me, als ik er iets van snap, begon Krekel. Houd u stil, beval de jager, en verschuil u achter deze biezen. Vóór ons ligt water. Zij die ons achtervolgen, moeten hun marsch vertragen, om geen gevaar te loopen van te verdrinken of in de modder te blijven steken. Dat lijkt er wel naar, zei Krekel. Ze zullen alzoo volmaakte mikpunten zijn* Vooruit maar, wij houden hen hier tegen, zoolang het ons goeddunkt. Pas op! Daar zijn ze, fluisterde Peter. En werkelijk teekenden zich in de blauwe avondschemering donkere schaduwen op den weg. Met het zéker bewustzijn de vluchtelingen te zullen inhalen, haastten zich de ruiters niet. Twee aan twee voortrukkend* want de weg was niet breed genoeg om een andere formatie te kunnen aannemen, polsten zij voorzichtig het terrein. Weldra geraakte de spits der colonne aan het punt waar het pad, een weinig afhollend, in het water afliep. Tweehonderd meters nauwelijks scheidden hen van de hinderlaag. Als we eens begonnen te vuren, stelde Krekel voor, het geweer tegen den schouder brengend. Maar de jager sloeg terstond het wapen neer. Wacht, totdat ze nog vijftig passen verder zijn genaderd. De noodzakelijkheid om een doorwaadbare plaats te vinden en ons vuur te ondergaan, zal hen nog meer van de wijs brengen. De opmerking was te steekhoudend, om niet terstond te worden begrepen. Onbewegelijk en zwijgend, bleef het drietal den vijand bespieden. Na een zeer kort oponthoud, waarbij de aanvallers onlderling~schenen te beraadslagen, namen de mannen die aan de spits marcheerden een besluit en zetten zij hun paarden aan. Onrustig en trillend van vrees onder den mart, stapten de dieren langzaam voort met hun hoeven het drassig terrein peilend. Vijftig meters werden aldus afgelegd, toen Peter plotseling den hacendado en den Parijzenaar influisterde: Vuur geven, Senores! Een oogenblik stilte, daarop drie losbrandingen, drie flikkeringen uit de zwarte biezen. Twee vijanden stortten uit den zadel; één paard, door een kogel getroffen, steigerde op zijn achterpooten en prompte verschrikt te midden van een breeden plas, die hoog opspatte om het beest. Onder de vervolgers ontstond tegelijkertijd een schromelijke verwarring. Zij, die zich aan de spits bevonden der 'colonne, beproefden tevergeefs een heenkomen in de achterhoede te zoeken. Edoch, Peter nam van hen geen notitie. Hij was er slechts op uit om zijn makkers aan te moedigen en commandeerde: Vuur! Vuurt dan toch! Maar de aanvallers, vast toesloten ziöh door geen hindernissen van hun doel te laten aibrengen, hadden 'hunnen marsah hervat. Joe Sullivan en Bell hielden den moed erin door de belofte van een gouden dollarregen. Opnieuw knallen de karabijnen der mannen, in het riet verscholen. De kogels slaan in de massa's, manschappen sneuvelen, paarden, van hun ruiters beroofd, brengen wanorde in den troep. Weldra maken sommige strijders rechtsomkeert. Zij sleepten hun kameraden 'mede. Zij vluchten en verdwijnen in de duisternis. Over de kling gejaagd! roept Krekel. Als we ons nu weer eens aansloten bij onzen dapperen Francis Qairon. Hij zwijgt echter, nu hij Peter het hoofd ziet schudden. We zijn hier nauwelijks tien minuten, zegt deze. De patroon heeft me twintig minuten gevraagd, om de Salto de Agua over te komen. Hij kan onderweg een hindernis ontmoeten. Om hem die twintig minuten te verzekeren, dienen we ten minste een uur het hier vol te houden. Qoed zoo, we nemen aan dat ik niets heb gezegd, hernam Krekel, en onbezorgd stak hij een sigaret op. De tegenstand der drie vrienden scheen evenwel vruchten te hebben gedragen. Twintig, dertig, veertig minuten verliepen, zonder dat de Noordelijken op de kampplaats waren terug verschenen. Zeer zeker hadden zij zich van de onmogelijkheid overtuigd om den overtocht te forceeren van 'het moeras, en blokkeerden zij nu den uitgang van den straatweg. Binnen twintig minuten begeven we ons naar den Salto de Agua, zei Peter, die op deze wijze zijn vrienden den toestand uiteenzette. Hij had dit nauwelijks gezegd, of aan zijn rechterhand flikkerde een bliksemend licht over de waterlijn, de knal volgde terstond, en de Parijzenaar stiet een schreeuw uit: Die is raak! Zijn linkermouw vertoonde een roode vlek, die al grooter en grooter werd in omvang. Donders! bromde de Canadees, ze hebben een sloep en maken daarmee een omtrekkende beweging. Onder het spreken deed hij zijn kameraden plat op den grond liggen en verbond de kwetsuur van den jongen Krekel. f Er is niets gebroken, zei hij, het is enkel een vleeschwond. Maar het geweervuur knetterde aldoor, gelukkig te hoog aangelegd; de verdedigers van den weg hoorden een hagelbui van ko' gels over hun hoofden sissen. De anderen komen terug, bromde Peter, die met zijn oor tegen den grond lag. De positie wordt onhoudbaar. Eensklaps riep hij: Waarom zou ik het ook niet doen? Hoort eens, vrienden, schiet de eenden neer zoodra ge ze op den weg ziet. Denk erom, het moet een hellevuur zijn Ik kom aanstonds terug. Voordat men hem een vraag doen kon, had hij zich zacht in het water laten afglijden en was hij spoorloos verdwenen. Aan Rosales en Krekel werd de tijd niet gegund om na te gaan wat er in de bedoeling lag van den jager, want de vijand vertoonde zich andermaal op den weg. Ditmaal waren de aanvallers te voet. Zonder twijfel hielden sommigen hunner de wacht bij de paarden die op het droge stonden. De tactiek nabootsend der verdedigers van den doorgang, hadden de manschappen van Sullivan zich verdekt opgesteld achter de biezen en openden ze van daar het vuur. De positie der twee metgezellen van Peter werd hachelijk. Aan het vijandelijk vuur blootgesteld in het front en in de flank, moesten zij stellig bezwijken. Het vuur hunner tegenstanders werd juister en juister. De kogels sloegen rondom hen in den grond. Maar op het oogenblik dat zij der wanhoop nabij waren, hield het vuren aan hun rechterzijde plotseling op, angstkreten vervulden de lucht, het werd eensklaps doodstil. Verbaasd als de Zuidelijken waren, losten ook zij geen enkel schot. Hun vijanden, niet minder verwonderd dan zij, hadden zich opgericht, hun schaduwbeelden teekenden zich duidelijk af tegen de tent. Daar zijn ze, zei Rosales haastig Vuren! Vuren! Twee schoten vielen, door woedende kreten beantwoord, twee Noordelijken zakten in elkaar. De Parijzenaar had met zijn eenig bruikbare hand zich van zijn wapen bediend, zijn schot had de uitwerking niet gemist. En onderling zich gelukwenschend, bespeurden ze breede kringen op de oppervTakte van het water. Een menschenhoofd stak in het midden uit— Een zwemmer, prevelde Fabian.... en hij legde aan. Duivels! schiet niet op vrienden, zei Péter met iets spotachtigs 'in zijn stem. Wat, zijt gij het? Waar kom je vandaan? Van daarginds. Ik wilde maken, dat ze niet meer op ons schieten. Er zaten maar eventjes vijf van die kwanten in de schuil. Zonder eenig gerucht kwam ik op hen aangezwommen. Ik sloeg een gat ta de vlet. Twee van de snuiters konden niet zwemmen ze zonken als baksteenen.... Wat de anderen betreft, twee hebben een jaap in den rug door mijn mes, dat belet hen zich te laten drüVen. De laatslte is me ontsnapt..' dat spijt me niet. Ik hoop. dat hij bij zijn kameraden terugkomit en den schrik erin brengt voor ons clubje. De hoop van den Canadees scheen wél verwezenlijkt, want alle geluid van de zijde dies vijands was verstomd. Weet ge wat ik geloof? hernam de geëmpIoieerde. Dolora maakte een afwerend gebaar, (blz. 122). Neen, laat hooren. Dat cie Noordelijken een detachement hebben afgezonden, om andere schuiten op te sporen en ons met overmacht aan te vallen. Dat zal toch minstens een half uur in beslag nemen en hier houdt ons dus niets meer op. De noodige tijd om de vlucht van de Mestiza te verzekeren is voorbij. Prof Heeren we dus van het uitstel dat ons gelaten wordt om ons hachje in veiligheid te brengen! Het was onnopdig dat hij zijn denkbeeld verder ontwikkelde. Kruipend op handen en knieën, zich verschuilend achter de biezen, verwijderden zich de drie mannen, eerst langzaam, vervolgens •sneller, toen zij zich buiten schot waanden. Niets stond hun aftocht in den weg. Aan den Salto de Agua gekomen, hielden ze halt. Een rotsachtige muur begrensde hel moeras van deze zijde, maar deze muur zelf, die in zijn geheele hoogte gespleten was — zonder twijfel door vulkanische schokken — verhief zich steil boven een afgrond', waarin een bergstroom, de Rio Nino, zich neerstortte. Hoewel nauwelijks vier meters breed, was de gapende kloof van den Salto toch niet te. 'overschrijden. Prairiejagers evenwel kennen geen hinderpalen. Dank zij zijn lasso, waarvan hij de lus had weten te slingeren om een rotspunt, dat zich loodrecht verhief aan de andere zijde van den afgrond, maakte Peter een gevaarlijke doch mogelijke brug, waaraan een mensch zijn leven kon toevertrouwen. Een groot bezwaar deed zich weldra voor. Om de gaping te overschrijden, moest men zich met de 'handen vasthouden aan het gespannen weefsel en zich aldus van.den eenen top naar den anderen voortwertcen. Krekel verkeerde in de onmogelijkheid om die beweging uit te voeren. Zijn gekwetste arm hing machteloos aan zijne zijde. Laat mij aan mijn lot over, zei de moedige Parijzenaar, en red u zelf. Nog al aardig, zei Peter schouderophalend. Als men mij vragen zal, wat er van je geworden is, zal ik 'antwoorden: Och! hij was gekwetst toen hij aan mijn'zijde streed' hij hinderde me om de kloof van den Salto de Agua te overbruggen, toen heb ik hem maar laten schieten. Dat zou me wel tot eer verstrekken. 't Is toch beter één man dan drie personen op te offeren, zei Krekel. Wie spreekt daarvan? Och senor Fabian Rosales, geef asjeblieft het voorbeeld en werk u over de kloof. Er lag zooveel kordaatheid in de stem van den jager, dat de aangesprokene geen oogenblik aarzelde. Met beide handen zich vastklemmend aan den lasso, terwijl zijn lichaam zweefde in de ledige ruimte, bereikte hij zonder eenigen tegenstand de tegenover liggende steilte. Senor, riep Peter hem toe, wil met alle iéacbt het einde van het koord aantrekken. Goed zoo. Meneer Krekel kkm1 nu op mijn rug. Maar Geen maren, haast u waf! De Parijzenaar gehoorzaamde, echter niet zonder een smartelijken kreet te slaken. Door de beweging die hij maakte, had hij niet gedacht aan zijn kwetsuur. Haastig wikkelde Peter zijn zijden gordel om den jonkman, knoopte 'het voorwerp vast op zijn eigen borst, en met zijn vracht den rand naderend van den afgrond, greep hij met beide handen den lasso aan Zwijgen, Franschman, en je onbeweeglijk houden! Dit zeggende, schoof bii, tusschen hemel en aarde hangend, over de diepte voort Krekel sloot onwillekeurig de oogen. De positie was schrikwekkend. Het leven van twee mannen hing aan den zwakken draad, die dwars over de ijle ruimte was gespannen. Dank zij zijn herculische kracht scheen Peter den last niet te gevoelen, dien hij torste. Langzaam maar zeker schoof hij voort. Er verliepen vijf minuten, die hun eeuwen toeschenen, alvorens de stoutmoedige pioniers den tegenover liggenden rotswand hadden bereikt. De lasso werd ingehaald» geen spoor der vluchtelingen bleef over. Krekel sidderde geweldig. Gevolg der duizeling, je bent bang geweest zei de jager lachend. Maar Krekel schudde, het hoofd: Dat juist niet, antwoordde .de Parijzenaar, maar toen ik even de oogen opende, zag ik beneden iets verpletterd op de rotsen liggen, het was een onzer paarden. Dat zou me niets verwonderen, merkte Peter op. Kijk eens, kijk eens in den afgrond. Vannacht hebben onze vrienden wellichit den dood gevonden in deze diepte, en Zie maar eens naar het gras, daar staan uw voeten Het draagt de sporen van Francis en de Mestiza. Maar de paarden dan? Konden het ravijn met overkomen'. Francis Gairon zal ze met zijn mes hebben aangezet om te springen, waarbij van het denkbeeld uitgaande, dat, zoo hun lichamen op den bodem lagen van den afgrond, de vijanden in den waan moeten geraken, dat de ruiters hier den dood hebben gevonden. Zoudt ge denken? Daar ben ik zeker van; een speurhond als