ADVENT. 4. Wij zuchten hier in grooten nood, * Voor oogen staat ons d'eeuwige dood: * O Heiland kom! Uw sterke Hand, * Voer uit de ellende in 't vaderland. Keervers. O kom enz. 5. Daar rijst omhoog ons dankgebed, • Tot Jesus, die ons heeft gered. * Godlofl 't geluk is ons bereid * De heü'gen Gods in eeuwigheid, Keervers. O kom enz. KERSTMIS. III, 2. 2 De rozestam, de kleine, * Waaraan de Ziener dacht, Maria heet de reine, • Die ons dit bloempje bracht; * 't Heeft eeuwig God behaagd, * Dat zij een kind zon baren * En blijven zuiv're Maagd. o Wij smeeken U van harte, * O eed'le rozestam! * Bij 'al de wreede smarte, * Die over 't Bloempje kwam, * Wil onze hulpe zijn; * Dat we U bereiden mogen • Een woning, lieflijk rein. 4. O God'lijk Kindje, Heer van al, * Een armlijk stroobed is uw sponde; * Met os en ezel deelt Gemeen stal, * Om U zacht klagend zien ze~in 't ronde. 5. - Hoort, buiten klinkt in stillen nacht, * Een vredelied nit englenmonden; * De vrede op aarde is gebracht, * Gods welbehagen, zij verkonden. 6. O mcnschen, weest van goeden wil; * Blijft u om Jesus' kribje scharen; * A mbidt Gods macht en liefde stil, * Die u voor d'eeuwgen dood bewaren. tie g'len groo- te baard in kou-den nacht, Aan U die zijt ons Ko - ning, U lief deken eer ge - bracht. 4. Wij zien de herders spoeden, * Zij juichen: „Bethlehem". * Zij dragen jonge lamm'ren, * En schreiend kussen Hem. Keervers, O, Jesu enz. 5. En Koningen van Oosten, * Met wierook, myrrhe, goud, * Zijn kleine haodjes vullen, * Zijn kleine handjes koudl Keervers, O, Jesu enz. 6. Kom laat ons aan die kribbe * Omhelzen t Jesukind, * Dan zullen wij daar leeren * Hoe Hij ons heeft bemind. Keervers, O, Jesu ens. 7. Hij was zoo groot een Koning * In 's Hemels zaligheid, *. Nu is Hij mensch geworden * En arm hier neergeleid. Keervers, O Jesu enz. 8. O wonderschoone liefde, • Die uit deez' kribbe straalt I * 't Is al voor onze zielen • Dat Hij is neergedaald. Keervers; O, Jesu enz. 9. Kom, laten wij dan minnen * Dit Kind van Bethlehem, * Ons hart en heel onz' liefde * Dat alles schenken Hem. Keervers, O, Jesu enz. JL/a-lend o - ver de groe-ne wei-en. Bij hun schaap-kens de her -ders vindt. 2. Schrikt niet, herders, weest blijgezind, * Laat uw schaapkens in die valleien I * Schrikt niet, herders, wees blijgezind, * Daar gij eerst den Verlosser vindt. Keervers, 'tls geboren enz. 3. In-een stal ligt dat Godlijk Kind * Op wat siroo moet zijn leden spreien! * ln een stal ligt dat Godlijk Kind, * Waar zijn moeder 't in doekjes windt! Keervers, 't Is geboren enz. 4. Hoort, hoe klagende zucht de wind! * Jesus oogen zoo bitter schreien! * Hoort, hoe klagende zucht de wind! * Daar Gods lijden op aard' begint! Keervers, 'tls geboren enz. 5. Zondaars boos, weent uw oogen blind, * Laat u Jesus niet meer verbeien! • Zondaars boos, weent uw oogen blind, * Daar Gods lijden de dood verwint! Keervers. 't Is geboren enz. Da-lend o - ver de Bij hun schaap-kens de 4. Ziet haar in ontroostbaar treuren * Moeder teer de blikken beuren * Naar dien Zoon, zoo wreed gemoord. 5. Wie kan zonder mededoogen * Staren in die moederoogen, * Van zoo gruwzaam lijden mat? 6. Wie blijft zonder wederrouwen * Bij de smarten dezer Vrouwe, * Met het Bloed haars Zoons bespat? 7. Om de zonden van de zijnen * Zag zij Jesus zóó in pijnen, * In de wreedste geeselstraf. 7, Zij zag daar den troost haars harten * Ongetroost in stervenssmarten * Tot Hij legde 't leven af. 9. Moeder bron van liefde, Konde * Ik de smart, die U doorwondde, * Zóó gevoelen dat ik schrei. 10. Laat in mij de liefde groeien * Van uw Jesus, en zóó bloeien, * Dat ik Hem bemin als, Gijl 11. Kleur mij, Moeder, ailerkuischte * Uit de wonden des Gekruisten, * Met zijn allerreinste bloed. 12. Laat mijn ziel, als d'uwe wonden * Door mijn smart waarin, mijn zonden * Door uw Zoon zijn afgeboet. 13. Mocht ik troost aan Jesus brengen * Tranen met uw tranen mengen * Tot er adem in mij is* 14. Ik kom staan aan uwe zijde * Aan den voet van 't kruis, en blijde * Deelen in uw droefenis. 15. Maagd'lijn onder maagden eenig * Kneed mijn •hart, opdat het lenig * Voelend, als hét uwe zij. 16. Laat mij deelen in zijn lijden * Met uw Zoon ten bloede strijden * Beeld zijn wonden af in mij. ' 17. Laat in mij zijn wonden ploegen * Gutsen in de liepste voegen * Mijner ziel zijn god'lijk Bloed. 18. Laat mij niet naar 't vuur verwijzen * Stel, o Maagd, den Rechter eischen, * Spreek voor mij in *t oordeel goed. 19. Christus, als het uur van scheiden • Voor mij slaat, Laat mij dan leiden, * Door Uw Moeder naar Uw Troon. 20. Als mijn lichaam is gestorven * Reik mijn ziel dan onverdorven, * In Uw Paradijs de kroon. Amen. 4. 'k Zie zoo diep een roode roze, * Aan uw Harte komen blozen, * Ach. hoezeer mij 't harte raakt, * Dat uw Hart den doodslaap slaapt. Keervers. Jesu, zoete enz. 5. 'k Groet U, arme Jesu handen, * Die nooit rust en wilden vinden. * Ligt nu zacht naast Jesus neer, * Jesus werkt geen wondren meer. Keervers. Jesu, zoete enz. 6. Jesu zoet, zend mij niet henen, • Laat mij aan uw voeten weenen, * Laat mij, laat mij, Jesu zoet, * Knielend kussen uwen voet Keervers. Jesu, zoete enz. 4. Zijn mondeken is bleek en stom, * het spreekt mij niet meer aan, * och, Moederlief, Marialief, * och, kon 't nog spreken gaan, * Keervers. Moederlief, enz. 5. Zijn harteken en slaat niet meer, * het is zoo diep gewond! * och, Moederlief, Marialief, * och, was het nog gezond. * Keervers. Moederlief, enz. ! 4. O Maagden-Koningin, * Gezeten midden in * Een kring van kind'ren, * Leer ons uw schoone deugd * En laat onreine vreugd * Noch lust ons hind'ren, ens. 4. Gebenedijd zijt Gij! * En boven U geprezen * Moet God alleen moet Hij, * De vrucht uws lichaams wezen, * Gebenedijd zijt Gij! Keervers. O Moedermaagd, enz. 5. Gebenedijd zijt Gijl * O Toevlucht van ons allen, • In zonde en slavernij * En laat ons niet hervallen. * Gebenediid zijt Gij! Keervers. O Moedermaagd, enz. 6. Gebenedijd zijt Gij! * De dood komt aangedreven; * O Moeder, maak ons blij * Na dit in 't ander leven. * Gebenedijd zijt Gij! Keervers. O Moedermaagd, enz. MARIA LICHTMIS. * Pluk rozen, in verscheidenheid, * ïn deez' geheimen uitgespreid, * Omkrans uw Moeder, prijs en roem Haar schoone liefde met die Bloem. 6 U. Jesus, heerlijkheid en roem, * Uit maagd'lijk bloed gesproten Bloem, * Met Vader, Geest, m eeuwigbeid, Geprezen Uwe Majesteit. ALGEMEENE MARIALIEDEREN, v Breed. Moe-der rei - ne, U - we won-dre heer- lijk - heid. . Moe-der rei - ne, U - wer won-dre Maag-dlijk-heid. Moe-der rei-ne, In Uw won-dre nee - drig-heid. 4. Zy volbloeide * En volgroeide * In Uw wondre zuiverheid. * Maged fijne, * Moeder reine, * In uw wondre zuiverheid. 5. Van uw boezem * Was de bloesem * Jesus eigen heerlijkheid. * Maged fijne, * Moeder reine, * Jesus' eigen heerlijkheid. 1-11, 12. PSALTERKE 105 GEESTELIJKE LIEDEREN VOOR KERK, SCHOOL EN HUISGEZIN DOOR ADR. P. HAMERS R.K. PR. Zij zongen een nieuw lied. Apoc. V, 9. W. BERGMANS. TILBURG NIHIL OBSTAT Namens de Bisschoppelijke Commissie tot keuring van kerkelijke-muzikale composities. Aug. 1922. TOON HANSEN, Cens. ad hoe dep. NIHIL OBSTAT 's-Bosch, M. P. DEKKERS, 's-Bosch, Aug. 1922. EVÜLGETÜR. J. POMPEN, Vic. Gen INHOUD No. ADVENT. Pag. 1 Och, kom nu Heer 13 2 O Heiland open wijd de poort 13 KERSTMIS. 3 Er is een roos ontsprongen 15 4 O zalig, heilig Bethlehem iq 5 Een Kindeke geboren 17 6 Wij komen tezamen 19 7 Tusschen os en ezel 20 8 't Is geboren het godd'lijk Kind 21 9 De herdertjes lagen bij nachte 22 10 Kindeke Jesus met oogskes zoo blij 24 11 Kindeke Jesu op strooisel geleid 25 12 Liefelijk Kindeke 26 13 Herderkes omringen 27 14 Gegroet, o Gij Koning 27 15 Nu zijt wellekome 28 16 Maria Jonkvrouw reine 30 17 Waarom ligt Gij daar 30 18 Lam, dat wegneemt 31 19 Kindje met uw kleine oogen 32 20 Komt, kindekens, komt 34 ' DRIEKONINGEN. 21 Drie koningen zagen een sterre 35 22 De koningen kwamen van verre 36 No- ZOETE NAAM. pag. 23 O Jesus, Koning, éénig groot 37 24 Zoete naam t '/m m 38 H. FAMILIE J. M. J. 25 Gezegend, Nazareensche Woon 39 VASTENTIJD. 2S O Jesu zoet 40 27 In den nacht droef en zacht . 41 28 Hoe kondt Gij de slagen 42 29 O Jesu mijn ' 43 30 Er vloeide langs den kruisstam. 44 31 Mijn lusten zijn verloopen 45 32 Bij het Kruis 46 33 Ach, hoe ligt Gij mijn lief Heere 47 34 Diep gebogen " ' 49 35 Een zoete kracht 50 36 Jesus is mijn rozeboom 50 37 Nu is het uur geslagen [[[ ', 51 38 Och Heere, lieve Heere [[ . 52 39 Toen Jesus drinken ging 53 40 lek wil mi gaen vertroosten ' 54 41 Laat mij zien, o Man van smarten 55 42 Nooit was mijn lief zoo droef ... , 55 43 Mijn zoetelief 57 44 Daar is een roode roze 53 45 Hooggeboren ... 59 46 Ge hieft uw oog 60 PASCHEN. 47 De Christus is verrezen 61 48 Den Christus-Koning onze groet [ [ 62 49 Hemelkoningin, verblijd U ............ 64 NO. 's HEEREN HEMELVAART. Pag. 50 O Jesus voor ons heil verbloed 65 PINKSTEREN. 51 Daal af o Geest van heiliging 66 52 Ik heb U lief 67 53 O Geest, die al uw heerlijkheid 68 H. SACRAMENT. 54 O Maagden 68 55 Mijn hart is als een roode roos 69 56 Maak, Heer, mijn hart als dorre hout 70 57 O Hart, zoo goed 71 58 'k Zoek en zoek op alle wegen 71 59 In 't heilig Altaarsacrament 72 60 O blanke Schijn 73 61 Waar zal ik kunnen wasschen 74 H. HART. 62 Hart van Jezus, frissche bron 75 63 O Hart, de bondskist 76 64 Mijn Jesus, dien ik minnen moet 77 65 Ik zoek allerwegen 77 66 O Hart van zooveel liefde 78 67 O Hart voor ons gebroken 79 68 O Jezus laat mij aan uw Hart 80 69 Uw Hart is als een rijke bron 80 70 O Zinnebeeld der liefde 81 ALLERHEILIGEN. 71 Genade Christus voor uw volk ► 82 ALLERZIELEN. 72 Laat ons bidden T 83 No. MARIA ONBEVLEKT ONTVANGEN. Pag. 73 Maria reine Maagd 84 74 Gebenedijd zijt Gij 85 MARIA LICHTMIS. 75 Wees gegroet o Sterre 86 MARIA BOODSCHAP. 76 Een engel daalde ■ 87 77 O aanminnige 88 TEN HEMELOPNEMING VAN MARIA. 78 Zacht wuiven zangen 89 79 O wat witte zon • • 90 80 O hooge, Lieve Vrouw 91 81 Ziet ze vlind'ren 92 MARIA'S GEBOORTE. 82 Een hooge deur 93 83 Hoe heeft uw naam 94 O. L. VR. ROZENKRANS. 84 Als zich uw geest 95 ALGEMEENE MARIALIEDEREN. 85 O Moeder vol genade 96 86 Alle dagen 97 87 O Hart van Maria , 98 88 Moeder teeder 99 89 Mijn Moeder, die ik minnen moet 100 90 Wij beschouwen, lieve Vrouwe 101 91 Gekomen is uw lieve Mei 101 92 Wat spreiden die lichten .- 103 93 Berg van bloemen 104 94 O Koningin, kom blijde in 105 95 Maria zoo aanminnig 106 No. ST. JOZEF. Pag. 96 Sint Jozef met den staf 107 97 Tot U, Sint Jozef, vluchten wij 108 H. SCAPULIER. 98 O heilig, heilig Scapulier 109 99 Daar is geen schooner kleed op aard 110 H. FRANCISCUS. 100 Hoe werd Ge, o Vader 11J H. CECILIA. 101 Nu rulscht door 's hemels tuin .. 112 H. LUCIA. 102 O, Lucia, romeinsche Maagd 114 H. ANTONIUS. 103 Antonius, o wonderbare 115 EERSTE H. COMMUNIE. 104 Kindje des Heeren 117 PROPAGANDALIED. 105 Wij dragen den moed 118 2. Toen zij er te Bethlehem kwamen, * Daar schoten drie stralen dooreen: * Een straal van omhoog zij vernamen, * Een straal uit het kribje beneen; * Toen vlamde er een straal uit hun oogen, * En viel op het Kindeke teer; * Zij stonden tot schreiens bewogen, * En knielden bij Jesus neer, 3. Maria, die bloosde van weelde, * Van ootmoed en lieflijke vreugd; De goede St. Joseph, hij streelde, * Het Kindje, der menschen geneugt. * De herders bevalen te weiden * Hun schaapkens aan de engelenschaar: * Wij kunnen van 't kribje niet scheiden, * Wij wachten het nieuwe jaar. 4* Och Kindje, och Kindje, dat heden, * In 't needrige stalletje kwaamt, * Ach laat ons uw paden betreden, * Want gij hebt de wereld beschaamd, * Gij komt om de wereld te winnen, * Den machtigsten vijand te slaan: * De macht uwer liefde van binnen, * Kan wereld, noch hel weerstaan. hart. hart. 2. Toen zij te Jerusalem kwamen, * Verdween er de sterre meteen; * Zij gingen naar koning Herodes, * En vroegen: „Waar moeten wij heen; * Waar is er de Koning geboren, * Wiens sterre wij hebben aanschouwd,* Wij zijn ter aanbidding gekomen * Met mirrhe, met wierook en goud". 3. En toen zij daar hadden vernomen: * „NaarBethIenem moet ge dan gaan**, * Vertoonde zich weder de sterre, * En reisden zij blijde weer aan. * Zij vonden het koninklijk Kindje * En knielden aanbiddend terneer, * Met goud en met wierook en mirrhe, * En keerden vol dankbaarheid weer. ster-re, De ster-re stond bo • ven de grot. doe-ken, Het Kind-je in doe-ken was God. waar-de, Zé droe-gen die schat-ten voor God. 4. De koningen kwamen en gaven: * Het goud voor den Heer in de grot; * Het myrrhe was om te begra ven, * Het wierook beteekende God. 5. De koningen kwamen en gingen, * Het kindeke bleef in de grot; * Nu komen wij 't Kindeke omringen, * Aanbidden het Kindje als God. zoete; naam. i r Ki?™t\ a11en' laat tot Jesus Saan. * KloPt om Zijn liefde bij Hem aan, * Zoekt Jesus vurig, nooit voldaan, * lot vlammen uit uw liefde slaan 5. Leid, Jesus, onze woorden in, * Merk onze daden voor t begin, * Ons hart zij U een hemelhof, * U, Jesus, nier en eeuwig lof. 4. Jesus, Broedernaam, zoo hoog! * O, nu moog op uw Broeders al te saam * Deze naam * In zijn groote glorie pralen, * Eeuwig stralen. H. FAMILIE J. M. J. 4. Hoe minlijk, hoe gereed volbrengt * Het Kind zijn taak, als Vader wenkt; * Hoe straalt de vreugde van de maagd, * Als zij de moederzorgen draagt. 5. Met hart en nijv're handen sluit * Zich Jozef aan bij zijne Bruid * Tot deugd, in hen onwrikbaar hecht * Door Gods genade neergelegd. 6. De liefde, die hen saam verbindt, * Is ééne liefde tot hun Kind, * Dat met zijn wederliefde kroont * De liefde, die in beiden troont. 7. Och, wone zóó bij elk gezin * De liefde, nimmer stervend, in. * En make bittre tegenspoed * Door huiselijken vrede zoet.. 8. U, Kindje Jesus, lof en roem, * Uit Maagd'lijk Vleesch gesproten Bloem; * — Met Vader, Geest, — in eeuwigheid' * — Geprezen Uwe majesteit. VASTENTIJD. r^-j 26 ESB Apostolaat van het Gebed November 1968 Heer, Gij hebt gezegd: v laat de kinderen tot Mij komen! Gij hebt hun de handen opgelegd en uw liefde voor hen getoond. Wij komen U deze maand bidden om een goede vorming van onze kinderen. Laat uit hen groeien wat Gij en wij ervan verwachten. Geef, dat in het gezin de ruimte is, waarin zij zichzelf kunnen worden. Help ons om het mooie dat in hen is tot ontplooiing te brengen. En laat ons door woord en voorbeeld hen in staat stellen om te worden wie ze zijn. Help de ouders om de juiste weg te vinden, geef goede scholen, die daarbij helpen. Schenk alle opvoeders de juiste geest om te prijzen, te waarderen en aan te moedigen, maar ook om te corrigeren en eisen te stellen. Amen. Heer, geef dat de onderwijs-problemen in onze pluralistische maatschappij opgelost worden tot geestelijk welzijn van de jeugd. Missie: Heer, geef dat de scholen in de missielanden bijdragen tot meer eerbied voor de menselijke persoon. 'tHoutvande schan-de naar Gol • go - tha? 2. Onschuldig Lam, * Wat ik niet nam • Tot boeting mijner zonden. * Hebt gij zoo blij • Getorst voor mij; Uw liefde sloeg U wonden. Keervers. Jesus, ik vrage: enz. 3. Slaat keer op keer • Het Kruis U neer. • Uw liefde wordt niet moede; * Zij drijft U voort, * Om, wreed gemoord • Voor zondaars uit te bloeden. Keervers. Jesus, ik vrage: enz. 4. Al hooger op, * Ten heuveltop, * Om *t offer te voltrekken; * Ik zie U daar * Op *t kruisaltaar, » Dat dra van Bloed zal lekken. Keervers. Jesus, ik vrage: enz. 5. O Jesu, zoet, * Geef mij den moed • Om 't kruis met U te dragen. * Hoe zwaar het zij, * Uw kracht zal mij, • Bij 't zwakke pogen, schragen. Keervers. Jesus, ik vrage: enz. Bloed Al mijn zon - den stil, Bidt het god - de Zoon, Bad al - leen het in den nacht, lij - ke Hart god'-lijk Hart. 4. In den nacht, * Droef en zacht. * Om mijn zonden was de klacht, * 't Godd'-lijk Lam Dat ze nam. * Heeft Zijn offer toen gebracht. 5. In den nacht, • Droef en zacht, * Drong het bloed uit godd'lijk Hart, • Godd'lijk Bloed * Heeft geboet • Al mijn zonden in den nacht. «7 le - den, De wijn - pers al - - leen. kwik-ken? Wie keek naar U om. le • den De wijn - pers ge - * vuld. 4. O bujf dan maar bloeden * En wordt toch niet moede * Alleenig te zijn. * Wij zullen verkwikken Uw zoekende blikken, * En drinken den wijn. Harttenspijt,Slechtswenschen,nooitbe - gin - nen. mild zóó teer, Ik durf-de, durfde 't wonden, im - mer meer Naar lief -de, lief-de trach-ten. Een o - vervloed van Ma - ri - a's zil v ren O stroom des eeuw'gen 2. Myn suchten ende myn kermen * Siet aen ghenadich God. * Elaes wilt mijns ontfermen * Al heb ick U gh'ebot * Versmaet tot menigher uren * Ick wil mi beteren gaen * Dit doet myn herte trueren. * O Jesu siet mi aen. 1 0 4. Uw liefde vord're voor ons af lV Vergiffenis van schuld en straf * En zalig voor Uw aangezicht * Ons in uw glanzend glorielicht. 5. Gij, veil'ge gids ten sterrenboog, c; Leid onzer harten gang omhoog; * Maak lijden zoet door Uwe vreugd * En loon ons na beproefde deugd. PINKSTEREN. 4 Straal neer Uw licht in hart en zin, * Woon met Uw liefde bij ons in, * Houd door Uw kracht en heU'ge vrees * In dienstbaarheid ons zwakke vleesch. 5 Leg booze macht den breidel aan, * Laat, vóór ons uit, Uw vrede gaan; • Als Gij ons vrijgeleide zyt, * Loopt onze weg in veiligheid. 6. Leer kennen Vaders majesteit, * Den Zoon in Zijne heerlijkheid, • In U gelooven, beider kracht, * Hun beider Geest, gelijk in macht. 7. Eer zij den Vader éénig groot, * Den Zoon, die oprees uit den dood, * Den Geest, met hen m Majesteit, * In Wezen één, — in eeuwigheid. Jets brtcder. tij - de Je - zijn. bloed, geur. 1 4. Hart van Jesus, blij genot * Aller hemelingcn, * Die van liefde ontvlamd, hun God * Dank en glorie zingen: * Laat uw zon eens voor ons rijzen * In de bloesemparadijzen, * Uwer zaal'ge liefde. die vergeeft, Met goedheid die geen grenzen heeft, slui er spreidt Als d'oude, voor uw Ma - jes - teit. ons getoond d'Onzichtb're Liefde, die daar troont. 4. Zoo teekende de Christus af, * Dat Hij een dubbel offer gaf, * In bloed en beeld den dood doorstond, * Als Priester van het Nieuw Verbond. 5. Wie weigert wederlielde hier, * Wie volgt niet met de Kruisbanier, * Wie slaat, voor 't luist'ren naar Zijn klop, * Niet in dat Hart zijn tenten op. 6. Aan God den Vader, aan den Zoon, * Aan beider Geest, ons eerbetoon, * Wier macht gebiedt met majesteit * En heerschappij, in eeuwigheid. voert ons tot U we-der, waar Gein Uw glo-rie troont? 2. Wij bidden en wij weenen * Wel aan des kruises voet, * Maar in het hart, het steenen, * Ontwaakt geen liefdegloed; * Wie zal ons tot U voeren, * O liefde zonder peil, * Ons harte weder snoeren * Aan 't Kruis ons eenig heil? 3- Gij, die Hem hebt gedragen, * Gedragen onder 't nart, * Hoor uwe kind'ren klagen * In weergalooze smart; * Uw kindren, zijne broeders, * Verbonden door Zijn bloed, * Gij heiligste aller moeders, * Voer ons Zijn Hart te moet. 4. Och, dat uit Zijne zijde * Het water en het bloed. * Ons narte weer verblijde * Met frisschen levensmoed; «■ Dat onze ziel weer dronken * Zijn liefde zingen kon. * Van al den gloed doorblonken, * Die uitstraalt van die Zon a Spreekt, Martelaren, door Uw bloed, * Belijders, door uw deugden, goed * Voor bannelingen, die naar 't strand * Verzuchten van hun Vaderland. c Bereidt ons. kuische Maagdenrii, * En Kluizenaars uit woestenij * Gestegen hoog ten hemeltroon. * In t Paradijs de zegekroon. 6 Waakt, Heil'gen, sluit het christen erf* Voor trouweloosheid en bederf, * Opdat er ééne kudde zij * Met éénen herder, ééne wei. n Aan God den Vader eerbetoon * En aan Zijn Eengeboren Zoon, * Aan beider Geest, in majesteit * In Wezen één, — in eeuwigheid. ALLERZIELEN. a. Zingende wachten * Serafs en Krachten, * Cherubs en Machten, * Boden van God, * Ziet, zij komt dagen, * Die God mocht dragen, • 'I Rijkst aan behagen, * Is nu haar lot. * Schoonste der vrouwen, * Vreugd der getrouwen, * Hoogste in glorie en liefde bij God! 3. Jubelende~Eng'len, • Bloemtakken streng'len. • Lofzangen meng'len * Zij haar ter eer! * Blfjde weergalmen * Statige psalmen; * Reukvaten walmen, • Geurend steeds meer! * Hooger geleien * Haar alle reien • Op naar den troon van haar Jesus en Heer. ruk - ke-lijk fes - tijn. Die een Dienstmaagd wilde zijn. 2. Ziet de Reine, vol genade, • Troont in blinkend witte wade, * Naast haar lieven God en Heer, * En ontvangt zoo diepbewogen, * Of haar kind zich had bedrogen, * Aller zaal'gen hoogste eer. 3. Gouden krone loont haar deemoed, • Roode rozen haren weemoed, * Blanke leliën hare deugd, * Krone, bij wier sterke stralen * Nimmer zonneglans kon halen, * Kroon, die d'Englen Gods verheugt. 4. Moeder, door uw Zoon verheven, * Om uw need'rig, smartvol leven, * Geef dat we vonzen aardschen strijd, * Moedig strijden en voltrekken, * En eens, vrij van zoudevlekken, * Jesus zien in eeuwigheid. 2 Ziet ze vallen * Duizendtallen, * In het rozeroode licht, * Opgestegen * Allerwegen, * Waar zij hare voeten richt: * Want heur komen * Is het domen * Van den bovenaardschen dag, * Haar nabijheid * Is de blijheid * Van God's grooten zonnelach. 3. Wij ontwaken * Bij uw naken, • O verheven Dagvorstin» * Op de verre * Lage sterre * Halen wij uw geuren in; * Droeve nachten * En gedachten * Wijken voor uw stille kracht * En wij rijzen * Om te prijzen • Uwe wondre morgenpracht. PUchtiP. 1 u, 5. 3. Ontplooi uw wieken, mijne ziel. ** Wie 't morgenlicht in de oogen viel. Keervers. Ave, enz. Het morgenlicht vol hemelgeur, * Dat uitstraalt door Gods hemeldeur. Keervers. Ave, enz. 4. O lieve Moeder, of gij hoort: * De palmen dringen aan uw poort; Keervers. Ave, enz. En of gij ons ook binnenleidt * Bij 't opengaan der eeuwigheid. Keervers. Ave, enz. O. L. VR. ROZENKRANS. m Einde. i. uur. O, hei-lig, hei lig, Sca-pu-lierI — — — — — — — — \uur. O, enz. 2. O med'cijrt voor ziekteen pijn, * O troost voor die in droefheid zijn * En klein * Of die in armoe raakt. Keervers. O heilig, enz. O redder uit zoo meen'gen nood, * Ja zelfs wanneer het leven vlood * En dood * 't Mariakind genaakt. Keervers. O heilig, enz. 3. Joannes, Paus en afgezant * Ontving ManVs woord tot pand * Als band * En boei voor 't vagevuur. Keervers. O heilig, enz. Want wien nog wacht de zuiv'ringspijn, * Hij zal 't weldra ontweken zijn * En rein * Bij 't eerste Sabbat-uur! Keervers, O heilig, enz. bid voor mij, Sta met uw won - der-macnt mij bij. 4 Uw macht heeft stommen spraak gegeven, * Aan zieken redding, dooden leven. * Gij stilt den storm op 't meer, * 't Verloorne geeft gij weer. Keervers. O, wonderdoener, enz. ik zie tot U bedroefden vluchten, * Ik hoor de zondaars rouwvol zuchten. * Gij helpt in alten nood, Bij leven en bij dood. Keervers. O, wonderdoener, enz. 6. Antonius, thans hoog verheven, * Verhoor ons, die in zorgen leven * Ik loof en prijs uw macht * En groote wonderkracht. Keervers. O, wonderdoener, ena. Partituur afzonderlijk verkrijgbaar a 40 ets.. Zie bladz. 135-126. EERSTE H. COMMUNIE. Met warmte. gers van —i ALFABETISCHE INHOUD No. Serie No. Gedicht van: 33 Ach, hoe ligt GIJ VI, 3. fr. Berthold Carm. 86 Alle dagen I-H, 8. G. Gezelle. 84 Als zich uw geest IV, 11. G. de Bruyn. 103 Antonius. o wonderbare ... afz. ultg. J. H. M. Tolboom. 93 Berg van bloemen VIII, 7. fr. Berthold Carm. 32 BIJ het kruis III, 12. G. de Bruyn. 51 Daal af, o Geest IV, 4. G. de Bruyn. 44 Daar ls 'n roode roze VIII, 5. fr. Berthold Carm. 99 Daar ls geen schooner kleed . VIII, 10. fr. Berthold Carm. 47 De Christus is verrezen IV, 1. B. de Wolf O.S.Cr. 9 De herdertjes lagen III, 8. 22 De koningen kwamen V, 5. A. van Delft. 48 Den Christus-Koning IV, 2. G. de Bruyn. 34 Diep gebogen VI. 3. A. van Delft. 21 Drie koningen zagen III, 9. G. de Bruyn. 76 Een engel daalde VI. 18. A. van Delft. 82 Een hooge deur I II, 5. A. Huybers. 5 Een kindeke geboren III, 4. F. Willaert. 53 Een zoete kracht VI, 5. fr. Berthold Carm. 3 Er is een roos ontsprongen . III, 2. P. Braam. 30 Er vloeide langs IV, 10. F. Aghina O.F.M. 74 Gebenedijd zijt Gij ' Ml, 7. G. Gezelle. 14 Gegroet, o Gij Koning VI, 24. Dr. Schaepman. 46 Ge hieft uw oog op. 26/27, 12. fr. Berthold Carm. 91 Gekomen ls uw lieve Mei ... III, 12. H. ThiemanO.F.M. 71 Genade Christus IV, 3. G. de Bruyn. 25 Gezegend Nazareensche woon. IV, 2. G. de Bruyn. 62 Hart van Jezus, frissche bron . IV, 9. J. Alb. Thljm S.J. No. Serie No. Gedicht van: 49 Hemelkoningin, verblijd U ... V, 11. A. van Delft. 13 Herderkes omringen V, 4. A. van Delft. 83 Hoe heeft uw naam V, 12. A. van Delft. 28 Hoe kondt GIJ de slagen V, 7. A. van Delft. 100 Hoe werd Ge, o Vader VII, 9. M.Vreeswijk O.F.M. 45 Hooggeboren VIII, 8. fr. Berthold Carm. 40 Ick wil mi gaen vertroosten . VII, 3. 52 Ik heb u Hef V, 8. A. van Delft. 65 Ik zoek allerwegen VI, 13. A. van Delft. 27 In den nacht V, 6. A. van Delft. 59 In 't Heilig Altaar-Sacrament. VI, II. A. van Delft. 8 't Is Geboren III, 7. 36 Jesus is mijn rozeboom VI. 6. fr. Berthold Carm. 11 Kindeke Jesu op strooisel ... V, 2. A, van Delft. 10 Kindeke Jesus met oogskes . V, 1. A. van Delft. 104 Kindje des Heeven . VII, 11, H. Donders. 19 Kindj-e met uw kleine oogen Op.26/27, 11. B. van Leeuwen. 20 Komt. kinderkens, komt ..Op.26/27, 10. 41 Laat mij zien VII, 4. fr. Berthold Carm. 72 Laat ons bidden VIII, 12. 18 Lam dat wegneemt VIII, 2. fr. Berthold Carm. 12 Liefelijk Kindeke V, 3. A. van Delft. 56 Maak, Heer, mijn hart IV, 7. A. van Delft. 16 Maria, Jonkvrouw reine VII, 2. fr. Berthold Carm. 73 Maria, reine Maagd MI, 2. A. Huybers. 95 Maria, zoo aanminnig VIII, 11. fr. Berthold Carm. 88 Moeder teeder VI, 19. A. van Delft. 55 Mijn hart is als een roode roos IV, 6. A. van Delft. 64 Mijn Jesus dien V, 10. A. van Delft. 3i Mijn.lv.sten zijn verloopen ... IV, 12. Dr Ger. Brom. 89 Mijn moeder, die ik minnen moet VI, 20. A. van Delft 43 Mijn zoetelief VIII, 4. fr. Berthold Carm 42 Nooit was mijn lief VIII, 3. fr. Berthold Carm. 37 Nu is het uur geslagen VI, 7. A. van Delft. 101 Nu ruischt door VII, 10. Br. Edgard. 15 Nu zijt wellekome VII, 1 No. serie jno. ueaicnt van: 77 O aanminnige MI, 4. A. Huybera. 60 O blanke schijn VI, 12. A. van Delft. 38 Och, Heere, lieve Heere VI, 8. A. van Delft. 1 Och, kom nu Heer VI, LA. van Delft. 53 O Géést, dié al uw VI, 10. A. van Delft. 63 O Hart, de bondskist IV, 4. G. de Bruyn. 87 O Hart van Maria III, L 66 O Hart van zooveel liefde ... VI, 14. A. van Delft. 67 O Hart voor ons gebroken ... VI, 15. Dr. Schaepman. 57 O Hart zoo goed IV, 8. A. van Delft. 2 O Heiland open III, 1. 23 O Jesus, Koning IV, 3. G. de Bruyn, 98 O heilig, heilig scapulier VII, 8. fr. Berthold Carrft. 80 O hooge, lieve Vrouw k.. MI, 1. A. Huybers. 68 O Jesu, laat mij VI, 16. A. van Delft. 29 O Jesu mijn III, 11. 26 O Jesu zoet III, 10. G. de Bruyn. 50 O Jesus voor ons heil IV, 13. G. de Bruyn. 94 O Koningin, kom blijde in ... VIII, 9. fr. Berthold Carm. 102 O Lucia afz. uitg. A. Huybers. 85 O Moeder vol genade MI, 6. 54 O Maagden IV, 5. A. v&n Delft. 79 O wat witte zon I II, 10. 4 O zalig, heilig Bethlehem ... III, 3. 70 O zinnebeeld der liefde VII, 5. A. Huybers. 96 Sint Jozef met den staf VI, 22. A. van Delft. 39 Toen Jesus drinken ging VI, 9. A. van Delft. 97 Tot U, Sint Josef VI, 23. fr. Berthold Carm. 7 Tusschen os en ezel III, 6. 69 Uw hart is als een rijke bron. VI, 17. A. van Delft. 17 Waarom ligt Gij daar VIII, 1. J. Alb. Thljm S.J. 61 Waar zal ik VIII, 6. fr. Berthold Carm. 92 Wat spreiden die lichten VII, 7. 75 Wees gegroet, o sterre ML 3. A. Huybers. 90 Wij beschouwen VI, 21. A. van Delft. 105 Wij dragen den moed VII, 12. Marie Koenen. No. 6 WIJ komen tezamen , 78 Zacht wuiven zangen 81 Ziet ze viind'ren 58 'ls. Zoek en Zoek 24 Zoete naam .... Serie No. Gedicht van: III, 5. A. Huybers. MI, 9. H. Thieman O.F.M VII, 6. A. Huybers. V, 9. A. van Delft. . VI. 2. A. van Delft.