Ontwerp eenei^irbeMs wetgeving, tfwaarvan de invoering door de Deli Planters JIJ ||fereeniging wordt aanbevolen vóórdat tof|| Afschaffing der poenale sanctie ter Oostkust^ Ran Sumatra wordt overgegaan, me§een-|§ llnleiding en Toelichting. Ontwerp eener Arbeidswetgeving, waarvan de invoering door de Deli Planters Vereeniging wordt aanbevolen vóórdat tot afschaffing der poenale sanctie ter Oostkust van Sumatra wordt overgegaan, met een Inleiding en Toelichting. INLEIDING. Den 15den Maart 1918 ontvingen de planters vereenigingen een schrijven van den Gouverneur ter Oostkust van Sumatra, waarbij de Regeeringsbeslissing ter harer kennis werd gebracht, „dat algeheele afschaffing der straf- en dwangbepalingen geen kwestie meer is waarover valt te redetwisten en dat het binnen weinige jaren daartoe komen moet en zal . Deze beslissing der Regeering werd den Maart 1918 door den Directeur van 'lustitie die in dien tijd hier ter kuste vertoefde, in een bijeenkomst met de plantersbesturen en de Arbeidsinspectie nog eens toegelicht, terwijl den 3*™ Juli 1918 van den Gouverneur een schrijven werd ontvangen met afschriften van de aan Zijne Excellentie den Gouverneur Generaal gerichte missive van den Directeur van Justitie van 4 Juni en van de daarbij behoorende nota van den Chef van den Dienst der Arbeidsinspectie van 18 Me., waarin denkbeelden waren ontvouwd op welke wijze men tot de algeheele afschaffing der poenale sanctje zou kunnen komen. Uit de zeer positieve mededeeling van den Directeur van Justitie blijkt den planters dus dat de opvatting der Regeering is, dat ongeacht de gevolgen en wat er ook gebeuren moge de poenale sanctie binnen korten tijd moet en zal worden afgeschaft en zelfs wordt door 'den Directeur van Justitie en den Chef van den Dienst der Arbeidsinspectie reeds een termijn genoemd, waarbinnen die afschaffing zal moeten plaats vinden. Wij vragen ons af: hebben zich intusschen omstandigheden voorgedaan waardoor thans een afschaffing der P. S. kan worden vastgesteld, waarvoor men in 1915 bij de vaststelling der nieuwe koelie-ordonnantie nog volstrekt den tijd niet gekomen achtte? Zijn misschien door de Regeering bijzondere maatregelen genomen of in uitzicht gesteld, waardoor thans de afschaffing der poenale sanctie binnen kort mogelijk is zonder de positie der cultuurondernemingen in gevaar te brengen? In geenen deele. En nu moge het wel zeer eenvoudig zijn om te decreteeren dat de p.s. binnen korten tijd moet en zal worden afgeschaft, de Regeering zal zich dan echter rekenschap hebben te geven van de gevolgen, die daaruit voor de kultures zullen voortvloeien en van de groote verantwoordelijkheid, die zij draagt voor den blijvenden bloei van een Gewest als de Oostkust van Sumatra en voor de verdere ontwikkeling van dit en andere Gewesten. Want niet alleen de bestaande ondernemingen worden bij een overhaaste afschaffing der poenale sanctie bedreigd, ook de verdere ontwikkeling van de cultures wordt daardoor ernstig belemmerd. Reeds hebben zich verschillende gevallen voorgedaan waarin het kapitaal zich ongeneigd betoonde om zich verder in de cultures in de buftenbezittingen te interesseeren, in verband met de onzekerheid betreffende de arbeidsvoorziening. Zou die onzekerheid plaats maken voor de zekerheid, dat een behoorlijke arbeidsvoorziening niet meer mogelijk is, dan valt aan verder in ontwikkeling brengen der buitenbezittingen niet meer te denken. Waar tot nu toe een snelle vooruitgang viel waar te nemen, zal dan stilstand komen, welke gelijk staat met achteruitgang. De meest waardevolle gronden zullen onbenut blijven liggen. En die stilstand zal met zich mede brengen, dat duizenden van Javanen, die anders in de cultures een behoorlijk bestaan zouden hebben gevonden, daarvan verstoken blijven. Zoolang de ontwikkeling en de instandhouding der Buitenbezittingen moet plaats vinden met van elders aangevoerde werkkrachten, zullen er bijzondere bepalingen noodig zijn, om de arbeiders tot het nakomen hunner verplichtingen te nopen. Eerst indien voor de arbeiders geen bijzondere prikkel van noode is om hen tot nakoming dier verplichtingen te brengen, dus zoodra zich een arbeidsmarkt in dit gewest heeft gevormd, zullen die bijzondere bepalingen kunnen worden gemist. Er'zal een geleidelijke overgang moeten plaats vinden. Van elke in de arbeidsregeling te brengen wijziging zal nauwkeurig moeten worden nagegaan of deze mogelijk is zonder de instandhouding en ontwikkeling van de cultures in gevaar te brengen. Dit wil niet zeggen, dat wij het niet onze plicht achten om alle mogelijke medewerking te verleenen om te komen tot zoodanige toestanden, dat de p. s. kan worden gemist dat wij niet met ernst er naar zullen streven om zoo spoedig mogelijk tot het einddoel, geheel vrijen arbeid, te geraken, in tegendeel, onze voorstellen, hieronder ontvouwd, mogen een bewijs zijn, dat wij reeds dadelijk een overgang wenschen te scheppen, die op den duur tot vrijen arbeid zal kunnen leiden. Maar dan vertrouwen wij ook, dat de Regeering het zich tot een plicht zal rekenen om ook van Haar kant er voor zorg te dragen dat die overgang met zoo min mogelijk schokken gepaard gaat, dat zij zich mede verantwoordelijk voelen en toonen zal voor den blijvenden bloei en ontwikkeling van dit gewest. Alvorens thans te komen tot een zelfstandig voorstel willen wij behandelen de voorstellen van den Directeur van Justitie en van den Chef van den Dienst der Arbeidsinspectie, waarover ons advies is gevraagd. Voorstellen van den Directeur van Justitie en van den Chef van den Dienst der Arbeidsinspectie. De kolonisatie wordt door den Directeur van Justitie op zijde geschoven. De koloniesatie kan hoogstens een van de middelen zijn om te komen tot voldoende arbeidszekerheid. Verreweg het beste en in ieder geval het eenvoudigste zou zijn om de poenale sanctie binnen een zekeren termijn (zeven jaren) af te schaffen en het aan de planters zeiven over te laten om te bedenken welke maatregelen van overgang noodig zijn, waarbij dan de Regeering haar onbekrompen hulp zou moeten beloven. In ieder geval zal om politieke redenen de afschaffing niet langer kunnen worden uitgesteld, al kan de Directeur van Justitie met wiskundig zeker aantoonen, dat die afschaffing dan mogelijheid is. Hoofdzaak is, dat de planters inzien dat het ernst is en beginnen met het treffen van voorbereidende maatregelen, waarvoor de Directeur van Justitie naar de nota van den Chef van den Dienst der Arbeidsinspectie verwijst. De Directeur van Justitie komt dan tot de volgende voorstellen: 1. Over 4 jaar afschaffing van de p. s. op de reengagementscontracten. 2. Over 2 jaar verkorting der reengagementscontracten tot 1 jaar. 3. Over 4 jaar verkorting der immigratiecontracten tot ten hoogste 2 jaar. Over deze voorstellen moet de meening van de planters worden gevraagd en zij moeten aan de planters worden voorgelegd als datgene wat de Regeering noodig acht en waaraan zij, behoudens wijzigingen van ondergeschikt belang zal vasthouden. De Directeur van Justitie twijfelt er dan niet aan of de planters zullen dadelijk overgaan tot overgangsmaatregelen, hetzij door dadelijk te beginnen met vrije koelies te werken hetz., StTSelLwoningen bij te bouwen en wat verder noodig zal z„n om tot arbeiders nederzettingen in het gewest te komen. Ook de Chef van den dienst der Arbeidsinspectie acht maatregelen noodig om de olanters uit hun dommel wakker te schudden en te maken, dat zij alle krachten inspannen om arbeidersnederzettingen, bestaande uit vrije arbeiders, te stichten. De kolonisatie zal m de naaste toekomst van zulk een omvang zijn, dat andere nederzettingen van vrije arbeiders gemist kunnen worden. Door een Regeerings daad moet den planters duidelijk worden gemaakt, dat zij daartoe zoo spoedig mogelijk moeten overgaan, bij afschaffing vandep.s. bijvoorbeeld op de reengagements contracten, zullen voorschotten en premies moeten verminderen en zal naast het toezeggen van hooger loon voor een goede behandeling worden gezorgd De werkgever zal een andere houding tegenover de arbeiders gaan aannemen en heeft daartoe gedurende het immigratie contract voldoende gelegenheid. Deze laatsten zouden reeds spoedig tot 2 jaar kunnen worden verkort. De vraag of voor de overeenkomsten zonder p s bijzondere voorschriften moeten worden uitgevaardigd, voorzoover Staatsblad 1911 No 540 niet voldoende moet worden geacht, zal later besproken kunnen worden. De Banioewangi regeling beveelt de Heer Van Lier daarvoor aan. Door den overgang van contract arbeid tot vrijen arbeid zullen door de werkgever de koeliewoningen worden uitgebreid en de hongs, immers men zal 1 koeliecontractant slechts met 2 vrije arbeiders kunnen vervangen De Chef van den dienst der Arbeidsinspectie komt dan ongeveer tot dezelfde voorstellen als de Directeur van Justitie, maar werkt deze nog nader uit door te bepalen, dat wat vreemde Oosterlingen aangaat de straf- en dwangbepalingen eerst na 6 jaar zullen worden ingetrokken en dat na 7 jaar de p. s. op alle immigratie contracten zal verdwijnen. Deze voorstellen komen dus in het kort hierop neer, dat door het vaststellen van die verschillende tijdstippen, waarop de contractduur zal worden verkort en de p. s. voor een aantal contractanten zal verdwijnen, de planters als het ware gedwongen zullen worden om zich daarop voor te bereiden, door tweemaal zooveel arbeiders in dienst te nemen, tweemaal zooveel pondoks te bouwen enz. en de loonen te verhoogen. Critiek op de voorstellen van den Directeur van Justitie en den Chef van den Dienst der Arbeidsinspectie. Onze bezwaren tegen die voorstellen zijn de volgende: (1) De gedachte overgangsmaatregelen: verdubbeling van het werkvolk en van alles wat daarmede samenhangt zijn niet voor verwezenlijking vatbaar. Het hieronder volgende rekensommetje moge dit duidelijk maken. De vrije werkman zal ten minste zooveel moeten ontvangen als de contractant, üe kosten van een tabaksonderneming bedragen per jaar ongeveer f360.000-. Van dit bedrag moeten ongeveer f 270.000.— worden besteed, aan loonen, woningen, medische behandeling van den werkman. Heeft men tweemaal zooveel werklieden noodig, dan zou dit bedrag moeten worden verdubbeld en dus op f540.000.- gebracht moeten worden. Neemt men aan, dat een pond tabak thans in Amsterdam f 1.- kost, dan zouden de kosten dan ongeveer f 1.60 per pond bedragen. Maar een oogenblik van nadenken is voldoende om tot de overtuiging te komen, dat ook andere uitgaven veel hooger zullen worden, men zal veel meer materialen, veel meer Europeesch en Inlandsch toezicht noodig hebben, de groote vraag daarnaar, die dan zal ontstaan, zal die kosten nog doen stijgen. De te hooge kosten. Geen overgang. Ongelijkheid ran rechts toestand. Wanneer men nu nagaat, dat de gemiddelde opbrengst van de Sumatra tabak over de laatste jaren wisselt tusschen f 0.90 en f 1.30 dan is het duidelijk dat reeds uit financieele overwegingen verwezenlijking van de denkbeelden van den Directeur van Justitie en den Chef van den Dienst der Arbeidsinspectie niet mogelijk is. (2) . Wij missen bij die voorstellen dan ook eiken overgang. Over 4 jaar zullen bijvoorbeeld de reengagementscontracten niet meer door de p.s. worden bekrachtigd. Met één slag zal voor alle, onder een reengamentscontract werkende, arbeiders de p.s. worden afgeschaft, zonder dat men zich in eenig opzicht rekenschap heeft kunnen geven, zonder dat men aan de praktijk heeft kunnen toetsen of die afschaffing mogelijk is en zonder dat ook uit de praktijk is gebleken, welke maatregelen ter vervanging van de p. s. noodig zijn geworden, zonder dat werkgever, noch werkman, zich aan de- gedachte van vrijen arbeid hebben kunnen wennen of zich daaraan hebben kunnen aanpassen. (3) . Een toestand, waarbij een deel der arbeiders zonder p.s. zou werken en een ander deel onder p.s. is niet wel denkbaar en allerminst in het belang der ondernemingen. Voelt de arbeider — en daarvan zijn wij overtuigd, — bij het huidige systeem de oplegging van straf, wegens het niet nakomen van zijn verplichtingen, niet als een onbillijkheid, dat zal anders worden wanneer hij ziet dat zijn medearbeiders voor die zelfde ondernemingen niet worden en ook niet kunnen worden gestraft. (4) . Het noemen van termijnen is uiterst gevaarlijk. De voorstellers achten dit noodig om den planters te doen zien, dat het der Regeering ernst is en om te voorkomen, dat.de zaak op de lange baan wordt geschoven. Uit het hieronder volgende moge blijken, dat dit allerminst de bedoeling is, maar dan is ook het noemen van data overbodig geworden. Het is zeer wel mogelijk, dat een korter tijdbestek mag worden aangenomen, misschien is een langer tijdperk noodig, aan voorspellingen daaromtrent kunnen en willen wij ons niet wagen. Een tijdstip te noemen blijft gevaarlijk omdat men daarop bezwaarlijk meer zal kunnen terugkomen en de Regeering toch — aan die overtuiging wenschen wij vast te houden — de p.s. niet zal afschaffen, zoolang dit niet mogelijk is. Bovendien bevindt de tabakscultuur zich, wat betreft den termijn, waarbinnen de poenale sanctie kan worden afgeschaft, nog in een speciale positie omdat de tabaksondernemingen vermoedelijk genoodzaakt zullen zijn om de Chineesche veldkoelies, bij afschaffing van p.s. te vervangen door Javaansche veldkoelies, welke richting ook de Chef van den dienst der Arbeidsinspectie, al is het dan om andere redenen, uitwil, en wel uit hoofde van de volgende overwegingen: Het gevaar bestaat, dat de aanvoer van een voldoend aantal vrije Chineezen, zonder eenig voorschot of verbintenis, in de toekomst niet mogelijk zal zijn en dat de vrije Chinees zich bij voorkeur zal wijden aan grof werk b.v. het maken van drainages, het aanleggen van dijken, boschkappen enz., doch als vrij man niet te vinden zal zijn voor de fijnere werkzaamheden als de verzorging van de bibet en den aanplant en het plukken en sorteeren. Ook is de mogelijkheid niet uitgesloten, dat de politiek van het opkomende China het op den duur bezwaarlijk zal maken om met Chineesche arbeiders te werken. Blijkt die vrees gewettigd en zou men dus de Chineesche veldkoelies door Javanen moeten vervangen, dan zal zonder veel schade voor de tabakscultuur, deze vervanging geleidelijk kunnen en moeten geschieden. Zonder al te groote schokken zal het mogelijk zijn om elk jaar 50 Javanen voor veldkoelies op te leiden en als men dan aanneemt, dat in de toekomst een vrije Javaansche arbeider niet meer zal kunnen planten dan 12.000 boomen, zullen er gemiddeld per onderneming 600 Javaansche veldkoelies noodig zijn. Bovendien is uit de praktijk gebleken, dat een Javaan, zoo van Java gekomen, minstens 1 jaar noodig heeft om de geschiktheid voor leerling-planter te verkrijgen en daarna 3 jaren noodig heeft om een goed planter te worden. Uit het bovenstaande volgt dus, dat voor de vervanging van Chineesche veldkoelies door Javanen een langere periode noodig is en dat dus, blijkt dit noodzakelijk, en wil de tabakscultuur niet te groote nadeelen ondervinden, de afschaffing van de poenale sanctie ook langzaam en geleidelijk dit proces zal moeten volgen. (5) . De door den Chef der Arbeidsinspectie voorgestelde regelingen, namelijk die van Staatsblad 1911 en de Banjoewangi regeling, zijn weinig afdoende. Ter vervanging van Staatsblad 1911 N° 540 is een ontwerp vrije arbeidsordonnantie in bewerking, waarover wij ons advies reeds bij den Gouverneur van dit Gewest hebben aangeboden en waarin wij meenen, afdoende te hebben aangetoond, dat de planters aan die regeling niets hebben. Invoering van een dergelijke regeling zou allernoodlottigst zijn, vooral in verband met de bepaling omtrent de terugzending naar Java welke tengevolge zou hebben, dat een van de prikkefs (een civielrechtelijke maatregel in stede van poenale sanctie) om het contract af te werken zou verdwijnen. De middelen, die de Banjoewangi-regeling aan de hand doet, schijnen slechts van betrekkelijke waarde. Het staangeld, dat bij ongeoorloofd verbreken van het contract niet wordt uitbetaald, zal althans indien men niet meer dan een vierde van de loonen der koelies mag inhouden, bezwaarlijk kunnen worden geind. Het strafbedrag, dat de werkman bij het onrechtmatig verbreken van het contract verschuldigd is, zal niet op hem verhaald kunnen worden en alleen terugkomen wanneer dit door een tweeden werkgever, die den werkman in dienst neemt, wordt betaald, waardoor niettemin toch de arbeidsprestatie van dien werkman voor den eersten werkgever verloren is. Het voorschrift, dat de werkman, die voor langer dan 5 dagen de onderneming verlaat, hiervan kennis moet geven aan den Controleur en dat hij strafbaar is indien hij niet op den door hem aangegeven datum op de onderneming is teruggekeerd, veronderstelt een gang van zaken op de ondernemingen, waarbij men zich bezwaarlijk kan neerleggen. Geen van beide ordonnanties bevredigen het rechtsgevoel noch zijn in staat om iets te geven ter vervanging van de p. s. (6) . Het standpunt van den Directeur van Justitie, dat het verreweg het beste zou zijn om aan de planters zelve over te laten hoe zij zich moeten redden is — wij erkennen het gaarne — verreweg het eenvoudigst, maar wij hebben genoeg vertrouwen in de Regeering, dat zij het zich tot een plicht zal achten om met de planters te overwegen, wat in zake de arbeidsvoorziening moet worden gedaan. In verband hiermede willen wij nog eens de aandacht vestigen op onze naburen, waar het gouvernement een heel ander standpunt heeft ingenomen en al het mogelijke heeft gedaan om aan de planters een voldoend aantal arbeiders te verzekeren. Wij doelen hiermede op de in de Straits bestaande Indian Immigration Fund, een door de wet geschapen instelling, waarvan de inkomsten worden gevormd door de contributies van alle met tamils werkende, hetzij particulieren, maatschappijen of Gouverment, naar mate van het aantal koelies bij ieder in dienst, waardoor mogelijk wordt gemaakt, dat ieder op goedkoope wijze werkvolk kan laten uitkomen en geen persoonlijke risico loopt bij desertie. Bovendien draagt het Gouvernement voor een groot bedrag in het fund bij door het verleenen van subsidiën aan stoomvaaartlijnen, zoodat de pasage zeer goedkoop wordt en steunt De vrije Arbeidsordonnantie. De Banjoewangi regeling. Gouvernements hulp. De laaf e contract duur — de steei des aanstoots. de emigratie door het bouwen van depóts en het salariëeren van personeel en doctoren. Voor het Fund komen daardoor de werving en overbrengingskosten per koelie te Penang op niet meer dan gemiddeld f 21. Wij hebben van een en ander vluchtig melding gemaakt om te laten zien, hoe elders het Gouvernement niet eenvoudig alles aan de planters zelve overlaat maar zich verplicht gevoeld om hun te hulp te komen door het geven van aanzienlijke bijdragen en het scheppen van wettelijke maatregelen. Ons Ontwerp. Er is in den laatsten tijd, ook elders, (in Britsch Indië) een strijd gevoerd tegen het i huidige arbeidsstelsel, maar daarbij zal het wel ieder zijn opgevallen, dat de strijd niet zoo zeer ging tegen de poenale sanctie zonder meer, maar tegen wat men in het Engelsch noemt de „indentured Labour", den contract arbeid en vooral den langen duur van de contracten. Men wilde niet langer een arbeidsstelsel, waarbij de eene persoon (de werknemer) zich voor langen tijd aan den ander „den werkgever" zou binden, zonder mogelijkheid om dien band te verbreken. Men ging zelfs zoover — hoewel zeer ten onrechte — om den rechtstoestand van den werknemer als slavernij te beschouwen. Oordeelen wij juist, dan is de steen des aanstoots dus niet zoo zeer de mogelijkheid om den werkman, die weigert om te arbeiden, te doen straffen, maar veeleer de onvrijheid van den werkman, hierin bestaande dat hij voor geruimen tijd aan de onderneming vast zit. Een dergelijke vrijheidsbeperking acht men onnatuurlijk en niet meer in overeenstemming met de huidige tijden. Bovendien is steeds een bezwaar tegen den langen duur der contracten geweest dat de werkgever geen moeite zou doen om den arbeider op andere wijze aan zich te binden, omdat hij toch van zijn arbeidskracht zeker was. Bij de vraag nu in welke richting de oplossing van het arbeidsvraagstuk moet worden gezocht, hoe een geleidelijke overgang kan worden verkregen en ook aannemelijk gemaakt, scheen niets zoo zeer voor de hand liggend om alles, wat in het huidige arbeidsstelsel eenige aanstoot kon geven, zooveel mogelijk weg te nemen, opdat dit in meer moderne banen zou worden geleid, en meer in overeenstemming zou worden gebracht met de nieuwere opvattingen. Van verschillende kanten heeft men er een verwijt van gemaakt, dat het tegenwoordige arbeidsstelsel zoo lang ongewijzigd is gehandhaafd, men wees op groote koloniale mogendheden (Engeland), waar in Britsch-Indië de poenale sanctie den oorlog niet heeft kunnen overleven. Hoewel door den Heer Kasteleyn op bladzijde 15 van zijn Open Brief afdoende is aangetoond, dat de afschaffing van de indentured labour in Britsch-Indië een zuivere politieke strekking heeft gehad, valt het feit niet weg te redeneeren, dat inderdaad de indentured labour is afgeschaft, maar men mag daarbij één ding niet uit het oog verliezen, zooals maar al te vaak wordt gedaan, dat de begrippen indertured labour en poenale sanctie elkander niet dekken, en dat het allerwaarschijnlijkst is (men zie hiervoor eveneens den „Open Brief" van den Heer Kasteleyn), dat de p. s. op zich zelf wel behouden zal blijven. ' Dat de Britsch-Indische Koloniale wetgever tegen de p. s. op zich zelf geen bezwaar heeft, om dit te bewijzen behoeven wij zelfs niet naar Britsch-Indië te gaan, maar kunnen wij ons wenden tot de Straits en de daar bestaande arbeidsregeling. De koelieordonnantie in de Straits Settlements, is het voorbeeld geweest voor de eerste koelie-ordonnantie, die in Ned-Indië werd ingevoerd, nl. in 1880 voor de Oostkust van Sumatra. Later heeft de Nederlandsch- Indische arbeidswetgeving verschillende malen wijzigingen ondergaan. Doorgaans waren het wijzigingen met de bedoeling om den band tusschen werkgever en werknemer losser te maken, doch de overwalsche koelie-ordonnantie, de Labour Code, diende niet meer als voorbeeld. Hierin was een belangrijke wijziging gebracht, waardoor aan den werkman de gelegenheid werd geschonken om de onderneming te verlaten, zoodra hem om welke reden ook een langer verblijf aldaar niet aanstond. Slechts moet de werkman een maand voordat hij uitvoering wilde geven aan zijn voornemen om zijn werkgever te verlaten, den dienst opzeggen. De schriftelijke contracten voor lange periodes werden daarmede afgeschaft, slechts mondelinge contracten zijn nog in gebruik, die bij stilzwijgen van maand tot maand vernieuwd worden. Overigens heeft echter de arbeidswetgever van den Overwal begrepen, dat de cultures aldaar, in aanmerking nemende de omstandigheden waarin die gewesten verkeeren, zeer zeker nog den steun behoeven van de wet, die voorschriften inhoudt omtrent werkgevers en arbeiders, hunne werkwijze, enz. en die een middel geeft om die voorschriften tot hun recht te doen komen, n.1. door bij niet naleving met straf te dreigen. De omstandigheden nu in die gewesten aan den Overwal zijn niet anders dan bij ons; ook daar het gebrek aan een inheemsche bevolking, zoodat de werkgever is aangewezen op de werklieden op zijn onderneming in zijn dienst en bij het openvallen van een plaats door het vertrek van een werkman, de vervanger alleen gevonden kan worden, doordat deze van elders wordt aangevoerd (in dit geval van de provincie Madras) of bij een anderen werkgever wordt weggehaald. Ook daar geen bijzondere prikkel, die den werkman noopt om geregeld en behoorlijk te werken, zooals die in Westersche of in Oostersche dichtbevolkte streken bestaat. Eén verschilpunt met de toestanden ten onzent doet zich voor, n.1. dat de immigratie ginds veel grootere cijfers (naar verhouding) te zien geeft dan bij ons ter Oostkust en dat de Regeering aldaar de immigratie bevordert en, waar zij met openbare werken als anderszins als werkgever optreedt, met de planters mede werkkrachten invoert. In zake arbeidswetgeving stelde de Regeering ginds zich terecht op het standpunt dat, al moest dan ook aan den werkman toegestaan worden om ten allen tijde (met inachtneming van een maand als opzeggingstermijn) de onderneming te verlaten, die werkman toch zoolang hij op de onderneming in dienst is, behoorlijk moet werken en zich behoorlijk moet gedragen, dat daardoor zoo noodig strafbedreigingen een werkzame aansporing kunnen zijn, een middel dat te baat genomen moet worden nu het ontslag van den werkman geen invloed op hem heeft in dergelijke streken, die nog in een jonge ontwikkeling zijn. Ook in de Straits gelden dus nog steeds soortgelijke strafbepalingen als in de tegenwoordige koelie-ordonnantie zijn opgelegd. Deze in een Engelsche kolonie werkende regeling heeft noch bij de volksvertegenwoordigers in Engeland, noch bij de inlandsche intellectueelen in Britsch-Indië aanstoot gegeven, integendeel wordt zelfs als voorbeeld genoemd voor onze kolonies, waar men de indentured labour (den contractarbeid) wil afschaffen. En men zal niet ongevoelig kunnen zijn voor het feit, dat het Engelsche volk, dat juist altijd gezegd wordt bij uitstek de persoonlijke vrijheid te behouden, na afschaffing der schriftelijke contracten op langen termijn het strafstelsel heeft behouden, zonder dat er van eenige zijde bezwaar tegen wordt ingebracht. Wij willen daarmede niet zeggen, dat wij de Straits regeling hier zouden willen invoeren of dat wij zouden wenschen dat de Straits toestanden naar Sumatra zouden worden De Straits-Regeling en Straitstoestanden. Opzeggingstermijn van 4 maanden. Dvergeplant als daar zijn de weinige stabiliteit, het groote verloop der koeliebevolking, de slechte gezondheidstoestanden enz, Het verloop van het werkvolk op de ondernemingen aan de Overwal is zeer zeker sen gevolg van de mogelijkheid om ten allen tijde met inachtneming van een opzeggingstermijn van een maand de onderneming te verlaten. Daarom stellen wij ook voor, zooals uit het vervolg zal blijken, om te beginnen een opzeggingstermijn van vier maanden, lntusschen zou men een onderzoek moeten instellen naar de toestanden in de Straits, waaruit zou kunnen blijken, dat dit verloop van werkvolk in de hand wordt gewerkt door factoren, die ter Oostkust van Sumatra niet of slechts in geringe mate bestaan. Misschien bestaat er in het algemeen een verschil tusschen Javanen en Tamils, in zooverre, dat de eerste meer sedentair zijn dan de laatste. In ieder geval speelt het systeem volgens welke Kanghanis hun familieleden of vrienden in Britsch-Indië werven, met deze lieden op de onderneming werken en zich gemakkelijk laten vinden weer met die club naar een andere onderneming te trekken, daarbij een groote rol. Ook zou de weinige solidariteit, die ginds tusschen de planters schijnt te bestaan, waardoor zij zich niet ontzien elkanders koelies weg te halen een grooten invloed kunnen hebben, waartegen dan als maatregelen zouden kunnen dienen afspraken van de planters onderling of strafbepalingen tegen het ronselen, in te stellen door de Regeering. Dit verloop van het werkvolk wordt zeker ook in de hand gewerkt, doordat in de Straits slechts mondelinge afspraken kunnen worden gemaakt, waardoor de werkman zich losser zal voelen en minder gebonden aan den werkgever, terwijl wij juist, zooals uit het hiernevensgaande ontwerp ordonnatie blijkt.de lange contracten behouden. Wij hebben een en ander nog eens uitvoerig uiteengezet om duidelijk te laten uitkomen, dat het niet de Straitregeling noch de Straits toestanden zijn, die wij hier wenschen. Wij hebben de Straits slechts als voorbeeld genoemd van een naburige kolonie, waar de poenale sanctie nog steeds bestaat en vermoedelijk nog lange jaren zal bestaan, waar echter de indentured labour is afgeschaft. Waar men nu ook in de Straits van den contract arbeid, met behoud van de p.s. gekomen is tot overeenkomsten met een korten opzeggingstermijn, daar gelooven wij dat wij gerust dat voorbeeld kunnen volgen zonder dat iemand ons zal kunnen verwijten, dat wij blind zijn voor de teekenen des tijds, vooral waar het onze bedoeling is, dat ook die periode slechts zal zijn een overgangsperiode, om op den duur, zoo spoedig als dit mogelijk is, te komen tot geheele vrijen arbeid. Vooral ook omdat wij meenen, dat op deze wijze alleen een geleidelijke overgang kan worden verkregen. Ons voorstel luidt nu in de eerste plaats om te bepalen, dat de werkman met inachtneming van een termijn van 4 maanden de overeenkomst door opzegging kan doen beëindigen mits hij bij immigratie-contracten vooraf een evenredig deel van de engagementskosten aan den werkgever vergoedt en bij reëngagementscontracten zijn schuld afbetaalt. Wij zijn ons daarbij ten volle er van bewust een belangrijke stap te doen in de richting van den vrijen arbeid, waarbij wij nog verder gaan dan de Directeur van Justitie gaan wil. Een groote sprong is hiermede gemaakt, daar dan feitelijk de duur van de contracten tot 4 maanden is verkort. Wat de invloed van deze bepaling zal zijn, is thans nog niet met zekerheid te zeggen. Eerst wanneer zij eenigen tijd heeft gewerkt en aan de praktijk is getoetst zal dit zijn vast te stellen, zeker is het echter, dat deze bepaling er toe zal leiden om van de poenale sanctie zoo weinig mogelijk gebruik te maken, omdat de werkgever weet dat hij dan groote kans loopt dat de werkman, die ter bestraffing wordt opgezonden, van de gelegenheid tot opzegging zal gebruik maken. Het ligt dan in onze bedoeling om dezen opzeggingstermijn gelijdelijk te verkorten, zoodat men tenslotte de vrije arbeid reeds zeer dicht genaderd is, van de p.s. noch slechts sporadisch gebruik zal worden gemaakt, en de overgang tot vrijen arbeid niet zoo groot zal blijken te zijn. Beide partijen, zoowel werkgever als arbeider, zullen zich aan dien toestand hebben gewend en aangepast en dan zal het wellicht mogelijk zijn om de p. s. bepalingen te doen vervangen, door een regeling op de civielrechtelijke basis, die eenerzijds den werkman beschermt, anderzijds afdoende waarborgen voor arbeidszekerheid biedt. Bij wijze van overgang hebben wij den opzeggingstermijn op 4 maanden gesteld, omdat de werkgever gelegenheid moet hebben om elders (in Java of China)' plaatsvervangers te zoeken, dan gewaarborgd is, dat de werkman niet lichtvaardig tot ontslagname overgaat, en om het ronselen der werlieden te voorkomen. Bovendien is het een dringende eisch voor de cultures, dat zij althans gedurende eenige tijd van de werkkrachten der zelfde arbeiders is verzekerd. Want ook al heeft men gelegenheid van elders werklieden te laten komen, aan hen ontbreekt nog alle oefening. Aan dergelijke invallers heeft de onderneming niet veel. Dit geldt vooral voor tabakscultuur en soortgelijke cultures, waar de werkzaamheden in elkaar grijpen. Bij de tabakscultuur moet men te allen tijde over de noodige en ook over onderlegde werkkrachten kunnen beschikken. Deze cultuur toch stelt op het gebied van op tijd werken veel hoogere eischen dan welke cultuur ook. In verband met den plaatselijken regenval is men verplicht gedurende een bepaalde periode van het jaar te planten. Plant men vroeger of later dan loopt men gevaar door een ongunstige weergesteldheid den aanplant te zien mislukken. Het spreekt dus van zelf, dat men met het plantklaar maken der velden, het aanleggen van zaadbedden enz. enz., eveneens aan bepaalde data gebonden is en men maar niet kan voorwerken of zaaien, wanneer er toevallig lieden voor beschikbaar zijn. Ook gedurende den tijd, dat de aanplant te velde staat, is eeh eerste vereischte voor het welslagen van den oogst, dat men steeds over voldoende lieden beschikt om dezen te verzorgen. Een tabaks aanplant, die men b.v. 2 weken onverzorgd heeft laten staan, terwijl gedurende dien tijd aan schadelijke insecten de gelegenheid wordt gegeven om zich ongestoord te vermenig-vuldigen, kan men veilig afschrijven. Nog meer treedt de urgentie van arbeidszekerheid op den voorgrond in den z. g. pluktijd, wanneer de te velde staande tabak rijp is. Heeft men dan niet steeds de volle beschikking over een voldoend aantal handen om dagelijks de rijp geworden bladeren te oogsten, dan is een debacle onafwendbaar. De marktwaaarde der tabak toch hangt voor een voornaam deel af van den graad van rijpheid, waarop de bladeren geoogst worden. Tabak, die men 3 a 4 dagen te laat, dus overrijp plukt, is beslist minderwaardig en levert een product, dat nauwelijks den kostprijs waard is. Wij zouden deze voorbeelden nog met tal van andere uit de praktijk kunnen vermeerderen, doch meenen met het bovenstaande voldoende aangetoond te hebben, dat algeheele arbeidszekerheid een levensvoorwaarde voor de tabakscultuur is en dat daarom de opzeggingstermijn wat ruim moet worden genomen, ook al omdat de pas van Java of China aangekomen arbeiders eerst nog behoorlijk moeten worden ingewerkt, willen zij voor de ondernemingen als werkkracht beteekenis hebben. Bij immigratie contracten zal de werkman een evenredig deel van de engagementskosten moeten terug betalen. Zooals bekend, kost het engageeren van arbeiders op Java en China Redenen tot ontbinding der overeenkomst. Voornaamste ver schillen met be staande koelie-or donnatie. veel geld, hetgeen de werkgever in de arbeidsprestatie van den immigrant hoopt terug te vinden. Verlaat de werkman nu zonder dringende reden den dienst, dan is het niet meer dan billijk, dat hij een gedeelte der voor hem gemaakte onkosten vergoedt. Een dergelijke bepaling zal men in alle contracten vinden met werkgevers, die de werknemers van elders hebben laten uitkomen. Ook het Gouvernement als werkgever stelt zich op het zelfde standpunt, waar de uit Holland uitgekomen ambtenaren, die binnen een bepaalden tijd den dienst verlaten, worden verplicht om uitrusting en reiskosten terug te betalen. Tegen ons stelsel zou aangevoerd kunnen worden dat het aan de immigranten niet zoo gemakkelijk zal vallen van den opzeggingstermijn gebruik te maken. Daartegenover staat echter, dat door de georganiseerde werving van de A. V. R. O. S. en D. P. V. de engagementskosten geleidelijk zullen worden verlaagd, en dat het streven is om te komen tot het verkorten der immigratie-contracten en om den duur daarvan geleidelijk terug te brengen tot 2 en 1 jaar, zooals reeds vaak bij de vrije emigratie van Java der D. P. V. het geval is, althans voor reeds lang bestaande ondernemingen, waar een geringe jaarlijksche aanvulling van het werkvolk voldoende is. De terugbetaling van het voorschot zal bij reengagementscontracten wel geen bezwaar opleveren, daar de voorschotten, dankzij de door den Gouverneur gemaakte regelingen, nimmer hoog kunnen zijn, zoodat de arbeiders deze in de 4 maanden gemakkelijk kunnen terugbetalen, terwijl wel niemand de billijkheid er van zal kunnen ontkennen, dat de werknemer, die zonder reden den dienst verlaat, zijn schuld aan de onderneming afbetaald. Maakt de bepaling omtrent den opzeggingstermijn het voor den werkman mogelijk om zonder opgave van redenen zijn ontslag te nemen, als van zelf sluit zich daarbij aan de in het ontwerp voorkomende regeling omtrent de tusschentijdsche beëindiging van de overeenkomst wegens bepaalde, aan de Nederlandsche arbeidswet ontleende redenen. Is een van deze redenen aanwezig dan kan de arbiter op verzoek van de andere partij ten allen tijde het contract ontbinden. De ruime omschrijving dier redenen moge een waarborg zijn, dat zoo er inderdaad slechts eenige grond aanwezig is, de werkman steeds door den uitspraak van den arbiter van zijn contract kan worden ontheven. Wij vragen ons af of er dan nog wel van eenig machtsmisbruik van de zijde van den werkgever sprake kan zijn. Wij hebben echter gemeend om ons niet tot deze enkele wijzigingen in de koelieordonnantie te moeten beperken, in tegendeel hebben wij getracht haar zoodanig om te werken, dat wel niemand er bezwaar tegen zal kunnen hebben, dat deze ordonnantie bij wijze van overgang nog eenigen tijd behouden zal blijven. Dit ontwerp-ordonnantie met de daarbij behoorende toelichting zijn hierbij gevoegd. In het bijzonder wenschen wij daarbij te wijzen op de volgende verschillen met de huidige koelie-ordonnantie. (1) . Het nawerken is geheel komen te vervallen, omdat dit in een moderne arbeidsregeling niet tehuis behoort en de duur der contracten daardoor onnoodig met een jaar kan worden verlengd. (2) . Vastgesteld is een minimum loon, dat aan den werkman zal worden uitgekeerd, waarbij de gebruikelijke loonen als basis hebben gediend. (3) . Het aantal werkuren is verkort, hetgeen feitelijk neerkomt op een verhooging van de loonen, omdat nu het dagloon wordt uitbetaald voor 9 uren werken en onder de bestaande ordonnantie voor 10 uren werken. (4) . Voorschriften zijn in het ontwerp opgenomen, waardoor de arbeider wordt verplicht om zich in geval van ziekte in het hospitaal te latan opnemen. Herhaaldelijk is er van de zijde der planters op aangedrongen om dergelijke dwingende voorschriften in het belang der hygiëne in het leven te roepen, echter zonder resultaat. Deze voorschriften zullen echter noodig zijn, als de p.s. gaat verdwijnen. Gaat men hiertoe niet over, dan zal de goede reputatie van Deli op hygiënisch gebied verloren zijn. (5) . Het is verplichtend gesteld, dat de werkgever, indien de arbeider zulks verlangt, een deel van het loon in voedingsmiddelen betaalt, te verstrekken tegen kostprijs op de onderneming en wat de rijst betreft voor ten hoogste f 10.— per zak van 100 K.G. Wat tot nu toe gebruik was, is thans dus verplichtend gesteld. Hierbij mag er in het bijzonder nog wel eens op gewezen worden, dat planters ter Oostkust van Sumatra steeds de rijst tegen f 10.— per zak ter beschikking van de arbeiders hebben gesteld, ook al zijn de prijzen thans opgeloopen tot f30— per zak. Als dus iemand geen nadeel van het uitvoerverbod van rijst uit Rangoon heeft gehad, dan zijn het wel de arbeiders ter Oostkust van Sumatra. (6) . Tenslotte is een arbitrage commissie in het leven geroepen, waaraan alle geschillen van civiel-rechtelijken aard moeten worden onderworpen. Ook daardoor wordt in een dringende behoefte voorzien. Was tot nu toe de eenig mogelijke methode om bij geschillen bijvoorbeeld over den uitleg van contract of ordonnantie den strafrechter te hulp te roepen, wat misschien wel ten gevolge had, dat de werkgever werd gestraft, zonder dat echter de werkman werd schadeloos gesteld, in het vervolg zullen die geschillen aan het oordeal van den arbiter kunnen worden onderworpen. Wat hopen wij met dit overgangstijdperk te bereiken. (1) . Zooals wij reeds boven schreven zal door het losser worden van den band tusschen werkgever en werknemer worden bereikt, dat beiden zich op den duur aan de idee „vrije arbeid" gewennen en zich daarna leeren gedragen. (2) . Men zal practische ervaringen opdoen welke maatregelen noodig zijn om op den duur ook bij vrijen arbeid een arbeidszekerheid te waarborgen. Misschien zal al zeer spoedig blijken, dat bepalingen ter voorkoming van het ronselen noodig zijn, dat het bijvoorbéeld den werkgever moet verboden worden om een arbeider die zijn contract niet heeft afgewerkt in dienst te nemen of andere dergelijke bepalingen en wij vertrouwen dan ook, dat de Regeering, indien dan dergelijke voorstellen van de zijde der planters worden gedaan, daaraan een willig oor zal leenen. (3) . De planters zullen in dien tijd gelegenheid hebben om hun kolonisatie proeven te voltooien en om de emigratie van Java te verbeteren en te versterken. Over de kolonisatie wordt vaak verschillend geoordeeld. De eene beheerder is tevreden met de verkregen resultaten, de ander klaagt over verloop der kolonisten. Het doel, dat de planters met de kolonisatie hebben, wordt vaak misyerstaan. Dit doel is om de arbeiders door het bezit van huis en tuin aan de ondernemingen te binden, evenals in Europa fabrieken zorgen voor woningen met tuintjes voor haar arbeiders. Nimmer is de bedoeling geweest om dien grond te beschouwen als een erfelijk bezit, dat op de nakomelingen overgaat, ook al bieden die hun werkkrachten niet aan de onderneming aan. lnplaats van de poenale sanctie wordt dus gesteld dit; het verlies van den grond en van het huisje. Zal over het algemeen door gehuwde Javanen meer prijs worden gesteld op eigen huis en erf, voor den ongehuwden Javaan is de keuze niet moeilijk. Het gezellige leven in de pondok zal hij niet gaarne willen verruilen voor de groote eenzaamhetd van een eigen woning. Kolonisatie. Emigratie. Dit is echter wel zeker, de kolonisatie als hier bedoeld zal een deel der Javanen aan de onderneming hechten. Willen de kolonisatieproeven echter met kracht voortgang vinden, dan moeten de planters de overtuiging hebben, dat de p. s. zoolang zal worden gehandhaafd totdat die kolonisatie tot zoodanige ontwikkeling is gekomen, dat zij van eenige beteekenis voor de onderneming is met het oog op de arbeidszekerheid. Daaromtrent moeten zij, bij het opmaken van hun plannen, eenige zekerheid hebben. Wij meenen, dat dit, wanneer de p.s. overeenkomstig onze voorstellen zoozeer wordt verzacht, niet tot de onmogelijkheden behoort. Daarnaast ligt het op den weg van de Nederlandsch-Indische Regeering om landbouwkolonisaties in het leven te roepen door beschikbaarstellen van sawahs voor de Javanen, die wenschen te emigreeren. Wij behoeven er hier niet aan te herinneren hoe reeds in 1902 door de Regeering met het Planters Comité onderhandelingen werden aangeknoopt, betreffende de emigratie van Javanen naar dit gewest, met het tweeledig doel om de overbevolkte deelen van Java te ontlasten en in de tweede plaats om arbeidskrachten te brengen in dit Gewest. Dit denkbeeld ware weder door de Regeering op te vatten en hier in praktijk te brengen. Bovendien zou men dan het voordeel hebben, dat ook in dit gewest op eenigszins belangrijke schaal rijst werd aangeplant. Wel zal een dergelijke landbouwers-kolonisatie slechts op den duur ook aan de ondernemingen ten goede komen en daarom ligt het ook niet op haar weg om deze kolonisatie ter hand te nemen, maar indien door de Regeering, die evenmin in dit opzicht voor dit gewest al die jaren iets heeft gedaan, de zaak krachtig werd aangepakt, dan zouden zeker in de toekomst de resultaten merkbaar zijn. Een krachtige ontwikkeling van de emigratie van Java is met het oog op de arbeidszekerheid van groot belang. De beide plantersvereenigingen hebben door de oprichting van het Algemeen Delisch Emigratie Kantoor getoond, dat zij alles willen doen wat in dat opzicht van hen verlangd kan worden. Op den duur moet het streven er echter op gericht zijn om te komen tot een geheel vrije emigratie, de emigratie moet worden een natuurlijke stroom van Java naar de Buitenbezittingen. Een bezwaar blijft echter de betrekkelijk nog groote afstand tusschen beide gewesten. In het bijzonder geeft de Deli Planters Vereeniging zich moeite voor de zoog: laukehwerving. Het hieronder volgende staatje moge een bewijs zijn hoe deze emigratie zich in de laatste jaren gestadig heeft ontwikkeld en het zal niet zoo lang meer duren of de jaarlijksche aanvulling der gevestigde tabaksondernemingen kan geschieden langs den weg van deze emigratie. Het systeem der emigratie is zeer eenvoudig. Hebben arbeiders hun contract uitgediend en wenschen zij naar Java te worden teruggezonden, dan krijgen zij al dan niet een introductiebrief mede, naar mate zij al dan niet op de onderneming mogen terugkeeren. De kantoren der vereeniging helpen hen om terug te keeren naar de dessa. Willen zij op een gegeven moment weder naar Deli terug dan melden zij zich weder bij onze kantoren aan of vragen reisgeld hetzij alleen voor hen zelf betzij ook voor eenige of meerdere familie leden. Dit systeem heeft zoowel voor den arbeider als voor den werkgever groote voordeden. De laukeh (old hand) ontvangt geenerlei premie meer voor het aanbrengen van sinkehs. Hij zal dus alleen lieden medebrengen, die dit zelve gaarne wenschen. De nieuweling gaat naar de onderneming, die hij daarvoor uitkiest, waar hij bij voorbeeld familieleden heeft wonen, zal zich daar dus prettig voelen. De laukehs zoowel als sinkehs zijn vrij om bij aankomst in Deli contracten aan te gaan van drie, twee en een jaar. Ziedaar hoe reeds de D. P. V. geheel uit eigen beweging den contractsduur heeft verkort. Verreweg de meeste contracten worden aangegaan voor 2 jaar. De laukehs en sinkehs mogen hun familieleden medenemen. Niet alleen de kinderen gaan mede, maar ook de oude vader en moeder. Ook op deze wijze hoopt men te bereiken, dat de arbeider op de onderneming wonende te midden van zijn naaste verwanten, zich aan de onderneming zal hechten. Bovendien begint langzamerhand een succes te worden het brieven schrijven op de onderneming, waardoor de band met Java blijft bestaan. Reeds verschillende nieuwelingen zijn op brieven van kennissen of verwanten in Deli uitgekomen, zoodat wij reeds zeer dicht tot een absoluut natuurlijke emigratie (d. w. z zonder tusschenkomst van eenig persoon) zijn genaderd. De verdere ontwikkeling van deze emigratie, zij zal er zeker toe leiden om den overgang van contractarbeid naar vrijen arbeid te vergemakkelijken. Welke regeling moet na afschaffing der Poenale Sanctie worden ingevoerd. Zooals reeds uit het voorafgaande is gebleken is onze overtuiging, dat vooral uit de praktijk zal moeten blijken welke regelingen na afschaffing der poenale sanctie noodig zullen zijn. Reeds thans een regeling te willen vaststellen ter vervanging van de p. s. in de toekomst komt ons voor praematuur te zijn. Juist na de invoering van den opzeggingstermijn zal blijken welke maatregelen noodig zijn als de band tusschen werkgever en werknemer zooveel losser is geworden. De werkgevers zullen er dan steeds meer toe komen om zich niet tot den strafrechter te wenden, maar om civielrechtelijke middelen toe te passen, zooals daar zijn het intrekken van premiën of gunsten, het geven van extra belooningen aan werklieden, die tot tevredenheid werkzaam zijn, het laten werken in hooger betaalden arbeid (de werkzaamheden van den veldkoelie), het toekennen van berispingen, het overplaatsen naar andere ondernemingen enz. Men zoude geheel een stelsel van civielrechtelijke middelen kunnen opbouwen, maar dan blijft altijd deze moeilijkheid, dat de arbeider, past men een dezer straffen toe, eenvoudig den dienst zal verlaten, waardoor men zijn werkkracht kwijt is, zonder dat men de geleden schade op eenigerlei wijze kan verhalen. Zou men dus zoover kunnen komen, dat men de eene helft van de poenale sanctie, de straf op weigering om den verplichten arbeid te verrichten en om zich overeenkomstig het contract te gedragen, zou kunnen missen, dan blijft de mogelijkheid bestaan om de andere helft van de poenale sanctie, de straf op desertie, te vervangen. Door Mr. Schneider is in opdracht der beide plantersvereenigingen daartoe een poging gedaan door iederen anderen werkgever te verbieden aan den gedeserteerden arbeider huisvesting te verleenen of hem in dienst te nemen, tenzij hij vooraf een volledige schadeloosstelling aan het Algemeen Delisch Arbeids Bureau betaalt, terwijl dit Bureau reeds dadelijk begint met den eersten werkgever schadeloos te stellen. Met deze beginselen kunnen wij ons in hoofdzaak wel vereenigen, mits men dat ontwerp slechts beschouwd als een studie voor de toekomst, gebaseerd slechts op theoretische bespiegelingen, waarover nog nader overleg moet worden gepleegd. Zal nu deze regeling, wat wij willen noemen de tweede helft van de poenale sanctie kunnen vervangen? Laten wij het geval stellen, dat de werkman om de een of andere reden — het bevalt er hem niet langer — de onderneming voor goed wil verlaten. Zoolang nu de straf op desertie bestaat, weet de werkman, dat hij als hij weggaat, gestraft wordt en die gedachte zal hem in vele gevallen weerhouden om te gaan. Bij de regeling van Mr. Schneider echter weet hij, dat hij dan bij geen anderen werkgever in dienst zal kunnen komen, maar hij weet ook, dat hij als hij naar een naburige kampong gaat, daar nog altijd wel een bordje rijst vindt. De gedachte, dat hij bij geen werkgever meer in dienst kan treden, heeft te veel betrekking op iets toekomstigs, dan dat zij hem van de daad zal weerhouden en hij gaat weg of legt zijn werk neer. Zal dus bedoelde regeling wel andere .werkgevers afhouden van het ronselen, arbeidszekerheid heeft men daardoor nog niet gekregen. Het zal den werkman die dit wenscht, niet weerhouden om het werk neer te leggen. Zelfs al zou er geen hemelsbreed verschil bestaan tusschen den Oosterschen en Westerschen arbeider, dan zou met een arbeidsovereenkomst onder civielrechtelijke sanctie niet kunnen worden volstaan, omdat de vraag naar werkkrachten niet in evenredigheid is met het aanbod. De vraag naar werkkrachten is zoo ontzaglijk veel grooter in dit Gewest, dat ook afgescheiden van dat verschil, bijzondere maatregelen noodig zijn. Daar komt nog bij, dat de Inlandsche arbeider slechts zeer weinig behoeften heeft, dus ook om der wille van den broode niet zal blijven in eenige dienstbetrekking die hij wil verlaten. Het Bestuur van de A. V."R. O. S. wenscht de regeling van Mr. Schneider voorloopig met behoud van de p.s. reeds dadelijk in te voeren opdat de civielrechtelijke regeling voldoende tijd heeft om zich in te werken. Wij zijn van meening, dat men op deze wijze de inwerking dier regeling niet zal bereiken, immers de p. s. en de lange contractsduur blijven daar behouden. Ook in ons ontwerp treft men aan, dat geschillen tusschen werkgever en werknemer worden beslecht, maar men zal in vele gevallen niet alleen te doen hebben met geschillen, maar bijvoorbeeld met onwil van den werkman of deze zal zich niet aan de uitspraak van den arbiter, waarop geen poenale sanctie staat, storen en zal men juist bij de door ons voorgestelde regeling minder spoedig van de p.s. gebruik maken als in de regeling van Mr. Schneider omdat er voor den werkman gelegenheid bestaat om het contract tusschentijds op te zeggen. Wij missen dus in de regeling van Mr. Schneider alle overgang, die wij gemeend hebben in ons ontwerp te hebben neergelegd. Zou men nu op een gegeven tijdstip de p.s. willen afschaffen dan zou bij invoering van ons ontwerp, reeds gebleken zijn, wat moet worden gedaan om aan de ondernemingen niettemin arbeidszekerheid te verschaffen en zouden werkgever en werknemer gelegenheid hebben gehad om zich aan de nieuwe toestanden aan te passen. In het ontwerp van Mr. Scheider missen wij dien overgang en bij invoering daarvan zou men na afschaffing der p. s. evenver zijn als thans. Men zou nog geen ondervinding hebben opgedaan omtrent het werken, laten wij het zoo noemen, in half vrijen arbeid. Het ontwerp van Mr. Schneider, zouden wij derhalve willen beschouwd zien als een studie voor de toekomst, ons ontwerp achten wij voor onmiddellijke invoering vatbaar. Naschrift Met onze beschouwingen waren wij al reeds gereed gekomen, toen de plaatselijk bladén ons bekend maakten met den hoofdinhoud van de opvattingen van de indertijd, terzake van de poenale sanctie, ingestelde Commissie uit de Tweede Kamer. Voorzoover wij op die berichten mogen afgaan, kunnen wij met groote voldoening constateeren, dat de opvattingen van de meerderheid dier Commissie, in hoofdzaak, met onze beschouwing paralel loopen. De Commissie dringt aan op een krachtige bevordering van Javanen-kolonisatie om te komen tot sedentaire bevolking en op verbetering der emigratie. Wij doen hetzelfde en hebben laten zien, hoe de Deli Planters Vereeniging reeds jaren met verbetering der emigratie bezig is, en hoe hare pogingen ter zake (men zie het instituut „de vrije emigratie van Java" alleszins geslaagd mogen heeten. Evenals wij, is de Commissie van meening, dat het algemeen, belang speciale waarborgen eischt voor een onverstoorde orde gedurende den tijd, dat de Javanen-kolonisten nog niet de groote meerderheid vormen. Die orde kan onmogelijk worden gehandhaafd als iedere koelie het recht heeft elk oogenblik het werk neer te leggen, misschien alleen om een gril. Daarom zijn, tot handhaving van die orde, voorloopig nog publiekrechtelijke maatregelen noodig. Het moet dus verboden zijn om den arbeid zonder vergunning van de Arbeidsinspectie neer te leggen. De gevallen, waarin de Arbeidsinspectie slechts vergunning tot het nederleggen van arbeid zal verleenen, zijn dezelfde ais door ons in het ontwerp opgenomen. Slechts in ée'n opzicht gaat de Commissie verder dan wij, dat namelijk de Arbeidsinspectie staking van den arbeid kan toestaan als de werkman den werkgever schadeloos stelt voor de ten behoeve van den werkman gedane uitgaven. Wel hebben wij de mogelijkheid daartoe opengelaten, maar wij hebben daarbij een opzeggingstermijn van 4 maanden geëischt om de in onze nota ontvouwde redenen waarnaar wij kortheidshalve verwijzen. Vooral zal die opzeggingstermijn bij reengagementscontracten van belang zijn, daar anders de werkman daarbij steeds het werk zou kunnen neerleggen, zonder eenige reden, omdat bij reengagementscontracten geen of weinig kosten zijn gemaakt. Ook wij wezen de Arbeidsinspectie aan als scheidsrechter in arbeidsgeschillen, echter met beroep op een raad van appel. Tenslotte, ook wij legden onze denkbeelden neer in een nieuwe arbeidsregeling, welke de koelie-ordonnantie al dadelijk zal moeten vervangen. Staat van aangekomen lieden van de vrije emigratie van Java in de jaren 1913—1918. 1913 1914 1915 1916 1917 . 1918 420 176 104 69 1 — gehuwde contractanten mannen 340 170 92 30 — — ongehuwde 26 8 1 — — — gehuwde „ vrouwen 266 125 73 24 — — ongehuwde „ 126 78 46 114 251 191 mannen in contract (contract Deli) — 4 — 2 — 10 vrouwen „ „ » » 200 127 353 850 1058 1592 mannen (laukehs) die in Deli contracteeren 26 33 39 85 107 216 vrouwen „ „ „ „ — 42 219 771 1356 2161 mannen sinkehs „ „ „ 36 118 391 668 1126 vrouwen „ „ „ „ 1410 799 1045 2336 3441 5296 contractanten 85 21 23 48 77 231 mannelijke familieleden 707 303 481 1084 1490 2312 vrouwelijke 170 77 66 104 208 241 volwassen kinderen 503 262 393 813 1297 2209 half volwassen 328 108 189 527 606 1245 kinderen die geen passage betalen 3203 1570 2197 4912 7119 11534. Ordonnantie op de arbeidsovereenkomst tusschen werkgevers in de Couvernementen 0. K. v. Sumatra en Atjeh en Onderhorigheden met arbeiders, niet behoorende tot de inheemsche bevolking. Artikel 1. (1). Ondernemingen van handel, landbouw of nijverheid, zoomede het Departement van Openbare werken, Locale Raden, Maatschappijen tot aanleg en exploitatie van Spooren Tramwegen en Mijnbouw Maatschappijen ter Oostkust van Sumatra en het Gouvernement Atjeh en Onderhoorigheden kunnen arbeidsovereenkomsten aangaan met arbeiders, niet behoorende tot de inheemsche" bevolking op den voet van en met de gevolgen omschreven in deze ordonnantie. Artikel 2. De arbeidsovereenkomst is de overeenkomst, waarbij de eene partij, de arbeider, zich verbindt, in dienst van de andere partij, den werkgever, tegen loon gedurende zekeren tijd arbeid te verichten. ARTtKEL 3. Deze ordonnantie is niet van toepassing op aanneming van werk, hetwelk de overeenkomst is, waarbij de eene partij, de aannemer, zich verbindt, voor de andere partij, den aanbesteder, tegen een bepaalden prijs een bepaald werk tot stand te brengen en evenmin op de overeenkomst tot het verrichten van enkele diensten, welke wordt geregeerd door aan dezelve eigene bepalingen en bedongen voorwaarden en bij gebreke van deze door het gebruik. Draagt de overeenkomst van aanneming het kenmerk eener arbeidsovereenkomst, dan zijn de bepalingen van deze ordonnantie wel van toepassing. Artikel 4. (1). Voor de toepassing dezer ordonnantie wordt verstaan onder: a. Werkgever: de in Nederlandsen-Indië gevestigde natuurlijke of rechtspersoon, die een onderneming drijft als bedoeld in artikel 1, of indien deze niet in Nederlandsch-Indië gevestigd is, diens aldaar bij authentieke akte aangestelde vertegenwoordiger. Waar in deze ordonnantie de term „onderneming" wordt gebezigd, omvat deze mede Departement van Openbare Werken, Locale Raden en Maatschappijen tot aanleg en exploitatie van Spoor- en Tramwegen en Mijnbouw Maatschappijen, als bedoeld in artikel 1. b. Beheerder: de persoon, die belast is met de rechtstreeksche leiding van de onderneming in haar geheelen omvang of van een op zich zelf staand gedeelte daarvan. c. Arbeiders: de bij art. 1 bedoelde tot de inlandsche of daarmede gelijkgestelde, bevolking behoorende volwassen mannelijke of vrouwelijke koelies en ambachtslieden, die bij eene arbeidsovereenkomst zich tot het verrichten van arbeid hebben verbonden. d. Immigratie contract: de schriftelijke arbeids overeenkomst, welke buiten het gewest wordt aangegaan of welke voor de eerste maal in het gewest wordt gesloten met arbeiders, die van een plaats daarbuiten zijn gekomen of aangebracht; e. Reengagementsconracten: de schriftelijke arbeidsovereenkomst, welke in alle andere gevallen in dit gewest wordt gesloten. ƒ. Gezin: de man en vrouw, die zich bij het sluiten van een arbeidsovereenkomst als elkanders echtgenooten hebben opgegeven, met de nog niet volwassen kinderen van een hunner of van hen beiden, zoomede de man en vrouw, die tijdens den duur der arbeidsovereenkomst gehuwd zijn met de nog niet volwassen kunderen van een hunner of van hen beiden. Artikel 5. De arbeidsovereenkomsten worden gesloten voor een bepaald aantal achtereenvolgende jaren of maanden, gerekend van de dagteekening der akte, en wel voor den duur van ten hoogste drie jaren voor een immigratie contract en ten hoogste achttien maanden voor een reengagementscontract. Artikel 6. Met uitzondering van de op den voet van de voor Java en Madoera geldende Wervingordonnantie aangegane rechtsgeldige immigratiecontracten en behoudens het bepaalde in de volgende alinea, zijn de immigratiecontracten niet rechtsgeldig voordat van het bestaan daarvan gebleken is uit akten, ter keuze van den werkgever, hetzij ten overstaan van den Inspecteur van den Arbeid te Medan, hetzij ten overstaan van den ambtenaar der Arbeidsinspectie, in wiens ressort de onderneming, waarvoor de arbeider zich verbindt, is gelegen, verleden. De Ambtenaar der A. I. is bevoegd zoowel voor zichzelf als voor de arbeiders de akten te onderteeken. (2) . De immigratiecontracten, gesloten op een plaats in het buitenland, waar volgens de uitdrukkelijke en openlijke verklaring der Regeering voldoende controle op de landverhuizing wordt uitgeoefend, moeten worden bekrachtigd door een door het Hoofd van Gewestelijk Bestuur aan te wijzen ambtenaar. Die bekrachtiging wordt alleen geweigerd als de overeenkomst niet voldoet aan de vereischten, gesteld bij artikel 4 van deze verordening, dan wel indien de arbeidsovereenkomst niet binnen den daarvoor gestelden tijrmijn aan den betrokken ambtenaar is aangeboden. (3) . Een gelijke bekrachtiging als in het eerste lid van de vorige alinea bedoeld wordt vereischt voor de reëngamentscontracten. (4) . De medewerking tot het tot stand komen van de in de eerste alinea bedoelde akten of de bekrachtiging der in de vorige alinea bedoelde contracten wordt door den betrokken ambtenaar geweigerd, indien de arbeidsovereenkomst niet voldoet aan de daaromtrent bij de krachtens deze ordonnantie gestelde vereischten of niet binnen den daarvoor vastgestelden termijn aan hem is aangeboden, dan wel bij hem het vermoeden bestaat van aanwezigheid van dwang, dwaling of misleiding. (5) . Bij de in de 2de en 4e alinea bedoelde weigering kan de werkgever c.q. de beheerder binnen twee dagen de beslissing van het Hoofd van Gewestelijk Bestuur inroepen. Is binnen dien termijn die nadere beslissing niet ingeroepen of heeft genoemd Bestuurshoofd het beroep afgewezen, dan is artikel 16 van toepassing. (6) . Bij weigering der bekrachtiging verliest de arbeidsovereenkomst haar rechtsgeldigheid van af den dag der weigering. (7) . Van de totstandkoming of van de bekrachtiging van elke arbeidsovereenkomst wordt door den betrokken ambtenaar aan den voet van elk exemplaar der akte melding gemaakt en aanteekemng gehouden in een register, waarvan het model door den GouverneurGeneraal wordt vastgesteld. Voor deze registratie is de werkgever één gulden per arbeider verschuldigd. Het Hoofd van Gewestelijk Bestuur regelt de wijze, waarop deze bedragen in 's Lands kas worden gestort. (8) . Het Hoofd van Gewestelijk Bestuur regelt den termijn, binnen welken de akten der in de 2e en 3e alinea van dit artikel bedoelde arbeidsovereenkomsten aan den betrokken ambtenaar moeten zijn aangeboden. De akten der arbeidsovereenkomsten zijn vrij van zegel en worden volgens een door den Gouverneur-Generaal vast te stellen model in twee-voud opgemaakt, waarvan een exemplaar bestemd is, om in het archief van het Hoofd van Plaatselijk Bestuur bewaard te blijven. Artikel 7. (1) . Indien de onderneming of ondernemingen, waarvoor de arbeider zich heeft verbonden, aan een anderen werkgever overgaat of overgaan, blijft de arbeidsovereenkomst gedurende den daarbij bedongen duur van kracht en blijven de voorschriften van deze ordonnantie daarop van toepassing, voorzoover de overeenkomst betreft de onderneming waar de arbeider bij den overgang werkzaam was. De nieuwe overeenkomst treedt alsdan ten aanzien van den arbeider in alle rechten en verplichtingen, welke voor den oorspronkelijken werkgever uit de arbeidsovereenkomst voortvloeiden. (2) . Van den in de vorige alinea bedoelden overgang moet door den nieuwen werkgever binnen drie dagen nadat hij is opgetreden aan het Hoofd van plaatselijk bestuur mededeeling worden gedaan met vermelding van zijn naam en van zijn woonplaats. Is de nieuwe werkgever geen werkgever in den zin van deze ordonnantie, dan worden de arbeidsovereenkomsten van af het tijdstip van den vorenbedoelden overgang als ontbonden beschouwd. Artikel 8. (1) . Een arbeider, die een arbeidsovereenkomst als bedoeld in artikel 6 heeft gesloten, kan tijdens den duur van de arbeidsovereenkomst niet door een anderen werkgever in dienst worden genomen. (2) . Een in strijd met dit voorschrift aangegane arbeidsovereenkomst is- nietig. Artikel 9. De arbeidsovereenkomsten zullen vermelden: 1. den naam, den ouderdom (naar gissing), de plaats van herkomst, den landaard en zoo mogelijk den stam van den arbeider, alsmede den naam van de echtgenoote; 2. den naam van den werkgever, den naam van diens onderneming (en) waarvoor de arbeider is aangenomen zoomede van de afdeeling (en) waarin de onderneming (en) ligt (liggen); 3. de soort van arbeid waarvoor de arbeider is aangenomen en het aantal werkuren; 4. het bedongen dagloon, zoomede het loon voor overwerk; 5. het bedrag en de wijze van verrekening der genoten voorschotten; Het maximum bedrag, hetwelk aan voorschot mag worden verleend, wordt door het Hoofd van Gewestelijk Bestuur vastgesteld; 6. den duur der arbeidsovereenkomst; 7. de rust- en de voor den arbeider gebruikelijke godsdienstige feestdagen, zullende het aantal rustdagen ten minste twee in de maand bedragen. In de arbeidsovereenkomst ten behoeve van spoor- en tramwegondernemingen voor publiek verkeer in exploitatie kan worden volstaan met de vermelding van het aantal dagen, ten minste twee in de maand, waarop van den arbeider geen arbeid zal gevorderd worden; 8. het beding dat de werkman tegen zijn wil niet van zijn gezin zal worden gescheiden; 9. de verplichting van den werkman om zijn woning en erf in zindelijken staat te houden, en volgens hare bestemming te gebruiken; 10. het beding dat partijen zich in geval van eenig geschil onderwerpen aan de arbitrale uitspraak in eerste instantie van den ambtenaar der arbeidsinspectie van het ressort waarin de onderneming gelegen is en in hoogste instantie van den Raad van Arbitrage te Medan, bedoeld bij art. 32 dezer ordonnantie; 11. het tijdstip, waarop de arbeider zich op de onderneming behoort te bevinden en bij den beheerder behoort aan te melden. Artikel 10. In de arbeidsovereenkomsten mogen ook andere bedingen worden opgenomen dan in deze ordonnantie of het daarbij behoorend modelcontract zijn vermeld met dien verstande, dat niet naleving van die andere bedingen geen strafrechtelijke aansprakelijkheid tengevolge heeft en dat, voor zoover die bedingen in strijd zijn met de voorschriften van deze ordonnantie of met bedoeld model, zij als niet geschreven worden beschouwd, blijvende de contracten overigens van kracht. Artikel 11. Bij spoor- en tramwegondernemingen voor publiek verkeer in exploitatie is de werkgever bevoegd om op den arbeider, die op den voet van deze ordonnantie een arbeidsovereenkomst heeft gesloten, toe te passen de dienstreglementen, bedoeld bij artikel 3 van het algemeen reglement voor de spoorwegdiensten in Nederlandsen-Indië (Staatsblad 1895 N°. 300) en bij artikel 4 van het algemeen reglement op den aanleg en de exploitatie van tramwegen met machinale beweegkracht, bestemd voor algemeen verkeer in NederlandschIndië (Staatsblad 1905 N°. 516). Artikel 12. a. de werkgever is verplicht den arbeider zijn loon rechtstreeks en op in de arbeidsovereenkomst of bij reglement bepaalde tijden te voldoen ; b. het dagloon bedraagt bij immigratiecontracten, door mannelijke arbeiders gesloten, tenminste 35 centen per dag arbeids en bij immigratie contracten, door vrouwen gesloten tenminste 30 centen per dag arbeids; c. het dagloon bedraagt bij reëngagementscontracten door mannelijke arbeiders gesloten, tenminste 40 centen per dag arbeids en bij reëngagements contracten, door vrouwen gesloten tenminste 35 centen per dag arbeids; d. behalve in dagloon kan de werkgever den arbeider ook in dagtaak, in stukloon of in aanneming laten arbeiden, met dien verstande dat in die gevallen dat de arbeider gedurende een maand en de veldkoelie gedurende het oogstjaar per dag arbeids gemiddeld het minimum dagloon als bedoeld in b. en c. moet verdienen; e. de beheerder is bevoegd, indien zulks in het belang van den arbeider is, een deel van het in geld bepaalde loon aan den arbeider te voldoen in den vorm van voedingsmiddelen met dien verstande, dat de werkgever voor de rijst ten hoogste f 10 per 100 K.G. in rekening mag brengen en voor andere voedingsmiddelen den kostprijs op de onderneming, of in volledig toebereide voeding; ƒ. de beheerder is verplicht op verzoek van den arbeider betaling van het in geld vast gestelde loon voor een deel te verstrekken, in-den vorm van voedingsmiddelen, onder voorbehoud, dat die voedingsmiddelen slechts voor eigen gebruik en dat van zijn gezin bestemd mogen zijn en met dien verstande, dat de beheerder voor de rijst f 10. per 100 K.G. in rekening mag brengen en voor andere voedingsmiddelen den kostprijs op de onderneming en de beslissing omtrent de aan de arbeiders te verstrekken voedingsmiddelen aan den werkgever blijft. Artikel 13. De werkgever is behalve tot betaling van loon verplicht: fl. al datgene te doen en na te laten, hetwelk een goed werkgever in gelijke omstandigheden behoort te doen en na te laten; b. tot het kosteloos verschaffen van voegzame huisvesting, en goed bad- en drinkwater, aan den arbeider en zijn gezin; c. tot het kosteloos verschaffen aan den arbeider en zijn gezin van geneeskundige behandeling, met verstrekking van medicijnen, in een ziekeninrichting onder deskundige leiding. d. tot het verstrekken van huisvesting en voeding aan het gezin van den arbeider gedurende diens ziekte en verpleging in het hospitaal, voorzoover de leden van het gezin niet in eigen onderhoud kunnen voorzien, dan wel door de zorg voor het gezin daarin verhinderd worden. e. zorg te dragen, dat het vervoer der arbeiders naar de ondernemingen, waarvoor zij zich hebben verbonden en naar de ziekeninrichtingen, waarin zij wegens ziekte zullen worden opgenomen, plaats vindt op de door het Hoofd van Gewestelijk Bestuur voorgeschreven wijze en om gedurende dat vervoer aan den arbeider en zijn gezin vrije voeding te verschaffen. ƒ. om op zijne kosten bij eventueel overlijden van den arbeider tijdens den duur van de arbeidsovereenkomst voor diens behoorlijke begrafenis zorg te dragen. g. op de door het Hoofd van Gewestelijk Bestuur te bepalen wijze aan de arbeiders gelegenheid te geven om geregeld kennis te nemen van den stand hunner rekening en het aantal verzuimdagen, zoomede hun een volgens een door dat Bestuurshoofd vastgesteld model opgemaakte kaart te verstrekken, waarop de naam, de landaard of stam, de werkelijke of geschatte ouderdom, de lichaamslengte in centimeters, de datum van indiensttreding, de duur der overeenkomst van den betrokken arbeider, benevens de naam van de onderneming, waartoe hij behoort en de dagen, waarop hij vrij is, zijn aangeteekend; h. op de door. het Hoofd van Gewestelijk Bestuur voorgeschreven wijze de betaalen andere boeken, bevattende de rekening-courant van den arbeider aan te houden en desverlangd aan het Bestuur en aan de ambtenaren van de arbeidsinspectie inzage te geven van alle bij deze ordonnantie voorgeschreven bescheiden; de in de vorige alinea bedoelde ambtenaren, alsmede de hen vergezellende beambten, hebben steeds toegang tot de plaatsen, waar de arbeiders zijn tewerkgesteld en tot de gebouwen waar de arbeiders verblijf houden of verpleegd worden; L de werkgever is verplicht den arbeider binnen drie dagen na de ontbinding van de overeenkomst een ontslagbrief te geven, tenzij de ontbinding der arbeidsovereenkomst een gevolg is van het overlijden van den arbeider, dan wel de dienstbetrekking met denzelfden werkgever krachtens een nieuwe arbeidsovereenkomst op den voet dezer ordonnantie wordt voortgezet; in de gevallen waarin krachtens de vorige alinea de uitreiking van een ontslagbrief vereischt wordt, zoomede bij overlijden van den arbeider, geeft de beheerder binnen acht dagen na de ontbinding van de arbeidsovereenkomst daarvan schriftelijk kennis aan den ambtenaar der arbeidsinspectie, in wiens ressort de onderneming gelegen is, die daarvan in het te dier plaatse vermeld register aanteekening houdt; het model van den ontslagbrief wordt vastgesteld door het Hoofd van Gewestelijk Bestuur; de werkgever is verplicht op den ontslagbrief te vermelden den naam, landaard c. q. stam, werkelijken of geschatten ouderdom en lichaamslengte in centimeters van den arbeider, zoomede de verdere door het Hoofd van Gewestelijk Bestuur noodig geoordeelde gegevens; ƒ. Behalve indien de arbeidsovereenkomst door opzegging van de zijde van den arbeider of door uitspraak van den arbiter, wegens schuld van den arbeider, is geëindigd, is de werkgever verplicht bij ontbinding van de arbeidsovereenkomst den arbeider en diens gezin, bij overlijden van den arbeider diens gezin, met de eerstmogelijke gelegenheid kosteloos terug' te zenden naar de plaats zijner oorspronkelijke herkomst, tenzij de arbeider in het gewest wenscht te blijven en hij voldoet aan de bepalingen op de toelating en vestiging voor zoover deze voor hem gelden; totdat de in het vorige lid bedoelde gelegenheid zich voordoet, blijft de werkgever voor het onderhoud van den arbeider en diens gezin aansprakelijk; indien de arbeider en diens gezin niet dadelijk van de hun in het eerste lid van dit artikel geboden gelegenheid tot terugzending gebruik maken, blijft de werkgever op eventueel verzoek van den arbeider nog gedurende een maand na de ontbinding van de arbeidsovereenkomst tot de kostelooze terugzending verplicht; bij niet-nakoming van deze verplichtingen wordt in de vervulling daarvan voorzien door het Hoofd van Plaatselijk Bestuur voor rekening van den werkgever. Artikel 14. a. Geen loon is verschuldigd voor den tijd, gedurende welken de arbeider den bedongen arbeid niet heeft verricht; b. evenwel behoudt de arbeider zijn recht op het dagloon over de overeengekomen rust- en feestdagen tenzij hij op die dagen in een ziekeninrichting wordt verpleegd of op die dagen afwezig is wegens verlof, desertie, het ondergaan van vrijheidsstraf of het vertoeven in preventieve hechtenis; jS^gj c. eveneens behoud't de arbeider zijn aanspraak op het bij de overeenkomst naar tijdsruimte vastgesteld loon voor eenen korten, naar billijkheid te berekenen, tijd, wanneer hij, hetzij ten gevolge van de vervulling eener door de wet of overheid, zonder geldelijke vergoeding, opgelegde verplichting, die niet in zijn vrijen tijd kon geschieden, hetzij om klachten tegen den werkgever of zijn personeel in te dienen voorzoover die klachten gegrond bevonden worden, hetzij ten gevolge van zeer bijzonder^, buiten zijne schuld ontstane omstandigheden, verhinderd is geweest zijn arbeid te verrichten; onder zeer bijzondere omstandigheden worden, voor de toepassing van dit artikel, begrepen de bevalling van de echtgenoote van den arbeider, zoomede het overlijden en de begrafenis van een zijner huisgenooten of van een zijner bloed- en aanverwanten in de rechte linie onbepaald en in den tweeden graad der zijlinie, benevens force majeure, welke ook het Europeesche Personeel beletten hunne werkzaamheden zonder bijzondere voorziening te verrichten; d. eveneens behoudt de arbeider recht op loon, wanneer hij bereid en in staat is arbeid te verrichten, doch de werkgever van zijn diensten geen gebruik maakt; e. vrouwelijke arbeiders hebben recht op haar volle dagloon over ten hoogste 2 verzuimdagen per maand tengevolge van de menstruatie. Artikel 15. a. het is verboden een vrouw arbeid te laten verrichtén; 1. gedurende een maand na de bevalling; 2. gedurende een maand voor het vermoedelijk tijdstip der bevalling en ook eerder op verzoek van de vrouw tijdens de zwangerschap tenzij met voorkennis en toestemming van den geneesheer van het hospitaal, waarbij de onderneming is aangesloten; b. het is verboden van vrouwen met kinderen beneden een jaar langer dan 5 uren daags arbeid te vorderen; c. vrouwen bedoeld in alinea a genieten gedurende den tijd dat zij niet arbeiden, geen loon, doch hebben recht op vrije voeding c.q. een equivalent in geld; d. in de gevallen bedoeld in alinea b wordt aan de vrouw een evenredig deel van het dagloon betaald. Artikel 16. a. Van het loon mogen op den betaaldag alleen die inhoudingen plaats vinden, welke bij de arbeidsovereenkomst zijn bepaald, zoomede wegens de ten behoeve van den werkman door den werkgever voorgeschoten belasting en de betalingen, waartoe de werkman bij rechterlijke uitspraak is veroordeeld, welke inhoudingen gezamenlijk niet meer mogen bedragen dan een vierde van het sedert de laatste loonsbetaling verdiende loon, met dien verstande, dat bij de ontbinding van de overeenkomst het geheele loon kan worden ingehouden; geen inhouding mag plaats vinden voor aan den werkman door den werkgever, den beheerder of diens personeel opgelegde boeten. Artikel 17. (1) . De beheerder is in het algemeen verplicht al datgene te doen en na te laten wat een goed beheerder in gelijke omstandigheden behoort te doen en na te laten. (2) . De beheerder is niet alleen aansprakelijk voor hetgeen in deze ordonnantie te zijnen opzichte is bepaald, doch ook met en benevens den werkgever voor de nakoming van de bij deze ordonnantie aan den laatste opgelegde verplichtingen. Artikel 18. (1) . De maximum werktijd, waartoe de arbeider zich kan verbinden, is 9 uur per etmaal, indien de arbeid wordt verricht tusschen 5^ uur des voormiddags en 6 uur des namiddags, en van 8 uur per etmaal indien de arbeid geheel of gedeeltelijk tusschen 6 uur des namiddags en 5£ uur des voormiddags dan wel geheel of gedeeltelijk onder den grond wordt verricht. De arbeid, verricht buiten het aantal overeengekomen uren per etmaal, wordt beschouwd als overwerk, hetwelk alleen kan verricht worden op verzoek van den beheerder en met toestemming van den arbeider. (2) . Bij overeenkomsten met arbeiders in dienst van Spoor- en Tramwegondernemingen voor publiekverkeer in exploitatie, kan voorzoover betreft diensten op den weg, stations en treinen, een maximum werktijk van 12 uren per etmaal worden bedongen. (3) . Bij overeenkomsten met arbeiders in dienst van Spoor- en Tramwegen zijn bedingen toegelaten, dat in buitengewone omstandigheden, bij ongevallen of ter verzekering van de veiligheid en de regelmatigheid van het verkeer, de arbeider verplicht zal zijn tot een langeren diensttijd, dan bepaald in alinea 1 van dit artikel, tegen een loon per uur gelijk aan 15/100, dan wel 12/120 van het contractueele dagloon al naarmate de bij de arbeidsovereenkomst vastgestelde diensttijd tien of 12 uren bedraagt. (4) . De tijd, noodig voor het rollen en indeelen van het werkvolk en tot het afleggen van den afstand van zijne woning tot op het werk en omgekeerd van het werk naar de woning, wordt als arbeidstijd gerekend. (5) . De arbeider is niet verplicht meer dan 6 achtereenvolgende uren te arbeiden. De rusttijd bedraagt ten minste 1 uur. (6.) Bij den dienst van 'Spoor- en Tramwegen voor publiek verkeer in exploitatie kan hiervan, met toestemming van het hoofd van gewestelijk bestuur, worden afgeweken. Artikel 19. (1) . De arbeider is verplicht den bedongen arbeid geregeld en naar zijn beste vermogen te verrichten. (2) . De arbeider is verplicht zich te houden aan de voorschriften omtrent het verrichten van den arbeid alsmede aan die, welke strekken ter bevordering van de goede orde op de onderneming des werkgevers, hem door of namens den werkgever binnen de perken van wet of verordening, van overeenkomst of reglement gegeven. (3) . De arbeider is in het algemeen verplicht al datgene te doen en na te laten, wat een goed arbeider in gelijke omstandigheden behoort te doen en na te laten. (4) . Behoudens het bepaalde in de volgende alinea mag de arbeider zich van de onderneming waar hij werkzaam is, niet verwijderen zonder schriftelijke vergunning afgegeven door den beheerder of iemand door deze daartoe aangesteld, behalve op de dagen, waarop van hem krachtens de overeenkomst geen arbeid kan gevorderd worden en wanneer hij wegens slechte behandeling klachten tegen den werkgever, den beheerder of diens personeel gaat inbrengen. Bij Spoor- en Tramweg ondernemingen voor publiek verkeer in exploitatie mag de arbeider, bestemd voor diensten op den weg, de stations of de treinen, gedurende de overeengekomen werktijd den hem aangewezen post onder geen voorwendsel zonder vergunning van zijn chef verlaten. Mocht de arbeider zich over slechte behandeling van den werkgever, beheerder of diens personeel willen beklagen bij de bevoegde autoriteit, zoo staat hem dit vrij op werkdagen en zonder vergunning van zijn chef. Van zijn voornemen om te gaan klagen zal door hem minstens 24 uren te voren, na afloop van zijn dienst behooren te worden kennis gegeven aan den chef van het naastbijgelegen station of de naastbijgelegen gehalte. <(5). De arbeiders zijn verplicht de in artikel 13^ bedoelde kaart steeds bij zich te dragen, als zij zich van de onderneming verwijderen en dezelve op aanvraag van het bestuur te vertoonen. Artikel 20. (1) . De arbeider is verplicht om ten allen tijde bij rampen van hooger hand of dreigend gevaar op aanzegging van den beheerder of diens personeel hulp te verleenen. (2) . De aard van den op te dragen arbeid zal zooveel mogelijk in overeenstemming zijn met de geschiktheid van den arbeider. Vrouwen zullen alleen mogen worden belast met werkzaamheden welke gewoonlijk aan vrouwen worden opgedragen. Artikel 21. (1) . De arbeider met zijn gezin is verplicht in het belang der hygiëne zich bij aankomst op de onderneming geneeskundig te laten onderzoeken op zoodanige ziekten als voor zijne omgeving gevaarlijk of besmettelijk kunnen zijn, en indien de bevoegde geneesheer dit noodig oordeelt, zich ter genezing van deze ziekten en verpleging in het hospitaal op te laten nemen. (2) . De arbeider die in het hospitaal is opgenomen, is verplicht de voorschriften op te volgen, die de in het hospitaal bevoegde geneesheer geeft, met dien verstande dat hij niet verplicht is zich aan chirurgische behandeling te onderwerpen. (3) . De arbeider die zich ziek meldt, heeft recht op geneeskundig onderzoek c.q. behandeling en verpleging in het hospitaal. (4) . Het verzuimen van arbeid wegens voorgewende ziekte heeft tengevolge verlies van het recht op loon over den verzuimden tijd behoudens toepasselijkheid van straf en andere bepalingen in deze ordonnantie, indien daartoe grond bestaat. (5) . Bestaat bij den beheerder vermoeden, dat de arbeider of het gezin ziek is, dan is deze verplicht zich op last van den beheerder, aan geneeskundig onderzoek c.q. behandeling en verpleging in het hospitaal te onderwerpen. Artikel 22. (1) . De dienstbetrekking eindigt van rechtswege, wanneer de tijd is verstreken waarvoor de overeenkomst is aangegaan. (2) . Door opzegging door den arbeider, bedoeld in artikel 24 en wel nadat 4 maanden sedert de opzegging zijn verstreken. (3) . door ontbinding der overeenkomst met onderling goedvinden. (4) . door den dood des arbeiders, maar niet door den dood van den werkgever. Artikcl 23. De dienstbetrekking eindigt ook door uitspraak van den arbiter. (1). Op vordering van den werkgever wegens zoodanige daden, eigenschappen, of gedragingen van den arbeider, die tengevolge hebben, dat van den werkgever redelijkerwijze niet gevergd kan worden de dienstbetrekking te laten voortduren. Als zoodanig worden aangemerkt: a. voortdurend verzet of onwil om te werken, opruiing, ergelijk gedrag, insurbordinatie, diefachtigheid, herhaalde verstoring van rust op de onderneming, ernstige opruiing en andere misdragingen van den arbeider; b. wanneer de arbeider bij de afsluiting van de overeenkomst den werkgever heeft misleid, door het verleenen van valsche of vervalschte getuigschriften of opzettelijk valsche inlichtingen heeft gegeven omtrent de wijze, waarop zijne vorige dienstbetrekking is geëindigd; c. wanneer hij, in ernstige mate, de bekwaamheid of geschiktheid blijkt te missen tot den arbeid, waarvoor hij zich heeft verbonden; d. wanneer hij zich schuldig maakt aan diefstal, verduistering, bedrog of andere misdrijven, waardoor hij het vertrouwen des werkgevers onwaardig wordt; e. wanneer hij den werkgever, diens familieleden of huisgenooten, of de met het toezicht belaste personen, of zijne medearbeiders mishandelt, grovelijk beleedigt of op ernstige wijze bedreigt; f. wanneer hij opzettelijk, of ondanks waarschuwing roekeloos des werkgevers eigendom beschadigt of aan ernstig gevaar blootstelt; g. wanneer hij hardnekkig weigert te voldoen aan redelijke bevelen of opdrachten, hem door of namens den werkgever verstrekt; h. wanneer hij op andere wijze grovelijk de plichten veronachtzaamt, welke de overeenkomst hem oplegt; i. wanneer hij door opzet of roekeloosheid buiten staat geraakt den bedongen arbeid te verrichten. 2. Op vordering van den arbeider wegens zoodanige omstandigheden, die ten gevolge hebben, dat van den arbeider redelijkerwijze niet kan gevergd worden de dienstbetrekking te laten voortduren. Als zoodanig worden aangemerkt: a. bewezen misleiding bij het aangaan der overeenkomst, mishandeling door den werkgever of zijn met het toezicht belast personeel en andere gewichtige redenen, die naar het oordeel van den arbiter tot ontbinding aanleiding behooren te geven; b. wanneer de werkgever den arbeider, diens familieleden of huisgenooten mishandelt, grovelijk beleedigt of op ernstige wijze bedreigt. c. wanneer hij den arbeider, diens familieleden of huisgenooten verleidt of tracht te verleiden tot handelingen, strijdig met de wetten of de goede zeden. d. wanneer hij het loon niet op den bepaalden tijd voldoet; e. wanneer hij op andere wijze grovelijk de plichten veronachtzaamt, welke de overeenkomst hem oplegt; f. wanneer de arbeider door ziekte of andere oorzaken zonder zijn toedoen buiten staat geraakt den bedongen arbeid te verrichten. 3. Bij ontbinding der overeenkomst op den voet van dit artikel zal aan de klagende partij geenerlei vergoeding verschuldigd zijn. Artikel 24. De arbeider kan de overeenkomst met inachtneming van een termijn van vier maanden door opzegging doen beëindigen met dien verstande, dat de arbeidsovereenkomst niet wordt beëindigd tenzij de arbeider, die bij den werkgever volgens een reengagements contract in dienst is, vooraf aan den werkgever het voorschot voldoet en de arbeider, die bij den werkgever, volgens een immigratie contract in dienst is, vooraf aan den werkgever het voorschot benevens een evenredig deel van de immigratie kosten voldoet, waarvan het bedrag telken jare door het Hoofd van Gewestelijk Bestuur wordt vastgesteld. Artikel 25. Het aanmoedigen tot niet-naleving van arbeidsovereenkomsten of het begunstigen daarvan door het verleenen van huisvesting aan of het in dienst nemen van een arbeider, die niet door een behoorlijk ingevulden ontslagbrief of door een van wege het bestuur aan hem uitgereikt schriftuur heeft bewezen geheel vrij te zijn van dienstverplichtingen tegenover anderen wordt, elke overtreding op zich zelve, gestraft voor zoover Europeanen of met dezen gelijkgestelden betreft, met een geldboete van ten hoogste f200.— (twee honderd gulden) of gevangenisstraf van ten hoogste één maand en, voor zoover Inlanders of met dezen gelijkgestelden betreft, met eene geldboete van ten hoogste f50.— (vijftig gulden) of ten arbeidstelling aan de publieke werken voor den kost zonder loon van ten hoogste één maand. Artikel 26. (1) . Elke willekeurige inbreuk op de arbeidsovereenkomst wordt gestraft: aan den kant van den werkgever met een geldboete van ten hoogste f100. (één honderd gulden); aan den kant van den arbeider met een geldboete van ten hoogste f50.— (vijftig gulden) of ten arbeidstelling aan de publieke werken voor den kost zonder loon van ten hoogste één maand. (2) . De arbeider, die reeds eenmaal wegens willekeurige inbreuk op de arbeidsovereenkomst is veroordeeld, wordt bij herhaling van het feit gestraft met ten arbeidsstelling aan de publieke werken voor den kost zonder loon van ten hoogste drie maanden. (3) . De feiten, waardoor de werkman geacht wordt op zijn arbeidsovereenkomst willekeurig inbreuk te maken, zijn: a. niet voldoening aan de verplichting, om zich op het in artikel 9 (11) bedoeld tijdstip op de onderneming te bevinden en zich bij den beheerder aan te melden; b. desertie; c. voortgezette weigering om den verplichten arbeid te verrichten. Artikel 27. (1) . Voorzoover de na te noemen feiten niet als misdrijf zijn strafbaar gesteld, worden verzet of bedreiging tegen de werkgever of hun personeel gestraft met een geldboete van ten hoogste f 50.— (vijftig gulden) of met ten arbeidstelling aan de publieke werken voor den kost zonder loon van ten hoogsten één maand, en beleediging tegen genoemde personen, rustverstoring, weigering om den verplichten arbeid te verrichten, opruiing tot desertie of tot weigering om den verplichten arbeid te verrichten, vechterij, dronkenschap en dergelijke vergrijpen tegen de goede orde gestraft met een geldboete van ten hoogste f 25.— (vijf en twintig gulden) of met ten arbeidstelling aan de publieke werken voor den kost zonder loon van ten hoogste twaalf dagen. (2) . Arbeiders, die reeds eenmaal wegens verzet of bedreiging tegen de werkgevers of hun personeel zijn veroordeeld, worden bij herhaling van het feit gestraft met ten arbeidstelling aan de publieke werken voor den kost zonder loon van ten hoogste drie maanden. Artikel 28. (1) . Elke inbreuk op de arbeidsovereenkomst wordt alleen vervolgd op aanklacht van den beheerder der onderneming waartoe de arbeider behoort. (2) . Wegens desertie voor de eerste maal gepleegd, wordt de opgelegde straf niet ten uitvoer gelegd indien de arbeider binnen den hem door den rechter toegestanen termijn naar de onderneming is teruggekeerd. Artikel 29. Overtredingen van de voorschriften dezer ordonnantie en van de bij de arbeidsovereenkomst overeengekomen bedingen, waartegen geen bepaalde straffen zijn bedreigd, worden bestraft, voorzoover Europeanen en met dezen gelijkgestelden betreft, met eene geldboete van ten hoogste f 100.— (één honderd gulden) en, voorzoover Inlanders en daarmede gelijkstelden betreft, met een geldboete van ten hoogste f 25.— (vijf en twintig gulden) of ten arbeidstelling aan de publieke voor den kost zonder loon van ten hoogste twaalf dagen. Artikel 30. (1) . Arbeiders die tijdens den duur der overeenkomst buiten de onderneming terecht of een vrijheidsstraf ondergaan hebben, dan wel zij, die na een afwezigheid wegens verlof, ziekte of anderszins niet derwaarts binnen den toegestanen of door het Plaatselijk Bestuur voldoende geachten tijd terugkeeren, kunnen namens de politie door personeel van den werkgever naar de onderneming teruggevoerd worden. In bepaalde gevallen, ter beoordeeling van het Hoofd van Plaatselijk Bestuur, kan de politie daarbij op kosten van den werkgever hare bemiddeling verleenen. (2) . Eveneens draagt de werkgever de kosten van opzending van den werkman naar de plaats, waar hij tengevolge van een overtreding van deze ordonnantie moet terecht staan. Artikel 31. Arbeiders, die zonder schriftelijke toestemming van den betrokken geneesheer directeur zich verwijderen uit de in de ordonnantie van 6 September 1910 (Staatsblad N°. 469) bedoelde ziekeninrichtingen, waarin zij zijn opgenomen, kunnen op verzoek van dien geneesheer door de politie of namens deze door het personeel van den werkgever voor rekening van dezen naar voormelde ziekeninrichting worden teruggevoerd. Artikel 32. Bij de arbeidsovereenkomst zijn partijen bevoegd alle geschillen van burgerrechtelijken aard te onderwerpen: a. in eerste instantie aan den ter plaatse, waar de arbeider verblijft, bevoegden ambtenaar der arbeidsinspectie; b. in hooger beroep en in hoogste instantie aan een Raad van Arbitrage te Medan, samengesteld als volgt: de Gouverneur der O. K. S. voorzitter, de Chef der Arbeidsinspectie te Medan, een vertegenwoordiger der werkgevers, aan te wijzen door de planters-vereenigingen, een lid, behoorende tot den landaard van den arbeider, aan te wijzen door den Gouverneur, een rechtsgeleerd lid, tevens belast met de redactie der beslissingen, aan te wijzen door de vier andere leden van den Raad. Artikel 33. 1. Voor de procedure in eerste instantie zijn geen vormen vereischt, behoudens deze dat beide partijen moeten zijn gehoord, de uitspraak, indien de partijen den wensch te kennen geven daarvan in hooger beroep te gaan, op schrift gesteld moet worden, en desverlangd aan partijen afschriften daarvan worden afgegeven. 2. Het hooger beroep wordt aanhangig gemaakt bij ongezegeld request, houdende een korte vermelding van de grieven tegen de uitspraak in eerste instantie, vergezeld van een afschrift daarvan. Indien de arbeider, die in hooger beroep komt, niet schrijven kan, is de eerste rechter verplicht ten spoedigste afschrift van zijn beslissing aan den Raad van Arbeid te doen toekomen met aanteekening van het ingestelde hooger beroep. 3. In hooger beroep kunnen de partijen zelf verschijnen, dan wel zich doen vertegenwoordigen. 4. Partijen kunnen zich tot toelichting bedienen van schriftelijke memories. Artikel 34. De beslissing van den Raad van Arbeid wordt op schrift gesteld, en kunnen de partijen daarvan kosteloos afschrift bekomen. Toelichting op het ontwerp gewijzigde koelie ordonnantie van het Planters Comité. Artikel 1. Vergelijk artikel 1 K. O. Weggelaten zijn de woorden „onverminderd het bepaalde bij artikelen 11 en 14 der W. O." omdat deze toevoeging overbodig voorkomt. Verder zijn weggelaten de woorden „voorzoover naar het oordeel van den Directeur van Justitie de onderneming niet onder den kleinen landbouw of tuinbouw gerangschikt of als een klein bedrijf aangemerkt moet worden". Bepaald is, dat ondernemingen van handel, landbouw enz. arbeidsovereenkomsten kunnen aangaan, terwijl in de K. O. staat vermeld, dat ten behoeve van die ondernemingen werklieden in dienst kunnen worden genomen. De veranderde redactie kwam beter voor omdat de overeenkomsten niet ten behoeve dier ondernemingen worden aangegaan, maar bedoelde ondernemingen zelve de arbeiders in dienst nemen. In plaats van „in dienst nemen krachtens een schriftelijke werkovereenkomst" (K. O.) is in overeenstemming met de Hollandsche arbeidswet gesproken van „het aangaan van een arbeidsovereenkomst" waarin van zelf ligt opgesloten (zie ook de definitie in artikel 2), dat de arbeider „in dienst" van den werkgever is. Eveneens overeenkomstig de Hollandsche arbeidswet, is het woord „werklieden" (K. O.) vervangen door „arbeiders", hetgeen ook in het vervolg steeds is geschied en waarop dus verder de aandacht niet meer zal worden gevestigd. Ondernemingen van mijnbouw zijn ook opgenomen als ondernemingen die een arbeidsovereenkomst op den voet der K. O. kunnen aangaan. Artikel 2. Dit artikel is nieuw en geeft een definitie van de arbeidsovereenkomst, ontleend aan de Nederlandsche arbeidswet. Deze wijziging schijnt juist, nu er naar wordt gestreefd om de koelieordonnantie op meer modernen grondslag op te zetten. Artikel 3. In dit artikel wordt nog eens uitdrukkelijk vermeld, dat de ordonnantie niet van toepassing is op aanneming van werk of op de overeenkomst tot het verrichten van enkele diénsten. Ook de Hollandsche wetgever achtte het alleen noodig om uitgewerkte regelen te geven van de rechten en verplichtingen tusschen werkgever en werknemer, voorzoover het betrof de arbeidsovereenkomst, waarbij er een dienstverhouding tusschen partijen bestaat. Het verschaffen van geneeskundige verpleging en huisvesting, de terugzending van den werkman naar de plaats van zijn oorspronkelijke herkomst, alle dergelijke bepalingen hebben alleen zin, indien de arbeider bij den werkgever „in dienst" is. Die verplichtingen voor den werkgever te scheppen, waar geen dienst verband is, zou een redelooze belasting van de werkgevende partij zijn, waartoe althans de Hollandsche wetgever geen de minste aanleiding heeft gevonden. Op schuurbouwers en dergelijken zal dus deze ordonnantie niet van toepassing zijn. Wel op veldkoelies, omdat bij hen de overeenkomst van aanneming van werk het kenmerk van een arbeidsovereenkomst draagt. Artikel 4. Vergelijk artikel 2 K. O. De bepaling, dat tot de inheemsche bevolking worden medegerekend de in het gewest geboren afstammelingen van de arbeiders, is niet overgenomen, immers met ons ontwerp beoogen wij het scheppen van een overgangstoestand om te komen tot een vrije arbeidsregeling, welke uit den aard der zaak ook op de afstammelingen der arbeiders van toepassing zal zijn, maar dan schijnt het eenvoudiger om ook voor die lieden de mogelijkheid open te stellen om arbeidsovereenkomsten volgens deze ordonnantie aan te gaan, hetgeen des te meer klemt, omdat juist die afstammelingen niet begrijpen, waarom zij geen contracten volgens de K. O. kunnen sluiten en anderen wel. Wel kunnen zij thans als vrije arbeiders op de onderneming blijven, maar, zooals wij reeds in onze nota zeiden, daardoor wordt een ongelijkheid van rechtstoestand geschapen, welke alleszins ongewenscht is. Artikel 5. Vergelijk hierbij artikel 3 K. O. De bepalingen omtrent het nawerken zijn weggelaten, omdat het ons streven is, de koelieordonnantie zooveel mogelijk in overeenstemming te brengen met meer moderne beginselen, waarbij het nawerken niet past. Bovendien kunnen hierdoor de contracten met een jaar worden verlengd, terwijl door ons juist naar een minder vasten band tusschen partijen wordt gestreefd. Ook het stam- en verzuimboek, dat, blijkens zijn plaatsing, speciaal met het oog op het nawerken wordt aangehouden, kan dus komen te vervallen. De vraag rijst of de bepaling, dat de overeenkomst voor een bepaald aantal jaren of maanden moet worden aangegaan, niet in strijd is met den, voor den arbeider geldenden, opzeggingstermijn van 4 maanden, waardoor de overeenkomst meer doet denken aan een overeenkomst voor onbepaalden tijd aangegaan. De Hollandsche arbeidswetgever heeft aan dergelijke overeenkomsten niet gedacht en kent slechts overeenkomsten voor bepaalden tijd aangegaan, die met of zonder opzegging eerst eindigen nadat de termijn der overeenkomst verstreken is en overeenkomsten voor onbepaalden tijd aangegaan, waarbij dus geen termijn genoemd is en die dus alleen door opzegging eindigen. De overeenkomst, zooals wij die bedoelen, is dus een combinatie van een overeenkomst voor onbepaalden tijd en voor bepaalden tijd aangegaan. Is zij daarom in strijd met de Hollandsche arbeidswet? Wij meenen van niet. Wel zal men op haar, naar ratio van de Hollandsche arbeidswet, de bepalingen omtrent beide soort-overeenkomsten moeten toepassen. Zoo zal de overeenkomst, na het verstrijken van den termijn, van rechtswege eindigen. Aan den anderen kant zou, gesteld het geval, dat er geen p. s. was en de werkman zonder opzegging de overeenkomst tusschentijds onrechtmatig verbrak, de schadeloosstelling niet meer bedragen, dan het bedrag van het in geld vastgesteld loon voor den'duur van den opzeggingstermijn. Wij meenen echter, dat de rechtsgeldigheid van een overeenkomst, als door ons bedoeld, ook aan de hand van de Hollandsche arbeidswet, vaststaat. Artikel 6. Vergelijk hierbij artikel 7 K. O. Alinea 1 is in zooverre gewijzigd, dat aan den werkgever de keuze wordt gelaten, waar de immigratie contracten in het gewest zullen worden verleden, hetzij ten overstaan van den betrokken arbeidsinspecteur te Medan, hetzij ten overstaan van den betrokken ambtenaar der arbeidsinspectie, in wiens ressort de onderneming gelegen is, het eerste vooral met het oog op veraf gelegen ondernemingen, waarvoor het van belang is, dat de arbeiders reeds na aankomst zijn gebonden. Artikel 7. Conform artikel 6 K. O. Artikel 8. Conform artikel 8 K. O. Artikel 9. Vergelijk artikel 4 K. O. Wij zijn er van uitgegaan, dat de contracten zoo beknopt mogelijk moeten zijn; daarom zijn verschillende bepalingen, die volgens de K. O. in het contract moeten worden vermeld, elders opgenomen. Alinea 1 = alinea 1 artikel 4 K. O. Alinea 2, vergelijk alinea 2 art. 4 K. O. De uitdrukking „de onderneming waarvoor de werkman is gehuurd" geeft de verhouding tusschen werkgever en werknemer onjuist weder en is vervangen door „waarvoor de werkman is aangenomen". Alinea 3, vergelijk alinea 3 art. 4 K. O. In het ontwerp is in artikel 18 de maximum werktijd geregeld, ook voor Spoor- en Tramwegondernemingen. Alinea 4 vergelijk alinea 4 en 5 art. 4 K. O. De loonsregeling is in het ontwerp opgenomen in artikel 11. In artikel 18 wordt een definitie gegeven van overwerk. Alinea 5 vergelijk alinea 6 art. 4 K. O. Gesproken wordt van de „wijze" van verrekening der genooten voorschotten omdat de verrekening zelve natuurlijk niet in het contract kan worden vermeld. Alinea 6 conform alinea 7 artikel 4 K. O. Alinea 7, vergelijk alinea 8 artikel 4 K. O. In artikel 15 van het ontwerp zijn uitgewerkte regelen gegeven, omtrent het niet-arbeiden der vrouw bij zwangerschap, terwijl artikel 14e bepaalt, dat de vrouw gedurende twee menstruatie-dagen in de maand met behoud van het dagloon, geen arbeid behoeft te verrichten. Alinea 8 conform alinea 12 artikel 4 K. O. Alinea 9 vergelijk artikel 4 alinea 13 K. O. Opgenomen is, dat de werkman ook verplicht is om zijn erf te onderhouden in verband met de kolonisatie. Alinea 10. Deze alinea is nieuw en bepaalt, dat partijen zich in geval van eenig geschil onderwerpen aan de uitspraak van den arbiter. Te hopen is, dat van deze bepaling een ruim gebruik zal worden gemaakt, een ruimer gebruik dan van het hiermede corres- pondeerende artikel 19 der K. O. De redactie is in zooverre ruimer genomen, dat partijen zich verbinden om elk geschil aan de uitspraak van den arbiter te onderwerpen. De bedoeling is dus, dat partijen in het vervolg bij eenige oneenigheid zich wenden tot den arbiter. Op diens uitspraak staat echter geen poenale sanctie en de vraag blijft natuurlijk bestaan in hoeverre de werkman zich aan de uitspraak van den arbiter zal storen. Als arbiter is de betrokken ambtenaar der Arbeidsinspectie aangewezen, die door zijn betrekking reeds van zelve kennis neemt van klachten, maar nu niet alleen meer van klachten van de zijde van den werknemer, maar ook van den werkgever. Van zijn uitspraak is beroep op een Raad van Beroep toegelaten. Zou nu op den duur bij beide partijen de gedachte wortel kunnen schieten om zich in geval van geschillen in de eerste plaats tot den arbiter te wenden en om zich naar zijn uitspraak te gedragen, dan zou een eerste stap in de richting van vrijen arbeid zijn gedaan. Alinea 11 conform alinea 14 artikel 4 K. O. Zooals men ziet zijn de bepalingen, voorkomende in de alinea's 9, 10 en 11 der K. O. niet overgenomen, hetgeen voortspruit uit ons streven om de contracten zooveel mogelijk te bekorten. Deze bepalingen konten echter wel elders in het ontwerp voor. Voor alinea 9 vergelijke men artikel 13c en d. van het ontwerp. Voor alinea 10 artikel 13f van het ontwerp en voor alinea 11 artikel 13 j. Artikel 10. Conform artikel 4 (15) alinea 2 K. O. Artikel ff. Conform artikel 5 K. O. Artikel 12. Dit artikel behandelt de verplichtingen van den werkgever, welke zooveel mogelijk in de artikelen 12, 13 en 14 zijn vereenigd. a. Vergelijk artikel 12 (1). K. O. In plaats van het „geregeld" voldoen der loonen „op in de arbeidsovereenkomst of bij reglement bepaalde tijden". b. c. en d. Vergelijk artikel 4 (5) K. O. In het ontwerp is door ons dus een minimum dagloon opgenomen, hetwelk met de ter Oostkust gebruikelijke loonen in overeenstemming is. Dit loon moet de arbeider ook verdienen, al werkt hij in dagtaak, stukloon of in aanneming. Een belangrijke wijziging is dus gebracht in bestaande bepalingen, omdat het daar voldoende is, dat het dagloon de basis is van het stukloon enz. Volgens het ontwerp moet de arbeider dus steeds het dagloon verdienen, volgens de K. O. moet de arbeider steeds het dagloon kunnen verdienen, terwijl bovendien volgens de K. O. hier contractueel van kan worden afgeweken. Er is echter eenige restrictie gemaakt, door te bepalen dat de arbeider gedurende een maand gemiddeld per dag arbeids het minimum dagloon moet verdienen. De bedoeling hiervan is dus, dat men niet eiken dag behoeft na te gaan of de arbeider bij werken in stukloon enz. wel zijn dagloon heeft verdiend, neen, het is voldoende, indien hij aan het einde van de maand ten minste 30 of 31 maal het dagloon heeft ontvangen. Deze restrictie is om de volgende redenen gemaakt. (1) . Gewoonlijk worden de loonen maandelijks uitbetaald en daarom wordt thans de eisch gesteld, dat gedurende een maand gemiddeld per dag het minimum dagloon wordt verdiend. (2) . Tot nu toe was het ter Oostkust van Sumatra gebruik om ter beoordeeling of de arbeider wel op loon kwam na te gaan of hij per maand wel dertig of 31 maal het dagloon heeft verdiend. (3). Het komt in de practijk herhaalde malen voor, dat de arbeiders den eenen dag met hetzelfde werk meer verdienen dan den anderen dag bijv. wanneer het den eersten dag heeft geregend en den volgenden droog is geweest en de grond dus moeilijk was te bewerken. En zoo zijn er tallooze omstandigheden, die kunnen maken dat den eenen dag in stukloon meer wordt verdiend dan den anderen, zonder dat door den arbeider iets harder wordt gewerkt. Zou nu de eisch worden gesteld, dat de arbeider eiken dag ten minste het dagloon verdient, dan zou men de prijzen voor het stukwerk den eenen dag moeten verhoogen en den anderen dag moeten verlagen, hetgeen practisch eenvoudig onmogelijk zou zijn. Men zou dan dus voor het geval komen te staan, dat de arbeider verschillende dagen minder dan het dagloon verdient, maar misschien evenveel of meer dagen meer dan het dagloon. De vaststelling van een minimum dagloon zonder meer zou dus hier op neerkomen, dat alle arbeiders aan het eind van de maand meer dan het maandloon verdiend zouden hebben,, hetgeen niet onze bedoeling is. Voor de veldkoelies in de tabakscultuur is de restrictie gemaakt, dat het voldoende is, dat zij gedurende een oogstjaar gemiddeld het minimum dagloon verdienen. De kwestie is namelijk deze, dat bij den veldkoelie de oogstjaar periode steeds als een geheel is beschouwd, met het oog op de betaling van zijn verschillende werkzaamheden, zooals de eigenlijke veldwerkzaamheden, het plukken en aanrijgen, het bundelen en sorteeren, het tjancollen enz. Nu worden de eigenlijke veldwerkzaamheden (de ontvangprijs dus voor de door hem ingeleverde boomen) zoo hoog betaald, dat de veldkoelie gemiddeld per jaar meer verdient dan 60 centen per dag, aanzienlijk meer dus dan de door ons voorgestelde minimumloonen. Echter gebeurt het wel, dat de veldkoelie met het bundelen en sorteeren minder dan zijn dagloon verdient. Om hem voor die werkzaamheden echter meer te gaan betalen bestaat voor de planters geen de minste aanleiding omdat bij de betaling van het bundelen en sorteeren rekening moet worden gehouden met het groote bedrag, dat de veldkoelie voor zijn ontvangen boomen ontvangt. Om nu te voorkomen, dat de eisch zou worden gesteld, dat aan den veldkoelie het bundelen en sorteeren hooger Zou worden betaald, hetgeen neer zou komen op een loonsverhooging, die de veldkoelie allerminst van noode heeft, is bovenstaande restrictie gemaakt. e. In deze alinea is de bevoegdheid van den werkgever opgenomen, tot nu toe slechts bij contract verleend, om een deel van het loon in rijst uit te betalen, echter onder restrictie, dat dit in het belang van den arbeider moet zijn. De prijs, waartegen de rijst in rekening mag worden gebracht, is vastgesteld op ƒ 10.— per zak-van 100 K.G. terwijl voor de overige voedingsgewassen niet meer in rekening mag worden gebracht dan de kostprijs op de onderneming bedraagt. ƒ. Deze alinea verplicht de beheerder tot verstrekking van rijst en voedingsmiddelen op verzoek van den arbeider. Een dergelijke verplichting bestond tot nog toe niet. Het komt ons echter juist voor om die verplichting aan de werkgevers op te leggen, waardoor wordt bereikt, dat de werkgever, die deze verplichting niet nakomt, strafbaar is en dat de arbeider, bij onwilligheid om rijst te verstrekken, ontbinding van de overeenkomst kan vragen. Artikel 13. c. Vergelijk hierbij artikel 12 (1) K. O. De uitdrukking „goed te behandelen" past niet in een regeling, die een gelijkelijke bescherming van werkgever en werknemer beoogt en die dezen als geheel gelijkwaardig erkent. b. Vergelijk eveneens artikel 12 (1) K. O. c Vergelijk artikel 12 (1) K. O. d. Vergelijk artikel 4 (9) K. O. de woorden „dan wel door de zorg voor het gezin daarin verhinderd worden" zijn nieuw. Is de vrouw dus in staat om voor haar eigen onderhoud te zorgen, maar beletten de zorgen voor haar gezin dat, dan is de werkgever verplicht haar te onderhouden. De woorden „ook in geval van verwondingen niet in zijn dienst ontstaan" zijn weggelaten omdat zij overbodig worden geacht; e. Vergelijk Artikel 12 K. O. Toegevoegd is de bepaling, dat de werkgever verplicht is om gedurende het vervoer aan den arbeider vrije voeding te verschaffen; ƒ. conform artikel 4 (10) K. O.; g. conform artikel 12 (4) K. O.; h. conform artikel 13 K. O.; /. conform artikel 14 K.O.; ƒ. Vergelijk artikel 16 K. O. In twee gevallen is, volgens het ontwerp, de werkgever niet verplicht om de werknemer naar zijn plaats van oorspronkelijken herkomst terug te zenden. Namelijk ingeval de arbeidsovereenkomst door den werknemer wordt opgezegd en in geval, wegens schuld van den arbeider, de arbeidsovereenkomst door den arbiter wordt ontbonden. Dit is, zooals wij reeds in de nota vermelden, een civiele santcie op het afwerken van de arbeidsovereenkomst. Artikel 14. a. Conform artikel 16386. Nederlandsche arbeidswet. De bepaling, dat over den tijd, waarin niet wordt gearbeid, geen loon verschuldigd is, ontbrak tot nu toe in de K. O. al bedoelde deze hetzelfde; b, c, d en e; behandelen de gevallen, waarin de arbeider, hoewel niet arbeidende, toch zijn loon ontvangt;' b. vergelijk artikel 4 (5) K. O. laatste deel; Het scheen een onjuistheid in de K. O., dat de arbeider, die in een ziekeninrichting werd verpleegt of afwezig was wegens verlof, desertie het ondergaan van vrijheidsstraf of het vertoeven in preventieve hechtenis, toch betaling van het loon moest ontvangen over de rust- en feestdagen. c. is nieuw, vergelijk artikel 1638 c. derde en vierde alinea. Nederlansche arbeidswet; Waar de Hollandsche arbeidswet in dergelijke gevallen den werkgever verplicht om den arbeider het loon te betalen, 'm kwam het ons billijk voor, indien ook in de K. O. de werkgever daartoe wordt verplicht; d. vergelijk artikel 4 (5) K. O. laatste deel. De gevallen, waarin de beheerder van den arbeid van den werkman geen gebruik heeft mogen (kunnen?) maken zijn reeds in littera c. opgenomen. e. is nieuw. Het kwam ons billijk voor om ook over die dagen, waarin de vrouw buiten haar schuld verhinderd wordt arbeid te verrichten, loon uit te betalen, vergelijk hierbij artikel 4 alinea 8 K. CX Nu het nawerken is komen te vervallen behoeft niet te worden overgenomen „dat deze dagen als ziektedagen worden beschouwd". Artikel 15. Vergelijk hierbij artikel 4 (8) K. O. Dit artikel bepaalt dus in de eerste plaats dat het verboden is van de vrouw arbeid te vorderen een maand voor en na de bevalling, terwijl de vrouw op haar verzoek ook gedurende het verder deel van de zwangerschap van arbeid kan worden vrijgesteld, tenzij te red tnvr r ;0^ev*kt °i tns zw~ap geen e^ze»*. geboden ,e zijn ' 8' bePa"ng °nS eVe"eens raOTk»™ «°<"- de bfllijkhald Artikel 16. beraien^eS ™f ,1^^" ¥ "e W0°rde" "™ " ta ■* u„ «a werkgeveT-, indien "j ee dee van e ÏT? tM' Waar0m de inhouden dan wanneer M b« „eZ. f '", n,S' minder van "el l0°" ™« Verder He^a, da men bi Me" onrbf • T't V" *" We8M"8■oon ka„ inbonden Lal *Ï^J^TSZf ^ ™ Artikel 17. Conform artikel 17. K. O. Artikel 18. Vergelijk artikel 4 alinea 3 K. O. Het aantal werkuren is van 10 op 9 teruggebracht De defmme van overwerk is overgenomen uit artikel 4 (4) K O terUggebracht' ^^Z^^EFT * «*■»»*'*» aard aangebrach, De .«inwerk". De „oo ^ onder het aa„ », „ 8 ""V"' W"S' " Vemn«e" * vervangen door JWÏSÏ TS^Z^J^JZ. Artikel 19. SLaTén^1 VI ïï F*" dC verPIichti^n van den arbeider; a nea l T J 'kel 16390 e" 1639&- Nederlandsche arbeidswetalinea 3 conform 1639* Nederlandsche arbeidswetalinea 4 conform artikel 9 alinea 1 en 2 K. O.; alinea 5 conform artikel 12 (5) K. O. Artikel 20. bedonge '"werkten2? op'de Z * °' ^ " ■00k bUi'e" * bii de «—*»»door !,e„ alien de"Verter is tVar^ " f' *"* W°r*" Z'