1125 ■ ii 1 t ONTRENT HET ONDERZOEK NAAR DE TOESTANDEN TE TTEIANDE IN ND MET ONZE JEUGDARBEID INGESTELD DOOR HET HOOFF STUUR DER ARIS JEUGD CEN 4LE F 21 Jmiipt^f JEU0D CENTRALE RAPPORT OMTRENT HET ONDERZOEK NAAR DE TOESTANDEN TE PLATTELANDE IN VERBAND MET ONZE JEUGDARBEID INGESTELD DOOR HET HOOFDBESTUUR DER AltBEIDERS JEUGD CENTRALE Verwijderd uit Bibliotheek v/h Deplv.Opv.W.enO. UITGAVE ARBEIDERS JEUGD CENTRALE REGULIERSGRACHT 78 - AMSTERDAM TENEINDE haar arbeid onder de plattelandsjeugd zoveel mogelik te kunnen doen aansluiten bij de toestanden, zoals zij op verschillend gebied in de dorpen en de kleinere steden in ons land bestaan, heeft de leiding van de A.J.C. door middel van haar plattelandsafdelingen een onderzoek ingesteld, waarvan de resultaten in het navolgende rapport zijn neergelegd. Alhoewel deze enquête slechts van een zeer bescheiden opzet is, bracht zij zulke waardevolle gegevens, feiten, toestanden en verhoudingen aan het licht, dat het hoofdbestuur van de A. J.C. besloot het rapport in druk te doen verschijnen. De gestelde vragen bestrijken de twee gebieden, waarom het voor ons gaat: a. arbeidstoestanden, b. het besteden van de vrije tijd. De eerste van bedoelde vragen betreft de aard der bedrijven, waarin jeugdige personen werkzaam zijn. De tweede betreft de arbeidstijd en de derde de arbeidsverhoudingen in het bedrijf, de invloed van het werk op de jongeren. Voor het verkrijgen van een beeld omtrent de wijze, waarop de 'vrije tijd wordt besteed, werd allereerst gevraagd naar de gelegenheden voor avondonderwijs en welke verenigingen, opvoedings- of ontwikkebngsinstituten er ter plaatse voor de jeugd zijn. Verder werd gevraagd naar de verenigingen, instellingen of gelegenheden, waarvan voor de jeugd een ongunstige invloed uitgaat. Aandacht werd besteed aan het al of niet bestaan van gemakkelike verbindingen met de grote stad, de omgang tussen jongens en meisjes, de algemene geest van het dorpsleven, het bestaan van een boekhandel ter plaatse, de belangstelling voor goede en voor slechte lektuur, de grootte van het zakgeld, enz. Voor het hoofdbestuur van de A. J.C. heeft dit onderzoek vooral een grote waarde, omdat het er de juistheid aan wenste te toetsen van een zich telkens sterker opdringende overtuiging, dat namelik op het platteland en in de kleine steden het vrijetijd-leven van de jeugd hoe langer hoe meer in de maalstroom van het genotzieke grotestadsleven wordt meegesleurd. In de kleinere dorpen hebben we het bestaan van dancings gekonstateerd, waar 14- en 15-jarige meisjes op Zaterdagmiddag kilometers uit de omtrek op de fiets naar toekomen om te dansen met wildvreemde jongens. Idem, idem met de bioskoop. In de trams op het platteland is het geen uitzondering jongens en meisjes in de geraffineerde grotestadskleding aan te treffen, de meisjes gewapend met de poeierdoos. Leiders van plattelands A. J.C.-afdelingen hebben ons gezegd: daartegen moeten vój hoe langer hoe meer konkurreren. Misschien z\fn er mensen, die behoefte gevoelen deze moderne ontwikkeling toe te juichen, omdat het vroeger nog slimmer was. Dat laatste geloven wij juist niet. Ruwheid als gevolg van een gemis aan geestelike beschaving, als gevolg van een onbewust, bijna dierlik, instinktief leven, is verre te verkiezen boven de geraffineerde ploerterij van een bewust, van genotzucht doorvreten leven. In het eerste geval bestaat altijd nog de kans de sluimerende geestelike krachten tot edele ontplooiing te brengen. In het tweede geval is dat vrijwel steeds uitgesloten, omdat alle krachten van de geest in beslag zijn genomen door de tomeloze jacht naar genot, die geen belangstelling en aandacht voor de geestelike dingen overlaat. Wij menen te moeten vaststellen, dat in het algemeen de binnengekomen antwoorden ons vermoeden hebben bevestigd. Het invullen van de vragenlijst is als regel geschiedt in een afzonderlik daartoe belegde bestuursvergadering onzer afdelingen, zodat niet gegeven wórdt het oordeel van een willekeurig persoon, maar het oordeel is aan een kontröle onderworpen geweest. Het rapport zelf bevat de woordelike tekst van de gestelde vragen. De rapporteur, het hoofdbestuurslid van de A.J.C., Herman Molendijk, heeft de ingekomen antwoorden verwerkt en samengevat. Het onderzoek heeft zich uitgestrekt over de navolgende 35 plaatsen: Aalsmeer, Akkrum, Baarn, Het Bildt, Boskoop, Brielle, Brunssum, Coevorden, Culemborg, Delfzijl, Doetinchem, Drachten, Dronrijp, Enkhuizen, Franeker, Grouw, Harkstede, Harlingen, Hoogezand, Holwerd, Kloosterburen, Krimpen aan de Lek, Krimpen aan de IJsel, Lemmer, Lochem, Oosterbeek, Sittard, Stads-Musselkanaal, Stiens, Tjalleberd, Üsquert, Velp, Wolvega, IJselmonde, Zuidhorn. HET HOOFDBESTUUR VAN DE ARBEIDERS JEUGD CENTRALE. Amsterdam, April 1930. A. ARBEIDSTOESTANDEN. Vraag 1. merkt™ ?edr*Ven "* d°rp zijn ieuZdiêe Personen Wie de namen van de plaatsen heeft gelezen, waarover ons onderzoek zich uitstrekte, zal reeds vermoed hebben dat naast de eigenlike plattelandsberoepen, land- en tuinbouw vu T5fl_«rotere en kleinere industrieën worden genoemd.' Lo heeft Brunssum zijn rnijnbednjf, de Krimpens hun metaalnijverheid, Ede zijn kunstzijdefabriek, Stads- Musselkanaal zxjn glas- en kartonindustrie, terwijl in talrijke andere plaatsen heel veel mensen hun bestaan vinden in kleinere industrieën. Vraag 2. Hoe lang is de arbeidstijd? (Aanvang, schafttijd, einde.) Bijlage I geeft ons een overzicht van de arbeidsduur. De hier aangeduide arbeidsdagen zijn de gemiddelde. Wanneer bij CuUmborg, Delfzql en Doetickem het aanvangsuur van de arbeid wordt gesteld op 7.30 en het einde op 17 uur of 17.30, -wil dat natuurlik alleen maar zeggen, dat het geldt voor de meeste fabrieken en werkplaatsen in die stadjes. De jonge arbeider(ster) werkt dus ongeveer zo lang. Er zim vele jongeren (die bij kleine baasjes werken of in seizoenbedrijven), die in veel ongunstiger konditie verkeren dan onze staat aangeeft. Inïi^1jnd" Cx tuinbouw bliJken intussen bovenmatige lange arbeidsdagen te bestaan. Wie van 5.30 tot 18.30 in de rozenkassen heeft rond gestapt (Aalsmeer), van 4-18 uur op het veld heeft krom gestaan (Dronrijp), van 6.30-18 uur de kruiwagen heeft gehanteerd op de steenfabriek (Franeker) of van o-19 uur als dienstmeisje in de weer is geweest op de hofteni^™^ ia'ir°nds Hcham«*k z°veel van zi> krachten kwijt, is geestelik zo mat, dat van enige aktiviteit na het .beëindigen van de arbeidsdag moeilik iets kan komen Zeer velen zijn intussen 's avonds 17-17.30-18 uur klaar. ^eXX™:ëStUk ^ —P - straks welke de boeren gaarne in het werk hebben, daar zij in zulk werk even handig zijn als de mannen en natuurlik veel goedkoper. Men kan er zich geen idee van vormen hoe slecht het voor jeugdige personen is om bij zo'n koppel werkzaam te zijn. Hier wordt alles behandeld, ieder ding wat er in het dorp gebeurt, wordt op gemene wijze bekletst, schunnige straatmoppen en verder allerlei gemene en lage dingen verteld. De jongens en meisjes, die zo iets de gehele dag aanhoren, hebben voor zulke dingen natuurlik een open oor en het duurt niet lang of zij zijn in die sfeer opgenomen en praten dergelijke onzin ook mee, zodat men altijd zegt, dat jongens en meisjes welke met de koppels uitgaan, in hun doen en laten vroeg oud zijn. Wy hebben meermalen in onze A.J.C.afdeling meegemaakt, dat leden roelke met de koppels merkten, voor onze organisatie binnen korte tijd verloren maren. (Kursiv. van ons.) Voor 15 tot 20 jaar waren het koppels van ongeveer 40 tot 50 personen en werd er onder het werk de gehele dag gemeenschappelik gezongen. Dit gebruik is er helemaal uit." Ede, in een beschrijving over de toestanden aan de Kunstzijdefabriek, spreekt over: meisjes, die bleek en vaal en bedorven terugkeren in hun dorp of gehucht." Iemand die in meerdere Veluwe-dorpen werkte schrijft: ^„Verder slaan de ouderen taal uit, die ik niet neerschrijf, zo laag, zo vuil en ondoordacht! Allemaal in het bijzijn van de jongeren Toen dan ook in het bos, onder de houthakkers, waar ik bij werkte, een jongen van 20 jaar ^trouwde, werd hij voor gek uitgemaakt, want hij hoefde immers niet te trouwen. Dit alles ondanks hun kerkse opvoeding." Ter nadere informatie diene dat Usqueri in meerderheid socialisties, Brunssum in meerderheid rooms-katoliek is en dat bedoelde Veluwe-dorpen zwaar orthodox-kristelik zijn. De oude wet schijnt het zedelik bewustzijn niet méér te bepalen, terwijl de nieuwe er nog niet voldoende zuiverend blijkt te werken. B. HET BESTEDEN VAN DE VRIJE TIJD. Welke gelegenheden zijn er in de kleinere plaatsen voor de jonge mensen in de jaren der rijpere jeugd, die gelegenheid bieden tot ontwikkehng en gepaste ontspanning? Deze algemene vraag: „Zijn de jeugdigen in de gelegenheid gedurende de overgangsjaren wat van hun leven te maken?", vinden we gesplitst terug in de vragen 4 en 5. Vraag 4. Wordt er in jullie dorp avondonderwys gegeven? In bijlage II zijn de antwoorden gerubriseerd te vinden. Men zal zien, dat in slechts 17 van de 35 plaatsen herhalings- onderwijs wordt gegeven. Het herhalingsonderwijs, dat een vorm is van algemeen vormend onderwijs. Enige rapporteurs schrijven, dat het herhalingsonderwijs „bij gebrek aan belangstelling'' is komen te vervallen, terwijl anderen melding maken van het feit, dat van de gelegenheid, die er is, slechts weinigen gebruik maken. Al het andere is vakonderwijs. Dat wil zeggen, dat de algemeen vormende waarde niet te hoog mag worden geschat en dat het slechts ontwikkehngsgelegenheid biedt voor bepaalde kategorieën van jonge mensen. In verschillende antwoorden wordt er dan ook de aandacht op gevestigd, dat slechts zeer kleine groepen uit de dorpsjeugd van dit vakonderwijs profiteren. Zijn er in de grote steden tallozen voor wie het lager onderwijs het eindonderwijs is, naar verhouding zal dit aantal te plattelande nog groter zijn. Alleen leerplicht voor het voortgezet onderwijs zal hier verandering in brengen. Dat dit onderwijs ten volle tot zijn recht zou komen na een volle dagtaak, zullen weinig onderwijs-mensen beamen. Vraag 5. Zijn er in jullie dorp, behalve de A.J.C., nog andere verenigingen, die iets voor de jongeren doen, die hen gelegenheid bieden tot ontwikkeling en gepaste ontspanning? a. Een Ons Huis of Dorpshuis of soortgelijke stichting, waar aan klubwerk (naaien, handenarbeid, kursussen) wordt gedaan? b. Muziek-, zang-, toneel- en gymnastiekverenigingen? c. Een openbare leeszaal en biblioteek? d. Andere jeugdverenigingen? Als we de vraag beantwoord hebben over het avondonderwijs, dient zij gekomplëteerd te worden door bovenstaande vragengroep. Indien we de antwoorden daarvan hebben nagegaan, weten we, welke opvangapparaten er zijn voor de schoolvrije jeugd in dit 35-tal kleinere plaatsen. De instellingen of verenigingen, die zich bezig houden met het aanbrengen van niet-schoolse kennis, maar eer bijdragen tot de algemene ontwikkeling van geest en gemoed zijn: ada. Slechts een 8-tal instellingen als in vraag 5 onder a bedoeld, waaronder dan nog vallen een 3-tal patronaats- gebouwen, 1 gebouw van de Chr. Jonge Mannen Ver., die uit de aard van de zaak slechts bestemd zijn voor een bepaalde groep uit de bevolking; verder 2 Ons Huizen en 2 Dorpshuizen. Dragen deze laatste vier instellingen een meer algemeen karakter, zij zijn weer geenszins bij uitsluiting bestemd voor de rijpere jeugd. Gebouwen uitsluitend bestemd voor de rijpere jeugd zijn er in deze plaatsen niet. ad b. Dilettantenverenigingen. Ook te plattelande bestaan een groot aantal dilettanten-verenigingen van allerlei-soort en richting. Nagenoeg ieder der betreffende plaatsen heeft een muziek- en zangvereniging. De meeste hebben er meerdere. Zo wordt in Aalsmeer de muziek beoefend in 4 fanfarekorpsen en heeft Oosterbeek 6 zangverenigingen. Toneel- en gymnastiek-verenigingen zijn niet zó algemeen, maar toch nog veel in getal. Tegenover enkele plaatsen zonder toneelof gymnastiekvereniging staan er enkele met dubbeltallen. Bestaan de gymnastiekverenigingen voor een groot gedeelte uit jonge mensen, bij de andere staat vaak aangetekend, dat het ledental slechts voor een klein percentage bestaat uit jeugdigen. Alhoewel men over de pedagogiese waarde der dilettantenverenigingen van oordeel kan verschillen, men kan toch niet ontkennen, dat zij de sleur van het dorpsleven verbreken en een deel van de jeugd een zekere afleiding bezorgen. ad c. Openbare leeszalen en biblioteken. Op een dorp kan een leeszaal in de wintertijd een centrum zijn van geestelik leven. Een goede boekerij is in plaatsen, die verder weinig gelegenheid tot ontwikkeling en passende ontspanning bieden, van onschatbare waarde. Slechts 6 plaatsen uit onze reeks van 35 — en dat zijn dan nog meest de stadjes — hebben een openbare leeszaal. 16 plaatsen hebben een openbare leesbiblioteek, terwijl in een 8-tal plaatsen een bibhoteek is, die, ofschoon geen overheidsinstelling, een vrij algemeen karakter draagt (Maatschappij tot Nut van het Algemeen, Volksonderwijs). Voorts worden enige boekerijen vermeld van kerken en S.D.A.P.-afdelingen.1) ad d. In vele plaatsen worden kerkelike jeugdverenigingen genoemd (jongelings- en jongedoChtersverenigingen, patro- *) Alleen Harlingen heeft een afzonderlike jeugdleeszaal. Eén in 33 gemeenten! naten, V.C.J.B.), slechts in een 5-tal plaatsen zijn padvindersafdelingen, terwijl in 14 plaatsen een of meer onthoudersjeugdbonden een afdeling hebben. Nieuw-Buinen heeft een vakbonds-jeugdgroep van betekenis (Fabrieksarbeidersbond). Na de invloeden ten goede, vervat in de antwoorden op de vragen onder 4 en 5 te hebben samengevat, komen we tot die invloeden, waarvan vrijwel algemeen in opvoedkundige kringen wordt aangenomen dat het invloeden ten kwade zijn. Vraag 6. Zijn er verenigingen of instellingen of gelegenheden, die een ongunstige invloed uitoefenen? a. Hoe staat het met het kafeebezoek door jongeren? Wordt er door jeugdigen veel gerookt? b. Is er in jullie plaats een bioskoop? Hoeveel? Wanneer zijn ze geopend? Vertoont men wel eens iets goeds? Komen er veel jongeren? c. Zijn er in jullie plaats dansgelegenheden? Hoeveel? Wanneer zijn ze geopend? Hoe oud moet men zijn om tot de dansvloer te worden toegelaten? ad a. Waar er weinig gelegenheden zijn waar de jongeren hun vrije uren kunnen doorbrengen op nuttige en gepaste wijze, zijn zij — daar de gezinsband een algemene verzwakking heeft ondergaan — aangewezen op de slechte manieren van het besteden van de vrije tijd. Het kafee-bezoek door jongeren is dan ook in hoge mate verontrustend. Slechts een 9-tal plaatsen kwahfiseren het als matig of gering (Dronrijp, Franeker, Harkstede, Lochem, Kloosterburen, Krimpen aan de Lek, Oosterbeek, Tjalleberd, Wolvega), de andere antwoorden spreken nagenoeg alle van „veel" en _„druk" bezoek van kafees door jongeren. Het BÜdt schat het aantal 18—25-jarigen op de helft van het totale bezoek, Aalsmeer, Grouw en Usquert maken melding van de invloed, die er van de voetbalklubs uitgaat, doordat ze hun leden samenhalen in stamkroegen, waar np d* overwinning of het verlies wordt gedronken. Een korrektie van de uitspraak, dat sport de jeugd van alkoholgebruik afhoudt Voor de sport met zijn wedstrijdatmosfeer geldt de uitspraak zeer zeker niet. IJselmonde maakt nog melding van het feit» dat in een „melksalon" aan 14-jarigen reeds bier wordt verstrekt, zoals Krimpen aan de IJsel klaagt over de aanwezigheid van jeugdigen, kennelik beneden 16-jarige leeftijd, in kafees, terwijl Brunssum ten slotte melding maakt van veelvuldig kafeebezoek door meisjes! Het roken. Het roken, met name van sigaretten, is ook te plattelande algemeen een verkeerde levensgewoonte der jongeren. Alle 35 plaatsen maken melding van het euvel. „Veel", „bizonder veel", „enorm" staat er bij afwisseling achter de betreffende vraag. Krimpen aan de IJsel en IJsebnonde vermelden er bij dat roken door 8- en 9-jarigen in hun plaats geenszins uitzonderingen zijn. In Oosterbeek bestaat een verbod voor beneden-14-jarigen, maar het wordt bij herhaling overtreden en Stiens, die Friese boerenplaats, voegt aan het antwoord „veel" toe: zelfs door meisjes. Dit roken door meisjes zal daar wel niet algemeen zijn, maar dat het voorkomt is een teken des tijds. ad b. De bioskoop. De bioskoop moet in deze kleinere plaatsen nog aangemerkt worden als een instituut, dat slechts een invloed ten kwade oefent in het leven der jongeren. Ze brengen het slechtste van het slechtste op filmgebied. WildWest-films en andere sensatierommel kunnen zo slecht niet zijn, kunnen zo hard niet „regenen" of ze zijn altijd nog wel goed voor deze plattelandsbioskopen. Heel zelden wordt wel eens iets goeds vertoond. Meestal worden slechts voorstellingen gegeven op Zaterdag en Zondag. Anderen draaien 3 dagen per week. De bezoekers bestaan voor een groot gedeelte uit jongeren. In onze 35 plaatsen tellen we 20 bioskopen! Wanneer we de bioskoop in Uithuizen, in de onmiddellike nabijheid van Usquert meetellen. Deze inrichting brengt ons langs banen van geleidelikheid naar het volgende punt: het is namelik een bioskoop met „bal na". Als sensatie- en overprikkelinrich' ting lijkt ons zo'n kombinatie ideaal. ad c. De moderne dansvloer. De moderne dans heeft ook ons platteland veroverd. Slechts Holmerd, Kloosterburen en IJsebnonde schijnen geen dansgelegenheden te hebben. De andere dorpen hebben wel geen dancings, maar in kafees worden kursussen gegeven, op gezette tijden zijn er openbare dansavonden of de vele uitvoeringen worden met een bal [besloten. In meerdere plaatsen worden 13- en 14-jarigen tot \de dansvloer toegelaten. (Het Bildt, Brielle, Dronrijp, Delfzijl, Drachten, Oosterbeek). Toelating op 16-jarige leeftijd is overigens vrijwel regel. Brunssum weet, dat zelfs 15-jarigen zich in Karnavalstijd gemaskerd op de dansvloer wagen. Dat de aanwezigheid van deze jongeren in deze zwoele atmosfeer leidt tot een onzuivere verhouding der seksen, als we in de antwoorden onder 9 aantreffen, behoeft geen verwondering te baren. Het verblijf in deze omgeving kan de seksuele nood der jeugd slechts verhogen. Vraag 7. Zijn er verbindingen van jullie plaats naar een grote stad? Wordt er veelvuldig gebruik van gemaakt om daar het moderne vermaak te zoeken? Vertel daar iets naders van. De nabij-gelegen grote plaatsen hebben het moderniseringsproses der dorpen verhaast. Sinds de autobus een snelverbinding tot stand bracht met nagenoeg ieder dorp, trekken Zaterdags en Zondags vele jongeren naar de moderne vermaakinrichtingen der grote steden. Zo gaan jongeren uit Aalsmeer naar voetbalwedstrijden kijken in Amsterdam, die uit Boskoop bezoeken per fiets niet alleen Gouda, maar Rotterdam en Den Haag, die uit Dronrijp trekken naar Leeuwarden, die uit Brunssum gaan naar Aken, enz. enz. Eet bezoek geldt meest de bioskoop, de dancings en de meisjes. Men is uit het gezicht der ouders en der overige dorpsbewoners, wier bekendheid met elkaar op een dorp een zekere preventieve werking heeft tegen uitspattingen en men kan de bloemetjes ongestoord buiten zetten. Het verbUjf in Aken, de grote stad net over de Duitse grens, schijnt bij vele jonge bezoekers uit Zuid-Limburg alle innerlike remmen op te heffen. Zo lezen we in het antwoord van Brunssum: „Wil men zich nog gewichtiger voordoen, dan gaat men naar Aken om daar in hetere restaurants te zitten, om zich daar te vermaken. Of zij gaan naar Aken om zich in de gemeenheden rond te wentelen, omdat niemand hen daar kent Zo wordt hun zuur verdiende loon, meestal in gevaar verdiend, er door gebracht. Ik vertelde aan mijn kameraden, dat ik een dag niet kwam werken, omdat ik naar Aken wou. Mij werd gevraagd of ik mij daar eens uit wou leven, maar op zo'n vuile, gemene manier, dat ik het niet weer kan geven." Deze gedragingen in een omgeving, waar men zich een onbekende weet, k wal i fiseren intussen veel braafheids vertoon in kleinere kring.. De goede verbinding met de grote stad — menen we te mogen konkluderen — heeft het platteland niet enkel voordelen gebracht, integendeel, de geest van de tijd, gekenmerkt door een platvloerse genotzucht, doet zich door haar tot in dorpen en gehuchten gelden. Vraag 8. Is er nog aan andere dingen te merken dat de jongeren door de tijdgeest zijn aangetast? Denk aan modepralerij, poeierdoos, enz. Hebben we nog een kloek, stoer, eenvoudig, sober plattelandsras? wordt er gevraagd. De antwoorden luiden nagenoeg allen ontkennend. De plattelandsjongen is 's Zondags uiterlik ook de kwasi-meneer, die we in de grote steden kennen: konfektiepakje, vilthoedje, boordje, pijlsokjes en bob- of puntschoenen naar gelang de mode dat wil. Het plattelandsmeisje is bijna niet meer te onderkennen van de armoedige modepopjes, die de stadsstraten vullen. Armoedig in die zin, dat ze alles aanwenden voor hun uiterlik, voor hun aantrekkelikheid als geslachtswezen en geestelik altijd aan de oppervlakte blijven. Het is in Noord en Zuid, Oost en West zo. Zo schrijft Het Bildt: „Zondagsmiddags lopen ze het dorp op en neer en trachten elkaar de loef af te steken.** Brieïle: „Door jongens en meisjes wordt, a.h.w. wat opschik betreft, een wedstrijd gehouden en ook de poeierdoos is hier helaas geen onbekende." Krimpen aan de IJsel schrijft: „Ook hier zijn wel meisjes, die zich met poeier en ander tuil besmeren." Franeker schrijft: „De hele modedoenerg up to date", enz. Het frisse, natuurlike plattelandstype is bezig te verdwijnen. Vraag 9. Geeft de omgang tussen jongens en meisjes aanleiding tot opmerkingen? De antwoorden op de vragen 2 en 8, hietboven kort samengevat, duidden er al op, dat ook de plattelandsjeugd opgroeit in een sfeer, waar van een open, eerlike verhouding der geslachten slechts bij wijze van uitzondering sprake kan zijn. Al wat betrekking heeft op het seksuele wordt in de gesprekken in werkplaats en op het land beduimeld. De vrije tijd wordt meest gebruikt om op straat, langs dijken en wegen achter elkaar aan te jakkeren. Scharrelverhoudingen, waarin elk element van wederzijdse eerbied ontbreekt, zijn ook hier de verhoudingen tussen jongens en meisjes. Zo schrijft Stads-Musselkanaal: „Dat jongens op Zondagavond twee, drie of meer meisjes tuis brengen, wordt gewoon gevonden. Zo gebeurt het b.v., dat, wanneer een meisje te ver woont de jongen even weggaat om de fiets te halen, doch helemaal niet terug komt Het meisje, dat toch tuis gebracht wil worden, zoekt zich dan maar weer een andere jongen." Velp antwoordt: „Dit is bij ons als in een grote stad, op de straat slenteren en elkaar misplaatste grappen naar het hoofd slingeren, is ook bij ons schering en inslag." Krimpen aan de IJsel meldt: „Ze komen bij elkaar op de dijk, lopen elkaar na en knijpen er tussen uit als ze beet hebben. Men gaat ook wel eens over tot onfris gestoei, b.v. een aantal jongens stoeien met één of twee meisjes." De klacht dat de jeugdigen reeds heel vroeg door die scharrelgeest zijn aangetast komt veelvuldig voor. Baarn deelt mee: „Het gescharrel tussen jongens en meisjes is algemeen, reeds vanaf het 13e en 14e jaar. Dit vormt zelfs een belemmering voor ons werk: men loopt liever Zaterdagsavonds in de „paradestraat" of elders, dan op de vergadering te komen." Delfzijl schrijft: „Reeds heel jong, op 14—15-jarige leeftijd, knoopt men verhoudingen aan en de gevolgen blijven niet uit." Brunssum geeft een beschrijving van de Karnavalsdagen in het Zuiden: „De jongens worden zo vroeg mogelik rijp gemaakt. Als zij niet weten hoe of zij het doen moeten, gaan ze gerust bij de ouderen vragen en de nodige inlichtingen zijn daar. Aan Karnaval neemt alles wat even kan deel. Daar zijn zelfs meisjes van 15 jaar, die gemaskerd op het bal verschijnen Zelfs worden zij finansieel geholpen door hun oudere broers om aan de nodige kleren te komen. Hoe het op het bal toegaat kunnen we niet meedelen. Doch bij het naar huis gaan is hun gedrag gewoon liederlik. Natuurlik zijn er ook goede bij. Tot laat in de nacht worden de gemeenste liederen gezongen en alles is gepermiteerd in de vasten- Slechts Grouro maakt melding van een beduidend aantal Wereld-Bibliotheek-abonnees. Enkhuizen zegt, dat „sommigen" zich goede boeken aanschaffen, terwijl Doetinchem er de aanduiding „bet^ekkelik,, achter zet. AHes met elkaar een magere oogst. Een ontstellend gebrek aan geestelike behoeften. Maar nu de „Schund", Nick Carter en Buffalo Bill! Ze worden nog verbluffend veel gelezen in alle delen van het land. In 23 plaatsen wordt deze prikkellektuur nog „veel gelezen ; een drietal spreekt van „zéér veel", terwijl IJsebnonde veel afleveringsromans te genieten krijgt. Slechts in zes plaatsen wordt deze minderwaardige lektuur niet gelezen. Er vertoont zich een voorkeur voor geestelik voedsel van bedenkelike kwaliteit. Vraag 13. Welke feesten morden in jullie dorp gevierd? Hoe? Kermissen? De verdeeldheid, waarvan bij vraag 10 sprake is, oefent een sterk remmende invloed uit op het volksleven. Of beter: ze ontneemt er de grondslag aan. Van levensuitingen van het volk, van de dorpsbevolking is geen sprake meer. Volksfeesten in de eigenhke zin bestaan niet meer. Een algemene, door allen aanvaarde gedachte ontbreekt. In plaats van de kollektieve vreugde-uiting, die het feest behoort te zijn, krijgen we trieste vertoningen zonder enig karakter of stijl. De antwoorden op bovenstaande vraag vormen een opsomming van drankfeesten onder allerlei naam. Koninginnedagen behoren algemeen tot de dagen der getolereerde bandeloosheid. Zelden wordt het feest waardig gevierd. De meeste feestvierders trekken zich van de zin van het feest niets aan, maar komen voor de „lol". De kwalifikaties achter het woord „koninginnefeest" zullen we niet opnoemen. Feesten zijn het niet. 17 Plaatsen hebben nog een kermis. In de gunstige gevallen lawaaigelegenheden, vaak dronkemanspartijen met messenvechterij. Van volksfeest is er geen sprake. Enkele plaatsen hebben de kermis wat geciviliseerd en noemen haar „volksfeest". Een mooie naam voor een onbenullige zaak. Dan volgen nog wat jaarmarkten en festivals en sportdagen, die allemaal een kermisachtig karakter dragen. Het openhartigst is men in Harkstede (Gr.), waar de feesten rechtstreeks worden „georganiseerd door de kastelein". Alle andere feesten dragen schoonklinkende namen, maar de kasteleins met hun helpers vervullen evenzeer de voornaamste rol. Als men de beschaving van een volk moet afmeten aan de wijze waarop het feest viert, dan kunnen we met deze mengelmoes van banale hospartijen voor ogen, zeggen, dat er aan de beschaving van de plattelandsbevolking een en ander te doen is. Met de beantwoorders van onze vragen zal naar onze mening ook de objektieve buitenstaander willen erkennen, dat de feesten der arbeidersbeweging een ander karakter dragen. Er is een leidende gedachte, die er lijn, tekening en karakter in brengt. Maar deze groep omvat nog slechts een deel van de bevolking en slechts in enkele plaatsen zijn de feesten der arbeidersbeweging volksfeesten, d.w.z. feesten van de bevolking. KONKLUSIES. We hadden reeds gelegenheid om bij de samenvatting der antwoorden hier en daar een opmerking te maken. We willen daar slechts de volgende konklusies aan toe voegen: le. Aan de lange werktijden in het land- en tuinbouwbedrijf dient paal en perk te worden gesteld. Ze belemmeren het jeugdwerk en elke andere arbeid tot geestelike en morele verheffing. 2e. Het verlangen naar platvloers vermaak, de zwijmel van genotzucht, die bij het grootste deel der grote-stads-jeugd zijn waar te nemen in de na-oorlogsjaren, maken zich ook meester van de plattelandsjeugd. Van het gemoedelike, onbedorven platteland kan moeilik meer worden gesproken. 3e. De overheid heeft in de strijd tegen de veelsoortige ontbindende elementen een belangrijke, positieve taak. /4e. Voor het voortgezet onderwijs dient leerplicht ingevoerd* wil dit onderwijs niet beperkt blijven tot een onbeduidende groep uit de rijpere jeugd. /5e. Materiëele steun dient verleend voor de stichting van jeugdtehuizen, jeugdleeszalen, jeugdherbergen. Kampeerterreinen dienen beschikbaar gesteld, zwembaden, sport- en speelvelden ingericht. We denken in dit verband aan de aandrang indertijd door de Staatskommissie-Wijnbergen uitgeoefend om de vrije jeugd- vorming en de jeugdzorg van alle richtingen op deze wijze te steunen. Dat was in 1919. Nu vinden we 1 jeugdleeszaal tegenover 20 bioskopen. Men keurt af, men spreekt schande, maar men doet niets! Bjj de installatie van de z.g. danskommissie sprak de ministerpresident Jhr. Mr. Ch. Ruts de Beerenbrouck over „de onmiskenbare waarheid, dat een natuurlik en sterk zedelikhèidsbesef door geen overheid van bovenaf kan worden opgelegd". Niemand onzer zal die waarheid miskennen. Maatregelen van overheidswege tegen bestaande eksessen blijft dan ook negatief werk. /Steun van Staat en Gemeente, waar het partikulier initiatief te kort schiet, kan het kwaad in de wortel aantasten. Positieve arbeid onder het opgroeiende geslacht van het platteland, kan dit reservoir met sterk, stoer% levenskrachtig mensenmateriaal in ongerepte staat laten. Wie de antwoorden op onze vragen heeft gelezen zal erkennen, dat hier niet getalmd mag worden, doch dat spoedig ingrijpen noodzaak is. We mogen bij het beëindigen van ons rapport met stelligheid beweren dat aan deze faktoren in het leven der rijpere jeugd door Staat en Gemeente onvoldoende aandacht wordt geschonken. ARBEIDSDUUR BIJLAGE I Aanvangsuur Einde Schafttijd Werkuren Aalsmeer zo. 6 (5.30) 18.30 8—8.30 12—13.30 wi. 7—7.30 17.30 Akkrum 8i uur landb. langer. Baarn 8 18 12—13.30 Het Bildt zo. 5.30 18 9.30—11 14—15 wi. { u. voor i na zons- zonsopgang ondergang 10—11 14 — 15 Boskoop zo. 6 18 in herfst en wi. zonsopg. zonsonderg. voorjaar soms overwerk tot ± 10 uur. Brielle 9 a 10 uur. houtfabriek 8 a 8| aar. Brunssum ( 6 14 46 uur. Ondergr.J 14 22 122 6 bovengr.7.30 17 12—13.30 Coevorden 8 17.30 12—13.30 Culemborg 7.30 17.30 12—13.30 Delfzijl 7.30 Doetichem 7.30 17 12—13 Drachten 7 18 12—13 Dronrijp 4 18 10—11 14—15 Dienstmeisjes • 7 16 Enkhuizen 7 17 8.30—9.30 12—13 Landbouw ... 6 18 2 uren. Franeker f+nog een uur Landbouw ... 6 18 12—13 Ivoor morgen- Bouwvok 7 18 12—13.30 | en Steenfabriek.. 6.30 18 12—13.30 Imiddagschaft. Verpleging... 7 19 3 uren. Grouw 7 17.30 2 uren. Landbouw ... 4 19 (zomer ongeregeld. 20—21) Harkstede 12—13 Harlingen 7 17 12—13 8 17 Hoogezand 7 17 8.30—9,10 12—13 Holwerd 5 18 2 uren. Aanvangsuur Einde Schafttijd Werkuren Lochem 8 17.30 12-13.30 Klooaterburen.. 6.30 17.30 12—13 Krimpena/dLek 7 17 8.30-8.45 12-13 Krima/d IJsel. 7 17.30 9-9.30 12-13.30 Tuinbouw.... 5 19 1 uur per dag. Lemmer .. .... Scheepswerf.. 7.30 17.30 12—13-30 Kistenfabriek. 7 17.15 8.30-9 12-13.30 Visrokerijen .. 8 17 12-13 Drukkerij.... 8 18 12-13.30 • Stads-Musselk. „„ Cartonnage.. 7.30 17 ^JP0 Landbouw ... 6 J2—13 Metaalind.... 7.30 17 12-13 Glasindustrie. { j{ 22 } halfuur. Beschuitfabriek 7.15 16.45 12-12.30 i uurochtend- rust. Houtveredeling 6.30 16.15 12-13 idem. Oosterbeek.... 7.30 17 12-13.30 8 uur mijnbe- Sittard 8} uur aardewerkfabriek. Stien. 6 18 10-11 14-15 Dienstm 7 19 Tjalleberd zo. 5 19 12-13 +1 uur voor ' koffie en tee. wi. 7 16.30 12—13 Usquert zo. 6 17 11.30-12.30 Boerend.»,.... 6 19 ffÊTvVl wi. 7.30 17 11.30—12.30 7 19 ongeregeld. Velp 8.30 18 „ , (. 20 2 uren. Veluwe o «» Boerenkn 4 20 WoWega 7 18 12-13.30 Uselmonde.... 7.30 17 12—13 _ ... tuinb. en land- ""SSt::: 4.30 16.30 bouw 10 uren. AVONDONDERWIJS BIJLAGE n Her- ... Land- en Vak- Handels Ander av. onderw. ,1 Tuinbouw tekenen onderw. algem. opmerk. onderwijs Aalsmeer — Tb.av.k. — H.av.k. Akkrum — — — — Baarn — Tb.av.k. Av.Te.k. H.av.k. Naaikursussen. Het Bildt Herh.3da. — Av.Te.k* — *VanMaatsch.totNut 18—20 v. Algemeen. Boskoop — Tb.av.k. — H.av.k. Brielle Herh. L.enT.av.k. — H.av.k. Brunssum Herh. — — — Avondsch. v. boven¬ grondera. Bedrijfslezingen voor ondergronden. Coevorden Herh. — — — Culemborg — — Av.Te.k. H.av.k. Avondnaaikursus. Delfzijl — — — — Avondonderwijs. Doetinchem .... — — Av.Te.k. H.av.k. Drachten Herh. — — H.av.k. Huishoudschool voor arb. meisjes. Dronrijp Herh. 3 da. — — — Enkhuizen Herh. Tb.av.k. Av.Te.k. H.av.k. Visserijsch. Hui Bh. school. Franeker — Tb.av.k. Av.Te.k. H.av.k, Grouw Herh. — Av.Te.k. — Harkstede...... — — — — Harlingen — — — H.av.k. Machinistenkursus. Hoogezand Herh. — — — Avondonderwijs — slecht bezocht. Holwerd — — — — Lochem Herh. L.enT.av.k. Av.Te.k.* — *Teken-enRekensch. Kloosterburen... Herh. — — — Krimpen a d Lek Herh. 4 da. — — — Goed bezocht. Krimpen a/d IJsel — — Av.Te.k. H.av.k. Lemmer — — — Eng. Binnenvaartschool Boekh. van Volksonderwijs. Stads-Musselk... Herh. — Av.Te.k. H.av.k. Oosterbeek — — Nijv.av.k. — Sittard — — Av.Te.k. — Stiens — — — — Tjalleberd Herh. — — — Usquert Herh. 4 d. — — — 18.30—20.30. Velp Herh. — — — Wolvega — — — — Avondonderwijs. IJselmonde — — Av.Te.k. — Weinig jongeren. Zuidhorn Herh. — Av.Te.k. — Landbouwhuish. ond. ZAKGELD bijlage in Afdelingen, die een bedrag noemden en wel voor: 14—15 jarigen 18—19 jarigen Aalsmeer f !•— f I SO f 2.50 f 3.- f 5.- Baarn 0.20 Het Bildt 1— . 3.— . 4.— . 5.— Boskoop ■• 1-— » Brielle . 1— - 2-— Culemborg 0.50 . 2.50 Delfzijl 0.75 . 1.50 , 1.50 . 3 — Doetinchem 0.25 . 0.50 . 0.50 „ 1.— Drachten »°ms hele loon Dronrijp f 0.50 f 1.— ouderen loon—f 10.— kostgeld Enkhuizen 0.75 . 1.- f 2.50 Grouw 2.— „ 3.— . 4.— f 5.— Harlinten 0.25 . 0.30 . 1.- „LM Hoogezand » 2. ■ 4. Lochem 0.25 . 1- , 150 Krimpen a/d Lek 0.50 j, 0.75 . 3.— . 4.— Krimpen a/d IJsel 0.75 » 1.25 . 4— . 5.— Lemmer >■ 0.75 ,. 2. Stads-Musaelkanaal . 0.25 „ 1.— . L— ■ 3.— TjaUeberd..'. 0.25 . 1 25 „0*0 „ 2— Uaquert - 0.50 „ 1.25 . LSB IJselmonde 10% 'o°n » 2'— " Zuidhorn ƒ 0.20 M- .1- -2— Vraag 3. Gaat er Dan de arbeid of van het verblijf op het merk een ongunstige invloed uit op de jongeren? Waaruit blijkt dat? Geef eens een voorbeeld. In deze vraag wordt in de allereerste plaats gevraagd naar de invloed van het arbeidsproses, eerst in de tweede plaats naar de invloed van de omgeving. Het is merkwaardig, dat uit de antwoorden blijkt dat men van oordeel is, dat de eerste invloed ten kwade bij de tweede* in het niet zinkt. Zo bericht men uit Het Bildt (Fr.): „Arbeid in land- en tuinbouw is bij lange na niet zo geestdodend als werk in fabrieken, doch de lange arbeidsdagen hebben toch tengevolge, dat 's avonds geen of weinig lust bestaat voor enige geestelike arbeid." En uit Tjalleberd (Fr.): .JDe werktijd is te lang. 't Kan nn eenmaal niet anders, er wordt op de meeste onzer bijeenkomsten een zekere inspanning gevraagd en 't blijkt dan, dat dit te veel gevergd is, al zijn dikwijls de ogen nog open, de geest slaapt." Maar verreweg dfi ™pp«f°n ^r°"d°" "'f^ iwMg+rppVe int rlp tweede ongunstige faktor: het verblijf in fabrifik en werkplaats of op deakkerT tussen' de oudere arbeidsgenoten. Verschillende antwoorden gewagen van een slechte behande-. UnM van de jonge arbeider door de oudere beroepsgenoot. Zo lezen we in de antwoorden uit Krimpen aan de Lek: „De nageljongens. Deze jongens staan aan de grofste en gemeenste taal van hun klinker of aanhouder bloot. Deze jongens zyn wel het slechtste 4$. En na een jaar is het verschrikkelik om aan te horen, wat voor een taal deze jongens gebruiken." Uit het nabij gelegen IJselmonde schrijft men: („Wat de metaalfabrieken betreft, men wordt er dikwijls door de oudere „verrot gevloekt", zoals men dat hier noemt Verder liederlike taal, welke vry niet nader aan zullen duiden, wordt hier veelvuldig gebruikt." Dan uit Lochem: „Op een karwei heb je als jongmaatje van de oudere arbeiders veel plagerijen en veel flauwiteiten te ondervinden. Als een huis in aanbouw is en de pannen zitten er op, dan begint het geslemp. Dan gaat de aanbesteder met de fles rond en dan gebeurt het maar al te vaak, dat de knechten dronken naar huis gaan en als je als jong; maatje daaraan niet meedoet, dan word je gehoond en gesard." Dat die plagerijen ook tegenwoordig nog gepaard gaan met mishandelingen kan men lezen bij Musselkanaal: „Enige tijd geleden kwam één onzer Rode Valken op een bijeenkomst en vertelde, dat ze hem van boven bij zijn kleren een gloeiende staaf ijzer hadden gestoken, zodat zijn borst helemaal bruin verbrand was." Over het peil der gesprekken wordt algemeen geklaagd: in alle streken, in schier alle beroepen geven de ouderen aan de jongeren een slecht voorbeeld. We zullen enige stemmen uit verschillende windstreken doen horen. Men zal zien dat naast de algemene klacht over het gebruik van ruwe, platte taal er bepaaldelik de aandacht op wordt gevestigd, dat onderwerpen op seksueel gebied op minderwaardige wijze worden besproken. Het Bildt (Fr.) schrijft: /„Op het werk nemen de jongeren de platte, grove taal van de ouderen \ over." Brunssum (L.) meldt: „Ruwe taaL Vloeken. Vuilbekkerij. De jongeren van ongeveer 16 jaar worden in de maling genomen en hun ✓ wordt verteld van de intiemste verhoudingen, die zich afspelen kunnen \tussen jongens en meisjes. Zelfs gehuwden doen daar het hunne bij. Het is een gewoon iets over deze verhoudingen op het werk te praten." Culemborg wijst op: „ de banale taal, die er gesproken wordt." Drachten konstateert: het onbewust overnemen van ruwe taal en gewoonten der ouderen." Zo beklagen Enkhuizen en Hoogezand zich respektievelik over het veelvuldig gebruik van „ruwe uitdrukkingen" en „ruwe taal" door de ouderen in het bijzijn van jongeren en schrijft Usquert: „Er gaat in het algemeen een zeer ongunstige invloed uit op de jongeren. Natuurlik is het heel verschillend bij welke ouderen bedoelde jeugdige personen dageliks werken. Enkele jongens krijgen vanaf 12 Mei tot 12 Mei volgend jaar een vaste boer, waar zq zich besteden. Interne knechten, zoals voor enkele jaren, hebben de boeren niet meer. /De grootste helft echter heeft een hekel aan het vaste werk en gaat door tussenkomst van een koppelbaas in troepen van ten hoogste 20 personen I bij verschillende boeren werken Des winters zfln deze jongens werkloos vanaf November tot ApriL In het voorjaar, begin April, gaan bovengenoemde koppels aardappelen en stekbieten poten, daarna wieden en ztf bestaan meest uit vrouwen en jongens en meisjes vanaf 13 tot 18 jaar, dagen. De gesprekken en handelingen tassen jongens en meisjes laten zeer veel te wensen over". Dat in deze sfeer, de neiging tot het andere geslacht verlaagd wordt voor het hele leven, is duidelik. Heel het steelse, achterbakse, onreine gedoe leidt tot vroege huweliken. Niet van mensen, die de konsekwentie van een wederzijdse diepe genegenheid blijmoedig dragen, maar van mensen, die zitten met de onaangename gevolgen van hun seksuele lictitzinnigheid. Berichten over deze jonge gedwongen huweliken kwamen uit: Eet Bildt (Fr.), Brielle, Coevorden, Doetichem, Lochem, Usquert, de Veluwe, IJsebnonde. Zo schrijft IJsebnonde: „Het komt hier nog al eens voor dat meisjes van 17, 18, 19 jaar moeder moeten worden De vader is vaak onbekend." Misschien, dat ook in vroeger tijd te plattelande vaak geslachtelike omgang aan het huwelik voorafging en het gedwongen huwelik eer regel dan uitzondering was. Dat sluit een zuivere, reine verhouding tussen mensen o.i. niet principieel uit. Uit de antwoorden in onze enquête op deze vraag krijgen we de indruk, dat het natuurlike, naief-boerse element aan het wijken is, voor het geraffineerde, het geslepene. Dat betekent derving van een stuk echt levensgeluk voor velen. Vraag 10. Is er in jullie plaats nog iets over van de oude dorpsgemeenschap? Wat dan? Is op het ijs b.v. nog sprake van één gemeenschap? Het antwoord op deze vraag is meestal negatief. De dorpsgemeenschap bestaat niet meer. Slechts Aalsmeer, Akkrum, Drachten, Hohverd, Lemmer en Wolvega kunnen op het ijs van één gesloten gemeenschap spreken. En Lemmer tekent er dan nog bij aan: „behalve de Gereformeerden en Kerstenianen". Overigens overal scheiding, bij alles, naar „religie en stoffelik bezit". (Oosterbeek). Vraag 11. Hoeveel zakgeld krijgt een arbeidersjongen van 14—15 en één van 18—19 jaar in jullie dorp gemiddeld? Waar mordt het aan uitgegeven? Als de antwoorden op deze vragen niet waren gegeven door afdelingsbesturen, waarin jongens en meisjes zitten, die elke dag tussen de anderen vertoeven en dus op de hoogte zijn van wat het doorsnee bedrag is, dat hun kameraden en zij zelf ter beschikking krijgen, zou men moeite hebben de getallen te aanvaarden. We hebben de getallen op een afzonderlik staatje gebracht en wie eens langs de eerste kolom kijkt, zal zien, dat een bedrag van een gulden per week voor een 14—15-jarige geen uitzondering is. (Zie Bijlage III.) Dit zullen wel de bedragen zijn voor de jongens, die loonarbeid verrichten en dus wekeliks wat geld tuis brengen. De meisjes zullen wel minder krijgen en in gezinnen waar men van één-mans-verdienste moet leven eveneens. Maar de meesten hebben toch deze vrij hoge bedragen ter beschikking. Waaraan gaat het geld weg? Aan sigaretten, snoeperij en de bioskoop. Bij de ouderen zien we bedragen vermeld, die een zedelik gevaar beduiden bij jonge mensen, zonder hoger gaande verlangens. Kafee, danszaal en bioskoop varen er wel bij en de sigarettenhandelaar niet te vergeten. Bijna geen antwoord of als objekt van geldbesteding worden ook genoemd de sigaretten. Jongens, die voor guldens per meek verroken zijn geen uitzonderingen. Indien we deze bedragen bezien, dan bemerken we eerst hoe ongegrond de klacht over de hoogte der kontributie der A. J.C. (10 sent per week beneden de 16 jaar, 18 sent erboven) in zijn algemeenheid is. Om het peil der genietingen weer eens langs een andere weg te benaderen stelden we Vraag 12. Is er in jullie dorp een behoorlike boekhandel? Geven jongeren uit de arbeidersklasse geld uit aan goede boeken? Worden Nick Carter en Buffalo BUI nog gelezen? In 12 van deze 35 plaatsen, een derde gedeelte dus, is geen behoorlike boekhandel! Dat betekent dat er heel weinig boeken gekocht worden. En in de plaatsen waar dan wèl een goede boekwinkel is, luidt het antwoord op deze vraag onder 12 nagenoeg altijd ontkennend: „weinig" — „niet veel" — „weinig of niets" zijn zo om beurten de antwoorden.