BROCH 23741 12l/2 CENT REVEILLE een woord aan de militairen DOOR H. v. d PLOEG PROPAGANDIST VAN DEN BOND VAN NED. DIENSTPLICHTIGEN N.V. „ONTWIKKELING^.^, AMSTERDAM, MEI 1918 REVEILLE EEN WOORD AAN DE MILITAIREN DOOR H. v. d. PLOEG PROPAGANDIST VAN DEN BOND VAN NED. DIENSTPLICHTIGEN N.V. .ONTWIKKELING" — AMSTERDAM, MEI 1918 In dezen geweldigen tijd (van beroering, van hopen en vreezen, van het laatste vooral, in dezen tijd van binnénlandschen nood en internationale ontzetting dienen de militaire dienstplichtigen in Nederland zich steeds sterker de vraag voor te leggen: wat kunnen en moeten wij doen om den eigen en den algemeenen noodtoestand te lenigen? Voor zoo velen is de toestand ernstig, voor zoovelen is de toekomst dusdanig bedreigd of reeds verwoest, dat jarenlange harden arbeid noodig zullen zijn om het oude peil van betrekkelijken welstand wederom te bereiken. Is er in Nederland O. W. gemaakt, zeker niet'door de soldaten, van wie meestal de spaarpot is opgeteerd, lang voordat eindelijk, na jaren, het burgerpak weer aangetrokken en, voor zoover doenlijk, weer iets verdiend kan worden. De toestand is slecht voor den soldaat en zijn toekomst is zwart. Maar zijn wij militaire dienstplichtigen zelf niet daaraan voor een deel mee schuldig? Zou het niet mogelijk zijn om verbetering in dien toestand te brengen en zouden wij met elkaar niet ook wat beter voor onze toekomst kunnen werken? Wij hebben allemaal dezelfde grieven, dezelfde verlangens, en ja, het is waar.... ook dezelfde pessimistische, moedelooze, bij velen zelfs hopelooze stemming. Het is „kankeren" van af de „reveille" tot „de lichten uit", zonder eenig ander resultaat dan dat de slechte stemming nog slechter wordt. Maar als wij nu zien dat „kankeren" geen verbetering brengt, dan vragen wij ons af, of er soms ook • andere middelen zijn om de reden tot kankeren weg te nemen. En die middelen zijn er ! Die middelen worden ons gewezen door de organisatie van dienstplichtigen. In die organisatie bespreken wij met elkaar de verschillende grieven en misstanden in den dienst, en met elkaar kiezen wij de middelen die tot verbetering kunnen voeren. Wij moeten trachten het „kankeren" af te leeren en opgewekt in vereeniging met onze kameraden te strijden voor lotsverbetering. Reeds schaarden zich allerwege in den lande de militairen te zamen en er werd reeds veel bereikt. De verlofregeling werd, evenals de militaire vergoeding en het ménagegeld, eenigszins verbeterd met de zoo krachtige hulp van de Sociaal-Demokratische Kamerfractie, en met deze fractie is nu een programma opgemaakt, bevattende de eischen der militairen, zooals die overeenkomen met het program van aktie van den Bond van Nederlandsche Dienstplichtigen en van den Bond van Sociaal-Demokratische Mobilisatie-klubs, eischen welke, wij weten het zeker, door alle dienstplichtigen waard worden geacht, om er een krachtige aktie voor te gaan, voeren. Wij zijn van oordeel dat nu sterker dan ooit door ons zelf als militairen dient te worden opgetreden, omdat wij staan voor een nieuwe wetgevende periode. De algemeenè verkiezingen zullen dit jaar, den 3den Juli, plaats vinden en die eene dag kan van zoo geweldigen invloed zijn voor ons geheele verdere leven, dat wij met al onze krachten dienen mede te werken, dat de uitslag van de eerste verkiezingen onder het algemeen kiesrecht zoodanig zal zijn, dat de nieuwe Kamer en Regeering rekening moeten houden met onze eischen. Nu weten wij uit ondervinding dat van de heeren van het behoud niets is te verwachten. Zij toch hadden het in de afgeloopen periode in de hand om onze belangen te behartigen ; zij lieten echter alles zooals het was en de verbeteringen, die er nog zijn gekomen, zijn verkregen door den energieken steun van de SociaalDemokratische fractie in de Kamer,, die met haren bekenden sympathieken woordvoerder in militaire zaken, het Kamerlid Ter Laan, aan het hoofd, steeds op de bres stond om onze belangen te bepleiten en te dienen. En nu wij staan voor een nieuwe periode in onze wetgeving, nu hebben wij te zorgen, dat onze stem bij den uitslag duidelijk hoorbaar is. Wij hebben als gezinshoofden of kostwinners, of als toekomstige gezinshoofden, onzen plicht te vervullen. Wij dienen te zorgen dat ons bestaan niets meer dan noodig is in gevaar wordt gebracht. Wij dienen met onze toekomst rekening te houden en ten bate daarvan te werken. Wij zullen in het volgende een korte beschouwing geven omtrent onze eischen en twijfelen niet of allen die onder de mobilisatie zuchten, zullen zich, na de klanken van deze „reveille" te hebben begrepen, de oogen uitwrijven en de daad volbrengen die hun belang van hen eischt. DE KAZERNEERING. Als men uit het burgerleven in den dienst komt, dan is het eerste wat je onaangenaam aandoet: de huisvesting.-Als je arbeider bent, dan is het thuis natuurlijk niet erg weelderig ingericht, veelal is het er sober, te sober vaak, maar zooals het in de kazerne en in de kampen en barakken is, zoo is het niet in de eenvoudigste woning waarvan de bewoners zindelijke menschen zijn. Het is een hoon aan het'volk om de menschen zoo samen te pakken. Enkele kamers in enkele kazernes daargelaten, is, over het geheel ge- nomen, als met opzet, zorgvuldig vermeden alles wat eenige gezelligheid zou hebben aangebracht. Van de kazernes welke wij bezochten is de meest propere, die te Leeuwarden, nog zóó, dat b. v. in de kantine de witte borstbeelden van de Koningin en den Prins door een boerenjongen voor een koninklijk negerpaar werden gehouden. De kantine is de ontspanningsplaats en als het daar zoo is, kan men zich denken hoe het op de kamers gesteld is. In de kazerne te Assen, in de vliegloods van de nieuwe kazerne, een overdekte binnenplaats van ± 80 bij 50 meter, rnoeten ± 500 menschen slapen, eten, wonen. Bij tweeën en drieën liggen de mannen boven elkaar, er is geen plaats om te zitten bij het eten anders dan op de krib. Des winters staan er vier kachels, die pas rfa 4 uur mogen worden aangestoken. Dan verbranden de vlak-bij-staande kribben bijna éh vijf meter verder bevriest het water. In de loodsen 1, 2,3, 4, 5, 7, 8, die wij bezochten, is het al even fraai. Alleen slapen de mannen hier direct op den grond. De stroozakken liggen vlak tegen elkaar, een looppad ontbreekt, zoodat, als men bij de kastjes moet zijn, men over de stroozakken moet loopen. Daarom keeren de soldaten des morgens den stroozak óm en gebruiken den onderkant voor looppad, — men kan toch niet op sokken loopen, niet waar, — en 's avonds wordt het zaakje weer omgedraaid en lig je in den schoot van je buurman. Wel te rusten ! Op de1 Vlasakkers te Amersfoort moet je, als het regent, met de parapluie naar bed. De barak 4 te Alkmaar, die ook lek was, werd gerepareerd boven het bureau en de provoost, maar in het verblijf der mannen liet men het maar regenen. Bij deze enkele grepen uit vele kunnen wij het laten, temeer omdat iedere soldaat in staat is uit zijn dagelijksche ervaring er andere voorbeelden aan toe te voegen. Hoe kan nu in deze zaak een behoorlijke verbetering komen, en hoe komt het dat na bijna ^vier jaren mobilisatie de kazerneering nog zoo sleeht is ? Doordat degenen die er in wonen en er de slachtoffers van zijn in zake de verbetering niets te zeggen hebben en zij die het wel konden verbeteren, die het wel te zeggen hebben, er niet in wonen! Wat dacht u, kameraden, dat ook onze huisvesting zooveel te wenschen zou over laten, als onze officieren met ons dezelfde legering hadden ? Natuurlijk niet! Maar dan is ook de weg aangegeven voor ons. Wij moeten zelf medezeggingschap hebben tot het verbeteren onzer ■kazerneering. Dit eerste recht nu moeten wij door onzen invloed op de samenstelling der nieuwe Regeering en Kamer in samenwerking met de Sociaal-Demokratisehe Kamerfractie veroveren. DE VOEDING. Zoo ook voor wat betreft de voeding. Dat wij in dezen tijd van voedselschaarschte niet te hooge eischen kunnen stellen, dat is ons.' bekend, maar dat de controle op en de bereiding van het eten nog steeds alles te wenschen overlaat, is een scherpe aanklacht tegen de heerschende machten van bureaucratie in het leger, een scherpe aanklacht tegen de vrees voor hervormingen in den dienst. Spreekwoordelijk is het: een kok wordt oppasser. Dat een kok in de keuken behoort schijnt men in dienst maar niet te willen begrijpen. Wel wordt er van alles in de keuken gestuurd, timmerlieden, smeden, kappers, koetsiers, maar als men kok van z'n vak is, dan behoort men in een militaire keuken niet thuis. Technisch onderlegd personeel ontbreekt, zelfs nu na bijna 4 jaren mobilisatie, nog geheel ! En de inrichting der keukens ! Wij hadden het genoegen om eens een Centrale Keuken te bezien op een klein plaatsje. Nog slechts 14 dagen werkte die inrichting en leverde dagelijks 400 a 500 porties af. Meermalen bezochten wij militaire keukens, maar de orde, de properheid van inrichting en personeel, de praktische moderne kookpotten, het doelmatige der verdeeling der porties en de praktische wijze van schoonmaken en bereiding van groenten en vleesch het is alles in de jonge Centrale Keuken zoo overweldigend beter, doeltreffender, zindelijker, dan in een militaire keuken. Het gewurm en getob om nog wat klaar te maken en (vooral de opschepperij van de officier van den dienst en het drijven als betrof het een zaak waar de man verstand van had — dit alles gesteld tegenover het kalme, met kennis van zaken handelende optreden der leiding eener Centrale Keuken, ontlokte ons slechts één woord : gepruts ! En was is nu de reden van dat alles ? Wij zelf hebben geen invloed, noch op de bereiding van het eten, noch op het aanstellen van personeel, noch op het aankoopen van installaties, noch op het stichten van moderne inrichtingen, noch op de te verstrekken voorraden. Wwjtijn onmondig. Dat is bij die Centrale Keuken zoo niet! Daar zijn de gemeentebesturen de gekozenen van de bevolking en dezen stellen uit die bevolking weer vertrouwens-mannen of -vrouwen aan tot het regelen en het houden van toezicht. Ziet, kameraden, beseft toch dat wij geen huurleger meer zijn, maar dat wij staatsburgers zijn in het soldatenpak en dat wij door gebruik te maken van ons recht van vereeniging de macht hebben te scheppen om onze onmondigheid op te ruimen. VRIJHEID VAN VEREENIGING Zooeven spraken wij van onze vrijheid van vereeniging. Die bestaat, dat is zoo, maar het is nog steeds be- trekkelijk en vele militaire hooge heeren kunnen zich nog maar steeds niet verzoenen met de gedachte dat een organisatie van militairen, die er naar streeft invloed uit te oefenen op het nemen van verschillende besluiten, den dienst betreffende, werkelijk bestaat. Het gebeurde ons eenigen tijd geleden te Leeuwarden, dat, bij afwezigheid van den Voorzitter, de Secretaris door een vergadering werd aangewezen om een klacht te bespreken met den Bataljons-Commandant. Hij werd niet toegelaten! Toen de Voorzitter terugkwam, werd hem opgedragen om nog eens te probeeren toegang te krijgen. Dat gelukte, maar toen deze zijn bevreemding te kennen gaf over het feit dat de Secretaris niet ontvangen werd, vertelde de Overste hem dat hij hem als persoon steeds wel mocht komen spreken, maar dat hij, die reeds 35 jaar in militairen dienst was, zich niet kon indenken, dat er zich in de eigen militaire organisatie nog een andere ging ontwikkelen, die medezeggingschap