867 Wet bolsjewistische Rusland E 56 l/ENS LEIDRAAD VOOR DE RADIO-VOORDRACHTEN VAN DE VARA j door Z. Stokvis I Het Bolsjewistische Rusland door Z. Stokvis UtTG. VAN HET INSTITUUT VOOR ARB.ONTW. AMSTERDAM '32 TEVENS LEIDRAAD VOOR RADIO-VOORDRACHTEN DER VARA VOORWOORD. Dit werkje is geschreven in opdracht van het Instituut voor Arbeidersontwikkeling. Het be* doelt te zijn een inleiding tot de bestudeering van het Russische vraagstuk, een soort van „repetitie* boekje" voor hen, die voordrachten of cursussen over dit vraagstuk hebben gevolgd of zullen vol* gen. De eveneens door het Instituut uitgegeven „Boe* kenlijst voor Arbeiders" betreffende het Rus* sische vraagstuk geeft tevens een overzicht van de door mij geraadpleegde boeken. In die lijst zijn natuurlijk niet vermeld de door mij gebruikte werken, die oorspronkelijk in het Russisch zijn geschreven. Den Haag 1932. Z. STOKVIS. INHOUD. Inleiding 6 Geschiedkundig overzicht 9 Iets over de aardrijkskundige gesteldheid der U.S.S.R 27 Staatsinrichting der Sowjetunie 29 De communistische partij 37 De opleiding, opvoeding, omzetting van de mensch tot Sowjetburger 41 Liefde, Huwelijk, Gezin 63 Economische en sociale structuur 68 INLEIDING. Voor een juiste beschouwing van het tegen» woordige Rusland (aangeduid als U.S.S.R. Unie van Socialistische Sowjetrepublieken) is het noodzakelijk van het vroegere Rusland iets meer te weten, dan dat het een land was waar een autocratische tsaar regeerde, bijgestaan door een ontaarde bureaucratie en een troep begeerige grootgrondbezitters. Voor velen begint de kennis van Ruslands geschiedenis eerst met de Novem* ber*revolutie 1917, of hoogstens met die van Maart daaraan voorafgaande, toen de tsaar gedwongen werd afstand te doen van zijn troon. Van de eeuwen, die aan deze gebeurtenissen voorafgaan, wordt weinig of niets geweten. En nu is het juist zoo noodig voor een goed begrip van de gebeur* tenissen in de U.S.S.R., dat men het Rusland van vroeger kent. Eenerzijds zullen die dan niet zoo ontstellend, zoo verbazing* en somwijlen afkeer* wekkend blijven, anderzijds zal men leeren zich ertegen te hoeden om wat in de Sowjetunie plaats vindt, op staatkundig, economisch, cultureel ge* bied, zonder meer aan West*Europa als leerrijk of afschrikwekkend voorbeeld voor te houden. Een geschiedkundig overzicht van het Rusland vóór de omwentelingen van 1917 zal tot het besef leiden, dat dit land en dit volk met een andere maatstaf gemeten moeten worden, dan de landen van West*Europa, van Amerika en Australië. Hoe zou men bijv. een redelijke verklaring kunnen geven voor de onverbiddelijke, grimmige strijd, die de bolsjewieken voeren tegen de verschillende godsdiensten in het bizonder, tegen het religieus voelen in het algemeen, als men niet weet, dat meer dan in eenig ander land ter wereld de gods; dienst in Rusland een stut en steun van de auto* cratie en het kapitalisme is geweest, een instru* ment voor domhouding en onderdrukking? Hoe kan men verklaren, dat een millioenenvolk gedul* dig en duldzaam, voor een klein deel zelfs willens en wetens, een dictatuur verdraagt zooals de wereld nog nooit aanschouwd heeft, een dictatuur, die voorschrijft, hoe en wat er gedacht moet worden, een dictatuur, die de volledige beschikking heeft over alle denkbare machts* en overredinfis* middelen om de door haar voorgeschreven richt* lijnen — de generale linie, zooals het heet — door te voeren en overtreders hardhandig te straffen hoe zouden wij, eigengereide Wester* lingen, dit kunnen begrijpen, als men niet wist, dat geen volk zulk een school van duldzaamheid doorloopen heeft als het Russische? En de geloofs* kracht, de koortsachtige geestdrift, het vermogen te offeren, de verslingerdheid aan één groote Idee, de overtuiging, dat het Rusland zal zijn, dat aan de wereld de verlossing van het Kapitalisme zal brengen, wordt deze geestesgesteldheid niet beter begrepen, als kan aangetoond worden, dat in dit land van lijden en dulden de gedachte steeds levend is geweest, dat het een Heiland onder de volken is. In de groote letterkunde van Rusland is dit Messiasbesef, die Verlossersidee op zijn schoonst geuit (Gogol, Dostojefskie en in zekere zin ook Tolstoj). De verheerlijking van de tech* niek, de machine, van de electriciteit (een macht* spreuk van Lenien: „Sowjets plus electriciteit is Socialisme"), die verheerlijking, die bijna aanbid* ding kan genoemd worden, is alleen te verklaren bij een volk, dat zóó laat en in zóó geringe mate de grootindustrie heeft leeren kennen. De leer* gierigheid, de ware wetenshonger, die rijp en groen verslinden wil, kan slechts een volk hebben, dat eeuwenlang geestelijk gerantsoeneerd is ge* weest. Een juist inzicht in, en daardoor een beter aanvoelen van de wijze, waarop Rusland zijn omwenteling heeft ingezet en uitgevoerd, van de verschrikkingen en de grootschheid, van die ge* heel unieke vermenging van grootzieligheid en gemeenheid, van teederheid en koele wreedheid, van geestelijke ontplooiing en bewustzijnsveren* ging, van die gansche dubbelzijdigheid, welke haat kan wekken óf bewondering en die het objectieve oordeel zoo bemoeilijkt — dit alles zal verhelderd kunnen worden door een overzicht, zij het dan ook in vogelvlucht, van Ruslands geschiedenis. GESCHIEDKUNDIG OVERZICHT. Ik zei het al, die geschiedenis verloopt geheel anders, dan die van de landen van West*Europa; dat blijkt al uit het Russische spraakgebruik. De Rus immers spreekt kortweg van Europa, als hij WestsEuropa bedoelt; luj heeft zich nooit één gevoeld met de volkeren van West*Europa. Rus* land heeft politiek, economisch en cultureel een ander leven geleid. Het heeft niet gekend, niet meegeleefd al die gebeurtenissen, die op West* Europa van zoo geweldige invloed zijn geweest, niet de kruistochten, niet de renaissance en het humanisme, niet het tijdperk der groote ontdek* kingsreizen, de Hervorming niet, noch de Fransche revolutie, niet de maatschappelijke omwentelingen in de 19e eeuw en de strijd om vrijzinnig staats* bestuur. De beschavingsbronnen van Rusland liggen elders, dan die van WesfeEuropa. Niet uit Rome haalt Rusland zijn cultuur (dit woord hier in zijn ruimste zin genomen), zijn staatsvorm, zijn bouworde, zijn wegenaanleg, zijn woordenschat, zijn recht, zijn geloof, maar uit Byzantium, het OosbRomeinsche rijk, en dat in een tijd, toen dit rijk al een heel eigen leven was gaan leiden. Ook is een kenmerkend verschil, dat de West*Euro* peesche volken lang een deel hebben uitgemaakt van het West*Romeinsche rijk en daarna van de Roomsch*Katholieke wereld en de lotgevallen van dit cultuurcomplex gedeeld hebben, terwijl Rus* land nooit een onderdeel van het Oost*Romeinsche rijk is geweest, maar door dit rijk slechts gebruikt is om zijn eigen handels* en politieke macht te verdedigen tegen de opdringende Turken en Arabieren. In de eerste tijd van zijn bestaan, toen Kiew nog het staatkundige, economische en beschavings* middelpunt van de Russen was, waren er nog min of meer nauwe betrekkingen tusschen Rus* land en het overige Europa. Dat wordt anders, als in de 13e eeuw de Tataren, een onbeschaafd Aziatisch volk, uit het Oosten Rusland binnen? dringen. Deze vestigen zich in Midden*Rusland en oefenen vandaar uit een sterke invloed op het staatkundige en economische leven van het Russenland. De Russen hebben de oorlogzuchtige Tataren menschen te leveren voor het voeren van hun oorlogen en daarvoor ook zware belas* tingen op te brengen. Het is in die tijd, dat een der vele vorstendommen, het gunstig gelegen Moskou, een zekere leiding krijgt over de andere rijkjes en het middelpunt wordt van het verzet tegen het uitbuitend Tatarendom. Als de Ta* taren, die geen staatsvormende kracht hebben, in kleinere rijken uiteenvallen, blijft het groote vorstendom Moskou als eenige macht van betee* kenis over en weet de nog betrekkelijke onafhankelijke andere vorstendommen en stadsrepublieken (Novgorod, Pskof) onder zijn gezag te brengen en de Tataren als overheerschende macht te verslaan. De gevolgen van de Tatarentijd voor Rusland zijn geweest: le. dat Ruslands betrekkingen tot West* Europa bijna geheel afgebroken worden en zijn Byzantijnsche halfbeschaving zich niet verder ont* wikkelt; 2e. dat het despotische bestuur onder in* vloed en op voorbeeld van de Tataarsche heer* schers een scherpere vorm aanneemt en een sterk Aziatische inslag krijgt; 3e. dat Rusland onder de gemeenschappelijke druk van een groep vor* stendommen en stadsstaten met verschillende belangen een politieke eenheid wordt. Als Rusland bevrijd is van de Tatarendruk (14e en 15e eeuw) gaat het weer betrekkingen met West*Europa aanknoopen. Rusland begint de technische waarde van het Westen te begrijpen en zijn eigen achterlijkheid op dit gebied te be* seffen. Onder tsaar Iwan III, die huwde met een Byzantijnsche prinses (midden 15e eeuw) en daar* door de oude Byzantijnsche betrekkingen weer eenigszins doet herleven, komen er Grieksche en Italiaansche bouwmeesters, ingenieurs en geschut; gieters in Rusland. Zijn kleinzoon Iwan IV, bij* genaamd de Verschrikkelijke, zette de politiek van zijn grootvader en vader voort: bestrijding van de resten der Tataren en algeheele inlijving en onderwerping van wat er nog aan onafhanke* lijke staatjes en steden over was, aanknoopen van betrekkingen met het Westen. De Westelijke buren van Rusland: Polen en de Baltische landen, trachten Ruslands verkeer met het Westen tegen te gaan; ze begrepen terecht, dat een Rusland, dat zich op Europeesche wijze zou gaan ontwik* kelen, hun ondergang zou beteekenen. Zoo wordt ook begrijpelijk, dat Rusland zijn expansie nu aan de Oostkant zoekt. Onder Iwan IV begint de ko* lonisatie van Siberië en de geweldige ontwikke* ling van Rusland tot aan de Stille Oceaan toe. Niet alleen zoekt Rusland Europa, maar Europa wil ook Rusland ontmoeten. Rusland heeft grond* stoffen, die Europa noodig heeft en Europa, tech* nisch zooveel beter ontwikkeld, kan aan Rusland waren leveren, die het zelf niet kan fabriceeren en ook niet kan vervoeren, doordat het vanwege zijn gebrek aan toegangelijke zeeën geen scheepvaart heeft. Nu begint het type van handel tusschen Rusland en Europa, dat eigenlijk tot heden toe het kenmerk is gebleven van die handel. Tijdens de regeering van Iwan IV bereiken de Engelschen Rusland via de Witte Zee, in het hooge Noorden van het land. De andere zeetoegangen waren in handen van Ruslands vijanden. Hen vol* gen de Franschen, de Duitschers, en de handelaars en scheepvaarders bij uitstek: de Hollanders. Er ontstaat nu een levendig handelsverkeer. De WestsEuropeanen brengen fabriekswaren aan, ge* weren, geschut, wapenrustingen, fijne weefsels enz. Rusland levert daarvoor graan, salpeter en pelterijen. Ook bevordert Rusland de vestiging van allerlei handwerkslieden en ingenieurs, om in de tegen* woordige stijl te spreken: van „spetsen" of spe* cialisten, die evenals tegenwoordig er op speciale voorwaarden hun werk verrichten. Over en weer hebben er bezoeken van gezantschappen plaats, een soort handelsvertegenwoordigingen. Uit de reisverslagen van die gezantschappen, uit hun journalen, leert men het Rusland van die tijd, dan nog Moscovië genoemd, op aardige wijze kennen. Het is alsof men de reisverhalen leest van heden* daagsche onderzoekers van onbekende, bar* baarsche gebieden! De Russische regeering neemt in die tijd de vorm aan, die zij eigenlijk tot 1917 behouden heeft, die van een Aziatische despotie. Het is ook in deze periode, dat de boer zijn vrijheid van beweging ontnomen wordt, dat hij gekluisterd wordt aan de grond, die het bezit is van de landedelman, met andere woorden, dat de boer lijfeigen wordt. In de 17e eeuw neemt de handel met het buiten* land toe. Vele vreemdelingen wonen, hebben hun. handelskantoren in Moskou, daaronder een groot contingent Hollanders. De tsaren, die aan de bui* tenlandsche handel door hun belastingpolitiek veel geld verdienen, bevorderen het handelsverkeer tegen de klachten van hun onderdanen in, die door de geslepen, winzuchtige vreemdelingen uit* gebuit worden. De economische ontwikkeling van Rusland maakte expansie naar het Westen nood* zakelijk. De barrière, in het Westen van Polen en Skandinaviërs, in het Zuiden van Turken moest verbroken worden. Rusland had toegankelijke zeeën noodig voor zijn handel en technische ont* wikkeling; het heeft behoefte aan een moderner oorlogstoerusting om zijn erfvijanden, de Polen en Turken te kunen weerstaan en te overwinnen. In Peter de Groote, een ruw, wreed mensch, maar een geniaal staatsman van niets ontziende energie, komt dit streven naar Europiseering van Rusland tot volle ontplooiing. In hem leeft de onwrikbare wil om Rusland als met een ruk uit zijn achterlijk* heid op te heffen .Het is niet te verwonderen, dat de bolsjewieken bij hun verachting en haat ten opzichte van de oude tsaren eenigszins een uit* zondering maken voor Peter de Groote, wiens standbeeld nog ongeschonden In de stad zijner schepping staat Als hij willen zij Rusland op korte termijn tot een staat maken, die de andere landen zal „inhalen en voorbijstreven". Peter de Groote weet zijn vijanden in een lange oorlog te overwinnen. In pas veroverd land sticht hij zijn nieuwe hoofdstad, Petersburg, onder uiterst moeilijke materieele omstandigheden, aan de uit* loopers van de Oostzee. Hij heeft zich daarmee een venster gemaakt naar het Westen. Holland* sche zeelieden organiseeren een scheepsmacht voor hem. Met een gewelddadigheid, die ook aan de bolsjewieken doet denken, verwestert hij het oude tsarenrijk Moscovië tot het keizerrijk Rusland. Naar buiten toe wordt Rusland een wes* tersche staat en opgenomen in de Europeesche statenfamilie, maar inwendig blijft het een achter* lijk agrarisch land met een millioenen groote lijf; eigen boerenbevolking, een oppermachtige bureau; cratie en militaire kaste en een sterk handelskapi; talisme. De geheel onbeperkte autocratie zuigt alle sappen van het land op om het land militair sterk te maken voor verdere expansie en zich zelf en haar aanhang te verrijken. De Westersche bescha* ving raakt slechts een uiterst dunne bovenlaag. Verzet tegen dit alles vertoont zich slechts door zoo nu en dan een wanhopige boerenopstand en.. in de volksliederen, aandoenlijk van smartelijke berusting. Peters opvolgers en opvolgsters zetten zijn politiek min of meer voort, geholpen door benden van heb* zuchtige gunstelingen. De bekendste onder die op; volgers, de onzedelijke Catherine II, koketteert met de West*Europeesche verlichting, met de Fransche wijsgeeren Voltaire, Rousseau; zij be* Weert tegen de lijfeigenschap te zijn, maar als zij sterft, is het aantal lijfeigenen door haar toedoen met honderdduizenden vermeerderd. De Fransche revolutie beroert Rusland niet. In de tijd van Napoleon blijkt Ruslands economische achterlijkheid wel duidelijk hieruit, dat het niet in staat was het continentale stelsel, de tegen Enge* land gerichte blokkade, te handhaven. Het kon de Engelsche industrie* en koloniale waren niet meer missen. Daardoor en niet door persoonlijke onaan* genaamheden met Napoleon werd tsaar Alexander I de aanvoerder van het verzet tegen het Napo; leontisme. Een eigenaardig en door de tsaar zeker niet gewenscht gevolg van de oorlogen tegen Napoleon was, dat Russische intellectueelen, als officieren in het leger dienende, kennis kregen van de liberale stroomingen, die zich totdantoe alleen nog maar in de Russische letterkunde hadden doen gelden. Er ontstaan geheime politieke genoot; schappen, waar men droomt van een liberaal kei* zerrijk volgens een grondwet geregeerd. Deze ge; nootschappen bestaan hoofdzakelijk uit adellijke intellectueelen; van bewuste politieke volksbewe* gingen kan geen sprake zijn in een land van lijf* eigen, analfabete boeren en een corrupte, on* wetende ambtenarenkliek. In December 1825, als er een oogenblik weifeling is, wie de overleden Alexander I zal opvolgen, wagen de genootschappen een opstand, beroemd geworden onder de naam van Dekabristenopstand (Dekabr is December). De heldhaftige poging mis* lukt natuurlijk, want de leiders hadden niets „ach* ter zich". Nikolaas I is dan tsaar; met de kille wreedheid, die zijn 30*jarige regeering gekenmerkt heeft, straft hij de leiders. Ze worden opgehangen of tot levenslange dwangarbeid in Siberië veroor* deeld. De Russische letterkunde heeft deze helden en hun heldhaftige vrouwen vereeuwigd (de dich; ter Njekrassof. Een voortreffelijke roman over die opstand is het boek van Meresjkofskie, 14 Decent* ber). Er komt nu nacht over Rusland; de regeering wil elke verdere opstandigheid voorkomen. Zij sluit Rusland af van Europa. Censuur, geheime politie, uiterst streng passenstelsel, ook voor het binnenland, geen of slecht onderwijs, dat zijn o.a. de middelen, die de Russische autocratie aanwendt om het heilige Rusland te beveiligen tegen het Duivelsche Westen. Als Dostojefskie, dan al een beroemd schrijver, deelneemt aan een revolutio* naire leeskring, wordt hij met zijn vrienden ter dood veroordeeld en, als ze reeds op het schavot staan, bij wijze van gratie als dwangarbeiders naar Siberië gezonden. De letterkunde wordt het eenige revolutionaire element in Rusland (Bjelienskie, Gogolj, Njekrassof, Toergenjef) en krijgt daar* door haar eeuwige wijding. In de gedenkschriften van Alexander Herzen vindt men een prachtige teekening van dit trieste tijdvak. Als in West*Europa de industrie zich wijd en zijd ontwikkelt, als daar het Socialisme zijn groote ver* kondigers krijgt, als in Engeland en Frankrijk en Duitschland de arbeidersbeweging tegen de poor* ten van het kapitalisme rammeit, is Rusland nog steeds een stil, dof en onwetend boerenrijk met een kleine verdorven bovenlaag van regeerders, groot*grondbeziters, handelskapitalisten. De meer ontwikkelde Poolsche en Baltische bezittingen van Rusland ondergaan hetzelfde lot. Pogingen van Polen om zich te ontwringen aan de greep van het tsarisme worden gruwelijk gestraft. De Baltische jonkers zijn een sterke steun voor dit tsarisme. Uit de volgende cijfers blijkt de industrieele achterlijk* heid van het tsarenrijk. Aan door stoom gedreven industrie worden in 1850 het volgende aantal paar* denkrachten gebruikt: Engeland 1.290.000 Frankrijk 370.000 Duitschland 260.000 Rusland 4* 20.000 Eerst de Krimoorlog, waarin Rusland het aloude streven heeft Constantinopel en de ingang van de Middellandsche Zee te verwerven, brengt veran* dering. Rusland voert dan o.a. oorlog tegen Frank* rijk en Engeland en verliest die vooral door de technische minderwaardigheid van zijn militaire en administratieve organisatie. Tijdens die oorlog sterft Nikolaas I. Zijn opvol* ger, Alexander II en diens raadgevers zien nu in, dat de sociale structuur (lijfeigenschap) van Rus* land een hinderpaal is voor de ontplooiing van het moderne kapitalisme en de daarbij noodige mili* taire organisatie. Ook Rusland heeft een „vrij" 'proletariaat noodig voor de opkomende industrie en voor een moderne legerorganisatie. In 1861 wordt de lijfeigenschap opgeheven, maar zoo, dat de boeren niet bevredigd waren en het groot grondbezit zijn macht bleef behouden. De staat* kundige hervormingen die met de „bevrijding" ge* paard gaan, voldoen in geen enkel opzicht aan de verlangens van de liberale intelligentia. De staat* kundige en economische verdrukking wordt door de opheffing van de lijfeigenschap in wezen niet aangetast. Het georganiseerde verzet tegen het tsarisme begint nu eerst recht. Het is de tijdvanhet Nihilisme (het woord komt voor het eerst voor in een roman van Toergenjef: Vaders en Zonen, van 1861). Het Nihilisme is een wijsgeerige levenshou* ding, het verzet tegen het gelooven op gezag, maar die levenshouding wijzigt zich onder invloed van Ruslands politieke en economische omstandighe* den tot opstandigheid tegen het staatsgezag, tot politiek terrorisme (Bakoenien). Hier begint het heldentijdvak van de Russische revolutionairen, dat zoo aangrijpend beschreven wordt in Vera Figners Nacht over Rusland. Jonge mannen en vrouwen uit de hoogste standen, stu* denten, ook al arbeiders en boeren, strijden de strijd op het mes tegen het tsarisme, met die prach* tige overgave en zelfopoffering, die de sie* raden zijn van het Russische karakter. Er ontstaan geheime bonden, de Narodnikie (Volksmannen), de Narodnaja Wol ja (Volkswil), als wilde dieren aanvallende en vervolgd wordende (1881: Alexan* der II vermoord). De toename van het stedelijk fabrieksproletariaat, dat door zijn boerenafkomst ook verband heeft met de arme boeren, schept de voorwaarden voor de socialistische propaganda. In 1898 worden de onderscheiden socialistische groe* pen, waarvan de leiders voor het meerendeel ont* vluchte gevangenen en uitgewekenen zijn tot de Russische Sociaal Democratische Arbeiderspartij. Onder die leiders zijn dan al, behalve de oudere Plechanof, Lenien en Trotskie. Naast de Russische S.D.A.P. ontwikkelt zich de Sociaal*Revolutionaire Partij, de partij van de intellectueelen en de boe* ren. Haar aanhangers zien in de mir, de dorpsge* meenschap, het communale dorp, de redding van Rusland, de socialistische cel. Zij beseffen niet, dat de mir al aangevreten is door het groeiende indu* strieele kapitalisme en niet het begin van een nieuwe ontwikkeling kan zijn, doordat hij de af* sterving van een vroegere ontwikkeling is. De S. R. gebruiken als middel de individueele terroristische daad. Lenien noemde ze bommen* en revolverlibe* ralen. De S. R. partij zal als tegenstander van het bolsjewisme nog een belangrijke rol spelen. De R.S.D.A.P., uitgaande van het Marxisme, wil een politiek streng georganiseerde massa. Op het congres van Londen der R.S.D.A.P. van 1903 voert een oude tweespalt in de partij tot een definitieve splitsing. De meerderheid onder Lenien wordt de partij der Bolsjewieken (meerderheids» mannen), de minderheid die der Mensjewieken (minderheidsmannen). De leiders der Bolsjewieken zijn Plechanof, Lenien; die der Mensjewieken Martof, Axelrod. Het geschil tusschen beide groe* pen ging om artikel I van het partijprogram. Vol* gens Lenien moest dit luiden: „Lid der partij is hij, die aan een organisatie der partij deelneemt"; vol* gens Martof: „Lid is hij, die onder controle der partij meewerkt". Volgens Lenien moet de partij uit bewuste medewerkers bestaan, een soort be* roep s revolutionair en, wier eenig doel het Marxis* tische socialisme is, dus geen coalitie met andere revolutionaire partijen, die dit doel niet hebben. Martof wil Ook „sympathiseerenden" in de strijd betrekken, desnoods dus ook coalities aangaan met burgerlijke revolutionairen. Dit vreeselijk ge* schil is de ondergang van de Mensjewieken gewor* den. Als herinnering aan die strijd staat nog steeds achter de naam der Russische Communistische Partij een b tusschen haakjes hoewel de C. P. de eenige bestaanbare partij in de Sowjetunie is. Van 1903 af verschijnen op de internationale con* gressen twee Russische delegaties, (m.) en (b.). In 1904*'5 krijgen de Russische socialisten een kans. De imperialistisch*kapitalistische oorlog van Rus* land tegen Japan bracht de inwendig vooze toe* stand opnieuw in een fel licht Leger* en vlootlei* ding bleken onbekwaam en corrupt. De revolutio* nairen begroetten elke nederlaag als een overwin* ning. Er komt een spontaan verzet van het fabrieksproletariaat en ook van de verarmde boe* ren. In Petersburg wordt de eerste sowjet georga* niseerd. (Het woord sowjet beteekent raad). Trotskie speelt daarin al een rol. De „Bloedige Zondag" is van groote beteekenis geworden voor de beweging. Duizenden noodlijdende arbeiders trekken onder leiding van de geestelijke Gapon (een nog steeds niet opgehelderde figuur) in een laatst vertrouwen op Vadertje Tsaar naar het kei* zerlijk paleis om hulp en troost. De paleiskliek laat hen neerschieten. Het tsarisme heeft daarmee voor de arbeiders afgedaan. Zij kennen nu de revolu* tionaire praktijk. De revolutionaire partijen wer* ken dan nog eendrachtig samen, maar Lenien houdt met onwankelbare consequentie vast aan zijn theorie; hij wordt dan echter nog niet erkend als de leider. Het tsarisme tracht zich' in 1905 nog staande te houden door eenige staatkundige concessies (de instelling van de doema, een soort volksvertegen* woordiging) maar de autocratie blijft in wezen be* staan. Merkwaardig zijn de pogingen van minister Stolypien om door verdere verzwakking van de communale dorpsgemeenschappen een welgestel* de boerenstand te scheppen, die een stut voor het verzwakte tsarisme zal moeten worden. De indu* strie nam toe door verhoogde vraag naar fabrieks* producten op het platteland. Het spoorwegnet wordt met duizenden kilometers uitgebreid. Uit* en invoer nemen toe. Het fabrieksproletariaat stijgt in aantal. De arbeidersbeweging wint in kracht. De stakingstechniek, in 1904/5 met aanvankelijk succes toegepast, wordt steeds beter. Het wordt weer een bloedige strijd tusschen revolutionairen en regeering. Dan komt in 1914 de wereldoorlog. Rusland, ver* weven in het West*Europeesche kapitalisme, met zijn eigen vage Slavische verlangens, speelt daarin een hoofdrol. Die oorlog doet een golf van natio* nalisme ontstaan, waartegen zelfs enkele revolu* tionaire leiders (Plechanof, Kjerenskie) niet op kunnen. Alleen de bolsjewieken blijven consequent. Dan pas is Lenien hun onbetwiste leider. Hij is van oordeel, dat in een imperialistische oorlog de sociaaldemocratie de nederlaag van de eigen regee= ring moet bevorderen en die oorlog in een burger* oorlog moet omzetten. De mensjewieken hoopten wel op de val van het tsarisme, maar tevens op een betere oorlogsvoering. Ondertusschen komen de groote Russische nederlagen. Het chauvinisme is gebroken. Het tsarisme verliest zijn laatste aan* hang, o.a. door de streken van de hysterische hof* monnik Raspoetien, die door de eigen omgeving van de tsaar vermoord wordt. Op de internationale bijeenkomsten van links* socialisten te Zimmerwald en Kienthal (1915*'16) kunnen de bolsjewieken geen meerderheid krij* gen, maar de ongelukkige loop van de oorlog brengt hun nieuwe kansen. Begin 1917 was Rus* land uitgeput. De financiën waren geheel in de war, er was gebrek aan arbeiders in de fabrieken en op het platteland. Het transportwezen fun* geerde niet meer, de warenvoorraden raakten op. Alleen de oorlogsspeculanten verdienden schatten gelds. De omgeving van de tsaar wilde wel een af* zonderlijke vrede om het tsarisme nog zoowat te redden, maar de liberale burgerij „de kapitalisten" niet, want zij wilden de kansen op een voor hen voordeeliger vrede niet opgeven. Zoo ontstaat in Maart 1917 een revolutionaire toestand met twee groote stroomingen, le de liberale burgerij, die overwinning en verovering wenscht, 2e de arbei* ders, boeren en soldaten, die vrede en brood eischen. In die revolutie, die het tsarisme vernie* tigd heeft, hebben de liberalen de leiding; achter hen staan adel, officieren en grootgrondbezitters. De arbeiders en soldaten vormen sowjets onder mensj ewieksche en bolsjewieksche leiders. In die sowjets waren de bolsjewieken sterk in de min* derheid, maar die minderheid wint in agitatorische kracht als Lenien in April 1917 met hulp van de Duitschers, die in hem een steun voor een vrede met Rusland zien, in Rusland aankomt. Tegenover de voorloopige regeering, waarin in de loop dezer maanden ook mensj ewieksche en soc. revolu* tionaire elementen zijn opgenomen (Kjerenskie), maar dan nog geheel onder grootburgerlijke leiding staat, komt de leus: alle macht aan de sowjets! De kracht van de bolsjewieken lag hierin, dat zij de eenige groep vormen, die heel precies weet wat ze wil, terwijl in de voorloopige regeering alom ver* warring heerscht. In de brandende kwesties: grondbezit, hongersnood, industrieele crisis, bij* eenroeping van een constitutioneele vergadering, komt geen definitieve oplossing. Kjerenskie weet nog eenmaal een nieuw offensief op het Westelijk front te propageeren; als dit mislukt, is het uit met de voorloopige regeering. Nog een tijdje heeft men de dubbele regeering van Kjerenskie en de sowjets. De 7e November slaan de bolsjewieken hun slag. Alle macht is aan de Sowjets. Na 7 November volgen de beroemde besluiten der nieuwe regeering: een vrede zonder annexaties en schadeloosstellingen, opheffing particulier grond* bezit, nationalisatie der banken, later ook nationa* lisatie der grootindustrie, schrapping der buiten» landsche schulden. Vóór de staatsgreep van de bolsjewieken waren de verkiezingen voor de con* stitutioneele vergadering al begonnen. Als die in Januari 1918 bijeenkomt blijken de bolsjewieken in de minderheid te zijn. Ze kregen 9 millioen stemmen. De Soc. Rev. behaalden 21 millioen (door de boeren) de mensjewieken 2 millioen en de bur* gerlijke partijen 5 millioen. De bolsjewieken eischen van de vergadering erkenning van de Novemberrevolutie en als deze geweigerd wordt, treden de bolsjewieken uit en laten ze de ver gade» ring uit elkaar jagen. Met een parlementaire regee* ring is het dan gedaan. Het Radenstelsel komt ervoo«3Ln de plaats. Lenien weet de vrede met Duitschland door te drijven, dwars tegen het ver* zet der andere leiders, voor wie de nationale schande nog beteekenis heeft (Trotskie was onder hen). Deze vrede berooft Rusland van zijn beste en verst gevorderde deelen (Polen, de Randstaten). Daarna begint de blokkade door Frankrijk, Enge* land, welke landen ook de burgeroorlog tusschen bolsjewieken en alle andere partijen steunen. Het is de gruwelijkste en gevaarlijkste periode voor de nieuwe sowjetstaat, wel de omvangrijkste en gruwelijkste burgeroorlog, die de wereldgeschiede* nis kent. Een onbeteekenend episodetje daarin is het uit de weg ruimen van de tsaar en zijn gezin. Ieder der partijen besefte, dat de overwinnaar van geen enkele genade zou willen weten. Het is in die tijd, dat de poging zal beginnen om van een reus* achtig land, dat een zesde van de aardoppervlakte beslaat, een land politiek en economisch achter* lijk, voor meer dan de Jielft analfabeet, ontredderd door een verschrikkelijke buitenlandsche en bin* nenlandsche oorlog, een socialistische republiek te maken. De leiding daarbij is in handen van een kleine groep van vastberaden, fanatiek*idealistische mannen en vrouwen, voor wie de twijfel niet be* staat, voor wie de verwezenlijking van het socia* lisme het in waarheid eenige levensdoel is en die voor geen middel terugdeinzen om dit heilige doel te bereiken. Zij zullen de wrekers worden van het eeuwenoude leed van het kreunende Rusland. Grimmig zal hun haat blijven tegen alle elemen* ten van dit verschrikkelijk verleden, onstuimig hun geloof in een toekomst, die dat verleden voor goed ongedaan zal maken, onverbiddelijk hun hande? lingen om dit voor eeuwig vastgestelde doel te bereiken.... Hier volgen enkele aanteekeningen over die eerste leiders, die bijna allen bekend zijn geworden onder hun revolutionaire schuilnaam. Lenien (Wladimir Iljitsj Oeljanof) 1870—1924). Uit de lagere adel, jong onder invloed van zijn oudere broer, die op 19*jarige leeftijd als revolutionair wordt opgehangen (1887). De executie van die ge* liefde broeder*vriend heeft van de jonge Wladi* mir voor goed een hater gemaakt. Hij studeert in de rechten en dompelt zich in de revolutionaire beweging, wordt herhaaldelijk gestraft. Maakt een diepe studie van het leven en denken van de fabrieksarbeider. Wijkt 1902 uit naar het buiten* land, 1917 terug in Rusland. Tot zijn dood toe algemeen erkend leider van de Sowjetstaat. Trotskie (Bronstein) geboren 1877 uit de ver* drukte Jodenbevolking. Ook jong in de revolu* tionaire beweging, ook herhaaldelijk gevangen en verbannen; wijkt uit naar het buitenland, ook daar vervolgd. Keert in 1917 via Amerika naar Rusland terug. Groot redenaar, organiseert in de burgeroorlog het Roode Leger. Komt na Leniens dood in conflict met de partijleiding. 1928 door Stalien verbannen. Stalien (Djoegasjwili) geboren 1877. Kaukasiër van boerenafkomst; moest priester worden. Op zijn 17e jaar socialist. Herhaaldelijk gevangen en ge* vlucht. Hij was slechts kort in het buitenland. Na de revolutie volkscommissaris voor de nationali* teiten. Na de dood van Lenien secretaris*generaal van de Communistische Partij (C.P.). Na de ver* banning van Trotskie onbeperkt leider van de Sowjetunie, hoewel hij geen regeeringsambt be* kleedt. Zinowjef (Radomyslski), ook een Jood, geboren 1877; speelt een tijd lang de tweede rol na Lenien. Leider van de Sowjet in Leniengrad (het vroegere Petersburg). Voorzitter van de Me Internationale. In 1928 als aanhanger van Trotskie uit de partij gezet; na schulderkenning weer lid, maar op de achtergrond. Rakofskie, Bulgaar van geboorte, organisator van de Oekraïne, gezant in Londen en-Parijs, schakel tusschen de Sowjetunie en W.*Europa. Aanhanger van Trotskie, thans verbannen in Siberië. Dzjerzjinskie (1877—1926). Pool van geboorte, herhaaldelijk als revolutionair gestraft. Was de eerste leider van de geheime politie (Tsjeka, thans GPoe). Later voorzitter van de Opperste Econo* mische Raad. Man van felle overtuiging; persoon* lik fijnzinnig maar meedoogenloos fanatiek. Kamjenef (Finkelstein), Jood, geboren 1882. Uit* geweken 1908. Voorzitter van de Moskousche Sowjet. Zwager van Trotskie. Aanvankelijk diens aanhanger. Sindsdien niet meer op de voorgrond. Boecharien, de jongste der „oude bolsjewieken", tot 1917 uitgeweken, de theoreticus van het lenie* nisme, d.w.z. het marxisme in de moderne prak* tijk. Sinds 1929 op de achtergrond wegens „rechtsche neigingen". Kalinien, van boerenafkomst. Oudste der „oude bolsjewieken", voorzitter van het Centrale Execu* tieve Comité der Sowjets. Als zoodanig eigenlijk president der Sowjetunie. Verder nog Krassien (overleden), ingenieur en diplomaat. Loenatsjarski, die ' jarenlang volks* commissaris van onderwijs was en zelf ook letter* kundig werkzaam is geweest. Radek (Sobelsohn) een Poolsche Jood, voortreffelijk journalist, nu ook niet meer op het eerste plan; Tomski, tot voor kort leider der vakvereenigingen, thans op de achtergrond wegens „rechtsche" neigingen. Tsjitsjerien, jarenlang volkscommissaris voor bui* tenlandsche zaken, thans vervangen door Litwinof. Rykof, jarenlang voorzitter van de raad van volkscommissarissen, als „rechtsch" op de achter* grond geraakt. Het is merkwaardig, dat op enkele uitzonderingen na geen dier namen meer voorkomen op de lijst van leidende figuren in partij en staat, die afge* drukt is in de Communistische Kalender voor 1931. Zij zijn onder Stalien vervangen door „nieuwe mannen". Onder de vrouwen moet genoemd wor* den Kroepskaja, Leniens weduwe, die zich vooral bezig houdt met paedagogische vraagstukken (over haar heeft ook eenige tijd Staliens onge* nade gezweefd); Kollantay, eenige tijd volkscom* missaris voor opvoeding, thans gezant in Noor* wegen; schrijfster over huwelijk en liefde in de Sowjetunie. IETS OVER DE AARDRIJKSKUNDIGE GESTELDHEID DER U.S.S.R. De oppervlakte der USSR beslaat 21.000.000 vierk. kilometer (Nederland 34.223) of on* geveer een zesde der aardoppervlakte. Het gebied is verdeeld in 7 republiekengroepen, waar* van het eigenlijke Rusland (RSFSR, Russische Socialistische Federatie van Sowjet^Republieken) de kern vormt. De USSR heeft thans ongeveer 160.000.000 inwoners. De jaarlijksche aanwas der bevolking is ongeveer 3.000.000. Er zijn gemiddeld 7 inwoners per vierk. KM. (Nederland heeft on* geveer 232 inwoners per vierk. K.M., België 265). De dichtheid der bevolking is voor de verschil* lende onderdeden zeer verschillend; voor het eigenlijke Rusland bijv. 5,1, voor de Oekraine 64, voor Turkmenistan 2. De natuurlijke grenzen zijn de Noordelijke IJszee in het Noorden, de Stille Oceaan in het Oosten, het hooggebergte van Azië in het Zuid*Oosten. Naar het Westen is een open grens. Door het verlies van de Randstaten is Rus* land zijn beste havens kwijtgeraakt. De Sowjet* unie heeft het grootste ononderbroken gebied van de aarde. Alleen het los samenhangende Britsche rijk is grooter van oppervlakte. De lig* ging van Rusland tusschen W. Europa en het Verre Oosten, tusschen de poolgebieden en het subtropische Zuiden, de uitgestrektheid van het land, de geringe dichtheid der bevolking heb* ben groote invloed uitgeoefend op Ruslands staatkundige, economische en cultureele ontwik* keling, ook op het volkskarakter, dat zich ken* merkt door zin naar het wijde, onmetelijke. Door de wijdheid van het land werd goede wegen* aanleg van ouds bemoeilijkt, later ook de aanleg van spoorwegen; de steden zijn dun gezaaid en zijn daardoor geen centra van beschaving gewor* den, zooals in W.*Europa. Het klimaat een vaste* landsklimaat, met heete zomers en felle winters, heeft het tempo van arbeid ongunstig beïnvloed. Een gunstige invloed van uitgestrektheid en klimaat is, dat dit voor 80% agrarische land rijk is aan de meest verschillende landbouwproduct ten; van allerlei granen af tot tabak katoen en wijndruiven toe. Verder heeft de USSR een enorme rijkdom aan vee, pluimvee, viscn, pels* dieren, hout, petroleum, ijzer, kolen, koper, man* gaan, asbest enz. enz. Rusland heeft met Amerika gemeen, dat het bijna geheel autarkisch is, dat net bij een goede organisatie van landbouw en stelselmatige bodemontginning zich schier geheel zelf kan onderhouden. Dit is van groot belang voor de ontwikkeling der economische Sowjet* politiek, die er thans alles op zet om zich econo* misch onafhankelijk van W.*Europa te maken en haar eigen weg te gaan in de „socialistische opbouw". STAATSINRICHTING DER SOWJETUNIE. De proletarische staat is als elke staat een instrument ter onderdrukking, maar hij richt zich tegen de vijanden der arbeiders* klasse. Zijn doel is de tegenstand der uitbuiters, die in hun wanhopige strijd alle middelen te baat nemen om de revolutie in bloed te verstikken, te breken, haar onmogelijk te maken. De Dictatuur van het Proletariaat, die deze klasse openlijk de bevoorrechte plaats in de maatschappij geeft, is aan de andere kant een voorloopige instelling. Naarmate de tegenstand van de bourgeoisie wordt gebroken, naarmate deze wordt onteigend en langzamerhand een arbeidende klasse wordt, verdwijnt de proletarische dictatuur, de staat sterft af en met hem de klassen zelf Zoo luidt de klassieke omschrijving van de Die* tatuur van het Proletariaat, vastgesteld op het eerste congres der nieuwe, Ille, Internationale. Volgens de bolsjewieken is de burgerlijke demo* cratie niets anders dan een vermomde dictatuur der bourgeoisie. De burgerlijke democratie be* weert rechten en vrijheden te geven, die de arbei* dersklasse door haar economische zwakheid niet baten. De burgerlijke democratie geeft de arbei* dersklasse schijnbaar aandeel in het staats* bestuur. In werkelijkheid wordt de arbeiders* klasse verre gehouden van het beheer van de staat. De burgerlijke democratie met haar parle* mentair stelsel, waarbij de afgevaardigden niet kunnen worden teruggeroepen, haar scheiding van wetgevende en uitvoerende macht, scheidt de massa van de staat. Tegenover dit alles stellen de bolsjewieken het radenstelsel, het sowjetsysteem. Dit stelsel moet aan het proletariaat de mogelijk* heid verschaffen zijn rechten en vrijheden tot iets werkelijks te maken. In het radensysteem be* sturen de massa*organisaties zelf. Het raden* systeem is gebaseerd op de georganiseerde massa van het proletariaat, op de revolutionaire vak* organisaties, op de coöperaties enz. enz. In dit stelsel kunnen de afgevaardigden elk oogenblik teruggeroepen worden; wetgevende en uitvoe* rende macht zijn er vereenigd. De sowjets zijn werkende lichamen; de massa komt er in directe aanraking met het bestuur. De verkiezingen voor de sowjets hebben niet plaats volgens kunstmatig gevormde kiesdistricten, maar volgens productie* eenheden (fabriek, bedrijf). In dit stelsel moet het industrieele proletariaat een voorsprong heb* ben, als het best georganiseerde en politiek rijpste deel der bevolking. Dit proletariaat moet de arme, kleinburgerlijke boerenmassa opvoeden tot mede* werking aan de socialistische opbouw. Hoe zit het radenstelsel in elkaar? De sowjets worden bij algemeen kiesrecht gekozen. Het actieve en passieve kiesrecht wordt uitgeoefend door alle 18*jarigen, die hun brood door arbeid verdienen, zonder onderscheid van sexe, geloof, ras, nationaliteit. Zij, die anderen in loondienst hebben, die niet leven van eigen arbeid, koop* lieden, monniken, priesters, zij, die gediend heb* ben bij de tsaristische politie, krankzinnigen en misdadigers hebben het kiesrecht niet. Een ken* merkende trek van het kiesstelsel is, dat er ge* kozen wordt in groepen en niet in kiesdistricten. Arbeiders kiezen in de fabriek, waar zij werkzaam zijn, ambtenaren op het bureau, studenten in hun studie*inrichting. Kleine fabrieken en instellingen worden vereenigd in een voldoend groote groep. Boeren kiezen dorpsgewijze, kleine dorpen wor* den tot een groep vereenigd. Bizonder groote fabrieken worden verdeeld in werkplaatsen. De soldaten van het Roode Leger kiezen volgens regimenten. Alleen de huisvrouwen kiezen vol* gens woonplaats. De stadsbevolking is bij het kiezen bevoorrecht boven de boeren. De steden kiezen op de basis van het aantal kiezers, de boeren op de basis van de geheele bevolking, minderjarigen dus meegerekend. De stem van de stadsbewoner is dus ongeveer 2i maal zooveel waard als die van de plattelander. Deze diffe* rentiatie volgt logisch uit de opvatting, dat het proletariaat oe dictatuur uitoefent. De stemming is niet geheim. Men stemt bij accla* matie of bij handopsteken. Het is het systeem, dat vroeger bij de verkiezing van het dorpsbestuur gevolgd werd. Aangezien de Communistische Partij de eenige wettige politieke partij is (alle niet* partijleden heeten „partijloos") kan de „verkie* zingscampagne" slechts door die partij gevoerd worden. Zij dient candidatenlijsten in. Ook kun* nen candidaten zich zelf aanbieden op de stem* bijeenkomst zelf, maar de geheele verkiezing wordt geleid door de C.P. Wat het resultaat daar* van is, deelen wij later mee. De verkiezingen zijn getrapt. De boeren zijn als kiezers uitgeschakeld, als ze hun dorpssowjet ge* kozen hebben. De dorpssowjet kiest uit zijn midden afgevaardigden voor de kantonale sowjet, deze kiest weer zijn delegatie voor de districts* sowjet en zoo gaat het door via provincie, afzon* derlijke republiek tot het Alunie*congres. De grootere steden zijn ook hier de bevoorrech* ten, omdat er minder trappen zijn. Daar zijn wijksowjets, die afgevaardigden kiezen voor de stadssowjet. Deze kiezen direct afgevaardigden voor het Alunie*congres en ook voor de sowjet van de provincie, waarvan zij de hoofdplaats zijn. Het Aluniecongres, bestaande uit een paar duizend leden, kiest een Centraal Executief Comité, dat weer de sowjet van volkscommissarissen kiest. Nu is de piramide afgebouwd. Lenien noemde het C.Ex. Com. het proletarische parlement. Daar* naast is nog een soort Eerste Kamer: de nationali* teitensowjet, waarin 5 afgevaardigden voor elke nationaliteit zitting hebben. Er zijn 7 republieken* groepen, elk weer bestaande uit een aantal „auto* nome" republieken. Die autonomie is voorname* lijk cultureel (op gebied van taal, gewoonten, gebruiken). In dit opzicht verschilt de Sowjet* unie gunstig van de tsaristische regeering, die de tientallen verschillende nationaliteiten in Rusland geheel wilde russificeeren, vooral waar het de taal betrof. Maar van autonomie op het gebied van buitenlandsche politiek, krijgswezen, financiën, buitenlandsche handel, verkeerswezen, planmatige volkshuishouding, volksonderwijs, hygiëne, statis* tiek, politieke politie en sinds kort ook op land* bouwgebied zijn de republikeinen geenszins auto* noom; daar heeft het centrale gezag öf volledig heerschappij öf krachtige medezeggenschap. In naam heeft elke republiek het recht van uittreden; inderdaad is dit zoo goed als onmogelijk. Sinds 1924 is het woord Russisch uit de naam vande centrale staat verdwenen; die naam luidde vroeger Russische Socialistische Federatieve Sowjet Republiek. Uit een oogpunt van interna* tionale politiek heet de staat thans Unie van So* cialistische Sowjet Republieken, U.S.S.R. Formeel kan dus elke staat toetreden, zonder zijn natio* naliteit te verliezen. De plenaire zittingen van de sowjets zijn kort. Ze kiezen alle hun executieve comité, dat in grootte verschilt naar verhouding van het aantal sowjetleden, bijv. 9 voor de dorpssowjet, ette* lijke honderden voor het Centr. Ex. Comité. De sowjets hebben weinig anders te doen dan aan te hooren en aan te nemen wetten, resoluties en rapporten van het executieve comité. Wetgevende arbeid kunnen die korte vergaderingen weinig verrichten. Die is voornamelijk in handen van het ex. comité.rHet Centr. Ex. Comité heeft een paar keer per jaar zitting. De beteekenis van de sowjets ligt vooral hierin, dat zij over het ver* handelde rapport uitbrengen aan hun kiezers. Van scheiding tusschen wetgevende en uitvoeren* de macht is geen sprake. Alle machtsorganisaties bezitten beide bevoegdheden. Het Centr. Ex. Comité vaardigt wetten uit, publiceert decreten, regelt het economische leven. Elke volkscommis* saris ^minister) beschikt over een uitgebreid adviescollege. De volkscommissariaten komen on* geveer overeen met onze ministerieele departe* menten. Een bizonder volkscommissariaat is dat van de arbeiders* en boereninspectie, dat in samen* werking met de Controlecommissie der C.P. toe* zicht uitoefent op de werking van de staatsrege* ling en vooral te waken heeft tegen het steeds toenemend bureaucratisme. Het is een klachten* bureau in groote stijl. Het Techt in de U.S.S.R. is uitgesproken klasse» recht. Het heeft ten doel „de arbeiders* en boeren* staat en de revolutionaire rechtsorde te bescher* 2 men tegen zijn aanvallers en om vaste fundamen* ten te leggen voor het revolutionaire rechts* bewustzijn". Het criterium voor de strafrechter* i lijke verantwoordelijkheid is niet de schuld, maar \ de sociale gevaarlijkheid. Die gevaarlijkheid kan ook geconstateerd worden, al voorziet de wet er niet in. De oude rechtsregel: geen misdaad zonder wet, geldt niet in de Sowjetunie. De wet kan terugtreden, als het „socialistische bewustzijn" dit eischt. Elke republiek heeft volksrechtbanken, gouvernementsgerechten en een hooggerechtshof. Verder is er nog een opperste gerechtshof voor de geheele unie. Aan het hoofd van de rechter* lijke macht staat de Volkscommissaris van Justitie. De volksrechter wordt bijgestaan door twee ge* kozen bijzitters, die telkens wisselen. Zij hebben ervoor te zorgen, dat het „revolutionaire rechts* bewustzijn" niet in de druk geraakt. Het publiek heeft altijd toegang en de gang van zaken is zeer huiselijk. Van groote processen, waaraan een poli* tieke kant zit, of die althans politiek gebruikt kunnen worden, worden groots opgezette propa* gandabijeenkomsten gemaakt, die verfilmd wor* den en per radio uitgezonden. Men gebruikt voor deze gelegenheden wel groote schouw* burgzalen om zooveel mogelijk publiek te trekken. De rechtspraak behoort een instituut van prole* tarische opvoeding te zijn. Het beginsel van onaf* hankelijkheid en onafzetbaarheid der rechters bestaat niet in de U.S.S.R. Hooger beroep kent het sowjetrecht niet; wel cassatie en revisie. De cassatierechter mag ook uit eigen beweging een vonnis vernietigen als het bijv. niet in overeen* stemming wordt geacht met de algemeene poli* tiek der regeering. De naam doodstraf bestaat niet; men noemt die: hoogste straf voor sociale verdediging. Om zich te handhaven heeft de proletarische dictatuur, als elke dictatuur behoefte aan alle machtsmiddelen, waarover een staat maar kan beschikken. Lenien zelf heeft al vroeg gezegd, dat er een strenger regeering zal zijn, dan het Russi» sche volk ooit onder het tsarisme gehad heeft. Het geweldigste instrument van de staat is „De politieke staatsinstelling", de GPOE. Aanvankelijk heette dit instituut „Buitengewone commissie ter bestrijding van de contrarevolutie, de sabotage en de speculatie, de Tsjeka. De GPOE staat in hooge eere. Stalien noemde de GPOE „De roem» rijke collega van het Roode Leger, het ontbloote zwaard van het proletariaat". De GPOE is een onderdrukkings» en spionnage»instituut, een machtsapparaat, dat geen andere grenzen kent dan „de wet der revolutie". Het heeft een eigen ge» heime politiedienst, kan gevangen zetten, verban* nen, doodvonnissen uitspreken en uitvoeren en heeft geen andere controle dan zichzelf. De GPOE heeft een eigen troepenmacht in dienst. Hij doet ook opsporings* en onderzoekingsdien* sten voor de gewone rechters. Dat is gebleken bij de laatste groote monsterprocessen; daarbij heeft de GPOE het bewijsmateriaal verzameld en de beklaagden murw gemaakt. Ook heeft de GPOE zijn cellen in de buitenlandsche handelsvertegen* woordigingen en gezantschappen van de Sowjet* staat. Naast de GPOE is het Roode Leger te noemen als machtsinstituut van de staat. Het is er ook voor binnenlandsch gebruik. Het Roode Leger was in de tijd der burgeroorlogen inderdaad het gewa* pende proletariaat Thans is dienstplicht de basis. Het leger wordt het best voorzien van alle bevol* kingsgroepen. Het wordt ook in deze tijd van nood uitstekend gekleed en gevoed. De vroegere heer* schende klassen hebben geen toegang tot het leger, tenzij dan als streng gecontroleerde beroeps* officieren. Het is een propaganda* en opvoedings* instituut van de eerste rang. Verschillende fabrie* ken hebben het patronaat over verschillende leger* eenheden, d.w.z., dat ze hebben te zorgen voor de politieke opvoeding der soldaten. Het is het troetelkind van de staat, evenals de marine en de luchtvloot. „Het Roode Leger is een gewapende troepenafdeeling der wereldrevolutie", zoo heet het. Een achterban vormt de jeugd, die, zoodra zij daartoe physiek in staat is, op straffe wijze mili* tair gedrild wordt, de meisjes niet uitgezonderd. Bij demonstraties, 1 Meifeesten, vormt het Roode Leger het middelpunt. DE COMMUNISTISCHE PARTIJ. In de staatsregeling wordt geen melding gemaakt van de C.P., maar zij is het, die inderdaad regeert. Stalien is haar secretarisgeneraal, de erkende dictator der Sowjetunie, maar hij heeft geen regeeringspost. De C.P. geeft de „generale linie" aan, waarvan niet mag worden afgeweken. Men mag over onderdeden redekavelen, men mag detailf outen kritiseeren (men bevordert die kritiek zelfs), maar de beginselen zijn onaantastbaar en als de leiding het slotwoord heeft gesproken, is de zaak beslist. Zooals hierboven al gezegd is, heeft de C.P. het monopolie van wettigheid. Alle leidende plaatsen in de staat zijn bezet door partijleden, alle „kom* mandohoogten" zijn door hen ingenomen. In elk bureau, op elke school, in elke fabriek of onder* neming heeft de partij haar cel. De partij heeft ongeveer dezelfde piramidevorm als de sowjets. Bovenaan staat het Politieke Bureau (politburo), een college van 9 leden, waarvan Stalien de secre* taris is. Dit bureau geeft de directieven aan de generale linie, die bindend is voor het geheele staatsleven. De bewindslieden hebben te volgen wat de partij hun heeft voorgeschreven. De C.P. is nooit, een massapartij geweest en wil dit ook niet zijnTHet ïT^élrl^êürbende. Men wordt slechts lid na een candidaatschap van een half tot 'twee jaar, waarbij dan nog beproefde partijleden borg moeten staan. Bevorderd wordt de toetre* ding van arbeidersleden. Zoo nu en dan worden „zuiveringen" gehouden; dan worden opeens tien* duizenden uit de partij geworpen. Bij feestelijke gelegenheden, bijv. een revolutionaire gedenkdag, worden wel groote contingenten gegadigden in de partij opgenomen, die dan een speciale opleiding krijgen in het lenienistisch marxisme. In 1928 telde de partij, inclusief de candidaat*leden, 1.300.000 leden; nu zal dit aantal ongeveer 2.00.000 zijn, dus nog geen 2 pCt. der door de partij geregeerde be* volking. De partij heeft een controle* en revisie* commissie, bestaande uit beproefde partijleden, die de hechte eenheid, het „democratische centra* lisme" (d.w.z. een sterke executieve), de ijzeren discipline hebben te bewaken. Fractievorming is de grootste misdaad, die de leden kunnen begaan. Slechts éénmaal is een principieele inwendige strijd openbaar geworden: het verzet van Trotskie en zijn aanhang tegen de door de partij vastge* stel generale linie (1925*'28). Die strijd is geëindigd met de vernietiging van het „Trotskisme". Zij, die zich niet onderwierpen, werden verbannen. De anderen moesten door een openbare en uiterst duidelijke erkenning van schuld en belofte van beterschap hun uitwerping voorkomen en nemen geen positie van beteekenis meer in. Elk lid van de partij staat absoluut in dienst van de leiding en is daaraan verantwoording schuldig. Elk staatscollege heeft zijn communistische fractie, als eenige georganiseerde groep. Door de unieke invloed, die de partij heeft bij de verkiezingen, stijgt het aantal communistische leden van een sowjet, naarmate die van hooger orde is. In de dorpssowjet is het aantal communistische leden nog klein, omdat er eenvoudig niet genoeg partij* leden in het dorp zijn voor het vormen van een groote fractie, maar bij de verkiezingen voor een hoogere sowjet, hebben de communistische leden van de kiezende sowjet de voorkeur en zoo gaat het door. In de leidende sowjets en executieve comité's zijn de communisten in de overgroote meerderheid. De sowjet van volkscommissarissen is 100 pCt. communistisch. De partij zorgt ervoor, dat alle secretariaten van executieve comité's in handen van partijleden zijn. Boecharien heeft schertsenderwijze gezegd: „Er zijn drie perioden in de geschiedenis der menschelijke samenleving: het matriarchaat, het patriarchaat en het secre* tariaat." Het partijlid heeft de leiding onvoorwaardelijk te gehoorzamen en de vaak heèl moeilijke en gevaar* lijke opdrachten uit te voeren. Ook op zijn per* soonlijk leven wordt nauwlettend toegezien door voor hem onzichtbare machten. Hij moet eenvou* dig leven, zich geen weelde veroorloven. Hij mag niet religieus zijn, niet aan drank of vrouwen ver* slaafd. Wat hij boven een maximum aan vast in* komen heeft moet hij in de partijkas storten. Partijleden mogen geen zaken doen of andere win* sten maken. Uitzondering op deze regel is de winst door letterkundig of opvoedingswerk ver* kregen; een percentage dier winsten moet echter gestort worden in een pensioenfonds voor partij* leden. Tegenover deze lasten staan ook voordee* len: aangename dienstreizen eerste klas (zachte banken, zegt men in Rusland), gebruik van dienst* auto's, bevoorrechting bij huisvesting: partijleden hebben de eerste aanspraak op plaatsen in ge* zondheids* en vacantie*oorden. Bovendien is voor velen het bewustzijn tot de Partij te behooren, de vervulling van behoefte aan macht en eer. De communist, die in het buitenland werkt, in gezant* schappen, handelsvertegenwoordigingen, confe* renties, mag zich in zijn levenswijze aanpassen aan zijn kapitalistische omgeving. Bij misdrijven is de communist in zooverre in het nadeel, dat de strafmaat grooter is dan voor niet*communisten, juist omdat hij partijlid is en door zijn misdrijf het aanzien der partij geschaad heeft. Een voedingsbodem voor de partij is de jeugdbe* weging, vooral de organisatie der oudere jeugd, de Komsomol, waarover hieronder nog nader gespro* ken zal worden. De vereering van Lenien als stichter en leider der partij is onbegrensd. Zijn geschriften hebben voor de partij dezelfde beteekenis als de bijbel voor de Christenheid. In alle mondelinge en schriftelijke discussies spelen citaten uit zijn werken een ge* wichtige rol. In de strijd tusschen Trotskisten en Stalienisten beriepen beide partijen zich op Leniens uitingen. Na zijn dood is er een ware Leniencultus ontstaan, waarvan het middelpunt is geworden zijn met de uiterste zorg gebalsemd lijk, dat in een mausoleum vóór het Kreml is geplaatst. Op bepaalde uren van de dag mag men er langs defi* leeren. Leniens portret is in elke publieke instel* ling, in elk organisatiegebouw, in vele woningen te vinden. Elke school heeft zijn Lenienhoekje, zoo ook elke fabriek. Petersburg is naar hem her* doopt. Al wat de eenvoudige Rus aan godsgeloof is kwijtgeraakt, vervangt hij door zijn geloof aan Lenien. Legenden ontwikkelen zich over hem. Deze cultus is, soms tegen de zin van enkele leiders in, door de opperste leiding bewust inge* steld en wordt door haar in koele bezinning ge* bruikt voor de politieke propaganda, f Zoo is de C.P. „een vereeniging van personen, die \ besloten zijn te strijden tot het einde toe, ten \ koste van alles en zonder weifeling, voor de tot* standkoming van het Communisme over de ge* heele wereld." Terecht is de C.P., in haar straffe ordening, haar eischen van onverzwakte discis pline, haar onwrikbaar geloof in eigen doelstel* ling, haar onverschilligheid voor de middelen, die tot dit doel moeten leiden... terecht is die partij vergeleken bij een kerkorde en dan bepaaldelijk bij die der Jezuieten. DE OPLEIDING, OPVOEDING, OMZETTING VAN DE MENSCH TOT SOWJETBURGER. e Russische revolutie wil niet alleen staat» kundig en economisch een omwenteling JL_.^ zijn, zij wil ook de mensch, elk afzonder» lijk, revolutioneeren, anders maken, hem van in» dividueel»kapitalistische tot socialistische gemeen» schapsmensch doen worden. Daarvoor moeten geest, verstand ,ziel, lichamelijk leven in een be» paalde richting gedreven worden, het heele ge» dachteleven in een bepaalde vorm gekneed, levensopvatting, levensinzicht gewijzigd worden; dé mensch zal leeren haten, wat partij en staat noodig vinden, dat gehaat wordt, leeren liefheb» ben en achten, wat partij en staat beminnenswaar» dig en eerbiedwekkend vinden. Partij en staat hebben daarbij de beschikking over alle middelen ter beïnvloeding en overreding en waar noodig over geweld. De schrandere en voor een deel geraffineerde psychologie der leiding weet door het gebruik van al die middelen veel te bereiken. Als men als schrijver dezes in Duitschland is geweest in de eerste maanden van de wereldoorlog, dan kan men beseffen, wat eenzijdigheid in berichtgeving, in onderricht vermag. In een dergelijke toestand bevindt Rusland zich nu al 15 jaar. Er is nu al een generatie van jongeren (er zijn in Rusland 100.000.000 menschen beneden de 25 jaar), die be* wust nooit iets anders gekend hebben dan het sowjetregime en die van de overige wereld niet veel meer weten, dan dat er een onderdrukt en misleid proletariaat leeft en kapitalistische onder» drukkers, die steeds maar een gewapende aanval beramen op de socialistische Sowjetunie. Wat de bolsjewieken op het gebied van de pers hebben tot stand gebracht is verbazingwekkend. Al dadelijk nadat de sowjets zich stevig in het zadel gevoelden, hebben zij de persvrijheid, die na de Maartrevolutie van 1917 onbeperkt was inge* steld, weer opgeheven. De niet*communistische oppositie werd tot vijand van het volk verklaard. Er kwam een staatsmonopolie voor de politieke pers, een staatsuitgeverij, die praktisch het mono* polie heeft, en een strenge censuur. De pers heeft een geweldige uitbreiding gekregen. Er zijn hon* derdtallen kranten en tijdschriften op alle gebied en de papierfabrieken kunnen niet genoeg papier leveren. Herhaaldelijk leest men in de lezwjisüja („Nieuwsberichten", de staatscourant der Sowjet* unie) aanmaningen om de papierfabricage op te voeren. De voornaamste bladen zijn de reeds ge* noemde lezwjistija en de Pravda („Waarheid"), het officieele orgaan van de C.P. Zij geven de generale linie aan en verschillen betrekkelijk wei* nig van inhoud. De kleinere provinciale bladen krijgen vanuit Moskou hun instructies en vertoo* nen hetzelfde type als de hoofdbladen, ongeveer zooals in het fascistische Italië. Alle leidende bla* den en tijdschriften zijn in handen van een com* munistische redactie. Voor de periodieke pers is er een censuurcomité, aangewezen door de hoog* ste parfij*instanties. Een van de grootste misda* den, die de Trotskie*groep heeft begaan, was de oprichting van een geheim drukkerijtje, het eenige middel om hun denkbeelden kenbaar te maken buiten congreszaal of conferentiekamer. Voor boeken geldt een preventieve censuur. In partij* en gouvernementeele bladen schrijft geen niet*communist; die kan wel artikelen geplaatst krijgen in wetenschappelijke of technische perio* dieken. Kritiek is toegestaan, geen oppositie. Men mag de gebreken van het mechanisme aanwijzen, maar geen fouten in de constructie. Sterk wordt bevorderd het instituut van arbeiders* en boeren* correspondenties (rabkor), een soort amateurs* journalistiek, die vaak het karakter van denunciatie heeft. Vele van die rabkor*menschen hebben hun berichtgeving met de dood moeten bekoopen. Vooral de Pravda plaatst vele klachten over on* rechtmatige daden van sowjetambtenaren, over het niet volgen der generale Unie, over dronken* schap of andere misdragingen van partijleden. De redactie zoekt dan recht voor de klagers en slaagt daar dikwijls in. De Russische krant is voor de buitenstaander wel belangwekkende, maar geen onderhoudende lectuur. Zij bevat ellenlange artikelen over var* kensfokkerijen, uitzaai, vlasproductie, statistieken van de kolenmijnen, vischvangst, gietijzer, suiker* bieten, de resultaten van het werk der zoogenaam* de stootarbeiders (oedarnikie), die achterblijvende fabrieken of ondernemingen tot het „bolsjewis* tische tempo" moeten brengen. Verder volstrekt tendentieuse berichten over het buitenland, ophits sing tegen de „sociaalsfascisten" (d.w.z. de sociaals democraten). Ondanks de „zelfkritiek" leest men er een voortdurende verheerlijking van wat men bereikt heeft en wil bereiken, steeds in dezelfde termen. Alles streng ernstig. Zoo goed als geen advertenties, geen amusementsrubrieken, geen humor, tenzij dan nu en dan een gedichtje van de partijdichter Demjan Bjedny of een vinnige caricas tuur op de „sociaalsfascisten". Ondanks de vers eering van de bolsjewieken voor het Americanisme in techniek en arbeidsmethode is in hun pers niets van Americanisme te merken, evenmin van de slechte als van de goede zijde daarvan. Een eigenaardig en tevens aardig verschijnsel is de muurkrant, getypte, geteekende of geschreven bladen, die de muren van fabrieken, kantoren, clubs, scholen versieren. Zij bevatten kritiek op plaatselijke figuren en toestanden. Die kritiek wordt toegestaan en aangemoedigd, zooals men in het tsaristische Rusland de satyre van bijv. Gogol toestond. De overheid leert er de inzichten van de eenvoudige man door kennen. De censuur houdt zich hier zooveel mogelijk op de achtergrond. Ook moeten hier genoemd worden de zoogenaamde levende kranten, een soort satiriek leekenspel. Radio en film staan ook geheel onder partijs en staatstoezicht en dienen ook grootendeels voor propaganda en psychische beïnvloeding. De betees kenis van de radio als communicatiemiddel bij uitstek is in dit land met zijn nog weinig ontwiks kelde telefoons en telegraafverbindingen al dades lijk begrepen, maar vooral biedt de radio een prachtig propagandamiddel om de nog millioenen tellende analfabeten te bereiken. In 1930 waren er ongeveer 600.000 ontvangtoestellen geregistreerd; 52 % daarvan waren door amateurs gebouwd. De radio moet vooral dienen voor lenienistisch=marxis* tisch onderricht van arbeiders en boeren. Het aan* tal uren aan politieke voorlichting gewijd is van 1928 tot 1930 bijna verdubbeld» de zendingsuren voor_algemeene ontwikkeling verdriedubbeld. Het economische onderwijs is in die tijd zevenmaal zoo groot geworden, terwijl kunstuitzendingen onge* veer gelijk zijn gebleven. Groote moeilijkheden werden veroorzaakt door het gebrek aan tech* nische vaardigheid, waardoor vele toestellen dagen* lang buiten werking blijven. Veel werk maakt de Sowjetradio van het Esperanto. In de beginne was het gewoonte, speciaal met het oog op de platte* landsbevolking, eenvoudig het geraas van het Moskousche straatleven uit te zenden om de boe* ren een denkbeeld te geven van het actieve leven in 's lands hoofdstad. Het uitzenden van het luiden der klokken van het Kreml om 12 uur 's middags en 's avonds is ook een middel om de provincie in contact te houden met het revolutionaire centrum. De kwaliteiten van de film als propagandamiddel hebben de bolsjewieken ook uitnemend begrepen. Lenien heeft er al dadelijk na de revolutie op ge* wezen. In de eerste jaren was er zoo goed als geen eigen productie. Eerst in 1923 begint ook de Sowjetstaat films te produceeren. Deze productie is gecentraliseerd en staat geheel onder controle van partij en staat. Het vijfjarenplan heeft zich ook met de film beziggehouden en daarvoor, evenals trouwens ook voor de radio, een uitgebreid plan opgesteld. Alle arbeidersclubs moeten „ge* kinoficeerd" worden, zooals de bolsjewieken het noemen. Men wil komen tot 70.000 filmtoestellen. De film mag niet in de eerste plaats amusement zijn, maar moet vooral ontwikkelen, opvoeden en propagandistisch werken. We weten, dat de Rus* sische filmindustrie prachtig werk heeft gedaan en dat zij de beste films van de wereldproductie heeft geleverd. Geheel de artistieke zin van het Rus* sische volk, zijn aanleg voor het tooneel, zijn ge* voel voor het massale, komt er in tot uiting. Ik noem slechts de namen van Poedofkin en Eisen* stein. Maar nu is het merkwaardig, dat de Russen verzot blijven op de buitenlandsche amusements* films en dat zij oververzadigd blijken van de on* ophoudelijke propaganda, al wordt die ook op de ■ meest boeiende wijze gevoerd. Vooral de Ameri* kaansche film trekt. Douglas Fairbanks is bij de Russische jeugd al even populair als bij ons. De Russische film kan het financieel niet bolwerken zonder de vertooning van buitenlandsche films. Bij het onderwijs viel voor de bolsjewieken een ellendige achterstand in te halen. In 1917 was van de boeren 72 % analfabeet, van de stadsbevolking 40 %. In de eerste jaren na de revolutie heeft de regeering haar taak van bestrijding van het analfa* betisme onder de moeilijkste omstandigheden moeten vervullen. Er waren geen onderwijzers genoeg, geen leermiddelen, geen schoolgebouwen. Eerst in de laatste jaren is daarin aanmerkelijke verbetering gekomen, hoewel het doel: „likwidatie van het analfabetisme" nog op lange na niet be* reikt is. Het vijfjarenplan schrijft voor, dat 15.000.000 kinderen in de school moeten gebracht worden. In de eerste jaren was er een ware harts* tocht om de nieuwste paedagogische en didactische experimenten te nemen. Ook hier was Amerika het voorbeeld. Nu is men tot rustiger methoden overgegaan. In Augustus 1932 is er een besluit van de partij afgekondigd, dat afrekent met de opvoed* kundige en didactische regelloosheid, de leerstof voorschrijft en de leiding weer in hoofdzaak aan de onderwijzer teruggeeft. Aan de wilde proeven van schoolbeheer door de leerlingen alleen zal nu wel een einde gekomen zijn. Het ideaal van de bolsjewieken is de eenheids* school met "Jgg^ffTif 1p?rPJif;M tot frf-* ^7fi \iir In „historische decreten" is clit voornemen vastge* legd. Thans is er een cursus van 9 jaar, verdeeld in „graden" van 4 en 5 jaar. Dit schema is nog op verre na niet verwezenlijkt, vooral door gebrek aan gekwalificeerde leerkrachten., Het leerplan wordt vastgesteld door het volkscommissariaat van onderwijs, dat daarbij wetenschappelijk wordt bijgestaan door een speciale afdeeling van dit departement. Het leerplan heeft rekening te hou* den met de cultureele en geografische omstandig* heden van de plaats waar de school werkt. De arbeid is het middelpunt van het onderwijs. Het onderwijs moet zooveel mogelijk „polytechnisch" zijn. Van de zoogenaamde „algemeene ontwikke* ling" wil de staat niet weten. Concrete kennis van de maatschappij, waarin zij leven, inzicht in de natuur, in het arbeidsproces, begrip van de com* munistische ideologie.... dat moet de school de kinderen bijbrengen. Vóór alles moet het kind op* geleid worden tot Sowjetburger. Elk leervak moet daarvoor dienstbaar gemaakt worden. Om een denkbeeld te geven van wat men de kinderen wil inprenten, volge hier het onderwijsschema voor het zesde leerjaar, geldend voor kinderen van onge* veer 14 jaar: „De arbeiders en kapitalisten. Loon* arbeid en kapitaal. Privaatbezit en arbeid. De toe* stand van de arbeidersklasse. Bourgeois en repu* blikeinsch dictatorschap. De chaos van de produc* tie. De Chartisten. Het Communistisch Manifest. Kapitalisme. De Ile Internationale. De Parijsche commune. Vakbeweging. Politieke partijen. De revoluties van 1905 en 1917." De school moet het geheele openbare leven vol* gen. Het vijfjarenplan en zijn uitvoering wordt nauwlettend nagegaan. Met alle groote „cam* pagnes" moet de school meeleven (propaganda voor de zaaitijd, oogst, kolenproductie enz.). Zooals gezegd, de uitvoering van die in vele opzichten voortreffelijke opzet is nog lang niet verwerkelijkt. De klassen zijn overvuld, de school* uitrusting is gebrekkig, door gebrek aan school* gebouwen moeten de kinderen in ploegen naar school gaan op dikwijls ongeschikte tijden, het verloop is groot, vooral in de dorpen en bovenal: men beschikt niet over een naar hoeveelheid en hoedanigheid voldoend personeel. In het zooeven genoemde besluit van de partij wordt ook voor* zien in een betere salarieering van het onder* wijzend personeel; die was tot voor kort erbar* melijk. Veel is bereikt, nog meer is tot nu toe slechts voornemen. „De uitvoering staat nog in de kinderschoenen," zegt een communistische schrijf* ster, die ter plaatse een studie gemaakt heeft van het sowjetonderwijs (Heieen Ankersmit). Het groote doel van partij en staat is, dat de School het communisme zal dienen. De school moet de kinderen opvoeden in een dialectisch materialistische levensbeschouwing. De toekom* stige sowjetburger moet een forsche, gezonde proletariër worden, een klassenstrijder, een revo* lutionair. Alle mysticisme, sentimentaliteit moet hem vreemd zijn en blijven. Hij moet tot de tan* den toe gewapend zijn om alle uitbuiting en geestelijke slapheid te bestrijden. Hij zal revo* lutionair actief moeten zijn, moeten leeren „zich zelf te organiseeren en in samenwerking met anderen organiseerende arbeid te verrichten". Vandaar, dat de school ook gebruikt wordt voor antigodsdienstige propaganda en voor militaire dril, d.w.z. tegen geestelijk en materieel geweld van kapitalistische zijde. De kinderen wordt ge* leerd, elk bestaan van eenige bovennatuurlijke kracht te ontkennen. De moraal, die hun bijge* bracht wordt is die van de sociale nuttigheid; al wat de socialistische opbouw kan schaden is immoreel, al wat die kan bevorderen moreel. Het onderwijs wordt ook aangewend voor de bestrij* ding van volksondeugden: onzindelijkheid, alco* holisme, gemis aan nauwgezetheid, zorgeloosheid. Naast de eenheidsschool werken nog allerlei vak* en ambachtsscholen, die meestal verbonden zijn aan groot*industrieele bedrijven, opdat de leer* lingen direct de praktijk van het arbeidsproces leeren kennen. Een bizondere instelling van de sowjetregeering zijn de zoogenaamde arbeidersfaculteiten (rab* fak). Die faculteiten moeten jonge arbeiders en boeren met onvoldoende vooropleiding voor* bereiden voor het universitaire onderwijs. Zoo wil men het ontzaglijk gebrek aan goedgeschoold kader opheffen. Dit is een geforceerde maatregel met al de gevolgen van dien. Uit de arbeidersklasse moet een nieuwe intelli* gentia gevormd worden, die de uitstervende oude moet aanvullen en vervangen en zal hebben te voldoen aan de onverzadelijke behoeften, die de technische en cultureele voornemens der regeering hebben geschapen. Volgens het vijf* jarenplan zijn er 440.000 ingenieurs en technici noodig, ongeveer 500.000 landbouwspecialisten van verschillende rang; het transportwezen vraagt 150.000 technici. Om de schoolplicht door te voeren zijn 250.000 leerkrachten noodig. Er is een tekort aan 45.000 artsen en 22.000 leerkrachten voor het hooger onderwijs. Dan heeft men nog honderden juristen en economen noodig! Met koortsachtige haast wordt gewerkt om die vreese* lijke tekorten te overwinnen. Evenals in de indu* strie doet die haast aan de kwaliteit schade. Het aantal arbeiders, studeerende aan de universiteit wordt steeds opgevoerd, want men wil hun met* terdaad toonen, dat de sowjetstaat hün staat is. Daardoor kan bij de toelating tot het hooger onderwijs niet steeds op de aanleg der gegadigden gelet worden. In 1930 vormden de studenten, afkomstig uit de arbeidersklasse 30 %> der univer* siteitsbevolking, uit de boerenstand waren er 26 °/o, uit de ambtenarenstand 37 %. In 1927 waren die cijfers 15, 23, 24. De rest wordt gevormd door jongelieden uit de vroegere burgerstand. Hun aantal neemt steeds af (in 1924 nog 37 %>, in 1930 6%). In het algemeen komen de kinderen van niet«arbeiders, van min of meer welgestelde boeren (koelakken), het laatst in aanmerking voor plaatsing op onderwijsinrichtingen; zij zijn de onderdrukte klassen in de Sowjetunie. De studenten ontvangen een beurs van 40 tot 150 roebel per maand. Die beurzen krijgen zij van de staat, van de partij of van de vakvereeni* gingen; ook wel van de groote staatstrusts. Zoo worden de studenten de sterkste aanhangers van de Sowjetstaat, die zij in de toekomst met lichaam en ziel hebben te dienen. Van zuiver wetenschappelijke studie is weinig sprake. Alle onderwijs is op de praktijk gericht. Algemeen verplichte vakken zijn alleen politiek en economie, die zuiver dogmatisch marxistisch onderwezen worden. De vooropleiding is in het algemeen nog zeer onvoldoende. Bedenkt men daarbij, dat ook op de hoogeschool praktische arbeid in het industriewezen nog verplicht is, dat de student steeds klaar moet staan voor het maken van propaganda voor het een of ander, dan begrijpt men, dat het wetenschappelijk peil der studie niet buitengewoon hoog kan zijn. Het onderwijs toont in het algemeen dezelfde fouten als het technische leven: geestdriftige overhaasting en daardoor verspilling van dood en levend materiaal. Daartegenover staat een onver» zadigbare leergierigheid, de lust om al het weet* bare te weten. Zeer moeilijk hebben het de hoogleeraren, die geen onverdeelde sympathie voor het commu* nisme hebben; met dezulken moet men het voor* loopig voor een deel nog doen. Zij staan onder strenge politieke bewaking, ook van de stilden* ten. Zij worden vaak gestraft met ontzetting uit hun ambt, gevangenis, verbanning. De generale linie moet gevolgd worden, ook door hen, die daaraan niet ten volle gelooven. Naast het gewone onderwijs zijn er nog talrijke instituten voor politieke opvoeding. In de steden, op het platteland zijn scholen voor „politieke spraakkunst", waar in een reeks van voordrach* ten de bolsjewistische politieke ideologie wordt onderwezen. Het zijn een soort van partijscholen. Zij moeten agitators en propagandisten afleveren (agitprops). Er is een volledig uitgeruste commu» nistische hoogeschool, de best voorziene van de geheele unie, die in een leergang van vier jaar theoretisch geschoolde communisten moet vor* men. Ook voor de Russische nationaliteiten is er zulk een studie*inrichting. De universiteit Soen Yat Sen is bestemd voor Chineezen, Koreanen, Japanners, Indiërs van verschillende schakeering. Deze dient voor de „agitprop" in het Verre Oosten. Het Marx*Engelsinstituut bestudeert be* paaldelijk de geschriften van die socialistische voorgangers en geeft hun werken geannoteerd uit. Al deze instellingen vormen tezamen de „Politprosovjet", de politieke opvoeding, waar* van de C.P. de basis is. Eigenlijk is het Roode Leger daarvan de kern. Het leger is niet alleen materieel machtsmiddel, maar moet ook in gees* telijk opzicht tot een bolwerk van de communis* tische leer worden. Zoo heeft alles wat met het onderwijs in de Sowjetunie te maken heeft, de onwankelbare be* doeling om het geheele denken en doen der miL lioenenbevolking in een zeer bepaalde richting te drijven met strenge uitsluiting van alles wat afwijking van de generale linie zou kunnen ver* oorzaken. Geestelijke vrijheid is daarbij een mis* dadige luxe. Van het vreemde neemt men slechts kennis om het te bestrijden. Onmiddellijk in belangrijkheid na de C.P. komt de AlsUnie Lenienistische Communistische bond van de jeugd, de Komsomol. Dadelijk na de revolutie van 1917 geeft de C.P. haar volle aan* dacht aan de organisatie der jeugd. Vooral Lenien en zijn vrouw Kroepskaja wijdden zich aan de jeugdbeweging. „Leeren, leeren en nog eens leeren!" is het parool, dat zij uitgeven. De geheele beweging staat onder strenge controle der C.P., van wie zij het troetelkind en de hoop is. De Uefde en aandacht voor de jeugd, een kenmer* kende trek der bolsjewieken, komt daarbij tot volle uiting. Van haar geboorte af wordt aan de jeugd een aandoenlijke zorg besteed; deze moet het minst lijden van de materieele schaarschheid. Als een van de grootste, meest beschamende euvelen wordt het verschijnsel der verwaarloosde kinderen, de bjesprizornije, beschouwd, het blijk* baar onoverwinbare kwaad van de verwilderde jeugd, waarvan iedere reiziger nog weet te ver* tellen, al telt men ze nu niet meer als vroeger bij millioenen, maar bij duizenden. Er zijn drie lagen in de jeugdbeweging, de eigen* lijke komsomoltsen van 14—23 jaar, de pionieren van 10—16 jaar en de Octobristjes van 8—12. De oudere komsomoltsen zijn zoo goed als allen lid van de C.P. Stalien heeft verkondigd, dat de kom* somol verplicht is om in woord en daad de revo* lutionaire beweging van de onderdrukte klassen van alle landen en de strijd van het proletariaat in de USSR te steunen. De geheele arbeid van de komsomol moet volgens hem geleid worden door de aanwijzingen van de C.P. en de Komintern, de Me Internationale. Het geloof in de partij te garandeeren, de leiding van de partij in de kom* somol zoo stevig mogelijk te maken, dat is de taak van de Russische jeugd. De organisatie van de komsomol lijkt op die van de partij. Overal heeft de komsomol zijn cellen, in de dorpen, de scholen, de fabrieken. Hij heeft daar ervoor te zorgen, dat de dialectisch mate* rialistische denkwijze er blijft heerschen. Ook in de komsomol staat „democratische centralisatie", een sterk uitvoerend gezag, op de voorgrond. Een speciale taak voor de jeugd is de strijd tegen de godsdienst. Het tijdschrift „Bjesbozjniek", de Goddelooze, staat onder Komsomolleiding. Die taak vervult hij met al het felle genoegen, dat de jeugd heeft in bestrijding en minachting voor het overgeleverde. De komsomol heeft het patronaat over het leger en de vloot, hij moet de soldaten en matrozen in contact houden met het burger* leven. De komsomol moet het verband tusschen stad en platteland bevorderen, het groote vraag* stuk, dat Lenien als een der belangrijkste proble* men zag. De komsomolt behoort lid te zijn van de „Vrienden van de luchtvaart en gasverdedi* ging". Hij moet partij en staat bijstaan bij massa* demonstratie, bij de „likwidatie" (geliefd woord in Rusland!) van de daklooze jeugd. Hij moet klaar staan om uitgezonden te worden naar „zwakke plekken", naar een dorp, waar het hapert aan de uitzaai of aan het binnenhalen van de oogst, naar fabrieken, waar geluierd wordt, waar de „loopende band" niet voort wil. Ook de ge* wone jeugdgenoegens: spel, sport, wandelen, excursies, dans, tooneelspel moeten dienstbaar gemaakt worden aan het centrale doel: het be* wuste burgerschap van de socialistische sowjet* staat. De jeugdbeweging in al haar drie lagen moet bij de ouderen de ontoelaatbare tradities bestrijden: godsdienst, gezinsegoïsme. Pioniers en Octobristjes moeten op scholen en clubs de on* misbare Lenienhoekjes verzorgen.... De toelating tot de Komsomol is niet zoo moeilijk als die tot de C.P. De komsomol (en nog meer de pioniers* en Octrobristenorganisatie) is als een massabeweging gedacht. Begin 1932 was het aantal leden ongeveer 6.000.000, dit is zoowat een derde van de jongelieden, die wat hun leeftijd betreft voor het lidmaatschap ih aanmerking komen. Een derde der leden behoort tot het stadsproletariaat. Onder de boerenjeugd is er nog niet veel geest* drift voor de komsomol; slechts 15 pCt. der boerenjeugd is aangesloten. Ook de komsomol wordt bij tijden „gezuiverd". Uit die organisatie gezet te worden is al bijna even erg als het lid* maatschap van de C.P. te verliezen, want behalve de eer verliest de uitgestootene ook alle directe en toekomstige voordeelen, die aan het lidmaat* schap verbonden zijn. De jeugdbeweging heeft een uitgebreide pers, waaronder ook dagbladen. De humoristische periodieken zijn vaak in handen van de komsomol. Dikwijls is die humor zóó plat en ruw, dat hij de ergernis van de partij opwekt. Het komsomolleven wordt treffend beschreven in de boeken van Ognjef: Kost ja Rjabtsef (ook in het Hollandsch vertaald). De moraal van het communisme zet alle oude waarden om. Zijn moraal is die van het sociale utilitarisme. Het zedelijke is zonder meer het nut* tige, doelmatige, voordeelige voor een bepaalde gemeenschap. Die moraal is tevens rationalis* tisch: door het verstand, het „redelijk inzicht" bepaald. Alle geheimzinnigs moet uit het zedelijk inzicht verdwijnen. De normen voor het zedelijk gedrag van de bolsjewiek moeten zijn als tech* nische regels. Deze simplistische moraal geeft voorschriften voor het dagelijksch leven, vooral voor de strijd, die het communisme tegen het kapitalisme, ook in de Sowjetunie zelf voorzoover het zich nog als gezindheid toont, moet voeren. Dit inzicht bepaalt ook de strijd van het bolsje* wisme tegen elke vorm van godsdienst, niet alleen die in de kerken belichaamd is, maar ook als religieuze gezindheid. Uitteraard heeft de Russi* sche Kerk daarbij het meest te lijden, want deze is altijd een klassennstrument geweest van de tsaris* tische machthebbers. Geloofsvervolging in de eigenlijke en vreeselijke zin komt niet meer voor, maar wel een meedoogenlooze bestrijding van de godsdienst door hoon, grove bespotting, materieele benadeeling van geestelijken en geloovigen, niet* erkenning van de Zondagen en kerkelijke feest* dagen als rusttijd. Daartegenover heeft de Kerk geen enkel middel van verweer. Deze nieuwe zedeleer, in de verschrikkingen van de burgeroorlog tot een gruwzame praktijk ge* worden, is gericht tegen alles en allen, die het communisme te na zouden willen komen. Het is de oorlogsmoraal, die tegen de vijand niets als on* geoorloofd beschouwt. Deze leer heeft ook tot heldendaden, opoffering, tot grootschheid van doen gevoerd, die tot het beste behooren van wat de revolutie te zien heeft gegeven. Dat deze moraal in haar doodsche eenvoudigheid, haar vlakke ver* standelijkheid moreele conflicten niét voorkomt, zoomin als het er oplossing voor geeft, dat ziet men uit de jong*Russische letterkunde, die de verscheurdheid der gemoederen, de vreeselijke bot* singen tusschen individu en gemeenschap zoo aan* doenlijk weergeeft. Onder de fijnere geesten zijn er, die de spanning tusschen de eigen persoonlijke levensbeschouwing en levenshouding niet verdra* gen en het leven daardoor niet levenswaard vinden. Zulke levens knappen af als te sterk gespan* nen snaren. Men neemt de zelfmoordenaar zijn daad wel zeer kwalijk. Maar partij en staat meenen ook zulke conflicten te kunnen „likwideeren", als maar eenmaal de klassenlooze maatschappij ver* kregen is. Wetenschappelijke vrijheid wordt in de Sowjet* unie niet erkend. In de eerste jaren na de revolu* tie dacht men wat wijder. De sowjetstaat had van de tsaristische periode vele geleerden „overgeno* men". De Russische wetenschap stond op zeer hoog peil. Als Stalien beslissende invloed krijgt, komt de wetenschap onder strenge staatkundige controle. De geleerde is een „arbeider op het cultuurfront", die de bevelen van de leiding heeft op te volgen. De academie van wetenschappen, een van ouds bekend wetenschappelijk instituut van hooge orde, heeft nu ook de generale linie te volgen, langs welke lijn overigens eerbiedwaardig werk wordt verricht. Op de verkiezing van nieuwe leden wordt door de partij een sterke invloed uitgeoefend. Van wetenschappelijke vrijheid is geen sprake meer, maar daarmee is ook de weten* schappelijke anarchie verdwenen; men werkt vol* gens een plan, waarvan de grondlijnen door partij en staat zijn aangegeven. Evenmin ontkomt de kunst in al haar uitingen aan het toezicht van de regeerende machten. De groote musea uit de tsaristische tijd, toen ook voortreffelijk verzorgd, zijn door de regeering be* houden en aangevuld met de genationaliseerde kunstschatten der vroegere rijken. Slechts in hooge nood worden kunstwerken verkocht om aan vreemde geldswaarden te komen. Er zijn nog verschillende musea bijgekomen, bijv. tal van zoo* genaamde revolutionaire musea, die de voorge* schiedenis van de revolutie ten toon stellen, anti* godsdienstige musea, die wel eens in vroegere kerken gehuisvest zijn. Een heel systeem van excursies maken deze verzamelingen voor de massa toegankelijk. De bouwkunst is zoowel als de wetenschap ge* heel op de „zakelijkheid" ingesteld. Ook hier worden overgeleverde vormen genegeerd. De bouwmeesters hebben prachtige kansen in de Sowjetunie. De genaaste paleizen en regeerings* gebouwen bieden al lang niet genoeg ruimte voor de steeds wassende bureaucratie, voor de arbeidersclubs; de wetenschappen hebben haar instituten noodig, de partij haar verzamelplaatsen, de nieuwe grootindustrie haar nieuwe steden. Bruikbaarheid, hygiëne, zuivere constructie, „nieuwe zakelijkheid" staan daarbij op de voor* grond. Deze nieuwe bouwkunst in de Sowjetunie is sterk beïnvloed door de moderne architecten van West*Europa en Amerika. Plastiek en schilderkunst werken op bestelling van de staat; zij leveren revolutionaire monumenten, propagandaplaten, zaalversieringen; zij hebben de artistieke leiding bij de massademonstraties. Ken* ners meenen, dat hier het eerste revolutionaire élan al verzwakt is. Zoo is het ook met de kunst* waarde van de film die, zooals hierboven al ver* meld is, geheel in dienst van de revolutionaire pro* paganda staat. De geweldige toepassing van tempo, rhythme, massabeweging hebben sterke invloed uitgeoefend op de Europeesche film, maar er zijn teekenen, dat die techniek iets cliché*achtigs krijgt. Een geweldige vlucht heeft het tooneel genomen, ook al omdat deze kunst zoo bij uitstek geschikt is voor de propaganda. Op tooneelgebied hadden de Russen een traditie op te houden, want ook in de tsaristische tijd waren het tooneel en de dramati* sche letterkunde van voortreffelijke kwaliteit en ook niet zelden van oppositioneeïe strekking. Op allerlei wijze werd en wordt getracht het tooneel te vernieuwen en te revolutioneeren (Meijerhold). Het tooneel moet revolutionair actief zijn en com* munistisch opvoedkundig. De vroegere volkscom* missaris van onderwijs, Loenatsjarskie, zelf een niet onverdienstelijk auteur, heeft verklaard, dat het tooneel tot doel moet hebben de arbeiders en boeren op te voeden, de vijand te desorganiseeren en de kleinburgerlijke elementen tot het commu* nisme te bekeeren. Het tooneel moet propagandist tisch zijn in de beste en diepste zin van het woord en gebruik maken van alle methoden voor artis* tieke uitbeelding. Waar oorspronkelijke stukken niet aanwezig zijn, worden vaak oude stukken in het revolutionaire omgewerkt. Partij en staatscen* suur houden een streng wakend oog op het tooneel. De stukken moeten stipt eenzijdig de revolutie, de daden van de sowjets verheerlijken. Artistieke objectiviteit wordt niet toegestaan, edele aandriften bij de klassevijand mogen niet erkend worden. Wel doet men een oog dicht voor de artistieke satire, wanneer die tenminste het stelsel niet aanrandt; dit was ook het geval in de tijd van het tsarisme. Het is een heilzame uitlaat voor de gespannen gemoederen. Van de natuur* lijke aanleg der Russen voor het mimische, voor het tooneel, voor het in massa's demonstreeren wordt druk gebruik gemaakt bij de beoefening van het leekenspel, waarover hierboven al met een enkel woord gesproken is. Centralistisch georganiseerd is ook het muziek* leven. De Rus heeft een prachtige muzikale aan* leg en de bolsjewieken begrepen, dat ook de muziek als een sociale factor kon werken. Het oude Rusland heeft altijd goede orkesten gehad en uitnemende opleidingsscholen voor muziek. Men luistere maar naar de radio uit Moskou! Aan de muzikale opleiding, ook aan de ontwikkeling van de volkszang en het bespelen van volksinstrumen* ten (balalajka en harmonica) wordt aandacht ge* geven. Hoe vreemd het ook moge klinken, ook op muzikaal gebied zijn wel pogingen gedaan om een* suur uit te oefenen. Men wilde de „sentimenteele" muziek weren. Zoo stond men tegenover de opera Lohengrin critisch en achtte ze te mystiek. In oude opera's werden wel eenige coupures aange* bracht. Gelukkig gaan er onder de bolsjewieken zelf stemmen op tegen een dergelijke censuur. Een typisch experiment vormen de dirigentlooze orkesten. De letterkundige kunstenaars van het tsaristische tijdperk, ook al waren zij gekant tegen het oude regime, hebben niet dadelijk de zijde der revolutie gekozen. Zelfs Gorkie niet, die nu de lieveling van partij en regeering is en de eeretitel van „groot* vader der Russische schrijvers" heeft gekregen. Zijn bittere uitval tegen de moezjiek, tegen 80 % der Russische bevolking, ligt nog versoh in het geheugen. Vele van die schrijvers weken uit naar het buitenland, waar zij nog produceeren. Kort na de revolutie komt een nieuwe groep van proleta* rische dichters op (Demjan Bjedny, Jessenien, Majakofski; de beide laatstgenoemden hebben zelf* moord gepleegd), die de revolutionaire strijd be* zingen. Zij behooren bij de beweging van de prole* tarische cultuur (proletkoelt). Zij trachten hun gedichten verstaanbaar voor de massa's te schrij* ven, gebruiken volkswoorden en «uitdrukkingen, bezingen de triumfen van de socialistische opbouw. In hun gedichten zit revolutionaire kracht, een zekere koortsachtige levendigheid, maar ook veel uitbundigs en geforceerds. Na de felle, bewogen jaren van de burgeroorlog, zien we een nieuwe groep van prozaschrijvers opkomen, mannen, die het hevige leven van de eerste revolutiejaren zelf hebben meegemaakt. Onder hen zijn er velen, die niet communist zijn, maar die door de grootsche verschrikkingen, het revolutionaire élan ontvonkt zijn. Trotskie heeft dergelijke kunstenaars aardig als „medereizigers" gekwalificeerd: zij gaan een eind mee met de revolutie, maar niet altijd tot het eindstation (ik noem bijv. Piljnjak, Ehrenburg). Maar partij en staat eischten meer dan medereizi* gers alleen, zij wenschten volkomen overgave aan de revolutie en artistieke weergave van het ge* ordende Sowjetleven. Censuur en officieele aan* wijzingen traden op. De letterkunde moest geven een artistieke en synthetische schildering van de nieuwe mensch, een sociaal realisme (Gladkof, Cement, Nieuwe aarde; Ognjef: Kostja Rjabtsef). De communistische schrijvers zijn vereenigd in een Associatie van revolutionaire kunstenaars en daardoor in nauw contact met het officieele leven. Er is een Hoofdbestuur voor Letterkunde (glavlit), dat de standaard aangeeft: behandeling van actueele vraagstukken, algemeene verstaanbaar* heid, strijd tegen den „boerzjoei" (bourgeois). In de pers kan men herhaaldelijk waarschuwingen lezen tegen verwaarloozing dezer aanwijzingen. Ook op het verleden jaar gehouden internationaal congres van revolutionaire kunstenaars te Char* kof werd de generale linie streng vastgesteld en werd het Barbusse ernstig kwalijk genomen, dat hij in zijn blad Monde aan afwijkende meenin» gen plaats had gegund. Zoo is ook de zoo moeilijk te kanaliseeren stroom der letterkundige voort» brenging in de door de staat gewenschte voort» bedding gebracht. Men gunt de kunstenaars hun vlucht, mits die in ééne richting gaat. De oudere schrijvers worden nog steeds druk gelezen, maar de uitgaven van hun werken worden zoo noodig bij wijze van tegengif van uitgebreide inleidingen en aanteeke» ningen voorzien om eventueele bourgeois»invloe» den te neutraliseeren. Van de buitenlandsche schijvers zijn auteurs als Zola, Barbusse, Rolland, Upton Sinclair, Dreiser, Shaw, Toller zeer geliefd. De censuur zorgt er voor, dat de werken van schadelijke burgerlijke kunstenaars niet tot Rus» land doordringen. LIEFDE, HUWELIJK, GEZIN. Het geslachtsleven en de daarmee samen» hangende vraagstukken van huwelijk en gezin hebben in de eerste jaren der revo* lutie alle aandacht van de bolsjewieken gevraagd. Remmen, die in Rusland nooit sterk gewerkt heb* ben, fungeerden niet meer. In de eerste tijd heerschten op dit gebied wilde theorieën en ruwe praktijk. De strijd was gericht tegen de burger* lijk christelijke opvattingen en ontaardde vaak in een strijd tegen ordening op dit gebied in het algemeen. Een tijdlang vierde een waar liberti» nisme hoogtij. De „breede natuur", die de Rus zich zelf zoo gaarne toekent, dreigde zóó ver te gaan, dat de staat moest ingrijpen om een zelf* vernietiging van een deel der revolutionaire jeugd te voorkomen. Het sexueele leven werd zuiver biologisch opgevat. De theorie gold, dat in de communistische staat een bevrediging van de sexueele driften even eenvoudig en onbelangrijk moest zijn als het drinken van een glas water, wanneer men dorst heeft. Lenien heeft het gevaar van een dergelijke theorie al gauw ingezien, niet uit sentimentsoverwegingen, maar uit vrees voor energieverspilling, uit vrees, dat dergelijke opvat* tingen de jeugd in haar strijd voor het commu* nisme verslappen zouden. In een gesprek met Clara Zetkin zegt Lenien (1920): „De glaswater* theorie heeft een deel van onze jeugd dol gemaakt, heelemaal dol. Ze is voor vele van onze jongens en meisjes noodlottig geworden. De aanhangers van deze theorie gelooven, dat ze marxistisch is. Ik bedank voor zulk marxisme. Zoo eenvoudig liggen de dingen niet. In het sexueele leven werkt niet alleen de natuur maar ook het cultureel gewordene, het zij van hooge of lage soort. Zeker, dorst moet gelescht worden, maar gaat een normaal mensch in de goot liggen of uit een emmer drinken? Ge* wichtiger dan alles is de sociale zijde. Water drin* ken is individueel maar met de liefde hebben twee te maken en een nieuw derde leven kan ontstaan. Hierin ligt een gemeenschapsbelang, een plicht tegenover de gemeenschap. Als communist heb ik niet de geringste sympathie voor de theorie van het glaasje water, ook niet als die het etiket: be* vrijding der liefde draagt. Overigens is die bevrij* ding noch nieuw, noch communistisch In de bourgeoispraktijk ontpopte die zich als emancipa* tie van het vleeseh. Ik wil met mijn kritiek aller* minst askese prediken. Het communisme moet geen askese brengen, maar levensvreugde, levens* kracht, ook door een vervuld liefdeleven. Maar m.i. geeft de thans vaak waargenomen oververza* diging van het sexueele leven geen levensvreugde en levenskracht; ze neemt die juist weg. In een revolutietijdperk is dit erg, heel erg. Gezonde lichamen, gezonde geesten. Geen monniken, geen Don Juans, maar ook geen Duitsche philisters. De revolutie eischt concentratie, veThooging van levenskracht, van de massa en van de enkeling. Zij duldt geen teugellooze toestanden, die voor de dekadente helden van een d'Annunzio normaal mogen zijn. Het proletariaat is een stijgende klasse; het heeft geen roes noodig voor verdooving of als stimulans. Zelfbeheersching, zelfdiscipline is geen slavernij, ook niet in de liefde." De partijleiding heeft begrepen, dat er orde moest geschapen wor* den, zij het dan ook revolutionaire orde. Als grondbeginselen voor het sexueele leven namen de bolsjewieken aan het monogame huwelijk met vol* komen gelijke rechten voor man en vrouw, gemak* kelijkheid van huwelijk sluiten en echtscheiding, gelijkstelling van geregistreerde en ongeregistreer* de huwelijken, gelijkstelling van in* en buiten huwe* lijk geboren kinderen, het toestaan van abortus, het laten verwekken daarvan door staatsartsen en in staatsklinieken. Ook bij deze regeling kwamen allerlei excessen voor. Door de gemakkelijke wijze van huwelijk sluiten — eenvoudige registratie bij een burgerlijk ambtenaar — trouwde men er maar op los; men wist toch dat een eventueele vergissing door een uiterst eenvoudige scheidingsprocedure weer ongedaan kon worden gemaakt (alleen al op verzoek van een der partijen!). De regelingen wer* den minder eenvoudig gemaakt. Vooral de vrou* wen kwamen op tegen de koele, zakelijke zinne* lijkheid der mannen. Een belangrijke factor hierbij is, dat de partij sexueele losheid ongaarne ziet. De groote leiders zijn in dit opzicht bijna allen zeer ingetogen. Lenien en Stalien zijn hier het voor* beeld. Als in 1929 de partij een „zuivering" onder* gaat, zijn er onder de tienduizenden geroyeerden meer dan een vijfde, dat zich die straf op de hals heeft gehaald door „oncommunistische verhouding tot de vrouw", door zedeloos leven en drankzucht. Het cement voor die zoo slappe huwelijksban* den is het kind, dat door de wet streng beschermd wordt. Tot het achttiende jaar moet door de ouders voor het kind gezorgd worden, ook als er scheiding heeft plaats gehad. Blijkt het, dat een vrouw met meerdere mannen geslachtelijke om* gang heeft gehad en kan niet precies worden aan* gewezen, wie de vader van het kind is, dan hebben alle eventueele vaders bij te dragen voor de op* 3 voeding van het kind in kwestie. Dit werkt ook als een rem. Deze factor voor de versteviging van het huwelijk wordt aan de andere kant weer tegen* gewerkt door de pogingen van partij en staat om het gezinsegoïsme tegen te gaan ten voordeele van het gemeenschapsleven. De staat wil zich liefst zoo vroeg mogelijk van het kind meester maken. Hij bevordert krachtig de stichting van crèches, kinderbewaarplaatsen, ook al om de vrouwen zoo compleet mogelijk in het productieproces op te nemen; de zwangerschap wordt met de grootste zorg omringd. Verder moeten school en jeugdbe» weging de kinderen zooveel mogelijk aan het enge gezin onttrekken. Er zijn theoretici, die zoozeer overtuigd zijn van de verderfelijke invloed van het gezin op de toekomstige Sowjetburger, dat zij afzonderlijke kindersteden willen stichten. Leniens weduwe Kroepskaja, die zich in het bizonder met opvoedkundige vraagstukken heeft bezig gehou* den, heeft echter eens geschreven: „Het ouderlijke gevoel laat zich niet onderdrukken, ook al zal het andere vormen aannemen en aan ouders en kin* deren grooter vreugde brengen. Arbeiders en arbeidsters, die zouden weigeren hun kroost in kindersteden te laten onderbrengen, hebben gelijk. De opvoeding van kinderen in een socialistische gemeenschap moet zóó ingericht worden, dat mèt de paedagogen de ouders er aan deelnemen." Een ellendige hinderpaal voor de vrije evolutie van al deze denkbeelden vormt de verschrikke* lijke woningnood in de grootere steden, die eener* zijds een rustig huwelijksleven in de weg staat, anderzijds de sexueele losbandigheid bevordert. Het is volstrekt geen uitzondering, dat groote ge* zinnen in één vertrek, of in de helft van een ver* trek moeten samenhokken. De Sowjetfilm „Bed en Sofa" geeft een beeld van deze toestanden. Het schijnt, dat het gezinsleven, ondanks deze belemmeringen, terrein wint; de oerkracht van bloedverwantschap en familiebanden blijkt te sterk voor de simplificeerende denkbeelden van de starre bolsjewieken; daarbij valt ook te beden* ken, dat de tweespalt in het gezin, waar de ouderen de revolutionaire vlucht der kinderen niet ver* mogen te volgen, zal verminderen, als het de bol* sjewieken gelukt de communistische ideologie overal te doen doordringen. Een feit is het, dat thans de denkbeelden omtrent liefde, huwelijk, gezin de geesten nog zeer bezig houden en dat het de Russen tot heden toe nog makkelijker valt een „gigantische" hoogoven te bouwen, dan klare en wenschelijke sexueele verhoudingen te scheppen. Dat blijkt wel uit de jongste Sowjetletterkunde. De bolsjewieken hebben ernstig werk gemaakt van de sexueele voorlichting; over het sexueele leven mag volgens hen geen enkele mystieke sluier hangen. Ook daarin heeft hun dogmatisch inzicht hen tot het absurde gevoerd, maar ook hier is kentering waar te nemen. In de geschriften der jongere Sowjetkunstenaars wordt met dit versim* pelde radicalisme al de draak gestoken (lees bijv. Dreissig neue Erzahler des neuen Russland). ECONOMISCHE EN SOCIALE STRUCTUUR. ij de beschouwing van het tegenwoordige Rusland, de USSR, wordt, zooals hierboven JL^al gezegd is, teveel uit het oog verloren, dat het tsaristische Rusland in de eerste jaren der 20e eeuw economisch enorm was vooruitgegaan, zij het dan ook in kapitalistische zin. Verkeerd is de voorstelling, dat de bolsjewieken op alle gebied pionierswerk hadden te doen. Van 1900—1913 steeg de kolenproductie van 16.000.000 ton tot 36.000.000. Zoo nam ook de koper», ijzer» en petro» leumproductie toe met groote sprongen. De uit» voer steeg van 1899—1913 van 759.000.000 roebel tot 1423.000.000, de invoer van 566.000.000 tot 1004.000.000. In deze periode voerde Rusland ook grondstoffen en halffabrikaten in, hetgeen wijst op een toenemende industrialisatie. De oorlog maakte aan die economische opbloei een einde, maar dat Rusland nog bijna drie jaar die oorlog heeft kun* nen volhouden toont wel aan, dat het economisch vrij weerbaar was. In de eerste jaren na de oorlog is het dan ook steeds het streven om het voor» oorlogsche peil weer te bereiken. De groote oorlog putte het staatkundig en admini* stratief zoo slecht beheerde land echter geheel uit. De voorloopige regeering, die na de val van het tsarisme optrad, maakte door haar oorlogspolitiek de toestand nog chaotischer en ontredderde de toestand nog meer. Na de bolsjewistische greep naar de staatsmacht begon de leiding onmiddellijk aan een economische reconstructie op socialis» tische grondslag. In die economische opbouw zijn vier tijdvakken te onderscheiden. L 1917—1918, de eerste principieele maatregelen; II. 1918—1921, het zoogenaamde oorlogscommunisme; III. 1921—1926, de Nieuwe Economische Politiek (NEP); IV. 1926 tot heden, de „socialistische opbouw". In de eerste periode worden de „Commandohoogten" bepaald, de ge* bieden, waarop de staat de volle zeggenschap heeft. De staat trekt het monopolie van de buiten* landsche handel geheel aan zich. Niets mag de grens van binnen* en buitenland over zonder toe» stemming van de staat. Daardoor wordt de con* currentie van goedkoope buitenlandsche waren met dure binnenlandsche voorkomen en kan de staat al datgene uitvoeren, wat hij noodig heeft om aan de buitenlandsche valuta te komen voor de aanschaffing van alles, wat de Russen nog niet zelf kunnen produceeren (machines voor de groot* industrie, automobielen enz.). Zoo krijgt de staat ook geld om dure buitenlandsche specialisten in dienst te nemen. Alle credietinstellingen zijn in de macht of staan onder leiding van de staat. Alle grondstoffen zijn zijn eigendom, alsmede het land (waarvan de boeren slechts het gebruiks* recht hebben). Door zijn macht over de industrie en het crediet heeft de staat ook de heerschappij over de prijzen. Hij kan de productiekosten laag houden en de verkoopsprijs hoog. Hij kan de prijzen al naar politiek of economie het noodig maken, verhoogen of verlagen. De regeering kan, als zij het noodig oordeelt, de prijzen voor de zelfde waren verschillend maken, door toe te staan, dat die waren voor een deel op de vrije markt komen, voor de rest door staatsdistri* butie verkrijgbaar worden gesteld. Door zijn dictatoriale macht kan de staat alle maatregelen nemen, alle gewelds* en overredingsmiddelen aan* 3» wenden om de bevelen van de commandoposten te doen opvolgen. In de eerste periode ontbrak de mogelijkheid om al dadelijk planmatig te werken. De vrede met Duitschland 1918, waarbij Rusland een groot deel van zijn industrie*centra verloor, de burgeroorlog, de nadering van de hongersnood verhinderden stelselmatige economische arbeid. Men had alle inspanning noodig om het naakte lijf te redden. In de tweede periode, die van het oorlogscommu* nisme, waren de omstandigheden uiterst ongunstig voor economische reconstructie. De uitbreiding van de burgeroorlog eischte alle aandacht. Hon* derdduizenden mannen waren noodig om de „Witten" te bestrijden, te verdelgen. De industrie moest grootendeels oorlogsindustrie zijn. De petroleumvelden in het Zuiden, de katoenvelden in Midden*Azië waren afgesneden. Om brood voor de steden te verkrijgen werden brigaden van arme boeren gevormd om de betergestelde boeren hun graan, dat zij niet gratis of tegen uiterst lage prij* zen wilden afstaan, met geweld afhandig te maken. Het transportwezen bleef geheel in de war. Wat er aan goed rollend materieel was, moest voor de Roode Garden gebruikt worden. De arbeid in de fabrieken was na de nationalisatie ongediscipö» neerd en daardoor weinig effectief. Een zelfs in Rusland ongekende hongersnood brak uit. De staat nam nu het geheele economische leven in handen. Geld en loonen moesten verdwijnen; alles werd in natura betaald. Ieder kreeg loon volgens be* hoefte. Honger en armoede heerschten overal. (Men leze er Gladkof's „Cement" op na!) Het communistische experiment had de ondergang van een millioenenvolk kunnen beteekenen. De eenige redding uit die waarlijk ongeloofelijke ellende is geweest, dat Rusland voor 80 % een boerenland is; de boer weet zich nog altijd zoowat te voeden. Verder streden de boeren in groote meerderheid tegen de Witten, niet omdat ze zoo bolsjewistisch waren, maar omdat ze terecht inzagen, dat een overwinning der Witten de grootgrondbezitter weer in zijn oude macht zou herstellen; de revolu* tie had de boeren veel kwaad gedaan, maar voor één ding zouden zij de bolsjewieken dankbaar blijven: zij hadden hun landhonger bevredigd. Een verschrikkelijke teleurstelling was het voor de lei» ding geweest, dat het proletariaat van W. Europa niet geluisterd had naar hun roepstem, om ook daar de sociale revolutie te ontketenen; zij waren nu geheel op eigen krachten aangewezen. Maar deze vastberaden, grimmige, nietsontziende man; nen en vrouwen, die de sprong naar het commu* nisme gewaagd hadden, wisten niet van versagen. In die jaren komt Lenien met zijn plan tot een al* geheele electrificatie der industrie; het is het vijf* jarenplan in kiem. Het woord „Sowjets plus electriciteit is gelijk socialisme" is van Lenien... Het lijden in die dagen is zóó erg, dat het zelfs het lijdensvermogen, de duldzaamheid van de Rus te» boven gaat. In Kroonstad, de oorlogshaven van Leniengrad, het oude steunpunt der bolsjewieken, breekt een revolutie onder de matrozen uit (Maart 1921). Zij eischen een nieuwe verkiezing der sowjets met geheime stemming, vrijheid van pers, bevrijding der gevangen socialisten. Dit ern* stig verzet, vooral van beteekenis door de gestelde staatkundige eischen, werd met hardheid neer* geslagen, maar de regeering leerde er sneller dan anders door begrijpen, dat het roer, zij het dan ook tijdelijk, gewend moest worden; niet de gevraagde democratie, die de dictatuur te niet zou hebben gedaan, moest verleend worden, maar de honger gestild. Lenien zag in, dat er snel gehandeld moest worden. Voorjaar 1921 werd de „Nieuwe Economi* sche Politiek" afgekondigd (N.E.P.). Het eerste communisme, dat ernstig als „gelijk opdeelen" be* doeld was, kreeg nu officieel de naam van „oor* logscommunisme", alsof het door de omstandig* heden en niet door de wil der leiders bepaald was. De handel werd, zij het ook onder staatscontrole, weer vrij gegeven. Buitenlanders kregen conces* sies, waarvoor zij pacht of belasting aan de staat moesten opbrengen. Het geld kwam weer in ge* bruik, maar nu als stabiel ruilmiddel, de loonen werden weer in contanten uitbetaald, de boeren konden weer vrij over hun productie beschikken en het voor hen overtollige op de vrije markt brengen. Lenien verkondigde: leert handel dnj* ven- Boecharien sprak zelfs van zich verrijken. Maar naast die vrije handel, de „private sector , bleef de genationaliseerde industrie werken, bleven de „commandohoogten" bezet, leefde er een „socialistische sector". De bolsjewieken beschouw* den de N.E.P. als een stap terug, niet als een capitulatie; een stap terug om daarna des te storm* achtiger vooruit te gaan. De N.E.P. maakte moge* lijk en noodzakelijk betere betrekkingen met het kapitalistische buitenland. Allerlei landen „erken* den" Rusland. Er kwamen gezantschappen, han* delsvertegenwoordigingen in het buitenland. De Russen verschenen weer op internationale confe* renties (Genua 1922, waar met Duitschland het belangrijke bedrag van Rapallo werd gesloten), maar dat de Russische verlangens naar een wereld* revolutie ter bereiking der communistische bedoe* lingen bleven bestaan, dat bewees wel de actie van de door Moskou in 1919 gestichte Communistische Internationale (Komintern), die in Duitschland, in China, in het overige Verre Oosten, overal waar het kapitalisme zijn teere plekken had, trachtte de wereldrevolutie te propageeren. Daarbij hielp de fictie, dat de Komintern, dat de Russische C. P. officieel niets uitstaande had met de regeering der U.S.S.R. De N.E.P., zondig en smartelijk in het oog van vele starre bolsjewieken, bracht economische ver* ademing. Welstand werd weer zichtbaar, men ver* rijkte zich inderdaad; het was alsof een knette* rend lampje door toevoeging van nieuwe olie weer helder opvlamde.... Als Lenien in 1924 sterft, gaat zijn dictatoriale macht over op Stalien, de geduchte organisator, de koele berekenaar, de sterke bolsjewiek. Hij begint de N.E.P., die bij de menigte en vooral bij de boeren het revolutionaire élan dreigde te verslap* pen, het stadsproletariaat verbitterde, en die overi* gens haar „schuldigkeit" gedaan had, te kort* wieken. De „socialistische sector" werd voort* durend uitgebreid, de belastingen op de handel, op de ondernemingen van de „private sector" werden sterk verhoogd, de sociale wetten ten be* hoeve van de arbeiders in private bedrijven wer* den verscherpt; die bedrijven werden ook bemoei* lijkt in hun aankoop van grondstoffen en half* fabrikaten. Er ontstaat een groot tekort aan waren; wat geleverd wordt is van slechte kwali* teit. De boeren krijgen voor hun graanoverschot* ten wel geld, maar ze kunnen voor hun geld niet krijgen wat ze noodig hebben en ze hebben meer noodig dan vroeger, juist door de bij hen door de bolsjewistische propaganda gewekte behoef* ten. De boer gaat zijn macht begrijpen. Hij had door de revolutie eindelijk land gekregen in eigen beheer. De vlijtigen en de sluwen onder hen wisten van hun landbezit profijt te trekken. De grootte van het bezit verschilde niet veel, maar de kundigen en ijverigen wisten hun bezit goed rendabel te maken. De nieuwe „koelak" ontstaat. Het woord beteekent eigenlijk vuist en duidde in de tsaristische tijd de boer*exploitant aan. Tegen de koelak, naast wie de regeering als sociale standen de middenboeren (srjednak) en arme boeren (bjednjak) erkende, en die door de N.E.P. aan welstand en invloed gewonnen had, aan wiens landbouw* en veeteeltproducten men allereerst behoefte had voor de stad en het Roode Leger, voor de uitvoer van graan — tegen de koe* lak richten zich nu partij en staat. De koelakken worden zwaar belast en op iedere wijze in hun doen bemoeilijkt. Het loont niet meer voor de boer om voor de markt te produceeren; hij ver* bouwt slechts wat hij voor zijn eigen behoeften en voor zijn gezin noodig heeft; als er meer is wordt het verborgen gehouden of als nooit ge* kende luxe geconsumeerd. In die periode begint ook de strijd van Trotskie tegen Stalien. Deze beide leiders waren vroeger ook al in conflict geweest Trotskie verkondigt, dat de revolutie permanent moet zijn, dat Rusland alles moet offeren om de wereldrevolutie te ontketenen, dat Rusland in zijn economische achterlijkheid met zijn logge, klein* burgerlijk gezinde boerenmassa niet in zijn eentje het socialisme kan vestigen, dat toegevendheid tegenover de boeren de komst van het socialisme vertraagt. Daartegenover verkondigt Stalien: „Wij kunnen het socialisme invoeren en zullen het in* voeren met de boeren onder leiding van de arbei» dersklasse, want in het stelsel van de dictatuur van het proletariaat hebben wij al de noodige middelen om het socialisme geheel en al te ver» werkelijken en alle binnenlandsche moeilijkheden te boven te komen, en wij moeten en kunnen die te boven komen". Het is de theorie van het socia* lisme»in»één»land. Ook in het buitenlandsch beleid van Stalien (China) stond Trotskie tegenover hem en als in 1927 Trotskie en zijn aanhang op de ver» jaardag der Novemberrevolutie openlijk demon» streeren tegen de partijleiding, wordt hij uit de partij gezet en ten slotte naar het buitenland ver» bannen. Turkije alleen wilde hem opnemen. Uit zijn verblijfplaats aldaar stuurt hij zijn felle ge* schriften tegen de Stalienisten de wereld in (Mijn leven, Geschiedenis van de Revolutie). Trotskie noemde zich zelf links*cómmunist. Er was ook een andere groep, die het „bolsjewistische tempo" wilde vertragen. Deze groep wordt schimpender* wijze als „opportunisten" aangeduid. Stalien weet beide groepen onschadelijk te maken door hun theorie te bestrijden en waar hij het noodig oor*, deelde, hun praktische inzichten te volgen. 1927 is een beslissend jaar voor de economie van Sowjet*Rusland. De boeren beginnen een oogst* staking, spontaan, ongeorganiseerd, want er is geen bewuste boerenpartij; het is hun nuchter boersch bezitsinstinct, dat spreekt. Zij hebben er genoeg van hun producten voor door de regeering gestelde prijzen af te staan en voor het ontvangen geld geen of dure waren en dan nog van slechte kwaliteit terug te ontvangen. De regeering begint dan alle waren waarover zij de beschikking heeft op de dorpsmarkt te gooien, maar doordat de prijzen der landbouwproducten laag moesten blij* ven, haalde die maatregel niet veel uit. Toen begon men de achterstallige belasting met geweld te innen. De plaatselijke belastingen werden ver? hoogd, zoodat de boeren hun producten wel moès* ten verkoopen. Hielp dat niet genoeg, dan werden nieuwe middelen van geweld uitgedacht. Een gedwongen leening van 100.000.000 roebel werd uitgeschreven; achterhouden van gras werd als „speculatie" (een woord van zware beteekenis in de Sowjetunie) beschouwd en strafbaar gesteld. De kwestie met de boeren, die nog altijd brandend is, zit aldus. De staat heeft de boeren noodig voor de productie van voedingsmiddelen en voor uit* voerproducten, want die uitvoer is noodig om van het buitenland, dat het Rusland van de schrap* ping der buitenlandsche schulden geen leeningen meer toestaat, datgene te koopen, wat het noodig heeft voor de ontwikkeling van de industrie. De boeren verlangen voor hun geld industriewaren en landbouwwerktuigen, maar die kan de staat niet in voldoende mate en kwaliteit leveren. Wat de staat levert is duur en dat, terwijl de prijzen voor de landbouwproducten met opzet laag wor* den gehouden. De staat moet dat doen om genoeg geld over te houden voor de volkshuishouding. In de boeren is de „kapitalistische geest", de „kleinburgerlijkheid", de „koelakkenmentaliteit" nog levendig. De boer moet dus geproletariseerd worden naar sociale stand, gebolsjewiseerd naar de geest. Dat is de onwrikbare wil van partij en staat. De boer moet een landproletariër worden zooals de fabrieksarbeider een stadsproletariër is. Overreding en geweld zijn hier de middelen. Propaganda met de stok achter de deur. Om niet meer geheel af te hangen van de boer is de staat begonnen met zoogenaamde graanfabrieken op te richten, reusachtige sowjetlandbouwondernemin* gen van tienduizenden hectaren goede grond in allerlei deelen van het land, waar op Ameri* kaansch moderne wijze graan wordt geproduceerd (sovchozen). Zoo komen er ook sovchozen voor vee en pluimvee. Een ander middel is om dorpen te socialiseeren of om gesocialiseerde dorpsges meenschappen bijeen te voegen (kolchozen). Die socialisatie heeft verschillende graden: gemeens schap van land en arbeid, gemeenschap van land, arbeid, vee en landbouwwerktuigen, waarbij de boeren eigen huis en erfje behouden, gemeens schappehjk bezit van alles met centrale woon* gelegenheden. De kolchozen, de collectivisatie der boeren moeten een eind maken aan de individus eele boer, aan de zelfstandige producent van lands bouwvoortbrengselen. Maar daarbij is bovenal noodig een moderne industrie, die de Sowjetunie economisch onafhankelijk van het nog steeds kapitalistische buitenland zal maken en die de staat de mogelijkheid zal verschaffen om aan de warenhonger van de millioenen boeren te voldoen en eindelijk aan de dervende bevolking het levenss peil te geven, dat ze behoeft, haar de distributie en arbeidsvoorwaarden te verzekeren, die het socialisme van een leuze tot schoone werkelijks heid zal verheffen. Daarvoor moet dienen het bes faamde vijfjarenplan en zijn uitvoering (p ja til jets ka). Van de uitvoering van dit grootsche voors nemen hangt af, of de Sowjetunie de groote induss triestaten van Europa en Amerika zal „inhalen en voorbijstreven", of stad en land niet meer in economische en sociale gescheidenheid zullen leven, maar te zamen een sociaÜstische arbeiders* staat zullen gaan vormen. De pjatiljetka is een eerste poging van planmatige volkshuishouding op lange termijn. Het wil vormen de socialistische tegenstelling van de regellooze productie onder het kapitalisme. Het is een economische organisa* tie, waarbij de individueele en afzonderlijke fa* brieken, ondernemingen, industrieën op alle gebied behandeld worden als tot één geheel verbonden eenheden met het doel om alle beschikbare bron* nen te gebruiken voor de grootst mogelijke vol* doening van de behoeften van een volk in een gegeven periode. Die planmatigheid strekt zich ook uit over het sociale en cultureele leven. Het vijfjarenplan, met welks uitvoering 1 October 1928 begonnen werd, is jarenlang overdacht. Een groote staf van geleerden, technici, administrateurs, deskundigen op allerlei gebied heeft het in onder* linge samenwerking opgesteld. Bovenaan stond de oude staatsplancommissie (gosplan), een soort economische senaat. Elk economisch onderdeel bracht zijn gegevens aan. Elke groote industrie werd in reusachtige trusts, syndicaten, combina* ten vereenigd. Het plan werd verhaast, toen bleek, dat het buitenland wel geld wilde verdienen aan de Russische bestellingen, maar niet bewust wilde meewerken aan de economische reconstructie der Sowjetunie. In de vier dikke deelen van de pjatiljetka is alles tot in details toe berekend en is aan elke produc* tiefactor, aan elk wetenschappelijk instituut, aan elke onderwijsinstelling zijn zeer bepaalde taak aangewezen. Zoo is bepaald, dat de kolenproduc* tie moet stijgen tot 259,5 pCt. der vooroorlog* productie, petroleum tot 233,3 pCt, turf met 1000 pCt., ruw ijzer met 238,1 pCt., landbouw* machines met 7433 pCt, superfosfaat met 1785 pCt, katoen met 228 pCt., suiker met 201,6 pCt., overschoenen (een zeer belangrijk kleeding» stuk in Rusland met zijn slecht plaveisel en zijn vele modder en sneeuw) met 267,9 pCt. De waar* de van de productie van 18,3 pCt. milliarden roebel in 1927—'28 tot 43,2 milliard in 1932—'33. In de landbouw moet de productie met 55 pCt. stijgen, het aandeel voor de markt met 105 pCt. Het aan* deel van de „gesocialiseerde sector" moet toenemen met 652,4 pCt. De bezaaide oppervlakte moet 121 pCt. zijn van die van vóór de oorlog, het aan* tal stukken vee 133,7 pCt. Het leden*aantal van de landbouwcoöperaties moet in die vijf jaren stijgen met 148 pCt., dat van de industrieele coöperaties met 324 pCt. De kapitaalsbelegging in het transportwezen moet vervierdubbeld worden, de bouw van fabrieken en stadswoningen 383 pCt. De prijs van staatsproducten moet tot 76 pCt. dalen vergeleken met die van 1927—'28. De pro* ductiviteit van de arbeid moet met 110 pCt. stijgen. In 1927—'28 waren er op elke 100 arbeiders 41,3 pCt. geschoolde, 0,6 ingenieurs, 0,6 technici. In 1932—'33 moeten die cijfers zijn 62; 1,6 en 13. Het alfabetisme moet in de steden stijgen tot 78,5 pCt. voor kinderen tot 8 jaar, tot 86,7 pCt. daarboven; op het platteland van 48,3 tot 74,6 pCt. Zoo zijn er ook allerlei stijgende percentages vast* gesteld voor de woningruimte, voor voeding per persoon. Wij kunnen volstaan met deze zeer kleine bloemlezing uit dit heldendicht der statis* tische economie. Eén gemak hadden de opstellers bij hun werk. Zij konden rekenen op een onver* zadigbare markt; voor overproductie behoefde weinig vrees te bestaan. Voor de uitvoering van het vijfjarenplan wordt op grootsche schaal propaganda gemaakt door middel van veelkleurige platen, die met bijschrif* ten in alle talen van het bonte land en in alle for* maten in reusachtige hoeveelheden verspreid worden, door middel van grafieken, radio, film, muurkranten, kinderboeken. Men volgt de curven der productie, zooals bij ons de barometer. Het tempo van arbeid wordt aangezet, tot het uiterste; de middelen die daarvoor gebruikt worden zijn: verschillende loonschalen, premieloon, stukloon, socialistische wedijver tusschen verschillende fa» brieken en ondernemingen, waarbij de overwinnaar beloond wordt met een zwembad, een clublokaal, een radio*installatie. Tegen gelijkheid van loon, waartoe vroeger een tendens bestond, wordt opge* treden, als tegenover een „kleinburgerlijke instel* ling". Waar de arbeid om de een of andere reden hokt (onbekendheid met de ingewikkelde machine* rieën, luiheid, fluctuatie van de arbeiders enz.) daarheen worden brigades van „stootarbeiders" (oedarnikie) gezonden om het tempo op te voeren. Luie arbeiders worden verlegen gemaakt tegen* over hun kameraden. In de afdeelingen der fabrie* ken wordt door middel van platen het.tempo van de arbeidersgroepen geïllustreerd: vliegtuigen, auto's, paarden; de luisten krijgen als embleem een kreeft of een schildpad. Drankzuchtige arbeiders krijgen hun loon uitbetaald aan een „schandkas , die wel eens de vorm van een flesch heeft. Het geheele onderwijs wordt dienstbaar gemaakt aan de pjatiljetka. De kranten geven de uitslagen van de arbeidswedstrijden, zooals de onze van voetbal* matches. Bizonder kranige oedarnikie zien hun portret in de krant verschijnen. Fabrieken, die in gebreke blijven, worden in het openbaar afgestraft. Zoo heeft zich in September van dit jaar het geval voorgedaan, dat honderden tractors, die zoo noo* dig zijn voor de mechanische landbouw, niet in gebruik konden worden genomen, doordat de Leniengradsche fabriek van radiatoren geen pro* ducten meer afleverde. In woedende artikelen werd deze fabriek en haar leiding tot verantwoording geroepen. De werkloosheid werd „gelikwideerd" door de bepaling, dat iedereen moet meewerken, waar zijn arbeid noodig is. Hij, die werkloos is, heeft dit dus aan zich zelf te wijten en kan op geen enkele ondersteuning rekenen. Men registreert geen werkloozen meer. Zij, die het wagen het vijf* jarenplan tegen te werken, hetzij uit overtuiging, hetzij uit boosaardigheid, begaan een halsmisdaad. De misdadigers worden door de GPOE wegge* werkt. Wanneer hun zaak in het openbaar berecht wordt, maakt men er een soort grimmige feesten van, die aan de bevolking moeten toonen, dat het de regeering bittere ernst is om voor goed met die „schadebrengers" (wreditjelie) af te rekenen. De vijfdagen*werkweek is afgekondigd om een alge* meene rustdag te vermijden. De arbeid is continu en de machines suizen dag en nacht. In Augustus van dit jaar is een decreet uitgevaardigd om de vele diefstallen door nood of winzucht tegen te gaan (vooral bij het spoortransport kwamen die voor). Alle eigendom, als tot de staat behoorende, werd heilig en onvervreemdbaar verklaard; hij, die zich daaraan vergrijpt, wordt na kort geding dood* geschoten of, wanneer verzachtende omstandig* heden kunnen gelden, tot 10 jaar gevangenisstraf veroordeeld. Dezulken zijn al bij voorbaat uitge* sloten van eenige amnestie. Verscheidene van die vonnissen zijn al geveld en worden met voldoening in de pers gepubliceerd. De voornaamste taak van de vakvereenigingen is het succes van de pjatil* jetka te verzekeren. De vakvereeniging bestaat niet om haar wil, maar om de directieven van partij en staat uit te voeren. De vakvereenigingen zijn georganiseerd volgens productiegebieden. De vakvereeniging van bouwvakarbeiders neemt ook ingenieurs, architecten, teekenaars in haar organi* satie op, tot de opperman toe. De bond van „Sow* jetwerkers" omvat alle ambtenaren, van hoog tot laag, die van „opvoedingsarbeiders" allen, die wat met onderwijs te maken hebben, van hoogleeraren tot instrumentmakers toe. Zoo zijn er in het geheel maar ongeveer 25 groepen. Als strijdende organi* satie heeft het vakvereenigingswezen maar weinig te beduiden; het is daartoe te zeer verweven met partij en staat, voor wie het stut en steun behoort te zijn. De vakvereeniging is een instrument van de proletarische dictatuur; haar organen worden beheerscht door de communistische cellen, haar „medezeggenschap" bepaalt zich tot het mede zeg* gen van wat de communistische leiding noodig acht. Het recht van staken bestaat theoretisch, maar voor het tot staking zou kunnen komen, heeft de partijcel haar werk al gedaan. Dit gemis aan zelfstandig leven wordt de leden vergoed door sociale en cultureele verzorging, door clubs voor intellectueele en cultureele ontwikkeling, ver* zekerde vacanties, mooie rustoorden, voorrechten bij de voedselvoorziening, verlaagde prijzen voor bioscoop en theatervoorstellingen. Niets laten partij en staat ongedaan om de proletariër er van te overtuigen, dat de Sowjetstaat zijn staat is, waartegen hij dus nooit voor het eigen persoonlijk belang heeft op te treden. Maar dan heeft hij ook die staat te eerbiedigen en aan zijn voorschriften onvoorwaardelijk te gehoorzamen. Wijkt hij daar» van af, dan is het met zijn voorrechten gedaan en wordt de broodkorf buiten zijn bereik gebracht. Op deze wijze wordt de vakvereeniging een krach* tig instrument voor de doorvoering van het vijf* jarenplan. En om die geheele jachtige arbeidshartstocht een overal werkende drijfveer te geven, heeft de regee* ring de leuze aangeheven: het vijfjarenplan in vier jaar! Hoe komt men aan het kapitaal voor dit geweldig ondernemen? Ook dit is natuurlijk tot in kleinig* heden aangegeven. De benoodigde kosten zijn be* rekend op ongeveer 86.000.000.000 roebel. Dit legt de bevolking onnoemelijke lasten op. Aan de lijve wordt haar geleerd ontzaglijke offers te brengen voor het heil van een volgende generatie. Niet ten onrechte is gezegd dat Rusland zich „groot moet hongeren". Het is als de financiering van een groote oorlog. Het geld wordt verkregen door zware directe en vooral door indirecte belastingen (die op alcohol alleen brengt honderden millioenen roebels op!), door de winsten op de staatsbedrijs ven, verkregen door verlaging der productiekosten en het zoo hoog mogelijk houden der prijzen, door belasting op de in* en uitvoer, door uitvoer van massagoederen (ook van die, waaraan de bevol* king zelve behoefte heeft), door het verkrijgen van buitenlandsche geldswaarden, waarmee dan de machinerieën voor de grootsindustrie worden inge* kocht en de millioenen verkregen voor het in dienst nemen van de beste buitenlandsche specia* listen. Zoogenaamde vrijwillige leeningen, uitge* schreven onder pakkende leuzen („het beslissende derde jaar"), waarbij zware druk wordt uitge* oefend, opdat iedereen naar vermogen er aan deelneme, brengen millioenen roebels binnen. Een groot deel, denkelijk wel de helft, van het nationale inkomen wordt onttrokken aan de consumptie en gebruikt voor productieve doeleinden. De ont* eigening van de groote particuliere ondernemingen (petroleum!) heeft ook geld in de schatkist ge* bracht, evenals de schrapping van alle buitenland* sche schulden. De begrooting voor 1929—1930, een begrooting, die anders dan in W. Europa ook alle uitgaven voor de economie van het land bevat, wordt geschat op 19.000.000.000 roebel; daarvan is 63% bestemd voor de industrialisatie. Uit het bovenstaande blijkt wel, dat de uitvoering van een plan van dergelijke omvang in een nog half ontwikkeld land zonder industrieele traditie en welks bevolking voor 80 % uit boeren bestaat, een land waar millioenen nog geheel of half an* alfabeet zijn, niet mogelijk zou zijn zonder een alomvattend dwangbeheer, dat geen middelen be* hoeft te ontzien om zich te doen gelden, mogen die middelen propagandistische overreding of eenvou* dig geweld zijn. Er is een geestdriftige voorhoede, vooral van jongeren, die bezeten zijn door het socialistische ideaal en daarvoor alles over hebben en de rest heeft te volgen of onder te gaan. Er is geestdrift en sociale vreugde bij de geloovigen, berusting of onuitgesproken verzet bij de twijfe* laars en onverschiUigen. Maar voort moet men in het steeds opgejaagde „bolsjewistische tempo" om „in te halen en voorbij te streven". Het is te begrij* pen, dat een dergelijke arbeidsdrift, zulk een hijgende jacht naar het socialisme fascineer end werkt op West*Europa en Amerika, die kreunen onder een economische crisis, die geen arbeid hebben voor millioenen arbeidswilligen, maar het is erger dan een domheid om hier de Sowjetunie als lichtend voorbeeld te stellen, want (hier werd al vroeger op gewezen) historie, geaardheid, econo* mische en aardrijkskundige gesteldheid zijn zoo geheel anders dan ten onzent, dat wij onze staat* kundige, sociale, cultureele nooden ook op andere wijze zullen hebben te lenigen.... Hoe is het met de uitvoering van de pjatiljetka? Er zijn geweldige resultaten te boeken. Overal in de Unie zijn reusachtige fabrieken verrezen, nieuwe centra van industrie zijn ontstaan, ongekende krachtcentra zijn aangelegd (dnjeprostroj), de pro* ductie van kolen, ijzer, koper, petroleum is op* gevoerd, de landbouwproductie ging met sprongen vooruit. De Sowjetunie maakt zijn eigen auto's en tractors, de werkloosheid is verdwenen, op het „cultuurfront" zijn belangrijke overwinningen behaald. Het spoorwegnet is uitgebreid. De Turke* stan*Siberië spoorweg (turksib) heeft Siberië tot graanschuur voor Turkestan gemaakt, opdat deze streek zich intensief met de katoenbouw kan bezig houden. De logge, luie massa is aan het werk gezet om de voorwaarden te scheppen voor het socia» lisme. Maar hiertegenover staat, dat de verworvenheden op grootindustrieel gebied verkregen zijn ten koste van de momenteele volkswelvaart, dat de distributie der waren zóó slecht is, dat allerlei levensbehoeften gerantsoeneerd moeten worden, dat een noodzakelijkerwijze zich steeds uitbrei* dende bureaucratie haar slechte invloed doet gel» den, dat de voornaamste groote werken door Amerikaansche en Duitsche ingenieurs moeten worden uitgevoerd, dat de technische ongeschoold» heid der Russen schade aanbrengt aan de dure machinerieën, dat de woningnood in de groote steden, de huisvesting bij sommige groote werken abominabel is. Het transportwezen blijkt niet in staat om aan de billijke eischen van personen* en goederenvervoer te voldoen; de fijnere communicatiemiddelen: post, telegraaf, telefoon, werken niet nauwkeurig. Het tempo van de arbeid wordt met de verfijndste kapitalistische middelen, waaronder mechanisatie en taylorisme, versneld en is zenuwsloopend. De moeilijkheid met de boeren is nog steeds niet op* gelost. 1929 werd het parool „collectivisatie der boeren, likwidatie van de koelak als klasse" uit* gegeven. Deze collectivisatie ging met zooveel ge* weid gepaard, dat moord en doodslag volgden. De betergestelde boeren, de „koelakken", tracht* ten te redden, wat er te redden viel; vee en pluim* vee werden geslacht en geconsumeerd, om het aan de collectivisatie te onttrekken. Er kwam een nijpend tekort aan vet, vleesch, eieren voor de steden. Onwillige „koelakken" werden onteigend en met hun gezin verbannen naar concentratie» kampen in het hooge noorden van Rusland en daar bij de houtaankap tewerk gesteld. De arme en middelboeren werden opgehitst tegen de „koe* lak " Stalien zelf moest toen tusschenbeide komen om een katastrofe te voorkomen. In de Russische pers verscheen zijn befaamd artikel: Duizelig van het succes, waarin alle ellende geweten werd aan het te groote enthousiasme van de communis» tische organisators, die uitgezonden waren om de collectivisatie te verhaasten. Er werden toen ver» zachtende maatregelen genomen, maar nog altijd zijn de kolchozen, die nu al veel meer dan de helft der dorpen omvat, het teere punt, want nog altijd kan de regeering niet voldoen aan de behoeften van het platteland aan industriewaren van goede kwaliteit, aan voldoende landbouwwerktuigen. Het onverbiddelijke opeischen van graan voor de uitvoer, voor de voeding van het stadsproletariaat en het Roode Leger heeft in groote streken van Rusland in afgeloopen winter en voorjaar tot voed* selschaarschte geleid, voor mensch en dier. De boeren moesten elders brood gaan koopen. In Mei van dit jaar heeft de regeering om erger te voor» komen moeten bepalen, dat de boeren, kolchozen zoowel als individueele landbouwers, een deel van hun oogst voor zich zelf mogen houden en dit tegen zelf gestelde prijzen op de vrije markt mogen brengen. Daarbij moeten hun door de steden aller* lei faciliteiten verleend worden.... Maar nu treedt weer het gevaar op van de tusschen boer en con* sument binnen sluipende speculant. Met de koelak blijkt de „koelakkengeest" nog niet verdwenen. Een andere plaag zijn de dubbele prijzen voor verschillende waren. Als de staatswinkels niet ge* noeg hebben of niet snel genoeg kunnen leveren, hetgeen nog vaak voorkomt — wij kennen de ver* halen van reizigers over de lange files bij de coöperatiewinkels —, dan moet men zich tot de vrije markt wenden, die veel duurder levert. Aller* lei zaken, die tot ons gewone comfort behooren, zijn niet te krijgen, tenzij dan voor de buitenland* sche bezoeker. De roebel staat ver beneden zijn nominale waarde.... Het heele Russische streven, waarvan de pjatil* jetka slechts een machtig onderdeel is, is erop ge» richt de grondslagen te leggen voor de socialisti* sche opbouw. Het zal nog moeten blijken, of die grondslagen sterk genoeg zijn en voldoende zuiver van constructie voor het socialistische gebouw, dat er op moet verrijzen. Van een Socialisme*Nu, in edele menschelijkheid en goede ordening is in Rusland nog geen sprake. Er is nog nood en der» ving, nog materieele en geestelijke gewelddadig* heid, die alles geoorloofd acht en geen grenzen kent. En er is nog geen genoegzaam hoopvolle aanduiding, dat dit alles binnen afzienbare tijd ten goede zal worden opgelost. Wel is er een sterke poging, een geestdriftige gezindheid om het Beest kapitalisme de baas te worden en een wild, onmetelijk optimisme, dat wijst naar verre perspectieven, die ook de onze zijn, maar die wij wel op geheel andere wijze heb* ben te benaderen.