A 28? 1869 = 24 JVIei = 1909 9 O V ^9 ü V 9 ouisa-Stichting 'S-GRAVENHAGE ALEXANDERPLEIN No. 15 TYP. ZUID-HOLL. BOEK- EN HANDELSDRUKKERIJ TYP. ZUID-HOLL. BOEK- EN HANDELSDRUKKERIJ. JEAN JOAClflM GOSSBLIN. t 25 Juni 1865. RH. K. H. Prinses Louisa. bouwen weeshuis, ingericht en geschikt Voor dertig kinderen. Door vergelijking van het aantal weezen in het Buitenland meende de Commissie op ongeveer dit getal nagelaten kinderen van minvermogende Vrijmetselaren te moeten rekenen. De Heer G. Brouwer, architect van het gebouw der Orde, de ontwerpeien teekenaar der plannen, had eene begrooting ingediend ten bedrage van ongeveer ƒ 46000. De kosten van aanleg en bouwen meende de Commissie te kunnen vinden uit de eene helft van het legaat Gosseun, uit de te verwachten vrijwillige bijdragen en, zoo die onvoldoende waren, uit de opbrengst van te houden loterijen en geldleeningen, in aandeelen van ƒ 100. De kosten van het onderhoud zouden worden gevonden uit de renten van het bestaande Liefdefonds, van het Maconnicke Fonds voor Leidens ongelukkigen '), van de in 1864 en 1865 ingekomen vrijwillige bijdragen, van te wachten giften en legaten, jaarlijksche bijdragen van Loges en Leden, inzamelingen in de Loges en de bijdragen tot nu toe opgebracht voor het Liefdefonds. Cijfers gaf deze commissie niet, meenende dat deze moesten gegeven worden door hen, die later met de uitvoering der plannen zouden worden belast. Verder werd medegedeeld, dat de Commissie aan den Hoog Eerwaarde den wensch te kennen had gegeven, dat het Hem mocht behagen het Beschermheerschap te aanvaarden over het gesticht en daaraan den naam te verleenen van Louisa-Stichting, daarbij wijzende op de Augusta-Stichting te Berlijn, ook een Maconniek weeshuis, zoo genoemd naar de Gemalin van Z. M. den Koning van Pruisen, Br. Wilhelm. De Hoog Eerwaarde gaf aan de Commissie de verzekering, dat hij gaarne het Beschermheerschap aanvaardde over de op te richten Stichting, wanneer dit verzoek bij de Broederschap weerklank vond en ondersteund werd, terwijl hij geene bedenkingen had aan dit instituut den naam «Louisa-Stichting» te geven, daar hij niet twijfelde of ook zijne Gemalin zou ter gelegener tijd gaarne daarvoor hare toestemming geven. Deze uiteenzetting der plannen, die aan alle Loges werd toegezonden , bevatte tevens vele bepalingen, die nu nog, meer of min gewijzigd, in de Statuten voorkomen. Prins Frederik toonde zich ten zeerste ingenomen met de ontworpen 1) Bij de ramp van Leiden was eene som van ƒ 13032 verzameld in de Loges lot leniging der ramp. Bij Resolutie van het Groot-Oosten van 21 Juni 1809 waren die gelden belegd in Hollandsche Schuldbrieven, met het bepaalde doel om daaruit blinde kinderen of andere ongelukkige kinderen van Broeders te steunen. In overeenstemming met deze beschikking gingen deze gelden later aan de Louisa-Stichting over op voorstel van het Hoofdbestuur der Orde. die op daadwerkelijke wijze van hunne sympathie hadden doen blijken. Er was reden tot dankbaarheid. De Stichting ontbrak het in de eerste jaren van haar bestaan niet aan krachtigen steun. Was men begonnen met zeven kinderen, reeds het tweede jaar van haar bestaan werd dit getal gebracht op tien, en het jaar daaropvolgend op vijftien pupillen, en uit het vierde jaarverslag blijkt, dat de financiën het opnemen van twee en twintig kinderen toelieten. «De werkzaamheden met betrekking tot de zaken van het inwendig beheer waren talrijk,» zeggen Regenten op hladz. 24 van het eerste verslag over de Louisa-Stichting. En, wordt hieraan toegevoegd, «moge men dit al kunnen zeggen van iedere nieuwe Stichting, waar alles nog moet ontstaan, toch zal het inwendig beheer de Stichting wel steeds moeilijk blijven, als gevolg van hare eigenaardige inrichting.» Na veertig jaren kan getuigd worden, dat de samensteller van het eerste jaarverslag dit zeer juist heeft ingezien; de individuëele behandeling der pupillen eischt nog steeds, dat dikwijls eene beslissing gevraagd wordt voor kleinigheden , kleinigheden evenwel van dien aard, dat zij op den goeden gang van zaken. een grooten invloed uitoefenen. Krachtig heeft het eerste College van Regenten de zaken aangepakt, waarvan nu nog de goede gevolgen gevoeld worden. Met waardeering wordt hier gedacht aan de medewerking van den eersten directeur, de Heer K. Veeger, en zeer is het te betreuren, dat een man, van wien zoo groote. kracht uitging, en die alle gaven had voor het geven van eene goede opvoeding aan de kinderen, voor leiding en terechtwijzing bij hunne oefeningen, zoo kort stond aan het hoofd der inrichting. Slechts zeven jaar was hij directeur, hij overleed den 15den April 1876 in den ouderdom van 38 jaar. De Heer van Geest , zijn opvolger, bleef slechts drie jaar in de Stichting en liet bij zijn vertrek (bladz. 1, elfde jaarverslag) bij Regenten meer de herinnering achter van een welgezind en braaf man, dan van iemand, die de noodige geschiktheid bezat, om met beleid de Stichting te besturen en met wijsheid en ervaring de karakters van jongelieden te vormen en toezicht te houden op hunne studiën. Regenten verzwegen dan ook niet (bladz. 7, verslag 11) dat zich in den aanvang van 1879 een zekere geest van ontevredenheid bij sommige pupillen had vertoond, welke de bezorgdheid van Regenten bijzonder opwekte. Met behulp van den Heer Hempenius, den derden directeur, gelukte het, dien geest te doen wijken'en brak weer een goede tijd aan voor de Stichting. Ook al om den geest in de Stichting te verbeteren besloten Regenten, door ervaring geleerd, geen binnenmoeder meer aan te stellen, daar deze betrekking steeds aanleiding gaf tot eigenaardige moeilijkheden. Door het zoeken naar meerdere hulp buitenshuis kwam men hieraan tegemoet. Daar zich de behoefte had laten gevoelen aan eenige vertrekken voor zieken, werd in 1880 een gebouw in den tuin gezet, dat dienst zou doen als ziekenhuis. Dit gebouw bevatte twee ziekenkamers, oppassersvertrekken en was voorzien van waterleiding en badtoestellen. Het geheel was een geschenk van den Hoogen Beschermheer der Stichting, die daardoor een hernieuwd bewijs gaf voor zijne groote liefde voor de Inrichting. Al mocht de Stichting zich in de algemeene sympathie verheugen, toch lezen we in het jaarverslag van 1880 reeds, wat Regenten nog zoo dikwijls moeten herhalen; «En neemt de Stichting in oogenschouw, onderzoekt en «stelt U op de hoogte, hoe de kinderen die daar verpleegd worden, worden «opgevoed en onderwezen, en we houden ons overtuigd, dat Uwe giften ons «in de ruimste mate zullen toevloeien.» In 1881 trof de Stichting een groote slag, door den dood van haren Beschermheer. Met weemoed wordt in het verslag daarvan melding gemaakt. Het is hier niet de plaats om na te gaan wat deze Broeder al deed voor den bloei en het welzijn der Orde. Men behoeft echter geen Vrijmetselaar te zijn onl dezen telg van het huis van Oranje te kunnen eeren en liefhebben. Dr. .1. ten Bkink zegt: «Te beschrijven wat hij in de laatste vijftig jaren voor zijn Huis en zijn Vaderland geweest is, zal wel aan niemand gegeven worden. Het Nederlandsche volk eerde hem als een rechtschapen vorst,-wiens daden in het openbaar en in het bijzonder leven den stempel droegen dier merkwaardige woorden, tot zijnen broeder, den Prins van Oranje, gesproken tijdens den slag bij Leuven: «Ehrlich wahrt am langsten!» Met dit woord kan het vier en tachtig-jarig leven van Prins Frederik worden geschilderd. Geen volksbelang, geen edel plan, geene persoonlijke verdienste in wetenschap of kunst, die niet door hem werd'gesteund en beschermd. Hij was een vijand van geruchtmakende eerebetuigingen en daarom zal men wel nimmer weten, wat hij in stilte deed voor ongelukkigen en zwaar beproefden. Dat zijn doorluchtig voorbeeld niet tevergeefs tot ons spreke! Dat zijn vlekkeloos leven ons beziele tot daden in zijnen geest, dan zullen we niet hebben te blozen, wanneer de Muze der historie ons herinnert aan PRINS FREDERIK DER NEDERLANDEN.» Zijn naam zal voort blijven leven in onze 'Orde, voor altoos zullen namen van Prins Frederik en Zijne Doorluchtige Gemalin H. K. H. Prinses Louisa in de Louisa-Stichting met dankbare herinnering worden genoemd. In 1883 werden door de Gemeente 's-Gravenhage onderhandelingen aangeknoopt met het Bestuur der Stichting over den verkoop van een groot gedeelte van den tuin, dat de gemeente behoefde tot het doortrekken van de tegenwoordige Prinsestraat. Het College nam geen genoegen met het bod door de gemeente gedaan, en besloot na ingewonnen advies een rechterlijke uitspraak af te wachten. Tijdens deze onderhandelingen stelde de Loge «La Vertu» te Leiden aan het Hoofdbestuur voor: «een nauwkeurig onderzoek in te stellen naar de wenschelijkheid van het verplaatsen der Stichting naar een andere stad, met het verzoek hierover rapport uit te brengen op het a. s. Groot-Oosten. Het Hoofdbestuur stelde dit verzoek in handen van het College van Regenten, en verwees later in zijn antwoord naar eene circulaire van het College. Hierin werd in de eerste plaats gewezen op de acte van schenking van het gebouw van Prins Frederik, die verklaarde de schenking te doen, ten einde het vaste goed hetwelk daarvan het onderwerp uitmaakt, te doen dienen tot blijvende vestiging van het opvoedingsgesticht voor nagelaten kinderen van minvermogende Vrijmetselaren, zoolang het aan het Groot-Oosten overtuigend blijkt, dat deze Stichting aan het doel der Oprichting en den geest der Orde beantwoordt. Nog leest men daar: «En verklaarden de beide comparanten, de Heeren Van Westpalm van Hoorn van Burgh en Noordziek, de voornoemde schenking te aanvaarden, overtuigd, dat het Groot-Oosten zich ten plicht zal stellen de bestemming door Z. K. H. aan het vaste goed gegeven, zoolang dit mogelijk blijkt te zijn, te handhaven en die dus niet dan in de uiterste noodzakelijkheid te laten varen en het geschonken gebouw tot een ander einde te bezigen. Hieruit blijkt dus, naar de meening van Begenten ten duidelijkste, dat het de bedoeling en de wil van den Edelen Schenker is geweest, de Louisa-Stichting in deze plaats en in dit gebouw te vestigen en gevestigd te houden. Ook in de beginselen, vastgesteld op het Groot-Oosten van 7 Juni 1868 wordt onder sub III gezegd: Van de Regenten moeten drie te 's-Gravenhage wonen. Nog kwam hierbij, dat Regenten het voorstel zeer voorbarig noemden, daar de onderhandelingen met de gemeente nog hangende waren, en dus plannen van verhuizing van invloed zouden kunnen zijn op den prijs. «La Vertu» had ook gewezen op den minderen prijs van sommige levens- middelen in kleine plaatsen, maar daar staat tegenover, dat die plaatsen de gelegenheid missen, om de kinderen tot zeer verschillende maatschappelijke betrekkingen op te leiden. Regenten meenden dan ook verplaatsing naar een kleinere stad te moeten ontraden. Op het Groot-Oosten van 1885 werd eene Commissie benoemd om een beredeneerd verslag nit te brengen over de verplaatsing der Stichting en over wijzigingen in de statuten. Leden van deze Commissie waren de Heeren: Dr. L. J. Egeung j Regenten der stichting. Y. Ykema ) C } .1 H. van Kempen, Vertegenwoordiger der Loge «Prins frredenk» te Kotta Radja. W. D. J. Brouwer, Oud-Voorz. der Loge «Fides Mutua.» H. W. E. Struve, Lid der Loge «Willem Frederik.» Mr. A. H. van Tienhoven, Voorz. der Loge «Acacia.» Later werd in de plaats van den Heer Mr. A H. van Tienhoven, die de benoeming niet aannam, aangewezen de Heer Mr. J. B. van Ossenbruggen te Dordrecht. '. . ... Met eenparige stemmen besloot de Commissie als hare overtuiging uit te spreken dat de Stichting niet moest blijven in het gebouw in de Nobelstraat Nog daargelaten of verplaatsing buiten den Haag niet in strijd zou wezen met de bedoeling van den vorstelijken gever van het gebouw, meende de Commissie dat voor zulk eene verplaatsing in alle gevallen zeer deugdelijke gronden zouden moeten aangegeven zijn, en deze bestaan volgens de overtuiging der Commissie niet. Met zes tegen ééne stem werd dan ook besloten het Groot-Oosten aan te raden, dat de Stichting te 's-Gravenhage gevestigd bhjve. Het voorstel van «La Vertu» werd op het Groot-Oosten van 1886 afgestemd. Inmiddels had de Gemeente een definitief bod gedaan voor een stuk van den tuin groot 6 aren en 80 centiaren, ten behoeve van de doortrekking van de Prinsestraat, van ƒ30000. Hoewel dit volgens deskundigen ongeveer de waarde was van den grond, meende toch de rechtskundige adviseur, dat de Gemeente ook gehouden was het verlies te vergoeden, daarin bestaande dat het gebouw veel van zijn doelmatigheid had verloren, want met alleen dat de tuin voor het doel niet meer geschikt was, maar ook het ziekenhuis zou geheel moeten vervallen. Den 27^» Januari deed de Arrondissementsrechtbank uitspraak en veroordeelde de gemeente tot het geven van eene vergoeding van ƒ 32643,20, behalve het betalen van de kosten van het proces. benoeming aan de Rijksopvoedingsgestichten te Alkmaar. Hij werd opgevolgd door den Heer J. M. Kosten, die met zijne Echtgenoóte ruim vijftien jaren aan het hoofd der Stichting stond. Toen de kinderen op den 20ste" Augustus 1888 van hunne zomervacantie terug kwamen, kon het nieuwe gebouw betrokken worden. Het bestuur, van meening, dat dit in gebruik nemen in allen eenvoud moest geschieden, had aan een inwijdingsfeest niet gedacht. Aangenaam werd het evenwel verrast op den 9 Augustus 1898 was het tien jaar geleden, dat het nieuwe gebouw werd betrokken. Begenten meenden dien dag stil te laten passeeren, maar een veertigtal Broeders der Loge Hiram Abiff was van tegenovergestelde gevoelens en verzocht Begenten op dien dag eene Commissie uit hun midden te willen ontvangen. Tijdens de vergadering op dien datum ontvingen Regenten van de kinderen een bloemstuk, terwijl de Heeren Maurer, de Menthon Bake en Bar afgevaardigden der Loge Hiram Abiff aan het Bestuur het levensgroote portret van onze welbeminde Koningin aanboden, als symbool van het gezag, van plichtsbetrachting en gehoorzaamheid aan de wetten des lands, door eiken Vrijmetselaar hoog te houden, als herinnering aan den tienden verjaardag van het gebouw. En daarnevens, aldus de woordvoerder van deze commissie, behoort het portret van de hoogvereerde Koningin-Moeder, Moeder en Dochter, zooals wij ze ons immer samen denken. De Heer Mr. A. W. Baron van Ittersum bood Begenten de portretten aan van Prins Frederik der Nederlanden en zijne gemalin Prinses Louisa Beschermheer en Beschermvrouw der Stichting, namens H. K. H. Prinses van Wied, geb. Prinses Maria der Nederlanden.' De voorzitter sprak namens allen een woord van diepgevoelden dank, wat kan de Stichting meer op prijs stellen dan de portretten van de leden van het huis van Oranje, waaraan de Orde in het algemeen groote verplichtingen heeft, dan het portret van den vroegeren Beschermheer der Stichting, die zoon' krachtigen stoot gaf aan de oprichting ervan. Deze feiten wijzen alle op eene steeds groeiende sympathie voor de Louisa-Stichting. Op eigenaardige wijze gaven van deze liefde voor het werk der Stichting in de laatste jaren eenige Loges blijk, die alle bewoners der Stichting in een der zomermaanden voor een of twee dagen te logeeren vroegen. Onder geleide van directeur en directrice werd dan de reis ondernomen, en steeds stonden bij aankomst de gastheeren hunne neefjes en nichtjes op te wachten. Op recht prettige wijze werd dan de dag doorgebracht, en was de reis te ver, zooals dit het geval was te Utrecht, Nijmegen, Arnhem en Groningen, dan werden allen des nachts bij verschillende .familie's ingekwartierd en werd er een dag aan vastgeknoopt. Deze dagen hebben het dubbele voordeel, dat de Loges de kinderen der Stichting leeren kennen en de geest waarin zij worden opgevoed, de kinderen leeren den band kennen, die hunne vaders eens verbond aan de leden der Loges. Den 22stc» Juni 1901 werd tot directeur der Louisa Stichting benoemd de Heer F. B. Rijkmans, die deze betrekking in Augustus daaropvolgende aanvaardde. Reeds in 1903 nam Mevrouw Rijkmans ontslag als directrice, daar hare gezondheid niet toeliet hare betrekking verder naar belmoren te vervullen. Daar Regenten den Directeur gaarne in zijne betrekking wilden handhaven, benoemden zij Mejuffrouw J. B. Dammerman als directrice der Stichting. Met veel ijver en toewijding kweet zij zich van hare taak, en beantwoordde daardoor ten volle aan de goede verwachtingen, die het Bestuur van haar koesterde. De Heer Rijkmans , meenende dat een langer verblijf in de Stichting voor zijne Echtgenoote niet wenschelijk was, diende om die reden bij het College van.Regenten zijn ontslag in, dat Regenten, die de redenen billijkten, hem verleenden onder dankzegging voor alles wat hij voor de Stichting gedaan had. Tijdelijk stond nu Mejuffrouw Dammerman aan het hoofd der Stichting. Met hoeveel tact zij zich ook van haren taak kweet, toch meenden Regenten dien toestand niet lang te moeten laten voortduren en benoemden in April 1905 den Heer G. Bos Hzn. , die nog aan het hoofd der Stichting staat. Hoe doelmatig ook in den aanvang ingericht, waardoor het voldeed aan de toen bestaande behoeften, toch bleek in den loop der jaren, dat enkele wijzigingen in de bestemming der lokalen noodzakelijk waren. Het gymnastieklokaal werd ingericht tot een prettige huiskamer, de kamer voor huisvlijt werd kinderkamer, een mooie werkzaal werd op den zolder afgeschoten, de werkkamer van den directeur is nu naast de jongenskamer en met een deur er mede verbonden. Het geheele gebouw ziet er nu recht huislijk uit. Door het aanbrengen van eene centrale verwarming is het temperatuursverschil tusschen gangen en lokalen niet zoo groot meer, wat aan de algemeene gezondheidstoestand zeer ten goede kwam. Met ingang van 1 Maart 1907 had Mejuffrouw Dammerman ontslag gevraagd als Directrice der Louisa-Stichting, met ingang van dezen datum trad Mevrouw A. C. Bos-Sachs als Directrice op en kreeg men dus den ouden toestand weer terug, dat Directeur en Directrice gehuwd waren. Op het Groot Oosten van 1907 was als Regent der Stichting gekozen de Heer J W. Stemfoort, gep. Gen.-Maj. O.-I. L. Hij nam de plaats in van Generaal A Luymes, die bijna 18 jaren de functie van Regent-Thesaurier der Stichting had vervuld. In dezelfde vergadering waarin hij aftrad, werd de Heer Stemfoort geïnstalleerd. Met leedwezen zag het Bestuur den Begent vertrekken, die zooveel deed voor den bloei der Stichting, die zoo nauwgezet waakte voor de belangen en het zelfstandig worden van onze opvoedingsinnchhng. Door alles wat Generaal Luymes in een tijdsverloop van 17 jaren voor de Stichting heeft gedaan, heeft hij niet alleen Begenten, maar ook de Orde aan zich verplicht. Niet minder groote verplichtingen hebben Regenten en heeft de Orde aan de Heeren Y. Ykema en P. Havelaar Jzn., de eerste trad af in Juli 1902, de tweede overleed den 31stcn December 1907. •- - Van den Heer Ykema wordt in het verslag van 1902 gezegd, dat hij zich steeds jnet grooten ijver en veel toewijding van zijne plichten als Regent heeft gekweten en dat alleen een zwakke gezondheid hem er toe noopte een arbeid, die hem'lief was te eindigen. Een woord van hulde en dank aan hem, die twintig jaren zitting had in het College van Regenten. Ook de Heer Havelaar heeft zich steeds met groote liefde gewijd aan zijne taak Hij had de Stichting lief en voor hem was geen opoffering te groot, geen plicht hem te zwaar. Geen vergadering werd door hem verzuimd, hoewel zijne gezondheid in den laatsten tijd te wenschen over liet - maar eerder dan Regenten verwachtten, en misschien hij zelf ook vermoedde, heeft de dood hem overvallen en hem ontrukt aan zijn gezin en zijne talrijke vrienden Zijne nagedachtenis zal in eere blijven bij allen, die het voorrecht hadden met hem in aanraking te komen. ... u + Nog dient hier herinnerd te worden aan een uitgaand schrijven in het najaar van 1906, waarbij Regenten de Loges verzochten, te willen overgaan tot het benoemen van een Correspondent, die dan belast zou zijn de belangen der Louisa-Stichting in de Loge meer in het bijzonder te behartigen. De lijst van Correspondenten, die in dit werkje wordt gegeven, toont aan, met welke resultaten dit is geschied. Het succes in enkele Loges was verrassend, en enkele Broeders kunnen dan ook op de groote erkentelijkheid van Regenten aanspraak maken. Hun werken zal den weezen in de Stichting nu en later zeer ten goede komen. Den 23sten Februari 1908 had in de Louisa-Stichting eene vergadering plaats van Correspondenten, die waren samen gekomen om door onderlinge besprekingen te komen tot eendrachtig samenwerken. Een van de voorstellen was, het College van Regenten te verzoeken, ter eere van het 40-jarig bestaan der Stichting een gedenkboek uit te geven, dat ten verkoop zou worden aangeboden. De uitgave van dit werkje is het bewijs, dat Regenten gaarne hebben voldaan aan het verzoek der Correspondenten, die van zooveel liefde voor de Stichting blijk gaven. Moge de uitgave ervan die gevolgen hebben, die zij ervan verwachtten. Deze mededeelingen zouden niet volledig zijn, wanneer Regenten niet met een enkel woord melding maakten van hen, van wie zij steeds krachtigen steun en medewerking mochten ondervinden. Sedert 1 November 1891 is Dr. D. L. van Wely als geneesheer aan de Stichting verbonden. Met de meeste nauwgezetheid zorgt hij steeds voor de zieken en weet vaak door eene zorgvuldige behandeling ernstige gevallen te voorkomen. Voeding en kleeding worden steeds in overleg met hem geregeld, en het was op zijn advies dat Regenten besloten tot het laten aanleggen der centrale verwarming, die later bleek zoo gunstig te werken op den algemeenen gezondheidstoestand. In bijzondere gevallen is Dr. G. D. Cohen Tervaert steeds welwillend bereid gevonden, zijnen zoo gewaardeerden steun en hulp niet te onthouden, evenals dit het Dr. van Wely. geval is met den Heer F. C. J. Godin , die alle gevallen voor massage gaarne op zich neemt. De Heer J. M. Klinkhamer belast zich met het geregeld tandheelkundig onderzoek, waardoor vaak afwijkingen in het gebit werden voorkomen. In September 1907 vierde de Heer Kooyman zijn 25-jarig jubileum als Slöjdleeraar der Stichting. In den tijd toen nog niemand dacht aan onderwijs in handenarbeid, begreep men in de Louisa-Stichting reeds het groote nut ervan en zij is voor dit vak de baanbreekster geweest in den Haag. Men spreekt in de Stichting dan ook niet anders dan met groote waardeering van den arbeid van den Heer Kooyman, die nog steeds met veel succes en grooten ijver deze lessen geeft. Niet alleen van bovengenoemde Heeren, maar van zeer velen mocht het College van Regenten steeds steun en medewerking ondervinden. Regenten vertrouwen, dat dit bij voort¬ during het geval mag blijven, en bevelen hunne pupillen in ieders welwillendheid aan. Kooyman. Het College van Regenten. .1. M. PIJNACKER HORDIJK, Voorzitter. G. C. VISSER, Secretaris. van stapel geloopen?.... We ondergingen wel het lot, doch begrijpen deden we het niet, een kleine reactie bleef dan later ook niet uit. Hoewel we dien tijd niet meemaakten, vernamen we wel, dat het intiem huiselijk karakter, hetwelk in de eerste jaren van het bestaan der Stichting zoo ridderlijk, doch ook zoo meesterlijk was hooggehouden, schade leed. Is dit te verwonderen en zijn hier geen goede geldende redenen voor? Zeer zeker. Dat zevental pupillen kon innerlijk krachtig worden toegerust, hun gemoedsleven kon dermate gesterkt worden, dat het «schone Herz» evengoed als de «hohe Geist» tot ontwikkeling werd gebracht.... doch hoedanig — men schreef 1874 — wijzigde zich in de volgende jaren de tijdgeest.... en onder die gewijzigde omstandigheden waren de na ons. komende pupillen opgevoed. In 1869 bij de opening konden die eerste pleegkinderen als kinderen beschouwd worden in den vollen zin des woords. Deze herinneringen neerschrijvende komt ons voor den geest het «O selig, o selig, ein Kind noch zu sein!» Hoe zalig nog «jong» te wezen.... hoe zalig jong te zijn en te blijven! Wanneer de jeugd zich van haar voorrechten bewust wordt, dan eerst vangt het genot aan, door geen wereld van concurrentie en verantwoordelijkheid nog verduisterd. Dan worden de rozen niet langer door de kinderhand gedachteloos uitgeplukt, maar als symbolen der vreugd gestoken op het kleed, dat los en luchtig van geen prangen weet. Dan vangt de tocht aan door 't lachen, spotten, jaloersch grommen der wijkende menigte heen naar den bergtop, waar de heerlijkheid der wereld te zien is. Jong zijn is levenslustig, soms dwaas, vaak dwepend, vol idealen, vol goed vertrouwen, argeloos, onberekend, onberekenbaar wezen! Jong zijn is spotten met al wat saai, zwaar op de hand, onnatuurlijk is! Jong zijn is vreugde en vrijheid! Wij wilden deze uitweiding maken, omdat we onmiddellijk tot een contradictie komen. Wij, die eerste pleegkinderen, hebben betrekkelijk weinig vreugde d. w. z. weinig verlof tot wereldsch genoegen gesmaakt; wij hebben een zeer beperkte vrijheid genoten.... en tóch onderschrijven wij gaarne de verklaring, dat we een vreugdevolle jeugd in blijden vrijheidsgeest hebben genoten!.... en dit dankten we aan de tactvolle leiding onzer opvoeders. Beseften we dit geenszins te allen tijde in de dagen onzer kindsheid.... op lateren leeftijd toen we eenigen tijd in die drukke groote-menschen-samenleving hadden vertoefd, gevoelden we het terdege, een ieder op zijne wijze, geheel afhangend van karakter en inborst. «De kritiek houdt allerlangst den reuck van 't eerste sop,» zegt Vondel. Wij zouden er aan willen toevoegen: «De hulst blijft altijd groen, al zijn de onge blaadjes lichter getint dan de oude.» Was de grondtoon in die lang vervlogen dagen niet steeds der dankbaarheid gewijd, thans nu we ouder en in levenservaring wijzer zijn geworden, kan met de grootste erkentelijkheid verklaard worden, dat de herinneringen aan de dagen in de eerste jaren van het bestaan der oude Stichting voor velen nog recht aangenaam zullen zijn en blijven! Zoo zijn de dagen onzer jeugd ons wederom voor den geest getooverd velen der oud-pupillen, de maconnieke idee liefhebbende, zijn tot de Orde toegetreden en betrachten een ieder naar zijn krachten en gaven 't heerlijkste zendingswerk, hetwelk op deze aarde denkbaar is. Voor onze Medebroeders, wier hart voorzeker warm klopt voor de hoogste belangen der Stichting, zij het hier door beweldadigde Vrijmetselaarskinderen openlijk verklaard, dat de Louisa-Stichting, eens de trots der Orde, immer de parel moet blijven van de kroon der Vrijmetselarij in Nederland. W. H. d. G. Enschede. ook meer voor de Zondagen en de vacantietijdperken bestemd. Nog eens, eer wij de huiskamer verlaten, 't is daar een echt gezellig interieur, waar onder liefderijke leiding de deugd der huiselijkheid wordt aangekweekt en ontwikkeld. Weer eene deur open en wij staan in de gemeenschappelijke Eetzaal, de grootste kamer gelijkvloers, daar zij nagenoeg de geheele breedte van het achterfront inneemt. Aan drie zijden op den tuin uitkomende, is zij door meerdere daarin openslaande glazen deuren licht, luchtig en vroolijk. Aan de In de Eetzaal. met eene lichte tint beschilderde muren weer — zooals trouwens in nagenoeg alle vertrekken — talrijke gravures, onwillekeurig den schoonheidszin van het kind ontwikkelend. In 't midden eene lange tafel, waaraan hij alle maaltijden Directeur en Directrice mede aanzitten lot het gebruiken van betzelfde maal, dat 'aan hunne pleegkinderen is toegedacht. En wat daar geschaft wordt is ruim voldoende — ik denk hier in eens aan de jongens, die vrij zijnde in de te gebruiken hoeveelheid, tot zes h zeven stevige boterhammen weten te verwerken goed toebereid, maar eenvoudig. De echte, degelijke burgerpa/B, dezelfde, waarmede de meeste der kinderen na het verlaten der Stichting zich zullen moeten vergenoegen. Lekkernijen als dagelijksche kost staan juist daar- om zeer wijselijk op den index. Bij het eerste en derde gerecht een glas melk, bij het twééde een glas water. Van die gerechten zijn er vier daags: 7l/2 uur 'smorgens ontbijt, 123/4 uur middageten, 5 uur boterhammen en tot besluit 7y2 uur 's avonds een flink bord pap. Is 't wonder, dat het gros van onze kinderen er zoo gezond en welvarend uitziet? Als ge komt een half Uur vóór de maaltijden, dan vindt ge er twee der meisjes, ook weer naar tourbeurt, bezig met tafeldekken, met het spreien der lakens, de verdeeling der borden en glazen en het plaatsen der servetten in hunne genummerde ringen en de nette couverts van Mieles zilver. Dat is ook weer een van die kleine vrouwelijke verplichtingen, die aan de oudere meisjes worden opgelegd, waardoor zij behalve handigheid het begrip krijgen van in de huishouding zelve de dienende liefde te moeten oefenen. Dezelfde eetzaal is het punt van bijeenkomst bij feestelijke gelegenheden, waar die — in den regel door de mildheid der Broeders, die aan hunne weezen dachten — nu en dan voorkomen. Eene eigenaardige onder deze, maar lief gevoeld, is de vereeniging van alle kinderen des Zondags, nadat een hunner jarig is geweest. Dan komen zij daar in gulle vroolijkheid samen en al bepaalt zich het feest, wat de maag betreft, tot «thee en een koekje», ieder hunner heeft althans eens per jaar een dag, waarvan het de held of de heldin is. Dat we kort bij de eetzaal de Keuken vinden, spreekt wel van zelf, wij zijn er terstond na het doorgaan van de ruime bijkeuken met de aanrechten voor de binnen te brengen spijzen en de bergkasten voor servies met toebehooren. Flink ruim is die keuken, één groot fornuis heeft voldoende capaciteit om al het benoodigde eten gereed te maken. In een der hoeken sluit eene deur den toegang af tot de kolossale provisiekast, waaruit dagelijks door de Directrice al het benoodigde uitgegeven wordt. Alles moet gezien worden, dus gaan we hierna èen trap af naar de Kelderruimten, waar de aandacht onder meer getrokken wordt door den afzonderlijken inmaakkelder, de poetskamer, waar een naar gissing honderdtal schoenen op smeer en borstel wacht, de bergachtige cokesvoorraad bestemd tot voedsel voor de daar tevens aanwezige inrichting voor centrale veriÉjfening, die de geheele Stichting bedient en er ten allen tijde eene aangename en gelijkmatige temperatuur onderhoudt. En dan nog daar onder den grond eene donkere kamer voor photografie, door de jongens geheel getimmerd, geverfd en ingericht, jongens, waarvan de oudsten, die dat gaarne willen, daar dooiden Directeur in de geheimen van een zijner artistieke liefhebberijen worden ingewijd. Den trap weer op en wij staan in de Mangelkamer, waar onder toezicht van de linnénjuffrouw door de oudste meisjes beurtelings de laatste hand wordt gelegd aan de wasch. Dat er daar heel wat te doen valt bewijst naast de groote mangel het meest de eerbiedwaardige hoeveelheid gereedliggende strijkijzers. Geheel klaar wordt het linnengoed door middel eener lift naar de bovenverdieping gevoerd om er in de daartoe bestemde kasten te worden geborgen. Hier een oogenblik vertoevend in de nabijheid van het hoofdtooneel deiwerkzaamheid van het dienende personeel zij even medegedeeld, dat zich dit tot het hoog noodige bepaalt. Behalve de evengenoemde linnenjuffrouw zijn eene keuken- en eene werkmeid intern en verder niet dan een knecht, een dagmeisje en op enkele dagen eene werkvrouw, allen extern, aan de inrichting verbonden. Zeker geen overvloed van werkkrachten en toch: ga er maar kijken op welk uur dan ook, 't zal u niet tegenvallen. Naast de mangelkamer, in de genomen volgorde de laatste aan deze zijde van den gang, is de Meisjeskamer, volkomen met dezelfde bestemming als de straks bezochte jongenskamer. En op gelijke wijze ingericht, alleen verschillend door het hier aangebrachte behang. Ook hier alles netjes opgeredderd, maar van de eigen kastjes verschillende ongesloten, een bewijs van vertrouwen in de omgeving, van de overtuiging[niets verborgen té behoeven houden, voor De-Meisjeskamer met inzicht op de Mangelkamer. welk oog dan ook. In dat vertrek is ook de huisapotheek, hoofdzakelijk die artikelen bevattend, die als eerste hulp bij ongelukken noodig kunnen zijn en in een paar groote kasten een depöt van kleedingstukken, meer bepaald ondergoed als anderszins. En nu den trap op naar boven na korte vermelding, dat zich rechts en links van de vestibule de woonvertrekken van den Directeur en de Directrice en het Kantoor van eerstgenoemde, zoomede eene kleine, nette Wachtkamer, waarin de spreuken aan den wand den daar even vertoevende geen oogenblik Eene Slaapzaal. in twijfel laten, of hij den voet op Vrijmetselaars grondgebied heeft gezet. Boven gekomen valt het al dadelijk op, dat.de eerste verdieping over nagenoeg de geheele lengte door een vrij staanden muur in twee volkomen van elkander afgescheiden helften is gesplitst. De eene is het gebied der jongens, de andere dat der meisjes. Wat de verdeeling der ruimte, de inrichting en meubileering betreft zijn die twee helften geheel hetzelfde, wiskunstig gezegd bij tegenoverstand gelijk en gelijkvormig. Na opgemerkt te hebben, dat ze een heerlijk quantum licht en lucht hebben en afmetingen, die toestaan tusschen elk der bedden eene aanmerkelijke ruimte over te laten, kunnen we even goed het eene gedeelte als het andere betreden; wie het eene ziet, kent het andere. Allereerst komen we dan aan de Garderobe, waar voor elk kind eene hangkast met gordijnen is tot berging van bovenkleeding en schoeisel met eene lade voor strijkgoed, boordjes, manchetten en dergelijke en daarboven eene open gelegenheid tot het plaatsen van defecte goederen, die reparatie behoeven en die zóó dadelijk kunnen opgemerkt en onder handen genomen worden. De eigenlijke Slaapzaal is op de helft der lengte in tweeën verdeeld door twee beschotten met glazen deuren in 't midden, door welke een Waschkabinet wordt afgescheiden. Daar geven zestien waterleidingskranen boven een gelijk aantal waschkommen met afvoerbuizen gelegenheid tot frisch wasschen en ploeteren. In dezelfde ruimte bevinden zich de kasten voor het schoone linnengoed en tot berging van wat men noemt de Zondagsche kleeding. Aan weerszijden dus van die waschkamers de slaapvertrekken, waarin voor elk der Eene 'Ziekenkamer. kinderen het eenvoudige, hoogst zindelijke nachtleger met uniforme dekens, naar het jaargetijde tot een maximum van drie. Aan de eene zijde bij elkander de kleineren, aan de andere de grooteren in eene goed te overziene ruimte, behalve in de afdeeling der grootere meisjes, voor welke, ieder voor zich, een gedeelte door gordijnen zoodanig is afgesloten, dat elk harer als 't ware een afzonderlijk slaapkamertje bezit. Aan het einde van den gang twee Badkamers, alzoo vier in 't geheel, en twee net ingerichte Ziekenkamers, eene voor jongens, de andere voor meisjes. Laten we ons een oogenblik verheugen In de Muziekkamer. in de mededeeling, dat gelukkig, dank zij het aan de hoogste eischen der hygiène voldoende opvoedingssysteem, die ziekenkamers 't grootste deel van het jaar niets dan luxevertrekken zijn. En ten slotte naast die kamers, in onmiddellijke gemeenschap met de slaapzalen aan weerszijden een flinke,' in den tuin uitkomende brandtrap. Nog zij, voor wij de aan Morpheus gewijde ruimten verlaten, even vermeld, dat die godheid daar wordt vereerd tot 's morgens 7 uur in den winter en half 7 in den zomer, nadat zijn dienst den vorigen avond is aangevangen tusschen 8 en 10 uur, al naarmate de kinderen behoo- Kantoor, waarin ook de goedgekozen en welvoorziene bibliotheek voor de kinderen is geplaatst. En al zijn wij voor het oogenblik te zeer onder den indruk van het vele goede en schoone, dat we waarnamen, om veel te zeggen, die indruk wordt teruggegeven in enkele woorden van dank en waardeering, in een hartelijken handdruk aan den ijverigen Directeur, die ons zoo welwillend rondleidde door de voor ons geheiligde ruimten, waarin hij en zijne Echtgenoote de zware, hun door de Broederschap op de schouders gelegde taak met vaste hand en toch even zorgvol als liefderijk zoo volkomen vervullen. En nu, Broeders! die ik in gedachten mocht vergezellen op den tocht door ons opvoedingsgesticht, verlaat ik U in de hoop, dat gij daardoor zoo noodig meer nog dan vroeger in liefde zult gedenken aan onze kinderen en van harte medewerken tot den bloei en de volmaking van de instelling, die eenmaal terecht is genoemd: «de schoonste parel aan de kroon der Nederlandsche Vrijmetselarij.» W. E. A. W. 's-Gravenhage , Januari 1909. ENKELE OPMERKINGEN OVER DE OPVOEDING IN DE LOUISA-STICHTING. Niets wat zoo'n bitteren nasmaak heeft, als een zoete opvoeding. EEN der leden van de Commissie, belast met de uitvoering der in 1868 aangenomen plannen, tot oprichting van een opvoedingsinrichting voor nagelaten kinderen van minvermogende Vrijmetselaren, zeide in een debat: «Wij willen geen weeshuis.» De bedoeling was blijkbaar; we willen geen inrichting, die eenigszins doet denken aan die, waar de persoonlijkheid van het kind verloren gaat in het geheel; want inderdaad is de Louisa-Stichting niet anders, dan een Maconniek tehuis. Van den beginne af is getracht te ontkomen aan het uniforme, in enkele inrichtingen te vinden, waar niet op ieder kind afzonderlijk wordt gelet en alle zonder onderscheid naar vooraf bepaalde regelen worden opgevoed. Het streven naar opvoeding van weezen in het gezin is te algemeen bekend om hier besproken te worden, doch het is misschien niet ondienstig iets te vertellen van het leven in de Louisa-Stichting, vooral om te doen uitkomen, dat niet in ieder gesticht de kinderen leven in die kille, koele atmospheer, waarvan soms gesproken wordt. Het is hier misschien de plaats te herinneren aan de eerste stelling, die Ds. Pierson inzond op het Congres voor Kinderbescherming in April 1904, waarin hij zeide: «De normale opvoeding is die van goede ouders in de ouderlijke woning. Elke andere, hoe voortreffelijk ook, is abnormaal, daar zij het gevolg is óf van den dood óf van betreurenswaardige omstandigheden.» Men kan dus vooropstellen, dat niet één stelsel van weezenopvoeding zonder gebreken is, en in de Louisa-Stichting is men zich dan ook wel bewust geen volmaakt werk te leveren, maar naar dat ideaal wordt toch gestreefd, zooals de Secretaris schreef in zijn verslag van 1907, en dit streven zal niet ijdel wezen. 0 0 In alle opzichten is getracht een gezin te vormen en bij de behandeling der Statuten op het Groot Ooslen van 1885 is dan ook terecht bepaald, dat het aantal op te nemen kinderen niet grooter mag zijn dan dertig. Dit maximum moet gehandhaafd worden, wil men niet aan het geheel zijn huiselijk karakter ontnemen. In verband hiermede zijn suppoosten, binnenvaders en binnenmoeders geheel onbekend. Directeur- en Directrice alleen voeren de huiselijke leiding. Zij worden aangesproken met den naam mijnheer en mevrouw, wat in de eerste plaats geschiedt, opdat de namen vader en moeder hunne opvoedkundige waarde niet zouden verliezen, en ze ook bij de weezen die heilige aandoening zullen wekken, die ieder gevoelt, wanneer hij op lateien leeftijd deze woorden uitspreekt. Vader en moeder zijn nu eenmaal niet te vervangen, en vooral voor een' halve(n) wees is het een ijdele klank «moeder» te zeggen, wanneer moeder elders woont. Het is geen gemakkelijke taak, die de Stichting op zich nam, toen zij zich belastte met de opvoeding van dertig kinderen; vooral in dezen tijd, in «de eeuw van het kind» worden aan die taak zware eischen gesteld. Wordt hel voor jonge menschen steeds moeilijker zich eene goede positie te verwerven, en moeten zij. al terdege goed onderlegd zijn, willen zij in de. een of andere richting voldoen, ook aan de zedelijke vorming moet voortdurend meer zorg worden besteed, om de jongelui te wapenen tegen de uitersten op ieder gebied, waarmee zé bij hun intrede in de maatschappij kennis zullen maken. Het onderwijs ontvangen de jongens en meisjes op verschillende scholen in Den Haag; een lijstje in het jaarverslag doet ons de namen er van kennen: Hoogere Burgerschool, Particuliere jongensschool, Nutsschool, Kweekschool voor Onderwijzers, Openbare school, Industrieschool, Kookschool en de Botterdamsche Zeevaartschool. Hoewel deze inrichtingen in de eerste plaats belast zijn met de verstandelijke ontwikkeling der kinderen, zullen zij toch niet verzuimen naast voedsel voor het hoofd ook voedsel voor het hart te geven De Louisa-Stichting zal zich dus moeten belasten met dat deel der opvoeding, dat in normale gevallen is opgedragen aan het ouderlijke huis. In tegenstelling evenwel met vele gezinnen, die deze vorming aan het toeval overlaten, en het huiselijk leven niet inrichten naar de eischen, die aan eene goede opvoeding der. kindéren wordt gesteld, tracht de Stichting die wegen te vinden, welke een harmonisch samenwerken tusschen school en huis zooveel mogelijk tot zijn recht doen komen en let zij bij het huiselijk levert; in: de .eerste plaats op de belangen der jonge pupillen. De Stichting voldoet dus het beste aan hare bestemming, wanneer zij 0 0 El ik hier hun namen noemen, maar ik vrees, dat hun dit onaangenaam zou zijn. Immers, de Vrijmetselaar doet liever het goede in stilte. Hun hulp, waarvoor hier openlijk hartelijke dank wordt gebracht, heeft bij de Commissie van Redactie menigmaal nieuwen ijver gewekt, waar die dreigde verloren te gaan. In 1904 trad de Heer J. Maurer , die steeds een ijverig lid was geweest, uit de Commissie van Redactie en werd vervangen door den Heer H. J. Th. Zandvliet, die met steller dezes onlangs zijn plaats inruimde aan de Heeren D. van Oordt en J. N. G. Söhngen. Ten slotte zij hier nog vermeld, dat telken jaar een exemplaar van den kalender eerbiedig werd aangeboden aan H. M. de Koningin, H. M. de Koningin-Moeder, H. K. H. de Vorstin von Wied, dochter van wijlen Z. K. H. Prins Frederik der Nederlanden, onzen overleden Grootmeester-Nationaal en Z. K. H. Prins Hendrik der Nederlanden, welke aanbieding steeds met een minzaam schrijven werd beantwoord. Aan het verzoek der Heeren Regenten de geschiedenis van den Magonnieken Scheurkalender neer te schrijven voor het op het feest der stichting te verschijnen gedenkboek, is hiermede voldaan. De Commissie van Redactie had anders niet gezondigd tegen het bovengenoemde maconnieke beginsel: doe het goede in stilte. Aan de wand hangt bij velen, ook bij veel niet-Vrij metselaren, de negentiende uitgave van den Magonnieken Scheurkalender en bijna twintig duizend gulden zijn door de Commissie van Redactie aan Heeren Regenten der LouisaStichting afgedragen. Aan hoeveel weezen is dat geld ten goede gekomen? De Magonnieke Scheurkalender zij daarom als middel tot verspreiding der maconnieke beginselen en als niet onbelangrijke bron van inkomsten voor de Louisa-Stichting aan een ieder nog eenmaal warm aanbevolen. A. L. SCHMIDT Jr. Oud-lid van de C. v. R. AAN DE LOUISA-STICHTING, BIJ HAAR HERDENKINGSFEEST. Gij, schoonste vrucht van 't maconnieke streven, Gij, heerlijk toevluchtsoord voor 't arm vrijmets'laarskind, Dat, vroeg verweesd, alleen staat in het leven, En meestal weinig troost en weinig liefde vindt, — 0, blijf een parel aan de kroon der metselaren, Een Licht- en Liefdebron voor wie er troost'loos treurt In donk'ren lijdensnacht; op wegen, vol gevaren, — Als 't diêrst bezit het harte is ontscheurd: Als Vaders arm nooit meer ten stut kan strekken, Als Moeders oogen niet meer, zorgend, zien — Blijf dan, barmhartig, 't weeskind tot u trekken, Om 't Licht en Liefde, Hulp en Troost te biên! Leeuwarden 1909. H. P. PRIESTER. I REGENTEN DER LOUISA-STICHTING. J. J. F. Noordziek 1869 — 1882 F. L. Willekens Macdonald 1869 — 1872 B. L. W. Mensing 1869 — 1870 A. J. C. Maas Geesteranus 1869 1872 J. ter Gouw 1869 — 1875 N- Bosz • • 1869 — 1885 J. J. Hardenberg 1869 1879 J. W. C. Diepenheim 1871 1875 J. P. Vaillant 1871 -1881 L. Ed. Lenting 1872 — 1873 G. H. Landmeter 1873 1881 N. J. W. Smallenburg 1875 1880 A. J. Schouten 1875 — 1880 H. Zeeman 1880 -1888 D. B. van Vleuten 1880 1884 J. van Stralen 1881 -1885 D. J. van BlJSTERVELD 1881 1881 P. van Reysen 1882 — 1886 F. van Ketwich 1882 — 1885 y- ykema 1882-1902 F. W. van der Putten \ 1884 —1889 L. J. Egeling .... .... 1885 — 1889 E. Barenbroek 1835 -^onn J. van Lelyveld 1885 — 1890 A. M. Maas Geesteranus 1886 1899 Th. J. Koentz 1889 A. Luymes 1889 — 1906 P. Havelaar Jzn 1888 — 1907 J. M. Noothoven van Goor 1890— 1893 J. Post van den Burg 1893 H. van de Velde Hzn 1897 J. M. Pijnacker Hordijk 1899 _ G. C. Visser 1902 J. W. Stemfoort 1906 A. J. Wijnne 1908 REGENTESSEN DER LOUISA-STICHTING. Mevr. de Wed. W. van Lansberghe—Maas Geesteranus 1891 —1905 Mevr. Ovink—Peelen 1891 — 1905 Mejuffr. C. Noordziek 1891 — 1904 Mevr. Versteeg—Noordziek 1904 — Mevr. E. J. van Gorkom—Struben 1905 — 1906 Mevr. R. L. Schiff—van Bienema 1906 — 1908 Mejuffr. A. Boudewijnse 1906 — DIRECTEUREN DER LOUISA-STICHTING. K. Veeger. W. van Geest . G. P. Hempenius J. M. Kosten . T. B. Rijkmans. G. Bos Hzn. 1869 —1876 1876 —1879 1879 —1886 1886 —1901 1901 —1905 1905- DOKTOREN DER LOUISA-STICHTING. Dr. D. B. Rijke . Dr. J. Kips. . . Dr. D. H. van Wely 1869 —1872 1872 —1891 1891 — CORRESPONDENTEN DER LOUISA-STICHTING. Alkmaar . ... De Noordstar . . . . J. H. Leydesdorff. Amersfoort. . . . Jacob van Campen. . . M. de Pool. Amsterdam . Concordia Vindt Animos . A. F. Tjassens Keiser. > ... La Paix H. G. van Dorssen. * ... La Charité W. S. van Leeuwen. . . . La Bien Aimée . . . . H. J. C. Haver. • • • Willem Frederik. . . . W. A. Schade van Westrum I ... Post Nubila Lux . . . A. H. W. Hellemans. * ... Nos Vinxit Libertas. . . D. Komter. Apeldoorn ■ ... De Veluwe . . W\ . . C. G. O. Stoop. Arnhem . ... De Geldersche Broederschap Dr. R. Roelofs. Assen Moed en Volharding . . C. van Gorcum. Bergen op Zoom . . L'Inséparable W. A. E. Mansfeldt. Breda Het Vrij Geweten . . . F. C. H. Haalebos. Brielle LAurore J. H. Overbeeke. Delft Silentium H. P. Bok. Delfzijl prins Frederik .... A. van Dijk. Dordrecht .... La Flamboyante . . . W. H. v. d. Horst van Lil. Enschede .... Tubantia G. Daams. Gorinchem. . . . Orde en Vlijt . . . . D. J. du Croo Sr. Gouda De Ware Broedertrouw. . C. J. M. Kroon. 's-Gravenhage. . . L'Union Royale. . . . Dr. A. N. van Praag. Groningen .... L'Union Provinciale. . . P. Wiersema. Haarlem .... Vicit Vim Virtus . . . Mr. A. S. Miedema. Harlingen .... Deugd en IJver. . . . H. G. Harkema. Helder Willem Frederik Karet . . J. Huisman. 's-Hertogenbosch . . De Edelmoedigheid . . . A. Noltée. Hilversum . ... De Gooische Broederschap . Joh. P. Post. Hoorn West-Friesland . . . . J. C. v. d. Blocquery. Kampen . . . . Le Profond Silence . . . C. Kalff. Leeuwarden . . . De Friesche Trouw. . . M. L. Deenink. El Verheug U, wanneer gij vader wordt, maar besef de belangrijkheid uwer roeping. Wees voor uw kind.een trouwe beschermer. Zorg dat het U tot zijn tiende jaar vreest, dat het U tot zijn twintigste liefhebbe en dat het U tot zijn dood eerbied toe drage. Wees tot zijn tiende jaar zijn meester, tot zijn twintigste zijn vader, tot den dood zijn vriend. Denk steeds, om uw kind eerder goede grondbeginselen in te prenten, dan goede manieren te leeren. Het moet U eene verlichte rechtschapenheid en niet eene wufte behaagzucht verschuldigd zijn. Maak er eerder een eerlijk, dan een behendig mensch van. Uit: «Het Zedelijk Wetboek voor den Vrijmetselaar». Op den 24sten Mei 1909 werd het College van Regenten gevormd door de Heeren: J. M. PIJNACKER HORDIJK, Voorzitter. J. POST VAN DEN BURG, Onder-Voorzitter. J. W. STEMFOORT, Thesaurier. H. VAN DE VELDE Hzn. Th. J. KOENTZ. A. J. WIJNNE. G. C. VISSER, Secretaris. bijgestaan door de Dames: Mevr. VERSTEEG geb. Noordziek en Mejuffr. ANNA BOUDEWIJNSE. Directeur: G. BOS Hzn. Directrice: Mevr. A. C. B. BOS—Sachs. EENIGE MEDEDEELINGEN UIT DE GESCHIEDENIS DER LOUISA-STICHTING. NDER meerdere beschikkingen ten voordeele der Broederschap, bestemde de Grootmeester der Orde in 1841, ter gedachtenis aan zijn 25-jarig grootmeesterschap, eene som van ƒ 9000.— om de opbrengst daarvan te doen strekken tot liefdadige doeleinden. Dit kapitaal, de grondslag van het zoogenaamd «Liefdefonds», werd door jaarlijksche bijdragën der leden zeer versterkt. In 1862 werd in de Loge «L'Union Royale» te 's-Gravenhage voorgesteld, bepalingen te maken tot regeling der bestemming van dit fonds en werd in de eerste plaats gedacht aan een Opvoedingsinrichting voor kinderen van overleden minvermogende Vrijmetselaren. Deze Loge vond in haar streven alle steun en sympathie bij Z. K. H. Willem Frederik Karel, Prins der Nederlanden, Grootmeester der Orde. Op het Groot-Oosten van 31 Mei 1863 werd dit plan in behandeling genomen, en in beginsel goedgekeurd, door het nemen van het besluit: «dat het Liefdefonds bestemd is tot vestiging van een opvoedingsgesticht voor kinderen van overleden minvermogende Vrijmetselaren onder nader daaromtrent vast te stellen bepalingen.» Tegen dit besluit werden in dien tijd vele bezwaren geopperd. Enkelen meenden, dat direct begonnen moest worden met het toekennen van geldelijken onderstand of bedeeling aan nagelaten weezen, anderen achtten het niet gewenscht, dat de Orde zichtbaar naar buiten werkte, daardoor misschien aanstoot geven en op deze wijze de reeks harer vijanden nog zou vergrooten. Ook werd de vrees geuit, dat de kinderen uit een Mac. opvoedingsinstituut na het verlaten van dit gesticht vele moeilijkheden zouden ondervinden in de maatschappij. Hun, die meenden, dat de Orde van Vrijmetselaren geene gestichten moest oprichten, werd gewezen op het Mac. weeshuis te Stokholm, het gesticht voor weeskinderen te Praag, op de Mac. kweekscholen te Dresden, Leipzig en Göslitz, op de Augusta-Stichting te Berlijn en op vele Engelsche Mac. opvoedingsinrichtingen. Het Hoofdbestuur was dan ook zöö overtuigd van de noodzakelijkheid der uitvoering van het op het Groot-Oosten van 1863 genomen besluit, dat het in 1864 voorstelde, het Liefdefonds zoo spoedig mogelijk tot een voldoend kapitaal te brengen. Dat voorstel werd in 1864 bij acclamatie aangenomen zonder eenige tegenspraak te ondervinden. Door de Loges werd evenwel niet die steun en belangstelling betoond, die men met eenig recht voor zulk een schoon doel had mogen verwachten, wat den Heer Noordziek aanleiding gaf een werkje uit te geven ten voordeele der Stichting, waarin dit ontwerp uitvoerig werd uiteengezet, zoodat niemand zich meer kon verschuilen achter de verontschuldiging onbekend te zijn geweest met de plannen van de Commissie, door den Grootmeester benoemd bij besluit van 27 November 1865. Deze Commissie bestond uit de volgende Heeren: J. van Lennep. . . . . • Gr. Redenaar. j. J. F. Noordziek .... Gr. Secretaris. F. L. Willekes Donald . . Eerste Gr. Onderzoeker. J. ter Gouw Voorz. der Loge «La Charité». B. L. W. Mensing .... Voorz. der Loge «L'Union Royale». N Bosz Voorz. der Loge «De Drie Kolommen». Zij hield hare eerste vergadering op den 30sten December 1865, waarbij de Gr. Redenaar tot Voorzitter en de Gr. Secretaris tot Secretaris werd gekozen. Den 25slen Juni 1865 overleed te 's-Gravenhage de Heer Jean Joachim Gosselin, in leven Commies bij het Ministerie van Koloniën, die, bijna zijn geheel vermogen nalatende aan de algemeene armen, bovendien eene som van ƒ 20000 bestemde ten behoeve van een stichting voor kinderen van minvermogende Vrijmetselaren. Tienduizend gulden moesten besteed worden voor de oprichting van het gesticht, terwijl tienduizend gulden op het Grootboek moesten worden belegd, rente op rente, voor den tijd van 50 jaar, om na verloop van dien tijd te dienen tot onderhoud dier inrichting. De uitgave van het werkje van den Heer Noordziek over de plannen der Commissie verscheen in April 1866, en gaf o. a. de teekening van een te plannen. Hij toonde dit dan ook op vorstelijke wijze. In April 1868 zond Z. K. H. eene circulaire aan alle Loges, waarin mededeeling gedaan werd dat hij, na kennisname van het ontwerp, aan de Commissie teekeningen en plannen had gezonden van een ruim en luchtig, hecht en sterk gebouwd huis in de Nobelstraat, dat, naar het oordeel van zaakkundigen, behoudens enkele aan te brengen veranderingen, voor het aangegeven doel volkomen geschikt was. De Commissie deelde deze meening. Bovengenoemd pand bood Prins Frederik aan de Broederschap ten geschenke aan, waarbij de kosten van verbouwing zouden kunnen bestreden worden uit de eerste helft van het legaat Gosselin. Den Loges werd verzocht mede te deelen of zij hare goedkeuring konden hechten 1". aan het aanvaarden door het Groot-Oosten van het door hem geschonken gebouw, 2°. aan het aanwenden van de helft van het legaat van wijlen den Heer Gosselin tot het hierboven aangewezen doel. De Grootmeester drong tevens aan op spoed, opdat in het volgend Groot-Oosten de zaak in wettigen vorm beslist zou kunnen worden, waarop hij, met het oog op zijnen vergevorderden leeftijd, hoogen prijs stelde, daar hij \ als Beschermheer, de Louisa-Stichting nog gaarne gevestigd en in werking zou zien. Op het Groot-Oosten van 1868 werd in beginsel aangenomen, dat de Orde aanvaardt het door den Grootmeester-Nationaal in 's-Gravenhage aangekocht en tot vestiging der Stichting aan de Orde te schenken gebouw en aanhoorigheden; dat, tot gedeeltelijke bestrijding der onkosten voor verandering en inrichting, gebruikt zal worden de voor de oprichting bestemde helft van het legaat van den Heer Gosselin. Verder werden alle voorstellen der Commissie aangenomen, en was het bestaan der Louisa-Stichting verzekerd. De Grootmeester dankte de Broeders voor de genomen besluiten en smeekte Gods zegen af op het werk, waarvan in die vergadering de grondsteen was gelegd. Namens zijne Gemalin betuigde hij hare groote ingenomenheid haren naam te zien verbonden aan dien der Stichting, en deelde hij mede, dat de Beschermvrouw ƒ 3000 beschikbaar stelde voor de gedeeltelijke aanschaffing van het meubilair. Verder bracht hij dank aan de Commissie voor hetgeen zij met zooveel ijver had verricht en benoemde hij voor de eerste maal tot Regenten de Heeren: J. J. F. Noordziek j ^ ^ CqU yan Qroot-Officieren. F. L. Willekes Macdonald ) j. j. F. Noordziek. N. Bösz J. ter Gouw j leden der ontbonden Commissie. B. L. W. Mensing ] A. J. C. Maas Geesteranus. }, F. Hardenberg. Met ongemeene geestdrift werd deze rede toegejuicht, waarna de voorzitter in warme bewoordingen den dank der Orde betuigde en aan den Hoogen Beschermheer verzocht dezen eerbiedigen dank over te brengen aan Mevrouw de Prinses , de Beschermvrouw der Stichting, en ook voor het nieuw en belangrijk bewijs, dat zij de Stichting steunen wilde, die haren naam zou dragen. De vergadering bekrachtigde op Maconnieke wijze het gesprokene door den Voorzitter en doet door een krachtig applaudiseeren en juichen van hare instemming met die woorden blijken. Den 25 September 1868 zond het eerste College van Regenten eene circulaire rond, waarin het mededeelde, dat de werkzaamheden voor de nieuwe inrichting in die mate vorderden, dat de inwijding in 1869 zou kunnen geschieden. Van die gelegenheid maakten Regenten gebruik om een beroep te doen op de offervaardigheid van de Leden der Orde, in het vast vertrouwen dat aan die roepstem allerwegen zal worden gehoor gegeven. Dat dit vertrouwen niet werd beschaamd blijkt uit de circulaire, in Maart 1869 rondgezonden, mededeelende, dat eene voldoende som was bijeengebracht voor het aanschaffen van meubilair voor een tiental pupillen, en dat de inkomsten van dien aard waren, dat een zevental pleegkinderen voorloopig kon worden opgenomen. Verzoek om opname werd vóór 1 April ingewacht bij den Secretaris van het College. Tot directeur werd benoemd de Heer K. Veeger van Purmerend, die in het laatst van April het gebouw in'de Nobelstraat met een zevental kinderen betrok. In dit gebouw had, in tegenwoordigheid van den Beschermheer en van een gi*oot aantal genoodigden, op den 24s,e" Mei 1869 de inwijding plaats der Louisa-Stichting. De uitnoodigingen waren zoo verdeeld, dat de geheele Ncderlandsche Broederschap vertegenwoordigd was. Ook de vertegenwoordigers der Buitenlandsche Loges en Groot-Oostens waren aanwezig, zoomede eene deputatie uit het Dag. Bestuur der Gemeente 's-Gravenhage, bestaande uit de Heeren Gevers Deynoot, burgemeester en Vaillant en Van der Kemp, wethouders. De Heer J. J. F. Noordziek hield eene toespraak, waarin hij naging op welke wijze de Louisa-Stichting was tot stand gekomen. Onder orgelmuziek werden in eene korte pauze eerst de directeur en directrice daarna ook de kinderen binnen geleid en aan den Beschermheer voorgesteld, waarbij de Heer Noordziek verklaarde, dat Regenten de zorg voor deze kinderen op zich namen en de belofte uitsprak, dat zij noch hunne opvolgers het vertrouwen in hen gesteld zouden beschamen. De Heer Veeger hierna het woord verkrijgende, legde de verklaring af, dat hij en zijne echtgenoote zich gelukkig achten als directeur en directrice werkzaam te kunnen zijn, daarbij aan de Broederschap de verzekering gevende, dat zij al hunne krachten zouden wijden aan het welzijn der pupillen. De Grootmeester richtte nu eenige woorden tot elk der kinderen in het bijzonder vervolgens tot Directeur en Directrice, aan wier zorg hij de kinderen opdroeg en het vertrouwen uitsprak dat beiden zouden beantwoorden aan de verwachting, die de Orde.van hen koesterde. De Heer Noordziek verkreeg nu weer het woord. Hij dankte den Koninklijken Beschermheer voor al hetgeen deze deed voor de Louisa-Stichting, terwijl Zijne geëerbiedigde gemalin lof en hulde werd gebracht voor de welwillendheid, waarmede zij toestond, dat Haar naam aan de Stichting werd verbonden. Ook aan het Dagelijksch Bestuur der Gemeente 's-Gravenhage werd dank gezegd voor Zijne tegenwoordigheid; de jonge instelling werd aanbevolen in de belangstelling der overheden. Den vertegenwoordigers van Mac. lichamen werd verzocht mededeelmg te doen van de inwijding der Louisa-Stichting en die aan te bevelen in de Loges die zij vertegenwoordigden. Namens den Grootmeester verklaarde toen de Voorzitter van het College van Regenten de Louisa-Stichting, staande onder Beschermheerschap van Z K H Prins Frederik der Nederlanden, te zijn geopend en ingewijd. Nadat de Beschermheer Zijne voldoening had te kennen gegeven over hetgeen hij had gehoord en gezien, en Zijnen dank had betuigd aan de Broeders, die zooveel hadden gedaan om de inrichting in het leven te roepen, sprak hij namens Zijne gemalin, die tot haar leedwezen verhinderd was aanwezig te zijn Zijne beste wenschen uit voor den bloei en het welzijn der Stichting. De Heer Gevers Deynoot, burgemeester der Gemeente, verzekerde, dat het Gemeentebestuur trotsch was op het verrijzen van deze instelling m de Residentie en dat het steeds bereid gevonden zou worden hulp en bijstand te verleenen, wanneer dit noodig mocht zijn. Alle aanwezigen teekenden vervolgens de volgende oorkonde: Ter eere van den grooten schepper des heelals. aan allen, die dezen zullen zien of hooren lezen, heil! zegen! voorspoed! Op heden den vierentwintigsten van Bloeimaand van het jaar 1869, in het gebouw staande te 's-Gravenhage, in de Nobelstraat N°. 11; op grootmoedige wijze geschonken aan het Nederlandsch Groot-Oosten door Zijne Koninklijke Hoogheid den Heere Prins Frederik der Nederlanden, Grootmeester-Nationaal der Orde van Vrijmetselaren in het Koninkrijk der Nederlanden, Onderhoorige Landen en Koloniën; bestemd tot vestiging van een Opvoedingsgesticht van nagelaten kinderen van minvermogende Nederlandsche Broederen, overeenkomstig de besluiten genomen op de Algemeene Vergadering van 1868 en de bepalingen in de Statuten vastgelegd, onder beding dat die Instelling aldaar zal verblijven, zoolang het overtuigend blijkt, dat zij aan het doel der oprichting en den geest der Orde beantwoordt; verbouwd met bijvoeging van nieuwe lokalen ter voorziening in de behoeften der volgende tijden, zijnde de kosten bestreden uit het deel van het legaat van wijlen den Heer Gosselin, bij uiterste wilsbeschikking daartoe aangewezen; ingericht tot huishouding en voorzien van het benoodigd huisraad en meubilair, alsmede van de uitrusting der eerst opgenomen zeven pleegkinderen wier namen in de stamboeken zijn opgeteekend; — uit de door de Werkplaatsen, Kapittels, Meesterafdeelingen, Maconnieke Sociëteiten en Leden op hulpvaardige wijze bijgedragen; gesteld onder het hooge Beschermschap van Zijne Koninklijke Hoogheid Prins Frederik voornoemd, en Hoogstdezelfs Gemalin, Beschermvrouw, naar wier naam de Instelling mag worden geheeten: LoUISA-Sr FICHTING heeft plaats gehad de plechtige inwijding dezer weldadigheids-inrichting in tegenwoordigheid van den Koninklijke Beschermheer, de Lands-, Gewestelijke en Gemeentelijke Overheden, de Leden van de Opperbesturen der Orde, de Vertegenwoordigers van Buitenlandsche Groot-Oostens en Afgevaardigden der bovengenoemde Maconnieke Lichamen en verdere Genoodigden. En is bij die gelegenheid deze Stichting, genaamd Louisa-Stichting, opgedragen aan de hoede der Openbare Machten van het Rijk, het Gewest en de Gemeente van vestiging, alsmede van de Leden der Nederlandsche Broederschap waar ook verspreid over het oppervlak der aarde, en aan aller medewerking tot instandhouding en uitbreiding van het aangevangen werk aanbevolen. Zijnde ter Oorkonde van dien, deze verklaring op den dag als boven vermeld, na opening door de aanwezigen onderteekend. Hiermede was eene plechtigheid afgeloopen, die eenvoudig maar indrukwekkend was. Reeds den eersten dag van haar bestaan was het de Stichting gegeven te kunnen toonen, dat zij in de toekomst veel zegenrijks zou kunnen doen. Het zusje van een der opgenomen jongens kon niet aanwezig zijn, omdat ze thuis zat bij hare stervende moeder. Wat moet voor deze vrouw de doodstrijd verlicht zijn door de wetenschap, dat de kinderen bij haar heengaan achter bleven onder de bescherming der Stichting. Behoeft nog te worden gezegd, dat deze instelling voorzag in eene bestaande behoefte? Deze kinderen deiweduwe vroegen niet vergeefs om hulp en steun. Langzamerhand begon dan ook de sympathie voor de Stichting levendig te worden en ondervond zij onverdeelden bijval en krachtdadigen steun. Te Deventer vormde zich een damescomité tot het houden van eene verloting, met subcomité's te Vlissingen en te Utrecht. De opofferingen van tijd en moeite van deze dames werden met dit gevolg gekroond, dat zij een bedrag van ƒ 2832,50 aan den Thesaurier der Stichting ter hand konden stellen. De vijf Amsterdamsche Loges hielden eene verloting, die ƒ 2505,87 opbracht, de Voorzitter der Loge te Dordrecht, de Heer A. J. Schouten richtte eene loterij op, die ruim ƒ 500 opbracht. In verschillende plaatsen werden concerten gegeven, waarvan de opbrengst was ten bate der Stichting. Onder de bijzondere giften mag niet onvermeld blijven eene som van ƒ 5000, geschonken op den dag der inwijding door den Grootmeester, ter gelegenheid van het 50-jarig bestaan van de afdeeling van den Meestergraad. De Loge «De Ster in het Oosten» besloot haar Loeflon-fonds, ten behoeve van kinderen van Vrijmetselaren, groot ƒ 3071,07 over te dragen aan de Louisa-Stichting. Bij de inwijding had een der Broeders eene som gegeven van ƒ 500, lateikwamen meerdere belangrijke giften in. Op deze wijze kwam er reeds het eerste jaar een fonds bijeen, dat ingeschreven werd op de Grootboeken der Nationale Schuld. Het College van Begenten, getroffen door zooveel medewerking, betuigde bij rondschrijven van 12 Juni 1869, zijn hartelijken dank aan al diegenen, Het driehoekig stukje grond aan de overzijde van de aan te leggen straat werd nu verkocht voor ƒ5500, terwijl het gebouw met den overgebleven tuin aan enkele bouwondernemers werd verkocht voor ƒ 60000. Het College van Regenten had dus na verkoop van het gebouw in de Nobelstraat te beschikken over een kapitaal van ƒ 98000 en kon daardoor zijnen wensch verwezenlijken, een opzettelijk voor hun doel ingericht gebouw te bezitten. (Bulletin 1886, bladz. 70.) Na gehouden besprekingen hechtte het Hoofdbestuur zijne goedkeuring aan het besluit der Regenten, eene prijsvraag uit te schrijven, nadat eerst de eischen, die men aan eene nieuwe inrichting moest stellen, waren bepaald. Om alle deskundigen in de Loges in de gelegenheid te stellen mede te dingen of hun oordeel er over uit te spreken, zonden Regenten deze prijsvraag met alle nadere inlichtingen aan alle Loges. Mededeeling werd gedaan, dat de jury van beoordeeling zou bestaan uit de Heeren J. H. Kromhout, generaal-majoor, inspecteur van de Genie en L. H. Eberson en J. C. van Wijk, architecten te Arnhem en te Rotterdam. (Mac. Weekblad 20 Dec. 1886.) In alle Loges werd deze prijsvraag besproken, terwijl de behandeling ervan voor velen een reden was tot het rondzenden van eene circulaire, waarin de bezwaren tegen de plannen van Regenten werden uiteengezet, en voorstellen werden gedaan tot wijziging. Bij rondschrijven van 12 Maart 1887 gaven Regenten een algemeen antwoord op de circulaire van deze Loges. De voornaamste grief was wel, dat men het plan voor 32 kinderen te klein vond, men noemde die ruimte «veel te eng», het getal «te gering». Men wenschte een «veel grooter getal» en sprak zelfs van 2 X 32 pleegkinderen, ja wenschte zelfs eene inrichting voor 75 weezen. Veel was hier niet op te antwoorden, daar de Statuten, goedgekeurd op het Grooi-Oosten van 1886, in art. 16 bepalen: «Het maximum der in het gesticht op te nemen kinderen is 30». (Rulletin 1886, bladz. 328.) Dit maximum van dertig kinderen is niet willekeurig genomen. Wil men de Louisa-Stichting doen blijven wat zij is, zoo schreven Regenten, een opvoedingsgesticht, dan moeten de kinderen staan onder onmiddellijk toezicht van directeur en directrice, daartusschen mogen geen «binnenvader», geen «binnenmoeder» of «linnenmoeder» plaats nemen. Eene goede opvoeding wenscht de Orde aan kinderen van overleden Broeders te geven, waarbij niet allen naar ééne formule worden behandeld, maar met ieders persoonlijke eigenschappen wordt rekening gehouden. De wensch een opvoedingsgesticht te houden, was de eenparige wensch van al de leden der in 1885 benoemde commissie voor het ontwerpen van nieuwe Statuten; en het College van Regenten was het daarmede zoozeer eens, dat het in zijne ontwerp-statuten die bepaling overnam zonder eenige opmerking. Ook het Hoofdbestuur vond dit maximum het juiste, blijkens zijn voorstel aan het Groot-Oosten om dit vast te stellen, en niemand heeft daartegen ook maar eenig bezwaar gemaakt, maar één woord gezegd. (Bulletin 1886, bladz. 334.) Dat niettemin de wensch om de Stichting zoo mogelijk aan meer kinderen ten goede te doen komen bij allen levendig was, blijkt uit het voorstel der Commissie, zoowel door Begenten als door het Hoofdbestuur overgenomen, om wanneer de finantiën het toelaten of bijzondere omstandigheden het wenschèlijk doen zijn, pleegkinderen boven het getal 30 tijdelijk aan de huiselijke opvoeding van Vrijmetselaren toe te vertrouwen. Anderen hadden bezwaar tegen de geraamde kosten, die naar hunne meening te hoog waren. Het College, overtuigd dat die bezwaren kwamen van deskundigen, verzocht deze hunne teekeningen in te zenden, die dan zeker in ernstige overweging zouden worden genomen. Regenten zouden zich verheugen, wanneer uit de in te zenden plannen bleek, dat een werkelijk goed gesticht, voldoende aan de gestelde eischen, voor aanmerkelijk minderen prijs kon worden verkregen. Honderd en een en veertig plannen kwamen in, zoodat het niet gemakkelijk was hieruit eene keuze te doen. De jury van beoordeeling had eene moeilijke taak De eerste prijs werd verworven door de Heeren J. Stok & Zoon te Rotterdam, de tweede door den Heer M. A. de Zwart te Voorburg. (Bulletin 1887, bladz. 67). : v'-V\ Na veel overleg met de Jury en na rijp beraad kwamen Begenten tot het besluit het eerst bekroonde ontwerp te kiezen. Bij eene publieke aanbesteding bleek, dat ook de laagste inschrijver bleet boven de begrooting, wat Begenten aanleiding gaf den bouw bij onderhandsche aanbesteding op te dragen aan de Heeren Muller en Droogleever Fortuun te Botterdam. Deze vatten den bouw krachtig aan, zoodat m het najaar de eerste steen kon worden gelegd. Begenten meenden, dat dit met eenige plechtigheid behoorde te geschieden en noodigden den Grootmeester uit deze taak op zich te willen nemen. Wegens afwezigheid van den Grootmeester nam de Heer Mr. A. M. Maas Geesteranus, Gedeputeerd Grootmeester en Begent der Stichting, die taak welwillend op zich. In tegenwoordigheid van vele genoodigden werd bijgaande oorkonde ingemetseld onder passende toespraken en het gezang der kinderen. Inmiddels was het gebouw in de Nobelstraat ontruimd, en was de Stichting verhuisd naar het Bezuidenhout 14. Vóór nog deze verhuizing plaats had, nam de Heer Hempenius ontslag als directeur der Stichting, wegens eene te stellen. De aanleiding tot dit verzoek was, dat er wel eens op aandrang van aanbevelende Loges, die dringende noodzakelijkheid aanvoerden, pleegkinderen zijn opgenomen, van wie later bleek, dat zij, volle weezen zijnde, zelf, of de nog levende moeder middelen genoeg bezaten om in hunne opvoeding te voorzien. Het getuigde voorzeker van een groot vertrouwen in de Stichting en hare Directie, dat men zelfs voor kinderen, die niet tot de minvermogenden behoören, de opvoeding aldaar verkiest boven die in eigen huis of in eenige particuliere inrichting, doch men vergete niet, dat de Stichting is bestemd voor kinderen, in welker opvoeding niet door eigen middelen kan worden voorzien. De plaatsing van een pleegkind, dat niet minvermogend is, is een onrecht — om niet te zeggen een diefstal — gepleegd jegens de velen, voor wie plaatsing wordt gevraagd en voor wie de Stichting uitdrukkelijk is opgericht. Plaatsing te moeten weigeren aan kinderen, die behoefte hebben aan steun, is voor Regenten steeds in hooge mate onaangenaam, wat vooral bleek in 1890, toen opname gevraagd werd voor de kinderen van een vroegeren Regent, die steeds met kracht ijverde voor den bloei der Stichting. Er waren toen dertig kinderen opgenomen, zoodat de Statuten meerdere opname verhinderden. Men nam het Regenten toen kwalijk niet van de Statuten te willen afwijken, zoodat de plaatsing niet meer werd verlangd toen eenigen tijd later, door vertrek van eenige pupillen, opname mogelijk was. Het bestuur der Stichting, door ervaring overtuigd van de behoefte van een maconnieke opvoeding voor kinderen van niet-minvermogende Vrijmetselaren, raadde de Loges aan de handen ineen te slaan tot stichting van een speciaal maconniek opvoedingsgesticht, waarin de kinderen van macons en niet-leden der Orde op gelijken voet tegen betaling opgenomen zouden kunnen worden. Deze inrichting zou zich bij welslagen, waaraan haast niet viel te twijfelen, zelve kunnen bedruipen. De Loge «De Drie Kolommen» trachtte te komen tot eene vereeniging tot opvoeding van kinderen, die ten doel zou hebben, een tehuis te verschaffen aan kinderen van 6—18 jaar, van welke gezindheid dan ook, maar bij voorkeur van Vrijmetselaren. Vele Vrijmetselaren, die naar Indië vertrekken of daar verblijf houden, klagen, dat zij geene gelegenheid kunnen vinden, waar zij met vertrouwen, zonder vrees voor de toekomst, hunne kinderen kunnen achterlaten of heenzenden. En deze kinderen en bemiddelde weezen zouden dus van de nieuwe inrichting kunnen profiteeren. Bereids had men de nieuwe Stichting al St. JansStichting gedoopt. Deze Loge had evenwel weinig succes, waardoor de Heeren Th. J. Koëntz en J. Maurer zich niet lieten afschrikken. Door hünne bemoeiingen werd in — E HERINNERINGEN AAN DE NOBELSTRAAT DOOR EEN OUD-PUPIL. ""^T "T'IE onzer (de oud-pupillen der Louisa-Stichting) vermoedt, als % /% / hij te 's-Gravenhage zijnde de Prinsenstraat passeert, dat hij W ^ de plek betreedt, waar eens in zijn jeugd «zijn thuis» was? Het z. g. dubbelhuis, de deftige woning van een Haagschen patriciër, Nobelstraat n°. 11 was immers met kleine wijzigingen en een geringen aanbouw (de gezellige eetzaal met bovengelegen jongensslaapzaal) de eerste huisvesting geworden, waar in den aanvang slechts een zevental pleegkinderen , 4 jongens en 3 meisjes een liefderijk tehuis vonden. Een Fransch schrijver heeft met het «Voyage autour de ma chambre» naam gemaakt, door gezeten op zijn bureaustoel, alles na te gaan wat daar eens rondom in die huiskamer stond de geschiedenis der meubelen beschrijvende, staat hij stil bij de schilderijen en portretten aan den wand, verwijlt hij in zijn gedachten bij de personen, eens op de stoelen aan dien gezelligen disch gezeten, kortom hij beschrijft op treffende wijze, dan eens geestig, dan weer weemoedig, hetgeen wij duizenden malen voor onzen geest terugtooveren, als we denken aan vroegere, langvervlogen jaren en ons dan rijk gevoelen bij de overpeinzing dier herinneringen en het voor den geest halen dier levensbeelden, welke uit onze jonkheid opdoemen. We weten het nu allen bij ervaring, dat het nergens ter wereld is als déar, waar we ons thuis gevoelen. En dat eerste zevental heeft zich in die eigenlijk voor een «groot gezin» zoo bij uitstek geschikte woning heerlijk thuis gevoeld. Dat kleine woord van vijf letters omsluit een gansche wereld van liefelijke gedachten en aangrijpende beeldengroepen uit ons verleden. Gelukkig is hij, voor wie de klank «thuis» een recht aangename snaar in zijn gemoed doet trillen.... dat heiligdom, waar men zich na gedanen arbeid na elders genoten vreugde, na een korte uitstedigheid of na ondervonden leed kan nedervlijen en vrijuit kan spreken.... 't heeft iets bekoorlijks voor de ziel, iets heerlijks voor het gemoed. Wij die thans «de wereld» kennen met al haar hardheid;, kunnen met een innig gevoel van welgevallen aan dat eerste thuis terugdenken, waar uit alle hemelstreken - de Orde is immers verspreid over alle deelen van den aardbodem — zeven vreemde kinderen tot elkander kwamen, die, allen verschillend in leeftijd en aanleg en karakter, voortaan één kringetje zouden vormen ter opleiding voor dat groote menschenleven. Moeten we thans niet met groote erkentelijkheid getuigen, dat het te danken is geweest aan de tactvolle leiding van den Heer K. Veeger en diens liefdevolle gade, dat het zevental één gezin is geworden, waarin steeds onderling eendracht en eensgezindheid werd gevonden. Waarlijk daar is de coëducatie betracht op zoo oordeelkundige wijze, dat geen beter systeem van opvoeden denkbaar is.... dat waren zusters en broeders in den goeden zin des woords. Toen na enkele jaren de kring der zeven uitverkorenen moest' uitgebreid worden en een paar nieuwe broertjes en zusjes hun intrede zouden doen in ons zoo echt huiselijk en gezellig kringetje, toen werd er gezucht en gemopperd, ja er vielen zoowaar waterlanders. Wat prettige dagen brachten we onder dat ouderlijk dak door! Hoe levendig staat ons nog de indeeling van dat statige woonhuis voor den geest.... die ruime vestibule en marmeren gang, die deftige hooge vertrekken o. a. de beide kamers aan straatzijde, regenten- en directeurskamer — denk terug aan die breed openstaande suitedeuren, onmiddellijk in verbinding staande met de zoogenaamde meisjeskamer, een ruim vertrek, waar we alle zeven zaten te werken, te spelen, te keuvelen, te zingen, te knutselen. Nog niet in de buitenwereld school gaande werd ons daar hoofdelijk onderricht verstrekt.... de lessen van den Heer E. Wijers en van den zangonderwijzer G. A. j. Goudal .... wie herinnert ze zich niet levendig? Later de buitenscholen bezoekende, werd des avonds in die recht gezellige huiskamer - waar de drie meisjes haar kastjes hadden, de z. g. pronkkamertjes van alles wat privé-bezit was — die der jongens bevonden zich in de eetzaal — het schoolwerk gemaakt en de lessen geleerd. Sloeg het klokje van gehoorzaamheid, dan toog de schare naar de aan het einde van den gang gelegen eetzaal. Wie herinnert zich niet de ernstige stem van den Heer Veeger, als hij bij ontbijt of avondeten een stuk uit een stichtelijk dagboek voorlas.... hoe op een ander keer de wanden dreunden van ons gelach en gezang, hoe alles feestelijk werd versierd ter gelegenheid van den 13de" Maart en den 7de» Juni hoe of we daar vaak genoten bij het lezen van een boek uit de toen nog karig bedeelde bibliotheek. Was het dat gevoel van eigenheid, van kalmeerende rust, van innige vertrouwelijkheid, van kinderlijke zorgeloosheid, hetwelk uit alles in die omgeving sprak, waardoor ons dat huis zoo gezellig, zoo aangenaam was? Evenals 't groote menschenleven één keten van altegader kleinigheden is, zoo ook ons huiselijk thuis! Waar ter wereld gevoelt men zich zoo thuis dan juist in zulk een geriefelijk ingerichte omgeving, waar we als door een «ouderenpaar» met de meest toewijdende en opofferende liefde werden groot gebracht, zonder van zorgen of kommer en leed te hooren reppen? Of de vloer belegd is met een Smyrnaasch tapijt, dan wel met een mat van biezen, of de wanden bedekt zijn met kostbare gobelins dan wel met witkalk wat beduidt het vooral voor een in-gezonde zorgelooze jeugd tegenover de wijze waarop men er vertoeft en zich onderling gedraagt? Daar klonk de lach 't hartelijkst, 't lied 't mooist, daar vloeide soms de traan in alle oprechtheid, daar bestond geen veinzerij of grootspraak, daar was men in den edelsten zin als «broeders» en «zusters» onder elkander. Door duizenderlei kleine zorgen — destijds hebben we het wel niet altijd evengoed begrepen — werd de Stichting in die dagen ons gemaakt tot een heiligdom en een wijkplaats, tot een plekje, vanwaar onze opvoeders hun zegenenden invloed op ons deden uitgaan. Bij 't klimmen van 't aantal pupillen werden langzamerhand wijzigingen in het inwendig beheer en in het gebouw gebracht; de z. g. jongenswerkkamer met zijn wijd openslaande deuren werd in gebruik genomen, de deur van het scheidingsmuurtje in den tuin ging op slot die heerlijke tuin, waarin we zoo naar hartelust konden spelen, hollen en ravotten, dat aangename zitje onder dien bruinen prachtbeuk, die gymnastiektoestellen, waaraan we vaak onderling onze krachten maten 't zijn souvenirs, welke ons heilig zullen blijven ons gansche leven lang. Toch kwamen er in de verdere jaren, vooral door het toenemen van het getal pleegkinderen, kleine wolkjes opzetten, ook aan dezen eens zoo helderen hemel 't gebod van het heilige moeten was destijds voor ons kinderoog nog niet te doorzien; de strengere afscheiding bij het stijgen der jaren, een helaas! soms naar 't weeshuis riekende tucht, het wel eens onoordeelkundig optreden eener z. g. binnenmoeder met wie men wel eens, zooals dat meermalen gaat met subalterne suppoosten, op voet van oorlog leefde maakten, dat de nauwaaneengesloten geest, de zoo heusche toon, welke onder de eerste pleegkinderen zoo recht hartelijk en welmeenend, zoo ongedwongen en welwillend was geweest, eenigszins afsleet. Was die overgang misschien te snel EEN BEZOEK AAN DE LOUISA-STICHTING. Het gebouw der Stichting aan het Alcxanderplein. Waar honderden Nederlandsche Broeders Vrijmelselaren gebruik maakten van de gelegenheid om de Louisa-Stichting te bezichtigen, daar zyrifisduizenden, die, hoe noode ook, zich dat voorrecht moeten ontzeggen, in hoofdzaak — en hier denk ik in de eerste plaats aan die in andere landen eh ym^^^i.^mor den le grooten afstand, waarop zij door ambt or beroep valrPWavenhage verwijderd zijn. Dat feit, gepaard aan het «onbekend maakt onbemind», deed bij mij het denkbeeld ontstaan om bij de viering van het Veertigjarig jubileum dier ons allen toch belang inboezemende Stichting haar, voor zoo verre noodig, eenigszins nader te doen kennen. Daarom noodig ik dan hen, die op die kennismaking prijs stellen, uit om met mij de voor den Vrijmetselaar «heilige Hallen» te doorwandelen van de woning, waarin de weezen van onze Broeders worden verzorgd en verpleegd en worden opgevoed en gevormd tot degelijke en nuttige leden der maatschappij. En zoo stappen wij samen naar het Alexandersplein, waar de sierlijke gevel der Stichting al spoedig onze aandacht trekt. De fraaie voordeur Wordt geopend en we staan in de vestibule, waar de buste van onzen Hoog Eerwaarden Prins Frederik ons al dadelijk herinnert aan den edelen Stichter dier heerlijke instelling. Daar reeds ontvangt ons de Directeur, als altijd bereid om waarlijk belangstellenden te begeleiden door de talrijke vertrekken van de aan hem en zijne echtgenoote toevertrouwde inrichting; ook ons wil hij met zijne bekende onverdroten opgewektheid gaarne tot gids dienen en onze vergefelijke nieuwsgierigheid bevredigen. Door eene der beide groote tochtdeuren betreden wij den ruimen, 26 M. langen gang, waar een helder bovenlicht de zachtbeschilderde wanden beschijnt met de daaraan prijkende galerij van vorstelijke personen uit het Oranjehuis. Onder meerdere treffen ons daar portretten van Prins Frederik In den gang. op verschillenden leeftijd, van zijne onvergetelijke gemalin Prinses Louisa die Haar naam voor alle tijden aan de Stichting verbond en een bijna levensgroot afbeeldsel van onze geëerbiedigde Koningin Wilhelmina, door de Loge «Hiram Abiff» bij de troonsbestijging van H. M. aan de Stichting vereerd. De eerste kamer rechts van dien gang binnentredend bevinden wij ons in de Regentenkamer, de vergaderzaal van de mannen, aan wie - voorzoo De Regentenkamer. ^«pjÊ verre noodig door eenige dames Regentessen bijgestaan - door het vertrouwen der Nederlandsche Vrijmetselaren het toezicht op de opvoeding en het waarnemen der belangen hunner weezen is opgedragen. Aan de wanden hangen als eene dankbare herinnering de portretten van hen, die hun in de vervulling dier schoone taak zijn voorgegaan en daar te midden weer het overschoone afbeeldsel van Prins Frederik, dat als model heeft gediend op het schild van den Maconnieken scheurkalender van dit jaar. De deftige meubileering, het klassieke groene tafelkleed, de hamer, die daar nu stil ligt vóór den zetel van den Voorzitter, dat alles stemt met de ernstige zaken in dat vertrek behandeld, zaken steeds betrekking hebbende op één streven op één doel: het welzijn van de in de Stichting opgenomen kinderen. Als blijvend bewijs daarvoor bevindt zich aan een der zijden het omvangrijke archief, terwijl verder in een der hoeken de Banier der Louisa-Stichting schittert, bij de inwijding van het tegenwoordige gebouw door de toenmalige Directie geschonken en door de destijds inwonende oudste meisjes prachtig en smaakvol geborduurd. Na dezen blik in de regentenkamer in den gang terugkeerend, komen we allereerst in de Jongenskamer, zoo genoemd, omdat de grootere jongens daar In de Jongenskamer. hunne bezigheden hebben en er des avonds tusschen 6 en half 8 uur onder toezicht van den Directeur hun huiswerk voor school maken. Daarbij zitten ze verdeeld over voor twee hunner bestemdeTtafels, die ze door het stelten van als open loketten ingerichte opzetten zelve in een soort van schrijftafels herschapen hebben. Dat werken, als 't ware ieder voor zich, geeft het voordeel van zoo min mogelijk afleiding te verschaffen, die vroeger, toen ze allen aan eene en dezelfde tafel zaten, natuurlijk niet kon uitblijven. Bij die plaatsing twee aan twee wordt er op toegezien, dat de drukke en levendige tegenover een kalmer en bedaarder makker, de graagprater tegenover den in zijn werk verdiepten kameraad plaats neemt. Tegen een der wanden is voor ieder der jongens een gesloten kastje tot eigen gebruik en tot berging van zijne snuisterijen, liefhebberijen of herinneringen, een bezit, dat hem eene zekére individualiteit waarborgt. Groot genoeg is het vertrouwen in hem gesteld, dat daarin geene ongerechtigheden eene schuilplaats zullen vinden, hij alleen heeft den sleutel en, wanneer hij eene enkele maal zijn eigendom moet openen, is dat niet om den inhoud daarvan te controleeren, maar alleen om vast te stellen, dat ook daar slordigheid niet wordt toegelaten. Boven die kastjes eenige stellen, meest Indische, wapens, eene serie van pleisterbeelden en modellen ter beschikking van die knapen, die lust en aanleg tot teekenen toonen, een aanleg, die gaarne wordt ondersteund en geleid zonder echter, daar waar die niet aanwezig is, te worden opgewekt. Van daar dwaalt de blik op eens af naar eene kooi met kanarievogels, de eerste dieren, die wij op onzen tocht tegenkomen. Want, zooals blijken zal, zijn er daarvan heel wat, alle medewerkende om de liefde tot het dier in het kinderlijk gemoed op te wekken en vast te houden en het zóó te leiden tot zachtheid en, hoe vreemd het ook oppervlakkig moge klinken, tot verantwoordelijkheid. Want, dieren mogen de kinderen hebben, bij wijze van spreken, hoe meer hoe liever, maar, zij hebben er voor te zorgen. Naast liefhebberij staat voor hen de verplichting van schoonhouden en verplegen. Dat geldt ook al voor den grooten, mooien waakof beter gezegd speelhond, die daar zoo even de deur met zijn neus openduwde, ook hij heeft zijn vasten oppasser en verzorger gevonden in den kuaap, die zich daartoe niet alleen vrijwillig aanbood^ maar vriendelijk om dien liefdedienst verzocht. Het volgende vertrek is de zoogenaamde Kinderkamer, waar de zes- tot achtjarige kluiters hun speelgoed hebben en zich vermaken in den vrijen tijd en meer bepaald in de avonduren, die voor de grooteren tot het maken van hun schoolwerk bestemd zijn. Juist dat laatste leidde tot die bestemming, want het lachende leven en de vroolijke drukte, die ze, eer zij eene afzonderlijke speelkamer hadden, maakten, werd voor die grooteren de reden tot een: «zoo kan je niks uitvoeren»! door de kleintjes beantwoord met een: «hier mag je riiks spelen of doen»! Nu zijn beide partijen tevreden, er kan tegelijk gewerkt [engespeeld worden. Ook in déze kamer weer dieren, hier de slanke goudvïsclijes door hunne bewegingen de kinderen vermakend en opwekkend tot genegenheid. In hoofdzaak natuurlijk speelgoed. Een mooi poppenhuis, eene poppenwieg, met het oog op gevaar voor vallen niet veel meer op den vloer buiten de groote speelgoedkast, maar daarin dan ook zoo wat van alles, wat het jonge kind bezighoudt en verheugt. Ook daarin geen slordigheid, geen overhoopte rommel als in zoo menige particuliere speelgoedbergplaats. En wie zorgt daarvoor'? niemand anders dan de kleintjes zelve, ten minste op de onderste planken. Zóó vroeg wordt het kostelijke begrip-wan orde en netheid, niet als gevolg van het ingrijpen van dienende geesten in allerlei vorm, maar ontwikkeld door het eigen gevoel van noodzakelijkheid, met de daaruit volgende voldoening in de Louisa-Stichting aangekweekt. Het besef van al vroeg zelf de handen uit de mouwen te moeten steken krijgen de dreumissen op den koop toe. In de Kinderkamer. Zoowel door den gang als binnendoor staat de kinderkamer in verband met een ander vertrek, dat, al wist men 't niet vooruit, dadelijk dringt tot het begrip: «dat moet de Huiskamer zijn.» Want inderdaad onmiddellijk bij het binnentreden komt een gevoel van huiselijkheid over ons. Niet dat het er zoo weelderig is ingericht, maar zoo in-gezellig, zoo warm. De met kleeden bedekte groote en kleine tafels, boven elk waarvan eene gaslamp, de platen en spreuken aan de wanden, die piano daar, die goedgevulde boekenkast, dat kastje, waaruit straks twee der meisjes op hare beurt, het nette theeservies zullen' te voorschijn halen, dat alles moet stemmen tot een opgewekt, echt oud-Hollandsch familie-samenzijn. Daar vereenigen zich, als reeds de kleintjes in de rust zijn, de grootere meisjes en jongens, om in 't bijzijn van de Directrice en den Directeur na een welbesteden dag nog eenigen aan ontspanning gewijden tijd door [te'brengen. Nog zijn er onder hen enkelen, die wat gemakkelijk werk meêbrengen, maar wanneer de aard van de af te maken taak dat minder toelaat, verkiezen ze de nooit geweigerde toestemming te vragen, om daartoe langer op de jongens- of meisjeskamer te blijven. Maar het meerendeel is klaar en besteedt die vrije uren onder een kopje thee, de De Huiskamer. meisjes meest met handwerken en de jongens met eenige knutselarij. De inhoud van de boekenkast staat mede ter beschikking, de piano wordt geopend meest tot begeleiding van oude en nieuwe vaderlandsche liederen en liedjes. Die te grijpen verzameling heeft het eigenaardige, dat ze uitsluitend bestaat uit tijdschriften als Eigen Haard, de Natuur, de Aarde en hare Volken, Op de hoogte en andere; zwaardere lectuur of liever lectuur, die zoo dikwijls te kras inwerkt op de verbeeldingskracht der jeugd, wordt in de werkweek niet verstrekt. De Directeur is van meening, dat de pakkende omgang met Roodhuiden, Indianen, Cowboys en dergelijke het op te nemen of af te maken huiswerk in den weg staat. De boeken van de straks te noemen groote bibliotheek zijn dan ren tot de in de Stichting geijkte catagoriën van staarten, middelmoten óf kopstukken. Op de eerste verdieping bevinden zich aan de straatzijde nog een paar vertrekken voor intern personeel, de slaapkamer der Directie, eene Logeer- en de Muziekkamer. De even aardige als eigenaardige bestemming van die logeerkamer is voor oud-verpleegden uit de Stichting, die toevallig in de residentie moetende overnachten in hun vroegere tehuis ten allen tijde een hen beschuttend dak vinden. In de muziekkamer eene prachtige vleugelpiano, eenige vioolkisten en eene welvoorziene muziekkast, aan den wand een rooster met opgave voor elk der musiceerende kinderen van de uren, waarop zij zich zelve kunnen oefenen of degelijk onderwijs op het gekozen instrument ontvangen. Wie die lessen krijgen? Allen, die 't vragen, maar slechts dan, wanneer zich aanleg aan lust en ijver paart en wanneer de van school meêge- brachte rapporten de overtuiging wettigen, dat zonder achterstelling van het noodige en nuttige ook aan het aangename eene plaats mag worden ingeruimd. Afgedaan op de eerste verdieping en nu staan we weêr voor een trap; Huisvlijt. Naar de zolders? nu ja! een zolder is een zolder, maar, wie afgedaald is in de kelders moet toch ook opklimmen naar de zolders. Dus den trap maar weer op.... Is dat een zolder? Neen maar, dat is eene volledige werkplaats voor een vakman om van te watertanden. Daar staan twee draai- en vijf werkbanken, waarvan eene bijzonder mooi, een geschenk van de Broeders correspondenten der Stichting. Daar hangt aan den muur eene kast met de groote voor het algemeen gebruik bestemde gereedschappen, daar staat verder voor In den Tuïn. ieder der jongens eene kist met de kleinere, alle met zijn eigen nummer gemerkt. Geloof niet, dat de jongens tot dien arbeid worden gedwongen in 't minst niet! maar zoo groot is hunne liefhebberij in nuttig handwerk dat er nagenoeg geen enkele is, die den daartoe gestelden leeftijd van negen tot tien jaren heeft bereikt, die er niet naar hunkert om daaraan te mogen deelnemen Verscheiden jongens slippen, zoo gauw ze een vrij kwartiertje kunnen afzonderen, naar die werkplaats en 's Woendags en 's Zaterdags 's middags, behalve dan, wanneer er bij mooi weer wordt gewandeld, zijn ze er niet van daan te slaan. Solide werk leveren ze en dikwijls heel mooi ook, getuige het inder- daad artistieke brand- en snijwerk. Zóó wordt in de Louisa-Stichting door Huisvlijt den oorlog gevoerd tegen de zoo gevaarlijke verveling, zoo worden tegelijk handige en huiselijke jonge mannen gevormd. Wij zijn er zoo van vervuld, dat we de overige zolders met daarbij behoorenden gewonen inventaris maar een vluchtigen blik gunnen, om in eens geheel naar omlaag te dalen tot het nemen van een kijkje in den ruin, die aan drie zijden het geheele gebouw der Stichting omgeeft. Geen lusttuin is het met afgestoken perkjes en smalle paadjes, voor 't grootste gedeelte is het eene open ruimte, waarin de levenslustige jeugd naar hartelust loopen, springen en ravotten kan. Maar «elck wat wils». Want wie denken zou, dat er geen gezellige plekjes zijn voor rust en verpoozing, die sla slechts een blik op het kiekje, dat de waardige Directrice doet zien te midden van hare geliefde pleegkinderen van zoo verschillenden leeftijd. Daar worden des zomers, wanneer de warmte naar buiten het gebouw drijft, tuinstoelen en tafels uit de eetzaal neergezet en lampen aangebracht en zoo onder de schaduwrijke boomen in de vrije lucht gelezen of gewerkt. Maar voor'wie niet te werken heeft en aandrang gevoelt Gymnastiek. 0 om de spieren te oefenen en te stalen, voor dien is daar dichtbij een volledig stel gymnastiekwerktmgen, van' den rekstok en de ringen af tot de kfimV en de looppaal, het klimtouw en de brug. Nog op eene andere wijze vermaken zich verscheiden kinderen, zoo meisjes als jongens. Elk van hen toch die gevoel heeft voor planten en bloemen en er om verzoekt, krijgt dadelijk een eigen hoekje grond om er een tuintje aan te leggen, maar ook hier weer op voorwaarde van het dan ook netjes en zorgzaam te onderhouden. En in Dc Directeur in zijn Werkkamer. die buitenruimte, waarin we ons nu bevinden, daar is inzonderheid het rijk van de geliefkoosde dieren. Daar vinden we de groote volière, waarin des zomers de talrijke, in het gure jaargetijde binnenskamers verzorgde vogeltjes eene grootere vlucht kunnen nemen. Daar valt ons oog op de talrijke banken op eenige goedbevolkte duivenhokken, op de konijnenstal, zorgvuldig dooreen liefhebber van die dieren in orde gehouden. Bij dat alles is geen stukje of de jongens hebben het zelf getimmerd, gebouwd en geverfd. Ontwikkeling van eigen kracht, voldoening van eigen werk. Wij zijn aan het eind van ons bezoek. Nog even vertoeven wij in het hare kweekelingen in de gelegenheid stelt goede scholen te bezoeken, en daarnaast het huiselijk leven zóó inricht, dat er eene zedelijke kracht van uitgaat, die de jongens en meisjes lust geeft op de verschillende inrichtingen van onderwijs de lessen met ijver en opgewektheid te volgen. Dit opgewekt houden der kinderen is een integreerend deel der vrijwillig opgenomen verplichtingen. Wie wel eens belast was, of zich nog bezig houdt met de opvoeding van kinderen, zal dadelijk toegeven, dat naast gezond voedsel, frissche lucht en zonneschijn, opgeruimdheid een: even belangrijken invloed heeft op de ontwikkeling van het jonge kind. Opgeruimdheid is de onuitputtelijke bron van geestelijke ontwikkeling en zedelijke kracht, zij is de natuurlijke vijandin van Araagheid, van verveling, van ziekelijke neigingen. Een opgeruimd kind is ontvankelijker voor het goede en. het schoone dan een bedrukt gemoed. Een bekend schrijver uit den laatsten tijd noemde ruimte, mooie natuur en aangename ontspanningsmiddelen drie elementen, die zoo niet de ziel, dan toch het wezen van 't kindergeluk uitmaken. Het Bestuur der LouisaStichting heeft steeds getracht deze drie factoren zooveel mogelijk aanwezig te doen zijn. Men behoeft slechts het gebouw aan te zien om op te merken, dat bij het bouwen geen kosten gespaard zijn, en dat ruimte niet ontbreekt. Breede gangen, ruime vertrekken en een groote speelplaats om het gebouw geven voldoende vrijheid van beweging. Van mooie natuur, voor zoover men er eene schilderachtige omgeving mede bedoelt, is geen sprake, maar toch is alles zóó ingericht, dat men met plezier rond kan zien. Vroolijk en opgewekt ziet alles er uit, de wanden zijn zacht gekleurd, en versierd met platen en gravures, die alle getuigen, dat het beginsel «schoonheid in de opvoeding» niet wordt verwaarloosd. Het was deze omgeving, die toch in alles even eenvoudig is, die een Eransch bezoeker deed zeggen: «Les enfants sont luxueusement installés.» Ook hij was dus blijkbaar getroffen door den prettigen indruk, dien alles maakt. Ook aan aangename ontspanningsmiddelen ontbreekt het niet. De tuin kan in de eerste plaats genoemd worden. Hier is gelegenheid voor gymnastiek, voor tuinieren, voor dierenverzorging (volière, duiven, kippen), voor allerlei spelen. Banken noodigen uit rustig te gaan zitten, eenige lommerrijke kastanjes zorgen in den zomer voor aangename plekjes. Een kinderkamer biedt de kleinen een heerlijk toevluchtsoord, daar kan men getuige zijn van de grillige fantasie, zooals die zich in het kinderspel vaak openbaart. Voor de oudere jongens staat steeds een werkplaats open, om zich in de vrije uren te oefenen in allerlei huisarbeid. Na afloop der studieuren geeft de huiskamer aan allen gezellige oogenblikken. Dezelfde moeilijkheden, die men in ieder huisgezin ondervindt met een klein aantal kinderen, wordt in de Louisa-Stichting, waar het aantal zooveel grooter is, dubbel gevoeld. Mag men bij het spel der kleinere kinderen toestaan, dat geheel de ingeving van het oogenblik wordt gevolgd, aan de liefhebberij-bezigheden der ouderen dient men naar onze bescheiden meening andere eischen te stellen. Van het spel onderscheiden zich de liefhebberijen, door dat de laatste gericht zijn op een doel, dat niet van de ingeving van het oogenblik afhangt. Wordt bij spel gedacht aan de resultaten van het oogenblik, bij liefhebberijen ligt het doel een trapje hooger, het zal pas later bereikt worden. Het verzamelen van postzegels, het bewerken van een tuintje, het opkweeken van konijnen en duiven, het werken in hout en karton, het bespelen van een muziekinstrument, het maken van handwerken zijn uitspanningen, die terzelfder tijd inspanning eischen. Aan de liefhebberijen, die een kind er op na houdt, aan de wijze waarop het deze liefhebberijen uitoefent, kan men het geheel leeren kennen. Het is een groote kunst van arbeid ernst te maken; aan te bevelen is 't, het kind met raad en daad terzijde te staan, zonder al te zeer in te grijpen. Bij die liefhebberijen mag regel en orde, netheid en volharding niet ontbreken en moet vooral gewaakt worden tegen luimen, die sommige naturen van den hak op den tak doet springen, die sommige kinderen deze week met dit, de volgende week weer met dat doen beginnen. Zelden brengt zoo'n wispelturig kind iets goeds tot stand. Doelloos werk geeft geen voldoening en wie zich op eene liefhebberijbezigheid toelegt, moet tot een doel komen; wie begint te zaaien en te wieden, moet vruchten willen oogsten, want het einde kroont het werk. Worden dus de jonge Louisianen gewend aan geregelde bezigheid, die tot een vooropgesteld doel voert, dan ligt daarin een opvoedende kracht. Dan is de vrucht niet alleen, dat van het kwade wordt afgehouden, maar ook aan karaktervorming zal zijn gewerkt. Waar Bitter spreekt over het zedelijk standpunt van den man en de vrouw, zegt hij, het grooter zedelijk gehalte der vrouw niet te zoeken in den meer afgesloten levenskring, waarin zij zich beweegt, maar veel liever aan te nemen, dat het verschil ligt in de opvoeding. Naar #ie overtuiging voeden wij onze meisjes beter op dan de knapen, in zooverre wij haar niet toestaan zich te onttrekken aan de goddelijke wet, die aan het lichaam het juk van den arbeid oplegt. Al werken zij ook niet allen in het zweet des aanschijns, toch is er nog nimmer een tijd geweest, waarin het meisje in het tijdperk van hare opvoeding niet deel moest nemen aan den huiselijken arbeid, geen kennis van en vaardigheid in nuttige en belangwekkende bezigheden moest verwerven. Men moge den arbeid een plaag noemen, Voor de opvoeding is hij een heerlijke zegen; alles wat groot en goed is, de geheele beschaving der menschheid is zijne schoone vrucht. (Smiles). De huiselijke leiding is, zooals reeds eerder werd opgemerkt, aan Directeur en Directrice alleen opgedragen, waaruit volgt, dat vaak op de kinderen vertrouwd moet worden, en dat zij eene groote mate van persoonlijke vrijheid genieten. Twee menschen kunnen niet steeds aanwezig zijn in zes of meer vertrekken. Steeds blijkt weer, dat eene opvoeding, die berust op geschonken vertrouwen, goede resultaten kan afwerpen en de praktijk heeft geleerd, dat deze wijze van opvoeden de voorkeur verdient boven onafgebroken toezicht. Slapen onder controle, eten onder controle, leeren onder eontrole, uitrusten of zich ontspannen onder controle heeft tengevolge, dat het kind nooit de weelde leert kennen van alleen zijn, van zich zelf te wezen. Wanneer een jongen of meisje eens naar boven gaat, naar de muziekkamer, om daar een uurtje op de piano te fantaseeren, of een der jongëns op zijn eentje in de werkzaal aan het knutselen is, dan hebben ze volkomen gelegenheid zich zelf te zijn en zullen ze niet den dwang gevoelen van eene strenge discipline. Dr. J. H. Gunning schreef, dat oefenen in gehoorzaamheid alleen dan helpt, wanneer men het kind in de gelegenheid stelt ongehoorzaam te zijn. Ieder gevoelt, dat er geen sprake is van gehoorzaamheid, noch oefening daarin, wanneer men een kind verbiedt uit te gaan, maar het terzelfder tijd opsluit. Gaarne zeggen wij het dezen bekwamen paedagoog na; waar geen kwade kans is, is ook geen oefening in zedelijke kracht, en — wie niet durft wagen, kan geen goed opvoeder zijn. Schijnbaar zijn de beide elementen gehoorzaamheid en vrijheid onvereenigbaar, doch waar beide als twee onafwijsbare eischen aan de opvoeding moeten worden gesteld, dient men om te zien naar een band, die deze twee kan verbinden. Naar onze meening kan deze band geen andere zijn dan die liefde, die uitstraalt van den opvoeder op het kind, maar ook weer moet keeren van het kind op den verzorger, en wanneer we dan denken aan de bekende stelling: «wie liefde geeft, zal liefde ontvangen», komen we er als vanzelf toe om te zeggen: «wie vertrouwen schenkt, zal kunnen vertrouwen». Geschonken vertrouwen niet willen beschamen en gehoorzaamheid als een vanzelfheid te beschouwen, is voor jonge menschen van zoo groot belang, niet alleen omdat het «jong gewend, oud gekend» zoo geheel waar is, en ook niet alleen omdat men «jonge rijzen slechts kan buigen», maar meer nog, omdat de pupillen, ouder geworden, gemakkelijker zullen gehoorzamen aan de stem van hun geweten, gemakkelijker zullen gehoorzamen aan dién algemeen bekenden vriend met ijzeren hand en: koel gebiedend oog. Gehoorzaamheid is eene eerste vereischte voor de huiselijke tucht, die moet werken als Tollens zegt: «een onbevolen tucht regeert het gansch gezin.» Het spreekt vanzelf, dat de gehoorzaamheid, die van de jongsten gevorderd wordt, anders is dan de volgzaamheid, van de ouderen geëischt. Wij allèn kennen het Maconnieke gebod: «Wees vóór uwe kinderen tot hun tiende jaar een meester, tot hun twintigste een vader en tot den dood hun vriend.» Ieder, die de noodige tact bezit, of, zooals men meer algemeen zegt, ieder, die slag heeft met kinderen om te gaan, zal zelf de wegen vinden. In de eerste plaats moeten de pupillen leeren, later zelfstandig op te treden; en geen beter middel om dit te leeren, dan het hebben van verantwoordelijkheid. Iedere jongen krijgt een beurt, dat hij «kamerwacht» is, en zorgen moei voor de orde en de netheid der jongenskamer; een ander is opgedragen de werkplaats schoon te houden, een derde is belast met' het onderhoud deikonijnen. Ook de meisjes zijn beurtelings belast met het opruimen der meisjeskamer en verder zijn haar van dié bezigheden opgedragen, die ieder meisje thuis verricht om moeder behulpzaam te zijn. Door deze regeling hebben alle pupillen van' die' kleine plichten te vervullen, die hen later zullen .leeren grootere plichten getrouw na te kómen en tevens wordt daardoor'tegemoet gekomen aan het verwijt, dat men vaak richt tot gestichten, n. 1. dat ze de kinderen zorgeloos en gemakzuchtig maken. En toegestemd moét worden, dat dit verwijt niet gehéél ongegrond is: allés is steeds op tijd aanwezig, de pupillen zien geen ouderen werken, óni'aT het genotene te kunnen verkrijgen, en missen daardoor een krachtigen prikkel tot inspanning. Bij krachtig ingrijpen is dit euvel wel te bestrijden, en dit zal des te gemakkelijker gaan, wanneer Directeur en Directrice vrij gelaten wórden ih de wijze , waarop zij de hun opgedragen taak willen vervullen. Opvoedkundige leiding kan moeilijk van een groep menschen uitgaan, ze mist dan die vastheid, die voor de vorming van jönge menschen zóo noodig is. Wel kan in eene Stichting door het Bestuur in groote trekken worden aangegeven, welke richting men gevolgd wil hebben, maar in de uitvoering ervan moet ieder opvoeder volkomen'vrij zijn. Alleen in dit laatste geval zal hij zijne persoonlijkheid in zijn werk kuhnén leggen en daardoor de leiding aantrekkelijk maken. In ieder gezin leggen vader en moeder op het huiselijk leven den stempel van hunne levensopvattingen, van hunne persoonlijkheid; in eene inrichting waar men het huiselijk leven zooveel mogelijk nabij wil komen, zal men niet anders kunnen doen. Dwingt men het hoofd van eene inrichting het huiselijk leven zelfs in détails zóó in te richten, als hem gezegd wordt in gegeven voorschriften, dan zal het intieme leven den stempel dragen van den dwang, die den Directeur door anderen werd opgelegd. Het zoo noodige respect zou daardoor ernstig worden bedreigd. In de Louisa-Stichting zijn vaste wetten en bepalingen, maar géén er van is zóó, dat eenige dwang uitgeoefend wordt op het huiselijk leven. Wanneer er bijzondere omstandigheden zijn, die eene afwijking van den dagelijkschen gang van zaken wenschelijk maken, dan bestaat daarvoor volkomen vrijheid, van een monotoon geregeld leven is dan ook geen sprake. Wanneer b.v. op een mooien zomernamiddag allen druk bezig geweest waren en de lust opkwam om eene wandeling te maken, dan is het vaak gebeurd, dat alle boeken en spelen op zij werden gezet en het geheele gezin een poosje later op weg was naar de duinen. Zoolang de wandeling gaat langs de straten in de stad, gaat alles even rustig, maar pas komt het gezelschap op den Waaldorpschen weg, of alles juicht en springt in 't rond. Op de toppen der duinen genieten allen van de frissche zeelucht en door vroolijke gesprekken en aardige opmerkingen heerscht er steeds een ongedwongen vreugd. Een lust is het dan, de zoo vaak en terecht beklaagde weeskinderen aan te zien en op te merken hoe moeder natuur naast elke wonde de pleister legt en het kind door opgeruimdheid en vroolijkheid doet vergeten wat het mist. Door de bovenbedoelde vrijheid van handelen krijgt het leven in de Stichting iets opgewekts en kunnen Directeur en Directrice alles doen aanpassen aan de omstandigheden. Wij constateeren dan ook met groote vreugde, dat deze beginselen hun goeden invloed in de Stichting doen gevoelen men ziet nooit aan de pupillen, dat ze leven in eene inrichting; in hun optreden zijn ze vrij en openhartig. Bij hun vertrek uit de Stichting moeten de kinderen het leven zooveel mogelijk kennen; afsluiting van de buitenwereld is dus zeker niet aan te bevelen. Vrees daarvoor is een der voornaamste redenen, dat er geen uniform, noch het een of ander onderscheidingsteeken wordt gedragen. Op de scholen zijn ze dus niet te onderscheiden van andere kinderen, ze gevoelen zich daardoor even vrij en ontloopen meteen de opmerkingen van het publiek, dat nu eenmaal van kinderen van eene inrichting meer eischt, dan van kinderen, die zoo gelukkig zijn hunne ouders nog te hebben. " 0N3 10 Uitzondering is het, wanneer geen verlof wordt gegeven, gebruik té maken van eene ontvangen uitnoodiging, zoodat het geene zeldzaamheid is, wanneer des Zondags een tiental pupillen den dag bij familie of kennissen doorbrengen. Soms schuilt er evenwel ook een gevaar in deze bezoeken, daar er onoordeelkundige menschen zijn, die de kinderën tot in finesses naar de bijzonderheden vragen van het dagelijksch leven, en daarbij hunne critiek in het bijzijn der kinderen niet achterwege laten. Dat de kinderen de zaak alleen bekijken door kinderoögen, Wordt niet in aanmerking genomen, en dat deze critiek den invloed vermindert, dien de Stichting zou kunnen hebben, wordt niet bedacht. Zal men in het algemeen wel zoo verstandig en zoo beleefd zijn in tegenwoordigheid der kinderen de daden der ouders niet te bespreken, met het huiselijk leven van eene inrichting wordt het vaak zoo nauw niet genomen. Zeer terecht zegt Ds. Pierson dan ook: «Er zijn familiebetrekkingen van verpleegden, die letterlijk alles doen wat zij kunnen, om het werk der opvoeding onmogelijk te maken, en men moet vaak de aanraking met dezulken afweren. Het lukt niet altijd; maar dat het noodzakelijk is, zal geen deskundige weerspreken. In één uur bederft men vaak het werk van een jaar.» De indruk wordt nu en dan gevestigd, alsof de familie dacht: «Het arme kind is in de Stichting en is zoo ongelukkig zijn vader te moeten missen, laten we het voor dezen keer eens volstoppen met lekkers, het krijgt het niet alle dagen. Dat deze handelwijze gevaarlijk is, behoeft geen betoog. Wanneer men den indruk vestigt, dat het leven in de Stichting te sober is, kan men het nooit zóó geven, dat het eenige waardeering zal vinden. Men zou de maaltijden in de Stichting duurder kunnen maken door het geven van lekkernijen; uit een opvoedkundig oogpunt echter, zal men het moeilijk beter kunnen geven. Er is geen vast menu; men eet, zooals in ieder burgergezin wordt gegeten, en van alles in mime hoeveelheden. Alles wordt opgediend in gedekte schalen, ieder kan nemen naar zijn smaak, en vaker wordt geboden meer te nemen, dan dat men aanmerking maakt op eene onbescheiden portie. De meeste pupillen zien er dan ook uit als wolken, terwijl andere, die van huis uit zwak zijn, en niet kunnen bogen op een groot weerstandsvermogen, toch doorloopend eene goede gezondheid genieten. Het aantal ziektegevallen is zeer klein, de beide ziekenkamers worden zeer weinig gebruikt. Deze goede gezondheidstoestand moet mede worden toegeschreven aan het hygiënisch ingerichte gebouw, en niet het minst aan de regelmatige levenswijze. Op vaste uren opstaan, op vaste uren naar bed, geen schommelingen in de etensuren, waarvan de kinderen zoo vaak de dupe zijn. Door het aangeven van vaste uren voor het maken van schoolwerk heeft men minder kans, dat het werk uitgesteld wordt en afstel het gevolg is. Dat niet alle kinderen evenwel zoo geregeld werken en sommigen steeds weer gecontroleerd moeten worden is duidelijk. Opmerkelijk is het, dat men kan waarnemen tijden van ijverig studeeren, naast die van gebrek aan lust bij dezelfde kinderen. Pupillen, waarvan men gewend is, dat ze zich beijveren hun schoolwerk af te maken, ziet men plotseling veranderen, hun werk komt niet af, alle lust ontbreekt, zonder dat geconstateerd kan worden, dat lichamelijke omstandigheden de oorzaak zijn. Met groote omzichtigheid moet dan worden opgetreden, daar hardheid tengevolge zou hebben, dat zij geheel bij de pakken gaan neerzitten. Opgewekte verstrooiing en zachte dwang bij het aansporen blijken vaak de beste middelen, den ouden lust te doen herleven. Lectuur voor kinderen in de puberteitsjaren is eene bron van voortdurende moeilijkheden. Dezelfde jongens, die zoo traag zijn in het nemen van een studieboek, zitten vaak met een hoogroode kleur te lezen in een opwindend jongensboek en achten zich te kort gedaan, wanneer hun dat verboden wordt, immers: «anderen mogen het van hunne ouders wel lezen». Ouders, die hunne kinderen meer toestaan dan wel goed is, bederven niet alleen hun eigen kinderen, maar maken het voor anderen lastig, die meenen hun kroost alleen dat te mogen}'geven, wat «des kinds» is. In de Stichting waar alleen het noodige gegeven wordt, gevoelt men vaak zoo diep, dat aan dè medèscholieren der pupillen te veel wordt gegeven en toegestaan. In een artikel van den Heer Z. de B. in De Avondpost is zoo krachtig op dit gevaar gewezen; hij schreef over «Luxe in het kinderleven», en luxe in kleeding, speelgoed, versnaperingen, uitspanningen en voeding, die naar niets lijkt. Het is niet alleen moeilijk te verbieden, wat de kinderen van zoovelen zien toegestaan, maar er schuilt ook een groot gevaar in; het gevoel van miskenning, ontstaan door het verbod, kan schade doen aan het karakter. En dit gevoel van te weinig «mogen» wordt sterker, naarmate de pupillen meer of minder geregeld bij hunne familieleden komen, die vaak maar al te zeer geneigd zijn hunne jonge verwanten te beklagen. Zijn vaak in een gezin bij enkele kinderen nog kleine concessies mogelijk, in eene inrichting veroorzaken dertig afwijkingen een ongeregelden gang van zaken. Waar ouders in hunne kinderen dikwijls eigenschappen en gewoonten zien, waarin ze zich zelve herkennen, of waarin grootvader of grootmoeder of een oom of tante in herkend wordt, daar is men onwillekeurig lichter geneigd voor kleine foutjes de oogen te sluiten. «Het kind heeft het van geen vreemde,» zegt moeder en pakt lachend haar lieveling op, die iets ondeugends uithaalde. Het spreekt vanzelf, dat deze wijze van handelen niet geheel geschikt is om een verkeerde gewoonte te bestrijden; integendeel, men loopt gevaar ze te versterken. Toch doet men in eene inrichting goed, zich op de hoogte te stellen van de omgeving waaruit een kind komt, omdat men daardoor vaak verschillende handelingen kan verklaren, en daardoor komt tot een juistere en mildere bestrijding van verkeerde eigenschappen. Ten slotte rest ons nog te antwoorden op een vraag, die bijna alle belangstellenden bij een bezoek aan de Stichting stellen. Waar ontvangen de kinderen godsdienstonderwijs? In het algemeen wordt hun dat gegeven door den leeraar der gemeente, waartoe de overleden vader behoorde; en wanneer hiervan afgeweken wordt, dan geschiedt dit in overleg met de(n) voogd(es). Alle pupillen gaan op dertien- a veertienjarigen leeftijd naar de catechisatie, terwijl het vrijwel regel is, dat ze vóór het verlaten der Stichting tot eene gemeente toetreden. Zoo men de vraag wilde stellen, of hiermee geheel wordt voldaan aan het oude voorschrift, dat de kinderen opgevoed moeten worden in den geest der Orde, dan meenen wij dit met een volmondig ja te kunnen beantwoorden. In iedere. Loge ligt de Bijbel als symbool van de hoogste zedenwet, geschiedt elke handeling ter eere van den Opperbouwheer des Heelals. Is het dan niet in den geest der Orde, wanneer we de kinderen reeds vroegtijdig leeren te buigen voor die onbegrijpelijke en onbegrepen macht, die heel ons leven regeert en bestuurt? Wij meenen, dat het bij eene goede opvoeding behoort, wanneer wij het kind leeren danken, telkenmale wanneer hij van de goede gaven van het leven mag genieten, al willen we gaarne toegeven, dat men verschillen kan in appreciatie van de middelen, die aangewend moeten worden om bij het kind eerbied en ontzag te wekken voor Hem, in Wiens naam ook de Vrijmetselaar arbeidt. En hiermede, geachte lezer, zijn wij aan het einde van onze beschouwing. Wij hopen voldaan te hebben aan de taak, die wij ons zelve stelden, aan U zoo mogelijk een inzicht te geven in den arbeid der Stichting. G. B. Hzn. MACONNIEKE SCHEURKALENDER. IN de algemeene vergadering der Loge Hiram-Abiff van den 16 April 1890 deed de Heer M. T. H. Perelaer het voorstel een Maconnieken Scheurkalender uit te geven, waarvan de baten zouden komen ten voordeele der Louisa-Stichting. In 1777 werd reeds in Engeland een Vrijmetselaars-kalender uitgegeven, waarom zouden de Vrijmetselaren in Nederland ook niet hun eigen kalender hebben. Indien van de ruim 4100 Logeleden in Nederland, zoo sprak de voorsteller, slechts 2000 inteekenen tegen f 1.25, die de Maconnieke Scheurkalender zal kosten, dan zal dit een ontvangst van f 2500.- opleveren. Na aftrek der kosten op + ƒ 700begroot, zal er een som van ongeveer ƒ 1800.- overschieten om voor onze weezen te worden besteed. Het voorstel vond bijval, vooral, omdat men door dien kalender ook voor met-Vrijmetselaren verkrijgbaar te stellen, daarin een geschikt middel zag in de buitenwereld juiste begrippen omtrent de Orde der Vrijmetselaren te verspreiden. Het werd dan ook mét applaus aangenomen. De Loge Hiram-Abiff aanvaardde het patronaat over den kalender en er werd een Commissie van Redactie benoemd, die zich behalve met de samenstelling ook met den druk en den verkoop van den kalender zou belasten Zij bestond uit de Heeren M. T. H. Perelaer, A. L. Schmidt Jr. en J. Maurer De Commissie ging vol ijver aan het werk. Circulaires werden in grooten getale verspreid: een proeve van bewerking werd daaraan toegevoegd. Behalve dag en datum zou elk blad een maconnieke leerstelling of gedachte of wel een spreuk aan een ernstig denker ontleend bevatten en aan de keerzijde een hennnerings-tabel van een op dien dag voorgevallen gebeurtenis uit de geschiedenis der Orde. Men wilde den Scheurkalender doen zijn een extract uit de Ordes-geschiedenis en vroeg daarvoor bijdragen aan alle loges en aan allen die sympathie gevoelden met het plan der uitgave. De lijsten van de loges terug ontvangen waren evenwel al zeer schraal ingevuld en dat niettegenstaande de Heer L. P. Walburgh Schmidt, de redacteur van het Magonniek Weekblad in het bijvoegsel van N° 24 van datzelfde jaar schreef: «Het verslag, betreffende de Louisa-Stichting is niet rooskleurig; «terwijl krachtige pogingen moeten worden aangewend om de begrooting «te doen sluiten, wachten tal van weezen, die niet geplaatst kunnen «worden, op hulp en steun; maar de fondsen der Stichting gedoogen «niet meer hulp te bieden. «Broeders! Een wijze heeft gezegd: elke goede daad komt terug tot «hem, die haar bedrijft. Door in te teekenen op den Magonnieken Scheur«kalender bedrijft gij een goede daad; ge steunt de Louisa-Stichting, ge «verspreidt de goede gedachte, de beginselen der Orde, in ruimen kring «en zoo bedrijft ge eigenlijk twee goede daden tegelijk.» (Dat woord is ook nu nog geheel van kracht.) Maar de eerste teleurstelling sloeg de leden der Commissie van Redactie niet ter neer. De Heer Perelaer zette den eersten kalender ineen, een schild werd ontworpen en ... . voor de eerste maal kon de Commissie van Redactie een bedrag van f 1335.— aan de Heeren Regenten der Louisa-Stichting afdragen. Dat gaf moed en vol ijver ging men weer aan het werk om voor den nieuwen kalender te zorgen. Het batig saldo over 1892 bedroeg slechts ƒ1050.—. Toen trad de Heer Perelaer uit de Commissie en werd vervangen door den Heer J. A. van der Loeff. Onverdroten heeft de Commissie van Redactie er naar gestreefd de kalender aan zijn doel te doen beantwoorden en al vond haar streven bij velen waardeering, men heeft haar menigmaal gegriefd door een onverdiende scherpe kritiek. Vooral het schild vond steeds tal van beoordeelaars. Men scheen niet te willen begrijpen, dat het goedkooper is bij een oplaag van 10 a 20.000 exemplaren een goed schild te leveren, dan bij een oplaag van 1500 k 1600 exemplaren. Wij kregen wel toezeggingen voor een nieuw schild, maar wanneer de tijd naderde, dat het schild in bewerking moest worden genomen, zond men ons eenige potloodkrabbels, die het denkbeeld voor hel nieuwe schild moesten aangeven. Ook spreuken en opgaven voor de herinnerings-tabel werden ons onthouden, hoe herhaaldelijk wij daarom ook hadden verzocht. Op de klacht, dat de prijs zoo hoog was, werd die in 1897 teruggebracht op f 1.—. Het zou ondankbaar zijn niet de hulp van enkelen te herdenken, die ons hielpen aan een goed schild; van enkelen, vooral in de laatste jaren, die ons tal van flinke spreuken toezonden (onder hen was een jonge dame); van enkelen, die ons steunden bij den verkoop van den kalender, en gaarne zou Leiden La Vertu K. H. Korff. Middelburg ... La Compagnie Durable. . M. M. Blankert. Ter Neuzen . . L'Amitié Sans Fin M. Eyke Sr. Nijmegen . . . . St. Lodewijk J. van Houweninge. Rotterdam ... De Drie Kolommen . . . S. v. d. Borg. » .... Acacia L. Droogleever Fortuyn. » .... Frêdéric Rogal ■ A. B. Dam. Sneek Concordia Res Parvae Crescunt Joh. W. Meyer. Tiel. .... A. W. Vingerhoets. Utrecht Ultrajectina J. H. A. S. Groeneveldt. Veendam .... Het Noorderlicht . . . Gerh. Bos. Vlissingen .... L'Astre de V Oriënt . . . P. F. Auër. Zaandam .... Anna Paulowna. . . . Klaas Dekker Jzn. Zutphen .... Karet van Zweden . ■ Huib Evekink Jr. Zwolle Fides Mutua L. Porrey. Bandoeng . . . . St. Jan W. Kok. Batavia De Ster in 't Oosten. . j S. A. de Vries Reilingh. Djokjakarta . . . Mataram M. A. Ko. Magelang .... Tidar B, G. J. Lette. Malang Malang A. van Ophuijzen. Semarang .... La Constante et Fidéle . . J. E. G. van Lookeren. Soerabaja . ... De Vriendschap . . . . G. H. Schuytema. Tegal Humanitas P. van Ede van de Pals. Curacao ... De Vergenoeging . . . L. C. C. Hueck. Paramaribo . Concordia R. Fabriek. LIJST PUPILLEN LOUISA-STICHTING DATUM PLAATS DATUM DATUM NAAM. van van van L O G E V A N A A N B E V E L I N G. van GEBOORTE. GEBOORTE. \ OPNEMING. ONTSLAG : ! f ' Willem Herman de Groot j. 5 Augustus 1856 Gouda 10 Mei 1869 De Ware Broedertrouw 15 Februari 1875 Jacques Félix Gérard Godin j. 22 Mei 1857 Solok (Sumatra) . . in Mei 1869 L'Union Provinciale 28 Augustus 1876 Lodewijk Justinus Wilhelmus Porrey . . . | j. 7 Juni 1860 Eindhoven .... ]() Mei 1869 De Edelmoedigheid 15 Juli 1878 Lambertus Augustus Wilten j. 22 April 1863 Rotterdam .... 10 Mei 1869 De Drie Kolommen 3 October 1880 Roelina Cornelia Diephuis m. 19 Juni 1856 Dragten j l() Mei 1869 De Friesche Trouw 4 Januari 1875 Henriette Wilhelmina Cath. Burgers . j m. 12 December 1856 Zwolle 10 Mei 1869 Fides Mutua 4 November 1875 Suze Wilhelmina Godin m. 8 Februari 1863 Padang 3 Juni 1869 L'Union Provinciale 26 Juni 1881 Johannus A. Fr. Klok j. 19 Maart 1861 Utsupra 2 April 1870 Willem Frederik Karei 15 Juli 1878 Herman Frederik Klok j- 19 Maart 1861 Utsupra : 2 April 1870 Willem Frederik Karei 22 Maart 1879 Philip H. C. Hagen 1 j. 29 Maart 1862 Winterswijk . . . j 2 April 1870 La Paix 2 Januari 1881 Adolf M. J. Diemont j. 27 Januari 1866 Kampen j 15 April 1871 Le Profond Silence September 1876 Joan Diemont j. 27 Mei 1863 Kampen 15 April 1871 Le Profond Silence 22 Augustus 1876 Johannes Jacobus Holman j. 17 November 1863 Amsterdam .... 10 April 1871 Concordia Vincit Animos 21 October 1877 Wilhelmus A. Sevenhuijsen ....... j. 19 Januari 1859 den Helder .... 15 April 1871 Willem Frederik Karei 1 October 1877 Alberta Johanna Sickens m. 19 Januari 1857 Amsterdam .... 12 Maart 1871 Concordia Vincit Animos 1 September 1875 Felix Willem Rudolf Bachofner ; j. 22 Januari 1862 's-Gravenhage . . . 4 Mei 1872 L'Union Royale 1 Mei 1880 Helena Maria Bachofner m. 18 Januari 1861 's-Gravenhage ... 4 Mei 1872 L'Union Royale 1 November 1879 Sietske Anna Clara Diephuis m. 28 Juli 1858 Dragten 4 Mei 1872 De Friesche Trouw . 4 November 1877 Frederik Fagg j- 25 Januari 1860 Middelburg.... 4 Mei 1872 La Compagnie Durable 1 October 1878 Jacobus Johannus Prins j. 7 Augustus 1860 Kampen 17 Augustus 1872 Le Profond Silence 14 October 1877 Anna Cornelia Hanken m. 17 October 1859 Rotterdam .... 17 Augustus 1872 De Drie Kolommen 23 Februari 1874 Jacobus Fredericus Herman de Groot ... j. 27 Augustus 1861 Gouda ..... 9 November 1872 De Ware Broedertrouw 25 Juni 1877 Andreas Chr. Joh. Harlong j. |3 Maart 1864 Amsterdam .... 9 Mei 1874 La Paix 15 Januari 1882 Pieternella Johanna Roelse m. 3 December 1867 Middelburg .... 9 Mei 1874 La Compagnie Durable 1887 Johanna Anna Woerman m. 17 Mei 1865 Harderwijk .... 8 Mei 1875 Fides Mutua 1 Juli 1883 Tjerk Tichelaar j. 27 November 1863 Harlingen .... 8 Mei 1875 Deugd en IJver 1 Mei 1882 Rudolph Wilhelm Wulfhorst j. 19 Januari 1865 Amsterdam .... 1 November 1876 La Bien Aimée 1 April 1883 Johanna Hendeiïka Haremaher m. 28 Mei 1863 Leiden [ 11 November 1876 La Vertu 10 September 1881 Jacob Willem Woerman j. j 12 Maart 1868 Harderwijk .... 12 Mei 1877 Fides Mutua 1888 Walter P. H. Wassington Taylor .... j. 25 December 1863 Borssele. .... 12 Mei 1877 Opgaande Ster (Goes) 1 Juli 1882 Augustina Margaretha E. van Heekeren . . m. : 15 Juli 1865 Batavia 12 Mei 1877 De Ster in het Oosten 1 jUni 1884 Ludwig Schol j. 22 Maart 1871 Amsterdam. . . . 11 Mei 1878 La Charité ' 1 Juli 1884 Jan de Bats j- 10 Februari 1866 Biervliet 11 Mei 1878 L'Astre de 1'Orient 1 November 1884 Cornelis Hendrik v. Heekeren j. 18 Januari 1867 Batavia j 11 Mei 1878 De Ster in het Oosten 5 April 1879 Maria Rinsje Douwes de Boer m. 21 Februari 1866 ! Apeldoorn ....-] 11 Mei 1878 De Eendracht (Rotterdam) 1 Juni 1885 Wilhelmina Anna Henriette Douwes de Boer . m. 21 Juni 1867 Apeldoorn . . . . j 11 Mei 1878 De Eendracht (Rotterdam) 8 Januari 1887 Pieter Cornelis Marinus de Joode .... j- 20 September 1866 reede van Montevidio . 24 Mei 1879 La Charité 8 Juni 1882 Andries de Joode j. 3 Juli 18(59 Amsterdam .... 24 Mei 1879 La Charité 1888 Evert A. A. v. Heekeren j. 18 Mei 1868 Semarang .... 24 Mei 1879 De Ster in het Oosten 1 September 1883 Jannetje Catherina de Wit m. 6 Februari 1867 Alkmaar .... 24 Mei 1879 De Noordstar 16 October 1886 Anna Adelaïde Docen m. 28 Augustus 1869 Amsterdam .... 5 Mei 1880 La Charité 12 Mei 1888 August Siegfried Docen j. 27 April 1868 j Amsterdam.... 5 Mei 1880 La Charité 10 April 1886 Bernardus Hendrikus Prior j. 3 Mei 1867 [ Amsterdam .... I 7 Mei 1881 La Paix September 1887 George L. W. C. IJske j. j 16 Februari 1872 Zutphen 7 Mei 1881 Karei van Zweden Mei 1890 Jan Bernardus Prior j. 15 September 1870 Amsterdam , . . . i 13 Augustus 1881 La Paix September 1889 Anne Elisabeth Alkema m. 7 December 1868 Franeker .... j 27 Augustus 1881 Deugd en IJver 1 ' ! — ' - 12 DATUM PLAATS DATUM DATUM NAAM van van van L O G E VAN A A N B E V E LIN G. van GEBOORTE. GEBOORTE. OPNEMING. ONTSLAG. „ T „ 10 >/r„„„f iocq lï-jtnvin 6 Mei 1882 De Ster in het Oosten 1 Juli 1885 Johanna H. L. Constant m. 19 Maart 1869 Batavia r, .,, , ., 1QQ1 Magdalena Cath. v. Dooremaalen .... m. 21 Januari 1874 Amsterdam. . ■ : . J Mei 882 La Chante 5 April 891 Hubrecht Hochart ... i. 16 April 1869 Goes 21 Augustus 1882 De Opgaande Ster 15 Juh 1888 Hubiecht rlochait . .. . j. p Am m 21 Augustus 1882 La Charité 23 December 1893 Johanna Hendr. Maria v. Dooremalen . . . m. 12 Mei 1875 Amsterdam. ... & r,Q ... _ , 1QQO , „ tiT*11 i • o i /i i„„„„,.; iQ70 imdprHnm 12 Mei 1883 i^a Criante. December 1889 Johanna Corn. Wilhelmina Spekman . . . m. 4 Januari 1872 Amsterdam. ... . nP ;„ n„d. ,4 T • ,o„n Maximiliaan H Constant j. 16 Mei 1871 Batavia 12 Mei ^ üe Stei 111 hel Oosten 14 Juni 1890 TriinS^ Marg Boes L 28 December 1870 Formerend .... ™ September 1883 Louisa Augusta Juni 1888 jZfHendriks j. 23 Februari 1870 Amsterdam. . . . 13 September 1883 Anna Paulowna lun 1888 Ml! de Hart . 22 Juni 1870 Abkoude .... ^ Juni 1884 La Charité Juni 1888 Wütei' James Crawfurd . 3 September 1870 Batavia « September 1884 De S er in het Oosten November 1890 I£^,SZ . 20 Augustus 1874 Batavia 12 September 1884 De Ster in het Oosten 14 November 1892 Ailliui tienii uiawiura j s o, 13 Juni 1885 Le Prejugé Vaincu 14 Mei 1892 Aleidus Herm. Wolters j. 28 Januari 1873 Almelo 'Amitié san* fin wil ikqi ,amh fnrn v (1 Beek 1 10 Mei 1871 St. Maartensdijk . . 20 Juni 1885 LAmitie sansiin. April 1891 Jacob Coin. v. d. Beek j. ±u i e , J : 13 Juni 1885 Willem Frederik Karei Juni 1891 Helena Wüh Bbon«yar m 2 Augustus 8 2 den Helder . . ^ Decembei Wilhelmina Fr. Spekman m. 25 Januari 8 8 Amsterdam ... ^ ^ ^ ^ ()osten ^ Charlotte Hendr. Constant m. 31 Maart 8 5 Batavia September 1886 De Ster in het Oosten Juni 1894 Gustaaf L P v. Ham j. 4 December 876 . Muntok (Banka) ^ profond sUence September 1896 Pieter L. C. Tissot v. Patot j. 16 Augus us 879 I ' ' 10 September 1886 L'Union Royale 17 Maart 1894 Berta Bakkes m. 2 Augustus 875 Schiedam ... September 1886 De Ster in het Oosten 17 Maart 1894 Helena Cath v. Ham m. 28 Juni 8/5 | ««^la- ■ • • 13 November 1886 Le Profond Silence 15 Juli 1899 Willem A. Tissot v. Patot . 3 Februari 88 reede van Padang . , 10 September 1887 Le Prejugé Vaincu i 17 Maart 1894 Wessel Wolters j. 7 Mei 875 Almelo, . 10 September 1887 Deugd en IJver 17 Maart 1894 Simon Schaafsma . 14 Maar 876 Hari ngen .... September 1887 La Charité Juli 1895 Gerrit Lammert Bruins . ... Maar Werdam . . . 10 gember 1887 L'Astre de 1'Orient 3 September 1898 Ferdinand Joh Wik Lambert . 2 Maar 879 Middelburg. 10 September 1887 L'Astre de l'Orient Juli 1897 Albertus Bern. Lambert j. 21 Maart 880 Amsterdam^ . V ^ Barbera Chnst. Wigersma m 3 December 880 Heei Hugowaaid . . Anna Paulowna 17 Maart 1894 Jacobus Pieter Grootes . .Juni 875 Am^dam . 18 Augustus 1888 Ultrajectina Mei 1896 Rpinrier P eter Tiebbes ... j. 30 Augustus 1878 Uliectit ..... ö . neinaei i ieiei ijeune* j ö rUronM 18 Augustus 1888 Ultrajectina Mei 1896 P pter Tiebbes 1. 18 December 1882 Utrecht ° , „, .., . r- etei ïjenües j . m . , ,Qm 18 Augustus 1888 La Chante i Juni 1897 T iskip Bruins . . m. 9 Juh 1879 Amsterdam. ... ° i,iskje oruins M:miw„ nipn 18 Augustus 1888 La Chante 12 September 1896 I Tehrinrln Hakker m. 22 Anril 18/9 Wieuwe Diep » r ijsnianaa naiuiei F Hrirlinapn 17 December 1888 Deugd en IJver September 1895 Engelina M. Schaafsma m. 1/ December 1874 Hailingen .... & f ° „ , , TT i ,„ r , ■ 1SSi1 c:nf„no 20 April 1889 De Ster in het Oosten / Juli 1900 Regina Fred. de Haas : . m. 16 r-ebruan 1881 Mntang . . . . • , f . lóhanna Ge/ Grootes m. 27 December 1876 Nieuwer Amstel . • , I 20 AP"1 1889 De Drie Kolommen 3 September 1898 Johanna te wootes Amsterdam 20 April 1889 Concordia Vincit Animos 14 Juli 1900 Margaretha H. C. Sonneman m. 5 October 1880 Amsleidam . ... f " °' .„ oa ,„ • tooa r pp,™n,vlpn 20 April 1889 La Bien Aimee 8 November 1899 FVtplln Knnnpr m. 20 Mei looU i.,eeuwaiuen . . • f Sri I C Bo ter ' 'j. 4 Juli 1880 Rotterdam .... M 20 April 1889 Acacia 3 September 1898 ptetei Care v d Meulen3 Mei 1877 's-Gravenhage ... *2 October 1889 L'Union Royale Juni 1895 J cob Sendr Otto '. . '. '. . . . 20 April 1877 Sloten . . . • " f-ari 1891 La Charité. Mei 1896 Antonia S. R. E. Gaspari m. 10 Juni 1877 T.jilatjap. .... ' _La 3 ^Ptember ^ Dirk Baldus Eskes i j- 13 Augustus 1877 Amsterdam .... 11 AP"1 1891 La Chante Juni 1895 Z? Haldus Lskes j ö u ,q -n 11 April 1891 De Ster in het Oosten September 1896 Pieter Adolf de Haas \ }■ 2a Januari 18/9 Batavia. . . . • * ? n ,. n T r iann ■, , .. „ . „r. Hppv Hnunwinril . 11 April 1891 De Noordstar 7 Juli 1900 Hendrik Bnuning Wigersma J. neei Hugowaaid . -i 1UOi • iz i hit ioaa Alnhons Pasteur . . j. 19 September 1882 Duisburg . . . ■ \ 11 APnl t 1891 De Drie Kolommen 7 Juh 1900 GeorgeJacob Will | j. | 7 December 1878 Middelburg. . . • 19 December 1891 La Compagnie Durable Augustus 1896 DATUM PLAATS DATUM DATUM naam van van van LOGE VAN AANBEVELING. VAN GEBOORTE. GEBOORTE. OPNEMING. ONTSLAG. . 1 ~ ' ' i i ~ i Pieter Dalmeyer j. 13 Augustus 1882 Velsen 8 April 1893 Prins Alexander 13 April 1901 Sophia W M v Druten m. 2 November 1880 Sneek j 13 Januari 1894 Concordia Res Parvae Crescunt 7 Juh 1900 Everdina Corn Bybau m 31 Mei 1881 Brouwershaven. . . 10 Februari 1894 De Ster in 't Oosten (Zierikzee) 14 April 1900 Adolf O. F. W. C. Gasinjet '. j. 8 April 1880 Zaandam . . . . 5 April 1894 , Anna Paulowna 9 April 1898 Margaretha Möller . m. 28 Juni 1880 Haarlem . . . . 16 Juni 1894 Vicit Vim Virtus 11 Maart 1899 Frederika J I Dubois m. 18 Augustus 1880 Dordrecht . . . . j 21 Juli 1894 La Charité 11 Maart 1899 Cornelis Simon Veen j- 5 November 1882 Helder 8 September 1894 Willem Frederik Karei 13 September 1901 Karei Nicolaas Pufkens j. 21 December 1883 Makassar .... 8 September 1894 I Prins Frederik 9 November 1901 Herman Gerrit Möller '. j- 6 September 1881 Haarlem .... 1 September 1895 Vicit Vim Virtus Mei 1898 Pieter Murbanus j- H Februari 1885 Helder 12 October 1895 Willem Frederik Karei Mei 1904 Anna P A Posthuma m. 30 Juni 1882 Leeuwarden ... 12 October 1895 De Friesche Trouw 15 Januari 1902 Elisabeth Corn M Pruim ' m. | 28 Maart 1887 Haarlem 12 October 1895 Vicit Vim Virtus Mei 1905 Wilhelmina E. M. Gaspari m. 5 October 1884 Maastricht. . . . H 18 April 1896 La Persévérance Mei 1902 ErnestA. J. Boode j. H April 1883 's-Gravenhage. . . 18 April 1896 L'Union Royale 13 September 901 Willem Ridderikhoff j. 10 Mei 1888 Amsterdam .... 18 April 1896 La Chante. Mei 906 Jakobus W. T. M. van Huut j. 28 Januari 1883 Batavia | | 22 Juni 1896 De Ster in het Oosten 1 Maart 901 Willem Frederik Schröder j. 29 Augustus 1885 Amsterdam .... | 12 September 1896 La Flamboyante Mei 1904 Bernardina M. J. Woud m. 12 September 1885 Amsterdam .... 12 September 1896 La Bien Aimée Mei 1905 Fokie M Donker m. 2 Juni 1890 Bennebroek. ... 12 September 1896 Vicit Vim Virtus Juh 1908 Josias p' A Wellèman ' J- I 3 November 1885 Hoedekenskerke . . 10 April 1897 Opgaande Ster September 1904 Arnold Citroen j. 6 September 1888 Amsterdam. . . . ' 9 October 1897 La Paix . Juli 1903 Cornelis G Maandag j. 13 October 1884 Ter Neuzen. . . . 9 April 1898 L Amitie sans Fin Mei 1904 Marinus Maandag. .' '. '. '. '. '. '. j. 28 April 1888 Ter Neuzen. . . . 9 April 1898 L'Amitié sans Fin September 1914 Petronella Kostei m. 21 October 1885 Leeuwarden . . . 12 November 1898 De Friesche Trouw Februari 1903 Johanna S Faure... m. 21 Januari 1886 Gouda 12 November 1898 De Ware Broedertrouw Mei 1904 Gerardus Sax' j- 24 Januari 1886 Amsterdam .... 14 October 1899 Concordia Vincit Animos Juni 1904 Maria Fred Asnes Merzm. 18 November 1885 Nieuwer Amstel . .