STERILISATIE EEN ONDERZOEK NAAR DE MOGELIJKHEID EENER WETTELIJKE REGELING DER GESLACHTELIJKE ONVRUCHTBAARMAKING IN NEDERLAND DOOR H. J. PIPPEL 'S-GRAVENHAGE martinus nijhoff 1933 I STERILISATIE STERILISATIE EEN ONDERZOEK NAAR DE MOGELIJKHEID EENER WETTELIJKE REGELING DER GESLACHTELIJKE ONVRUCHTBAARMAKING IN NEDERLAND PROEFSCHRIFT TER VERKRIJGING VAN DEN GRAAD VAN DOCTOR IN DE RECHTSGELEERDHEID AAN DE RIJKSUNIVERSITEIT TE LEIDEN OP GEZAG VAN DEN RECTOR-MAGNIFICUS Dr. J. HUIZINGA, HOOGLEERAAR IN DE FACULTEIT DER LETTEREN EN WIJSBEGEERTE TEGEN DE BEDENKINGEN VAN DE FACULTEIT DER RECHTSGELEERDHEID TE VERDEDIGEN OP MAANDAG 3 JULI 1933, DES N.M. TE 2 UUR DOOR HERMAN JOHAN PIPPEL GEBOREN TE 's-GRAVENHAGE 's GRAVENHAGE MARTINUS NIJHOFF 1933 AAN MIJN VADER Het is mij niet alleen een aangename taak, maar ook een behoefte oprechten dank te brengen aan hen, die mij behulpzaam zijn geweest bij de voorbereiding en het verzamelen van materiaal voor dit proefschrift. In de eerste plaats gaat deze dank uit naar Prof. Mr. J. Simon van der Aa, die zoo goed was mij introductie te verleenen, zoowel te Kopenhagen als te Lausanne, waar door die bemiddeling een aangename ontvangst mij ten deel viel. De Heeren Dr. Goll en Prof. Sand te Kopenhagen en Dr. Payot te Lausanne waren zoo vriendelijk mij te ontvangen en mondeling en schriftelijk inlichtingen te verschaffen, iets waarvoor ik blijvend erkentelijk ben. Soyons humains, c'est-a-dire secourables a la faiblesse et a la misère de 1'homme, notre faiblesse et notre misère; aidons-le au moins a faire le moins de mal possible; la morale intransigeante est inhumaine, et elle manque le but. Dr. Sicard de Plauzoles (fase. 408 blz. 47 van de publicaties v. h. comité national d'études sociales et politiques. 1929). INHOUD Blz. INLEIDING 1—10 HOOFDSTUK I - sterilisatie als straf, als beveiligingsmaatregel en uit engenetische overwegingen 11—22 Sterilisatie als straf — Eugenetische sterilisatie — Gedwongen sterilisatie en de Grondwet — De gevaren van de vermeerdering van het aantal minderwaardigen voor de samenleving: a. De zedelijke gevolgen — b. De financiëele gevolgen — c. De gevolgen voor de minderwaardigen zelve — Eugenetiek en vrijwillige sterilisatie — Sterilisatie als beveiligingsmaatregel — Sterilisatie als maatregel in het belang van het individu HOOFDSTUK II - geoorloofdheid van gedwongen sterilisatie als beveiligingsmaatregel .... 23—32 Het recht van den mensch om vrij over zijn lichaam te beschikken — Beperkingen van die vrijheid in het Nederlandsche recht — Gedwongen sterilisatie alleen geoorloofd als beveiligingsmaatregel — De waarde van de sterilisatie als beveiligingsmaatregel — Religieuse bezwaren tegen de sterilisatie — Praktische bezwaren tegen de sterilisatie HOOFDSTUK III - toepassing der sterilisatie en de resultaten welke ermede bereikt zijn . . 33—58 Theoretische toelaatbaarheid en praktische gewenschtheid van de sterilisatie — Methoden van sterilisatie: a. Vasectomie — b. Salpingectomie — c. Kastratie — d. Oöphorectomie — e. Röntgenbestraling — Hetgeen bereikt wordt met Salpingectomie en Vasectomie — Hetgeen bereikt wordt met Kastratie — De Deensche sterilisatiewet en hare werking: a. Beginsel der wet — b. Toepassing en Blz. bereikte resultaten — Het Noorsche en het Zweedsche sterilisatieontwerp. — De sterilisatiewet van het Zwitsersche kanton Vaud: a. Tekst der wet — b. Toepassing en bereikte resultaten — De sterilisatie in de Vereenigde Staten van Noord-Amerika — De sterilisatie in Duitschland: a. De ontwerpen van Dr. Boeters — b. De z.g. socialistische sterilisatiewet — c. Het ontwerp van de Preussische Landesgesundheitsrat — d. Het minderwaardigen-probleem in Duitschland — De sterilisatie in Frankrijk — De sterilisatie in Engeland — Conclusie over de bereikte resultaten HOOFDSTUK IV - vrijwillige sterilisattie . . 59—72 Redenen, welke het procreëeren van nakomelingen ongewenscht kunnen maken — a. lichamelijke gebreken — b. geestelijke afwijkingen — c. sociale omstandigheden — Middelen, waardoor dat doel bereikt kan worden — 1 e. onthouding — 2e. middelen tot voorkoming of verstoring der zwangerschap — 3e. sterilisatie — De vrijwillige sterilisatie in dienst der eugenetiek. HOOFDSTUK V - schema eener nederlandsche sterilisatiewet 73—93 Toelichting eener wet waarbij van geen dwang wordt gebruik gemaakt — invoering van beperkten dwang — invoering van volledigen dwang ten aanzien van bepaalde soorten misdadigers. SLOTWOORD 94—95 LIJST VAN GERAADPLEEGDE WERKEN . . . 96—97 BIJLAGEN 98—117 A. Tekst van het vonnis van het Supreme Court of the United States over de sterilisatiewet van Virginia (1927) 98—100 B. Voorbeelden door S. Frank gegeven van genezing van sexueele afwijkingen door toepassing van kastra- tie 100—106 C. Tekst van de Deensche Sterilisatiewet (1929). 106—108 Blz. D. Tekst van het Noorsche Sterilisatieontwerp (1931) 108—109 E. I Tekst van de oudste Noord-Amerikaansche Sterilisatiewet (Indiania 1907) — II Tekst van de nieuwste Noord-Amerikaansche Sterilisatiewet (Vermont 1931) 109—111 F. Schema van Dr. Boeters voor een Duitsche Sterilisatiewet (1923) 111—H2 G. Wetsvoorstel van Dr. Boeters voor een Duitsche Sterilisatiewet (Lex Zwickau 1925) 112—-113 H. 2e Wetsvoorstel van Dr. Boeters voor een Duitsche Sterilisatiewet (Lex Zwickau II, 1928). . . . 113—-114 I. Ontwerp eener Duitsche Sterilisatiewet met Toelichting, opgesteld door eene commissie uit de Preussische Landesgesundheitsrat (1932) 114—117 REGISTERS 118—120 INLEIDING Sinds het einde van de vorige eeuw staat de sterilisatie in Europa in het brandpunt van de belangstelling van medici, juristen, criminologen, biologen en theologen. De laatste jaren kan zelfs geconstateerd worden, dat de belangstelling in Europa en ook in ons land l) in breeder kring gewekt is voor het vraagstuk en dat langzamerhand de algemeene aandacht zich erop gaat richten. Dit mag een verblijdend teeken genoemd worden, maar tegelijkertijd geeft het aanleiding erop aan te dringen, dat men voorzichtig de massa vertrouwd zal moeten maken met de beteekenis en het doel der sterilisatie om te voorkomen, dat deze uit slecht begrip of vooringenomenheid terugschrikt voor datgene, wat op dit gebied aanbevelenswaard is te achten. Degenen, die voorlichting inzake de sterilisatie willen geven moeten ervan doordrongen zijn, dat zij met de uiterste tact hun denkbeelden zullen hebben uiteen te zetten om te bereiken, dat aan de voor het welzijn van den mensch door hen gepropageerde sterilisatie een vruchtbaar arbeidsveld wordt bereid. Door te haastig en zonder behoorlijk in acht nemen van een stap-voor-stap den nieuwen weg betreden, te willen forceeren, wat eerst langzaam tot communis opinio groeien moet en kan, bederft men de goede zaak, welke men juist dienen wil: men steriliseert dan de sterilisatie! De groote massa zal ervan overtuigd moeten worden, dat de sterilisatie als eugenetische maatregel, zoowel als beveiligingsmaatregel, niets te maken heeft met middeleeuwsch wreede folterstraffen en schandmerken, maar dat zij, die ervoor ijveren, *) O.m. werden op 25 Maart 1933 voor het Psychiatrisch-Juridisch Gezelschap referaten over het sterilisatieprobleem gehouden door Dr. G. P. Frets, die de medische zijde van het onderwerp behandelde en door prof. Mr. J. M. van Bemmelen, die de sociale en de juridische zijde belichtte. Zie hiervoor het verslag van G. H. A. F(eber) in Nederl. Jur.bl. 8e jaarg. n° 13 (1 April 1933). Pippel, Sterilisatie. 1 bezield worden door zuivere menschenliefde. Het woord, dat als motto boven dit geschrift geplaatst is, moge daarvan getuigen. Wanneer in de volgende hoofdstukken de geschiedenis der sterilisatie in verschillende landen zal worden behandeld, zal duidelijk blijken, dat de weg een lange en een moeizame is. Men denke vooral niet, dat het vraagstuk eerst van de laatste jaren dateert. Enkele opmerkingen daaromtrent mogen hier een plaats vinden. Sterilisatie is reeds sedert eeuwen toegepast. Daar zijn, reeds vroegtijdig, bij oostersche volken de kastratie van haremwachters en van overwonnen vijanden. Deze laatste had ten doel het geslacht van den overwonnene te doen uitsterven en de dubbele beteekenis van te zijn een vernedering voor den overwonnene en een beveiliging in de toekomst voor den overwinnaar. Tevens moge worden genoemd de kastratie van knapen, die in het Pauselijk koor de sopraanpartijen zongen. Deze kastraties vonden nog in de tweede helft van de vorige eeuw plaats. Immers, hoewel reeds Paus Benedictus XIV (1740—1758) deze zangersknapenkastratie in principe verwierp, werd eerst onder Paus Leo XIII (1878—1903) definitief met het stelsel gebroken, dat wel veel critiek heeft uitgelokt, maar aan den anderen kant ook door katholieke moraaltheologen werd verdedigd *). Op het terrein van het strafrecht mag vermeld worden een passus van Burchard de Monte Sion, waarin wordt medegedeeld, dat (omstreeks 1300) dieven en andere misdadigers, die geringe vergrijpen hadden gepleegd, gekastreerd werden „ne filios generent paternorum criminum imitatores" 2). Opvallend mag heeten, dat het hier geldt personen, die „geringe vergrijpen" hadden gepleegd. Blijkbaar werd dus deze kastratie niet als een *) Zie dr. J. Mayer, Geschlechtliche Unfruchtbarmachung Geisteskranker, blz. 136— 137 en 173—174. Aangehaald wordt de volgende uitspraak van Alfons van Liguori: ratio istorum est, tuin quia eunuchi utiles sunt bono communi ad divinas laudes in ecclesiis suavius canendas; tum quia conservatio vocis non parvi quidem momenti in eis dicendum est bonum, cum per illud conditionem notabiliter in melius mutant, et per totam vitam nobilem te pinguem sustentationem sibi comparant; et ideo tantum bonum iusta esse causa videtur, ut cum illo tale corporis nocumentum resarciri licite possit. ■) Zie Mayer t.a.p. blz. 168. zware straf opgevat. Men zou zelfs bijna geneigd zijn hierin de gedachte van beveiligingsmaatregel te zoeken: immers zijn de bedrijvers van kleine delicten een last voor de samenleving en door het toenemen van hun progenituur wordt die last vergroot, omdat men dan een steeds aangroeiende klasse van gauwdieven krijgt, die men door den maatregel der sterilisatie zoo goed mogelijk binnen de perken tracht te houden. Uit hetzelfde tijdperk haalt Mayer nog aan een passus van Bratton (± 1250) uit het Engelsche strafrecht: Quod quidem crimen, si convincatur, sequitur poena, scilicet amissio membrorum, ut sit membrum pro membro; quia virgo cum corrumpitur, membrum amittit, et ideo corruptor puniatur in eo, in quo deliquit; oculos igitur amittat propter aspectum decoris, quo virginem concupivit, amittat et testiculos, qui calorem stupri induxerunt" 1). De eerste schrijver over sterilisatie in bijna modern-eugenetischen zin is wel de door Mayer2) geciteerde Johann Peter Frank geweest, die in zijn in 1779 verschenen werk „System einer vollstandigen medicinischen Polizey" schrijft: „Das gemeine Wesen hat einen Zuwachs elender und siecher Körper für einen Haufen müsiger Kostganger zu betrachten, deren Unterhalt die Verwendungen der geschafftigen Klasse verdoppeln muss, und es ist also das Mittel, die Zahl der Einwohner eines Landes zu vermehren, dem Staate nachteilig, wenn man davon voraussehen kann, dass es jene der Gebrechlichen vermehren müsse". Voorts schreef ook in 1801 G. C. Lichtenberg volgens aanhaling van Mayer reeds: „In England ward vorgeschlagen, die Diebe zu kastrieren. Der Vorschlag is nicht übel: die Strafe ist sehr hart, sie macht die Leute verachtlich, und doch noch zu Geschaften fahig; und wenn stehlen erblich ist, so erbt es nicht fort. Auch legt der Mut sich, und da der Geschlechtstrieb so haufig zu Diebereien verleitet, so fallt auch diese Veranlassung weg". In het laatste decennium van de vorige eeuw komt zoowel in Amerika als in Europa de belangstelling voor de sterilisatie sterk naar voren. Nadat reeds in de tachtiger jaren in Amerika *) Zie Mayer t.a.p. blz. 169. 2) Zie Mayer t.a.p. blz. 192 v.v. zoowel als eugenetische maatregel als tot beveiiigmgsdoeleinüen de sterilisatie en soms de kastratie door mannen als Dr. Gideon Lincecum en Dr. F. E. Daniël, R. Battey en F. S. Wells was aanbevolen, is de stoot tot de eugenetische sterilisatie gegeven door Harry Sharp, gevangenisarts in de jeugdgevangenis te Jeffersonville (Indiania). Deze, die uit hoofde van zijn beroep veel in aanraking kwam met sexueel-ontaarden, verrichtte in 1899 zijn eerste sterilisatie. Dank zij zijn bemoeiingen werd Indiania ook de eerste Amerikaansche staat, die in 1907 een sterilisatiewet in werking deed treden. Gelijktijdig was ook in Zwitserland een beweging ontstaan voor de sterilisatie onder leiding van Forel, die in 1886 reeds aanbeval kastratie als geneesmiddel tegen hysterie. De eerste sterilisatie in Zwitserland had in 1892 plaats, waarna onder leiding van den Züricher arts E. Bleuler speciale studie van de met sterilisatie bereikte resultaten werd gemaakt. ♦ Gedurende de ongeveer veertig jaar, waarin men zich met de moderne sterilisatie heeft beziggehouden, is eene uitgebreide literatuur over de vraag van de toelaatbaarheid en de bruikbaarheid der sterilisatie ontstaan. Een der voornaamste publicaties is wel het in 1927 verschenen boek van den katholieken Dr. Joseph Mayer uit Paderborn, getiteld: Gesetzliche Unfruchtbarmachung Geisteskranker. Mayer komt daarin tot de slotsom, dat de sterilisatie èn als straf- èn als beveiligingsmaatregel en ook uit eugenetisch motief toelaatbaar is, alhoewel hij meent, dat zij als straf niet bruikbaar is, daar zij niet de geschikte eigenschappen bezit. Vooral op het gebied der eugenetiek werd mede in woord en geschrift voor de sterilisatie gepleit door Mayer'sland- en geloofsgenoot Hermann Muckermann. Juist van de zijde der Katholieke geestelijkheid werd echter tegen de door hen verkondigde leer heftige oppositie gevoerd. In Nederland werd Mayer's boek scherp aangevallen door Prof. Mr. Duynstee 1). Het verschil van meening, dat onder de Katholieken bestond over de toelaatbaarheid van de eugenetische sterilisatie heeft den Paus aanleiding gegeven in zijn Encycliek Casti Connubii2) zich daaromtrent uit te spreken. Daarin staat het volgende te lezen: ') Zie: Studia Catholica November 1930 en R.K. Artsenblad November 1930. 2) Uitgevaardigd 31 December 1930. „Ten laatste moet verworpen worden die verderfelijke praktijk, die wel in de eerste plaats het natuurlijk recht van den mensch op echtverbintenis raakt, maar toch ook werkelijk op de belangen van het kind betrekking heeft. Want er zijn er, die, al te bezorgd voor eugenetische doeleinden, niet alleen heilzamen raad geven, om de gezondheid en de kracht van het te verwachten kind in veiligheid te stellen (wat volstrekt niet strijdt met de gezonde rede) maar die het eugenetisch doel stellen boven ieder ander doel, al is het ook van hooger orde, en daarom van de overheid een verbod vragen van het huwelijk tusschen menschen, die ervoor geschikt zijn, maar die, volgens de wetenschap der erfelijkheid, ziekelijke kinderen ter wereld zullen brengen. Men wil zelfs de hulp van de wet om zulke menschen door medische tusschenkomst hun natuurlijke faculteit te ontnemen; en dit niet als straf voor een bedreven misdrijf en ook niet om in de toekomst misdrijven te voorkomen, maar eenvoudig om de overheid een macht toe te kennen, die zij nooit gehad heeft en ook nooit wettig zal kunnen bezitten. Degenen, die in deze richting ijveren, vergeten, dat de mensch niet wordt geboren voor deze wereld, maar voor den hemel en de eeuwigheid en dat het onbillijk is, menschen, die voor een huwelijk geschikt zijn, maar die zwakke kinderen zullen hebben, dit als een misdrijf aan te rekenen; bovendien zal het dikwijls voldoende zijn hun den echt te ontraden. Tenslotte zegt de Christelijke leer, dat de mensch zijn ledematen niet anders gebruiken mag dan voor hun natuurlijke doeleinden en dat hij ze niet kan verwoesten of verminken, behalve in het geval, dat het welzijn van het heele lichaam dat vereischt". Deze Pauselijke uitspraak heeft op Mayer en Muckermann grooten indruk gemaakt. Mayer verklaart onomwonden zich te hebben vergist en tot ander inzicht te zijn gekomen. In 1931 verklaart hij: „Dass alle katholischen Abgeordneten sich der Einführung eines rein eugenischen Sterilisierungsgesetzes widersetzen müssen, und dass auch kein katholischer Arzt, keine Krankenschwester, keine katholische Fürsorge-anstalt ebensowenig auch katholische Vormünder und Patienten die Hand zur Ausführung eines solchen Gesetzes bieten dürfen. Der Durchführung eines Sterilisierungsgesetzes in Deutschland wird sich gewiss ein passiver Widerstand des ganzen Volkes entgegenstemmen" x). Muckermann onderwerpt zich uitdrukkelijk aan het Pauselijk gezag, verklarende in eene lezing te München: ,,Ich war freilich nicht imstande die Dinge genau zu durchschauen. Ich werde mich nicht in einen Gegensatz zur Enzyklika stellen. Aus Gründen der Loyalitat und Disziplin werde ich ganz im Sinne dieser Autoritat handeln" 2). Echter schijnt Muckermann na deze uitspraak toch weder tot zijn vroeger ingenomen standpunt van de toelaatbaarheid der eugenetische sterilisatie te zijn teruggekeerd. Immers in Band 26 Heft 2 van het Archiv für Rassen- und Gesellschaftsbiologie verklaren Prof. Fischer, Lenz en Muckermann zich alle drie vóór de sterilisatie van minderwaardigen. Naast Mayer's boek, dat beoogt zoo objectief mogelijk het vraagstuk te behandelen, moge ook genoemd worden Dr. R. Gaupp, wiens in 1925 verschenen boekje, getiteld: Die Unfruchtbarmachung geistig und sittlich Kranker und Minderwertiger, een der beste is, welke op dit gebied het licht hebben gezien. Evenzoo moet gewezen worden op den arbeid \an Wilhelm Schallmayer, die met een aantal waardevolle geschriften de literatuur heeft verrijkt 3). Tevens mogen de namen van de Zwitsersche medici H. W. Maier, E. Oberholzer en S. Frank genoemd worden, welke laatste in zijn dissertatie: „Praktische Erfahrungen mit Kastration und Sterilisation psychisch Defekter in der Schweiz" kostbaar materiaal heeft bijeengebracht. In verband met de, voornamelijk op eugenetische gronden ondernomen, sterilisaties in Amerika moeten hier genoemd worden de namen van Davenport en Laughlin, die hun beste krachten daaraan wijden. Er zal in de volgende hoofdstukken gelegenheid zijn nader op de publicaties van Laughlin in te gaan. Betreurd moet worden, dat daarnaast anderen staan, die — hoewel met goede bedoelingen bezield — te rigoureus hebben *) „Das neue Reich" December 1931, blz. 194. 2) Zie: Dr. Theodor Gottlieb, Eugenik, Papst und Muckermann in: Deutschlands Erneuerung 1932, blz. 467. (Heft 8.) s) Genoemd moge worden: Wilh. Schallmayer: Vererbung und Auslese in ihrer soziologischen und politischen Bedeutung (1910). willen forceeren wat langzaam zich zal moeten ontwikkelen of door onbeduidende publicaties de zoo ernstige en belangrijke zaak slecht hebben gediend. Het lijdt wel geen twijfel, of een weinig beduidend werkje als dat van Dr. Buttersack met den klinkenden titel: „Wider die Minderwertigkeit", heeft weinig of niets ten goede gedaan, eerder wel ten kwade. Evenzoo heeft de Duitsche arts Boeters, die in 1925 een wetsontwerp tot sterilisatie van alle geïnterneerde geesteszwakken bij den Rijksdag indiende J) en zijn inzichten in een stroom van publicaties heeft uiteengezet, door zijn voorbarigheid en woordenrijkheid weinig of niets ten goede kunnen uitrichten. Evenmin kan men gevoelen voor de zoover gaande eugenetische sterilisatieplannen van den Amerikaanschen arts Dr. Laughlin, die een tiende gedeelte van de bevolking zou willen onvruchtbaarmaken2) of sympathiseeren met diens landgenoot Dr. Berry, die bepleit het pijnloos afmaken van enkele groepen imbecielen onder staatstoezicht 3). Ook bepaalde vormen van euthanasie, als het kort na de geboorte dooden van individuen, die volslagen idioot of in zulk een treurigen physieken toestand verkeeren, dat het leven voor henzelven niet anders dan als een last en een ongeluk moet worden beschouwd4), gaan in hun bedoeling menschlievend te zijn te ver. Wat betreft de wettelijke regelingen omtrent de sterilisatie kan hier in het kort het volgende overzicht gegeven worden: Bestaande regelingen vindt men in 27 Noordamerikaansche staten; in Denemarken (1929); in het Zwitsersche kanton Vaud (1928). Regelingen in voorbereiding vindt men: in Noorwegen, Zweden en Duitschland. , De bestaande zoowel als de thans in voorbereiding zijnde wettelijke regelingen zullen hieronder nader worden besproken. Tevens zullen in het hierna volgende, met gebruikmaking van de literatuur terzake, de toelaatbaarheid van het dwingend regelen bij de wet van de sterilisatie en de mogelijkheid eener wettelijke regeling voor Nederland onder het oog worden x) Zie blz. 51 en 52. 2) Zie F. Lenz: Menschliche Auslese und Rassenhygiene, (2e Auflage), blz. 182. 3) Zie Eugenics Review XXII, blz. 6. 4) Vgl. K. Binding und A. Hoche: Die Freigabe der Vernichtung lebensunwerten Lebens. gezien. Niet alleen zal zulks geschieden ten aanzien van misdadigers, maar ook ten aanzien van geestelijk minderwaardigen, terwijl een afzonderlijk hoofdstuk zal worden gewijd aan het vraagstuk van de vrijwillige sterilisatie. Alvorens tot de behandeling van de stof over te gaan, waarbij vooral aandacht zal worden besteed aan de waarde, welke aan de sterilisatie is toe te kennen als beveiligingsmaatregel, toe te passen op sexueele misdadigers, terwijl in het laatste hoofdstuk een poging gedaan zal worden een schema voor een Nederlandsche sterilisatiewet te geven, moge nog één opmerking vooraf gaan. De vraag doet zich voor of, indien theoretisch zou kunnen worden geconcludeerd tot toelaatbaarheid en bruikbaarheid der sterilisatie als strafrechtelijke maatregel, de gevallen, waarin deze zou kunnen worden toegepast, voldoende in aantal zijn om genoemde toepassing te wettigen. Voor zoover het betreft de strafrechtelijke maatregel van sterilisatie komen hiervoor in aanmerking de individuen, die uit sexueele motieven tot de misdaad gebracht worden. Al staat vast, dat zulke motieven niet immer behoeven te leiden tot hetgeen in het Nederlandsche Strafrecht onder „zedenmisdrijven" wordt verstaan, toch nemen deze daarbij eene zeer belangrijke plaats in en aan de hand van in de crimineele statistiek voorkomende gegevens kan een indruk verkregen worden van den omvang van deze groep misdrijven. Volgens de crimineele statistiek over 1929 *) bedroeg het aantal in dat jaar veroordeelde personen (gerekend zonder de overtredingen terzake van de Rijwiel- en Wegenbelastingwet, de provinciale en plaatselijke belastingverordeningen en van de Wet van 3 Augustus 1914 S. 344, regelende Uitvoerverbod) 15.902. Dezelfde statistiek noemt als aantal veroordeelde personen wegens misdrijven tegen de zeden: 926. Deze bedroegen dus 5,8% van het totaal; het totaal dan gerekend van de meer belangrijke misdrijven en overtredingen. Eene nadere beschouwing van het cijfer der veroordeelingen wegens zedenmisdrijven, doet de volgende cijfers zien ten aanzien van de, in verband met het onderwerp van dit geschrift, meest belangrijke: ') Uitgave van het Centraal Bureau v. d. Statistiek, Juli 1931. 1925 1926 1927 1928 1929 gemiddelde per jaar verkrachting 14 13 11 11 10 11.8 kinderverkrachting .... 36 43 30 28 25 32.4 feitel. aanr. der eerbaarh. 98 49 68 83 60 71.6 ontucht met bewustel. en kinderen 264 295 330 308 302 299.8 ontucht met minderj. van hetzelfde geslacht ... 77 65 40 60 46 57.6 ontucht door ouders, voogden enz 25 35 40 58 45 40.6 Vergelijkt men de gemiddelden van de laatste kolom van dit staatje met de gemiddelden van dezelfde misdrijven over de jaren 1911—1915 dan krijgt men: gemiddelde per gemiddelde per jaar 1911—1915 jaar 1925—1929 verkrachting 9.4 11.8 kinderverkrachting 13.8 32.4 feitel. aanr. der eerbaarh. ... 51.6 71.6 ontucht met bewustel. en kinderen 125.6 299.8 ontucht met minderj. van hetzelfde geslacht 9.6 57.6 ontucht door ouders, voogden enz 12.4 40.6 De stijging van het gemiddelden-cijfer blijkt aanzienlijk te zijn. Voor eene zuivere vergelijking moet echter tevens rekening gehouden worden met de toeneming der bevolking. Aan de hand van dezelfde statistiek is ook een dergelijk overzicht op te stellen. Per millioen inwoners bedragen de gemiddelde cijfers voor dezelfde groep misdrijven: per 1.000.000 inwoners gemiddelde gemiddelde 1911—1915 1925—1929 verkrachting 1 -522 1.555 kinderverkrachting 2.234 4.272 feitel. aanr. der eerbaarh. . . 8.353 9.472 per 1.000.000 inwoners gemiddelde gemiddelde 1911—1915 1925—1929 ontucht met bewustel. en kinderen 20.332 39.561 ontucht met minderj. van hetzelfde geslacht 1.554 7.632 ontucht door ouders, voogden enz 2.072 5.319 Hieruit moge blijken, dat de toeneming niet alleen aanwijsbaar blijft, maar tevens zeer belangrijk is. Tenslotte is van belang in verband met het hierna volgende, dat de recidive bij de zedenmisdrijven een groote rol speelt; van de veroordeelden is n.1. ongeveer 1/3 recidivist. Zulks blijkt uit de volgende cijfers, wederom aan dezelfde statistiek ontleend: Misdrijven tegen de zeden: 1925 1926 1927 1928 1929 Totaal aantal veroordeelde personen. . . 866 878 986 997 926 Daarvan recidivisten . 255 287 296 344 309 recidive-percentage . . 29.5 % 32.8 % 30% 34.5 % 33.4 1 Meer dan eene illustratieve waarde behoort aan deze cijfers niet te worden toegekend. Zij kunnen echter bijdragen tot het inzicht, dat het niet praematuur is, reeds thans na te gaan op welke wijze in Nederland de sterilisatie wettelijk zou kunnen worden geregeld 1). Het spreekt wel vanzelf, dat stellig niet alle zedendelinquenten voor sterilisatie of kastratie in aanmerking komen, doch ook al zou slechts bij een gedeelte hunner zulks wel het geval zijn, dan loont het reeds de moeite dit te onderzoeken en te beoordeelen. 1) Op de vergadering van het Psychiatrisch-Juridisch Gezelschap van 20 Mei 1933 heeft Prof. Dr. E. A. D. E. Carp in zijn lezing: „Het exhibitionisme in zijn psychopathologische en forensische beteekenis" erop gewezen, dat, naar zijn meening, kastratie als ultimum refugium voor ernstige exhibitionisten zou zijn aan te bevelen. Zie het verslag van deze vergadering door J. M. v. B. in W. 12597 en door Mr. G. H. A. Feber in Ned. Jur. bl. 8e jaarg., No. 21 (27 Mei 1933). HOOFDSTUK I STERILISATIE ALS STRAF, ALS BEVEILIGINGSMAATREGEL EN UIT EUGENETISCHE OVERWEGINGEN De vraag, waarmede men zich, in verband met de toelaatbaarheid van wettelijke sterilisatie van geestelijk minderwaardigen vooral in de Vereenigde Staten van Noord-Amerika x) lange jaren heeft beziggehouden, is, of een mensch gedwongen mag worden zich aan een operatie, welke geslachtelijke onvruchtbaarheid tot gevolg heeft, te onderwerpen bij wijze van straf. In deze verhandeling zal worden nagegaan in hoeverre het goed of wenschelijk is wettelijke sterilisatie in Nederland in te voeren. Om alle misverstand dadelijk te voorkomen, worde vooropgesteld, dat de hierboven omschreven vraag ontkennend zal worden beantwoord. Aangezien reeds in de vorige eeuw de lijfstraffen (1854) en de doodstraf (1870) terecht uit onze strafwetgeving zijn verwijderd, zou iedere invoering van een straf, welke aan het lichaam des persoons wordt ten uitvoer gelegd, een hoogst ongewenschte stap terug beteekenen. Het zou zijn een terugkeer tot middeleeuwsche strafrechtspleging, welke b.v. een moordenaar de hand deed afkappen of verschroeien, aangezien met dat lichaamsdeel het delict was begaan2). Meer en meer heeft de overtuiging veld gewonnen, dat het doel der straf niet in de eerste plaats is het aandoen van een leed, dat de delinquent moet ondergaan om het door hem veroorzaakte onrecht te boeten; de talio-gedachte geraakt in het moderne strafrecht hoe langer hoe meer op den achtergrond en ik schaar mij aan •) Zie Harry H. Laughlin: „The legal status of eugenical sterilisation", blz. 58. a) Vgl. A. Schmitt: „Zeitschrift für Katholische Theologie" 1913, blz. 916. Deze noemt de toepassing der vasectomie als straf: einen Rückschritt, weil sie nur eine technisch mehr ausgebildete Abart der mittelalterischen rohen Kastration darstelle. de zijde van hen, die van oordeel zijn, dat het vergeldingselement bij het beoordeelen van de maatregelen, welke op den delinquent moeten worden toegepast, in het geheel niet in het geding behoort te komen 1). Ik meende verplicht te zijn reeds in den aanvang deze verklaring te geven van het feit, dat de toepassing der sterilisatie als straf geheel uit dit betoog geëlimineerd wordt. Wanneer men de sterilisatie bij wijze van straf ter zijde stelt, blijven als motieven voor de wettelijke sterilisatie over: de eugenetische doeleinden, de bescherming van de maatschappij en het belang van het individu, dat de sterilisatie ondergaat. De eugenetiek (rassenhygiëne) is volgens de definitie van Hermann Muckermann2): „Die Lehre von der Erhaltung und Verbesserung der gesunden Abstammungsgrundlagen des Volkes; sie betrifft eine gute biologische Qualitat des Volkes." Men ziet zich nu voor de vraag gesteld, of op eugenetische gronden de Staat door middel van de wet dwang kan opleggen aan zijn burgers om zich aan sterilisatie te onderwerpen. Hetgeen er gebeurt in onderling overleg tusschen dengene, die de operatie zal ondergaan en een medicus, kan hier voorloopig buiten beschouwing blijven, totdat de vrijwillige sterilisatie zal worden besproken 3). Geenszins kan ontkend worden, dat de eugenetiek aandacht verdient en dat de verbetering van het menschelijk ras den Staat als zoodanig ongetwijfeld voordeel biedt. Toch is het zeer de vraag of de Staat ten deze dwingend zou mogen optreden. Eugenetische en beveiligingsmaatregelen grenzen vaak zeer nauw aan elkander; immers het is soms zeer moeilijk uit te maken, waar het streven om de volkskracht te verhoogen, het zedelijk en lichamelijk peil der bevolking op te voeren ten bate van de volksgemeenschap eindigt en waar de plicht van de overheid aanvangt om maatregelen te treffen, waardoor de ») Vgl. Dr. R. Gaupp: „Die Unfruchtbarmachung geistig und sittlich Kranker und Minderwertiger", pag. 23: „Solange das deutsche Strafrecht bei der Aufstellung seines Strafsystems auf dem Standpunkt des Vergeltungsgedankens stand (und das gilt ja bis zum heutigen Tage, soll aber künftig wohl anders werden) u.s.w." ») Herin. Muckermann: „Biologische Grundlagen der Bevölkerungsfrage". Te vinden bij M. Fassbender: „Des deutschen Volkes Wille zum Leben", blz. 102. s) Zie het vierde hoofdstuk. gemeenschap wordt beschermd tegen voor haar gevaarlijke individuen of groepen daarvan 1). Eugenetische doeleinden zullen naar mijn oordeel nimmer motief mogen zijn tot het stellen van dwangregelen door de overheid te nemen ten aanzien van sterilisatie; nimmer zal de Staat uit hoofde van deze motieven de vrijheid zijner burgers aan banden mogen leggen2). De vrijheid van den mensch om naar eigen inzicht te beschikken over zijn lichaam kan nooit absoluut zijn 3), maar de uiterste voorzichtigheid moet betracht worden met maatregelen, die deze vrijheid beknotten of opheffen en naar mijn opvatting mag te dezer zake de Staat ook niet verder gaan dan zoover als noodig is ter bescherming van de gemeenschap. Het individu mag in het algemeen belang in de vrije beschikking over zijn lichaam beperkt worden door wettelijken dwang, wanneer hij of zijn handelingen een aanwijsbaar gevaar voor de gemeenschap opleveren, maar ook op dien grond alléén. De vraag doet zich voor of gedwongen sterilisatie toelaatbaar is in verband met artikel 4 der Grondwet, hetwelk in zijn eerste lid zegt, dat allen, die zich op het grondgebied des Rijks bevinden, gelijke aanspraak op bescherming van persoon en goederen hebben. Volgens de geschiedenis van genoemd Grondwetsartikel kan dit bezwaarlijk te dezer zake als een beletsel worden aangevoerd4). Zoowel in den tekst der Grondwet van 1815, 1840 en 1848 luidde het artikel: „Allen, die zich op het grondgebied van het Rijk bevinden, hetzij ingezetenen of vreemdelingen, hebben gelijke aanspraak op bescherming van persoon en goederen." Sedert de Grondwetsherziening van 1887 is de tusschen- *) In het tweede hoofdstuk wordt o£ blz. 27 een grens tusschen beide getrokken. *) Als men voorstander is van gedwongen sterilisatie zal men, bij aanvaarding van eugenetische motieven als rechtsgrond tot wettelijken dwang, ook moeten voorstaan den wettelijken dwang tot geneeskundig onderzoek voor het huwelijk. Zonder hier verder op in te gaan, kan aan de hand van het hier betoogde de conclusie worden getrokken, dat ook m.i. te dezer zake de overheid niet mag ingrijpen in de persoonlijke vrijheid van den mensch om eugenetische redenen. Wel zal zulks toelaatbaar zijn, wanneer het geschiedt in het belang der volksgezondheid, dus b.v. in verband met een huwelijksverbod van hen, die aan geslachtsziekten lijden, waarover nader gesproken wordt in het vierde hoofdstuk. *) n.1. kan en moet deze beperkt worden, wanneer de vrijheid van anderen of het algemeen belang er door geschaad zouden worden. Zie voor beperkingen het tweede hoofdstuk. 4) Het bezwaar der ,,gelijke bescherming'* heeft ook een rol gespeeld in de geschiedenis der sterilisatiewetten van verschillende Noord-Amerikaansche Staten. Het Supreme Court of U.S.A. heeft verscheidene wetten „unconstitutional" verklaard omdat zij aantastten het beginsel van „equal protection of law". Zie hiervoor het derde hoofdstuk. zin „hetzij ingezetenen of vreemdelingen" eruit verdwenen. Zoowel in de commentaren van Buys als van Kranenburg1) wordt erop gewezen, dat de bedoeling van dit artikel is, de vreemdelingen en de Nederlandsche ingezetenen op gelijken voet te behandelen. Het gaat hierbij om de tegenstelling ingezetenen en vreemdelingen en niet om te betoogen, dat alle Nederlanders gelijkelijk behandeld moeten worden voor de wet. Zulks zou ook een onmogelijk vol te houden opvatting zijn, zoodra men denkt aan misdadigers. Immers iemand, die een misdrijf heeft gepleegd, of zelfs maar op goede gronden daarvan wordt verdacht, wordt — terecht — anders behandeld en geniet eene geringere bescherming van zijn persoon dan de andereburgers. Bovendien is er een onderscheid gelegen in de beteekenis van het artikel, wanneer men erin zou willen lezen, dat allen, die zich op het grondgebied des Rijks bevinden aanspraak hebben op gelijke bescherming van persoon en goederen, en de redactie zooals zij werkelijk luidt, waarin gezegd wordt dat zij „gelijke aanspraak op bescherming" hebben. Het eenige punt, dat in bespreking kan worden gebracht in verband met het Grondwetsartikel zou zijn, niet of de gedwongen sterilisatie als beveiligingsmaatregel toegepast op misdadigers toelaatbaar is, maar of strijd met de Grondwet ontstaat bij het invoeren van dwang ten aanzien van sterilisatie om eugenetische redenen. Wanneer deze dwang zou worden uitgeoefend, omdat het belang van het individu zulks wenschelijk maakt2) kan van zulk een strijd geen sprake zijn, doch mogelijk zou de gron wettigheid kunnen bestreden worden van eene dwingende sterilisatiebepaling, waarbij uitsluitend het motief van rassenverbetering gold. Dan zou echter nog met een beroep op de geschiedenis van het artikel de juistheid van zulk een bewering naar mijn inzicht met redelijkheid kunnen worden weerlegd. Aan de eugenetische motieven zullen, niettegenstaande de vooropgezette conclusie, hier nog eenige nadere beschouwingen worden gewijd, omdat die motieven te belangrijk zijn om zonder meer voorbij te gaan. ») Mr. I. T. Buys: De Grondwet Dl. I, blz. 12 v.v. en Dl. III, blz. 11 v.v. Mr. R. Kra nenburg: Het Nederlandsch Staatsrecht Dl. II, blz. 396 v.v. ^ 2) Zie vijfde hoofdstuk, het schema voor eene sterilisatiewet artikel 1 toelichting daarop blz. 86 v.v. Er is geen staat, welke niet te kampen heeft met een grooter of kleiner aantal geestelijk minderwaardigen, die voor een deel aan de zorg van de overheid zijn toevertrouwd (krank- en zwakzinnigen etc., die in inrichtingen worden verpleegd) en waarop de Staat dus toezicht kan oefenen en een minstens even groot, zoo niet belangrijk grooter aantal, hetwelk aan elke overhel scontröle ontsnapt, meestal net zoolang, totdat het op eeniger ei wijze met den rechter in aanraking komt. Dit laatste deel is juist datgene, hetwelk een gevaar vormt voor de gemeenschap. Verschillende schrijvers komen aan de hand van statistische gegevens tot de sombere conclusie, dat de geestelijk minderwaardigen in onrustbarende mate toenemen in verhouding tot de geestelijk volwaardigen 1). Een der voornaamste oorzaken hiervan is gelegen in het feit, dat de minderwaardigen zich sterker voortplanten dan de volwaardigen. Hiervan zijn dan enkele groepen uit te zonderen, welke juist uit hoofde harer minderwaardigheid tot voortplanting geheel of ten deele ongeschikt zijn (bepaalde groepen idioten), waartegenover echter dadelijk staat, dat andere groepen geestelijk minderwaardigen een abnormaal sterke libido vertoonen. Men treft bij de minderwaardigen in het algemeen deze sterkere voortplanting aan «), omdat zij niet door moreele of sociale overwegingen ertoe gebracht worden hun progemtuur te limiteeren. Integendeel, zij missen het noodige verantwoordelijkheidsgevoel, zoowel jegens zichzelf, hun nakomelingschap a s de maatschappij en zij belasten de gemeenschap zonder eenige zelfbeheersching of gewetensbezwaar met nieuwe generaties minderwaardigen 3). De door Dirksen gemaakte vruchtbaarheidsberekeningen voor gedegenereerde families in verban i) dr t Mayer haalt in „Gesetzliche Unfruchtbarmachung Geistestanker" op pag 12 Slater aan: ?,Schwachliche an K5rPer und Geist überlebend.g^ntoenS= unter den modernen Verhaltnissen nicht nur in grosserer Zahl, sondern sie vermenre sich auch rascher als sie. Die Zahl der (ieisteskranken Ncurol^ex Schwach g^ Schwachlichen, Ungesunden, Entarteten und sonstigen Unerwunschten ist stan g Wa,^Mayer ^ a^k bl^reiAne't'bri' ihnen^ (Anórmalen) mit einer doppelt so «TE: -ÏÏÏÏSZtSt van";,Wider die van eene nakomelingschap eener in 1740 geboren stammoeder (Ada Junke) van^83 personen. Van deze nakomelingschap waren in de 5e generatie Me en alle mannen misdadigers. Eveneens een in 1827 gestorven drankzuchitge Weel houdster, waarvan 800 nakomelingen bekend zijn, waarvan er 700 tenmmsU éenma met den strafrechter in aanraking gekomen zijn. met normale, geven een duidelijk beeld te dezer zake 1). De statistische cijfers omtrent de krank- en zwakzinnigen geven ook het beeld van een procentsgewijze toeneming der geestelijk minderwaardigen. Ook voor Nederland kan deze conclusie getrokken worden 2). Het aanvaarden dezer conclusie doet een drietal vragen naar voren komen: 1°. Welke zedelijke gevolgen ondervindt de samenleving op den duur van deze stijging van het minderwaardigheidspercentage? 2°. Welke financiëele gevolgen ondervindt de gemeenschap daarvan? 3° Welke zijn de gevolgen voor de minderwaardigen zelf? Ad primum. Het gevaar, dat dreigt — zij het gelukkig nog slechts in een verre toekomst — is, dat het geestelijk peil van een volksgemeenschap daalt in zóó sterke mate, dat ook de volwaardigen worden meegesleurd in de vloedgolf der minderwaardigheid 3). De geschiedenis levert verschillende voorbeelden van zedelijken ondergang van een volksgemeenschap. Mayer herinnert er terecht aan „dass Völker wie die Assyrer, die Perser, die Griechen und Römer gerade an solcher Entartung zu Grande gingen. Es ist durchaus typisch, dass Rom in den Zeiten seines Niedergangs ') Vgl. E. Dirksen: „Asoziale Familien" in: Deutsche Zeitschrift für öffentliche Gesundheitspflege. Bd. I, blz. 89—142. Uit zijn onderzoekingen komt hij tot de conclusie, dat het kindertal in abnormale families 4—8.8 bedraagt en in normale 2.1—5. *) Men moet met deze cijfers zeer voorzichtig omspringen en zij leenen zich bijna «liet tot het trekken eener conclusie. Uit de te dezer zake ter beschikking staande rapporten van het Rijkstoezicht op het krankzinnigenwezen blijkt, dat een geregelde toeneming van het procentsgewijze aantal in inrichtingen verpleegde geestelijk abnormalen valt waar te nemen. De cijfers zijn: 1849: 0.4 °/M; 1879: 1.5 °/M; 1909: 2 °/M; 1914: 2.3 •/„ 1920: 2.4 °l„\ 1928: 2.7 •/„. Vgl. ook de zeer duidelijke grafiek in: Dr. J. H. Schuurmans Stekhoven „Ontwikkeling van het krankzinnigenwezen in Nederland 1813—1914". Bijlage III. Bij Mayer t.a.p., blz. 12 vindt men vermeld voor Illinois 1880: 0.6 1907: 2 °/n; voor Engeland en Wales 1859: 1.9 'ƒ»; 1910: 4.6%,. Voor Pruisen 1871: 2-2 "/otï 1910: 4 °/qq. De cijfers voor Engeland en Pruisen omvatten echter voor zoover bekend ook geesteszieken buiten de gestichten. *) Baur-Fischer-Lenz: „Grundrisz der menschlichen Erblichkeitslehre und Rassenhygiene" Bd. I: .. . „dass unser heutiges Volk seinem Verfall, seiner Entartung entgegen geht, dass man diese Krankheit des Volksganzen mit sozialen, politischen und gesetzgeberischen Massnahmen bekampfen miisse, dass das aber solange eine Pfuscherarbeit bleibe, bis man die wahren Ursachen kenne und tauchliche Mittel anwende". Mayer t.a.p. blz. 9: ,so könnte man das Jahrhundert errechnen, wo der letzte Tüchtige durch die Masse der Anormalen im Kampfe nmg Dasein erliegen müsste ..." oft jahrzehnte lang keine anderen Kaiser mehr kannte als Paranoiker und Narren, Sadisten und geborene Verbrecher, und es ist bezeichnend, dass der Vater Neros schon bei der Geburt des Knaben voraus gesagt haben soll, sein Kind sei als ein für den Staat verderbliches Scheusal geboren" *). Niet alleen dreigt gevaar voor quantitatieve vermeerdering der minderwaardigen — waarop de sterkere voortplantingsneiging der minderwaardigen vergeleken bij die der volwaardigen van grooten invloed is — maar tevens voor qualitatieve degeneratie van een volk. Immers door de quantitatieve degeneratie wordt de qualitatieve in de hand gewerkt, doordat aan de voortbrenging van nakomelingen een steeds kleiner wordende groep volwaardigen deelneemt, omdat de sterk toegenomen groep van minderwaardigen zich zal vermengen met de volwaardigen en de uit deze vermenging voortkomende progenituur niet meer volwaardig zal zijn, terwijl bovendien de nakomelingschap, uit minderwaardigen van beiderlei geslacht gesproten, op den duur op een steeds lagere trap van minderwaardigheid zal komen te staan 2). In de toekomst kan ook voor onze Europeesche samenleving zulk een degeneratieproces als een wezenlijk gevaar, waarmede men rekening moet houden, worden gezien. Immers kan sedert den wereldoorlog een zedelijk verval worden geconstateerd — waarop tal van factoren hun invloed hebben doen gelden — hetwelk een waarschuwing inhoudt de oogen niet te sluiten voor gevaren, welke onze westersche cultuur bedreigen. Te dezer zake wordt door Mayer aangehaald de volgende passage van von Behr-Pinnow: „alle grossen sozialen Umwalzungen, wie Krieg und Revolution, rühren auch den Bodensatz eines Volkes um. Es steigen Schmutzkörper an die Oberflache, und man kann froh sein, wenn sie nur in Gestalt von Blasen kommen und platzen. Leider halt sich aber ein Teil dieser Giftstoffe oben und zeitigt Faulnis und Verderbnis .... Es ist nicht damit geschehen, dass das einzelne Verbrechen seine Sühne *) Mayer t.a.p. blz. 10 en 11. a) Lenz acht deze gevaren niet onmiddellijk dreigend en ook niet onafwendbaar. Zie Lenz: Menschliche Auslese und Rassenhygiene 2e Auflage, blz. 150: „Überhaupt haben wir glücklicherweise keinen Anlass, eine schnell und unaufhaltsam fortschreitende Entartung anzunehmen . . . en aan het einde van diezelfde blz.: „Eine Gesundung ist also wieder möglich". Pippel, Sterilisatie. 2 findet, dass die schlimmsten Schadlinge um einen Kopf kürzer gemacht werden.... Trotz Mehrung unseres kriminal-psychologischen Wissens, trotz aller Errungenschaften der Vererbungswissenschaft werden die Schwehrverbrecher immer wieder auf die Menschheit losgelassen, und zwar nicht nur für ihre eigene Lebensbetatigung, sondern auch für ihre Fortpflanzung .... Was in einem Menschen erblich darin ist, bringt kein anderer Mensch aus ihm heraus, und deswegen muss ein genügender Schutz gegen solche asoziale Individuen unbedingt gegeben werden" 1). Niet alleen bij totalen zedelijken ondergang van een volk, maar ook reeds bij een aanzienlijke toeneming van het minderwaardigheidselement zullen de gevolgen voor wetenschap, kunst, techniek en zedelijkheid — welke hier geen nadere omschrijving behoeven — catastrofaal zijn. Ad secundum. Met de stijging van het aantal der abnormalen zal ook de financiëele last groeien, welke op de gemeenschap drukt. Immers juist op grond van het hierboven betoogde, zullen de kinderen van minderwaardigen een slechte — en een steeds slechter wordende — kans hebben om zich een plaats te veroveren in de samenleving, waarin thans reeds een onrustbarend toenemende uitstooting van volwaardige werkkrachten te constateeren valt. Dat zal tot gevolg hebben, dat deze kinderen, die niet door hun ouders kunnen worden onderhouden ertoe bestemd zijn, dat de gemeenschap zich over hen ontfermt. De tijd, waarin de maatschappij de onbruikbare krachten uitstootte en overgaf aan den dood door gebrek, is voorbij en men kan tegenwoordig aannemen, dat in onze westersche samenleving vrijwel niemand aan den hongerdood wordt prijs gegeven. Maar de zich over de zwakkeren ontfermende gemeenschap jaagt zichzelve welbewust op steeds toenemende en op den langen duur ondragelijke kosten, als zij de remlooze vermeerdering van progenituur van en door de minderwaardigen ongelimiteerd toelaat. De zorg voor de minderwaardigen zal op den duur de financiën zoozeer belasten, dat sociale zorg niet — of althans niet in voldoende mate — mogelijk is voor de vol- ') Mayer t.a.p. blz. 65. waardigen. Want deze zullen ook gemeenschapszorg van noode hebben, aangezien niet aan te nemen is, dat in een niet al te verwijderde toekomst de maatschappij al hare geestelijk valide leden een redelijke plaats in het productieproces permanent kan doen innemen. Wanneer men bedenkt hoe — ook in ons land — de tijdelijke gevolgen eener economische crisis de werkloosheid niet alleen tot een ernstig sociaal probleem, maar ook tot een financieel vraagstuk van bijna onoplosbare moeilijkheid maken, dan kan duidelijk zijn, dat een dergelijk crisisverschijnsel, hetwelk in de toekomst niet illusoir geacht mag worden (economische crises immers vertoonen een zekere periodiciteit), eene door sterke toeneming van het minderwaardigheidselement reeds financieel weinig draagkrachtige staat naar het bankroet zou drijven 1). Ad tertium. De toestand, waarin de persoon van den geestelijk minderwaardige zich bevindt, is een allesbehalve benijdenswaardige. In zijn jeugd toch zal de huiselijke omgeving een geenszins aangename sfeer zijn, indien, hetgeen voor den erfelijk-geestelijk minderwaardige altijd het geval zal zijn, zijn opvoeding moet worden geleid door abnormale ouders. Gaupp karakteriseert het zeer scherp als volgt: ,,Will man menschliches Leid verhüten — und welches Leid ist tatsachlich grösser und schwerer als das einer rezidivierenten Melancholie; welches Familienelend erschütterender als das haufiger manischer Anfalle von Vater oder Mutter? — so muss man doch danach trachten die Fortpflanzung der manisch" depressiven Kranken zu vermeiden — weniger freilich aus dem Staatlichen Gesichtspunkt der Asozialitat oder krimineller Gefahrdung (denn Zirkulare sind ja kaum je ernsthaft kriminell) als im Interesse der Kranken und ihrer Familien, die sich uns anvertrauen" 2). Zal de jeugd zonloos, zooal niet erger, zijn, doordat de onvolwaardige ouders niet in staat zijn het kind op te voeden en te onderhouden, zoodat het reeds in zijn jeugd in een gesticht terecht komt, ook de volwassen geworden minderwaardige zal een *) Gerekend kan worden, dat in Nederland jaarlijks alleen reeds de verpleging van krankzinnigen een bedrag van 22 millioen vordert. 2) Zie Gaupp t.a.p. blz. 34 veel moeilijker strijd om het bestaan te voeren hebben, dan de volwaardige. Hierboven werd er reeds op gewezen, dat de maatschappij reeds ter nauwernood plaats biedt aan de volwaardigen, of soms bij lange na niet, zoodat de kansen van de onvolwaardigen uit hoofde hunner mindere geschiktheid en mindere vermogens, mede door de ontwikkeling van onze maatschappij in de richting van mechanisatie en rationalisatie, steeds geringer zullen worden. Hun hoogste levenskansen zullen vaak niet anders zijn dan het asyl of een bestaan van armoede en gebrek. De geestelijk minderwaardigen en abnormalen zullen het zijn, die een steeds grooter contingent van paupers zullen leveren, van bedelaars, deurventers, straatzangers e.d., paria's der samenleving en parasieten op de maatschappij. Uit den aard der zaak zal de ouderdom geen nieuwe perspectieven openen. Integendeel, met het klimmen der jaren verminderen de kansen en zoo het niet eerder gebeurd is, Han zal het asyl hen op later leeftijd opnemen. Het is buiten kijf, dat het ongelimiteerd voortplanten der geestelijk minderwaardigen hun progenituur niets goeds zal brengen, maar wel een bijna zekeren moreelen, physieken en maatschappelijken ondergang. Door al deze motieven wordt men ertoe gebracht de wenschelijkheid te erkennen, dat de geestelijk minderwaardigen zich niet ongelimiteerd zullen voortplanten. Inderdaad is deze wenschelijkheid groot. Zoowel het belang van de maatschappij in moreel als in materiëel opzicht, als het belang van de minderwaardigen zelf doen het verlangen ontstaan. Daarom verdient ook iedere poging, die gedaan wordt om zooveel mogelijk van de bovengenoemde bezwaren te ondervangen door den minderwaardige tot het verwekken van nakomelingschap ongeschikt te maken, steun en aanbeveling. Maar hier worde herhaald, hetgeen hierboven reeds werd gesteld, dat naar mijn inzicht om eugenetische redenen nooit gebruik mag gemaakt worden van dwingende wettelijke voorschriften, maar dat te dezer zake slechts zoo ver gegaan mag worden, als bereikbaar is met toestemming van de betrokken individuen zelve. Tenslotte blijven over te bespreken de beveiligingsmaatregel voor de maatschappij en de maatregel in het belang van het individu zelve. Wat de eerste betreft zal moeten worden nagegaan, of het toelaatbaar is als beveiligingsmaatregel gebruik te maken van gedwongen sterilisatie. In het tweede hoofdstuk zal deze quaestie in den breede besproken worden. De vraag, welke daarna te beantwoorden valt, is of het middel van sterilisatie behoorlijke resultaten oplevert, waardoor het als deugdelijk middel kan worden aangemerkt. Aan de hand van ervaringen, die men met sterilisatie in het buitenland heeft bereikt, zal in het derde hoofdstuk dit vraagpunt behandeld worden, terwijl daarin ook een beschouwing zal worden gegeven over den invloed, welken de verschillende wijzen van sterilisatie op den psychischen en physieken toestand van het individu hebben. Thans nog een enkel woord over de waarde van de sterilisatie als maatregel in het belang van het individu. Deze kant van de zaak is uit zijn aard van grooter belang bij de vrijwillige sterilisatie dan bij de gedwongen onvruchtbaarmaking. Bij deze laatste kan het een aanbeveling te meer zijn tot toepassing van de sterilisatie als beveiligingsmaatregel voor de maatschappij, wanneer men heeft kunnen vaststellen, dat het een daartoe deugdelijk middel is. Meer waarde zal men aan het belang van het individu in verband met gedwongen sterilisatie niet kunnen toekennen. In het algemeen gaan de maatregelen, die de maatschappij te harer beveiliging moet nemen, niet altijd parallel met het belang van het individu, integendeel zij komen daarmede vaak in botsing, doch op dit stuk is parallelisme aanwezig. Immers, wanneer de maatschappij door gedwongen sterilisatie een delinquent niet voor korter of langer tijd uit de samenleving behoeft weg te nemen en op hare kosten behoeft te onderhouden, maar hem in de vrije maatschappij kan terugsturen, is ook de delinquent erdoor gebaat, daar hij geen vrijheidsberooving behoeft te ondergaan *) *) Zie Laughlin t.a.p. blz. 31, waar aangehaald wordt een uitspraak van het Supreme Court of Appeals of Virginia in het beroemd geworden geval Carrie Buck, waaruit het volgende van belang is: „Unless sterilised by surgical operation, she must be kept in the custodial care of the colony (d.i. the state colony for epileptics and feeble minded of Virginia) for 30 years, until she is sterilised by nature, during wich time she will be a charge upon the state. If sterilised under the law, she could be given her liberty and secure a good home, under supervision, without injury to society. Her welfareand that of society would be promoted by such sten lis at ion". Het geheele vonnis is onder de Bijlagen opgenomen. (Bijlage A) en tevens, zoo niet geheel dan toch voor een zeer belangrijk percentage, zal zijn gevrijwaard voor recidive. De waarde, welke aan de vrijwillige sterilisatie voor het individu kan worden toegekend, zal besproken worden in het vierde hoofdstuk, waarna in het vijfde hoofdstuk zal worden gegeven een schema voor eene wettelijke regeling der sterilisatie in Nederland. HOOFDSTUK II GEOORLOOFDHEID VAN GEDWONGEN STERILISATIE ALS BEVEILIGINGSMAATREGEL In het vonnis van het Suprème Court of the United States van Mei 1927 betreffende het hierboven op blz. 21 reeds vermelde geval-Carrie Buck, staat kort en krachtig te lezen als rechtvaardiging van den sterilisatiedwang: „We have seen more than once, that the public welfare may call upon the best citizens for their lives. It would be strange, if it could not call upon those who already sap the strength of the state for these lesser sacrifices. It is better for all the world if instead of waiting to execute degenerate offspring for crime, or to let them starve for their imbecility, society can prevent those who are manifestly unfit from continuing their kind" 1). Geheel conform met deze opvatting is de volgende uitspraak van Mayer: „Wenn dem Staate im Verteidigungskrieg die Befugnis zusteht Millionen von jungen, blühenden Menschenleben und Abermillionen von Verwundungen und Verstümmelungen der schuldlosen Söhne des Volkes als Opfer zu seinem Schutze zu verlangen, dann erwachst ihm aus dem Notstand ebenso das Recht zur Sicherung seiner Existenz die gemeingefahrlichen Keimtrager, mit oder ohne deren Einwilligung, ihrer Zeugungsfahigkeit zu berauben, falls sie auf eine andere weniger gewaltsame Weise nicht an der Zeugung verhindert werden können"2). Zoowel het Amerikaansche Hooggerechtshof als Dr. Mayer staan op het in hoofdstuk I niet aanvaarde standpunt, dat de 1) Zie H. H. Laughlin: Legal status of eugenical sterilisation, blz. 52. Zeer merkwaardig in zijn kortheid is ook het eindoordeel van ditzelfde vonnis, waarin de meening van het Court in deze enkele woorden is samengevat: „Three generations of imbeciles are enough". 2) Zie Mayer t.a.p.» blz. 142. eugenetiek grondslag mag zijn voor de gedwongen sterilisatie. Dat de sterilisatie ook uitsluitend als beveiligingsmaatregel te rechtvaardigen is, kan met het citaat van Mayer eveneens bepleit worden, aangezien dit is ontleend aan de paragraaf, waarin Mayer de beveiligingsmaatregel behandelt. In dit verband moge ook nog worden gewezen op de volgende uitspraak van Gaupp: ,,Eine zwangsweise Sterilisierung als eine Form sichernder Massname sollte das künftige Strafrecht als alternative Anordnung in solchen Fallen schwerer endogener Kriminalitat kennen, in denen es sich — bei Ablehnung der Sterilisierung von seiten des Kriminellen — nach richt er lichem Urteilsspruch um eine dauernde Verwahrung handeln würde, die nach übereinstimmender Ansicht von Strafanstaltsleitung und Arztecollegium, durch einen sterilisierenden Eingriff könnte umgangen werden (Schwachsinnige Kindesmörderin, wiederholt rückfalliger Kinderschander, aktiver Paderast von schutzbedürftigen Knaben")1). In bovengestelde aanhalingen werd dus de vraag, of de wetgever bevoegd is te beperken 's menschen vrije beschikking over zijn lichaam, bevestigend beantwoord. Deze ruime omschrijving toch is de kern van het vraagpunt. Of deze vrijheidsbeperking zich ook kan uitstrekken tot een gebod zich aan een handeling of behandeling te onderwerpen, of alleen den vorm van verbodsbepalingen mag hebben is niet een primaire questie, doch slechts eene van differentiatie en graduatie. Het recht van den Staat om bij de wet de vrijheid van den mensch om over zijn lichaam naar eigen goeddunken te beschikken te beperken zal door niemand kunnen worden ontkend. Ook het Nederlandsche recht kent daarvan verscheidene voorbeelden. Ter nadere uiteenzetting mogen hier de beide volgende bepalingen van het Wetboek van Strafrecht naar voren worden gebracht: a. De verstoring van zwangerschap en de vruchtafdrijving met of zonder toestemming der vrouw (art. 251, 295 en 297 W.v.S.); b. Het zich opzettelijk ongeschikt maken of doen maken voor den krijgsdienst (art. 206 W.v.S.). Tevens worde in verband met de citaten op blz. 23 erop gewezen, dat ook in Nederland de Dienstplichtwet den burger de verplichting oplegt zijn *) Zie Dr. R. Gaupp t.a.p., blz. 41. leven ter beschikking te stellen voor de verdediging van den vaderlandschen bodem, waarbij — afgezien van de enkele uitzonderingen, welke mogelijk zijn volgens de Dienstweigeringswet 1923 — een zich onttrekken aan die verplichting strafbaar gesteld wordt. Indien dit onttrekken geschiedt in den vorm der z.g. desertie, wordt dat in tijd van oorlog zelfs gestraft met den kogel. Voorts mogen de beide volgende bepalingen uit het Burgerlijk Wetboek worden aangehaald in verband met de beperking van de vrijheid van den mensch om naar eigen believen in het huwelijk te treden (hier ter plaatse bezien uitsluitend ten aanzien van de geslachtelijke gemeenschap in den echt). a. Het verbod om in den echt te treden voor krankzinnigen. (art. 85 B.W.)1). b. Het verbod voor de vrouw om binnen 300 dagen na de ontbinding van haar huwelijk opnieuw een echtverbintenis aan te gaan (art. 91 B.W.). Tenslotte staan naast deze wettelijke beperkingen nog de feitelijke, waarbij naar voren moge worden gebracht de onmogelijkheid om naar eigen inzicht over het lichaam te beschikken voor gevangenen en verpleegden in een krankzinnigengesticht of asyl en van onder curateele gestelden. Deze groep sluit zich aan bij de hierboven laatstelijk genoemde groep, daar deze beperking voornamelijk hier genoemd wordt wegens het feit, dat de gevangenen en krankzinnigen niet in staat gesteld worden geslachtelijke gemeenschap uit te oefenen en de onder curateele gestelden de toestemming van hun curator behoeven teneinde een huwelijk aan te kunnen gaan. Uit het bovenstaande blijkt voldoende, dat de beperking van de vrijheid van den mensch om naar eigen believen over zijn lichaam te beschikken ook in het Nederlandsch recht geen novum is. Onder alle bovengenoemde gevallen is er geen, dat niet algemeen als billijk wordt erkend of waarvan betwist wordt, dat de Zulk een huwelijk kan niet plaats hebben in verband met art. 85 B.W. daar de vrije wilsverklaring, in dat artikel bedoeld, bij een krankzinnige ontbreekt. Zie VeegeosOppenheim: Schets v. h. Nederl. Burgerl. Recht Deel I, blz. 67. Dat de praktijk moeilijkheden oplevert als toch zulk een huwelijk tot stand mocht komen en dan veelal met te niet gedaan kan worden behoeft hier niet nader beschouwd te worden. Het xs de klaarblijkelijke bedoeling van den wetgever geweest om den krankzinnige het huwelijk te verbieden. overheid zedelijk gerechtigd is dezen breidel aan de individueele vrijheid aan te leggen. Opgemerkt dient echter te worden, dat alle bovengenoemde bepalingen negatief zijn, n.1. inhouden een verbod, om iets te doen. Positieve dwang om zich aan een lichamelijke behandeling te onderwerpen is tot heden niet in ons recht ingevoerd 1). In dit opzicht zou de sterilisatiedwang inderdaad een novum in ons recht zijn, maar het verschil met de bekende vrijheidsbeperkingen is slechts gradueel. Er kan dientengevolge slechts verschil van meening bestaan over de vraag hoever men mag gaan met den sterilisatiedwang, maar niet over die, of men tot dien dwang is gerechtigd. Zooals in het eerste hoofdstuk is betoogd, mag de eugenetiek niet de doelstelling zijn, waarvoor den mensch wettelijke dwang kan worden opgelegd zich aan een operatieven ingreep te onderwerpen. Immers de persoonlijke vrijheid, 's menschen hoogste goed, mag alleen beknot worden indien door deze vrijheid anderer belang of het algemeene belang worden geschaad. Naast het in het eerste hoofdstuk te dezer zake opgemerkte worde nog aangevoerd, dat ook zij, die de eugenetiek als motief wel bereid zijn te aanvaarden, niet zullen kunnen ontkennen, dat de hedendaagsche stand van de wetenschap der erfelijkheid nog geen voldoende waarborgen biedt om daarop sterilisatiedwang te bouwen 2). *) Er zij hier op gewezen, dat in Nederland ook geen positieve, directe vaccinatiedwang bestaat. Alleen een indirecte dwang ligt in het verbod om een ongevaccineerd kind op de scholen toe te laten. De laatste jaren is deze indirecte dwang echter opgeschort in verband met voorkomende gevallen van encephalitis. 2) Zie Dr. R. Gaupp t.a.p., blz. 35 en 36: „Spricht man von der Bekampfung der Entartung eines Volkes durch Ausmerzung seiner minderwertigen Glieder auf dem Wege der Sterilisation, so denkt man wohl in erster Linie nicht an die eigentlich Geisteskranken, die ja in ihrer grossen Mehrzahl in den Anstalten der Fortpflanzung entzogen sind, sondern an das Gros der Degenerierten und Psychopathen, die in der Freiheit leben, viel Unheil stiften und auch dann, wenn sie sittlich nicht minderwertig sind, doch für Staat und Volk eine schwere Belastung darstellen, namentlich, je mehr sie an Zahl und — in unruhigen Zeiten — auch an Einfluss wachsen. Freilich finden sich bei ihnen oft überdurchschnittliche Begabungen auf manchen Gebieten, und oft wirken sie auch als Ferment des Fortschrittes und sind von uns Arzten deshalb je nach persönlicher Einstellung bald mehr, bald weniger geschatzt und gerühmt. Sie können die Trager der Vererbung geistiger Erkrankung sein, ohne selber je geisteskrank zu werden; ohne ihre Sterilisierung kann der eugenische Gedanke einer Reinigung des ganzen Volkes von seinen minderwertigen Elementen niemals verwirklicht werden. Aber wir dürfen uns auch bei kritischem Denken die Tatsache nicht verhehlen, dass unsere Kenntnis der Erblichkeitsgesetzes noch auf lange Zeit hinaus sicherlich nicht ausreichen wird, um hier mit eugenischen Zwangsmassregeln vorangehen zu können". O. Kankeleit poneert in zijn: „Die Unfruchtbarmachung aus rassenhygienischen und De sterilisatiedwang zal dus gehouden moeten worden binnen de enge grens van den beveiligingsmaatregel. Met dezen mag men _ wederom uit eerbiediging van de waarde der persoonlijkheid des menschen — nimmer verder gaan dan strikt noodzakelijk is. Daarom zal ook dan alleen die maatregel gerechtvaardigd zijn, wanneer het gevaar, waartegen de gemeenschap zich wil beveiligen, duidelijk en omgrensd geconstateerd kan worden. Op deze wijze wordt verkregen een wel scherpe scheidingslijn tusschen eugenetische en beveiligingsmaatregelen, bij eugenetische immers ontbreekt juist het duidelijke en omgrensde van het gevaar. Het vorenstaande samenvattende kan dus geconcludeerd worden: sterilisatiedwang is gerechtvaardigd op grond van het feit, dat het is een vorm van beperking van de menschelijke vrijheid om over zijn lichaam naar believen te beschikken, mits de dwang alleen wordt toegepast als beveiligingsmaatregel, d.w.z. ter beveiliging van de gemeenschap tegen een duidelijk en omgrensd gevaar. Door deze aanzienlijke beperking doet zich vanzelf de vraag voor, of het dan wel de moeite loont om naar dit middel te grijpen, daar de toepassing slechts op kleine schaal zal plaats kunnen vinden. Men houde wel in het oog, dat hetgeen nader zal worden aangetoond — de sterilisatie het dubbele voordeel biedt (in het eerste hoofdstuk werd zulks ook reeds aangegeven) van te zijn in het belang der maatschappij, welke zich ontheven ziet van den last voor den verderen duur van het leven van den misdadiger, die in de termen valt onvruchtbaar gemaakt te worden, dezen op kosten van de gemeenschap te onderhouden (want dat is de eenige andere be veiligingsmaatregel, welke zou overblijven) en in het belang van den misdadiger, wien een voortdurende (c.q. zeer langdurige) vrijheidsberooving wordt bespaard. Onweerlegbaar is te dezer zake de stelling, dat de Staat ten volle zijn plicht gedaan sozialen Gründen" deze stelling: „Eindeutige endgültige Gewissheit werden wir nie erhalten. In jedem Stadium des Wissens muss gehandelt werden". F A E Crew bespreekt de erfelijkheid van geestelijke minderwaardigheid m Eugemcs Review 1932 blz. 299 vv. Hij is van meerling, dat er zeer zeker erfelijke minderwaardigheid bestaat, doch dat elk geval op zichzelf beschouwd moet worden. Tochi is hij voorstander van maatregelen „to safeguard the biological excellence of mankind . heeft, wanneer hij doet, al hetgeen hij bij machte is te doen1). Het boek van Mayer en de daarin verkondigde leer heeft scherpe bestrijding gevonden bij Prof. Mr. W. Duynstee, die het recht tot voortplanting des menschen rekent tot de z.g. primaire natuurrechten en uit dien hoofde tot de slotsom komt, dat wel als straf de sterilisatie moreel verdedigbaar zou zijn, maar niet als beveiligingsmaatregel2). Duynstee stelt voorop, dat er een diepgaand en essentieel verschil is tusschen de rechten van den Staat tegenover den onschuldige en tegenover den misdadiger. Hij verwijt Mayer, dat deze dit verschil negeert en dientengevolge ook paritas aanneemt tusschen straf en veiligheidsmaatregel 3). Duynstee is volgens zijn eigen uitdrukkelijke verklaring aanhanger van de vergeldingstheorie. Immers zegt hij in het aangehaalde artikel in Studia Catholica: „Dit wezendoel (d.i. vergelding) der straf sluit natuurlijk niet uit, dat men bij de toepassing rekening houde met andere doeleinden, die met de straf bereikt kunnen worden, zooals afschrikking, verbetering, beveiliging; bij de toepassing der menschelijke straf zal dit praktisch dikwijls zelfs de hoofdoverweging zijn, wijl het herstel der orde nooit definitief behoeft te zijn; maar in wezen blijft de straf altijd vergelding". Wanneer men niet op het vergeldingsstandpunt staat, doch zooals reeds in het eerste hoofdstuk werd gezegd, de ook door Gaupp aanvaarde idee aanhangt, dat alle vergeldingsgedachte moet verdwijnen en tegen den misdadiger alleen die beveiligingsmaatregelen moeten worden genomen, die het bonum commune eischen, verwerpt men de door Duynstee geëischte discriminatie. Het gaat niet op om de stelling vol te houden, dat als beveiligingsmaatregel de Staat niet bevoegd zou zijn een *) Vgl. H. Laughlin t.a.p. blz. 52: „The law does all that is needed, when it does all that it can". (uitspraak Supreme Court of the United States in het geval Carrie Buck). Vgl. eveneens Dr. R. Gaupp t.a.p. blz. 43: „Aber wenn wir auch nur an hundert oder tausend oder spater zehntausend Statten bewirken konten, dass Krankhaftes sich nicht weitervererbt, dass den ungeborenen Geschlechtern der Fluch schlechter Erbanlagen erspart bleibe, so hatten wir als Arzte gutes und für unser Volk wertvolles geleistet". 2) Zie Prof. Mr. W. J. A. J. Duynstee C.s.s.R. in Studia Catholica, November 1930, blz. 2 v.v. Echter heeft Duynstee verklaard in de vergadering van het Psychiatrisch-Juridisch Gezelschap van 25 Maart 1933, dat hij wel geoorloofd acht b.v. kastratie, wanneer deze noodig zou zijn voor het lichamelijk of geestelijk welzijn van het individu persoonlijk (dus bij medische indicatie of bij zwaren sexueelen psychopaath). Zie verslag der vergadering in Nederl. Juristenbl. 1 April 1933 (8e jaarg. n° 13). 8) Zie Duynstee in Studia Catholica Nov. 1930, blz. 22. primair natuurrecht aan te tasten ter wille van het algemeen belang, en dat deze bevoegdheid wel den Staat moet worden toegekend, wanneer er sprake is van toepassing van straf. Trouwens de grondstelling van Duynstee, dat het voortplantingsrecht een onaantastbaar natuurrecht is 1), waartoe hij zich beroept op Thomas van Aquino, kan geenszins aangenomen worden als onomstootelijk. Mayer motiveert uitvoerig, eveneens met beroep op Thomas van Aquino, de toelaatbaarheid van de gedwongen sterilisatie2). Wanneer men zich losmaakt van de identiciteit van straf en vergelding, wordt het beroep van Dyunstee op een natuurrecht, dat gedwongen sterilisatie als beveiligingsmaatregel zou verbieden een wreedheid, daar men dan, zooals hierboven is gezegd, moet vervallen in den maatregel van langdurige of altijddurende afzondering van het individu. Ook Mayer echter verkondigt eene stelling, die in haar scherpte veel te ver gaat. Hij zegt immers: „Wir vergessen manchmal, dass kein Mensch ein Recht hatte, andere Wesen, und seien es auch nur unnütze Tiere, zu töten, zu verstümmeln, zu kastrieren, sie ihrer Freiheit zu berauben, wenn nicht diese Wesen, Tiere oder Menschen, in genau Umschriebenen Fallen eben ihr Recht auf das Leben, auf ihre geraden Glieder, auf ihre Fruchtbarkeit oder auf ihre Freiheit verloren hatten" 3). Het is hier niet de plaats uit te wijden over de dwaasheid van het op één lijn stellen van dieren als dragers van rechten, gelijkwaardig aan den mensch, maar wel om te wijzen op de onjuistheid van te spreken van „ihr Recht.... verloren hatten". Zuiver gesteld ware het zoo: het algemeen belang kan eischen, dat bepaalde individueele rechten niet uitgeoefend kunnen worden. Wanneer men daarbij nog in het oog houdt, dat de zedelijkheid gebiedt, dat dit beletten op de voor het individu minst onaangename wijze behoort te geschieden en nooit verder mag gaan dan dringend geboden is 4), dan wordt Mayer's stelling ontdaan van x) Duynstee t.a.p. blz. 12. 2) Mayer t.a.p. blz. 107 vv. Op blz. 112 komt deze passage voor: ,,Mit diesen Gedankengangen rechtfertigt der hl. Thomas auch die zu seiner Zeit üblichen gesetzlichen Verstümmelungen, darunter die Kastration von gemeingefahrlichen Menschen, namentlicht Sexualverbrechern". *) Mayer t.a.p. blz. 107. 4) Dit wordt ook door Mayer erkend: zie Mayer t.a.p. blz. 141: „. ... sie (die sichernde Massname) kann, ja sie muss allerdings so schonend sein, wie das Allgemeinwohl es erlaubt". de gedachte, dat een persoonlijk recht verspeeld zou zijn; er is een conflict tusschen de rechten van het individu en van de gemeenschap, en ook Mayer erkent uitdrukkelijk, dat het recht van de gemeenschap (d.i. hier: zichzelf beveiligen) praevaleertJ). Tenslotte over de boven geciteerde passage van Mayer nog het volgende: het dooden van het individu als beveiligingsmaatregel is niet verdedigbaar2), omdat dit uitgaat boven het „dringend gebodene". Het dooden van het individu tegen welks gestie de samenleving meent zich te moeten beveiligen is wel zeer afdoende, geeft zelfs uitsluitend 100 % beveiliging en bespaart de gemeenschap tevens kosten van onderhoud, maar al moge het „doeltreffend" zijn, daarom is het nog niet zedelijk geoorloofd. Integendeel, er is in een geordende en in vrede levende staat voor de overheid nimmer noodzaak uit beveiligingsoverweging een individu van het leven te berooven. Carp 3), die evenals Duynstee afwijzend tegenover de sterilisatie staat, is in zijn oordeel veel gematigder. Sprekende over de sterilisatie komt hij tot de slotsom, dat deze niet dan „bij noodzaak" mag worden toegepast; terwijl hij daarop onmiddellijk laat volgen, dat door velen bestreden wordt, dat deze noodzaak in eugenetische overwegingen gezeteld zou kunnen zijn. Is deze noodzaak er niet, dan doen noch de wensch van het individu, noch de wensch der gemeenschap een dusdanigen ingreep toelaatbaar zijn 4). Geheel verwerpen doet hij de toelaatbaarheid niet, waar hij zegt: „Men moet uit het voorafgaande geenszins de gevolgtrekking willen maken, dat feitelijk alle pogingen om te geraken tot een wettelijk geregelde sterilisatie van geestelijk minderwaardigen zóó verwerpelijk zou zijn, dat elke gedachten wisseling hieromtrent vruchteloos en het geheele probleem als indiscutabel beschouwd zou moeten worden" 5). *) Zie Mayer t.a.p. blz. 129: „Die Gesellschaft hat höhere Rechte als der Einzelne» und diese Rechte, besonders das der gesicherten Fortexistenz und des Gemeinwohles» können auch mit Gewalt gegen die Rechte des Einzelnen durchgesetzt werden". 2) Uit den aard der zaak behoeft hier de doodstraf niet behandeld te worden. 3) Zie prof. dr. E. A. D. E. Carp: Over het medische standpunt ten opzichte van het Sterilisatie-vraagstuk bij geestelijk minderwaardigen in: Roomsch Katholiek Artsenblad 1930, blz. 296 v.v. 4) Zie idem, blz. 310. *) Zie idem, blz. 308. Zooals echter op blz. 10 reeds werd vermeld (zie noot 1 aldaar) heeft Carp geen bezwaar tegen kastratie als uiterste middel ter genezing van ernstige recidivisten op het gebied van sexueele delicten, mits zij overigens kans bieden in de maatschappij weder bruikbare menschen te worden. Niet ontkend kan worden, dat er praktische bezwaren bestaan tegen de gedwongen sterilisatie. Allereerst moge genoemd worden de mogelijkheid, dat degeen, op wien de sterilisatie is toegepast, wederom daden pleegt, waardoor hij een zoodanig gevaar nog blijkt te vormen voor de maatschappij, dat deze zich op andere wijze tegen dat individu zal moeten beschermen. Met andere woorden: de sterilisatie biedt niet honderd procent waarborg tegen recidive. Hiertegen moge echter worden opgemerkt, dat er maar één middel is, dat volledige waarborg ter zake biedt, en dat is het ter dood brengen van het individu, een middel echter dat hierboven als niet toelaatbaar gequalificeerd is. Zelfs de levenslange opsluiting biedt ook de volle zekerheid niet daar de ontsnappingsmogelijkheid blijft bestaan. De ervaringen, welke men met de sterilisatie heeft opgedaan, en welke hierna zullen worden behandeld, wijzen — althans voorzoover men na niet zeer langen tijd van ervaring conclusies trekken mag x) overtuigend uit, dat de sterilisatie met zich mede kan brengen de genezing van het individu van de neigingen, die hem drijven tot sexueele misdrijven. Voor het geval echter, dat zulk een genezing niet mocht worden bewerkt, en opnieuw een misdrijf mocht worden begaan van eenzelfde categorie als vóór de sterilisatie, zal het noodzakelijk zijn het middel van levenslange verwijdering uit de samenleving toe te passen. Bij de poging, die gedaan is om in het vijfde hoofdstuk de voor Nederland misschien gewenschte wettelijke bepalingen omtrent de gedwongen sterilisatie te formuleeren, is de mogelijkheid daartoe dan ook opengelaten. In de tweede plaats is een bezwaar, dat de sterilisatie eenmaal tot stand gebracht — niet weder ongedaan kan worden gemaakt. In geen geval althans kan tijdelijke sterilisatie worden verkregen bij toepassing van salpingectomie, vasectomie en kastratie, waarbij de tuba resp. het vas deferens wordt doorgesneden, resp. de geslachtsklieren geheel worden weggenomen. Tijdelijkheid der sterilisatie kan waarschijnlijk wel bereikt worden bij de steriliseering door middel van röntgenbestraling2), doch deze schijnt in hare uitkomsten de minst verkieslijke te zijn. Echter — al zou de röntgenologie met zoo snelle schreden *) In Denemarken, waar men de sterilisatie als beveiligingsmaatregel toepast, werkt de wet eerst sedert Juni 1929. !) De methoden van sterilisatie zullen behandeld worden in het volgende hoofdstuk. op dit terrein vooruitgaan, dat de thans tegen deze methode bestaande bezwaren geheel zouden vervallen — blijft het uiterst moeilijk, zoo niet absoluut onmogelijk om van te voren te bepalen voor hoe langen tijd gesteriliseerd moet worden. De als beveiligingsmaatregel toegepaste sterilisatie zal altijd van blijvenden aard moeten zijn 1) en uit dien hoofde zal er niet toe mogen worden overgegaan dan in gevallen, waarin met vrij groote zekerheid kan worden aangenomen, dat genezing zonder toepassing van sterilisatie niet te verwachten is. Resumeerende kan worden geconcludeerd, dat de gedwongen sterilisatie uitsluitend als beveiligingsmaatregel zedelijk gerechtvaardigd is, wanneer een bepaald aanwijsbaar gevaar voor de maatschappij bestaat, dat naar zijn aard geacht kan worden door sterilisatie van het dat gevaar belichamende individu voldoende bestreden te worden en dan alleen nog slechts wanneer andere beveiligingsmaatregelen, zoowel voor de gemeenschap als voor het individu, aanzienlijker nadeelen met zich mede zouden brengen. Aangetoond moet nu worden, dat de sterilisatie, op grond van de ervaringen, welke men in het buitenland daarmede heeft opgedaan, geacht kan worden te zijn een beveiligingsmiddel, dat bevredigend werkt en dat zoowel dienstig voor de gemeenschap als zegenrijk kan zijn voor het individu, dat aan de steriliseerende operatie wordt onderworpen. *) Immers wanneer men tijdelijke sterilisatie zou toepassen is nimmer te controleeren of, wanneer het steriele tijdperk voorbij is, opnieuw het individu zal moeten worden gesteriliseerd (en voor hoe lang dan?) aangezien men geen enkel houvast heeft. Het feit, dat in den sterielen tijd geen nieuw misdrijf van sexueelen aard is begaan toch bewijst niets. Proeven van tijdelijke sterilisatie zou men zich misschien in kunnen denken voor personen, die onder voortdurende medische contróle staan, maar men bedenke wel, dat de wettelijk gesteriliseerden vrij in de maatschappij rondloopen, althans na een betrekkelijk korten tijd van observatie. Daarom is hiervoor niets anders bruikbaar dan altijddurende steriliteit. HOOFDSTUK III TOEPASSING DER STERILISATIE EN DE RESULTATEN, WELKE ERMEDE BEREIKT ZIJN In het vorige hoofdstuk werd de theoretische rechtvaardiging van gedwongen sterilisatie als beveiligingsmaatregel gegeven. Thans zal onder het oog gezien worden welke resultaten tot heden met de sterilisatie zijn bereikt. Alvorens hiertoe over te gaan, moge echter een enkel woord in het algemeen gezegd worden over het verschil tusschen de theoretische geoorloofdheid en de praktische gewenschtheid van een maatregel. Wanneer men zich gaat wenden tot de praktijk, na de theoretische beschouwing van een zaak te hebben gegeven, is het op ieder gebied noodzakelijk, dat men andere maatstaven gaat aanleggen en andere factoren in het oog vat, en vaak ook aan verschillende factoren ten opzichte van de praktijk andere waarden toekent dan bij een theoretische uiteenzetting. Met andere woorden: thans moet gewaarschuwd worden tegen het te vroegtijdig trekken van deze conclusie uit het hiervoor betoogde: dat de sterilisatiedwang zedelijk toelaatbaar is en dat het dus mede gerechtvaardigd zou zijn hem in het tegenwoordig tijdsgewricht te effectueeren. Het is verre van mij, dat ik deze conclusie zou willen aanvaarden, integendeel: er komt hier een factor in het spel, welke zich tegen een zoo algemeene conclusie verzet. Deze factor is de stand der medische wetenschap ten aanzien van het vraagstuk, welke de gevolgen zijn van operaties aan de geslachtsorganen — en voornamelijk wordt hier gedacht aan de kastratie — ten opzichte van den psychischen en physieken toestand van dengene, die een dusdanige operatie heeft ondergaan. Dat te dien aanzien verschil van meening heerscht zal allereerst worden uiteengezet, zij het dan ook in beknopten vorm, daar dit geschrift voornamelijk beoogt de juridische zijde van het sterili- Pippel, Sterilisatie. 3 satievraagstuk te behandelen en den medischen kant slechts in zooverre als in het betoog strikt noodzakelijk is. Dit vindt zijn gereede verklaring in het feit, dat een jurist en geen medicus hier aan het woord is. De verschillende methoden van sterilisatie, welke in dit verband bespreking behoeven zijn de volgende: a. Vasectomie. Vasectomie is eene operatie, welke op een mannelijk individu wordt toegepast om te bereiken, dat dit individu geene spermatozoën buiten het lichaam kan brengen. Dit wordt bereikt door het doorsnijden van het vas deferens. De testikels blijven intact en productief, alleen het vervoer van het zaad wordt onmogelijk gemaakt. Niets meer dan het vas deferens wordt doorgesneden; de zenuwen en aderen, waaruit tezamen met het vas deferens de zaadstreng (funiculus spermaticus) bestaat, blijven intact. De uitvoering van de operatie beschrijft Sharp *) als volgt: „Ich fasse den Samenstrang zwischen Daumen und Zeigefinger der linken Hand, palpiere das Vas deferens, halte es fest und fixiere es mit einer Kugelzange. Dann mache ich einen Schnitt auf dasselbe, ziehe es durch die Wunde mit Hilfe eines Hakchens, befreie es von allen Membranen und der begleitenden Arterie, unterbinde es oben und durchtrenne es; dabei schneide ichwahrend der Operation etwa beschadigt e Teile fort. Dies geschieht aus dem Grunde, damit sich das der Keimdrüse nahergelegene Ende nicht schliesse. Es ist namlich sehr wichtig, dass der Samenleiter hier offen bleibe, damit sich das Keimdrüsensekret in die Unterhautzellgewebe entleeren könne und dort aufgesaugt werde. Denn durch diesen Prozess erhalt der Organismus die tonische Wirkung der Sekrete; auch ist, wenn das Ende sich schliesst, eine zystische Entartung zu befürchten. Durch die Hautmuskeln schliesst sich die Wunde von selbst; Naht, Kollodium oder Klebeflaster sind nicht nötig. Der Patiënt kehrt zu seiner Arbeit sofort zurück". *) Deze beschrijving van Sharp is geciteerd bij G. von Hoffmann: Die Rassenhygiene in den Vereinigten Staaten von Nordamerika, blz. 41. Een ongeveer gelijkluidende beschrijving van Dr. M. H. Smyth is te vinden bij Laughlin: Eugenical Sterilisation in the United States, blz. 411. Zóó eenvoudig acht Sharp deze operatie, dat hij geen narcose, zelfs geen plaatselijke verdooving noodig oordeelt1). Boeters meent, dat de operatie niet zóó licht is (hij stelt 5 a 6 dagen voor het weer aan het werk gaan van den patiënt) en vordert ook op zijn minst plaatselijke verdooving2). Op het standpunt van Sharp, dat de operatie zeer licht is, staat ook Schallmayer, die zegt: „dass die Operierten im Anschluss an diese Operation weniger Schonung bedürfen als etwa ach dem Ausziehen eines Zahnes 3). Tenslotte worde er op gewezen, dat steriliteit natuurlijk alleen kan worden verkregen, wanneer de doorsnijding van beide zaadleiders geschiedt. Eene derivatie van de vasectomie is de vasoligatuur, waarbij het vas deferens niet wordt doorgesneden, doch alleen afgebonden. Men heeft deze methode vrijwel geheel verlaten, omdat de praktijk bewezen heeft, dat zij niet afdoende was, daar toch nog spermatozoën 4) door het afgebonden kanaal zich een weg wisten te banen. Men meende door middel van de vasoligatuur te kunnen bereiken tijdelijkheid der sterilisatie, doch de bezwaren 5) bleken grooter dan dit voordeel en zij vindt daarom geen toepassing meer. b. Salpingectomie. Salpingectomie is eene operatie, welke op een vrouwelijk individu wordt toegepast om te bereiken, dat geen ova in de uterus kunnen komen. Zulks wordt bereikt door het doorsnijden van de eileiders. De ovaria blijven intact en productief, alleen wordt het vervoer der ova onmogelijk gemaakt. De meest aanbevelenswaardige en toegepaste is de salpingectomie per laparotomiam 6) en de uitvoering daarvan beschrijft Faulks 7) als volgt: ') zie H- w- Maier in Jur. Psychiatr. Grenzfragen. Bd. VIII. Heft 1, blz. 16. bi'!oeters in Wissenschaftliche Beilage der Leipziger Lehrerzeitung 1924, ') Wilh. Schallmayer: Vererbung und Auslese in ihrer soziologischen und politischen Bedeutung, blz. 406. 4) De afmetingen van een spermatozo zijn ongeveer 60/1000 bij 3/1000 mm. •) Een bezwaar o.a. is ook nog daarin gelegen, dat de door de testikels afgescheiden spermatozoën geen uitweg hebben. *) Er zijn ongeveer 36 verschillende methoden bekend. De uitspraak, dat deze de meest aanbevelenswaardige is, is te vinden bij Laughlin: Eugenical sterilisation in the United States, blz. 418, met een beroep op J. P. Warbasse. ') Deze beschrijving van Faulks is geciteerd bij G. von Hoffmann t.a.p. blz. 72. „Mann macht einen senkrechten zentralen Bauchschnitt, 12 c.M. lang. Hierauf unterbindet man beide Eileiter mit Hilfe einer Mac Ewenschen Bruchnadel mit keimfreien Catgut oder mit Seide so fest, dass die Lumina derselben vollstandig geschlossen sind, und zwar etwa 2 c.M. weit vom uterinen Ende und ein zweites Mal etwa 2 c.M. weit nach aussen. Dann durchtrennt man die Tuben zwischen den Ligaturen" 1). Zooals uit deze beschrijving blijkt, is de operatie bij de vrouw ingrijpender dan bij den man, doch Faulks noemt haar enkele regels verder zelf „bei ordnungsgemasser Sorgfalt und Reinlich- keit die Einfachheit selbst". Zijn collega en landsman Sharp, die reeds hiervoor geciteerd werd, neemt echter de salpingectomie minder licht op. Hij zegt: Diese Operation ist etwas schwieriger, da die Eileiter durch die Bauchhöhle erreicht werden müssen, wozu eine Narkose notwendig ist. Die Patientin muss 8-—10 Tage im Krankenhaus liegen. Wenn die Operation von einem geschickten Chirurgen vorgenommen wird, ist sie nicht gefahrlicher als beim Manne 2). Het schijnt, dat de salpingectomie geen absolute zekerheid biedt, dat na toepassing bevruchting der behandelde vrouw onmogelijk is. Deze onzekerheid wordt door verschillende schrijvers erkend3). Geheel anders lijkt de uitspraak van Jesse P. West, rechter in het Supreme Court of appeals of Virginia. Deze poneert niets minder dan „They (d.i. salpingectomie en vasectomie) are in the hands of a skilled surgeon 100 percent succesfull in results"4). c. Kastratie. Kastratie is eene operatie, welke op een mannelijk individu wordt toegepast en waarmede bereikt wordt, dat door dit individu geene spermatozoën kunnen worden geproduceerd. Zulks wordt bereikt door de beide testikels geheel weg te nemen. De uitvoering van de operatie beschrijft Warbasse als volgt: ,,An incision is begun just below the external inguinal opening 1) Een bijna gelijkluidende beschrijving vindt men bij Laughlin: Eugemcal Sterili- sation in the United States, blz. 418. 2) Deze uitspraak van Sharp is geciteerd bij G. von Hoffmann t.a.p. blz 7 . *) Cf. A. Belser: Über Tubensterilisation, blz. 51. F. Frank: Schutzengel oder Wurgengel, blz. 29. 4) zie Laughlin: The legal status of eugemcal sterilisation, blz. dl. and is carried downward on the scrotum as far as the middle of the testicle. This incision should pass through the skin and the several layers of fascia down to the cord and the tunica vaginalis. The testicle with the tunica vaginalis and the cord should be isolated by blunt dissection. The isolation of the cord should be carried as high as is necessary. In the case of malignant disease the fascial coverings of the cord should be removed with the cord, and the amputation should be made as high as possible. The wound in the scrotum may be closed by a subcuticular suture and compressing dressing applied" 1). d. Oöphorectomie. Deze operatie is de toepassing van kastratie op een vrouwelijk individu door het operatief verwijderen der ovaria. Aangezien deze operatie voor de hier te behandelen materie van weinig beteekenis is, kan worden verwezen voor eene beschrijving van de uitvoering naar H. H. Laughlin: Eugenical sterilisation in the United States blz. 416. e. Sterilisatie door middel van Röntgenstralen. Over het gebruik van Röntgenstralen tot het bereiken van sterilisatie zijn de opinies van gezaghebbende medici zeer verdeeld2). De toekomst zal moeten leeren, in hoeverre deze methode bruikbaar is voor het bereiken van blijvende sterilisatie, terwijl tevens misschien eene mogelijkheid hierdoor geschapen kan worden om tijdelijke onvruchtbaarheid te verkrijgen. Tijdelijke sterilisatie echter is van geen belang voor het hier behandelde, daar in het vorige hoofdstuk betoogd werd, dat als beveiligingsmaatregel alleen blijvende sterilisatie in aanmerking komt. Bovendien acht ik mij geheel onbevoegd om in de zuiver medische aangelegenheid over de bruikbaarheid te dezer zake der röntgenbestraling te kunnen oordeelen. Indien de wetenschap er in slaagt van de röntgenbestraling een gebruik te maken, *) J. P. Warbasse: Surgical Treatment. Vol. III, blz. 319. 2) Zie Mayer t.a.p. blz. 162 noot 6, waarin de meeningen o.a. van Naujoks, Lenz, Fritsch, Grotjahn. Zie ook: M. Frankel's verschillende werken over Röntgenbestraling, waarvan eene opsomming is gegeven in Mayer's „Schriftenverzeichnis", blz. XIX. Zie voorts voor bezwaren tegen röntgensterilisatie H. Fischer in Das kommende Geschlecht Bd. 5, Heft 6 en O. Kankeleit: Unfruchtbarmachung aus rassenhygienischen und sozialen Gründen, blz. 44 v.v. dat een even groote zekerheid biedt als de operatieve ingrepen onder a t/m d hierboven genoemd en ook met zekerheid kan worden aangetoond, dat deze behandeling geen schadelijker gevolgen heeft voor het individu, dan die operatieve ingrepen, kan er geen enkel bezwaar bestaan van overheidswege mogelijk te maken, dat ook de röntgensterilisatie wordt toegepast1). De vraag, welke nu beantwoording eischt, is tot welk doel de verschillende wijzen van sterilisatie bovengenoemd bruikbaar zijn. De vasectomie en de salpingectomie dienen hoofdzakelijk, zoo niet uitsluitend, tot eugenetische doeleinden. Men bereikt daarmede, dat het gesteriliseerde individu geen progenituur kan verwekken. Toepassing vinden deze beide methoden dan ook uit eugenetische motieven ten aanzien van zwakzinnigen, epileptici etc., die crimineel ongevaarlijk zijn, doch wien men zoowel in het belang der samenleving als in het hunne meent een dienst te bewijzen, wanneer zij in de lichamelijke onmogelijkheid zijn zich voort te planten. Physieke en psychische veranderingen ondergaan de aldus behandelde personen niet; juist wordt algemeen er op gewezen, dat men deze personen niets ontrooft van hetgeen zij vroeger gekend hebben, dat de libido sexualis en het vermogen tot geslachtelijk verkeer volledig blijven bestaan als voordien. Dit is de algemeen gangbare meening2), doch volledigheidshalve zij vermeld, dat enkele auteurs van opinie zijn, dat vasectomie ook tot gevolg kan hebben, dat excessieve libido vermindert; en deze schrijvers zien daarin dan ook een middel om pathologische sexualiteit te genezen3). De meeste schrijvers denken — gelijk gezegd — daarover echter anders. l) Zie H. H. Laughlin: Eugenical sterilisatie® in the U.S., blz. 112, waar te lezen staat; surgical science has as yet produced nothing practicable that is simpler than vasectomy in the male and salpingectomy in the female. But even if much simpler methods should be developed, it would appear the part of wisdom to write the law wide enough to permit the application of that particular method for effecting sterility wich in each case would be best adapted to the therapeutic needs of the individual .... ~) O.a. Capellmann-Bergmann; Eugen Wilhelm; A. O'Malley; A. Kappis; R. Gaupp. ») O.a. Sharp (Joum. Amer. Med. Assoc. December 1909, blz. 1897—1902) Dr. Carrington (Virginia Med. Semi-Monthly Bd. 14, blz. 15). Dr. R. Gaupp verwerpt de mogelijkheid uitdrukkelijk; op blz. 14 van zijn boven meermalen aangehaalde brochure zegt hij: „wenn Sharp u.a. nach der Vasectomie beim Manne sogar eine Besserung asozialen Verhaltens bei Minderwertigen wahrgenommen haben wollen, so werden wir diese Behauptung wohl dem Eifer des Reformers zugute halten, ohne von ihrer Richtigkeit als bald überzeugt zu sein. . Ook F. Lenz deelt Gaupp's meening. Zie Menschliche Auslese und Rassenhygiene (2e Auflage) blz. 181. Waar het bij de sterilisatie als beveiligingsmaatregel erom gaat den delinquent te genezen van zijn pathologische sexualiteit mag voorloopig aangenomen worden, dat de vasectomie en de salpingectomie niet in aanmerking komen te dezer zake. Immers, al mogen sommige auteurs enkele op zich zelf staande genezingen door middel van vasectomie citeeren, die waarschijnlijk aan toevallige omstandigheden zijn toe te schrijven, in het algemeen kan men niet met behoorlijke zekerheid genezende resultaten ten opzichte van abnormale of abnormaal sterke geslachtsdrift van deze operatie verwachten. En juist aan een beveiligingsmaatregel moet men den eisch kunnen stellen, dat hij „in het algemeen behoorlijke zekerheid" geeft. De kastratie echter biedt andere aspecten. Wel is waar kan niet ontkend worden, dat ook te dien aanzien de opinies verschillen, maar met waarschijnlijkheid kan worden aangenomen, dat deze operatie wel een genezenden invloed op sexueel-abnormalen heeft, zulks op grond van de ervaringen, welke gezaghebbende auteurs hebben medegedeeld *). Anderen echter opperen twijfel omtrent de deugdelijkheid van kastratie om genezing te brengen 2); echter wijzen de resultaten, welke men in Denemarken sedert de invoering van de sterilisatiewet van 1929 met de kastratie heeft bereikt in de richting van genezing, althans alle gekastreerden, die voorwaardelijk in vrijheid gesteld zijn, gedragen zich tot heden zoodanig, dat zij niet opnieuw uit de samenleving verwijderd behoefden te worden 3). Belangrijk is ook de vraag, of, aangenomen dat de kastratie den sexueelen misdadiger bewaart voor herhaling zijner misdrijven, deze operatie physiek en psychisch den mensch zóó aangrijpt, dat zij als absoluut schadelijk zou moeten worden gesignaleerd. Ook hierover loopen de meeningen uiteen. Fischer noemt gevallen op, waarin hij na kastratie heeft waargenomen het optreden van epilepsie, geprikkeldheid, humeurigheid, ach- *) Zie E. Oberholzer: Über die Kastration und Sterilisation Geisteskranker in der Schweiz in Jur. Psych. Grenzfragen 1911, blz. 25—144. P. Nacke: Die ersten Kastrationen aus sozialen Gründen auf europaischem Boden in Neurol. £entralblatt 1909, blz. 226—234. a) Zie A. Moll: Untersuchungen über die Libido sexualis, blz. 252. H. W. Maier: Die Nordamerikanischen Gesetze gegen die Vererbung von Verbrechen und Geistesstörung, blz. 11 (Jur. psych. Grenzfragen 1911). 8) Mededeeling van den Deenschen Procureur-Generaal A. Goll. terdochtx). Gaupp echter meent, dat deze gevallen op zichzelf staan en in het algemeen de lichamelijke en geestelijke toestand van den gekastreerden man2) zeer bevredigend blijft; in het algemeen gelooft hij zelfs, dat de psychische toestand onveranderd blijft, alleen zullen enkele physieke veranderingen, met name afnemen van lichaamskracht, haaruitval en vetvorming optreden3). Zijn slotconclusie over de kastratie van sexueele misdadigers is: „Man hat den Eindruck, dass hier mit der kastration subjektiv und objektiv meistens Gutes geleistet wurde, wenn auch nicht in allen Fallen der Erfolg alsbald zutage trat". Dezelfde meening als Gaupp is ook Dr. E. Wulffen toegedaan, die verklaart: „Vor allem werden durch die Kastration die auf das Geschlechtsleben gerichteten seelichen Eigenschaften verandert, so der Geschlechtstrieb und das Wohüustgefühl fast immer herabgesetzt. Deshalb wird die Kastration als letztes Mittel gegen die gewohnheitsmassigen Sittlichkeitsverbrecher, vielleicht auch gegen die grossen gemeinen Verbrecher, deren Kriminalitat einen sexuellen Untergrund hat, empfohlen" 4). Eveneens zijn tal van Amerikaansche schrijvers van oordeel, dat geen schade aan lichaam en ziel van het individu door kastratie wordt toegebracht. Laughlin citeert in zijn werk: „Eugenical sterilisation in the United States" verschillende uitspraken van gezaghebbende medici s). In onderscheidene staten van Noord-Amerika werd de sterilisatie van sexueele misdadigers ') H. Fischer: Zeitschrift für Neurologie und Psychiatrie, Bd. 94, blz. 275. *) Gaupp gaat van de stelling uit, dat men kastratie niet moet toepassen op mannen beneden 25 jaar. ») Zie Dr. R. Gaupp t.a.p., blz. 7. «) Dr. E. Wulffen: „Der Sexualverbrecher", blz. 37—38. Zie ook voor gevallen van genezing van nymphomanie en satyriasis door kastratie, blz. 168—169. „ ... ,. . . . S. Frank in: Praktische Erfahrungen mit Kastration und Sterilisation psychisch Defekter in der Schweiz merkt op blz. 6 op: Bei allen operativ kastrierten Mannern fand eine mehr oder weniger ausgepragte Umwandlung ihrer Personlichkeit statt. Echter is zijn slotconclusie op blz. 79: Als letztes Mittel kommt m Betracht die Kastration bei psychopatischen Mannern, deren hochgradige geschlechtliche Gefahrlichkeit sonst nur durch dauernde Anstaltsinternierung beseitigt werden konnte, falls sie ohne diese in der Freiheit möglich waren. Onder de bijlagen zijn opgenomen eemge door Frank beschreven gevallen. (Bijlage B). _ Dr. E. Wilhelm geeft in: Beseitigung der Zeugungsfahigkeit und Korperverletzung op blz. 37 v.v. verschillende uitspraken van schrijvers over de gevolgen van kastratie. (Jur. Psychiat. Grenzfragen 1909. Bd. VII, Heft 6). ») Blz. 433—434. door middel van kastratie toegepast1). Tegenwoordig gaat men in Noord-Amerika echter geheel in de richting van eugenetische sterilisatie, waarbij de vasectomie en de salpingectomie de voornaamste rol spelen. Laughlin wijdt hieraan eene beschouwing in zijn in 1930 verschenen brochure over: „The Legal Status of Eugenical Sterilisation" 2). De sterilisatie als beveiligingsmaatregel wordt, voornamelijk in den vorm van kastratie, sinds 1929 toegepast in Denemarken. Deze wet van 1 Juni 1929 opent twee mogelijkheden 3): 1°. Personen, die door eene abnormaal gerichte of abnormaal sterke geslachtsdrift zich gedreven voelen tot het begaan van een misdrijf, kunnen aan den minister van Justitie verlof verzoeken zich te laten steriliseeren. 2°. De minister van Justitie kan, gehoord den rechtsmedischen raad en het ministerie van volksgezondheid, toestemming geven, dat personen, die psychisch abnormaal zijn en in een inrichting zijn ondergebracht (staats- of particuliere inrichting) worden gesteriliseerd, ook al vormen zij een minder gevaar voor rechtsschending dan de sub 1° genoemden. Nauwkeurig waakt de wet voor de rechten van het individu. De personen, die volgens de sub 1 genoemde figuur toestemming krijgen om gesteriliseerd te worden, hebben zelf het verzoek gedaan en daarmede reeds te voren hun toestemming gegeven. Toch bepaalt § 3 der wet ten aanzien van deze personen nog, dat de minister van Justitie alleen het verlof mag verleenen, wanneer hij er zich van overtuigd heeft, dat de persoon volledig op de hoogte is van de gevolgen van den ingreep, welke op hem zal worden toegepast. Bovendien wordt bepaald, dat, indien de aanvrager gehuwd is, ook de echtgenoot(e) zijne of hare toe- ') Zie Laughlin: Eugenical Sterilisation in the U.S., blz. 6—13, waar een overzicht gegeven wordt van de verschillende wetten en het doel, dat daaraan ten grondslag lag. Meestal was het doel van de kastratie straf en om die reden is zwaar verzet er tegen gerezen. Vele wetten werden door het Supreme Court dan ook ongrondwettig verklaard omdat zij inhielden een „cruel and unusual punishment". Als eigenaardigheid mag nog vermeld worden, dat de staat Kansas reeds in 1855 een wet kende, welke bepaalde, dat negers en mulatten, die een blanke vrouw verkracht hadden, zouden worden gestraft met kastratie. ») blz. 53—54. ') Voor volledigen tekst der wet zie bijlage C. Zie voor eene beschouwing over de wet ook Recueil de Documents en matière pénale et pénitentiaire, bulletin de la commission internationale pénale et pénitentiaire, publié par le secrét. gén. de la comm. J. Simon van der Aa, Vol. I, livraison 2. (rapp. van A. Goll.) stemming moet geven. Is de aanvrager onder curateele gesteld, dan moet de toestemming gegeven worden door den curator. Alleen meerderjarigen kunnen zulk een aanvrage indienen 1). Wat betreft de sub 2 genoemde categorie bepaalt de wet, dat deze aanvrage moet uitgaan van den directeur van het gesticht, waarin de te steriliseeren persoon verpleegd wordt en vergezeld moet gaan van een verklaring van den gestichtsdokter. Ook hier is de toestemming van het individu vereischt; tenzij zijn geestesgesteldheid van dien aard is, dat hij de strekking van den ingreep niet kan beoordeelen; in dat geval moet de toestemming gegeven worden door een ad hoe te benoemen curator. Indien de persoon gehuwd is wordt ook de toestemming van de wederpartij geëischt. Sterilisatie kan ook hier alleen worden gevraagd voor een meerderjarig persoon. De minister willigt het verzoek niet in alvorens zich overtuigd te hebben, dat de persoon of zijn curator zich rekenschap geven van de gevolgen der operatie 2). Samenvattend kan dus geconcludeerd worden, dat de wet in alle gevallen eischt de toestemming van het individu of zijn curator. Van directe sterilisatiedwang is geen sprake. Alle verlof tot sterilisatie wordt gegeven nadat de rechtsmedische raad daarop is gehoord 3). Deze raad is speciaal voor deze wet van belang,omdat de door hem gegeven adviezen steeds gevolgd worden. Tenslotte worde nog gewezen op § 6 van de wet, welke haar eene werking toekent voor den tijd van 5 jaren. In de zitting 1933—1934 Zal de wet opnieuw in het Parlement moeten komen, opdat beslist zal worden over hare al of niet verlenging in verband met de bereikte resultaten. Vandaar ook, dat zoowel de procureur-generaal Goll als professor Sand mij — toen ik hen bezocht — uitdrukkelijk erop wezen, dat deze wet een „experiment" was. Zij beiden waren echter van oordeel — voor zoover zij na enkele jaren een oordeel durven vellen — dat de proef uitnemend geslaagd is. Geconstateerd werd even tevoren, dat directe sterilisatiedwang op grond van de Deensche wet niet bestaat, doch in de praktijk is er wel een zekere indirecte dwang. Immers wanneer een misdadiger, die veroordeeld is tot eene langdurige straf, wordt mede- *) Zie voor al deze voorwaarden § 1 en § 3 van de wet. a) Zie voor al deze voorwaarden § 2 en § 3 van de wet. 3) „Retslaegeraadet''. Voorzitter is Professor Dr. Sand. gedeeld, dat een verzoek om zich te laten steriliseeren wellicht ertoe zou kunnen leiden, dat hij na verloop van een zekeren observatietijd (meestal een jaar) voorwaardelijk in vrijheid gesteld wordt, werkt deze mededeeling zeer stimuleerend om hem tot het indienen van zulk een verzoek te bewegen. Wanneer de gestichtsmedicus meent, dat een individu in aanmerking komt, is het praktisch zeer waarschijnlijk, dat wanneer met hem gepraat wordt, hij niet alleen zijn toestemming geeft, maar ook zelf de aanvrage doet. Als illustratie daarvan diene, dat alleen kastratie werd aangevraagd door personen, die gedetineerd waren en nimmer door personen, die op vrije voeten waren 1). Wanneer men te maken heeft met sexueele misdadigers past men in Denemarken de operatieve kastratie toe2). Tot medio Augustus 1932 werden in totaal 30 mannen gekastreerd. De misdrijven, waaraan zij zich schuldig gemaakt hebben zijn: exhibitionisme, verkrachting, ontucht met minderjarigen, bloedschande. Op het bovengenoemde tijdstip waren 18 gekastreerde mannen voorwaardelijk in vrijheid gesteld, van 5 was de observatietermijn nog niet verstreken, terwijl er 7 mannen gekastreerd zijn, die niet in een strafinrichting waren ondergebracht 3). Na verloop van den observatietijd wordt — indien vrijlating mogelijk blijkt — steeds gebruik gemaakt van de voorwaardelijke in vrijheidsstelling, waarbij de voorwaarden zijn: op geregelde tijden zich komen melden bij den rechtsmedischen raad en verblijfhouden op het land (waar een geschikte werkkring gezocht wordt), terwijl een bepaald persoon (b.v. een onderwijzer) met het toezicht op het gedrag van den invrijheidgestelde belast wordt. Men vertrouwt het niet den invrijheidgestelde in Kopenhagen te laten verblijven, aangezien in de groote stad de verleiding voor hem grooter is en de controle bijna onmogelijk 4). Wanneer gedurende den observatietijd blijkt, dat de kastratie niet voldoende effect gesorteerd heeft, blijft de gekastreerde geïnterneerd en eveneens, wanneer na de voorwaardelijke invrijheidsstelling blijkt, dat hij toch vergrijpen tegen de rechtsorde ») Mededeeling van A. Goll. Zie ook: F. Lukas in „Monatschrift für Kriminalpsychologie und Strafrechtreform 1932, Heft 3", die 5 kastraties ex § 1 van de wet noemt. Dat waren allen gedetineerden. 8) Röntgenbestraling wordt volgens mededeeling van prof. Sand niet toegepast. *) Opgave van prof. Sand. *) Mededeeling van A. Goll. pleegt, of de voorwaarden niet naleeft, wordt hij weder van zijn vrijheid beroofd. Tot heden echter is niet bekend, dat één der voorwaardelijk vrijgelaten gekastreerden zich opnieuw aan een misdrijf heeft schuldig gemaakt, en geen van hen heeft men opnieuw van de vrijheid behoeven te berooven x). Naast de kastratie, die men toepast voornamelijk op misdadigers, kent men op grond van de wet ook de sterilisatie van zwakzinnigen en geesteszieken. Tot Augustus 1932 had men in 5 gevallen op mannen vasectomie en op 16 vrouwen salpingectomie toegepast. Kastratie (oöphorectomie) van vrouwen heeft niet plaats gehad2). In verband met het feit, dat deze wet een „Versuch" is en de bereikte resultaten in 1934 de beslissing van het Parlement over verlenging zullen moeten beïnvloeden, zal door de Retslaegeraadet een rapport — waarin ook vooral de medische ervaringen neergelegd zullen worden — worden samengesteld. Voor dien tijd wenscht men naar buiten geene détails bekend ie maken, vandaar dat ik bij mijn bezoek aan Kopenhagen geen andere gegevens kon verzamelen dan de bovenstaande. Met belangstelling zal dus de behandeling in 1934 in het Deensche parlement tegemoet gezien worden, alsmede de publicatie van het rapport van prof. Sand en zijn medewerkers. Bij mijn bezoek aan de interneeringsinrichting „Sundholm" te Kopenhagen, stelde de inspecteur mij ter hand het jaarverslag van die inrichting3), waarin een overzicht gegeven wordt van de sterilisatie van misdadigers, welke in die inrichting ondergebracht waren. Het aantal kastraties bedroeg 14, als volgt verdeeld: in 1930 wegens ontucht met knapen 5; wegens ontucht met meisjes (eigen dochter) 1; wegens exhibitionisme 1; alle deze zijn in den loop van 1931 voorwaardelijk vrij gelaten; in 1931: wegens ontucht met knapen 3; van dezen werden twee voorwaardelijk vrijgelaten; in 1932: wegens ontucht met knapen 2; wegens ontucht met jongelingen 1; wegens sadisme 1; deze zijn nog allen in observatie. Gezien het feit, dat men de gekastreerden den een na den ander voorwaardelijk in vrijheid stelt en geen termen aanwezig vindt l) Mededeeling van prof. Sand. s) Mededeeling van prof. Sand. ') Beretning om Forvaringsanstalten paa Sundholm 1931—1932. hen weder in eene inrichting terug te nemen, is men in Denemarken aanvankelijk zeer tevreden over de bereikte resultaten. Prof. Sand wees er echter nadrukkelijk op, dat de tijdsruimte, waar men over oordeelen kan nog zeer kort is (de eerste voorwaardelijke invrijheidsstelling geschiedde op 1 Mei 1931), zoodat hij zich nog niet gerechtigd achtte bepaalde conclusies te trekken. In Noorwegen werd in Juli 1932 een wetsontwerp ingediend, hetwelk de sterilisatie regelt. Dit wetsontwerp, afkomstig van de commissie belast met de herziening van het Noorsche Strafrecht, gaat in de toepassing der sterilisatie (inbegrepen de kastratie) zeer ver. De voornaamste bepalingen zijn als volgt kort samen te vatten: Artikel 2 van het ontwerp zegt, dat sterilisatie of kastratie kan worden toegepast, indien de aanvrager een „aannemelijke reden" daarvoor kan opgeven2). Daarmede wordt dus erkend, dat op grond van sociale of eugenetische indicaties in zeer ruimen zin aanvragen mogen worden ingewilligd. Artikel 4 eischt voor iederen ingreep op grond der wet de toestemming van een raad van deskundigen, waarvan de Directeur van den Gezondheidsdienst ambtshalve voorzitter is. Deze raad stelt ook vast de wijze van sterilisatie, welke zal worden toegepast. Deze bepaling is aanzienlijk ruimer dus dan de Deensche wet, welke de kastratie aan bepaalde in de wet gestelde voorwaarden bindt. Gedwongen sterilisatie kent het Noorsche ontwerp evenmin als de Deensche wet. Persoonlijke aanvrage of althans toestemming van den te steriliseeren persoon of diens voogd is immer noodzakelijk (art. 2, 3 en 5). Wat betreft de sterilisatie van krankzinnigen en personen van gebrekkige verstandelijke ontwikkeling zegt art. 3 van het ontwerp, dat zij op aanvrage van hun voogd, of van het hoofd der politie, kunnen worden gesteriliseerd als er grond bestaat te veronderstellen, dat zij niet in staat zullen zijn in hun eigen onderhoud en dat hunner kinderen te voorzien, of dat een ziekelijke geestesgesteldheid of een ernstig lichaamsgebrek op hun nakomelingschap zal overgaan, of ») Die volledige tekst van het ontwerp is onder de bijlagen opgenomen. (Bijlage D). a) Vgl. art. 1 der Deensche wet, dat de gronden der aanvrage uitdrukkelijk omschrijft. dat zij door een abnormaal gerichte geslachtsdrift zedenmisdrijven zullen begaan. In dit artikel is de sociale indicatie wel zeer nadrukkelijk erkend. Met een enkel woord dient ook nog te worden vermeld het beperktere voorstel van wet, dat in 1931 in Zweden werd ingediend 1) en dat inhoudt: dat, wanneer er gegronde reden bestaat te veronderstellen, dat een persoon zijn nakomelingen erfelijk zal belasten met krankzinnigheid, idiotie, imbeciliteit of epilepsie, zoodat zij daardoor geheel van derden afhankelijk zullen worden of dat een persoon ten gevolge van een der voren genoemde ziekten buiten staat is zijn kinderen te verzorgen en er reden is te veronderstellen, dat zijn ziekte erfelijk is, hij met zijn toestemming kan worden onderworpen aan een operatie, waardoor hij van zijn vermogen tot voortplanting wordt beroofd. In afwijking met de Deenjche wet is in het Zweedsche ontwerp geen plaats ingeruimd aan sterilisatie tot genezing van sexueele misdadigers. Zelfs sluit men (zulks ook in afwijking met het Noorsche ontwerp) de kastratie geheel uit. Ten aanzien van geestelijk minderwaardigen gaat men in Zweden verder dan in Denemarken, waar men alleen een regeling voor in gestichten verpleegde minderwaardigen in de wet heeft opgenomen 2). Samenvattend kan dus worden gezegd, dat het Noorsche ontwerp de meeste vrijheid laat, zoowel ten aanzien van de gronden, waarop sterilisatie kan worden toegestaan, als wat betreft de wijze van sterilisatie, welke zal worden toegepast; dat het Zweedsche ontwerp het meest beperkte van de drie is, daar geen aandacht wordt geschonken aan de sterilisatie als beveiligingsmaatregel ten opzichte van sexueele misdadigers en dat de Deensche wet de geheele materie regelt in een kader, dat voldoende eng gehouden is om waarborgen tegen misbruik te geven, hetgeen bij een „experimenteele" wet gewenscht, zelfs noodzakelijk geacht mag worden. De drie regelingen stemmen hierin overeen, dat zij geen van allen de gedwongen sterilisatie mogelijk maken. ') Zie hierover het rapport van Victor Almquist in het Recueil de Documents en matière pénale et pénitentiaire. Vol. I, livraison 1. *) Zie art. "2 der Deensche wet. In het Zwitsersche kanton Vaud (Waadt) is sedert September 1928 !) de volgende sterilisatiewet in werking: „Une personne atteinte de maladie mentale ou d'une infirmité mentale peut être 1'objet de mesures d'orde médical pour empêcher la survenance d'enfants, si elle est reconnue incurable et si, selon toutes prévisions, elle ne peut avoir qu'une descendance tarée. L'intervention médicale n'a lieu que sur autorisation du conseil de santé. Le conseil de santé lui-même ne donne cette autorisation qu'après enquête et sur préavis conforme de deux médecins désignés par lui. II décide de 1'attribution des frais". Deze wet is zeer beperkt en bestrijkt slechts de eugenetische sterilisatie. De beperkingen zijn voornamelijk de volgende: 1°. de wet- noemt alleen ongeneeselijk geesteszieken. 2°. de maatregel is er alleen op gericht de verwekking of verkrijging van nakomelingschap te voorkomen. Daarom wordt toegepast salpingectomie en vasectomie. Kastratie wordt nimmer toegepast2). 3°. „naar alle waarschijnlijkheid" moet vaststaan, dat de te steriliseeren persoon niet anders dan een ,,descendance tarée" zal kunnen bekomen. 4°. de conseil de santé geeft toestemming (autorisation) tot sterilisatie, doch geen bevel daartoe; het wordt dus aan medisch inzicht overgelaten of van die toestemming al dan niet gebruik zal worden gemaakt 3). 5°. de toestemming sub 4° genoemd kan alleen worden gegeven nadat de conseil de santé niet alleen zich een eigen opinie over het bepaalde geval heeft gevormd, maar ook nog een advies, dat tot dezelfde conclusie omtrent de wenschelijkheid komt, van twee door de conseil te benoemen medici heeft ontvangen. *) Wet van IX September 1928, geïncorporeerd als artikel 28a in de wet van 14 Februari 1901 „sur le régime des personnes atteintes de maladies mentales". *) Zie Dr. F. Wanner in 1'Hygiène Mentale, Tome XXV, blz. 166. ') Zie Dr. F. Wanner t.a.p. blz. 167: „Nous n'avons pas voulu dégrader 1'opérateur et en faire un exécuteur des basses oeuvres. Si le chirurgien estime en son Sme et conscience qu'il ne doit pas intervenir, il s'abstient et il ne peut être inquiété pour n'avoir pas obéi a un ordre''. De wet eischt niet toestemming van ouders of voogden 1), doch in de praktijk heeft men nimmer eene sterilisatie volvoerd tegen den wil van dezen2). Deze wet is dus niet van belang als beveiligingsmaatregel ten opzichte van misdadigers. Voor zoover men kan oordeelen na ongeveer drie jaar ervaring, werkt de sterilisatie gunstig, dank zij de voorzichtige wijze, waarop men te werk gaat. Medio Augustus 1932 waren 22 sterilisatieverzoeken ingewilligd, 10 afgewezen en 3 nog in onderzoek 3). Wanneer men in aanmerking neemt, dat in het eerste jaar 16 aanvragen binnenkwamen, waarvan er 9 werden afgewezen, schijnt het, dat men sinds dien den juisten weg heeft ingeslagen. Dit hooge aantal afwijzingen juist in het eerste jaar is voornamelijk gelegen in het feit, dat verschillende gemeentebesturen voor verpleegden in stedelijke inrichtingen de sterilisatie aanvroegen om te trachten langs dien weg van het verder verplegen dezer personen af te komen. De conseil de santé heeft daar echter van den beginne af scherp stelling tegen genomen. Tenslotte kan de bedoeling van de wet, waarvan Dr. Wanner verklaart: „ceci est une oeuvre de bonne foi" niet beter gekenschetst worden dan met deze woorden van denzelfden medicus, die tijdens het totstandkomen van de wet chef du service sanitaire in het kanton Vaud was: „elle est faite pour ceux qui peuvent vivre en liberté, qui dans certaines conditions peuvent même gagner leur vie. Est-ce faire preuve d'humanité que de les cloitrer jusqu'a la fin de leurs jours? Nous croyons au contraire qu'il faut tout tenter pour faciliter la sortie de 1'asile" 4). *) Aangezien het altijd ongeneeselijke geesteszieken betreft, is toestemming van den persoon zelden mogelijk. ') Zie Dr. F. Wanner t.a.p., blz. 168. ■) Opgave van Dr. Payot, chef du Service Sanitaire in het kanton Vaud. 4) Dr. F. Wanner t.a.p. blz. 172. De bedoeling dezer woorden wordt geïllustreerd door het volgende door Dr. Wanner op blz. 170 beschreven geval: Mathilde P. 30 ans. faible d'esprit. Conduite & la Maternité de Lausanne pour y accoucher de son deuxième enfant illégitime, la malade y est examinée par le sous-directeur de 1'Asile d'aliénés qui, d'accord avec le médecin traitant et la Direction de la Maternité, propose la stérilisation. Mathilde P. se déclare d'accord. Au point de vue physique on note seulement: taille au-dessous de la moyenne, goitre volumineux, tremblement émotif marqué. Au point de vue psychique: faiblesse d'esprit indiscutable. Sait lire et écrire, compter mais n'a pas de mémoire et pas de jugement. Simple et docile, elle n'a pas su se défendre contre la tentative dont elle a été victime. Opérée le 2 octobre 1929. Hierboven werd reeds gesproken over de sterilisatie in NoordAmerika, die zich geheel ontwikkelt in de richting van de eugenetische. Reeds lang geleden heeft men daar sterilisatiewetten uitgevaardigd (de oudste is van Indiania in 1907) 1), wier lot zeer verschillend is geweest. Bijna alle, die de sterilisatie (kastratie) als straf inhielden, werden door het Supreme Court of the U.S. ongrondwettig verklaard op grond van het feit, dat zij inhielden een „cruel and unusual punishment", 2) doch ook andere ondergingen hetzelfde lot, omdat zij aantastten het beginsel, dat alle staatsburgers recht hebben op „equal protection of law" 3). Hierboven op blz. 41 werd melding gemaakt van de sterilisatie als straf, waarvan reeds in 1855 in den staat Kansas sprake was voor negers en mulatten. In alle wetten, die de strafgedachte in zich droegen, is dit element van haat tegen het zwarte ras een der motieven geweest, evenals in andere gevallen van eugenetische sterilisatie daarnaast mede de gedachte leefde, dat zulk een wet een welkom instrument zou zijn om zich te ontdoen van nakomelingschap van ongewenschte immigranten, vooral van het z.g. gele ras. Deze beschuldiging is formeel geuit door Auguste Isaac in het comité national d'études sociales et politiques te Parijs in 1929 4). Laughlin verwerpt deze beschuldiging, dat de sterilisatie tot een politiek machtsmiddel zou worden verlaagd 5), maar de vraag blijft toch of de resolutie van het ') De staten, die wettelijke regelingen terzake hebben gemaakt, zijn (de jaartallen zijn die der sterilisatiewetten): Indiania 1907,1927; Washington 1909, 1921; California 1909, 1913, 1917; Connecticut 1909, 1918, 1919; New Jersey 1911; Iowa 1911, 1913, 1915; Nevada 1911; New York 1912; North Dakota 1913, 1927; Kansas 1913, 1917; Wiscontin 1913; Michigan 1913, 1923, 1925; Nebraska 1915; New Hampshire 1917, 1921; Oregon 1917, 1923, 1925; South Dakota 1917, 1919, 1925; Montana 1923; Delaware 1923; Virginia 1924; Idaho 1925; Minnesota 1925; Utah 1925; Maine 1925; North Carolina 1929; Vermont 1931. De volledige teksten van de oudste (Indiania 1907) en van de nieuwste wet (Vermont 1931) zijn als Bijlagen opgenomen. (Bijl. E I en E II) Bovendien werd in 1928 een sterilisatiewet ingevoerd in de Canadeesche provincie Alberta. 2) Zie H. H. Laughlin in Archiv für Rassen- und Gesellschaftsbiologie. Bd. 21 Heft 3, blz. 256. •) Zie idem blz. 255. 4) Zie Population et Repopulation (fase. 408 van de publicaties v. h. comité national d'études sociales et politiques) blz. 7 en 8. ') Zie H. H. Laughlin in Archiv für Rassen- und Gesellschaftsbiologie Bd. 21, Heft 3, blz. 261: „Die Möglichkeit, dass die Sterilisierung zu einem politischen Machtmittel werden könne, das von einer Rasse gegen eine andere angewandt werden könnte, von einer Religion gegen eine andere oder von einer sozialen Klasse gegen eine andere, ist ausserst fernliegend". Pippel, Sterilisatie. 4 congres, dat te Havana in 1927 gehouden werd zonder diepere beteekenis is. Op dat congres waren alle staten van Noord- en Zuid-Amerika vertegenwoordigd, uitgezonderd Brazilië, en de resolutie wordt kort samengevat aldus weergegeven door Isaac: „Les états qui consentiront a s'entendre devront désormais faire disparaitre de la circulation les infirmes, ou tout au moins les stériliser; c'est la stérilisation officielle de ce qu'on appelle les anormaux. Ainsi, ils devront écarter tous les émigrants d'un caractère douteux; ils devront prendre un certain nombre de mesures hygiéniques. Mais les états doivent s'engager 1'un vis-a-vis de 1'autre a ne pas recevoir des émigrants venus d'un autre état, si eet état n'a pas adopté la législation internationale dont je viens d'indiquer les principes" 1). Al moge het misschien waar zijn, dat de sterilisatie in NoordAmerika niet overal geheel vrij is van bij-oogmerken van sociaaleconomischen aard of van den nog immer niet uitgeroeiden rassenhaat, het staat toch vast, dat mannen als Laughlin, Davenport en zoovele anderen geheel te goeder trouw zijn. Dat geen geringe arbeid gevraagd wordt van een staf van ambtenaren om behoorlijke biologische gegevens voor ieder speciaal geval bijeen te brengen en dat weer door anderen deze gegevens bestudeerd en gerangschikt worden, alvorens men een conclusie trekt, beschrijft Laughlin in het boven meer aangehaalde artikel in het Archiv für Rassen- und Gesellschaftsbiologie 2). De klacht van Laughlin is, dat tot dusver ongeveer alle sterilisaties (er hebben ongeveer 9000 eugenetische sterilisaties plaats gehad, waarvan Californië er alleen al 50Ö0 voor zijn rekening neemt) ) zijn toegepast op personen, die zich in inrichtingen bevonden. Wil men behoorlijk nut ervan hebben, dan moeten juist personen, die vrij in de wereld rondloopen, indien zij eugenetisch een gevaar vormen, worden gesteriliseerd4). Door deze uitspraak steunt Laughlin geheel de opvatting van de sterilisatie, zooals ') Zie Population et Repopulation, blz. 10. *) Bd 21, blz. 259. Bij deze nasporingen worden groote diensten bewezen door het Eugenics Record Office of the Carnegie Institution of Washington, waarvan Laughlin onder-directeur is. .. *) Het aantal gesteriliseerde mannen is iets hooger dan dat der vrouwen. L>e uitgebreidste toepassing vindt de sterilisatie in Californië met ± 5000; dan volgt Kansas met -j- 400. Weinig of geen toepassing vinden de sterilisatiewetten van Idaho, Maine, Minnesota, Nevada, New Yersey, South Dakota, Utah en Washington. •) H. H. Laughlin in Arch. f. Rassen- und Ges. Biol. Bd. 21, blz. 260. die in het Zwitsersche kanton Vaud wordt toegepast. Vooral met het oog op de sterilisatie van vrouwen, op wie nog immer een vrij ingrijpende operatie (openen van den buikwand) moet toegepast worden, ziet Laughlin reikhalzend uit naar een eenvoudiger methode b.v. door Röntgenbestraling 1). Zulks te meer, daar bij eugenetische sterilisatie die der vrouw gewichtiger is dan die van den man. In Duitschland is het vraagstuk van wettelijke reg 'ling van de sterilisatie sedert tal van jaren aan de orde, zonder dat dit tot heden heeft geleid tot het tot standkomen van zulk een regeling. In 1918 werd door den Rijkskanselier aan den Rijksdag voorgelegd een wetsontwerp „gegen Unfruchtbarmachung und Schwangerschaftsunterbrechung". Volgens dat ontwerp was alleen geoorloofd de sterilisatie op medische gronden, terwijl de eugenetische sterilisatie een misdrijf was, waarop zware vrijheidsstraffen stonden, ook als de gesteriliseerde persoon zijn toestemming tot het verrichten van de operatie had gegeven. Dit wetsontwerp werd door den Rijksdag niet aanvaard en de zaak bleef rusten tot het jaar 1922 toen de „Deutsche Gesellschaft für Rassenhygiene" in hare„Leitsatze" opnam de wenschelijkheid om spoedig te geraken tot een wettelijke regeling der vrijwillige sterilisatie. De aandacht moet worden gevestigd op het feit, dat in die richtlijnen van 1922 uitdrukkelijk iedere dwang afgewezen wordt. Een jaar later n.1. op 21 Mei 1923 legde de Saksische geneesheer Boeters aan de Saksische regeering een aantal richtlijnen voor inzake de sterilisatie van geestelijk minderwaardigen, waarin hij voorstelde gedwongen sterilisatie van alle kinderen, die blind, doofstom of idioot geboren waren, zoodra zij den leerplichtigen leeftijd hadden bereikt2). Dit te ver gaande voorstel, dat door Boeters in talrijke geschriften werd verdedigd en gepropageerd, werd niet gunstig ontvangen. Op 18 October 1925 diende Boeters bij den Rijksdag een definitief wetsontwerp in: „Entwurf zu einem Gesetz über die Verhütung unwerten und unglücklichen Lebens durch operatieve Massnahmen". (Lex Zwickau) 3). ') Laughlin in Arch. f. Rassen- und Ges. Biol. Bd. 21, blz. 260—261. !) De volledige tekst is als Bijlage F opgenomen. •) De volledige tekst is als Bijlage G opgenomen. Kort samengevat is de inhoud der Lex Zwickau de volgende: § 1 zegt, dat kinderen, die wegens aangeboren blindheid, doofheid of door epilepsie of idiotie, ongeschikt zijn om het gewone schoolonderricht te volgen, zoo spoedig mogelijk aan eene operatie onderworpen moeten worden, die hen de voortplantingsmogelij kheid ontneemt, zonder dat daartoe kastratie zal mogen worden toegepast. § 2 zegt, dat geesteszieken, epileptici, blind- of doofgeborenen, die in eene inrichting verpleegd worden, gesteriliseerd moeten worden, voordat zij tijdelijk of voor goed uit die inrichting worden ontslagen. § 3 bepaalt, dat de in § 2 genoemde personen niet in het huwelijk zullen mogen treden vóórdat ze gesteriliseerd zijn. § 4 zegt, dat indien vrouwen of meisjes, die bij herhaling buitenechtelijke kinderen het levenslicht geschonken hebben, waarvan de vader onbekend is, aan een onderzoek naar haar geestestoestand zullen worden onderworpen. Worden ze bevonden erfelijk minderwaardig te zijn, dan moeten zij worden gesteriliseerd of in een inrichting worden afgezonderd totdat haar vruchtbaarheid voorbij is. § 5 zegt, dat gevangenen, wier erfelijke minderwaardigheid buiten twijfel is, gedeeltelijke vermindering van straf kunnen krijgen, als zij zich vrijwillig aan een steriliseerende operatie onderwerpen. Uit bovenstaanden korten inhoud blijkt, dat de wet grootendeels eugenetisch bedoeld is, al past § 5 niet geheel in het kader. Boeters heeft zich blijkbaar bij zijn bepalingen omtrent de misdadigers door twee verschillende gedachten laten leiden, vandaar, dat aan die § 5 nog een tweede lid werd toegevoegd, luidende: „Das gerichtliche Verfahren gegenüber Sexualverbrechern wird durch ein besonderes Gesetz geregelt". De wet is niet tot stand gekomen maar Boeters heeft toch in Saksen talrijke eugenetische sterilisaties ondernomen, zij het dan alleen met toestemming van den patiënt of van zijn ouders of voogden. Volgens mededeeling van Mayer hebben conform opgave van Boeters tot Mei 1925 (dus nog voor de indiening van zijn wetsontwerp) reeds 63 sterilisaties plaatsgevonden x). *) Mayer t.a.p. blz. 203 noot 2. Prof. Fetscher doet in 1932 eene opgave van 112 gesteriliseerde personen in 17 Duitsche steden van meer dan 50.000 inwoners 1). Na de verwerping van de Lex Zwickau heeft Boeters nogmaals, thans in 1928, getracht een wet tot stand te brengen. Het ontwerp van '28 had ten doel te dienen tot grondslag voor wettelijke regelingen in de verschillende Duitsche Staten. Deze z.g. Lex Zwickau II 2) stelt in het kort het volgende: § 1 zegt, dat geestelijk minderwaardigen, die in eene inrichting zijn ondergebracht, als hun verder verblijf daarin niet dringend noodzakelijk is, ontslagen kunnen worden na vooraf te zijn gesteriliseerd. § 2 zegt, dat personen, die in eene strafgevangenis geplaatst zijn en erfelijk minderwaardig zijn, vrijgelaten kunnen worden, als zij op eigen verzoek zich hebben laten kastreeren of steriliseeren. § 3 zegt ditzelfde voor gevangenen, die chronische longtuberculose hebben. Dit wetsontwerp is niet in behandeling gekomen, omdat de oppositie, zoowel uit de kringen der medici als die der juristen, zeer groot was. Hiermede is echter het vraagstuk nog niet opgelost en verdere pogingen om tot eene regeling te komen zijn gedaan. Allereerst worde vermeld het voorstel, dat van sociaal-democratische zijde in de Strafrechtausschuss van den Duitschen Rijksdag is gedaan. Toen op 20 Januari 1931 de besprekingen omtrent wijziging van het Strafwetboek weder werden hervat nadat deze eenige jaren gestaakt waren — werd van socialistische zijde voorgesteld aan de „Massregeln der Besserung und Sicherung" (§ 55) toe te voegen: „Ein für die öffentliche Sicherheit gefahrlicher Gewohnheitsverbrecher (§ 78) kann mit seiner Zustimmung unfruchtbar gemacht werden, wenn nach facharztlichem Gutachtem zu befürchten ist, dass seine schlechten Erbanlagen bei der Nachkommenschaft wieder auftreten werden" 3). Dit voorstel heeft eene heel andere strekking dan § 5 van het ') Zie Deutsche Medizinische Wochenschrift Jahrg. 57, Heft 2. 2} De volledige tekst is als Bijlage H opgenomen. •) Zie: Deutsche Juristen-Zeitung 1931, blz. 733. voorstel-Boeters. Het laatste koppelde de onvruchtbaarmaking aan eene voorwaardelijke invrijheidstelling (indirecte dwang) r). Bovenaangehaald voorstel echter bedoelt alleen de rassenhygiëne te dienen. Zeer te betwijfelen is dan ook of de plaats in § 55 goed gekozen is. Noch „Besserung", noch „Sicherung" immers zijn doel van de omschreven sterilisatie; de gedachte waarvan werd uitgegaan is de maatschappij eenigermate te behoeden voor het ontstaan van voor haar slechts ongewenschte elementen n.1. waarschijnlijk crimineel erfelijk-belasten. Eenstemmig was men in de Ausschuss van meening, dat de koppeling van de voorgestelde redactie aan § 55 foutief was 2). Geheel juist lijkt deze opvatting toch niet. Wel degelijk ligt in het voorstel een zekere „Sicherung", al kan worden toegegeven, dat dit is misdaadbestrijding „langs een omweg". Immers bestreden wordt volgens den tekst van het artikel het „wiederauftreten bei der Nachkommenschaft" van erfelijk misdadige neigingen. Door sterilisatie van misdadigers met „schlechten Erbanlagen" hoopt men te bereiken het voorkomen van de geboorte van kinderen, die waarschijnlijk misdadigers zullen worden. Daarmede zoekt men toch een „Sicherung" te bewerkstelligen. Dit voorstel heeft het evenals zijn voorgangers niet tot wet kunnen brengen; daarna is door de Magdeburger Juristische en de Magdeburger Medizinische Gesellschaft in den zomer van 1932 besloten aan de Rijksregeering te zenden een „Aufruf auf gesetzliche Festlegung der freiwilligen eugenischen Sterilisierung unter bestimmten Sicherungen" en in hetzelfde jaar heeft de forensisch-psychiatrische vereeniging te Dresden een motie ter kennis van de Regeering gebracht, waarin wordt aangedrongen op het spoedig tot stand komen eener wettelijke regeling van de sterilisatie om eugenetische redenen. Tenslotte heeft op 2 Juli 1932 de Preussische Landesgesundheitsrat na grondige voorbereiding een wetsontwerp aanhangig gemaakt, dat, gebaseerd op de vrijwillige sterilisatie, alleszins ii 2ie idem blz. 734: „Die halberzwungene Sterilisation d.h. die Entlassung einer Person aus einer der Massregeln der Besserung und Sicherung im Falie freiwilliger Hingabe zur Sterilisation sei deshalb abzulehnen, weil jeder derartige Druck ethisch verwerflich sei". 8) Zie idem blz. 734. aannemelijk genoemd kan worden 1). De voornaamste bepalingen zijn de volgende: § 1 zegt, dat iemand, die aan eene erfelijke ziekte (geestelijk of lichamelijk) lijdt, gesteriliseerd kan worden, indien hij daarin toestemt en als waarschijnlijkheid bestaat, dat zijn nakomelingen ernstige schade van die ziekte zullen ondervinden. Aan de toestemming van den te steriliseeren persoon moet voorafgaan een uiteenzetting aan hem over de gevolgen van de sterilisatie. §§ 2 en 3 zeggen, dat de sterilisatie alleen mag plaats hebben na verkregen toestemming van een bijzondere daartoe in te stellen commissie. § 4 schrijft voor de samenstelling der commissie. Deze zal bestaan uit 3 leden, van wie 2 geneesheeren. Van deze 2 geneesheeren moet er 1 speciaal op de hoogte zijn van de erfelijkheidsleer. Uit het voorgaande zal duidelijk zijn, dat het sterilisatievraagstuk — vooral wat zijn eugenetische zijde betreft — in Duitschland groote belangstelling ondervindt. Een gereede verklaring hiervan is gelegen in het feit, dat in Duitschland de toeneming van de minderwaardigen, zoowel uit sociaal als financieel oogpunt met bezorgdheid wordt gezien. Eenige cijfers kunnen dit duidelijk maken. Muckermann deelt mede2) dat in 1929 in de 400 inrichtingen voor geesteszieken en geesteszwakken, die Duitschland telt, het aantal verpleegdagen 56 millioen bedroeg, terwijl het aantal verpleegdagen in de ziekenhuizen voor lichamelijke ziekten slecht 103 millioen (dus nog niet het dubbele) bedroeg in datzelfde jaar. Dr. E. Hesse deelt mede 3) op gezag van Kankeleit, dat de stad Berlijn in 1909 alleen voor krankzinnigenverpleging uitgaf een bedrag van 5% millioen Mark en in 1932 een bedrag van 18.6 millioen Mark, terwijl het inwonertal in dat tijdsverloop slechts is verdubbeld. Wat betreft het aantal minderwaardigen in Duitschland zijn verschillende cijfers, die nog al afwijken van elkaar, gegeven. *) De volledige tekst is als Bijlage I opgenomen. s) Veröff. a.d. Geb. d. Mediz. Verwaltung Bd. 38 Heft 5. s) 2. Beiheft zum Reichs-Gesundheitsblatt Jahrg. 1933. „Die Unfruchtbarmachung aus eugenischen Gründen". Een juiste raming is natuurlijk moeilijk, omdat vele minderwaardigen niet met openbare instellingen in aanraking komen. Rulffs deelt in zijn artikel: Die Sterilisierung geistig Minderwertiger nach geltendem und künftigem deutschen Recht mede op gezag van Lenz de volgende aantallen: 250.000 Geisteskranken und Geistesschwachen. 100—200.000 Schwachsinnigen. 75.000 Idioten. 100.000 Epileptiker. 6.000.000 Psychopathen. Dr. Hesse raamt in bovenaangehaald artikel sommige cijfers aanzienlijk hooger met beroep op Ostermann 2). Deze toch schat het aantal zwakzinnigen op 600.000; de krankzinnigen op 280.000. In Frankrijk staat men in het algemeen tegenover het vraagstuk van het uitsluiten van de voortplanting van minderwaardigen niet sympathiek. Eensdeels is dat waarschijnlijk te ver-^ klaren uit het feit, dat Frankrijk een overwegend Katholieke be- . volking heeft, anderdeels misschien uit een daar sterk ontwikkeld individualisme, waardoor vragen van rassenhygiëne minder aantrekkelijkheid hebben dan bij andere volken. In een artikel van H. Vignes: Stérilisation des inadaptes sociaux 3) wordt ook melding gemaakt van de „résistance sentimentale", welke in Frankrijk tegen eugenetische sterilisatie bestaat. Terecht wordt echter door Vignes gewezen op de juistheid van de weerlegging van den Franschen arts Georges Schreiber, die zegt, dat het gaarne gebezigde argument, dat door zulk een sterilisatie misschien de geboorte van een genie onmogelijk gemaakt zou worden, meebrengt, dat men voor de mogelijkheid van de geboorte van een misschien problematiek genie over heeft, dat een leger van idioten ter wereld komt, wier leven lijden is. Vignes heeft van 9 vooraanstaande personen (medici, anthropologen, sociologen) een antwoord ontvangen op de vraag hoe zij tegenover de eugenetische sterilisatie stonden. Slechts één l) Zie: Soziale Praxis 1933, Heft 14. a) A. Ostermann: Negative Eugenik, Med. Welt 1932 n° é9 en 50. •) Zie Revue Anthropologique 1932, blz. 228. (de bovengenoemde Georges Schreiber) was er een voorstander van. Niet vergeten mag worden, dat men in Frankrijk juist altijd strijd moet voeren tegen het terugloopen van het geboortecijfer. Daarin ligt ook een verklaring van het feit, dat de Franschen zeer huiverig zijn voor maatregelen, welke bepaalde personen opzettelijk van de voortplanting uitsluiten. Niet onvermeld mag blijven, dat in Engeland een poging om de vrijwillige sterilisatie van geestelijk abnormalen bij de wet te regelen is mislukt. Op 21 Juli 1931 werd in het Lagerhuis een wetsvoorstel „om machtiging te verleenen tot vrijwillige sterilisatie van personen, die een geestelijke afwijking vertoonen" met groote meerderheid van stemmen (167/89) verworpen. Uit het bovenstaande zal duidelijk geworden zijn, dat omtrent de gevolgen van de kastratie voor het individu de opinies verdeeld zijn, terwijl men praktisch alleen houvast heeft aan de ervaringen in Denemarken, welke nog slechts zeer korten tijd bestrijken en voornamelijk wat haar medische zijde betreft niet openbaar gemaakt zijn. Voorzoover het betreft sterilisatie als beveiligingsmaatregel komt hoofdzakelijk, zoo niet uitsluitend, volgens de meening van hierboven aangehaalde deskundigen, de kastratie in aanmerking. En thans moge tevens duidelijk zijn de restrictie, welke aan het begin van dit hoofdstuk werd gemaakt n.1. dat bij het overgaan van de theorie naar de praktijk nieuwe factoren in het geding komen. Het zou naar mijn oordeel op het oogenblik ongeoorloofd zijn wettelijken dwang in te voeren tot het kastreeren van bepaalde groepen misdadigers. Om dien dwang te rechtvaardigen zou de ervaring met de kastratie opgedaan eerst aanzienlijk grooter moeten zijn en over een grooter tijdsbestek moeten loopen. Echter wijzen de tot dusver opgedane ervaringen in de goede richting. Daarom kan het Deensche systeem toegejuicht worden: regeling der sterilisatie en speciaal ook regeling van de mogelijkheid tot kastratie van sexueele misdadigers, met hunne toestemming of op hun eigen verzoek, waaraan dan vastgeknoopt behoort te worden eene voorwaardelijke invrijheidstelling nadat Een juiste raming is natuurlijk moeilijk, omdat vele minderwaardigen niet met openbare instellingen in aanraking komen. Rulffs deelt in zijn artikel: Die Sterilisierung geistig Minderwertiger nach geltendem und künftigem deutschen Rechtx) mede op gezag van Lenz de volgende aantallen: 250.000 Geisteskranken und Geistesschwachen. 100—200.000 Schwachsinnigen. 75.000 Idioten. 100.000 Epileptiker. 6.000.000 Psychopathen. Dr. Hesse raamt in bovenaangehaald artikel sommige cijfers aanzienlijk hooger met beroep op Ostermann 2). Deze toch schat het aantal zwakzinnigen op 600.000; de krankzinnigen op 280.000. In Frankrijk staat men in het algemeen tegenover het vraagstuk van het uitsluiten van de voortplanting van minderwaardigen niet sympathiek. Eensdeels is dat waarschijnlijk te verklaren uit het feit, dat Frankrijk een overwegend Katholieke bevolking heeft, anderdeels misschien uit een daar sterk ontwikkeld individualisme, waardoor vragen van rassenhygiëne minder aantrekkelijkheid hebben dan bij andere volken. In een artikel van H. Vignes: Stérilisation des inadaptés sociaux 3) wordt ook melding gemaakt van de „résistance sentimentale", welke in Frankrijk tegen eugenetische sterilisatie bestaat. Terecht wordt echter door Vignes gewezen op de juistheid van de weerlegging van den Franschen arts Georges Schreiber, die zegt, dat het gaarne gebezigde argument, dat door zulk een sterilisatie misschien de geboorte van een genie onmogelijk gemaakt zou worden, meebrengt, dat men voor de mogelijkheid van de geboorte van een misschien problematiek genie over heeft, dat een leger van idioten ter wereld komt, wier leven lijden is. Vignes heeft van 9 vooraanstaande personen (medici, anthropologen, sociologen) een antwoord ontvangen op de vraag hoe zij tegenover de eugenetische sterilisatie stonden. Slechts één ') Zie: Soziale Praxis 1933, Heft 14. a) A. Ostermann: Negative Eugenik, Med. Welt 1932 n° 49 en 50. *) Zie Revue Anthropologique 1932, blz. 228. (de bovengenoemde Georges Schreiber) was er een voorstander van. fNiet vergeten mag worden, dat men in Frankrijk juist altijd strijd moet voeren tegen het terugloopen van het geboortecijfer. Daarin ligt ook een verklaring van het feit, dat de Franschen zeer huiverig zijn voor maatregelen, welke bepaalde personen opzettelijk van de voortplanting uitsluiten. Niet onvermeld mag blijven, dat in Engeland een poging om de vrijwillige sterilisatie van geestelijk abnormalen bij de wet te regelen is mislukt. Op 21 Juli 1931 werd in het Lagerhuis een wetsvoorstel „om machtiging te verleenen tot vrijwillige sterilisatie van personen, die een geestelijke afwijking vertoonen" met groote meerderheid van stemmen (167/89) verworpen. Uit het bovenstaande zal duidelijk geworden zijn, dat omtrent de gevolgen van de kastratie voor het individu de opinies verdeeld zijn, terwijl men praktisch alleen houvast heeft aan de ervaringen in Denemarken, welke nog slechts zeer korten tijd bestrijken en voornamelijk wat haar medische zijde betreft niet openbaar gemaakt zijn. Voorzoover het betreft sterilisatie als beveiligingsmaatregel komt hoofdzakelijk, zoo niet uitsluitend, volgens de meening van hierboven aangehaalde deskundigen, de kastratie in aanmerking. En thans moge tevens duidelijk zijn de restrictie, welke aan het begin van dit hoofdstuk werd gemaakt n.1. dat bij het overgaan van de theorie naar de praktijk nieuwe factoren in het geding komen. Het zou naar mijn oordeel op het oogenblik ongeoorloofd zijn wettelijken dwang in te voeren tot het kastreeren van bepaalde groepen misdadigers. Om dien dwang te rechtvaardigen zou de ervaring met de kastratie opgedaan eerst aanzienlijk grooter moeten zijn en over een groot er tijdsbestek moeten loopen. Echter wijzen de tot dusver opgedane ervaringen in de goede richting. Daarom kan het Deensche systeem toegejuicht worden: regeling der sterilisatie en speciaal ook regeling van de mogelijkheid tot kastratie van sexueele misdadigers, met hunne toestemming of op hun eigen verzoek, waaraan dan vastgeknoopt behoort te worden eene voorwaardelijke invrijheidstelling nadat met eenige zekerheid kan worden aangenomen, dat de operatie het bedoelde succes heeft gehad, n.1. waarschijnlijkheid bestaat, dat de geopereerde niet weder tot zijn vroegere zonden zal vervallen. Volmaakt handhavende hetgeen in het eerste hoofdstuk werd gezegd omtrent den wettelijken dwang tot sterilisatie uit eugenetische motieven, moet ik hier wijzen op hetgeen Dr. Wanner heeft verklaard, n.1. dat het toch geen bewijs van menschelijkheid is ongelukkige minderwaardige wezens het grootste deel van hun leven in afzondering te doen doorbrengen, om hen te beletten minderwaardige nakomelingschap in de wereld te brengen *). Inderdaad: dengenen, die door hun geestesgesteldheid wel in staat zouden zijn op eenigerlei wijze in hun levensonderhoud te voorzien en dus wel maatschappelijk-minderwaardigen, maar geen maatschappelijk-waardeloozen zijn, doch door die geestesgesteldheid naar alle waarschijnlijkheid slechts een gedegenereerde nakomelingschap kunnen voortbrengen, die zij niet behoorlijk kunnen opvoeden en die minstens even beklagenswaardig is als de ouders2), bewijst men onbetwist een dienst door hun de vrijheid te geven of te laten behouden, doch het hun onmogelijk te maken progenituur voort te brengen. In het volgende hoofdstuk zal aan dit vraagstuk de noodige aandacht worden gewijd. ») Zie blz. 48. 3) Men denke hierbij vooral aan het zwakzinnige meisje-ongehuwde moeder. HOOFDSTUK IV VRIJWILLIGE STERILISATIE In het eerste hoofdstuk werd uiteengezet waarom terzake van eugenetische sterilisatie dwang niet gerechtvaardigd is. Thans zal in dit hoofdstuk besproken worden de vrijwillige sterilisatie en de beteekenis daarvan. Op blz. 12 werd reeds aan de hand eener definitie van Muckermann het wezen der eugenetiek omschreven. Zeer zeker moet erkend worden de wenschelijkheid van het bevorderen van een zoo hoog mogelijk staand nageslacht, zoowel geestelijk als lichamelijk. Daarbij treden verschillende factoren, zooals algemeene hygiëne, kinderhygiëne, moederschapszorg, intellectueele, zedelijke en lichamelijke opvoeding op, doch de rol, welke de eugenetiek hierin vervult, zal voornamelijk deze zijn: te bereiken, dat slechts de individuën, welke tot de besten behooren, eene progenituur in het leven roepen, of — minder ver gaande — te bereiken, dat diegenen, die gereede aanleiding geven te vermoeden, dat hun progenituur, hetzij geestelijk hetzij lichamelijk, minderwaardig zal zijn, geen nakomelingschap zullen hebben. De redenen, welke het ongewenscht kunnen maken, dat bepaalde personen nakomelingen zullen hebben, zijn voornamelijk gelegen in: a. het physiek der individuën; b. geestelijke afwijkingen; c. sociale omstandigheden. De middelen, welke in die gevallen tot het beoogde doel kunnen leiden, zijn: le. onthouding; 2e. middelen tot voorkoming of verstoring van zwangerschap; 3e. sterilisatie. Allereerst zullen de hierboven genoemde redenen aan eene nadere beschouwing worden onderworpen. Ad a. Tot de lichamelijke factoren, welke de voortplanting voor bepaalde personen ongewenscht maken, behooren naast de erfelijke gebreken vooral ook de erfelijke ziekten. De leer van de erfelijkheid moge — zooals tevoren reeds werd opgemerkt — in zooverre nog in haar beginstadium verkeeren, dat slechts met de uiterste voorzichtigheid conclusies getrokken mogen worden, als vaststaande mag toch worden aangenomen, dat de kans bij zoo sterk verbreide en verschrikkelijke ziekten als tuberculose, syphihs en melaatschheidzeer groot is, dat deze overgaan op de nakomelingen van door haar aangetaste personen 2). Juist bij ziekten als de hier genoemde komt een ander belang in het spel dan dat der nakomelingen, dat is het belang van de weder- , °-a- in,de leProzer'e „Holta Salem" in de Onderafdeeling Toba, afdeeling Batak 'Ll" "*Z°7" " takken over Je erfelijkheid v™c"ta,d> scM,v™'*» •"» ™* <* «„J fr;"'"",'"' erfelijk belui zij» (blz. sof. Frhw u ■■f* u - erfelijke lichaamsgebreken en ziekten opsomt (blz 29 en 30) Sa^he abtrSlicheJBekstn "l ï™ "ürde aber vXcht etoe der Sterilisierune ün Fr lfk ' bede"ten' venn man bei Erörterung der £ür eine eugenische weit ziehen LTsifh nT MT™"ï Erbkrankheiten deren Kreis von vornherein zu Indikation na h £ °g Jene Storlmgen beschranken wollte, bei denen die -zt^\rLTer»T^ha,ttande Wissenschaft a.s unbedi^gt be« eugenische Erfolge in absehbarer Zeit ^ten'laïen"03"211118 d6UtllCh erkennbare opgesfewfs^aüeön^e^"? ^ ^ de Preussische Medizinalverwaltung wordt gezegd (°ntWerP met toeli<*tmg is onder de Bijlagen opgenomen] Orad von Sicherheit lichen Massnahmen stützen, die zu ** partij in het huwelijk, c.q. de wederpartij bij het lichamelijk contact. Het meest klemt dit natuurlijk bij de geslachtsziekten, waar herhaaldelijk besmetting van de wederpartij in en buiten huwelijk plaats vindt. In deze gevallen — en eveneens bij tuberculose en melaatschheid zou door sterilisatie wel eene bescherming voor het nageslacht worden verkregen, maar de wederpartij is daarmede niet gebaat. Hier kan alleen baten de onthouding en zulks zal door ieder eerlijk mensch, die de gevaren kent, aan welke hij de wederpartij bloot stelt, worden erkend. Maar helaas zijn er altijd nog velen, wier verantwoordelijkheidsgevoel niet genoeg ontwikkeld is om hen tot strenge onthouding te doen besluiten, of wier wil niet sterk genoeg is om het ernstige voornemen gedurende langen tijd trouw te blijven. Daarom mag wenschelijk geacht worden, dat voor geslachtszieken in de eerste plaats, en misschien ook voor anderen, zooals tuberculosen, gedurende den tijd, dat zij mogelijk anderen zouden kunnen besmetten een huwelijksverbod zou worden opgelegd J). Hier zou om eugenetische redenen wel gebruik gemaakt mogen worden van dwang, omdat dit huwelijksverbod — in tegenstelling met de sterilisatie van tijdelijken aard is en te allen tijde kan worden opgeheven. Dat huwelijksverbod zou echter maar alleen waarde hebben voor de bescherming van wederpartijen in een legaal huwelijk en biedt geen beveiliging aan wederpartijen bij buitenechtelijke gemeenschap. Toch zou reeds een toe te juichen beveiliging in het huwelijksverbod gelegen zijn. Nog meer waarde zou het krijgen, indien daaraan werd verbonden een algemeen geldend verplicht geneeskundig onderzoek voor het huwelijk. Daarmede zou bereikt worden, dat — al zou het huwelijksverbod slechts tot heel enkele ziektegevallen moeten blijven beperkt de aanstaande echtgenooten door bevoegde medici, door wie dat onderzoek zou moeten geschieden, kunnen worden ingelicht omtrent de mogelijke of waarschijnlijke gevolgen, die een huwelijk tusschen hen voor hunne gezondheid, of voor die van hun eventueele nakomelingen zou kunnen hebben. Het verplichte geneeskundig onderzoek voor het huwelijk maakt ook mogelijk, dat van deskundige zijde kan worden ge- ) In Europa kent men wettelijk huwelijksverbod voor geslachtszieken en geesteszieken in Zweden (1915), Noorwegen (1918) en Denemarken (1922). wezen op eventueele wenschelijkheid van sterilisatie, waartoe partijen dan vrijwillig zouden kunnen overgaan. Ad b. Tot de geestelijke afwijkingen, welke de voortplanting voor bepaalde personen ongewenscht maken, behooren voornamelijk krankzinnigheid en zwakzinnigheid. Hierbij worde nogmaals gewezen op het gevaar lijnen omtrent de erfelijkheid uit te stippelen 1). Voor krankzinnigen en zwakzinnigen heeft men reeds in het Burgerlijk Wetboek (art. 85) een rem; n.1. de onmogelijkheid om een wettig huwelijk aan te gaan. Van eugenetisch standpunt is dat natuurlijk niet genoeg, aangezien de buitenechtelijke progenituur juist bij de zwakzinnigen een niet onbelangrijke rol speelt. n Mayer t.a.p. blz. 79 haalt de uitspraak van Schallmayer aan: „Eine Aussicht, dass es emals möglich sein werde, bei höheren Organismen und besonders beim Menschen das Ergebnis einer bestimmten Paarung in jeder Hmsicht genau voraus zu seben, besteht heute so wenig wie vor Mendel". . „ . Zie voorts ook Schallmayer: Soziale Massnahmen zur Besserung der l ortpflanzungs ^Kankeleit zegt op blz. 9G van „Unfruchtbarmachung aus rassenhygiemschen und S°Etae^deref Eta^nf rïchtet sich auf die Unsicherheit der Erblichkeitsvoraussagc. Doch schwindet djese Unsicherheit grossenteils, wenn eben die Erblichkeitsverhaltmsse jedes einzelnen Falies, der für die Sterilisierung in Frage kommt, erforscht werde . Selbstverstandlich darf man nicht ohne IndividuaUsierung ganze Gruppen von Geistekranken, Epileptikern, Schwachsinnigen usw. zur Sterilisierung vorschlagen. Man fange mit den schwersten Fallen, besonders mit den Schwachsinnigen an: die KasuBtik hat Beispiele gezeigt, deren Sterilisierung auch dem Vorsichtigsten und Bedenklich-ten erwünscht sein dürfte. Ich schliesse mit folgenden Leitsatzen: 1 Mehr, als es bisher geschieht, müssen bei der Entlassung und Beurlaubung von Geisteskranken, Schwachsinnigen, Epüeptikern und Psychopathen rassenhypem^he Gefahren berücksichtigt werden. In vielen Fallen könnte die Sterilisierung ^Bedenken, die gegen eine Entlassung bestehen, beseitigen. Durch die offene Fursorge m der P y chiatrie ist die Frage der Sterilisierung besonders aktuell geworden. 2 Beidem gegenwartigen Stand der Vererbungsforschung, bei Berucks.chtigung der Einstellung führender Sachverstandiger auf dem Cebiet der "nf™"ht )®™\C Ui^ und der noch vorhandenen Bedenken in weiten Kreisen der Bevolkerung ist e ne zwangsmassige Unfruchtbarmachung zu widerraten. Doch ist die Unfruchtbarmac g auf Wunsch oder mit EinwUligung als eine Massnahme gegen die Vererbung vonJ™tigen und seelischen Defekten durchaus zweckmassig und bedarf dringend der gese '^Dfelntscheidung über die Vornahme des Eingriffs darf nicht ein einzelner Arzt treffen, sondern eine behördlich ermachtigte Kommission. sterilisation 4. Für eine rassenhygienische Unfruchtbarmachung kommt nur die Ster.hsa on in Betracht, welche, da die Keimdrüsen erhalten bleiben fur den ko^erlichen und geistigen Zustand des Individuums keinerlei schadliche Folgen hat. Der Geschk trieb und die Möglichkeit des Geschlecbtsverkehrs wird dadurch nicht beeintrachtigt. 5. Zur Herabsetzung resp. Beseitigung eines krankhaften resp. kriminellen schlechtstriebes ist die Kastration der gegebene Weg. Die Kastration darf stets e nach der Pubertat vorgenommen werden. Uit twee ou BW. 100, TW 84, HW 108, L 125. ƒ DezAweek geven we weer eens eenJpaar damesfeponnen, en aangezien we in ea#i tijd van be&iniging leven, een paar modellln, die heel geschikt uit twee oude japoniyn gemaakt kflkmen worden. ' Model AWieeft een ronden pas, pofmouwen en een ranö onderaan den rok, vtfn geruite stof, terwijl kie japon zelf effen gsriouden is. In plaats vah geruite stof kan ooip heel goed fluweel verwerkt worden; of men maakt de japon in tweV harmonieerende kleuren van effen stof, b.vlzwart met roodibf beige met bruin. Ook als avondjapon kan jfiodel Adienst doen als men qe volgende wijzigingen aanbrengt: Neem d& pas b.v. vajp brocaat, rood met goud, en de fepon van bruine zijde; den rand onderaan dei\. rok laat men vervallen en men knipt den roklteeheel lyig. Model B. Een spoötief i^kje, bestaande uit effen rok, geruit velt ei# witte blouse. Het vest kon ook van zwaït fluweel gemaakt worden en blouse en rok Vfay dezelfde stof. Model A. Benoodigcl/'i hoeveelheid stof: 3 meter.effen a 100 c.m/bR en 2 meter geruite stof a 70 c.m. breed. ƒ Bewerking: / a. In het voorpapd aan Meerskanten de 3 fig. plooitjes instildEen, op bijaa niets uit laten loopen. ƒ b. Zijnaden diJntstikken. \ c. Mouwen. Maakt men de jattpn van zijde, dan wordt de/mouw in zijn geheel geknipt. Heeft men drfke stof, dan moet", het mouwpatroon bij ói stippellijn doorgekapt worden. Het ondersdfk knipt men dan v^n stof en iet bovenstuk van tulle of duniïb voering, tn het eeriJe geval wordt de mouw op de volgende wij» gemaakt: i 1. Mou/aiaden en den naad van ke pofnouw d/htstikken. 2. Ptffmouw imrimpelen op mouwwijdte, iaarn J de pofmouw met den goeden kaAt op len g/eden kant van den mouw leggen, Ifcngs le aafigegeven lijn. De pofmouw ligt dus ilaar jenden langs deze lijn. Nu de pofmouw op 3e mouw vaststikken, de pof weer naar bovtn te^en en daarna de bovenkanten van mouy in/pofmouw op elkaar rijgen. An het tweede geval gaat men als-volgt te */erk- » \ >"> \ *. f Engeland Het Engelsche rapport, dat ik in originale nog niet voor mij heb, bevat volgens de mededeelingen van de „Daily Herald": „De commissie is tot een eenstemmige uitspraak gekomen. Zij ging uit van twee overwegingen. In de eetste plaats heeft diepen indruk op haar gemaakt het sociale en individueele leed als gevolg van het bestaan van een kwart millioen geestelijk abnormalen en een nog veel grooter aantal zwakzinnigen. Deze aantallen zijn waarschijnlijk toenemend. In de tweede plaats voelt de commissie het als een onrechtvaardigheid om te weigeren den vreeselijken last af te nemen van de schouders van hen, die goede redenen hebben te meenen, dat zij anderen erfelijk belasten of volkomen ongeschikt zijn voor het ouderschap. De commissie verwerpt het denkbeeld van gedwongen sterilisatie, daar de stand van de moderne wetenschap geen voorspelling toelaat over de geestelijke eigenschappen van nakomelingen van geestelijke minderwaardigen, die volstrekte zekerheid biedt. De nadeelen van gedwongen sterilisatie zouden niet opwegen tegen de mogelijke voordeelen. Het probleem krijgt daarentegen een geheel ander aanzien, indien men het element van dwang er aan ontneemt. In dat geval zijn er voldoende redenen om aan vrijwillige sterilisatie zijn goedkeuring te hechten. 'Geestelijk niet volwaardigen zijn niet m staat hun sociale en economische plichten na te komen, evenmin kunnen zij de sfeer scheppen, die gunstig is voor het opvoeden hunner kinderen. Er is reden om aan te nemen, dat in sommige gevallen sterilisatie door de patiënten zelf zou worden toegejuicht. Van (Je zestig getuigen, die onze commissie heeft gehoord, waren slechts drie principieel tegenstander." Zooals men ziet — in alle landen gaat men in dezelfde richting. Alleen dwang wordt door de meesten verworpen. Nu moet men niet denken, dat voor al die geestesgestoorden sterilisatie aangewezen is, m.i. maar voor een klein percentage. De Engelsche commissie wil sterilisatie toegepast zien bij bepaalde vormen van blindheid, I doofstomheid. bloedziekten en andere erfelijke afwijkingen, die uit den stamboom duidelijk blijken. De commissie meent, dat verantwoordelijke ouders van dit recht gaarne gebruik maken. Maar wat te doen met de weinig verantwoordelijke, want die vindt men juist in deze categorie. De commissie meent, dat zwakzinnigen wel te overtuigen zijn en bij twijfel aan de waarde van de toestemming moet sanctie gevraagd worden van ouders of voogd. Elk spoor van dwang moet uitgesloten zijn en het Engelsche rapport vraagt ook toezicht van een commissie bestaande uit huisarts, onafhankelijk geneeskundige en een medicus, afgevaardigd door de regeering. Bij het sluiten van een huwelijk moet de wederhelft op de hoogte zijn van de vroeger uitgevoerde operatie. Ook hier te lande oli.ift dit vraagstuk aan de orde. . L- H. Ten aanzien van de krankzinnigen is van belang, dat zij, indien zij in een gesticht worden verpleegd, praktisch in de onmogelijkheid verkeeren sexueelen omgang met anderen te hebben en dat de kans daartoe ook gering is wanneer zij in een gezin worden verpleegd, omdat deze krankzinnigen uit den aard der zaak altijd bewaakt worden. Juist de zwakzinnigen echter verkeeren in eene zeer ongunstige positie, daar zij vaak vrij in de maatschappij rondloopen, hun moreele of zedelijke weerstand geringer is dan die van volwaardigen en zij — en deze omstandigheid is niet de minst belangrijke voor zwakzinnige vrouwen — juist door hun geringeren moreelen weerstand gemakkelijk het slachtoffer van weinig scrupuleuze volwaardigen worden. Onderlinge verbintenissen van zwakzinnigen geven wel zeer ernstige aanwijzingen omtrent de erfelijkheid van abnormale geestelijke eigenschappen, zooals tal van onderzoekingen hebben aangetoond . Bij de geestelijk abnormalen — voor wie de sterilisatie het aangewezen middel zal zijn — komt de moeilijkheid op, dat zij geen behoorlijk ontwikkelde of behoorlijk functioneerende rede hebben, zoodat de vraag naar voren komt of hier ook de eugenetiek een beroep mag doen op eenigen dwang. Deze zal niet geheel en al afgewezen kunnen worden, juist omdat het belang van het individu zelve met den steriliseerenden ingreep gebaat is. Nadere beschouwingen omtrent de gevallen, waarin deze dwang zal mogen worden geoefend en de voorwaarden, welke vervuld moeten worden om van dien dwang gebruik te maken, zullen worden opgenomen in de toelichting tot het schema eener sterilisatiewet, hetwelk in het volgende hoofdstuk zal worden gegeven. Ad c. De voornaamste sociale factor, welke de voortplanting *) Mayer t.a.p. citeert in noot 3 op blz. 80 Davenport en Weeks, die de volgende ervaring opdeden: 5 huwelijken van epileptici met zwakzinnigen: 14 kinderen, waarvan 8 epileptisch en 6 zwakzinnig. 6 huwelijken van zwakzinnigen met zwakzinnigen: 21 kinderen, waarvan 16 zwakzinnig en 5 epileptisch. 1 huwelijk van een epilepticus met een epileptica: 4 kinderen, waarvan 3 epileptisch, 1 zwakzinnig. 35 huwelijken van zwakzinnigen met zwakzinnigen: 142 kinderen, welke allen zwakzinnig. Andere voorbeelden van erfelijke minderwaardigheid zijn: de familie Kallikak, de familie Pehrson, de familie Zero, de familie Markus e.a. Alle te vinden bij Dirksen: Asoziale Familien. voor bepaalde personen ongewenscht maakt, is wel de armoede. In de klasse der echte paupers kan een verwekken van progenituur slechts leiden tot het vergrooten van die klasse en de maatschappij belasten met de latere zorg voor armlastigen en mogelijk ook misdadigers. Hier loopt ook het maatschappelijk belang parallel met het belang van het individu, want dit zal vrijwel in de onmogelijkheid verkeeren zich uit den maatschappelijken put omhoog te werken en blijft zijn leven lang gedoemd in de onderste lagen onzer samenleving te verkeeren. Niet alleen den pauper „par naissance" kan de sociale noodtoestand, waarin zijn kroost zou komen te verkeeren, weerhouden van het verwekken daarvan 1), maar evenzoo den kleinen burger, die maatschappelijk achteruitgaat en zich met zorg afvraagt hoe hij zijn kinderen een behoorlijke opvoeding zal geven en de mogelijkheid hun een plaats in de maatschappij te verschaffen, wanneer zij volwassen zullen zijn, zeer donker inziet. In tijden van neergaanden conjunctuur wordt dit een factor, die gaat wegen bij hen, wier inkomsten bescheiden zijn en hen er toe brengt bewust en opzettelijk hun huwelijk kinderloos te doen zijn. Een ander sociaal verschijnsel, dat zeer zeker belangrijk is en zelfs een gevaar voor de gemeenschap kan beteekenen, is er een van verwording van zeden, wanneer de gemakzucht en de genotzucht, juist in de kringen, die maatschappelijk het hoogst geplaatst zijn, den kinderloozen echt „en vogue" doen komen. Herinnerd moge in dit verband worden aan het optreden van Jean Jacques Rousseau in de 2e helft van de 18e eeuw, toen hij den teruggang van het geboortecijfer als een dreigend gevaar voor de volkskracht van Frankrijk zag. Niet echter was toen voor het eerst op groote schaal de neiging om huwelijken kinderloos te houden aan den dag getreden. Reeds de kerkvader Augustinus 2) wijst erop, dat er „geen huwelijk bestaat, wanneer men het erop toelegt, dat de vrouw geen moeder zal worden". Ook meent Thomas van Aquino 3), dat het een huwelijksbeletsel moet zijn, wanneer het 1) in de praktijk blijkt daarvan niet veel: juist de pauper schrikt in onze dagen niet voor kinderrijkdom terug; zijn verminderd verantwoordelijkheidsgevoel doet hem de leer huldigen, dat de gemeenschap de lasten wel draagt van het onderhoud zijner nakomelingschap. ') 354—430. ») 1225—1274. schandelijke beding bij het sluiten van het huwelijk gemaakt wordt: „Accipiam te, si venena sterilitatis procures". Genoemd behoort in dit verband ook te worden het artikel van het Corpus Iuris Canonicix): Si aliquis causa explendae libidinis vel odii meditatione homini aut mulieri aliquid fecerit vel ad potandum dederit, ut non possit generare aut concipere vel nasci soboles, ut homicida teneatur" 2). Tenslotte worde vermeld, dat ook de Carolina 3) eene strafbepaling (art. 123) bevatte tegen onvruchtbaarmaking. Deze voorbeelden 4) bewijzen genoeg, dat het gebruiken van allerlei middelen om den echt kinderloos te houden, niet sporadisch, maar op groote schaal voorkwam; anders zou er niet zooveel aandacht aan zijn besteed, zoowel van kerkelijke als van wereldlijke zijde. Het zooeven besproken decadentie-verschijnsel mag natuurlijk nimmer gebruikt worden om een beroep te doen op toepassing van sterilisatie of andere middelen tot voorkoming van het ontstaan van nakomelingschap, daar dit streven naar kinderlooze huwelijken vaak wordt aangetroffen onder de — althans sociaal — meest geschikten om eene waarschijnlijk volwaardige nakomelingschap te waarborgen. In het hiervoor genoemde geval van slechte economische voorwaarden, waaronder een gezin leeft, is het de vraag, of niet een eisch van maatschappelijke rechtvaardigheid medebrengt althans niet geheel afwijzend te staan tegenover kinderloosheid en of pogingen om deze door wettige middelen te bereiken moeten worden tegengewerkt. Bij alle beschouwingen over de eugenetiek moet in het oog gehouden worden, dat reeds de Nederlandsche wetgever in 1838 zich in art. 88 van het Burgerlijk Wetboek in deze richting heeft bewogen 5). Zelfs is in genoemd artikel een absoluut verbod neergelegd, dat de strekking heeft het toen reeds aanvaarde stand- *) Stammend uit de 12e eeuw. ') C. 5. X. 5. 12. ") 1532. ') Door Mayer t.a.p. genoemd op blz. 171. 5) Art. 88 B.W. luidt: Ook is het huwelijk verboden: le. tusschen schoonbroeder en schoonzuster, wettige of onwettige; 2e. tusschen oom of oud-oom en nicht of achternicht, mitsgaders tusschen moei of oud-moei en neef of achterneef, wettige of onwettige. De Koning kan, om gewichtige redenen, het verbod, in dit artikel vervat, door het verleenen van dispensatie opheffen. Pippel, Sterilisatie. 5 punt, dat familiehuwelijken in het algemeen ongewenscht zijn terwille van het beginsel van beveiliging van de volkskracht, als regel dwingend te doen eerbiedigen. Om redenen van billijkheid is in bijzondere gevallen aan de Kroon het dispensatierecht toegekend 1. Thans zal worden overgegaan tot de bespreking van de ver schillende middelen tot voorkoming van progenituur. ^Naasfdfonthouding op religieuze gronden, welke hier onbesproken kan blijven, staat die op eugenetische gronden, waarvan hierboven op blz. 61 reeds gewag werd gemaakt m verband met de geslachtsziekten en andere erfelijke en besmettelijke ziekte . Daarbij werd er op gewezen, dat zeer in het bijzonder voor geslachtszieken onthouding een zedelijke eisch is en werd te dezer zake een huwelijksverbod wenschelijk geacht. Twee groote bezwarerTzijn onloochenbaar aan znlk een hnwehjksverbod verbonden en wel: het gevaar van toeneming van het leven in cubinaat en het toenemen van de prostitutie. Aangezien echte te dezer plaatse een huwelijksverbod in bovenbedoelden zin niet uitdrukkelijk wordt bepleit, doch als aanvaardbaar wordt erkend, kan hier tevens volstaan worden met het n<*men van de groote bezwaren daaraan verbonden, zonder dat behoeft worden getreden in eene nadere beschouwing omtrent deze bezwaren" immers is vooral het prostitutievraagstuk van zoo grooten omvang, dat eene uitgebreidere beschouwing Djaats zou vergen dan verantwoord zou zijn in verband met het tt daTdit vraagstuk naast het in dit geschrift behandelde °tTU?gSen. waarin het verwekken of voortbrengen van nakroost ongewenscht is, kan dat bereikt worden, '"^n ™Ue" dige onthouding wordt in acht genomen. Echter is dit middel in het algemeen niet bruikbaar, aangezien de onthouding uitsluitend afhankelijk is van den wü van het indivi u en^meni geen waarborg heeft dat onthouding zal worden betracht. Allee i) Tot recht verstand van zaken dient te worden opg^ da deugdelijk is dit middel, wanneer men te doen heeft met zedelijk hoogstaande personen, die zelf doordrongen zijn van de noodzakelijkheid der onthouding. Ten aanzien van geestelijk-minderwaardigen b.v. is het middel ten eenenmale onbruikbaar x). Ten slotte nog eene opmerking over de vraag of onthouding gedurende langen tijd nadeelig werkt op den physieken en psychischen toestand. Op deze vraag antwoordt Lenz in beslist ontkennenden zin Hij toch zegt: „Es muss auch ausdrücklich betont werden, dass irgendwie ernstliche Störungen der Gesundheit durch Enthaltsamkeit nicht entstehen können, obwohl das gern behauptet wird. Dass vorübergehende Störungen des subjectiven Wohlbefindens vorkommen, die besonders von psychopathischen Personen oft recht schmerzlich empfunden werden, soll nicht bestritten werden; diese wiegen aber federleicht im Vergleich zu den furchtbaren Gefahren der Geschlechtskrankheiten . . . . Im ubrigen müssen sich diej enigen Leute eben an den Gedanken gewohnen, dass die Befriedigung der Triebregungen höheren Zielen untergeordnet werden muss; und wo die Befriedigung ohne schwere Schaden und Gefahren doch nicht möglich ist, da dient die Enthaltsamkeit zugleich auch dem grösst möglichen persön- ïchen Gluck, mag ïhre Durchführung unmittelbar auch noch so schwer sein" 2). 2e. Middelen tot voorkoming of verstoring der zwangerschap. a. De middelen tot voorkoming der zwangerschap kunnen in het algemeen gekenschetst worden als speculatief, omdat de zekerheid, dat het beoogde doel bereikt wordt, nimmer voor honderd procent bestaat. Tot deze middelen mogen gerekend worden de coïtus interruptus en de z.g. praeservatief-middelen. Het moreele bezwaar doet zich hier voor, dat het doel van de paring, hetwelk volgens den natuurlijken drang des menschen is gericht op de voortplanting, hier opzettelijk vermeden wordt Hierdoor worden deze middelen geplaatst op een idiëel en moreel iageren trap dan de onthouding. ) Bauer-Fischer-Lenz: Grundriss Band II, blz. 281—282 (2e Auflage). Uit eugenetisch oogpunt bezien kan er echter geen bezwaar bestaan personen, die van zulke middelen gebruik wenschen te maken — mits deze niet schadelijk zijn voor de gezondheid — daartoe volledige vrijheid te geven. Dit standpunt wordt ook door den Nederlandschen wetgever ingenomen, die alleen de openlijke uitstalling of aanprijzing van zulke middelen verbiedt*). b. De middelen tot verstoring van zwangerschap gaan nog een stap verder. Immers dan heeft niet alleen de coïtus plaats gehad, maar heeft ook tot bevruchting geleid. Hier gaat het dus om het dooden van het ongeboren individu. In bepaalde gevallen kan zulks misschien verdedigbaar zijn zoowel in het belang van het nog ongeboren kind, als van de maatschappij, maar hier zal toch een strengere maatstaf moeten worden aangelegd, zooals ook terecht door den strafwetgever is ingezien. Immers naast een verbod van openlijke uitstalling of aanprijzing van zulke middelen2) wordt bij de misdrijven tegen de zeden als strafbaar feit genoemd de hulp van derden tot vruchtafdrijving3). De onder a en b genoemde middelen kunnen gequalificeerd worden als eugenetisch bruikbaar, doch zedelijk zoo niet verwerpelijk 4) dan toch bedenkelijk, aangezien hierdoor in de hand gewerkt wordt het verslappen van de zelftucht van het individu en een ongelimiteerd toegeven aan zijn sexueele begeerten. De gebrekkigheid der middelen brengt bovendien met zich mede, dat vaak bij gebruik van de onder a genoemde middelen ongewild toch zwangerschap ontstaat en het ongewenschte kind reeds bij zijn geboorte door de ouders met tegenzin wordt ontvangen. . , Of die tegenzin ook maar eenigszins gerechtvaardigd is door slechten maatschappelijken toestand der ouders of met, een eit is, dat steeds het kind het beklagenswaardige slachtoffer zal De onder b genoemde middelen zijn bovendien vaak gevaarlijk, zelfs levensgevaarlijk, voor de vrouw, op wie zij worden toegepast Al zijn de tot deze groep behoorende middelen met absoluut i) Artikel 451 ter Wetb. v. Strafrecht. ») Artikel 451 quater Wetb. v. Strafrecht. ? Mayer' vemerpt^cteze ^e^voorwaardeUik met aanhaling van andere schrijvers. Zie o.a. Mayer t.a.p. blz. 36. verwerpelijk, daar zij soms aan het gestelde doel beantwoorden, men kan ze niet door een ieder doen gebruiken en zij dragen te weinig garantie in zich, dat het beoogde doel ermede wordt bereikt. Toepasselijk zijn hier de woorden van Lenz (door hem in ander verband nl. met het oog op besmettingsgevaar, gebezigd): „Die Empfehlung von Schutzmitteln ist daher eine verantwortungsvolle Sache, weil einerseits deren Anwendung zwar die Gefahr vermindert, andererseits aber im Vertrauen auf die Schutzmittel die Gefahr leicht unterschatzt wird" 1). 3e. Sterilisatie. Hoewel in eigenlijken zin de sterilisatie behoort tot de sub 2° genoemde middelen2) kan deze belangrijk genoeg geacht worden om haar een aparte plaats in te ruimen. Immers is het eenige absoluut deugdelijke middel tot algeheele verhindering van het verwekken of voortbrengen van nakomelingschap de sterilisatie 3). Het gaat hier alleen om de nakomelingschap, aangezien de sterilisatie geheel ondeugdelijk middel is ter voorkoming van besmetting van de wederpartij bij de cohabitatie. Moreel kan geen enkel bezwaar geopperd worden tegen de onthouding; moreel kunnen wel bezwaren geopperd worden, zooals uiteengezet is, tegen de middelen tot voorkoming en tegen die ter verstoring der zwangerschap, bezwaren, welker gegrondheid erkend moet worden; moreel worden ook bezwaren gemaakt tegen de vrijwillige sterilisatie om eugenetische redenen. Mayer zegt te dien aanzien: „Verboten und in schwerem Grade sündhaft ist nach katholischer Auffassung jede direkte, bewusst und bösen Sinnes gewollte Unfruchtbarmachung wegen zu grossen Kinderzahl, wegen Geldnot, wegen Krankheit der Mutter oder wegen Trunksucht des Vaters; ferner jede Sterilisierung geistig zurechnungsfahiger Personen, ob lebenslanglich oder ') Bauer-Fischer-Lenz: Grundriss Band II, blz. 281 (2e Aufl.). 2) Zie Mayer t.a.p. blz. 147. 3) Mayer t.a.p. blz. 369—370 zegt: Die Sterilisierung ist tatsachlich ein künstliches Dauermittel zur Empfangnisverhütung, dabei noch besonders bedenklich, weil sie im allgemeinen sicherer wirkt als andere Mittel, und weil sie nur einen einzigen Entschluss, einen einzigen Eingriff verlangt und dennoch so weittragende Folgen hat, dass sie fürs ganze Leben oder doch für eine Reihe von Monaten und Jahren den ersten Zweck der Ehe vereitelt. vorübergehend, zur Verhütung kranker, defekter Nachkommenschaft, z.B. bei Geschlechtskrankheit, Tuberkulose oder bei psychopathischen und neuropathischen erblichen Anlagen, die nicht auf kommende Kinder übertragen werden sollen" J). Mayer geeft hierin weer het standpunt door de Katholieke moraaltheologie ingenomen. Daarbij speelt de religie een zoo belangrijke rol, dat bij verschillend religieus inzicht, ook de appreciatie van de hierboven aangehaalde stelling verschillend zal zijn. Mayer haalt nog de volgende uitspraak aan welke zijns inziens weergeeft het standpunt der Roomsch-Katholieke moraaltheologie: Diese Methoden widersprechen dem natürlichen und dem göttlichen Gesetz2). Het ontkennen van de toelaatbaarheid van de vrijwillige sterilisatie op grond van religieuze leerstellingen, zooals geschiedt door de Roomsch Katholieke Kerk3), behoeft geen reden te zijn in de wetgeving de vrijwillige sterilisatie op eugenetische gronden te verbieden. Integendeel: er kan aanleiding zijn om deze uitdrukkelijk toe te staan, teneinde — door zekere voorwaarden te stellen — van overheidswege te waken tegen misbruiken, die de goede zeden en de volkskracht zouden kunnen ondermijnen. Eene wettelijke regeling der vrijwillige sterilisatie (waarop in het volgende hoofdstuk nader zal worden ingegaan) belet geenszins aan kerkgenootschappen, welke op grond hunner leerstellingen dezen vorm van sterilisatie ontoelaatbaar achten, hunne volgelingen te verbieden van deze mogelijkheid gebruik te maken. Wanneer men echter de sterilisatie wettelijk regelt, zal daarbij strafbaar gesteld moeten worden elke sterilisatie, welke ondernomen wordt in strijd met de wet. Schandalen, als ons uit Graz bekend geworden zijn uit de couranten, eischen zeer uitdrukkelijke strafbaarstelling. Omtrent het Grazer schandaal werd in Maart 1933 het volgende medegedeeld: „Sinds eenige dagen is Oostenrijk vervuld van de ontdekking van een medisch schandaal, waarin studenten van buitenland- ') Mayer t.a.p. blz. 336. ') Mayer t.a.p. blz. 333. 3) Zie Mayer t.a.p. blz. 335: „Jeder Katholische Arzt muss sich demnach bewusst sein, dass er durch die Vornahme einer prophylaktischen, sozialen oder eugenischen Unfruchtbarmachung sein Gewissen mit schwerer Schuld belasten würde; .... keinem Patienten ware es erlaubt, eine solche verbotene Handlung an sich vornehmen zu lassen . Zie ook vermelding van de uitspraak des Pausen op blz. 334. sche nationaliteit zijn gemoeid en waarvan de gevolgen nog niet zijn te overzien. Te Graz had de politie ontdekt, dat aldaar en naar later bleek ook te Weenen en in vrijwel alle steden van beteekenis een consortium werkzaam was, dat met vrij primitieve medische kennis en onder verwaarloozing van de eenvoudigste eischen der hygiëne, tal van jonge lieden uit den werkmansstand had onderworpen aan operaties, waardoor zij onvruchtbaar werden. Volgens medische deskundigen was de operatie allesbehalve ongevaarlijk en herstelbaar, zooals de ondernemers wilden laten gelooven, doch integendeel gevaarlijk, kon niet ongedaan gemaakt worden en bracht bovendien groot infectiegevaar mee, daar zij verricht werd in verre van aseptische huizen met ongesteriliseerde instrumenten. De operateurs waren Roemeensche, Bulgaarsche en Poolsche studenten, die pas enkele jaren in Oostenrijk studeerden. Aanvoerder was de Roemeen Barson, die, toen de zaak aan het rollen was gebracht, gepoogd heeft zich van het leven te berooven en nu tusschen leven en dood zweeft. Hij had een brief aan de politie geschreven, waarin hij de heele zaak onthulde en bekende zelf 50 menschen ontmand te hebben. Hij noemde tevens zijn medeplichtigen en verklaarde zich later van hen afgescheiden te hebben, daar zij alle hygiënische voorzorgen veronachtzaamden en uit winzucht te veel honorarium eischten. Inderdaad blijkt de bende met de operaties, waarvoor zij gemeenlijk 80 schilling lieten betalen, heel wat geld te hebben opgehaald. Daar voorts bleek, dat de meeste geopereerden anarchisten waren, kwam de politie er ten slotte achter, dat de heele zaak uitging van het kleine anarchosyndicalistische partijtje te Weenen. Aan het hoofd van deze partij staat zekere Grossmann, die echter altijd onder den naam Pierre Ramus optreedt en sinds jaren met woord en geschrift onvruchtbaarmaking van de mannen propageert om op die manier een contingenteering van de bevolking te bereiken". Juist wanneer eugenetische sterilisatie niet alleen toegestaan wordt, maar in bepaalde gevallen zelfs voorgestaan wordt, gaat aan den anderen kant ook steeds meer klemmen de noodzakelijkheid om te waken tegen misbruik of verkeerd gebruik, zooals ook uit bovenaangehaald geval kan blijken. Uit den eugenetischen gezichtshoek bezien, kan de vrijwillige sterilisatie eene zegenrijke werking hebben, aangezien de ont- houding zware eischen stelt aan het menschelijk zelfbedwang en het niet altijd mogelijk zal zijn een dergelijk zelfbedwang te vragen van alle individuen, die, zoowel in hun belang, als in dat hunner eventueele progenituur en in dat der maatschappij, het best van voortplanting kunnen worden uitgeschakeld, dat zijn dus diegenen, die tot de geestelijk of lichamelijk minderwaardigen behooren x). Lenz bepleit onvoorwaardelijk toelaatbaarheid der vrijwillige sterilisatie ten dienste der eugenetiek, zoowel als die op sociale gronden2). Wie, als hij, overtuigd is van het in het eerste hoofdstuk besproken gevaar voor onze samenleving, dat schuilt in de ongelimiteerde voortplanting der minderwaardigen, kan de vrijwillige, eugenetische sterilisatie niet verwerpen. >) In de 2 Juli 1932 opgestelde „Leitsatze des Preussischen Landesgesundheitsrates zur Frage: Die Eugenik im Dienste der Volkswohlfart" gepubliceerd in Veroffentlichungen aus dem Gebiete der Medizinalverwaltung Band XXXVIII Heft 5 staat o.m. te lezen: „Eine Bewahrung von erblich Belasteten in Anstalten ist nur dann eugenisch wirksam, wenn man sie über die ganze Dauer der Fruchtbarkeit ausdebnt und damit zugleich die Fortpflanzung ausschaltet. In dem Masse, als es unmoglich ist, dieses Ziel zu erreichen, erscheint die Sterilisierung (nicht Kastration) als eine eugenisch gebotene Massnahme. Da jedoch die Sterilisierung aus ethischen Grunden umstritten wird ist an die Einführung einer Zwangssterilisierung nicht zu denken. Man muss sich damit bescheiden, die freiwillige Sterilisierung zuzulassen .... Die baldige tinbringung und Verabschiedung eines Gesetzes über freiwillige eugenische Sterüisierung wird gefordert". a) Lenz t.a.p. blz. 185—187. HOOFDSTUK V SCHEMA VOOR EEN NEDERLANDSCHE STERILISATIEWET De conclusies, welke uit de uiteenzettingen in de voorafgaande hoofdstukken kunnen worden getrokken zijn: 1°. Wettelijke dwang tot sterilisatie als beveiligingsmaatregel is zedelijk te rechtvaardigen. 2°. Tot dusverre geven de resultaten aanleiding om aan te nemen, dat de sterilisatie — voornamelijk in den vorm van kastratie — in bepaalde gevallen als beveiligingsmaatregel bruikbaar is. 3°. De beperktheid zoowel van den duur der toepassing in Europa als van het aantal malen, dat sterilisatie heeft plaats gevonden, maken het niet gewenscht en zelfs niet zedelijk geoorloofd den dwang reeds thans in de wetgeving op te nemen. 4°. Bij bevestiging van de aanvankelijk zich gunstig voordoende ervaringen staat vast, dat de sterilisatie, en wel voornamelijk de kastratie, als beveiligingsmaatregel zoowel een voordeel biedt voor de maatschappij, die kosten uitspaart van onderhoud van individuen, die uit de samenleving voor goed of voor zeer langen duur verwijderd behooren te worden, als voor het individu zelf, dat waarschijnlijk spoedig weer uit zijn onvrijheid kan worden ontslagen en in zijn steriliteit tevens eene bescherming vindt tegen herhaling van vroeger begane of soortgelijke wetsschendingen. Ook in Nederland behoort te worden gestreefd zoowel naar eene met de rechtszekerheid en -veiligheid zoo goed mogelijk overeen te brengen behartiging van de moreele en lichamelijke belangen van de ongelukkigen, die, hetzij door hun aanleg, hetzij door de omstandigheden, tot misdaad zijn gekomen of ernstig dreigen te komen, als met de belangen van de gemeen- schap. Daarbij is zeer zeker ook rekening te houden met de geldelijke offers, welke de rechtszekerheid en -veiligheid vorderen en dient zonder twijfel te worden overwogen, of tot dit dubbele doel aan de sterilisatie in ons Nederlandsch recht een plaats behoort te worden ingeruimd. Tevens zal ook voorzien moeten worden in de in het vorige hoofdstuk behandelde vrijwillige sterilisatie op eugenetische gronden en eindelijk zal ook de sterilisatie van geestelijk abnormalen van niet-crimineelen aanleg de aandacht moeten hebben. Nadere beschouwingen over hetgeen, indien de omstandigheden voor invoering van een wettelijke regeling in Nederland gunstig zijn, zoodanige regeling zou moeten bevatten, zullen worden vastgeknoopt aan het volgende Schema voor een Sterilisatiewet Titel I. Van de sterilisatie van misdadigers en misdadig-aangelegden. Artikel 1. Ieder meerderjarige, die zich tengevolge van een abnormaal gerichte of abnormaal sterke geslachtsdrift, in gevaar gebracht ziet een misdrijf te begaan, kan aan den Minister van Justitie een met redenen omkleed verzoekschrift indienen om te worden gesteriliseerd. Artikel 2. De Minister van Justitie zal aangaande het in het vorig artikel genoemde verzoek advies vragen aan den Medischen Raad voor de Sterilisatie. Artikel 3. De Medische Raad voor de Sterilisatie zal een of meer zijner leden opdragen den verzoeker aan een medisch en psychiatrisch onderzoek te onderwerpen. Het zal den Raad vrij staan zich bij dat onderzoek te doen bijstaan door een of meer door hem te kiezen niet tot den Raad behoo- rende deskundigen. Artikel 4. Het in artikel 2 bedoelde advies zal naast het rapport omtrent het medisch en psychiatrisch onderzoek tevens moeten inhouden: a. het met redenen omkleede oordeel van den Raad omtrent het al of niet wenschelijke van de sterilisatie; b. het met redenen omkleede oordeel van den Raad omtrent de wijze van sterilisatie, welke hem het meest gewenscht voorkomt. Artikel 5. Bij het advies moet gevoegd worden eene door den aanvrager onderteekende verklaring, dat hij toestemt in de door den Raad voorgestelde wijze van sterilisatie, nadat de Raad hem heeft medegedeeld, welke de gevolgen van dien ingreep zullen zijn. Indien de aanvrager gehuwd is, moet tevens worden overgelegd eene verklaring van de andere echtgenoot, dat deze, na door den Raad op de hoogte te zijn gebracht van de gevolgen van den ingreep, in de uitvoering daarvan toestemt. Weigert deze echtgenoot toestemming te geven, dan wordt door den Raad daarvan een proces-verbaal opgemaakt, waarin de redenen van de weigering worden vermeld. Het staat den Raad vrij in zijn advies zijn oordeel mede te deelen over de redenen der weigering. Artikel 6. Nadat de Medische Raad voor de Sterilisatie advies heeft uitgebracht, beslist de Minister van Justitie of het verzoek zal worden ingewilligd. Deze inwilliging mag nimmer geschieden, indien de schriftelijke toestemming van den verzoeker, bedoeld in artikel 5, ontbreekt. Artikel 7. Indien de Minister het verzoek inwilligt, zal hij tegelijk bepalen de wijze van sterilisatie, welke zal worden toegepast. Artikel 8. De zorg voor uitvoering der sterilisatie, op de door den Minister bepaalde wijze, is opgedragen aan den Medischen Raad voor de Sterilisatie. Bij algemeenen maatregel van bestuur wordt geregeld te wiens laste de kosten van de uitvoering der sterilisatie komen. Artikel 9. Indien een verzoek, als bedoeld in artikel 1, wordt gedaan door iemand, die eene gevangenisstraf ondergaat, en de Minister van Justitie dat verzoek inwilligt, zal deze tevens aan den Medischen Raad voor de Sterilisatie opdragen hem zoo spoedig mogelijk en tenminste binnen één jaar na de uitvoering der sterilisatie rapport uit te brengen omtrent zijne zienswijze, of de gesteriliseerde in aan- merking kan komen voor eene voorwaardelijke invrijheidstelling. Artikel 10. Indien de Minister, op grond van het rapport in het vorig artikel bedoeld, beslist, dat voorwaardelijke invrijheidstelling zal worden toegestaan, kan hij zulks doen zonder de termijnen, gesteld in het eerste lid van artikel 15 van het Wetboek van Strafrecht in acht te nemen. Artikel 11. Het bepaalde in de artikelen 9 en 10 vindt overeenkomstige toepassing, indien een verzoek, als bedoeld in artikel 1, wordt gedaan door iemand, die op bevel van den rechter in eene rijkswerkinrichting is geplaatst. Artikel 12. Artikel 9 vindt overeenkomstige toepassing, indien een verzoek, als bedoeld in artikel 1, wordt gedaan door iemand, die op bevel van den rechter ter beschikking van de Regeering is gesteld, teneinde van harentwege te worden verpleegd, met dien verstande, dat bij alle adviezen, welke ter zake van zulk een verzoek door den Medischen Raad voor de Sterilisatie worden gegeven, melding moet worden gemaakt van het oordeel van dengene, die met de leiding van de verpleging van den verzoeker is belast. Artikel 13. Kastratie mag op grond van dezen Titel niet worden toegepast op personen, die den leeftijd van 25 jaren nog niet hebben bereikt. Titel II. Van de sterilisatie van geesteszieken, zwakzinnigen en andere minderwaardige personen. Artikel 14. De Minister van Justitie kan, gehoord den Medischen Raad voor de Sterilisatie, toestaan, dat personen, van wie tengevolge eener waarschijnlijk ongeneeslijke geestesziekte of gebrekkige ontwikkeling hunner verstandelijke vermogens, naar het oordeel van dien Raad slechts geestelijk minderwaardige nakomelingen verwacht kunnen worden, aan een behandeling worden onderworpen, welke geslachtelijke onvruchtbaarheid tot gevolg heeft, wanneer de persoon zelve, zijne ouders of voogden, of zijn curator daartoe bij genoemden Minister een verzoek indienen en aannemelijk kan worden gemaakt, dat de persoon, voor wien de aanvrage gedaan wordt, anders gevaar loopt uit de samenleving te zullen worden verwijderd. Artikel 15. Indien de Minister van Justitie het verzoek inwilligt, zijn de artikelen 7 en 8 van toepassing. Artikel 16. De Minister van Justitie kan toestaan, dat personen, die meenen, dat hun geestelijke of lichamelijke toestand het blijvend ongewenscht maakt, dat zij nakomelingen zullen hebben, zich aan eene behandeling onderwerpen, welke geslachtelijke onvruchtbaarheid tot gevolg heeft. Artikel 17. De Minister zal de in artikel 16 bedoelde toestemming slechts geven, wanneer een meerderjarig persoon zelve zulk een verzoek indient, onder overlegging eener medische verklaring, welke het verzoek steunt, en, ingeval de verzoeker gehuwd is, tevens van eene verklaring van den anderen echtgenoot, dat deze in de sterilisatie toestemt. Artikel 18. Onder overlegging van het verzoek en de verklaring of verklaringen, bedoeld in artikel 17, zal de Minister het oordeel van den Medischen Raad voor de Sterilisatie vragen, alvorens eene beslissing te nemen. Artikel 19. Indien de Minister de in artikel 16 bedoelde toestemming geeft, zal hij tevens bepalen de wijze of de wijzen van sterilisatie, welke zullen mogen worden toegepast. Artikel 20. Bij het geven van toestemming tot sterilisatie op grond van dezen Titel heeft de Minister van Justitie geene bevoegdheid kastratie onder de wijzen van sterilisatie op te nemen. Titel III. Strafbepalingen. Artikel 21. Hij, die, zonder bevoegd te zijn tot het uitoefenen van de geneeskunst, een persoon opzettelijk eene behandeling doet ondergaan, welke geslachtelijke onvruchtbaarheid tot gevolg heeft, wordt als schuldig aan het misdrijf van geslachtelijke mishandeling gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste zes jaren. Artikel 22. Hij, die een persoon opzettelijk eene behandeling doet ondergaan, welke geslachtelijke onvruchtbaarheid tot gevolg heeft, zonder dat daartoe door den Minister van Justitie machtiging is verleend, wordt, als schuldig aan het misdrijf van wederrechtelijke sterilisatie, gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste zes jaren. Artikel 23. Niet strafbaar is volgens het voorgaande artikel de geneeskundige, die eene behandeling, als daarin bedoeld, toepast uitsluitend in het belang van de gezondheid van den behandelden persoon. Toelichting. a. Algemeen. Titel I bestrijkt de sterilisatie van misdadigers en misdadig aangelegden als beveiligingsmaatregel. In Titel II wordt behandeld de eugenetische sterilisatie. In dezen Titel neemt artikel 14 een aparte plaats in, aangezien dit speciaal beoogt ongelukkigen, die abnormaal van geest zijn, te besparen, dat zij, zoo niet voor goed, dan toch voor een groot aantal jaren in een gesticht worden ondergebracht, waarbij reeds van den aanvang af van een zekeren dwang ten aanzien van deze personen kan worden gebruik gemaakt. Bij de artikelsgewijze bespreking zal zulks uitvoerig worden gemotiveerd. b. Artikelen. Artikel 1 Een element voor het verzoek is, dat men zich in gevaar gebracht ziet een misdrijf te begaan; de abnormaal gerichte of abnormaal sterke geslachtsdrift alleen is niet genoeg. Niet noodzakelijk is, dat vooraf een misdrijf gepleegd is; juist het karakter van beveiligingsmaatregel brengt mee, dat er — in tegenstelling met straf — toepassing aan kan worden gegeven zonder dat een voorafgaande wetsschending heeft plaats gehad 1). Theoretisch zou het niet strikt noodzakelijk zijn, dat men meerderjarig is om een verzoek tot sterilisatie in te dienen. Wanneer men in verband hiermede artikel 13 in het oog vat, dat verbiedt de kastratie van personen onder de 25 jaar, dan is duidelijk, dat voor minder- *) Mayer t.a.p. blz. 141: „ein verübtes Vergehen kann, muss aber nicht dabei vorliegen". jarigen het verzoek niet zou kunnen worden ingewilligd, daar in bijna alle gevallen voor sterilisatie op grond van artikel 1 de kastratie de eenig juiste vorm zal zijn. Het zou eenig nut kunnen hebben de aanvraagmogelijkheid voor minderjarigen niet uit te sluiten. Welke minderjarigen zouden er gebruik van maken? Zij, die in het vrije leven zijn? Zulks is niet te verwachten; mogelijk wel degenen, die in een tuchtschool of rijksopvoedingsgesticht zijn geplaatst. Juist omdat het dan jeugdige crimineelen betreft, zou het nuttig kunnen zijn, dat in het archief van den Medischen Raad die aanvrage — al bleef zij oningewilligd — werd bewaard. Later kan deze mensch weder in aanraking met de Justitie komen en dan zou men niet anders dan nut hebben van het medisch onderzoek, dat in zijne jeugdjaren had plaats gevonden in verband met dit verzoek. Immers de jeugdige delinquent, die tijdens zijn minderjarigheid reeds verzoekt gesteriliseerd te worden, zal van abnormaal sexueelen aanleg zijn en de waarschijnlijkheid is er, dat bij op later leeftijd gepleegde misdrijven zijn sexueele afwijking daarbij een rol speelt. Niet ontkend kan worden, dat de dan reeds bij den Medischen Raad berustende stukken van het jeugdonderzoek goede diensten zouden kunnen bewijzen. Toch is in de wet de meerderjarigheid geëischt, omdat tegenover het voordeel van het mogelijk maken van een aanvraag door minderjarigen, een m.i. grooter nadeel staat. Het voordeel toch is van wetenschappelijken aard: alleen de Medische Raad wordt in staat gesteld meer materiaal tot het trekken van conclusies ter beschikking te hebben, terwijl het nadeel betreft de jeugdige personen zelf. Het nadeel, dat er kleeft aan het mogelijk maken, dat minderjarige personen een sterilisatieverzoek doen, is een paedagogisch. Men denke zich even in de praktijk in: zooals hierboven werd gezegd, zou van de aanvraagmogelijkheid naar alle waarschijnlijkheid alleen gebruik gemaakt worden door de bevolking van tuchtscholen en opvoedingsgestichten. Wanneer men nu kinderen van omstreeks 17 jaar, in den tijd juist, dat de puberteit hun al genoeg parten speelt, betrekt, alsof zij volwassen waren, bij het overwegen van operatieve ingrepen aan de geslachtsorganen (er komt hierbij immers niets meer of minder dan de kastratie in beschouwing), dan laat zich indenken, dat niet alleen de directeur en zijn staf — van wie men kan en mag verwachten, dat zij met verstand en takt met den toekomstigen aanvrager de delicate kwestie zullen behandelen — maar de geheele gestichtsbevolking er zich mede bemoeien gaat. M.a.w. men zou bewust in die inrichtingen brengen een natuurlijk met graagte aangegrepen aanleiding om over zaken, het sexueele leven rakende, en meer in het bijzonder juist over sexueele afwijkingen en perversiteiten, zich het hoofd warm te maken. Het onpaedagogische daarvan springt wel duidelijk in het oog. Het kwaad, dat daarmede gesticht zou worden, mag wel zoo bedenkelijk geacht worden, dat het tevoren genoemde voordeel hiertegenover geheel wegvalt. De conclusie kan zijn, dat men de bevoegdheid tot het doen van een verzoek tot kastratie en ook tot sterilisatie in het algemeen, voor zoover deze verband houden met misdadige neigingen althans, alleen aan meerderjarigen mag geven. De beslissing omtrent de inwilliging van het verzoek is in handen gelegd van den Minister van Justitie, naar analogie van de voorwaardelijke invrijheidstelling, waarbij ook — na een deskundig advies — in deze handen de beslissing gelegd is. Artikel 2 De Medische Raad voor de Sterilisatie is een instituut, dat nieuw zal moeten worden ingesteld. Gedacht wordt aan een college van 5 a 7 deskundigen, dat uit verschillende specialisten (o.a. chirurgen en psychiaters) zal bestaan. Omvang, wijze van benoeming e.d. moeten hetzij bij de wet, hetzij bij algemeenen maatregel van bestuur worden geregeld, doch dit zijn praktische détails, welke met de strekking van de sterilisatiewet als zoodanig niet zooveel te maken hebben, dat zij in het schema verder uitgewerkt behoeven te worden. Gewenscht is de instelling van een centraal college van advies, daar zoo alleen eenheid van advies te krijgen is; deze eenheid is gewenscht om op den duur te komen tot een vaste lijn. Daar in den aanvang ook hier te lande nog de noodige ervaring zal moeten worden opgedaan, is zulk een centraal college te meer onontbeerlijk, aangezien de Raad op geregelde tijden in staat zal moeten zijn een volledig overzicht over de werking van de wet (speciaal wat betreft de medische zijde) te geven. Noch vastheid van lijn, noch een behoorlijk rapport kunnen worden verkregen, wanneer telkens andere deskundigen tot adviseurs voor bepaalde verzoeken zouden kunnen worden benoemd. Artikel 3 De Raad moet, wanneer hij dat wenschelijk acht, b.v. in een bepaald zeer moeilijk geval, vrij zijn een naar zijn inzicht gezaghebbend deskundige te raadplegen. Vooral kan dat van belang zijn bij het psychiatrisch onderzoek; wanneer b.v. blijkt, dat de verzoeker reeds werd verpleegd in eene inrichting voor geesteszieken, zal de Raad prijs stellen op het oordeel van den geneesheer, die den verzoeker vroeger behandeld heeft. Artikel 4 Gewenscht is, dat de Raad zich uitspreekt over de meest aanbevelenswaardige wijze van sterilisatie, vooral met het oog op de mogelijke toepassing van röntgensterilisatie. Gevolgd is hier dus de raadgeving van Laughlin om de wet zoo ruim te redigeeren, dat bij bruikbaar worden van de röntgensterilisatie deze ook in het kader van de wet kan worden toegepast (zie blz. 38, noot 1). Artikel 5 De verklaring van den verzoeker, dat hij uitdrukkelijk toestemt, dient om te voorkomen, dat iemand, die door onvolledige inlichtingen ertoe gebracht is het verzoek in te dienen, daaraan gebonden zou zijn en door de mededeelingen van den Raad misschien voor de behandeling zou terugschrikken. Bij den opzet dezer bepalingen is ernaar gestreefd eiken dwang te vermijden. In de gebondenheid door de enkele aanvrage zou toch een zekere dwang kunnen zitten, daar iemand ook opzettelijk onvolledig kan worden ingelicht. Blijkt het, na verloop van een aantal jaren, dat de resultaten zijn, zooals verwacht mag worden, dan zal ten aanzien van sexueele misdadigers de dwang kunnen worden ingevoerd. Verderop in dit hoofdstuk zal een schema worden gegeven voor eene bepaling te dezer zake. Indien de verzoeker gehuwd is, kan het niet wenschelijk zijn dat de sterilisatie (waarschijnlijk de zeer ingrijpende kastratie) Pippel, Sterilisatie. 6 zou kunnen worden geëffectueerd, zonder dat de echtgenoot er iets van weet. Echter gaat het ook niet aan deze wederpartij door eene weigering, welke niet op behoorlijke motieven zou zijn gegrond, in staat te stellen de sterilisatie onmogelijk te maken. Daarom is in artikel 6 bepaald, dat de Minister het verzoek alleen mag inwilligen als de schriftelijke toestemming van den verzoeker verkregen is, terwijl de weigering van den echtgenoot den Minister niet behoeft te beletten gunstig op het verzoek te beschikken. Artikel 7 In de praktijk zal de Minister altijd wel het advies van den Raad volgen ten aanzien van de wijze van sterilisatie. Maar het gaat niet aan — zelfs niet ter wille van de vastheid van lijn — hem te noodzaken te allen tijde het advies van den Raad te volgen. Artikel 8 Bij het opstellen der bepalingen is naar zoo groot mogelijke centralisatie gestreefd. Deze maakt het gewenscht de zorg voor de uitvoering in handen van den Raad te leggen. Ook wanneer de Minister het verzoek heeft ingewilligd kan de verzoeker niet gedwongen worden zich aan de operatie te onderwerpen. Praktisch zal eene weigering te elfder ure zelden of nooit voorkomen, maar zoo als reeds werd opgemerkt is elke dwang uit de opgestelde regeling gehouden. Artikel 9 De meeste aanvragen tot sterilisatie zullen gedaan worden op grond van dit artikel. Immers den sexueelen misdadiger, vooral den recidivist, die tot een langdurige gevangenisstraf veroordeeld is, wordt hier een kans geboden misschien zeer spoedig weder uit de gevangenis ontslagen te worden. De woorden „eene gevangenisstraf ondergaat" zijn gekozen om zoowel hen, die in eene gewone strafgevangenis als hen, die opgrond van artikel 17a W.v.S. zijn geplaatst in eene bijzondere strafgevangenis, onder de omschrijving te doen vallen. Het lijkt rationeel om te spreken van „ondergaan" der straf en niet van „veroordeeld zijn tot", omdat men voor de voorwaardelijk veroordeelden dit artikel niet noodig heeft, daar dezen de gelegenheid in art. 1 wordt geboden. Eene bedenking zou geopperd kunnen worden tegen het stellen van het maximum van den observatietijd op een jaar. Moeilijkheden zou men in dat verband kunnen verwachten, wanneer de straftijd van den verzoeker binnen het jaar eindigt. Dit is echter geen bezwaar: in de eerste plaats zal de praktijk zijn, dat zij, die nog maar zoo kort in de gevangenis behoeven te verblijven, zulk een verzoek niet indienen. De persoon heeft er dan geen belang bij. In de tweede plaats is men, indien hij zulk een verzoek wel doet en het wordt ingewilligd, nog niets minder ver dan wanneer ex art. 1 zoo'n verzoek ware gedaan. Niet alleen niet minder ver, maar men heeft nog meer gegevens. Verondersteld, dat de steriliseerende ingreep 3 maanden geschiedt vóór dat de verzoeker definitief uit de gevangenis wordt ontslagen, dan heeft de Raad 3 maanden lang gelegenheid hem te observeeren en daaruit zijn conclusies te trekken en dus zijn archief te verrijken, terwijl een aanvrager ex art. 1 na de sterilisatie niet geobserveerd kan worden, dan alleen met zijn wil en toestemming. Immers de Raad kan verzoeken, dat een persoon, die is gesteriliseerd op grond van artikel 1, zich onder controle blijft stellen, of zich op geregelde tijden komt melden, maar daartoe dwingen kan hij hem niet. Degene, die echter tijdens zijn verblijf in de gevangenis gesteriliseerd wordt, kan gedurende den tijd, welken hij nadien nog in de strafinrichting verblijven moet, geobserveerd worden. Als tweede bedenking zou kunnen worden tegengevoerd, dat, indien iemand, die in de termen zou vallen voorwaardelijk vrijgelaten te worden b.v. over 3 maanden en een verzoek tot sterilisatie indient, hetgeen ingewilligd wordt, daardoor zich mogelijk zou berokkenen, dat men hem ter wille van de observatie voorloopig niet in vrijheid zal stellen. Dit kan misschien op het eerste gezicht juist blijken, doch in den grond is het dit toch niet. Wanneer iemand, die gestraft is wegens een misdrijf uit sexueele motieven, zich in de jaren van zijn interneering zoodanig heeft gedragen, dat de wettelijk tot adviseeren aangewezen colleges (gevangenisbestuur en Centraal College voor de Reclasseering, zie art. 16 W.v.S.) gunstig over de voorwaar- delijke invrijheidstelling oordeelen, zal de sterilisatie niet noodig zijn, of anders zal deze wet ertoe leiden, dat voortaan bij de beoordeeling van het toestaan van de gunst der voorwaardelijke invrijheidstelling voor bepaalde soorten misdadigers een nieuw element in het geding komt. Dit element zal zijn de vraag, of men de voorwaardelijke invrijheidstelling zal verleenen zonder dat de veroordeelde zelf bereid is mede te werken deze gunst gemakkelijker te verwerven door zichzelf en de maatschappij voor het gevaar van recidive zijnerzijds zooveel mogelijk te behoeden door zich aan sterilisatie te onderwerpen. Niet vergeten mag worden, dat onder artikel 9 in hoofdzaak, zoo niet uitsluitend, vallen de z.g. sexueele misdadigers en dat voorwaardelijke invrijheidstelling in ernstige gevallen een gunst is, welke wel met zoo groot mogelijke waarborgen mag worden omgeven 1). Artikel 10 Voor de gevallen, waarin langdurige gevangenisstraffen zijn opgelegd en de resultaten eener spoedig aangevraagde en spoedig uitgevoerde sterilisatie gunstig mochten zijn, brengt de billijkheid mede, dat van den eisch van het verstreken zijn van 2/3 van den straftijd, welken artikel 15 W.v.S. stelt, wordt afgezien. Anders zouden het belang der samenleving noch het belang van het individu door deze sterilisatie gediend worden. Speciaal hen, die de wet in het bijzonder beoogt te bereiken, dat zijn de bij herhaling tot sexueele misdrijven vervallende sujetten 2), zou men zonder dispensatie van den termijn van art. 15 niet bereiken. In de eerste plaats zou men van iemand, die tot 15 jaar veroordeeld is (en die dus niet binnen 10 jaar voor- *) Wanneer iemand eenmaal een zedenmisdrijf heeft gepleegd, b.v. kinderverkrachting, dan behoeft hij nog geen sexueele misdadiger te zijn. Door toevallige en tijdelijke omstandigheden en invloeden kan hij ertoe gebracht zijn. Voor zoo iemand is de sterilisatie niet noodig, en dus zal een verstandig beleid meebrengen, dat, indien de persoon zich goed gedraagt en waarborgen biedt, dat hij niet ten tweede male tot zoo'n misdrijf zal vervallen, de adviseerende colleges zich ten gunste voor deze voorwaardelijke invrijheidstelling zonder meer uitspreken. Wanneer iemand zich echter aan een reeks van zedenmisdrijven of bij herhaling daaraan schuldig maakt, komt de zaak anders te staan. Maar dan ook ligt het voor de hand, dat het instituut van de voorwaardelijke invrijheidstelling met voorzichtigheid zal worden gehanteerd. Tot goed verstand van zaken moet nog worden opgemerkt, dat een sexueele misdadiger in vele gevallen geen misdrijf tegen de zeden in den zin van het W. v. S. pleegt. Men denke slechts aan den moord uit sexueele motieven (Lustmord) en aan mishandeling (sadisme). *) Typeerend is het Duitsche woord: Sexualverbrecher. waardelijk vrijgelaten kan worden) in de eerste 8 jaren een verzoek tot sterilisatie niet kunnen verwachten. De bedoeling van de sterilisatiewet is juist deze personen zoo spoedig mogelijk bejaag bij zulk een verzoek te geven, daar zij dan het vooruitzicht hebben, dat zij misschien de langdurige vrijheidsberooving niet behoeven te ondergaan. En aangenomen, dat de persoon er wel toe zou komen de aanvrage te doen, en de operatie werd uitgevoerd, dan zou, zonder dispensatie van den termijn van artikel 15 W.v.S., de samenleving naast de kosten van zijn verder verblijf in de gevangenis nog te dragen krijgen de kosten van den steriliseerenden ingreep1). Artikel 11 Het is een eisch van rechtvaardigheid, dat ook degene, die m een rijkswerkinrichting is geplaatst, kan profiteeren van de vervroegde voorwaardelijke invrijheidstelling, indien sterilisatie et mogelijk zou maken hem in de samenleving te doen terug Keeren. Artikel 12 Aangezien voor de verpleegden, die overeenkomstig art. 37 erde lid W.v.S. in een gesticht zijn geplaatst, de artikelen 15 v.v. W.v.S. met van toepassing zijn, omdat die personen niet tot eene straf zijn veroordeeld *) behoeft voor hen artikel 10 er Sterilisatiewet niet van toepassing te worden verklaard, angezien deze personen onder voortdurende controle van den leider van het gesticht, waarin zij worden verpleegd, staan, is het gewenscht, dat deze, die uit hoofde zijner betrekking geacht mag worden het best met hun toestand op de hoogte te zijn wordt geraadpleegd door den Medischen Raad. Artikel 13 Bij de bespreking van de kastratie in het vorige hoofdstuk werd reeds erop gewezen, dat ook degenen, die van oordeel zijn, dat deze het individu geen groote schade berokkent naar lichaam en geest, uitgaan van de praemisse, dat deze ingreep niet op te jeugdigen leeftijd wordt toegepast1). Met het oog hierop is de leeftijd van 25 jaar als laagste grens gesteld, hetgeen in overeenstemming is met Gaupp en 4 jaar hooger is dan de Deensche wet vereischt, die alleen meerderjarigheid als voorwaarde stelt. Artikel 14 De bepaling in dit artikel vervat is uitsluitend bedoeld in het belang van ongelukkige minderwaardigen, die geacht mogen worden wegens hun geestestoestand niet in de samenleving te kunnen blijven,zoolang zij in staat zijn kinderen voort te brengen. Gedacht moet worden aan crimineel volmaakt ongevaarlijke idiote en zwakzinnige meisjes en jonge vrouwen, die wel eenigszins tot arbeiden in staat zijn en in haar eigen levensonderhoud kunnen voorzien, maar die reeds een of meerdere malen buitenechtelijke kinderen (minderwaardige!) hebben voortgebracht, die zij door haar eigen toestand niet kunnen groot brengen en opvoeden en die dus hetzij door familie moeten worden verzorgd, hetzij ten laste komen van de openbare liefdadigheid. Misschien niet de eerste, maar dan toch de tweede maal, dat zulk een stumperig wezen aan een ander stumperig wezen het levenslicht schenkt, zal de vraag naar voren komen: kan deze ongehuwde moeder in de maatschappij gelaten worden, of moet zij — al is het alleen maar om haar het verder voortbrengen van buitenechtelijke kinderen onmogelijk te maken — in eene inrichting voor zwakzinnigen of geesteszieken worden ondergebracht? 2) Vergeten mag ook niet worden, dat dergelijke ongehuwde zwakzinnige moeders gevaar loopen kindermoord te plegen, alleen omdat zij „geen raad weten" met haar kind. Deze ongelukkigen — die haar vrijheid bedreigd zien en ook nog gevaar loopen met den strafrechter in aanraking te komen — te helpen, zooals men verplicht is alle zwakken te steunen en hun leed zooveel mogelijk te verzachten en om de personen, om wie het hier gaat, mogelijk een langdurige verwijdering uit de samenleving te besparen, dat en dat alléén is de bedoeling van dit artikel. Dat 1) Zie blz. 40 noot 2. 2) Zie blz. 48 noot 4. de eugenetiek tevens door deze bepaling gebaat is, kan worden beschouwd als eene gelukkige — doch bijkomstige — omstandigheid. Reeds in het eerste hoofdstuk werd een afwijzend standpunt ingenomen inzake de toelaatbaarheid van dwang op eugenetische gronden. Nadrukkelijk moet er dan ook nogmaals op gewezen worden, dat niet terwille van de eugenetiek hier een element van dwang in de wet gebracht is. Aansluiting werd hier gezocht bij de wet van het Zwitsersche kanton Vaud, op blz. 47 v.v. genoemd, met dien verstande, dat, waar deze laatstgenoemde wet theoretisch mogelijk maakt de sterilisatie ook te doen plaats grijpen wanneer de persoon of zijne wettelijke vertegenwoordigers er zich tegen verzetten, het hier ontworpen artikel den eisch stelt, dat het verzoek moet worden gedaan door den persoon, zijn ouders of voogden of zijn curator en dus altijd toestemming geacht kan worden aanwezig te zijn van minstens één dezer. De afwijking met de overige artikelen is echter, dat hier sterilisatie kan worden toegestaan tegen den wil van den persoon op wien zij zal worden toegepast. Hierdoor is een element van dwang in de ontworpen regeling gebracht — het eenige trouwens —, maar dit is niet te ontgaan. Juist onder de personen, die onder dit artikel vallen, zal men er aantreffen van een geestestoestand, die het niet mogelijk maakt, dat zij zelf behoorlijk kunnen beoordeelen wat goed voor hen is. In aanmerking moet worden genomen, dat de omstandigheden welke aanwezig moeten zijn, er vele zijn n.1. Ie. geestesziekte of gebrekkige ontwikkeling der verstandelijke vermogens; 2e. waarschijnlijke ongeneeslijkheid daarvan; 3e. verwachting, naar medisch inzicht, dat de nakomelingen van den persoon minderwaardig zullen zijn; 4e. de aannemelijkheid, dat de persoon gevaar loopt uit de samenleving te worden verwijderd. Misbruik door ouders of voogden of curator is door deze beperkingen wel zeer moeilijk gemaakt en bovendien staat het, indien al deze voorwaarden vervuld zijn, den Minister nog vrij het verzoek af te wijzen. Bij eene verstandige toepassing van het artikel behoeft voor misbruik niet te worden gevreesd. Artikel 16 In het voorgaande werd reeds betoogd, dat het eugenetisch motief nimmer tot basis genomen mag worden voor eene dwingende wettelijke regeling, terwijl werd erkend,de wenschelijkheid om langs den weg van vrijwillige sterilisatie al het mogelijke te doen — en van overheidswege alle pogingen daartoe te bevorderen — om de volkskracht te verhoogen, door van de voortplanting die individuen uit te sluiten, wier progenituur naar alle waarschijnlijkheid minderwaardig zou zijn. Veel werk kan op dit stuk nog worden gedaan en toejuiching verdient zeer zeker wat er reeds gedaan is x). Naast ziekten of gebreken, welke voor de wederpartij het huwelijk tot een af te raden verbintenis maken (waarover in het vierde hoofdstuk werd gesproken), moet ook vooral aandacht geschonken worden aan de mogelijkheid, dat een huwelijk de partijen, welke het willen aangaan, niet zal schaden in hare gezondheid, of dat de eene partij met vollen wil de mogelijke schadelijke gevolgen van een ziekte van de andere partij wil riskeeren, maar dat naar alle waarschijnlijkheid eventueele nakomelingen erfelijk belast zullen zijn met ziekten of gebreken. Wanneer de partijen, bij het huwelijk betrokken, zich ten volle bewust zijn, dat zij niet de verantwoordelijkheid op zich willen nemen, dat uit hun huwelijk nakomelingen worden geboren, zal hun dit artikel de mogelijkheid openen zich aan een steriliseerenden ingreep beiden of een van beiden te onderwerpen. Het gebruik van anti-conceptioneele middelen beoogt hetzelfde, doch niet te ontkennen valt, gelijk in het vierde hoofdstuk werd betoogd, dat de sterilisatie meer zekerheid biedt dan deze. Artikel 17 Gewaakt moet natuurlijk worden tegen misbruik dezer bepalingen door personen, die „uit gemakzucht" gaarne zekerheid ') In Nederland werkt de Vereeniging tot geneeskundig onderzoek vóór het huwelijk met 4 adviesbureaux n.1. in Den Haag, Amsterdam, Utrecht en Rotterdam. Kort geleden werd ook opgericht een bureau voor gezinsmoeilijkheden. In de Vereenigde Staten zijn 3 bureaux voor huwelijksvoorlichting opgericht n.1. te Baltimore, Pasadena, New-York. In Duitschland heeft men de „Vereinigung öffentlicher Eheberatungsstellen"' Reeds in 1931 bestonden daar ruim 40 bureaux voor huwelijksvoorlichting. Zie ook Muckermann in Das kommende Geschlecht, Heft VI, n° 1 en 2. „Ursprung und Entwicklung der Eheberatung und Leitsatze für den Gang in die Zukunft". willen verkrijgen, dat zij nimmer nakomelingschap zullen hebben, aangezien een dergelijke mentaliteit de zedelijke kracht van een volk ondermijnt in plaats van verhoogt x). Daarom is de eisch gesteld, dat eene verklaring van een medicus wordt overgelegd, welke het verzoek steunt. Toegegeven moet echter worden, dat deze bepaling geen afdoenden waarborg biedt, dat nimmer ongegronde en ontoelaatbare aanvragen tot sterilisatie zullen worden ingediend. Artikel 18 De terzake van sterilisatie bij uitstek deskundige Raad is ook hier het aangewezen college van advies. Artikel 19 Aangezien deze sterilisatie niets meer bedoelt dan eene onvruchtbaarmaking van personen, welke daar zelf om verzocht hebben, kan de bemoeienis van de overheid eindigen, wanneer zij de motieven gebillijkt heeft en hare sanctie aan het verzoek heeft gegeven. De verzoeker kan met deze permissie in de hand de sterilisatie laten verrichten door wien en waar hij wil. Er is geen enkel belang, dat zou motiveeren dwingend te bepalen, dat ook de uitvoering van dezen steriliseerenden ingreep aan de zorg van den Raad moet worden opgedragen. Artikel 20 Aangezien alleen sprake is in dezen Titel van sterilisatie in engeren zin, n.1. de onvruchtbaarmaking zonder meer, behoeft nimmer van kastratie bij deze groepen sprake te zijn. Mede in verband met den dwang, welke volgens artikel 14 mag worden geoefend, verdient het aanbeveling toepassing van de kastratie zelfs in de wet uitdrukkelijk voor dezen Titel te verbieden. Artikel 21 Vooral in verband met de sterilisatie op grond van artikel 16 der wet, waarbij de Medische Raad zich niet met de zorg voor 1) Mayer, t.a.p. besprekende de sterilisatie in Frankrijk, zegt op blz. 188: „Es gibt in Frankreich offenbar schon seit Jahrzehnten eine grosse Zahl von Frauen, die sich das Ovarium oder die Adnexe herausnehmen liessen um ungestört dem Geschlechtsverkehr zu obliegen; man nennt sie nur „les ovariées". de uitvoering der operatie belast, is het noodzakelijk bescherming te verleenen tegen kwakzalvers, die een wezenlijk gevaar zouden kunnen worden voor de behoorlijke werking van het instituut. Artikelen 22—23 Wil men de sterilisatie beperken tot de gevallen, waarin de wet voorziet, dan zal men iederen steriliseerenden ingreep, die geschiedt zonder machtiging op grond van de wet, moeten verbieden, behalve natuurlijk die, welke uit zuiver medische beweegredenen wordt ondernomen en waarvan sprake is in artikel 23. In dezen Titel is ten aanzien van de strafbaarstelling aansluiting gezocht bij de mishandeling, terwijl ook uitdrukkelijk gesproken wordt van „misdrijf". Eén taak blijft thans nog te vervullen, n.1. het ontwerpen van eene regeling om ten aanzien van hen, die een bepaald soort misdrijven meermalen hebben begaan, na hen aan een onderzoek te hebben onderworpen, dwang te kunnen oefenen, dat een steriliseerende ingreep op hen wordt toegepast. Deze dwang zal eerst — op grond van het tevoren betoogde — mogen worden geoefend, wanneer de praktijk ook hier te lande dusdanige resultaten heeft opgeleverd, dat daardoor onomstootelijk de waarde als beveiligingsmaatregel is komen vast te staan en tevens bewezen is, dat de maatregel in het belang van het individu werkt, door het gevaar van het vervallen tot herhaling van misdrijven van soortgelijken aard als op grond waarvan hij werd gesteriliseerd, te verkleinen. Wanneer dat tijdstip is aangebroken zal alleen de praktijk kunnen leeren. Als dat oogenblik is gekomen, zullen na artikel 12 moeten worden ingevoegd eenige artikelen, luidende: Artikel 12a Indien wordt schuldig bevonden aan een der misdrijven, genoemd in de artikelen 239 en 242—250 van het Wetboek van Strafrecht, of eene poging daartoe, iemand, die reeds eerder werd veroordeeld wegens een misdrijf in een dezer artikelen genoemd, of eene poging daartoe, zal de rechter gelasten — onafhankelijk van de toe te passen straf of maatregel —, dat de Medische Raad voor de Sterilisatie zal overwegen of het hem wenschelijk voorkomt, dat een steriliseerende ingreep op den schuldig bevondene zal worden toegepast. Artikel 12 b De Medische Raad voor de Sterilisatie zal, indien hij na een onderzoek, als bedoeld in artikel 3, te hebben ingesteld, van meening is, dat een steriliseerende ingreep gewenscht is, tot den Minister van Justitie een verzoek richten om gemachtigd te worden tot eene in dat verzoek aan te geven wijze van sterilisatie over te gaan. Artikel 12c Indien de Minister van Justitie de in het vorige artikel bedoelde machtiging geeft, zal hij tevens aan den Medischen Raad voor de Sterilisatie opdragen een rapport uit te brengen als bedoeld in artikel 9. Artikel 12 d Indien op grond van het rapport in het vorige artikel bedoeld, de Minister van Justitie voorwaardelijke invrijheidstelling toestaat, zal artikel 10 van toepassing zijn. Artikel 12e De artikelen 12a, 12&, 12c en 12d zullen eveneens van toepassing zijn, indien iemand schuldig bevonden wordt aan meerdere in artikel 12a genoemde misdrijven, of eene strafbare poging daartoe, ook wanneer hij vroeger niet werd veroordeeld wegens een dier misdrijven. Toelichting Artikel 12 a Het kan gewenscht zijn aanvankelijk de gedwongen sterilisatie te beperken tot hen, die zedenmisdrijven, of eene strafbare poging daartoe, hebben begaan, omdat de sterilisatie zoo nauw * mogelijk moet blijven aansluiten bij de bedoeling om haar alleen toe te passen op hen, die in verband met hunne abnormaal gerichte of abnormaal sterke geslachtsdrift (zie art. 1 van het schema) tot het plegen van misdrijven gebracht worden. Vandaar de beperking tot de meest zware zedenmisdrijven voor een eerste invoering van den dwang. Met name worden genoemd: schennis der eerbaarheid; de verschillende vormen van buitenechtelijke vleeschelijke gemeenschap en de ontuchtige handelingen. Reeds hierboven werd betoogd, dat wie eenmaal een dergelijk misdrijf beging, nog niet onder de benaming „Sexualverbrecher" behoeft te vallen. Daarom is aanvankelijk als eisch gesteld eenmalige recidive voordat het onderzoek naar de wenschelijkheid van sterilisatie door den rechter kan en moet worden gelast. Artikelen 12b en 12c Even zoo goed als de beslissing tot voorwaardelijke invrijheidstelling in het Wetboek van Strafrecht in handen van den Minister van Justitie is gelegd en in dit schema eener Sterilisatiewet ook de beslissing op verzoeken om gesteriliseerd te worden, kan dit ook geschieden met het geven van de machtiging tot gedwongen sterilisatie. Ongewenscht is het deze bevoegdheid in handen van den rechter te leggen, omdat dan geen eenheid van „sterilisatiepolitiek" wordt verkregen, terwijl toch de geheele opzet van dit schema is naar die eenheid te streven. Artikel 12e Het vermoeden, dat men te doen heeft met een „Sexualverbrecher" zal bij eerste veroordeeling wel bestaan, wanneer blijkt, dat de schuldige zich aan een reeks van zedenmisdrijven heeft schuldig gemaakt *). Daarom is deze aanvulling van het in artikel 12a bepaalde noodzakelijk. Onder de bepalingen van de artikelen 12a en \2e vallen geenszins allen, die als „Sexualverbrecher" zijn aan te merken, zooals *) Zie talrijke voorbeelden bij Wulffen (der Sexualverbrecher) van personen, die na hun gevangenneming bleken talrijke misdrijven op sexueel gebied reeds gedurende een reeks van jaren te hebben gepleegd. Men denke ook aan de bekentenis van dengene, die wegens een zedendelict gevangenisstraf ondergaat en thans heeft verklaard den moord in den Blij dorppolder te hebben begaan (courantenbericht). hierboven reeds bij herhaling werd betoogd. Immers kan uit sexueele motieven b.v. ook moord of doodslag worden gepleegd zonder dat daar bij komt het plegen van een der strafbare feiten, genoemd in artikel 12a. Echter moet de uiterste voorzichtigheid worden betracht, zoodra het dwangelement in de wet gebracht wordt. Daarom kan het voorkeur verdienen de gedwongen sterilisatie eerst op de bovenaangegeven beperkte schaal in te voeren, waarbij reeds uit den aard der feiten een vingerwijzing gegeven wordt, dat men te doen zal hebben met een sexueelen misdadiger. Tot slot moge hier echter nog volgen een redactie voor artikel 12a, welke de overheid in staat zal stellen den dwang op alle misdadigers, die uit sexueele motieven gehandeld hebben, toe te passen, indien het medisch onderzoek uitwijst, dat men op geneeskundige gronden meent daarmede het gewenschte doel te bereiken. Gewijzigd artikel 12a Indien iemand wordt schuldig bevonden aan een misdrijf, of een poging daartoe, en de rechter vermoedt, dat tot de motieven, welke die persoon daartoe hebben gedreven, behoort diens abnormaal gerichte of abnormaal sterke geslachtsdrift, zal de rechter gelasten — onafhankelijk van de toe te passen straf of maatregel — dat de Medische Raad voor de Sterilisatie zal onderzoeken of het hem wenschelijk voorkomt, dat een steriliseerende ingreep op dien persoon zal worden toegepast. (Artikel 12