19 A 17 ■ I EEN LI ERINNERING AAN OER VROUWEN STRIJD DOOR N. WIBAUTB. v. BERLEKOM APRIL 1933 UITGEGEVEN NAAR AANLEIDING VAN HET 25-IARIG BESTAAN VAN DEN BOND VAN SOCIAAL DEMOCRATISCHE VROUWENCLUBS p fj" i// è /ptl/ EEN HERINNERING AAN DER VROUWEN STRIJD DOOR M. WIBAUT B. v. BERLEKOM UITGEGEVEN NAAR AANLEIDING VAN HET 25-JARIG BESTAAN VAN DEN BOND VAN SOCIAAL DEMOCRATISCHE VROUWENCLUBS APRIL 1933 Uit lang geleden Tijden De schrijver Maeterlinck teekent in het fijngevoelige tooneel* stuk: De Blauwe Vogel, de wonderbare macht der Herinnering, aldus: Twee kinderen gaan op reis naar „het Land der Herinnering". Als ze aan het huisje van hun grootouders komen in het bosch, zien ze deze vóór de deur naast elkaar zitten, in diepe slaap gedoken. Op de helder roepende stemmen van de kleinkinderen ontwaken ze en mèt hen ontwaakt het leven om hen heen. De klok gaat slaan, de vogels gaan zingen, de soepketel staat te koken, alles, alles is weer zooals vroeger, toen grootmoeder en grootvader nog leefden. Als de kinderen naar huis terug keeren, zeggen de grootouders: Kinderen, zul je dikwijls aan ons denken?" Want als de kinderen aan hen denken, worden zij wakker, dan herleven zij. Dit sprookje bevat diepe waarheid. De herinnering is de won* derlijke macht, die het verleden doet herleven. Zoo is voor ieder individu het verleden saamgeweven met het heden. De werkelijk? heid van het heden wordt voortdurend beïnvloed door de werke* lijkheid van het verleden. Evenals het in ons persoonlijk leven gaat, zoo gaat het ook in het leven van de menschheid. De Geschiedenis is voor de menschheid, wat de Herinnering is voor ieder persoon. Wanneer de Geschiedenis met haar tooverstaf het Verleden aanraakt, dan ontwaakt het uit de slaap. Dan ontrolt het zijn kleurige of som» bere tafereelen, dan zien wij de menschen, die voor ons leefden terug in hun worsteling en streven, hun leed en hun vreugde. Oogen zien ons aan, stemmen klinken ons in de ooren, wij trachten de roerselen van het geestesleven te ontwarren van hen die ons zijn voorgegaan. Thans willen wij trachten uit het duister verleden op te roepen de vrouwen, die voor ons gestreden en geleden hebben. Voor zoover dit mogelijk is, want het is helaas zoo, dat de vrouwen door den geschiedschrijver al te dikwijls vergeten zijn. Als naam* loozen zijn zij verzonken in vergetelheid. Slechts uit de laatste eeuwen kunnen wij enkele gestalten terug roepen. De geschiede* nis vermeldt immers haast alleen de daden van mannen, omdat de mannen het openbare leven beheerschten. Het zijn mannen geweest, die de wetten maakten, de publieke opinie vast stelden, die de regeering vormden, oorlogen voerden. Het zijn mannen geweest die de macht van de kerk in handen hadden, die den godsdienst gesticht en gepredikt hebben. Van de andere helft der menschheid vertelt de geschiedenis ons heel weinig. Wij weten echter, dat de vrouwen eeuwen lang in onderge* schiktheid leefden. Denken wij eens aan China, dat onmetelijke rijk, waar de vrouw gedurende 5000 jaren absolute slavin is geweest, waar eerst in onzen tijd bevrijding voor de vrouwen mogelijk is geworden door revolutionnaire bewegingen die een aantal jaren geleden plaats hadden. Maar ook in de Westersche landen hebben de vrouwen een ondergeschikte positie eeuwen lang als noodzakelijkheid aanvaard. En wij weten, dat als vrouwen hiertegen openlijk in verzet kwamen, zij zelden steun vonden, zelfs niet bij de vooruitstrevend den van hun tijd, zelfs niet bij diegenen, die streden voor bevrij? ding van het onderdrukte volk. Voor de bevrijding der vrouwe; lijke sekse gevoelden zij niets. Een voorbeeld daarvan zien wij reeds in de 15de eeuw. Het was in den tijd van de opkomst der steden. De poorters (burgers) verzetten zich tegen de macht der edelen en vorsten. Er was opleving van vrijheidsdrang onder de volken. Vraagstukken over de ongelijkheid van bezit; over den oor; sprong van den eigendom; over de vrijheid van denken werden druk besproken. Strijd om democratie brak zich baan. Het was de tijd dat men gaarne de woorden aanhaalde van dichter Maerlant: „Toen Adam spitte en Eva span (spon), Waar was toen de edelman?" Maar diezelfde schrijvers, die zoo krachtig voor de vrijheid deiburgers opkwamen, gevoelden niets voor het recht op vrijheid van de vrouw. Een dezer schrijvers, Jean de Meung, sprak z'n afkeuring uit over een lied van een „minnezanger", die op hoffelijke wijze de vrouwen had verheerlijkt. Hij zeide tot den dichter: „Hoe kunt gij uw tijd en uw talent verknoeien aan een wezen zoo zwak, zoo misdadig, zoo babbelziek, zoo leugenachtig als een vrouw? Een wezen dat alleen dient om bet huishouden in orde te houden van den man en om hem kinderen te bezorgen?" In dezen toon degradeerde deze schrijver de vrouwen met brutale minachting. Maar in dien tijd was er onder de vrouwen van de hoogste kringen en in de kloosters een streven naar wetenschappelijke ontwikkeling ontstaan. Een van deze vrouwen nu gaf een geschrift uit, waarin zij vol vuur en ironie protesteerde tegen de wijze waarop Jean de Meung over haar sekse had gesproken. Het was Christine de Pisan te Parijs. Zij was een weduwe, die voor haar kinderen als schrijfster haar brood verdiende. Zij schreef in het Fransch, de taal van het volk, niet in het Latijn, dat toen algemeen de taal der schrijvers was. Zij schreef in de volkstaal, omdat zij verlangde door allen verstaan te worden. Zij eischte niets meer of minder dan ontwikkeling ook voor het meisje! Dit geruchtmakende geschrift is aanleiding geworden tot een langdurigen pennestrijd onder de geleerden over de vraag of de vrouw voor ontwikkeling vatbaar was. Zelfs ging het zoo ver, dat later te Wittenberg door geleerde protestanten in vijftig stel* lingen werd gepoogd te bewijzen, dat vrouwen geen men* schen zijn. De geschiedenis maakt ook melding van andere vrouwen, die in dezen tijd een kreet uitten voor rechten der vrouw. Een schrijf? ster, een koningin van Frankrijk, verdedigde in hartstochtelijke bewoordingen de meerwaardigheid van het verstand der vrouw boven dat van den man. Ook de rechtsgelijkheid van man en vrouw werd in de 16de eeuw door een Fransche schrijfster verlangd. De eenige eisch die zij uitsloot, was: militaire plicht. Is het niet treffend, dat vier eeuwen later, in onzen hoogst beschaafden tijd, het deelnemen van vrouwen aan het militarisme in verschil* lende landen aanvaard wordt? Dit is wèl een fatale uitwas van de v rouwen«emancipatie! Ook in Engeland deden enkele vrouwen haar stem hooren. Het is merkwaardig dat het in de meeste gevallen ook hier ging om opvoeding en onderwijs voor het meisje. Een enkele vrouw sprak reeds den eisch van vrouwenkiesrecht uit. Het was Anna Clifford, de fiere staatsburgeres, die zich verzette tegen het ontnemen van rechten der vrouwen, die grootsgrondbezitsters waren. Zij hadden politieke rechten bezeten, welke haar door de veldwinnende orthodoxe begrippen ontnomen waren. De protesten, die daar tegen werden uitgebracht, zijn als een voorspel van de beweging, die pas tweehonderd jaar later tot een algemeenen strijd zou aangroeien. Hier ging het echter alleen om kiesrecht voor rijke vrouwen. In ons land vernemen wij uit die tijden geen enkele stem die opkomt voor het recht der vrouw. Wel zijn er in ons land vrouwen geweest, die deel hadden aan het geestelijk leven, zij verdiepten zich dan meestal in godsdienstige vraagstukken, zoo* als de geleerde vrouw Anna Maria Schürman, een vrouw van Europeesche beroemdheid. In onze „gouden eeuw" waren er ook vrouwen wier talenten tot ontwikkeling konden komen. Het waren de vrouwen, die tot de letterkundige kringen behoorden, van het Muiderslot, o.a. de bekoorlijke Tesselschade Roemer Visscher en haar verstandige zuster Anna, die door Hooft en Vondel zoo dikwijls zijn bezongen. Thans nog lezen wij gaarne de hoffelijke brieven van den geleerden Hooft, in het verrukkelijk zangerige oud*Hollandsch geschreven, waarin hij b.v. Tesseltje uitnoodigt op het slot te komen, zeggende: „De perziken in den tuin roepen om Tesseltjes mondje". Gaarne hooren we vertellen van die samenkomsten op het toen ter tijde zoo mooi gelegen kasteel te Muiden, met zijn prachtige tuinen, in den tijd toen de dichtkunst ten onzent in een bloeitijd verkeerde. Wie dit kasteel bezoekt, denkt terug aan de bijeenkomsten van den Muiderkring, waar bij het spel van luit en guitaar de geestige liedjes van Bredero en Hooft gezongen werden, op de melodieën van componisten (denk aan Sweelinck), die toen in de muziek een bloeitijd voorbereidden. Men besprak er het nieuw uitgekomen werk der schrijvers, men droeg er gedichten voor. Tesselschade en Anna Roemer Visscher waren het middelpunt van dezen beschaafden en glorierijken kring. Wij kunnen veronderstellen, dat naast deze vrouwen er vele anderen waren, uitblinkende door geest en talent. Wij hebben de „Zangen" van Hooft maar te lezen om te weten dat er in dien tijd vele ontwikkelde en begaafde vrouwen leefden. Ziehier een gedichtje door Hooft in 1610 aan zijn jonge vrouw gewijd, in het eerste jaar van hun huwelijk: „Al troont geleerde hand, met vingren wis en snel, Vloeizoete wijzen uit het zangrig snarenspel; Al lokt uw sneêge zang, met streelend lief geluid, De vlotte ziele tot het zwijmend lichaam uit: In strikjes van uw hair mijn geest niet is verwart. Uw blinkend aangezicht sticht mij geen brand in 't hart. Van 't schittren uwes oogs en word ik niet verblind. Noch stem, noch kunstig spel mijn zacht gemoed verwint. Maar wijze goedheids kracht, en 't needrig braaf gelaat Dat teedre borst verkwikt en trotsche borst verslaat; Maatwijze geestigheên, bevalliglijk vertaald: Deez hebben op mijn ziel verwinningsroem behaald." Deze teekening geldt waarlijk geen onbeduidende vrouw. Maar wij kennen geen enkele vrouw uit dien tijd, die zich met maat* schappelijke vraagstukken bezig hield, of zich uitsprak over achterstelling der vrouwelijke sekse. Voorloopsters der vrouwen* beweging vond men in ons land, voorzoover ons bekend is, niet. Moedige vrouwen De tijd kwam, dat een nieuwe golf van vrijheidsdrang vaardig werd over de geesten; dat idealen van vrijheid, gelijkheid, broederschap door schrijvers en wijsgeeren werden verkondigd; dat volken in verzet kwamen tegen onderdrukking. Het was de tijd van de Fransche revolutie, die in 1789 uitbrak. Er zijn in vorige eeuwen talrijke revoluties geweest. Maar er is er misschien geen van zoo vergaande be teekenis voor de Westersche wereld geweest in de laatste eeuwen als de Fransche omwenteling van 1789. Toen voltrok zich de scheiding tusschen twee maatschappijvormen; de laatste overblijfselen van de middeleeuwsche samenleving stortten ineen; de grootsche idealen van een hoogere, nieuwe maatschappijvorm werden verkondigd en beleden. De vrijheidsstrijd van Amerika, de groote kolonie, die zich ontworstelde aan Engeland, blies de vlam in Frankrijk aan. Ook vele vrouwen werden toen vurige belijdsters der verlossende leer. De vrouwen der Fransche revolutie, die zich met hart en ziel stortten in den vrijheidsstrijd voor het volk (velen hebben hun leven geofferd), verlangden ook rechten voor de vrouw. De bittere woorden van Olympe de Gouges: „Als de vrouw het recht heeft het schavot te bestijgen, heeft zij ook het recht de tribune te betreden", mogen wij vrouwen nooit vergeten. Toen de zegevierende revolutie de beroemde „Verklaring van de Rechten van den Mensch" deed verschijnen, aanvangende met de woor* den: „De Mensch is vrij geboren", gaf Olympe een manifest uit dat aldus aanving: „De vrouw is vrij geboren en in rechten gelijk aan den Man". Het was een vurig pleidooi voor politieke en economische bevrijding der vrouw. Deze verklaring sloeg in. Talrijke geschriften verschenen voor en tegen de eischen der vrouwen. De „Nationale vergadering" werd bestormd met ver= zoekschriften die politieke en sociale gelijkstelling van de vrouw met den man eischten. Olympe de Gouges stichtte toen de eerste politieke vrouwenvereenigingen, waarvan zij de leidster en schit* terende woordvoerster was. Zij was een wonder van moed. Hoe* wel zij streed voor de revolutie, verzette zij zich dapper tegen de wreedheid van het schrikbewind, dat op de revolutie was gevolgd. Als belooning daarvoor viel in 1793 haar hoofd onder de valbijl. In hetzelfde jaar werd een verbod van alle vrouwen* vereenigingen uitgevaardigd! De argumenten daarvoor zijn dezelfde, die nog tot op onzen tijd dienst moeten doen, wanneer men de vrouwen tegen houdt om op te komen voor haar rechten. „De natuur sprak tot de vrouw: Weest vrouw! De opvoeding der kinderen, de huiselijke zorgen, de zoete lasten van het moederschap, dat is het rijk van uwen arbeid; daarom verhef ik u tot godin van den huiselijken tempel " In dezen toon werden de vrouwen toegesproken, de vrouwen, die geen brood voor de kinderen hadden, en de Commune vers klaarde geen vrouwendeputaties meer te zullen toelaten. De vrouwen boden de uiterste tegenstand. Men moest haar met geweld verdrijven. Zoo eindigde de eerste poging tot georgani* seerd optreden der vrouwen. Hoe pijnlijk moet het voor de vrouwen geweest zijn te onder* vinden, dat zij, die haar bondgenooten hadden moeten zijn in den bevrijdingsstrijd, tegenover haar gingen staan en zij zich zelfs tegenover hen moesten verdedigen! Onder de voorloopers der revolutie was het de beroemde schrijver en hervormer Jean Jacques Rousseau geweest, die zijn vrije theorieën verloochende waar het de opvoeding van het meisje gold. Zijn eigen woorden: „De mensch is vrijgeboren", paste hij niet toe op de vrouw. De vrouw was ook volgens hem, door de natuur bestemd om de gehoorzame dienares te zijn van den man. Intusschen moet erkend worden dat niet alle mannen uit dien tijd tegenstanders der vrouwenbeweging waren. Onder de ver? dedigers der vrouw was de geleerde Condorcet, die in 1789 een artikel schreef over de politieke rechten der vrouw, dat ook heden nog als een schitterende verdediging van de vrouwenbeweging beschouwd mag worden, een verdediging, die de Fransche vrouwen van onzen tijd nog steeds noodig hebben; immers thans in 1933 hebben zij haar politieke rechten nog niet verkregen. De Zweedsche schrijver Thorild gaf in 1790 een geschrift uit over: De natuurlijke hoogheid van het vrouwelijk geslacht. De beroemde Duitsche dichter Goethe laat in zijn drama: Iphigenia in 1 aurus, dat in 1786 voltooid werd, de priesteres zeggen: Den staat der vrouw noem ik beklagenswaard! Zoo thuis als in den oorlog heerscht de man, En in den vreemde weet hij zich te redden. Zijn vreugd is het bezit. Hem kranst de zege.. En eervol is de dood die hem bereid is. Hoe nauwbegrensd is het geluk der vrouw. Haar is een ruw gemaal gehoorzaam dienen Al plicht en troost. En elders zegt zij: ,,'k Ben even vrij geboren als de man." En is niet de Gretchen=figuur uit de wereldberoemde tragedie: de Faust van Goethe een voor dien tijd felle aanklacht tegen de wreedheid van de burgerlijke moraal tegenover de vrouw? Zeker zijn er dus in dien tijd hoogstaande mannen geweest die de zaak der vrouw goed gezind waren, maar het waren uitzonderingen. Het was niet alleen in Frankrijk dat vrouwen strijd voerden voor haar bevrijding. In 1791, honderd jaar nadat Mary Astell het eerste pleidooi had uitgebracht voor vrouwenrechten, verscheen in Engeland een boek, dat groote beroering en hevige ontsteltenis wekte: Rechten der Vrouw, door Mary Wollstonecraft. Het boek was in zes weken geschreven, de inhoud was opgebouwd uit het* geen de schrijfster zelf ondervonden had, het jammerlijk lot van het meisje uit den middenstand bij wie alleen zulke eigenschappen ontwikkeld werden, die geschikt waren om een man te behagen. Het is een aanklacht tegen de absoluut verkeerde opvoeding van het meisje. Onbevredigdheid, geestelijke leegte bij de vrouw, tal van vooroordeelen op sexueel gebied, worden er aan de kaak gesteld. Hoeveel boosheid het verschijnen van dit boek wekte in het Engeland van die dagen, het land van verstarde vormelijkheid en dogmatisme, kunnen wij ons moeilijk voorstellen. Het succes van het boek was echter ongeloofelijk, het werd di rekt in het Duitsch en het Fransch vertaald. Wanneer wij Mary Wollstonecraft terugroepen in onze gedachten, dan zien wij voor ons een vrouw, die met haar overtuiging alleen durfde te staan te midden van een wereld van vijanden. Zelfs haar familieleden voor wie zij zoo goed zorgde, stonden tegenover haar. In die dagen was in Engeland reeds het feit alleen, dat een vrouw door schrijven haar brood ver* diende, een ongehoorde daad. Oprecht en openlijk te spreken over de sociale en moreele positie van de vrouw, dat was een onkieschheid die haar welke dit waagde, als een onvergefelijke zonde werd aangerekend. ,.Een hyena in menschenkleeren", „een philosofeerende slang", betitelde haar een schrijver uit dien tijd. Maar deze „hyena" was een mooie jonge vrouw met een warmen blik en een vurig temperament, die nooit aan zichzelf dacht, in armoede leefde terwille van haar ongelukkige familie. Een jonge vrouw, die van het huwelijksleven bij haar ouders, zoowel als bij haar verwanten, niets dan ellende had gezien. Haar vader was een tiran, aan den drank verslaafd, haar moeder een zwakke vrouw, berustend in haar vernedering. Vol bitterheid zegt de schrijfster aan het slot van haar boek: „Wanneer inderdaad de vrouw zulk een zwak schepsel is, dat zij slechts door dwang tot plichtsvervulling gebracht kan worden, laat men dan zweepen uit Rusland doen komen. De vader kan zijn schoonzoon op den trouwdag zulk een zweep ten geschenke aanbieden, opdat hij z'n gezin in bedwang zal houden, z'n scepter zwaaiend over het gezin, waarvan hij het eenige met rede begaafde wezen is, in 't bezit van de goddelijke, onfeilbare aardsche macht, hem door den Meester der Schepping geschonken!" Mary Wollstonecraft durfde het aan, scherpe critiek uit te oefenen op Rousseau, den gevierden schrijver onder de vooruit* strevenden; zij stelde aan de kaak hoe hij de vrouw terugdringt naar haar ondergeschikte positie en de zwakheden en kinderlijke onwetendheid der vrouw, als haar natuurlijke bekoorlijkheid ver* heerlijkt. Mary Wollstonecraft toont het gevaarlijke van deze opvattingen aan. Haar leven was één tragedie. Zij die de huwelijksconventies niet meer kon eerbiedigen, ondervond, dat de maatschappij niet ver* geeft wie haar regels openlijk durft te overtreden. Mary was in Parijs toen de revolutie uitbrak. Een liefdesvers houding, die na eenigen tijd door haar man verbroken werd, was voor haar een bron van diepe smart. Wanhopend reisde ze terug naar Engeland met haar dochtertje Fanny. De ontvangst in Engeland was zoodanig, dat zij tot twee maal toe tot zelfmoord poogde te komen. Nog eenmaal toonde het leven haar zijn goede zijde. Zij sloot een huwelijk met een geestverwant, William Godwin. Het geluk was kort van duur. In 1797 stierf zij, bij de geboorte van een dochtertje. Het scheen, alsof zelfs de natuur haar vijandig ge* zind was! De vrouwen uit dien tijd, die wegbaansters waren, zonder de steun en de troost van te weten dat in latere jaren scharen van duizenden hun voetspoor zouden volgen, zij staan in onze herinne* ring gegrift als een voorbeeld van moed. Met diepen eerbied mogen wij haar gedenken! Vergeefs hebben zij niet gestreden. Ongetwijfeld hebben talloozen de invloed van deze uitzonderings* vrouwen ondervonden. Die invloed is geweest als kleine beeken, die ten slotte de groote stroom voedden die de welbewuste, georganiseerde vrouwenbeweging zou worden. Seksestrijd en Sociale Strijd Het merkwaardige van het optreden van de voorgangsters der vrouwenbeweging was, dat haar streven naar recht voor de vrouw haast altijd samen ging met vurige geestdrift voor de verlossing der onderdrukten op politiek en economisch gebied. Dit zagen wij bij de vrouwen der Fransche revolutie. De 19de eeuw roept in onze herinnering tal van vrouwen op, die den stoot gaven tot hoogst belangrijke sociale hervormingen. Elisabeth Browning (1847—1861), toen Engelands grootste dichte? res, gaf door haar geschrift: De Kreet der Kinderen, den stoot voor de eerste wet op den kinderarbeid, in de dagen, dat een donkere schande lag over het land van Engeland: het hemel* tergend misbruiken van kinderarbeid in fabrieken, door Karei Marx beschreven in Das Kapital als de Herodische Kinderroofs tocht. Onder de sociale voorvechtsters blinken uit: Harriet Beecher Stowe, de schrijfster van het bekende boek De Neger* hut van Oom Tom, het boek dat zooveel heeft bijgedragen tot afschaffing van de negerslavernij in NoordsAmerika; de Oosten* rijksche Bertha von Suttner, die door haar roman De Wapens neer, een begin heeft gemaakt met de bestrijding van den oorlog. Men bedenke, dat de oorlog haast altijd verheerlijkt was als een edel bedrijf! In dit verband vermelden wij ook Florence Nigthin* gale, de eerste vrouw, die zich begaf in de ellende van den oorlog om het verplegingswerk te ondernemen en het te organiseeren, die het verpleegsterswerk tot een mooi vrouwenberoep heeft gemaakt. Deze vrouwen streden niet alleen voor vrouwenrecht, maar hun sociaal werk was als het ware op zich zelf reeds een pleidooi voor zelfstandigheid der vrouw. Verschillende romanschrijfsters in Engeland, in Frankrijk, in Zweden zijn vervuld van de nooden van hun tijd, behandelen sociale vraagstukken, vestigen hun hoop op een nieuwen staat, die op nieuwe grondslagen gevestigd, het midden* en uitgangspunt zou worden van een nieuwe beschaving, een nieuwe menschelijkheid. George Sand, Frankrijks groote en menschkundige romanschrijfster, die in de eerste helft van de 19de eeuw leefde, was vervuld van een socialistisch ideaal. Weinig begreep zij dat het kapitalisme eerst zijn verschrikkelijke triomfen zou moeten uitvieren, voordat de strijd er tegen een aanvang zou kunnen nemen, vóór er uitzicht op een socialistische maatschappij zou kunnen komen. Maar de idee van gelijkheid en broederschap, die de revolutie gepredikt had, al was die niet in praktijk gebracht, leefde in de geesten en ook George Sand geloofde in dit ideaal met aandoenlijke eenvoud. Een molenaar in een harer romans laat zij zeggen: „Wanneer ieder zal werken voor allen en allen zullen werken voor ieder, hoe licht zal dan de last van den arbeid zijn." — En elders: „De tarwe is het edelste van alle gewassen, het brood is het zuiverste voedsel. De molenaar verricht nuttigen arbeid. Op feest* dagen zou „de mooie Louize", mijn molen, verdienen gekroond te worden met een krans van korenaren en korenbloemen, maar wat is de molenaar thans? Niets dan een knecht van den boer." Ja, George Sand, de vrouw die vrijheid eischte voor de vrouw, zag daarbij altijd de groote perspectieven van sociale bevrijding. In Zuid*Afrika schreef Olive Schreiner, het bekende boek: Droomen, waarin de strijd van de vrouw voor haar bevrijding zoo aangrijpend is geteekend. In Engeland kwamen nu ook vele schrijfsters, die den toestand van vernedering waarin de vrouw verkeerde, zagen in het schelle licht van de vrijheidsvlam, welke overal opging. George Elliot, die de leerling was van de nieuwere sociologen, beschrijft in haar roman Adam Bede, de onmenschelijke veroordeeling door de maatschappij van de ongehuwde moeder en in De Molen aan den Stroom teekent ze het leed door bekrompenheid en averechtsch fatsoensbegrip, vroolijke, verstandige jonge meisjes aangedaan. Andere schrijfsters, te veel om hier te noemen, werkten in den* zelfden geest. Hoe was het in Nederland? In Nederland werd gedurende de bewogen tijden van de 18de en de eerste helft der 19de eeuw geen enkel geluid gehoord dat getuigde van verzet tegen de onderdrukking der vrouw. Terwijl men in andere landen vervuld was van revolutionnaire denkbeeld den en hervormingsdrang, was in ons land schuwheid tegenover al wat vreemd en nieuw was, bijna spreekwoordelijk. Dit wil niet zeggen, dat in ons land de vrouwen tevreden waren met hun lot. Er zijn kort geleden brieven gepubliceerd uit dien tijd, geschreven door Belle van Zuilen, een bewoonster van een kasteel in Zuilen. Uit die brieven spreekt de moreele ellende van een vrouw met rijken aanleg, die door de zeden tot een nutteloos leven werd gedwongen. Hoe vaak gebeurde het, dat zij op de gezelschapss bijeenkomsten haar tranen verslikte en onder een gemaakt lachje haar ellende verborg. Het spreekt van zelf, dat zij niet de eenige vrouw is geweest in ons land, die het leed der onbevredigdheid heeft gevoeld, al was er toen nog niemand, die er openlijk van getuigde. De tijd naderde, dat ook in dit rustige land vrouwen op zouden staan, die, door innerlijke kracht gedreven, de maats schappelijke afscheidingen, welke overal om haar heen het voort? gaan belemmerden, zouden trachten te doorbreken. Die tijd kwam, omdat hij komen moést. De Zweedsche schrijfster Ellen Key zegt in haar boek over de V rouwenbeweging: „De eerste vrouwenbeweging ontstond, toen Eva de hand uit= strekte naar de vrucht van den boom der kennisse. Want de wil om de grenzen van buitenaf getrokken, te overschrijden, is steeds de drijfkracht geweest zoowel van de bewuste als van die der onbewuste vrouwenbeweging. Iedere tijd heeft zulk een overtreding een „zondeval" genoemd, een misdaad tegen het uitdruk* kelijk gebod Gods, tegen de eens=voor=al gegeven natuur der vrouw". Maar in iederen tijd zijn deze Eva's opgestaan. Zij bleven aanvankelijk enkelingen, geen massa volgde haar. Zoo was het totdat de maatschappelijke toestanden groote veranderingen brachten in het leven der vrouw, toen het terrein van haar arbeid verplaatst werd van het gezin naar buiten. De schitterende uitvindingen en ontdekkingen van de 18de en 19de eeuw, waren de oorzaak van den groei der grootindustrie, en van het zich snel ontwikkelende grootkapitalisme. Het kapita* lisme schiep, bevorderde althans op breede schaal, de vrouwen* arbeid buitenshuis. In hoe verschillenden vorm deze zich ook openbaarde, toch is deze vrouwenarbeid, die de mogelijkheid opende voor de economische zelfstandigheid der vrouw, de oorzaak geweest van de vrouwenbeweging als massasbeweging. De drang naar geestelijke bevrijding bij de vrouw werd nu krachtig ondersteund door de economische omwenteling die ook de meisjes der burgerklasse noodzaakte haar eigen brood te ver» dienen. De strijd voor zelfstandigheid der vrouw, deze grootsche beweging, zou niet meer te stuiten zijn. Beroemde schrijvers werden aanhangers der vrouwenbeweging en stelden de vrouwenkwestie aan de orde. Ibsen bracht Nora op het tooneel, dat een geweldigen indruk maakte. In ons land striemde Multatuli de zeden. „Wat maakt gij van uw dochters, o zeden!" roept hij uit. „Gij dwingt ze tot liegen en huichelen. Ze mogen niet weten, wat ze weten; niet voelen, wat ze voelen; niet weten wat ze zijn. Dat doet geen meisje, dat zegt geen meisje, dat vraagt geen meisje, zoo spreekt geen meisje. Ziedaar schering en inslag van de opvoeding." Hij toont aan hoe de zeden in aanhoudenden strijd zijn met de hoofdwet der natuur, hij spreekt zijn afkeer uit van de „vrome wreedheid, de duizenden slachtoffers leverde aan dat monster, met een muil als een statenbijbel en een reusachtige breikous tot achterlijf, dat uitloopt in een borduurnaald", het monster, dat men „hysterie" noemde, de onbevredigdheid in het leven van vele vrouwen, die haar geestelijk vernietigde. De bekrompen ver? waandheid, de bitterzoete braafheid van het kleiden groot^burs gerdom zijn door hem doodelijk getroffen. De jonge vrouwen en meisjes stroomden hem toe. Hij wekte ze op tot zelf denken, tot zelf willen, tot zelf mensch zijn en ofschoon hij het socialisme niet heeft begrepen, heeft hij velen de geestelijke bevrijding gegeven, die voor menigeen den weg naar het socialisme baande. In dezen tijd zien wij als de eerste vrouw in ons land, die de vrouwenbeweging een krachtigen stoot gaf: Aletta Jacobs. In haar boek Herinneringen, beschreef zij haar leven. Aletta Jacobs had het voorrecht een bijzonder vooruitstrevend den vader te bezitten. Deze dokter met zeer drukke praktijk en een groot gezin vond lust en gelegenheid aan zijn vrouw en dochters het boek voor te lezen, dat toen was verschenen, De Slavernij der Vrouw van John Stuart Mill, een beroemd geleerde, die door dit boek een groote steun van de strijdende vrouwen werd. Aletta was toen nog een jong meisje, maar zij zoog de woorden in, die zij hoorde. En zoo werd bij haar van jongsaf het ideaal van vrijheid in haar hart geplant. Zoo werd zij voorbereid tot den strijd tegen de verstarde zeden en de achterlijke toestanden in ons land, waarvan zij in haar boek Herinneringen ongeloofelijke voorbeelden geeft. Aletta Jacobs heeft op 17sjarigen leeftijd de deuren van de Universiteit voor de vrouwen geopend, door het recht van studie in de medicijnen te veroveren. Toen zij als jeugdige studente het sociale leven leerde kennen, werd zij getroffen door het vers schrikkelijke lot dat vrouwen in verband met haar sekse dikwijls hadden te lijden. Zij kreeg volop gelegenheid te ontdekken hoe zwaar en moei* lijk het leven van de vrouw uit de arbeidersklasse was. Zij kreeg een inzicht in sociale misstanden, zij leerde de gevolgen kennen van kinderverwaarloozing en van het onrecht, den bezitloozen aangedaan. Met ontzetting nam zij waar, wat de prostitutie beteekende. In het ziekenhuis lag een 28=jarige patiente, die, ofschoon zij zwaar ziek was, door ieder werd vermeden. Aletta bemoeide zich met haar, won haar vertrouwen. Toen vernam zij het verhaal van het leven dezer ongelukkige. Negentien jaar oud was het Amsters damsche weeskind misbruikt geworden door een heer. Geen uit* komst ziende, kwam zij terecht in het bordeel en ten slotte was het ziekenhuis voor haar de eenige veilige haven. Men waarschuwde Aletta dat het ontstemming zou wekken als zij zich te veel met deze vrouw bemoeide. Zij antwoordde, dat niets haar zou weerhouden de laatste levensdagen van deze vrouw een beetje te verlichten. De kennismaking met de reglementeering der prostitutie en het vernederend onderzoek der prostituees vervulde haar met afgrijzen. Toen eenigen tijd later de strijd hiertegen gevoerd werd, deelde zij daar van ganscher harte in. Van grooten moed getuigt ook haar wijze van optreden voor wat zij noemt: Het willekeurig Moederschap. In de lange gesprekken, die Aletta met vele vrouwen in de kraamkamer voerde, werd zij dikwijls gekweld door de gedacht ten aan het vele leed door vrouwen geleden, die maar telkens weder zwanger werden, hoewel die toestand noodlottig voor haar leven kon worden. Zij heeft niet gerust voor zij den weg vond om deze vrouwen te helpen. Dat haar naam gegeven is aan het kort geleden opgerichte consulatiesbureau voor het geslachtsleven te Amsterdam, het „Aletta Jacobshuis", is zeker ten volle gerechtvaardigd. En het is zeker met een gevoel van trots dat wij herdenken hoezeer het de eerste vrouwelijke dokter is geweest, die haar medische kennis gebruikt heeft om het lot der vrouwelijke sekse te verzachten en het initiatief nam tot hervormingen die van de grootste beteekenis zijn geworden voor verheffing van onze sekse. In 1879 had zij in Londen kennis gemaakt met de eerste Engel* sche Kiesrechtstrijdsters. In ons land dachten toen nog weinigen aan vrouwenkiesrecht. Wel kwam de beweging op voor Algemeen Kiesrecht. Hierbij werd alleen aan mannen gedacht. Maar Aletta dacht aan het vrouwenkiesrecht en toen er in 1882 een verkiezing zou plaats hebben, volgde zij den raad op van Mr. S. van Houten, die een echte feminist was, en zond een schrijven naar B. en W. van Amsterdam met het verzoek alsnog op de kiezerslijst te worden geplaatst. Onder groote hilariteit werd deze brief in de Raadsvergadering voorgelezen. Na een afwijzend antwoord gekregen te hebben, ging zij, te* vergeefs natuurlijk, in hooger beroep bij de Arrondissements Rechtbank. Feitelijk is deze handeling, die door zoovelen als dwaasheid werd gezien, het begin geweest van den strijd voor het vrouwenkiesrecht. Het gevolg ervan was, dat men zich ver* plicht achtte in de nieuwe grondwet van 1887 het woord marine; lijk in de kieswet op te nemen. Maar juist daardoor werd de aandacht op de uitsluiting der vrouw reeds toen gevestigd, wat het verzet er tegen, opgewekt heeft. Een groot deel van haar leven heeft Aletta gewijd aan den strijd voor het Vrouwenkiesrecht, waarbij zij zich echter later geheel aan de burgerlijke zijde schaarde. Haar boek Herinnen ringen bevat tal van belangrijke hoofdstukken, o.a. dat, waarin zij openhartig en waardig vertelt van haar samenleven met haar vriend en geestverwant Gerritsen, den Amsterdamschen wet* houder, aan wiens sociaal werk de stad zooveel te danken heeft. Hij was een der mannen in ons land, die de persoonlijkheid der vrouw wist te waardeeren en haar in haar streven tot verheffing ten allen tijde tot steun was geweest. Aletta wilde geen huwelijk sluiten onder een wetgeving, vers nederend voor de vrouw. Gerritsen en zij verbonden zich dus in een vrij huwelijk, beiden zetten geheel zelfstandig hun beroep voort. Zij hadden een zeer goed en gelukkig leven. Het verbond berustte op beproefde vriendschap, wederzijdsche waardeering en groote overeenstemming in levensopvatting. Door dit samenwerken heeft Aletta veel invloed gehad op de hervorming van armwezen en weeshuizen, op een radicale ver* betering van de gemeentelijke ziekenhuizen, die zeer belangrijk was. Het verlangen naar een kind was ten slotte een reden voor hen om toch een wettelijk huwelijk aan te gaan, ofschoon Aletta het met tegenzin deed. Het kindje kwam, stierf een uur na de geboorte. Het zoozeer verlangde moedergeluk heeft Aletta slechts één uur mogen genieten. Toch is zij daarvoor altijd dank; baar geweest. Deze krachtige dappere vrouw bleef, zooals blijkt uit haar verlangen naar moederschap, een echte vrouw. In den eersten tijd van het ontwakend streven naar verheffing der vrouw, was dit streven ook in ons land, zooals blijkt uit het sociaal werk van Aletta Jacobs, innig verbonden met de sociale beweging. Verschillende vrouwen voerden toen ook socialistische propaganda. Onder haar was een krachtige onverschrokken pers soonlijkheid: Wilhelmina Drukker (1847—1925), de vrouw die later zou worden een van de felste strijdsters voor de bevrijding der vrouw. Haar eerste artikel schreef zij naar aanleiding van de gevangenisstraf van Domela Nieuwenhuis en weldra werd zij medewerkster van verschillende volksbladen, o.a. Recht voor Allen, het blad van de toenmalige Socialistenbond. Maar het bleek nu meer en meer, dat zelfs de socialistische arbeiders, hoewel zij principieel op het standpunt stonden van gelijkstelling van man en vrouw, weinig geestdrift voor die ge* lijkstelling voelden. Mina Drukker ondervond hetzelfde, wat steeds haar voorgangsters hadden ondervonden: zij, die voor bevrijding streden van het volk, bleven onverschillig voor de bevrijding der vrouwelijke sekse. Mina Drukker begreep, dat iedere onderdrukte groep zich zelf moet bevrijden, zoo ook de vrouw. In 1889 werd onder haar leiding de „Vrije Vrouwenvereeniging" opgericht. Hiermede echter kwam er verwijdering tusschen de vrouwen* beweging en de arbeidersbeweging. Nu de vrouwenbeweging het terrein bereikte van de praktische politiek, begon de klassen* strijd haar te doorkruisen. Duidelijk bleek dit bij de debatten, die gevoerd werden op de congressen der Tentoonstelling van Vrou* wenarbeid bij onderwerpen van maatschappelijken aard. De Tentoonstelling van Vrouwenarbeid in 1898 was een groote gebeurtenis in ons land; er is ontzaglijk veel durf noodig geweest om haar tot stand te brengen. Zij ging uit van een hoog doel, van het verlangen de onderdrukten te helpen, oplossing te zoeken voor het vrouwenvraagstuk. Men had daarbij te worstelen tegen bekrompenheid en vooroordeel van allerlei aard. De grond ervan was de vrees voor de concurrentie den man door de vrouw aan* gedaan. Ook in onzen tijd is het moeilijk voor velen om te erken* nen dat de vrouw om te leven nu eenmaal, evengoed als de man, woning, voedsel en kleeding noodig heeft.. Immers, bij steun* regelingen van werkloozen worden door vele regeeringen de vrouwen uitgesloten van steun, of ver ten achter gesteld bij den man. Maar in dien tijd was de erkenning, dat ook een vrouw recht heeft om te leven, nog voor velen een ongekend nieuw gezichtspunt. De Tentoonstelling van Vrouwenarbeid in 1898 was als een brandpunt, dat alle vrouwen uit de vrouwenbeweging aantrok, dat zijn stralen uitzond naar alle groepen werkende en strevende vrouwen. Cécile de Jong van Beek en Donk, die het jaar te voren Hilda van Suylenburg had geschreven, waarin het nuttelooze leven van de meisjes uit de middenstand aan de kaak werd gesteld, een boek dat toen grooten indruk maakte en Marie Jungius, de begaafde jonge vrouw, die zooveel tot stand bracht in haar kort leven, Suze Groshans, Johanne Naber, C. v. Asperen v. d. Velde, de tegenwoordige directrice van „Ons Huis" te Amsterdam, vereenigden vele anderen om haar heen. Het streven der burgerlijke vrouwen ging toen nog sterk in sociale richting. Er was een gruweltafel, waar gegevens uitgestald waren omtrent de ontzettende omstandigheden waaronder arbeidsters werkten, naaiwerk met bijvoeging van de betaalde hongerloonen, enz. Hier werd voor het eerst de ellende van duizenden vrouwen aan* schouwelijk door bewijsstukken, aan de kaak gesteld. Dit maakte diepen indruk en gaf later aanleiding tot oprichting van de naaistersvereeniging onder leiding van Roosje Vos. Intusschen kwamen op de congressen, die op de tentoonstelling werden gehouden, spoedig botsingen van meening voor met de sociaaldemocraten, die ontkenden, dat een oplossing der vrouwen» kwestie te vinden zou zijn, door de vrouwen van alle klassen samen te vereenigen en de vrouwen der arbeidende klasse af te houden van den strijd tegen de kapitalistische uitbuiting van haar arbeid. Deze vrouwen behoorden niet in neutrale vereenigingen, zij moesten met hun manlijke kameraden in de Sociaal»Democratische Arbeiders Partij gezamenlijk strijden voor hun bevrijding. Zoo bleek dus meer en meer, dat in onze kapitalistische maat» schappij, er tusschen de vrouwen der verschillende klassen — hoewel zij bij veel strijdpunten samen zouden kunnen gaan — toch een diepe klove gaapte, die niet met goede wil te overbruggen viel. Waar men de klassenstrijd niet erkende, begreep men ook de positie der vrouw uit de arbeidersklasse niet. De bevrijding der vrouw deed zich in de verschillende klassen onder geheel verschillende belichting voor. De vrouwen van de burgerklasse moesten de meisjes nog leeren, dat arbeid geen schande was, zij streden om vrijheid van beroep, recht op arbeid. De vrouwen der arbeidersklasse hadden toen nog uitsluitend te strijden tegen de verschrikkelijke kapitalistische uitbuiting van hun arbeid. En mèt den man tegen de ellende en het onrecht waar» onder de massa van het volk zoo diep gebukt ging, tegen het kapitalisme. De vrouwen uit de arbeidersklasse van haar kant, erkenden aanvankelijk niet de noodzakelijkheid om voor de bevrijding der vrouwelijke sekse op te komen. Die vrijheid zou immers van zelf wel volgen, als de sociaalsdemocratie maar een» maal zou zijn gevestigd, zoo meenden zij. Dus staan de socialisti» sche mannen en vrouwen aanvankelijk afzijdig van de vrouwen» beweging, die zij een feministenbeweging noemden in ongunstigen zin bedoeld. De socialistische vrouwen en mannen zagen toen nog niet in, dat ook onder de arbeiders een diep ingeworteld voor» oordeel moest overwonnen worden, dat daartoe een omwenteling moest plaats hebben in het heele wezen van den man, dat ook in de arbeidersklasse het mannen»egoïsme bedwongen moest worden. Vele vereenigingen werden opgericht. Belangrijk was de Vereeniging voor Vrouwenarbeid, die thans nog bestaat en een Bureau heeft tot navraag en voorlichting der arbeidende vrouw. Verschillende vrouwenbladen verschenen. „Evolutie" was het orgaan van de Vrije Vrouwenvereeniging, het kwam dapper op tegen alle onrecht de vrouw aangedaan, maar werd dikwijls onredelijk in zijn aanvallen op de sociaaldemocraten. Henriëtte v. d. Mey was de redactrice van Belang en Recht, het vrouwenblad dat niet meeging met het eenzijdig standpunt der ultra»feministische beweging en zich aan den kant der sociaal» democraten schaarde. Hierin werd altijd de sociale kant van de vrouwenbeweging op den voorgrond geplaatst en gewezen op het verschil tusschen den strijd, dien de burgerlijke vrouwen voerden en de verlangens der arbeidersbeweging. Cornelie Huygens schreef Barthold Meryan de prachtige roman die zoovelen tot het socialisme bracht. Toen de Vereeniging voor Vrouwenkiesrecht was opgericht in 1894 bleek spoedig hoe zeer de klassenstrijd een wig gedreven had in de vrouwenbeweging. Dit kwam het duidelijkst aan het licht toen de Vereeniging voor Vrouwenkiesrecht voor de keuze ge= plaatst werd: Algemeen of beperkt Vrouwenkiesrecht. Zij koos het laatste en wendde zich daarmee af van het democratisch standpunt. Hierdoor verloor de vrouwenkiesrechtbeweging haar breeden grondslag. Aletta Jacobs betreurde het zelf, maar zij bleef de burgerlijke beweging getrouw. De grootsche idealen van vrijheid, gelijkheid voor allen, sociale hervormingen, die de voorgangsters hadden bezield, gingen nu verloren bij de burger* lijke vrouwen. De bevrijdingsstrijd voor de vrouw werd meer en meer beperkt tot een beperkte strijd om rechten voor de vrouw der bezittende klasse. Zoo verscheen de vrouwenbeweging aan de arbeidersklasse als een aan haar vijandige beweging. Immers, beperkt vrouwenkiesrecht zou de tegenstanders der arbeiders versterken. Het gevolg was nu echter ook weer, dat de arbeiders afkeerig werden van ieder streven der vrouw naar zelfstandigheid. De sociaalsdemocraten waren volgens hun program verplicht om op te komen voor het Algemeen kiesrecht voor mannen èn vrouwen, maar het Algemeen Vrouwenkiesrecht achtten zij gevaarlijk, omdat zij er reactionnaire gevolgen van vreesden en in hun kiesrechtstrijd vergaten zij maar al te vaak weer de vrouwen. Thans kwamen ook de soc. democratische vrouwen tot het inzicht, dat de bevrijding der vrouw het werk der vrouwen zelf moest zijn. Toen stichtten zij de soc. democratische vrouwenorganisatie.1) Echter vormden zij niet een afzonderlijke vrouwenvereeniging. Zij vormden vrouwenclubs in de soc. dem. partij, socialistische vrouwenclubs. Zij streden immers èn voor maatschappelijke be* vrijding van alle onderdrukten èn voor de bevrijding der vrou* welijke sekse. De strijd voor de bevrijding der arbeidersklasse werd door deze organisatie onafscheidelijk en innig verbonden aan de vrouwenbeweging. Deze organisatie werd gesteund door de Duitsche en Oostenrijksche soc. dem. vrouwenorganisaties, die alle op dezelfde wijze verbonden waren aan hun partij en dan ook hun manlijke partijgenooten voortdurend opwekten den strijd voor de gelijkwaardigheid der seksen niet te vergeten. De Bond waartoe de clubs zich vereenigden, nu 25 jaar ge? leden, voerde dus den strijd volgens dezelfde principes van de eerste voorgangsters der vrouwenbeweging, die immers ook den *) De geschiedenis van den Bond van S. D. Vrouwenclubs is beschreven in: „Naar het Land der Vrijheid". seksenstrijd zagen als een onderdeel van den socialen strijd. De vrouwen der arbeidersklasse begonnen nu meer en meer de be* teekenis van den seksestrijd te begrijpen. Het streven naar Alge* meen Vrouwenkiesrecht opende haar de oogen. Immers nu werden zij zich bewust van het onrecht haar sekse aangedaan waar deze buiten politieke rechten was gesteld, eenvoudig en alleen omdat zij vrouwen waren. Zoo ontstonden dus twee stroomingen in de vrouwenbeweging, de burgerlijke en de proletarische. Beide stroomingen gingen naast elkaar, raakten elkaar niet, kruisten elkaar zelden. Aan* gezien de proletarische vrouwenbeweging onafscheidelijk vast zat aan de socialistische beweging, werd zij door de burgerlijke feministen als een politiek streven gezien waar tegenover zij „neutraal" wilden blijven. Maar de socialistische vrouwenbeweging was meer dan een politiek streven. Toen in 1919 het vrouwenkiesrecht veroverd was, werden de clubs niet opgeheven. Zij hadden nog een groote taak te verrichten: De vrouwen bewust te maken van haar recht volledig mensch te zijn. De achterstelling der vrouw heeft zóó lang bestaan, is zóó lang door haar zelf aanvaard geworden, dat de vrouw deze zag als van zelf sprekend. Zij had altijd buiten het openbare leven gestaan; de zeden, de wetten, de godsdienst hadden haar geleerd, dat haar taak was: den man te dienen, hem kinderen te schenken, ze te verzorgen, in zijn huishouden te werken. Dat deze taak somtijds gepaard ging met slaafsche onderge* schiktheid van haar kant. ook dat beschouwde zij als onver* mijdelijk. Wanneer in het huwelijk somtijds sexueel samenleven zonder liefde van haar verlangd werd, wanneer dit afkeer wekte, aanvaardde zij vaak deze slavernij zonder zich er rekenschap van te geven, dat er geen diepere vernedering is voor de vrouw dan de sexueele slavernij, dat door deze de ziel wordt geschonden. Maar ook wanneer het huwelijk gelukkig was, kon het leven steeds in den afgesloten, engen kring van het tehuis haar niet alles geven wat den mensch tot mensch maakt. Onwetend en onaandoenlijk bleef ze voor hetgeen zich daar buiten in de maat* schappij afspeelde. Zij leefde en sjouwde voor man en kind. Voor eigen man, voor eigen kind. Met moeite het te kort van het loon aanvullend door eindeloos zorgen en tobben. Het kwam niet in haar op dat haar arbeid., onbetaald en door geen arbeidstijd begrensd, ten slotte in het voordeel was van den patroon, die daardoor het loon laag kon houden. Wakker geroepen moesten die vrouwen worden. Door ze in den socialistischen strijd te betrekken, werden ze zich bewust, welke ongekende krachten in haar leefden, hoeveel er verdron* gen was, hoezeer hun geest leed in het diepste van zijn wezen. Haar behoefte aan liefde geven moest voldoening kunnen vinden in het rijke gemeenschapsleven: haar dorst naar weten, naar begrijpen moest gestild kunnen worden, haar zelfstandig staan en arbeiden in de gemeenschap moest mogelijk worden gemaakt. Tot dit ontwaken kon de burgerlijke vrouwenbeweging haar niet oproepen, zij die slechts in de tegenwoordige maatschappij zelfstandigheid der vrouw nastreven, kunnen dit doel alleen bereiken voor een gering aantal vrouwen en nooit volledig in een kapitalistische maatschappij. Om de vrouwen uit alle klassen te bevrijden moeten wij streven naar een maatschappij waar de klassen zullen zijn opgeheven. De bevrijding der vrouw kan slechts plaats vinden door den strijd voor het socialisme. Het is deze waarheid, die gedragen wordt door de sociaal* democratische vrouwenorganisaties in de verschillende landen, en nu sinds 25 jaar in ons land door den Bond van Soc.sDem. Vrouwenclubs. „Het zijn de socialistische vrouwen,'" zegt Ellen Key, „die gezorgd hebben, dat het feminisme in breede lagen doordrong. In de socialistische vrouwenbeweging vlechten de twee vrijheidsbewegingen, die der arbeiders en die der vrouwen, zich samen. Deze vrijheidsbewegingen begonnen in de Fransche revolutie en werden toen onderdrukt, maar herleefden spoedig weer als de twee grootste machten der 19de eeuw." Voor ons land is die herleving der socialistische vrouwen* beweging later gekomen; maar zij heeft niet minder dan ergens anders de vrouwen tot geestdriftigen strijd gewekt. De zware tijd, die wij thans moeten doormaken, geeft ons de duidelijkste bewijzen dat de sociale omstandigheden onverbrekelijk verbonden zijn met den bevrijdingsstrijd der vrouw. In die landen waar de reactie den scepter zwaait, worden de vrouwen van hun rechten beroofd, teruggedrongen naar verhoudingen van slaafschheid en vernedering. In Rusland wordt de bevrijding der vrouw bevorderd in een snel tempo. Het inlijven van de vrouw in het Roode Leger, is hier echter voor ons een waarschuwing hoe het niet moet gaan. Tot op onzen tijd is de strijd die de vrouw voor haar eigen bevrijding streed, gevoerd zonder geweld. Zelfs de suffragettes, de rumoerige kiesrechtstrijdsters in Engeland, voerden lijdelijk verzet door hongerstakingen, waarbij zij vooral van zich zelf zware offers vergden. De vrouwen hebben dus getoond hoe men groote, ingrijpende hervormingen tot stand kan brengen, zonder geweld. Gedurende den wereldoorlog heeft de vrouwen^ beweging, zoowel de burgerlijke als de socialistische, pal gestaan voor den Vrede. Het gaat er meer dan ooit om, dat de vrouwen zich zelf zullen zijn. Haar afschuw van geweld mogen zij niet prijs geven. Aan de verruwing van dezen tijd, moeten zij weerstand bieden. Wij willen gelijke rechten en plichten als de man, maar niet gelijke fouten. Wij strijden voor een maatschappij waar geen geweld noodig zal zijn. Men zal echter die maatschappij nooit bereiken door geweld*régimes. Geweld is de eindelooze keten van haat, wraak en weerwraak. Wij zijn sociaaldemocraten. Wij gelooven in het Socialisme. Het socialisme wil geen gewelddadige overheersching. Het wil bouwen. Het moet bouwen. Het moet de gemeenschaps*samen* leving opbouwen. Het wil de schatten der rijke aarde en de schatten der techniek, aanwenden tot heil der menschheid. Het wil de hoogste geestelijke waarden: vrijheid, menschelijkheid, rechtvaardigheid, broederschap veilig stellen in een maatschappij waarvan de grondslag berust op samenwerking in plaats van strijd, op kameraadschap in plaats van zelfzucht. Wij weten dat zulk een maatschappij niet alleen mogelijk is, maar meer en meer noodzakelijk wordt ter wille van het bestaan zelf der menschheid. Bij de herdenking van het 25*jarig bestaan van onzen Bond paste deze korte schets van het leven en worstelen der vrouwen die ons vóór zijn gegaan in den bevrijdingsstrijd. Moge hun beeld ons tot aanmoedigend voorbeeld zijn in den dubbelen strijd die de socialistische vrouwen te voeren hebben voor de vrijheid der vrouw en de vrijheid der arbeiders. En wel hebben wij in dezen tijd een krachtige opwekking daartoe noodig, in dezen somberen tijd, nu de reactie onze kameraden over de grenzen overstelpt met verschrikkingen en vervolgingen. Over het schoone Duitsch* land, over het land van dichters en denkers en kunstenaars, over het land van onze groote socialistische voorgangers en voor* gangsters is zwarte nacht gekomen. De schaduwen reiken tot ons. Maar aan onze kameraden ginds, die zooveel smarten dragen zijn wij verplicht, niet te versagen. Door alles wat er is gebeurd, met meer geestdrift dan ooit staan wij voor het socialisme Houden wij de fakkel hoog, de fakkel van het Socialisme! He' eenige licht in deze duisternis! I