D 59 twee werelden Jef Last Brusse n.v. Rotterdam TWEE WERELDEN TWEE WERELDEN VERZEN DOOR JEF LAST 1933 W. L & J. BRUSSE'S UITGEVERS MAATSCHAPPIJ N.V. ROTTERDAM INTRODUCTION A mes ennemis, les bonzes réformistes. Foutez moi la paix, maftres des vaines paröles dont les promesses ont toujours échoué je ne crois plus a votre aureole je connais trop les trucs de votre sale métier. Vous nous croyez des pantins et des dróles avec lesquels monsieur peut a son aise jouer j'étais un sage élève autrefois dans vötre école mais j'ai fini Ie cours et je me sais trompé. Vous vous croyez la crème et vous n'êtes que l'écume qui flotte sur la mer du prolétariat et nous cache la voie que mène vers la vie. La force libératrice n'est pas dans vötre plume ni dans vos beaux discours avec leur grand éclat mais, dans notre coeur, la camaraderie. TWEEWERELDEN! En alles breekt en alles gaat kapot de schepen in de haven liggen stil de kumpels van de Borinage staken de honger loert... maar als een wreede gril hoor ik de balken van het pakhuis kraken onder het graan, dat, onverkoopbaar, rot. En alles breekt en alles gaat te niet voor kleeren en voor kinderen is geen geld kuituur ligt op de markt bij oude waren de vruchten staan te rotten op het veld met starre blikken van vertwijfling staren mannen en vrouwen op hun leeg verdriet. En alles breekt en alles gaat te gronde de vrijheid en de vreugde en het recht de rede wordt geofferd aan de rente de vrede wordt geruild voor het gevecht, en weder stroomt, ter wille van de centen het roode bloed uit onze roode wonden. Dat is de wereld die wij kennen, — jij en ik dat is het donker slop van onze grijze dagen dat is de hongerklop aan onze leege magen dat is het oude lied dat is de nieuwste les: kapitalisme heerscht chaos is het sukses I Er is een staat waar alles werkt en streeft een nieuwe stad groeit uit het steppezand geketend wordt het water der rivieren de tractor ploegt zijn voren door het land er juicht een lied in 't ratelen der lieren het arbeidslied in 'tland waar alles leeft! Waar alles leeft, — een nieuwe wereld groeit het jasli en de leeszaal en de klub 't gemeenschapshuis, de parken en fabrieken, aan 't stalen harnas fonkelt schub naast schub, het vliegtuig heft zich op zijn stalen wieken boven de kolchos waar de boomgaard bloeit. Uit staal, beton en steenen groeit het op uit menschenhart en stalen menschenwil uit enthousiasme van de stootbrigaden uit wetenschap, uit werken staag en stil en helder waait, boven hun sterke daden de roode vlag van iedere torentop. Dat is de wereld die wij willen, jij en ik Glück auf mijn kameraad, die opstijgt uitje schacht sta op uit slavernij en breek je ketens stuk het kommunisme brengt aan allen het geluk! ONS EIGEN LAND Dit is ons eigen land de huizen en de straten de steigerpaal van eiken nieuwen bouw de kleinste traktorschroef de lach op de gelaten de dam van Dnjeprostroj de arbeid en zijn baten hier in ons eigen land is alles, maat, voor jou I Hoog op den kremlintrans waaien de roode vanen laag op het roode plein marcheert de roode jeugd. Langs alle huizen plooit het roode doek zijn banen en rood slaat in mijn hart het roode bloed zijn vreugd. Dit is ons eigen land de bosschen en de stroomen het raderwerk van ieder weefgetouw het sanatorium verscholen in de boomen de stad Magnitogorsk en onze trotsche droomen hier in ons eigen land is alles, maat, voor jou I De hongerige wolf, Japan is uit zijn kooi losgelaten als tanden staan zijn soldaten aan de grenzen van Rusland gerijd de staal- en oliemagnaten hebben den wolf losgelaten en de wolf is tot bijten bereid. De hongerige wolf Japan is uit zijn kooi losgelaten en allen die Rusland haten houden de wapens bereid de veldheeren en diplomaten de vorsten en priesters der staten wachten 't begin van den strijd. Dit is ons eigen land dat niet door God gegeven maar dat veroverd werd in feilen klassenstrijd. Dat is ons eigen land waar iedere kiem van leven verdedigd worden moest tegen vijandigheid. Dit is ons eigen land op ieder front besprongen van eiken kant bespuwd belasterd en belaagd. Dit is ons eigen land door eiken nood bedrongen waar toch 't vijfjarenplan door eigen arbeid slaagt. Dit is ons eigen land geen god heeft het gegeven geen duivel die het ons met wapens nemen kan, als heel de aarde langs die eene leus gaat leven Vecht voor je eigen land Maats tot den laatsten man I EEN LIED VAN DEN OERAL - WAAROM ? Een gedicht voor den Oeral, — waarom ? Bleek is het licht in de kamer bleek is het witte papier waarom het lied van den hamer verklanken tot woordengestamer in dit duffe vertrekje hier? Magnitogorsk is niet gebouwd met rijmen Tsjeljabynsk en Tsjegress vloeken in een gedicht. Terwijl de dichter hier klankje aan klank gaat lijmen wordt in de steppe ginds kauper zes opgericht. Een sonnet op het kookskombinaat? op de tweede hoogoven een ode? een refrein voor elke asfaltstraat? en een elegie op de vlag, de roode? Een lyrisch lied voor eiken exkavator? een epos voor de stuwdam in het meer? geef ik die honderdduizend kubiekmeters water in anapaesten of in jamben weer? Kan ik het zweet der werkers distilleeren tot een parfum voor 't litterair vermaak moet ik hun arbeidskreten gaan filtreeren door 't modefilter van de laatste smaak? Een lied voor den Oeral, — waarom? Wat is mooier dan de man met de spade ? Welke muze schenkt mij de genade van het eelt op de hand en de huid zonverbrand van de steenlosser daar aan de kade? Is er een rhythme sneller dan de motor? is er een maat, krachtiger dan 't beton ? een sierlijker tournure dan de rotor? die in 't turbinehuis zijn wenteling begon? Is er een beeld frisscher dan 't enthousiasme waarmee de jeugd de wereld hier verwon ? Een lied voor den Oeral, — waarom? Het gietstaal zal ook zonder woorden vloeien tot railsrivieren waar de trein langs rent en als een vaste hand de traktor ment zal zonder rijm het kolchoskoren groeien. De oogen zullen proeven dat gedicht de handen zullen 't tasten en de ooren zullen het nieuwe lied in de dynamo hooren die door 't hoogspanningsnet het dorp voorziet van licht. De Oeral schrijft zelf zijn gedicht de stootbrigadier smeedt de strofen als het loeiende vuur in de oven is het van geestdrift doorlicht. De Oeral schrijft het gedicht van het Socialisme in daden. Makkers tot wie ik mij richt geef mij om te dichten een spade I TSJEUABYNSK Aan de eene kant van de spoorwegdijk de hutten van turf als in Drenthe vochtige holen in modder en slijk de voddige kleeren hangen te kijk voor het voddige linnen der tenten. Aan de andere kant van de spoorwegdijk uit blanke steen, uit glas en beton rijst stralend de heldere arbeiderswijk de stootbrigades bouwen een rijk waar het nieuwe leven begon. Aan de eene kant van de spoorwegbaan de steppe, vaal en verlaten de gure winden der vlakte slaan tegen de vochtige muren aan en fluiten door kieren en gaten. De paddestoelen verliezen den strijd met de huizen in het groeien het is of hun rijen, wijd gespreid als melkwitte stroomen van vroolijkheid over de heuvelen vloeien. Aan de eene kant van de spoorwegdam als een noodlot waaraan men zich wende de armoede van de nomadenstam het walmende licht van een olievlam het vale licht der ellende. Aan de andere kant van de spoorwegbaan rondom het electrisch station het juichende groen van de berkenlaan langs de asphaltstraat waar de menschen gaan in het juichende licht van de zon. Want zij die wonen aan de eene zijde bouwen de huizen aan de andre kant hun eigen handen bouwen zich de blijde blanke oase in het steppenland. Zij zullen gaan over de lichte wegen in lichte hal aan de machines staan. Zij zullen in hun leven iedere zegen der kameraadschap vinden op hun baan. Zij zullen menschen zijn, zij zullen lezen zij zullen openstaan voor elk genot uit vale, schuwe steppedieren rezen zij tot de smeden van hun eigen lot. De slaven van de steppe werden menschen de slaven van hun zorgen werden vrij de stroom der menschheid breekt zijn oude grenzen als de rivier zijn ijsdek in de Mei. Niets was zoo arm als hun armzalig leven niets zal zoo rijk zijn als hun nieuwe dag het kommunisme heeft hen opgeheven het heeft hun kracht en hoop en moed gegeven en als symbool van den arbeid staan geweven sikkel en hamer in de roode vlag I HET NIEUWE LIED De vlag waait rood van den toren bij de nieuwe traktorenfabriek de ronkende zang der motoren het drillend gesnor van de boren dat is onze Sowjet lyriek. Wie zal de weg ons versperren ? Wie stuit onze stoet op haar baan ? Ons lied geldt de toekomst, de verre en niet meer Pierrot bij de sterren in het bleeke licht van de maan. Acht hoogovens in de steppe veertigduizend trakteren per jaar de razende raderen reppen geen handen genoeg om te scheppen het plan moet in vier jaren klaar I Staal, koper en goud uit de groeven kolen uit Kusnetz en Donbas een wereld van moeren en schroeven waar het spoor slechts van eenzame hoeven zich eenmaal verloor in het gras. Rood waait de vlag van den toren waar het leger der arbeiders gaat: de nieuwe mensch is geboren de stootbrigadier treedt naar voren en slaat met zijn hamer de maat. Het tempo der bolsjewieken het rijm op bourgeois — G. P. OE Het rhythme van duizend fabrieken zoo gaat, over 't lijk der klassieken ons lied naar de dageraad toe. Het schrijdt in de strijdende rijen van de komsomolzen vooraan als de daverende stap op de keien van de rood gardisten, de vrijen zal het over de aarde gaan. Ons lied geldt de toekomst, de blijde en niet meer Pierrot bij de maan als de vijand ons uitdaagt ten strijde dan zal met zijn maats zij aan zijde de strijdende dichter staan I EER IK U KENDE Eer ik U kende, land van den opbouw eer ik Uw wijde vlakten aanschouwd had Uw donkere bosschen, Uw donkerder dorpen en de kazernes waar Uw arbeiders woonden en de aardholen waar Uw mijnslaven huisden en de modder van Uw onbegaanbare wegen en de veertig maal veertig kerken van het oudeMoskou. Eer ik U kende, land van den opbouw eer ik Uw boombastschoenen gezien had en de vodden waarin Uw moejiks zich kleedden en de gouden zalen der oude paleizen en Uw arbeiders die lezen noch schrijven konden en de verlatenheid van Uw vale steppe — was ik als een kind dat een brug over de zee wil bouwen of de maan wil vangen in een vlindernetje wanneer ik dorst spreken over de „fouten" van Sowjet Rusland Eer ik U kende, land van den opbouw eer ik Uw nieuwe giganten gezien had Uw hoogovens en Uw graanbedrijven Uw exkavators die den berg verslinden Uw dammen die beekjes tot meren maken Uw trakteren die den kolchos beploegen het hoogspanningsnet over duizenden kilometers en de nieuwe spoorweg die dwars door de woestijn gaat. Eer ik U kende land van den opbouw eer ik Uw scholen zag in de Tartaarsche dorpen 2 Uw jasli's voor kinderen, Uw klubs en theaters eer ik de huizen als melk over de heuvels zag vloeien en rustte in Uw rusthuis en speelde in Uw parken — was ik als een zuigeling die op den katheder staan wil om den professor les te geven in de kwadratuur van den cirkel wanneer ik dorst te spreken over de „tekortkomingen van Sowjet Rusland. Eer ik U kende, land van den opbouw eer ik Uw liefde voor het kind gezien had en hoe de mannen en vrouwen op Uw avondkursussen leerden en de gloed van enthousiasme in het oog Uwer kom- somolzen en de pioniers en oktoberkinderen die deel hebben aan Uw arbeid — Eer ik U kende, land van den opbouw eer ik het lied van de rood gardisten tegen de muren van het kremlin hoorde weerkaatsen en den stoker sprak die direkteur werd van Uwfabrieken en de schoonmaakster die deleiding had van Uw scholen en de lasscher die mij zijn gedichten voordroeg en de generaal die tien jaar geleden lezen noch schrijven kende — was ik als een Urker die over Parijs spreekt wanneer ik dacht dat ik kon vertellen wat het woord — Revolutie - beteekentl Eer ik U kende, land van den opbouw land van de vrijheid, land van den arbeid land waar het werk tot geluk is geworden Eer ik de hamer zag waarmede Uw toekomst gesmeed wordt en de sikkel die de gouden aren van het Socialisme zal oogsten en de roode ster die de morgen der menschheid verkondigt — Eer ik U kende, land van den opbouw was ik zoo dom als uw domste moejik was ik zoo arm als uw armste herder was ik zoo blind als uw geloovigste vrouwtjes was ik zoo schadelijk als Uw sluwste koelak omdat ik zelfs nog niet wist dat liefde tot het Socialisme beteekent liefde voor de Sowjet Unie waar het Socialisme gebouwd wordt. Nu ik U ken, land van den opbouw nu ik de vijanden ken aan Uw grenzen nu ik hun sluwe plannen doorzien heb en hoe de punt hunner bajonetten op Uw borst gericht is en hoe iedere krant laster en leugen over U uitspuugt en hoe alle vijanden der arbeidersklasse als één man tegen U opstaan — Nu ik de laagheid gezien heb van Uw belagers en de lafheid der sociaalfascisten en de machtelooze haat der anarchisten en het geteem der zoete pacifisten en de duizend kleine sektes die samenspannen met Uw vijand — nu weet ik dat er voor mij slechts één geluk zijn kan om te mogen leven en sterven voor U, land van den opbouw vaderland van het proletariaat der geheele wereld Sowjet Unie der vrijgevochten volkeren! HET LIED VAN DEN KLINKER Boven de havens boven de huizen boven de molens boven den dijk Holland ligt open Wie wil het koopen ? I rijk Holland ligt voor mijn oogen te kijk I Zwaai de hamer, raak de kop alle nagels moeten op. Wie koopt onze leugenkranten ? Wie koopt onzen dominee? Wie koopt onze spekulanten en hun galgen over zee? Wie koopt onze loonsverlagers en de slagers van ons vee ? k Geef al onze ordedragers gaarne in het koopje meel Boven de ploegers boven de zwoegers boven hun krotten diep in het slijk — Holland ligt open Wie wil het koopen ? I Arm Holland ligt voor mijn oogen te kijkl Wie koopt onze malsche kazen ? Wie koopt onze hongerstee ? Wie koopt onze valsche bazen en de Roomsche klassenvree ? wie koopt al de sinterklazen van het machtig N.V.V. ? Ik geef hem Banning's preek met Paschen gaarne in het koopje meel Zwaai de hamer, raak de kop alle nagels moeten op. Boven de kluizen boven de kerken boven de kerkers bloedrood de vlag. Holland ligt open wij gaan het doopen Heel Holland — Sowjetland — hamert mijn slag. Raak hun maag en raak hun neus Sowjet Holland wordt de leus. IN TWENTHE Waar loonsverlaging als vorst regeert je centen, je centen, daar hebben zich eindelijk de makkers verweerd in Twenthe, in Twenthe. Ze zetten de haspels en weefstoelen stop Ze toonden den heerschers hun keiharden kop en ze deden een greep naar de rente in Twenthe — in Twenthe. Waar koning honger in 't land beheert zijn zaken, zijn zaken, daar hebben de maats hem een lesje geleerd ze staken, ze staken. Ze laten zich ginder niet langer meer slaan ze staan aan het front waar ook wij moeten staan ze slaan naar zijn maag en ze raken ze staken — ze staken. Waar maffers zijn moeten wij het verraad beletten — beletten Wij zullen elk weefsel en iederen draad besmetten, besmetten geen schip uit de haven met Twentsche katoen wij tarten de heerschers hun ergste te doen Wij zullen ons tegen hun wetten verzetten — verzetten I AMSTERDAM O rustig Amsterdam met uw verdroomde grachten en het betooverd spel bekorend door uw nachten der bronzen torenbei o — rustig Amsterdam. O donker Amsterdam met uw stagnante zielen aan de verlaten gracht waar reeds de blaadren vielen van uw vergane pracht o — donker Amsterdam. O gierig Amsterdam met Uw bekroonden toren die in het water schouwt als lagen daar verloren geroofde schatten goud o — gierig Amsterdam. O spokend Amsterdam nog rijkt uit grijs verleden van d'oude wallekant grijpzuchtig naar het heden bleeke regentenhand o — spokend Amsterdam. O zwijgend Amsterdam hoe tracht gij te verstoppen in doffe kleurenpracht net leed van steeg en sloppen dat naar verlossing smacht o — zwijgend Amsterdam. O toornend Amsterdam nu barsten weldra open de sluizen onzer haat als d'arbeid storm gaat loopen op 't fort van eigenbaat o — toornend Amsterdam. O wrekend Amsterdam waar reeds de vanen waaien waar reeds de roffels slaan waar reeds de vuren laaien de nieuwe tijd stormt aan o — wrekend Amsterdam. O levend Amsterdam een nieuw lied wil ik zingen de revolutie vlam zal van den toren springen en dansen op de Dam o — levend Amsterdam. ALS WERKELOOZEN DE TRIBUNE LEZEN De lange rij der werkeloozen staat en wacht de honden waken bij hun afgetrapte schoenen. Over de kinkerbrug ratelt een tram voorbij en nog een tram. Zoo gaat de dag, zoo gaat der dagen rij. zij hebben honger, hebben niets te doen en verbijten toonloos d'ingehouden klacht. Over de baarsjesweg schalmeit een hooge stem een jongensstem — Koopt, makkers, de Tribune I Er komt beweging in de loome rij een groote kerel schuift de rest opzij en zegt met een gebaar naar den agent — daar dan, vijf cent, — geef mij een krant en geef een krant aan hem — het is vandaag, naar 'k meen, de vierdag der kom- mune! De lange rij der werkeloozen staat en lacht en let niet op de honden bij hun voeten. De smeris doet of hij de krant niet ziet — hij wil wel graag, hoont hem een maat, — maar mag van moeder niet — maar als ik lees zal hij wel luistren moeten en nogmaals schalt hun schaatren langs de gracht. Betooverd staat de rij der werkeloozen en luistert naar de vlijmend scherpe taal Hun bloed stroomt feller en hun wangen blozen de grauwe dagen oopnen zich als doozen en elke dag vertelt zijn wreed verhaal: „Ruys, Weiter en de steun wordt ingekrompen in Twente gaan de loonen weer omlaag, der bonzen wijsheid: royement — slik tien, slik vijftien, slik twintig procent — en ga voor je baas in lompen. Voor weerstand is hun hart te laag zij konfereeren in den Haag en wij krijgen de stompen." „Der bonzen daad in staat en raad verraad, verraad en nieuwe smaad van Kupers onderbroeken. Geel staat de haat op hun gelaat als maat na maat, beu van 't gepraat bij eigen leiding staken gaat om zich zijn recht te zoeken." -De stroom zwelt aan van onderop hij stroomt over der bonzen kop en beurt de roode vaan in top de roode vlag der raden. De massa stroomt uit steeg en slop en sneller slaat hun harteklop want Lenin's vaandel gaat voorop en roept tot Rusland's daden." .Het baken van de Sowjetstaat schijnt door de krisisnacht het toont ons waar de vijand staat het toont ons waar de weg heen gaat en welke toekomst wacht. Het toont ons vijands bleek gelaat het rose geel en zwart verraad. Het zegt ons, — makkers staat paraat reeds naakt het uur der diktatuur van 't proletariaat. De lange rij der werkeloozen staat en wacht Nog waken honden bij hun afgetrapte schoenen maar de agent ziet witjes om zijn neus de werkeloozen groeiden tot een reus hun vuisten werden tot één saamgebalde vuist hun vele harten tot één laaiend vuur als katarakt die van de bergen bruist ramt daverend hun oproep aan de muur. De lange rij der werkeloozen staat en lacht om 't zenuwachtig trekken van zijn mond. De uil wordt bang bij 't einde van den nacht de bloedbeul voelt het einde van zijn macht want dreunend klinkt de leuze langs de gracht — Makkers I Rood front I VIJF MAAL VIJF Uit het Russisch van Tichon Tsjoerilin. Volgens een bericht in de Prawda werden op last van Tsjang Kai Tsjek 25 Chineesche kommunisten terecht gesteld. Vijf maal vijf Chineesche kommunisten Vijf maal vijf, ja vijf maal vijf, zeg vijf maal vijf I Bleek als parelsnoer in 't morgenmisten aan de galg, slingert hun mager lijf. Vijf maal vijf, ja vijf maal vijf, zeg vijf maal vijf! jong en oud hangt daar hun tros te rijpen waterblauw het mager-naakte lijf en de scherpe snavels slijpen schorre raven voor hun wreed bedrijf. Deze tros Chineesche kommunisten vijf maal vijf, ja vijf maal vijf, zeg vijf maal vijf! Rijp* en zwelt in 'tbleeke morgenmisten rijpt in 'tzonlicht purper van het dagen deze tros met zijn verwijtend zwijgen Altijd, altijd blijft hun lijkzang vragen: broeders I zaagt gij onze hoofden neigen ? Vijf maal vijf, ja vijf maal vijf, zeg vijf maal vijf! Heldenstrijders van 't Chineesche kader Grimmig slingerend danst hun naakte lijf: Kuo Min Tang, den naam van hun verrader. WIJ HERINNEREN ONS Uit het Russisch van S. Trjetjakof Mijnen, fabrieken, werven verlammend trof de stoot Wladimir Lenin gestorven onze oude lljits is dood. Een dezelfde smarttrek groefde den werkers om den mond aan de kolenbedding van Donbas aan Tsjita's goudrijken grond. Bleek werden de lippen bij 't lezen met een vertwijfeld gebaar en oogen, verblind door tranen omhelsden vreemden elkaar. De smart deed de knieën knikken en maakte de monden stom gestorven is Wladimir lljits de leider, de wekker, de trom. Een zulke smart slechts voelt men bij 't sterven van een zoon schreiend klinkt door de steden sirenes schrille toon. Vanaf de verste grenzen treedt tot den rouwstoet aan partijloos naast partijman met eender leed begaan en stroomt, als braken de sluizen van morgen tot nacht tot dag de massa in laatste parade langs de baar met de bloedroode vlag. De kinderen noemden hem Wolja en Wolja beteekent: wil zijn wil leidde ons in Oktober en de oude wereld stond stil. Hoe voelden wij ons verslagen toen men ter rustplaats droeg het jongste aller harten dat ooit op aarde sloeg. Niet weenen niet weenen niet weenen niet weenen om Lenin's dood. Laat de nieuwe hoogovens weenen hun slaktranen vuurgloeiend rood laat de nieuwe werkbanken kreunen als de boor krijscht onder je hand. Aan het werk I In fabrieken en velden arbeiders en boeren van 'tlandl Geen aarzien, geen wijflen, geen talmen voor treuren en twijflen geen tijd. Lenin wij herinneren ons Lenin jouw vlammende oproep ten strijd. Waai uit dan, vlammende vanen staat, maats, tot den opbouw bereid Lenin is overal met ons voor ons leeft Lenin altijd I AAN DEN ZOON DIEN IK NIET HEB Een wiegeliedje. Uit het Russisch van Vera Inwer. Als een beer op zachte zolen sluimersluipt de nacht waarom zou mijn jongen huilen moeder houdt de wacht. Al de booze droomen schroomen als 'k mijn liedjes zing moe geeft enkel mooie droomen moeders lieveling. Door het venstertje stroomt melkig 't stralen van de maan boven 't venster zie 'k vijf puntig blauw de sterren staan. Sterk en vroolijk wordt mijn jongen »Moeder, 'k trek van hier!" moeder strikt de roode halsdoek van haar pionier. Sneller dan de roffel trommelt jaagt der jaren loop waar hun wilde hoefslag rommelt warrelt 't stof der hoop. Komsomols met klare oogen neemt de last der plicht 't eerste dons zie ik opgetogen op je jong gezicht. Jij, die nog geen stap gedaan hebt slaap maar, zacht en blij slaap mijn jongen, blauw van oogen duimelot van mij. Foto's zend je en geschenken uit je verre land 'k neem de brief met bonte zegels bevende ter hand. 'k Weet dat trug in d'oude erven jij niet blijven zult 't Lot beschikt den zoon tot zwerven moeder — tot geduld. Verder trekt der jaren horde grijs is 't matte hoofd 'k denk wat ben ik oud geworden 't vuur is uitgedoofd. Eindlijk komt de rust voor eeuwig en de tijding snelt over hooge bergen sneeuwig over stad en veld. Bleek zie jij door tranen henen welk een leegte gaapt bitter zal mijn zoon dan weenen en je moeder — slaapt. Maar voorloopig — 't omgekeerde waar de rammelaar klinkt slaap, mijn kleine schat, wanneer je moeder voor je zingt. Met zijn eerste wollen broekje slaapt het kleine ding rustig in zijn donzen hoekje moeders lieveling. ONZE MARSCH Uit het Russisch van Wladimir Majakowsky. Stamp in de steenen roffels van oproer trotscher hoofden uw hoogen toon zoo een zondvloed de steden door voerde willen wasschen de wereld wij schoon. Vaal daags os trage jaar wagen trekt ons God storm trommelend slaat ons hart. Is ons ergens goud meerderwaardig ? Kogels wespsteek, vreest een voor hem ? ons strekken wapens liederen vaardig onze rijkdommen de juichtoon onzer stem. Groene veld rij ruig dag tot grond stroom saam regenboog blij buig jagende jaarpaarden 't haam. Zie hoe de hemel daar verre zijn lichtleger lang reeds verveelt Eisch, groote beer met je zeven sterren dat men ons levend den hemel in neemt I Vreugdeboo vlieg vlag de lente leeft in ons bloed Hart sla ten slag 't Koperen bekken der moed I BUDJONNY's RUITERIJ Uit het Russisch van N. Asjeef. Moordend punt de zonnedolk naar de trage hei waar de wolk van 't paardevolk razend jaagt voorbij. Als een zwerm van vogels stuift voor hun rij opzij alles, waar het vaandel wuift Budjonny's ruiterij. Geen zoons van moeders pappot uit het dierbaar ouder-huis maar opgegroeid bij damp van kruit en 't dof kanongedruisch. Geen zoons van ouden adelstam met erf lijk wapenrecht zélf leerden w'ons als lavavlam te storten in 't gevecht. Tart heeren, met uw tsarenvlag niet ons geduld te veel wij dorschen weer met sabelslag uw eskadron tot meel. Herinnert U de ritseling die door de velden voer toen 't leger aanreed plotseling van arbeider en boer. Geen nieuwen strijd verlangen wij maar denkt aan Perekop en weet, wij houden kogels vrij voor d'aanvaller zijn kop. Denkt, Witten, aan de slagen van de revolutietijd. Wij zijn, als in de dagen van Lenin, tot strijd bereid. Van wat wij wonnen, geven wij nooit meer een handbreed op. Sluit de rij der ruiterij Voorwaarts in galop I VOOR MIJN BONTMUTS Uit het Russisch van A. Bjesuumjenski. Alleen hij kan de tijden dwingen Alleen hij behoort tot den troep die verstaat in de kleinste dingen van de wereld-opstand de roep. Die over vrouwen, die van lompen die van vroeger leed en strijd ieder zingt ik, van mijn mutsje van die bonten kleinigheid. Waarom ben ik daar zoo trotsch op dat ik haast van vreugde zing ? omdat deze muts per order ik ontving. 'tWas in negentien — ik kreeg in Kiew uitgeput, twee dagen rust en de derde weer marcheerde ik naar de schansen aan de kust. Hongerend, door verbrande dorpen trokken wij, aan leed gewend. Zonder kogels werd onderworpen 't negende, witte regiment, ja, — die bontmuts I nu,vandaar dan kwam 'k met buikloop in Moskou aan en van 'tZ. K. kreeg 'k waarachtig een kleedingorder toen 'kweer kon gaan. Met die order in mijn handen ging ik naar het magazijn en kreeg, in 't hartje van den zomer een bontmuts „daar er thans geen andere mutsen zijn." En vandaag? Kijk, als mijn blik langs 't volle winkelvenster glijdt draagt mijn hoofd, trotsch, als een vaandel 't mutsje uit dien oorlogstijd. Als ik nu, het een of ander koopend in de winkels zoek en kies en vraag dwaalt mijn denken na dien order, en al loopend vergelijk ik vroeger met vandaag. En 't berichtje lezend van een feestmaal of 'tgesjacher van den spekulant zeg 'k mijn mutsje, dreigend, wacht maar, eenmaal vegen wij dat rommeltje aan kant. Laat de Nepman in zijn auto rijden laat hem wandlen in zijn bloemengaard dag breekt aan dat wij ontvangen nieuwe order niet voor bontmuts voor de aard' I BALLADE VAN DE BLAUWE BRIEF Uit het Russisch van N.Tichonof. De wind sneed gierende over het veld hijgend en bleek kwam hij aangesneld viel neer bij het vuur en riep heesch: — een paard I en beefde van kou bij het vuur aan den haard Het paard wordt gebracht en bijt wild op zijn bit met éen sprong de ruiter in 't zadel zit. Als een pijl langs het meer door de boog van de wei snelt de ruiter aan struiken en boomen voorbij de bodem flitst als een telegram waar de hoefslag hamerend naderkwam maar de grens van de kracht breekt de grens van de wil en de hartslag van 't paard stond plotseling stil twee kreupele schreden — de dood overwon en enkel een voetganger kwam aan 't station. Zijn adem door 'tlijf als een doedelzak snijdt 't station roept hem toe: — je komt net op tijd — je komt net op tijd — hijgt de lokomotief en draagt naar het Noorden den man en zijn brief. Reeds zeventig mijl liggen achter de rug bij de tachtigste mijl — een rivier en een brug. Een kleine stip die snel grooter wordt en wagon na wagon in den afgrond stort de moordende bom heeft zijn werk gedaan van bloeddorst dronken stijgt d'aeroplaan twee vleugels snelden naar 's hemels hoog duistere kruitdamp op d'aarde woog. De nacht daalt donker, geen licht, geen maan geruischloos rouwend de golven gaan de stroom heeft in wreede verlatenheid over de lijken het doodskleed gespreid stil is het water, geen zeil, geen schip zwart als een grafzerk staat donkere klip. Pas uren later komen nabij voetstappen, kreten, troost en geschrei een verminkte gestalte met bloedende mond fluistert: - de brief eerst en dan pas mijn wond. Verlaten de straten, verlaten de stroom de hoofdstad ontwaakt uit haar diepen droom nog slaapt het Krjeml dat de heuvels tooit maar de menschen in 'tKremlin slapen nooit. De brief is bezoedeld met bloed en klei een man scheurt haar op en gooit d'omslag ter zij nerveus kreukt zijn hand het papier in elkaar dan werpt hij het weg met een haastig gebaar en zegt: — de brief is een uur te laat. ik wist reeds wat daar te lezen staat. EEN LUCHTSCHIP VLIEGT OVER MOSKOU Uit het Russisch van J. Smeljakof. Ze is wat uitgedroogd, je levensherfst, niet waar: een oud portret een sprei op 't bed en 't houtvuurtje ligt klaar — des morgens ga je naar de markt en vindt daar gauw een koopje wat aardappels een stukje vleesch en 't paddenstoelen hoopje, je ziet de bleeke morgenstond die op je koopwaar pruilt je hebt het leven rauw en rond voor kleingeld ingeruild. Ik, wil je?, vlecht een liedje om je grijsgeworden haren ? De oude vrouw blijft stug en stom vijandig naar mij staren. De melk staat op, geen ideaal helpt als de melk kookt in de schaal. Hij belt aan, er wordt geklopt je antwoordt hem: kom binnen maar hij gaat rechtstreeks zitten op je pluche fauteuil, de roode en zegt, doe maar geen moeite, 'k ben een kontributiebode. Zijn woordenvloed zich openbreidt of 't water door een sluis wou hij vleit: er valt het best altijd te praten met een huisvrouw en dan ineens, kortaf en klaar: — een roebel voor het luchtschip maar! Het vrouwtje zwijgt, bij 't houtvuur droomt haar kater en de theepot stoomt. Hij is niet verslagen, maar kalmpjes, rustig begint hij opnieuw en vertelt haar en praat tot kamer en ketel en houtvuur vervagen en de deur naar de wereld weer opengaat. Dan stijgt uit de blauwige wasem der ketel uit de damp van 't haardvuur dat knettert en rookt uit zorgen en zorgjes, de romp van het luchtschip dampend en versch als een ei hardgekookt. Vroolijk doorstroomde het leven hem stralend glanzend als 't zonlicht, als lentelucht blauw en ziet reeds schenen de wanden der kamer voor een lichaam als 't zijne belachlijk en nauw. Zwevende stijgt het dan hooger en hooger zamelend kracht voor zijn snelle vlucht het breekt door de zolder en klieft de muren en — naar de lucht en er achterna gaan de koppen en schotels de potten en pannen, de flesch en het glas de ketels en kannen en 't nikkelen theestel, wat zeg ik? het theestel? Het vuur uit de haardstee gaat er achterna met zijn vuur en zijn asch en voort snelt het luchtschip, het blinkende snelle als een kogel voorbij en verdwijnt in de lucht. En weer zit de vrouw met de arbeiders saam in de groote eetzaal bij 't open raam en eet, bij voorbeeld, goedkoope soep in groote ketels gekookt voor hun groep de bloem op haar tafel is diep van kleur met herinnering's zoete weemoedige geur de blanke schotel weerkaatst het gelaat dat aan de machine steeds naast haar staat en haar hart is zoo warm als de spijs op het bord — maar dat is alles uit als je huisvrouw wordt. Haar oog gaat langzaam uit herinnering open de bode ziet, hoe over haar gelaat alsof een traktor ploegde door de rimpels een stille traan zijn sporen laat. Zij zucht en zegt, terwijl haar lippen beven maar uiterlijk toch rustig en kordaat: — Ja, dat zal mooi zijn, als die schepen zweven over de stad. Ik dank je kameraad. Haar schrale oude hand ontknoopt de vale wollen keurs — hier makker neem als eerste roebel de laatste uit mijn beurs. INHOUD Bladz. I ntroduction. A mesennemis, les bonzes réformistes 5 Twee werelden I 6 Ons eigen land 8 Een lied van den Oeral — Waarom ? . . . .11 Tsjeljabynsk 13 Het nieuwe lied 15 Eer ik U kende 17 Het lied van den klinker 21 In Twenthe 23 Amsterdam 24 Als werkloozen de Tribune lezen 26 UIT HET RUSSISCH Vijf maal vijf. Tichon Tsjoerilin 29 Wij herinneren ons. S.Tretjakow 30 Aan den zoon dien ik niet heb. Vera Inwer . .32 Onze marsch. Wladimir Majakowsky . . . .35 Budjonny's ruiterij. N. Asjeef 36 Voor mijn bontmuts. A. Bjesuumjenski.... 38 Ballade van de blauwe brief. N. Tichonof . . . 40 Een luchtschip vliegt over Moskou. J. Smeljakof . 43