KONINKLIJKE BIBLIOTHEEK TAALBEDERF. „De kunst wil den mensch oprecht, zonder etiket en bovendien wakker." O. K. O. ■— In „Lied om niet", 1932 verschenen bij de N.V. de Kunst, 219 Koninginneweg, Amsterdam, werden o.a. opgenomen: (Tijdvak 1890- 1902): NEERLANDS TALE. 'K ben verliefd in Neerlands tale Neerlands tale heb ik lief, 'K werd mijn eigen land te dief, Miste ik daaglijks synen male. met tot slot: En bij 't sterven, 't rijke erven, Een verkwistend pak te laten. Dat moog' stikken onder 't praten, Wou 't bederven Neerlands tale. Voorts 1931 : BETROUW MIJN LAND UW TAAL. O tale, gij der Volken laatste en hechtste band, Meer dan de vlag een ieders werkelijk eigen goed, Ontsproten uit het hart. dat er uw adem voedt, Wijl er uw wortel niet gedijt in vreemde hand; Taele zoo wondervol ontstaan in ieder land , Als had Gods wil elk Volk expresselijk behoed, Naar zijnen aard, en elk geteekend in 't gemoed, In hun verscheidenheid elkaar het naast verwant; Maar juist daardoor vervreemd; uit louter onverstand, Belust op steeds meer uiterlijke macht, meer land. Steeds ruimer grenzen, ook, zoo noodig, door geweld. En taal en Volkenrecht verkracht, maar voor hoe lang ? Want zie, die gansch verslagen heetten, zijn weer opgestaan, Wijl, die millioenen overheerschten, zijn vergaan. De taaischenders, die kregen, hebben bereikt on/&^^m^(^rN Marchant eene k ans ..•dé Commissie van vijf instelde, waarop de beruchte radio-rede van 7 Mei volgde. Gelukkig is van vele zijden een zoo krachtig protest opgegaan, dat het de heeren wel tot nadenken moet stemmen. In het weekblad de Kunst van 26 Mei, heb ik die protesten met een vermeerderd. Hier volgen eenige nadere wenken in dicht, ter verdere onpartijdige overweging. MINISTER MARCHANT EN DE VIJF TAAL-EUNUKKEN. ,Sic *>/», fit jubto" „Der Frosch springt wieder in den Pfuhl. Saesz er auf einem goldenen Stuhl". Dat pasbekeerden graag uit volle borst getuigen, Is bekend en voor de radio, . . . met geen censuur, Geen interrupties, of wat in het minst het vuur Des sprekers stuiten kon — Voorwaar, dictators buigen Niet zoo heel vlot voor het publiek, maar 'k zag den ruigen Taalverslinder, in den overwinningsroes gansch overstuur, De microfoon gebieden in Napoleon-portuur, ... Tableau; Marchant en aan zijn voet de taal in duigen. En wat als argument ? Enkel dat van de sloome bent, Die slordig naar eene baan dingt, niet één 's lands taal half kent. Goddank: dat toont tenminste welke slappe soort. Bij voorkeur meedraait op het politieke koord. Het stoere slag, „het land van Rembrandt" nog verwant, Gaat door geen juk, als „de geslachteloozen van Marchant''. TAALBEDERF VAN HOOGERHAND. MINISTER MARCHANT EN DE ZESLUIZEN. „De co ft gaet voor dt baet uyt" Hergeef het Nederlandsche Volk eene grootsche taak en de zeventiende-eeuwsche bezieling en het is weer een groot volk. Iets in ons groot verleden moet er toch nog zijn, Dat ons behoedt voor het gevaar, van hoogerhand Het erfdeel van een ieder, rijk en arm, te schand Te zien gemaakt; ons geesteskind „de taal" door een te klein Begrip van wat een Volk verhoogt, te zien geknecht - in schijn Van de begeerde eenheid; waar - te alle kant Zoo klaar, de schoonheid der verscheidenheid, in dier en [plant, De vrijheid opeischt om in elke soort zichzelf te zijn. Ook voor het Volk, dat van den Dollard tot de Scheld ; In zijne spreektaal zich aan weinig wetten stoort. Maar in de schrijftaal trouw de stem van het verleden hoort, En daaraan hecht, trots de bezwaren op zijn geestesgoed gesteld, Een Volk, dat door „de Zee" gemaand tot het ontplooien [zijner kracht, Door geen zesluizen van Marchant tot ander inzicht wordt [gebracht. TAALBEDERF VAN HOOGERHAND. DE VOGELAAR MARCHANT VAN STREEK. Zit Salomo 1, 17. Zekerlijk bet net vordt tevergeefs gespreid voor de oogen van allerlei gevogelte. „Hoor dien vink eens mooi fluiten, zegt niemand. Als dus „blijkt, dat het geslachtsonderscheid geen redelijke grondslag „heeft, doen wij verkeerd door te spreken alsof het wel „redelijke grond had." - Minister Marchant, Maasbode, 28 Mei. Het nieuwste wat de vogelaar Marchant beweert, Is dat een vink zou fluiten en heel mooi ook, Die geen man is. Dat Zijne Excellentie van de kook Geraakt, als hij te argeloos uit de natuur citeert. Is niet zoo vreemd. Wat ieder stembus-kampioen negeert, Is immers alle onderscheid ; vermits kraai, vink en musch. In 't koor dat geen bek opendoet, besloten in de bus, Gelijkgeteld verschijnen en 't getal alleen regeert. Maar zóó als bij de stembus, is - God zij geloofd, Het leven nog niet gansch van klank en fleur beroofd, En zoo geslachteloos schiep God dit ras van werkers niet, Als trouw de clique een Volk in de verdrukking ziet, - Totdat het andermaal bezield en in zijn durf hersteld, „Zingende poppen" en Marchant, van ééner waarde telt. Juni 1934. °- KAMERLINGH ONNES. „Lied om Niet" le honderdtal, door O. Kamerlingh Onnes, Bergen N.H. N.V. de Kunst Amsterdam. (2e en 3e honderdtal in bewerking).