INLEIDING tot de studie van vraagstukken in verband met de voorgenomen AFSCHAFFING DER PDhNALE SANCTIE in de wèrkovereenkomsten ter OOSTKUST VAN SUMATRA, met eene PROEVE VAN EEN ONTWERP ORDONNANTIE ter vervanging van de KOELIE ORDONNANTIE, Staatsblad 1915 No. 421 en van Staatsblad 1911 No. 540, aan de REGEERING VAN - NEDERLANDSCH INDIE bijeen schrijven van 31 Maart 1919 aan den Gouverneur van Sumatra's Oostkust aangeboden door het Bestuur der ALGEMEENE VEREENIGING VAN RUBBERPLANTERS^ fTER OOSTKUST VAN SUMATRA, In opdracht van het Bestuur der A. V. R. O. S. opgesteld door Mr. P. H. SCHNEIDER, Advi- f seur der Vereeniging. INLEIDING tot de studie van vraagstukken in verband met de voorgenomen AFSCHAFFING DER POENALE SANCTIE in de wèrkovereenkomsten ter OOSTKUST VAN SUMATRA, met eene PROEVE VAN EEN ONTWERP ORDONNANTIE ter vervanging van de KOELIE ORDONNANTIE, Staatsblad 1915 No. 421 en van Staatsblad 1911 No. 540, aan de REGEERING VAN NEDERLANDSCH INDIE bijeen schrijven van 31 Maart 1919 aan den Gouverneur van Sumatra's Oostkust aangeboden door het Bestuur der ALGEMEENE VEREENIGING VAN RUBBERPLANTERS TER OOSTKUST VAN SUMATRA. In opdracht van het Bestuur der A. V. R. O. S. opgesteld door Mr. P. H. SCHNEIDER, Adviseur der Vereeniging. VERBETERBLAD. L. S. BELEEFD VERZOEK DE HIERVOLGENDE CORRECTIES VOORAF TE WILLEN DOEN AANBRENGEN. Blz. 10- regel 10 van boven: aan —lees: dan 11— t 10 „ onderen: bebouwt —lees bebouwt 33 _ 4 „ : Hoof—lees Hoofd 48_ 18 „ „ : Is bedongen is nietig lees: tot een lager bedrag (dan voor den werkgever) is bedongen, is nietig. 1 41 _ regel 11 van boven: luidt — lees: luiden 56 — „ 1» i :De — lees: Op AANHANGSEL. Pag. XV. In de kantteekening regel 1 van boven — lees: K. O. Art. 21. Derde regel van onderen — lees : In dat artikel 21 K. O. Pftg. XVII regels 4 en 5 doorhalen de woorden: „recht van den Ambtenaar der A. I. vlg. Hoofdstuk „II. B. indiend van den werkgever vreedt." INHOUD. Brief van het Bestuur der A. V. R. O. S. aan den Gouverneur der O. K. v. S. ddo. 31 Maart 1919. Maatregelen in verband met de voorgenomen afschaffing der Poenale Sanctie. I. Inleiding . . , ■ • blz. 5 II. Vergelijking tusschen Oostersche en Westersche arbeiders „ 9 III. A. Overzicht van de Geschiedenis — „15 B. voordeden van — » 19 C. bezwaren tegen het P. S. stelsel . . „ 20 IV. *) Verschillende denkbeelden en voorstellen betreffende maatregelen in verband met de afschaffing der P. S. „ 23 1. Nota van den Chef van den Dienst der Arbeidsinspectie van Juni 1918 „23 2. Het ontwerp vrije-arbeids-ordonnantie van denzelfden .Resumé en eritiek „28 3. Het ontwerp „Wijziging der bestaande K. O." van den Gouverneur der O. K. v. S . „ 31 Resumé en eritiek 32 4. Regeling der Straits-Settlements en der Federated Malay States „Labour-Code 1912" — brochure van den heer J. W. Gallagher . . . „ 35 5. Het ontwerp „Banjoewangi-regeling'' . . „ 40 V. Een regeling op Civielrechtelijken grondslag . „ 41 Tavanenkolonies . . • . . „ 41 Nederzettingen van arbeiders „41 Voorbeelden van arbeids-regelingen in Nederland Werkliedenreglement der Gemeente Amsterdam Proeve van een ontwerp-arbeidswet voor de O. K. v. S ,.48 *) Van hoofdstuk IV is het opschrift abusievelijk met eene andere letter en op een andere plaats dan de titels der overige hoofdstukken gedrukt. Inhoud van dit ontwerp lo. zuiver civielrechtelijke regeling der arbeidsovereenkomst n 48 2o. bepalingen van publiekrechtelijken aard overgenomen uit de bestaande koelie-ordonnantie en aangevuld met nieuwe bepalingen betreffende dwang tot geneeskundige behandeling blz. 48 3o. bepalingen van publlekrechtelijken aard, houdende erkenning en sanctie eener organisatie die werkgever en arbeider omvat: ^ . . „ 50 V. Organisatie ...» 52 A. Leden der organisatie . . . • • „52 B. De Immigratie gemonopoliseerd in eigenwerving, een element dezer organisatie . „ 53 C. Een onderling verzekeringsfonds tegen schade van den individueelen werkgever als gevolg van onrechtmatige contractbreuk van den arbeider. Het Algemeen Delisch Arbeids Bureau n 55 D. Het Arbeidsfonds, tevens repatrieerings en pensioenfonds voor de arbeiders . . „ 60 E. Speciale rechtspraak in arbeidszaken, als element der organisatie » 61 F. De kosten der organisatie ...» 61 VII. Overgang van de oude op de nieuwe regeling . Aanhangsel Proeve van een Ontwerp-Ordonnantie ter vervanging der K. O. Stbl. 1915 No. 421 en van Stbl. 1911 No. 540 . 62 ALGEMEENE VEREENIGING VAN »K*Jfi RUBBERPLANTERS TER Medan, 31 Maart 1919. OOSTKUST VAN SUMATRA. Den 3den Juli van verleden jaar zijn door UHoogEdelGe-r strenge aan de Plantersvereenigingen in dit gewest afschriften toegezonden van het aan Z.E. den Gouverneur-Generaal gericht schrijven van den Directeur van Justitie van 4 Juni t. v. en van de daarbij behoorende nota van het Hoofd van den Dienst der Arbeidsinspectie ddo. 18 Mei 1918, betrekking hebbende op de maatregelen in verband met de voorgenomen afschaffing der strafs en dwang-bepalingen in de bestaande koelieordonnantie, met het verzoek daarop advies te willen uitbrengen voor Ulto October 1918, zegge binnen vier maanden. De Directeur van Justitie had bij bedoeld schrijven den Landvoogd in overweging gegeven, in beginsel te verklaren: a) dat de P.S.-bepalingen op reëngagementscontracten over vier jaren zouden komen te vervallen en b) dat het gêheele P.S. stelsel binnen zeven jaren zou zijn afgeschaft en het aan de Planters zou overgelaten worden, zeiven te bedenken welke maatregelen noodig zijn om den overgang ' tot „vrijen arbeid" binnen dien termijn voor te bereiden. Inmiddels zouden na zekeren tijd reëngagementscontracten niet langer dan voor 12 maanden, en immigratie-contracten niet langer dan voor 2 jaren gesloten kunnen worden. Waar reeds eerder, bij geheim schrijven van den Gouvernements-Secretaris ddo. 5 Februari 1918 aan den Gouverneur der ! Oostkust van Sumatra was opgedragen, de Plantersvereenigingen in kennis te stellen met de Regeeringsbeslissing, dat afschaffing der P.S.-bepalingen geen quaestie meer is waarover valt te redetwisten, en dat het daartoe binnen weinige jaren komen moet en zal, en waar ook de Directeur van Justitie in zijn bovenaangehaald schrijven het vraagstuk der afschaffing met nadruk aan de orde stelt in dezen vorm, dat die afschaffing onherroepelijk vaststaat, ongeacht of daartegen al dan niet bezwaren bestaan, daar meende de Avros dat, zonder acht te slaan op bezwaren tegen de afschaffing, zij zich had te beperken tot de studie van het vraagstuk: Aan den Gouverneur der Oostkust van Sumatra te Medan. lo. of afschaffing zonder meer en invoering van het stelsel van „vrijen arbeid" zooals door Regeeringspersonen voorgestaan (ref. nota van Lier) voor de landbouwindustrie al dan niet aannemelijk is, en zoo niet 2o. of het mogelijk is zonder Poenale Sanctie, arbeidszekerbeid voor de cultures ter Oostkust van Sumatra te behouden. Geheel in overeenstemming daarmede luidt een opdracht ddo. 29 Juli 1918 van het Bestuur der Avros aan haren rechtskundigen Adviseur (Mr. P. H. Schneider,) tot het samenstellen, (in overleg met gedelegeerden der Avros en der D. P. V.) van eene nota, behelzende a), „een eritiek op de voorstellen van Regeeringszijde „gedaan met betrekking tot een geleidelijken overgang tot de afschaffing der P. S. en daarnaast b) tot het doen van voorstellen waarop, van het standpunt der planters uit gezien, de afschaffing der P. S. mogelijk zal zijn zonder de arbeiders- en „de arbeidszekerheid in gevaar te brengen en zonder het openen „van nieuwe ondernemingen, zoowel als het werken op onderne„mingen totdat deze in productie zijn, geheel in de waagschaal „te stellen." Wij hebben de eer hierbij het resultaat dezer speciale studie, neergelegd in eene nota en in een concept-ontwerp eener nieuwe Koelie-Ordonnantie, door .Uwe tusschenkomst aan de Regeering aan te bieden. Naar het oordeel van ondergeteekenden is in de bedoelde nota en in het concept-ontwerp, waarin de voorstellen van de nota belichaamd zijn, aan de gestelde opdracht voldaan. Met de daarin geleverde eritiek op de voorstellen van den heer van Lier en van den Directeur van Justitie, heeft het Bestuur der Avros zich geheel kunnen vereenigen. Noch Stbl. 1911 No. 540, noch het ontwerp vrije-arbeiders-ordonnantie van den Heer van Lier in November 1918 ter kennis van de Plantersvereenigingen gebracht, kunnen naar ons oordeel arbeiders- en arbeidszekerheid waarborgen. Integendeel, o. i. staat de toekomst der Cultures op het spel, indien de Regeering zich bepaalt bij bloote afschaffing der P. S. zonder daarvoor in de plaats te stellen eene andere regeling der arbeidsovereenkomst, een ander stelsel, dat rechten en verplichtingen van beide partijen bij de arbeidsovereenkomst met daadwerkelijke sanctie toerust (zij het ook geen poenale sanctie). Toegegeven toch dat de P. S. op den duur afgeschaft moet worden, dan is daarmede allerminst toegegeven dat de Oostersche arbeider na die afschaffing andere eigenschappen zal toonen te bezitten, dan die, welke overal waar Europeesche cultures met van elders geimmigreerde arbeidskrachten moesten werken, tot de invoering van het P.S. stelsel hebben geleid. Welnu, wanneer na afschaffing zonder meer der P. S. de arbeider niet van karakter is veranderd, dan zal de Europeesche nijverheid eene ingrijpende wijziging ondergaan, waarvan de omvang voorshands niet kan worden voorzien. Door het vooruitzicht der afschaffing is nu reeds een toestand van onzekerheid ontstaan die door de van Regeeringswege voorgestelde „arbeidersnederzettingen" zeker niet weggenomen kan worden. Het is derhalve naar onze meening onvermijdelijk, wanneer afschaffing der P. S. aan de orde wordt gesteld, tegelijkertijd een ander stelsel aan te geven, dat daarvoor in de plaats kan treden. Ten slotte is het Bestuur der Avros overtuigd dat het in de hierbij aangeboden nota ontwikkeld stelsel van civiel rechtelijke sanctie, gepaard aan eene organisatie, omvattend zoowel den werkgever als den arbeider, voor practische uitvoering vatbaar is, en op den duur het P. S. stelsel zal kunnen vervangen, mits de specifieke P. S.-bepalingen als overgangsbepalingen gehandhaafd blijven zoolang die niet gemist kunnen worden. Verder zal volgens het voorstel in de Nota en het ontwerp, een verdeeling van arbeiders in klassen en differentieering der loonen naar evenredigheid van den gepraesteerden arbeid, zich bewegende tusschen een zeer laag minimum en een zeer hoog maximum, een prikkel moeten vormen bestemd om den P. S.-dwang ot arbeiden (voor een egaal standaardloon) te vervangen. Onder de leden van ons bestuur is de meening algemeen, dat onzekerheid voor de toekomst zal worden opgeheven en het kapitaal niet zal worden afgeschrikt zich beschikbaar te blijven stellen voor verdere uitbreiding der cultures, indien de Regeering, wanneer het inderdaad tot afschaffing der P. S. zal komen, het nieuwe stelsel kan goedkeuren en ondersteunen, c. q. invoeren. De opzet van het nieuwe arbeidsstelsel brengt mede, dat het geschikt moet zijn voor onmiddellijke invoering, zoodra de daarbij bedoelde organisatie, het Algemeen Delisch Arbeids Bureau in het leven is geroepen en toetreding daartoe, zij het al of niet door staatsbemoeiing verzekerd is, en aan het corps deskundige arbeidsinspecteurs de noodige uitbreiding is gegeven. De overgang van de bestaande K. O. op de nieuwe regeling s gelegen in de nieuwe regeling zelve, die bij wijze van overgang de P. S.-bepalingen handhaaft, doch met dit belangrijke verschil, dat de P. S. niet meer zal zijn het unieke en primaire rechts- of dwangsmiddel, doch alleen subsidiair toepassing zal vinden, wanneer andere rechtsmiddelen falen. De P. S. krijgt daardoor het zuivere karakter van een rechtsmiddel en kan dus zonder bezwaar gehandhaafd blijven, totdat het behoud daarvan niet meer noodzakelijk is. Hoewel naar het oordeel van ondergeteekenden het niet uitgesloten is, dat bij dit stelsel de algeheele afschaffing der P. S. binnen de termijnen van 4 en 7 jaar, door den Directeur van Justitie bedoeld, een voldongen feit kan zijn, wenschen wij, geheel in overeenstemming met den ontwerper van het voorstel en het concept-ontwerp, de daarin vervatte beschouwingen aangemerkt te zien als eene Inleiding tot de studie van het door de Regeering nadrukkelijk aan de orde gestelde Vraagstuk der afschaffing. Speciaal het ontwerp heeft naar . de bedoeling van den ontwerper geen andere beteekenis dan een proef om te demonstreeren, hoe door de practijk geijkte bepalingen der bestaande K. O. vatbaar zijn voor aanpassing in een moderne Wet op de arbeidsovereenkomst naar het model van het B. W. en andere regelingen in Nederland. De tijd van zes maanden, (van eind Juli 1918 tot eind Januari 1919.) die voor deze studie beschikbaar was (ref. miss. Dir. v. Just. aan den G. G. van 4 Juni 1918 a/h. slot) was waarlijk te kort voor meer uitgebreide en vollediger studie, en voor onderling overleg met alle andere groepen van werkgevers, vooral wat betreft de onderdeden der voorgestelde regeling. Wij koesteren daarom de verwachting, dat de Regeering op de basis van dit voorstel en ontwerp zal kunnen overgaan tot nadere gedachtenwisseling met ons, en met de overige groepen van werkgevers ter Oostkust van Sumatra, wier belangen bij deze voorstellen betrokken zijn. Wij meenen daarop aanspraak te mogen maken wegens de objectiviteit en de onmiskenbare bedoeling van het voorstel, om niet alleen de rechten der werkgevers duidelijk vast te leggen en krachtig te beschermen, doch om tevens de rechtmatige belangen der arbeiders volledige erkenning te doen wedervaren. Namens Het Bestuur der A. V. R. OS. De President V. RIS, De Secretaris Th. STEENKAMP. Maatregelen in verband met de voorgenomen afschaffing der Poenale Sanctie. 1. INLEIDING. Bij geheim schrijven van den len Gouvernements-Secretaris van 5 Februari 1918 No. 80 X is aan den Gouverneur der Oostkust van Sumatra opgedragen aan de Plantersvereenigingen aldaar mededeeling te doen van de Regeerings-beslissing „dat al„geheele afschaffing der straf- en dwangbepalingen (in de regeling „van den arbeid) geen quaestie meer is, waarover valt te redetwisten, en dat het daartoe binnen weinige jaren komen moet „en zal." Den 3den Juli 1918 zond de Gouverneur der Oostkust van Sumatra aan de Plantersvereenigingen in zijn gewest, afschriften van het aan den Landvoogd gericht schrijven van den Directeur van Justitie van 4 Juni t. v. en van de daarbij behoorende nota van het Hoofd van den Dienst der Arbeidsinspectie van 18 Mei 1918, betrekking hebbende op de maatregelen in verband met de voorgenomen afschaffing der straf- en dwangbepalingen in de bestaande Koelie-Ordonnantie. De Directeur van Justitie gaf bij bedoeld schrijven den Landvoogd in overweging in beginsel te verklaren: a. dat over vier jaren de bij de K. O. Sumatra's Oostkust (Stbl. 1915 No. 421) vastgestelde strafbedreiging tegen inbreuk op de werkovereenkomst van de zijde der werklieden en tegen weigering om den verplichten arbeid te verrichten, alsmede de bepaling betreffende de terugbrenging met den sterken arm van werklieden naar de onderneming, buiten werking worden gesteld voor de reëngagementscontracten van Inlanders voor het geheele gewest; b. dat na [afloop van de eerste twee jaren van het sub a) bedoelde 4-jarig tijdvak reëngagementscontracten in het gewest der Oostkust van Sumatra slechts gesloten mogen worden voor den duur van ten hoogste 12 maanden; c dat na afloop van het sub a bedoelde 4 jarig tijdvak, immigratie-contracten slechts mogen worden gesloten voor den duur van hoogstens 2 jaar. Daarnaast blijft de Directeur van Justitie bij de Regeering het denkbeeld aanbevelen, het geheele poenale sanctiestelsel binnen 7 jaar, b. v. met ingang van Januari 1925, af te schaffen en het aan de Planters over te laten, zeiven te bedenken welke maatregelen noodig zijn om den overgang binnen den bepaalden termijn tot „vrijen arbeid" voor te bereiden. Een langer uitstel der afschaffing acht de Directeur van Justitie om politieke redenen niet mogelijk, ongeacht of daartegen al dan niet bezwaren bestaan. Toch wenscht dit Departementshoofd de Planters in de gelegenheid te stellen om te berichten of, en zoo ja, in hoever bij dezen bezwaar bestaat tegen de uitvoering van de door ZHEdG. voorgestelde maatregelen, en acht den termijn van zes maanden daartoe voldoende en niet zoo lang, dat de afschaffing der P. S. daardoor aanmerkelijk zou worden vertraagd. Met den meesten klem doet de Directeur van Justitie op den voorgrond treden, dat over het al of niet afschaffen der poenale sanctie geen discussie meer is toegelaten, dat tot die afschaffing onherroepelijk is besoten, o. a. waar ZHEdG. in den aanhef van zijn schrijven nog aanhaalt het geheim schrijven van den lsten Gouvernements-Secretaris van 5 Februari 1918 No. 80 X. hierboven aangehaald. Ook elders vindt de Directeur van Justitie gelegenheid, telkens met nadruk daarop te wijzen, o. m. waar ZHEdG. zegt: „Hoofd„zaak is dat de planters inzien, dat het der Regeering ernst is „en daarvoor is noodig, dat geenerlei onzekerheid omtrent de plannen „der Regeering bestaat, althans wat de hoofdzaak betreft." Het hoogtepunt van dien nadruk bereikt de Directeur, waar deze Hoofdambtenaar zegt, dat dit besef nog niet tot de planters is doorgedrongen, hetgeen toegeschreven wordt aan den indruk, bij de planters gewekt door de besprekingen met den heer Lulofs, na hoeveel jaren, middels de kolonisatie, tot afschaffing der P. S. zou kunnen worden overgegaan. Het resultaat dier besprekingen, het toestaan eenerzijds, het accepteeren anderzijds van een twaalfjarigen overgangstijd van poenale sanctie op kolonisatie wordt door den Directeur van Justitie gewraakt; beide aangelegenheden worden opzettelijk van elkaar losge" maakt, met een beroep op een uitlating van een der voornaamste werkgevers ter Oostkust, die zich had laten ontvallen, doelende op de kolonisatieplannen, „dat het van zelf sprak als de planters „gebruik maakten van den kapstok dien de Regeering hun aan„bood.". Het zeer belangrijke en gedocumenteerde betoog in den open brief van den Heer J. S. C. Kasteleijn aan de bekende Commissie der Tweede Kamer, gaf den Directeur van Justitie geen aanleiding tot verdere beschouwingen, „vermits de schrijver blijkbaar „nog van het overwonnen standpunt uitgaat, dat de poenale sanctie „voorshands nog gehandhaafd kan blijven.*' Waar na al deze nadrukkelijke verzekeringen van het Hoofd van het Departement van Justitie, die geheel gedekt worden door het aangehaald geheim schrijven van den lsten GouvernementsSecretaris, geen redelijke twijfel kan blijven bestaan, of het is der Regeering ernst met het afschaffen der poenale sanctie, heeft de Avros er zich rekenschap van gegeven dat bij de behandeling van bezwaren tegen de door den Directeur van Justitie voorgestelde maatregelen, de afschaffing zelve geheel en al buiten beschouwing moest blijven. Zooals het vraagstuk door de Regeering is gesteld, hadden de Plantersvereenigingen geen andere keus, dan de quaestie onder de oogen te zien, wat zal moeten geschieden, om het voortbestaan der cultures die onder het arbeidsstelsel met poenale sanctie zijn ontstaan en groot geworden, na afschaffing daarvan te verzekeren. De Avros stelde zich hiermede op het standpunt van het Volksraadlid, den heer H. Ketner in zijn rede over de poenale sanctie (zie handelingen pag. 207) die evenmin een poging gedaan heeft, om de Regeering op haar besluit te doen terugkomen, ongetwijfeld in de overtuiging, dat voor eene dergelijke poging, zelfs al had Z. E. daartoe eenige neiging gevoeld, bij andere Volksraadleden geen steun te verwachten was. Het hoofddoel van het betoog van den heer Ketner was, een antwoord te geven op en eene weerlegging te leveren van tal van onjuiste beoordealingen, die het systeem der arbeidsregeling met P. S. en de werkgevers ter O. K. v. S. ten deel gevallen waren. Geheel in overeenstemming daarmede is het besluit der Avros (29 Juli 1918) waarbij aan haren Adviseur opdracht werd gegeven. a. ) «een eritiek te leveren op de voorstellen, van Regeeringswege „gedaan met betrekking tot een geleidelijken overgang tot de afschaffing der P. S. en b. ) „het voorstellen van maatregelen, waardoor van het standpunt „der Planters uit gezien, de afschaffing der P. S. mogelijk zal „zijn, zonder de arbeiders- en de arbeidszekerheid in gevaar te „brengen en zonder het openen van nieuwe ondernemingen, zoowel „als het werken op ondernemingen totdat zij in productie zijn, „geheel in de waagschaal te stellen." De ondervolgende beschouwingen en voorstellen zijn dan ook bedoeld als een objectieve studie in overeenstemming met de strekking van deze opdracht. Bij deze studie is verondersteld, althans vereischt, behoorlijke kennis en een juist inzicht in de verhouding tusschen werkgever en arbeider, naar moderne opvattingen, ten tweede behoort bij die studie eene vergelijking tusschen den Westerschen en den Oosterschen arbeider, het opsporen van de karaktertrekken van laatstgenoemde en een beschouwing van de vraag, in hoeverre deze in staat zal zijn zich de juiste opvattingen eigen te maken omtrent de verhouding tot zijnen werkgever en zich daarnaar te gedragen dan wel hoe hem die kunnen worden bijgebracht. Ten derde behoort daarbij een historisch overzicht betreffende het ontstaan, de werking, en de voor- en nadeelen van het PoenaleSanctie-systeem en ten vierde eindelijk de vraag of het vinculum juris, de rechtsband, die onder de bestaande K. O. door strafen dwangbepalingen gesanctioneerd is, ook door andere middelen gehandhaafd kan worden. Niet alleen theoretisch is het vraagstuk van groot belang, omdat de keuze der beginselen die hier zullen gelden, van verstrekkenden invloed zal zijn, maar ook practisch, omdat de belangen der cultures en daarmede het Landsbelang, en zelfs de toekomst van Indië in zeer groote mate daarbij betrokken zijn. Dit alles maakt groote voorzichtigheid gebiedend noodig, ook wat betreft den overgang van de oude tot de nieuwe regeling. Geleidelijkheid is daarbij de eerste eisch, wil men de belangen der cultures en daarmede het Landsbelang geene onberekenbare schade berokkenen. Wij moeten bij de studie vrij blijven van" den invloed van politieke stroomingen van den dag, die aan voortdurende wisseling onderhevig zijn, en uitzien naar een reeks van positieve gegevens en beproefde beginselen, welke alleen een veiligen weg kunnen wijzen. JE VERGELIJKING TUSSCHEN OOSTERSCHE EN WESTERSCHE ARBEIDERS. 4 Het schijnt wel haast overbodig, het verschil tusschen Oostersche en Westersche arbeiders onder woorden te willen brengen: Iedereen is zich in mindere of meerdere mate bewust van de diepgaande verschillen, die tusschen beiden bestaau. In hoofdzaak vinden deze hun grond in het verschil tusschen den Oosterling en den Westerling in het algemeen, doch laten wij algemeene oorzaken ter zijde, en bepalen wij ons zuiver tot het terrein van den arbeid, dan moet eene dergelijke vergelijking goede diensten kunnen bewijzen bij de studie van het vraagstuk dat ons bezighoudt. In Westersche landen heeft de arbeider, waaronder volstrekt niet alleen te verstaan is de proletariër, zich aangepast aan het Westersche economische systeem en de daaruit afgeleide wetten van de voortbrenging en het ruilverkeer. Als product eener eeuwenlange ontwikkeling is hij beroepsarbeider geworden. Die productiemethode leidt noodzakelijkerwijze tot de georganiseerde opvoering van de productiviteit van eiken arbeid. Die organisatie is geworden tot een systeem dat alles en allen beheerscht. en waaraan niemand zich kan onttrekken. In de landen waar de industrie het verst ontwikkeld is wordt de kracht van dit systeem het duidelijkst gevoeld: getuige de verkiezingsspeech van Woodrow Wilson (the New Freedom pag. 17) waar hij tot zijn democratische toehoorders zegt: We are all caught in a great economie system which is heartless. *) *) Wij veroorloven ons de geheele passage hier aan te halen. „So what we have to discuss is, not wrongs which individuals inten„tionally do, — I do not believe there are a great many of those, — „but the wrongs of a system, I want to record my protest against „any discussion of this matter which would seem to indicate that there „are bodies of our fellow citizens who are trying to grind us down „and do us injustice. There are some men of that sort, 1 don 't „know how they sleep o'nights, but there are men of that kind. Thank „God they are not numerous. The truth is, we are all caught in a „great economie system which is heartless." In dit economische systeem is arbeid een ruilartikel. waarvan de waarde wordt beheerscht door de wet van vraag en aanbod. De arbeid biedt zich aan daar, waar vraag naar arbeid is. Is het aanbod grooter dan de vraag, dan is werkloosheid daarvan het gevolg, waartegen de arbeider zich zelfs kan verzekeren. Als een correctief daarop kan beschouwd worden de nieuwere theorie dat de arbeider recht heeft op arbeid. Nog een stap verder en men komt logisch tot arbeidsplicht. Intusschen wordt die arbeidsplicht niet zoozeer gevoeld als eene logische, eene intellectueel *an wel als een moreele, ethische noodzakelijkheid, ontstaan op den historischen bodem van en samengegroeid met de Christelijke beschaving. De verhouding van dienstbetrekking van den arbeider tot den werkgever brengt mede verplichting van den arbeider tot gehoorzaamheid en geeft den werkgever eene zekere mate van autonomie en een tuchtrecht voor het geval van insubordinatie of overtreding van de arbeidsovereenkomst of van het Reglement, culmineerend in het recht tot schorsing en ontslag. De hardheid van het economische productiesysteem treedt het duidelijkst aan het licht, waar gestreefd wordt naar steeds hooger opvoering van de productiviteit van den arbeid. Waar verdeeling en besparing van arbeid het hoofdmiddel daartoe vormen, worden hoogere eischen gesteld aan de bekwaamheid van den arbeider, en bestaat er meer kans dat de ongeschikte arbeider als onbruikbaar uitgeschakeld wordt. Intusschen. ook de proletarische arbeidersheilstaat kent als ideaal de steeds hoogere opvoering van de productiviteit van den arbeid, het beginsel van „loon naar werken" en zelfs den dwang tot arbeid. Een ideaal der extremisten is, zoo zeggen zij zelf, dat de arbeidersklasse desbewust, en uit eigen beweging (massaovertuiging), de productiviteit van den arbeid zoo hoog mogelijk zal opvoeren,*) De oplegging van dit zuiver materialistisch ideaal aan de arbeidersgemeenschap schijnt den voorstanders zelf onmogelijk, gelet op de dwangvoorschriften tegen diegenen, in wier gemoed dit ideaal niet leeft of dreigt uit te sterven *) „Without the direction of specialist* of different branches of knowledge technique and experience, the transformatton toward Socialism is impossible. for Socialism demands a conscious mass movement toward a higher productivi of Jabour in comparison with capitalism, and on the basis whteh has been attained by capltalism. Socialism must accomplish this movement forward in its own way by its own methods - we will make it more deBnite - by Soviet methods NKolai Lenin in „Pravda" van Maart 18 - vertaling in het Amerik. Social. Tijdschrift „Liberator" van Sept. '18. De grondwet der Russische sovietrepubliek (Het Vrije Woord, aflevering Augustus — September 1918) bepaalt in artikel 9 „De „Sovietrepubliek verklaart den arbeid tot een plicht van alle bur„gers der republiek en zij verkondigt de leuze: die niet werkt, „die zal niet eten." Een ander ideaal der socialistische arbeiderspartij is, dat de arbeiders de controle en de heerschappij zullen hebben over de productiemiddelen. Waar Lenin zelf de leiding van specialiteiten in verschillende takken van kennis, techniek en ondervinding bij de transformatie tot het socialistisch productie-stelsel niet kan ontberen, daar spiegelt hij zich ongetwijfeld aan de ondervinding, opgedaan tijdens de Russische revolutie van 1905, waar de arbeiders van LODZ, het Russische Manchester, de fabriekseigenaren hadden verjaagd en de leiding der fabrieken in eigen handen hadden genomen. Deze fabrieken bleken echter „leere Hülsen" te zijn, doordat de arbeiders die onmogelijk verder drijven konden. De heerschappij der arbeiders eindigde daarmede, dat zij die heerschappij weer aan de fabriekseigenaren aanboden en zich wederom naar hunne bevelen voegden met de verklaring: „wir sehen es ein, jetzt seit ihr wieder die Herren" (Bernstein. Der Revisionismus in der Sozialdemokratie, pag 24). Volgens het Nederlandsche Burgerlijk Recht verbindt de arbeider zich om in dienst van den werkgever tegen loon arbeid te verrichten. Deze definitie blijft juist, wie ook de werkgever zij, de particulier, de kapitalistische organisatie, de staat of de gemeenschap in den ruimsten zin. De nakoming van die verplichting tot arbeiden wordt bevorderd langs economischen weg door eene natuurlijke toepassing van het principe, loon naar werken- en wettelijk door civielrechtelijke sanctie en ontslag als straf op plichtsverzuim en insubordinatie (welke laatste in strijd is met de verhouding van dienstbetrekking). Het staangeld vormt eene waarborgsom, waarop de werkgever schade kan verhalen. De productiemethode bij de volken en stammen op Java, om ons daarbij te bepalen, is geheel afwijkend van die in Westersche landen. De Javaan bebouwt zijn sawah in streken waar communaal grondbezit regel is, zoowel als in streken waar individueel grondbezit voorkomt, niet met behulp van betaalde landbouwarbeiders, doch met de hulp van zijn desagenooten of buren, die ook op zijne medewerking wederkeerig aanspraak maken. Levert de sawah een misgewas, dan lijden allen gebrek, is de oogst overvloedig, dan komt niemand tekort. Javaansche grootindustrie is, evenals Javaansche kapitaalvorming, onbekend. Het Javaansche kleinbedrijf heeft geen beteekenis voor het internationale ruilverkeer. Door invoering van het cultuurstelsel is de Javaansche bevolking met grootlandbouwbedrijf in aanraking gekomen. De bevelen van het Gouvernement om daartoe arbeid te leveren, golden echter niet het individu, doch meer de geheele desa. De productiviteit van den bodem voor Javaansche cultures beschikbaar, is voorzoover bekend nooit noemenswaard toegenomen. Het cultuurstelsel heeft den Javaan niet geleerd, voor eigen rekening koffie en suiker voor de wereldmarkt te produceeren. Sedert de invoering van de Nederlandsche Wetboeken in 1848, is den Javaan de gelegenheid geopend, zich middels vrijwillige onderwerping aan de wetten, voor Europeanen te bedienen van de associatie-vormen daarbij geregeld, tot het bijeenbrengen en productief maken van kapitaal. Eerst in den allerlaatsten tijd ontstaat bij organisaties als de Sarikat Islam, die meer een politiek dan een economisch karakter dragen, de begeerte naar exploitatie met Javaansch kapitaal van landbouwperceelen op het voorbeeld der Europeesche landbouwindustrie. Bij het K.B. afgekondigd in Stbl, 1917 No. 12 is artikel 13 van de Wet der Algemeene Bep. van Wetgeving van Nederl. Indië ingetrokken, en een uitvoerige regeling betreffende de onderwerping van Inlanbers aan het voor Europeanen vastgestelde burgerlijk en handelsrecht daarvoor in de plaats gekomen. Behalve eene algemeene en een gedeeltelijke onderwerping aan die bepalingen kent die nieuwe wet ook de onderwerping voor een bepaalde rechtshandeling en zelfs eene automatische toepasselijkheid in het geval van art. 29 dat bepaalt als volgt: „Zoo dikwijls Inlanders en met hen gelijkgestelden eene in „het burgerlijk of handelsrecht der Europeanen geregelde rechtshandeling verrichten, die in het voor hen geldende recht niet „is geregeld, worden zij verondersteld zich vrijwillig te hebben „onderworpen aan de desbetreffende, niet op hen toepasselijke „voorschriften van het burgerlijk en handelsrecht der Europeanen." Gemakkelijker en eenvoudiger kan het niet. Zonder eenige formaliteit kunnen Inlanders voortaan gebruik maken van de associatie in den vorm der Naamlooze Vennootschap, die zoo bij uitstek geschikt zou zijn voor het aanwenden van Inlandsche spaarpenningen tót vorming van bedrijfskapitaal voor zuiver Inlandsche ondernemingen, b. v. naar het model van de Europeesche landbouwindustrie. Aan de Londensche markt zijn voor groote sommen ponds-, dollars- en shilling-shares in rubbermaatschappijen uitgegeven. De spaarpenningen van den Engelschen arbeider vormen dus waar- schijnlijk een belangrijk gedeelte van het kapitaal, waarmede woeste streken in Ned. Indië tot ontwikkeling worden gebracht. Zal ook inlandsch kapitaal daarvoor te vinden zijp? Wij veronderstellen het. Doch daarmee zijn wij eerst tot op de helft, want dan staan wij pas bij de vraag, is dat inlandsche kapitaal in staat, voldoende en bruikbare arbeidskrachten aan zich te verbinden ? Dit is een zuiver economisch vraagstuk, dat geheel buiten politiek terrein ligt. Inlandsche volksleiders (vgl. de Medansche lezing van Abdoel Moeis) meenen, dat een politieke vereeniging als de S. I. daartoe aangewezen is, doch het ligt voor de hand, dat ook de beste politieke leider daarom nog geen organisator en leider van een landbouwonderneming is, en niet vanzelf sprekend in staat zal zijn een begrooting van uitgaven voor die onderneming op te maken, en den kostprijs van zijn product te berekenen. En al zijn ook al de arbeiders lid van dezelfde politieke vereeniging, dan geeft dat nog geen waarborg, dat de praestaties van die arbeiders bij de berekening van den kostprijs een factor zullen kunnen zijn, die ook maar bij benadering vast te stellen is. En toch staat en valt daarmede, — met de mogelijkheid om dien factor onder cijfers te brengen, — de mogelijkheid om een (landbouw)industrie hetzij met Inlandsch of met Europeesch kapitaal in het leven te roepen en te houden. Vooral in een land als de Oostkust van Sumatra, waar men met van Java geïmporteerde arbeiders moet werken. Gesteld toch, dat 1000 arbeiders die f 150,000 aan immigratie hebben gekost, om een of andere reden, (bv. omdat zij ook aan politiek doen, en niet ingenomen zijn met de politieke belijdenis van den bedrijfsleider), de onderneming verlaten korten tijd nadat zij daar arriveerden, dan wordt daarmede de geheele onderneming in gevaar gebracht. Wel, zoo redeneert men wellichf, ter ^Oostkust van Sumatra zou de Inlandsche nijverheid event. hare arbeiders kunnen recruteeren onder de arbeiders die door de Europeesche industrie zijn aangeworven en opgeleid tot bruikbare arbeiders, doch daarmee is de quaestie allerminst opgelost. De P. S. waaronder die arbeiders zijn opgeleid wordt afgeschaft. Voor de Europeesche industrie worden jaarlijks ongeveer 50,000 nieuwe immigranten aangevoerd en uit niets blijkt, dat de werklieden die van de Europeesche ondernemingen geronseld worden, bij den nieuwen werkgever aan behoorlijke eischen zullen voldoen, daargelaten nog, dat bescherming tegen dergelijke onderkruiping onmiddellijk aan de orde zou komen. De inlandsche nijverheid kan, wil zij naast de Europeesche nijverheid bestaan, dezelfde arbeidszekerheid die deze behoeft, niet missen. Geen van beide kan bestaan, wanneer zij geheel afhankelijk zijn van de persoonlijke inzichten, de karaktereigenschappen en gebreken, het gebrek aan verantwoordelijkheidsgevoel, de indolentie, de grillen van den arbeider, zijn ongeneigdheid om den volgenden dag te werken, als hij den vorigen dag genoeg verdiend heeft om twee dagen te kunnen leven. De Javaansche arbeider vindt in zijn godsdienstigen code niets hetgeen herinneren kan aan het Bijbelsche „in het zweet Uws aanschijns enz." Intellectueete, moreele, of ethische noodzakelijkheid om te arbeiden kent hij niet; van een recht op arbeid of den plicht tot arbeiden zal hij misschien na honderd jaar voor het eerst hooren; ook zal geen politieke theorie hem het massabewustzijn kunnen bijbrengen, dat opvoering van de productiviteit van den arbeid zijn streven moet zijn. Wij zouden de vergelijking nog verder kunnen trekken, maar dit is volkomen overbodig voor al diegenen die met den Javaanschen immigrant hebben moeten werken. Wanneer de contractkoelie een eigenaardigen kijk op zijn mentaliteit geeft, waar hij met geringschatting van zich zelf zegt. „saja orang contract sadja" — dan staat hij op gelijke hoogte als het milieu waaruit hij voortkomt. Vraagt men de Madoereesche vrouw, hoe zij zoo dom kon zijn, dan antwoordt zij: „oreng bine"! Vraagt men hetzelfde aan den Javaanschen landbouwer dan ishet antwoord: „oreng tani"! Verreweg de meeste z. g. klapperkara's zijn hieraan te wijten, dat de assistent die hart voor zijn werk heeft aan het eind van zijn geduld raakt, als alle moeite om den koelie bij te brengen wat hij te doen heeft vergefssch is. Is die arbeider „geheel vrij", d. w. z. aan zich zeiven overgelaten, en niet gebonden aan regel en discipline, dan mist hij tevens alle stuur en richting, waait mede met alle winden en staat bloot aan eiken invloed, goed of kwaad, zoodat op hem niet valt te rekenen. Vv.- Strenge regel en tucht worden dan een steun, dien de arbeider zelf leert waardeeren. Welke eischen de Europeesche of op Europeesche leest geschoeide landbouwindustrie aan den Oosterschen arbeider stelt, en hoe men aan die eischen heeft getracht te gemoet te komen, blijkt uit een overzicht van de geschiedenis der particuliere industrie in alle Oostersche landen, en de geschiedenis van de straf- en dwangbepalingen in vele Oostersche arbeidswetgevingen^ Vooral zij die zich bezig houden met de ontwikkeling van Nederlandsch Indië in nationale richting, mogen de lessen welke die geschiedenis aan de hand doet, niet verwaarloozen. III. OVERZICHT VAN DE GESCHIEDENIS, EN VOOREN NADEELEN VAN HET POENALESANCTIE-STELSEL. Wij hebben scherp te onderscheiden de geschiedenis der particuliere Europeesche industrie in Nederlandsch-Indië in streken, a. waar plaatselijk voldoende arbeidskracht voorhanden was en b. in streken waar met geimporteerde arbeidskracht gewerkt moest worden. In het algemeen is het juist te zeggen, dat de geschiedenis der Enropeesche industrie is de geschiedenis van het arbeidsvraagstuk en van de poenale sanctie in de arbeidsregeling. i. JAVA. Behoefte aan dwangmaatregelen is vanaf het ontstaan der particuliere nijverheid op Java steeds gevoeld, behalve in den tijd toen zij zich de zeden, door het cultuur-stelsel ingevoerd, ten nutte maakte en geen overeenkomsten sloot met de werklieden individueel, doch met de hoofden der bevolking, die ~op eigen wijze voor de nakoming daarvan wisten te zorgen. Ook na 1858, toen „vrije arbeid" (waarmede men destijds individueelen arbeid bedoelde) bevorderd werd, bleef de oude practijk voortleven, totdat in 1860 inmenging van Europeesche en inlandsche Bestuursambtenaren in aangelegenheden van „vrijen arbeid" werd verboden. Daarmede ontstond tegelijkertijd de behoefte aan dwang tot nakoming van verplichtingen der arbeiders. In 1861 erkende de G. G. PAHUD: „dat de ondernemers menige bescherming noodig hadden tegen de kwade trouw of de lichtzinnigheid der inlanders", doch eene poging om politioneele straf- of dwangmaatregelen in te voeren, stuitte af op den tegenstand van den Procureur-Generaal RAPPARD. In een ontwerp „Cultuurwet" van 1862 (Minister UHLENBECK) kwam eene strafbepaling voor op het niet verrichten van arbeid waarop voorschot is ontvangen. Het ontwerp werd niet overgenomen door den liberalen Minister FRANSSE VAN DE PUTTE. Wel is waar ontstond met den vrijen arbeid tevens de noodzakelijkheid om middels voorschotten den vrijen arbeider aan het werk te krijgen, doch de liberalen van die dagen waren consequente aanhangers van onthouding in alle economische aangelegenheden. (Laisser faire). Ieder werkgever moest maar zelf weten of hij voorschotten wilde geven of niet. Een ontwerp „Cultuurwet" van Minister FRANSSE VAN DE PUTTE bereikte intusschen evenmin het Staatsblad. Intusschen moest de particuliere industrie zich maar zien te redden, totdat „de bandelooze toestand, waarin de vrije arbeid „zich bevond als gevolg von de bestaande bepalingen nopens „wèrkovereenkomsten. welke een premie op bedrog en oplichting „stelden, aangezien de inlanders aan die vrijwillig aangegane over„ eenkomsten zich straffeloos konden onttrekken" de particuliere oudernemers ernstige klachten bij de Regeering deden voorbrengen Naar aanleiding daarvan vroeg Minister DE WAAL de Indische Regeering in 1870 om advies nopens een strafbaarstelling van sommige soorten van werklieden, die na voorschot te hebben bedongen en ontvangen, zonder geldige redenen en zonder terugbetaling van voorschot zich aan het verrichten van den arbeid onttrokken. Maar intusschan was de herziening der strafwetgeving in Indië aanhangig, en werd in 1872 het bekende art. 2 No. 27 van het Politiestrafreglement voor Inlanders ingevoerd. Hier werd zuiver contractbreuk, afgescheiden van het voorschot, strafbaar gesteld, op grond, dat civiliter geen verhaal tegen den arbeider wegens wanprestatie mogelijk was. Het voorstel van Mr. DERKINDEREN om ook den werkgever strafbaar te stellen werd niet aangenomen, omdat de werkman tegen den werkgever wel verhaal heeft. Toen in 1879. art. 2 No. 27 Politie-Strafreglement werd afgeschaft, gevoelde men weer dadelijk behoefte aan de nieuwe strafbepaling art. 328a S. W. B. die echter practisch onbruikbaar bleek. Tien jaar geleden schreef Mr PAETS TOT GANSOIIEN in zijn bekend praeadvies pag. 69, „dat sedert jaren al het „juridisch vernuft dat in Indië aanwezig is, in het werk gesteld „is, om de contracten met karrevoerders voor het suikerriettransport „te beschermen," hetgeen echter niet belette, dat menigmaal het voorschot van f 60.— grootendeels onaangezuiverd bleef en het suikerriet op het veld verrotte, omdat het niet tijdig afgevoerd werd. In hoeverre zich de toestand in de laatste tien jaren gewijzigd heeft is ons niet bekend; het is niet uitgesloten, dat jarenlange practijk den Javaanschen arbeider tot een meer geschikten arbeider heeft gemaakt en de werkgever zich aan hem heeft weten aan te passen. 2. IN STREKEN OP JAVA (Banjoewangi) waar in hoofdzaak met van elders (Madoera) tijdelijk immigreerende arbeiders wordt gewerkt, heeft de behoefte aan bescherming der nijverheid geleid tot het ontwerp Banjoewangi-regeling, waarvan strekking en inhoud bekend zijn. 3. Meer dan op Java en in Banjoewangi, waar resp. geheel of grootendeels met plaatselijk aanwezige werkkrachten wordt gearbeid, heeft de Europeesche industrie behoefte aan bescherming, waar zooals ter Oostkust van Sumatra, bijna uitsluitend met van over zee aangevoerde krachten gearbeid worden moet. Niet alleen het voorschot, maar ook de zeer hooge immigratiekosten vormen een beginpost op de rekening van eiken arbeider waartegenover telkens een zeker quantum arbeid moet komen te staan, wil die beginpost geen zuivere verliespost worden. Maar het zwaartepunt ligt niet zoo zeer in het feit, dat een zeker aantal arbeiders aan de onderneming verlies berokkent, doch meer in de vraag, of de ondernemer in staat zal zijn, bij de berekening van den kostprijs van zijn product, met dergelijke verliezen rekening te houden als een factor, die tenminste bij benadering onder cijfers te brengen is. Waar dit niet mogelijk is, is ook het bedrijf onmogelijk; op den duur althans zal geen kapitaal voor een zoodanig onzeker bedrijf beschikbaar zijn. Bedrijfszekerheid is in nog veet sterker mate vereischt waar, zooals bij de tabakscultuur, het geheele product van den arbeid van een jaar bloot staat aan verlies of zware schade wanneer juist op bepaalde oógenblikken aan dat product niet de vereischte zorg wordt besteed, omdat de daartoe benoodigde arbeid niet beschikbaar is. Dit vooropgesteld, moest met het .oog op de eigenschappen van den Oosterschen werkman naar wettelijke waarborgen worden omgezien, tegen benadeeling van den werkgever: a) door bedriegelijke handelingen, b) door contractbreuk van de zijde van den arbeider, ten gevolge van zijn gebrek aan vast karakter en gemis van verantwoordelijkheidsgevoel. De behoefte daaraan is gevoeld door het geheele Oosten, te beginnen met Engelsche kolonies, de F. M, S, en de StraitsSettlements en ten slotte ook in de buitengewesten van Nederlandsch-Indië. 'sj&l?£ Overal ontstonden wettelijke regelingen van GELIJKE STREKKING, (wijzende op gemeenschappelijke karaktertrekken van den Oosterschen arbeider) in zooverre de Poenale Sanctie daarvan de kern vormt. *) Die wettelijke waarborgen komen in hoofdzaak neer op straf- *) „Special penal previsions are accepted as necessary owing to the lack of „character and of feeling of responsibility on the part of the emigrant". (Opinie van de United pro vinces in 1915 aan de Engelsch Indische Regeering medegedeeld; Open brief J. Kasteleyn p. 18 en 19). baarstelling van voortgezette weigering om te arbeiden en terugbrenging met den sterken arm van den deserteur naar de onderneming. Deze bepalingen vormen ook de kern van de koelieordonnanties voor de Oostkust van Sumatra. (Wij brengen even in herinnering, dat toen bij K, B. van 1879, art. 2 No. 27 van het pol. str.-regl. voor geheel Indië werd afgeschaft, de Koninklijke Wetgever aan den Indischen Wetgever opdroeg, voor 'de Oostkust van Sumatra, welke de bescherming van dit artikel reeds toen niet missen kon eene speciale arbeidsregeling in het leven te roepen, waarvan de eerste K. O. van 1880 het gevolg was). Het DIRECTE gevolg van het P. S. stelsel, overal waar dit is ingevoerd, was het ontstaan van eene reusachtige landbouwindustrie en ontwikkeling van onontgonnen gewesten op groote schaal. Het voortbestaan en de verdere ontwikkeling daarvan is ongetwijfeld afhankelijk van ook in de toekomst wettelijk gewaarborgde arbeids- en bedrijfszekerheid. Het INDIRECTE gevolg daarvan was, de opvoeding van den arbeider tot geregelden arbeid (beroepsarbeider), die geen toepassing van strafbepalingen meer noodig had om aan het werk gehouden te worden, daar de preventieve werking daarvan, voor arbeiders met eenige dienstjaren, volkomen afdoende was. Waar aan de eene zijde het voortbestaan der Europeesche industrie zoowel door de Regeering als ook door anderen die de ontwikkeling van Ned.-Indië in nationalen zin voorstaan, erkend moet worden als te zijn een landsbelang, daar kan aan de andere zijde toegegeven worden, dat onder werking der P. S. zich een kern gevormd heeft van beroepsarbeiders, die beschikbaar is voor de landbouwindustrie en die op de opvoeding van de groote massa's nieuw aan te werven ongeschoolde arbeiders, grooten invloed kan Uitoefenen. Uit niet geheel te controleeren opgaven zou blijken dat elk jaar slechts 20 % van de koelies die daar recht op hebben repatrieeren, en dat van de gerepatrieerden 75 °/0 weder naar de Oostkust terugkeert. De omstandigheden zijn dus wel eenigszins veranderd en zijn nu van dien aard, dat zij bij plannen tot afschaffing der P, S. gewicht in de schaal kunnen leggen. Toch mogen wij niet vergeten, dat de Oostersche arbeider en het milieu waaruit hij voortkomt, evenmin na als voor de afschaffing der P. S. belangrijke wijziging in aanleg en karakter zullen vertoonen. Waar zelfs de Europeesche arbeider het niet buiten tucht en (indirecten) dwang kan stellen, is het behoud van dergelijke tuchten dwang-maatregelen voor den Oosterschen arbeider te meer noodzakelijk. II. Voordeden van het P. S. stelsel. In eene geordende maatschappij kan niemand het zonder regels, wetten en wettelijke sanctie stellen. Zij geven aan elk individu richting en steun, die de Oostersche arbeider wel in de allerlaatste plaats zou kunnen missen. Tot afschaffing van het P. S. stelsel kan dus niet worden overgegaan, alvorens een nieuw stelsel is ingevoerd en practisch deugdelijk is gebleken, met een geleidelijken overgang van het oude naar het nieuwe. Willen wij bij de nieuwe regeling de voordeden van het P. S. stelsel behouden en de nadeden daarvan vermijden, dan is het nuttig de voor, en nadeelen van het huidige P. S. systeem hoe beknopt ook — eens speciaal in oogenschouw te nemen. 1) Het systeem der P. S. heeft het voordeel zeer EENVOUDIG en weinig gecompliceerd te zijn: wanneer in theorie geen bezwaren tegen het stelsel aan te voeren waren, en in de practijk geen misbruiken met de toepassing gepaard gingen, dan ware het stelsel aan te bevelen voor minstens twee categorieën van arbeiders: de allereenvoudigsten van geest en diegenen die om andere redenen niet of bijna niet voor redelijke argumenten vatbaar zijn. Het argument gelegen in de toepassing van straf op onwil om te werken en het terugbrengen naar de onderneming van wegloopers zonder redelijke aanleiding, is voor ieder arbeider zonder uitzondering verstaanbaar. Het odieuse ligt hoofdzakelijk hierin, dat wanneer de arbeider naar de onderneming wordt teruggebracht, dit geschiedt op verzoek van den werkgever, dus blijkbaar alleen en uitsluitend te zijnen behoeve. 'Wanneer echter de wet die de arbeiders beschermt, hare bescherming ook uitstrekte tot die arbeiders die door weg te loopen zich aan controle dus ook aan bescherming onttrekken, wanneer de wet beval dat de weggeloopen arbeider naar de onderneming zal worden teruggebracht, al ware het alleen om een onderzoek mogelijk te maken naar de werkelijke aanleiding daartoe, dan ware het belang der arbeidszekerheid daarmede wellicht beter gediend, dan met terugbrenging (z. g. met den sterken arm) op verzoek van den werkgever, terwijl tóch het odieuse, het onmoderne, het uit-den-tijdsche van den tegenwoordig bestaanden dwangmaatregel daarmede weggenomen was. Waarmede wij willen betoogen, dat niet zoozeer het terugbrengen van den arbeider naar de onderneming vanwaar hij wegliep zoo onverdedigbaar is, als wel het feit dat dit nu geschiedt uitsluitend op verzoek en ten behoeve van den werkgever. Wanneer het belang van den arbeider daarbij ook, en niet III. Bezwaren tegen het P. S. stelsel. in de allerlaatste plaats meetelde, dan had dat terugbrengen naar de onderneming inderdaad eene geheel andere beteekenis." 2) . Elke arbeider GEVOELT INDIVIDUEEL den invloed daarvan, terwijl het niet denkbaar is, dat hij een onbehoorlijken DRUK van het systeem ondergaat daar, waar de toestand heerscht dat slechts een ZEER GERING percentage arbeiders aan de anderen tot voorbeeld gesteld wordt. 3) , de ARBEIDSZEKERHEID, die daarvan een gevolg is, heeft de bekende uitbreiding der cultuur mogelijk gemaakt, waarover niet nader behoeft te worden uitgewijd. Behoud van die cultures, dus van arbeidszekerheid, is een Landsbelang. 4) . de HYGIËNISCHE WELSTAND, en het zeer lage sterftecijfer op de ondernemingen, is naast een voorbeeldige organisatie van den sanitairen dienst, te danken aan de praktijk der K. O. 5) . de ORDE en TUCHT onder het aangroeiende arbeidersleger zijn onder de P, S. gehandhaafd zonder eene evenredige uitbreiding der politie, omdat SPECIALE STRAFBEPALINGEN der K. O. tot handhaving der discipline en goede orde eene zoodanige preventieve werking hebben, dat repressief optreden bijna geheel onnoodig is. Het behoud VAN DEZE SPECIALE bepalingen schijnt intusschen niet te behoeven samenhangen met het vraagstuk van de afschaffing der eigenlijk gezegde P. S. bepalingen (die tot handhaving van de verplichting tot arbeiden. Ook de Chef v d Dienst der Arbeidsinspectie is deze opvatting toegedaan blijkens zijn onlangs verschenen ontwerp eener „Vrije Arbeids Ordonnantie". 1) Een theorethisch bezwaar is gelegen in den dwang tot nakoming eener verbintenis om iets te doen door bedreiging met vrijheidsstraf en terugbrenging naar de onderneming door middel van den sterken' arm, instede van den normalen dwang, bestaande in het verbinden van economische en geldelijke nadeelen aan niet nakoming van dergelijke verbintenissen. Zeer afdoend, of zeer gewichtig is dit theoretische bezwaar echter niet. De poenale sanctie levert evenmin als de civielrechtelijke sanctie een DIRECTEN dwang op. Zelfs door terugbrenging met den sterken arm naar de onderneming of bedreiging met gevangenisstraf, kan men den arbeider niet DIRECT dwingen, noch beletten de tjankol, die men hem in de hand geeft, naast zich neer te leggen. Wij behoeven niet te herinneren aan de voorbeelden van P. S. bepalingen in onze oud-vaderlandsche en ook nieuwere wetgeving, ook in andere Europeesche landen, noch aan de juridische rechtvaardiging der P. S. door prof. VAN HAMEL en Mr. LEVY. noch aan de behandeling in de Tweede Kamer der Staten Generaal van de Nederl. Wet op de Arbeidsovereenkomst, waarbij gebleken is, dat noch de Minister, noch de Volksvertegenwoordiging afkeerig waren van publiekrechtelijke dwangmaatregelen INDIEN DIE NOODZAKELIJK zijn. De sociale wetgeving in het algemeen is volstrekt niet afkeerig van publiekrechtelijke dwangmaatregelen, overal waar staatsbemoeing ingrijpt tot handhaving der SOCIALE ORDE, Bij de nieuwe regeling die de P. S. zal moeten vervangen, zal staatsbemoeing zeker niet geheel en al te vermijden zijn en zal die regeling aldus gedeeltelijk een publiekrechtelijk karakter moeten dragen. 2) Een ernstiger nadeel is gelegen in de ongelijkheid in de toepassing der P. S., doordat de met de rechtspraak belaste magistraat (strafrechter) automatisch straffend optreedt, zoo dikwijls een overtreding van de letter der K. O. wordt bewezen. Met het gevolg, dat het percentage der gestraften rechtstreeks samenhangt met de opvattingen van den individueelen werkgever omtrent de gevallen waarin toepassing van die bepalingen verlangd kan worden. Op de meeste ondernemingen worden hoogstens 2 — 5°/0. slechts op zeer enkele tot 30"/0 «n meer koelies per jaar bestraft. In het algemeen wordt meer waarde gehecht aan de preventieve, dan aan de repressieve werking der P. S. bepalingen en gevoelt de aan regel en orde gewende arbeider den druk der P. S. niet. Zelfs in de ons bekende gevallen dat oudere assistenten konden verklaren, dat zij uit hunne afdeeling in de laatste 4, 5 jaren geen enkelen koelie ter bestraffing hadden behoeven op te zenden, zijn wij geneigd dien gunstigen toestand, behalve aan de goede verstandhouding tusschen den baas en de minderen, toe te schrijven aan de preventieve werking van de P. S., die immers in de naburige afdeelingen en over het geheele gewest, zij het niet zoo vaak dan toch nu en dan nog wordt toegepast. Was de poenale sanctie afgeschaft, dan zou o. i. de goede verstandhouding tusschen baas en minderen niet beletten, dat zucht naar avontuur tot geheel andere cijfers van wegloopers e. d. zoude leiden. Aan het bovenstaande bezwaar: de ongelijkheid der toepassing van de P. S. heeft men getracht tegemoet te komen door invoering van voorwaardelijke veroordeeling bij overtreding voor de eerste maal. Bovendien zou eene % intensieve inspectie van den arbeid, speciaal ook wat betreft de verplichtingen van den arbeider, in zeer belangrijke mate de behoefte aan de toepassing der P. S. bepalingen hebben verminderd, en zeer zeker zou, door onttrekking van de rechtspraak aan den strafrechter, en invoering van eene administratieve rechtspraak, dit gebrek der P. S. zijn opgeheven. *) 3) Het gewichtigste bezwaar tegen de P.S. vindt men vertolkt op alle wijzen en in alle toonaarden in Engelsch Indische ver» tegenwoordigende lichamen, in de toelichting op het ontwerp van Mr. VAN BLOMMESTEIN en in tal van andere publicaties, waar betoogd wordt dat de contractarbeider nagenoeg in een staat van pandelingschap of slaverny zou verkeeren. In een rapport van Prof. SNOUCK HURGRONJE over de oorzaken der Djambi onlusten, op verzoek der Regeering uitgebracht (zie Soer. Hdlsbl. van 3, 4 en 7 Oct. '18), wordt opgemerkt dat ons bestuur over Oost-Indië door de geheele wereld een slechten naam heeft en acht de schrijver het een gevaarlijk zelfbedrog, daarvoor de oogen te willen sluiten. Verder, dat in de Turksche en Arabische pers Nederland steeds, als het Moslim onderdrukkend land bij uitnemendheid wordt afgeschilderd ; dat Duitsche autoriteiten zich beroepen op ambtelijke bescheiden om te doen zien, dat door Nederland jegens de Inlandsche bevolking zwaar gezondigd wordtdat een Amerikaansche autoriteit vertelt dat de rijkdom van Nederland voortkomt uit het bezit der Oost-Indische eilanden, welker inwoners in een soort van lijfeigenschap verkeeren, niet ver van een staat van slavernij. Waar een autoriteit als prof. S. H. aan deze en dergelijke beoordeelingen beteekenis toeschrijft, is het gewenscht nader op de zaak in te gaan en te onderzoeken of wij op grond van dit bezwaar ons oordeel over het P. S. stelsel niet geheel en al moeten herzien. Hoewel tegenwoordig het percentage der bestrafte of met den sterken arm naar de onderneming teruggebrachte arbeiders zeer gering is en blijkens de verslagen der A. I. steeds neiging tot daling blijft voortbestaan en derhalve moeilijk gedacht kan worden aan een stelsel van onderdrukking, waar ook de loonen van goede arbeiders in de practijk de bij de arbeidsovereenkomsten gestelde minimumloonen in den regel met 50, soms met 100 pCt. overtreffen, daar mag niet ontkend worden, dat eene bedreiging met gevangenisstraf voor elke overtreding, juist voor die betere arbeiders min of meer onaannemelijk is. Het is dus als een gebrek van het in dit opzicht al te eenvoudige P. S. stelsel te beschouwen, dat op elke overtreding van den arbeider primair gevangenisstraf gesteld is en dat voor eene civielrechtelijke sanctie daarin geen plaats is. *) Reeds in 1910 is door de Deli Plantersvereeniging bij de bestrijding van het ontwerp Mr. van Blommestein voorgesteld de rechtspraak in arbeidszaken aan den administratieven rechter op te dragen. IV. Verschillende denkbeelden en voorstellen betref' fende maatregelen in verband met de afschaffing der P. S. 1. Nota v. d. Chef v. d. Dst. der A. L Juni '18. Naar moderne opvattingen streeft een stelsel waarbij bedreiging met gevangenisstraf het primaire en unieke rechts- en dwangmiddel is, zijn doel voorbij. Het is zeer zeker denkbaar ja zelfs waarschijnlijk, dat publiekrechtelijke straf- en dwangmaatregelen nimmer geheel gemist kunnen worden, maar o. i. zou de kracht van het bezwaar daartegen zeer verzwakt zijn, wanneer toepassing daarvan te baat genomen wordt subsidiair, wanneer alle andere overredings- en rechts-middelen falen. Wij hebben achtereenvolgens kennis te nemen van ten eerste de nota van den Chef van den Dienst der Arbeidsinpectie, behoorende bij het schrijven van 4 Juni 1918 van den Directeur van Justitie aan den Gouverneur-Generaal; Ten tweede, het ontwerp „VRIJE ARBEIDSORDONNANTIE'' van den Chef van den Dienst der Arbeidsinspectie, gepubliceerd in November 1918, Ten derde, een wijzigingsvoorstel op de bestaande koelieordonnantie van den Gouverneur der Oostkust van Sumatra, Ten vierde, de regeling der Straits Settlements en der F. M. S. en de daarop betrekking hebbende brochure van den heer Gallagher. Ten vijfde, het ontwerp Bandjoewangiregeling. In de nota van den Chef van den Dienst der Arbeidsinspectie en in het begeleidend schrijven van den Directeur van Justitie aan den Gouverneur-Generaal, wordt het voorstel gedaan de P. S. bepalingen geleidelijk in te trekken, te verdeelen over een tijd van 7 jaar, met gelijktijdige behartiging der cultuurbelangen. Men vindt echter geen duidelijke voorstelling van de wijze, waarop dit doeleinde bereikt zal worden (vide nota: No 6); de planters moeten zeiven uitvinden, op welke wijze zij a) Kolonisatie b) andere „nederzettingen van vrije koelies" in het leven kunnen roepen, (No 7). De Regeering bepale een termijn, zoodanig dat de „planters voldoenden tijd" zullen hebben gehad om hunne maatregelen te nemen. (No. 8). Intusschen wenscht de Regeering, dat door spoedig opvolgende partieele maatregelen, (van welken aard is niet nader aangeduid), schokken vermeden worden. (No. 11) HOOGER LOON en ZEER GOEDE behandeling zullen de arbeiders trekken en vasthouden. (No 13) doet veronderstellen dat P. S. voor immigranten voorloopig gehandhaafd moet blijven omdat aanvoer van arbeiders uit Java niet kan worden verminderd. (No 14;) Chineesche immigranten zijn te vervangen door Javanen, omdat nederzettingen van Chin. arbeiders niet in de bedoeling liggen. (Het idee kolonisatie schijnt overheerschend te zijn). Intusschen kan nu reeds bepaald worden, wanneer immigratiecontracten voor niet langer meer dan twee jaar gesloten kunnen wor- den, zoodat de „planters voldoenden tijd" hebben om zich op dien verkorten contractduur voor te bereiden. (No 15) Als alle koelies eenmaal „vrije arbeiders" zijn, kan BESPROKEN worden, of de regeling voor vrije arbeiders in Stbl. 1911 No. 540 (waarbij alleen den werkgever, niet den werknemer verplichtingen worden opgelegd), al dan niet voldoende is. Wellicht zal dan de „Banjoewangi regeling" worden aanvaard. (No. 17). Onmiddellijke afschaffing van reëngagementscontracten met P. S. is niet raadzaam met het oog op de minder kapitaalkrachtige Mijen, omdat de immigratie-kosten zoo hoog zijn (is hierbij verondersteld dat de reengagements-koelies na opheffing der P. S. bepalingen in massa zullen weggaan ?). (No. 18) Werving op Java van „vrije arbeiders" is ook nu reeds mogelijk volgens § 8 der voorschriften tot uitvoering der Wervings ordonnantie. ~ (No. 20) Uitbreiding van het aantal woningen zal dadelijk ter hand genomen worden, want men neemt algemeen aan, dat EEN contractant TWEE vrije arbeiders vertegenwoordigt. (No. 21) Voorstel tot afschaffing reëngagements contr. na 4 jr. en van immigratie contr. na 7 jaar met eenige overgangsbepalingen enz. (No. 25) P. S. contracten van Chineezen blijven gehandhaafd, totdat voldoende „Javanen-nederzettingen" aanwezig zijn om de Chin. veldkoelies te vervangen. Trouwens voor Chin. veldkoelies schijnt de preventieve werking der P. S. voldoende te zijn. Zij worden zelden bestraft. IN DEN GELEIDEBRIEF VAN DEN DIRECTEUR VAN JUSTITIE ddo. 4 Juni 1918, wordt de intrekking der P. S. bepalingen intusschen geheel los gemaakt van het al dan niet slagen van kolonisatie proeven. Verder laat die departementschef zijn oorspronkelijk voorstel, afschaffing P. S. na 7 jaar in eens, met het oog op de bezwaren van den Raad van Indië varen, en vereenigt zich met het voorstel VAN LIER, doch laat geheel in het midden of ZHEdG. dezelfde verwachtingen heeft als de heer van Lier over de te nemen proeven met nederzettingen van vrije arbeiders. Het was de bedoeling van den Directeur van Justitie, hierop het advies van de Plantersvereenigingen te vragen. De . nota van Lier maakt gebruik van een tegenstelling, en stelt „vrije arbeiders" tegenover contractarbeiders. Deze vrije arbeiders zijn die, bedoeld bij Stbl. 1911 No. 540, wier verplichtingen bij de wet niet beschreven zijn. Deze tegenstelling is onjuist en leidt op een dwaalspoor. Tegenover arbeiders met een contract met P. S., staan arbeiders met een contract zonder P. S. Dat wil niet zeggen, dat vervanging dier P. S. door andere doeltreffende rechts- en dwangmiddelen uitgesloten is. Intusschen, in de nota van Lier wordt naar een surrogaat of een equivalent voor de P. S. niet gezocht ja, wat meer is, zij veronderstelt dat ook de „planters" die zeiven naar maatregelen moeten omzien, geen vervangend stelsel zullen kunnen vinden. De Nota weet er niets beters op, dan dat de planters, nederzettingen van vrije arbeiders in het leven moeten roepen. Die nederzettingen kunnen niet anders gevormd worden dan door arbeiders die na expiratie van hun contract als vrije arbeiders op de onderneming willen blijven en door immigranten, die als vrije arbeiders op Java worden aangeworven. De opvolgende partieele maatregelen, bedoeld bij No. 8 der Nota, kunnen dus niets anders zijn dan afschamngsmaatregelen. iDe overgangstijd van 7 jaar dient alleen om den planters voldoenden tijd te geven, om met vrije arbeiders te leeren werken en door hooger loon en eene zeer goede behandeling te zorgen dat zij blijven, Wel is waar zullen twee vrije arbeiders der toekomst niet meer praesteeren dan een contract koelie van heden (ondanks dat hooger loon en die betere behandeling), doch in verband daarmede wordt niets anders voorgesteld dan nu reeds over te gaan tot den aanbouw van meer koeliewoningen. De Nota vergeet daarbij te denken aan meer hospitalen, meer arbeidsinspecteurs, politie, magistraten en gevangenissen, Nu wordt gevraagd of en zoo ja welke bezwaren de planters tegen dit schema hebben. Onze conclusie in Hoofdstuk II geeft daarop het antwoord. Waarborgen voor arbeids- en bedrijfszekerheid biedt dit schema niet; door de bekentenis van onmacht om andere waarborgen in de plaats van het P. S. stelsel . aan te geven, levert de Nota een welsprekend pleidooi voor het behoud van het laatste. Het gaat o. i. niet aan, dat de Regeering op het voorbeeld der Nota zou zeggen: wij schaffen de P. S. af in 7 jaar tijds, ongeacht de bezwaren die daartegen bestaan; Gij planters hebt den tijd U daarop in te richten, ziet wat gij er van terecht brengt, wij, Regeering, onthouden ons van verdere bemoeing. De Nota veronderstelt, dat wel twee vrije arbeiders noodig zullen zijn voor het werk van één contract koeüe, doch waarop is dit gebaseerd? Is dit een doorsnee-taxatie? Waarom geen drie, of vier vrije arbeiders, en wanneer men het juiste verhoudingscijfer voor alle ondernemingen gezamenlijk kent, ligt het dan niet voor de hand, dat de cijfers voor elke onderneming afzonderlijk niet gelijk kunnen zijn. Er zullen ondernemingen zijn die weinig, andere die zeer veel last van verloop van werkvolk zullen hebben. Dit behoeft volstrekt niet altijd afhankelijk te zijn van de behandeling der arbeiders en het is zeer wel mogelijk dat de oorzaken daarvan veelal buiten de macht en de controle van den werkgever zullen liggen. Gesteld verder, dat volgens het schema-van Lier de vrije arbeider 25 pet loonsverhooging krijgt, dan zal, gegeven het feit dat voor het werk van een contractkoelie, twee vrije arbeiders noodig zijn, twee-en-een-half maal zooveel loon in geld als nu, voor den zelfden arbeid betaald moeten worden. Alle andere kosten, immigratie, hospitalen, woningen enz., zullen met 100 pet. toenemen. De nota-van Lier beschouwt het als vanzelf sprekend dat de cultures dit kunnen dragen. Dit is echter allerminst bewezen en voor dat het schema-van Lier in een voorstel aan de Regeering wordt omgezet, zal toch eerst berekend moeten worden, of de cultures kunnen voortbestaan. Een andere vraag betreffende de loonregeling is deze: ligt het in de bedoeling van het schema-van Lier, niet alleen het minimum dagloon, doch ook het taak- en stukloon te verhoogen? Zoo ja, dan zal de vrije arbeider het in zijn macht hebben door één dag hard te werken, genoeg te verdienen, om een a twee dagen vacantie te nemen; met een taak gelijk aan de helft van die van een contractarbeider verdient hij immers meer loon dan laatstgenoemde. Het gevaar is groot dat de doorsnee-vrije arbeider meer gesteld zal zijn op zijn gemak, dan op meer geld dan hij strikt genomen, behoeft. De vrije arbeiders, daartoe in staat gesteld door het hoogere loon en de kleinere taak, kunnen desgewenscht over de helft van den gebruikelijken werktijd als vrije tijd beschikken. Waar het aantal van nu 200.000 (contract) koelies gestegen zal zijn tot het dubbele aantal vrije arbeiders, zal de helft daarvan, dus 200.000 als zij zeiven dat verkiezen om den anderen dag, niet gebonden binnen de grenzen eener onderneming en geheel vrij van werk, zich kunnen bewegen waarheen zij dat wenschen. Een voornaam gevolg daarvan, om van al het andere te zwijgen, zou zijn, dat de vrije arbeider den geregelden arbeid zou verleeren en volkomen onbruikbaar worden. *) De vraag of de loonen al dan niet verhoogd moeten worden is niet aan - de orde. Het loonstelsel is een onderdeel van het *) Omtrent de geschiedenis van de mislukking van het vrije arbeiders-stelsel op de onderneming Haboko, staan op dit oogenblik nog geen volledige cijfers ten dienste. Van de ongeveer 700 koelies zouden er ongeveer 200 als hopeloos onbruikbaar weggezonden zijn, met behoud van hun voorschot; bijna alle anderen hebben de gebruikelijke contracten gesloten op een 30 tal na, die buiten contract werkzaam blijven. 2. Het ont werp „vrije ar beidsordonnantie'' v. d. Chef v d. Dienst dei Arbeidsinspectie. stelsel van wetgeving, dat in de plaats zal komen van de K. O. met P. S. In No. 15 der Nota-van Lier wordt gezegd, dat de „planters" dikwijls niet schijnen te begrijpen, dat met intrekking der P. S. bepalingen, niet het arbeidscontract wordt ingetrokken. De beteekenis dezer opmerking is onbegrijpelijk, waar in de Nota in dat zelfde No. 15 wordt gezegd, dat de regeling dier arbeidsovereenkomst in Stsbl. 1911 No. 540, wellicht voldoende geacht kan worden en mocht dit niet zoo zijn, dan kan eene andere regeling besproken worden nadat vrije arbeid is ingevoerd. Hiermede wordt toegegeven, dat van de regeling der arbeidsovereenkomst in de K. O., zoodra de P. S. daaruit gelicht is, niets meer overblijft; anders was het niet noodig, voor de rechtsgevolgen dier overeenkomst te verwijzen naar Stsbl. 1911 No. 540 of naar eene andere regeling die na zooveel jaren een voorwerp van bespreking kan worden. Wanneer het waar is, dat van de K. O., na afschaffing der P. S. niets overblijft dan een levenloos geraamte, dan mag aan de voorstellen der Nota geen begin van uitvoering worden gegeven, zonder voorafgaand overleg over hetgeen voor de P. S. in de plaats komt. De bezwaren daartegen zijn niet „noodeloos", zooals de Notavan Lier meent, doch zij zijn nu terstond, en niet eerst na 4 of 7 jaar aan de orde. Het zou eene overstandige politiek zijn de geheele bestaande arbeidsregeling te desorganiseeren en te ontwrichten en eerst daarna de „planters" toe te laten tot overleg op welke wijze en door welke nieuwe wettelijke regeling de desorganisatie en verwarring weer opgeheven kunnen worden. Wij zijn overtuigd, dat de Nota- van Lier ten onrechte wanhoopt aan de resultaten van een zoodanig voorafgaand overleg met de planters. In afwijking van het voornemen, in No. 15 der zooeven be. sproken Nota ontwikkeld, (handhaving van Staatsblad 1911 No. 540 tot na verloop der zeven overgangsjaren), komt de Heer . VAN LIER nu met een geheel nieuwe regeling van „Vrijen Arbeid", • voor alle „buitengewesten" welke blijkens art. 1 aangewezen is om ook onze K. O, van 1915 No. 421 te vervangen, voorzoover die ophoudt van toepassing te zijn. Artikel 1 van dit ontwerp immers luidt als volgt: Op buiten Java en Madura gelegen ondernemingen gelden voor den werkgever en werknemer, voorzoover de door hen gesloten overeenkomst niet aangegaan is of aangegaan kan worden op den voet der K- O., de voorschriften der ordonnantie. Wordt dit ontwerp wet, dan heeft men al dadelijk de keus. immigranten te engageeren hetzij op den voet der K. .O (Stsbl. 1915 No. 421), hetzij op den voet van de vrije arbeids-ordonnantie. Kan een immigrant niet meer geëngageerd worden op den voet van de K. O. (wanneer dat geval zich zal voordoen is niet nader omschreven), dan is de nieuwe ordonnantie automatisch toepasseüjk. Om dit ontwerp te leeren kennen, volge hieronder een resumé daarvan met eenige opmerkingen als commentaar. Resumé dezer (Art. 2). De ordonnantie is toepasselijk op ondernemingen van regeling. landbouw of nijverheid, boschexpioitatie, houtaankap (uitgezonderd de panglongs) scheepsbouw, havenwerken, kolenstations, uitvoer van bouwwerken, bedrijf van scheepsaigenten,'sörteeren en verpakken van gommen Openbare Werken en aanleg en bedrijf van Spooren Tramwegen. (Art. 2b). Arbeiders in den zin der ordonnantie zijn alle volwassen leden der inheemsche of daarmee gelijk gestelde bevolking die op het terrein der onderneming werkzaam zijn. Het verschil tusschen immigratie- en reëngagements-contract is vervallen, zelfs het verschil tusschen immigranten en uit dit gewest afkomstige arbeiders is opgeheven. - ONTBINDING der overeenkomst geschiedt door het HOOFD VAN QEW. BESTUUR of een door hem aangewezen ambtenaar ,op verzoek van een der partijen, ingeval de andere partij hare verplichtingen niet nakomt. De werkgever is dus wel aan den arbeider, doch de arbeider niet aan den werkgever gebonden, immers de arbeider kan ongestraft weggaan, doch ontslag op staanden voet wegens gewichtige of dringende redenen is uitgesloten. Het eenige rechtsgevolg van een dergelijk ontslag, rechtmatig of onrechtmatig, is mishandeling; (XXI) veroorzaken van den dood of lich- letsel door schuld; (XXVII) vernieling of beschadiging van goederen ten nadeele van dien werkman of een of. meer leden van diensgezin, (Art. 22) Bevoegdheid van de werklieden-commissies. 1) tot ontbinding AMBTSHALVE van wèrkovereenkomsten, wanneer overtuigend gebleken is, bv na een (inquisitoriaal) onderzoek dat den werkman van den werkgever of diens toeziend personeel een ONBEHOORLIJKE BEHANDELING is ten deel gevallen- 2) zij moet klachten nauwkeurig onderzoeken. 3) ieder lid is verplicht dergel klachten die tot zijn kennis komen aan de commissie mee te deelen. 4) Onder onbehoorlijke behandeling wordt verstaan een zoodanige ^4 behandeling, die het langer doen voortduren van de werkover- eenkomst voor den werkman ONQEWENSCHT maakt. (Art. 23) De werklieden-commissies zijn bevoegd en verplicht op verzoek van den werkman de overeenkomst te ontbinden als overtuigend blijkt, dat bij het aangaan der overeenkomst misleiding of dwang heeft plaats gehad. (Art. 24) 1 In de gevallen van art. 21, 22, 23 heeft de ontbinding der werkovereenkomst tengevolge, ontbinding van de met denzelfden werkgever, door de leden van het gezin van den werknemer aangegane overeenkomsten. 2 In die gevallen is de werkgever verplicht de personen wier wèrkovereenkomsten worden ontbonden, alle schulden kwijt te schelden, en hen en de leden van hun gezin op zijn kosten naar de plaats van oorspronkelijke herkomst terug te zenden. 3 en 4 Onderhoud van den werkman en zijn gezin tot op den dag van vertrek. 6 Zoo noodig terugzending door Hoofd van PI. Bestuur op kosten van den werkgever. (Art. 25) 1 De WEKKLIEDEN COMMISSIES zijn bevoegd en verplicht op verzoek van partijen de overeenkomst te allen tijde te ontbinden zonder opgave van redenen, wanneer blijkt, dat die ontbinding op eenigerlei wijze in het werkelijk belang is van de partij, die dat verzoekt. 2) onder werkelijk belang wordt niet verstaan de bloote wensen, om zich van de overeenkomst te bevrijden. 3) Ook de overeenkomst met leden van het gezin wordt dan tegelijkertijd ontbonden. 4) ontbinding op verzoek van den werkgever heeft tengevolge, dat de werkgeler onvoorwaardelijk verplicht is tot terugzending- op zijne kosten van den werknemer en diens gezin. Op verzoek van den werkman, kan alteen ontbinding geschieden, als aangetoond wordt, dat hij in staat is a) schulden wegens betaalde belasting, gerechtelijke boeten en wettige voorschotten terug te betalen. b) om de nog niet inverdiende gedeelten van de wervings- en passagekosten terug te betalen, en dat hij de overtochtskosten van hem en zijn gezin naar de plaats van herkomst kan betalen Het bedrag van het restant debet voor passage- en wervingskosten wordt vastgesteld per man en per maand door het HOOFD VAN GEWESTELIJK BESTUUR. 6) Men werkman wiens overeenkomst op zijn verzoek volgens dit art is ontbonden, mag geen reëngagement-contract sluiten, noch zich gedurende het eerste jaar na de ontbinding bij eenige SCHRIFTELIJKE overeenkomst bij een anderen werkgever verbinden. (Art. 2a) De werkgever moet schoten stichten en onderhouden vóór de kinderen der werklieden. Er mag schoolgeld geheven worden. Tarief vast te stellen door het HOOFJ>VAN GEWESTELIJK BESTUUR. (Art. 31) STRAFBEPALINGEN van art. 21 K. O. behouden. De zelfde bepalingen vindt men terug in dï Banjoewangi-regeling De z. g- „noempangs" vallen niet binnen deze strafbepalingen. (Art. 32) De werkgever wordt gestraft met f 300— boete, als hij het minimum loon niet betaalt (Art. 33) Boete van f 300— voor den werkgever als hij personen (opzichters) in dienst heeft, niet voorzien van een vergunning. (Art. 2o) OVERGANGSBEPALING. De bestaande wèrkovereenkomsten volgens Stbl. 1915 No. 421 en Stbl. 1917 No. 497 blijven van kiacht, en de voorschriften der gewijzigde ordonnantie zijn daarop toepasselijk met uitzondering van art. 11 (wijze van registratie.) (Art 27) De bij deze ordonnantie strafbaar gestelde feiten worden beschouwd als overtredingenDeze regeling brengt de arbeidsinspectie onder de superintendentie van het Hoofd van Gewestelijk Bestuur, in wiens handen bovendien wetgevende en rechtsmacht geconcentreerd zijn. De toepassing der arbeidswetgeving wordt een voorwerp van dagelijksche zorg van het Hoofd van Gewestelijk Bestuur, hij geeft richting en leiding. Zijn macht is onbeperkt tegenover het Europeesch en toeziend personeel op de ondernemingen; zij worden geregeerd met de paragraaf die den Gouverneur de macht geeft hen toe te laten op de onderneming, die toelating te weigeren of in te trekken. Tegelijkertijd zijn de machtsmiddelen tegenover de arbeiders bestemd om geleidelijk te verminderen en te verdwijnen. Met welke middelen de arbeiders, na afschaffing der P. S geregeerd zullen worden blijkt niet, tenzij men uit het voorstel leest, dat wanneer het Bestuur, gesteund door arbeidsinspectie en rechtspraak, eene bepaalde politiek tegenover den werkgever en zijn toeziend personeel kan doorvoeren, de arbeiders van zelf er toe zullen komen hun plicht te doen. Wat van de cultuurmaatschappijen gevraagd wordt is dus een onbeperkt vertrouwen in het Hoofd van Gewestelijk Bestuur, die door zijne maatregelen tegenover den Europeeschen employé, den Inlandschen werkman aan .het werk zal houden gedurende de eerste twaalf jaar middels toepassing der P. S. en daarna? Dit wordt niet' gezegd, doch blijkbaar door de juiste en goede verhouding tusschen Europeanen en Inlander, die gedurende het twaalf jarig overgangstijdperk door de maatregelen en het beleid van het Gewestelijk Bestuurshoofd in het leven geroepen zal zijn. De vrees is niet ongerechtvaardigd, dat al stemde de werkgever er in toe, geregeerd te worden door een dictatoriale macht, om de P. S. in 's hemelsnaam toch nogmaals 12 jaar te kunnen behouden, de afschaffing daarvan binnen veel korteren tijd toch niet voorkomen zal worden. Zelfs bij hen die de P. S. tot eiken prijs willen behouden moet eene wettelijke regeling (van de verhouding van partijen bij de arbeidsovereenkomst) en de handhaving van wederzijdsche rechten en verplichtingen door een rechterlijke 4. Regeling der Straits-Settlements en F. M. S. autoriteit die aan die wet gebonden is de voorkeur verdienen boven de regeering van eene autoriteit die naar eigen inzicht kan handelen zonder aan iemand rekenschap verschuldigd te zijn. Naar onze overtuiging zullen de resultaten van het stelsel, al werd de P. S. ook nog 12 jaar gehandhaafd even teleurstellend en negatie! zijn wat betreft de arbeidszekerheid, als die van de voorstellen van het Hoofd van den Dienst der Arbeidsinspectie. Van verschillende zijden is de aandacht gevestigd op de in de Federated Malaij Staten en de Straits-Settlements bij den LABOUR CODE 1912 ingevoerde regeling wat betreft de Tamil-immigranten, waarbij de z. g, Indentured Labour heet afgeschaft te zijn, Waar Indentured Labour in de S. S. was een regeling met poenale sanctie, zou men licht kunnen meenen, dat afschaffing daarvan in den Labour Code van 1912 beteekent de afschaffing der P. S. bepalingen. Niets is echter minder waar. Indentured Labour beteekent niet anders dan contractarbeid; en afschaffing daarvan beteekent meer eene verkorting van den contractduur tot één maand, met opzeggingstijd van een maand, dan wel intrekking van de P. S. bepalingen, welke toch voor het grootste deel behouden zijn gebleven. Alleen daarom reeds zou de navolging der Straitsregeling niet conform zijn aan het program van onze Regeering tot afschaffing der P. S. De Heer W. J, GALLAGHER heeft in eene brochure, uitgegeven door de A. V. R. O. S. in November, 18. getiteld: „De AFSCHAFFING VAN HET CONTRACTSIJSTEEM VOOR JAV. ARBEIDERS OP LANDBOUWONDERNEMINGEN TER O, K. S.\ het Straits-systeem mutatis mutandis, voor de Oostkust aanbevolen, met behoud van de daarbij gehandhaafde P. S. bepalingen en met overname van de daarbij behoorende instelling „INDIAN IMMIGRATION FUND", eene door de wet geschapen instelling, bestemd om het risico van den werkgever die immigranten voor zijn rekening laat uitkomen, grootendeels op een gemeenschappelijk fonds over te brengen, voor welks rekening practisch de emigratiekosten komen. Deze instelling heeft als gevolg, beperking van het ronselen, het z. g. „crimping" of onderhuren van werkvolk, dat de planters aldaar op haast onbeperkte wijze tegenover elkaar in practijk brachten.' Dit Immigration Fund werkt ongeveer aldus, dat de planter die Tamil-werkvolk voor zijn rekening laat immigreeren, bijna alle immigratiekosten terugkrijgt van het fonds, waarbij iedere planter gedwongen is zich aan te sluiten en dat in stand gehouden wordt a.) door Regeer in gssubsidies. b.) door bijdragen der planters naar evenredigheid van het aantal bij hen in dienst zijnde Tamil-arbeiders. Eenige feiten zijn kenmerkend voor die regeling en de arbei. ders, waarop zij betrekking heeft. 1) de Tamil-koelie wordt telkens voor niet langer dan één maand geëngageerd met stilzwijgende verlenging, tenzij opzegging met een termijn van een maand, vermeerderd met zooveel dagen als er verloopen moeten tot dat het tijdstip der loonsbetaling is aangebroken, 2) de wervings- en immigratiekosten zijn niet hooger dan ongeveer $ 12.— per man, 3) het Gouvernement heeft door groote subsidies aan het „Immigration Fund" en aan Stoomvaart-Maatschappijen, de immigratiekosten op een laag peil gebracht, 4) de Tamil-arbeider immigreert nimmer individueel, doch steeds in groepen, onder een „Kangany" (voorman of leider) welke „Kangany" voor eiken groep immigranten commissie toucheert van het „Fund". Deze Kangany's hebben dus belang bij een voortdurend nieuwen aanvoer en het heen en weer trekken van koehes. 5) de immigratiekosten van den Tamil-arbeider worden weliswaar door den werkgever gedragen, doch de terugkeer van den arbeider naar zijn land wordt niet dan bij hooge uitzondering door het Fund bekostigd, zoodat zij dus voor EIGEN REKENING moeten repatrieeren, 6) de betaling van loon en verstrekking van eventueele voorschotten geschiedt niet aan den arbeider individueel doch aan den Kangany, als vertegenwoordiger van een groep. Voorzoover wij zien, worden die loonen en voorschotten door den Kangany beheerd en wanneer de Tamil-arbeider bekend is om de eigenschap dat hij schulden, voortspruitende uit voorschotten enz. aan den werkgever nauwgezet in arbeid betaalt, dan meenen wij, dit speciaal op rekening te mogen stellen van- de patriarchale organisatie waarvan hij lid is of waarbij hij zich aansluit. Ook schijnt het aan het finantieel beheer van den Kangany te danken te zijn, dat de arbeiders-groepen in staat zijn op eigen kosten te repatrieeren. Zooals wij zagen heeft de Kangany belang bij het heen en weer trekken van arbeiders, omdat hij voor iederen immigrant commissie van het Immigration Fund toucheert. De immigratiecyfers van Tamil-koelies voor de S. S. en de F. M. S. in 1917 zijn de volgende: Aantal aanwezige koelies J: 157.000 Nieuw aangekomen 90.000 Vertrokken naar hun land y 57.000 Deze cyfers wijzen op eene enorme mutatie en evenredige daaraan verbonden kosten, die aan tusschenpersonen tusschen de koelies en de werkgevers ten goede komen. De heer GALLAGHER (zie pag. 5 brochure) bedoelt deze regeling aan te bevelen, wanneer hij zegt: , „de plantersgemeenschap moet er ten sterkste op aandringen, dat het nieuwe systeem gebaseerd zal zijn op de totale afwezigheid van eenig contract Zij moeten zien te voorkomen dat zij door kort' zichtigheid en onervarenheid gedwongen worden tot een onbillijke regeling, waarbij hun nuttelooze, hinderlijke en schadelijke verplichtingen worden opgelegd, (behoort daartoe ook verplichte terugzending van koelies?) «Misplaatste en weekelijke sentimentaliteit werkt op den duur altijd schadelijk op beide partijen." Behalve de Heer W. J. Gallagher, hebben ook andere autoriteiten op cultuurgebied, zoowel in Europa als in dit gewest, «elfs hooge ambtenaren (de heer H. Lulofs), zich ten gunste van het systeem van den Labour Code uitgesproken. Het behoud der P. S. bepalingen vormt voor die voorkeur zeer zeker het hoofdmotief. Intusschen beoordeelt men het stelsel verkeerd wanneer men in het behoud der P. S. in dat systeem de hoofdzaak ziet. Volgens mededeelingen van kenners van Straitstoestanden, worden de P. S. bepalingen in de S. J5. nooit toegepast en zijn de planters niet eens bekend met het bestaan ervan, Wat meer is, de z.g. afschaffing van „Indentured Labour" in de S. S. kan niet beschouwd worden als een concessie aan moderner opvattingen, als bij ons aanleiding geven tot een drang naar afschaffing der P. S.. doch is een logisch gevolg van het feit dat de werkgever nimmer met den Tamil-arbeider individueel in contact komt, daar deze gehoorzaamt aan den patriarchalen leider van den groep waartoe bij behoort of waarbij hij zich aansluit. De Tamil-arbeider treedt daardoor als individu op den achtergrond, niet hij is partij bij de arbeidsovereenkomst, doch de groep waarbij hij behoort, en zijn positie is het best te vergelijken met die van {den Javaanschen arbeider van voor 1860, die door de particuliere industrie niet individueel, maar middels zijn Hoofden en met behulp van Europeesche en Inlandsche bestuursambtenaren desa's-gewijze voor de particuliere industrie werd aaageworven. (Zie boven Hoofdstuk II — Overzicht der geschiedenis). De strijd voor „vrijen-arbeid", van de jaren 58 en volgende, was juist gericht tegen dit restant van het Cultuurstelsel en was ten gunste van den vrijen-arbeid beslist, toen de Regeering inmenging van Bestuursambtenaren verbood. De Javaansche arbeider is nu goed en wel daaraan ontgroeid. Wil men de S. S. regeling dus voor de Oostkust van Sumatra pasklaar maken, dan 'moet men voor den Javaanschen immigrant eene kunstmatige organisatie scheppen die den rol zal vervullen van de natuurlijke en patriarchale organisatie van den Tamil-arbeider, Aan eene dergelijke ingrijpende wijziging [van de arbeidscondities, waarvan eene nog grootere wijziging in de werkwijze ter O. K. v. S. een gevolg moet zijn, valt o. i, niet te denken. Men houde in het oog dat de Javaansche immigrant geen $ 12, maar $ 120 aan immigratie kost, in welk bedrag zulk een groote winstmarge gelegen is voor den beroepswerver en andere tusschenpersonen, niet te vergeten voor den Javaanschen groepsleider, die den rol van Tamil-kangany zal vervullen, dat repatrieering van Javanen zelfs z. g. op kosten van den arbeider schatten zou afwerpen voor diegenen die van de immigratie een exploitatie-terrein zouden maken ten koste zoowel van den werkgever als van den arbeider. De planters zouden tot hun verbazing ervaren, dat de Javaansche immigrant zelfs het recht op repatrieering op kosten van den werkgever zou prijsgeven en telkens door een organisatie naar Java teruggezonden zou worden die haar schade wel zou verhalen door zich een flink aandeel in de immigratiekosten van dienzelfden arbeider te verzekeren *). Wij behoeven niet te wijzen op andere bezwaren die de Straitsplanters, die allerminst tevreden zijn, ondervinden. Maar bovenal is het twijfelachtig of de Regeering kan instemmen met een regeling, waarbij de arbeider als individu geen rol schijnt te spelen. Als een onomstootelijk bewijs van de juistheid van het hierboven voorop gestelde zij het ons vergund aan te halen eenige passages uit het Report of the Labour Gommission 1908 van het eiland Ceylon, waarin wij lezen: 13. The above, Your Excellency's Commisioners believe, describes in outline the labour system in force in this Colony, and before passing on to an examination of the present situation we desire to emphasize especially the following points: (a) That the foundation of the labour system is the familly, or partriarchal idea; *) Wanneer in de S. S. de immigratiekosten van 90.000 nieuwe koe¬ lies (zie boven de cijfers van 1917) moeten gedeeld worden over de werkgevers van de 157.000 aanwezige koelies, dan komt men tot een gemiddeld bedrag van $ — 60 per koelie per maand, die de Straitswerkgever aan het Indian Immigration Fund zal moeten contribueeren. Voor de O. K. v. S. zou het bedrag dier contributie, zoodra het verloop van werkvolk, dank zij de maandelijks opzegbare contracten even groot was geworden als in de S. S., gegeven de 10 maal zoo hooge immigratiekosten, ongeveer f 8.— per maand per koelie worden. (b) That the credïtor of the cooly is not the estate, but the kangany; and (c) That the freedom of the cooly is absolute, his uHUingness to discharge his liabilities being dependent upon his sense of honour and the loyalty which he feels himself to owe to his FELLOW LABOURERS AND TO HIS KANGANY. Verder in No. 16 van dit rapport: Indenture.— With regard to the first of these suggestions. Your Excellency's Commissioners desire once for all to record the emphat^' opinion that the circumstances of Ceylon PRECLUDE THE LIKEUHOOD OF ANY SYSTEM OF INDENTURE FOR TAMIL LABOURERS PROVING EVEN MODERA TEL Y SUCCESSFUL. In our opinion the geographical position of the Island, the proximity to and easy accessibility of the Tamil districts of Southern India, and the family or patriarchal system. which is still the soundest basis upon which our labour force rests — condiöons each one of which is advantageous to us so long as our supply of immigrants depends upol the individual volition of the coolies who compose in — all contribute TO RENDER PROBABLE THE FAILURE ON ANY SCHEME OF INDENTURE OF TAMIL LABOURERS. Bij den Tamil-arbeider is dus het fundament van het arbeids-stelsel de familie of patriarchale idee. De schuldeischer van den Tamil-arbeider die voorschot krijgt, is niet de ornderneming, maar de kangany en hij komt zijne verphehting, tot aanzuivering door arbeid, van de genoten voorschotten na (volgens het rapport) uit laijaliteit tegenover zijn medearbeiders en zijn kangany, doch hoogstwaarschijnlijk ook omdat hij zich anders buiten het patriarchaal verband zou verwijderd zien en 'als onbruikbaar verdwijnen zou. In verband daarmede kon het stelsel van indentured labour op het eiland Ceylon als nutteloos worden losgelaten en ten slotte wat de S. S. en de F. M. S. aangaat, heeft de Engelsche koloniale Regeering door kunstmatige reductie van immigratiekosten middels subsidies aan Immigration Fund en stoomvaartmaatschappijen, in de S. S. en in F. M. S. denzelfden toestand in het leven geroepen als in het zooveel dichter bij Engelsch^Indie gelegen eiland Ceylon bestaat, zoodat ook daar op behoud van indentured labour, dat is contracten voor langen duur, geen prijs meer behoeft gesteld te worden» Dat van toepassing van de P. S. bepalingen in de S. S. -en de F. M. S. onder deze omstandigheden geen sprake meer is, is door het boven staande geheel verklaard. Wanneer nu autoriteiten op cultuur- en ander gebied de verkorting van den contractduur voor de O. K. uit de Straitsregeling willen overnemen of invoering daarvan voorstellen, meenende dat daarmede een beslissende stap gedaan wordt in de richting van invoering der Straitsregeling hier te lande, dan maken zij zich schuldig aan een schromelijke vergissing en kan het klaarblijkelijk misverstand slechts bedenkelijke gevolgen hebben. Waar o. i. wel op gewezen mag worden is de tegemoetkoming van de S. S. Regeering aan de landbouwindustrie aldaar, le door de toetreding tot eene organisatie als het „Indian Immigration Fund" verplichtend te stellen, en 2e door directe en indirecte subsidies aan die organisatie. 5. Het ontwerp Dit ontwerp is bij den Volksraad ingediend en zal daar eerlang Banjoewangi-rege- een onderwerp van gedachtenwisseUng uitmaken. ling. Het ligt niet op onzen weg daarop vooruit te loopen en dit ontwerp bij voorbaat te verdedigen, dan wel eritiek daarop uit te oefenen. De verdediging is in handen van de ontwerpers, de eritiek behoort toe aan den Volksraad. Slechts eene opmerking zij ons veroorloofd in den vorm van eene vraag: is het [niet mogelijk, eene organisatie in het leven te roepen waardoor overtredingen bij dat ontwerp met straf bedreigd, ook geconstateerd zullen worden in die mate, dat de Banjoewangi-regeling wanneer die, gewyzigd of ongewijzigd, is aangenomen, (haar volle) effect zal hebben? V. EEN REGELING OP CIVIELRECHTELIJKEN GRONDSLAG. Kolonies van Javanen. Nederzettingen van arbeiders. Het is tot tot zekere hoogte [begrijpelijk, dat in de vier voorstellen in Hoofdstuk III door ons in beschouwing genomen, nergens eene poging is te bespeuren, om te komen tot een CIVIELRECHTELIJKE SANCTIE tot handhaving van de verplichtingen des arbeiders. Men denkt onwillekeurig aan een vooropgezette meening dat privaatrechtelijke aansporings- en dwangmiddelen toch geen vat hebben op den koelie, die zich gedekt weet „door het schild van zijn onvermogen". De conclusies die vanzelf voortvloeien uit onze beschouwing in Hoofdstuk III luidfii»!, dat het eene utopie schijnt den Indischen arbeider ZONDER regels te willen regeeren, en dat, wil men de cultures niet vernietigen, men afstand zal behooren te doen van deze voorstelling, dat de „vrije arbeider" der toekomst, in tegenstelling met den contractkoelie der K. O., iemand is, die alleen op papier verplichtingen kan hebben. Men heeft een uitweg gezocht in „kolonisatie" en „arbeidersnederzettingen' '. Bij de studie van het vraagstuk der kolonisatie heeft men afstand moeten doen van het plan, om kolonies te vormen van Javaansche families, die met hun adat, gebruiken en levenswijze naar Sumatra overgeplant zouden worden. Men heeft dit idéé laten varen als absoluut nutteloos en onuitvoerbaar, men is gaan denken aan kolonies van arbeiders, „Arbeidersnederzettingen" zegt de Nota- VAN LIER, welke daarin de eenige en universeele uitkomst ziet. Zoo zegt de Nota bv. dat Chineesche arbeid ten slotte maar door Javanen-arbeid vervangen moet worden, omdat het vormen van Chineesche arbeiders „nederzettingen" niet in de bedoeling ligt. De logica leidt er toe, om ook den Javanen-arbeid door iets anders te vervangen, als de Javanen-nederzettingen niet zouden slagen. Zoowel kolonisatie, als vrije nederzettingen van geruimen tijd tijd in dit land gewerkt hebbende koelies, hebben tot dusverre teleurstelling gebracht (1). Evenzeer als het moeilijk zal zijn drie (1) Het laatste voorbeeld is de mislukking van het „vrije arbeiders" systeem op de onderneming „HABOKO". of meerjarige contractkoelies te assimileeren aan, en in te burgeren in van Java hier overplante familiekolonies, en omgekeerd, evenzeer is het bezwaarlijk, den contractkoelie zijn pondok te doen vergeten, („kazerne-woningen" heet het elders,) én hem te doen wennen aan een eenzamer gelegen eigen huisje met een lapje grond. Zelfs gepensioneerde koelies waren vaak alleen door bedreiging met verlies van pensioen te bewegen, om zich de vele voordeden voor hen aan het welslagen der kolonisatie — en „nederzettingen" — proeven verbonden, te laten welgevdlen! Geen wonder dat van regeeringswege het vraagstuk van de afschaffing der P. S, officieel losgemaakt is van het welslagen van kolonisatie- en andere proeven, en niet geheel ten onrechte meende een hoog regeeringsambtenaar, bij zijn bezoek aan Deli in het voorjaar van 1918, dat men niet verder naar „arbeidskolonies of nederzettingen" behoefde te zoeken, aangezien deze in de pondoks reeds aanwezig waren! Wanneer de Deli-koelie eenmaal, onder eene nieuwe regeling, een andere persoonlijkheid is geworden, zullen o. i. arbeidersnederzettingen of kolonies in zooverre kunnen slagen, dat zij aantrekkelijkheid krijgen, in de eerste plaats voor gepensioneerde werklieden en hunne families, en in de tweede plaats voor arbeiders met zekere ervaring die een uitgesproken voorkeur hebben voor het geregelde familieleven. Als HULPMIDDEL tot het voorzien in de behoefte aan werkkrachten, doordat arbeidersfamilies op den duur zich blijvend op de onderneming zullen vestigen, (waartoe ook weer niet op elke onderneming gelegenheid bestaat), verdienen kolonies en arbeidersnederzettingen onze volle belangstelling, maar gesteld, hetgeen niet is te voorzien, dat eenmaaal ALLE koelies van dergelijke nederzettingen deel uitmaakten, dan zouden zij het toch evenmin als nu, en evenmin als de Europeesche arbeider, kunnen stellen zonder wetten en regels, die ook effectieve uitwerking moeten hebben, willen zij reden van bestaan hebben. Nu is het slechts de vraag of er vaste punten te vinden zijn, waarop een arbeidsregeling zonder Poenale, dus met Civiel-r rechtelijke sanctie zou kunnen steunen, of bij den inlandschen arbeider aangrijpingspunten te vinden zijn, middels welke het mogelijk zou kunnen zijn, blijvend contact in het leven te roepen tusschen den inlandschen arbeider en een voor hem gemaakte arbeidregeling. Hoewel wij onze conclusie handhaven (Hoofdstuk II) dat na, evenals vóór de afschaffing der P. S. de inlandsche arbeider niet essentieel van aanleg en karakter veranderd is, is het niettemin een feit, dat de inlandsche arbeider veel leeren kan, en ook veel geleerd heeft. Hij kan opgevoed worden tot een behoorlijk ambachtsman in de werkplaatsen der Deli Spoorweg Maatschappij, der Bataafsche Petroleum Mij. en in talrijke machine- en andere fabrieken op Java. Waarom zou hij niet eveneens opgevoed kunnen worden tot een behoorlijk landbouwarbeider? Wat het laatste aangaat moeten wij voor de Oostkust van Sumatra de aandacht vestigen op twee zeer belangrijke verschijnselen. 1) Uit de cijfers in de verslagen der Arbeidsinspectie heeft men berekend, dat van de immigranten na afloop van hun eerste contract 80% reëngageeren en van de naar. Java gerepatrieerden 75% weer naar „Deli" terugkeeren. Bij gebreke van een algemeen statistisch bureau kunnen wij de cijfers niet opsporen hoeveel personen onder de + 50.000 immigranten per jaar, reeds vroeger ter Oostkust van Sumatra werkzaam waren, hoelang de Javaimmigrant hier gemiddeld blijft alvorens hij voor de eerste maal repratrieert, of hij na meerdere dienstjaren ook meer neiging heeft om hier voorgoed te blijven omdat hij aan' zijn vroeger milieu op Java ontgroeid is, hoeveel Javaansche arbeiders oorspronkelijk voor de cultures aangenomen, bij de cultures in dienst blijven, hoeveel er bij andere werkgevers terecht komen enz. Maar uit de eerstgenoemde cyfers van 80% en 75% blijkt reeds voldoende, dat de cultures ter O. K. v. S. de beschikking hebben over een zeer groot aantal arbeidskrachten, die door de praktijk en de discipline (dank de P. S.) op de ondernemingen opgevoed zijn tot geregelde- of beroeps-arbeiders. Zij vormen een kern van geschoolde arbeiders, die de nieuwelingen opnemen en inwijden, en weder opvoeden tot geregelden arbeid. De mate van geschooldheid dezer beroepsarbeiders vindt, zou men kunnen zeggen, haar wiskunstige bepaling in het percentage van de koelies, die niet in aanraking zijn gekomen met de strafbepalingen in de K. O. gesteld op verzuim en slecht werk. Weliswaar hangt dit cyfer ook samen met de individueele opvatting van den beheerder en den assistent, maar men kan toch veilig zeggen, dat waar het percentage [der gestraften per jaar tot 1 a 2% is gereduceerd, ook de arbeider een zekere mate van geschiktheid voor geregeld werk heeft [verkregen die men, daargelaten of die onder invloed der P. S. [is ontstaan, door de juiste middelen moet trachten te behouden en te ontwikkelen. 2) . Het tweede verschijnsel is, dat van de arbeiders een groot aantal, velen tot 50 pCt, enkelen tot 100 pCt. meer loon verdienen, dan het bij de overeenkomst vastgestelde minimumdagloon. Gelegenheid om meer loon te verdienen heeft de arbeider, door te werken in stukloon. De arbeider die hier enkele jaren ver- toefde, heeft altijd kennis kunnen nemen van de loonlijsten, die in de pondok worden opgehangen, hij heeft dagelijks kunnen controleeren wat hij zelf en wat zijn makkers verdienden. Zooals onlangs bij de behandeling der stukloon-quaestie voor den Raad van Justitie te Medan bleek, laat de assistent zijn arbeiders zocdra zij b. v. 150 pCt. van hun contractueele dagloon verdiend hebben naar huis gaan, ook al is de werktijd nog niet afgeloopen. In de rubbercultures zijn tal van werklieden 2 — 3 uur voor het einde van den werkdag met hun werk klaar en kunnen dan naar huis gaan. Deze voordeden van goed en geregeld werk hebben dus indruk op den Javaanschen arbeider gemaakt •— en het ligt voor de hand, bij de nieuwe regeling hiervan gebruik te maken, om naast bedreiging met nadeel als straf op slecht werk, het uitzicht van belooning voor goed werk opzettelijk en desbewust als een opvoedend element in de wettelijke arbeidsregeling te introduceeren. Zelfs een progressieve loonsverhooging naar gelang van grootere arbeidsprestatie is verantwoord, omdat 100 arbeiders, die samen 150 minimum dagloonen verdienen, 50 nieuwe contractanten die niet meer dan het contractueele dagloon verdienen en 50 X f 150,— aan immigratiekosten (te verdeden over 3 contractjaren) voor de onderneming uitsparen. Men kan op dien weg verder gaan, door klassen van arbeiders met meer en minder loon in te voeren, en de arbeiders die geschikt zijn Voor het fijnere werk, als verpleging van rubberboomen, tappen, enz, zooveel mogelijk te ontlasten van bijwerk en hen in te deden in een beter betaalde klasse. Plaatsing in een hoogere klasse is dus een voordeel, terugplaatsing in een lagere klasse een nadeel, een straf. Daarmede is het ondoordachte drijven van sommige zijden naar opvoering van het minimum dagloon veroordeeld. Gegeven de uitgebreide en kostbare zorg voor de arbeiders die den werkgevers bij de wet is opgelegd, huisvesting, bad- én drinkwater, geneeskundige verpleging, repatrieermgsfonds — misschien een pensioenfonds, verstrekking van gereedschappen, het inrichten van scholen, het verstrekken van voedingsmiddelen op de onderneming voor den kostprijs of voor een vrijwillig toegestanen minimum prijs (de werkgever ter O. K. betaalde onlangs f 30.— voor een zak rijst, dien hij voor f 10.— aan den koelie afstond) enz., dan behoeft het minimum DAGLOON IN GELD niet opgevoerd te worden. Het beginsalaris is nergens ter wereld bijzonder hoog, behoeft dat ook niet te zijn voor den nieuwen immigrant wlen de handen nog verkeerd staan, die eerst van malaria en wormziekte en ondervoeding genezen moet worden, en ook nog het werk moet leeren, jazelfs moet leeren geregeld te werken. Het minimum loon IN GELD zij dus zoo LAAG MOGELIJK. Behoorlijke arbeid is de noodzakelijke praemisse van hoog loon, en het hoogere loon heeft geen beteekenis voor den arbeider, " die het verschil in laag en hoog loon niet heeft leeren waardeeren, en die voor het overtollige geen betere bestemming weet, dan zich de gelegenheid te verschaffen om niet één, maar zooveel mogelijk rustdagen in de week te nemen. Wij achten het mogelijk, dat eene differentieering in loonen die aanmerkelijk genoeg is, waarbij dus de afstand tusschen het minimum dagloon en het hoogste loon in de hoogste arbeidersklasse belangrijk genoeg is, voor den arbeider een krachtiger aansporing zal zijn dan de dwang die kan uitgaan van de P. S. bepalingen om geregeld te arbeiden voor een egaal dagloon. En wanneer dit juist is, dan moet het eveneens mogelijk zijn, eene arbeidsregeling te ontwerpen en uit te bouwen op zuiver civielrechtelijken grondslag, waarbij een rechtsverhouding tusschen partijen in de plaats treedt van de machtsverhouding onder het P. S. stelsel, en die zoo consequent en volledig is uitgewerkt dat wederzijdsche rechten en verplichtingen scherp belijnd en duidelijk begrensd tegenover elkaar komen te staan. Het zal dan niet meer geoorloofd zijn te redeneeren zooals de Gouverneur der Oostkust van Sumatra deed in de toelichting op zijn ontwerp „Wijziging der K. O." artikel 8, waar ZHEdG. zegt: „de contractanten verkeeren ten gevolge van de door het Gouvernement vastgestelde bepalingen in een abnormaal gebonden verhouding ten opzichte van den werkgever enz" met welk argument de Gouverneur zijn voorstel tot bepaling van het minimum-dagloon op 50 ets. motiveert en welk argument reeds zoo menigen arbitrairen maatregel van Ambtenaren der A. I. inspireerde. Tegenover de machtsverhouding tusschen werkgever en arbeider was de A. I. geneigd, voor zich eene dergelijke machtspositie op te eischen om een evenwicht te vormen tegen de macht van den werkgever. Dit alles zou tot het verleden gaan behooren, zoodra een nieuw stelsel als boven geschetst, het P. S. stelsel heeft vervangen. Wanneer het besef . van het geheel afwijkend karakter der rechtsverhouding die eene nieuwe regeling zal moeten brengen, zoowel den werkgever en zijn personeel als ook den arbeider duidelijk voor oogen staat, en zij er aan gewend zijn zich daarnaar te gedragen en een eenvoudige rechtspraak, zoowel voor de eene als vbor de andere partij gemakkelijk toegankelijk is, dan Voorbeelden van arbeid»- regelingen in Nederland. zal het aantal „klap-perkara's," en „aanvallen op assistenten" zeer belangrijk verminderen. Wij achten het zeer wel mogelijk den Javaanschen arbeider middels een consequent en krachtig doorgevoerde regeling als boven bedoeld, het juiste inzicht omtrent zijn verhouding tot zijn werkgever bij te brengen en dit te ontwikkelen. Poenale sanctie-bepalingen, die voorloopig voor het geval van nood als subsidiaire rechts- of dwangmiddelen in reserve worden gehouden, zullen van zelf in onbruik geraken waardoor de geleidelijkheid in de afschaffing daarvan wordt verkregen. Wij denken ons, zooals uit het voorgaande blijkt, de ontwikkeling van den Javaan als individu en als arbeider, door hem het juiste begrip bij te brengen van de rechtsverhouding tusschen werkgever en arbeider. • Wij zullen niet in de leer gaan bij sociaal-revolutionairen die het hebben over ontwikkeling van het massa-bewustzijn bij de arbeiders, dat zij de productie zoo hoog mogelijk moeten opvoeren uit socialistische overtuiging; wij vinden het veiliger ons de wettelijke regelingen die in Nederland bestaan, tot voorbeeld te stellen. De beginselen van de Wet op de arbeidsovereenkomst (Ned. B. W. artt. 1637 — 1639) mogen bekend verondersteld worden. Het kan nuttig zijn daarnaast de aandacht te Vestigen op eene speciale regeling der arbeidsovereenkomst, n. 1. in het Werkliedenreglement der gemeente Amsterdam. Lang voor de invoering in 1907 in Nederland van de wet op de arbeidsovereenkomst werd in de gemeente Amsterdam behoefte' gevoeld aan bemoeiing van overheidswege met arbeidsvoorwaarden van werklieden in dienst van concessionarissen van groote ondernemingen in het publiek belang. Men zag evenwel in dat het onbillijk was, aan de concessionarissen als werkgevers (bij de concessievoorwaarden) andere verplichtingen op te leggen, dan die de Gemeente zelf als werkgeefster, niet genegen was te aanvaarden. Men begon dus met een Werklieden-Reglement voor de eigen werklieden der Gemeente (1894) door Mrs. Treub en Gerritzen ontworpen dat ook als voorbeeld zou kunneo dienen voor particuliere werkgevers. Het viel echter niet mee om een vijftal takken van Gemeente dienst daarbij te doen aanpassen en het duurde tot '97 eer de uit dit Reglement voortvloeiende speciale voorschriften voor die 5 diensttakken gereed waren en ingevoerd werden, De commissie had zooveel mogelijk naar eenvormigheid gestreefd, maar had toch rekening moeten houden met bijzondere eischen van eiken tak van dienst. Het duurde echter geen tien jaar, of een geheele omwerking bleek noodig, en kostte veel tijd en inspanning. Men werd het ten slotte eens over een 12 tal principes, de aanneming waarvan tot een uitkomst leidde. Een uitvoerige beschrijving van dit Reglement vinden wij in het Proefschrift van 1913 van Dr, J. van Hettinga Tromp c. i. en dokter in de Technische wetenschap, „HET SOCIALE ARBEIDSCONTRACT" uitgegeven bij P. v. Rossem, Amsterdam door de Sociaal Technische Vereeniging van Democratische Ingenieurs en Architecten. *) Als de groote attractie die de Gemeentedienst op alle werklieden uitoefent wordt genoemd de MOGELIJKHEID om daarbij als vastwerkman aangesteld te worden. Een aanstelling tot werkman in VASTEN DIENST, wordt in Europa als een VOORDEEL voor den werkman beschouwd. Dr. v. H. T. haalt aan, de uitspraak van een schrijver over de arbeidscondities der Parijsche Gemeente werklieden (1811 Mr. G W. A. Gadoux) die zegt, „cette incertitude du travail du lendemain, la hantise du débauchage, (embauchage ?) lobcession du chomage subit et prolong?, voila le ferment nouveau qui finit par aigrir 1'esprit des bons ouvriers." Het wordt dus als een groot voorrecht beschouwd door den Gemeente-arbeider, om van LOS werkman, VAST WERKMAN te worden. Elders vinden wij de uitspraak, dat het eigenlijk van zelf spreekt, dat een Gemeente-arbeider VOOR ZIJN LEVEN wordt aangesteld, d. w. z. totdat hij recht op pensioen heeft. Zoo moeten wij ook den van Java geimmigreerden arbeider voor de O. K. v. S. leeren beschouwen. Wanneer 80 pet. van alle immigranten reëngageeren, en van de naar Java zoogenaamd voorgoed, doch feitelijk met verlof vertrokkenen weer 75 pet. terugkeeren, ondanks den zoogenaamden tegenzin van Javanen tegen immigratie en- contractarbeid, dan gelooven wij, dat de Jav. arbeider die eenmaal GELEERD heeft zijn bestaan te vinden als arbeider in de cultures ter O. K. v. S. voor zijn geheele verdere leven zijn arbeidskracht daarvoor beschikbaar zal stellen, want de arbeid die van hem verlangd wordt is landbouw-arbeid, waartoe hij immers geschikt en in zijn eigen land voorbestemd is, en het schijnt ons toe niet moeilijk te zijn hem de voordeden van het VASTE verband als arbeider te leeren waardeeren. Verder zal de nieuwe wettelijke regeling den Inlandschen arbeider moeten leeren, dat hij bij de arbeidsovereenkomst verplich- *) De text van het Reglement zelf is niet opgenomen. • Wij moesten ons voorloopig met het commentaar daarop vergenoegen. Proeve van een ontwerp - arbeids wet voor de O. K. Inhoud van dit ontwerp; lo zuiver civiel rechtelijke regeling der arbeidsovereenkomst: tingen op zich neemt die hij moet nakomen. Hij is niet beter dan ieder ander, die contractueele verplichtingen, aangaat, niet beter dan zijn Europeesche collega-arbeider. Het Amst. W. R. kent een lang lijstje van feiten, die strafbaar zijn; als oneerlijkheid, dronkenschap, verzuim, insubordinatie, het doen ontstaan van gevaar, ergerlijk gedrag, het „niet nakomen der in reglementen of bijzondere voorschriften opgelegde verpüchtingen" enz. Telkens duikt de vraag op, of de werkman gestraft kan worden voor misdragingen alleen IN DEN DIENST, of ook BUITEN DEN DIENST. Men neigt tot de ruimere opvatting, want zelfs het „schade toebrengen aan de belangen van den dienst" is strafbaar. Straffen zijn: Waarschuwing, berisping, geldstraffen (door inhouding op loon); schorsing met verlies van loon en ongevraagd ontslag. Een zeer werkzaam strafmiddel is voorts het terugstellen van den werkman in een lager bezoldigde functie. Deze straf sluit zich aan bij de verdeeling der arbeiders in KLASSEN van minder en beter bezoldigden. Waarborgen voor plichtsbetrachting kent de Ned. Wet op de arbeidsovereenkomst, in den vorm van STAANGELD waarop boete verhaald kan worden. Door dwingende voorschriften wordt gelijkheid der partijen bij de overeenkomst gewaarborgd. Een sprekend voorbeeld daarvan is art. 1639, r Ned. B, W. al. 3 „elk beding waarbij ten behoeve van den arbeider een schadeloosstelling (wegens onrechtmatige verbreking der overeenkomst) is bedongen is nietig". Wij hebben getracht de bovenstaande beschouwingen te verwerken in eene „PROEVE VAN EEN ONTWERP - ORDONNANTIE OP DE ARBEIDSOVEREENKOMST VOOK DE O. K. v, S.", in een aanhangsel bij deze studie gevoegd. 1. Bij dit ontwerp heeft op den voorgrond gestaan, de nauwkeurige omschrijving van rechten en verplichtingen van werkgever en arbeider naar het voorbeeld van de Nederlandsche Wet op de arbeidsovereenkomst, waarbij rekening gehouden is met locale toestanden en door ervaring practisch gebleken voorschriften der bestaande K. O. De handhaving van deze nauwkeurig omschreven rechten en verplichtingen van partijen wordt nagestreefd, primair met zuiver privaatrechtelijke middelen. De P. S, bepalingen worden alleen subsidiair en bij wijze van overgangsmaatregel gehandhaafd. 2o. Bepalingen van publiekrechtelijken aard, overgenomen uit de bestaande K. O. intusschen vindt men in dit ontwerp behalve een zuiver privaatrechtelijke regeling ook publiekrechtelijke voorschriften, voor het grootste deel overgenomen uit de bestaande K. O. Vooral den werkgever worden verschillende verplichtingen opgelegd van den aard als bij de Nederlandsche arbeidswet bekend, dus van publiekrechtelijken aard. b. v. verplichting tot verschaffing van geneeskundige behandeling en verpleging, enz. De handhaving daarvan wordt gewaarborgd door strafbepalingen (zie ontwerp art. 32). De bestaande K. O. kende voor den arbeider slechts weinig verplichtingen van publiekrechtelijken aard; daaronder kan gerekend worden de verplichting om bij rampen van hooger hand, of bij dreigend gevaar, den beheerder en diens personeel hulp te verleenen. Het was eene juiste gedachte van den ontwerper der vrijearbeidsordonnantie (den heer van Lier) niet nakoming dezer verplichtingen met (publiekrechtelijke) straf te bedreigen. In het ontwerp art. 20, al 4 t/m 8 hebben wij bedoeld den arbeider te verplichten indien in het belang van den gezondheidstoestand op de onderneming en in andere gevallen, zich geneeskundig onderzoek, behandeling en verpleging te laten welgevallen. Waar de wetgever de inrichting van een kostbaren sanitairen dienst door den werkgever beveelt en middels strafbedreiging daartoe dwingt is een noodzakelijk gevolg daarvan eene wettelijke verplichting van den arbeider, zich hygiënische en geneeskundige verzorging te laten welgevallen, in zijn eigen belang, in het belang der andere arbeiders en van den werkgever, dus in het algemeen belang. In tijden van voedselschaarschte op Java is het voorgekomen dat 60 pet. der candidaat-immigranten werden afgekeurd. De hieraangekomen immigranten behoeven vaak eene langdurige geneeskundige behandeling wegens malaria, wormziekte en andere ziekten waaronder die door ondervoeding veroorzaakt, voor dat er aan gedacht kan worden, hun eenigen arbeid van beteekenis op te dragen. Waar het niet aangaat, den Javaanschen arbeider, wanneer hij te weinig ontwikkeld, te zeer behept met vooroordeelen, te weinig vatbaar voor rede is, de keus te laten, naar welgevallen al dan niet van de gelegenheid tot geneeskundige behandeling gebruik te maken, daar leidt de consequentie er toe, den arbeider daartoe eenvoudig te verplichten middels bedreiging met straf (ontwerp art 33 al. 2). Ten slotte is handhaving van orde en tucht op de onderne- ming eene zaak van algemeen belang, zoodat wij de strafbepaling ,-n de K. O. od verzet. he>An>inir,n i ut-u wctK.yever, rustver- 3o Bepalingen van publiekrechte' lijken aard, houdende erkenning en sanctie eener organisatie die werkgever en werknemer omvat. storing, vechterij enz. in het ontwerp hebben gehandhaafd, conform het voorbeeld van art. 14 ontwerp V. A. O. van den heer van Lier. Handhaving dezer strafbepaling behoeft o. i. niet afhankelijk gesteld te worden van de handhaving der zuivere P. S. bepalingen, die in het ontwerp verzameld zijn in de overgangsbepaling art. 34 en dus bestemd zijn t. z. t. te verdwijnen. 3. De handhaving van rechten en plichten der partijen met zuiver privaatrechtelijke middelen kan waar zooals hier te lande, met Oostersche immigraten gearbeid wordt, alleen effectief zijn middels een organisatie die zoowel den werkgever als den arbeider omvat en waarvan de elementen grootendeels onder het P.S. stelsel voorhanden waren. Wanneer b. v. art. 21 K. O., zie ook het ontwerp „Banjoe„wangi regeling", reeds, „STRAFBAAR STELT het aanmoedigen tot „niet naleving der arbeidsovereenkomsten, of het begunstigen daarvan „door het verleenen van huisvesting aan, of HET IN DIENST „NEMEN VAN DEN ARBEIDER, DIE NIET OP REGELMATIGE WIJZE VAN ZIJN VERPLICHTINGEN TEGENOVER „ZIJN EERSTEN WERKGEVER IS BEVRIJD, dan kunnen wij daarin niet anders zien. dan een begin van organisatie door den WETGEVER noodig geacht middels strafbepalingen, aan den werkgever opgelegd. Waar dergelijke strafbepalingen niet gemist konden worden in de K. O. die toch den arbeider aan den werkgever voor een bepaalden tijd krachtig bindt, daar zal eene dergelijke bepaling of eene organisatie die dezelfde functie vervult te meer noodig zijn wanneer de P. S. is afgeschaft en de dwingende banden tusschen werkgever en arbeider zooveel losser zijn geworden. Arbeidsorganisaties in Europa beschermen zich zelf tegen onderkruiping zoowel door leden als niet leden, hetgeen als een sociaal vergrijp wordt beschouwd. De consequentie gebiedt, ook het ronselen als een vergrijp te behandelen en te beletten, Individueel kan toch de arbeider die zich laat ronselen een oogenblikkelijk voordeeltje behalen, omdat de ronselaar van de uitgespaarde aanwervings- en immigratiekosten den arbeider die zich daartoe leent, wat hooger loon, een voorschot of een premie betaalt. Maar waar dergelijke practijken onbeteugeld voortwoekeren, stijgen de bedrijfsonkosten en worden in laatste instantie de loonen gedrukt. Het „Immigration Fund" in Ceylon en de SS. heeft zooals wij zagen de bedoeling, door immigratie voor gemeenschappelijke rekening het risico van den individueelen werkgever bij den langeren of korteren duur der overeenkomst op dat fonds over te brengen en daardoor het belang van ronselaars bij „crimping" practijken beduidend te verminderen, welke vermindering dan ook inderdaad qevolgd is. Een dergelijke organisatie kan ook in dit cultuurland niet worden gemist. Zij kan van Gouvernementswege den werkgever worden opgelegd, maar de werkgever kan ook vrijwillig, uit eigen beweging haar in het leven roepen, of zich daarbij aansluiten. In dit laatste geval is het eene noodige, dat de wet eich die organisatie aantrekt, en middels wetsvoorschriften het noodzakelijk verband daarin legt. Deze inmenging van den wetgever is noodzakelijk en gerechtvaardigd, zoodra die organisatie er eene blijkt te zijn van SOCIALEN aard, waardoor het ALGEMEEN BELANG n. 1. dat van den werkgever, van den arbeider en van de geheele gemeenschap gediend is. Wij zullen in hoofdstuk VI die organisatie nader bestudeeren. Vooraf z., nog opgemerkt, dat bij het ontwerp-ordonnantie een stel modelcontracten behoort met speciale bedingen, naar gelang van de toestanden in de verschillende bedrijven en de behoeften van de verschillende werkgevers, voorzoover die bij de organisatie zijn aangesloten. In hoofstuk VI hebben wij een dergelijke organisatie het „Algemeen Delisch Arbeidsbureau" en een daarbij behoorend fonds het „Arbeidsfonds" ontworpen en in het Ontwerp- Arbeidswet (zie Aanhangsel) voorzien wij erkenning daarvan bij de wet (zie ontwerp art, 4, i. en j,) Verder is in het ontwerp voorzien dat arbeidscontractten gesloten zullen worden door tusschenkomst van dit Arbeidsbureau als vertegenwoordiger van den werkgever (zie art, 6. al. 2, 3 en 5.) Aan dit bureau zal kennis gegeven worden van elke mutatie reengagement en ontslag (zie art. 6, al. 6 en art. 29), zoomede" van alle straffen aan den arbeider opgelegd (zie art. 21 sub e.) Overgang van arbeiders in den dienst van een anderen werk gever geschiedt eveneens met voorkennis van het arbeidsbureau (zie art. 31, al. a.). Het arbeidsfonds wordt behalve bij art. 4, j. ook erkend bij art. 35, niet nakoming van verplichtingen van de werkgevers ten aanzien van het Arbeidsbureau is strafbaar gesteld bij art. 32. Hiermede is de plaats aangegeven, welke die organisatie bestemd is in het ontwerp op de arbeidsovereenkomst in te nemen. Eerst wanneer' de statuten van dit Algemeen Delisch Arbeidsbureau zijn gearresteerd, kan bepaald worden, welke andere verplichtingen van de werkgevers tegenover deze organisatie eventueel nog met publiekrechtelijke sanctie gehandhaafd behooren te worden. VI. ORGANISATIE. A. Leden der organisatie. Wij moeten nu de lijnen bepalen eener organisatie die met de privaatrechtelijke regeling der arbeidsovereenkomst één geheel zal vormen en aan de civielrechtelijke sanctie kracht en effect zal verleenen. De elementen dezer organisatie zijn deels aanwezig en zullen deels in het leven geroepen moeten worden. Welke werkgevers behooren bij de organisatie aangesloten te zijn? De immigratie van Javaansche arbeiders ter O. K. v. S. geschiedt bijna uitsluitend door en op kosten van de beide Plantersvereenigingen, ofschoon ook andere werkgevers, zooals het Gouvernement, de Locale Werken, de Deli Spoorweg Mij., de Bataafsche Petroleum Mij., in hoofdzaak met geimporteerde werkkrachten arbeiden. Weliswaar zijn de bepalingen der K. O. ook op arbeiders in dienst van evengenoemde werkgevers toepasselijk, doch het is zeer de vraag, of b. v, het Gouvernement en de Locale Werken ook voorgaan in de opvolging van de voorschriften betreffende de zorg die de werkgever verplicht is aan den arbeider te besteden, huisvesting, bad- en drinkwater, geneeskundige verpleging enz, enz. Een zaak staat vast, dat b.v, het Gouvernement en de Locale Werken bijna nimmer voor eigen rekening arbeiders laten immigreeren. Evenals de Amsterdamsche Gemeente bij het vaststellen van arbeidscondities voor particuliere werkgevers eerst bij zichzelve begon, zoo kan verwacht worden, dat het Gouvernement en de Locale Raden zich niet zullen onttrekken aan een arbeidsregeling en eene organisatie, die voor de andere werkgevers in dit gewest noodig geacht worden. Wanneer andere werkgevers elk jaar ruimte hebben voor eenige duizenden, oorspronkelijk door de Plantersvereenigingen geimporteerde werklieden, dan moeten die Plantersvereenigingen in de leemte voorzien door nieuwe werkkrachten a raison van + f 150.— per hoofd te laten uitkomen. Wanneer het verloop van werkvolk ten koste der cultures beperkt werd tot een minimum door aaneensluiting van alle werkgevers die daarvoor in aanmerking komen bij eene organisatie met B. De Immigratie. eene arbeidsregeling, dan ware daarmede het belang van alle werkgevers, maar ook van alle arbeiders gediend. Het schijnt dus noodig, voorop te stellen, dat de organisatie waarvan hier sprake is, behalve alle cultuurondernemingen, ook het Gouvernement als werkgever, de Locale Raden, de Deli Spoorweg Mij én de Bataafsche Petr. Mij zal omvatten. De beroepswerving der immigranten heeft tot dusver weliswaar steeds een voldoend aantal arbeidskrachten kunnen verschaffen, doch de wervingskosten bleven stationair. Het beroeps-immigratiekantoor heeft immers belang bij het hoog houden der wervingskosten. Het staat tusschen den werkgever en den werknemer in met zijne eigen speciale belangen, die niets uitstaande hebben met de belangen hetzij van de eene, hetzij van de andere partij bij het immigratie-contract. Het op een hoog peil houden der wervingskosten handhaaft het risico van den werkgever op hetzelfde peil, en drukt in laatste instantie de loonen der arbeiders. De EIGEN WERVING der Plantersvereenigingen, laatstelijk georganiseerd in de onlangs opgerichte vereeniging Algemeen Delisch Emigratiekantoor (zie statuten) en de laukeh-werving der D. P. V. hebben belang bij vermindering en uitsluiting van alle misbruiken die de werving in discrediet brengen. Bij afschaffing der P. S. zal de op Java contracteerende immigrant niet gedwongen kunnen worden zijne bestemming voor Deli te volgen, doch dit schijnt geen bezwaar op te leveren, omdat ook nu bij de eigen werving de practijk deze is dat de immigrant, die zelfs op het laatste oogenblik zich terug wil trekken, en te kennen geeft dat hij niet geheel zeker is of hij wel naar Deli zal vertrekken, voor immigratie niet meer in aanmerking komt en geweigerd wordt. (Men moet natuurlijk zorgen, dat geen OPLICHTINGS-industrie straffeloos onstaat op de basis van deze roijale praktijk bij de eigen werving. Een systeem van samenspanning tusschen would be immigranten en aanbrengers zou niet het eerste voorbeeld van leepe gewetenloosheid bij de betrokkenen zijn. Waar daartoe grond bestaat zou de justitie met kracht moeten ingrijpen). De eigen werving der Plantersvereenigingen voor de Oostkust zal intusschen alleen dan overwegenden invloed kunnen uitoefenen op de zeden en gebruiken aan de werving annex, op de reputatie der werving, op de mogelijkheid om voor Immigratie naar Deli een eerlijke reclame en opgang te maken, op bevordering van spontane engagementen zonder tusschenkomst van wervers, ook al door de flinke loonen, en de groote verscheidenheid van den arbeid : theeplukkers, rubbertappers, tabakplanters, toekangs voor de D. S. M, en de Bataafsche. wegwerkers voor het Gouvernement en de Locale Werken etc. dus ten slotte op vermindering der immigratiekosten en van het risico van den individueelen werkgever, wanneer zij het monopolie van de werving en immigratie voor de Oostkust verkrijgt. Dit monopolie kan in het leven geroepen worden, hetzij doordat ALLE werkgevers die daarvoor in aanmerking komen, zich bij de eigen werving der Plantersvereenigingen aansluiten, hetzij doordat de Regeering ter Oostkust geen andere immigranten toelaat, dan die door de eigen of laukeh-werving worden bezorgd, In elk geval denken wij ons dit monopolie als een ONMISBAAR ELEMENT der komende regeling. Waar noch de Adek (blijkens de statuten), noch de Laukehwerving winst beoogen, en aan den Gouverneur der Oostkust in de statuten der Adek als arbiter in bepaalde gevallen een plaats is ingeruimd, heeft zich deze organisatie reeds uit eigen beweging begeven op den weg naar het inroepen van staatsinmenging _ zulks volkomen terecht - waar het geldt SOCIALE BELANGEN als die der immigratie; daarom staan wij voor, monopoliseering der immigratie bij Gouvernementsbesluit, ten behoeve eener organisatie als de Adek, in het bestuur waarvan den Gouverneur der Oostkust van Sumatra, middels wijziging der statuten een plaats ingeruimd zal worden, Het immigratie monopolie worde aan eene organisatie als de Adek, verleend in dien zin, dat het niet mogelijk zal zijn immigranten anders te engageeren dan alleen door tusschenkomst van dit Centrale Bureau. Verplichte aansluiting bij deze organisatie door alle werkgevers zal daarvan een automatisch gevolg zijn. De Adek is in het leven geroepen door de Plantersvereenigingen, en de leeningen ten behoeve daarvan zijn door ;hare garantie gedekt, doch die Centrale zal hare zelf kosten hebben te 'dragen, zoodat de administratie en ook het lidmaatschap dier Centrale geheel los komt te staan van de Plantersvereenigingen, terwijl deze laatste, als grootste belanghebbenden en contribuanten een overwegende stem zuilen hebben. De Plantersvereenigingen ter O. K. v. S. hebben de mogelijkheid voor oogen eener ontwikkeling der immigratie door toedoen der „eigen werving" tot een geheel „Vrije Emigratie" zonder werving. Volgens § 6 der Uitvoeringsbepalingen der W. O. (zegt de nota VAN LIER), is ook thans vrije emigratie reeds mogelijk, doch in de praktijk eischt de A. I. ook voor vrije emigranten het teekenen van een contract voor den wervingscommissaris op Java. (al is het slechts voor acht dagen), om zoodoende de vrije emigratie [onder controle te stellen van de voorschriften der W. O. Bij de eigen werving der Adek zou het teekenen van contracten op Java geheel en al vermeden en daardoor het grootste beletsel tegen ontwikkeling der vrije emigratie op groote schaal C. Een onderling verzekeringsfonds. opgeheven kunnen worden. Want het teekenen van een contract op Java schijnt nog vele candidaten voor vrije emigratie af te schrikken De ,deale toestand, dat de beroepswerving voor alle Buitengewesten overbodig zal worden tengevolge van de verdere ontwikkeling der Adek of eene dergelijke organisatie, ligt o. i binnen de grenzen van het bereikbare wanneer de Regeering daartoe krachtig medewerkt. Wij hopen gaarne, dat de Heer J. W. GALLAGHER over eenigen tijd, wanneer de overtuiging gevestigd is, dat de eigen werving der Adek misbruiken uitsluit, zich nimmer meer te beklagen zal hebben over „weekelijke en misplaatste sentimentaliteit", over onervarenheid en kortzichtigheid bij degenen, die arbeidsregelingen voor de Oostkust moeten ontwerpen, of de tenuitvoerlegging daarvan hebben te controleeren. De aard eener centrale instelling als de Adek zal duidelijker aan het licht treden, als men in het oog houdt: 1) dat alle werkgevers ter O. K. v. S. naar evenredigheid even groot belang hebben bij het bestaan eener dergelijke instelling en. 2) dat het voor de hand ligt middels dit centraal bureau te komen tot verzekering van den individueelen werkgever tegen schade door contractbreuk ven de zijde des arbeiders. De nieuwe arbeidsregeling zal geen middel [kennen om den arbeider vast te houden en terug te brengen op de onderneming. De arbeider wiens immigratie f 150.— gekost heeft, is (na afschaffing der P. S.) vrij om den dag na aankomst op de onderneming, weg te loopen als hij onverschillig is voor de civielrechtelijke en economische nadeelen door de wet aan contractbreuk te \ erbinden. Men vraagt zich dadelijk af, zou het niet mogelijk zijn geweest, de arbeiders voor gemeenschappelijke rekening bv. door de Plantersvereenigingen te doen uitkomen? Daartegen bestond dit bezwaar, dat niet-leden der Plantersvereenigingen door ronselaarspractijken het wegloopen van pas geëngageerde immigranten konden bevorderen door hooger loon te betalen, of door hen met voorschotten te lokken. Het komt ons voor dat een ander systeem de voorkeur verdient nl. een stelsel van ONDERLINGE VERZEKERING tegen schade tengevolge van contractbreuk door den arbeider, of .van :ijn ontslag uit den dienst, als gevolg van of bij wijze van straf jp arbeidsovertredingen. Dit garantie- of verzekeringsfonds zal verbonden worden aan le Adek. De werkgever engageert immigranten door tusschenkomst dezer rereeniging. De Java worden — evenals nu — contracten geteekend, (voor lederen immigrant één) in triplo met de noodige foto's en vingerafdrukken c. q. handteekeningen- De arbeider is dan geëngageerd door een bepaalden werkgever, voor een bepaalden tijd (bv. 3 jaren, zie ontwerp-ordonnantie). De immigrant krijgt behalve vrije passage en voeding vanaf de plaats van bestemming, ook een bedrag voor uitrustingskosten; (tegenwoordig krijgt hij voorschotten tot een totaal bedrag van f 15); voor deze kosten en voorschotten wordt zijn rekening niet belast, hetgeen alleen mogelijk is, als arbeidszekerheid volkomen gewaarborgd is. De arbeider komt dus ZONDER SCHULD op de onderneming. Voor het onaangename vooroordeel tegen werving -f- voorschot dat aan den dag komt in de uitdrukking „djoewal kapala" is dan geen plaats meer. Op de onderneming wordt de werkman eerst DAGLOONER voor een loon van x ets,, leert het werkt, verlangt naar beter betaald werk, krijgt daarna DAGTAAK (loon x + ij centen), later STUKWERK, en verdient DAN eerst een loon van bv. x + ij -f z cent in doorsnee (zie Ontw. ordonn. art. 8). Bij de Adek wordt een register aangehouden (kaart-systeem), .waar van iederen arbeider alle gegevens zijn opgeteekend. Een correspondeerend register (kaartsysteem) wordt op de onderneming aangehouden en verder heeft de arbeider een identiteitsbewijs — of boekje (bediendeboekje) dat alleen door of vanwege de organisatie of den plaatselijken A. T. bijgehouden wordt, door den werkgever zelf wordt bewaard en bij ontbinding der overeenkomst aan het Bureau der Adek wordt opgezonden. Dit boekje wordt c. q. bijgewerkt en aan den nieuwen werkgever gezonden. De immigratiekosten worden betaald door den werkgever die den arbeider engageerde. Zij worden niet INVERDIEND door den werkman doch AFGESCHREVEN naarmate hij zijn contracttijd uitdient. Verbreekt de arbeider zijn overeenkomst, verlaat hij den dienst, dan wordt dit gerapporteerd, het indentiteitsboekje wordt opgezonden aan de Adek en vergoedt het verzekeringsfonds als schade het nog niet AFGESCHREVEN BEDRAG der immigratiekosten. De nieuwe werkgever die den man in dienst neemt, betaalt aan het verzekeringsfonds eenzelfde som terug, die het fonds aan den vorigen werkgever betaalde. De immigratiekosten worden dus afgeschreven niet ten laste van het fonds, doch komen ten laste van eiken werkgever die den arbeider in zijn dienst krijgt, totdat deze zijn contracttijd heeft uitgediend zij het ook bij verschillende werkgevers. Het fonds lijdt dus alleen verlies, als de arbeider geheel verdwijnt, huisjongen. tuinjongen wordt, of werk vindt bij een der werkgevers. die buiten de (verplichte) organisatie staan. (Bij het ontwerp A. O. worden de civielrechtelijke straffen, tegen den arbeider bedreigd wegens onrechtmatige contractbreuk, geregeld)'. Nu heeft de werkman dus ontslag genomen of om wettige redenen ontslag gekregen. Hij biedt zich nu aan bij een anderen werkgever. Deze mag hem niet aannemen, dan tegen betaling van het restant immigratiekosten aan- het fonds, en vergoeding der boeten waartoe de arbeider veroordeeld wordt en waarmede zijn rekening wordt belast. Doet de nieuwe werkgever dit niet, dan benadeelt hij het fonds waarvan hij lid is, en waaraan hij zelf contribueert. Dit is een zaak tusschen den werkgever en het fonds; de arbeider staat daar buiten. Zoo komt men tot den eisch, dat OOK reëngagements contracten alleen door tusschenkomst van de Adek gesloten zullen worden, evenals de immigratiecontracten op Java - althans dat een verplichte registratie ingevoerd wordt. Waar wij hier te doen hebben met een stuk SOCIALE wetgeving zijn handelingen in strijd met de regeling specifieke, nl. SOCIALE vergrijpen of overtredingen, zeer gevaarlijk en storend voor de goede orde, de moraliteit op sociaal terrein, en daarom STRAFWAARDIG, (en reeds strafbaar zie K, O. art. 21). Hierin is ook gelegen de RECHTSGROND voor INTENSIEVE STAATSBEMOEIING (een noodzakelijke voorwaarde voor het ontstaan en het voortbestaan van regelingen tot bescherming van sociale belangen) en STRAFBAARSTELLING bij de Wet van die overtredingen, die de sociale orde verstoren en dreigen te vernietigen. Het onderhandsch ronselen en aftroggelen van werkvolk, het introduceeren van onverdedigbare praktijken, waarvan ten slotte de arbeiders zelf dupe worden, het voortdurend rondtrekken van troepen, later benden arbeiders, die vandaag hier, morgen daar werk zoeken, zich op ondernemingen in troepen komen aanmelden, aan zich zelf zijn overgelaten als zij geen werk vinden, of werk zoeken, waar het niet te vinden is. .... , dit alles dient voorkomen te worden. De in de Straitsregeling passende aanvoer van een groot surplus aan werkkrachten, die als zij niet meer noodig zijn bv. als het tappen van rubber niet meer loonend is, op straat gezet worden met een maand opzegging (volgens de Straits regeling) of door een onaangename bejegening opzettelijk er toe gebracht worden om den dienst te verlaten, is uitermate gevaarlijk, en leidt tot conflicten en sociale misstanden. Bij. een behoorlijke sociale wetgeving worden de partijen tegenover elkander en wederkeerig beschermd, en oogst de geheele gemeenschap daarvan de vruchten. I e arbeider heeft natuurlijk het recht om . wegens overtreding door den werkgever van zijn verplichtingen, ontbinding van zijn dienstverband te eischen (zie Ontw. Ordonn,) Stemt de werkgever daarin toe, of krijgt de werkman gelijk, dan heeft de werkgever geen claim meer op het' verzekeringsfonds en kan de arbeider zich overal aanmelden voor ander werk met een begeleidend certificaat van wege de Adek. Het contract met den nieuwen werkgever wordt dan eveneens door tusschenkomst der Adek gesloten, of althans geregistreerd, en de nieuwe werkgever krijgt geen immigratiekosten voor zijn rekening. De vorige werkgever zal de afschrijving van de immigratiekosten geheel voor eigen rekening moeten nemen, hetgeen zonder meer eene straf is voor zijne minder goede behandeling van den werkman. Als de immigrant zijn contractueelen dienst heeft afgewerkt of met goedvinden van zijn werkgever het contract is ontbonden en dus geen immigratie kosten meer af te schrijven vallen, blijft verplichte registratie gehandhaafd, want het onderhandsch aftroggelen van arbeiders BLIJFT STRAFBAAR, ook als het gereëngageerde arbeiders betreft. Gevoelt de arbeider zich tot een anderen werkgever, of andere elders bestaande arbeidscondities aangetrokken, dan zal hij kunnen trachten langs WETTIGEN WEG ontheven te worden van zijn dienstbetrekking. Gelukt dat niet en verbreekt hij toch zijn contract, dan wordt de man deswege zelf civielrechtelijk gestraft (zie ontwerp A. O.), De nieuwe werkgever behoeft registratie van de nieuwe overeenkomst door de Adek. Deze kan geweigerd worden, als een klacht wegens ronselen bewezen wordt, tenzij de nieuwe werkgever de kosten voor immigratie van een nieuwen arbeider vergoedt Wenscht hij dat niet, dan zal hij etvan af moeten zien den geronselden man te engageeren; lijdt deze schade, dan kan ook hij vergoeding eischen van den ronselaar. Het in dienst hebben van niet geregistreerde lieden wordt met boete gestraft, te storten in het Fonds dat den benadeelden werkgever weer schadeloos kan stellen, indien daartoe termen zijn. Indien de werkgever door EIGEN SCHULD verloop van zijn werkvolk in de hand werkt, of veroorzaakt, zullen naar gelang van omstandigheden, ofwel de arbeiders in de gelegenheid worden gesteld hun contracttijd bij dien werkgever uit te dienen, of zal de werkgever tot schadevergoeding aan die werklieden veroordeeld worden-in elk geval zal hij (waar het immigranten betreft wier immigratiekosten nog niet afgeschreven zijn) geen claim tegen het fonds kunnen inbrengen. Onder het groote aantal arbeiders in dienst der georganiseerde werkgevers, is een zeker quantum ongewenschte elementen, die zich aan geregelden arbeid onttrekken en de voorkeur geven aan een leven van avontuur en misdrijven. Zoowel de hier te lande inheemsche bevolking als de geregelde arbeiders op de ondernemingen behooren tégen dergelijke ongewenschte zwervers beschermd te worden. Dezen zullen over het algemeen door de gevolgen van onrechtmatige daad, hun recht op terugzending op kosten van den werkgever verloren hebben, en zullen wellicht met hun laatste civielrechtelijke boeten en hun zonden-register, (dat dank zij de organisatie der Adek voor eiken werkgever een open boek is), moeilijk meer werk kunnen vinden. Het is niet billijk, van de Adek te eischen, dat zij de zorg voor de terugzending dezer lieden voor haar rekening neemt. Wel ligt het op haar weg op verschillende punten in het cultuurgebied een soort Passantenhuizen in te richten b. v. in de onmiddellijke nabijheid van politieposten, alwaar dergelijke zwervers een onderkomen kunnen vinden tot tijd en wijle zij, ofwel gelegenheid hebben gevonden weer aan het werk te gaan, ofwel voor bestraffing wegens landlooperij (art. 504 en 505 strafwetboek), in aanmerking komen, dan wel door de zorg van het Gouvernement naar de plaats van herkomst worden geëxpedieerd. Door organisatie wordt niet belet, dat arbeiders hun contract verbreken, omdat de straffen op contractbreuk zuiver civielrechtelijke straffen zullen zijn; doch deze organisatie belet wel, dat werkgevers van onrechtmatige contractbreuk. gepleegd door arbeiders ten nadeele van vroegere werkgevers, voordeel trekken, Dit is feitelijk het eenige, wat die organisatie verbiedt en belet. Voorzoover dit verbod niet afdoende is. zal publiekrechtelijke sanctie te hulp moeten komen, maar het uitgangspunt is zuiver, bescherming der georganiseerde werkgevers tegen onrechtmatige verbreking der overeenkomst door den arbeider. Als een logisch en automatisch gevolg daarvan zal vanzelf het ronselen en aftroggelen van werkvolk ten nadeele van den werkgever, verhinderd zijn. Het komt ons voor, dat de formuleering van het doel onzer organisatie, het uitgangspunt daarvan juister is, dan dat van het ..Indian Immigration Fund", en het effect daarvan, wat betreft voorkoming van ronselaarspractijken, veel meer afdoende zal zijn. Nadere studie zal wellicht uitwijzen, dat de strafbedreiging tegen ronselen (ontwerp art. 31 b.) wat de georganiseerde werkgevers aangaat, overbodig zal zijn en dat dit artikel alleen gehandhaafd zou behoeven te worden (indien dit gewenscht is) tegen niet-georganiseerde werkgevers. D. Repatrieerings- en pensioenfonds voor arbeiders. . Dit wat betreft de kracht dezer organisatie ten opzichte van den werkgever. Wat betreft de arbeiders, kan de kracht eener dergelijke organisatie in een gewest als het cultuurgebied der O, K. v. S. niet anders dan afdoend zijn, gegeven de omstandigheid, dat de voornaamste werkgevers daartoe zullen behooren, en er dientengevolge weinig ruimte is voor opname van arbeiders, die zich aan die organisatie willen onttrekken, (stellen wij dit getal op ongeveer 10C0 per jaar). Zij verkeeren dus in denzelfden toestand, alsof zij zich bevonden op een eiland, waarvan ontvluchting onmogelijk is, of binnen de omheinig van een prikkeldraadversperring, waarin alleen een uitgang gelaten is, n. 1. die, waartoe de wettige weg voert. En dan is het de vraag, of een dergelijke organisatie niet evenzeer goede diensten zou kunnen bewijzen b, v. in Banjoewangi, waar het ontwerp „Banjoewangi Regeling" in de behoefte aan een dergelijke organisatie tracht te voorzien, door zoowel den werkgever, alsook den werkman te straffen, die een nieuwe arbeidsovereenkomst sluit, vóór dat het eerste contract is afgewerkt. Daargelaten toch of het bestraffen der arbeiders met vrijheidsstraf niet als een verkapte invoering der P. S. zal worden aangemerkt, staat het te bezien, of bij gebreke aan ■ eene organisatie als de hier beschrevene, het maken van dergelijke strafbepalingen voldoende is, waar elke controle en daarmede de mogelijkheid om het strafbare feit te bewijzen, onbreekt. In het boven ontwikkelde systeem kan het voorkomen, dat een arbeider, die voor drie jaar een A. O. gesloten heeft met eens bepaalden werkgever, zich van zijn contractueele verplichtingen op wettige wijze kwijt in dienst van meerdere opeenvolgende werkgevers. Volgens zijn contract heeft hij na afloop van zijn verbintenis recht op repatrieering op kosten van den werkgever. Evenals de afschrijving der immigratie-kosten over de opvolgende werkgever wordt verdeeld, evenzeer ligt het in de lijn van het systeem om zoowel de repatrieeringskosten, alsook uitkeeringen van pensioen te doen komen ten laste van het Fonds der organisatie. Daarmede krijgt evenwel de organisatie een ander karakter, en zou deze omgezet kunnen worden in een nieuwe organisatie van wijdere strekking, n. 1. in een „ALGEMEEN DELISCH ARBEIDS BUREAU", en het fonds zou genoemd kunnen worden: het „ARBEIDSFONDS". Wellicht zijn de plantersvereenigingen bereid na x-jarigen werkelijken dienst d:n arbeid'r een redelijk pensioen toe te kennen met eventueel een lapje grond en een huisje, waar hij als kolonist en hoofd van een gezin zijn verdere dagen kan slijten. De Javaansche arbeider, die hier tal van jaren gewerkt heeft. vervreemdt meer en meer van de omgeving die hij op Java achterliet. Ook om technische bezwaren zou uitbetaling van pensioen alleen binnen het bereik van de Administratie van het fonds, dus hier te lande, kunnen plaats hebben. Door vertrek naar Java zou het recht op pensioens-uitkeering alleen geschorst worden, doch niet verloren gaan. Zoodoende zou het vestigen van een blijvende arbeidersbevolking bevorderd worden. Het arbeidsfonds zou, wat betreft de afdeeling Pensioenfonds en Repartrieeringsfonds beheerd kunnen worden onder toezicht der Regeering. De G. G. zou kunnen bepalen op welke wijze dit fonds belegd zou moeten worden, Het sociale karakter der organisatie. zou daardoor duidelijk aan het licht komen, en indien daaromtrent nog eenige twijfel bestond, de ratio zijn voor erkenning en bekrachtiging door de Regeering en den Wetgever, en voor een intensieve staatsbemoeiing, om te beletten, dat de wettelijke regelingen (voorzoover die een sociaal karakter dragen door niet sociaal aangelegde werkgevers of arbeiders worden verijdeld of ontdoken. E. Speciale rechtspraak. Tot de organisatie behoort de regeling eener speciale rechtspraak in arbeidszaken. Met het oog op onze bestaande rechtelijke organisatie, (welke is vastgesteld bij Kon. Besluit, en waarin Koloniale Ordonnanties geen wijziging kunnen brengen) is in het Ontwerp Ordonnantie op de A. O. bij art. 35 voorzien, dat dat partijen bij de A. O, alle geschillen van burgerrechtelijken aard kunnen onderwerpen aan een speciale arbitrage rechtspraak in twee instanties, waarvan de hoofdlijnen bij art. 35 en 37 zijn aangegeven. F. De kosten der organisatie. Deze kunnen bestreden worden door contributies, naar evenredigheid van het aantal bij eiken werkgever in dienst zijnde arbeiders. Het is niet gemakkelijk bij gebrek aan wiskunstige berekeningen ten behoeve van het pensioenfonds, reeds bepaalde cijfers te noemen, maar het komt ons voor, dat een contributie van 25 cents per maand en per arbeider gedurende het eerste jaar, en van ongeveer 10 cents per man per maand voor da volgende jaren, meer dan voldoende zou zijn om alle kosten der organisatie te dekken en de fondsen op peil te houden. VII. OVERGANG VAN DE OUDE OP DE NIEUWE REGELING. Het hierbij aangeboden „Ontwerp Ordonnantie op de A. O." heeft niet de pretentie iets anders te beteekenen dan een schetsmatige belijning van de beginselen eener nieuwe regeling, die in de plaats moet treden van de K. O. met P. S. Behoudens de wijzigingen, die bij eene langere bewerking noodig zullen blijken, zou dit ontwerp voor onmiddellijke invoering met onmiddellijke afschaffing der K. O. Stbl, 1915 No, 421 en van Staatsblad 1911 No, 540 geschikt zijn, zoodra de A. D. A. B. en het Arbeidsfonds opgericht zijn. De overgangsbepaling in art. 34 handhaaft voorloopig strafbepalingen op voortgezette weigering tot arbeiden en het onrechtmatig verbreken der overeenkomst door het verlaten van de onderneming met de kennelijke bedoeling daar niet terug te keeren, welke strafbepalingen bestemd zouden zijn in afzienbaren tijd te verdwijnen. Deze overtredingen zouden alleen op klachte van den werkgever of van den plaatselijk bevoegden Ambtenaar der A, I. vervolgbaar zijn. De werkgever zou als regel kunnen aannemen, dat hij eerst alle civielrechtelijke middelen die de Wet hem aan de hand doet zal beproeven, alvorens tot de P.S, overgangsbepaling zijn toevlucht te nemen. De strafrechter zou eventueel civiele quaesties die zich bij behandeling der overtredingszaak voordoen, als prejuditieel (dus alvorens eene beslissing te nemen) kunnen verwijzen naar den bevoegden civielen rechter, den arbiter. Het is te verwachten, dat in den eersten tijd, van de P. S. bepaling een zeer matig gebruik zal worden gemaakt, maar zoodra de toestanden weer geheel normaal zijn, en een massa van 4 a 5000 jonge immigranten per maand aan geregelden arbeid moet wennen alvorens in de kern van geschoolde arbeiders te worden opgenomen, zullen statistische cijfers wellicht wijzen op eene toename van het aantal toepassingen der P. 6. De gevallen van desertie, die te wijten zijn aan de voor den immigrant totaal vreemde omgeving, en het natuurlijke gevoel van heimwee, dat ook den Europeaan die zijn land verlaat niet onbekend is, zullen wel altijd blijven voorkomen. ^ Een verstandige en tactvolle A. I. kan in overleg met een dito werkgever door overreding tal van conflicten die daaruit zouden kunnen voortvloeien, voorkomen of bijleggen. Doch er is meer. Behalve de arbeiders moeten ook de planters, — administrateurs en assistenten —, zich naar het nieuwe beginsel leeren gedragen. Zooals wij zeiden treedt er nl. een RCEHTSVERHOUDING in de plaats der MACHTSVERHOUDING. De assistent, de manager, die er niet toe kan of wil medewerken om den inlandschen arbeider te gewennen aan de behandeling als van een Europeeschen werkman door een modernen Europeeschen werkgever, die het systeem verstoort en bederft zal moeilijk zijne plaats kunnen behouden in de nieuwe organistatie van den arbeid. Volgens den Directeur van Justitie zou een overgangstijd van zeven jaren voldoende zijn, om de opheffing der P. S, bepalingen te rechtvaardigen. De Gouverneur der O. K. v. S. stelt echter voor een termijn van 12 of 13 jaren. Wij achten het ongeraden zich te wagen aan eenige voorspelling, of zich te binden aan eenigen termijn. De werking der nieuwe regeling zal eerst als effectief gevoeld moeten worden bij het gros der arbeiders, en nauwkeurige statistieken zullen daaromtrent in den loop der jaren licht moeten geven. Bovendien zullen met de inspectie van den Arbeid, welke dienst een groote uitbreiding zal moeten ondergaan, personen belast moeten worden die aan een speciale opleiding het recht ontleenen om als deskundigen in arbeidszaken te worden beschouwd, want de invloed der A. I. is zeer groot, en mag daarom nooit, in averechtsche richting gaan. Waar de wet duidelijk is, mag van willekeur geen sprake meer zijn. Ook in dit opzicht echter meenen wij door ons voorstel, om den ambtenaar der A. I. met de arbitrale rechtspraak in eerste instantie te belasten, vertrouwen in de toekomst te toonen, dat niet zoozeer zijn grond vindt in de ervaringen in het verleden, als wel in de verwachting, dat de regeering ook hieraan haar volle aandacht zal schenken. Van de overgangsbepalingen die bestemd zijn in onbruik te geraken, zal het langst, misschien wel altijd gehandhaafd moeten blijven het recht van den bevoegden Ambtenaar der A. I., om ambtshalve den arbeider, wegens contractbreuk door het zich verwijderen van de onderneming met het kennelijk doel daar niet terug te keeren, naar de onderneming te doen terugbrengen. In de eerste plaats ligt het op den weg der arbeidsinspecteurs om te trachten, partijen tot elkander te brengen, indien de arbeider die wegliep daartoe geen redelijke aanleiding had. Gevolgen van lichtzinnigheid of onverstand moeten voor herstel vatbaar zijn. Even groote ■, aanleiding bestaat er voor ingrijpen van den plaatselijken Ambtenaar der A. L, wanneer een arbeider zooals vaak voorkomt, van wegloopen een sport maakt en wanneer hij, als onbruikbaar naar Java teruggezonden, toch weer naar hier immigreert om het spelletje opnieuw te beginnen. Door invoering onzer organisatie behoort dit te kunnen worden voorkomen, en de Arbeidsinspecteur behoort de gelegenheid te hebben, omtrent dergelijke personen de identiteit zorgvuldiger dan ooit vast te stellen en volledige gegevens te verzamelen. Wanneer een dergelijk persoon, zooals nu vaak geschiedt door de organisatie geweerd, middels valsche getuigschriften opnieuw er in zou slagen te immigreeren, dan zoude blijken, dat art. 269 en 270 Wetb. v, Strafr. voor hem niet te vergeefs geschreven zijn. Het Bestuur der A, V. R. O. S. is er toe overgegaan bovenstaande studie te publiceeren. Met de strekking daarvan kan dit Bestuur zich geheel vereenigen. Eenige wijzigingen in het ontwerp-ordonnantie van practischen aard zijn te danken aan onderling overleg met eene Commissie der beide Plantersvereenigingen en van het Bestuur der A.V.R.O.S. De tijd was te kort, om een overleg met andere werkgevers of groepen van werkgevers tot een goed einde te brengen, doch vooral ook om het vraagstuk in zijn geheelen omvang in beschouwing te nemen. Dit opstel worde derhalve aangemerkt als eene inleiding tot de studie van vraagstukken in verband met de voorgenomen afschaffing der Poenale Sancie. Mr, R H. SCHNEIDER. PROEVE VAN EEN ONTWERP { ORDONNANTIE op de arbeidsovereenkomst tusschen werkgevers in de Gouvernementen Oostkust van Sumatra en Atjeh en Onderhoorigheden met arbeiders, niet behoorende tot de aldaar inheemsche bevolking. Art. 1. 1) Ondernemingen van handel, landbouw of nijverheid, zoomede het Departement van Openbare Werken, Locale Raden, Maatschappijen tot aanleg en exploitatie van Spooren Tramwegen en Mijnbouw Maatschappijen ter Oostkust van Sumatra en het Gouvernement Atjeh en Onderhoorigheden kunnen arbeidsovereenkomsten aangaan met arbeiders, niet behoorende tot de inheemsche bevolking op den voet van en met de gevolgen omschreven in deze ordonnantie. 2) Tot de inheemsche bevolking worden NIET GEREKEND de in de Gouvernementen O. K. S. en Atjeh en O. geboren en aldaar gevestigde afstammelingen van buiten het gewest afkomstige Inlanders. lÉ^i 3) Op deze afstammelingen zullen de Strafbepalingen bedoeld bij art. 34 dezer ordonnantie zoolang die gehandhaafd blijven NIET van toepassing zijn. Art 2. Ned. b. w. srt. 1637 a. De arbeidsovereenkomst is de overeenkomst^, waarbij de eene partij, de arbeider, zich verbindt, in dienst van de andere partij, den werkgever, tegen loon gedurende zekeren tijd arbeid te verrichten. Art. 3. Deze ordonnantie is niet van toepassing op aanneming van werk, waaronder verstaan wordt de overeenkomst waarbij de eene partij, de aannemer, zich verbindt, voor de andere partij, den aanbesteder, tegen een bepaalden prijs een bepaald werk tot stand te brengen en evenmin op de overeenkomst tot het verrichten van enkele diensten, welke wordt Onderscheiding in Nederland bekend b. v. bij het Amsterdamsche werklieden Reglement. Deze onderscheiding is van belang a) voor het pensioen b) voor het recht op terugzending naar Java. De onderscheiding tusschen „contract" en ."vrije" arbeiders vervalt in regeling op civielrechtelijken grondslag. geregeerd door aan dezelve eigene bepalingen en bedongen voorwaarden en bij gebreke van deze door het gebruik. Draagt de overeenkomst van aanneming het kenmerk eener arbeidsovereenkomst, dan ziin de henalino-f»n ™n van toepassing. Art. 4. deze ordonnantie wel 1) Voor de toepassing dezer ordonnantie wordt verstaan onder a) WERKGEVER: de in Nederlandsch-Indië gevestigde natuurlijke of rechtspersoon, die een onderneming drijft als bedoeld in artikel t, of, indien deze niet in NederlanschIndië gevestigd is, diens aldaar bij authentieke akte aangestelde vertegenwoordiger. Waar in deze ordonnantie de term „onderneming" wordt gebezigd, omvat deze mede Openbare Werken, en aanleg en exploitatie van Spooren Tramwegen en Mijnbouw, als bedoeld in artikel 1. b) BEHEERDER: de persoon, die belast is met de rechtstreeksche leiding van de onderneming in haar- geheelen omvang of van een op zich zelf staand gedeelte daarvan. c) ARBEIDERS of WERKLIEDEN: de bij art. 1, bedoelde tot de Inlandsche of daarmede gelijkgestelde, doch niet inheemsche bevolking behoorende volwassen mannelijke of vrouwelijke koelies en ambachtslieden, die bij eene arbeidsovereenkomst zich tot het verrichten van arbeid hebben verbonden. d) IMMIGRATIE CONTRACT: de schriftelijke arbeidsovereenkomst, welke buiten het gewest wordt aangegaan of welke voor de eerste maal in het gewest wordt gesloten met werklieden, die .van een plaats daarbuiten zijn gekomen of aangebracht; é) REENGAGEMENTSCONTRACT: de schriftelijke arbeidsovereenkomst, welke in alle andere gevallen in het gewest wordt gesloten, f) VASTE WERKLIEDEN zijn die, welke een immigratie- of reengagements-contract voor bepaalden tijd hebben aangegaan. g) LOSSE WERKLIEDEN zijn die, welke onder een arbeidsovereenkomst voor onbepaalden tijd arbeiden. h) GEZIN: de man en de vrouw, die zich bij het sluiten van een arbeidsovereenkomst als elkanders echtgenooten hebben opgegeven, met de nog niet volwassen kinderen van een hunner of van hen beiden, zoomede * Zie toelichting art, 2. e. der K. O. Duur der Arbeidsovereenkomst K. O. art. 8 alinea 1. de man en de vrouw, die tijdens den duur der arbeidsovereenkomst gehuwd zijn, * met de nog niet volwassen kinderen van een hunner of van hen beiden. i) HET ALGEMEEN DELISCH ARBEIDS BUREAU is de vereeniging erkend en goedgekeurd bij besluit van den G. G. ddo. j) HET ARBEIDSFONDS is het krachtens de statuten der Vereeniging sub. i gestichte en onder Regeeringstoezicht beheerde fonds. Art. 5. 1) De arbeidsovereenkomsten worden gesloten voor een bepaald aantal achtereenvolgende jaren of maanden, gerekend van de dagteekening der akte, en wel voor den duur van ten hoogste drie jaren voor een immigratie contract en ten hoogste achttien maanden voor een reengagements-contract, dan wel voor onbepaalden tijd. 2) De tijd, gedurende welken de arbeider niet heeft gewerkt tengevolge van onrechtmatige verbreking van de overeenkomst alsmede de dagen, gedurende welke hij een vrijheidsstraf heeft ondergaan, worden bij de berekening van den duur der verrichte diensten of van de overeenkomst niet medegeteld. Evenmin worden daarbij medegerekend de dagen, waarop de arbeider zonder geldige reden het werk heeft verzuimd. Bij de berekening van den in deze alinea bedoelden tijd wordt het jaar op 360 dagen en de maand op 30 dagen gesteld, 3) De tijd of de dagen bedoeld bij al. 2 van dit artikel zullen in totaal den tijd van drie maanden of negentig dagen niet overschrijden. 4) Van de dagen waarop niet is gewerkt en van de redenen waarom geen werk is verricht, wordt in Stam- en Verzuimboeken, vast te stellen bij uitvoeringsbepalingen dezer ordonnantie, door den beheerder aanteekening gehouden en maandelijks opgave gedaan aan het A. D. A. B. Art. 6. 1) De arbeidsovereenkomsten worden schriftelijk aangegaan en zijn vrij van zegel. 2) De immigratie contracten worden op Java gesloten door tusschenkomst van het A. D. A. B als vertegenwoordigend den werkgever, ten overstaan van den wervingscommissaris, bedoeld bij art. 11 der Wervings-Ordonnantie (Staatsblad 1914 No. 613). Bemoeing met immigratie moet aan Controleur ontnomen worden. De organisatie van het A. D. A. B. (vide Statuten en Reglement op de immigratie) geven meer waarborg. Hierbij is rekening gehouden met vrije immigratie en „laukeh-werving". Een copie bv. op gekleurd papier is bestemd voor het A. D. A. B. (I) par. 13 uitvoeringsvoorschriften der W. O. Boetebepaling voor den nalatigen beheerder in art. 31. (1) Elke afzonderlijke klasse van werkgevers zal in het model arbeidsovereenkomst hare eigen beschrijving van de soort arbeid opnemen. 3) De immigratiecontracten na aankomst van den geimmigreerden arbeider aan de havenplaats Belawan, worden gesloten door tusschenkomst van het A. D. A. B. als vertegenwoordigende den werkgever en ten overstaan van den arbeids-inspecieur te Medan. 4. De reëngagementscontracten worden onderhands gesloten op de onderneming waarvoor de arbeider reengageert en moeten binnen acht dagen na de onderteekening ter kennisneming worden opgezonden aan den ambtenaar der AI. in wiens ressort die onderneming gelegen is. 5). Alle contracten op Java worden opgemaakt in triplo H; alle andere contracten worden opgemaakt in duplo, waarvan een exemplaar voor den werkgever en een voor het A.D.A.B. 6. De beheerder is verplicht zorg te dragen voor de verzending binnen 8 dagen na de dagteekening aan het A.D.A.B. van het duplicaat van het contract, zoomede van alle documenten en identiteitsbewijzen, voorzoover die bij het Reglement der A.D.A B. ten behoeve harer administratie geèischt worden. 7) De A.T. houdt aanteekening in een dagregister van alle contracten te zijnen overstaan gesloten, alsmede van alle contracten hem ter kennisneming toegezonden en doet daarvan opgave aan den betrokken magistraat of landrechter, welke opgave voor dien rechter als volledig bewijs van het bestaan der arbeidsovereenkomst geldt. Art. 7. De arbeidsovereenkomsten zullen vermelden: 1) den naam, den ouderdom (naar gissing), de plaats van herkomst, den landaard en zoo mogelijk den stam van den arbeider, alsmed; den naam van de echtgenoote. 2) den naam van den werkgever, den naam van diens onderneming(en) waarvoor die arbeider is aangenomen zoomede de afdeeling(en) waarin de onderneming(en- ligt (liggen). 3) de soort van arbeid waarvoor de arbeider is aangenomen en het aantal werkuren (1) per etmaal. 4) bedongen dag-, taak- en stukloon zoomede het loon voor overwerk. 5) bij reëngagementscontracten het bedrag en de wijze van verrekening der genoten voorschotten. 6) den duur der arbeidsovereenkomst. 7) de rust- en feestdagen. 8) het beding dat de werkman tegen zijn wil niet van zijn gezin zal worden gescheiden. Ned. B. W. art. 1638. Loonen. Loon in Geld, Door deze differentieering verkrijgt men belooning van den arbeid naar evenredigheid van ijver en prestaties, en toepassing van het beginsel: loon naar werken, opvoering van de productiviteit van den arbeid en opvoeding van den arbeider tot geregelden arbeid. K, O. art. 4. alin. 4 1) niet verplicht Ned, B W, 1637 p,> 9) de verplichting van den werkman om zijn woning en erf in zindelijken staat te houden, enz. 10) het beding dat partijen zich in geval van eenig geschil onderwerpen aan de arbitrale uitspraak in eerste instantie van den ambtenaar der A.I. van het ressort waarin de onderneming gelegen is en in hoogste instantie van den Raad van Arbitrage te Medan, bedoeld bij art. 36 dezer ordonnantie. VERPLICHTINGEN VAN DEN WERKGEVER. Art. 8. a) De werkgever is verplicht den arbeider zijn loon op in de arbeidsovereenkomst of bij reglement bepaalde tijden te voldoen. b) DAGLOON, het dagloon van niet aan geregelden arbeid gewende, pas geimmigreerde en minder geschikte arbeiders zal bedragen ten minste x cents per dag arbeids. c) DAGTAAK- het bedongen loon voor dagtaak zal bedragen minstens x + y cents. Bij werken in dagtaak zal de arbeid door den arbeider verricht NA beëindiging der taak als overwerk beschouwd en vergoed worden. d) STUKWERK. Loon voor stukwerk zal bedragen ten minste x + y + z cts voor den dag arbeid in stakloon. é) Voor overwerk, zijnde de arbeid buiten het aantal overeengekomen uren per etmaal, hetwelk alleen kan worden verricht op verzoek van den beheerder en met toestemming van den werkman, is een loon verschuldigd van minstens x centen per uur. f) De beheerder is bevoegd, J) indien zulks in het belang van den arbeider is, een deel van het in geld bepaalde loon aan den arbeider te voldoen in den vorm van voedingsmiddelen te berekenen naar den kostprijs op de onderneming, of in volledig toebereide voeding, en den prijs der rijst vast te stellen op x centen per K.G. Art. 9. Behalve in geld kan het loon ook bestaan in a) Bepaalde diensten door of voor rekening van den werkgever ten behoeve van den arbeider te verrichten, b) Het gebruik van werktuigen of gereedschappen en het onderhoud daarvan, c) Het gebruik van een bepaald stuk grond of weide of stalling voor het vee van den arbeider of van zijn gezin. Kolonisatie, K. O. art. 12 al. 3. Met het bedrag van reisen ultrustingskosten wordt de arbeider dus niet belast. Hij komt schuldvrij op de onderneming. Art. 10. De werkgever is behalve tot betaling van loon verplicht: a) den arbeider vrij vervoer en voeding te verschaffen tot op de plaats of onderneming, waar bij den arbeid zal verrichten. b) Wat betreft immigranten aangenomen op Java, den arbeider een vergoeding te betalen voor uitrustingskosten van ten hoogste X gulden uit te betalen in gedeelten en op ujascppen ais voor den arbeider meest gewenscht is. c) tot het kosteloos verschaffen van voegzame huisvesting, bad- en drinkwater. d) tot het kosteloos verschaffen aan den arbeider en zijn gezin van geneeskundige behandeling, medicamenten en verpleging in een ziekeninrichting onder deskundige leiding. é) tot het verstrekken van huisvesting en voeding aan het gezin van den arbeider gedurende diens ziekte en verpleging in het hospitaal, voorzoover de leden van het gezin niet in eigen onderhoud kunnen voorzien dan wel door de zorg voor het gezin daarin verhinderd worden. /) De werkgever is verplicht al datgene te doen en na te laten hetwelk een goed werkgever in gelijke omstandigheden behoort te doen en na te laten. Art. 11. a) Geen dagloon is verschuldigd voor het gedeelte van den werktijd, gedurende welken de arbeider den bedongen arbeid niet heeft verricht; het taakloon is alleen verschuldigd» naar evenredigheid van het deel der afgewerkte taak, stukloon naar evenredigheid van het afgeleverde werk b) Ook over de voorgeschreven rust- en feestdagen krijgt de arbeider, tenzij hij op die dagen in een ziekeninrichting verpleegd wordt of een vrijheidsstraf ondergaat, dan wel vertoeft in preventieve hechtenis, loon uitbetaald als volgt: de arbeider werkende in dagloon het gewone dagloon = x; ets de arbeider werkende in dagtaak x -4- y ets per dag de arbeider werkende in stukloon x -(- y + z ets per dag. c) Eveneens behoudt de arbeider zijn aanspraak op het bij de overeenkomst naar tijdsruimte vastgesteld loon voor eenen korten, naar billijkheid te berekenen tijd, wanneer hij, hetzij ten gevolge van de vervulling eener door de wet of overheid, zonder geldelijke vergoeding, opgelegde verplichting die niet in zijn vrijen tijd kon geschieden, hetzij om klachten tegen den werkgever of zijn personeel in te dienen voorzoover die klachten gegrond bevonden worden. Ned, B, W, art, 1638 ft, Ned, B, W, art 163B c, overname van alin, 1, art, 1686 c) is niet raadzaam. hetzij ten gevolge van zeer bijzondere, buiten zijne schuld ontstane omstandigheden, verhinderd is geweest zijn arbeid te verrichten. 1) Onder zeer bijzondere omstandigheden worden voor de toepassing van dit artikel begrepen de bevalling van de echtgenoote van den arbeider, zoomede het overlijden en de begrafenis van een zijner huisgenooten of van een zijner bloed- en aanverwanten in de rechte linie onbepaald en in den tweeden graad der zijlinie. d) vrouwelijke arbeiders hebben recht op haar volle dagloon over ten hoogste 2 verzuimdagen ten gevolge van de maandelijksche menstruatie, welke verzuimden nnt voor den diensttijd als gewone werkdagen worden gerekend. Art. 12. a) het is verboden een vrouw arbeid te laten verrichten 1) . gedurende een maand na de bevalling. 2) . gedurende een maand voor het vermoedelijk tijdstip der bevalling. 3) . ook eerder tijdens de zwangerschap, indien de geneesheer van het hospitaal, waarbij de onderneming is aangesloten zulks wenschelijk acht. b) Het is verboden van vrouwen met kinderen beneden een jaar, langer dan 5 uren daags arbeid te vorderen. c) vrouwen bedoeld in alin. a genieten gedurende den tijd dat zij niet arbeiden geen loon, doch hebben recht inhoudingen op het loon. op vrije voeding c. q. een equivalent in geld. d) in de gevallen bedoeld in alin. b wordt aan de vrouw een evenredig deel van het dagloon betaald. Voor de berekening van den duur der overeenkomst worden de dagen waarop de vrouw wegens zwangerschap verhinderd was te arbeiden, als werkdagen gerekend. Art. 13. 1). Van het in geld bepaalde loon kan op den betaaldag ten hoogste 1/4 worden ingehouden. a) wegens staangeld b) » terugbetaling van voorschotten. c) •• aanzuivering van belastingschulden en gerechtelijke boeten. d) wegens andere bij de overeenkomst gestipuleerde inhoudingen. 2). Bij het einde der arbeidsovereenkomst kan het 1) De praktijk brengt mede, -dat arbeiders gedurende den regen het werk staken. Staangeld art, 1638 S, Ned, B. W. Rust- en Feestdagen. Maximum werktijd K. O. art, 4a al, 2. 7 K. O. art. 4 al. 8. K. O. art. 4 al. 4. geheele loon worden ingehouden voor aanzuivering van schulden uit hoofde van de redenen sub. c. en d. alinea 1 van dit artikel: Art. 14. 1) . Het is geoorloofd bij de arbeidsovereenkomst te bedingen, dat een zeker deel van het verdiende loon niet zal worden uitbetaald, doch in het credit van den arbeider zal worden geboekt met het doel op dit bedrag de schulden te kunnen verhalen welke de arbeider bij het eind der dienstbetrekking krachtens art. 27 verschuldigd mocht zijn. 2) . Alleen arbeiders, die minstens x centen daags verdienen komen voor inhouding op het loon voor staangeld in aanmerking. 3) . het bedrag der inhoudingen zal nimmer meer dan 1/10 van het verschuldigde loon kunnen bedragen. Art. 15. De opsomming der rust- en feestdagen over te nemen uit het tegenwoordige werkcontract en de bestaande voorschriften (handboek Deliplanter pag. 94). Art. 16. Deze rust- en feestdagen worden voor den duur der overeenkomst als werkdagen gerekend. Art. 17. 1) De maximum werktijd waartoe de arbeider zich kan verbinden is 9 uur per dag, indien de arbeid wordt verricht tusschen 57a uur des voormiddags en 6 uur des namiddags, en van 8 uur per etmaal indien de arbeid geheel of gedeeltelijk tusschen 6 uur des namiddags en 5% uur des voormiddags, dan wel geheel of gedeeltelijk onder den grond wordt verricht. 2) Bij overeenkomsten met arbeiders in dienst van Spoor- en Tramwegondernemingen voor publiek verkeer in exploitatie, kan, voorzoover betreft diensten op den weg, stations en treinen, een maximum werktijd van 12 uren per etmaal worden bedongen. 3) Bij overeenkomsten met arbeiders in dienst van Spoor- en Tramwegen zijn bedingen toegelaten, dat in buitengewone omstandigheden, bij ongevallen of ter verzekering van de veiligheid en de regelmatigheid van het verkeer, _ de arbeider verplicht zal zijn tot een langeren diensttijd, dan bepaald in alin. 1 van dit artikel, in welk geval overwerkloon verschuldigd is op den voet van art. 9 alin. d. Uitbetaling van het Loon. Veldkoelies. Verplichtingen van den Arbeider Ned. B. W. art. 1689. Zie werkcontract voor vrouwen art. l al. 1. 4) De tijd, noodig voor het rollen en indeelen van het werkvolk en tot het afleggen van den afstand van de woning van den arbeider tot op het werk, en omgekeerd van het werk naar de woning, wordt als arbeidstijd gerekend. 5) De arbeider is niet verplicht meer dan 6 achtereenvolgende uren te arbeiden. De rusttijd bedraagt ten minste 1 uur. 6) Bij den dienst van Spoor- en Tramwegen voor publiek verkeer in exploitatie kan hiervan afgeweken worden indien de dienst dit noodzakelijk maakt. Bezwaren van de zijde des arbeiders daartegen staan ter kennisneming van den arbiter bedoeld bij art. 36. Art. 18. 1) Uitbetaling van het loon geschiedt op den laatsten van elke maand vóór 6 uur des avonds door den be heerder of het Europeesche of daarmede in rang gelijkgestelde personeel aan iederen arbeider persoonlijk. 2) Halfmaandelijks wordt een gedeelte van het loon bij wijze van vooruitbetaling in voege als in alinea 1 omschreven, aan den arbeider uitbetaald. 3) Het is geoorloofd bij de arbeidsovereenkomst van deze regeling af te wijken. Art. 19. 1) De arbeider is verplicht den bedongen arbeid ge regeld en naar zijn beste vermogen te verrichten. 2) De arbeider is verplicht zich te houden aan de voorschriften omtrent het verrichten van den arbeid alsmede aan die welke strekken ter bevordering van de goede orde op de onderneming des werkgevers hem, door of namens den werkgever binnen de perken van wet of verordening, van overeenkomst of reglement gegeven. 3) De arbeider is in het algemeen verplicht al datgene te doen en na te laten, wat een goed arbeider in gelijke omstandigheden behoort te doen en na te laten. Art. 20. 1) De arbeider is verplicht om te allen tijde bij rampen van hooger hand of dreigend gevaar op aanzegging van den beheerder of diens personeel hulp te verleenen. 2) De aard van den op te dragen arbeid zal zooveel mogelijk in overeenstemming zijn met de geschiktheid van den arbeider. Deze inbreuk op persoonlijke vrijheid van den arbeider past in eene sociale regeling als die, dezer ontwerp ordonnantie, (vide Straitsregeling). Tuchtrecht toekomende aan den werkgever, volg. Amsterd. Werl. Regl. vgi. Hettinga Tromp. pag. 124: het tuchtrecht behoort te berusten bij diegenen, die voor den goeden gang van zaken verantwoordelijk zijn. Vrouwen zullen alleen mogen worden belast met werkzaamheden welke gewoonlijk aan vrouwen worden opgedragen. 3) De arbiter bedoeld bij art. 36 dezer ordonnantie is bevoegd kennis te nemen van bezwaren van arbeiders betreffende den aard der werkzaamheden en de hoegrootheid der opgedragen taak en den eenheidsprijs van het stukwerk. 4) De arbeider met zijn gezin is verplicht in het belang der hygiëne zich bij aankomst op de onderneming geneeskundig te laten onderzoeken op zoodanige ziekten als voor zijne omgeving gevaarlijk of besmettelijk kunnen zijn, zoomede op malaria en wormziekte (ankylostomiasis) en indien de bevoegde geneesheer dit noodig oordeelt, zich ter genezing van deze. ziekten en verpleging in het hospitaal te laten opnemen. 5) De arbeider, die in het hospitaal is opgenomen is verplicht de voorschriften op te volgen, ,die de in het hospitaal bevoegde geneesheer geeft, met dien verstande dat hij niet verplicht is zich aan chirurgische behandeling te onderwerpen. 6) De arbeider die zich ziek meldt, heeft recht op geneeskundig onderzoek c. q hehandeling ; en verpleging in het hospitaal. 7) Het verzuimen van arbeid wegens voorgewende ziekte heeft tengevolge verlies van het recht op loon over den verzuimden tijd, behoudens toepasselijkheid van straf- en andere bepalingen dezer ordonnantie, indien daartoe grond bestaat. 8) Indien de arbeider het werk verzuimt onder opgave van ziekte als reden van dat verzuim, is hij verplicht zich op last van den beheerder, voor geneeskundig onderzoek c. q behandeling en verpleging aan het hospitaal aan te melden. Art. 21. Behoudens het bepaalde bij art. 32 en 33 en behoudens de overgangsbepalingen in art. 34 heeft de werkgever het recht, den arbeider, die te kort komt in zijn verplichting tot geregelden arbeid naar beste vermogen, die zijn arbeid verzuimt, die zich schuldig maakt aan insubordinatie, verzet, beleediging van den werkgever of zijn personeel, aan verstoring van de goede orde en rust op de onderneming, aan dronkenschap, vechtpartijen of ergerlijk gedrag, naar gelang van omstandigheden of wel in te Los Werkvolk, Vgl. Straitsregeling. Ned. B, W. 1639 ft. Ned. B. W, 1639 /, and ere Naar het voorbeeld van het Amsterdamsche werklieden Reglement. Deze bepaling is bestemd bij te dragen tot het vestigen van een geheel nieuwe opvatting omtrent de verhouding tuschen werkgever en arbeider, dan die tegenover contractkoelies gangbaar was. Een boetestelsel als voorzien bij a. 1687 u. & v. Ned. B. W. wordt opzettelijk niet voorgesteld. Ned. W. B. art. 1639 e. a. op regelmatige wijze. afdeeling of van ten hoogste 8 *) Krachtens rechterlijke beslissing. deelen in een categorie van minder bezoldigde arbeiders» dan wel hun minder bezoldigde diensten op te dragen of wel hen te straffen, a} met intrekking van gunsten. b) met intrekking van premien. c) met overplaatsing naar een onderneming. ji) met schorsing voor den tijc dagen, met verlies van loon. e) met ontslag. Van de bestraffing als sub c, d en e wordt door den beheerder onmiddellijk kennis gegeven aan den ter plaatse bevoegden ambtenaar der A. I. en aan het A. D. A. B. WIJZEN, WAAROP DE DIENSTBETREKKING EINDIGT. Art. 22. . . 1) De dienstbetrekking eindigt van rechtswege, wanneer de tijd is verstreken waarvoor de overeenkomst is aangegaan, vermeerderd met het aantal dagen gedurende welke de arbeider niet gewerkt heeft voorzoover deze krachtens bepalingen dezer ordonnantie NIET als werkdagen worden aangemerkt, tot een maximum van 3 maanden. 2) door ontbinding der overeenkomst met onderling goed vinden. 3) door den dood des arbeiders. 4) Indien de overeenkomst is aangegaan zonder dat bijovereenkomst of reglement de duur daarvan bepaald is, dan wel tot wederopzeggings toe, heeft ieder der partijen het recht tenzij anders is overeengekomen, die- te doen eindigen door opzegging met inachtneming van de volgende bepalingen: a) de opzegging mag alleen geschieden tegen den dag of een der dagen bij overeenkomst of reglement bepaald. Bij gebreke van dergelijke aanwijziging mag de opzegging tegen eiken dag geschieden. b) de termijn van opzegging is gelijk aan den tijd, die gewoonlijk tusschen twee opeenvolgende uitbetalingen van het in geld vastgesteld loon verstrijkt, doch niet langer dan 1 maand Art. 23, De dienstbetrekking eindigt ook door uitspraak vm den arbiter. a) op vordering van den werkgever, op grond van gebleken ongeschiktheid, voortdurend verzet of onwil om te werken, opruiing, ergerlijk gedrag, insubordinatie, diefachtigheid, herhaalde verstoring van rust en orde op de onderneming, en andere misdragingen van den arbeider. b) op vordering van den arbeider: wegens bewezen mis leiding bij het aangaan der overeenkomst, wegens mishandeling door den werkgever of zijn met het toezicht belast Europeesch en daarmede in rang gelijkgesteld personeel en andere gewichtige redenen, die naar het oordeel van den arbiter tot ontbinding aanleiding behooren te geven. c) op vordering van den vader, de moeder of den voogd van den minderjarigen arbeider, indien de overeenkomst voor den minderjarige nadeelige gevolgen heeft, of de voorwaarden, waaronder den minderjarige vergunning tot het aangaan der overeenkomst is verleend, niet nagekomen worden. Bevordering van huwelij- r\n i , . , , . , ken. Tegengaan v,n demo- Ue gehuwde arbeider (ster) wordt beschouwt ten aanralisatie zien van dit artikel meerderjarig te zijn. d) De arbiter zal tevens bepalen of, en zoo ja, welke vergoeding eventueel aan de klagende partij zal verschuldigd zijn. Art 24. 1) Ieder der partijen kan de dienstbetrekking zonder opzegging of zonder inachtneming van de voor opzegging geldendende bepalingen doen eindigen, doch de partij, die dit doet zonder dat de wederpartij daarin toestemt, handelt onrechtmatig tenzij zij tegelijkertijd aan de wederpartij eene schadeloosstelling betaalt op den voet als bij artikel 27 is bepaald, of de dienstbetrekking aldus doet eindigen om eene dringende, aan de wederpartij onverwijld medegedeelde, reden. 2) Ingeval korten tijd na de onrechtmatige verbreking der dienstbetrekking de arbeider op nieuw in den dienst van den werkgever treedt worde de dienstbetrekking geacht zonder onderbreking te hebben- voortgeduurd. De dagen, waarop de arbeider niet gewerkt heeft, worden in dit geval als verzuimdagen gerekend. Art. 25. Voor den werkgever worden als dringende redenen in den zin van het voorgaande artikel beschouwd zoodanige daden, eigenschappen of gedragingen van den arbeider, die tengevolge hebben, dat van den werkgever redelijkerwijze niet kan gevergd worden, de dienstbetrekking te laten voortduren. Ned. W. B. a. 1639 o. . Mei het oog op desertie en daarop gevolgde vrijwilligen terugkeer van den arbeider in zijn dienst. Dringende redenen ) voor den arbeider Ned B. W. 1639 q. Als zoodanig worden aangemerkt de redenen, genoemd in art. 23 sub. a. en voorts: a) wanneer de arbeider bij de afsluiting van de overeenkomst den werkgever heeft misleid, door het vertoonen van valsche of vervalschte getuigschriften of opzettelijk valsche inlichtingen heeft gegeven omtrent de wijze, waarop zijne vorige dienstbetrekking is geëindigd; b) wanneer hij, in ernstige mate, de bekwaamheid of geschiktheid blijkt te missen tot den arbeid, waarvoor hij zich heeft verbonden; c) wanneer hij zich schuldig maakt aan diefstal, verduistering, bedrog of andere misdrijven, waardoor hij het vertrouwen des werkgevers onwaardig wordt; d) wanneer hij den werkgever, diens familieleden of huisgenooten, of de met het toezicht belaste personen, of zijne medearbeiders mishandelt, grovelijk beleedigt of op ernstige wijze bedreigt; e) wanneer hij opzettelijk, of ondanks waarschuwing roekeloos, des werkgevers eigendom beschadigt of aan ernstig gevaar blootstelt; f) wanneer hij hardnekkig weigert te voldoen aan redelijke bevelen 'of opdrachten, hem door of namens den werkgever verstrekt; g) wanneer hij op andere wijze grovelijk de plichten veronachtzaamt welke de overeenkomst hem oplegt; h) wanneer hij door opzet of roekeloosheid buiten staat geraakt den bedongen arbeid te verrichten. Art. 26. Voor den arbeider worden als dringende redenen beschouwd zoodanige omstandigheden, die ten gevolge hebben, dat van den arbeider redelijkerwijze niet kan gevergd worden, de dienstbetrekking te laten voortduren. 2) Dringende redenen zullen onder meer zijn de redenen genoemd onder art. 23 b. en verder, a) wanneer de werkgever den arbeider, diens familieleden of huisgenooten mishandelt, grovelijk beleedigt of op ernstige wijze bedreigt; b) wanneer hij den arbeider, diens familieleden of huisgenooten verleidt of tracht te verleiden tot handelingen, strijdig met de wetten of de goede zeden; c) wanneer hij het loon niet op den bepaalden tijd voldoet; d) wanneer hij op andere wijze grovelijk de plichten veronachtzaamt, welke de overeenkomst hem oplegt; e) wanneer de arbeider door ziekte of andere oorzaken zonder zijn toedoen buiten staat geraakt den bedongen» arbeid te verrichten. Art. 27. b whia3^Vrerg0edin8 Ne"' ^ De partij' die de dienstbetrekking doet eindigen op rechtmatige wijze, is tot geenerlei schadeloosstelling aan de andere partij gehouden. 2) De schadeloosstelling bedoeld bij art. 24 is bij eene dienstbetrekking voor onbepaalden tijd aangegaan, gelijk aan het bedrag van het vastgestelde loon voor den* duur van den opzeggingstermijn. c) Bij een dienstbetrekking, voor bepaalden tijd aangegaan, is de schadeloosstelling gelijk aan het bedrag van het in geld vastgestelde loon voor den tijd dat de dienstbetrekking volgens de overeenkomst had behooren voort te duren, tot een maximün van x gulden. Ned. b. w. 1639 r ai. 8. 2) Elk beding, waarbij ten behoeve van den arbeider een schadeloosstelling tot een lager bedrag dan voor den werkgever is bedongen, is nietig. Art. 28. Ingeval eene der partijen de dienstbetrekking onrechtmatig heeft doen eindigen, heeft de wederpartij het recht hetzij het bij artikel 27 bedoeld bedrag, hetzij eene volledige schadevergoeding, te vorderen. Hetzelfde geldt, indien eene der partijen door opzet of schuld aan de wederpartij eene dringende reden heeft gegeven, om de dienstbetrekking zonder opzegging of zonder inachtneming van de voor opzegging geldende bepalingen te doen eindigen en de wederpartij van die bevoegdheid heeft gebruik gemaakt. Art. 29. Van elke beëindiging der dienstbetrekking om een deiredenen vermeld in de art. 22" t/m 26 zal door den betrokken werkgever terstond kennis gegeven worden aan het A. D. A. B. en aan den ter plaatse bevoegden ambtenaar der A. I. onder toezending aan eerstgenoemd bureau van alle documenten en identiteitsbewijzen op den arbeider betrekking hebbende. Art. 30. 1). Na beëindiging der dienstbetrekking hebben werklieden met hun gezin, zoowel immigranten als gereënga- K. ö7)r en Banjoewangi -regeling gelijke straf voor Europeanen en Inlanders. Ook niet leden der A. D. A. B. zouden hierdoor getroffen worden. In dat artikel/wordt ook het verleenen van huisvesting strafbaar gesteld. geerden, mits zij als vaste werklieden gedurende minstens 3 jaren arbeid hebben verricht, recht op terugzending per eerste bootgelegenheid en op kosten van het A. D. A. B. naar de plaats van herkomst, indien die beëindiging is geschied op de wijze, bedoeld bij art. 22 alin. 1 en 2, art. 23 sub b. of art. 24; om dringende redenen bedoeld bij art. 26, of na betaling van schadeloosstelling bedoeld bij art. 27 dezer ordonnantie. 2). Indien na beëindiging der dienstbetrekking van het hoofd van het gezin een of meer leden van zijn gezin gebonden zijn aan denzelfden werkgever door een arbeidsovereenkomst voor bepaalden tijd, zal het hoofd van het gezin de keus hebben: a) de beëindiging van de overeenkomst van het lid van het gezin door den arbiter, bedoeld bij art. 36 te eischen tegen betaling eener schadeloosstelling door den arbiter te bepalen, of b) den duur dier arbeidsovereenkomst te bekorten, door overname geheel of gedeeltelijk van de verplichtingen uit die arbeidsovereenkomst voortvloeiende. c) het recht op kostelooze terugzending naar de plaats van herkomst vervalt, indien de arbeider daarvan geen gebruikt maakt binnen x dagen, nadat hij daartoe de gelegenheid heeft gekregen. Art. 31, a) De werkgever, die een arbeider in dienst wenscht te nemen, wiens vorige dienstbetrekking op vordering des werkgevers of tengevolge van een onrechtmatige handeling des arbeiders is geëindigd, is verplicht vooraf aan het A. D. A. B. te vergoeden het bedrag van het niet afgeschreven gedeelte der immigratie- en uitrustingskosten, dat het A. D. A. B, krachtens zijne statuten aan den vorigen werkgever heeft voldaan, en bovendien aan den vorigen werkgever het bedrag der schadeloosstelling, welke de arbeider krachtens de bepalingen dezer ordonnantie verschuldigd mocht zijn, of tot betaling waarvan de arbeider veroordeeld mocht worden. b) Het aanmoedigen tot niet naleving van arbeidsovereenkomsten of het begunstigen daarvan door het in dienst nemen van den arbeider, die in het geval verkeert bedoeld in alin. 1 van dit artikel, alvorens de^ niet afgeschreven immigratiekosten en de schadeloosstelling daar bedoeld zijn betaald, wordt gestraft met een geld- (0. boete van ten hoogste hoogste x dagen. julden of hechtenis van ten c) Er bestaat een wettelijk vermoeden, dat de arbeider in het geval bedoeld bij alin. I van dit artikel verkeert, wanneer hij niet in het bezit is van een, volgens model door het A. D. A. B. vast te stellen ontslagbrief van zijn werkgever dan wel van den ter plaatse bevoegden ambtenaar der A. I. dan wel van den bevoegden arbiter, waaruit blijken kan dat zijn vorige dienstbetrekking op rechtmatige wijze is geëindigd. STRAFBEPALINGEN. Art. 32. De werkgever wordt voor overtreding der bepalingen van art. . . dezer ordonnantie gestraft met een geldboete van ten hoogste x gulden of hechtenis van ten hoogste x dagen. De vervolging heeft plaats op klachte van den arbeider of van den ter plaatse bevoegden Ambtenaar der A. I. Art. 33. ^a°Zn^:t Verzet' lediging of bedreiging van den werkgever vTdienVderAl- Chef personeel> rustverstoring, vechterij, dronkenschap en dergel. vergrijpen tegen de goede orde, worden indien het feit niet als misdrijf is aan te merken, gestraft met hechtenis van ten hoogste x dagen of een geldboete van van ten hoogste x gulden. OVERGANGSBEPALING. Art. 34. 1) De arbeider wordt gestraft: «, Wegens het niet tijdig zich aanmelden op de onderneming waarvoor hij zich heeft verbonden. b. Wegens voortgezette weigering om den verplichten arbeid te verrichten. c. Wegens het onrechtmatig verbreken der overeenkomst w. o. te rekenen het verlaten der onderneming met de kenbare bedoeling daar niet terug te keeren. d. Wegens opruiing en aanmoediging tot onrechtmatige verbreking der arbeidsovereenkomst, de eerste maal met geldboete van ten hoogste x gulden subsidiair hechtenis van ten hoogste x dagen en in geval van herhaling binnen 6 maanden na pleging van het eerste feit met hechtenis van ten hoogste y maanden. 2) De straf op het onrechtmatig verbreken der overeenkomst door het verlaten der onderneming met het kennelijk doel daar niet terug te keeren, voor de eerste •sb j1bi389§ xbiow feua abtlaxab ioU .(!' .Le ££ nA) OS .ub [id bgsb^qo msri .na^nijrfoijq-^v ab aib rtóbbdiB .Jmojfun lain 8 na \ .c ,1 .Le (Art. 33 al. 2). Met dezelfde straf wordt gestraft de arbeider, die de verplichtingen, hem opgelegd bij art. 20 al. 1, 4, 5, 7 en 8 niet nakomt. De beheerder heeft de keus tusschen den civielrechtelijken en den strafrechtelijken wet. Ten aanzien van het klachtrecht van den ambtenaar der A. I, vgl. Hoofdstuk UI B, De strafrechter zal een eventueele exceptie van civielrechtelijken aard, prejudicieel moeten verklaren en naar deo arbiter varwijzen. maal gepleegd, wordt niet ten uitvoer gelegd indien de arbeider binnen een door den rechter hem toegestanen termijn naar de onderneming is teruggekeerd en wederom in dienst van den werkgever treedt recht van don—Ambtenaar—de* A. I.—vlgi Hoofdstuk li, B. indiend van den werkgever vreedt. 3) De arbeider bedoeld in de vorige alinea kan door de politie naar de onderneming worden teruggebracht. 4) De overtredingen bedoeld bij dit artikel worden alleen vervolgd op klachte van den beheerder der onderneming, waartoe de arbeider behoort, of van den ter plaatse bevoegden Ambtenaar der A. I. 5] De G. G. is bevoegd om de strafbepalingen van dit artikel hetzij voor alle, hetzij voor nader door hem aan te duiden arbeidsovereenkomsten, buiten werking te stellen, zoodra de noodzakelijkheid van de handhaving daarvan zal zijn opgeheven. PENSIOENREGELING. Art. 35. De G. G. zal voorschriften vaststellen tot regeling van regeeringstoezicht op het pensioenfonds ten behoeve der arbeiders, in het leven geroepen bij de statuten van het A. D. A. B., goedgekeurd bij Gouvernementsbesluit ddo. en tot verzekering der pensioenbepalingen ten behoeve der arbeiders, hetzij bij arbeidsovereenkomst, hetzij bij reglement door den werkgever vast te stellen. ARBITRAGE. Art. 36. Bij de arbeidsovereenkomst zijn partijen bevoegd alle geschillen van burgerrechtelijken aard te onderwerpen: a) in eerste instantie aan den ter plaatse, waar de arbeider verblijft, bevoegden ambtenaar der A. I. b) in hooger beroep en in hoogste instantie aan een Raad van Arbitrage te Medan, samengesteld als volgt: de Gouverneur der O. K. S. voorzitter, de Arbeidsinspecteur te Medan, drie vertegenwoordigers der werkgevers, door dezen aan te wijzen, een lid, behoorende tot den landaard van den arbeider, een rechtsgeleerd lid. tevens belast met de redactie der beslissingen. Eventueele kosten van deze arbitrale rechtspraak komen ten laste van het A. D. A. D. Art. 37. 1) Voor de procedure in eerste instantie zijn geen vormen vereischt, behoudens deze, dat beide partijen moeten zijn gehoord, de uitspraak, indien de partijen den wensch te kennen geven daarvan in hooger beroep te gaan, op schrift gesteld worden, en desverlangd aan partijen afschriften daarvan wordt afgegeven. 2) Het hooger beroep wordt aanhangig gemaakt bij ongezegeld request, houdende een korte vermelding van de grieven tegen de uitspraak in eerste instantie, vergezeld van een afschrift daarvan. Indien de arbeider, die in hooger beroep komt niet schrijven kan, is de eerste rechter verplicht tert spoedigste afschrift van zijn beslissing aan den Raad van Arbritage te doen toekomen met aanteekening van het ingestelde hooger beroep. 3) In hooger beroep kunnen de partijen zelf verschijnen, dan wel zich doen vertegenwoordigen 4) Partijen kunnen zich tot toelichting bedienen van schriftelijke memories. Art. 38. De beslissing van den R. V. A. wordt op schrift gesteld, en de partijen kunnen daarvan kosteloos afschrift bekomen. De volgende artikelen der K. O. art. 5. 6, 9 (al. 2), 11, 12 (al. 4) en 17, behooren, naar het oordeel van het Bestuur der A. V. R. O. S. in bovenstaand ontwerp-ordonnantie opgenomen te worden, waarmede de ontwerper gaarne instemt. Eene nadere toelichting op dit ontwerp wordt na de uiteenzettingen in Hoofdstuk IV en de opmerkingen in margine, overbodig geacht.