I OVERZICHT I I VAN DE GEBEURTENISSEN DER H I LAATSTE 25 JAAR (1908-1932) ni * sp, _ _ :-.y '•-*'• - ^ g ■« wqf ^M| OVERZICHT VAN DE GEBEURTENISSEN DER LAATSTE 25 JAAR (1908-1932) I. HET VOORSPEL VAN DEN WERELDOORLOG MEER en meer nam de bewapeningswedloop toe. In het bizonder op het gebied der koloniale politiek trachtten de „groote mogendheden": Frankrijk, Duitschland, Oostenrijk, Italië, Engeland, Amerika, Rusland en Japan, elkaar te overvleugelen. Toch zou niet in de koloniën, maar in het oude Europa zelf de haard gevonden worden, waarin het groote conflict zou ontbranden. Die haard was de Balkan. De haat der Balkanvolken tegen hun verdrukkers: de Turken, voorts hun scherpe tegenstellingen onderling, hun achterlijkheid in vele opzichten, maakten dat deel van Europa tot een geschikt arbeidsveld voor de belangentegenstellingen der groote mogendheden. Vooral Rusland en Oostenrijk botsten hier op elkaar, maar ook Engeland had er zijn belangen, evenals Italië, en, in een verder verwijderd verband, ook Duitschland en Frankrijk. De groote mogendheden waren n.l. in twee kampen verdeeld. De „Triple Entente", gevormd door Engeland, Frankrijk en Rusland, stond tegenover het „Drievoudig Verbond", waarvan Duitschland, Oostenrijk en Italië deel uitmaakten. Deze groepeering is gereedelijk verklaarbaar, wanneer men bedenkt, dat Oostenrijk, waar het leidende deel der bevolking zich met de Duitschers stamverwant gevoelde en dat na het kortstondige conflict met Pruisen in 1866 door dat land niet verder was afgestooten, op een bondgenootschap met het Rijk als 't ware was aangewezen. Hiertegenover stonden Frankrijk en Rusland, het eerste met onverzoenlijke „revanche"-gedachten tegenover Duitschland vervuld, het tweede met zijn tegen Oostenrijk gericht „Pan-Slavisch" streven. Bij deze combinatie sloot Engeland zich aan. Zijn sympathieën voor Frankrijk had het tijdens den Fransch-Duitschen oorlog reeds moeilijk kunnen verbloemen. Tot Rusland stond het weliswaar in Azië en Zuid-Oost Europa in een zekere tegenstelling, maar wat beteekende voor Groot-Brittannië het Russische gevaar, vergeleken bij dat van het na 1870 met verbluffende snelheid opkomende, de wereldmarkt veroverende Duitschland ? De komende gigantenstrijd zou, dit voelde men algemeen, de beteekenis hebben van een strijd om de wereldmacht, en wel tusschen Engeland, dat haar bezat, en Duitschland, dat haar wilde grijpen. Dat ten slotte Italië zich bij den Driebond aansloot, is minder natuurlijk. De rasgemeenschap met Frankrijk, de hulp, welke het van dit land in den strijd om de eenheid tegen Oostenrijk had ondervonden, doen het meer op de Entente dan op Midden-Europa aangewezen schijnen, en in den wereldoorlog heeft zich dit dan ook niet verloochend. Toch bestonden ook met Frankrijk zekere punten van geschil. Was daar niet Nizza en Savoye onder Fransche heerschappij ofschoon door Italianen bewoond, en Corsica, en Tunis ? Vooral laatstgenoemd land in Fransche handen te zien, was Italië een doorn in het oog. En zoo stonden dus de beide partijen van groote mogendheden in afwachtende houding tegenover elkaar, elkander scherp observeerend, elke militaire of maritieme maatregel met een tegenmaatregel beantwoordend, den omvang der vloten en der „staande legers (dat zijn de militielegers op vredessterkte) steeds opdrijvend, tusschen elkander het evenwicht, het „Europeesch Evenwicht", bewarend en niet achtend, wat de gevolgen zouden zijn, als dat evenwicht te eeniger tijd zou worden verstoord. ♦ ♦ In 1908, in vollen vredestijd, werden Bosnië en Herzegowina, die sedert het Congres van Berlijn (1878) reeds door Oostenrijk waren bezet, door dat land geannexeerd. Hiermede begint de spanning en onrust, die ten slotte tot den wereldoorlog zou leiden. ♦ ♦ In 1911 veroverde Italië Tripoli op Turkije, aldus revanche nemend op het gebied der koloniale politiek voor den vernietigenden nederlaag, dien het in 1896 tegen de Abessyniërs, bij een poging om hun land te veroveren, geleden had. Van de voor Turkije uit het Tripoli-conflict ontstane moeilijkheden nu maakten de Balkanvolken : Boelgarije, Servië, Griekenland en Montenegro gebruik om dat rijk te overvallen en te berooven. De Boelgaren hadden hierbij de leiding. Hun arbeidzaamheid en tucht, welke hun den bijnaam „Pruisen van den Balkan" verschaften, gaven hun op de overige Balkanvolken een overwicht. Bij Kirk Kilisse en Loele Boergas versloegen zij de Turken, terwijl de Grieken Saloniki op dezen veroverden (1912). Bij den hieropvolgenden vrede, die te Londen werd gesloten, verloor Turkije weinig minder dan het geheele gebied, dat het nog in Europa bezat, n.l.: Macedonië, Thracië, Epirus, Albanië en de eilanden in de Egeïsche Zee. Wat het in Europa nog restte, was Constantinopel en een strook land van die stad tot Galipoli. « ♦ De overwinnaars waren het echter over de verdeeling van den buit niet eens en zoo werd deze eerste Balkanoorlog op den voet gevolgd door een tweeden, waarin de Boelgaren zich te weren hadden tegen hun gezamenlijke bondgenooten uit den eersten oorlog, die bovendien nog gesteund werden door Roemenië. Geen wonder, dat Boelgarije aldus een beslissenden nederlaag onderging en bij den vrede van Boekarest (Augustus 1913) Macedonië aan Servië, Epirus en Saloniki aan Griekenland, en de Dobroedsja aan Roemenië moest laten. Dank zij de tusschenkomst der groote mogendheden werd Thracië (met Adrianopel) aan Turkije teruggegeven, terwijl Albanië tot een afzonderlijk vorstendom onder den prins van Wied werd gemaakt. ♦ ♦ De rust zou niet van langen duur zijn ! Op 28 Juni 1914 werden te Serajewo in Bosnië de Oostenrijksche troonopvolger en zijn vrouw door Serviërs gedood. Uit dezen politieken aanslag ontstond tusschen Servië en de Donaumonarchie wrijving, welke leidde tot den door Oostenrijk in den vorm van een ultimatum gestelden eisch, dat Servië zou toestaan, dat mede door Oostenrijksche autoriteiten op Servisch grondgebied een onderzoek naar den moord van Serajewo zou worden ingesteld (23 Juli). Servië, zich door Rusland geruggesteund voelend, antwoordde hierop afwijzend, een dergelijken eisch voor een ongeoorloofde inmenging in de binnenlandsche aangelegenheden van een onafhankelijken staat verklarend. De ministers der dubbelmonarchie : Berchtold (Oostenrijk) en Tisza (Hongarije) gingen vervolgens tot de oorlogsverklaring aan Servië over (28 Juli) en zonden monitor-pantserschepen de Donau af om Belgrado te bombardeeren. Tegelijkertijd mobiliseerde Rusland, een dag later ook Duitschland. De wereldoorlog was nabij. ♦ ♦ In deze dagen zijn door de internationale diplomatie verschillende pogingen gedaan om het onheil alsnog te voorkomen. Vooral de Engelsche minister van buitenlandsche zaken Lord Grey heeft in dit opzicht van zich doen spreken. In hoeverre die pogingen eerlijk gemeend waren, zal wel altijd in het duister blijven. Verschillende wegen stonden hier open : of wel terzijdestelling van het gerezen geschil door bemiddeling, of wel beslissing ervan door arbitrage (b.v. door het Internationale Hof voor Arbitrage in den Haag). Lord Grey wenschte het laatste, Rusland verklaarde zich tot het eerste niet geheel ongeneigd. Duitschland toonde zich van beide middelen afkeerig. Het wenschte tot behoud van den vrede een derden weg te bewandelen : localiseering van het conflict. Het wees erop, dat het geschil tusschen de Donau- monarchie en Servië de andere mogendheden niet raakte en verlangde met name van Rusland, dat het zich onzijdig zou houden, iets, waartoe dit land zich evenwel niet wilde verbinden. Op een vraag aan Frankrijk, of het in geval van een Duitsch-Russisch conflict neutraal zou blijven, kreeg Duitschland ten antwoord, dat Frankrijk in dat geval zou doen wat zijn belang het ingaf (reeds eerder had Engeland te Parijs — niet te Berlijn — doen weten, dat het in geval van een Fransch-Duitsch conflict Frankrijk's zijde zou houden). Hierop volgen de oorlogsverklaringen van Duitschland aan Rusland (1 Augustus) en aan Frankrijk (2 Augustus). Onmiddellijk verklaarde Italië het geval van den Driebond hier niet aanwezig en zich neutraal. ♦ ♦ Dan begint met onafwendbare stelligheid, ook feitelijk de strijd. II. DE WERELDOORLOG DUITSCHLAND richt tot België den eisch, dat het de Duitsche legers ongehinderd over zijn grondgebied naar Frankrijk zal laten doortrekken. België, in tegenstelling tot Luxemburg, weigert en verklaart, zich te weer te zullen stellen. Het verwijst naar zijn in 1839 mede door Pruisen gegarandeerde neutraliteit. Dan rukken de Duitsche legers België binnen, stooten bij Visé en aan de Vesdre, niet ver ten Zuiden van Maastricht, op den eersten tegenstand, werpen dien overhoop, nemen in een onweerstaanbaren stormaanval de forten van Luik, overstroomen het geheele land, trekken Brussel binnen, slaan bij Bergen de Engelschen, bij Charleroi de Franschen en zetten hun opmarsch naar Parijs zegevierend voort. De schending der Belgische neutraliteit is voor Engeland het sein geweest om zich in den oorlog te begeven (4- Augustus). ♦ ♦ Het veldtochtplan der Duitschers, dat de chef van den generalen staf von Moltke, neef van zijn in 1870 beroemd geworden naamgenoot, uit te voeren krijgt, was reeds lang tevoren door zijn voorganger von Schlieffen uitgedacht. Het bestond hierin, dat alle militaire macht zooveel mogelijk in het Westen zou worden geconcentreerd, ten einde daar in den kortst mogelijken tijd een beslissing te verkrijgen. ■ De schending van de Belgische onzijdigheid was in dat plan voorzien. Die onzijdigheid bestond overigens nog slechts in naam ; in werkelijkheid was België ten nauwste aan Frankrijk verbonden. De Duitsche legers hadden in het snelste tempo België en Noord-Frankrijk te overstroomen, tot aan de zee door te dringen, Parijs ten val te brengen en aldus nog vooraleer Engeland met noemenswaardige strijdkrachten aan den oorlog op het vasteland kon deelnemen, in het Westen den vrede af te dwingen. In deze verwachting konden de Oostgrenzen in den beginne tamelijk verwaarloosd worden : het Russische leger was weliswaar overmachtig, doch slecht uitgerust en ingericht. Men zou, indien na de beslissing in het Westen Rusland mocht willen door- vechten, daar altijd dan nog zijn aandacht aan kunnen wijden. Voorloopig behoefden in het Oosten niet meer troepen te worden bijeengebracht dan voor dekking der grenzen noodig was. ♦ ♦ Dit plan : de beslissing in korten tijd af te dwingen, was van Duitsch standpunt uit geheel juist. Ter zee immers waren Duitschland en Oostenrijk zóó verre in de minderheid (Engeland had er steeds voor gezorgd, dat zijn vloot alleen altoos grooter bleef dan de twee grootste op haar volgende : de Fransche en de Duitsche, samen !), dat het te voorzien was, dat de Duitsche oorlogsschepen daartegen niet veel zouden kunnen uitrichten. En inderdaad : bijna den geheelen oorlog door heeft de Duitsche vloot werkeloos in het Kanaal van Kiel gelegen. Haar verlangen om den vijand te ontmoeten, werd niet vervuld. Engeland, zeker van zijn machtspositie, liet zijn vloot niet in zee uitloopen ! De heerschappij der zeeën, was in Engeland's handen en haar beste behoud was een passieve houding. Gevolg van deze Britsche alleenheerschappij ter zee was, dat elke toevoer van levensmiddelen en materiaal naar de Duitsche havens kon worden belet. Van het begin van den strijd af heeft Engeland dan ook de meest rigoureuse blokkade op den vijand toegepast. Het is het eerste voorbeeld in de geschiedenis, dat men door middel van een hongerblokkade niet slechts een vesting, een haven, maar een geheel volk tracht klein te krijgen. Om den rampspoedigen gevolgen van dit machtigste middel der Entente te ontgaan, was het voor Duitschland zaak, snél te overwinnen. ♦ ♦ Aanvankelijk had het er allen schijn van, dat het plan van de „oberste Heeresleitung" zou slagen. De eerste Duitsche stoot in het Westen was zoo krachtig, dat de Fransche generalissimus Joffre besloot, den terugtocht te aanvaarden. Indien ooit, dan gold hier echter het woord, dat de Geallieerden in het Westen wel geslagen, niet verslagen waren ! ♦ ♦ Niettemin slaagde voorloopig de Duitsche opmarsch. Den 5en September stond het leger van von Kluck aan de Marne, op 25 Kilometer van Parijs. De regeering verplaatste zich, eerst naar Bordeaux, later naar Ie Havre, en belastte den generaal Galliéni met de verdediging der hoofdstad. De situatie was nijpend ! ♦ + Dan komt echter de ommekeer. De aandacht van de Duitsche legerleiding had zich iets te veel naar Lotharingen gewend, teneinde daar twee volledige legers in den strijd te werpen, en dientengevolge den rechtervleugel, die de verbinding met de kust moest tot stand brengen, wat uit het oog verloren. Zoo kwam het, dat von Kluck bij het bereiken der Marne zich in een iets verder vooruitgeschoven positie bevond, dan de strengste voorzichtigheid gedoogde. Met groote genialiteit maakte Joffre van het oogenblik gebruik. Hij deed het leger aan de Marne weer front maken en tot den tegenaanval overgaan, die zich met sterke intensiteit op het vooruitgedrongen leger van von Kluck concentreerde. Gevolg was, dat dit leger wel niet afgesneden en vernietigd, maar na een heftigen strijd van vijf dagen niettemin tot een volkomen terugtocht werd gedwongen. De Duitsche bedreiging was tot staan gebracht; Frankrijk kon herademen! Naast het genie van zijn opperbevelhebber dankte het dit aan de toewijding van zijn soldaten. Het Fransche leger deed in die dagen, naar het getuigenis van een zijner aanvoerders, „plus que son devoir" (slag aan de Marne, 5 tot 9 September 1914). + ♦ In Duitschland, dat met een onvergelijkelijken geestdrift den krijg was in getrokken, maakte het bericht van den Marne-slag een pijnlijken indruk. Het gevolg was de ontheffing van Moltke als chef van den generalen staf en zijn vervanging door von Falkenhayn. ♦ ♦ Men heeft beweerd, dat reeds aan de Marne het lot van dezen oorlog werd beslist, en daarin ligt iets waars. De kans toch om als 't ware met één klap aan den strijd een eind te maken, was hiermee voor Duitschland voorbijgegaan. De beslissing zou op langeren duur gezocht moeten worden, en daarmee kwamen nieuwe factoren, als de uitputtende invloeden van hongerblokkade en Russische overmacht, in het spel. ^ ♦ Nog was echter de eerste veldtocht in het Westen niet voorbij. Een poging werd nog gedaan om de kans te forceeren, die aan de Marne verloren was gegaan : een poging tot doorbraak naar de zee. In een reeks stormaanvallen in de buurt van IJperen lieten tallooze nauwelijks volwassen jonge Duitschers, om zoo te zeggen van de schoolbanken naar het front gevoerd, het leven, zonder iets voor hun land te bereiken (October en November 1914). In dien tijd neemt de bewegingsoorlog in het Westen voor goed een einde. De strijd gaat daar in een loopgravenoorlog over, waarbij de beide tegenstanders zich met hun miljoenen-legers vastleggen op een frontlijn, die vier jaren lang, tot October 1918, ondanks de ontzettendste krachtsinspanningen en ongeëvenaarde vernietiging van menschenlevens en materiaal, nagenoeg onveranderd blijft. + ♦ Aan het Oostelijk front waren na het uitbreken van den strijd de Russen in den aanval. Zij drongen Duitschland in het NoordOosten binnen en na den slag bij Gumbinnen bedreigden zij Konings- bergen. De vrees, dat het op deze wijze niet lang zou duren of de weg naar Berlijn lag open, deed het Duitsche „groote hoofdkwartier" (de opperste legerleiding van den generalen staf, die gedurende het grootste gedeelte van den oorlog in het Westen gevestigd en waarbij de keizer als „oberster Kriegsherr" tegenwoordig was) ertoe besluiten, een tegenaanval van groot formaat te ondernemen ter bevrijding van den druk der Russen. De leiding daarvan wordt opgedragen aan generaal von Hindenburg, die, reeds een eind in de zestig, eenige jaren tevoren den dienst had verlaten, maar die thans wordt teruggeroepen, omdat men van zijn bekwaamheid veel voor het vaderland verwachtte. Die verwachting heeft hij niet beschaamd ! Als chef van zijn staf werd hem Ludendorf toegevoegd. ♦ ♦ De eerste daad van Hindenburg was het winnen van den slag bij Tannenberg, die in de dagen van 26 tot 29 Augustus 1914 zijn hoogtepunt bereikte en waarin het Russische leger onder Samsonof zoo volkomen werd vernietigd, dat de geschiedenis wellicht slechts in den slag bij Cannae, waar Rome door Hannibal werd overwonnen, een tweede dergelijk voorbeeld kent. (Opmerking verdient hier, dat het verloop van den wereldoorlog in meer dan één opzicht met dat van den Tweeden Punischen Oorlog overeenstemming vertoont : in beide gevallen bevonden zich de groote legeraanvoerder en zijn machtige strategische en taktische successen aan den anderen kant dan de uiteindelijke overwinning, die in beide gevallen door den duur van den strijd werd verkregen en door een uiterst onrechtvaardigen en drukkenden vrede gevolgd). Zóó vreeselijk was deze ondergang van een geheel Russisch leger aan die Masoerische Meeren (waar ook Samsonof den dood vond), dat de tweede Russische legergroep onder Rennenkampf, tegen wien Hindenburg zich terstond na het winnen van den slag bij Tannenberg had gewend, om hem hetzelfde lot te bereiden als het leger van Samsonof had ondergaan, den strijd niet aanvaardde, maar zich in haastige marschen tot diep in Rusland terugtrok ! In den kortst denkbaren tijd had Hindenburg met betrekkelijk geringe middelen een overmachtigen vijand buiten gevecht gesteld en Duitschland in het Oosten weer lucht verschaft. Gevolg van deze gebeurtenissen was de instelling van een legercommando „Ober-Ost" onder HindenburgLudendorf. ♦ ♦ Inmiddels hadden de Oostenrijkers onder het opperbevel van Konrad von Hötzendorf tegen Rusland en Servië niet fortuinlijk gevochten. Eind September was de vijand zoover doorgedrongen, dat de Hongaarsche Laagvlakte, en daarmee ook Weenen, werd bedreigd. Maar ook in deze situatie bracht, nog vóór het intreden van den winter Hindenburg verlichting. < ♦ Het is hier de plaats om over het bizonder karakter van dezen oorlog iets naders te zeggen. Reeds in den loop der 19e eeuw was de strijdwijze zoowel te land als te water opmerkelijk veranderd. Terwijl men vroeger met behulp van niet al te groote huurlegers den strijd voerde, was het geleidelijk gevolg van de door Napoleon ingevoerde conscriptie geweest, dat het volk zelf rechtstreeks aan den oorlog deelnam. Het aantal der strijdenden, en daarmee de hardnekkigheid en de duur der gevechten, nam steeds toe. Reeds de slag bij Leipzig, waar 500.000 menschen tegenover elkaar stonden in een strijd, die drie volle dagen (met een vierden, een rustdag ertusschen) aanhield, was in de geschiedenis een tot toen onbekend phenomeen. Het zou echter nog heel wat erger worden ! In den Russisch-Japanschen oorlog stonden bij Liao-Yang opnieuw bijna 500.000 man in het veld, bij Yentai en aan de Sha-ho reeds 580.000 en eindelijk bij Moekden niet minder dan 850.000 ! Al deze slagen namen dagen en dagen lang in beslag, hetgeen ook met vele gevechten in den Amerikaanschen Burgeroorlog reeds het geval was geweest. In den wereldoorlog nu zou deze ontwikkeling der dingen zich tot in de uiterste consequenties voltrekken. Reeds zagen wij, dat bij Tannenberg en aan de Marne vele dagen werd gevochten. In het verdere verloop van den oorlog zou de duur der slagen tot weken, ja tot maanden aangroeien. Getallen der deelnemers zijn niet te noemen. Men kan ze niet meer bij benadering schatten. Wat vroeger bij tienduizenden gerekend werd, dijde uit, niet tot honderdduizenden, maar tot miljoenen. De geheel manlijke bevolking der oorlogvoerende landen stond aan het front, terwijl de achterblijvenden en de vrouwen, in koortsachtige bedrijvigheid om de legers van het noodige te voorzien, aan den strijd hun onmiddellijk aandeel hadden. In het Oosten, waar door de Duitschers werd ingezien, dat zij, om niet langzaam maar zeker onder „den Russischen stoomwals", die dommekracht van eindeloos menschen-materiaal, te worden verpletterd, steeds weer opnieuw het zich concentreeren en vastleggen van den vijand moesten voorkomen, openingen zoeken en hem uiteenslaan, in het Oosten bleef de „bewegingsoorlog" althans eenigermate gehandhaafd. In het Westen daarentegen vierde de „stellingen- en loopgravenoorlog" meer en meer hoogtij. Na de slagen aan de Marne en bij IJperen had zich het eindelooze, onwrikbare front van de Noordzee af over geheel België, Noord- en Noord-Oost Frankrijk gevormd. In de eerstvolgende veldtochten wordt nog gepoogd, wederom beweging in de legers te brengen, maar tevergeefs. Met den slag bij Verdun begint dan het tijdperk der z.g. „materiaal-veldslagen", waarin elke herinnering aan den bewegingsoorlog wordt opgegeven, en, vooral sedert de Geallieerden het offensief overnemen, het eenig doel der tegenstanders wordt, zich vast op hun plaats nestelend, zooveel mogelijk menschenlevens en materiaal over en weer te vernietigen en daardoor den vijand tot wijken te brengen. Een uitzondering op deze ontwikkeling wordt gevormd door den Tienden Isonzoslag, waar nog iets van de oude, strijdlustige oorlogsromantiek, die met den oorlog van 1870 te gronde scheen te zijn gegaan, weer oplaaide. ♦ ♦ Ook ter zee golden nieuwe methoden. Daar was de moderne ontwikkeling door den Amerikaanschen Burgeroorlog ingeleid, waar voor het eerst pantserschepen elkaar bestreden. In den Russisch-Japanschen oorlog werd voor de eerste maal gebruik gemaakt van torpedobooten, die echter niet onzichtbaar genoeg waren en werden gebezigd in het verband van een eskader, dus te zamen met andere schepen, die als de hoofdfactor van den strijd werden beschouwd. ♦ ♦ Op 22 September 1914 verdwenen bij Hoek van Holland de drie Engelsche pantserkruisers „Cressy", „Aboukir" en „Hogue" in de diepte der zee. Oorzaak hiervan was het onder water afschieten van torpedo's door den Duitschen onderzeeër „U 9". De Engelschen hadden hun vijand geen oogenblik kunnen zien naderen en waren verloren, zonder dat zij eenigen maatregel tot afweer hadden kunnen nemen. Hiermee was de waarde der duikbooten als zelfstandig wapen bewezen. En tevens was hiermee gegeven een nieuwe mogelijkheid voor Duitschland om den krijg in korten tijd tot het gewenschte einde te brengen. Een onbeperkt, niets ontziend, z.g. „rücksichtslos" gebruik van het duikbootwapen toch, niet alleen tegen de oorlogsschepen der vijanden, maar ook tegen alle zich op zee wagende handelsschepen, onverschillig of zij tot vijandelijke dan wel tot onzijdige nationaliteit behoorden, zou de zee hebben schoongeveegd, de levering van munitie en levensmiddelen door het „neutrale" Amerika aan de Geallieerden onmogelijk hebben gemaakt, en ten slotte misschien zelfs het op Duitschland gerichte mes van den honger in Engeland's vleesch hebben doen snijden. De Duitsche admiraliteit, onder leiding van von Tirpitz, beijverde zich dadelijk vanaf de ontdekking van het duikbootwapen dan ook voor een onbeperkte aanwending ervan. ♦ ♦ Dien moed heeft Duitschland niet gehad. Jn. de eerste plaats, omdat men zich niet zeker gevoelde van de gevolgen ervan met be- trekking tot de houding der neutralen. Met name bestond de vrees, dat Amerika zich dan bij de Geallieerden zou aansluiten. Maar ook, omdat een dergelijk besluit een nieuwe, tevoren ongekende gewelddaad van Duitschland zou hebben gevormd, die een onvermijdelijke reactie van het „wereldgeweten" ten gevolge zou hebben gehad. Een tweede gewelddaad. Want de schending der Belgische neutraliteit was niet minder als zoodanig aan te merken. Zij had Engeland een voorwendsel voor zijn deelneming aan den oorlog aan de hand gedaan en in de „publieke opinie", d.w.z. de pers, zoowel die der Geallieerden als die der Neutralen, een reactie opgeroepen van de scherpste soort. Het feit, dat Rijkskanselier von Bethmann Hollweg in Augustus 1914 het verdrag, waarbij België's onzijdigheid was gewaarborgd, als een „Stück Papier" betitelde, gaf, na jarenlange stelselmatige ophitsing door middel van een propaganda-campagne in de pers, welke ten slotte ook in Duitschland zelf weerklank vond, in November 1918 aanleiding tot den wensch der Geallieerden, den keizer in staat van beschuldiging te stellen wegens „offense contre la morale internationale et l'autorité sacrée des traités". Het gaf den grond tot de in het Verdrag van Versailles neergelegde „Schuldlüge". Want al is het, voor wie het wezenlijke van het toevallige vermag te onderscheiden, duidelijk, dat de schuld aan den wereldoorlog over alle groote mogendheden — die hem voorbereidden en erop aan stuurden — gelijkelijk verdeeld is, de schijn is geheel tegen het land, dat als aanvaller optrad, temeer nu die aanval bestond in een formeele rechtschennis als de overweldiging van België. ♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦ Na den val van Antwerpen was België nagenoeg geheel in Duitsche handen. Het volgende jaar verliep in het Westen met vergeefsche pogingen, verandering in de posities te brengen : van Oostende tot in Lotharingen lag het front onwrikbaar vast. + ♦ In het Oosten vloeien in de eerstvolgende jaren de strijdkrachten af en aan. Hindenburg's taak bestaat erin, zijn land — en Oostenrijk — de Russen van 't lijf te houden, en hij heeft die taak schitterend volbracht. Van de vele gebeurtenissen op het Oostelijk oorlogstooneel noemen we slechts: de verovering en losscheuring van Russisch Polen uit de heerschappij van den tsaar (val van Warschau), den strijd in Galicië (waar de stad Prszemysl vele malen door Oostenrijkers en Russen over en weer werd veroverd) en de Boekowina, de winterveldtochten in de Karpathen en in Masoeren, de Broessilof-offensieven der Russen, de straf-expeditie onder von Mackensen tegen Servië, dat in korten tijd buiten gevecht was gesteld, den strijd in den Kaukasus tusschen Russen en Turken. ♦ ♦ Achtereenvolgens waren Turkije en Boelgarije aan den kant van Duitschland en Oostenrijk in den oorlog gegaan. In eerstgenoemd land was Enver-bey (voorman der Jong-Turken) de leidende figuur, in laatstgenoemd tsaar Ferdinand. Gevolg van het door de aldus verbonden vier mogendheden, die zich in tegenstelling tot de „Geallieerden" met den naam van „Centralen" (aan hun Centraal-Europeesche ligging ontleend) bestempelden, verkregen overwicht op den Balkan, waren herhaalde expedities der Entente naar de z.g. „zeeengten" : de Dardanellen en den Bosporus, teneinde de doorvaart aldaar te forceeren, hetgeen echter niet mocht gelukken. ♦ ♦ In Italië keerde de stemming zich meer en meer tegen de gewezen bondgenooten, vooral tegen Oostenrijk. Men verlangde de z.g. „irredenta", te weten Triëst en Trente, door Italiaansche bevolking bewoond, met Italië te vereenigen. Zoo begaf Italië zich aan de zijde der Geallieerden in den strijd. Het heeft gedurende den geheelen oorlog niet veel anders verricht dan Oostenrijk aan het Isonzo-front bezighouden, zonder ooit een succes van eenige beteekenis te behalen. Integendeel: in den beroemd geworden Tienden slag aan den Isonzo werden de Italianen zoo vernietigend verslagen, dat zij in wilden vlucht tot achter den Piave terugtrokken. Alleen de noodzakelijke krachtsinspanning aan het Westfront, die slechts een beperkte en tijdelijke expeditie tegen de Italianen gedoogde, belette den vereenigden Duitschers en Oostenrijkers, hen het lot der Serviërs en der Roemenen te doen ondergaan (October 1917). ♦ ♦ Want ook Roemenië had zich bij de Geallieerden gevoegd en was daarvoor door von Mackensen duchtig afgestraft. Na korten strijd in de Dobroedsja en in Transsylvanië trokken de Centralen Boekarest binnen en legden Roemenië den vrede op, waarbij het land in hun handen bleef (begin 1917). ♦ ♦ Wat ten slotte Griekenland betreft : koning Constantijn wenschte de neutraliteit van dit land te bewaren ; kon echter moeilijkzijn Duitsche sympathieën verbergen. De Entente daarentegen wenschte ook de Grieken aan haar zijde in den oorlog te zien en vond hierin steun bij den eersten minister Venizelos. In Juni 1917 werd de koning tot afstand gedwongen en Griekenland in den oorlog meegesleept. ♦ ♦ ♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦ ♦ In 1916 beginnen de groote materiaal-veldslagen. De aanval op Verdun, die maanden lang wordt volgehouden en ten doel heeft, door het ontwortelen van dezen hoekpeiler van het geallieerde front dat front zelf aan het wankelen te brengen, is voorloopig de laatste groote poging der Duitschers om door te breken. Zij mocht niet baten ; onder ontzettende verliezen werd zij afgeslagen. Zij kostte von Falkenhayn zijn functie ; Hindenburg zou hem vervangen. Van nu af ligt de activiteit der Duitschers in het Westen echter stil ; het offensief is op de Geallieerden overgegaan. + ♦ Het eerst komt dit tot uiting aan de Somme, welke slag zich als 't ware aan dien van Verdun aansluit ; nog is laatstgenoemde niet geeindigd, of het tegenoffensief is reeds in gang. Ook dit wordt gedurende maanden gerekt, zonder dat „een duimbreed gronds wordt gewonnen" (klassieke uitdrukking, die in deze materiaal-veldslagen opnieuw inhoud verkreeg !). ^ ♦ Het volgende jaar herhaalde het drama zich. Eerst hebben de Geallieerden aan de Aisne eenig succes, dat echter weldra weer geheel teniet gaat. Dan wordt er door de Engelschen aangevallen, bij Atrecht (onder Sir Douglas Haig, die French als opperbevelhebber had afgelost), en, in misschien den afgrijselijksten slag, dien de oorlog heeft gezien, door de gezamenlijke Geallieerden aan den Ijzer (in Vlaanderen). En dat alles volkomen vruchteloos. + ♦ Wat den oorlog in de koloniën betreft : Japan, dat zich dadelijk bij de Geallieerden had gevoegd, veroverde al spoedig Kioutsjou, maar daarbij bleef het. Portugal, eveneens van den aanvang af met de Geallieerden verbonden, tastte de Duitsche koloniën in Midden-Afrika aan, terwijl de Unie van Zuid-Afrika zich op „Duitsch Zuid-West" wierp, dat zich tot aan het eind van den oorlog moedig verdedigde (von Lettow-Vorbeck). + ♦ Armenië vormde het voorwerp van strijd tusschen Russen en Turken en had zeer veel te lijden. In Mesopotamië werden de Turken door de Engelschen bestreden (inneming van Bagdad). Ook Syrië en Palestina waren voorwerp van belangstelling der Geallieerden. Jeruzalem werd door hen ingenomen. Zij vonden steun bij de Arabieren van den Hedjaz. + ♦ De strijd ter zee speelde schijnbaar in dezen oorlog geen belangrijke rol, inderdaad echter de beslissende ! Het feit toch, dat de Geallieerden ter zee zóózeer de meerderen waren, dat er van openlijken strijd geen sprake behoefde te zijn, maakte, dat de hongerblokkade met vrucht op de Centralen kon worden toegepast. Geleidelijk aan werd zij zoo mogelijk nog verscherpt. Dat zij gedurende vier jaren werd weerstaan, is uit- sluitend hiervan het gevolg, dat het Duitsche volk een uithoudingsvermogen aan den dag legde, dat bewondering afdwingt. ♦ ♦ In Augustus 1914 waren de Duitsche slagschepen „Breslau" en „Göben" aan een Engelsch smaldeel ontsnapt en den Bosporus binnengeloopen, waar zij de Turksche vloot konden versterken. ♦ ♦ De kruisers „Möwe" en „Emden" leidden in de Stille Zuidzee geruimen tijd een waar kaapvaardersbestaan vol avontuur, doch konden zich ten slotte aan de door de Geallieerden op hen gemaakte jacht niet meer onttrekken. ♦ ♦ Eind Mei 1916 liep een deel der Duitsche vloot in de Noordzee uit om den Engelschen slag te leveren. In het Skagerrak kwam het tot een treffen, dat onbeslist bleef. Tegen den avond verscheen een voltallig Britsch eskader onder den opperbevelhebber Jellicoe en voor die overmacht trokken de Duitschers zich, om niet vernietigd te worden, weer in hun havens terug. ♦ ♦ In den loop van het jaar 1917 brak in Rusland de revolutie uit. Het volk, dat als slachtvee in het vuur der Duitschers gedreven was, slecht gevoed, slecht verzorgd, dat niet, gelijk de machten van Midden- en West-Europa, een eigen nationaal doel voor oogen had, was ten slotte door de ontberingen van dezen oorlog in zijn grondvesten geschokt. Toen de revolutie eenmaal in gang was, dreef zij snel naar het uiterste. Eerst was Miljoekof, de leider der „cadettenpartij" (demokratischliberaal), de man, die de plaats der ministers van den tsaar innam. Toen Kerensky (sociaal-revolutionair). Beiden waren nog de Entente getrouw. Kerensky slaagde er zelfs in, het leger tot nieuwe offensieven aan te drijven. Lang kon dit echter niet meer duren. In October moest hij plaats maken voor Lenin, met wien het bolsjewisme in Rusland zijn intrede doet: al het bestaande werd vernietigd, niet alleen het tsarisme, ook de burgerij, kortom alles wat niet tot de „sovjets" (raden van arbeiders, boeren en soldaten) behoorde. ♦ ♦ Dit nieuwe regiem was tot het sluiten van vrede met Duitschland bereid. Het front was ingestort. In Januari 1918 wordt dan door Trotzky voor de Sovjet-republiek, door generaal Hoffmann voor de Centralen, te Brest-Litofsk de vrede gesloten, waarbij Estland en Litauen aan Duitschland werden gelaten, terwijl de Oekraïne onafhankelijk werd. + Zoo was dan bij het eindigen van het jaar 1917 de toestand voor de Geallieerden schijnbaar iets minder gunstig dan na het afslaan van den aanval op Verdun. In het Westen, waar, naar ieder begreep, de uiteinde- lijke beslissing moest vallen, waren zij in vier der heftigste veldslagen uit den ganschen oorlog niet in staat gebleken, de Duitschers terug te drijven. In het Oosten waren Rusland, Servië en Roemenië uitgeschakeld, waardoor misschien aan de hongerblokkade iets van haar effect zou kunnen worden ontnomen, wat voorts een goed deel van de Oostelijke strijdkrachten der Centralen vrij maakte voor het Westelijk front, en waardoor eindelijk voor Duitschland en Oostenrijk de verbinding met Azië was geopend. Ten slotte begonnen ook de gevolgen van den duikbootoorlog zich bij de Geallieerden te doen gevoelen. ♦ ♦ Tegenover deze verschillende tegenspoeden stond echter een lichtpunt ; een lichtpunt, dat op den duur van beslissende beteekenis zou worden. Dat lichtpunt was Amerika. + ♦ Reeds van den aanvang af had dit land met zijn sympathieën achter de Geallieerden gestaan, en ook zijn belangen wezen het in die richting. Toch zou het tot 't voorjaar van 1917 duren, voor het aan den strijd daadwerkelijk aandeel ging nemen. Aanleiding daartoe werd de onbeperkte duikbootoorlog. Reeds in Mei 1915 was in de Vereenigde Staten groote ontstemming gewekt door het torpedeeren van de „Lusitania", een Amerikaansch passagiersschip, dat naar beweerd werd, in stilte munitie voor de Geallieerden vervoerde. Sedert dien was de atmospheer tusschen Amerika en de Centralen er niet op verbeterd. De duikbootoorlog was president Wilson een doorn in het oog. Niettemin ging men voort, het wapen meer en meer onbeperkt in toepassing te brengen. Als afweermiddel werden door de Geallieerden hun koopvaardijschepen bewapend en bepaalde gedeelten der zeeën tot mijngebied verklaard en van mijnen voorzien teneinde den ondergang der duikbooten te bewerken. Deze ontwikkeling der dingen gaf Wilson aanleiding tot herhaalde, steeds aan het adres van Duitschland gerichte protesten (over de onbeperkte hongerblokkade heeft Engeland nooit een verwijt van hem te hooren gekregen !). ♦ ♦ Omstreeks Kerstmis 1916 had Duitschland, waar de twijfel aan een gunstigen afloop van den oorlog begon binnen te sluipen, zich bereid verklaard, door het terstond openen van vredesonderhandelingen een einde aan den strijd te maken. De Geallieerden hadden dit aanbod kort van de hand gewezen. Dan vlamt in Duitschland de overwinningswil weer krachtig op. Men berekende, dat door een volstrekt onbeperkte toepassing van het duikbootwapen Engeland in den tijd van een half jaar kon worden murw gemaakt. Dat men door een dergelijke handelwijze Amerika in den oorlog zou betrekken, was men zich bewust, maar nam dat risico aan. Men hoopte immers het einde bereikt te hebben, eer Amerika's deelneming aan den strijd gewicht in de schaal kon leggen! Zoo vond Duitschland na het afwijzen van zijn vredesaanbod den moed, welke het totnogtoe had ontbroken : den moed om in de aanwending van zijn wapenen tot het uiterste te gaan. + ♦ Op 31 Januari 1917 wordt de onbeperkte duikbootoorlog aangekondigd en op 1 Februari aangevangen.Op 4 Februari verbreekt Amerika de diplomatieke betrekkingen met Duitschland en verklaart het op 5 April 1917 den oorlog. ♦ ♦ Onmiddellijk begon het troepentransport der Amerikanen naar Frankrijk. Toch legde hun aantal in de slagen uit het jaar 1917 nog geen gewicht in de schaal. In 1918 veranderde dit. In Juli van dat jaar stonden 1.200.000 Amerikanen op Franschen bodem. Hun opperbevelhebber werd generaal Pershing. In den loop van den zomer en den herfst groeide dit aantal nog voortdurend. Duitschland kon de zekerheid hebben, dat voor de Russische overmachtsbedreiging de Amerikaansche in de plaats was getreden. ♦ ♦ Tegenover den nieuwen vijand stelden de Centralen hun uiterste krachtsinspanning om den toestand meester te blijven. Steeds duidelijker werd het hun, dat het voor hen gold : er op of er onder. Van een grijpen der wereldheerschappij, de gedachte welke ontegenzeggelijk aan den geestdrift van 1914 ten grondslag had gelegen, kon voor Duitschland nauwelijks sprake meer zijn. Het mocht blij zijn als het erin zou slagen, zich staande te houden. Voor de Donaumonarchie moest de nederlaag het uiteenvallen en vergaan beteekenen. ♦ ♦ De onbeperkte duikbootoorlog faalde. De in het hier voorgaande aangeduide berekening bleek een misrekening te zijn. Dit voelde de Rijksdag reeds in Juli 1917, toen hij, om den Geallieerden welgevallig te zijn, Duitschland's bereidverklaring tot den vrede verduidelijkte. De keizer had haar uitgesproken zonder aan te geven op welken grondslag. De Rijksdag daarentegen verklaarde zich in een Vredesresolutie bereid tot een vrede zonder annexaties en zonder schadeloosstellingen. Een openlijke verloochening van het annexionistisch streven der „All-Duitschers" ! Tegenover deze Vredesresolutie stonden de eischen der „Geallieerden en Geassocieerden" (zooals sedert Amerika's toetreding de term luidde), neergelegd in „de veertien punten van Wilson". Basis ervan was het z.g. „zelfbeschikkingsrecht der volkeren", d.i. het recht van ieder volk om over zijn eigen lot te beschikken. Van ieder volk ? Het doel van Wilson en zijn Geallieerden was de bevrijding der door Duitschland en Oostenrijk verdrukte volkeren. Van de door Frankrijk en Engeland verdrukten (Vlaanderen, Ierland enz.) werd niet gewaagd. De door de Centralen overheerschte volken zouden „over eigen lot beschikken", maar Elzas-Lotharingen, waar het volk Duitsch was van afkomst en taal, zou zonder volksstemming aan Frankrijk worden „teruggegeven". Men had hiervoor het schoone woord uitgevonden van „désannexion". Deze en dergelijke „idealen" vormden Wilson's „zelfbeschikkingsrecht der volkeren". Naast dit hoofdmotief verlangde het program van Wilson volledige schadeloosstelling aan België, Frankrijk, Polen, Servië. Ten slotte verklaarde hij, met een verbazingwekkend voorbijzien van de waarde van het door Servië in 1914 tegen het Oostenrijksche ultimatum aangevoerde argument: dat een onafhankelijk volk geen inmenging door een ander in zijn binnenlandsche aangelegenheden kan toelaten, geen vrede met de Centralen te kunnen sluiten, zoolang zij door keizerlijke autokratie werden geregeerd. ♦ ♦ Men ziet het: dit programma, dat oppervlakkig beschouwd eenige aantrekkelijke leuzen bevatte, maar in werkelijkheid de strekking had, den Centralen naar het leven te staan, was het lijnrecht tegenovergestelde van de Vredesresolutie, die een vrede door vergelijk bedoelde, en voor de Centralen te eenenmale onaannemelijk ! ♦ ♦ ♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦ ♦ De oorlog zou dus tot het uiterste worden voortgezet. In Duitschland en Oostenrijk werden alle beschikbare krachten zonder voorbehoud in dienst van de krijgvoering gesteld (het z.g. „Hindenburg-Programm"). Tegelijkertijd kwam evenwel in de personen der leiders van de buitenlandsche politiek der beide keizerrijken de geneigdheid tot den vrede tot uiting. In Duitschland was het von Kühlmann die als zoodanig optrad, in Oostenrijk von Czernin, beiden gematigd en van onderhandelingen niet al te afkeerig. Na den dood van den ouden keizer Frans Jozef, had keizer Carl zijn plaats ingenomen. Zijn gemalin, Zita genaamd, was verwant aan de Bourbons, en evenals in de laatste dagen van het tsarisme door middel van de vrouw van Nicolaas II, die een zuster van den Duitschen keizer was, een poging had plaats gehad om met dat land tot betere verstandhouding te komen, zoo werd nu, terwijl de Habsburgsche monarchie haar einde nabij voelde, door de keizerin naar een overeenstemming met Frankrijk getracht. Het Habsburgsche hof toonde zich in 't geheim in die dagen tot het sluiten van een afzonderlijken vrede niet ongeneigd, en verloor daarbij het bondgenootschap met Duitschland zelfs zoo ver uit het oog, dat te verstaan werd gegeven, dat voor het verkrijgen van een aannemelijken vrede Oostenrijk wel bereid zou zijn, de Fransche aanspraken op Elzas-Lotha- ringen te erkennen. Deze en dergelijke machinaties betroffen echter uitsluitend het hof. Het volk had er geen deel aan. Integendeel : de Duitsch sprekende bevolking van Oostenrijk-Hongarije hield tot het laatst toe trouw aan de Duitsche zaak vast. En von Kühlmann had op een vraag naar de geneigdheid van het Rijk tot het afstaan van ElzasLotharingen geantwoord met een duidelijk : „Nein, niemals !" ♦ ♦ Nog vóór de Ijzerslag begon, hadden de Duitschers tegen de aan de Aisne opdringende Geallieerden een tegenaanval gericht, waarbij zij er, ten gevolge van een fout van den Franschen opperbevelhebber Nivelle, na aan toe waren geweest, het geallieerde front geheel te doorbreken ! + ♦ Door deze gebeurtenis zag men aan geallieerde zijde in, hoe noodzakelijk het was, dat er eenheid in het commando werd gebracht. Foch werd tot opperbevelhebber over alle geallieerde strijdkrachten benoemd, Pétain tot opperbevelhebber der Fransche legers. Met deze militaire „organisation de la victoire" ging de civiele hand in hand. De leidende staatslieden in Amerika, Engeland en Frankrijk wisten hun volkeren tot een onbegrensden haat tegen alles wat Duitsch was op te zweepen, welke hun de kracht gaf tot het brengen van de voor een succesvolle oorlogvoering noodzakelijke offers. Wilson, Lloyd George en Clémenceau waren drie onvergelijkelijke agitatoren, zooals de Centralen, bij wie Hindenburg (en Ludendorf), bij gebrek aan staatslieden van beteekenis, in de harten de plaats zoowel van politieke als van militaire leiders moesten innemen, er geen kenden. Toch zou de laatste geweldige aanvalsstoot, waarmee getracht zou worden de beslissing te verkrijgen, weer van Duitschland uitgaan. Het moest wel, de honger drong. ♦ ♦ In Maart 1918 gingen Hindenburg en Ludendorf tot het offensief over. Na 3y2 jaar loopgravenstrijd wordt de bewegingsoorlog in het Westen hervat. Het treffen, waarbij de Duitschers al hun kracht concentreeren op het punt, waar de Engelsche en Fransche legers aaneensluiten, heeft plaats in Picardië. Bij St. Quentin wordt hevig gevochten. Toch loopt het offensief na eenigen tijd dood. Onmiddellijk echter wordt het door een tweede gevolgd. Op een front tusschen Reims en Soissons gaat men voorwaarts en dringt door tot Chateau-Thierry. Tegelijkertijd beschiet een Duitsch kanon op een afstand van 150 K.M. Parijs. Ook dit tweede succes was niet van langen duur. Door de vereenigde FranschEngelsch-Amerikaansche legers wordt de aanval opgevangen en komt tot staan : tegen de Franschen bij Reims en aan de Marne, tegen de Engelschen aan de Somme. + ♦ In denzelfden tijd hebben de Oostenrijkers zich ondanks hun uitputting nog eenmaal op de Italianen geworpen, maar het pleit niet kunnen winnen. Van dan af worden de deelen van het Oostenrijksche leger, die nog eenige gevechtswaarde bezitten, slechts gebruikt in NoordFrankrijk en België. + ♦ En dan nadert snel het einde. De Geallieerden hernemen het offensief (Augustus) en drijven in voortdurende aanvallen de Duitschers voet voor voet terug. Langen tijd wordt op de z.g. „Hindenburg-linie" stand gehouden, maar dan gaat 't verder terug. + ♦ De eerste stellige teekenen van het naderend einde worden dan op den Balkan bemerkbaar. De generaal Franchet d'Espérey, die daar het geallieerde expeditieleger tegen de Boelgaren'commandeerde, gaat tot den aanval over en jaagt zijn vijand op de vlucht. Op 24 September verzoekt Boelgarije om een wapenstilstand. Deze wordt't toegestaan op voorwaarde van volledige onderwerping : het leger wordt ontbonden, de wapens uitgeleverd, Sofia door de Geallieerden bezet en op alle verkeerswegen door hen beslag gelegd (tsaar Ferdinand moest afstand doen). ♦ Niet lang hierna gaf Turkije, van zijn bondgenooten afgesneden, zich aan de Geallieerden over. Generaal Liman von Sanders, die het kleine Duitsche steunleger op dat deel van het oorlogsterrein aanvoerde, vermocht den toestand niet te redden. + ♦ Duitschland en Oostenrijk hielden nog vol, maar het duurde niet lang, of in de Donaumonarchie zakte alle tegenstand weg. Aan het Westelijk front werd nog doorgestreden, o.a. bij Rijssel en bij Kamerrijk. Duitschland vroeg een paar maal om vrede. Dan om een wapenstilstand. Deze werd toegestaan en te Spa geteekend. Met ingang van den 11en November 1918, v.m. 11 uur, was de wereldoorlog ten einde. + III. DE NASLEEP VAN DEN WERELDOORLOG PROPAGAN DACA M PAG NE en hongerblokkade hadden Duitschland moreel en physiek tot de ineenstorting gebracht. Het leger had zich weten staande te houden : nergens was de ordelijke terugtocht in een vlucht overgegaan. Maar het moreele weerstandsvermogen van het volk was gebroken : het moest den oorlog wel opgeven. ♦ ♦ Zóó is het te verklaren, dat in November 1918 Duitschland zich niet in de armen van het bolsjewisme wierp, maar toen en later het lot aanvaardde, dat de Geallieerden het hadden bestemd. In Duitschland zelf immers waren er velen, die voor Wilson's standpunt : „Duitschland de schuldige aan den wereldoorlog !", toegankelijk waren geworden en die hun land voor die „schuld" wel wilden laten boeten. ♦ ♦ Reeds de bepalingen van den wapenstilstand, voor Duitschland geteekend door Erzberger, wiens naam ook aan de Vredesresolutie verbonden was geweest en die door het aannemen van Foch's voorwaarden zijn eigen vroegere standpunt totaal moest verlaten, deden ten duidelijkste uitkomen, waar de Geallieerden het heen leidden. Zij hielden in : ontruiming door Duitschland van de bezette gebieden België, Noord-Frankrijk en Elzas-Lotharingen (laatstgenoemd land, hoewel reeds 50 jaar geleden door Frankrijk aan Duitschland afgestaan, werd dus als „bezet gebied" beschouwd !) ; voorts : bezetting van den linker Rijnoever door de Geallieerden, met terugtrekking van het Duitsche leger over den Rijn en inachtneming van een z.g. „neutrale zone" van 40 K.M. op den rechter oever ; uitlevering van een hoeveelheid oorlogsen transportmateriaal aan de Geallieerden in een omvang, die op volledige ontwapening neerkwam ; uitlevering dan nog, niet alleen van de geheele oorlogs-, maar ook van de geheele handelsvloot. De hongerblokkade werd voorloopig voortgezet. In één woord : de wapenstilstand had ten doel, Duitschland niet alleen een eventueele hervatting van den strijd, waaraan toch al niet te denken viel, volstrekt onmogelijk, maar het ook zijn voortbestaan moeilijk te maken. ♦ ♦ De nakoming der wapenstilstandsvoorwaarden vond in 't algemeen van Duitsche zijde geen tegenwerking. Slechts werden restanten van de oorlogsvloot door de bemanning, die met hun overbrenging belast was, bij Scapa Flow aan de Engelsche kust tot zinken gebracht, een daad, waarvoor ook de Britten begrip toonden. ♦ ♦ Het eerste gevolg der ineenstorting was de vlucht van Wilhelm II naar Holland, waar hem op het „Huis te Doorn" as/1 werd verschaft, en de verjaging van alle Duitsche vorsten door hun onderdanen. De leiding in het Rijk werd door de z.g. „meerderheidspartijen" uit den Rijksdag, te weten die partijen, welke voor de Vredesresolutie hadden gestemd : het Centrum, de demokraten en de sociaal-demokraten, in handen genomen. Als rijkskanselier trad op Scheidemann, als minister van buitenlandsche zaken Brockdorf-Rantzau. Deze regeering was met de naïeve hoop vervuld, dat zij bij den vrede nog zou kunnen redden wat er te redden was. Toen dan ook bleek, dat bij de conferentie tot voorbereiding van het Vredesverdrag, waarbij Duitschland niet was toegelaten, niet Wilson, maar Clémenceau (en Lloyd George) den grooten invloed uitoefende, zoodat de geest van „de 14 punten", waarvan men bij den wapenstilstand nog heette uitgegaan te zijn, werd verlaten en voor nog scherper opvattingen plaats maakte, toen men Duitschland het tractaat ter önderteekening voorlegde zonder eenige discussie toe te staan, trok Brockdorf-Rantzau zich terug en adviseerde zijn land, dit verdrag niet te aanvaarden (een houding, welke ook door de Russen te Brest-Litowsk een oogenblik was aangenomen). Er was echter geen mogelijkheid meer, den eenmaal ingeslagen weg te verlaten, en zoo werd op 28 Juni 1919 het Verdrag van Versailles door Duitschland onderteekend, met een clausule erin, waarbij dit land erkende, de schuldige aan den wereldoorlog te zijn. Daarnaast houdt het nog een andere regeling in, welke een schijn van ideëele waarde heeft : de stichting van den z.g. „Volkenbond". Deze instelling, waarvoor Wilson zeer had geijverd, is te vergelijken met de na den val van Napoleon opgerichte „Heilige Alliantie". Ook de „Volkenbond", waartoe aanvankelijk Duitschland niet toetreden mocht, is in zijn oorsprong niets anders dan een verbond tot het handhaven en uitbuiten van de door het Vredesverdrag den Geallieerden verzekerde voordeelen. ♦ ♦ De bepalingen uit het Verdrag van Versailles, welke van meer direkt praktischen aard zijn, kunnen in drie kategorieën worden verdeeld : gebiedsafstand, ontwapening, schadevergoeding. ♦ ♦ Gebiedsafstand : Elzas-Lotharingen komt aan Frankrijk. De mijnen van het Saarbekken gaan in eigendom aan dat land over. Het Saargebied zelf wordt onder het beheer van een „Volkenbonds"-commissie onder Franschen invloed gesteld. Na 15 jaar zal de bevolking zich erover mogen uitspreken of zij tot Duitschland wil terugkeeren dan wel Fransch wil worden of het „Volkenbonds"-regiem doen voortbestaan, maar de „Volkenbond" behoudt omtrent een en ander de beslissing. In geval van hereeniging met Duitschland zal Duitschland de mijnen kunnen terugkoopen. Eupen en Malmédy komen aan België (na een schijn van volksstemming). Duitschland erkent de onafhankelijkheid van Polen en staat aan dat land uitgestrekte Duitsche gebieden af (Pommeren, Posen, Opper-Silezië; in een gedeelte van Oost- en West-Pruisen wordt een volksstemming gehouden, waarbij zich onderscheidenlijk 98,2 en 92,7 % der bevolking Duitsch verklaart !). Het zuiver Duitsche Danzig wordt tot een z.g. „vrije stad" geproclameerd en onder „Volkenbonds"-beheer gesteld. Polen wordt een verbinding met de Oostzee verzekerd (de z.g. „Poolsche Corridor"). Ook de „Baltische landen" (Estland, Letland, Lijfland en Litauen) worden door Duitschland erkend en hun wordt Duitsch gebied afgestaan (b.v. Memel aan Litauen). In Sleeswijk-Holstein wordt, zonder dat öf dat land zelf öf Denemarken erom vraagt, een volksstemming georganiseerd. Ten einde de kans van afscheuring van Duitschland zoo groot mogelijk te maken, wordt het land, dat historisch één geheel vormt, in drie zones verdeeld. Alleen de eerste, Noordelijke zóne stemt met kleine meerderheid voor Denemarken en wordt aan dat land toegevoegd. Reeds de tweede zone, met de stad Flensburg, wil Duitsch blijven. Ten slotte worden Duitschland al zijn koloniën afgenomen en onder de Geallieerden verdeeld. « ♦ Ontwapening : het Duitsche leger wordt tot 100.000 man (waaronder 4000 officieren) teruggebracht. Het moet worden samengesteld uit vrijwilligers ; de militaire dienstplicht wordt verboden. De omvang van het oorlogsmateriaal wordt beperkt en het mag slechts op bepaald aangewezen plaatsen worden aangemaakt. Verbod aan Duitschland, er een oorlogsvloot of een militaire luchtvaart op na te houden. Het wapen der militaire luchtvaart toch, dat zich in den wereldoorlog had ontwikkeld, was van uitnemend belang gebleken. Het had, behalve als steun in de gevechten van infanterie en artillerie, gediend om buiten de eigenlijke gevechtslinies de civiele bevolking te bestoken. Een ander modern wapen, eerst tegen het eind van den oorlog en toen nog alleen bij de Geallieerden in zwang gekomen, waren de z.g. „tanks". Duitschland had die nooit bezeten. Gebleken was voorts, dat in den modernen oorlog de waarde van cavallerie niet groot meer was. Daarvan mag Duitschland dan ook een in verhouding royale hoeveelheid voorhanden hebben ! De linker Rijnoever wordt geheel gedemilitariseerd en de rechter oever tot op 50 K.M. afstands van de rivier. Dan plegen de Franschen met de militaire verdragsbepalingen nog in verband te brengen die der bezetting van den linker Rijnoever gedurende 15 jaar, de opheffing der Belgische neutraliteit (overigens nooit door Rusland, dat haar mede gegarandeerd had, goedgekeurd !) en het brengen van Luxemburg onder Franschen invloed. Dat dit een en ander meer van politieke dan van militaire beteekenis is, wordt duidelijk wanneer men weet, dat Frankrijk eigenlijk den linker Rijnoever voorgoed had willen bezetten ! Wat had die eeuwigdurende bezetting van het Rijnland anders ten doel dan losscheuring ervan en plaatsing onder Franschen invloed ? ♦ ♦ Schadevergoeding : Duitschland erkent zijn aansprakelijkheid voor alle door de geallieerde en geassocieerde mogendheden in den wereldoorlog geleden schade en verbindt zich die zooveel mogelijk te vergoeden. Een „Commissie van Herstel" wordt ingesteld om de bedragen te bepalen. Naast betalingen in geld zal ook schadevergoeding in natura worden geleverd. In verband hiermee staan de voorschriften omtrent „berechting" van den ex-keizer en van andere z.g. „oorlogsmisdadigers", aan welke voorschriften echter niet veel gevolg is gegeven. ♦ Op 10 September 1919 wordt te Saint-Germain met Oostenrijk de vrede gesloten, of beter gezegd met Duitsch-Oostenrijk, n.l. datgene, wat er van het Duitsch sprekende deel der vroegere Donaumonarchie was overgebleven. Het verdrag bevestigt het uiteenvallen dier monarchie. De volgende nieuwe staten worden gevormd : Tsjecho-Slowakije, dat Duitsch Bohemen (ook wel Sudeten-Duitschland genoemd) onder zijn gezag krijgt ; Zuid-Slavië, d.i. het oude koninkrijk Servië, vergroot met het Zuid-Oostelijk, hoofdzakelijk door Slaven, maar ook door Duitschers bewoonde gedeelte der vroegere Donaumonarchie ; Polen, dat Galicië toegewezen krijgt. Roemenië wordt vergroot met het Duitsch sprekende Zevenburgen en Italië met Tirol tot aan den Brenner (Duitsch Zuid-Tirol). Oostenrijk en Hongarije, diegenen der „successie-staten", die den nederlaag te dragen kregen, werden streng gescheiden en aan Oostenrijk verboden zich bij Duitschland aan te sluiten. Zoo werd het „zelfbeschikkingsrecht der volkeren" door de Geallieerden in praktijk gebracht ! Oostenrijk is door het Verdrag van St. Germain in een onmogelijke positie geraakt. Het vormt een staatje waarvan de helft der inwoners de hoofdstad bewoont. Het heeft oecono- misch op zichzelf geen bestaansmogelijkheden. Totnogtoe is het steeds door de Geallieerden, speciaal door Frankrijk (dat hoopt, het op deze wijze van Duitschland af te houden) door de financieele moeilijkheden heen geholpen. Maar er zijn nog andere nooden dan oeconomische. Wellicht zal op den duur de „Anschlusz" (vereeniging met Duitschland) de eenige oplossing blijken te zijn. + ♦ Bij het Verdrag van Trianon verloor Hongarije % van zijn grondgebied en 2/3 van zijn inwonertal aan Roemenië, Zuid-Slavië, TsjechoSlowakije en Italië. De schok, welke het land door deze vernedering onderging, veroorzaakte er een oogenblik bolsjewisme (Kun Bela). Ontwapend als het is, staat het machteloos tegenover zijn vijanden, zonder zich evenwel in den veranderden toestand te kunnen schikken. ♦ ♦ Boelgarije moest op 27 November 1919 te Neuilly zijn minderheid komen erkennen. Het moest de Dobroedsjaaan Roemenië, Macedonië en de Stroemitza aan Zuid-Slavië en Thracië aan Griekenland laten en was aldus nog verder van de vervulling zijner eerzucht verwijderd dan in 1913. Toen was het een voorloopige nederlaag, nu de definitieve onderwerping ! Boelgarije moest zich van strijdkrachten ontblooten en 2miljard aan schadevergoeding betalen ! ♦ ♦ Aanvankelijk scheen het of Boelgarije, het voorbeeld der Duitschers volgend, zich zou bukken. De dictator Stamboelinski verstond zich met de Entente niet slecht. In den laatsten tijd echter, sedert de tegenstelling tusschen Frankrijk en Italië naar voren is gekomen, leven de vroegere aspiraties weer op (huwelijk van den koning Boris met de Italiaansche prinses Joanna). ♦ ♦ Met Turkije werd op 10 Augustus 1920 een vrede te Sèvres gesloten. Daar werd hetTurksche rijk, en dit maal niet alleen voor wat zijn Europeesch territoor betreft, ontbonden. Wat ervan overbleef was niet veel meer dan Constantinopel. Thracië (met Adrianopel) en Smyrna kwamen aan Griekenland. Armenië, Palestina, Mesopotamië en Koerdistan kwamen onder Engelsch, Cilicië en Syrië onder Fransch gezag. De zeeëngten werden geïnternationaliseerd. Ook Turkije legde de wapens neer. ♦ ♦ Niet lang is deze regeling van kracht gebleven. De Turksche regeering, onder Moestafa Kemal pasja, verplaatste zich naar Angora en liet de geallieerde controle-commissie te Constantinopel weten, dat zij niet langer voor haar veiligheid kon instaan. Weldra ontbrandde een strijd met Griekenland, waaruit de Turken zegevierend te voorschijn kwamen (val van Smyrna, September 1922). Turkije onttrok zich aldus aan het Vredesverdrag, dat het was opgelegd. Te Lausanne werd tusschen Griekenland en Turkije een nieuwe vrede gesloten, waarbij laatstgenoemd land Sm/rna en Oost-Thracië met Adrianope! herwon. ♦ ♦ Het Bolsjewisme in Rusland handhaafde zich, ondanks alle pogingen der Entente om het met behulp van verschillende tot het „ancien régime" behoorende Russische generaals (Koltsjak, Denikin, Joedenitsj, Wrangel) ten val te brengen, ondanks ook den oorlogstoestand met Polen, die in 1923 zijn hoogtepunt bereikte. En zoo is men er op den duur toe gekomen, zich althans eenigszins met de Russen te verstaan. Zij vormden in die eerste jaren na Versailles in de wereld het heilzame tegenwicht tegen een onbetwiste opperheerschappij der Geallieerden. Het „Europeesch Evenwicht", of beter : het evenwicht der wereld (want Rusland's beteekenis lag, evenals die van Engeland, vooral in de koloniën), schijnbaar weggevaagd en vervangen door het „zelfbeschikkingsrecht der volkeren", had zich in waarheid slechts verplaatst. Thans, nu Amerika zich meer en meer van zijn gewezen bondgenooten verwijdert, nu Duitschland wat herleeft en Italië een eigen politiek volgt, is de beteekenis der Russische tegenstelling tot het Westen wat op den achtergrond geraakt. + ♦ De kwestie der „nationale minderheden" is na het Verdrag van Versailles meer dan ooit brandend geworden. De in de landen der Geallieerden onderdrukte minderheden wenschten niet met een anderen maatstaf te worden gemeten dan de voorheen door de Centralen verdrukten. Zoo stond het lersche volk tegen Engeland op. Een eeuwenoude verdrukking werd hiermee gewroken. Reeds waren in den loop der tijden vele pogingen door de leren gedaan om zich te bevrijden. Maar altijd vruchteloos. Zoo laatstelijk nog tijdens den wereldoorlog, bij den Paaschopstand te Dublin in 1916. ♦ ♦ Thans was echter Groot-Brittannië door den oorlog wat vermoeid en daarmee het oogenblik gekomen om succes te behalen. In Ierland ontstond een waar schrikbewind. Geen Britsch ambtenaar was er ten slotte zijn leven meer zeker. De opstandelingen, onder de Valera, namen er het heft in handen en Engeland, diplomatiek als steeds, besloot, om erger te voorkomen, tot een verregaande concessie : aan Ierland werd de z.g. „dominion-home rule" aangeboden. Inderdaad zou deze regeeringsvorm Ierland een ruime mate van zelfstandigheid verzekeren. Echter was het den leren, gelijk van zelf spreekt en ook de naam hunner revolutionaire beweging: „Sinn Fein" (= zelfvertrouwen) aangeeft, in den grond niet om een meerdere of mindere mate van zelfstandig- heid, doch om de algeheele onafhankelijkheid te doen. Deze zou Engeland echter niet kunnen toestaan zonder zijn belangen ernstig te schaden, en een weigering van het Britsche voorstel zou dan ook waarschijnlijk een expeditie tegen Ierland ten gevolge hebben gehad. Maar het revolutionaire parlement der leren, de „Dail Eirian", accepteerde, zij het ook slechts met 64 tegen 57 stemmen ! En de „lersche Vrijstaat" ontstond, die met het „Dominion Canada", het „Gemeenebest Australië", het „Dominion Nieuw-Zeeland", de „Unie van ZuidAfrika", de Britsche „dominions" zou vormen. ♦ ♦ Wat Zuid-Afrika betreft, dit was na den Boerenoorlog eerst eenige jaren als „kroonkolonie", d.w.z. als veroverd gebied behandeld, maar in 1907 was uit de vier samenstellende deelen : Transvaal, Oranje-Vrijstaat, Kaapkolonie en Natal, de Unie van Zuid-Afrika gevormd en haar de dominion-status verleend. In den oorlog had zij onder leiding van generaal Botha Duitsch Zuid-West aangevallen. Hiertegen ontstond bij een deel der Unie-bevolking, dat zijn verleden niet kon verloochenen en niet vergeten, dat de geschiedenis bewezen had, dat Engeland toch niet de beste vriend van Zuid-Afrika was, een gewapend verzet, bekend geworden onder den naam : „de rebellie". ♦ ♦ Ook na den oorlog werd aanvakelijk door Botha de imperiale politiek voortgezet, totdat langzaam maarzeker de richting van generaal Herzog, kenbaar aan haar zinspreuk : „Suid-Afrika eers !" (d.w.z. : „Voor Zuid-Afrika gaan de belangen van Zuid-Afrika voor bij die van het Britsche Rijk") de overhand nam. Sedert 1925 staat het land onder zijn leiding en hij is het geweest, die zich voor de verdere ontwikkeling der dominions in de richting naar de onafhankelijkheid, verdienstelijk heeft gemaakt. ♦ ♦ België was in den oorlog door de Geallieerden altijd voorgesteld als „Ie pays martyre". En toch was deze martelaar op zijn beurt weer verdrukker. Verdrukker der Vlamingen, die, reeds sedert België's ontstaan een strijd voerend, welke aanvankelijk als taalstrijd werd beschouwd, langzamerhand tot het inzicht waren gekomen, dat hun strijd een staatkundige was, dat het ging om de bevrijding van hun in den Belgischen staat verdrukt volk. Zoo was tijdens den oorlog achter het front het aktivisme ontstaan, dat van de afwezigheid der Belgische regeering wilde gebruik maken om het Vlaamsche land daadwerkelijk te vervlaamschen en van de Duitschers gedaan wist te krijgen, dat zij hierin niet tegenwerkten. (De naam „aktivisme" is afkomstig uit Zweden, waar hij werd gegeven aan een partij, die voor een actief deelnemen aan den oorlog, aan Duitsche zijde, ijverde). Begonnen werd met de vervlaamsching van het onderwijs. Op 24 en 25 October 1916 kwam het tot de heropening en vernederlandsching der Gentsche hoogeschool en tot de splitsing van het departement van onderwijs te Brussel in een Vlaamsche en een Waalsche afdeeling. Op 4 Februari 1917 vond de stichting plaats van een „Raad van Vlaanderen". Op 21 Maart kondigde deze de „bestuurlijke scheiding" af. Het lag dus in de bedoeling, met alle Belgische ministeries te ondernemen, wat reeds aan het departement van onderwijs was voltrokken. Doorgezet is deze maatregel niet, wel hier en daar een begin van uitvoering gemaakt. Dan gaat de Raad van Vlaanderen ertoe over, de onafhankelijkheid van Vlaanderen uit te roepen (22 December 1917). Na het einde van den oorlog en den terugkeer der Belgische autoriteiten stonden de aktivisten aan hevige vervolgingen wegens hoogverraad bloot. Zoo werd de propagandistische leider van de beweging, Borms, ter dood veroordeeld, welk vonnis werd veranderd in levenslange gevangenschap. ♦ Omstreeks denzelfden tijd als het aktivisme was ook onder de Vlaamsche frontsoldaten een nationalistische beweging gaande geraakt. Wel was deze strooming niet te vergelijken met die onder de Slavische combattanten in de Oostenrijksche legers, bij wie de haat tegen den hen verdrukkenden staat reeds zoo krachtig was geworden, dat zij in drommen naar den vijand overliepen en in zijn gelederen dienst namen, maar toch waren er ook onder de Vlamingen enkele overloopers, „sublimes déserteurs" (om eens het woord te gebruiken, dat de Franschen voor de Tsjechen hebben uitgevonden !), die zich door de Duitschers lieten gevangennemen om aldus met het aktivisme in verbinding te komen. Na den oorlog nu zette de „Vlaamsche Frontpartij" haar werk voort en nam de totdusver door de aktivisten vervulde taak over. De actie van het Vlaamsche nationalisme culmineerde voorloopig in den strijd voor het verkrijgen van amnestie voor de veroordeelde aktivisten, doch kon niet veel bereiken. Het feit uit de na-oorlogsche ontwikkeling van den nationalen strijd is de verkiezing van Borms tot volksvertegenwoordiger te Antwerpen met de verpletterende meerderheid van 83000 stemmen, op 9 December 1928, weldra door zijn vrijlating gevolgd. ♦ ♦ Bij het nationaliteitenvraagstuk sluit zich het koloniale aan. Talloos zijn de sedert 1918 in de diverse koloniën gerezen moeilijkheden. Volstaan mag worden met te wijzen op Britsch-lndië, waar sedert jaren telkens weer een beweging van z.g. „lijdelijk verzet" (civiele ongehoorzaamheid tegenover het Britsche gezag, zonder geweldpleging) opvlamt, waarvan Gandhi de leider is. Ook China is sedert lang in gisting. Het laatste evenement is daar de verovering en kolonisatie van Mandsjoerije door de Japanners, die in de eerste na-oorlogs-jaren veel van ernstige aardbevingen in hun land te lijden hebben gehad, maar thans door hun politieke activiteit weer veel van zich doen spreken. + ♦ De uitvoering van het Verdrag van Versailles is het probleem geweest, dat jarenlang de wereld heeft beziggehouden. Sedert de onderteekening in 1919 waren de Duitschers van de politiek van het „redden wat er nog te redden was", op de eigenlijke „Erfüllungspolitik" overgegaan. Zij houdt in : het opgeven van elke eigen staatkunde en het blindelings uitvoeren van den wil der overwinnaars. Wel te verstaan voor zoover die uitvoering technisch mogelijk is, hetgeen met de herstelbetalingen niet altijd het geval was. Degenen die deze politiek hebben gevolgd zijn o.m. Erzberger, Rathenau, Wirth. ♦ ♦ De Franschen, door Poincaré geleid, waren met deze houding nog niet tevreden. Zij meenden, dat Duitschland zich armer hield dan het was, en gingen er toe over, als pressie tot een betere nakoming van het verdrag, het Ruhrgebied te bezetten (9 Januari 1923). Onmiddellijk ontstond daar een volksbeweging van lijdelijk verzet tegen den indringer, waarbij de leiders cloor hun volgelingen werden gedreven ; de Erfüllungspolitik had van het geduld der massa wel wat al te veel gevergd. Cuno is de rijkskanselier, wiens naam aan de periode van het lijdelijk verzet verbonden blijft. ♦ ♦ Het duurde tot eind Augustus. Toen moest 't, wegens de volkomen depreciatie van de mark, worden gestaakt. De Franschen waren, althans in schijn, andermaal overwinnaar, en het duurde nog eenigen tijd, alvorens zij het uit oeconomisch oogpunt om zijn vele mijnen, maar ook in politiek opzicht aanlokkelijke Ruhrgebied, dezelfde landstreek, waar Napoleon in zijn tijd het groothertogdom Cleef en Berg van had gemaakt, weer verlieten. ♦ ♦ Door de beweging van het lijdelijk verzet aan de Ruhr was echter zonneklaar gebleken, dat het volk de Erfüllungspolitik moede was. Zoo ontstond het tijdperk, dat we dat van de liquidatie der Erfüllungspolitik zouden kunnen noemen. Dit is het tijdperk van Stresemann. Er komt dan voor het eerst een nadere vaststelling van de door Duitschland te betalen schadevergoeding (Dawesplan, later door het Youngplan vervangen). Ook de binnenlandsche oeconomische toestanden nemen gaandeweg voor Duitschland een iets minder ongunstige wending. Een jaar na het eindigen van het lijdelijk verzet is de mark waardevast en de frank daalt. Wel is de oude mark geheel waardeloos geworden, maar er is een nieuwe (de z.g. „rentemark") voor in de plaats gekomen, die dezelfde nominale waarde heeft als de oude en die waarde weet te handhaven. De Fransche frank wordt later op 1/5 van de vroegere waarde „gestabiliseerd". + ♦ En dan de politiek. In den herfst van 1925 heeft er een samenkomst te Locarno plaats, zoogenaamd in het belang van den vrede, waar Duitschland aan Frankrijk den vrede in het Westen waarborgt. Daarmee heeft het dus geen afstand gedaan van zijn natuurlijk recht op ElzasLotharingen (wat overigens niet zou kunnen !), doch alleen van een doen gelden van dat recht door middel van geweld. Voor de Oostgrens heeft Duitschland nooit een dergelijke verklaring willen afleggen. ♦ ♦ Het Verdrag van Locarno bewijst, dat de band van Versailles al iets losliet ; waarom toch was het anders noodig, Duitschland nog eens vrijwillig een vredestoestand te laten bevestigen, dien het bij het Verdrag van Versailles reeds had aanvaard ? ♦ ♦ In hetzelfde jaar werd Hindenburg in Duitschland tot rijkspresident gekozen, de man, wiens naam vijf jaar geleden als eerste op de door de Entente ingezonden lijst der „oorlogsmisdadigers" stond vermeld ! ♦ ♦ Omstreeksdejaarswisseling1926/27 was het duidelijk, datde Fransche actie in het Rijnland schipbreuk had geleden. De pogingen tot afscheiding, door de z.g. „separatisten" in het begin der bezetting ondernomen, hadden volkomen gefaald. Toch was het lot van het Rijnland nog langen tijd onzeker gebleven. De Fransche propaganda placht alles te doen om het land tot het overige Duitschland in tegenstelling te brengen. Het volk echter slikte dit niet en bleef ook in die tijden van nood het Rijk getrouw. Einde 1926 was dit voor een ieder duidelijk. Het Rijnland was Duitsch en wilde Duitsch zijn ! ♦ ♦ Deze innerlijke mislukking der Fransche Rijnlandpolitiek gaf den stoot tot weer een verdere ontwikkeling der Duitsche buitenlandsche staatkunde. Men kan die nieuwe richting in de ontwikkeling aanduiden als het tijdperk van het weder-inluiden eener eigen politiek. Eerst goed neemt dit tijdperk een aanvang na Stresemann's dood, als Hindenburg zelf de leiding van 's lands zaken in handen neemt. Merkwaardig teeken der veranderde mentaliteit is, dat tevoren (ook onder Stresemann nog) altoos door de Duitsche regeering van de „schadevergoedingen" werd gesproken, thans van de „oorlogsschattingen". + ♦ Wat in deze periode bereikt werd is voornamelijk de Rijnlandontruiming (eind Juli 1930), en de uiteindelijke vaststelling van het nog te betalen bedrag der Duitsche oorlogsschulden op 3 miljard (Juli 1932). + ♦ Dit overgangstijdperk zal moeten voeren tot het hervatten door Duitschland van een zelfbewuste, eigen, Duitsche politiek. Het snelle wassen van den ultra-nationalen stroom in het volk (de nationaal-socialistische partij sprong bij de Rijksdagverkiezingen van September 1930 van 4 op 107, bij die van Juli 1932 van 107 op 230 zetels!) is hiertoe het sein. De thans door de Duitsche regeering uitgesproken eisch van gelijkgerechtigdheid in zake de bewapening vormt het eerste teeken ervan. ♦ ♦ De constellatie op het vasteland van Europa is thans zoo, dat Frankrijk er de onbetwiste hegemonie heeft. Het is verbonden met België, Polen en „de Kleine Entente", naam, gegeven aan het verbond reeds spoedig na den oorlog tusschen Tsjecho-Slowakije, Roemenië en Zuid-Slavië tot stand gebracht. Gaat men na, dat Frankrijk 41 miljoen, België 8, Polen 31, Tsjecho-Slowakije 14%, Roemenië 18 en ZuidSlavië 12 miljoen inwoners telt, dan ziet men, dat hier een blok van 125 miljoen —zwaar bewapend ! — staat tegenover een nog steeds machteloos Duitschland. ♦ ♦ Het eenige land, dat hiertegen momenteel eenig tegenwicht kan vormen, is Italië, dat althans aan de Middellandsche Zee Frankrijk de hegemonie schijnt te willen betwisten. Het zal daarbij aangewezen zijn op de door de vredesverdragen verminkte staten, voornamelijk Hongarije en Boelgarije. ♦ ♦ Italië is sedert het najaar 1921 den weg der nationale („fascistische") dictatuur opgegaan (Mussolini). ♦ ♦ In den allerlaatsten tijd wijst de ontwikkeling in Duitschland in dezelfde richting (nationaal-socialisme). Het Duitsche volk, dat zich langzaam aan van de moreele gevolgen der ineenstorting begint te herstellen, wenscht een sterken man, die „het nieuwe Duitschland" de toekomst in zal leiden ; het meent zulk een man te hebben gevonden in Hitier. ♦ I