FdI nadeeugewoed VAM, I fel zonlicht én* sport op lichaam en geest MET EEN INLEIDING OVER de engelsche ziekte" en I ",het engelsche gevaar" | door E. VAN DIEREN, arts te Amsterdam. Y *g WEDSTRUD-spel - helaas, hard aan het VERENQELSCHEN". 5 J Gaat dat zoo vóórt, dan zal - vrees ik Nederland ten slotte tóch nog een bruggehoofdI voor En9e,%dWderndeHÓ;dert van DE TELEGRAAF en zijn gewillige handlanger, Prof. Nierrne ejr ^ ^tref the voor 't zeggen gehad, dan zou dat al langi het Opal geweest z^jnl» (Zie: „EEN WOORP VOORAF ). EERSTE DRUK 1918 UITGAVE: W. TEN HAVE, KALVERSTR. 154, AMSTERDAM. NATIONALE SPOHTBTBLTOTHEEK SIGNATUUR ^/(g J"G I 36 JAARTAL 19 pJ^yW^^'^SS^^^^É^ volgende Oorlogsboeken... Dohna-Sditodien. (Graaf ze). '' Dijk {Gerh. van) Heden en Toekomst ' ^ " ' * * S '•>■" " ^^Iverdenking aan mijne medegemobillseerden in 't bijzonder fandS"6 *0l,ega'S Cn n°g Cenige andere Neder" »èvlet(C.jólt) Het'Geheim van "den Canadees -:WÊÉÈËlf>° Ü1 1 : 'SÏSX,I I1 Vi" «- I ' KnöppeJ (Arvid) Barbaren. ï 0,75- ^ï^ken Van Zweed aan het Oostelijk front W Kruistochten derijHöwe (De). ^" - ( Verteld door een der opvarenden A , ; . a,~ Piüschow (Ofinther) De avonturen van den vliegenier Van Tsingtau.' I W| sti.^nWW:e?fmaardisheden in drie werelddeel» . . . . 090 St,ehl (Otfo) Du.tschlands vijanden geïllustreerd met 96 karakter^ ' beke koppen uit de gevangenkampen. . . |i fl(5ft ^StTfef) ï Acht van den ^ >^ob- ;S WuSBWerde prachtu tgave . . * i*T k Soechomlïnow-proces (Het). V ÉPt- ' g * De Russische mobilisatie in 1915, bezien in het Hcht van de offi-lll Suchomtnor^" * onfhu»^e« van bet proces. ... B «25 - fhfï", mobi,isation üluminated by official documents and - the disclosures of the &ichomIinoff trial. n r* I spiegel von and za Peckelsbeim (Freiherr) * ' ' Oorlogsdagboek van de U 202, begonnen 12 April 1916, afge- > loopen 30 April 1916 ...... . ' B | . H Valenfiner (Max) 300 000 ton tot zinken gebracht' ' ' ' * ' ' 1 Mijne oorlogsreizen als commandant van de U 38 non* Zeppelintochten. -~ " n^ü^n6?6, ^ °Ver 'ZePPetotochten boven Engeland . 075 Nerger De hulpkruiser Wolf. * «"'"•• „ u./o , . Geïllustreerd, door den Commandant zelf beschreven . . UJ9 Heydermarck Tweedekker C. 666 IJS.;*,-,- \$m~' J " Tochten van een verkenner boven het Fransche front. ^ . » «190 TIJDELIJKE CRISIS TOESLAG OP ALLE UITGAVEN 10>. «^e: tm&ïMi, .If^ffifeb van S^^C^rfTEN SPORT op . ÜQfAAM en GEEST RPIb meieen inleiding over «DE engelsche ziekte" en «het engelsche gevaar" door E. VAKDIEREN, arts te Amsterdam. (W fc heelt tèï uiteen een HYGIËNISCHE maar ook een POUItEXE ttrokW^ het | bestemd voor mtfrtaire *n civiele ^ÉlÉwHfa^ tfoepteider* (P.V.) en ook voor VOLWASSEN jo*9«*deitV „Om volk te — MEDE onder Invloed van de ■KMI, djex mm Het alt Eno»tand afkomstige WtDST5?;jO-*p«l — holaai, hard mui het VEROQEUIOHCN". * Dj „Gaat dat zoo voort, dan at — vreee fk — Meteriend tan «lotte toch nog een bruggehoofd voor Engeland worde*.** - „Hadden Heldert van DE TELEGRAAF en zijn gewflUg* handtanger, Prof. Kiermeijer urt Utrecht het voor 1 zeggen gehad, dan zou dat al iang het géval geweeat rijc?" (Zie: „UM WOOKO VOORAJT) EERSTE DRUK 1918 AVJE^pf. TEN HAVE, KALVERSTR. 1M. AMSTERDAM. 8 ELECTRISCHE DRUKKERIJ KASTEEL VAN AEMSTEL" — AMSTERDAM. een woord Vooraf. (HET HANDELT GROOTENDEELS OVER DE THANS TEN ONZENT Ff?. \ m HEERSCHENDE „ENGELSCHE ZIEKTE" EN OVER „HET ENGELSCHE GEVAAR".) In de maanden Juli, Augustus en September 1916 schreef ik in het Hygiënisch Weekblad „Moleschott" een reeks artikelen tegen de huidige „zonaanbidders, sportaanbidders en andere afgodendienaren". - ^IHI Van verschillende kanten kreeg ik den raad deze artikelen in brochurevorm uit te geven, ten einde ze onder het bereik te brengen van ieder, die tot dusver'verzuimde zich op dat weekblad té abonneercn. Toen ik daartoe besloten had, werd de geest opnieuw over mij vaardig met het gevoig, dat deze uitgave niet alleen „herzie»" maar ook „sterk vermeerderd" mag worden genoemd. * Inmiddels is mij gebleken, dat ik sommige lezers' nogal geprikkeld heb door de woorden „zonaanbidders en „afgodendienaren" te bezigen; zij vonden deze „sterk overdreven", ja érger zelfs! Dat ze goed gekozen waren, is echter reeds bewezen door de Redactie , van het Weekblad „De Vrije Gedachte", officieel Orgaan van de ver- BDe «1je,'4?j§sB eeniging/„De Dageraad"; onder het opschrift: „Bestaat er Verband . gedachte".' ; tusschen kleeding en godsdienst?" schreef zij in het nummer van • 6 October 1916 o.m. den volgenden onzin: „Ik zal u zeggen wie God is 1 De gever van alle goeds en de hoogste macht in ons zonne- uQ^e e '^JIB stelsel, wij 1(unnen het thans weten, is.... de Zon en niemand^ bidders , andersi" „De zon is de „schepper van alle leven op aarde en kan is de derhalve met recht ons aller vader genoemd worden." schepper "! Ook van ons geestelijk leven is de zon de „schepper". " "$È*.: „Ónze tijd, ieder voelt het, heeft behoefte aan een wetenschappelijk godsbegrip, gebaseerd op wetenschappelijke waarneming. Welnu hier is het! De Zon is God." DezonlsOod". „De Zon is het middelpunt (of liever het brandpunt) van ons! zonnestelsel, zij moet ook het middelpunt van ons leven zijn (of worden als zij 't nog niet is). In de eerste plaats door Zonnebaden. Laat de zon branden op uw lichaam, laat de bleeke, kille „Laat de zon doodskleur van uw huid kleuren door het gulden zonlicht. Dat branden op uw is het Eerste Gebod". lichaam". Uit dit citaat blijkt overtuigend, dat de woorden „Zonaanbidders" en „afgodendienaren" goed gekozen waren. En dat vele „sportaanbidders" ^JBPWflezelfde kam verdienen geschoreh te''worden, dat zal iedereen • (' V' f^;- moeten toestemmen na lezing van de hierachter staande bladzijden Ëf;:. 15—20, waarin critiek geleverd wordt op een brochure („Plane vir! ' Wat de jeugd van hare leiders verwachten mag") geschreven door m den student C. L. Torley Duwel en van een aanbeveling voorzien door den heer R. Casimir, thans Hoogleeraar in de Paedagogiek te Leiden. Br. Ditmaal heb ik gemeend ook iets te moeten zeggen over het politieke laai van wel- gevaar, dat mijns inziens vast zit aan de uit Engeland afkomstige weduMjfV' strijdspelen. Willen wij blijven wie wij zijn — of liever: willen wij weer worden wie wij waren — dan zal ons volk zich moeten behoeden voor vervreemding in het algemeen en voor ver-Engelsching in het bizonder! Welnu, mede ondér invloed van dé sport is ons volk hard aan het ver-Engelschen! In mijn boek over „De averechtsche geestesrichting", dat in 1017 verscheen, heb ik daar al tegen gewaarF, schuwd; en ik meen dat hier nog wel eens te mogen herhalen: de ruiten en uithangborden in onze winkelstraten bevatten tegenwoordig Ver"Engegchj nog meer Engelsche dan Fransche opschriften; de nieuwe landhuizen allerlei ma- dragen meerendeds Engelsche namen; bij het spelen wordt niet „klaar",, njeren en „uit" geroepen, maar „ready" en „finish"; zelfs het aantal behaalde punten wordt in» het Engelsen meegedeeld, alsof we in onze taal geen \0V telwoorden meer hadden; tal van jongelieden vinden het gekleed staan om bijv» in tram en trein Engelsch met elkaar te spreken; de dames; die tot de „upper ten... thousands" behooren, houden „jour", waar ze (zoolang de voorraad strekt) veel te veel „tea" lebberen en maagIrtókte" 6 bedervendc „refreshments" naar binnen werken, terwijl de „baby" thuis aan de zorgen van de „nurse" is toevertrouwd; Sjors, Sjarl en Sjaak meenen zich als „gentlemen" te gedragen door „whiskey-soda" of „sherry-brandy" te zuipen in de „bar"; en als ze „tipsy" zijn, noemen ze elkaar „Old Chap", ja ze gaan zóó op in alles wat Engelsch is, dat ze zelfs bij 't prachtigste weer broeken met omgeslagen pijpen dragen, omdat de straten in Londen weieens erg modderig kunnen zijn.';! Tal van jongelieden verbeuzelen hun tijd tegenwoordig op s'n De sport maakt Engelsch; met oppervlakkig- en dom-makende sport (hierover straks oppervlakkig meer), met onnatuurlijk en huichelachtig flirten (flirt is: het spel van en dom. geveinsde liefde, waarbij beide partijen probeeren het nippertjeJÈ^Ö dicht mogelijk te benaderen zonder dat het... meisje al te zeer geDe flirt! compromitteeid wordt in de oogen van een toekomstigen ernstigen huwelijkscandidaat; in Engeland worden op dit gebied de jonge mannen geremd, doordat ze kans loopen op een .proces wegens ver. breking van trouwbelofte; ten onzent bestaat zoo ietajniet, wat, dunkt me, voor de meisjes een reden te meer moest zijn om er zich niet aan bloot te stellen; helaas, vele stoetels missen daartoe de fierheid; .gewillig onderwerpen ze zich ^ahdie,yèrnederende hQfmak^-ls^j^l^.Ba^sdhe enf • ; omdat ze 't in .. Engeland immers óók doen!); verder verbeuzelen .OroaÉi0arfMhj« ta$l»igelieden 'him kostbaren $i|$fan-wording met het lezen *^^^ames ^f^ve-prullen, sportbladen (!) en.,.. Engelsche tijdschriften, die I^C^O^ kost bevatten zóó laf en onbeduidend, dat de inhoud van een ouder- g^Ê^^geawetsche kinder-courant er weldadig, ik zou haast zeggen: pikant, bij 0Ver^a^^e afsteekt (Strand-Magazine, Tit Bits, Lady's Jouma^ Sketch enz.), offlcle^tai ,.. maar wat nog vèèl erger is: ze hechten „quite-English" vèèl te veel matrozen! aan het vormelijke, aan den uitetlijken schijn; ze toonen zulks o.m. door overgroote aandacht te schenken aan de nietigheden, die des Engelscl*jM^t kappers, des kleermakers en des dansmeesters zijn; wie altijd voor den dag komt met een glimmende kuif, een onberispelijke scheiding, ffiÜl^orgvujaig uitgeschoren gelaat, een broek in de plooi; sokken, „Schijn Is das en borstzakdoekje van één kleur (maar liefst iederen dag een dan zijn"! ||| andere kleur), en bovendien de nieuwste, wulpsche Engelsche negerdansen weet uit te voeren met een uitgestreken gezicht als koesterde hij op dat oogenblik de reinste gedachten, die heet tegenwoordig „correct"; van zóó èèn wordt beweerd, dat hij zich weet te „bewegen, als een gentleman." Hiermede heb ik niet gezegd, dat er in Engeland niet zeer veel fatsoenlijke en brave menschen zouden wonen; maar wèl, dat „there is rnuch rotten", en dat de Nederlanders, willen ze niet te gronde gaan, dat rottige niet moeten naapen. Zooeven schreef ik dat de Sport de menschen oppervlakkig en dom maakt. Dat is gèèn wonder! Wie in het begin van de week over niets anders weet te spreken dan over den afgeloopen wedstrijd en in het laatst vande week gehéél opgaat in den naderenden wedstrijd, dat wil zeggen: wie zich interesseert vóór en telkens opwindt over een nietigheidje (want het is en blijft een nietigheidje of een bal het doel bereikt ja dan neen!) zoo iemand verknoeit zijn geestkracht, die wordt onverschillig voor wat gewichtig is, die raakt ten achterenl Welnu, zoo vér was het met het Engelsche volk al lang gekomen! Het Engelsche Het kon de concunpptie tegen het Duitsche volk niet langer volhouden; volk raakte ten zélfs niet nadat er besloten was de Duitsche waren te weren, door ze achteren door als 't ware te brandmerken met het etiket: „made in Germany". Geen «>e «P01^ ;. nood! — dachten in 1897 enkele aan het hoofd staande schavuiten -dan is er nog wel een ander middel, om ons staande te houden, een politiek middel; wij zullen „Duitschland vernietigen", met behulp van een paar nog aan te werven bondgenooten! Om dit middel te kunnen aanwenden, moest èèrst het publiek bewerkt EngelschRegeeworden; welnu, dat was gemakkelijk genoeg: het Engelsche volk, dat ringsbeleid. door .de sport ö zoo dom gewordÉn is, zwèèrt bij zijn krant (,itstands> in my paper"); en de Engelsche Regeering beroept zich, in overeen- Mijn opvatting werd door Gardiner bevestigd. ftord Northcliffe Wis thans minister ! Evenals een Ï'andere kranten» koning, Lord *Beaverbrook! ; De laatste is 'i zelfs benoemd f tot minister van ^propaganda — : óók voor de neutralelanden! En sedert zijn ~ optreden bevatten bijna al onze kranten nog mèèr ophitsend «n hatelijkstemmend nieuws dan vroeger. y Stemming hiermede, ö zoo gaarne op „de publieke opinie" d.w.zv óp : i datgene wat in de kranten beweerd wordt; het Regeeringsbeleid komt ; dus hierop neer, dat de Regeering gewillig doet, wat in de meestgelezen dag- of weekbladen van haar „verlangd" wordt door ..; baar eigen handlangers! Deze „verdenking" had ik reeds in 1915 gepubliceerd, en ik herhaalde ze in 1917; beide malen voegde ik er bij, dat Lord Northcliffe ook nü 'nog, evenals voor en tijdens den Transvaal-oorlog, de uitverkoren handlanger blijkt te zijn; welnu, onlangs werd ik van uit Engeland in het gelijk gesteld, en wel door Gardiner in de „Daily News"; in het Handelsblad van 7 Maart 1.1. (Ochtendblad 2e en 3e kolom) stond nl. naar aanleiding van de benoeming van Lord Beaverbrook tot minister van propaganda, het volgende te lezen: „Lloyd George regeert, zooals Gardiner opmerkt, niet door het parlement, maar door de pers ... Er kan geen erger vorm van regeering zijn. Zij is geheim, persoonlijk, onwetend en emotioneel. Zij doet geen beroep op het begrip van het volk, maar op de hartstocht én van het Janhagel" ... fn&^&ir „Gardiner wijst er dan op, dat een regeering die met zulk een onverantwoordelijke macht in relatie treedt, er weldra het werktuig ' van wordt. „Zij moet den steun hebben van de macht, die haar maakte, of zij heeft in het geheel geen steun. En voor dien steun moet zij den prijs bétalen. Zij moet zich onderwerpen aan de besluiten van den meester". Gardiner beschrijft dan hoe het toegaat als een nieuw denkbeeld moet worden gepropageerd of iemand moet worden afgemaakt. Op zekeren Zondag vindt men in de „Weekly Dispatch" een of ander bravourstukje of een groven aanval op de veroordeelde persoonlijkheid. Den volgewkn morgen zal de heer Lovat Traser of een ander wijsneus het hoofd verlangen van den aangewezene, en des avonds zal „Evening News" zijn giftig gas verspreiden. En zoo gaat het voort. Weldra komt de . plechtige mededeeling, dat de regeering tot deze of gene handeling heeft besloten of van plan is zich van dezen of genen man los te maken. Of dat besluit afkomstig is van de regeer ing, of van de pers die het verlangt, daarnaar kunnen we slechts raden. (!)'] Welke redenen er voor zijn, kunnen we zelfs niet gissen, daar aan het parlement wordt gezegd, dat het „niet in het openbaar belang is" om het te zeggen waarom lord Northcliffe of de heer Lloyd George of beiden tot zeker besluit zijn gekomen." „De regeeringsmachine komt in handen van de pers of van hen die voor haar aannemelijk zijn. De door de macht achter den troon aangewezenen worden geplaatst op de strategische punten. : *§. Door mi] «elf aangebrachte eufslveeringen zal ik aangeven door een (I). van Dieren. Lord Northcliffe neemt voor enkele maanden het AnierikaanscUe! continent voor zijn rekening en keert terug om de schroefinaaHjg^• ■. wat aan te draaien. Zijn broeder^ steeds koppiger, valt den heer'- ';;:»;:'; 'Lloyd George aan, bekeert zich, -noemt hem de „eenige man" en wordt de volgende week minister van den luchtdienst. Lord jHfl Beaverbrook, de meteoor van Canada, die de „Daily Express" i WÊ beheerscht, wordt peer en treedt thans in bet kabinet. Lord Rothermore (de broeder van Northcliffe) kan wel een bekwaam g man zijn. Lord Beaverbrook kan wel een bekwaam man zijn. Maar zij zijn niet benoemd omdat zij bekwaam zijn. Ze zijn benoemd omdat ze groote bladen beheerschen en den heer Lloyd George kunnen prijzen als de Eenige Man of kunnen veroor-/ deelen als een mislukking." „Gardiner waarschuwt ernstig vpor het gevaar van dezen toestand. „De heer Lloyd George schept een werktuig van persoonlijk dictatorschap -en wordt de slaaf van zijn eigen schepping". De natie moet aan deze overheersching van de pers een einde maken en de macht aan het parlement hergeven." Ziedaar, hoe in Engeland, het land van de Sport, en daardoor het land vól ge-ezel-te, allerlei smerige zaakjes worden opgeknapt! En nü kom ik terug op wat ik zóoeven schreef omtrent het reeds in 1897 gelanceerde plan om „Duitschland te vernietigen". In September van dat jaar stond in „the Saturday Review" eert artikel, waaraan de volgende zinnen ontleend zijn: „Engelands welvaart kan slechts verzekerq worden, als Duitschland vernietigd wordt Als Duitschland morgen van de aarde werd verdelgd, was er overmorgen geen Engelschman op de ■ geheele wereld, die niet rijker zou wezen— Slechts Engeland kan Duitschland met succes aanvallen.... De schepen zullen spoedig op den bodem der zee liggen of als krijgsbuit worden weggevoerd. Hamburg, Bremen, het Kielerkanaal.de Oostzeehavens zullen onder bedwang der Engelsche kanonnen komen té liggen, tot de oorlogsvergoeding is vastgesteld. Met een variant op Bismarck's woorden aan Ferry, kunnen wij Rusland en Frankrijk (tóén nog gèèn bondgenoot en! —Van Dieren) toeroepen: zoekt vrij" uw schadeloosstellingen; neemt binnen Duitschland, wat gij wilt, gij kunt het krijgen. Oermania delenda est". (Duitschland moet vernietigd worden). In 1909 werd de „Daily Mail" er vóór gespannen; de eigenaar van dit blad, de kapitalist Lord Northcliffe vond toen in den socialist :Robert Blatchford een gewilligen penvoerder; deze schreef een reeks artikelen in de nummers van 13, 19 en 23 Dec; groote uittreksels ■heb ik gepubliceerd in mijn boek over den oorlog („ls 'de Telegraaf Het van 1897 I dateerende . I dulvelsche planJ Het politieke testament van Koning Edwardj — onzaliger I nagedachtenis! Om Frankrijk ekertaeid te erschaffen!" ■lat gelóófden «^npiischen! Vóór België en Hederland been! Jgel^gelsche krant?" enz. 1915); hier moet tk volstaan met dé-Vot-'s gende stukjes s „De bevolking van Duitschland neemt snel toe. Duitschland heeft kolonies noodig. Engeland heeft alle kolonies genomen, die zulks waard waren Het is altijd mijn meening geweest dat we onze kolonies niet mogen afstaan..-.. Om Frankrijk zekerheid te verschaffen en ons zeiven tevens, hebben we een eerste-rangs leger noodig van minstens een half millioen — een heel millioen zou nog beter zijn. Als wij met dit halve millioen manschappen in België en Nederland Vielen, en als dan de Fransche, de Engelsche en de Nederlandsche vloot gezamenlijk ageerden, dan zou Rusland, Frankrijks bondgenoot, Duitschland in het Oosten kunnen aanvallen. Als Oostenrijk en Italië zich er dan nog bijvoegden, dan zouden we Armageddon hebben". O zeker, het plannetje zat duivels-mooi in elkaarl Maar gelukkig is het tot dusver nog niet hèèlemaal uitgekomen zooals de schavuiten het gehööpt hadden, want tot dusver zijn wij er, gelukkig, nog buiten gebleven; en Oostenrijk staat nog steeds met Nevelingen-trouw aan de zijde van Duitschland. boldert van de elegraaf. Ken slechte pro- eet en een dui- Irelsche raad¬ gever. (14 Juli 915). i Maar ais Holdert van „de Telegraaf' ten onzent de baas was geweest, dan... waren we den doodendans niet ontsprongen! Den 14en Juli 1915 bevatte „the Sunday Times"—een Northcliffe-blad — van dezen „Nederlander" een interview, waarin de volgende zinnen vóórkwamen: „Ik kan niet hopen dat Nederland voor den grooten oorlog gespaard zal blijven; strategische redenen zullen Geallieerden of Duitschers dwingen van ons land te eischen tusschen beide te komen.... De oorlogsgeestdrift in Duitschland begint te verminderen, Duitschland kan den druk niet langer verduren. Het hangt van Uwe (de Engelsche) Regeering af de gebeurtenissen te verhaasten (!) Waarom maakt ge geen einde aan den uitvoer naar neutrale landen, als Nederland, van de reusachtige hoeveelheden rubber, koper en katoen, die deze neutrale landen nimmer noodig kunnen hebben voor hun eigen billijke behoeften ? Waaróm wordt er niet iets op gevonden om te voorkómen dat schepen, die met ruwe stoffen geladen zijn, van de Vereenigde Staten naar Canada vertrekken, om vandaar vrij naar neutrale landen te kunnen varen?" Het duurde niet lang of de raad vanjloldert (ik had haast geschreven : Lord Holdert) werd opgevolgd! En deze voelde zich al hèèl gauw gedrongen om verder te gaan; den 306" Sept. 1915 scheen hij te meenen, dat het sedert een jaar door hem tegen de Duitschers opgehitste Nederlandsche volk rijp d.w.z. dom genoeg was om zich voor „de beschermers der kleine volkeren" in het ongeluk te storten l 's Zondags te voren hadden de Franschen met een aanvankelijk succes het offensief herval, ■ en met het oog hierop bevatte toon 'Sè Telegraaf het volgende artiket^ „Het Nederlandsche volk; en zeer zeker het hart van Nederland, dat nog altijd Amsterdam is, wil van neutraliteit niets I weten en is met lijf en ziel de zaak der geallieerden toegedjj^i^ ~ Een regeering mag nog zoo correct neutraal .zijn, tegen het instinct van zijn volk (!), dat voelt van welke zijde het gevaar dreigt, kan zij toch niet op. Dat dit een vingerwijzing zij voor de heeren in den Haag.... een nuttige wenk voor de Regeering, wanneer het oogenblik daar is, dat het neutraal willen blijven een onmogelijkheid zal blijken te zijn. 't Volk staat en wil progeallieerd zijn, trots 't gewauwel van ex-ministers en enkele professoren Waar wij ons steeds klein en zwak voelden in vredestijd, daar zouden wij thans, mits de regeering zulks wilde, de macht in handen hebben^) De zoogenaamde volksvertegenwoordigers-leggen de volle verantwoordelijkheid op onze regeering en deze wenscht slechts de neutraliteit^ Duidelijker kan het niet! Hadde Holdert ten onzent evenveel invloed .gehad als bij de Engelsche Regeering, die zoo goed naar zijn 'raad luistert, dan zouden we reeds in September 1915 van onze „macht" gebruik gemaakt hebben, dan zouden wij toen reeds onzen vijand van ouds, het water — den vijand, wiens verraderlijke kracht wij inmiddels wéér eens hebben leeren vreezen (door de overstroomingen van 19J6) als „vriend" als.'.. 0H wensen van Hol¬ dert „Uit eigen finan¬ ciën"! tm: Al te zaam! behulp-j min geheel onschadelijk gemaakt kunnen worden als stroopers in wildrijke streken, dan wordt het nog duidelijker, dat H. M. C Holdert en J. C. Schröder met Kunne „onthullingen" niets anders beoogd hebben dan de -Entente d.w.z. Engeland aan onzinnige voorwendsels te helpen, om het Nederland nog moeilijker te maken dan zulks reeds het geval was. evert Engeland' ns rijst, [ thee, offie, copra, nz.? -Of balen re die van ouds it onze eigen oionies? oldert ging >ort met bet weren van oohvendsels andeEngelsche egeering i |ïpppleiriachtte den 20en Januari 1916een Scherpere blokkade gewenscht, Mft^rneende deze zelfs te moeten aanbevelen! Den loen Februarid.o.v. ! vond hij het echter noodig voor de variatie uit een ander vaatje te tappen; toen werd onder het opschrift: „Wiezifn de staatsgevaarlijken?' medegedeeld, dat de „Daily Mali" met eenige cijferreeksen had aangetoond, dat de groote uitvoeren uit ons land naar Duitschland van producten, die Engeland ons levert (!) de strijd voot Engeland zeer bemoeilijkt wordt"; en vervolgens werden de volgende ontboezemingen ten slechtste gegeven: „Het opschrift boven de artikelen (in de Daily Mail) „'de mislukking der blokkade" spreekt reeds boekdeelen vol." „Het is aan geen twijfel onderhevig of op de Engelsche Regeering zal het materiaal, dat voor de „Daily Mail" verzameld werd, indruk maken. En evenmin behoeft men te betwijfelen dat Engeland scherpere maatregelen zal nemen (!) indien blijkt, dat zijn krachtigste strijdmiddel — de blokkade — dreigt té mislukken. Wij willen het feitenmateriaal zelf onbesproken laten, en niet in details nagaan of alle cijfers wel volkomen juist xtjn"(!!!) étfJ^W: „Dit verandert trouwens niets aan de zaak zelf." „Het gevaar is en blijft (l) dat men in Engeland, de publieke meening vooral, hoe langer zoo sterker er van overtuigd wordt, dat via Nederland enorme hoeveelheden naar Duitschland gaan van goederen, die naar het heet, bestemd zijn voor eigen gebruik hier te lande." „Ze spreken lot het volk, uitroepen als deze: „de mislukking der blokkade"; „hoe wij voortgaan de Duitschers van voedsel te voorzien"; „nieuwe feiten uit Nederland." „Het zijn zoovee! waarschuwende stemmen, die weerklank zullen vinden en die Cr toe leiden zullen met steeds krachtiger aandrang de Engelsche regeering te drijven in de richting van steeds scherper blokkade.(frmw • „En daarvan zal heel ons land en onze handel in 't bizonder de uiterst nadeelige gevolgen ondervinden." „En alweer vragen we: wie zijn de staatsgevaarlijken? Wie zijn de schuldigen in ons land, die het zoover drijven, dat we met zulke krasse maatregelen worden bedreigd? Zijn wij het, die dag aan dag waarschuwen, die maandenlang al niet anders doen dan op den ernst der feiten wijzen ? Of zijn het de smokkelaars, die jagen naar de zoete winst en de huichelaars, die verkondigen, dat het kwaad bedrijven niet erg is, maar het aan de kaak stellen hoogst onfatsoenlijk?*1 Ziedaar wat den 16en Febr. 1916 te lezen stond in het blad va* den huichelaar Holdert 1 ^"ïffif Deze man „hoopte niet dat Nederland voor den grootén oorlog gespaard zou blijven"; ja, hij deed de Engelsche Regeering zelfs het middel aan de hand om ons ten spoedigste in de ellende te betrekken: nl. het bemoeielijken van den handel op de neutrale landen, Nederland inbegrepen (zie interview van 7 juli 1915); om de Engelsche Regeering aan de daarvoor benoodigde voorwendsels te helpen, richtte bij in Augustus 1915 ... uit eigen financiën (ja, ja, uit eigen financiën*. Wie balt zijn vuisten niet?) het schatten-verslindend, z.g. anti-smokkel-bureau op, waarvan een Engelschman de leiding had (de inmiddels gedroste Mr. Lang); met behulp van wat de Daily Mail aan de alles slikkende Engelsche krantenlezers uit „het verzamelde materiaal"; dorst opdisschen, werden deze lieden er van overtuigd, dat het uitblijven van de zoo zeker en zoo lang voorspelde zege enkel te. wijten was aan de Nederlanders! den 20en Januari 1916 werd in verband hiermede door Holdert zélf „een scherpere blokkade" gewenscht en aanbevolen; toen dorst hij de Engelsche admiraliteit zelfs verwijtvol toevoegen, dat zij zich eens wat krachtiger moest doen gelden, opdat het economisch wapen zijn volle uitwerking kon hebben; en den 16en Februari 1916 toen hij erkennen moest, dat het toepassen van dit economisch wapen „een krasse maatregel' sou blijken „met uiterst nadeelige gevolgen voor Ons land en in het bijzonder voor onzen handel", toen meende hij tegenover zijn vergeetachtige lezers best te kunnen poseeren als de man, die zijn uiterste best had gedaan Nederland te behoeden voor datgene, waarop hij.... moedwillig had aangestuurd! Gelukkig ben /* niet vergeetachtig; en op grond van al het meegedeelde, durf ik dan ook ten aanhoOre van het geheele Nederlandsche volk herhalen, wat ik reeds vroeger schreef: ik noem Holdert een huichelaar, een' leugenaar, een lasteraar, een haatzaaier, een ophitser-tot-oorlog, een vijand en vergiftiger van zijn volk, een hieletikker van de Engelsche Regeering, een staatsgevaarlijk individu, wiens handelingen grenzen aan landverraad] nolden gedroeg zich als een vijand van zijn volk. y '•■<%"■ Een gevaarlijk heerschap. Ook over Pof. Niermeijer uit Utrecht, den Voorzitter van den op oorlog met Duitschland aansturenden Bond van Neutrale landen, moet ik hier nog het een en ander zeggen; deze man verdient m. i. niets beters dan met Holdert over èène kam geschoren te worden! Bij verschillende gelegenheden heeft hij immers erkend gehèèl accoord te gaan met de wenschen en handelingen van de Telegraaf-Redactie, d.w.z. van H. M. C. Holdert, die de ziel, de verantwoordelijke adviseur is van Prof.Niermeijer, de gewillige handlanger van Holdert. Si ^\g|9w«e geldschieters van de Matin en At Daily Mail innig ver-. 'M -knóchte schemp- en leugenblad. Ten duidelijkste erkende hij zulks door te zwijgen als een mummie, nadat genoemde H. M. C. Holdert bij de behandeling der zaak-Schröder voor de Rechtbank het vajgende verklaard had: „Ik kies voor de Telegraaf leiders van mijn richting. Zoo heb ik wèl prof. Niermeijer uitgenoodigd om mee te werken. Maar prof. Sleeswijk zou ik zeer beslist niet uitnoodigen." Bovendien is Prof. Niermeijer in de Telegraaf van 17 Febr. 1916 begonnen met een nieuwe reeks artikelen te publiceeren onder het opschrift ,Jtet Duitsche gevaar", waarin de volgende ontboezeming te lezen stond: „Eenige dagen geleden heeft de Nieuwe Courant de meening uitgesproken dat het voor sommige medewerkers wat compromttteerend geworden zal zijn ziek onder de leiding van de redacHL/- tie van de Telegraaf In het openbaar te vertoonen.(\)" „Wanneer de Redactie van de Nieuwe Courant gelezen heeft wat door de Nieuwe Amsterdammer, de Avondpost en het ff aarletnsch Dagblad geschreven is over de drijfjacht op de Telegraaf door een aantal bladen ondernomen, dan weet zij met welke meeningen de mijne evenwijdig loopen.(\)" Hieruit blijkt m.i. afdoend, dat Prof. Niermefjefs meeningen evenwijdig loopen met die van de Telegraaf-Redactie, onder wier „leiding" hij zich (ondanks alle compromitteerende onthullingen) „in het openbaar" blijft wee handen op „vertoonen"; correcter gezegd: Prof. Niermeijer's meeningen loopen Sn Engelsche evenwijdig met die van H. M. C. Holdert, den man, die verantwoordelijk ifk. was en is voor den inhoud, en die Prof. Niermeijer de twijfelachtige eer of scherper gezegd: de schande aandeed hem „uit te noodigen" en aan te stellen als „leider van zijn (Holdert's) richting". Welnu, den 29en April j.1. — dus vóór het krachtige Duitsche offensief van 29 Mei — bevatte de Telegraaf wederom een artikel van dezen; „geleerde", en wel naar aanleiding van een plaat van Jan Sluyters, die als bijvoegsel van „de Nieuwe Amsterdammer" verschenen was. In „Hindenburg" waren twee herten (de Entente en de Centralen voorstellende)aan het vechten; in de verte stonden de hinden (de neutraal-gebleven volkeren van Europa) vreesachtig te kijken, wie van beide het winnen zou om jjstraks den overwinnaar te volgen en zich aan hem te onderwerpen". Naar aanleiding van deze plaat schreef Prof. Niermeijer bovendien het volgende: „Wanneer de herten den kamp tijdelijk moeten staken, neerzijgend van vermoeienis, dan is, tijdelijk, de macht aan de hinden. i" Misschien duurt dat oogenblik rtjaW heel kort; 'taïfflWkx1fè\ een geweldig belangrijk oogenbiik kunnen zijn. Een tijdstip, dat • daarom te voren goed moet worden voorzien en waarvoor zij zich gezamenlijk hebben voor te bereiden." ,r „Zouden zij daartoe kunnen geraken; zou hun het inzichfkunnen ^ wórden bijgebracht, datIer één oogenblik komen zal, waarop er ? naar alle berekening geen gevaar zal zijn, dan was er misschien iets te hecinnen met deze schuchtere kudde." iüs; „Dat moet voorop staan: geen gevaarlUitgeput ook het kwaadaardige hert, dat reeds eenige kleine dieren der kudde in zijn macht bracht." „Zoo uitgeput dat de hinden hun wil kunnen opleggen alleen door bedreiging, door gezamenlijke bedreiging." „Daartoe moeten zij gereed zijn. Daartoe moeten/zij een afspraak hebben gemaakt? Od wier wee ligt het daartoe het initiatief te nemen? Allicht van diegene, die het meest bedreigd wordt; door haar ligging, door haar rijkdom, door de zwakheid en verkeerde gezindheid i jf*, van het grootste deel harer leiders." „Zullen de laatsten er in slagen het Nederlandsche volk ook deze kans, die misschien nooit terugkeert, te doen verzuimen; zal het hun gelukken het volk slapende te houden tot na dat gunstige uur?" „Lange jaren van berouw kunnen daarop volgen." „Men denke zich toch eens goed er in, wat het zeggen wil: overmacht van Duitschland op het vasteland van Europa. Dat beteekent voor ons allereerst: verlies onzer koloniën. Want dat Duitschland ook buiten Europa ooit zijn wil zal kunnen opleggen aan de groote Angelsaksische wereldmachten, dat maken de Duitschers zichzelf niet wijs. Zij weten wel beter." Duidelijker kan het nietl Den 29*" April LI. — dus een maand voor het krachtige Duitsche offensief begon 1 — meende Prof. Niermeijer, dat bet „op den weg" lag van het Nésprlandsche volk om zich tot de andere neutralen te wenden, ten einde in vereeniging met deze zonder gevaar . . . alleen door bedreiging, door gezamenlijke be¬ dreiging ... aan Duitschland „hun wil" — d. w. z. den Engelschen will — te kannen opleggen I „Geen gevaar" Dit herinnert mij •»allereersf' 2ens, want: „overmacht van Duitschland op mkWm ha ' het vaste,and *** Enropa beteekent voor (jullie Nederlanders) allerfpr^of indirect eerat verlies van de kolonies"... aan Engeland! iifetfeit Westen 0 zeker» er Js êeen speld tusschen te krijgen. Prof. Niermeijer heeft ÉTOnmireerd ? ons eerlijk gezegd, wat 'we te wachten hebben, als Engeland het niet wint op het vaste land maar wél de baas blijft op zeel En wat ons te wachten staat, als Engeland het hèèlemaal wint, dat valt öök uit zijn artikel af te leiden! Op de plaat van Jan Sluijters stonden immers — zooals Niermeijer het uitdrukte —de hinden vreesachtig te kijken, wie van beide herten de overwinnaar zou zijn, om .straks den overwinnaar te volgen en zich aan hem te onderwerpen"; düs als Engeland het wint, dan moeten we ons aan Engeland onderwerpen l En wat dat beteekent, dat weten de Ieren het best, die nu gedurende 7 eeuwen het dichtst bij het Engelsche liefdevuur zitten en nóg verkleumen! Uit al het meegedeelde is duidelijk genoeg gebleken, dat de Telegraaf een zèèr grooten invloed op de Engelsche Regeering uitoefent: wat Holdert wil, wat deze in de Telegraaf laat schrijven door èèn of anderen „leider van zijn (Holdert's) richting", dat doet ze\ En het zou mij dan ook niets verwonderen als de bedreiging, die Prof. Niermeijer met het oog op het stelen onzer kolonies dorst te uiten, binnenkort tot uitvoering kwam! Nog ééns! Wat Holdert wil, wat hij in zijn krant Iaat schrijven door één of anderen leider van zijn richting, dat doet de Engelsche Regeering! Ik durf nog niet ronduit zeggen — want het is al te erg — dat het omgekeerde waar zou zijn, dat nl. deze „Nederktoder" en zijn gewillige handlanger zich — zoóals óók Gardiner dat van Lord NorthEen krasse maar cliffé heeft durven beweren — door de Engelsche Regeering gebruiken verdiende be- laten voor het lanceeren van hare plannetjes; maar wèl durf ik volschuldiging. houden, dat ik Holdert en Niermeijer beschouw als een paar gevaarlijke landgenooten; ik iaat het dus voorloopig nog in het midden of beide mannen beschouwd moeten worden hetzij (1) als een paar fanatici, die door haat ontoerekenbaar zijn geworden, of wel (2) als een paar imbecielen, of (3) werkelijk als landverraders! En ik meen dan ook mijn volk en onze Regeering wederom voor> beiden te moeten waarschuwen, te meer nu Prof Niermeijer zich zelfs • voor de verbetering van ons leger is beginnen te interesseeren! Wat nü volgt, geachte lezers, lijkt wél een beetje op een gegeven voor een sensatie-film! ^Zaterdag u JUW~:*"~ „advertentie, waarin liemebbersip^| dammer" een ^^^^^ reserve-aanvoerder bij ons - 1 of hii a^aese^lde betuigen met een plan om ons leger meer commissie van advies" wel wat zal neowm iw Z iweeen de overkomst van Troelstra onmogehjk te maken). Tot ïeze^SSrthi * des te meer recht, omdat ook de andere kopÈ *3to> va» den Bond allemaal onderteekend hadden! aanXieren percentsgewijze belangrijk «rooter z«njtatogj; bluat aan een zeer groot getal «^f^.n7^Bt1tL^£ÏÏ, . „„„ h_t voik Me advertentie stond NJB. in een „vontsudg Sans ^reen eervolle plaats in ons leger vervuiler, zich moeten voorbereiden om zich in de ure des gevaars naast hen £^dm^ v^der bleek er uit, dat onze Minister van Oorlog zich J*reW n«*" ÏÏrdwïvm de heeren te helpen verwezenlijken: Z.Exc. Sft nl alsïe der van de opte richten cursussen aangewezen den^reserveSdnfW^inttoegev'oegd aan den inspecteurvan^^Unjtam. Ook werd in deze advertentie medegedeeld dat .deze leioer ler zijSe wordt gestaan door een commissie uit de burgerij, welke hem van advies dient". v# 1 Zie Aanteekening II. Eenallesbehaï-; ve vredelievend de Bond! De kopstukken van den Bond vanneutralelanden schijnen Venizelos-je te wil¬ len spelen i „De ure des gevaars"; en den 29en April ver-1;,; zekerde Prof. N.c dat er geen gevaar was! 2 fis"; de schrijver 9h|f ;„J*accuse" Wgjgt;- waarheidHpyentfe DuitjScher of een nnnderwaardigiffeidstype? törey, de leugenaar! Sf*% Lichnowsky heeft getoond niet bij de hand I genoeg te zijn om Grey te kunnen doorzien, en was dus.net zoo | dom ais de buitenlandsche journalisten, die zijn (Grey's) leugens slikten en toejuichten. AANTEEKENING I (behoorende bij blz. XVI) Op blz. XVI schreef ik, dat zelfs Engelsche Regeerlngspersonen het nü -eens zöö durven zeggen en dan weer andersom. Natuurlijk mag ik niet verzuimen deze heftige beschuldiging te bewijzen. Welnu, de schrijver van ,,1'accuse'', de verdediger van Grey, die le minister was toen de oorlog begon, beweerde op blz. 165 het volgende: „Engeland had nog andere en hèèl wat groote re belangen in het oog te houden, die Duitschland niet ontzien kon of wilde (I!) Deze belangen waren tweeërlei: lo. Het behoud van Frankrijk als Europeesche en koloniale mogendheid en 2o. De eerbiediging van ■ƒ*>'; België's neutraliteit." Toen het groote publiek deze leugenachtige voorstelling geslikt had, meende Grey haar ook zélf te mogen uiten, toen zei hij als gast van de Vereeniging van buitenlandsche journalisten o.m. het volgende (zie de „Times" van 24 Oct 1916, blz. 9, le kol. 3e alinea): „Ons werd door de Duitsche Regeering gevraagd op welke voorwaarden wij ons wilden verbinden neutraal te blijven. Ons werd gevraagd de schending van de Belgische neutraliteit .goed te vinden (!) ofschoon zij zich bij verdrag verbonden had het te handhaven. Ook werd ons gevraagd aan Duitschland de vrije hand te geven om net zóóveel van de Fransche kolonies te nemen als het wilde (/). Ziedaar waarom ik zeg, dat niet alleen het plan bestond om ons te isoleeren, maar ook om ons In minachting te brengen," Gelukkig bestaat er nog een Engelsch blauwboek, (handelend over het begin van den oorlog), waarin 'onder No. 123 op blz. 66 het volgende te 'lezen staat omtrent een op 1 Aug. 1914 gevoerd gesprek tusschen dienzelfden minister Grey en den Duitschen gezant Lichnowski: .De Duitsche gezant vroeg mij of wij, als Duitschland beloofde de Belgische neutraliteit niet (!!) te schenden, ons verbinden wilden neutraal te blijven" (!) „Ik antwoordde: '„ik kan dat niet zeggen; we hebben onze handen nog steeds vrij, en we denken er over na, hoe onze houding zal zijn. Alles, wat ik kan zeggen, is dat onze houding voor een groot deel bepaald zal worden door de publieke opinie, en dat de neutraliteit van België op de publieke opinie een grooten invloed zou hebben. Ik denk niet dat wij alleen op'die voorwaarden kunnen beloven neutraal te. Mijven". „Vervolgens drong de gezant er sterk bij mij op aan of ik niet de voorwaarden kon formuleeren, waarop Engeland neutraal wilde blijven. Hij stelde voor dit geval zelfs den waarborg in het vooruitzicht, dut Frankrijk en zijne koloniën intact zouden gelaten worden (I)" „Ik antwoordde: Ik voel mij verplicht uitdrukkelijk iedere belofte om op dergelijke voorwaarden neutraal te blijven, te weigeren; ik kan alleen zeggen, dat wij onze handen vrij moeten houden". Geachte lezers, in de redevoering, die Mr. Grey den 24en October 191| uitsprak ten aanhoore van de buitenlandsche journalisten, werd het, zooals u zooeven bleek, hèèl anders voorgesteld! Welnu, de redevoeringen-vatfde Engelsche ministers loopen over van dergelijke leugens; en het ge-ezelte in Engeland slikt ze! Maar ook ten onzent groeit, — mede onder invloed van I yfipftigelsche „culture", de Sport inbegrepen — het ge-ezelte vast, In tal j en last. Gaat dat zoo voort, dan gaat Nederland eveneens te gronde I Maar uit het meegedeelde valt nog mèèr te leeren! Duidelijk blijkt er uit, dat de bewering, als zou Engeland in den oorlog zijn gegaan vanwege „het schenden der Belgische neutraliteit", kant noch wal raakt. Het tegendeel is zelfa waar: al? Engeland er buiten gebleven was, dan Zou Duitschland géén reden hebben gehad Frankrijk döör België heen aan te vallen. Zelfs Frankrijk had er buiten kunnen blijven l Maar de eer- en wraakzuchtige heeren Poincaré, Delcassé, Mlllerrand, Viviani enz. wenschten dat niet! Toen de Duitsche Gezant aan Viviani, dentoenmaligenMinister-Presfrg dent vroeg of zijne Regeering in een Russisch—Duitschen oorlog neutraal Wilde blijven, gaf hij eerst ontwijkende antwoorden en eindelijk zei hij: .Frankrijk zal doen wat zijn belangen het voorschrijven''. Wie dit wèèt, en dan tóch nog durft volhouden, dat Frankrijk „overvallen" zou zijn, die lijdt aan crimlneele stijfkoppigheid! In 1915 schreef ik op blz. 115 van Js de Telegraaf een Engelsche krant? enz": .De Russische Regeering wierp de lont in het kruit, dat grootendeels door Engeland gefabriceerd en verzameld werd". Ook dit is inmiddels bevestigd, en wel door het proces tegen denex-minister van Oorlog Soechomlinowdeze schurk heeft immers moeten erkennen, dat hij. buiten den Czaar om, het mobilisatie-bevel had uitgevaardigd, en zulks op het oogenblik toen keizer Wilhelm zich alle moeite gaf om mét den Czaar den vrede te handhaven. En nu nog iels over de .aanleiding" tot den wereldbrand. De menschen . die zich tevreden hebben gesteld met het lezen van wat de kranten hierover meedeelden, verkeeren allen in den waan, dat het ultimatum, hetwelk de O.-H.-sche Regeering, in verband met den moord op den Aartshertog en Zijn Gemalin, aan de Servische Regeering gezonden had, eischen zou bevat hebben, die „een souverein volk zich niet kon laten welgevallen"! De waarheid is echter deze, dat een gerechtelijk onderzoek werd geëischt tegen de deelnemers aan het complot en bovendien, dat .Oostenrijk Hongaarsche ambtenaren aan het politioneele vóór-onderzoek zouden medewerken''. Dit laatste werd door de Servische Regeering geweigerd! Vreemd, toen in Amsterdam op den Koninginneweg een poging tot vergiftiging werd gedaan door iemand, die in Baden bij Weenen Cyankali had gekocht, toen had geen enkele Nederlander bezwaar tegen de hulp, die door de Oostenrijksche politie verleend werd, teneinde .das Matertal herbei zu schaffen und steker zu stellen"; en toch lieten de meeste Nederlanders zich wijs maken, dat het souveretne volk van Servië zich in een overeenkomstig geval diezelfde hulp niet kon laten welgevallen! Daar staat tegenover, dat niet alleen het souveretne volk van Nederland maar alle neutraal-gebleven volkeren van West-Europa zich tegenwoordig op allerlei manieren .moeten laten ringelooren, door het Engelsche eilandenvolk en zijn vele blanke, gele, bruine en zwarte bondgenooten i Een logische conclusie, 'is Is Frankrijk-*: ni>Ml.tl«l 9 1 De schurk Soechomllnotf en zijn helpers. { Het ultimatum van OostenrljkHongarije aan Servië. Jfl'S Een overeenkomstig geval. sommigen — vooral de nerveuzen en de branJe-achtig aangelegden — door zulk een leuze op rijm van de wijs geraken; psychische epidemieën kwamen immers altijd ónder invloed van een pakkende leuze tot stand 1 Van nuchteraangelegde Nederlandera mag echter verwacht worden, dat zij in deze moeilijke tijden voortdurend het rijmpje in gedachten zullen houden, dat in een Amsterdamschen gevelsteen gebeiteld staat: .Wie kan lijden en verdragen, Die vindt zijn vijanden verslagen". En nu de op handen zijnde verkiezingen ons misschien een nieuw Ministerie zullen bezorgen, voel ik mij dan ook gedrongen onze Koningin Wilhelmina en de Raadslieden, die Haar totHusver ter zijde stonden, dank te keggen voor alles wat zij deden om Nederland onder m è èr.... voor de rampen van een oorlog te behoeden; tevens spreek ik de hoop alt, dat het nieuwe Ministerie zich ook ten deze even verstandig én.... vaderlandslievend zal gedragen. God geve 'tt DE NADEELIGE INVLOED VAN FEL ZONLICHT EN SPORT OP LICHAAM EN GEEST. Op een wannen Zondagmorgen zag ik op den Amsteldijk een troepje jonge dames, gereed voor een fietstocht. Ze waren „met z'n achten"; slechts één droeg een hoed en een behoorlijk* japon en dito kousen; de 7 anderen waren „volgens de mode" gekleed of liever ontkleed: gèèn hoed, Woote hals en botst; doorschijnende *n dus voor het zonlicht en zelfs voor bescheiden blikken doorgankelijke mouwen inde witte blouse; eenigen droegen bovendieh — juister uitgedrukt onderdien — doorschijnende kousen. Bij de familie van één der ontkleeden was ik huisarts; aan dit voorrecht ontleende ik de vrijheid het volgend gesprek te beginnen: Dames, u hebt natuurlijk wel eens gehoord van de 7 wijze en de 7 dwaze maagden i het spijt "me, dat bij ö de verhouding nog vèèl ongunstiger is. Hoe zoo, dokter? ' Bij ü is de verhouding: één wijze op 7 dwazen; deze jonge dame — ik wees op de gekleede — is de eenige wijze ondèr u. En waarom? - | Omdat zij behoorlijk gekleed is, wat van de anderen nfet gezegd kan worden. O, maar dokter, vandaag is 't vreeselijk warm ; we zullen heusch geen kon vatten. Daar doel ik niet op; ik bedoel, dat u niet voldoende beveiligd bent tegen net zonlicht. En ze zeggen nog wel, dat het zonlicht zoo nnttig is — zei de één; „licht is leven" — jubelde de andere; „de aon maak gezond" riep een derde met overtuiging; „met zonlicht genezen ze tegenwoordig de tuberculose" — zei een vierde triomfantelijk. Eén wijze en zeven dwaze maagden, 'im Averechts op allerlei gebied! ?Weerspannigheid. Doctenr a !a model jE Het bewijs kort bij de hand. De IJdelheid als bondgenoot j Zeker! Eten en drinken is óók nuttig, maar . . . .met mate\ Welnu, tegenwoordig wordt het zonlicht misbruikt; dat is een verkeerde „mode", die volmaakt in overeenstemming is met den dwazen tijd waarin we leven; de menschen zijn de kluts, de maat en 't stuur kwijt; ze overdrijven of handelen averechts op elk gebied; .géén wonder, dat ze óók van 't zonlicht weer te véél, véél te veel verwachten zonder rekening te houden met de nadeelige gevolgen van al te felle bestraling. Welke nadeelen? Het is nü niet de geschikte tijd om daar op in te gaan; maar ik heb Dr. Bles, den Hoofdredacteur van Moleschott beloofd er een stuk over te zullen schrijven; als 't klaar is, dan zal ik zorgen, dat u het allemaal te lezen krijgt. Dan zullen we ons vandaag nog maar eens lekkertjes laten verbranden! ï kaag Dat raad ik u ernstig af. fcaïi^i Ja maar dokter, — zei er een — ais ze nou allemaal zeggen, dat de zon zoo gezond is — en mijn dokter loopt zélf zonder hoed, en hij draagt óók een Schiller-kraag! — dan kunt.u toch niet van ons vergen, dat we u zoo maar dadelijk zonder bewijs gelooven zullen. Dan weet ik raad — zei ik; ga even een paar huteen verder naar den overhaal en bekijk dan eens den ouden veerman; zijn hoofd en zijn nek heeft hij beveiligd met een hoed; zijn verdere lichaam door zijn kleeren; als ge gezien zult hebben boe zijn onbeschermde handen er uit zien, en dan bedenkt, dat het blanke, poezelige vel van uw gelaat, hals, borst enz. nét zoo ziek en leelijk zal worden — ja nóg zieker en leelijker dan het vel van een varken, dat aan de vlekziekte' lijdt — en als ge dan vernomen zult hebben, dat juist de blonde menschen — en u bent meerendeels blond — ten deze het grootste gevaar loopen, dan ben ik er zeker van, dat u zich v.andaag niet eigenwijs zult gedragen; ten overvloede moet ik u nog waarschuwen, dat al te veel zonlicht niet alleen de huid bederft maar ook nadeelig is voor de oogen, het bloed, en het zenuwstelsel] Zegt het voort, dames! Met al mijn waarschuwingen heb ik bijna nooit oogenblikkelijk iets bereikt (wèl op den duur!) maar ditmaal ben ik zeker van een spoedig succes want ... de ijdelheid is er mede gemoeid en deze wint het vast en zeker van de voorbijgaande mode. Waarde Redacteur, ziedaar de inleiding tot het artikel, dat ik u \ reeds zoolang geleden beloofd heb te zullen schrijven. Om mijn voorloopige waarschuwing de gewenschte kracht bij te zetten, voeg ik er nog aan toe, dat ik dezer dagen in een Amekaansch boek over medische volkenkunde („Medical ethnology" geschreven door Ch. E. Woodruff) het volgende gelezen heb: .Zonnebaden op het naakte lichaam gaan hier (in Amerika) langzaam uit de mode"; de mannen van het vak zijn begon§BP ■ nen in te zien hoe nadeelig de ultraviolette stralen zijr#^> gezonderd in sommige ziektegevallen. Zij vermeerderen den |i|^;bartslag, de ademhaling, de temperatuur en den bloeddruk,, kunnen zelfs bloedingen veroorzaken, bovendien hoofdpijn, hartkloppingen, slapeloosheid en bloedarmoede; ook bij algemeene zwakte, bij hysterie en neurasthenie (zenuwzwakte) leveren ze beslist gevaar op. Dr. Grawitz vestigde reeds de aandacht op de ernstige zenuwverschijnselen, die dikwijls waargenomen worden bij kinderen, die aan zonnebaden worEpè; den blootgesteld". I In Amerika is de mode al aan 't afzakken! ll'-nM, in te zien hoe nadeelig de ultraviolette stralen zijn, uit- ** afzakken!. ;^ II. Kleurstof (pigment) in huid, haren en oogen. 'Albino's. Vermeerdering, vermindering en verplaatsing van pigment. Het doel van het pigment. In normalen toestand wordt zoowel bij blanke als bij donkere ressen in de huid een korrelige kleurstof aangetroffen, pigment genoemd. Hoe meer van die kleurstof aanwezig is, des te donkerder is de huid. Diezelfde kleurstof bevindt zich ook in de haren en in de oogen, en wel in het regenboogvlies (den z.g. oogappel, die er blauw, grijsgroen, grijsbruin, bruin of donkerbruin bij zwart af door gekleurd wordt) en onder het netvlies, dat den oogappel van binnen békleedt. Soms is deze kleurstof geheel afwezig; de huid is dan volkomen blank, het haar zilverwit, of geelwit, en de oogappel rood (door het doorschijnen van het bloed uit de vaten der binnenste oogvliezen); de aldus misdeelde menschen — gelukkig even zeldzaam als witte raven! — noemt men albino's; albinisme kan ook gedeeltelijk bestaan; is dit bij negers het geval, dan spreekt men van eksternegers.. Vermeerdering van pigment bij oorspronkelijk normale menschen treedt op bij. tal van huidaandoeningen, maar ook bij zwangerschap, en als verschijnsel van sommige inwendige kwalen zooals schildklierziekten, suikerziekte, slepende arsenikvergiftiging, de ziekte van Addison (welke samenhangt met een ontaarding van bet weefsel der bijllieren) en verschillende zenuwaandoeningen. Ook wordt wel eens vermindering van pigment of z.g. verschuiving waargenomen; op sommige plaatsen wordt de huid dan wit, terwijl ze daarnaast donkerder wordt. Het pigment heeft ten doel om tegen al te sterke bestraling te beschermen; vooral de stralen van korte golflengte, de z.g. ultra- violette stralen % blijken ons te kunnen schaden; hoe meer pigment de huid bevat, des te beter is de mensen er tegen beveiligd. Met een uviol-lamp kan men in 10 minuten een blaar doen ontstaan op de teere huid van een blondine, terwijl een neger na 45 minuten nog slechts een weinig roodhuid vertoont; tegenover het zonlicht gedraagt zich de huid van verschillend gekleurde menschen op overeenkomstige wijze. Het pigment heeft ook een belangrijke rol te vervullen bij de wormteregeling. Zwarte voorwerpen koel en in een minder warme Omgeving veel eerder af dan licht gekleurde. In een zwart gekleurde ketel b.v. zal het water veel sneller koud worden dan in een termophoor, die dienen moet om spijzen of dranken zoolang mogelijk warm te houden en die dan ook deswege licht glanzend wordt afgeleverd.■ -Miik Met de opname van warmte gaat het echter precies omgekeerd: hoe donkerder een voorwerp gekleurd is, des te gemakkelijker neemt het de warmte op; een stuk steenkool, dat in de sneeuw ligt, zal door het zonlicht spoedig verwarmd worden en de sneeuw in de omgeving doen smelten, terwijl sneeuw op zich zelf de warmte grootendeels terugkaatst; een theepot is van onderen zwart ten einde de hitte van het lichtje gemakkelijk te kunnen opnemen. In verband -hiermede is hèt belangrijk genoeg, dat in de tropen de dieren in het algemeen een sterk gepigmenteerde, meestal zwarte huid hebben. De weinige uitzonderingen hebben rood of geel pigment, of zijn zoo dik bekleed met haren of vederen, dat zij de beschutting door pigment wel kunnen missen. In de poolstreken zijn de dieren daarentegen in 't algemeen wit gekleurd; en in landen met wisselend klimaat dragen sommige dieren 's zomers een donkere en 's winters een witte vacht (bijv. de hazen in de Alpen en de vossen in Noordelijke landen). Wie dit alles bedenkt, die zal het begrijpelijk vinden, dat een bewoner van de warme landen een donker gekleurde huid noodig Allerlei soorten van licht- en warmtestralen.' Pigment en warmte- regeling. Do nke r g e kl eurde dieren in de tropen. Lichtgekleurde dieren in de > poolstreken. ■% 'J Als men het witte zonlicht door een prisma laat schijnen, dan ziet men de kleuren van den regenboog (rood, oranje, geel, groen, blauw, indigo en violet); het prisma doet dan hetzelfde wat de regendruppels doen: het zonlicht wordt er door gebroken, gesplitst in zijn onderdeelen, dat zijn de stralen van verschillende golflengte; net zonlicht bevat bovendien onzichtbare stralen: •de infra-roode en de ultra-violette; aan den rooden kant van het spectrum (den regenboog) bevinden zich de warmste stralen; die aan den violetten kant hebben de krachtigste, scheikundige werking. De zichtbare stralen, en de onzichtbare. Een geblakerde,. P^W^kt^-^I^ÏPSet. stil, bladstil zelfs-in de natuur, éC#jpn ÜjÉ de verstandige menschen van ouds zoö wijs geweejK^pM| buiten de zon te zoeken; tot dusver heeft dan ook, geloof ik, nog nooit één normaal-voelend dichter of proza-schrijver het gewaagd de geneugten te bezingen of te beschrijven, die er dan te midden van „het liefelijk zonlicht" te smaken zouden vallen. Natuurlijk zijn er wel eens uitzonderingen geweest, Rousseau bijv., de mijns inziens al te zéér verheerlijkte Jean Jacques 1 Van hém is het bekend, dat hij gaarne met zijn bloote hoofd in de felle zon ging zitten; welnif, onzin heeft hij genoeg geschreven; en veel goeds heeft hij niet uitgekuurd: van zijn eigen kinderen, vijf in getal, ontdeed hij zich door ze te vorTdeling te leggen; als onderwijzer van anderman's kinderen maakte hij fiasco; als mensch miste hij elk stuur, zoodat hij tientallen malen schipbreuk leed; zijn' geheele leven was een aaneenschakeling van wulpsigheden, en desniettegenstaande dorst hij zich op ouden dag (in zijn „Confessions*') nog beklagen, dat hij in zijn jeugd niet méér geprofi- Een beroemd geworden warhoofd. '] Ziehier eenige staaltjes van Rousseau's wijsheid: „Alle slechtheid is het gevolg van zwakte; het kind is ondeugend omdat het zwak is; maak het sterk en het zal goed zijn" (de krachtpatsers zouden dus de braafheid in pacht hebben!) .... „De arme heeft geen opvoeding noodig; wat hij voor zijn stand noodig heeft, wordt kern reeds door de omstandigheden verschaft"^-...-" * „De geneeskunst is gevaarlijker voor den mensch dan alle kwalen, die ze beweert te genezen. Ik zal hij mijn pleegzoon dan ook nooit een arts roepen tenzij hij in levensgevaar verkeert, want dan kan hij hem in 't ergste geval töcTTslechts dooden".... „Alle talen zijn kunstproducten. Langen tijd heeft men gezocht naar een natuurlijke taal, die alle menschen gemeen zou zijn. Ongetwijfeld bestaat deze; het is de taal, dje dé kinderen gebruiken, vóór ze spreken kunnen. Deze taal is niet gearticuleerd, maar toch geaccentueerd, klankvol en gemakkelijk te verstaan. Het gebruik van de onze heeft ze ons doen verwaarloozen, zoodat wij haar bijna geheel vergeten zijn. Laten wij de kinderen bestudeeren, dan zullen wij ze spoedig weer geleerd hebben. De voedsters zijn onze meesteressen; zij hooren alles wat de zuigelingen baar zeggen; zij beantwoorden hen en voeren gesprekken met hen, die zeer goed samenhangen; hoewel zij daarbij woorden uitspreken, zonder eenig nut; het is niet de zin der woorden, die tot de kinderen doordringt, maar wel de toon, waarop zij worden uitgesproken! Op welken „toon" men al deze woorden uitspreekt, „zin" zal men er vergeefs in zoeken; denkt er maar eens over na, geachte lezers: de zuigelingentaal is gemakkelijk te verstaan; de voedsters kennen haar, zij- voeren daarin teérd ba^ah zi^'^^-^o^ili^^p^j'd' it^ft':uïe^|fefS^^^a H^reven zijn hooggeroemd werk „Emile'' door tè^^^tóS»* oorspronkelijke, 'p^L^^k-"wel/if^iar enkele goede gedacln%y ï|É|naar dezé'had >ij aan Plato, l&itarchus, Augustinus ejj£Sï| ^plnieuweren ontleend (zijn hygiënische opvattingen had hij bijv/ van Dr. Dallestert overgenoajiln); verder stuitte ^k op de grootste dwaasheden; in de noot1] zal ik er eenige ten beste geven ik wed, dat de moderne zonaanbidders(sters) voor zoover ze nog voor rede vatbaar zijn, er snel door bekeerd zullen worden; in plaats van hunne hersenen nog langer moedwillig te laten „smoren én schroeien", zooals Rousseau het klaarblijkelijk met jammerlijk succes gedaan heeft, zullen zij ze in het vervolg zorgvuldig be„hoed"en. K§fcgngelsch-Indië vindt men dweepzuchtigen, die zich aan allerlei kwellingen blootstellen in plaats van hun liehaam behoorlijk „als een Tempel des Heeren" te verzorgen, en de daarin neergelegde energie nuttig aan te w$&den ten bate der g^oeenschap; één van -de vele martelingen, die deze abnormalen zichzelf-aandoen, bestaat hierin, dat ze blootshoofds in de brandende zon gaan zitten; maar zóó verdwaasd zijn deze beklagenswaardige menschen nog niet of ze begrijpen ten minste nog dat het schadelijk is; als het nuttig zelfs gesprekken met de kindertjes I — en toch hebben wij die taal bijna geheel vergeten! Mij dunkt, dat Rousseau het spraakvermogen, de taalkennis en het begripsvermogen van'de pasgeborenen maximaal overschatte. Zijn vermaardheid heeft deze man voor een goed deel te danken aan de propaganda, die voot- hem gemaakt wordt door hen, die van gelijkheid droomen; deze lieden zijn hem nog altijd dankbaar voor zijn onpractische „Discours sur I'lnégalité"; hij schreef daarin: -„De eerste, die een stuk grond het zijne noemde, en menschen aantrof, die eenvoudig genoeg waren om dit te ge: looven, was de grondvester van de burgerlijke maatschappij. Wat een misdaden, oorlogen, doodslagen, wat een ellende en afgrijselijkheden zou hij het ^^mènschdom bespaard hebben, die de omheining had vernietigd en de sloten had volgegooid, en zijn evenmenschen had toegeroepen: luistert niet naar dezen bedrieger; als gij vergeet, dat de voortbrengselen aan allen toebehooren en dat de aarde aan niemand toebehoort, dan zflt gij verloren". -Deze ontboezeming van Rousseau herinnert me aan den af keer, die een al te békrompene van appelen had; want — zoo redeneerde deze — als er geen appelboomen ware geweest, dan zou Eva niet verleid zijn geworden, en dan leefden we ook nü nog in een wereld zonder zonden. Is het niet al te mal, dat zulk een warhoofd zelfs nü nog onder de „grooten" wordt gerangschikt ? Welnu, deze man ging voor zijn plezier blootshoofds in de zon zitten. Voor verstandige menschen reden genoeg hém ook ten deze niet na te volgen. Dweepers." *§ Uitingen van hysterie. 3n alles ave- Decadenten op kunstgebied. was, dan zouden ze t immers naiaien, aan zouucn *c ce» «mp kwelling bedacht hebben. WÊË ; Ten onzent zijn er tegenwoordifjp^flen, die zich Kwel" ling geduldig onderwerpen, omdat ze zich hebben laten wijs maken, dat het zoo „gezond" is; sommigen hebben mij zelfs verzekerd, dat ze't zoo „lekker" vinden, dat het hun „zoo aangenaam aandoet". Over den smaak, het vermaak en de liefde valt niet te twisten. — zei men van ouos; maar ais ik Deaena, aai ue minieme /.uuaanbidding is uitgegaan van de z.g. Nieuwlichters, van hetzelfde ; Soort, dat dweept (of zich zoo èanstelt!) met alle moderne uitspattingen op het gebied van litteratuur, muziek, schilderkunst, bouwkunst enz.", T dan meen ik aan hunne enkel uit modezucht handelende volgelingen den welgemeenden raad te moeten geven 2ich ook op dit gebied wat zelfstandiger en „conservatiever" te ... . j - ,..„«. maar aan Hf> nnftp prvarincrpn en willen gearagen u.w.*. «ai uiw 0 gebruiken gelegen te laten liggen, dan tegenwoordig door de „mode" wordt toegestaan. Van sommige zenuwzieke, hysterische wenschen is bet bekend, dat zij gaarne „duivelsdrek" en „valeriaan^ruiken, en een afkeer hebben van „rozegeur"; dus natuurlijk ook van den hierbij passenden .maneschijn"; en als we dlfin aanmerking nemen, dan behoeven we ons er alweer niet over te * riat Af hier o-eicehschetsten veel liever „in het zon¬ netje gezet worden". O zeker, op alle gebied zijn ze dwars, tegen den draad in, bij pervers af! Dat heet tegenwoordig „modern"! En omdat het zoo héét, daarom n eerst dweepten ze met gedichten zonder rijm en maat, waarin zelfs geen enkele gedachte was neergelegd; ze maalden niet om „den zin der woorden" (zieboven: de aan Rousseau ontleende citaten), maar wel om den klank; in navolging van v. Deyssel werden ze simpele woord-aanbidders. Daarna werd hun het aanhooren van dissonanten een wellust; hoe meer dissonanten een toonstuk bevatte, des te geweldiger voelden zij zich er door .ontroer* worden. Vervolgens raakten ze in .verrukking" bij het zien van de prullen en waanzinnigheden, die door z.g. cubisten, futuristen en expressionisten waren klaar geklodderd.~Ook merkten ze al te gewillig „nieuwe schoonhei? 'op in de steenklompen, die volgens den kwadraat- en stompe-driehoekstijl Ontworpen waren; ja, tegenwoordig kan men zelfs vao+en vernemen, dat de dikke muren en hunnebed-achtige hoekstukken, waarmede, helaas, vele Amsterdamsche bruggen „versierd' d.w.z. noodeloos verzwaard worden, .snoezig en .subtier bedacht zijnt Velen van deze nieuw-lichters beroemen zich er op, dat ze in staat zijn klanken te zien; het geluid van een fluit zien ze geel, van een bas brum enz.; >Ifs het denken aan de dagen van de week geeft hun een lichtgewaarwor- diff^le^affe meerderheid ér méï^eh in tt-^^l^fe^^ zijn bang voor adOffijk, dus niet voor vol te wuTden aangezien,als ze niet . . . meedoètil ' - zÈ&p. j Boven dit 3e arfkél had ik. met een variant op het overbekende verhaal van Beets kunnen schrijven: „Hoe warm het was en hoe prettig]" In het ttlgende zal Ik de kwestie behandelen in hoeverre de gezondheid er mede gemoeid is. 'Wgggfi^ ding (den Maandag zien ze blauw, den Dinsdag rood - op z'n TroelstrOj»® enz!) en onlangs heeft één onzer allermodernste schilders (Jan Sluyters) in het Weekbla^jjPe Amsterdammer" zelfs durven beweren, dat hij zich in staat achtte de gewaarwording, die de geur van een bloem bij hem opwekte, met behulp van'kleuren op het doekte tooveren! Zij zeiven beschouwen al dezeafwij-, iihgen als even zooveel bewijzen dat hunne zielen uiterst fijn besnaard zijn; ik als geneesheer en alledaagsch mensch, ben echter gewoon te zeggen: 2$$Mpt 'r een beetje bij hen dóór — de zintuigcentra bij deze lieden schijnen door elkaar te zijn gevloeid tot één papje." Zóoals gezegd: uit dé kringen, waarihdi'■soort kunstaanbidders den boventoon voert, 'is óók de moderne zonaanbMWng voortgekomen; bovendien heb-« ben deze* lieden zich nog „verdienstelijk" gemaakt door het op touw zetten rvan schunnige dansgelegenheden (in het Gooi en in de duinen) en van gemengde baden (bij Abcoude en in de Loosdrechtsche plassen), 't Gaat mooi zoo! Als het l|«erlandsche volk ook daartegen geen front maakt, dan komt het in den afgrond terecht. Nu deze wellustelingen de schaamteloosheid zoover durven drijven.dat ze zelfs het strand onzer Noordzee-badjjïaatsen onveilig maken'door het organiseeren van „gemengde zonn:ebadén,K — en zulks met ' een beroep op de eischen der hygiëne — nu heb ik (mede als hygiënist) gemeend het gedegeneerde, naakte zoodje aan de kaak te moeten stellen („in het zonnetje te moeten zetten") zooals het dat dubbel en dwars verdiend heeft. Ze zien klanken en meenen zelfs • geuren te kun*', nen weergeven door kleuren!^ Een gedegenereerd zoodje.; IV. Reeds eenige eenige malen liet ik uitkomen, dat 'van oudsher De oude Grieken alle normale menschen het zonlieht geschuwd en de schaduwrijke &U"t^ÉC-. plekken gewaardeerd hebben. i«£É^ .Dat klopt niet — zei me een klassiek ontwikkelde — met wat we van de oude Grieken weten; aan Éet strand hadden zij hunne „arenaria" of „helioses", d.w.z. plaatsen, waar ze geheel ontkleed in de zon" gingen wandelen of heete zandbaden naméji^ig.* Het klopt wèl — antwoordde ik — want toen de Grieken .het toppunt hunner beschaving" bereikt hadden, waren ze den ondergang nabij; toen waren ze hard op weg van degeneratie. Is het ■ drinken van veel alcohol nuttig, omdat er vele minderwaardigen ^4$jo, die een .droge lever" hebben? Neen immers! Welnu, mijns nziens is het voorbeeld van de Grieken, die aan .lichthonger" (of „lichtdorst") leden, evenmin navolgenswaardig; zij waretf overprikkeld, zenuwzwak geworden; eh van dit soort menschen is het bekend, dat ze voortdurend grootere en zelfs abnormale prikkels verlangen. Reeds het feit, dat ze 't met hun eigen lichaam zoo ontzettend druk hadden, pleit mijns inziens tégen hen; normale menschen nemen weinig notitie van zichzelf; zij worden door grootere kwesties in beslag genomen, en hebben o zoo weinig tijd beschikSlaven der baar- en nóódig om hun lichaam behoorlijk te verzorgen en te tip Eubiotiek, ontwikkelen; nerveuze slappelingen daarentegen hebben groote neiging zich voortdurend met zichzelf bezig te houden; den geheelen dag zijn zij vervuld met de zorg voor den „in- en üitwendigen mensch^lra^^ '^sP^'^R P^^^P^^m gez^dAen' g*lufck%5%e leven); ^pw|g^ardt ^$gg£j£f C ^ïjpfe de zorg voor eigen lijf ui „Gufté du corps";^^^a,2aan dH jg^Dspök gingen de oude Cfiie^^^^Blè énkel hit beroep van -^JjjjgÊ staatsburger uitoefenden (het werken lieten ïij aar£^:4laven I •Iver) en er moest dus héél wat tijd zoek gebracht worden) — mank "genoeg! In „Atheensch Jongensleven" van Prol K. Kuiper las-^^^^^^^j j£$eMs, dat Aristophanes er Socrates weinig vriendelijk op aanzag, dat hij in plaats van met de jonge Atheners in hun gymnasium Socrates,deJéj|| te balslaan, hen op een bank in de schaduw lokte om met hem standigste — en nog wel te vergeefs — al debatteerend een antwoord te • /i&sh zoeken op de vraag: wat nu eigenlijk wel die#ögetogenheid was 'Wélke gold als het hoofddoel hunner opvoeding?." Wèl een bewijs, Sp$R-me, dat althans de verstandigste Griek van die dagen een open oog had voor de ontzettende|tfverdrijving en erge***raartoe zijn volk ook ten déze vervallen was.--.||$&| I Op allerlei ;|pbied wöiB ^>ns-tegenwoordig dit volk ten voorhpplrl P-psteld: als Havelock Ellis propaganda maakt vóór naakt- u~:a nra<.tc/.hHa] Ik vind het een gewichtige taak voor de overheid — een plicht zelfe! — op allerlei plaatsen zwemgelegenheden te laten maken en voor goed zwemonderricht te zorgen. Zelfs onze soldaten kunnen, helaas, meerendeels niet "zwemmen! Wèl lees ik telkens van .loffelijke pogingen om in het leger de beoefening van de voetbalsport te bevorderen" en ook de too/»-»port. staat er in hooge eere, in al te hoogeeere zelfs ; maar het zwemmen schieter bij inf *] In verband hiermede bevatte de Tijd van 5 October 1916 een artikel over .de Nederlandsche Trekvogels", een organisatie, Voor. jongelieden van ^Sralqrag^elfw^^prtey Düweti^pf$ienrijvef --wSr^PUtne^ 'vjif^* heeft dat groote gevaar klaarblijkelijk evenmin begrepeiuaïs Prof. Damsté en Prof. R. Casimir; maar dèsniettegenstaande komt ons "uit kzijn boekje een rotlucht tegemoet; hij begint met de~meder deëimg, dat hij iwnketi wil bz^rde jeugd en tot de jeugd"; en dan krijgt de jeugd al dien boven meegedeelden, wulpschenT>om' bast te lezen over de brandende zon van Hellas, schoone jongelingen, sidderende maagden, offers aan Dyonisius en Aphrodite, haren doorgeurd met de beste reukwerken, slavinnen meegebracht uit den oorlog, *] danseressen die 'met vlugge voeten en golvende .bewegingen van haar lichaam de zinnen bekoren, nachten, sprekende en drinkende doorgebracht met Alcibiades — den perversej ling-by'-uitstek. Naar het lichaam wenscht de schrijver een athleet te zijn en naar den geest een heiden; welnu, in overeenstemming hiermede heeft hij van het Christendom (waarvan hij — ondanks zijn klassieke opleiding 1 — een gehéél verkeerde voorstelling heeft opgedaan) een geweldigen afkeer; hoe groot deze is, blijkt wel het best uit de volgende Spartaansche ontboezeming: „Al wat wij zachtmoedigheid, beschaving noemen, hetzij in den vorm van een Vredesconferentie, hetzij van een gesticht van longlijders of meer gevorderden leeftijd. De Redactie vond een ernstige waarschuwing noodig op grond van „de 'afschrikwekkende ondervinding, die met dit soort sport in Duitschland is opgedaan" en zij vervolgde aldus: .Verleden jaar hebben wij reeds het gevaar gesignaleerd en de hoop uitgesproken, dat onze grenzen voor den invoer van deze beweging gesloten zouden blijven. Blijkbaar wordt deze hoop niet vervuld. Doch. dan wete men M in katholieke kringen ook, dat wij hier te doen hebben met een sportbeweging, die in Duitschland verschrikkelijke gevolgen had en nog heeft. Wij wezen reeds toenmaals op het boek van een vriend en bewonderaar dezer beweging: Hans Blüher, die in zijn werk: .Die Deutsche Wandervögelbewegung als erotisches Phanomen, ein Beitrag zur Erkenntniss der sexuellen Inversion", de meest afschuwelijke bijzonderheden onthulde. Een groot aantal leiders der beweging gaf vrijmoedig toe, dat het levenselement, de quintessens der Wandervögel, is de homosexualiteit. Blüher verdedigt deze perversiteiten als .selb1 standiges kulturtragendes Triebsgebiet"I ! *] De would-be-s/öi»innehouder deed zich in het vervolg van zijn boekje kennen ais een dweeper met de Fransche cultuur! Daar sprak hij zelfs zijn' bewondering uit voor „het volk, dat met brandende oogen en uitgestrekte armen het ideaal van vrijheid, gelijkheid en broederschap (!) tegemoet ge' sneld is". Hij meent het dus klaarblijkelijk niet zoo... Grieksch, ais men uit de bladzijden 8—12 van zijn boekje allicht zou afleiden. Couperus- acbtig. Snarta arische opvattingen; zij' werden óókdoor Nietzsche verkondigd in zijn vAnti-christ". I Grieksche Cultuur! Een met vrij held, gelijkheid en broederschap dweepende slav nnehouderin-spe! | v - Sportliefhebbers! Niet veel zaaks. „Lichaam5|lH afbeulend, Jjeestverruwend -.^5-en karakferibeSéry^nd". Een oordeei van den heer Hans. .-- Helaas, ook ten deze heeft de waarheid het moeielijk genoeg; zij heeft — zooals ik boven reeds schreef — niet alleen te kampen met allerlei menschen, die van de sport leven of die als bevorderaars van sport een goedkoope vermaardheid wisten te verwerven, welke hun op gèèn ander gebied ööit te beurt zou zijn gevallen, maar óók met een eigenaardig soort menschen, die 's Zondags hun .wedstrijd" moeten hebben net als anderen hunne vele borrels, daaronder vele zenuwzieken en zelfs pervers aangelegden, voor wie het een genot is te zien, dat anderen zich afmartelen: geblaseerden en speculanten, habitué's van speelhuizen, vaste klanten van sporting-offices en dergelijken, die 's zomers bij de „courses" te vinden zijn als slachtoffers of als I handlangers van samenspannende bookmakers en jockey's, en die in het koelere jaargetijde de sportterreinen vervullen van hun dierlijk gebrul; altegaar lieden die buitengewone prikkels noodig hebben om zich te kunnen..... „amuseeren". t Is droevig genoeg, dat de tegenwoordige jeugd lichaams-en geestkracht opoffert om dergelijke menschen eenige heidensche afleiding te bezorgen; ja zeker, ook de geestkracht gaat er bij verloren. Want als alle vrije middagen, vacantiedagen en Zondagen worden opgeofferd aan één en hetzelfde beuzelachtige, kinderachtige doel: een bal te gooien, te trappen of te slaan in een korfgat, tegen een paar latjes of tusschen 2 palen door, en als zulks telkens weer gepaard gaat met „emotie" „fanatieke opwinding", „doelpunten-hartstocht" (deze uitdrukkingen worden tot vervelens toe in alle beschrijvingen van sportwedstrijden aangetroffen) dan vernielt de jeugd het beste wat zij bezit. Wex$p||| emotie opgewekt door gewichtige, verheven kwesties, dan zou er allicht bezieling uit voortkomen, die tot groote daden leiden kan? maar als. een zöö groote opwjnding telkens weer ontstaat door een nietig verlangen, dan worden er, kleinzieligen en ergeren gekweekt, die weliswaar hoogst gewichtig vinden, wat iederen Maandag in de ellenlange sportrubrieken te lezen staat, maar die koud . blijven voor de vele gewichtige kwesties, die er thans meer^^^ (staan dan ooit. Sedert 1908 heb ik mij herhaaldelijk'dp dezelfde wijze over deze kwestie uitgelaten; en als ik mij gestoord had aan wat er in de sportbladen op geantwoord werd, dan zou ik gemeend hebben vruchteloos mijn best te hebben gedaan; zoo' werd bijv. nbg onlangs doodden Heer Hans, sportredacteur van „de Telegraaf", beweerd, dat Ik met al mijn geschrijf niets anders bereikt had, dan dat er „in de sportkringen gegrinnikt wordt als de naam van dr. van Dieren wordt uitgesproken" t Des tc**#|ijg trof het mij derhalve, toen in de sportrubriek van de HaagschC Post van 20 Jan. 1917 erkend werd, dat „hij, die er lust toe W op de sportterreinen psychologische studiën kan maken op het zebied der crimineele anthropologie" 1 Verder stond er in te lezen, dat „de scheiasrectuers iegenwuurui% « w™ ^ vantuchtschoolleeraar;" dat „verdeeling van scheidsrechterlijke aandacht ten opzichte van spel en spelers-misdadigheid schier een onmogelijkheid geworden is" 1 Tri een volgend artikel werd zelfs de uitdrukking „Augiasstal' gebezigd I Niet ten onrechte heb ik dus indertijd de woorden „lichaamafbeulend, geestverruwend en karakterbedervend" onafscheidelijk bijeengevoegd! O zeker, het willen winnen — en dit minderwaardige verlangen zit aan alle Engelsche wedstrijdspelen, dat wil zeggen aan dezg sport vast — het willen winnen leidt tot geestelijke ontaarrfino- wie winnen wit - vooral op financieel en politiek gebied valt «r^- t» n»me« — d e de nst 00 aen auur voor uc gc-. méénste streBgl; niet terug. Ook de „grinnikende" heeren van „de Telegraaf zijn klaarblijlijk geëindigd met dit-in te zien; immers, den 29en April 1.1. schreef één hunner, de Heer Pater, een autoriteit op sportgebied, het volgende: „Onze voetbalmaatschappij is niet meer opgewassen tegen de corruptie en financieele speculaties, die het hoe langer R Ü hoe meer belagen en het voeren nadr den afgrond. Daartegen W helpt slechts één middel: strijdt-voor(de zoo spoedig mogejljp Ujke invoering"van het beroepsspel". ï Ég Het deugt er dus niet!; De boel is rot! En nu moeten ef ' beroepsspelers komen! i Wie daarvan iets goedÉüterwacht, die is mijns inziens nóg groóter ezel dan hij, die — na alles wat ik reeds ten beste gat)» verder nog ten beste geven zal ^ toch nog zweren blijft bij de telkens weer aangeheven leuzen en leugens: „sport is gezond, sport vermeerdert . volkskracht, sport verhoogt het weerstandsvermogen tegen ziekten, I sport teert zèlfbeheersching en samenwerking, sport bevordert tucht" enz. enz. :5Bfe^f^re^»--; Bijval van onV verdachte zijde f ; Een onverdacht getuige t i'j^a en leugens! Het doet ine genoegen hier ter plaatse nog eè^L weer de aandacht te kunnen vastigen op het feit, dat de bekende voetballer, thans pestdokter in Indië, Dr. Otten zich indertijd gedrongen heeft gevoeld mij in het openbaar — ter gelegenheid zijner promotie — in een aan zijn dissertatie toegevoegde stelling gelijk te geven; hij stemde toe, dat aan de wedstrijdspelen groote nadeelen verbonden zijn; en in een brief, dien ik te Voren van hem ontvangen mocht, erkende hij dan ook ridderlijk, dat hij zich steeds (tegen beter weten in\) door zijn hartstocht, door de „emotie", die het spel bij hem opwekte, had laten beheerschen; hij voegde er zelfs — typisch genoegt — aan toe: „waar de hartstocht spreekt, daar zwijgt het verstand." - De stelling van Dr. Otten luidt aldus:. .Het aan de beoefening \ van het voetbalspel noodzakelijk verbonden wedstrijdsysteem maakt de propaganda der voetbalsport uit een medisch oogpunt onverdedigbaar." Natuurlijk geldt voor de andere meerendeels uit Engeland ge- ISwfr inporteerde .spelen" precies hetzelfde! ■ Nog méér kwaad dan van het voetballen valt er té zeggen van het Rugby-speL Den 31sten Maart j.1." werd er in Amsterdam een Pip'' Rugby. Rugbywedstrijd gehouden en onlangs zag ik op het terrein bij de Parklaan een troep jongens van 14 tot 16 jaren bezig zich in xjjÊL dit ruwe spel te bekwamen \.i^Ê^m^i^^^ . - -; >'A- In „Het Geïllustreerd Sportgedertkboek" staat op blz. 29 te lezen, dat ook déze sport in ons land populair moet worden; dit is de *ifniii (ntlomnnl hpcrhprm elinfren"n naar het mii toeschiiofc vergeefs trachten staande te houden. "•- • Overigens was* er geen kwaad' De deskundigen! In z.g. moderne huishoudingen ' deren zich niet aan het 5e ge- I bod;daargaan ze hun eigen I gang. Een droevig' vooruitzicht! VM. De lichaamsgesteldheid van denlotelingbij ï V-erschll In welland (een be-' langrijk proef^'icnrift van fisnEnklaar). Toen ik in 1908 tegen de kwade gevolgen van de sport begon te waarschuwen (eerst jn de schoolcommissie en daarna in een antwoord op een uitdaging van den Heer Hans, indertijd hoofdredacteur van „de Sport", thans nog altijd Sportredacteur van „de Telegraaf")sdeed ik zulks ten eerste op grond van ervarii^|j| t£j|'$k in eigen praktijk, dus in het klein, had opgedaan; maar ^tó^ndien stond mij toen reeds een afschrikwekkende statistiek te dienste, gepubliceerd door een Amerikaansch geneesheer Dfc, Coughlin, een ma^ die zélf zóó verzot is op sport, dat hij gaarne de nadeelen ervan aanvaardt! Deze statistiek was gebaseerd op de door een Amerikaansche levensverzekering-maatschappij verzamelde.. sterfte-i^Érs; er blijkt uit, dat'_voetballers, jockeys, worsteft^fj^ en dergelijken veel minder weerstandsvermogen bezitten daife|it| deren tegen allerlei acute infectieziekten (zooals: longontsteking, febris typhoidea, roodvpnk, diphtherie, influenza eriz.) en dat zi|^| vèèl meer kans loopen vroegtijdig aan tuberculose, nierziejlh^: hart- en daarmede-verhip hóu^ëf^ bloedvaatziekten te sterven., Dr. Coi|ghlin berekende, dat voor de sportbeoefenaren de kans* om aan hartverlaataing te sterven 2'/2 maal grooter is dan yoc^f anderen; aan nierziekten 6^jirocent, aan longontstek|fH£ tubet^ JSlÖse en febris typhoidea 25 °/0 meer; zijn conclusie mfjf^g ook: „i^laats van hun weerstandsvermogen te versterken, hebben zij het. verzwakt". *\, • ^^S^ffiÉBlSP^ : tiet is ï ongelukkig genoeg, dat ik mij ook reeds op een Nederlalilsche statistiek beroepen kan I'In 1910 promoveerde de arts Enklaar in. Utrecht tot doctor op een proefschrift, handelend over de militaire statistieken; er blijkt uit,, dat ra de laatste jaren bij de jongetBS^die voor den dienst moeten opkomen, véél meer hartgebreken vóórkomen dan 20 jaren geleden; en de stijging is juist bij de 'jongens 'uit de z.g. welgestelde kringen het grootst! ■ ■>" " ' ' A (WelgesteldeiÉÉran 6 per duizend tot 38 per duizend, ?ggfö B (Tusschenklasse) van 7 per duizend tot 14 per duizend, - C (Arbeidersklasse) van 4 per duizend tot 13 per duizend. Sommigen .hebben dit feit trachten te verklaren door er op te wijzen, dat er tegenwoordig beter gekeurd wordt; maar zélf heb ik-den ouden tijd als officier van gezondheid meegemaakt en den -nieuwen tijd ken ik even goed; ik durf die „verklaring" dan ook op grond van mijn ervarmg een „smoesje" te noemen, dat vermoedelijk bedacht werd door een sportaanbtdder, die lont rook! Mijns inziens ligt het voor de hand om bij het vernemen van een dergelijk schrikbarend statistisch gegeven, aanstonds te denken aan het niet te loochenen feit, dat vele jongelieden rich tegenwoordig afmartelen in plaats van te spelen ']. Welk een nadeeligen invloed de lichamelijke overspanning vooral op het hart en de bloedvaten uitoefent, is ten overvloede ij Ook bij, de „padvinders" geschiedt zulks f Ik heb wel eens Jongens zien thuis komen van wandel- of fietstochtefi, die er méér dan erbarmelijk uitzagen: bleek en ontdaan of wel paars (door vermoeienis alleen of door daarmede gepaard gaande oververhitting, onvoldpWKje bloedcirculatie en zuurstofverwerking). Als een jongen onvoorzichtig te Werk gaat met de veer van zijn horloge, dan geeft een ouderwetsche vader hem dadelijk een »»*brander, en bij herhaling zelfs een opstopper, maar als een »tr<*P,el*jr! bij zijn jonge padvinders het hart, d.i. de veer van het leven, uitput, bijv. • .door een wandeltocht van 50 K.M. op één dag (historisch!) dan wordt daarvan met lof en waardeering gewag gemaakt in de krant! Dezer dagen hield de heer Koopman, Stichter-Directeur der Ned. Opera, Ui candidaat-Kamerlid van de neutrale partij een redevoering in een openbare vergadering; het volgende is er aan ontieend? Vooral thans - nu öök bij de soldaten de voeding wel eens wat te Htóhen overlaat - is er nog mèèr reden dan vroeger om die lange marschen Wk schaffen; op a%lei manierertj^n zi] m.i verkeerd Ommeen ik'» ter plaatse nog ee»'.t»jwete« ^^JSZit ^.ervaringen, die Dr. Meurer bij het trainen van rdeiers op deed; bij Klam hH waar verandering van het geestes-leven; bij de meesten pnkkel1* bïïhdd. Men behoeft er zic*dan ook niet over te verbazen, d^j^enr, PwïSg in het leger zooveel gemopperd en „gekankerd' wordt; o, ,k weet KTweh voor een goed deel moet dit op rekening gesteld worden lo. van I £ door Socialisten stelselmatig aangekweekte ontevredenheid, af gunst XWSa haat, 2o. van het door hen op allerlei manieren ondermijnd respect voor liederen vorm van gezag, 3o. van het hierÉ$ft in verband staand verdwijnen 1 van het plichtsbesef; maar öök is het begrijpelijk, dat de stemming er met I 'p verbetert, als de menschen prikkelbaar» gemaakt worden door telkens Weer uitputtende diensten van hen te vergen. ... Nög iets! T§^ta jongelieden worden7 door den dienst uit hun studie^ De Grieken 9 wisten het al. H. ~.nnrl» Is Aa* hot mnrppT ..<,. tam van Am trnpr» a fnppmt I Tniit savmrceSE beaucoup parf: pré ven tri Socialisme leidt tot antl-miütal- risme. opstan¬ digheid, gepeu- oeUreeeering, wanorde en ondergang! 9 ix. Ü En zoo ben ik dan weer — na deze lange uitwijding over .sport" en derzelver nadeden — bij het punt van uitgang terecht gekomen; ik schreef immers: ,van oudsher hebben alle normale menschen het felle zonlicht vermeden en de schaduwrijke plekken gewaardeerd"; welnu, na al het voorafgaande zal, dunkt me, niet één lezer zich er nog over verbazen, dat er tegenwoordig zooj. vèèl jonge, lieden zijn, die hun .body" zoo gaarne Jtè^hiei%%1 ja zelfs verbranden laten; ze zijn oud en kleumerig geworden^ lang voor hun tijd; ze zijn hard op weg om versleten en afgeleefd te geraken (als het proces niet te ver is voortgeschreden, ebu als ze dadelijk naar me luisteren willen, dan kan er echter nog wel wat van hen terecht komen, want, .de natuur" is gelukkig mild geschapen!) vandaèr hun abnormaal verlangen niet alleen naar kachdwarmtgpnaaf ook na«:«on'newarmte. Het feit, d[a^ voorar de zonaanbidsters tegenwoordi||'iaeerendeels zoo weinig kleeren aan hebben, is met deze beschouwingen volstie^.aiéi|» tegenspraak; daar zit heel eenvoudig éiL%^Mdekwesüe achter £ "als de mode voorschrijft om in d^^êom^r bont té dragen, dan; doen ze 't óók! In den laatsten tijd werd ik zelfs herhaaldelijk geraadpleegd!'door jongedames, die- meenden, "^fe^ze VSdpr^ hadden, omdatze telkens zoo .huiverijjpwaren ï Eh als:TS^tffl| . zei ;f >ja maar beste meid jê hebt zoo we^r^beciuiif|(|f; gèèn wonder, dat ie 't koud hebt", dan kreeg'ikil^PIpten antwoord^ .Weinig kleerén ? "Ho^'ipw u het zeggen, dokïm| Ik heb net zooveel kleeren aan ais al mijn vriendjÉr^en". v', .Dat wil dus zeggen: :vèèl te weinig?* ■'■MÊ^'üc 'è£jÉÉn steeds op volgenVheiaasraltijd zonder succes! Ja, het jonge geslacht (de ouderwets-opgevoeden niet meegerekend) is tegenwoordig nog vèèl eigenwijzer en ongezeggelijker dan het was in mijn vlegeljaren, in mijn .Stutm- und Drang-Periodé". Wa*|$egenwoordig..; geeft het nóóit kamp, tegenwöórdig erkent het nóóit ongelijk, zélfs niet al ligt het er alpenhoog boven op; .volhouden" al heb j je 't glad mis, al heb je 't nóg zoo verkeerd aangelegd; .nóóit öpgeven", ,je nóóit gewonnen-geven" dat heet tegenwoordig flink\ - ■' Ik beweer niet, dat deze ondeugd door de uit Engeland ingevoerde sport ontstaan zou zijn, maar wèl durf ik beweren, dat ze et door toegenomen is;-het rn/ uit; dan kijken ze /«-bedroefd of nijdig zelfs: welnu, -dat doet de M inspanning. En ten slotte blijven daarvan de sporen voorgoed zica^kf baar: het gezicht is dan rimpelig geworden. . Ook de „zonaanbidding" (en de jongelieden, die zooev^^Ê^:skf Vrouwenstudie mannen él hun energie mogen en moeten gebruiken, maar dat de vrouwen Ê^^^tji^^^^. de hare bewaren moeten voor de toekomst, die zij in haar schoot herbergen;- " moedersciap. 1 doen zij dat niet, dan zal er van die toekomst niet veel terecht komen! In ffl|^^|^^^^dÉt.' artikel beriep ik me op de ervaring, die ik in het klein als buisdokter *§*E^H^pfe^Sr0, *ad opgedaan; maar natuurlijk wisten de'meerendeels kinderlooze feministen Jjj fBP^^'.-^^fket w»/ beter] Zij deden haar uiterste best mij te bespotten en zelfs, te ïïÈÊi^l&w& belasteren (in het blad , De Evolutie"). Inmiddels heeft de statistiek me alfê' l«s^^jBR-V weer in het groot in het gelijk gesteld! .Voor eenigen tijd is er in de reeks '."^JS^ïpro en contra" een brochure verschenen over .vrouwenkiesrecht ; en daarin. m\^^S^^^'^mt\''*1*eft' de voorvechtster, een gehuwde dame uit Baant, toegegeven, dat In Een droevig: Amerika gebleken is, dat de gestudeerde vrouwen over 't Algemeen niet j^^^'^gevólg. erg vruchtbaar zijn! O zeker, op de eerste bladzijde van den Bijbel staat, het reeds, dat de vrouw den man gegeven is tot .hulpe en steun", dus niét; - " . - .•- •' als... concurrente! Verbeeldtzij zich het beter te weten, dan blijft de straf -'/ ~ • niet uit. God's molens malen langzaam, maar ze maten uiterst fijn....? ; -< Let op de I W§M kiekjes! mij geschetst en gewaarschuwd werden, doen meerendeels aan dèafe „culte" mee!) ook zij is oorzaak, dat de huid die van directe'ton-bestraling reeds zoovéél te lijden heeft,:|^)vendien nog langs een omweg — door de öógen heen — beschadigd, d. w. z. rimpelig en oud wordt Hoe dat plaats vindt, zal Ureven uitleggen. * Het oog is niet tegen felle bestraling bestand; iedereen heeft:*fipf| eens van sneeuwblindheid gehoord; wie bij zonnig weer over een. besneeuwde-vlakte wandelt, die moet zijn oogen terdege dichtknijpen, want anders raken de uiteinden van dé gezichtszenuw, die over de binnenvlakte van de voor licht doorgankelijke oogholte verspreid zijn, spoedig uitgeput en dan ziet hij voorloopig'njets meer; ditzelfde gevaar bedreigt ook de zeelieden en de woestijnbewoners (door de schittering van het water en van het zand).. Als er een zonsverduistering valt waar te nemen, dan wofdt er te voren in alle kranten gewaarschuwd, want het kijken in de zon kan zelfs in korten tijd ongeneeslijke blindheid veriÉ»f|ilaken. De matuur heeft ons zooveel mogelijk tegen het zonlicht trachten te wapenen; wij kunnen onze oogleden vrijwillig sluiten; onze pupillen vernauwen jich vanzelf als er teveel licht binnen dringt; in landen, waar het zonlicht docr een besneeuwden otzandigen bodem teruggekaatst wordt, vindt men menschen met sterk uitspringende jukbeenderen, waardoor de oogen van onderen af beter beschut worden; waar de zon het krachtigst schijnt, daar hebben de menschen niet alleen vèèl lichtwerende kleurstof in de huid, maar ook in de oogen, daar vindt men de donker-oogigen. Normale menschen hebben met deze eeuwenoude ervaringen altijd ^rÖpnmg gehouden, en droegen daarom hoofddeksels met kleppen of randen; door zoo'n klep of rand wordt de hoeveelheid van boven invallend licht zeker tot de helft teruggebracht, wat niet andera^lp^ voordeelig kan wezen en geen enkel gevaar oplevert> Vraagt men aan de zonaanbidders waarom ze die eeuwenoude er- natuurvolken immers öök géén hoeden dragen! &yfi'J H „Ja, —'antwoord ik dan — maar deze menschen laten hun haren groeien! En niet enkel voor de aardigheid maken ze héél veel werk VHII HU 1 tVUÜ. £11 UCIJUCII Cl I CC d^L 111CC C l H1CC1 11 U ÏUU s dan ik (ik ben al lang kaalhoofdig) . . . met mijn hoed, want die behoef ik slechts 2 X per dag af te borstelen. Dat hebben dan ook alle volkeren, zoodra ze wijzer werden, begrepen; vandaar dat zij de ingewikkelde haardracht spoedig vervangen hebben door één of ander hoofddeksel. En nu willen jullie warempel weer beginnen bij het begin! Als je ais wereldhervormers niets beters en practischer weet te bedenken, schei ér dan maar gauw mee uit, want dan ben je : niet voor wereldhervormer in de wieg gelegd; en als je op dit gebied de natuurvolken wilt navolgen, doe het dan niet gedeeltelijk: . bescherm dan, net als zij het doen, niet alleen het bovenste gedeelte van je scneaei, maar ook net voornoota en de oogen en... óók je nekI Waarom ook de nèk ? — dat zal ik de volgende maal vertellen; thans zal ik eindigen met er op te wijzen, dat menschen, wier oogen veel aan een of ander licht zijn blootgesteld, hunne oogleden kramp¬ achtig moeten toeknijpen; daaraan doen héél wat gelaatspieren mee; en net gevolg is alweer, dat deze menschen vroeg rimpelig worden; zelfs bij jonge zeelieden kan men dan ook reeds het z.g. „ganzepootje" waarnemen ter weerszijden van de oogen in de slaapstreek, dat is een waaiervormig uitloopende figuur door vrij diepe rimpels oorzaakt).' ; ' Ja, geachte lezers, ditmaal zal de ijdelheid me wel helpen; ik ben er zeker van I •-. '~&&r%<&Éél X. Als de zonaanbidders werkelijk van plan waren zich te gedragen evenals de z.g. natuurvolken, dan zouden zij niet alleen het bovenste gedeelte van hun scheder, maar ook het voorhoofd, de oogen en de nek met behulp van hunne haren moeten beschermen; tot dusver laten „de heeren" echter alléén hun kuif groeien, maar nog niet lang genoeg om er ook hunne oogen van te kunnen laten profiteeren; op het achterhoofd en inde nek laten zij de haren zelfs zoo kort mogelijk afknippen. Wandelen ze in de zon, dan krijgen hunne Oogen het dus al heel gauw moeilijk genoeg; zonder er bij te denken buigen ze dan, als 't ware werktüigelijk, het hoofd voorover om zoo mirt mogelijk licht door de pupillen te laten binnenkomen; zij loopen dan als gingen ze spelden zoeken, met het gevolg, dat de zon hun achterhoofd en nek onbelemmerd bewerken kan; bij de dames is met het tegenwoordige kapsel het achterhoofd wèl, maar de nek niet beschermd; en het is dan ook geen wonder dat bij vele jongelieden : niet alleen de nek, maar ook de hals van voren én het blootgedragen gedeelte van de borst er niet meer bruin maar zelfs groezelig zwartachtig uitzien, net alsof ze zich in geen maanden gewasschen hebben. „Vindt U die bruine(?) kleur dan niet mooi?" werd mij herhaaldelijk gevraagd. ma „Alles behalve, — heb ik dan geantwoord — ook op dit gebied zijn dé modernelingen het spoor net zoo bijster als op kunstgebied; ook hier is het de omgekeerde wereld; hun leuze is: „le laid c'est le beau". Let maar op de kunstgewrochten (gedrochten is een beter woord) van de moderne schilders — zooals Jan Sluijters—'. mooie vrouwen, die schilderen ze niet meer (zij schijnen er géén kijk op te hebben!), maar wèl monsters, die in de dwarsstegen van de Warmoesstraat en dergelijke buurten zelfs door een smoordronken zeeman verafschuwd zouden worden. • ,Le laid c'est le beau' Een typische bestrijding. W OnlangyveVnamlk van iemand, dié véél gereisd^w^-dat te Ciudad Juarez, een%i^fé'tegenover El Paso, de manne||ttt vrouwen, die uitsluitend gekleed zijn mét een schaamdoek of eértzeer dun linnen broekje/tóch een reusachtig grooten hoed (Sombrero) drag^; Oft;% l^^raag, waarom ze dat deden, hadden zij geantwoord .anders^ krijgen wij een huidziekte". („Skin mals" — zeiden ze in veftó^^'. Engelsch.) ^J^W §BL* i m 1 ' . Zulke zakelijke antwoorden verneemt men maar zelden uit'dert^ mond van onze modernelingen: dit soort Js er bijna altijd naasfffl| Toen ik kort geleden in een zeebadplaats vertoefde, heb ik naar aanleiding mijner tot dusver gepubliceerde artikelen dan ook héél waf v dwaashedèn moeten aanhooren; een jonge dame met een knap^ uiterlijk, die bezig was haar huid totaal te bederven, zei me: „maajr*| ' dokter,, wat bent ü ouwerwetschl Ik heb gelezen, dat de Jamaicanegers zelfs beenzweren genezen door ze aan het zonlicht bloot té •? stellet-*" , „Dat bewijst niets" — antwoordde ik — „we hebben tal vanmUfeg, delen om beenzweren te genezen; maar 't zou al te onlogisch zijn ■ uw gezonde en mooie huid op al die middelen of één' er van te tracteeren. U hebt volstrekt geen reden u zélf te vergelijken meteen^ vieze beenzweer van een Jamaica-neger; hoe kómt u er bij?" Het nuf en net' v gevaar van ^Röntgen -stralen Sttevaar voor -jjiicnden.- Omtrent de werking van allerlei" lichtstralen (zon-, Roentgen-, radium-, thoriumstr#en enz.) is nog niet zoo hèèl veel Bekead^MKj de bestudeering is men trouwens pas begonnen), maar „das genieri j keine modernen Geister": dit soort menschen is direct te vinden voor alles wat nieuw is en gehéél afwijkt van het oude; ,||&w" en „goed"]m vooï bén synonieme ||drukkingen geworden; .oucf en „ondeugelijk" eveneens. $$Sm Wjm Dat ze van die proefnemingen met zonlicht op zichzelf lievermoeten afzien, zullen ze, hoop ik, toestemmeips ik huiifcrinnerd zal hebben aan een paar feiten, die ze waarschi|rfifk wel eens,^; zonder over de consequenties na te denken, in een krant of tijdschrift zullen gelezen hebben. Met Roentgen-stral^en oak^g^ die van radium en thorium) kan men sommige kwaadaardige gezwellen vernietigen dus óók genezenjymaar daar staat tegenover^ dat tal van Roentgen-dokters door het geregeld in aanraking komen met X-stralen huidkanker hebben gekregenl Het zou mijns inziens de moeite waard zijn om eens na te gaan, of de aangetasten wellicht tot de blonden, de weinig gepigmenteerden, be¬ hoorden, want uit tal van ervaringen blijkt, dat vooral de blonden (blauwoogigen) alle reden hebbéh om zich niet aan felle bestraling bloot te stellen; wij weten reeds, da£ juist bij hèn zoo licht het z.g. zonerytheem (verbrande huid) optreedt; ook de „zeemanshuid" en „het Xeroderma pigmentosum" (zie boven) worden vooral bij hèn aangetroffen; verder is ons van ouds bekend, dat de blonden bij lange na niet zoö geschikt zijn voor het bewonen van tropische gewesten als de donker gepigmenteerden zooals .de Joden, die er niet alleen gezond en geestkrachtig blijven, maar ook in staat zijn zich er op den düür te kunnen voortplanten en handhaven (zooals in onze West-Indische bezittingen gebleken is). In het meer vermelde bpek van Woodruff over „Medical Ethnology" las ik, dat witte doggen, fox-terriers en licht-gekleurde runderen niet gedijen in de tropen; ook dat Amerikaansche boeren (wonende in de zonnige streken van het land) telkens nieuw fokvee moeten laten komen om hun licht gekleurden uit Noordwestelijk Europa afkomstigen stapel op peil te houden;Professor Starling van de Londensche Universiteit vestigde de aandacht op het feit, dat de licht gekleurde paarden uit Noordelijke landen in de tropen spoedig sterven. In Italië, Rumenië enz. komt een zenuwziekte voör, "Pellagra geheeten, veroorzaakt door het eten van ondeugdelijke maïs ; hierbij vertoont zich op verschillende plaatsen een huiduitslag (Pellis agra = ruwe huid); en nu is het merkwaardig genoeg, dat dit uitslag zich juist het ergst openbaart op de plaatsen, die het meest aan het zonlicht blootgesteld zijn; het is alsof de huid zich bij deze ziekte gedraagt als een gepraepareerde fotografische plaat. Als men witte ratten met boekweit voedt en aan het zonlicht; bloot stelt, dan -krijgen ze een huidziekte, die op Pellagra lijkt; in het donker blijven ze gèzond. Ook bij het vee, wordt dit boekweituitslag weieens waargenomen; I en reeds Virchow had opgemerkt, dat het zich alléén vertoont op ' de witte, niet gepigmenteerde gedeelten van de huid, en nooit bij dieren, die in duistere stallen leven. |pt Zooals gezegd, we weten van de werking der verschillende |SjKptstralen nog niet zoo hèèl veel af: reden genoeg om er ons niet al te lang aan bloot te stellen. „In dubio abstirie" — zeiden de Romeinen, dat wil zeggen: onthoud u in geval van twijfel; maar tóch weten we er reeds genoeg van af, om althans tegen de blonden, te mógen zeggen: weest er uiterst voorzichtig mee, De Joden zijn Cosmopolleten- blj-ultstek. Ervaringen bij dieren. Merkwaardige feiten. «WBH*«w^w»!qr,».L.>*¥.. •. t j u w«hm ctp pit ma ?ne u un iikui>s«>."'-"i . - strooien noeu ic —' » » alles is^ijÉhgbeid! : Röntgen-stralen hebben een vernietigenden invloed op de witte bloedlichaampjes en van deze eigenschap w^dt^en^g% (maar, helaa^ïog geen blijvend nut) getrokken bi, he behandelen van sommige bloedziekten, waarbij het aantal witte bloedhchaam* M te groot is; het is meer dan twijfelachtig of met behulp,: van diezelfde stralen de andere, d.w.z. de roode bloedcellen vermeerderd oi versterkten worden; in net meermalen vCr- mPlde boek van Woodruff over „Meaicai tinnu^ .« - rr;;, volgens Bleyer (New-York Medical Record, van Januari ïyuó) WÉ door%orfe inwerking van X-stralen het haemoglobine-gehalte. zou . toenemen (door vermeerderde opname van ijzer) maar dat de S haemoglobine door langer inwerking vernietigd wordt . Van de X-stralen tot de ultra-violette stralen van het zonlicht n n'y aqu^ un , ^ • zoQals reeds herhaaldelijk gebleken is; en Sfe de zonaanbidders zullen dus- dienen te bedenken, dat hun abnormale, bruine of gele huidkleur volstrekt geen bewijs oplevert x.m9»K, „«„ ,;s„ t» minder, omdat dat hun bloed normaler. gewuiucn ^ -j-, - ■—■--_ . « ; voor de vorming, van al dat pigment.. I. bloedkleurstof gebruikt.. moest worden (pigment vormt zich uit oioeaiueurMui,. Dr Blackader SS- Med. Journal. 3 Aug. 1912) deelde mee dat in Canada (met zijn warme zomers) bij de menschen hefe haemoglobine-gehalte snel toeneemt in het koude'jaargetijde; bovendien maakte Dr. Woodruff er op attent, dat in Amerika reeds vele Röntgen-dokters aan bloedziekten overleden zijn, en dat „ -i-l— /t...i...miA n»rm> stelt die^zal verstandig doen met zich ook ten deze „ouderwets te gedragen, d.w.z. het felle zonlicht te mijden; ook op dit gebied hebben.de modernelingen het alwéér mis, glad mis! J ^ tl Onlangs kwam een medisch student, die niet wist tot i^oijHMg wem aa7?schn^en was, mij spreken over zijn vader, die aan. leukaemie Twtt bloed leed hij zelf achtte het niet onmogelijk, dat zijn vader deze ^l^ïkUïnaddoor dag in dag uit bij het visschen inda zonte z.tter| ïu meendTdat daardoor het beenmerg van de hand- en handwortelbeen' aïrèn £el geleden zou hebben (leukaemie berust op een z.ekte vanéén eer bloedbereidende organen: de lymphklieren, de milt of 'Ik gaf hem toen het boek van Dr. Woodruff ter inzage, waar op blz. 99 ..... Wan ouds is het bekend, dat dieren in duistere stallen en hokken gemakkelijker vet gemaakt kunnen worden dan in de vrijheid d.w.z. in! het zonlicht; ook weten we tegenwoordig*^ dikke menschen BLl vermagerd kunnen worden door ze met lichtstralen te behandèlen (in de zon en ook in z.g. lichtbaden); we behoeven er ons dui alweer niet over te verwonderen, dat zich onder de fanatieke zotiaanbidders(sters) zooveel „opvallend-magere" menschen bevinden- het is echter de vraag of ze aüèèn hun... vet verloren hebben! Misschien zijn ze' óók wel waardevoller bestanddelen van hun Schaam kwijt geraakt! Het is niet al te gewaagd zulks a te leiden uit de volgende waarnemingen: van de X-stralen is het bekend, dat zij een zéér nadeeligen invloed uitoefenen op alle embryonale (zich in ontwikkeling bevindende) cellen, waartoe ook de eicellen en de bevruchtingscellen behooren; toen de Röntgen-dokters dit nog niet wisten - tegenwoordig zijn ze zoo wijs zich te beschermen - is menigeen kinderloos gebleven, of vader geworden van een gebrekkig kind!); als men kippe-eieren te sterk met zonlicht wJLit *f wel met X-stralen bewerkt dan komen er misvormde kuikens voor den dag; ook heeft men opgemerkt, dat bij dieren, die aan te felle zonbestraling werden blootgesteld de eieren en de ' zaaddiertjes te niet gingen (Dr. Woodruff l.c. blz. 93). Voor de Zon- aanbidders(sters), dunkt me, alweer reden te meer om op te passen! e Tot dusver hebben alle verstandige geneesheeren hun uiterste best gedaan om hun lijders aan long-tuberculose „vleesch te doen -■: aanzetten", althans te behoeden voor... vermagering, dus óók voor langdurig contact met fel zonlicht! Nu de menschen wel eens 55 gehóórd hebben van de .„zonnekuur" in Leysin en elders nu Ëithtën velen zich gerechtigd om zelfs aan glijders den raad te 1 geven zich op eigen houtje te laten bestralen en verschroeien Als §X wisten 1». dat die zonnekuur, door de deskundigen met beleid en voorzienigheid (meestal plaatselijk!) wordt toegepast, en dan . nog maar uitsluitend bij lijders aan de goedaardiger vormen van Kpdose, zooals huid-, been-, gewrichts- ^kvUes- en klier§lie,culose).en 2». dat men in Leysin reeds ondervonden heeft, dat de'blonden (bij wie zich het tegen ultra-violette stralen be- . veilioende huid-pigment niet zoo gemakkelijk ontwikkelt) bij deze Vermagering en uitputting. Wie zich aanéén ander sniecrelt spiegat • zacni. .«xm Onoordeelkundig toegepaste zonnekuren. meegedeeld wordt, dat door langdurige, onoordeelkundige toepassing van X-sttaleri niet alleen de lymphkliettn, maar óók het beenmerg en de m.lt ernstig beschadigd kunnen worden. a ÏEen commissie uit de burger^ ' zal adviseeren," hoe de rarnil. _ daat-aan voer- 5" dersgeleid moeJ|n worden I ' jzbö iets mals op Bt polhooren spelen ? ttju de voorzich- SBaen het ook nü jeens beter Inza- Sen dan de Hol- Hert-kliek het in Ballen Sent 1915 ■eed (zie blz. VI in VII); als de Duitschers ook' 'nü nog eens niet -uitgeput" wa¬ ren, wat dan ? ■ Ra, ra. hoe kan dat? Niermeiier hitst wèl od tot oor¬ log met Duitsch¬ land. maar hli wenscht dien niet! . v ' ,4,ttvfrmoed- dat de ..Commissie uit deb&gerij» niet geheel onafhankemm&WRn van prof. Niermeijer en zijn beide.^ftarissen" de heeren ■ tfAi"y en Walch; en hiermede krijgt het heele zaakje een verdacht luchtje! Immers, den 29en April j.1. beweerde diezelfde prof. Niermeijer dat [^Nederland zonder gevaar aart den oorlog tegen Duitschland zou • kunnen deelnemen; toen wekte hij het Nederlandsche volk op tot een vereeniging mef de neutralen" ten einde Duitschland „te bedreigen met interventie"; toen schreef hij: „Reeds lang heb ik hier or> aangedrongen. Zonder ooit met argumenten te worden bestreden maar ook zonder eenig succes. Waarom dit succes uitblee, dat heeft Jan Sluyters in beeld gebracht. Maar •, nu breekt een andere tijd aan — een tijd zonder gevaartt)" „Misschien hadden de voorzichtigen en vreesachtigen gelijk tot nu to*(!).Maarin de naaste toekomst kunnen zij zich aan mün zijde scharen. Er zal geen enkele reden meer voor hen zijn, om dat niet te doen". Daar staat tegenover, dat in de advertentie van 22 Juni gerekend werd op „groot gevaar",-op het gevaar n.1. dat er zooveel officieren zullen sneuvelen, dat we zelfs de geestverwanten van Niermeiier noodic zullen hebben om de plaatsen in te nemen. Dat klopt weer niet! O, er is nfèèr wat niet klopt! Ook ten deze gaan we hard den Engelschen kant uit. In Engeland durven zelfs Regeringspersonen het nfc V^Zeggen e" dan weer andersom; en van dit soort lieden l U Kr-w,»iermeiier €en ij'Verig ,eer,inS te 2iJ'n geweest.]; hij rekent er klaarblijkelijk op dat het Nederlandsche volk {mede door de Sport') even dom geworden is als het E'ngehsche! Den 29sten April 1.1. meende hij immers, dat het hoog tijd was om ons in den oorlog te begeventoen yond hij het hiervoor zoo'n bizonder mooie gelegenheid een gelegenheid, die we niet mochten „verzuimen"; want „het kwaadaardige hert (Duitschland) was immers „uitgeput" I We!nu,aanvoerders" zullen hem natuurlijk behulpzaam moeten zijn om, zonder gevaar het uiige-» putte kwaadaardige hert den laatsten por te geven) - ik zou het <■ vm1Dierennteekening ' f bewijzen' dat deze beschuldiging juist is. - betreuren als zich verder ook maar één Nederlander nog langer doör ;r dit staatsgevaarlijk gebleken individu zou laten bejnvloeden óTvï9|| verlakken! Het spijt mij, dat zelfs onze Minister van Oorlog ditmaal tot de „verlakten" behoort, dat Z.Exc. niet begrepen heeft, wie en wat et achter zit; maar 't is zèèr vergeeflijk! Óók ben ik er haast zeker van, dat zoo goed als alle onderteekenaren van de dure advertentie aan dit belachelijke spelletje éven onschuldig zijn als hij. '] Mochten Prof. Niermeijer én Holdert meenen, dat ik hun onrécht heb aangedaan door „verkeerd te citeeren" dan tart ik beiden mij voor den rechter te dagen. Ik ben er echter zeker van, dat dit niet gebeuren zal, want zij weten hèèl goed, dat het dan hun beste beurt niet wordt; dan komen deze twee vrienden van Engeland te staan tegenover één volbloed Nederlander, en dan zullen we eens zien of er in Nederland nog rechters zijn. \ Een uitdaging en een voor» spelling. v-;..«S&i Geachte lezers, uit het voorafgaande is u, hoop ik, duidelijk gebleken, dat ikde Engelsche Sport en de daarmede samenhangende, hand over hand toenemende Engelsche ziekte niet ten onrechte aan onze allerhoogste politiek heb .vastgeklonken; ik hoop nu maar, dat het Nederlandsche volk bijtijds zal willen inzien, dat het alle reden hééft om eindelijk óók eens op dit gebied naar mij te willen luisteren, dat het daarmee zelfs niet behoeft te wachten tot „onze vrienden uit het Westen" ons in overeenstemming met de voorspellingen van Niermeijer de kolonies zullen hebben afgenomen (misschien wel om ze als „vuistpanden" te kunnen gebruiken bij het sluiten van een zoo voordeelig mogelijken vrede voor... zichzelven!) óf tot ze ons gehèèl „onderworpen" zullen hebben! Amsterdam, 28 Juni 1918. . E. VAN DIEREN,, Arts. 'j In Aanteekening II zal ik nog iets ten beste geven tot leering van de dwalende Nederlanders, die zich hébben laten lijmen voor het lidmaatschap van den „Bond van neutrale landen" en dergelijke anti-Nederlandsche vereenigingen. :? xt Belgische gejm jitd er een J&(6rèn kijk op ïjtajjchnowsklj JjÉen bekentenis van Lord Northcliffe! En Jam het Deze Lord is tegenwoordig ^Minister! Het verheven doel waarop sedert 1897 werd aangestuurd. ï»r|atüürlijk begrijp ik volkomen, dat''helaas," niet anders kannen; maar niemand kan ons beletten om 'logisch te blijven denken-, welnu, het is erger öKaonlogisch om de Engelschen als onze „vrienden" en .beschermers" te beschouwen I In Dec. 1911 schreef de Belgische gezant te Berlijn aan zijn Regeering: .De Entente Cordiale werd niet gebaseerd op den positieven grondslag van verdediging der gemeenschappelijke belangen maar op dennegatieven grondslag van haat jegens het Duitsche Rijk. De Entente • ^-'M* wekte in Frankrijk de revanche-gedachte, welke sluimerde, tot leven" enz. O zeker, de Belgische gezant had er een goeden kijk opl Het is gelukkig, dat de boeven zich altijd verklappen: welnu, den 22en Aug. 1914 stond in een krant van Lord Northcliffe, en wel in de met de Telegraaf zèèr bevriende Daily Mail het volgende te lezen: .Sommigen begrijpen de oorzaak van dezen wereldoorlog; sommigen zien in, dat hij ontzettend veel kosten^zal. Velen zijn wellicht zoover gekomen, te veronderstellen, dat wij oorlog voeren ln verband met de .Fransche Entente" of ter verdediging van de Belgische neutraliteit Maar voor ' de meesten wordt de situatie het best uitgedrukt, door het bekende ^fW»'-gezegde van john Buil: „Laat Senrtë naar de hel iconen". Aan al deze verwarde ongevoelige millioenen kan het niet spoedig genoeg duidelijk gemaakt worden, dat wij niet vechten voor Servië, noch alleen, noch onmiddellijk voor de Belgische neutraliteit, noch voor de eer en onschendbaarheid van Frankrijk (! I)" .Dit is een Engelsche oorlog, net zoo goed als het een Fransche oorlog is. Wij vechten voor het Rijk en onze Koloniën; we vechten voor onze onafhankelijkheid en onzen handel, voor onze eer, onze vrijheid en voor boter en brood." Geachte lezers, dit stond 22 Aug. 1914 te lezen in een blad van den kapitalist Lord Northcliffe, en het was geschreven door denzelfden socialist Robert Blatchford, die in 1909 de oorlogszuchtige artikelen leverde, waaruit boven reeds het een en ander werd meegedeeld! Mijns inziens is er geen speld tusschen te krijgen; „Dit is een Engelsche oorlog"! Jazeker, de Engelschen willen met macht en geweld (vooral van hun bondgenöoten) terug winnen, wat zij door de sport verloren hebben ; wie er nóg aan twijfelt, die leze slechts wat dézer dagen werd meegedeeld omtrent de plannen, die reeds nü gesmeed zijn om na den oorlog Duitschland op economisch gebied geheel te boycotten (door n.1. beslag te leggen op de ruwe stoffen uit Oost en West, zonder welke de Duitsche industrie niet bestaan kan). Ziedaar dan het verheven doel, waarop sedert 1897 met Engelsch phlegma langzaam maar zeker werd aangestuurd. En nóg zijn er ten onzent tienduizenden die... met Engeland sympathiseeren en meenen, dat de Duitsche Keizer den oorlog gewild heeft! AANTEEKENING II (behoöiënde bij blz. XIX). I %mWm$/$WrW% Met hef oog op de dwalende Nederlanders, die zich hebben laten lijmen Neutraal denken voor het lidmaatschap 'van den „Bond van neutrale'landen" en dergelijke als enkeling anti-Nederlandsche vereenigiugen, voel ik mij gedrongen hier het volgende en neutraal haa-^ 'op te merken: ik neem het niemand kwalijk, dat hij niet neutraal kan dénken: delen als v ol% -ik zélf dénk evenmin neutraal, zooals trouwens ook uit dit boekje blijkt 1 dat zijn ërtweeï Maar wèl durf ik van iederen oprechten Nederlander verwachten, dat hij het een zegen zal vinden als het onze Regeering ook verder gelukt ons land „neutraal", d. w. z. buiten den oorlog te houden; öök meen ik van iederen oprechten Nederlander te mogen eischen, dat, hij ronduit erkennen ■Sa ia Am* ua« Pnio.t...;;ilo öllo tn^pifp re crpHjan pn whrdt crpriaan r>m ons er in te betrekken, en 2e dat dit van de Centralen niet gezegd mag worden I Deze wenschen natuurlijk niet dat wij ons als vijanden zullen gedragen ÏZie: Js de Telegraaf een Engelsche krant? enz. blz, 13) het volgende schreef: C^tyeest op uw hoede, Nederlanders, voor de vriendschap uit h/t Westen en voor de vijandschap uit het Oosten." Als wij een onverstandige Regeering hadden gehad, die het eens was geweest met de kopstukken van den z,g. „Bond van neutrale landen", dan zouden wij al lang het lot gedeeld hebben van de Belgen, de Serviërs, de Montenegrijnen en de Rumeniërs, tot wier „bescherming" het Engelsche volk ' zich — zooals Grey en Lloyd George herhaaldelijk dorsten beweren — in den oorlog zou gestort hebben I Ja, wij zouden het nog vèèl erger te ver¬ duren hebben gehad, want... öns 4and ligt voor een groot gedeelte lager uat weten ze in dan de zee, en het Is dan ook — althans aan de /amfcijde — tégen en 't buitenland net. mèt de huidige oorlogsmiddelen absoluut onverdedigbaar! Militairen, die zoo goed als wij! het anders voorstellen, zijn mijns inziens imbecielen of opscheppers. L»e crutenng mag iicu upuiicrcii vuui ucugcuc, «ai uij icim» ui ivu wu- ue ooriogzucn- rechte als een schoon idee beschouwt; de enkeling mag zich gerust als tige Roosevelt martelaar gedragen, en zelfs voor de goede zaak moedwillig den dood of was vroeger I Ae crrnntct» pIlpnHp meken- maar wan een ee.heel volk map dat niet ceeischt «.«.ar vnnr worden. In de laatste jaren heeft Roosevelt, de ex-president van Amerika, die den vrede, indertijd als ijveraar voor den vrede een Nobel-prijs verwierf, zich alles behalve vredelievend aangesteld, en aangezien hij zich daarbij anti-Duitsch gedroeg, doet het me des te meer genoegen, dat juist. Air den23en Sept. 1914 in het Amerikaansche blad „Outlook" het volgende geschreyen heeft: „Als een volk voelt dat de afloop van een strijd, waarin het om welke reden dan ook gewikkeld weid, zal zijn: ondergang of voortbestaan als natie, dan zal het onvermijdelijk slechts zóó mogen handelen, dat het zich voor den ondergang behoedt, om te kunnea blijven voortbestaan." ' Niet alleen de oorlogzuchtige kopstukken van den „Bond van neutrale landen", maar ook de heeren van „De Vaderlandsche club", de leden van de „Association Franco-Neerlandaise", van de „Alliance Frangaise" enz., enz. mogen deze verstandige woorden van een eertijds-verstandig man wel eens ter' harte nemen! „Un peuple | Van Entente-zijde werd ons herhaaldelijk de beleediging toegevoegd: neutre, un peu„un peuple neutre, un peuple pleütre"; en ik kan ml] best voorstellen, dat ple pleütre"? Negers deugen niet voor het beroep van stoker. Fotografisch bewijsmateriaal „Wie op de dingen verstandig let, die zal het goede vinden". heeft om zijn overtollige warmte te kunnen uitstralen, te kunnen kwijt raken. Deze uitstraling kan natuurlijk alleen plaats vinden zoolang de luchttemperatuur lager is dan de lichaamstemperatuur; waar dit niet geval is, bijv. in stookruimten van stoomschepen varende door de Roode Zee, daar kunnen lichter gekleurde stokers het zelfslanger uithouden dan negers; want bij al te groote hitte kan de neger zijn overtollige warmte niet door uitstraling kwijt raken,, daar neemt zijn zwarte huid de warmte van de omgeving zelfs gemakkelijker op dan de blankere huid van een Europeaan of Chinees. We mogen het dan ook niet aan luiheid toeschrijven, dat overal in de tropen de donkere inboorlingen van 9 of 10 uur voormiddags tot 3 of 4 uur namiddags den veldarbeid staken om de schaduw te gaan opzoeken. Nog een andere factor komt hierbij in aanmerking; de dampkring absorbeert van de zonnestralen warmte en licht; zoolang de zon laag aan den hemel staat, schijnt ze schuin door den dampkring zoodat de stralen dan een veel langeren weg door den dampkring afleggen; voor de bewoners van heete landen is dit alweer een reden te meer om den veldarbeid alleen in den vroegen morgen en den namiddag te verrichten. ^Üfc'* In het State College te Costa Rica heeft men merkwaardige fotografieën gemaakt met behulp van infra-roode (de warmere) stralen. Een neger, een blanke jongen en een Indiaan werden tegelijk gefotografeerd; de neger absorbeerde de infra-roode stralen het best, kaatste er veel minder van terug dan de blanke, zoodat zijn beeltenis veel minder goed gelukte; de Indiaan stond er tusschen in. De natuur geeft ons hiermede een duidelijke vingeraanwijzing, dat we in gezonden toestand van directe tonbestraling gèèn heil behoeven te verwachten, dat deze voor normale menschen niet bestemd is\ De neger zou, als hij in zijn eigen land naakt in de zon ging zitten, te veel warmte opnemen en zelfs de hoognoodige uitstraling bemoeilijken; en als het voor den blanken bewoner van de minst zonnige, de nevelige landen zoo nuttig zou zijn zich aan de directe bestraling bloot te stellen dan zou zijn huid niet ingericht wezen op de terugkaatsing van de warmtestralen, maar wèl op de opname. Duidelijk blijkt dus, dat we er op gebouwd zijn onze lichaamswarmte zélf te vormen en niet onmiddellijk aan de zon te ontleenen. Nóg duidelijker blijkt dit uit het volgende: het zonlicht bevat, zooals gezegd, ook nóg andere stralen, de ultra-violette, die de krachtigste scheikundige werking uitoefenen; welnu, ook ten opzichte van deze gedragen de negers en de blanken zich pre<^^ omgekeerd. De zwarte huid van de bewoners der warme landen laat ze 't moeilijkst passeeren; de blanke huid van de bewoners der minst zonnige en nevelige landen (die trouwens door het koudere klimaat gedwongen zijn zich met kleederen te bedekken) laat ze daarTntegenTtet gemakkelijkst door, wat ook al weer een vingerwijzing is om er voor op zijn hoede te zijn, er niet te veel van te willen „genieten". Ook deze eigenaardigheid van de huid is fotografisch vastgesteld; van de ultra-violette stralen weet trouwens iedere fotograaf, dat ze door de gekleurde gedeelten van de huid sterk teruggekaatst worden; .zomersproeten, moedervlekken enz. komen daarom als zwarte vlekken op het portret; het pigment blijkt dus een zeer doelmatige bescherming tegen ultra-violet licht optelevéren. . Al deze bijzonderheden zijn in overeenstemming met de waarneming, dat de slecht gekleede negers het in de allerheetste woestijnlanden veel moeilijker kunnen uithouden dan de lichter-gekleurde en bovendien goed-gekleede Arabieren; bij de laatsten is de huid donker genoeg om de warmte gemakkelijk te kunnen uitstralen; ten overvloede is ze ondoorscbijnend genoeg om tevens met behulp van witte kleederen de ultra-violette stralen te kunnen afwenden; -en als de luchttemperatuur hooger stijgt dan de lichaamstemperatuur, dan is de huid nog juist licht genoeg om tegen de opname van warmte uit de omgeving te kunnen beveiligen; ook de wijd: zittende kleederen bevorderen hetzelfde doel; daaronder bevindt', zich immers een luchtlaag, die de warmte slecht geleid. • Hiertegenover staat, dat blonde menschen het meest gevonden worden en zich het behaaglijkst gevoelen in noordelijke-landen waar de lucht nevelig is, zooals in net Noord-Westen van Europa. In Noordelijk Azie en in het Noord-Oosten van Amerika waar ; de lucht zeer droog en doorschijnend is, zijn de bewoners echter gebaat bij een ondoorschijnende huid; het i£ dan ook alweer een V^bewijs voor het bestaan van een Redelijk Bestuur, dat de daar levende Mongolen, Tbibetanen, Eskimo's en Indianen een gele of roode huidkleur hebben; waren ze donker gekleurd, dan zouden ze te veel warmte uitstralen; zij hebben dus juist genoeg kleurstof in hun huid om de ultrt-violette stralen te kunnen afweren; en daar hebben ze niet alleen 'szomers behoefteaan, maar ook 's winters als er sneeuw ligt, die een groot'deel van't.et zonlicht terugkaatst.- Fotografisch bewijsmateriaal Slecht-gekleede Negers en goedgekleede, lichter gekleurde Arabieren. Het land voor blonden. 'Haicelock Ellis en andere naaktloopers. Naaktloopen is gevaarlijk. m Zooeven bleek reeds, dat zelfs de bewoners van bét warme Arabië het niet enkel op hun gekleurde huid kunnen laten aankomen; de kleeding, die zij dragen, is een eisch des klimaats. Er zijn trouwens maar weinig landen, waar de mensen ongekleed zou kunnen blijven leven; niet alleen de koude maar ook de warmte heeft hem gedwongen zich te bedekken. Als Havelock Ellis en dergelijke propagandisten voor „naaktheid" dit tot dusver niet begrepen hebben (zij schrijven het kleederdragen aan „preutschheid" ■ toe, die huns inziens des te meer uit den booze is, omdat zij niet bevorderlijk zou zijn voor den „reinen" omgang tusschen de beide sexen! Ik vraag; redeneeren zij aldus uit onnoozelheid of uit hysterie?), dan bewijzen zij daarmede niets anders dan dat zij de feiten niet kennen of er niet behoorlijk over hebben nagedacht De mensen kan alleen naakt blijven loopen, waar warmte is en schaduw, en zelfs daar levert de naaktheid» nog genoeg gevaren voor hem op; in de binnenlanden van Afrika bijv. zijn de Europeanen door hunne kleeding veel beter beveiligd tegen den beet van de slaapziekte-veroorzakende Tsetse-vlieg dan de inboorlingen die'er door uitgeroeid dreigen te worden 1 Ook vindt men daar en elders nog vele andere parasieten, die bij de naaktloopende inboorlingen door de onbeschutte huid binnendringen en de afgrijselijkste ziekten doen ontstaan; onze voorouders waren dan ook nog zoo dom niet toen zij de onvoldoend-gekleeden als „haveloozen" beschouwden en beklaagden, en toen zij den man, die het xÉch tot taak rekende dergelijke misdeelden van kleederen te voorzien, tot een heilige verhieven. Tegenwoordig zijn er vele „wereldhervormers(sters)", die daar irit onkunde anders over denken; liefst zouden zij „net als de natuurmenschen" gehéél naakt gaan loopen, — zoo beweren ze ten minste — maar omdat zulks vooralsnog niet gepermitteerd is, daarom stellen zij zich in deze .achterlijke" maatschappij voorloopig tevreden met het bereikbare, met het tot dusver getolereerde zoodra zij echter hun kans even schoon zien, dan tracteeren ze ook de rest van hun lichaam op een . . . zonnebad; dan laten zij zich soms urenlang . . .verbranden, dan maken, zij zich zeiven wijs, dat dit prettig, hygiënisch, verkwikkend en versterkend is. III. Wat een wetenschappelijk mensen kan afleiden uit ethnologische, ontleedkundige en zelfs fotografische waarnemingen, dat hebben alle eenvoudige en normale menschen van ouds gevoeld en toegepast. Als we door de donkere dagen heen zijn en de dagvorstin p gluurt in de kamer, dan zeggen wij tegen elkander: ,'t is lekker <* in 't zonnetje"; maar hoogstens na een kwartier verschuiven we onzen stoel met de woorden: „de zon begint al aardig kracht te krijgen" — ja kracht genoeg om ons in de schaduw te jagen. Van oudsher hebben dan ook alle normale menschen het felle zonlicht vermeden en de schaduwrijke plekken gewaardeerd; dit blijkt bijv. op verschillende plaatsen van het Oude en Nieuwe Testament, waar de schaduw, van den vijgenboom en den wijnstok als weldadig wordt geprezen. Ook de dieren zijn het meerendeels altijd daarmede eens geweest; daar zijn er .maar weinige, die de zonnewarmte voor langen tijd opzoeken; en deze zijn er bovendien go?d tegen beveiligd, hetzij door een uiterst dikke huid of wel door een ondoorgankelijke . vacht of ondoorschijnende veeren; vandaar dan ook dat men in de tropen over dag^van het leven $Jer dieren weinig pf niets bemerkt; tegen den avond echter begin! ,het lieve leventje"; dan krijgt men er als m.ensch al heel gauw te vèèl van, dan moet men zich zelfs op allerlei manieren tegen dezen vorm van .tropenwee" trachten te beveiligen, dan vraagt men zich 'weieens af, of niet het licht maar de duisternis .het leven" zou zijn. Op warme Zomersche dagen kan men ook ten onzent op de velden en in de bosschen ongeveer hetzelfde waarnemen; «als 't zonnevuur den grond in stuk valt en smoort en schroeit het gras" (Zooals Herman Gorter het, mijns inziens, alles behalve fraai heeft Normale Sjw menschen.- Tropenwee. 3 B^^^^^^was.' die laat zich daardoor echter niet zoo licht overduvelén; Hpr^^ê^terder afschrikken I Want het was er een bende i Demosthenes, de; groote redenaar, zei eens in "èèn van zijn pleidooien zonder te $ blikken of te blozen:' .Immers mijne Heeren, voor onsgtójt ; hebben wij de hétaeren tot onzen dienst, voor de dagelijksche behoeften van ons lichaam onze maitrësses; doch onze vrouwen hebben wij om ons wettige kinderen uit haar te verwekken en om tevens eene vertrouwde zorg voor ons te bezitten". «Hftji Leidt hier niet uit af, geachte .lezers, dat deze viespoezen, voor hun „wettige" kinderen zoo héél veel gevoelden; een oude ÜI'^l^Éè-'' landswet kende hun het recht toe he^pasgeboren kind eenvoudigweg te verstooten; en vooral met de meisjes geschiedde zulks maar al te vaak; zij werden dan te vondeling gelegd, 'en, als ze niet bijtijds stierven, meestal door hunne „pleegouders" tot lichtekooien opgeleid. '^. H&ty fiet ergste l Nóg erger was het, - dat die ons telkens weer ten voorbeeld gestelde „Oude Grieken" voor een groot deel.uiterst pervers waren; wie er meer van weten wil, die leze de Nederlandsche vertaling van „Xenophon, Herinneringen aan Socrates"; over het meest weerzinwekkende wordt daarin gespr^pl als over koetjes en kalfjes. Het merkwaardigste is, dat Socrates èèrst voor dergelijken .vergiftigen'' omgang waarschuwde (blz. 23) en dat hij er later ~ ztjdeühgs^zijn gdedkeuring aan hechtte (blz. 33). O zeker, 't waren Ouders, past op viespoezenl Met wéérzin vestig ik hierop de aandacht; maar toch uw kinderen. js net. noodig! Alle Teders en moeders dienen te weten, waar het ook bij óns — met een beroep op het voorbeeld dezer .0 zoo hoog staande" knapenschenners — op uit dreigt te draaien, ik MK'; fantaseer niet; bet lóópt reeds dien kant uit; wie oogen heeft om te zien en ooren heeft om te hooren, die gebruike ze! Dan zat, hij ontstellen van de rotheide welke zich in sommige kringen ' begint te openbaren, schaamteloos begint te openbaren. Er wordt zelfs kostelooze propaganda-lectuur verspreid door menschen, die durven verlangen, dat de bestaande, tegen deze rotheid gerichte wetsartikelen ten hunnen gerieve zullen worden gewijzigd! Deze abnormalen zijn er zelfs in geslaagd voor dit doel de (aan het slot van hun "boekje afgedrukte) handteekeningen te verwerven Zoogenaamde van tal van „intellectueelen" en „vooruitstrevenden", voor wie ik voorultstre- slechts één excuus weet, n.1. dat zij wellicht niet begrepen hebben, yenden!- waar het 0m te doen is. 'M M Maar al zouden wij dit allerergste buiten beschouwing laten, ilan?is-et nog reden ^Sa^g om aï daCgédweep' toeT^èi^eksche^ kuituur op te vatten ais een veeg teeken des tijds; waartoe het Smrlcan, blijkt het best uit een brochure die geschreven werd door den student C. L. Torley Duwel („Plane vir! Wat de jeugd yah hare leiders verwachten mag" 1909). pjjfe/'r-^ Dit jonge mensch verwacht van de wettenmakers, datzij, „hun aandacht zullen houden bij de herleving van het i&ttjglvan het lichaam (!) en dat zij deze neiging, die nadeel Europa I 1 I omvat, niet zullen laten tot een ongebreidelde liefhebberij, maar dat zij zich deze gelukkige stroom ing ten nutte zuilen maken " - . lÉtlirr- „Met weerzin — schrijft hij verder — wenden wij ons af van een godsdienst, die het lichaam zou verfoeien, het - • kruisigen en zijn geluk zoeken in het ontzettende labyrinth van het gemoedsleven. Wij huiveren als wij de lijdende gestalten zien van heiligen en martelajen; wij spotten als wij onze medernenschen even gebogen, even mismoedig, troosteloos, wanhopig door de straten zien wandelen". P%ï overeenstemming met deze averechtsche denkbeelden om- trent het werkeiijtie unnsienaom- ueucun ut jmgu^v SvU.r». het ten zeerste, dat .men de Goden van den Olympus heeft verjaagd", want zijns inziens is ".met hen het blijde leven heen gegaan". - ' _Kan het Christendom — zoo vervolgt hij —. kan het " Katholicisme zich toonen in het volle'zonnelicht der levensvreugde, kan het er toe besluiten ook de aarde als oord van geluk te proclameeren en dat de mensch gelijk kan zijn aan de onsterfelijken, kan zij haar suikerwater voor slaven veranderen in Nectar voor heerschers(\) . . zoo ja dan zullen haar tempels niet ledig blijven als heden ten dage, dan zullen ze gevuld worden met krachtige scharen, dair'zullen schoone jongelingen, schoone maagden, schoone grijsaards eerbiedig de godheid naderen en het leven zal hun een g^V'heilig feest zijn". Mochten daarentegen, „de priesters" niet bereid zijn om „het ideaal van het lichaam te helpen herleven", dan is de heer Torley Duwel van plan zoo krachtig mogelijk tegen hen op te treden, zooals blijkt uit den volgenden poespas: „Kunt gij dat alles niet, ik zweer u bij den Kronjde Zeus, dat uw •heerschappij ten einde is! Dan zullen wij ons zelf leeren, Plflr-op de renbaan en in de worstelperken, hoe het leven te Een allernraist; boekje. %Wm „Culte du corps? Een onredelijke vijand van het Christendom. m Zie blz. 18. Borrelpraat is er mooi bijt ■The strong man Is a faint man. Een uitdaging aan het adres, van de sportbevorderaars. "; i een poënitentiake kinderwet, is *t rüet ten eerste éen uiting van Pgjffivy öhze'al te gevoelij^^tajuwen en ten tweede een zwakke P§f! poging om kwaad tegen te gaan wat aldus niet te keeren is?M > Ik hoop, dat de invloedrijfcé%ïeer R. Casimir spoedig tot het besluit zal komen, dat onze jeugd wel iets anders van noode heeft dan datgene, waarvoor hij .gaarne, zéér gaarne een geleidewoordje" schreef. Om zóó vér te komen, behoeft hij zich slechts te herinneren, dat athleten nergens anders voor geschikt zijn dan voor kortdurende, geweldige spierinspanning, en dat de werkelijke vooruitgang nog nooit bevorderd is door sterke spieren en grove beenderen; ware het anders, dan zouden wij moeten terugverlangen naar het tijdvak, waarin de Ichthyosaurus en de Diplodocus. leefden. De geschiedenis-der beschaving is de geschiedenis van de grööte mannen, en dezen hebben betrekkelijk veel meer geest bezeten dan spieren en beenderen; ja, bij velen hunner bestond er een krasse wanverhouding tusschen geest en lichaam, sommigen hadden zelfs een ziek lichaam ten hunnen laste. Ht»7 is dan ook volstrekt niet waar, dat een gezonde en krachtige geest alléén zou kunnen huizen in een gezond en sterk omhulsel; an en het is zelfs een dwaasheid om te gelooven, dat krachtig-gespierde m. menschen het meeste uithoudings- en weerstandsvermogen, öök tegen ziekten, zouden bézitten. Over het algemeen ïf^*bok op dit gebied de middelmatigen er het best aan toe. Een nog veel grooter dwaling is het om te meenen, dat door datgene wat tegenwoordig ïïzha&msoefening (training) hèèt het uithoudingsvermogen 'op den duur vergroot zoude worden; höögsteris maakt het geschikt om voorloopig... dus voor korten tijd aan" hooggestelde eiscben te voldoen. Ik ben zoo vrij te durven beweren van mijn jongensjaren af goed uit mijn oogen te hebben gekeken, en tevens, dat ik over een goed geheugen over dit soort feiten beschik; welnu, ik heb opgemerkt, dat de mij bekende jongelieden, voor zoover zij aan opzettelijke lichaamsoefening deden (zooals de voorwerkers bij het turnen, de hardroeiers, hardrijders op schaatsen, fietsende kilometervreters, gewichtheffers enz.) het bijna allen vrij spoedig hebben afgelegd; E zij stierven ai te vroeg, óf het werden oude sokken of sukkelaars s 0 lang voor hun tijd. Ik ben er dan ook zeker van, dat deze ervaring in het groot bevestigd zal worden zoodra er door geneesneeren en » sportbevorderaars besloten wordt, gezamenlijk een enquête in te van sport hebben uitgemunt. ij^ÖÈStPsertijd moet er dan gelet worden op hunne nakomelingschap, want in mijn eigen praktijk meen ik opgemerkt te hebben,' dat door al dat uitputtende gezwoeg, de .potentie" volstrekt niet bevorderd wordt. Dierenfokkers zullen zich hierover volstrekt niet verbazen, maar de heeren sportredacteuren hebben dat klaarblijkelijk wél gedaan toen ik er in 1915 hunne aandacht op vestigde; onder elkaar bebben zij er naar eigen bekentenis om .gebruld" en .gegrinnikt"; en in hunne bladen hebben zij er moppen over getapt in proza en zelfs in poëzie 1 Dat is mijns inziens niet de manier om ernstige kwesties op te lossen! Van harte hoop ik, dat zij op bovenstaande uitdaging (bet instellen van een enquête) zullen durven ingaan; zij biedt hun de beste gelegenheid om mij in alle opzichten wetenschappelijk te weerleggen, ten minste . .... als ik ongelijk heb. ^M VI. De meening van ffar', Meurer, beLljend vrouwen£Xt&, roeier en trainer. Het zou onbillijk van mij zijn als ik hier ter plaatse zttj^g over dé meeningen, die mijn collega Dr. Meurer, eenjjekend roeier en trainer gepubliceerd heeft in een boekje, getiteld .training". Hij' is één en al enthousiast: „Het staat bij ons vast-— schrijft hij — dat „zich trainen" gelijk staat met .zijn wil, zijn zenuwstelsel oefém^k én bij beweert zelfs bij geen van de 70 tot 80 door hem onderzochte personen, die zich gedurende langeren of korteren tijd geoefend hadden voor roei-wedstrijden en veie malen daarin hadden meegedongen, ooit eenig nadeelig gevolg van het roeien op wedstrijden te hebben kunnen waarnemen! xfk$ Ik ken dr. Meuref-als een zèèr handig en bekwaam vrouwen-arts, maar op dit gebied vind ik hem zèèr onlogisch en ik zal dit oordeel behoorlijk motiveeren. Op blz. 4 van zijn brochure heeft hij zélf meegedeeld,dat twee bekende Engelsche roeiers Cothon en Balfour — de eerste .sterk gebouwd en van groot uithoudingsvermogen"; de tweede .vanbuihpgewone lichaamskracht"; volgens*Dr. Symonds waren .beiden volmaakt gezond zoowel wat hart, longen ~en de andere organen betreft", korten tijd na elkaar gestoryén waren. Omtrent den eerste wordt ons het volgende verteld: „Eenigen tijd na den laatsten wedstrijd, toen bifzich zooals hij^Öf verklaarde nooit zoo gezond gevoeld had, kreeg hij een aanval van Influenza, die toen ter tijde nog al heerschte. Peze tastte de longen aan en een half jaar later stierf hif|*a:4>avos". Omtrent den tweede staat te lezen: .Hij roeide het laatst begilnJuli in Henley en won den wedstrijd in twéeriemsgieken. Anderhalvè maand later ging hij ter jacht, terwijl het weer koud en nat was. Hij kwam thuis met een koude .rilling ppf^dë -èich' ëfgWtk, ér ^nljwt^ade zich éeipBbbelzijdigé | Tirottpeuzë longontsteking, de nieren werden evene>t^-:aang>ti|^ en na 12 dagen stierf tan *:.-^|^^^f- V- 'Ën nu de conclusie van Dr. Meurer: „Ik zou schijjfthijj^^ in^ieze nog met andere dergelijke voorbeelden uit mijn eigen ervaring kunnen vermeerderen, (.O zoo". — inter¬ rumpeer ik: van Öféten) doch wil mij slechts tot deze gevallen bepalen, die een type voorstellen, dikwijls gebruikt om te ageeren tegen de wedstrijden, die — een ieder zal WElt. hai nnmiAiieSÜib' mnptpn tnpapvpn — allerminst daartoe ï'/,'.geschikt zijn. Ieder leek, zooveel meer de ^neesbeer zal ||| moeten toegeven, dat bêT onmogelijk aangaat *om influenza V< met longaandoening, croupeuze longontsteking geruimen tijd na den laatsten wedstrijd verkregen, in samenhang met [Brai dézen te brengen en hem de oorzaak der ziekjgsïeh van ffpffiden dood tg wijten." "v|f||N"f f Natuurlijk dénk ik er niet aan, te durven beweren, dat influenza BSljÏQjipeHze longontsteking veroorzaakt zouden worden door itet meedoen aan wedstrijden in het bizondèr en door overmatige iicbaam.sinspanning in het algemeeh, maar wèl durf ik volhouden,* dat' lieden, die telkens weer al te hooge eischen hebben gestéld aafÉ$Bun spieren — de hartspier en de spierryke bloedvaten inbegrepen! — een véél grooter kans hebben om aan dergelijke infectie-ziekten te bezwijken dan anderen. Dr, Meurer maakt het zich ai te gemakkelijk door voor deze medische ervaring, die dooïi[éen enkelen huisdokter ontkend wordt, de oogen te sluitenen tóch zijn hem de .gevaren van „te veel en te lang trainen" niet onbekend gebleven; zètf schreef hij hieromtrent: .Terwijl zooals wij zeiden gedurende de traming een stadium aanwezig is, waarop de wil ons in staat stelt jHgfronze spieren gedurende langen tijd krachtig samen te trekken 'wordt dit stadium bij niet goede leiding gevolgd door een, waarin het bevel over onze spieren öm -tfch samen te • 1.1 i. Am A..c nitit ItramUf.rr ironncor mpPr k"-üS&>' irCHKCIl, «C Wil UU3, uici luauiug 6>-"«^6 ...w-. — • »De oogetAÏHüiia^ke kracht is niet veel verminderd, evenmin de handigheid, maar de bevelen woelen niet meer zoo . goed opgevolgd. Het zenuwrèflseliaiita plaats van in prikkelbaren toestand te verkeeren, overprikkeld, vermoeid. DaarMJgÉnaast doen zich nog andere nerveuze verschijnr|||te^,*|S| ^^pwaaraan men den toestand van overtraining, van overprikkeling Een merkwaar^ dlge bekentenis^ Een at te QtfBB glsche conclusie Gevolgen van „te veel en te lang trainen". Niet veel moois. fileer dikwijls". i,^3n normalen "toestand wèl"! „Bij een ieder"! „De meesten". - „Geestver. ruwende en karakterbedervende sport". kan herkennen. De slaap, vroeger zoo gezond en diep, kan men niet goed meer vatten, men voelt zich lusteloos, is | spoedig vermoeid ook bij lichtere "bewegingen, de eetlust is zèèr verm«derd, het gewicht is onevenredig sterk gedaald en men vertoont in het algemeen de verschijnselen van zenuwzwakte''. - «Zeer dikwijls wordt de trainer als 't ware wakker geschud doordat zijn leerling de verschijnselen vertoont van een darmcatarrh. Dat hij die krijgt, komt juist doordat hij reeds, verzwakt zijnde, geen weerstand kan bieden tegen éen schadelijk' agens voor zijn darmsysteem, waartegen bij in normalen toestand wel bestand zou zijn geweest („Ö zoo" — interrumpeert wederom: van Dieren) Juist het zenuwstelsel, waarvan veel gevergd wordt, heeft ook flinke rust noodig, wil het niet in een toestand van oververmoeidheid geraken. Ook bij zeer geregelde levenswijze kan men bij een ieder(\)jiie in training is, gemakkelijk waarnemen hoe het geestesleven verandert („ O zoo" —van Dieren). DemeestenQ.) worden prikkelbaar . („O zoo" —vanDieren)-zooals altijd het geval is, wanneer groote eischen aan het zenuwstelsel worden gesteld; volmaakt gelijken - zij daarin op paarden, die voor een wedren worden afgericht en waarvan het bekend is, dat zij in hooge mate prikkelbaar zijn. Het hooger staande wezen, de mensch vertoont nu behalve deze algemeene eigenschap bok nog andere veranderingen in zijn gemoedstoestand, verschillend naar de geestelijke eigenschappen, die hij ook reeds in zijn gewone leven vertoont. Wij hebben er gekend die in training zijnde zeer geestig werden, welke eigenschap zij ook wel buiten dezen tijd maar in" veel minder mate bezaten. Anderen weer werden hinderlijk 4M.nhallg(.Gt\tVsca''r — van Dieren) weer anderen werden min óf meer ontoerekenbaar en deden handelingen welke zij zeker niet in gewone omstandigheden zouden bedreven hébben''(!) Mij dunkt: het is welletjes! Als een geestdriftig sport-minnaar (tevens beroemd trainer!) reden blijkt 4fe hebben om er zoo over té schrijven, dan bad er gerust aan toegevoegd mogen worden: ,ik ben het volmaakt met mijn collega van Dieren eens; niet ten onrechte heeft deze de uitdrukkingen .lichaam-afbeulend, geestverruwend en karékterbedervend" gebezigd." Helaas, Dr. Meurer, die zoo'n goeden kijk heeft op de gevaren en de droeve gevolgen, is hiervoor teruggedeinsd; hij blijkt er zelfs in geslaagd pl^ mcta zeil wijs te matten, aai « ure h»». deelige gevolgen bést lÉirkömen kunnen worden;*n wel^Df^ |ll<«yndrachtige samenwerking, van geneesheeren (.liefst medici, ' die ook aan sport doen of gedaan hebben") en trainers] De geneesheer moet de geschiktheid beoordeelen; de trainer .moet waken over de gezondheid ban hem, die zich aan zijn leiding toevertrouwt. Hij moet ü staat zijn om de eerste verschijnselen van overtraining te ontdekken, op een tijdstip dus dat het gevaar voor overtraining nog is af te wenden" enz. enz. Het is mitó* inziens vèèl gemakkelijker dit op papier neer te schrijven dan het in toepassing te brengen! Uit de eerlijke medejdeélingen van Dr. Meurer blijkt, dunkt me, duidelijk genoeg, dat zelfs hij — de bekwame medicus èn irainer — ten deze te kort geschoten is; hij schreef immers zélf: „Bij ieder die in training Wm is kan men gemakkelijk waarnemen hoe het geestesleveajgfe^ ' andert. De meesten worden prikkelbaar. . . .. Anderen weer werden hinderlijk aanhalig, weer anderen werden min of ' ' meer ontoerekenbaar en deden handelingen, wélke zij zeker niet in gewone omstandigheden zouden bedreven hebben!' Samenwerking van geneeshee-■ ren en trainers. Het wil er dan ook niet bij mij in, dat .lichaamsoefening" die zulke verschijnselen ten gevolge heeft (volstrekt niet bij uitzondering maar wèl bij ieder of bij de meesten, nuttig en noodi^m^J zijn'voor bet opgroeiende geslacht. Ook op dit gebied sullen we mijns inziens terug moeten keeren tot de oud-Nederlandsche gewoonten. De sportredacteuren stellen het telkens voor als zou dit J)eteekenen dat .de jeugd weer moet gaan kienen bij moeders pappot of moet gaan luiwammessert in de kroeg" (deze uitdrukkingen«dén ze telkens tegen mij uit!). Volstrekt niet! Het is glad verkeerd om te meenen, dat in vroeger tijd de jongelieden sufferds en luiwammessen waren; maar wèl is het waar, dat tegenwoordig de meesten vèèl te veel van hunne lichamen vergen door overal aan mee te doen; als ze 't lieten bij: matig zwemmen, spelevaren of seilen in het warme jaargetijde,, kalm en mooi schaatsenrijden *s winters, nu en dan een niet overdreven fietstocht, dikwijls een matige wandeling, en verder wat orde- en lenigheids-oefeningen (gymnastische bewegingen), dan zouden zij op den duur lichamelijk en geestelijk hèèl wat mèèr kunnen prestepen, d. w. z. evenveel als hunne voorgangers! Dat Dr. Meurer niet al te zeker Js van zijn zaak, blijkt het best Terug tot het oude. Een onbillijk oordeel. ^ De trainer wordt , zondetM daaruit, dat hij de noodige slagen om zijn arm heeft gehoudèbvj jHij is niet tevreden met een ^tiajs&'Yó neen, deze moet -voÜeenF*^ ■ zijn, hij moet niet alleen gondervinding" maar ook „aanleg' hebben; .één blik op den toestand van dengene, die zich oefent, moet hem soms leeren de dosis oefeningen te beperken of uit te breiden: het blijft gedurende den geheelen oefentijd voor den trainer een nauwkeurig gadeslaan van zijn pupil ten einde hem voor kwade gevolgen te behoeden". Met andere woorden: als de kwade gevolgen niet uitblijven, dan krijgt dus niet het dwaze gedoe, maar wèl de trainer de schuld, dan heeft het hem aan aanleg of ondervinding, of wel bij uitzondering aan dien éénen blik gemankeerd! Hoe het zij, uit één en ander blijkt duidelijk, dat er met Dr. Meurer te praten valt! Mocht het komen tot de door mij voorgestelde enquête, dan hoop ik dat wij er béiden deel van zullen uitmaken; én dan ben ik er zeker van, dat hij er anders over zal leeren denken dan tot dusver het geval was! * VII. ï En nu zullen we 't vóór de variatie eens weer over de zonaanbidders hebben. '^^S^^'^^Êi |&-*Maar dokter — krèeg ik te hooren van een belezen dame^p^vihé er haar streeft altijd van de nieuwste snufjes „op de hoogte"^*^ -te zijn — u zult toch moeten toestemmen, dat er met het Finsenlicht bij Lupus en met directe zonbestraling, zooals-die in Leysin ^p^H en op andere plaatsen bij Tuberculose van allerlei organen wordt 'toegepast, prachtige resultaten verkregen worden; ik zou dns,#a»| denken, dat ditzelfde bacterie-doodende zonlicht ook voor gezonde gjg&p menschen niets dan goeds kan opleveren". Mevrouw — zei ik — de dokters, die het zonlicht als genees- Een overeen^ middel toepassen, gaan er uiterst voorzichtig mee te werk; als £om*tlK voqt^ ü aan moeraskoorts zou lijden, dan schreef ik u ongetwijfeld ee * kinine voor in een juist berekende hoeveelheid, maar natuurlijk zou dat voor niemand een reden mogen zijn om ook in gezonde dagen kinine, en dan nog wel vol op, te gaan slikken; ik raad -u dus af u zelf en uwe kinderen aan de malle proef te onderwerpen, te meer omdat de cellen, waaruit onze lichamen opgebouwd zijn, mistÉlïien net zoa min tegen de zonnestralen bestand zijn ais vele bacteriêrr". Let maar eens op, geachte lezers, welken invloed de felle zonbestraling op de huid uitoefent; deze verzet zich er als 't ware De huid vertegen, net als tegen iets schadelijks; al heel gauw wordt ze rood, .-w"rt0z^£^fe" vervolgens zwelt ze op, ze raakt „ontstoken"; zij werkt dan als een e ; j vuurscherm, als een rood gordijn, dat al aanstonds de schadelijke stralen van het zonlicht zooveel mogelijk zoekt af te weren; na ':$Ëj& Dr. Rolller. Ben huidziekte, die door het zonlicht veroorzaakt wordt. eenige dagen treedt èr een vervelling •op Jpbchilfering vair de ^rperhuid), maar inmiddels heeft er zich een sterke pigmentlaag gevormd (van geel tot bruin toe) uit de diepere lagen van de opperhuid; ook deze verkleuring is alweer een maatregel van verweer, want het pigment bem"oeilijj^||mmers het doordringen van de schadelijke stralen van het zonlicht (zie 2e artikel); en nu is het zeker van belang te vernemen, dat Dr. Rollier, die in Leysïrt aan het hoofd staat van het Sanatorium, tot het besluit is gekomen, dat zijn zonnekuur het meeste succes heeft bij.de menschen, die het gemakkelijkst pigment vormen, bij wie dus de huid het zonlicht het minst doorlaat! Van verschillende kanten is er zelfs al op gewezen, dat de blondharige lijders bij een dergelijke zonnekuur lang niet zooveel baat vinden als de bruin- en zwartharigen (en -oogigen). Ja, juist de blonden hebben dus nog méér reden om voorzichtig te zijn, en zich niet door de malle mode te laten meesleepen; hun -huid .is er heelemaal niet op gebouwd om"veel 'pigment te kunnen vormen; blonde menschen worden niet bruinrood maar geel als ze lang en-dikwijls "in de zon zitten; dart worden ie tanig (heelemaal niet mooi!). Door Prof. Kaposi uit Weenen is een huidziekte beschreven, die op jeugdigen leeftijd door de zonnestralen veroorzaakt wordt en in bijna alle gevallen ten slotte in kanker overgaat, hij noemde deze ziekte „Xeroderma pigmentosum". Het doet me genoegen, dat kort nadat ik deze reeks artikelen. was begonnen te publiceeren, in het Nederl. Tijdschr. voor Geneeskunde ook Dr. Gaarenstroom, geneesheer aan het bestralflites'^ instituut in het .Antoni van Leeuwenhoekhuis op de Keizersgracht op deze gevolgen van zonbestraling de aandacht heeft gevestigd: „In den vroegsten kinderleeftijd — schreef hij — treedt in het voorjaar of in den zomer, als de kinderen in de buitenlucht aan het krachtige zonlicht zijn blootgest^fl, een ontsteking van de ontbloote lichaamsdeelen op, die volkomen op gewone zonnedermatitis (dermk^ll = huidontsteklË& gelijkt. Na herhaalde dergelijke aanvallen ontwikkelt «fttai een kleinvlekkige pigmentatie in dé^huid van gelaat, hals, nek, handen en onderarmen, welke zich later over een groot deel van het lichaam uitbreidt.Tusschen depigmentvlekken vindt men een droge, atrophische, dunne huid met vaatverwijdin,gen. Na enkele jaren ontwikkelen zich op de bruine vlekken ï naast hyperkeratosen (hoornachtige verdiKKUigen varae Hjook. wratachtige verhevenheden en rhagaden (^ven^^eze PP gaan ten slotte over in kwaadaardige woekering, meestal in ; ^ 3^*pmker, soms in sarcoom". imM^^^^^m ^ De beschrijving is,Jdunkt me, meer dan voldcei«>m vooral le dames angstig en voorzichtig te maken; O, 'ik be«pt zekef $!|||1^*8 van; de ijdelheid zal mij helpen de voorbijgaande mode te over- : ; ^ winnen) Teneinde des te beter en te vlugger te slagen, vestigde ik reeds *!^t de aandacht op de handen van den ouden man, die al zoolang den „dvl^ttel" op den Amstel bedient ; op de plaatsen, welke aan het zonlicht zijn blootgesteld, zien zij er ongeveer net zoo uit als boven beschreven werd; van oudsher is het trouwens bekend, dat bij lieden, die veel in de buitenlucht vertoeven en aan de werking ^IfcijS der zon zijn blootjfcételd, zooals landbouwers, koetsiers en vooral ' JgB zeelieden, de huid van gelaat en ooren er niet beter en fraaier op - wordt; op sommige plaatsen wordt ze dü»£n glad,3$£ andere , :[| dik en hoornachtig; of wel er . vormen zich bruine of zwarte korsten, waaronder zich ontvelde, licht-bloedende plekjes beenden, dié in kankerzweren kunnen overgaan. Zulk een zieke huid noemt men .zeemanshuid"; men vindt haar alleen >op de plaatsen, die onmiddellijk aan het zonlicht «jn oiootgesieiu; n« uuvc.,^ gedeelte van het voorhoofd (dat door hoed of pet beveiligd wordt) bliift vrii.'evenals de snor- en de baardstreek en andere bescha¬ duwde plekken. Bij de boerinnen in Noord-Frankrijk, die om het -hoofd een foulard" dragen, welke de bovenste helft van de oorschelp en van het voorhoofd bedekt, houden deze huidverandenngen juist bij deze kunstmatige grens op. Belangrijk is ook nog, dat Brault de aandacht heeft gevestigd op het veelvuldig voorkomen van gelaatskanker bij de muzelmannen in Algerije, wat hij toeschrijft aan de intensieve werlfing der zonnestralen door terugkaatsing in de zandvlakte. - Voor de moderne zonaanbiddersfsters), die onze zandige badplaatsen aan de Noordzee met hunne vertooningen onveilig ^l9| maken, reden genoeg om op nun noeae re zijn, ja, »i een enkèle hunner er op den duur kanker van krijgen, toch dienen Mooi is anders! zij te bedenken, dat men er niet mooier van wordt: ze behoeven maar te.letten op schippersvrouwen en zigeunerdames, die, niét voor haar pleizier, al te veel aan de buitenlucht, d.w.z. aan het zonlicht, blootgesteld zijn. '-i ............ - , wa* gij tot sianl^tan/averdag lichamelijk afgebeuld — en dat gebeurt r^ÈM» zijn zij des brengt i namiddags en 's avonds met u> staat om voor nïnwu tc wsi «.«=», ^ Aa keet» iran htm tpvpn. riten zit zouden moeten eebniikéïTotn wat te SÈavëanf ' .wórden, voor hen verloren! uonsuies: LM ic" 5c,u,s' — .52^3 ■M^fc&BMaHË'- Schuld fnisluktl „Das ist der Fluch der bösen Tat, dass sie tonwanrena uoses m u»a 8c aan^onderden^menschen een kaart met allerlei vragen gestuurdmet het verzoek uit hun omgeving één persoon te willen kiezen en dan al zijn eigenschappen (zooals die in de vérSChUlende vragen waren omschreven) te willen mededeelen. Toen al deze - tfi* ^| (geheel onafhankelijk van elkaar opgestelde) gegevens bij elkaar werden gevoegd, bleek het, dat van bijna alle jongelieden, die É&Sörtbeoefenaars' waren opgegeven, tevens vermeld stond dat ze „koudkleumers" waren. In „het Kind" is toen door Dr. Gun- '2&föm hing, den' bekenden lector in de paedagogiek, geraagd of de jgg^| medici wellicht in staat waren zulks te verklaren, en ik heb daar H toen o.m. op geantwoord, dat jonge lieden, die te vèèl van hun lichaamskrachten vergèn, vroeg oud worden; welnu, oude men-. J||| schen kruipen gaarne bij den haard of wel ze nemen een stoof: hoe ouder een mensch wordt, des te warmer kleedt hij zich, des te meer dekens heeft hij .'s nachts noodig om op temperatuur te blijven; ja vele oudjes gaan zelfs met een kruik te bed. X>e IJdelheid als bondgenoote. Zichtbare gevolgen.. begonnen,* want ditmaal zal — zooals ik reeds schreef -— de ij delheid mij helpen I Als zij vernomen hebben, dat ze door defelle zonbestraling een leelyke, oud-uitziende huid krijgen (en dat valt na wat ik daaromtrent ook aan ènderen ontleende, niet te ontkennen !) dan is 't gauw uit met de malligheid. \ .■"': jOutferar leelijk"! In een vorig artikel schreef ik, dat tegenwoordig tal van jonge menschen er alles behalve jong en I .fleurig" uitzien en dat dit onder mèèr moet toegeschreven worden aan geestelijke overlading en aan lichamelijke uitputting, Het spreekt van zélf, dat het gehèèle lichaam hieronder lijden moet, en öök, dat dit zich bij het inderdaad zwakkere geslacht het èèrst en het ergst zal openbaren; het valt dan ook niet te loochenen^dat tegenwoordig de dienstmeisjes en de winkeljuffrouwen er in het algemeen vrij wat pittiger en opgewekter uitzien dan vele studentinnen en vele meisjes met einddiploma H. B. S; of Gymnasium. Men kan vele „intellectueele" jonge dames al uit de verte, kennen aan: een lijzige voorovergebogen houding; een uitgérekten zwanehals; een daarbij passende vooruitstrevende kin; verdwenen lendekromming (de wervelkolom heeft bij deze meisjes van af den zevenden halswervel tot aan het heiligbeen toe slechts ééne achterwaartsche kromming); slap neerhangende armen; en een alles behalve veerkrachtig^en gang. Die algemeene slapte komt nog mèèr uit als ze zitten; of neen zitten doen ze niet! Liefst liggen^ ze zoo lui en nonchalant mogelijk in één of anderen .gemakkelijken" stoel; en anders hangen ze, met hun ellebogen en onderarmen zooveel mogelijk steun zoekend, op tafels of stoelleuningen; ze doen zelfs geen moeite meer om het hoofd fier, rechtop te hoeden; zoo diep mogelijk laten ze het tusschen de-schouders wegduiken. In'die zelfde houding laten ze zich zelfs fotografeeren (photographie è la tête penchante 'e£^u dos courbé.)"■■ IgÉ^iï- Denkt niet, geachte lezers, dat ik overdrijf. Volstrekt niet! Léf; Zélf maar op, dan zult ge gauw moeten toestemmen, dat ik oojf? ten deze gelijk heb; zélf vind ik dat jammer genoeg; het zou me héél wat waard zijn als het anders was, want ik zie niets liever dan opgewekte, geestkrachtige, jonge menschen, die wellicht een gelukkige toekomst te gemoet gaan'en van wie op den duur vèèl goeds en flinks verwacht mag worden.. >'fslffifèf' n . Om. de foutènen de kwalen te kunnen bestrijden, moeten we. ze eerst opgemerkt en er de oorzakehllfn opgespoord hebben; welnu, dageWks-: wotó: ik in mijn overtuiging gesterkt, dat;hetr jonge geslacht tegenwoordig mishandeld wordt en zich ten.^|I^B 't-?j- _xu «i.konriüH. »n. H» H R Q tiAf fivmnasium err de vioeue zcu uusuwuui, \jy ... u. w, — —j Universiteit wordt het overladen met feiten en feitjes, die meeren- _deels het sop van de kool niet waard zijn; en men is kortzicntig ~(. maanan Hat lip vnn rt nis tepenwicht dienst kan doén\ gCHUCg IC HKiSMV"! »«" ~w ** ' f — —° ■'MÉM** dom gcnoec niet te bedenken, dat iedere beweging haar Jföwprong vindt in de hersenen; dat voor iedere beweging van mnoi koniAn- dat dus voor dit gewichtigste aller organen te vèèl lichamelijke inspanning nèt zoo schadelijk, nèt zoo AÖtódttend. moet wezen als geestelijke ovenaaing.. rreaeriK van . PoHon Hip nnnit tevreden is. nooit kamp eeeft vöör hij zijn -bedenksels (zooalajÉralden = Het beloofde land"; de Coöperatieve W^elvereeniging in de Warmoesstraat; gemeenscnappeiijK. giuuuh**it Pm.., zélf nroefondervindeliik als ondeugdelijk heeft leere*' "kennen — van Eeden heeft zulks indertijd aan eigen lijt en geest, gevoeld, toea^Bij, in navolging van ioisioi, ue wctciu^uccuuc ^ kunnen verbeteren door boerenknechtswerk té gaan verrichten! In die dagen heeft hij de ervaring beschreven, die hij spittenS bad opgedaan; ik nennner mij nog, uai i»j «ui cc» ^"ui« voelde worden; de verdere uitdrukkingen;; zijn me ontschoten, maar zéker weet ik, dat 4iij door deze inspattofng zijn geest vol- -t ~r. li ^ I I *A ««1.* Anr, *\r\lr nt.t TnnHAT strekt mei voeiae opmsscneni men suiccm uau uu» *v/.— reden reeds van ouds van -afstompenden" arbeid; welnu, daartoe mogen m.i. öök het kinderachtige springen, vliegen en rennen op- ..j . • _ /_• j.. L-i. ir-ïteiiin'lii'i ilT"l ue - sportvelden, nei yveruicvcii mcitu vil,tL-. "*■» rv Jt-i'wf.g het malle fietstrappen (niet: het rijden .met een kalm gangetje 'eb een windje in den rug") gerekend worden; ieder heeft te be- r&B-J'''- • ïfcj ,. L.-..kr. .„.— Uot /-.ntralo vanMorctAlcpl van Hf» aenKen, uai uyn uiciuij vau uc» w-wnyv. ^..m— — '-eiéetrische centrale" al te vèèl gevergd Wordt, f iljgflil Deze aüesbeheerschende centrale wordt ten deele gevoed door Wk .41.1.-». n SL L.t io Aan nnl» crhhn aronHpr Hat hft aantal ïuc; SfcllllUIvllCI J CU IICl l» uou uv» Ji."'- " v.—- — lijders aan schildklierziekten. in dpl^aafsten tijd enorm is toege¬ nomen, wapt dcschildklier heeft het bij menigeen al te mp||(gg^ Dit is byv. de meeningvanden;;v Heer D. Hansf* sportredacteur;: (zie „Genius- j treerd Sportgek denkboek" blz.. 15 en 16>. | Een ervaring van Frederik van Eeden. i »] Als kinderen zonder schildklier geboren worden, dan bleven zé idioot; "ze hebben dan tevens een droge, opgezwollen huid (myxoedema): de haren en de tanden komen slecht tot ontwikkeling enz. enz. Bij volwassenen, wien men — toen het gevaar nog niet bekend was —. wegens kropgezwel (vergrooting van de schildklier) de geheele klier had weggenomen, werd een: dergelijke aandoening waargenomen; de huid zwolop, het geestesleyli|i*|^j| Een gewiclitig;1^ orgaan. "/fjÉBB Myxoedems'*'ejI hare Isa ' behandeling, 1 H^^^^i4vgekregen.' Als er van een orgaan te veel gevergd wordt, dan tracht het daaraan te voldoen, door zich beter te weren, maar het slot Mis altijd (bij den een? eerder dan bij den ander), dat het uitgeput raakt. Dikwijls komt de natuur aan de hoogere eischen te gemoet, Pïi-jÉp^?'-' doordat ~~ ze berust op een deficit, op een tekort aan de" stoffen, welke door de schild* ■. _ klier geleverd worden. .■~':*\v^S^i^^Ê^k {^l^^^illf^H^^™ '] Öok bij het legér is die toename reeds gebleken; in het proefschrift fBsmfcifmi -Si? van Dr. Enklaar wordt hieromtrent het volgende meegedeeld: .-^r^^l^aH Afgekeurden wegens schildklier-aandoeningen: {.1890—99 19ó0—04 1905-06.. - mÊ^^^^^c ■ i a (weigesteiden) m fS^F^^^^^H^g^.CArbeldersklasse) '!jm2J6 iWWTx Til het die het gesprek gaande houden; zex*§aan geen concert over; wordt er een cur«i|;gegeven over Heinetover Goethe, ^^^ Ibsen's Brand, zij zitten er bij; komt bvante Arrnemus oi een anaer .... _« i. J.num «nn1»n. «»r 7P \c\c\\ buitenlanascn geieerae over ecu uuuciwcip aKivn.^..., ~w . mmlm o»oöi, wan «nannpn kunnen, zii heloen de aula vullen, enz. In deze periode kan een deskundige reeds opmerken, dat het mis met hen is; de oogen hebben dan een bijzonderen glans, ze kijken een beetje „wild", het onderhuidscne vet is grooienoeeis verawenen, ae nuiu uun, cu uu»tim«.u tmrm,■ — v— ,,.r«,00rH.rH* cmpprkiii»rafseheidini?\ öok wel pukkelig. Een de*- kundigê-iierkent daarin het begin van een aandoening, die precies het tegenovergestelde is van „myxoedema" (zie boven in de noot): het „al te druk doen' van- dezer meisjes Derusi uan uun ■ . i 1- H,,o^V.i maar iitaI «TV aan tiiHpliikpfl • al niet op vernoogue gccsm.iai.iii, umai —* —j——> > ka rnimpn tnpvnpr van schildklieroroducten; als deze stakkerds TMÈ^gauw gedrongen kunnen WBlpfen (overtuigen laten ze zich niet licht!) tot een verstandiger levenswijze, dan is het slot: óf dat ze door Basedowsche ziekte worden aangeiast teen zieiue, weme ■ i j % i...u.,^u>u<«caUn Lronmprlrt • iiirnuilpnrlp nnerpn. ZtCn UÜUl t IlUUlUVClOVW»|IM»»Ki** • "-'r — —o —-i i/Arornnto schildklier, al fe snelle hartslag en bevende vingers) óf fdai ze aan zenuwzwakte gaan lijden (dit laatste geschiedt als de schildklier er vroeg genoeg den brui van geeft). Ik meen g«ed te doen met op aeze scnuaKiieritweMie ecu» i i j_ j.»ui in „d^innn . Ho snitprp vpr«rhiins»l<»n van teruegc uc aauuav.ni ic ïtougi.", <..»»*>-•.- ■ MÏtrtiittincr ziin immers lang niet »•» opvallend én zoo tastbaar "••f- o bh h - .... ,., ..,<£_. : atÊéén vérgroote schildklier. Ik hoop dan ook, dat ait gemaKKenjK 'waarneembare verschijnsel '] zelfs voor de kortzichtigsten een Tr. Mïet altijd worat ae scniiaKiier-M«/""""« uuui v*tSiw..>6 »»" gaan voorafgegaan. Verder bedenke men, dat ae scnuaiuier ook nog wei up ,^«.» m,niPii?"£. rfiis niet alleen door overwerken! -r^aftk kan worden. i&Ê^mimer aan de kropgezwellen, die zoo veelvuldig'voorkomen in Zuid- n,<^^hi3nri aiTfWtpnr k. Over de oorzaak-niervan ziin ue geiecTucn ire» ... . 1>5T ..•* ' V ...li. JlXi .„„ t.Qt Ar\n\ron irün Vipt win nipt mot p iranrtpr eens: nei- vvut senrutv zc iuc oan un *— -~. I^rasf 'uit som|ö|e bronnen (met deze mo^Jkheid moeten-we ook ten onzent rekening houden, nu op sommige plaatsen uit zeer aiepe aaiuwrag ^nw>^nr dat hij de verschillende stralen van het zonnespecproeveu. trum met behulp van een convergeerende lens (een brandglas) op de huid had laten inwerken, met het gevolg dat in 30 seconden door de violette stralen een blaar was ontstaan; de blauwe hadden een brandend gevoel en roodheid opgewekt; de groene een 'licht roode verkleuring; de gele een lichtbrandénd gevoel; de roode niets. We behoeven ons er dan ook niet over te verwonderen, dat mm-f: . bet electrisch licht, hetwelk zoo rijk is aan chemische (violette en ultra-violette) stralen, eenzelfde huidaandoening, en zelfs in vèèl heviger graad, kan veroorzaken. Charcot heeft daar reeds in 1859 over geschreven, en de bekende Engelsche natuurkundige Tyndall, die tevens een vermaard' Alpinist was, heeft eens meegedeeld, dat hij op zijn Alpentochten nooit zoo sterk verbrand invloed van was geraakt als door zijn proefnemingen met electrisch licht op electrisch licht den lichttoren van North-Foreland. In de fabrieken van Creuzot te Parijs en van Kolom ma bij Moskou werd plm. 20 jaren gePaBzr,.j leden voor het aan elkaar lassen van metalen een nieuwe methode. toegepast (methode van Bernardos, waarbij een electrische lichtbron van groote sterkte gebruikt wordt). De werklieden kregen hierdoor behalve een huidaandoening óók ontstoken oogen en oogleden; bovendien werden ze opgewonden, slapeloos en kregen koorts; ze waren dan ook zóó bevreesd voor de onaangename werking van het electrisch licht, dat zij liever veel-zwaarder en f R||l-' slechter betaalden arbeid wilden verrichten. Gevaar voor Reeds eenige malen had ik gelegenheid op de nadeelen te ^^Bgen; wijzen, die de oogen door het licht kunnen ondervinden (ik ■ï'$mW$JiÊè-. herinner aan de sneeuwjföndheid en daarmede overeenkomende vormen van blindheid: op zee en op zandvlakten — zie vorig amWL^S^i0^fê* artikel); welnu, ook hier zijn weer vooral de stralen van korte •SWwïVk.' - . ..ii. -- ..u,n i,!nlo((Ai het golflengte chemfcche, dat ^ae^^.^^^ - l^Ztn^^ worden (Dr. Blfoma heeft er . eeL in ^oSchott'- over geschreven, zie No. 15, Jaargang IX . Het resultaat van al te felle bestraling kan zijn, dat het netvlies o«^eSeUg "wordt (er bestaat dan dagbUndheid) of andere 0erg (er bestaat dan nachtblindheid; zoodra het begint te ?J ' dt de liider hulpbehoevend doordat hij niets meer vernietiging van zenuwweefsel kan er bi] optreden olt t gez htsze'nul, gedeeltelijk of in zijn geheel voorgoed buhen werking wordt gesteld. Het is begrijpelijk, dat de donker^^edteerden ook van deze aarfdoeningen alweer minder las rndeSen dan de blonden (de Albino's zijn daarentegen uiterst „chtschuw !) de Britsche soldaten in Th.bet hadden er veel van ÏT, Sl 1 Z n.n Russisch-Jaoanschen oorlog werden de Russen er wèl door gekweld, de donkeroogige Japanners echter niet! De eTctrisChe ophthalmie" (oogontsteking) is te beschouwen als een ernÏge vorm van sneeuwblindheid. Zijn de oogen lang een ernsugc . .„rarhi„„ vatl stra en v*n korte golf- hevig blootgesteio aan uc uiw«™..6 Se, dan kan het weefsel van netvlies en oogzenuw zelfs ver Sgd worden met blindheid als gevolg. Deze aandoening kan ookln Ifchter graad voorkomen: de menschen hebben dan klachook in iiuuci Si« . . . „«„vu.ccrhprntp. d e niet door ten over hoofdpijn en vermmaeruc R^rw^i . ...A tan £en bril kan gecorrigeerd worden; de «o^^gg^ nnzent zoo geijverd hebben voor goed-verhchte schoollokalen rld op di gebied verschrikkelijk overdreven: één hunner e!LhTbijv , dat leder schoolkind vanaf zijn plaats eeri behoorH k s uk van het hemelgewelf zou te zien krijgen!) hebben mtjns IS tot dusver véél te weinig* de ^,1^^ ten rekenine gehouden! tn toen koiuc. ^ ^ »-voor b j menfehen, die in ai te schel verlichte werkplaatsen en winkels hun brood moeten verdienen. Zoo ergens dan zijn we op 1B| van bet eene uiterste uiterste!) vervallen; zoo ergens uan ...... — - ■ • teurs(trices) reden om in te grijpen! En als de dit lede Ue gelezen hebben, dan zullen ze, hoop rk, begnjpen, ■dat de uitvinder van de onaanzienlijke petklep en hoedrand en ook die van défnoekap - de parasol niet te vergeten! - vèèl meer verdienste nebbe^n «ij en de meeste z.g. wereldverbeteraars gezamenlijk. P In 1907 heeft een oogarts uit Dresden, Frits Schans, op de „Naturforscherversammlung"de meening verkondigd, dat de veranderingen van de kristallens van het oog, die tot Rxesbyopie (ouderdoms-veM ziendheid) en soms tot cataract aanleiding geven, berusten op de langdurige ifpferking van de chemische stralen. In een onlangs verschenen boek („die Lichtreactiotfder Eiweisskörper)" isNhij op dit onderwerp teruggekomen; dooreen reeks van onderzoekingen heeft hij vastgesteld, dat niet alleen de eiwitlichamën^ van de ooglens, maar ook andere eiWitlichamen door het licht —mm wel het meest door de ultra-violette stralen — zéér ongewenschte^ [ veranderingen kunnen ondergaan; voor iedereen alweer een reden| te meer om óók zijn oogen te be„hoed"en, en voor onze oogartsen' ; 'reden genoeg om zich met deie lichtkwestie vèèl meer te bemoeien dah ze tot dusver gedaan hebben; als Goethe nog eens terug kwam, dan zou hij het hem toegeschreven gezegde: „Mehr Licht!" onge-. itwijfeld vervangen door den wensch: „Weniger Licht! Viel weniger Licht! Sonst bekommt Ihr schlechte Augen, alte Augen lange bevor. Ihr alt geworden sèid". In dit verDana meen ik ter iuup&, uc """»"» inm &— op de lensverduistering — cataract — die zoo vaak optreedt bij glasblazers; 't is te hopen, dat'de, lichtbeperking, die ons doorden kolennood werd opgedrongen, Voorgoed tot matigheid op dit gebied zal nopen. '] Brandstof- 'en lichtverspilling! r,Waar Licht is, te vreugde". ■ i] Het schijnt, dat er in Amsterdam genoeg brandstof is voor dèjactriscnëv Centrale! Immers in tal van café's - vooral in de^z.g. ^bscuff^mm^ de bezoekers zich „baden in een oceaan van licht"! Ook werd mij her-^ haaldelijk verzekerd, dat- de menschen, die electrisch licht laten aanleggen, door de ambtenaren worden aangespoord om lampjes te nemen van groote lichtsterkte! Vooral bij de Israëlieten valt deze slechte en dure^W^ goede aarde; dat komt omdat zij meerendeels het schoone woord uit den Talmud „Waar Licht is, is vreugde" („Licht" beteekent: Goddelijk licht) letterlijk - ik zou haast zeggen: Westersch - opvatten („het 0ost«tt^| dert, het'Westen fotografeert"). ■* Drie lampjes ter sterkte van honderd en zelfs van twee honderdkaarsen, worden ftt die kringen „heet gewoon" gevonden; op Vrijdag-avond worden zelfs öök nog de plafond- en schoorsteenlampen ontstoken! Tot mijn leedwezen moet ik hierbij voegen, dat ik het met mijn goed gemotiveerde waarschuwingen tot dusver bijna altijd heb afgelegd tegenhej»?£ kindsbeen af ingeprente bijgeloof, hetwelk in de huidige mode zoo'n krachtfgen steun heeft gevonden. Missiën zal dat veranderen zoodra de oogendokters m$ beginnen te helpen. Zij hebben er alle reden voor! 'jledereen wefijtdat een aardappel, die in een kelder uitloopt,; witte Jmadjes vormt zonder groene kleurstof tj.chlorophyl"); óók is het waar, dat kinderen, die in het half-duister opgroeien, er bleek uitzien, doordat hun. bloed te weinig kleurstof („haemoglobine") bevat. Tegenwoordig beweert men zelfs, dat die beide kleurstoffen groote overeenkomst met elkaar vertoonen, en een paar handige industrieëlen hebben reeds gemeend hiervan partij te kunnen trekken door „bloedvormende plantenkleurstof" („chlorosan") aan den alte liChtgeloovigen man te brengen! Hoe het zij, verkéérd is het, hieruit af leiden, dat het voor het bloed „zoo nuttig" zou zijn om in de zon te gaan zitten of liggen. •' Ieder jaar kan men aan de kastanjeboomen op het Weesperplein te Amsterdam het volgende waarnemen: de boomen aan de Zuid* en Zuidwestzijde, die- het meest van de zon profiteeren, zijn iets vroeger in blad en in bloei en veel eerder bruin en dor dan de andere! En als een kind een ah te zonnigen zomer aan het strand heeft doorgebracht, dan komt het weliswaar bruin, geelbruin of geel terug, maar dan zeggen na een dag of acht, als het huidpigment groo* tendeels. verdwenen is, alle tantes: „de zee heeft 'm van 't jaar niet zooveel goed gedaan als ik wel verwacht had". Het is volkomen waar, dat iedereen aan het strand de eersterdagen rood wordt; maar dat mag niet aan vermeerdering van bloedkleurstof worden toegeschreven; dit bewijst slechts, dat de huid.... ontstoken is (bij ontsteking zijn de bloedvaten uitgezet); de huid verweert zich dan tegen het al te felle zonlicht (zie blz. 26), tegen de SNp^viQlette stralen; deze worden het best tegengehouden door het: huidpiglfÉnt, maar zoolang dit nog niet in voldoende hoeveelheid fxaapwHtefa behelpt de natuur zich met het bloed, dat dan als „een rood gordijn" functioneert. H Ook op dit gebied hebben we dus al weer reden genoeg om voorzichtig te wezen," te meer als we bedenken: lo. dat de zon- vhige zomers voor aen landbouwer en den vruchtenkweeker lang niet de voordeeligste zomers zijn en 2o. dat het diffuse zon- r licht voldoende kracht bezit om allerlei groenten en vruchten ©p tijd tot rijpheid te brengen. In verband hiermede verzoek ik de ■ zonaanbidders eens een kijkje te gaan nemen in het Hortusplantsoen te Amsterdam; de groote broeikas (staande bij de Muider- 1 gracht), die nog wel bestemd is voor de tropische gewassen, m wordt 's zomers met rieten gordijnen bedekt, om het felle zonlicht . ... af te weren; en zij zeiven meenen het buiten een Gevaar voor het Bedriegelijfte roodheid. V u/io r>n urn fttnaeti verstaal diglijk iet, ar* zal het goedfl .<:WmvWm lang niet zoo veel baat vinaen ais ue ~u« P kleurden, dan zoude* zij\ zich op dit raoèiehjke gebied niet z6o lichtvaardig en onverantwoordelijk tot raadgevers durven opwerpen en dan zouden zij zich ook niet zoo roekeloos toevertrouwen aan'één of andere masseuse of verpleegster, die zich een „hoogte- . W^-«SP': zon" heeft aangeschaft. . 'UgM Maar ook nog-met een ander gevaar dient rekening gehou*™-J«™° ■ de drukke straten van onze groote steden, waar men tot in den dienen sgj* nacht last heeft van auto-getoeter, straatteinigers enz.). Woodruff bedenken! schreef- „ik ben getroffen door de prikkelbaarheid, die zich bij de soldaten, officieren en hunne vrouwen, op onze Noordelijke posten in de zomermaanden ontwikkelde; ik schrijf deze toe aan ' het licht, daar het koel genoeg was. Officieren op posten die nog Noordelijker gelegen waren, hebben mij van dezen invloed • üi de zomerdagen .verteld: zij vonden het noodig zich reeds vroeg in den avond, te 6 a 7 uur, dus lang voor zonsondergang op te sluiten in hunne woningen en de lampen op te steken, wier gele stralen verkwikking gaven". ABi>n. nn Onlangs kreeg ik een brief te lezen van een dame, wonende op het eiland Banka: zij klaagde daarin over den vermoeiendenmvloed van het zonlicht (op Banka is weinig plantengroei, dus weinig schaKfeVen voegde er bij: „de warmte doet het niet, want door de g| nabütold van de zee hebben wij daar geen last van Prof Claudio ferni (zie Woodruff 1. c. blz. 133) heeft de nadeelige werking van het zonlldt proefondervindelijk onderzocht en schreef daaromtrent: „onder den invloed van directe bestraling zijnongeveer 83 procent van de menschen gedurende de tweftpaanden, waarin . de proeven genomen werden, ziek gewon» van de 96 personen klaagden er 52 over hoofdpijn, 15 over slapeloosheid, 25 over ontstekingsverschijnselen vaji de oogleden enz." 'gmMiss Clara D. Matthews, ondefWjeres in de paedagogiek, Ëschreef aan Dr. Woodruff het volgende: x, , I .Ongeveer 3 jaren geleden had ik het genoegen in de NormaalI^Shool van Plattsburgh State een les bij te wonen over het licht; de m spreker 'had het in het bijzonder over kinderen in de klasse en bei handelde de vraag, hoe de onderwijzers moesten omgaan met nerveuze kinderen. Ik heb zijnr taad met goeden uitslag toegepast in n ,„ tal van ziekenhuizen en sanatoria wordt met deze ervaring niet ge- Een noeg rekJninï gehouden» 't la. er vooral in den zomer met zijn korte nachten opmerMng. ^ vèèl te licht! ■b&Mk* • ■■ T;.v&"-• .e&Ka@9 tJF SïSpfclend* schoollokalen. OpTonmgelageu heb ik de gor^nen 'ÉÉmy 1 g3Sn vöör de kinderen van» speelplaats kwamen. De gunstige H *ÉP • f '3oed was direct merkbaar; zij werkten den géhl^en middag ruSgf ,| lldoor Bij wijze van tegenproef liet ik den volgenden (zonnigen) (Wk de gordijnen open; de kinderen waren en bleven onrustig. Kort gf|| 4eden toen ik de plassen bezocht, waarin de kweekelingen onderwijs ; gaven naderde ik een lokaal waar het zeer wanordelijk toeging. Ik kwam'het lokaal stilletjes binnen, sloot de gordijnen en merkte op, dat de kinderen binnen enkele minuten rustig waren en dit bleef hetj| geval zooals ik later in den middag kon waarnemen", enz. In Amerika is het een tijdlang de mode geweest ook de kinderen (tot de zuigelingen toe!) aan het felle zonlicht bloot te / Irthet voort! stellen; Dr. Woodruff schrijft dat het resultaat is geweest: neu- ê ■ET'* rasthenie; en hij voegt er dan.ook bij - zooals ik reeds »n mijn eerste artikel meedeelde - dat de mode gelukkjg aan het afzakkM is, dat de mannen van de praktijk er het verkeerde van hebben^ leeren inzien! Zegt het voort! Ook over den zoogenaamden „zonnesteek" mag hier ter plaatse ■mesteek en niet gezwegen worden; deze aandoening moet niet verward worden %SSSZ met die, welke door oververhitting ontstaat; marcheerenne soldaten kunnen als het warm is, óók al is de lucht bewolkt, Rusteloos neervallen en zelfs sterven, doordat ze de door het marcheeren gevormde warmte niet kunnen kwijt raken aan de warme lucht, die hen omgeeft; hetzelfde kan ook bij stokers en tremmers in de warme stookruimten van stoomschepen geschieden.l&aar deze . aandoening mag niet met „zonnesteek" op één lijn gestéld worden, . Zonnesteek treedt op als een gevolg van directe felle zonbestraling; hierbij zakt de persoon plotseling in elkaar zonder zijn bewustzijn te verliezen, heeft een weeke, snelle pols, een normale temperatuur (of zelfs daar beneden), opgezet gelaat; roode uit-| puilende oogen, koude handen en voeten. Wordt hij in de schaduw gebracht, dan herstelt bij meestal spoedig na toediening van een opwekkend middel. In 1906 werden bij de Elks-parade in Philadelphia honderden menschen, die in de zon stonden, er door Wi1 aangetast. In de warme landen beveiligen de .inboorlingen zich er tegen door hun hoofd en nek te bedekken met hun haren of met een of ander hoofddeksel. Kolonel Maud had voor vele jaren fcij beschermen feeds opgemerkt, dat gevallen van „zonnesteek' 'weinig vowk™^ 'ook hun nek! als hoofd en ruggegraat bedekt waren met ondoorschijnende kleedingstukken; in de Engelsche koloniën dragen de sölcaten ■ dan ook helmen mét ;wStt^ei^i^^M^^'| V' Héél gewichtig is, wat nü komt; in alle, boeken over psychiatrie . \ r én gerechtelijke geneeskunde kan men lezen, dat in alle landen ?f|||t - ■" * | het aantal zelfmoorden in de zomermaanden vèèl grooter is dan Atle in de andere maanden; in overeenstemming daarmede is in de rijkestetistlsc;^ krankzinnigengestichten van New-York het aantal aanvragen om gegevens. opname in de zonnige maanden van het jaar veeugrooter'dan iny^^^^^B de donkere maanden; en dat dit niet direct door *le hitte veroorzaakt' wordt, maar wel degelijk samenhangt rae*||ïen invloed k^jjÊM van bet licht als zoodanig, heeft men met behutp|pn de verschillende weerberichten kunnen vaststellen. Ook het aantal misdaden is er het grootst op zonnige dagen! Van groot belang acht ik het, dat in Amerika gebleken is, dat de Gevaarvoor 1 Wu$4en ér in allerlei opzichten ook ten déze vèèl slechter aan toe UondJH zijn dan de donker-gepigmenteerden 1 Men is er zelfs toe gekomen \oor het leger op de Filippijnen gèèn blonde menschen meer aan te nemen, omdat bij hen de ziektecijfers het grootst waren. In de zon' nige gedeelten van Amerika voelen de blonden zich in den eersten • Een kwestie Ijöl tijd na j|ttn aankomst wel is waar zèèr opgewekt en levenslustig, groot belanj maar aljèèl gauw beginnen ae over moeheid en slapeloosheid te voor I klagen; ze beginnen er oud uit te zien, vertoonen allerlei verschijn- m°g^ selen van zenuwuitputting, van zenuwzwakte. In de krankzinnigen- a„e landver^ gestichten van New-York bevinden zich dan ook beiré^telijk vèèl zersj meer blonden dan verwacht zou mogen worderMffant „New-York^ kan worrlen beschouwd als een stad van bruinoogigen". Ook in de armenhuizen is men wat de blonden betreft tot een dergelijkfedroe- A vige conclusie gekomen! Dr. S. Carlsen heeft in een Noorsch blad | („Tidsskrit for den Norske Laegefovening" n°. 10 1908) een artikel ||r - • ■ gepublüfeebrd over den invloed van het klimaat op Noord-Europee- .m^ sche, in het bijzonder Noorweegsche immigranten in Amerika. Hij^^p^Mfc schreef daarin: „in Minnesota en Dakota gaan zij achteruit ondanks goed voedsel, ruime luchtige en goed verwarmde huizen en een niet al te ingespannen leven. De kinderen zien er slecht ontwikkeld en bloedarm uit, lijden aan tandziekten en catarrhen; tachtig procent zijn nerveus. Ontmoeten we een gezontfeiifcrachtige vrouw met blozende wangen, dan kunnen we er zeker van zijn, dat ze nieuwelinge is. De Nooren, die zich in Texas gevestigd hadden, zijn totaal verdwenen, niet doordat ze in de bevolking zijn opgegaah, maar wèl omdat Een krachtig argument tegenoyér $è dames. irtijk* "■■ Wi,n 'naiAfflMTnsMi7^'!«.- het onfreschikté klimaat niet behc flpiraen$>ntwikkelen1 Es'^Me dunkt, met ai qeze ervaringen Kunnen iuc uuwfKf»* ^nÖO^^(sters) het voorloopig Ik ho|jp?;dat ze er dodf^ • nadenken en tot beterschap zullen gebracht worden. fɧReed6' eenige malen heb ik geschréven, dat ik vaststeken op We hulp van de ydelheid; in overeenstemming hiermede meen ik crnprl te' doen door aan het slot den inhoud mede te deelen van een brief, dien de meermalen vermelde Dr. Woodruff ontving van A~~,n u/ochinrrt/Mi • in fnlnradn — schreef zii —zou ik ecu uaiut u.i .icwiimg«».i. n ~— —' j niet willen leven al gaven ze me het gebèèle land. Aan de.OostelMter grenzen. moest een waarstuuwuig siami. „mai aut nuwF goed uiterlijk, Jop een mooie huid („complexion")-varen, gij die hier binnen treedt . Een mooie huid! Uie ziet men nergens in oen gébeelen staat. Men kan zich bijna geen huidvoedsel genoeg vér- schaffen om te voorkómen dat men uitgedroogd raakt tot op de botten toe. Het geschitter van het licht doet u de oogen toeknijpen totdat uw gelaat er, door de vele rimpels, uitziet als een spoorwegv,,«.4 u*i klimaat windt 11 éérst nn. zoodat ee werkt als een . stoommachine. Het prikkelt uwe zenuwen tot het leveren van de . .. ' Ï33t ï~U -1,. l../.n4 ™\\ cnraol/f uliirr orii grootste energie, uij wauucn ma muu, ^n.».»» ,»yu6, &.j meent dat Colorado het prachtigste klimaat op#lrdeI*, totdart: er op één of anderen dag een vnenain uit een Kiem piaatsjc m , . Nieuw-Engeland komt, en na u eénigen tijd te hebben aangekej^^ zegt: .Maar lieve, wat ben je oud geworden . In Colorado rust men niet uit. daar put men zich uit, en aan het uitenfck is dat het eerst te zien". nu nnrrippl van een dame uit het zonniee Colorado" (Zie „Wood¬ ruff l.c. blz. 250)" stemt volkomen overeen met alles wat ik in i j„ n.nn»«„A linnaonKiHnarcfclsrc^ crpcfhrpvpn QeZe arilKClCIl UVC1 UC UlUUCHIt iu»oauuiuu>.ioVl,.v.^ &"—* - — heb. Ik geloof niet, dat tleze lieden mij dadelijk dankbaar zullen . zijn voor mijne waarschuwingen; wei Den ik er zener van, u«v zij op den duur zullen inzien (toestemmen is.hèèl iets ande#M dat ik het goed met hen meen en dat zij alle reden hebben mi] te beschouwen: als „een vriend, die hun i\e feilen wilde toonen" en die het best en het snelst hoopte te slagen tloor hen op een nncrpuaartiike wiize in het zonnetie te zetten. "j-- -j— ' cWjopÈr^lBrl*'^^ p^^ANADEES|;:'' '1 prijs ƒ 3.25 gebonden, g■'.>;■". SES* Dé „Tocht van de Ój^ischlan^ voor de | 'Jra^fJ .-bewerkt. Een boek van blijvende, waarde, l'^F^oi spanning. K'^Jp''"t In eiken boekhandel verkrijgbaar of rechtstreeks van den uitgever ffi^Ém'HAVE Mv\STERDJ||j MM WAT DE PERS ER VAN ZEGT: I Wjt'M^^i'tmÏM^mSM IHë*':. • ;''»E.|lf W>FW7«:'-" V, iW''-r- %Wr ::' ' -Éi*' 1» Anti-Revt], Rotterdammer: lÈ?zw**$&}-'-Wanneer' ge de' beproefde boeiende gaven van vertellen van Kieviet kent, dan begrijpt ge, dat dit een zeldzaam mooi jongensboek- is. Utrechtsch Nieuwsblad: Het is een prachtig jongensboek dat royaal eri goed verzorgd is uitgegeven waarin de plaatjes een goed figuur maken. Kieviet, de bekende schrijver, -hééft de „Tocht van de Deutschland" op deze wijze vereeuwigd. Het is niet alleen jongensboek voor dezen tijd, doch van blijvende waarde.